Vive Le Jeune! Het Tijdschrift van de Vrederechters (1892-2011)

19
biblio.ugent.be The UGent Institutional Repository is the electronic archiving and dissemination platform for all UGent research publications. Ghent University has implemented a mandate stipulating that all academic publications of UGent researchers should be deposited and archived in this repository. Except for items where current copyright restrictions apply, these papers are available in Open Access. This item is the archived peer-reviewed author-version of: Title: Vive Lejeune! Het Tijdschrift van de Vrederechters (1892 2011) Authors: Sebastiaan Vandenbogaerde In: Journal, Volume (Issue), pages, year.: Scènes uit de geschiedenis van het vredegerecht/Scènes de l’histoire de la justice de paix, Dossiers Tijdschrift van de Vrede- en Politierechters/Les Dossiers du Journal des Juges de Paix et de Police, vol. 16, 129 146, 2011. Optional: link to the article To refer to or to cite this work, please use the citation to the published version: Authors (year). Title. journal Volume(Issue) page-page. Doi

Transcript of Vive Le Jeune! Het Tijdschrift van de Vrederechters (1892-2011)

biblio.ugent.be

The UGent Institutional Repository is the electronic archiving and dissemination platform for all

UGent research publications. Ghent University has implemented a mandate stipulating that all

academic publications of UGent researchers should be deposited and archived in this repository.

Except for items where current copyright restrictions apply, these papers are available in Open

Access.

This item is the archived peer-reviewed author-version of:

Title: Vive Lejeune! Het Tijdschrift van de Vrederechters (1892 – 2011)

Authors: Sebastiaan Vandenbogaerde

In: Journal, Volume (Issue), pages, year.: Scènes uit de geschiedenis van het

vredegerecht/Scènes de l’histoire de la justice de paix, Dossiers Tijdschrift van de Vrede- en

Politierechters/Les Dossiers du Journal des Juges de Paix et de Police, vol. 16, 129 – 146,

2011.

Optional: link to the article

To refer to or to cite this work, please use the citation to the published version:

Authors (year). Title. journal Volume(Issue) page-page. Doi

Vive Lejeune!

Het Tijdschrift van de Vrederechters (1892-2011)1

Sebastiaan VANDENBOGAERDE

„Sans journal, nous ne serions qu‟une association muette,

impuissante, n‟existant que de nom.‟2

1. Inleiding

Vandaag is het Tijdschrift van de Vrederechters één van de weinig resterende

tweetalige juridische periodieken in België.3 Gedurende zijn 120-jarig bestaan werd

het amper bestudeerd.4 Dit hoeft op zich niet te verwonderen want het blad staat nu

eenmaal een beetje in de schaduw van andere, „grotere‟, namen als het Journal des

Tribunaux of het Rechtskundig Weekblad. Nu de studie van juridische tijdschriften

een hoge vlucht genomen heeft,5 loont het de moeite een tipje van de sluier van de

geschiedenis van dit fascinerend tijdschrift op te lichten.6

1 Deze bijdrage kadert in het IUAP-project Justice and Populations, the Belgian experience in

international perspective. Oprechte dank aan Bruno Debaenst om mij te laten delen in zijn expertise.

2 G. ANTHEUNIS, “Union des Juges de Paix. Congrès de 1894. Assemblée générale du 27 mai”, Journal des Juges de Paix (JJP) 1894, 194. We verwijzen naar „JJP‟ zolang het tijdschrift eentalig Frans is. Van zodra het tweetalig wordt, gebruiken we T.Vred. in de referenties.

3 Er bestaan vandaag nog een tiental tweetalige juridische tijdschriften. De belangrijkste zijn het Tijdschrift voor Sociaal Recht – Revue de Droit Social (TSR-RDS), Tijdschrift voor Aannemingsrecht – L‟Entreprise et le Droit (T.Aann. – E&D), Le Droit des Affaires – Het Ondernemingsrecht (DAOR), Tijdschrift voor Agrarisch Recht – Revue de Droit Rural (T.Agr.R. – Rev.dr.rur.).

4 Er waren wel de bijdragen naar aanleiding van elke tiende verjaardag, maar die traditie werd na de jaren 1950 stopgezet, zie A.G., “Souvenirs”, JJP 1902, 275-284; A. DELVILLE, “Un second anniversaire”, JJP 1913, 449-451; J. DELARUWIÈRE, “Trente ans après”, JJP 1922, 3-11; F. SILVERCRUYS, “A l‟occasion du 30e anniversaire de la fondation du „Journal des Juges de Paix‟”, JJP 1922, 16-24; O. MESTDAGH, “Commémoration”, T.Vred. 1945, 347-358; O. MESTDAGH, “Soixante ans après”, T.Vred. 1951, 342.

5 P. GROSSI (ed.), La cultura delle riviste giuridiche italiene, Milaan, Giuffrè, 1984; themanummer Riviste giuridiche italiene 1865-1945, Quaderni fiorentini per la storia del pensiero giuridico moderno 1987; E. HOLTHÖFER, "Belgien" in F. RANIERI (ed.), Gedruckte Quellen der Rechtsprechung in Europa (1800-1945), Frankfurt am Main, Klostermann, 1992, 3-94; ID., Beiträge zur Justizgeschichte der Niederlande, Belgiens und Luxemburgs im 19. Und 20. Jahrhundert, Frankfurt am Main, Klostermann, 1993; M. STOLLEIS (ed.), Juristische Zeitschriften. Die neue Medien des 18.-20. Jahrhunderts, Frankfurt, Klostermann, 1999; T. SIMON en M. STOLLEIS (eds.), Juristische Zeitschriften in Europa, Frankfurt am Main, Klostermann, 2006; D. HEIRBAUT, “Law reviews in Belgium (1763-2004): instruments of legal practice and linguisitic conflicts” in SIMON en STOLLEIS, Juristische Zeitschriften, 343-369; V. CARRÉ, Le Journal des Tribunaux d‟Edmond Picard (1881-1899). Approche d‟un journal judiciaire au dix-neuvième siècle, onuitg. licentiaatsverhandeling (Geschiedenis), Brussel, ULB, 1986; B. COPPEIN, Mirror of changing law. The Journal des Tribunaux in the fin de siècle, s.l.n.d.; G. VAN OVERWALLE, “Het Nederlandstalig

Zoals uit de titel blijkt, gaat dit tijdschrift uit van de vrederechters. De huidige

colofon verduidelijkt dat het wordt uitgegeven door het Koninklijk Verbond van

Vrede- en Politierechters (KVVP). De geschiedenissen van het Tijdschrift en het

KVVP zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en zijn het resultaat van een

emancipatiemoment in de geschiedenis van de vrederechters. Zoals bekend was het

vredegerecht een kind van de Franse Revolutie. Aanvankelijk was de vrederechter

niet noodzakelijk een jurist en hij werd bovendien verkozen. Het gebrek aan

opleiding en de verkiesbaarheid van het ambt gaven, minstens volgens sommige

auteurs, aanleiding tot tal van misbruiken. In het onafhankelijke België verbeterde de

situatie doordat sinds 1833 stelselmatig een jurist als vrederechter voor het leven

aangeduid werd. In 1849 werd het juristendiploma daarenboven een wettelijke

benoemingsvereiste.7 Zo hadden de Belgische vrederechters hetzelfde

opleidingsniveau als hun collega‟s bij de rechtbanken en hoven, maar toch voelden zij

zich nog niet naar waarde geschat. In de gerechtelijke wereld bestond volgens hen

namelijk de neiging „à considérer nos fonctions comme infimes et on nous le faisait

bien voir‟.8 De vrederechters voelden zich letterlijk de laagste rechters waarop door

de anderen werd neergekeken. Verschillende factoren liggen aan de basis van dat

aanvoelen. Ten eerste stonden zij het dichtst bij de burger en hielden ze zich bezig

met triviale geschillen, zoals echtelijke moeilijkheden, burenruzies of twisten waar

slechts geringe bedragen mee gemoeid waren. Daarnaast waren vele vredegerechten

geïsoleerde gerechtelijke eilandjes in een uitgestrekt platteland, ver verwijderd van de

hoven en rechtbanken in de steden. Hun werkzaamheden werden ten slotte ook

meewarig bekeken. Hun contentieux werd in de meeste gevallen feitelijk beslecht,

zonder al te veel ingewikkeld juridisch gehocuspocus. Op het einde van de

negentiende eeuw kregen ze van minister van Justitie Jules Lejeune,9 die hen erg

genegen was, eindelijk de erkenning waar zij al zo lang naar hunkerden.

juridisch tijdschrift in België”, Vlaams Jurist Vandaag 1988, 12-27.

6 Deze reconstructie zal gebeuren aan de hand van de processen-verbaal van het „Bestendig Bureau‟ en de algemene vergaderingen van de Vrederechtersbond die in het tijdschrift werden gepubliceerd. Doorheen de jaren verschenen steeds minder van die PV‟s. In 1924 werd besloten de PV‟s van de regionale bijeenkomsten niet meer te laten verschijnen, terwijl deze van het Bestendig Bureau tot 1972 werden gepubliceerd. Deze van het Bestendig Bureau vermeldden de financiële toestand van zowel de Vrederechtersbond als het tijdschrift. De verslagen van de jaarlijkse congressen van de vrederechters werden tot 1984 opgenomen. Deze verslagen bieden een uitstekende blik op de werking van het tijdschrift en de doelstellingen van de redactie. Gezien de beperktheid van deze bijdrage zullen geen statistische gegevens worden verwerkt.

