Nieuwe Drentse Volksalmanak 2003 Jaarboek voor geschiedenis en archeologie Redactie

8

Transcript of Nieuwe Drentse Volksalmanak 2003 Jaarboek voor geschiedenis en archeologie Redactie

Nieuwe Drentse Volksalmanak 2003

Jaarboek voor geschiedenis en archeologie

Redactie:

DRS J. BOS - DR H. NIJKEUTER DR W.A.B. VAN DER SANDEN - DRS V.T. VAN VILSTEREN

DR M.A.W. GERDING, secretaris van de redactie

120e jaar

ASSEN MMIII

Nieuwe gegevens over oud hout Een lanspuntschacht uit Erica en een bijlsteel uit

Nieuw- Weerdinge

O. BRINKKEMPER EN E. DRENTH

In het kader van een studie naar houten bijlstelen en dito lanspunt-/speerpuntschachten uit de bronstijd in Nederland (zie voor een verslag van de voorlopige resultaten Drenth en Brinkkemper 2002) zijn op 12 april 2002 de houtresten in een bronzen lans- of speerpunt uit Erica en een bronzen kokerbijl uit Nieuw-Weerdinge onderzocht. Beide maken deel uit van de collectie van het Drents Museum1. Het onderzoek bestond eruit dat het hout aller- eerst met een stereomicroscoop (gebruikte vergroting 5-35x) is bestudeerd. Omdat het ringporig hout bleek te betreffen, is vervolgens met een scherp scheermesje een zeer dun plakje van de tangentiale zijde - het verticale vlak parallel aan de jaarringen - van het hout gesneden. Dit preparaat is met behulp van een doorvallendlichtmicroscoop onderzocht. Daamaast zijn ook van de dwarsdoorsneden van de steel en de schacht preparaten gemaakt, die eveneens met de genoemde microscoop zijn bekeken. In fig. 1 is aangegeven welke verschillende zijden bij houtonderzoek worden onderscheiden. In deze bijdrage presenteren we de resultaten van het houtonderzoek. Daarbij wordt kort ingegaan op het type bronzen voorwerp waarin de houtresten zich bevinden, de bijbeho- rende datering en de vondstomstandigheden.

Tangentiaal

Fig. 1. Schematisch overzicht van de verschillende doorsneden van hout. Naar Schweingruber 1978.

152

Gebruiker
Gebruiker
Gebruiker

De lanspunt van Erica Deze lans- of speerpunt is eerder gepubliceerd door Butler (1987, 32: noot 5 en fig. 5:10)2 en Essink en Hielkema (1997/98, 303: cat.nr. 201). Het object (inventarisnummer 1934/III 4) is gevonden aan de Noorderstraat, op de grens van Erica en het Amsterdam- sche Veld, gem. Emmen, op een diepte van 1,2 m op de bodem van een voormalig stroompje (‘Gev. [gevonden] . . ... in 1.20 los gemaakten grond, waar vroeger blijkbaar een stroompje had doorgeloopen, op welks bodem het voorwerp lag.’)3. De lanspunt wordt gekenmerkt door een langgerekt, hartvormig blad, waarvan de lange zijden enigszins concaaf lopen, en door een kegelvormige schacht met daarin twee pingaten (fig. 2). Typo- morfologisch behoort het tot de groep van lanspunten met een vlamvormig blad. Deze

Fig. 2. Lanspunt van Erica. Tussen het boven- en zijaanzicht van het bronzen voorwerp is het restant van de houten Schacht afgebeeld. Naar Butler 1987.

153

Gebruiker

groep lanspunten dateert uit de midden- en late bronstijd (Butler 1987, speciaal 13 en 17; Jacob-Friesen 1967), dat wil zeggen de perioden van respectievelijk ca. 1 575-1200 v.Chr. en ca. 1200-800 v.Chr. (periodisering en bijbehorende jaartallen naar Lanting en Van der Plicht 2001/2002). Het archeobotanische onderzoek heeft geleerd dat de houten schacht, waarvan de reste- rende lengte 5,4 cm bedraagt, gemaakt is van hout van de es (Fraxinus excelsior). Het betreft zeker geen rondhout, dat wil zeggen dat de oorspronkelijke omtrek van het hout intact is. Mogelijk is de schacht gemaakt van een rond gemaakt vierde deel van een tak of stam. Het resterende hout heeft thans een maximale diameter van 1,l cm. De koker- mond heeft een binnendiameter van 1,9 cm.

