Voorburg-Arentsburg: Een Romeinse havenstad tussen Rijn en Maas. dl. 3 - Bijlagen...
-
Upload
leidenuniv -
Category
Documents
-
view
0 -
download
0
Transcript of Voorburg-Arentsburg: Een Romeinse havenstad tussen Rijn en Maas. dl. 3 - Bijlagen...
Bijlagen Driessen, M.J./Besselsen, E. (red.), 2014: Voorburg‐Arentsburg ‐ Een Romeinse havenstad tussen Rijn en Maas
Evaluatierapport (DO) Forum Hadriani, Locatie Nieuw Hadriani (AAC‐UvA 2009): Apart toegevoegd Bijlagen 2.2 Micromorfologie 2‐72 Bijlagen 2.3 Palynologie 73‐78 Bijlagen 2.4 Diatomeeenonderzoek 79‐92 Bijlagen 3 Dendrochronologie 93‐129 Bijlagen 6 Tabellen 6.2‐6.7 129‐136 Bijlagen 8 Tabel 8.5 137‐138 Bijlagen 9 Table 9.5 139‐140 Bijlagen II‐4 Munten 141‐186 Bijlagen II‐5 Metaal 187‐630 Bijlagen II‐10 Leer 631‐890 Bijlagen II‐11 Zoogdieren en vogels 891‐912
Bijlagen 2.2 Micromorfologie Kooistra, M.J., 2008: Micromorfologisch onderzoek opgraving plangebied Nieuw Hadriani te Voorburg (Sept.
2008). Kooistra, M.J., 2009a: Micromorfologisch onderzoek opgraving plangebied Nieuw Hadriani te Voorburg II
(Sept. 2009). Kooistra, M.J., 2009b: Evaluatie micromorfologisch onderzoek opgraving plangebied Nieuw Hadriani te
Voorburg I en II (Sept. 2009). Slijpplaten
1
`
Micromorfologisch onderzoek opgraving plangebied Nieuw Hadriani
te Voorburg
M.J. Kooistra September 2008
2
Kooistra Micromorphological Services, Rapport no. 11. Micromorfologisch onderzoek opgraving plangebied Nieuw Hadriani te Voorburg Auteur: Maja J. Kooistra Slijpplaatnummers: 08123 t/m 08126 Opdrachtgever: AAC/Projektenbureau, Amsterdam Correspondentie adres: Kooistra Micromorphological Services Snijdersteeg 16 3911 VP Rhenen tel: 0317 - 617382 e-mail : [email protected]
3
Inleiding Op verzoek van de toenmalige projektleider de heer drs. C. W. Koot is op 2 april jl. een veldbezoek gebracht aan de opgraving op het plangebied Nieuw Hadriani te Voorburg. Naar aanleiding van dit veldbezoek zijn een aantal onderzoeksvragen voor mogelijk micromorfologisch onderzoek geformuleerd. Deze betreffen zowel sporen uit de Romeinse periode als die uit de dieper gelegen prehistorische niveaus. De onderzoeksvragen met betrekking tot de Romeinse tijd luiden:
- Hoe snel is de geulbedding verland? - Zijn de vullingen sp. 27, 38, 28 die we in de geul hebben onderscheiden natuurlijke
vullingen of is één van deze lagen een anthropogene demping? - Is er sprake van natuurlijke sedimentatie buiten de geul in de Romeinse tijd of is deze
kleilaag een anthropogene ophoging? Die met betrekking tot de prehistorische niveaus zijn als volgt:
- Hoe is deze bodem ontstaan (lithogenese en bodemsoort)? - Waarom zijn de grijze horizonten zo dik? - In welke mate zijn de bodems mechanisch geroerd en tonen de lagen van spoor 28 en 26
sporen van akker of tuinbouw? - Is de lichte grijskleuring het gevolg van verbranding van vegetatie en hangt die mogelijk
samen met akkerbouw? Na nadere bespreking is een opdracht verleend voor het prepareren en analyseren van 2x twee grote slijpplaten als een voorstudie om na te gaan welke aanvullende informatie via micromorfologisch onderzoek van diverse lagen c.q. sporen te verkrijgen is. Twee grote slijpplaten betreffen sporen uit de Romeinse tijd en twee slijpplaten die uit de prehistorische niveaus van de onderzoekslokatie Voorburg-Nieuw Hadriani. De resultaten van deze selectie worden gebruikt in het evaluatierapport van de archeologische opgraving en de uitgevoerde deelonderzoeken, dat rond 1 oktober 2008 verschijnt. Op grond van de verkregen resultaten kan tot uitbreiding van het micromorfologisch onderzoek besloten worden. De slijpplaatmonsters worden genomen uit aangeleverde pollenbakken met bijbehorende profieldocumentatie.
Methoden
Tijdens het specialistenoverleg van 7 mei 2008 is de keuze gemaakt voor micromorfologisch onderzoek aan specifieke lagen, die zo mogelijk gekoppeld kunnen worden aan onderzoek aan diatomeeën en pollen. De keus is op de volgende lagen gevallen met hun specifieke vraagstellingen: 1. Romeinse periode, werkput 2 oostprofiel, pollenbak 3735, naast de geul. Hierin komen een aantal sporen voor, die van boven naar beneden als volgt eindigen: - spoor 2025, wat bruiniger kleilaag - spoor 2091, grijze kleilaag, onderste laklaag uit Romeinse tijd - spoor 2020, wat bruiniger kleilaag De specifieke vraagstellingen voor het micromorfologisch onderzoek zijn: 1. Wat is de ontstaanswijze van laag 2091? Is dit een natuurlijke afzetting of een opgebrachte laag? Er is gedraaid Romeins aardewerk in aangetroffen. 2. Is er iets te zeggen over de tijdspanne van ontstaan of gebruik?
4
2. Romeinse periode, werkput 1, noordprofiel, geul, pollenbak 654, in de geul. Hierin komen van boven naar beneden de volgende sporen voor: - spoor 28, donkergrijszwart kleirijk materiaal met puin - spoor 38, donkergrijszwart kleirijk materiaal met vrijwel geen puin - spoor 27, bruin tot olijfgroenige vrij schone laag De specifieke onderzoeksvraag voor het micromorfologische onderzoek luidt: Wat is de ontstaanswijze van spoor 28 (een zwarte laag op een geulopvulling?). 3. Prehistorische periode, werkput 1, westprofiel, pollenbak 9436. Hierin komt een groot deel van een dikke grijze bodem voor, die onderin donkerder is dan bovenin. Ook de overgang naar een vlekkerige ondergrond is hierin aanwezig. De specifieke vragen voor het micromorfologisch onderzoek zijn: 1. Hoe is deze bodem ontstaan?; 2. Waardoor is deze grijze laag zo dik? en 3. Is hier mogelijk in geakkerd o.i.d.? In het laboratorium zijn de pollenbakken van ca. 50 cm hoog en 10 cm breed bekeken en beste bemonsteringsdiepten voor het verkrijgen van informatie met betrekking tot de vraagstellingen gekozen. Op de geselecteerde diepten zijn dunne metalen monsterblikjes zorgvuldig uitgestoken om verstoring zoveel mogelijk te beperken en zoveel mogelijk materiaal over te houden voor aanvullend onderzoek. De dikten van deze monsterblikjes wisselde: voor de Romeinse sporen die gevriesdroogd moesten worden 15x8x2 cm en voor de lucht te drogen monsters van de prehistorische sporen 15x8x3 cm. Omdat de NAP hoogten niet precies bekend waren is de hoogte vanaf de top van de pollenbak aangehouden om de bemonsterde diepten vast te leggen. De genomen monsters zijn als volgt:
1. Romeins, naast geul, werkput 2, oostprofiel, pollenbak 3735: 33-48 cm diepte en bevat onderkant spoor 2025, geheel spoor 2091 en top spoor 2020. 2. Romeins, in geul, werkput 1, noordprofiel, pollenbak 654: 12-27 cm diepte en bevat de onderkant van spoor 28 met overgang naar onderliggend spoor 38. 3.en 4. Neolitische dikke grijze bodem, werkput 1, westprofiel, pollenbak 9436: boven- en middendeel spoor 380: 7-22 cm diepte; onderkant spoor 380 en overgang met vlekkerige ondergrond: 25-40 cm diepte.
De slijpplaatmonsters uit de Romeinse tijd zijn wegens het hoge kleigehalte en vochtigheid, waardoor forse krimp van het materiaal verwacht kon worden, eerst gevriesdroogd en daarna in zijn geheel geïmpregneerd met een kleurloze onverzadigde polyesteroplossing. De slijpplaatmonsters uit de prehistorische lagen waren zandiger en konden weinig krimpen. Zij zijn daarom luchtgedroogd voordat ze geïmpregneerd werden met een kleurloze onverzadigde polyesteroplossing. Na verdamping van het grootste gedeelte van de aceton uit deze polyesteroplossing zijn de monsters verhard met gammaradiatie (Bisdom en Schoonderbeek, 1983). De slijpplaten zijn dunne coupes geïmpregneerde, onverstoorde grond van 15 x 8 cm en hebben een dikte van 25 m. Bij de gevriesdroogde bodemmonsters worden de slijpplaten van een zijkant van de geïmpregneerde blokken gemaakt, omdat in het midden van deze verharde blokken verstoringen door ijkristallen voorkomen. De slijpplaten van luchtgedroogde monsters worden, daarentegen, gemaakt uit het midden van de verharde blokken, om randverstoringen zoveel mogelijk uit te sluiten. In beide gevallen wordt een zo dun mogelijke plak grond afgezaagd die, opgeplakt op een glasplaat, vervolgens steeds dunner geslepen en gevlakt wordt, tot een dikte van 25 m. Op de dikte van 25 m zijn de optische identificatie criteria geijkt. De gevolgde procedures staan vermeld in Jongerius en Heintzberger (1975). De slijpplaten zijn geanalyseerd met een polarisatie lichtmicroscoop met vergrotingen tot 250 x. In een slijpplaat zijn vaak meerdere lagen en/of overgangen aanwezig. Deze lagen worden achtereenvolgens beschreven, te beginnen met de diepste laag om de chronologie van de processen beter te kunnen analyseren.
5
De resultaten van een micromorfologisch onderzoek bestaat uit twee delen. Het eerste deel bestaat uit een analyse van de aard van het moedermateriaal en de daarin optredende verschijnselen. In het tweede deel worden de verschijnselen toegekend aan processen die plaatsgevonden hebben, hun volgorde van optreden wordt vastgesteld evenals hun mogelijke interacties. De procedures die gevolgd zijn voor het reconstrueren van processen en daarmee de genese van landschap en bodem, met of zonder ingrepen door de mens zijn beschreven in twee publicaties (Kooistra,1990, 1991). In de Veldhandleiding Archeologie (Carmiggelt en Schulten, eds, 2002) is een sectie micromorfologie opgenomen waarin de basisprocedures voor het micromorfologisch onderzoek zijn beschreven.
Resultaten De microscopisch onderscheiden lagen c.q. sporen zijn van onder naar boven achtereenvolgens eerst geanalyseerd en daarna geïnterpreteerd. Deze volgorde wordt bij voorkeur aangehouden om de chronologische volgorde van mogelijk optredende processen zo duidelijk mogelijk te achterhalen. De beschrijving van iedere laag bestaat uit drie delen: 1. het bodemmateriaal waaruit deze bestaat; 2. de holten en struktuur die erin voorkomen; 3. de natuurlijke en antropogene verschijnselen die hierin voorkomen. De slijpplaten zijn 15 cm hoog. De vermelde diepten zijn die tot de top van de pollenbakken. Slijpplaat 08124 (naast geul), werkput 2, oostprofiel, pollenbak 3735: 33-48 cm diepte In deze slijpplaat komen 3 sporen voor die van onder naar boven achtereenvolgens beschreven en geïnterpreteerd worden. Spoor 2020, pollenbak 3735: 43-48 cm diepte 1. Bodemmateriaal Het bodemmateriaal bestaat uit een kalkrijke lichte klei, met een enkele minerale korrel groter dan 350 μm ø. Het meeste minerale korrels zijn < 150 μm in diameter. Het kleirijke bodemmateriaal bevat relatief veel fijne siltdeeltjes tot 16 μm ø. De grotere minerale korrels zijn, net zo als de fijnere deeltjes, ingebed in het kleirijke bodemmateriaal. Op een aantal plaatsen zijn restanten van een gelaagde afzetting te zien met duidelijke verschillen in gehalten aan voornamelijk heel fijn zand (40-70 μm in ø). 2. Holten De aanwezige holten zijn voornamelijk biologische holten, met diameters tot ca. 2 mm. De meesten zijn echter < 0.5 mm. De biologische holten zijn zowel wortelgangen als gangen gemaakt door bodemfauna. Deze zijn zowel recent als overgeerfd uit vroegere perioden (zie ook verschijnselen). 3. Verschijnselen - In de gehele afzetting komen at random veel silica-skeletjes van diverse soorten diatomeeën voor. - Regelmatig zijn schelpresten, waarschijnlijk van bivalvae, aangetroffen, tot 800 μm lang. - langs de wanden van een paar grotere diergangen komen neerslagen van fijne carbonaatpartikeltjes voor, tot 0,8 mm dikte. - Langs een aantal holten, voornamelijk wortelholten, is enige ontkalking van het bodemmateriaal opgetreden. - Een aantal voormalige holten zijn gedeeltelijk opgevuld met wat ontkalkter kleirijk bodemmateriaal. Soms zijn hier enkele zeer fijne fragmentjes verkoold organisch materiaal in aanwezig.
6
- Een enkele voormalige holte is opgevuld met losgestapeld fijn zand. - Een redelijk aantal grote voormalige holten, tot ca. 5 mm ø, zijn opgevuld met kleirijk materiaal dat vaak minder kalkrijk is dan het lokale bodemmateriaal. Langs de oorspronkelijke wanden zijn ijzer(hydr)oxiden neergeslagen (tot ca. 3 mm dikte) en brokken daarvan zijn terug te vinden in de opvullingen. In enkele van deze grotere holten zijn langs de wand in de holte ijzerhuidjes neergeslagen (goethiet), soms in combinatie met ijzer(hydr)oxiden neergeslagen in de wand. Ook resten van deze huidjes komen voor in kleirijke opvullingen van deze holten. Al deze ijzerneerslagen geven deze laag een wat roodbruinere kleur. - Op enkele lokaties in het bodemmateriaal zijn onregelmatige zwarte mangaan-neerslagen aanwezig met langs de randen wat roodbruine ijzerneerslagen, vaak met diffuse grenzen. Diameters tot ca. 1 mm. - In enkele biologische holten zijn resten van recente wortels te zien. Interpretatie Spoor 2020, pollenbak 3735: 43-48 cm diepte Het moedermateriaal is gezien de korrelgrootte samenstelling een kalkrijke, zwak gelaagde, lichte klei. Deze afzetting heeft vlakbij het oppervlak gelegen waarbij de grotere holten zijn gevormd. De lichte ontkalkingen langs de wanden en de ijzer(hydr)oxiden neergeslagen in de wanden zijn karakteristiek voor wortelgangen. Het sediment was begroeid en de aangetroffen diameters van deze gangen zijn ca. 5 mm. Dit wijst op een kruidvegetatie. Ook de onregelmatige zwarte mangaanneerslagen worden meestal gevormd in een redox-zone in omzettende wortelresten (Kooistra, 1978). In deze afzetting komen expliciet langs grotere diergangen neerslagen van fijne carbonaatpartikeltjes (kalk) voor. In ontkalkend sediment, bijvoorbeeld onder veenlagen, slaan dergelijke carbonaatpartikels neer in min of meer horizontale zones waar bijvoorbeeld de korrelgrootte verandert. Hier is dat specifiek langs wanden van grotere holten, wat indicatief is voor periodieke uitdroging op open plekken met oververzadiging van het bodemvocht waaruit kalk neerslaat bij hoge pH’s (Kooistra, 1978). In dit spoor komen at random in grote getale diatomeeën-skeletjes voor van diverse typen, die zeer veel lijken op mariene diatomeeën. Het aangetroffen type carbonaat neerslagen is alleen bekend van kalkrijke mariene afzettingen. Bovendien bevat het kleirijke bodemmateriaal relatief veel fijne siltkorrels < 16 μm ø, een indicatie voor marien slib. Al deze verschijnselen, gecombineerd met de aangetroffen resten van schelpdieren, zijn in dit type sediment sterke indicaties voor een zuiver marien milieu. Als opslibbingsniveau, gezien de grotere wortelholten met redox verschijnselen (ijzer/mangaan), kan dit een laag schor zijn geweest met enkele overgeerfde kenmerken van een overgang van hoog slik naar laag schor (onbegroeid versus begroeid). Een enkele keer is dit gebied met grotere watersnelheden overstroomd waarbij fijn zand is afgezet dat ook in open holten is terecht gekomen. Nadien zijn de meeste redox-wortelholten verstoord en weer grotendeels opgevuld. In een vroege fase met bodemmateriaal en verstoring redox wanden en huidjes die in brokjes in de opvullingen voorkomen en later met in de holten gestroomde wat minder kalkhoudende kleirijk materiaal. Later zijn weer een aantal nieuwe holten gevormd en ook nu enkele door recente(re) vegetatie en bodemfauna. Spoor 2091, pollenbak 3735: 36- 43 cm diepte De overgang van spoor 2020 naar spoor 2091 verloopt golvend over ca. 4 cm en is redelijk zichtbaar. 1. Bodemmateriaal Het bodemmateriaal bestaat uit vrijwel dezelfde kalkrijke lichte klei als die uit spoor 2020. Het sediment bevat alleen wat meer grotere minerale korrels, die ook gemiddeld wat groter zijn, tot ca. 350 μm ø. Het kalkgehalte is iets lager dan in spoor 2020. De minerale korrels zijn allen ingebed in het kleirijke basismateriaal.
7
2. Holten De aanwezige holten zijn voornamelijk biologische holten, maar er komen ook onregelmatige holten voor van andere, mechanische, oorsprong. Meeste holten < 3 mm ø. De biologische holten zijn zowel wortelgangen als gangen gemaakt door bodemfauna. Deze zijn zowel recent als overgeerfd uit vroegere perioden (zie ook verschijnselen). 3. Verschijnselen - In dit gehele spoor komen veel kleine, hoekige en vaak versplinterde fragmentjes verkoold organisch materiaal voor, at random gedistribeerd. Waar ze bij grotere minerale korrels vookomen zijn ze vaak door externe druk verkruimeld en verkneed. Grootte verkoolde fragmentjes tot ca. 300 μm ø. Deze geven dit spoor een grijzige kleur. - De grotere minerale korrels komen in onregelmatige klusters en in ongeorienteerde banen, die door externe druk zijn bepaald, in het sediment voor. - at random komen enkele kleine botfragmentjes voor ingebed in het sediment, grootte tot ca. 250 μm ø. - Ingebed in het basismateriaal komen afgeronde brokjes van ijzer(hydr)oxide neerslagen in wortelgangen voor. Lokaal is ook een ingebed afgerond brokje van een ijzerhuidje aangetroffen. Brokjes tot enkele mm groot. - Ingebed in het basismateriaal komen afgeronde brokjes meer-geaereerd, dwz. Meer roodbruin gekleurd, lichte klei/zware zavel voor. Brokjes tot enkele mm groot. - Het gehele basismateriaal vertoond drukoriëntaties en -gelaagdheden ontstaan door verknedingen en extern uitgeoefende druk op niet uitgerijpte, natte grond. - In de gehele laag komen at random silica-skeletjes van diverse soorten diatomeeën voor, echter in veel mindere mate dan in het dieper gelegen spoor. - Een aantal holten zijn door druk vervormde biologische holten of onregelmatige, gedeeltelijk dichtgedrukte verstoringsholten. - Een aantal holten zijn opgevuld met vervloeid kleirijk sediment. - In enkele biologische holten zijn resten van recente wortels te zien. Interpretatie Spoor 2091, pollenbak 3735: 36- 43 cm diepte Deze laag is, gezien de samenstelling, van oorsprong in een continuum afgezet met de hieronder gelegen afzetting, spoor 2020. Het is een begroeid schor geweest gezien de aanwezige brokjes van ijzer(hydr)oxide neerslagen en ijzerhuidjes die langs wortelgangen in een dergelijke afzetting gevormd worden. Ook de lichte vorm van ontkalking wijst hierop (Kooistra, 1978). Deze laag is meerdere malen gebrand en de verkoolde resten zijn in de gehele laag aanwezig in verkneedde- en plastisch vervormde zones. Dit geeft aan dat er menging heeft plaatsgevonden na branden. Ook de at random aanwezige brokjes van voormalige ijzerneerslagen langs grotere wortelholten geven aan dat intensieve menging heeft plaatsgevonden. Ook brokjes meer gerijpt en geoxideerd bodemmateriaal van een iets hogere afzetting zijn daarbij ingemengd. Daarnaast is de gehele grondmassa verkneed en is er externe druk op uitgeoefend. Laagjes van geaccumuleerde iets grovere minerale zandkorrels, ontstaan bij hogere waterstanden c.q. stormvloeden zijn verdwenen en bestaande holten vervormd. Bij alleen branden en betreden treed niet zo’n intensieve menging op van zowel verbrand organisch materiaal bij een oppervlak als van oorspronkelijke goed-ontwikkelde verschijnselen, de ijzerneerslagen, in deze afzetting. In deze laag is expliciet ‘geroerd’. Bovendien is het verloop van de ondergrens sterk golvend. Gezien bovenstaande verschijnselen ligt het voor de hand dat in deze laag geakkerd is. Later zijn weer een aantal nieuwe holten gevormd. Kort na beakkering zijn een aantal holten gevormd die opgevuld zijn met erin gestroomd plastisch kleirijk bodemmateriaal. Recent zijn ook enkele holten gevormd door actuele vegetatie en bodemfauna. Het kleurverschil met de onderliggende laag wordt veroorzaakt door de vele aanwezig zwarte verkoolde organische resten en door het in kleine brokjes inmengen van de oorspronkelijk
8
aanwezige ijzer(hydr)oxide neerslagen, zodat ze niet als grote samenhangende roder-gekleurde verschijnselen eruit springen. Spoor 2025, pollenbak 3735: 33- 36 cm diepte De overgang van spoor 2091 naar spoor 2025 verloopt vrijwel horizontaal en is duidelijk zichtbaar. 1. Bodemmateriaal Het bodemmateriaal bestaat uit vrijwel dezelfde kalkhoudende lichte klei als die uit spoor 2091. Het sediment bevat alleen nog meer grotere minerale korrels, die ook gemiddeld wat groter zijn, tot ca. 650 μm ø. De minerale korrels zijn allen ingebed in het kleirijke basismateriaal. 2. Holten De aanwezige holten zijn voornamelijk biologische holten, en een enkele scheur, ontstaan door rijping van het natte sediment. Meeste holten < 4 mm ø. De biologische holten zijn zowel wortelgangen als gangen gemaakt door bodemfauna. Deze zijn zowel recent als overgeerfd uit vroegere perioden (zie ook verschijnselen). 3. Verschijnselen - In dit spoor komen goed ontwikkelde ijzer(hydr)oxide neerslagen langs de wanden van wortelholten voor, alsmede roodbruine ijzerneerslagen in de vorm van radiale goethiet als huidjes in de wortelgangen. - In het basismateriaal komen zones voor van meer-geaereerd, dwz. meer roodbruin gekleurd, lichte klei/zware zavel. - In dit spoor komen een aantal kleine, hoekige fragmentjes verkoold organisch materiaal voor, at random gedistribeerd.Grootte verkoolde fragmentjes tot ca. 300 μm ø. - Er komt 1 ingebed, klein hoekig frgamentje bot voor van ca. 300 μm ø. - In het sediment zijn twee doorsneden van wadslakjes, Hydrobia ulvae aangetroffen en enkele passagesporen van deze slakjes. - Enkele grotere wortelholten met ijzerneerslagen in de wand en soms ook erlangs zijn later gedeeltelijk opgevuld met plastisch kleirijk sediment. - Enkele recente wortelholten met restanten van wortels. Interpretatie van Spoor 2025, pollenbak 3735: 33- 36 cm diepte Het moedermateriaal sluit aan bij het materiaal in de diepere aansluitende sporen en vormt een afzettings-continuum. Hier is de afzetting nog iets hoger opgeslibd en er komen regelmatig geaereerde, wat roodbruinere zones voor. Langs grotere wortelholten zijn ijzer(hydr)oxiden neergeslagen en in deze holten komen ijzerhuidjes van goethiet voor. Daarnaast waren wadslakjes aanwezig die een beperkte verstoring d.m.v. hun passagesporen hebben aangebracht. In de buurt is gebrand en verkoolde organische resten zijn ingevangen in het sediment en soms licht verplaatst door de wadslakjes. Dit geldt ook voor het kleine fragmentje bot. Deze afzetting is verder opgeslibd en plastisch ongerijpt kleirijk materiaal is vandaaruit in enkele grotere wortelholten gestroomd. In deze laag komen ook wortelgangen voor van recente vegetatie en een enkele kleine rijpingsscheur. Slijpplaat 08123 (in geul), werkput 1, noordprofiel, pollenbak 654:12-27 cm diepte In deze slijpplaat komen 2 sporen voor die van onder naar boven achtereenvolgens beschreven en geïnterpreteerd worden. Spoor 38, pollenbak 654: 23- 27 cm diepte 1. Bodemmateriaal
9
Het oorspronkelijke bodemmateriaal bestaat uit een kalkrijke lichte tot zware klei, met veel fijne siltdeeltjes tot 50 μm ø. Slechts een beperkt aantal korrels horen bij de zandfractie en zijn < 150 μm in diameter. Alle grotere minerale korrels zijn, net zo als de fijnere siltdeeltjes, ingebed in het kleirijke bodemmateriaal. 2. Holten De aanwezige holten zijn voornamelijk biologische holten, met diameters tot ca. 3 mm. De biologische holten zijn zowel wortelgangen als gangen gemaakt door bodemfauna. Veel holten zijn gemodificeerd door verschillende vormen van leven. Wortelholten zijn lokaal verwijdt door bodemfauna en wortels hebben diergangen verder vervormd. Er komen enkele kleine scheuren voor, door zetting van het sediment bij rijping. Ook deze scheuren zijn lokaal gemodificeerd door zowel wortels als bodemfauna. Daarnaast zijn een aantal aanwezige holten mechanisch vervormd en verkneed door extern uitgeoefende druk. 3. Verschijnselen - In delen waarin het oorspronkelijke bodemmateriaal nog goed te herkennen is komen beperkt ijzer(hydr)oxide neerslagen langs holten voor en is lokaal de grondmassa iets bruiner gekleurd door aeratie. - In deze laag komen zeer veel fragmenten verkoold organisch materiaal voor ingebed in de grondmassa. Het grootste deel bestaat uit verkoold hout, tot 1 cm lengte en 5 mm diameter. - Macrofauna, waarschijnlijk een soort wormen, heeft zich door dit bodemmateriaal gegeten, waarbij zowel gangen ontstaan zijn, tot ca. 3 mm ø, als opgevulde holten met meestal vormloze excrementen, waarin fijn gefragmenteerde stukjes verkoold organisch materiaal voorkomen en rode stukjes van ijzer(hydr)oxide neerslagen. Een enkele keer komen gevormde ellipsvormige excrementen voor van ca. 3 mm diameter, ook waarschijnlijk van een soort wormen. - At random komen, ingebed in het bodemmateriaal, de volgende materialen voor: veel stukjes bot tot ca. 1 mm ø, waaronder waarschijnlijk 2 stukjes visgraat; enkele kleine fragmentjes tufsteen, een stukje aardewerk en 1 brokje kwartsiet allen < 1 mm. - Een aantal biologische holten is opgevuld met ingestroomde klei, soms is hierbij verkoold organisch materiaal meegekomen. - Een deel van de grondmassa vertoont drukverschijnselen en vervormingen door extern uitgeoefende druk. Deze vervormingen zijn ook aan de aanwezige holten te zien. Er is niet in het bodemmateriaal geroerd en alles wijst erop dat de druk van boven kwam. - Er komen veel wortelresten en wortels voor in en bij holten. Interpretatie Spoor 38, pollenbak 654: 23- 27 cm diepte Het oorspronkele bodemmateriaal is een natuurlijke begroeide afzetting, die zo hoog opgeslibd was dat er bij laag water aeratie kon optreden, zowel in de grondmassa als langs wortelholten. Het bestudeerde materiaal bevat slecht 3 cm van deze laag, waarin bovendien veel gebeurd is, zodat niet met zekerheid te zeggen is wat het opslibbingsniveau was. Maar de verschijnselen en het sedimentatiemateriaal duiden op een rond gemiddeld hoog water opgeslibd komgebied, bij een uitloper van een kreek of geul, vanwege de drainage bij laag water waardoor aeratie kon optreden. In de buurt is hout verbrand en resten verkoold hout zijn hier in het sediment terecht gekomen. Daarnaast zijn ook vele stukjes bot, enkele kleine fragmentjes tufsteen, een stukje aardewerk en 1 brokje kwartsiet in het sediment terecht gekomen. Het verbrande hout stamt in ieder geval gedeeltelijk uit deze tijd, want die stukken zijn te groot en te gaaf om via holten in het sediment verplaatst te worden of door druk erin geperst te zijn. Dit geldt ook voor het grootste deel van het botmateriaal. De botresten zijn nauwelijks verbrand, en er is geen direkte relatie tussen beiden aan te geven. De andere, zwaardere, minerale, fragmentjes komen uit de hierboven gelegen laag en zijn via holten of door bodemfauna verplaatst. Vanuit de bovenliggende laag is druk op dit sediment uitgeoefend en zijn vervormingen en verknedingen opgetreden.
10
Er is een grote activiteit geweest van bodemmacrofauna. Veel met excrementmateriaal opgevulde gangen komen voor met in het opvullingsmateriaal zowel brokjes van geaereerd bodemmateriaal als veel fijne verkoolde houtresten. Deze fijn verdeelde zwarte fragmentjes geven het bodemmateriaal een zwarte kleur. Meer recent is deze zone weer beworteld. Spoor 28, pollenbak 654: 12- 23 cm diepte De overgang van spoor 38 naar spoor 28 verloopt vrijwel horizontaal en is duidelijk. 1. Bodemmateriaal Het oorspronkelijke bodemmateriaal bestaat uit een kalkrijke lichte klei, met veel fijne siltdeeltjes tot 50 μm ø. Daarin komen een groot aantal zandkorrels voor tot ca. 350 μm in diameter. Alle grotere minerale korrels zijn, net zo als de fijnere siltdeeltjes, ingebed in het kleirijke bodemmateriaal. 2. Holten De aanwezige holten zijn voornamelijk biologische holten, met diameters tot ca. 3 mm. De biologische holten zijn zowel wortelgangen als gangen gemaakt door bodemfauna. Veel holten zijn gemodificeerd door verschillende vormen van leven. Wortelholten zijn lokaal verwijdt door bodemfauna en wortels hebben diergangen verder vervormd. Er komen enkele kleine scheuren voor, door zetting van het sediment bij rijping. Ook deze scheuren zijn lokaal gemodificeerd door zowel wortels als bodemfauna. Zelden zijn aanwezige holten mechanisch vervormd 3. Verschijnselen - Ingebed in het basismateriaal komen op grote schaal as en verkoolde resten van grassen/gramineeën voor, al of niet in combinatie met licht tot zwaar verbrande kleinere botfragmenten. As- en botklusters tot ca. 1 cm in diameter. - Ingebed in het basismateriaal komen voor: brokjes aardewerk van verschillende typen: grof en fijn materiaal; stukken tufsteen, een stukje leisteen, grotere stukken bot tot een pijpbot van ca. 2,5 cm en enkele grotere stukken verkoold hout, tot ca. 6mm, naast enkele grover minerale korrels tot ca. 1,5 mm in diameter. Langs een enkele rand komt een vloeistruktuur-orientatie van het basismateriaal voor. - Macrofauna, waarschijnlijk een soort wormen, heeft zich door dit bodemmateriaal gegeten, waarbij zowel gangen ontstaan zijn, tot ca. 3 mm ø, als opgevulde holten met meestal vormloze excrementen, waarin fijn gefragmenteerde stukjes verkoold organisch materiaal voorkomen. Een enkele keer komen gevormde ellipsvormige excrementen voor tot ca. 2,5 mm diameter, ook waarschijnlijk van een soort wormen. Eén accumulatie van biogene kalk is aangetroffen, karakteristiek voor regenwormen. - Langs kleinere wortelholten zijn lokaal dunne ijzer(hydr)oxidehuidjes aanwezig. Interpretatie Spoor 28, pollenbak 654: 12- 23 cm diepte De samenstelling van het bodemmateriaal volgt ten opzichte van het eronder gelagen materiaal een natuurlijke opbouw. Er komen geen zones voor met een afwijkende bodemsamenstelling zoals bij opgebrachte grond altijd aanwezig is, noch zijn drukgelaagdheden of orientatie in kleiplaatjes in het bodemmateriaal aangetroffen. Dit materiaal is daarom geen opgebracht materiaal, maar een continuum van een natuurlijke sedimentatie. In dit basismateriaal is van alles gedumpt, waarbij opvalt dat er veel as en verkoolde resten van grassen/gramineeën aanwezig, vaak in combinatie met verbrand botmateriaal. Het lijkt er daarom op dat er kookvuren geweest zijn waarbij hooi en stro verbrand is. Al dit materiaal is samen met aardewerkfragmenten, steenfragmenten, grover zand, grotere stukken bot, ter plekke gedumpt. Er zijn geen verschijnselen aangetroffen die duiden op uitgeoefende druk op dit pakket. Het ligt dan ook voor de hand om aan te nemen dat deze laag wat lager lag en natter was, waardoor deze als afvallaag gebruikt is.
11
In een latere periode is er een grote activiteit geweest van bodemmacrofauna. Veel met excrementmateriaal opgevulde gangen komen voor waarin fragmentjes van verkoold hout, grasachtigmateriaal en kleine botfragmentjes voorkomen. Slijpplaat 08126, werkput 1, westprofiel, pollenbak 9436: 25-40 cm diepte en slijpplaat 08125, uit dezelfde pollenbak: 7-22 cm diepte. In slijpplaat 08126 komen 2 lagen voor, net zoals in slijpplaat 08125. De bovenste laag van slijpplaat 08126 en de onderste laag van slijpplaat 08125 behoren tot hetzelfde spoor, ook al zit er een hiaat van 3 cm in de bemonstering. In totaal komen aldus in deze twee slijpplaten 3 lagen voor die, van onder naar boven, achtereenvolgens beschreven en geïnterpreteerd worden. Laag onder Spoor 380, pollenbak 9436: 35-40 cm diepte (spoornummer niet bekend) 1. Bodemmateriaal Het bodemmateriaal bestaat uit kalkloos losgepakt zand, samengesteld uit matig afgeronde tot goed afgeronde korrels. Meeste korrelgrootten tussen 120-260 μm ø. 2. Holten De aanwezige holten bestaan voornamelijk uit pakkingsholten tussen de zandkorrels. Daarnaast komen regelmatig wortelholten voor van alle grootteklassen tot 6 mm ø en 3 cm lengte. 3. Verschijnselen - Veel zandkorrels hebben lokaal dunne huidjes van vuilbruin materiaal dat voornamelijk bestaat uit fijn gefragmenteerd, verkoold organisch materiaal. Op diverse plaatsen zijn deze huidjes dikker en vormen ze ook bruggen tussen korrels. Dikte huidjes meestal < 10 μm ø. - Langs grotere wortelholten komen drukgelaagdheden voor, waarin de pakking van de zandkorrels dichter is. - Er komen regelmatig wortelrestanten voor. Deze bestaan uit de meest resistente weefsels, van zowel venigachtig materiaal als duidelijke wortels. Deze resten bevatten lokaal zowel enkele pyrietaccumulaties als lokaal nieuwgevormde, prismatische gipskristallen, die hetzij langs randen aanwezig zijn, hetzij in de vorm van rozetten. - Lokaal komen tussen de zandkorrels enkele accumulaties van pyrietbolletjes voor, met grootten tot ca. 40 μm ø. Interpretatie laag onder Spoor 380, pollenbak 9436: 35-40 cm diepte De samenstelling van het bodemmateriaal, losgepakte zandkorrels, geeft aan dat dit een windsediment is. Gezien de wat slechte afronding van de korrels en de positie is dit een, uit lokaal door water afgezet sediment, opgestoven laag duin. Dit duin is begroeid geweest. Op de overgang van geaëreerde en ongeaëreerde ondergrond is pyriet neergeslagen bij organisch materiaal. Dit sediment is kalkrijk geweest. Uit hoger gelegen lagen zijn fijn gefragmenteerde verkoolde organische asresten met door de grond percolerend water mee naar beneden getransporteerd en in deze laag in wat wisselende concentraties neergeslagen. Dit fijn gefragmenteerde verkoolde organische materiaal is zwartgekleurd en geeft, door de ongelijke hoeveelheden neergeslagen materiaal een vlekkerig patroon aan deze laag. Ook daarna was deze grond weer begroeid, c.q. beworteld. Onder latere zuurdere omstandigheden, versterkt door het aanwezige verkoolde organische materiaal, is deze windafzetting ontkalkt. Ook is er wat zuurstof in het profiel doorgedrongen. Lokaal zijn daarbij polysulfiden geoxideerd, waarbij gips (CaSO4) is gevormd. Spoor 380 onderste zwarte deel, pollenbak 9436: 17-35 cm diepte De grens tussen spoor 380 en de ondergrond is zeer onregelmatig en verloopt in kleinere en grotere sprongen/’happen’, tussen 33 en 37 cm diepte.
12
1. Bodemmateriaal Het bodemmateriaal bestaat uit kalkloos min of meer los- tot dichtgepakt zand, samengesteld uit matig afgeronde tot goed afgeronde korrels. Meeste korrelgrootten tussen 120-260 μm ø. 2. Holten De aanwezige holten bestaan voornamelijk uit pakkingsholten tussen de zandkorrels. Daarnaast komen regelmatig wortelholten voor van alle grootteklassen tot 10 mm ø en 6 cm lengte. 3. Verschijnselen - Een aantal grotere stukken bot tot 1,5 cm lang en 5 mm breed, ongeörienteerd, ingebed in het basismateriaal. Sommigen deels ontkalkt. - Veel kleinere stukjes bot, al of niet verbrand, in combinatie met wat verknede accumulaties van verkoold organisch materiaal en enkele verkoolde stukjes hout. Verkoolde stujes hout tot 2,5 mm lang. Botfragmentjes al of niet geheel of gedeeltelijk ontkalkt. - Eén enkel fragmentje aardewerk, 500 μm breed. - Veel zandkorrels hebben dunne, vaak discontinue, huidjes van vuilbruin materiaal dat voornamelijk bestaat uit fijn gefragmenteerd, verkoold organisch materiaal. Regelmatig vormt dit materiaal ook bruggen tussen korrels, soms vult ze de pakkingsholten tussen de korrels. Een aantal malen is hierbij druk uitgeoefend op het bodemmateriaal, waarbij dit materiaal tussen en tegen de zandkorrels van het basismateriaal aan geperst is waarbij het verder is gefragmenteerd. Dikte huidjes tot 20 μm ø. - Door het gehele basismateriaal en langs grotere wortelholten komen drukgelaagdheden voor, waarin de pakking van de zandkorrels dichter is. - In het gehele basismateriaal komen regelmatig wortelresten voor. Deze bestaan uit de meest resistente weefsels, van zowel venigachtig materiaal als duidelijke wortels. Hierin komen regelmatig accumulaties van pyrietbolletjes voor, alsmede opvullingen van pyriet en andere zwartgekleurde polysulfiden in celstructuren. Een deel van deze sulfiden is aan het oxideren en begint roodbruin te kleuren. Bij deze oxiderende sulfiden in en bij grotere wortelresten komen regelmatig nieuwgevormde, prismatische gipskristallen voor, die hetzij langs randen van wortelresten aanwezig zijn, hetzij in de vorm van rozetten in open ruimten of om kleine pyrietaccumulaties. - Lokaal komen tussen de zandkorrels accumulaties van pyrietbolletjes voor, met grootten tot ca. 40 μm ø. Interpretatie Spoor 380 onderste zwarte deel, pollenbak 9436: 17-35 cm diepte De samenstelling van het bodemmateriaal is identiek aan die van de hieronder gelegen laag. Het is een windsediment, een opgestoven laag duin, opgeblazen uit lokaal door water afgezet sediment. Dit spoor is beter begroeid geweest, dan de hieronder gelegen laag, met zowel hogere planten als wat venig materiaal. In de overgangszone van geaëreerde en ongeaëreerde ondergrond is pyriet neergeslagen bij aanwezig organisch materiaal. Dit sediment is kalkrijk geweest. In deze laag zijn veel restanten van vuren aanwezig, waarbij zowel veel kruidachtig materiaal is verbrand, als hout. Hier ter plekke groeiden geen bomen en het hout is dus aangevoerd van elders. De vele stukken bot, tot 1,5 cm lang, al of niet verbrand, moeten met deze vuren geassocieerd worden. Er komen ook zwaar verbrande stukken bot voor. Gezien de onregelmatige drukverdelingen en posities van grotere, langgerekte stukken bot, zijn de vuren na afloop hetzij afgedekt hetzij wat uiteen geschoven. Door dit soort verplaatsingen is mogelijk ook de niet natuurlijke, wat hoekige ondergrens van deze laag bepaald. Het verkoolde organische materiaal, inclusief die van hout, is zwartgekleurd en bepaalt grotendeels de zwarte kleur van deze laag. Daarna is deze grond weer begroeid geweest c.q. beworteld. Onder redox omstandigheden zijn in deze laag in en rond wortelresten en ander niet verbrand organisch materiaal sulfiden neergeslagen, grotendeels in de vorm van pyriet. Hun zwarte kleuren accentueren de al aanwezige zwarte kleur van het verkoolde organische materiaal.
13
Onder latere zuurdere omstandigheden, versterkt door het aanwezige verkoolde organische materiaal, is deze windafzetting ontkalkt. Ook is er wat zuurstof in het profiel doorgedrongen. Daarbij zijn, vooral langs de groter wortelholten, polysulfiden geoxideerd, waarbij gips (CaSO4) is gevormd. In deze zwarte zone van spoor 380 komt meer gips voor dan in de hieronder gelegen laag. Spoor 380 bovenste grijzere deel, pollenbak 9436: 7- 17 cm diepte De grens tussen het onderste en bovenste deel van spoor 380 verloopt licht golvend en is een graduele overgang, die wat diffuus is. 1. Bodemmateriaal Het bodemmateriaal bestaat uit hetzelfde kalkloze, min of meer los- tot dichtgepakt zand, als het zwartere deel van dit spoor. Meeste korrelgrootten tussen 120-260 μm ø. 2. Holten De aanwezige holten bestaan voornamelijk uit pakkingsholten tussen de zandkorrels. Daarnaast komen regelmatig wortelholten voor van alle grootteklassen tot 8 mm ø en 6 cm lengte. 3. Verschijnselen - Veel kleinere stukjes bot, vaak gedeeltelijk tot zwaar verbrand, in combinatie met wat verknede accumulaties van verkoold organisch materiaal en enkele verkoolde stukjes hout, tot 2,5 mm lang. De botstukjes komen ongeörienteerd voor en zijn ingebed in het basismateriaal. Meeste, niet verbrande botfragmentjes geheel of gedeeltelijk ontkalkt. - Een beperkt aantal grotere botfragmentjes tot ca. 8 mm lang, meestal verbrand, at random ingebed in het zand, vaak in de nabijheid van verkoold organisch materiaal.. - Zandkorrels hebben regelmatig een dunne, meestal discontinue, huidje van vuilbruin materiaal dat voornamelijk bestaat uit fijn gefragmenteerd, verkoold organisch materiaal. Soms vormt dit materiaal ook bruggen tussen korrels en vult het een enkele pakkingsholte. Een enkele keer is hierbij druk uitgeoefend op het bodemmateriaal, waarbij dit materiaal tussen en tegen de zandkorrels van het basismateriaal aan geperst is waarbij het verder is gefragmenteerd. Dikte discontinue huidjes tot 10 μm ø. Zandkorrels zonder huidjes of met slechts lokaal een stukje huidje zijn verder helder en schoon. - Een aantal grotere brokjes verkoold hout, ingebed in het zand, vaak in de nabijheid van verbrande stukjes bot. - Er komen een paar allochtone zavelbrokjes, tot 1,2 mm ø, ingebed in het sediment voor. - Langs grotere wortelholten en lokaal in het basismateriaal komen drukgelaagdheden voor, waarin de pakking van de zandkorrels dichter is. - In het gehele basismateriaal komen regelmatig wortelresten voor. Deze bestaan uit de meest resistente weefsels, van zowel wat venig materiaal als duidelijke wortels. Hierin komen regelmatig accumulaties van pyrietbolletjes voor, alsmede opvullingen van pyriet en andere zwartgekleurde polysulfiden in celstructuren. De hoeveelheid is wat geringer dan in het zwarter gekleurde deel van dit spoor. Een deel van deze sulfiden is aan het oxideren. Bij deze oxiderende sulfiden in en bij grotere wortelresten komen regelmatig nieuwgevormde, prismatische gipskristallen voor, die hetzij langs randen van wortelresten aanwezig zijn, hetzij in de vorm van rozetten in open ruimten of om kleine pyrietaccumulaties. Interpretatie Spoor 380 bovenste grijzere deel, pollenbak 9436: 17-35 cm diepte De samenstelling van het bodemmateriaal is identiek aan die van het onderste zwarte deel van dit spoor. Het is nog steeds een windsediment, een opgestoven laag duin, opgeblazen uit lokaal door water afgezet sediment. Dit deel van het spoor is net zo begroeid geweest, als het zwartere deel van het spoor, met zowel hogere planten als wat venig materiaal. Ook hier is in de overgangszone van geaëreerde en ongeaëreerde ondergrond pyriet neergeslagen bij aanwezig organisch
14
materiaal, hoewel op iets geringere schaal dan in het zwarte deel van het spoor. Het sediment is van oorsprong kalkrijk geweest. Ook in dit deel van het spoor zijn restanten van hevige vuren: asresten en kleine stukjes bot, vaak zwaar verbrand, aanwezig. Dit is hetzelfde materiaal als in het onderste deel van dit spoor, maar de hoeveelheid verkoold materiaal is iets geringer. Naast verkoold organisch materiaal van planten komen er ook verkoolde stukjes hout voor. De botfragmenten zijn wat kleiner, relatief meer verbrand en meer ontkalkt. Ook hier heeft wat lokale verplaatsing van het materiaal plaatgevonden, waarbij druk op het basismateriaal is uitgeoefend. In feite is hier hetzelfde gebeurd als in het hieronder gelegen zwarte deel van dit spoor. Echter hier is door uitspoeling van een deel van de kleine verbrande fragmentjes organisch materiaal die dieper in het profiel weer zijn ingespoeld, dit deel van het spoor minder zwart gekleurd. Nadien is deze grond ook begroeid geweest c.q. beworteld. Ook in dit deel van het spoor zijn onder redox omstandigheden in en rond wortelresten en ander niet verbrand organisch materiaal sulfiden neergeslagen, grotendeels in de vorm van pyriet. Hun aandeel is geringer dan in het diepere gedeelte van dit spoor en zij accentueren de grijzere kleur van dit deel van het spoor nauwelijks. Onder latere zuurdere omstandigheden, versterkt door het aanwezige verkoolde organische materiaal, is deze windafzetting ontkalkt. De minder verbrande stukjes bot zijn daarbij vaak geheel ontkalkt. De ontkalking is in dit deel van het spoor sterker dan in het zwarte deel. Hierdoor treedt ontkleuring op waardoor deze zone grijzer wordt. Daarnaast is er wat zuurstof in het profiel doorgedrongen. Daarbij zijn, vooral langs de grotere wortelholten, polysulfiden geoxideerd, waarbij gips (CaSO4) is gevormd, meestal in de vorm van prismatische kristallen en rozetten.
Discussie en conclusies Het bestudeerde materiaal uit de Romeinse tijd is ongerelateerd aan elkaar en de twee slijpplaten worden afzonderlijk besproken, in de volgorde van analyse. Het bestudeerde materiaal uit het prehistorische niveau is wel aan elkaar gerelateerd en deze twee slijpplaten worden in samenhang besproken. Romeins, naast geul, werkput 2, oostprofiel, pollenbak 3735: 33-48 cm diepte, onderkant spoor 2025, geheel spoor 2091 en top spoor 2020. De top van spoor 2020 is een natuurlijke afzetting, een kalkrijke, zwak gelaagde, lichte klei, een getijdenafzetting, die net begroeid was met een kruidvegetatie en mogelijk nog open plekken bevatte. Hierin komen een aantal karakteristieke verschijnselen voor, die op dezelfde manier worden aangetroffen in de overgang van een hoog opgeslibd slik naar een laag schor, m.n. de ijzer(hydr)oxide neerslagen langs wortelgangen, mangaanaccumulaties, en de carbonaat accumulaties langs diergangen. Een aantal verschijnselen wijzen op een zuiver mariene afzetting, m.n. het hoge gehalte aan fijne siltkorrels in de klei en het type aanwezige diatomeeën. De bruinige kleur van deze laag is afkomstig van de ijzer(hydr)oxide neerslagen langs wortelgangen. Spoor 2091 is van oorsprong de continuering van deze getijden afzettingen tot een iets hoger niveau, een laag tot middelhoog schor. Toen dit gebied tot dat niveau was opgeslibd is het een aantal malen gebrand en beakkerd. Daarbij zijn de oorspronkelijke verschijnselen alsmede de verkoolde kruid- en gewasresten gefragmenteerd en vermengd in de grondmassa. De vele kleine verkoolde fragmentjes organisch materiaal geven deze laag haar zwarte kleur. Spoor 2025 is werderom een continuering van de afzetting nadat de beakkering gestopt is. De aangetroffen verschijnselen duiden op een middelhoog opslibbingsniveau gezien de lokale getijdenrange. Hierop duiden de wadslakjes en hun passagesporen, die aangeven dat we hier te
15
maken hebben met ongerijpt sediment dat nog steeds plastisch vervormt en het type ijzer(hydr)oxide neerslagen langs wortelgangen. In de buurt is nog menselijke aktiviteit in de vorm van branden, waarvan kleine verkoolde/as resten ingewaaid zijn of met overstromingswater meegevoerd. In deze sporen zijn geen verschijnselen aangetroffen die duiden op verandering in waterkwaliteit. Bij verzoeting treedt een sterke peptisatie op van kleiplaatjes. Dit is niet waargenomen. Korrelgrootte analyses gericht op de frakties < 2 µm, 2-16 µm, 16-50 µm, 50-105 µm geeft meestal uitsluitsel omdat mariene slibvlokken waar de klei uit bezinkt veel meer fijn slib bevatten (fraktie 2-16 µm) dan zoetwater slibvlokken. Verder zijn er zeer veel diatomeeën aanwezig in spoor 2020 en iets minder in spoor 2091. Diatomeeën onderzoek kan nadere informatie over zoet-/zoutwater verstrekken. Misschien is dat ook mogelijk met pollenanalyse, maar in spoor 2091 is zoveel gebrand dat er in dat spoor mogelijk te weinig goed materiaal wordt aangetroffen. Misschien is het mogelijk om in de profielwandinformatie na te gaan hoe deze laklaag verloopt en of later op een naburige plek is geakkerd, c.q. een dergelijke ‘laklaag’ aanwezig is. De specifieke vraagstellingen voor het micromorfologisch onderzoek waren: 1. Wat is de ontstaanswijze van laag 2091. Is dit een natuurlijke afzetting of een opgebrachte laag? Er is gedraaid Romeins aardewerk in aangetroffen. 2. Is er iets te zeggen over de tijdspanne van ontstaan of gebruik. Gezien de micromorfologisch analyse zoals hierboven samengevat, luiden de antwoorden hierop: Ad 1. Spoor 2091 is een natuurlijke afzetting op niveau van een middelhoog schor dat niet altijd meer overstroomd en dat indien nodig met een klein walletje een tijd drooggehouden kan worden. In deze laag is een aantal malen geakkerd waarbij de grond geroerd is. Daarbij kunnen stukjes gedraaid aardewerk zijn ingewerkt, een indicatie voor beakkering in de Romeinse tijd. Ad 2. Het gebruik is bij Ad 1. al toegelicht. De opslibbingssnelheid is niet uit deze gegevens op te maken. Die is afhankelijk van de lokale getijden-amplitudo, de hoeveelheid aanwezige slib en de opbouw van het gebied. Gezien de ontwikkelingen in Zeeland en Friesland moet bij voldoende aanvoer van sediment gedacht worden aan een tijdspanne tussen 50 en 300 jaar om een dergelijke opslibbing van overgang slik/schor naar middelhoog schor te bereiken. De tijdsduur van beakkering is gezien de sterke fragmentering van verschijnselen meerdere keren/jaren geweest. Romeins, in geul, werkput 1, noordprofiel, pollenbak 654: 12-27 cm diepte, onderkant van spoor 28 met overgang naar onderliggend spoor 38. De top van spoor 38 is een natuurlijke afzetting, een kalkrijke, lichte tot zware klei, een getijdenafzetting, die begroeid was met een kruidvegetatie. Hierin komen karakteristieke aeratie-verschijnselen voor langs wortelholten en in het basismateriaal, die duiden op een rond gemiddeld hoogwater opgeslibd komgebied, bij een uitloper van kreek of geul, vanwege drainage bij laag water waardoor aeratie mogelijk was. Deze natuurlijke afzetting is fors verstoord. Ten eerste zijn tijdens de afzetting van deze bovenste zone hierin grotere stukken verkoold hout (tot 5 mm ø) terecht gekomen, uit nabije bron gezien de gave aanwezigheid. Daarna zijn vanuit hogere lagen via biologische holten hier vele resten van menselijke aktiviteit terecht gekomen, waaronder vele stukjes bot, stukjes tufsteen, aardewerk en kwartsiet. Ook is er vanuit deze bovenliggende laag lokaal druk op deze afzetting uitgeoefend. De mate van verstoring van de top van spoor 38 is zo groot dat dit een overgangszone genoemd moet worden van het bovenliggende spoor naar een dieper gelegen spoor. De onderkant van spoor 28 is gezien de aangetroffen verschijnselen en het ontbreken van duidelijke verstoringsfenomenen een natuurlijke afzetting, die qua samenstelling gewoon volgt op die van het hieronder gelegen spoor (38). In deze laag is van alles gedumpt, waarbij opvalt dat er veel resten van kookvuren in aanwezig zijn: as en verkoolde resten van gramineeën (hooi/stro?)
16
en zwaar verbrand bot. Daarnaast komen nog grotere stukken minder verbrand bot voor. In dit kader kan gedacht worden dat de aangetroffen fragmenten aardewerk afkomstig zijn van drinkbekers en dergelijke en de stukjes tufsteen en leisteen iets zeggen over het werk dat verricht werd, omdat deze een minderheid vormen in de hier onderzochte zone. Dit alles wijst op een lagere, nattere zone waar na maaltijden vanalles in gedumpt werd. Omdat het kleirijkere materiaal niet gerijpt was zakten deze maaltijdresten daarin weg en wat overbleef werd overstroomd en weer bedekt met slib. Op deze manier stonk het niet en ging het niet rotten. In een latere fase is er een grote biologische activiteit geweest, o.a. van wormen, waardoor menging heeft plaatsgevonden van oorspronkelijk bodemmateriaal met resten van vuren, zoals verkoold hooi/stro/hout en botresten, die daarbij zeer gefragmenteerd zijn. Deze diergangen lopen door tot in de hieronder gelagen laag. De fijne fragmentatie van verkoold organisch materiaal geeft de zwarte kleur aan deze laag. De specifieke onderzoeksvraag voor het micromorfologische onderzoek, die luidde: Wat is de ontstaanswijze van spoor 28?, is hiermee beantwoord. De kanttekening die hierbij te maken valt is dat in de onderzochte zone beter gesproken kan worden van maaltijdresten met wat afval en niet van een echte puinlaag. Dit hoeft niet op te gaan voor deze gehele laag. Dat hangt af van de keuze van de lokatie van de pollenbak waaruit dit monster genomen is. Er is gezien de grote verstoring door menselijke aktiviteit geen duidelijke uitspraak te doen over de waterkwaliteit van het afzettingemateriaal. Om hier meer over te weten te komen zijn korrelgrootte-analyses, zoals hierboven vermeld, aan te bevelen. Resten van diatomeeen zijn aanwezig. Macroresten en/of pollenonderzoek moet rekening houden met de natuurlijke afzetting en de vele erin gedumte resten van kookvuren, c.q. maaltijden. Prehistorisch, werkput 1, westprofiel, pollenbak 9436: 7-22 cm diepte en 25-40 cm diepte, laag onder spoor 380, spoor 380 zwarte deel (onder) en grijze deel (boven). Alle drie de bestudeerde lagen bestaan uit hetzelfde moedermateriaal namelijk een windsediment, een opgestoven laag duin, opgeblazen uit lokaal door water afgezet sediment. Dit is af te leiden uit de matige afronding van de zandkorrels. Dit betekent dat dit lage duin dichtbij de strandwal of een andere zandig sediment lag. Alle drie de lagen zijn, gezien de goede beworteling, lange tijd begroeid geweest. Zowel met een kruidvegetatie als met wat venig materiaal. Heel spoor 380 wordt gekarakteriseerd door de restanten van hevige vuren ter plaatse: verkoold organisch materiaal, waarbij ook veel bot verbrand is. De intensiteit van branden is veel hoger dan alleen branden van vegetatieaccumulaties. Het verkoolde organische materiaal bestaat zowel uit kruidachtig materiaal als hout, dat niet ter plaatse groeide. In combinatie met de grote hoeveelheid, vaak zwaar verbrand bot doet dit vermoeden dat het hier niet primair om kookvuren gaat maar eerder om crematies of brandoffers. Ik heb één keer eerder een enigszins vergelijkbare zogenaamde zwarte vegetatielaag in een ondergrond bestudeerd. Dat was bij de opgraving van de Schuytgraaf (VINEX locatie Arnhem-Zuid, opdracht gemeente Arnhem, contactpersoon Drs. M. Smit) in een zone met rivierduinzand (werkput 1, westwand zuid, coordinaten : 696.60/12.82, vindplaats 9, De Laar 16, 7,94 m + NAP). Deze laag bleek een uitloper te zijn van een crematieveld dat mogelijk uit de Klokbekertijd stamde omdat er enkele kleine scherfjes aardewerk uit die periode gevonden zijn. De toen bestudeerde laag bevatte nog niet eentiende van het zwaar verbrande materiaal dat hier ter plekke is gevonden en de fragmenten verbrand bot waren veel kleiner (Mulder et al., 2001). Bovendien is hier een klein fragmentje aardewerk gevonden. Het verschil in kleur van het bovendste deel (grijzer) met het onderste deel (zwarter) van dit spoor is niet het gevolg van een groot verschil in intensiteit van de vuren, maar grotendeels veroorzaakt door uitspoeling van fijne deeltjes zwartgekleurd organisch materiaal naar dieper gelegen lagen,
17
die zij zwarter kleurden. Bovendien zijn in het bovenste deel van het spoor iets minder zwartgekleurde sulfiden neergeslagen en is de ontkalking verder voortgeschreden. Dit zijn beiden processes die grond minder kleur geven. De vlekken in de laag onder spoor 380 worden veroorzaakt door ingespoelde zwarte asrestjes uit het hoger gelegen spoor. Dit type vlekken zijn ook aangetroffen in het duin van Ypenburg (Kooistra, 2001). Daar betrof het hoogstwaarschijnlijk asrestjes van kookvuren. De specifieke vragen voor het micromorfologisch onderzoek van dit spoor waren: 1. Hoe is deze bodem ontstaan? 2. Waardoor is deze grijze laag zo dik? 3. Is hier mogelijk in geakkerd o.i.d.? De antwoorden, gezien de hierboven gegeven micromorfologische analyse, hierop luiden: Ad 1. We hebben hier niet met een echte bodem te maken. Op een laag opgestoven duin, waarin nog geen bodemontwikkeling heeft plaatsgevonden, zijn hevige vuren geweest waarbij ook veel bot verbrand is. De zwarte as hiervan heeft dit spoor haar kleur gegeven. In het bovenste deel van dit spoor is een deel hiervan uitgespoeld en weer ingespoeld in het diepere deel van het spoor, waardoor de top lichter is gekleurd en de onderkant donkerder. Ad 2. De dikte van deze laag is bepaald door grootte van de vuren en mogelijk herhalingen van vuren op deze lokatie, waardoor de laag verder opbouwde. Ad 3. Deze laag is geheel antropogeen. Het ontstaan van deze laag is hierboven toegelicht. In deze laag is geen enkel verschijnsel aangetroffen dat op landbouw duidt.
18
Referenties
Bisdom, E.B.A. and Schoonderbeek, D., 1983. The characterization of the shape of mineral grains in this sections of soils by Quantimet and BESI. Geoderma 30: 303 – 332.
Jongerius, A. and Heintzberger, G., 1975. Methods in soil micromorphology; a technique for the preparation of large thin sections. Soil Survey Papers 10, Soil Survey Institute, Wageningen, The Netherlands Kooistra, M.J., 1978. Soil development in recent marine sediments of the intertidal zone in the Oosterschelde, The Netherlands. A soil micromorphological approach. Soil Survey Paper no. 14. Netherlands Soil Survey Institute, Wageningen. 183 p. Kooistra, M.J., 1990. The future of soil micromorphology. In: L.A. Douglas (Ed.), Soil micromorphology. Amsterdam, Elsevier, 1990, pp. 1-8. Kooistra, M.J., 1991. A micromorphological approach to the interactions between soil structure and soil biota. In: Agriculture, Ecosystems and Environment 34, pp. 315-328 Kooistra, M.J., 2002. Hoofdstuk 22. Micromorfologisch Onderzoek. In: Carmiggelt, A. en P.J.W.M. Schulten: Veldhandleiding Archeologie. Archeologische Leidraad 1. College voor de Archeologische Kwaliteit, Zoetermeer. p. 125-130 Kooistra, M.J., (april 2001). Op de grens van zee en land. Micromorfologisch landschapsgenetisch
onderzoek duin Ypenburg. Alterra, Research Instituut voor de Groene Ruimte, Wageningen, Nederland, 51 p.
Mulder, J.R., Kooistra, M.J., Verbauwen, E.C., Haring, R.M.K. & Makaske, B., (juni) 2001. Wonen en Werken aan het Water door de Eeuwen heen. Landschapsgenese en bodemontwikkeling van de Schuytgraaf (VINEX locatie Arnhem-Zuid). Alterra, Wageningen, 74 p.
1
`
Micromorfologisch onderzoek opgraving plangebied Nieuw Hadriani
te Voorburg (II)
M.J. Kooistra September 2009
2
Kooistra Micromorphological Services, Rapport no. 14. Micromorfologisch onderzoek opgraving plangebied Nieuw Hadriani te Voorburg - II Auteur: Maja J. Kooistra Slijpplaatnummers: 09069 t/m 09073, 09076, 09077 Opdrachtgever: AAC/Projektenbureau, Amsterdam Correspondentie adres: Kooistra Micromorphological Services Snijdersteeg 16 3911 VP Rhenen tel: 0317 - 617382 e-mail : [email protected]
3
Inleiding In september 2008 is rapport no. 11 van Kooistra Micromorphological Services verschenen over het micromorfologisch onderzoek opgraving plangebied Nieuw Hadriani te Voorburg in opdracht van het AAC/Projektenbureau in Amsterdam. Deze rapportage is besproken tijdens het specialistenoverleg en opgenomen in het evaluatierapport. Naar aanleiding het specialistenoverleg en dit evaluatierapport zijn enkele hoofdthema’s geselecteerd voor vervolgonderzoek. Eén van deze hoofdthema’s is micromorfologisch onderzoek. Dit is ondergebracht in de cluster organisch onderzoek waarvoor in de zomer van 2009 toestemming is verleend tot uitvoering. Het vervolgonderzoek betreft, net zoals het eerste rapport, zowel sporen uit de Romeinse periode als die uit de dieper gelegen prehistorische niveaus en heeft tot doel zowel aanvullende als bevestigende informatie te verkrijgen over de processen die plaatsgevonden hebben. De specifieke onderzoeksvragen met betrekking tot de Romeinse tijd hebben te maken met de onderste kleiafzettingen, die aanwezig zijn in een restgeul in zowel WP 1 als WP 2, en de afdekkende kleilaag bovenop de strandwalafzettingen aanwezig in WP3. De onderzoeksvragen luiden:
- Is er sprake van natuurlijke sedimentatie in de restgeul? - Zijn deze opvullingen afgezet onder zoet- of zoutwatercondities? - Is er sprake van discontinuiteiten in de verschillende sporen aanwezig in de opvullingen? - Waar bestaan deze discontinuiteiten uit? - Welke, mogelijk antropogene, oorzaken hebben de eventuele discontinuiteiten? - Is er een koppeling tussen spoor 27 en spoor 2006 of tussen spoor 29 en spoor 2006? - Wat is de samenstelling van de afdekkende kleilaag in WP 3? Is deze afgezet in zoet- of
zoutwater? Die met betrekking tot de prehistorische niveaus zijn als volgt:
- Hoe is deze bodem ontstaan (lithogenese en bodemsoort)? - Welke processen hebben daarin plaatsgevonden? - In hoeverre zijn deze vergelijkbaar met de eerder onderzochte bodem in spoor 380?
(Deze vraag wordt doorverwezen naar de evaluatie van KMS rapport no. 11 en no.14). De slijpplaatmonsters voor dit vervolgonderzoek zijn genomen uit de tijdens de opgraving genomen pollenbakken. Met de heer Driessen, AAC/Projektenbureau zijn een aantal pollenbakken in het micromorfologisch lab in Bennekom bekeken en is een selectie gemaakt van de micromorfologisch te bestuderen sporen en hun overgangen. Uiteindelijk zijn 6 lokaties geselecteerd voor micromorfologische analyses. Dit betreft 4 slijpplaten uit de onderste kleiafzettingen in de restgeul aanwezig in WP1 en WP2, waarin macroscopisch discontinuiteiten in aanwezig leken te zijn; 1 slijpplaat uit de afdekkende kleilaag in WP3 en 1 slijpplaat uit het vervolg van de neolitische bodem in WP3. De bijbehorende profieldocumentatie is aangeleverd. Ook deze keer wordt het micromorfologisch onderzoek aan specifieke lagen zoveel mogelijk gekoppeld aan het onderzoek aan diatomeeën en pollen.
Methoden In het laboratorium zijn de pollenbakken bestudeerd en beste bemonsteringsdiepten voor het verkrijgen van informatie met betrekking tot de vraagstellingen gekozen. Op de geselecteerde diepten zijn zorgvuldig dunne metalen monsterblikjes uitgestoken om verstoring zoveel mogelijk te beperken en zoveel mogelijk materiaal over te houden voor aanvullend onderzoek. De dikten van deze monsterblikjes wisselde: voor de Romeinse sporen die gevriesdroogd moesten worden
4
15x8x2 cm en voor de lucht te drogen monsters van de prehistorische sporen 15x8x3 cm. Omdat de NAP hoogten niet precies bekend waren zijn de hoogten vanaf de top van de pollenbakken aangehouden om de bemonsterde diepten vast te leggen. De genomen monsters zijn als volgt:
1. Vroeg Romeins? Afdekkende kleilaag op strandwal afzettingen werkput 3, smalle pollenbak VNR 1495: 34-49 cm diepte en bevat geheel spoor 4059. 2.en 3. Romeins, in restgeul, werkput 2, pollenbak 6567-1: 7-22 cm, spoor 2006, discontinuiteit kleipakket en 6567-2: 25-38 cm onderkant spoor 2006 met mogelijk discontinue overgang naar onderliggend spoor 2006-4 en 2037-3. 4. en 5. Romeins, in restgeul, werkput 1, pollenbak 655: 6-21 cm diepte, met overgang spoor 29 naar spoor 27, en pollenbak 656: 4-19 cm diepte, met onderkant spoor 29 met overgang naar onderliggend spoor 86 en 73.1. 6. Neolitische bodem, werkput 3, pollenbak VNR9471: 34-49 cm diepte, met spoor 4478 en de overgang naar onderliggend spoor 4170.
De slijpplaatmonsters uit de Romeinse tijd zijn wegens het hoge kleigehalte en vochtigheid, waardoor forse krimp van het materiaal verwacht kon worden, eerst gevriesdroogd en daarna in zijn geheel geïmpregneerd met een kleurloze onverzadigde polyesteroplossing. De slijpplaatmonsters uit de prehistorische lagen waren zandiger en konden weinig krimpen. Zij zijn daarom luchtgedroogd voordat ze geïmpregneerd werden met een kleurloze onverzadigde polyesteroplossing. Na verdamping van het grootste gedeelte van de aceton uit deze polyesteroplossing zijn de monsters verhard met gammaradiatie (Bisdom en Schoonderbeek, 1983). De slijpplaten zijn dunne coupes geïmpregneerde, onverstoorde grond van 15 x 8 cm en hebben een dikte van 25 m. Bij de gevriesdroogde bodemmonsters worden de slijpplaten van een zijkant van de geïmpregneerde blokken gemaakt, omdat in het midden van deze verharde blokken verstoringen door ijkristallen voorkomen. De slijpplaten van luchtgedroogde monsters worden, daarentegen, gemaakt uit het midden van de verharde blokken, om randverstoringen zoveel mogelijk uit te sluiten. In beide gevallen wordt een zo dun mogelijke plak grond afgezaagd die, opgeplakt op een glasplaat, vervolgens steeds dunner geslepen en gevlakt wordt, tot een dikte van 25 m. Op de dikte van 25 m zijn de optische identificatie-criteria geijkt. De gevolgde procedures staan vermeld in Jongerius en Heintzberger (1975). De slijpplaten zijn geanalyseerd met een polarisatie lichtmicroscoop met vergrotingen tot 250 x. In een slijpplaat zijn vaak meerdere lagen en/of overgangen aanwezig. Deze lagen worden achtereenvolgens beschreven, te beginnen met de diepste laag om de chronologie van de processen beter te kunnen analyseren. De resultaten van een micromorfologisch onderzoek bestaat uit twee delen. Het eerste deel bestaat uit een analyse van de aard van het moedermateriaal en de daarin optredende verschijnselen. In het tweede deel worden de verschijnselen toegekend aan processen die plaatsgevonden hebben, hun volgorde van optreden wordt vastgesteld evenals hun mogelijke interacties. De procedures die gevolgd zijn voor het reconstrueren van processen en daarmee de genese van landschap en bodem, met of zonder ingrepen door de mens zijn beschreven in twee publicaties (Kooistra,1990, 1991). In de Veldhandleiding Archeologie (Carmiggelt en Schulten, eds, 2002) is een sectie micromorfologie opgenomen waarin de basisprocedures voor het micromorfologisch onderzoek zijn beschreven.
Resultaten De microscopisch onderscheiden lagen c.q. sporen zijn van onder naar boven achtereenvolgens eerst geanalyseerd en daarna geïnterpreteerd. Deze volgorde wordt bij voorkeur aangehouden om de chronologische volgorde van mogelijk optredende processen zo duidelijk mogelijk te
5
achterhalen. De beschrijving van iedere laag bestaat uit drie delen: 1. het bodemmateriaal waaruit deze bestaat; 2. de holten en struktuur die erin voorkomen; 3. de natuurlijke en antropogene verschijnselen die hierin voorkomen. De slijpplaten zijn 15 cm hoog. De vermelde diepten zijn die tot de top van de pollenbakken. Slijpplaat 09073, afdekkende kleilaag op strandwal afzettingen, werkput 3, smalle pollenbak VNR 1495: 34-49 cm diepte en bevat spoor 4059. In deze slijpplaat komen 3 lagen voor die van onder naar boven achtereenvolgens beschreven en geïnterpreteerd worden. Laag 1, pollenbak VNR 1495: 47,5-49 cm diepte, spoor 4062 a? 1. Bodemmateriaal Het bodemmateriaal bestaat uit een kalkrijke zware zavel en bevat minerale korrels tot 150 μm in diameter. Daaronder zijn een aantal glauconietkorrels. Lokaal zijn restanten van een gelaagde afzetting te zien met duidelijke verschillen in korrelgrootten, vnl bestaande uit lichtere zavellagen. De afgezette klei bevat relatief veel fijne siltkorrels en fijn verdeeld organisch materiaal. 2. Holten De aanwezige holten zijn beperkt en bestaan voornamelijk uit biologische holten, met diameters tot ca. 2 mm. Dit zijn meestal wortelholten, die na verdere opslibbing in een latere fase vanuit een hoger gelegen oppervlak tot in deze laag zijn doorgedrongen. (zie ook verschijnselen). 3. Verschijnselen - In de gehele afzetting komen at random silica-skeletjes van diverse soorten diatomeeën voor. - regelmatig zijn schelpresten, zowel van bivalvae als slakjes aangetroffen, tot 300 μm lang. - langs de wanden van een paar grotere wortelgangen komen neerslagen van fijne carbonaatpartikeltjes voor, tot 0,8 mm dikte. - regelmatig zijn voormalige biologische holten opgevuld met zowel voornamelijk fijn zand (meeste korrelgrootten tussen 100 en 250 μm ø) , als met kleirijk materiaal. In de kleirijke opvullingen komen kleine fragmentjes verkoold organisch materiaal voor. - In een aantal wortelholten komen grotere restanten van voormalige wortels voor. In en bij dit organisch materiaal zijn enkele accumulaties van framboïdale pyrietbolletjes aanwezig (grootten tot 40 μm ø). Interpretatie laag 1, pollenbak VNR 1495: 47,5-49 cm diepte, spoor 4062 a? Het moedermateriaal is gezien de korrelgrootte samenstelling een kalkrijke, zwak gelaagde, zware zavel. De samenstelling van de klei met relatief veel fijn silt en fijn verdeeld organisch materiaal is een kenmerk van slibvlokken die uit een marien milieu afkomstig zijn (Kooistra, 1978). In dit spoor komen at random diatomeeën-skeletjes voor van diverse typen, die zeer veel lijken op mariene diatomeeën. Deze verschijnselen, gecombineerd met de aangetroffen resten van schelpdieren en slakjes, zijn in dit type sediment, waarin bovendien nog glauconiet voorkomt, sterke indicaties voor een zuiver marien milieu. Als opslibbingsniveau, gezien de vele opgevulde biologische holten en zwakke sedimentaire gelaagdheid, kan dit een laag schor zijn geweest. In een latere fase zijn wortels van een vegetatie die op een hoger opslibbingsniveau groeiden, in deze laag doorgedrongen. Bij deze wortels zijn door lokale redox-omstandigheden de clusters met pyrietbolletjes gevormd. In deze afzetting komen langs enkele grotere open wortelgangen neerslagen van fijne carbonaatpartikeltjes (kalk) voor. In ontkalkend sediment, bijvoorbeeld onder veenlagen, slaan dergelijke carbonaatpartikels neer in diepere lagen in de ondergrond in min of meer horizontale zones waar bijvoorbeeld de korrelgrootte verandert en waar nog geen
6
ontkalking heeft plaatsgevonden. Hier treedt dan oververzadiging van het bodemvocht op waaruit kalk neerslaat bij hoge pH’s (Kooistra, 1978). Een enkele keer is dit gebied met grotere watersnelheden overstroomd waarbij fijn zand is afgezet dat ook in open holten is terecht gekomen. Laag 2, pollenbak VNR 1495: 44-47,5 cm diepte, spoor 4062 b? De overgang van spoor 2020 naar spoor 2091 verloopt golvend: ca. 0,5 cm vertikaal over 4,5 cm horizontaal en is redelijk zichtbaar. 1. Bodemmateriaal Het bodemmateriaal bestaat uit een kalkrijke lichte klei, met minerale korrels tot ca. 250 μm ø. Daaronder zijn een aantal glauconietkorrels. Zij zijn ingebed in de klei. De klei heeft dezelfde samenstelling als die in laag 1. 2. Holten De, regelmatig voorkomende, aanwezige holten bestaan voornamelijk uit biologische holten, met diameters tot ca. 2 mm. Dit zijn meestal wortelholten, die na verdere opslibbing in een latere fase vanuit een hoger gelegen oppervlak tot in deze laag zijn doorgedrongen. (zie ook verschijnselen). 3. Verschijnselen - In de gehele afzetting komen at random silica-skeletjes van diverse soorten diatomeeën voor. - regelmatig zijn schelpresten, meestal die van slakjes (tot 300 μm lang), maar ook een enkele klep van een bivalvae (tot 1,5 mm lang) aangetroffen. - in het sediment komt 1 scherphoeking, langwerpig botfragmentje voor van 750 μm lengte met een horizontale orientatie. - at random in het sediment komen een aantal kleine zwart verkoolde fragmentjes organische stof voor, tot ca. 150 μm ø. - langs de wanden van een paar grotere wortelgangen komen neerslagen van fijne carbonaatpartikeltjes voor, tot 0,8 mm dikte. - regelmatig zijn voormalige biologische holten opgevuld met zowel voornamelijk fijn zand (meeste korrelgrootten tussen 100 en 250 μm ø). Sommige van deze opvullingen vertonen lichte drukvervormingen. - regelmatig komen opvullingen met kleirijk bodemmateriaal voor. Door de aanwezigheid van kleine fragmentjes verkoold organisch materiaal zijn deze opvullingen donkerder van kleur. In een aantal van deze opvullingen zijn striae, een interne gelaagdheid te zien, die grotendeels door bodemfauna veroorzaakt is. Diameters tot 3 mm. Ook deze opvullingen vertonen lichte drukvervormingen. - in het sediment komen lokaal enkele drukvervormingen voor. - in een aantal wortelholten komen grotere restanten van voormalige wortels voor. In en bij dit organisch materiaal zijn enkele accumulaties van framboïdale pyrietbolletjes aanwezig (grootten tot 40 μm ø). - in een paar holten zijn geelkleurige, amorfe, stoffen neergeslagen. Dit is geoxideerde vivianiet. Interpretatie Laag 2, pollenbak VNR 1495: 44-47,5 cm diepte, spoor 4062 b? Deze laag is, gezien de samenstelling, van oorsprong in een continuum afgezet met de hieronder gelegen afzetting, laag 1. De opbouw van de slibvlok, de aanwezigheid van diatomeeën-skeletjes van diverse typen, de resten van schelpdieren en slakjes, zijn in dit type sediment, waarin bovendien nog glauconiet voorkomt, sterke indicaties voor een zuiver marien milieu. Het is een begroeid schor geweest gezien de afwezigheid van gelaagdheid en toename van het kleigehalte. De oorspronkelijke holten zijn vrijwel allemaal opgevuld door twee verschillende processen. Een deel is opgevuld met voornamelijk fijn zand, afkomstig van een enkele overstroming met grotere watersnelheden waarbij fijn zand is afgezet dat ook in open holten is terecht gekomen. Een ander
7
deel is opgevuld met kleirijk materiaal dat kleine fragmentjes verkoold organisch materiaal bevat en dat afkomstig is uit het bovenliggende spoor (zie beschrijving laag 3). Dit zijn door bodemfauna met excrement- materiaal opgevulde holten, waarschijnlijk wormen. Ook deze opvullingen vertonen drukvervormingen. Bij en in wortelgangen zijn door lokale redox-omstandigheden een aantal clusters met pyrietbolletjes gevormd. In deze afzetting komen langs enkele grotere open wortelgangen neerslagen van fijne carbonaatpartikeltjes (kalk) voor, ten gevolge van latere ontkalking in bovenliggende lagen. Tijdens de sedimentatie van deze laag zijn zo nu en dan kleine fragmentjes verkoold organisch materiaal ingevangen en is een botfragmentje hier terecht gekomen.. Ook zijn opgevulde holten door lokale druk licht vervormd. Dit geheel vormt een indicatie dat hier in de buurt gebrand is of kookvuren zijn geweest en het sediment incidenteel is betreden. Bij en na de vorming van laag 3 hierboven is er weer druk uitgeoefend op het sediment gezien de vervormingen ook in de met klei uit deze laag opgevulde diergangen en zijn er ook oxidatieproducten van vivianiet in een paar holten terecht gekomen. Laag 3, pollenbak VNR 1495: 34-44 cm diepte, spoor 4059. De overgang van laag 2 naar laag 3 (spoor 4059) verloopt hellend: ca. 1 cm vertikaal over 4,5 cm horizontaal en is duidelijk zichtbaar. 1. Bodemmateriaal Het bodemmateriaal bestaat uit een kalkhoudende lichte klei, met relatief veel ingevangen zandkorrels tot ca. 250 μm ø. Daaronder zijn een paar glauconietkorrels. Zij zijn ingebed in de klei, met dezelfde samenstelling als die in de voorgaande lagen. 2. Holten De, regelmatig voorkomende, aanwezige holten bestaan voornamelijk uit biologische holten, met diameters tot ca. 3 mm. Dit zijn zowel wortelholten, die na verdere opslibbing in een latere fase vanuit een hoger gelegen oppervlak tot in deze laag zijn doorgedrongen.als diergangen. Sommige holten zijn later gemodificeerd door mesofauna. (zie ook verschijnselen). 3. Verschijnselen - In de gehele afzetting komen at random silica-skeletjes van diverse soorten diatomeeën voor. - regelmatig komen kleine zwart verkoolde fragmentjes organische stof voor, die at random ingebed zijn in het sediment. Grootte verkoolde fragmentjes tot ca. 250 μm ø. - regelmatig komen fragmentjes verkoold hout voor, at random ingebed in het sediment. Grootte houtskoolfragmentjes tot ca. 2,5 mm ø. - in het sediment komen at random enkele kleine ingebedde botfragmentjes voor, soms met enige verbranding. Grootte botfragmentjes tot ca. 240 μm ø. - In een aantal wortelholten komen grotere restanten van voormalige wortels voor. In en bij dit organisch materiaal zijn enkele accumulaties van framboïdale pyrietbolletjes aanwezig (grootten tot 40 μm ø). - in en bij resten van organisch materiaal komen zwarte polysufide-neerslagen voor. - langs de wanden van een paar grotere wortelgangen komen neerslagen van fijne carbonaatpartikeltjes voor, tot 0,8 mm dikte. - een aantal voormalige biologische holten zijn opgevuld met zowel voornamelijk fijn zand (meeste korrelgrootten tussen 100 en 250 μm ø). Deze opvullingen vertonen regelmatig drukvervormingen. - een aantal met plastische klei-opgevulde wortelholten. Deze opvullingen vertonen regelmatig drukvervormingen. - regelmatig komen opvullingen met kleirijk bodemmateriaal materiaal voor. Dit zijn met excrement-materiaal opgevulde diergangen, waarin lokaal striae, een interne gelaagdheid, te
8
zien is. Dit zijn wormexcrementen. Door de aanwezigheid van kleine fragmentjes verkoold organisch materiaal zijn deze opvullingen donkerder van kleur. Diameters tot 3 mm. Een aantal van deze opvullingen vertonen drukvervormingen. - in de restruimten tussen oorspronkelijke diergang en excrement-opvulling zijn vaak kleine onregelmatige holten te zien gemaakt door mesofauna. - langs opgevulde holten en soms langs nog open holten komen regelmatig neerslagen voor van grotendeels tot geheel geoxideerde vivianiet rozetten. De geheel geoxideerde vivianiet bestaat uit amorfe geelgekleurde neerslagen in het bodemmateriaal en soms ook in en langs holten. In het bodemmateriaal vormen zij geelgekleurde vlekken tot 4-5 mm dikte. Vivianiet rozetten zijn meestal niet groter dan 1 mm ø. - in het sediment komen regelmatig drukvervormingen, en restanten daarvan, voor. - bij de top komen wat afgeronde, ingetrapte brokjes, zavelmateriaal voor, waarschijnlijk afkomstig van een bovenliggende laag. Interpretatie Laag 3, pollenbak VNR 1495: 34-44 cm diepte, spoor 4059. Deze laag is, gezien de samenstelling, van oorsprong in een continuum afgezet met de hieronder gelegen lagen (1,2). Dezelfde samenstelling van de klei en de aanwezigheid van dezelfde typen diatomeeën-skeletjes als in de voorgaande lagen zijn een sterke indicatie voor een zuiver marien milieu. Het opslibbingsniveau is wat hoger geweest dan de voorgaande laag en was een begroeid middelhoog tot hoog schor, waar in een aantal wortelholten tijdens hoogwater of springvloed kleirijk sediment is ingestroomd of tijdens stormvloeden zand is ingestroomd. Dit geheel hoort bij de in het moedermateriaal overgeerfde verschijnselen. Daarna is er bij deze lokatie gebrand, waaronder ook hout. Asresten en houtskoolfragmentjes zijn echter voornamelijk aanwezig in voormalige biologische holten die door fysische processen zijn opgevuld en in de regelmatig voorkomende met excrement materiaal opgevulde gangen. Veel verschijnselen tonen drukvervormingen en in de top zijn een aantal wat afgeronde ingetrapte brokjes zavelmateriaal aanwezig. Dit, tezamen met de regelmatig voorkomende fosfaatneerslagen in de vorm van vivianiet en zijn oxidatieproducten, geeft een sterke aanwijzing dat hier vee heeft rondgelopen. Ook de duidelijke aanwezigheid van wormen geeft aan dat hier een goed groeiende lage vegetatie aanwezig was. Mensen hebben hier in de buurt kookvuren gehad, waardoor enkele al of niet verbrande stukjes bot in het sediment zijn terecht gekomen, en hebben mogelijk de vegetatie verbrand om deze te verjongen. Nadien heeft hier een andere vegetatie op gegroeid, waarvan de wortelresten nog aanwezig zijn in hun eigen holten. In en bij deze wortelresten is regelmatig pyriet gevormd en zijn polysulfiden neergeslagen. Verzuring in bovenliggende lagen zorgde voor het oplossen van kalkpartikels in deze lagen en het neerslaan ervan in deze en diepere lagen. Slijpplaat 09077* (in restgeul), werkput 2, pollenbak 6567-2: 25-40 cm diepte * Deze slijpplaat is geherimpregneerd omdat de polyesterhars niet wilde harden. In deze slijpplaat komen 3 lagen voor die van onder naar boven achtereenvolgens beschreven en geïnterpreteerd worden. Laag 1, pollenbak 6567-2: 34/35 – 40 cm diepte, spoor 2037.3 1. Bodemmateriaal Het oorspronkelijke bodemmateriaal bestaat uit kalkloos losgepakt zand, samengesteld uit matig afgeronde tot goed afgeronde korrels. Meeste korrelgrootten tussen 120-260 μm ø. 2. Holten De aanwezige holten bestaan voornamelijk uit pakkingholten tussen de zandkorrels. Daarnaast komen regelmatig wortelholten voor van allerlei grootteklassen tot 17 mm in diameter.
9
3. Verschijnselen - het zand is lokaal zeer onregelmatig gepakt, soms veel dichter, soms losser. Lokaal komen in deze zones een enkel stukje verbrand bot voor, 150 μm ø en 1 mm lang en brokjes verkoold organisch materiaal tot ca. 600 μm ø. - in zones komen een aantal ruwe brokjes venig bodemmateriaal, tot ca. 1,2 mm lengte. - lokaal komen zones voor met ingebedde, ruwe brokjes venig organisch materiaal, tot ca. 200 μm ø. - regelmatig hebben zandkorrels dunne, vaak discontinue, huidjes van vuilbruin materiaal dat voornamelijk bestaat uit fijn gefragmenteerd, gedeeltelijk omgezet en soms al of niet verkoold organisch materiaal. Regelmatig vormt dit materiaal ook bruggen tussen korrels, soms vult ze de pakkingsholten tussen de korrels. Een aantal malen is hierbij druk uitgeoefend op het bodemmateriaal, waarbij dit materiaal tussen en tegen de zandkorrels van het basismateriaal aan geperst is waarbij het verder is gefragmenteerd. Dikte huidjes tot 20 μm ø. - Door het gehele basismateriaal en langs grotere wortelholten komen drukgelaagdheden voor, waarin de pakking van de zandkorrels dichter is. - In het gehele basismateriaal komen regelmatig wortelresten en wortels voor, voornamelijk in eigen holten. De wortelresten bestaan uit de meest resistente weefsels. In de grote wortelholte van 17 mm ø groeide een levende boomwortel. Interpretatie Laag 1, pollenbak 6567-2: 34/35 – 40 cm diepte, spoor 2037.3 De samenstelling van het bodemmateriaal, losgepakte zandkorrels, geeft aan dat dit een windsediment is. Gezien de matige afronding van de korrels en de positie is dit uit, lokaal door water afgezet sediment, opgestoven zand. Dit stuifzand is beworteld geweest. De organische resten hiervan zijn sterk omgezet en gefragmenteerd. Deze zijn samen met uit hoger gelegen lagen fijn gefragmenteerde, al of niet verkoold, organische materiaal met door de grond percolerend water mee naar beneden getransporteerd en in deze laag in wisselende concentraties neergeslagen. Het fijn gefragmenteerde verkoolde organische materiaal is zwartgekleurd en geeft, door de ongelijke hoeveelheden neergeslagen materiaal een wat vlekkerig patroon aan deze laag. Vanuit hoger gelegen lagen is deze laag verstoord. Het moedermateriaal heeft sterk wisselende pakkingen en er zijn diverse allochtone materialen aanwezig: Er komen voor: stukjes verkoold organisch materaal, brokjes venig bodemmateriaal, brokjes veen en een fragment verbrand bot. Deze zijn niet afgerond en ingebed in zones waarop druk is uitgeoefend. Dit alles duidt op een fysieke verstoring, die lijkt op graafwerkzaamheden. Nadien en recent is deze grond weer begroeid, c.q. beworteld. Door uitgeoefende worteldruk is de pakking rond grotere wortelgangen dichter. Laag 2, pollenbak 6567-2: 29/34-34/35 cm diepte, spoor 2006-4 De overgang van laag1 naar laag 2 verloopt licht hellend en is duidelijk. 1. Bodemmateriaal Het oorspronkelijke bodemmateriaal bestaat uit hetzelfde zand als laag 1, maar hier is de pakking dichter en is lokaal een restant te zien van een zwakke gelaagdheid waarin langwerpige korrels met de gelaagdheid mee zijn georienteerd. Deze gelaagdheid is regelmatig geaccentueerd door horizontaal liggend meer of minder omgezet organisch materiaal. Meeste korrelgrootten tussen 100-260 μm ø. 2. Holten De aanwezige holten bestaan voornamelijk uit pakkingholten tussen de zandkorrels. Deze zijn kleiner dan in laag 1. Er komen een aantal onregelmatige holten voor met ruwe wanden, diameters tot 2 mm. Daarnaast komen regelmatig wortelholten voor, tot 4 mm in diameter. 3. Verschijnselen - veel zandkorrels hebben dunne, vaak discontinue, huidjes van vuilbruin materiaal dat
10
voornamelijk bestaat uit fijn gefragmenteerd, grotendeels omgezet en soms al of niet verkoold organisch materiaal. Regelmatig vormt dit materiaal ook bruggen tussen korrels, soms vult ze de pakkingsholten tussen de korrels. Een aantal malen is hierbij druk uitgeoefend op het bodemmateriaal, waarbij dit materiaal tussen en tegen de zandkorrels van het basismateriaal aan geperst is waarbij het verder is gefragmenteerd. Dikte huidjes tot 35 μm ø. - het zand is lokaal onregelmatig gepakt, soms dichter, soms losser. In deze zones komen ingebedde allochtone materialen voor: een enkel klein stukje verbrand bot, ca. 350 μm lang; enkele fragmentjes houtskool tot 1.5 mm lang, waarvan 1 afgerond; een aantal brokjes verkoold organisch materiaal tot ca. 600 μm ø; een aantal ruwe brokjes venig bodemmateriaal, tot ca. 1,2 mm lengte; een aantal ruwe brokjes venig organisch materiaal, tot ca. 200 μm ø en een ruw brokje vrijwel ontkalkte zavel met mariene diatomeeën, ca. 2 mm ø. - In het gehele basismateriaal komen regelmatig wortelresten en wortels voor, voornamelijk in eigen holten. Langs grotere wortelholten komen drukgelaagdheden voor. De wortelresten bestaan voornamelijk uit de meest resistente weefsels. Een enkele wortel is recent en vrijwel gaaf. Interpretatie laag 2, pollenbak 6567-2: 29/34-34/35 cm diepte, spoor 2006-4 De samenstelling van het bodemmateriaal geeft aan dat er overstroming of verspoeling in het duinzand heeft plaatsgevonden waarbij organisch materiaal horizontaal georienteerd is en de korrelgrootten wat zijn gesorteerd. Deze laag heeft dicht bij een begroeide toplaag gelegen gezien het hoge gehalte aan grotendeels omgezet organische materiaal dat als huidjes en bruggen tussen de zandkorrels aanwezig is. De vegetatie aan het oppervlak is mogelijk gebrand gezien de aanwezigheid van verkoold organisch materiaal bij dit grotendeels omgezette organische materiaal. Deze hele laag is met kracht scheefgezet, waardoor de gelaagheid en het horizontaal afgezette organische materiaal nu onder een helling van ca. 35 staat. Daarbij zijn de allochtone materialen ingebed en de drukverschillen in het bodemmateriaal ontstaan. Het is mogelijk dat 1 houtskool-fragment en het verbrande stukje bot tijdens sedimentatie c.q. vorming van het moedermateriaal zijn ingebracht, omdat deze afronding door verplaatsing vertonen. Dit is geen natuurlijk proces en veroorzaakt door menselijk ingrijpen. Nadien en recent is deze grond weer begroeid, c.q. beworteld. Door uitgeoefende worteldruk is de pakking rond grotere wortelgangen dichter. Laag 3, pollenbak 6567-2: 25- 29/34 cm diepte, spoor 2006 De overgang van laag1 naar laag 2 verloopt sterk hellend en is duidelijk. 1. Bodemmateriaal Het bodemmateriaal bestaat uit een combinatie van verschillende soorten materialen:
a. een wigvormige zone van 1 t/m 3 cm dikte van een kalkhoudende lichte klei met veel ingevangen zandkorrels tot ca. 260 μm ø, dat veel fragmenten organisch materiaal bevat. De wigvormige zone ligt met de punt naar beneden op een helling van ca. 35;
b. een brok venig materiaal van ca. 1,5 cm ø en enkele kleinere brokjes van dit materiaal; c. Een onregelmatige, ook wat wigvormige zone van dezelfde samenstelling als laag 2
waarin vele kleinere brokjes lichte klei, veenfragmenten en houtskool voorkomen. Grootte brokjes en fragmenten tot ca. 6 mm ø. De zwakke gelaagdheid, zoals zichtbaar in laag 2, is hier niet meer te herkennen, door menging met andere materialen, verknedingen en drukverschillen in dit materiaal. Deze wigvormige zone heeft een hellingshoek met die van a. van ongeveer 55.
2. Holten De aanwezige holten bestaan voornamelijk uit onregelmatige holten tot ca. 2 mm, enkele breuken in de klei- en veen brokken en een aantal wortelholten, tot 4 mm in diameter.
11
3. Verschijnselen - in het wigvormige brok lichte klei zijn enkele fragmenjes meer of minder verbrand bot aanwezig tot 1,3 mm lang en een aantal stukjes verkoold organisch materiaal. Er is een doorsnede van een slakje aanwezig van 3 mm ø, mogelijk het wadslakje Hydrobia ulvae. De lichte klei is van oorsprong kalkrijk, lokaal lossen de kalkpartikels op en elders slaan zij neer bij holten. Regelmatig komen in gedeeltelijk omgezet autochtoon organisch materiaal accumulaties van pyrietbolletjes voor en/of van polysulfiden. In deze lichte klei zijn diatomeeen aanwezig die wijzen op mariene oorsprong. Lokaal langs randen en breuken is de klei gepeptiseerd, dwz. zijn de kleiplaatjes parallel aan elkaar georiënteerd. - in organisch materiaal in de zandige wigvormige zone komen regelmatig pyrietaccumulaties en neerslagen van zwarte polysulfiden voor. Interpretatie laag 3, pollenbak 6567-2: 25-29/34 cm diepte, spoor 2006 Het bodemmateriaal is op een niet natuurlijke wijze samengesteld en aanwezig onder een niet-natuurlijke hellingshoeken. De wigvormige brok lichte klei is waarschijnlijk het restant van de afzetting die van nature op laag 2 is gevormd. In laag 2 was al een verspoeling te zien in het duinzand en een sterke toename van organisch materiaal dat uit dezelfde tijdsperiode stamt. Laag 3 is gezien de samenstelling en de aanwezigheid van een slakje en mariene diatomeeën zeer waarschijnlijk een mariene kalkrijke klei. De samenstelling is zeer verwant aan die van spoor 4059, dat een duidelijke mariene klei is. Ook de peptisatie van kleiplaatjes langs randen ten gevolge van latere ontzilting wijst op een mariene oorsprong. Tijdens opslibbing zijn hierin verkoolde organische resten en fragmentjes verbrand bot terecht gekomen, die wijzen op menselijke aktiviteiten in de buurt. De oorsprong van de brokken venig materiaal zijn uit het bestudeerde materiaal niet te traceren. De zandige wigvormige zone, die rijk aan organisch materiaal is, is afkomstig van de oorspronkelijke onderliggende laag en vermengd met vele brokjes van de bovenliggende klei. Daarnaast komen hier nog een aantal fragmenten houtskool voor. De gehele samenstelling van het bodemmateriaal geeft aan dat er fors in gegraven is, waarbij het bodemmateriaal van verschillende afzettingen is gemengd en waarbij allochtone materialen zijn ingemengd zoals veenbrokjes en houtskool. Het feit dat de polyesterhars tijdens de preparatie van de slijpplaat niet wilde harden geeft aan dat er zout in het monster aanwezig was, dat niet regelmatig over het monster verdeeld was. Dit is congruent met de analyse resultaten. Nadien en recent is deze grond weer begroeid, c.q. beworteld. Slijpplaat 09076, werkput 2, pollenbak 6567-1: 7-22 cm diepte, spoor 2006. Deze slijpplaat bevat 1 spoor met 2 lagen, die eerst beschreven en daarna geïnterpreteerd worden. Laag 1, pollenbak 6567-1: 9/18,5-22 cm diepte, spoor 2006 a* * omdat er twee lagen in spoor 2006 in deze slijpplaat voorkomen zijn deze lagen als a en b genummerd bij het micromorfologisch onderzoek. 1. Bodemmateriaal Het basisbestanddeel van deze laag bestaat uit een kalkhoudende lichte klei met veel ingevangen of door water meegevoerde zandkorrels tot ca. 300 μm ø, dat veel fragmenten organisch materiaal bevat. Dit is vergelijkbaar met de samenstelling van de wigvormige zone beschreven onder het bodemmateriaal 1. a van laag 3, pollenbak 6567-2: 25-29/34 cm diepte. Er komt een enkele verwerende korrel glauconiet in voor. 2. Holten
12
De aanwezige holten bestaan voornamelijk uit een aantal wortelholten tot ca. 4 mm in diameter, die al of niet gedeeltelijk weer zijn opgevuld (zie verschijnselen) en een aantal onregelmatige holten tot ca. 2 mm. 3. Verschijnselen - in dit basisbodemmateriaal zijn at random ingebed: a. een aantal min of meer afgeronde brokjes kalkrijke lichte klei, met minerale korrels tot ca. 120 μm ø en enkele kleine fragmentjes fijn verdeeld organisch materiaal, grootte brokjes tot ca. 2 cm ø. Hierin zijn diatomeeen aanwezig, waarschijnlijk marien. b. een aantal brokjes venig materiaal tot ca. 2,5 cm ø en veel grote fragmenten van weefsels van organisch materiaal, veelal venig van struktuur, tot 1,5 cm lengte; c. een aantal houtskoolfragmenten, tot ca. 3 mm lengte; d. een aantal grote zandkorrels van ca. 2 mm ø, brokjes kwartsiet tot 4 mm lengte, een paar fragmentjes bot tot 1,5 mm ø; 1 stukje aardewerk van 3 mm dikte en 5 mm lengte. - in dit bodemmateriaal komen voor: a. veel zones met plastisch verplaatst bodemmateriaal waarin langwerpig organisch- en mineraal materiaal georienteerd is in de lengterichting van de opvullingen, hier dominant vertikaal gericht. Een deel van de grote zandkorrels, de brokjes kwartsiet alsook het stukje aardewerk zijn in dergelijke zones aanwezig. b. een enkel stukje schelp van een bivalve-klep, tot 3 mm lang. c. in en bij wortelrestanten in hun holten komen vaak pyrietaccumulaties voor. Sommige holten zijn vrijwel gevuld met pyrietaccumulaties. Regelmatig komen een aantal pyrietbolletjes voor in de fragmenten venig organische materiaal. d. regelmatig zijn onregelmatige holten en wortel holten, deels of geheel opgevuld met gipskristallen. e. een aantal recentere wortels. Interpretatie laag 1, pollenbak 6567-1: 13/18,5-22 cm diepte, spoor 2006 a Het bodemmateriaal is op een niet natuurlijke wijze samengesteld. De oorspronkelijke afzetting is op een of andere manier sterk door mensen vergraven of in geroerd en daarbij zijn allochtone bodemmaterialen ingebracht, waaronder brokjes mariene kalkrijke klei en veenbrokjes tot ca. 2,5 cm ø. Deze brokjes allotoon bodemmateriaal zijn veel sterker afgerond dan die aan de onderkant van dit spoor. Deze activiteit is onder natte omstandigheden uitgevoerd, waarbij de diverse uit de omgeving afkomstige bodemmaterialen (kalkrijke lichte klei en veen) de ontstane ruimten weer in plastische stromen opvulden, waarbij zwaardere ingebrachte allochtone materialen (grotere minerale korrels, kwartsietbrokjes, aardewerk) met de zwaartekracht mee zijn gestroomd en georienteerd in de voornamelijk vertikale stromingsrichting. Ook zijn houtskoolfragmentjes en botsplinters mee ingebed. Daarna is er in een bepaalde fase veel pyriet gevormd in het rijkelijk aanwezige organische materiaal. Dit is gebeurd onder redox omstandigheden, waarbij de grondwaterstand bij of net boven deze laag stond. Daarna is op enig moment oxidatie van pyriet en polysulfiden opgetreden in hogere lagen waarbij de kalkpartikels oplosten in het gevormde zwavelzuur. Deze oplossing verplaatste zich via de overgeerfde wortelkanalen, waaruit hier op relatief grote schaal gipskristallen (CaSO4) neersloegen. Nadien en recent is deze grond weer begroeid, c.q. beworteld. Laag 2, pollenbak 6567-1: 7- 9/18,5 cm diepte, spoor 2006 b* * omdat er twee lagen in spoor 2006 in deze slijpplaat voorkomen zijn deze lagen als a en b genummerd bij het micromorfologisch onderzoek. De begrenzing tussen de twee lagen is onnatuurlijk en verloopt in het diepste deel onder een hoek van ca. 45 om na ca. 5 cm, zeer vertikaal, onder een hoek van ca. 80 onregelmatige omhoog te lopen. De grens is niet overal scherp, lokaal verloopt deze wat diffuus.
13
1. Bodemmateriaal Het bodemmateriaal bestaat uit een kalkhoudende lichte klei met een beperkt aantal zandkorrels tot ca. 200 μm ø, dat veel kleine fragmenjes verspoeld venig organisch materiaal en veel kleine fragmentjes verkoold organisch materiaal bevat. Grootten verspoeld organisch materiaal tot ca. 2 mm; grootten fragmentjes verkoold organisch materiaal tot 0.8 mm ø. Het bodemmateriaal bevat diatomeeen, waarschijnlijk voornamelijk mariene. 2. Holten De aanwezige holten bestaan voornamelijk uit wortelholten tot ca. 5 mm in diameter en enkele onregelmatige diergangen tot ca. 2 mm ø. 3. Verschijnselen - een enkel klein brokjes venig materiaal, tot ca. 2 mm ø, at random ingebed. - een enkel fragmentje houtskool, tot ca. 1,5 mm lengte. - een paar brokjes kwartsiet, een stukje vuursteen en een stukje gesteente waarschijnlijk kalk(zand)steen, tot 2,5 mm lengte. - een enkele stukje bot tot 2 mm ø. - een enkel stukje schelp van een bivalve-klep, tot 2,5 mm lang. - wortelholten zijn regelmatig opgevuld met hetzelfde moedermateriaal als het bodemmateriaal. - wortelholten met wortelresten bevatten pyrietaccumulaties voor. Sommige holten zijn vrijwel gevuld met pyrietaccumulaties. Regelmatig komen een aantal pyrietbolletjes voor in de fragmenten venig organische materiaal. - regelmatig zijn wortel holten, deels of geheel opgevuld met gipskristallen. - een aantal recentere wortels, waaronder enkele grote boomwortels tot 6 mm in diameter. Interpretatie Laag 2, pollenbak 6567-1: 7- 9/18,5 cm diepte, spoor 2006 b* Het bodemmateriaal vormt een enkele natuurlijke afzetting, die waarschijnlijk geheel bestaat uit een mariene lichte klei. Dit is af te leiden uit het type sediment en de aanwezigheid van zeer waarschijnlijk mariene diatomeeen en het stukje bivalve schelpklep. Oudere wortelholten zijn ook weer opgevuld met moedermateriaal. Tijdens sedimentatie zijn verspoelde fragmentjes venig organisch materiaal mee afgezet evenals de vele fijne verkoolde asrestjes, beiden afkomstig uit naburige bronnen. Meer incidenteel zijn de andere allochtone aanwezige materialen afgezet: houtskool, bot, gesteente fragmentjes (kwartsiet, vuursteen en waarschijnlijk een kalk-zand-steen). Dit zijn allen wat kleinere stukjes dan die voorkomen in de hieronder gelegen laag en ook beduidend minder in aantal. Deze afzetting is weer begroeid geweest c.q. beworteld. Onder redox omstandigheden zijn in deze laag in en rond wortelresten sulfiden neergeslagen, grotendeels in de vorm van pyriet. In een latere fase is er oxidatie opgetreden in het profiel. Daarbij zijn, vooral langs de grotere wortelholten, sulfiden inclusief pyriet geoxideerd. Het daarbij ontstane zwavelzuur loste de kalkpartikels op in het sediment en uit deze oplossing werden dieper in het profiel veel gipskristallen (CaSO4) gevormd langs en in grotere wortelholten. Nadien en recent is deze grond weer begroeid, c.q. beworteld. Slijpplaat 09069, werkput 1, pollenbak 656: 4-19 cm diepte, onderkant spoor 29 en de daaronder liggende sporen 86 en 73.1 Deze slijpplaat bevat 3 sporen, die eerst beschreven en daarna geïnterpreteerd worden. Spoor 73.1, pollenbak 656: 15/16 -19 cm diepte 1. Bodemmateriaal
14
Het oorspronkelijke bodemmateriaal bestaat uit kalkloos losgepakt zand, samengesteld uit matig afgeronde tot goed afgeronde korrels. Meeste korrelgrootten tussen 120-260 μm ø. 2. Holten De aanwezige holten bestaan uit pakkingholten tussen de zandkorrels. 3. Verschijnselen - het zand is lokaal onregelmatig gepakt, soms dichter, soms losser. - lokaal komen enkele, grotendeels omgezette, min of meer horizontaal liggende, organische resten voor; ca. 30 μm ø dikte tot ca. 0.8 mm lengte - bij de top hebben zandkorrels regelmatig dunne lichtgelige huidjes bestaande uit hier neergeslagen organische verbindingen uit bovenliggende lagen. Interpretatie Spoor 73.1, pollenbak 656: 15/16-19 cm diepte De samenstelling van het bodemmateriaal, losgepakte zandkorrels, geeft aan dat dit een windsediment is. Gezien de matige afronding van de korrels en de positie is dit een, uit lokaal door water afgezet sediment, opgestoven zand. Tijdens de opstuiving zijn enkele kleine organische fragmentjes afgezet, die ter plaatse verteerd zijn. Uit hoger gelegen lagen zijn organische verbindingen aangevoerd, die in de top van dit zand om de korrels is neergeslagen. Op deze laag is lokaal druk uitgeoefend waardoor de natuurlijke pakking soms losser, soms dichter is. Spoor 86 en spoor 29, pollenbak 656: 4-15/16 cm diepte De overgang van spoor 73.1 naar spoor 86 verloopt onregelmatig en is scherp. Beide sporen zijn samengevoegd omdat ze bij elkaar horen en anders twee keer ongeveer hetzelfde verhaal opgeschreven zou worden. 1. Bodemmateriaal Het bodemmateriaal bestaat uit een onnatuurlijk combinatie van diverse, voornamelijk lokale, sedimenttypen:
a. vanuit water afgezet zand afgewisseld met kleihoudende laagjes. Het zand bestaat uit hetzelfde materiaal als de hieronder gelegen laag maar bevat meer fijnere zandkorrels tot 120 μm ø en is veel dichter gepakt. De kleihoudende laagjes bestaan uit lichte klei dat veel fijn silt bevat en fijn verdeeld organisch materiaal. Van oorsprong is dit kalkrijk, maar de brokken die aanwezig zijn hebben duidelijke verschillen in kalkgehalte. Tussen de opslibbingslagen komen, met de gelaagdheid mee georienteerde, fragmentjes organisch materiaal voor, waaronder venig materiaal. De venige fragmenten zijn tot ca. 3 mm lang. Dit bodemmateriaal werd naar de top toe steeds kleirijker, waarbij ook tussen de zandkorrels kleirijk materiaal terecht kwam en de kleihoudende laagjes steeds dikker werden. Er komen zowel zandiger als zaveliger lagen voor, afhankelijk van het oorspronkelijke opslibbingspatroon.
b. een van oorsprong kalkrijke lichte klei met veel ingevangen zandkorrels tot ca. 260 μm ø, dat van nature veel kleine fragmentjes organisch materiaal bevat, maar ook een aantal grotere venige fragmenten, tot ca. 0,6 mm ø. Ook zijn at random wat fijnere fragmentjes verkoold organisch materiaa,l ingebed in het kleirijke sediment, aanwezig. In de verschillende brokken van dit materiaal wisselt het kalkgehalte sterk. In sommige brokjes is het kalkgehalte hoger dan het oorspronkelijke materiaal door extra kalkneerslagen, in veel andere brokjes is het kalkgehalte beduidend afgenomen.
