Glaskralen uit de Brons- en IJzertijd in de Lage Landen.

67
Glaskralen uit de Brons- en IJzertijd in de Lage Landen Jeroen Verrijckt Vrije Universiteit Rouwleegd 47 Faculteit der Letteren 2340 Beerse Opleiding West-Europese Archeologie België Tel: 0032494598835 Studentnummer: 2149656 E-mailadres: [email protected]; [email protected] Masterscriptie Eerste begeleider: Prof. dr. N.G.A.M. Roymans Tweede lezer: dr. J.G. Aarts Juni 2014

Transcript of Glaskralen uit de Brons- en IJzertijd in de Lage Landen.

1

Glaskralen uit de Brons- en

IJzertijd in de Lage Landen

Jeroen Verrijckt Vrije Universiteit

Rouwleegd 47 Faculteit der Letteren

2340 Beerse Opleiding West-Europese Archeologie

België

Tel: 0032494598835

Studentnummer: 2149656

E-mailadres: [email protected];

[email protected]

Masterscriptie

Eerste begeleider: Prof. dr. N.G.A.M. Roymans

Tweede lezer: dr. J.G. Aarts

Juni 2014

2

Voorwoord

Deze scriptie is tot stand gekomen als onderdeel van de masteropleiding archeologie aan de

Vrije Universiteit Amsterdam. Dit werk gaat over glaskralen en is een vervolg op de

bachelorscriptie ‘Verrijckt, J., 2012: Het sociale gebruik van La Tène glaskralen,

Amsterdam.’

Speciale dank gaat uit naar de scriptiebegeleider prof. Nico Roymans. Zonder hem

was deze scriptie niet tot stand gekomen en was er waarschijnlijk gekozen voor een

onderwerp waar meer informatie over te vinden is. Ook heeft hij mij bijgestaan met raad over

de indeling van de hoofdstukken, de opbouw en de gehele inhoud van deze scriptie.

Hiernaast wil ik graag mijn naaste familie bedanken voor de steun die ze gegeven hebben

tijdens de periode waarin de scriptie geschreven werd.

Verder wil ik alle studiegenoten en docenten van de Vrije Universiteit Amsterdam

bedanken voor steun en toeverlaat in die periode. De vele gesprekken over scripties hebben

vaak nuttige informatie opgeleverd over hoe dit aan te pakken viel.

Als laatste wil ik speciale dank voor Joke Verrijckt, en Sarah Renders, welke

regelmatig aanwijzingen voor taal- en schrijffouten hebben gegeven.

Hartelijk bedankt.

Namens Jeroen Verrijckt

Juni 2014

3

Inhoud

1. Inleiding .......................................................................................................................................... 1

2. Van glaskraal naar verhaal: methodologie van het onderzoek ........................................................ 3

2.1 Werkwijze ............................................................................................................................... 3

2.2 Onderzoeksgebied ................................................................................................................... 4

2.3 Het gebruik van databases (CAI en Archis) voor een inventarisatie ....................................... 6

3. De productie van glas doorheen de eeuwen .................................................................................... 7

4. Productie en productieplaatsen ........................................................................................................ 9

5. Typochronologie ........................................................................................................................... 19

6. Sociaal gebruik van kralen ............................................................................................................ 33

6.1 Sociaal gebruik van kralen doorheen de eeuwen................................................................... 33

6.2 Sociaal gebruik binnen het onderzoeksgebied ...................................................................... 40

7. Conclusie ....................................................................................................................................... 56

8. Bibliografie .................................................................................................................................... 58

1

1. Inleiding

Glaskralen zijn voorwerpen die al enkele millennia gemaakt en gebruikt worden. De oudste

aangetroffen glaskralen komen uit Egypte, het Nabije Oosten en de Kaukasus. Deze zijn te

dateren tussen 2340-2180 v. Chr.1 Op de Nuzi-site, in het huidige Irak zijn in totaal 11 000

glaskralen aangetroffen welke voor 1400 v. Chr. dateren.2 Een duidelijke bloeiende

glaskraalproductie was dan al aanwezig. Vrijwel onmiddellijk met het ontstaan van glaskralen

zijn deze ook op het Europese vasteland terug te vinden, welke hier door handelscontacten

verspreid zijn. Vanaf 800 v. Chr is de opkomst van een lokale productie zichtbaar met een

eigen vormenspectrum.3 Vanaf de Vroege IJzertijd zien we een geleidelijke toename in

productie, met een explosieve toename van glazen kralen en andere glazen sieraden in de Late

IJzertijd.4

In het onderzoeksgebied, België en Nederland (zie paragraaf 2.2 voor een

omschrijving), dateren de oudste kralen die in de inventaris zijn opgenomen uit de 10e eeuw

v. Chr. Deze zijn aangetroffen in dikke afvalpakketten in Han-sur-Lesse en zouden van

mediterrane oorsprong zijn.5 Van deze en jongere periodes duiken sporadisch één of enkele

kralen op binnen een archeologische context. In zeldzame gevallen gaat het om een groter

ensemble van glaskralen, zoals bij het “prinsessengraf” van Meijerink.6 Toch ontbreken

glaskralen op veel archeologische sites uit de Brons- en IJzertijd volledig. Deels is dit te

wijten aan het feit dat de kralen veelal klein van omvang zijn en gemakkelijk gemist worden.

Tijdens de inventarisatie viel op dat kralen veelal maar summier beschreven worden in

de opgravingsrapporten, en soms zelfs helemaal niet behandeld worden. Slechts recentelijk

zijn de glaskralen van noordelijk Nederland onderzocht door Wil van Bommel- van der Sluijs.

Echter een gedegen inventaris en onderzoek van glaskralen die in archeologische contexten

zijn aangetroffen en waarbij gesynthetiseerd wordt over een groter gebied is er niet. Het doel

van dit onderzoek is dan ook een degelijk inventaris van uitsluitend glaskralen uit

1 Rehren/Pusch 2008, 14-16.

2 Dubin 2009, 38-43.

3 Dubin 2006, 62.

4 Dubin 2009, 59.

5 Cosyns et al. 2003, 323.

6 Van Straten/Fermin 2012, 68-93.

2

archeologische contexten op te stellen binnen de Lage Landen. Hierna zal getracht worden

uitspraken te doen over typochronologie, verspreiding en sociaal gebruik van glaskralen.

Enerzijds biedt dit onderzoek een basis om bij opgravingsrapportage gebruikt te worden als

dateringshulpmiddel. Anderzijds zal er via dit onderzoek de mogelijkheid zijn om te komen

tot een analyse van de vondst en deze te bekijken in een breder kader. De vraag die bij het

onderzoek centraal staat is: “Kan er aan de hand van een typochronologisch onderzoek en een

contextanalyse meer gezegd worden over het gebruik en de verspreiding van glaskralen in de

Brons- en IJzertijd?”

Deze onderzoeksvraag zal beantwoord worden aan de hand van drie stappen:

1. Het opstellen van een inventaris.

2. Een contextanalyse en opstellen van een verspreidingskaart om zo het sociale

gebruik af te leiden.

3. Het bieden van conclusies.

Voorafgaand aan elk onderdeel is er een theoretisch gedeelte dat de basis vormt voor het

eigen onderzoek.

Gestart wordt met het uitklaren van de gehanteerde methodologie, waarbij gekeken

wordt naar de werkwijze, het onderzoeksgebied en het gebruik van nationale databases voor

het opstellen van de inventaris. Vervolgens wordt kort ingegaan op de geschiedenis van glas

en glaskralen. Hierna wordt gekeken naar de productiemethode, waarbij de terminologie van

het productieproces, de kleur en de vormen aan bod komen zoals in deze studie gehanteerd.

Aansluitend zal een typochronologie opgesteld worden waarin naast een datering ook een

omschrijving van de verschillende typen kralen terug te vinden is. Hierna zal het sociale

gebruik aan bod komen, beginnend met een etno-archeologisch onderzoek, gevolgd door een

contextanalyse van de kralen in dit onderzoek. Hierbij wordt getracht, aan de hand van

contexten en verspreiding, uitspraken te doen over het sociale gebruik. Afsluitend zal er een

conclusie volgen waarin alle resultaten samengevat worden en waar een korte vooruitblik op

toekomstig onderzoek en op het gebruik van dit onderzoek gegeven zal worden.

3

2. Van glaskraal naar verhaal: methodologie van het onderzoek

2.1 Werkwijze

Bij dit onderzoek naar glaskralen zullen drie fases doorlopen worden.

De eerste fase is de inventarisatie van de bij opgravingen gevonden glaskralen. Per land is er

contact opgenomen met de nodige instanties, daarnaast is de reeds gepubliceerde literatuur

bestudeerd. Zowel voor België als Nederland zal de inventarisatie bestaan uit het aanschrijven

van archeologische bureaus, erfgoedinstanties op gemeentelijk en provinciaal niveau alsook

uit het raadplegen van reeds gepubliceerde onderzoeken. Voor België is er ook nog contact

opgenomen met het Vlaams Instituut voor Onroerend Erfgoed (VIOE). Bij de inventarisatie

zal er niet of nauwelijks gebruik gemaakt worden van archeologische databases zoals het

CAI7 (België) en Archis

8 (Nederland). Binnen de databases is een gedegen zoektocht naar de

vondstcategorie en tijdsperiodes die hier bestudeerd worden niet mogelijk. Verderop zal hier

nog aandacht aan besteed worden. In de database zullen per land de kralen opgesomd worden

met de volgende gegevens: vindplaats, context, datering binnen onderzoek, gelijkaardige

kralen in literatuur en hun datering, productietechniek en vorm, versiering, kleur en

doorschijnendheid.

Afbeelding 1: voorbeeld uit inventaris

De gehanteerde chronologie voor de dateringen in de inventaris, typochronolgie en het

verdere onderzoek is als volgt:

Late Bronstijd: 1100-800 v. Chr.

Vroege IJzertijd: 800-500 v. Chr.

Midden IJzertijd: 500-250 v. Chr.

Late IJzertijd: 250-12 v. Chr.

7 http://cai.erfgoed.net/cai/index.php

8 http://archis2.archis.nl/archisii/html/

4

De tweede onderzoeksfase is de verwerkingsfase; in deze fase zal de database

bevraagd worden. Binnen deze fase zijn drie onderverdelingen zichtbaar. Eerst wordt getracht

om aan de hand van de database en door vergelijking met reeds uitgevoerde onderzoeken een

typochronologie op te stellen. Vervolgens zullen de vondstcontexten van alle kralen bekeken

worden. Dit kan informatie opleveren over de laatste gebruikswijze van de kralen en daarmee

het sociaal gebruik. Binnen deze contextanalyses wordt uiteraard rekening gehouden met

verschillende tijdsperiodes en regionale verschillen. Een vergelijking met etno-archeologische

onderzoeken kan het beeld van het sociaal gebruik van glaskralen verder verscherpen.

Tenslotte wordt voor de Lage Landen een verspreidingskaart opgesteld waarop tijdsperiode

en context aangegeven staat. Hierdoor komen regionale verschillen betreffende gebruik van

de kralen in beeld.

De laatste fase van het onderzoek is een concluderende fase. Hierin zullen alle

uitgevoerde analyses samengevat worden. Zo zal de contextanalyse van Brons- en

IJzertijdkralen vergeleken worden met gegevens afkomstig uit het etno-archeologische

onderzoek. Ook zullen conclusies getrokken worden betreffende verspreiding en

typochronologie en zal er gekeken worden naar de mogelijkheden voor verder onderzoek.

2.2 Onderzoeksgebied

Het onderzoeksgebied omvat geheel Nederland en België, ofwel de Lage Landen. Tussen, en

zelfs binnen deze landen, zijn verschillende methodes van onderzoek in het verleden en heden

aanwezig. Dit betekent dat er gebieden zijn waarvan gegevens volledig ontbreken door een

gebrek aan onderzoek, een slechte bewaring van archeologische voorwerpen en bepaalde

methodes van registratie. Ik ben me ervan bewust dat het gebruik van moderne landsgrenzen

als grenzen voor een archeologisch onderzoek niet ideaal is. Wel zal Wallonië mee bekeken

worden omdat hier toch verschillende kralen door mij gelokaliseerd zijn, vaak door het lezen

van Vlaamse literatuur waarin deze beschreven worden.