De bijl van Nieuw-Weerdinge In het Sijpelveen te Nieuw-Weerdinge, meer precies in het grauwveen ofwel de bolster op veenplaats 31 nabij Nieuwe Schutting, gemeente Emmen, is in 1928 een geoorde bronzen kokerbijl (fig. 3) met daarin een rest van de bijbehorende houten steel ontdekt (Essink en Hielkema 1997/98, 288: cat.nr. 49)4. De vondst is ingeboekt onder het num- mer 1928/II 2. De bronzen bijl is te beschouwen als een lokaal of regionaal product van de zogeheten Hunze-Eems-industrie; het betreft in dit geval de variant ‘met imitatie-vleugelversiering in omtreklijn’ (Butler 1961, speciaal 217 en 232). Kokerbijlen van de Hunze-Eems- industrie dateren uit de tweede helft van de late bronstijd (ca. 925-800 v.Chr.), getuige associaties met andere bronzen artefacten (Butler 1961; Eisveld Bosch 1980). Een hou- ten steelrest in een kokerbijl van het type Hunze-Eems die gevonden werd te Leuth, gem. Ubbergen, is C14-gedateerd op 2760 ± 50 BP (GrN-7486; Lanting en Van der Plicht

Fig. 3. Kokerbijl van Nieuw-Weerdinge. Naar Butler 1961

154

Gebruiker
Gebruiker
Gebruiker

2001/2002, 173). Kalibratie (2σ) met behulp van het computerprogramma Ca125 resul- teert in de datering 1003-815 v.Chr. Deze uitkomst komt goed overeen met de bovenge- noemde datering op basis van associaties. Uit het archeobotanische onderzoek komt naar voren dat de steel (restlengte 2,3 cm; grootste breedte nu 0,7 cm) gemaakt is van essenhout. Het was vanwege fragmentatie van het hout niet te achterhalen uit welk deel van de boom het artefact vervaardigd is. Wel kon worden vastgesteld dat het moet gaan om een stuk hout met een diameter van ten minste 1,4 cm.

Tot besluit Vanwege zijn fysische eigenschappen, zoals hardheid en elasticiteit, is essenhout uiter- mate geschikt voor de vervaardiging van handvatten. Uit ons eerdere onderzoek blijkt dat lanspuntschachten uit de bronstijd die in Nederland zijn aangetroffen vaker van deze houtsoort zijn vervaardigd (Drenth en Brinkkemper 2002). Daarentegen zijn bijlstelen uit deze periode die tot dusver ten onzent ontdekt en gedetermineerd zijn, vooral vervaardigd uit hout van de eik. Deze houtsoort is op grond van zijn fysische eigenschappen niet te verwachten wanneer er gekapt en gehakt moet worden. Derhalve vermoeden wij dat in het geval van eikenhout de steel niet zozeer een functionele maar vooral een symbolische betekenis had (zie voor meer informatie Drenth en Brinkkemper 2002). Essenhout i s op houtanatomische gronden vrij eenvoudig te onderscheiden (fig. 4, Schweingruber 1978). Al met een eenvoudige handloep kan worden waargenomen dat het een ringporige houtsoort is, waarbij in het voorjaarshout vaatbundels met grote dia- meter worden gevormd en in het najaarshout vaatbundels met kleine diameter. De jaar- ringen zijn daardoor zeer duidelijk zichtbaar, evenals de als concentrische puntjes waar- neembare wijde voorjaarsvaten. Binnen de inheemse Nederlandse flora komen drie ring- porige houtsoorten voor: eik (Quercus spec.), iep (Ulmus spec.) en es. Aan de hand van een preparaat van de tangentiale zijde, zoals gezegd het vlak parallel aan de jaarringen, is

Fig. 4. Microscopische opname van essenhout. Links dwarsdoorsnede (vergroting 40x). Rechts tangen- tiale doorsnede (vergroting 100x). Naar Schweingruber 1978).

155

Gebruiker

het onderscheid tussen deze drie soorten te maken. Daarvoor wordt de celbreedte van de radiaal verlopende houtstralen gebruikt. Bij de es zijn deze stralen twee tot drie cellen breed, bij de iep drie tot vijf cellen en bij de eik komen naast één cel brede stralen zoge- noemde multiseriate stralen voor, die beduidend meer dan vijf cellen breed zijn. Beide gedetermineerde objecten bevatten stralen van twee tot drie cellen breed. Het preparaat van de dwarsdoorsnede dient ter verdere controle. Bij essenhout, zoals in de gevallen van Erica en Nieuw-Weerdinge, vertoont deze dwarsdoorsnede de kenmerkende, regelmatige verspreiding van de vaten in het najaarshout. De kenmerkende tangentiale banden van vaten in het najaarshout die karakteristiek zijn voor het hout van de iep bleken bij de hier gepresenteerde houten objecten niet voor te komen.

