Overspel na de hervorming van het echtscheidingsrecht

38
SEMINARIEWERK PERSONEN- EN FAMILIERECHT OVERSPEL NA DE HERVORMING VAN HET ECHTSCHEIDINGSRECHT

Transcript of Overspel na de hervorming van het echtscheidingsrecht

SEMINARIEWERK PERSONEN- EN FAMILIERECHT

OVERSPEL NA DE HERVORMING

VAN HET ECHTSCHEIDINGSRECHT

o.l.v. prof. P. SENAEVE

m.m.v. mevr. F. DENISSEN

BERT DE KERPEL

DERDE BACHELOR RECHTSGELEERDHEID

ACADEMIEJAAR 2011-2012

INHOUDSTAFEL

Inleiding, probleemstelling en structuur

Deel 1. De wet van 27 april 2007

Deel 2. Relevantie en belang van het begrip overspel

Hoofdstuk 1. Relevantie van het begrip overspel in het

Belgisch recht

Afdeling 1. Het begrip overspel

Afdeling 2. Situering en belang overspel vóór wet van

27 april 2007

Afdeling 3. Situering en belang overspel sinds wet

van 27 april 2007 Afdeling 4. Besluit

Hoofdstuk 2. Vergelijking met de foutloze echtscheiding in

Nederland

2

Afdeling 1. Motivatie

Afdeling 2. Situering en belang van overspel voor de

wet van 1971

Afdeling 3. Situering en belang van overspel sinds de

wet van 1971

Afdeling 4. Besluit

Deel 3. Toelaatbaarheid en zin van de vaststelling van overspel

Hoofdstuk 1. De vaststelling van overspel

Hoofdstuk 2. Toelaatbaarheid en zin van de vaststelling

van overspel na de wet van 27 april 2007

Afdeling 1. Bespreking vanuit het perspectief van de

beledigde partner

§ 1. Recht op vaststelling van ontrouw

Afdeling 2. Bespreking vanuit het perspectief van de

beledigende partner

§ 1. Recht op eerbiediging van het privéleven

§ 2. Recht op onschendbaarheid van de woning

Afdeling 3. Besluit

Algemeen besluit en opinie

Bibliografie

INLEIDING, PROBLEEMSTELLING EN STRUCTUUR

1. Het katholieke denken, dat in onze contreien jarenlang

dominant was, bezit als een van haar kernwaarden het

levenslange huwelijk. De Kerk is vanouds een grote promotor van3

de onverbrekelijke echtelijke relatie. De kerngedachte die

daarachter schuilgaat is een combinatie van enerzijds de sterk

gewortelde idee dat een dergelijke voor God afgesloten

huwelijksband enkel door diezelfde God verbroken kan worden en

anderzijds de mening dat men moet streven naar een

altijddurende samenleving van twee levenspartners (‘tot de dood

ons scheidt’) als een evenwichtig kader waarin kinderen kunnen

opgroeien. Overspel is binnen deze strenge moraal als

vanzelfsprekend uit den boze.

2. De laatste decennia is het geloof in een levenslange

huwelijksrelatie steeds meer afgebrokkeld. Die snelle evolutie

valt onder meer te kaderen binnen de toename van de

secularisering van onze huidige samenleving. Het katholieke

geloof heeft aan invloed ingeboet en in het algemeen plaats

geruimd voor een meer liberale visie op het huwelijk en

bijgevolg ook op de echtscheiding. Dit heeft niet enkel tot

gevolg dat de kerken leegstromen, maar ook dat het klassieke

christelijke gedachtegoed in alle aspecten van de samenleving

stilaan verloren gaat. Het recht is niet aan de zijlijn blijven

staan, maar heeft dit veranderde gedachtegoed verankerd. De

belangrijkste uiting daarvan is de wet van 27 april 2007 over

de hervorming van het echtscheidingsrecht.

3. Dit seminariewerk is opgesplitst in drie belangrijke delen,

die elk op zichzelf staan, maar tezelfdertijd een grote

aansluiting vinden bij elkaar. In een eerste deel wordt

ingegaan op de nieuwe echtscheidingswet in het algemeen. Deze

4

wet vormt het kader voor wat verder besproken wordt en verdient

dan ook een eigen bespreking, inclusief de kritiek die vanuit

verschillende hoeken kwam.

4. In het twee deel van dit seminariewerk wordt de relevantie

van het begrip overspel besproken. Dit deel wordt op zijn beurt

opgesplitst in enkele hoofdstukken. In het eerste hoofdstuk

wordt de relevantie van het begrip overspel in het Belgisch

recht bekeken. Daartoe wordt in de eerste afdeling van dit

hoofdstuk overgegaan tot een bepaling van een definitie van het

begrip overspel, in de mate van het mogelijke. In de tweede

afdeling van het eerste hoofdstuk wordt de relevantie van het

begrip overspel voor de nieuwe wet van 27 april 2007

betreffende de hervorming van de echtscheiding besproken.

Uiteindelijk wordt de situatie na de nieuwe echtscheidingswet

beschouwd in een derde afdeling van dit hoofdstuk, om

vervolgens te eindigen met een besluit.

5. In het tweede hoofdstuk wordt dit alles in

rechtsvergelijkend perspectief geplaatst. Er wordt even

uitgeweken tot over de landsgrenzen heen, om onze situatie te

vergelijken met die in Nederland. Bij onze noorderburen is het

echtscheidingsrecht al geruime tijd gemoderniseerd. De grote

omwenteling kwam er veel vroeger dan bij ons. Dat komt ook aan

bod in afdeling 1, dat de motivatie voor dat beknopte onderzoek

bevat. De volgende twee afdelingen vergelijken opnieuw de

situatie voor en na de nieuwe wet, in casu de wet van 6 mei

1971. Dit hoofdstuk wordt afgerond met een beknopt besluit.

5

6. Het derde en laatste deel van dit seminariewerk handelt over

de toelaatbaarheid en de zin van de vaststelling van overspel

door de gerechtsdeurwaarder. Waar het eerst ruimer ging over de

nieuwe echtscheidingswet en het belang van overspel, wordt nu

ingezoomd op de vaststelling van overspel in het bijzonder. Het

eerste hoofdstuk van dit laatste deel bespreekt de concrete

modaliteiten van de vaststellingsprocedure om op die manier het

belang ervan des te beter te kunnen aankaarten. In het tweede

hoofdstuk wordt er dieper ingegaan op de vraag of en zo ja, in

welke mate de vaststelling van overspel sinds de nieuwe wet van

27 april 2007 nog relevantie en belang heeft. Daarbij worden de

rechten van de beledigde partner tegen die van de beledigende

partner afgewogen. Op die manier kan opnieuw een besluit

genomen worden.

7. Het seminariewerk wordt afgesloten met een algemeen

overschouwende conclusie waarin de belangrijkste besluiten

geabstraheerd worden uit het geheel. Dit deel bevat ook mijn

eigen opinie omtrent de echtscheidingshervorming in het

algemeen en de relevantie van het begrip overspel en meer

bepaald de vaststelling van overspel door de

gerechtsdeurwaarder na de wet van 27 april 2007 in het

bijzonder.

