WH special artikel 12

7
Archeologisch onderzoek te Hazerswoude-Rijndijk (gemeente Rijnwoude, provincie Zuid-Holland) | 135 134 | Archeologisch onderzoek te Hazerswoude-Rijndijk (gemeente Rijnwoude, provincie Zuid-Holland) Archeologisch onderzoek te Hazerswoude- Rijndijk (gemeente Rijnwoude, provincie Zuid-Holland) Een nederzetting van de Vlaardingen-cultuur nabij de Oude Rijn Senne Diependaele & Erik Drenth Inleiding De onderzoekslocatie is gelegen direct ten zuiden van Hazerswoude-Rijndijk en de Rijksweg N11, die Leiden met Alphen aan den Rijn verbindt (af b. 1). ArcheoMe- dia B.V. heeft, in opdracht van Prodeon B.V., binnen het plangebied een archeo- logisch onderzoek uitgevoerd in verband met de voorgenomen realisatie van vier windturbines met bijbehorende kraan- standplaatsen, inkoopstation en toe- gangswegen. Deze vier windmolens kun- nen met een hoogte van 125 m tot de grootste van Nederland gerekend worden en zullen jaarlijks genoeg energie produ- ceren om 7800 huishoudens, ofwel alle inwoners van de gemeente Rijnwoude, van stroom te voorzien. In de periode augustus tot en met oktober 2005 zijn een bureauonderzoek en een karterend booronderzoek uitgevoerd. Bij het laatste onderzoek werden op drie loca- ties archeologische indicatoren aangetrof- fen, hetgeen aanleiding was het boorgrid op deze locaties, de vindplaatsen 1 t/m 3, te verdichten (af b. 2). Op vindplaats 2 wer- den ter plaatse van zavelige rivierafzettin- gen van de stroomgordel van de Oude Rijn houtskoolfragmenten, onverbrande visresten, één verbrande graankorrel en één vuurstenen afslagje aangeboord. Op basis van deze onderzoeksresultaten is een waarderend proefsleuvenonderzoek uitgevoerd. Het proefsleuvenonderzoek is in twee fasen uitgevoerd. Begin september 2006 werden vier proefsleuven op de vindplaat- sen 2 en 3 aangelegd. In het zuidelijke deel van werkput 3 op vindplaats 2, wer- den crevasseafzettingen aangesneden (afb. 3). Het eerste archeologische vlak werd aangelegd op de top van deze onver- stoorde zandige rivierafzettingen, op ongeveer 0,4 tot 0,6 m onder het huidige maaiveld (1,7 tot en met 1,9 m -NAP). Bij de aanleg van het archeologische vlak kwamen enkele scherven van handge- vormd aardewerk, vuurstenen afslagen en dierlijke resten aan het licht. Steek- proefsgewijs werden vijf vakken van 1 x 1 m aan de noord- en zuidzijde van de cre- vasse tot 10 cm verdiept (afb. 4). In het meest zuidelijke deel van werkput 3 kwam onder meer een aanzienlijke hoe- In dit artikel worden de eerste onderzoeksresultaten van een nederzettingsterrein van de Vlaardingen-cultuur te Hazerswoude-Rijndijk besproken. Ter sprake komen de landschappelijke situering, vondsten en grondsporen, voed- seleconomie en datering. Afb. 1 Topografische ligging van de vindplaats, met op de onderste kaart aangegeven het plangebied bestaande uit de windmolens (genummerd 1 tot en met 4) en de bijbehorende infrastructuur.

Transcript of WH special artikel 12

Archeologisch onderzoek te Hazerswoude-Rijndijk (gemeente Rijnwoude, provincie Zuid-Holland) | 135134 | Archeologisch onderzoek te Hazerswoude-Rijndijk (gemeente Rijnwoude, provincie Zuid-Holland)

Archeologisch onderzoek te Hazerswoude-Rijndijk (gemeente Rijnwoude, provincie Zuid-Holland) Een nederzetting van de Vlaardingen-cultuur nabij de Oude Rijn

Senne Diependaele & Erik Drenth

InleidingDe onderzoekslocatie is gelegen direct ten zuiden van Hazerswoude-Rijndijk en de Rijksweg N11, die Leiden met Alphen aan den Rijn verbindt (afb. 1). ArcheoMe-dia B.V. heeft, in opdracht van Prodeon B.V., binnen het plangebied een archeo-logisch onderzoek uitgevoerd in verband met de voorgenomen realisatie van vier windturbines met bijbehorende kraan-standplaatsen, inkoopstation en toe-gangswegen. Deze vier windmolens kun-nen met een hoogte van 125 m tot de grootste van Nederland gerekend worden en zullen jaarlijks genoeg energie produ-ceren om 7800 huishoudens, ofwel alle inwoners van de gemeente Rijnwoude, van stroom te voorzien.

In de periode augustus tot en met oktober 2005 zijn een bureauonderzoek en een karterend booronderzoek uitgevoerd. Bij het laatste onderzoek werden op drie loca-ties archeologische indicatoren aangetrof-

fen, hetgeen aanleiding was het boorgrid op deze locaties, de vindplaatsen 1 t/m 3, te verdichten (afb. 2). Op vindplaats 2 wer-den ter plaatse van zavelige rivierafzettin-gen van de stroomgordel van de Oude Rijn houtskoolfragmenten, onverbrande visresten, één verbrande graankorrel en één vuurstenen afslagje aangeboord. Op basis van deze onderzoeksresultaten is een waarderend proefsleuvenonderzoek uitgevoerd.