2. Holten De aanwezige holten bestaan voornamelijk uit kleine pakkingholten tussen de zandkorrels in de zandige en zavelige lagen. Daarnaast komt een enkele kleine wortelholten voor, tot 2 mm in diameter. 3. Verschijnselen
15
- de zandkorrels bestaan voornamelijk uit kwarts, maar er komen ook enkele verwerende glauconietkorrels voor in zowel de zandiger lagen als in de klei. - in de kleihoudende lagen komen veel diatomeeën voor, waarschijnlijk allen van mariene oorsprong. - in al het aanwezige organische materiaal, zowel de fijnverdeelde fragmentjes in de kleilagen als in grotere venige fragmenten in zowel de klei, als de zandige en zavelige lagen, komt op grote schaal pyriet voor. Ook in een diatomeeën worden regelmatige kleine pyrietbolletjes aangetroffen. - in alle typen sediment zijn gipskristallen aanwezig. In de zandiger lagen zijn de kristallen aanwezig tussen de minerale korrels, in de kleihoudender lagen meestal in de buurt van organisch materiaal. Het gehele sediment is op een of andere manier vergraven onder natte omstandigheden. Het zwaarste materiaal ligt onderop. Dat zijn grotere brokken zandige zavel van vele centimeters lang waarvan stukken tot ca. 3 cm lang in de slijpplaat te zien zijn en enkele centimeters dikte. Ook komen een paar zeer grove minerale korrels voor en een brokje grotendeels ontkalkt kalk(zand?)steen waarvan de silicakit nog goed te zien is, beiden met diameters tot ca. 4 mm. Ongeveer 5 centimeter vanaf het begin van deze laag komen ook wat hoekige brokken lichte klei voor. Hun grootte zoals zichtbaar in de slijpplaten loopt op tot ca. 5 cm lengte. Deze brokken zijn ongeorienteerd en één ervan staat op zijn kant. Tussen al deze brokken komt een mengstel voor van een vervloeide lichte zavel, met wat kleine fragmentjes verkoold organisch materiaal, waarin veel grotere stukjes houtskool en veen ingebed zijn, met lengtes tot ca. 4 mm. Langwerpige brokjes zijn georienteerd in de langterichting van het vervloeide sediment en er komen diverse drukrichtingen in voor, ontstaan door extern uitgeoefende druk. In dit gehele pakket komen enkele kleinere wortelholten voor van een latere vegetatie. Interpretatie Spoor 86 en spoor 29, pollenbak 656: 4-15/16 cm diepte Het oorspronkelijke bodemmateriaal was zeer waarschijnlijk een mariene afzetting, die steeds kleirijker werd. Hierop wijzen de aanwezige glauconietkorrels en de diatomeeen. Ook is de samenstelling van de lichte, van oorsprong kalkrijke, klei, met veel fijne siltkorrels en fijn gefragmenteerd organisch materiaal vergelijkbaar met die van een mariene afzetting. Deze afzetting is tot in het onderliggende stuifzand vergraven onder natte omstandigheden, waarbij aan de onderkant een laag van ca. 5 cm dikte met de zwaardere, zandiger, brokken bodemmateriaal herafgezet zijn (spoor 86) en na deze 5 cm ook kleirijkere sedimentbrokken (onderkant spoor 29). Daartussen is vervloeid licht zavelig sediment aanwezig waarin een aantal allochtone materialen voorkomen: naast veel grotere veenfragmenten ook enkele fragmentjes houtskool en (deels ontkalkte) kalk(zand?)steen. Vooral in dit materiaal komen drukgelaagdheden voor, van extern uitgeoefende druk. Het lijkt erop dat hier een herafzetting van restanten van het uitgegraven, c.q. gebaggerde, bodemmateriaal aanwezig is. Het is niet meer te herleiden wanneer de grote ontkalking van dit pakket is doorgezet. Wel is duidelijk te zien dat er veel pyriet aanwezig is in deze lagen. Ook is duidelijk te zien dat elders ( in hogere lagen) pyriet en polysulfiden zijn geoxideerd moeten zijn en dat in deze zone het ontstane zwavelzuur is doorgedrongen, kalkpartikels heeft opgelost en dat er gipskristallen zijn neergeslagen. In een latere fase zijn enkele kleinere wortels van een begroeiing doorgedrongen in dit pakket.
16
Slijpplaat 09071, werkput 1, pollenbak 655: 6-21 cm diepte, top spoor 29 en onderkant spoor 27. Deze slijpplaat bevat 2 sporen, die achtereenvolgens beschreven en geïnterpreteerd worden. Top spoor 29, pollenbak 655: 11/16,5-21 cm diepte 1. Bodemmateriaal Het bodemmateriaal bestaat uit een kalkhoudende lichte klei met veel fijne siltkorrels en fijn gefragmenteerd organisch materiaal en redelijk veel zandkorrels van diverse afmetingen tot ca.350 μm ø, met uitschieters tot 550 μm ø. Het bodemmateriaal bevat diatomeeen, waarschijnlijk voornamelijk mariene en een paar verwerende glauconietkorrels. 2. Holten De aanwezige holten bestaan voornamelijk uit een beperkt aantal kleine, soms onregelmatige, biologische holten, voornamelijk gevormd door bodemfauna, tot ca. 2 mm ø. 3. Verschijnselen - het gehele bodemmateriaal bevat fijne fragmentjes verkoold organisch materiaal, tot ca. 300 μm ø. - in het bodemmateriaal komen op diverse plaatsen plastische vervormingen en opvullingen voor, waarin langwerpige delen van het bodemmateriaal in de lengte richting ervan georienteerd zijn. - een redelijk aantal, scherphoekige, houtskoolfragmentjes, tot 5 mm lang, at random ingebed. De lengterichtingen zijn meestal dominant vertikaal. - een aantal grotere houtsplinters tot 3 cm lang en 8 mm breed. Zij zijn niet afgerond, noch horizontaal georienteerd, d.w.z. staan onder een hoek in het sediment. - een paar veenbrokjes en een paar grotere fragmenten organisch materiaal, een paar niet lokale brokjes zavel of klei met een wat andere samenstelling, een paar splinters kwartsiet, een aantal grovere minerale korrels tot 2,5 mm in diameter en een stuk van een schelp, een bivalve klep van ca. 2 cm lang, en een paar stukjes bot, tot 1,3 mm lang. Zij zijn allen at random ingebed in het bodemmateriaal. Het stuk schelp staat onder een hoek van ca. 90 in het sediment. - in en bij de verschillende vormen van organisch materiaal komen lokaal enkele accumulaties van pyriet voor. Interpretatie Spoor 29, pollenbak 655: 11/16,5 -21 cm diepte Het oorspronkelijke bodemmateriaal was zeer waarschijnlijk uit een kleirijke mariene afzetting, die mogelijk onder water is afgezet. Het mariene karakter kan geduid worden aan de hand van de aanwezige glauconietkorrels en de diatomeeen. Ook is de samenstelling van de lichte, van oorsprong kalkrijke, klei, met veel fijne siltkorrels en fijn gefragmenteerd organisch materiaal vergelijkbaar met die van een mariene afzetting. In dit sediment kwamen verschillen in stroomsnelheid voor waarbij een variatie aan zandkorrelgrootten is uit afgezet. Dat dit sediment waarschijnlijk onder water is bezonken, lijkt ook af te leiden uit het vrijwel afwezig zijn van wortelgangen, die indien dit sediment bij een begroeid schor hoorde, zeker op grote schaal aanwezig zouden zijn geweest. Er zijn geen verschijnselen gezien die op onderbrekingen in de sedimentatie wijzen en het lijkt er dan ook op dat het gehele pakket in een continuum is afgezet. Tijdens sedimentatie zijn veel fijne verkoolde deeltjes organisch materiaal afgezet. Daarnaast zijn tijdens de afzetting een aantal grotere andere allochtone materialen in het sediment terecht gekomen, waarbij langwerpige fragmenten niet afgerond zijn en vaak onder een hellingshoek aanwezig zijn. Dit kan zijn omdat ze ergens afgevallen zijn of weggeworpen. De aard van de ingebrachte materialen wijst op menselijke aktiviteiten. Onderkant spoor 27, pollenbak 655: 6 -11/16,5 cm diepte
17
De grens tussen spoor 29 en 27 verloopt golvend, mogelijk met ‘happen’ en deze is duidelijk wat betreft de samenstelling van het bodemmateriaal en graad van compactie. De top van spoor 29 is compacter, de onderkant van spoor 27 is meer plastisch vervormd. 1. Bodemmateriaal Het bodemmateriaal bestaat uit een homogene, kalkhoudende lichte klei met veel fijne siltkorrels en fijn gefragmenteerd organisch materiaal een beperkt aantal zandkorrels tot ca.210 μm ø. Het bodemmateriaal bevat diatomeeen, waarschijnlijk voornamelijk mariene. 2. Holten De aanwezige holten bestaan voornamelijk uit een vrij groot aantal, onregelmatige vervormde restholten na verstoring, tot ca. 3 mm ø. Daarnaast komt nog een enkele biologische holte en een enkele scheuren voor, van beperkte afmetingen, tot ca. 1 mm ø. 3. Verschijnselen - in het gehele bodemmateriaal komen plastische vervormingen en opvullingen voor, waarin langwerpige delen van het bodemmateriaal in de lengte richting ervan georienteerd zijn. Tussen de verschillende vervloeide zones zijn de onregelmatige, vervormde restholten aanwezig, die vermeld zijn onder holten. - het gehele bodemmateriaal bevat at random fijne fragmentjes verkoold organisch materiaal, tot ca. 300 μm ø. - er komen regelmatig ingebedde, allochtone gesteente fragmenten voor, o.a. van een soort kalkzandsteen tot 1,5 cm breed en een enkele klein brokje kwartsietachtig gesteente. - at random ingebed in het sediment komen brokjes geoxideerd bodemmateriaal voor, die roodbruin gekleurd zijn. Waarschijnlijk van geoxideerde wanden langs wortelholten, die hier niet te traceren zijn. - enkele zwaar verbrande stukjes klei met bot, ingebed in het sediment, tot ca. 2 mm ø. Interpretatie Spoor 27, pollenbak 655: 14-21 cm diepte Het oorspronkelijke bodemmateriaal bestaat waarschijnlijk uit een kleirijke mariene afzetting, die zeer waarschijnlijk onder water is afgezet. Het mariene karakter kan mogelijk geduid worden aan de hand van de aanwezige diatomeeen. De samenstelling van de lichte, van oorsprong kalkrijke, klei, met veel fijne siltkorrels en fijn gefragmenteerd organisch materiaal is vergelijkbaar met die van een mariene afzetting. In dit sediment kwamen nauwelijks verschillen in stroomsnelheid voor, wegens het lage gehalte aan zandkorrels en hun geringe grootte. Dit type homogene lichte klei is afgezet onder geringe stroomsnelheden, waarbij voornamelijk slibvlokken zijn afgezet. Uit het bestudeerde materiaal is niet duidelijk of de vele plastische vervormingen en restholten in het sediment het gevolg zijn van een uitdieping waarbij hoger gelegen fijn sediment ingestroomd is of dat dit na afzetting van het pakket ter plaatse door verstoring ontstaan is. Hetzelfde geldt voor alle andere aanwezige verschijnselen: de brokjes geoxideerd bodemmateriaal, de grotere stukken allochtone gesteentefragmenten en de zwaar verbrande stukjes klei met bot. Wel geeft de at random verdeling en de grootte van de fijne fragmentjes verkoold organisch materiaal aan dat deze gelijktijdig met de slibvlokken zijn afgezet. De grens tussen spoor 29 en 27 is niet natuurlijk en is bij microscopisch onderzoek onregelmatiger dan blijkt uit de profieltekening en dus in het veld te zien was. Het is zeer goed mogelijk dat hier een soort vergraving of egalisering van de bodem heeft plaatstgevonden, waarna er weinig stroomsnelheidsfluctuaties meer voorkwamen en uit, rustig, mogelijk dieper, water vrijwel alleen slibvlokken bezonken. Hierbij zijn tegelijkertijd asresten mee afgezet. Slijpplaat 09072, werkput 3, pollenbak 9471: 34-49 cm diepte, spoor 4487 en de bovenkant van spoor 4170, Neolitische bodem. Deze slijpplaat bevat 2 sporen, die achtereenvolgens beschreven en geïnterpreteerd worden.
18
Bovenkant spoor 4170, pollenbak 9471: 45/46,5-49 cm diepte 1. Bodemmateriaal Het bodemmateriaal bestaat uit een veen, waarin naar de top toe steeds meer zand in een wat gelaagde struktuur is ingevangen. Het veen is grotendeels omgezet, met daarin ingebed restanten van resistentere organische weefsels. Het omgezette veen heeft een bruine kleur, is vrij homogeen van samenstelling, waarin lokaal een fijne bolvormige struktuur te herkennen is. Het zand bestaat uit matig afgeronde tot goed afgeronde korrels. Meeste korrelgrootten tussen 200-300 μm ø. 2. Holten De aanwezige holten bestaan voornamelijk uit biologische holten, waarvan de grotere wortelgangen zijn. Daarnaast komen nog een enkele kleinere krimpscheuren voor, van beperkte afmetingen, tot ca. 1 mm ø. 3. Verschijnselen - in het veen komen regelmatig sklerotia (sporenkapsels) voor. - biologische holten zijn regelmatig gedeeltelijk tot geheel opgevuld met minerale korrels, waartussen een enkel veenfragment voorkomt. - Het gehele pakket is beworteld geweest, waaronder door bomen. De celstruktuur van de wortels is meestal nog gaaf. Een enkele vertoont chemische omzettingen waarbij celinhouden homogeen zijn omgezet, kleuren geelbruin tot bruin; enkele anderen vertonen zwartere delen tengevolge van omzettingen door schimmels en mogelijk bakterieën. Interpretatie bovenkant spoor 4170, pollenbak 9471: 45/46,5-49 cm diepte Het bodemmateriaal bestaat van oorsprong uit een begroeid mesotroof veen, waarvan het basismateriaal grotendeels is omgezet door mesofauna. In dit veen is in toenemende mate zand ingevangen. Dit zand is gezien haar voorkomen, waarschijnlijk grotendeels vanuit stuivend zand uit een naburige bron afgezet en daarna door water verspreid en ingespoeld in wortelgangen. Dit bodemmateriaal is beworteld geweest, waaronder door bomen. Lokaal kwamen in het veen wat zuurdere omstandigheden voor waarbij de organische stof door schimmels (zwartkleuring) of chemisch mogelijk gekataliseerd door bacterieen zijn omgezet (geelbruin tot bruinkleuring). In het bestudeerde deel van dit spoor zijn alleen natuurlijke processen getraceerd. Spoor 4487, pollenbak 9471: 34-45/46,5 cm diepte 1. Bodemmateriaal Het bodemmateriaal bestaat uit een zeer zandig veen, waarin aan de top in de bovenste centimeter het zandgehalte duidelijk afneemt. Het veen is grotendeels omgezet, met daarin ingebed restanten van resistentere organische weefsels. Het omgezette veen heeft een bruine kleur, is vrij homogeen van samenstelling, waarin lokaal een fijne bolvormige struktuur te herkennen is. Het zand bestaat uit matig afgeronde tot goed afgeronde korrels. Meeste korrelgrootten tussen 200-300 μm ø. De meeste korrels zijn wat los gepakt en niet duidelijk dicht gepakt en gelaagd afgezet. 2. Holten Tussen wat grotere accumulaties van zandkorrels komen pakkingsholten voor. De rest van de aanwezige holten bestaat voornamelijk uit biologische holten, waarvan de grotere wortelgangen zijn. 3. Verschijnselen - in het veen komen regelmatig sklerotia (sporenkapsels) voor. - biologische holten zijn regelmatig gedeeltelijk tot geheel opgevuld met minerale korrels, waartussen een enkel veenfragment voorkomt. Bij grotere wortelholten is langs de voormalige wand een zone van door mesofauna omgezet wortelmateriaal aanwezig en is de middenzone deels tot geheel opgevuld met minerale korrels.
19
- het gehele pakket is beworteld geweest, waaronder door bomen. Wortels zijn vaak nog gaaf aanwezig. Een enkele vertoont chemische omzettingen waarbij celinhouden homogeen zijn omgezet, kleuren geelbruin tot bruin; enkele anderen vertonen zwartere delen tengevolge van omzettingen door schimmels en mogelijk bakterieën. - een deel van de wortels is door vraat van mesofauna grotendeels verdwenen, waarna grotere fragmenten meer resistentere organische weefsels min of meer ingebed in het basismateriaal aanwezig zijn. - in een paar organische fragmenten, dichter bij de top, komt een geringe pyrietaccumulatie voor. - Over de gehele diepte komen regelmatig lokaal accumulaties van gipskristallen en rozetten voor. Vaak zijn zij aanwezig bij en in grotere wortelgangen, waarin de wortels grotendeels verdwenen zijn. Een deel van deze gipsaccumulaties zien er licht verweerd uit. - in de bovenste centimeter komt een fragment houtskool voor dat loodrecht de grond in steekt, lengte 5 mm en op ca. 39 cm diepte komt een excrement voor van macrofauna, ellipsvormig ø 3 mm, dat veel fragmenten van verkoold hout bevat. Interpretatie spoor 4487, pollenbak 9471: 34-45/46,5 cm diepte Het bodemmateriaal bestaat van oorsprong uit een zeer zandig begroeid mesotroof veen, waarvan het venige basismateriaal grotendeels is omgezet door mesofauna. In dit veen is zeer veel zand ingevangen. Dit zand is gezien haar voorkomen en pakking, waarschijnlijk grotendeels vanuit stuivend zand uit een naburige bron afgezet en daarna door water verspreid en ingespoeld in wortelgangen. Lokaal kwamen in het veen en bij verterende wortelresten wat zuurdere omstandigheden voor waarbij de organische stof door schimmels (zwartkleuring) of chemisch mogelijk gekataliseerd door bacterieen zijn omgezet (geelbruin tot bruinkleuring). Grotere voormalige wortelgangen hebben langs hun wanden vaak eerst een zone met door mesofauna omgezet organisch materiaal en centraal een smalle zone waarin in wisselende hoeveelheden minerale korrels zijn ingespoeld. In dit spoor waren de omstandigheden zodanig dat er vrijwel geen pyriet gevormd is, ondanks het feit dat alle ingredienten aanwezig waren. Wel komen in dit spoor regelmatig accumulaties van gipskristallen en –rozetten voor, dat duidt op aanwezigheid van pyriet en polysulfiden in hoger gelegen kalkrijke- of kalkhoudende lagen, die oxideren/oxideerden. Deze zure oplossing verplaatst(e) zich via de grotere wortelkanalen dieper het profiel in, waaruit hier gips neerslaat/neersloeg. Een deel van deze gipsneerslagen zijn later verweerd. In de bovenste centimeter neemt het gehalte aan ingevangen zand af en wordt het bodemmateriaal weer veniger. Hier in deze zone komt het enige houtskool fragment voor dat aangetroffen is. Dit staat wel loodrecht in de grond. Verder bevat 1 excrement veel verkoold hout. Deze enige twee verschijnselen die mogelijk op menselijke activiteit kunnen wijzen, zijn hier niet overtuigend.
Discussie en conclusies De bestudeerde slijpplaten komen uit drie niet direct gerelateerde zones. Zij worden achtereenvolgens van oud naar jong besproken. Prehistorisch/Neolitisch, werkput 3, pollenbak 9471: 34-49 cm diepte, spoor 4487 en de bovenkant van spoor 4170. De vragen met betrekking tot dit monster zijn:
- Hoe is deze bodem ontstaan (lithogenese en bodemsoort)? - Welke processen hebben daarin plaatsgevonden?
Deze vragen worden hieronder beantwoord.
20
Het moedermateriaal bestaat uit een mesotroof veen, waarin wisselende hoeveelheden zand zijn ingevangen. Dit zand is waarschijnlijk ingevangen verstoven zand vanuit een in de buurt gelegen lokatie en ter plekke door regenwater weer geredistribueerd. Het veen is grotendeels omgezet door mesofauna tot een vrij homogene organische matrix. Dit basismateriaal is beworteld geweest, onder andere door bomen. Het Neolitische spoor 4487 wordt gekarakeriseerd door een hoog gehalte aan ingevangen zand in het venige basismateriaal. Eronder en erboven is dit gehalte aan zand beduidend lager. De oorzaak van deze grotere verstuiving van zand uit een nabij gelegen bron is vanuit het bestudeerde bodemmonster niet te achterhalen. Bij de landschapsreconstructie van het in het veen begraven Zwolse bos werd ook op bepaalde veen-niveaus veel ingevangen zand aangetroffen. Daar was dit waarschijnlijk het gevolg van de aanwezigheid van akkers op een nabij gelegen rivierduin, dus het gevolg van menselijk ingrijpen (Kooistra et al., 2006). De oorzaak van deze verstuiving kan natuurlijk zijn, maar ook het gevolg van aktiviteiten van mensen. De processen die in dit profiel plaats hebben gevonden zijn allen natuurlijke processen. Er zijn geen processen getraceerd die door menselijk ingrijpen hebben plaatsgevonden. De bestudeerde lagen bevatten een verwaarloosbare hoeveelheid pyriet. Desondanks is er in het Neolitische spoor 4487 regelmatig gips neergeslagen. Dit houdt in dat er in hoger gelegen lagen zowel pyriethoudende als kalkhoudende tot kalkrijke afzettingen aanwezig zijn, waarin ergens nadien oxidatie is opgetreden. Hierdoor zijn pyriet en polysulfiden geoxideerd. Het gevormde sterke zuur loste aanwezige kalk op, en verplaatste zich via de grotere wortelkanalen dieper het profiel in, waaruit hier het gips is neergeslagen. Het enige aanwezige fragment houtskool in de bovenste centimeter, op de overgang naar het bovenliggende spoor, geeft hier op deze plaats en in deze context geen aanleiding menselijke aktiviteiten te veronderstellenin. Zowel de vorming van het mesotrofe veen, alsook de omzetting ervan door mesofauna, als het invangen van zand en verspoeling door regenwater, geven aan dat dit bodemmateriaal geheel onder zoetwater condities gevormd is. Afdekkende kleilaag op strandwal afzettingen, werkput 3, smalle pollenbak VNR 1495: 34-49 cm diepte en bevat spoor 4059. Het bestudeerde bodemmateriaal is afkomstig van een zogenaamde kleilaag die bovenop een strandwal c.q. stuifzand afzetting ligt. Deze kleilaag wordt afgedekt door duidelijk Romeinse sporen (mondelinge mededelingen Mark Driessen). De vragen met betrekking tot het microscopisch te bestuderen materiaal waren:
- Wat is de samenstelling van de afdekkende kleilaag, spoor 4059 in WP 3 ? - Is deze afgezet in zoet- of zoutwater?
Deze vragen worden hieronder beantwoord. Het onderzochte bodemmonster bevat drie bodemlagen, die een afzettingscontinuum vormen. Dit zijn 2 smalle lagen onder het centraal te bestuderen spoor en dit spoor 4059. De twee smalle lagen onder spoor 4059 maken, gezien de geleverde profieltekening deel uit van spoor 4062. Omdat hierin twee lagen onderscheiden konden worden, zijn deze van onder af spoor 4062a en 4062b genoemd. Het bodemmateriaal in de opeenvolgende bodemlagen bestaat uit een kalkrijke, zwakgelaagde, zware zavel (4062a), waarop een van oorsprong kalkrijke lichte klei ligt (4062b), die in het centrale spoor 4059 licht ontkalkt is. In alle bodemlagen komen at random diatomeeen-skeletjes voor van diverse typen die veel lijken op mariene diatomeeën. Tussen de zandkorrels komt regelmatig een glauconietkorrel voor die karakteristiek is voor mariene afzettingen. In het
21
sediment komen restjes van schelpen, bivalve kleppen, en slakjes voor, die lijken op die van het wadslakje Hydrobia ulvae. Bovendien bevat de klei relatief veel fijn silt en fijn gefragmenteerd organisch materiaal. Al deze vier karakteristieken duiden op een mariene afzetting. De opeenvolgende lagen bevatten verschijnselen die bij processen horen die wijzen op een opslibbingsniveau in spoor 4062a van een laag schor, waarop bij verdere sedimentatie in spoor 4062b een middelhoog schor ontwikkelde en in het daarop gelegen spoor 4059 een middelhoog tot hoog schor. In het lage schor zijn dit: het zavelgehalte, de zwakke gelaagdheid, de wortels van een lage vegetatie, enkele pyriet accumulaties bij verterende wortels en een enkele opgevulde wortelgang met fijn zand. In het middelhoge schor is het kleigehalte hoger en worden wortelholten zowel door fijn zand afkomstig van hoge vloeden, als plastische klei van het oppervlak opgevuld. Ook worden er wat meer pyrietaccumulaties bij wortelholten gevormd. In het middelhoge tot hoge schor zijn deze verschijnselen wat meer uitgesproken. Ook komen hier door een wat fluktuerende grondwaterstand en het doordringen van zuurstof in de bodem via grotere wortelgangen regelmatig oxidatieverschijnselen in de vorm van rode ijzerneerslagen langs de wanden voor, alsook het lokaal oplossen van kalkpartikels en het neerslaan ervan meestal in lagere delen van een profiel. Er is niet gevraagd of er antropogene kenmerken aanwezig zijn in deze lagen. Omdat die er wel zijn volgt hier de resultaten daarvan. De onderste laag (spoor 4062a) is een volledig natuurlijke opslibbing zonder invloeden van menselijke aktiviteiten. In de daarboven gelegen laag (spoor 4062b) zijn al tijdens opslibbing wat kleine fragmentjes verkoold organisch materiaal mee afgezet. Er is een, te scherphoekig en te groot stukje bot achtergelaten op het toenmalig oppervlak, om getransporteerd te zijn door water en er komen drukvervormingen voor door betreding. Deze verschijnselen duiden direct of indirect op een aanwezigheid van mensen in de buurt tijdens de vorming van deze laag. De andere aanwezige verschijnselen, die door menselijk toedoen ontstaan, in deze laag zijn het gevolg van hun aktiviteiten tijdens en na de vorming van laag 3 (spoor 4059). Tijdens de vorming van laag 3 zijn veel meer verkoolde organische fragmentjes en houtskool stukjes afgezet of terecht gekomen in het sediment. Dit geldt ook voor botfragmentjes, die al of niet verbrand zijn. Een deel hiervan is samen met plastische klei in grotere wortelholten gestroomd en nu aanwezig in de opvulling van dergelijke holten. Deze lopen ook door tot in de hieronder gelegen laag. Veel verschijnselen in dit spoor vertonen drukvervormingen en naar de top zijn zavelbrokjes van elders in de buurt ingetrapt. Dit samen met het regelmatig voorkomen van vivianiet en de oxidatieproducten ervan geven aan dat hier hoogstwaarschijnlijk vee heeft gelopen. Mensen hebben hier mogelijk kookvuren gehad, waardoor verbrande stukjes bot in het sediment terecht zijn gekomen en hebben mogelijk de vegetatie gebrand om te verjongen. Romeins, in restgeul, werkput 2, pollenbak 6567-1: 7-22 cm, spoor 2006, discontinuiteit kleipakket en 6567-2: 25-40 cm onderkant spoor 2006 met mogelijk discontinue overgang naar onderliggend spoor 2006-4 en 2037-3. De vragen met betrekking tot deze twee monsters en die van de hierna volgende twee monsters van spoor 29 en 27 zijn:
- Is er sprake van natuurlijke sedimentatie in de restgeul? - Zijn deze opvullingen afgezet onder zoet- of zoutwatercondities? - Is er sprake van discontinuiteiten in de verschillende sporen aanwezig in de opvullingen? - Waar bestaan deze discontinuiteiten uit? - Welke, mogelijk antropogene, oorzaken hebben de eventuele discontinuiteiten? - Is er een koppeling tussen spoor 27 en spoor 2006 of tussen spoor 29 en spoor 2006?
22
Hieronder worden eerst de resultaten van de analyses van de lagen per slijpplaat samengevat en daarna worden die van de twee slijpplaten uit deze lokatie met elkaar in verband gebracht. Hierbij ligt het accent op de beantwoording van bovenstaande vragen. pollenbak 6567-2: 25-38 cm onderkant spoor 2006 met mogelijk discontinue overgang naar onderliggend spoor 2006-4 en 2037-3. Het moedermateriaal van de drie geanalyseerde lagen vormt van oorsprong een continuum waarvan de genese in korte lijnen alsvolgt verlopen was. In de eerste laag was een begroeid duin aanwezig, opgeblazen uit lokaal door water afgezet sediment. Dit duin was begroeid (spoor 2037.3). Dit duin is daarna regelmatig overstroomd geweest waarbij lokaal duinzand samen met aanwezig organisch materiaal gelaagd, naar gewicht gesorteerd, is herafgezet (spoor 2006-4). Hierop is een van oorsprong kalkrijke lichte klei afgezet die veel ingevangen ‘duin’zandkorrels bevat. De samenstelling hiervan is vergelijkbaar met die van de afdekkende kleilaag en is dus ook zeer waarschijnlijk marien (onderkant spoor 2006). Er zijn geen aanwijzingen gevonden dat deze opeenvolging niet natuurlijk is. Het houdt wel in dat een terrestrische afzetting, een zoetwater-duin, overstroomd is met zeer waarschijnlijk zeewater. Door de getijstromen is het moedermateriaal aan de top van het duin verspoeld en gelaagd herafgezet. Daarna is vanuit diezelfde getijstromen op dit pakket een kalkrijke lichte klei afgezet waarin ook veel lokaal verspoelde zandkorrels zijn opgenomen. Nadat het duin gevormd was en begroeid met vegetatie is hierin gebrand en zijn asresten via allerlei holten, waaronder wortelholten in het duin terecht gekomen. Tijdens de opslibbing van de kalkrijke lichte klei is ook hier in de buurt vegetatie verbrand waardoor asresten konden inspoelen in de aanwezige wortelholten, die doorliepen tot in het onderliggende zand. De bestudeerde lagen zijn tot in de top van het duin grondig vergraven, c.q. afgegraven. Op het niet vergraven deel van duin is druk uitgeoefend. De restanten van waarschijnlijk grotendeels afgegraven lagen zijn met kracht scheefgezet, deels vervloeid en door druk vervormd. Hierbij zijn diverse allochtone materialen ingebracht, waaronder houtskool, verkoold organisch materiaal, al of niet verbrande stukjes bot, brokjes venig bodemmateriaal en brokjes veen en klei. Het hele afgraven is gebeurd onder natte omstandigheden gezien de vervloeiingen in de kleirijke lagen en plastische stromingspatronen waarin de allochtone- en kleinen brokjes autochtoon materiaal zijn ingebed. Het geheel wijst op een grote afgravingsingreep onder water, hetgeen een uitbaggering kan zijn. pollenbak 6567-1: 7-22 cm, spoor 2006 In dit spoor komt een discontinuiteit voor. Daarom is dit spoor opgedeeld in 2006a en 2006b. Het basismateriaal van het onderste deel van het spoor 2006a, bestaat oorspronkelijk uit een kalkrijke lichte klei dat veel ingevangen of verspoelde zandkorrels bevat. De samenstelling is vergelijkbaar met de kalkrijke lichte klei aangtroffen aan de onderkant van dit spoor (zie hierboven). In dit materiaal zijn brokjes allochtoon bodemmateriaal uit de omgeving, kalkrijke lichte klei en veenbrokjes tot ca. 2,5 cm ø, aanwezig evenals een redelijk aantal zwaardere allochtone andere materialen, zoals grotere mineralen ca. 2 mm ø, kwartsietbrokjes, aardewerk tot ca. 5 mm lengte, naast wat houtskoolfragmentjes en botsplinters. Al deze materialen zijn door elkaar geroerd waarbij onregelmatige holten zijn gevormd, die weer plastisch dichtgestroomd zijn onder invloed van de zwaartekracht. Dit is anders dan aan de onderkant van dit spoor waar duidelijk te zien is dat er een eenmalige ingreep is geweest waarna al het daarna aanwezige materiaal weer bezonken en bezakt is en daarna met rust gelaten. Hier lijkt het dat er na een baggeractiviteit nog vaker in deze laag geroerd is waarbij nieuwe allochtone materialen ingebracht konden worden en oude brokjes ingebracht bodemmateriaal meer afgerond raakten. De grens tussen spoor 2006a en b heeft een onnatuurlijk en steil verloop. Dit is een duidelijke afgravings c.q. uitbaggeringsgrens. In het uitgebaggerde gedeelte is weer sedimentatie
23
opgetreden: dezelfde type kalkrijke lichte klei, maar nu vrijwel zonder bijmenging van zandkorrels. Dit sediment is dus beduidend fijnkorreliger en afgezet in veel rustiger water, dan het onderste deel van dit spoor. Dit blijkt ook uit de met het sediment mee afgezette verkoolde asrestjes en veenfragmentjes, die zeer licht zijn. Tijdens de opslibbing zijn diverse andere allochtone materialen in het sediment terecht gekomen, houtskool, bot, gesteente fragmentjes (kwartsiet, vuursteen en kalk-zand-steen), hetzij vanuit de kant, hetzij vanuit een boot.* Dit spoor is beworteld geweest en bij verterende wortels zijn onder redox omstandigheden pyriet en polysulfiden gevormd. Kort daarna is, en mogelijk later in meerdere fasen, aeratie opgetreden vaak via grotere wortelholten, waarbij sulfiden oxideerden tot sulfaat. Deze losten de aanwezige kalkpartikels op. Dit was al voor de uitbaggering het geval omdat het kalkgehalte van de lichte klei ter plekke al lager was dan tijdens afzetting. Dieper in het profiel bij wortelholten is uit deze oplossing gips neergeslagen. Nadien en recent is deze grond weer begroeid, c.q. beworteld. Een boomwortel groeide tegen de grens van het uitgebaggerde deel aan en boog af en groeide verder langs deze grens het profiel in. * Het is mogelijk, dat in dit uitgediepte deel gesteenten verladen werden, omdat die schepen een relatief zware lading hebben. De analyses van beide slijpplaten volgen elkaar chronologisch op. Er is een gat in het traceren van ingrepen van de mens. In het ontbrekende stuk van ca. 3 cm diepte was mogelijk te zien geweest tot hoever er in het uitgebaggerde diepere gedeelte van spoor 2006 geroerd is. Spoor 2006 kan dus in drie delen met verschillen in antropogene impact worden verdeeld: 1. de onderkant van het spoor 2006: 35-29/34 cm diepte – wat zandiger lichte klei, onderkant uitgebaggerde laag 2. middendeel spoor 2006: 9/18,5-22 cm diepte – wat zandiger lichte klei, in eerste uitgebaggerde laag en geroerd 3. bovendeel spoor 2006: 7- 9/18,5 cm diepte – in tweede keer uitgebaggerde zone, homogene lichte klei, ter plekke afgezet. Romeins, in restgeul, werkput 1, pollenbak 655: 6-21 cm diepte, met overgang spoor 29 naar spoor 27, en pollenbak 656: 4-19 cm diepte, met onderkant spoor 29 met overgang naar onderliggend spoor 86 en 73.1. Hieronder worden eerst de resultaten van de analyses van de lagen per slijpplaat samengevat en daarna worden die van de twee slijpplaten uit deze lokatie met elkaar in verband gebracht. Hierbij ligt het accent op de beantwoording van gestelde vragen (zie hierboven). Pollenbak 656: 4-19 cm diepte, met onderkant spoor 29 met overgang naar onderliggend spoor 86 en 73.1. Ook hier vormt het moedermateriaal van de drie geanalyseerde lagen van oorsprong een continuum waarvan de genese in korte lijnen ongeveer vergelijkbaar zijn met die besproken bij pollenbak 6567-2: 25-38 cm onderkant spoor 2006 met overgang naar onderliggend spoor 2006-4 en 2037-3, hierboven. De eerste laag was eenzelfde begroeid duin (spoor 73.1). Dit duin is daarna ook overspoeld, waarschijnlijk met zeewater, en hier waren de stroomsnelheden iets geringer dan in de bestudeerde lokatie in wp 2 en is meer kleirijk sediment in lagen afgezet, samen met in het water aanwezig veelal venig organisch materiaal (spoor 86). Hierop is een van oorsprong kalkrijke lichte klei afgezet die veel ingevangen ‘duin’zandkorrels bevat. De samenstelling hiervan is vergelijkbaar met die van de afdekkende kleilaag en de onderkant van spoor 2006 en is dus ook zeer waarschijnlijk marien.
24
Er zijn geen aanwijzingen gevonden dat deze opeenvolging niet natuurlijk is. Het houdt weer in dat een terrestrische afzetting, een zoetwater-duin, overstroomd is met zeer waarschijnlijk zeewater. Door de getijstromen is het moedermateriaal aan de top van het duin verspoeld en gelaagd herafgezet. Daarna is vanuit diezelfde getijstromen op dit pakket een kalkrijke lichte klei afgezet waarin ook veel lokaal verspoelde zandkorrels zijn opgenomen. Deze kleiafzetting is zo hoog opgeslibd dat deze begroeid was, er op de grens van het beluchte en onbeluchte deel van het sediment onder redox omstandigheden sulfiden en polysulfiden zijn gevormd nabij organisch materiaal. Tijdens verdere sedimentatie zijn door kleine wisselingen in aeratie regelmatig op beperkte schaal sulfiden opgelost, die kalkpartikels oplosten, die elders uit oververzadiging weer neersloegen (Kooistra, 1978). Tijdens de opslibbing van de kalkrijke lichte klei is ook hier in de buurt vegetatie verbrand waardoor asresten konden inspoelen in de aanwezige wortelholten, die doorliepen tot in het onderliggende zand. De bestudeerde lagen zijn ook tot in de top van het duin grondig vergraven, c.q. afgegraven onder natte omstandigheden, waarbij aan de onderkant een laag van ca. 5 cm dikte met de zwaardere, zandiger, brokken bodemmateriaal herafgezet zijn (spoor 86) en na deze 5 cm ook kleirijkere sedimentbrokken (onderkant spoor 29). Daartussen is vervloeid licht zavelig sediment aanwezig waarin een aantal allochtone materialen voorkomen: naast veel grotere veenfragmenten ook enkele fragmentjes houtskool en (deels ontkalkte) kalk(zand?)steen. Vooral in dit materiaal komen drukgelaagdheden voor, van extern uitgeoefende druk. Ook op de onderkant, het niet vergraven deel van duin, is druk uitgeoefend. Dit geheel wijst, net als bij de in werkput 2 beschreven slijpplaten, op een grote afgravingsingreep onder water, hetgeen een uitbaggering kan zijn. Pollenbak 655: 6-21 cm diepte, met overgang spoor 29 naar spoor 27 Het basismateriaal van de top van spoor 29 bestaat uit een van oorsprong kalkrijke lichte klei met zeer weinig bijmenging van fijn zand, waar tijdens sedimentatie veel fijne verkoolde organische fragmentjes in afgezet zijn. Het is (zeer waarschijnlijk) marien. Het hele pakket is in een continuum afgezet onder water, onder geringe stroomsnelheden, c.q. in rustig water. Net zoals in spoor 2006b zijn ook hier tijdens de opslibbing diverse allochtone materialen ter plekke in het sediment terecht gekomen. Dit zijn: houtskool, bot, houtsplinters, gesteente fragmentjes vnl. kwartsiet, grof zand en brokjes veen, grove organische fragmenten en brokjes niet lokale zavel of klei. Deze zijn vaak onder een hellingshoek, onafgerond in het sediment aanwezig en zijn hetzij vanuit de kant, hetzij vanuit een boot, hier terecht gekomen. Het basismateriaal van het bestudeerde deel van de onderkant van spoor 27 bestaat uit een nog homogenere kalkhoudende lichte klei, waarin ook weer tijdens sedimentatie fijne verkoolde organische fragmentjes zijn afgezet. Dit sediment is van oorsprong onder nog rustiger stromend water afgezet dan de hierboven gelegen laag. Hier ter plekke is dit sediment echter vervloeid en lokaal verplaatst onder invloed van de zwaartekracht en er zijn onregelmatige drukholten en plastische vervormingen in aanwezig. Met de verplaatsing van dit sediment zijn ook roodbruin gekleurde, brokjes geoxideerd identiek bodemmateriaal meegenomen. Omdat de grens tussen spoor 29 en 27 govend tot met happen verloopt en de top van spoor 29 compacter is terwijl de onderkant van spoor 27 meer plastisch vervormd is, heeft ook hier een ingreep door de mens plaatsgevonden. Mogelijk is dit een uitdieping geweest. Gezien het feit dat er daarna fijner sediment is nagestroomd langs de bodem kan het ook zijn dat dit een uitbreiding betreft van een bestaand gedeelte. Uit het beperkte bestudeerde materiaal zijn geen verdere conslusies te trekken. Ook in dit deel van spoor 27 zijn op enig moment allochtone materialen ter plekke in het sediment terecht gekomen. Dit zijn voornamelijk gesteentefragmenten: een soort kalkzandsteen en kwartsiet.
25
De analyses van beide slijpplaten zijn chronologisch weergegeven, maar er ligt een niet-onderzocht deel van ca. 30 cm dikte in het midden van spoor 29 tussen. De gestelde vragen zijn in het voorgaande voor zover mogelijk beantwoord. Hieronder volgt een kort resumé ervan.
1. Is er sprake van natuurlijke sedimentatie in de restgeul? Het antwoord is: van nature was er aan de onderkant van de betreffende sporen een natuurlijke sedimentatie. Die is op beide bestudeerde plaatsen echter tot in het onderliggende duinzand vergraven c.q. uitgebaggerd. Restanten ervan zijn aanwezig in de daarna bezakte laag.
2. Zijn deze opvullingen afgezet onder zoet- of zoutwatercondities? De opvullingen zijn buitengewoon waarschijnlijk allen afgezet onder zoutwater condities. Daar zijn 3 tot 5 aanwijzingen voor te vinden in de diverse lagen. Er zijn geen verschijnselen aangetroffen die op een zoetwater afzetting duiden.
3. Is er sprake van discontinuiteiten in de verschillende sporen aanwezig in de opvullingen? Er zijn zeer duidelijke discontinuiteiten aanwezig in de verschillende sporen en zelfs in sporen die als 1 eenheid zijn aangeduid. Spoor 2006 bevat drie verschillende eenheden.
4. Waar bestaan deze discontinuiteiten uit? 5. Welke, mogelijk antropogene, oorzaken hebben de eventuele discontinuiteiten? 6. Is er een koppeling tussen spoor 27 en spoor 2006 of tussen spoor 29 en spoor 2006?
De vragen gesteld onder 4, 5 en 6 worden gezamenlijk beantwoord om niet in herhalingen te vervallen. Beantwoording vraag 4, 5 en 6: Zoals hierboven aangegeven bestaat spoor 2006 in werkput 2 uit drie verschillende bagger- c.q. uitdiep-, c.q. vergravingsfasen. Deze zijn: 1. de onderkant van het spoor 2006: 35-29/34 cm diepte – wat zandiger lichte klei, onderkant uitgebaggerde laag 2. middendeel spoor 2006: 9/18,5-22 cm diepte – wat zandiger lichte klei, in eerste uitgebaggerde laag en geroerd 3. bovendeel spoor 2006: 7- 9/18,5 cm diepte – in tweede keer uitgebaggerde zone, homogene lichte klei, ter plekke afgezet. Uit de hierboven besproken resultaten van de onderkant van spoor 29 uit werkput 1 blijkt dat deze vergelijkbaar is met de onderkant van spoor 2006 in werkput 2. Daarna ontbreekt een groot deel van spoor 29 (ca. 25-30 cm). De top van spoor 29 is echter zeer goed vergelijkbaar met de top van spoor 2006, de homogene afzetting na tweede keer uitbaggeren. De overgang van eerste na tweede keer uitbaggeren is niet aangetroffen en zal in het ontbrekende deel van spoor 29 aangetroffen horen te worden. De onderkant van spoor 27 is weer een nieuwe fase, na een hernieuwde bagger/uitdiep-ingreep. Uit het micromorfologisch bestudeerde materiaal kan afgeleid worden dat er in ieder geval drie keer een vorm van baggeren, uitdiepen etc. heeft plaatsgevonden. De aard en samenstelling van de afdekkende kleilaag in spoor 4059 werkput 3 is hetzelfde als die zou zijn aan de onderkant van spoor 2006 in werkput 2 en de onderkant van spoor 29 in werkput 1 als er niet uitgediept o.i.d. was. In het niet uitgediepte spoor 4059 is duidelijk vertrapping en aanrijking van met vivianiet en de bijbehorende oxidatieproducten aangetroffen, die wijzen op aanwezigheid van vee. Ook de grotere wormactiviteit in dit spoor wijst een goed groeiend, laag vegetatiedek. n.b. In de meermalen uitgediepte lagen komen relatief veel gesteente fragmenten voor van o.a. kwartsiet en een soort kalk-zand-steen en veel grove minerale korrels rond de 3 mm ø. Er valt in
26
deze context te denken aan overslag van scheepsladingen gesteenten, die vanwege hun groter gewicht een diepere vaargeul nodig hadden. Tot slot is het zinvol om aan te geven dat het grote aantal allochtone bodemmaterialen in het onderste deel van spoor 2006 en spoor 29, die zowel van mariene- als zoetwater afzettingen afkomstig zijn, het moeilijk maakt eventuele pollenanalyses en diatomeeen analyses van deze laag, zonder hun context zoals te zien zoals in een grotere slijpplaat, correct te duiden.
27
Referenties
Bisdom, E.B.A. and Schoonderbeek, D., 1983. The characterization of the shape of mineral grains in this sections of soils by Quantimet and BESI. Geoderma 30: 303 – 332.
Jongerius, A. and Heintzberger, G., 1975. Methods in soil micromorphology; a technique for the preparation of large thin sections. Soil Survey Papers 10, Soil Survey Institute, Wageningen, The Netherlands Kooistra, M.J., 1978. Soil development in recent marine sediments of the intertidal zone in the Oosterschelde, The Netherlands. A soil micromorphological approach. Soil Survey Paper no. 14. Netherlands Soil Survey Institute, Wageningen. 183 p. Kooistra, M.J., 1990. The future of soil micromorphology. In: L.A. Douglas (Ed.), Soil micromorphology. Amsterdam, Elsevier, 1990, pp. 1-8. Kooistra, M.J., 1991. A micromorphological approach to the interactions between soil structure and soil biota. In: Agriculture, Ecosystems and Environment 34, pp. 315-328 Kooistra, M.J., 2002. Hoofdstuk 22. Micromorfologisch Onderzoek. In: Carmiggelt, A. en P.J.W.M. Schulten: Veldhandleiding Archeologie. Archeologische Leidraad 1. College voor de Archeologische Kwaliteit, Zoetermeer. p. 125-130 Kooistra, M.J., Kooistra, L.I., Rijn, P. van & Sass-Klaassen, U., 2006. The excavation of wetland woods at Zwolle-Stadshagen (The Netherlands). Reconstruction of the wetland wood in its environmental context. Netherlands Journal of Geosciences 85 – 1: 37-60. Kooistra, M.J., (september) 2008. Micromorfologisch onderzoek opgraving plangebied Nieuw Hadriani te Voorburg. Kooistra Micromorfological Services no. 11.
1
`
Evaluatie micromorfologisch onderzoek opgraving plangebied Nieuw Hadriani
te Voorburg I en II
M.J. Kooistra September 2009
2
Kooistra Micromorphological Services, Rapport no. 15. Evaluatie micromorfologisch onderzoek opgraving plangebied Nieuw Hadriani te Voorburg I en II Auteur: Maja J. Kooistra Slijpplaatnummers: 08123 t/m 08126 09069 t/m 09073, 09076, 09077 Opdrachtgever: AAC/Projektenbureau, Amsterdam Correspondentie adres: Kooistra Micromorphological Services Snijdersteeg 16 3911 VP Rhenen tel: 0317 - 617382 e-mail : [email protected]
3
Inleiding In september 2008 is rapport no. 11 van Kooistra Micromorphological Services verschenen over het micromorfologisch onderzoek opgraving plangebied Nieuw Hadriani te Voorburg in opdracht van het AAC/Projektenbureau in Amsterdam. Hierin zijn 4 slijpplaten beschreven en geanalyseerd. Het betrof twee monsters uit de Romeinse tijd, die geen direkte relatie met elkaar hadden en twee monsters uit een prehistorisch niveau. Het bestudeerde materiaal uit het prehistorische niveau was wel aan elkaar gerelateerd en is als continuum geanalyseerd en geinterpreteerd. Deze rapportage is besproken tijdens het specialistenoverleg en opgenomen in het evaluatie-rapport. Naar aanleiding van het specialistenoverleg en dit evaluatierapport zijn enkele hoofd-thema’s geselecteerd voor vervolgonderzoek. Eén van deze hoofdthema’s is micromorfologisch onderzoek. Dit is ondergebracht in de cluster organisch onderzoek waarvoor in de zomer van 2009 toestemming is verleend tot uitvoering. Het rapportage van het vervolgonderzoek is verschenen in september 2009 als rapport no. 14 van Kooistra Micromorphological Services. Dit micromorfologisch onderzoek betreft, net zoals het eerste rapport, zowel sporen uit de Romeinse periode als die uit de dieper gelegen prehistorische niveaus en had tot doel zowel aanvullende als bevestigende informatie te verkrijgen over de processen die plaatsgevonden hebben. Na zorgvuldige overwegingen waren uiteindelijk 6 lokaties geselecteerd voor micromorfologische analyses. Dit betreft 4 slijpplaten uit de onderste kleiafzettingen in de restgeul aanwezig in WP1 en WP2, waarin macroscopisch discontinuiteiten in aanwezig leken te zijn; 1 slijpplaat uit de afdekkende kleilaag in WP3 en 1 slijpplaat uit het vervolg van de neolitische bodem in WP3. Alle slijpplaatmonsters zijn genomen uit de tijdens de opgraving genomen pollenbakken. Het micromorfologisch onderzoek aan specifieke lagen is gekoppeld aan het onderzoek aan diatomeeën en pollen, om een zo groot mogelijke meerwaarde te verkrijgen bij integratie van hun analyse resultaten en interpretaties. De bijbehorende profieldocumentatie is aangeleverd. Het doel van deze rapportage is om de resultatie van beide rapporten met elkaar te vergelijken en hun relatie vast te stellen en indien mogelijk de resultaten te integreren Deze evaluatie is opgedeeld in de drie tijdsperioden die voorkomen in de bestudeerde monsters en wordt uitgevoerd in de volgorde van oud tot jong. Ieder onderdeel bestaat uit een weergave van de basisresultaten van de beide rapporten en de relatie tussen de resultaten van beide rapporten van die periode. De tijdsperioden c.q. hoofstukken zijn:
1. de Neolitische bodems 2. de afdekkende kleilaag over stuifzand 3. de lagen uit de Romeinse tijd
1. De Neolitische bodems 1.1 De basisresultaten beide rapporten Hieronder volgen eerst de essentiele resultaten van de discussie en conclusies over deze bodems uit rapport no. 11 KMS en rapport no. 14 KMS. Daarna wordt hun samenhang besproken. Discussie en conclusies uit rapport no. 11 KMS, slijpplaat no. 08126 en 08125 Prehistorisch, werkput 1, westprofiel, pollenbak 9436: 7-22 cm diepte en 25-40 cm diepte, laag onder spoor 380, spoor 380 zwarte deel (onder) en grijze deel (boven).
4
Alle drie de bestudeerde lagen bestaan uit hetzelfde moedermateriaal namelijk een windsediment, een opgestoven laag duin, opgeblazen uit lokaal door water afgezet sediment. Dit is af te leiden uit de matige afronding van de zandkorrels. Dit betekent dat dit lage duin dichtbij de strandwal of een andere zandig sediment lag. Alle drie de lagen zijn, gezien de goede beworteling, lange tijd begroeid geweest. Zowel met een kruidvegetatie als met wat venig materiaal. Heel spoor 380 wordt gekarakteriseerd door de restanten van hevige vuren ter plaatse: verkoold organisch materiaal, waarbij ook veel bot verbrand is. De intensiteit van branden is veel hoger dan alleen branden van vegetatieaccumulaties. Het verkoolde organische materiaal bestaat zowel uit kruidachtig materiaal als hout, dat niet ter plaatse groeide. In combinatie met de grote hoeveelheid, vaak zwaar verbrand bot doet dit vermoeden dat het hier niet primair om kookvuren gaat maar eerder om crematies of brandoffers. Het verschil in kleur van het bovendste deel (grijzer) met het onderste deel (zwarter) van dit spoor is niet het gevolg van een groot verschil in intensiteit van de vuren, maar grotendeels veroorzaakt door uitspoeling van fijne deeltjes zwartgekleurd organisch materiaal naar dieper gelegen lagen, die zij zwarter kleurden. Bovendien zijn in het bovenste deel van het spoor iets minder zwartgekleurde sulfiden neergeslagen en is de ontkalking verder voortgeschreden. Dit zijn beiden processes die grond minder kleur geven. De vlekken in de laag onder spoor 380 worden veroorzaakt door ingespoelde zwarte asrestjes uit het hoger gelegen spoor. Dit type vlekken zijn ook aangetroffen in het duin van Ypenburg (Kooistra, 2001). Daar betrof het hoogstwaarschijnlijk asrestjes van kookvuren. De specifieke vragen voor het micromorfologisch onderzoek van dit spoor waren: 1. Hoe is deze bodem ontstaan? 2. Waardoor is deze grijze laag zo dik? 3. Is hier mogelijk in geakkerd o.i.d.? De antwoorden, gezien de hierboven gegeven micromorfologische analyse, hierop luiden: Ad 1. We hebben hier niet met een echte bodem te maken. Op een laag opgestoven duin, waarin nog geen bodemontwikkeling heeft plaatsgevonden, zijn hevige vuren geweest waarbij ook veel bot verbrand is. De zwarte as hiervan heeft dit spoor haar kleur gegeven. In het bovenste deel van dit spoor is een deel hiervan uitgespoeld en weer ingespoeld in het diepere deel van het spoor, waardoor de top lichter is gekleurd en de onderkant donkerder. Ad 2. De dikte van deze laag is bepaald door grootte van de vuren en mogelijk herhalingen van vuren op deze lokatie, waardoor de laag verder opbouwde. Ad 3. Deze laag is geheel antropogeen. Het ontstaan van deze laag is hierboven toegelicht. In deze laag is geen enkel verschijnsel aangetroffen dat op landbouw duidt.
Discussie en conclusies uit rapport no. 14 KMS, slijpplaat no. 09072 Prehistorisch/Neolitisch, werkput 3, pollenbak 9471: 34-49 cm diepte, spoor 4487 en de bovenkant van spoor 4170. De vragen met betrekking tot dit monster waren:
- Hoe is deze bodem ontstaan (lithogenese en bodemsoort)? - Welke processen hebben daarin plaatsgevonden?
Deze vragen zijn als volgt beantwoord: Het moedermateriaal bestaat uit een mesotroof veen, waarin wisselende hoeveelheden zand zijn ingevangen. Dit zand is waarschijnlijk ingevangen verstoven zand vanuit een in de buurt gelegen lokatie en ter plekke door regenwater weer geredistribueerd. Het veen is grotendeels omgezet door mesofauna tot een vrij homogene organische matrix. Dit basismateriaal is beworteld geweest, onder andere door bomen.
5
Het Neolitische spoor 4487 wordt gekarakeriseerd door een hoog gehalte aan ingevangen zand in het venige basismateriaal. Eronder en erboven is dit gehalte aan zand beduidend lager. De oorzaak van deze grotere verstuiving van zand uit een nabij gelegen bron is vanuit het bestudeerde bodemmonster niet te achterhalen. Bij de landschapsreconstructie van het in het veen begraven Zwolse bos werd ook op bepaalde veen-niveaus veel ingevangen zand aangetroffen. Daar was dit waarschijnlijk het gevolg van de aanwezigheid van akkers op een nabij gelegen rivierduin, dus het gevolg van menselijk ingrijpen (Kooistra et al., 2006). De oorzaak van deze verstuiving kan natuurlijk zijn, maar ook het gevolg van aktiviteiten van mensen. De processen die in dit profiel plaats hebben gevonden zijn allen natuurlijke processen. Er zijn geen processen getraceerd die door menselijk ingrijpen hebben plaatsgevonden. De bestudeerde lagen bevatten een verwaarloosbare hoeveelheid pyriet. Desondanks is er in het Neolitische spoor 4487 regelmatig gips neergeslagen. Dit houdt in dat er in hoger gelegen lagen zowel pyriethoudende als kalkhoudende tot kalkrijke afzettingen aanwezig zijn, waarin ergens nadien oxidatie is opgetreden. Hierdoor zijn pyriet en polysulfiden geoxideerd. Het gevormde sterke zuur loste aanwezige kalk op, en verplaatste zich via de grotere wortelkanalen dieper het profiel in, waaruit hier het gips is neergeslagen. Het enige aanwezige fragment houtskool in de bovenste centimeter, op de overgang naar het bovenliggende spoor geeft hier op deze plaats en in deze context geen aanleiding menselijke aktiviteiten te veronderstellenin. Zowel de vorming van het mesotrofe veen, alsook de omzetting ervan door mesofauna, als het invangen van zand en verspoeling door regenwater, geven aan dat dit bodemmateriaal geheel onder zoetwater condities gevormd is. 1.2 Relatie basisresultaten rapport no. 11 en no. 14. Spoor 380, KMS rapport no. 11, bestaande uit een dieper gelegen zwart gedeelte en een daarop gelegen grijs gedeelte, is een volledig antropogeen bepaalde bodem. Het moedermateriaal is hier een windsediment, uitgeblazen uit een in de buurt door water afgezet (strand)zand. Het Neolitisch spoor 4487, KMS rapport no. 14, bestaande uit een wat bruinige laag, is daarentegen een volledig natuurlijke bodem. Het moedermateriaal is hier een mesotroof veen, dat grotendeels is omgezet door mesofauna, waarin zeer veel, door de wind verplaatst, zand is ingevangen. In beide sporen hebben we in een of andere vorm te maken met een (bijdrage van een) windsediment, van vergelijkbare oorsprong. Daarnaast is het lage duin van spoor 380 goed beworteld en komen er wat venige laagjes in voor. Beide moedermaterialen kunnen daarom heel goed deel uitgemaakt hebben van een laag duinlandschap met op de iets lager-liggende delen veengroei. Door verstuiving van deze duinen of vanuit de oorspronkelijke afzetting uit water is tijdens de veengroei van spoor 4487 veel zand ingevangen. De oorzaak van deze verstuiving kan antropogeen zijn, maar dat hoeft niet. Wel is duidelijk dat in het onderzochte opgestoven duin intensieve menselijke aktiviteiten hebben plaatsgevonden en dat in het zandige veen deze niet zijn aangetroffen.
2. De afdekkende kleilaag over stuifzand Deze kleilaag is alleen bestudeerd in KMS rapport no. 14. De conclusies uit dat rapport worden hier herhaald. Een samenvatting is niet nodig.
6
Afdekkende kleilaag op strandwal afzettingen, werkput 3, smalle pollenbak VNR 1495: 34-49 cm diepte en bevat spoor 4059, slijpplaat 09073. Het bestudeerde bodemmateriaal is afkomstig van een zogenaamde kleilaag die bovenop een strandwal c.q. stuifzand afzetting ligt. Deze kleilaag wordt afgedekt door duidelijk Romeinse sporen (mondelinge mededelingen Mark Driessen). De vragen met betrekking tot het microscopisch te bestuderen materiaal waren:
- Wat is de samenstelling van de afdekkende kleilaag, spoor 4059 in WP 3 ? - Is deze afgezet in zoet- of zoutwater?
Deze vragen worden hieronder beantwoord. Het onderzochte bodemmonster bevat drie bodemlagen, die een afzettingscontinuum vormen. Dit zijn 2 smalle lagen onder het centraal te bestuderen spoor en dit spoor 4059. De twee smalle lagen onder spoor 4059 maken, gezien de geleverde profieltekening deel uit van spoor 4062. Omdat hierin twee lagen onderscheiden konden worden, zijn deze van onder af spoor 4062a en 4062b genoemd. Het bodemmateriaal in de opeenvolgende bodemlagen bestaat uit een kalkrijke, zwakgelaagde, zware zavel (4062a), waarop een van oorsprong kalkrijke lichte klei ligt (4062b), die in het centrale spoor 4059 licht ontkalkt is. In alle bodemlagen komen at random diatomeeen-skeletjes voor van diverse typen die veel lijken op mariene diatomeeën. Tussen de zandkorrels komt regelmatig een glauconietkorrel voor die karakteristiek is voor mariene afzettingen. In het sediment komen restjes van schelpen, bivalve kleppen, en slakjes voor, die lijken op die van het wadslakje Hydrobia ulvae. Bovendien bevat de klei relatief veel fijn silt en fijn gefragmenteerd organisch materiaal. Al deze vier karakteristieken duiden op een mariene afzetting. De opeenvolgende lagen bevatten verschijnselen die bij processen horen die wijzen op een opslibbingsniveau in spoor 4062a van een laag schor, waarop bij verdere sedimentatie in spoor 4062b een middelhoog schor ontwikkelde en in het daarop gelegen spoor 4059 een middelhoog tot hoog schor. In het lage schor zijn dit: het zavelgehalte, de zwakke gelaagdheid, de wortels van een lage vegetatie, enkele pyriet accumulaties bij verterende wortels en een enkele opgevulde wortelgang met fijn zand. In het middelhoge schor is het kleigehalte hoger en worden wortelholten zowel door fijn zand afkomstig van hoge vloeden, als plastische klei van het oppervlak opgevuld. Ook worden er wat meer pyrietaccumulaties bij wortelholten gevormd. In het middelhoge tot hoge schor zijn deze verschijnselen wat meer uitgesproken. Ook komen hier door een wat fluktuerende grondwaterstand en het doordringen van zuurstof in de bodem via grotere wortelgangen regelmatig oxidatieverschijnselen in de vorm van rode ijzerneerslagen langs de wanden voor, alsook het lokaal oplossen van kalkpartikels en het neerslaan ervan meestal in lagere delen van een profiel. Er is niet gevraagd of er antropogene kenmerken aanwezig zijn in deze lagen. Omdat die er wel zijn volgt hier de resultaten daarvan. De onderste laag (spoor 4062a) is een volledig natuurlijke opslibbing zonder invloeden van menselijke aktiviteiten. In de daarboven gelegen laag (spoor 4062b) zijn al tijdens opslibbing wat kleine fragmentjes verkoold organisch materiaal mee afgezet. Er is een, te scherphoekig en te groot stukje bot achtergelaten op het toenmalig oppervlak, om getransporteerd te zijn door water en er komen drukvervormingen voor door betreding. Deze verschijnselen duiden direct of indirect op een aanwezigheid van mensen in de buurt tijdens de vorming van deze laag. De andere aanwezige verschijnselen, die door menselijk toedoen ontstaan, in deze laag zijn het gevolg van hun aktiviteiten tijdens en na de vorming van laag 3 (spoor 4059). Tijdens de vorming van laag 3 zijn veel meer verkoolde organische fragmentjes en houtskool stukjes afgezet of terecht gekomen in het sediment. Dit geldt ook voor botfragmentjes, die al of niet verbrand zijn. Een deel hiervan is samen met plastische klei in grotere wortelholten gestroomd en nu aanwezig in de opvulling
7
van dergelijke holten. Deze lopen ook door tot in de hieronder gelegen laag. Veel verschijnselen in dit spoor vertonen drukvervormingen en naar de top zijn zavelbrokjes van elders in de buurt ingetrapt. Dit samen met het regelmatig voorkomen van vivianiet en de oxidatieproducten ervan geven aan dat hier hoogstwaarschijnlijk vee heeft gelopen. Mensen hebben hier mogelijk kookvuren gehad, waardoor verbrande stukjes bot in het sediment terecht zijn gekomen en hebben mogelijk de vegetatie gebrand om te verjongen.
3. De lagen uit de Romeinse tijd 3.1 De basisresultaten beide rapporten Hieronder volgen eerst de essentiele resultaten van de discussie en conclusies over deze bodems uit rapport no. 11 KMS en rapport no. 14 KMS. Daarna wordt hun samenhang besproken. Discussie en conclusies uit rapport no. 11 KMS, slijpplaat no. 08124 en 08123 Romeins, naast geul, werkput 2, oostprofiel, pollenbak 3735: 33-48 cm diepte, onderkant spoor 2025, geheel spoor 2091 en top spoor 2020. De top van spoor 2020 is een natuurlijke afzetting, een kalkrijke, zwak gelaagde, lichte klei, een getijdenafzetting, die net begroeid was met een kruidvegetatie en mogelijk nog open plekken bevatte. Hierin komen een aantal karakteristieke verschijnselen voor, die op dezelfde manier worden aangetroffen in de overgang van een hoog opgeslibd slik naar een laag schor, m.n. de ijzer(hydr)oxide neerslagen langs wortelgangen, mangaanaccumulaties, en de carbonaat accumulaties langs diergangen. Een aantal verschijnselen wijzen op een zuiver mariene afzetting, m.n. het hoge gehalte aan fijne siltkorrels in de klei en het type aanwezige diatomeeën. De bruinige kleur van deze laag is afkomstig van de ijzer(hydr)oxide neerslagen langs wortelgangen. Spoor 2091 is van oorsprong de continuering van deze getijden afzettingen tot een iets hoger niveau, een laag tot middelhoog schor. Toen dit gebied tot dat niveau was opgeslibd is het een aantal malen gebrand en beakkerd. Daarbij zijn de oorspronkelijke verschijnselen alsmede de verkoolde kruid- en gewasresten gefragmenteerd en vermengd in de grondmassa. De vele kleine verkoolde fragmentjes organisch materiaal geven deze laag haar zwarte kleur. Spoor 2025 is werderom een continuering van de afzetting nadat de beakkering gestopt is. De aangetroffen verschijnselen duiden op een middelhoog opslibbingsniveau gezien de lokale getijdenrange. Hierop duiden de wadslakjes en hun passagesporen, die aangeven dat we hier te maken hebben met ongerijpt sediment dat nog steeds plastisch vervormt en het type ijzer(hydr)oxide neerslagen langs wortelgangen. In de buurt is nog menselijke aktiviteit in de vorm van branden, waarvan kleine verkoolde/as resten ingewaaid zijn of met overstromingswater meegevoerd. In deze sporen zijn geen verschijnselen aangetroffen die duiden op verandering in waterkwaliteit. Bij verzoeting treedt een sterke peptisatie op van kleiplaatjes. Dit is niet waargenomen. Korrelgrootte analyses gericht op de frakties < 2 µm, 2-16 µm, 16-50 µm, 50-105 µm geeft meestal uitsluitsel omdat mariene slibvlokken waar de klei uit bezinkt veel meer fijn slib bevatten (fraktie 2-16 µm) dan zoetwater slibvlokken. Verder zijn er zeer veel diatomeeën aanwezig in spoor 2020 en iets minder in spoor 2091. Diatomeeën onderzoek kan nadere informatie over zoet-/zoutwater verstrekken. Misschien is dat ook mogelijk met pollenanalyse, maar in spoor 2091 is zoveel gebrand dat er in dat spoor mogelijk te weinig goed materiaal wordt aangetroffen. Misschien is het mogelijk om in de profielwandinformatie na te gaan hoe deze laklaag verloopt en of later op een naburige plek is geakkerd, c.q. een dergelijke ‘laklaag’ aanwezig is.
8
De specifieke vraagstellingen voor het micromorfologisch onderzoek waren: 1. Wat is de ontstaanswijze van laag 2091. Is dit een natuurlijke afzetting of een opgebrachte laag? Er is gedraaid Romeins aardewerk in aangetroffen. 2. Is er iets te zeggen over de tijdspanne van ontstaan of gebruik. Gezien de micromorfologisch analyse zoals hierboven samengevat, luiden de antwoorden hierop: Ad 1. Spoor 2091 is een natuurlijke afzetting op niveau van een middelhoog schor dat niet altijd meer overstroomd en dat indien nodig met een klein walletje een tijd drooggehouden kan worden. In deze laag is een aantal malen geakkerd waarbij de grond geroerd is. Daarbij kunnen stukjes gedraaid aardewerk zijn ingewerkt, een indicatie voor beakkering in de Romeinse tijd. Ad 2. Het gebruik is bij Ad 1. al toegelicht. De opslibbingssnelheid is niet uit deze gegevens op te maken. Die is afhankelijk van de lokale getijden-amplitudo, de hoeveelheid aanwezige slib en de opbouw van het gebied. Gezien de ontwikkelingen in Zeeland en Friesland moet bij voldoende aanvoer van sediment gedacht worden aan een tijdspanne tussen 50 en 300 jaar om een dergelijke opslibbing van overgang slik/schor naar middelhoog schor te bereiken. De tijdsduur van beakkering is gezien de sterke fragmentering van verschijnselen meerdere keren/jaren geweest. Romeins, in geul, werkput 1, noordprofiel, pollenbak 654: 12-27 cm diepte, onderkant van spoor 28 met overgang naar onderliggend spoor 38. De top van spoor 38 is een natuurlijke afzetting, een kalkrijke, lichte tot zware klei, een getijdenafzetting, die begroeid was met een kruidvegetatie. Hierin komen karakteristieke aeratie-verschijnselen voor langs wortelholten en in het basismateriaal, die duiden op een rond gemiddeld hoogwater opgeslibd komgebied, bij een uitloper van kreek of geul, vanwege drainage bij laag water waardoor aeratie mogelijk was. Deze natuurlijke afzetting is fors verstoord. Ten eerste zijn tijdens de afzetting van deze bovenste zone hierin grotere stukken verkoold hout (tot 5 mm ø) terecht gekomen, uit nabije bron gezien de gave aanwezigheid. Daarna zijn vanuit hogere lagen via biologische holten hier vele resten van menselijke aktiviteit terecht gekomen, waaronder vele stukjes bot, stukjes tufsteen, aardewerk en kwartsiet. Ook is er vanuit deze bovenliggende laag lokaal druk op deze afzetting uitgeoefend. De mate van verstoring van de top van spoor 38 is zo groot dat dit een overgangszone genoemd moet worden van het bovenliggende spoor naar een dieper gelegen spoor. De onderkant van spoor 28 is gezien de aangetroffen verschijnselen en het ontbreken van duidelijke verstoringsfenomenen een natuurlijke afzetting, die qua samenstelling gewoon volgt op die van het hieronder gelegen spoor (38). In deze laag is van alles gedumpt, waarbij opvalt dat er veel resten van kookvuren in aanwezig zijn: as en verkoolde resten van gramineeën (hooi/stro?) en zwaar verbrand bot. Daarnaast komen nog grotere stukken minder verbrand bot voor. In dit kader kan gedacht worden dat de aangetroffen fragmenten aardewerk afkomstig zijn van drinkbekers en dergelijke en de stukjes tufsteen en leisteen iets zeggen over het werk dat verricht werd, omdat deze een minderheid vormen in de hier onderzochte zone. Dit alles wijst op een lagere, nattere zone waar na maaltijden vanalles in gedumpt werd. Omdat het kleirijkere materiaal niet gerijpt was zakten deze maaltijdresten daarin weg en wat overbleef werd overstroomd en weer bedekt met slib. Op deze manier stonk het niet en ging het niet rotten. In een latere fase is er een grote biologische activiteit geweest, o.a. van wormen, waardoor menging heeft plaatsgevonden van oorspronkelijk bodemmateriaal met resten van vuren, zoals verkoold hooi/stro/hout en botresten, die daarbij zeer gefragmenteerd zijn. Deze diergangen lopen door tot in de hieronder gelagen laag. De fijne fragmentatie van verkoold organisch materiaal geeft de zwarte kleur aan deze laag. De specifieke onderzoeksvraag voor het micromorfologische onderzoek, die luidde: Wat is de ontstaanswijze van spoor 28?, is hiermee beantwoord. De kanttekening die hierbij te maken valt
9
is dat in de onderzochte zone beter gesproken kan worden van maaltijdresten met wat afval en niet van een echte puinlaag. Dit hoeft niet op te gaan voor deze gehele laag. Dat hangt af van de keuze van de lokatie van de pollenbak waaruit dit monster genomen is. Er is gezien de grote verstoring door menselijke aktiviteit geen duidelijke uitspraak te doen over de waterkwaliteit van het afzettingsmateriaal. Om hier meer over te weten te komen zijn korrelgrootte-analyses, zoals hierboven vermeld, aan te bevelen. Resten van diatomeeen zijn aanwezig. Macroresten en/of pollenonderzoek moet rekening houden met de natuurlijke afzetting en de vele erin gedumte resten van kookvuren, c.q. maaltijden.
Discussie en conclusies uit rapport no. 14 KMS, slijpplaat no. 09072 De vragen met betrekking tot de twee keer twee monsters uit verschillende werkputten zijn: - Is er sprake van natuurlijke sedimentatie in de restgeul? - Zijn deze opvullingen afgezet onder zoet- of zoutwatercondities? - Is er sprake van discontinuiteiten in de verschillende sporen aanwezig in de opvullingen? - Waar bestaan deze discontinuiteiten uit? - Welke, mogelijk antropogene, oorzaken hebben de eventuele discontinuiteiten? - Is er een koppeling tussen spoor 27 en spoor 2006 of tussen spoor 29 en spoor 2006? Eerst zijn de resultaten van de analyses van de lagen per slijpplaat samengevat en daarna worden die van de twee slijpplaten uit dezelfde lokatie met elkaar in verband gebracht. Ten slotte worden de twee keer twee slijpplaten uit de verschillende werkputten met elkaar vergeleken. Romeins, in restgeul, werkput 2, pollenbak 6567-1: 7-22 cm, spoor 2006, discontinuiteit kleipakket en 6567-2: 25-40 cm onderkant spoor 2006 met mogelijk discontinue overgang naar onderliggend spoor 2006-4 en 2037-3. pollenbak 6567-2: 25-40 cm, onderkant spoor 2006 met mogelijk discontinue overgang naar onderliggend spoor 2006-4 en 2037-3. Het moedermateriaal van de drie geanalyseerde lagen vormt van oorsprong een continuum waarvan de genese in korte lijnen alsvolgt verlopen was. In de eerste laag was een begroeid duin aanwezig, opgeblazen uit lokaal door water afgezet sediment. Dit duin was begroeid (spoor 2037.3). Dit duin is daarna regelmatig overstroomd geweest waarbij lokaal duinzand samen met aanwezig organisch materiaal gelaagd, naar gewicht gesorteerd, is herafgezet (spoor 2006-4). Hierop is een van oorsprong kalkrijke lichte klei afgezet die veel ingevangen ‘duin’zandkorrels bevat. De samenstelling hiervan is vergelijkbaar met die van de afdekkende kleilaag en is dus ook zeer waarschijnlijk marien (onderkant spoor 2006). Er zijn geen aanwijzingen gevonden dat deze opeenvolging niet natuurlijk is. Het houdt wel in dat een terrestrische afzetting, een zoetwater-duin, overstroomd is met zeer waarschijnlijk zeewater. Door de getijstromen is het moedermateriaal aan de top van het duin verspoeld en gelaagd herafgezet. Daarna is vanuit diezelfde getijstromen op dit pakket een kalkrijke lichte klei afgezet waarin ook veel lokaal verspoelde zandkorrels zijn opgenomen. Nadat het duin gevormd was en begroeid met vegetatie is hierin gebrand en zijn asresten via allerlei holten, waaronder wortelholten in het duin terecht gekomen. Tijdens de opslibbing van de kalkrijke lichte klei is ook hier in de buurt vegetatie verbrand waardoor asresten konden inspoelen in de aanwezige wortelholten, die doorliepen tot in het onderliggende zand. De bestudeerde lagen zijn tot in de top van het duin grondig vergraven, c.q. afgegraven. Op het niet vergraven deel van duin is druk uitgeoefend. De restanten van waarschijnlijk grotendeels afgegraven lagen zijn met kracht scheefgezet, deels vervloeid en door druk vervormd. Hierbij zijn diverse allochtone materialen ingebracht, waaronder houtskool, verkoold organisch materiaal, al of niet verbrande stukjes bot, brokjes venig bodemmateriaal en brokjes veen en klei. Het hele afgraven is gebeurd onder natte omstandigheden gezien de vervloeiingen in de kleirijke lagen en plastische stromingspatronen waarin de allochtone- en kleinen brokjes autochtoon materiaal zijn
10
ingebed. Het geheel wijst op een grote afgravingsingreep onder water, hetgeen een uitbaggering kan zijn. pollenbak 6567-1: 7-22 cm, spoor 2006 In dit spoor komt een discontinuiteit voor. Daarom is dit spoor opgedeeld in 2006a en 2006b. Het basismateriaal van het onderste deel van het spoor 2006a, bestaat oorspronkelijk uit een kalkrijke lichte klei dat veel ingevangen of verspoelde zandkorrels bevat. De samenstelling is vergelijkbaar met de kalkrijke lichte klei aangtroffen aan de onderkant van dit spoor (zie hierboven). In dit materiaal zijn brokjes allochtoon bodemmateriaal uit de omgeving, kalkrijke lichte klei en veenbrokjes tot ca. 2,5 cm ø, aanwezig evenals een redelijk aantal zwaardere allochtone andere materialen, zoals grotere mineralen ca. 2 mm ø, kwartsietbrokjes, aardewerk tot ca. 5 mm lengte, naast wat houtskoolfragmentjes en botsplinters. Al deze materialen zijn door elkaar geroerd waarbij onregelmatige holten zijn gevormd, die weer plastisch dichtgestroomd zijn onder invloed van de zwaartekracht. Dit is anders dan aan de onderkant van dit spoor waar duidelijk te zien is dat er een eenmalige ingreep is geweest waarna al het daarna aanwezige materiaal weer bezonken en bezakt is en daarna met rust gelaten. Hier lijkt het dat er na een baggeractiviteit nog vaker in deze laag geroerd is waarbij nieuwe allochtone materialen ingebracht konden worden en oude brokjes ingebracht bodemmateriaal meer afgerond raakten. De grens tussen spoor 2006a en b heeft een onnatuurlijk en steil verloop. Dit is een duidelijke afgravings c.q. uitbaggeringsgrens. In het uitgebaggerde gedeelte is weer sedimentatie opgetreden: dezelfde type kalkrijke lichte klei, maar nu vrijwel zonder bijmenging van zandkorrels. Dit sediment is dus beduidend fijnkorreliger en afgezet in veel rustiger water, dan het onderste deel van dit spoor. Dit blijkt ook uit de met het sediment mee afgezette verkoolde asrestjes en veenfragmentjes, die zeer licht zijn. Tijdens de opslibbing zijn diverse andere allochtone materialen in het sediment terecht gekomen, houtskool, bot, gesteente fragmentjes (kwartsiet, vuursteen en kalk-zand-steen), hetzij vanuit de kant, hetzij vanuit een boot.* Dit spoor is beworteld geweest en bij verterende wortels zijn onder redox omstandigheden pyriet en polysulfiden gevormd. Kort daarna is, en mogelijk later in meerdere fasen, aeratie opgetreden vaak via grotere wortelholten, waarbij sulfiden oxideerden tot sulfaat. Deze losten de aanwezige kalkpartikels op. Dit was al voor de uitbaggering het geval omdat het kalkgehalte van de lichte klei ter plekke al lager was dan tijdens afzetting. Dieper in het profiel bij wortelholten is uit deze oplossing gips neergeslagen. Nadien en recent is deze grond weer begroeid, c.q. beworteld. Een boomwortel groeide tegen de grens van het uitgebaggerde deel aan en boog af en groeide verder langs deze grens het profiel in. * Het is mogelijk, dat in dit uitgediepte deel gesteenten verladen werden, omdat die schepen een relatief zware lading hebben. De analyses van beide slijpplaten volgen elkaar chronologisch op. Er is een gat in het traceren van ingrepen van de mens. In het ontbrekende stuk van ca. 3 cm diepte was mogelijk te zien geweest tot hoever er in het uitgebaggerde diepere gedeelte van spoor 2006 geroerd is. Spoor 2006 kan dus in drie delen met verschillen in antropogene impact worden verdeeld: 1. de onderkant van het spoor 2006: 35-29/34 cm diepte – wat zandiger lichte klei, onderkant uitgebaggerde laag 2. middendeel spoor 2006: 9/18,5-22 cm diepte – wat zandiger lichte klei, in eerste uitgebaggerde laag en geroerd 3. bovendeel spoor 2006: 7- 9/18,5 cm diepte – in tweede keer uitgebaggerde zone, homogene lichte klei, ter plekke afgezet.
11
Romeins, in restgeul, werkput 1, pollenbak 655: 6-21 cm diepte, met overgang spoor 29 naar spoor 27, en pollenbak 656: 4-19 cm diepte, met onderkant spoor 29 met overgang naar onderliggend spoor 86 en 73.1. Pollenbak 656: 4-19 cm diepte, met onderkant spoor 29 met overgang naar onderliggend spoor 86 en 73.1. Ook hier vormt het moedermateriaal van de drie geanalyseerde lagen van oorsprong een continuum waarvan de genese in korte lijnen ongeveer vergelijkbaar zijn met die besproken bij pollenbak 6567-2: 25-38 cm onderkant spoor 2006 met overgang naar onderliggend spoor 2006-4 en 2037-3, hierboven. De eerste laag was eenzelfde begroeid duin (spoor 73.1). Dit duin is daarna ook overspoeld, waarschijnlijk met zeewater, en hier waren de stroomsnelheden iets geringer dan in de bestudeerde lokatie in wp 2 en is meer kleirijk sediment in lagen afgezet, samen met in het water aanwezig veelal venig organisch materiaal (spoor 86). Hierop is een van oorsprong kalkrijke lichte klei afgezet die veel ingevangen ‘duin’zandkorrels bevat. De samenstelling hiervan is vergelijkbaar met die van de afdekkende kleilaag en de onderkant van spoor 2006 en is dus ook zeer waarschijnlijk marien. Er zijn geen aanwijzingen gevonden dat deze opeenvolging niet natuurlijk is. Het houdt weer in dat een terrestrische afzetting, een zoetwater-duin, overstroomd is met zeer waarschijnlijk zeewater. Door de getijstromen is het moedermateriaal aan de top van het duin verspoeld en gelaagd herafgezet. Daarna is vanuit diezelfde getijstromen op dit pakket een kalkrijke lichte klei afgezet waarin ook veel lokaal verspoelde zandkorrels zijn opgenomen. Deze kleiafzetting is zo hoog opgeslibd dat deze begroeid was, er op de grens van het beluchte en onbeluchte deel van het sediment onder redox omstandigheden sulfiden en polysulfiden zijn gevormd nabij organisch materiaal. Tijdens verdere sedimentatie zijn door kleine wisselingen in aeratie regelmatig op beperkte schaal sulfiden opgelost, die kalkpartikels oplosten, die elders uit oververzadiging weer neersloegen (Kooistra, 1978). Tijdens de opslibbing van de kalkrijke lichte klei is ook hier in de buurt vegetatie verbrand waardoor asresten konden inspoelen in de aanwezige wortelholten, die doorliepen tot in het onderliggende zand. De bestudeerde lagen zijn ook tot in de top van het duin grondig vergraven, c.q. afgegraven onder natte omstandigheden, waarbij aan de onderkant een laag van ca. 5 cm dikte met de zwaardere, zandiger, brokken bodemmateriaal herafgezet zijn (spoor 86) en na deze 5 cm ook kleirijkere sedimentbrokken (onderkant spoor 29). Daartussen is vervloeid licht zavelig sediment aanwezig waarin een aantal allochtone materialen voorkomen: naast veel grotere veenfragmenten ook enkele fragmentjes houtskool en (deels ontkalkte) kalk(zand?)steen. Vooral in dit materiaal komen drukgelaagdheden voor, van extern uitgeoefende druk. Ook op de onderkant, het niet vergraven deel van duin, is druk uitgeoefend. Dit geheel wijst, net als bij de in werkput 2 beschreven slijpplaten, op een grote afgravingsingreep onder water, hetgeen een uitbaggering kan zijn. Pollenbak 655: 6-21 cm diepte, met overgang spoor 29 naar spoor 27 Het basismateriaal van de top van spoor 29 bestaat uit een van oorsprong kalkrijke lichte klei met zeer weinig bijmenging van fijn zand, waar tijdens sedimentatie veel fijne verkoolde organische fragmentjes in afgezet zijn. Het is (zeer waarschijnlijk) marien. Het hele pakket is in een continuum afgezet onder water, onder geringe stroomsnelheden, c.q. in rustig water. Net zoals in spoor 2006b zijn ook hier tijdens de opslibbing diverse allochtone materialen ter plekke in het sediment terecht gekomen. Dit zijn: houtskool, bot, houtsplinters, gesteente fragmentjes vnl. kwartsiet, grof zand en brokjes veen, grove organische fragmenten en brokjes niet lokale zavel of
12
klei. Deze zijn vaak onder een hellingshoek, onafgerond in het sediment aanwezig en zijn hetzij vanuit de kant, hetzij vanuit een boot, hier terecht gekomen. Het basismateriaal van het bestudeerde deel van de onderkant van spoor 27 bestaat uit een nog homogenere kalkhoudende lichte klei, waarin ook weer tijdens sedimentatie fijne verkoolde organische fragmentjes zijn afgezet. Dit sediment is van oorsprong onder nog rustiger stromend water afgezet dan de hierboven gelegen laag. Hier ter plekke is dit sediment echter vervloeid en lokaal verplaatst onder invloed van de zwaartekracht en er zijn onregelmatige drukholten en plastische vervormingen in aanwezig. Met de verplaatsing van dit sediment zijn ook roodbruin gekleurde, brokjes geoxideerd identiek bodemmateriaal meegenomen. Omdat de grens tussen spoor 29 en 27 govend tot met happen verloopt en de top van spoor 29 compacter is terwijl de onderkant van spoor 27 meer plastisch vervormd is, heeft ook hier een ingreep door de mens plaatsgevonden. Mogelijk is dit een uitdieping geweest. Gezien het feit dat er daarna fijner sediment is nagestroomd langs de bodem kan het ook zijn dat dit een uitbreiding betreft van een bestaand gedeelte. Uit het beperkte bestudeerde materiaal zijn geen verdere conslusies te trekken. Ook in dit deel van spoor 27 zijn op enig moment allochtone materialen ter plekke in het sediment terecht gekomen. Dit zijn voornamelijk gesteentefragmenten: een soort kalkzandsteen en kwartsiet. De analyses van beide slijpplaten zijn chronologisch weergegeven, maar er ligt een niet-onderzocht deel van ca. 30 cm dikte in het midden van spoor 29 tussen. De gestelde vragen zijn in het voorgaande voor zover mogelijk beantwoord. Hieronder volgt een kort resume ervan.
1. Is er sprake van natuurlijke sedimentatie in de restgeul? Het antwoord is: van nature was er aan de onderkant van de betreffende sporen een natuurlijke sedimentatie. Die is op beide bestudeerde plaatsen echter tot in het onderliggende duinzand vergraven c.q. uitgebaggerd. Restanten ervan zijn aanwezig in de daarna bezakte laag.
2. Zijn deze opvullingen afgezet onder zoet- of zoutwatercondities? De opvullingen zijn buitengewoon waarschijnlijk allen afgezet onder zoutwater condities. Daar zijn 3 tot 5 aanwijzingen voor te vinden in de diverse lagen. Er zijn geen verschijnselen aangetroffen die op een zoetwater afzetting duiden.
3. Is er sprake van discontinuiteiten in de verschillende sporen aanwezig in de opvullingen? Er zijn zeer duidelijke discontinuiteiten aanwezig in de verschillende sporen en zelfs in sporen die als een eenheid zijn aangeduid. Zo bevat spoor 2006 drie verschillende eenheden.
4. Waar bestaan deze discontinuiteiten uit? 5. Welke, mogelijk antropogene, oorzaken hebben de eventuele discontinuiteiten? 6. Is er een koppeling tussen spoor 27 en spoor 2006 of tussen spoor 29 en spoor 2006?
De vragen gesteld onder 4, 5 en 6 worden gezamenlijk beantwoord om niet in herhalingen te vervallen. Beantwoording vraag 4, 5 en 6: Zoals hierboven aangegeven bestaat spoor 2006 in werkput 2 uit drie verschillende bagger- c.q. uitdiep-, c.q. vergravingsfasen. Deze zijn: 1. de onderkant van het spoor 2006: 35-29/34 cm diepte – wat zandiger lichte klei, onderkant uitgebaggerde laag 2. middendeel spoor 2006: 9/18,5-22 cm diepte – wat zandiger lichte klei, in eerste uitgebaggerde laag en geroerd 3. bovendeel spoor 2006: 7- 9/18,5 cm diepte – in tweede keer uitgebaggerde zone, homogene lichte klei, ter plekke afgezet.
13
Uit de hierboven besproken resultaten van de onderkant van spoor 29 uit werkput 1 blijkt dat deze vergelijkbaar is met de onderkant van spoor 2006 in werkput 2. Daarna ontbreekt een groot deel van spoor 29 (ca. 25-30 cm). De top van spoor 29 is echter zeer goed vergelijkbaar met de top van spoor 2006, de homogene afzetting na tweede keer uitbaggeren. De overgang van eerste na tweede keer uitbaggeren is niet aangetroffen en zal in het ontbrekende deel van spoor 29 aangetroffen horen te worden. De onderkant van spoor 27 is weer een nieuwe fase, na een hernieuwde bagger/uitdiep-ingreep. Uit het micromorfologisch bestudeerde materiaal kan afgeleid worden dat er in ieder geval drie keer een vorm van baggeren, uitdiepen etc. heeft plaatsgevonden. 3.2 Relatie basisresultaten rapport no. 11 en no. 14. Het bestudeerde monster uit de Romeinse tijd uit Werkput 1 in KMS rapport no. 11 is genomen in een pollenbak (no. 654) die behoort tot een serie van 5 iets overlappende pollenbakken van 50 cm lang. De twee bestudeerde monsters uit de Romeinse tijd uit Werkput 1 geanalyseerd in KMS rapport no. 14 zijn genomen uit twee opeenvolgende pollenbakken (no. 655 en 656) die onder die van het bestudeerde monster uit het eerste rapport liggen. Het overzicht van de bestudeerde diepten uit deze pollenbakken is als volgt, te beginnen met de diepst gelegen pollenbak: Pollenbak 656: 4-19 cm diepte: spoor 86, spoor 73.1 en onderkant spoor 29 Pollenbak 655: 6-21 cm diepte: overgang spoor 29 naar spoor 27, Pollenbak 654: 12-27 cm diepte: top spoor 38 en onderkant van spoor 28 . Tussen de bestudeerde diepten ligt in beide gevallen een zone van ca. 26 cm die niet onderzocht is. De drie monsters zijn daarmee opvolgend in tijd en het monster bestudeerd in KMS rapport no. 11 volgt dus in de tijd op die uit KMS rapport no. 14. Tussen deze twee monsters van KMS rapport no. 14 zat een tijdsgap die in dat rapport was opgevuld met de gegevens van de bestudeerde monsters uit werkput 2, die aan de basis en in de top vergelijkbaar bleken met die uit werkput 1. We kunnen dus de resultaten van het onderzoek aan dit monster uit rapport no. 11 toevoegen aan de al gereconstrueerde sequentie in rapport no. 14. Hieronder is deze sterk samengevat: Fase 1. : Er lag een laag opgestoven duin dat begroeid was (spoor 73.1 en spoor 2037.3). Het zand daarvan is afkomstig van een lokale strandafzetting. Fase 2. : Het duin overstroomd, duinzand wordt samen met wat organisch materiaal door water herafgezet in gesorteerde lagen afgewisseld met wat mee-afgezet organisch materaal. In spoor 86 zijn hiertussen wat meer kleirijkere lagen afgezet, die wijzen op rustiger water, dan in spoor 2006-4. De samenstelling van deze klei is zodanig (zie resultaten afzonderlijke rapporten) dat deze marien wordt verondersteld. Fase 3. : Hierop is een van oorsprong kalkrijke lichte klei afgezet, ook marien (zie eerdere argumentaties) die veel ingevangen ‘duin’zandkorrels bevat, alsook asresten van verbrande vegetatie. Deze kleiafzetting is zo hoog opgeslibd dat dit een begroeid schor was. Bodemprocessen waren: vorming van sulfiden en polysulfiden nabij organisch materiaal en redistributies van kalkpartikels (onderkant van de sporen 2006 en 29). Fase 4. : Uitbaggering/afgraving tot in de top van het onderliggende opgestoven duin onder natte omstandigheden, waarbij restanten van het oorspronkelijk bodemmateriaal uit de voorgaande sporen met allochtone materialen samen onder water bezakt zijn op de bodem van de uitgraving. Hierin komen relatief veel gesteentefragmenten voor. Fase 5. : Onder water afzetting van een mariene zandige lichte klei. Deze laag is sterk geroerd ,c.q. er heeft menging in plaatsgevonden. De oorzaak is niet duidelijk. Het kan met
14
uitdieping te maken hebben of met scheepsaktiviteiten (middendeel spoor 2006) Fase 6. : Uitbaggering/afgraving tot in de mariene zandige lichte klei, waarna na in deze uitbaggering een homogene mariene, niet zandige, lichte klei wordt afgezet die niet verstoord is. (bovendeel spoor 2006 en top spoor 29). Fase 7. : De top van de homogene, niet zandige, klei is door een hernieuwd soort bagger- activiteit uitgegraven, waarna een nog homogenere, kalkhoudende, mariene klei is ingestroomd, waarin enkele fragmentjes van oxidatiewandjes van wortels zijn meegekomen (onderkant spoor 27). Hierin komen relatief veel gesteentefragmenten voor, die er nadien in terecht gekomen zijn. Hier missen we de top van spoor 27 en de onderkant van spoor 38. Fase 8. : Top van spoor 38 is een natuurlijke afzetting van een kalkrijke lichte tot zware klei, waarschijnlijk marien. Deze was begroeid vanuit hogere lagen en langs wortelgangen komen karakteristieke aeratiezones voor, vergelijkbaar met een opslibbing rond gemiddeld hoogwater bij een uitloper van een kreek of geul. Tijdens afzetting zijn hierin grotere stukken verkoold hout in terecht gekomen. Fase 9. : Tijdens verdere opslibbing van dit gebied is in deze laag van alles gedumpt, waaronder veel resten die van kookvuren afkomstig lijken te zijn: as, verkoolde gramineeën (hooi/stro), verbrand bot en aardewerk scherven. Verder wat stukjes tufsteen en leisteen. Deze zijn in het plastische sediment gezakt en aanwezig onder allerlei hoeken. Nadien is hier een grote activiteit van wormen geweest die veel materialen fijn gefragmenteerd hebben. De zwarte kleur van deze laag komt door de fijn verdeelde zwarte asresten in de vele wormexcrementen. Het bestudeerde materiaal uit de Romeinse tijd uit werkput 2, onderzocht in KMS rapport no. 11, blijft ongerelateerd aan deze serie. Het is afkomstig uit het oevergebied naast de uitgediepte geul en bevat de volgende lagen: Spoor 2020 top: natuurlijke afzetting, een zeer waarschijnlijk mariene, kalkrijke, zwak gelaagde lichte klei, afgezet op een laag schor niveau. Spoor 2091 : natuurlijke continuering ervan, opslibbing tot ca.een middelhoog schor, waarin een paar keer geakkerd is. De vegetatie is gebrand, de grond geroerd waarbij asresten met organische resten zijn ingewerk.t. Deze geven aan dit spoor een donkerder kleur. Spoor 2025 : natuurlijke continuering van de sedimentatie nadat beakkering gestopt is. Het is uit het bestudeerde materiaal niet aan te geven welke relatie er is tussen de baggerfasen en deze beakkering.
4. Conclusies
4.1 De Neolitische bodems - Beide bestudeerde bodemmaterialen hebben zeer waarschijnlijk deel uitgemaakt van een laag duinlandschap waar in de lagere delen veengroei optrad. Het bestudeerde duinprofiel is volledig antropogeen bepaald. Er is veel en zwaar gebrand gezien de aanwezigheid van veel verbrand organisch materiaal, niet te plekke gegroeid hout en veel verbrand bot. - In de venige gedeelten heeft een volkomen natuurlijke bodemontwikkeling plaatsgevonden, zonder antropogene invloeden. - De zandaanvoer in het veen kan zowel natuurlijk als antropogeen veroorzaakt zijn. 4.2 De afdekkende kleilaag over stuifzand
15
- De afdekkende kleilaag is van mariene oorsprong. - De aard en samenstelling van deze afdekkende kleilaag in spoor 4059 werkput 3 is hetzelfde als die er oorspronkelijk lag aan de onderkant van spoor 2006 in werkput 2 en de onderkant van spoor 29 in werkput 1 voor de uitdieping o.i.d.. Hier zijn ze nog in oorspronkelijke zetting aanwezig en geven ze aan hoe de uitgebaggerde laag er van nature uit heeft gezien. - Op de onderzochte lokatie is een duidelijke antropogene invloed aanwezig. Alles duidt op aanwezigheid van vee (de bovengrond is vertrapt, brokjes materiaal van aangrenzende schorren en slikken is ingebracht, een behoorlijke aanrijking van fosfaten –vivianiet met bijbehorende oxidatieproducten). - Omdat de zogenaamde afdekkende kleilaag, al of niet vergraven, in zowel werkput 1, 2 als 3 voorkomt, is hiermee een synchronisatie in tijd aan te geven. 4.3 De lagen uit de Romeinse tijd - De bestudeerde lagen uit de Romeinse tijd uit KMS rapport 14 konden goed met elkaar gecorreleerd worden, waardoor een duidelijke chronologie van bagger- c.q. uitdiepaktiviteiten vastgesteld kon worden op deze lokatie. - Er zijn in ieder geval 3 fasen van uitbaggering, c.q. uitdieping in te onderscheiden. - Het bestudeerde bodemmonster van KMS rapport 11, met de zogenaamde zwarte laag, kwam uit dezelfde lokatie als een deel van de monsters onderzocht in KMS rapport no. 14 en sloot daardoor aan bij de al gereconstrueerde chronologie van de monsters uit KMS rapport no.14. Dit monster is van jongere datum. De aard van het sediment en de gereconstrueerde opslibbingsniveau’s sloten aan op hetgeen wat dieper in de ondergrond is aangetroffen. Dit houdt in dat hier geen verandering in milieu heeft plaatsgevonden. - De bestudeerde lagen uit de Romeinse tijd zijn met zeer grote waarschijnlijkheid allen marien van oorsprong. De aanwijzingen hiervoor zijn: de samenstelling van de aanwezige klei met een hoog gehalte aan fijn silt; de aanwezigheid van mariene diatomeeën; de aanwezigheid van glauconiet korrels die van mariene oorsprong zijn, de wijze van opslibbing, de aard van de natuurlijke chemische processen in relatie tot de opslibbingsniveau ’s. - Onduidelijkheden met betrekking tot het vaststellen van marien of zoetwaterafzetting door middel van pollenanalyse kan verklaard worden uit de aanwezigheid van een groot aantal brokjes zoetwater afzettingen aan de onderkant van uitgebaggerde sporen. Deze kunnen zo groot zijn dat deze een heel pollenmonster kunnen bepalen. Hetzelfde zou ook kunnen gelden voor het diatomeeën onderzoek en mogelijk die van macroresten. - In de meermalen uitgediepte lagen komen relatief veel gesteente fragmenten voor van o.a. kwartsiet en een soort kalk-zand-steen en veel grove minerale korrels rond de 3 mm ø. In hogere lagen komt ook leisteen en waarschijnlijk tufsteen voor. Er valt in deze context te denken aan overslag van scheepsladingen gesteenten, die vanwege hun groter gewicht een diepere vaargeul nodig hadden. Misschien geeft dit ook aan dat er in het begin nog geen leisteen/leien werden vervoerd.
, :ï-\?'It*\Sv ,\
-is )\l
'-)íH) ','p5)9
')'i-{.::-7',-l .Y1)) --->,*l .. )
'.1 .) r../-?.J\\\t'l)-l -r )-- .){-, .. a':)?)J .,i .3 yi --, ->)Ji
l\
!-l;2 ,lF -l
:'2i.i.nl{ / À rt) -f' J(u---' f ,)
\ '. J.r/') i)
f
)rI
-Í
\-)J\:\j
.)--.>
) '-J -4,J\:/] ---,< )
-.! r, )--í ,.1 ,-)
,:) l-/ - \:>{Ê!
-.---.-.--+
-Gr
*clD
Co'È r\^.\...-t È\"in-\[ --.r- {'-$*]l
3-.2 _+.A
_./-, !-<.)S
\\..\O y\j
t$
I
t
:à l--v-+'J3(ÏeuttC,
'l Jr) I r-g, '!;!j 'J /i.) -= )
ïi))P)j t.) -.,inJ ,i Jz'--.] l\., | =t'?)+3{!-7Í
'X .J \T;Y'3ur?--) { \ j"<"') ') r Ií-t ,t, -J',{ :' tJ <: a-- ) r,/'V--ï-).J.-.J"2 ,,^ ' ) -J.! c;.-+)j ", J > ': t'j "'r lí \ j l;ÁJ -1 ï{ t .í <': J _J.)-)v,
-i .J '.1 f--. -l -J-'fÈ r-i -f {i)-^'Àd,t5->i Í i ïj ï'ï i i L-,Í': r. t {j Jí -u,r, 1x'j .1 i i,r 5 'i { ) ?q'1 : lj#, !3 { 5 Í {'--:*, ' )n'iJ 31' \.
.) .J '.i ï t -.3 -r'É c'>+-f-<.J
I
((è
{'tI
\
"f''\{)
-__>è;J
_9
$lN"rr\ ,\f .
L.l
h..:
Y
l=Í
\a
tË'?) t <\.J /-^,\í2v-
.)-4 :: tJ '. .j' j ^) - 5 tí' j '- 'i X
i-í:r';-*''g i '-- i X í-lï i i 1:\ jj ]-) .5r.ï:z>* a \j )Y r \-ji-, ) '',<') 1)) <+) '> t 'Jr { ).i - -iii 1!j:i |4\ i r*
-).,r ).)J,g i L.-# .l'J ' !-3, \--18'J i j \
'l è v "'. .t ','-, Í ': ,(;JJI.,I-ji j<i,i i{ ; jP ,.-r {a J -tí. ::JJ3 L\)'t )=L
? 5 *ÍJ í, * ií Í'',)1 ,1 :,r:; J' + tJ j 'í i J l.i ,l
.i iJ ri'' ii .J j:i I Li.r ii. - i
_.JÈi l';;')'t ,r-l'í3_í= í"-t :,t, -r-jf
) Í<'.- .; -'t ) 2'i < i t Ji -",. ", +-.1 \; izi)' ï ittl!'->
\,
-Àt\c..J \\)Jl>
t+i r?.) Jt^t : .iJ
> '-)-\ -\J
^.)1.:{'J'j.i v!o-1 )-n -à J. '1,,-i.)))
)J
t-- É -5)-.- .{ )èJ-)>)u\
rr jlJ'-? --- ,t l:.v)?) : ,!J
é 1,,){ !-;'l') | *i--.r,>.J.J
,lr)
i\p- \J È ,_jf\) < '{Yrjí19-i-x J:Ír l+ '-.-j ï=ï í1,r i'ÈI-T i'-{ L-\ ')
-3t-5-idC1i. r) : *-, .l_ _:i: Jf *--5 -=
t* ii i r íi rdr1 í
J i t '! È-: j
lÍ 'F.*i i tji ^*i;t I jà:') ï+ :i5 f,, riQ tl i s?*i\''l'.J<={la; i \''a í 5 tëS.-l 7t -'Y )_i {"-^ I S ^ x \-)4?\-Jil r Í :a. i >f I j g ;t-a
j ) 'L> )
--(,r..l êr-l- t-) Jt"J{
JLJ
è,J
.J
JI
.jrÍ"
,í'í5--\J*
cJ
cq Ë'OD?J
v1c1.-:''l\"ht\1\'-"; I\.q
++f
j iJi\) )
Ë -3 í-'^ é-í IÍÍr3 d jf $Í 'N J J
_-:J -o ) €-i2 J ) 'J'
-< )r ){"i.rr à t':i '5 f<r) 'j < r\? i.5 t 1l-ti íj'' r i;3 -j Ílj I 3lr I i ) )J .<) )t
íSu,$Jí ? 4-ia 7.it j{'1 ï+ i*j J íi' :(:'P -* \ / <\j.f.?è--.J
+"., i > q 1, ít"-$ i, j Í "tiV\
-T ) ( .!) "l -<. -S > {if{ip}.){ }-"4 i i í.s
rll
TsdJ t 'i ^jïzJg' l-:1" 5ií.J -..J P
irr$;' -)J.{-lrïÍ1- 5 J:--e.-6517^, |--'. t ; í"ï ití i:g.é$ i itï;"1--trïtii-d Í$] i I j, I È-_,rJ3-i i í { í' s n{l ii{ ir*iË Y#Í.ïgZ.í 1 i is{-r'{èg5i i l s "iLs Í t*.t-;: ï ii;*:$rl#ï"1jjà ) J'4> u ^ ,i !) Sïí t ?--- g 5Jí {Íi3:-v ï-<siËjïi,iij;ïíiJiíj', È.,r -l=
r--f,.,', {í{-}í{15j,jrr,i, r i r
Èj
0j
t
r(
É-{J
\s.__>2
)(l
-1
+ÍtG{I
::.. I
.!,
tÈ$t,I J\^ -:N-.<
:-_ê *NT:.,à^
'.N^-\alè.\O .-
\À \i\\J
n
Ia56sl
s?/d, ï
?--3 $g"93
ê{+
JT{.s\.)2'i 11 $itffiY -:r-'z ( "/ u\,4 13 i *-N í\-. d 1"t (c{4 *: S'3t-rTï{Í $ Ë {.-F-sa à3-
-$ ! }":" sd à\-/Jà d!-Y'^i i
+ryi x++)p?= { iJ t
i'lrfi
,+ 1i+ qïË$= fb"j J+
{1 F-ïï 11 jLrïlïg;$ r d 1&4{F$T i+Í J Lï{;,? !l L1"Y;L {1 ï€"ijlï{r1Ífr1 ïrt lLFri r
í{o
o)ji,
I
fnR
<.-l-tIla0a
f!-g0
r___ltbrÉI@
$\.Á
rt*s)
Ë
hI\5ït.) --vàÀ)
FagI ,l
a-a@6ír1íF
EB-<a{f
(
-)
È-a(
l
I
..v
tJ-
Í'.$
Í .=+r .+.{ i -J-r-.-o 'r .{-a:-iïj.=$>í.ë<i5'5i È 1 3 dqJ1i_\ ' s - 4
-, \- J .*1 1 ./^\ï1<:"d i rj \g
.:.j* * ; {11* -:"-I rJ.Jqd 'Y'í i $J \ . t*12
ï-j '-l -
á, r: **.) €-$ "a ""55
{ ') } í : $<,-:{-:1Ë={ {"E'-?J i.{ B ^ri J -., Tl j*r;{ { }, }-"'i iï i 1
tg ' {ài i #s j+,,a i il5*-$ )g'')vr!11
-+ràq {Ë'1Í)!I l-;-T' ) ji d,*= JJ
é-3 a '--++í \{"*-'.{-È- lÏ ,i'ë.r: : { "-,''J í v '- z*u-, )"- r'-5-,í è'ï * é.lir,t)+
.?2 .ï )'{r. lA/ r\ / r
')--J > á-"+ \\ L r ;' l.r fq7.ïL-);__.l.}a -i is i"l x, j-' Fè 1í tr- .,5+ F,\.1 I -,r J, -1
3<)-4')i-.-,aJ-L-r< í;-3 V] e i{ Í ,Ji Í--:-i J 3 d'e r {a;t 't
J ]1 i3j j{J:ir*Jï
ê{).\\r{r--{-ttf ir+ ï-í (-r { r1 i'a t i t 5-ó 't)'{ó
lllll
1i-- --- =_-1.
sui i'\si
I
\i
\i.|.'i-h\ ._l-{l Jcsd$qÍ, t
rï-d.{
.{
t
d í-.h,
)a
rc-?\t$
--!-)-Êq(
,14
5
í
è*?q(J6 *{t-{'l -r?<vx, dII
*dó,\1\i ê+
.)!
Èá'l,n *1it<k-\ <l..1 r_z r{
Í r-r\J
sqaJ -s*><4a2
,IiJ'J"ï ;Íi*( :)ï 44j31 Jï{
Q,z*ót'1 ;{d í?2 1"5{I ----v d <
14rrq#'Tó '-{, T{ q 'jí"b ï #í{ iJÁj i : "d : ii í
, I ï-$i# Uf J L4É1tLË" d "to q ,''+{d: J-{ :) ),a-ffi1,À 5-8*E-=b:c o
,
,llI
!{ l4<t u t*)J1d \l<?t<{drJq4? (->./ /j J4
*.ar ,3"'q1$L*,ó4 pI 3slJíj<? 4 ,fuY : -J->
I{u
o
t-I.,
"l
.-l-
tft\0$-3F-
e*r
è$d\
Nx\à\\-$>\q.s'
$\$s
Igh (>-rJ
rg&
u
oqDí'a
\n
IU
\l)cr)
LPs{.
