Het platteland van Romeins Limburg

44
Limburg. Een geschiedenis tot 1500 Redactie en samenstelling Paul Tummers (voorzitter) Louis Berkvens Arnoud-Jan Bijsterveld Ad Knotter Leo Wessels Frans Hermans (adjunct) Eric van Royen (eindredacteur) Koninklijk Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap (LGOG), Maastricht

Transcript of Het platteland van Romeins Limburg

Limburg.Een geschiedenistot 1500

Redactie en samenstellingPaul Tummers (voorzitter)Louis BerkvensArnoud-Jan BijsterveldAd KnotterLeo WesselsFrans Hermans (adjunct)Eric van Royen (eindredacteur)

Koninklijk Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap (LGOG), Maastricht

1.1.1_1.1.2_Voorwerk compleet.indd 3 22-01-15 09:28

Colofon

RedactiePaul Tummers (voorzitter)Louis Berkvens Arnoud-Jan BijsterveldAd KnotterLeo WesselsFrans Hermans (adjunct)Eric van Royen (eindredacteur)

Beeldredactie en beeldresearchEric van Royen en auteurs

Bronnen- en literatuurlijst, registerBureau LGOG (Wim Moorman)

CartografieSlooves grafische vormgeving (Maarten Slooves)

DrukwerkTonnaer, Kelpen

Omslagontwerp en boekverzorgingCrasborn Communicatie Vormgevers, www.crasborn.nl

© 2015 Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap Postbus 83, 6200 AB Maastricht 043 3212586 [email protected] www.lgog.nl

ISBN 978-90-819602-2-9

De uitgever heeft er naar gestreefd de auteursrechten van de illustraties

volgens de wettelijke bepalingen te regelen. Zij die menen nog zekere

rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich tot de uitgever wenden.

Dit is een uitgave van het LGOG in samenwerking met de Stichting Maaslandse Monografieën en mede tot standgekomen dankzij financiële bijdragen van

Hendrik Uwens StichtingPrins Bernhard Cultuurfonds LimburgStichting Bevordering Woon- en Leefomgeving LimburgStichting Cultuurfonds van de Bank Nederlandsche Gemeenten Stichting Elisabeth StrouvenStichting Dr. P.G.J.M. Janssens te MaastrichtStichting Kanunnik Salden/NieuwenhofWeldadige Stichting Jan de LimpensDe provincie LimburgDe gemeenten Beek, Brunssum, Echt-Susteren, Eijsden-Margraten, Gennep, Heerlen, Horst aan de Maas, Landgraaf, Leudal, Maasgouw, Maastricht, Meerssen, Mook en Middelaar, Nederweert, Nuth, Roermond, Simpelveld, Sittard-Geleen, Stein, Vaals, Valkenburg, Venlo, Venray, Weert en de voormalige gemeente MeijelParticulieren

SINDS 1863

Inhoud

jaar LGOG, een geschiedenis

Voorwoord van de redactie

Ad KnotterInleiding

Hans RenesHet landschap

na Christus: een leeg landschapOntwikkelingen in de Vroege MiddeleeuwenDe Volle en Late Middeleeuwen: agrarische landschappenDe Volle en Late Middeleeuwen: een netwerk van steden na Christus: een bewoond landschapOntwikkelingen in de vroegmoderne periode: de stedenOntwikkelingen in de vroegmoderne periode: de landelijke gebieden: een gedocumenteerd landschapDe negentiende eeuw: de infrastructuurDe negentiende eeuw: de stedenDe negentiende eeuw: de landelijke gebiedenDe eerste helft van de twintigste eeuw: de stedenDe eerste helft van de twintigste eeuw: de landelijke gebiedenDe periode vanaf circa : de stedenDe periode vanaf circa : de landelijke gebiedenHuidige ontwikkelingen in het landschapNoten

Van Prehistorie tot en met Vroege Middeleeuwen

Liesbeth �eunissen & Evert van Ginkel De vroegste geschiedenis: van Neanderthalers tot La Tène (circa . – circa v. Chr.)

Twee eeuwen graven in LimburgVan Midden-Paleolithicum tot Mesolithicum (circa . jaar geleden – circa v. Chr.)Van Mesolithicum tot Laat-Neolithicum (circa v. Chr – circa v. Chr).Van Laat-Neolithicum tot Midden-IJzertijd (circa v. Chr. – circa v. Chr.) Noten

1.1.1_1.1.2_Voorwerk compleet.indd 5 22-01-15 09:28

Limburg. Een geschiedenis Deel 1_tot 1500 6

Nico Roymans & Henk HiddinkAan de vooravond van de Romeinse verovering. De latere IJzertijd

Veranderende bewoningspatronenEen moeilijk grijpbaar grafritueelVerschillende huizenbouwtraditiesBovenregionale contacten en de latènisering van de materiële cultuurGlazen armbanden als vrouwendrachtDe introductie van muntgeldCaesars verovering en het Eburoonse dramaNoten

Titus PanhuysenIn het achterland van Romeinse steden

De pacificatie en gebiedsinrichtingDe provincie Germania inferior en enkele civitates De Romeinse wegenkaart van LimburgTongeren en Xanten, de hoofdsteden van de Limburgse civitatesVici en straatnederzettingen [-] Heiligdommen en Jupiterzuilen De crisis van de derde eeuwDe hervormingen van Diocletianus []Constantijn de Grote en zijn dynastieDe civitas-hoofdsteden in de vierde eeuwHet einde van een tijdperkNoten

Harry van Enckevort & Joep HendriksHet platteland van Romeins Limburg

In de schaduw van de adelaarDe eerste Limburgse centra (circa na Chr.)De Bataafse Opstand (-)De definitieve integratieOnrust in de late tweede eeuwHet plattelandVilla’s op de lössHet platteland op de zandgrondenDe grafcultuurReligie en volksgeloofEen nieuw begin rond Groeiende Frankische invloedLaat-Romeinse nederzettingen en grafveldenNoten

Karen JenesonTransformaties van land, economie en samenleving in Romeins Zuid-Limburg

Het onderzoek naar Romeins Zuid-LimburgIngelijfd in het Imperium RomanumGedwongen voedselproductieNieuwe bewoners?Kenmerken van de nieuwe landbouwToenemende welvaartDe rol van veteranenDe ambachtslieden

1.1.1_1.1.2_Voorwerk compleet.indd 6 22-01-15 09:28

In het hoofdstuk ‘Aan de vooravond van de Ro-meinse verovering’ stonden de laatste eeuwen van pre-historisch Limburg centraal. Voor het onderzoek daarnaar zijn we volledig afhankelijk van archeologi-sche overblijfselen en antropologische modellen. Daarin komt voorzichtig verandering in de tijd van Julius Caesar (- v. Chr.). Zijn Commentarii de Bello Gallico, een verslag van de ‘Gallische Oorlogen’ tussen en voor Christus op het grondgebied van Frankrijk, België en mogelijk ook Zuid-Nederland, is in onze streken de eerste aanzet tot het einde van de prehistorie. Het prehistorische verhaal van Limburg eindigt met Caesars woorden over de uitroeiing van de Eburonen. Voor het verblijf van zijn troepen in Zuid-Nederland zijn echter geen archeologische aan-wijzingen voorhanden.

Tussen en v. Chr. bouwden Romeinse sol-daten de eerste legerplaatsen op de linker oever van Waal en Rijn, waarmee de inlijving van Zuid-Neder-land bij het Romeinse imperium definitief werd. De bouw markeerde in de geschiedschrijving van Neder-land de overgang van prehistorie naar Romeinse tijd, de eerste periode in onze geschiedenis waarin buiten-staanders, zei het sporadisch, over gebeurtenissen in de Lage Landen berichtten. In de schriftelijke bron-nen uit die tijd zelf doemen namen op van personen en plaatsen, terwijl ook concrete gebeurtenissen en jaartallen worden vermeld. Twee belangrijke geschre-ven bronnen voor onze geschiedenis uit het begin van

de jaartelling zijn de Germania (De origine et situ Ger-manorum), een beschrijving van het land en volk der Germanen, en de Historiae, vijf boeken over de ge-schiedenis van Rome, beide van de hand van Publius Cornelius Tacitus (-).

De inlijving bij het Romeinse keizerrijk zorgde in Zuid-Nederland voor grote veranderingen op ve-lerlei gebied. De belangrijkste waren de stichting van de eerste steden en dorpen, en de introductie van een geldeconomie en grootschalige landbouwbedrijven (villae ofwel villa’s). Vanaf de komst van de eerste Romeinse troepen maakte Limburg ruim jaar deel uit van het in cultureel opzicht rijke en complexe Romeinse Rijk. In zijn grootste omvang van dertien miljoen vierkante kilometer strekte het zich uit van Schotland tot Jordanië en van Marokko tot Roeme-nië. Het inwonertal wordt op meer dan miljoen mensen geschat. Overal kon met de denarius betaald worden. De moderne provincie Limburg omvatte met een oppervlak van km slechts , van het Romeinse keizerrijk. Ondanks het relatief geringe op-pervlak, maken de in de Limburgse bodem aangetrof-fen sporen en vondsten het mogelijk het verhaal van de provincie in de Romeinse tijd te vertellen. []

In de schaduw van de adelaarWat er in de decennia na Caesars veldtochten

in Zuid-Nederland precies is gebeurd, blijft in nevelen gehuld. Wel formeerden zich in die tijd onder

Het platteland van Romeins LimburgH A R RY VA N ENCK EVORT JOEP HEN DR IK S

1.4.2_Enckevort_Hendriks.indd 115 22-01-15 11:24

Tongeren

Jülich

Maastricht

Tüddern

Melick

Heel

Venlo

Xanten

Nijmegen

Cuijk

Heerlen

Rimburg

Tongeren

Gulik

Maastricht

Tudderen

Melick

Heel

Venlo

Xanten

Nijmegen

Cuijk

Heerlen

Rimburgdekzand

veen

rivierklei

rivierduin

stuwwal

vicus / ruraal centrum

civitashoofdplaats

tempel / cultusplaats

legioensfort (castra)

hulptroepenfort (castellum)

pannenbakkerij

steen- of vakwerkbouw (villa)

nederzetting (houtbouw)

löss

rivierterras

weg / route

0 25 km0 10 km

1.4.2_Enckevort_Hendriks.indd 116 22-01-15 11:24

Van Prehistorie tot en met Vroege Middeleeuwen Het platteland van Romein s Limburg_Harr y van Enckevort_Joep Hendrik s117

Romeins toezicht de stamverbanden van de Ubii, Cugerni, Batavi en Tungri. Later, in de jaren - v. Chr. trokken Romeinse legioenen, voorafgegaan door dragers van met adelaars gekroonde veldtekens, langs de Maas en de Rijn op naar het noorden. Ruim . manschappen vestigden zich in grote leger-plaatsen in Nijmegen en het Duitse Neuss. Zij waren de kwartiermakers van keizer Augustus ( v. Chr. - na Chr.) die vorm gaven aan zijn expansiedrift rich-ting Germaans gebied aan de overzijde van de Rijn. Kort daarna, min of meer gelijktijdig met een com-mandopost op het Kops Plateau in Nijmegen en een legioenskamp aan de Lippe in het Duitse Oberaden, is omstreeks / v. Chr. de eerste versterking (Vetera ) op de Fürstenberg in Xanten gebouwd. Het meren-deel van de daarna aan de overzijde van de Rijn on-dernomen veldtochten was succesvol. Over de neder-laag van Publius Quinctillius Varus, veldheer en lid van het keizerlijke huis, in na Chr. in het Teutobur-gerwoud nabij het Duitse Kalkriese, zijn echter de meeste boeken en artikelen geschreven. Augustus’ opvolger Tiberius (- na Chr.) besloot aan het ein-de van het jaar verdere pogingen te staken om Ger-maans gebied te veroveren en trok zijn troepen terug op de linker oever van de Rijn. Aan deze beslissing lag meer een gebrek aan vertrouwen tussen hem en zijn legeraanvoerder en adoptiefzoon Germanicus ten grondslag, dan de verwachting dat de militaire in-spanningen onvoldoende gewin zouden opleveren.

Limburg speelde in de veroveringsdrang van de beide keizers een bescheiden rol. De bewoners op de linker oever van de Maas moeten in die tijd, en in de daarop volgende eeuwen, wel talrijke troepenverplaat-singen en ander verkeer hebben gezien op deze be-langrijke route noordwaarts. De heerbaan die van Tongeren, via Blerick (?) en Cuijk naar Nijmegen liep, heeft toen eenzelfde functie gehad als de A nu en ook min of meer hetzelfde tracé gevolgd. De weg was een tot , m ( Romeinse voet) brede zandweg, daar waar nodig verhard met grind, met aan weers-zijde bermsloten. Op de rechteroever lag een andere belangrijke heerbaan noordwaarts. Deze verbond Heerlen met Xanten. In het zuiden sloten deze wegen aan op de weg van Boulogne-Sur-Mer naar Keulen, die dwars door Zuid-Limburg liep. Beide noord-zuid lopende wegen waren bij Venlo, een plek waar de Maas kon worden overgestoken, met elkaar verbon-den. Dat zal in die tijd eerder een doorwaadbare plek zijn geweest dan een brug, hoewel er voor de latere Romeinse tijd aanwijzingen zijn dat er op deze plaats een brug heeft gelegen, zoals ook in Maastricht en tus-sen Cuijk en Mook-Middelaar het geval was. Net als nu lag Venlo in de eerste eeuwen van onze jaartelling

op een knooppunt in een net van wegen, een combi-natie van oude prehistorische en nieuwe Romeinse land- en waterwegen. Gelijktijdig met de bouw van legerplaatsen in Nijmegen en Neuss besloot het leger dan ook om juist hier een wachtpost (burgus) te bou-wen, van waaruit het verkeer in de gaten kon worden gehouden.

De gebruiksperiode van de nog niet precies ge-lokaliseerde wachtpost in Venlo in de decennia rond het begin van de jaartelling is gebaseerd op munten en scherven van het luxueuze, glanzend rode aardewerk, het Romeinse ‘porselein’ dat met de jaar oude naam terra sigillata (gestempeld aardewerk) wordt aangeduid. Modern serviesgoed is aan de onderzijde dikwijls van stempels en merktekens voorzien, waar-door de herkomst gemakkelijk te achterhalen is. Dat is bij terra sigillata niet anders, behalve dat de makers een stempel hebben gezet op de binnenzijde. Door de stempels is de herkomst van de vroegste terra sigillata uit Italië en het Franse Lyon en de datering ervan bij-zonder goed bekend. Ook de vorm van dit en ander vaatwerk is door de nogal snelle veranderingen in het uiterlijk van de borden, bekers, kelken en kommen, betrekkelijk goed in de tijd te plaatsen. Daardoor is het samen met munten uitstekend te gebruiken om de wachtpost in Venlo en andere vindplaatsen uit de Romeinse tijd te dateren. Om hun servies te kunnen onderscheiden van dat van hun kameraden, krasten de Venlose soldaten hun naam of merkteken (graffito) in hun eigendom. Door scherven van dit vaatwerk met Latijnse namen is duidelijk dat de in Venlo gele-gerde soldaten afkomstig waren uit het mediterrane gebied. Zo heeft ene Primus zeker tweemaal zijn naam gezet op de onderzijde van door hem gebruikte borden.

Van welke legereenheid de in Venlo gestatio-neerde soldaten deel uitmaakten, is onduidelijk. Wel is er een goede kans dat zij hebben gediend in de Legio XIII Gemina. Een bord dat is gevonden in de rond v. Chr. gebouwde commandopost op het Nijmeegse Kops Plateau, is voorzien van het tweeregelige stempel LEG·XIII / VERN·FE. Dit stempel vertelt dat het bord is gemaakt (FE) door Verna (de slaaf ), pottenbak-ker van het Dertiende Legioen. De naam van deze eenheid is ook gezet op een bronzen helm die in is gevonden in de Maas bij Buggenum, ruim km ten zuiden van Venlo. Het is een type helm dat vooral is gedragen door legioensoldaten uit de tijd van keizer Augustus. Beide vondsten lijken erop te wijzen dat eenheden van dit legioen in die tijd in onze streken gelegerd waren en de verbindingen tussen Nijmegen en het Gallische achterland, Frankrijk en het zuiden van België, via het Maasdal bewaakten.

Tongeren

Jülich

Maastricht

Tüddern

Melick

Heel

Venlo

Xanten

Nijmegen

Cuijk

Heerlen

Rimburg

Tongeren

Gulik

Maastricht

Tudderen

Melick

Heel

Venlo

Xanten

Nijmegen

Cuijk

Heerlen

Rimburg

[] Romeins Limburg in

de tweede en derde eeuw.

Naar Menne Kosian, RCE

Amersfoort/ADC Heritage,

Amersfoort.

weg / route

legioensfort (castra)

hulptroepenfort

(castellum)

tempel / cultusplaats

civitashoofdplaats

vicus / ruraal

centrum

pannenbakkerij

steen- of vakwerk-

bouw (villa)

nederzetting (hout-

bouw)

löss

dekzand

veen

stuwwal

rivierklei

rivierduin

rivierterrasdekzand

veen

rivierklei

rivierduin

stuwwal

vicus / ruraal centrum

civitashoofdplaats

tempel / cultusplaats

legioensfort (castra)

hulptroepenfort (castellum)

pannenbakkerij

steen- of vakwerkbouw (villa)

nederzetting (houtbouw)

löss

rivierterras

weg / route

0 25 km

dekzand

veen

rivierklei

rivierduin

stuwwal

vicus / ruraal centrum

civitashoofdplaats

tempel / cultusplaats

legioensfort (castra)

hulptroepenfort (castellum)

pannenbakkerij

steen- of vakwerkbouw (villa)

nederzetting (houtbouw)

löss

rivierterras

weg / route

0 25 km

dekzand

veen

rivierklei

rivierduin

stuwwal

vicus / ruraal centrum

civitashoofdplaats

tempel / cultusplaats

legioensfort (castra)

hulptroepenfort (castellum)

pannenbakkerij

steen- of vakwerkbouw (villa)

nederzetting (houtbouw)

löss

rivierterras

weg / route

0 25 km

dekzand

veen

rivierklei

rivierduin

stuwwal

vicus / ruraal centrum

civitashoofdplaats

tempel / cultusplaats

legioensfort (castra)

hulptroepenfort (castellum)

pannenbakkerij

steen- of vakwerkbouw (villa)

nederzetting (houtbouw)

löss

rivierterras

weg / route

0 25 km

dekzand

veen

rivierklei

rivierduin

stuwwal

vicus / ruraal centrum

civitashoofdplaats

tempel / cultusplaats

legioensfort (castra)

hulptroepenfort (castellum)

pannenbakkerij

steen- of vakwerkbouw (villa)

nederzetting (houtbouw)

löss

rivierterras

weg / route

0 25 km

dekzand

veen

rivierklei

rivierduin

stuwwal

vicus / ruraal centrum

civitashoofdplaats

tempel / cultusplaats

legioensfort (castra)

hulptroepenfort (castellum)

pannenbakkerij

steen- of vakwerkbouw (villa)

nederzetting (houtbouw)

löss

rivierterras

weg / route

0 25 km

dekzand

veen

rivierklei

rivierduin

stuwwal

vicus / ruraal centrum

civitashoofdplaats

tempel / cultusplaats

legioensfort (castra)

hulptroepenfort (castellum)

pannenbakkerij

steen- of vakwerkbouw (villa)

nederzetting (houtbouw)

löss

rivierterras

weg / route

0 25 km

dekzand

veen

rivierklei

rivierduin

stuwwal

vicus / ruraal centrum

civitashoofdplaats

tempel / cultusplaats

legioensfort (castra)

hulptroepenfort (castellum)

pannenbakkerij

steen- of vakwerkbouw (villa)

nederzetting (houtbouw)

löss

rivierterras

weg / route

0 25 km

dekzand

veen

rivierklei

rivierduin

stuwwal

vicus / ruraal centrum

civitashoofdplaats

tempel / cultusplaats

legioensfort (castra)

hulptroepenfort (castellum)

pannenbakkerij

steen- of vakwerkbouw (villa)

nederzetting (houtbouw)

löss

rivierterras

weg / route

0 25 km

dekzand

veen

rivierklei

rivierduin

stuwwal

vicus / ruraal centrum

civitashoofdplaats

tempel / cultusplaats

legioensfort (castra)

hulptroepenfort (castellum)

pannenbakkerij

steen- of vakwerkbouw (villa)

nederzetting (houtbouw)

löss

rivierterras

weg / route

0 25 km

dekzand

veen

rivierklei

rivierduin

stuwwal

vicus / ruraal centrum

civitashoofdplaats

tempel / cultusplaats

legioensfort (castra)

hulptroepenfort (castellum)

pannenbakkerij

steen- of vakwerkbouw (villa)

nederzetting (houtbouw)

löss

rivierterras

weg / route

0 25 km

1.4.2_Enckevort_Hendriks.indd 117 22-01-15 11:24

Limburg. Een geschiedenis Deel 1_tot 1500 118

waren voor reizigers vanuit het noorden het impone-rende symbool van de Romeinse macht. De bezetting controleerde het in- en uitgaande verkeer en het trans-port over de rivier. Tegelijkertijd waren de soldaten in tijden van nood de eerste verdedigingslinie (limes ad Germaniam inferiorem) tegen Germaanse dreigingen vanuit het noorden.

De eerste Limburgse centra (circa 40 na Chr.)Enkele jaren na de verovering van de Lage Lan-

den werden in de stamgebieden van de Ubii, Cugerni, Batavi en Tungri de hoofdplaatsen Keulen, Xanten, Nijmegen en Tongeren gesticht, elk met een stedelijk karakter (zie het hoofdstuk ‘In het achterland van Romeinse steden’). Omdat de stamgebieden deel uitmaakten van het militaire district aan de Rijn, dat namens de keizer bestuurd werd door de in Keulen zetelende stadhouder (legatus Augusti pro praetore), zal aan de stichting een militair initiatief ten grondslag hebben gelegen. De nauwe band met het leger in de beginperiode komt duidelijk tot uiting in de hulp van het leger bij de eerste uitleg van Tongeren en de vele ‘militaire’ graffiti in het oudste Nijmegen.

Het Romeinse leger wilde ook buiten de hoofd-plaatsen controle uitoefenen op de stamgebieden (civitates) ten zuiden van de rivier. Min of meer gelijk-tijdig met de bouw van de castella op de linker oever van de Rijn werden omstreeks na Chr. op strategi-sche locaties op het platteland, zoals rivierovergangen en knooppunten in het wegennet, secundaire centra (vici) gesticht. Venlo (Sablones?) en Cuijk (Ceuclum) zijn daar goede voorbeelden van. De stichting van Venlo lijkt, afgezien van de strategische locatie, geen relatie te hebben gehad met de twintig jaar daarvoor opgegeven wachtpost. Mogelijk valt de stichtings- datum van vici als Maastricht en Heerlen (Corioval-lum) in dezelfde tijd, maar een iets oudere datering mag niet uitgesloten worden; het begin van secun-daire centra als Heel, Melick (Mederiacum) en Rim-burg/Ubach-Palenberg is nog onduidelijk.

In onze moderne ogen zullen de secundaire centra een dorps karakter hebben gehad, met lint- bebouwing aan weerszijde van de doorgaande wegen. Tot de eerste bewoners behoorden ambtenaren, vete-ranen, handelaren en ambachtslieden. Dat er ook ve-teranen leefden, bewijst de grafsteen van de veteraan M(arcus) Iulius M(arci) f(ilius) uit Heerlen; hij heeft tussen en in de in Xanten gestationeerde Legio V Alaudae gediend. Over de vroegste bebouwing in het merendeel van de vici is niet zo veel bekend. In Cuijk is een klein deel van de lintbebouwing langs de heer-baan Nijmegen-Tongeren uit de beginperiode in kaart gebracht. De circa m brede en m diepe huizen

Of de ‘Sierschijf van Helden’ met de komst van de eerste Romeinse legioenen mee naar Noord-Lim-burg is gekomen is onduidelijk; de schijf kan ook eer-der of later in de Peelmoerassen bij Helden gedepo-neerd zijn. [] Offers aan goden door plaatsing van voor de bezitter bijzondere voorwerpen in venen, me-ren en rivieren waren van de late prehistorie tot lang na de Romeinse tijd heel gewoon. Het vergulde, zilve-ren voorwerp, met een doorsnede van cm, zou on-derdeel van paardentuig geweest kunnen zijn en is omstreeks tijdens het turfsteken gevonden. De schijf is afkomstig uit �racië (aangrenzende delen van Bulgarije, Griekenland en Turkije) en wordt na v. Chr. gedateerd. Op kunstige wijze is op de schijf een met een leeuw vechtende man afgebeeld, met daaromheen leeuwen, honden, een ram en een runderkop. Via de archeologische verzameling van de Roermondse notaris Charles Guillon (-) be-landde de schijf in in het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden.

