'Delftse handschriften en boekverluchting', De stad Delft. Cultuur en maatschappij tot 1572, ex.cat....

14
C.A. Chavannes-Mazel & J.G.C. Venner, 'Delfste handschriften en boekverluchting', in: De Stad Delft. Cultuur en maatschappij tot 1572, exh.cat. Delft (Prinsenhof) 1979-1980, pp. 134-137 en afb. 240-251.

Transcript of 'Delftse handschriften en boekverluchting', De stad Delft. Cultuur en maatschappij tot 1572, ex.cat....

C.A. Chavannes-Mazel & J.G.C. Venner, 'Delfste handschriften en boekverluchting', in: De Stad Delft. Cultuur en maatschappij tot 1572, exh.cat. Delft (Prinsenhof) 1979-1980, pp. 134-137 en afb. 240-251.

II

INHOUDSOPGA VE biz. IV

v

VI

2 9

18 19

24

32

38 40

51 54 59 61

64 67

69 72 74 80 84

84

88 92 98

100

106 108 113

116 118 121

123

127 129 131

ALGEMENELITERATUUR EN LIJSTVAN AFKORTINGEN

VOORWOORD

TOELICHTING

I ONTSTAAN VAN DELFT I. Ontstaan en plattegrond van de stad Delft 2. Delft en hof van Delft

II DELFT EN HET GRAAFSCHAP HOLLAND I. Beknopt overzicht van de geschiedenis van het graafschap Holland 2. Het beleg van Delft in 1359

III BESTUUR EN JURISDICTIE I. Bestuurlijke en rechterlijke organisatie

IV BOUWKUNDIGE ASPECTEN VAN DE STAD I. De bouwgeschiedenis van de Oude Kerk

2. De bouwgeschiedenis van de Nieuwe Kerk 3. Het St. Agathaklooster

4. Het St. Barbaraklooster 5. Verdwenen kloosters uit de Delftse binnenstad 6. Het Kartuizer klooster 7. Een greep uit de vondsten van het Kartuizer klooster

8. Het klooster Sion 9. Het H. Geestzusterhuis

10. Ziekenhu izen, bouwkundige aspecten II . Het Oude Mannen- en het Oude Vrouwenhuis 12. Woonhuizen 13. Stadspoorten 14. Molens binnen de Delftse veste

15. Het kasteel Allena

V HANDEL EN ECONOMIE I. De ontwikkeling van het geldwezen 2. Delft omstreeks 1400 3. De sociaal-economische situatie in de I 6e eeuw 4. Delfshaven, de rivierhaven van Delft

VI GEESTELIJK EN SOCIAAL LEVEN I. Het geestelijk leven te Delft 2. Opkomst van het Protestantisme 3. Onderwijs: scholen

4. Onderwijs: universiteit 5. De geneeskundige verzorging 6. Apothekers

7. Won en in Delft

8. Leven in de l 6e eeuw 9. De kleding van de gewone en deftige burger

10. Liturgische kleding

J. J . Raue J. P. Winsemius

M. A. Kok en H. M. Brokken

H. W. van Leeuwen

G. Berends en R. Meischke G. Berends B. Kruimink en K. Schuur W. F. J. Freling H. C. Brouwer H. H. Vos J . G. N. Renaud en H. H. Vos J. W. Moerman L. Eekhout en W. Annema W. Annema E. J. N usselder W. F. Weve W. F. Weve E. L. van Olst en H. W. Boekwijt W. F. Weve

H. W. Jacobi D. E. H. de Boer M.A. Kok C. Hoek

M.A. Kok M.A. Kok J. Beckers en R.-A. Leeuw J . Beckers H. L. Houtzager H. A. Bosman­Jelgersma E. C. BSSe v. d. Borch tot Verwolde-Swemle A. Bruijn M. J. H. Madou M. J. H. Madou

bl:

biz. 134

138 143 149 155 157 162

165

169

VII KUNSTZINNIG LEVEN I. Delftse handschriften en boekverluchting

2. Drukkers en uitgevers te Delft: de eerste eeuw 3. Schilderkunst in Delft tot 15 72 4. Willem Danielsz. van Tetrode 5. Zilver en zilvcrsmedcn in Delft 6. Aspectcn van de Dclftse muziekgeschiedenis 7. Litcratuur en tonecl in Delft

8. Cornelis Musius

ALFABETISCHE INDEX

181 LUST VAN AUTEURS

183 LUST VAN TEKSTAFBEELDINGEN EN COLOFON

J. G. C. Venner en C. A. Chavannes­Mazel P. Valkema Blouw G. Th. M. Lemmens D. P. Oosterbaan t K. A. Citroen M. A. Vente

III

F. C. van Bohecmen en Th . C. J. van der Heyden J. Wijdeveld

H. W. van Leeuwen

claudine
Highlight
claudine
Highlight
claudine
Highlight

J 133

HOOFDSTUK VII

KUNSTZINNIG LEVEN

1. Delftse handschriften en boekverluchting 2. Drukkers en uitgevers te Delft: de eerste eeuw 3. Schilderkunst in Delft tot 1572 4. Willem Danielsz. van Tetrode 5. Zilver en zilversmeden in Delft 6. Aspecten van de Delftse muziekgeschiedenis 7. Literatuur en toneel in Delft 8. Cornelis Musi us