Zoals eerder al aangehaald zijn er verschillen tussen België en Nederland en zijn er

binnen deze landen ook nog verschillen van maten en methodes van onderzoek zichtbaar. Het

Belgische gebied omvat zowel het huidige Vlaanderen als Wallonië. Vlaanderen kent, na de

implementatie van het verdrag van Malta, al enkele jaren een zeer uitgebreide commerciële

archeologie met enkele lokale (intergemeentelijke) archeologische bureaus. Hierdoor is het

aantal onderzoeken de laatste jaren exponentieel gestegen. De Vlaamse overheid en

5

universiteiten voeren echter zelf nauwelijks nog opgravingen uit. In Wallonië is daarentegen

geen commerciële archeologie ontstaan. Het aantal uitgevoerde opgravingen is er klein, en

deze gebeuren vaak onder supervisie van universiteiten of overheidsbedrijven. Hierdoor is er

een duidelijk verschil in de gegevens uit Vlaanderen en Wallonië. De Waalse gegevens

komen veelal van oudere opgravingen, terwijl in Vlaanderen sprake is van een mix van

oudere opgravingen en recentere projecten. Toch wil dit niet zeggen dat er voor Vlaanderen

aanzienlijk meer kralen in de inventarisatie terug te vinden zijn. Daar waar commerciële

archeologie zorgt voor een groter aantal opgegraven sites, staat dit in direct verband met de

algemeen geldende commerciële waarden. Een gevolg van de commercialisering van de

archeologie is dus een exponentiële groei van het aantal opgravingen, maar ook een

achteruitgang van de kwaliteit van een opgraving. Bovendien is er een groot verschil tussen

de verwerkingsmethodes. Bij de commerciële archeologie wordt dit wegens tijdsgebrek

nauwelijks gedaan. Het gevolg hiervan is dat bij commerciële opgravingen kleine glaskralen

gemist worden.9 Toch moet hierbij opgemerkt worden dat binnen sommige contexten kleine

voorwerpen vaker aangetroffen worden. Zo worden graven veel zorgvuldiger opgegraven en

vaak in blok gelicht waarna ze eerst gescand worden voordat er een analyse volgt.

Nederzettingscontexten worden dan weer veel minder nauwkeurig onderzocht waardoor ook

op deze manier een verschil in hoeveelheden gemiste kralen zal ontstaan. Binnen de

zorgvuldig opgegraven graven zal men sneller kralen aantreffen als binnen de nederzettingen.

Toch wil dit niet zeggen dat er daarom meer kralen in graven werden meegegeven. Bij de

contextanalyse moet hier zeker rekening mee gehouden worden.

Het Nederlandse onderzoeksgebied kent ook een bloeiende commerciële archeologie,

waar voorheen ook voornamelijk door universiteiten en de Rijksdienst werd opgegraven. De

implementatie van het verdrag van Malta heeft in Nederland een uitgebreidere invulling

gekregen als in Vlaanderen, doch de basis is hetzelfde. Ook in Nederland zullen dus in de

commerciële opgravingen glaskralen vaker gemist worden. Voor het onderzoek naar

glaskralen geldt dat er minder onderzoeken in Wallonië en bepaalde delen van Nederland zijn.

Dit wil echter, vooral voor Wallonië, niet zeggen dat er minder glaskralen aanwezig zijn.

9 Een concreet voorbeeld van het missen van glaskralen bij commerciële archeologie is recentelijk aangetoond

op de opgraving Brecht-Ringlaan. Binnen deze Romeinse nederzetting werden verschillende potstalgebouwen

opgegraven. Het potstalgedeelte werd steeds uitgezeefd op 0,5mm. Opvallend is dat, waar in de meeste

potstalgebouwen geen kralen aangetroffen worden, hier toch 23 kralen gevonden zijn. Het betreft hier voor het

grootste deel kleine glaskralen, 1 grotere glaskraal, 1 kraal uit bloedkoraal, 1 kraal uit amber en 1 meloenkraal.

Meer informatie over deze opgraving zal te vinden zijn in het opgravingrapport, geschreven onder leiding van

Maarten Bracke (Group Monument).

6

Een laatste factor welke invloed heeft op de inventaris en de verspreidingskaart is de

taalbarrière tussen Vlaanderen en Wallonië. Het verkrijgen van gegevens uit Wallonië is niet

altijd gemakkelijk en er zullen hierdoor alleen gepubliceerde data voor Wallonië gebruikt

worden.

2.3 Het gebruik van databases (CAI en Archis) voor een inventarisatie

Bij het aanmaken van de inventaris werd allereerst gekeken naar de bekende databases. Voor

Vlaanderen is dit het CAI (Centrale Archeologische Inventaris)10

, voor Nederland is dit

Archis11

. Al snel werd de limiet van de Vlaamse database bereikt; zoeken op

vondstcategorieën is niet mogelijk. Wanneer sites opgevraagd worden bleek al snel dat hier de

aangetroffen structuren met hun datering en een opsomming van de spectaculairste vondsten

te vinden is. Verdere informatie over de opgravingen moet gezocht worden in de publicaties

waar de resultaten in verschenen zijn. Voor Nederland werd Archis12

geraadpleegd. Niettemin

deze database vele functies heeft en er handig en gebruiksvriendelijk uitziet, zijn gegevens

vaak moeilijk te verkrijgen. Bij het zoeken op de vondstcategorie glas en daarna subcategorie

kraal en talisman (zonder periodeaanduiding) werden ongeveer 500 records gevonden,

waarvan slechts enkele kralen uit de Brons- of IJzertijd context kwamen. Toch wil het gebrek

aan gegevens binnen Archis niet impleceren dat kralen uit Brons- en IJzertijdcontext afwezig

zijn. Vaak zullen zoektermen of vondstcategorieën niet ingegeven worden omdat dit een zeer

tijdrovende bezigheid is.

Wanneer men een inventarisatie van een bepaalde materiaalcategorie wil doen is het

nagenoeg onmogelijk om in de bestaande databases gegevens te vinden. Al snel komt men

dan op een tijdrovende methode uit, namelijk netwerken om informatie te vergaren over de

beoogde vondstcategorie en het doorpluizen van vele verslagen. Wanneer echter de

opgravingsverslagen geraadpleegd worden, komt men vaak terecht bij een verslag dat niet in

een bibliotheek staat of zoek is. Wanneer men de instanties wil aanschrijven die het

onderzoek uitgevoerd hebben, blijkt geregeld dat deze commerciële bedrijven niet meer

bestaan, of dat er geen gehoor gegeven wordt aan de vraag. In Nederland zijn in tussentijd al

10

http://cai.erfgoed.net/cai/index.php

11 http://archis2.archis.nl/archisii/html/

12 http://archis2.archis.nl/archisii/html/

7

verschillende verslagen opgenomen in de online Dans Easy database13

. Dit maakt het

terugvinden van de meeste verslagen makkelijker. Een mooie aanvulling op de Dans Easy

database zou de mogelijkheid zijn om op termen te zoeken die in verslagen of inhoudsopgave

vermeld staan. Solva (België) is recentelijk gestart met het digitaliseren van gegevens uit hun

eigen opgravingen, waarbij het mogelijk maken van zoeken op termen en vondstcategorieën

centraal staat.14

Hopelijk zal deze database de gewenste resultaten opleveren. Een dergelijke

database zou het inventariseren van vondsten, nederzettingstypes, spoortypes, etc.

vereenvoudigen waardoor academisch onderzoek uitgebreider en diepgaander kan verlopen en

betere resultaten tot gevolg heeft.

3. De productie van glas doorheen de eeuwen

Zoals in de inleiding aangehaald, is de productie van glas vermoedelijk ontstaan in Egypte,

het Nabije Oosten en de Kaukasus. Hieronder zal kort ingegaan worden op de geschiedenis en

verspreiding van het glas.

Het eerste product dat een sterke gelijkenis met glas heeft, is faience. Dit bestaat uit

nagenoeg dezelfde samenstelling als glas, het enige verschil bestaat er in dat er meer flux15

wordt toegevoegd om glas te verkrijgen.16

Faience wordt sinds het 4e millennium v. Chr.

gebruikt om sieraden en voorwerpen te maken.17

Wanneer de grondstoffen voor faience

tijdens het productieproces sterker verhit worden, verkrijgt men glas. Het eerste glas is

hierdoor waarschijnlijk een toevallig verkregen product. Hiervoor zijn ook aanwijzingen

aangetroffen welke dateren tussen 5500 en 3800 v. Chr. waarbij faience voorwerpen deels

sterker verglaasd zijn dan normale faience. Wanneer er voor het eerst sprake is van een

glasproductie is onduidelijk. Wel zijn de oudste aangetroffen glazen voorwerpen en

glaskralen te dateren tussen 2340 en 2180 v. Chr. Een bekende site waar veel glaskralen zijn

aangetroffen is de site te Nuzi (huidige Bagdad) waar in totaal 11000 kralen zijn gevonden,

13

https://easy.dans.knaw.nl/ui/home

14 http://www.so-lva.be/informatie/index_nl.html

15 Een flux dient om de smelttemperatuur van zand te verlagen zodat glas ontstaat. Bij het volgende hoofdstuk

wordt er verder ingegaan op het toevoegen van een flux en de benodigde ingrediënten voor het maken van glas.

16 Van der Sleen 1973, 19; Nicholson 2009, 1-2; Rehren/Pusch 2008, 23.

17 Dubin 2009, 38.

8

daterend rond 1400 v. Chr.18

Een bloeiende glas- en glaskralen-prodcutie was op dit moment

al aanwezig. Vanaf dit moment is een enorme toename in het aantal kralen te zien. Zo ontstaat

er in Egypte een uitgebreide kralenproductie, voornamelijk bekend als bijgaven uit de rijke

Egyptische graven.19

Werkplaatsen zijn onder andere aangetroffen in de omgeving van

paleizen, onder andere Thebe, Amarna en Shurak.20

Toch zijn ook armere graven vaak

uitgerust met kralen, doch in kleinere hoeveelheid, en is het niet ondenkbaar dat bijna

iedereen kralen droeg.21

Rond 1000 v. Chr stopt de productie van glaskralen in het Oude

Nabije Oosten.22

Toch zal er in deze contreien nog steeds sprake zijn van de productie van het

ruwe materiaal glas door de natuurlijke aanwezigheid van alle grondstoffen.

De verspreiding van de techniek om glas en glaskralen te maken kan geplaatst worden

rond 2000 v. Chr. Vanaf deze periode ontstaan er uitgebreide handelsnetwerken tussen de

Mediterrane wereld en het Nabije Oosten. 23

Bewijzen voor het verspreiden van ruw glas zijn

onder andere terug te vinden in het scheepswrak Uluburun waarin blauwe glasbaren

aangetroffen zijn.24

Tegelijkertijd is er vanuit de Mediterrane wereld verspreiding van

glaskralen naar het Europese vasteland en zelfs Groot-Brittannië aanwezig.25

Duidelijk is dat

er op dit moment niet enkel sprake is van een handel in afgewerkte producten, maar ook in

grondstoffen of ruwe materialen. Zo ontstaat er rond 1400 v. Chr., met de opkomst van het

Myckeense rijk, een eigen kralentype.26

Vanaf 1200 v. Chr. wordt een groot deel van de

handel in het Mediterrane gebied uitgevoerd door Foeniciërs, waarbij ook eigen kralentypes

geproduceerd en verhandeld worden. De verspreiding van een uitgebreid gebruik van

glaskralen in Europa is mogelijk ontstaan door de Foenisische haven in Carthago, welke rond

18

Dubin 2009, 38-43; Moorey 1985, 195-196.

19 Dubin 2009, 38.

20 Dubin 2009, 43; Nicholson 2008, 2-11.

21 Dubin 2009, 42.

22 Dubin 2009, 44.

23 Dubin 2009, 46.

24 Van Straten/Fermin 2012, 70; Rehren 2005, 533-539.

25 Guido 1978, 19.

26 Dubin 2009, 46; Panagiotaki 2008, 45-48.

9

800 v. Chr bekend stond als zeer belangrijke importhaven voor glas en glaskralen. Vanuit

Carthago werden tot de tweede eeuw v. Chr. glaskralen verspreid.27

Vanaf het moment dat glas en vooral glaskralen bekend zijn geworden in Europa

verschijnen al snel eigen vormtypes. Toch is het onduidelijk waar en wanneer men voor het

eerst kralen begint te produceren op het Europese vasteland. Zeker is dat de veelvuldig

versierde ‘bonte’ kralen, welke vanaf 600 v. Chr. voorkomen, een lokaal product zijn.28

Toch

is een eerdere lokale productie niet uit te sluiten door het eenvoudige vormenspectrum van de

aangetroffen kralen. De hoogdagen van de pre-Romeinse Europese glasproductie is te dateren

in de Late IJzertijd. Op dit moment zien we door heel Europa veelvuldig glazen armbanden en

glaskralen voorkomen waarbij een eigen vormenspectrum bij de armbanden (La Tène

armbanden) en kralen (bijvoorbeeld: ogenkralen) aanwezig is.29

In het onderzoeksgebied dateren de oudste aangetroffen kralen uit de 10e eeuw v.