7 J.-P. NANDRIN, La justice de paix à l‟aube de l‟indépendance de la Belgique (1832-1848). La professionalisation d‟une fonction judiciaire, Brussel, Facultés Universitaires Saint-Louis, 1998;

ID., "La justice de paix en Belgique de 1830 à 1848. Les raisons et les effets d‟une professionalisation" in S. DAUCHY, S. HUMBERT en J.-P. ROYER (eds.), Le juge de paix. Actes de la table ronde tenue à Lille le 22 mars 1992, Villeneuve d‟Asq, Centre d‟Histoire Judiciaire, 1995, 155-166; ID., “La professionnalisation de la magistrature belge aux premiers temps de l‟indépendance de la Belgique” in H. LEUWERS (ed.), Juges, avocats et notaires dans l'espace franco-belge. Expériences spécifiques ou partagées (XVIIIe-XIXe siècle), in Justice and Society, II, Brussel, Algemeen Rijksarchief, 2010, 113-137. Zie ook de bijdrage van Jean-Pierre Nandrin in deze bundel.

8 X, “Nos souhaits”, JJP 1892-93, 121-122. Dat minderwaardigheidscomplex bestond nog steeds na de Tweede Wereldoorlog en sluimert misschien nog steeds…

9 Jules Lejeune (1828-1911) was criminalist en politicus. Hij was advocaat bij het Hof van Cassatie en hoogleraar te Brussel. Hij was minister van Justitie van 1887 tot 1894 en had een belangrijk aandeel in de totstandkoming van de wetten op de voorwaardelijke invrijheidstelling en

2. Jules Lejeune, “le Ministre de la Paix”

Als de naam van Jules Lejeune10 vandaag nog steeds een belletje doet rinkelen, dan is

dat dankzij de wet op de voorwaardelijke invrijheidstelling uit 1888. Minder geweten

is dat Jules Lejeune een opvallende voorliefde had voor de vrederechters. Hij zag hoe

dicht zij stonden bij de mensen en hoe zij daardoor van alle rechters het best

geplaatst waren om bij betwistingen een deskundig oordeel te kunnen vellen. Deze

sympathie vertaalde zich in nieuwe bevoegdheden die hen toegeschoven werden door

Lejeune.11 Het begon met de nieuwe wet ter beteugeling van de landloperij en de

bedelarij (27 november 1891).12 Die wet gaf de vrederechter ruime discretionaire

bevoegdheden om tegenover minderjarigen die geringe feiten hadden gepleegd of in

staat van landloperij verkeerden (her)opvoedende maatregelen te treffen. In hun

hoedanigheid als strafrechter konden vrederechters beslissen om een jongere tot aan

zijn meerderjarigheid ter beschikking van de regering te stellen.13 De kantonale

rechter werd de meest geschikte geacht om maatregelen op te leggen.14 Het voorbeeld

van minister Lejeune zou gevolgd worden door zijn opvolgers. Zo kregen de

vrederechters met de wet van 1903 betreffende de schadevergoeding bij

arbeidsongevallen opnieuw een grote bevoegdheidsuitbreiding.15 Deze nieuwe

bevoegdheden, maar vooral de warme steun van Lejeune zorgden ervoor dat de

vrederechters langzaam maar zeker begonnen te ontluiken.

De maatregelen die door de wet op de landloperij konden worden opgelegd

waren voor de betrokkenen dermate ingrijpend dat Lejeune in 1892 besloot een

rondzendbrief naar de Belgische vrederechters te sturen om hen uit te nodigen voor

voorwaardelijke veroordeling, op de gerechtelijke bijstand en kostenloze rechtspleging en op de landloperij en bedelarij. Hij was van 1894 tot 1900 katholiek senator. Een basiswerk over deze opmerkelijk politicus is S. CHRISTIAENSEN, Tussen klassieke en modern criminele politiek. Leven en beleid van Jules Lejeune, Leuven, Universitaire Pers, 2004.

10 Lejeune werd door een van zijn opvolgers Ministre de la Paix genoemd, DELARUWIÈRE, “Trente ans après”, 5.

11 K. VELLE, Het vredegerecht en de politierechtbank (1795-1995). Organisatie, bevoegdheden en archiefvorming, Brussel, Algemeen Rijksarchief, 1995, 93.

12 Wet 27 november 1891 ter beteugeling van de landloperij en de bedelarij, BS 3 december 1891, 3533 en Pasin. 1891, 439-459. Deze wetgeving paste in de toenmalige theorie van het sociaal verweer. Er werden verbeteringsgestichten opgericht die internering voor drie categorieën vagebonden mogelijk maakte. De rechtbank kon vanaf dan een „ongelukkige‟ landloper, bedelaar of behoeftige minderjarige ter beschikking stellen van de regering. Het was een administratieve maatregel, geen straf, die zonder pardon en zonder enige beroepsmogelijkheid kon worden opgelegd. De geïnterneerde zou worden heropgevoed en een les krijgen in discipline en toezicht. „Ongelukkige‟ jongens of meisjes konden tot ze de meerderjarigheid hadden bereikt aan het gezag van hun ouders worden onttrokken. Daarbij was de rol van milieufactoren niet te onderschatten: jongeren die in een slecht, immoreel milieu leefden, waar bijvoorbeeld alcoholisme schering en inslag was, of waar de ouders onvoldoende gezag over hen uitoefenden, werden in een staatsweldadigheidsschool of verbeteringsgesticht ondergebracht, G. DENECKERE, “Nieuwe geschiedenis van België, 1878-1905” in E. WITTE, J.-P. NANDRIN et al., Nieuwe geschiedenis van België, 1830-1905, Tielt, Lannoo, 2005, 567-572.

13 CHRISTIAENSEN, Jules Lejeune, 413. 14 N. GUNZBURG, Bedelarij en landloperij, Brugge, die Keure, 1959, 11. 15 Wet 24 december 1903 op de vergoeding der schade voortspruitende uit arbeidsongevallen, BS 28-

29 december 1903 en Pasin. 1903, 286-324; B. DEBAENST, “Een „accident de parcours‟? De bevoegdheid van de vrederechter voor arbeids-ongevallen in de wet van 1903”, in deze bundel.

een tweedaagse bijeenkomst in het Paleis der Academiën.16 De bedoeling was

bepaalde aspecten van de nieuwe regeling te verduidelijken en aan te sturen op een

eenduidig beleid.17 De oproep kende een enorm succes. Vrijwel alle Belgische

vrederechters kwamen er op af.18 Het was voor het eerst in de Belgische geschiedenis

dat een dergelijke grote plenaire vergadering plaatsvond en dat de vrederechters

„pleine conscience de la dignité de leurs fonctions et de leur utilité sociale de premier

ordre‟ kregen.19

Dit nieuw gewonnen zelfbewustzijn vertaalde zich in de beslissing om een

eigen tijdschrift op te richten, waardoor de communicatie tussen de vrederechters

zou worden gegarandeerd en verbeterd. Het idee was al enkele jaren eerder geopperd

bij Corneille de Thier,20 vrederechter te Celles, en Antoine Frison,21 vrederechter te

Péruwelz. Beiden koesterden de wens een orgaan op te richten dat de kantonale

rechter kon informeren over de evoluties in het Belgische recht. Vooral op het

platteland had de vrederechter vaak geen mogelijkheid om vlot een juridische

bibliotheek te raadplegen. Wellicht waren beide heren ervaringsdeskundigen,

aangezien zij respectievelijk in Celles en Péruwelz vrederechter waren, twee kleine

dorpen op het Henegouwse platteland. Hun idee werd gematerialiseerd in het

Journal des Juges de Paix, de leurs suppléants, des officiers du ministère public et

des greffiers. Revue théorique et pratique de la juridiction cantonale, dat voor het

eerst op 1 oktober 1892 verscheen.22 De titel gaf aan dat het tijdschrift zich

aanvankelijk ook tot de griffiers en de parketten richtte. Met uitzondering van de

eerste jaargang (1892-93), die aanving met het gerechtelijk jaar, werd vanaf januari

1894 volgens het kalenderjaar gewerkt.

Het tijdschrift had acht stichtende leden die onder voorzitterschap van de

Thier het „Voorlopig Redactiecomité‟ vormden. De Thier werd bestuurder van het

blad.23 Naast de Thier en Frison stonden ook Adolphe Englebienne24 (vrederechter in

het eerste kanton Bergen), Gentil Theodoor Antheunis25 (vrederechter van het eerste

16 J. GUILLERY, “Préface”, JJP 1892, 16. 17 DELARUWIERE, “Trente ans après!”, 5. 18 A.G., “Souvenirs”, JJP 1902, 277. 19 X, “Le Journal des Juges de Paix”, Journal des Tribunaux (JT) 1892, 1074. 20 Corneille de Thier werd in 1857 te Jemappes geboren. Hij volgde middelbare studies aan het

jezuïetencollege te Doornik, waarna hij naar Leuven trok om er rechten te studeren. Bij koninklijk besluit werd hij in januari 1888 vrederechter benoemd in het kanton Celles, waar hij snel een gerespecteerd man werd. Hij overleed plots op 8 augustus 1896, A.G., “Souvenirs”, JJP 1902, 277; MESTDAGH, “Commémoration”, 352-353.

21 Antoine Frison werd geboren in 1838 en overleed op 9 juli 1924. Hij was vrederechter te Péruwelz en werd voorzitter van de Union des Juges de Paix. In 1922 doneerde hij een aanzienlijke geldsom aan de vereniging, het Fonds Frison, MESTDAGH, “Commémoration”, 353.