Het proefsleuvenonderzoek is in twee fasen uitgevoerd. Begin september 2006 werden vier proefsleuven op de vindplaat-sen 2 en 3 aangelegd. In het zuidelijke deel van werkput 3 op vindplaats 2, wer-den crevasseafzettingen aangesneden (afb. 3). Het eerste archeologische vlak werd aangelegd op de top van deze onver-stoorde zandige rivierafzettingen, op ongeveer 0,4 tot 0,6 m onder het huidige maaiveld (1,7 tot en met 1,9 m -NAP). Bij de aanleg van het archeologische vlak kwamen enkele scherven van handge-vormd aardewerk, vuurstenen afslagen en dierlijke resten aan het licht. Steek-proefsgewijs werden vijf vakken van 1 x 1 m aan de noord- en zuidzijde van de cre-vasse tot 10 cm verdiept (afb. 4). In het meest zuidelijke deel van werkput 3 kwam onder meer een aanzienlijke hoe-

In dit artikel worden de eerste onderzoeksresultaten van

een nederzettingsterrein van de Vlaardingen-cultuur te

Hazerswoude-Rijndijk besproken. Ter sprake komen de

landschappelijke situering, vondsten en grondsporen, voed-

seleconomie en datering.

Afb. 1 Topografische ligging van de vindplaats, met op de onderste kaart aangegeven het plangebied bestaande uit de windmolens (genummerd 1 tot en met 4) en de bijbehorende infrastructuur.

Archeologisch onderzoek te Hazerswoude-Rijndijk (gemeente Rijnwoude, provincie Zuid-Holland) | 137136 | Archeologisch onderzoek te Hazerswoude-Rijndijk (gemeente Rijnwoude, provincie Zuid-Holland)

veelheid aardewerk met grove kwartsma-gering van de Vlaardingen-cultuur (ver-der VL) aan het licht. Door middel van gutsen werd duidelijk dat er een sterk humeuze, gemiddeld circa 30 cm dikke bewoningslaag aanwezig was. Ongeveer halverwege werkput 3 kwam, behalve een kleine hoeveelheid handgevormd aarde-werk uit waarschijnlijk de Midden-IJzer-tijd (circa 565-270 v.Chr.), een fragment van waarschijnlijk een klokbeker (circa 2400-1900 v.Chr.) aan het licht.

Het archeologische onderzoek spitste zich vervolgens toe op het zuidelijke deel van werkput 3, aangelegd ter plekke van vindplaats 2, met als centrale aandachts-punten de fysieke kwaliteit (gaafheid en

conservering), de inhoudelijke informa-tiewaarde en landschappelijke ligging van de nederzetting, het aantal bewo-ningsfasen en hun datering. Deze onder-zoeksthema’s werden ingegeven door de wens vast te stellen of de nederzetting behoudenswaardig is en in aanmerking komt voor een status als archeologisch monument.In fase 2 van het proefsleuvenonderzoek werd in november en december 2006 een deel van werkput 3 onderzocht; het onderzochte deel was 26 m lang en 5 m breed. De sleuf was opgedeeld in zes sec-ties, waarvan het merendeel 5 x 5 m was; ze zijn, beginnend in het noorden, als achtereenvolgens 9 tot en met 14 genum-merd (afb. 5). Daarvan werd het meest

zuidelijke segment, sectie 14 (4 x 5 m), volledig onderzocht. Dat wil zeggen dat de bewoningslaag hier ingedeeld is in vakken van 1 x 1 x 0,05 m. De inhoud van elk vak werd nat gezeefd, waarbij een serie zeven met maaswijdten van achtereenvol-gens 1 x 1 cm, 0,5 x 0,5 cm en 0,2 x 0,2 cm werd gebruikt.1 Daarnaast werd in sectie 14 het gehele onderliggende grondspo-renniveau onderzocht en gedocumen-teerd. In sectie 13 werd het archeologische onderzoek volgens dezelfde opgravings-methoden als in sectie 14 uitgevoerd; het bleef echter beperkt tot het volledig opgra-ven van de vakken langs het oost- en west-profiel en het deels opgraven van de bewoningslaag in de tussengelegen zone

ten zuiden van het dwarsprofiel. In sectie 9 tot en met 12 werd een sleuf van 17 m bij 1 m langs het oostprofiel gedocumen-teerd. Op die manier kon de stratigrafie van de nederzetting in beeld gebracht worden (afb. 6).

ResultatenInleidingOvereenkomstig het thema van dit Wes-terheem-nummer beperken wij ons in deze bijdrage tot de VL-resten die te Hazerswoude-Rijndijk zijn ontdekt. Aan-gezien de uitwerking en rapportage nog in volle gang zijn, presenteren wij diverse resultaten onder voorbehoud, zoals de dateringen. Wij zijn nog in afwachting van verscheidene 14C-dateringen. Wij

Afb. 2 Locatie van de boringen (gesym-boliseerd door zwarte stippen) en proefsleuven (aangeduid door rechthoeken). WP1 = werkput 1, WP2 = werkput 2 etc. De stippellijnen ge-ven bij benadering de omvang van de vindplaatsen (nrs. 1 t/m 3) aan.

Afb. 3 De algemene landschappelijke situering van de archeologische resten, zoals die bij de verschillende archeologische on-derzoeken aan het licht zijn gekomen. WP 1 = werkput 1, WP 2 = werkput 2 etc. De grote cirkel staat voor werkput 5, dat wil zeggen het gebied dat tijdens de archeolo-gische begeleiding van de bouw van een windmolen onderzocht is.

