Ingehaald door de geschiedenis? Kanttekeningen bij de vraagstelling van Recht, Orde en Vrijheid...

8
Filosofie & Praktijk Inhoud Inleiding 3 Epistemische deugden en de wereldwijde financiële crisis 5 Boudewijn de Bruin Symposium: kunnen we leren van de geschiedenis? 15 Cees Maris, Inleiding 15 Frans Jacobs, Kan het politieke liberalisme leren van de geschiedenis? 16 James Kennedy, A Whig Interpretation of History? 25 Wouter Veraart, Ingehaald door de geschiedenis? 29 Herman van Erp, Geschiedenis en leerproces 35 Cees Maris, Wat nu? Zei Pichegru 44 Minima Philosophica: De biecht van Armstrong 54 Jan Vorstenbosch Gegarandeerd omstreden: psychiatrische classificatie in historisch en filosofisch perspectief 58 Alan Ralston Reacties: De Europese Unie als normatieve macht: een reactie op Menno R. Kamminga 76 Ronald Tinnevelt Reactie op Boekbespreking: Cultuur als Gesamtkunstwerk 82 Hub Zwart Recensie: Het wonder van de liefde 85 Katrien Schaubroeck Signalementen 91 Katern van de Vereniging voor Filosofische Praktijk (VFP) 95 m.m.v. Dries Boele, Peter Harteloh, Eite Veening en Erik Boers

Transcript of Ingehaald door de geschiedenis? Kanttekeningen bij de vraagstelling van Recht, Orde en Vrijheid...

Filosofie & Praktijk

Inhoud

Inleiding 3

Epistemische deugden en de wereldwijde financiële crisis 5

Boudewijn de Bruin

Symposium: kunnen we leren van de geschiedenis? 15

Cees Maris, Inleiding 15

Frans Jacobs, Kan het politieke liberalisme leren van de geschiedenis? 16

James Kennedy, A Whig Interpretation of History? 25

Wouter Veraart, Ingehaald door de geschiedenis? 29

Herman van Erp, Geschiedenis en leerproces 35

Cees Maris, Wat nu? Zei Pichegru 44

Minima Philosophica: De biecht van Armstrong 54

Jan Vorstenbosch

Gegarandeerd omstreden: psychiatrische classificatie

in historisch en filosofisch perspectief 58

Alan Ralston

Reacties:

De Europese Unie als normatieve macht: een

reactie op Menno R. Kamminga 76

Ronald Tinnevelt

Reactie op Boekbespreking: Cultuur als Gesamtkunstwerk 82

Hub Zwart

Recensie:

Het wonder van de liefde 85

Katrien Schaubroeck

Signalementen 91

Katern van de Vereniging voor Filosofische Praktijk (VFP) 95

m.m.v. Dries Boele, Peter Harteloh, Eite Veening en Erik Boers

2

Filosofie & praktijk

Redactie:R. Claassen (RUL) P. Delaere (EUR)A. Kalis (UU)J. Keulartz (WU/RUN)P. Kockelkoren (UT)J.P. Koenis (UM)C.W. Maris (UvA)H. Pott (EUR/UM)T. Vink (PF)

Artikelen, recensies, boeken ter recensie, mededelin-gen tbv. de agenda alsmede reacties of ingezonden brieven kunt u zenden naar de eindredacteur en redac-tiesecretaris dr. Ton Vink, Ommershofselaan 10, 6881 RT Velp (Gld.), tel. 026 – 44 260 60, fax 026 – 44 201 71, e-mail: [email protected]

De gewenste omvang van artikelen (inclusief noten en literatuur) ligt tussen de drie- en zesduizend woorden. Wenken voor auteurs zijn op aanvraag beschikbaar.

Contactadres voor de Vereniging van Ethici in Neder-land: dr. Louis Logister, Scheldestraat 42, 5215 HC ’s Hertogenbosch, tel. 073-7370027, [email protected]

Advertentie-opgave: zie uitgever.

Uitgever en administratieUitgeverij DAMON, Postbus 2014, 6020 AA Budel; tel. 0495 – 499 319, fax 0495 – 499 889, e-mail: [email protected]: SNS-bank rek.nr. 92.34.30.512Voor België: Fortis Bank Hamont rek. nr. 235-0403745-43

Jaarabonnementen voor Nederland € 37,- 4 nrs. (incl. verzendkosten)Jaarabonnementen voor buitenland € 42,- 4 nrs.Voor leden van de Vereniging van Ethici: € 59,- (en buitenland € 64,-)(lidmaatschap en abonnement)Studentenabonnement (na ontvangst kopie college-kaart) € 30,-Abonnement loopt van 1 januari t/m 31 december.