22 DELARUWIERE, “Trente ans après!”, 4. 23 X, “Objet, plan et direction du journal”, JJP 1892-93, 6. 24 Adolphe Englebienne was oud-stafhouder van de orde van advocaten, gemeenteraadslid te Bergen

en ridder in de Leopoldsorde, C.C., “Adolphe Englebienne”, JJP 1906, 545. 25 Gentil Theodoor Antheunis (1840-1907) was naast vrederechter ook nog schrijver en componist.

Een bekend werk van hem is Mijn Vlaanderen heb ik hartlijk lief. Na een omzwerving in Duitsland studeerde hij rechten aan de Gentse universiteit. In 1868 werd hij vrederechter achtereenvolgens in Oostrozebeke, Torhout, Halle en Elsene. Als één van de grote bezielers werd hij de eerste voorzitter van de Union des Juges de Paix. Hij was ook lange tijd actief als medewerker van het tijdschrift. Hij was zeer gerespecteerd onder zijn collega‟s „parce qu‟il a compris, dès l‟abord, comment il fallait présider dans cette république où il n‟y avait que des pairs et des égaux, dans ces réunions où l‟on

kanton Brussel), Desmasure (vrederechter van het kanton Ath), Charles Campioni26

(vrederechter van het kanton Schaarbeek), Delmée (vrederechter van het kanton

Leuze) en Eugène Demolder27 (plaatsvervangend vrederechter van het tweede kanton

Brussel) aan de wieg van het blad.28 Het waren allen vrederechters en ze waren

allemaal afkomstig uit het Brusselse of uit Henegouwen. Op zich hoeft dit niet te

verwonderen. Brussel was het juridische centrum van het land. De Henegouwse

connectie laat zich waarschijnlijk verklaren door persoonlijke banden tussen de

vrederechters. Maar het gevolg was wel dat het Vlaamse landgedeelte niet

vertegenwoordigd was in het tijdschrift, met uitzondering van Antheunis, die als

Vlaamsgezind bekend stond.

De doelstellingen staan neergeschreven op de eerste bladzijden. Het „Objet,

plan et direction du Journal‟ wordt gevolgd door een inleiding van de hand van de

geestelijke vader, Corneille de Thier. Het Journal des Juges de Paix zou zich inlaten

met „la vie judiciaire exclusivement au point de vue de la juridiction de paix‟,

inclusief de parketten en de griffiers. Die griffiers zouden zich later echter in een

aparte vereniging organiseren, omdat de Union des Juges de Paix exclusief voor

vrederechters voorbehouden was en bleef (infra). Niettemin werden de verslagen van

de vergaderingen van de vereniging van griffiers ook opgenomen in het tijdschrift.

Als Belgisch tijdschrift was het vanzelfsprekend dat het vooral de juridische

veranderingen in België zou behandelen, maar er was ook het voornemen om over de

landsgrenzen heen te kijken „notamment en ce qui concerne la France‟. Uiteraard

nam de redactie rechtspraak op, maar het moest vooral een „tribune ouverte et libre‟

zijn, zodat de kantonale magistratuur kon uitgroeien tot „un corps d‟élite uni par la

science et les intérêts communs‟.29 Er werd ruimte gemaakt voor lezersbrieven en

belangrijke mededelingen, zoals benoemingen, ontslagen en overlijdens. De inzet van

alle vrederechters zou ertoe bijdragen dat het blad aangenaam was om lezen en dat

het in staat was de belangen van alle vrederechters te verdedigen, zodat het negatieve

apprenait facilement à être modeste‟, J. WEISGEBER, “Antheunis (Gentil Theodoor)”, Biographie Nationale, XXX, Brussel, Bruylant, 1958, 72-73; C.C., “G. Th. Antheunis”, JJP 1907, 437-438.

26 Charles Campioni overleed op 14 maart 1924. Hij begon zijn carrière als advocaat. Eind negentiende eeuw werd hij vrederechter in Schaarbeek. Op 21 februari 1901 volgde hij Antheunis op als vrederechter van het eerste kanton Brussel. Hij werd uiteindelijk voorzitter van de Union des Juges de Paix. Omwille van zijn vele sociale werken werd hij in 1910 tot officier in de Leopoldsorde benoemd.

27 Eugène Ghilain Alfred Demolder (1862-1919) was niet alleen vrederechter maar ook schrijver. Hij volgde middelbare studies aan het atheneum van Brussel en daarna rechten aan de U.L.B. Hij begon zijn carrière als advocaat en werd al snel door Jules Lejeune als plaatsvervangend vrederechter aangeduid, eerst in Leuven, daarna in Molenbeek (1888-1897). Hij behoorde tot de juristen, zoals Picard en Lejeune, die het recht koppelden aan de sociale wetenschappen. Demolder werkte anoniem mee aan L‟Art Moderne van Picard, schreef bijdragen in het Journal des Tribunaux en was medewerker van Palais, het tijdschrift van de Jeune Barreau te Brussel. In 1897 verhuisde hij naar Parijs om zich volledig aan de literatuur te wijden. Zijn memoires Sous la robe (1897) geven een goed beeld van het gerechtelijk apparaat van eind negentiende eeuw, maar de literaire duizendpoot schreef ook bekende novelles zoals Le Jardinier de la Pompadour, zie P. ARON, “Demolder (Eugène Ghilain Alfred )”, Biographie Nationale, XLIV, Brussel, Bruylant, 1985, 396-402.

28 X, “Bibliographie. 1° Journal des juges de paix”, Revue Pratique du Notariat belge 1892, 597-598;

MESTDAGH, “Commémoration”, 348. 29 C. DE THIER, “Au lecteur”, JJP 1892-93, 10.

imago waarmee de vredegerechten kampten zou verdwijnen. De inzichten en

inzendingen van de verschillende vrederechters zouden verder zorgen voor een

uniformisering van gebruiken, gewoonten en rechtspraak. De rechtszekerheid van de

burger zou gegarandeerd worden door de verspreiding van uitspraken en door de

doctrinale bijdragen.

Het initiatief van de vrederechters werd zowel in binnen- als buitenland

positief onthaald.30 Eén van de bekendste supporters was Edmond Picard.31 De tekst

die in zijn Journal des Tribunaux verscheen werd integraal overgenomen in het

tijdschrift en daarin stond onder meer:

Ces admirables sentiments qui, après deux mille ans d‟effacement, semblent

renouveler en la rajeunissant la divine doctrine des Evangiles chrétiens,

gagnent toutes nos institutions, et insensiblement la vieille et rogue justice s‟en

pénêtre (sic) et prend enfin face humaine. Le juge devient fraternel et dépouille

les allures inhumaines de jadis. Et dans cette Magistrature qui se transfigure à

tous les degrés, l‟élément, l‟étage, la région, où cette salutaire et consolante

transformation se manifeste en la plus vive lumière, est précisément celle des

justices de paix. Honneur, respect et bon avenir à tous ceux qui y aident!32

De redactie van het tijdschrift bedankte niet alleen Picard voor de bemoedigende

woorden maar ook de redactie van het Revue Pratique du Notariat belge.33 In dat

laatste was immers volgend commentaar verschenen:

Le succès ne manquera pas à un programme aussi varié, à la réalisation duquel

coopérent (sic) nombre de juristes méritants et distingués ; nous en faisons le

vœu avec une entière confiance et félicitons nos nouveaux confrères en leur

adressent une cordiale bienvenue.34

Het tijdschrift rolde tot 1899 van de persen bij Larcier. De keuze voor deze uitgeverij

was wellicht ingegeven door het feit dat ook het Journal des Tribunaux, het grote

voorbeeld van de redactie, daar werd gedrukt.35 Het wederzijdse respect van beide

30 X, “Le Journal des Juges de Paix”, JT 1892, 1073-1077; X, “Journal des Juges de Paix, de leurs

suppléants, des officiers du ministère public et des greffiers. Revue théorique et pratique de la juridiction cantonale”, JT 1892, 1327-1328; X, “Bibliographie. 1° Journal des Juges de Paix”, Revue Pratique du Notariat belge 1892, 597-598. Er zou ook nog een bijdrage in het Franse equivalent van het tijdschrift, de Revue des Justices de Paix, verschenen zijn.

31 B. COPPEIN, Edmond Picard (1836-1924) : actor en getuige van een veranderend Belgisch rechtsdenken in Europees perspectief aan het einde van de negentiende eeuw, onuitg. Doctoraatsverhandeling (Rechten), K.U.Leuven, 2010.

32 X, “Le Journal des Juges de Paix”, JT 1892, 1077. 33 X, “Le Journal des Juges de Paix”, JJP 1892-93, 40. 34 X, “Bibliographie. 1° Journal des Juges de Paix”, Revue Pratique du Notariat belge 1892, 598. 35 De redactieraad was overtuigd dat er niets beter was dan „imiter la sage et intelligente ligne de

conduite de cet organe si autorisé et si brillamment rédigé‟, X, “Objet, plan et direction du journal”, JJP 1892-93, 6. De Pandectes belges stonden dan weer model voor L‟Encyclopédie des Justices de Paix die door Louis Descamps en Eugène Teurlings werd opgesteld en uitgegeven werd in de schoot van de Vrederechtersbond, zie X, “Nos entrennes”, JJP 1892-93, 123. Uiteindelijk hoeft het, gezien de samenwerking van bepaalde redactieleden uit beide tijdschriften, niet te verbazen dat het Journal des Tribunaux als grote voorbeeld werd gezien.

tijdschriften was vrij groot. Toch kan worden aangenomen dat de samenwerking met

Larcier niet optimaal was, want in 1898 stuurde de bestuurder van het tijdschrift een

aanbesteding naar drie andere uitgeverijen. De vrij rigoureuze opsomming van

voorwaarden aan het adres van de uitgevers bevatte ondermeer de bepaling dat het

tijdschrift twaalf keer per jaar moest verschijnen, in afleveringen van 32 bladzijden.