Wanneer de wachtpost in Venlo is opgeheven, is niet helemaal duidelijk. Vermoedelijk gebeurde dat toen Tiberius zijn troepen ten zuiden van de Rijn te-rugtrok. Vanaf dat moment was ook de beveiliging van de wegen in het achterland vanuit strategisch oog-punt minder belangrijk. Omstreeks , twee decennia nadat Tiberius besloot zijn imperium niet ten noor-den van de Rijn uit te breiden, werd begonnen met de bouw van een reeks imposante uit hout en aarde op-getrokken versterkingen (castella) op de linker oever van de Oude en Kromme Rijn en de Nederrijn. Zij

[] De sierschijf van Helden.

Rijksmuseum van Oud-

heden, Leiden.

1.4.2_Enckevort_Hendriks.indd 118 22-01-15 11:24

Van Prehistorie tot en met Vroege Middeleeuwen Het platteland van Romein s Limburg_Harr y van Enckevort_Joep Hendrik s119

Rijn levende gemeenschappen, om zo de integratie van Zuid-Nederland in het Imperium Romanum te bevor-deren. In eerste instantie leek dit integratieproces pro-bleemloos te verlopen. Maar de door Tacitus beschre-ven opstand van de Bataven in -, onder leiding van Iulius Civilis, zet grote vraagtekens bij het succes van die pogingen.

Uit archeologisch onderzoek blijkt dat in die tijd eigenlijk alleen in hoofdplaatsen en vici de Ro-meinse levensstijl de overhand had. Op het platteland was weinig veranderd sinds de komst van de Romeinen. De boerderijen leken nog erg op hun prehistorische voorgangers. Ook maakten de bewoners het vaatwerk voor eigen gebruik nog met de hand uit lokale klei-voorkomens. Tezelfdertijd domineerde in de huishou-dens in de hoofdplaatsen en de secundaire en militaire centra het uit het mediterrane gebied en Keulen geïm-porteerde aardewerk, dat op de draaischijf was vervaar-digd. Het ging daarbij enerzijds om tafelaardewerk als borden en bekers en anderzijds om amforen voor met olijfolie, wijn, vissaus en dadels, en potten en kruiken waarin voedsel en drank werden getransporteerd en op-geslagen. Zowel de verschillen in de architectuur van de huizen als die in het gebruikte vaatwerk laten duidelijk zien dat de centra in de tijd van Claudius en zijn opvol-ger Nero (-) als geïsoleerde Romeinse ‘eilanden’ in het agrarische landschap van de civitates van de Ubii, Cugerni, Batavi en Tungri mogen worden gezien.

De opstand van de Bataven en hun bondgeno-ten was vooral gericht tegen de aantasting van de in-heemse sociale structuren en de afbrokkelende positie van de inheemse leiders in het Romeinse leger en het bestuur. Tijdens de opstand belegerden, volgens Tacitus, de troepen van Civilis de Romeinse legerplaats Vetera op de Fürstenberg bij Xanten, hongerden en moordden zij het garnizoen uit en verwoestten zij ver-volgens het onderkomen van de militairen. Hij schrijft ook dat Nijmegen in de laatste fase van de opstand door de Bataven in brand is gestoken. Deze historische overlevering wordt bevestigd door opgravingen in het moderne stadscentrum van Nijmegen, waar resten van verbrande huizen uit die tijd zijn gevonden. Hoewel niet beschreven door Tacitus, weten we door opgravin-gen ook dat delen van Cuijk en Tongeren in die hecti-sche tijd zijn afgebrand.

In is bij de herinrichting van de Vloot-beek bij Montfort een schat van zilveren en gou-den munten gevonden. De jongste munt is in het jaar in Spanje geslagen. Twee van de legioenen die door de Romeinen werden ingezet om de opstand te onder-drukken, kwamen uit Spanje en het ligt dan ook voor de hand te veronderstellen dat een legionair van een van deze legioenen de munten heeft meegenomen.

waren als een soort rijtjeshuizen met de kopse kant naar de weg gericht. In enkele huizen zijn aan de straatzijde werkplaatsen gevonden, waar ambachts- lieden hun brood verdienden met metaalbewerking. Deze waren via een smalle gang verbonden met het daarachter gelegen woongedeelte. In Venlo zijn dicht bij de rivierovergang resten van vergelijkbare, maar langere huizen uit dezelfde tijd onderzocht. Achter de huizen zijn diep ingegraven kuilen gevon-den waarvan de opgravers dachten dat het waterput-ten waren. Door onderzoek op gelijktijdige percelen in Nijmegen is duidelijk geworden dat het beerputten zijn geweest. Van de ondiep aangelegde fundering van de bijbehorende toiletgebouwen zijn door latere vergravingen weinig resten bewaard gebleven.

Door de min of meer gelijkvormige indeling van de huizen en percelen krijgen we het idee dat bij de stichting van Cuijk en Venlo, en vermoedelijk ook Maastricht en Heerlen, een ‘projectontwikkelaar’ be-trokken is geweest. Het ligt voor de hand om aan het Romeinse leger te denken. Het leger was in die tijd de enige instantie die over de benodigde architectonische kennis en logistieke mogelijkheden beschikte om een dergelijk bouwplan op meerdere locaties tegelijkertijd uit te voeren. Bovendien lagen de vici in het door het leger gecontroleerde gebied aan de grens. Het zal dan ook geen toeval zijn geweest dat de stichting van in ieder geval Venlo en Cuijk samenviel met de bouw van de castella aan de grens.

De betrokkenheid van het leger verklaart ook de mediterrane bouwwijze en inrichting van de hui-zen. Het merendeel van de wanden was opgetrokken uit leemtichels (adobe) of gestampte leem, wat af-wijkt van de met leem bestreken vlechtwerkwanden die werden toegepast in de gelijktijdige boerderijen op het Zuid-Nederlandse platteland. De buitenmuren waren vermoedelijk wit geverfd zodat ze leken op de huizen in het mediterrane gebied. De bewoners zullen op de binnenwanden volgens de laatste mode van die tijd, al dan niet op een dunne laag mortel, door vak-lieden een paneelschildering hebben laten aanbren-gen. De kleuren rood, wit en zwart zullen hierbij heb-ben gedomineerd. Op de daken lagen toen in de meeste gevallen nog geen dakpannen; mogelijk waren ze bedekt met houten dakspanen (shingles), maar daar is niets van bewaard gebleven.

De Bataafse Opstand (69-70)De keizers Caligula (-) en Claudius (-)

markeerden de grens langs de Rijn door er de al ge-noemde castella en wachtposten te bouwen. Daarnaast probeerde het leger via de stichting van vici controle te krijgen over de op het platteland ten zuiden van de

1.4.2_Enckevort_Hendriks.indd 119 22-01-15 11:24

Limburg. Een geschiedenis Deel 1_tot 1500 120

De verlening van de keizerlijk familienaam Ul-pia aan zowel Xanten als Nijmegen wijst op de nieuwe status die beide hoofdplaatsen van Trajanus kregen. De stadsrechtverlening ging automatisch gepaard met een verlening van het burgerrecht aan de belangrijkste personen in beide civitates. Op dat moment veran-derde ook hun naam. Dit blijkt bijvoorbeeld uit een in in Nijmegen gevonden fragment van een bronzen tabella, met daarop de namen van vier getui-gen die, dankzij de consulnamen L. Iulius Ursus Servianus en L. Licinius Sura op de achterzijde, in ja-nuari of februari van het jaar gedateerd kan wor-den. [] Romeinse namen bestaan doorgaans uit drie delen (tria nomina): praenomen (voornaam), nomen gentile (familienaam) en cognomen (bijnaam). De ta-bella is gebroken, zodat van de vier getuigen alleen de eerste twee, identieke namen M(arci) Ulpius bewaard zijn gebleven; de cognomina ontbreken. Hieruit blijkt dat het document is getekend door Bataafse mannen uit de stedelijke bovenlaag die binnen vier jaar na het verblijf van keizer Trajanus in de provincie het burger-recht en een sterk geromaniseerde naam hebben ge-kregen.

De verlening van stadsrecht, burgerrecht (aan de elite) en de introductie van een civiel systeem van zelfbestuur betekende het einde van de oude tribale senaat van ouderlingen. De civitates werden vanaf dat moment geleid door een op Romeinse leest geschoei-de bestuurlijke elite in de hoofdplaats, te vergelijken met het college van B en W (municipale magistraten) en de gemeenteraad (ordo decurionum). Alleen vrij geboren burgers van lokale oorsprong en van onbe-sproken gedrag maakten deel uit van deze elite.

Voor of tijdens de gevechten moet hij zich gedwongen hebben gevoeld de munten te begraven; daarna is hij niet meer in staat geweest om ze op te halen. Van vijf munten zijn grote stenen muntmedaillons vervaar-digd, die na de herinrichting van de Vlootbeek op grote Maaskeien langs het pad langs de beek zijn geplaatst. []

De definitieve integratieDoor de inzet van acht legioenen lukte het de

legeraanvoerder Quintus Petillius Cerialis de opstand in september van het jaar te onderdrukken. Daarna zijn de legerplaatsen en hoofdplaatsen in Nijmegen en Xanten herbouwd. Ook de inwoners van Venlo en Cuijk lukte het na de opstand hun huizen weer op te bouwen en het dagelijkse ritme te hervinden. Kort daarop, in na Chr., is het militaire district aan de Rijn omgevormd tot de provincie Germania inferior. Het daadkrachtige optreden van keizer Marcus Ulpi-us Traianus (-), die zich bij zijn ambtsaanvaar-ding in de provinciehoofdstad Keulen bevond, bracht de integratie van de civitates van de Ubii, Traianenses (voorheen de Cugerni), Batavi en de Tungri in een stroomversnelling. Naast een vernieuwing van de grensweg op de zuidelijke oever van de Rijn in West-Nederland en de plaatsing van mijlpalen (een soort wegwijzers) vallen ook de grootschalige bouwactivi-teiten in Xanten, Tongeren, Nijmegen en Cuijk op. Bovendien kregen Xanten en Nijmegen in of kort na stadsrechten en nieuwe namen (Colonia Ulpia Traiana, Ulpia Noviomagus), al was de coloniale status van Xanten van een hoger niveau dan de municipale status van Nijmegen.

[] Openingshandeling van de wandelroute langs de Vlootbeek

op juni door Ger Frenken, directeur-rentmeester

van Stichting het Limburgs Landschap, met de op maaskeien

bevestigde, tot cm grote hardstenen muntmedaillons. Jan

Roymans, RAAP Archeologisch Adviesbureau, Weesp.

1.4.2_Enckevort_Hendriks.indd 120 22-01-15 11:24

Van Prehistorie tot en met Vroege Middeleeuwen 121

Het grootste deel van hun leven speelde zich af in de stad. Omdat zij geacht werden een deel van hun bezit te investeren in de constructie of reparatie van open-bare gebouwen en/of in spelen tijdens religieuze festi-vals, moesten zij over een groot vermogen beschikken.

Sommige stedelijke bestuurders in onze streken waren handelaar of transporteur, maar de meesten wa-ren in navolging van hun Italische voorbeelden bijna vanzelfsprekend grootgrondbezitters en bezaten een of meer agrarische bedrijven (villa’s). De fi nanciële verplichtingen van de bestuurlijke elite kwam niet al-leen in het openbare leven en de openbare gebouwen tot uitdrukking. Ter vergroting van hun status en prestige bouwden de bestuurders op hun belangrijkste landgoed ook weelderige woonhuizen naar Romeins model, met mozaïekvloeren en muurschilderingen. Deze dienden als buitenplaats om de stedelijke hec-tiek te kunnen ontvluchten.

In - zijn in Valkenburg-Houthem bij een opgraving op het terrein van een Romeinse villa bij Vogelenzang in het Ravensbos drie bronzen plaatjes met vier inscripties gevonden. Uit de teksten blijkt dat M(arcus) Vitalinius [- - -] en T(itus) Tertinius [Cor]nu[tus] de opeenvolgende eigenaren van de villa zijn geweest. [] Beiden bekleedden tevens hoge bestuurlijke ambten in de Colonia Ulpia Traiana. Laatstgenoemde is volgens een tekst ook patroon van de pagus Catual(ensis) geweest, mogelijk het gebied rond de aan de weg tussen Nijmegen en Tongeren ge-legen plaats Catualium (Heel?). Ook de villa van Maasbracht-Steenakker, tussen de Krombeek en de Vlootbeek gelegen op de terrasrand van de Maas, zal eigendom zijn geweest van een van de leden van de bestuurlijke elite in Xanten. De muurschilderingen in het Maasbrachtse woonhuis, een gladiatorenscène en twee fi guren, de een met een beurs en de ander met een schrijftablet om de boekhouding bij te houden, verwijzen direct naar de hoge status van de bewo-ners. [] Deze komt ook tot uiting in de dierenbot-ten die in een kelder zijn gevonden. Er is vooral var-kensvlees gegeten, hetgeen voor die tijd wijst op de geromaniseerde achtergrond van de bewoners; var-kensvlees stond bij de bewoners van de nog te bespre-ken gehuchten en buurtschappen op de zandgronden veel minder op tafel. Daarnaast stonden er rundvlees en schapen- en/of geitenvlees (waarvan de botten moeilijk te onderscheiden zijn) op het menu, vlees-soorten die vooral in andere, minder geromaniseerde nederzettingen op tafel stonden. Verder aten de bewo-ners ook vlees en eieren van kippen, die pas na de komst van de Romeinen in onze streken geïntrodu-ceerd zijn. Ook aten ze wild (haas) en gevogelte (pa-trijs, houtsnip, merel, gans, eend), vleessoorten die

[] Voor- en achterzijde van

een fragment van een bronzen

tabella. Rob Mols, Bureau

Archeologie en Monumenten

gemeente Nijmegen.

Vlootbeek gelegen op de terrasrand van de Maas, zal eigendom zijn geweest van een van de leden van de bestuurlijke elite in Xanten. De muurschilderingen in het Maasbrachtse woonhuis, een gladiatorenscène en twee fi guren, de een met een beurs en de ander met een schrijftablet om de boekhouding bij te houden, verwijzen direct naar de hoge status van de bewo-

Deze komt ook tot uiting in de dierenbot-ten die in een kelder zijn gevonden. Er is vooral var-kensvlees gegeten, hetgeen voor die tijd wijst op de geromaniseerde achtergrond van de bewoners; var-kensvlees stond bij de bewoners van de nog te bespre-ken gehuchten en buurtschappen op de zandgronden

Daarnaast stonden er rundvlees en schapen- en/of geitenvlees (waarvan de botten moeilijk te onderscheiden zijn) op het menu, vlees-soorten die vooral in andere, minder geromaniseerde nederzettingen op tafel stonden. Verder aten de bewo-ners ook vlees en eieren van kippen, die pas na de komst van de Romeinen in onze streken geïntrodu-

Ook aten ze wild (haas) en gevogelte (pa-trijs, houtsnip, merel, gans, eend), vleessoorten die

[] Bronzen plaatje met inscriptie de villa Vogelenzang in

Valkenburg-Houthem. Centre Céramique, Maastricht.

[] Een wandschildering uit de villa van Maasbracht.

Centre Céramique, Maastricht.

1.4.2_Enckevort_Hendriks.indd 121 22-01-15 11:24

Limburg. Een geschiedenis Deel 1_tot 1500 122

schilde de landbouw op deze bedrijven sterk van die in de prehistorie, die veel meer op zelfvoorziening was gericht. Teksten uit de Romeinse tijd berichten ons over de verbetering van de vruchtbaarheid door het gebruik van dierlijke mest en de toepassing van vruchtwisseling, ploeg en eg. Uit afbeeldingen op ste-nen reliëfs weten we dat men niet alleen de beschik-king had over nieuwe typen ploegen, maar ook over in Gallië ontwikkelde maaimachines. Voor de arbeid werden landarbeiders en slaven ingezet.

In deze tijd van grote veranderingen op het platteland vestigden zich immigranten in Blerick-Heierhoeve. Daar zijn de resten van zeven tot negen verspreid gelegen boerderijen onderzocht. Het meren-deel is rond het jaar te dateren. Een enkele boer-derij is iets ouder en stamt uit het midden van de eer-ste eeuw. In de directe nabijheid van de betrekkelijk geïsoleerd gelegen boerderijen is in de meeste gevallen ook een waterput gevonden. De plattegronden van de boerderijen zijn, op twee na, van een type dat in die tijd gangbaar was op de Zuid-Nederlandse zandgron-den. De twee sterk afwijkende plattegronden trekken de aandacht omdat ze vergelijkbaar zijn met die van boerderijen die veel voorkwamen in het Nederlands-Duitse kustgebied. [] Bij deze exemplaren zijn ook enkele kleine hutkommen aangetroffen. Dit waren gedeeltelijk ingegraven gebouwtjes waarvan vermoed wordt dat ze voor ambachtelijke activiteiten (weven)

normaal gesproken ook niet bereid werden in een doorsnee huishouden. Naast lokale vissoorten hebben ze ook in zee gevangen makreel gegeten. Van de door de bewoners in gerechten verwerkte voedselgewassen weten we veel minder; naast spelttarwe zijn in ieder geval linzen en duivebonen gebruikt. De duiveboon is een primitieve voorloper van de tuinboon.

Woonden in het zuiden van Limburg leden van de stedelijke elite van Xanten, in het noorden hadden notabelen uit Nijmegen hun luxueuze onderkomens. De villa op de Sint-Jansberg bij Plasmolen met een ruim m breed woonhuis, het grootste van Neder-land, is daarvan een sprekend voorbeeld. [] Uit de in de fundering gebruikte natuursteen (grauwacke) kan worden afgeleid dat het gebouw omstreeks het jaar met hulp van in Nijmegen gelegerde militai-ren is opgetrokken. Ook meer naar het westen verre-zen in dezelfde tijd langs de Maas en de Waal grote, luxueuze villa’s.

Leden van de stedelijke elite bezaten daarnaast ook kleine villa’s. Het waren grootschalige landbouw-bedrijven, waarvan de eigenaren streefden naar zo groot mogelijke opbrengsten en winstmaximalisatie. De militaire bevolking en de groeiende stedelijke be-volking in de regio vormden de belangrijkste afzet-markt. Winstmaximalisatie was mogelijk door een intensief bodemgebruik en de toepassing van nieuwe landbouwtechnieken en fokmethoden. Daarin ver-

[] Impressie van de villa op

de Sint-Jansberg in Plasmolen.

DLA+ rural and urban

landscapes BV, Groesbeek.

Reconstructie van landschap

en tuin: Laura Kooistra

(BIAX Consult), Wim Peters

(Nijmegen) en landschapsar-

chitect Harry Derks (DLA+).

Platte reconstructietekening

villa: Kees Peterse (PANSA

BV).

1.4.2_Enckevort_Hendriks.indd 122 22-01-15 11:24

Van Prehistorie tot en met Vroege Middeleeuwen Het platteland van Romein s Limburg_Harr y van Enckevort_Joep Hendrik s123

van pannen werd gebruikt, komt voor in een strook die loopt van de vicus in het centrum van Venlo tot voorbij Belfeld. De aanwezigheid van deze klei zorgde ervoor dat in deze streek in de tweede eeuw meerdere pannenbakkerijen zijn gesticht. In is een van de pannenovens op de grens van Venlo en Tegelen, nabij de Hulsterweg, opgegraven. Op enkele honderden meters afstand liggen op het grondgebied van Tegelen nog twee pannenovens. [] Zuidelijker zijn in drie pannenovens onderzocht in de tussen Asselt en Swalmen gelegen buurtschap Middelhoven. Dak-pannen die van deze regionaal dagzomende pleistoce-ne kleivoorkomens zijn vervaardigd, hebben bijna km noordelijker op het dak van een gebouw van een villa in Afferden (Eckeltse Beek/Gening) gelegen.

of opslag werden gebruikt. Zij kwamen op grote schaal voor in Germaans gebied aan de overzijde van de Rijn, maar waren in die tijd nagenoeg onbekend ten zuiden van de rivier. Een deel van het bij deze boerderijen gevonden aardewerk stamt, gezien de vorm en de maakwijze, ook uit het kustgebied. Een dendrochronologische analyse van het hout van de bijbehorende waterputten, waarbij de dikte van de opeenvolgende jaarringen van verschillende stukken hout met elkaar vergeleken wordt, dateert de stich-tingsdata van beide boerderijen in de jaren -. Het ligt voor de hand om te denken dat de Germaan-se (Friese!) kolonisten die ze gebouwd hebben, onder supervisie van de Romeinen binnen de grenzen van het rijk zijn beland. Mogelijk ging het om soldaten uit Germaanse hulptroepen, die zich na bewezen dien-sten met hun familie in Blerick mochten vestigen.

Na de voltooiing van de infrastructurele en be-stuurlijke maatregelen vonden de Romeinen dat de civitates aan de grens voldoende waren geïntegreerd in het keizerrijk. Omstreeks werd het in Nijmegen gelegerde Tiende Legioen uit Nijmegen teruggetrok-ken en naar Aquincum (Boedapest) aan de Donau ge-dirigeerd. De Legio VI Victrix in Xanten, en haar op-volger (na ) de Legio XXX Ulpia Victrix, namen zijn taken in het Nederlandse grensgebied over. Verder naar het zuiden zorgde de vanaf in Bonn gestatio-neerde Legio I Minervia voor de controle in het grens-gebied.

In Zuid-Limburg zijn, behoudens de resten van een wachtpost in Heerlen, weinig aanwijzingen voor de aanwezigheid van het leger gevonden. In Noord-Limburg, dat minder ver van de Rijngrens lag, werd het verkeer door soldaten uit Xanten en Bonn gecontroleerd. In Lottum, Belfeld-Het Witveld en Haelen-Melenborg zijn aanwijzingen voor wachtpos-ten (stationes beneficiariorum consularis) gevonden. De in Belfeld gestationeerde soldaten van het Dertig-ste Legioen produceerden vanaf bovendien dak-pannen op de nabij gelegen Krekelbergsheide. Deze producten zijn onder meer in Tegelen, Venlo-Genooi en Lottum gevonden. Welke daken zij dekten, is door het ontbreken van gravend archeologisch onderzoek niet bekend. Er wordt gedacht aan wachtposten (van-wege de militaire stempels), maar het kunnen ook villa’s, paardenwisselstations of herbergen (mansiones) zijn geweest. Beide laatstgenoemde locaties waren on-misbaar in het netwerk van de keizerlijke koerier- en transportdienst. Van een nog met raadselen omgeven gebouw in Stein wordt vermoed dat het een mansio kan zijn geweest.

De pannenbakkerij op de Krekelbergsheide staat niet op zich. De klei die daar voor de productie

[] Plattegrond van een Fries

erf in Blerick-Heierhoeve, met

de sporen van de toenmalige

boerderij en hutkommen

(grijs), de waterputten (blauw)

en een ouder huis (rood). Rob

Mols, Bureau Archeologie

en Monumenten gemeente

Nijmegen.

[] Foto uit van de onder-

bouw van een pannenoven bij

de voormalige begraafplaats op

de grens van Venlo en Tegelen.

Rijksmuseum van Oudheden,

Leiden.

1.4.2_Enckevort_Hendriks.indd 123 22-01-15 11:25

Limburg. Een geschiedenis Deel 1_tot 1500 124

stond niet op zichzelf, want vergelijkbare ontwikke-lingen zien we in dezelfde periode ook terug in Maas-tricht, Heerlen, Tongeren en Nijmegen.

In het laatste kwart van de tweede eeuw sloop onrust het noordwestelijke deel van het Romeinse Rijk binnen, stokte de economische ontwikkeling en kwam er een eind aan een lange periode van rust (pax romana). Daaraan heeft de uitbraak van een pokken-pandemie vanaf het jaar bijgedragen. Deze door Romeinse soldaten uit het oosten van het keizerrijk meegebrachte ziekte betekende de dood van vele mil-joenen mensen. Ook de inwoners van de nederzet-tingen aan weerszijden van de Maas konden niet aan deze besmettelijke ziekte ontkomen. De decimering van de bevolking zal zeker de bestaande economische structuren hebben aangetast. Misschien wel als gevolg van de pandemie was het ook op het politiek-militaire vlak onrustig in de Lage Landen. In een reactie op deze onrust lijkt de Bataafse hoofdplaats Nijmegen te zijn ommuurd en omgracht. Geholpen heeft dit niet, want kort daarop zijn grote delen van de stad in brand gestoken. Voordat zij ten onder ging, is het verschillen-de mensen nog gelukt om waardevolle bezittingen te verstoppen. Het gaat om bronzen vaatwerk dat later niet meer is opgehaald door de eigenaars. Hebben zij het leven gelaten tijdens deze woelige periode? In de-zelfde jaren zijn ook de tempel van Empel nabij ’s-Her-togenbosch en delen van Tongeren door vuur verwoest.