Chr.30

Er is uit deze periode slechts sprake van enkele vindplaatsen. Vanaf de Vroege en

voornamelijk Midden IJzertijd is er een toename van glaskralen waar te nemen, dit met een

hoogtepunt in de Late IJzertijd.31

4. Productie en productieplaatsen

Maar hoe worden glas, en glaskralen eigenlijk gemaakt? Eerder is al opgemerkt dat een flux

(natrium- of kaliumverbindingen) nodig is bij het produceren van glas. Verdere

benodigdheden zijn silica (afkomstig van kiezelstenen, vuursteen of zand), een stabilisator om

de wateroplosbaarheid door de flux tegen te werken (veelal calcium, magnesium of een

mengsel hiervan) en een koepeloven waarmee men een temperatuur van 1100°C kan halen.32

Om glas te maken, dient silica gesmolten te worden. Maar doordat zand een zeer hoge

smelttemperatuur heeft moet hier een flux aan toegevoegd worden. Als flux kan men een

keuze maken tussen natrium- of kaliumverbindingen. Het natrium dat gebruikt wordt om de

27

Dubin 2009, 48.

28 Dubin 2006, 62.

29 Van Bommel- Van der Sluijs 2012, 15; Peddemors 1975, 93; Roymans/Verniers 2009, 25-26; Robinson 2003,

79, 82, 86-89.

30 Cosyns et al. 2003, 323.

31 Zie onder andere inventaris in deel II

32 Van Bommel-Van der Sluijs 2012, 12; Van Straten/Fermin 2012, 75-76; Van der Sluijs 2007.

10

smelttemperatuur te verlagen komt uit de enige bekende natuurlijke bron waar kalium te

vinden is, namelijk de Wadi Natroun in Egypte.33

Kalium is te verkrijgen door hout te

verbranden en de assen op te lossen in water en te filteren door middel van verdamping.

Hierna verkrijgt men kaliumzouten dewelke gebruikt kunnen worden bij het maken van

glas.34

Door het toevoegen van een dergelijke flux daalt de smelttemperatuur van het glas van

1900°C naar 1100°C.35

Voor ons onderzoek zou dit betekenen dat kralen die geïmporteerd

zijn, of waarvan het ruwe glas geïmporteerd is, bestaan uit glas met natriumverbindingen.

Lokaal geproduceerd glas heeft daarentegen kaliumverbindingen. In enkele recente studies

zijn XRF-analyses van glazen armbanden en kralen uit de Lage Landen uitgevoerd. Zo zijn de

Late Bronstijd- en Vroege IJzertijdkralen uit Leesten-Meijerink geanalyseerd alsook

verschillende armbanden en kralen uit de Late IJzertijd. Zowel de kralen uit Leesten-

Meijerink als het Oate IJzertijd glas bleek als flux Natrium te bezitten. Hieruit kan worden

afgeleid dat het ruwe glas geïmporteerd werd uit het Nabije Oosten. Of het ook een import

van glaskralen betreft kan niet geweten zijn.36

Afbeelding 2: Het uitrekken van glas tot een Afbeelding 3: Het trekken van glas.

glazen staaf in Papanaidupet, Zuid India. Naar http://www.crazycrow.com/crafts/seed-bead-

Naar Sode 2003, 55. history-and-use-by-native-american-tribes.php

33

Van Straten/Fermin 2012,75-76; Rehren/Pusch 2008, 23-31.

34 Van Straten/Fermin 2012,75-76; Van der Sleen 1973, 19.

35 Van der Sleen 1973, 19.

36 Van Straten/Fermin 2012,72-73. In Robinson 2003, 82. staat een XRF- en XRD-analyse van glas aangetroffen

in Le Pâtural (Zuid-Frankrijk) alsook ruwe producten, restproducten en halffabricaten. Deze analyse toont aan

dat er ook hier van natrium-glas sprake is welke geïmporteerd moet zijn uit het Nabije-Oosten. Haevernick 1960,

8-9.

11

Uit bovenstaande gegevens is duidelijk hoe het ruwe glas geproduceerd werd. Maar

hoe bekomt men uit ruw glas enkele glaskralen? Verschillende productiemethodes van

glaskralen zijn mogelijk. Voor ons onderzoek zijn slechts twee productiemethodes

herkenbaar. De eerste methode is deze van de gewonden kralen. Hierbij wordt het ruwe glas

gesmolten. Wanneer de massa roodgloeiend is, wordt het bevestigd aan een ijzeren staaf. Aan

de andere zijde van de glasmassa wordt ook een ijzeren staaf gezet. Vervolgens nemen twee

personen deze ijzeren staaf vast. Hierbij wandelt de ene persoon weg van de andere persoon.

Op deze manier wordt de glazen massa uitgetrokken tot een doorschijnende glazen staaf.

(afbeelding 2 en 3) Afhankelijk van de snelheid waarmee het glas wordt uitgetrokken

verkrijgt men een dikke of dunne glazen staaf.37

De glazen staaf wordt in kleinere stukken

geknipt, deze zijn immers gebruiksvriendelijker. Hierna neemt de kralenmaker een dergelijke

glazen staaf vast, hij verhit één kant van de staaf en plooit het vervolgens om een ijzeren of

koperen draad. Vervolgens wordt de staaf afgeknipt en wordt het glas rond de koperen of

ijzeren draad verhit. Tijdens het verhitten wordt de draad continu rondgedraaid (men windt de

kraal rond) waardoor de centrifugale krachten zorgen voor een ovale of ronde kraal. Wanneer

het glas afgekoeld is, kan dit van de draad geschoven worden en is de gewonden kraal klaar

voor gebruik.38

Op afbeelding 4 en 5 zijn de drie stappen die doorlopen worden bij het maken

van gewonden kralen te zien. Het productieproces is ook zichtbaar bij de kralen zelf, zo zijn

er kleine streepjes zichtbaar welke de richting aangeven waarin het glas “uitgerekt” werd.

Door het ronddraaien van de gewonden kralen zijn dit streepjes die over de breedte van de

kraal lopen. (afbeelding 6)

37

Van der Sleen, 22-23.

38 Van der Sleen, 23; Brugman 2004, 21; Guido 1978, 7.

12

Afbeelding 4: Het winden van glaskralen.

Naar Van der Sleen 1973, 20.

en http://www.soundlightmedia.com/?page_id=380

Afbeelding 5: Afbeelding 5: Het winden van glazen armbanden gebeurt op dezelfde manier als het winden

van glaskralen. Naar Haevernick 1960, Textafel 1.

De tweede methode is het trekken van glaskralen. Ook hier wordt het glas verhit tot

het roodgloeiend is. Vervolgens wordt er met het glas een ronde vorm gecreëerd met in het

midden een ruimte waar geen glas aanwezig is. Vervolgens wordt het glas weer aan twee

metalen staven vastgemaakt. Opnieuw worden de twee staven van elkaar verwijderd.

Hierdoor ontstaat, net zoals bij de gewonden kralen, een glazen staaf. Het enige verschil is dat

de glazen staaf nu hol is. Wanneer de staaf in kleine stukjes geknipt wordt verkrijgt men

13

kralen.39

(afbeelding 7) Net zoals bij de gewonden kralen zijn er fijne streepjes/groeven

zichtbaar. Deze bevinden zich op deze getrokken kralen echter in de lengterichting van de

kraal, door het uittrekken van het warme glas. (afbeelding 6)

Afbeelding 6: Groeven die ontstaan door trekken van kralen (links) en winden van kralen (rechts).

Naar Van der Sleen 1973, 24.

Afbeelding 7: Het trekken van kralen. Naar Van der Sleen 1973, 24.

Naast deze twee omschreven productiemethodes zijn er nog zes andere

productiemethodes. Twee van deze methodes kunnen niet met primitieve materialen gemaakt

worden. Meer bepaald de geperste kralen (half gesmolten glas dat onder druk in een vorm

geperst wordt) en geblazen kralen (kralen welke geblazen werden en hierdoor zeer dun en hol

zijn, vaak gevuld met goud- of zilverpoeder).40

De overige vier methodes kunnen mogelijk

39

Van der Sleen, 23-25; Brugman 2004, 21; Guido 1978, 8.

40 Van der Sleen, 26; Guido 1978, 8.

14

aangetroffen worden in het onderzoeksgebied maar hiervoor ontbreken momenteel nog

gegevens. De methodes:

Gevouwen kralen: dit zijn glazen staafjes die om een draad gevouwen zijn zoals

gewonden kralen, maar welke nadien niet rondgedraaid zijn. Bij deze kralen is een

naad zichtbaar.41

Spiraalkralen: meerdere dunne glasstaafjes worden rond een draad gewonden waarbij

een gesegmenteerde vorm ontstaat.42

(afbeelding 8)

Handgeperforeerde kralen: hierbij worden druppels glas, die nog niet volledig

uitgehard zijn, met een hete ijzeren naald geperforeerd.43

Kralen van verpulverd glas in open vuur: glazen voorwerpen worden verpulverd tot

poeder. Hierna wordt dit poeder in een holte in klei gelegd. Een houten stokje wordt

hier midden in gestoken. Nadien wordt de klei (met het verpulverde glas) gebakken in

een open vuur. Het glas zal smelten en het stokje brandt weg. Als eindresultaat wordt

een kraal verkregen.44

Deze methode kan perfect in het onderzoeksgebied uitgevoerd

zijn. XRF-analyse van de kralen uit Leesten-Meijerink heeft aangetoond dat deze

kralen grondstoffen van verschillende locaties bevatten. Ook is er bij deze kralen

gebruik gemaakt van verschillende kleuren glas waaraan nadien een grote hoeveelheid

koper toegevoegd is om hun blauwe kleur te verkrijgen. Waarschijnlijk gaat het hier

om kralen van verpulverd glas van oudere kralen of glazen voorwerpen.45

Toch zal

gezien de vorm (een typische ringkraal) een gewonden productiemethode gebruikt

zijn. Maar het gebruik van oud glas voor het maken van kralen toont aan dat deze

methode perfect mogelijk is.

Afbeelding 8: Spiraalkralen, iedere spiraal staat voor een andere winding. Naar Van der Sleen 1973, 20.

41

Van der Sleen, 26; Guido 1978, 8.

42 Van der Sleen, 26; Guido 1978, 8.

43 Van der Sleen, 27; Guido 1978, 8.

44 Van der Sleen, 27.

45 Van Straten/Fermin 2012,79-80.

15

Wanneer de resultaten van de gewonden kralen en getrokken kralen bekeken worden, valt

op dat deze slechts in enkele vormen voorkomen. De gewonden kralen zijn rond, ovaal of

ringvormig. De getrokken kralen zijn veelal langwerpig cilindrisch of conisch. Toch zijn bij

beide productiemethodes verschillende vormen en versieringen mogelijk. Zo kunnen ovale

kralen gevormd worden door de kraal vanaf het midden uit te rollen met een lichte druk naar

de buitenkanten. Overige vormen kunnen ook door middel van rollen, duwen of met

precisiewerktuigen gevormd worden. Een voorbeeld hiervan zijn moerbeikralen waarbij

iedere lob gevormd wordt door met een kleine vorm (vergelijkbaar met een miniatuur

ijsschep) een afdruk te maken in het nog niet volledig uitgeharde glas. Op deze manier

kunnen er ook versieringen aangebracht worden. Bij ogenkralen wordt bijvoorbeeld een

insparing in het glas gemaakt waar een andere kleur ingelegd wordt. Een andere mogelijkheid

is dat vóór het winden of trekken een andere kleur glas ingelegd wordt.46

Bij dergelijke

bewerkingen van de standaard verkregen vormen of het aanbrengen van versieringen is het

zeer moeilijk om de eigenlijke productiemethode te herkennen. De streepjes/insparingen die

ontstaan door een kraal te winden of uit te trekken, verdwijnen op deze manier. In het

onderzoeksgebied zijn ook verschillende vormen terug te vinden die na het winden of trekken

van de kralen een extra bewerking hebben gekregen. De volgende vormen komen aan bod in

de inventaris: (Afbeelding 9)

Ringvormige kralen: de ringkralen uit het onderzoeksgebied zijn allen gewonden.

Kenmerkend voor deze kralen is een relatief grote diameter van de doorboring. De

hoogte van deze kralen is veelal beperkt in vergelijking met de diameter. Er zijn

twee kralen welke driehoekig-ringvormig zijn. Dit zijn ringvormige kralen waarbij

de zijden zijn afgeplat.