Archeologisch onderzoek te Hazerswoude-Rijndijk (gemeente Rijnwoude, provincie Zuid-Holland) | 139138 | Archeologisch onderzoek te Hazerswoude-Rijndijk (gemeente Rijnwoude, provincie Zuid-Holland)

hopen dat ons onderzoek kan bijdragen aan een beter beeld van de VL-chronolo-gie. De huidige stand van zaken is dat algemeen het idee wordt gekoesterd dat op basis van aardewerk de VL in vier of zelfs vijf fasen onderverdeeld kan wor-den. Vrij snel na de ontdekking van deze cultuur werd een chronologische tweede-ling voorgesteld: VL-1 en VL-2. Het onder-scheid tussen beide was het wel of niet voorkomen van late enkelgraf- en AOO-bekers naast VL-aardewerk. De basis van deze chronologische tweedeling vormt een stratigrafie in werkput 17 te Voor-schoten-Boschgeest.2 Nadien zijn enkele veranderingen aangebracht. Behalve dat de twee subfasen binnen de jongere VL-2a en -2b werden genoemd, werd op grond van vondsten uit de opgraving op de Hazendonk als vroegste VL de fase 1a geïntroduceerd.3 De fase die dan tot toe als VL-1 te boek stond, werd tot VL-1b omgedoopt. Kortgeleden is door Lanting & Van der Plicht de fase 1b opgesplitst in tweeën, waarmee de VL in vijf stadia is onderverdeeld.4 De fase VL-1b (nieuwe stijl) onderscheidt zich volgens Lanting en Van der Plicht van de nieuw onder-scheiden fase VL-1c qua aardewerkvor-

men en de frequentie van gaatjes en put-jes direct onder de rand en die van knob-bels.5 Daarbij zijn vindplaatsen, opgegraven op de Hazendonk, Vlaardin-gen en te Voorschoten-Boschgeest, sleu-telsites. Aangezien volgens Lanting & Van der Plicht de 14C-dateringen duide-lijk maken dat van de drie nederzettingen die van de Hazendonk de oudste is, is er volgens hen voldoende reden voor een opsplitsing van het ‘klassieke’ VL-1b in de stadia 1b en 1c, elk met zijn eigen speci-fieke keramische inhoud. Lanting & Van

der Plicht onderbouwen hun betoog ver-der door te wijzen op het voorkomen van twee versierde TRB-scherven op de Hazendonk. Gelet op de motieven en de versieringswijze (het gebruik van puntige diepsteek) worden beide fragmenten toe-geschreven aan Brindley’s horizont 5 of 6, hetgeen neerkomt een absolute datering tussen circa 3050/3000-2900/2850 v.Chr. Daarnaast wordt geattendeerd op scherven van een Enkelgrafcultuur (EGK)-amfoor uit de werkputten 15 en 17 te Vlaardingen. Blijkens hun dieptelig-ging zijn ze gelijktijdig met de hoofdbe-woning, dat wil zeggen fase VL-1c. Teza-men met fragmenten van een EGK-hamerbijl van een zeer vroeg type (type A) uit werkput 10 en 12 te Vlaardingen wor-den deze amfoorscherven door Lanting &Van der Plicht gezien als aanwijzingen voor bewoning ter plekke na circa 2800 v.Chr. De 14C-dateringen voor deze vind-plaats spreken, zo stellen zij, deze date-ring niet tegen. Niet iedereen kan zich vinden in de bovenstaande chronologieën. Zo meent Raemaekers dat zowel de chronologische vijfdeling door Lanting & Van der Plicht als de oudere vierdeling in enkele opzich-ten problematisch is.6 Hij ziet in de eerste plaats geen aanleiding de fase VL-1a te onderscheiden. Voorts meent hij dat er geen reden is de fase 1b in tweeën op te splitsen, zoals Lanting & Van der Plicht doen (hetgeen resulteert in de nieuwe fase 1c). Ten slotte wijst hij erop dat jonge VL-vondstcomplexen die gelijktijdig zijn

met de EGK en derhalve tot de fase 2b behoren, maar waarin geen enkelgraf- en All-Over-Ornamented (AOO)-bekers voorkomen, per definitie ten onrechte ouder gedateerd worden.Volgens de chronologische indeling van zowel Louwe Kooijmans als die van Lan-ting & Van der Plicht lijkt te Hazerswou-de-Rijndijk fase 1b aanwezig te zijn, lijkt fase 2a te ontbreken en is fase 2b aanwe-zig. Maar evenals Raemaekers willen wij een kanttekening plaatsen bij de fase VL-2b. In onze ogen behoren complexen die aan deze fase worden toegeschreven van-wege de aanwezigheid van enkelgraf- en AOO-aardewerk, tot de EGK.7 Om die reden staan hier alleen de vondsten van de ‘vroege’ VL centraal.

Wat verder beseft moet worden, is dat bij de opgraving slechts een beperkt deel van de VL-nederzetting in Hazerswoude-Rijndijk onderzocht werd. In werkput 3 werd volgens bovengenoemde opgra-vingsmethodiek een gebied van ongeveer 50 m2 opgegraven. Het spreekt voor zich dat dit een interpretatie bemoeilijkt, zoals in het onderstaande bijvoorbeeld blijkt bij het destilleren van structuren uit de ont-dekte grondsporen.