Naast pannen is er in de regio ook vaatwerk geprodu-ceerd. Tijdens de aanleg van een schuilkelder kwamen in in Venlo de resten van een pottenbakkerij aan het licht. Deze productie van pannen en vaatwerk stond aan het begin van de bijna jaar oude klei-warenindustrie in Tegelen en omstreken. In dit ver-band kan nog gewezen worden op de mogelijke Ro-meinse oorsprong van de naam Tegelen, een afleiding van het woord tegula (dakpan).

In Zuid-Limburg zijn twee vergelijkbare ‘in-dustriegebieden’ gelokaliseerd. In de late tweede en in de derde eeuw investeerden entrepreneurs aan weers-zijden van de Maas in Zuid-Limburg en Noord- België ook in pannenovens, al is onze kennis daarover nog zeer oppervlakkig. Andere ondernemers sticht-ten dankzij lokaal dagzomende kleivoorkomens in de tweede en derde eeuw in Heerlen bloeiende pot-tenbakkersbedrijven, getuige de resten van de ruim veertig pottenbakkersovens die tot nu toe zijn aan- getroffen.

Onrust in de late tweede eeuwTijdens een groot deel van de tweede eeuw lij-

ken de inwoners van de secundaire centra en de lande-lijke nederzettingen in Limburg een tamelijk welva-rend leven te hebben geleid. Enkele huizen in Venlo werden in die tijd zelfs voorzien van stenen kelders en funderingen. [] Deze verstening van de huizen

[] Impressie van de vicus in

Venlo rond na Christus,

gezien vanaf de Blerickse kant

van de Maas. Gemeente Venlo /

Frans Mensink.

1.4.2_Enckevort_Hendriks.indd 124 22-01-15 11:25

Van Prehistorie tot en met Vroege Middeleeuwen Het platteland van Romein s Limburg_Harr y van Enckevort_Joep Hendrik s125

ten en een grafveld zijn gevonden. Deze plek ligt dicht bij het veronderstelde tracé van de Romeinse heer-baan tussen Nijmegen, Cuijk en Tongeren.

Aan het eind van de tweede en het begin van de derde eeuw werd op last van Septimius Severus de grensverdediging hersteld en versterkt. Desondanks heeft het Rijk ook in de derde eeuw nog geregeld te maken gehad met Germaanse invallen. Door de snelle wisseling van weinig daadkrachtige keizers in Rome nam de invloed van het centrale gezag in het grensge-bied sterk af. De grensverdediging werd daarbij vaak uit het oog verloren, waardoor, volgens historische bronnen, opdringende Germaanse stammen de kans kregen om de Rijn op verschillende plaatsen over te steken. Een deel van deze Germanen lukte het om zich ten zuiden van de Rijn te vestigen. De eerste ar-cheologische aanwijzingen daarvoor zijn op het Hoogveld in Horst gevonden. In het onderzochte deel van de nederzetting zijn naast de resten van twee woonstalhuizen ook twee hutkommen en handge-vormd aardewerk, afkomstig van de overzijde van de Rijn, gevonden. De plattegronden van de boerderij-en en het overige, in meerderheid gedraaide aarde-werk, wijken echter niet af van de resten uit de derde eeuw in andere nederzettingen waar zulke Germaanse invloeden niet zijn aangetroffen. Het is dan ook nog onduidelijk wat de relatie tussen deze Germanen en de autochtone bewoners van de nederzetting in Horst is geweest. Vergelijkbaar aardewerk en hutkommen uit die tijd zijn in landelijke nederzettingen in Cuijk (Heeswijkse Kampen) en Deurne (Groot Bottelsche Akker) aangetroffen.

Onder keizer Gallienus (-) slaagden de Alemannen erin om de grens langs de Rijn en de Do-nau te doorbreken, grote delen van Gallië te bezetten en zelfs Noord-Italië binnen te dringen. De verbin-ding tussen Germania inferior en Rome was daarmee voor langere tijd afgesneden. De Romeinse legeraan-voerder Postumus, van wie vermoed wordt dat hij uit een Bataafse familie stamde, greep in deze onrustige tijd zijn kans en liet zich uitroepen tot keizer van het Gallische rijk (-). Hij en zijn opvolgers waren tot in staat om hun gezag te doen gelden in de Romeinse provincies Germania, Raetia, Gallia, Hispania en Britannia. Daarna lijken talrijke nederzettingen in Limburg definitief te zijn opgegeven.

In het voorgaande is de historische ontwikke-ling van Limburg gedurende de eerste drie eeuwen van onze jaartelling in grote lijnen de revue gepas-seerd. Omdat daarmee het verhaal van de bewoners van het ‘Romeinse’ platteland onvoldoende aan bod is gekomen, staan, voordat de vierde en vijfde eeuw besproken worden, in het navolgende de landelijke

Ook grote delen van Venlo zijn platgebrand, wat blijkt uit een laag met verbrande resten van een huis in een stenen kelder uit de tweede eeuw. Eveneens verdwe-nen veel van de agrarische nederzettingen op de Bra-bantse en Limburgse zandgronden van de landkaart. Van Maastricht en Heerlen, en van veel andere neder-zettingen op de Zuid-Limburgse löss, is onbekend of de inwoners in deze tijd problemen hebben onder-vonden.

De aanleiding voor deze catastrofale gebeurtenis-sen is niet duidelijk, maar uit historische bronnen kan worden afgeleid dat het in die tijd onrustig was. Zo is bekend dat de in Noordwest-Duitsland woonachtige Chauken in de jaren - vanuit zee aanvallen heb-ben gepleegd op de kustgebieden van Zuidwest-Neder-land en België. Deze zijn afgeslagen door Didius Iuli-anus, die van tot gouverneur van Gallia Belgica was. De raids van de Chauken verklaren echter niet de branden in ver van de kust gelegen plaatsen als Nijme-gen, Empel en Tongeren. Deze zouden wel in verband hebben kunnen staan met de desertie van veel soldaten en de daaruit voortvloeiende sociale onrust in Gallië en de Germaanse provincies in -. Maternus, een van de leiders van de deserteurs, probeerde in zelfs keizer Commodus (-) te vermoorden. Na diens dood in brak een machtsstrijd uit tussen verschillende troonpretendenten, waarbij ook in Germania inferior flink is gevochten, in het bijzonder in . Troepen van Clodius Albinus probeerden toen het Rijnland te ver-overen, maar faalden door hardnekkige tegenstand van Virius Lupus, gouverneur van Germania inferior en bondgenoot van keizer Septimius Severus (-). In een grote veldslag bij Lyon stelde deze laatste in de keizerstroon definitief veilig.

De overgebleven en teruggekomen inwoners van Nijmegen, Tongeren, Maastricht en Heerlen pak-ten na deze catastrofale periode de draad weer op en herbouwden hun woonplaatsen. Het lot van Venlo in de derde eeuw is nog duister. De opgravingen hebben daarover geen uitsluitsel gegeven. Wel weten we door enkele vondsten dat er in de derde eeuw nog enige vorm van bewoning moet zijn geweest. Blerick heeft deze moeilijke periode wel doorstaan, gezien zijn ver-melding op de Peutingerkaart en de moderne naam die direct is afgeleid van het Latijnse Blariacum. Waar deze plaats precies heeft gelegen en hoe die eruit heeft gezien, blijft vooralsnog ongewis. Er zijn vage aanwij-zingen dat Blariacum op het terrein van de voormalige Frederik Hendrikkazerne op de linker oever van de Maas gezocht moet worden, dicht bij de veronder-stelde Maasovergang. Meer voor de hand ligt echter een locatie in de Boekend, niet al te ver van een oude Maasmeander waar in het verleden nederzettingsres-

1.4.2_Enckevort_Hendriks.indd 125 22-01-15 11:25

Limburg. Een geschiedenis Deel 1_tot 1500 126

teland in economisch en sociaal opzicht nauw met elkaar verweven. Voor zover de resultaten van het ar-cheologische onderzoek daarover uitsluitsel geven, was het lössgebied aan het begin van de tweede eeuw geheel geromaniseerd. Villa’s domineerden het land-schap. De laatste jaren zijn wel enkele niet-villaneder-zettingen aangetroffen, waar mogelijk landarbeiders hebben gewoond.

Een tweede veranderingsgolf vond een genera-tie later plaats op de zandgronden van Noord-Lim-burg en Noord-Brabant, en in de Betuwe. De eerste villa’s werden daar rond het jaar gesticht, maar alleen rond Nijmegen en langs de Maas domineerden zij het landschap. Daarbuiten zijn slechts incidenteel aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van deze grootschalige landbouwbedrijven. Wel zijn er in nederzettingen als Oss (Westerveld), Tiel (Passewaa-ijse Hogeweg) en Nistelrode (Zwarte Molen) huizen gevonden die rondom van een houten zuilengang (porticus) waren voorzien, die in de verte doet denken aan de villa-architectuur. Op Limburgs grondgebied is deze huisvorm nog niet aangetroffen. Ook komen er de laatste jaren steeds meer aanwijzingen naar voren dat in sommige nederzettingen een huis een bijzon-dere positie in de uitleg van de nederzetting innam. Materialen die bij de bouw van deze huizen werden gebruikt, zoals vensterglas, dakpannen en ijzeren na-gels, worden niet bij de andere gelijktijdige huizen in de nederzettingen aangetroffen. Misschien gaat het bij deze huizen en de porticushuizen om een regionale invulling van het begrip villa, maar daarvoor heeft het archeologisch onderzoek nog onvoldoende duidelijk-heid geleverd.

Tot slot moet voor de volledigheid nog kort ge-wezen worden op een derde veranderingsgolf, dit keer in Zuidwest-Nederland. Deze is opnieuw een genera-tie later te dateren. Echte monumentale villa’s ontbre-ken weliswaar in dit gebied, maar er zijn wel enkele nederzettingen onderzocht, zoals Rijswijk-De Bult, waar Romeinse invloeden in de architectuur en de ge-bruikte bouwmaterialen gevonden zijn. Het handge-vormde aardewerk is in dit gebied echter nooit hele-maal vervangen door draaischijfaardewerk. De roma-nisering van het platteland lijkt in Zuidwest-Neder-land dan ook nooit helemaal voltooid te zijn.

Villa’s op de lössHet lössgebied in het zuiden van de provincie

Limburg is voor Nederlandse begrippen sterk geacci-denteerd. De plateaus in het landschap worden afge-wisseld door lager gelegen, natte beekdalen. Kort voor, maar zeker na de Bataafse opstand onderging het landschap een dramatische verandering door de

nederzettingen, de grafcultuur, en religie en volksge-loof in aparte bijdragen centraal.

Het plattelandToen de Romeinse militairen kort voor het be-

gin van de jaartelling onze streken binnen marcheer-den, leidde dat, zoals opgemerkt, niet direct tot dras-tische veranderingen in het dagelijkse leven van de bevolking in de Lage Landen. Ondanks de invloed die de archeologisch onzichtbare, maar bloedige strijd tussen de troepen van Caesar en de Eburonen moet hebben gehad, werd het agrarische bestaan, zoals dat zich in de eeuwen daarvoor had ontwikkeld, voortge-zet. Zo leken de huizen nog decennia lang op hun prehistorische voorgangers. Ook waren de inwoners van de plattelandsnederzettingen niet echt geïnte-greerd in de geldeconomie, waarin de nieuw gestichte hoofdplaatsen en de secundaire en militaire centra een belangrijke rol speelden. Muntstukken bereikten slechts in beperkte hoeveelheden het platteland. Ook van het buiten Limburg geproduceerde draai-schijfaardewerk bleef de plattelandsbevolking groten-deels verstoken. Het handgevormd vaatwerk, in een prehistorische traditie vervaardigd, domineerde nog decennia lang de huishoudens.

Het merendeel van de plattelandsbevolking woonde in de eerste helft van de eerste eeuw in ge-huchten en buurtschappen van maximaal vijf tot acht boerderijen. Dat verschilde weinig van de omvang in de laatste eeuwen voor het begin van de jaartelling. Wel waren in de loop van de tijd de vorm en bouwstijl van de boerderijen aangepast, maar deze veranderin-gen gingen zo langzaam dat de mensen dat destijds zelf nauwelijks in de gaten zullen hebben gehad. Ook zal de zelfvoorzienende bedrijfsvoering weinig afgewe-ken hebben van die in de late prehistorie. De karakte-ristieke boerderijvorm was het woonstalhuis, zoals ook in de al genoemde nederzettingen Blerick-Heier-hoeve en Horst-Hoogveld, waarbij de vlechtwerkwan-den met leem waren bestreken. Hierin verbleven mens en dier onder één dak, een traditie die op het Noord- en Midden-Limburgse platteland tot ver in de twintigste eeuw is blijven bestaan.

In de loop van de eerste eeuw veranderde dit beeld vrij plotseling, maar niet overal op hetzelfde moment. De introductie van villa’s en draaischijfaar-dewerk en het verdwijnen van lokaal of regionaal ver-vaardigd handgevormd aardewerk zijn de belangrijk-ste uitingen van deze veranderingen. De eerste veran-deringsgolf vond kort na de Bataafse opstand plaats op de löss, al zijn er aanwijzingen dat de eerste villa’s in Zuid-Limburg mogelijk al iets ouder zijn. Vanaf dat moment raakten de centra en dit deel van het plat-

1.4.2_Enckevort_Hendriks.indd 126 22-01-15 11:25

Van Prehistorie tot en met Vroege Middeleeuwen Het platteland van Romein s Limburg_Harr y van Enckevort_Joep Hendrik s127

te het gebouwencomplex in het begin van de twee-de eeuw. De meeste gebouwen hadden in ieder ge-val een stenen sokkel, de muren waren deels uit leem en hout, en deels in steen uitgevoerd en de daken waren bedekt met pannen. Alle gebouwen waren in een carrévorm gegroepeerd rond een cen-trale, open ruimte. De bebouwing was volgens Ro-meinse normen symmetrisch geordend. In het cen-traal gelegen en luxueus uitgevoerde hoofdgebouw droegen muurschilderingen en vloerverwarming bij aan het woongenot van de eigenaar en zijn familie. Verder stonden rond het rechthoekige erf een bad-gebouw, een graanschuur (horreum), een gebouw voor het verwerken van de oogst, een smidse en de onderkomens voor de ondergeschikten.

Het door de bewoners van de villa benutte agrarische areaal bestond uit ongeveer ha vruchtbare lössgrond en werd aan drie zijden door waterscheidingen en beken begrensd. De bewoners en hun ondergeschikten hielden zich in die tijd voornamelijk bezig met intensieve akkerbouw, in het bijzonder de verbouw van spelttarwe, en in min-dere mate met veeteelt. Dat de graanproductie grootschalig was, bewijst de capaciteit van de graan-schuur, waarin . kg graan kon worden opge-slagen. De schaal van dit landbouwbedrijf duidt erop dat het was opgezet om grote hoeveelheden spelttarwe te leveren aan het leger aan de Rijn en de bevolking in de naburige stedelijke centra. Of de dierenbotten die er gevonden zijn, met veeteelt te maken hebben, is uit het weinige vondstmateriaal niet goed op te maken. In ieder geval heeft men vlees gegeten van rund, varken en schaap/geit (in volgorde van belang). Bovendien stonden kip, eend en eieren op het menu. De bewoners hielden daar-naast paarden en honden. Zij gingen ook op jacht, getuige de botten van edelhert, vos en das. Verder exploiteerde de eigenaar een op m afstand gele-gen groeve, waar de Kunrader kalksteen gewonnen werd die voor de bouw van de villa is gebruikt. Dezelfde steensoort is als bouwmateriaal verwerkt in het Romeinse badhuis in Heerlen en in de laat-middeleeuwse kerken van Schinnen en Voeren-daal. Aan het einde van de derde eeuw werd de villa verlaten. De ruïnes zijn later door Frankische kolonisten opnieuw als woonplaats gebruikt.

In werd het , ha grote erf van de aan het eind van de eerste eeuw gestichte villa Kerkrade-Holz-kuil volledig opgegraven. De gebouwen stonden in een carré-vorm opgesteld op een terrein dat licht in de rich-ting van de Worm afliep. Centraal stond het monumen-tale woonhuis van de hoofdbewoners. De overige ge-bouwen werden als onderkomen voor het personeel of

opkomst van een voorheen onbekend nederzettings-type, de villa. Het merendeel van de villa’s lag op de helling van een plateau. Er zijn ruim locaties be-kend waarvan vermoed wordt dat er een villa heeft gestaan. In het verleden werd wel eens gedacht dat deze villa’s onderdeel waren van een Romeinse landinrichting (centuriatio), maar dat is ondanks reconstructiepogingen, waarbij uitgegaan werd van (pre-)moderne landschapselementen, nog steeds niet bewezen.

De kennis over deze villa’s bleef tot ver in de negentiende eeuw beperkt tot informatie die ontleend werd aan de verzamelingen van het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden, de Société Historique et Archéologique dans le Limbourg (het latere Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap) en parti-culieren. In de laatste decennia van de negentiende eeuw werden de eerste opgravingen op villaterreinen uitgevoerd. Het onderzoek bleef in tegenstelling tot de grote, vlakdekkende opgravingen met graafmachi-nes van nu, beperkt tot smalle, met de hand gegraven sleuven. Men groef deze op plaatsen waar door con-centraties van Romeins bouwpuin op het maaiveld de hoofdgebouwen van deze agrarische bedrijven ver-wacht mochten worden. Uit de in de sleuven aange-troffen muurresten werden daarna de plattegronden van de gebouwen gereconstrueerd. Een van de be-kende opgravers uit die tijd was pastoor en rijksarchi-varis Jos Habets. In - voerde hij een opgra-ving uit nabij Heer, op het terrein van de villa Backer-bosch. Tijdens het Interbellum gebruikten de ar-cheologen Wouter Cornelis Braat en August Remou-champs bij hun villaonderzoek dezelfde methode. De eerste vlakdekkende villaopgraving vond pas in plaats op het terrein van de villa Krichelberg in Kerkrade-Kaalheide. Het onderzochte areaal beperkte zich tot het terrein van het hoofdgebouw. Tijdens het onderzoek werd wel duidelijk dat het gebouw een tra-ditionele, uit hout en leem opgetrokken voorganger had gehad.

De genoemde opgravingen leverden nauwe-lijks informatie op over de inrichting van het erf en de omvang van het agrarische areaal. Daaraan kwam in - een einde door de grootschalige opgravingen op het erf van de villa Voerendaal-Ten Hove, dat op een naar het zuiden, in de richting van de Hoensbeek afhellend plateau lag. [] De villa is kort voor of na de Bataafse opstand gesticht. Behalve een deels uit bak- en natuursteen opgetrok-ken woning, stonden op het erf ook enkele uit hout en leem opgetrokken gebouwen. In latere jaren werd de bebouwing uitgebreid en aangepast aan de eisen van de eigenaar. Zijn grootste omvang bereik-

1.4.2_Enckevort_Hendriks.indd 127 22-01-15 11:25

G

AC

[] Plattegrond van de villa

Voerendaal-Ten Hove. Henk

Hiddink, VUhbs Amsterdam

en Joep Hendriks.

[] Plattegrond van de villa

Kerkrade-Holzkuil. Naar

Tichelman, Het villacomplex

Kerkrade-Holzkuil, fig. ..

paalkuil

graf

steen- of steensokkelbouw

hoofdgebouw

badgebouw

bijgebouw/schuur

heiligdom

haard

kuil

waterput/vijver

waterbassins/kanalen

greppel

pad

0 25 50 m

steen- of steensokkelbouw

paalkuil

heiligdom

waterbassins/kanalen

pad

greppel

graf

hoofdgebouw

badgebouw

bijgebouw/schuur

0 25 50 m

steen- of steensokkelbouw

paalkuil

heiligdom

waterbassins/kanalen

pad

greppel

graf

hoofdgebouw

badgebouw

bijgebouw/schuur

0 25 50 m

steen- of steensokkelbouw

paalkuil

heiligdom

waterbassins/kanalen

pad

greppel

graf

hoofdgebouw

badgebouw

bijgebouw/schuur

0 25 50 m

steen- of steensokkelbouw

paalkuil

heiligdom

waterbassins/kanalen

pad

greppel

graf

hoofdgebouw

badgebouw

bijgebouw/schuur

0 25 50 m

steen- of steensokkelbouw

paalkuil

heiligdom

waterbassins/kanalen

pad

greppel

graf

hoofdgebouw

badgebouw

bijgebouw/schuur

0 25 50 m

steen- of steensokkelbouw

paalkuil

heiligdom

waterbassins/kanalen

pad

greppel

graf

hoofdgebouw

badgebouw

bijgebouw/schuur

0 25 50 m

steen- of steensokkelbouw

paalkuil

heiligdom

waterbassins/kanalen

pad

greppel

graf

hoofdgebouw

badgebouw

bijgebouw/schuur

0 25 50 m

steen- of steensokkelbouw

paalkuil

heiligdom

waterbassins/kanalen

pad

greppel

graf

hoofdgebouw

badgebouw

bijgebouw/schuur

0 25 50 m

steen- of steensokkelbouw

paalkuil

heiligdom

waterbassins/kanalen

pad

greppel

graf

hoofdgebouw

badgebouw

bijgebouw/schuur

steen- of steensokkelbouw

paalkuil

hoofdgebouw

badgebouw

bijgebouw/schuur

0 25 50 m

haard

greppel

waterput/vijver

kuil

steen- of steensokkelbouw

paalkuil

hoofdgebouw

badgebouw

bijgebouw/schuur

0 25 50 m

haard

greppel

waterput/vijver

kuil

steen- of steensokkelbouw

paalkuil

hoofdgebouw

badgebouw

bijgebouw/schuur

0 25 50 m

haard

greppel

waterput/vijver

kuil

0 25 50 m

steen- of steensokkelbouw

paalkuil

heiligdom

waterbassins/kanalen

pad

greppel

graf

hoofdgebouw

badgebouw

bijgebouw/schuur

0 25 50 m

steen- of steensokkelbouw

paalkuil

heiligdom

waterbassins/kanalen

pad

greppel

graf

hoofdgebouw

badgebouw

bijgebouw/schuur

steen- of steensokkelbouw

paalkuil

hoofdgebouw

badgebouw

bijgebouw/schuur

0 25 50 m

haard

greppel

waterput/vijver

kuil

1.4.2_Enckevort_Hendriks.indd 128 22-01-15 11:25

Van Prehistorie tot en met Vroege Middeleeuwen Het platteland van Romein s Limburg_Harr y van Enckevort_Joep Hendrik s129

als smidse, opslag of stalling gebruikt. [] Een groot deel van het bij de bouw gebruikte natuursteen (Nivel- steiner zandsteen), is afkomstig uit een km verder gele-gen groeve, juist over de grens bij Kerkrade-Rolduc. Van deze steensoort zijn ook de Nehalennia-altaren vervaardigd die uit de Oosterschelde bij Colijnsplaat zijn opgevist. In de Late Middeleeuwen is deze steen-soort eveneens gebruikt in de abdij van Rolduc en de kerktorens van Eygelshoven en Heerlen.

Rond het erf moeten de akkers hebben gelegen waarop vooral spelttarwe werd verbouwd. De villa’s van Holzkuil en Voerendaal-Ten Hove passen daar-mee goed in het beeld van de agrarische bedrijven op de löss zoals we dat nu kennen. De verbouwde spelt-tarwe zal vooral in de militaire en civiele centra zijn afgezet. Daarnaast is er gerst, broodtarwe en emmer-tarwe aangetroffen. Voorts hebben de bewoners onder andere pruimen, bramen en vlierbessen gegeten. Uit het gevonden bot kan worden afgeleid dat de be-woners, net als die van Voerendaal, aan veeteelt deden. Runderen voerden daarin de boventoon, al waren schapen/geiten en varkens ook van belang. Daarnaast hield men kippen en mogelijk ganzen op het bedrijf. Verder zijn er aanwijzingen gevonden dat ook de bewoners van de Holzkuil op haas hebben gejaagd.