Bolvormige kralen: de bolvormige kralen kunnen zowel gewonden als getrokken

kralen zijn. Wanneer ze gewonden zijn, zijn de randen afgerond. Terwijl getrokken

bolvormige kralen scherpere randen hebben. Bolvormige kralen kenmerken zich

door een kleiner kraalgat en een boller uiterlijk dan de ringkralen.

Langwerpige ovale kralen: de productiemethode van deze kralen in het

onderzoeksgebied is onduidelijk. Door hun lange, smalle voorkomen zijn deze

46

Van der Sleen, 22-50.

16

mogelijk getrokken. Kenmerkend voor deze kralen is het lange, relatief smalle

voorkomen en de kraal bevat twee afgeplatte kanten.

Brede ovale kralen: een laatste vorm van kralen die voorkomt in het

onderzoeksgebied zijn brede ovale kralen. Ook deze kralen kunnen zowel

gewonden als getrokken zijn. Algemeen genomen zijn het lange kralen met een

diameter die net iets breder is dan de helft van de hoogte.

Afbeelding 9: De verschilende vormen kralen die in het onderzoeksgebied terug gevonden zijn. Links:

ringvormige kraal, midden: bolvormige kraal, rechts: ovale kraal. Naar Van der Sleen 1973, 32 en 41.

Naast de vorm is ook de kleur een opvallend verschijnsel bij de kralen. Zoals in het

inventaris zichtbaar is, komen verschillende kleuren voor in het onderzoeksgebied. Elke kleur

wordt verkregen door het toevoegen van andere elementen bij het smelten van het glas. Bij de

verschillende kleuren kan de donkerheid en de doorschijnendheid verschillen door de

zuiverheid en hoeveelheid van de toegevoegde stoffen. Volgende kleuren zijn teruggevonden

binnen het onderzoeksgebied:

Kobaltblauw: zoals de naam al zegt is hier het chemische element kobalt aan

toegevoegd. Hierdoor wordt een zeer helblauwe kleur verkregen.47

Blauw: naast de kobaltblauwe kleur zien we een andere, minder zuivere,

blauwe kleur voorkomen. Om deze kleur te verkrijgen wordt koper aan het glas

toegevoegd.48

Kleurloos: kleurloos glas is niet het glas dat verkregen wordt zonder

toevoeging van chemische stoffen. De kleur van natuurlijk glas is zeer licht

47

Haevernick 1960, 12-13.

48 Van Straten/ Fermin 2012, 78-79; Haevernick 1960, 14.

17

groen. Door middel van de toevoeging van magnesium of antimoon wordt

kleurloos glas verkregen.49

Purper: de purpere kleur is op twee manieren te verkrijgen. De eerste manier is

door net zoals bij de blauwe kleur, koperoxide toe te voegen. De tweede

manier is door het toevoegen van mangaan50

Olijfgroen: deze kleur wordt bekomen door mangaan toe te voegen.

Verschillende gradaties groen zijn mogelijk naargelang de hoeveelheid

mangaan.51

Bruin: het bruine glas wordt bekomen op verschillende manieren en door een

mengeling van meerdere chemische stoffen. Zo kunnen koper, kobalt en ijzer

zorgen voor een bruine kleur.52

Een andere mogelijkheid om bruin glas te

bekomen is door mangaan en ijzeroxide toe te voegen aan het glas.53

Bovenstaande gegevens geven een overzicht over de productie van glas, glaskralen en

de verschillende vormen en kleuren die voorkomen bij de kralen uit het onderzoeksgebied.

Maar hoe kan de productie van glas en glaskralen herkend worden? En zijn hiervoor

aanwijzingen in het onderzoeksgebied terug te vinden? De meest voor de hand liggende

vondsten die wijzen op glasproductie zijn ruw glas, slakken en misvormde producten.54

Maar

alle overige producten die als tussenstap aanwezig zijn in het productieproces kunnen alsnog

teruggevonden worden. Een voorbeeld hiervan zijn: smeltkroezen waarin het glas gesmolten

wordt, glazen staven welke het resultaat zijn van het uitrekken van het glas, kleurstoffen,

metalen draden en staven waarrond de kralen gedraaid werden. Verder zijn er voor de

versieringen verschillende precisiewerktuigen voorhanden zoals de eerder aangehaalde kleine

‘ijsschep’, pincetten om glaspasta in te leggen, mesjes om glas uit te snijden waar glaspasta

moet komen, glaspasta zelf in allerhande kleuren etc… Toch worden dergelijke vondsten

49

Guido 1978, 9-10.

50 Raftery/Henderson 1987, 51.

51 Haevernick 1960, 17-18.

52 Kunter 1995, 90.

53 Haevernick 1960, 17.

54 Aanwijzingen hiervoor zijn onder andere aangetroffen in het oppidum van Le Pâtural (Zuid-Frankrijk),

Robinson 2003, 86-89; Manching, Sievers 2003, 73-74; idem 1998, 619-627; Bern, Haevernick 1960, 20-21.

18

zelden in archeologische context gedaan.55

(afbeelding 10)Vermoedelijk omdat glasproductie

op kleine schaal, of door rondtrekkende glasmakers gedaan werd, zijn deze vaak

onherkenbaar. Ook zal glas vaak opgeruimd of herbruikt geworden zijn, aangezien het

importen betrof waarvan men geen oneindige instroom bezat. Binnen het onderzoeksgebied

zijn dan ook geen aanwijzingen gevonden voor glas- of glaskralen-productie. Het is

onduidelijk of alle aangetroffen kralen geïmporteerde eindproducten zijn. Toch zullen er

lokale producties plaatsgevonden hebben waarbij de kralen uit Leesten-Meijerink mogelijk

een voorbeeld zijn.

Afbeelding 10: Afvalproducten en halffabricaten van glaskraalproductie uit Ribe, 700-750 n. Chr. Naar

Sode 2003, 48 en 53.

55

Aanwijzingen voor glasproductie zijn er binnen een IJzertijd context al gedaan. Uit oudere contexten

ontbreken dergelijke aanwijzingen volledig. Hiernaast is het ook zeer onduidelijk of het binnen deze contexten

wel over de productie van glaskralen gaat. Hiervoor zijn geen specifieke producten welke met kralen produceren

geassocieerd worden gevonden. Uit een recentere, vroeg middeleeuwse, context zijn wel verschillende

glaskralen en hun tussenproducten aangetroffen. Meer info hierover is te vinden in Lundström 1976.

19

5. Typochronologie

De typochronologie die hieronder aangehaald wordt, is gebaseerd op de bijgevoegde

inventaris. Allereerst zal er een onderscheid zijn tussen onversierde en versierde kralen.

Vervolgens zullen per categorie de verschillende vormtypes met hun bijbehorende datering en

kenmerken aangehaald worden. Hierbij zal er per type getracht worden een referentie van

andere typologieën te vinden. Dit zal niet voor alle kralen mogelijk zijn daar onversierde

kralen vaak typologisch niet behandeld worden, of te moeilijk gevonden worden om te

behandelen. Binnen het onderzoeksgebied konden alle kralen, uitgezonderd één (inventaris

nummer 9), ingedeeld worden in een bepaald type.

Onversierde kralen

Type onversierd 1: onversierde ringkralen

In het onderzoeksgebied werden 111 onversierde ringkralen uit 23 archeologische

contexten aangetroffen. Binnen deze kralen is er enerzijds een onderscheid te maken

tussen onversierde ringkralen. Deze zijn met één of meerdere aantallen aangetroffen

zonder dat ze onderdeel uitmaakten van een ander type sieraad. Anderzijds zijn er de

onversierde ringkralen, welke onderdeel uitmaken van Segelohrringen.

o Type onversierd 1a: onversierde ringkralen

Inventarisnummer: 1, 4, 5, 7, 10, 13, 24, 28- 30, 33-35, 40-45, 47, 48, 52.

Afbeelding 11: Type onversierd 1a, de blauwe varianten.

Vindplaats van links naar echts: Haps, Gent-Hogeweg, Leesten-Meijerink.

20

Drieënnegentig onversierde ringkralen, welke met één of meerdere aantallen

voorkomen, zonder dat ze onderdeel uitmaakten van een ander type sieraad, zijn

aangetroffen in het onderzoeksgebied. Het zijn veruit de simpelste kralen die aanwezig

zijn. De ringkralen uit het onderzoeksgebied zijn allen gewonden kralen. Er is binnen

het onderzoeksgebied geen enkele kraal aangetroffen die een duidelijke naad heeft en

daardoor gevouwen is.

Kenmerkend voor deze kralen zijn de kleine afmetingen. De diameter van de

kralen uit het onderzoeksgebied varieert tussen 0,11 cm en 1,5 cm. De hoogte varieert

tussen 0,09 cm en 0,8 cm. Bij de kralen waar zowel de diameter als hoogte van bekend

zijn, is de verhouding veelal 1 op 2. Enkel de kralen uit ‘Vindplaats 14’ bij het N18

project en uit Eefde hebben een 1 op 1 verhouding.

Alle eenvoudige ringkralen binnen het onderzoeksgebied zijn blauw, uitgezonderd

de kraal van de Kemmelberg (olijfgroen) en de kraal van Ekeren Het Laar

(donkerpurper). Volgende blauwtinten komen voor: kobaltblauw, blauw, licht blauw,

donker blauw, blauwgroen, donkerblauw-groen. Enkel de kraal uit Rotselaar laat

helemaal geen licht door. Maar bij deze kraal is het onduidelijk of het hier om glas of

steen gaat.

Daar ringkralen tot het eenvoudigste type van kralen behoren, is het nagenoeg niet

mogelijk om deze te dateren.56

Dergelijke kralen komen in verschillend kleuren en

groottes voor vanaf de Late Bronstijd tot heden. Toch is er door Guido getracht een

onderscheid te maken in enkele kleurvarianten. Hieronder zal er ook voor ons

onderzoeksgebied een onderscheid gemaakt worden in de verschillende kleuren:

Type onversierd 1a blauw: Dit zijn bovenstaande kralen welke in

verschillende blauwtinten voorkomen. Guido omschrijft deze, in group

6 ivb, als blauwe kralen met een diameter kleiner dan 1,5 cm. In Groot-

Brittannië komen deze kralen voor vanaf de 6e eeuw v. Chr tot heden.

57

Voor ons onderzoeksgebied dateren deze kralen al vanaf de Late

Bronstijd/ Vroege IJzertijd.

56

Haevernick 1978, 146-147; Haevernick 1960, 68.

57 Guido 1978, 66-68.

21

Type onversierd 1a groen: Eén kraal uit het onderzoeksgebied behoort

tot dit type, namelijk deze van de Kemmelberg (inventaris 7). Deze

kraal heeft een olijfgroene kleur en valt daardoor onder Guido Group 6

iiia. Deze groep omvat kralen in groenige kleuren met een diameter

kleiner dan 30 mm. Ze dateert deze tussen 300 v. Chr. en 100 na Chr.58

Type onversierd 1a purper: In dit type is één kraal uit het

onderzoeksgebied in te delen. Namelijk deze uit Ekeren Het Laar

(inventaris 4). Guido omschrijft deze bij Group 6 viii. Deze kralen zijn

steeds kleiner dan 15mm in diameter. Ze zijn net zoals type onversierd

1a blauw te dateren vanaf de Late Bronstijd tot in recente periodes.

o Type onversierd 1b: onversierde ringkralen, onderdeel van Segelohrringen

Inventarisnummer: 25, 26, 27, 31, 32, 49.

Afbeelding 12: Type onversierd 1b, Segelohrringen. Vindplaats: Bargeroosterveld.

Achttien kralen die toebehoorden aan Segelohrringen werden teruggevonden in het

onderzoeksgebied. Net zoals bij type onversierd 1a, betreft het hier gewonden kralen,

welke in het onderzoeksgebied allemaal een blauwe kleur hadden. De afmetingen van

dergelijke kralen uit het onderzoeksgebied is onbekend. Vermoedelijk zullen de

glaskralen dezelfde afmetingen hebben als deze van type onversierd 1a blauw, daar

deze in wezen hetzelfde zijn. Deze kralen worden hier behandeld als een apart type

omdat ze steeds voorkomen in samenhang met een bronzen oorbel, een zogenaamde

58

Guido 1978, 66.

22

Segelohrring. Dergelijke oorringen komen enkel voor in Noord-Nederland en het

aangrenzende Duitse gebied en dateren steeds uit de Midden IJzertijd.59

Enkel de

exemplaren uit Oudemolen zijn zuidelijker aangetroffen.