$
to)d
ZalCid,\
;rj\1i{qï3Ë;
I
__1,)J rrd$:ij 1,1 j1E-i ï< (' 'l 'f Í4i Lii3 a
{ \ 6-tt È -<
i j*H iqij F4È#urtr+++ 4fir#
rlll
?èI
NN
t
l-Í-
-]_II
\cO
5s'--
-g:fr-:-:
Bijlage 2.3 Palynologisch onderzoek Beschrijving van de pollenmonsters Kees Troostheide Neolithicum Profielbak 9641 (WP1; S441, S73.2) Neolithische kuil met een gelaagde vulling Top 9641: 2,74m onder NAP niveau in m - NAP spoor omschrijving pollenmonsters 2,74-2,815 441-3 zandig veen met kleine houtfragmenten op -2,78m 2,81.5-2,93 441-4 humeus zand, verrommeld op -2,88m 2,93-3,035 441-3 humeus zand met veen en houtfragmenten op -2,98m 3,035-3,11 441-6 zand met weinig humeus materiaal op -3,08m 3,11-3,24 73-2 grijs zand geen monster Profielbak 9641 Profielbakken 9435 (WP1; P13b; S71, S386, S380) & 9436 (WP1; P13b; S S380, S73) Profielbakken 9435 en 9436 zijn genomen uit een pakket met zandige bodems en uitwiggende veenpakketten. Met name in de bovenste bak (9435) zijn enkele verticale wortels in de veenlagen waargenomen. Uit de onderste bak (9436) zijn slijpplaatmonsters genomen van zand en bodems. De pollenmonsters komen dus uit identieke contexten. niveau in m -NAP spoor omschrijving pollenmonsters
1,24 – 1,33 71 veen, "stevig" veen (veraard?), vrijwel 9435.9 op -1,26m zonder zandkorrels 9435.8 op -1,31m 1,33 – 1,41 386 bodem, donkerbruin 9435.7 op -1,34m 9435.6 op -1,39m 1,41 – 1,52 71 veen, meer veen dan laag hieronder, 9435.5 op -1,43m met beetje zand 9435.4 op -1,50m 1,52 – 1,64 71 veen, zandig veen of venig zand, ook 9435.3 op -1,53m klontjes zand ingesloten 9435.2 op -1,61m 1,64 – 1,74 380.1 bodem, bruin zand 9435.1 op -1,66m Profielbak 9435 niveau in m -NAP spoor omschrijving pollenmonsters
(2,10-2,07)–1,70 380.1 bodem 9436.3 op -1,81m 9436.2 op -1,94m 2,13-(2,10-2,07) 380.2 bodem, een lichtgekleurde zandbodem, 9436.1 op -2,07m met verweerd hout 2,20- 2,13 73,1 zand geen monster Profielbak 9436 Profielbakken 9471 (WP3, P9, S4130, S4132, S4170, S4475, S4487) en 9472 (WP3, P9, S4170, S4487, S4169)
Profielbakken 9471 en 9472 zijn genomen uit een pakket met zandige bodems en uitwiggende veenpakketten. niveau in m -NAP spoor omschrijving pollenmonsters
1,06 – 1,08 4130 geen monster (1,06–1,08)– 1,16 4132 zand 9471-1 op -1,13m 1,16 – 1,19 4170 veen 9471-2 op -1,18m 1,19 – 1,34 4475 bodem 9471-3 op -1,26m 1,34 – 1,47 4170 veen 9471-4 op -1,38m 1,47 – 1,54 4487 veen/bodem 9471-5 op -1,48m 1,54 – 1,56 4170 veen geen monster Profielbak 9471 niveau in m -NAP spoor omschrijving Pollenmonsters
1,45 – 1,47 4170 veen geen monster 1,47 – 1,54 4487 veen/bodem geen monster 1,54 – 1,62 4170 veen 9472-6 op -1,55 1,62 – 1,95 4169 bodem 9472-7 op -1,63 9472-8 op -1,85 Profielbak 9472 IJzertijd Profielbak 6495 (WP3; P6; S4131, zie fig.5.1 in evaluatierapport, niet voor de bak zelf, maar voor de context van de lagen) Deze bak is geslagen over een akkerpakket uit de IJzertijd. Het pakket is enkele tientallen centimeters dik en heeft een donkere laag. Deze donkere laag is bemonsterd op 17 cm van de onderkant van de bak. niveau in m –NAP spoor omschrijving pollenmonsters
0,66-0,90 4131.1 akkerpakket op -0,67m
Profielbak 6495
Romeinse tijd Profielbakken 3735 (WP2; P3; S2042, S2032, S2025, S2091) en 3736 (WP2; P3; S2020) Profielbakken 3735 en 3736 zijn geslagen in kom- of oeverafzettingen. Pollen- en diatomeeën uit profielbak 3735 zijn genomen uit de donkerste lagen (S2091 en S2032). Dat blijken ook de in het veld waargenomen laklagen te zijn. De aangegeven niveaus op de achterkant van de bak staan in onderstaande tabel. niveau in m +NAP spoor omschrijving pollenmonsters
0,50 - 0,69 S2042
(0,36-0,37) - 0,50 S2032 de laag loopt schuin en het monster 3735-18 op +0,51m
komt uit top van deze donkere laag 0,32 - (0,36-0,37) S2025
(0,23-0,245) - 0,32 S2091 de laag loopt schuin en het monster 3735-36 op +0,33m
komt uit top van deze donkere laag Profielbak 3735 Er zijn pollen- en diatomeeënmonsters genomen uit S2020 en wel 25 cm onder de top van profielbak 3736. niveau in m –NAP spoor omschrijving pollenmonsters
0,80-1,10 S2020 kleipakket onder laklaag S2091 3736-25 op -0,95m
Profielbak 3736 Profielbakken 653 (WP1; P1; S15, S26, S28; Fig. 3.2) , 654 (WP1; P1; S28, S38, S27; Fig.3.2 -evaluatierapport), 655 (WP1; P1; S27, S29; Fig. 3.2) en 656 (WP1; P1; S29; Fig.3.2 -evaluatierapport). Profielbakken 653, 654, 655 en 656 zijn bemonsterd op pollen en diatomeeën. Zie tabel 9. Romeinse waterputten De bemonsterde Romeinse waterputten zijn: spoornummer monsternummer
4042 2581 4048 5539 4108 2153 4148 5835 4199 5559 4201 5870 4312 6774
profielbak top bak* spoor bovengrens* ondergrens* diatomeeën pollen omschrijving
653 0,32 15 - 0,50 0,45 0,45 spoor 15 bevat naast puin en andere verontreiniging zand en klontjes klei
26 0,50 0,54 0,54
26 0,72 0,66** 0,66
S26 lijkt op 28
28 0,72 0,71 0,71 654 0,78 28 1,00 0,89** 0,89
spoor 28 is donkergrijszwart het verschil met 38 is het puin hierin
38 1,00 1,04-1,06 1,01** 1,01 spoor 38 is vrij schoon, donkergrijs-zwart
27 1,04-1,06 1,08** 1,08
1,25 1,25 655 1,22 27 1,36 1,34** 1,34
spoor 27 is vrij schoon, bruin tot olijfachtig groen. De overgang naar de erboven liggende laag is onregelmatig en verloopt schuin
29 1,36 - 1,43** 1,43 de bovenste helft van spoor 29 is vet en glad maar ook met takjes, bot verticale doorworteling en kwarts. De overgang naar de bovenliggende spoor 27 is zeer geleidelijk
1,63** 1,63 op 1,40 m 1 Succinia? 656 1,66 29 -
1,80 1,78** 1,78 ondergrens spoor 29 is scherp, maar onregelmatig,
lijkt te golven. Onderste deel spoor 29 met meer zand
Profielbakken 653, 654, 655 en 656 *hoogtematen in m -NAP **deze monsters zijn op diatomeeën geanalyseerd
monster spoor rijkdom conservering variatie analyse opmerkingenprofielbak 96419641-1 441.3 rijk goed goed ja veel Quercus9641-2 441.4 rijk goed goed ja veel Quercus9641-3 441.3 rijk goed goed ja veel Quercus9641-4 441.6 rijk goed goed ja veel Quercusprofielbakken 9435 en 94369435-9 71 goed matig-goed goed nee9435-8 71 goed matig-goed goed nee9435-7 386 goed matig-goed goed nee9435-6 386 goed matig-goed goed nee9435-5 71 redelijk matig-goed goed nee9435-4 71 redelijk matig-goed goed nee9435-3 71 redelijk matig-goed goed nee9435-2 71 geen nee9435-1 380 geen nee9436-3 380 geen nee9436-2 380 geen nee9436-1 380.2 geen neeprofielbakken 9471 en 94729471-1 4132 goed matig-goed goed ja9471-2 4170 goed matig-goed goed ja9471-3 4475 goed matig-goed goed ja9741-4 4170 rijk matig-goed goed ja9741-5 4487 arm matig matig nee 32 pollen9472-6 4170 goed matig-goed goed ja9472-7 4169 arm matig matig nee 46 pollen9472-8 4169 zeer arm matig matig nee 17 pollenprofielbak 64956495-1 4131 goed goed zeer weinig nee > 95% Asteraceae ligulifloraeprofielbakken 3735 en 37363735-18 2032 arm matig matig nee 43 pollen3735-36 2091 matig matig-goed goed nee3736-25 2020 goed matig-goed goed japrofielbakken 653,654,655,6560.45 15 geen nee0.54 26 geen nee0.66 26 geen nee0.71 28 zeer arm slecht slecht nee 15 pollen0.89 28 geen nee1.01 38 geen nee1.08 27 arm matig matig nee 42 pollen1.25 27 redelijk matig-goed redelijk ja Cerealia type1.34 27 goed matig-goed goed ja Cerealia type1.43 29 goed matig-goed goed ja Cerealia type, Linum, Orlaya1.63 29 goed matig-goed goed ja Cerealia type1.78 29 geen neewaterputten2581 4042 goed goed goed ja Cerealia type5539 4048 goed goed goed ja Cerealia type2153 4108 goed goed goed ja Cerealia type5835 4148 goed goed goed ja Cerealia type, Orlaya5825 4172 goed goed goed ja Cerealia type, Orlaya5559 4199 goed goed goed ja Cerealia type5870 4201 goed goed goed ja 54 pollen, Cerealia type6774 4312 goed goed goed ja Cerealia type
Bijlagen 2.4 Diatomeeënonderzoek Wolf, H. de/P. Cleveringa, 2008: Diatomeeënonderzoek van monsters uit de opgraving VB‐FH‐07 uit de
geul/insteekhaven uit de Romeinse tijd (WMC Rapport D34)
Kwartair Consultants / PalaeoDiat - Diatom research
Biostratigraphy, Landscape reconstruction and Palaeoclimate H. de Wolf Arendsweg 187 1944JD Beverwijk
WMC Rapport D34 Diatomeeënonderzoek van monsters uit de opgraving VB-FH-07 uit
de geul/insteekhaven uit de Romeinse tijd. Datum 20 augustus 2008 Auteurs(s) H. de Wolf & P. Cleveringa Aantal pagina's 9 Aantal bijlagen 2 Opdrachtgever AAC / Projectenbureau Locatie naam Forum Hadriani Locatie code VB-FH-07 Locatie type opgraving Coördinaten Hoogte MV/ZB *) 0.32 m - Einddiepte 2.00 m Bemonsterd traject 0.00- 2.00 m Aantal onderzochte monsters 8 Administratie code VB-FH-07/CWK/40 *) Hoogte MV/ZB (maaiveld/zeebodem) in meters ten opzichte van N.A.P., alle overige diepten t.o.v. MV/ZB Citeer dit rapport als volgt: H. de Wolf & P. Cleveringa, 2008. Diatomeeënonderzoek van monsters uit
de opgraving VB-FH-07 uit de geul/insteekhaven uit de Romeinse tijd.- PalaeoDiat, WMC Kwartair Consultants, Rapport D34, pp 1-9, 2 bijlagen.
De eigendomsrechten van de inhoud van dit rapport inclusief die van alle bijlagen blijven bij de auteur van dit rapport. Gebruik van dit rapport of gedeelten daarvan is alleen toegestaan onder volledige verwijzing volgens bovenstaand citatie format.
Gedeelten kunnen alleen letterlijk (onder verwijzing) worden geciteerd. Textuele aanpassingen zijn alleen mogelijk na verkregen toestemming van de auteur.
Rapport D34 2/11
Samenvatting Het sediment, afkomstig uit een in de Romeinse Tijd aangelegde haven, is afgezet in een zoet, eutroof tot vervuild milieu. Na een tijd in gebruik te zijn geweest wordt de haven aan haar lot overgelaten. De waterdiepte neemt af. Er wordt “schoon” sediment afgezet. De sedimentatie vindt onder natuurlijke omstandigheden plaats. Het afnemend gebruik van de haven blijkt uit de diatomeeninhoud van het sediment. In de directe omgeving van de haven heeft landbouw en veeteelt plaats gevonden. Later in de tijd is er meer veeteelt. Inleiding In dit rapport wordt verslag gedaan van het diatomeeënonderzoek dat in opdracht van AAC/Projectbureau is uitgevoerd aan monsters uit de opgraving VB-FH-07 (Forum Hadriani). Eerst komt de werkwijze bij het onderzoek ter sprake. Vervolgens wordt toelichting gegeven bij enkele in het rapport gebruikte begrippen. Per monster wordt daarna kort beschreven wat is waargenomen, gevolgd door de paragraaf Interpretatie van de onderzoeksresultaten. Tot slot worden conclusies getrokken en aanbevelingen voor vervolgonderzoek gedaan.
geprint op: 16-2-2014
Rapport D34 3/11
Werkwijze Van de 5 bakken, afkomstig uit de opvulling van de geul/insteekhaven uit de Romeinse Tijd (sporen 29, 27 en 38) en de daarboven gelegen ‘zwarte laag’ (spoor 28), zijn de onderste vier (genummerd: 653- 654- 655- 656) bemonsterd. Op 12 plaatsen zijn, in overleg tussen de specialisten, monsters voor zowel diatomeeën- als pollenonderzoek uitgenomen. De monsters voor het diatomeeënonderzoek zijn geprepareerd en vervolgens doorgekeken, waarbij wordt gelet op de aanwezigheid van diatomeeën, rijkdom en soortensamenstelling. Zo’n scan levert een globaal inzicht op aan de hand waarvan een keuze wordt gemaakt welke monsters geteld worden. Op deze manier zijn de 8 monsters( 0.66, 0.89, 1.01, 1.08, 1.34, 1.43, 1.63 en 1.78 m) uitgekozen, waarvan in de opdracht sprake is. In een door BIAX geleverd schema (zie hierna) wordt een overzicht gegeven van de uitgenomen monsters. Het schema geeft tevens een beschrijving van de grondsporen. Na het nemen van de monsters zijn de monsterbakken nogmaals gefotografeerd (bijlage 1). Forum Hadriani: bemonstering diatomeeën en pollen op 27 mei 2008 in Voorburg. Overzicht van de monsters uit de geul De met rood aangegeven monsters zijn geanalyseerd. vondstnr.
= pbak spoor = laag
top van bak in m
-NAP
bovengrens spoor in m -
NAP
ondergrens spoor in m -
NAP
diatomeeën pollen korte laagbeschrijving
653 15 0,32 - 0,50 0,45 0,45 laag 15 bevat naast puin en andere verontreiniging zand en klontjes klei
26 0,50 0,72 0,54 0,54 geen info over opgeschreven, lijkt op 28(?)
26 0,66 0,66
28 0,72 - 0,71 0,71
654 28 0,78 - 1,00 0,89 0,89 laag 28 is donkergrijszwart het verschil met 38 is het puin hierin
38 1,00 1,04-1,06 1,01 1,01 laag 38 is vrij schoon, donkergrijs-zwart
27 1,04-1,06 - 1,08 1,08 laag 27 is vrij schoon, bruin tot olijfachtig groen. De overgang naar de erboven liggende laag is onregelmatig en verloopt schuin
1,25 1,25
655 27 1,22 - 1,36 1,34 1,34
29 1,36 - 1,43 1,43 De bovenste helft van laag 29 is vet en glad maar ook met takjes, bot vertikale doorworteling en kwarts. De overgang naar de bovenliggende laag 27 is zeer geleidelijk
1,63 1,63 op 1,40 m 1 Succinia?
656 29 1,66 - 1,80 1,78 1,78 ondergrens laag 29 is scherp, maar onregelmatig, lijkt te golven. Onderste deel laag 29 met meer zand
geprint op: 16-2-2014
Rapport D34 4/11
Toelichting bij enkele begrippen Kustallochtonen Kustallochtonen zijn verplaatste mariene diatomeeën. De meeste hebben een planktonische leefwijze. Tot het plankton wordt ook het vlak boven de zeebodem zwevende tychoplankton gerekend. Het aandeel benthonische soorten is meestal beperkt. Deze mariene diatomeeën worden als sedimentdeeltjes door getij, golven en soms ook door de wind (storm) getransporteerd. In het laatste geval gaat het om kleine aantallen. Kustallochtonen worden in vrijwel alle afzettingen van het kustgebied aangetroffen, zelfs tot in het zoetwater getijdengebied, omdat de meeste soorten dikke kiezelskeletten hebben. Vanwege die zware verkiezeling lossen ze minder gemakkelijk op en zijn ze, ook als ze gebroken of door oplossing gecorrodeerd zijn, goed herkenbaar. De kans dat ze geheel of gedeeltelijk bewaard blijven is relatief groot bij snelle sedimentatie en afdekking. Enkele belangrijke soorten zijn: Cymatosira belgica, Melosira sulcata, Podosira stelliger, Rhaphoneis amphiceros, Rhaphoneis surirella en Rhaphoneis minutissima. Aërofiele soorten Hoewel diatomeeën aquatische organismen zijn, hebben sommige soorten maar een geringe hoeveelheden water nodig. Aanhangend water van sedimentpartikels, het water aan hogere planten en mossen en het interstitiële water tussen zandkorrels en kleideeltjes (van de bodem) is voldoende om aerofielen de kans te geven om in dit weinige water te kunnen groeien en bloeien. Aërofiele soorten worden levend aangetroffen in milieus waar geen of nauwelijks sedimentatie plaats vindt. Bodemvorming is het overheersende proces. Omdat sommige hogere planten zich van kiezel weten te voorzien, o.a. door oplossing van de aanwezige kiezelwieren, vindt doorgaans in bodems geen fossilisatie van diatomeeën plaats. Fossilisatie van aërofiele diatomeeën geeft aan dat er ter plekke snelle afdekking heeft plaats gevonden. Eventueel zijn ze over korte afstand verplaatst en vervolgens snel afgedekt. De aerofiele soorten in dit onderzoek zijn o.a. Hantzschia amphioxys, Navicula cincta en Navicula mutica. Hantzschia amphioxys en Navicula cincta zijn aanduiders voor voedselrijke soms geeutrofieerde milieus, zoals gebieden beïnvloed door mensen en vee (Körber-Grohne 1967). Surirella ovata wordt door Lund een “common soil diatom, especially on well cultivated soils” genoemd (Lund 1945). De aanwezigheid van deze diatomeëensoort zou op bewerking van de grond duiden. Soorten van het estuarium (brak) De belangrijkste diatomeeënsoorten voor de plaats waar het zoete rivierwater en het zoute zeewater zich vermengen (het estuarium) zijn Actinocyclus normanii en Cyclotella striata. Door de sterke dynamiek in een estuarium is het aandeel planktonsoorten beperkt. De randzone van het estuarium, plaatsen met ondiep water, levert de biotopen waar brakke benthos-soorten leven. Dat geldt met name het intergetijdegebied. d.w.z. de oeverzone, met op de hogere delen slikken en schorren. De opvallendste vertegenwoordiger hiervan is Nitzschia navicularis. De drie voornoemde soorten worden tegenwoordig alleen in brakke estuaria gevonden. Vooralsnog wordt er van uit gegaan dat het ook voor fossiele situaties geldt. Als deze soorten in het sediment worden aangetroffen betekent het dat er sprake is van een estuarium (autochtoon signaal), of van verplaatsing vanuit een estuarium (allochtoon signaal). Die verplaatsing kan zowel land- als zeewaarts hebben plaats gevonden.
geprint op: 16-2-2014
Rapport D34 5/11
Onderzoek van de monsters (bijlage 2) Monster 1.78 m laag 29 Het monster is niet rijk aan diatomeeën. De belangrijkste soorten zijn Cyclotella meneghiniana en Cyclotella striata. Andere soorten die in redelijke aantallen voorkomen zijn Cymatosira belgica, Melosira sulcata, Rhaphoneis minutissima, Rhaphoneis surirella en Thalassiosira decipiens. De laatst opgesomde soorten behoren tot de groep van kustallochtonen. Ze maken deel uit van het sediment. In lage waarden zijn aerofiele soorten als Hantzschia amphioxys, Navicula cincta, Nitzschia debilis en Pinnularia intermedia gevonden. Monster 1.63 laag 29 Het monster is rijk aan diatomeeën. De dominante soort is Cyclotella meneghiniana. De kustallochtonen zijn vertegenwoordigd door Cymatosira belgica (meest gebroken exemplaren), Melosira sulcata, Rhaphoneis surirella (veel gebroken) en Rhaphoneis minutissima. Verder zijn Anomoeoneis sphaerophora, Cocconeis placentula, Cyclotella striata, Navicula pygmea, Navicula cincta, Nitzschia debilis, Stephanodiscus hantzschii en Surirella belangrijk. Cyclotella striata is een van de kenmerkende soorten van het estuarium. Navicula cincta, Nitzschia debilis en Surirella ovata behoren tot de aerofiele groep. Cyclotella meneghiniana is kenmerkend voor een zoet tot zwak brak milieu. Monster 1.43 m laag 29 Het monster is rijk aan diatomeeën. De samenstelling van het monster vertoont zeer veel overeenkomst met dat van 1.63 m. Cyclotella meneghiniana blijft dominant. De waarden van sommige andere soorten vertonen kleine varschillen met die van het voorafgaande monster. Zo zijn de waarde van Cocconeis placentula, Stephanodiscus hantzschii en Surirella ovata wat lager terwijl die van Navicula pygmea en Navicula cincta wat hoger zijn. De op 1.63 m nauwelijks aanwezige schaaltjes van de epiphyt Synedra pulchella, komen in dit monster in redelijke aantallen (hele exemplaren) voor. Monster 1.34 m, laag 27 Het monster is diatomeeënhoudend. Het grootste deel van de schalen is niet gaaf maar gecorrodeerd of gebroken. Zelfs bij de kustallochthonen is van de zeer resistente Melosira sulcata het grootste deel van exemplaren gecorrodeerd. De dominante soort is Cyclotella meneghiniana. Andere soorten komen in dit monster slechts in lage waarden voor. Monster 1.08 m, laag 27 Het monster is diatomeeënhoudend en bevat veel fragmenten. Evenals in het vorige monster is Cyclotella meneghiniana dominant. Het grootste deel van de schalen is niet gaaf. In het monster komt Gomphonema parvulum in kleine aantallen voor. Het aandeel kustallochtonen is groter geworden. Verder zijn aërofiele soorten aanwezig.
geprint op: 16-2-2014
Rapport D34 6/11
Monster 1.01 m, laag 38 Het monster is arm aan diatomeeën. Het sediment bevat veel fragmenten. In dit monster is Gomphonema parvulum dominant. Er zijn meer aerofiele soorten aangetroffen zoals Hantzschia amphioxys, Navicula cincta en Nitzschia hantzschiana. De kustallochtonen vertonen lagere waarden dan in het monster van 1.08 m. Monster 0.89 m, laag 28 Het monster is arm. Buiten het diatomeeën materiaal dat in aanmerking komt voor determinatie en telling komt zeer veel gefragmenteerd diatomeeën voor. Ook in dit monster komen naast Gomphonema parvulum aerofiele soorten als Navicula cincta, Nitzschia hantzschiana en Surirella ovata voor. Gomphonema parvulum blijft dominant. Monster 0.66 m, laag 26 Het monster is arm aan diatomeeën. Er zijn één hele diatomee en 10 gebroken schalen geteld. Daarbij werden 6 herkenbare fragmenten genoteerd. In het preparaat zijn kleine, niet te determineren fragmenten, te zien. De hele diatomeeeenschaal was van Gomphonema parvulum. Van deze soort werd ook een gebroken schaal aangetroffen. Surirella ovata (aërofiel) is met één gebroken exemplaar en één fragment aanwezig. Het monster is nog armer dan het onderliggende monster van 0.89 m.
geprint op: 16-2-2014
Rapport D34 7/11
Interpretatie van de onderzoeksresultaten In het onderzochte profiel zijn drie zones te onderscheiden. De grenzen tussen de zones kunnen samen vallen met de bij het opgraven onderscheiden lagen. Zone 1 heeft als belangrijkste kenmerk de dominantie van Cyclotella meneghiniana. In zone 2 komt Cyclotella meneghiniana voor het grootste deel als gebroken schalen voor. In zone 3 voert Gomphonema parvulum de boventoon. Zone 1 bestaat uit geoxydeerde klei met bruine (roest) vlekken (monsters 1.78- 1.63 en 1.43 m). Naast Cyclotella meneghiniana is ook Cyclotella striata, een estuarine soort geteld. Het milieu van afzetting is helder, licht brak, zoetwater. Het benthos en epiphyten zoals Anomoeoneis sphaerophora, Bacillaria paradoxa, Cocconeis placentula, Navicula pygmea, Synedra pulchella, maar ook de planktonsoort Stephanodiscus hantzschii vertegenwoordigen een lokale begroeiing van de waterbodem en de onderwater oevers. Deze soorten geven aan dat het water voedselrijk was en er (periodiek?) sprake was van vervuiling. Zone 2 (1.34- 1.08 m) grijze klei Cyclotella meneghiniana blijft de dominante soort, maar de helft van de getelde schalen is gebroken of gecorrodeerd. De hoeveelheid benthossoorten en epiphyten is sterk afgenomen. Ook de planktonsoort Stephanodiscus hantzschii is vrijwel verdwenen. Mogelijk is de sedimentatiesnelheid afgenomen. Ook kan het water in het groeiseizoen zo troebel zijn dat een lokale diatomeeënflora geen kans krijgt. Het water blijft eutroof. De vervuiling lijkt minder geworden. Zone 3 ( 1.01- 0.89 en 0.66 m) Deze zone betreft het pakket donkere-zwarte klei met vlekken van lichtere klei. De dominante soort is Gomphonema parvulum. De eerste Gomphonema parvulum komt al voor in monster 1.08 m. De lithologische grens tussen zone 2 en 3 is niet scherp maar diffuus. Menging van beide pakketten kan hier de oorzaak van zijn (zie bijlage 1 foto kernen). Het is mogelijk dat er sprake is van een overgangszone tussen de zone waarin Cyclotella meneghiniana dominant is en die waar Gomphonema parvulum de boventooon voert. Beide soorten kunnen in theorie naast elkaar floreren. Het aandeel kustallochtonen en estuarine diatomeeën is sterk afgenomen. De aerofiele soorten zijn echter toegenomen. Samen met het optreden van Gomphonema parvulum geeft dit aan dat het water ondieper is geworden. Het blijft begroeid. Het water is zoeter geworden. Het blijft eutroof en de vervuiling lijkt weer toegenomen (Gomphonema parvulum). Het sedimentaanbod vanuit het kustgebied en estuarium is afgenomen. De invloed van aërofiele soorten neemt toe. Door neerslag kunnen deze over korte afstand zijn verplaatst.
geprint op: 16-2-2014
Rapport D34 8/11
Conclusies In het gehele traject komen in wisselende hoeveelheden kustallochtonen, soorten uit het estuarium en aërofiele soorten voor. De kustallochtonen en de kenmerkende soorten van het estuarium behoren tot het sediment. Bij hoogwater, bijvoorbeeld gedurende de winterperiode, tijdens stormen, wordt ‘sediment’ opgewerveld en landwaarts verplaatst. Deze procesgang beinvloedt niet of nauwelijks het zoutgehalte van het (vrijwel zoete) water. Het zorgt wel voor de afdekking van de lokale diatomeeënflora. De aerofiele diatomeeën groeien en bloeien in de directe omgeving. Tijdens perioden met veel neerslag kunnen ze worden verplaatst en in het oppervlaktewater terecht komen. Enkele van de aangetroffen aërofiele soorten zeggen iets over de activiteiten in de directe omgeving van de haven. Zo geeft Navicula cincta aan dat er vee rondliep (Körber- Grohne 1967). Surirella ovata is kenmerkend voor “cultivated soil” (Lund 1945). Aanbevelingen De uitkomsten van het diatomeeënonderzoek aan de monsters van 0.89 en 0.66 m doet vermoeden dat de geconstateerde armoede aan diatomeeën ook voor monster 0.71 m geldt. Het tellen van dit monster lijkt niet zinvol. De kwestie of de zwarte laag van spoor 28 betreden en bewerkt is moeilijk te beantwoorden. Het lijkt eerder om een aquatisch dan om een terrestrisch milieu te gaan. Het lijkt wél zinvol om de monsters van de “laklagen” in een oever of komafzetting in het (west?)profiel (pollenbakken 3735 en 3736) op haar diatomeeënhoud te onderzoeken. Zo kan er gekeken worden welke relatie er is met de opvulling van de haven. Om inzicht te krijgen in de op grond van de uitkomsten van het diatomeeënonderzoek vastgestelde veranderde sedimentatieomstandigheden tussen de Zones 1 en 2 is macro-resten onderzoek van de “schone” klei (Zone 2) gewenst. N.B. Macro-resten onderzoek lijkt zich vaak te beperken tot sedimenten waarin zichtbaar organisch materiaal aanwezig is. Ervaringen bij het onderzoek van de Harnaschpolder (Louwe Kooijmans & Jongste 2006) en bij Swifterbant (Huisman & Raemaekers 2008) heeft geleerd dat vaak signalen van het lokale milieu beter in de geologische record worden vastgelegd buiten die plekken waar organogeen materiaal wordt waargenomen/gevonden. Waarschijnlijk omdat de mens daar niet of nauwelijks actief is geweest.
geprint op: 16-2-2014
Rapport D34 9/11
Literatuur Huisman, H. & Daan Raemaekers 2008. De akker van Swifterbant. Nieuwsbrief 2. Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten. Blz. 16- 18 Körber- Grohne, U. 1967; Geobotanische Untersuchungen auf der Feddersen Wierde. Franz Steiner Verlag GMBH Wiesbaden 1967. Louwe Kooijmans, L.P. & Peter F.B. Jongste, 2006; Schipluiden, A neolithic settlement on the Dutch North Sea Coast c. 3500 CAL BC. Analecta Praehistorica Leidensia 37/38, Leiden University 2006 Lund, J.W.G. 1945; Observations an soil algae. I. The ecology, size and taxonomy of British soil algae. The New Phytologist, Vol. 44, No. 2 Bijlagen bijlage 1 4 fotos van de bemonsterde pollenbakken bijlage 2 Diatomeeëndiagram
geprint op: 16-2-2014
WMC Rapport D34 (Aanvulling) Aanvullend diatomeeënonderzoek van monsters uit de opgraving VB-FH-07 uit
de geul/insteekhaven uit de Romeinse tijd. In het briefrapport wordt verslag gedaan van de uitkomsten van het aanvullend onderzoek van drie monsters. Voor de gebruikte terminologie wordt verwezen naar Rapport WMC D 34. Naar aanleiding van de resultaten van het diatomeeënonderzoek van monsters van Forum Hadriani, opgraving VB-FH-07 (Rapport WMC D 34) is enige tijd geleden besloten twee extra monsters op hun diatomeeëninhoud te onderzoeken. Het betreft de monsters: S4059 VNR (genoemd in §3.3 en §5.1 van het evaluatierapport) en S2020/ S2091/ S2025 VNR3735 (§6.1.4 en §3.4, idem). Het eerste monster betreft de afdekkende kleilaag in WP3, het tweede monster de oostelijke 'oeverzone' van restgeul (WP2). Toentertijd is besloten dat er voor de micromorfologie en de diatomeeën gezamenlijk zou worden bemonsterd. Om onbekende redenen is dat niet gebeurd. Om de uitkomsten van beide disciplines te kunnen vergelijken is het verstandig om het niveau dat voor micromorfologie is bemonsterd ook op haar diatomeeëninhoud te onderzoeken. Daarom is na telling van de beide monster besloten om bij VNR3735 een extra monster te tellen Monster S 4059, 0.02 m onder de top van de pollenbak. In het monster is veel gebroken en vergruisd diatomeeënmateriaal aangetroffen. Het betreft kustallochtone en estuariene soorten. De sterk gecorrodeerde diatomeeën zijn mogelijk al diverse malen verplaatst en opnieuw gesedimenteerd. Daarnaast zijn van enkele soorten dubbele en hele schalen aangetroffen. Het betreft Achnanthes hungarica, Gomphonema parvulum, Hantzschia amphioxys, Navicula cincta var. heufleri, Navicula cryptocephala var. terrestris, Niitzschia modesta, Nitzschia palea. Ook is Surirella ovata gevonden. Afgezien van beide eerstgenoemde soorten, van het hiervoor opgesomde rijtje, betreft het aerofiele diatomeeën. Aërofiele kiezelwieren leven in milieus waar geen of nauwelijks sedimentatie plaats vindt. Meestal is er vegetatie aanwezig. Over de aërofiele soort Surirella ovata vermeldt Lund (1945): “common soil diatom, especially on well cultivated soils”. De aanwezigheid ervan zou dus op bewerking van de grond duiden. Uitzonderlijk is de aanwezigheid van Achnanthes hungarica en Gomphonema parvulu. Beide soorten zijn aquatische, epiphytische soorten. Ze leven vastgehecht aan hogere waterplanten. Achnanthes hungarica wordt door Krammer & Lange-Bertalot (2004) in verband gebracht met het voorkomen van eendenkroos. Onbekend is of dit kiezelwier op de blaadjes of vastgehecht aan de dunne worteltjes van het eendenkroos leeft. In het eerste geval een levenswijze vergelijkbaar met de aërofiele soorten. Het milieu van eendenkroos is nogal uitzonderlijk. Weeda (1994) vermeldt hierover onder andere het volgende: Zijn huidige uitbreiding in zoetwatergebieden is toe te schrijven aan watervervuiling, niet alleen door zware bemesting maar ook door het inlaten van Rijnwater in grote delen van het land. Voor het ontrekken van nutriënten uit het water zorgen de worteltjes. Het eendenkroos drijft op het water. Als het een aaneengesloten dek vormt raakt het water eronder zuurstofloos. Het lijkt er dus op dat het water ter plekke niet al te schoon was. Hoe deze diatomeeënsoort, samen met het (drijvende) eendenkroos, is gesedimenteerd en bewaard bleef valt aan de hand van dit eenmalige voorkomen niet uit te maken. Het kan samenhangen met een hogere waterstand in de nazomer of het najaar. Het water kan ‘schoon’ zijn gemaakt. Het kan ook verband houden met landbouw en bemesting. Nog heden ten dage worden i.v.m. de bodemvruchtbaarheid waterbodems van sloten vaarten, natuurlijke waterlopen , etc. over het land verspreid. En de aanwezigheid van een kiezelwier dat op eendenkroos leeft bewijst dat er een waterbodem aanwezig was. Monsters VNR3735, 0.15 en 0.40 m onder de top van de pollenbak. De monsters zijn diatomeeënhoudend. Het materiaal is slecht geconserveerd. De meerderheid van de diatomeeënschaaltjes is gebroken. Qua samenstelling verschillen beide monsters onderling weinig. Het monster van 0.40 m is armer dan het monster van 0.15 m. De diatomeeën zijn nog sterker gecorrodeerd. Fragmenten en brokstukken van kustallochtonen en estuariene soorten hebben de overhand. Het materiaal is verscheidene malen verplaatst en steeds weer opnieuw afgezet.
Enkele aerofiele soorten komen voor, zoals Navicula cincta var. heufleri, Nitzschia modesta en een gebroken schaaltje van Surirella ovata. Het afzettingsmilieu lijkt op dat van het monster van 4059. Echter de soort die op eendenkroos leeft ontbreekt. Hoewel het maar twee monsters betreft leveren de diatomeeën van VNR 3735 geen directe aanwijzingen voor oplossing van kiezel door bodemprocessen. Lagen die rijker zijn aan organisch materiaal hoeven niet noodzakelijkerwijs met bodemontwikkeling van doen te hebben. Bij de reeds gememoreerde waterbodem hoopt het organische materiaal zich op omdat de afbraak door zuurstoftekort wordt vertraagd. Iets vergelijkbaars speelt bij vegetatiehorizonten (laklagen). Samenvatting Naast vertraagde afbraak van organisch materiaal zorgt regelmatige sedimentatie van klei ervoor dat in de geologische opbouw de bijzondere milieuomstandigheden bij Forum Hadrani bewaard blijven. Dat de aanwezigheid van de mens voor vervuiling zorgt bewijst de aanwezigheid van Achnanthes hungarica. Van regelmatige verversing van water door eb-/vloedwerking is geen sprake. Onder bijzondere omstandigheden vindt sedimentatie plaats. Literatuur Krammer, K. & H. Lange-Bertalot, 2004. Bacillariophyceae. 4. Teil: Achnanthaceae. In: Süsswasserflora von Mitteleuropa. Spektrum Akademischer Verlag, Gustav Fischer. Lund, J.W.G. 1945. Observations an soil algae. I. The ecology, size and taxonomy of British soil algae. The New Phytologist, Vol. 44, No. 2 Weeda, E., 1995. Nederlandse oecologische flora: Wilde planten en hun relaties 5. IVN
Bijlagen 3.3.3 Dendrochronologie RING Intern Rapport nummer: 2007082 RING Intern Rapport nummer: 2008057 RING Intern Rapport nummer: 2009062 RING Intern Rapport nummer: 2010029
1/3
Aan: Dhr. C. W. Koot
AAC/Projectenbureau Turfdraagsterpad 9 1012 XT Amsterdam
Uitslag dateringsonderzoek RING Intern Rapport nummer: 2007082 Datum: 13 december 2007 Geachte heer Koot, Wij onderzochten voor u 1 eikenmonster (Quercus sp.) afkomstig uit Voorburg, Forum Adriani (geen offerte). De volgende datering is het resultaat (zie met name de derde kolom):
Vondstnr. / Spoor Houtsoort RINGs Dendrocode
Periode waarin/ waarna de boom is
omgehakt
Zekerheid van de datering
(probability)
Gebruikte Referentie-chronologie
658 / 53 eik VFH00010 211 AD ±5 >99,99% DECENT01
Het hout is waarschijnlijk afkomstig uit West-Duitsland. Aanvullende informatie over de laboratoriumresultaten, de gebruikte statistiek en/of de gebruikte referentiekalenders, vindt u in de bijlagen.
RING Intern Rapport nummer: Laboratoriumnummer, verwijzing naar de analyse. Zekerheid van de datering: De kans dat de gevonden match met de referentiechronologie niet op toeval berust.
Deze waarde is gebaseerd op de ‘Gleichlaufigkeit’ tussen de twee vergeleken reeksen, ook wel %PV genoemd (percentage of parallel variation; Jansma 1995).
Verantwoording van de dateringen: Dendrochronologische dateringen door RING zijn gebaseerd op een combinatie van
waarnemingen: (a) vergelijking en relatieve datering (ten opzichte van elkaar) van de jaarringpatronen binnen een vindplaats/bouwfase; (b) vergelijking van deze jaarringpatronen met meerdere absoluut gedateerde referentiekalenders. Deze vergelijkingen zijn statistisch onderbouwd en worden visueel gecontroleerd. Wanneer observaties elkaar ondersteunen en bevestigen, wordt de datering geaccepteerd als zijnde correct.
. Stichting RING, p/a RACM Postbus 1600, 3800 BP Amersfoort; 0334217545; [email protected]; www.archis.nl/ringnieuw
2/3
Bijlage 1, RINGrapport 2007082, Voorburg, Forum Hadriani: Statistische resultaten van het dendrochronologisch onderzoek Tabel 1. Statistische resultaten van het monster.
Vondstnr. / Spoor
Houtsoort RINGs Dendrocode n Kern Spint WK
1e jaar
ne jaar Kapdatum* t %PV p Kalender
658 / 53 eik VFH00010 256 >10 21+1 7±5 -52 204 211 AD ±5 10,0 68,1 0,0001 DECENT01
*Kapdatum geschat volgens Jansma, E. 2007.
Bijlage 2, RINGrapport 2007082, Voorburg, Forum Hadriani: Afbeldingen van de gedateerde meetreeksen
Figuur 1. Gedateerde meetreeks in groen: VFH00010 (de gestippelde lijn geeft de spintringen weer); in blauw referentiechronologie (DECENT01); y-as: jaarringbreedte in mm*10-2; x-as: kalenderjaar. Het grijze gebied laat de Gleichläufigkeit (percentage van parallelle overeenkomst) zien.
Bijlage 3. RINGrapport 2007082, Voorburg, Forum Hadriani: Toelichting op de resultaten
Houtsoort = het hout wordt door ons enkel gedetermineerd ten behoeve van de datering. Alleen de genus, bijv. den
(Pinus), wordt bepaald. Verdere soortbepaling, zoals bijv. grove den (Pinus sylvestris), blijft in principe achterwege, tenzij de soort voor-de-handliggend is. Abies alba (Zilverspar) bijvoorbeeld, is de enige soort Abies die hier wordt toegepast.
Kern = (geschatte afstand tot) de eerstgevormde (oudste) jaarring in de stam. Spint = aantal gemeten ringen spinthout. Eik heeft een gemiddeld aantal spintringen van 16 ± 5 bij een boom tot 100 jaar oud, 20 ± 6 bij een boom van 100 tot 200 jaar oud, en 26 ± 8 bij een boom ouder dan 200 jaar
(Hollstein, 1980). Er is een nieuwe, bijgestelde spinthoutberekening voor archeologisch/historisch constructiehout dat dateert met Nederlandse en Duitse chronologieën (Jansma 2007, in voorber.). Bij eikenhout uit het Baltische gebied is het gemiddelde aantal spintringen iets lager dan in West Europa, 15 (+9/-6) (Wazny, 1990). Grove den, (Pinus sylvestris) heeft weliswaar ook duidelijk zichtbaar spinthout, maar doordat het aantal spinthoutringen onregelmatig is, is een schatting van de velddatum niet mogelijk. Fijnspar, (Picea abies) heeft geen spinthout. Uiteraard geeft een aanwezige wankant wel de precieze kapdatum van de boom.
Wankant = het geschatte aantal jaarringen tot de wankant, d.w.z. tot de laatstgevormde jaarring (direct onder de bast), nodig voor een absolute datering van de veldatum.
Veldatum = de datum waarop de boom geveld is. Als er wankant aanwezig is, is er een absolute datering mogelijk. Als er spintringen aanwezig zijn, of zelfs alleen spintgrens, wordt de veldatum berekend door het aantal ontbrekende spintringen te berekenen. Als er bij een eik van 100 tot 200 jaar oud b.v. 4 spintringen gemeten zijn, is het geschatte aantal ontbrekende spintringen dus 16 ± 6. Dit getal wordt bij de datering
opgeteld. Als er geen spintringen meer op het monster aanwezig zijn, is het onbekend hoeveel kernhoutringen er nog ontbreken . De veldatum ligt dan een onbekend aantal jaren ná de datering van de laatste (jongste) ring + de schatting van het ontbrekende aantal spinthoutringen. Bij een boom, die 100 tot 200 jaar oud is, is de veldatum dus xxxx AD + 20 (± 6) + X.
. Stichting RING, p/a RACM Postbus 1600, 3800 BP Amersfoort; 0334217545; [email protected]; www.archis.nl/ringnieuw
3/3
n = totaal aantal jaarringen in het houtmonster. x = geschat aantal missende ringen (kernhout en/of spinthout) tot de wankant. %PV = “Gleichlaufigkeit” (Duitse term) of “Percentage of Parallel Variation” (Engelse term); het percentage van de ringen in het onderzochte jaarringpatroon die aan de referentiechronologie identieke toe- en afnames van de breedte vertonen op de door de datering van het patroon aangegeven positie t.a.v. de referentiechronologie. De significantie van dit percentage is een functie van de lengte in jaren van het onderzochte jaarringpatroon en de referentie chronologie. t = De waarde die resulteert uit een Students t-test op de kruiscorrelatie die behoort bij de beste “match” tussen het onderzochte jaarringpatroon en de referentiechronologie. P = De kans (uitgedrukt als een fractie van 1) dat de gevonden waarde voor %PV per toeval optreedt, dus niet op een datering duidt. Bijlage 4. RINGrapport 2007082, Voorburg, Forum Hadriani: Gebruikte referentiechronologiën DECENT01 West-Duitsland (Hollstein 1980). Bijlage 5. RINGrapport 2007082, Voorburg, Forum Hadriani: Literatuur Hollstein, E., 1980. Mitteleuropäische Eichenchronologie. Verlag Phillipp von Zabern, Mainz am Rhein. Jansma, E., 1995. Rememberings, The development and application of local and regional tree-ring chronologies of oak for
the purposes of archaeological and historical research in the Netherlands. Diss. UvA (Nederlandse Archeologische Rapporten 19), 150 pp.
Jansma, E., 2007: Datering, herkomst en bouwvolgorde van De Meern 4. In: T. de Groot & J.-M.A.W. Morel (red.), 2007:
Het schip uit de Romeinse tijd De Meern 4 nabij boerderij de Balije, Leidsche Rijn, gemeente Utrecht. Waardestellend onderzoek naar de kwaliteit van het schip en het conserverend vermogen van het bodemmilieu. RACM (in voorbereiding)
Wazny, T., 1990. Aufbau und Anwendung der Dendrochronologie fuer Eichenholz in Polen. Dissertatie Universiteit van
Hamburg.
1/8
Aan: Dhr. C. W. Koot
AAC/Projectenbureau Turfdraagsterpad 9 1012 XT Amsterdam
Uitslag dateringsonderzoek RING Intern Rapport nummer: 2008057 Datum: 16 september 2009 Geachte heer Koot, Wij onderzochten voor u 30 eikenmonsters (Quercus sp.) afkomstig van Voorburg, Forum Hadriani (geen offerte). De volgende dateringen zijn het resultaat (zie met name de derde kolom):
Tabel 1. Uitslag dendrochronologisch onderzoek
Objectcode / omschrijving
RINGs Dendrocode
Periode waarin/ waarna de boom is
omgehakt
Zekerheid van de datering
(probability) Referentiekalender
2284-6518 / paal VFH00021 ná 158 n. Chr. >99,9% NLBRUG01
2194-6480 / paal VFH00031 ná 148 n. Chr. >99,5% NLVEEN06
2292-6576 / paal VFH00041 ná 32 n. Chr. >99,99% EUDLIM01
2264-6478 / paal VFH00050 ná 154 n. Chr. >99,99% DESUDE02V
2301-6510 / paal VFH00061 168 n. Chr.± 8 >99,8% NLBRUG01
368-5914 / paal VFH00070 135 n. Chr.± 6 >99,99% DECENT01V
2304-6460 / paal VFH00090 ná 94 n. Chr. >99,99% DERHMA01
2288-6461 / paal VFH00100 159 n. Chr.± 8 >99,95% DESUDE02V
2258-6316 / paal VFH00110 151 n. Chr.± 7 >99,99% NLVLAA01
2282-6511 / paal VFH00120 155 n. Chr.± 8 >99,99% DECENT01V
362-6431 / paal VFH00130 ná 131 n. Chr. >99,99% EUDLIM01
2252-6481 / paal VFH00140 167 n. Chr.± 8 >99,99% DESUDE02V
373-5913 / paal VFH00150 ná 112 n. Chr. >99,99% DERHMA01
2101-3798 / paal VFH00160 158 n. Chr.± 4 >99,9% NLROMR01
2239-6319 / paal VFH00220 166 n. Chr.± 10 >99,99% DESUDE02V
2104-3371 / paal VFH00230 ná 130 n. Chr. >99,99% DECENT01V
2295-6517 / paal VFH00250 156 n. Chr.± 3 >99,99% DECENT01V
2271-6306 / paal VFH00270 ná 205 n. Chr. >99,99% DECENT01V
2/8
2296-6476 / paal VFH00340 ná -42 v. Chr. >99,98% DESAMO03
400-6555 / paal VFH00350 ná 47 n. Chr. >99,99% DECENT01V
3612-6432 / - VFH00360 ná 197 n. Chr. >99,99% DERHMA01
371-5932 / paal VFH00380 ná 142 n. Chr. >99,5% DESUDE02V
2265-6311 / paal VFH00400 ná 132 n. Chr. >99,99% DESUDE02V
54-6459 / paal VFH00410 ná 195 n. Chr. >99,99% DECENT01V
2150-6313 / paal VFH00420 ná 144 n. Chr. >99,99% DESUDE02V
2274-6303 / paal VFH00430 ná 197 n. Chr. >99,5% DECENT01V
2270-6307 / paal VFH00440 218 n. Chr.± 14 >99,99% DECENT01V
2242-6436 / paal VFH00450 ná 117 n. Chr. >99,9% DESUDE02V
2254-6479 / paal VFH00461 ná 168 n. Chr. >99,95% NLVLAA01
363-6430 / paal VFH00470 ná 143 n. Chr. >99,99% DERHMA01
Tabel 2. Monsters die wel geschikt zijn voor dendrochronologisch onderzoek, maar niet inbegrepen in het rapport van Niels, omdat zij te moeilijk te analyseren waren.
Tabel 3. Resterende monsters die niet onderzocht zijn.
RINGs Dendrocode Werkput / vlak / spoor / vondstnummer
VFH00080 2 / 3 / 2297 / 6516
VFH00170 2 / 2 / 2287 / 6457
VFH00180 2 / 3 / 2286 / 6515
VFH00190 2 / - / 2079 / 3768 dupl.
VFH00200 2 / 3 / 2134 / 6314
VFH00210 3 / 3 / 2257 / 6318
VFH00240 2 / 3 / 2262 / 6317
VFH00260 2E / 2A / 2193 / 6435
VFH00280 2 / 2 / 2281 / 6426
VFH00290 2 / - / 2280 / 6427
VFH00300 2 / 3 / 2285 / 6514
VFH00310 2 / 3 / 2151 / 6312
VFH00320 2 / 3 / 2096 / 3799 dupl.
VFH00330 2 / 2 / 2291 / 6459
VFH00370 2 / 3 / 2095 / 3370 dupl.
VFH00390 2 /3 / 2147 / 6536
VFH00480 2 / 3 / 2268 / 6309
Werkput / vlak / spoor / vondstnummer
2 / 3 / 2272 / 6305
2 / 3 / 2275 / 6302
2 / 3 / 2269 / 6308
2 / 3 / 2259 / 6315
3/8
Zie voor verdere informatie de eindscriptie van Niels van Helmond uit 2008: Forum Hadriani: A dendrochronological study to determine the age and origin of wood from a Roman quay and landing stage (ongepubliceerd Eindscriptie Utrecht Universiteit). Aanvullende informatie over de laboratoriumresultaten, de gebruikte statistiek en/of de gebruikte referentiekalenders, vindt u in de bijlagen.
RING Intern Rapport nummer: Laboratoriumnummer, verwijzing naar de analyse. Zekerheid van de datering: De kans dat de gevonden match met de referentiechronologie niet op toeval berust.
Deze waarde is gebaseerd op de ‘Gleichlaufigkeit’ tussen de twee vergeleken reeksen, ook wel %PV genoemd (percentage of parallel variation; Jansma 1995).
Verantwoording van de dateringen: Dendrochronologische dateringen door RING zijn gebaseerd op een combinatie van
waarnemingen: (a) vergelijking en relatieve datering (ten opzichte van elkaar) van de jaarringpatronen binnen een vindplaats/bouwfase; (b) vergelijking van deze jaarringpatronen met meerdere absoluut gedateerde referentiekalenders. Deze vergelijkingen zijn statistisch onderbouwd en worden visueel gecontroleerd. Wanneer observaties elkaar ondersteunen en bevestigen, wordt de datering geaccepteerd als zijnde correct.
2 / 3 / 2276 / 6301
1 / 6 / 53 / 6439
2 / - / 2329 / 6475
2 / 3 / 2273 / 6304
2E / 2A / 2244 / 6477
2 / 3 / 2299 / 6509
1 / 6 / 52 / 6933
. Stichting RING, p/a RACM Postbus 1600, 3800 BP Amersfoort; 0334217545; [email protected]; www.archis.nl/ringnieuw
4/8
RING-rapport 2008057, Voorburg, Forum Hadriani Bijlage 1. Statistische resultaten van het dendrochronologisch onderzoek Tabel 1. Statistische resultaten van de monsters.
Objectcode / omschrijving
RINGs Dendrocode n Kern Spint Wankant
1e jaar
ne jaar Kapdatum* t %PV p Kalender
2284-6518 / paal VFH00021 98 >30 - >13 48 145 ná 158 n. Chr. 4,88 68,1 0,001 NLBRUG01
2194-6480 / paal VFH00031 102 >30 - >13 34 135 ná 148 n. Chr. 4,46 66,2 0,005 NLVEEN06
2292-6576 / paal VFH00041 124 ca. 10 - >13 -105 19 ná 32 n. Chr. 7,16 71,8 0,0001 EUDLIM01
2264-6478 / paal VFH00050 146 +1 - >12 -4 142 ná 154 n. Chr. 6,76 70,2 0,0001 DESUDE02V
2301-6510 / paal VFH00061 150 >20 3 19±8 -1 149 168 n. Chr.± 8 5,08 61,1 0,02 NLBRUG01
368-5914 / paal VFH00070 222 +1 18 7±6 -94 128 135 n. Chr.± 6 8,66 68,9 0,0001 DECENT01V
2304-6460 / paal VFH00090 133 +1 - >13 -52 81 ná 94 n. Chr. 7,59 72,2 0,0001 DERHMA01
2288-6461 / paal VFH00100 175 +1 14 9±8 -25 150 159 n. Chr.± 8 5,90 63,7 0,0005 DESUDE02V
2258-6316 / paal VFH00110 145 +2 8 12±7 -6 139 151 n. Chr.± 7 7,04 69,3 0,0001 NLVLAA01
2282-6511 / paal VFH00120 196 +2 15 9±8 -50 146 155 n. Chr.± 8 8,56 68,9 0,0001 DECENT01V
362-6431 / paal VFH00130 186 ca. 10 - >14 -69 117 ná 131 n. Chr. 11,0 77,4 0,0001 EUDLIM01
2252-6481 / paal VFH00140 164 +1 7 15±8 -12 152 167 n. Chr.± 8 7,98 70,4 0,0001 DESUDE02V
373-5913 / paal VFH00150 180 +2 - >14 -82 98 ná 112 n. Chr. 8,70 70,3 0,0001 DERHMA01
2101-3798 / paal VFH00160 144 ca. 3 17 5±4 10 153 158 n. Chr.± 4 4,46 64,2 0,001 NLROMR01
2239-6319 / paal VFH00220 191 +1 2 22±10 -47 144 166 n. Chr.± 10 8,28 69,4 0,0001 DESUDE02V
2104-3371 / paal VFH00230 220 ca. 3 - >15 -105 115 ná 130 n. Chr. 9,13 73 0,0001 DECENT01V
2295-6517 / paal VFH00250 207 +2 20 4±3 -55 152 156 n. Chr.± 3 7,75 68,4 0,0001 DECENT01V
2271-6306 / paal VFH00270 292 +1 - >17 -106 186 ná 205 n. Chr. 12,7 70 0,0001 DECENT01V
2296-6476 / paal VFH00340 69 ca. 10 - >11 -121 -53 ná -42 v. Chr. 7,35 73,9 0,0002 DESAMO03
400-6555 / paal VFH00350 107 ca. 3 - >12 -72 35 ná 47 n. Chr. 8,28 75,7 0,0001 DECENT01V
3612-6432 / - VFH00360 266 ca. 3 - >16 -85 181 ná 197 n. Chr. 11,5 70,6 0,0001 DERHMA01
371-5932 / paal VFH00380 118 >30 - >13 12 129 ná 142 n. Chr. 6,50 64,8 0,005 DESUDE02V
2265-6311 / paal VFH00400 146 ca. 3 - >13 -27 119 ná 132 n. Chr. 5,94 69,5 0,0001 DESUDE02V
54-6459 / paal VFH00410 273 ca. 3 - >17 -95 178 ná 195 n. Chr. 13,5 74,7 0,0001 DECENT01V
2150-6313 / paal VFH00420 167 +1 - >14 -37 130 ná 144 n. Chr. 8,47 65,9 0,0001 DESUDE02V
2274-6303 / paal VFH00430 238 +1 - >16 -57 181 ná 197 n. Chr. 5,70 60,1 0,005 DECENT01V
2270-6307 / paal VFH00440 285 +2 8 23±14 -90 195 218 n. Chr.± 14 10,1 70,2 0,0001 DECENT01V
2242-6436 / paal VFH00450 144 ca. 3 - >13 -40 104 ná 117 n. Chr. 5,89 63,8 0,001 DESUDE02V
2254-6479 / paal VFH00461 162 ca. 10 - >16 -10 152 ná 168 n. Chr. 6,38 64,5 0,0005 NLVLAA01
363-6430 / paal VFH00470 240 ca. 10 - >16 -113 127 ná 143 n. Chr. 8,90 65,6 0,0001 DERHMA01 *Kapdatum geschat volgens Jansma, E. 2007.
. Stichting RING, p/a RACM Postbus 1600, 3800 BP Amersfoort; 0334217545; [email protected]; www.archis.nl/ringnieuw
5/8
RING-rapport 2008057, Voorburg, Forum Hadriani Bijlage 2. Afbeeldingen van de monsters Voor afbeeldingen zie de eindscriptie van Niels van Helmond uit 2008: Forum Hadriani: A dendrochronological study to determine the age and origin of wood from a Roman quay and landing stage (ongepubliceerd Eindscriptie Utrecht Universiteit).
. Stichting RING, p/a RACM Postbus 1600, 3800 BP Amersfoort; 0334217545; [email protected]; www.archis.nl/ringnieuw
6/8
RING-rapport 2008057, Voorburg, Forum Hadriani Bijlage 3. Toelichting op de resultaten van de dendrochronologische analyse Houtsoort = Het hout wordt door ons enkel gedetermineerd ten behoeve van de datering. Alleen de genus, bijv. Den
(Pinus), wordt bepaald. Verdere soortbepaling, zoals bijv. grove den (Pinus sylvestris), blijft in principe achterwege, tenzij deze eenvoudig vastgesteld kan worden. Een uitzondering hierop is Abies alba (Zilverspar), de enige soort Abies die in het verleden in Nederland is toegepast.
Kern = (Geschatte afstand tot) de eerstgevormde (oudste) jaarring in de stam. Spint = Aantal gemeten ringen spinthout. Volgens Hollstein (1980) heeft eik een gemiddeld aantal spintringen van 16 ± 5 bij een boom tot 100 jaar oud, 20 ± 6 bij een boom van 100 tot 200 jaar oud, en 26 ± 8 bij een boom ouder dan 200 jaar. Wij gebruiken een nieuwe, bijgestelde spinthoutberekening voor archeologisch/ historisch constructiehout dat dateert met Nederlandse en Duitse chronologieën (Jansma 2007). Bij eikenhout uit het Baltische gebied is het gemiddelde aantal spintringen iets lager dan in West Europa, 15 (+9/-6) (Wazny, 1990). Grove den, (Pinus sylvestris) heeft weliswaar ook duidelijk zichtbaar spinthout, maar doordat het aantal spinthoutringen onregelmatig is, is een schatting van de velddatum niet mogelijk. Fijnspar, (Picea abies) heeft geen spinthout. Uiteraard geeft een aanwezige wankant wel de precieze kapdatum van de boom.
Wankant = Het geschatte aantal jaarringen tot de wankant, d.w.z. tot de laatstgevormde jaarring (direct onder de
bast), nodig voor een absolute datering van de veldatum.
Veldatum = De datum waarop de boom geveld is. Als er wankant aanwezig is, is er een absolute datering mogelijk. Als er spintringen aanwezig zijn, of zelfs alleen spintgrens, wordt de veldatum berekend door het aantal ontbrekende spintringen te berekenen. Als er bij een eik van 100 tot 200 jaar oud b.v. 4 spintringen gemeten zijn, is het geschatte aantal ontbrekende spintringen dus 16 ± 6. Dit getal wordt bij de datering
opgeteld. Als er geen spintringen meer op het monster aanwezig zijn, is het onbekend hoeveel kernhoutringen er nog ontbreken . De veldatum ligt dan een onbekend aantal jaren ná de datering van de laatste (jongste) ring + de schatting van het ontbrekende aantal spinthoutringen. Bij een boom, die 100 tot 200 jaar oud is, is de veldatum dus xxxx AD + 20 (± 6) + X.
n = Totaal aantal jaarringen in het houtmonster. x = Geschat aantal missende ringen (kernhout en/of spinthout) tot de wankant. %PV = “Gleichlaufigkeit” (Duitse term) of “Percentage of Parallel Variation” (Engelse term); het percentage van de ringen in het onderzochte jaarringpatroon die aan de referentiechronologie identieke toe- en afnames van de breedte vertonen op de door de datering van het patroon aangegeven positie t.a.v. de referentiechronologie. De significantie van dit percentage is een functie van de lengte in jaren van het onderzochte jaarringpatroon en de referentie chronologie. t = De waarde die resulteert uit een Students t-test op de kruiscorrelatie die behoort bij de beste “match” tussen het onderzochte jaarringpatroon en de referentiechronologie. P = De kans (uitgedrukt als een fractie van 1) dat de gevonden waarde voor %PV per toeval optreedt, dus niet op een datering duidt.
. Stichting RING, p/a RACM Postbus 1600, 3800 BP Amersfoort; 0334217545; [email protected]; www.archis.nl/ringnieuw
7/8
RING-rapport 2008057, Voorburg, Forum Hadriani Bijlage 4. Gebruikte referentiechronologieën DECENT01V West Germany, average of others, including DERHMA01 and DESAMO03 (Hollstein, 1980). DEOFRI01V East Friesland (Germany) (Leuschner, unpublished). DERHMA01 Germany; catchment basis of the rivers Rhine and Main (Hollstein, 1980). DESAMO03 Germany, catchment basins of the rivers Saar and Mosel (Hollstein, 1980). DESUDE01V South Germany (Becker, 1995). EUDLIM01 Wood used in Limburg and central/southern part of Germany (EU Contractnr.
ENV4-CT95-0127). NLBRUG01 Brugge and surrounding area (RING data). NLROMR1 Central Netherlands, combination of bog oaks and archaeology (Jansma 1995). NLVEEN05 Bog oaks from Abcoude, Weesp, Diemen and Vinkeveen (NL) (Jansma 1995, RING data). NLVEEN06 Bog areas in the Netherlands (Visser, 2005). NLVLAA01 Netherlands and Flanders (Jansma & Hanraets 2004).
. Stichting RING, p/a RACM Postbus 1600, 3800 BP Amersfoort; 0334217545; [email protected]; www.archis.nl/ringnieuw
8/8
RING-rapport 2008057, Voorburg, Forum Hadriani Bijlage 5. Literatuur Hollstein, E., 1980: Mitteleuropäische Eichenchronologie, Mainz. Jansma, E., 1995: RemembeRINGs. The development and Application of Local and Regional Tree-Ring Chronologies of Oak for the Purposes of Archaeological and HistoricalResearch in the Netherlands. Nederlandse Archeologische Rapporten 19 (dissertation), Amersfoort. Visser, R.M., 2005: Houtvoorziening in het gebied van de Nedergermaanse Limes. Een historisch en dendrochronologisch perspectief op Romeinse import en/of export van hout, (thesis Vrije Universiteit), Amsterdam. Jansma, E., & E. Hanreats 2004: Dating Flanders. Towards a Flemish tree-ring chronology of oak, in: E. Jansma, A. Brauning, H. Gärtner & G. Schleser (eds.), Tree-rings in archaeology, climatology and ecology (TRACE) 2, Proceedings of the Dendrosymposium 2003, Jülich (Schriften des,Forschungszentrum Jülich, Reihe Umwelt 44), 131-138. Helmond, N. van, 2008: Forum Hadriani: A dendrochronological study to determine the age and origin of wood from a Roman quay and landing stage (ongepubliceerd eindscriptie Utrecht Universiteit).
1/9
Aan: Dr. Ir. M. Driessen
AAC/Projectenbureau Turfdraagsterpad 9 – BG1 1012 XT Amsterdam
Uitslag dateringsonderzoek RING Intern Rapport nummer: 2009062 gecorrigeerd Datum: 28 juni 2010
Dit rapport vervangt het RING Intern Rapport nummer 2009062, met datum 7 augustus 2009 Geachte heer Driessen, Wij onderzochten voor u 10 houtmonster afkomstig uit Voorburg, Forum Hadriani (offerte 02009032). Uit het vooronderzoek blijkt dat twee monsters niet geschikt zijn voor dendrochronologisch onderzoek (zie tabel 1). Één monster beschikt over onvoldoende jaarringen, terwijl het andere monster van elzenhout (Alnus sp.) is. Deze houtsoort is niet geschikt voor dendrochronologisch onderzoek. Tabel 1. Uitslag vooronderzoek
Spoor / vondstnummer / omschrijving Houtsoort n Kern Spint Wankant
sp4108 / vn2183 / duig uit ton waterput Els (Alnus sp.) 82 - n.v.t. -
sp4042 / vn2596 / onderdeel uit waterput Eik (Quercus sp.) 23 - - -
Het dendrochronologische onderzoek op de andere monsters leverde het volgende resultaat op (zie met name de vijfde kolom van tabel 2): Tabel 2. Uitslag dendrochronologisch onderzoek
Werkput / vlak / spoor / vondstnummer / omschrijving Houtsoort
RINGs Dendrocode
Datering van de laatste
gemeten ring
Zekerheid van de datering
(probability)
Periode waarin/ waarna de boom
is omgehakt
Gebruikte Referentie-chronologie
1 / 6 / 52 / 6933 / kadepaal Eik (Quercus sp.)
VFH00490 198 n.Chr. 212 n.Chr. ±13 >99,99% DECENT01
2/9
2E / 2A / 2244 / 6477 / kadepaal van oostkade
Eik (Quercus sp.)
VFH00500 132 n.Chr. na 146 n.Chr. >99,99% NLVLAA01
2 / 3 / 2299 / 6509 / steunkadepaal van middenkade
Eik (Quercus sp.)
VFH00510 84 n.Chr. na 98 n.Chr. >99,99% DECENT01
1 / - / 364 / 5481 / steunplank kade Eik (Quercus sp.)
VFH00520 - - - -
- / - / 4042 / 2564 / onderdeel waterput
Eik (Quercus sp.)
VFH00530 108 n.Chr. na 120 n.Chr. >99,50% DECENT01
2 / 3 / 2269 / 6308 / kadepaal westkade
Eik (Quercus sp.)
VFH00540 193 n.Chr. 207 n.Chr. ±13 >99,99% DECENT01
2 / 3 / 2273 / 6304 / kadepaal westkade
Eik (Quercus sp.)
VFH00550 166 n.Chr. na 190 n.Chr. >99,99% DECENT01
2 / 3 / 2272 / 6305 / kadepaal westkade
Eik (Quercus sp.)
VFH00560 175 n.Chr. na 190 n.Chr. >99,99% DECENT01
De monsters met vondstnummers 6304 en 6305 (meetreeksen VFH00550 en VFH00560 respectievelijk) zijn afkomstig uit dezelfde boom (zie bijlage 1, tabel 2 en bijlage 2, afbeelding 7). Het monster 6304 komt uit een lagere plek uit de boomstam dan het monster 6305. Middeling van deze meetreeksen geeft een uitstekend overeenkomst met de referentiekalender DECENT01 (zie bijlage 1, tabel 3 en bijlage 2, afbeelding 8). De monsters die gedateerd zijn met de referentiekalender DENCENT01 zijn waarschijnlijk afkomstig uit het westen van Duitsland. De herkomst van de monsters die gedateerd zijn met de referentiekalender NLVLAA01 kan niet precies bepaald worden (ze kunnen uit Nederland of omringende gebieden afkomstig zijn). Middeling van alle gedateerde meetreeksen (met uitzondering van de meetreeks VFH00500), toont een uitstekend overeenkomst met de referentiekalender DECENT01 (zie bijlage 1, tabel 3 en bijlage 2, afbeelding 9). Helaas was het onmogelijk om het vondstnummer 5481 te dateren. Aanvullende informatie over de laboratoriumresultaten, de gebruikte statistiek en/of de gebruikte referentiekalenders, vindt u in de bijlagen.
RING Intern Rapport nummer: Laboratoriumnummer, verwijzing naar de analyse. Zekerheid van de datering: De kans dat de gevonden match met de referentiechronologie niet op toeval berust.
Deze waarde is gebaseerd op de ‘Gleichlaufigkeit’ tussen de twee vergeleken reeksen, ook wel %PV genoemd (percentage of parallel variation; Jansma 1995).
Verantwoording van de dateringen: Dendrochronologische dateringen door RING zijn gebaseerd op een combinatie van
waarnemingen: (a) vergelijking en relatieve datering (ten opzichte van elkaar) van de jaarringpatronen binnen een vindplaats/bouwfase; (b) vergelijking van deze jaarringpatronen met meerdere absoluut gedateerde referentiekalenders. Deze vergelijkingen zijn statistisch onderbouwd en worden visueel gecontroleerd. Wanneer observaties elkaar ondersteunen en bevestigen, wordt de datering geaccepteerd als zijnde correct.
n: Totaal aantal jaarringen in het houtmonster. Kern: (geschatte afstand tot) de eerstgevormde (oudste) jaarring in de stam.
Spint: Aantal gemeten ringen spinthout.
3/9
Wankant: Het geschatte aantal jaarringen tot de wankant, d.w.z. tot de laatstgevormde jaarring (direct onder de bast), nodig voor een absolute datering van de veldatum.
Stichting RING, p/a Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed; Postbus 1600, 3800 BP Amersfoort; 0334217545; [email protected]
3/9
RING-rapport 2009062, Voorburg, Forum Hadriani (gecorrigeerd) Bijlage 1. Statistische resultaten van het dendrochronologisch onderzoek Tabel 1. Statistische resultaten van het monster. Werkput / vlak / spoor /
vondstnummer / omschrijving
RINGs Dendrocode n Kern Spint Wankant
1e jaar
ne jaar Kapdatum* t %PV p Kalender
1 / 6 / 52 / 6933 / kadepaal
VFH00490 261 +1 15 14±13 -63 198 212 n.Chr. ±13 8,77 69,9 0,0001 DECENT01
2E / 2A / 2244 / 6477 / kadepaal van oostkade
VFH00500 135 ca.20 - >14 -3 132 na 146 n.Chr. 6,66 70,0 0,0001 NLVLAA01
2 / 3 / 2299 / 6509 / steunkadepaal van
middenkade
VFH00510 197 ca.10 - >14 -113 84 na 98 n.Chr. 9,04 67,0 0,0001 DECENT01
1 / - / 364 / 5481 / steunplank kade
VFH00520 68 +? - - - - - - - - -
- / - / 4042 / 2564 / onderdeel waterput (duig)
VFH00531 126 +? - >12 -18 108 na 120 n.Chr. 5,8 63,9 0,005 DECENT01
2 / 3 / 2269 / 6308 / kadepaal westkade
VFH00540 239 ca.15 14 14±13 -46 193 207 n.Chr. ±13 9,12 70,5 0,0001 DECENT01
2 / 3 / 2273 / 6304 / kadepaal westkade
VFH00550 259 +1 - >24 -93 166 na 190 n.Chr. 11,1 69,5 0,0001 DECENT01
2 / 3 / 2272 / 6305 / kadepaal westkade
VFH00560 245 +1 - >15 -70 175 na 190 n.Chr. 10,7 69,0 0,0001 DECENT01
*Kapdatum geschat volgens Jansma, E. 2007.
Tabel 2. Relevant statistische resultaten tussen meetreeksen
Meetreeks Reference Ol Gl %PV THO
VFH00560 238 64,9 0,0001 6,54 VFH00490
VFH00550 229 62,7 0,0002 5,94
VFH00531 102 66,7 0,005 3,46 VFH00510
VFH00550 177 64,7 0,0002 4,77
VFH00531 VFH00510 102 66,7 0,005 3,46
VFH00550 212 61,1 0,005 6,06 VFH00540
VFH00560 221 64,3 0,0001 5,76
VFH00560 236 73,1 0,0001 13,9
VFH00540 212 61,1 0,005 6,06
VFH00490 229 62,7 0,0002 5,94 VFH00550
VFH00510 177 64,7 0,0002 4,77
VFH00550 236 73,1 0,0001 13,9
VFH00490 238 64,9 0,0001 6,54 VFH00560
VFH00540 221 64,3 0,0001 5,76
Tabel 3. Gemiddelde curve
Meetreeksen RINGcode
gemiddelde curve n 1e jaar ne jaar t %PV p Kalender
VFH00550 VFH00560
VFH55_56T 268 -93 175 12,6 71,8 0,0001 DECENT01
VFH00490 VFH00510 VFH00531 VFH00540
VFH55_56T
VFH5MMMM 311 -113 198 14,9 73,8 0,0001 DECENT01
Stichting RING, p/a Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed; Postbus 1600, 3800 BP Amersfoort; 0334217545; [email protected]
4/9
RING-rapport 2009062, Voorburg, Forum Hadriani (gecorrigeerd) Bijlage 2. Afbeeldingen van de gedateerde meetreeksen `
Afbeelding 1. Tijdspanne van de gedateerde monsters. Deze zijn gesorteerd op de laatst gemeten jaarring. De schatting van de veldatum is niet weergegeven op deze afbeelding. Het grijze gestippelde gebied geeft de spintringen weer en de zwarte punt wijst erop dat de kern in het monster aanwezig is. x-as: kalenderjaar.
Afbeelding 2. Groen: gedateerde meetreeks VFH00490 (de gestippelde lijn geeft de spintringen weer en de cirkel wijst erop dat de kern in het monster aanwezig is); blauw: referentiechronologie DECENT01; y-as: jaarringbreedte in mm*10-2; x-as: kalenderjaar. Het grijze gebied toont de Gleichläufigkeit (percentage van parallelle ringbreedte variaties (%PV) van beide patronen).
Afbeelding 3. Groen: gedateerde meetreeks VFH00500; blauw: referentiechronologie NLVLAA01; y-as: jaarringbreedte in mm*10-2; x-as: kalenderjaar. Het grijze gebied toont de Gleichläufigkeit (percentage van parallelle ringbreedte variaties (%PV) van beide patronen).
Afbeelding 4. Groen: gedateerde meetreeks VFH00510; blauw: referentiechronologie DECENT01; y-as: jaarringbreedte in mm*10-2; x-as: kalenderjaar. Het grijze gebied toont de Gleichläufigkeit (percentage van parallelle ringbreedte variaties (%PV) van beide patronen).
Stichting RING, p/a Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed; Postbus 1600, 3800 BP Amersfoort; 0334217545; [email protected]
5/9
Afbeelding 5. Groen: gedateerde meetreeks VFH00531; blauw: referentiechronologie DECENT01; y-as: jaarringbreedte in mm*10-2; x-as: kalenderjaar. Het grijze gebied toont de Gleichläufigkeit (percentage van parallelle ringbreedte variaties (%PV) van beide patronen).
Afbeelding 6. Groen: gedateerde meetreeks VFH00540 (de gestippelde lijn geeft de spintringen weer); blauw: referentiechronologie DECENT01; y-as: jaarringbreedte in mm*10-2; x-as: kalenderjaar. Het grijze gebied toont de Gleichläufigkeit (percentage van parallelle ringbreedte variaties (%PV) van beide patronen).
Afbeelding 7. Visuele synchronisatie tussen de gedateerde meetreeksen VFH00550 (oranje) en VFH00560 (grijs). Deze monsters zijn afkomstig uit dezelfde boom (het monster van de meetreeks VFH00560 is hoger in de boomstam afgezaagd dan het monster van de meetreeks VFH00550). De cirkel wijst erop dat de kern in het monster aanwezig is; y-as: jaarringbreedte in mm*10-2; x-as: jaarringnummer. Het grijze gebied toont de Gleichläufigkeit (percentage van parallelle ringbreedtevariaties (%PV) van beide patronen).
Afbeelding 8. Bruin: gedateerde gemiddelde curve VFH55_56T; blauw: referentiekalender DECENT01; y-as: jaarringbreedte in mm*10-2; x-as: kalenderjaar. Het grijze gebied toont de Gleichläufigkeit (percentage van parallelle ringbreedtevariaties (%PV) van beide patronen).
Stichting RING, p/a Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed; Postbus 1600, 3800 BP Amersfoort; 0334217545; [email protected]
6/9
Afbeelding 9. Bruin: gedateerde gemiddelde curve VFH5MMMM; blauw: referentiekalender DECENT01; y-as: jaarringbreedte in mm*10-2; x-as: kalenderjaar. Het grijze gebied toont de Gleichläufigkeit (percentage van parallelle ringbreedtevariaties (%PV) van beide patronen).
Stichting RING, p/a Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed; Postbus 1600, 3800 BP Amersfoort; 0334217545; [email protected]
7/9
RING-rapport 2009062, Voorburg, Forum Hadriani (gecorrigeerd) Bijlage 3. Toelichting op de resultaten van de dendrochronologische analyse Houtsoort = Het hout wordt door ons enkel gedetermineerd ten behoeve van de datering. Alleen de genus, bijv. Den
(Pinus), wordt bepaald. Verdere soortbepaling, zoals bijv. grove den (Pinus sylvestris), blijft in principe achterwege, tenzij deze eenvoudig vastgesteld kan worden. Een uitzondering hierop is Abies alba (Zilverspar), de enige soort Abies die in het verleden in Nederland is toegepast.
Kern = (Geschatte afstand tot) de eerstgevormde (oudste) jaarring in de stam. Spint = Aantal gemeten ringen spinthout. Volgens Hollstein (1980) heeft eik een gemiddeld aantal spintringen van 16 ± 5 bij een boom tot 100 jaar oud, 20 ± 6 bij een boom van 100 tot 200 jaar oud, en 26 ± 8 bij een boom ouder dan 200 jaar. Wij gebruiken een nieuwe, bijgestelde spinthoutberekening voor archeologisch/ historisch constructiehout dat dateert met Nederlandse en Duitse chronologieën (Jansma 2007). Bij eikenhout uit het Baltische gebied is het gemiddelde aantal spintringen iets lager dan in West Europa, 15 (+9/-6) (Wazny, 1990). Grove den, (Pinus sylvestris) heeft weliswaar ook duidelijk zichtbaar spinthout, maar doordat het aantal spinthoutringen onregelmatig is, is een schatting van de velddatum niet mogelijk. Fijnspar, (Picea abies) heeft geen spinthout. Uiteraard geeft een aanwezige wankant wel de precieze kapdatum van de boom.
Wankant = Het geschatte aantal jaarringen tot de wankant, d.w.z. tot de laatstgevormde jaarring (direct onder de
bast), nodig voor een absolute datering van de veldatum.
Veldatum = De datum waarop de boom geveld is. Als er wankant aanwezig is, is er een absolute datering mogelijk. Als er spintringen aanwezig zijn, of zelfs alleen spintgrens, wordt de veldatum berekend door het aantal ontbrekende spintringen te berekenen. Als er bij een eik van 100 tot 200 jaar oud b.v. 4 spintringen gemeten zijn, is het geschatte aantal ontbrekende spintringen dus 16 ± 6. Dit getal wordt bij de datering
opgeteld. Als er geen spintringen meer op het monster aanwezig zijn, is het onbekend hoeveel kernhoutringen er nog ontbreken . De veldatum ligt dan een onbekend aantal jaren ná de datering van de laatste (jongste) ring + de schatting van het ontbrekende aantal spinthoutringen. Bij een boom, die 100 tot 200 jaar oud is, is de veldatum dus xxxx AD + 20 (± 6) + X.
n = Totaal aantal jaarringen in het houtmonster. x = Geschat aantal missende ringen (kernhout en/of spinthout) tot de wankant. %PV = “Gleichlaufigkeit” (Duitse term) of “Percentage of Parallel Variation” (Engelse term); het percentage van de ringen in het onderzochte jaarringpatroon die aan de referentiechronologie identieke toe- en afnames van de breedte vertonen op de door de datering van het patroon aangegeven positie t.a.v. de referentiechronologie. De significantie van dit percentage is een functie van de lengte in jaren van het onderzochte jaarringpatroon en de referentie chronologie. t = De waarde die resulteert uit een Students t-test op de kruiscorrelatie die behoort bij de beste “match” tussen het onderzochte jaarringpatroon en de referentiechronologie. P = De kans (uitgedrukt als een fractie van 1) dat de gevonden waarde voor %PV per toeval optreedt, dus niet op een datering duidt.
Stichting RING, p/a Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed; Postbus 1600, 3800 BP Amersfoort; 0334217545; [email protected]
8/9
RING-rapport 2009062, Voorburg, Forum Hadriani (gecorrigeerd) Bijlage 4. Gebruikte referentiechronologieën DECENT01 West-Duitsland (Hollstein, 1980). NLVLAA01 Nederland en Vlaanderen (Jansma & Hanraets, 2004).
Stichting RING, p/a Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed; Postbus 1600, 3800 BP Amersfoort; 0334217545; [email protected]
9/9
RING-rapport 2009062, Voorburg, Forum Hadriani (gecorrigeerd) Bijlage 5. Literatuur Hollstein, E., 1980. Mitteleuropäische Eichenchronologie. Verlag Phillipp von Zabern, Mainz am Rhein. Jansma, E., 1995. Rememberings, The development and application of local and regional tree-ring chronologies of oak for
the purposes of archaeological and historical research in the Netherlands. Diss. UvA (Nederlandse Archeologische Rapporten 19), 150 pp.
Jansma, E., 2007: Datering, herkomst en bouwvolgorde van De Meern 4. In: T. de Groot & J.-M.A.W. Morel (red.), 2007:
Het schip uit de Romeinse tijd De Meern 4 nabij boerderij de Balije, Leidsche Rijn, gemeente Utrecht. Waardestellend onderzoek naar de kwaliteit van het schip en het conserverend vermogen van het bodemmilieu. RACM.
Jansma, E., & E. Hanreats 2004: Dating Flanders. Towards a Flemish tree-ring chronology of oak, in: E. Jansma, A. Brauning, H. Gärtner & G. Schleser (eds.), Tree-rings in archaeology, climatology and ecology (TRACE) 2, Proceedings of the Dendrosymposium 2003, Jülich (Schriften des Forschungszentrum Jülich, Reihe Umwelt 44), 131-138.
Wazny, T., 1990. Aufbau und Anwendung der Dendrochronologie fuer Eichenholz in Polen. Dissertatie Universiteit van
Hamburg.
1/15
Aan: Dr. Ir. M. Driessen
AAC/Projectenbureau Turfdraagsterpad 9 – BG1 1012 XT Amsterdam
Uitslag dateringsonderzoek RING Intern Rapport nummer: 2010029 Datum: 15 april 2010 Geachte heer Driessen, Wij onderzochten voor u 27 houtmonsters afkomstig uit Voorburg, Forum Hadriani (offerte 02010023). Vijf van deze monsters zijn van essenhout (Fraxinus excelsior) terwijl de andere 22 monsters eikenhout zijn (Quercus sp.). Uit het vooronderzoek blijkt dat drie monsters niet geschikt zijn voor dendrochronologisch onderzoek (zie tabel 1). Tabel 1. Uitslag vooronderzoek
Vondstnummer / Spoor / Omschrijving Houtsoort n Kern Spint Wankant
v 2552 / wp 3 / s 4144 / fundering standgreppel Es 18 +? n.v.t. WK?
v 2553 / wp 3 / s 4105 / fundering standgreppel Es 28 +? n.v.t. -
v 2602 / wp 3 / s 4105 / fundering standgreppel Es 27 +? n.v.t. -
Het dendrochronologische onderzoek op de andere monsters leverde het volgende resultaat op (zie met name de zevendede kolom van tabel 2): Tabel 2. Uitslag dendrochronologisch onderzoek
Spnr. Vnr. Houtsoort RINGs
Dendrocode
Datering van de laatste gemeten
ring
Zekerheid van de datering
(probability)
Periode waarin/ waarna de boom is
omgehakt
Gebruikte Referentie-chronologie
2297 6516 Eik VFH080 157 n.Chr. >99,50% 161 n.Chr.±3 VFH110
2287 6457 Eik VFH170 112 n.Chr. >99,98% na 127 n.Chr. NLVLAA01
2286 6515 Eik VFH180 143 n.Chr. >99,98% na 157 n.Chr.±7 DESUDE02
2/15
2079 3768 Eik VFH190 139 n.Chr. >99,99% na 156 n.Chr NLVLAA01
2134 6314 Eik VFH201 154 n.Chr. >99,99% 160 n.Chr.±6 NLROMR02
2257 6318 Eik VFH210 - - - -
2262 6317 Eik VFH240 86 n.Chr. >99,50% na 99 n.Chr. DECENT01
- 6435 Eik VFH260 127 n.Chr. >99,98% na 140 n.Chr. NLRWEG01
2281 6426 Eik VFH280 - - - -
2280 6427 Eik VFH290 102 n.Chr. >99,99% na 114 n.Chr. EUDLIM01
2285 6514 Eik VFH300 137 n.Chr. >99,90% 155 n.Chr.±5 VFH110
2151 6312 Eik VFH310 127 n.Chr. >99,99% 151 n.Chr.±8 NLVLAA01
2096 3799 Eik VFH321 130 n.Chr. >99,50% na 143 n.Chr. NLROMR01
2291 6454 Eik VFH330 156 n.Chr. >99,99% 160 n.Chr.±4 NLVLAA01
2095 3370 Eik VFH370 146 n.Chr. >99,90% na 159 n.Chr. NLVEEN05
2147 6536 Eik VFH390 132 n.Chr. >99,98% na 146 n.Chr. NLVEEN06
2268 6309 Eik VFH480 197 n.Chr. >99,99% 211 n.Chr.±14 DECENT01
2329 6475 Eik VFH570 204 n.Chr. >99,99% zomer 205 n.Chr. DECENT01
2259 6315 Eik VFH580 152 n.Chr. >99,99% 162 n.Chr.±7 DESUDE02
53 6439 Eik VFH590 200 n.Chr. >99,99% 213 n.Chr.±12 DECENT01
2276 6301 Eik VFH600 186 n.Chr. >99,99% na 202 n.Chr. DECENT01
2275 6302 Eik VFH610 169 n.Chr. >99,99% na 185 n.Chr. DERHMA01
4144 2509 Es VFH620 6 n.Chr. - zomer/winter 6 n.Chr. via VFH62_63M
4144 2591 Es VFH630 5 n.Chr. - zomer/winter 5 n.Chr. via VFH62_63M
De meetreeksen VFH080 en VFH300 zijn gedateerd met de meereeks VFH110 uit een eerder onderzoek (zie Van Helmond, 2008). De gedateerde eiken monsters kunnen gegroepeerd worden op basis van de herkomst van het hout (zie ook bijlage 1, tabel 3 en bijlage 2, afbeeldingen 22, 23 en 24):
• Hout afkomstig uit Midden/West-Duitsland (gemiddelde curve VFH6DECE): sp. 2262 vn. 6317 VFH240
sp. 2268 vn. 6309 VFH480
sp. 2329 vn. 6475 VFH570
sp. 53 vn. 6439 VFH590
sp. 2276 vn. 6301 VFH600
sp. 2275 vn. 6302 VFH610
• Hout afkomstig uit Zuid-Duitsland (gemiddelde curve VFH3DESU):
sp. 2286 vn. 6515 VFH180
sp. 2280 vn. 6427 VFH290
sp. 2259 vn. 6315 VFH580
3/15
• Hout waarschijnlijk afkomstig uit Nederland (gemiddelde curve VFH11NLV):
sp. 2297 vn. 6516 VFH080
sp. 2287 vn. 6457 VFH170
sp. 2079 vn. 3768 VFH190
sp. 2134 vn. 6314 VFH201
- vn. 6435 VFH260
sp. 2285 vn. 6514 VFH300
sp. 2151 vn. 6312 VFH310
sp. 2096 vn. 3799 VFH321
sp. 2291 vn. 6454 VFH330
sp. 2095 vn. 3370 VFH370
sp. 2147 vn. 6536 VFH390
De meetreeksen van de essen monsters zijn gemiddeld tot de curve VFH62_63M. Deze curve kon gedateerd worden met de eiken referentiekalenders NLVEEN05 en NLROMR01 (zie bijlage 1, tabel 3 en bijlage 2, afbeeldingen 26 en 27). Helaas was het onmogelijk om de vondstnummers 6318 en 6426 (meetreeksen VFH210 en VFH280 respectievelijk) te dateren. Aanvullende informatie over de laboratoriumresultaten, de gebruikte statistiek en/of de gebruikte referentiekalenders, vindt u in de bijlagen.
RING Intern Rapport nummer: Laboratoriumnummer, verwijzing naar de analyse. Zekerheid van de datering: De kans dat de gevonden match met de referentiechronologie niet op toeval berust.
Deze waarde is gebaseerd op de ‘Gleichlaufigkeit’ tussen de twee vergeleken reeksen, ook wel %PV genoemd (percentage of parallel variation; Jansma 1995).
Verantwoording van de dateringen: Dendrochronologische dateringen door RING zijn gebaseerd op een combinatie van
waarnemingen: (a) vergelijking en relatieve datering (ten opzichte van elkaar) van de jaarringpatronen binnen een vindplaats/bouwfase; (b) vergelijking van deze jaarringpatronen met meerdere absoluut gedateerde referentiekalenders. Deze vergelijkingen zijn statistisch onderbouwd en worden visueel gecontroleerd. Wanneer observaties elkaar ondersteunen en bevestigen, wordt de datering geaccepteerd als zijnde correct.
n: Totaal aantal jaarringen in het houtmonster. Kern: (geschatte afstand tot) de eerstgevormde (oudste) jaarring in de stam.
Spint: Aantal gemeten ringen spinthout. Wankant: Het geschatte aantal jaarringen tot de wankant, d.w.z. tot de laatstgevormde jaarring
(direct onder de bast), nodig voor een absolute datering van de veldatum.
Stichting RING, p/a Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed; Postbus 1600, 3800 BP Amersfoort; 0334217545; [email protected]
4/15
RING-rapport 2010029, Voorburg, Forum Hadriani Bijlage 1. Statistische resultaten van het dendrochronologisch onderzoek Tabel 1. Statistische resultaten van de meetreeksen
RINGs Dendrocode Houtsoort Spnr. Vnr. n Kern Spint Wankant 1e jaar ne jaar Kapdatum* t %PV p Kalender
VFH00080 Eik 2297 6516 124 ca 20 20 4±3 34 157 161 n.Chr.±3 7,30 62,7 0,005 VFH110
VFH00170 Eik 2287 6457 159 + 0 >15 -47 112 na 127 n.Chr. 6,65 65,7 0,0002 NLVLAA01
VFH00180 Eik 2286 6515 150 + 6 14±7 -7 143 na 157 n.Chr.±7 7,69 65,7 0,0002 DESUDE02
VFH00190 Eik 2079 3768 185 + 0 >17 -46 139 na 156 n.Chr 5,02 66,5 0,0001 NLVLAA01
VFH00201 Eik 2134 6314 154 + 15 6±6 1 154 160 n.Chr.±6 6,06 67,5 0,0001 NLROMR02
VFH00210 Eik 2257 6318 57 + 0 - - - - - - - -
VFH00240 Eik 2262 6317 106 ca 25 0 >13 -20 86 na 99 n.Chr. 6,80 65,6 0,005 DECENT01
VFH00260 Eik - 6435 107 10 0 >13 21 127 na 140 n.Chr. 6,63 68,3 0,0002 NLRWEG01
VFH00280 Eik 2281 6426 150 + 0 - - - - - - - -
VFH00290 Eik 2280 6427 141 + 0 >12 -39 102 na 114 n.Chr. 8,09 67,7 0,0001 EUDLIM01
VFH00300 Eik 2285 6514 111 + 1 18±5 27 137 155 n.Chr.±5 6,83 65,8 0,001 VFH110
VFH00310 Eik 2151 6312 167 + sb 24±8 -40 127 151 n.Chr.±8 6,57 67,7 0,0001 NLVLAA01
VFH00321 Eik 2096 3799 112 + 0 >13 19 130 na 143 n.Chr. 5,08 65,2 0,005 NLROMR01
VFH00330 Eik 2291 6454 136 + 16 4±4 21 156 160 n.Chr.±4 6,20 72,4 0,0001 NLVLAA01
VFH00370 Eik 2095 3370 110 + 0 >13 37 146 na 159 n.Chr. 6,41 65,9 0,001 NLVEEN05
VFH00390 Eik 2147 6536 133 + 0 >14 -1 132 na 146 n.Chr. 6,54 67,3 0,0002 NLVEEN06
VFH00480 Eik 2268 6309 290 + 17 14±14 -93 197 211 n.Chr.±14 8,94 65,0 0,0001 DECENT01
VFH00570 Eik 2329 6475 309(1) + 27(1) 1WK -105 204 zomer 205 n.Chr.9,07 67,0 0,0001 DECENT01
VFH00580 Eik 2259 6315 144 + 9 10±7 9 152 162 n.Chr.±7 6,13 66,3 0,0001 DESUDE02
VFH00590 Eik 53 6439 266(1) + 17(1) 13±12 -66 200 213 n.Chr.±12 9,28 69,4 0,0001 DECENT01
VFH00600 Eik 2276 6301 294 - 0 >16 -108 186 na 202 n.Chr. 8,64 67,9 0,0001 DECENT01
VFH00610 Eik 2275 6302 285 + 0 >16 -116 169 na 185 n.Chr. 11,40 71,1 0,0001 DERHMA01
VFH00620 Es 4144 2509 87 + n.v.t. WK -81 6 Zomer/winter
6 n.Chr. - - - via VFH62_63M
VFH00630 Es 4144 2591 56 ca 20 n.v.t. WK -51 5 Zomer/winter
5 n.Chr. - - - via VFH62_63M
*Kapdatum geschat volgens Jansma, E. 2007.
Tabel 2. Relevant statistische resultaten tussen eiken meetreeksen
Meetreeks Reference Ol %PV p THO
VFH080 VFH190 106 63,2 0,01 6,18
VFH310 152 71,4 0,0001 6,81 VFH170
VFH190 158 64,2 0,0005 5,81
VFH290 109 68,8 0,0002 6,27
VFH580 135 66,7 0,0002 5,25 VFH180
VFH590 150 62,3 0,005 5,01
VFH310 167 69,5 0,0001 5,8
VFH300 111 64,4 0,005 5,79
VFH330 119 64,7 0,005 5,11 VFH190
VFH260 107 70,6 0,0001 4,02
VFH260 107 63,1 0,01 4,42 VFH201
VFH370 110 69,5 0,0001 4,02
VFH570 106 67,9 0,0005 5,17 VFH240
VFH290 106 63,2 0,01 4,2
VFH260 VFH370 91 64,3 0,01 5,87
VFH290 VFH590 141 61,3 0,01 4,92
VFH300 VFH310 101 65,3 0,005 6,62
Stichting RING, p/a Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed; Postbus 1600, 3800 BP Amersfoort; 0334217545; [email protected]
5/15
VFH330 107 69,6 0,0001 4,99 VFH310
VFH590 167 61,7 0,005 4,21
VFH330 VFH370 110 74,1 0,0001 7,56
VFH610 262 64,9 0,0001 9,95
VFH590 263 65,6 0,0001 8,08
VFH570 290 63,1 0,0001 7,13 VFH480
VFH600 279 60,9 0,0005 5,39
VFH590 266 64,7 0,0001 7,46
VFH600 291 62,0 0,0001 6,71 VFH570
VFH610 274 57,5 0,02 5,37
VFH610 235 72,6 0,0001 9,46 VFH590
VFH600 252 60,7 0,001 5,3
VFH600 VFH610 277 69,0 0,0001 8,36
Tabel 3. Gemiddelde curven
Meetreeksen Houtsoort RINGcode gemiddelde
curve n 1e jaar ne jaar t %PV p Kalender
VFH240 VFH480 VFH570 VFH590 VFH600 VFH610
Eik VFH6DECE 320 -117 204 15,0 73,6 0,0001 DECENT01
VFH180 VFH290 VFH580
Eik VFH3DESU 191 -40 152 10,3 71,2 0,0001 DESUDE02
VFH080 VFH170 VFH190 VFH201 VFH260 VFH300 VFH310 VFH321 VFH330 VFH370 VFH390
Eik VFH11NLV 204 -47 157 9,33 68,9 0,0001 NLVLAA01
VFH620 VFH630
Es VFH62_63M 87 -81 6 5,23 4,67
64,4 73,6
0,01 0,0001
NLVEEN05 NLROMR01
Stichting RING, p/a Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed; Postbus 1600, 3800 BP Amersfoort; 0334217545; [email protected]
6/15
RING-rapport 2010029, Voorburg, Forum Hadriani ` Bijlage 2A. Tijdspanne van de gedateerde metreeksen
Afbeelding 1. Tijdspanne van de gedateerde monsters. Deze zijn gesorteerd op de laatst gemeten jaarring. Groen: eiken monsters. Oranje: essen monsters. De schatting van de veldatum is niet weergegeven op deze afbeelding. Het grijze gestippelde gebied geeft de spintringen weer en de zwarte punt wijst erop dat de kern in het monster aanwezig is. x-as: kalenderjaar. Bijlage 2B. Afbeeldingen van de gedateerde eiken meetreeksen
Afbeelding 2. Groen: gedateerde meetreeks VFH080 (de cirkel wijst erop dat de kern in het monster aanwezig is); blauw: referentie meetreeks VFH110; y-as: jaarringbreedte in mm*10-2; x-as: kalenderjaar. Het grijze gebied toont de Gleichläufigkeit (percentage van parallelle ringbreedte variaties (%PV) van beide patronen).
Afbeelding 3. Groen: gedateerde meetreeks VFH170 (de cirkel wijst erop dat de kern in het monster aanwezig is); blauw: referentiechronologie NLVLAA01; y-as: jaarringbreedte in mm*10-2; x-as: kalenderjaar. Het grijze gebied toont de Gleichläufigkeit (percentage van parallelle ringbreedte variaties (%PV) van beide patronen).
Afbeelding 4. Groen: gedateerde meetreeks VFH180 (de gestippelde lijn geeft de spintringen weer en de cirkel wijst erop dat de kern in het monster aanwezig is); blauw: referentiechronologie DESUDE02; y-as: jaarringbreedte in mm*10-2; x-as: kalenderjaar. Het grijze gebied toont de Gleichläufigkeit (percentage van parallelle ringbreedte variaties (%PV) van beide patronen).
Stichting RING, p/a Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed; Postbus 1600, 3800 BP Amersfoort; 0334217545; [email protected]
7/15
Afbeelding 5. Groen: gedateerde meetreeks VFH190 (de cirkel wijst erop dat de kern in het monster aanwezig is); blauw: referentiechronologie NLVLAA01; y-as: jaarringbreedte in mm*10-2; x-as: kalenderjaar. Het grijze gebied toont de Gleichläufigkeit (percentage van parallelle ringbreedte variaties (%PV) van beide patronen).
Afbeelding 6. Groen: gedateerde meetreeks VFH201 (de gestippelde lijn geeft de spintringen weer en de cirkel wijst erop dat de kern in het monster aanwezig is); blauw: referentiechronologie NLROMR02; y-as: jaarringbreedte in mm*10-2; x-as: kalenderjaar. Het grijze gebied toont de Gleichläufigkeit (percentage van parallelle ringbreedte variaties (%PV) van beide patronen).
Afbeelding 7. Groen: gedateerde meetreeks VFH240; blauw: referentiechronologie DECENT01; y-as: jaarringbreedte in mm*10-2; x-as: kalenderjaar. Het grijze gebied toont de Gleichläufigkeit (percentage van parallelle ringbreedte variaties (%PV) van beide patronen).
Afbeelding 8. Groen: gedateerde meetreeks VFH260; blauw: referentiechronologie NLRWEG01; y-as: jaarringbreedte in mm*10-2; x-as: kalenderjaar. Het grijze gebied toont de Gleichläufigkeit (percentage van parallelle ringbreedte variaties (%PV) van beide patronen).
Stichting RING, p/a Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed; Postbus 1600, 3800 BP Amersfoort; 0334217545; [email protected]
8/15
Afbeelding 9. Groen: gedateerde meetreeks VFH290 (de cirkel wijst erop dat de kern in het monster aanwezig is); blauw: referentiechronologie EUDLIM01; y-as: jaarringbreedte in mm*10-2; x-as: kalenderjaar. Het grijze gebied toont de Gleichläufigkeit (percentage van parallelle ringbreedte variaties (%PV) van beide patronen).
Afbeelding 10. Groen: gedateerde meetreeks VFH300 (de gestippelde lijn geeft de spintringen weer en de cirkel wijst erop dat de kern in het monster aanwezig is); blauw: referentie meetreeks VFH110; y-as: jaarringbreedte in mm*10-2; x-as: kalenderjaar. Het grijze gebied toont de Gleichläufigkeit (percentage van parallelle ringbreedte variaties (%PV) van beide patronen).
Afbeelding 11. Groen: gedateerde meetreeks VFH310 (de cirkel wijst erop dat de kern in het monster aanwezig is); blauw: referentiechronologie NLVLAA01; y-as: jaarringbreedte in mm*10-2; x-as: kalenderjaar. Het grijze gebied toont de Gleichläufigkeit (percentage van parallelle ringbreedte variaties (%PV) van beide patronen).
Afbeelding 12. Groen: gedateerde meetreeks VFH321 (de cirkel wijst erop dat de kern in het monster aanwezig is); blauw: referentiechronologie NLROMR01; y-as: jaarringbreedte in mm*10-2; x-as: kalenderjaar. Het grijze gebied toont de Gleichläufigkeit (percentage van parallelle ringbreedte variaties (%PV) van beide patronen).
Stichting RING, p/a Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed; Postbus 1600, 3800 BP Amersfoort; 0334217545; [email protected]
9/15
Afbeelding 13. Groen: gedateerde meetreeks VFH330 (de gestippelde lijn geeft de spintringen weer en de cirkel wijst erop dat de kern in het monster aanwezig is); blauw: referentiechronologie NLVLAA01; y-as: jaarringbreedte in mm*10-2; x-as: kalenderjaar. Het grijze gebied toont de Gleichläufigkeit (percentage van parallelle ringbreedte variaties (%PV) van beide patronen).
Afbeelding 14. Groen: gedateerde meetreeks VFH370 (de cirkel wijst erop dat de kern in het monster aanwezig is); blauw: referentiechronologie NLVEEN05; y-as: jaarringbreedte in mm*10-2; x-as: kalenderjaar. Het grijze gebied toont de Gleichläufigkeit (percentage van parallelle ringbreedte variaties (%PV) van beide patronen).
Afbeelding 15. Groen: gedateerde meetreeks VFH390 (de cirkel wijst erop dat de kern in het monster aanwezig is); blauw: referentiechronologie NLVEEN06; y-as: jaarringbreedte in mm*10-2; x-as: kalenderjaar. Het grijze gebied toont de Gleichläufigkeit (percentage van parallelle ringbreedte variaties (%PV) van beide patronen).
Afbeelding 16. Groen: gedateerde meetreeks VFH480 (de gestippelde lijn geeft de spintringen weer en de cirkel wijst erop dat de kern in het monster aanwezig is); blauw: referentiechronologie DECENT01; y-as: jaarringbreedte in mm*10-2; x-as: kalenderjaar. Het grijze gebied toont de Gleichläufigkeit (percentage van parallelle ringbreedte variaties (%PV) van beide patronen).
Stichting RING, p/a Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed; Postbus 1600, 3800 BP Amersfoort; 0334217545; [email protected]
10/15
Afbeelding 17. Groen: gedateerde meetreeks VFH570 (de gestippelde lijn geeft de spintringen weer en de cirkel wijst erop dat de kern in het monster aanwezig is); blauw: referentiechronologie DECENT01; y-as: jaarringbreedte in mm*10-2; x-as: kalenderjaar. Het grijze gebied toont de Gleichläufigkeit (percentage van parallelle ringbreedte variaties (%PV) van beide patronen).
Afbeelding 18. Groen: gedateerde meetreeks VFH580 (de cirkel wijst erop dat de kern in het monster aanwezig is); blauw: referentiechronologie DESUDE02; y-as: jaarringbreedte in mm*10-2; x-as: kalenderjaar. Het grijze gebied toont de Gleichläufigkeit (percentage van parallelle ringbreedte variaties (%PV) van beide patronen).
Afbeelding 19. Groen: gedateerde meetreeks VFH590 (de gestippelde lijn geeft de spintringen weer en de cirkel wijst erop dat de kern in het monster aanwezig is); blauw: referentiechronologie DECENT01; y-as: jaarringbreedte in mm*10-2; x-as: kalenderjaar. Het grijze gebied toont de Gleichläufigkeit (percentage van parallelle ringbreedte variaties (%PV) van beide patronen).
Afbeelding 20. Groen: gedateerde meetreeks VFH600 (de cirkel wijst erop dat de kern in het monster aanwezig is); blauw: referentiechronologie DECENT01; y-as: jaarringbreedte in mm*10-2; x-as: kalenderjaar. Het grijze gebied toont de Gleichläufigkeit (percentage van parallelle ringbreedte variaties (%PV) van beide patronen).
Stichting RING, p/a Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed; Postbus 1600, 3800 BP Amersfoort; 0334217545; [email protected]
11/15
Afbeelding 21. Groen: gedateerde meetreeks VFH610; blauw: referentiechronologie DERHMA01; y-as: jaarringbreedte in mm*10-2; x-as: kalenderjaar. Het grijze gebied toont de Gleichläufigkeit (percentage van parallelle ringbreedte variaties (%PV) van beide patronen).
Afbeelding 22. Bruin: gedateerde gemiddelde curve VFH6DECE; blauw: referentiekalender DECENT01; y-as: jaarringbreedte in mm*10-2; x-as: kalenderjaar. Het grijze gebied toont de Gleichläufigkeit (percentage van parallelle ringbreedtevariaties (%PV) van beide patronen).
Afbeelding 23. Bruin: gedateerde gemiddelde curve VFH3DESU; blauw: referentiekalender DESUDE02; y-as: jaarringbreedte in mm*10-2; x-as: kalenderjaar. Het grijze gebied toont de Gleichläufigkeit (percentage van parallelle ringbreedtevariaties (%PV) van beide patronen).
Afbeelding 24. Bruin: gedateerde gemiddelde curve VFH11NLV; blauw: referentiekalender NLVLAA01; y-as: jaarringbreedte in mm*10-2; x-as: kalenderjaar. Het grijze gebied toont de Gleichläufigkeit (percentage van parallelle ringbreedtevariaties (%PV) van beide patronen).
Stichting RING, p/a Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed; Postbus 1600, 3800 BP Amersfoort; 0334217545; [email protected]
12/15
Bijlage 2C. Afbeeldingen van de gedateerde essen meetreeksen
Afbeelding 25. Visuele synchronisatie tussen de gedateerde essen meetreeksen VFH620 (oranje) en VFH630 (grijs). Deze meetreeksen zijn gemiddeld tot de curve VFH62_63M; y-as: jaarringbreedte in mm*10-2; x-as: jaarringnummer. Het grijze gebied toont de Gleichläufigkeit (percentage van parallelle ringbreedtevariaties (%PV) van beide patronen).
Afbeelding 26. Bruin: gedateerde gemiddelde curve VFH62_63M; blauw: referentiekalender NLVEEN05; y-as: jaarringbreedte in mm*10-2; x-as: kalenderjaar. Het grijze gebied toont de Gleichläufigkeit (percentage van parallelle ringbreedtevariaties (%PV) van beide patronen).
Afbeelding 27. Bruin: gedateerde gemiddelde curve VFH62_63M; blauw: referentiekalender NLROMR01; y-as: jaarringbreedte in mm*10-2; x-as: kalenderjaar. Het grijze gebied toont de Gleichläufigkeit (percentage van parallelle ringbreedtevariaties (%PV) van beide patronen).
Stichting RING, p/a Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed; Postbus 1600, 3800 BP Amersfoort; 0334217545; [email protected]
13/15
RING-rapport 2010029, Voorburg, Forum Hadriani Bijlage 3. Toelichting op de resultaten van de dendrochronologische analyse Houtsoort = Het hout wordt door ons enkel gedetermineerd ten behoeve van de datering. Alleen de genus, bijv. Den
(Pinus), wordt bepaald. Verdere soortbepaling, zoals bijv. grove den (Pinus sylvestris), blijft in principe achterwege, tenzij deze eenvoudig vastgesteld kan worden. Een uitzondering hierop is Abies alba (Zilverspar), de enige soort Abies die in het verleden in Nederland is toegepast.
Kern = (Geschatte afstand tot) de eerstgevormde (oudste) jaarring in de stam. Spint = Aantal gemeten ringen spinthout. Volgens Hollstein (1980) heeft eik een gemiddeld aantal spintringen van 16 ± 5 bij een boom tot 100 jaar oud, 20 ± 6 bij een boom van 100 tot 200 jaar oud, en 26 ± 8 bij een boom ouder dan 200 jaar. Wij gebruiken een nieuwe, bijgestelde spinthoutberekening voor archeologisch/ historisch constructiehout dat dateert met Nederlandse en Duitse chronologieën (Jansma 2007). Bij eikenhout uit het Baltische gebied is het gemiddelde aantal spintringen iets lager dan in West Europa, 15 (+9/-6) (Wazny, 1990). Grove den, (Pinus sylvestris) heeft weliswaar ook duidelijk zichtbaar spinthout, maar doordat het aantal spinthoutringen onregelmatig is, is een schatting van de velddatum niet mogelijk. Fijnspar, (Picea abies) heeft geen spinthout. Uiteraard geeft een aanwezige wankant wel de precieze kapdatum van de boom.
Wankant = Het geschatte aantal jaarringen tot de wankant, d.w.z. tot de laatstgevormde jaarring (direct onder de
bast), nodig voor een absolute datering van de veldatum.
Veldatum = De datum waarop de boom geveld is. Als er wankant aanwezig is, is er een absolute datering mogelijk. Als er spintringen aanwezig zijn, of zelfs alleen spintgrens, wordt de veldatum berekend door het aantal ontbrekende spintringen te berekenen. Als er bij een eik van 100 tot 200 jaar oud b.v. 4 spintringen gemeten zijn, is het geschatte aantal ontbrekende spintringen dus 16 ± 6. Dit getal wordt bij de datering
opgeteld. Als er geen spintringen meer op het monster aanwezig zijn, is het onbekend hoeveel kernhoutringen er nog ontbreken . De veldatum ligt dan een onbekend aantal jaren ná de datering van de laatste (jongste) ring + de schatting van het ontbrekende aantal spinthoutringen. Bij een boom, die 100 tot 200 jaar oud is, is de veldatum dus xxxx AD + 20 (± 6) + X.
n = Totaal aantal jaarringen in het houtmonster. x = Geschat aantal missende ringen (kernhout en/of spinthout) tot de wankant. %PV = “Gleichlaufigkeit” (Duitse term) of “Percentage of Parallel Variation” (Engelse term); het percentage van de ringen in het onderzochte jaarringpatroon die aan de referentiechronologie identieke toe- en afnames van de breedte vertonen op de door de datering van het patroon aangegeven positie t.a.v. de referentiechronologie. De significantie van dit percentage is een functie van de lengte in jaren van het onderzochte jaarringpatroon en de referentie chronologie. t = De waarde die resulteert uit een Students t-test op de kruiscorrelatie die behoort bij de beste “match” tussen het onderzochte jaarringpatroon en de referentiechronologie. P = De kans (uitgedrukt als een fractie van 1) dat de gevonden waarde voor %PV per toeval optreedt, dus niet op een datering duidt.
Stichting RING, p/a Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed; Postbus 1600, 3800 BP Amersfoort; 0334217545; [email protected]
14/15
RING-rapport 2010029, Voorburg, Forum Hadriani Bijlage 4. Gebruikte referentiechronologieën DECENT01 West-Duitsland (Hollstein, 1980). DERHMA01 Rhein, Main Duitsland (Hollstein, 1980). DESUDE02 Zuid-Duitsland (Huber and Becker, n.p.). EUDLIM01 Hout toegepast in Limburg + Centraal-/Zuid-Duitsland (EU Contractnr. ENV4-CT95-0127). NLROMR01 Midden Nederland natte standplaatsen (Jansma, 1995). NLROMR02 Nederland natte groeigebieden (Jansma 1995, uitgebreide versie Stichting Ring n.p.) NLRWEG01 Romeinse weg Nederland (Hanraets, n.p.). NLVEEN05 veeneiken uit Abcoude, Weesp, Diemen, Vinkeveen, Nederland (Hanraets, n.p.). NLVEEN06 Veengebieden Nederland (Visser, n.p.). NLVLAA01 Nederland en Vlaanderen (Jansma & Hanraets, 2004).
Stichting RING, p/a Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed; Postbus 1600, 3800 BP Amersfoort; 0334217545; [email protected]
15/15
RING-rapport 2010029, Voorburg, Forum Hadriani Bijlage 5. Literatuur Helmond, N. van, 2008. Forum Hadriani: A dendrochronological study to determine the age and origin of wood from a
Roman quay and landing stage. BSc Thesis (ongepubliceerd), Universiteit Utrecht. Hollstein, E., 1980. Mitteleuropäische Eichenchronologie. Verlag Phillipp von Zabern, Mainz am Rhein. Jansma, E., 1995. Rememberings, The development and application of local and regional tree-ring chronologies of oak for
the purposes of archaeological and historical research in the Netherlands. Diss. UvA (Nederlandse Archeologische Rapporten 19), 150 pp.
Jansma, E., 2007: Datering, herkomst en bouwvolgorde van De Meern 4. In: T. de Groot & J.-M.A.W. Morel (red.), 2007:
Het schip uit de Romeinse tijd De Meern 4 nabij boerderij de Balije, Leidsche Rijn, gemeente Utrecht. Waardestellend onderzoek naar de kwaliteit van het schip en het conserverend vermogen van het bodemmilieu. RACM.
Jansma, E., & E. Hanreats 2004: Dating Flanders. Towards a Flemish tree-ring chronology of oak, in: E. Jansma, A. Brauning, H. Gärtner & G. Schleser (eds.), Tree-rings in archaeology, climatology and ecology (TRACE) 2, Proceedings of the Dendrosymposium 2003, Jülich (Schriften des Forschungszentrum Jülich, Reihe Umwelt 44), 131-138.
Wazny, T., 1990. Aufbau und Anwendung der Dendrochronologie fuer Eichenholz in Polen. Dissertatie Universiteit van
Hamburg.