134 hoofdstuk Vll, I

1. DELFTSE HANDSCHRIFTEN EN BOEKVERLUCHTING J. G. C. Venner en C. A. Chavannes-Mazel

A. INHOUD EN HERKOMST J. G. C. Venner

De in Delft geschreven en versierde handschriften uit de J 5e eeuw vormen een niet onbelangrijk deel van het Delftse culturele erfgoed uit de late middeleeu­wen. Onder deze Delftse handschriften bevinden zich enkele psalters: psalmboeken met als inhoud de hon­derdvijftig psalmen uit het Oude Testament of een kleiner aantal daarvan, verder enkele brevieren. evangeliaria en gebedenboeken. De overgrote meerder­heid van de Delftse codices zijn getijdenboeken: boe­ken waarin een aantal liturgische gebeden staan, die op bepaalde uren van de dag en van de nacht gebeden werden. Alhoewel enkele van de handschriften in het Latijn zijn vervat, zijn de meeste geschreven in de volkstaal, het Middelnederlands. De boeken werdcn gebruikt door religieuzen, prive, maar vooral tijdens de kerk- en kloosterdiensten. In de I 4e en I 5e eeuw kwamen de getijdenboeken ook bij adel en gegoede burgerij steeds meer in zwang.

De inhoud van een getijdenboek kan nogal eens va­rieren, maar meestal zijn een aantal voor getijden, boeken essentiele elementen terug te vinden. Begon­nen wordt met een kalender, waarna de getijden van de Heilige Maagd Maria, die van het Heilige Kruis en die van de Heilige Geest volgen. Is het getijdenboek geschreven volgens de Geert Groote versie, dan zijn na deze drie getijden bovendien de getijden van de Eeuwige Wijsheid opgenomen. Vervolgens staan de ze­ven boetpsalmen en een litanie neergeschreven, om te sluiten met gebeden voor de overledenen en gebeden gewijd aan die heiligen, waarvoor speciale devotie be­stond. De kalender bevat per datum de naam van een heilige, van wie op die dag de feestdag is. De titanic begint met ,,Kyrie eleison", of met ,,Here ontferm di onser, Christe ontferm di onser, Here ontferm di on­ser" wanneer het getijdenboek in het Middelneder­lands geschreven is. De Drieeenheid, de Heilige Maagd Maria en de drie voornaamste aartsengelen worden in de litanie het eerst aangeroepen, waarna een groot aantal heiligen volgt.

Voor het onderzoek naar de oorsprong van een handschrift zijn onder andere twee elementen van groot belang: enerzijds de verluchting anderzijds de inhoud; de tekst en de manier waarop deze tekst ge­schreven is. Het gemakkelijkste is natuurlijk wanneer de copiist of de illuminator - het overschrijven en verluchten van een handschrift gebeurde vaak door verschillende personen - op een van de perkamen­ten bladen heeft aangegeven waar en wanneer het handschrift gemaakt werd, maar dat komt niet vaak voor. Om deze reden moet naar andere elementen ge­zocht worden, die aanwijzingen kunnen geven over de oorsprong van het bock. Hierbij zijn vooral van belang de kalender, de litanie en de gebeden. In de kalender, die de namen van de heiligen bevat, staan de geboden feestdagen in het rood geschreven, bijv.

Kerstmis en Sint Jan. Sommige heiligen zijn in ge­heel Europa rood geschreven, anderen alleen in be­paalde streken. Voor het diocees Utrecht, waartoe Delft in de Middeleeuwen behoorde is Bonifatius hier­van een voorbeeld. In een kalender nu kunnen streek­of plaatsgebonden heiligen voorkomen in rood of met rood onderstreept, die elders niet eens opgenomen wer­den. Hieruit kunnen dan conclusies getrokken worden voor wat betreft de herkomst van het handschrift. In de litanie is een vaste volgorde van de aan te roepen heiligen van toepassing. Het feit dat heiligennamen in de Iitanie ten opzichte van de normale volgorde naar voren zijn geschoven kan een duidelijke aanwijzing betekenen voor de oorsprong van het bock. Ook kan de aanwezigheid van gebeden ter ere van bepaalde hei-1 igen significant zijn voor de afkomst van het hand­schrift.

Waaruit kan nu geconcludeerd worden dat een handschrift van Delftse oorsprong is? Op de eerste plaats hebben Delftse handschriften een voor hen ka­rakteristieke randversiering, maar daarover volgt meer in het hierna volgende artikel van C. A. Cha­vannes-Mazel. lnhoudelijk moet aJlereerst de aan­dacht gericht worden op de kalender. Een kalenda­rium dat in Delft geschreven werd geeft daarvoor twee aanwijzingen. In een Delftse kalender staat op 17 augustus de naam van de Heilige Jeroen (Hiero­nymus) in rood geschreven. Deze heilige, die missio­neerde in Holland en Friesland, werd vermoord tij­dens een inval van de Noormannen bij Noordwijk. Sinds de kerstening wordt hij als streekheilige ge­vierd in het gebied dat ongeveer wordt begrensd door de driehoek Haarlem , Alphen aan den Rijn en Delft. De heilige Hippolytus, de patroonheilige van de Oude Kerk te Delft, die op 13 augustus gevierd wordt, vormt het tweede element van een typisch Delftse kalender.