Type onversierd 2: lange, smalle, onversierde ovale kralen

Inventarisnummer: 11, 12.

Afbeelding 13: Type onversierd 2. Vindplaats: Neufchâteau-le-Sart.

Het tweede onversierde type welke in het onderzoeksgebied aangetroffen wordt zijn

langwerpige kralen met een ovale vorm. In totaal zijn er hiervan 22 aangetroffen. Deze

ovale vorm wil zeggen dat de breedste diameter zich in het midden van de kraal

bevindt en dat de boven- en onderzijde een kleinere diameter hebben. Kenmerkend

voor deze kralen is een lang en smal voorkomen. Het uiteinde is tamelijk scherp,

waardoor de kralen waarschijnlijk getrokken zijn. De lengte varieert tussen 0,9 cm en

1,2 cm, het breedste punt is steeds kleiner dan 0,5 cm. Hierdoor is er een diameter-

lengte verhouding van minstens 2 op 1. De kralen komen in een bruine en zwarte kleur

voor, al is de zwarte kleur in wezen een zeer donker olijfgroene kleur welke een zwart

uiterlijk geeft. Deze kralen kunnen geïnterpreteerd worden als een imitatie van amber

of git.60

Dergelijke kralen zijn niet typologisch beschreven en kunnen daardoor enkel

gedateerd worden aan de hand van de context waarin ze in ons onderzoeksgebied 59

Van Straten/ Fermin 2012, 71.

60 Cosyns et al. 2003, 324-325.

23

aangetroffen zijn. Daar deze vindplaats een graf was heeft deze een C14 en

typologische datering. Het graf heeft via C14 een datering tussen 400 en 205 v. Chr en

via typologie tussen 300 en 180 v. Chr. Hierdoor kunnen we aannemen dat de kralen

dateren tussen 300 en 205 v. Chr. dit is de overgang van de Midden IJzertijd naar de

Late IJzertijd.

Type onversierd 3: onversierde, brede, ovale kralen

Inventarisnummer: 8.

Afbeelding 14: Type onversierd 3. Vindplaats: Kemmelberg.

Van het derde onversierde type is slechts één exemplaar aangetroffen in het

onderzoeksgebied. Het betreft een gewonden, brede ovale kraal waarbij de diameter

1,3 cm is en de hoogte 0,8 cm. Hiermee is de diameter-lengte verhouding 1,5 op 1

waarmee deze wezenlijk verschilt met het type onversierd 2. De kraal heeft een

kobaltblauwe kleur. Er is voor deze kraal geen enkele gelijkaardige te vinden in de bij

mij bekende typologieën en inventarissen. Hierdoor is de datering afhankelijk van de

context waarin deze is aangetroffen. Deze kraal komt uit het heuvelfort de

Kemmelberg, welke uit de Midden IJzertijd dateert.

24

Type onversierd 4: onversierde, bolle kralen

Inventarisnummer: 46.

Afbeelding 15: Type onversierd 4. Vindplaats: Maasgouw. (©ADC)

Van het laatste onversierde type kraal is ook slechts één exemplaar in het

onderzoeksgebied aangetroffen. Het betreft een kraal met een bolle vorm. Door de

afgeronde randen is het aannemelijk dat het om een gewonden kraal gaat. De diameter

is 0,5 cm en de lengte 1,2 cm. Hierdoor is er een ratio van 1 op 2. De kraal heeft een

lichtblauwe kleur. Ook deze kraal is niet in een typologie terug te vinden. Toch

worden dergelijke kralen veelvuldig aangetroffen in geheel Europa. Onder andere in

Bohemen zijn vele kralen aangetroffen, welke sterke gelijkenissen met deze kraal

hebben. De kralen uit Bohemen dateren uit de Vroege en Midden IJzertijd.61

De kraal

uit ons onderzoeksgebied die hierboven beschreven staat, kan gezien de context in de

Midden IJzertijd gedateerd worden.

61

Venclovà 1990, 100 en Plaat 6.

25

Versierde kralen

Type versierd 1: langwerpige ovale kralen met spiraalversiering, Pfahlbautönnchen

met spiralen

Inventarisnummer: 15-17.

Afbeelding 16: Type versierd 1. Vindplaats: Han-sur-Lesse, Trou de Han.

Van het eerste versierde type dat besproken wordt zijn er 6 exemplaren aangetroffen in

het onderzoeksgebied. Het zijn langwerpige kralen. Gezien de afgeronde uiteindes zijn

de kralen waarschijnlijk gewonden. De lengte varieert van 0,7 cm tot 0,9 cm en de

diameter van 1 cm tot 1,5 cm. Hiermee ligt de diameter-lengte verhouding op +- 2 op

1. De kralen zijn donkerblauw, turquoise-lichtblauw en purper. De versiering bestaat

uit opake witte spiralen die zich vier tot vijf keer over de breedte van de kraal winden.

Dergelijke kralen zijn bekend als zijnde Pfahlbautönnchen met spiralen62

en kennen

een wijde verspreiding in Europa. Vermoedelijk zijn de kralen in het

onderzoeksgebied ook ingevoerd vanuit Centraal-Europa of het Middellandse

zeegebied.63

De oudste aangetroffen exemplaren komen uit Zwitserland (Concise,

Corcelettes, Cortaillod en Estavayer-le-Lac64

) en dateren tussen 1100 en 1200 v.

Chr.65

De jongste zijn aangetroffen in Frankrijk (Châtillon, Conjux, Grésine, Le Saut

62

62

Cosyns et al. 2003, 323-324; Haevernick 1978, 151-152.

63 Cosyns et al. 2003, 323-324; Warmenbol 1996, 54-55.

64 Haevernick 1978, 151-152.

65 Cosyns et al. 2003, 323-324; Warmenbol 1996, 54-55.

26

en Réallon66

) en zijn tussen 900 en 800 v. Chr. te dateren.67

De kralen uit ons

onderzoek zijn waarschijnlijk ook in de recentere periode te dateren, vermoedelijk

tussen 1000 en 800 v. Chr.

Type versierd 2: Ringvormige kraal met witte bol als ogenversiering

Inventarisnummer:19.

Afbeelding 17: Type versierd 2. Vindplaats: Han-sur-Lesse, Trou de Han.

Van het tweede type versierde kralen is slechts één exemplaar aangetroffen in het

onderzoeksgebied. Het betreft gewonden ringvormige kralen met een diameter tussen

0,82 cm en 1,04 cm en een lengte tussen 0,5 cm en 0,58 cm. Hierdoor is de diameter-

lengte verhouding 2 op 1. De kraal uit het onderzoeksgebied is blauw van kleur en

heeft witte ogen in de vorm van een ingelegde witte bol glaspasta.

Ondanks dat kralen van dit type meermaals in overzichtsfoto’s van vondsten

staan68

, worden deze nooit in een typologie beschreven. Waarschijnlijk gaat het hier

om kralen welke steeds blauw van kleur zijn en met witte pasta zijn ingelegd. Deze

kralen vertonen een sterke gelijkenis met type onversierd 4 en zullen dezelfde datering

hebben, namelijk rond 800 v. Chr.

66

Haevernick 1978, 155.

67 Cosyns et al. 2003, 323-324; Warmenbol 1996, 54-55.

68 Wagner 2006, Tafel 27; Kunter 1995, Tafel 29.

27

Type versierd 3: driehoekige ringvormige kralen met ring-ogenversiering, Phahlbau-

noppenperlen-variant

Inventarisnummer: 18.

Afbeelding 18: type versierd 3. Vindplaats: Han-sur-Lesse, Trou de Han.

Het derde versierde type heeft twee exemplaren in het onderzoeksgebied. Het betreft

gewonden ringvormige kralen waar drie noppen opgeplaatst zijn waardoor deze kralen

een driehoekig uiterlijk krijgen. De kraal is blauw van kleur en heeft op de noppen een

uitsparing waarin witte glaspasta is ingelegd. De diameter varieert tussen 0,82 cm en

1,04 cm en de lengte tussen 0,5 cm en 0,58 cm. Hierdoor is de diameter-lengte

verhouding 2 op 1.

Dit type kralen staat bekend als Phahlbau-noppenperlen, onder andere

Haevernick69

beschrijft deze.70

Toch moet hierbij opgemerkt worden dat de kralen die

Haevernick onder deze naam omschrijft, steeds vier uitstekende noppen hebben71

, daar

waar bij die uit het onderzoeksgebied slechts drie uitstekende noppen aanwezig zijn.

Onduidelijk is of dergelijke kralen ook met drie noppen voorkomen en welke datering

hier aan vast hangt. Guido haalt wel aan dat kralen met drie noppen bestaan in een

blauwe kleur, welke lijken op haar class 13, maar veel ouder zijn. Mogelijk betreft het

hier dergelijke kralen.72

Bij deze kralen bestaat de versiering niet uit ingelegde ringen

69

Haevernick 1978, 146.

70 Cosyns et al. 2003, 323-324.

71 Haevernick 1978, 146.

72 Guido 1978, 85.

28

maar uit spiralen. Een tweede kenmerk van deze kralen is het steeds voorkomen in een

blauwe kleur en een witte ring welke ingelegd is op de noppen.73

Kralen van dit type

komen voornamelijk voor in Zuid-Europa (Middellandse zeegebied) en Centraal-

Europa. Enkele exemplaren uit Frankrijk, Auvernier en Hauterive-Champréveyres

behoren tot de meest noordelijke varianten.74

Dergelijke kralen dateren tussen 800 en

700 v. Chr., dus de overgang van Late Bronstijd naar Vroege IJzertijd.

Type versierd 4: ringvormige kralen met ringogen, Ringaugenperlen, Guido class 1

Arras type 1

Inventarisnummer: 20, 21, 36-39.

Afbeelding 19: Type versierd 4. Vindplaats: Han-sur-Lesse, Trou de Han en Leesten-Meijerink.

Van het vierde versierde type zijn er in het onderzoeksgebied zes kralen terug

gevonden. Het zijn gewonden ringvormige kralen in blauw glas (kobaltblauw,

donkerblauw en donkerblauwgroen) waarin telkens drie uitsparingen gemaakt zijn

welke ingelegd zijn met witte glaspasta. Door deze inleg ontstaan er ogen, hierdoor

staan deze kralen bekend als zijnde Ringaugenperlen. Twee van de aangetroffen

voorbeelden hadden deze glaspasta nog in hen. De andere vier hadden deze pasta niet

waardoor onduidelijk is welke kleur er gebruikt is. De diameter van deze kralen

varieert tussen 0,6 cm en 1,1 cm, de lengte varieert tussen 0,36 cm en 0,89 cm. De

diameter-lengte verhouding is ongeveer 2 op 1.

73

Haevernick 1978, 146.

74 Cosyns et al. 2003, 323-324.

29

Kralen van dit type worden vaak omschreven als Ringaugenperlen,75

toch

worden deze op typologische basis eerder ingedeeld bij Guido class 1, Arras type 1.76

Kenmerkend voor deze kralen is de blauwe kleur glas waarin een ringvorm is

uitgesneden waarin een witte glaspasta heeft gezeten. Vaak is pasta uit de insparingen

gevallen. Dit is ook in het onderzoeksgebied bij drie van de kralen het geval.77

Deze

kralen zijn vanaf de 8ste

eeuw via Phoenicië in Europa verspreid geraakt en nadien ook

nagemaakt. De grootste concentratie van deze kralen is dan ook aangetroffen in het

Middellandse zeegebied en Centraal-Europa. Enkele exemplaren zijn aangetroffen in

West-Europa en Groot-Brittannië. De vroegste verspreiding van deze kralen kan

gedateerd worden rond 800 v. Chr., de Britse exemplaren dateren tussen 300 en 200 v.

Chr.78

De kralen uit het onderzoeksgebied dateren vermoedelijk rond de overgang van

Late Bronstijd naar Vroege IJzertijd (rond 800 v. Chr.).

Type versierd 5: ringvormige kralen met gele zigzagversiering, Haevernick Gruppe

23a en Guido class 11g, Meare variant

Inventarisnummer: 3, 23, 50.

Afbeelding 20: Type versierd 5. Vindplaats: Han-sur-Lesse, Trou de Han en Serooskerke.

75

Van Straten/ Fermin 2012, 68-70.