DEEL 1. DE WET VAN 27 APRIL 2007

8. De wet van 27 april 2007 betreffende de hervorming van de

6

echtscheiding in België betekent een ware mijlpaal voor het

echtscheidingsrecht. Deze wet gaat veel verder dan de wet van

30 juni 1994 die enkel de procedureregels verfijnde. De wet van

27 april 2007 is geen geheel van louter technische bepalingen.

Integendeel, deze wet is de uitdrukking van een breed

ideologisch gedachtegoed dat al geruime tijd leefde in onze

samenleving. We zien scheiden niet langer als een te allen

prijze te vermijden procesgang, maar eerder als een

fundamenteel recht waar iedereen aanspraak op moet kunnen

maken, zonder te moeten vrezen dat we als schuldige aangeduid

worden. Met deze wet is de foutloze echtscheiding in België een

feit. Voor 2007 moest er de facto sprake zijn van een

aangetoonde fout, bijvoorbeeld overspel, alvorens men uit de

echt kon scheiden, tenzij men wilde wachten op een feitelijke

scheiding van twee jaar. Sinds de nieuwe wet is het aantonen

van een fout niet langer een noodzakelijke voorwaarde.1

9. De wet van 27 april 2007 behoudt twee onderscheiden

echtscheidingsvormen, met name de echtscheiding op grond van

onherstelbare ontwrichting en de echtscheiding met onderlinge

toestemming. Die eerste benaming laat verkeerdelijk vermoeden

dat er toch nog een fout moet worden aangetoond. Hoewel het

zeker tot de mogelijkheden behoort, is het aantonen van een

fout geenszins een verplichting, aangezien de onherstelbare

ontwrichting wordt vermoed nadat de partners zes maanden

respectievelijk een jaar ingeschreven zijn op een ander adres.

1 Wet van 27 april 2007 betreffende de hervorming van de echtscheiding, BS 7juni 2007.

7

De eerste hypothese is het geval indien de procedure door

beide echtgenoten gezamenlijk wordt opgestart. Als de

echtgenoten dan op het ogenblik van verschijning voor de

rechtbank minimum zes maanden feitelijk gescheiden leven,

spreekt de rechtbank onmiddellijk de echtscheiding uit.2 Als

daarentegen slechts een van beide echtgenoten de wil tot

scheiden duidelijk maakt via een eenzijdig verzoekschrift, dan

is een feitelijke scheiding van een jaar vereist vooraleer de

rechter de echtscheiding kan uitspreken.3 Om de procedure

sneller op te starten, blijft het evenwel mogelijk om een

rechtstreeks bewijs te leveren voor de ontwrichting.4 Dit kan

bijvoorbeeld via de vaststelling van overspel door een daartoe

aangestelde gerechtsdeurwaarder. Daar ziet men reeds dat

overspel nog enige relevantie heeft.

10. De echtscheiding door onderlinge toestemming (E. O. T.)

wijkt wat de procedure betreft volledig af van de echtscheiding

op grond van onherstelbare ontwrichting. Voor de echtscheiding

door onderlinge toestemming is een geschreven

vermogensrechtelijke en familiale overeenkomst vereist.5 De

procedure wordt ingeleid door het neerleggen van een

verzoekschrift dat verwijst naar deze overeenkomsten, die

bovendien in de bijlage worden opgenomen.6 Voor de bespreking

van het belang van de fout in het algemeen en overspel in het

bijzonder is echter niet zozeer de E. O. T., maar vooral de

2 Art. 1255, §1, tweede lid Ger. W.3 Art. 1255, §1, derde lid Ger. W.4 Art. 229, §1 BW.5 Art. 1287-1288 Ger. W.6 Art. 1288bis, derde lid Ger. W.

8

echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting van

belang. Daarom wordt in dit werk de E. O. T. niet verder

besproken.

11. Om deze algemene bespreking van de nieuwe echtscheidingswet

te beëindigen, is het van belang om ook even een licht te

werpen op de punten van kritiek omtrent de hervorming van het

Belgische echtscheidingsrecht in 2007. Hoewel velen al geruime

tijd wachtten op een al dan niet ingrijpende hervorming van het

recht inzake de echtscheiding, en velen de nieuwe wet dus graag

zagen komen, werd hij zeker niet zonder kritiek onthaald.

Professor Guy Swennen meent bijvoorbeeld dat de zogenaamde

‘vuile was’ nu niet in het begin (bij de echtscheiding), maar

wel later (bij eventuele alimentatiebetwistingen) wordt

uitgehangen. Het aantonen van een fout in hoofde van de partner

wordt door de nieuwe wetgeving verschoven naar een later

tijdstip.7

12. Een tweede punt van kritiek op de nieuwe echtscheidingswet

is het feit dat de wet een typisch Belgisch compromis is. Eigen

aan een compromis is dat het geen van de partijen volledig

tevreden kan stellen. Zo ook met deze wet. Uit de

voorbereidende werkzaamheden is af te leiden dat de

Franstaligen de foutnotie belangrijk vonden en dat ze de

toentertijd nog belangrijke rol van de schuld in hoofde van een

van de partners wilden bestendigen. De Orde van Vlaamse Balies

was er dan weer voorstander van de foutnotie overal te

7 J. TREMMERY, De nieuwe echtscheidingswet, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2007, 13.9

schrappen en dus het belang van het aantonen van overspel en

dergelijke aan banden te leggen.8 Ook in deze kwestie kwam dus

de communautaire verdeeldheid om de hoek kijken. Mijns inziens

is dit compromis eerder als een voordeel dan een nadeel op te

vatten. Men heeft zowel naar Vlaamse als naar Franstalige zijde

toegevingen gedaan. Toch kan bemerkt worden dat de balans

misschien wat doorsloeg naar Vlaamse zijde, omdat de foutnotie

niet meer rechtstreeks aan bod komt bij de gronden tot

echtscheiding.

13. Een derde punt van kritiek betreft het feit dat de wet van

27 april 2007 geen oog gehad zou hebben voor Europa. In 2004

heeft de Commissie Europees Familierecht twintig principes

vooropgesteld waaraan de familierechtelijke regels in alle

lidstaten van de Europese Unie moesten voldoen, met name de

‘beginselen van Europees familierecht betreffende echtscheiding

en alimentatie tussen gewezen echtgenoten’. Onder andere het

wetsontwerp van Laurette Onckelinx, de basis voor de nieuwe

echtscheidingswet, zou dat advies volgens enkelen genegeerd

hebben. Een grote aanhanger van en voorganger in deze kritiek

is professor Verschelden.9 Mijns inziens is de kritiek

enerzijds relevant omdat België niet alle Europese beginselen

precies heeft gevolgd, maar moet die anderzijds toch

genuanceerd worden in de zin dat de krijtlijnen die Europa

uittekende (twee gronden van echtscheiding worden aanvaard, als

een van beide partners niet akkoord gaat is er een feitelijke

scheiding van een jaar vereist, etc.;) wel degelijk in het

8 J. TREMMERY, De nieuwe echtscheidingswet, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2007, 13.9 J. TREMMERY, De nieuwe echtscheidingswet, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2007, 13.

10

vigerend Belgisch echtscheidingsrecht zijn opgenomen.

Deel 2. Relevantie en belang van het begrip

overspel

Hoofdstuk 1. Relevantie van het begrip overspel in het

Belgisch recht

Afdeling 1. Het begrip overspel

14. Een algemeen aanvaarde definitie van overspel blijkt

tegenwoordig de volgende te zijn: een seksuele gemeenschap van

een gehuwde persoon met een andere persoon dan de

huwelijkspartner.