Omdat in enkele Delftse handschriften (Brussel Ko­ninklijke Bibliotheek ms. 21696, Dublin Trinity Col­lege ms. K.2.32. en Krakow Museum Czartoryskich ms. 2946) expliciet staat vermeld dat ze afkomstig zijn uit het klooster van de Heilige Agnes, welk ook wel het klooster in het dal van Josaphat werd genoemd, concludeerden A. W. Byvanck en G. J. HoogewerfT dat alle handschriften met een Delftse verluchting uit dit klooster der Augustinessen moeten stammen. Bei­den verzuimden evenwel de verdere inhoud van de handschriften te bestuderen. Wanneer dit wel ge­beurt, daarbij vooral lettend op de kalender. de litanie en de gebeden, dan blijken een aantal handschriften duidelijke aanwijzingen te bezitten waaruit op te ma­ken is dat ze uit andere vrouwenkloosters in Delft zou­den kunnen stammen. Alvorens hier enkele voorbeelden van te geven moet echter opgemerkt worden dat lang niet alle handschriften uit Delft een kalender, een lita­nie of gebeden bezitten. Bovendien zijn er codices waar de drie voornoemde elementen tegenstrijdige aanwijzin­gen geven.

handschriftcn, alb. 240-251

In het getijdenboek van de Koninklijke Bibliolheek le ·s-Gravenhage, 135 G 9, met een Delftse kalender, is in de kalender de naam van de Heilige Barbara (4 december) in het rood geschreven, terwijl deze nor­maal in het zwart geschreven staat. Na gebeden aan Maria en Maria Magdalena komt een gebed dat aan Barbara is opgedragen (f. 146 v). Behalve dat staat in de litanie van de Geert Groote versie de naam van Barbara opgenomen en wel extra groot geschreven. Al deze aanwijzingen in aanmerking nemend mag wel ge­concludeerd wo rden dat dit handschrift waarschijnlijk uit het Barbaraklooster stamt. Hetzelfde geldt voor Hs. 295 , een getijdenboek dat in de Universiteits Biblio­theek te Nijmegen bewaard wordt. In het kalendarium van Hs. 295 is de naam van de Heilige Barbara met rood onderstreept. In de litanie werd ook nu weer de Heilige Barbara opgenomen, zelfs v66r de Heilige Ag­nes, die normaal in de litanie van een Geert Groote versie bij de vrouwelijke heiligen voorop staat. Tenslot­te werd in dit getijdenboek op f. 202 r. - f. 203 v. een gebed opgenomen, toegewijd aan de Heilige Bar­bara; ook nu weer voor een gebed tot de Heilige Ag­nes. Een ander duidelijk voorbeeld ter staving van de theorie dat ook andere Delftse vrouwenkloosters schrijf­en verluchtingsateliers moeten hebben gehad is het in de Koninklijke Bibliotheek bewaarde handschrift 131 H 3. Dit getijdenboek heeft twee gebeden tot de Hei­lige Anna en een tot de Heilige Augustinus, de pa­troonheilige van de orde in het Annaklooster. Het feit dat haar naam in het kaJendarium waar zij in de regel niet werd opgenomen, in het rood geschreven voor­ko mt wijst er nogmaaJs duidelijk op dat in het Anna­klooster de oo rsprong van dit handschrift ligt. Daar­enboven staat de Heilige Anna in de litanie voor alle andere vrouwennamen.

Een type van Delftse randversiering wordt aange­duid met blokrandversiering. Deze verluchting is zeer kunstzinnig met de pen aangebracht binnen een nauw afgebakend vierkant kader rond de afschrijving. Vier handschriften uit deze groep hebben duidelijke aanwij­zingen , die naar het Ursulaklooster wijzen als plaats van herkomst. In de kalender van Ltk . 287 uit de Universiteits Bibliotheek te Leiden staat Ursula of be­ter ,,der XI m maechden" in rood geschreven. Verder staat de Heilige Ursula in de litanie zelfs voor Maria Magdalena, Maria van Egypte en Agnes. Een getij­denboek dat maar een folio met blokrandversiering be­vat, 132 G 38 van de Koninklijke Bibliotheek, heeft een niet afwijkende litanie, maar de schrijfster heeft de ruimte voor het eerste gebed gebruikt voor de Heili­ge Ursula en die voor het tweede gebed voor haar elf­duizend aan Maria toegewijde maagden. Daarenboven is de middelste poot van de ,,m" in ,,der X I m maech­den" in het kalendarium met rood opgehoogd. Ook 128 D 28 en 135 E 18 uit dezelfde bibliotheek komen waarschijnlijk uit het Ursulaklooster. Het eerste hand­schrift , een evangeliarium, heeft een explicit van een schrijfster uit dat klooster en bij 135 E 18 begint de litanie van vrouwelijke heiligen met ,.Sinte Ursula" (alb. 240). Deze vier handschriften doen het vermoe­den opkomen dat de blokrandversiering alleen in het Ursulaklooster werd toegepast. Dit sluit niet uit dat aJ­daar naast deze versieringstrant ook nog andere soor-