De kennis over het uiterlijk van de hoofdge-bouwen van een villa in onze streken is onder meer gebaseerd op een muurschildering uit Trier en een ste-nen model van een gebouw van de Titelberg in Luxemburg. Ook de uit Nivelsteiner zandsteen ver-vaardigde ‘sarcofaag’ (lees askist) van Simpelveld laat aan de binnenzijde een glimp zien van een Zuid-Lim-burgse villa. In het reliëf herkennen we de kenmer-kende hoektoren en een zijvleugel. Op het dak zijn de pannen zeer goed weergegeven. Verder geven afbeel-dingen van een rieten stoel, tafeltjes, kastjes, flessen, kannen en andere voorwerpen een indruk van de in-richting van het woonvertrek van de overledene. Op een rustbank ligt een vrouw. [] In alles is de binnen-zijde van de askist ingericht als een domus aeterna. In dit eeuwige huis werden in het derde kwart van de tweede eeuw de verbrande resten van de bewoonster van een villa bijgezet.

De genoemde contemporaine afbeeldingen van villagebouwen zijn, samen met elders ondernomen reconstructiepogingen en in combinatie met ter plaat-se gevonden gebouwplattegronden, in het verleden een inspiratiebron geweest voor de vervaardiging van reconstructies, artist impressions en maquettes van en-kele hoofdgebouwen van Limburgse villa’s. Bij de

[] Het interieur van de

askist van Simpelveld.

Rijksmuseum van

Oudheden, Leiden.

1.4.2_Enckevort_Hendriks.indd 129 22-01-15 11:25

Limburg. Een geschiedenis Deel 1_tot 1500 130

Nog niet gepubliceerd is de deels onderzochte neder-zetting op het bedrijventerrein Trilandis in Heerlen, waarvan de huizen tussen het midden van de eerste en het midden van de derde eeuw worden gedateerd. In totaal zijn de resten van huizen en andere gebouwen onderzocht. [] De gebouwplattegronden vertonen grote overeenkomsten met die op de zandgronden in het noorden van Limburg. Het is nog onduidelijk waarop het bestaan van de bewoners was gebaseerd. Mogelijk was ook dit een gehucht waar landarbeiders woonden. Wel zijn er aanwijzingen voor brons- en ijzerbewerking aangetroffen.

Het platteland op de zandgrondenDe zandgronden aan weerszijden van de Maas

bestaan uit dekzandplateaus, van elkaar gescheiden door beekjes en moerassige laagten. Op talrijke plaat-sen zijn hier bewoningssporen uit de Romeinse tijd gevonden, maar weinig nederzettingen zijn zo goed onderzocht dat hun geschiedenis in grote lijnen ge-volgd kan worden. Een uitzondering is het grootscha-lige onderzoek in de regio Weert-Nederweert dat archeologen van de Amsterdamse Vrije Universiteit tus-sen en op een aantal nederzettingsterreinen verrichtten. Deze liggen vooral op de flanken van de dekzandkoppen. Op de hoger gelegen, meer leemrijke en relatief vruchtbare gronden lagen de akkers, in de lagere delen van het landschap moeten de weiden ge-zocht worden. Gemiddeld stond de bewoners van elke nederzetting circa ha grond ter beschikking; de be-volkingsdichtheid in deze regio bedroeg circa per-sonen per vierkante kilometer.

reconstructie van de woonhuizen van de villa’s van Plasmolen (Sint-Jansberg) en Kerkrade (Holzkuil) is Kees Peterse op een andere manier te werk gegaan. Hij heeft voor de eerste maal in Nederland op weten-schappelijke wijze villagebouwen driedimensionaal gereconstrueerd op basis van de gevonden sporen en bouwmateriaal, en de in de Romeinse tijd gebruikte maatvoering. []

Tot voor kort was men gefixeerd op de (hoofd-gebouwen van) villa’s. Hierdoor bestond tamelijk al-gemeen de indruk dat andere nederzettingstypen op de löss ontbraken, hoewel in de omgeving van de villa van Voerendaal-Ten Hove door middel van opper-vlaktevondsten verschillende andersoortige nederzet-tingsterreinen waren gelokaliseerd. Een in uit-gevoerde opgraving op het bedrijventerrein Maar-West in Kerkrade-Winckelen leverde een eerste in-druk op van een dergelijke nederzetting. In de di-recte nabijheid van een villa zijn hier de resten van vier tweebeukige huizen gevonden, die, naar vermoed wordt, tussen de , en de , m lang waren. De ge-ringe lengte wekt de indruk dat stallen in de huizen ontbraken. De huizen waren uit hout en leem opge-trokken; uit het gevonden aardewerk kan worden af-geleid dat ze dateren uit de derde eeuw. De ligging na-bij een villa en het ontbreken van stalgedeelten doen vermoeden dat hier een deel van de bevolking heeft gewoond die van een villa-eigenaar afhankelijk was; mogelijk waren het landarbeiders. Vergelijkbare neder-zettingsresten zijn aantroffen tijdens verkennend archeo-logisch onderzoek in Sittard (Hoogveld en Nusterweg), Stein (Meeldert) en Wijnandsrade (Biessenweg).

[] Impressie van de villa

Kerkrade-Holzkuil. PANSA

BV (reconstructie Kees

Peterse; computerstill Gerard

Jonker). Gemeentearchief

Kerkrade.

1.4.2_Enckevort_Hendriks.indd 130 22-01-15 11:25

[] Plattegrond van de neder-

zetting Heerlen-Trilandis.

Gerard Tichelmans, RAAP

Archeologisch Adviesbureau,

Regio Zuid, Weert.

[] Plattegrond van de neder-

zetting Nederweert-Rosveld.

Henk Hiddink, VUhbs

Amsterdam.

[] Plattegrond van de neder-

zetting Weert-Molenakker, met

de huizen uit de Romeinse tijd,

de waterputten, het grafveld

Molenakkerdreef en grachten

uit de late ijzertijd. Rob Mols,

Bureau Archeologie en

Monumenten gemeente

Nijmegen.

paalkuil

gebouw

spieker/schuur

kuil/drenkpoel

oven/meiler

waterput

greppel

toegangsweg

0 25 50 m

steen- of steensokkelbouw

paalkuil

heiligdom

waterbassins/kanalen

pad

greppel

graf

hoofdgebouw

badgebouw

bijgebouw/schuur

0 25 50 m

steen- of steensokkelbouw

paalkuil

heiligdom

waterbassins/kanalen

pad

greppel

graf

hoofdgebouw

badgebouw

bijgebouw/schuur

0 25 50 m

steen- of steensokkelbouw

paalkuil

heiligdom

waterbassins/kanalen

pad

greppel

graf

hoofdgebouw

badgebouw

bijgebouw/schuur

steen- of steensokkelbouw

paalkuil

hoofdgebouw

badgebouw

bijgebouw/schuur

0 25 50 m

haard

greppel

waterput/vijver

kuil

gebouw

0 25 50 m

paalkuil

waterput

greppel

spieker/schuur

toegangsweg

kuil/drenkpoel

oven/meiler

gebouw

0 25 50 m

paalkuil

waterput

greppel

spieker/schuur

toegangsweg

kuil/drenkpoel

oven/meiler

gebouw

0 25 50 m

paalkuil

waterput

greppel

spieker/schuur

toegangsweg

kuil/drenkpoel

oven/meiler

gebouw

0 25 50 m

paalkuil

waterput

greppel

spieker/schuur

toegangsweg

kuil/drenkpoel

oven/meiler

gebouw

0 25 50 m

paalkuil

waterput

greppel

spieker/schuur

toegangsweg

kuil/drenkpoel

oven/meiler

0 25 50 m

greppel

waterput

gebouw

spieker/schuur

kuil

paalkuil

1.4.2_Enckevort_Hendriks.indd 131 22-01-15 11:25

Limburg. Een geschiedenis Deel 1_tot 1500 132

tijdens de herinrichting van de Tungelroyse Beek, op de plek waar het beekdal het smalst is, de resten van een houten brug uit het jaar gevonden. Deze brug, ongeveer m lang en m breed, is in de buurt van de vindplaats gereconstrueerd en opgenomen in een mo-dern wandelpad. [] Beken werden niet alleen via bruggen overgestoken. Bij Baexem is een steenvoorde in de Haelensche Beek gevonden. Hier kon men in de Romeinse tijd via een m lange en m brede laag stenen en grind, bij elkaar gehouden door een houten bekisting, de beek oversteken.

Het merendeel van de daken in Weert en Ne-derweert was vermoedelijk gedekt met riet of met houten dakspanen. Enkele gebouwen uit de late twee-de en de derde eeuw hadden een pannendak, gezien de aanwezigheid van fragmenten van platte en half-ronde dakpannen (tegulae en imbrices). In de deels onderzochte landelijke nederzetting Helden-Schra- mes valt op dat de verspreiding van de dakpanfrag-menten samenvalt met de verspreiding van ijzeren nagels in en rond een huis. Naar de betekenis van het gebruik van dakpannen en andere ‘Romeinse’ bouwmaterialen in dergelijke landelijke nederzettin-gen is nog weinig onderzoek gedaan. Zo weten we niet of de bewoners van deze huizen een bijzondere positie innamen binnen een gehucht en hun wonin-gen als een kleine, regionale variant van het hoofdge-bouw van een villa hebben gezien, of dat het een ont-wikkeling in de tijd is geweest dat pannendaken en ijzeren nagels binnen het bereik van de bewoners kwa-men.

Tijdens de opgravingen zijn grote delen van drie nederzettingen in Weert (Molenakker en Kam-pershoek) en Nederweert (Rosveld) uit de eerste drie eeuwen van onze jaartelling onderzocht. In tegenstel-ling tot Blerick-Heierhoeve gaat het in alle gevallen om groepjes van boerderijen. Van de nederzetting Weert-Molenakker konden de resten van ruim ge-bouwen en waterputten worden onderzocht. [] Zij liggen op een kluitje bij elkaar. Ze waren echter niet allemaal gelijktijdig in gebruik. De oudste huizen lijken al voor het begin van de jaartelling te zijn ge-bouwd; de jongste stammen uit de tweede helft van de derde eeuw. De indruk bestaat dat maximaal een handvol boerderijen gelijktijdig bewoond is geweest. Deze uit hout (staanders, vlechtwerk) en leem opge-trokken gebouwen waren tweebeukig, waarbij een rij middenstijlen het dak droeg. Op het nederzettingster-rein Nederweert-Rosveld zijn de resten van huizen, bijgebouwen, graanschuren, spiekers of kleine opslagplaatsen en waterputten aangetroffen. [] Deze nederzetting werd rond het begin van de jaartel-ling gesticht en was zeker jaar bewoond. Net als in Weert lagen de gebouwen gegroepeerd. De buurt-schap telde de hele periode tussen één en maximaal twee tot drie huizen. Deze nederzettingsvorm van gehuchten of buurtschappen bleef tot in de tweede helft van de derde eeuw de zand- en kleigronden ten noorden van de löss domineren.

De nederzettingen in het Weerter land waren met elkaar verbonden door zandwegen, waarvan er nog maar weinig zijn onderzocht. Wel zijn bij Stramproy

[] Reconstructie van de

Romeinse brug over de Tungel-

royse Beek. Jan Roymans,

RAAP Archeologisch

Adviesbureau, Weesp.

1.4.2_Enckevort_Hendriks.indd 132 22-01-15 11:25

Van Prehistorie tot en met Vroege Middeleeuwen Het platteland van Romein s Limburg_Harr y van Enckevort_Joep Hendrik s133

of in de loop van de derde eeuw is gebeurd, is onbe-kend. Alleen van de villa Venray-Hoogriebroek is be-kend dat een of meer villagebouwen aan het einde van de tweede eeuw zijn verlaten. Het gebruikte natuur-stenen bouwmateriaal kwam uit verschillende stre-ken. De tufsteen was afkomstig uit groeven in het Brohltal in de Duitse Eifel en de kalksteen vermoede-lijk uit Noordoost-Frankrijk. Beide bouwmaterialen zijn op tal van Limburgse villaterreinen aangetroff en. Een ander gebruikt bouwmateriaal was ijzeroer (moe-rasijzererts of limoniet). Dit werd waarschijnlijk in de directe omgeving gewonnen, waarbij gedacht mag worden aan het dal van de Oostrumsche Beek. Tot omstreeks zijn door ijzeroer verkitte zandsteen en tufsteen in Noord-Limburg ook gebruikt bij de bouw van kerken, zoals in Aff erden en Bergen. Be-halve als bouwmateriaal is ijzeroer in de Romeinse tijd ook gebruikt als grondstof voor de productie van ijzer, waarvoor op het Branderveld (let op het toponiem) in Lomm aanwijzingen zijn gevonden. In de negen-tiende en twintigste eeuw is ijzeroer uit Beringe, Bel-feld en Maasniel nog als grondstof voor de productie van ijzer en verf en als grondstof in fi lters gebruikt.

De eigenaar van de villa van Hoogriebroek voerde de scepter over ha landbouwgrond. Veel van de werkzaamheden werden uitgevoerd door de bewoners van enkele satellietnederzettingen op zijn landgoed.

De nederzettingen in de regio Weert-Neder-weert en in Helden (Schrames), Blerick (Heierhoeve) en Horst (Hoogveld) doen, ongeacht hun datering, qua vorm en uiterlijk nog prehistorisch aan, al wijst het gebruik van dakpannen en ijzeren nagels wel op Romeinse invloeden. Honderd jaar na de komst van de Romeinen verschenen er ook villa’s als nieuwe ne-derzettingsvorm op de zandgronden. Uit de weinige, onvolledig onderzochte villaterreinen kan voorlopig afgeleid worden dat de villa’s op het Noord- en Mid-den-Limburgse platteland globaal onderverdeeld mo-gen worden in twee groepen, de grote monumentale en luxueuze villa’s (Plasmolen-Sint-Jansberg, Maas-bracht-Steenakker) en de overige, kleinere villa’s.

De grote monumentale villa’s zijn het opval-lendst en spreken het meest tot de verbeelding. Naast het buitenhuis van een lid van de stedelijke elite wa-ren deze villa’s ook agrarische bedrijven. Een groot deel van de andere villa’s die in Noord- en Midden-Limburg aan weerszijden van de Maas lagen (Midde-laar, Aff erden-Eckeltse Beek/Gening, Arcen, Lomm, Schandelo, Venray (Hoogriebroek), Hout-Blerick, Kessel, Belfeld, Reuver, Beesel, Neer en Swalmen), lijkt kleiner en minder monumentaal te zijn ge-weest. Deze villa’s, die door rentmeesters werden beheerd, lijken naar voorbeelden in Italië merendeels eigendom geweest te zijn van de bewoners van de grote monumentale villa’s. De locaties van de klei-nere villa’s zijn vooral te herkennen door de aan het oppervlak liggende fragmenten van Romeinse bak- en natuursteen. De meeste zijn op de vruchtbare, hoger gelegen rivierkleigronden aangetroff en. Zij onder-scheiden zich van agrarische nederzettingen als Weert-Molenakker door de Gallo-Romeinse elementen in de vorm en inrichting van het erf, het gebruik van (bak)-steen, dakpannen, muurschilderingen, hypocaust- of vloerverwarming en vensterglas. De hoofdgebouwen waren, net als bij die van de villa’s in het Rijnland, doorgaans rechthoekig van vorm, met uitspringende hoektorens en een brede overdekte zuilengalerij aan de voorzijde. In veel gevallen was het erf door een greppel, muur, wal en/of heg afgescheiden van de om-liggende landerijen. Vermoed wordt dat kaasberei-ding één van de bezigheden op deze bedrijven is ge-weest. In de buurt van de villa in Hout-Blerick zijn in een oude Maasmeander, op de plek waar nu nog een beekje stroomt, een groot bronzen medaillon (diameter , cm) met de afbeelding van Medusa [] en zeven bronzen beslagstukken van een juk gevon-den. Waarschijnlijk zijn deze voorwerpen geoff erd aan de goden, mogelijk als dank voor een goede oogst.

Veel van deze villa’s lijken door geweld aan hun einde te zijn gekomen, maar of dat in de late tweede

[] Medaillon met afbeelding

van Medusa. Museum Het

Valkhof, Nijmegen.

1.4.2_Enckevort_Hendriks.indd 133 22-01-15 11:25

Limburg. Een geschiedenis Deel 1_tot 1500 134

werd gebruikt als diervoeder en om een brij of pap van te bereiden, de emmertarwe leverde meel om brood mee te bakken. Uit onderzochte akkeronkrui-den kan afgeleid worden dat de zandgronden bemest werden om bodemdegradatie, gevolg van een steeds intensievere akkerbouw, tegen te gaan. Uit archeo-botanisch onderzoek aan bodemmonsters uit onder meer Venray-Hoogriebroek en Nederweert-Rosveld blijkt dat op de akkers rond deze nederzettingen voor-al gerst, pluimgierst (Panicum miliaceum) en emmer-tarwe zijn verbouwd. Daarbij lijkt sprake te zijn ge-weest van vruchtwisseling. In Venray-Hoogriebroek zijn aanwijzingen gevonden dat deze drie gewassen in een graanschuur gelijktijdig, maar gescheiden naast elkaar waren opgeslagen. Op de zandgronden is in tegenstelling tot de lössgronden nauwelijks spelttarwe (Triticum spelta) verbouwd.

De grafcultuurDe zorg voor de doden moet een belangrijke

plaats hebben ingenomen in het dagelijkse leven van de bewoners van het Romeinse platteland en de vici. Dit kan men alleen al afleiden uit de hoeveelheid graf-velden, solitaire elitegraven en resten van gedenkte-kens die de laatste jaar gedocumenteerd zijn. Op vele plaatsen in het landschap werd men herinnerd aan de voorouders door de vaak prominente en goed zichtbare ligging van de grafmonumenten. In vergelij-king met andere delen van Romeins Nederland kende Limburg een gevarieerde grafcultuur.

In de eerste drie eeuwen van de Romeinse aan-wezigheid in onze streken werd het dodenritueel ge-kenmerkt door de lijkverbranding ofwel crematie; al-leen van ongeboren en zeer jonge kinderen is bekend dat ze werden begraven. Vanaf het einde van de twee-de eeuw verschenen in stedelijke grafvelden, onder andere te Nijmegen, de eerste incidentele lijkbegra-vingen of inhumaties. In Limburg lijkt de crematie- rite echter, op een enkele uitzondering na, tot in het midden van de derde eeuw de absolute boventoon te hebben gevoerd. Omdat crematie al in de IJzertijd de voornaamste wijze van lijkbezorging was, mag men uitgaan van een sterke continuïteit van inheemse ele-menten in de dodenrituelen. In vergelijking met de Late IJzertijd ontstonden er in heel Limburg wel meer verschillende graftypen, een ontwikkeling die zeker verband houdt met een geleidelijke overname van Romeinse rituelen. Ook het ontstaan van een meer gedifferentieerde samenleving droeg daaraan bij. In dit verband kan men een onderscheid maken tussen ‘bevoorrechte’ graven, gekenmerkt door de aanwe-zigheid van tumuli, stèles, grafpijlers, omheinde graf-tuinen en stenen askisten, en eenvoudige landelijke en

Een deel van een vergelijkbare satellietnederzetting, maar dan op het terrein van een ander landgoed, is aan de overzijde van de Oostrumsche Beek opgegra-ven. In deze nederzetting (Venray-De Hulst) zijn geen aanwijzingen voor steenbouw gevonden. De om-vang van het minder vruchtbare, zandige landbouw-areaal van de villa in Hoogriebroek is een veelvoud van de gemiddeld - ha van de villa’s op de vruchtbare lössgronden en de ha van de nederzet-tingen in het Weerter land.

Het erf van de villa van Hoogriebroek bleef na de opgave van de stenen gebouwen bewoond, want in de derde eeuw zijn er nog zeker twee woonstalhuizen gebouwd. Opvallend genoeg is één van de huizen met bijgebouwen opgenomen in een planmatige uitleg van een deel van het terrein. Daardoor wijkt de uit-leg van de nederzetting sterk af van de gelijktijdige nederzettingen Weert-Molenakker en Nederweert-Rosveld, waar dergelijke relaties tussen gebouwen niet zijn aangetroffen. Mogelijk hebben op de huizen in Venray ook dakpannen gelegen, bouwmateriaal dat in de nederzettingen Weert-Molenakker, Blerick-Heier-hoeve en Horst-Hoogveld nagenoeg lijkt te ontbreken.

Over de economie van de villa’s op de zand-gronden is door het ontbreken van voldoende botani-sche en zoölogische gegevens weinig bekend. Voor het Midden-Nederlandse rivierengebied zijn er aanwijzin-gen dat, tegelijk met de opkomst van villa’s in de civitas Batavorum rond het jaar , de schapenhouderij gro-tendeels vervangen is door het fokken van paarden voor het leger. Of dit ook voor de villa’s op de zand-gronden opgaat, is niet te zeggen omdat de dierenbot-ten, die als afval door de bewoners van de nederzet-tingen zijn weggegooid, in de zure zandbodems bijna allemaal zijn vergaan. In de meeste van de nederzet-tingen zijn nagenoeg geen weefgewichten (gewichten om draden op een weefgetouw strak te houden) aange-troffen. Dit wijst indirect wel op het geringe belang van de schapenhouderij in de tweede en derde eeuw.

Voor de overige landelijke nederzettingen op de zandgronden zijn er aanwijzingen dat er veranderin-gen in de akkerbouw hebben plaatsvonden. Daardoor zou een surplusproductie ten behoeve van de aan de Rijn gestationeerde eenheden mogelijk zijn gewor-den. Gerst (Hordeum vulgare) en emmertarwe (Tri-ticum dicoccum) waren in ieder geval in de eerste helft van de tweede eeuw belangrijk voor de aan de Rijn gelegerde troepen. Aangetoond is dat dit graan in die tijd uit het achterland van de limes werd aangevoerd en dat voor de productie hiervan ook de marginale zandgronden in gebruik zijn genomen. Er moet daar dus meer gerst en emmertarwe geproduceerd zijn dan voor de eigen behoefte noodzakelijk was. De gerst

1.4.2_Enckevort_Hendriks.indd 134 22-01-15 11:25

Van Prehistorie tot en met Vroege Middeleeuwen Het platteland van Romein s Limburg_Harr y van Enckevort_Joep Hendrik s135

turen onder andere aangetoond in het grafveld van Weert-Kampershoek, Nederweert-Rosveld (zone ) en Venray-’t Brukske. Uit dateringen blijkt dat het hierbij niet om een typisch vroeg of laat fenomeen gaat; ze kwamen vanaf de eerste tot in de derde eeuw voor. Eerder lijkt het erop dat het op deze wijze afba-kenen van grafpercelen een regionaal verschijnsel van de zandgronden was. Aanwijzingen voor vergankelij-ke grafmarkeringen zijn te Maasbree-Siberië opgegra-ven. Om sommige graven stonden hier paalstellin-gen van drie of vier palen. Of deze ‘dodenhuisjes’ ook een andere functie hebben gehad dan die van marke-ring, is niet bekend.

Op de Brabantse en Limburgse zandgronden was sprake van een ‘regionaal’ grafritueel. Dit gold zeker ook voor de landelijke grafvelden in de Maasval-lei en het lössgebied. De mate waarin de bewoners van het platteland ‘Romeinse’ elementen aan hun doden-ritueel toevoegden, verschilde zeer. Zo is in Midden-Limburg een verschil waar te nemen in aantal en ty-pen bijgiften die in de grafkuil werden meegegeven. De hoeveelheid (compleet) aardewerk in de grafvel-den van Weert (Molenakkerdreef en Kampershoek) en Nederweert (Rosveld), alle gelegen op het ‘Eiland van Weert’, was beduidend kleiner dan die in graf-velden aan de oostzijde van de Maas, zoals die van Melick (Tonnedenhof en Kennedysingel) en Poster-holt (Annendaal). Het algemene verschijnsel dat er in de late tweede en de derde eeuw meer aardewerk in zowel de nederzettingen als grafvelden voorkomt, lijkt hierbij geen rol te spelen; alle genoemde grafvel-den waren in gebruik tot in het begin van de derde eeuw. Het gaat waarschijnlijk om regionale voorkeu-ren, die niet simpelweg in termen van ‘arm’ of ‘rijk’ te verklaren zijn.