Landschappelijke ligging en stratigrafieDe onderzochte locatie lag tijdens het Neolithicum in een zoetwatergetijdenge-bied. Dergelijke landschappelijke zones zijn archeologisch gezien interessant, omdat dit soort milieus nat zijn en daar-

Afb. 4 Het verzamelde vondstmateriaal uit één vakje (nr. 14A; inhoud 1 x 1 x 0,1 m) van de bewoningslaag. Uit een gutsboring blijkt er ter plaatse een ruim 30 cm dikke cultuurlaag aanwezig te zijn.

Afb. 5 De indeling van werkput 3 in zes secties (nrs. 9 t/m 14) en de num-mering van de op-gegraven vakken. Een kruis staat voor een onopge-graven gebied. Het gearceerde deel van sectie 13 geeft aan dat slechts de bovenkant van de bewoningslaag hier is onderzocht.

Archeologisch onderzoek te Hazerswoude-Rijndijk (gemeente Rijnwoude, provincie Zuid-Holland) | 141140 | Archeologisch onderzoek te Hazerswoude-Rijndijk (gemeente Rijnwoude, provincie Zuid-Holland)

door in de regel goede conserveringscon-dities voor archeologica bieden. Boven-dien zijn op de onderzoekslocatie na de neolithische bewoning schelphoudende kleipakketten afgezet, wat het bewaard blijven van de bewoningsresten ten goede komt.

Het neolithische nederzettingscomplex is aangetroffen in een actief crevassecom-plex van de Oude Rijn; een vanuit een landschappelijk oogpunt vergelijkbare site was tot op heden in de nabije omge-ving nog niet aangetroffen. Meer speci-fiek ligt de vindplaats op zavelige oever-afzettingen van een crevassegeul, dat wil zeggen op een hoger gelegen deel van het landschap. In de bewuste crevasseafzet-tingen bleken de resten van een neolithi-sche landslakkenfauna aanwezig te zijn. De aangetroffen huisjes zijn enerzijds afkomstig van soorten landslakken die in een vochtige en moerassige habitat voor-komen, anderzijds van landslakken die de voorkeur geven aan een droger, bos-achtig terrein, zoals een ooibos op een oeverwal.8

Het meest zuidelijke deel van werkput 3, waar de neolithische bewoningslagen werden aangetroffen, is gelegen op de zui-delijke oever van het crevassecomplex (afb. 3). Deze oever is opgebouwd uit een diep gefundeerde zandrug en ligt iets hoger dan de noordelijke oever. Uit het oostprofiel blijkt dat het bewoningspakket ten dele uit twee dan wel drie verschil-lende lagen bestaat (afb. 6). Deze strati-grafie is waargenomen in de restgeul en op de overgang naar de oever. Algemeen gesteld behoren de vondsten uit het onder-ste niveau tot de VL, die uit het bovenste niveau dan wel bovenste twee niveaus tot de EGK, gezien de aanwezigheid van frag-menten van enkelgrafbekers van de typen 1a, 1b, 1c, 1d en ZZ (zigzag).9 Op basis van de opgravingsresultaten en boringen kan de horizontale omvang van de gehele neo-lithische bewoningslaag op de zuidelijke oever geschat worden op ongeveer 340 m2.

Op de noordelijke oever van het crevas-secomplex zijn drie stratigrafisch geschei-den horizonten aanwezig die elk archeo-logisch vondstmateriaal bevatten. De bovenste, sterk schelphoudende laag

moet op grond van het reeds genoemde aardewerk waarschijnlijk in de Midden-IJzertijd worden gedateerd. Enkele kleine kuiltjes in het meest noordelijke deel van werkput 3 kunnen in verband gebracht worden met deze fase. In de onderste horizont kwamen opnieuw enkele frag-menten VL-aardewerk aan het licht. Wat de exacte ouderdom van de middelste horizont is, durven wij momenteel op basis van de vondsten niet te zeggen. Ook verder noordelijk in werkput 4 werd langs de oevers van de restgeul een kleine hoe-veelheid vondstmateriaal uit de VL-cul-tuur aangetroffen (afb. 3). We kunnen hieruit concluderen dat er binnen het plangebied, verspreid over een oppervlak-te van ruim 1300 m2, op verschillende plaatsen vondstmateriaal uit de VL-cul-tuur is teruggevonden.

De vulling van de restgeul was bijzonder rijk aan organische vondsten uit het Neo-lithicum, zoals hout, zaden en vruchten, molusken en dierlijk botmateriaal, en tevens aan aardewerkfragmenten. In de postneolithische restgeulvulling werden op de overgang naar de zuidelijke oever twee rechtopstaande houten palen aange-troffen. Helaas bleken zij niet dendro-chronologisch gedateerd te kunnen wor-den.

Op de overgang van de restgeulvulling naar de zuidelijk gelegen oever werden pollenbakken geslagen ten behoeve van palynologisch onderzoek. Hoewel de resultaten nog niet volledig geëvalueerd zijn – zo moet de precieze correlatie tus-sen het pakket bewoningsresten en de palynologische niveaus nog worden vast-gesteld - is in elk geval helder dat de neo-lithische bewoning plaatsvond in een milieu dat als een elzenbroekbos in een zoetwatergetijdengebied moet worden getypeerd.10 In het bemonsterde traject is aan mariene elementen (mariene diato-meeën, dinoflagellaten, foraminiferen en sponsnaalden) te zien dat de invloed van de zee in de loop der tijd een aantal keren toenam. Deze fases corresponde-ren hoogstwaarschijnlijk met mariene fases die elders binnen de Formatie van

Naaldwijk zijn vastgesteld en die in het verleden aangeduid werden als Calais-afzettingen. De piek in het pollendia-gram voor smalbladige weegbree tussen de tweede en derde mariene fase houdt verband met menselijke activiteiten. Deze ruderale plant die dikwijls groeit op een verstoorde bodem, is een indicatie voor een opener landschap.