135

ten van verluchting werden aangebracht. lndien gekeken wordt naar de volgorde in de lita­

nie, de rango rde van de gebeden en naar de schrijf­wijze van de heiligennarnen in het kalendarium dan kunnen dus drie Delftse vrouwenkloosters aangewezen worden, die, naast het klooster van de Heilige Agnes in het dal van Josaphat, een schrijf- en verluchtings­atelier hebben bezeten , namelijk het Barbaraklooster, het Annaklooster en het Ursulaklooster. MoeiJijker is het op deze wijze handschriften aan te wijzen , die uit het Agnesklooster starnmen. In de Delftse kalenders is de naam van Agnes al in het rood geschreven en in de litanie volgens Geert Groote komt zij ook reeds voor , zelfs als eerste vrouwelijke heilige. Omdat de meeste handschriften niet zulke duidelijke inschriften of aan­wijzingen vertonen, is voor een verdere identificatie van de handschriften een nog veel gedetailleerder tekstver­gelijk noodzakelijk, hetwelk zich over de gehele in­houd der getijden en gebeden zou moeten uitstrekken. Ook de bestudering van de verluchting en de cuJturele relaties tussen de verschillende Delftse kloosters zaJ hierbij van groot nut kunnen zijn. VooraJ dit laatste, bij gebrek aan uit de I 5e eeuw overgebleven beschei­den (buiten de getijdenboeken dan), zal niet gemak­kelijk zijn, maar ook het goed met elkaar vergelijken van de over heel Europa verspreide Delftse handschrif­ten zal nog enorm veel tijd en werk kosten.

8 . DE VERSIERING* C. A. Chavannes-Mazel

In de twintiger jaren groepeerde A . W. Byvanck, hoogleraar in Leiden en zoon van de directeur van de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag, een aantal hand­schriften op grond van hun randvers iering tot een .,Delftse schilderschool". Zijn theorie is in grote lijnen aanvaard , echter op een aantal punten zijn correcties aan te brengen. Hij schrijft de gehele Delftse produc­tie toe aan een klooster: het Sint Agnesklooster ,,in den dal van Josaphat", terwijl bovenstaand betoog duide­lijk heeft gemaakt dat, als men naar de inhoud van de handschriften kijkt, meerdere kloosters actief moe­ten zijn geweest. Ten tweede rangschikt Byvanck ook een aantal handschriften (onder andere enkele in het museum Plantijn in Antwerpen) onder Delft, waar­voor stilistisch weinig grond bestaat. En een derde punt is de datering: sinds er meer gedateerde Delftse handschriften in binnen- en buitenland bekend zijn blijkt het moeilijker een waterdichte chronologie bin­nen deze handschriften op te stellen.

• Een wcrkgrocp onder leiding van dr. J . P. Gumbert. lector in de Paleografic en Codicologie in Leiden heeft zich ecn half jaar in­tcnsief met de Dclftse handschriften beziggehouden. Veel gegevens heb ik daarom aan de heer Gumbert te dankcn. Daarnaast wil ik de conservatoren van de handschriftcnafdclingen van de Leidse Universitcitsbibliotheek. dr. P. F. J . Obbcma. en van de Koninklij· kc Bibliotheek in Den Haag. mevr. dr. A. S. Kortcwcg dank zeg­gen voor hun hanclijke medewerk ing.

136

Van drie boeken staat zonder meer vast, dat zij in het Delftse St Agnesklooster zijn geschreven en ver­sierd (of geillumineerd). De handschriften 21696 in de Koninklijke Bibliotheek in Brussel , K .2.32 in het Tri­nity College in Dublin , en 2946 in het museum in Krakow vermelden dit heel duidelijk. Het merkwaar­dige is echter, dat alle drie verschillende randdecoraties laten zien.

Het handschrift in Brussel (f 1 I 7r: ,,Iste liber scrip­tus et illuminatus est in monasterio Valllis) Josa­(phat)'', d.w.z.: dit boek is geschreven en versierd in het klooster in het dal van Josaphat) kent geschilder­de bladranden in uitbundige kleuren: veel goud, oranje­geel en groen (afb. 241 en 242). Om dit handschrift is de zogenaamde ,,gekleurde groep" geschaard . Daar­naast, en soms op hetzelfde blad, is blauw en rood penwerk aangebracht. De minitaturen zijn ingevoegd -zij maken geen deel uit van de katernen - en komen waarschijnlijk helemaal niet uit het St. Agnesklooster. Een klooster dat handschriften produceert hoeft name­lijk binnen haar muren geen schilders of miniaturisten te hebben, maar kan - en dat gebeurt meermalen - de nodige illustraties van buiten betrekken. Het kan zelfs voorkomen, dat een klooster alleen schrijvers of schrijf­sters heeft en ver volgens de bladen naar elders stuurt o m ze van initialen en randwerk te laten voorzien.

Een heel ander voorbeeld kan deze werkwijze tref­fend illustreren. Een in 1480 in Delft gedrukt psalte­rium werd, voor het naar de binder ging, door de eige­naar naar een van de kloosters gebracht om daar met penwerk te worden versierd als ware het een hand­schrift (Den Haag, Kon. Bibi. 151 D 21 ; afb. 249). De miniaturen in het Qrusselse handschrift zijn grisail­les, dat wil zeggen schilderingen die in overwegend grij­ze tinten zijn uitgevoerd. In meerdere Dehtse hand­schriften zijn grisailles toegevoegd, die verrassend op elkaar lijken, zo zelfs, dat men in deze eeuw aan een soort massaproductie begon te denken en een tweede theorie over een atelier van alleen grisaHles in Delft werd geboren. Hiervoor blijken nu te weinig aanwij­zingen; er komt eerder een klooster in de buurt van Leiden voor de productie van deze ,,Delftse grisailles" in aanmerking.