76 Guido 1978, 45-48.

77 Guido 1978, 45.

78 Guido 1978, 46-48.

30

Het vijfde versierde type kraal is ringvormig met gele zigzagversiering. De drie

aangetroffen exemplaren hebben geen naad waardoor deze gewonden zullen zijn, al

zijn twee kralen niet volledig, waardoor het niet met zekerheid uit te sluiten is dat de

kralen geplooid zijn. Er zijn twee kralen aangetroffen in kleurloos glas en één in

kobaltblauw glas. De diameter ligt tussen de 1 cm en 2 cm en de lengte zal ongeveer

de helft van de diameter zijn (diameter-lengte ratio van 2 op 1).

Deze kralen staan bekend als de Haevernick Gruppe 23a en Guido class 11g,

Meare variant. Haevernick maakt binnen haar Gruppe 23a geen onderscheid tussen

verschillende kleuren glas en verschillende kleuren zigzagversiering. Nagenoeg alle

variaties zijn mogelijk.79

Echter, Guido beschrijft in haar class 11g alle kleuren van

glaskralen, met enkel een gele zigzagversiering.80

Dit type kralen kent een vrij

algemene verspreiding. Het is één van de meest voorkomende versierde kralen in de

pre-Romeinse periode in heel Europa. Hierdoor is het aannemelijk dat deze ook

geproduceerd zullen zijn op het Europese vasteland. De datering van deze kralen is in

de 1e eeuw v. Chr. en de 1

e eeuw na Chr. Dus in de Late IJzertijd en de overgang naar

de Vroeg Romeinse periode.

Type versierd 6: ringvormige kraal met gele bol en witte spiralen als ogenversiering,

Kunter Gruppe 1, Vielaugenperlen.

Inventarisnummer: 51.

Afbeelding 21: Type versierd 6. Vindplaats: Vrizeveen-Kooiplas.

79

Frey 1983; Haevernick 1960, 70-71.

80 Guido 1978, 83-84.

31

Van het zesde versierde type is in het onderzoeksgebied slechts één exemplaar

aangetroffen met een onduidelijke context. Toch wordt deze meegenomen in de studie,

gezien het voorkomen aan een bronzen armband. De kraal heeft een gewonden

ringvorm en een kobaltblauwe kleur. De versiering bestaat uit gele ingelegde bollen

glaspasta waarrond fijne witte spiralen met vier windingen voorkomen. Het is

onduidelijk hoe vaak de versiering op de kraal voorkomt, waarschijnlijk vier keer. Er

zijn geen afmetingen van deze kraal bekend, maar uit de afbeelding is af te leiden dat

de diameter lengte ratio ongeveer 2 op 1 zal zijn.

Dit type kralen wordt algemeen onder de ogenkralen gecategoriseerd. Binnen

deze categorie zijn er vele varianten mogelijk. De kraal uit ons onderzoeksgebied

behoort tot de variant Vielaugenperlen, welke ook bekend staat als Kunter Gruppe 1.81

Toch ontbreekt een typologie van dergelijke ogenkralen. Hierdoor zijn er geen

algemene kenmerken van het type af te leiden. Wel kunnen we een algemene datering

van de Vielaugenperlen geven. Deze dateren tussen 500 en 200 v. Chr.82

Type versierd 7: ringvormige kralen met stralen, Haevernick Gruppe 23

Inventarisnummer: 14.

Afbeelding 22: Type versierd 7. Vindplaats: Han-sur-Lesse, trou de Leuve.

81

Kunter 1995, 113-122.

82 Kunter 1995, 113-122.

32

Het voorlaatste type aangetroffen in het onderzoeksgebied, type versierd 7, heeft één

exemplaar. Het betreft een gewonden ringvormige kraal in bruin glas waar gele stralen

op zijn aangebracht. De diameter is 2,66 cm en de lengte zal ongeveer de helft zijn (2

op 1 ratio).

Deze kralen worden omschreven als Haevernick Gruppe 23. Hierbij zijn alle

soorten glas mogelijk en zijn de stralen in gele of witte glaspasta ingelegd. Het type

kralen is wijdverspreid doorheen heel Europa en is mogelijk een Europees product

afkomstig uit Stradonice.83

Ze dateren uit de Late IJzertijd tussen 100 en 50 v. Chr.84

Type versierd 8: Ringvormige kralen met knobbels waarop een spiraalpatroon staat,

Guido class 6 Oldbury type, Zepezauer IV.1(.1)

Inventarisnummer: 6, 22.

Afbeelding 23: Type versierd 8. Vindplaats: Heffen.

Van het laatste versierde type, type versierd 8, zijn er in het onderzoeksgebied twee

exemplaren aangetroffen. Het zijn beide donkerblauwe, gewonden ringvormige kralen.

Op deze kralen zijn zeer kleine knobbels aangebracht, waarop afwisselend kleine en

83

Venclova 1990, 140-141.

84 Zepezauer 1993, 59.

33

grote witte spiralen zijn aangebracht. De diameter varieert tussen 1 cm en 2,5 cm, de

lengte tussen 0,4 cm en 1,5 cm. Hierdoor is de verhouding 2 op 1/0,75.

Deze kralen worden beschreven onder Guido class 6, Oldbury type85

en

Zepezauer IV.1(.1).86

Kenmerkend voor deze kralen zijn de blauwe kleur. Hiernaast

zijn meestal drie, heel zelden twee, rijen knobbels aanwezig waarop gele of witte

spiralen aanwezig zijn.87

Op het Europese vasteland worden deze kralen tussen 250 en

50 v. Chr gedateerd88

, in Groot-Britannië in de 1e eeuw v. Chr.

89 De kralen uit het

onderzoeksgebied zullen vermoedelijk ook tussen 250 en 1 v. Chr. te dateren zijn, in

de Late IJzertijd en overgang naar de Vroeg-Romeinse tijd

6. Sociaal gebruik van kralen

6.1 Sociaal gebruik van kralen doorheen de eeuwen

Kralen worden vaak, en vooral in de Westerse wereld, als sieraden gezien. In andere

werelddelen en in oudere tijdsperiodes hangt er aan het gebruik van kralen eveneens een

sociale implicatie vast. Hier zullen aan de hand van enkele archeologische en antropologische

voorbeelden, mogelijke gebruiken van kralen opgesomd worden. Belangrijke elementen in het

onderzoek naar het sociaal gebruik van glaskralen in de Brons- en IJzertijd zijn gender, status

en archeologische context. Hierbij moet opgemerkt worden dat bij kralen, welke binnen een

bepaalde archeologische context aangetroffen worden enkel het laatste gebruik, van een kraal

kan afgeleid worden uit de context. Over der eerdere gebruiken van de betreffende kraal

weten we niets.

85

Guido 1987, 53-57.

86 Zepezauer 1989, 113.

87 Guido 1987, 53-57.

88 Guido 1987, 54; Zepezauer 1989, 118.

89 Guido 1987, 53-57.

34

Archeologisch onderzoek

De oudste periode waarnaar onderzoek verricht is omtrent het sociaal gebruik van kralen is de

Myceense periode (een bloeiende kralenproductie en -consumptie is hier aanwezig tussen

1390 en 1180 v. Chr.).90

Uitgebreid archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat kralen in

verschillende contexten terug te vinden zijn. Zo zijn er kralen die simpelweg tussen het

nederzettingsafval aangetroffen worden, in productieplaatsen, maar ook in graven en

cultusplaatsen. Hiernaast zijn er ook muurschilderingen aangetroffen waar het gebruik van

kralen (onduidelijk of het hier om glaskralen of andere materialen gaat) op afgebeeld is. 91

Het voorkomen van glaskralen in nederzettingen toont aan dat deze algemeen voorkomen en

gedragen worden in het dagelijkse leven.92

Toch moet ook een andere, meer rituele functie

aan glaskralen worden toegekend gezien hun voorkomen in graven en heiligdommen.

Wanneer we de graven bekijken zien we dat glaskralen zowel voorkomen bij mannen,

vrouwen als kinderen. Veelal betreft het zeer grote aantallen kralen die uit graven

teruggevonden worden, waarbij de kralen in kleurige patronen deel uitmaken van de kleding

en juwelen. Kalliopi haalt hiernaast aan dat het telkens rijke graven betreft welke in de oudere

literatuur vaak als prinselijk bestempeld worden.93

Wanneer de glaskralen in de

heiligdommen bekeken worden, alsook de muurschilderingen waarin kralen afgebeeld zijn, is

het opvallend dat het veelal kralen betreft die de vorm en kleur van vruchten hebben.

Mogelijk betreft het hier een vervanging of grotere statusaanduiding van de vergankelijke

echte vruchten die geofferd werden.94

De volgende periode waarin archeologisch onderzoek naar het sociaal gebruik is

uitgevoerd, is de middeleeuwse periode, meer bepaald de Merovingische en de

Scandinavische Viking periode (800-1000 n. Chr.). De gegevens over het sociale gebruik van

glaskralen in deze periodes zijn afgeleid uit veelvuldig aangetroffen vondsten tijdens

archeologisch onderzoek. De kralen uit deze periodes worden nagenoeg enkel in

grafcontexten teruggevonden. Daardoor is het waarschijnlijk dat het plaatsen van kralen in

90

Kalliopi 2003, 23.

91 Kalliopi 2003, 33.

92 Kalliopi 2003, 33.

93 Kalliopi 2003, 23-34.

94 Kalliopi 2003, 23-34.

35

graven een keuze geweest is welke bij het grafritueel hoorde. De Merovingische kralen

komen zowel in mannen- als vrouwengraven voor. Toch is er een genderdifferentiatie

aanwezig. Vrouwen hebben veelal enkele tientallen kralen, gedragen als armbanden of

halssnoeren, en vaak is er geen associatie met prestigieuze grafgiften. Daartegenover komen

kralen in mannengraven slechts in kleine aantallen voor. In deze graven worden ze

geassocieerd met rijke bijgaven waaronder wapens, waarbij de kralen waarschijnlijk deel

uitmaakten van riemen, gordelhangers of wapendecoratie.95

Wanneer kralen bekeken worden

dewelke geassocieerd zijn met een Scandinavische context, dan kan worden opgemerkt dat

hier enkel kralen voorkomen in vrouwengraven. Opvallend hierbij is dat het enkel graven met

rijke prestigegoederen betreft. Net zoals in de Merovingische graven worden de kralen

meestal teruggevonden aan armbanden of halssnoeren. 96

Een iets jongere periode waarin verschillende aanwijzingen voor de sociale implicatie

van glaskralen te vinden zijn, is de expansie van het Europese rijk in de 16e en 17

e eeuw. Op

dit moment ontstaan twee belangrijke productiecentra; namelijk Venetië en Nederland.97

Enerzijds kan hier gekeken worden naar de historisch goed gedocumenteerde productie van

glaskralen, anderzijds naar het gebruik ervan. De productie van glaskralen was georganiseerd

in gildes. De techniek om kralen te maken werd binnen deze gildes steeds doorgegeven van

man tot man. Vrouwen konden wel een functie vervullen in het productieproces, toch werden

ze niet in staat geacht om meester-kralenmaker te worden.98

De productie van kralen lijkt in

dit geval dus sterk genderspecifiek gericht, dit hangt samen met het algemene denkbeeld in

deze periode. Maar waarom zien we in deze periode een sterke uitbreiding van de productie

van glaskralen? Deze uitbreiding valt samen met de expansie van de Europese

handelsnetwerken en de uitbreiding van de grondgebieden van verschillende landen. De eerste

Venetiaanse kralen werden gezien als imitaties van kostbaarheden zoals ivoor, amber, kristal

etc… Deze werden bij de lokale bevolking van de net ontdekte gebieden geruild voor andere

exotische goederen zoals specerijen. 99

Nadat deze kralen geruild waren, zullen ze binnen de

lokale samenlevingen de functie vervuld hebben van oude waardevolle gesteenten en 95

Grünewald/Koch 2009a; Grünewald/Koch 2009b; Grünewald/Koch 2009c; Guido 1999, 1-2.

96 Callmer 1977, 105.

97 Dubin 2009, 106-107. Het onderzoek van Panini was niet te raadplegen maar zou een mooie aanvulling

kunnen zijn over de Venetiaanse kralen. Panini 2007.

98 Trivellato 1998, 48-58.

99 Trivellato 1998, 63-64.

36

natuurlijke materialen, mogelijk als prestigegoed en als gift bij rites de passages. Hier kan dus

een tweedeling waargenomen worden; enerzijds een westerse zuiver commerciële achtergrond

waarbij de productie van kralen enkel bestaat voor eigen winst en het verkrijgen van exotische

goederen. Anderzijds is er het verhandelen van lokale goederen voor statussymbolen of

symbolen die dienst doen in rites de passages bij de lokale stammen.