15. Overspel heeft zoals vele andere juridische begrippen een

hele historische evolutie achter de rug. Het is bovendien heel

erg waarschijnlijk dat deze evolutie vandaag niet zal stoppen

en dat er integendeel zelfs de lege ferenda nog veel

aanpassingen zullen geschieden aan de concrete invulling van

het begrip. Wellicht zal de invloed van overspel, onder meer

11

door de secularisering van de samenleving, nog sterker beginnen

te dalen dan nu reeds het geval is.

16. Een eerste belangrijk punt in die evolutie van het begrip

overspel hangt nauw samen met de opkomst van homoseksuele

relaties in ons land. In 1998 heeft het Hof van Cassatie immers

geoordeeld dat er ook sprake kan zijn van overspel tussen twee

personen van hetzelfde geslacht.10 Sindsdien is de vaststelling

van overspel door een gerechtsdeurwaarder dus ook mogelijk

tussen twee mannen of tussen twee vrouwen. Deze ingrijpende

ommezwaai van de rechtspraak ligt in de lijn van een bredere

maatschappelijke omwenteling. Zo is het voor homoseksuele

koppels sedert 1 juni 2003 ook mogelijk om een burgerlijk

huwelijk af te sluiten in België.11

17. In verband met de evolutie van het begrip overspel dient,

naast de openstelling naar homoseksuele relaties, ook bemerkt

te worden dat overspel gedurende een opmerkelijk lange tijd een

strafbaar feit is geweest in ons land. Tot in het jaar 1987 kon

iemand in België voor de strafrechter gedaagd worden wegens

overspelige gedragingen. Nog opmerkelijker is misschien wel het

feit dat tot in de jaren 1970 overspel in hoofde van de man

niet strafbaar was. Een door de man gepleegde overspelige

gedraging werd immers afgedaan als een zogenaamde zwakheid van

het vlees, tenzij het ging om het ‘onderhouden van een bijzit’.

Dat betekent dat er sprake moest zijn van herhaalde feiten, 10 Cass., 17 december 1998, RW 1998-99, 1075.

11 Wet van 13 februari 2003 tot openstelling van het huwelijk voor personen van hetzelfde geslacht en tot wijziging van een aantal bepalingen van het Burgerlijk Wetboek, BS 28 februari 2003.

12

bovendien gepleegd in de echtelijke woonst. Dit begrip werd

naderhand onder invloed van de emancipatie zeer ruim

geïnterpreteerd in het voordeel van de al genoeg onfortuinlijke

echtgenote12.

Afdeling 2. Situering en belang van overspel voor de wet van 27

april 2007

18. Voor de wet van 27 april 2007 bestonden in België vijf

specifieke gronden tot echtscheiding.13 Het gaat over de

feitelijke scheiding van twee jaar14, de feitelijke scheiding

van een persoon die geestesziek is15, de onderlinge

toestemming16, de omzetting van scheiding van tafel en bed in

een echtscheiding, en een ‘bepaalde fout’, met name

gewelddaden, mishandelingen en grove beledigingen17 en vooral

ook overspel18. Laatstgenoemde echtscheidingsgronden tonen

duidelijk aan dat er voor de wetswijziging van 27 april 2007 in

principe sprake was van een zogenaamde foutechtscheiding. Men

kon het burgerlijk huwelijk pas verbreken indien een fout in

hoofde van de andere echtgenoot kon worden aangetoond.

19. In deze bespreking zal nader ingegaan worden op de

voormalige specifieke echtscheidingsgrond overspel. Overspel

12 J. LENAERTS, http://www.omnius.be/publicaties_detail.php?id=33.13 P. SENAEVE, F. SWENNEN, G. VERSCHELDEN (ed.), De hervorming van het echtscheidingsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2007, 17.14 Oud art. 232, eerste lid BW.15 Oud art. 232, tweede lid BW.16 Oud art. 233 BW; 275-276 BW.17 Oud art. 231 BW.18 Oud art. 229 BW.

13

was voor de wetswijziging niet enkel belangrijk voor de

alimentatiebetwisting na een echtscheiding, maar ook voor de

echtscheiding in se. Aangezien een feitelijke scheiding pas

vanaf twee jaar in aanmerking werd genomen als

echtscheidingsgrond, moest men zich vaak behelpen met de andere

gronden die de wet voorschreef, zodat het echtscheidingsrecht

de partners in die periode voornamelijk in de richting van een

foutechtscheiding dreef. Een van de belangrijkste

echtscheidingsgronden was wellicht overspel. Dit fenomeen kwam

en komt in de maatschappij vermoedelijk vaker voor dan ergere

situaties zoals mishandelingen en gewelddaden. Men beriep zich

er dan ook vaak op, zodat het belang ervan niet te

onderschatten was.

20. De vaststelling van overspel, waarop verder wordt ingegaan

in het tweede deel van dit werk, werd vaak gebruikt om een

echtscheidingsprocedure op te starten. De echtscheiding was dan

in essentie gericht tegen de overspelige partner, waarbij de

negatieve connotatie van het woord ‘tegen’ uitdrukkelijk in

gedachten werd gehouden. Overspel werd immers als fout aanzien

en mits er sprake was van een foutechtscheiding was altijd een

van de partners de ‘schuldige’ tegen wie het vonnis gewezen

werd. Hieruit kan afgeleid worden dat de echtgenoten niet

altijd gelijk bejegend werden. Nuance hierbij is wel dat het

kaderde in de tijdsgeest van toen, waarin overspel naast een

juridische fout ook een christelijke zonde was.

14

Afdeling 3. Situering en belang van overspel na de wet van 27

april 2007

21. Het aantonen van overspel en bij uitbreiding van een fout

in het algemeen, is heden ten dage geen noodzakelijke

voorwaarde meer om uit de echt te kunnen scheiden. De weg van

de foutechtscheiding is verlaten. Het is dus niet langer zo dat

de uitspraak van echtscheiding ‘tegen’ een bepaalde partij

wordt gewezen.19

22. Overspel maakt op zichzelf dus geen grond tot echtscheiding

meer uit. Sinds de nieuwe echtscheidingswet van 27 april 2007

zijn er, zoals hierboven vermeld, nog slechts twee wettelijke

echtscheidingsgronden, namelijk de echtscheiding door

onderlinge toestemming en de echtscheiding door onherstelbare

ontwrichting. Wel kan overspel een hulpmiddel zijn om sneller

tot een echtscheiding te komen op grond van onherstelbare

ontwrichting. Eens overspel in hoofde van een van de partners

bewezen is, dan is in de meeste gevallen ook de onherstelbare

ontwrichting aangetoond (hoewel de rechter dat nog steeds

apprecieert) en is er dus een correcte echtscheidingsgrond

aanwezig. Op de vaststelling van overspel wordt concreet

ingegaan in het laatste deel van dit seminariewerk.

23. De eventuele aanwezigheid van een ‘fout’ zoals overspel

19 http://www.advocatenkantoor-mattijs.be/NL/LegalInformation/Denieuweechtscheidingswetvan27april2007.aspx.