Het handschrift in Dublin is in veel opzichten uniek. Het draagt twee jaartallen: in 1459 heeft de schrijfster Margaretha haar werk gedaan, in 1460 is ook de overvloedige versiering voltooid. Voorts is het het grootste manuscript, dat wij uit Delft kennen . Het is een zwaar missaal in folioformaat (39 x 29 cm) terwijl het overgrote deel uit Delft bestaat uit veel kleinere getijdenboeken. Ten derde is dit het enige van de drie handschriften uit het St. Agnesklooster, waar randversiering~ gehistorieerde initialen (beginletters, waarin een kleine voorstelling is opgenomen), en mi­niaturen door een persoon zijn uitgevoerd. Oat houdt in, dat de miniaturen dus ook in het St. Agnesklooster vervaardigd moeten zijn. Hierdoor is het handschrift van uitzonderlijk belang, want van geen van de minia­turen van andere handschriften hebben we die zeker­heid.

De stijl van de randversiering sluit het meest aan bij de gekleurde stijl van het Brusselse handschrift. Kleine initialen hebben eenvoudig blauw en rood

hoofdstuk VI I, I

penwerk. Het handschrift in Krakow (gedateerd 1463) bezit

geen miniaturen, wel overvloedig blauw en rood pen­werk in de marges, waartussen zich gekleurde dieren , halffiguren en engelen bewegen. Een karakteristiek , veel voorkomend element is een geschulpt, omgekruld blad van waaruit her en der weer andere bladmotieven ontspruiten. Deze vorm van versiering wordt wel de ,.schulpversiering" genoemd.

Op grond van deze drie uit het St. Agnesklooster af­komstige handschriften kan men een vrij .groot aantal handschriften met verwante randversiering aan de Delftse nonnenkloosters toeschrijven. Zij vallen uiteen in een aantal groepen.

I. De eerste is de ,,gekleurde groep" rond de hand­schriften in Brussel en Dublin . Het zijn de minst ka­rakteristieke, maar wel de rijkste Delftse handschrif­ten. Zij zetten de traditie voort van de grote twee­dimensionale bloemenranden uit de eerste helft van de vijftiende eeuw. Felgekleurde grote acanthusbladeren wisselen af met fijne lichtgroene of gouden lovertjes en daartussen groeien bloemen in allerlei kleuren. Wat een vertrouwd motief zal worden in de hele Delftse randversiering zijn de dieren en halffiguren met spreuk­banden in de marges. Soms hebben zij iets met de in­houd van de tekst te maken , zoals in handschrift 74 G 35 uit Den Haag de vogel bovenaan folio I 5r het ,,Ave Maria" uitspreekt (de eerste woorden, die de en­gel op f 14v in zijn verkondiging tot Maria zal rich­ten) (afb. 243), maar soms zijn het ook willekeurige wijsheden in het Latijn of Middelnederlands, in rood of blauw geschreven.

Orie handschriften uit de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag (74 G 35, 76 G 24 en 76 G 26) tonen de gelijkenis met Brussel, Kon. Bibi. 21696 (vergelijk afb. 243 met 241 ). Ook in 74 G 35 zijn de grisailles ingevoegd en behoren zij niet tot de Delftse productie. De miniatuur met de Verkondiging aan Maria in het Brusselse handschrift is vrijwel identiek aan die van 74 G 35, zij het dat zij elkaars spiegelbeeld zijn -wat zijn oorzaak vindt in de reproductietechnieken en dus veel voorkomt in massaproducten - en dat op de Haagse miniatuur de Heilige Drieeenheid ontbreekt.

2. Naast de gekleurde randen kent het Brusselse handschrift ook randversiering in rode en blauwe inkt, dus niet geschilderd, maar met de pen getekend. De gekrulde acanthusbladeren worden meer gestileerd en tot een essentieel onderdeel gemaakt van de zogeheten ,,schulpgroep", ,,losse groep" of ,,groep Krakow", dit laatste omdat het handschrift uit Krakow er het zuiver­ste voorbeeld van geeft. De blauwe en rode ranken be­wegen zich los om de tekst. Er bestaan eenvoudige spe­cimina, bijvoorbeeld het handschrift in de Leidse Uni­versiteitsbibliotheek Ltk 262, en in Den Haag, Kon. Bibi. 135 G 9, iets rijkere zoals Den Haag Kon . Bibi. 78 J 4 7 (afb . 245), en zeer gecompliceerde zoals het handschrift in het Museum Meermanno-Westreenianum 10 F 2 (afb . 244). Dan wordt ook het blauw-rode penwerk verlevendigd door kleurig geschilderde bloe­men , dieren en christelijke voorstellingen. Spreukban­den zijn talrijk.

boekverluchting, afb. 240-251

3. De derde groep, misschien de meest geperfectio­neerde, heeft de elementen van de schulpgroep binnen een vast raamwerk geplaatst. Om de tekst, in de mar­ge, worden (meestal) een, twee of vier stokken gete­kend en daarlangs groeit symmetrisch het blauw-rode randwerk met of zonder anders gekleurde toevoegin­gen. De marges zijn er bijna geheel mee gevuld en omsluiten de tekst als een blok. Vandaar de naam blokrandversiering of, als aanduiding voor de hand­schriften met deze decor a tie, de ,,blokgroep". De handschriften in de Koninklijke Bibliotheek 135 E 18 (afb. 246), 128 D 28 (afb. 247), 133 E 19 en 135 F 2 en Leiden, Universiteitsbibliotheek Ltk 288 (afb . 248, een van de weinige Delftse handschriften geschreven op papier en niet op perkament) en BPL 2884 geven het karakter goed weer. Ook de ,,Duytsche souter" (Den Haag, Kon. Bibi. 151 D 21), gedrukt in Delft in 1480 (afb. 249) heeft een keurige blokrand, een bewijs hoe bekend de Delftse nonnen om hun randversiering wa­ren en hoezeer de eerste drukken uiterlijk een voortzet­ting waren van de handschriftenproductie.