Bijlagen 6 Sporen en structuren uit de Romeinse tijd Tabel 6.2 Kadepalen Werkput 1 Tabel 6.3 Uitgetrokken kadepalen Werkput 1 Tabel 6.4 Kadepalen Werkput 2 ‐ fase 1 Tabel 6.5 Kadepalen Werkput 2 ‐ fase 2 Tabel 6.6 Waterputten Tabel 6.7 Fasering Romeinse sporen
SPOOR VONDST SPECIES PUNTVORM GEKLIEFD KANTRECHT OPM PAALLENGTE BREEDTE DIKTE PUNTLENGTE INGEHEID INHEIEN TOT LENGTEPLANKEN NXT PL AFSTAND NXT PL AFSTAND VERZAKT VERZAK VERZAK SCHORS RINGEN SPINTHOUT DENDRO HERKOMST
(CM) (CM) (CM) (CM) TOT IN STUIFZAND NZ NXT PL NZ WO NXT PL WO RICHTING HOEK
L= KADEPAAL
R = OEVERPAAL (NAP) (CM) (CM) (CM)
NOORDELIJKE OEVERZONE
S373 5913 QUER‐ROB PV6 N J 110 19 17 102 ‐2,22 VOLLEDIG IN STRAND‐WAL S73 N S372 10 S371 100 N NVT NVT N 180 N > 112 na Chr. DERHMA01
S372 5912 QUER‐ROB PV6 N J
PAAL VOLLEDIG VERROT, NIET
MEEGENOMEN 61 20 16 61 ‐1,68 VOLLEDIG IN STRAND‐WAL S73 N S375 18 NVT NVT N NVT NVT N ONGESCHIKT ONGESCHIKT ONGESCHIKT ONGESCHIKT
S375 5911 QUER‐ROB PV7 N J
PAAL VOLLEDIG VERROT, NIET
MEEGENOMEN 76 25 20 76 ‐2,12 VOLLEDIG IN STRAND‐WAL S73 N NVT NVT S368 50 N NVT NVT N ONGESCHIKT ONGESCHIKT ONGESCHIKT ONGESCHIKT
S371 5932 QUER‐ROB PV6 N J 114 26 114 ‐2,28 VOLLEDIG IN STRAND‐WAL S73 N S408 ONG. 1100 NVT NVT N NVT NVT N 118 N > 142 na Chr. DESUDE02V
S368 5914 QUER‐ROB PV6 N J 132 30 26 89 ‐2,24 VOLLEDIG IN STRAND‐WAL S73 S376 NVT NVT NVT NVT N NVT NVT N 222 J 135 ± 6 na Chr. DECENT01V
WESTELIJKE OEVERZONE
S408 6503? QUER‐ROB PV4 N J GEEN COUPE 140 27 22 140 ‐2,64 VOLLEDIG IN STRAND‐WAL S74 N S150 305 S400 N NVT NVT N NG NG NG NG
S400 6555 QUER‐ROB PV4 N J MOGELIJK EERDERE FASE 94 20 94 ‐2,05 84 CM IN S71 N S385 NVT NVT N NVT NVT N 107 N > 47 na Chr. DECENT01V
S150 6701 QUER‐ROB PV8‐4 N J
S43 & S71MEEGETROKKEN BIJ
INHEIEN 217 34 27 175 ‐3,18 178 CM IN S73 N S399 = S55 360 S385 N NVT NVT N NG NG NG NG
S385 ? ONBEKEND MOGELIJK EERDERE FASE ‐1,86 S452 NVT NVT
S399 = S55 6554 QUER‐ROB PV8‐4 N J GEEN COUPE 200 34 27 87 N S53 545 S452 N NVT NVT N NG NG NG NG
S452 6700 ONBEKEND
MOGELIJK EERDERE FASE, GEEN
COUPE ‐1,77 N NVT NVT NVT NVT N NVT NVT N NG NG NG NG
S53 6434 QUER‐ROB PV4 N J 208 36 31 168 ‐3,36 126 CM IN S73 N S52 330 NVT NVT N NVT NVT N 266 J 213 ± 12 na Chr. DECENT01
S52 6433 QUER‐ROB PV4 N J
S45 MEEGETROKKEN BIJ INHEIEN,
PAALSCHADUW S114 214 31 28 162 ‐3,02 54 CM IN S73 S364 S361 320 NVT NVT N NVT NVT N 261 J 212 ± 13 na Chr. DECENT01
S361 6432 QUER‐ROB PV4 N J
S29 & S45 MEEGETROKKEN BIJ
INHEIEN 222 33 30 182 ‐3,06 62 CM IN S73 S364 S362 265 NVT NVT N NVT NVT N 266 N > 197 na Chr. DERHMA01
S362 6431 QUER‐ROB PV4 N J S45 MEEGTROKKEN BIJ INHEIEN 222 33 31 208 ‐3,36 88 CM IN S73 S364 S363 290 NVT NVT N NVT NVT N 186 N > 131 na Chr. EUDLIM01
S363 6430 QUER‐ROB PV5 N J S45 MEEGTROKKEN BIJ INHEIEN 206 33 140 ‐3,16 52 CM IN S73 S364 NVT NVT NVT NVT N NVT NVT N 240 N > 143 na Chr. DERHMA01
IN 20e EEUW GELICHT EN OP ZIJN KOP HERPLAATST
S54 6459 QUER‐ROB PV4 N J
EERDER GELICHT MOGELIJK BIJ
BOUW AULA, OMGEKEERD 127 34 28 87 NVT NVT NVT NVT NVT NVT NVT N NVT NVT N 273 N > 195 na Chr. DECENT01V
TABEL 6.2 KADEPALEN WERKPUT 1
SPOOR VONDST SPECIES PUNTVORM GEKLIEFD KANTRECHT OPM PAALLENGTE BREEDTE DIKTE PUNTLENGTE INGEHEID INHEIEN TOT LENGTEPLANKEN NXT PL AFSTAND NXT PL AFSTAND VERZAKT VERZAK VERZAK SCHORS RINGEN SPINTHOUT DENDRO HERKOMST
(CM) (CM) (CM) (CM) TOT IN STUIFZAND NZ NXT PL NZ WO NXT PL WO RICHTING HOEK
(NAP) (CM) (CM) (CM)
NOORDELIJKE OEVERZONE
S370 NVT NVT NVT NVT NVT UITGETROKKEN PAAL NVT NVT NVT NVT ‐1,78
VOLLEDIG IN
STRAND‐WAL NVT S369 155 NVT NVT N NVT NVT N NVT NVT NVT NVT
S369 NVT NVT NVT NVT NVT UITGETROKKEN PAAL NVT NVT NVT NVT ‐1,84
VOLLEDIG IN
STRAND‐WAL NVT S409 ONG. 875 NVT NVT N NVT NVT N NVT NVT NVT NVT
WESTELIJKE OEVERZONE
S409 NVT NVT NVT NVT NVT UITGETROKKEN PAAL NVT NVT NVT NVT ‐1,61
VOLLEDIG IN
STRAND‐WAL NVT S427 150 ONG. 150 CM TOT HOUTEN PALENRIJ WP1 NVT N NVT NVT N NVT NVT NVT NVT
S427 6604 QUER‐ROB NVT N J
PAALPUNT IN UITGEWRIKT
PAALGAT 38 12 38 ‐1,66
VOLLEDIG IN
STRAND‐WAL NVT S428 440 ONG. 150 CM TOT HOUTEN PALENRIJ WP1 NVT J Z 26 N NG NG NG NG
S428 NVT NVT NVT NVT NVT UITGETROKKEN PAAL NVT NVT NVT NVT ‐2,06
VOLLEDIG IN
STRAND‐WAL NVT S300 310 ONG. 150 CM TOT HOUTEN PALENRIJ WP1 NVT N NVT NVT N NVT NVT NVT NVT
S300 NVT NVT NVT NVT NVT
RECHTSTANDIG UITGETROKKEN
PAAL NVT NVT NVT NVT ‐2,08 VOLLEDIG IN S71 NVT S299 150 ONG. 150 CM TOT HOUTEN PALENRIJ WP1 NVT N NVT NVT N NVT NVT NVT NVT
S299 NVT NVT NVT NVT NVT
RECHTSTANDIG UITGETROKKEN
PAAL NVT NVT NVT NVT ‐2,1 VOLLEDIG IN S71 NVT S153 925 ONG. 150 CM TOT HOUTEN PALENRIJ WP1 NVT N NVT NVT N NVT NVT NVT NVT
S153 NVT NVT NVT NVT NVT
UITTREKINGSSPOREN PLUS
UITGETROKKEN PAAL NVT NVT NVT NVT ‐2,24 48 CM IN S71 NVT S152 125 ONG. 150 CM TOT HOUTEN PALENRIJ WP1 NVT N NVT NVT N NVT NVT NVT NVT
S152 NVT NVT NVT NVT NVT
UITTREKINGSSPOREN PLUS
UITGETROKKEN PAAL NVT NVT NVT NVT ‐2,22 VOLLEDIG IN S71 NVT S1417 455 ONG. 150 CM TOT HOUTEN PALENRIJ WP1 NVT N NVT NVT N NVT NVT NVT NVT
S1417 NVT NVT NVT NVT NVT
UITTREKINGSSPOREN PLUS
UITGETROKKEN PAAL NVT NVT NVT NVT ‐2,17 36 CM IN S71 NVT S1416 145 ONG. 150 CM TOT HOUTEN PALENRIJ WP1
S1416 NVT NVT NVT NVT NVT
UITTREKINGSSPOREN PLUS
UITGETROKKEN PAAL NVT NVT NVT NVT ‐1,88 52 CM IN S71 NVT S1415 150 ONG. 150 CM TOT HOUTEN PALENRIJ WP1 NVT N NVT NVT N NVT NVT NVT NVT
S1415 NVT NVT NVT NVT NVT
UITTREKINGSSPOREN PLUS
UITGETROKKEN PAAL NVT NVT NVT NVT ‐2,26 16 CM IN S71 NVT S102 300 ONG. 150 CM TOT HOUTEN PALENRIJ WP1 NVT N NVT NVT N NVT NVT NVT NVT
S102 NVT NVT NVT NVT NVT UITGETROKKEN PAAL NVT NVT NVT NVT ‐2 NVT S112 150 ONG. 150 CM TOT HOUTEN PALENRIJ WP1 NVT N NVT NVT N NVT NVT NVT NVT
S112 NVT NVT NVT NVT NVT UITGETROKKEN PAAL NVT NVT NVT NVT ‐1,94 NVT NVT NVT ONG. 150 CM TOT HOUTEN PALENRIJ WP1 NVT N NVT NVT N NVT NVT NVT NVT
TABEL 6.3 UITGETROKKEN KADEPALEN WERKPUT 1
SPOOR VONDST SPECIES PUNTVORM GEKLIEFD KANTRECHT OPM PAALLENGTE BREEDTE DIKTE PUNTLENGTE INGEHEID INHEIEN TOT DECOMPOSITIE LENGTEPLANKEN NXT PL AFSTAND NXT PL AFSTAND VERZAKT VERZAK VERZAK SCHORS RINGEN SPINTHOUT DENDRO HERKOMST
L = KADEPAAL (CM) (CM) (CM) (CM) TOT IN STUIFZAND TOT NZ NXT PL NZ WO NXT PL WO RICHTING HOEK
M = MIDDENPAAL
R = OEVERPAAL PAALSCHADUW (NAP) S2114 (CM) (NAP) (CM) (CM)
S2304 6460 QUER‐ROB PV4 N PAALSCHADUW S2343 VANAF ‐0,90 100 20 14 100 ‐2,22 50 ‐1,22 S2303 220 NVT NVT N NVT NVT N 133 N > 94 na Chr. DERHMA01 S2304
S2280 6427 QUER‐ROB PV4 N J STOMPE PUNT, PAAL UITGEWIPT 210 24 18 74 ‐3,24 142 ‐1,14 1X: S2278 S2281 125 NVT NVT J W 24 N 141 N > 114 na Chr. EUDLIM01 S2280
S2281 6426 QUER‐ROB PV4 N J PAAL UITGEWIPT 177 25 24 64 ‐2,38 58 ‐1,06 1X: S2278 S2285 450 S2303 245 J W 45 N 150 N ONGESCHIKT ONGESCHIKT S2281
S2303 6448 QUER‐ROB PV4 N J 132 23 25 75 ‐2,44 73 ‐1,09 S2302 135 NVT NVT J W 2 N NG NG NG NG S2303
S2282 6511 QUER‐ROB PV4 N J
GAT (12x25CM) VOOR PEN‐GAT OP 79CM
VAN PUNT, 12CM DIEP 174 30 20 56 ‐2,44 63 ‐1,16 1X: S2283 ≈ S2279 S2284 295 S2301 40 J W 62 N 196 J 155 na Chr. ± 8 DECENT01 S2282
S2301 6510 QUER‐ROB PV4 N J PAAL UITGEWIPT 125 24 17 45 ‐2,34 59 ‐1,18 S2297 295 S2299 40 J W 33 N 150 J 168 na Chr. ± 8 NLBRUG01 S2301
S2299 6509 QUER‐ROB PV4 N J KNOEST 63 CM BOVEN PUNT 103 22 21 67 ‐2,02 30 ‐1,18 S2295 160 S2302 150 J W 45 N 197 N > 98 na Chr. DECENT01 S2299
S2302 6449 QUER‐ROB PV6 N J
LANGE, SCHERPE PUNT. VERROT,
WEGGEGOOID 110 20 105 ‐2,21 48 ‐1,18 S2294 320 NVT NVT N NVT NVT N NVT ONGESCHIKT ONGESCHIKT ONGESCHIKT S2302
S2284 6518 QUER‐ROB PV4 N J PAAL UITGEWIPT 164 24 22 57 ‐1,9 26 ‐1,08 2X: S2279, S2328 S2285 60 S2297 42 J W 64 N 98 N > 158 na Chr. NLBRUG01 S2284
S2297 6516 QUER‐ROB PV4 N J PAAL UITGEWIPT 136 26 22 43 ‐2,15 48 ‐0,88 NVT NVT S2295 44 J W 28 N 124 J 161 na Chr. ± 3 VFH110 S2297
S2295 6517 QUER‐ROB PV4 N J
GAT (10x20CM) OP 54CM VAN PUNT ‐ IN
MIDDEN, PAAL UITGEWIPT 106 26 20 41 ‐2,26 54 ‐0,78 NVT NVT NVT NVT J W 27 N 207 J 156 na Chr. ± 3 DECENT01 S2295
S2285 6514 QUER‐ROB PV4 N J PAAL UITGEWIPT 165 31 25 68 ‐2,2 46 ‐1,12 2X: S2279, S2152 S2286 170 S2294 250 J W 54 N 111 J 155 na Chr. ± 5 VFH110 S2285
S2294 6513 QUER‐ROB PV4 N J
GEBROKEN IN VELD, GERAAKT DOOR
KRAAN, ONDERKANT S2326 128 27 18 88 ‐2,26 52 ‐0,7 S2292 225 NVT NVT N NVT NVT N NG NG NG NG S2294
S2286 6515 QUER‐ROB PV4 N J
30CM TEN OOSTEN IS GAT INGEHEIDE PAAL
ZICHTBAAR, TOT ‐2,02
197 23 19 75 ‐2,98 98 ‐1,25 1X: S2152 S2287 265 S2292 255 J W 26 N 150 J 157 na Chr. ± 7 DESUDE02 S2286
S2292 6567 QUER‐ROB PV4 N J 91 17 17 83 ‐2,12 44 ‐1,12 S2291 80 NVT NVT N NVT NVT N 124 N > 32 na Chr. EUDLIM01 S2292
S2291 6454 QUER‐ROB PV4 N J 131 25 23 74 ‐2,34 64 ‐1,06 S2290 505 NVT NVT N NVT NVT N 136 J 160 na Chr. ± 4 NLVLAA01 S2291
S2287 6457 QUER‐ROB
PV5 (EINDPUNT)
PV2 HELE PUNT N J BOVENKANT OOK AANGEKAPT 126 24 22 78 ‐2,02 32 ‐1,14 1X: S2152 S2288 175 NVT NVT J W 34 J 159 N > 127 na Chr. NLVLAA01 S2287
S2288 6461 QUER‐ROB PV3 N J 177 20 71 ‐2,88 118 ‐1,22 1X: S2152 S2149 145 NVT NVT N NVT NVT N 175 J 159 na Chr. ± 8 DESUDE02V S2288
S2149 6462 QUER‐ROB PV4 N J VERROT, WEGGEGGOID 114 24 23 61 ‐2,18 38 ‐1,12 1X: S2152 S2150 155 NVT NVT J W 20 N NVT ONGESCHIKT ONGESCHIKT ONGESCHIKT S2149
S2150 6313 QUER‐ROB PV4 N J PARALLELLE BEWERKINGSSPOREN 182 30 19 80 ‐3,02 122 ‐1,15 1X: S2152 S2151 160 S2134 245 N NVT NVT N 167 N > 144 na Chr. DESUDE02V S2150
S2134 6314 QUER‐ROB PV6 N J PAALSCHADUW VANAF ‐0,64 117 27 24 83 ‐2,22 56 ‐0,64 S2147 300 NVT NVT N NVT NVT N 154 J 160 na Chr. ± 6 NLROMR02 S2134
S2151 6312 QUER‐ROB PV4 N J PAALSCHADUW VANAF ‐1,04 103 25 25 50 ‐2,08 22 ‐1,04 1X: S2152 S2265 145 NVT NVT N NVT NVT N 167 J 151 na Chr. ± 8 NLVLAA01 S2151
S2265 6311 QUER‐ROB PV4 N J PAALSCHADUW S2235 VANAF ‐1,02 164 26 18 82 ‐2,84 102 ‐1,24 1X: S2152 S2264 150 S2147 240 J W 15 N 146 N > 132 na Chr. DESUDE02V S2265
S2147 6536 QUER‐ROB PV4 N J
GEBROKEN IN VELD, GERAAKT DOOR
KRAAN 105 29 23 78 ‐2,23 38 ‐1,28 S2132 245 NVT NVT N NVT NVT N 133 N > 146 na Chr. NLVEEN06 S2147
S2264 6478 QUER‐ROB PV4 N J PAALSCHADUW S2236 VANAF ‐1,03 164 31 20 59 ‐2,8 94 ‐1,16 1X: S2152 S2259 145 NVT NVT J W 10 N 146 N > 154 na Chr. DESUDE02V S2264
S2259 6315 QUER‐ROB PV4 N J PAALSCHADUW S2237 VANAF ‐0,98 170 24 21 73 ‐2,56 74 ‐1,09 1X: S2152 S2258 155 S2307 265 J W 20 N 144 J 162 na Chr. ± 7 DESUDE02V S2259
S2307 NVT NVT NVT NVT NVT UITGETROKKEN PAAL NVT NVT NVT NVT ‐2,05 26 NVT S2255 610 NVT NVT NVT NVT NVT NVT NVT NVT NVT NVT S2307
S2258 6316 QUER‐ROB PV2 N J PAALSCHADUW S2238 VANAF ‐0,99 121 25 20 68 ‐2,04 24 ‐1,04 S2239 150 NVT NVT J W 43 N 145 J 151 na Chr. ± 7 NLVLAA01 S2258
S2239 6319 QUER‐ROB PV4 N J
PAAL UITGEWIPT, PAALSCHADUW VANAF ‐
0,98 159 26 20 72 ‐2,88 92 ‐0,98 S2252 150 NVT NVT J W 12 N 191 J 166 na Chr. ± 10 DESUDE02V S2239
S2252 6481 QUER‐ROB PV4 N J PAAL UITGEWIPT, OUD SPRNR S2191 170 28 18 62 ‐2,66 82 ‐1,1 1X: S2099 S2194 155 NVT NVT J W 28 N 164 J 167 na Chr. ± 8 DESUDE02V S2252
S2194 6480 QUER‐ROB PV4 N J
KNOEST 34CM VANAF BOVENKANT TOT
47CM 192 25 19 68 ‐2,06 24 ‐0,96 1X: S2099 S2254 150 S2255 265 J W 67 N 102 N > 148 na Chr. NLVEEN06 S2194
S2255 NVT NVT NVT NVT NVT UITGETROKKEN PAAL ‐1,86 TOT IN S2113 ‐1,25 S2244 290 NVT NVT N NVT NVT NVT NVT NVT NVT NVT S2255
S2254 6479 QUER‐ROB PV4 N J PAALSCHADUW S2187 VANAF ‐1,08 115 24 80 ‐2,16 34 ‐1,19 1X: S2099 S2242 125 NVT NVT J W 29 N 162 N > 168 na Chr. NLVLAA01 S2254
S2242 6436 PV4 N J
PAALSCHADUW S2188 VANAF ‐1,05. NIET
VERZAKT, MAAR BOVENZIJDE SCHEEF 170 18 75 ‐2,78 98 ‐1,15 1X: S2099 S2193 130 S2244 245 N NVT NVT N 144 N > 117 na Chr. DESUDE02V S2242
S2244 6437 QUER‐ROB PV4 N J
PAALSCHADUW S2200 VANAF ‐0,98. V6437,
FOUTIEF INGEVOERD ALS V6477
101 24 62 ‐2,12 28 ‐1,15 S2079 580 NVT NVT N NVT NVT N 135 N > 146 na Chr. NLVLAA01 S2244
S2193 6435 QUER‐ROB PV4 N J PAALSCHADUW S2192 VANAF ‐1,09. 172 31 18 76 ‐2,06 26 ‐1,11 1X: S2099 S2101 158 NVT NVT J W 47 N 107 N > 140 na Chr. NLRWEG01 S2193
S2101 3798 QUER‐ROB PV4 N J PAAL UITGEWIPT 265 31 25 85 ‐2,08 40 ‐1,02 4X: S2099, S2097, S2102, S2111 S2096 158 NVT NVT J W 82 N 144 J 158 na Chr. ± 4 NLROMR01 S2101
S2096 3799 QUER‐ROB PV4 N J PAAL UITGEWIPT, S2005 AFGEZET OP PAAL 180 30 25 90 ‐2,09 34 ‐1 2X: S2099, S2097 S2095 156 NVT NVT J W 65 N 112 N > 143 na Chr. NLROMR01 S2096
S2095 3370 QUER‐ROB PV4 N J PAAL UITGEWIPT 124 25 25 75 ‐2,18 30 ‐1,02 1X: S2099 S2094 130 S2079 260 J W 35 N 110 N > 159 na Chr. NLVEEN05 S2095
S2079 3768 QUER‐ROB PV4 N J PAALSCHADUW VANAF ‐0,80 107 31 20 65 ‐2,29 44 ‐0,75 NVT NVT NVT NVT J W 14 N 185 N > 156 na Chr. NLVLAA01 S2079
S2094 6257 QUER‐ROB NVT N J
PAALSCHADUW VANAF ‐0,42, PAAL
UITGEWIPT 124 28 27 124 ‐2,28 42 ‐1,04 NVT NVT NVT NVT J W 18 N NG NG NG NG S2094
TABEL 6.4 KADEPALEN WERKPUT 2 ‐ Fase 1
Tabel 6.2 Kadepalen werkput 1
SPOOR VONDST SPECIES PUNTVORM GEKLIEFD KANTRECHT OPM PAALLENGTE BREEDTE DIKTE PUNTLENGTE INGEHEID INHEIEN TOT DECOMPOSITIE LENGTEPLANKEN NXT PL AFSTAND NXT PL AFSTAND VERZAKT VERZAK VERZAK SCHORS RINGEN SPINTHOUT DENDRO HERKOMST
L = KADEPAAL (CM) (CM) (CM) (CM) TOT IN STUIFZAND TOT NZ NXT PL NZ WO NXT PL WO RICHTING HOEK
M = MIDDENPAAL S2114
R = OEVERPAAL PAALSCHADUW (NAP) (CM) (NAP) (CM) (CM)
S2329 6475 QUER‐ROB PV4 N J 222 33 197 ‐3,51 172 ‐1,29 1X: S2277 S2276 275 NVT NVT N NVT NVT N 309 WANKANT ZOMER 205 na Chr. DECENT01 S2329
S2276 6301 QUER‐ROB PV4 N J 204 34 29 183 ‐3,43 156 ‐1,39 1X: S2277 S2275 260 S2298 260 N NVT NVT N 292 N > 202 na Chr. DECENT01 S2276
S2298 6383 QUER‐ROB PV4 N J GEBROKEN IN VELD, GERAAKT DOOR KRAAN 95 21 21 81 ‐2,19 34 ‐1,24 S2296 290 NVT NVT N NVT NVT N NVT ONGESCHIKT ONGESCHIKT ONGESCHIKT S2298
S2275 6302 QUER‐ROB PV4 N J 218 33 28 190 ‐3,42 159 ‐1,24 1X: S2277 S2274 330 S2296 275 N NVT NVT N 285 N > 185 na Chr. DERHMA01 S2275
S2296 6476 QUER‐ROB PV6 N J 97 18 17 97 ‐2,12 38 ‐1,15 S2289 580 S2293 225 N NVT NVT N 69 N > 42 voor Chr. DESAMO03 S2296
S2293 6512 QUER‐ROB PV6 N J
PAALSCHADUW VANAF ‐0,88. GEBROKEN IN
VELD, GERAAKT DOOR KRAAN. VERROT, 105 14 13 97 ‐2,01 28 ‐0,96 S2290 810 NVT NVT N NVT NVT N NVT ONGESCHIKT ONGESCHIKT ONGESCHIKT S2293
S2274 6303 QUER‐ROB PV4 N J 212 33 28 187 ‐3,31 158 ‐1,24 1X: S2277 S2273 270 NVT NVT N NVT NVT N 238 N > 197 na Chr. DECENT01 S2274
S2273 6304 QUER‐ROB PV4 N J 207 32 25,5 182 ‐3,38 155 ‐1,31 1X: S2277 S2272 290 S2289 270 N NVT NVT N 259 N > 190 na Chr. DECENT01 S2273
S2289 6453 QUER‐ROB PV4 N J
AFGEBROKEN, KLEIN RESTSTUKJE. REST
VERROT, WEGGEGOOID 52 14 14 52 ‐1,76 10 ‐1,24 S2145 280 NVT NVT N NVT NVT N NVT ONGESCHIKT ONGESCHIKT ONGESCHIKT S2289
S2272 6305 QUER‐ROB PV4 N J 223 36 27 193 ‐3,48 160 ‐1,25 1X: S2277 S2271 320 S2145 290 N NVT NVT N 245 N > 190 na Chr. DECENT01 S2272
S2145 6452 QUER‐ROB N J
PAALSCHADUW VANAF ‐0,89. GEBROKEN IN
VELD, GERAAKT DOOR KRAAN 70 13 13 ‐1,84 8 ‐1,14 S2148 330 S2290 220 N NVT NVT N NG NG NG NG S2145
S2290 6463 QUER‐ROB PV4 N J
PAALSCHADUW S2146 VANAF ‐0,95. GEBROKEN
IN VELD, GERAAKT DOOR KRAAN. VERROT,
78 11 11 78 ‐1,96 26 ‐1,18 S2192 375 NVT NVT N NVT NVT N NVT ONGESCHIKT ONGESCHIKT ONGESCHIKT S2290
S2271 6306 QUER‐ROB PV4 N J 199 35 31 173 ‐3,41 152 ‐1,42 S2270 280 S2148 305 N NVT NVT N 292 N > 205 na Chr. DECENT01 S2271
S2148 GEEN QUER‐ROB PV6 N J PAALSCHADUW S2166 VANAF ‐0,68 62 17 11 47 ‐1,92 16 ‐1,3 S2262 265 S2142 195 N NVT NVT N NG NG NG NG S2148
S2142 GEEN ONBEKEND N J PAALSCHADUW VANAF ‐0,92 68 14 14 ‐1,94 20 ‐1,26 S2132 265 NVT NVT N NVT NVT N NG NG NG NG S2142
S2270 6307 QUER‐ROB PV4 N J 187 32 29 154 ‐3,32 146 ‐1,45 S2269 310 S2262 275 N NVT NVT N 285 J 218 na Chr. ± 14 DECENT01 S2270
S2262 6317 QUER‐ROB PV6 N J PAALSCHADUW S2241 VANAF ‐1,01 83 18 14 71 ‐1,99 22 ‐1,16 S2257 295 S2132 205 N NVT NVT N 106 N > 99 na Chr. DECENT01 S2262
S2132 6401 ONBEKEND PAALSCHADUW VANAF ‐0,72. HOUT VERGAAN. 64 12 12 18 ‐1,75 2 ‐1,11 S2066 610 NVT NVT N NVT NVT ONGESCHIKT ONGESCHIKT S2132
S2269 6308 QUER‐ROB PV4 N J 200 30 29 142 ‐3,38 158 ‐1,38 1X: S2251 S2268 305 2257 N NVT NVT N 239 J 207 na Chr. ± 13 DECENT01 S2269
S2257 6318 QUER‐ROB PV6 N J PAALSCHADUW S2240 VANAF ‐0,98 80 17 16 67 ‐2,08 22 ‐1,28 2253 305 NVT NVT N NVT NVT N 57 N ONGESCHIKT ONGESCHIKT S2257
S2268 6309 QUER‐ROB PV4 N J STOMPE PUNT 162 30 112 ‐2,88 108 ‐1,26 1X: S2251 S2267 285 S2253 275 N NVT NVT N 290 J 211 na Chr. ± 14 DECENT01 S2268
S2253 6482 QUER‐ROB PV4 N J PAALSCHADUW S2195 VANAF ‐1,04 78 17 14 76 ‐2,06 22 ‐1,28 S2098 550 S2266 240 N NVT NVT N NG NG NG NG S2253
S2266 6484 QUER‐ROB N J 68 12 10 58 ‐1,88 10 ‐1,2 S2199 255 NVT NVT N NVT NVT N NG NG NG NG S2266
S2267 6310 QUER‐ROB PV4 N J 2 HOR. GROEVEN OP PUNTFACET 204 28 174 ‐3,22 141 ‐1,18 1X: S2251 S2105 280 S2199 520 N NVT NVT N NG NG NG NG S2267
S2199 6483 QUER‐ROB PV8‐4 N J PAALSCHADUW S2198 VANAF ‐1,04 60 13 12 60 ‐1,86 12 ‐1,26 S2121 280 NVT NVT N NVT NVT N NG NG NG NG S2199
S2105 6256 QUER‐ROB PV6 N J PUNT AFGEBROKEN 160 28 25 135 ‐2,85 103 ‐1,25 S2104 290 S2098 280 N NVT NVT N NG NG NG NG S2105
S2098 3576 QUER‐ROB N J 52 16 16 52 ‐1,72 TOT IN S2113 ‐1,2 S2077 310 S2121 240 N NVT NVT N NG NG NG NG S2098
S2121 5099 QUER‐ROB N J PAALSCHADUW VANAF ‐1,06 58 14 58 ‐1,84 TOT IN S2113 ‐1,26 S2081 340 NVT NVT N N NG NG NG NG S2121
S2104 3371 QUER‐ROB PV6 N J PUNT AFGEBROKEN 145 34 30 110 ‐2,9 110 ‐1,45 1X: S2103 NVT NVT S2077 285 N NVT NVT N 220 N > 130 na Chr. DECENT01 S2104
S2077 3575 QUER‐ROB N J PAALSCHADUW VANAF ‐0,76 64 20 16 64 ‐1,9 40 ‐1,26 NVT NVT S2081 265 N NVT NVT N NG NG NG NG S2077
S2081 3133 QUER‐ROB N J PAALSCHADUW VANAF ‐0,75 68 18 16 58 ‐1,92 12 ‐1,22 S2339 212 NVT NVT N NVT NVT N NG NG NG NG S2081
S2339 6255 QUER‐ROB N J PAALSCHADUW (S2338) VANAF ‐0,46 98 12 10 ‐2,16 18 ‐1,18 NVT NVT NVT NVT S2339
TABEL 6.5 KADEPALEN WERKPUT 2 ‐ Fase 2
Spoornummer Spoor 4158 Spoor 4042 Spoor 4321 Spoor 4148 Spoor 4108 Spoor 4201 Spoor 4172 Spoor 4183 Spoor 4199 Spoor 4048
Vorm in vlak Rond Rond Onregel‐matig Rond Rond Rond Rond Rond Rond Rond
NAP boven in m ‐0,82 ‐0,58 ‐0,61 ‐0,95 ‐0,75 ‐0,57 ‐1 ‐0,52 ‐0,56 ‐0,36
NAP onder in m ‐2,31 ‐1,18 ‐2,09 ‐2,18 ‐2,23 ‐2,66 ‐2,5 ‐2,76 ‐2,01 ‐2,74
Diepte in m 1,49 0,6 1,48 1,23 1,48 2,09 1,5 2,24 1,45 2,38
Bodemlaag Veenlaag Zandlaag Zandlaag
onder veen
Zandlaag Zandlaag Veenlaag Strandwal
onder veen
Veenlaag Zandlaag Veenlaag
Aantal vullingslagen (m.u.v.
insteek)
7 17 6 7 5 8 7 8 9 6
Aantal fragmenten
aardewerk
150 1410 15 580 64 434 667 498 269 514
Datering aan de hand van
het aardewerk
tweede helft
2e eeuw
tweede helft
2e eeuw
eind 2e eeuw begin 3e eeuw vnl. begin 3e
eeuw met
kleinere iets
latere
component
vnl. eerste
helft 3e eeuw
met kleinere
iets latere
component
onderste laag
1e kwart 3e
eeuw en
daarna tot
midden 3e
laatste kwart
3e eeuw
laatste kwart
3e eeuw
eind 3e ‐ begin
4e eeuw
Metaalfragmenten 4 8 1 39 17 224 113 71 40 94
Tot aan Romeinse
waterspiegel
Waarschijnlijk Nee Mogelijk Waarschijnlijk Waarschijnlijk Waarschijnlijk Waarschijnlijk Waarschijnlijk Mogelijk Waarschijnlijk
Filter Nee Nee Nee Waarschijnlijk Ja Ja Ja Ja Ja Ja
Schachtbekleding Ton of kuip
met 12 hoepels
Daktegel,
bekisting
Resten hoepel
en duigen
1 ton met
hoepels
2 tonnen,
duigen
1 ton, duigen 1 ton 1 ton, duigen 1 ton, duigen 2 tonnen,
duigen
Mogelijk symbolische
vondsten Nee Mogelijk Nee Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja
Concentratie van
waterputten
Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja
Conclusie Mogelijke
tonput
Geen
waterput,
mogelijk een
kelder
Waterput Tonput,
verstoring
door moderne
heipaal
Tonput met 2
tonnen
Tonput Tonput,
verstoring
door moderne
heipaal
Tonput Mogelijke
waterput,
latrine of
zinkput
Tonput met 2
tonnen
Tabel 6.6 Waterputten
FASE DATERING CONTEXT(EN) SPOREN
III‐a 70‐120 na Chr. Stad1, Stad2 S4130, S4409, S4411, S4417, S4418, S4428, S4429, S4437
III‐b < 160 na Chr. Geul1, GeulOG, Schor, Stad1
S6, S45, S74, S140, S190, S191, S213, S220, S226, S381, S411, S2020, S2021, S2025,
S2032, S2046, S2049, S2091, S4026, S4059, S4103, S4104, S4109, S4113, S4114, S4123,
S4141, S4146, S4156, S4182, S4202, S4206, S4207, S4215, S4345, S4346, S4348,
S4349, S4351, S4352, S4353, S4358, S4372, S4373, S4374
III‐c rond 160 na Chr. Interface onderkant Geul2, Kade1
interface onderzijde S29, interface onderzijde S43, interface onderzijde S2006,
S2079, S2094, S2095, S2096, S2101, S2134, S2147, S2149, S2150, S2151, S2193, S2194,
S2239, S2242, S2244, S2252, S2254, S2255, S2258, S2259, S2264, S2265, S2280, S2281,
S2282, S2284, S2285, S2286, S2287, S2288, S2291, S2292, S2294, S2295, S2297,
S2299, S2301, S2303, S2304, S2307
III‐d 160‐200/210 na Chr. Geul2, GeulOG, Stad1onderkant S29, onderkant S43, S2006, S2107, S4042, S4046, S4126, S4158, S4321,
S4449
III‐e rond 210 na Chr. Interface in Geul2, Kade2
interface in S29, interface in S43, S52, S53, S54, S55, S150, S361, S362, S363, S385,
S399, S400, S408, S452, S2077, S2081, S2098, S2104, S2105, S2121, S2132, S2142,
S2145, S2148, S2199, S2253, S2257, S2262, S2266, S2267, S2268, S2269, S2270, S2271,
S2272, S2273, S2274, S2275, S2276, S2289, S2290, SS2293, S2296, S2298, S2329,
S2339III‐f 210‐230 na Chr. Geul2, GeulOG, Stad1 bovenkant S29, bovenkant S43, S77, S4108, S4148, S4179
III‐g 210‐230 na Chr. Interface tussen Geul2 en Geul3Interface bovenzijde S29 ‐ onderzijde S27, interface bovenzijde S43 ‐ onderzijde
S42, interface bovenzijde S2006 ‐ onderzijde S2005III‐h 210‐230 na Chr. Geul3 S27, S42, S2005, S2162
III‐i tweede kwart 3e eeuw Geul4, Stad1S38, S47, S56, S144, S2073, S2074, S2076, S2078, S2080, S2108, S2112, S2120, S2123,
S2141, S2154, S2175, S2327, S2341, S4172
III‐j derde kwart 3e eeuw Geul5, Stad1S26, S28, S134, S2002, S2088, S2139, S4201, mogelijk ook S30, S34, S36, S116, S118,
S122‐126, S130‐131, S2008
III‐k als III‐j of later Geul5S30, S34, S36, S116, S118, S122‐126, S130‐131, S2008, deze kunnen ook bij III‐j behoren
III‐l vierde kwart 3e eeuw ‐ begin 4e eeuw Stad1 S4048, S4183, S4199
Tabel 6.7 Fasering Romeinse sporen
Spoornummer Spoor 4158 Spoor 4042 Spoor 4321 Spoor 4148 Spoor 4108 Spoor 4201 Spoor 4172 Spoor 4183 Spoor 4199 Spoor 4048
Waarschijnlijk primair
gebruik
Tonput Geen waterput, mogelijk een
kelder
Waterput Tonput, verstoring door
moderne heipaal
Tonput met 2 tonnen Tonput Tonput, verstoring door
moderne heipaal
Tonput Mogelijke waterput, latrine of
zinkput
Tonput met 2 tonnen
NAP boven in m ‐0,82 ‐0,58 ‐0,61 ‐0,95 ‐0,75 ‐0,57 ‐1 ‐0,52 ‐0,56 ‐0,36
NAP onder in m ‐2,31 ‐1,18 ‐2,09 ‐2,18 ‐2,23 ‐2,66 ‐2,5 ‐2,76 ‐2,01 ‐2,74
Diepte in m 1,49 0,6 1,48 1,23 1,48 2,09 1,5 2,24 1,45 2,38
Bodemlaag Veenlaag Zandlaag Zandlaag onder veen Zandlaag Zandlaag Veenlaag Strandwal onder veen Veenlaag Zandlaag Veenlaag
Aantal vullingslagen (m.u.v.
insteek)
7 17 6 7 5 8 7 8 9 6
Aantal fragmenten
aardewerk
150 1410 15 580 64 434 667 498 269 514
Datering aan de hand van het
aardewerktweede helft 2e eeuw tweede helft 2e eeuw eind 2e eeuw begin 3e eeuw vnl. begin 3e eeuw met kleinere
iets latere component
vnl. eerste helft 3e eeuw met
kleinere iets latere component
onderste laag 1e kwart 3e eeuw
en daarna tot midden 3e eeuw
laatste kwart 3e eeuw laatste kwart 3e eeuw eind 3e ‐ begin 4e eeuw
Metaalfragmenten 4 8 1 39 17 224 113 71 40 94
N det. zoogdierbot (rund :
geit/schaap : varken: paard :
hond)9 (6 : 3 : 0 : 0 : 0) 155 (119 : 27 : 7 : 1 : 1) 4 (2 : 1 : 0 : 0 ; 1) 77 (66 : 3 : 8 : 0 : 0) 14 (10 : 0 : 0 : 2 : 0) 286 (138 : 4 : 45 : 50 : 33) 129 (115 : 4 : 7 : 0 : 2) 98 (70 : 17 : 9 : 2 : 0) 106 (96: 2 : 8 : 0 : 0) 448 (297: 11 : 9 : 0 : 100)
Taphonomie zoogdierbot (H
= hak‐, Z = zaag‐, B = brand‐, S
= snij‐, V = vraatsporen) H, S, V H, Z, B H H, B, S, V H, B, S, V H, B, S, V H H, B H, S H, B, S, V
Mogelijk symbolische
vondsten (van laag naar
hoog)
Nee Diverse houten ‘dakpannen’,
bronzen paardenbelletje (V913),
fragment van terra cotta‐
beeldje (V1561), femur
zeearend (V1564).
Nee Laag boven filterlaag: complete
geverfde Rijnlandse beker
(Stuart 3) met mogelijk
opzettelijk gat in de wand
(V5830). Laag
hierboven: gebroken, maar
complete wrijfschaal (Stuart
149; V5696), sierspijker
(V6030).
Sluitlaag: benen mesheft
(V4063), runderbotten met
onthuidingsnijsporen, sestertius
Trajanus (103‐117 na Chr; V5828).
Laag boven filterlaag: menselijk
femur met snijsporen op diafyse
(V2277). Laag
hierboven: denarius Maximinus
Thrax (235‐236 na Chr; V2105).
Filterlaag (laag 9): sestertius
Hadrianus (122‐138 na Chr.;
V6399), complete Niederbieber
32‐beker (V5760).
Gecombineerde lagen boven
filterlaag: stuk ijzeren
schakelketting (V5896),
sesterius Antoninus Pius (141‐
147 na Chr.; V6242), nagenoeg
compleet skelet hermelijn
(V6240), fibula (eerste helft 3e
eeuw; V6362), houtsnijwerk van
fallus met bladornamenten
(V6356). Laag
na twee 'lege' lagen: aantal
glasresten (V6119, V5765),
metacarpus edelhert (V6240).
Laag hierop: metacarpus vos
(V6240), houtsnijwerk van borst
(V6137), opmerkelijke
bespijkerde zool (V5770),
emmerhoepels (V6245), ante
coctarum graffito dakpan
(V6353), sierspijker (V6133),
lepelboor (V6127), bronzen
slangenkoparmband (V6134),
ijzeren mes met gedraaid heft
(V6131). Sluitlaag:
geëmailleerd vierkant
zegeldoosje (V5201), bronzen
vingerring (V6113), benen
haarnaald (V6128), glazen kraal
(V6112).
Filterlaag: denarius Septimius
Severus (193‐235 na Chr.;
V6600). Laag
hierboven: ijzeren
emmerhoepels (V6279). Laag
hierboven: ijzeren
emmerhoepels (V6279), drie
bootshaken (V5682, V5685
(2x)), hals glazen zalfflesje
(V5754), opmerkelijke
sandaalzool (V5683).
Laag na 'lege' laag: beslagstuk
wagen, bewerkt wandfragment
glazen fles (V5680 (2x)).
Sluitlaag: as Caligula (37 of 38
na Chr.; V3903).
Laag boven filterlaag: denarius
Caracalla (199‐200 na Chr.;
V5377). Laag
na twee 'lege' lagen: ijzeren
beslagstuk met grote spijker
(V5376).
Sluitlaag: bronzen
paardenbeslagstuk (V5378),
denarius Septimius Severus (193
211 na Chr.; V5418).
Insteek put: 2e eeuwse
denarius (V5235).
‐
Bodemlaag: ongebruikte
maalsteen (Ø 0,77m; V5862).
Laag na 'lege'laag: drie
complete, speciale
aardewerkvormen (Low Lands
Ware ‐‘trechter’, imitatie
Niederbieber32‐beker,
Menapische pot type4 (V5565,
V5499(2x)), weefgewicht
(V5499). Hierboven
twee lagen: dik organisch
pakket. Gecombineerde twee
lagen hierboven: emmer, rij
stenen. Laag
hierboven: handvat glazen fles
(V5320). Sluitlaag:
benen haarnaald (V5490),
bronzen antropomorf
meubelbeslag (V5319).
Filterlaag: fragmenten glazen
steilwandige beker (V6007),
benen haarnaald (V6051), ring
met lichtblauwe glazen gem
(V6701), bronzen knoop en
eenvoudige bronzen ring
(V6008, 2x). Laag
hierboven: denarius Alexander
Severus (222‐235 na Chr; V5790),
complete kuipemmer (V6121,
V5434), houten kam (V5768),
houten steekbeitelhandvat
(V5785), houten netdrijver
(V5785), compleet skelet van
hond (V5746), schoenzolen
(V5750, V5796, V5864), twee
complete potten (waarschijnlijk
eind 3e – begin 4e eeuws;
V5784), glazen armband
(V5339). Sluitlaag:
Dupondius/As Vespasianus (69‐
79 na Chr.; V910), complete in
Trier gemaakte
roodbeschilderde kan (late 3e –
vroege 4e eeuw)
Afstand tot rand haven in m47 44 43 39 37 28 44 27 26 28
Feature Number S4158 S4042 S4321 S4148 S4108 S4201 S4172 S4183 S4199 S4048
(Probable) Primary Use Well (barrel lining) No well, possibly a cellar WellWell (barrel lining), disturbed by modern
concrete pileWell (lining by two barrels) Well (barrel lining)
Well (wooden barrel lining), disturbed by
modern concrete pileWell (barrel lining) Possible well, latrine or cesspit Well (lining by two barrels)
Altitude‐Top (in m NAP) ‐0,82 ‐0,58 ‐0,61 ‐0,95 ‐0,75 ‐0,57 ‐1 ‐0,52 ‐0,56 ‐0,36
Altitude‐Bottom (in m NAP) ‐2,31 ‐1,18 ‐2,09 ‐2,18 ‐2,23 ‐2,66 ‐2,5 ‐2,76 ‐2,01 ‐2,74
Depth (m) 1,49 0,6 1,48 1,23 1,48 2,09 1,5 2,24 1,45 2,38
Bottom layer Peat layer Drift sand depositDrift sand deposit under peat
layerDrift sand deposit Drift sand deposit Peat layer Fossile beach under peat layer Peat layer Drift sand deposit Peat layer
Number of deposit layers (without cut) 7 17 6 7 5 8 7 8 9 6
Nmber of retrieved pottery fragments 150 1410 15 580 64 434 667 498 269 514
Dating by means of pottery analysis second half 2nd Cent. second half 2
nd Cent. End 2
nd Cent. Early 3
rd Cent.
Mainly early 3rd Cent. with small
somewhat later component
Mainly first half 3rd Cent. with small
somewhat later component
Bottom deposit 1st quarter 3
rd Cent., later
deposits till middle 3rd Cent.
Last quarter 3rd Cent. Last quarter 3
rd Cent. End 3
rd ‐ early 4
th Cent
Number of retrieved metal objects 4 8 1 39 17 224 113 71 40 94
N det. Animal bone (cattle : goat/sheep :
pig: horse : dog)9 (6 : 3 : 0 : 0 : 0) 155 (119 : 27 : 7 : 1 : 1) 4 (2 : 1 : 0 : 0 ; 1) 77 (66 : 3 : 8 : 0 : 0) 14 (10 : 0 : 0 : 2 : 0) 286 (138 : 4 : 45 : 50 : 33) 129 (115 : 4 : 7 : 0 : 2) 98 (70 : 17 : 9 : 2 : 0) 106 (96: 2 : 8 : 0 : 0) 448 (297: 11 : 9 : 0 : 100)
Taphonomy animal bones (Ch =
Chopping, S = Sawing, B = Burning, Cu =
Cutting, G = Gnawing)
Ch, Cu, G Ch, S, B Ch Ch, B, Cu, G Ch, B, Cu, G Ch, B, Cu, G Ch Ch, B Ch, Cu Ch, B, Cu, G
Possible symbolic artefacts (from
bottom to top)None
Several wooden roofing shingles,
bronze horse bell (V913),
fragment terra cotta statue
(V1561), femur sea eagle (V1564).
None
Deposit layer above filter layer: Rhineland
slipware cup (complete; Stuart 3) with
perforation (V5830).
Deposit layer upon former deposit:
broken complete mortarium (Stuart 149;
V5696), bronze ornamental knob
(V6030).
Closure deposit: decorated knife handle
of bone (V4063), cattle bones with
skinning marks, sestertius Trajan (AD 103‐
117; V5828).
Deposit layer above filter layer: human
femur with cutting marks on diaphyse
(V2277).
Deposit layer above former deposit:
denarius Maximinus Thrax (AD 235‐236;
V2105).
Filter layer: sestertius Hadrian (AD 122‐
138; V6399), complete Niederbieber 32
cup (V5760).
Combined deposit above filter layer: part
of iron chain (V5896), sesterius
Antoninus Pius (AD 141‐147; V6242),
complete skeleton ermine/stoat (V6240),
brooch (first half 3rd Cent.; V6362),
wooden ornament ‐ fallus with leaves
(V6356). Deposit
above two 'empty' layers: glass remains
(V6119, V5765), metacarpus deer
(V6240). Deposit
layer upon former: metacarpus fox
(V6240), wooden ornament ‐ breast
(V6137), remarkable shoe sole with nails
(V5770), iron bilge hoops bucket (V6245),
ante coctarum graffito roof tile (V6353),
bronze ornamental knob (V6133), iron
spoon bit (V6127), bronze snake head
bracelet (V6134), iron knife with twisted
handle (V6131). Closure
deposit: enamelled square seal box
(V5201), bronze finger ring (V6113), bone
hairpin/clothes‐pin (V6128), glass bead
(V6112).
Filter layer: denarius Septimius Severus
(AD 193‐235; V6600).
Deposit layer above filter layer: iron bilge
hoops bucket (V6279).
Next deposit layer: iron bilge hoops
bucket (V6279), three boat hooks
(V5682, V5685 (2x)), complete neck glass
unguentarium (V5754), remarkable
leather sandal (V5683).
Deposit layer on 'empty' layer: bronze
part of wagon, fragment glass bottle
(V5680 (2x)).
Closure deposit: as Caligula (AD 37 or 38;
V3903).
Deposit layer above filter layer: denarius
Caracalla (AD 199‐200; V5377).
Deposit layer above two 'empty' layers:
iron fitting with large nail (V5376).
Closure deposit: bronze horse fitting
(V5378), denarius Septimius Severus (AD
193‐211; V5418).
Cut well: denarius 2nd Cent. (V5235).
Bottom layer: complete quern stone (Ø
0,77m; V5862).
Deposit layer above 'empty' layer: three
complete, special ceramic vessels (Low
Lands Ware ‐‘funnel’, imitation
Niederbieber32‐cup, Menapian pot type4
(V5565, V5499(2x)), loom weight
(V5499).
Two layers above: thick organic layer.
Combined deposit layers above: bucket
remains, row of stones.
Layer above: handle glass bottle (V5320).
Closure deposit: bone hairpin/clothes‐pin
(V5490), bronze antropomorph furniture
fitting (V5319).
Filter layer: fragments glass beaker
(V6007), bone hairpin/clothes‐pin
(V6051), ring with light blue glass gem
(V6701), bronze stud and simple bronze
finger ring (V6008, 2x).
Deposit layer above: denarius Alexander
Severus (AD 222‐235; V5790), complete
bucket (V6121, V5434), wooden comb
(V5768), wooden chisel handle (V5785),
wooden net float (V5785), complete
skeleton dog (V5746), shoe soles (V5750,
V5796, V5864), two complete ceramic
vessels (probably end 3rd – early 4th Cent.;
V5784), glass bracelet (V5339).
Closure deposit: Dupondius/As
Vespasianus (AD 69‐79; V910), complete
red painted ceramic jar (Trier; late 3rd –
early 4th Cent)
Distance to harbour (m) 47 44 43 39 37 28 44 27 26 28
Table 9.5 Wells
Certificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of Verification
XL3t-37055
Reading No 1Mode SHUTTER_CALTime 2009-03-24 17:33
Duration 54.26Sequence Final
Res 184.29EScale 7.09Shape Time 1.00
PositieVondstnr
ObjectKlantcodeProjectcode
Rapportnr
cps ± Error
Certificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of Verification
XL3t-37055
Reading No 2Mode SHUTTER_CALTime 2009-03-24 17:34
Duration 56.05Sequence Final
Res 172.99EScale 7.14Shape Time 4.00
PositieVondstnr
ObjectKlantcodeProjectcode
Rapportnr
cps ± Error
Certificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of Verification
XL3t-37055
Reading No 3Mode ALLOYTime 2009-03-24 17:42
Duration 54.87Sequence Final
Alloy1 No Match : *6.56Alloy2 No Match : *6.90Flags 3mm
PositieVondstnr 3865
Object muntKlantcode AACProjectcode VB-FH-07
Rapportnr
% ± Error
Sb < LOD : 0.099Sn 71.087 ± 1.200
Pd < LOD : 0.013Ag < LOD : 1.003
Ru < LOD : 0.007Mo < LOD : 0.006Nb < LOD : 0.005
Zr 0.022 ± 0.004Bi < LOD : 0.054
Pb 13.062 ± 0.206Se < LOD : 0.017W < LOD : 0.060
Zn < LOD : 0.034Cu 3.809 ± 0.100
Ni < LOD : 0.090Co < LOD : 0.107Fe 5.622 ± 0.187
Mn < LOD : 0.118Cr < LOD : 0.128V < LOD : 0.072
Ti 0.384 ± 0.073Al < LOD : 2.841
S < LOD : 0.002P < LOD : 0.401Si 5.198 ± 0.346
Mg < LOD : 0.002
Certificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of Verification
XL3t-37055
Reading No 4Mode ALLOYTime 2009-03-24 17:47
Duration 43.21Sequence Final
Alloy1 C875SiBs : 1.39Alloy2 No Match : *4.65Flags 3mm
PositieVondstnr 6392
Object muntKlantcode AACProjectcode VB-FH-07
Rapportnr
% ± Error
Sb 0.058 ± 0.026Sn 0.250 ± 0.027
Pd < LOD : 0.016Ag < LOD : 0.240
Ru < LOD : 0.008Mo < LOD : 0.005Nb 0.014 ± 0.004
Zr < LOD : 0.008Bi < LOD : 0.013
Pb 0.149 ± 0.021Se < LOD : 0.011W < LOD : 0.333
Zn 12.314 ± 0.203Cu 82.038 ± 1.121
Ni < LOD : 0.031Co < LOD : 0.020Fe 0.396 ± 0.024
Mn < LOD : 0.025Cr < LOD : 0.031V < LOD : 0.051
Ti < LOD : 0.079Al < LOD : 2.562
S < LOD : 0.002P < LOD : 0.194Si 3.303 ± 0.292
Mg < LOD : 0.002
Certificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of Verification
XL3t-37055
Reading No 5Mode ALLOYTime 2009-03-24 17:48
Duration 44.88Sequence Final
Alloy1 C230RedBs : *1.79Alloy2 No Match : *3.33Flags 3mm
PositieVondstnr 6611
Object muntKlantcode AACProjectcode VB-FH-07
Rapportnr
% ± Error
Sb 0.139 ± 0.028Sn < LOD : 0.038
Pd < LOD : 0.015Ag < LOD : 0.296
Ru < LOD : 0.008Mo 0.007 ± 0.003Nb 0.019 ± 0.004
Zr < LOD : 0.009Bi < LOD : 0.015
Pb 0.296 ± 0.027Se < LOD : 0.010W < LOD : 0.336
Zn 12.949 ± 0.195Cu 85.642 ± 1.067
Ni < LOD : 0.031Co < LOD : 0.018Fe 0.369 ± 0.022
Mn < LOD : 0.022Cr < LOD : 0.029V < LOD : 0.041
Ti < LOD : 0.066Al < LOD : 2.411
S < LOD : 0.002P < LOD : 0.237Si < LOD : 0.406
Mg < LOD : 0.002
Certificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of Verification
XL3t-37055
Reading No 6Mode ALLOYTime 2009-03-24 17:52
Duration 58.86Sequence Final
Alloy1 No Match : *4.16Alloy2 No Match : *4.16Flags 3mm
PositieVondstnr 3903
Object muntKlantcode AACProjectcode VB-FH-07
Rapportnr
% ± Error
Sb < LOD : 0.053Sn < LOD : 0.041
Pd < LOD : 0.017Ag < LOD : 0.326
Ru < LOD : 0.009Mo < LOD : 0.006Nb < LOD : 0.007
Zr < LOD : 0.009Bi < LOD : 0.012
Pb < LOD : 0.019Se 0.018 ± 0.007W < LOD : 0.062
Zn < LOD : 0.091Cu 98.072 ± 0.890
Ni < LOD : 0.035Co < LOD : 0.017Fe 0.233 ± 0.019
Mn < LOD : 0.024Cr < LOD : 0.032V < LOD : 0.043
Ti < LOD : 0.062Al < LOD : 1.748
S < LOD : 0.002P 0.299 ± 0.096Si 1.027 ± 0.175
Mg < LOD : 0.002
Certificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of Verification
XL3t-37055
Reading No 7Mode ALLOYTime 2009-03-24 17:55
Duration 48.41Sequence Final
Alloy1 No Match : *5.69Alloy2 No Match : *5.87Flags 3mm
PositieVondstnr 4849
Object muntKlantcode AACProjectcode VB-FH-07
Rapportnr
% ± Error
Sb 0.121 ± 0.038Sn 2.913 ± 0.153
Pd < LOD : 0.021Ag < LOD : 0.360
Ru < LOD : 0.011Mo < LOD : 0.007Nb < LOD : 0.007
Zr < LOD : 0.007Bi < LOD : 0.031
Pb 1.063 ± 0.070Se < LOD : 0.010W < LOD : 0.248
Zn 7.342 ± 0.268Cu 60.895 ± 1.949
Ni < LOD : 0.057Co < LOD : 0.128Fe 22.882 ± 0.343
Mn < LOD : 0.052Cr < LOD : 0.052V < LOD : 0.042
Ti < LOD : 0.056Al < LOD : 5.225
S < LOD : 0.002P < LOD : 0.758Si < LOD : 0.984
Mg < LOD : 0.002
Certificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of Verification
XL3t-37055
Reading No 8Mode ALLOYTime 2009-03-24 17:58
Duration 48.24Sequence Final
Alloy1 No Match : *5.49Alloy2 No Match : *5.57Flags 3mm
Positie keerzijdeVondstnr 4849
Object muntKlantcode AACProjectcode VB-FH-07
Rapportnr
% ± Error
Sb 0.213 ± 0.043Sn 4.129 ± 0.132
Pd < LOD : 0.022Ag < LOD : 0.326
Ru < LOD : 0.011Mo < LOD : 0.007Nb 0.012 ± 0.005
Zr < LOD : 0.009Bi < LOD : 0.053
Pb 4.028 ± 0.131Se < LOD : 0.018W 1.654 ± 0.249
Zn 14.021 ± 0.283Cu 74.508 ± 1.310
Ni < LOD : 0.041Co < LOD : 0.028Fe 0.526 ± 0.035
Mn < LOD : 0.033Cr 0.057 ± 0.023V 0.066 ± 0.021
Ti 0.083 ± 0.021Al < LOD : 3.475
S < LOD : 0.002P < LOD : 0.421Si < LOD : 0.573
Mg < LOD : 0.002
Certificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of Verification
XL3t-37055
Reading No 9Mode ALLOYTime 2009-03-24 18:01
Duration 50.32Sequence Final
Alloy1 No Match : *4.86Alloy2 No Match : *5.24Flags 3mm
PositieVondstnr 2752
Object muntKlantcode AACProjectcode VB-FH-07
Rapportnr
% ± Error
Sb < LOD : 0.275Sn < LOD : 0.418
Pd < LOD : 0.037Ag 90.556 ± 1.171
Ru < LOD : 0.009Mo < LOD : 0.006Nb < LOD : 0.005
Zr < LOD : 0.005Bi < LOD : 0.017
Pb 0.216 ± 0.018Se 0.078 ± 0.010W 0.862 ± 0.065
Zn < LOD : 0.045Cu 7.217 ± 0.137
Ni < LOD : 0.102Co < LOD : 0.058Fe < LOD : 0.097
Mn < LOD : 0.120Cr 0.500 ± 0.097V < LOD : 0.118
Ti < LOD : 0.144Al < LOD : 2.404
S < LOD : 0.002P < LOD : 0.210Si < LOD : 0.328
Mg < LOD : 0.002
Certificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of Verification
XL3t-37055
Reading No 10Mode ALLOYTime 2009-03-24 18:03
Duration 48.41Sequence Final
Alloy1 No Match : *4.98Alloy2 No Match : *5.37Flags 3mm
PositieVondstnr 4423
Object muntKlantcode AACProjectcode VB-FH-07
Rapportnr
% ± Error
Sb 0.284 ± 0.036Sn 4.638 ± 0.118
Pd < LOD : 0.016Ag < LOD : 0.366
Ru < LOD : 0.008Mo < LOD : 0.006Nb 0.009 ± 0.004
Zr < LOD : 0.008Bi < LOD : 0.014
Pb 0.184 ± 0.023Se < LOD : 0.012W < LOD : 0.285
Zn 8.967 ± 0.156Cu 82.917 ± 1.109
Ni < LOD : 0.038Co < LOD : 0.022Fe 0.471 ± 0.028
Mn < LOD : 0.028Cr < LOD : 0.033V < LOD : 0.029
Ti 0.086 ± 0.019Al < LOD : 2.604
S < LOD : 0.002P < LOD : 0.252Si 1.575 ± 0.255
Mg < LOD : 0.002
Certificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of Verification
XL3t-37055
Reading No 11Mode ALLOYTime 2009-03-24 18:06
Duration 48.75Sequence Final
Alloy1 No Match : *6.41Alloy2 No Match : *6.42Flags 3mm
PositieVondstnr 4612
Object muntKlantcode AACProjectcode VB-FH-07
Rapportnr
% ± Error
Sb < LOD : 0.213Sn 1.587 ± 0.185
Pd < LOD : 0.041Ag 55.505 ± 1.064
Ru < LOD : 0.011Mo < LOD : 0.007Nb < LOD : 0.006
Zr < LOD : 0.007Bi 0.069 ± 0.019
Pb 1.921 ± 0.064Se 0.147 ± 0.016W 0.520 ± 0.082
Zn 0.118 ± 0.045Cu 38.558 ± 0.582
Ni < LOD : 0.083Co < LOD : 0.048Fe < LOD : 0.088
Mn < LOD : 0.102Cr 0.408 ± 0.078V < LOD : 0.096
Ti < LOD : 0.096Al < LOD : 3.256
S < LOD : 0.002P < LOD : 0.302Si 0.546 ± 0.245
Mg < LOD : 0.002
Certificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of Verification
XL3t-37055
Reading No 12Mode ALLOYTime 2009-03-24 18:08
Duration 40.84Sequence Final
Alloy1 C240LoBs : 1.48Alloy2 C230RedBs : 1.62Flags 3mm
PositieVondstnr 4294
Object muntKlantcode AACProjectcode VB-FH-07
Rapportnr
% ± Error
Sb 0.087 ± 0.023Sn 0.053 ± 0.015
Pd < LOD : 0.010Ag < LOD : 0.258
Ru < LOD : 0.005Mo 0.007 ± 0.002Nb 0.027 ± 0.005
Zr < LOD : 0.005Bi < LOD : 0.008
Pb 0.125 ± 0.022Se < LOD : 0.006W < LOD : 0.238
Zn 16.634 ± 2.008Cu 78.704 ± 9.163
Ni < LOD : 0.018Co < LOD : 0.010Fe 0.194 ± 0.017
Mn < LOD : 0.014Cr < LOD : 0.019V < LOD : 0.027
Ti < LOD : 0.043Al < LOD : 21.726
S < LOD : 0.002P < LOD : 4.289Si < LOD : 5.108
Mg < LOD : 0.002
Certificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of Verification
XL3t-37055
Reading No 13Mode ALLOYTime 2009-03-24 18:11
Duration 50.11Sequence Final
Alloy1 No Match : *6.54Alloy2 No Match : *6.66Flags 3mm
PositieVondstnr 3125
Object muntKlantcode AACProjectcode VB-FH-07
Rapportnr
% ± Error
Sb < LOD : 0.089Sn 36.246 ± 0.771
Pd < LOD : 0.017Ag < LOD : 0.556
Ru < LOD : 0.009Mo < LOD : 0.006Nb < LOD : 0.005
Zr < LOD : 0.007Bi < LOD : 0.038
Pb 2.676 ± 0.083Se < LOD : 0.015W < LOD : 0.100
Zn 0.429 ± 0.054Cu 54.078 ± 0.930
Ni < LOD : 0.071Co < LOD : 0.080Fe 4.436 ± 0.140
Mn 0.127 ± 0.045Cr 0.106 ± 0.048V < LOD : 0.065
Ti 0.213 ± 0.061Al < LOD : 3.498
S < LOD : 0.002P < LOD : 0.410Si 0.886 ± 0.304
Mg < LOD : 0.002
Certificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of Verification
XL3t-37055
Reading No 14Mode ALLOYTime 2009-03-24 18:14
Duration 51.04Sequence Final
Alloy1 No Match : *6.54Alloy2 No Match : *6.61Flags 3mm
PositieVondstnr 3691
Object muntKlantcode AACProjectcode VB-FH-07
Rapportnr
% ± Error
Sb 0.414 ± 0.134Sn 0.672 ± 0.211
Pd < LOD : 0.038Ag 88.417 ± 1.348
Ru < LOD : 0.009Mo < LOD : 0.006Nb < LOD : 0.005
Zr < LOD : 0.006Bi 0.298 ± 0.023
Pb 2.490 ± 0.058Se 0.030 ± 0.010W 1.409 ± 0.078
Zn < LOD : 0.039Cu 3.584 ± 0.098
Ni < LOD : 0.102Co < LOD : 0.056Fe < LOD : 0.102
Mn < LOD : 0.133Cr 0.381 ± 0.057V < LOD : 0.064
Ti 0.125 ± 0.045Al < LOD : 2.807
S < LOD : 0.002P 0.272 ± 0.132Si < LOD : 0.392
Mg < LOD : 0.002
Certificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of Verification
XL3t-37055
Reading No 15Mode ALLOYTime 2009-03-24 18:16
Duration 54.51Sequence Final
Alloy1 No Match : *6.55Alloy2 No Match : *6.68Flags 3mm
PositieVondstnr 3639
Object muntKlantcode AACProjectcode VB-FH-07
Rapportnr
% ± Error
Sb 0.340 ± 0.062Sn 33.588 ± 0.679
Pd < LOD : 0.024Ag < LOD : 1.159
Ru < LOD : 0.013Mo < LOD : 0.008Nb < LOD : 0.008
Zr 0.029 ± 0.008Bi < LOD : 0.111
Pb 34.971 ± 0.612Se < LOD : 0.032W < LOD : 0.087
Zn 0.123 ± 0.034Cu 23.707 ± 0.386
Ni < LOD : 0.073Co < LOD : 0.052Fe 0.372 ± 0.058
Mn < LOD : 0.096Cr < LOD : 0.159V < LOD : 0.150
Ti 0.458 ± 0.124Al < LOD : 3.108
S < LOD : 0.002P 2.461 ± 0.224Si 2.947 ± 0.340
Mg < LOD : 0.002
Certificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of Verification
XL3t-37055
Reading No 16Mode ALLOYTime 2009-03-24 18:19
Duration 46.97Sequence Final
Alloy1 No Match : *5.40Alloy2 No Match : *5.80Flags 3mm
PositieVondstnr 6531
Object muntKlantcode AACProjectcode VB-FH-07
Rapportnr
% ± Error
Sb < LOD : 0.347Sn < LOD : 0.488
Pd < LOD : 0.047Ag 94.015 ± 1.344
Ru < LOD : 0.011Mo < LOD : 0.006Nb < LOD : 0.005
Zr < LOD : 0.007Bi 0.299 ± 0.024
Pb 1.887 ± 0.053Se < LOD : 0.015W 0.373 ± 0.055
Zn < LOD : 0.037Cu 2.578 ± 0.091
Ni < LOD : 0.118Co < LOD : 0.063Fe < LOD : 0.115
Mn < LOD : 0.151Cr 0.615 ± 0.105V < LOD : 0.106
Ti 0.154 ± 0.077Al < LOD : 2.678
S < LOD : 0.002P < LOD : 0.221Si < LOD : 0.359
Mg < LOD : 0.002
Certificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of Verification
XL3t-37055
Reading No 17Mode ALLOYTime 2009-03-24 18:22
Duration 49.43Sequence Final
Alloy1 No Match : *6.24Alloy2 No Match : *6.34Flags 3mm
PositieVondstnr 1445
Object muntKlantcode AACProjectcode VB-FH-07
Rapportnr
% ± Error
Sb 0.139 ± 0.048Sn 0.338 ± 0.091
Pd 0.035 ± 0.014Ag 19.746 ± 0.334
Ru < LOD : 0.010Mo < LOD : 0.006Nb < LOD : 0.005
Zr < LOD : 0.007Bi < LOD : 0.030
Pb 1.293 ± 0.052Se < LOD : 0.013W < LOD : 0.091
Zn < LOD : 0.087Cu 75.593 ± 0.852
Ni < LOD : 0.048Co < LOD : 0.032Fe 0.797 ± 0.044
Mn < LOD : 0.043Cr 0.196 ± 0.042V < LOD : 0.055
Ti 0.129 ± 0.038Al < LOD : 2.320
S < LOD : 0.002P 0.444 ± 0.119Si 1.214 ± 0.216
Mg < LOD : 0.002
Certificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of Verification
XL3t-37055
Reading No 18Mode ALLOYTime 2009-03-24 18:24
Duration 51.53Sequence Final
Alloy1 No Match : *5.84Alloy2 No Match : *6.38Flags 3mm
PositieVondstnr 3679
Object muntKlantcode AACProjectcode VB-FH-07
Rapportnr
% ± Error
Sb < LOD : 0.247Sn < LOD : 0.374
Pd < LOD : 0.039Ag 76.691 ± 1.127
Ru < LOD : 0.009Mo < LOD : 0.006Nb < LOD : 0.005
Zr < LOD : 0.006Bi 0.144 ± 0.017
Pb 1.167 ± 0.039Se 0.039 ± 0.009W 0.956 ± 0.073
Zn < LOD : 0.060Cu 18.601 ± 0.257
Ni < LOD : 0.094Co < LOD : 0.051Fe < LOD : 0.097
Mn < LOD : 0.122Cr 0.447 ± 0.057V < LOD : 0.059
Ti 0.149 ± 0.044Al < LOD : 2.610
S < LOD : 0.002P < LOD : 0.227Si 0.487 ± 0.215
Mg < LOD : 0.002
Certificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of Verification
XL3t-37055
Reading No 19Mode ALLOYTime 2009-03-24 18:59
Duration 69.68Sequence Final
Alloy1 Ag : *3.74Alloy2 No Match : *4.89Flags 3mm
PositieVondstnr 3509
Object muntKlantcode AACProjectcode VB-FH-07
Rapportnr
% ± Error
Sb < LOD : 0.149Sn 0.571 ± 0.107
Pd < LOD : 0.018Ag 97.882 ± 0.229
Ru < LOD : 0.004Mo < LOD : 0.002Nb < LOD : 0.002
Zr < LOD : 0.002Bi 0.603 ± 0.013
Pb 0.213 ± 0.009Se < LOD : 0.005W 0.041 ± 0.016
Zn < LOD : 0.011Cu 0.179 ± 0.013
Ni < LOD : 0.054Co < LOD : 0.031Fe 0.370 ± 0.034
Mn < LOD : 0.066Cr < LOD : 0.103V < LOD : 0.172
Ti < LOD : 0.298Al < LOD : 80.000
Certificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of Verification
XL3t-37055
Reading No 20Mode ALLOYTime 2009-03-24 19:03
Duration 49.60Sequence Final
Alloy1 No Match : *6.45Alloy2 No Match : *6.69Flags 3mm
PositieVondstnr 5393 dupl
Object muntKlantcode AACProjectcode VB-FH-07
Rapportnr
% ± Error
Sb < LOD : 0.260Sn 1.081 ± 0.210
Pd < LOD : 0.040Ag 78.727 ± 1.157
Ru < LOD : 0.010Mo < LOD : 0.006Nb < LOD : 0.005
Zr < LOD : 0.007Bi 0.076 ± 0.015
Pb 0.826 ± 0.036Se 0.043 ± 0.011W 1.211 ± 0.091
Zn 0.587 ± 0.047Cu 15.577 ± 0.236
Ni < LOD : 0.099Co < LOD : 0.061Fe 0.572 ± 0.077
Mn < LOD : 0.116Cr 0.310 ± 0.083V < LOD : 0.121
Ti < LOD : 0.124Al < LOD : 2.615
S < LOD : 0.002P < LOD : 0.274Si < LOD : 0.456
Mg < LOD : 0.002
Certificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of Verification
XL3t-37055
Reading No 21Mode ALLOYTime 2009-03-24 19:06
Duration 62.23Sequence Final
Alloy1 C510PBzA : *3.57Alloy2 C197HiCu : *3.79Flags 3mm
Positie kern- rand boven hoofdVondstnr 5393 dupl
Object muntKlantcode AACProjectcode VB-FH-07
Rapportnr
% ± Error
Sb 0.099 ± 0.040Sn 1.106 ± 0.066
Pd < LOD : 0.024Ag < LOD : 1.669
Ru < LOD : 0.012Mo < LOD : 0.007Nb < LOD : 0.009
Zr < LOD : 0.012Bi < LOD : 0.024
Pb 0.360 ± 0.042Se 0.026 ± 0.011W < LOD : 0.100
Zn < LOD : 0.125Cu 96.077 ± 0.947
Ni < LOD : 0.052Co < LOD : 0.026Fe 0.348 ± 0.031
Mn < LOD : 0.036Cr 0.076 ± 0.032V 0.093 ± 0.028
Ti < LOD : 0.044Al < LOD : 1.917
S < LOD : 0.002P < LOD : 0.217Si 0.480 ± 0.182
Mg < LOD : 0.002
Certificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of Verification
XL3t-37055
Reading No 22Mode ALLOYTime 2009-03-24 19:10
Duration 48.37Sequence Final
Alloy1 No Match : *5.94Alloy2 No Match : *6.65Flags 3mm
PositieVondstnr 5641
Object muntKlantcode AACProjectcode VB-FH-07
Rapportnr
% ± Error
Sb < LOD : 0.140Sn 79.739 ± 1.108
Pd 0.043 ± 0.010Ag < LOD : 0.822
Ru < LOD : 0.009Mo < LOD : 0.006Nb < LOD : 0.005
Zr < LOD : 0.008Bi < LOD : 0.056
Pb 8.363 ± 0.144Se < LOD : 0.019W 0.330 ± 0.058
Zn < LOD : 0.050Cu 7.059 ± 0.157
Ni < LOD : 0.113Co < LOD : 0.075Fe 0.508 ± 0.086
Mn < LOD : 0.140Cr < LOD : 0.193V < LOD : 0.139
Ti 0.699 ± 0.148Al < LOD : 2.446
S < LOD : 0.002P 0.489 ± 0.134Si 1.887 ± 0.251
Mg < LOD : 0.002
Certificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of Verification
XL3t-37055
Reading No 23Mode ALLOYTime 2009-03-24 19:13
Duration 50.90Sequence Final
Alloy1 No Match : *5.09Alloy2 No Match : *6.05Flags 3mm
PositieVondstnr 5734
Object muntKlantcode AACProjectcode VB-FH-07
Rapportnr
% ± Error
Sb 0.108 ± 0.051Sn 3.896 ± 0.130
Pd < LOD : 0.027Ag 24.122 ± 0.385
Ru < LOD : 0.010Mo < LOD : 0.006Nb < LOD : 0.006
Zr < LOD : 0.006Bi 0.052 ± 0.016
Pb 1.228 ± 0.048Se < LOD : 0.014W < LOD : 0.085
Zn < LOD : 0.088Cu 69.259 ± 0.780
Ni < LOD : 0.051Co < LOD : 0.034Fe 0.495 ± 0.041
Mn < LOD : 0.046Cr 0.243 ± 0.035V 0.099 ± 0.025
Ti 0.110 ± 0.027Al < LOD : 2.381
S < LOD : 0.002P < LOD : 0.215Si < LOD : 0.307
Mg < LOD : 0.002
Certificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of Verification
XL3t-37055
Reading No 24Mode ALLOYTime 2009-03-24 19:16
Duration 47.39Sequence Final
Alloy1 No Match : *6.76Alloy2 No Match : *6.90Flags 3mm
PositieVondstnr 4005
Object muntKlantcode AACProjectcode VB-FH-07
Rapportnr
% ± Error
Sb 0.148 ± 0.060Sn < LOD : 0.232
Pd < LOD : 0.033Ag 27.714 ± 0.569
Ru < LOD : 0.011Mo < LOD : 0.007Nb < LOD : 0.006
Zr < LOD : 0.007Bi 0.039 ± 0.020
Pb 2.188 ± 0.074Se < LOD : 0.018W < LOD : 0.132
Zn 0.128 ± 0.049Cu 64.391 ± 0.928
Ni < LOD : 0.059Co < LOD : 0.052Fe 1.620 ± 0.075
Mn < LOD : 0.061Cr 0.227 ± 0.034V < LOD : 0.039
Ti 0.086 ± 0.025Al < LOD : 2.981
S < LOD : 0.002P 1.796 ± 0.183Si 1.354 ± 0.255
Mg < LOD : 0.002
Certificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of Verification
XL3t-37055
Reading No 25Mode ALLOYTime 2009-03-24 19:20
Duration 54.78Sequence Final
Alloy1 No Match : *7.26Alloy2 No Match : *7.43Flags 3mm
PositieVondstnr 5208
Object muntKlantcode AACProjectcode VB-FH-07
Rapportnr
% ± Error
Sb < LOD : 0.224Sn 0.657 ± 0.170
Pd < LOD : 0.032Ag 71.815 ± 1.710
Ru < LOD : 0.008Mo < LOD : 0.005Nb < LOD : 0.004
Zr < LOD : 0.005Bi 1.962 ± 0.054
Pb < LOD : 0.036Se < LOD : 0.012W < LOD : 0.058
Zn < LOD : 0.024Cu 0.691 ± 0.043
Ni 0.164 ± 0.053Co < LOD : 0.125Fe 7.917 ± 0.235
Mn 0.251 ± 0.076Cr 0.318 ± 0.082V < LOD : 0.121
Ti < LOD : 0.120Al 11.411 ± 1.841
S < LOD : 0.002P 2.218 ± 0.204Si 2.432 ± 0.302
Mg < LOD : 0.002
Certificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of Verification
XL3t-37055
Reading No 26Mode ALLOYTime 2009-03-24 19:22
Duration 49.15Sequence Final
Alloy1 No Match : *6.21Alloy2 No Match : *6.22Flags 3mm
PositieVondstnr 5656
Object muntKlantcode AACProjectcode VB-FH-07
Rapportnr
% ± Error
Sb 0.121 ± 0.047Sn 32.014 ± 0.650
Pd < LOD : 0.017Ag < LOD : 0.540
Ru < LOD : 0.009Mo < LOD : 0.007Nb < LOD : 0.006
Zr < LOD : 0.007Bi < LOD : 0.037
Pb 2.320 ± 0.079Se < LOD : 0.016W < LOD : 0.141
Zn 1.365 ± 0.070Cu 59.602 ± 0.958
Ni < LOD : 0.065Co < LOD : 0.057Fe 1.650 ± 0.085
Mn < LOD : 0.078Cr 0.114 ± 0.050V < LOD : 0.074
Ti 0.309 ± 0.073Al < LOD : 3.229
S < LOD : 0.002P < LOD : 0.389Si 1.924 ± 0.322
Mg < LOD : 0.002
Certificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of Verification
XL3t-37055
Reading No 27Mode ALLOYTime 2009-03-24 19:25
Duration 54.31Sequence Final
Alloy1 No Match : *6.16Alloy2 No Match : *6.29Flags 3mm
PositieVondstnr 1178 dupl
Object muntKlantcode AACProjectcode VB-FH-07
Rapportnr
% ± Error
Sb 0.199 ± 0.072Sn 1.832 ± 0.140
Pd < LOD : 0.029Ag 53.064 ± 0.830
Ru < LOD : 0.008Mo < LOD : 0.005Nb < LOD : 0.004
Zr < LOD : 0.005Bi 0.033 ± 0.012
Pb 1.360 ± 0.041Se 0.070 ± 0.009W 0.359 ± 0.057
Zn < LOD : 0.065Cu 41.901 ± 0.506
Ni < LOD : 0.062Co < LOD : 0.039Fe 0.262 ± 0.041
Mn < LOD : 0.072Cr 0.237 ± 0.061V < LOD : 0.082
Ti < LOD : 0.073Al < LOD : 2.641
S < LOD : 0.002P < LOD : 0.289Si 0.496 ± 0.198
Mg < LOD : 0.002
Certificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of Verification
XL3t-37055
Reading No 28Mode ALLOYTime 2009-03-24 19:27
Duration 48.56Sequence Final
Alloy1 No Match : *5.97Alloy2 No Match : *6.66Flags 3mm
PositieVondstnr 3841
Object muntKlantcode AACProjectcode VB-FH-07
Rapportnr
% ± Error
Sb 0.137 ± 0.045Sn 26.834 ± 0.589
Pd < LOD : 0.018Ag < LOD : 0.581
Ru < LOD : 0.010Mo 0.026 ± 0.005Nb < LOD : 0.006
Zr < LOD : 0.008Bi < LOD : 0.057
Pb 6.523 ± 0.156Se < LOD : 0.019W < LOD : 0.175
Zn 2.867 ± 0.095Cu 55.917 ± 0.950
Ni < LOD : 0.062Co < LOD : 0.081Fe 4.909 ± 0.141
Mn < LOD : 0.072Cr 0.137 ± 0.033V 0.062 ± 0.026
Ti 0.145 ± 0.034Al < LOD : 3.388
S < LOD : 0.002P < LOD : 0.397Si 0.625 ± 0.297
Mg < LOD : 0.002
Certificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of Verification
XL3t-37055
Reading No 29Mode ALLOYTime 2009-03-24 19:29
Duration 50.12Sequence Final
Alloy1 No Match : *7.18Alloy2 No Match : *7.30Flags 3mm
PositieVondstnr 3459
Object muntKlantcode AACProjectcode VB-FH-07
Rapportnr
% ± Error
Sb < LOD : 0.125Sn 27.382 ± 0.555
Pd < LOD : 0.029Ag 18.421 ± 0.363
Ru < LOD : 0.013Mo < LOD : 0.008Nb < LOD : 0.007
Zr < LOD : 0.013Bi < LOD : 0.102
Pb 28.577 ± 0.459Se < LOD : 0.030W 0.216 ± 0.061
Zn < LOD : 0.060Cu 17.620 ± 0.299
Ni < LOD : 0.082Co < LOD : 0.105Fe 4.669 ± 0.175
Mn < LOD : 0.107Cr < LOD : 0.132V < LOD : 0.063
Ti < LOD : 0.069Al < LOD : 3.046
S < LOD : 0.002P < LOD : 0.389Si 1.292 ± 0.261
Mg < LOD : 0.002
Certificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of Verification
XL3t-37055
Reading No 30Mode ALLOYTime 2009-03-24 19:30
Duration 51.10Sequence Final
Alloy1 No Match : *6.23Alloy2 No Match : *6.23Flags 3mm
PositieVondstnr 3361
Object muntKlantcode AACProjectcode VB-FH-07
Rapportnr
% ± Error
Sb < LOD : 0.199Sn 6.156 ± 0.220
Pd < LOD : 0.033Ag 60.694 ± 1.375
Ru < LOD : 0.009Mo < LOD : 0.005Nb < LOD : 0.004
Zr < LOD : 0.005Bi < LOD : 0.014
Pb 0.115 ± 0.014Se < LOD : 0.010W < LOD : 0.059
Zn < LOD : 0.025Cu 0.489 ± 0.041
Ni < LOD : 0.113Co < LOD : 0.229Fe 30.071 ± 0.566
Mn < LOD : 0.133Cr 0.163 ± 0.040V < LOD : 0.057
Ti < LOD : 0.052Al < LOD : 3.864
S < LOD : 0.002P < LOD : 0.532Si 1.750 ± 0.302
Mg < LOD : 0.002
Certificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of Verification
XL3t-37055
Reading No 31Mode ALLOYTime 2009-03-24 19:33
Duration 51.63Sequence Final
Alloy1 No Match : *7.07Alloy2 No Match : *7.08Flags 3mm
Positie kopVondstnr 3361
Object muntKlantcode AACProjectcode VB-FH-07
Rapportnr
% ± Error
Sb < LOD : 0.188Sn 7.453 ± 0.233
Pd < LOD : 0.031Ag 58.074 ± 1.260
Ru < LOD : 0.008Mo < LOD : 0.005Nb < LOD : 0.004
Zr < LOD : 0.005Bi < LOD : 0.018
Pb 0.551 ± 0.026Se < LOD : 0.010W < LOD : 0.063
Zn < LOD : 0.026Cu 0.709 ± 0.047
Ni < LOD : 0.109Co < LOD : 0.210Fe 26.797 ± 0.496
Mn < LOD : 0.120Cr 0.145 ± 0.038V < LOD : 0.058
Ti < LOD : 0.056Al < LOD : 3.503
S < LOD : 0.002P < LOD : 0.500Si 4.427 ± 0.341
Mg < LOD : 0.002
Certificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of Verification
XL3t-37055
Reading No 32Mode ALLOYTime 2009-03-24 19:36
Duration 51.98Sequence Final
Alloy1 No Match : *4.77Alloy2 No Match : *5.63Flags 3mm
PositieVondstnr 3454
Object muntKlantcode AACProjectcode VB-FH-07
Rapportnr
% ± Error
Sb 0.319 ± 0.119Sn < LOD : 0.381
Pd < LOD : 0.035Ag 87.724 ± 1.304
Ru < LOD : 0.008Mo < LOD : 0.005Nb < LOD : 0.005
Zr < LOD : 0.005Bi 0.055 ± 0.011
Pb 0.401 ± 0.023Se 0.112 ± 0.012W 2.564 ± 0.096
Zn < LOD : 0.044Cu 7.374 ± 0.138
Ni < LOD : 0.091Co < LOD : 0.054Fe 0.432 ± 0.065
Mn < LOD : 0.116Cr 0.391 ± 0.086V < LOD : 0.107
Ti < LOD : 0.112Al < LOD : 2.761
S < LOD : 0.002P < LOD : 0.332Si < LOD : 0.413
Mg < LOD : 0.002
Certificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of Verification
XL3t-37055
Reading No 33Mode ALLOYTime 2009-03-24 19:39
Duration 50.32Sequence Final
Alloy1 No Match : *6.99Alloy2 No Match : *7.14Flags 3mm
PositieVondstnr 3363
Object muntKlantcode AACProjectcode VB-FH-07
Rapportnr
% ± Error
Sb < LOD : 0.100Sn 6.267 ± 0.202
Pd < LOD : 0.029Ag < LOD : 0.721
Ru < LOD : 0.017Mo < LOD : 0.011Nb < LOD : 0.010
Zr < LOD : 0.028Bi < LOD : 0.180
Pb 78.542 ± 1.609Se < LOD : 0.051W < LOD : 0.098
Zn < LOD : 0.030Cu 1.373 ± 0.060
Ni < LOD : 0.067Co < LOD : 0.077Fe 2.121 ± 0.122
Mn < LOD : 0.100Cr < LOD : 0.110V < LOD : 0.086
Ti < LOD : 0.105Al < LOD : 3.479
S < LOD : 0.002P 1.996 ± 0.263Si 7.059 ± 0.433
Mg < LOD : 0.002
Certificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of Verification
XL3t-37055
Reading No 34Mode ALLOYTime 2009-03-24 19:41
Duration 50.07Sequence Final
Alloy1 No Match : *4.87Alloy2 No Match : *5.34Flags 3mm
PositieVondstnr 3410
Object muntKlantcode AACProjectcode VB-FH-07
Rapportnr
% ± Error
Sb < LOD : 0.287Sn < LOD : 0.423
Pd < LOD : 0.038Ag 93.937 ± 1.223
Ru < LOD : 0.009Mo < LOD : 0.005Nb < LOD : 0.004
Zr < LOD : 0.005Bi 0.024 ± 0.008
Pb 0.057 ± 0.013Se 0.077 ± 0.011W 2.018 ± 0.087
Zn < LOD : 0.035Cu 1.229 ± 0.056
Ni < LOD : 0.108Co < LOD : 0.055Fe < LOD : 0.104
Mn < LOD : 0.134Cr 0.499 ± 0.061V < LOD : 0.064
Ti < LOD : 0.071Al < LOD : 2.407
S < LOD : 0.002P 0.366 ± 0.150Si < LOD : 0.373
Mg < LOD : 0.002
Certificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of Verification
XL3t-37055
Reading No 35Mode ALLOYTime 2009-03-24 19:44
Duration 50.97Sequence Final
Alloy1 No Match : *7.25Alloy2 No Match : *7.25Flags 3mm
PositieVondstnr 3157
Object muntKlantcode AACProjectcode VB-FH-07
Rapportnr
% ± Error
Sb < LOD : 0.048Sn 1.962 ± 0.065
Pd < LOD : 0.015Ag < LOD : 0.188
Ru < LOD : 0.007Mo < LOD : 0.004Nb < LOD : 0.004
Zr < LOD : 0.005Bi < LOD : 0.038
Pb 4.736 ± 0.124Se < LOD : 0.012W < LOD : 0.059
Zn 0.180 ± 0.037Cu 21.922 ± 0.494
Ni < LOD : 0.068Co < LOD : 0.192Fe 57.147 ± 0.750
Mn < LOD : 0.063Cr < LOD : 0.032V < LOD : 0.027
Ti < LOD : 0.026Al < LOD : 2.800
S 12.031 ± 0.224P < LOD : 0.411Si 1.037 ± 0.224
Mg < LOD : 0.002
Certificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of Verification
XL3t-37055
Reading No 36Mode ALLOYTime 2009-03-24 19:46
Duration 49.54Sequence Final
Alloy1 No Match : *6.28Alloy2 No Match : *6.47Flags 3mm
Positie keerzijdeVondstnr 3157
Object muntKlantcode AACProjectcode VB-FH-07
Rapportnr
% ± Error
Sb < LOD : 0.068Sn 7.608 ± 0.201
Pd < LOD : 0.018Ag < LOD : 0.429
Ru < LOD : 0.009Mo < LOD : 0.007Nb < LOD : 0.006
Zr < LOD : 0.010Bi < LOD : 0.086
Pb 16.806 ± 0.341Se < LOD : 0.027W < LOD : 0.110
Zn 0.749 ± 0.056Cu 68.658 ± 1.148
Ni < LOD : 0.051Co < LOD : 0.065Fe 4.821 ± 0.111
Mn < LOD : 0.051Cr < LOD : 0.047V 0.068 ± 0.021
Ti 0.066 ± 0.022Al < LOD : 3.306
S < LOD : 0.002P < LOD : 0.409Si < LOD : 0.605
Mg < LOD : 0.002
Certificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of Verification
XL3t-37055
Reading No 37Mode ALLOYTime 2009-03-24 19:51
Duration 48.80Sequence Final
Alloy1 No Match : *5.90Alloy2 No Match : *5.90Flags 3mm
Positie kopVondstnr 3035
Object muntKlantcode AACProjectcode VB-FH-07
Rapportnr
% ± Error
Sb 0.286 ± 0.131Sn < LOD : 0.416
Pd < LOD : 0.043Ag 68.476 ± 1.431
Ru < LOD : 0.012Mo < LOD : 0.007Nb < LOD : 0.006
Zr < LOD : 0.007Bi < LOD : 0.023
Pb 0.251 ± 0.025Se 0.046 ± 0.012W 1.483 ± 0.115
Zn 0.702 ± 0.058Cu 26.980 ± 0.469
Ni < LOD : 0.103Co < LOD : 0.064Fe 0.390 ± 0.070
Mn < LOD : 0.118Cr 0.405 ± 0.099V < LOD : 0.132
Ti < LOD : 0.126Al < LOD : 3.710
S < LOD : 0.002P < LOD : 0.408Si < LOD : 0.491
Mg < LOD : 0.002
Certificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of Verification
XL3t-37055
Reading No 38Mode ALLOYTime 2009-03-24 19:54
Duration 51.73Sequence Final
Alloy1 No Match : *6.65Alloy2 No Match : *6.74Flags 3mm
Positie kern-boven kopVondstnr 3035
Object muntKlantcode AACProjectcode VB-FH-07
Rapportnr
% ± Error
Sb < LOD : 0.242Sn 0.866 ± 0.195
Pd < LOD : 0.039Ag 70.506 ± 1.240
Ru < LOD : 0.011Mo < LOD : 0.006Nb < LOD : 0.005
Zr < LOD : 0.006Bi < LOD : 0.020
Pb 0.246 ± 0.022Se 0.041 ± 0.011W 1.629 ± 0.105
Zn 0.580 ± 0.050Cu 23.983 ± 0.363
Ni < LOD : 0.094Co < LOD : 0.068Fe 1.396 ± 0.101
Mn < LOD : 0.116Cr 0.373 ± 0.084V < LOD : 0.111
Ti 0.159 ± 0.070Al < LOD : 3.112
S < LOD : 0.002P < LOD : 0.380Si < LOD : 0.490
Mg < LOD : 0.002
Certificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of Verification
XL3t-37055
Reading No 39Mode ALLOYTime 2009-03-24 19:57
Duration 61.51Sequence Final
Alloy1 C510PBzA : *3.67Alloy2 No Match : *4.09Flags 3mm
Positie kern-boven kop-correctieVondstnr 3035
Object muntKlantcode AACProjectcode VB-FH-07
Rapportnr
% ± Error
Sb 0.163 ± 0.045Sn 1.083 ± 0.065
Pd < LOD : 0.026Ag < LOD : 0.865
Ru < LOD : 0.012Mo < LOD : 0.008Nb < LOD : 0.009
Zr < LOD : 0.011Bi < LOD : 0.017
Pb 0.113 ± 0.026Se 0.027 ± 0.011W < LOD : 0.109
Zn < LOD : 0.127Cu 97.269 ± 1.180
Ni < LOD : 0.054Co < LOD : 0.027Fe 0.289 ± 0.030
Mn < LOD : 0.037Cr < LOD : 0.061V 0.076 ± 0.027
Ti < LOD : 0.039Al < LOD : 2.386
S < LOD : 0.002P < LOD : 0.224Si < LOD : 0.348
Mg < LOD : 0.002
Certificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of Verification
XL3t-37055
Reading No 40Mode ALLOYTime 2009-03-24 19:59
Duration 49.55Sequence Final
Alloy1 No Match : *6.34Alloy2 No Match : *6.93Flags 3mm
PositieVondstnr 3048
Object muntKlantcode AACProjectcode VB-FH-07
Rapportnr
% ± Error
Sb < LOD : 0.234Sn < LOD : 0.377
Pd < LOD : 0.039Ag 72.760 ± 1.314
Ru < LOD : 0.010Mo < LOD : 0.006Nb < LOD : 0.005
Zr < LOD : 0.006Bi 0.071 ± 0.014
Pb 0.698 ± 0.034Se 0.086 ± 0.013W 2.495 ± 0.113
Zn < LOD : 0.063Cu 16.212 ± 0.271
Ni < LOD : 0.102Co < LOD : 0.122Fe 7.146 ± 0.211
Mn < LOD : 0.124Cr < LOD : 0.124V < LOD : 0.109
Ti < LOD : 0.103Al < LOD : 3.192
S < LOD : 0.002P < LOD : 0.431Si < LOD : 0.509
Mg < LOD : 0.002
Certificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of Verification
XL3t-37055
Reading No 41Mode ALLOYTime 2009-03-24 20:04
Duration 48.91Sequence Final
Alloy1 No Match : *6.38Alloy2 No Match : *6.70Flags 3mm
PositieVondstnr 4557
Object muntKlantcode AACProjectcode VB-FH-07
Rapportnr
% ± Error
Sb < LOD : 0.109Sn 71.511 ± 0.961
Pd < LOD : 0.014Ag < LOD : 0.666
Ru < LOD : 0.008Mo < LOD : 0.005Nb < LOD : 0.005
Zr < LOD : 0.007Bi < LOD : 0.042
Pb 4.422 ± 0.092Se < LOD : 0.013W < LOD : 0.073
Zn < LOD : 0.061Cu 18.958 ± 0.266
Ni < LOD : 0.097Co < LOD : 0.072Fe 1.241 ± 0.102
Mn < LOD : 0.124Cr < LOD : 0.145V < LOD : 0.095
Ti 0.404 ± 0.095Al < LOD : 2.323
S < LOD : 0.002P 0.398 ± 0.129Si 1.172 ± 0.209
Mg < LOD : 0.002
Certificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of Verification
XL3t-37055
Reading No 42Mode ALLOYTime 2009-03-24 20:06
Duration 48.47Sequence Final
Alloy1 No Match : *6.74Alloy2 No Match : *6.98Flags 3mm
Positie kopVondstnr 4557
Object muntKlantcode AACProjectcode VB-FH-07
Rapportnr
% ± Error
Sb < LOD : 0.126Sn 79.740 ± 1.101
Pd < LOD : 0.015Ag < LOD : 0.684
Ru < LOD : 0.008Mo < LOD : 0.006Nb < LOD : 0.005
Zr < LOD : 0.007Bi < LOD : 0.040
Pb 4.327 ± 0.095Se < LOD : 0.015W < LOD : 0.076
Zn < LOD : 0.055Cu 9.771 ± 0.188
Ni < LOD : 0.113Co < LOD : 0.080Fe 1.165 ± 0.113
Mn < LOD : 0.149Cr < LOD : 0.166V < LOD : 0.124
Ti 0.577 ± 0.128Al < LOD : 2.396
S < LOD : 0.002P 0.558 ± 0.136Si 2.821 ± 0.267
Mg < LOD : 0.002
Certificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of Verification
XL3t-37055
Reading No 43Mode ALLOYTime 2009-03-24 20:12
Duration 64.11Sequence Final
Alloy1 Pb : *3.97Alloy2 No Match : *4.82Flags 3mm
PositieVondstnr 3304
Object schijf met gatKlantcode AACProjectcode VB-FH-07
Rapportnr
% ± Error
Sb < LOD : 0.057Sn 0.858 ± 0.037
Pd < LOD : 0.017Ag < LOD : 0.894
Ru < LOD : 0.009Mo < LOD : 0.007Nb < LOD : 0.005
Zr < LOD : 0.017Bi 0.154 ± 0.051
Pb 97.825 ± 0.153Se < LOD : 0.028W < LOD : 0.052
Zn < LOD : 0.014Cu 0.080 ± 0.011
Ni < LOD : 0.036Co < LOD : 0.029Fe 0.445 ± 0.034
Mn < LOD : 0.056Cr < LOD : 0.080V < LOD : 0.127
Ti < LOD : 0.199Al < LOD : 80.000
Certificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of Verification
XL3t-37055
Reading No 44Mode ALLOYTime 2009-03-24 20:16
Duration 51.47Sequence Final
Alloy1 No Match : *6.81Alloy2 No Match : *6.94Flags 3mm
PositieVondstnr 4021
Object schijf Klantcode AACProjectcode VB-FH-07
Rapportnr
% ± Error
Sb 0.137 ± 0.037Sn 14.252 ± 0.347
Pd < LOD : 0.018Ag < LOD : 0.468
Ru < LOD : 0.009Mo < LOD : 0.006Nb < LOD : 0.006
Zr < LOD : 0.009Bi < LOD : 0.057
Pb 8.015 ± 0.186Se < LOD : 0.020W < LOD : 0.132
Zn 1.619 ± 0.067Cu 67.509 ± 1.170
Ni < LOD : 0.049Co < LOD : 0.036Fe 0.955 ± 0.052
Mn 0.085 ± 0.029Cr < LOD : 0.077V < LOD : 0.062
Ti 0.207 ± 0.055Al < LOD : 3.306
S < LOD : 0.002P 0.980 ± 0.209Si 4.070 ± 0.374
Mg < LOD : 0.002
Certificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of VerificationCertificate of Verification
XL3t-37055
Reading No 45Mode ALLOYTime 2009-03-24 20:18
Duration 50.45Sequence Final
Alloy1 No Match : *6.85Alloy2 No Match : *7.00Flags 3mm
Positie keerzijdeVondstnr 4021
Object schijf Klantcode AACProjectcode VB-FH-07
Rapportnr
% ± Error
Sb 0.106 ± 0.044Sn 18.304 ± 0.458
Pd < LOD : 0.020Ag < LOD : 0.525
Ru < LOD : 0.010Mo < LOD : 0.007Nb < LOD : 0.007
Zr < LOD : 0.010Bi < LOD : 0.064
Pb 8.410 ± 0.201Se < LOD : 0.022W < LOD : 0.143
Zn 1.770 ± 0.075Cu 60.972 ± 1.120
Ni < LOD : 0.056Co < LOD : 0.053Fe 1.966 ± 0.084
Mn 0.169 ± 0.040Cr 0.079 ± 0.030V < LOD : 0.048
Ti 0.231 ± 0.042Al < LOD : 3.473
S < LOD : 0.002P 1.409 ± 0.215Si 6.155 ± 0.430
Mg < LOD : 0.002
CATALOGUS METAAL1 De afbeeldingen die tot de vondsten behoren zijn in aparte mapjes te vinden (TIFF en PDF). De afbeeldingen zijn opgeslagen onder de vondstnummer (bijvoorbeeld V3418). Soms is meer dan een afbeelding van een voorwerp nodig, deze zijn dan onder de vondstnummer plus een letter te vinden (bijvoorbeeld V3418-a, V3418-b). In de enkele gevallen van twee voorwerpen met hetzelfde vondstnummer, zijn deze met extra nummers gekenmerkt (bijvoorbeeld V3416-1, V3416-2). Deze afbeeldingen in tekst bij objecten plaatsen graag. 1 Goud Gouden versiering (vondstnr. 5843; WP2; spoornr. 2058; context NT1) Beschrijving: Het gaat om een klein en dun stuk goud (L=0,5 cm), een stuk goudblik. Het stuk is zeer klein, ongeveer rechthoekig, tot een ring gebogen en aan een kant met enkele inkervingen versierd. Type, verspreiding en datering: Omdat het stuk zo klein is kan niet met zekerheid vastgesteld worden, waartoe het stuk oorspronkelijk behoord heeft. Het is goed mogelijk, dat het een deel van een versiering van een meubelstuk (kastje, stoel, bed) of een ander voorwerp was. 2 Brons2 2.1 Kleding Fibulae uit de 1e eeuw Scharnierfibula met versiering in de lengte (vondstnr. 2791; WP1; spoornr. 29; context Geul2-I) Beschrijving: Fragment van fibula (L=nog 12 mm), kort na aanzet kop afgebroken. Op de beugel ribbeltjes. Type, verspreiding en datering: Dit type (Riha 5.12) is een latere ontwikkeling uit de Aucissafibula en dateert vanaf het tweede kwart van de 1e eeuw en verdwijnt geleidelijk gedurende het begin van de 2e eeuw na Chr. Deze fibulatype wordt voornamelijk in Noord-Gallië, Britannië en het Rijnland aangetroffen. Literatuur: Riha 1979, 137-143, Taf. 38-40; Boelicke 2002, 109-112, Variant 8.2, Taf. 37-45. Draadfibulae Almgren 15 Type, verspreiding en datering: Eenvoudige draadfibula, vaak ook ‘Soldatenfibel’ genoemd, (Riha type 1.6.2,, Almgren type 15). Dit type wordt hoofdzakelijk langs de limes in Germanië en Raetia gevonden. Het exemplaar uit Haltern is een het vroegste, maar blijft een uitzondering. De echte begintijd van de fibula lijkt in de Claudische periode te liggen met een
1 L= Lengte, langste meetbare afstand B= Breedte, op een na langste meetbare afstand H= Hoogte DM = Diameter 2 Het kan bij de vondsten van met de aanduiding ‘brons’ zowel om brons als om messing gaan. Beide soorten koperlegering onderscheiden zich namelijk enkel door de bijmenging van ofwel tin of zink. In de database is de aanduiding CU (voor koper of koperlegering) gekozen. Omdat de aanduiding ‘brons’ in de wetenschap algemeen gebruikelijk is, zijn de koperverbindingen in catalogus en tekst derhalve als ‘brons’ aangeduid (Van der Roest 1994, 153, 159).
bloeiperiode vanaf de regeringstijd van Domitianus tot Hadrianus. De laatste exemplaren dateren in de tweede helft van de 2e eeuw na Chr. In tegenstelling hiertoe dateert Heeren de type van 1-90 na Chr. Van der Roest heeft verschillende varianten van dit type gedefinieerd (A, B, C en D, beschrijving zie Van der Roest 153-156). Ze onderscheiden zich voornamelijk door de vormgeving van de beugel, maar kennen wel een gelijke verspreiding en datering. Zes exemplaren van de hier niet vertegenwoordigde variant van der Roest C zijn aangetroffen in de opgraving van BAAC op het aangrenzende terrein. Literatuur: Böhme 1972 13-14, Taf. 4; Riha 1979, 59-60, Taf. 3; Van der Roest 1988 153-156, afb.VII; Boelicke 2002, 19-41, Taf. 2-10; Heeren 2009, 146-147; Hendriksen 2009, 280. - (vondstnr. 6346; WP2; spoornr. 2080; context GEUL4-II) Beschrijving: Draadfibula (L=3,4 cm) van de variant Van der Roest A. De naald is kromgetrokken en de naaldhouder ontbreekt (vergelijkbaar exemplaar: Van der Roest Kat. Nr. 131). - (vondstnr. 2073; WP1; spoornr. 61; ME1) Beschrijving: Fragment van een fibula (L= nog 3,2 cm) van de variant Van der Roest A met een halfronde, in doorsnede driekante beugel. De voet en de spiraal zijn nog in fragmenten aanwezig, naald ontbreekt. - (vondstnr. 2796; WP1; spoornr. 28; context GEUL5-I) Beschrijving: Fragment van een fibula (L= nog 5,7 cm) van de variant Van der Roest A met een halfronde, in doorsnede driekante beugel. De voet en de spiraal zijn nog in fragmenten aanwezig, naald ontbreekt. - (vnr 1672; WP1; spoornr. 28; context GEUL5-I) Beschrijving: Beugel van een fibula (L= 3,8 cm) van de variant Van der Roest A. Halfronde, in doorsnede driehoekige (?) beugel van een fibula met aanzet van een kopplaat. Voet, spiraal en naald ontbreken. -(vondstnr. 5397; WP2; spoornr. 2088; context GEUL5-II) Beschrijving: Fibula (L= 5,5 cm) met een rechte, in doorsnede ronde beugel van de variant Van der Roest B. Naald afgebroken. -(vondstnr. 1812; WP1; spoornr. 28; context GEUL5-I) Beschrijving: Fibula (L= 3,1 cm) met een rechthoekig gebogen beugel van de variant Van der Roest C. Naald afgebroken. - (vondstnr. 2916; WP1; spoornr. 28; context GEUL5-I) Beschrijving: Fragment van een fibula (L= 3,2 cm) met een hoekig gebogen, in doorsnede ronde beugel van de variant Van der Roest C. De voet en de kop met spiraal en naald ontbreken. - (vondstnr. 2922; WP1; spoornr. 28; context GEUL5-I) Beschrijving: Fibula (L= 3,8 cm) van de variant Van der Roest C. De naald is kromgetrokken en de naaldhouder ontbreekt. - (vondstnr. 2903; WP1; spoornr. 28; context GEUL5-I) Beschrijving: Fibula (L= 3,9 cm) met een rechthoekig gebogen beugel van de variant Van der Roest C. Naald en voet afgebroken. - (vondstnr. 1798; WP1; spoornr. 28; context GEUL5-I) Beschrijving: Fibula (L= 4 cm) met een rechthoekig gebogen beugel van de variant Van der Roest C. Naald en voet afgebroken. - (vondstnr. 2795; WP1; spoornr. 28; context GEUL5-I) Beschrijving: Fragment van een fibula (L= nog 2,4 cm) met spiraal met nog de aanzet tot de halfrond gebogen beugel. Het grootste deel van de beugel, de voet en de naald ontbreken, daarom is de precieze variant niet meer te acherhalen. Draadfibulae type Almgren 16
Type, verspreiding en datering: Volgens Boelicke komt dit fibulatype bijzonder vaak voor in België en de naburige gebieden en is vanaf de regeringstijd van Nero tot in de tweede helft van de 2e eeuw gedragen. Volgens Van der Roest werd dit type hoofdzakelijk paarsgewijs door vrouwen gedragen. Boelicke deelt de type Almgren 16 naar gelang de doorsnede van de beugel op in vier verschillende varianten: bandvormig, ruitvormig, driekant of (half)rond. De varianten kennen volgens hem wel een gelijke verspreiding en datering. Volgens Heeren dateert de variant met een bandvormige beugel tussen 120-200 na Chr. De fibulae van onze opgraving hebben óf een bandvormige beugel óf een platte en zeer brede beugel. Ook bij de opgraving van BAAC op het aangrenzende terrein zijn vier draadfibulae met een bandvormige beugel met ingeponste versieringen gevonden. Literatuur: Van der Roest 1988, 155-156, afb. VII; Boelicke 2002, 41-49, Taf. 10-16; Heeren 2009, 146-147; Hendriksen 2009, 281. - (vondstnr. 4138; WP3; spoornr. 4007; context NT3) Beschrijving: Fibula (L= 38 cm) met een halfronde, in doorsnede bandvormige beugel van de variant met een bandvormige beugel (Boelicke Variant 7.1). Naaldhouder licht beschadigd, spiraal en naald ontbreken. - (vondstnr. 596; WP1; spoornr. 29; context Geul2-I) Beschrijving: Fibula (L= 4,9) met een brede beugel, met een maar nog vaag te herkennende langslopende versiering. De fibula hoort bij van de variant met een bandvormige beugel (Boelicke Variant 7.1). Voet met voetknoopje, driekante naaldhouder, naald ontbreekt. - (vondstnr. 912; WP3; spoornr. 4040; context Stad1) Beschrijving: Fibula (L= 8,7 cm) met een brede beugel met een maar nog vaag te herkennende langslopende versiering van inkervingen. De fibula hoort bij van de variant met een bandvormige beugel (Boelicke Variant 7.1). Voet en spiraal sterk met aanslag overdekt, naald ontbreekt. - (vondstnr. 2906; WP1; spoornr. 28; context GEUL5-I) Beschrijving: Fragment van een fibula (L= 4,3 cm) met een halfronde, in doorsnede platte beugel en smalle voet. De fibula hoort bij van de variant met een bandvormige beugel (Boelicke Variant 7.1). Beugel op helft afgebroken; kop, spiraal en naald ontbreken. - (vnr 755; WP1; spoornr. 11; context REC2) Beschrijving: Fibula (L= 4,8 cm) met een brede, platte beugel, met een langslopende versiering van kleine ingeponste dwars lopende inkervingen. De fibula hoort bij van de variant met een platte, zeer brede beugel (Boelicke Variant 7.6). De brede voet is afgebroken, net als de naaldhouder. De spiraal is nog gedeeltelijk aanwezig, maar de naald ontbreekt. - (vondstnr. 6261 – dupl. ; WP1; spoornr. 1418; context REC2) Beschrijving: Fibula (L= 3,8 cm) met een brede, platte beugel, met een langslopende versiering van drie rijen kleine ingeponste putjes. De fibula hoort bij van de variant met een platte, zeer brede beugel (Boelicke Variant 7.6). De naaldhouder is breed en bijna rechthoekig. De naald is in de spiraal afgebroken. - (vnr 3858; WP1; spoornr. 29; context Geul2-I) Beschrijving: Fibula (L= 3,6 cm) met een brede, platte beugel, met een langslopende versiering van kleine ingeponste dwars lopende inkervingen. De fibula hoort bij van de variant met een platte, zeer brede beugel (Boelicke Variant 7.6). Op de voet is een ruitvormige versiering. De naald is in de spiraal afgebroken. - (vondstnr. 3480; WP1; spoornr. 29; context Geul2-I) Beschrijving: Fibula (L= 5,3 cm) met een halfronde, brede platte beugel met een langslopende versiering van drie rijen kleine ingeponste putjes. De fibula hoort bij van de variant met een platte, zeer brede beugel (Boelicke Variant 7.6). Voet met voetknoopje (met inkervingen), driekante naaldhouder, naald volledig bewaard en open. - (vondstnr. 4371; WP1; spoornr. 29; context Geul2-I)
Beschrijving: Fibula (L= 5,5 cm) met een halfronde, brede platte beugel waarop een langslopende versiering van een ribbel met een rij kleine ingeponste putjes op elk kant. De fibula hoort bij van de variant met een platte, zeer brede beugel (Boelicke Variant 7.6). Voet met voetknoopje, driekante naaldhouder, naald volledig bewaard en open. - (vondstnr. 3344; WP1; spoornr. 29; context Geul2-I) Beschrijving: Fibula (L= 5,4 cm) met een halfronde, brede platte beugel waarop een langslopende versiering van een richel met een rij kleine ingeponste putjes op elk kant. Deze loopt op de brede voet door. De fibula hoort bij van de variant met een platte, zeer brede beugel (Boelicke Variant 7.6). Voet met voetknoopje, driekante naaldhouder, naald volledig bewaard en open. - (vondstnr. 6345; WP2; spoornr. 2006; context Geul2-II) Beschrijving: Fibula (L=4,3 cm) met een halfronde, brede platte beugel, versiert met rijen kleine ingeponste putjes. De fibula hoort bij van de variant met een platte, zeer brede beugel (Boelicke Variant 7.6). Voet met driekante naaldhouder, naald ontbreekt. - (vondstnr. 3282; WP1; spoornr. 29; context Geul2-I) Beschrijving: Fibula (L= 4,4 cm) met een halfronde, brede platte beugel waarop een langslopende versiering van twee rijen kleine ingeponste putjes. De fibula hoort bij van de variant met een platte, zeer brede beugel (Boelicke Variant 7.6). Voetknoopje ontbreekt, driekante naaldhouder, naald volledig bewaard en open. - (vondstnr. 2053; WP1; spoornr. 28; context GEUL5-I) Beschrijving: Fibula (L= 2,8 cm) met een halfronde, zeer brede platte beugel waarop een langslopende versiering nog vaag te herkennen is. De fibula hoort bij van de variant met een platte, zeer brede beugel (Boelicke Variant 7.6). Voet met voetknoopje en driekante naaldhouder, naald volledig bewaard en open. - (vondstnr. 4552; WP1; spoornr. 29; context Geul2-I) Beschrijving: Fibula (L= 5,8 cm) met een halfronde, brede platte beugel waarop een langslopende versiering van een rij kleine ingeponste putjes nog vaag te herkennen is. Deze loopt op de brede voet door. De fibula hoort bij van de variant met een platte, zeer brede beugel (Boelicke Variant 7.6). Voet met voetknoopje en driekante, licht beschadigde naaldhouder, de naald en een deel van de spiraal ontbreken. - (vondstnr. 3458; WP1; spoornr. 29; context Geul2-I) Beschrijving: Fibula (L= 4,5 cm) met een halfronde, brede platte beugel waarop een langslopende versiering van twee rijen kleine ingeponste putjes. De fibula hoort bij van de variant met een platte, zeer brede beugel (Boelicke Variant 7.6). Voetknoopje bewaard, driekante naaldhouder, naald volledig bewaard en open. - (vondstnr. 3801; WP3; spoornr. 4007; context NT3) Beschrijving: Fibula (L= 4,5 cm) met een halfronde, brede platte beugel met een langslopende versiering van een rij ingeponste driehoeken met een rij kleine ingeponste putjes op elk kant. De fibula hoort bij van de variant met een platte, zeer brede beugel (Boelicke Variant 7.6). Voet is afgebroken. de naald volledig bewaard en open. - (vondstnr. 245; WP1; spoornr. 18; context GEUL5-I) Beschrijving: Fibula (L= 3,8) met een halfronde, brede platte beugel waarop een langslopende versiering nog vaag te herkennen is. De fibula hoort bij van de variant met een platte, zeer brede beugel (Boelicke Variant 7.6). Voet met voetknoopje en driekante naaldhouder, naald volledig bewaard en open. - (vondstnr. 6281; WP2; spoornr. 2347; context Stort) Beschrijving: Fibula (L= 3,2 cm) met een halfronde, zeer brede platte beugel waarop drie ingeponste gleuven langslopen. De fibula hoort bij van de variant met een platte, zeer brede beugel (Boelicke Variant 7.6). De beugel breekt voor de voet af, ook de naald is afgebroken. - (vondstnr. 2789; WP1; spoornr. 29; context Geul2-I)
Beschrijving: Fibula (L= 4,6) met een brede, platte beugel, met een langslopende versiering van kleine ingeponste dwars lopende inkervingen. De fibula hoort bij van de variant met een platte, zeer brede beugel (Boelicke Variant 7.6). Voet met voetknoopje en driekante naaldhouder, naald volledig bewaard en open. - (vondstnr. 144; WP1; spoornr. 3; context REC2) Beschrijving: Fragment van een fibula (L= 4,2 cm) met een halfronde, in doorsnede platte beugel met een langslopende versiering van twee ribben. De fibula hoort bij van de variant met een platte, zeer brede beugel (Boelicke Variant 7.6). De voet en de kop met spiraal en naald ontbreken. Fibulae uit de 2e eeuw Letterfibula (vondstnr. 6395; WP2; spoornr. 2006; context Geul2-II) Beschrijving:Spiraalfibula in de vorm van de letter R (L= 2,3 cm). De spiraal en de naald zitten achter de verticale balk, de spiraal aan de onderkant van de R. De naald is compleet bewaard en open. Type, verspreiding en datering: De type fibula in de vorm van een letter (Böhme typ 48) is een incidenteel in alle Noordwestelijke provincies van het Romeinse Rijk voorkomende vorm. Bekend zijn de letters B, M, P, D en S. Van deze is de letter S de meest voorkomende, misschien vanwege de dubbelzinnigheid van de vorm, die zowel een letter als ook een dier (slang) kon voorstellen. Volgens Böhme is dit type in het 2e eeuw na Chr. te dateren. Literatuur: Böhme 1972, Kat. Nr. 1178, 44-45, Taf. 30; Thüry 2004, 57. Beugelfibula met halfronde kopplaat Type, verspreiding en datering: Dit type (Böhme 18, Riha 7.1.1) komt veel voor in het Rijngebied, in Noord-Frankrijk en België. Van der Roest dateert dit type in de regeerperiodes van Hadrianus tot aan Antoninus Pius, terwijl Heeren daarentegen met een iets latere datering - tussen 140 en 190 na Chr - komt. Tijdens de opgraving van BAAC op het aangrenzende terrein in Voorburg is een vergelijkbaar exemplaar gevonden. Literatuur: van der Roest 1986, 165, Kat. Nr. 234-236, Taf. X; Heeren 2009, 146-147; Hendriksen 2009, 283, afb. 8.16. - (vondstnr. 3838; WP1; spoornr. 29; context Geul2-I) Beschrijving: De fibula (L= 4,6 cm) heeft een halfronde kopplaat met een mee gegoten ronde lus. De kopplaat is gedecoreerd met een rij kleine ingeponste putjes aan de buitenkant. De beugel is licht S-vormig en heeft een brede voet en een rechthoekige naaldhouder. Op de beugel zit op het hoogste punt een versiering van twee rechthoekige vleugeltjes, die eveneens met een rij kleine ingeponste putjes gedecoreerd zijn. Van der Roest beeldt twee exemplaren met een octogonale beugelversiering uit De Horden en Elst af (Kat. Nr. 236, Taf. X) en uit Tiel-Passewaaij is een exemplaar met een ronde beugelversiering bekend (afb. 78, 9-V057.128). De naald is kort na de spiraal afgebroken. - (vondstnr. 1852; WP1; spoornr. 28; context GEUL5-I) Beschrijving: De fibula (L= 3,7 cm) heeft een halfronde kopplaat. De beugel is licht S-vormig en heeft een naar achter gebogen voet met voetknopje. Op de beugel zit op het hoogste punt een kraag of richel als versiering. De spiraal en de naald ontbreken. Romeinse Kniefibula met halfronde kopplaat Type, verspreiding en datering: Fibulae van dit type (Böhme 19, Riha 3.12) zijn gevonden in zowel civiele als militaire nederzettingen in de Limeszone. Zij dateren volgens Van der Roest vanaf het midden van de 2e eeuw tot het begin van de 3e eeuw na Chr. (vergelijkbaar exemplaar Haalebos fig 19.1). Heeren dateert het type tussen 140 en 190 na Chr. In Nederland
zijn bijvoorbeeld in Katwijk-Zanderij en Tiel Passewaaij exemplaren van dit type gevonden. Drie exemplaren van een kniefibula met een ronde kopplaat zijn bij de opgraving van BAAC op het aangrenzende terrein in Voorburg gevonden. Literatuur: Haalebos 1986, 55-56.; van der Roest 1988, 158-159, Kat. Nr. 206-207; de Bruin 2008, 234-237, 242-244, afb. 11.2, 11.3, 11.10; Heeren 2009, 146-147; Hendriksen 2009, 281, afb. 8.14. - (vondstnr. 4851; WP2; spoornr. 2006; context Geul2-II) Beschrijving: Fibula (L 2,8 cm) met licht S-vormige beugel met een naar achter gebogen voet en een rechthoekige naaldhouder en een halfronde kopplaat met daarachter de spiraal. De naald ontbreekt. De hele fibula is bedekt met een gouden waterpatina. - (vondstnr. 2740, WP1; spoornr. 29; context Geul2-I) Beschrijving: Fibula met S-vormige beugel (L= 2,5 cm) met een profilering op de beugel en een naar achter gebogen voet met een grote rechthoekige naaldhouder. De spiraal zit achter een beschadigde halfronde kopplaat. De naald is open. Romeinse Kniefibula met veerhuls (vondstnr. 967; WP1; spoornr. 15, context NT1) Beschrijving: De fibula (L= 3 cm) is bedekt met een dikke aanslag. De fibula heeft een in doorsnede brede, S-vormige beugel en een naar achter gebogen voet met een dwars geplaatste naaldhouder. De spiraal zit in een rechthoekige veerhuls. De naald ontbreekt. Type, verspreiding en datering: Fibulae van dit type (Böhme 21, Riha 4.11) zijn gevonden in zowel civiele als militaire nederzettingen in de Limeszone. Zij worden in het algemeen in dezelfde periode gedateerd als de fibulae met kopplaat, namelijk vanaf het midden van de 2e eeuw tot het begin van de 3e eeuw na Chr. Literatuur: Haalebos 1986, 55-56.; van der Roest 1988, 158-159, Kat. Nr. 206-207;Heeren 2009, 146-147. Swastikafibula (vondstnr. 3232; WP1; spoornr. 29; context Geul2-I) Beschrijving: Fibula in de vorm van rechtsdraaiende Swastika (2,6 bij 2,6 cm). Op de achterkant zijn de spiraal en naald (open) compleet bewaard. Type, verspreiding en datering: Swastikafibulae (Riha 3.19.2, Böhme 49a) waren in het hele Limesgebied gebruikelijk. Zij worden door Boelicke tussen het einde van de 2e eeuw tot het midden van de 3e eeuw na Chr. gedateerd. Een vergelijkbaar exemplaar is gevonden in Katwijk-Zanderij. Literatuur: Boelicke 2002, 80-81, Taf. 33; de Bruin 2008, 235, afb 111.4. Fibula met niervormig doorbroken kopplaat (vondstnr. 5733; WP1; spoornr. 29; context Geul2-I) Beschrijving: De fibula (L= 5 cm) heeft een halfronde kopplaat met twee gaten in de vorm van een nier. De beugel is halfrond gebogen en bandvormig en heeft enkele groeven in de lengte. De voet is afgebroken, eveneens als de spiraal en de naald. Type, verspreiding en datering: Het kenmerk van deze fibula is de kopplaat met de niervormige gaten. Deze fibula kan vanwege de bandvormige beugel met groeven gedetermineerd worden als variant 7.2 van Boelicke. Dit soort fibulae is typerend voor het gebied langs de Limes in zowel Germania als Raetia. In Nederland is een exemplaar gevonden in Den Haag-Scheveningseweg. Deze fibula was in gebruik tussen het midden en het einde van de 2e eeuw. Literatuur: Boelicke 2002, 77-78; Waasdorp 1999, 81, cat. no. 4.14. Emailfiguurfibulae
Deze fibulae komen in verschillende vormen voor waarbij de overeenkomst is dat zij alle realia voorstellen. Naast fibulae in de vorm van dieren horen ook fibulae in de vorm van voorwerpen (zo als bijvoorbeeld een amphora of een schoenzool) tot deze groep (Böhme 42, Feugère 28). Schoenfibula (vondstnr. 4774; WP1; spoornr. 29; context Geul2-I) Beschrijving: De fibula (L= 3,9 cm) is plat en heeft de vorm van een schoen. Op de achterkant zit een scharnier, de naald gaat van de hiel van de schoen naar de neus van de schoen en is volledig bewaard en open. De zool of schoen is gedecoreerd met champlevée-emaille, waarvan sommige uitgevallen zijn. Type, verspreiding en datering: Figuurfibulae met emailledecoratie (Riha 7.25) waren in alle Romeinse provincies geliefd en worden zowel in militaire als civiele nederzettingen gevonden. Figuurfibulae worden door Boelicke vanaf het einde van de 1e eeuw tot het begin van de 3e eeuw na Chr. gedateerd. Schoenfibulae zijn onder meer in Xanten (Boelicke Kat. Nr. 1122) en in Tiel-Passewaaij (Heeren, afb. 78, 15) gevonden. Literatuur: Haalebos 1986, 98, afb. 47; Boelicke 2002, 128-129, Taf. 52-53; Heeren 2009, 146-147. Radfibula (vondstnr. 4836; WP2; spoornr. 2006; context Geul2-II) Beschrijving: De scharnierfibula (diam. 4,6 cm) heeft de vorm van een rad met naaf en zes spaken. De naaf en het rad zijn geëmailleerd. Het rad heeft een rode achtergrondkleur, met op regelmatige afstanden afwisselend blauwe en witte rechthoeken ingezet. In de witte rechthoeken zijn donkere stippen geplaatst. De buitenkant van de naaf is met afwisselend witte rechthoeken met een zwarte zon (ring en stralen) en rechthoeken in een schaakbordpatroon van emaille versierd. Daarbinnen is een dunne ring niet geëmailleerd gelaten. In het midden is een emaille versiering met de afbeelding van een hoofd in zijaanzicht (naar links gericht). Op de achterkant is de naald, het scharnier en de naaldhouder nog compleet bewaard gebleven, de naald is open. Type, verspreiding en datering: Deze fibula hoort tot de figuurfibulae (Riha typ 7.25, Ettlinger typ 48). Deze fibulae komen in verschillende vormen voor waarbij de overeenkomst is dat zij alle realia voorstellen. Naast fibulae in de vorm van dieren horen ook fibulae in de vorm van voorwerpen (zo als bijvoorbeeld een amphora of een schoenzool) tot deze groep (Böhme 42, Feugère 28). Volgens Boelicke dateert deze groep vanaf het einde van de 1e eeuw tot het begin van de 3e eeuw. In Nederland is elk een exemplaar uit Zwammerdam en uit Nijmegen gepubliceerd. Literatuur: Boelicke 2002, 128; Riha 1994, 172-173; Haarlebos 1986, 84, Fig. 36, 12. Vogelfibula (vondstnr. 4302; WP1; spoornr. 95; context REC1) Beschrijving: De fibula (L= 3,8 cm) toont een vogel in vlucht met uitgebreide vleugels en een brede staart. De fibula is een platte schijf, enkel de nek en kop van de vogel steken uit de plaat op. Op de achterkant zit een scharnier, de naald gaat van de staart van de vogel naar zijn kop en is volledig bewaard en open. Aan de staart zit een lus. Het lichaam, de vleugels en staart zijn gedecoreerd; het lichaam met ingeponste veren, de vleugels en staart met champlevée-emaille, dat wil zeggen dat ronde putjes gevuld zijn met geel en turkoois emaille. Type, verspreiding en datering: Figuurfibulae met emailledecoratie (Riha 7.25) waren in alle Romeinse provincies geliefd en worden zowel in militaire als civiele nederzettingen gevonden. Figuurfibulae worden door Boelicke vanaf het einde van de 1e eeuw tot het begin van de 3e eeuw na Chr. gedateerd. In Xanten en in Maurik zijn vergelijkbare vogelfibulae gevonden (Boelicke Kat. Nr. 1112, Haalebos cat. no. 157).