Hier kan geconcludeerd worden dat het gebruik van kralen per periode verschilt. In de

Myceense periode valt een algemeen gebruik van glaskralen waar te nemen. Hierbij krijgen

bepaalde kralen of kralenensembles een rituele betekenis bij offers (kralen die op vruchten

lijken) of graven (vele rijkelijk versierde kralenpatronen) waarbij geen onderscheid in gender

op te merken valt. Terwijl in de Merovingische periode kralen enkel een rituele functie in

graven hebben met een genderverschil. Bij mannen worden de kralen gedragen in combinatie

met, en als versiering van een wapenuitrusting en zijn ze enkel onderdeel van rijke graven

(prestigesymbool), terwijl vrouwen de kralen veelal als sieraden en in grotere getallen dragen.

In de Scandinavische Viking periode kan opgemerkt worden dat kralen enkel in graven

voorkomen. Hierbij is een verschil zichtbaar met de Merovingische periode. Het

genderverschil is sterker benadrukt doordat kralen in mannengraven volledig ontbreken. Ook

komen de kralen op dit moment enkel in rijke graven voor. In de meest recente archeologisch

onderzochte periode zien we enerzijds een verschil in productie, waarbij een duidelijk

genderpatroon zichtbaar is; enkel mannen mogen kralen maken. Anderzijds is ook een

tweedeling zichtbaar tussen het Westerse gebruik, namelijk handel en winstbejag, en de lokale

bevolkingen waarbij de kralen gebruikt werden als prestigesymbool en voor rites de passages.

Samengevat kunnen kralen binnen een archeologische context dus onderscheiden worden in:

Grafvondsten: verschillen tussen mannen- en vrouwengraven kunnen een

onderscheid in genderpatronen aan het licht brengen. De rijkdom van de

overige bijgaven kunnen aanwijzingen geven over het prestige dat samenhangt

met kralen. Mogelijk zijn hier ook aanwijzingen over rites de passages af te

leiden. Zo kunnen bepaalde vormen, versieringen en kleuren op een bepaald

moment aan een persoon gegeven worden.

Nederzettingsvondsten: wanneer kralen in nederzettingen teruggevonden

worden kan dit een aanwijzing zijn dat ze in het dagelijkse leven gedragen

werden.

37

Kralen uit rituele deposities: kralen die in rituele deposities aangetroffen

worden kunnen een specifieke betekenis hebben. Hierbij moet gelet worden op

bepaalde vormen, versieringen kleuren, etc.

Verderop zal gekeken worden of dergelijke gegevens op ons onderzoeksgebied van

toepassing zijn.

Antropologisch onderzoek

De volgende voorbeelden over de sociale implicaties van glaskralen zijn antropologisch van

origine en komen dus recentere periodes. Hierbij is één genderverschil bij de productie van

glaskralen zichtbaar en zes verschillende sociale gebruiken bij de glaskralen. Deze gebruiken

zullen hieronder opgesomd worden, telkens met een korte aanhaling van één of meerdere

onderzoeken waarbij deze aan bod zijn gekomen. Wanneer gekeken wordt naar de productie

van kralen is merkbaar dat dit zeer gender-gebonden is. Mannen produceren kralen uit

moeilijk te bewerken materialen en vrouwen maken deze uit gemakkelijker bewerkbaar

materiaal. Wel zijn het steeds de vrouwen die de kralenensembles samenbrengen en

verwerken.100

Bij het gebruik van kralen zijn er zes sociale gebruiken zichtbaar. Het meest

voorkomende element is het gebruik van kralen als machtssymbool, waarbij verschillende

soorten machtssymbolen zichtbaar zijn. Bij Afrikaanse slaven die in Amerika voor de

burgeroorlog leefden, was een duidelijk verschil in macht zichtbaar en werd deze benadrukt

door het dragen van kralen. Slaven die op het platteland arbeid verrichtten droegen meestal

geen of slechts enkele kralen, terwijl slaven die in de directe huishouding van hun meester

mochten dienen vaak verschillende kralen droegen. Wie veel kralen voor zijn slaaf kocht was

namelijk rijk en had hierdoor een hoge status.101

Een andere sociale context waarin kralen gebruikt werden was het benadrukken van

genderverschillen of bevestigen van interacties tussen mannen en vrouwen. Bij het Mardi

Gras festival in Amerika is ieder jaar het fenomeen zichtbaar waarbij mannen en vrouwen

100

Sciama 1998, 6.

101 Foster 1998, 183. Een ander voorbeeld voor prestige is te vinden in Janowski 1998.

38

tijdens een optocht hun borsten moeten tonen voordat men kralen toegeworpen krijgt.

Hierdoor wordt de interactie tussen beide geslachten versterkt.102

Er is ook terugkomend gebruik zichtbaar van kralen die voor bescherming gebruikt

worden. Lange tijd geloofden Afro-Amerikaanse slaven dat kralen die van de kralenboom

(Melia azedarach) gemaakt werden een beschermende functie hadden.103

Een ander voorbeeld

van bescherming is te vinden bij rozenkransen. Waar in Europa rozenkransen vaak

aanschouwd worden als onderdeel van de religie en uitsluitend door zeer gelovige mensen

gebruikt worden, worden deze in de Andes door nagenoeg alle vrouwen gedragen. Zowel in

steden als op het platteland hebben veel vrouwen een rozenkrans bij omdat ze denken dat deze

hen bescherming biedt. Zelfs in steden is recentelijk de opkomst van het dragen of vastbinden

van rozenkransen aan taxi’s, bussen, etc… zichtbaar.104

Een volgend sociaal gebruik is het gebruiken van kralen als cultural marker, om een

onderscheid te maken tussen verschillende stammen. Dit om verschillen tussen families of

dorpen te benadrukken. Zo gebruikt de Kalabristam in Nigeria uitsluitend geïmporteerd

materiaal om kralen te maken. Hiermee willen ze zich onderscheiden van andere stammen in

de omgeving, welke lokale producten of een mengeling van lokale producten en import

gebruiken.105

Naast de verschillen tussen deze stam en andere stammen is er ook een

onderscheid binnen de Kalabri stam zichtbaar. Zo zijn er enkele families die zich een bepaald

type kraal toe-eigenen om zichzelf zo te onderscheiden van andere families. 106

Het voorlaatste sociale gebruik wat zichtbaar werd bij antropologisch onderzoek was

het geven en dragen van kralen bij het binnengaan van een nieuwe levensfase. Bij de

Samburu, een Keniaanse stam, krijgen vrouwen naarmate ze ouder worden, en lichamelijk

ontwikkelen, ornamenten mee. Uiteindelijk zal de meest ontwikkelde vrouw de meeste

sieraden dragen. 107

Gedurende iedere levensfase zal de vrouw echter een ander type kraal

verkrijgen.108

102

Wilkie 1998, 193.

103 Foster 1998, 185-187.

104 Dransart 1998, 140-144. Een ander gebruik van kralen voor bescherming is te vinden in Meisch 1998.

105 Eicher 1998, 95.

106 Eicher 1998, 100 & 105.

107 Carey 1998, 89.

108 Carey 1998, 89-90.

39

Het laatste gebruik van kralen is simpelweg het gebruik als sierraad, dit is niet alleen

in onze Westerse samenleving zichtbaar maar ook bij verschillende andere samenlevingen,

zoals Oosterse en Zuid-Amerikaanse.

Maar hoe kunnen we deze sociale gebruiken nu terugvinden in een archeologische

context? Er zal getracht worden aan de hand van een contextanalyse uitspraken te doen over

gebruiken. Hoe deze kralen in een samenleving functioneerden zal nooit exact achterhaald

kunnen worden. Wel zal geprobeerd worden om de reden waarom een kraal ergens

gedeponeerd is te achterhalen. Hieronder volgt een korte opsomming van de bij het

antropologische onderzoek zichtbare gebruiken en hoe deze binnen het onderzoeksgebied

kunnen teruggevonden worden.

Genderverschillen bij productie: vermits hiervoor geen aanwijzingen terug te

vinden zijn binnen de aangetroffen archeologische contexten, is het onmogelijk

hierover uitspraken te doen.

Machtssymbool, status: dit zou binnen archeologische contexten zichtbaar

kunnen zijn in grafgiften waar kralen samengaan met andere rijke objecten.

Ook kralen die binnen een nederzetting met andere exceptionele goederen of in

gebouwen van exceptionele aard worden terug gevonden kunnen hiervoor een

aanwijzing zijn.

Genderverschillen: deze genderverschillen zijn zichtbaar in graven zoals bij de

eerder aangehaalde Merovingische en Scandinavische Viking voorbeelden. Zo

kunnen kralen bij mannen of vrouwen meegegeven worden in een bepaalde

vorm.

Bescherming: bescherming zou binnen een archeologische context slecht aan te

duiden zijn. Bepaalde vormen of kleuren kunnen gedragen worden voor

bescherming. Maar dit is niet enkel uit een context af te leiden. Wel kunnen

kralen die ritueel gedeponeerd zijn, gebruikt zijn om een gunst (waaronder

mogelijk bescherming) te vragen aan de goden.

Rites de passages: dit kan zeer moeilijk aangetoond worden. De enige manier

waarop men hierover een vermoeden kan hebben is het terugvinden van

bepaalde types of kleuren kralen bij graven waarin personen van een bepaalde

leeftijdscategorie begraven zijn.

Cultural marker: een veel besproken onderwerp binnen de archeologie zijn

cultural markers. Zoals bij het antropologisch onderzoek aangetoond is, kan dit

40

bij kralen ook voorkomen. Wanneer in een bepaalde regio enkel bepaalde types

kralen terug te vinden zijn, die op andere plekken niet zichtbaar zijn, dan kan

er sprake zijn van een cultural marker.

Sieraden: de laatste mogelijkheid is het gebruik van sieraden. Dit is onder

andere af te leiden uit een losse verspreiding binnen nederzettingscontexten.

Maar mogelijk kunnen ook grafgiften als dergelijke behandeld worden.

Uit bovenstaande is duidelijk dat kralen welke aangetroffen worden binnen een

archeologische context een koppeling naar mogelijke sociale gebruiken ten tijde van hun

laatste depositie kunnen krijgen. Het blijft natuurlijk giswerk naar de eerdere sociale

gebruiken van deze voorwerpen.

6.2 Sociaal gebruik binnen het onderzoeksgebied

Hierboven is aangetoond dat er verschillende sociale gebruiken mogelijk zijn bij glaskralen.

Ook is reeds aangehaald dat het aanduiden van een exact sociaal gebruik voor kralen in

archeologische contexten moeilijk is. Wij hebben enkel over het laatste gebruik en dus de

laatste depositie van de kraal gegevens. Hieronder zullen per tijdsperiode de verschillende

contexten geanalyseerd worden.

Elke periode zal bekeken worden. Er zal gewerkt worden met een aantal verdelingen

van de type contexten waarbij niet gekeken wordt naar de hoeveelheid kralen per context.

Wanneer de contexten van naderbij bekeken worden, zal er ook rekening gehouden worden

met de hoeveelheden kralen die aangetroffen zijn.

Op grafiek 1 zien we een algemene verdeling van het aantal contexten in de

verschillende tijdsperiodes. Twee periodes vallen onmiddellijk op, namelijk de Midden

IJzertijd met 12 contexten en de Late IJzertijd met 8 contexten. Toch moet gesteld worden dat

de periode Late Bronstijd - Vroege IJzertijd ook sterk aanwezig is. Alle vondsten uit deze

periodes dateren uit de overgangsperiode van Late Bronstijd naar Vroege IJzertijd, waardoor

er in totaal sprake is van 8 verschillende contexten. Ook zijn er nog twee contexten welke uit

de overgangsperiode Late IJzertijd- Vroeg Romeinse tijd dateren, waardoor het totaal van

Late IJzertijdcontexten op 14 komt.

41

Grafiek 1: Aantal contexten per periode.

In het vervolg van dit onderzoek zal slechts gebruik gemaakt worden van de periodes

Late Bronstijd - Vroege IJzertijd (1100-500 v. Chr.), Midden IJzertijd (500-250 v. Chr.) en

Late IJzertijd - Vroeg Romeinse periode 250 v. Chr.- +-50 na Chr.) .

Late Bronstijd- Vroege IJzertijd (1100-500 v. Chr.)

Uit de periode Late Bronstijd - Vroege IJzertijd zijn 96 kralen aangetroffen uit 8 verschillende

contexten. Opvallend hierbij is dat 7 van deze contexten graven zijn, met in totaal 82 kralen,

tegenover 1 rituele context waarin 14 kralen zijn terug gevonden. (grafiek 2)

Grafiek 2: Aantal glaskralen per context in de Late Bronstijd - Vroege IJzertijd.