Bovengenoemde drie groepen leveren geen ernstige problemen op: hun stijl is duidelijk te onderscheiden van de rest van de Noordnederlandse handschriften en er zijn aanwijzingen te over, dat zij in Delft en niet er­gens anders zijn versierd. Vooral groep 2 en 3 zijn de geschiedenis ingegaan als ,,typisch Delfts" . Welk kloos­ter of welke kloosters daarvoor precies verantwoorde­lijk zijn geweest is in verhouding tot de grote proble­men, waarvoor men met betrekking tot de localisering van de rest van de Nooranederlandse handschriften­productie wordt gesteld, van minder belang. De minia­turen zijn gewoonlijk ingevoegd, zodat deze niet in de argumentering betrokken hoeven te worden.

Het blauw-rode penwerk blijkt echter niet de enige stijl te zijn, die Delft heeft voortgebracht.

4. De ,,kriezelgroep". Het probleem rijst bij de Haagse handschriften 135 E 18 en 131 G 8 (afb. 246, 250 en 25 1 ). De eerste helft van 135 E 18 is versierd met rijke blokranden , al dan niet voorzien van een raamwerk met stokken. Op de eenvoudige bladen heb­ben zelfs de kleine initialen overal rood en blauw pen­werk. Bij folio 100 treedt er een caesuur op, die veel in de war gooit. De versiering is vanaf die bladzijde in een geheel andere stijl, echter op folio 100 recto en verso zijn de initiaal , de engel in de buitenmarge en de stok naast de tekst nog volkomen in de trant van de vorige penwerkbladzijden. Zelfs vindt men in de linker­marge van folio lOOr de voortekening voor de tweede stok, zoals ook te zien op folio 83r (afb. 246). Na folio 100 worden de figuren in de randen veel kleiner, vor­men meer een geheel met het overige randwerk en in plaats van stokken is de initiaal met een brede gouden band verbonden. Zou het handschrift naar elders zijn gestuurd om voltooid te worden , terwijl folio 100 nog half af was? Een theorie, die snel ontkracht wordt door 131 G 8, waar blauw-rood penwerk en gekleurde randen in de stijl van 135 E 18 direct naast elkaar leven. Deze stijl van geschilderde gekleurde bladeren en bloemen, met als vulornament een stralend sterretje (of zonnetje) wordt vooralsnog met de zeer onweten-

137

schappelijke term ,,kriezelgroep" aangeduid. Is de krie­zelstijl nu ook Delfts? Het moet wel, hoe on-Delfts hij er ook uit moge zien.

Nog moeilijker wordt het als blijkt dat de (ingevoeg­de) miniaturen van 131 G 8 van dezelfde hand zijn als de voorstellingen binnen de inltialen en in de marges. Ook hier is dus blijkbaar sprake van Delftse miniatu­ren. Als dat zo is , zijn dan de ingevoegde miniaturen met kriezelranden in andere Delftse handschriften (bijv. Meerman 10 F 2, Kon. Bibi. 135 E 22, en een hand­schrift in Cambridge James 25) daarom ook Delfts? Een diepgaander onderzoek zal het moeten leren.

Tenslotte de datering. Bekijkt men de gedateerde handschriften , dan blijkt schulpversiering naast gekleur­de versiering. naast kriezelversiering en naast blok­versiering voor te komen. De tot nu toe bekende ge­dateerde handschriften zijn alle (op een handschrift uit de gekleurde groep na) in de tweede helft van de vijf­tiende eeuw geschreven. Men kan niet meer zeggen dan dat de gekleurde groep de oudste is en voorname­lijk v66r 1460 voorkomt, de blokgroep meer na 1460 te dateren is en de schulpgroep eerder v66r 1470 te vinden is.

De verleidelijke gedachte om verschillende groepen aan verschillende kloosters toe te schrijven kent helaas nog te weinig grond.

De Delftse nonnen hebben een omvangrijk werk nagelaten. De indrukwekkende lijst handschriften met Delftse randversiering is zeker hog niet compleet. De hoeveelheid die bewaard is gebleven is in verhouding tot de overige Noordnederlandse vijftiende eeuwse hand­schriften zo groot, dat men op grond daarvan begon te twijfelen aan de Delftse theorie. Moest men niet gaan spreken van een regionale - Zuidhollandse - stijl, of moest men niet alle kloosters er bij betrekken, die, net als het St. Agnesklooster, tot de Congregatie van Sion behoorden? Het feit doet zich echter voor, dat re­latief veel boeken met Delftse randversiering 6f een -nog middeleeuws - eigendomsmerk hebben van een van de Delftse vrouwenkloosters, 6f in hun explicit ver­melden dat zij in een klooster daar zijn geschreven. Daarentegen is er geen enkel handschrift met het ka­rakteristieke blauw-rode penwerk , dat ergens aanwij­zirigen geeft voor een andere plaats van herkomst. Daarom mag de stad Delft zich vooralsnog blijven ver­heugen in een ,,Delftse schildersschool".