15

speelt ook nog mee bij de toekenning van een

onderhoudsuitkering na de echtscheiding, zij het dan in zeer

beperkte mate.20 In principe geldt heden ten dage enkel de

staat van behoefte als maatstaf voor het uitkeren van een

alimentatievergoeding na echtscheiding.21 Het is niet langer zo

dat de uitkomst van het echtscheidingsproces de eventuele

toekenning van het onderhoudsgeld bepaalt. De loskoppeling van

de notie fout is ook hier doorgedreven.

24. De schuld van de onderhoudsplichtige doet niets ter zake.22

De fout speelt wel een rol wat de onderhoudsgerechtigde

betreft. Dit is evenwel slechts in twee bijzondere situaties

het geval. Deze gevallen, die hieronder besproken worden,

kunnen gezien worden als uitzonderingen op het beginsel dat de

fout van de echtgenoten niet in acht wordt genomen als

noodzakelijke grond voor de echtscheiding, noch als grond voor

de alimentatievergoeding.23 Wat hieronder volgt is in feite een

uitdrukking van het adagium ‘de eiser mag niet de schuldige

zijn’.

25. De eerste situatie betreft het plegen van een zware fout.

De wetgever heeft voor de rechterlijke macht de mogelijkheid

gecreëerd om het recht op onderhoudsuitkering van de eisende

partij te weigeren als de verweerder kan bewijzen dat er sprake

is van een zware fout die een verdere samenleving van de

20 J. TREMMERY, De nieuwe echtscheidingswet, Antwerpen, Maklu, 2007, 94.21 Art. 301 BW.22 J. TREMMERY, De nieuwe echtscheidingswet, Antwerpen, Maklu, 2007, 62.23 P. SENAEVE, Compendium van het personen- en familierecht, Leuven, Acco, 2009, 256.

16

echtgenoten volledig in de weg staat.24 Dit is een facultatieve

optie die dus geenszins een verplichting oplegt aan de rechter.

Bedoeling is dat de feitenrechter in een concreet geschil eerst

en vooral gaat oordelen of er überhaupt sprake is van een fout

in hoofde van een van de echtgenoten. Daarna moet de rechter

nagaan of de fout enerzijds voldoende zwaar is en anderzijds de

samenleving van de partners onmogelijk maakt. Zelfs als al deze

feitelijkheden aanwezig zijn, kan de rechtbank nog steeds

beslissen om de onderhoudsuitkering toch aan die partner toe te

kennen. 25 Het begrip zware fout wordt niet gedefinieerd door

de wetgever. Uit de voorbereidende werkzaamheden valt af te

leiden dat de specifieke foutechtscheidingsgronden van voor de

wet van 27 april 2007 hiervoor in aanmerking komen.

26. De tweede situatie betreft geweld uitgaande van een van de

partners. Een voormalige echtgenoot die in het verleden een

veroordeling wegens partnergeweld opliep, kan in geen geval

persoonlijk onderhoudsgeld toegewezen krijgen.26 Deze

uitsluiting geldt van rechtswege.

27. Verder dient in het kader van de onderhoudsuitkering nog

opgemerkt te worden dat deze aan enkele voorwaarden verbonden

is. De onderhoudsuitkering na echtscheiding mag een derde van

het inkomen van de uitkeringsplichtige partner niet te boven

gaan27 en mag, sinds de nieuwe echtscheidingswet, niet langer

24 Art. 229, §1 BW.25 Art. 301, §2, 2e lid BW.26 Art. 301, §2, 3e lid BW.27 Art. 301, §3, laatste lid BW.

17

duren dan het huwelijk zelf28. De ratio legis die schuilt

achter deze nieuwe maatregel is het vermijden van

echtscheidingen puur omwille van de hoop op toekenning van een

grote onderhoudsuitkering, alsof het een “win for life” zou

betreffen.29

28. Ook in het kader van de huwelijksvoordelen is het niet

langer van belang of men al dan niet een fout heeft gemaakt.

Het is dus ook niet relevant of en wie er overspel zou gepleegd

hebben. Er wordt geen schuldige meer aangeduid. Daaruit volgt

dat in beginsel beide voormalige echtgenoten van de

huwelijksvoordelen uitgesloten worden. Beide ex-partners

verliezen dan ook de voordelen, tenzij ze onderling iets anders

bedongen hebben.30 In concreto gaat het om de schenkingen van

de echtgenoten aan elkaar, de bedingen van ongelijke verdeling

van het gemeenschappelijk vermogen en de bedingen van

vooruitmaking.

Afdeling 4. Besluit

29. Overspel is tegenwoordig minder relevant dan voor de 28 Art. 301, §4 BW.29 I. MARTENS, “Alimentatie tussen ex-echtgenoten na echtscheiding op grond van onherstelbareontwrichting van het huwelijk”, in D. CUYPERS, D. MORTELMANS, en N. TORFS, Is echtscheidingwerkelijk Win for life?, Die Keure, Brugge, 2008, 172.30 J. TREMMERY, De nieuwe echtscheidingswet, Antwerpen, Maklu, 2007, 61.

18

wetswijziging van 27 april 2007, aangezien de foutechtscheiding

in essentie verlaten is. Toch blijft overspel een belangrijke

factor in het echtscheidingsrecht, onder meer omdat het als

bewijs kan dienen van de onherstelbare ontwrichting van het

huwelijk. Hoewel de termijnen na de welke er een vermoeden van

onherstelbare ontwrichting onstaat, teruggebracht zijn van twee

jaar naar respectievelijk zes maanden en een jaar, kan het voor

sommige koppels om uiteenlopende redenen toch opportuun zijn om

nog vroeger uit de echt te scheiden. Dan kunnen zij overspel

laten vaststellen door een gerechtsdeurwaarder (zie verder) en

naar de rechter stappen. De rechter kan dit dan eventueel als

bewijs voor de onherstelbare ontwrichting beschouwen en

dientengevolge de echtscheiding uitspreken. Overspel mag dan op

zichzelf geen grond tot echtscheiding meer zijn, onrechtstreeks

speelt het dus wel nog een vrij grote rol, ook wat de

alimentatie betreft, zoals hierboven aangetoond.

Hoofdstuk 2. Vergelijking met de foutloze

echtscheiding in Nederland

Afdeling 1. Motivatie

30. Mijn keuze is gevallen op een rechtsvergelijkende studie

met Nederland, voornamelijk wegens het exuberante tijdsverschil

inzake de modernisering van het echtscheidingsrecht. Bij onze

noorderburen werden de verschillende echtscheidingsgronden

reeds in 1971 gereduceerd tot een enkele grond, met name de

duurzame (of onherstelbare) ontwrichting van het huwelijk. In

19

België bleef de grote verandering achterwege tot 2007. Prima

facie is het moeilijk om een verklaring te vinden voor dit toch

wel grote onderscheid. Vandaar mijn motivatie om deze kwestie

wat uit te diepen in het kader van dit seminariewerk. Het is

boeiend om dergelijke niet te versmaden verschilpunt nader te

onderzoeken, zeker aangezien het twee buurlanden met een

grotendeels gemeenschappelijke historische (politieke)

achtergrond betreft.