Het bestuur behield de vrijheid om al dan niet bijlagen toe te voegen. Het doel was

elke eerste dag van de maand te verschijnen, na groen licht van de redactiesecretaris.

De verspreiding moest ten laatste binnen de acht dagen na die toestemming

gebeuren, zoniet liep de drukker het risico per dag vertraging een boete van vijf frank

te moeten betalen. De aanbesteding moest de prijs bevatten voor minimum

vierhonderd exemplaren, evenals deze van afzonderlijke afleveringen en herdrukken

die na aanvraag moesten worden bezorgd. De prijs behelsde volgende elementen:

druk, inbinden, het voorblad, de verzending, enz. Het redactiecomité hield zich het

recht voor het recht om over de advertenties te oordelen, al zou hieromtrent een

afzonderlijke overeenkomst met de drukker nadere specificaties bevatten. Elk

contract werd gesloten voor een periode van drie jaar, die stilzwijgend verlengd werd,

tenzij het zes maand vooraf via aangetekend schrijven opgezegd werd. Het was de

bestuurder van het Journal die het contract mocht ondertekenen.36

Vanaf 1 januari 1899 werd het tijdschrift uitgegeven door drukkerij Goemaere.

Deze samenwerking was evenwel geen lang leven beschoren. Het contract werd na

drie jaar niet verlengd. Bruylant had meer succes. Zij zouden het tijdschrift uitgeven

van 1902 tot 1986.

3. De nood aan een Union des Juges de Paix

Op 2 april 1893 verscheen in het tijdschrift een circulaire van Lejeune „conviant MM.

Les Magistrats de Paix à se réunir en Congrès les 9 et 10 avril‟. Lejeune meende dat

een regelmatige bijeenkomst, waarop de vrederechters konden discussiëren over hun

bevoegdheden en de maatschappelijke problemen, een uniforme toepassing van de

wet van 27 november 1891 zou garanderen. In de slipstream van deze circulaire kwam

er een Comité provisoire du Congrès des Juges de Paix, dat in dit tweede congres de

mogelijkheid zag om een Union Permanente des Juges de Paix op te starten, dat een

instrument zou worden om de sociale rol van de vrederechter te versterken. Dit

voorlopig comité bestond uit Antheunis, Englebienne, Frison, de Thier, Campioni en

de Antwerpse vrederechter Gallet. Behalve Gallet maakten ze allemaal deel uit van de

tijdschriftredactie. Hun initiatief werd gesteund door Lejeune, die zich ook tot hen

richtte om voorafgaand aan het congres bepaalde zaken te bespreken.37 Op de agenda

van het congres stond als eerste punt het bespreken van het in het tijdschrift

gepubliceerde voorontwerp van de statuten. Andere agendapunten waren de

definitieve organisatie van het tijdschrift en de reorganisatie van de kantonale 36 X, “Bureau Permanent. Séance du 1er août 1898”, JJP 1898, 381-383. 37 „MM. les Juges de Paix qui ont pris l‟initiative du projet auquel je viens de faire allusion, ou qui se

réservent d‟y adhérer, disposeront ainsi de la matinée du 9 avril pour en délibérer et pour arrêter les résolutions qu‟il comporte.‟

gerechten.38 Op het congres zelf werden de statuten met een paar kleine

aanpassingen goedgekeurd en de Union des Juges de Paix was een feit. Lejeune had

hiermee een blijvende traditie gestart. Vanaf 1893 kwamen de leden van de

vereniging immers jaarlijks samen op een congres dat als algemene vergadering van

de Union gold.39 Omwille van zijn warme inzet voor de vrederechters kreeg Lejeune

na afloop van zijn ambtstermijn het erevoorzitterschap van de vereniging

aangeboden, wat hij graag aanvaardde.40

De dagelijkse leiding van de vereniging kwam in handen van een

achttienkoppig Bureau Permanent (Bestendig Bureau), onder leiding van

Antheunis.41 Een van zijn eerste beslissingen was om het jonge Journal des Juges de

Paix te adopteren. Via het tijdschrift kon het Bestendig Bureau namelijk

communiceren met de achterban. Het blad diende ook als strijdwapen om bepaalde

toegevingen van de overheid los te weken. De congressen, die opgebouwd waren rond

één of meer thema‟s bepaald door het Bestendig Bureau, zorgden voor degelijk

onderbouwde publicaties. Het voorlopig redactiecomité, met „les ouvriers de la

première heure‟, werd behouden. Hierdoor werden de Union des Juges de Paix en

het tijdschrift een siamese tweeling, van wie de geschiedenissen sindsdien

onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. De redactieraad van het tijdschrift bestond

uitsluitend uit vrederechters, waarvan de helft om de twee jaar verkozen werd voor

een hernieuwbaar mandaat van vier jaar. De beslissingen van die redactieraad

dienden door het Bureau Permanent te worden geratificeerd.42 De processen-verbaal

van hun tweemaandelijkse bijeenkomsten werden gepubliceerd in het tijdschrift. De

algemene vergadering van de Union kreeg het laatste woord om de richting te

bepalen waarin het tijdschrift moest voortgaan.43 Het tijdschrift werd aldus één van

de meest democratische in zijn soort. Toch was het tezelfdertijd erg elitair, aangezien

het enkel door en voor vrederechters bedoeld was.

Na de adoptie van het blad dacht het Bestendig Bureau na over maatregelen

„pour fortifier le caractère spécial que doit avoir “le Journal” d‟être l‟organe de tous

les Juges de Paix‟ en formuleerde drie voorstellen. Wat de rechtspraak betrof,

spoorde de Union des Juges de Paix de kantonale rechters aan om hun interessante

38 LE COMITE PROVISOIRE, “Circulaire du Comité Provisoire du Congrès des Juges de Paix”, JJP 1892-

93, 216-217; X, “Statuts. Avant-projet”, JJP 1892-93, 217-218. 39 Om de twee jaar wordt het congres in Brussel georganiseerd, de andere jaren afwisselend in een

Vlaamse of Waalse hoofdplaats van een gerechtelijk arrondissement. Vandaag nog komt ter gelegenheid van het congres van de vrederechters en de rechters in de politierechtbank de algemene vergadering samen. In 1903 werd meegedeeld dat er 210 vrederechters lid waren van de vereniging. Twaalf vrederechters besloten geen lid te worden, zie X, “Bureau Permanent. Séance du 2 février 1903”, JJP 1903, 81.

40 X, “Adresse à M. Le Jeune, Ministre d‟état. Réponse”, JJP 1894, 130-132. 41 Het Bestendig Bureau bestond uit 18 leden vrederechters, gekozen door de algemene vergadering.

Er moesten er twee per provincie, door de vrederechters van die provincie, worden gekozen voor een mandaat van vier jaar. Om de twee jaar zou de helft worden herverkozen, waarvan een derde niet onmiddellijk herverkiesbaar was. Antheunis was de eerste voorzitter. Hij werd bijgestaan door twee vice-voorzitters (Gallet en Frison). De penningmeester was Leemans en Campioni werd de secretaris van de vereniging. Van dit vijftal waren er drie oprichters van het tijdschrift, zie X, “Bureau Exécutif”, JJP 1892-93, 333.

42 H. DE CLERCK, “Bureau Permanent. Réunion tenue à Bruxelles, le 20 janvier 1958”, T.Vred. 1958, 5. 43 X, "L‟assemblée générale des Juges de Paix du 9 avril 1893”, JJP 1892-93, 270-271.

uitspraken bij voorkeur naar het tijdschrift te sturen en niet naar andere periodieken.

De oproep werd regelmatig herhaald.44 Elk lid van vrederechtersbond kon de

opgestuurde vonnissen annoteren, een praktijk die niet iedereen apprecieerde.

„Certains membres manifestent des doutes sur les avantages des commentaires qui

suivent les décisions publiées: n‟inspire-t-on pas ainsi à certains collègues la crainte

de la publicité?‟ Uiteindelijk besloot de redactie dat elke commentaar op een vonnis

zou worden verwijderd als de auteur van de beslissing dat wenste.45

Een andere manier om het tijdschrift op een hoger niveau te tillen was de

rubriek Questions et réponses. Wanneer een vrederechter zich met bepaalde

moeilijke vragen geconfronteerd zag, kon hij een vraag stellen aan zijn peers. Het

stond verder de lezers en leden vrij om zelf rechtsgeleerde bijdragen aan te reiken.

Om de creatieve breinen aan het werk te zetten, werd een lijst met onderwerpen

gepubliceerd.46 De bevoegdheidsuitbreidingen van de vrederechters bleken een

uitstekende inspiratiebron.47

In 1892 konden geïnteresseerden voor 12 frank een jaarabonnement nemen.48

In de beginjaren bleek het tijdschrift een financieel gezonde onderneming. Het eerste

jaar werd afgesloten met 317 frank winst.49 Tot en met 1912 werd winst geboekt, maar

het bedrag daalde en in 1913 werd voor het eerst verlies opgetekend. Een kwalijk

omen…

4. De Eerste Wereldoorlog en het Interbellum

Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog was het begin van een lange lijdensweg

voor het tijdschrift. De oorlogsgebeurtenissen legden een grote druk op elk facet van

het dagelijkse leven in het bezette België.50 Veel (juridische) tijdschriften verdwenen

van de markt, niet alleen omdat de kosten stegen, maar ook omwille van de Duitse

censuur. De bezetter fnuikte ook de vrijheid van vergadering, waardoor de algemene

vergaderingen van de vrederechtersbond niet meer konden doorgaan.51 Dat weerhield

44 De vraag werd niet alleen naar individuele vrederechters gericht, soms schoten ook de

arrondissementele vergaderingen te kort, zie J.W., “Réunions régionales. Arrondissement de Bruxelles. Séance du 28 février”, JJP 1916, 1.