Handschriften met Delftse randversiering

Amsterdam. coll . P. J . Six ms. no. 3

Amsterdam. Un iversi teitsbibl. I G 7 (cat.no. 54 7)

Antwerpcn . Museum Plantijn-Moretus ms M. 14.19 (olim 49)(?)

Berlijn. Staa tsbibliothcck ms germ.quart . 18 (?) ms gcrm.oct. 89 (?)

Bruggc. Stadsbibliothcck ms JJ4

Brussel. Konink lijkc Bibliotheek rns 2 1696 ms 22006 rns JV J l 2

138

ms IV 504 ms IV 930(?)

Cambridge. Fitzwilliam Museum Mc Clean 91 ( 1439?) Mc Clean 97 James 25 James 135

Darmstadt. Hessische Landesbibl. ms 1964 (cat. no. 4) ms 230 (cat. no. 5)

Dublin. Trinity College ms K .2.32 ( 1459- 1460)

Enschcde. Rijksmuseum Twcnte Im .no. 188 (cat. no. 4) Inv.no. 290 (cat. no. 3) Inv.no. 291 (cat. no. 5)

Gent. Universi1ei1sbiblio1heek ms 663 (1474)

·s Gravenhage. Kon. Bibliotheek 72 J 7 74 G 35 74 H 28 75 G 5 76 G 24 76 G 26 78 J 45 78 J 47 128 D 28 (1476) 129 F 5 131 f 24 (?) 131 G I (?) 131G8 DI H 3 132 F 17 132 G 38 133 E 19 133 G 26 135 E 18 135 E 22 135 F 2 135 G 9 Ac. v. Wet. XXXVlll (Isle stuk)

·s Gra,cnhage. Museum Meermanno West reenianum 10 F 2 10 F 39 10 D 17

Kopcnhagen. Koninklijke Bibliotheek Thou 11 Fol. Thou 129 Oct.

Krakow. Museum Czartoryskich ms 2946 ( 1463)

Leiden. Universiteitsbibliotheek BPL 2391 x BPL 2884 Ltk 240 Ltk 262 Ltk 275 (?) Llk 287 Ltk 288

Ltk 296 Ltk 342 Voss. G.G.F. 7 (?)

Londcn. British Museum Egerton 675 (146 1) Add. 20034 (1465)

Londen. Vic toria & Albert Museum George Reid 36

Luik. Universi1ei1sbibliothcek ms36

Miinchcn. Hofbibliotheek cod. germ. 137 ( 1483)

Nijmegen. Universi1ei1sbibliothee~ Hs 295

O~ford. Bodlcian Library Douce 248 Rawlinson Iii. f8 ms 21.822

Sigmaringen. Fiirstliche Bibliothck ms 49 (cal. no. 55C)

hoofdstuk Vll, l e n VII , 2

U1rcch1 . Rijksmuscum Ca1harijnc Convcn1 cod. ABM 27 cod. BMH 64

Wcert. Bibliotheek Minderbroedcrs no. 3 (1487- 1488)

Weimar. Landesbibliothek ms 0 82

Literatuur (chronologisch):

A. W. Byvanck en G. J . HoogewerfT. Noord Ncderlandsche minia !Uren in handschriftcn dcr I 4c. I 5e en I 6e eeuwen vertamcld en beschrcven. 3 din. Den Haag 1922- 1925

A. W. Byvanck . .. Noord Nederlandsche minialuren. V: Een schil derschool le Delft". Oudheidkundig Jaarbock 3de serie 3 ( 1923). biz. 188·20 I.

A. Goldschmidt ... Ein im Agnclerkloster in Delft illuminiertes Mis sale von 1460". Oudheidkundig Jaarboek 3de serie 9 ( 1929). biz. 132-136.

G. J. HoogewerfT. De oord Ncdcrlandsche schilderkunst. di. 2. Den Haag 1937. bl1. 319 341.

A. W. By•anck. La miniaiure dans les Pays-Bas septen1rionaux. Parijs 1937. bl1. 99 103.

A. W. Byvanck. De middelccuwsc boekillusiratie in de Noordelijkc Ncderlanden. An1werpen/ Utrecht 1943. biz. 68-70.

Prisma der bijbelse kuns1. 1en1. Prinsenhof Dclfl 1952. biz. 225 229.

P. J. H. Vermeeren ... Delftse verluchte handschriften ter Konink lijke Bibliotheek··. Oud Delft 2 (1960). biz. 39-72.

Meesterwerken uit Delft. tent. Prinsenhof Delft 1962. biz. 22 26. De vijfhonderdste verjaring van de boekdrukkunst in de ederlan

den. tent . Brussel 1973. no. 118. C. W. de Kruyter ... The emblimatic character of the borderorna

ments in Delft codices". Quaercndo 3 (1973). biz. 21 1-216. C. W. de Kruyter ... Some problems in identifying and locating the

origins or a number or Dutch illuminated manuscripts or the last quarter of the XV Century". Quacrendo 4 ( 1974). bl1. 143 155 .

2. DRUKKERS EN UITGEVERS TE DELFT: DE EERSTE EEUW P. Valkema Blouw

In de geschiedenis van het gedrukte boek heeft Delft al vroeg een rol gespeeld. Orie jaar nadat de eerste drukkerij in ons land van start ging, werd daar een on­derneming opgericht, die op 10 januari 1477 als eerste publicatie een belangrijke uitgave deed verschijnen: de eerste Nederlandse bijbel.