Dat er geen uniform Romeins grafritueel op het Limburgse platteland bestond, wordt onderstreept door enkele opvallende graven en grafvelden. In het grafveld van Linne-Ossenberg, op korte afstand van de villa van Maasbracht, zijn in één graf de resten van minstens vijf grote wijn- en olijfolieamforen uit res-pectievelijk Zuid-Frankrijk en Zuid-Spanje aangetrof-fen. Aangezien dergelijke amforen zelden in lande-lijke grafvelden voorkomen, kan men zich afvragen of hiermee door de nabestaanden een persoonlijke voor-keur (van de overledene?) voor de inhoud van deze containers tot uitdrukking werd gebracht. Ook het grote grafveld van Heel-Panheelderweg is bijzonder; in tegenstelling tot elders op het platteland zijn hier meerdere bustum-graven aangetroffen. [] Moge-lijk hield dit verband met de aard of afkomst van de bewoners uit de vicus Catualium, die vermoedelijk te Heel gezocht moet worden.

urbane graven, die in vorm en ritueel nog het meest aansloten bij de IJzertijd. Mede doordat van deze laat-ste groep in de afgelopen twintig jaar meerdere graf-velden geheel zijn opgegraven, waaronder die in Lomm, Venray, Maasbree, Weert, Nederweert, Ge-leen en Itteren, bestaat er een redelijk goed beeld van hoe het grafritueel eruit kan hebben gezien.

Van een Romeins crematiegraf wordt vaak niet meer aangetroffen dan een kuil waarin zich naast de verbrande menselijke botresten eventueel resten van de brandstapel en bijgiften bevinden. Dit graf is het eindresultaat van meerdere stappen binnen het do-denritueel, dat de overgang van de ene naar de andere wereld begeleidde. Een overledene werd, al dan niet met sieraden en soms met kledingspelden op de kle-ding, opgebaard door de naasten. In sommige geval-len werd een muntje in de mond gelegd, mogelijk als symbool voor de tol die de overledene volgens het geloof bij het oversteken van de rivier de Styx moest betalen aan de veerman Charon. Wanneer het lichaam vervolgens op de brandstapel werd gelegd, plaatste men hier meestal vaatwerk bij, dat waarschijnlijk ge-vuld was met voedsel en drank. De brandstapel of us-trinum kon voor eenmalig gebruik opgericht zijn – indien boven de grafkuil geplaatst, betreft dit een bustum-graf – of meerdere malen dienst doen. Van het brandhout worden nog vaak verbrande spijkers teruggevonden, wat aangeeft dat er oud hout werd gebruikt. Na de crematie – waarmee wellicht het be-langrijkste deel van het dodenritueel al voltrokken was – zocht men een deel van het verbrande bot uit de brandstapel bijeen om dit vervolgens in het graf te plaatsen. Soms werden de schoongewassen botfrag-menten in een aarden of glazen pot geplaatst, de urn; in andere gevallen gebruikte men een doek om het bot in te doen. Naast de verbrande resten van voornamelijk aardewerk of metalen voorwerpen, gaf men ook nog onverbrande, deels gevulde voorwerpen mee in het graf. Het scala aan bijgiften liep uiteen van kruiken, bekers, borden, potten, olielampjes van aardewerk en glazen vaatwerk, tot metalen voorwerpen als scharen en spiegels, en zelfs benen spinrokkens. Ook buiten de graven worden dikwijls resten van potten aangetroffen, daar vermoedelijk achtergelaten na een dodenmaaltijd of herdenkingsceremonie. Dat men het graf meerdere malen bleef bezoeken, is zeker niet ondenkbaar.

Over het graf kon een laag heuveltje aange-legd zijn, met eromheen soms een ringsloot die een rond of vierkant grafperceel omsloot. De beste voorbeelden hiervan komen buiten Limburg voor, zoals in het grafveld van Nijmegen-Hatert nabij een gehucht op iets meer dan drie kilometer afstand van Ulpia Noviomagus. In Limburg zijn deze randstruc-

1.4.2_Enckevort_Hendriks.indd 135 22-01-15 11:25

Limburg. Een geschiedenis Deel 1_tot 1500 136

Soms wijzen vondsten op een uitgesproken af-finiteit met aspecten van de ‘Romeinse’ cultuur die we kennen uit urbane of militaire contexten. Te Geleen-Landgraaf is bijvoorbeeld een graf gevonden, waarin op een kom en een bord de naam van de eigenaar, en mogelijk de overledene, ‘Amandus’ ingekrast was. En boven een graf in het grafveld van Posterholt- Achterste Voorst heeft vermoedelijk een gedenksteen of stèle gestaan, getuige de vele fragmenten Nivelsteiner zandsteen die in de buurt aangetroffen zijn. Het her-gebruik van dit Romeinse grafveldje als Merovingische begraafplaats heeft ertoe geleid dat de resten van dit monument over de jongere graven zijn verspreid.

Hoezeer de plattelandsbevolking van Romeins Limburg door middel van de inrichting van de graf-velden aansluiting zocht bij oudere structuren uit de IJzertijd en daarmee wellicht een claim op het land van hun voorouders hernieuwde, blijkt onder meer uit de grafvelden van Itteren-Emmaus en Lomm-Hoogwatergeul. Te Itteren werd binnen een rechthoe-kige greppelstructuur met daarin enkele graven uit het begin van de Late IJzertijd jaar later een Romeins grafveldje aangelegd. Eveneens in de stroomvlakte van de Maas werd te Lomm in de Midden-IJzertijd al een grote rechthoekige greppelstructuur aangelegd van ongeveer bij m, die als cultusplaats geïnter-preteerd wordt. Na een gebruik als begraafplaats in de Midden- en Late IJzertijd, heeft men in de vroeg- en midden-Romeinse tijd, op de rand van en net bui-ten de greppelstructuur, de verbrande resten van meerdere doden bijgezet. In beide gevallen lijkt het te gaan om een bewuste keuze de oudere structuren in het landschap opnieuw te incorporeren, en niet om de voortzetting van een ononderbroken gebruik van een grafveld vanaf de Late IJzertijd, zoals te Weert en Ne-derweert het geval is geweest.

Waar op de Noord- en Midden-Limburgse zandgronden en in de beekdalen de grafvelden een gemeenschappelijk karakter hadden, trof men in de Maasvallei en het Zuid-Limburgse lössgebied vaak so-litaire grafmonumenten aan. Geen enkel graftype viel zo op in het landschap als de tumulus. Deze grote en monumentale grafheuvels kunnen bij uitstek gediend hebben om claims op het land te legitimeren of de sociale positie van de begravende familie in het ‘landschap’ van villa-eigenaren te bevestigen. De grootste concentratie tumuli bevindt zich in de aan-grenzende Haspengouw, het vruchtbare achterland van Tongeren. Hoeveel tumuli er in Zuid-Limburg zijn geweest is niet bekend; de meeste zijn in de voorbije eeu-wen geëgaliseerd zonder enige vorm van onderzoek. Waarschijnlijk is het beste hedendaagse voorbeeld de Jodenberg te Grevenbicht, uitkijkend op de Maas.

[] Reconstructie van het mogelijke tumulusgraf te Bocholtz-Vlengendaal. Menne Kosian, RCE Amersfoort.

[] Impressie van het grafmonument te Nieuwenhagen-Valderveste. Henk Hiddink, VUhbs Amsterdam.

[] Een crematiegraf met

meerdere onverbrande bijgiften

uit het grafveld Heel-Panheel-

derweg. Lieke van Diepen,

Grontmij Eindhoven.

D M

M. IVLIV

S F MAR

CELLVS ET SVAR

CA VXORI E

T SIBI

VIVOS FECIT

1.4.2_Enckevort_Hendriks.indd 136 22-01-15 11:25

Van Prehistorie tot en met Vroege Middeleeuwen Het platteland van Romein s Limburg_Harr y van Enckevort_Joep Hendrik s137

Men denkt dat het graf in Bocholtz ooit werd gemarkeerd door een grafheuvel. Bij een al eerder opge-graven graf te Nieuwenhagen-Valderveste werden in de resten van een andersoortige bovengrondse markering aangetroff en, namelijk een stenen ommu-ring. [] In zo’n geval kan men spreken van een mo-numentale graftuin; deze zijn vooral bekend uit stede-lijke contexten, waar ze gepaard gingen met grote graf-pijlers, zoals die waarschijnlijk ook bij enkele opvallend rijke graven in Nijmegen gestaan hebben. In Nieu-wenhagen ging het om het graf van een vrouw, die vele ‘rijke’ bijgiften had meegekregen. Ook in de Maas-trichtse wijk Belfort is een ommuurde graftuin aange-troff en. Binnen de muren zijn een kalkstenen askist en meerdere rijke graven aangetroff en. [] Het lijkt hierbij niet te gaan om bevoorrechte personen uit de vicus Maastricht, maar om leden van de villa-elite.

Een belangrijk aspect van deze monumentale grafmonumenten uit het villalandschap is dat het vaak maar om een of enkele ‘rijke’ graven gaat. De graven van de overige leden van een familie en die van het villapersoneel bevinden zich doorgaans ook op het landgoed, maar ergens anders. In Zuid-Limburg is een dergelijk grafveld nog nooit opgegraven in samen-hang met het erf van de villa en het aparte grafveld met de ‘rijke’ graven van de villa-eigenaren en enkele familieleden.

Waar boven de grond de tumulus verdwenen is, kan in de bodem nog wel het graf of de grafkamer aanwezig zijn. Hierin kan zich een tuf-, kalk- of zand-stenen askist bevinden, ten onrechte vaak sarcofaag genoemd. In Zuid-Limburg zijn er in de eerste helft van de vorige eeuw vele ontdekt en opgegraven, waaronder de bekende ‘sarcofaag van Simpelveld’. Deze askist is met twee andere exemplaren ontdekt op nog geen honderd meter van een villa, wat er onmis-kenbaar op wijst dat de overledenen bewoners van de villa waren.

Het beste voorbeeld van een goed onderzochte bijzetting in een askist is die van Bocholtz-Vlengen-daal. Op driehonderd meter afstand van de gelijkna-mige villa is in een houten grafkamer opgegra-ven met daarin een zandstenen askist. In het graf uit de late tweede of het begin van de derde eeuw bleek een man te zijn bijgezet met een grote hoe-veelheid voorwerpen: glazen serviesgoed, bronzen vaatwerk en toiletgerei, schrijfgerei, een ijzeren vouw-stoel en ook wapens, paardentuig en ruitersporen. [] Deze bijgiften lijken elementen uit de villacultuur te weerspiegelen, zoals deelname aan feestmalen (sympo-sia), het nemen van een bad en de verzorging van het lichaam, geletterdheid en de beoefening van de jacht. De vouwstoel kan verwijzen naar de waardigheid van de overledene als villa-eigenaar.

[] De inventaris van graf

uit het ommuurde grafdomein

te Maastricht-Belfort. Centre

Céramique, Maastricht.

1.4.2_Enckevort_Hendriks.indd 137 22-01-15 11:25

Limburg. Een geschiedenis Deel 1_tot 1500 138

Religie en volksgeloofOnze kennis over de religie in de Romeinse tijd

berust vooral op onderzoek naar de resten van monu-mentale stenen tempels en wij-altaren in steden en vici. In deze categorie valt het heiligdom in de vicus Maas-tricht, waar een godenpijler voor de keizer- en Jupiter-cultus was opgericht. Ongetwijfeld liggen op andere plaatsen in Limburg nog vele heiligdommen op hun ontdekking te wachten. Men moet dan denken aan Gallo-Romeinse omgangstempels, waarvan er kort na twee in Elst, een in Empel en twee in Nijmegen zijn gebouwd en waarvan vermoed wordt dat het leger bij de bouw betrokken was. Minder voor de hand ligt het vinden van grotere tempels, zoals de bekende Hafen-tempel in Xanten of de tempels in het Brabantse Kessel en, weer, in Nijmegen. Van de eerste soort zijn in het noordwesten van het Romeinse imperium op honder-den locaties resten aangetroff en. Ten westen van de Maas, recht tegenover de monding van de Roer in Roer-mond, zijn bouwfragmenten opgebaggerd die zo goed als zeker van zo’n tempel afkomstig zijn. Door het in de buurt gevonden altaar, geschonken door Sextus Opsilius Geminus, is duidelijk dat de godin Rura er aanbeden werd. Een vergelijkbare situatie doet zich voor bij Beesel (Hanssumerweerd). Daar zijn nabij de monding van de Neerbeek twee zuiltrommels van Nivelsteiner zandsteen opgebaggerd die van een tempel afkomstig kunnen zijn.

In Buchten is nabij de samenvloeiing van de Geleenbeek en de Maas het rechthoekige grondplan van een gedeeltelijk uit steen opgetrokken heiligdom gevonden. Een daar gevonden geëmailleerd bronzen haantje uit het tweede kwart van de tweede eeuw [] en twee plaatjes van hetzelfde metaal bevatten teksten waaruit blijkt dat in en rond dit gebouw de godin Ar-canua is aanbeden. Hanen hadden een symbolische betekenis met betrekking tot vruchtbaarheid en dood, en waren ook de vaste begeleider van Mercurius. Het is dan ook niet verwonderlijk dat in één van de Nijmeegse tempels vele hanen zijn geoff erd. Het holle haantje uit Buchten, waarvan de staart ont-breekt, is vermoedelijk als olielamp gebruikt, en was volgens een inscriptie op het voetstuk aan Arcanua gewijd door Ulpius Verinus, veteraan van het Zesde Legioen. Vergelijkbare haantjes zijn in Tongeren, Keulen en Engeland gevonden. Vanwege de rijke versiering met email wordt aangeno-men dat deze voorwerpen in Castleford (West-York-shire) in het noorden van Britannia zijn vervaardigd. Ook de achtergrond van de persoon die het haantje van Buchten heeft gewijd, wijst in die richting. Ulpius Verinus vertrok tussen en met zijn legioen van Xanten naar York en is waarschijnlijk betrokken

[] Replica van de beer van

Kerkrade-Winckelen. Rob

Mols, Bureau Archeologie

en Monumenten gemeente

Nijmegen.

[] De Kantharos van Stevensweert.

Museum Het Valkhof, Nijmegen.

[] Het haantje van Buchten.

Het haantje werd begin geres-

taureerd, waardoor het weer recht

op zijn pootjes is komen te staan.

Voor de oude toestand: zie pagina .

Limburgs Museum, Venlo.

1.4.2_Enckevort_Hendriks.indd 138 22-01-15 11:25

Van Prehistorie tot en met Vroege Middeleeuwen Het platteland van Romein s Limburg_Harr y van Enckevort_Joep Hendrik s139

binnenterrein werd ingenomen door een boom (hei-lige eik?). Verder zijn de sporen van enkele rijen met palen en kuilen aangetroff en, die vermoedelijk een rituele functie hebben gehad. Vergelijkbare heilig-dommen zullen zeker ook in en bij Limburgse platte-landsnederzettingen verwacht mogen worden.

In veel huizen was plaats ingeruimd voor een huisaltaar, een lararium. Dit had de vorm van een open kast waarin kleine beelden van goden en de be-schermers van het gezin, de lares, stonden opgesteld. Om ze gunstig te stemmen brachten de bewoners elke dag bij zo’n altaar kleine off ers aan de vereerde goden. Een , cm hoog bronzen beeldje van Mars heeft eer-tijds ongetwijfeld een plekje gehad in een huisaltaar in de nederzetting Helden-Schrames. Deze populaire godheid verenigde in zich de functies van beschermer van vee, god van water, god van vruchtbaarheid, god van hemel en zon, en god van oorlog. Ook de ter-racotta beeldjes van Fortuna (Melick), Juno (Heer-len), Minerva (Heerlen), Venus (Heerlen x, Voeren-daal-Ten Hove), een jongen (Kerkrade-Kaalheide, Maasbracht-Steenakker, Maastricht), een paard (Maastricht) en een haan (Heerlen) hebben vermoe-delijk een huisaltaar gesierd. Dit geldt ook voor het beeldje van een moedergodin uit Heer (villa Backer-bosch), dat in verband wordt gebracht met voorou-derverering. Men mag aannemen dat deze terracotta beeldjes na een bezoek aan een heiligdom als religieus souvenir mee naar huis zijn genomen. Zo blijkt uit de tekst op een terracotta geit, die in de tweede helft van de tweede eeuw in een graf in Baexem werd geplaatst, dat Acceptus uit Keulen het model voor dit beeldje had vervaardigd. De provinciehoofdplaats Keulen is de plaats van herkomst van veel van zulke terracotta beeldjes.

In de kleine ‘landarbeidersnederzetting’ Kerk-rade-Winckelen is in een kuil een votiefdepot uit het derde kwart van de derde eeuw aangetroff en. De opmerkelijkste vondst binnen dit ensemble is een ter-racotta beeldje van een beer [], dat misschien met de berengodin Artio in verband mag worden gebracht en dat zeker in een huisaltaar zal hebben gestaan. Verder zijn een kommetje van terra sigillata, een ge-verfde beker, twee kruiken, twee ruwwandige kannen, een dito kom, een wrijfschaal en een beschilderde beker met de spreuk VIVAS (‘moge jij leven’) uit religieuze motieven in de kuil gedeponeerd. Zowel de beer als de beker kan gezien worden als souvenir, de ene van een reis naar het Rijnland (Keulen), de andere van een reis naar Trier. []

Sporen en vondsten die met volksgeloof in ver-band kunnen worden gebracht, zijn moeilijk traceer-baar. Het gebruik van bepaalde houtsoorten bij de

geweest bij de bouw van de muur van Hadrianus. Na zijn dienstijd ging hij terug naar de streek waar hij oorspronkelijk gelegerd en, naar zijn familienaam Ul-pius te beoordelen, vermoedelijk ook geboren was. Het haantje zal hij als souvenir uit het noorden van Britannia hebben meegebracht, waarna hij het later in Buchten off erde. Off ers aan goden worden niet alleen in de nabijheid van cultusplaatsen gevonden; zij wor-den zoals eerder opgemerkt ook in ‘natte’ contexten aangetroff en. De tijdens baggerwerkzaamheden ge-vonden – deels vergulde – zilveren Kantharos van Ste-vensweert is door de deponering in ‘Moeder Maas’ door een rijke (villa-)eigenaar aan een godheid overge-dragen. [] Op het terrein van het heiligdom bij Buchten zijn ook scherven van miniatuur-amforen gevonden, waarvan de inhoud (wijn, olie, water?) een bijzonder betekenis moet hebben gehad. De bezoe-kers van het heiligdom konden deze ter plaatse kopen om de inhoud aan de lokaal aanbeden godheid te of-feren of om ze gevuld mee naar huis te nemen als sou-venir. Daarin verschillen de amfoortjes weinig van de met water gevulde Mariabeeldjes die bedevaart-gangers al decennialang uit Lourdes mee naar huis nemen.

In een muur van de kerk van Horn is een voet-stuk van een beeld ingemetseld, dat volgens de tekst erop gewijd was aan Mars Halamardus. Dit voetstuk komt oorspronkelijk van het terrein van een nog on-bekend heiligdom. Ook in de nabijheid van de vindplaats van twee brokstukken van wij-altaren in Lottum mag een dergelijk heiligdom verwacht wor-den; hier werd vermoedelijk dezelfde godheid ver-eerd. De tekst op het natuurstenen voetstuk uit Horn geeft aan dat een soldaat van het in Xanten ge-legerde Zesde Legioen de wijding heeft verricht. In Lottum zijn er aanwijzingen dat een soldaat van het in Bonn gelegerde Eerste Legioen een wijding heeft ge-bracht. Waarschijnlijk hebben de heiligdommen in Buchten, Horn en Lottum aan een weg gelegen nabij wachtposten van waaruit leden van de militaire politie het verkeer controleerden. Of het heiligdom voor Rura in eenzelfde context functioneerde is onbekend.

Ook landelijke nederzettingen zullen hun ei-gen heiligdom hebben gehad. Op het achtererf van de villa in Voerendaal-Ten Hove is de stenen fundering van een kleine tempel gevonden. In de directe omge-ving lagen scherven van zwart vaatwerk met de inge-kraste namen van de personen die een off er hadden gebracht aan de daar vereerde godheid. In het Noord-Brabantse Hoogeloon zijn de overblijfselen van een openluchtheiligdom aangetroff en. Het gaat om een bijna vierkant terrein dat omgeven is door een lage wal en een greppel. Een belangrijke plek op het

1.4.2_Enckevort_Hendriks.indd 139 22-01-15 11:25

Limburg. Een geschiedenis Deel 1_tot 1500 140

is het zogeheten suovetaurilia, een reinigingsoffer dat bij de bouw van de tweede Gallo-Romeinse tempel onder de Grote Kerk in het centrum van Elst (Gld.) is opgedragen aan de daar vereerde godheid. De over-blijfselen bestaan uit de schedels van een varken, een rund en een schaap.

Een nieuw begin rond 300In het jaar lukte het de Romeinse veldheer

Constantius Chlorus om het ruim jaar eerder ver-loren gegane gebied aan de Nederrijn weer onder Romeins gezag te brengen. In diezelfde tijd werd begonnen met de herbouw van een aantal militaire versterkingen aan de Rijn. Zijn zoon, keizer Constan-tinus I (-), beter bekend als Constantijn de Grote, bouwde de grensverdediging verder uit en herstelde het centrale gezag in de Lage Landen. Hier-bij borduurde hij voort op het werk van zijn voorgan-ger Diocletianus (-). Tegelijkertijd werd de oude provincie Germania inferior omgevormd tot de nieuwe provincie Germania secunda die nagenoeg het-zelfde gebied omvatte. In die tijd zijn castella gebouwd in Maurik, Rossum, Nijmegen, Cuijk en Maastricht. De bewaking van de lineaire Rijngrens, die vanaf het jaar tot ver in de derde eeuw effectief had gefuncti-oneerd, werd gedeeltelijk vervangen door een verdedi-gingssysteem in de diepte. Daarin was een belang-rijke rol weggelegd voor ruitereenheden die waren gestationeerd in de castella. Als er plaatsen aan de grens werden bedreigd, konden zij deze via goede ver-bindingswegen en bruggen over de Maas, zoals bij Cuijk en Maastricht snel bereiken.[] Een ander op-vallend nieuw element was de inschakeling van grote groepen Germanen – vanaf de late derde eeuw steeds vaker Franken genoemd – die zich met instemming van de keizer binnen de grenzen van het rijk vestig-den. Zij werden ingezet om taken in de grensverdedi-ging over te nemen. Een deel van deze Franken ves-tigde zich in de directe nabijheid van grote forten als Nijmegen, Cuijk en Krefeld-Gellep, om daar hun militaire kwaliteiten in te zetten. Anderen maakten deel uit van de bezetting van kleine wachtposten, zoals die van Wijchen-De Tienakker. Hier werd een oud stenen putgebouw van een verlaten villa in de eerste helft van de vierde eeuw als burgus hergebruikt om het verkeer op een oude Maasarm in de gaten te houden. Vermoedelijk bemanden Franken ook de net buiten Noord-Limburg gelegen wachtposten tussen Nij-megen en Cuijk, in de bossen van Heumensoord bij Malden [], en bij het aan de Niers gelegen Asperden (D.).

Op de Goudsberg bij Valkenburg aan de Geul zijn in de resten van een stenen burgus gevonden,

bouw van een huis in de IJzertijd in de Assendelver Polder kan daarvan een voorbeeld zijn. Daar is wege-doorn bij de constructie in de hoeken van het slaapge-deelte toegepast. Deze houtsoort blijkt in de Middel-eeuwen vooral gebruikt te zijn om demonen, ziekten en ongedierte te weren. Andere archeologische aan-wijzingen voor volksgeloof zijn de vlierstruiken nabij waterputten in de nederzettingen Venray (Hoogrie-broek) en Oss (IJsselstraat). Tot in de twintigste eeuw was het gebruikelijk dat op de erven van boerde-rijen op de Zuid-Nederlandse zandgronden een of meer vlierstruiken groeiden en bloeiden. Ze stonden daar niet alleen vanwege hun eetbare en geneeskrach-tige bessen. Volgens het volksgeloof zou de vlier ook boze invloeden op afstand houden. In de Kempen zeiden de boeren eertijds ‘van vlier zijn de heksen vies’. Iets dergelijks kunnen de bewoners van Hoog-riebroek en Oss in de Romeinse tijd ook hebben ge-dacht.

In dezelfde sfeer horen bouwoffers thuis. In vroeger tijden bestonden deze in veel gevallen uit een pot met inhoud die tijdens de oprichting van een gebouw begraven werd, maar ook mensen- en dierenbegravingen in of bij het huis waren niet on-gebruikelijk. Ook nu nog zijn dergelijke rituelen gebruikelijk, zoals het begraven of inmetselen van kokers met documenten onder of in een bouwwerk. Of de eerder besproken kuil met het terracotta beeldje van een beer ook hieronder geschaard mag worden, is onzeker. Een zeker voorbeeld uit de Romeinse tijd lijkt de rijk uitgevoerde schoen te zijn die in de kuil voor de al genoemde waterput in Venray-Hoogrie-broek werd aangetroffen. Hierin wordt een symbool van vruchtbaarheid gezien. Van een iets andere orde

[] Archeologische tekening

van een , cm hoge beker met

de spreuk VIVAS uit de neder-

zetting Kerkrade-Winckelen.