45 X, “Bureau Permanent. Séance du 5 février 1891”, JJP 1894, 65-66. 46 In 1894 werden negen onderwerpen voorgesteld, zie "Liste des sujets renseignés aux juges de paix

désireux de collaborer au journal”, JJP 1894, 67-68. 47 De eerste jaren ontwaren we een merkelijk overwicht van alles in verband met landloperij en

bescherming van minderjarigen. Toen de vrederechter in 1903 bevoegd werd om kennis te nemen van het arbeidsongevallencontentieux, werden lijsten opgenomen van alle uitspraken met betrekking tot dodelijke ongevallen of ongevallen met blijvende arbeidsonbekwaamheid. De bijdragen in het tijdschrift tonen de relaties met het doelpubliek: in 1893 veel over patronage, in 1900 over partronage en voogdij, in 1910 over arbeidsongevallen (ook lijsten over verwondingen en volledige werkonbekwaamheid), in 1920 over huur (veranderingen aangebracht in de huurwet in 1919), in 1930 over voorrangsregels. Doctrinale bijdragen hadden vooral te maken met de kinderbescherming, een taak die de vrederechters verkregen hadden door de wetten van 1891 en 1912.

48 X, “Le Journal des Juges de Paix”, JT 1892, 1327. 49 X, “Bureau Permanent. Réunion du lundi 6 novembre à 2 heures”, JJP 1892-93, 492. 50 Zie onder meer de bijdragen van Melanie Bost en Wouter Van Damme in deze bundel. 51 De laatste grote vergadering was op 28 juni 1914, aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog.

de redactie er niet van om het tijdschrift tijdens de oorlogsjaren verder te laten

verschijnen. Zij zag het als haar morele plicht het tijdschrift in leven te houden en zo

het publiek blijvend op de hoogte te brengen van de evoluties in het recht, maar ook

om de band tussen de vrederechters te behouden. De oorlog had vele

transportmogelijkheden en communicatiemiddelen onmogelijk gemaakt, wat vooral

voor de vrederechters op het platteland een slechte zaak was.

De administratieve splitsing van België in 1917 zorgde ervoor dat de nog in

werking zijnde ministeries in een Vlaamse en een Waalse afdeling werden

opgedeeld.52 De Vlaamse „aktivisten‟ zetelden in Brussel en kregen van de bezetter de

bevoegdheid om magistraten te benoemen, wat leidde tot de algemene staking van de

Belgische magistratuur.53 Een ander gevolg van de opdeling was dat de

abonnementen van het ministerie van Justitie, die ervoor zorgden dat het tijdschrift

bleef verschijnen, niet meer werden betaald. De publicatie bleef verdergaan tot de

spaarcenten op waren. In 1917 moest de redactie er noodgedwongen mee ophouden,

want „pour publier un journal [...] il faut des ressources pécuniaires considérables‟. 54

In tegenstelling tot andere titels, verscheen het Journal des Juges de Paix

relatief snel na het einde van de oorlog.55 Geheel in de lijn van de toenmalige geest

werd de overwinning tegen de Duitse „barbaren‟ gevierd en werden de moedige

vrederechters gelauwerd en aangezet om mee te helpen aan de heropbouw van het

land.56 Deze retoriek kon evenwel niet verhullen dat het tijdschrift gehavend uit het

oorlogsgewoel kwam. Aanvankelijk verscheen het slechts om de drie maanden.

Langzaam werd de frequentie opgedreven, maar in 1923 was de publicatie omwille

van allerhande omstandigheden nog steeds slechts tweemaandelijks.57 Pas vanaf 1924

kon de maandelijkse termijn opnieuw gerespecteerd worden.58

Tijdens de oorlogsjaren werden de regionale bijeenkomsten van Brussel nog gepubliceerd. Wellicht hadden het gebrek aan communicatiemiddelen ervoor gezorgd dat andere verslagen van bijeenkomsten de redactie niet bereikten. Het opbreken van spoorwegen maakte het bijeenkomen van de regionale groepen niet mogelijk.

52 Door de Flamenpolitik kwam er, sneller dan verwacht, op 21 maart 1917 een verordening van de Gouverneur-Generaal, waarbij langs de taalgrens twee Verwaltungsgebiete, namelijk Vlaanderen en Wallonië, werden opgericht. Het Vlaamse gebied, onder leiding van de in Brussel zetelende Verwaltungschef für Flandern, omvatte de provincies West- en Oost-Vlaanderen, Antwerpen, Limburg en de kieskringen Brussel en Leuven in Brabant. Het Waalse gebied omvatte Henegouwen, Namen, Luik, Luxemburg en de kieskring Nijvel in Brabant. De Verwaltungschef für Wallonien voerde zijn beleid vanuit Namen. Over die „Verwaltungstrennung‟, zie-: L. VON KÖHLER, Die Staatsverwaltung der besetzten Gebiete, Stuttgart, Deutsche Verlags-Anstalt, 1927.

53 M. BOST en A. FRANÇOIS, "La grève de la magistrature belge (février à novembre 1918), un haut fait de la résistance nationale à l'épreuve des archives judiciaires" in D. HEIRBAUT, X. ROUSSEAUX en A. WIJFFELS (eds.), Histoire du droit et de la justice : une nouvelle génération de recherches/Justitie- en rechtsgeschiedenis: een nieuwe onderzoeksgeneratie, Louvain-la-Neuve, Presses universitaires de Louvain, 2009, 19-44.

54 LE COMITE DE REDACTION, “Vive La Belgique! Vive le roi!”, JJP 1918-19, 3. 55 Het Journal des Juges de Paix werd alweer opgestart op 1 januari 1919. De grotere „broers‟ Journal

des Tribunaux, La Belgique Judicaire en het Rechtskundig Tijdschrift verschenen respectievelijk terug in 1919, 1920 en 1921.

56 LE COMITE DE REDACTION, “VIVE La Belgique! Vive le roi!”, JJP 1918-1919, 1-4. 57 Dat zette het Bestendig Bureau er toe aan om aan de regionale groepen te vragen om vragen en

antwoorden via het secretariaat van de Unie te laten geworden. Het secretariaat zou deze dan verspreiden naar de andere arrondissementen, zie X, “Bureau Permanent. Réunion du 16 avril 1923”, JJP 1923, 148.

58 LA RÉDACTION, “Avis important”, JJP 1924, 1.

De gevolgen van de oorlog lieten zich ook op een ander vlak voelen. Zoals bij

vele tijdschriften werd de abonnementsprijs opgedreven, tot 30 frank per jaar.

Aanvankelijk luidde het dat het om een tijdelijke maatregel ging die te wijten was aan

de levensduurte na de oorlog.59 De „tijdelijke‟ prijsverhoging werd echter permanent.

Financieel was het tijdschrift stilaan een zorgenkind geworden. Om de publicatie

zonder ernstig verlies te handhaven werd het aan het infuus gelegd. Zo maakte de

Vrederechtersbond een bedrag van 2500 frank vrij om de financiële put te delgen.60

Om opnieuw winst te kunnen maken, moesten de kosten worden teruggeschroefd en

de inkomsten verhoogd. Het tijdschrift werd letterlijk afgeslankt door bepaalde

rubrieken niet meer op te nemen. Er werd een vraag gericht aan het ministerie van

Justitie om een uitzonderlijke lening te krijgen om de publicatie van de lijsten

omtrent arbeidsongevallen op te nemen. In totaal werd een lening van 4000 frank

aangegaan „pour combler le déficit restant à payer des années précédentes‟.61

Vreemd genoeg werd het jaar daarop, niet zonder trots, meegedeeld dat „qu‟à partir

de cette année la capacité de notre volume annuel sera très sensiblement

augmentée‟. Het aandeel van de rechtspraak werd fors uitgebreid, wat inhield dat de

processen-verbaal van de regionale groepen niet meer konden verschijnen. De

processen-verbaal van het Bestendig Bureau, de algemene vergadering van de Union

des Juges de Paix en het congres zouden wel nog in extenso worden weergegeven.62

De financiële kommer en kwel hield aan, waarop de redactieraad zich in 1926

genoodzaakt zag de prijs van het tijdschrift met een derde te verhogen, van 30 frank

naar 40 frank per jaar.63 Twee jaar later werd de abonnementsprijs nogmaals

opgedreven tot 50 frank.64 De inflatie van de jaren dertig deed die prijzenalleen maar

toenemen. Om de kosten te drukken formuleerde de penningmeester enkele

voorstellen. De enige efficiënte manier was om de omvang van het tijdschrift terug te

schroeven. Aanvankelijk omvatte het tijdschrift niet meer dan 500 bladzijden per

jaar, maar sinds de tweede helft van de jaren 1920 werd de kaap van 600 bladzijden

vaak overschreden. Bovendien mocht de laatste aflevering van het jaar alleen maar de

inhoudstafel bevatten zonder een rechtspraakoverzicht uit andere tijdschriften. Op

die manier zou het tijdschrift nog „slechts‟ een vijfhonderdtal pagina‟s tellen.65 De

algemene vergadering ging daarmee akkoord, maar toch waren er enkelen van

mening „qu‟il ne faut pas rationner les lecteurs du Journal et espèrent bien que le

Comité de rédaction en reviendra aux pratiques du passé dès que le budget sera

mieux en équilibre‟.66

Niet alleen aan de kwantiteit maar ook aan de kwaliteit werd gesleuteld.