Als men de vraag stelt, waarom te Delft?, dan is daar geen duidelijk antwoord op te geven. Historisch is niet te verklaren waarom , in dat jaar, te Delft, G ouda en Deventer succesvolle drukkerijen van de grond kwamen , terwijl in steden van niet minder for­maat zoals Leiden, Haarlem en Dordrecht, pas veel

HOOFDSTUK VII KUNSTZINNIG LEVEN

1 Delftse handschriften en boekverluchting

240 Getijde nboek in het Nederlands, ca. 1470. Op r 12r begint de litan ie van vrouwe lijke he iligcn met Sinte Ursula. 's-Gravc nhage, Koninklijke Bibliotheek (135 E 18). foto . Kononklijke 81bl101hcck. 's·Gravcnhaac.

24 1 G etijdenboek in het Latijn, m idden 15e eeuw. F 19v - 20r: links de Vc rkondiging aan Maria (waarschijnlij k n iet in Delft gemaakt), rechts een voorbeeld van een gekleurde De lrtse rand. Het hand­schrifi is geschreven en ve rsierd in het St. Agnesklooster. Brussel, Koninklijke Bibliotheek (ms 21696). uot A W Bl••nd en () J llooge,.crfl'. " oord· Ncdcrlandse mon11turcn on handschroOcn dcr 14c. !Sc en 16c ccuwcn vcrzamcld e n beschrcven, 3 din .. ' s·Gravcnhaac 1922-25. b iz. 209.

240

241

242 Getijdenboek in het Latijn, midden 15e ecuw. F 116v-l 17r: links Madonna met kind (waarschijnlijk niet in Dell\ gemaakt), rechts een voorbeeld van een gekleurde Delftse rand. Het handschrift is geschreven en versierd in het St. Agnesklooster. Brussel, Koninklijke Bibliotheek, (ms 21696). roto: Koninklijkc Bibhothcck. Brussel.

243 Getijdenboek in het Latijn, derde kwart 15e eeuw. Links op f 14v de Verkondiging aan Maria (vgl. alb. 241), rechts op f !Sr het begin van de Mariagetijden waaromheen ecn Delftse rand, gekleurd. 's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek (74 G 35). foto: Koninklijkc 81blio1hcck. ·s-Gravcnhaac

242

243

244 Getijdenboek in het Nederlands, tweede helft I Se eeuw. F 108: begin van de getijden van de Eeuwigc Wijsheid. Schulprand versicring. 's-Gravenhage, Museum Meermanno­Westreenianum (ms 10 F 2). foto C A Chavanncs·M azcl

245 Brevier in het Nederlands, derde kwart !Se eeuw. F 298r: begin van de Passiegetijden, schulprandversiering. In de marge de pelikaan met de spreukband: ,,Als die pelicaen voedet siin iongen mit sinen bloede. Alsoe voedet xpistus mit sijne passien" (zoals de pelikaan zijn jongen met zijn bloed voedt, zo voedt Christus ons met Zijn lijden). 's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek (78 J 47). foto. Kon1nklokc Bibhothcck. 's-Gravcnhagc.

246 Getijdenboek in het Nederlands, tweede helft I Se eeuw. F 83r: hoewel het raamwerk van stokken ontbreekt, kan men hier toch van een blokrand spreken (vgl. alb. 244). 's-Gravenhage, Koninkl ij ke Bibliotheek (135 E 18). foto. Kon1nkhJkC Bibhothcck. 's·Gravcnhagc.

247 Evangeliarium in het Nederlands, gedateerd 1476. F Ir: begin van het evangelic volgens Mattheus, met daaromheen een zorgvuldig uitgevoerde blokrand. Rechts in de marge de engel als symbool voor Mattheus. 's-Gravenhage, Koninklijkc Bibliotheek (128 D 28). foto· Kon1nklijkc 81bho1hcck. 's-Oravcnhagc.

244

246

248

250

248 Getijdenboek in het Nederlands, tweede helfl 15e eeuw. F 200r: begin van de pinkstergetijden. De figuur in de rechtermarge is nooit uitgevoerd. Leiden, Universiteitsbibliotheek (Ltk. 288). foto· C. A . Cha•anncs-Mazcl.

• 249

Mott mf Oloamlit atti noot ~ mtp1 .eft bp bumin boot a'btjn ~err .en op wonbe root Ortl' oe bluet Op pane groos

249 ,,Die Duytsche Souter": Psalterium, gedruit in Delft, 1480. Blad a 1 r is (met de hand) van een blokrand voorzien. 's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek (151 D 21). ro10: Koninklijke Bibliothcck. 's-Gravcnhagc.

250 Getijdenboek in het Nederlands, tweede helfl 15e eeuw. F lOOr:

overgang van blokrand naar kriezel· rand. De stokken links (gedeeltelijk weggeveegd) en rechts van de tekst en de engel in de marge horen tot de blokversicring, de overige versiering hoort tot de kriczelgroep. F 99v: eenvoudig blauw-rood Delfts penwerk. 's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek ( 135 E 18). foto Kononklutc 81bho1hcct. ·s-Gra•cnhagc.

c

251 Getijdenboek in het Latijn, tweede hclft I Sc eeuw. F 98v-99r: Delftse kriezelrandcn. 's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek (131 G 8). fo10: Koninklijkc Biblio1hcck. ·s·G ravcnhngc.

' •• I • • . ,.,

••• , • •

)

9

-I