Losse uitgaven € 12,50Verkrijgbaar in de boekhandel of bij Uitgeverij DAMON.

F&P is een uitgave van de Stichting F&P. KvK 09209042. Donateurs kunnen de Stichting F&P steunen op rek.nr. 496929 t.n.v. St. F&P, Velp.

Contactadres Vereniging voor Filosofische praktijk: Reinskje Talhout, [email protected], 0302932556.

De auteurs van de bijdragen aan dit themanummer staan zelf garant voor de rechtmatigheid van het gebruik van de afbeeldingen in hun artikel.

Filosofie & Praktijk verschijnt vier maal per jaar. F & P stelt zich ten doel praktische problemen uit het openbare leven, zowel van algemeen maatschappelijke als van politieke aard, te bespreken. Het wil discussies hierover verhelderen door de argumenten en redeneringen te ontleden en te toetsen met behulp van filoso-fische inzichten en methoden. Het wil dit doen door middel van heldere analyses die voor een breed publiek toegankelijk zijn. Daarmee beoogt het tijdschrift de rationaliteit van de openbare discussie te bevorderen en de mogelijkheid tot een persoonlijke positiekeuze te vergroten.

ISSN 0167-2444ISBN 978 94 6036 179 1NUR 730Trefw.: filosofie

Copyright © 2013 Uitgeverij DAMON Budel

Alle rechten voorbehouden. Niets van deze uitgave mag worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, mikrofilm of op welke andere wijze dan ook zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 juncto het Besluit van 20 juni 1974, St.b. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, St.b. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden.

FILOSOFIE & PRAKTIJK JAARGANG 34 - N.4 29

Ingehaald door de geschiedenis? Kanttekeningen bij de vraagstelling van Recht, Orde en Vrijheid

Wouter Veraart

“Tegen het einde van de twintigste eeuw, betoogt Fukuyama, heeft de geschie-denis ons geleerd dat het liberalisme de enige politieke theorie is die men nog serieus kan nemen.” (ROV, p. 450.) “Wanneer we […] een terugblik werpen op de geschiedenis der rechts-filosofie, dan moeten we constateren, dat de eeuwenlange worsteling om de grond slagen van het recht te vinden nog tot weinig vaststaande resultaten heeft gevoerd en dat we met Kant kunnen zeggen: ‘Noch Suchen die Juristen eine Definition zu ihrem Begriffe vom Recht’.”1

Onwillige anderdenkenden

Recht, Orde en Vrijheid, waarvan nu een derde gewijzigde druk is verschenen, wordt aan de VU al jarenlang gebruikt als verplicht studieboek voor rechten-studenten bij het vak Encyclopedie I in het eerste bachelorjaar. Dit vak bevat een historische inleiding in de rechtsfilosofie, waarbij belangrijke (rechts-)-filosofen uit de (westerse) ideeëngeschiedenis in vogelvlucht de revue passe-ren: Plato, Aristoteles, Thomas van Aquino, Grotius, Hobbes, Locke, Rousseau, Kant, Mill, Marx, Hart, Dworkin, Habermas en Rawls. In het derde bachelor-jaar krijgt de rechtenstudent aan de VU nog een tweede rechtsfilosofisch vak, Encyclopedie II. Dit vak biedt een op actuele maatschappelijke en juridische vraagstukken toegesneden inleiding in de hedendaagse rechtsfilosofie. Bij dit vak kan worden teruggegrepen op de ideeënhistorische basis die in het eerste jaar in Encyclopedie 1 is gelegd. ROV voorziet duidelijk in een behoefte, al is het maar omdat het één van de weinige Nederlandstalige studieboeken is dat een op rechtenstudenten toe-gesneden ideeënhistorische inleiding in de rechtsfilosofie bevat, waarbij aan een groot aantal relevante denkers in chronologische volgorde aandacht wordt besteed.2 Andere Nederlandstalige studieboeken op het terrein van de rechts-filosofie zijn meestal thematisch opgezet, waarbij aan (rechts)filosofie van vóór

1 H.J. van Eikema Hommes, Hoofdlijnen van de geschiedenis der rechtsfilosofie, Deventer: Kluwer 1981, p. 324.

2 Het boek van Van Eikema Hommes doet hetzelfde, maar is inmiddels verouderd en voor het juridisch onderwijs niet meer bruikbaar.