Campioni, uittredend voorzitter van de Union, drukte de wens uit om meer

59 Er waren 200 abonnees die het volle tarief betaalden. Het ministerie van Justitie had 230

abonnementen aan een gereduceerd tarief van 15 frank per abonnement, zie X, “Bureau Permanent. Réunion du 4 avril 1921”, JJP 1921, 187.

60 X,“Assemblée générale du 23 juillet 1922”, JJP 1922, 312. 61 J.D.,“Bureau Permanent. Réunion du lundi 8 janvier 1923”, JJP 1923, 76-77. 62 LA REDACTION, “Avis important”, JJP 1924, 1. 63 X, “Bureau Permanent. Réunion du 11 janvier 1926”, JJP 1926, 2. 64 X, “Bureau Permanent. Réunion statutaire du 9 janvier 1928.”, JJP 1928, 2. 65 R.V., “Bureau Permanent. Assemblée statutaire du 23 janvier 1939”, T.Vred. 1939, 12. 66 R.V., “Assemblée générale du 25 juin 1939”, T.Vred. 1939, 273.

wetenschappelijke bijdragen op te nemen. Volgens hem diende aandacht te worden

besteed „au Droit supérieur‟, dit is aan rechtsfilosofie en -geschiedenis, om de sociale

rol van de kantonale rechter te benadrukken. Het voorstel werd aanvaard, maar toch

niet zonder enig voorbehoud, want het tijdschrift „ne doit pas […] perdre […] son

caractère d‟outil juridique qui en fait actuellement la valeur‟.67 Het praktische belang

van het tijdschrift moest het hoogste goed blijven. Enkele jaren later volgde het

bericht dat meer aandacht zou worden besteed aan de rechtspraak.68 Voorts moesten

bepaalde rubrieken danig worden ingekort om het serieux van het tijdschrift te

handhaven. Vooral de rubriek Chronique des Justices de Paix diende degelijk

heraangepakt te worden. Berichten naar aanleiding van overlijdens of jubilea waren

soms al te breedvoerig. Er werd uiteindelijk besloten om de beoordeling hiervan aan

de redactieraad te laten.

De VZW-wet van 1921 zette het Bestendig Bureau ertoe aan om de statuten die

eerder door de feitelijke Union des Juges de Paix waren aangenomen aan te passen

aan de wetgeving. De afgevaardigden van elk gerechtelijk arrondissement kregen een

ontwerp van statuten waarop ze commentaar konden geven. Het Bestendig Bureau,

dat voor een vierjaarlijks mandaat uit de leden-vrederechters werd gekozen, zou

voortaan bestaan uit evenveel leden als er gerechtelijke arrondissementen waren. Er

werd ook een paragraaf gewijd aan de redactie van het tijdschrift. De leden van de

redactieraad zouden door coöptatie worden aangeduid. De keuze diende evenwel

door de Bestendige Raad te worden bekrachtigd. Eenmaal de namen van de raad

vastlagen, kozen zij een secretaris. De redactie diende een intern reglement op te

stellen dat door het Bestendig Bureau moest worden goedgekeurd.69 Deze regels

waren een quasi identieke weergave van wat twee jaar eerder was beslist. Toen had

het Bestendig Bureau een reglement over het functioneren van de redactie

aangenomen. Ze kon alleen uit leden-vrederechters, ere-vrederechters of

uitzonderlijk plaatsvervangende ere-rechters bestaan. De algemene vergadering kon

de leden aanduiden, maar uiteindelijk diende het Bestendig Bureau deze keuze te

bevestigen. Eenmaal de redactieleden verkozen waren, werd onder hen een

bestuurder en een secretaris aangesteld. De secretaris was bevoegd voor het literaire

en juridische gedeelte van de periodiek. Hij verzamelde de nodige bijdragen om een

aflevering samen te stellen. Hij diende zich bezig te houden met de verbetering van de

bijdragen, het opstellen van de jaarlijkse inhoudstafel, het onderhandelen van

contracten met de drukker, de redactie van de briefwisseling , het aanvaarden van de

werken die aan de redactie werden toegestuurd of op dewelke men was geabonneerd

en de bewaring ervan in de bibliotheek. Hij stelde eveneens het proces-verbaal op van

elke bijeenkomst van de redactie. Voorts riep de secretaris die redactie elke eerste

maandag van het trimester bijeen. Tijdens die vergadering verdeelde hij onder de

leden de beslissingen die dienden te worden geannoteerd en de te redigeren studies.

In geval van urgentie, kon hij de te onderzoeken documenten opsturen, waarna de

redactieleden hun mening daarover konden meedelen. De bestuurder was met het

67 X, “Réunion du Bureau Permanent. Le 4 octobre 1920”, JJP 1920, 270. 68 LA REDACTION, “Avis important”, JJP 1924, 1. 69 X, “Union des Juges de Paix. Association Sans But Lucratif. Acte de Constitution”, JJP 1922, 79-83.

financiële beheer belast. Hij gaf kwijtingen aan abonnees, sloot contracten met de

uitgeverij, maar ook met mogelijke adverteerders en hij stond in voor de betalingen

van de leveranciers onder het toezicht van de secretaris. Elk jaar legde hij de

rekeningen voor aan de redactieraad die ze na goedkeuring doorstuurde aan het

Permanent Bureau, dat deze dan voorlegde aan de Algemene Raad, die uiteindelijk

kwijting kon geven. De functies van redactielid, secretaris en penningmeester waren

onbezoldigd. Indien ze niet in de Brusselse agglomeratie woonden, konden de leden

een verplaatsingsvergoeding krijgen. De redactie droeg geen verantwoordelijkheid

over de artikelen en mededelingen die in het tijdschrift werden gepubliceerd, behalve

als deze ondertekend werden door het redactiecomité.70

In 1936 werd het titelblad aangepast en zowel in het Nederlands en het Frans

gesteld, in navolging van de taalwet van 1935.71 De redactieraad had verder „au

regard de la nouvelle loi linguistique‟ ook besloten tot „le principe de la publication

de jugements en langue flamande et même s‟il y a lieu en langue allemande, mais

avec traduction française de celle-ci‟. Ze zouden eventueel gevolgd worden door een

korte vertaling in het Frans en soms commentaar in beide landstalen. Alhoewel het

tijdschrift zich profileerde als spreekbuis van alle Belgische vrederechters verschenen

tot dan toe uiterst zelden bijdragen in het Nederlands. Uitspraken van Vlaamse

vrederechters werden automatisch naar het Frans vertaald zonder enige

Nederlandstalige samenvatting. Het omgekeerde was natuurlijk niet het geval. Die

situatie veranderde. Vanaf 1936 zou ook de jaarlijkse inhoudstafel ook in het

Nederlands worden gepubliceerd.72 Deze cosmetische ingrepen konden evenwel niet

verhullen dat het tijdschrijft een Franstalige aangelegenheid was en bleef. Alhoewel

de voorzitter van de Unie steeds vaker zijn best deed om de Vlaamse leden in hun

eigen taal aan te spreken,73 bleven de vergaderingen van het Bestendig Bureau

exclusief in het Frans gepubliceerd. Wellicht heeft dat alles er iets mee te maken dat

geen enkele Vlaamse redacteur een brief stuurde naar de redactie naar aanleiding van

de zestigste verjaardag van het tijdschrift in 1951.74 Pas vanaf 1960 verschenen de

verslagen van de vrederechtersbond tweetalig en, net als in het Staatsblad,

alternerend.

5. De Tweede Wereldoorlog en de naoorlogse periode

De Tweede Wereldoorlog zorgde opnieuw voor een ontregeling van het tijdschrift.75

De vijftigste verjaardag kon niet gevierd worden en in 1943 diende de redactie aan

70 X, “Règlement relatif à la constitution et au fonctionnement du „Journal des Juges de Paix‟”, JJP

1920, 275-276. 71 Wet 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, BS 22 juni 1935. 72 R.V., “Bureau Permanent. Assemblée statutaire du 20 janvier 1936”, JJP 1936, 7. 73 H.D., “Assemblée générale du 15 juin 1956”, T.Vred. 1958, 209. 74 Er waren brieven van Charles van Reepinghen, Leo Cornil enz. René Victor werd ook gevraagd om

iets te schrijven, maar daarvan is niets terug te vinden in het tijdschrift, zie X, “Hommages”, T.Vred. 1951.