Literatuur: Haalebos 1986, 98, afb. 47; Boelicke 2002, 128-129, Taf. 52-53; Heeren 2009, 146-147. Figuurfibula (omkijkende vogel) met emaille (vondstnr. 4591; WP2; spoornr. 2006; context Geul2-II) Beschrijving: Het gaat om een figuurfibula (L= 4,7 cm) in de vorm van een zittende, omkijkende vogel. De veren van de vogel zijn op de nek en de vleugels vrij precies weergegeven en op de rest van het lichaam door inkervingen aangeduid. Rond het oog zit een ring van rood emaille en het oog zelf was wellicht oorspronkelijk in een andere kleur emaille uitgevoerd. De achterkant laat zien dat het scharnier zeer grof gewerkt is, wat opmerkelijk is. Bovendien is de naald van de fibula vrij breed en lijkt sterk op de naald van een omegafibula. Het gaat dus zeker om een speciaal vervaardigde fibula. Type, verspreiding en datering: De meeste vogelfibulae tonen de vogel in vlucht van boven, een afbeelding van een zittende vogel is mij tot nu toe niet bekend. Ook is de precieze weergave van de details uitzonderlijk. De fibula dateert qua stijl waarschijnlijk in het 2de tot 3de eeuw. Een precies vergelijkbaar stuk heb ik tot nu toe nog niet gevonden. Dit is opvallend, maar met name bij de dier- en figuurfibulae komen unica incidenteel voor. Millefiorischijffibula (vondstnr. 6140; WP3; spoornr 4007; context NT3 ) Beschrijving: Ronde schijffibula (L= 2,7 cm) met scharnier en versiering van emaille. De fibula heeft een holle buitenrand en een licht verhoogd bol middengedeelte dat met millefiori-emaille versierd is. Aan de buitenkant zijn zes ronde versieringen op regelmatige afstand van elkaar te zien. Twee van deze versieringen ontbreken (deze zijn tijdens de conservering vervangen door ingekleurd polyester). Ook delen van de naald ontbreken. Type, verspreiding en datering: De fibula hoort bij de Millifiorifibulae (Riha Variante 7.14.1). Deze dateren vanaf het midden van de 2e eeuw tot het begin van de 3e eeuw en waren in alle Noordwestelijke provincies van het Romeinse Rijk geliefd (vergelijkbaar exemplaar: Riha Kat. Nr. 1615). Literatuur: Riha 1979, 189-190, Taf. 61-62. Schijffibula met Pressblech (vondstnr. 5298; WP1; spoornr. 29; context Geul2-I) Beschrijving: De ronde schijf van de fibula (L= 2,9 cm) is overdekt met een bronsblik, dat in de vorm van een rozet is geperst. Aan de achterkant zit een spiraal en een rechte beugel met een lange, rechthoekige naaldhouder. De voet van de fibula is afgebroken. Type, verspreiding en datering: De Pressblechauflage van dit type fibula (Böhme 44, Riha 3.14) is volgens Böhme meestal van zilver of verguld brons, het lijkt waarschijnlijk dat onze fibula oorspronkelijk ook verguld was. Volgens Böhme zijn fibulae van dit type binnen het Romeinse Rijk in het Germaans-Raetische gebied en Britannië vrij gebruikelijk. In Nederland is een exemplaar dat zeer sterk op onze fibula lijkt in Nijmegen gevonden en zijn zes exemplaren van dit type gevonden in Tiel-Passewaaij. De kleine exemplaren (schijf tot 30mm in diameter) van deze fibulae dateren volgens Boelicke in de tweede helft van de 2e eeuw, de grote vanaf de tweede helft van de 2e eeuw tot het begin van de 3e eeuw na Chr. Heeren dateert dit type tussen 150 en 300 na Chr. Literatuur: van Buchem 1941, Taf. 19, 11; Böhme 1972, 41-43, Taf. 28-29; Riha 1979, 86-87, Taf. 13; Boelicke 2002, 82-83, Taf. 34; Heeren 2009, 146-147. Gelijkzijdige scharnierfibula (vondstnr. 3486; WP1; spoornr. 29; context Geul2-I) Beschrijving: De fibula (L= 2,9 cm) heeft in het midden een ronde, geëmailleerde schijf, die van twee taps toelopende stukken met elk twee ribben geflankeerd wordt. Op de achterzijde
bevindt zich nog het scharnier, de complete naald is gesloten en zit in de naaldhouder (vergelijkbaar exemplaar: Riha Kat. Nr. 1651). Type, verspreiding en datering: Volgens Riha is dit aan variatie rijke fibulatype in alle Romeinse provincies geliefd. De verschillende vormen van dit lang in gebruik zijnde type kunnen op grond van de beugelbuiging en de naaldvorm worden gedateerd. Fibulae met een hoekige of een vlakke trapsgewijze beugel en wangscharnier zoals ons stuk dateren uit de 2e eeuw tot en met het begin van de 3e eeuw na Chr. In Nederland is een zeer sterk op dit stuk lijkend exemplaar in Woerden gevonden. Literatuur: Riha 1979, 191-192, Taf. 63; Hoss 2008, 238-239. Gelijkzijdige emaillefibula (vondstnr. 0932; WP1; spoornr. 28; context GEUL5-I) Beschrijving: Het gaat om een platte fibula (L 4,8 cm) met een versiering van emaille. Op de achterkant zijn nog de restanten van een (wang)scharnier herkenbaar. Type, verspreiding en datering: Deze fibula is een zogenaamde gelijkzijdige emaillefibula, een type met zeer verschillend uitgewerkte exemplaren, waarvan zelden identieke exemplaren voorkomen. Vergelijkbare fibulae zijn gevonden in het castellum Zugmantel, in Weissenthurm bij Koblenz, in een graf in Wederath /Belginum (Duitslan) en in Haulchin (Belgie). Dit type is volgens Böhme in alle noordwestelijke provincies van het Romeinse Rijk en incidenteel ook buiten de grenzen van het rijk aangetroffen, maar komt voornamelijk in het noorden van Gallië, in België en aan de Rijn voor. Het paarsgewijs voorkomen van deze fibulae in graven en de geringe afstand van de naald tot de fibula maken het waarschijnlijk dat het type door vrouwen meer als sieraad dan als kledingspeld is gedragen. Het type wordt in het algemeen in de tweede helft van de 2e eeuw na Chr. gedateerd. Het graf in Wederath wordt daarentegen duidelijk vroeger, in die tijd van 120-150 na Chr. gedateerd. Literatuur: Loë 1937, 267, fig. 105, 4; Exner 1939, 96, Kat. Nr. II, 22, Taf. 11; Böhme 1972, 36-37, Kat. Nr. 942, Taf. 24; Abegg 1989, 347, f. Fibula met lange Scharnierarmen Type, verspreiding en datering: De fibula hoort bij het type met scharnier en hulsvoet (Böhme 28, Riha 6.4). Volgens de indeling van Boelicke hoort deze fibula bij de variant met een in doorsnede halfronde beugel. Volgens Boelicke is dit een regelmatig voorkomende fibula in het Limesgebied van Engeland tot Syrië (uit Nederland zijn minstens 13 exemplaren bekend). Het type dateert volgens Boelicke vooral in de eerste helft van de 3de eeuw, terwijl enkele exemplaren misschien nog tot 300 na Chr. in gebruik waren. Heeren dateert het type van 200 tot 300 na Chr. Een fragment van een exemplaar van hetzelfde type is bij de opgraving van BAAC op het aangrenzende terrein in Voorburg gevonden. Literatuur: Waasdorp 1999, 76, 83, cat. no. 4.25; Boelicke 2002, 117-119; Heerlen 2009, 146-147; Hedriksen 2009, 286. - (vondstnr. 6362; WP3, spoornr. 4201; context stad 1) Beschrijving: De fibula (L= 5,5 cm) heeft een in doorsnede D-vormige en halfrond gebogen beugel, een hulsvormige voet en twee scharnierarmen. De fibula is compleet, met een open naald. - (vondstnr. 2123; WP1; spoornr. 28; context GEUL5-I) Beschrijving: De fibula heeft een in doorsnede rechthoekige en in een hoek gebogen beugel en twee scharnierarmen. De voet en de naald ontbreken. - (vondstnr. 2052; WP en spoornr. onbekend) Beschrijving: Van de fibula is nog de hulsvoet en de aanzet tot de in doorsnede D-vormige en halfrond gebogen beugel (L= 2,8 cm) bewaard. Ringfibula (vondstnr. 1020; WP1 spoornr. 28; context GEUL5-I)
Beschrijving: De fibula (diameter 4,3 cm) is sterk met ijzercorrosie overdekt. De fibula bestaat uit een ronde ring met een aan de ring vastgezette naald. Type, verspreiding en datering: Ringfibulae (Riha 8.2., Böhme 51) komen oorspronkelijk uit Britannië, waar zij vanaf de Latène-periode tot in de Vroege Middeleeuwen geliefd waren. Ringfibulae zijn in het hele Romeinse Rijk gebruikt, maar worden bijzonder vaak aangetroffen in de westelijke provincies. Zij worden door Boelicke vanaf het midden van de 1e eeuw tot het 3e eeuw na Chr. gedateerd, terwijl Heeren deze fibulae heel breed tussen 40 en 350 na Chr. dateert. Literatuur: Böhme 1972, 46, Kat. Nr. 1228-31, Taf. 31; Boelicke 2002, 132-133, Taf. 54. Ringfibula met aanzet (vondstnr. 5335; WP2C; spoornr. 2055; context NT1) Beschrijving: Het gaat om een fibula bestaand uit een ring (diameter 4 cm) met een V-vormige bocht naar buiten. Ter fixatie van de stof diende een naald die aan de bovenkant tot een ring is gebogen en aan de ring is vast gezet. Type, verspreiding en datering: Dit type ringfibulae wordt in navolging van Oldenstein vaak voor gespen van de militaire gordel aangezien. Pröttel beschrijft daarentegen dat dit type fibulae bij inhumaties meestal op de rechterschouder gevonden is, wat aangeeft dat deze als mantelspelden werd gebruikt. Het Ringfibel mit Ansatz-type is door Selleye beschreven, die achttien varianten gedefinieerd heeft die onderling voornamelijk verschillen in de vormgeving van het aangezette stuk. Ons exemplaar heeft een eenvoudig aangezet stuk en hoort bij de variant Selleye I. Het type heeft zijn hoofdverspreidingsgebied in het gebied van de Donau, maar komt incidenteel ook langs de Rijn, in Noord-Gallië en Britannië voor.3 Dit type wordt in de late 3e tot in de 4e eeuw na Chr. gedateerd. Literatuur: Böhme 1972, 46, Kat. Nr. 1232-1233, Taf. 31; Oldenstein 1976, 218-219, Kat. Nr. 1048-1061, Taf. 79; Sellye 1990, 26, 53-85; Pröttel 2002, 101-103; Bishop/Coulston 2006, 182-183, fig. 118, 5-8; Schmid 2010, 53. Tweedelige fibulae met hoge naaldhouder Almgren Gruppe VII (vondstnr. 2984; WP1; spoornr. 29; context Geul2-I) Beschrijving: Het gaat om een fibula (L= 2,5 cm) met een S-vormige beugel, die door een knobbel van de brede voet is gescheiden. Onder de spiraal loopt een draad. De naaldhouder is breed en heeft parallel lopende randen en aan het uiteinde een decoratief afsluitend knoopje. De fibula is goed bewaard gebleven, alleen de naald is kort na de spiraal afgebroken. Deze was nog compleet met naald bij aantreffen, maar is waarschijnlijk bij het bergen of transport gebroken. Type, verspreiding en datering: Dit type fibula (Böhme 37, Riha 3.8, Almgren Gruppe VII) is afkomstig uit de Germania Libera (Noordoost-Duitsland, gebied van de Neder-Elbe) en vanuit daar naar het provincaal-Romeinse gebied, met name de Limeszone, gekomen. Uit Nederland zijn vondsten uit De Horden, Maurik, Tiel-Passewaaij en Vechten bekend. Deze fibula dateert volgens Boelicke en Böhme vanaf het midden van de 2e eeuw tot het begin van de 3e eeuw na Chr. Literatuur: Böhme 1972, 33-35; Boelicke 2002, 77; Heeren 2009, 146-147. Tweedelige fibulae met hoge naaldhouder serie Almgren 4 (vondstnr. 2158; WP1, spoornr. 58; Geul3-I) Beschrijving: De fibula (L 3 cm) is met een corrosieaanslag bedekt. De vorm is met behulp van de Röntgenfoto gedefinieerd. De fibula heeft een zeer korte, maar sterk gebogen beugel die zonder knik in de naaldhouder overgaat en een lange spiraal.
3 Schmid 2010, 52-53.
Type, verspreiding en datering: De fibula hoort tot een ondervariant, van het type 37d van Böhme ofwel de serie 4 van Almgren. Deze fibula is afkomstig uit Noordoostduitsland en Zuid-Denemarken, maar komt incidenteel ook in de provincaal Romeinse nederzettingen aan de Rijnlimes voor. Het type dateert volgens Erdrich in de late 2e tot de eerste helft van de 3e eeuw na Chr. Literatuur: Böhme 1972, 34, Abb. 4, Kat. Nr. 900-914, Taf. 22-23; Haalebos 1986, Kat. Nr. 176; van der Roest 1988, 156; Erdrich 1998, 300, Abb. 2, 7-10; Schulte 1998, 290, Abb. 1 en 5; Heeren 2009, no. 5-V164.284, 146-147, afb. 79. Germaanse trompetkopfibulae Type, verspreiding en datering: Deze fibulatype (Böhme typ 35, Almgren 101) is afkomstig uit het Benedenelbegebied, maar komt incidenteel ook in de Provincaal-Romeinse nederzettingen rond de Rijnlimes voor. In Nederland zijn bijvoorbeeld in Katwijk-Zanderij en Tiel Passewaaij exemplaren van dit type gevonden. De datering is volgens Böhme vanaf de Flavische periode tot het midden van de 2e eeuw. Heeren dateert dit type van 100 tot 160 na Chr. (vergelijkbaar exemplaar: Böhme Kat. Nr. 862). Literatuur: Böhme 1972, 31-32; de Bruin 2008, 242-244, afb. 11.10; Heeren 2009, 146-147. - (vondstnr. 3300; WP2; spoornr. 2006; context Geul2-II), Beschrijving: De fibula (L= 3,9 cm) heeft een kop in de vorm van een trompet die in een brede kraag ofwel een hoge, smalle halfronde schijf eindigt. De voet is plat rechthoekig en heeft geen knoopje. De naaldhouder is breed en licht schuin toelopend. De fibula is compleet, de naald open. - (vondstnr. 6347; WP2; spoornr. 2080; context GEUL4-II) Beschrijving: De fibula (L= 3,7 cm) heeft een kop in de vorm van een trompet die in een brede kraag ofwel een hoge, smalle, halfronde schijf eindigt. De voet is plat rechthoekig, heeft geen knoopje en is versierd met twee ingekerfde X-en. De naaldhouder is breed en licht schuin toelopend. De naald is bewaard en open. Engelse trompetkoppfibula in de vorm van een vlieg (vondstnr. 563; WP1; spoornr. 29; context Geul2-I) Beschrijving: De fibula (L totaal 3,4 cm) heeft een hoekige gebogen beugel met een trompetkop en een middengedeelte en voet in de vorm van een vlieg in bovenaanzicht. Hierbij vormt de voet de kop van de vlieg. De voet is licht naar achter gebogen en heeft een hoge en brede rechthoekige naaldhouder. De kopplaat is klein en halfrond met een uitstekend halfrond deel. Dit is bij vele fibulae van dit type doorboord om als lus gebruikt te worden; echter dat is bij deze fibula niet gebuurd. De naald is open en is samen met de spiraal tijdens conservering opnieuw aan de beugel vast gezet. Type, verspreiding en datering: Dit type is kenmerkend voor Groot-Britannië, maar is ook daar zeldzaam. In de corpus van Hull is maar een dozijn van deze fibulae opgenomen en de verzameling van Richard Hattat kent maar zes exemplaren. De meeste exemplaren zijn op de lichaam en de vleugels van de vlieg met champlevé- emaille gedecoreerd. De bij andere exemplaren van dit type gebruikelijke doorboringen aan de kopplaat wijzen op het gebruik van een ketting, waarmee de fibula met een andere fibula verbonden was. Deze manier van dragen is typisch voor de vrouwelijke dracht. De fibulae dateren net als de ‘gewone’ trompetkopfibulae in de 2e eeuw na Chr. Literatuur: Hattat 1987, 141, cat. no. 947, 948, fig. 46; Hattat 1989, 329, fig. 188; Böhme-Schönberger 1997, 86. Engelse Kniefibula (vondstnr. 5714; WP2; spoornr. 2006; context Geul2-II)
Beschrijving: De fibula heeft een licht S-vormige beugel met een naar achter gebogen voet en een rechthoekige dwars geplaatste naaldhouder. De beugel is versierd met een middenrib van drie richels met heel kleine stippen en vijf dikkere knopjes aan beide buitenkanten. Deze versieringen zijn gemaakt van een legering van zilver, tin en lood (zie rapport RESTAURA in bijlage op de DVD). De huls is eveneens met een horizontale ribbel van kleine stippen versierd en heeft een metalen lus aan de bovenkant. De rechthoekige huls gaat half om de spiraal heen en heeft aan de uiteinden oorspronkelijk twee ronde ‘dekseltjes’ gehad (één ervan ontbreekt nu), maar is aan de achterkant van de spiraal open. De naald is in zijn geheel aanwezig en zit in de naaldhouder. De hele fibula heeft een roodachtige patina, wat op een hoog percentage koper wijst. Type, verspreiding en datering: De fibula is een type kniefibula (Böhme 20c) dat in Britannië vaak voorkomt, maar langs de Rijn-Donau-Limes zeldzaam is. In Britannië zijn fibulae van dit type zowel in civiele als militaire nederzettingen gevonden. Volgens Baylay/Butcher zijn de oudste exemplaren in contexten uit de regeringstijd van Antoninus Pius gevonden. Andere exemplaren dateren aan het begin van de 3e eeuw. Literatuur: Böhme 1976, 20, Taf. 7-8; Bayley/Butcher 2004, 179-181, cat. no. 173A, fig. 154. Ondetermineerbare fibulae Veertien (fragmenten van) fibulae waren niet meer determineerbaar, meestal omdat het alleen om de naald en spiraal van een fibula ging. 2.2 Sieraden Ringen Ringen met een intaglio-gem, een camee of een gravering in het metaal zijn voor het zegelen van zowel brieven als ook handelswaar gebruikt. Voor een beschrijving en interpretatie van de gemmen die in de ringen zitten zie hoofdstuk gemmen. Eenvoudige ringen De aangetroffen ringen worden als sieraden beschouwd indien ze vanwege hun grootte en gladde binnenkant aan een vinger gedragen kunnen zijn. Volgens Furger zijn ringen in de Romeinse tijd door mannen, vrouwen en kinderen gedragen en en zijn deze aan alle vingers – dus ook aan de duim - gedragen. Hierdoor zijn zeer kleine, maar ook relatief grote ringen normaal voor de Romeinse periode. De rijken droegen ringen van zilver en goud, terwijl brons en ijzer gebruikelijk was voor de gewone mensen. Het gebruik van alle andere ringen is niet eenvoudig te bepalen. Deze zijn gebruikt voor rijtuigen, bij de bouw, voor meubels en gerai. Ze zijn om deze reden ingedeeld bij de categorie ‘overig’. Type, verspreiding en datering: Ringen met een D-vormige, driehoekige, ronde of bandvormige doorsnede kunnen vingerringen zijn. Vergelijkbare exemplaren zijn bekend uit de gehele Romeinse periode en het gehele Romeinse Rijk. Literatuur: Riha 1990, 46-48; A. R. Furger, Exkurs Ringgrössen. In: Riha 1990, 49-51. - (vondstnr. 6008; WP3, spoornr. 4048; context Stadt1) Ring (buitendiameter==1,3 cm, binnendiameter= 0,7 cm) met een ronde doorsnede. - (vondstnr. 4672; WP1, spoornr. 11; context REC2) Ring (buitendiameter==1,3 cm, binnendiameter= 0,9 cm) met een ronde doorsnede. - (vondstnr. 735; WP1; spoornr. 24, context NT1) Ring (buitendiameter= 1,4 cm, binnendiameter= 1 cm) met een ronde doorsnede. - (vondstnr. 5817; WP1, spoornr. 78; context NT1) Ring (buitendiameter= 1,6 cm, binnendiameter= 1,1 cm) met een bandvormig doorsnede.
- (vondstnr. 2924; WP1; spoornr. 28; context GEUL5-I) Ring (buitendiameter= 1,8 cm, binnendiameter= 1,1 cm) met een ronde doorsnede. - (vondstnr. 706; WP1; spoornr. 15; context NT1) Ring (buitendiameter= 1,6 cm, binnendiameter= 1,2 cm) met een halfronde doorsnede. - (vondstnr. 5585; WP2A; spoornr. 2006; context Geul2-II) Ring (buitendiameter= 1,7 cm, binnendiameter= 1,2 cm) met een ronde doorsnede. - (vondstnr. 6283; WP2A; spoornr. 2006; context Geul2-II) Ring (buitendiameter= 2 cm, binnendiameter= 1,3 cm) met een ronde doorsnede. - (vondstnr. 4276; WP1; spoornr. 29; context Geul2-I) Ring (buitendiameter= 1,9 cm, binnendiameter= 1,3 cm) met een ronde doorsnede. - (vondstnr. 4036; WP3; spoornr. 4007; context NT3) Ring (buitendiameter= 1,9 cm, binnendiameter= 1,3 cm) met een ronde doorsnede. - (vondstnr. 4369; WP1; spoornr. 42; context Geul3-I) Ring (buitendiameter= 2 cm, binnendiameter= 1,3 cm) met een ronde doorsnede. - (vondstnr. 3473; ; WP1; spoornr. 29; context Geul2-I) Ring (buitendiameter= 2 cm, binnendiameter= 1,4 cm) met een ronde doorsnede. - (vondstnr. 1178; WP2; spoornr. 2071; context GEUL4-II) Ring (buitendiameter= 1,9 cm, binnendiameter= 1,4 cm) met een platte doorsnede. - (vondstnr. 6113; ; WP3; spoornr. 4201; context Stad1) Ring (buitendiameter= 1,9 cm, binnendiameter= 1,4 cm) met een platte doorsnede. - (vondstnr. 3946; WP1; spoornr. 61; context ME1) Ring (buitendiameter= 1,9 cm, binnendiameter= 1,4 cm) met een platte doorsnede. - (vondstnr. 5935; WP1; spoornr. 76; context Stort) Ring (buitendiameter= 2 cm, binnendiameter= 1,5 cm) met een ronde doorsnede. - (vondstnr. 5254; WP2A; spoornr. 2006; context Geul2-II) Smalle ring (buitendiameter= 2,1 cm, binnendiameter= 1,5 cm) met een ronde doorsnede. - (vondstnr. 5254; WP2A; spoornr. 2006; context Geul2-II) Ring (buitendiameter= 1,9 cm, binnendiameter= 1,5 cm) met een bandvormige doorsnede. - (vondstnr. 2799; WP1; spoornr. 28; context GEUL5-I) Ring (buitendiameter= 2,1 cm, binnendiameter= 1,6 cm) met een ronde doorsnede. - (vondstnr. 1880; WP1; spoornr. 114; context Geul4-1) Dunne ring (buitendiameter= 1,6 cm, binnendiameter= 1,3 cm) met een vierkante doorsnede. - (vondstnr. 5710; WP2A; spoornr. 2006; context Geul2-I) Ring (buitendiameter= 2,4 cm, binnendiameter= 1,6 cm) met een platte doorsnede met meerdere facetten. - (vondstnr. 1654; WP1; spoornr. 28; context GEUL5-I) Ring (buitendiameter= 2,3 cm, binnendiameter= 1,7 cm) met een platte doorsnede. - (vondstnr. 5615, WP2c; spoornr. 2073; context GEUL4-II) Ring (buitendiameter= 2,7 cm, binnendiameter= 1,7 cm) met een ronde doorsnede. - (vondstnr. 3811; WP2 geen spoornr.) Ring (buitendiameter= 2,4 cm, binnendiameter= 1,8 cm) met een ronde doorsnede. - (vondstnr. 4136; WP3, spoornr. 4026; context Oever2) Fragment (ongeveer een derde) van ring (L= 2 cm) met een ronde doorsnede. Sleutelringen Type, verspreiding en datering: Deze sleutelringen zijn voor draaisloten bedoeld en horen tot het type 6A van Oosterbaan. Hij geeft aan dat dit type sleutels (in tegenstelling tot andere types) vooral in militaire en urbane contexten gevonden zijn. Volgens de door hem vervaardigde tabel dateren sleutels van dit type in de Germaanse provincies hoofdzakelijk tussen 100 en 250 na Chr. Riha daarentegen dateert deze ringen in de eerste helft van de 3e eeuw.
Literatuur: Oosterbaan 2007, 20, 35, 86; Riha 1990, 39-40, Kat.Nr. 170-186, Taf. 9-10. - (vondstnr. 2923; WP1; spoornr. 38; context GEUL4-I) Beschrijving: Ring (buitendiameter= 1,9 cm, binnendiameter= 1,4 cm) met eenvoudige ringscheen met baard van een draaisleutel (2,4 bij 1,4 cm). - (vondstnr. 956; WP1; spoornr. 3; context REC2) Beschrijving: Ring met eenvoudige ringscheen (buitendiameter= 2 cm, binnendiameter= 1,6 cm) met baard van een draaisleutel. - (vondstnr. 5738; WP1; spoornr. 28; context GEUL5-I) Beschrijving: Ring (buitendiameter= 2,6 cm, binnendiameter= 1,8 cm) met eenvoudig platte ringscheen met baard van een draaisleutel (2,1 bij 2,2 cm). Ringen in Sphendonvorm met gemmen Type, verspreiding en datering: Deze ringen horen bij de in de vorm van Sphendonringen (Hening type II-III, Guiraund type 2a, Riha type 2.1.4). Het Griekse woord sphendon betekent slinger en beschrijft de vorm van de ring, die inderdaad op een antieke slinger (het wapen) lijkt. Volgens Riha dateert de eenvoudige versie van deze vorm in de 1e eeuw na Chr., maar als de zetting boven de ringscheen uitsteekt in de 2e tot 3e eeuw. Ringen met deze vorm zijn in het hele Romeinse Rijk gevonden. Uit Den Haag-Scheveningseweg zijn drie ringen (waarvan één van ijzer) met licht uitstekende zetting bekend. In Tiel-Passewaaij zijn drie ringen (waarvan één van ijzer) met licht uitstekende zetting gevonden en een zilveren ring met een zetting die niet boven de ring uitsteekt. Literatuur: Guiraud 1989, 181-185, Abb. 11, 12; Riha 1990, 31, Kat. Nr. 92-94, Taf. 6; Waasdorp 1999, 112-113, Cat. No. 7.1-7.2, 7.7; Heeren 2009, 141, afb. 71, 10-13. - (vondstnr. 4245; WP1; spoornr. 29; context Geul2-II) Beschrijving: Het gaat om een kleine en vrij fijne ring (DM buiten=.1,6 cm, DM binnen=1,4 cm), waarvan de scheen van de onderkant naar boven taps toeloopt en aan de bovenkant een ovale zetting heeft, die glad met de ring afsluit. In deze zit een donkergroene glas-gem (zie hoofdstuk gemmen, catnr. 3). - (vondstnr. 2775; WP1; spoornr. 29; context Geul2-II) Beschrijving: Het gaat om een grote en brede ring (buitendiameter= 1,9 cm, binnendiameter= 1,4 cm) waarvan de scheen van de onderkant naar boven taps toeloopt en aan de bovenkant een ovale zetting heeft. In deze zit een glas-gem waarvan de bovenkant iets boven de zetting uitsteekt (zie hoofdstuk gemmen, catnr. 4). - (vondstnr. 2825; WP1; spoornr. 29; context Geul2-II) Beschrijving: Het gaat om een in elkaar gevouwen en platgedrukte ring (L= 2 cm). De scheen loopt van de onderkant naar boven taps toe. De ring heeft aan de bovenkant een ovale zetting waarin oorspronkelijk een gem heeft gezeten. De ringscheen is gebroken en in elkaar gedraaid. Omdat het niet waarschijnlijk is dat een dergelijke vervorming toevallig heeft plaatsgevonden, zal dit waarschijnlijk opzettelijk gedaan zijn voor hergebruik. Vaak worden voorwerpen die omgesmolten worden op deze manier zo klein mogelijk gemaakt. Het feit dat de ring de gem mist, past bij deze gedachte. - (vondstnr. 4210; WP3, spoornr. 4007, context NT3) Beschrijving: Het gaat om een fragment van een kleine en vrij fijne ring (buitendiameter= rond 2 cm), waarvan de scheen van de onderkant naar boven taps toeloopt en aan de bovenkant een ovale zetting heeft, waaruit de gem ontbreekt. - (vondstnr. 0130; WP1; spoornr. 15; context NT1) Beschrijving: Het gaat om een kleine en vrij fijne ring (buitendiam. 2,4 cm, binnendiameter= 1,7 cm), De scheen loopt van de onderkant naar boven taps toe en heeft aan de bovenkant een ovale zetting. De zetting wordt aan de bovenkant afgesloten door een gem van oranjebruin karneool (zie hoofstuk gemmen, catnr. 1).
- (vondstnr. 6071; WP3; spoornr. 4048; context Stad1) Beschrijving: Het gaat om een ring waarvan de scheen van de onderkant naar boven taps toeloopt en aan de bovenkant een ovale zetting heeft (buitendiam. 1,9 cm, binnendiameter= 1,7 cm). Hierin zit een lichtblauwe glas-gem die iets boven de zetting uitsteekt (zie hoofstuk gemmen, catnr. 9). De ringscheen is gebroken en aan de onderkant ontbreekt een gedeelte. - (vondstnr. 2236; WP1; spoornr. 38; context GEUL4-I) Beschrijving: Het gaat om een kleine en vrij fijne ring (buitendiam. 1,8 cm, binnendiameter= 1,4 cm) waarvan de scheen van de onderkant naar boven taps toeloopt. De schouders (de zijkanten) steken iets uit. Aan de bovenkant heeft de ring een ovale zetting die aan de bovenzijde afgesloten wordt door een lichtblauwe glasgem (zie hoofstuk gemmen, catnr. 5) - (vondstnr. 2032; WP1; spoornr. 28; context GEUL5-I) Beschrijving: Het gaat om een kleine en vrij fijne ring (buitendiam. 1,9 cm, binnendiameter= 1,7 cm). De scheen loopt wederom van de onderkant naar boven taps toe en heeft aan de bovenkant een ovale zetting heeft die boven de ring uitsteekt. Hierin bevindt zich een donkerblauwe glasgem die de zetting afsluit (zie hoofstuk gemmen, catnr. 2). Ring met schuine zijkanten (vondstnr. 1484; WP1; spoornr. 38; context GEUL4-I) Beschrijving: Het gaat om het bovenste deel van een ring (buitendiameter= 2,2 cm) waarvan de scheen van de onderkant naar boven taps toeloopt. De bovenste helft van de scheen is schuin afvallend in plaats van rond. Aan de bovenkant zit een uitstekende ovale zetting. De bovenkant van de lichtblauwe gem steekt niet boven de zetting uit (zie hoofdstuk gemmen). De ringscheen is gebroken en aan de onderkant ontbreekt een gedeelte. Type, verspreiding en datering: Dit type ringen (Riha 2.1.4) is lichter van aard vergeleken met de grote Sphedonringen en Riha vermoedt dan ook dat dit een vorm is die misschien eerder door vrouwen gedragen is. Zij dateren van de 1e eeuw tot de eerste helft van de 3e eeuw na Chr. Literatuur: Riha 1990, 31, Taf. 6. Ringen met afgezette schouder en gem Type, verspreiding en datering: De vorm van de ring (Riha type 2.2 of 2.3) is volgens Riha kenmerkend voor de 2e en 3e eeuw, zij komen in de westelijke provincies van het Romeinse Rijk veel voor. Een vergelijkbaar exemplaar is in Den Haag-Scheveninseweg gevonden. Literatuur: Riha 1990, 33, Kat. Nr. 108, 110, Taf. 7; Waasdorp 1999, Cat. No. 7.4, 112. - (vondstnr. 1500; WP1; spoornr. 28; context GEUL5-I) Beschrijving: Het gaat om een ring waarvan de scheen aan de bovenkant voor de ovale zetting is ingesneden (buitendiameter= 1,6, cm, binnendiameter= 1,3 cm). De omrande zetting van de scheen is met een smal verbindingsstukje afgezet. De zetting is leeg: de gem ontbreekt. - (vondstnr. 5617; WP2c; spoornr. 2073; context GEUL4-II) Beschrijving: Het gaat om een fragment van de bovenkant van een ring. De ringscheen is aan de bovenkant voor de ronde zetting ingesneden. De omrande zetting van de scheen is met een smal verbindingsstukje afgezet. In de zetting zit een donkerblauwe glasgem (zie hoofstuk gemmen, catnr. 8). Ring met niervormige versieringen in de ringscheen (vondstnr. 5728; WP1; spoornr. 29; context Geul2-II) Beschrijving: Het gaat om een ring waarvan de scheen van de onderkant naar boven taps toeloopt en aan de bovenkant voor de ovale zetting is ingesneden (buitendiameter= 2 cm, binnendiameter= 1,6 cm). De omrande zetting van de scheen is met een smal verbindingsstukje afgezet. Op de brede schouders van de ringscheen bevinden zich op elke kant twee niervormige gaatjes. In de zetting zit een donkerblauwe glas-gem waarvan de
bovenkant iets boven de zetting uitsteekt (zie hoofstuk gemmen, catnr. 7). Een deel van de ringscheen was afgebroken (tijdens conservering ingevoegd). Type, verspreiding en datering: De vorm van de ring (Riha type 2.2 of 2.3) is volgens Riha kenmerkend voor de 2e en 3e eeuw. Dergelijke ringen komen in de westelijke provincies van het Romeinse Rijk veel voor. Een vergelijkbar exemplaar is in Tiel-Passewaaij gevonden. Literatuur: Riha 1990, 33, Kat. Nr. 108, 110, Taf. 7; Heeren 2009, 141, afb 71, 2-V135.056. Ring met tussen de ringscheen gezette fitting (vondstnr. 865; WP1; spoornr. 26; context GEUL5-I) Beschrijving: Het gaat om een ring met fitting waarvan alleen de bovenste helft bewaard is gebleven. De ringscheen is dun en plat en de fitting is ovaal (L fitting 1,4 cm). De gem ontbreekt, maar kleine fragmenten ervan zijn bij de conservering in de zetting teruggevonden. Type, verspreiding en datering: Dit ringtype (Riha type 2.8.2) is uit Augst bekend uit 3e en 4e eeuwse contexten. Literatuur: Riha 1990, 33, Kat. Nr. 108, 110, Taf. 7. Armbanden Slangenkoparmband (vondstnr. 6134; WP3, spoornr. 4201; context Stad1) Beschrijving: De armband is van een simpele open vorm, met een platte bandvormige doorsnede (binnendiam. 6,3 cm). De (licht beschadigde) uiteinden zijn met enkele dwars lopende groeven afgezet en zijn flauw ruitvormig. Over deze ruit zijn X-vormige groeven in de vorm vanaangebracht. Type, verspreiding en datering: De armband hoort bij het type slangenkoparmbanden (Riha 3.10). Dit type was gedurende de hele Romeinse periode (1e tot 4e eeuw) in alle noordwestelijke provincies gebruikelijk. Naarmate de slangenkoppen gestileerder zijn is de armband eerder uit de 2e tot 3e eeuw. Dit exemplaar zou dus uit de late 2e of de 3e eeuw moeten zijn. Literatuur: Riha 1990, 56-57. Armband met platte, versierde uiteinden (vondstnr. 5636; WP1, spoornr. 45; context Geul1-I) Beschrijving: Het gaat om een open en vrij massieve armband met een rechthoekige doorsnede (buitendiameter 5,8 cm, binnendiameter 5,2 cm). De uiteinden zijn eerst verbreed en worden dan abrupt smaller (B. 0,3 – 1 cm). Deze uiteinden zijn gedecoreerd met inkervingen: vanuit een middelste lijn gaan korte lijnen uit (visgraadpatroon) met in het smalle uiterste uiteinde een sterk gestileerd slangenkop. Type, verspreiding en datering: Volgens Riha zijn vergelijkbare vondsten (Riha 3.8) uit de provincies aan de Rijn en de Donau bekend en dateren deze uit de eerste helft van de 3e eeuw na Chr. Uit Tiel-Passewaaij zijn armbanden van ongeveer dezelfde vorm, maar met andere decoraties bekend. Literatuur: Riha 1990, 55, Kat. Nr. 520, Taf. 17; Heeren 2009, 143-144, afb. 73, 10, 12,13. Armband (vondstnr. 5406; WP2D, spoornr. 2048; context NT1) Beschrijving: Deze open gebogen armband (binnendiameter 4,5 cm) heeft een licht ovale doorsnede. Type, verspreiding en datering: Eenvoudige armbanden als deze (Riha 3.3) komen in alle noordwestelijke provincies van het Romeinse Rijk gedurende de hele Romeinse periode voor. Literatuur: Riha 1990, 54, Kat. Nr. 501-511, Taf. 16.
Armband (vondstnr. 5590; WP2A, spoornr. 2006; context Geul2-II) Beschrijving: Het gaat om een gegoten armband (diameter ca. 5,5 cm) die voor ongeveer de helft bewaard is gebleven. Aan het uiteinde van deze open armband zit een flauwe verdikking en aan weerszijden ervan is de armband versierd met dwarse inkervingen. Type, verspreiding en datering: Een vergelijkbare armband is in Tiel-Passewaaij gevonden. Literatuur: Heeren 2009, afb. 73, 8-V142.056. Armband met ovaal doorsnede (vondstnr. 4914; WP1, spoornr. 1418; context REC2) Beschrijving: Het gaat om een fragment van een gesloten armband met een ovale doorsnede (buitendiameter 5,4 cm, binnendiameter 4,2 cm). Eenvoudige armbanden als deze (Riha 3.3) waren in alle noordwestelijke provincies van het Romeinse Rijk gedurende de hele Romeinse periode gebruikelijk. Literatuur: Riha 1990, 54, Kat. Nr. 501-511, Taf. 16. Haarspelden Haarspeld met ronde kop met middenrib (vondstnr. 5587; WP2A; spoornr. 2006; context Geul2-II) Beschrijving: Het boveneinde van de haarspeld (L= 5,2 cm) is versierd met een ronde kop met middenrib. De schacht van de haarspeld is rond. Type, verspreiding en datering: Het type haarspeld met dubbel conische of kegelvormige kop dateert uit de 1e tot in de 3e eeuw na Chr. Dit type haarspeld kwam voor in alle provincies ten noorden van de Alpen (vergelijkbaar exemplaar: Deschler-Erb Kat. Nr. ME 258). Literatuur: Deschler-Erb 1996, 68-69, Taf. 19; Riha 1990, 104-105, Taf. 47-48. Haarspeld met ribbeltjes (vondstnr. 4394 ; WP1; spoornr. 29; context Geul2-II) Beschrijving: Haarspeld, in doorsnede rond (L= 13,3 cm). Het bovenste kwart is versierd met ribbeltjes en eindigt in een kleine halfronde schijf (diameter 0,1 cm). Type, verspreiding en datering: Haarspelden (Riha 12.26.4) als deze komen in alle westelijke provincies van het Romeinse Rijk incidenteel voor en dateren in de 2e en de eerste helft van de 3e eeuw na Chr. Vergelijkbare geribbelde haarspelden met kogelvormige koppen zijn uit Tiel-Passewaaij bekend. Literatuur: Riha 1990, 111-112, Taf. 62; Riha 1986, 59, voetnoot 106; Heeren 2009, 143-144, afb. 73, 1-4. Haarspeld / Oorlepeltje (vondstnr. 6488; WP1; spoornr. 29; context Geul2-II) Beschrijving: Haarspeld / Oorlepel met kleine ronde schep aan lange dunne, ronde en spits uitlopende schacht (L= 11,4 cm) Type, verspreiding en datering: Een vergelijkbare haarspeld, maar dan van been, is gevonden in Den Haag-Scheveningseweg. Tot nu toe is nog geen precieze datering voor dit type bekend, maar het is aannemelijk dat de haarspelden in het 2de eeuw na Chr. dateren. Literatuur: Riha 1986, 59, voetnoot 106; Waasdorp 1999, 117, cat. no. 7.37. Eenvoudige Oorbel (vondstnr. 1904; WP1, spoornr. 144; context GEUL4-I) Beschrijving: Het gaat om een oorbel van dun, gebogen draad , met omgebogen uiteinden (diameter 3,5 cm).
Type, verspreiding en datering: Oorbellen als deze zijn volgens Riha meestal met een hanger gedragen die vaak ontbreken. In het laat-Romeinse grafveld van Krefeld-Gellep zijn in vier graven vergelijkbare oorbellen aangetroffen. Literatuur: Riha 1990, 72, Kat. Nr. 712, Taf. 31; Pirling/Siepen 2006, 356, Taf. 60, 16-28. Ringkraal (vondstnr. 2955; WP1, spoornr. 27; context Geul3-I) Beschrijving: Kleine ringvormige kraal, vrij massief met een kleine opening (diameter 0,8 cm). Type, verspreiding en datering: Volgens Riha komen deze kralen in alle Romeinse provincies in de gehele Romeinse keizertijd voor. Deze brede datering wordt door de gedateerde vondsten uit Augst bevestigd: een kraal is gevonden in een 3e tot 4e eeuwse context en een ander in een context uit de tweede helft van de 1e eeuw. Literatuur: Riha 1990, 85, Tabelle 104, 105.; Lloyd-Morgan 2000, 342, cat. No. 68, fig. 81. Toiletgerei Lepelsonden Type, verspreiding en datering: Lepelsonden bestaan uit een dunne, in doorsnede ronde schacht met aan éénuiteinde een olijfvormige verdikking en aan het andere uiteinde een langwerpige smalle lepelkom. Dergelijke sonden zijn volgens Deschler-Erb de meest voorkomende vorm van medische instrumenten in de Romeinse provincies en hebben een datering van de 1e tot en met de 3e eeuw na Chr. Vergelijkbare exemplaren zijn onder andere gevonden in Katwijk-Zanderij en Tiel-Passewaaij. Literatuur: Deschler-Erb 1996, 60; Riha 1986, 64-70; de Bruin 2008, 239, afb. 11.8; Heeren 2009, 134-138, afb. 68,1. - (vondstnr. 2643; WP1, spoornr. 29; context Geul2-I) Beschrijving: Het gaat om een klein voorwerp met een lange rechte en in doorsnede ronde schacht (L= 7,1 cm). Aan het ene uiteinde is een olijf-vormige verdikking, aan het andere uiteinde is een profilering waarna de schacht is afgebroken. - (vondstnr. 1790; WP1, spoornr. 38; context GEUL4-I) Beschrijving: Het gaat om een klein voorwerp met een lange rechte en in doorsnede ronde schacht, die omgebogen en afgebroken is (L= 4 cm). Aan een uiteinde is een olijf-vormige verdikking te zien. - (vondstnr. 871; WP1, spoornr. 26; context GEUL5-I) Beschrijving: Het gaat om een klein voorwerp met een lange rechte en in doorsnede ronde schacht, die een beetje kromgebogen is (L=9,1 cm). Aan het ene uiteinde is een olijfvormige verdikking, aan het andere uiteinde is na de kromming een profilering te zien. De lepel is afgebroken. Ring voor de transport van strigiles (vondstnr. 3253; WP1, spoornr. 45; context Geul1-I) Beschrijving: Platte, halfronde ring , aan de ronde kant niet gesloten. Type, verspreiding en datering: Ringen als deze zijn gebruikt om meerdere strigiles aan vast te zetten. Dit was een onderdeel van het instrumentum balnearium: badobjecten. Strigiles en de ringen waaraan zij vervoerd zijn, zijn tot nu toe weinig onderzocht. Vergelijkbare exemplaren zijn afgebeeld door Vagalinski. Zij dateert het gebruik van de strigiles vanaf de Hellenistische tijd tot de late 3e eeuw na Chr. Daarna is deze vorm van lichaamsverzorging vervangen door het gebruik van zeep. Literatuur: Yegül 1992, 33-34, fig. 34; Vagalinski 1995; Nicolay 2007, fig. 5.20.
Fragment van een spiegel (vondstnr. 453; WP1, spoornr. 28; context GEUL5-I) Beschrijving: Fragment (ca. een kwart, oorspronkelijke diameter ca. 14 cm, nu L=5,4 cm, B=5,1 cm) van de ronde schijf van een spiegel met op de achterkant ingedraaide ringvomrige groeven. Type, verspreiding en datering: Dit type spiegel wordt door Riha “Griffspiegel mit Reliefringen” (Lloyd-Morgan type G) genoemd. Dit type spiegels wordt in de tweede helft van de 1e eeuw na Chr. gedateerd en komen in alle noordwestelijke provincies voor. Literatuur: Lloyd-Morgan 1981, 36-41; Riha 1986, 11-19, Taf. 1-3. Handvat van een spiegel (vondstnr. 1837; WP1, spoornr. 28; context GEUL5-I) Beschrijving: Het gaat om een massieve staaf , die geprofileerd is (L= 4,1 cm). Type, verspreiding en datering: Deze staaf is een balustervormig handvat van een spiegel van het type Lloyd Na. Lloyd noemt vergelijkbare exemplaren uit Nijmegen, Cuijk en Heerlen. Handvaten als deze zijn separaat vervaardigd en later aan de ronde schijf van de spiegel gesoldeerd. Om deze reden konden zij aan verschillende typen spiegels zitten. Literatuur: Lloyd-Morgan 1981, 64-65, fig. 11; Riha 1986, 14, Taf. 2, 13- Taf. 3, 16. Deksel van een spiegeldoos (vondstnr. 1125; WP1, spoornr. 28; context GEUL5-I) Beschrijving: Ronde, licht convexe schijf (Dm 4,9 cm) met op de bovenkant ingedraaide ringversieringen. Type, verspreiding en datering: Het gaat om de deksel van een spiegel in een doos. De deksel hoort bij het type Lloyd-Morgan Rc. Deze spiegels dateren in de 1e eeuw na Chr. en zijn in alle noordwestelijke provincies van het Romeinse Rijk gevonden, ook al komt bijna de helft van de gepubliceerde exemplaren uit Frankrijk. Een andere deksel van een Dosenspiegel is bij een kleine opgraving in de volkstuinen ten oosten van de Arentsburghlaan in een waterput gevonden. Literatuur: Lloyd-Morgan 1981, 69-77, fig.6; Proos 2006, 302-303. 2.3 Militair Gordelbeslagen met opus interrasile Type, verspreiding en datering: Gordelbeslagen als deze horen tot het type Hoss B.10 (Osterburken). Zij waren een decoratie van de militaire gordel van de Romeinse soldaat, die aan deze gordel ook het zwaard heeft gedragen. Zij dateren van het midden van de 2e tot het midden van de 3e eeuw en zijn aan alle legerplaatsen in het Romeinse Rijk vaak voorkomend. Zij komen ook in civiele nederzettingen voor. Literatuur: Oldenstein 1976, 193-197, Kat. Nr. 787-797, 805-808 Taf. 62-63; Hoss, in voorbereiding, Typ B.10. - (vondstnr. 4592; WP2A, spoornr. 2006; context Geul2-II) Beschrijving: Het beslag is rechthoekig en gemaakt van een strip blikachtig brons (L= 4,3 cm). Binnen een rechthoekig raam is een opengewerkte versiering van gestileerde plantenmotieven (ranken en klavertjes) te zien. De achterkant is voorzien van een doorboorde lip. - (vondstnr. 4670; WP1, spoornr. 29; context Geul2-I) Beschrijving: Het fragment is gemaakt van een strip blikachtig brons (L= 2,3 cm). Het fragment toont een rechte kant met de aanzet tot de opengewerkte versiering van gestileerde plantenmotieven (ranken en klavertjes).
Gordelbeslag (vondstnr. 4124; WP1, spoornr. 29; context Geul2-I) Beschrijving: Het beslag is gemaakt van gegoten brons en heeft een gestileerd plantachtige decoratie. De achterkant is voorzien van een doorboorde lip. Type, verspreiding en datering: Gordelbeslagen als deze horen tot het type Hoss B.17 (Typ Neuburg/Donau). Zij waren een decoratie van de militaire gordel van de Romeinse soldaat, die aan deze gordel ook het zwaard heeft gedragen. Zij dateren van het midden van de 2e tot het midden van de 3e eeuw en komen hoofdzakelijk in de legerplaatsen van het Middenrijngebeid tot aan de bovenloop van de Donau voor. Een vergelijkbaar stuk is bekend uit Velsen. Literatuur: Oldenstein 1976, 109, 136, 193-197, Kat. Nr. 823-25 en 843-45, Taf. 64-65 Hoss, in voorbereiding, Typ B.17. Beslag (vondstnr. 3198; WP1, spoornr. 29; context Geul2-I) Beschrijving: Vierkant beslag met rechthoekig uitgesneden versieringen. Op de achterkant twee pennetjes. Aan een kant is de rand omgebogen en heeft waarschijnlijk ooit een bescherming voor de zijkant (riemtong) van een leren riem gevormd. Literatuur: Hoss (in prep.), Typ B27. Beslag (vondstnr. 440; WP1, spoornr. 38; context GEUL4-I) Beschrijving: Een decoratief beslag (L=4,9 cm) van een naar beneden hangende riem. Het stuk heeft een halfronde lus aan de bovenkant en een kruisvormige decoratie aan de benedenkant. Daartussen zitten twee opengewerkte druppelvormige versieringselementen. Type, verspreiding en datering: Volgens Oldenstein is niet zeker of deze stukken aan de tongriem van de gordel zaten of misschien aan tuigage voor paarden. Het is ook mogelijk dat dezelfde vorm voor beide gebruikt is. De beslagen van dit type zijn langs de Obergermanisch-Raetische Limes verspreid en dateren vanaf het midden van de 2e eeuw tot het midden van de 3e eeuw na Chr. Literatuur: Oldenstein 1976, 157-158, Kat. Nr. 388-397, Taf. 41. 2.4 Ontspanning Cimbaal (vondstnr. 4630; WP3; spoornr. 4179; context Stad1) Beschrijving: Een bolle schijf met een gat in het midden. Type, verspreiding en datering: Het gaat waarschijnlijk om een cimbaal van een percussie-instrument met kleine cimbalen. Een vergelijkbaar vondst komt uit een sarcophagus van een meisje in Nijmegen. Het is ook mogelijk dat dit stuk samen met een tweede op dezelfde manier is gebruikt als een hedendaags cimbaal of castagnetten. Literatuur: Ginsberg-Klar 1981, 317-318. 2.5 Vervoer Tuigage Gesp van tuigage (vondstnr. 5300; WP1; spoornr. 4550; context REC2) Beschrijving: Complete gesp (L=2,9 cm, B= 2,2 cm) met tong. D-vormige gesp met knoopachtige verdikkingen van de uiteinden van de as. De beugel is plat in doorsnede, de tong is rond in doorsnede.
Type, verspreiding en datering: Volgens Oldenstein horen deze gespen bij de tuigage van paarden, wat bevestigt wordt door de vondst van een vergelijkbaar stuk in een grote tuigagevondst uit Zugmantel. Verdere vergelijkbaren vondsten komen uit Wiesbaden (D), Opijnen en uit de Waal bij Nijmegen. De vondst uit Zugmantel is in de 3e eeuw na Chr. gedateerd. Literatuur: Oldenstein 1976, Taf. 77, 1027, 1028; Schleiermacher 2000, 176, Taf. 1, 21; Nicolay 2005, pl. 40, 211.28, 224.4. Lunulahanger (vondstnr. 3643; WP3; spoornr. 4550; context REC2) Beschrijving: Het gaat om een kleine hanger (L= met lus 3,6 cm) in de vorm van een lunula (kleine maan) die aan de bolle kant een dwars zittende lus heeft. Aan de beide uiteinden zitten ronde, met emaille gevulde velden. Deze raken elkaar waardoor de maanvorm gesloten is. De voorkant is in drie korte en twee lange vakken ingedeeld die met emaille gevuld zijn (champlevé technik). Type, verspreiding en datering: Vergelijkbare vondsten komen voor in de gehele Limeszone en dateren in de late 2e en de eerste helft van de 3e eeuw na Chr. Een exemplaar uit Wiesbaden (D) lijkt heel sterk op ons stuk. Het zit met de lus aan een rond, geëmailleerd beslagstuk met contraknop (Oldenstein Kat. Nr. 449) Literatuur: Oldenstein 1976, 162-164, Kat. Nr. 449-450, Taf. 44-45; Zadoks-Josephus Jitta – Witteveen. 1977, 177, Kat. Nr. 3, afb. 30; Nicolay 2007, pl. 67, cat. nr. 291.50, 289.1 en pl. 92, type B5. Fallushanger (vondstnr. 2642; WP1; spoornr. 61; context ME1) Beschrijving: Het gaat om een langgerekte hartvormige hanger (L= 4 cm) die aan de onderkant is afgezet met twee afstaande vleugeltjes. Aan de bovenkant zijn nog de restanten van een lus te zien. Type, verspreiding en datering: Dit type is volgens Oldenstein een gestileerde vorm van een fallus, die zich waarschijnlijk heeft ontwikkeld uit de halfemaanvormige fallus-amuletten die in de 1e eeuw zeer geliefd waren. Hangers zoals deze zijn – vaak in combinatie met vulvabeslagen - gevonden bij de complete paardentomen van de wagen van Frenz (Kreis Düren, D) en uit de Tombe de Saive in Celles-les-Waremmes (prov. Luik, B). De hangers zijn in de hele Limeszone van Britannië tot Syrië gevonden en dateren vanaf de tweede helft van de 2e eeuw tot na 260 na Chr. Literatuur: Oldenstein 1976, 137-139, Kat. Nr. 260-276, Taf. 34. - Gschwind 1998, 120-121, Abb. 7; Bishop/ Coulston 2006, 190, fig. 124, 12, 14, 16; Nicolay 2007, pl. 79, cat. nr. 1.5, 209.178, 229.8 en pl. 91, type B3. Beslagen in de vorm van een vulva Type, verspreiding en datering: Deze type is volgens Oldenstein een gestileerde vorm van een vulva, die op een schild zit. Beslagen zoals deze zijn – vaak in combinatie met fallushangers - gevonden. De beslagen zijn in de hele Limeszone van Britannië tot Syrië gevonden en dateren vanaf de tweede helft van de 2e eeuw tot zeker 270 na Chr. Vergelijkbare vondsten zijn in Nederland bijvoorbeeld uit Den Haag –Scheveningseweg en uit Tiel-Passewaaij bekend. Een vergelijkbaar exemplaar is gevonden tijdens de opgravingen van BAAC op het aangrenzende terrein in Voorburg. Literatuur: Oldenstein 1976, 137-139, Kat. Nr. 260-276, Taf. 34; Allason-Jones / Miket 1984, 237; Gschwind 1998, 115, Abb. 1; Waasdorp 1999, 65, cat. no. 3.20; James 2004, 94, Cat. No. 302-303, fig. 43; Bishop/ Coulston 2006, 190, fig. 124, 14; Nicolay 2007, pl. 79, type B17; Heeren 2009, 120-126, afb. 56, 1-2; Hendriksen 2009, 294.
- (vondstnr. 5403; WP2D; spoornr. 2057; context NT2) Beschrijving: Het gaat om een compleet zeshoekig beslag (L= 3,2 cm) met een bolle, ovale bovenkant met een spleet. Op de achterkant zitten twee pennen met contraknop. - (vondstnr. 1416; WP1; spoornr. 28; context GEUL5-I) Beschrijving: Het gaat om het fragment van een beslag (L= 2,3 cm) met een bolle, ovale bovenkant met een spleet. Op de achterkant zit nog éénvan oorspronkelijk twee pennen met contraknop. - (vondstnr. 722; WP1; spoornr. 15; context NT1) Beschrijving: Het gaat om een licht beschadigde beslag met een bolle, ovale bovenkant met een spleet. Op de achterkant zit nog één van oorspronkelijk twee pennen met contraknop. - (vondstnr. 1822; WP1; spoornr. 28; context GEUL5-I) Beschrijving: Het gaat om compleeet zeshoekig beslag (L= 2,8 cm) met een bolle, ovale bovenkant met een spleet. Op de achterkant zitten twee pennen met contraknop. Knoopachtige leerbeslag met lus (vondstnr. 1416; WP1; spoornr. 28; context GEUL5-I) Beschrijving: Beslag (diam. kop= 1,1 cm, H totaal=2 cm) met een ronde, bolle kop met daaraan een ronde lus en op de achterkant een pen met contraknop. Type, verspreiding en datering: Vergelijkbare stukken hebben gedeeltelijk koppen met andere vormen (pelta, schelp of plat en rond), maar dezelfde functie: aan de lus van deze beslagen hingen fallushangers. De verspreiding en datering zijn dus dezelfde als deze hangers. De hangers zijn in de hele Limeszone van Britannië tot Syrië gevonden en dateren vanaf de tweede helft van de 2e eeuw tot na 260 na Chr. In Nederland is een vergelijkbaar stuk in Tiel-Passewaaij gevonden. Literatuur: Gschwind 1998, 115, Abb. 7, 5; James 2004, 84, Cat. No. 132, fig. 39; Bishop/ Coulston 2006, 190, fig. 124, 12, 14, 16; Nicolay 2007, pl. 70, cat. nr. 241.3, 209.105; Heeren 2009, afb. 57, 1. Hanger (vondstnr. 4013; WP3; spoornr. 4007; context NT3) Beschrijving: Het gaat om een kleine, ruitvormige hanger waarvan het bovenste uiteinde in een lus overloopt. Op de voorkant zit in het midden een bobbel soldeertin (zie rapport Restaura op CD). Waarschijnlijk was hier oorspronkelijk een versiering vastgezet. Literatuur: Bishop 1988, 98, 156, type 11 a, Deschler-Erb 1991, 33, Kat. Nr. 65-66, Abb. 45; Nicolay 2007, pl. 90, cat. nr. 104.9. Hanger (vondstnr. 3536; WP1; spoornr. 29; context Geul2-I) Beschrijving: De grote hanger (L= samen met ring 5,7 cm) is bladvormig, gemaakt van dun blikachtig brons en heeft een stevige lus aan de bovenkant en een knoopje aan de onderkant. In de lus zit nog een ring. De hanger is versierd met inkervingen langs de buitenkant en paarsgewijs geplaatste gaten. Deze laten het geheel op een masker lijken. Type, verspreiding en datering: De groep opengewerkte hangers wordt door Jilek in de tweede helft van de 2e eeuw na Chr. gedateerd. Twee goed vergelijkbare stukken komen uit het castellum van Pfünz en uit een puinlaag van het hulptroepenfort van Carnuntum (Oldenstein Kat. Nr. 193, Jilek Abb. 6, 55). Literatuur: Oldenstein 1976, 126, Taf.29; Jilek 2005, 175. Leerbeslag in de vorm van een schelp (vondstnr. 6333; WP2E; spoornr. 2006; context Geul2-II) Beschrijving: Knop (Diam. kop=0,8 cm H=0,7 cm) met een schelpvormige kop met ribbeltjes en op de achterkant een pen met een contraknop.
Type, verspreiding en datering: Vergelijkbare stukken zijn in de Saalburg, Faimingen en in Eining gevonden. De datering is derhalve waarschijnlijk in de tweede helft van de 2e eeuw na Chr. Literatuur: Oldenstein 1976, 187-188, Kat. Nr. 700, 702, Taf. 57; Gschwind 2004, Kat. Nr. C565, Taf. 54; Nicolay 2007, pl. 73, cat. nr 170.20. Leerbeslag met schelpvormige kop (vondstnr. 5395; WP2D; spoornr. 2088; context GEUL5-II) Beschrijving: Beslag (L= 4,4 cm) met schelpvormige kop (zonder ribbeltjes) en twee pennetjes met contraknop, waarvan één is afgebroken. Type, verspreiding en datering: Dit type beslag komt in alle noordwestelijke provincies van het Romeinse Rijk voor. Beslagen zoals deze zijn gevonden bij de complete tuigage uit de “Tombe de Saive” in Celles-les-Waremmes (prov. Luik, B). Het type dateert volgens Gschwind vanaf het tweede kwart van de 3e eeuw tot het begin van de 4e eeuw na Chr. Literatuur: Gschwind 2004, 177, Kat. Nr. 760-763, Taf. 61 ; Gschwind 1998, 116-120; Nicolay 2007, pl. 73, cat. nr. 228.12, 170.21, 280.3, 233.6. Ronde, platte leerbeslagen Type, verspreiding en datering: Dit type beslag komt in alle noordwestelijke provincies van het Romeinse Rijk voor. Beslagen zoals deze zijn onder meer gevonden in de burgus van Froitzheim, in de Rijn bij Neupotz, in de “Tombe de Saive” in Celles-les-Waremmes (prov. Luik, B), in Dura Europos en diverse castella langs de Obergermanisch-Rätische Limes. Het type hoort bij het repertoire van tuigage dat dateert vanaf de tweede helft van de 2e eeuw tot de midden van de 3e eeuw na Chr. Een vergelijkbaar exemplaar is gevonden tijdens de opgravingen in Tiel-Passewaaij en van BAAC op het aangrenzende terrein. Literatuur: Oldenstein 1976, 186-187, Kat. Nr. 686-695, Taf. 56; Gschwind 1998, 116-120; James 2004, 95, Kat. Nr. 314, 315, fig. 43; Bishop/ Coulston 2006, 190, fig. 124, 5; Nicolay 2007, pl. 70, cat. nr. 82.180, 221.70, 288.38, 240.13, 288.36, 209.92; Heeren 2009, 120-126, afb. 57,5; Hendriksen 2009, 291-292. - (vondstnr. 744; WP1, spoornr. 95; context REC1) Beschrijving: Beschadigd beslag (L= 2 cm) met een ronde, licht kromgetrokken platte kop. Twee pennetjes met contraknop op de achterkant. - (vondstnr. 823; WP1, spoornr. 26; context GEUL5-I) Beschrijving: Sterk beschadigd beslag met een ronde platte kop. Eén van de oorspronkelijk twee pennetjes met contraknop op de achterkant ontbreekt. - (vondstnr. 823; WP1, spoornr. 26; context GEUL5-I) Beschrijving: Beslag met een ronde platte kop (diam=4,3 cm) en twee pennetjes met contraknop op de achterkant. - (vondstnr. 1594; WP1, spoornr. 142; context NT1) Beschrijving: Beslag met een ronde platte kop en een pennetje met contraknop op de achterkant. Op de voorkant middelste gedeelte afgezet (ingedraaide ringen?). - (vondstnr. 2116; WP1, spoornr. 28; context GEUL5-I) Beschrijving: Beslag met een ronde platte kop (dia=6 cm) en ingedraaide ringen op de voorkant. Twee pennetjes met contraknop op de achterkant. - (vondstnr. 5341; WP2, spoornr. 2073; context GEUL4-II) Beschrijving: Sterk beschadigd beslag met een ronde platte kop (diam=4,7 cm). Eénvan de oorspronkelijk twee pennetjes met contraknop op de achterkant ontbreekt. - (vondstnr. 5395; WP2D, spoornr. 2088; context GEUL5-II) Beschrijving: Beslag met een ronde platte kop (diam=4,8 cm) en twee pennetjes met contraknop op de achterkant.
Beslag in peltavorm (vondstnr. 4033; WP3, spoornr. 4174; context Stad1) Beschrijving: Klein beslag (L= 1,8 cm) met peltavormige kop en pen en contraknop op de achterkant. Type, verspreiding en datering: Vergelijkbare stukken zijn tot nu toe in Germanië, Raetia en Gallia gevonden en dateren vanaf de tweede helft van de 2e eeuw tot de vroege 4e eeuw na Chr. Ook in Tiel-Passewaaij zijn twee beslagen van dit type gevonden. Literatuur: Gschwind 1998, 120-122; Bishop/ Coulston 2006, 190, fig. 124, 9; Nicolay 2007, pl. 74, cat. nr. 20.1, 209.148, 170.22; Heeren 2009, afb. 56, 5-6. Beslag in de vorm van vier pelten (vondstnr. 3415; WP3, spoornr. 4004; context REC2) Beschrijving: Het gaat om een beslag (diam=3,2 cm) met een versierde kop waarop vier pelten rond een schijf te zien zijn. Op de achterkant zitten vijf pennen met contraknop. Type, verspreiding en datering: Vergelijkbare stukken zijn in de castella van Feldberg, Saalburg en Straubing aan de Obergermanisch-Raetische Limes en in Dura-Europos en Richborough in Britannië gevonden. Saalburg en Straubing zijn in de Domitiaans periode gesticht en rond 260 na Chr. verlaten. Het castellum op de Feldberg dateert iets later, vanaf het midden van de 2e tot het midden van de 3e eeuw na Chr. Dit is ook de datering voor de militaire stukken uit Dura-Europos, dat in 257 na Chr. in Perzische handen viel. De stukken dateren dus waarschijnlijk tussen 150 en 250 na Chr. Literatuur: Oldenstein 1976, Kat. Nr. 274-276, Taf. 34; James 2004, 96, Cat. No. 318, fig. 43; Nicolay 2007, pl. 75, cat. nr. 108.1. Opengewerkte sierschijf (vondstnr. 757; WP1; spoornr. 76; context Stort) Beschrijving: Het gaat om een deel van een opengewerkte sierschijf met pelta- en niervormige motieven. Op de achterkant is een pen met contraknop. Type, verspreiding en datering: Beslagen als deze zijn gebruikt op de tuigage van paarden. Het motief is bekend van andere voorwerpen uit de tijd tussen het midden van de 2e en de 3e eeuw na Chr. Literatuur: James 2004, 103; Nicolay 2007, pl. 60, cat. nr. 257.3. Beslag in kruisvorm (vondstnr. 1292; WP1, spoornr. 28; context GEUL5-I) Beschrijving: Beslag (L= 2,2 cm) in de vorm van een kruis. De poten zijn rond in doorsnede en lopen iets uit. Op de achterkant zitten vier pennen met contraknop. Type, verspreiding en datering: Qua design past dit stuk bij de andere stukken van de tuigage uit de tweede helft van de 2e eeuw na Chr. Vergelijkbaren exemplaren zijn bekend uit Den Haag-Scheveningseweg, Weissenburg, Brigetio (HU), Siscia (HR) and Dura-Europos (SYR). Literatuur: Junkelmann 1992, Abb. 2; Waasdorp 1999, 67, Cat. No. 3.38; James 2004, 99, Cat. No. 354, fig. 45; Nicolay 2007, pl. 77, cat. nr. 93.48. Langwerpig leerbeslag (vondstnr. 2135 WP1; spoornr. 28; context GEUL5-I) Beschrijving: Langwerpig beslag (L 2,3 cm) met middelstuk met facetten tussen ronde, gladde uiteinden. Op de achterkant twee stiften met contraknop. Type, verspreiding en datering: Vergelijkbare stukken zijn in Weissenburg en in Eining gevonden. Volgens Gschwind dateren zij vanaf de Flavische tijd tot het midden van de 2e eeuw. Literatuur: Oldenstein 1976, 188-189, Kat. Nr. 727-729, Taf. 58; Gschwind 2004, 116, Kat. Nr. C10-C14, C19-C22, Taf. 24, Nicolay 2007, pl. 67, type A12. Leerbeslag met Trompetenornament (vondstnr. 2800; WP1; spoornr. 11; context REC2)
Beschrijving: De beslag (diam=2,6 cm) is rond en heeft op de achterkant nog een contraknop. Aan de hand van de röntgenfoto is te zien dat het beslag opengewerkt is. Het motief is het veel voorkomende Trompetenornament, een uit druppelachtig draaiende elementen bestaand design. Type, verspreiding en datering: Beslagen met Trompetenornament worden door Oldenstein in de tijd tussen het midden van de 2e en de begin van de 3e eeuw na Chr. gedateerd. Zij worden langs de hele Limeszone gevonden. Beslagen met hetzelfde design zijn voor de gordels van soldaten en voor de tuigage van paarden gebruikt. Literatuur: Oldenstein 1976, 203-207, Kat. Nr. 930, Taf. 70; Bishop/ Coulston 2006, 190, fig. 124, 10; Nicolay 2007, pl. 78, type B15; Heeren 2009, 120-126, afb. 56,30. Phalera (vondstnr. 2718; WP1; spoornr. 27; context Geul3-1) Beschrijving: Het gaat om een ronde plaat (diam=6,2 cm) met ingedraaide cirkels op de voorkant. Iets decentraal zit een rond gat. Op de achterkant bevinden zich twee ringen aan tegenoverliggende kanten en twee pennen met aanzet tot contraknoppen aan de twee andere kanten. Type, verspreiding en datering: Beslagen als deze worden phalerae genoemd. Zij zaten op de tuigage van paarden als versierde riemverdeler. Zij komen in het hele Romeinse Rijk voor. Omdat deze vorm vrijwel onversierd is, is deze niet goed te dateren. Literatuur: Junkelmann 1992, 82, Abb. 85-94; Heeren 2009, afb. 57, 10. Leerbeslag (vondstnr. 5378; WP3; spoornr. 4183; context Stad1) Beschrijving: Het beslag heeft een ronde, platte kop, die door concentrische groeven cq. ribbels onderverdeeld is. Tussen de ribbels zat waarschijnlijk oorspronkelijk emaille. Op de achterkant een pen met contraknop. Type, verspreiding en datering: Een vergelijkbaar stuk is ook gevonden in Tiel-Passewaaij. De stukken worden van Gschwind in de 2e en 3e eeuw na Chr. gedateerd. Literatuur: Gschwind 2004, 173, Kat. Nr. C519-C535, Taf. 52; Nicolay 2007, pl. 71, cat. nr. 82.181, 242.72, 170.18, 242.71, 79.24, 222.76; Heeren 2009, afb. 56, 15. Klinknagel (vondstnr. 617; WP1; spoornr. 29; context Geul2-I) Beschrijving: Klinknageltje (H=1,8 cm) met ronde, bolle kop. Deze is versierd met radiale inkervingen. Op de achterkant een pen met contraknop. Type, verspreiding en datering: Vergelijkbare stukken zijn uit Dura-Europos, Chesters (Hadrian’s wall), Neckarburken en Butzbach-Degernfeld (Obergermanisch-Reatische Limes) bekend. Dit type dateert vermoedelijk in de 2e tot misschien de 3e eeuw na Chr. Dit wordt bevestigd door de vondsten uit beide castella aan de Obergermanisch-Reatische Limes. Zij zijn gesticht tijdens de regering van Traianus. Neckarburken is 60 jaar later verlaten. Literatuur: Oldenstein 1976, 168, Kat. Nr. 483, 484, Taf. 46; Allason-Jones 1996, cat. no 46; James 2004, 93, Cat. No. 84, 85, 88, fig. 42; Nicolay 2007, pl. 72, cat. nr. 170.19, 222.81. Knopen met paddestoelvormige kop Type, verspreiding en datering: Zogenoemde ’Doppelknöpfe’ als deze worden op het leerwerk van de tuigage van paarden gebuikt. Ze zijn in verschillende graven met paard en wagen teruggevonden. Zij dateren in de 3e eeuw na Chr. Literatuur: Gschwind 2004, 169-170, Kat. Nr. C475, Taf. 50; Nicolay 2007, pl. 70, cat. nr. 300.2, 234.4, 279.2, 52.6, 51.31. - (vondstnr. 3337; WP2; spoornr. 2006; context Geul2-II) Beschrijving: Een knoop met een paddestoelvormig kop (overdekt met dikke laag aanslag diam=2,3 cm) en stift met een contraknop (H=1,5 cm).
- (vondstnr. 6008; WP3; spoornr. 4048; context Stad1) Beschrijving: Een knoop (diam. kop=1,1 cm, H=0,8 cm) met een paddestoelvormig kop en stift met een contraknop. - (vondstnr. 3663; WP1; spoornr. 38; context GEUL4-I) Beschrijving: Een knoop (diam. kop=1,1 cm, H=1 cm) met een paddestoelvormig kop en stift met een contraknop. - (vondstnr. 2303; WP1; spoornr. 28; context GEUL5-I) Beschrijving: Een knoop (diam. kop=1,9 cm, H=0,7 cm) met een paddestoelvormig kop en stift met een contraknop. Leerbeslag (vondstnr. 982; WP1; spoornr. 26; context GEUL5-I) Beschrijving: Het gaat om een beslag (L= 4,2 cm) met een plat rond deel, waarvan twee platte cirkels en twee bloemknoppen uitsteken. De laatste zijn op de binnenkant hol. Geen aanzet hanger of pen met contraknop, dus de wijze van vastzetten is onbekend. Type, verspreiding en datering: Vergelijkbare stukken zijn vaak geëmailleerd en hebben lussen aan de onderkant. Het gaat om een riemverdeler van de tuigage van paarden. Leerbeslag met kop met fitting voor emaille of gem (vondstnr. 1510; WP1; spoornr. 28; context GEUL5-I) Beschrijving: Heet beslag heeft een oorspronkelijk ronde kop (diam 1,4 cm) met een ronde fitting. In deze zat waarschijnlijk emaille of een gem. Op de achterkant zit een pennetje met contraknop. Leerbeslag (vondstnr. 704; WP1; spoornr. 95; context REC1) Beschrijving: Rechthoekige strip blikachtig brons met twee gaten. In een van de gaten zit nog een brons klinknageltje. Aan een uiteinde een profilering met daaraan een lus. Waarschijnlijk hing hieraan een hanger. Leerbeslag (vondstnr. 3802; WP1; spoornr. onbekend) Beschrijving: Rond gebogen, in doorsnede D-vormige strip met twee pennen met contraknoppen op de achterkant. Wagens Teugelgleider (vondstnr. 4706; WP1; spoornr. 1418; context REC2) Beschrijving: Het gaat om een stuk teugelgeleider met een grote ring (buitendiameter 4,5 cm, binnendiameter 3,2 cm) dat aan een kant tot een vierkante spits uitloopt (2,6 x 2,3 cm) met hierin een vierkant gat, waarin een pen van een versiering (bijvoorbeeld van een buste of standbeeldje) heeft gezeten. Type, verspreiding en datering: Teugelgeleiders zijn uit verschillende Romeinse nederzettingen in het Romeinse Rijk bekend. Volgens Nicolay kan ons stuk ongeveer in de tweede helft van de 1e eeuw gedateerd worden. Literatuur: van der Chijs & Hoss 2005, 321-232; Boelicke et al. 2000, 67, Kat. No. B95, Taf. 10; Junkelmann 1990, Abb. 78; Garbsch 1986, 66-67; Nicolay 2007, 221-222, fig. 6.6, 7 en 6,7.. Bellen
Verspreiding en datering: De meeste bellen laten zich niet nader dan de Romeinse periode dateren. In Voorburg-Arentsburg zijn twee vormen bellen gevonden: bellen in de vorm van een halve bol en bellen in de vorm van een afgesneden kegel. Vergelijkbare bellen in de vorm van een halve bol zijn in Nijmegen en in Rumpt gevonden (Nicolay 2007 pl. 94, type B) Voor de laatste vorm zijn twee vergelijkbare exemplaren in het grafveld van Krefeld-Gellep gevonden. Zij worden door de andere vondsten in de graven in het 2e en 3e eeuw na Chr. gedateerd. Deze bellen in de vorm van aan afgesneden kegel zijn ook aangetroffen in Nijmegen en Rumpt (Nicolay, pl. 95, type E) Literatuur: Furger / Schneider 1993, 159-171; Pirling/Siepen 2006, 458, Taf. 84, 5, Nicolay 2007, fig. 2.25, pl. 94, 95. - (vondstnr. 3435; WP1; spoornr. 29; context Geul2-I) Beschrijving: De bel (diam. 4,4 cm, H. 5,2 cm) in de vorm van een halve bol heeft een meegegoten rond oor. De klepel zit aan een ring. De binnenkant toont nog restanten van ijzercorrosie. - (vnr 1978; WP1; spoornr. 144; context Geul4-I) Beschrijving: De bel (diam. 4,3 cm, H. 3 cm) in de vorm van een afgesneden kegel met daarop een kleinere kegel met een meegegoten rond oor (oor afgebroken) heeft een ijzeren klepel. De binnenkant toont nog restanten van ijzercorrosie. Bel in de vorm van een kegel - (vnr 913; WP3; spoornr. 4042; context Stad1) Beschrijving: Aan de binnenzijde van dit belletje (diam. 3 cm, H. 2 cm) – in de vorm van een afgesneden kegel met daarop een kleinere kegel met een mee gegoten rond oor – zitten de restanten van de klepel. - (vnr 1143; WP1; spoornr. 28; context GEUL5-I) Beschrijving: Het belletje (diam. 4,8 cm, H. 4,2 cm) in de vorm van een afgesneden kegel met daarop een kleinere kegel met een mee gegoten rond oor was gebroken en is tijdens de conservering opnieuw aan elkaar gezet. Aan de binnenkant zitten de restanten van de klepel; stukken van de wand ontbreken. 2.6 Gebouw Hang- en sluitwerk Sleutelgrepen met Palmet Type, verspreiding en datering: De sleutels met deze decoratieve handvaten hebben een ijzeren baard die in een draaislot past (Oosterbaan type 5). De sleutels dateren volgens Oosterbaan in een periode tussen 70 na Chr. tot de 4e eeuw. Literatuur: Oosterbaan 2007, 33-34, 72-74; Hiddink 2005-a, 226, afb. 12.5; Sier/Koot 2001, 185-87; Bishop, 1996, 78, Cat. No. 469, afb. 43; Allason-Jones / Miket 1984, 144, Cat. No. 3.347; van Hurk 1975, 87, afb. 33, voetnoot 87. - (vondstnr. 3543; WP3; spoornr. 4007; context NT3) Beschrijving: Handvat van een sleutel (L 6,5 cm) bestaand uit een veel voorkomende palmet- of waaiervormige versiering met een afsluitend knopje aan de bovenkant. Het verbindingsstuk tot de ijzeren baard van de sleutel is versierd met dwars geplaatste inkepingen en is gespleten. In de ronde schacht voor de ijzeren baard zitten nog restanten ijzer. - (vondstnr. 5650; WP1; spoornr. 1418; context REC2) Beschrijving: Handvat van een sleutel (L 5,9 cm) bestaand uit een veel voorkomende palmet- of waaiervormige versiering met een afsluitend ( in dit geval sterk langwerpig) knopje aan de bovenkant. Het verbindingsstuk tot de ijzeren baard van de sleutel is versierd met dwars geplaatste inkepingen. Het stuk was vertind.
- (vondstnr. 1135; WP1; spoornr. 28; context GEUL5-I) Beschrijving: Handvat van een sleutel (L 7,4 cm) bestaand uit een veel voorkomende palmet- of waaiervormige versiering met een afsluitend (in dit geval sterk langwerpig) knopje aan de bovenkant. Het verbindingsstuk tot de ijzeren baard van de sleutel is versierd met dwars geplaatste inkepingen. - (vondstnr. 2730; WP1; spoornr. 11; context REC2) Beschrijving: Handvat van een sleutel (L 4,8 cm) bestaand uit een veel voorkomende palmet- of waaiervormige versiering met een afsluitend (in dit geval sterk langwerpig) knopje aan de bovenkant. Het verbindingsstuk tot de ijzeren baard van de sleutel is versierd met dwars geplaatste inkepingen. - (vondstnr. 489; WP1; spoornr. 76; context Stort) Beschrijving: Klein handvat van een sleutel (L 7,4 cm) bestaand uit een veel voorkomende palmet- of waaiervormige versiering met een afsluitend (in dit geval sterk langwerpig) knopje aan de bovenkant. Het verbindingsstuk tot de ijzeren baard van de sleutel is versierd met dwars geplaatste inkepingen. Sleutelgrepen met ring Type, verspreiding en datering: Handvaten als deze horen bij draaisleutels (Oosterbaan type 5, voor de datering en verspreiding van deze type zie boven). Literatuur: Oosterbaan 2007, 33-34, 72-74. - (vondstnr. 6323; WP1; spoornr. 28; context GEUL5-I) Beschrijving: Handvat van een sleutel met een ovale ring aan het uiteinde, met een afgeplatte kant tegenover de aanzet van de pen. De pen is rond van doorsnede en bij het uiteinde van de schacht zijn nog restanten van de ijzeren baard herkenbaar. - (vondstnr. 1591; WP1; spoornr. 28; context GEUL5-I) Beschrijving: Handvat van een sleutel met een licht ovale ring aan het uiteinde, met een afgeplatte kant tegenover de aanzet van de pen. De pen is rond van doorsnede en bij de aanzet van de ring geprofileerd. De ijzeren baard ontbreekt. - (vondstnr. 1738; WP1; spoornr. 28; context GEUL5-I) Beschrijving: Kleine sleutel (L 4 cm) met een ronde ring aan het uiteinde en direct aansluitend de platte verbinding en de baard. Deze is vrij lang en breed. Slotplaat (vondstnr. 1046; WP1; spoornr. 28; context GEUL5-I) Beschrijving: Ronde plaat uit gegoten brons met omgebogen rand (diameter 5,5 cm). De plaat heeft een verhoogd rond binnengedeelte dat met een ingedraaide sleuf gescheiden is van de gewelfde buitenring die gedecoreerd is met radiale inkervingen. In het midden zit een rechthoekig gat, waar het slot heeft gezeten. Type, verspreiding en datering: Vergelijkbaren slotplaten van kastjes komen in alle Noordwestelijke provincies voor. Deze zijn meestal alleen met ingedraaide cirkels versierd. Een preciezere datering dan algemeen Romeins is tot nu toe nog niet mogelijk. Literatuur: Riha 2001, 58-60, Taf. 33; Pirling / Siepen 2006, 433, Taf. 78,1; Heeren 2009, 128, afb. 63, 11. Licht Kandelaar (vondstnr. 6239; WP3; spoornr. 4208; context VV) Beschrijving: Het gaat om een kandelaar in de vorm van een kantharos, een Griekse drinkbeker (L= 7,3 cm, Diam. 6,8 cm, diepte ca. 5 cm), waarvan de handvaten zijn afgebroken. De kantharos is aan de buitenkant gedecoreerd met ingedraaide ringen. In het bekergedeelte is een rechtopstaande ronde lange huls, gemaakt van drie gedeeltelijk aan
elkaar vastgezette stevige strippen brons. In deze is de kaars geplaatst. De kandelaar is zeer goed afgewerkt. Volgens het rapport van Restaura is de kandelaar in de Romeinse tijd al op geïmproviseerde wijze gerepareerd: de rand van de kandelaar was afgebroken en is vervolgens aan de buitenkant gesoldeerd met lood/tin. De kantharos was op dezelfde plaats opnieuw gebroken. De aanzetten van de twee handvaten zijn nog bewaard gebleven. Type, verspreiding en datering: Deze kandelaars hebben of een spitse pen om de kaars eraan vast te zetten of een ronde buis, zoals dit voorbeeld. Een kandelaar in de vorm van een kantharos is mij niet bekend. Maar kandelaars bestaande uit twee holle halve bollen met een geprofileerd tussenstuk zijn gevonden in verschillende tumuli in Gallia Belgica (bijvoorbeeld in Vorsen en Noirmont) en in graf 264 uit Tongeren. Uit Nederland zijn twee stuks bekend, een uit een graf in Nijmegen en een uit tumulus II uit Esch. Uit Duitsland zijn ook meerdere stuks – meestal uit grafcontexten - bekend. Pirling/Siepen dateren de kandelaars vanaf de tweede helft van de 2e eeuw tot de eerste helft van de 3e eeuw na Chr. Literatuur: Mariën 1980, 261, Abb. 175; Vanvinkenroye 1984, Taf. 117, 5; Stuart 1986, 48, kleurpl 5, III, Nr. 35-36; Goethert 1994, 362-363, Kat. Nr. 42, Abb. 20.42; Eckhardt 2002, 257-260, fig. 122, 1589, 1402, 1125; Pirling / Siepen 2006, 412 (met verdere Literatuur in voetnoten), Taf. 71,5; Rapport Restaura 2010, velnr. 214. Meubelbeslagen Leeuwenvoet (vondstnr. 4141; WP3; spoornr. 4007; context NT3) Beschrijving: Voet in de vorm van een leeuwenpoot (L= 3,4 cm). De bovenkant is beschadigd, de voet was waarschijnlijk langer. Type, verspreiding en datering: Voeten in de vorm van meer of min gestileerde leeuwenpoten zaten onder meer aan tafels, krukken, kandelaars, spiegels, draagbare altaren en de voetstukken van standbeelden. Een preciezere datering dan algemeen Romeins is tot nu toe nog niet mogelijk. Literatuur: Riha 2001, 21-23, Taf. 4-5; Zadocks-Josephus Jitta et al. 1973, 100-101, Kat. Nr. 188-191. Antropomorfe beslagen van meubels Type, verspreiding en datering: Zowel Romeinse kisten, kastjes als rijke bedden, stoelen en grote staande lampen waren met verschillende beslagen versierd, die mensen of goden voorstelden. De platheid, met name op de achterkant van de hoofden (die ook vrij summier uitgewerkt zijn) laat zien dat het om stukken gaat, die met de achterkant aan iets vast zaten. Zoals Zadoks-Josephus-Jitta et al.(1973) in hun inleiding schrijven dateren de meeste figuren in Nederland en de omgevende landen in de tweede helft van de 2e eeuw tot de eerste helft van de 3de eeuw. Deze datering wordt ondersteund door de vorm van de gezichten (bijvoorbeeld de mond met dikke, maar korte lippen, de pruilmond) die typerend voor de kunst vanaf de late 2e eeuw zijn. Zij waren in de Noordwestelijke provincies van het Romeinse Rijk veel voorkomend, maar zijn ook buiten de Limes gevonden. Het feit dat er op de achterkant van sommige stukken bronsslak zit of dat zij deels gesmolten zijn kan erop wijzen dat deze stukken waren bewaard om omgesmolten te worden of dat zij bij een brand deels verbrand zijn. Literatuur: Zadocks-Josephus Jitta et al. 1973, 38, Kat. Nr. 53; Faider-Feytmans 1979, 49-50, 52-53, 57, 59-60, 61, 69, 79, 104-105, 197-198, cat. nos 1, 9, 20, 29, 31, 52, 70, 146-148, A2, A3, pl. 1-3, 6-7, 12, 14-15, 16, 32, 44, 66-67, 187; Zadocks-Josephus Jitta / Gerhartl-Witteveen, 1983, 16, Kat. Nrs. 219-221; Riha 2001, 17-21, Taf. 3-4. - (vondstnr. 4917; WP1; spoornr. 11; context REC2)
Beschrijving: Buste (L= 5,4 cm) van een man met lang haar dat het gezicht raakt. Bovenop zijn hoofd zit een krans van bladeren met hierop en bloem. Het gezicht is vrij grof vorm gegeven, met een te korte neus en een mond met dikke, korte lippen. De ogen zijn ronde putjes, waarschijnlijk zat hier oorspronkelijk een ander materiaal in. Aan de onderkant van de buste is een gestileerde kelk (calyx) van acanthusbladeren te herkennen. Vergelijkbare stukken worden als afbeelding van Baccus, de god van de wijn geinterpreteerd. Op de achterkant steekt onder het kapsel een vierkante pen uit. De pen geeft een duidelijke aanwijzing hoe het stuk vastgezet was, namelijk niet plat tegen het hout aanliggend, maar zo dat het er iets boven uitstak (anders was een modellering van de achterkant van het hoofd niet nodig geweest). Literatuur: Vergelijkbaren exemplaren Zadocks-Josephus Jitta et al. 1973, 65-68, Cat. No. 109, 112, 114; Menzel 1986, Kat. Nr. 326, Taf. 127; - (vondstnr. 4169; WP2; spoornr. 2188; context Geul4-II) Beschrijving: Buste (L= 3,6 cm) van een vrouw met lang haar, dat het gezicht raakt. Het haar is in het midden gescheiden en ligt plat bovenop het hoofd. Aan de zijkanten van het hoofd hangt het haar in twee grote worstachtige strengen. Het gezicht is vanwege de corrosie niet goed meer herkenbaar, maar de ogen zijn ronde putjes, waarschijnlijk zat hier oorspronkelijk een ander materiaal in. Aan de onderkant van de buste is een tuniek met vele plooien te herkennen. Op de achterkant steekt onder de kapsel een platte pen uit. De pen geeft een duidelijke aanwijzing hoe het stuk vastgezet was, namelijk niet plat tegen het hout aanliggend, maar zo dat het er iets boven uitstak (anders was een modellering van de achterkant van het hoofd niet nodig geweest). Literatuur: Vergelijkbaren exemplaren Riha 2001, 20, Kat. Nr. 22, Taf. 4. - (vondstnr. 5319-dupl. ; WP3; spoornr. 4199; context Stad1) Beschrijving: Buste (L=6,5 cm) van een vrouw met lang haar, dat golvend het gezicht raakt. Een sluier lijkt achter over het haar te liggen en boven het voorhoofd vast gezet te zijn. Het gelaat is vrij grof vorm gegeven, met een dikke neus, kogelachtige ogen, dikke wangen en een mond met dikke, korte lippen. De vrouw is gekleed in een tuniek, met daarover een van de linker schouder naar de rechter heup lopende opgerolde mantel. De achterkant van de buste is gedeeltelijk overdekt met een harde aanslag die op slak van gesmolten brons lijkt (zie rapport Restaura). - (vondstnr. 1293; WP1; spoornr. 28; context GEUL5-I) Beschrijving: Vrouwelijk hoofd (L=4,6 cm). Het lange, golvende haar van de vrouw is tot een krans gekamd, die boven het voorhoofd in een punt uitloopt. Het gezicht toont bolle wangen en scherp afgezette wenkbrauwen, die in een brede neus overgaan. De ogen zijn fijn gevormd, met duidelijk aangegeven oogleden en irissen. De mond heeft dikke, korte lippen. Het hoofd is hol en is aan de halsopening open. Aan de voorkant is op de hals een rond gat. - (vondstnr. 5620; WP1; spoornr. 28; context GEUL5-I) Beschrijving: Masker van Medusa op een medaillon (diam=4,9 cm). Het masker is zeer zorgvuldig gemodelleerd. Het hoofd is omgeven door golvende haarlokken, die van het hoofd wegwaaien en aan de onderkant in een baard overgaan. Het haar is in het midden gescheiden en op de scheiding zit een ovaal juweel. In de twee plukken haar rechts en links van de scheiding zijn de hoofden van twee slangen herkenbaar. Het gezicht toont een strenge blik met een gefronsd voorhoofd, kogelachtige ogen onder dikke oogleden, een rechte neus, een mond met dikke, korte lippen en een volle ronde kin. Op de achterkant zit in een verdieping de deels afgebroken pen. Literatuur: Vergelijkbaren exemplaren Zadocks-Josephus Jitta et al. 1973, 76-77, Cat. No. 1297.; Faider-Feytmans 1979, 112-113, Cat. Nos. 169-171, pl. 71-72 ; Riha 2001, 20, Kat. Nr. 26, Taf. 4. - (vondstnr. 1860; WP1; spoornr. 28; context GEUL5-I)
Beschrijving: Masker van Medusa op een medaillon (L=2 cm). Het masker is minder zorgvuldig gemodelleerd dan dat van vondstnr. 5620. Het hoofd is omgeven door golvende haarlokken, die in dikke pakketen zijn weergegeven en aan de onderkant in een baard overgaan. Het haar is in het midden gescheiden en op de scheiding zit een ovaal juweel. Het gezicht toont ogen gemodelleerd van dikke oogleden met daaronder schijven, een rechte neus, een mond met dikke, korte lippen en een volle, ronde kin. Op de achterkant zit in een gat de ingezette afgebroken pen. Literatuur: Vergelijkbaren exemplaren: Zadocks-Josephus Jitta et al. 1973, 76-77, Cat. No. 1297.; Faider-Feytmans 1979, 112-113, Cat. Nos. 169-171, pl. 71-72 ; Menzel 1986, Kat. Nr. 303, Taf. 124. - (vondstnr. 4919;WP1; spoornr. 26; context GEUL5-I) Beschrijving: Sterk versmolten rond stuk (L= 2,9 cm) met nog herkenbaar een gezicht en haren. Het hoofd is licht zijwaarts gedraaid, de kapsel bestaat uit twee krullen over het voorhoofd en een over elk oor. Hengsels Dolfijnhengsel (vondstnr. 3403 WP3 spoornr. 4004; context REC2) Beschrijving: Een hengsel voor een kist of kastje (L= 8 cm). Het hengsel is gebogen, de dolfijnen stoten met hun snuiten aan elkaar en zijn goed herkenbaar. Zij vormen met hun staarten twee ronde gaatjes aan de uiteinden. Type, verspreiding en datering: Dit type hengsel heet dolfijn-hengsel. De zeer gestileerde vorm, waarbij de dolfijnen niet langer te herkennen zijn is later (laat Romeins, 3de – 4de eeuw) en komt vooral in Pannonia vaak voor. Er zijn twee exemplaren in Augst (Zwitserland) gevonden en er is een exemplaar bekend uit graf 3272 van het grafveld Krefeld-Gellep. Drie eveneens gestileerde complete en een halve Dolfijn-hengsel bevinden zich in de collectie van het Valkhofmuseum in Nijmegen waarvan bij Ulpia Noviomagus als de vindplaats van een exemplaar bekend is. Een complete en een fragment van een hengsel van hetzelfde type zijn tijdens de opgraving op het aangrenzende terrein gevonden. Literatuur: Cunliffe 1971, 118, Cat. No. 126, fig. 46; Zadocks-Josephus Jitta, Peters & Witteveen 1973, Cat. Nr. 150-153; Allason-Jones / Miket 1984, 164, Cat. No. 411, 412; Pirling 1989, 98-99, Lloyd-Morgan 2000, 353, Cat. No 37-39, fig. 84; Riha 2001, 32-33; Hendriks 2009, 290-291. Hengsels met geprofileerd band Type, verspreiding en datering: Deze hengsels hebben de vorm van een wijde letter U die naar het midden toe breder wordt. De hengsels zijn vaak in de lengte geribbeld en hebben een band of knot in het midden. De uiteinden van sommige van deze hengsels zijn eikelvormig. Dit type is volgens Riha waarschijnlijk een vereenvoudiging van het in de 1e eeuw zeer geliefde rijk versierde Acanthushengsel en is vanaf die tijd gedurende de hele Romeinse periode in het hele Romeinse Rijk wijdverspreid. Literatuur: Riha 2001, 28-30 (met verdere Literatuur). - (vondstnr. 4911; WP1; spoornr. 29; context Geul2-I) Beschrijving: Twee hengsels (van hetzelfde vondstnummer) zijn precies gelijk en komen uit dezelfde vorm. Zij hebben waarschijnlijk aan hetzelfde kist of kastje gezeten. De hengsels (L= 12,8 cm) zijn hoekig gebogen, met een rechte hoek en hebben in het midden op de hengsel een geribbelde band en de vorm van opengewerkte hartvormige bladeren. Aan de benedenkant van de hengsels zitten rechts en links versieringen in de vorm van een C. Aan de hengsels zitten nog drie van de oorspronkelijk vier borgpennen met hun onderlegschijven (diameter 3 cm). Deze pennen waren in het hout van het meubel vastgezet.