30

de Verlichting doorgaans maar weinig of sterk selectieve aandacht wordt be-steed.3

Kritiek op het boek van de kant van de studenten is er altijd geweest. Eer-stejaars rechtenstudenten hebben vaak moeite met het verwerken van de grote hoeveelheid informatie over denkers en theorieën die zij in ROV aantreffen. De hoofdstukken zijn bovendien door verschillende auteurs geschreven die elk een eigen betoogtrant en stijl hebben, hetgeen de leeservaring voor onervaren en filosofisch onbeschreven eerstejaars studenten bemoeilijkt. In deze bijdrage gaat het mij echter om een ander type kritiek dat op ROV mogelijk is. Die kritiek betreft de centrale vraagstelling van het boek, de sleutel waarin het verhaal van de geschiedenis van de rechtsfilosofie aan studenten verteld wordt. Mijn bezwaar is dat in dat verhaal de op de Verlichtingswaarden gebaseerde liberale democratie als een soort eindpunt in een indrukwekkende geschiedenis van (westerse) intellectuele vooruitgang wordt gepresenteerd; als een ‘oplossing’ waarvoor waarschijnlijk geen beter alternatief bestaat.4 De ‘be-langrijkste’ vraag die dan nog overblijft is de vraag die in ROV centraal staat: in hoeverre is het mogelijk de idealen van vrijheid en gelijkheid zoals die in de liberale democratische rechtsstaat tot uitdrukking worden gebracht, aan onwil-lige andersdenkenden op te leggen? In hoeverre kunnen de – in het ‘westen’ ontwikkelde – idealen van vrijheid en gelijkheid aanspraak maken op univer-sele gelding?5

Natuurlijke ontwikkelingsgang

Met deze ‘sleutel’ en vraagstelling wekken de auteurs bedoeld of onbedoeld de indruk dat er een soort natuurlijke ontwikkelingsgang in de geschiedenis van de rechtsfilosofie zou zitten die met enige horten en stoten uitmondt in Ver-lichtingswaarden, mensenrechten en de democratische rechtsstaat. Het is, met andere woorden, alsof de ogenschijnlijk beschrijvende ‘historische inleiding’ wel degelijk een normatieve pointe bevat en een eigen teleologie. Daarmee wijken de auteurs van ROV overigens niet af van hoe historische inleidingen in de wijsbegeerte van het recht vaker worden geschreven; als een ontwikkeling die een soort ‘eindpunt’ lijkt te kunnen vinden in de positie die (mede) gedra-gen wordt door de auteur of auteurs. Iets soortgelijks doet bijvoorbeeld H.J. van Eikema Hommes in Hoofdlijnen van de geschiedenis der rechts filosofie,

3 Zie bijvoorbeeld Th. Mertens, Mens & Mensenrechten. Basisboek Rechtsfilosofie, Amsterdam: Boom 2012 en P.C. Westerman, Recht als raadsel. Een inleiding in de rechtsfilosofie, Zutphen: Uitgeverij Paris 2012.

4 Hiermee knoop ik direct aan bij kritiek die ik eerder op (onder meer) ROV heb geuit. Zie W.J. Veraart, “Onderwijs in rechtsfilosofie moet op de helling”, Ars Aequi 2004/3, p. 210-212.

5 ROV, p. 42: “De centrale vraag van Recht, Orde en Vrijheid luidt in hoeverre de liberale Verlichtingswaarden kunnen dienen als universele grondslag voor het recht.”

SYMPOSIUM: KUNNEN WE LEREN VAN DE GESCHIEDENIS?