Afdeling 2. Situering en belang van overspel voor de wet van 6

mei 1971

31. In de periode voor de nieuwe Nederlandse echtscheidingswet

van 1971 waren er verscheidene gronden tot echtscheiding. Het

ging met name om overspel, kwaadwillige verlating van minstens

vijf jaar, veroordeling wegens misdrijf waarop een

vrijheidsstraf van vier jaar of meer staat en door de ene

echtgenoot jegens de andere echtgenoot gepleegde ernstige

verwondingen of levensgevaarlijke mishandelingen. 31

32. Uit het bovenstaande blijkt dat het voor een Nederlander

uiterst moeilijk was om uit de echt te scheiden. Men moest zich

hoe dan ook kunnen beroepen op een van de uitdrukkelijk in de

wet genoemde echtscheidingsgronden. Dit bracht met zich mee dat

veel koppels die niet langer wensten samen te leven, maar de

facto niet onder een grond tot echtscheiding vielen, een

fictieve situatie creëerden om toch onder een dergelijke grond

31 1:264 BW (NL).20

te vallen. Daarbij opteerden de koppels vaak voor een

enscenering van overspel, vaak met medewerking van een derde.

Hoewel de rechtbank de zogenaamde ‘grote leugen’ vaak al meteen

doorzag, kon hij er niet omheen dat de echtscheidingsgrond

aanwezig was en moest hij op grond daarvan vaak overgaan tot

het uitspreken van een echtscheiding.

Afdeling 3. Situering en belang van overspel sinds de wet van 6

mei 1971

33. In Nederland werden de verschillende echtscheidingsgronden

via de wet van 6 mei 1971 gereduceerd tot slechts een grond,

namelijk de duurzame (of onherstelbare) ontwrichting van het

huwelijk. In Nederland kan men enkel uit de echt scheiden als

er sprake is van duurzame ontwrichting. Dit is zowel van

toepassing op het eenzijdig als het gemeenschappelijk verzoek

tot echtscheiding.32 Daartegenover staat het Belgische

familierecht waarin ook echtscheiding met onderlinge

toestemming mogelijk is. In Nederland speelt overspel dan ook

een iets grotere rol dan in België, net op basis van het feit

dat men er niet kan scheiden door onderlinge toestemming.

34. Onder duurzame ontwrichting verstaat de wetgever de

aanwezigheid van de volgende twee cumulatieve voorwaarden: ten

eerste dient de samenleving ondraaglijk geworden te zijn en ten

tweede mag er geen uitzicht zijn op enig herstel van een

32 P. VLAARDINGERBROEK, K., BLANKMAN, A. HEIDA, A.P. VAN DER LINDEN, E.C.C. PUNSELIE,J.A.E. VAN RAAK-KUIPER, Het hedendaagse personen- en familierecht, Deventer, Kluwer, 2008, 156.

21

redelijke echtelijke relatie.33 Deze vereisten worden ook door

de Belgische wetgever beschreven.34

35. Er kwamen nog andere hervormingen na die van 6 mei 1971. De

eerste grote hervorming waarin het belang van de fout, met

inbegrip van overspel, aan bod kwam, kwam er in 1993.Tot 1993

bestond de rechtsfiguur ‘schuldverweer’. Een

echtscheidingsverzoek op grond van duurzame ontwrichting kon

worden geweigerd indien deze ontwrichting bijna volledig te

wijten was aan een fout in hoofde van de verzoeker.35

36. Tegenwoordig, na de hervormingen, is het begrip fout in

Nederland nog slechts relevant met betrekking tot het

pensioenverweer36 en of en in welke mate er onderhoudsgeld

betaald moet worden. Men komt niet in aanmerking om aan

pensioenverweer te doen indien de duurzame ontwrichting vooral

aan de ene echtgenoot te wijten is. Bij de eventuele toekenning

van alimentatie door de rechter kunnen behalve financiële

omstandigheden ook andere factoren, zoals wangedrag of

overspel, meespelen.

Afdeling 4. Besluit

37. De Nederlandse hervorming van het echtscheidingsrecht in

33 MvT Wet herziening echtscheidingsrecht van 6 mei 1971, Stb. 290.34 Art. 229, §1 BW.35 P. VLAARDINGERBROEK, K., BLANKMAN, A. HEIDA, A.P. VAN DER LINDEN, E.C.C. PUNSELIE,J.A.E. VAN RAAK-KUIPER, Het hedendaagse personen- en familierecht, Deventer, Kluwer, 2008, 157.36 Art. 1:153, lid 1 BW (NL).

22

1971 loopt grotendeels parallel met de Belgische

echtscheidingsomwenteling in 2007. De foutechtscheiding werd in

beide landen verlaten, zij het in België wel ruim dertig jaar

later dan in Nederland. Dit toch wel aanzienlijke tijdsverschil

heeft vermoedelijk deels te maken met de meer liberalistische

opvatting over echtscheiding die in Nederland al veel langer

dan in België furore maakt, onder meer omdat niet het

katholicisme, maar eerder het calvinisme en het protestantisme

een dominante rol speelden doorheen de Nederlandse

geschiedenis. De roep om een versoepeling van het

echtscheidingssysteem was er al veel sneller te horen dan bij

ons, waardoor ook de wetgever sneller heeft opgetreden.

Desalniettemin kan dat niet volledig ingeroepen worden als

verklaring voor de laattijdige hervorming van het

echtscheidingsrecht in België. Het is echter ook denkbaar dat

men pas in 2007 tot een goed onderhandeld compromis is kunnen

komen tussen Vlamingen en Franstaligen.

Deel 3. Toelaatbaarheid en zin van de

vaststelling van overspel

Hoofdstuk 1. De vaststelling van overspel

38. Echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting is

procedureel in twee onderdelen te verdelen. Ten eerste ontstaat

er een vermoeden van onherstelbare ontwrichting bij een jaar 23

respectievelijk zes maanden feitelijke scheiding.37 Er moet

sprake zijn van minstens een jaar feitelijke scheiding indien

de vordering tot echtscheiding op grond van onherstelbare

ontwrichting is neergelegd door slechts een echtgenoot. Bij een

gezamenlijke vordering moet er slechts een feitelijke scheiding

van zes maanden zijn. Ten tweede kan men aan de voornoemde

termijnen ontsnappen door de onherstelbare ontwrichting van het

huwelijk zelf aan de hand van feitelijke gegevens aan te tonen.38

39. Voorbeeld van de tweede situatie is de vaststelling van

overspel door een gerechtsdeurwaarder. Ook na de wetswijziging

van 27 april 2007 werd deze mogelijkheid behouden.39 De

vaststelling van overspel kan dienen als bewijs van de

onherstelbare ontwrichting, zodat men niet een jaar

respectievelijk zes maanden moet wachten opdat er een vermoeden

van ontwrichting zou ontstaan. Als een gerechtsdeurwaarder

dergelijke vaststelling doet, verkeert de rechtbank in de

mogelijkheid om meteen op de inleidende zitting de

echtscheiding te vonnissen. 40 De rechter is echter geenszins

verplicht om de vaststelling van overspel als voldoende bewijs

van onherstelbare ontwrichting te aanvaarden. De rechter zal

dat feitelijk beoordelen, rekening houdende met het concrete

geval.

37 Art. 229, § 2-3 BW.38 Art. 229, §1 BW.39 Art. 1016bis Ger. W.40 http://www.advocatenkantoor-mattijs.be/NL/LegalInformation/Denieuweechtscheidingswetvan27april2007.aspx.