Alfons Horbach.

1.4.2_Enckevort_Hendriks.indd 140 22-01-15 11:25

Van Prehistorie tot en met Vroege Middeleeuwen Het platteland van Romein s Limburg_Harr y van Enckevort_Joep Hendrik s141

die ook in deze tijd gedateerd wordt. Deze werd om-geven door een m brede en ruim , m diepe gracht. Aan de binnenzijde van de gracht bevond zich een uit hout en aarde opgetrokken wal. De wachtpost van , bij , m had m dikke muren van Kunrader kalksteen. Van hieruit had men tussen de jaren / en / een goed zicht op een groot deel van het Geuldal en de daar mogelijk aanwezige weg van Boulogne-sur-Mer naar Keulen.

Eén van de bekendste archeologische vondsten uit Nederland is de vergulde zilveren helm die in de tijd van Constantijn de Grote nabij Helenaveen in De Peel is terechtgekomen. [] Hier werd hij jaar later, op juni , door turfsteker Gebbel Smole-naars uit Meijel gevonden. De helm was opgeborgen in een leren tas; daarnaast werden ook resten van een tent, enkele schoenen, een zwaardschede, bronzen munten en een kledingspeld aangetroffen. De jongste munt wordt in het jaar gedateerd en maakt duide-lijk dat de voorwerpen kort daarop in het veen terecht zijn gekomen. Volgens een opschrift is de helm van een officier van de zesde ruiterafdeling van de equites stablesiani geweest. Op de helm staat ook een naam, M. Titus Lunamis, maar het is niet duidelijk of dit de naam was van de persoon die in de werkplaats het zilver voor de helm heeft afgewogen, de naam van de maker van de helm of die van de drager. Hoe dit ook zij, ruim honderd jaar na de vondst houdt de helm de gemoederen nog steeds bezig. Archeologische werkelijkheid, fictie en mythe hebben het verhaal over de helm na de vondst danig inge-kleurd. Lange tijd werd aangenomen dat het de eigen-dommen waren geweest van een verdwaalde en ver-dronken hoofdman. Nu wordt aangenomen dat een

[] Maquette van de laat-

Romeinse versterking van

Maastricht, omstreeks ,

vervaardigd door Ferry Schif-

feleers. Centre Céramique,

Maastricht.

[] Impressie van de wachtpost

in de bossen van Heumensoord

bij Malden. Kelvin Wilson,

Ridderkerk.

[] De helm van Helenaveen.

Rijksmuseum van Oudheden,

Leiden.

1.4.2_Enckevort_Hendriks.indd 141 22-01-15 11:25

Limburg. Een geschiedenis Deel 1_tot 1500 142

De Frankische dreiging hield daarmee echter niet op. Valentinianus I (-) probeerde het gevaar in te dammen door het bestaande verdedigingssysteem aan de Rijn verder te versterken. Hij liet in / aan de grens en in het directe achterland veel nieuwe forten bouwen. Andere castella, waaronder die in Cuijk en Nijmegen, liet hij in steen herbouwen. Voorts werden de bruggen bij Cuijk en Maastricht hersteld. Met meer troepen en snelle tegenacties functioneerde de militaire structuur in de Lage Landen een aantal jaren naar behoren. De Romeinse schrijver Ammianus Mar-cellinus vermeldt een inval van de Saksen in Noord-Brabant, maar de daar wonende Saliërs wisten die bij de rivier de Deusone, de Dieze, het hoofd te bieden.

De Romeinen werden steeds vaker gedwongen om Frankische stammen in te schakelen voor de grensverdediging. De toeloop van Franken in het Ro-meinse leger was zo groot dat zij ook posten op het hoogste niveau kregen. Aan het eind van de vierde eeuw lag de feitelijke macht over onze streken daar-door in handen van een kleine groep Frankische veld-heren. Het bleef daarna relatief rustig in de Lage Lan-den, totdat er in vanuit het gebied aan de overzijde van de Rijn opnieuw een Frankische dreiging ont-stond. De Frankische veldheer in Romeinse dienst Arbogastes stelde echter orde op zaken. Vanaf dat moment voerden hij en zijn opvolger Stilicho, een Vandaal, een actieve politiek waarbij binnenkomende Frankische groepen de kans kregen om op strategische locaties nederzettingen te stichten. Voorbeelden daar-van zijn die op de Stamelberg bij Gennep en De Tien-akker in Wijchen.

Hun bewoners droegen bij aan het voortleven van de Romeinse cultuur in onze streken. Zij gebruik-ten naast andere soorten aardewerk nog steeds vaat-werk van terra sigillata. Opvallend is dat een deel daarvan versierd was met christelijke motieven als wijnkelken, druiventrossen, duiven, christusmono-grammen (Chi-Ro teken) en kruismotieven. Het gebruik van dit vaatwerk betekende echter niet dat de eigenaar een christen was; eerder hebben de versierin-gen te maken gehad met ontwikkelingen in de mode of huisinrichting die tegenwoordig als trend of hype worden aangeduid. Dat de Romeinse invloeden nog niet verdwenen waren, blijkt ook uit de lokale pro-ductie van Romeins kleingeld in het begin van de vijfde eeuw toen de toevoer uit officiële muntplaatsen als Trier stokte. Voor deze lokale muntproductie zijn op het terrein van de nederzetting Wijchen-De Tienak-ker duidelijke aanwijzingen gevonden. [] Door deze actieve politiek slaagden de Romeinen er redelijk in om hun gezag in het gebied van Maas en Nederrijn te doen gelden en potentiële indringers af te schrikken.

officier uit het Romeinse leger deze voorwerpen aan een godheid offerde als inlossing van een gelofte, bij-voorbeeld na een gunstig verlopen veldslag of een goed doorlopen diensttijd. Daartoe deponeerde hij de voorwerpen, net als de bezitter van de Sierschijf van Helden, in de Peelmoerassen. Er zijn personen die niets van deze ‘officiële’ archeologische zienswijze wil-len weten. Zij geloven Leo Kluijtmans (-), amateur-archeoloog uit Grashoek en ‘Ziener van de Peel’, die op mei , niet lang na de grote Peel-brand van , op mystieke wijze in contact kwam met de geest van de vermoorde officier Basilius. Hoe-wel de archeologische interpretatie het minst kleurrijk is, lijkt zij gezien talrijke parallellen de waarheid toch het dichtst te benaderen.

Groeiende Frankische invloedNa een aantal jaren van betrekkelijke rust, zo

melden contemporaine bronnen, was er onder keizer Constans I (-) opnieuw sprake van Frankische invallen. Een krachtig militair antwoord bleek onmo-gelijk en de oplossing lag dan ook vooral op het diplo-matieke vlak. Zo ging kort na het jaar het vroe-gere territorium van de Bataven in het oostelijke rivie-rengebied bij verdrag over in handen van Frankische bondgenoten, de Saliërs. Volgens de overeenkomst waren zij ook verantwoordelijk voor de beveiliging van hun territorium.

In eigende Magnentius zich de keizerlijke macht toe en bracht daarmee grote onrust in het noordwesten van het rijk. De stabiliteit die vanaf Constantius Chlorus was opgebouwd, lijkt daarmee weer teniet te zijn gedaan. De burgus van Wijchen-De Tienakker ging in die tijd in vlammen op. Ook de wachtpost op de Goudsberg raakte toen buiten ge-bruik. Stammen aan de overzijde van de Rijn profi-teerden direct en massaal. Kort daarop slaagde veld-heer Julianus erin om Keulen op de Franken () en Straatsburg op de Alemannen () te heroveren. Bo-vendien herstelde hij in drie forten aan de Maas en richtte ze als depot in voor zijn verdere acties. Bij een van deze versterkingen ging het waarschijnlijk om Cuijk, andere kunnen in Kessel (Noord-Brabant), Rossum, Lottum, Heel of Stokkem hebben gelegen. Ook verzekerde hij de troepen aan de Rijn van een goede bevoorrading met graan door de route vanuit de graanschuur Britannia via de Rijn veilig te stellen. In het jaar , toen Julianus (-) keizer was, leken de Lage Landen weer onder Romeinse controle te staan en werden de laatste strafcampagnes tegen Frankische stammen tot ver in het Overrijnse gebied uitgevoerd.

1.4.2_Enckevort_Hendriks.indd 142 22-01-15 11:25

Van Prehistorie tot en met Vroege Middeleeuwen Het platteland van Romein s Limburg_Harr y van Enckevort_Joep Hendrik s143

Frankische leiders lieten zich daarvoor vorstelijk belo-nen, zoals grote goudschatten uit de late vierde en de vijfde eeuw in Rhenen en Velp laten zien.

In braken de Alemannen massaal door de Rijngrens bij Mainz, maar dat had nauwelijks invloed op het dagelijks leven in onze streken. Nadat de pro-vincie Britannia haar eigen weg gekozen had, verloor het Nederlandse rivierengebied zijn strategische posi-tie als aanvoerroute van graan uit Britannia voor de troepen aan de Rijn. Waarschijnlijk heeft het Ro-meinse gezag zich daarna meer en meer teruggetrok-ken uit de Lage Landen. Uit die tijd stammen de nabij Kessel gevonden brokstukken van een ijzeren, met zilverblik bedekte helm en tien gouden munten die in een depressie vlak bij de Maas zijn gevonden. [] De jongste munt is van het jaar . Aan de voorzijde van de kam op de helm zit een in een zilverlegering uitge-voerd embleem met het Chi-Rho monogram. Ook in dit geval ging het om een off er aan een godheid; daar-bij werd de helm eerst onbruikbaar gemaakt en wer-den enkele munten opzettelijk dubbel gevouwen. Opmerkelijk is dat een helm met het symbool van het toen opkomende christelijk geloof volgens een eeu-wenoud, ‘heidens’ gebruik aan de goden is geoff erd in een natte omgeving. Dergelijke helmen zijn in de Lage Landen op grotere schaal gedragen, zo blijkt uit de vondst van losse, gelijkvormige zilveren emblemen in Echteld en Wijchen.

Na het jaar slaagden Frankische krijgers er verschillende malen in om tussen de Maas en Rijn ge-legen gebied te veroveren. Rond werden zij door de Romeinse generaal Aetius onderworpen; zij moch-ten vervolgens als bondgenoten (foederati) het bezette gebied behouden en beschermen tegen andere Franki-sche groepen. In dezelfde tijd trokken de Saliërs ver-der zuidwaarts. Het lukte hun koning Chlogio (-) om ten noorden van de rivier de Somme een eigen rijk te stichten. Ook andere Frankische volkeren streefden in die tijd naar een eigen territorium op (voormalig) Romeins grondgebied.

Rond het jaar werd de provinciehoofdstad Keulen veroverd door vijandige Franken en omge-vormd tot de zetel van een Frankische koning. Dit betekende het formele einde van de Romeinse invloed in het stroomgebied van Maas en Rijn. Daarmee was ook het laatste Romeinse obstakel voor de vorming van Frankische koninkrijken in Noord-Gallië uit de weg geruimd. Uiteindelijk lukte het koning Clovis (-) om verschillende vorstendommen te vereni-gen in een Frankisch rijk.

De Franken waren in de late vierde en in de vijfde eeuw meer en meer de dragers van de restanten van de oude Romeinse cultuur geworden en waren

[] Halff abrikaten (munt-

staa� e met gietprop, zeven

gehakte brokjes en twee munt-

plaatjes) en vijf munten uit het

begin van de vijfde eeuw van

De Tienakker in Wijchen.

Rob Mols, Bureau Archeologie

en Monumenten gemeente

Nijmegen.

[] De helm van Kessel. Centre Céramique, Maastricht.

1.4.2_Enckevort_Hendriks.indd 143 22-01-15 11:25

Limburg. Een geschiedenis Deel 1_tot 1500 144

op dat het merendeel van de bewoonde nederzettin-gen rondom Maastricht geconcentreerd is, wat duide-lijk het belang van deze plaats tegen het einde van de Romeinse tijd onderstreept. Wat er na het midden van de vijfde eeuw met de voormalige villaterreinen gebeurde, is alleen bekend van de (groten)deels opge-graven villa’s Voerendaal-Ten Hove, Borgharen- Pasestraat en Neerharen-Rekem, dat direct aan de overzijde van de Maas in België ligt.

Wat wij weten over de laat-Romeinse transfor-matie van de eens zo beeldbepalende villa’s, is vooral bekend van onderzoek in het Duitse Rijnland, zoals in de bruinkoolmijnen van de Aldenhovener Platte en het Hambacher Forst, en in mindere mate van onder-zoek in het Belgische achterland van de Haspengouw/Hesbaye en de Condroz. In deze gebieden lijkt geen enkele villa in de vierde eeuw nog zo gefloreerd te heb-ben als vóór . Er zijn verschillende veranderings-processen van aanpassingen, versterkingen en nieuwe creaties te onderscheiden. Het is echter onduidelijk in welke mate de bezitsverhoudingen van de midden-Romeinse villabewoners standhielden op het laat-an-tieke platteland. In meerdere gevallen lijkt het erop dat zich nieuwe groepen vestigden in en bij de over-blijfselen van de villa’s, al dan niet als ruïnes te betite-len. Waren zij aangetrokken door de beschikbaarheid van bouwmaterialen, of hadden zij voor de voormali-ge residenties van de villa-elite gekozen, omdat zij hier hun nieuwe positie in het laat-Romeinse landschap het best konden legitimeren?

In Limburg biedt de villa van Voerendaal-Ten Hove wellicht de beste mogelijkheid dit proces te vol-gen. Het is onduidelijk in welke mate het erf be-woond bleef in de eerste helft van de vierde eeuw, nadat een deel van de gebouwen in de late derde eeuw verwoest werd. Mogelijk houdt de bouw van de toren-achtige structuur (G) verband met de onrustige peri-ode in de tweede helft van de derde eeuw. [] Daar-naast zijn er enkele graven aangetroffen uit de periode rond tot het midden van de vierde eeuw. Twee hiervan – een inhumatie- en een crematiegraf – lagen op m afstand van het hoofdgebouw en waren mo-gelijk de graven van de (laatste) villa-eigenaren. [] Het mannelijke crematiegraf bevatte enkele ijzeren wapens, zoals een mes, een lans- en een pijlpunt, en elf ijzeren aangepunte voorwerpen. Dit zijn geschuts-punten van een ballista, een geschut op een staander dat lijkt op een kruisboog; een interpretatie als ijzeren punten van een houten hark lijkt minder waarschijn-lijk. Getuige de meerdere hutkommen en vele bota-nische resten is vanaf het midden van de vierde eeuw in ieder geval in en rond het grote bijgebouw A ge-woond, tot een grote brand rond . In de vijfde

daarmee de spil in een nog steeds moeilijk grijpbaar proces van continuïteit tussen de Romeinse tijd en de Vroege Middeleeuwen. Vermoedelijk heeft de weg tussen Maastricht en Nijmegen daarbij een belangrij-ke rol gespeeld. In en rond beide plaatsen zijn tal van zaken aan het licht gekomen uit de late vijfde en de zesde eeuw. In deze ontwikkeling zal ook Blariacum (Blerick) een bescheiden rol hebben gespeeld, want de naam heeft moeiteloos de ontwikkelingen in de latere eeuwen doorstaan.

Laat-Romeinse nederzettingen en grafveldenHet bestaande beeld van het laat-Romeinse

platteland in Zuid-Nederland is er nog altijd een van discontinuïteit en bevolkingsafname, al zijn er in de afgelopen vijfentwintig jaar toch redelijk wat nieuwe nederzettingen uit deze periode ontdekt. Het blijft echter een feit dat zowel de bewoning van het gros van de villa’s als van de overige nederzettingen in Limburg tussen het midden van de derde eeuw en het begin van de vierde eeuw tot een einde kwam. Welke oorza-ken hier ook aan ten grondslag lagen, slechts enkele nederzettingen bleven op een beperkte schaal in ge-bruik, al dan niet met een korte onderbreking. De algemene neergang in landelijke bewoningsactiviteit geldt vooral voor de periode tussen ongeveer en /. Van deze neergang getuigt ook het geringe aantal munten en andere voorwerpen die uit deze pe-riode zijn aangetroffen. Het is echter nog altijd de vraag of de afwezigheid van vindplaatsen uit late derde eeuw en de eerste helft van de vierde eeuw te maken heeft met de onmogelijkheid om het gevonden aarde-werk nauwkeurig te dateren. Of klopt het beeld dat na de onrusten van de derde eeuw de structuur van de samenleving weer werd opgebouwd vanuit de steden en de nieuwe versterkingen, die in Limburg vooral in de Maasvallei waren gelegen? Wat het schetsen van een gedegen beeld van de situatie op het laat-Romeinse platteland ook bemoeilijkt, is de betrouwbaarheid van de beschikbare historische bronnen, waarbij de inter-pretatie van de komst van nieuwe ‘Frankische’ groepen binnen het rijk een centrale rol speelt.

De situatie op het platteland rond het jaar kan het best worden geïllustreerd aan de hand van de Zuid-Limburgse villa’s. Ten zuiden van Born zijn er ongeveer honderd vindplaatsen uit de midden- Romeinse tijd bekend met aanwijzingen voor steen- (sokkel)bouw, waaronder circa dertig in meer of min-dere mate onderzochte villa’s. Slechts een vijftiental daarvan levert aanwijzingen op voor bewoning in de vierde eeuw. Maar zeven vertonen bewoningsactivi-teiten in de eerste helft van de vijfde eeuw. Hierbij valt

1.4.2_Enckevort_Hendriks.indd 144 22-01-15 11:25

Van Prehistorie tot en met Vroege Middeleeuwen Het platteland van Romein s Limburg_Harr y van Enckevort_Joep Hendrik s145

Een andere laat-Romeinse villa die bekend is door een bijzondere hoeveelheid munten uit de laat-Romeinse tijd, is die van Obbicht-Steenakker. Bege-leidende vondsten uit deze niet opgegraven villa on-dersteunen het vermoeden dat de daar gevonden en verspreid geraakte schatvondst van minstens zeven-tien gouden solidi uit de periode -, op het erf van de voormalige villa begraven is. Het is niet bekend of het hierbij ging om een in de vroege vijfde eeuw in alle haast begraven depositie van de laatste Gallo-Ro-meinse villabewoners, of om het vergaarde kapitaal van nieuwkomers, vergelijkbaar met die in Voerendaal en Neerharen. Dat de villa van Obbicht in de vijfde eeuw nog een belangrijke plek in het landschap ge-weest moet zijn, bewijst wellicht het Merovingische grafveld dat vanaf de zesde eeuw in de directe nabij-heid is aangelegd.

Erven van Romeinse villa’s waren vaak interes-sante locaties voor de aanleg van Merovingische graf-velden. Niet alleen in Voerendaal, maar ook in Borg-haren (Pasestraat) zijn in de zesde en zevende eeuw Merovingische graven aangelegd te midden van de resten van een verlaten villagebouw. Een graf is daarbij zelfs door de vloer van een hypocaustum gegra-ven. Voor de villa zelf zijn er aanwijzingen dat deze tot in de eerste helft van de vijfde eeuw in gebruik was. Bewoningscontinuïteit leek niet voor de hand te lig-gen, maar recentelijk zijn m ten oosten ervan, in het Daalderveld, ook laat-Romeinse inhumatiegraven aangetroffen. Buiten Zuid-Limburg is dit fenomeen eveneens aangetroffen; bij Swalmen is een Merovin-gisch grafveldje gevonden boven een hutkom uit de late vierde of vroege vijfde eeuw. Van de ruimere context van een oudere nederzetting ter plaatse is niets bekend.

Buiten de genoemde voorbeelden geven de meeste midden-Romeinse nederzettingen nauwelijks blijk van een voortbestaan in de vierde eeuw. Ook voor de relatief goed onderzochte villa’s van Kerkrade-Holzkuil en Maasbracht-Steenakker lijken de spaar-zame laat-Romeinse vondsten eerder te wijzen op een incidenteel bezoek. Alleen het terrein van de lande-lijke nederzetting Helden-Schrames, gelegen op een dekzandwelving aan de rand van de Maasvallei, kent een bewoningsfase in de gevorderde vierde tot vijfde eeuw. Na een kort hiaat in de tweede helft van de derde en het begin van de vierde eeuw, werden op het terrein zeven of acht boerderijen gebouwd, waarvan de plattegronden in hoge mate overeenkomen met gelijktijdige huizen in Overijssel. In een van drie hut-kommen werd een muntschat aangetroffen van bronzen munten en muntfragmenten, waarvan het grootste deel uit de late vierde eeuw dateert.

eeuw heeft de in de midden-Romeinse tijd populaire spelttarwe plaats gemaakt voor gewassen als gerst en rogge. De bebouwing in de vijfde eeuw, bestaande uit hutkommen, mogelijk enkele houten huizen en vele oventjes, bevond zich op het voorterrein van het complex tussen de bijgebouwen A en C. Vermoedelijk bleef dit deel van het voormalig erf van de villa tot in de zevende eeuw bewoond; de aanleg van een Mero-vingsch grafveldje op het terrein wijst ook in deze richting.

Wie de (nieuwe) bewoners van het villaterrein waren, is onduidelijk. In Voerendaal is niet, zoals op het terrein van de villa van Neerharen-Rekem, aarde-werk aangetroffen dat hiervoor aanwijzingen geeft. Het handgemaakt aardewerk uit die tijd dat bij deze laatste villa gevonden werd, sluit qua stijl en maak-wijze zeer goed aan bij dat uit het vrije Germanië, di-rect ten noorden van de Rijngrens. Het erf van de villa van Neerharen-Rekem, verlaten rond het midden van de derde eeuw, werd in de late vierde eeuw weer als nederzetting ingericht. Er verrezen twee of drie houten gebouwen en ongeveer hutkommen, wat het Germaanse karakter van deze nederzetting beves-tigt. Bijzonder is de vondst van meer dan vijfhonderd bronzen munten uit de vierde eeuw, waarvan het gros uit de periode - dateert. Men gaat ervan uit dat deze munten nog wel degelijk in een monetair sys-teem gebruikt werden en mogelijk door de Germaan-se bewoners zijn verworven als soldij of door handel. Deze nederzetting bleef zeker tot het midden van de vijfde eeuw bewoond.

[] Een inhumatiegraf uit

de vroege vierde eeuw nabij

de villa Voerendaal-Ten

Hove. Alleen de sporen van

de houten kist zijn overge-

bleven; als bijgiften zijn een

kruikje van terra sigillata en

een ruwwandige kan mee-

gegeven. RCE Amersfoort /

Provinciaal Depot voor

Bodemvondsten, Maastricht.

1.4.2_Enckevort_Hendriks.indd 145 22-01-15 11:25

Limburg. Een geschiedenis Deel 1_tot 1500 146

toelating van Frankische foederaten rond het midden van de vierde eeuw. Groepen zoals die in Gennep zijn komen wonen, zouden ook uit het zuiden afkom-stig kunnen zijn. Dat zou kunnen verklaren waarom de bijgiften uit het laat-Romeinse crematiegrafveld aan de Touwslagersgroes in Gennep, m ten zuid-oosten van de Stamelberg, goed te vergelijken zijn met die uit grafvelden bij de hoogteversterkingen in de Ardennen. Hieraan zou men de conclusie kunnen verbinden dat het toepassen van benamingen als Franken en Germanen voorbij kan gaan aan de vaak complexe identiteiten van deze laat-Romeinse groe-pen.

De vraag is in hoeverre deze ‘inwijkelingen’ ver-schilden van de Gallo-Romeinse bewoners van Lim-burg, bijvoorbeeld op het vlak van het grafritueel. Vanaf de tweede helft van de derde eeuw kwam de lijkbegraving op in steden als Tongeren, Nijmegen en Keulen; dat gebeurde eerst nog in combinatie met cre-maties, maar vanaf de vierde eeuw was inhumatie hier de voornaamste vorm van bijzetting. Over de grafvelden van vici zoals Maastricht, Heerlen en ook Heel is nog maar weinig bekend. Dit geldt eveneens voor het platteland waar slechts sporadisch laat- Romeinse begravingen zijn aangetroffen. Naast de al genoemde voorbeelden gaat het vooralsnog vaak om tamelijk geïsoleerde crematiegraven, zoals een tweetal graven bij Linne-Ossenberg en een graf in Hunsel. Toekomstig onderzoek levert hopelijk meer gegevens op om ons een beter beeld van de laat-antieke grafcultuur buiten de steden te verschaffen.