FILOSOFIE & PRAKTIJK JAARGANG 34 - N.4 31

waarvan de tweede, tevens laatste druk in 1981 is verschenen. Hoewel het ci-taat waarmee ik deze bijdrage ben begonnen anders doet vermoeden, acht ook Van Eikema Hommes het “[…] gewenst om de hoofdlijnen van de geschiedenis der rechtsfilosofie […] af te ronden met een laatste hoofdstuk, waarin de lezer […] een overzicht en samenvatting vindt van mijn opvatting der elementaire en samengestelde grondbegrippen en de verhouding van staat en maatschappij.” (Van Eikema Hommes, p. 325) In het tijdperk na Hegel blijkt de formulering van een soort eindpunt “van de hoofdlijnen van de geschiedenis der rechtsfilosofie”, samenvallend met de positie van degene die die geschiedenis uit de doeken doet, telkens weer even arbitrair.6 Het ‘eindpunt’ van ROV draagt het merkteken van de jaren negentig van de vorige eeuw, de tijd waarin het boek is ontstaan. De eerste druk dateert uit 1991, een tweede, herziene druk uit 1997. Het morele en theoretische ‘ge-lijk’ van de democratische rechtsstaat naar westers model vond in die periode zijn geopolitieke bevestiging in het uiteenvallen van de Sovjet Unie en de Val van de Muur en zijn filosofische bevestiging in, onder meer, de theorieën van John Rawls en Jürgen Habermas.7 In deze bijzondere historische context is de vraag naar de al dan niet universele reikwijdte van de Verlichtingswaarden en van de op liberale leest geschoeide samenlevingsvorm relevant te noemen. De relevantie van die vraag slinkt echter weer op het moment dat de geopolitieke verhoudingen zich wijzigen en er zich plotseling heel andere maatschappelij-ke, juridische en politieke vragen aandienen. Precies dat is na de terroristische aanslagen op het WTC in New York op 9 september 2001 gebeurd. Interessant is dat in ROV in de derde en laatste druk uit 2011 aan het slot naar de politieke denker Francis Fukuyama wordt verwezen8 die zoals bekend in 1992 het einde van de (ideologische) geschiedenis verkondigde en daarbij de eindoverwinning gunde aan de liberale filosofie.9 In die tijd werd hij er wereldberoemd door, nadien (na 9/11) heeft hij er vooral last van gehad. Over de centrale vraagstelling van ROV kan niet hetzelfde worden gezegd, maar wel lijkt deze vraagstelling na 9/11 niet meer dezelfde zeggingskracht te hebben als in het laatste decennium van de twintigste eeuw, toen, zoals ROV ook ver-meldt, progressief liberale denkers hun ‘optimisme’ nog volop uitdroegen (Vgl. ROV, p. 450).

6 Wat er dan gebeurt, doet enigszins denken aan de volgende, onbedoeld ironische titel van een Duitse introductie in de rechtsgeschiedenis: Uwe Wesel, Geschichte des Rechts. Von

den Frühformen bis zum Vertrag von Maastricht, München: C.H. Beck 1997. Het voorlopige, historische en singuliere ‘eindpunt’ van in dit geval de rechtsgeschiedenis krijgt onbedoeld een enorme lading, en dat geeft een komisch effect.

7 Voor alles zij hier verwezen naar het magnum opus van John Rawls, A Theory of Justice,

waarvan de eerste druk in 1971 verscheen bij Harvard University Press. 8 ROV, p. 450; zie tevens het citaat aan het begin van deze bijdrage.9 F. Fukuyama, The End of History and the Last Man, The Free Press 1992.

32

Inmiddels is het 2013. De gebeurtenissen van 9/11 liggen meer dan een decennium achter ons. In Nederland hebben in de tussentijd twee politieke moorden plaatsgevonden. Er zijn in tal van Europese landen populistische par-tijen opgekomen die het met de bescherming van fundamentele vrijheden van religieuze en culturele minderheden een stuk minder nauw plegen te willen10 nemen dan in de jaren negentig van de vorige eeuw vaste praktijk was.11 Wat in de Nederlandse context vooral opvalt is de snelle opmars van de Partij voor de Vrijheid van Geert Wilders (PVV). Deze partij pleit in haar meest recente partij-programma voor de Tweede Kamerverkiezingen openlijk voor een drastische inperking van grondrechten van ongeveer 1 miljoen Nederlanders vanwege hun godsdienstige overtuiging, bijvoorbeeld door te blijven aandringen op een verbod op de Koran in Nederland.12 Daarmee heeft zich in het hart van onze po-litieke samenleving een machtige partij gevestigd die zich, om in Rawlsiaanse termen te spreken, van de gedachte dat we elkaar als vrije en gelijke burgers dienen te respecteren – dus óók in de fundamentele vrijheid om een bepaalde religie aan te mogen hangen en te praktiseren – niet te veel meer wenst aan te trekken. In het maatschappelijk debat is de term multiculturele samenleving (een begrip dat in de jaren negentig overal resoneerde) in de afgelopen jaren onder steeds sterker wordende verdenking komen te staan. Leidende Europese po-litici zoals de Duitse bondskanselier Angela Merkel hebben verklaard dat de multiculturele samenleving is ‘mislukt’.13 De vrijheid om als migrant de eigen cultuur te ‘importeren’ mits men bereid is om in de publieke sfeer de liberale kernwaarden te omarmen, is niet langer gemeengoed. Deze brede politiek-maatschappelijke wending heeft zijn weerslag gehad op de wijze waarop ook in wetenschappelijke tijdschriften over de multiculturele samenleving wordt geschreven. Het begrip ‘multiculturele samenleving’ lijkt steeds meer in on-