NOTEN

1Wij willen JR. Beuker, J. Bruggink, drs. BMJ. Mater en drs. V.T. van Vilsteren (allen Drents Museum, Assen) bedanken voor hun hulp bij de totstandkoming van het huidige artikel. Ook zijn wij dr. WAB. van der Sanden (Drents Plateau,Assen) erkentelijk voor inlichtingen over de vindplaats van de bijl uit Nieuw-Weerdinge en het becommentariëren van een eerde- reversie van dit artikel. Ten slotte zeggen wij dr. JJ. Butler en H. Steegstra (beiden Groninger Instituut voor Archeologie, Rijksuniversiteit Groningen) dank voor de toelichting op de lanspunt van Erica en de informatie over kokerbijlen van de Hunze-Eems-industrie. 2 Door Butler (1987,32 noot 5) wordt echter als inventarisnummer 1954.3.4 en als herkomst ‘Drenthe. ..no exact prove- nance’ gegeven. Dit is, zoals de huidige bijdrage toont, onjuist. 3 Deze gegevens zijn ontleend aan een van de inventarisboekjes van het Drents Museum. Hetzelfde geldt voor de in dit arti- kel beschreven kokerbijl uit Nieuw-Weerdinge. 4 De centrale coördinaten van veenplaats 37 zijn ca. 262.60/540.00 (kaartblad 18A).

LITERATUUR

Butler, J.J., 1961: De Noordnederlandse fabrikanten van bijlen in de Late Bronstijd en hun Produkten. Een bijdrage tot de omschrijving van de Hunze-Eems industrie in de 8ste eeuw v. Chr., Nieuwe Drentse Volksalmanak79,199-233.

Butler, J.J., 1987: Bronze Age connections: France and the Netherlands, Palaeohistoria 29, 9-34. Drenth, E. en O. Brinkkemper 2002: Houten bijlstelen en lanspuntschachten uit de bronstijd in Nederland, met speciale

aandacht voor hun symbolische betekenis, Lunula. Archaeologia protohistoria X, 19-25. Eisveld Bosch, A., 1980: Het bronsdepot van Schoonebeek, gem. Schoonebeek, Nie uwe Drentse Volksalmanak 97,135-

148. Essink, M. en J. Hielkema 1997/98: Rituele depositie van bronzen voorwerpen in Noord-Nederland, Palaeohistoria

39/40, 277-321. Jacob-Friesen, G., 1967: Bronzezeitliche Lanzenspitzen Norddeutschlands und Skandinaviens, Hildesheim (= Ver-

öffentlichungen der urgeschichtlichen Sammlungen des Landesmuseums zu Hannover, 17). Lanting, J.N. en J.D. van der Plicht 2001/2002: De 14C-chronologie van de Nederlandse pre- en protohistorie. IV:

Bronstijd en vroege ijzertijd, Palaeohistoria 43/44, 117-262. Sanden, W.A.B. van der, 1994. Archeologie in Drenthe 1991-1992, Nieuwe Drentse Volksalmanak 111, 173-196. Schweingruber, F.H., 1978: Microscopic Wood Anatomy, Zug.

156

Gebruiker
Gebruiker

.

SUMMARY

New information on ancient wood. A spearhead shaft from Erica and an axe haft from Nieuw-Weerdinge

This paper discusses the results of an archaeobotanical analysis of wood remains found in two bronze objects that were discovered in the province of Drenthe. The first find is a pegged spearhead with a flame-shaped blade which was discovered along Noorderstraat, at the boundary of Erica and Amsterdamsche Veld, municipality of Emmen. It was found at the bottom of a former stream. The spearhead can be dated to the Middle or Late Bron- ze Age (c. 1575-1200 cal BC and c . 1200-800 cal BC, respectively) on typological grounds. The remains of the shaft that were found in the socket of the spearhead were identified as ash wood (Fraxinus excelsior). The shaft was certainly not made of round- wood; it may have been shaped from a quarter of a branch or a trunk.

The second object studied is a socketed axe which can on typological grounds be associated with the native Hunze-Ems industry of the later phase of the Late Bronze Age (c. 925-800 cal BC). The axe was found in a layer of peat of the ‘Sijpelveen’ bog near Nieuw-Weerdinge, municipality of Emmen, in 1928. Its haft remains were found to be ash wood. It is not known from which part of the tree the handle was made.

Dr. O. Brinkkemper Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek Postbus 1600 3800 BP Amersfoort [email protected]

Drs. E. Drenth Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek Postbus 1600 3800 BP Amersfoort [email protected]

157