VondstenTot de VL-vondsten uit de secties 13 en 14 in werkput 3 behoren onder meer vuur-stenen werktuigen en afval, natuurste-nen en benen artefacten als ook aarde-werk. Er zijn circa twintig scherven gevonden van potten met direct onder de rand gaatjes dan wel putjes (afb. 7). Daar-naast zijn ongeveer vijftien fragmenten van bakplaten aanwezig (afb. 8). Van deze aardewerken schijven wordt in de regel aangenomen dat zij, zoals de naam aangeeft, voor het bereiden van voedsel gebruikt zijn. Eén scherf is waarschijnlijk afkomstig van een kraagfles. De drie genoemde types zijn kenmerkend voor VL1. Het ontbreken van knobbels wijst op de subfase 1b volgens het chronologische schema van Lanting & Van der Plicht (zie de inleiding van het hoofdstuk ‘Resulta-ten’). In het uiteindelijke verslag hopen wij hierover definitief uitsluitsel te geven; vooralsnog zijn wij in dezen vanwege de hierboven gesignaleerde onenigheid over de VL-chronologie enigszins terughou-dend. Dit neemt niet weg dat duidelijk is dat de VL in elk geval te Hazerswoude-

Afb. 6 Overzicht van het vlak en het profiel in de secties 13 en 14 in werkput 3. Met “paalsporen” worden hier sporen bedoeld waarbij blijkens vulling en verkleuring de paal in situ vergaan is. Verscheidene “uitstulpingen” in en onder de bewo-ningslaag zijn ver-moedelijk eveneens paalsporen, met dat verschil dat de palen tijdens het Neolithicum verwijderd lijken te zijn.

Afb. 7 Scherf van VL-pot met kort onder de rand een horizon-tale rij putjes.

Afb. 8 Bakplaatfragment.

Archeologisch onderzoek te Hazerswoude-Rijndijk (gemeente Rijnwoude, provincie Zuid-Holland) | 143142 | Archeologisch onderzoek te Hazerswoude-Rijndijk (gemeente Rijnwoude, provincie Zuid-Holland)

Rijndijk aanwezig was aan het begin van het derde millennium v.Chr. Ongeveer halverwege het neolithische pakket zijn scherven gevonden die afkomstig zijn van vermoedelijk één halskom met blok-versiering op de schouder, waarbij elk blok bestaat uit vier horizontale rijen indrukken (afb. 9). Dergelijke potten zijn kenmerkend voor de laatste fase van de Westgroep van de Trechterbekercultuur, ofwel horizont 7 volgens Brindley’s chro-nologische schema.11 Deze fase moet tus-sen circa 2900/2850-2850/2800 v.Chr. gedateerd worden.12 Of deze vondsten uit Hazerswoude importaardewerk verte-genwoordigen, valt te betwijfelen. De blokversiering op de halskommen die ontegensprekelijk door de Westgroep van de Trechterbekercultuur zijn vervaar-digd, bestaat bij ons weten nooit uit vier rijen indrukken.13 Vanwege dit verschil vermoeden wij dat de Hazerswouder halskom een lokaal product voorstelt dat geïnspireerd was op uitheemse kera-miek. Om deze hypothese te toetsen, laten wij een aantal scherven van VL-aar-

dewerk en een van de halskomfragmen-ten onderzoeken op diatomeeën (kiezel-wieren) om te achterhalen of dezelfde dan wel verschillende grondstoffen zijn gebruikt.

Minstens zo spectaculair als het (pseu-do-)trechterbekeraardewerk zijn vier scherven van VL-vaatwerk die elk met een donkere substantie beschilderd lijken te zijn (afb. 10). Helaas zijn de fragmen-ten niet al te groot, zodat de oorspronke-lijke versieringsmotieven moeilijk of zelfs niet te reconstrueren zijn. Een van de bewuste scherven is vermoedelijk afkomstig van een pot met op de over-gang van hals naar schouder stippen die op regelmatige afstand van elkaar aange-bracht zijn. Wat de overige drie scherven betreft, kunnen wij slechts raden naar de complete versieringsmotieven. Hoewel wij van mening zijn dat de contouren van de donkere delen op de vier scherven dui-delijk aangeven dat wij hier te maken heb-ben met opzettelijk aangebrachte versie-ring, hebben wij toch natuurweten-schappelijk onderzoek laten uitvoeren om onze interpretatie te toetsen. Daartoe is contact gezocht met het Instituut Col-lectie Nederland (ICN) te Amsterdam, ook al omdat wij benieuwd waren naar de aard en samenstelling van de verf. Het aardewerk is door het ICN met behulp van een rasterelektronenmicroscoop, energie-dispersieve röntgenspectrosco-pie (EDS), pyrolyse-gaschromatografie-massaspectrometrie (GC-MS) en Fourier transform-infraroodspectrometrie (FTIR) geanalyseerd.14 De resultaten zijn als volgt:15 Bij de bewuste scherven ligt telkens een donkere laag op het aarde-werk. De laag is glimmend zwart en gebarsten. Blijkens de EDS-analyse bevat de bewuste substantie meer koolstof en calcium dan het omringende aardewerk. De resultaten van de FTIR- en GC-MS analyses geven verder aan dat in de don-kere laag geen proteïnen en suikers aan-wezig zijn. De eindconclusie is dat de donkere laag voornamelijk uit organisch materiaal en calcium bestaat. De beteke-nis van het calcium is onduidelijk. De glans op het materiaal geeft aan dat dit