10 Uiteraard opereren deze partijen graag binnen bestaande wettelijke kaders en bestaat er dus een kloof tussen wat zij zeggen te willen en uitdragen (bijvoorbeeld een verbod op de Koran) en wat zij feitelijk doen (in de praktijk is zo’n verbod juridisch onmogelijk af te dwin-gen). Dit neemt niet weg dat het voortdurend uitzenden van dergelijke boodschappen een stigmatiserend effect heeft op de wijze waarop tegen de betreffende bevolkingsgroep wordt aangekeken door werkgevers, politie, onderwijsorganisaties en tal van andere publieke en private partijen. Zie in dit kader het rapport Choice and Prejudice. Discrimination against

Muslims in Europe, London: Amnesty International 2012. 11 Illustratief voor de verandering van het maatschappelijk-politiek klimaat zijn de diverse

strafrechtelijke veroordelingen van Hans Janmaat voor het beledigen en aanzetten tot haat en discriminatie jegens vreemdelingen in het midden van de jaren negentig, die duidelijk contrasteren met de vrijspraak van Geert Wilders voor veel verder gaande uitingen als uitkomst van het tumultueuze strafproces tegen hem op 23 juni 2011.

12 Zie het rapport van de Commissie Rechtsstatelijkheid Partijprogramma’s, De Rechtsstaat,

een Quickscan. De partijprogramma’s voor de verkiezingen van 2012 rechtsstatelijk?, Den Haag 2012, p. 5 en 13.

13 Aldus Merkel op een politieke bijeenkomst op 17 oktober 2010 te Potsdam.

SYMPOSIUM: KUNNEN WE LEREN VAN DE GESCHIEDENIS?

FILOSOFIE & PRAKTIJK JAARGANG 34 - N.4 33

bruik te raken en plaats te maken voor ‘neutralere’ begrippen als ‘diversiteit’ en ‘pluriformiteit’.14

Kloof tussen filosofie en praktijk

Het is precies op dit punt waarop mijn bedenking tegen de vraagstelling van ROV aangrijpt. Enerzijds is er de door de geschiedenis geschraagde, optimis-tische vanzelfsprekendheid waarmee ROV het op tolerantie gebaseerde libe-rale model verdedigt. Anderzijds is er de pessimistische, maatschappelijke en politieke twijfel die er na de eeuwwisseling rond die liberale kernwaarde van tolerantie is ontstaan. Tussen filosofie en praktijk gaapt hier kort gezegd een flinke kloof. Is dat een probleem? Aan de ene kant niet: het feit dat een maatschappe-lijk-politieke context en een rechtsfilosofisch model schuren, maakt rechtsfi-losofisch onderwijs in beginsel juist relevant en spannend. Wat ik echter wel als problematisch ervaar is de kloof tussen enerzijds optimistische filosofische zelfverzekerdheid en anderzijds pessimistische maatschappelijke twijfel. De zelfverzekerde wijze waarop de auteurs zich afvragen hoe universeel hun tole-rante, liberale oplossing voor menselijke samenleven precies is, wringt met hun eigen constatering, aan het slot van de derde druk van ROV, dat inmiddels “de Nederlandse tolerantie door in- en uitwendige oorzaken onder druk [staat]”.(ROV p. 457) Die in het oog springende discrepantie is steeds moeilijker uit te leggen. Daarmee wil ik niet gezegd hebben dat bijvoorbeeld het politiek liberalis-me van John Rawls, dat in ROV vrij uitvoerig wordt behandeld, in de huidige tijd niet meer relevant zou zijn of niet meer zou moeten worden onderwezen. Wel lijkt de theorie van Rawls in maatschappelijk rustiger tijden een stuk beter te gedijen, alsof de correspondentie (het ‘reflexieve evenwicht’) tussen ener-zijds abstracte theorie en anderzijds praktische wijsheid die uit de menselij-ke ervaring stamt dan gemakkelijker kan worden gevonden. Mogelijk vraagt een turbulente periode, waarin fundamentele waarden op het spel staan, in het onderwijs om andere soorten filosofie en om andere, alternatieve filosofi-sche benaderingen; meer aarzelend en problematiserend, meer ruimte latend voor verbeelding, zelfkritiek en verschil en minder trefzeker en systematisch-dogmatisch. Ofwel: iets meer de zoekende alledaagsheid van bijvoorbeeld