75 De bespreking van de naoorlogse periode is noodgedwongen beperkt, omwille van een bronnenprobleem. Na de Tweede Wereldoorlog was het tijdschrift, of beter de Unie, veel minder

zijn abonnees mee te delen dat „ter oorzake van de schaarschheid van papier‟ de

publicatie werd gestaakt. Zodra de omstandigheden het zouden toelaten, zou het blad

opnieuw verschijnen.76 Na het verdrijven van de Duitsers in 1944 verscheen een

speciaal nummer, waarbij de bevrijding van het land werd bejubeld, maar eveneens

de vraag werd gesteld of „alle schuldige medewerkers, onrechtmatige bezitnemers en

gecompromitteerde van alle soort, afgesteld en naar behoorte behandeld worden‟.77

In 1945 nam het Bestendig Bureau de beslissing om met spoed een speciaal nummer

te laten verschijnen waarin alle zaken die niet tijdens de bezetting konden worden

gepubliceerd werden opgenomen.78

Tijdens de jaren vijftig werd het tijdschrift, naar eigen zeggen, meer en meer

geapprecieerd. Naar aanleiding van de zestigste verjaardag bijvoorbeeld meldde Léon

Cornil, procureur-generaal bij het Hof van Cassatie, dat het tijdschrift een bijzondere

plaats ingenomen had.79 In ieder geval werden in de jaren vijftig vele pogingen

ondernomen om het niveau op te krikken. Zo werden er meer studies over actuele

onderwerpen gepubliceerd en kende de rubriek Questions et réponses een

opwaardering.80 Er werd ook geprobeerd om het aantal doctrinale bijdragen te doen

groeien.81 Hiervoor werd een beroep gedaan op de bijdrages van plaatsvervangende

vrederechters en advocaten.82 Aan de leden die vonnissen opstuurden werd gevraagd

om er een samenvatting bij te voegen zodat de belangrijkste elementen van de

uitspraak naar voor zouden komen.83 Er werd opnieuw gevraagd aan de

vrederechters om hun interessante vonnissen exclusief aan het tijdschrift toe te

sturen „de façon à éviter que l‟on doive payer inutilement d‟importants frais de

composition pour des jugements dont la publication a déjà été faite par d‟autres

revues au rythme de parution plus fréquent‟.84 De rechtspraak die in andere

tijdschriften verscheen werd samengevat door de redactie.85 Wat annotaties betreft,

valt het op dat er vooral na de Tweede Wereldoorlog weinig verschenen zijn.86

Met de wet van 21 februari 1959 kregen de vrederechters die optraden als

politierechter een gevoelige bevoegdheidsuitbreiding met het verkeerscontentieux.87

In 1962 verscheen daarom een nieuwe oproep naar de leden om een groter aantal

vonnissen in te zenden, waarbij vooral het aantal politievonnissen moest toenemen.

openhartig. Om te beginnen werden er steeds minder processen-verbaal opgenomen. Tijdens de jaren 1970 werden die van het Bestendig Bureau niet meer gepubliceerd. Tien jaar later verdwenen ook de verslagen van de congressen.

76 X, “Bericht aan onze abonnenten”, T.Vred. 1943, 329. 77 R . BYL, “Na regen komt zonneschijn”, T.Vred. 1944, 4. 78 O.M., “Bureau Permanent. Réunion du 23 octobre 1944. Assemblée statutaire”, T.Vred. 1945, 4. 79 X., “Hommages. Lettre de M. Léon Cornil, Procureur Général près la Cour de Cassation”, T. Vred.

1951, 343. 80 H. DE CLERCK, “Bureau Permanent. Réunion tenue à Bruxelles, le 22 janvier 1951”, T.Vred. 1951, 5. 81 H. DE CLERCK, “Bureau Permanent. Réunion tenue à Bruxelles, le 20 janvier 1958”, T.Vred. 1958, 4. 82 H. DE CLERCK, “Bureau Permanent. Réunion tenue à Bruxelles, le 22 janvier 1951”, T.Vred. 1951, 5. 83 H. DE CLERCK, “Bureau Permanent. Réunion tenue à Bruxelles, le 21 janvier 1952”, T.Vred. 1952, 5. 84 H. DE CLERCK, “Bureau Permanent. Réunion tenue à Bruxelles, le 21 janvier 1957”, T.Vred. 1957, 4-

5. 85 H. DE CLERCK, “Bureau Permanent. Réunion tenue à Bruxelles, le 20 janvier 1958”, T.Vred. 1958, 4. 86 De jaargangen 1960, 1970 en 1980 voorzien geen enkele commentaar op een uitspraak. Het valt ook

op dat het de jaargangen zijn die nominaal het minste aantal uitspraken bevatten. 87 VELLE, Het vredegerecht en de politierechtbank, 273.

Het tijdschrift zou de voorrang moeten hebben, niet alleen ter voorlichting van haar

eigen leden maar ook ter verhoging van haar eigen aanzien.88 In 1972 dienden

opnieuw bepaalde rubrieken te wijken ten voordele van jurisprudentie. De

benoemingen van vrederechters, hun plaatsvervangers en hun griffiers, die normaal

gezien op het einde van elke editie verschenen, werden nog maar één maal per jaar

meegedeeld.89 Dat jaar werden eveneens de statuten aangepast. Zij die een

bijdrageabonnement betaalden werden in de Bond opgenomen.90

De financiële problemen waarmee het Tijdschrift reeds lange tijd geplaagd zat,

bleven ook na de Tweede Wereldoorlog prangend.91 Het blad werd echter niet aan

zijn lot overgelaten. Niet alleen voorzag de Vrederechtsbond in een subsidie, er waren

ook giften van leden. Zo was er bijvoorbeeld Albert Delville92 die door „une dotation

importante, [a voulu assurer] la vie du Journal, ainsi que l‟amélioration de sa

présentation technique et de son développement juridique et social‟.93 Delville liet

testamentair vastleggen dat het geld moest dienen ter hervatting van bepaalde

rubrieken en de tienjaarlijkse tafels. Omwille van de financiële problemen waren die

eerder geschrapt.94 Het gevolg was dat de omvang van het tijdschrift opnieuw

toenam, wat de rentabiliteit niet ten goede kwam.95 Het legaat bleek een druppel op

een hete plaat. Om allerlei redenen bleven de abonnementsprijzen stijgen.96 Er was

een voorstel om het tijdschrift niet meer te laten verschijnen tijdens de gerechtelijke

88 J.P., “Bestendig Bureau. Vergadering te Brussel gehouden op 29 januari 1962”, T.Vred. 1962, 7-8. 89 X, “Bestendig Bureau. Vergadering gehouden te Brussel op 24 januari 1972”, T.Vred. 1972, 5. 90 “Algemene vergadering”, T.Vred. 1972, 245. 91 H. DE CLERCK, “Bureau Permanent. Réunion tenue à Bruxelles, le 26 janvier 1959”, T.Vred. 1959, 5. 92 Albert Delville (1867-1951) was advocaat aan de balie van Bergen en volgde in 1896 de overleden

Corneille de Thier als vrederechter te Celles op. Na een omzwerving in Doornik, keerde hij in 1926 terug op de zetel te Celles. In 1937 ging de man op pensioen. Toen zijn zoon in 1941 overleed, besloot Delville zijn nalatenschap aan de Vrederechtersbond en het tijdschrift te schenken.

93 MESTDAGH, “Soixante ans après”, 342. 94 O.M., “Albert Delville”, T.Vred. 1951, 204. 95 In 1953 kwam de beslissing om in elk nummer een rubriek „Jurisprudence-

Sommaires/Rechtspraak-Beknopte Inhoud‟ op te nemen. In twee kolommen per pagina werd de voor de kantonale rechter interessante rechtspraak vanuit andere periodieken overgenomen, zie H. DE CLERCK, “Bureau Permanent. Réunion tenue à Bruxelles, le 26 janvier 1953”, T.Vred. 1953, 4. Vanaf 1985 werd de rubriek vervangen door de rechtspraaksteekkaarten om de lezer het mogelijk te maken een alfabetisch of chronologisch fichesysteem van onuitgegeven beslissingen van vrederechters of politierechters op te bouwen om later eenvoudig en nuttig tot een computerlisting overgeschakeld te worden, T.Vred. 1985, 119.

96 Vanaf 1962 zou omwille van de verhoging van de sociale lasten de abonnementsprijs op 400 frank worden gebracht. In 1963 werd de kostprijs van een jaarabonnement 450 frank. Twee jaar later werd de prijs van een jaarabonnement verhoogd tot 575 frank. Nog eens vijf jaar later kostte het blad weer 75 frank meer. In 1972 zag de penningmeester van het Bestendig Bureau van de koninklijke vrederechtersbond zich geconfronteerd met het feit dat de drukker 21 % duurder zou worden. Unaniem werd beslist de abonnementsprijs op 800 frank per jaar te leggen. In 1974 kwam de mededeling dat uitgeverij Bruylant de drukkosten gevoelig zou verhogen. De redactie had twee keuzes: ofwel die kostenverhoging doorrekenen, ofwel het aantal pagina‟s en rubrieken van het tijdschrift verminderen. Er werd besloten dat een aflevering slechts 32 pagina‟s meer zou tellen en dat de inhoudstafels en kopschriften van cassatiearresten werden opgeheven. Daardoor zou de prijs „slechts‟ tot 875 frank per jaar stijgen. In 1979 moest de abonnementsprijs van het Tijdschrift „helaas op 1.500 frank gebracht worden‟. Halfweg de jaren 1980 had de prijs al ruim de kaap van 2.000 frank gerond. Vijftien jaar later was dat al 4.600 frank en vandaag kost een abonnement 183 euro (ca. 7.320 frank).

vakantie en het laatste nummer exclusief te wijden aan het jaaroverzicht.97 Het idee

werd echter afgewezen en een ander of beter idee werd niet meer geopperd, waardoor

uiteindelijk enkele jaren later de abonnee het gelag betaalde. Immers, op de

bijeenkomst van het Bestendig Bureau van 1956 kwam de mededeling dat door de

hoge drukkosten het onhoudbaar geworden was om de abonnementsprijs niet aan te

passen. Deze prijsverhoging was noodzakelijk want „le Journal des Juges de paix ne

peut déjà pas paraître, dans sa forme actuelle, que grâce aux intérêts du legs

Delville et à un subside de l‟Union‟.98 De beslissing werd door de algemene

vergadering goedgekeurd.99 Er werd gevreesd dat vele abonnees zouden afhaken,

maar die vrees bleek ongegrond.100

Halfweg de jaren 1980 werden er twee belangrijke aanpassingen aan het

tijdschrift gemaakt. In 1985 veranderde de titel naar Tijdschrift van de Vrede- en