24

40. De persoon die overspel wil laten vaststellen bij zijn

partner dient zich via een verzoekschrift met bijgevoegde

huwelijksakte te richten tot de voorzitter van de rechtbank van

eerste aanleg.41 Deze stelt vervolgens een gerechtsdeurwaarder

aan. Indien de vaststelling van overspel gebeurt door een

andere gerechtsdeurwaarder dan deze die in het vonnis is

aangesteld, leidt dit niet noodzakelijk tot de nietigheid van

de vaststelling. Integendeel, dit is toegelaten voorzover in de

rechterlijke uitspraak een bepaalde deurwaarder expliciet wordt

aangewezen met de bijkomende vermelding 'of elke andere persoon

die op wettige wijze gemachtigd is hem te vervangen in het

geval van afwezigheid'. 42

41. De deurwaarder kan de vaststelling slechts doen tussen 21

uur ’s avonds en 5 uur ’s ochtends. Indien nodig laat zijn ambt

toe om een slotenmaker te vorderen om zich toegang te

verschaffen tot het huis in kwestie.43 De gerechtsdeurwaarder

verkeert in de mogelijkheid zich te laten bijstaan door een

officier of een agent van de gerechtelijke politie. Deze heeft

als enige taak de deurwaarder te beschermen tijdens de

uitoefening van zijn taak.44 In principe moet de

vaststellingsakte het precieze tijdstip van de vaststelling

vermelden. Rechtspraak en rechtsleer zijn wel verdeeld over het

feit dat dit een vormvereiste op straffe van nietigheid zou 41 G., HIERNAUX, «A propos du constat d’adultère par huissier de justice », RTDF 1989, 373.42 Bergen (2e k.) 2 mei 2006, JT 2006, afl. 6238, 609.43 Rb. Nijvel, 14 januari 1992, RTDF 1994, 726.44 Rb. Huy, 25 april 1988, JLMB 1988, 1477.

25

zijn. De burgerlijke rechter in Turnhout bijvoorbeeld besliste

effectief dat de weglating van de vermelding van het uur tot

nietigheid aanleiding geeft45 Er zijn echter meer bronnen te

vinden die het tegendeel beweren.46

Hoofdstuk 2. Toelaatbaarheid en zin van de

vaststelling van overspel na de wet van 27 april 2007

Afdeling 1. Bespreking vanuit het perspectief van de beledigde

partner

§ 1. Recht op vaststelling van ontrouw

42. Zoals eerder vermeld is overspel op zichzelf geen

echtscheidingsgrond meer, maar kan de vaststelling van overspel

door de daartoe aangestelde gerechtsdeurwaarder wel dienen als

bewijs voor de onherstelbare ontwrichting. Onrechtstreeks is de

vaststelling van overspel dan ook een middel om uit de echt te

scheiden. Het is bovendien een bijzonder adequate manier om

overspel te bewijzen, gezien de relatief grote macht die

toebedeeld is aan de gerechtsdeurwaarder. Deze macht, met

inbegrip van bijvoorbeeld het betreden van de woonst met hulp

van een slotenmaker en met bijstand van de politie, zorgt mijns

inziens voor een reële kans op betrapping of minstens

vaststelling van buitenechtelijke relaties.

43. De vaststelling van overspel is dan ook veel efficiënter te

noemen dan een bekentenis, die als bewijs soms minder 45 Rb. Turnhout, 28 juni 1990, Turnh. Rechtsl. 1992, 12.46 Rb. Luik, 19 oktober 1989, JLMB 1990, 741; G. DE LEVAL, Droit judiciaire de la famille, art. 1254, III, 2.

26

daadkrachtig is en in geen geval kan worden afgedwongen. Men is

bij een bekentenis erg afhankelijk van de volledige medewerking

en eerlijkheid van de echtgenoot. Bij een vaststelling van

overspel door een gerechtsdeurwaarder kan het vertrouwen van de

mogelijk bedrogen echtgenoot rusten op de grote bevoegdheid,

daadkracht en objectiviteit van diens openbaar ambt. Er worden

objectieve vaststellingen gedaan waaruit overspel kan worden

geconcludeerd. (Deze vaststellingen gaan van het beschrijven

van de aanwezige personen en hun eventuele (nacht)kledij, over

het opvragen van hun identiteitsbewijs, tot het zoeken in de

kasten naar kledij, in het bijzonder ondergoed, en andere zaken

die men bij een nachtelijk verblijf kan nuttigen, zoals een

scheerapparaat, parfumflesje, deodorant, wasgerief en

tandenborstel.) Daarenboven is de geschreven vaststelling van

overspel een authentieke akte, waardoor tegenbewijs enkel

mogelijk is via de zware procedure van valsheid in

geschrifte.47

44. Ter illustratie van het recht op vaststelling van ontrouw

is er een interessant arrest met een noot van de heer Masson.48

Het gaat om een vrouw die een man heeft laten betrappen op

overspel, nadat ze al feitelijk gescheiden leefden. De man

betwist dit niet en de rechter spreekt de echtscheiding dan ook

uit. De echtgenoot tekent echter wel beroep aan tegen het feit

dat de kosten van de vaststelling van overspel hem aangerekend

worden. Hij vindt dit niet kunnen aangezien hij hoe dan ook

47 J.-P., MASSON, « Chronique de jurisprudence – les personnes », RCJB 1993, n°102.48 Brussel 1 april 2011, JT 2011, 677-678, noot J. MASSON.

27

akkoord ging met de scheiding en ze tenslotte al enige tijd

feitelijk gescheiden leefden. De vaststelling van overspel

wordt bijna afgedaan als zijnde overbodig. In dit arrest wordt

zijn standpunt gevolgd. De heer Masson, die het arrest van een

noot voorzien heeft, meent mijns inziens echter terecht dat

deze uitspraak op zijn minst betreurenswaardig is te noemen.

Een vaststelling van overspel mag dan in deze concrete situatie

niet noodzakelijk geweest zijn om de echtscheiding zelf te

verkrijgen, toch kan die voor andere zaken van belang zijn,

zoals de alimentatie. De man zou ook zijn overspel bekend

kunnen hebben, maar zijn echtgenote kon onmogelijk weten dat

hij überhaupt zou bekennen. Bovendien is een vaststelling van

overspel, zoals hoger al vermeld, veel daadkrachtiger als

bewijs dan een loutere bekentenis.

Afdeling 2. Bespreking vanuit het perspectief van de

beledigende partner

§ 1. Recht op eerbiediging van het privéleven

45. Het recht op eerbied voor het privéleven wordt beschouwd

als een fundamenteel mensenrecht. Dat blijkt onder meer doordat

het zowel op grondwettelijk niveau49 als op supranationaal

niveau50 verankerd is.

46. De wetgever heeft, bij de ontwikkeling van de regels inzake

vaststelling van overspel, dan ook rekening gehouden met het 49 Art. 22 Gw.50 Art. 8 EVRM, art. 14 IVBPR.

28

recht op eerbiediging van het privéleven. Het zal voor de

beledigende partner dan ook zeer moeilijk zijn om een schending

van dit recht aan te tonen. De wet bepaalt dat geen

vaststelling van overspel mag gebeuren tussen 21 uur en 5

uur.51 Dit is mijns inziens al een grote waarborg voor een

ongestoord privéleven, althans ’s nachts. Het is een grote

toegift ten gunste van de eerbiediging van het privéleven,

waardoor de vaststelling bemoeilijkt wordt, aangezien zij op de

voor overspel meest essentiële tijdstippen niet kan

plaatsvinden.