waarschijnlijk verkoold is. Hoewel het natuurwetenschappelijke onderzoek geen definitief antwoord op onze vragen heeft gegeven, spreken de uitkomsten in elk geval de beschilderd aardewerk-inter-pretatie niet tegen. Duidelijk is dat op alle vier scherven een laag andersoortig mate-riaal werd aangebracht. Het is voorts goed voorstelbaar dat de substantie, na als verf te zijn aangebracht op de ongebak-ken potten, verkoold is geraakt in de pot-tenbakkersoven.

Uit de onderkant van het nederzetttings-pakket - en daarmee onmiskenbaar tot de

Afb. 9 Een fragment van een halskom met op de schouder versiering. Het betreft geïmporteerd aardewerk van de Westgroep van de Trechterbekercultuur of, hetgeen wij waarschijnlijker achten, een lokale nabootsing hiervan door de VL.

Afb. 10 Vier scherven van beschilderd VL-aardewerk. Het is mogelijk dat de oorspronkelijke stand van drie scherven (rechtsboven en onder-ste rij) anders was en dat zij ten opzichte van de huidige positie 180o gedraaid moeten worden.

Afb. 11 Steen met aan weerszijden een artificiële verdieping. Uit natuur-wetenschappelijk onderzoek blijken waarschijnlijk okerresten op het artefact aanwezig te zijn, hetgeen doet vermoeden dat het artefact voor het verpulveren van dit materiaal werd gebruikt.

Archeologisch onderzoek te Hazerswoude-Rijndijk (gemeente Rijnwoude, provincie Zuid-Holland) | 145144 | Archeologisch onderzoek te Hazerswoude-Rijndijk (gemeente Rijnwoude, provincie Zuid-Holland)

Noten1 Ondanksdeongunstigeweersomstandighedenkondaarbijeenberoepgedaanwordenopdehulpvanveleen-

thousiastevrijwilligersvandeAWNafdelingRijnstreekendearcheologischeverenigingGolda.2 Glasbergenetalii1967a;1967b.3 LouweKooijmans1976,280.4 Lanting&VanderPlicht1999/2000,33.5 Lanting&VanderPlicht1999/2000,33.Hunargumentenzijnalsvolgt.OpdeHazendonkiseenlaaggevonden

metdaarinpottenmethogeS-vormigetotbijnaemmervormigeprofielen.Sommigevandelaatstebezitteneenwandknik.Gaatjesenputjesonderderandzijnbijeengrootdeelvandepottenaanwezig,knobbelsontbrekendaarentegen.DaarstaattegenoverdathetvaatwerkvandeVL-sitesteVlaardingenenVoorschoten-BoschgeesteenbuikigS-vormigprofielheeft,dikwijlsmeteencilindrischeofeenuitstaandehals.Gaatjesenputjesonderderandzijnvoorhanden,echterinminderematedaninhetgevalvandebovengenoemdelaagopdeHazen-donk.InVlaardingenwaren,halverwegehetonderzoek,vande728randenslechts80doorboordofvanputjesvoorzien(VanRegterenAltenaetalii1962,30:noot21),terwijlVanBeek(1990,203-204)vermeldtdatinwerk-put17opdezesite33vande287randeneenvanbeidekenmerkenbezitten.InhetgevalvanVoorschoten-Boschgeestligthetpercentagedoorboordeen“geputte”randenuitdelagen2-5hoger.Vande54randfragmen-tenzijner18metgaatjesen12metputjes(Glasbergenetalii1967a,tabellen1en3).ZowelteVlaardingenalsVoorschoten-Boschgeestzijnaardewerkfragmentenmetknobbelsaangetroffen:7randfragmentenuitwerkput17(VanBeek1990,203-204)respectievelijk9opeentotaalvan540scherven,waarvan,zoalsgezegd,54rand-fragmenten,uitdelagen2-5(Glasbergenetalii1967a,tabellen1en3).

VL behorend - stamt een gebroken steen met aan beide brede zijden een artificiële verdieping die door pecking of kloppen ontstaan is (afb. 11). De verdiepingen lig-gen min of meer tegenover elkaar. Typo-logisch vertoont het artefact zowel ver-wantschap met de napjesstenen als de Geröllkeulen met twee dellen. De vraag die zich vanzelfsprekend aandient, is waartoe het object gediend heeft. Omdat zich op een van de brede zijden een klein spikkeltje rood materiaal bevindt dat er macroscopisch uitziet als een oker- of hematietpartikel drong zich bij ons de gedachte op dat de steen wel eens gebruikt zou kunnen zijn voor het verpulveren van dit materiaal. Opnieuw werd de hulp van het ICN ingeschakeld om onze hypothese te testen.16 De steen werd bekeken met een rasterelektronenmicroscoop. Daarbij werden buiten het genoemde partikel geen andere overtuigende sporen van een rode substantie gevonden. De samenstel-ling van het bewuste rode spikkeltje is vervolgens met EDS geanalyseerd. Dit leverde een spectrum op dat typisch is voor oker, want er werden resten van zuurstof, silicium, veel ijzer en daarnaast sporen van magnesium, fosfor, kalium,

calcium en titaan gevonden.17 Deze uit-komst is een aanwijzing dat het artefact in kwestie inderdaad een werktuig voor het fijnstampen of -wrijven van oker is.