Politierechters. Dit was een vrij late aanpassing aan de realiteit. Sinds 1970, met de

invoering van het nieuw Gerechtelijk Wetboek, waren de politierechtbanken immers

als instelling ten volle erkend. Het gevolg hiervan was dat meer dan de helft van de

vrederechters hun strafrechtelijke bevoegdheid had moeten afstaan.101 Enkele leden-

politierechters hadden al op het congres van de vrederechters in 1971 de vraag gesteld

of het niet opportuun was om de naam van het tijdschrift te wijzigen, maar hun

voorstel werd toen afgewezen.102 Een tweede belangrijke verandering kwam er in

1986, toen de decennialange samenwerking met Bruylant103 stopgezet werd ten

voordele van de Brugse uitgeverij die Keure.104 Die laatste overgang ging gepaard met

ingrijpende veranderingen aan de lay-out. Er werd een andere cover ontworpen en

sindsdien werd gepubliceerd in edities van 32 bladzijden, met op elke bladzijde twee

kolommen. De rubrieken werden anders ingedeeld: “doctrine” en “rechtspraak”. De

groei van het aantal rechtsregels en de daarbij horende complexiteit zetten de

redactie ertoe aan om zich te laten omringen „met onderlegde personen wiens naam

geleidelijk in het tijdschrift zal verschijnen‟. Per rechtstak werden deelredacties

opgericht met niet alleen vrede- en politierechters, maar ook academici, advocaten,

notarissen en zelfs vertegenwoordigers van openbare instellingen.105

De daaropvolgende jaren werden gekenmerkt door een steeds grotere

tweespalt tussen de twee actoren van het tijdschrift: de vrederechters en de

politierechters. In den beginne leek het een geslaagd huwelijk. In 1986 schreef men

nog dat het tijdschrift „de onverbrekelijke band [was] tussen de vrede- en

politierechters‟.106 Zag men aanvankelijk een hechte band tussen de vrederechter en

de politierechter, het almaar groeiende verkeer en de nood aan voortdurende

97 H. DE CLERCK, “Bureau Permanent. Réunion tenue à Bruxelles, le 18 janvier 1954”, T.Vred. 1954, 4. 98 H. DE CLERCK, “Bureau Permanent. Réunion tenue à Bruxelles, le 23 janvier 1956”, T.Vred. 1956, 5. 99 H.D., “Assemblée générale du 24 juin 1956”, T.Vred. 1956, 214. 100 H. DE CLERCK, “Bureau Permanent. Réunion tenue à Bruxelles, le 21 janvier 1957”, T.Vred. 1957, 4. 101 VELLE, Het vredegerecht en de politierechtbank, 276-278. 102 J.P., “Congres te Brussel. Algemene vergadering van 5 juni 1971”, T.Vred. 1971, 246-247. 103 Vreemd genoeg verscheen in 1985 dat het Tijdschrift van de Vrederechters sinds 1891 bij Bruylant

werd gepubliceerd, G. BENOIT, “Bericht aan onze lezers”, T.Vred. 1985, 308. 104 Wellicht heeft de nabijheid van de Brusselse vestiging la Charte ook iets te maken met deze

overstap. 105 G. BENOIT en G. ROMMEL, “Editoriaal”, T.Vred., 1986, 2. 106 Ibidem, 1.

aanpassing van de verkeerswetgeving deden afbreuk aan de hechtheid van die band.

De groei van het verkeerscontentieux zorgde ervoor dat het redactiecomité van het

tijdschrift besloot om een afzonderlijk team samen te stellen om alle rechtsleer en

rechtspraak daaromtrent voor te bereiden. Er werd één aanspreekpunt aangeduid

waaraan dergelijke bijdragen dienden te worden gericht.107 De wet van 11 juli 1994

voorzag voor de politierechters een nieuwe functie en structuur. De organisatie kwam

op het niveau van het gerechtelijk arrondissement te liggen. Vanaf 1995 kregen de

politierechters het volledige verkeerscontentieux toebedeeld, ook de burgerrechtelijke

vorderingen die naar aanleiding van een verkeersongeval ontstonden.108 Deze

veranderingen hadden hun weerslag op het Tijdschrift van de Vrede- en

Politierechters. Per jaar werden twee themanummers gewijd aan het contentieux van

de politierechter. Uiteindelijk bleek de toestroom van zaken van politierechters

dermate dat dit resulteerde in de splitsing in het Tijdschrift van de Vrederechters en

het Tijdschrift van de Politierechters. Beide tijdschriften behielden, behalve de titel,

dezelfde lay-out en worden nog steeds uitgegeven door het Koninklijk Verbond van

Vrede- en Politierechters van België. Er waren wel veranderingen op redactioneel

vlak. De redacties werden gesplitst en ook de frequentie van publiceren is vandaag

afwijkend. Het Tijdschrift van de Vrederechters verschijnt sinds 2006

tweemaandelijks terwijl het Tijdschrift van de Politierechters sindsdien trimesterieel

wordt uitgegeven.

6. Het Tijdschrift van de Vrederechters vandaag

Vandaag heeft het Tijdschrift van de Vrederechters nog steeds als doel de

rechtspractici snel en regelmatig te informeren over de juridische actualiteit in het

algemeen, maar ook over de rechtspraak en de rechtsleer die verband houden met de

vredegerechten en politierechtbanken in het bijzonder.109 Vreemd genoeg worden de

politierechters er nog in één adem bij genoemd. Via het tijdschrift wordt rechtspraak

en rechtsleer verspreid ter ‟opleiding, vorming en bijscholing‟ van de kantonale

rechters.110 Sinds de scheiding is het Tijdschrift van de Vrederechters echter exclusief

terrein geworden van de vrederechters. Enkel wat te maken heeft met de vrederechter

of zijn bevoegdheid verschijnt in dit blad.

De deelredacties zijn samengesteld uit vrederechters, maar ook professoren

nemen deel aan de beraadslagingen. De inhoud wordt nog steeds verzorgd door de

vrederechters die hun interessante vonnissen opsturen naar de uitgever. Die bundelt

de vonnissen per deelredactie die op haar beurt een selectie maakt, annotaties laat

schrijven en de meest interessante opneemt in het tijdschrift.

107 HET ging in casu om mevrouw Anne Petignot, politierechter te Luik. (X, “Jurisprudence en matière

de roulage. Rechtspraak verkeer”, T.Vred. 1993, 287. 108 VELLE, Het vredegerecht en de politierechtbank (1795-1995), 276-278. 109 Zie de publiciteit voor het tijdschrift op de site van de uitgever, www.diekeure-

juridischeuitgaven.be. 110 Statuten 2006.

Eén en ander doet vermoeden dat het tijdschrift wellicht ook de stap zal

moeten maken naar meer wetenschappelijke methodes om niet af te glijden tot een

loutere rechtspraakverzameling. Problematisch is dat de redacties tot op heden geen

peer review hanteren, wat in de huidige context van ranking een onontbeerlijke

kwaliteitsgarantie is. Aanpassing in die zin is wellicht nodig wil het tijdschrift zijn

niveau kunnen behouden of, wie weet, zelfs verbeteren.

7. Besluit

Aan het einde van dit artikel kunnen enkele krachtlijnen gedistilleerd worden uit de

geschiedenis. Als eerste is er de beslissende rol van minister van Justitie Jules

Lejeune in de totstandkoming van het tijdschrift. Uiteindelijk was hij de right man on

the right place on the right time. Door zijn openlijke steun, in de vorm van

belangrijke bevoegdheden die hij hen toekende, gaf hij de vrederechters het nodige

zelfvertrouwen om boven zichzelf uit te stijgen. Hij was ook de drijvende kracht

achter de eerste twee vrederechterscongressen, waarop respectievelijk het tijdschrift

en het Koninklijk Verbond van Vrede- en Politierechters het levenslicht zagen. Hij

deed zijn bijnaam als „Ministre de la Paix‟ dan ook alle eer aan.

Een tweede vaststelling is dat het tijdschrift meedreef op de golven van de tijd.

Zo vallen de grootste crisismomenten van het tijdschrift samen met de twee

wereldoorlogen. Op juridisch vlak weerspiegelt de inhoud van het tijdschrift de

wijzigende bevoegdheden van de vrederechters. Ook aan de tendens van de

vernederlandsing kon het tijdschrift niet ontsnappen, al past hier toch een

kanttekening bij. Tot lang na de taalwetten bleven het tijdschrift en de bond

Franstalige bastions, waar het Nederlands slechts met veel moeite doorgang vond.

Vandaag omarmen beiden hun tweetalige, nationale karakter, wat perfect te

verklaren valt vanuit Belgicistisch oogpunt.

Een laatste krachtlijn betreft de praktische moeilijkheden waarmee het

tijdschrift doorheen haar bestaan geconfronteerd werd. Organisatorisch bleek het een

voortdurende moeilijke klus om het tijdschrift rendabel te houden. Ook inhoudelijk

moest voortdurend een afweging gemaakt worden tussen rechtspraak en andere

bijdragen. Vandaag overheerst de rechtspraak en het is de vraag of deze praktische

invalshoek voldoende zal blijken om het voortbestaan te garanderen. Een belangrijk

element hierbij is dat het tijdschrift doorheen zijn bestaan steeds rekening moest

houden met de verzuchtingen van zijn achterban. Uiteindelijk is het steeds een blad

geweest van en voor vrederechters.