Als men de laat-Romeinse fase van Helden-Schrames als een nieuwe stichting beschouwt, sluit deze nederzetting prima aan bij het beeld van de vind-plaats Holtum-Noord. Hier is op één van de flanken van een restgeul in het stroomdal van de Maas tegen het einde van de vierde eeuw een nieuwe nederzetting gesticht. Op grond van de aanwezige huisplatte-gronden, hutkommen, oventjes en vooral het handge-maakte aardewerk kan met redelijke zekerheid aange-nomen worden dat de bewoners van Germaanse af-komst waren. Net als in Helden is er een grote hoe-veelheid bronzen muntjes en geknipt bronswerk (meer dan stuks) aangetroffen, waarvan het gros eveneens uit de late vierde eeuw dateert. Mogelijk werd het muntmateriaal uit beide nederzettingen niet als betaalmiddel gebruikt, maar diende het, voorna-melijk in de eerste helft van de vijfde eeuw, als grond-stof voor de productie van nieuwe bronzen voorwer-pen. De aanwezigheid van meerdere ovenkuilen en omgesmolten bronzen muntjes sluit hierop aan. De eerder genoemde productie van munten in een neder-zetting in Wijchen suggereert echter wel dat er aan het begin van de vijfde eeuw in het stroomgebied van de Maas nog een monetair circuit functioneerde.

De bekendste en best onderzochte laat-Ro-meinse nederzetting ligt in het noorden van de pro-vincie, op de Stamelberg in Gennep. Deze grote ne-derzetting, strategisch gelegen op een stuifduin langs de Maas, dicht bij de monding van de Niers, was vanaf de late vierde tot het begin van zesde eeuw be-woond. Ze bestond uit zeker twaalf huizen, meer dan honderd hutkommen, bijgebouwen, oventjes en zelfs een groepje lege/leeggeroofde graven. [] Naast het karakter van de bebouwing is vooral het handgemaak-te aardewerk typerend voor de veronderstelde Ger-maanse herkomst van de bewoners. Opvallend is ech-ter dat er in vergelijking tot Helden-Schrames ver-houdingsgewijs meer laat-Romeins draaischijfaarde-werk aangetroffen is, waaronder veel drinkkommen van terra nigra en terra sigillata. Vooral het onderzoek naar de voedseleconomie wijst uit dat men hier waar-schijnlijk niet zozeer eten produceerde als wel consu-meerde. De relatieve luxe wijst wellicht op de aanwe-zigheid van Germaanse foederaten, die op deze plek, dicht bij de samenvloeiing van de Maas en de Niers en dicht bij het castellum in Cuijk, een tamelijk elitair leven konden leiden.

De meeste van deze laat-Romeinse nederzettin-gen in Limburg, maar ook die op de Brabantse zand-gronden, begonnen hun bestaan tegen het einde van de vierde eeuw, rond . Er is reden om te twijfelen aan de identificatie ervan met de historisch bekende

1.4.2_Enckevort_Hendriks.indd 146 22-01-15 11:25

Van Prehistorie tot en met Vroege Middeleeuwen Het platteland van Romein s Limburg_Harr y van Enckevort_Joep Hendrik s147

[] Impressie van de laat-Romeinse nederzetting van Gennep-Stamelberg. Fiel van der Veen, Haarlem.

1.4.2_Enckevort_Hendriks.indd 147 22-01-15 11:25

Limburg. Een geschiedenis Deel 1_tot 1500 148

Noten_De grote lijnen in het

historische verhaal over

Romeins Limburg en veel

achtergrondinformatie zijn

terug te vinden in: Van Es,

De Romeinen in Nederland;

Willems, ‘Romans and

Batavians’; Horn, Die Römer

in Nordrhein-Westfalen; Eck,

Köln in römischer Zeit; Willems

e.a., Nijmegen; Bechert,

Germania inferior; Müller e.a.

Colonia Ulpia Traiana.

_Nijmegen: Haalebos en

Willems, ‘De grote legerplaats

op de Hunerberg’. Neuss:

Bechert, ‘Tussen Keulen en

Xanten’, -; Gechter, ‘Der

römische Militärplatz Neuss’

(Lager I).

_Xanten: Hanel, ‘Die

Militärlager von Vetera I’, .

Nijmegen: Willems en Van

Enckevort, ‘Het Kops Plateau’.

Oberaden: Kühlborn, ‘Auf

dem Marsch in die Germania

Magna’, -.

_Voor een uitgebreid over-

zicht: Jahre Varusschlacht.

_Eck, ‘Die Gründung der

Colonia Ulpia Traiana’, .

_Van der Heijden, ‘Het

wegennet rond Cuijk’, -.

Janssens, De Romeinse weg op

de westoever van de Maas. Van

Dijk en Dolmans, ‘Romeinse

wegen’, -. Van Dijk,

Plangebied Raaieind, -.

_Groot en Prangsma, De

Romeinse weg Heerlen-Xanten.

Van Dijk, Plangebied Raaieind,

-.

_Demey en Roymans, ‘De

Romeinse weg van Boulogne-

sur-Mer naar Keulen’.

_Van Dijk Plangebied

Raaieind, -.

_Maastricht: Vos, Resten

van Romeinse bruggen. Cuijk:

Goudswaard e.a., ‘�e Late

Roman bridge at Cuijk’. Venlo:

Byvanck, Excerpta Romana , .

_Haalebos, [zonder titel];

Van der Velde, ‘Onderzoek

naar een Romeinse vicus’,

-.

_Haalebos, [zonder titel].

Zie ook Van der Linden en

Reigersman-van Lidth de

Jeude, ‘Het aardewerk uit de

Romeinse tijd’, -.

_Haalebos, [zonder titel].

_Van Enckevort, ‘Das Lager

auf dem Kops Plateau’, ,

fig. .

_Bogaers, ‘Twee vondsten

uit de Maas’, -.

_Haalebos,‘Romeinse

troepen in Nijmegen’, -;

idem, [zonder titel], -;

idem, ‘Römische Truppen in

Nijmegen’, -.

_De Grooth, ‘De sierschijf

van Helden’.

_Van Dockum, ‘Het rivieren-

gebied’; Hessing, ‘Het Neder-

landse kustgebied’.

_Keulen (/ voor - / na

Chr.): Eck, Köln in römischer

Zeit, en . Xanten (-

na Chr.): Precht, ‘Die früheste

Besiedlung’, . Nijmegen

(ca. voor Chr.): Van Encke-

vort, Romeinse graven en

verbrand geld, . Tongeren

(- voor Chr.): Vanderhoeven,

‘�e earliest urbanisation in

Northern Gaul’; Raepsaet-

Charlier, ‘Les institutions

municipales dans les Germa-

nies’, -; Vanderhoeven

en Vanderhoeven, ‘Confronta-

tion in archaeology’.

_Vanderhoeven, ‘�e

earliest urbanisation in

Northern Gaul’, - en

-; Visser, ‘De gestem-

pelde terra sigillata’, -.

_Hiddink, ‘Rural centres’.

Fischer, ‘Vicus’.

_Venlo: Hupperetz, ‘De

Romeinse bewoning in de

binnenstad Venlo’; Van der

Velde, ‘Onderzoek naar een

Romeinse vicus’. Veldman e.a.,

‘Sporen en structuren’; Van

Dijk en Dolmans, ‘Romeinse

wegen’, , fig. en ,

fig. en ; Van Enckevort

en Heirbaut, ‘Venlo. Romeins

dorp aan de Maas’; Schatorjé,

‘Is Venlo Sablones?’. Cuijk:

Van Enckevort en �ijssen,

‘De vicus’; idem, ‘De opgra-

ving’; Van Enckevort, Gebun-

delde sporen, -.

_Heerlen: Van Es, De

Romeinen in Nederland,

-; Put en Van Dijk,

jaar Heerlen, -. Maas-

tricht: Panhuysen, Maastricht

staat op zijn verleden. Heel:

Hupperetz, ‘Heel’; idem,

‘Uitpakken’. Melick komt als

Mederiacum voor in een

laat-Romeins reisboek, het

Itinerarium Antonini. Zie

Byvanck, Excerpta Romana ,

. Rimburg: Van Es,

De Romeinen in Nederland,

-, fig. en -. Zie

ook in dit boek: Panhuysen,

‘Limburg in het achterland

van Romeinse steden’.

_Bogaers, ‘Ruraemunden-

sia’, .

_Hanel, ‘Die Militärlager

von Vetera I’, -.

_Van Enckevort, Gebundelde

sporen, -.

_Veldman e.a., ‘Sporen en

structuren’, -, fig. ..

Vgl. Van Enckevort, Gebundelde

sporen, , fig. , voor de

oudste percelering in Nijmegen.

_Heirbaut, Privé-toiletten

uit Oppidum Batavorum.

_Vgl. Hoek, ‘Een kelder

gevuld met muurschildering’,

over de lemen wanden van een

huis in Oppidum Batavorum.

_Vgl. Laken, ‘Kandelabers

in Oppidum Batavorum’, over

de muurschilderingen op de

wanden van een huis in

Oppidum Batavorum. Zie ook

Laken e.a., ‘Roman wall-

paintings’, voor een overzicht

van Romeinse muurschilderin-

gen in Nederland.

_Schmitz, ‘Der Bataverauf-

stand’.

_Van Enckevort, ‘Sporen uit

de vroeg-Romeinse tijd’; idem,

Gebundelde sporen, -.

_Van Enckevort en �ijssen,

‘De opgraving’; Vanderhoeven,

‘Tongres’, ; idem, ‘Tongres

au Haut-Empire romain’, .

_Roymans en Sprengers,

Een Romeinse muntschat.

_Eck, Köln in römischer Zeit,

-.

_Bogaers, ‘Civitas en stad

van de Bataven en Cannine-

faten’; idem, ‘Civitates und

Civitas-Hauptorte in der

nördlichen Germania inferior’;

Raepsaet-Charlier, ‘La cité des

Tongres’; idem, ‘Municipium

Tungrorum’; idem, ‘Les

institutions municipales dans

les Germanies’; Vanderhoeven,

‘�e earliest urbanisation in

Northern Gaul’; Hessing,

‘Building programmes’;

Haalebos, ‘Mosterd na de

maaltijd’; Eck, ‘Die Gründung

der Colonia Ulpia Traiana’.

_Eck, ‘Die Gründung der

Colonia Ulpia Traiana’, .

_Van Enckevort en �ijssen,

‘Der Hauptort der Bataver’,

. fig. .

_Derks, ‘Town-country

dynamics in Roman Gaul’.

_Ibidem, -. Catua-

lium wordt op de Tabula

Peutingeriana vermeld. Zie

Stuart, De Tabula Peutingeri-

ana.

_Willems, ‘Belangrijke

recente vondsten’; Van Dieren-

donck, e.a., ‘Rijke hereboeren’;

Swinkels, ‘A gladiatorum

munus depicted’; Derks,

‘Town-country dynamics’, .

Zie voor de plattegrond van

het gebouw: Kooistra,

Borderland Farming, , fig. .

1.4.2_Enckevort_Hendriks.indd 148 22-01-15 11:25

Van Prehistorie tot en met Vroege Middeleeuwen Het platteland van Romein s Limburg_Harr y van Enckevort_Joep Hendrik s149

_Kooistra en Laarman, ‘�e

zoological remains on the site

of the Roman villa’, .

_Idem, ‘�e zoological

material from the cellar’, .

_Kooistra, Borderland

Farming, - en -;

Kooistra en Laarman, ‘�e

zoological material from the

cellar’.

_Braat, ‘Nieuwe opgravingen

van Romeinse villae’, -;

Hazenberg en Vos, Aanvullend

archeologisch onderzoek.

_Van Enckevort, Gebun-

delde sporen, -.

_Roymans en Zandstra,

‘Indications for rural slavery’.

_Schotten, ‘Friezen in

Venlo’; idem ‘Venlo, Blerick,

Heierhoeve’ (); idem,

‘Venlo, Blerick, Heierhoeve’

(). Idem, ‘Venlo, Heier-

hoeve (Trade Port West)’.

_Gechter, ‘Das römische

Heer in der Provinz Nieder-

germanien’.

_Bogaers en Rüger, Der

niedergermanische Limes, -.

_Lottum: ibidem, -;

Bogaers, ‘Letters uit Lottum’

(); idem, ‘Letters uit

Lottum’ (). Belfeld-

Witveld: Willems, ‘Limburg’

(), -. Haelen-

Melenborg: Goossens, ‘Onder-

zoekingen te Melenborg’;

Bogaers, ‘Ruraemundensia’,

- en ; idem, ‘Haelen’.

Hier is ook een stempel van

het in Nijmegen gelegerde

Tiende Legioen gevonden.

_Oehlen, Romeinse vond-

sten uit Tegelen en Venlo, ;

Bogaers, ‘Ruraemundensia’,

-; Willems, ‘Archeologi-

sche Kroniek van Limburg

-’, -; idem,

‘Limburg’ (), -.

_Remouchamps, ‘Opgraving

van Romeinse gebouwen te

Stein’; Van Es, De Romeinen in

Nederland, en , fig. .

_Bursch, ‘Romeinse

pannenovens te Venlo’; Van

der Heijden, De Hulsterhof.

_Oehlen, Romeinse vond-

sten uit Tegelen en Venlo,

-.

_Luys, ‘Romeinse pannen-

ovens in Swalmen’.

_Schut e.a., Een karterend

onderzoek, -. Zie Roymans,

Plangebied dal van de Eckeltse

Beek; Vermeulen-Bekkering,

Een Romeinse villa. Voor een

beschrijving van de resten van

de villa: De Groot e.a., De

Romeinse villa.

_Oehlen, Romeinse vond-

sten uit Tegelen en Venlo,

-; Hupperetz, [zonder

titel].

_Tummers, Romaans in

Limburgse aardrijkskundige

namen, -; Willems,

‘Archeologische Kroniek van

Limburg -’, .

_De Poorter en Claeys, Le

sigles sur matériaux de construc-

tion Romains.

_Bloemers en Haalebos,

‘Roman pottery finds in

Heerlen’; Gielen, ‘Aardewerk

uit Heerlen’, -; Hoeven-

berg, ‘De opgraving en levens-

geschiedenis’. Zie ook in dit

boek: Jeneson, ‘Transformaties

van land, economie en samen-

leving’.

_Van der Heijden, ‘Opgra-

vingen in de binnenstad van

Venlo’, -.

_Cunha en Cunha, ‘Great

plagues’, -.

_Nijmegen: Van Enckevort

en �ijssen, Graven met beleid,

-. Empel: Roymans en

Derks, De tempel van Empel,

. Tongeren: Vanderhoeven

e.a., ‘Het oudheidkundig

bodemonderzoek aan de

Kielenstraat’, . Venlo:

Veldman e.a., ‘Sporen en

structuren’, ; Van der

Velde, ‘Onderzoek naar een

Romeinse vicus’, .

_Heeren, ‘De verlating

van het Maas-Demer-Schelde-

gebied’.

_�oen, ‘Le camp romain

de Maldegem’ ; Dhaeze,

De Romeinse kustverdediging,

-.

_Grünewald, Bandits in the

Roman Empire, -.

_Birley, Septimius Severus,

-.

_Dolmans, ‘Waar ligt

Blariacum?’. Blariaco wordt

op de Tabula Peutingeriana

vermeld. Zie Stuart, De Tabula

Peutingeriana.

_Van Es, De Romeinen in

Nederland, -; Willems,

‘Romans and Batavians’,

-.

_Verhoeven, Archeologisch

onderzoek op het Hoogveld-

Oost.

_Cuijk: Ball e.a., Aanvullend

archeologisch onderzoek, -;

Reigersman-van Lidth de

Jeude en Vanderhoeven,

‘Aardewerk uit de Romeinse

tijd’, -. Deurne: Hid-

dink, Archeologisch onderzoek

op de Groot Bottelsche Akker,

.

_Willems, ‘Romans and

Batavians’, -.

_Aarts, Coins or money?,

-.

_Van Enckevort en Huis-

man, ‘Romeins aardewerk’, ,

tabel ; Roymans, ‘Etnic

recruitment’, -.

_Van Enckevort, Gebun-

delde sporen, -.

_Bloemers, Rijswijk (Z.H.),

‘De Bult’.

_De Groot, ‘Roman villae’.

Voor een overzicht van recent

proefsleuvenonderzoek op wet-

telijk beschermde villa-terrei-

nen: De Groot, ‘De Romeinse

villa’s’. Voor het enige syntheti-

serende overzicht: Sprokholt,

Romeinse villae in het Maasdal.

_Edelman en Eeuwens,

‘Sporen van een Romeinse

landindeling’; �iadens,

‘Quadrangulatiesporen’. Zie

ook Bonnie, Cadastres.

_Van Es, De Romeinen in

Nederland, -.

_Habets, ‘De Romeinsche

villa Backerbosch’.

_Braat, ‘Nieuwe opgravingen

van Romeinse villae’; idem,

‘Nieuwe opgravingen van

Romeinse villa’s in Limburg’;

Remouchamps, ‘Opgraving

van een Romeinsche villa te

Ubachsberg’; idem, ‘Opgra-

ving van een Romeinsche villa

in het Ravensbos’

_Brunsting, ‘Verslag van de

opgraving van een Romeinse

villa te Kerkrade’.

_Kooistra, Borderland

Farming, -.

_Kooistra en Laarman, ‘�e

zoological remains on the site

of the Roman villa’.

_Willems, ‘De Romeinse villa

te Voerendaal’, ; idem, ‘De

grote villa van Voerendaal’, .

_Berends e.a., Natuursteen

in monumenten, -; Bosch,

‘Voorkomen en gebruik van

natuurlijke bouwsteen’, .

_Kooistra, Borderland

Farming, -, geeft een

samenvattend overzicht van

het onderzoek in Voerendaal.

_Tichelman, Het villa-

complex Kerkrade-Holzkuil.

_Stuart en Bogaers,

Nehalennia.

_Berends e.a., Natuursteen

in monumenten, -.

_Kooistra, Borderland

Farming, -.

_Kooistra en Esser, ‘Archeo-

botanie en archeozoölogie’.

_Deru en Delmaire, Die

Römer an Maas und Mosel, ,

fig. en , fig. .

_De Grooth en Mater,

Een huis voor altijd; Galestin,

‘�e Simpelveld sarcophagus’.

1.4.2_Enckevort_Hendriks.indd 149 22-01-15 11:25

Limburg. Een geschiedenis Deel 1_tot 1500 150

_Nuth-Vaasrade: Braat,

‘Nieuwe opgravingen van

Romeinse villae’, -; De

Grooth, ‘Villa rustica’, , fig.

. Plasmolen-Sint Jansberg:

Bogaers, ‘Militaire en burger-

lijke nederzettingen’, .

_Kerkrade: Van der Heijden

en Tichelman, Romeinen in

Kerkrade. Plasmolen: Peterse

e.a., ‘Romeinse architectuur’,

-.

_Kooistra, Borderland

Farming, , fig. b.

_Dijkstra, Aanvullend

archeologisch onderzoek.

_Sittard-Hoogveld:

Scholte-Lubberink, Aanvullend

archeologisch onderzoek, -.

Sittard-Nusterweg: Wetzels,

‘IJzerhandel versus ijzertijd’;

idem, Archeologisch rapport.

Stein: Sier en Bulten, Stein-

Meeldert. Wijnandsrade: De

Groot, ‘Roman villae’.

_Persoonlijke mededeling

Gerard Tichelman.

_Hiddink, Opgravingen

op het Rosveld , -.

_Roymans, Opgravingen in

de Molenakker; Roymans en Tol,

Opgravingen in Kampershoek en

de Molenakker; Roymans e.a.,

Opgravingen in Kampershoek en

de Molenakker;Van Enckevort

en Huisman, ‘Romeins aarde-

werk’, , tabel ; Hiddink,

Opgravingen op Kampershoek-

Noord, -.

_Roymans, Herinrichting en

sanering Tungelroyse Beek; idem,

‘Het spoor bijster’, -.

_Roymans, Ruilverkave-

lingsgebied Land van �orn;

idem, ‘Het spoor bijster’,

en , fig.

_De Winter, Archeologisch

onderzoek.

_Roymans en Derks, Villa

landscapes in the Roman North,

en -.

_Schatorjé, Scherven uit

Schandelo; idem, ‘Ontstaan’.

_Zie bijvoorbeeld de villa’s

van Schandelo en Afferden

(Eckeltse Beek/Gening). Zie

Schatorjé, ‘Bijzonder aarde-

werk’; idem, Scherven uit

Schandelo; Vermeulen-Bekke-

ring, Een Romeinse villa; De

Groot e.a., De Romeinse villa.

_Gaitzsch, ‘Grundformen

römischer Landsiedlungen’.

Heimberg, ‘Römische Villen

an Rhein und Maas’.

_Oehlen, Romeinse vondsten

uit Tegelen en Venlo, -.

Schatorjé, ‘Ontstaan’, .

Van Enckevort, ‘Een rurale

nederzetting’, .

_Swinkels, ‘zonder titel’.

_Van Enckevort, ‘Een rurale

nederzetting’, .

_Berends e.a., Natuursteen

in monumenten, - en , fig.

_Willems, ‘Romeinse

ijzerindustrie in Lomm’. Idem,

‘Limburg’ (), -.

_Renes, Landschappen van

Maas en Peel, .

_Van Enckevort, ‘Een

rurale nederzetting’, -.

_Van der Velde en

Kenemans, Een nederzetting.

_Gaitzsch, ‘Grundformen

römischer Landsiedlungen’,

; Willems, ‘De grote villa

van Voerendaal’, -. Het

areaal van de villa Voerendaal-

Ten Hove van ha wijkt

hier duidelijk van af.

_Van Enckevort, ‘Een

rurale nederzetting’, , fig. .

_Groot, ‘Surplus production

of animal products’; Groot

e.a., ‘Surplus production for

the market?’, -

_Kooistra, Borderland

Farming, - en -; idem,

‘�e provisioning of the

Roman army’, ; Groot e.a.,

‘Surplus production for the

market?’, -.

_Kooistra, ‘Die pflanzlichen

Grundnahrungsmittel’, en

.

_Kreuz, ‘Eintopf oder

Brot?’.

_Van Beurden, ‘Botanisch

onderzoek’, en .

_Ibidem, -; Hänninen,

‘Archeobotanisch onderzoek’,

-; De Winter, Archeolo-

gisch onderzoek, .

_Hänninen, ‘Planten-

resten’, -.

_In een belangrijk overzicht

van Hiddink, ‘Aspecten van

het grafritueel’, , - en

kaartbijlage , uit over

het Romeinse grafritueel in

Zuid-Nederland worden bijna

honderdvijftig graven of

grafvelden opgesomd voor de

provincie Limburg. Sindsdien

zijn nog slechts enkele nieuwe

grafvelden ontdekt.

_Een uitzondering betreft

bijvoorbeeld het enige inhu-

matiegraf, gedateerd iets na

, in het grafveld van

Geleen-Janskamperveld.

Wesselingh, Heren of boeren?,

; Vromen,’ Een teken van

welvaart’, -.

_Hiddink, ‘Aspecten van

het grafritueel’, -.

_Met het gebruik van de

term ‘privileged’ probeert Laura

Crowley de vaak een-op-een

gelegde relatie tussen de

villa-elite en deze groep rijke

graven te nuanceren: Crowley,

‘Creating a community’,

-; idem, ‘�e role of

mortuary ritual’, -.

_Mater, ‘Is er leven na de

dood’; Hiddink, ‘Aspecten van

het grafritueel’, -; Aarts en

Heeren, ‘Begraven Bataven’,

-.

_Bechert, ‘Zur Terminologie’.

_Hiddink, ‘Aspecten van het

grafritueel’, -. De reden

voor deze veronderstelling zijn

de sterk variërende hoeveelhe-

den botmateriaal die doorgaans

binnen een grafveld in graf-

kuilen aangetroffen wordt.

Dit doet vermoeden dat de

bijzetting wel eens een minder

belangrijk onderdeel binnen

het ritueel kan zijn geweest.

_Aarts en Heeren, ‘Begraven

Bataven’, . Hendriks en

Magnée-Nentjes, Graven aan

de Molenberg, .

_Hiddink, ‘Aspecten van

het grafritueel’, e.v.

_Haalebos, Het grafveld

van Nijmegen-Hatert.