Sporen en structurenNiet alleen de samenstelling en de hoe-veelheid vondsten indiceren dat te Hazerswoude-Rijndijk een VL-nederzet-ting is gelegen, ook de tientallen paalspo-ren, kuilen en haardplaatsen wijzen in die richting. In sectie 14 kwam onder de bewoningslaag vermoedelijk een deel van een huisplattegrond te voorschijn (afb. 6). Duidelijk te herkennen is een rij palen, vermoedelijk het restant van een lange wand. Naar analogie van platte-gronden te Haamstede-Brabers en Vlaar-dingen alsmede het algemene beeld voor Noord- en Noordwest-Europa tijdens het Midden- en Laat-Neolithicum veronder-stellen wij dat te Hazerswoude-Rijndijk een tweebeukig, (afgerond-)rechthoekig huis heeft gestaan.18 Er zijn twee paalspo-ren van relatief grote afmetingen gevon-den, die mogelijk in de centrale as van het huis als dakdragende palen fungeerden. Binnen de vermoedelijke huisplattegrond zijn verscheidene haardplaatsen gedocu-

menteerd die in vorm en afmetingen sterk van elkaar verschilden. De meest opmerkelijke haardplaats had een door-snede van meer dan één meter (afb. 12). Omdat een deel van de haard zich in het zuidprofiel bevond, was goed waarneem-baar dat zich eronder twee paalsporen uit een oudere bewoningsfase bevonden. De haardplaats zelf was opgebouwd uit een opeenvolging van een verbrand leempak-ket, een lichte aslaag en een donkere houtskoollaag. Bovendien werd geconsta-teerd dat de haardplaats met een laagje grond was afgedekt en vervolgens in een latere fase opnieuw gebruikt was.

Economie Omdat de archeozoölogische en -botani-sche studies nog niet zijn afgerond, moe-ten wij hier volstaan met enkele algeme-ne opmerkingen.19 In de VL-laag zijn verscheidene verkoolde graankorrels, die volgens de (voorlopige) determinaties behoren tot gerst en emmertarwe. Het totale assemblage uit Hazerswoude-Rijn-dijk wijst op een dominantie van wilde dieren. In het geval van zoogdieren zijn vooral resten van pelsdieren (bever, bun-zing, otter, vos, wilde kat en grijze zee-hond) ontdekt. De resten van gedomesti-

ceerde dieren bestaan hoofdzakelijk uit botten van rund en varken. Vooral de laat-ste diersoort lijkt een belangrijke rol in de voedseleconomie te hebben gespeeld.

SlotopmerkingenEen thema dat binnen het onderzoek naar VL-nederzettingen reeds geruime tijd volop in de belangstelling staat, is de kwestie van permanente dan wel seizoen-bewoning. In dit nummer van Wester-heem hebben Brinkkemper et al uiteen-gezet hoe problematisch een uitspraak hierover is. Derhalve onthouden wij ons van een interpretatie in dezen met betrek-king tot Hazerswoude-Rijndijk, te meer daar het onderzoek nog niet afgerond is. Maar wij willen wel kwijt dat kortstondi-ge bewoning, gedurende bijvoorbeeld een jaar of enkele maanden, onwaarschijnlijk lijkt, gezien het feit dat op verschillende niveaus binnen de cultuurlaag haard-plaatsen aangetroffen zijn (afb. 6).20

Senne DiependaeleArcheoMedia bvEssebaan 72908 LJ Capelle aan den [email protected]

Afb. 12 Foto van het zuid-profiel in sectie 14 van werkput 3. Er valt duidelijk te zien dat de haard-plaats verschillen-de gebruiksfasen heeft gekend.

Erik DrenthArcheoMedia bvEssebaan 72908 LJ Capelle aan den [email protected]

Bewoning van de rivierdelta van de Maas: IJsselmonde tijdens de Vlaardingen-cultuur | 147146 | Archeologisch onderzoek te Hazerswoude-Rijndijk (gemeente Rijnwoude, provincie Zuid-Holland)

6 Raemaekers2005,273.7 ZiedebijdragevanBrinkkemperetaliiinditWesterheem-nummer,metverwijzingen.8 Kuijper2007,1.9 TypologienaarVanderWaals&Glasbergen1955.Cf.Drenth&Lanting1991.10 Hennekam2009.11 Brindley1986.12 Brindley1986,104-106enfig.10;Lanting&VanderPlicht1999/2000,32en67-68.13 ZieinditverbandBeckerman2008,38-41;Brindley1986,fig.9.14 Somszijnalleschervenmetdegenoemdeanalysetechniekenonderzocht,somseenselectiedaaruit.15 Joosten2009.16 Joosten2009.17 Doormiddelvanröntgendiffractieismeeruitsluitseloverdeaardvanhetmateriaalteverkrijgen.Wijoverwegen

derhalveookditonderzoektelatenuitvoeren.18 Hogestijn&Drenth2000/2001,57-60;Verhart1992.19 DearcheozoölogischegegevenszijnontleendaaneenconceptrapportvanGrimm(2009).Hetarcheobotani-

scheonderzoekmoetnogwordenuitgevoerd.20Voorhettotstandkomenvanditartikelzijnwijdrs.W.K.vanZijverden(EarthIntegratedArchaeology)bijzonder

erkentelijk.Dankzijzijninspanningenbemiddelingkondenhetmicromorfologische,mollusken-enpalynologi-scheonderzoekwordenverricht.Daarnaastdankenwijir.R.H.Nijdam(ArcheoMediabv)voorhetvervaardigenvandeafbeeldingen.