- (vnr 339; WP1; spoornr. 11; context REC2) Beschrijving: Handvat ofwel hengsel (L= 13,3 cm), hoekig gebogen met een rechte hoek. Het hengsel heeft in het midden van het handvat een ronde knoop met twee ribbels aan weerszijden. Ook het punt waar de hengsels aan de borgpennen vastzitten is met een knoop met ribbels aan weerszijden gedecoreerd. Het uiteinde van een kant ontbreekt, het andere toont een eikel. Een borgpen met onderlegschijf is nog bewaard. - (vnr 4450; WP3; spoornr. 4007; context GEUL5-I) Beschrijving: Handvat ofwel hengsel (L= 8,2 cm) in de vorm van een golvende letter U. De handgreep wordt naar het midden toe breder. Aan de beide uiteinden en in het midden van het handvat zijn versieringen in de vorm van twee banden met een tussenruimte geplaatst. De achterkant is hol. - (vnr 2376; WP1; spoornr. 28; context GEUL5-I) Beschrijving: Handvat ofwel hengsel (L= 8 cm) in de vorm van een golvende letter U. De handgreep wordt naar het midden toe breder. Aan de voorkant zitten aan de beide uiteinden versieringen in de vorm van banden met een ronde schijf erop. In het midden van het handvat zit een versiering in de vorm van een geribbeld band. De achterkant van het hengsel is niet gedecoreerd. Fragment van kleine versiering met splitpen (vondstnr. 1356; WP1; spoornr. 76; context GEUL5-I) Beschrijving: Versiering van kistje met splitpen (L= 1,3 cm). Dunne draad met aan de ene kant eikelvormig uiteinde, aan de andere kant bladvorm (L= 2 cm) Uiteinden van hengsels in de vorm van een eikel Type, verspreiding en datering: Eikels als deze kunnen zowel de uiteinden van hengsels van kisten/kastjes zijn als hangers voor de tuigage van paarden. Als de hangers (zoals hier) afgebroken zijn, is niet met zekerheid te zeggen tot welke van de twee groepen een eikel behoord heeft. Hengsels waarvan de uiteinden in de vorm van eikels vormgegeven zijn, horen tot het type met geprofileerde band (datering, verspreiding en literatuur zie boven). Hangers in de vorm van eikels zijn net als de hangers met fallusmotieven apotropaïsche versieringen aan de tuigage van paarden. Tuigagehangers in de vorm van eikels zijn uit Britanniën, Nederland, Duitsland en Oostenrijk bekend en dateren vrij algemeen van de 1e tot aan het begin van de 2e eeuw. Vier vergelijkbare exemplaren zijn gevonden tijdens de opgravingen van BAAC op het aangrenzende terrein in Voorburg. Literatuur: Oldenstein 1976, 158-160, Kat. Nr. 413-418, 421, 423, Taf. 42; Gschwind 2004, 172, Taf. 52; Nicolay 2005, 55-58; Hoss 2008, 245; Hedriksen 2009, 296-297; Hoss 2010, Kat. Nr. 159, 213. - (vondstnr. 4119; WP1; spoornr. 29; context Geul2-I) Beschrijving: Klein eikeltje (L= 3,2 cm) met pen aan bovenkant en een rond gat aan de onderkant. - (vondstnr. 6650; WP2; spoornr. 2006; context Geul2-II) Beschrijving: Klein eikeltje (L= 3,7 cm) met vierkante pen aan de bovenkant en een rond gat aan de onderkant. - (vondstnr. 197; WP1; spoornr. 11; context REC2) Beschrijving: Klein eikeltje (L= 4,4 cm) met aanzet tot een oorspronkelijke hanger aan de bovenkant en een knobbeltje aan de onderkant. Uiteinden van hengsels in de vorm van Silenenhoofdjes Type, verspreiding en datering:
Volgens vergelijkbare vondsten hebben deze hoofdjes als versiering aan hengsels van kisten gezeten. In Augst en Köln zijn complete hengsels gevonden (zie Riha Kat. Nr. 75 en Abb. 12).Vier losse hoofdjes zijn uit Duitsland (Keulen, Trier en Xanten) en drie uit België bekend (een uit het gebied van Tongeren en twee uit de provincie Henegouwen). Vier andere exemplaren komen uit Nijmegen. Volgens Kaufmann-Heinimann is dit type in verschillende varianten vooral uit Nedergermanië en het noordelijke deel van Gallia Belgica bekend. De hoofdjes worden in het algemeen voor de god Silenus aangezien. Krierer gaat ervan uit dat de knot een haarknot voorstelt en dat het derhalve om Germanen gaat. Hij heeft met behulp van afbeeldingen op munten, reliefs en figuurtjes het uiterlijk van ‘de Germanen’ vanuit Romeins perceptie bezien onderzocht. Hij kon zes verschillende haardrachten identificeren, die volgens hem voor Germaanse mannen typerend waren. Naast verschillende andere soorten knotten behoord hiertoe ook een knot op de kruin, zoals de hoofdjes hier lijken te dragen. Zijn theorie is, dat het bij de verschillende haardrachten om tradities van verschillende Germaanse stammen uit het niet onderworpen deel van Germanië zou kunnen gaan. Hierbij dient aangemerkt te worden dat na de conservering bleek dat alle kopjes boven op het hoofd kaal zijn en het hoofdhaar gereduceerd is tot een krans van hun oren tot aan de achterkant van het hoofd. De knots op hun kruin is dus vermoedelijk zo als bij de van elders bekende stukken iets anders (wordt algemeen als knop van een bloem geïnterpreteerd) en heeft niets met hun haar te maken. Om deze reden is het waarschijnlijk dat het hier inderdaad om Silenus of een oudere man gaat en niet om een Germaan. Literatuur: Tacitus, Germania 38; Menzel 1966, 122, Kat. Nr. 300 a + b, Taf. 96; Zadocks-Josephus Jitta et al. 1973, 79-80, Cat. No. 132-135 ; Fayder-Fetmans 1979, Cat. Nos. 354-356, pl. 133; Menzel 1986, Kat. Nr. 496, 498-499, Taf. 151; Kaufmann-Heinimann 1994, 120; Riha 2001, 28, , 75, Taf. 7; Krierer 2004, 100-101, 106-110, 203, Kat. Nr. 235, 236, Abb.79. Faust 2005, 284, Kat. Nr. 28. - vondstnr. 1265; WP1; spoornr. 28; context GEUL5-I) Beschrijving: Hoofd (L=5,7 cm): Haar en baard omramen het gezicht. Duidelijk aangegeven ogen met irissen onder borstelige wenkbrauwen, een platte en vlezige neus, een lage en hangende snor, die in een spitse baard uitloopt. Deze baard is in het midden gescheiden, van deze lijn lopen plukjes baard naar beneden. De man is bijna kaal, het hoofdhaar is gereduceerd tot een krans aan de achter?kant van zijn hoofd. De achterkant van het hoofd is plat en ongedecoreerd. Boven op het hoofd een geribbelde knot waaruit een pen steekt. Deze is omgebogen. - (vondstnr. 660; WP1; spoornr. 11; context REC2) Beschrijving: Hoofd (L= 5 cm): Haar en baard omramen het gezicht. Duidelijk aangegeven ogen met irissen onder borstelige wenkbrauwen, een platte en vlezige neus, een lage en hangende snor, die in een spitse baard uitloopt. Deze baard is in het midden gescheiden, van deze lijn lopen plukjes baard als blaadjes naar beneden. Boven het linkeroog bevindt zich een lichte beschadiging. De man is bijna kaal, het hoofdhaar is gereduceerd tot een krans aan de achterkant van zijn hoofd. Boven op het hoofd is een geribbelde knot waaruit een pen steekt. Platte ringen als handvatten van meubels Type, verspreiding en datering: Platte ringen als deze zaten óf op de deksel óf paarsgewijs naast elkaar of aan de tegenoverliggende kanten van het kastje (kist?). Handvatten als deze waren in de noordwestelijke provincies gedurende de hele Romeinse periode gebruikelijk. Literatuur: Riha 2001, 33-35 (met verdere Literatuur); Dewald/Eiden. 1989, 320, afb. 12. - (vondstnr. 5407; WP2D; spoornr. 2057; context GEUL5-I) Beschrijving: Ring (Dm. 3 cm). De ring heeft een platte doorsnede met meerdere facetten. - (vondstnr. 4913; WP1; spoornr. 38; context GEUL4-I)
Beschrijving: Ring (buitendiameter 2,6 cm, binnendiameter 1,7 cm). De ring heeft een platte doorsnede met meerdere hoeken. Onderlegschijf voor hengsels (vondstnr. 953; WP1; spoornr. 11; context REC2) Beschrijving: Schijf (diam.=2,7 cm, H=0,2 cm), iets bol en met gat in het midden, met ingedraaide groeven. Type, verspreiding en datering: Onderlegschijven zijn zowel bij gewone hengsels als bij hengsels/handvatten in de vorm van platten ringen gebruikt om het gat in het hout waar de hengsel is vastgezet te verbergen. Een preciezere datering dan algemeen Romeins is tot nu toe nog niet mogelijk. Literatuur: Riha 2001, 33-35, Kat. Nr. 161-166. Opzetstukken Opzetstukken met ronde bolle kop en cirkelvormige versiering op de kop Type, verspreiding en datering: Een precieze parallel is mij niet bekend, maar de platte pen met gat is typerend voor opzetstukken aan kisten. Literatuur: Riha 2001, 73-78. - (vondstnr. 2129; WP1; spoornr. 28; context GEUL5-I) Beschrijving: Het opzetstuk (L=4,3 cm) heeft een ronde, iets bolle kop (diam. 4,3 cm). De bovenkant heeft een cirkelvormig afgezet middendeel, dat licht beschadigd is. De holle ruimte is gevuld met lood. Aan de achterkant zit een platte pen met een gat om het stuk in een kistje vast te zetten. - (vondstnr. 5626; WP1; spoornr. 1418; context REC2) Beschrijving: Het opzetstuk is rond (diam.=2,4 cm, L=2,1 cm) en enigszins bol. De bovenkant heeft een cirkelvormig afgezet middendeel, dat licht beschadigd is. De holle ruimte is gevuld met lood. - (vondstnr. 456; WP1; spoornr. 34; context GEUL5-I) Beschrijving: Groot stevig opzetstuk (diameter kop=2,3 cm, H=3 cm) met een holle en bolle kop, met een ingedraaide versiering op de bol. De kop is gevuld met lood. De pen is plat en rechthoekig en kort na de kop afgebroken. - (vondstnr. 5358; WP2; spoornr. 2071; context Stort) Beschrijving: Groot stevig opzetstuk (diam.=2,2 cm, L=4,4 cm) met bolle kop en platte pen op de achterkant. - (vondstnr. 4905; WP1; spoornr. 11; context REC2) Beschrijving: Het opzetstuk (diam.=2,4 cm) heeft een met lood gevulde licht bolle kop met een randje. De platte pen is nog ca. 1cm bewaard gebleven. - (vondstnr. 5642; WP1; spoornr. 28; context GEUL5-I) Beschrijving: Het opzetstuk (diam.=2,4 cm; L=2,1 cm) is rond en enigszins bol. De bovenkant heeft een cirkelvormig afgezet middendeel, dat licht beschadigd is De holle ruimte is gevuld met lood. Op de achterkant zit een pen met een plat, rechthoekig contraplaatje. Balustervormige Opzetstukken Type, verspreiding en datering: De stukken zijn fragmenten van balustervormige opzetstukken. Parallellen komen voor in het hele Romeinse Rijk en dateren in de 2e en 3e eeuw na Chr. Literatuur: Riha 2001, 75-76, Kat. Nr. 599-613. - (vondstnr. 3287; WP1; spoornr. 29; context Geul2-I)
Beschrijving: Het opzetstuk (H=1,7 cm) heeft een ronde, bolle kop die door een inkeping van een tweede deel is gescheiden. De knop is met lood gevuld. - (vondstnr. 5650; WP1; spoornr. 1418; context REC2) Beschrijving: Het opzetstuk (diam kop=1,2 cm, H=0,8 cm) heeft een ronde, bolle kop die door een inkeping van een tweede deel is gescheiden. De knop is met lood gevuld. - (vondstnr. 2063; WP1; spoornr. 28; context GEUL5-I) Beschrijving: Het opzetstuk (diam kop=0,8 cm, H=2,3 cm) heeft een ronde, bolle kop die door een inkeping van een geprofileerd tweede deel is gescheiden. De knop is met lood gevuld. - (vondstnr. 723; WP1; spoornr. 28; context GEUL5-I) Beschrijving: Grote, stevige spijker met platte kop. De voorkant is versierd met een boven de resterende kop uitstekend plaatje, misschien oorspronkelijk gevuld met emaille. Op de achterkant zit een platte en rechthoekige pen. Klokvormige opzetstukken Type, verspreiding en datering: De kop van dit soort sierspijkers (zogenoemde bell-shaped studs) is bij gelijksoortige vondsten vaak gevuld met emaille. Volgens Allason-Jones kunnen de opzetstukken in twee varianten onderverdeeld worden. Type 1 heeft oorspronkelijk op de achterkant een ijzeren nagel ter bevestiging. De tweede type kenmerkt zich door een rechthoekige pen met gat. In Voorburg-Arentsburg zijn alleen exemplaren van het type 2 gevonden. Parallellen komen voor in het hele Romeinse Rijk en dateren in de 2e en 3e eeuw. Drie vergelijkbare opzetstukken zijn bij de opgravingen in Tiel-Passewaaij en vier tijdens de opgraving van BAAC op het aangrenzende terrein in Voorburg gevonden. Literatuur: Riha 2001, 73-75, Kat. Nr. 588-595; Evans 2000, 361-362, Kat. Nr. 88-97, fig. 86; Allason-Jones 1985, 95-108; Heeren 2009, 128, afb. 63, 8-10; Hendriksen 2009, 287-89. - (vondstnr. 3229; WP1; spoornr. 1418; context REC2) Beschrijving: Sierknop . De ronde, in profiel omgekeerde klokvormige bovenkant heeft een centrale spitsvormige verhoging (Diam. Kop=2,4 cm, H=1,7 cm). Op de achterkant zat een platte pen, die nu is afgebroken. - (vondstnr. 2103; WP1; spoornr. 4108; context Stad1) Beschrijving: Sierknop . De ronde, in profiel omgekeerde klokvormige bovenkant heeft een centrale spitsvormige verhoging (Diam. Kop=3,2 cm, H=3,6 cm). Op de achterkant een platte pen die afgebroken is. - (vondstnr. 1121; WP1; spoornr. 28; context GEUL5-I) Beschrijving: Sierknop . De ronde, in profiel omgekeerde klokvormige bovenkant heeft een centrale spitsvormige verhoging (Diam. Kop=1,3 cm, H=4 cm). Aan de achterkant zit een platte pen met een gat die afgebroken is. - (vondstnr. 1815; WP1; spoornr. 38; context GEUL4-I) Beschrijving: Sierknop . De ronde, in profiel omgekeerde klokvormige bovenkant heeft een centrale verhoging (Diam. Kop=3 cm, H=3,2 cm). Van de platte, in doorsnede rechthoekige pen aan de achterkant is nog een stuk bewaard. - (vondstnr. 971; WP1; spoornr. 28; context GEUL5-I) Beschrijving: Sierknop. De ronde, in profiel omgekeerde klokvormige bovenkant heeft een centrale verhoging (Diam. Kop=3,2 cm, H=3,5 cm). Van de platte, in doorsnede rechthoekige pen aan de achterkant is nog een stuk bewaard. - (vondstnr. 3759; WP1; spoornr. 1418; context REC2) Beschrijving: Sierknop. De ronde, in profiel omgekeerde klokvormige bovenkant (diam. 2,2 cm) heeft een centrale spitsvormige verhoging. De platte pen met een gat aan het uiteinde is compleet (L= 3,2 cm) bewaard gebleven. - (vondstnr. 1184; WP1; spoornr. 26; context GEUL5-I)
Beschrijving: Sierknop. De ronde, in profiel omgekeerde klokvormige bovenkant (diam. 1,5 cm) heeft een centrale spitsvormige verhoging. De platte pen met een gat aan het uiteinde is compleet (L= 1,4 cm) bewaard gebleven. Sierspijkers Hoedvormige sierspijkers Type, verspreiding en datering: Dit type sierspijker komt in het hele Romeinse Rijk vaak op meubels en kisten voor. In Augst zijn spijkers van dit type in lagen gevonden, die in de 1e eeuw en de eerste helft van de 2e eeuw na Chr. dateren. Literatuur: Riha 2001, 80-81, Taf. 49. - (vondstnr. 6145; WP2; spoornr. 2006, context Geul2-II) Beschrijving: De sierspijker (diam kop 0,9 cm, H 0,6 cm) is blikachtig en heeft een holle en licht bolle kop. - (vondstnr. 6668; WP1; spoornr. 1418, context REC2) Beschrijving: De sierspijker (diam kop=1,2 cm, H=0,8 cm) is blikachtig en heeft een holle en bolle kop, met een middelste bolle deel met een randje. - (vondstnr. 1023; WP1; spoornr. 26, context GEUL5-I) Beschrijving: De sierspijker (diam kop=1,5 cm, H= 1,7 cm) is blikachtig en heeft een holle en bolle kop. De kop is gevuld met lood. De pen is plat en rechthoekig en afgebroken. - (vondstnr. 5225; WP3; spoornr. 4007, context NT3) Beschrijving: De sierspijker (diam. kop=2,7 cm, H=0,9 cm) is blikachtig en heeft een holle en bolle kop. De pen is rechthoekig en kort na de kop afgebroken. - (vondstnr. 4730; WP1; spoornr. 29, context Geul2-I) Beschrijving: De sierspijker (diam kop=0,8 cm, H=0,5 cm) is blikachtig en heeft een holle en bolle kop. De pen is rechthoekig en kort na de kop afgebroken. - (vondstnr. 938; WP1; spoornr. 26, context GEUL5-I) Beschrijving: De sierspijker (diam kop=1 cm, H=1,5 cm) heeft een holle en bolle kop. De pen is rechthoekig en kort na de kop afgebroken. - (vondstnr. 6133; WP3; spoornr. 4201, context ME1) Beschrijving: Van de sierspijker is maar de kop (diam=1,2 cm) bewaard gebleven. Deze is van dun bronsblik, hol en bol. Aan de achterkant nog de aanzet tot de pen. Sierspijkers met bolle kop Type, verspreiding en datering: Sierspijkers met kogelkop werden voor het vastzetten van scharnieren en slotplaten aan kistjes en kasten gebruikt. Vergelijkbare sierspijkers zijn samen met een scharnier van een kist in een graf in het grafveld van Wederath-Belginum (D) gevonden. Soortgelijke vondsten zijn ook uit Nederland, bijvoorbeeld uit Arnhem-Schuytgraaf bekend. Literatuur: Dewald/Eiden. 1989, 320, afb. 8; Deschler-Erb 1996, 104-105, Taf. 28, Kat. Nr. 432-448; Hoss (in press), M-ID 375. - (vondstnr. 6030; WP3; spoornr. 4148, context Stad1) Beschrijving: De sierspijker is van massief koperlegering en heeft een bolvormige kop. - (vondstnr. 3233; WP1; spoornr. 29, context Geul2-I) Beschrijving: De sierspijker is van massief koperlegering en heeft een bolvormige kop (L= 2,5 cm). - (vondstnr. 3276; WP1; spoornr. 29, context Geul2-I) Beschrijving: De sierspijker is van massief koperlegering en heeft een bolvormige kop (L= 2 cm).
- (vondstnr. 5621; WP1; spoornr. 28, context GEUL5-I) Beschrijving: De sierspijker is van massief koperlegering en heeft een platgedrukte kop (L= 2 cm). - (vondstnr. 5658; WP1; spoornr. 11, context REC2) Beschrijving: De sierspijker is van massief koperlegering en heeft een bolvormige kop (L= 1,5 cm). - (vondstnr. 6271; WP2; spoornr. 2080, context ME1) Beschrijving: De sierspijker is van massief koperlegering en heeft een bolvormige kop (L= 2,3 cm). - (vondstnr. 3074; WP1; spoornr. 29, context Geul2-I) Beschrijving: De sierspijker is van massief koperlegering en heeft een bolvormige kop (L= 3,2 cm). - (vondstnr. 3074; WP1; spoornr. 29, context Geul2-I) Beschrijving: De sierspijker is van massief koperlegering en heeft een bolvormige kop (L= 2,8 cm). - (vondstnr. 5817; WP1; spoornr. 72, context NT1) Beschrijving: De sierspijker is van massief koperlegering en heeft een bolvormige kop (L= 2,8 cm). Sierspijkers met platte koppen Type, verspreiding en datering: Sierspijkers zijn voor kisten en kasten gebruikt. Literatuur: Dewald/Eiden. 1989, 320, afb. 8; Deschler-Erb 1996, 104-105, Taf. 28, Kat. Nr. 432-448; Hoss (in press), M-ID 375. - (vondstnr. 4669; WP1; spoornr. 61, context ME1) Beschrijving: De sierspijker is van massief koperlegering en heeft een platte ronde kop (L= 3,2 cm). - (vondstnr. 3240; WP1; spoornr. 28, context GEUL5-I) Beschrijving: De sierspijker is van massief koperlegering en heeft een kegelvormige kop (L= 0,8 cm). Sierspijker met kegelvormige kop (vondstnr. 1359; WP1; spoornr. 42, context Geul3-I) Beschrijving: De sierspijker (L= 1,9 cm) is van massief koperlegering en heeft een kegelvormige kop. Type, verspreiding en datering: Sierspijkers als deze zijn voor kisten en kasten gebruikt. Literatuur: Dewald/Eiden. 1989, 320, afb. 8; Deschler-Erb 1996, 104-105, Taf. 28, Kat. Nr. 432-448; Hoss (in press), M-ID 375. Beslagen Sierbeslag met ingedraaide ringen (vondstnr. 4918; WP1; spoornr. 29, context Geul2-I) Beschrijving: Het gaat om een ongeveer rechthoekig beslag van bronsblik met een ronde, ingedraaide versiering en een rond gat (L= 5,3 cm, B. 3,1 cm). Type, verspreiding en datering: Beslagen als deze worden tot de slotbeslagen of andere sierbeslagen gerekend. Deze zijn van verschillende kastjes uit diverse grafvondsten in de westelijke provincies van het Romeinse Rijk bekend. Zij zijn tot nu toe niet preciezer te dateren dan algemeen Romeins (Flavisch tot 3e eeuw na Chr.). Een kist met vergelijkbare beslagen is in het laat-Romeinse grafveld bij het Mariënburgplein in Nijmegen gevonden. Literatuur: Riha 2001, 58-60, 63, Kat. Nr. 389-399, 414, Taf. 33, 35; Steures 2004, afb. 5 Platte, eenvoudige beslagen
Type, verspreiding en datering: Deze eenvoudige beslagen zijn bedoeld voor houten kistjes. Zij komen gedurende de hele Romeinse periode in alle noordwestelijke provincies van het Romeinse Rijk voor. Literatuur: Riha 2001, 71-73, Abb. 12, 21, 26, 27b, 32-34, 38-40, Taf. 38-45. - (vondstnr. 3806; WP2; onbekend spoornr.) Beschrijving: Beslag van dun bronsblik (L= 3,5 cm) in ongeveer rechthoekige vorm. Aan een korte kant steekt een verbinding tot het op de achterkant vast gecorrodeerde tweede deel uit. Het gaat dus om een scharnierbeslag. Het tweede deel is smaller en rechthoekig. Vijf spijkers zitten nog in de delen. - (vondstnr. 1414; WP1; spoornr. 28, context GEUL5-I) Beschrijving: Stripvormig beslag van blikachtige koperlegering met een lus. In deze zit nog een spijker. - (vondstnr. 1510; WP1; spoornr. 28, context GEUL5-I) Beschrijving: Twee strips van vermoedelijk een beslag van dun bronsblik (uit dezelfde context) in ongeveer rechthoekig vorm. - (vondstnr. 5742; WP1; spoornr. 45; context Geul1-I) Beschrijving: Beschadigd breed rechthoekig strip bronsblik (L= 9 cm, B. 3,7 cm) met zes spijkergaten en een rechthoekige en een halfronde opening. Beslag van kistje (vondstnr. 4832; WP2; spoornr. 2189, context NT1) Beschrijving: Twee stukken beslag (A: L 9 cm, B. 4,6 cm, B: L. 5,8 cm, B. 3,9 cm) van blikachtig brons. Beide in de vorm van een dubbele Y. Sierbeslag (vondstnr. 3251; WP1; spoornr. 29, context Geul2-I) Beschrijving: Sierbeslag (L= 2,5 cm) met design van Klosterneuburg. Op de achterkant bevindt zich een platte stift met rond gat. Type, verspreiding en datering: Langs de hele Limeszone verspreid gedurende een periode van ca. 150-250 na Chr. Literatuur: Bishop/ Coulston 2006, 190, fig. 124, 12, 14, 16. Fragment beslagblik van kastje (vondstnr. 5648; WP1; spoornr. 2, context REC2) Beschrijving: Fragment van stevig bronsblik met restanten van uitgesneden versiering. Hoekbeslagen Type, verspreiding en datering: Eenvoudige hoekbeslagen in rechthoekige vorm die bedoeld zijn om de randen van houten kistjes te versterken. Zij komen gedurende de hele Romeinse periode in alle Noordwestelijke provincies van het Romeinse Rijk voor. Literatuur: Riha 2001, 71-73, Abb. 12, 21, 26, 27b, 32-34, 38-40, Taf. 38-45. - (vondstnr. 2823; WP1; spoornr. 29, context Geul2-I) Beschrijving: Een strook blik van koperlegring, die twee keer in een rechte hoek omgebogen is (L ene kant 6,4 cm, L. andere kant 6,1 cm). Waarschijnlijk hoekbeslag van kist. - (vondstnr. 2344; WP1; spoornr. 27; context Geul3-I) Beschrijving: Een ovale strook blik, die in een scherpe hoek is omgebogen en aan beide uiteinden een spijkergat heeft (L kant 1 cm). Waarschijnlijk betreft het een hoekbeslag van een kist. - (vondstnr. 790; WP1; spoornr. 11, context REC2) Beschrijving: Platte strip (L=2 cm) is omgebogen, niet aan een uiteinde. Waarschijnlijk betreft het een hoekbeslag van een kist.
2.7 Voeding Bestek Lepel (vondstnr. 4604; WP1; spoornr. 29, context Geul2-I) Beschrijving: Het gaat om een complete lepel (L 5 cm) met een dunne steel met een spits uiteinde. Aan de andere kant zit de peervormige lepelschep aan de steel. Type, verspreiding en datering: Dit type lepel (in het Latijn cochlear genoemd) hoort bij het ondertype van cochlearia met een amandelvormige lepelkom en een naaldachtige steel met een spits uiteinde. Het is een vrij zeldzame vorm die in Augst in contexten uit de 1e en de vroege 2e eeuw gevonden is. Het spitse uiteinde werd gebruikt om er kleine hapjes aan te prikken (Riha/Stern 1982, 10). Vergelijkbare lepels komen sporadisch in Britannië, Frankrijk, Duitsland, Zwitserland en Nederland voor. Literatuur: Riha/Stern 1982, 10, 16-17, 23, Kat. Nr. 142-145, Taf. 14; Allason-Jones/ Miket, 1984, 140, Cat. No. 3.321; Deschler-Erb 1996, 46-48; Evans 2000, 348-349, Cat. No. 16; Hoss (in press), M-ID 523. Lepel (vondstnr. 1997(?); WP3; Spoornr. 4007, context NT3) Beschrijving: Het gaat om een lepel (L nu 6 cm) met een peervormige lepelschep die met een trapezoïde tussenstuk aan de dunne steel vastzit. Deze is kromgetrokken en afgebroken, maar waarschijnlijk heeft de steel ook een spits uiteinde gehad. Type, verspreiding en datering: Deze lepel hoort bij de ondervorm van cochlearia met een peervormig lepelkom en naaldachtige steel. Het gaat om een type die in Augst in contexten uit de late 1e en vroege 2e eeuw gevonden is. Het spitse uiteinde werd gebruikt om er kleine hapjes aan te prikken (Riha/Stern 1982, 10). Vergelijkbare lepels komen sporadisch in Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland en Nederland voor. Literatuur: Riha/Stern 1982, 10, 16-17, 24, Kat. Nr. 146-160, Taf. 14-16; Allason-Jones/ Miket, 1984, 140, Cat. No. 3.321; Deschler-Erb 1996, 46-48; Evans 2000, 348-349, Cat. No. 16; Hoss (in press), M-ID 523. Lepel (vondstnr. 3680; WP3; spoornr. 4007, context NT3) Beschrijving: Het gaat om een lepel (L 6,9 cm) met een lepelkom in de vorm van een buidel, die van de steel is afgezet door twee vleugeltjes. Tussen de schep en de steel zit een versiering. Deze eindigt in een ring die gebroken is. De rest van de versiering en de steel ontbreken. Type, verspreiding en datering: Dit type lepel (in het Latijn cochlear genoemd) is in Augst in contexten uit de tweede helft van de 2e eeuw en de vroege 3e eeuw gevonden. Literatuur: Riha/Stern 1982, 22, 24, Kat. Nr. 273-278, Taf. 30; Allason-Jones/Miket, 1984, 140-142, Cat. Nos. 3.322-3.341 ; Deschler-Erb 1996, 46-48; Lloyd-Morgan 2000, 349, Cat. No. 17-20, fig. 83. Lepel (vondstnr. 4078; WP3; spoornr. 4007, context NT3) Beschrijving: Het gaat om de peervormige schep van een lepel (L= 4 cm, breedste punt 2,5 cm), die aan de verbinding met de steel is afgebroken. Type, verspreiding en datering: Lepels met peervormige lepelscheppen vervangen de lepels met amandelvormige lepelscheppen rond de late 1e en de vroege 2e eeuw en worden door lepels met een lepelschep in de vorm van een buidel in de tweede helft van de 2e eeuw vervangen. Literatuur: Riha/Stern 1982, 10, 16-17, 24, Kat. Nr. 142-160, Taf. 14-16
Vaatwerk Deksel van een waterkan (vondstnr. 3005: WP1; spoornummer 45 (?), context IJzer1 (?)) Beschrijving: Hartvormige deksel (L= 4,9 mm) van een waterkan met een ronde duimrust, die in de bevestigingslus aan de achterkant van de deksel overloopt. Type, verspreiding en datering: Dit type deksel hoort bij de waterkan van het type Pompeij. De productie van dit type kan in de laatste helft van de 1e eeuw na Chr. gedateerd worden, de bloei is in de laat-Neronische en vroeg-Flavische tijd. Literatuur: Koster 1997, 30-36. Silenus (vondstnr. 454; WP1; spoornr. 34, context GEUL5-I) Beschrijving: Hoofd , halfrond en hol aan de achterkant (L= 6,5 cm). Het lijkt aannemelijk dat het stuk op een achtergrond was vastgezet, waarschijnlijk aan een handvat van een kan, aan de onderste van de twee punten waar deze aan de kan vastzit. Haar en baard ramen het gezicht. Duidelijk aangegeven ogen met irissen (linker oog beschadigt) onder borstelige wenkbrauwen, een platte en vlezige neus, een lage en hangende snor die in een spitse baard uitloopt. Deze baard is in het midden gescheiden, van deze lijn lopen plukjes baard als blaadjes naar beneden. De man is bijna kaal, het hoofdhaar is gereduceerd tot een krans aan de achterkant van zijn hoofd. Boven op het hoofd zit een geribbelde knot. Type, verspreiding en datering: Dit hoofdje heeft waarschijnlijk als versiering aan een handvat van een kan gezeten. In Voorburg-Arentsburg zijn ook twee qua afbeelding vergelijkbare versieringen van hengsels van kastjes gevonden (zie boven). Deze versieringen worden in het algemeen voor de god Silenus aangezien, die in de antieke mythen regelmatig dronken, maar tegelijkertijd zeer wijs afgeschildert wordtis en daarom vaak op wijnserviezen is afgebeeld (voor de Germanen-these van Krierer, zie boven). Zij worden vij algemeen in het 2e tot 3e eeuw gedateerd. Literatuur: Menzel 1966, 122, Kat. Nr. 300 a + b, Taf. 96; Zadocks-Josephus Jitta et al. 1973, 79-80, Cat. No. 132-135; Fayder-Fetmans 1979, Cat. Nos. 354-356, pl. 133; Menzel 1986, Kat. Nr. 496, 498-499, Taf. 151; Riha 2001, 28, , 75, Taf. 7; Faust 2005, 284, Kat. Nr. 28. Versiering van handvat van een waterkan (vondstnr. 1814; WP1; spoornr. 28, context GEUL5-I) Beschrijving: Het gaat om een versiering met twee armen, die in voluten eindigen. Deze zat aan de bovenkant van een handvat van een kan, waar het handvat aan de kan was vastgezet. De naar boven gerichte afgebroken versiering is een zogenoemde duimrust, de punt waar de duim bij het schenken aan het handvat zit. Type, verspreiding en datering: Vergelijkbare stukken van handvaten zijn in het hele Romeinse Rijk gevonden. In Nederland zijn zij onder meer uit Nijmegen bekend. De waterkannen van deze type worden door Koster in de 2e tot 3e eeuw na Chr. gedateerd. Literatuur: Koster 1997, 30-42. Fragment van een handvat van een waterkan (vondstnr. 5586; WP2; spoornr. 2057, context NT2) Beschrijving: Hoekig halfrond gewelfd strookje met platte achterkant (L= 3,3 cm) Type, verspreiding en datering: Handvaten als deze worden als dolfijnvormig beschreven. Vergelijkbare handvaten zijn in het hele Romeinse Rijk gevonden. In Nederland zijn zij onder
meer uit Nijmegen bekend. De waterkannen van deze type worden door Koster in de 2e tot 3e eeuw na Chr. gedateerd. Literatuur: Koster 1997, 30-42; Bienert 2007, 20-21, Kat. Nr. 8-10, 12. Voet van waterkan (vondstnr. 0507; WP1; spoornr. 42, context Geul3-I) Beschrijving: Gewelfde voet met draairingen op beide kanten en aanzet van een kan. Twee fragmenten van de wand van vermoedelijk hetzelfde stuk zijn in dezelfde context gevonden. Type, verspreiding en datering: De hoge standring loopt over in een vrij smal stuk. Het is derhalve waarschijnlijk dat het om een waterkan van het service Nuber F gaat. Deze kannen komen in het hele Romeinse Rijk voor. De productie van deze vorm wordt door Koster gedateerd in de pre-Flavische tot Flavische tijd, maar vele stukken zijn vrij lang gebruikt. Literatuur: Koster 1997, 74-78, cat. nos. 101, 103 ; Bienert 2007, 51, Kat. Nr. 48-49. Randfragment kan (vondstnr. 5356; WP2; spoornr. 2057, context NT2) Beschrijving: Ongeveer de helft van de bovenkant van een kan (diameter 13 cm, grootste bewaarde H 4 cm). Type, verspreiding en datering: Het gaat om de restanten van het bovengedeelte van twee kannen. Helaas kan vanwege het ontbreken van het grootste deel geen type gedefinieerd worden. Literatuur: Bienert 2007, 50, Kat. Nr. 43. Bodemfragment steelpan (vondstnr. 3378; WP2; spoornr. 2153, context NT2) Beschrijving: Fragment van de bodem van een stuk vaatwerk (L= 4,9 cm) met diep ingedraaide groeven (afstand van elkaar 0,5 cm). Type, verspreiding en datering: De grote van het fragment en de groeven maakt het zeer waarschijnlijk dat het om een stuk van een steelpan (Latijn: trullea) gaat; het precieze type is daarentegen niet meer te bepalen. Literatuur: Koster 1997, cat. nos. 65-75 (56-60) en cat nos. 100, 102, 104, 106, 108 (74-81) en cat. nos. 114-116 (84-86) ; Bienert 2997, 73-90 Kat. Nr. 75, 76. Peltavormige voet van een steelpan (vondstnr. 454; WP1; spoornr. 34, context GEUL5-I) Beschrijving: Gegoten voet (hol van binnen) van een kasserol in de vorm van een pelta (L 4,6 cm). Type, verspreiding en datering: De voet hoort bij een groep voeten die volgens Bienert onder kasserollen ofwel steelpannen zaten. Zij komen uit een traditie die al in de Claudische periode in onbruik raakte. Vele van de stukken zijn wel langer gebruikt, zoals de drie vondsten uit Trier laten zien, die in de 2e eeuw na Chr. dateren. Literatuur: Deschler-Erb 1996, 22-23, Abb. 10, Kat. Nr. ME 12, Taf. 2; Bienert 2007, 255-256, 258, Kat. Nr. 300-302. Randfragment gedecoreerde schaaltje (vondstnr. 3242; WP1; spoornr. 29, context Geul2-I) Beschrijving: Smalle strook (L= 3 cm) van een gedecoreerde rand van een schaal. Decoratie: twee banden met schuin lopende strepen. Type, verspreiding en datering: Het gaat waarschijnlijk om een fragment van een schaaltje van de vorm Bienert 74. Deze schaaltjes doen denken aan de bekendere Terra Sigillata-schaaltjes met een platte, gedecoreerde rand van midden-Gallische productie. De schaaltjes tonen volgens hem de decoratieve stijl van provincaal-Romeinse werkplaatsen. Bienert neemt voor de variaties in koperlegering een productieperiode vanaf het laatste derde deel van de 1e eeuw tot de regeringstijd van Hadrianus.
Literatuur: Bienert 2007, 188, 198, Kat. Nr. 224. Randfragment beker (vondstnr. 5934; WP1; spoornr. 76, context StortGeul2-I) Beschrijving: Randfragment van een beker (oorspronkelijke diam. 5,4 cm) Type, verspreiding en datering: Het gaat om de restanten van het bovengedeelte van een beker. Helaas kan vanwege het ontbreken van de grootste deel geen type gedefinieerd worden. Zeer klein geknipt of geslagen vaatwerk, waarschijnlijk voor herinsmelten bedoeld: Diverse stukken randfragmenten Vanwegen het ontbreken van de grootste deel van de stukken kan geen type gedefinieerd worden. - (vondstnr. 4397; WP1; spoornr. 42, context Geul3-I) Beschrijving: Randfragment (L= 2,6 cm) van een stuk vaatwerk. Het gaat om de platte rand van een schaal. - (vondstnr. 5640; WP1; spoornr. 45, context Geul1-I) Beschrijving: Randfragment (L= 6,5 cm) van een stuk vaatwerk met een licht omgebogen rand. De flauwe kromming duidt erop dat het om een stuk vaatwerk gaat met een grote opening, waarschijnlijk een emmer. - (vondstnr. 5629; WP1; spoornr. 45, context Geul1-I) Beschrijving: Randfragment (L= 7,1 cm) van een stuk vaatwerk met een omgebogen rand. De flauwe kromming duidt erop dat het om een stuk vaatwerk gaat met een grote opening, waarschijnlijk een emmer. - (vondstnr. 822; WP1; spoornr. 115, context Geul1-I) Beschrijving: Randfragment (L= 3,9 cm) van een stuk vaatwerk met een licht verdikte rand. De flauwe kromming duidt erop dat het om een stuk vaatwerk gaat met een grote opening, waarschijnlijk een schaal of kasserol. - (vondstnr. 5742; WP1; spoornr. 45, context Geul1-I) Beschrijving: Randfragment van een stuk vaatwerk . Bodemfragment vaatwerk (vondstnr. 5629; WP1; spoornr. 45, context Geul1-I) Beschrijving: Bodemfragment (L= 3,7 cm) van een stuk vaatwerk (?) Diverse stukken wandfragmenten Type, verspreiding en datering: De flauwe kromming duidt erop dat het om stukken vaatwerk gaat met een grote opening. Helaas kan vanwege het ontbreken van de grootste deel geen type gedefinieerd worden. - (vondstnr. 42; WP1; spoornr. 2, context REC2) Beschrijving: Wandfragment (L= 5,3 cm) van een stuk vaatwerk . - (vnr 507; WP1; spoornr. 42, context Geul3-I) Beschrijving: Twee losse wandfragmenten van vermoedelijk hetzelfde stuk als de standring van een waterkan (gevonden in dezelfde context). - (vondstnr. 5729; WP1; spoornr. 45, context Geul1-I) Beschrijving: Tweeentwintig stuks wandfragmenten van dezelfde dikte (L= tussen 8 en 2,4 cm) van een stuk vaatwerk. - (vondstnr. 5729; WP1; spoornr. 45, context Geul1-I) Beschrijving: Zes stuks wandfragmenten van dezelfde dikte (L= tussen 5,2 en 1,8 cm) van een stuk vaatwerk, in meer of min rechthoekige stukken geknipt. - (vondstnr. 5629; WP1; spoornr. 45, context Geul1-I)
Beschrijving: Wandfragment (L= 7,1 cm) van een stuk vaatwerk met restanten van ingedraaide ringen. - (vondstnr. 5629; WP1; spoornr. 45, context Geul1-I) Beschrijving: Wandfragment (L= 3,5 cm) van een stuk vaatwerk . - (vondstnr. 5637; WP1; spoornr. 45, context Geul1-I) Beschrijving: Wandfragment (L= 4,4 cm) van een stuk vaatwerk . - (vondstnr. 5629; WP1; spoornr. 45, context Geul1-I) Beschrijving: Wandfragment (L= 4,4 cm) van een stuk vaatwerk . - (vondstnr. 5742; WP1; spoornr. 45, context Geul1-I) Beschrijving: Vier stuks wandfragmenten (waarvan een met een rond gat) van dezelfde dikte (L= tussen 7,7 en 5,7 cm) van een stuk vaatwerk . - (vondstnr. 5649; WP1; spoornr. 45, context Geul1-I) Beschrijving: Twee wandfragmenten (L= 6,1 en 3,3 cm) van een stuk vaatwerk . - (vondstnr. 5650; WP1; spoornr. 45, context Geul1-I) Beschrijving: Wandfragment (L= 2,5 cm) van een stuk vaatwerk . - (vondstnr. 5653; WP1; spoornr. 45, context Geul1-I) Beschrijving: Drie wandfragmenten van dezelfde dikte (L= tussen 8,1 en 4,8 cm) van een stuk vaatwerk . De stukken hebben rechthoekige randen. - (vondstnr. 5653; WP1; spoornr. 45, context Geul1-I) Beschrijving: Drie wandfragmenten (L= cm) van een stuk vaatwerk met restanten van ingedraaide ringen. - (vondstnr. 5671; WP1; spoornr. 45, context Geul1-I) Beschrijving: Wandfragment (L= 4,9 cm) van een stuk vaatwerk . - (vondstnr. 5805; WP1; spoornr. 45, context Geul1-I) Beschrijving: Wandfragment (L= 4,6 cm) van een stuk vaatwerk . - (vondstnr. 5816; WP1; spoornr. 1418, context REC2) Beschrijving: Twee stuks wandfragmenten van dezelfde dikte (L= tussen 6,7 en 3,7 cm) van een stuk vaatwerk . 2.8 Handel en Nijverheid Schrijven Wasspatel (vondstnr. 4919; WP1; spoornr. 26, context GEUL5-I) Beschrijving: Het gaat om een 4,6 cm lang handvat, dat aan één kant gefacetteerd rond is. Aan de andere kant zit de vlakke aanzet met een spleet met nog restanten van de spatel erin. Type, verspreiding en datering: Wasspatels zijn gebruikt om was op de wastafeltjes die Romeinen voor brieven en ander schriftstukken gebruikten aan te brengen c. q om het geschrevene weer van de tafel te wissen. Dit handvat van een wasspatel hoort bij de type A3 van Feugère. Wasspatels van dit type zijn gevonden in Nijmegen, Berlingen (Limburg/B) en Lank-Latum (bij Düsseldorf/D). Volgens Feugère is dit het meest voorkomende type wasspatel. Literatuur: Feugère 1995, 321-323, fig. 1. Wasspatel (vondstnr. 5644; WP1; spoornr. 11, context REC2) Beschrijving: Het gaat om een 1,8 cm lange massieve staaf die geprofileerd is. De staaf heeft een vierkante voet en wordt dan plat. Aan de bovenkant zit een spleet met nog restanten van de spatel erin. Type, verspreiding en datering: Dit handvat van een wasspatel hoort bij het type A4 van Feugère. Wasspatels van dit type zijn gevonden in Porolissum (RO), Duklja-Doclea
Podgorica (Montenegro). Dit laatste exemplaar stamt uit een graf dat in de eerste helft van de 2e eeuw na Chr. dateert. Literatuur: Feugère 1995, 321-323, fig. 1. Zegeldoosje (vondstnr. 5201; WP3; spoornr. 4201, context REC2 ) Beschrijving: Het zegeldoosje is een vierkant doosje van 2 bij 1,9 cm en 0,6 cm hoog. Het doosje heeft twee driehoekige smalle gaten aan twee tegenoverliggende zijkanten. De deksel is aan de bovenkant met emaille versierd: De versiering is in vijf strepen verdeeld. De beide buitenste strepen zijn eenvoudig donkerrood, de drie strepen daartussen zijn afwisselend blauw, wit en blauw van grondkleur. Op deze grondkleur zijn ronde stippen geplaatst, die door een randje van een ander kleur omgeven zijn. De blauwe strepen hebben afwisselend gele en rode stippen (nog zichtbaar in het foto van voor de conservering) omgeven door wit en de witte streep heeft witte stippen omgeven door een zwart randje. Type, verspreiding en datering: De rechthoekige zegeldoosjes met emaille worden door Furger et al. tot het type 7e gerekend. Omdat maar weinige van de zegeldoosjes in dateerbare contexten gevonden zijn, wordt de type vrij algemeen in de 2e tot 3e eeuw na Chr. gedateerd. De zegeldoosjes komen in alle noordwestelijke provincies voor. Alleen in het gebied van de civitas Batavorum zijn 155 exemplaren gevonden, waarvan 30 rechthoekig zijn en van deze hadden 2 exemplaren geëmailleerde deksels. Vondsten met een versiering met strepen en stippen zijn gevonden in Vechten, Colchester (GB), Bliesbrück-Reinheim (F) en Komarom/Brigetio (H). Literatuur: Derks-Roymans 2002, fig. 7.4, Appendix 1, nummer 28.1 ; Furger et al 2009, 82-89, 184, Liste 7e, Abb. 56, 62. Zegeldoosje (vondstnr. 944; WP1; spoornr. 28, context GEUL5-I) Beschrijving: Het zegeldoosje is een achtkantig doosje van 2,4 bij 2,4 cm. (H 0,6 cm). Het doosje heeft aan een zijkant drie kleine ronde gaten en aan de tegenoverliggende zijkant een groter rond gat. Het doosje is aan de bovenkant met emaille versierd: Op een rode ondergrond zijn rechthoekige stukjes Millefioriemaille in schaakpatroon gezet. Deze zijn afwisselend wit van achtergrond met blauwe velden en blauw met witte velden. Type, verspreiding en datering: De achtkantige zegeldoosjes zijn zeer zeldzaam. Geen van de 155 zegeldoosjes uit het gebied van de civitas Batavorum, noch van de 166 vindplaatsen in het Rijnland en Noordgallië of van de bij Furger et al. genoemde is achtkantig. Zodoende is geen datering nauwkeuriger dan algemeen Romeins mogelijk. Literatuur: Derks/Roymans 2002, fig. 7.4, Appendix 1 en 2; Furger et al 2009, 64, 75, Abb. 34 Deksel van een inktpot (vondstnr. 617; WP1; spoornr. 29, context Geul2-I) Beschrijving: Ring (buitendiameter 6,8 cm, binnendiameter 3,6 cm). De ring heeft een platte doorsnede met op de bovenkant meerdere groeven en ingedraaide ringen als versiering. De achterkant is plat, het hele stuk heeft nog een gouden waterpatina. Type, verspreiding en datering: Ringen als deze horen als deksels bij inktpotten. Inktpotten komen ten noorden van de Alpen pas na de Augusteische periode voor. De exemplaren met een plat afsluitende deksel zijn zowel uit de steden rond Vesuvius als uit graven uit de Claudisch-Neronische periode in Gallia Cisalpina bekend. Maar inktpotten zijn ook in contexten uit de 2e tot de 4e eeuw na Chr. gevonden. Een andere deksel van inktpot is bij een kleine opgraving in de volkstuinen ten oosten van de Arentsburghlaan in een waterput gevonden. Literatuur: Proos 2006, 303-304; Bienert 2007, 210, 214, Kat. Nr. 249, 250.
Metaalbewerking Halffabrikaat van een ringvormig handvat (702; WP1; spoornr. 3, context GEUL5-I) Beschrijving: Een halfrond gebogen staaf met uitlopende einden had misschien ooit een ring als handvat voor bronzen vaatwerk moeten worden. Het halffabrikaat heeft precies de aan facetten rijke doorsnede van zulke handvaten. Type, verspreiding en datering: Ringen als deze zijn gebruikt als handvat bij kastjes en kistjes. Twee van dergelijke handvaten zijn in Voorburg-Arentsburg gevonden. Dit type was in de noordwestelijke provincies gedurende de hele Romeinse periode gebruikelijk. Literatuur: Riha 2001, 33-35 (met verdere Literatuur); Dewald/Eiden. 1989, 320, afb. 12. Gietsel (vondstnr. 5817; WP1; spoornr. 72, context GEUL5-I) Beschrijving: Gietsel met twee ‘armen’ en een ingeduwde bovenkant. (L= 5,3 cm, B. 1,5 cm). Type, verspreiding en datering: Gietsels zijn restanten van het gietproces. Gietsels zijn van alle metaalwerkplaatsen bekend. Een bijzonder bekend voorbeeld komt uit Nijmegen en is een voorstelling van de godin Luna. Literatuur: Polak 2009, 167, fig. 63. Koperklont (vondstnr. 1600; WP3; spoornr. 4007, context NT3) Beschrijving: Klont (L= 2,1 cm, B. 1,8 cm), waarschijnlijk gietrestant. Werktuig Figuratieve meshandvatten Type, verspreiding en datering: Handvatten van messen konden de vorm van dieren, koppen en benen van dieren, mensen, ledematen van mensen, goden, erotische of jachtscènes of dingen (zoals bijvoorbeeld de knots van Hercules of een asperge) hebben. Een preciezere datering dan algemeen Romeins is niet mogelijk. Literatuur: Zadoks-Josephus Jitta et al. 1973, 93, 98, 101-102, cat. no. 164, 172, 192; Faider-Feytmans 1979, 146, cat. no. 272, pl. 104; Zadocks-Josephus Jitta / Gerhartl-Witteveen, 1983, 92, Kat. Nr. 163; Menzel 1986, 110-115, Kat. Nr. 251-272, Taf. 116-118; Boelicke et al. 2000, 33, 65, Kat. no. B/77, Taf. 8; Hoss 2009, 27. Handvat van een mes in de vorm van een paardenhoofd (vondstnr. 2214; WP1; spoornr. 28, context GEUL5-I) Beschrijving: Het handvat is 6,8 cm lang en heeft een doorsnede van 1,2 cm. De overgang van het lemmet tot het handvat is afgebroken. Aan deze kant is het handvat door een band afgezet. Hierop volgt de paarden- of muildierkop die langgerekt is. Het dier heeft de oren aan de kop gelegd en gevlochten manen. Vergelijkbare handvaten met paardenhoofden zijn bekend uit Bonn, Keulen en Neuss (Menzel 1986, Kat. Nr. 251, 252, 264, 266, 269). Misschien gaat het ook om een handvat van een sleutel. Deze konden ook de vorm van een paardenhoofd hebben. Twee exemplaren van sleutels met een handvat in deze vorm zijn uit Altkalkar en uit het grafveld van Krefeld-Gellep bekend. (Oosterbaan 2007, cat. No. 642), een verdere komen uit Tongeren (Faider-Feytmans cat. nr. 272) en een met een onbekend vindplaats is in de verzameling van het Museum Kam te Nijmegen (Zadocks-Josephus Jitta / Gerhartl-Witteveen, 1983, 92, Kat. Nr. 163). Handvat van een mes in de vorm van een eekhoorn (vondstnr. 507; WP1; spoornr. 42, context Geul3-I) Beschrijving: Het handvat is 3,2 cm lang en heeft een doorsnede van 1,8 cm. De overgang van het handvatuiteinde tot het echte handvat is gedecoreerd met een krans van bladeren,
daarboven zit in kenmerkende hurkende houding een eekhoorn. De brede staart ligt in een mooie S-vorm langs de rug. De snuit van het dier ligt tegen de samengevoegde voorpoten. Het handvat is vrij klein, misschien gaat het maar om een deel van een handvat. Type, verspreiding en datering: Een vergelijkbare vondst is afgebeeld bij Menzel, een ander, dat als muis geïnterpreteerd is, bij Faust. Literatuur: Menzel 1986, 110-115, Kat. Nr. 263; Faust 2005, 189, Kat. Nr. 66. Fragmenten van randbeslagen van een messchede. Type, verspreiding en datering: Omdat de vorm van de mes met behulp van de weinige en bovendien samengevouwen fragmenten niet te achterhalen valt, is een toewijzing aan een type mes niet mogelijk. Literatuur: - (vondstnr. 3290; WP1; spoornr. 29, context Geul2-I) Beschrijving: Het gaat om een lange en smalle strook bronsblik (L= 8,4 cm, B. 1 cm) dat langs de lange kant een keer gevouwen is. - (vondstnr. 4228; WP1; spoornr. 29, context Geul2-I) Beschrijving: Het gaat om een lange en smalle strook in drieën samengevouwen bronsblik (L= samen 17,6 cm, B. 1 cm) dat langs de lange kant een keer gevouwen is. - (vondstnr. 3288; WP1; spoornr. 29, context Geul2-I) Beschrijving: Het gaat om een lange en smalle strook bronsblik dat langs de lange kant een keer gevouwen is (L= 10,5 cm, B. 0,3 cm). Naainaald voor leer of vilt of vacht (vondstnr. 2915; WP1; spoornr. 28, context GEUL5-I) Beschrijving: Het gaat om een 5,5 cm lange en in doorsnede vierkante (B. 24 mm) naald met een rond oog aan de bovenkant. Type, verspreiding en datering: Vergelijkbare naalden zijn in Oberwinterthur gevonden, maar komen vaker voor. Zij worden vaak niet herkend. Een typologie is zeer moeilijk omdat de verschillenden types zeer lang meegaan, dit belemmert ook de datering. Onze naald hoort bij het type met een vierkante schacht en het oog aan de bovenkant. Omdat de naald vrij dik is wordt zij als naald voor het stikken van leer, vilt of vacht geïnterpreteerd. Literatuur: Deschler-Erb 1997, 44-45, Kat. Nr. ME104-105, Taf. 9. Handvat van een werktuig (vondstnr. 4731; WP1; spoornr. 29, context Geul2-I) Beschrijving: Het gaat om een klein handvat (L= 2,2 cm) van een onbekend voorwerp. Het handvat bestaat uit een kop in een peltavorm met twee niervormige gaten op een pen met een ronde doorsnede. Deze vertoont aan het uiteinde een rond gat met restanten gecorrodeerd ijzer, wat op het inpassen van een gereedschap van ijzer verwijst. Het kan hierbij bijvoorbeeld om een sleutel of ander gereedschap gaan. Type, verspreiding en datering: Vergelijkingen van handvatten van deze vorm zijn mij tot nu toe niet bekend. Daarom is de enige hulp bij de datering de versieringsvorm. De peltavorm met niervormige gaatjes was bijzonder geliefd tussen het midden van de 2e en het midden van de 3e eeuw. 2.9 Religie Hoofd Cupido (vondstnr. 2398; WP1; spoornr. 28, context GEUL5-I) Beschrijving: Hoofd van een peuter. In het korte, golvende haar van de jongen zit een krans met een versiering (bloem?) boven het voorhoofd. Het gezicht toont de bolle wangen van een
gezonde peuter, een vrij brede neus en fijn gevormde ogen met een duidelijk aangegeven iris. De mond heeft de dikke, maar korte lippen die typerend voor de kunst vanaf de late 2e eeuw zijn. Het hoofd is met een grillige breukvlak aan de achterkant en aan de hals afgebroken. In het hoofd zit nog de gietmassa. Type, verspreiding en datering: Het gaat waarschijnlijk om Cupido, de god van de liefde, die vaak is afgebeeld als peuter of kleuter. Sokkel voor godenbeeldje (vondstnr. 3967; WP1; spoornr. 61, context ME1) Beschrijving: Rechthoekige, holle sokkel (2,7 bij 2,8 cm, H. 2,2 cm). Boven een taps toelopende basis zit een omlopende richel en daarboven een rechthoekig blok. Boven dit stuk zit een dikke plaat die het geheel afsluit. Op de bovenkant van de plaat zijn nog de restanten van de soldeersporen te zien. Type, verspreiding en datering: Sokkels als deze zijn vrij vaak gevonden in alle provincies van het Romeinse Rijk. Op deze kleine sokkels stonden diversen godenbeeldjes van het huisaltaar die in vele huishoudens gebruikelijk was. Godenbeeldjes zijn niet alleen in de geromaniseerde nederzettingen gevonden, maar ook in inheemse nederzettingen buiten de Limes. Een sokkel die op onze lijkt is uit Vechten bekend, maar in Nederland zijn nog zeker tien andere van elkaar verschillende sokkels bekend en uit België veertien. De stukken kunnen tot nu toe niet nader dan algemeen in de Romeinse periode (1e tot 4e eeuw) gedateerd worden. Literatuur: Zadocks-Josephus Jitta et al. 1973, 38, Kat. Nr. 53; Faider-Feytmans 1979, 49-50, 52-53, 57, 59-60, 61, 69, 79, 104-105, 197-198, cat. nos 1, 9, 20, 29, 31, 52, 70, 146-148, A2, A3, pl. 1-3, 6-7, 12, 14-15, 16, 32, 44, 66-67, 187; Zadocks-Josephus Jitta / Gerhartl-Witteveen, 1983, 16, Kat. Nrs. 219-221. 2.10 Overig Eenvoudige ringen Type, verspreiding en datering: Simpele ringen van brons van een doorsnede die te groot is om aan de vinger gedragen te worden, kunnen voor verschillende doeleinden gebruikt zijn. Omdat het materiaal duurder is dan ijzer moet aan een gebruik binnenshuis gedacht worden, bijvoorbeeld aan deuren, luiken en meubels (om deze te openen) of aan een balk of de muur om iets eraan op te hangen of voor een gordijn. Literatuur: Schaltenbrand-Obrecht 1996, 178. - (vondstnr. 2059; WP1; spoornr. 28, context GEUL5-I) Beschrijving: Eenvoudige, in doorsnede platte gefacetteerde ring (buitendiameter 3,3 cm). - (vondstnr. 1269; WP1; spoornr. 28, context GEUL5-I) Beschrijving: Eenvoudige, in doorsnede platte ring (Buitendiam. 3 cm, binnendiameter 2,2 cm). - (vondstnr. 2409; WP1; spoornr. 28, context GEUL5-I) Beschrijving: Eenvoudige, in doorsnede platte ring met een scherpe binnenkant (buitendiameter 2,5 cm, binnendiameter 1,5 cm). - (vondstnr. 455; WP1; spoornr. 34, context GEUL5-I) Beschrijving: Eenvoudige, in doorsnede platte ring (buitendiameter 2,9 cm). - (vondstnr. 5404; WP2D; spoornr. 2058, context NT1) Beschrijving: Eenvoudige, in doorsnede platte ring (buitendiameter 2,5 cm). - (vondstnr. 2227; WP1; spoornr. 28, context GEUL5-I) Beschrijving: Helft van eenvoudige, in doorsnede platte ring (buitendiameter 2,5 cm). - (vondstnr. 2165; WP1; spoornr. 38, context GEUL4-I)
Beschrijving: Ongeveer kwart van een eenvoudige, in doorsnede ronde ring (buitendiameter ca. 4 cm). 3 IJZER 3.1 Militair Kleding Schoenspijkers Type, verspreiding en datering: Schoenspijkers zijn gebruikt voor zowel schoen als sandalen, om in een modderige bodem meer tractie te geven. De genagelde schoen van de soldaten waren spreekwoordelijk, maar ze waren ook bij de civiele bevolking gebruikelijk, bijvorbeeld bij landarbeiders. Literatuur: Goldman 1994, 122-123; Waasdorp 1999, 89-97; Coulston 2005, 141; Phang 2008, 84.
Schoenspijkers (vondstnr. 1474, spoor 130, context GEUL5-I) Beschrijving: De restanten van drie schoenspijkers. Twee van hen zijn aan elkaar gecorrodeert (L. 2,5 cm), eentje is alleen (L. 1,6cm).
Schoenspijkers (vondstnr. 1475, spoor 38, context GEUL4-I) Beschrijving: De restanten van zeven schoenspijkers in twee rijen; een met vier en een met drie stuks (L. 4,3 cm, B. 2,7 cm.).
Schoenspijkers (vondstnr. 1004, spoor 38, context GEUL4-I) Beschrijving: De restanten van acht schoenspijkers in twee rijen ter vier stuks (L. 4 cm, B. 2,7 cm). Wapens Speerpunt (vonstnr. 442, spoor 34, context GEUL5-I) Beschrijving: Sterk gecorrodeerde speerpunt met plat blad en een conisch toelopend hol verbindingsstuk voor de houten schacht. Type, verspreiding en datering: Vanwege het sterk gecorrodeerd blad kan de vorm niet precies gedateerd worden. Bij speren met een plat blad kunnen zulke met een militaire functie niet van de jachtsperen gescheiden worden. Ook lijken de Romeinse speren en de speren van Germanen en andere Barbaren sterk op elkaar. Dit hangt met de functie samen. Literatuur: Bishop/Coulston 2006, 76-78, 130, 151-154, 200-202, fig. 38, 75, 93, 127. 3.2 Vervoer Schepen Bootshaak (vondstnr. 4226, spoornr. 29, context Geul2-I) Beschrijving: Bootshaak met een open halfrond en hol einde om aan een rond houten staaf vast te zetten (gehele L. 15,2 cm). Aan de bovenkant twee haken, de eine is een vrij platte rechte haak, die aan de bovenkant is afgebroken (L. 5,7 cm) en de ander is een platte gebogen haak (L. 8,7). Type, verspreiding en datering: Vergelijkbare bootshaken zijn in verschillende vindplaatsen in den Noordwestelijke provincies van het Romeinse rijk gevonden. Het exemplaar uit Jagsthausen heeft een gebogen haak die iets gekrommder is dan de haak van onze bootshaak. Literatuur: Thiel 2005, 272-273, Taf. 18, 14; Höckmann 1993, 33-34, 36, Abb. 9, 1 – Abb. 12, 30; Witteyer 1982, 136, Abb. 3.
Bootshaak (vondstnr. 5685, spoornr. 4172, context Stad1) Beschrijving: Bootshaak met een open hol en conisch toelopend einde om aan een rond houten staaf vast te zetten (gehele L. 12,3 cm, doorsnede uiteinde 3,2 cm). Aan de bovenkant een sterk gebogen haay7k. Type, verspreiding en datering: Vergelijkbare bootshaken zijn in verschillende vindplaatsen in den Noordwestelijke provincies van het Romeinse rijk gevonden. Het exemplaar uit Augst heeft een gebogen haak die iets minder gekrommd is dan de haak van onze bootshaak. Literatuur: Kos 1997, 231, Abb. 204; Höckmann 1993, 33-35, Abb. 8, 4-5. Bootshaak (vondstnr. 5685, spoornr. 4172, context Stad1) Beschrijving: Bootshaak met een haak die met behulp van een vierkant stuk ijzer met een spijkergat aan een rond houten staaf vast is gezet (gehele L. 10,4 cm, maten vierkant stuk 3,6 x 5 cm). Type, verspreiding en datering: Vergelijkbare bootshaken zijn in verschillende vindplaatsen in den Noordwestelijke provincies van het Romeinse rijk gevonden. Literatuur: Höckmann 1993, 33-35, Abb. 8, 7. Beschoeing van een staakstang (vondstnr. 4238, spoor 29, context Geul2-I) Beschrijving: Taps toelopende beschoeing van een staakstang (L. 16 cm). De beschoeiing van de stang wordt gevormd door een driehoekig stuk ijzeren plaat, dat tot een punt gerold is (diameter bovenkant 3,1 cm). Aan de achterkant zit nog de spijker, met wie de beschoeiing was vat gezet aan de houten stang. Ongeveer op de helft loopt de beschoeing uit tot een plat einde. Type, verspreiding en datering: Beschoeiingen als deze zijn bekend van diverse vindplaatsen, vaak uit rivieren. Zij dateren in de pre/Romeinse LaTène en de Romeinse periode. Literatuur: Höckmann 1993, 34-35, Abb. 6-7. Ijzern beslag met scheepsspijker erin (vondstnr. 5376, spoor 4183, context Stad1) Beschrijving: Het gaat om een rechthoekige en platte beslag (afgebroken), waarin aan een kant nog een zeerl lange spijker met een grote platte kop zit (L. beslag 10,3 cm, B. beslag 3,2 cm, D beslag 0,4 cm, L spijker 14,3 cm, diameter spijkerkop 3,5 cm). Type, verspreiding en datering: Vergelijkbare beslagen zijn op vele houten gebouwen en voorwerpen te vinden. De spijker daarentegen is een scheepsspijker en geeft reden te vermoeden dat de beslag oorsprongelijk aan/op/in een schip zat. Hierbij is niet alleen aan het schip zelf te denken, maar ook aan deuren, kisten en ander voorwerpen die op het schip gebruikt zijn. Literatuur: Jansma, Morel, 2007, pag. 133-135 (zie ook het hoofdstuk van M. Stolk over de scheepsspijkers). Paard Paardenbit (vondstnr. 1131, spoor 110, context Geul1-I) Beschrijving: Tweedelig (“gebroken”) paardenbit bestaand uit twee schakels: elk bestaand uit een ronde schacht met bijna helemaal tot een lus gebogen twee haken. Een schakel is afgebroken. Type, verspreiding en datering: Zogenoemde gebroken paardenbitten zijn vandaag nog in gebruik in het paardrijden naar western-stil. Ze zijn in de Romeinse tijd zowel in de Noordwestprovincies en het Middelandse Zeegebied veel voorkomend. Literatuur: Simon Ortisi 2003, 49-50, 60-63, Abb. 76-78. Wagens
Beslag van een wagen (vondstnr. 5680, spoornr. 4172, context Stad1) Beschrijving: Platte, stripvormige beslag met zeven gaten voor spijkers (L. 23 cm. B. 2,9 cm, H. 0,7 cm). De beslag is afgebroken, een gat is dicht gecorrodeerd en in een gat zit nog een spijker. Aan een uiteinde is een gebogen staaf met een vierkante doorsnede aangebracht, die op een eendenkop lijkt. Type, verspreiding en datering: Vergelijkbare beslagen hooren bij de opbouw van een wagen, waarschijnlijk als versiering. Ze zaten aan de zijkant van de wagenkast, aan de bovenkant van van de planken. Omdat zij volgens Künzl ook een rol spelen in de bevestiging van de zitplank voor de koetsier, kan het zijn dat zij alleen aan de voorkant van de wagen zaten. Vergelijkbare decoratie’s zijn gevonden in Laufen. Literatuur: Künzl 1993, 301-302, Abb. 10, Cat. No. 218-219, Taf. 494. 3.3 Gebouw Beslag met Scharnier (?) (vondstnr. 1958, spoor 2057, context NT2) Beschrijving: Een platte beslag met vier paarsgewijs aangebrachde spijkergaten (waarvan drie alleen in Röngenfoto zichtbaar) (L. 12,4 cm, B. 5,5 cm, diam. rond deel 2,8 cm) Aan een van de lange kanten zit een massief rond deel, waarin zich iets gedraait heeft (scharnier van deur?). 3.4 Handel en Nijverheid Schrijven Stylus (vondstnr. 1247, spoor 122, context GEUL5-I) Beschrijving: In een rechte hoek krom gebogen schrijfstift van gelijkmatig ronde doorsnede met plat en waaiervormig uiteinde (wisser). Type, verspreiding en datering: Styli als deze horen bij een grote groep die al in de 1e eeuw gebruikelijk is. Literatuur: Schaltenbrand-Obrecht 1996, 171-174 Taf. 54. Gereedschappen Bijl (vondstnr. 115, spoornr. 13, context NT1) Beschrijving: Vrij recht en smal bijl met een licht gebogen scherp einde (L. 18,2 cm, B. uiteinde 5,6 cm, gewicht: 678 G). Het bijl is nog met dikke lagen corrosie bedekt en het gat van de steel kan dus niet beoordeeld worden. Type, verspreiding en datering: Bijlen als deze zijn gedurende de hele Romeinse periode uit de noordwestelijke provincies bekend. Literatuur: Gaitzsch 1980, 343, Kat. Nr. 23, Taf. 5; Manning 1980, 15-16, fig. 3,1; Künzl 1993, 347-348, Kat. Nr. H1-H20, Taf. 552-559, Typentaf. 37, NH 1; Schaltenbrand-Obrecht 1996, 144-146, Kat. Nr. E3, Abb. 121, Taf. 37. Bijl (vondstnr. 6562, spoornr. 1418, context REC2) Beschrijving: Smal en gebogen bijl (L. 19 cm, B. uiteinde 7,5 cm, gewicht: 715 g). Het gat van de steel is ovaal en 4 x 2,5 cm groot en zit 4,3 cm van het achtereinde verwijdert. Type, verspreiding en datering: Bijlen als deze zijn gedurende de hele Romeinse periode uit de noordwestelijke provincies bekend. Literatuur: Gaitzsch 1980, 343, Kat. Nr. 24 en 27, Taf. 5; Manning 1980, 15-16, fig. 3,2.
Bijl (vondstnr. 6142, spoornr. 4007, context NT3) Beschrijving: Smal en gebogen zwaar bijl (L. 19 cm, B. uiteinde 7,5 cm, gewicht: 2028 g). Het gat van de steel is ovaal en 3,6 x 3 cm groot en zit 6,2 cm van het achtereinde verwijdert. Van de steel is nog de ijzeren hus bewaard, die 2,4 cm boven het bijl uitsteekt. Type, verspreiding en datering: Bijlen als deze zijn gedurende de hele Romeinse periode uit de noordwestelijke provincies bekend. Literatuur: Gaitzsch 1980, 343, Kat. Nr. 24 en 27, Taf. 5; Manning 1980, 15-16, fig. 3,2. Lepelboor (vondstnr. 6127, spoor 4201, context Stad1) Beschrijving: De lepelboor heeft een in diameter vierkante schacht, die gebroken is (L. stukken aan elkaar gelegd: 24,5 cm). Het een uiteinde heeft een lepelachtige vorm, dit is de boor, terwijl het andere uiteinde plat geslagen en de vorm van een trapezium heeft. Type, verspreiding en datering: Lepelborer horen bij het gereedschap van timmerlieden en anderen die hout bewerken. Ze zijn van vele vindplaatsen in de Noordwestprovincies en uit het Middelandse Zeegebied (Aquileia, Olympia, Pompeij) bekend. Ze laten zich niet precies dateren. Literatuur: Gaitzsch 1980, 28-33, 363, Kat. Nr. 185-186, Taf. 39; 229-232, Taf. 47; Manning 1980, 26-27, fig. 5, 3; Baitinger/Völling 2007, 25, Taf. 8,45. Hamer (vondstnr. 3149, spoor 29, context Geul2-I) Beschrijving: Hamer met een taps toelopende punt en een stompe vierkante achterkant, die een baard heeft. Het laatse is de naam voor het weggedrukt materiaal dat zich rond de kant van de hamer heeft afgezet. Dit onstaat door lang gebruik. Type, verspreiding en datering: De hamer hoord bij het zogenoemde type “Finnenhammer”. Deze zijn gebruikelijk voor de bewerking van hout en metaal. Van alle Romeinse hamers zijn de Finnenhamers de groep die het vaakst gevonden wordt. Zij zijn zowel in de Noordwestprovincies als het Middelandse Zeegebied bekend. Literatuur: Gaitzsch 1980, 90-91, Kat. Nr. 80-81, Taf. 16; Schaltenbrand-Obrecht 1996, 147-148, Kat. Nr. E 18, Taf. 39; Baitinger/Völling 2007, 30, Taf. 9,57. Hamer (vondstnr. 669, spoor 76, context STORT) Beschrijving: Achterste deel van een hamer met een stompe vierkante achterkant en de aanzet tot het gat voor de steel. Type, verspreiding en datering: De hamer hoord waarschijnlijk bij het zogenoemde type “Finnenhammer”. Deze zijn gebruikelijk voor de bewerking van hout en metaal. Van alle Romeinse hamers zijn de Finnenhamers de groep die het vaakst gevonden wordt. Zij zijn zowel in de Noordwestprovincies als het Middelandse Zeegebied bekend. Literatuur: Gaitzsch 1980, 90-91, Kat. Nr. 80-81, Taf. 16; Schaltenbrand-Obrecht 1996, 147-148, Kat. Nr. E 18, Taf. 39; Baitinger/Völling 2007, 30, Taf. 9,57. Mes (vondstnr. 1958, spoor 2057, context NT2) Beschrijving: Het mes bestaat uit een kort stuk van het lemmet en het grootste gedeelte van het tongvormig heft. Op het heft zitten twee beslagplaten van hertshoorn of been, die met vier klinknagels vast gezet zijn. Type, verspreiding en datering: De grotte van het mes geeft aan dat het voor persoonlijk gebruik bestemd was, van hout snijden tot appels schillen. Vanwegen het afgebroken lemmet is het moeilijk het mes aan een type toe te wijzen, behalve tot de groep van de messen met een tongvormig heft, die in de noodwestelijke provincies van het Romeinse Rijk vrij gewoon waren. Messen zijn meestal niet preciezer te dateren dan Romeins. Literatuur: Manning 1985, 110, fig. 28, type 1b.
Mes (vondstnr. 5618, spoor 2057, context NT2) Beschrijving: Recht en smal mes (L. 19,2 cm). Het lemmet is nog 14 cm lang en van het tongvormige platte heft (L. 4,1 cm) gescheiden door een richel van 0,8 cm. Type, verspreiding en datering: De grotte van het mes geeft aan dat het voor persoonlijk gebruik bestemd was, van hout snijden tot appels schillen. Het kan toegewezen worden aan de groep van de messen met een tongvormig heft en een rechte lemmet. Deze messen waren in de noodwestelijke provincies van het Romeinse Rijk vrij gewoon. Messen zijn meestal niet preciezer te dateren dan Romeins. Literatuur: Manning 1985, 110, fig. 28, type 1b. Mes (vondstnr. 3234, spoor 29, context Geul2-I) Beschrijving: Van het mes is een deel van het lemmet bewaard gebleven. Dit is gebogen. Type, verspreiding en datering: Vanwegen de gefragmenteerde toestand is het mes moeilijk aan een type toe te wijzen, maar vanwegen het gebogen lemmet en de dikte van een deel daarvan kan het misschien tot de groep van de hakmessen gerekend worden. Ze zijn van vele vindplaatsen in de Noordwestprovincies en uit het Middelandse Zeegebied bekend. Ze laten zich niet precies dateren. Literatuur: Manning 1985, 110, fig. 28, type 12b; Baitinger/Völling 2007, 100- 10, Taf. 38,432. Mes met gedraaid heft (vondsnr. 6131, spoornr. 4201) Beschrijving: Een mes met een lemmet met een rechte rug een een gebogen snee. Het heft is in doorsnede vierkante en aan de aanzet tot het lemmt gedraaid (L. 22 cm, B lemmet 3,1 cm, L heft 8,6 cm, waarvan 4,6 cm gedraait). Type, verspreiding en datering: Messen als deze zijn bijvoorbeeld in de keuken gebruikt. Ze zijn van diverse vindplaatsen in de Noordwestprovincies bekend, maar laten zich niet precies dateren. Literatuur: Dolenz 1992, 93-134. Bouw Bevestigingshaak (vondstnr. 5682, spoor 4172, context Stad1) Beschrijving: De haak bestaat uit een massief T-vormig gedeelte en een in doorsnede vierkante pen, die aan de onderkant plat is geslagen en in het platte gedeelte twee gaten voor spijkers heeft. Type, verspreiding en datering: Deze soort T-vormige haken zijn gebruikt om platte tegels aan de plafonds van badgebouwen aan te brengen. Vergelijkbare vondsten zijn bijvoorbeeld uit Niedermberg, Jagsthausen Saalburg (alle D), Augst, Zürich (beiden CH) en Verulamium (GB) bekend. Waarschijnlijk komt ook ons stuk oorsprongelijk uit het badgebouw van Forum Hadriani. Literatuur: Thiel 2005, 269-70, Kat No 6-9, Taf. 16, 6-9 (met verdere Lit.). 4 Lood 4.1 Nijverheid Wegen
Bi-conische loden gewichten Type, verspreiding en datering: De gewichten horen qua vorm bij het type Franzen 5. Dit soort gewichten zijn in de gehele Romeinse tijd gebruikt in de noordwestelijke provincies. De gewichten hadden vaak al in de Oudheid niet het precieze gewicht dat door de merktekens gesugereerd wirdt. Literatuur: Franzen 1999, 38-59, ML66-96, PL. 2-3. - (vondstnr. 3626; WP2; spoornr. 4004, context REC2) Beschrijving: Biconisch loden gewicht van 99,9 gram (Diam. 2,8, H. 1,7). Aan de bovenkant een decoratie van vier driehoekige en met brons gevulde velden met de punt naar het midden. Omdat het gewicht vier merktekens heeft, lijkt het waarschijnlijk dat het oorspronkelijk iets dichter bij het precieze gewicht van 4 unica (109,5 gram) lag. - (vondstnr. 4349; WP3; spoornr. 4007, context NT3) Beschrijving: Bi-conisch loden gewicht van 326 gram (Diam. 3,9 cm, H. 3,1 cm). Aan de bovenkant zit een klompje ijzercorrosie. Het gaat waarschijnlijk om een gewicht van 1 libra (=12 unicea = 327,45 g) - (vondstnr. 5738; WP1; spoornr. 26, context GEUL5-I) Beschrijving: Biconisch loden gewicht van 67,9 gram (Diam. 2,6, H. 1,5). Aan de bovenkant zijn drie gaten, die misschien oorspronkelijk met brons gevuld waren. Omdat het gewicht drie merktekens heeft, lijkt het waarschijnlijk dat het om een gewicht van 2,5 unica (68,22 g) gaat. - (vondstnr. 5633; WP1; spoornr. 45, context Geul1-I) Beschrijving: Gewicht (309 g, diameter 4 cm, H. 2,4 cm) met strip als merkteken. Het gewicht ligt tussen 11 en 12 unicae (300,16 g en 327,45 g). Omdat 12 unicae = 1 libra is, lijkt het gezien het enkele merkteken waarschijnlijk dat het oorspronkelijk om een gewicht van 1 libra ging. - (vondstnr. 5664; WP1; spoornr. 45, context Geul1-I) Beschrijving: Rond loden gewicht (982 g, diam 6,2 cm, H. 3,4 cm) met aan de bovenkant drie stroken brons ingelaten. Aan de achterkant van het gewicht is een extra prop lood aangebracht. Misschien was deze ertoe bedoeld om het gewicht (weer) op het juiste gewicht te brengen. Het gewicht is vrij precies 3 librae zwaar (982,35 g). Rond loden gewicht (vondstnr. 4211; WP3; spoornr. 4007, context NT3) Beschrijving: Rond loden gewicht (132,33 g, diameter 2,7 cm) met grillig gat aan de bovenkant, waar oorspronkelijk een oog zat. Type, verspreiding en datering: Gewicht van schuifwaag. Literatuur: Franzen 1999, 38-59, XX. Textielbewerking Spinklos (vondstnr. 1661; WP1; spoornr. 28, context GEUL5-I) Beschrijving: Kegelvormige klos van lood met gat (diameter 2 cm, H. 0,7 cm). Type, verspreiding en datering: Spingewichten komen in de Romeinse Tijd in alle noordwestelijke provincies voor. Literatuur: Franzen 1999, 79-80, cat. nr. ML 219-220, pl. 9. Metaalbewerking Loden patrijzen voor het vervaardigen van een mal voor sleutels Loden patrijzen zijn bij het vervaardigen van mallen voor diverse voorwerpen gebruikt. Patrijs voor sleutelring type 6A (vondstnr. 3693; WP3; spoornr. 4004, context REC2) Beschrijving: Eenvoudige loden ring met baard van een sleutel (L= 4,3 cm, buitendiameter ring 2,8 cm).
Type, verspreiding en datering: Sleutelringen als deze zijn voor draaisloten bedoeld en horen tot het type 6A van Oosterbaan. Hij geeft aan dat deze sleutels vooral in militaire en urbane contexten gevonden zijn. Volgens de door hem vervaardigde tabel dateren sleutels van dit type in de Germaanse provincies hoofdzakelijk tussen 100 en 250 na Chr. Literatuur: Oosterbaan 2007, 20, 35, 86. Patrijs voor handvat sleutel draaislot (vondstnr. 4834; WP2; spoornr. 2168, context ME1) Beschrijving: Eenvoudige ronde ring aan het uiteinde van een pen met een afgeplatte kant tegenover de aanzet van de pen (L= 6,8 cm, buitendiameter ring 2,3 cm). De pen is rond van doorsnede. De ijzeren baard ontbreekt. Type, verspreiding en datering: Handvatten als deze horen bij draaisleutels (Oosterbaan type 5, voor de datering en verspreiding van deze type zie boven). 45 van de 123 exemplaren van het type draaisleutel in de scriptie van Oosterbaan hebben een handvat met een ronde of ovale ring. De ijzeren baard zou separaat vervaardigd en later in de schacht gezet zijn. Literatuur: Oosterbaan 2007, 33-34, 72-74. 4.2 Bouw Schietlood (vondstnr. 3634; WP2; spoornr. 4004, context ME1) Beschrijving: Kegelvormige voorwerp en een door corrosie dichtgegroeide lus (L= 4,6 cm, diam. bovenkant 2,5 mm). Type, verspreiding en datering: Schietlood van een groma, het ijzer is het restant van een klein oogje, waarmeehet schietlood aan de groma bevestigd is. Soortgelijke schietloden zijn in Nederland uit Woerden, Nijmegen en het Limburgse Nuth bekend. Schietloden worden vaak in vroege militaire contexten gevonden, zoals in de Augustëische legerplaatsen van Haltern, Oberaden en Rödgen en in Kalkriese (alle D). Literatuur: Franzen 1999, 69-70, Kat. Nr. ML154, Pl. 7; Hoss 2008, 251. Loden schijven met gat Type, verspreiding en datering: Loden schijven als deze zijn op enkele plaatsen in Nederland (Nijmegen) en daarbuiten (Dangstetten, Rödgen, Trier) gevonden. Volgens Franzen gaat het niet om gewichten, maar waarschijnlijk om onderlegschijven voor het vastzetten van dakpannen. Literatuur: Franzen 1999, 71, cat. no. ML161-178.
Loden schijf met gat (vondstnr. 3938; WP1; spoornr. 61, context ME1) Beschrijving: Ronde loden schijf (diameter 4,7 cm, H. 0,6 cm) met rond gat in het midden.
Loden schijf (vondstnr. 834; WP1; spoornr. 3, context ME1) Beschrijving: Ronde loden schijf met verdrukt gat, half omgebogen (diameter 2,6 cm, H. 0,1 cm). Reparatie Reparatieproppen Aardewerk Type, verspreiding en datering: Loden proppen ter reparatie van aardewerk. Deze zijn in het hele Romeinse Rijk en van de alle Romeinse periodes gevonden. Literatuur: Franzen 1999, 77, Cat. No. ML 207, 208.
Reparatieprop (vondstnr. 2149; WP1; spoornr. 24, context ME1) Beschrijving: Reparatieprop met pen en plaat boven en onder (10,8 g, H. 1,2 cm, diam. 1,4 cm).
Reparatieprop (vondstnr. 2127; WP1; spoornr. 28, context GEUL5-I) Beschrijving: Reparatieprop met pen en plaat boven en onder (6,6 g, H. 1,1 cm). Reparatieprop (vondstnr. 2151; WP1; spoornr. 11, context REC2) Beschrijving Reparatieprop met pen en plaat boven en onder (13,5 g, Diam. Kop 1,2 cm, H. 1,6 cm). 5. Post-Romeinse vondsten 5.1 Kleding Schijffibula in de vorm van Rad (vondstnr. 746; WP1; spoornr. 15; context NT1) Beschrijving: Het gaat om een platte, ronde fibula met een nog bewaard gebleven scharnier op de achterkant (diameter 1,6 cm). De voorkant heeft een conisch middendeel met een ronde versiering van emaille of glaspasta (kleur door versuikering niet meer achterhaalbaar) in een kommetje op het hoogste punt. Langs de rand zijn op regelmatige afstand zes kleine ronde gaten geplaatst. Type, verspreiding en datering: Het gaat waarschijnlijk om een Karolingische radfibula. Literatuur: Ahlers 2010, Internet pagina Rädchenfibel (last accessed 16-08-2010). Gesp (vondstnr. 305; WP1; spoornr. 26; context GEUL5-I) Beschrijving: De gesp (L 2,5 cm) is van ovale vorm en de beugel is aan de voorkant met een recht stuk voorzien, dat twee afstaande ‘horens’heeft. Dit stuk is voorzien van dwars over de beugel lopende ribbels. Type, verspreiding en datering: Soortgelijke gespen zijn uit de periode tussen 1250 en 1350 bekend. Literatuur: Marshall 2002 (Internet page), part 5, fig 5 (last accessed 16-08-2010). Sluitingsringen kleding Type, verspreiding en datering: Deze ringen zijn sluitingsringen die samen met een ketting gebruikt zijn om las hangende kleding bij elkaar te houden. Zij zijn gevonden in lagen uit de 15de eeuw in Bemmel bij Nijmegen. Literatuur: Thijssen / Wildenberg 2007, 71. - (vondstnr. 5409; WP2C; spoornr. 2057; context NT2) Beschrijving: Kleine dunne ring met twee lussen (diam. 1,3 cm) - Sluitingsring (vondstnr. 6668; WP1; spoornr. 1418; context REC2) Beschrijving: Kleine dunne ring met twee lussen (diam. 1,2 cm) Knoop met Tudor-roos (vondstnr. 4176; WP2C; spoornr. 2057; context NT2) Beschrijving: Knoop (diameter 1,1 cm) met een ingeponste versiering van een Tudor-roos. Op de achterkant een ronde lus. Type, verspreiding en datering: De knopen met de Tudor-roos dateren in de 15de tot 16de eeuw. Vergelijkbaren knopen zijn bijvoorbeeld in Amsterdam opgegraven. Literatuur: Baart 1977, 186-187, Kat. Nr. 262-273. Gesp (vondstnr. 5614; WP2C; spoornr. 2057; context NT2) Beschrijving: De gesp (L 2,4 cm, B. 2 cm) is rechthoekig en licht gebogen. Type, verspreiding en datering: Schoengesp uit de Nieuwe tijd. Literatuur: Marshall 2002 (Internet page), part 5, fig 5 (last accessed 16-08-2010).
5.2 Vervoer Wielnaafeindbeslag (vondstnr. 1467; WP1, spoornr. 130, context Geul5-I) Beschrijving: Een rond beslag met een ribbel en een kraag met zes gaten. Type, verspreiding en datering: De wielnaafeindbeslag is waarschijnlijk van een voertuig uit de Nieuwe Tijd. Romeinse voertuigen hadden wielnaafeindbeslagen gemaakt van een simpele ring van ijzer of afsluitingen die een decoratie dragen. 5.3 Gereedschappen Stalen meetlint in doos (vondstnr. 1015; WP1, spoor 26, context Geul5-I) Beschrijving: Opgerold stalen meetlint in stalen doos, sterk gecorrodeert. Het meetlint is op de Röntgenfotos goed te zien. De doos heeft een diameter van 5,5 cm en is 1,9 cm hoog. Type, verspreiding en datering: Omdat zulke meetlinten pas aan het begin van de 20e eeuw opkwamen is het waarschijnlijk dat het om een door Holwerda tijdens zijn opgraving verloren meetlint gaat. 5.4 Ontspanning Tinnen ruiter (vondstnr. 4178; WP2C; spoornr. 2057; context NT2) Beschrijving: Platte figuur van een ruiter van tin/lood (L= 2,8 cm). Type, verspreiding en datering: Qua stijl is de figuur waarschijnlijk een Franse soldaat uit de Napoleontische oorlogen. Rinkelbellen Type, verspreiding en datering: Rinkelbelletjes zijn misschien al in de Romeinse tijd gebruikt, maar er zijn tot nu toe geen vondsten uit deze tijd bekend. De oudste vondsten van rinkelbelletjes dateren uit de 9e eeuw en komen uit Gotland in Zweden. De belletjes zijn in graven gevonden, als versiering van fibulae van het type Chatelaine. Literatuur: Egan /Pritchard 1991, 1668-1671. - (vondstnr. 4842; WP1; spoornr. 29; context Geul2-I) Beschrijving: Het gaat om een klein en oorspronkelijk bol belletje van tin met een oor aan de bovenkant (L=2,5 cm). Het belletje is nu plat gedrukt. Het is op de bovenkant van de bol met ribbels versiert. De bel is aan elkaar gesoldeerd, de naad is nog zichtbaar. - (vondstnr. 3034; WP1; spoornnr. 29; context Geul2-I) Beschrijving: Het gaat om een klein en oorspronkelijk bol tinnen belletje met een oor aan de bovenkant (L= 2,3 cm). Het belletje is nu plat gedrukt.
Jaar:
2010
Vel nr: 39
UVA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 115
Object: Bijl; ijzer
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 23-11-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 775
Het voorwerp is overdekt met dikke en
harde aanslag.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd en is
onderhevig aan actieve corrosiewerking.
Delen zijn van hun plaats gedrukt en er
zijn openstaande breuken ontstaan.
Het oppervlak is sterk aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
Het oppervlak laat laagsgewijs los en
fragmenten ervan ontbreken.
In het geheel zijn breuken aanwezig.
De achterzijde en een deel van de
schacht van de bijl ontbreken.
Foto voor behandeling: 57434
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Het voorwerp heeft een
ontzoutingsbehandeling ondergaan
volgens de natriumsulfiet-methode.
Losse aanslag is verwijderd met de
airbrasive.
De breuken zijn gefixeerd met
cyanoacrylaat.
Openstaande breuken zijn vullend
verlijmd met epoxy.
Het voorwerp is licht mechanisch
gereinigd.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 69051
Opmerking:
Opdrachtgever:
Volgvel met röntgenopnamenBijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 291
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 0130
Object: Vingerring met gem; koperleg., steen
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 765
De ring is overdekt met dikke en harde
aanslag.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
In het geheel zijn breuken aanwezig.
Het voorwerp is voorzien van een rode
doorzichtige steen met de afbeelding van
een bepakte legionair.
Foto voor behandeling: 57416
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De breuken zijn gefixeerd met
cyanoacrylaat.
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
De ring is ter stabilisering van bronsrot
behandeld in benzotriazol onder vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Ontbrekende fragmenten van het
oppervlak zijn aangevuld met ingekleurd
polyester.
Het voorwerp is plaatselijk
geretoucheerd met ingekleurde epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Van de afbeelding in de steen is een
afvorming gemaakt in siliconenrubber.
Foto na behandeling: 58610
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 0130
Object: Vingerring met gem; koperleg., steenVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
291.1Velnr.
Bovenaanzicht van de ring voor en na
behandeling.
Detailopname van de steen na
behandeling.
Foto's
57417
58612
58613
Jaar:
2009
Vel nr: 231
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 0144
Object: Beugel van fibula; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 705
De beugel is overdekt met lichte aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Er zijn aanwijzingen voor bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Fragmenten van het oppervlak ontbreken.
De beugel is voorzien van versiering.
Foto voor behandeling: 57342
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De beugel is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58525
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 0144
Object: Beugel van fibula; koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
231.1Velnr.
Bovenaanzicht van de beugel na
behandeling.
Foto
59211
Jaar:
2009
Vel nr: 251
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 0147
Object: Knop; koperlegering, lood
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 725
De knop is overdekt met aanslag.
De details zijn niet duidelijk zichtbaar.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Er zijn aanwijzingen voor bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
De holle knop is gevuld met lood.
Het lood is gecorrodeerd en drukt de
knop uit elkaar, er is een openstaande
breuk ontstaan.
In het voorwerp is een gat aangebracht.
Foto voor behandeling: 57365
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De knop is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58553
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 295
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 0197
Object: Sierknop van hengsel; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 769
De sierknop in de vorm van een eikel is
overdekt met lichte aanslag.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd,
aangetast door bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
Foto voor behandeling: 57424
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
De sierknop is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58622
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 230
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 0245
Object: Fibula; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 704
De fibula is overdekt met lichte aanslag,
plaatselijk overdekt met harde aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Er zijn aanwijzingen voor bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Aan het oppervlak bevinden zich
plaatselijk corrosiebultjes.
De fibula is voorzien van versiering.
Foto voor behandeling: 57341
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De fibula is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58524
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 247
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 0305
Object: Gesp; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 721
De gesp is overdekt met aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
De gesp is voorzien van versiering.
De doorn ontbreekt.
Foto voor behandeling: 57360
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De gesp is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58548
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 329
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 339
Object: Hengsel (van kist); koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 499
Het hengsel is overdekt met aanslag.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd,
aangetast door bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het oppervlak is plaatselijk verpoederd.
Fragmenten van het oppervlak ontbreken.
Het hengsel is voorzien van een
beslagplaat en een splitpen.
Een uiteinde met beslagplaat en splitpen
ontbreekt.
Het uiteinde is versierd met een sierknop
in de vorm van een eikel.
Foto voor behandeling: 55668
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
Het hengsel is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Het voorwerp is plaatselijk
geretoucheerd met ingekleurde epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 59448
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 339
Object: Hengsel (van kist); koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
329.1Velnr.
Keerzijde van het hengsel voor en na
behandeling.
Foto's
55669
59449
Jaar:
2009
Vel nr: 277
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 0386
Object: Schijf; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 751
De schijf is overdekt met aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd, aangetast
door bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Fragmenten van het oppervlak ontbreken.
De schijf is vrij massief.
Aan de keerzijde is geen niet of pen
aanwezig.
Foto voor behandeling: 57395
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De schijf is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58583
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 259
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 440-dupl
Object: Riemtong?; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 733
Het voorwerp is overdekt met aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het voorwerp is voorzien van een
opengewerkte versiering.
Foto voor behandeling: 57374
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Het voorwerp is licht mechanisch
gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58562
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2010
Vel nr: 20
UVA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 0442
Object: Speerpunt; ijzer
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 23-11-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 301
Het voorwerp is overdekt met aanslag,
plaatselijk overdekt met dikke aanslag.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd en is
onderhevig aan actieve corrosiewerking.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het oppervlak laat laagsgewijs los en
fragmenten ervan ontbreken.
Het voorwerp is niet compleet; de punt,
de snijkanten en fragmenten van de
schacht ontbreken.
In de schacht zijn houtresten aanwezig.
Foto voor behandeling: 55344
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Het voorwerp heeft een
ontzoutingsbehandeling ondergaan
volgens de natriumsulfiet-methode.
Losse aanslag is verwijderd met de
airbrasive.
Het voorwerp is licht mechanisch
gereinigd.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Van het hout uit de schacht is een
onbehandeld monster bewaard.
Foto na behandeling: 69013
Opmerking:
Opdrachtgever:
Volgvel met röntgenopnamenBijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 297
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 0453
Object: Deel van spiegel; koperlegering, tin
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 771
Het spiegeldeel is plaatselijk overdekt
met harde aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is sterk aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
Aan het oppervlak bevinden zich
corrosiebultjes.
Aan één zijde is het voorwerp versierd
met draaicirkels.
Het voorwerp is vertind.
Foto voor behandeling: 57429
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58627
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 296
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 454-dupl.
Object: Sierknop van hengsel;(Germaan) koperleg.
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 770
De sierknop heeft de vorm van een
'germanenhoofd' met een baard en
haarknot. De achterzijde van de sierknop
is hol.
Het hoofd is overdekt met harde aanslag.
Niet alle details zijn zichtbaar.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Foto voor behandeling: 57428
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
Het hoofd is ter stabilisering van bronsrot
behandeld in benzotriazol onder vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58626
Opmerking:
Opdrachtgever:
2 VolgvellenBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 454-dupl.
Object: Sierknop van hengsel;(Germaan) koperleg.Vindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
296.2Velnr.
Detailopname van het hoofd voor en na
behandeling.
Foto's
57426
58624
Jaar:
2009
Vel nr: 255
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 0455
Object: Ring; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 729
De ring is overdekt en gevuld met dikke
aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Er zijn aanwijzingen voor bronsrot.
Het oppervlak is sterk aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
Foto voor behandeling: 57369
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De ring is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58557
Opmerking:
Opdrachtgever:
Volgvel met röntgenopnameBijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 264
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 0456
Object: Sierknop; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 738
De sierknop is overdekt met aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd, aangetast
door bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het oppervlak is plaatselijk verpoederd.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
Het voorwerp is voorzien van een
eenvoudige versiering.
Een deel van de pen ontbreekt.
Foto voor behandeling: 57380
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De sierknop is licht mechanisch
gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58567
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 273
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 0489
Object: Sleutelgreep en knop; koperleg., lood
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 747
Het geheel is overdekt met aanslag.
De sleutel is plaatselijk overdekt met
dikke aanslag.
Niet alle details zijn zichtbaar.
Het materiaal is gecorrodeerd.
In de knop zijn aanwijzingen voor
bronsrot aanwezig.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Enkele fragmenten van het oppervlak
ontbreken.
Enkele fragmenten van de rand van de
knop ontbreken.
De greep is voorzien van een
opengewerkte versiering.
De knop is gevuld met lood.
Foto voor behandeling: 57391
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De voorwerpen zijn licht mechanisch
gereinigd.
De voorwerpen zijn ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58578
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 173
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 0507-dupl.
Object: Voet van vaatwerk; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 442
De voet is overdekt met dikke aanslag,
plaatselijk overdekt met harde aanslag.
Niet alle details zijn zichtbaar.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd,
aangetast door bronsrot.
Het oppervlak is sterk aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
Aan het oppervlak bevinden zich
corrosiebultjes.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
Het oppervlak is plaatselijk verpoederd.
Het voorwerp is versierd met verticale
groeven.
Aan de onderzijde zijn verdiepte
draairringen aanwezig.
Foto voor behandeling: 55580
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De voet is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58447
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 322
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 0507
Object: Heft (eekhoorn); koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 492
Het heft is overdekt met dikke en harde
aanslag van ijzercorrosie.
De details zijn niet zichtbaar.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Er zijn aanwijzingen voor bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Enkele fragmenten van het oppervlak
ontbreken.
Foto voor behandeling: 55660
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
Het heft is ter stabilisering van bronsrot
behandeld in benzotriazol onder vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Enkele ontbrekende fragmenten van het
oppervlak zijn aangevuld met ingekleurd
polyester.
Het voorwerp is plaatselijk
geretoucheerd met ingekleurde epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 59436
Opmerking:
Opdrachtgever:
2 Volgvellen waarvan één met röntgenopnameBijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 235
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 563-dupl.
Object: Fibula; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 709
De fibula is overdekt met aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Er zijn aanwijzingen voor bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het voorwerp is gebroken in twee delen.
De stift van de veer ontbreekt.
Het voorwerp is voorzien van versiering.
Foto voor behandeling: 57347
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De losse delen zijn op hun plaats
teruggezet en puntsgewijs gefixeerd met
cyanoacrylaat.
De fibula is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58530
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 563-dupl.
Object: Fibula; koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
235.1Velnr.
Bovenaanzicht van de fibula na
behandeling.
Foto
58531
Jaar:
2009
Vel nr: 239
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 0596
Object: Fibula; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 713
De fibula is overdekt met aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
De fibula is niet compleet, de naald
ontbreekt.
De fibula is voorzien van versiering.
Foto voor behandeling: 57352
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De fibula is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58538
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 0596
Object: Fibula; koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
239.1Velnr.
Bovenaanzicht van de fibula na
behandeling.
Foto
58539
Jaar:
2009
Vel nr: 281
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 617
Object: Platte ring; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 755
Het betreft mogelijk een afdekring.
De ring is overdekt met lichte aanslag.
Het materiaal is licht gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het voorwerp is versierd met draaicirkels.
Aan de achterzijde zijn geen
bevestigingspunten zichtbaar.
Foto voor behandeling: 57399
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De schijf is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58587
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 309
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 0660
Object: Sierknop van hengsel (Germaan); koperleg.
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 02-12-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 203
De sierknop heeft de vorm van een
'germanenhoofd' met een baard en
haarknot.
Het germanenhoofd is overdekt met
aanslag.
De details zijn niet zichtbaar.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Er zijn aanwijzingen voor bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Foto voor behandeling: 53327
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 59406
Opmerking:
Opdrachtgever:
2 VolgvellenBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 0660
Object: Sierknop van hengsel (Germaan); koperleg.Vindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
309.1Velnr.
Keerzijde van het germanenhoofd voor
en na behandeling.
Foto's
53329
59408
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 0660
Object: Sierknop van hengsel (Germaan); koperleg.Vindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
309.2Velnr.
Zijaanzicht van het germanenhoof voor
en na behandeling.
Detailopname vooraanzicht na
behandeling.
Foto's
53328
59407
59409
Jaar:
2009
Vel nr: 258
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 0702
Object: Gespbeugel; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 732
De gespbeugel is overdekt met aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Er zijn aanwijzingen voor bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Fragmenten van het oppervlak ontbreken.
Het voorwerp is oudtijds vervormd.
Het voorwerp is niet compleet, de
uiteinden ontbreken.
Het voorwerp is voorzien van versiering.
De doorn ontbreekt.
Foto voor behandeling: 57373
Opmerking: Keerzijde van de gespbeugel
Onderzoek / behandeling:
Het voorwerp is licht mechanisch
gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58560
Opmerking: Keerzijde van de gespbeugel
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 177
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 0704-dupl.
Object: Beslag met oog; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 446
Het betreft waarschijnlijk beslag voor
een hengsel.
Het beslag is overdekt met aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd, aangetast
door bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Aan het oppervlak bevinden zich
corrosiebultjes.
Fragmenten van het oppervlak ontbreken.
Het voorwerp is niet compleet, diverse
delen ontbreken.
In de plaat is een klinknagel aanwezig.
Foto voor behandeling: 55592
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Het beslag is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58453
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 219
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 706-dupl.
Object: Vingerring; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 693
De ring is overdekt met harde aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Er zijn aanwijzingen voor bronsrot.
Het oppervlak is sterk aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
Fragmenten van het oppervlak ontbreken.
Foto voor behandeling: 57326
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De ring is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58512
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 263
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 0721
Object: Beslag/sierknop; koperlegering, lood
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 737
Het beslag is overdekt met lichte aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Er zijn aanwijzingen voor bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het beslag is gevuld met lood.
Het lood is gecorrodeerd en drukt het
beslag uit elkaar, er is een openstaande
breuk ontstaan.
Het voorwerp is niet compleet, enkele
fragmenten ontbreken.
Foto voor behandeling: 57379
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Het beslag is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58566
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 257
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 0722
Object: Beslag (vulva); koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 731
Het beslag is overdekt met aanslag.
Details zijn niet zichtbaar.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd,
aangetast door bronsrot.
Het oppervlak is sterk aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
Aan het oppervlak bevinden zich
corrosiebultjes.
Het oppervlak is plaatselijk verpoederd.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
Fragmenten van de rand ontbreken.
Het beslag is aan de keerzijde voorzien
van twee nieten.
Foto voor behandeling: 57372
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Het beslag is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58559
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 265
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 0723
Object: Sierknop; koperlegering, lood
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 739
De sierknop is overdekt met aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Er zijn aanwijzingen voor bronsrot.
Het oppervlak is sterk aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
Fragmenten van het oppervlak ontbreken.
De sierknop is voorzien van een
versiering, hij is ingelegd met lood.
Foto voor behandeling: 57382
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De sierknop is licht mechanisch
gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58568
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 271
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 0725
Object: Knop (hol); koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 745
De knop is overdekt met aanslag, hij is
gevuld met dikke aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Er zijn aanwijzingen voor bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Fragmenten van de rand ontbreken.
Het voorwerp is plaatselijk vervormd.
Foto voor behandeling: 57389
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De knop is licht mechanisch gereinigd.
De aarde in de holle knop is verwijderd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58576
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 218
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 0735
Object: Vingerring; zilver
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 692
De ring is overdekt met aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is sterk aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
Het oppervlak is verpoederd.
Foto voor behandeling: 57325
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De ring is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is voor de zekerheid ter
stabilisering van bronsrot behandeld in
benzotriazol onder vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58511
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 274
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 0744
Object: Beslag/sierschijf; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 748
Het betreft een beslag waarvan twee
tegenover liggende zijden naar beneden
zijn gebogen.
Het beslag is overdekt met aanslag,
plaatselijk overdekt met dikke en harde
aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Fragmenten van de rand ontbreken.
Van het grote oog aan de keerzijde
ontbreekt een deel.
Foto voor behandeling: 57392
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Het beslag is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58580
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 71
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 0746
Object: Fibula (schijffibula); koperleg., email
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 337
De fibula is overdekt met aanslag.
De details zijn niet zichtbaar.
Het materiaal is gecorrodeerd, aangetast
door bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
De fibula is niet compleet, een gedeelte
van de rand en de sluiting ontbreken.
In de fibula zijn zes gaten aangebracht en
hij is in het midden versierd met email.
Het email is versuikerd.
Foto voor behandeling: 55395
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
De fibula is ter stabilisering van bronsrot
behandeld in benzotriazol onder vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Ontbrekende delen en fragmenten zijn
aangevuld met ingekleurd polyester.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58261
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 0746
Object: Fibula (schijffibula); koperleg., emailVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
71.1Velnr.
Keerzijde van de fibula voor en na
behandeling.
Foto's
55396
58262
Jaar:
2009
Vel nr: 237
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 0755
Object: Fibula; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 711
De fibula is overdekt met aanslag,
plaatselijk overdekt met dikke aanslag.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd,
aangetast door bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Aan het oppervlak bevinden zich
corrosiebultjes.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
Het voorwerp is gebroken in twee delen.
De fibula is niet compleet, de naald en
een fragment van de naaldhouder
ontbreken.
De fibula is voorzien van versiering.
Foto voor behandeling: 57350
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De losse delen zijn op hun plaats
teruggezet en puntsgewijs gefixeerd met
cyanoacrylaat.
De fibula is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Enkele ontbrekende fragmenten van het
oppervlak zijn ter versteviging aangevuld
met ingekleurd polyester.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58535
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 0755
Object: Fibula; koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
237.1Velnr.
Boven- en onderaanzicht van de fibula na
behandeling.
Foto's
58535
58536
Jaar:
2009
Vel nr: 283
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 0757-dupl.
Object: Beslag/sierschijf; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 757
Het betreft een opengewerkte sierschijf.
Het sierbeslag is overdekt met aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd, aangetast
door bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het voorwerp is niet compleet, diverse
delen ontbreken.
Aan de achterzijde van het sierbeslag
bevindt zich een pen.
Foto voor behandeling: 57402
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Het sierbeslag is licht mechanisch
gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58590
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 222
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 0790
Object: Strook; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 696
De strook is overdekt met aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd, aangetast
door bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Fragmenten van de rand ontbreken.
In de strook is een klinknagel
aangebracht.
Foto voor behandeling: 57330
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De strook is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58515
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 199
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 0822
Object: Randfragment (vaatwerk); koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 468
Het randfragment is overdekt met lichte
aanslag.
Het materiaal is licht gecorrodeerd.
Het oppervlak is licht aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
Het breukvlak is licht vervormd.
Foto voor behandeling: 55624
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Het fragment is licht mechanisch
gereinigd.
Het fragment is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58488
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 254
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 0823
Object: Beslag (rond); koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 728
Het beslag is overdekt met aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Er zijn aanwijzingen voor bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Enkele fragmenten van het oppervlak
ontbreken.
Het beslag is niet compleet, een gedeelte
ontbreekt.
Aan de keerzijde bevindt zich een niet,
de andere ontbreekt.
Foto voor behandeling: 57368
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Het beslag is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58556
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 314
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 834-dupl.
Object: Schijf; lood
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 484
Het gewicht is plaatselijk overdekt met
aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Er zijn aanwijzingen voor loodpest.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
Foto voor behandeling: 55650
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Het gewicht is licht mechanisch
gereinigd.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Het gewicht is 18,75 gram.
Foto na behandeling: 59423
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 260
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 0864
Object: Riembeslag/riemtong?; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 734
Het beslag is overdekt met lichte aanslag.
De details zijn niet duidelijk zichtbaar.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Er zijn aanwijzingen voor bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
In het voorwerp is een klinknagel
aangebracht.
In het voorwerp zijn drie gaten
aangebracht.
Het beslag is voorzien van versiering.
Foto voor behandeling: 57375
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Het beslag is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58563
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 220
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 0865
Object: Vingerring; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 694
De ring is overdekt met aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het voorwerp is niet compleet, de scheen
en de steen ontbreken.
Enkele fragmenten van de steen zijn nog
in de zetting aanwezig.
Foto voor behandeling: 57328
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De ring is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58513
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 284
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 0871
Object: Schrijfstift; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 758
De schrijfstift is overdekt met lichte
aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het voorwerp is vervormd.
Het voorwerp is voorzien van versiering.
Foto voor behandeling: 57403
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De schrijfstift is licht mechanisch
gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58591
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 240
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 0912
Object: Fibula; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 714
De fibula is overdekt met harde aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
De fibula is niet compleet, de naald
ontbreekt.
De fibula is voorzien van versiering.
Foto voor behandeling: 57353
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De fibula is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58540
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 0912
Object: Fibula; koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
240.1Velnr.
Bovenaanzicht van de fibula na
behandeling.
Foto
59511
Jaar:
2009
Vel nr: 269
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 0913
Object: Bel; koperlegering, ijzer
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 743
De bel is overdekt met aanslag, hij is
gevuld met dikke aanslag.
De details zijn niet zichtbaar.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Er zijn aanwijzingen voor bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
De klepel was vermoedelijk van ijzer,
een fragment hiervan is bewaard
gebleven.
De bel is voorzien van een S-vormig oog
voor de klepel.
Foto voor behandeling: 57387
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De bel is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58574
Opmerking:
Opdrachtgever:
Volgvel met röntgenopnamenBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 0913
Object: Bel; koperlegering, ijzerVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
269.1Velnr.
Röntgenopnamen van de bel voor
behandeling.
Zijaanzicht van de bel na behandeling.
Foto's
010
011
59419
Jaar:
2009
Vel nr: 68
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 0932
Object: Fibula; koperlegering, email
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 334
De fibula is overdekt met aanslag.
De details zijn niet zichtbaar.
Het materiaal is gecorrodeerd, aangetast
door bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het voorwerp is niet compleet, een
fragment en de naald ontbreken.
De fibula is opengewerkt en ingelegd met
email.
In het email zijn breuken aanwezig en
enkele fragmenten ontbreken.
Foto voor behandeling: 55388
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
De fibula is ter stabilisering van bronsrot
behandeld in benzotriazol onder vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Het ontbrekende fragment is aangevuld
met ingekleurd polyester.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58254
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 293
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 0944
Object: Zegeldoos; koperlegering, email
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 767
De zegeldoos is overdekt met lichte
aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het voorwerp is ingelegd met email.
Het rode email is aangetast, het is
versuikerd.
In het email zijn breuken ontstaan en
fragmenten ervan ontbreken.
Foto voor behandeling: 57420
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58617
Opmerking:
Opdrachtgever:
2 Volgvellen waarvan één met röntgenopnamenBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 0944
Object: Zegeldoos; koperlegering, emailVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
293.1Velnr.
Keerzijde van de zegeldoos voor en na
behandeling.
Foto's
57421
58618
Jaar:
2009
Vel nr: 292
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 0956
Object: Sleutelring; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 766
De sleutelring is overdekt met aanslag.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd,
aangetast door bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
De sleutelring is versierd.
Foto voor behandeling: 57418
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
De ringsleutel is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58614
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 0956
Object: Sleutelring; koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
292.1Velnr.
Keerzijde van de sleutelring voor en na
behandeling.
Foto's
57419
58615
Jaar:
2009
Vel nr: 268
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 0967
Object: Fibula; koperlegring
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 742
De fibula is overdekt met dikke aanslag,
plaatselijk overdekt met harde aanslag.
De details zijn niet zichtbaar.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd.
Er zijn aanwijzingen voor bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Enkele fragmenten van het oppervlak
ontbreken.
Het fragment op de foto betreft aanslag.
Foto voor behandeling: 57385
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De fibula is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58572
Opmerking:
Opdrachtgever:
Volgvel met röntgenopnamenBijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 267
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 0971
Object: Sierknop; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 741
De sierknop is overdekt met aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Er zijn aanwijzingen voor bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het voorwerp is niet compleet, een deel
van de rand ontbreekt.
Foto voor behandeling: 57384
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De sierknop is licht mechanisch
gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58571
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 250
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 0982
Object: Sierstuk; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 724
Het beslag is overdekt met aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Er zijn aanwijzingen voor bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het voorwerp is niet compleet, enkele
delen ontbreken.
Het voorwerp is versierd.
Het voorwerp is plaatselijk hol aan de
keerzijde, hier zijn geen nieten aanwezig.
Foto voor behandeling: 57364
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Het beslag is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58552
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 270
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 1020
Object: Gesp; koperlegering, ijzer
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 744
De gesp is overdekt met aanslag,
plaatselijk overdekt met dikke en harde
aanslag.
De details zijn niet zichtbaar.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd,
aangetast door bronsrot.
De ijzeren doorn is holgecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
De doorn is niet compleet, een fragment
ontbreekt.
In het geheel zijn breuken ontstaan.
Foto voor behandeling: 57388
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De breuken zijn gefixeerd met
cyanoacrylaat.
De gesp is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58575
Opmerking:
Opdrachtgever:
Volgvel met röntgenopnamenBijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 280
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 1046
Object: Slotplaat; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 754
De slotplaat is overdekt met aanslag.
De details zijn niet duidelijk zichtbaar.
Het materiaal is gecorrodeerd, aangetast
door bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Fragmenten van het oppervlak ontbreken.
Het voorwerp is versierd.
De achterzijde is hol, er zijn geen
bevestigingspunten zichtbaar.
Foto voor behandeling: 57398
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De slotplaat is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58586
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 279
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 1056
Object: Schijf of schel; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 753
Het betreft een schijf met in het midden
een rond gat, het centrum van de schijf
ligt verdiept. Dit doet denken aan de
schijven van een tamboerijn.
Het geheel is overdekt met dikke aanslag.
De details zijn niet zichtbaar.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Foto voor behandeling: 57397
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De schijf is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58585
Opmerking:
Opdrachtgever:
Volgvel met röntgenopnameBijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 183
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 1121
Object: Sierknop; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 452
De sierknop is overdekt met aanslag.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd.
Er zijn aanwijzingen voor bronsrot.
Het oppervlak is sterk aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
Het voorwerp is niet compleet, het
uiteinde van de pen is op het gat
gebroken en ontbreekt.
Foto voor behandeling: 55600
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De sierknop is licht mechanisch
gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58465
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 276
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 1125
Object: Sierschijf; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 750
De schijf is overdekt met aanslag.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd,
aangetast door bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Fragmenten van het oppervlak ontbreken.
Het voorwerp is versierd met draaicirkels.