14 Inmiddels is het binnen het nieuwe onderzoeksveld van de digital humanities goed mogelijk om deze specifieke aanname empirisch te toetsen. Het zou een onderzoeksproject zijn, dat ik van harte zou toejuichen.

34

Montaigne15, de beeldtaal van Hobbes16 of de ontregelende ironie van Foucault en iets minder de abstracte systeembouw van Kant of Rawls. Primum vivere, deinde philosophari. Als de waarde van tolerantie maat-schappelijk wordt betwijfeld, dan zal het belang van die waarde zelf in het rechtsfilosofie-onderwijs op de pijnbank moeten worden gelegd; waarbij die waarde idealiter door studenten zelf opnieuw gefundeerd wordt (of niet). Het gaat dan niet zozeer om de vraag naar haar mogelijke universele gelding, maar juist om de problematisering van die waarde als concrete waarde, in het mid-den van een conflict. Ook bij een dergelijke ‘focus’ is de geschiedenis van de rechtsfilosofie nog steeds onmisbaar. De fundering van tolerantie als dragende waarde voor een politieke vorm van samenleven lijkt vanaf de vroegmoderne tijd in elke oorlog te zijn weggeslagen en vervolgens, vaak in het midden van de strijd, door filosofen en anderen, opnieuw (en steeds weer op een iets andere wijze) te zijn gelegd. Leven en werk van denkers als Grotius, Hobbes en Locke die alle drie in ROV worden behandeld en schreven in een tijd van bloedige godsdienstoorlogen, maken dat ogenblikkelijk duidelijk. In de twintigste eeuw is er een hele generatie denkers (onder wie Radbruch en Lévinas) wier den-ken door de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog sterk is gemarkeerd. Goede rechtsfilosofie slaagt er met andere woorden in contact te maken met en tentatieve antwoorden te formuleren op de eigentijdse historische dieptepun-ten en blijkt daarbij veel kracht te putten uit haar eigen historische wortels. Het klinkt als een paradox, maar zonder toegang tot de geschiedenis van ideeën is het waarschijnlijk onmogelijk om met nieuwe antwoorden te komen op de problemen van deze tijd. Ten slotte: wat hier over tolerantie gezegd is, had ook over andere libe-rale kernbegrippen zoals ‘westers’ en ‘niet westers’, de scheiding tussen publiek en privaat, autonomie en slachtofferschap of multiculturele samenle-ving kunnen worden gezegd. We leven in een tijd waarin die begrippen lij-ken te schuiven en veel minder zekerheid geven dan we lange tijd gewend zijn geweest. Aanstormende generaties zullen aan die schuivende begrip-pen opnieuw invulling moeten gaan geven. Een historische inleiding in de rechtsfilosofie als een verplicht vak in het curriculum van de bacheloropleiding rechtsgeleerdheid is en blijft daarvoor naar mijn stellige indruk onmisbaar. Over de auteur

Wouter Veraart is hoogleraar Encyclopedie der Rechtswetenschap en Rechtsfi-losofie aan de VU.

15 Voor het door godsdienstoorlogen geteisterde leven van de veelzijdige Montaigne, zie Sarah Bakewell, How to Live: Or A Life of Montaigne in One Question and Twenty Attempts at an

Answer, New York: Other Press 2011.16 Zie daaromtrent Philip Manow, Politische Ursprungsphantasien. Der Leviathan und sein

Erbe, Konstanz: Konstanz University Press 2011.

SYMPOSIUM: KUNNEN WE LEREN VAN DE GESCHIEDENIS?