LiteratuurBeckerman,S.,2008:Aardewerk,inJ.Schreurs(red.),Vindplaats(en) van de trechterbekercultuur te Oostrum

(gemeente Dongeradeel, Friesland). De resultaten van het waarderend archeologisch onderzoek te Oostrum- Terplaene en Oostrum-Mellemawei in 2006 en 2007.RapportageArcheologischeMonumentenzorg,164,Amersfoort,31-60.

Beek,B.L.van,1990:Steentijd te Vlaardingen, Leidschendam en Voorschoten. De vondstverspreiding in laat-neolithi-sche nederzettingen in het Hollandse kustgebied,Amsterdam.

Brindley,A.L.,1986:ThetypochronologyoftheTRBWestGrouppottery,Palaeohistoria28,93-132.Diependaele,S.&E.Drenth,invoorbereiding:Archeologisch onderzoek langs de rijksweg N11 (Spookverlaat) ten

behoeve van de aanleg van het windturbinepark Rijnwoude te Hazerswoude-Rijndijk (gem. Rijnwoude, prov. Zuid-Holland). Standaardrapport,CapelleaandenIJssel.

Drenth,E.&A.E.Lanting,1991:DechronologievandeEnkelgrafcultuurinNederland:enkelevoorlopigeopmerkin-gen,Paleo-aktueel2,42-46.

Glasbergen,W.,W.Groenman-vanWaateringe&G.M.Hardenberg-Mulder,1967a:SettlementsoftheVlaardingenCultureatVoorschotenandLeidschendam(I), HeliniumVII,3-31.

Glasbergen,W.,W.Groenman-vanWaateringe&G.M.Hardenberg-Mulder,1967b:SettlementsoftheVlaardingenCultureatVoorschotenandLeidschendam(II),HeliniumVII,97-120.

Grimm,J.,2009: Archeozoölogisch onderzoek van het Neolithische botmateriaal van de opgraving Hazerswoude-Rijndijk(=conceptrapport,uiteindelijkteverschijneninDiependaele&Drenthinvoorbereiding),Salisbury.

Hennekam,F.M.,2009:Palynologisch onderzoek aan Neolithische restgeul sedimenten, locatie Hazerswoude-Rijndijk(=rapportTNO-34-UT-2009-01180/B;teverschijneninDiependaele&Drenthinvoorbereiding),Utrecht.

Hogestijn,W.J.H.&E.Drenth,2000/2001:InSlootdorpstondeentrechterbeker-huis?Overmidden-enlaat-neolithischehuisplattegrondenuitNederland,Archeologie10,42-79.

Joosten,I.,2009:Onderzoek naar beschilderd aardewerk (3000 vC) uit Hazerswoude(ICN-rapport;teverschijneninDiependaele&Drenthinvoorbereiding),Amsterdam.

Kuijper,W.J.,2007:Voorlopige onderzoeksresultaten molluskenanalyse(internrapportFaculteitderArcheologie;teverschijneninDiependaele&Drenthinvoorbereiding),Leiden.

Lanting,J.N.&J.vanderPlicht,1999/2000:De14C-chronologievandeNederlandsepre-enprotohistorie,III:Neolithicum,Palaeohistoria41/42,1-110.

LouweKooijmans,L.P.,1976:Localdevelopmentsinaborderland,Oudheidkundige Mededelingen uit het Rijks-museum van Oudheden te Leiden57,227-298.

Raemaekers,D.C.M.,2005(2edruk):HetVroeg-enMidden-NeolithicuminNoord-,Midden-enWest-Nederland,in:J.Deeben,E.Drenth,M.-F.vanOorsouw&L.B.M.Verhart(red.),De Steentijd van Nederland,Meppel(Archeologie11/12),261-282.

RegterenAltena,vanJ.F.,J.A.Bakker,A.T.Clason,WGlasbergen,W.Groenman-vanWaateringe&L.J.Pons,1962:TheVlaardingenCulture,HeliniumII,3-35.

Verhart,L.B.M.,1992:Settlingortrekking?ThelateneolithichouseplansofHaamstede-Brabersandtheircounter-parts,Oudheidkundige Mededelingen uit het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden72,73-99.

Waals,J.D.vander&W.Glasbergen,1955:BeakertypesandtheirdistributionintheNetherlands.Intrusivetypes,mutualinfluencesandlocalevolutions,Palaeohistoria 5,5-46.

Bewoning van de rivierdelta van de Maas: IJsselmonde tijdens de Vlaardingen-cultuur

Rob Houkes

InleidingHet Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam (BOOR) heeft de laatste decennia op een groot aantal plaatsen op het eiland IJsselmonde archeologisch onderzoek uitgevoerd. Nog niet zo heel lang geleden was dit eiland grotendeels

agrarisch gebied, pas in de laatste tiental-len jaren is een groot deel van het eiland ten prooi gevallen aan de stadsuitbreidin-gen rondom Rotterdam. Vooruitlopend op de bouwplannen is zeer grootschalig archeologisch vooronderzoek uitgevoerd, voornamelijk door middel van boringen.

Afb. 1 Ligging van de vindplaatsen.