Aan de keerzijde is geen niet of pen
aanwezig.
De schijf is vrij massief.
Foto voor behandeling: 57394
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De schijf is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58582
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2010
Vel nr: 37
UVA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 1131
Object: Deel van paardenbit; ijzer
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 23-11-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 773
Het voorwerp is overdekt met dikke
aanslag, plaatselijk overdekt met harde
aanslag.
De details zijn niet zichtbaar.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd en is
onderhevig aan actieve corrosiewerking.
Het materiaal is plaatselijk
holgecorrodeerd.
Het oppervlak is sterk aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
Het oppervlak laat laagsgewijs los en
fragmenten ervan ontbreken.
In het geheel zijn breuken aanwezig.
Een deel van het mondstuk is geheel
aanwezig, het andere deel ontbreekt
gedeeltelijk.
Foto voor behandeling: 57432
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Het voorwerp heeft een
ontzoutingsbehandeling ondergaan
volgens de natriumsulfiet-methode.
Losse aanslag is verwijderd met de
airbrasive.
De breuken zijn gefixeerd met
cyanoacrylaat.
Het voorwerp is licht mechanisch
gereinigd.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 69048
Opmerking:
Opdrachtgever:
Volgvel met röntgenopnamenBijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 272
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 1135
Object: Sleutelgreep; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 746
De sleutelgreep is overdekt met aanslag,
plaatselijk overdekt met dikke aanslag.
In de aanslag is een fragment van glas
aanwezig.
De details zijn niet duidelijk zichtbaar.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Enkele fragmenten van het oppervlak
ontbreken.
Het voorwerp is voorzien van een
opengewerkte versiering.
Foto voor behandeling: 57390
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De greep is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58577
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 285
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 1143
Object: Bel; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 759
De bel is overdekt met aanslag, hij is
gevuld met aarde en aanslag.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd,
aangetast door bronsrot.
Het oppervlak is sterk aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
Aan het oppervlak bevinden zich
corrosiebultjes.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
In het geheel zijn breuken aanwezig.
Het voorwerp is niet compleet,
fragmenten van de wand ontbreken, de
klepel ontbreekt geheel.
Een deel van de wand is afgebroken.
Foto voor behandeling: 57404
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Het losse deel van de wand is op zijn
plaats teruggezet en puntsgewijs
gefixeerd met cyanoacrylaat.
De breuken zijn gefixeerd met
cyanoacrylaat.
De bel is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Enkele ontbrekende fragmenten van de
wand zijn ter versteviging aangevuld met
ingekleurd polyester.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
De inhoud van de bel is compleet
bewaard.
Foto na behandeling: 58592
Opmerking:
Opdrachtgever:
Volgvel met röntgenopnamenBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 1143
Object: Bel; koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
285.1Velnr.
Röntgenopnamen van de bel voor
behandeling.
Foto's
023
024
Jaar:
2010
Vel nr: 40
UVA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 1247
Object: Schrijfstift; ijzer
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 23-11-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 776
De schrijfstift is overdekt met aanslag,
plaatselijk overdekt met harde aanslag.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd en is
onderhevig aan actieve corrosiewerking.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het oppervlak laat laagsgewijs los en
fragmenten ervan ontbreken.
In het geheel zijn enkele breuken
aanwezig.
Het voorwerp is vervormd.
Foto voor behandeling: 57435
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De schrijfstift heeft een
ontzoutingsbehandeling ondergaan
volgens de natriumsulfiet-methode.
Losse aanslag is verwijderd met de
airbrasive.
Het voorwerp is licht mechanisch
gereinigd.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 69050
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 178
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 1265
Object: Sierknop van hengsel (Germaan); koperleg.
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 447
Het betreft het uiteinde van een hengsel
met de afbeelding van een Germaan, met
baard en knot op het hoofd.
Het 'germanenhoofd' is overdekt met
aanslag.
De details zijn niet zichtbaar.
Het materiaal is gecorrodeerd, aangetast
door bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
Foto voor behandeling: 55593
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58455
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 1265
Object: Sierknop van hengsel (Germaan); koperleg.Vindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
178.1Velnr.
Keerzijde van het voorwerp voor en na
behandeling.
Detailopname van het hoofd na
behandeling.
Foto's
55594
58456
58457
Jaar:
2009
Vel nr: 194
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 1269
Object: Ring; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 463
De ring is overdekt met aanslag.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd, sterk
aangetast door bronsrot.
Het oppervlak is sterk aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
Het oppervlak laat los, het is grotendeels
verdwenen.
Foto voor behandeling: 55619
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De ring is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58482
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 223
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 1292
Object: Beslag (kruisvormig); koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 697
Het beslag is overdekt met aanslag,
plaatselijk overdekt met harde aanslag.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd,
aangetast door bronsrot.
Het oppervlak is sterk aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
Het oppervlak is verpoederd.
Fragmenten van het oppervlak ontbreken.
Het beslag is aan de keerzijde voorzien
van vier nieten.
Foto voor behandeling: 57331
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Het beslag is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58516
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 1292
Object: Beslag (kruisvormig); koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
223.1Velnr.
Keerzijde van het beslag voor en na
behandeling.
Foto's
57332
58517
Jaar:
2009
Vel nr: 101
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 1293-dupl.
Object: Hoofd; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 368
Het hoofd is overdekt met aanslag,
plaatselijk overdekt met dikke en harde
ijzercorrosie.
De details zijn niet zichtbaar.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd,
aangetast door bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
Aan de voorzijde is in de hals een rond
gat aangebracht.
Foto voor behandeling: 55449
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Losse aanslag is verwijderd met de
airbrasive.
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
Het hoofd is ter stabilisering van bronsrot
behandeld in benzotriazol onder vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58325
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 1293-dupl.
Object: Hoofd; koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
101.1Velnr.
Zijaanzicht van het hoofd voor en na
behandeling.
Achteraanzicht na behandeling.
Het hoofd is aan de onderzijde van de
hals afgewerkt en is mogelijk door
middel van het gat in de hals ergens op
gefixeerd geweest.
Foto's
55450
58326
58328
Jaar:
2009
Vel nr: 188
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 1356
Object: Hengsel (van kist); koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 457
Het betreft een deel van een hengsel met
splitpen van een kist, het uiteinde heeft
de vorm van een eikel.
Het hengsel is overdekt met lichte
aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Er zijn aanwijzingen voor bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
De uiteinden van de splitpen ontbreken.
Foto voor behandeling: 55607
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Het hengsel is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58473
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 158
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 1414
Object: Beslag; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 426
Het beslag is overdekt met aanslag.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd.
Er zijn aanwijzingen voor bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Fragmenten van het oppervlak ontbreken.
In het geheel zijn breuken aanwezig.
Het voorwerp is vervormd.
Het voorwerp is niet compleet, diverse
delen ontbreken.
Een fragment is afgebroken.
In een van de bevestigingsgaten bevindt
zich nog een klinknagel.
Foto voor behandeling: 55558
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Het losse fragment is op zijn plaats
teruggezet en puntsgewijs gefixeerd met
cyanoacrylaat.
De breuken zijn gefixeerd met
cyanoacrylaat.
Het beslag is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58424
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 164
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 1416
Object: Beslag (vulva); koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 432
Het beslag is overdekt met aanslag.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd.
Er zijn aanwijzingen voor bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Enkele fragmenten van het oppervlak
ontbreken.
Het voorwerp is niet compleet, een groot
gedeelte van de rand ontbreekt.
Foto voor behandeling: 55566
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
Het beslag is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58434
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 1416
Object: Beslag (vulva); koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
164.1Velnr.
Keerzijde van het beslag voor en na
behandeling.
Foto's
55567
58435
Jaar:
2009
Vel nr: 165
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 1416
Object: Beslag met oog; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 433
Het beslag is overdekt met aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Er zijn aanwijzingen voor bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Fragmenten van het oppervlak ontbreken.
Het oog is gebroken en vervormd.
Enkele fragmenten ervan ontbreken.
Foto voor behandeling: 55568
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De vervorming in het oog is gecorrigeerd
en gefixeerd met cyanoacrylaat.
Het beslag is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
De ontbrekende fragmenten van het oog
zijn ter versteviging aangevuld met
ingekleurd polyester.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58436
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 207
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 1416-dupl.
Object: Beslag (vulva); koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 476
Het beslag is overdekt met aanslag,
plaatselijk overdekt met dikke aanslag.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Enkele fragmenten van het oppervlak
ontbreken.
Het voorwerp is niet compleet, een
fragment van de rand ontbreekt.
Aan de achterzijde bevindt zich nog een
niet, de andere is afgebroken.
Foto voor behandeling: 55637
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Het beslag is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58503
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2010
Vel nr: 31
UVA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 1467
Object: Wielnaaf; ijzer
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 23-11-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 313
De wielnaaf is overdekt met dikke
aanslag, plaatselijk overdekt met harde
aanslag.
De details zijn niet zichtbaar.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd en is
onderhevig aan actieve corrosiewerking.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan. Het voorwerp is plaatselijk hol.
Het oppervlak laat laagsgewijs los en
fragmenten ervan ontbreken.
In het geheel zijn breuken aanwezig.
Plaatselijk zijn openstaande breuken
aanwezig.
In de vlakke rand van het voorwerp zijn
zeven gaten aangebracht.
Foto voor behandeling: 55359
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Het voorwerp heeft een
ontzoutingsbehandeling ondergaan
volgens de natriumsulfiet-methode.
Losse aanslag is verwijderd met de
airbrasive.
De breuken zijn gefixeerd met
cyanoacrylaat.
Openstaande breuken zijn vullend
verlijmd met epoxy.
De aanslag is mechanisch verwijderd tot
aan het originele oppervlak.
De details zijn vrijgeprepareerd onder het
binoculair.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Ontbrekende fragmenten van het
oppervlak zijn aangevuld met ingekleurd
polyester.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 69032
Opmerking:
Opdrachtgever:
3 Volgvellen waarvan 1 met röntgenopnamenBijzonderheden:
AAC
UVA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 1467
Object: Wielnaaf; ijzerVindplaats/herkomstJaar:
2010AAC
31.3Velnr.
Keerzijde van de wielnaaf voor en na
behandeling.
Foto's
55360
69033
Jaar:
2009
Vel nr: 289
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 1484
Object: Vingerring met gem ; koperleg., steen
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 763
De ring is overdekt met aanslag.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
De blauwe gelaagde steen is door de
corrosiewerking losgedrukt van de
zetting.
De ring is niet compleet, de scheen
ontbreekt gedeeltelijk.
Foto voor behandeling: 57412
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De steen is op zijn plaats teruggezet en
gefixeerd met paraloid.
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
De ring is ter stabilisering van bronsrot
behandeld in benzotriazol onder vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Van de afbeelding in de steen is een
afvorming gemaakt in siliconenrubber.
In de steen is een vogel afgebeeld.
Foto na behandeling: 58603
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 1484
Object: Vingerring met gem ; koperleg., steenVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
289.1Velnr.
Bovenaanzicht van de ring voor en na
behandeling.
Detailopname van de steen na
behandeling.
Foto's
57413
58604
58606
Jaar:
2009
Vel nr: 288
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 1500
Object: Vingerring; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 762
De ring is overdekt met aanslag,
plaatselijk overdekt met dikke aanslag.
Niet alle details zijn zichtbaar.
Het materiaal is gecorrodeerd, aangetast
door bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
De scheen is voorzien van versiering.
De steen ontbreekt.
Foto voor behandeling: 57410
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
De ring is ter stabilisering van bronsrot
behandeld in benzotriazol onder vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58600
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 1500
Object: Vingerring; koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
288.1Velnr.
Bovenaanzicht van de ring voor en na
behandeling.
Foto's
57411
58601
Jaar:
2009
Vel nr: 160
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 1510
Object: Sierniet, strookfragment, 2x; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 428
Het geheel is overdekt met aanslag.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd,
aangetast door bronsrot.
Het oppervlak is sterk aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
Fragmenten van het oppervlak ontbreken.
De grootste strook is vervormd en er zijn
breuken aanwezig.
Fragmenten van de rand van de sierniet
ontbreken.
Foto voor behandeling: 55560
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De vervorming van de grootste strook is
gecorrigeerd.
De breuken zijn gefixeerd met
cyanoacrylaat.
De voorwerpen zijn licht mechanisch
gereinigd.
De voorwerpen zijn ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
De grootste strook is ter versteviging
plaatselijk aangevuld met ingekleurd
polyester.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58428
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 252
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 1591
Object: Heft van sleutel; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 726
Het sleutelheft is overdekt met aanslag,
plaatselijk overdekt met dikke aanslag.
In de aanslag is een stukje leisteen
ingesloten.
De details zijn niet zichtbaar.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Er zijn aanwijzingen voor bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Enkele fragmenten van het oppervlak
ontbreken.
Foto voor behandeling: 57366
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Het heft is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58554
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 275
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 1594
Object: Beslag/sierschijf; koperlegering, zilver
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 749
Het beslag is overdekt met aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Enkele fragmenten van het oppervlak
ontbreken.
Het voorwerp is versierd met draaicirkels.
Het voorwerp is voorzien van een
verzilvering.
De schijf is aan de keerzijde voorzien
van een pen, deze is niet compleet.
Foto voor behandeling: 57393
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Het beslag is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58581
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 130
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 1648
Object: Fibulabeugel; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 398
De beugel is overdekt met aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd, aangetast
door bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Aan het oppervlak bevinden zich
corrosiebultjes.
Foto voor behandeling: 55506
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De beugel is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58382
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 241
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 1654
Object: Ring; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 715
De ring is overdekt met aanslag.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd.
Er zijn aanwijzingen voor bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Fragmenten van het oppervlak ontbreken.
Foto voor behandeling: 57354
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De ring is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58541
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 112
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 1672
Object: Fibulabeugel; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 379
De fibulabeugel is overdekt met harde
aanslag.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd.
Er zijn aanwijzingen voor bronsrot.
Het oppervlak is sterk aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
In het geheel zijn breuken aanwezig.
Het voorwerp is niet compleet, de
sluiting ontbreekt.
Foto voor behandeling: 55466
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De fibulabeugel is licht mechanisch
gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58347
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 262
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 1738
Object: Sleutel; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 736
De sleutel is overdekt met lichte aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Er zijn aanwijzingen voor bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het voorwerp is niet compleet, een
gedeelte van het oog ontbreekt.
Foto voor behandeling: 57377
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De sleutel is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58565
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 245
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 1790
Object: Deel van spatel; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 719
Het deel is overdekt met lichte aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Er zijn aanwijzingen voor bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Fragmenten van het oppervlak ontbreken.
Het voorwerp is niet compleet, een
uiteinde ontbreekt.
Foto voor behandeling: 57358
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Het deel is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58545
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 233
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 1798
Object: Fibula; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 707
De fibula is overdekt met aanslag.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd,
aangetast door bronsrot.
Het oppervlak is sterk aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
Het oppervlak is plaatselijk verpoederd.
Fragmenten van het oppervlak ontbreken.
De fibula is niet compleet, de naald en de
naaldhouder ontbreken.
Foto voor behandeling: 57344
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De fibula is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58527
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 229
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 1812
Object: Fibula; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 703
De fibula is overdekt met aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Enkele fragmenten van het oppervlak
ontbreken.
De veer is gebroken in twee delen.
De fibula is niet compleet, delen van de
de naald, de veer en de naaldhouder
ontbreken.
Foto voor behandeling: 57340
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De losse delen zijn op hun plaats
teruggezet en puntsgewijs gefixeerd met
cyanoacrylaat.
De fibula is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58523
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 127
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 1814
Object: Deel oor van kan; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 394
Het deel is overdekt met aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd, aangetast
door bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Aan het oppervlak bevinden zich
corrosiebultjes.
Fragmenten van het oppervlak ontbreken.
Het oppervlak is plaatselijk verpoederd.
Het voorwerp is voorzien van versiering.
Foto voor behandeling: 55501
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Het deel is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58376
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 266
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 1815
Object: Sierknop; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 740
De sierknop is overdekt met dikke en
harde aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd, aangetast
door bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het oppervlak is plaatselijk verpoederd.
Fragmenten van het oppervlak ontbreken.
Het voorwerp is gebroken in twee delen,
diverse delen ontbreken.
Foto voor behandeling: 57383
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Het losse fragment past niet.
De sierknop is licht mechanisch
gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58570
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 294
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 1822
Object: Beslag (vulva); koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 768
Het beslag is overdekt met aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Enkele fragmenten van het oppervlak
ontbreken.
Aan de keerzijde van het beslag bevinden
zich twee pennen.
Foto voor behandeling: 57422
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
Het beslag is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58620
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 1822
Object: Beslag (vulva); koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
294.1Velnr.
Keerzijde van het beslag voor en na
behandeling.
Foto's
57423
58621
Jaar:
2009
Vel nr: 120
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 1837
Object: Heft?; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 387
Het heft is overdekt met aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Er zijn aanwijzingen voor bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het voorwerp is niet compleet, een
uiteinde ontbreekt.
Foto voor behandeling: 55477
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Het heft is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58364
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 138
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 1852
Object: Fibula; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 406
De fibula is overdekt met aanslag,
plaatselijk overdekt met harde anslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Er zijn aanwijzingen voor bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Fragmenten van het oppervlak ontbreken.
Het voorwerp is niet compleet, enkele
fragmenten van de rand, de naald en een
fragment van de naaldhouder ontbreken.
Foto voor behandeling: 55516
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De fibula is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58400
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 1852
Object: Fibula; koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
138.1Velnr.
Onderaanzicht van de fibula na
behandeling.
Foto's
58401
Jaar:
2009
Vel nr: 103
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 1860
Object: Beslag Medusa; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 370
Het beslag is overdekt met dikke aanslag.
Enkele details zijn niet zichtbaar.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd,
aangetast door bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
Enkele fragmenten van de rand ontbreken.
Aan de achterkant zijn lood/tinresten
aanwezig.
Foto voor behandeling: 55453
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Losse aanslag is verwijderd met de
airbrasive.
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
Het beslag is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Ontbrekende fragmenten van de rand zijn
aangevuld met ingekleurd polyester.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58332
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 1860
Object: Beslag Medusa; koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
103.1Velnr.
Keerzijde van het beslag voor en na
behandeling.
Foto's
55454
58333
Jaar:
2009
Vel nr: 198
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 1880
Object: Ring; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 467
De ring is overdekt met lichte aanslag.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd,
aangetast door bronsrot.
Het oppervlak is sterk aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
Foto voor behandeling: 55623
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De ring is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58487
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 88
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 1904
Object: Oorring; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 354
De oorring is plaatselijk overdekt met
lichte aanslag.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd,
aangetast door bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Fragmenten van het oppervlak ontbreken.
Het oppervlak is verpoederd.
In het voorwerp zijn breuken aanwezig.
Het voorwerp is plaatselijk vervormd, het
materiaal is hier heel zwak.
Het haakje van een uiteinde ontbreekt.
Foto voor behandeling: 55422
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De breuken zijn gefixeerd met
cyanoacrylaat.
De vervorming is zoveel mogelijk
gecorrigeerd.
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
De oorring is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Het voorwerp is plaatselijk
geretoucheerd met ingekleurde epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58789
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2010
Vel nr: 26
UVA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 1958
Object: Scharnier (deel); ijzer
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 23-11-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 307
Het voorwerp is overdekt met dikke en
harde aanslag.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd en is
onderhevig aan actieve corrosiewerking.
Het oppervlak is sterk aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
Het voorwerp is niet compleet, een
gedeelte ontbreekt.
Foto voor behandeling: 55353
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Het voorwerp heeft een
ontzoutingsbehandeling ondergaan
volgens de natriumsulfiet-methode.
Losse aanslag is verwijderd met de
airbrasive.
Het voorwerp is licht mechanisch
gereinigd.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 69024
Opmerking:
Opdrachtgever:
Volgvel met röntgenopnamenBijzonderheden:
AAC
Jaar:
2010
Vel nr: 14
UVA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 1958
Object: Mes; ijzer, been/hertshoorn
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 23-11-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 295
Het betreft een mes met beslagplaten op
het heft.
Het mes is overdekt met aanslag,
plaatselijk overdekt met harde aanslag.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd.
Het oppervlak is sterk aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
Fragmenten van het oppervlak
ontbreken.
In het geheel zijn breuken aanwezig.
Het voorwerp is niet compleet, het
lemmet ontbreekt grotendeels.
In het heft zijn vier klinknagels
aangebracht.
De beslagplaten zijn van hertshoorn of
been.
Foto voor behandeling: 55336
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Het mes heeft een
ontzoutingsbehandeling ondergaan
volgens de natriumsulfiet-methode.
Losse aanslag is verwijderd met de
airbrasive.
De breuken zijn gefixeerd met
cyanoacrylaat.
Het voorwerp is licht mechanisch
gereinigd.
Ter versteviging is het metaal onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
De beslagplaten zijn geïmpregneerd met
PVAc.
Het oppervlak van het metaal is
behandeld met microwas.
Foto na behandeling: 69004
Opmerking:
Opdrachtgever:
2 Volgvellen waarvan 1 met röntgenopnamenBijzonderheden:
AAC
UVA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 1958
Object: Mes; ijzer, been/hertshoornVindplaats/herkomstJaar:
2010AAC
14.2Velnr.
Keerzijde van het mes voor en na
behandeling.
Foto's
55337
69005
Jaar:
2009
Vel nr: 123
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 1978
Object: Bel; koperlegering, ijzer
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 390
De bel is overdekt met aanslag, de
binnenkant is gevuld met dikke aanslag.
De details zijn niet zichtbaar.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd,
aangetast door bronsrot.
In het geheel zijn gaten ontstaan.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
Het voorwerp is niet compleet, meerdere
fragmenten ontbreken.
In de bel is een ijzeren klepel aanwezig.
Foto voor behandeling: 55480
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Losse aanslag is verwijderd met de
airbrasive.
De bel is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Enkele ontbrekende fragmenten zijn ter
versteviging aangevuld met ingekleurd
polyester.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58368
Opmerking:
Opdrachtgever:
2 Volgvellen waarvan één met röntgenopnamenBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 1978
Object: Bel; koperlegering, ijzerVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
123.1Velnr.
Röntgenopnamen van de bel voor
behandeling.
Foto's
073
074
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 1978
Object: Bel; koperlegering, ijzerVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
123.2Velnr.
Bovenaanzicht van de bel voor en na
behandeling.
Foto's
55481
58370
Jaar:
2009
Vel nr: 72
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 1997
Object: Lepel; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 338
De lepel is overdekt met aanslag.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd,
aangetast door bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Aan het oppervlak bevinden zich
corrosiebultjes.
Het oppervlak is plaatselijk verpoederd.
Fragmenten van de lepelbak en de punt
van de steel ontbreken.
De steel is vervormd.
Foto voor behandeling: 55397
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De lepel is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58263
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 106
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 4138
Object: Fibula; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 373
De fibula is overdekt met aanslag.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd.
Er zijn aanwijzingen voor bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
Het voorwerp is niet compleet, de veer
met de naald en een deel van de
naaldhouder ontbreken.
Foto voor behandeling: 55459
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De fibula is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58340
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 290
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 2032
Object: Vingerring met gem; koperleg., steen
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 764
De ring is overdekt met aanslag,
plaatselijk overdekt met dikke aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Er zijn aanwijzingen voor bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Fragmenten van het oppervlak ontbreken.
In het geheel zijn breuken aanwezig.
Het voorwerp is versierd met een blauwe
steen met de afbeelding van een dolfijn.
Foto voor behandeling: 57414
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De breuken zijn gefixeerd met
cyanoacrylaat.
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
De ring is ter stabilisering van bronsrot
behandeld in benzotriazol onder vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Van de afbeelding in de steen is een
afvorming gemaakt in siliconenrubber.
Foto na behandeling: 58607
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 2032
Object: Vingerring met gem; koperleg., steenVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
290.1Velnr.
Bovenaanzicht van de ring voor en na
behandeling.
Detailopname van de steen na
behandeling.
Foto's
57415
58608
58609
Jaar:
2009
Vel nr: 131
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 2053
Object: Fibula; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 399
De fibula is overdekt met aanslag,
plaatselijk overdekt met dikke aanslag.
De details zijn niet zichtbaar.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Er zijn aanwijzingen voor bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Enkele fragmenten van het oppervlak
ontbreken.
Een fragment van de rand ontbreekt.
Het voorwerp is voorzien van versiering.
Foto voor behandeling: 55507
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De fibula is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58383
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 2053
Object: Fibula; koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
131.1Velnr.
Bovenaanzicht van de fibula na
behandeling.
Foto
58384
Jaar:
2009
Vel nr: 121
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 2059
Object: Kettingschakels 2x, ring; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 388
De voorwerpen zijn overdekt met harde
aanslag.
De ring is overdekt met dikke aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Fragmenten van het oppervlak ontbreken.
De ring is vervormd.
De ring is niet compleet, een gedeelte
ontbreekt.
Foto voor behandeling: 55478
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Losse aanslag is verwijderd met de
airbrasive.
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
De voorwerpen zijn ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58365
Opmerking:
Opdrachtgever:
Volgvel met röntgenopnameBijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 225
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 2073
Object: Beugel van fibula; koperleg., tin/lood
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 699
De beugel is overdekt met aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Aan het oppervlak bevinden zich
corrosiebultjes.
Een deel van de beugel ontbreekt.
De beugel is voorzien van versiering.
De beugel is vertind met een legering van
tin en lood.
Foto voor behandeling: 57334
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De beugel is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58519
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 182
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 2103
Object: Sierknop; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 451
De sierknop is overdekt met aanslag,
plaatselijk overdekt met dikke aanslag.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd,
aangetast door bronsrot.
Het oppervlak is sterk aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
Fragmenten van het oppervlak ontbreken.
Het voorwerp is niet compleet, het
uiteinde van de pen en fragmenten van
de rand ontbreken.
Foto voor behandeling: 55599
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De sierknop is licht mechanisch
gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58463
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 2116
Object: Beslag/sierschijf; koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
278.1Velnr.
Röntgenopname van de schijf voor
behandeling.
Foto
007
Jaar:
2009
Vel nr: 132
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 2123
Object: Fibula; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 400
De fibula is overdekt met aanslag,
platselijk overdekt met harde aanslag.
De details zijn niet zichtbaar.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
In het geheel zijn breuken aanwezig.
Het voorwerp is niet compleet, de naald
en de naaldhouder ontbreken.
De fibula is voorzien van versiering.
Foto voor behandeling: 55508
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De breuken zijn gefixeerd met
cyanoacrylaat.
De fibula is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58385
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 143
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 2127
Object: Klinknagel; lood
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 411
De klinknagel is overdekt met aanslag.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd,
aangetast door loodpest.
Het oppervlak is sterk aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
Het oppervlak is plaatselijk verpoederd.
Fragmenten van het oppervlak ontbreken.
In het geheel zijn breuken aanwezig, ook
openstaande breuken.
Foto voor behandeling: 55540
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De klinknagel is licht mechanisch
gereinigd.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58407
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 180
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 2129
Object: Sierknop; koperlegering, lood/tin
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 449
De sierknop is overdekt met aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
In de pen van de sierknop is een gat
aangebracht.
Het voorwerp is ingelegd met lood/tin.
Foto voor behandeling: 55597
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De sierknop is licht mechanisch
gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58461
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 125
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 2135
Object: Beslag; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 392
Het beslag is overdekt met aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het voorwerp is voorzien van versiering.
Foto voor behandeling: 55484
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Het beslag is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58373
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 129
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 2158
Object: Fibula; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 396
De fibula is overdekt met dikke aanslag.
De details zijn niet zichtbaar.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd,
aangetast door bronsrot.
Het oppervlak is sterk aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
Het oppervlak is platselijk verpoederd.
In het geheel zijn breuken aanwezig.
Het voorwerp is niet compleet, de punt
van de naald ontbreekt.
Foto voor behandeling: 55503
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De breuken zijn gefixeerd met
cyanoacrylaat.
Losse aanslag is verwijderd met de
airbrasive.
De fibula is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58379
Opmerking:
Opdrachtgever:
Volgvel met röntgenopnameBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 2158
Object: Fibula; koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
129.1Velnr.
Röntgenopname van de fibula voor
behandeling.
Onderaanzicht van de fibula na
behandeling.
Foto's
077
58380
Jaar:
2009
Vel nr: 216
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 2214
Object: Mesheft (paarden- of ezelshoofd); koperleg
.
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 439
Het mesheft is overdekt met aanslag,
plaatselijk overdekt met harde aanslag.
Niet alle details zijn zichtbaar.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd, sterk
aangetast door bronsrot.
Het oppervlak is sterk aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
Het oppervlak is gedeeltelijk verpoederd.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
Er is nog een ijzeren fragment van het
mes bewaard gebleven.
Foto voor behandeling: 55574
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
Het heft is ter stabilisering van bronsrot
behandeld in benzotriazol onder vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Ontbrekende fragmenten van het
oppervlak zijn aangevuld met ingekleurd
polyester.
Het voorwerp is plaatselijk
geretoucheerd met ingekleurde epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 59231
Opmerking:
Opdrachtgever:
2 Volgvellen waarvan één met röntgenopnameBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 2214
Object: Mesheft (paarden- of ezelshoofd); koperleg.Vindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
216.1Velnr.
Keerzijde van het heft voor en na
behandeling.
Foto's
55575
59232
Jaar:
2009
Vel nr: 171
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 2236
Object: Vingerring met gem; ijzer
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 440
De ring is overdekt met dikke en harde
aanslag.
De details zijn niet zichtbaar.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
De ring is voorzien van een blauwe steen
met de afbeelding van een dolfijn (met
daarop een menselijk figuur?).
Foto voor behandeling: 55576
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
Ter versteviging is de ring onder lichte
verwarming geïmpregneerd met epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Van de gem is een afdruk gemaakt in
siliconenrubber.
Foto na behandeling: 58443
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 2236
Object: Vingerring met gem; ijzerVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
171.1Velnr.
Bovenaanzicht van de ring voor en na
behandeling.
Foto's
55577
58444
Jaar:
2009
Vel nr: 298
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 2344
Object: Beslag; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 24-09-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 777
Het beslag is overdekt met lichte aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is licht aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
In een gat is een nietprop aanwezig.
Foto voor behandeling: 57436
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De breuk is gefixeerd met cyanoacrylaat.
Het beslag is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het fragment is ter versteviging
aangevuld met ingekleurd polyester.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 59216
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 184
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 2376
Object: Hengsel; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 453
Het hengsel is overdekt met aanslag.
Enkele details zijn niet zichtbaar.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het voorwerp is voorzien van versiering.
Foto voor behandeling: 55601
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
Het hengsel is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58466
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 2376
Object: Hengsel; koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
184.1Velnr.
Keerzijde van het voorwerp voor en na
behandeling.
Foto's
55602
58467
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 2398
Object: Hoofd (van beeld); koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
100.1Velnr.
Zijaanzicht van het hoofd voor en na
behandeling.
Achteraanzicht na behandeling.
Foto's
55447
58322
58324
Jaar:
2009
Vel nr: 100
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 2398
Object: Hoofd (van beeld); koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 367
De buste is overdekt met dikke en harde
aanslag.
De details zijn niet zichtbaar.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd,
aangetast door bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
In de rechterzijkant van het hoofd is een
gat ontstaan. Het hoofd is bij de hals
afgebroken, hier is een grillig breukvlak
ontstaan. Mogelijk is het beeld door
grote hitte verloren gegaan.
De gietmassa in het hoofd is nog
aanwezig.
Foto voor behandeling: 55448
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Losse aanslag is verwijderd met de
airbrasive.
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
Het hoofd is ter stabilisering van bronsrot
behandeld in benzotriazol onder vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58323
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 244
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 2409
Object: Ring; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 718
De ring is overdekt met aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Foto voor behandeling: 57357
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De ring is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58544
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2010
Vel nr: 36
UVA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 2462
Object: Schijf met rond gat; ijzer
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 23-11-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 772
De schijf is overdekt met aanslag.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd en is
onderhevig aan actieve corrosiewerking.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
In het geheel zijn breuken aanwezig.
Het voorwerp is niet compleet, een
gedeelte ontbreekt.
Foto voor behandeling: 57431
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De schijf heeft een
ontzoutingsbehandeling ondergaan
volgens de natriumsulfiet-methode.
Losse aanslag is verwijderd met de
airbrasive.
De breuken zijn gefixeerd met
cyanoacrylaat.
Het voorwerp is licht mechanisch
gereinigd.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 69046
Opmerking:
Opdrachtgever:
Volgvel met röntgenopnameBijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 140
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 2642
Object: Hanger; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 408
De hanger is overdekt met aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het voorwerp is niet compleet, een
fragment van het oog ontbreekt.
Het voorwerp is voorzien van versiering.
Foto voor behandeling: 55518
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De hanger is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58403
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 77
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 2643
Object: Spatel of oorlepel; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 343
De spatel is overdekt met aanslag,
plaatselijk overdekt met harde aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het voorwerp is plaatselijk vervormd.
Het voorwerp is niet compleet, het
uiteinde ontbreekt.
Het voorwerp is voorzien van versiering.
Foto voor behandeling: 55403
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De spatel is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58270
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 282
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 2718
Object: Beslag/sierschijf; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer
Het beslag is overdekt met aanslag
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is licht aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
Enkele fragmenten van de rand
ontbreken.
Het voorwerp heeft aan de achterkant
twee tegenover elkaar liggende ogen en
twee tegenover elkaar liggende nieten.
In het voorwerp is een gat aangebracht,
dit gat zit niet in het midden van de schijf.
Het voorwerp is versierd met draaicirkels.
Foto voor behandeling: 57400
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Het beslag is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58588
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 2718
Object: Beslag/sierschijf; koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
282.1Velnr.
Keerzijde van het beslag voor en na
behandeling.
Foto's
57401
58589
Jaar:
2009
Vel nr: 308
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 2730
Object: Sleutelgreep; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 02-12-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 202
De sleutelgreep is overdekt met lichte
aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het voorwerp is voorzien van een
opengewerkte versiering.
Foto voor behandeling: 53323
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
De sleutelgreep is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 59403
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 227
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 2740
Object: Fibula; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 701
De fibula is overdekt met aanslag,
plaatselijk overdekt met harde aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is licht aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
De naald is vervormd en er ontbreekt een
fragment waardoor hij erg zwak is.
In het geheel zijn enkele breuken
aanwezig.
Een fragment van de beugel ontbreekt.
Foto voor behandeling: 57336
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De vervorming van de naald is
gecorrigeerd.
De zwakke plek is aangevuld met
ingekleurd polyester.
De breuken zijn gefixeerd met
cyanoacrylaat.
De fibula is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58521
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 304
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 2775
Object: Vingerring met gem; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 02-12-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 198
De ring is plaatselijk overdekt met lichte
aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Enkele fragmenten van de scheen
ontbreken.
Het voorwerp is ingelegd met een
halfedelsteen.
De steen is sterk aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Een fragment van de facetrand ontbreekt.
De oorspronkelijke gravering in de steen
is overschreven door twee grove streken
van een graveerschijf.
Foto voor behandeling: 53313
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De steen is gereinigd met alcohol.
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
De ring is ter stabilisering van bronsrot
behandeld in benzotriazol onder vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
De ontbrekende fragmenten van de
scheen zijn aangevuld met ingekleurd
polyester.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Van de gravering is geen afdruk gemaakt
in verband met het fragiele oppervlak van
de steen.
Foto na behandeling: 59392
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 2775
Object: Vingerring met gem; koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
304.1Velnr.
Bovenaanzicht van de ring voor en na
behandeling.
Foto's
53312
59391
Jaar:
2009
Vel nr: 236
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 2789
Object: Fibula; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 710
De fibula is overdekt met lichte aanslag.
Het materiaal is licht gecorrodeerd.
Het oppervlak is licht aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
De fibula is voorzien van versiering.
Foto voor behandeling: 57349
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De fibula is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58532
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 2789
Object: Fibula; koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
236.1Velnr.
Bovenaanzicht van de fibula na
behandeling.
Foto
58533
Jaar:
2009
Vel nr: 221
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 2791-dupl.
Object: Fragment van fibula; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 695
Het fragment is overdekt met harde
aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het fragment van het scharnier en een
deel van de beugel is voorzien van
versiering.
Foto voor behandeling: 57329
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Het fragment is licht mechanisch
gereinigd.
Het fragment is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58514
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 228
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 2795
Object: Fibula; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 702
Het deel van de fibula is overdekt met
aanslag, plaatselijk overdekt met dikke
aanslag.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd,
aangetast door bronsrot.
Het oppervlak is sterk aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
Het oppervlak is plaatselijk verpoederd.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
De naaldhouder en de naald ontbreken.
Foto voor behandeling: 57337
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Het deel is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58522
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 261
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 2796
Object: Fibula; koperlegering, tin/lood
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 735
De fibula is overdekt met harde aanslag.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd,
aangetast door bronsrot.
Het oppervlak is sterk aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
De fibula is niet compleet, de naald en
een fragment van de beugel en de
naaldhouder ontbreken.
Het voorwerp is voorzien van een
oppervlaktelaag bestaande uit tin en lood,
enkele fragmenten zijn bewaard gebleven.
Foto voor behandeling: 57376
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De fibula is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58564
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 242
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 2799
Object: Ring; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 716
De ring is overdekt met harde aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Foto voor behandeling: 57355
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De ring is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58542
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 2800
Object: Beslag; koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
253.1Velnr.
Röntgenopname van het beslag voor
behandeling
Foto
055
Jaar:
2009
Vel nr: 286
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 2823
Object: Hoekbeslag; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 760
Het beslag is overdekt met aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Enkele fragmenten van de rand
ontbreken.
Het voorwerp is plaatselijk vervormd.
Het voorwerp heeft aan de binnenkant
diverse lood/tinproppen.
Foto voor behandeling: 57406
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Het beslag is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58596
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 82
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 2825
Object: Vingerring; tin
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 348
De ring is overdekt met lichte aanslag.
Het materiaal is licht gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
In het geheel zijn enkele recente
beschadigingen aanwezig.
Het voorwerp is sterk vervormd.
De steen ontbreekt.
Foto voor behandeling: 55410
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De vervormingen zijn niet gecorrigeerd.
De ring is te massief en te sterk
vervormd, hij zou vermoedelijk breken.
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58278
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 2825
Object: Vingerring; tinVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
82.1Velnr.
Bovenaanzicht van de ring voor en na
behandeling.
Foto's
55411
58279
Jaar:
2009
Vel nr: 232
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 2903
Object: Fibula; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 706
De fibula is overdekt met aanslag.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd,
aangetast door bronsrot.
Het oppervlak is sterk aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
Het oppervlak is plaatselijk verpoederd.
Fragmenten van het oppervlak ontbreken.
De fibula is niet compleet, een gedeelte
van de naald en de naaldhouder
ontbreken.
Foto voor behandeling: 57343
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De fibula is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58526
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 234
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 2906
Object: Fibula; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 708
De fibula is overdekt met aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is sterk aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
Fragmenten van het oppervlak ontbreken.
De fibula is niet compleet, de naald en
fragmenten van de veer en de
naaldhouder ontbreken.
Foto voor behandeling: 57345
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De fibula is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58528
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 246
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 2915
Object: Pen met oog; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 720
Het voorwerp is overdekt met aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het voorwerp is vervormd.
Foto voor behandeling: 57359
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Het voorwerp is licht mechanisch
gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58547
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 226
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 2916
Object: Beugel van fibula; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 700
De beugel is overdekt met lichte aanslag.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd, sterk
aangetast door bronsrot.
Het oppervlak is sterk aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
Het oppervlak is plaatselijk verpoederd.
Het oppervlak laat los, delen ervan
ontbreken.
De beugel is versierd met groeven.
Foto voor behandeling: 57335
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Los oppervlak is gefixeerd met
cyanoacrylaat.
De beugel is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58520
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 238
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 2922
Object: Fibula; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 712
De fibula is overdekt met dikke aanslag.
De details zijn niet zichtbaar.
Het materiaal is gecorrodeerd, aangetast
door bronsrot.
Het oppervlak is sterk aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
Fragmenten van het oppervlak ontbreken.
De fibula is niet compleet, de naald en de
naaldhouder ontbreken.
Foto voor behandeling: 57351
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De fibula is mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58537
Opmerking:
Opdrachtgever:
Volgvel met röntgenopnameBijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 307
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 2923
Object: Sleutelring; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 02-12-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 201
De sleutelring is overdekt met harde
aanslag.
Het materiaal is licht gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
De sleutelring is versierd.
Foto voor behandeling: 53320
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
De ringsleutel is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het voorwerp is plaatselijk
geretoucheerd met ingekleurde epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 59401
Opmerking:
Opdrachtgever:
2 Volgvellen waarvan één met röntgenopnamenBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 2923
Object: Sleutelring; koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
307.1Velnr.
Keerzijde van de sleutelring voor en na
behandeling.
Foto's
53321
59402
Jaar:
2009
Vel nr: 243
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 2924
Object: Ring; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 717
De ring is overdekt met lichte aanslag.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd,
aangetast door bronsrot.
Het oppervlak is sterk aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
Het oppervlak is plaatselijk verpoederd.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
Foto voor behandeling: 57356
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De ring is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58543
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 119
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 2955
Object: Kraal; zilver
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 386
De kraal is overdekt met harde aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
In het geheel zijn breuken aanwezig.
Het voorwerp is niet compleet, een
gedeelte ontbreekt.
Mogelijk is dit voorwerp een vingerring
geweest die is omgevormd tot kraal.
Foto voor behandeling: 55476
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De kraal is licht mechanisch gereinigd.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58363
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 2984
Object: Fibula; koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
61.1Velnr.
Keerzijde van de fibula voor en na
behandeling.
Foto's
55380
58246
Jaar:
2009
Vel nr: 204
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 3005
Object: Deksel (van kan); koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 473
De deksel is plaatselijk overdekt met
lichte aanslag.
Het materiaal is licht gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het oog is licht vervormd.
De deksel is voorzien van een opstaande
duimrust.
Foto voor behandeling: 55631
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
De deksel is ter stabilisering van bronsrot
behandeld in benzotriazol onder vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58497
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 3005
Object: Deksel (van kan); koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
204.1Velnr.
Keerzijde van de deksel voor en na
behandeling.
Opname schuin van boven na
behandeling.
Foto's
55632
58498
59420
Jaar:
2009
Vel nr: 186
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 3034
Object: Rinkelbel; tin
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 455
De rinkelbel is overdekt met lichte
aanslag.
Het materiaal is licht gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het voorwerp is sterk vervormd.
Foto voor behandeling: 55605
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De rinkelbel is licht mechanisch
gereinigd.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58470
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2010
Vel nr: 29
UVA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 3149
Object: Hamer; ijzer
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 23-11-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 311
De hamer is overdekt met dikke en harde
aanslag.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd en is
onderhevig aan actieve corrosiewerking.
Het materiaal is plaatselijk
holgecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
In het geheel zijn breuken aanwezig.
Er zijn mogelijk houtresten in de schacht
bewaard gebleven.
Foto voor behandeling: 55357
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Het voorwerp heeft een
ontzoutingsbehandeling ondergaan
volgens de natriumsulfiet-methode.
Losse aanslag is verwijderd met de
airbrasive.
De breuken zijn gefixeerd met
cyanoacrylaat.
Het voorwerp is licht mechanisch
gereinigd.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 69029
Opmerking:
Opdrachtgever:
Volgvel met röntgenopnamenBijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 206
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 3198
Object: Beslag; koperlegering, lood/tin
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 475
Het beslag is overdekt met aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Er zijn aanwijzingen voor bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Fragmenten van het oppervlak ontbreken.
Een fragment van een hoek ontbreekt.
Het voorwerp is voorzien van een
oppervlaktelaag uit lood/tin.
Het voorwerp is opengewerkt in een
meanderpatroon.
Foto voor behandeling: 55635
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
Het beslag is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58501
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 3198
Object: Beslag; koperlegering, lood/tinVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
206.1Velnr.
Keerzijde van het beslag voor en na
behandeling.
Aan de keerzijde bevinden zich twee
nieten aan een zijde.
Aan de tegenover liggende zijde is het
beslag omgebogen.
Foto's
55636
58502
Jaar:
2009
Vel nr: 174
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 3229
Object: Sierknop; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 443
De sierknop is overdekt met aanslag, de
binnenkant is geheel gevuld met aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd, aangetast
door bronsrot.
Het oppervlak is sterk aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
Het oppervlak is plaatselijk verpoederd.
Het voorwerp is plaatselijk vervormd.
In de punt in het midden van de sierniet
is een koperen kern zichtbaar.
De stift aan de onderzijde ontbreekt
grotendeels.
Foto voor behandeling: 55582
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De sierknop is licht mechanisch
gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58449
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 337
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 3232
Object: Fibula (swastika); koperlegering, tin
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 507
De fibula is plaatselijk overdekt met
harde aanslag.
Het materiaal is licht gecorrodeerd.
Het oppervlak is licht aangetast,
plaatselijk zijn er putjes ontstaan.
De stift door de veer is holgecorrodeerd
en gebroken.
De veer zit los.
De bovenkant van de fibula is vertind (tin
met lood).
Foto voor behandeling: 55677
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De losse veer is op zijn plaats gefixeerd
met cyanoacrylaat.
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
De fibula is ter stabilisering van bronsrot
behandeld in benzotriazol onder vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 59457
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 142
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 3233
Object: Spijker met bolle kop; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 410
De spijker is overdekt met lichte aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Fragmenten van het oppervlak ontbreken.
Foto voor behandeling: 55537
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De spijker is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58406
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2010
Vel nr: 27
UVA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 3234
Object: Lanspunt; ijzer
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 23-11-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 309
De delen van het voorwerp zijn overdekt
met aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Fragmenten van het oppervlak ontbreken.
Het voorwerp is gebroken in drie delen.
Het voorwerp is niet compleet, grote
delen ontbreken.
Foto voor behandeling: 55355
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Het voorwerp heeft een
ontzoutingsbehandeling ondergaan
volgens de natriumsulfiet-methode.
Losse aanslag is verwijderd met de
airbrasive.
De losse delen zijn op hun plaats
teruggezet en puntsgewijs gefixeerd met
cyanoacrylaat.
Het voorwerp is licht mechanisch
gereinigd.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Het voorwerp is ter versteviging
plaatselijk aangevuld met ingekleurd
polyester.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 69027
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 144
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 3251
Object: Beslag; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 412
Het beslag is overdekt met aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is licht aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
Het voorwerp is vervormd.
Het voorwerp is niet compleet, een deel
ontbreekt.
Het beslag heeft aan de achterzijde een
lip met een gat.
Foto voor behandeling: 55542
Opmerking: achterzijde van het voorwerp
Onderzoek / behandeling:
Het beslag is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Dit beslag heeft zeer waarschijnlijk één
geheel gevormd met het beslagdeel met
vondstnummer 4124 (linker- en
rechterhelft).
Foto na behandeling: 58408
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 328
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 3253
Object: Handvat (voor strigilis); koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 498
Het betreft vermoedelijk een handvat
waarmee een aantal strigili werden
gedragen.
Het voorwerp is plaatselijk overdekt met
aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Er zijn aanwijzingen voor bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
Het voorwerp is plaatselijk vervormd,
hier is ook een scheur ontstaan.
Foto voor behandeling: 55667
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De vervorming is zoveel mogelijk
gecorrigeerd.
Het voorwerp is licht mechanisch
gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 59447
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 151
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 3276
Object: Spijker met bolle kop; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 419
De spijker is overdekt met lichte aanslag.
Het materiaal is licht gecorrodeerd.
Het oppervlak is licht aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
Foto voor behandeling: 55551
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De spijker is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58416
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 128
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 3282
Object: Fibula; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 395
De fibula is plaatselijk overdekt met
aanslag.
Het materiaal is licht gecorrodeerd.
Het oppervlak is licht aangetast.
Het voorwerp is voorzien van een
puntversiering.
Foto voor behandeling: 55502
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De versiering is licht mechanisch
gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58377
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 3282
Object: Fibula; koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
128.1Velnr.
Bovenaanzicht van de fibula na
behandeling.
Foto
58378
Jaar:
2009
Vel nr: 196
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 3287
Object: Knop; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 465
De knop is plaatselijk overdekt met
aanslag.
Het materiaal is licht gecorrodeerd.
Het oppervlak is licht aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
Foto voor behandeling: 55621
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De knop is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58484
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 210
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 3288
Object: Randbeslag; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 479
Het beslag is overdekt met aanslag.
Het materiaal is licht gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het voorwerp is plaatselijk vervormd.
Foto voor behandeling: 55644
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Het beslag is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58506
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 3289
Object: Pen; koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
205.1Velnr.
Keerzijde en zijaanzicht na behandeling.
In het uiteinde van het verende deel zijn
drie putjes aangebracht.
Foto's
59418
59417
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 3289
Object: Pen; koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
205.2Velnr.
Detailopname van de kop voor en na
behandeling.
Foto's
55634
58500
Jaar:
2009
Vel nr: 167
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 3290
Object: Schederandbeslag; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 435
Het beslag is overdekt met lichte aanslag.
Het materiaal is licht gecorrodeerd.
Het oppervlak is licht aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
Het voorwerp is vervormd en plaatselijk
ingescheurd.
Foto voor behandeling: 55570
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Het beslag is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58438
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 64
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 3300
Object: Fibula; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 330
De fibula is plaatselijk overdekt met
aanslag.
Het materiaal is licht gecorrodeerd.
Het oppervlak is licht aangetast,
plaatselijk zijn er putjes ontstaan.
Foto voor behandeling: 55383
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
De fibula is ter stabilisering van bronsrot
behandeld in benzotriazol onder vacuüm.
Het oppervlak is gereinigd met de
airbrasive.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58249
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 3300
Object: Fibula; koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
64.1Velnr.
Keerzijde van de fibula voor en na
behandeling.
Foto's
55384
58250
Jaar:
2009
Vel nr: 114
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 3344
Object: Fibula; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 381
De fibula is overdekt met aanslag.
Het materiaal is licht gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het voorwerp is voorzien van versiering.
Foto voor behandeling: 55469
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
De fibula is ter stabilisering van bronsrot
behandeld in benzotriazol onder vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58351
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 3344
Object: Fibula; koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
114.1Velnr.
Bovenaanzicht van de fibula voor en na
behandeling.
Keerzijde na behandeling.
Foto's
55470
58352
58353
Jaar:
2009
Vel nr: 169
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 3378
Object: Bodemfragment; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 437
Het betreft een bodemfragment van
vaatwerk met verdiepte draairingen.
Het fragment is overdekt met harde
aanslag.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd,
aangetast door bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Aan het oppervlak bevinden zich
corrosiebultjes.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
Het fragment is plaatselijk vervormd.
Foto voor behandeling: 55572
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Het fragment is licht mechanisch
gereinigd.
Het fragment is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58441
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 203
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 3403
Object: Hengsel (dolfijnen); koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 472
Het hengsel is overdekt met aanslag.
De details zijn moeilijk zichtbaar.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Fragmenten van het oppervlak ontbreken.
In een oog van het hengsel is een ijzeren
fragment aanwezig.
Het hengsel heeft de vorm van twee
dolfijnen.
Foto voor behandeling: 55629
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
Het hengsel is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Het voorwerp is plaatselijk
geretoucheerd met ingekleurde epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58494
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 3403
Object: Hengsel (dolfijnen); koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
203.1Velnr.
Keerzijde van het hengsel voor en na
behandeling.
Foto's
55630
58495
Jaar:
2009
Vel nr: 202
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 3415
Object: Beslag; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 471
Het beslag is overdekt met aanslag.
Niet alle details zijn zichtbaar.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Er zijn aanwijzingen voor bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Fragmenten van het oppervlak ontbreken.
Het voorwerp bestaat uit vier peltatekens.
Het voorwerp is in het midden voorzien
van een kapje dat door middel van een
pen is bevestigd.
Aan de keerzijde heeft het beslag vier
nieten.
Foto voor behandeling: 55627
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
Het beslag is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Het oppervlak is gereinigd met de
airbrasive.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 59253
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 3415
Object: Beslag; koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
202.1Velnr.
Keerzijde van het beslag voor en na
behandeling.
Foto's
55628
59255
Jaar:
2009
Vel nr: 94
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 3435
Object: Bel met klepel; koperlegering, ijzer
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 361
De bel is overdekt met harde aanslag, de
binnenkant is gevuld met dikke en harde
ijzercorrosie.
De klepel is niet zichtbaar.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het patina laat los.
In het geheel zijn breuken aanwezig.
Het oog is plaatselijk uitgesleten.
Foto voor behandeling: 55437
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De breuken zijn gefixeerd met
cyanoacrylaat.
Losse aanslag is verwijderd met de
airbrasive.
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair, de klepel is
vrijgeprepareerd.
De bel is ter stabilisering van bronsrot
behandeld in benzotriazol onder vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
De bel is plaatselijk aangevuld met
ingekleurd polyester.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58302
Opmerking:
Opdrachtgever:
Volgvel met röntgenopnameBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 3435
Object: Bel met klepel; koperlegering, ijzerVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
94.1Velnr.
Röntgenopname van de bel voor
behandeling.
Binnenzijde van de bel na behandeling.
Foto's
071
58304
Jaar:
2009
Vel nr: 136
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 3458
Object: Fibula; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 404
De fibula is overdekt met aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Enkele fragmenten van het oppervlak
ontbreken.
De fibula is voorzien van puntversiering.
Foto voor behandeling: 55514
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De fibula is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58395
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 3458
Object: Fibula; koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
136.1Velnr.
Bovenaanzicht van de fibula na
behandeling.
Foto
58397
Jaar:
2009
Vel nr: 113
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 3480
Object: Fibula; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 380
De fibula is plaatselijk overdekt met
aanslag.
Het materiaal is licht gecorrodeerd.
Het oppervlak is licht aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
Het voorwerp is voorzien van een
puntversiering.
De naald is vervormd.
De naald eindigt in een oogje, een
fragment hiervan ontbreekt.
Foto voor behandeling: 55467
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
De fibula is ter stabilisering van bronsrot
behandeld in benzotriazol onder vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58348
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 3480
Object: Fibula; koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
113.1Velnr.
Keerzijde van de fibula voor en na
behandeling.
Bovenaanzicht na behandeling.
Foto's
55468
58349
58350
Jaar:
2009
Vel nr: 84
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 3486
Object: Fibula; koperlegering, email
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 350
De fibula is plaatselijk overdekt met
aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Er zijn aanwijzingen voor bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
De fibula is ingelegd met email.
Het email is sterk aangetast, er zijn
breuken ontstaan en fragmenten
ontbreken.
Foto voor behandeling: 55414
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
De fibula is ter stabilisering van bronsrot
behandeld in benzotriazol onder vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58282
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 3486
Object: Fibula; koperlegering, emailVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
84.1Velnr.
Bovenaanzicht van de fibula voor en na
behandeling.
Foto's
55415
58283
Jaar:
2009
Vel nr: 93
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 3536
Object: Hanger met ring; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 359
De hanger is overdekt met aanslag,
plaatselijk overdekt met harde aanslag.
Enkele details zijn niet zichtbaar.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Bewegende delen zijn vastgecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Aan het oppervlak bevinden zich
plaatselijk corrosiebultjes.
In het geheel zijn breuken aanwezig.
Enkele fragmenten van het voorwerp
ontbreken.
Het voorwerp is voorzien van een
opengewerkte versiering.
Foto voor behandeling: 55432
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De breuken zijn gefixeerd met
cyanoacrylaat.
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
Vastgecorrodeerde delen zijn weer
bewegend gemaakt.
De hanger is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
De ontbrekende fragmenten zijn
aangevuld met ingekleurd polyester.
Het voorwerp is plaatselijk
geretoucheerd met ingekleurde epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58300
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 3536
Object: Hanger met ring; koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
93.1Velnr.
Keerzijde van de hanger voor en na
behandeling.
Foto's
55433
58301
Jaar:
2009
Vel nr: 56
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 3543
Object: Sleutelgreep; koperlegering, ijzer
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 322
Het betreft een opengewerkte greep van
koperlegering met daarin een gedeelte
van de ijzeren steel van een sleutel.
De sleutelgreep is overdekt met dikke en
harde aanslag, plaatselijk overdekt met
harde ijzercorrosie.
De details zijn niet zichtbaar.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Er zijn aanwijzingen voor bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Enkele fragmenten van het oppervlak
ontbreken.
Door de corrosiewerking van het ijzer
wordt de greep uit elkaar gedrukt en is er
een openstaande breuk ontstaan.
Foto voor behandeling: 55372
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Losse aanslag is verwijderd met de
airbrasive.
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair, details zijn
vrijgeprepareerd.
De greep is ter stabilisering van bronsrot
behandeld in benzotriazol onder vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58237
Opmerking:
Opdrachtgever:
Volgvel met röntgenopnameBijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 315
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 3626
Object: Gewicht; lood, tin
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 485
Het gewicht is plaatselijk overdekt met
aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
Aan de bovenzijde van het gewicht zijn
vier driehoeken ingelegd met tin.
Foto voor behandeling: 55651
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Het gewicht is licht mechanisch
gereinigd.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Het gewicht is 99,87 gram.
Foto na behandeling: 59424
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 317
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 3634
Object: Gewicht; lood
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 487
Het gewicht is plaatselijk overdekt met
harde aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd, aangetast
door loodpest.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
Het gewicht heeft de vorm van een
schietlood.
Foto voor behandeling: 55653
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Het gewicht is licht mechanisch
gereinigd.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Het gewicht is 83,76 gram.
Foto na behandeling: 59427
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 306
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 3643
Object: Hanger (lunula); koperlegering, email
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 02-12-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 200
De hanger is overdekt met aanslag.
De details zijn niet duidelijk zichtbaar.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het voorwerp is ingelegd met email.
Het email is sterk aangetast en versuikerd.
In het email zijn breuken ontstaan en
fragmenten ervan ontbreken.
De keerzijde van de hanger is hol.
Foto voor behandeling: 53318
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
De hanger is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 59397
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 122
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 6345
Object: Fibula; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 389
De fibula is plaatselijk overdekt met
aanslag.
Het materiaal is licht gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het voorwerp is niet compleet, de naald
en een fragment van de naaldhouder
ontbreken.
Het voorwerp is voorzien van
puntversiering.
Foto voor behandeling: 55479
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De versiering is licht mechanisch
gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58366
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 6345
Object: Fibula; koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
122.1Velnr.
Bovenaanzicht van de fibula na
behandeling.
Foto
58367
Jaar:
2009
Vel nr: 124
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 3680
Object: Lepel; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 391
De lepel is overdekt met aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd, aangetast
door bronsrot.
Het materiaal is zeer broos.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
Het voorwerp is vervormd.
Fragmenten van de lepelbak ontbreken.
Het voorwerp is voorzien van een steel
met ornamenten.
Foto voor behandeling: 55482
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De vervormingen zijn zoveel mogelijk
gecorrigeerd.
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
De lepel is ter stabilisering van bronsrot
behandeld in benzotriazol onder vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Ontbrekende fragmenten van de lepelbak
zijn aangevuld met ingekleurd polyester.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 59244
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 3680
Object: Lepel; koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
124.1Velnr.
Zijaanzicht van de lepel voor en na
behandeling.
Foto's
55483
59246
Jaar:
2009
Vel nr: 212
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 3693
Object: Sleutelring; lood (model?)
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 481
De sleutelring is plaatselijk overdekt met
lichte aanslag.
Het materiaal is licht gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het oppervlak is beschadigd.
Het voorwerp is sterk vervormd.
Het voorwerp is plaatselijk ingescheurd.
Foto voor behandeling: 55646
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De sleutelring is licht mechanisch
gereinigd.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58508
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 152
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 3801
Object: Fibula; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 420
De fibula is overdekt met aanslag.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd,
aangetast door bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het oppervlak is plaatselijk verpoederd.
Fragmenten van het oppervlak ontbreken.
Het voorwerp is gebroken in twee delen.
Het voorwerp is niet compleet, de
naaldhouder ontbreekt.
De fibula is voorzien van versiering.
Foto voor behandeling: 55552
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De losse delen zijn op hun plaats
teruggezet en puntsgewijs gefixeerd met
cyanoacrylaat.
De fibula is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het voorwerp is plaatselijk aangevuld
met ingekleurd polyester.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58417
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 3801
Object: Fibula; koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
152.1Velnr.
Bovenaanzicht van de fibula na
behandeling.
Foto
59252
Jaar:
2009
Vel nr: 109
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 3806
Object: Beslagplaat van gesp; koperleg., verguld
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 376
Het beslag is overdekt met aanslag.
De details zijn niet duidelijk zichtbaar.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd,
aangetast door bronsrot.
Het oppervlak is sterk aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
Het oppervlak is plaatselijk verpoederd.
Fragmenten van het oppervlak ontbreken.
De gespbeugel en een deel van de doorn
ontbreken.
In het beslag zijn vijf klinknagels
aanwezig.
Rond de middelste klinknagel zijn
fragmenten van vergulding aanwezig.
Tusen de beslagplaten zijn leerresten
bewaard gebleven.
Foto voor behandeling: 55462
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Het beslag is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Van het leer is een onbehandeld monster
bewaard.
Foto na behandeling: 58343
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 195
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 3811
Object: Ring; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 464
De ring is overdekt met lichte aanslag.
Het materiaal is licht gecorrodeerd.
Het oppervlak is licht aangetast,
plaatselijk zijn er putjes ontstaan.
Foto voor behandeling: 55620
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De ring is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58483
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 134
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 3838
Object: Fibula; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 402
De fibula is overdekt met lichte aanslag.
Het materiaal is licht gecorrodeerd.
Het oppervlak is licht aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
Enkele fragmenten van de beugel
ontbreken.
Het voorwerp is niet compleet, een deel
van de naald ontbreekt.
In het geheel zijn breuken aanwezig.
Het voorwerp is plaatselijk vervormd.
De fibula is voorzien van versiering.
Foto voor behandeling: 55510
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De vervorming is gecorrigeerd.
De breuken zijn gefixeerd met
cyanoacrylaat.
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
De fibula is ter stabilisering van bronsrot
behandeld in benzotriazol onder vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
De ontbrekende fragmenten van de fibula
zijn aangevuld met ingekleurd polyester.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 59249
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 3838
Object: Fibula; koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
134.1Velnr.
Bovenaanzicht van de fibula voor en na
behandeling.
Foto's
55511
59250
Jaar:
2009
Vel nr: 110
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 3858
Object: Fibula; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 377
De fibula is overdekt met aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het voorwerp is niet compleet, de veer
en de naald ontbreken.
Het voorwerp is voorzien van een
puntversiering.
Foto voor behandeling: 55464
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De fibula is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58344
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 3858
Object: Fibula; koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
110.1Velnr.
Bovenaanzicht van de fibula na
behandeling.
Foto's
58345
Jaar:
2009
Vel nr: 313
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 3938
Object: Schijf met gat (gewicht?); lood
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 483
Het gewicht is plaatselijk overdekt met
aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Er zijn aanwijzingen voor loodpest.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
Aan een zijde van de schijf zijn rechte
afdrukken zichtbaar.
Foto voor behandeling: 55648
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Het gewicht is licht mechanisch
gereinigd.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Het gewicht is 151,78 gram.
Foto na behandeling: 59422
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 168
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 3946
Object: Ring; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 436
De ring is overdekt met aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Foto voor behandeling: 55571
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De ring is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58439
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 3967
Object: Sokkel; koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
97.1Velnr.
Bovenaanzicht van de sokkel voor en na
behandeling.
Binnenkant van de sokkel na behandeling.
Bovenop de sokkel zijn voetafdrukken
van een staand figuur in de tinresten te
zien.
Foto's
55442
58309
58310
Jaar:
2009
Vel nr: 78
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 4013
Object: Hengseloog (attache); koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 344
Het hengseloog is overdekt met aanslag.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd.
Er zijn aanwijzingen voor bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
In het geheel zijn breuken aanwezig.
Op de achterzijde zijn soldeertinresten
aanwezig.
Foto voor behandeling: 55404
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De breuken zijn gefixeerd met
cyanoacrylaat.
Het hengseloog is licht mechanisch
gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58271
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 175
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 4033
Object: Beslag (lunula); koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 444
Het beslag is overdekt met aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Er zijn aanwijzingen voor bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Een fragment van de onderkant ontbreekt.
Foto voor behandeling: 55583
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Het beslag is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58451
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 118
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 4036
Object: Ring; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 385
De ring is overdekt met aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Fragmenten van het oppervlak ontbreken.
Foto voor behandeling: 55475
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De ring is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58362
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 192
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 4119
Object: Sierknop van hengsel (eikel); koperleg.
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 461
De sierknop is plaatselijk overdekt met
harde aanslag.
Het materiaal is licht gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
Foto voor behandeling: 55616
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De sierknop is licht mechanisch
gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58480
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 201
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 4124
Object: Beslag; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 470
Het beslag is overdekt met aanslag.
Het materiaal is licht gecorrodeerd.
Het oppervlak is licht aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
Het voorwerp is niet compleet, een deel
ontbreekt.
Het beslag is aan de achterzijde voorzien
van een lip met een gat.
Foto voor behandeling: 55626
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Het beslag is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Dit beslagdeel vormt zeer waarschijnlijk
één geheel met het beslagdeel met
vondstnummer 3251 (vel 144).
Foto na behandeling: 58491
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 106
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 4138
Object: Fibula; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 373
De fibula is overdekt met aanslag.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd.
Er zijn aanwijzingen voor bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
Het voorwerp is niet compleet, de veer
met de naald en een deel van de
naaldhouder ontbreken.
Foto voor behandeling: 55459
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De fibula is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58340
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 190
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 4141
Object: Leeuwenpoot; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 459
De leeuwenpoot is overdekt met aanslag,
plaatselijk overdekt met harde aanslag.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd,
aangetast door bronsrot.
Het oppervlak is sterk aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
Foto voor behandeling: 55612
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
De leeuwenpoot is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58477
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 4141
Object: Leeuwenpoot; koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
190.1Velnr.
Keerzijde van de leeuwenpoot voor en na
behandeling.
Foto's
55613
58478
Jaar:
2009
Vel nr: 104
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 4169
Object: Buste (beeld); koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 371
De buste is overdekt met aanslag.
De details zijn niet zichtbaar.
Het materiaal is gecorrodeerd, aangetast
door bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Aan het oppervlak bevinden zich
plaatselijk corrosiebultjes.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
Het oppervlak is plaatselijk verpoederd.
In het geheel zijn breuken aanwezig.
Foto voor behandeling: 55456
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De breuken zijn gefixeerd met
cyanoacrylaat.
Losse aanslag is verwijderd met de
airbrasive.
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
De buste is ter stabilisering van bronsrot
behandeld in benzotriazol onder vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58336
Opmerking:
Opdrachtgever:
2 VolgvellenBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 4169
Object: Buste (beeld); koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
104.1Velnr.
Keerzijde van het voorwerp voor en na
behandeling.
De buste is aan de achterzijde voorzien
van een pen.
Foto's
55457
58337
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 4169
Object: Buste (beeld); koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
104.2Velnr.
Zijaanzicht van de buste voor en na
behandeling.
Foto's
55455
58335
Jaar:
2009
Vel nr: 303
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 4176
Object: Knoop; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 02-12-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 197
De knoop is plaatselijk overdekt met
lichte aanslag.
Het materiaal is licht gecorrodeerd.
Het oppervlak is licht aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
Het voorwerp is voorzien van een reliëf
met een bloemmotief.
De knoop is aan de achterzijde voorzien
van een oog.
Foto voor behandeling: 53309
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
De knoop is ter stabilisering van bronsrot
behandeld in benzotriazol onder vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 59387
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 4176
Object: Knoop; koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
303.1Velnr.
Keerzijde van de knoop voor en na
behandeling.
Foto's
53310
59389
Jaar:
2009
Vel nr: 187
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 4178
Object: Paard met ruiter; lood/tin
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 456
Het betreft een voorwerp uit de Franse
tijd.
Het geheel is plaatselijk overdekt met
lichte aanslag.
Het materiaal is licht gecorrodeerd.
Het oppervlak is licht aangetast.
Rond het zadel zijn fragmenten van rode
verf bewaard gebleven.
Foto voor behandeling: 55606
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Het voorwerp is licht mechanisch
gereinigd.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72, vanwege de rode
verfresten niet onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58471
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 4178
Object: Paard met ruiter; lood/tinVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
187.1Velnr.
Keerzijde van het voorwerp na
behandeling.
Foto
58472
Jaar:
2009
Vel nr: 319
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 4211
Object: Gewicht; lood
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 489
Het gewicht is plaatselijk overdekt met
aanslag.
Op het gewicht bevindt zich plaatselijk
ijzercorrosie.
Het materiaal is gecorrodeerd, aangetast
door loodpest.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
In het gewicht zijn enkele diepe
indrukken aanwezig.
Foto voor behandeling: 55657
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Het gewicht is licht mechanisch
gereinigd.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Het gewicht is 132,33 gram.
Foto na behandeling: 59431
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
UVA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 4226
Object: Bootshaak; ijzerVindplaats/herkomstJaar:
2010AAC
12.1Velnr.
Keerzijde van de bootshaak voor en na
behandeling.
Foto's
53341
69000
Jaar:
2009
Vel nr: 325
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 4228
Object: Strookfragment, 3x; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 495
Het geheel is overdekt met lichte aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Er zijn aanwijzingen voor bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
De fragmenten zijn vervormd.
Foto voor behandeling: 55664
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De fragmenten zijn licht mechanisch
gereinigd.
De fragmenten zijn ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 59444
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2010
Vel nr: 24
UVA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 4238
Object: Bootshaak; ijzer
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 23-11-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 305
De bootshaak is overdekt met aanslag.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd en is
onderhevig aan actieve corrosiewerking.
Delen zijn van hun plaats gedrukt en er
zijn openstaande breuken ontstaan.
Het oppervlak is sterk aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
Het oppervlak laat laagsgewijs los en
fragmenten ervan ontbreken.
In het geheel zijn breuken aanwezig.
Het voorwerp is niet compleet, de punt
ontbreekt.
In de schacht zijn houtresten aanwezig.
Foto voor behandeling: 55350
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De bootshaak heeft een
ontzoutingsbehandeling ondergaan
volgens de natriumsulfiet-methode.
Losse aanslag is verwijderd met de
airbrasive.
De breuken zijn gefixeerd met
cyanoacrylaat.
Openstaande breuken zijn vullend
verlijmd met epoxy.
De aanslag is mechanisch verwijderd tot
aan het originele oppervlak.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Ontbrekende fragmenten van het
oppervlak zijn aangevuld met ingekleurd
polyester.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Van het hout uit de schacht is een
onbehandeld monster bewaard.
Foto na behandeling: 69021
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 87
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 4245
Object: Vingerring; koperlegering, email
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 353
De ring is overdekt met lichte aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd, aangetast
door bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
De scheen is gebroken en licht vervormd.
De ring is ingelegd met email.
In het email is een lopend paard
afgebeeld.
Het email is sterk aangetast, er zijn
breuken en putjes ontstaan.
Foto voor behandeling: 55420
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De breuken zijn gefixeerd met
cyanoacrylaat.
De vervorming is zoveel mogelijk
gecorrigeerd.
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
De ring is ter stabilisering van bronsrot
behandeld in benzotriazol onder vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
De ring is plaatselijk aangevuld met
ingekleurd polyester.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58288
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 4245
Object: Vingerring; koperlegering, emailVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
87.1Velnr.
Bovenaanzicht van de ring voor en na
behandeling.
Van de gem is een afdruk gemaakt van
siliconenrubber (positief).
Foto's
55421
58290
Jaar:
2009
Vel nr: 117
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 4276
Object: Ring; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 384
De ring is plaatselijk overdekt met lichte
aanslag.
Het materiaal is licht gecorrodeerd.
Het oppervlak is licht aangetast,
plaatselijk zijn er putjes ontstaan.
Foto voor behandeling: 55474
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De ring is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58361
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 299
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 4302
Object: Fibula (vogelfibula); koperleg., email
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 02-12-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 193
De fibula is overdekt met harde aanslag.
De versiering van email in de vleugels is
niet zichtbaar.
Het materiaal is licht gecorrodeerd.
Het oppervlak is licht aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
De ogen zijn versierd met email, in één
oog is het email verdwenen.
Foto voor behandeling: 53297
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
Na het verwijderen van de aanslag bleken
de vleugels en de staart ingelegd te zijn
met email.
De fibula is ter stabilisering van bronsrot
behandeld in benzotriazol onder vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling:
Opmerking:
Opdrachtgever:
2 VolgvellenBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 4302
Object: Fibula (vogelfibula); koperleg., emailVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
299.1Velnr.
Keerzijde van de fibula voor en na
behandeling.
Foto's
53298
59378
Jaar:
2009
Vel nr: 320
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 4349
Object: Gewicht; lood
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 490
Het gewicht is plaatselijk overdekt met
aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd, aangetast
door loodpest.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
Aan de bovenzijde van het gewicht
bevindt nog een rest van een ijzeren oog
of haak.
Foto voor behandeling: 55658
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Het gewicht is licht mechanisch
gereinigd.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Het gewicht is 326 gram.
Foto na behandeling: 59432
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 4349
Object: Gewicht; loodVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
320.1Velnr.
Zijaanzicht van het gewicht na
behandeling.
Het gewicht heeft een dubbelconische
vorm.
Foto
59434
Jaar:
2009
Vel nr: 185
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 4369
Object: Ring; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 454
De ring is overdekt met lichte aanslag.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd,
aangetast door bronsrot.
Het oppervlak is sterk aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
Foto voor behandeling: 55603
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De ring is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58468
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 115
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 4371
Object: Fibula; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 382
De fibula is overdekt met aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het voorwerp is voorzien van versiering.
De veer is gebroken.
Foto voor behandeling: 55471
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De veer is gefixeerd met cyanoacrylaat.
De fibula is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58355
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 4371
Object: Fibula; koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
115.1Velnr.
Bovenaanzicht van de fibula voor en na
behandeling.
Keerzijde na behandeling.
Foto's
55472
58358
58356
Jaar:
2009
Vel nr: 311
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 4393
Object: Schrijfstift (stilus); koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 02-12-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 205
De schrijfstift is plaatselijk overdekt met
lichte aanslag.
Het materiaal is licht gecorrodeerd.
Het oppervlak is licht aangetast.
Het voorwerp is voorzien van versiering.
Foto voor behandeling: 53334
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
De schrijfstift is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 59412
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 4393
Object: Schrijfstift (stilus); koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
311.1Velnr.
Detailopname van de versiering voor en
na behandeling.
Foto's
53335
59413
Jaar:
2009
Vel nr: 57
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 4450
Object: Hengsel; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 323
Het hengsel is overdekt met aanslag.
De details zijn moeilijk zichtbaar.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Er zijn aanwijzingen voor bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Enkele fragmenten van het oppervlak
ontbreken.
Het voorwerp is niet compleet, een
fragment van een uiteinde ontbreekt.
Foto voor behandeling: 55374
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Het hengsel is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58239
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 133
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 4552
Object: Fibula; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 401
De fibula is overdekt met aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
In het geheel zijn breuken aanwezig.
De naaldhouder is vervormd en een
fragment ervan ontbreekt.
Het voorwerp is niet compleet, een deel
van de veer en de naald ontbreekt.
Het voorwerp is voorzien van versiering.
Foto voor behandeling: 55509
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De fibula is licht mechanisch gereinigd.
De vervorming in de naaldhouder is
gecorrigeerd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het ontbrekende fragment van de
naaldhouder is ter versteviging aangevuld
met ingekleurd polyester.
Het voorwerp is plaatselijk
geretoucheerd met ingekleurde epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 59248
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 4552
Object: Fibula; koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
133.1Velnr.
Bovenaanzicht van de fibula na
behandeling.
Foto
58387
Jaar:
2009
Vel nr: 300
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 4591
Object: Fibula (vogelfibula); koperlegering, email
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 02-12-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 194
De fibula is plaatselijk overdekt met
lichte aanslag.
Het materiaal is licht gecorrodeerd.
Het oppervlak is licht aangetast.
Het voorwerp is voorzien van een
oudtijdse reparatie:
Een oog van het scharnier is afgebroken,
de stift is met tinsoldeer vastgesoldeerd.
De naald is zeer waarschijnlijk secundair.
Het oog is ingelegd met email.
Foto voor behandeling: 53302
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
De fibula is ter stabilisering van bronsrot
behandeld in benzotriazol onder vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 59381
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 4591
Object: Fibula (vogelfibula); koperlegering, emailVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
300.1Velnr.
Keerzijde van de fibula voor en na
behandeling.
Foto's
53303
59382
Jaar:
2009
Vel nr: 90
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 4592
Object: Beslag; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 356
Het beslag is plaatselijk overdekt met
aanslag.
Het materiaal is licht gecorrodeerd.
Het oppervlak is licht aangetast.
Het voorwerp is voorzien van een
opengewerkte versiering.
Foto voor behandeling: 55425
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
Het beslag is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58293
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 4592
Object: Beslag; koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
90.1Velnr.
Keerzijde van het beslag voor en na
behandeling.
De keerzijde is voorzien van twee
doorboorde lippen.
Foto's
55426
58294
Jaar:
2009
Vel nr: 70
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 4604
Object: Lepel; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 336
De lepel is plaatselijk overdekt met
aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Foto voor behandeling: 55393
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
De lepel is ter stabilisering van bronsrot
behandeld in benzotriazol onder vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58259
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 4604
Object: Lepel; koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
70.1Velnr.
Keerzijde van de lepel voor en na
behandeling.
Foto's
55394
58260
Jaar:
2009
Vel nr: 145
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 4630
Object: Schijf; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 413
Het betreft een bolle schijf (als een
fietsbel).
De schijf is overdekt met dikke en harde
aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Er zijn aanwijzingen voor bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
In het midden van het voorwerp is een
afgerond vierkant gat aangebracht.
Foto voor behandeling: 55544
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Losse aanslag is verwijderd met de
airbrasive.
De schijf is ter stabilisering van bronsrot
behandeld in benzotriazol onder vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58409
Opmerking:
Opdrachtgever:
Volgvel met röntgenopnameBijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 179
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 4706
Object: Teugelgeleider; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 448
De teugelgeleider is overdekt met
aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd, plaatselijk
aangetast door bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Enkele fragmenten van het oppervlak
ontbreken.
Het voorwerp is niet compleet, de pen en
enkele fragmenten van de rand ontbreken.
De teugelgeleider is aan een zijde
uitgesleten door het gebruik.
Foto voor behandeling: 55595
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
De teugelgeleider is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58458
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 4706
Object: Teugelgeleider; koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
179.1Velnr.
Onderaanzicht van de teugelgeleider
voor en na behandeling.
Foto's
55596
58460
Jaar:
2009
Vel nr: 75
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 4731
Object: Sleutelgreep; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 341
De greep is overdekt met harde aanslag.
Het materiaal is licht gecorrodeerd.
Het oppervlak is licht aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
Foto voor behandeling: 55401
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
De greep is ter stabilisering van bronsrot
behandeld in benzotriazol onder vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58268
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 301
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 4774
Object: Fibula (sandaalfibula); koperleg., email
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 02-12-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 195
De fibula is overdekt met aanslag.
De kleuren van het email zijn niet goed
zichtbaar.
Het materiaal is licht gecorrodeerd.
Het oppervlak is licht aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
Het voorwerp is ingelegd met email.
De naaldhouder is versierd met ribbels.
Foto voor behandeling: 53304
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
De fibula is ter stabilisering van bronsrot
behandeld in benzotriazol onder vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 59383
Opmerking:
Opdrachtgever:
2 VolgvellenBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 4774
Object: Fibula (sandaalfibula); koperleg., emailVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
301.1Velnr.
Bovenaanzicht van de fibula voor en na
behandeling.
Foto's
53305
59384
Jaar:
2009
Vel nr: 213
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 4834
Object: Sleutel; lood/tin (model?)
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 482
De sleutel is overdekt met harde aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Er zijn aanwijzingen voor lood/tinpest.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Aan het oppervlak bevinden zich
plaatselijk corrosiebultjes.
Fragmenten van het oppervlak ontbreken.
In het geheel zijn breuken aanwezig.
Het voorwerp is niet compleet, de baard
ontbreekt.
Foto voor behandeling: 55647
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De sleutel is licht mechanisch gereinigd.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58509
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 83
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 4836
Object: Fibula (radfibula); koperleg., email
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 349
De fibula is overdekt met lichte aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Aan het oppervlak bevinden zich
corrosiebultjes.
Het materiaal is erg dun, enkele
fragmenten ervan ontbreken.
De fibula is opengewerkt en heeft een
verhoogd plateau.
Het voorwerp is ingelegd met email.
In het email zijn breuken ontstaan en
fragmenten ervan ontbreken.
Enkele vakjes zijn leeg.
De naald is vervormd.
Foto voor behandeling: 55412
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
De naald is gecorrigeerd.
De fibula is ter stabilisering van bronsrot
behandeld in benzotriazol onder vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Ontbrekende fragmenten van het
materiaal en het email zijn aangevuld
met ingekleurd polyester.
Het voorwerp is plaatselijk
geretoucheerd met ingekleurde epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 59237
Opmerking:
Opdrachtgever:
2 VolgvellenBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 4836
Object: Fibula (radfibula); koperleg., emailVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
83.1Velnr.
Keerzijde van de fibula voor en na
behandeling.
Foto's
55413
59240
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 4836
Object: Fibula (radfibula); koperleg., emailVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
83.2Velnr.
Detailopnamen van het midden van de
fibula na behandeling.
In het midden is het zijaanzicht van een
hoofd te zien. Het gezicht is naar links
gericht.
Foto's
59239
59236
Jaar:
2009
Vel nr: 148
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 4842
Object: Rinkelbel; tin
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 416
De rinkelbel is overdekt met aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het voorwerp is sterk vervormd.
In het voorwerp zijn enkele openstaande
breuken en een gat aanwezig.
Op de rinkelbel is een goudpatina
aanwezig.
Foto voor behandeling: 55548
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De rinkelbel is licht mechanisch
gereinigd.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58413
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 137
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 4851
Object: Fibula; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 405
De fibula is overdekt met aanslag.
Het materiaal is licht gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het voorwerp is niet compleet, de naald
ontbreekt.
De veer is licht vervormd.
Foto voor behandeling: 55515
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De fibula is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58398
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 4851
Object: Fibula; koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
137.1Velnr.
Onderaanzicht van de fibula na
behandeling.
Foto
58399
Jaar:
2009
Vel nr: 159
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 4905-dupl.
Object: Sierknop; koperlegering, lood/tin
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 427
De sierknop is overdekt met aanslag,
plaatselijk overdekt met dikke en harde
aanslag.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd,
aangetast door bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Fragmenten van het oppervlak ontbreken.
Het voorwerp is niet compleet, een deel
van de stift ontbreekt.
Het voorwerp is ingelegd met lood/tin.
Foto voor behandeling: 55559
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De sierknop is licht mechanisch
gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58426
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 312
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 4911
Object: Hengsel (van kist), 2x; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 25-01-2008
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 208
De hengsels zijn overdekt met harde
aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is licht aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
Op het oppervlak zijn oudtijdse
bewerkingssporen zichtbaar.
De hengsels zijn voorzien van
beslagplaten en splitpennen.
Bij één greep ontbreken een splitpen en
een beslagplaat.
Bij de andere greep zijn de beslagplaten
licht vervormd.
De voorwerpen zijn voorzien van een
opengewerkte versiering.
Foto voor behandeling: 53345
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De aanslag is zover nodig mechanisch
verwijderd onder het binoculair.
De hengsels zijn ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 59414
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 4911
Object: Hengsel (van kist), 2x; koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
312.1Velnr.
Keerzijde van de hengsels voor en na
behandeling.
Foto's
53346
59415
Jaar:
2009
Vel nr: 149
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 4913
Object: Ring; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 417
De ring is overdekt met aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd, aangetast
door bronsrot.
Het oppervlak is plaatselijk verpoederd.
Fragmenten van het oppervlak ontbreken.
Foto voor behandeling: 55549
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De ring is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58414
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 99
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 4917
Object: Buste (beeld); koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 366
De buste is overdekt met harde aanslag,
plaatselijk overdekt met dikke aanslag.
De details zijn niet zichtbaar.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd,
aangetast door bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
Aan de achterkant is een bevestigingspen
aanwezig.
Foto voor behandeling: 55446
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Los oppervlak is gefixeerd met
cyanoacrylaat.
Losse aanslag is verwijderd met de
airbrasive.
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
De buste is ter stabilisering van bronsrot
behandeld in benzotriazol onder vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58317
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 4917
Object: Buste (beeld); koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
99.1Velnr.
Zijaanzicht van de buste voor en na
behandeling.
Achteraanzicht na behandeling.
Foto's
55445
58316
58319
Jaar:
2009
Vel nr: 326
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 4918
Object: Beslag; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 496
Het beslag is overdekt met lichte aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Er zijn aanwijzingen voor bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
In het voorwerp zijn gaten ontstaan.
Verschillende fragmenten van het beslag
ontbreken.
Het beslag is versierd met concentrische
cirkels.
Foto voor behandeling: 55665
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Het beslag is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 59445
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 59
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 4919
Object: Greep en fragment; koperlegering, ijzer
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 325
Het betreft de greep van een spatel met
facetten uit koperlegering en een
versmolten fragment.
Het geheel is overdekt met harde aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd, aangetast
door bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Fragmenten van het oppervlak ontbreken.
Op het oppervlak van de greep zijn
oudtijdse bewerkingssporen zichtbaar.
De ijzeren spatel is afgebroken, een
gedeelte zit nog in de greep.
Het fragment is onherkenbaar versmolten.
Foto voor behandeling: 55376
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Losse aanslag is verwijderd met de
airbrasive.
De voorwerpen zijn licht mechanisch
gereinigd.
De voorwerpen zijn ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58242
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 74
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 5201
Object: Zegeldoos; koperlegering, email
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 340
De zegeldoos is overdekt met harde
aanslag.
De details zijn niet zichtbaar.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Er zijn aanwijzingen voor bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het voorwerp is ingelegd met email.
In het email zijn breuken ontstaan en
fragmenten ontbreken.
Foto voor behandeling: 55399
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
De zegeldoos is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Ontbrekende fragmenten van het
oppervlak zijn aangevuld met ingekleurd
polyester.
Het voorwerp is plaatselijk
geretoucheerd met ingekleurde epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58265
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 5201
Object: Zegeldoos; koperlegering, emailVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
74.1Velnr.
Keerzijde van de zegeldoos voor en na
behandeling.
Zijaanzicht na behandeling.
Op het zijaanzicht is zichtbaar dat één
zijde een ronde welving heeft, zoals de
rug van een boek.
Foto's
55400
58266
58867
Jaar:
2009
Vel nr: 153
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 5254
Object: Ring, 2x; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 421
De smalle ring is mogelijk een vingerring.
De ringen zijn plaatselijk overdekt met
lichte aanslag.
Het materiaal is licht gecorrodeerd.
Het oppervlak is licht aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
Foto voor behandeling: 55553
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De ringen zijn licht mechanisch gereinigd.
De voorwerpen zijn ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58418
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 215
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 5298
Object: Schijffibula; koperlegering, tin
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 397
De fibula is overdekt met aanslag,
plaatselijk overdekt met dikke en harde
aanslag.
Niet alle details zijn zichtbaar.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd.
Er zijn aanwijzingen voor bronsrot.
Het oppervlak is sterk aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
In het geheel zijn breuken aanwezig, ook
openstaande breuken.
Het voorwerp is vervormd, het materiaal
wordt plaatselijk omhoog gedrukt en de
veer is scheef.
De naald en de naaldhouder zijn
gebroken in twee delen.
De fibula is aan de bovenzijde vertind.
Foto voor behandeling: 55504
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De losse delen zijn op hun plaats
teruggezet en puntsgewijs gefixeerd met
cyanoacrylaat.
De breuken zijn gefixeerd met
cyanoacrylaat.
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
De fibula is ter stabilisering van bronsrot
behandeld in benzotriazol onder vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Ontbrekende fragmenten van het
oppervlak en openstaande breuken zijn
aangevuld met ingekleurd polyester.
Het voorwerp is plaatselijk
geretoucheerd met ingekleurde epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 59234
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 5298
Object: Schijffibula; koperlegering, tinVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
215.1Velnr.
Keerzijde van de fibula voor en na
behandeling.
Foto's
55505
59235
Jaar:
2009
Vel nr: 98
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 5319-dupl.
Object: Buste (beeld); koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 365
De buste is overdekt met dikke en harde
aanslag.
De details zijn niet zichtbaar.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd,
aangetast door bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
De achterzijde is plaatselijk overdekt met
een harde aanslag die op slak van
gesmolten brons lijkt.
Foto voor behandeling: 55444
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Los oppervlak is gefixeerd met
cyanoacrylaat.
Losse aanslag is verwijderd met de
airbrasive.
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
De aanslag aan de achterzijde is niet
verwijderd.
De buste is ter stabilisering van bronsrot
behandeld in benzotriazol onder vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58313
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 5319-dupl.
Object: Buste (beeld); koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
98.1Velnr.
Keerzijde van de buste voor en na
behandeling.
Zijaanzicht na behandeling.
Foto's
55443
58312
58314
Jaar:
2009
Vel nr: 302
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 5335
Object: Gesp (ringgesp); koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 02-12-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 196
De gesp is overdekt met aanslag.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd,
aangetast door bronsrot.
Het oppervlak is sterk aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
Enkele fragmenten van het oppervlak
ontbreken.
Enkele fragmenten van de naald
ontbreken.
Foto voor behandeling: 53307
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
De gesp is ter stabilisering van bronsrot
behandeld in benzotriazol onder vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
De ontbrekende fragmenten van de naald
zijn aangevuld met ingekleurd polyester.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 59395
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 176
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 5341
Object: Beslag; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 445
Het beslag is overdekt met aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Fragmenten van het oppervlak ontbreken.
Het beslag is gebroken in vier delen.
De beslagdelen zijn sterk vervormd en er
zijn breuken aanwezig.
Het beslag is niet compleet, diverse delen
ontbreken.
Aan de achterzijde bevindt zich nog een
van de nieten.
Foto voor behandeling: 55591
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De vervormingen zijn zoveel mogelijk
gecorrigeerd.
De losse delen zijn op hun plaats
teruggezet en puntsgewijs gefixeerd met
cyanoacrylaat.
De breuken zijn gefixeerd met
cyanoacrylaat.
Het beslag is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Enkele ontbrekende fragmenten zijn ter
versteviging aangevuld met ingekleurd
polyester.
Het voorwerp is plaatselijk
geretoucheerd met ingekleurde epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58452
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 327
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 5356
Object: Rand (van bord); koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 497
De rand is overdekt met aanslag.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd,
aangetast door bronsrot.
Er zijn aanwijzingen voor bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
In het voorwerp zijn scheuren en gaten
ontstaan.
Het voorwerp is vervormd.
Foto voor behandeling: 55666
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De rand is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 59446
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 161
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 5358
Object: Sierknop; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 429
De sierknop is overdekt met aanslag,
plaatselijk overdekt met harde aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Enkele fragmenten van het oppervlak
ontbreken.
Foto voor behandeling: 55562
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De sierknop is licht mechanisch
gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58429
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2010
Vel nr: 30
UVA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 5376
Object: Strook met spijker; ijzer
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 23-11-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 30
De strook en de spijker zijn overdekt met
aanslag, plaatselijk overdekt met harde
aanslag.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd en is
onderhevig aan actieve corrosiewerking.
Het oppervlak is sterk aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
Het oppervlak laat laagsgewijs los en
fragmenten ervan ontbreken.
In het geheel zijn breuken aanwezig.
De voorwerpen zijn niet compleet, de
uiteinden van de strook ontbreken.
Enkele fragmenten van de spijker
ontbreken waardoor er zwakke punten
zijn ontstaan.
Foto voor behandeling: 55358
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De voorwerpen hebben een
ontzoutingsbehandeling ondergaan
volgens de natriumsulfiet-methode.
Losse aanslag is verwijderd met de
airbrasive.
De breuken zijn gefixeerd met
cyanoacrylaat.
De voorwerpen zijn licht mechanisch
gereinigd.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
De spijker is ter versteviging plaatselijk
aangevuld met ingekleurd polyester.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 69031
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 170
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 5378
Object: Klinknagel; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 438
De klinknagel is overdekt met aanslag,
plaatselijk overdekt harde aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het voorwerp is versierd met
concentrische cirkels.
Foto voor behandeling: 55573
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De klinknagel is licht mechanisch
gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58442
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 162
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 5395
Object: Beslag (schelpvormig); koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 430
Het beslag is overdekt met lichte aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd, plaatselijk
aangetast door bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Fragmenten van het oppervlak ontbreken.
Het voorwerp is plaatselijk beschadigd,
het materiaal is ingescheurd en vervormd.
Fragmenten van het beslag ontbreken.
Foto voor behandeling: 55563
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De vervormingen zijn zoveel mogelijk
gecorrigeerd.
De breuken zijn gefixeerd met
cyanoacrylaat.
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
Het beslag is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Ontbrekende fragmenten van het beslag
zijn aangevuld met ingekleurd polyester.
Het voorwerp is plaatselijk
geretoucheerd met ingekleurde paraloid.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58430
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 5395
Object: Beslag (schelpvormig); koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
162.1Velnr.
Keerzijde van het beslag voor en na
behandeling.
Foto's
55564
58431
Jaar:
2009
Vel nr: 163
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 5395
Object: Beslag; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 431
Het beslag is overdekt met aanslag,
plaatselijk overdekt met dikke en harde
aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Fragmenten van het oppervlak ontbreken.
In het oppervlak zijn enkele krassen
aanwezig.
Het voorwerp is plaatselijk licht
vervormd.
Enkele fragmenten van de rand ontbreken.
Foto voor behandeling: 55565
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Losse aanslag is verwijderd met de
airbrasive.
Het beslag is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58432
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 5395
Object: Beslag; koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
163.1Velnr.
Keerzijde van het beslag na behandeling.
Foto
58433
Jaar:
2009
Vel nr: 116
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 5397
Object: Fibula; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 383
De fibula is overdekt met aanslag.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd.
Er zijn aanwijzingen voor bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
De veer is gebroken.
Het voorwerp is vervormd.
Het voorwerp is niet compleet, een deel
van de naald en naaldhouder ontbreekt.
Foto voor behandeling: 55473
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De veer is gefixeerd met cyanoacrylaat.
De fibula is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58359
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 5397
Object: Fibula; koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
116.1Velnr.
Keerzijde van de fibula na behandeling.
Foto's
58360
Jaar:
2009
Vel nr: 197
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 5403
Object: Beslag (vulva); koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 466
Het beslag is overdekt met aanslag,
plaatselijk overdekt met dikke aanslag.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd.
Er zijn aanwijzingen voor bronsrot.
Het oppervlak is sterk aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
Het voorwerp is plaatselijk vervormd.
Enkele fragmenten van de rand ontbreken.
Aan de keerzijde is het beslag voorzien
van twee nieten.
Foto voor behandeling: 55622
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Het beslag is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58485
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 200
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 5406
Object: Armband; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 469
De armband is overdekt met aanslag.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd.
Er zijn aanwijzingen voor bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
Het voorwerp is vervormd.
Foto voor behandeling: 55625
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De armband is licht mechanisch
gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58489
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 58
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 5407
Object: Ring; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 324
De ring is plaatselijk overdekt met lichte
aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Er zijn aanwijzingen voor bronsrot.
Het oppervlak is sterk aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
Fragmenten van het oppervlak ontbreken.
Foto voor behandeling: 55375
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De ring is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58241
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 147
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 5586
Object: Deel van hengsel (dolfijn?); koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 415
Het hengsel is overdekt met aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Fragmenten van het oppervlak ontbreken.
Foto voor behandeling: 55547
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Het hengsel is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58412
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 63
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 5587
Object: Haarspeld; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 329
De haarspeld is plaatselijk overdekt met
lichte aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het oppervlak laat los, enkele fragmenten
ervan ontbreken.
Het voorwerp is vervormd.
Het voorwerp is niet compleet, de punt
ontbreekt.
Foto voor behandeling: 55382
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De haarspeld is licht mechanisch
gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58248
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 73
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 5590
Object: Armband; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 339
Het betreft een armband met knop, die
voor ongeveer de helft nog aanwezig is.
Het geheel is plaatselijk overdekt met
lichte aanslag.
Het materiaal is licht gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
In het uiteinde met het breukvlak is een
sleuf aanwezig.
Foto voor behandeling: 55398
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De armband is licht mechanisch
gereinigd.
De armband is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58264
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 305
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 5617
Object: Vingerring met steen; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 02-12-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 199
De ring is overdekt met lichte aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het voorwerp is niet compleet, de scheen
ontbreekt grotendeels.
Het voorwerp is voorzien van een ronde
blauwe halfedelsteen.
Foto voor behandeling: 53315
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De steen is gereinigd met alcohol.
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
De ring is ter stabilisering van bronsrot
behandeld in benzotriazol onder vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 59393
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
Jaar:
2010
Vel nr: 32
UVA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 5618
Object: Mes; ijzer
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 23-11-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 317
Het voorwerp is overdekt met aanslag.
De details zijn niet zichtbaar.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd en is
onderhevig aan actieve corrosiewerking.
Het oppervlak is sterk aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
Het oppervlak laat laagsgewijs los en
fragmenten ervan ontbreken.
Enkele fragmenten van het snijvlak
ontbreken.
Het mes is voorzien van een in één stuk
gesmede heftbeschermer.
In het heft zijn twee gaten voor een
klinknagel aangebracht.
Een deel van het heft ontbreekt.
Foto voor behandeling: 55364
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Het mes heeft een
ontzoutingsbehandeling ondergaan
volgens de natriumsulfiet-methode.
Losse aanslag is verwijderd met de
airbrasive.
Het voorwerp is licht mechanisch
gereinigd.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 69037
Opmerking:
Opdrachtgever:
Volgvel met röntgenopnameBijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 102
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 5620
Object: Beslag Medusa; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 369
Het beslag is overdekt met harde aanslag,
plaatselijk overdekt met dikke aanslag.
De details zijn niet zichtbaar.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd,
aangetast door bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
Diverse fragmenten van de rand
ontbreken.
Foto voor behandeling: 55451
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
Het beslag is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
De ontbrekende fragmenten van de rand
zijn aangevuld met ingekleurd polyester.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58330
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 5620
Object: Beslag Medusa; koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
102.1Velnr.
Keerzijde van het beslag voor en na
behandeling.
Foto's
55452
58331
Jaar:
2009
Vel nr: 107
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 5626
Object: Sierknop; koperlegering, lood/tin
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 374
De sierknop is overdekt met aanslag,
plaatselijk overdekt met dikke aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Er zijn aanwijzingen voor bronsrot.
Het lood/tin dat in de bovenzijde van de
knop is aangebracht is sterker
gecorrodeerd, het is aangetast door
lood/tinpest.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan. Enkele fragmenten van het
oppervlak ontbreken.
In het geheel zijn breuken aanwezig.
Een deel van de pen ontbreekt.
Foto voor behandeling: 55460
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De breuken zijn gefixeerd met
cyanoacrylaat.
De sierknop is licht mechanisch
gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58341
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 332
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 5629
Object: Fragment (vaatwerk), plaatje; koperleg.
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 502
Het geheel is overdekt met harde aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd, aangetast
door bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
Foto voor behandeling: 55672
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De fragmenten zijn licht mechanisch
gereinigd.
De fragmenten zijn ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 59452
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 310
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 5636
Object: Armband; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 02-12-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 204
De armband is overdekt met aanslag.
De details zijn niet zichtbaar.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd.
Er zijn aanwijzingen voor bronsrot.
Het oppervlak is sterk aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
De uiteinden zijn versierd met gestileerde
slangenkoppen.
Foto voor behandeling: 53331
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
De armband is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 59411
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 5636
Object: Armband; koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
310.1Velnr.
Bovenaanzicht van de armband voor en
na behandeling.
Foto's
53331
59410
Jaar:
2009
Vel nr: 334
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 5637
Object: Fragment; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 504
Het fragment is overdekt met harde
aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd, aangetast
door bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
Foto voor behandeling: 55674
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Het fragment is licht mechanisch
gereinigd.
Het fragment is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 59454
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 331
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 5640
Object: Randfragment (van vaatwerk); koperleg.
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 501
Het fragment is overdekt met harde
aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd, aangetast
door bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
Foto voor behandeling: 55671
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Het fragment is licht mechanisch
gereinigd.
Het fragment is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 59451
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 76
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 5642
Object: Sierknop; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 342
De sierknop is overdekt met harde
aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Er zijn aanwijzingen voor bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Aan het oppervlak bevinden zich enkele
corrosiebultjes.
Enkele fragmenten van het oppervlak
ontbreken.
Het voorwerp is voorzien van een
cirkelvormige versiering.
Foto voor behandeling: 55402
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De sierknop is licht mechanisch
gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
De sierknop is aan de achterzijde
voorzien van een pen met een
rechthoekig plaatje.
Foto na behandeling: 58269
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 126
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 5644-dupl.
Object: Heft van spatel; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 393
Het heft is overdekt met dikke aanslag,
plaatselijk overdekt met harde aanslag.
De details zijn niet zichtbaar.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Er zijn aanwijzingen voor bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Fragmenten van het oppervlak ontbreken.
Het voorwerp is voorzien van een
versiering en een vierkant uiteinde.
Een fragment van de ijzeren spatel is
bewaard gebleven.
Foto voor behandeling: 55485
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Losse aanslag is verwijderd met de
airbrasive.
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
Het heft is ter stabilisering van bronsrot
behandeld in benzotriazol onder vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58374
Opmerking:
Opdrachtgever:
2 Volgvellen waarvan één met röntgenopnamenBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 5644-dupl.
Object: Heft van spatel; koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
126.1Velnr.
Keerzijde van het voorwerp voor en na
behandeling.
Foto's
55486
58375
Jaar:
2009
Vel nr: 333
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 5649
Object: Fragment, 2x; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 503
Het geheel is overdekt met harde aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd, aangetast
door bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
Foto voor behandeling: 55673
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De fragmenten zijn licht mechanisch
gereinigd.
De fragmenten zijn ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 59453
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 150
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 5650
Object: Sleutelgreep; koperlegering, vertind
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 418
De greep is overdekt met aanslag,
plaatselijk overdekt met harde aanslag.
Niet alle details zijn zichtbaar.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
In het geheel zijn breuken aanwezig.
Het voorwerp is opengewerkt en vertind.
Foto voor behandeling: 55550
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De greep is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58415
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 335
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 5653
Object: Fragment, 3x; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 505
Het geheel is overdekt met harde aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd, aangetast
door bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
Foto voor behandeling: 55675
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De fragmenten zijn licht mechanisch
gereinigd.
De fragmenten zijn ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 59455
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 321
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 5664
Object: Gewicht; lood, koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 491
Het gewicht is overdekt met harde
aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd, aangetast
door loodpest.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
In de bovenzijde van het gewicht zijn
drie stroken koperlegering ingelegd.
Foto voor behandeling: 55659
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Het gewicht is licht mechanisch
gereinigd.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Het gewicht is 982 gram.
Foto na behandeling: 59433
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 5664
Object: Gewicht; lood, koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
321.1Velnr.
Onderaanzicht van het gewicht na
behandeling.
Aan de onderzijde van het gewicht is een
extra prop lood aangebracht, zeer
waarschijnlijk om het voorwerp op het
juiste gewicht te brengen.
Foto
59440
Jaar:
2009
Vel nr: 330
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 5671
Object: Fragment (van vaatwerk); koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 500
Het betreft een fragment van gegoten
(dikwandig) vaatwerk.
Het fragment is overdekt met aanslag,
plaatselijk overdekt met harde aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd, aangetast
door bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
Foto voor behandeling: 55670
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Het fragment is licht mechanisch
gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 59450
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
UVA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 5680
Object: Beslag met haak; ijzerVindplaats/herkomstJaar:
2010AAC
25.1Velnr.
Röntgenopnamen van de delen van het
voorwerp voor behandeling.
Boven- en zijaanzicht.
In een van de gaten bevindt zich
mogelijk nog een deel van een spijker,
hier bevindt zich een grote corrosiebult.
Foto's
106
107
Jaar:
2010
Vel nr: 25
UVA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 5680
Object: Beslag met haak; ijzer
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 23-11-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 306
De delen van het voorwerp zijn overdekt
met dikke aanslag, plaatselijk overdekt
met harde aanslag.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd en is
onderhevig aan actieve corrosiewerking.
Het materiaal is plaatselijk
holgecorrodeerd.
Het oppervlak sterk aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
Het oppervlak laat laagsgewijs los en
fragmenten ervan ontbreken.
In het geheel zijn breuken aanwezig.
Het voorwerp is gebroken in drie delen.
Het voorwerp is niet compleet, een
gedeelte ontbreekt.
In het voorwerp zijn zeven gaten
aangebracht.
Foto voor behandeling: 55352
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Het voorwerp heeft een
ontzoutingsbehandeling ondergaan
volgens de natriumsulfiet-methode.
Losse aanslag is verwijderd met de
airbrasive.
De breuken zijn gefixeerd met
cyanoacrylaat.
De losse delen zijn op hun plaats
teruggezet en puntsgewijs gefixeerd met
cyanoacrylaat.
Het voorwerp is licht mechanisch
gereinigd.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Het voorwerp is ter versteviging
plaatselijk aangevuld met ingekleurd
polyester.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 69023
Opmerking:
Opdrachtgever:
Volgvel met röntgenopnamenBijzonderheden:
AAC
Jaar:
2010
Vel nr: 21
UVA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 5682
Object: Ankerijzer; ijzer
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 23-11-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 302
Het ankerijzer is overdekt met aanslag,
plaatselijk overdekt met harde aanslag.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd en is
onderhevig aan actieve corrosiewerking.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het oppervlak laat laagsgewijs los en
fragmenten ervan ontbreken.
In het geheel zijn breuken aanwezig.
In het voorwerp zijn twee gaten
aangebracht.
Foto voor behandeling: 55345
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Het ankerijzer heeft een
ontzoutingsbehandeling ondergaan
volgens de natriumsulfiet-methode.
Losse aanslag is verwijderd met de
airbrasive.
De breuken zijn gefixeerd met
cyanoacrylaat.
De aanslag is mechanisch verwijderd tot
aan het originele oppervlak.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Ontbrekende fragmenten van het
oppervlak zijn aangevuld met ingekleurd
polyester.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 69014
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
Jaar:
2010
Vel nr: 23
UVA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 5685-dupl.
Object: Bootshaak; ijzer
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 23-11-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 304
De bootshaak is overdekt met aanslag.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd en is
onderhevig aan actieve corrosiewerking.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Enkele fragmenten van het oppervlak
ontbreken.
In het geheel zijn breuken aanwezig.
Een deel van de schacht ontbreekt.
In de schacht zijn houtresten aanwezig.
Foto voor behandeling: 55348
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De bootshaak heeft een
ontzoutingsbehandeling ondergaan
volgens de natriumsulfiet-methode.
Losse aanslag is verwijderd met de
airbrasive.
Het voorwerp is licht mechanisch
gereinigd.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Ontbrekende fragmenten van het
oppervlak zijn aangevuld met ingekleurd
polyester.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Van het hout uit de schacht is een
onbehandeld monster bewaard.
Foto na behandeling: 69018
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UVA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 5685-dupl.
Object: Bootshaak; ijzerVindplaats/herkomstJaar:
2010AAC
23.1Velnr.
Keerzijde van de bootshaak voor en na
behandeling.
Foto's
55349
69019
Jaar:
2009
Vel nr: 67
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 5710
Object: Ring; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 333
De ring is overdekt met harde aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Enkele fragmenten van het oppervlak
ontbreken.
Foto voor behandeling: 55387
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De ring is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58253
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 89
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 5714
Object: Fibula; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 355
De fibula is overdekt met aanslag,
plaatselijk overdekt met hardere aanslag.
Enkele details zijn niet zichtbaar.
Het materiaal is licht gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
De fibula is voorzien van versiering.
Foto voor behandeling: 55423
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
De fibula is ter stabilisering van bronsrot
behandeld in benzotriazol onder vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
De fibula is plaatselijk voorzien van een
oppervlaktelaag (XRF: zilver, tin, lood)
Foto na behandeling: 58291
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 5714
Object: Fibula; koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
89.1Velnr.
Bovenaanzicht van de fibula voor en na
behandeling.
Foto's
55424
58292
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 5728
Object: Vingerring met gem; koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
86.1Velnr.
Bovenaanzicht van de ring voor en na
behandeling.
Van de gem is een afdruk gemaakt van
siliconenrubber (positief).
Foto's
55419
58287
Jaar:
2009
Vel nr: 66
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 5733
Object: Fibula; koperlegering, verzilverd
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 332
Het geheel is overdekt met harde aanslag.
De details zijn niet zichtbaar.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd,
aangetast door bronsrot.
Het oppervlak is sterk aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
Aan het oppervlak bevinden zich
corrosiebultjes.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
In het geheel zijn openstaande breuken
aanwezig.
Het voorwerp is niet compleet, de naald
en enkele fragmenten ontbreken.
De fibula is verzilverd, enkele
fragmenten hiervan zijn bewaard
gebleven.
Foto voor behandeling: 55386
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De fibula is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58252
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 172
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 5738
Object: Sleutelring; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 441
De sleutelring is overdekt met dikke
aanslag, plaatselijk overdekt met harde
aanslag.
De details zijn niet zichtbaar.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd.
Er zijn aanwijzingen voor bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Fragmenten van het oppervlak ontbreken.
In het geheel zijn breuken aanwezig.
De sleutel is versierd.
Foto voor behandeling: 55578
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De breuken zijn gefixeerd met
cyanoacrylaat.
Losse aanslag is verwijderd met de
airbrasive.
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
De sleutelring is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Ontbrekende fragmenten van het
oppervlak zijn aangevuld met ingekleurd
polyester.
Het voorwerp is plaatselijk
geretoucheerd met ingekleurde epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58445
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 5738
Object: Sleutelring; koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
172.1Velnr.
Keerzijde van de sleutelring voor en na
behandeling.
Foto's
55579
58446
Jaar:
2009
Vel nr: 316
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 5738-dupl.
Object: Gewicht; lood
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 486
Het gewicht is plaatselijk overdekt met
aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd, aangetast
door loodpest.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
In de bovenzijde van het gewicht zijn
diverse indrukken zichtbaar.
Foto voor behandeling: 55652
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Het gewicht is licht mechanisch
gereinigd.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Het gewicht is 67,74 gram.
Foto na behandeling: 59426
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 323
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 5742
Object: Hoekbeslag; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 493
Het beslag is plaatselijk overdekt met
lichte aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd, aangetast
door bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
Fragmenten van het oppervlak ontbreken.
In het voorwerp zijn gaten ontstaan.
Verschillende fragmenten van het beslag
ontbreken.
Foto voor behandeling: 55662
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Het beslag is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 59441
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 156
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 5817-dupl.
Object: Heft of greep; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 424
Het voorwerp is overdekt met aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Er zijn aanwijzingen voor bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Fragmenten van het oppervlak ontbreken.
Het voorwerp is niet compleet, een
gedeelte ontbreekt.
Foto voor behandeling: 55556
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Het voorwerp is licht mechanisch
gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58421
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 91
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 5843-dupl.
Object: Fragment; goud
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 357
Het fragment is plaatselijk overdekt met
aanslag.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
In het geheel zijn breuken aanwezig.
Het fragment is sterk vervormd.
Het fragment is voorzien van versiering.
Foto voor behandeling: 55428
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De vervorming is zover mogelijk
gecorrigeerd.
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Mogelijk betreft het de zetting voor een
siersteen.
Foto na behandeling: 59242
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 5843-dupl.
Object: Fragment; goudVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
91.1Velnr.
Keerzijde van het fragment voor en na
behandeling.
Foto's
55429
59243
Jaar:
2009
Vel nr: 146
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 5934
Object: Standring van vaatwerk; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 414
Het betreft mogelijk de standring van een
kom of schaal.
De standring is overdekt met aanslag.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd,
aangetast door bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Aan het oppervlak bevinden zich enkele
corrosiebultjes.
Het grote fragment is een bodemfragment
met het centerpunt.
Het kleinste fragment op de foto is
aanslag, het fragment rechtsboven is een
schelp.