47. Desalniettemin is er af en toe een rechtszaak waar de

beledigende echtgenoot zijn recht op eerbiediging van het

privéleven inroept, dikwijls vergeefs.

Het hof van beroep van Antwerpen oordeelde in 2003 bijvoorbeeld

dat overspel zonder juridische problemen op een zaterdag,

zondag of feestdag kan worden vastgesteld, aangezien daarover

geen enkele wettelijke uitzondering bestaat. De persoon die de

bescherming van het privéleven inriep, werd resoluut in het

ongelijk gesteld.52

§ 2. Recht op onschendbaarheid van de woning

48. Volgens de Belgische grondwet is de woning onschendbaar.53

De onschendbaarheid van de woning wordt in ons land zeer goed

beschermd, wat sterk tot uiting komt in het feit dat alleen de

51 Art; 1016bis Ger.W.52 Antwerpen (3e Kamer) 18 juni 2003 RW 2006-2007, 1537.53 Art. 15 Gw.

29

onderzoeksrechter bevoegd is om een huiszoeking te bevelen.54

Afdeling 3. Besluit

49. Op grond van de bovenvermelde redenen weegt de balans de

facto het meeste door aan de zijde van de beledigde partner.

Strikt formeel gezien zijn het recht op eerbiediging van het

privéleven en het recht op onschendbaarheid van de woning

weliswaar beter beschermd en staan zij nationaal en

internationaal ook hoger aangeschreven dan het recht op

vaststelling van ontrouw. Toch blijkt mijns inziens dat de

beledigende partner al zeer stevig in zijn schoenen moet staan

om zijn rechten in een concreet geval te laten primeren op het

recht op vaststelling van ontrouw van zijn partner.

Algemeen besluit en opinie

50. In de concrete rechtsregels inzake fout en overspel blijkt

dat de secularisering waarvan sprake in de inleiding van dit

werk minstens een stempel heeft gedrukt op onze

echtscheidingswetgeving. De regels om de huwelijksrelatie te

verbreken door uit de echt te scheiden zijn veel soepeler

geworden. Men hoeft niet langer een fout te bewijzen om uit de

echt te kunnen scheiden. De idee van een levenslang huwelijk

blijkt sinds 2007 nu ook verlaten te zijn door de Belgische

wetgever, in navolging van een groot deel van het Belgische

volk. Toch belet niets een heropleving van de christelijke

54 Art. 89bis W. Sv.30

moraal of andere dominante factoren die een duurzame relatie

bestendigen.

51. Mijns inziens heeft de wijziging van het

echtscheidingsrecht in België wel erg lang op zich laten

wachten. Hoewel de maatschappelijke evolutie reeds geruime tijd

getuigde van een secularisering van de samenleving, gepaard

gaande met een verlating van de levenslange huwelijksgedachte,

bleef het Belgische recht lange tijd aan de zijlijn staan. Pas

in 2007 kwam de wet er die foutloze echtscheiding (en dus

echtscheiding waarin overspel een iets minder belangrijke rol

zou gaan spelen) proclameerde. Bij onze noorderburen in

Nederland kwam een wet met dergelijke inhoud al tot stand in

1971, meer dan dertig jaar vroeger. Zoals hierboven reeds

aangehaald spelen de religies in beide buurlanden vermoedelijk

een niet onbelangrijke rol. België is altijd grotendeels

katholiekgezind geweest, wat de strenge huwelijksmoraal met

zich meebracht, terwijl de Nederlanders in grote mate

aanhangers waren en zijn van het protestantisme en het

calvinisme, waar andere waarden vooropgesteld worden.

52. Desalniettemin is een trage evolutie niet altijd een

slechte evolutie. Naar mijn mening heeft de nieuwe Belgische

echtscheidingswet een mooi compromis bereikt. Enerzijds is de

echtscheidingswetgeving inderdaad versoepeld. Men kan al na een

termijn van zes maanden respectievelijk een jaar als het ware

genieten van een ‘vermoeden van onherstelbare ontwrichting’.

Indien men dit nog te lang vindt, bestaat er de mogelijkheid om

de ontwrichting zelf aan te tonen, via bijvoorbeeld de 31

vaststelling van overspel door een gerechtsdeurwaarder.

Anderzijds heeft men de huwelijksrelatie toch niet volledig in

waarde gerelativeerd, want de bovengenoemde termijnen zijn

korter dan de vorige, maar nu ook weer niet zodanig kort dat

men het scheiden als een akkefietje zou kunnen afdoen.

Bovendien moet men in België hoe dan ook nog steeds langs de

rechter passeren.

53. Mijns inziens heeft de wetgever in België dan ook een goed

evenwicht gevonden. Het zou niet goed zijn mochten we het

echtscheidingsrecht nog verder liberaliseren. Hoewel onze

noorderburen hun wetgeving inzake echtscheidingen terecht veel

sneller hebben aangepast aan de noden van de veranderende

samenleving, kan Nederland niet op elk gebied als voorbeeld

dienen. Tot mijn grote verbazing is bij onze noorderburen

immers onlangs de zogenaamde ‘flitsscheiding’ ingevoerd

waardoor men niet meer naar de rechtbank moet, maar het

huwelijk gewoon bij de ambtenaar van de burgerlijke stand kan

laten omzetten in een geregistreerd partnerschap, wat men dan

op zijn beurt kan laten ontbinden door diezelfde burgerlijke

stand. Dit is mijns inziens een brug te ver. Het zou de sociale

cohesie in België allerminst ten goede komen mocht men de

huwelijkse relaties op dergelijke manier kunnen beëindigen. Dit

zet de deur open voor chantage. Partners kunnen elkaar in zo’n

situatie makkelijk onder druk zetten door ermee te dreigen het

huwelijk te ontbinden als de andere partner iets doet of nalaat

te doen.

32

54. Tot slot: wat de vaststelling van overspel betreft, kan

besloten worden dat de procedure nog steeds nuttig is. Men kan

ten eerste aan de wachttermijnen van 6 maanden respectievelijk

1 jaar ontsnappen. Ten tweede is de vaststelling van overspel

door de gerechtsdeurwaarder ook nuttig voor de

alimentatievorderingen, zoals hoger reeds uiteengezet werd.

BIBLIOGRAFIE

1. Wetgeving

[1] Art. 8 EVRM.

[2] Art. 14 IVBPR.

[3] Art. 15 Gw.

[4] Art. 22 Gw.

[5] Art. 229 BW.

[6] Art. 230 BW.

[7] Art. 275-276 BW.

[8] Art. 301 BW.

[9] Art. 1016bis Ger. W.

[10] Art. 1255, §1, tweede lid Ger. W.

[11] Art. 1255, §1, derde lid Ger. W.33

[12] Art. 1287 Ger. W.

[13] Art. 1288 Ger. W.

[14] Art. 1288bis, derde lid Ger. W.

[15] Art. 89bis W. Sv.

[16] Art. 1:264 BW (NL).

[17] Art. 1:153, lid 1 BW (NL).

[18] Par. St., Kamer, zitting 2006-2007, n° 2341/001.

[19] MvT Wet herziening echtscheidingsrecht van 6 mei 1971, Stb.

290.

[20] Wet herziening echtscheidingsrecht van 6 mei 1971, Stb.

290.