_Hiddink, ‘Een grafveld

uit het einde van de de en

het begin van de de eeuw’, -

; idem, Opgravingen op het

Rosveld , e.v.; Van Encke-

vort, Gebundelde sporen, .

_Van Renswoude en

Schurmans, Opgravingen in

Maasbree-Siberië, -.

_Hiddink, ‘Aspecten van

het grafritueel’, -,

_Hupperetz, Het Midden-

limburgse Maasdal, -.

_Hiddink, ‘Een grafveld

uit de late ijzertijd en de

Romeinse tijd’, - en

-; idem, Opgravingen

op het Rosveld , -.

_Smeets, ‘Een Romeins

grafveld aan de Kennedy-

singel’; idem, ‘Een Romeins

grafveld nabij Tonnedenhof ’;

Schmitz, ‘Grafveld uit de

Romeinse tijd’.

_Hiddink, ‘Pottery’, .

_Hiddink, Een grafveld uit

de Romeinse tijd, -.

_Mondelinge mededeling

Lieke van Diepen (Grontmij).

Bij verschillende onderzoeken

zijn al meer dan driehonderd

graven aangetroffen, waardoor

dit in omvang wel eens het

grootste Romeinse, niet-

urbane grafveld van Limburg

kan zijn. Zie ook Heijmans en

Keijers, ‘Noodopgraving’.

_Willems, ‘Archeologische

kroniek -’, -;

Vromen, ‘Het graf van

Amandus’.

1.4.2_Enckevort_Hendriks.indd 150 22-01-15 11:25

Van Prehistorie tot en met Vroege Middeleeuwen Het platteland van Romein s Limburg_Harr y van Enckevort_Joep Hendrik s151

_Willems, ‘Archeologische

kroniek ’, -; De

Haas en Hendriks, ‘�e

Roman cremation cemetery’.

_Meurkens, ‘Sporen en

structuren’, -.

_De Leeuwe en Prangsma,

‘Sporen en structuren’, -.

_Hiddink, ‘Aspecten van

het grafritueel’, -; idem,

Opgravingen op het Rosveld ,

-.

_Crowley, ‘�e role of

mortuary ritual’.

_Amand en Nouwen, Gallo-

Romeinse tumuli; Massart,

Les tumulus gallo-romains;

Crowley, ‘�e role of mortuary

ritual’, -, fig. .

_In sommige gevallen

zullen de grafmonumenten al

in de Middeleeuwen genivel-

leerd zijn, en in andere geval-

len is dit nog in de vorige

eeuw gebeurd. Zo is rond

bij de afgraving van de ‘Auvele-

berg’ te Sittard-Limbrichter-

veld niet onderzocht of het

daadwerkelijk om een tumulus

ging. Zie Van Doorn, ‘Auvele-

berg’.

_De Groot, Resultaten van

de opgraving, -.

_De Grooth en Mater,

‘Een huis voor altijd?’, -;

Galestin, ‘�e Simpelveld

sarcophagus’.

_De Groot, Resultaten van

de opgraving.

_Hiddink, Een grafmonu-

ment, -.

_Koster, Het grafveld van

Noviomagus, -.

_Idem, ‘Domein voor de

doden’; Panhuysen, ‘Status in

steen’.

_Vgl. Fremersdorf, Der

römische Gutshof.

_Panhuysen, Maastricht

staat op zijn verleden, -.

Zie ook in dit boek: Panhuy-

sen, ‘Limburg in het achter-

land van Romeinse steden’.

_Elst-Centrum: Bogaers,

De Gallo-Romeinse tempels te

Elst; Derks e.a., Nieuw archeo-

logisch onderzoek. Elst-Weste-

raam: Van Enckevort en

�ijssen, In de schaduw; Van

Enckevort, De Romeinse

cultusplaats; idem, Gebundelde

sporen, - en -.

Empel: Roymans en Derks, De

tempel van Empel. Nijmegen-

Maasplein: Van Enckevort e.a.,

Nijmegen. Legerplaats en stad,

-; Willems en Van Encke-

vort, Vlpia Noviomagvs, .

_Brunsting, ‘Een opgraving

van Reuvens en Leemans’;

Roymans, Ethnic identity and

imperial power, -;

Schalles, ‘Der Hafentempel’.

_Fauduet, Atlas des sanctu-

aires Romano-Celtiques de

Gaule.

_Bogaers, ‘Ruraemunden-

sia’, -.

_Stoepker, ‘Bewoning en

landgebruik in het Maaswer-

kengebied’, -.

_Bloemers, ‘Archeologische

kroniek van Limburg -

’, -; Bogaers, ‘Epigra-

fisch commentaar’; Bridger,

‘Die civitas Traianensis’, fig.

en .

_Van Boekel, ‘Roman

terracotta III’, .

_Zeiler, ‘Offers en slacht-

offers’.

_Vgl. het in in een

kindergraf in Cirencester

gevonden exemplaar, URL:

http://www.bbc.co.uk/news/

uk-england-gloucestershire-

, geraadpleegd

--.

_Faider-Feytmans, Les

bronzes Romains de Belgique,

-.

_Menzel, Die römischen

Bronzen aus Deutschland, ,

nr. en plaat ; Faider-

Feytmans, Les bronzes Romains

de Belgique, , nr. en

plaat ; Worrel, ‘Roman

Britain in ’, -,

nr. en fig. ; Worrel en

Pearce, ‘Roman Britain in

’, -, fig. - en .

_Künzl, ‘Großformatige

Emailobjecte’ ; idem,

‘Enamelled bronzes’.

_Gerhartl-Witteveen, De

Kantharos van Stevensweert.

_Willems, ‘Archeologische

Kroniek -’, -.

Zie ook Kiernan, Miniature

votive offerings, voor minia-

tuurvaatwerk, en Vermunt e.a.,

Archeologisch onderzoek, voor

de bij een cultusplaats in

Bergen op Zoom aangetroffen

miniatuur-amforen.

_Bogaers, ‘Ruraemunden-

sia’, , fig. en .

_Bogaers, ‘Letters uit

Lottum’ (); idem, ‘Letters

uit Lottum’ ().

_Willems en Kooistra, ‘De

Romeinse villa te Voerendaal’,

-.

_Slofstra, ‘Een nederzetting

uit de Romeinse tijd’, -;

Slofstra en van der Sanden,

‘Rurale cultusplaatsen’, -;

Derks, Gods, temples and ritual

practices, -; Van Zoolin-

gen, ‘Rural cult places’.

_De Winter, Archeologisch

onderzoek, en -.

_Van Boekel, ‘Roman terra-

cotta II’, -, tabel ; idem,

‘Roman terracotta III’, -,

tabel .

_Idem, ‘Roman terracotta

II’, .

_Wiepking, ‘De vondsten’,

-.

_Van Boekel, ‘Roman

terracotta I’, -; idem,

‘Roman terracotta III’, -.

Van deze beer liet de gemeente

Kerkrade kort na de vondst als

relatiegeschenk replica’s

vervaardigen. De tekst van de

‘bijsluiter’ luidde: ‘…De replica

is evenals het orginele beertje

van Duitse klei (terracotta)

gemaakt. Ook de werkwijze is

identiek. Het beeldje is gevormd

uit een tweedelige mal, stuk voor

stuk gedrukt. De bakwijze is

uiteraard wel moderner. De

kopie is op ware grootte (hoog

cm, breed cm en lang cm)

gemaakt en heeft dezelfde kleur

als het orgineel. De replica is in

opdracht van de gemeente

Kerkrade gemaakt door Potterie

De Walsberg in Swalmen (…)

Kerkrade, april .’

_Künzl en Koeppel,

Souvenirs und Devotionalien.

_Brandt, ‘De archeologie

van de Zaanstreek’, -;

Garthoff-Zwaan, ‘Etno-histo-

risch perspectief ’’, -.

_Bakels, ‘De bewonings-

geschiedenis van de Maaskant’,

; Hänninen, ‘Planten-

resten’, .

_Weyns, Bokrijk, .

_Van den Broeke, Een

literatuurstudie van het

bouwoffer.

_Van Driel-Murray,

‘Schoenzolen’.

_Bogaers, De Gallo-Ro-

meinse tempels te Elst, plaat .

_Zie Brulet, La Gaule

septentrionale; idem, ‘Het

laat-Romeinse verdedigings-

systeem’. Voor de globale

historische ontwikkeling in

de vierde en vijfde eeuw, en

een overzicht van de verster-

kingen in de laat-Romeinse

tijd: Willems, ‘Romans and

Batavians’, -.

_Ibidem, -; Nicasie,

Twilight of empire, -.

_Van Enckevort, ‘De

burgus’.

_Haalebos, ‘Heumensoord/

Rauwschans’.

_Fischer, ‘Asperden’;

Brüggler ‘Burgus’.

_Bazelmans e.a., ‘De

Romeinse wachtpost’.

1.4.2_Enckevort_Hendriks.indd 151 22-01-15 11:25

Limburg. Een geschiedenis Deel 1_tot 1500 152

_Van Driel-Murray, ‘A late

Roman assemblage’; Pouls &

Crompvoets, De gouden helm;

Kluijtmans, E paludo emergo;

Maas, De Romeinse helm.

_Goudswaard e.a., ‘�e

Late Roman bridge’, ; Vos,

Resten van Romeinse bruggen, .

_Ammianus Marcellinus

XXXVIII, en XXX, , .

_Gennep: Heidinga en

Offenberg, Op zoek naar de

vijfde eeuw, -. Wijchen:

Heirbaut, ‘De Frankische

bewoning’.

_Heidinga en Offenberg,

Op zoek naar de vijfde eeuw,

-.

_Reijnen, ‘Munten’, -.

_Prins, ‘�e “fortune”’.

_Flokstra, ‘Vroeg-christelijke

beslagstukken’.

_Van Es, Van Maastricht

naar Rhenen.

_Hupperetz, Het Midden-

limburgse Maasdal, -;

Langeveld, Tot aan de grenzen

van het Barbarenland, e.v.

_�euws, ‘”terra non est”’,

-. Voor een breder scala

aan methodologische beper-

kingen bij de studie van het

laat-antieke platteland in

Noord-Gallië en het Rijnland,

zie onder andere Van Ossel en

Ouzoulias, ‘Rural settlement

economy in Northern Gaul’,

-; Lenz, ‘Late Roman

rural settlement’, -.

_Hendriks, De transforma-

tie van de laat-Romeinse

villabewoning, -.

_Wat zeker meespeelt is dat

de omgeving van Maastricht

en het westelijke achterland

van Tongeren verhoudings-

gewijs goed onderzocht zijn

op oppervlaktevindplaatsen.

Opgravingen van (villa)neder-

zettingen ontbreken ook hier

nagenoeg. Zie Duurland,

Romeinse vindplaatsen.

_Van Ossel, Etablissements

ruraux; Lenz, ‘Late Roman

rural settlement’.

_Hendriks, De transformatie

van de laat-Romeinse villabewo-

ning, -.

_Willems, ‘De Romeinse

villa te Voerendaal’; Willems

en Kooistra, ‘De Romeinse

villa ’. Willems en Kooistra,

‘De Romeinse villa ’.

_Willems, ‘An officer or a

gentleman?’; idem, ‘Down to

earth’.

_Kooistra, Borderland

farming, .

_De Boe, ‘Un village

germanique’.

_Stroobants, ‘De munten

van de Germaanse nederzet-

ting’.

_Bloemers, ‘Ein spätrömi-

scher Goldmünzenfund’; Van

der Vin, ‘Obbicht. Romeinse

munten’. De vindplaats staat

ook bekend onder de topo-

niemen ‘De Kempen’ en

‘Beelaertsstraat’.

_Beckers en Beckers,

De voorgeschiedenis van

Zuid-Limburg, -.

_Hulst en Dijkman,

Aanvullend archeologisch

onderzoek; Lauwerier e.a.,

Merovingers in een villa.

_Mondelinge mededeling

Raphaël Panhuysen. Het gaat

om onderzoek uitgevoerd door

Archeodienst in opdracht van

het Consortium Grensmaas.

_Milikowski, ‘Een Fran-

kisch grafveld’.

_Kerkrade: Tichelman,

Het villacomplex van Kerkrade-

Holzkuil, . Maasbracht:

Van Dierendonck e.a., ‘Rijke

hereboeren uit Maasbracht’, .

_De Winter, Archeologisch

onderzoek, -.

_Wagner en Van der Ham,

Archeologisch onderzoek tracé

N; Tichelman, Germanen

aan een Maasgeul. Waarschijn-

lijk bevond zich in de directe

omgeving al oudere bewoning

uit de late derde en vierde

eeuw.

_Kemmers, ‘De muntschat

van Helden-Schrames’; idem,

‘De muntvondsten’.

_Heidinga en Offenberg,

Op zoek naar de vijfde eeuw;

Heidinga e.a., ‘Gennep’,

-.

_�euws en Hiddink, ‘Der

Kontakt zu Rom’, -.

_�euws, ‘“terra non est“’,

-. Touwslagersgroes:

Heidinga e.a., ‘Gennep’, -.

_Tongeren: Vanvincken-

roye, De Romeinse zuidwest-

begraafplaats. Nijmegen: nog

niet uitgewerkt onderzoek aan

de Koekoekstraat/Kievitstraat.

Keulen: Friedhoff, Der römische

Friedhof.

_Maastricht: Kars, A

cultural perspective. In deze

studie zijn alleen de grafvond-

sten behandeld. Heel:

Hupperetz, ‘Uitpakken’.

_Langeveld, “…Tot aan

de grenzen van het Barbaren-

land”, -. In totaal

worden hier een kleine twintig

graven/grafvelden opgesomd.

_Linne-Ossenberg:

Hiddink, Een grafveld uit de

Romeinse tijd, -. Hunsel:

Bloemers, ‘Archeologische

kroniek -’, -.

1.4.2_Enckevort_Hendriks.indd 152 22-01-15 11:25

Limburg. Een geschiedenis Deel 1_tot 1500 592

Eric van Royen (1952) studeerde sociale en eco-nomische geschiedenis in Utrecht en werkte onder meer bij de Stichting Historie der Techniek, Eindho-ven, en bij de faculteit der Rechtsgeleerdheid en de faculteit der Cultuur- en Maatschappijwetenschappen van de Universiteit Maastricht. Hij publiceerde vooral over bedrijfsgeschiedenis. Sinds een aantal jaren werkt hij als zelfstandig historicus en (eind)redacteur. In 2011 verscheen onder zijn redactie de bundel Maastricht kennisstad. 850 jaar onderwijs en wetenschap.

Paul Tummers (1943) studeerde klassieke talen

en wiskunde aan de Katholieke (nu: Radboud) Uni-versiteit Nijmegen en promoveerde in 1984 aan de Rijksuniversiteit Leiden in de wijsbegeerte. Hij do-ceerde vanaf 1971 antieke en middeleeuwse wijsbe-geerte aan de Katholieke Universiteit Nijmegen en had daar veel bestuurlijke functies. In 2000 werd hij (beroeps)decaan van en hoogleraar aan de faculteit Cultuurwetenschappen van de Universiteit Maas-tricht. In 2008 ging hij met emeritaat. Wetenschap-pelijk houdt hij zich bezig met middeleeuwse wiskunde, vooral geometrie. Hij is voorzitter van de redactie van de Publications van het Koninklijk LGOG.

Leo Wessels (1957) studeerde nieuwe geschiedenis en geschiedenis van de intellectuele betrekkingen aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. In 1996 promoveerde hij aan deze universiteit op een historiografische studie over de Nederlandse geschiedschrijver Jan Wagenaar (1709-1773). Sinds 1988 werkt hij bij de Open Univer-siteit in Heerlen, waar hij in 2004 hoogleraar ‘cultuur-wetenschappen, in het bijzonder de vaderlandse geschie-denis’ werd. Zijn onderzoek en publicaties hebben vooral betrekking op historiografie, Verlichting, nationa-lisme en identiteitsvraagstukken.

AuteursArnoud-Jan Bijsterveld: zie redactie. Paul le Blanc (1948) studeerde kunstgeschiede-

nis en archeologie in Nijmegen. Hij was twintig jaar wetenschappelijk medewerker/universitair docent kunstgeschiedenis van de Middeleeuwen te Nijmegen en tien jaar directeur van de Stichting Kerkelijk kunst-bezit in Nederland. Daarnaast was hij adviseur van musea en monumentenzorg (begeleiding restauraties van middeleeuwse muurschilderingen). Hij publiceer-de vooral over de middeleeuwse monumentale schil-derkunst in Nederland. Momenteel is hij werkzaam in Bourgondië, waar hij cursussen romaanse kunst ver-zorgt.

Rob Dückers (1972) studeerde kunstgeschiede-nis in Nijmegen en codicologie in Leiden. Hij was onder meer werkzaam als gastconservator voor de ten-toonstellingen 'De gebroeders Van Limburg' (Nijme-gen 2005) en 'De Wereld van Katherina/The Hours of Catherine of Cleves' (Nijmegen 2009 en New York 2010). Thans werkt hij als assistant director en docent kunstgeschiedenis voor Emerson College European Center (Well). Hij publiceert geregeld op het gebied van middeleeuwse handschriften.

Birgit Dukers (1980) studeerde kunstgeschiede-nis aan de Universiteit van Leiden, met als specialisa-tie bouwhistorie. Daarna volgde de masterstudie Conservation of Historic Towns and Buildings aan het Raymond Lemaire instituut van de KU Leuven. Sinds 2005 werkt ze als zelfstandig bouwhistoricus (gecertificeerd BNB) en partner bij Buro4 Monument en Ruimte te Roermond. Ze doet onderzoek naar en publiceert over alle vormen van architectonisch erf-goed, met een specialisatie in (middeleeuwse) huizen in Limburgse steden en het kartuizerklooster van Roermond.

Harry van Enckevort (1956) studeerde historische geografie in Nijmegen (cum laude, 1986) en culturele prehistorie in Amsterdam (UvA, 1988). Sinds 1995 werkt hij als senior-archeoloog bij de gemeente Nijme-gen. In 2012 promoveerde hij in Leiden op aardewerk en nederzettingen uit de eerste vijf eeuwen van onze jaartelling in Zuid-Nederland. Hij publiceerde vele ar-tikelen en boeken over de geschiedenis van Nijmegen, Limburg en Noord-Brabant in de Romeinse tijd.

Evert van Ginkel (1955) studeerde klassieke taal- en letterkunde, en (culturele) prehistorie aan de Rijks-universiteit Leiden. Sinds 1987 heeft hij een eigen archeologisch- en cultuurhistorisch presentatiebureau en maakt hij films, tentoonstellingen en schrijft hij boeken over archeologie en geschiedenis ‘voor zoveel mogelijk mensen’. Hij schreef onder andere met Leo Verhart een publieksboek over de archeologie van Nederland, Onder onze voeten (2009) en met Liesbeth Theunissen een overzicht over de archeologie van Noord-Brabant, Onder heide en akkers (2009).

Hans van Hall (1949) studeerde Nederlands recht aan de Rijksuniversiteit Utrecht en de Katho-lieke Universiteit Nijmegen. Hij was van 1976 tot 2013 als archivaris verbonden aan het Rijksarchief in Limburg, respectievelijk het Regionaal Historisch Centrum Limburg. Sinds 1999 is hij tevens werkzaam bij het Sociaal Historisch Centrum voor Limburg.

Over de redactie en de auteurs593

Hij promoveerde in 2011 aan de Universiteit Maas-tricht op een onderzoek naar het begrip ‘vrijheid’ in de betekenis van een territorium met stedelijke rech-ten in de Late Middeleeuwen. Hij publiceerde over regionaal- en rechtshistorische onderwerpen.

Elizabeth den Hartog is sinds 1986 universitair docent middeleeuwse kunst en architectuur aan de universiteit van Leiden. In 1988 promoveerde zij aan het Courtauld Instituut van de Universiteit van Lon-den op het proefschrift Twelfth-century architecture and sculpture in the diocese of Liège and the duchy of Brabant, a formal analysis and a study of the origins, function and symbolism. Van 1999 tot 2002 werkte zij bovendien als gastconservator bij het Bonnefanten-museum in Maastricht en beschreef in die hoedanig-heid de complete Romaanse bouwsculptuur van Maastricht in: Romanesque Sculpture in Maastricht (Maastricht 2002). Dit project mondde bovendien uit in de tentoonstelling 'De weg naar het Paradijs'. Elizabeth den Hartog publiceerde regelmatig over Romaanse kunst en architectuur, alsmede over kastelen en buitenplaatsen, en meer recent over gotische bouwsculptuur.

Régis de la Haye (1945) studeerde theologie en journalistiek in Frankrijk, waar hij een aantal jaren werkte als journalist. Na een studie theologie (hoofd-vak kerkgeschiedenis) in Heerlen promoveerde hij in Nijmegen op het proefschrift Apogée de Moissac (1995). Van 1980 tot 2010 was hij archivaris bij het Rijks- archief in Limburg, later Regionaal Historisch Cen-trum Limburg. Hij is docent kerkgeschiedenis en kunstgeschiedenis aan de opleidingen van het bisdom Roermond.

Joep Hendriks (1979) is archeoloog en werkzaam bij Bureau Archeologie en Monumenten van de ge-meente Nijmegen. Hij studeerde Europese archeolo-gie aan de Universiteit van Amsterdam (UvA), met nadruk op de Romeinse tijd en de overgang naar de Vroege Middeleeuwen. Als gastonderzoeker van het Amsterdams Archeologisch Centrum (UvA) is hij onder meer betrokken bij het onderzoek naar de Romeinse villa en het Merovingische grafveld van Borgharen-Pasestraat, en het Romeinse en Merovin-gische grafveld van Posterholt-Achterste Voorst.

Henk Hiddink (1966) studeerde archeologie van de Romeinse tijd aan de Universiteit van Amster-dam en promoveerde daar in 1999. Sindsdien werkt hij als periodespecialist en senior-archeoloog bij het opgravingsbedrijf van de Vrije Universiteit. Hij publi-

ceerde een reeks boeken over grootschalig nederzet-tings- en grafveldonderzoek op de Zuid-Nederlandse zandgronden. Momenteel is hij tevens verbonden aan genoemde universiteit als post-doc in een NWO-project rond onder meer de Romeinse villa-nederzetting van Hoogeloon-Kerkakkers.

Wim Hupperetz (1966) studeerde oude geschie-denis en proviciaal-Romeinse archeologie in Nijme-gen en werkte bij het Limburgs Museum en Erfgoed Nederland, voordat hij in 2009 directeur werd van het Allard Pierson Museum. Hij publiceerde vooral over Romeins en (post)middeleeuws aardewerk, (Limburgse) kastelen, vroegmoderne materiële cultuur, steden-bouw en digitale erfgoedtoepassingen.

Hans Janssen (1946) studeerde geschiedenis in Utrecht. Hij was gemeentelijk archeoloog van ‘s-Herto-genbosch van 1977 tot 2011. Daarnaast was hij van 1987 tot 2002 bijzonder hoogleraar kastelenkunde aan de Universiteit van Utrecht en van 2002 tot 2011 bijzonder hoogleraar materiële cultuur der Middeleeuwen aan de Universiteit van Leiden. Hij publiceerde sinds 1971 circa 180 boeken en artikelen in nationale en internationale tijdschriften, congres- en feestbundels over archeolo-gisch en historisch onderzoek van kastelen, de ge-schiedenis en archeologie van ‘s-Hertogenbosch, middeleeuws aardewerk, stadsarcheologie van Neder-land en de materiële cultuur van de Middeleeuwen.

Karen Jeneson (1966) studeerde provinciaal- Romeinse archeologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Na haar afstuderen werkte zij onder andere in de veldarcheologie en het archeologisch beleids-advies. Vanaf 2006 nam zij als promovenda deel aan het door NWO gefinancierde onderzoek ‘Roman villa landscapes in the North; economy, culture, lifestyles’ van prof.dr. Nico Roymans. Begin 2013 ontving zij voor haar proefschrift over het Romeinse villaland-schap tussen Tongeren en Keulen de graad van doctor. Sinds eind 2010 is zij verbonden aan het Thermenmu-seum in Heerlen, waar zij thans werkt als conservator.

Jens Lieven (1972) studeerde geschiedenis en germanistiek in Duisburg en Freiburg, alsmede archief-wetenschappen in Potsdam. In 2006 promoveerde hij op een proefschrift over de herinneringscultuur van de graven van Kleef en Gelre in de Volle Middeleeuwen. Behalve op algemene middeleeuwse geschiedenis richt zijn onderzoek zich op bisschopsmemoria, kloosterhervormingen, kerkelijke en monastieke ge-meenschappen, geschiedschrijving en geschiedbeel-den, adels- en personengeschiedenis en de regionale