Foto voor behandeling: 55546
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De standring is licht mechanisch
gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58410
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 65
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 6030
Object: Spijker; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 331
De spijker is plaatselijk overdekt met
lichte aanslag.
Het materiaal is licht gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Enkele fragmenten van het oppervlak
ontbreken.
Foto voor behandeling: 55385
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De spijker is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58251
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 6071
Object: Vingerring met gem; koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
80.1Velnr.
Bovenaanzicht van ring voor en na
behandeling.
Van de gem is een afdruk gemaakt met
siliconenrubber (positief).
Foto's
55407
58275
Jaar:
2009
Vel nr: 111
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 6113
Object: Ring (vingerring?); koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 378
De ring is overdekt met dikke aanslag.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Foto voor behandeling: 55465
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De ring is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58346
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2010
Vel nr: 34
UVA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 6127-dupl.
Object: Lepelboor; ijzer
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 23-11-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 319
De delen van de lepelboor zijn overdekt
met dikke aanslag, plaatselijk overdekt
met harde aanslag.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd en is
onderhevig aan actieve corrosiewerking.
Delen zijn van hun plaats gedrukt en er
zijn openstaande breuken ontstaan.
Het oppervlak is sterk aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
Het oppervlak laat laagsgewijs los en
fragmenten ervan ontbreken.
In het geheel zijn breuken aanwezig.
Het voorwerp is gebroken in twee delen.
Het voorwerp is niet compleet, een
gedeelte in het midden ontbreekt.
Foto voor behandeling: 55367
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De lepelboor heeft een
ontzoutingsbehandeling ondergaan
volgens de natriumsulfiet-methode.
Losse aanslag is verwijderd met de
airbrasive.
De breuken zijn gefixeerd met
cyanoacrylaat.
De losse delen passen niet.
Openstaande breuken zijn vullend
verlijmd met epoxy.
De aanslag is mechanisch verwijderd tot
aan het originele oppervlak.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Ontbrekende fragmenten van het
oppervlak zijn aangevuld met ingekleurd
polyester.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 69041
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
Jaar:
2010
Vel nr: 33
UVA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 6131
Object: Mes; ijzer
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 23-11-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 318
Het mes is overdekt met dikke aanslag.
De details zijn niet zichtbaar.
Het materiaal is zeer sterk gecorrodeerd
en is onderhevig aan actieve
corrosiewerking.
Delen zijn van hun plaats gedrukt en er
zijn openstaande breuken ontstaan.
Het oppervlak is sterk aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
Het oppervlak laat laagsgewijs los en
fragmenten ervan ontbreken.
In het geheel zijn breuken aanwezig.
Het voorwerp is niet compleet, de punt
ontbreekt.
Het voorwerp is voorzien van een
gesmede en getordeerde greep.
Foto voor behandeling: 55365
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Het mes heeft een
ontzoutingsbehandeling ondergaan
volgens de natriumsulfiet-methode.
Losse aanslag is verwijderd met de
airbrasive.
De breuken zijn gefixeerd met
cyanoacrylaat.
Openstaande breuken zijn vullend
verlijmd met epoxy.
De aanslag is mechanisch verwijderd tot
aan het originele oppervlak.
De details zijn vrijgeprepareerd onder het
binoculair.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
De punt en ontbrekende fragmenten van
het oppervlak zijn aangevuld met
ingekleurd polyester.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 69038
Opmerking:
Opdrachtgever:
2 Volgvellen waarvan 1 met röntgenopnamenBijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 85
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 6134
Object: Armband; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 351
De armband is overdekt met aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd, aangetast
door bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
Het voorwerp is voorzien van een
versiering.
Het voorwerp is niet compleet, een
uiteinde ontbreekt.
Foto voor behandeling: 55416
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
De armband is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58284
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 6134
Object: Armband; koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
85.1Velnr.
Detailopname van het uiteinde van de
armband voor en na behandeling.
Foto's
55417
58285
Jaar:
2009
Vel nr: 92
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 6140
Object: Fibula (schijffibula); koperlegering, email
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 358
De fibula is overdekt met aanslag.
De details zijn niet duidelijk zichtbaar.
Het materiaal is gecorrodeerd, aangetast
door bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
De fibula is niet compleet, twee knoppen
en de naald ontbreken.
Het voorwerp is voorzien van versiering.
Het voorwerp is ingelegd met email.
Het email is sterk aangetast, er zijn
breuken ontstaan en enkele fragmenten
ontbreken.
Foto voor behandeling: 55430
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De breuken zijn gefixeerd met
cyanoacrylaat.
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
De fibula is ter stabilisering van bronsrot
behandeld in benzotriazol onder vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
De twee ontbrekende knoppen zijn
aangevuld met ingekleurd polyester.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58298
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 6140
Object: Fibula (schijffibula); koperlegering, emailVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
92.1Velnr.
Keerzijde van de fibula voor en na
behandeling.
Foto's
55431
58299
Jaar:
2010
Vel nr: 35
UVA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 6142
Object: Bijl; ijzer
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 23-11-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 320
Het voorwerp is overdekt met dikke en
harde aanslag.
Het materiaal is sterk gecorrodeerd en is
onderhevig aan actieve corrosiewerking.
Delen zijn van hun plaats gedrukt en er
zijn openstaande breuken ontstaan.
Het oppervlak is sterk aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
Het oppervlak laat laagsgewijs los en
fragmenten ervan ontbreken.
In het geheel zijn breuken aanwezig.
In de schacht zijn houtresten aanwezig,
deze zijn echter doordrongen met oxide.
Het bovenste deel van de steel is nog
aanwezig in de corrosieaanslag.
Foto voor behandeling: 55369
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De bijl heeft een ontzoutingsbehandeling
ondergaan volgens de natriumsulfiet-
methode.
Losse aanslag is verwijderd met de
airbrasive.
De breuken zijn gefixeerd met
cyanoacrylaat.
Openstaande breuken zijn vullend
verlijmd met epoxy.
De aanslag is mechanisch verwijderd tot
aan het originele oppervlak.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Ontbrekende fragmenten van het
oppervlak zijn aangevuld met ingekleurd
polyester.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 69043
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UVA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 6142
Object: Bijl; ijzerVindplaats/herkomstJaar:
2010AAC
35.1Velnr.
Keerzijde van de bijl voor en na
behandeling.
Foto's
55370
69044
Jaar:
2009
Vel nr: 62
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 6145
Object: Sierspijker (met bolle kop); koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 328
De sierspijker is gedeeltelijk overdekt
met aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
In het geheel zijn openstaande breuken
aanwezig.
Foto voor behandeling: 55381
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De sierspijker is licht mechanisch
gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58247
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 214
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 6239
Object: Kandelaar (kantharos); koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 360
De kandelaar is plaatselijk overdekt met
aanslag.
Het materiaal is licht gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
De rand is al eerder langs een draaicirkel
gebroken . De breuk is aan de buitenzijde
gesoldeerd met lood/tin. Het materiaal is
hier verkleurd. Het voorwerp is op
dezelfde plaats opnieuw gebroken.
De bovenrand is scheefgezakt en
samengedrukt. In de breukranden zijn
enkele scherpe vouwen onstaan.
Het materiaal is plaatselijk naar binnen
of naar buiten omgevouwen. De voet is
op meerdere plaatsen vervormd.
De oren van de kantharos zijn
verdwenen, de aanzetten zijn nog wel
bewaard gebleven.
Foto voor behandeling: 55434
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De vervormingen zijn zoveel mogelijk
gecorrigeerd, het materiaal is echter vrij
stug en stevig.
De rand is op zijn plaats teruggezet en
puntsgewijs gefixeerd met cyanoacrylaat.
De oudtijdse soldering is niet verwijderd,
er is een onbehandeld monster bewaard.
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
De kandelaar is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy. Ontbrekende fragmenten en
openstaande breuken zijn aangevuld met
ingekleurd polyester.
Het voorwerp is plaatselijk
geretoucheerd met ingekleurde epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 59222
Opmerking:
Opdrachtgever:
3 VolgvellenBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 6239
Object: Kandelaar (kantharos); koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
214.1Velnr.
Keerzijde van de kandelaar voor en na
behandeling.
Foto's
55435
59225
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 6239
Object: Kandelaar (kantharos); koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
214.2Velnr.
Bovenaanzicht van de kandelaar voor en
na behandeling.
Foto's
55435
59224
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 6239
Object: Kandelaar (kantharos); koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
214.3Velnr.
Detailopnamen na behandeling.
Opname van de oudtijdse reparatie met
tinsoldeer. Van het soldeer is een
onbehandeld monster bewaard.
De kandelaar heeft het model van een
kantharos. De twee oren zijn verdwenen,
maar de aanzetten zijn bewaard
gebleven.
Foto's
59227
59229
Jaar:
2009
Vel nr: 96
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 6261-dupl.
Object: Fibula; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 363
De fibula is plaatselijk overdekt met
aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
Het voorwerp is sterk vervormd.
Het voorwerp is niet compleet, de
naaldhouder en een fragment van de rand
ontbreken.
De fibula is voorzien van versiering.
Foto voor behandeling: 55440
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De fibula is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58307
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 108
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 6283
Object: Ring; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 375
De ring is overdekt met aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Er zijn aanwijzingen voor bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Foto voor behandeling: 55461
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De ring is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58342
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 105
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 6323
Object: Sleutelgreep; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 372
De greep is overdekt met aanslag.
De details zijn niet zichtbaar.
Het materiaal is gecorrodeerd, aangetast
door bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
In het geheel zijn breuken aanwezig.
Foto voor behandeling: 55458
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De greep is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58339
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 95
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 6333-dupl.
Object: Beslag; zilver
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 362
Het beslag is overdekt met lichte aanslag.
De details zijn niet zichtbaar.
Het materiaal is licht gecorrodeerd.
Het oppervlak is licht aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
Het voorwerp heeft de vorm van een
schelp.
Foto voor behandeling: 55439
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Het beslag is licht mechanisch gereinigd.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58305
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 122
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 6345
Object: Fibula; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 389
De fibula is plaatselijk overdekt met
aanslag.
Het materiaal is licht gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het voorwerp is niet compleet, de naald
en een fragment van de naaldhouder
ontbreken.
Het voorwerp is voorzien van
puntversiering.
Foto voor behandeling: 55479
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De versiering is licht mechanisch
gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58366
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 6345
Object: Fibula; koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
122.1Velnr.
Bovenaanzicht van de fibula na
behandeling.
Foto
58367
Jaar:
2009
Vel nr: 166
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 6346
Object: Fibula; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 434
De fibula is overdekt met lichte aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Er zijn aanwijzingen voor bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Fragmenten van het oppervlak ontbreken.
De naald is vervormd.
Het voorwerp is niet compleet, de
naaldhouder ontbreekt.
Foto voor behandeling: 55569
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De fibula is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58437
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 6347
Object: Fibula; koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
135.1Velnr.
Bovenaanzicht van de fibula voor en na
behandeling.
Onderaanzicht na behandeling.
Foto's
55513
58392
58394
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr. VB-FH-07 6347
Object: Fibula; koperlegeringVindplaats/herkomstJaar:
2009AAC
135.1Velnr.
Bovenaanzicht van de fibula voor en na
behandeling.
Onderaanzicht na behandeling.
Foto's
55513
58392
58394
Jaar:
2009
Vel nr: 69
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 6362
Object: Fibula; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 335
De fibula is plaatselijk overdekt met
aanslag.
Het materiaal is licht gecorrodeerd.
Het oppervlak is licht aangetast,
plaatselijk zijn er putjes ontstaan.
De naald is licht vervormd en het puntje
ontbreekt.
Foto voor behandeling: 55390
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De vervorming is zoveel mogelijk
gecorrigeerd.
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
De fibula is ter stabilisering van bronsrot
behandeld in benzotriazol onder vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58256
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 60
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 6395
Object: Fibula; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 326
Het betreft een fibula met de letter 'R'.
De fibula is plaatselijk overdekt met
aanslag.
Het materiaal is licht gecorrodeerd.
Het oppervlak is licht aangetast.
Foto voor behandeling: 55377
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
De fibula is ter stabilisering van bronsrot
behandeld in benzotriazol onder vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58243
Opmerking:
Opdrachtgever:
VolgvelBijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 81
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 6488
Object: Schrijfstift; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 347
De schrijfstift is overdekt met harde
aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is licht aangetast, er zijn
putjes ontstaan.
Fragmenten van het oppervlak ontbreken.
In het geheel zijn breuken aanwezig.
Het voorwerp is vervormd.
Foto voor behandeling: 55408
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De breuken zijn gefixeerd met
cyanoacrylaat.
De vervorming is zoveel mogelijk
gecorrigeerd.
De aanslag is mechanisch verwijderd
onder het binoculair.
De schrijfstift is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging is het geheel onder
lichte verwarming geïmpregneerd met
epoxy.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 59217
Opmerking:
Opdrachtgever:
Volgvel met röntgenopnameBijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 318
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 5633
Object: Gewicht; lood, koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 488
Het gewicht is plaatselijk overdekt met
harde aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd, aangetast
door loodpest en plaatselijk door
bronsrot.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Het oppervlak laat los, fragmenten ervan
ontbreken.
In de bovenzijde van het gewicht is een
strook koperlegering ingelegd.
Foto voor behandeling: 55656
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
Het gewicht is licht mechanisch
gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Het gewicht is 308 gram.
Foto na behandeling: 59430
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 193
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07 6650
Object: Sierknop van hengsel (eikel); koperleg.
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 462
De sierknop is plaatselijk overdekt met
lichte aanslag.
Het materiaal is licht gecorrodeerd.
Het oppervlak is licht aangetast.
Foto voor behandeling: 55618
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De sierknop is licht mechanisch
gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58481
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Jaar:
2009
Vel nr: 139
UvA-AAC/Projectenbureau
Amsterdam Vondstnr: VB-FH-07-dupl.
Object: Gespbeugel?; koperlegering
Ontvangen van M. Driessen
Datum: 06-07-2009
Uitgegaan naar: M. Driessen
Datum: 06-01-2010
Beschrijving / toestand:
Werknummer 407
De beugel is overdekt met aanslag.
Het materiaal is gecorrodeerd.
Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes
ontstaan.
Fragmenten van het oppervlak ontbreken.
Het voorwerp is niet compleet, een deel
ontbreekt.
Foto voor behandeling: 55517
Opmerking:
Onderzoek / behandeling:
De beugel is licht mechanisch gereinigd.
Het voorwerp is ter stabilisering van
bronsrot behandeld in benzotriazol onder
vacuüm.
Ter versteviging geïmpregneerd met
paraloid B 72 onder vacuüm.
Het oppervlak is behandeld met
microwas.
Foto na behandeling: 58402
Opmerking:
Opdrachtgever:
Bijzonderheden:
AAC
Bijlagen II‐10 Leer
Bijlage II‐10.1: Selectieve leercatalogus Bijlage II‐10.2: Tabel totale leercomplex Bijlage II‐10.3: Correlatie catalogus‐, vondst‐,segment‐ en spoornummers Bijlage II‐10.4: Tekeningen selectieve leercatalogus
Bijlage II-10.1: Selectieve leercatalogus met tekeningen
In deze catalogustekst zijn beschrijvingen opgenomen van de meest interessante vondsten, eerst uit Werkput 1, gevolgd door Werkput 2 en 3. Voor het totale overzicht van alle leervondsten zie Bijlage II-10.2. De afmetingen van schoenzolen worden als volgt weergegeven: totale lengte/breedte bij de bal van de voet/breedte bij het smalste deel van de voet/breedte bij de hiel (afgerond tot 0.5cm): onvolledige maten staan tussen haakjes. Voor de spijkerpatronen zie Fig. II-10.15. Zo niet anders aangegeven zijn alle voorwerpen van de nerfkant getekend. Werkput 1 I.1 Carbatinae 1. Achterfragment met overhandse naad en deel van de zool, uitgescheurde driehoekige sluitingslus bij de enkel. Afmetingen: 12x9. Context: WP1; S29; Vl. 5; Segm. B1; V642. 2. Fragment met resten sluitingslussen en een achtergedeelte versierd met uitgesneden driehoeken en een opstaand ‘bolletje’. Afmetingen: 11x5. Context: WP1; S29; Vl. N6; Segm. D3; V3032. 3. Middenstuk van het zoolgebied met lus aanzetten zichtbaar. Zware slijtage. Afmetingen: 10,5x10,5. Context: Wp1; S29; Vl. N6; Segm. E13; V4113. 4. Aan elkaar passende achterstukken, genaaid met overhandse steek. Een vooruit getrokken ovale lus vormt de enkelsluiting, deels uitgescheurd. Afmetingen: 12x7 en 10x5. Context: WP1;S29; Vl. N6; Segm. E11; V4570. 5. Achterstuk van een carbatina met diep uitgesneden sluitingslus, grotendeels uitgescheurd. Net zichtbaar is een decoratief bolletje in de aanzet van de lus. Afmetingen: 9,5x4,5. Context: WP1; S29; Vl. N6; Segm. B9; V3867. I.2 Sandalen 6. Drie losse fragmenten van een bespijkerde en geregen rechtersandaal, de achterkant waarvan ontbreekt. De sandaal heeft een smalle vorm met aan de voorkant de contour van de kleine teen en spleten voor de teenband. Spijkerpatroon 1a met een verdubbeling onder de bal van de voet. Het leer van de zolen is gespleten en deels vergaan, vooral de nerfkant van de buitenzool is in slechte staat. Afmetingen: (16,5)/7,8/4,6/- cm. Maat 39/40. Context: WP1; S71; Vl. 6; V4524. 7. Rechter sandaal bestaand uit twee lagen, de binnenzool beschadigd. De sandaal heeft een smalle vorm met aan de voorkant de contour van de kleine teen, van iets ander vorm dan cat. nr. 6, en spleten voor de teenband. Spleten van de rijgconstructie aanwezig, hoewel moeilijk te zien wegens vele barstjes in het oppervlak. De zoollagen zijn van uitzonderlijk dik rundleer en hoewel het merendeel van het loopvlak weggesleten is, heeft de zool in uitgedroogde staat nog altijd een
1
dikte van meer dan 1.5 cm. De binnenzool vertoont zware slijtage, zelfs tot het uiterste van de teen, waar een kleine wig ter versteviging tussen de twee leerlagen geschoven is. Bespijkerd, 1a identiek aan cat. nr. 6. Spijkergrootte: 10 mm. Afmetingen: 26,5/8,5/5,0/6,0 cm. Maat 40. Context: WP1; S29; Vl. 5; Segm. E2; V579. 8. Complete linkersandaal bestaand uit twee lagen, rondom bespijkerd. De voorkant van de zool heeft een brede vorm met de grote teen apart aangegeven. Een ingedrukte richtlijn midden op de binnenzool eindigt bij golvende lijnen dwars over de wreef, en op de buitenzool lopen licht ingedrukte lijnen langs de spijkers. Andere indrukken zijn grotendeels weggesleten maar de resten van een letter stempel onder de hiel worden verder beschreven in par. II-10.2.2. In de spleten voor de teenband zijn nog enkele resten van de band zichtbaar, met een pengat voor. De binnenzool is zwaar versleten, met een diepe slijtageplek onder de bal van de voet. De leerlagen zijn gespleten en gedeeltelijk los en vervormd. De zool is waarschijnlijk behoorlijk gekrompen. Afmetingen binnenzool: 20,8/7,3/4,2/4,6 cm. Maat 33. Afmetingen buitenzool: 21,5/7,8/4,4/4,7. Context: WP1; S43; Segm. A9; V500. 9. Buitenzool van een linkersandaal van zeer dik leer met duidelijke spleetjes van zigzag rijgband, op het loopvlak doorgesleten en met breder uitstaande spleetparen op de binnenkant. Rondom bespijkerd, zonder spijkers onder de voet, maar met drie kleine pengaten van tijdelijke bevestiging van de zoollagen. Getekend van de vleeskant. Spijker diameters 4mm en 6mm. Afmetingen: 23,3/8,7/4,9/5,1 cm. Maat 36. Context: WP1; S43; Segm. A9; V504. 10. Bijna complete binnen- en tussenzool van een linkersandaal die oorspronkelijk uit drie lagen bestond, aan elkaar geregen met de ‘zigzag’-methode. Smalle symmetrische vorm, de teen waarschijnlijk afgerond (vgl. cat. nr. 17). Spleten voor de voetband bij de teen en op de vleeskant van de binnenzool zijn indrukken van de wreefbanden zichtbaar. Geregen en bespijkerd, 1d met een vierpas onder de hiel en een cirkeltje rond een spijkerrij onder de bal van de voet. Diepe voetindruk zichtbaar, vooral de bal en de hiel werden zwaar belast. Afmetingen: (21,4)/7,0/4,2/4,8 cm. Maat 33/34. Context: WP1; S24; Vl. N6; Segm. D3; V2990. 11. Binnenzool van een kleine rechtersandaal, van dik rundleer, mediale zijde beschadigd, maar de spleet van de voetband is nog net zichtbaar. Licht verbreed model met een gidslijn midden over de zool. Rondom bespijkerd. Precies op de plek waar elke spijkerpunt de binnenzool raakt is een puntcirkel stempel geslagen (diam. 0.25cm): deze zijn zeer moeilijk zichtbaar wegens het gebarsten nerfoppervlak. Afmetingen: 17,5/(6,2)/4,2/4,0 cm. Maat 26. Context: WP1; S27; Vl. N5; Segm. B9; V3892. 12. Een bijna complete zool van een linkersandaal, bestaande uit drie lagen, en hoewel de voorkant beschadigd is, geven de contouren een teenvorm vergelijkbaar met cat. nr. 17 aan. Op de binnenzool is een rond pengat voor de bevestiging van de voetband nog net bewaard en op de onderkant van de binnenzool zijn de indrukken van een hielomsluiting. Versleten gids- en sierindrukken lopen over het oppervlak en op de vleeskant zijn er enkele diepe meshalen. De tussenzool bestaat uit een doorgesneden, uit elkaar getrokken strook met in de openingen losse stukken leer.
2
De buitenzool is sterk vervormd door de bodemomstandigheden. Rondom bespijkerd met een puntcirkel onder de voorvoet en maar enkele spijkers elders, 1d, niet geregen. Afmetingen binnenzool: (21,5)/8,6/4,8/5,5; buitenzool: (20,5)/(8)/5,4/(5,5) cm. Maat 34/5. Context: WP1; S29; Vl. N6; Segm. F5; V3057. 13. Buitenzool van een rechtersandaal, zeer breed van voren. Alleen rondom dicht bespijkerd (diameter 7mm). Op de vleeskant loopt langs de achterste spijkers de indruk van een hielomsluiting. Enkele diepe meshalen van onzorgvuldige ontvlezing lopen over de zool en zijn op verschillende plekken opengescheurd. De zool is zwaar belast, zelfs de spijkers onder de grote teen zijn weggesleten, waar uit op te maken is dat de teen over het tipje van de zool stak. Afmetingen: (21,7)/10,2/(4,4)/(5,6) cm. Maat 35/36. Context: WP1; S29; Vl. N6; Segm. D9; V3972. 14. Vrijwel complete sandaalzool (links) met voorfragment van de buitenzool, leerlagen gespleten en vergaan. Licht verbreed model, met een gidslijn en spleten voor de voetband op de binnenzool. Niet geregen, rondom bespijkerd met twee rechte rijen onder de voorvoet. Afmetingen binnenzool: 23,6/8,3/(4)/4,8; buitenzool: (11)/8,4/-/- cm. Maat 36. Context: WP1; S29; Vl. N6; Segm. E9; V4188. 15. Resten van een zeer brede sandaal, zonder teenmarkering. Het leer is gespleten en slechts de vleeskant met een paar schilfers van de nerfkant is bewaard gebleven. Rondom bespijkerd, de voorkant uitgescheurd langs de split voor de voetband. Er zijn geen spijkers onder de voet, maar wel twee kleine pengaten. Er is één losse spijker bij gevonden met een diameter van 9 mm. Afmetingen: (17)/11,2/6,0/- cm. Context: WP1; S29; Vl. N6; Segm. C16 ;V4084. 16. Fragmenten van een brede binnenzool, links, het leer is gespleten en de lagen zijn los. Resten van de voetband lopen door de spleten bij de teen en onder de zoollaag. Indrukken van bespijkering rondom, zonder spijker onder de voet. Afmetingen: (17)/9,5/(3,5)/- cm. Context: WP1; S29; Vl. N6; V3156. 17. Voorkant van een rechtersandaal binnen- (of tussen-)zool, licht ovaal van vorm en met spleten van de voetband. Bespijkerd, maar niet geregen. Afmetingen: (8,9)/7,5/- cm. Context: WP1; S29; Segm. D3; V3032.3. 18. Twee fragmenten van de voorkant van de binnenzool van een rechtersandaal, zeer breed, met spleten voor de voetband. Rondom bespijkerd en geregen met de ‘zigzag’-methode. Dikke leerlaag, door gebruik zwaar ingesleten, de indruk van de grote teen reikt tot over het einde van de zool. Afmetingen: (8,5)/13,1/-/- cm. Context: WP1;S29;Vl. N6; Segm. F22;V5936. 19. Voor segment van een zeer brede sandaal, vermoedelijk bestaand uit één enkele laag leer, zonder enig teken van spijkers of rijgband, en met een bijna driehoekige vorm. Uitgescheurd langs de split voor de voetband. Afmetingen: (3,5)/10/-/- cm.
3
Context: WP1; S29; Vl. N6; Segm. E10; V4332. 20. Midden fragment van de binnenzool van een zeer klein sandaaltje. Langs de randen loopt een lijn met daarlangs een patroon van kleine S-vormen, met een radstempel aangebracht. Over de lengte loopt een (richt)lijn. Afmetingen: (4,5)/-/3/- cm. Context: WP1; S29; Vl. N6; Segm. F12; V4650. 21. Fragment van een binnenzool, het leer is gespleten in twee losse lagen. Geregen en spaarzaam bespijkerd, 1d. De buitenrand is compleet doorgesleten bij de hiel, wat zeer intensief gebruik aangeeft. Afmetingen: 10,5+/-/5/5,5 cm. Context: WP1; S29; Vl. N6; Segm. E12; V4609. I.3 Genaaide zolen 22. Bijna complete binnenzool (?) met een licht gepunte voorkant. Langgerekte tunnel steken aan de vleeskant, zware slijtage over het hele oppervlak. Afmetingen: (22,4)/7,8/5,3/5,5 cm. Maat 34.5. Context: WP1; S29; Vl. N6; Segm. D12; V4568. 23. Complete binnenzool van een kind, klein en gepunt. Aan de vleeskant zijn kleine overhandse tunnelsteken zichtbaar van het bevestigen van het bovenleer. Stug rundleer, ca 4mm dik. Afmetingen: 16,0/5,0/4,0/3,5 cm. Maat 24. Context: WP1; S29; Vl. 5; Segm. B9; V3900. 24. Hielfragment van een binnenzool, met naaigaten zichtbaar op de vleeskant. Afmetingen: (10,0)/-/-/5,5 cm. Context: WP1; S29; Vl. N6; Segm. E13; V4366. 25. Hielfragment van een buitenzool, met twee kleine pengaten in het midden en op de vleeskant tunnel steken. Een ronde stempel met lettertekens, deels weggesleten, is op het loopvlak zichtbaar (zie voor beschrijving van de stempel paragraaf II-10.2.2). Afmetingen: (7,0)/-/-/5,0 cm. Context: WP1; S29; Vl. 5; Segm. B1; V650. I.4 Bespijkerde zolen 26. Binnen- en buitenzool van een linkerschoen met een gepunte voorkant. Op de vleeskant van de binnenzool zijn naaigaten van de bevestiging van de hielversterker, en indrukken van het bovenleer zijn ook zichtbaar. Twee paar spleetjes geven de bevestiging van een (niet meer aanwezige) lamina onder de hiel aan. De leerlagen zijn gespleten, de overgebleven spijkers hebben een diameter van tussen 5-8 mm, in een dicht spijkerpatroon 2c met dubbele spijkers onder de wreef. Enkele zeer grote spijkers duiden wellicht op reparaties. Afmetingen binnenzool: 27,4/9,2/5,4/6,0; buitenzool: (27,5)/(8,6)/(5,4)/6,4 cm. Maat 41.5. Context: WP1; S29; Vl. N6; Segm. B9; V4067. 28. Complete binnenzool van een linkerschoen van dik, nog soepel leer met een sterk gepunte voorkant. De zool is rondom bespijkerd in patroon 1d, blijkbaar zonder spijkers onder de voorvoet en maar twee kleine spijkergaten onder de wreef/hiel. Afmetingen: 25,0/9,0/5,5/5,0 cm. Maat 37/38.
4
Context: WP1; S29; Vl. N6; Segm. C10; V4070. 29. Complete schoenzool (links), bestaande uit binnenzool, buitenzool en een hielversterker. Het bovenleer en de hielversterker zijn aan de onderkant van de binnenzool genaaid met een overhandse steek. De binnenzool is duidelijk sterker gekrompen dan de buitenzool. De zool bezit een zeer sierlijke bespijkering, met ruitpatronen zowel voor als onder de hiel (zie paragraaf 2.2.1). Spijker diameter 8 mm, met enkele zeer grote spijkers voor, wellicht van reparaties. Binnenzool van vleeskant getekend. Afmetingen binnenzool: 21,5/7/4/3,5; buitenzool: (23,1)/7,5/4,8/5,4 cm. Maat 33/34. Context: WP1; S29; Vl. N6; Segm. D6; V3366. 30. Brede buitenzool van vermoedelijk een rechterschoen. Spaarzame bespijkering, 1d, diameter 8 mm, met een vierpas onder de voorvoet. De hiel is gerepareerd door middel van een wig tussen de zoollagen, bevestigd met enkele grote spijkers. Enkele stukken restleer van de tussenvulling, met spleetjes voor bevestiging aan de ontbrekende binnenzool, vertonen naaigaatjes van het bevestigen van het bovenleer. Afmetingen: (21,6)/8,5/6,1/6,7 cm. Maat 36. Context: WP1; S29; Vl. N6; Segm. B9; V3862. 32. Beschadigde binnenzool van vermoedelijk een linkerschoen met een hielversterker. De zool is genaaid en bespijkerd geweest. Spijkerpatroon onduidelijk maar mogelijk met decoratieve boogjes. Bij deze zool is een stuk leer gevonden met twee naaigaten, wellicht bovenleer. Afmetingen: (22)/(6,8)/4,4/4,4 cm. Context: WP1; S29; Vl. N6; Segm. D 13; V4512.1. 33. Binnen en buitenzool van een zeer slecht bewaard gebleven schoen. Beide zolen zijn krom getrokken en de leer lagen zijn gespleten. Aan de binnenzool zit een lamina nog vast en er is ook een fragment van de hielversterker. Op de buitenzool is een dicht, regelmatig spijkerpatroon zichtbaar van type 2c met twee extra spijkergaten onder de hiel. Er zijn geen spijkers overgebleven. Afmetingen binnenzool: (21,4)/(7,5)/3,9/4,7; buitenzool: (24,5)/-/5,4/6,2 cm. Context: WP1; S29; Vl. N6; Segm. D8; V3254. 34. Binnen- en buitenzool van een linkerschoen met hielversterker, de verschillende lagen zitten nog aan elkaar. De zool is in slechte staat, vooral de buitenzool is erg vergaan, het spijkerpatroon is vermoedelijk type 2c met een kruisje bij de hiel. Veel spijkers zijn nog aanwezig, diameter 8mm. Afmetingen: (23,4)/(7,3)/6,4/6,7 cm. Maat 37/8. Context: WP1; S43; Segm. A5; V527. 35. Vergane linkerschoen, met hielversterker genaaid aan een lamina die onder de hiel van de binnenzool werd geregen door paarsgewijs geplaatste rijggaatjes. Spijkerpatroon 1b met een vierpas onder de hiel. Spijker diameter 8 mm, met enkele reparatiespijkers van 13 mm. Afmetingen: (18,9)/(7,0)/6,0/6,4 cm. Context: WP1; S29;Vl. N6; Segm. B5; V2980. 38. Bijna complete binnenzool met fragmenten van de buitenzool en verschillende laminae er tussen, zowel onder de voorvoet als de hiel, maar zonder sporen van bevestiging aan de zool. Spijkerpatroon 3c.
5
Afmetingen: (23,0)/(8,5)/5,0/5,5 cm. Context: WP1; S29; Vl. N6; Segm. E14; V4813. 39. Verschillende losse fragmenten van zowel binnen- als buitenzool van een linkerschoen met resten bovenleer, blijkbaar van een dichte schoen, hoewel het soort niet identificeerbaar is. Spijkerpatroon waarschijnlijk type 3c met spijker diameters 5 mm en 7 mm. Afmetingen: (17)/(8,0)/6,8/- cm. Context: WP1; S29; Vl. N6; Segm. D3; V3032. 39A. Verschillende losse fragmenten geitenleer, met naaigaten van naden en van opgenaaide versterkingstukken. Functie onbekend. Afmetingen: ca. (12) x (8) cm. Context: WP1; S29; Vl. N6; Segm. D3; V3032.2. 41. Fragmenten van een slecht bewaarde buitenzool, indrukken van zwikgaren onder de wreef. Regelmatige bespijkering, patroon 2c. Afmetingen: (10,5)/-/(6,7)/- cm. Context: WP1; S29; Vl. N6; Segm. E7; V3462. 43. Totaal vergane zool, bestaat uit binnen- en buitenzool, gepunte vorm. Spijkerpatroon 3c met drie spijkers onder de wreef, diameters 6mm, met enkele grotere reparatie spijkers van 8mm. Afmetingen binnenzool: (13)/-/6,5/-; buitenzool: (19,2)/(5,5)/(2,5)- cm. Context: WP1; S29; Vl. N6; Segm. F12; V4650. 49. Voorfragment van bij elkaar passende binnen- en buitenzool bespijkerd met een rankenpatroon. Licht gepunt model. De hielversterker cat. nr. 88 hoort hier misschien bij. Afmetingen binnenzool: (15,0)/8,0/-/-: buitenzool: (12,0)/9,0/-/- cm. Context: WP1; S29; Vl. N6; Segm. F6; V3423. 49A. Ovaal reparatiestuk met draadindrukken aan de nerfkant. Afmetingen: ca. (6) x (8) cm. Context: WP1; S29; Vl. N6; Segm. F6; V3423.2. 65. Vervormd voorfragment van een linker buitenzool, zeer spaarzaam bespijkerd en met enkele tunnel steken binnen. De zool is geheel doorgesleten bij de grote teen, die helemaal over de zool heen uitstak. Dit is de oorzaak van de vreemde vorm. Afmetingen: (10,5)/-/-/(5,5) cm. Context: WP1; S43; Segm. A11; V508. 72. Fragment van een buitenzool, met daarnaast nog meer losse fragmenten van een buitenzool en losse spijkers (5-6 mm). De fragmenten zijn erg vergaan, maar er is een deel van een spijkerpatroon met een kleine ruit zichtbaar. Afmetingen: (10,0)/-/(6,0)/- cm. Context: WP1; S29; Vl. N6; Segm. E13; V4605. I.5 Bovenleer 85. Schacht van een laars met voorsluiting, vier paar lussen met paarsgewijze gaatjes van een ingenaaide voering (zie paragraaf 2.1.5). Middenachter, boven de hiel zitten drie decoratieve uitgesneden bolletjes, zoals ook te zien is op de
6
reconstructie van fig. II-10.5. Mooi, nog soepel geitenleer. Getekend van de vleeskant. Afmetingen: 15/(10,5) cm. Context: WP1; S76; Stortvondst; V5993. I.6 Overige leervondsten 94. Een groot stuk hergebruikt leer, waarschijnlijk afkomstig van een hoes of tas. Oorspronkelijk ovaal van vorm, waaruit een rechthoekig stuk gesneden is, verder met gescheurde randen, versleten en verweerd. Het ronde uiteinde vertoont een simpele naad (naad 1, doorlopende draadindrukken op de vleeskant), dat op verschillende plaatsen uitgescheurd is. Langs de rand, op zowel vlees als nerf kant, zijn reparatie- of versterkingstroken bevestigd en de randen van een lange scheur zijn grof aan elkaar genaaid met een overhandse steek. Ook zijn verschillende andere gaten en scheuren gerepareerd. Waarschijnlijk zijn de nog goede delen van het stuk leer weggesneden en voor andere doeleinden gebruikt en is dit stuk, door de diverse beschadigingen en reparaties, onbruikbaar bevonden en weggegooid. Afmetingen: 42 x 42 cm. Context: WP1; S381; V6557. 95. Grote rechthoekige lap nog soepel geitenleer met resten van naden langs drie kanten (NRb, boven en links, NRa, rechts, met halve leersteekjes van de versterkingsband ca 10mm onder de gevouwen rand). De naden zijn onregelmatig genaaid, en zijn mogelijk verschillende malen hersteld. De lap is in een later stadium bijgesneden en in de lengte dubbel gevouwen. Aan weerskanten van de vouw zijn twee gaten ruw ingesneden en het voorwerp is mogelijk tot een soort koker gevormd. Wellicht is de lap opnieuw gebruikt als een tas of zak en zijn de gaten gebruikt om het aan op te hangen. Afmetingen: 46 x (40) cm. Context: WP1; S43; V5196. 98. Twee gescheurde stukken leer met omgeslagen randen met naaigaten (naad NRa) en het bijbehorende versterkingsband. De stukken passen (waarschijnlijk) aan elkaar. Hierbij zijn enkele strookjes leer gevonden die als versteviging voor naden dienden. Afmetingen: (23) x 8 en (25,5) x 12,5 cm. Context: WP1; S29; V4071. 99. Uitgescheurd fragment geitenleer met resten van een versterkte naad langs de bovenrand en een dubbel rij naaigaten (draad indrukken op de vleeskant) er schuin onder. In het midden loopt een diepe snede vanaf de naad en het geheel is waarschijnlijk verwijderd van een groter stuk om de rest te hergebruiken. Afmetingen: (18,5) x (11,2) cm. Context: WP1; S29; V3004. 100. Twee kleine stukken leer, beide met naaigaten langs de rand. Mogelijk de twee kanten van een bedekte naad (NR). Afmetingen: (11) x (4,5) en (6 x (2,5) cm. Context: WP1; V970. 101. Een lus van dik gespleten rundleer, is waarschijnlijk onderdeel geweest van een bevestiging of sluiting van bijvoorbeeld een tas of tent. De lus heeft drie ronde bevestigingsgaten. Niet Romeins? Afmetingen: 3,6 x 7,7 cm.
7
Context: WP1; S28; V2299. 102. Verzamelvondst met verschillende secundaire afsnijdsels met de typische vormen voor schoenmakersafval. Daarnaast bevat dit vondstnummer een hielversterker en een heleboel kleine fragmentjes leer, soms met naaigaten, als ook enkele genaaide strookjes voor het versterken van naden. Deze verschillende stukjes leer bij elkaar zijn wellicht afkomstig van een leerbewerkingsplaats. Context: WP1; S29; Vl. N6; Segm. D7; V3279. 103. Twee grote stukken van primaire afsnijdsels. Beide stukken zijn gespleten. Aan een stuk is duidelijk te zien dat het een stuk van de buik van de huid betreft, door de aanwezigheid van twee tepels. Afmetingen: (10) x (11) en 14 x (6) cm. Context: WP1; S43; Segm. A7; V494. 105. Ongeveer vijftien secundaire afsnijdsels. Zeer dik leer, waarschijnlijk gebruikt voor het vervaardigen van schoenzolen. Het betreft hier schoenmakersafval. Context: WP1; S29; Vl. N6; Segm. C22; V5741. 106. Dit vondstnummer bestaat uit een stuk soepel leer en verschillende zeer kleine stukjes leer. Het grotere stuk is een primair afsnijdsel van een geitenhuid. Afmetingen: (13) x (7) cm. Context: WP1; S381; V6549. Werkput 2 II.1 Carbatinae 118. Een bijna complete kinder-carbatina. De zool van de schoen is volledig aanwezig, maar deel van het achterstuk en enkele lussen zijn beschadigd. De achterkant is opengewerkt en versierd met opstaande ‘besjes’. Afmetingen: 13 x 6,5 cm. Maat 19. Context: WP2; S2006; V5969. 119. Vrijwel complete schoen met achternaad, en opengewerkte achter stukken. Alle zijlussen zijn uitgescheurd. Afmetingen: 15,5 x 8 cm. maat 23. Context: WP2; S2006; V6659. II.2 Sandalen 120. Voorfragment van een rechtersandaal bestaand uit binnen- en buitenzool, met inkepingen die de tenen aangegeven. Op de binnenzool zijn licht ingedrukte gidslijnen zichtbaar, alsmede de spleten voor bevestiging van de teenband. Spijkerpatroon 1a, met een ruit onder de voorvoet. Afmetingen: (16)/6,5/4/5 cm. Context: WP2; S2006; V5970.1. II.4 Bespijkerde zolen 124. Vrijwel complete linkerzool bestaand uit binnen- en buitenzool en hielversterker met een grote lamina onder de hiel. Spijkerpatroon 3c. Spijkergrootte: 10 mm. Buitenzool van vleeskant getekend. Afmetingen: 25,5/10/5,5/6 cm. Maat 38. Context: WP2; S2006; V6167.
8
124A. Linker binnenzool met een hielversterker en een grote lamina, gemaakt van restleer, onder de wreef/hiel gebied. Spaarzaam bespijkerd, met vierpas onder hiel en twee rijen onder de voorvoet, 1c. Afmetingen: (19)/6,5/4,5/4,5 cm. Maat ca 30/31. Context: WP2; S2006; V6167. 125. Twee aan elkaar passende losse fragmenten die samen één rechter binnenzool vormen, daarnaast nog enkele losse fragmenten en spijkers. Spleetjes onder de wreef voor het bevestigen van een lamina. Spijkerindrukken zichtbaar in de zool suggereren 1a, met een duidelijke ruit onder de voorvoet. Afmetingen: 23/7/4,5/4 cm. Maat 34,5. Context: WP2; S2006; V6376. 126. Complete linker binnenzool, spijkerpatroon 2c. Naast deze zool zijn er nog enkele losse leerfragmenten aanwezig. Niet getekend. Afmetingen: 26/9/(6)/6 cm. Maat 39. Context: WP2; S2006; V6374. 127. Rechter binnenzool, fragment van buitenzool en hielversterker. Spijkerpatroon 1c met onder de voorvoet, een ingewikkelde ruitpatroon met uit uitstekende ‘antennae’. Afmetingen: 23/7,5/5/4,5 cm. Maat 34,5. Context: WP2; S2006; V6394. 128. Vrijwel complete linker binnen- en buitenzool, met hielversterker. Loopvlak gedeeltelijk weggesleten. Onregelmatig spijkerpatroon met een aantal grote onregelmatige reparatie spijkers, diameter ca. 10 mm. Afmetingen: 24,5/9,5/6/6 cm. Maat 37. Context: WP2; S2006; V6616. 129. Groot fragment linker binnen- en buitenzool, met lamina onder hiel en een hielversterker. Slanke vorm met scherpe puntneus. Spijkerpatroon: 1c met decoratief rankenpatroon onder de voorvoet en een groepje van drie spijkers onder de wreef, en mogelijk een kruis onder de hiel. Spijkergrootte: 4-8mm. Afmetingen: (24)/7/4,5/5 cm. Context: WP2; S2006; V 3330. 130. Grote fragmenten van een binnenzool, daarnaast nog meer losse fragmenten van zolen en een hielversterker met enkele zeer kleine spijkers. De grootste was 5 mm. Spijkerpatroon 3c. Afmetingen: (22)/(7,5)/(7,5)/(6,5) cm. Context: WP2; S2006; V5268. 131. Verschillende fragmenten van een binnenzool, met spleetjes voor bevestiging van laminae, spijkerpatroon 3c (?). Afmetingen: (19)/-/6/(4) cm. Context: WP2; S2006; V5135. 132. Groot deel van een binnenzool, met daaraan nog enkele fragmenten van een buitenzool bijeen gehouden door één grote spijker. Daarnaast nog los een groot fragment van een hielversterker. Spijkerpatroon: 2c. Spijkergrootte: 10 mm. Afmetingen: (21,5) cm. Context: WP2; S2006; V3373.
9
133. Fragmenten van een binnen- en een buitenzool, met wat kleine losse fragmenten en een aantal spijkers (8 mm.). Spijkerpatroon: 3c. Afmetingen: (19,5)/?/ 5,5/? cm. Context: WP2; S2006; V6172. 134. Beschadigde voorkant van een zeer licht bespijkerde linkerzool. Mogelijk een ruitvorm. Afmetingen: (12,5)/6/4/- cm. Context: WP2; S2006; V6087. 136. Drie grote fragmenten dik rundleer waarvan er 2 op elkaar passen en deel lijken te vormen van een voorwerp dat uit meerdere lagen bestond. Deze werden verbonden met touw of pezen geleid door grote, ronde gaten. De randen van beide stukken zijn beschadigd en het voorwerp is niet compleet. Van één stuk is de rand naar beneden gekruld, alsof het om nog meer stukken gevouwen was. Hierbij is een kleine binnenzool, met spijkergaten, enkele waarvan vergroot zijn door doorgang van reparatietouw, wat lijkt aan te geven dat het op een of andere wijze geassocieerd is met de andere twee stukken. Mogelijk secundair gebruik van een zool en stukken restleer voor een of ander doel. Afmetingen: (16)x5,5 cm. Context: WP2E; S2006; V6209. 140. Enkele fragmenten binnenzool, met een lamina, waarop indruk van bevestigingsband. Naast deze nog meer fragmenten van een binnenzool en van afsnijdsels. Afmetingen: (7) x (4) cm. Context: WP2; S2006; V6077. 141. Achterfragment bespijkerde binnen- en buitenzool met hielversterker. Afmetingen: (6.5)/-/-/5.5cm. Context: WP2; S2006; V5970.2. Werkput 3 III.1 Sandalen 121. Een complete rechterzool van een sandaal bestaand uit een enkele laag dik rundleer (in droge toestand 5mm), met op het loopvlak diepe sneden van het ontvlezen. De zool loopt aan de voorkant erg breed uit en is versierd met zowel ingedrukte lijnen als een strook lichte krasjes in imitatie van een geregen leerband. Details van de versiering zijn vervaagd door slijtage. Een voetindruk, waarbij de grote teen tot het uiterste punt van de zool reikt, is duidelijk zichtbaar. Onder de hiel is het loopvlak niet gesleten: er is geen extra versterkingstuk bewaard en roestsporen en indrukken van spijkerkoppen op het leer suggereren dat alleen de spijkers voor bescherming zorgden. Onder de spleetjes voor de teenband is een ruw stukje leer met 8 spijkers (diam.7mm) op het loopvlak bevestigd. De teenband is uitgescheurd en vertoont grote naaigaten van herstelpogingen. De korte schachten van de spijkers steken door het leer en zijn platgeslagen. Enkele schilfers van een vergane, bespijkerde zool in het zelfde vondstenzakje horen hier niet bij (121A). Afmetingen: 25/16/7/6 cm. Voetindruk: 25 cm. Context: WP3; S4172; V5683.
10
122. Afgescheurde voetbanden van een sandaal. Twee repen dik, niet geglad rundleer, elk met één gat erin, hoekig uitgesneden en diagonaal op elkaar passend. Op de bovenste band is het leer rond het pengat iets beter bewaard en was waarschijnlijk beschermd door een sierelement. Afmetingen: (15) x 3,5 cm. en (10,5) x 4 cm Context: WP3; S4321; V6730. III.2 Genaaide zolen 123. Een voorfragment van een binnenzool, met aan de nerfkant, aan de rand van de zool een stempel: QV. Indrukken van zwikgaren voor de bevestiging van het bovenleer op de vleeskant. Afmetingen: (10,5)/7,5/-/- cm. Context: WP3; S4172 (stort); V6591. III.3 Bespijkerde zolen 142. Fragmenten van een brede binnenzool met een grote lamina, spijkerpatroon 2c, met twee spijkers onder de wreef. Afmetingen: (19)/(9)/-/- cm. Context: WP3; S4201; V5770. 143. Middensegment van een binnenzool met spleetjes voor bevestiging van een lamina. Afmetingen: (13,5)/-/6/- cm. Context: WP3; S4048 vulling 3; V5524. 144. Verschillende fragmenten van zowel binnen- als buitenzolen. De vorm en groottes verschillen onderling en de stukken zijn waarschijnlijk afkomstig van meerdere, fragmentarische zolen. Context: Wp 3; S4042, vulling 5; V2432. Catalogus recente leervondsten De nummering van de recente vondsten begint bij 201. 201: Complete zool van een genaaide schoen. Slanke, symmetrische binnen- en buitenzool met een tussenstuk en een kleine inleg onder de hiel. De complete rand – de strook waaraan het bovenleer genaaid werd – is aanwezig, maar er is geen spoor van het bovenleer zelf. Afmetingen: 21/5/3/4,5 cm., schoenmaat 32. Daarnaast zijn er nog onderdelen aanwezig van een tweede schoen van hetzelfde soort namelijk twee grote fragmenten van een binnenzool en een extra zoolrandje. Afmetingen: (11,5)/?/3,5/4 cm. Context: WP2; S2057; V4782.
202: Complete slof. Het was waarschijnlijk ooit een gesloten schoen, maar het bovenleer aan de achterkant is er later afgesneden (tussen de verschillende zoollagen zijn de afgesneden stukken bovenleer nog aanwezig) en zo hergebruikt als slof of slipper. Complexe constructie met meerdere lagen en pengaten van de bevestiging van een apart opgebouwde hak. Buitenzool afwezig. Indrukken van de zwikgaren die gebruikt zijn om de rand met bovenleer over de zool te spannen zijn duidelijk zichtbaar. Afmetingen: 24,5/9/7/7 cm. Context: WP2; S2057; V5115.
11
203: Achterstuk van een zware zool met apart aangezette hak en voorzool die versterkt is met veel kleine ijzeren spijkers. Gemaakt uit meerdere lagen. Laat 19e vroeg 20e eeuw. Afmetingen: (17)/-/6,5/7 cm. Context: WP3; S4034; V893.
204: Voorsluiting van een Blucher-type laars met vetergaten versterkt met metalen oogjes en machinaal stiksel langs de aanhechting aan het voorblad. Laat 19e/vroeg 20e eeuw. Afmetingen: Context: WP3; V5052.
205: Twee kleine leerfragmenten met naaigaten, onduidelijke functie. Afmetingen: (8) x (1,5) cm. Context: WP2; S2018; V1935.
12
13
Bijlage II-10.2 Totaal bestand leervondsten Voorburg-Arentsburg De catalogusnummers van geïllustreerde vondsten zijn in vet gedrukt. Catalogusnummers met een onderstreping worden in de catalogus Bijlage II-10.1 verder beschreven. Afmetingen in cm. (waar relevant). In kolom ‘compleet’ wordt de compleetheid van een voorwerp uitgedrukt in cijfers: 1 – min of meer compleet; 2 – ongeveer driekwart van het origineel; 3 – de helft; 4 – kwart of minder. De kolom ‘patroon’ verwijst naar de spijkerpatronen op Fig. II-10. 8. Excel bestanden
Bijlage II-10.3 Concordance op spoornummer volgorde excel bestand: Spoornummer, Vaknummer, werkput, catalogus nummer, vondstnummer
Catalogusnr. Werkput Spoornr. Segmentnr. Vondstnr. Type Afmetingen Compleet Links/rechts Spijkers patroon Beschrijving
1 1 29 B1 642 Carbatina 12x9 3 achterkant met naad, deel zool, uitgescheurde sluitingslus
2 1 29 D3 3032 Carbatina 11x5 3 fragment met resten sluitingslussen
3 1 29 E13 4113 Carbatina 10,5x10,5 3 middenstuk zool met uitgescheurde zijlussen
4 1 29 E11 4570 Carbatina 12x7 en 10x5 2 beide achterpanden met naad en langgerekte sluitingslus
5 1 29 B9 3867 Carbatina 9,5x4,5 4 fragment achterpand met naad en uitgescheurde sluitingslus
6 1 71 4524 Sandaal 16,5+/7,8/4,6/‐ 2 rechts 8mm 1a 2 lagen, geregen en bespijkerd, teenknik
7 1 29 E2 579 Sandaal 26,5/8,5/5/6 1 Rechts 10mm 1a 2 lagen, geregen en bespijkerd, teenknik
8 1 43 A9 500 Sandaal 20,8/7,3/4,2/4,6 1 Links 3.5/7 1d 2 lagen, leer gespleten, gidslijnen en stempel, resten teenband
9 1 43 A9 504 Sandaal 23,3/8,7/4,9/5,1 1 Links 4/6mm 1d buitenzool, bespijkerd en geregen
10 1 24 D3 2990 Sandaal 21,4+/7/4,2/4,8 1 Links 1d 2 van 3 lagen, geregen en bespijkerd
11 1 27 B9 3892 Sandaal 17,5/6,2+/4,2/4 1 Rechts 7mm 1d binnenzool, bespijkerd niet geregen
12 1 29 F5 3057 Sandaal 21,5+/8,6/4,8/5,5 1 Links 1d 3 lagen, niet geregen, tussenzool 'cut and expanded'
13 1 29 D9 3972 Sandaal 21,7+/10,2/4,4+/5,6+ 1 Rechts 1d buitenzool, randbespijkering, diepe krassen van het ontvleezen
14 1 29 E9 4188 Sandaal 23,6/8,3/4+/4,8 1 Links 1a/d 2 lagen, alleen voorkant buitenzool
15 1 29 C10 4084 Sandaal 17+/11,2/6/‐ 2 9mm 1d binnenzool, rondom bespijkerd
16 1 29 C8 3156 Sandaal 17+/9,5/3,5+/‐ 2 Links 1? 2 lagen, deel van teenband nog aanwezig
17 1 29 D3 3032 Sandaal 8,9+/7,5/‐/‐ 3 Rechts 7mm 1? voorfragment binnenzool
18 1 29 F22 5936 Sandaal 8,5+/13,1/‐/‐ 3 Rechts 1d voorfragment binnenzool, zeer breed, bespijkerd en geregen
19 1 29 E10 4332 Sandaal 3,5+/10/‐/‐ 4 Rechts teensegment zeer brede, eenlagige zool
20 1 29 F12 4650 Sandaal 4,5+/‐/3/‐ 3 radstempel decoratie, kinderzool
21 1 29 E12 4609 Sandaal 10,5+/‐/5/5,5 2 1d binnenzool, gespleten, bespijkerd en geregen
22 1 29 D12 4568 Genaaid 22,4+/7,8/5,3/5,5 1 binnenzool? Met tunnelsteek
23 1 29 B9 3900 Genaaid 16/5/4/3,5 1 Links binnenzool met overhandse naaigaatjes.
24 1 29 E13 4366 Genaaid 10+/‐/‐/5,5 3 hielfragment genaaide binnenzool
25 1 29 B1 650 Genaaid 7,0+/‐/‐/5,0 3 hielfragment genaaide buitenzool met stempel op nerfkant, tunnelsteek vleeskant
26 1 29 B9 4067 Bespijkerd 27,4/9,2/5,4/6,0 1 Links 5/8mm 2c Binnenzool, buitenzool en hielversterker
27 1 29 C9 4068 Bespijkerd 24,5+/8,9/5,6/6,7 2 Rechts 2c buitenzool, weinig spijkers onder voet, met reparatie spoijkers, leer in slechte staat
28 1 29 C10 4070 Bespijkerd 25/9/5,5/5 1 Links 1d binnenzool, spaarzaam bespijkerd
29 1 29 D6 3366 Bespijkerd 21,5/7/4/3,5 1 Links 8mm 1P binnenzool met stiksel van bevestging bovenleer, buitenzool met decoratieve bespijkering, hielversterker.
30 1 29 B9 3862 Bespijkerd 21,6+/8,5/6,1/6,7 1 Rechts 8mm 1d buitenzool met versterkingstuk bij de hiel, en verschillende tussenstukjes
31 1 381 6558 Bespijkerd 23,9+/8,4/4,5+/5,1 1 Rechts 7mm 3c fragmenten gespleten binnen en buitenzool
32 1 29 D13 4512 Bespijkerd 22+/6,8+/4,4/4,4 2 Links 3c? Binnenzool, hielversterker en fragment bovenleer
33 1 29 D8 3254 Bespijkerd 21,4+/7,5+/3,9/4,7 2 2c Binnenzool, buitenzool, lamina en hielversterker
34 1 43 A5 527 Bespijkerd 23,4+/7,3+/6,4/7,7 2 Links 8mm 2c binnen en buitenzool, hielversterker, leer gespleten en in slechte staat
35 1 29 B5 2980 Bespijkerd 18,9+/7+/6/6,4 2 Links 8/13mm 1b binnen en buitenzool, lamina aan binnenzool geregen, hielversterker
36 1 29 E6 3411 Bespijkerd 21,2+/6,5/5/5 1 Rechts 1c Beschadigde binnenzool, spijker indrukken van een punt cirkel onder de hiel
37 1 29 D3 2982 Bespijkerd 20,5/6,7/4,6/4,9 1 Rechts 1c Binnenzool
38 1 29 E14 4813 Bespijkerd 23+/8,5+/5/5,5 2 3c binnen en buitenzool met tussen stukjes
39 1 29 D3 3032 Bespijkerd 17+/8+/6,8/‐ 2 5/7mm 3c zeer fragmentarisch, binnen en buitenzool, enkele snippers bovenleer/laminae?
39A 1 29 D3 3032,2 overig 12+ x 8+ vier fragmenten met resten stiksel.
40 1 29 E11 4277 Bespijkerd 15,5+/6+/‐/‐ 3 Rechts 7mm Fragmenten binnenzool
41 1 29 E7 3462 Bespijkerd 10,5+/‐/6,7+/‐ 2 6mm 2c Twee fragmenten buitenzool
42 1 381 6560 Bespijkerd 16+/‐/8+/‐ 3 3c Vergane zool, twee lagen, zwaar bespijkerd
43 1 29 F12 4650 Bespijkerd 13+/‐/6,5/‐ 3 Links? 6/8mm 3c fragmenten gespleten binnnen en buitenzool
44 1 381 6559 Bespijkerd 19+/7+/4+/5,5+ 2 3c Fragmenten binnenzool en buitenzool, lamina en hielversterker
45 1 29 D3 2982 Bespijkerd 13,5+/5,5+/4,5+/‐ 3 1d Buitenzool
46 1 29 D9 4187,1 Bespijkerd 14,6+/‐/6,2/5+ 3 7mm Binnenzool
47 1 29 D9 4187,2 Bespijkerd 10,2+/‐/4,5+/‐ 3 3c Buitenzool
48 1 29 D9 4187,3 Bespijkerd 13,5+/‐/4,6/5,2 3 1d buitenzool, spaarzaam bespijkerd
49 1 29 F6 3423,1 Bespijkerd 15+/8/‐/‐ 3 1P Voorfragmenten zool en reparatiestuk
49A 1 29 F6 3423,2 overig 6 x 8 fragment verstelstuk met naaigaaten rondom, geitenleer
50 1 29 E7 3421 Bespijkerd 12,5+/‐/4/5 3 1c spaarzaam bespijkerde buitenzol, leer gespleten, sandaal?
51 1 29 E12 4559 Bespijkerd 9+/‐/‐/4,2+ 3 7mm 2 Fragmenten binnen en buitenzool, hielversterker
52 1 29 F2 563 Bespijkerd 6,5+/‐/‐/5,8+ 4 Fragmenten tussenzool en buitenzool, hielversterker
53 1 29 A2 639 Bespijkerd 13,5+/6,7/‐/‐ 4 fragmenten binnen en buitenzool, met tussenstukjes, leerlagen gespleten
54 1 29 B7 3000 Bespijkerd 8,5+/‐/5,5+/‐ 4 11mm Fragment buitenzool, lamina en hielversterker
55 1 42 C12 4425 Bespijkerd 4 7/10mm Vergane binnen en buitenzool, met hielversterker cat. nr. 91
56 1 29 D4 3058 Bespijkerd 9+/‐/‐/‐ 4 Fragment binnenzool
57 1 29 E13 4446 Bespijkerd 16,7+/5,5+/3,8+/3,2+ 3 1d fragment spaarzaam bespijkerde binnenzool, hielversterker met stiksel van reparatie aan het bovenleer.
58 1 29 E12 4510 Bespijkerd 9,9+/‐/4,6/4,8 3 1d Binnenzool, lamina en hielversterker
59 1 29 E16 3283 Bespijkerd 5+/‐/‐/‐ 4 9mm Klein fragment buitenzool
60 1 29 C9 4064 Bespijkerd 10,7+/‐/5,8/‐ 4 vergane zool, gespleten fragmenten binnen en buitenzool, laminae
61 1 29 D13 4514 Bespijkerd 8,3+/‐/4,3/‐ 3 Kleine fragmenten binnenzool en hielversterker
62 1 29 E13 4654 Bespijkerd 12,8+/‐/4,2/4,3+ 3 Fragment binnenzool
63 1 29 C5 1529 Bespijkerd 13+/‐/5,5/5 3 1d Fragment binnenzool
64 1 1418 6758 Bespijkerd 10,5/‐/‐/6 3 1d Fragment buitenzool
65 1 43 A11 508 Bespijkerd 10,9+/7,8+/‐/‐ 3 Rechts voorfragment buitenzool, met maar enkele spijkers, vervormd, teen doorgesleten
66 1 29 E9 4107 Bespijkerd 6,4+/‐/‐/6,3 4 Fragment binnenzool
67 1 45 3236 Bespijkerd 6,5+/‐/4,5+/‐ 4 Klein fragment buitenzool
68 1 29 G15 4815 Bespijkerd 7,5+/‐/5/‐ 4 Fragment buitenzool
69 1 29 A10 5353 Bespijkerd 3 8mm Fragment binnenzool70 1 29 D5 2872 Bespijkerd 3,5+/‐/4,5/‐ 4 Klein fragment buitenzool?
71 1 29 E10 4336 Bespijkerd 14+/‐/6+/‐ 3 fragment binnen en buitenzool met lange lamina, en hielversterker cat. nr. 90
72 1 29 E13 4605 Bespijkerd 10+/‐/6+/‐ 4 5/6mm Verschillende zool fragmenten, buitenzool bespijkerd met kleine ruit, losse spijers
73 1 29 E12 4960 Bespijkerd 9+/‐/5+/‐ 4 5/10mm Fragment binnenzool
74 1 29 A3 2938 Bespijkerd 7,5+/‐/5+/‐ 4 7/10mm buitenzool, gespleten leer
75 1 29 E5 3046 Bespijkerd 4,5+/‐/‐/4,5 4 Fragmentjes binnenzool
76 1 29 F11 4649 lamina 4+/‐/2,5+/‐ 4 5mm lamina fragment
77 1 29 B7 3170 Bespijkerd 4 Zeer fragmentarisch, stukken bovenleer aanwezig
78 1 29 C9 2064 Bespijkerd 4 Binnenzool, fragmetarisch
79 1 29 G11 4574 Bespijkerd 4 6/8/13mm Alleen kleine fragmenten en spijkers
80 1 29 ? Bespijkerd 4 Alleen kleine fragmenten
81 1 29 C9 4064 Bespijkerd 8,5+/‐/4,5+/‐ 4 5/10mm Fragmentjes binnen en buitenzool
82 1 291 3876 Bespijkerd 4 Fragment binnenzool
83 1 29 G6 3426 Bespijkerd 4 Fragment buitenzool
84 1 29 E9 4292 Bespijkerd 3 Fragmenten binnen en buitenzool
85 1 76 5993 Bovenleer Laarsschacht met versterkte vetergaten, geitenleer
86 1 29 F15 4683 Bovenleer 7,5 Fragment bovenleer, daarnaast nog fragmenten schoenzool
87 1 29 F10 4334 lamina versneden zool/lamina
88 1 29 F6 3423,3 Hielversterker Naai‐ en spijkergaten zichtbaar
89 1 168 3616 Hielversterker Zeer dik leer
90 1 29 E10 4192 Hielversterker Afgescheurd bij de spijkergaten, hoort bij zool cat. nr. 71
91 1 42 C12 4413 Hielversterker met stiksel van reparatie aan bovenleer, hoort bij zool cat. Nr. 55,
92 1 29 D11 4499 Hielversterker fragment
93 1 29 D13 4512,2 Hielversterker losse hielversterker
94 1 381 6557 vlak voorwerp 42x42 Groot rond stuk leer met diverse naaigaten en reparaties
95 1 29 5196 vlak voorwerp 46x40+ Groot stuk leer met aan de boven‐ en zijkanten naaigaten en met twee grote gaten in het midden
96 1 140 1548 vlak voorwerp 23+ x 10+ Fragment gescheurd van groter stuk achter gelaten in het profiel.
97 1 29 C5 1530 vlak voorwerp 16+ x 15,5+ Stuk afgescheurd leer met naaigaten aan een kant
98 1 29 C9 4071 vlak voorwerp 23+x8 en 25,5+x12,5 Twee stukken leer met omgeslagen rand en strookjes voor de naden, wellicht tertiaire afsnijdsels
99 1 29 C4 3004 vlak voorwerp 18,5+x11,2+ Restleer, wellicht gebruikt als versterking, wellicht tertiare afsnijdsels
100 1 970 vlak voorwerp 11+x4,5+ en 6+x2,5+ Twee kleine stukken leer met naaigaten, een heeft een omgeslagen rand
101 1 28 B15 2299 lus 3,6x7,7 Onderdeel van een bevestiging
102 1 29 D7 3279 afsnijdsel Secundaire afsnijdsels, hielversterker en een heleboel kleine fragmenten
103 1 43 A7 494 afsnijdsel 10+x11+ en 14x6+ Twee grote stukken primair afsnijdsels van de buik
104 1 29 C9 4022 afsnijdsel 10x6 Kromgetrokken en gespleten stukje leer, waarschijnlijk secundair afsnijdel
105 1 29 C22 5741 afsnijdsel Ongeveer 15 dunne reepjes leer en stukjes zeer dik leer, secundaire afsnijdsels
106 1 381 6549 afsnijdsel 13+x7+ Stuk soepel leer, primair afsnijdsel, gevonden met verschillende kleine indet stukjes
107 1 29 D9 3972 afsnijdsel Verschillende secundaire afsnijdsels
108 1 42 B9 4063 afsnijdsel Twee kleine smallefragmentjes, wellicht secundaire afsnijdsels
109 1 29 D14 4800 leerresten Verschillende zeer kleine fragmentjes, erg vergaan
110 1 29 H12 4750 leerresten Enkele kleine losse leerfragmenten
111 1 29 E6 3430 leerresten Een klein afgebroken leerfragment
112 1 45 C7 3256 leerresten Afsnijdsel, geit
113 1 29 E11 4652 leerresten Een zeer klein fragment
114 1 29 A2 639 leerresten Alleen zeer kleine fragmenten over
115 1 29 H7 3493 leerresten Twee zeer kleine fragmenten met naaigaten langs de randen
116 1 140 1548 leerresten Zeer kleine leerfragmenten
117 1 29 D6 3205 Leeg vondstzakje
118 2 2006 5969 Carbatina 13x6,5 1 Rechts compleet kinder schoentje
119 2 2006 6659 Carbatina 15,5x8 1 Links vrijwel complete schoen
120 2 2006 5970 Sandaal 16+/6,5/4/5 2 Rechts 1a 2 lagen, smalle zool met teencontour aangegeven, ruitbespijkering, gidslijnen
121 3 4172 5683 Sandaal 25/14/7/6 1 Rechts 7 mm een laag, versterkte hiel, versierd, reparatiestuk
122 3 4321 6730 Sandaalriem 15+ x 3,5 2 twee voet banden
123 3 4172 6591 Genaaid 10,5+/7,5/‐/‐ 4 Rechts Fragment binnenzool voorvoet, met inscriptie QV
124 2 2006 6167 Bespijkerd 25,5/10/5,5/6 1 Links 10 mm 3c? binnen en buitenzool, hielversterker, lamina ondr hiel
124A 2 2006 6167,2 Bespijkerd 19+/6,5/4,5/4,5 1 Links 1a binnenzool, hielversterker, spaarzaam bespijkerd
125 2 2006 6376 Bespijkerd 23/7/4,5/4 1 Rechts 1a binnenzool met ruitvormige bespijkering
126 2 2006 6374 Bespijkerd 26/9/6+/6 1 Links 2c binnenzool
127 2 2006 6394 Bespijkerd 23/7,5/5/4,5 1 Rechts 1c Binnenzool, fragment buitenzool, hielversterker, ruitvormige bespijkering
128 2 2006 6616 Bespijkerd 24,5/9,5/6/6 1 Links 10 mm 3c Binnenzool, fragment buitenzool en hielversterker
129 2 2006 3330 Bespijkerd 24+/7/4,5/5 1 Links 4‐8 mm 1P binnen en buitenzool, hielversterker, lamina, ranken bespijkering
130 2 2006 5268,1 Bespijkerd 21,8+ 2 3c? Fragment binnenzool en hielversterker, zeer kleine spijkers
131 2E 2006 5135 Bespijkerd 19+/‐/6/4+ 2 3c? binnenzool met spleetjes voor bevestigiing lamina
132 2 2006 3373 Bespijkerd 21,5+ 2 10 mm 3c? Fragmenten binnenzool, met buitenzool en hielversterker
133 2 2006 6172 Bespijkerd 19,5+/5,5 2 8 mm 3c Fragmenten van binnenl en buitenzool, losse spijkers
134 2 2006 6087 Bespijkerd 12,5+/6/4/‐ 3 Links 1d fragment binnen en buitenzool, spaarzaam bespijkerd
135 2 2006 6402 Bespijkerd 15+/‐/6/5 3 9 mm Vergane binnenzool
136 2 2006 6209 schoeisel ? 16+/5,5/4,3/‐ 3 Drie fragmenten leer met spijker en rijggaten.
137 2 2006 6282 Bespijkerd 14+ 4 3c fragementen binnen en buitenzool met een grote lamina, indrukken rijggaren
138 2 2006 3524 Bespijkerd 9,5+/‐/‐/‐ 4 5 mm Vergane zool, meerdere fragmenten binnenzool, hielversterker en spijkers
139 2C ? 2856 Bespijkerd 7+/5/‐/‐ 4 1c Fragment buitenzool
140 2 2006 6077 Bespijkerd 4 fragmenten binnenzool en lamina met rindruk spangaren
142 3 4201 5770 Bespijkerd 19+/9+/‐/‐ 3 2c zwaar bespijkerde binnenzool met grote lamina
141 2 2006 5970,2 Bespijkerd 6.5+/‐/‐/5,5 4 Hielvragment binnen en buitenzool, met hielversterker
143 3 4048 5524 Bespijkerd 13,5+ 3 1a binnenzool met spleetjes voor bevestigiing lamina
144 3 4042 2432 Bespijkerd 7,5+/4,5/‐/‐ 3 5 mm meerdere fragmenten binnen en buitenzool
145 3 4048 5750 Bespijkerd 12+/8/‐/‐ 4 Fragment van een binnenzool en een afsnijdsel
146 3 4201 6136 Bespijkerd 16+ 4 Vergane binnenzool in vele fragmenten
147 3 4172 5680 Bespijkerd 4 Verschillende vergane zoolresten
148 3 4199 5382 Bespijkerd 6+ 4 hiel fragment binnenzool
149 2 2006 5268,2 Bespijkerd 22+/7,5+/7,5+/6,5+ 2 5 mm Fragmenten binnenzool met deel hielversterker en enkele kleine spijkers
150 2 2006 6078 Bespijkerd 10,5+ 4 8 mm fragmenten binnenzool met hielversterker
151 2 2006 6375 Bespijkerd 7,5+ x 6 4 zoolresten
152 2E 2006 4191 Bespijkerd 1 Smalle leerfragmenten, met spijkergaten
153 ? 77(?) 616(?) Bespijkerd 12+/‐/5+/‐ 4 Fragment binnenzool, daarnaast nog fragmenten hielversterker
154 2 2006 3770 Bespijkerd 20,5+ 3 Verschillende zoolresten
155 3 4201 5767 Bespijkerd 3 Vergane binnen en buitenzool met laminae, niet geconserveerd
156 3 4172 6591,2 Bespijkerd 4 6 mm zoolresten
157 3 4201 6126 Bespijkerd 11+ (6+5) 3 Midden/achter fragment binnenzool, met losse fragmenten
158 ? ? 6376 Bespijkerd 4 6 mm zoolresten
159 2 2006 6084 Hielversterker 15,5+ 4 Hielversterker, afescheurd
160 2 2006 5998 schoeisel 4 Zeer fragmentarisch, misschien binnenzool
161 3 4172 5774 schoeisel 4 zoolresten
162 ? 4172 5689? schoeisel 4 Verschillende zoolresten
163 3 4201 5772 afsnijdsel primaire afsnijsel
164 3 4048 5864 afsnijdsel 25 x 2,5 primaire afsnijsdel, met enkele spangaten, geitenhuid
165 2 2004 5601 vervalt
166 3 4048 5796 overig leerresten
167 3 4172 5689 overig leerresten
168 3 4148 6024 overig leerresten
169 3 2172 5703 overig leerresten
205 2 2018 1935 Modern Twee fragmenten met naaigaten
171 3 4172 5822 overig Klein leerfragment
172 3 4199 5575 overig Een vervormd fragment
173 3 4048 5796 overig leerresten
174 3 2172 5703 overig leerresten
201 2 2057 4782 Modern 21/5/3/4,5 1 Genaaide schoen, daarnaast nog onderdelen van andere genaaide schoen ca 1830
204 3 ? 5052 Modern 4 Fragment van de sluiting met versterkte vetergaten, 19de eeuw
203 3 4034 893 Modern 17+/‐/6,5/7 2 achterfragment schoen met spijkers en halve zolen, 19/20e eeuw?
202 2E 2057 5115 Modern 24,5/9/7/7+ 1 Complete slof, 17/18e eeuw?
Catalogusnr. Werkput Spoornr. Segmentnr. Vondstnr.
10 1 24 D3 2990
11 1 27 B9 3892
101 1 28 B15 2299
52 1 29 F2 563
7 1 29 E2 579
53 1 29 A2 639114 1 29 A2 6391 1 29 B1 642
25 1 29 B1 650
63 1 29 C5 152997 1 29 C5 153078 1 29 C9 206470 1 29 D5 2872
74 1 29 A3 2938
35 1 29 B5 2980
37 1 29 D3 2982
45 1 29 D3 2982
54 1 29 B7 3000
99 1 29 C4 3004
2 1 29 D3 3032
17 1 29 D3 3032
39 1 29 D3 3032
39A 1 29 D3 3032,2
75 1 29 E5 3046
12 1 29 F5 3057
56 1 29 D4 3058
16 1 29 C8 315677 1 29 B7 3170117 1 29 D6 320533 1 29 D8 3254
102 1 29 D7 3279
59 1 29 E16 3283
29 1 29 D6 3366
36 1 29 E6 3411
50 1 29 E7 3421
49 1 29 F6 3423,1
49A 1 29 F6 3423,2
88 1 29 F6 3423,3
83 1 29 G6 3426111 1 29 E6 343041 1 29 E7 3462115 1 29 H7 349330 1 29 B9 3862
5 1 29 B9 3867
23 1 29 B9 3900
13 1 29 D9 3972
107 1 29 D9 3972104 1 29 C9 4022
60 1 29 C9 406481 1 29 C9 406426 1 29 B9 4067
27 1 29 C9 4068
28 1 29 C10 4070
98 1 29 C9 4071
15 1 29 C10 4084
66 1 29 E9 4107
3 1 29 E13 4113
46 1 29 D9 4187,1
47 1 29 D9 4187,2
48 1 29 D9 4187,3
14 1 29 E9 4188
90 1 29 E10 4192
40 1 29 E11 4277
84 1 29 E9 4292
19 1 29 E10 4332
87 1 29 F10 4334
71 1 29 E10 4336
24 1 29 E13 4366
57 1 29 E13 4446
92 1 29 D11 4499
58 1 29 E12 4510
32 1 29 D13 451293 1 29 D13 451261 1 29 D13 4514
51 1 29 E12 4559
22 1 29 D12 4568
4 1 29 E11 457079 1 29 G11 457472 1 29 E13 4605
21 1 29 E12 4609
76 1 29 F11 4649
20 1 29 F12 4650
43 1 29 F12 4650113 1 29 E11 465262 1 29 E13 4654
86 1 29 F15 4683110 1 29 H12 4750109 1 29 D14 480038 1 29 E14 4813
68 1 29 G15 4815
73 1 29 E12 4960
95 1 29 5196
69 1 29 A10 5353105 1 29 C22 574118 1 29 F22 5936
80 1 29 ?108 1 42 B9 4063
91 1 42 C12 4413
55 1 42 C12 4425
103 1 43 A7 494
8 1 43 A9 500
9 1 43 A9 504
65 1 43 A11 508
34 1 43 A5 527
67 1 45 3236
112 1 45 C7 3256
6 1 71 4524
85 1 76 599396 1 140 1548116 1 140 154889 1 168 3616
82 1 291 3876
106 1 381 6549
94 1 381 6557
31 1 381 6558
44 1 381 6559
42 1 381 6560
64 1 1418 6758
165 2 2004 5601
129 2 2006 3330
132 2 2006 3373
138 2 2006 3524
154 2 2006 3770
152 2E 2006 4191
131 2E 2006 5135
130 2 2006 5268
149 2 2006 5268,2
118 2 2006 5969
120 2 2006 5970
120A 2 2006 5970
160 2 2006 5998
140 2 2006 6077
150 2 2006 6078
159 2 2006 6084
134 2 2006 6087
124 2 2006 6167
124A 2 2006 6167,2
124B 2 2006 6167,3
133 2 2006 6172
136 2 2006 6209
137 2 2006 6282
126 2 2006 6374
151 2 2006 6375
125 2 2006 6376
127 2 2006 6394
135 2 2006 6402
128 2 2006 6616
119 2 2006 6659205 2 2018 1935,1170 2 2018 1935,2
201 2 2057 4782
204 2E 2057 5115
169 3 2172 5703174 3 2172 5703203 3 4034 893
143 3 4048 5524
145 3 4048 5750
166 3 4048 5796173 3 4048 5796164 3 4048 5864
168 3 4148 6024
147 3 4172 5680
121 3 4172 5683
141 3 4172 5683,2
167 3 4172 5689
161 3 4172 5774
171 3 4172 5822
123 3 4172 6591
156 3 4172 6591,2
162 ? 4172 5689?
148 3 4199 5382
172 3 4199 5575
155 3 4201 5767
142 3 4201 5770
163 3 4201 5772
157 3 4201 6126
146 3 4201 6136
122 3 4321 6730
139 2C ? 2856
202 3 ? 5052
158 ? ? 6376
144 3 4042‐5 2432
153 ? 77(?) 616(?)
100 1 970
Bijlagen II‐11 Zoogdieren en vogels
Bijlage II‐11.1: Afkortingen gebruikt in tabellen en bijlagen Bijlage II‐11.2: Codering skeletindeling Bijlage II‐11.3‐36: Diverse tabellen
AFKORTING ELEMENTAS astragalusAT atlasAX axisCA calcaneumCAR carpaliaCAT carpalia/tarsaliaCC costal cartilageCL claviculaCO costaCR craniumDE dentesDEI dentes inferiorDES dentes superiorFE femurFI fibulaGE geweiHO hoornpitHU humerusHY hyoidIND indet.MAN mandibulaMAX maxilla (+ praemaxillare)MC metacarpusMC1 metacarpale 1MC2 metacarpale 2MC3 metacarpale 3MC4 metacarpale 4MC5 metacarpale 5MCP perifere metac.MP metapodiumMPP perifere metap.MT metatarsusMT1 metatarsale 1MT2 metatarsale 2MT3 metatarsele 3MT4 metatarsale 4MT5 metatarsale 5MTP perifere metat.OP os penisP phalanxP1 phalanx 1P2 phalanx 2P3 phalanx 3PA patellaPB pijpbeen indet.PE pelvisPXA phalanx x=1,2,3 anteriorPXP phalanx x=1,2,3 posteriorRA radiusSA sacrum
SC scapulaSE sesamoideaST sternumTAR tarsalia (overig)TI tibiaUL ulnaV vertebra indet.VCA vert. caudalesVCE vert. cervicales (overige)VLU vert. lumbalesVTH vert. thoracales
Afkortingen gebruikt bij tabellen met skeletindeling
KLASSE CODE ELEMENT ELEM ELEMENT ELNUMAVE AT atlas 1 ATLAS Atlas 5AVE AX axis 2 AXIS Axis 6AVE CAR carpalia 3 CARP Carpale 20AVE CMC carpometacarpus 4 CMC Carpometacarpus 21AVE CO costa 5 COSTA Costa 13AVE COR coracoid 6 CORAC Coracoid 15AVE CR cranium 7 CRAN Cranium 1AVE FE femur 8 FEM Femur 24AVE FI fibula 9 FIB Fibula 27AVE FU furcula 10 FURC Furcula 14AVE HU humerus 11 HUM Humerus 17AVE HY hyoid 12 HYOID Hyoid 4AVE IND indet. 13 INDET Indet 30AVE MAN mandibula 14 MAND Mandibula 3AVE MAX maxilla (+ praemaxillare) 15 MAX Maxilla 2AVE PB pijpbeen indet. 16AVE PE pelvis 17 PELV Pelvis 23AVE PXA phalanx x=1,2,3 anterior 18 PHM Phalanx manus 22AVE PXP phalanx x=1,2,3 posterior 19 PHP Phalanx pedis 29AVE RA radius 20 RAD Radius 18AVE SA sacrum 21 SACR Sacrum 11AVE SC scapula 22 SCAP Scapula 16AVE ST sternum 23 STERN Sternum 12AVE TIT tibiotarsus 24 TIBT Tibiotarsus 26AVE TMT tarsometatarsus 25 TMT Tarsometatarsus 28AVE UL ulna 26 ULNA Ulna 19AVE V vertebra indet. 27 VERT Vertebra 10AVE VCA vert. caudales 28 CAUD Caudale vertebra 9AVE VCE vert. cervicales (overige) 29 CERV Cervicale vertebra 7AVE VTH vert. thoracales 30 THOR Thoracale vertebra 8
PATEL Patella 25
KLASSE CODE ELEMENT ELEM ELEMENT ELNUMPIS neu (neuro)cranium, schedel, algem 26 CRAN Cranium 1
ADNAS Adnasale 2BASS Basisphenoid 3
PIS bas basioccipitale 4 BOCCI Basioccipitale 4DERMET Dermethmoid 5EOCCI Exoccipitale 6EPI Epiothicum 7ETM Ethmoid 8
PIS fro frontale 16 FRONT Frontale 9LACRI Lacrimale 10MES Mesethmoid 11NAS Nasale 12OPIO Opisthoticum 13ORB Orbitale 14ORBIS Orbitosphenoid 15
PIS par parasphenoid 31 PARA Parasphenoid 16PIS pat parietale 32 PARIE Parietale 17
PROO Prooticum 18PIS pos posttemporale 38 PTEMP Posttemporale 19
PTERO Pterothicum 20PTERS Pterosphenoid 21
PIS suo supraoccipitale 47 SOCCI Supraoccipitale 22SORBI Supraorbitale 23SPHO Sphenoticum 24STEMP Supratemporale 25
PIS vom vomer 57 VOM Vomer 26PIS max maxillare 24 MAX Maxillare 27PIS pal palatinum 30 PAL Palatinum 28PIS prm praemaxillare 39 PMAX Premaxillare 29
PTER Pterygoideum 30PIS ect ectopterygoid 13PIS ent entopterygoid 14PIS met metapterygoid 25PIS qua quadratum 42 QUAD Quadratum 31
SMAX Supramaxillare 32ANGU Angulare 33
PIS art articulare 2 ART Articulare 34PIS den dentale 12 DENT Dentale 35PIS de dentes, tand, los 11 DENTES Losse tanden 36PIS bra branchiostegale 5 BRAN Branchiostegale 37PIS int interoperculum 21 IOPER Interoperculum 38PIS ope operculum 28 OPER Operculum 39PIS pro praeoperculum 40 POPER Preoperculum 40PIS sub suboperculum 45 SOPER Suboperculum 41
BHYA Basihyale 42PIS cer ceratohyale 7 CHYA Ceratohyale 43PIS epi epihyale 15 EHYA Epihyale 44PIS hya hyale 18PIS hyo hyomandibulare 19 HYOM Hyomandibulare 45
IHYA Interhyale 46PIS sym sympleticum 49 SYMP Symplecticum 47PIS uro urohyale 51 URO Urohyale 48PIS kie element van kieuwboog, kieuwbo 22 KIEUW Kieuwskelet 49PIS opi os pharyngeum inferius 29 KTAND Keeltand 50
OTO Otoliet 51CLAVI Claviculare 52
PIS cle cleithrum 8 CLEI Cleithrum 53PIS cor coracoid 10 CORAC Coracoideum 54PIS lep lepidotriche, vinstraal 23 LEPI Lepidotriche 55PIS poc postcleithrum 37 PCLEI Postcleithrum 56
RAD Radiale 57PIS sc scapula 43 SCAP Scapula 58PIS suc supracleithrum 46 SCLEI Supracleithrum 59
SPINA Spina 60
PIS pel basipterygium (pelvis) 33 PELV Pelvis 61PINNA Pinna 62
PIS aca acanthotriche, dorsale vinstek 1 ACAN Acantotriche 63PIS at atlas 3 ATLAS Atlas 64PIS vpc vert. praecaudales 58 PCAUD Precaudale vertebra 65
CERV Cervicale vertebra 66THOR Thoracale vertebrae 67
PIS vca vert. caudales 55 CAUD Caudale vertebra 68PIS v vertebra 54 VERT Vertebra 69PIS cen centrum, wervellichaam 6PIS vnh vert.: neuro- & hemacanthe, we 56PIS co costa, rib 9 COSTA Costa 70PIS oan os anale 27 OSAN Os anale 71PIS web apparatus weberianus, Weber's 59 OSWEB Ossa weberi 72PIS sus suspensorium, ossae weberi 48PIS tri tripus, ossae weberi 50PIS pte pterygiophore, vinstekeldrager 41 PTERY Pterygiophore 73
EPU Epuralia 74HYPU Hypuralia 75
PIS urp urophore (+epurale & hyporale) 52PIS urs urostylus, laatste staartwerve 53 URST Urostylus 76PIS squ squama, schub 44 SQUA Squama 77PIS pla 'plaat' 35 DERM Dermale plaat 78
CDERM Craniale dermale plaat 79DDERM Dorsale dermale plaat 80LDERM Laterale dermale plaat 81FULC Fulcrale dermale plaat 82DORS ??? 83DENTIC Dermale denticuli 84
PIS pin pinnae fragment, fragm. co/lep 34 PINN rechte stekels 85PIS ind indet. 20 INDET Indet 86PIS gra 'graat', intermusculair bot 17PIS poa postabdominalis 36
KLASSE CODE ELEMENTREP as astragalusREP at atlasREP ax axisREP ca calcaneumREP car carpaliaREP co costaREP cor coracoidREP cr craniumREP fe femurREP hu humerusREP il iliumREP ind indet.REP is ischiumREP man mandibulaREP max maxillaREP mp metapodiumREP p phalanxREP pb pijpbeen indet.REP pu pubisREP rul radio-ulnaREP sa sacrumREP sc scapulaREP st sternumREP tar tarsaliaREP tif tibio-fibula
KLASSE CODE ELEMENTAMP as astragalusAMP at atlas
AMPAMP
axca
axiscalcaneum
AMP car carpaliaAMP co costaAMP cor coracoidAMP cr craniumAMP fe femurAMP hu humerusAMP il iliumAMP ind indet.AMP is ischiumAMP man mandibulaAMP max maxillaAMP mp metapodiumAMP p phalanxAMP pb pijpbeen indetAMP pu pubisAMP rul radio-ulnaAMP sa sacrumAMP sc scapulaAMP st sternumAMP tar tarsaliaAMP tif tibio-fibulaAMP v vertebra indet.
Afkortingen skelet indeling
kop MAN Mandibula
MAX Maxilla
CR Cranium
DE Dentes
HO Hornpit
HY Hyoid
nek AT Atlas
AX Axis
VCE Vertebra cervicalis
romp CO Costa
VLU Vertabra lumbalis
VTH Vertebra thoracalis
voorpoot SC Scapula
HU Humerus
RA Radius
UL Ulna
CAR Carpalia
MC Metacarpus
achterpoot PE Pelvis
FE Femur
PA Patella
TI Tibia
FI Fibula
TAR Tarsalia
CA Calcaneum
MT Metatarsus
poot divers MP Metapodia
P Phalanx
SE Sesamoidae
PB Pijpbeen
staart SA Sacrum
divers V Vertebra
IND Indet
Bijlagen II-11.3-36 Zoogdieren
rund % leeftijd paard % leeftijd
vroeg 0,5 <18 Vroeg 0,0 < 15
midden 18,7 18-36 midden 0,0 15-24
laat 77,1 18-36 Laat 87,5 24-36
oud 3,6 >36 Oud 12,5 >36
N 745 N 11
ovicapriden % leeftijd hond % leeftijd
vroeg 0,8 < 10 Vroeg 2,9 <7
midden 28,8 10-28 midden 0,0 7-12
laat 63,3 10-28 Laat 37,1 7-13
oud 7,1 >28 Oud 60,0 >13
N 127 N 35
varken % leeftijd
vroeg 18,8 < 12
midden 54,8 12-36
laat 24,4 12-36
oud 2,1 >36
N 48
Bijlage II-11.3 Postcraniale leeftijdverdeling voor de context Geul (leeftijden zijn in maanden aangegeven).
leeftijd Geul1 % Geul2 % Geul3 % Kade % totaal % 0-9 - - 2 0,7 - - - - 2 0,6
8_16 - - 2 0,7 1 5,9 - - 3 0,9
16-26 1 14,3 17 5,7 1 5,9 1 16,7 20 6,1
24-30 1 14,3 23 7,8 - - - - 24 7,4
22-36 - - 4 1,4 - - - - 4 1,2
30-40 1 14,3 77 26,0 7 41,2 1 16,7 86 26,4
30-50 - - 12 4,1 4 23,5 1 16,7 17 5,2
40-50 4 57,1 158 53,4 4 23,5 3 50,0 169 51,8
>50 - - 1 0,3 - - - - 1 0,3 totaal 7 296 17 6 326
Bijlage II-11.4 Craniale Leeftijdsverdeling rund voor de context Geul (leeftijd aangegeven in maanden).
Bijlage II-11.11 Skeletindeling van rund, schaap/geit, varken en hond uit de context Geul1.
aantal Geul1 R % SG % V % H %
kop MAN 10 13,0 2 18,2 - -
MAX 1 1,3 1 9,1 - -
CR 7 9,1 1 9,1 - -
DE 2 2,6 - - 1 -
HO 7 9,1 - - -
totaal kop 27 35,1 4 36,4 - - 1 -
romp CO 23 29,9 2 18,2 - -
VLU 1 1,3 - - -
totaal romp 24 31,2 2 18,2 - - - -
voorpoot SC 14 18,2 - - -
HU - - 1 50,0 -
RA - 1 9,1 - -
CAR 1 1,3 - - -
MC 2 2,6 - - -
totaal voorpoot 17 22,1 1 9,1 1 50,0 - -
achterpoot PE 3 3,9 1 9,1 1 5- -
FE 1 1,3 - - -
TI - 1 9,1 - -
AS 1 1,3 - - -
MT - 2 18,2 - -
totaal achterpoot 5 6,5 4 36,4 1 50,0- - -
poot divers MP 2 2,6 - - -
P2 1 1,3 - - -
SE 1 1,3 - - -
totaal poot divers 4 5,2 - - - - - -
totaal 77 11 2 1
aantal Geul1 indet % lm % mm %
kop MAN - 1 1,0 -
MAX - - -
CR 6 31,6 54 54,5 -
DE - - -
HO - - -
kop totaal 6 31,6 55 55,6 - -
nek AT - - -
AX - - -
VCE - 1 1,0 -
nek totaal - - 1 1,0 - -
romp CO - 21 21,2 1 33,3
VLU - 3 3,0 -
VTH - - -
romp totaal - - 24 24,2 1 33,3
voorpoot SC - 1 1,0 -
HU - - 2 66,7
RA - 1 1,0 -
UL - - -
MC - - -
voorpoot totaal - - 2 2,0 2 66,7
achterpoot PE - 1 1,0 -
FE - 1 1,0 -
TI - 1 1,0 -
FI - - -
CA - - -
MT - 1 1,0 -
achterpoot totaal - - 4 4,0 - -
divers MP - - -
P - - -
P2 - - -
SE - - -
PB 4 21,1 7 7,1 -
poot divers totaal 4 21,1 7 7,1 - -
staart SA - - -
staart totaal - - -
divers V - 5 5,1 -
IND 9 47,4 1 1,0 -
divers totaal 9 47,4 6 6,1 - -
totaal 19 99 3 Bijlage II-11.12 Skeletindeling van niet gedetermineerde, large mammals and medium mammals resten uit de context Geul1.
Geul1
R % SG % V %
Hak 140 181,8 2,0 18,2 -
Snij 48 62,3 1,0 9,1 -
Zaag 1 1,3 - - -
Schraap 8 10,4 1,0 9,1 -
bewerking totaal 197 255,8 4 36,4 - -
Partieel verbrand 3 3,9 - -
Partieel gecalcineerd - - -
brand totaal 3 3,9 - - - -
Vraat 12 15,6 3,0 27,3 1 50,0
Vraat hond 34 44,2 - -
Vraat knaag - - -
vraat totaal 46 59,7 3 27,3 1 50,0
Pathologie 2 2,6 - -
Bijlage II-11.13 Taphonomische sporen en pathologische aandoeningen (aantal) op botmateriaal uit de context Geul1.
Geul1
LM % MM % IND %
Hak 21 21,2 2,0 66,7 -
Snij 9 9,1 1,0 33,3 -
Zaag - - -
Schraap - - -
bewerking totaal 30 30,3 3 100,0 - -
Partieel verbrand 1 1,0 - -
Partieel gecalcineerd 1 1,0 - -
brand totaal 2 2,0 - - - -
Vraat 1 1,0 - -
Vraat hond 9 9,1 - 1 5,3
Vraat knaag 1 1,0 - -
vraat totaal 11 11,1 - - 1 5,3
Pathologie - - -
99 3 19
120 3 19 Bijlage II-11.14 Taphonomische sporen en pathologische aandoeningen (aantal) op botmateriaal uit de context Geul1.
aantal Geul2
R % SG % V % P % H %
kop MAN 466 13,6 105 23,8 81 28,0 - 4 7,4
MAX 98 2,9 16 3,6 21 7,3 - 1 1,9
CR 247 7,2 44 10,0 51 17,6 3 9,4 5 9,3
DE 54 1,6 5 1,1 11 3,8 - 1 1,9
HO 167 4,9 - - - - -
HY 8 0,2 2 0,5 - - -
totaal kop 1040 30,3 172 39,0 164 56,7 3 9,4 11 20,4
nek VCE 24 0,7 8 1,8 6 2,1 - 7 13,0
AT 22 0,6 - - 8 2,8 1 3,1 -
AX 9 0,3 1 0,2 2 0,7 - -
totaal nek 55 1,6 9 2,0 16 5,5 1 3,1 7 13,0
romp CO 972 28,3 64 14,5 25 8,7 4 12,5 9 16,7
VLU 9 0,3 6 1,4 1 0,3 2 6,3 1 1,9
VTH 62 1,8 10 2,3 1 0,3 1 3,1 1 1,9
totaal romp 1043 30,3 80 18,1 27 9,3 7 21,9 11 20,4
voorpoot SC 593 17,2 16 3,6 8 2,8 2 6,3 1 1,9
HU 46 1,3 14 3,2 7 2,4 - 1 1,9
RA 35 1,0 13 2,9 7 2,4 2 6,3 2 3,7
RUL 11 0,3 - - - - -
UL 23 0,7 4 0,9 9 3,1 - 3 5,6
CAR 8 0,2 3 0,7 - - -
MC 94 2,7 32 7,3 - 9 28,1 1 1,9
totaal voorpoot 810 23,6 82 18,6 31 10,7 13 40,6 8 14,8
achterpoot PE 100 2,9 23 5,2 13 4,5 2 6,3 4 7,4
FE 47 1,4 13 2,9 16 5,5 1 3,1 5 9,3
PA 6 0,2 - - - - -
TI 60 1,7 14 3,2 9 3,1 1 3,1 2 3,7
FI - - - 7 2,4 - -
AS 5 0,1 - - 1 0,3 - -
CA 16 0,5 1 0,2 - 1 3,1 1 1,9
TAR 6 0,2 - - - - -
MT 116 3,4 38 8,6 1 0,3 2 6,3 4 7,4
totaal achterpoot 356 10,4 89 20,2 47 16,3 7 21,9 16 29,6
staart SA 12 0,3 1 0,2 - - -
VCA 4 0,1 1 0,2 - - -
totaal staart 16 0,5 2 0,5 - - - - - -
poot divers MP 10 0,3 1 0,2 1 0,3 - -
P1 56 1,6 4 0,9 1 0,3 1 3,1 -
P2 28 0,8 2 0,5 1 0,3 - -
P3 14 0,4 - - 1 0,3 - 1 1,9
SE 7 0,2 - - - - -
V 3 0,1 - - - - -
totaal poot divers 118 3,4 7 1,6 4 1,4 1 3,1 1 1,9
Bijlage II-11.15 Skeletindeling van rund, schaap/geit, varken, paard en hond uit de context Geul2.
Geul3
R % SG % V % P % H % CAC %
Hak 401 116,9 3 21,4 6 30,0 1 50,0 - -
Snij 81 23,6 1 7,1 - - - -
Schraap 16 4,7 - - - - -
bewerking totaal 498 145,2 4 28,6 6 30,0 1 50,0 0 - 0 -
Verkoold - - - - - -
Partieel verbrand 9 2,6 - - - 1 4,0 -
Partieel gecalcineerd 0,0 - - - - -
brand totaal 9 2,6 0 - 0 - 0 - 1 4,0 0 -
Vraat 41 12,0 3 21,4 - - - -
Vraat hond 72 21,0 2 14,3 3 15,0 1 50,0 - -
Vraat knaag 1 0,3 1 7,1 - - 1 4,0 -
vraat totaal 114 33,2 6 42,9 3 15,0 1 50,0 1 4,0 0 -
Pathologie 5 1,5 - - - 3 12,0 -Bijlage II-11.20 Taphonomische sporen en pathologische aandoeningen (aantal) op botmateriaal uit de context Geul3.
aantal Geul 3
R % SG % V % P % H % K %
kop MAN 41 12,0 1 7,1 1 5,0 - 3 12,0 -
MAX 5 1,5 - - - - 1 -
CR 100 29,2 - 2 10,0 - 1 4,0 -
DE 8 2,3 2 14,3 2 10,0 - 2 8,0 -
HO 5 1,5 - - - - -
totaal kop 159 46,5 3 21,4 5 25,0 0 - 6 24,0 1 -
nek VCE 9 2,6 - - 1 50,0 1 4,0 -
AT 3 0,9 - - - - -
AX 1 0,3 1 7,1 1 5,0 - - -
totaal nek 13 3,8 1 7,1 1 5,0 1 50,0 1 4,0 0 -
romp CO 61 17,8 4 28,6 1 5,0 - 2 8,0 -
VLU 2 0,6 - - - - -
VTH 6 1,8 - - - - -
totaal romp 69 20,2 4 28,6 1 5,0 0 - 2 8,0 0 -
voorpoot SC 38 11,1 - - - 1 4,0 -
HU 3 0,9 1 7,1 1 5,0 - 2 8,0 -
RA 3 0,9 3 21,4 - - 1 4,0 -
UL - - 1 5,0 - - -
CAR 1 0,3 - - - 1 4,0 -
MC 6 1,8 - 1 5,0 - - -
totaal voorpoot 51 14,9 4 28,6 3 15,0 0 - 5 2- 0 -
achterpoot PE 8 2,3 - 1 5,0 - 1 4,0 -
FE 7 2,0 - 2 1- - 1 4,0 -
PA - - - 1 5- - -
TI 12 3,5 - 3 15,0 - 2 8,0 -
FI - - 1 5,0 - - -
CA 1 2,5 1 10- - - 1 4,0 -
TAR - - 1 5,0 - 2 8,0 -
MT 12 3,5 - 1 5,0 - 4 16,0 -
totaal achterpoot 40 11,7 1 7,1 9 45,0 1 5- 11 44,0 0 -
poot divers MP 2 0,6 - - - - -
P1 3 0,9 1 7,1 1 5,0 - - -
P2 3 0,9 - - - - -
P3 1 0,3 - - - - -
SE 1 0,3 - - - - -
totaal poot divers 10 2,9 1 7,1 1 5,0 0 - 0 - 0 -
Bijlage II-11.22 Skeletindeling van rund, schaap/geit, varken, paard, hond en kat uit de context Geul3.
Geul 2
LM % MM % IND %
Hak 621 52,2 27 16,2 20 2,8
Snij 274 23,0 15 9,0 9 1,2
Zaag - - -
Schraap 12 1,0 - -
Polijst - - -
bewerking totaal 907 76,2 42 25,1 29 4,0
Brand 1 0,1 - -
gecalcineerd - - 19 2,6
verkoold 8 0,7 - 5 0,7
partieel brand 8 0,7 4 2,4 6 0,8
partieel gecalcineerd - 1 0,6 4 0,6
brand totaal 17 1,4 5 3,0 34 4,7
Vraat 141 11,8 21 12,6 11 1,5
Vraat hond 217 18,2 11 6,6 3 0,4
Vraat knaag 10 0,8 3 1,8 -
vraat totaal 368 30,9 35 21,0 14 1,9
Pathologie 1 0,1 1 0,6 -
Bijlage II-11.23 Taphonomische sporen en pathologische aandoeningen (aantal) op botmateriaal uit de context Geul2.
aantal Kade
R % SG % H %
kop MAN 6 17,1 - -
MAX 1 2,9 - -
CR 1 2,9 2 28,6 -
DE 4 11,4 - 1 -
totaal kop 12 34,3 2 28,6 1 -
nek VCE 1 2,9 - -
AX 1 2,9 - -
totaal nek 2 5,7 0 - 0 -
romp CO 5 14,3 2 28,6 -
totaal romp 5 14,3 2 28,6 0 -
voorpoot SC 4 11,4 - -
RA 1 2,9 - -
UL 1 2,9 - -
MC 1 2,9 - -
totaal voorpoot 7 2- 0 - 0 -
achterpoot PE - 2 28,6 -
FE 1 2,9 - -
TI 1 2,9 - -
AS 1 2,9 - -
MT 1 2,9 1 14,3 -
totaal achterpoot 4 11,4 3 42,9 0 -
staart VCA 1 2,9 - -
totaal staart 1 2,9 0 - 0 -
poot divers MP - - -
P1 3 8,6 - -
P2 1 2,9 - -
totaal poot divers 4 11,4 0 - 0 -
totaal 35 7 1 Bijlage II-11.24 Skeletindeling van rund, schaap/geit en hond uit de context Kade.
aantal Geul 4
R % SG % V % P % H % K %
kop MAN 66 5,1 6 19,4 7 16,7 3 23,1 12 8,8 -
MAX 17 1,3 - 3 7,1 - 6 4,4 1 -
CR 52 4,0 - 3 7,1 2 15,4 7 5,1 -
DE 21 1,6 - 1 2,4 - 5 3,6 -
HO 35 2,7 - - - - -
kop totaal 191 14,7 6 19,4 14 33,3 5 38,5 30 21,9 1 -
nek AT 12 0,9 - 1 2,4 - 2 1,5 -
AX 7 0,5 1 3,2 - - 2 1,5 -
VCE 12 0,9 - 1 2,4 - 10 7,3 1 -
nek totaal 31 2,4 1 3,2 2 4,8 0 - 14 10,2 1 -
romp VTH 20 1,5 - - - 8 5,8 1 -
VLU 3 0,2 - 1 2,4 - 9 6,6 -
CO 290 22,4 - - 1 7,7 17 12,4 -
romp totaal 313 24,2 0 - 1 2,4 1 7,7 34 24,8 1 -
voorpoot SC 185 14,3 2 6,5 1 2,4 - 3 2,2 -
HU 59 4,6 3 9,7 1 2,4 1 7,7 8 5,8 4 -
RA 22 1,7 3 9,7 2 4,8 - 9 6,6 -
RUL 21 1,6 - - - - -
UL 14 1,1 - 2 4,8 - 5 3,6 -
CAR 20 1,5 - - 1 7,7 - -
MC 32 2,5 6 19,4 1 2,4 - 3 2,2 -
voorpoot totaal 353 27,2 14 45,2 7 16,7 2 15,4 28 20,4 4 -
achterpoot PE 102 7,9 - 2 4,8 1 7,7 3 2,2 -
FE 53 4,1 4 12,9 3 7,1 3 23,1 3 2,2 2 -
PA 2 0,2 - - - - -
TI 73 5,6 1 3,2 8 19,0 - 8 5,8 -
FI 1 0,1 - - - - -
AS 24 1,9 1 3,2 - - - -
CA 22 1,7 1 3,2 1 2,4 - 3 2,2 -
TAR 13 1,0 - - - - -
MT 44 3,4 3 9,7 1 2,4 - 3 2,2 -
achterpoot totaal 334 25,8 10 32,3 15 35,7 4 30,8 20 14,6 2 -
penisbeen OP - - - - 1 0,7 -
staart SA 4 0,3 - - - 3 2,2 -
VCA 3 0,2 - - - 1 0,7 -
staart totaal 7 0,5 - - - 4 2,9 -
poot divers MP 7 0,5 - 1 2,4 1 7,7 4 2,9 1 -
P - - - - - -
P1 35 2,7 - 1 2,4 - 2 1,5 -
P2 13 1,0 - 1 2,4 - - -
P3 10 0,8 - - - - -
SE 2 0,2 - - - - -
poot divers totaal 67 5,2 0 - 3 7,1 1 7,7 6 4,4 1 -
Bijlage II-11.25 Skeletindeling van rund, schaap/geit, varken, paard, hond en kat uit de context Geul4.
Kade
R % SG % LM % Totaal %
Hak 45 128,6 3 42,9 1 16,7 49 87,5
Snij 10 28,6 - - 10 17,9
bewerking totaal 55 157,1 3 42,9 1 16,7 59 105,4
Partieel brand 2 5,7 - - 2 3,6
brand totaal 2 5,7 0 - 0 - 2 3,6
Vraat 5 14,3 - - 5 8,9
Vraat hond 7 20,0 2 28,6 - 9 16,1
vraat totaal 12 34,3 2 28,6 0 - 14 25,0 Bijlage II-11.26 Taphonomische sporen op botmateriaal uit de context Kade.
schofthoogte element V. nr sub S. nr CONTEXT formaat
145 MT 6123 19 4201 Stad1 gemiddeld
134 MC 3399 6 4130 Stad2 zeer klein Bijlage II-11.27 Schofthoogteverdeling van de paarden uit de context Stad (schofthoogte aangegeven in centimeters).
ovicapriden Stad
0-5 -
5_10 1
10_21 2
21-28 3
30-50 -
geslachtsrijp 1
7 Bijlage II-11.29 Leeftijdverdeling ovicapriden op basis van mandibulae voor de context Stad (leeftijd aangegeven in maanden).
Stad
rund % leeftijd
vroeg 2,7 <18mnd
midden 17,3 18-36 mnd
laat 71,9 18-36 mnd
oud 8,1 >36maanden
N 148
Ovicapriden % leeftijd
vroeg - < 10 mnd
midden 46,2 10-28 mnd
laat 46,2 10-28 mnd
oud 7,7 >28 mnd
N 13
varken % leeftijd
vroeg 3,3 < 12 mnd
midden 91,8 12-36 mnd
laat 4,8 12-36 mnd
oud - >36maanden
N 25
paard % leeftijd
vroeg - < 15 mnd
midden - 15-24 mnd
laat 10- 15-36 mnd
oud - >36maanden
N 17
hond % leeftijd
vroeg - <7mnd
midden 35,2 7-12 mnd
laat 42,2 7-13 mnd
oud 22,6 >13 maanden
N 31 Bijlage II-11.31 Postcraniale leeftijdsbepaling voor de context Stad. Stad
Ontbreken derde lob m3i 1
Oligodontie 2
Sporen van slijtage/ouderdom 38
Tandverlies 4
Breuken 8
Ziekten divers 1
Totaal pathologie 54 Bijlage II-11.32 Voorkomen van pathologie voor de context Stad.
R % SG % V % P % H %
kop MAN 89 8.9 13 14,3 9 8,8 1 1,9 3 2,6
MAX 21 2,1 3 3,6 1 1,0 - 1 0,9
CR 150 15,0 12 14,3 3 2,9 1 1,9 4 3,5
DE 42 4,1 7 8,3 6 5,9 - 3 2,6
HY 1 0,1 - - - 1 0,9
HO 129 13,1 1 1,2
totaal kop 432 52.2 36 41,7 19 18,6 2 3,8 12 10,5
nek AT 9 0,8 - - - -
AX 7 0,7 - - 1 1,9 -
VCE 22 2,2 - - - 9 7,9
totaal nek 38 3,8 - - - - 1 1,9 9 7,9
romp VLU 14 1,4 1 1,2 1 1,0 3 5,8 11 9,6
VTH 34 3,4 2 2,4 1 1,0 6 11,5 11 9,6
CO 62 6,3 1 1,2 1 1,0 10 19,2 20 17,5
ST 1 0,1 - - - -
totaal romp 111 11,3 4 4,8 3 2,9 19 36,5 42 36,8
voorpoot SC 55 5,2 5 6,0 1 1,0 - 2 1,8
HU 20 2,0 4 4,8 4 3,9 1 1,9 3 2,6
RA 12 1,2 4 3,6 7 6,9 - 4 2,6
RUL 3 0,3 - - 1 1,9 -
UL 6 0,6 - 4 3,9 - 4 3,5
CAR 4 0,4 2 2,4 3 2,9 - 5 4,4
MC 54 5,5 5 6,0 8 7,8 1 1,9 12 8,8
totaal voorpoot 154 15,2 20 22,6 27 26,5 3 5,8 30 23,7
achterpoot PE 57 5,6 2 2,4 4 3,9 4 7,7 -
FE 10 1,0 5 6,0 3 2,9 5 9,6 1 0,8
PA 4 0,4 - - 3 5,8 -
TI 11 1,1 4 3,6 8 7,8 2 3,8 4 3,5
FI 3 0,3 - 1 1,0 - -
AS 3 0,3 1 1,2 1 1,0 - -
CA 13 1,3 - 2 2,0 - -
TAR 12 1,2 - - 1 1,9 -
MT 61 6,1 7 8,3 3 2,9 5 9,6 7 6,1
achterpoot totaal 174 17,3 19 21,4 22 21,6 20 38,5 12 10,5
poot divers MP 17 1,7 - 2 2,0 1 1,9 3 1,8
P 1 0,1 - - - 6 5,3
P1 38 3,9 3 3,6 8 7,8 2 3,8 1 0,8
P2 12 1,2 2 2,4 9 8,8 2 3,8 -
P3 16 1,6 2 2,4 6 5,9 1 1,9 4 2,6
SE 2 0,2 1 1,2 5 4,9 - -
poot divers totaal 86 8,7 8 9,5 30 29,4 6 11,5 14 9,6
staart SA 4 0,4 - 1 1,0 - -
VCA 2 0,2 - - 1 1,9 1 0,8
staart totaal 6 0,6 0 - 1 1,0 1 1,9 1 0,8
totaal 1001 87 102 52 121 Bijlage II-11.33 Skeletindeling van rund, schaap/geit, varken, paard en hond uit de context Stad.
schofthoogte Stad % <30 2 66,6
30-40 1 33,3
40-50 - -
50-60 - -
60-70 - -
>70 - - totaal 3 100,0
Bijlage II-11.35 Schofthoogteverdeling van de honden uit de context Stad1 (schofthoogte aangegeven in centimeters). schofthoogte Stad totaal %
55-60 - -
60-65 1 1 -
65-70 - -
70-75 - -
totaal 1 1
gemiddeld 61,7 Bijlage II-11.36 Schofthoogteverdeling van de ovicapriden uit de context Stad1 (schofthoogte aangegeven in centimeters).