[21] Wet van 13 februari 2003 tot openstelling van het huwelijk

voor personen van hetzelfde geslacht en tot wijziging van een

aantal bepalingen van het Burgerlijk Wetboek, BS 28 februari

2003.

[22] Wet van 27 april 2007 betreffende de hervorming van de

echtscheiding, BS 7 juni 2007.

2. Rechtspraak

[1] Cass., 29 april 1993, JT 1994, 478.

[2] Cass., 17 december 1998, RW 1998-99, 1075.

[3] Luik, 26 januari 1996, RTDF 1996, 346.

34

[4] Luik, 29 juni 1999, RGDC 2000, 612.

[5] Antwerpen (3e Kamer) 18 juni 2003 RW 2006-2007, 1537.

[6] Bergen (2e k.) 2 mei 2006, JT 2006, 609.

[7] Brussel 1 april 2011, JT 2011, 677-678, noot J. MASSAN.

[8] Rb. Aarlen, 11 mars 1988, JLMB 1988, 1475, noot C. PANIER.

[9] Rb. Huy, 25 april 1988, JLMB 1988, 1477.

[10] Rb. Luik, 19 oktober 1989, JLMB 1990, 741.

[11] Rb. Turnhout, 28 juni 1990, Turnh. Rechtsl. 1992, 12.

[12] Rb. Brussel, 24 april 1991, RTDF 1991, 359.

[13] Rb. Nijvel, 14 januari 1992, RTDF 1994, 726.

3. Rechtsleer

[1] BAELE-WOELKI K., FERRAND, F., GONZÁLEZ BEILFUSS, C., JÄNTERÄ-

JAREBORG, M., LOWE N., MARCINY,D., PINTENS, W., Principles of European

Family Law Regarding Divorce and Maintenance Between Former Spouses,

Antwerpen, Intersentia, 2004, 170 p.

[2] BAETEMAN, G., Het echtscheidingsrecht in België na de hervorming 1974-

1975, Gent, Story-Scientia, 1976, 370 p.

[3] BEERNAERT, J.-E., “Des us et coutumes en matière de constat

d’adultère”, Div. Act. 2001, 175.

[4] BROUWERS, J., BEERNAERT, J., VANDERVELLEN, H., De nieuwe

echtscheidingswet, Mechelen, Kluwer, 2007, 788 p.

[5] DEBRA, G., De beleediging van ergen aard als grond tot echtscheiding in de

Belgische rechtspraak, Gent, De Sikkel, 1939, 130 p .

[6] DE LEVAL, G., Droit judiciaire de la famille, art. 1254, III, 2.

[7] DE LEVAL, G., « Le constat d’adultère par huissier de

justice », Ann. Fac. dr. Lg., 1988, 223.

35

[8] DUELZ, A., BROUWERS, J.-C., FISCHER, Q., Le droit du divorce, 4e

ed., Brussel, Larcier, 2009, 481 p.

[9] FURKEL, «La faute dans le divorce en droit français et

allemand»,  RDIDC 1982, 1153 e.v.

[10] HIERNAUX, G., «A propos du constat d’adultère par huissier

de justice », RTDF 1989, 373.

[11] LELEU, Y.-H., Droit des personnes et des familles,

Brussel, Larcier, 2010, 840 p.

[12] LELEU, Y.-H., PIRE, D. (ed.), La réforme du divorce. Première

analyse de la loi du 27 avril 2007, Brussel, Larcier, 2007, 219.

[13] LENAERTS, J., http://www.omnius.be/publicaties_detail.php?

id=33.

[14] LEROY, E., « Le constat d’adultère », Div. Act. 1998, 146-156.

[15] MARTENS, I., “Alimentatie tussen ex-echtgenoten na

echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting van het

huwelijk”, in CUYPERS, D., MORTELMANS, D. en TORFS, N., Is

echtscheiding werkelijk Win for life?, Brugge, Die Keure, 2008,

172.

[16] MASSON, J.-P., « Chronique de jurisprudence – les

personnes », RCJB 1993, n°102.

[17] MASSON, J.-P., « La loi du 27 avril 2007 réformant le

divorce », JT 2007, 537 et seq.

[18] PINTENS, W. en VANWINCKELEN, K., Casebook European Family Law,

Leuven University Press, 2001, 125-151.

[19] PIRE, D. (ed.), Droit des familles, Louvain-la-Neuve, Anthemis,

2007, 376 p.

[20] PIRE, D., « La réforme du divorce : aspects de droit

judiciaire », in La réforme du divorce – Première analyse de la loi du 27 avril 36

2007, Brussel, Larcier, 2007, 11.

[21] PIRE, D., « Le divorce pour désunion irrémédiable : un an

d’application », in Actualités de droit familial – Le point en 2008, Luik,

Formation permanente CUP, vol. 103, Anthemis, 2008, 7.

[22] PUGINER C. et JAQUIN, J. (ed.), Le nouveau droit du divorce,

Lausanne, Cadidac, 2000.

[23] PUTZEYS, B., « L’adultère, cause de divorce », Div. Act. 1997,

50-59.

[24] RENCHON, J.-L., « La nouvelle réforme (précipitée) du droit

belge du divorce: le ‘droit au divorce’ », RTDF 2007, n°50.

[25] RENCHON, J.-L., « Le nouveau divorce pour cause de désunion

irrémédiable », in La réforme du divorce – Première analyse de la loi du 27

avril 2007, Brussel, Larcier, 2007, 11.

[26] RUTTIENS, R., « L’adultère et son constat », JT 1987, 660.

[27] SENAEVE, P., “Vaststelling van overspel: eenmaal,

andermaal?” (noot onder Rb. Hasselt 31 maart 1998), EJ 1999,

46-47.

[28] SENAEVE, P., PINTENS, W., De hervorming van het echtscheidingsrecht:

commentaar op de wet van 27 april 2007, Antwerpen, Maklu, 2007, … p.

[29] SENAEVE, P., “De wet van 27 april 2007 tot hervorming van

het echtscheidingsrecht. Deel 1. De echtscheiding op grond van

onherstelbare ontwrichting”, TFR 2007, 103.

[30] SENAEVE, P., SWENNEN, F., VERSCHELDEN, G. (eds.), De hervorming

van het echtscheidingsrecht. Commentaar op de wet van 27 april 2007,

Antwerpen/Oxford, Intersentia, 2008, 284 p.

[31] SENAEVE, P., “Het overgangsrecht van de echtscheidingswet

van 27 april 2007: A never ending story” in VERSCHELDEN, G.

(ed.), Echtscheiding 2009-2010, Mechelen, Kluwer, 2010, 148-209. 37

[32] SENAEVE P., Compendium van het personen- en familierecht, Leuven,

Acco, 13e uitg. 2011, 700 p.

[33] SWENNEN, F., Het personen- en familierecht, Antwerpen, Intersentia,

2010, 505 p.

[34] SWENNEN, F. EN APS, E., “De Echtscheidingswet 2007”,

RW 2007-2008, 554.

[35] TREMMERY, J., De nieuwe echtscheidingswet, Antwerpen - Apeldoorn,

Maklu, 2007, 167 p.

[36] VERSTRAETE, K., “Hervorming echtscheidingsrecht. Wet van 27

april 2007 betreffende de hervorming van de echtscheiding”,

NJW 2007, 626-645.

38