42

Grafiek 3: Verdeling van de graven met slechts één glaskraal en meerdere glaskralen in de Late Bronstijd

- Vroege IJzertijd.

De kralen uit de graven kunnen op hun beurt onderverdeeld worden in twee categorieën. Er

zijn graven waar slechts één glaskraal is aangetroffen en er is sprake van graven met meerdere

glaskralen. (grafiek 3) In vijf graven werd slechts één glaskraal aangetroffen. In drie

(inventarisnr. 1, 29 en 47) van de graven met één kraal kon het type herkend worden, in de

overige twee graven (inventarisnr. 2 en 9) was dit onherkenbaar. Hierbij is het opvallend dat

het telkens om het type onversierd 1a blauw gaat. Bovendien dateren de graven telkens aan

het einde van de Late Bronstijd of het begin van de Vroege IJzertijd. Hieronder volgt een

korte opsomming van de contexten waarin deze kralen zijn teruggevonden:

Achel-Pastoorbos (inventarisnr. 1): Het betreft een kringgreppelgraf van

een vrouw van minstens 25 jaar. Naast deze vrouw werden er

crematieresten van een foetus aangetroffen. De kraal is in associatie met

bronzen spiraaldraadringetjes gevonden.109

Court-Saint-Etienne (inventarisnr. 2): Over de kraal in dit graf is enkel

bekend dat deze verbrand is.110

Neerpelt-Achelse Dijk (inventarisnr. 9): De glaskraal van Neerpelt werd

teruggevonden tussen de crematieresten van een kind. De kraal is vervormd

door verbanding.111

109

Beex/Roosens 1967, 25; Cosyns et. al. 2003, 324-325.

110 Beex/Roosens 1967, 25; Cosyns et. al. 2003, 324-325.

43

Drouwen (inventarisnr. 29): Geen verdere informatie over het graf en de

kraal beschikbaar.

Maastricht-Ambyerveld (inventarisnr. 47): Deze kraal is teruggevonden in

een beenderpakket. De kraal is lichtjes verbrand, waardoor deze

waarschijnlijk tussen warme crematieresten is geplaatst (niet op de

brandstapel zelf). Het graf kon niet op geslacht onderzocht worden. Wel

kon men afleiden dat het een persoon van adolescente leeftijd moet zijn.112

Opvallend hierbij is, dat de drie graven waarover meer informatie beschikbaar is, alle drie

crematieresten van een kind bevatten. Eenmaal aangegeven als kind, eenmaal een ongeboren

foetus en een adolescent. Of dit bij de twee andere graven het geval is, is onduidelijk.

Ondanks dat de leeftijdscategorieën uiteenlopend zijn, kunnen we mogelijk afleiden dat het

meegeven van een enkele blauwe glaskraal in een graf gelinkt kan worden aan kinderen.

Nader onderzoek en opvolging kunnen hierover duidelijkheid scheppen. Naast deze

opvallende overeenkomst is ook het voorkomen van spiraaldraadringetjes in het graf in

Achel-Pastoorbos noemenswaardig. Verderop zal hier meer aandacht aan besteed worden.

De graven waar meerdere glaskralen in teruggevonden werden, zijn deze uit

Wijnegem-Blikstraat (inventarisnr. 24) en uit Leesten-Meijerink (inventarisnr. 36-45). Over

het graf uit Wijnegem zijn geen verdere gegevens beschikbaar (het onderzoek is nog

lopende), we weten enkel dat er enkele 100den kralen in een urne aanwezig waren. Dit betreft

zowel kralen uit gebakken klei, als kralen uit glas welke zwaar verbrand waren. Dit was de

enige urne in het grafveld waar, naast enkele met een bijpotje, bijgaven aanwezig waren.113

Wel zijn alle glaskralen uit Wijnegem van het type onversierd 1a en mogelijk allen van een

blauwe kleur. Het tweede graf met meerdere glaskralen is dat in Leesten-Meijerink. Hier

werden in totaal 76 kralen aangetroffen, oftewel bijna de helft van alle kralen uit het

onderzoeksgebied. Het merendeel van de glaskralen (72 stuks) uit dit graf zijn van het type

onversierd 1a blauw. De kleine glazen ringkralen zijn allen zwaar verbrand en werden nabij

bronzen spiraaldraadringetjes gevonden. Mogelijk vormden ze hiermee een kralensnoer.114

Opvallend bij deze blauwe ringkralen is de slechte kwaliteit. Ook al zijn de kralen zwaar

111

Roossens et al. 1975, 19-20.

112 Dyselinck 2013, 104.

113 De Mulder et al. 2014, 42-48.

114 Van Straten/Fermin 2012, 67-71.

44

verbrand en sommige deels aan elkaar gesmolten, toch is het duidelijk dat niet alle

beschadigingen hieraan te wijten zijn. Als gevolg hiervan zijn de kralen via XRF-analyse

onderzocht. Maar ook de grondstoffen voor de kleur van de kralen konden bepaald worden.

Hieruit bleek dat voor het maken van deze kralen verschillende kleuren glas gebruikt zijn,

mogelijk allen rest- of afvalproducten van andere glazen voorwerpen. Om alle kralen

eenzelfde kleur te geven, is hier een grote hoeveelheid koperoxide aan toegevoegd. Door de

recuperatie van glas en het toevoegen van een grote hoeveelheid koperoxide is er een

slechtere kwaliteit glas ontstaan. Maar naast deze glazen ringkralen zijn ook vier andere

kralen aangetroffen. Het betreft van het type versierd 4. Het zijn ringvormige kralen waar met

witte glaspasta ringogen zijn ingelegd. Opvallend hierbij is dat bij geen enkel van de vier

exemplaren de witte glaspasta aanwezig was. Bij de kralen was slechts één exemplaar zwaar

verbrand, de overige vertoonden geen sporen van verbranding. Mogelijk is één exemplaar

onderdeel geweest van de klederdracht van de begraven persoon en hierdoor mee verbrand, en

zijn de andere drie kralen als grafgift in het graf geplaatst. De verbrande kraal met ringogen

maakte geen deel uit van de ketting met blauwe ringkralen en spiraaldraadringetjes.115

Het

graf behoorde toe aan een vrouw van 25 tot 34 jaar oud. Naast de glaskralen werden er

uitzonderlijk veel “rijke” bijgiften gevonden van brons en aardewerk. De crematieresten

dateren tussen 810 v. Chr. en 551 v. Chr.116

Er is dus sprake van een uitzonderlijke begraving

op de overgangsperiode Late Bronstijd - Vroege IJzertijd. Het is onduidelijk of graven met

meerdere glaskralen steeds aan vrouwen of aan een bepaalde leeftijdscategorie toebehoren,

daar er slechts van één graf gegevens beschikbaar waren. Wel moet gesteld worden dat zo’n

grote hoeveelheid glaskralen, gezien de overige vondsten, in verband staat met prestige. Of

spiraaldraadringetjes geïnterpreteerd moeten worden als prestigevoorwerp of een voorwerp

welke eerder aan een specifieke gender of leeftijdsgroep wordt toegeschreven, is onduidelijk.

Zoals eerder al aangehaald is er in Achel-Pastoorbos ook een dergelijk spiraaldraadringetje

teruggevonden, ook in een graf van een vrouw die minstens 25 jaar oud is.

De rituele context met 14 kralen, betreft kralen welke in de overgangsperiode Late

Bronstijd - Vroege IJzertijd dateren, uit Han-sur-Lesse (Trou de Han). De Trou de Han is een

grot nabij de Lesse waarin verschillende vondsten van uitzonderlijke materialen zijn

aangetroffen. Verschillende wapens en sieraden in goud, zilver en brons zijn hier terug

115

Van Straten/Fermin 2012, 68-69.

116 Van Straten/Fermin 2012, 92-93.

45

gevonden, allen daterend uit de Bronstijd en IJzertijd. Tussen deze vondsten, welke

geïnterpreteerd worden als een rituele depositie, bevonden zich zes kralen van het type

versierd 1, twee van het type versierd 3, één kraal van het type versierd 2 en 5 van het type

versierd 4. Allen vallen te dateren in de Late Bronstijd. De kralen die hier aangetroffen zijn,

zijn vanuit het Middellandse zeegebied via Zuid- en Centraal-Europa naar onze streken

geïmporteerd. Het feit dat deze geïmporteerde kralen, welke uitzonderlijk vroeg dateren

(einde Late Bronstijd, begin Vroege IJzertijd), alle versierd zijn en dat het een rituele

depositie is, toont aan dat het hier gaat om een depositie van statusvoorwerpen.

Wanneer we bovenstaande gegevens samenvatten, is er sprake van enerzijds kralen in

graven en anderzijds kralen in een rituele depositie. De kralen in graven zijn verbonden aan

een de leeftijdscategorie kind (ook adolescenten en ongeboren kinderen) wanneer het gaat

over graven met slechts één kraal. Waarschijnlijk kan hier een link gelegd worden met

bepaalde overgangsriten zoals bij de antropologische voorbeelden is aangehaald. Een blauwe

ringkraal als geboortegeschenk? Misschien om het kwaad te weren? De kralen uit graven met

meerdere exemplaren kunnen geïnterpreteerd worden als prestigevoorwerpen aangezien deze

enkel voorkomen in graven met uitzonderlijke grafgiften. Of hieraan bepaalde elementen een

andere betekenis kan gegeven worden is onduidelijk. Mogelijk worden kralen in combinatie

met spiraaldraadringetjes meegegeven aan vrouwen van een leeftijdscategorie rond de 25 jaar

waardoor er weer een gender- en leeftijdsdifferentiatie is. Het graf uit Leesten-Meijerink is bij

de twee aangetroffen graven met meerdere kralen uitzonderlijker. Hier zijn ook versierde

kralen teruggevonden welke in het onderzoeksgebied, enkel uit Han-sur-Lesse bekend is.

Hiermee zijn we beland bij het prestigekenmerk van kralen. Doordat versierde kralen in deze

periode vanuit het Middellandse zeegebied, Centraal- of Zuid-Europa geïmporteerd moeten

worden, is er de mogelijkheid dat er sprake is van kralen met een uitzonderlijk

prestigekenmerk. Dit is te merken aan het voorkomen van de versierde kralen in één van de

rijkste graven uit het onderzoeksgebied (Leesten-Meijerink) en in een uitzonderlijke rituele

depositie waar vele “exotische” importen en uitzonderlijke vondsten gedaan zijn. (afbeelding

24: overzichtskaart)

46

Midden IJzertijd (500-250 v. Chr.)

In totaal zijn 47 kralen uit 11 verschillende Midden IJzertijdcontexten aangetroffen. Op

grafiek 4 is zichtbaar dat er 42 kralen in graven zijn aangetroffen en 5 kralen in een

nederzettingscontext. Hierbij betreft het 7 verschillende graven en 4 verschillende

nederzettingscontexten. Hiernaast is er nog één glaskraal teruggevonden uit de Midden

IJzertijd waar de vondstcontext niet van bekend is.

Grafiek 4: Aantal glaskralen per contexttype in de Midden IJzertijd.

De nederzettingen waar kralen zijn aangetroffen:

Kemmelberg (inventarisnr. 7 en 8): De Kemmelberg is een heuvelfort waar

in de Midden IJzertijd een nederzetting en artisanale bezigheden gevestigd

waren. Hier zijn twee glaskralen aangetroffen, de eerste van het type

onversierd 1a groen, de tweede van het type onversierd 3. Deze kralen zijn

aangetroffen aan de rand van de heuvel in een dik afvalpakket waar veel

afval van artisanale activiteiten (w.o. metaalbewerking) teruggevonden

zijn. Waarschijnlijk kunnen de kralen als nederzettingsafval geïnterpreteerd

worden.117

Rotselaar (inventarisnr. 13): In Rotselaar is één kraal van het onversierde

type 1a blauw gevonden. Deze kraal bevond zich in een afvalpakket welke

117

Van Doorselaer et al. 1987, 32-34, 40; Cosyns et al. 2003, 324-325.

47

gedateerd wordt tussen 550 en 520 v. Chr. In dit pakket werd

nederzettingsafval van de nabijgelegen nederzetting gevonden.118

Maasgouw (inventarisnr. 46): In Maasgouw is een kraal van het type

onversierd 4 teruggevonden. Deze kraal vertoond kleine scheuren welke

mogelijk te wijten zijn aan verhitting of een harde val. De kraal bevond

zich in een kuil welke toebehoorde aan een metaalwerkplaats.119

Het zal

dus een incidenteel verloren kraal zijn.

Oostkapelle-Dunoweg (inventarisnr. 48): De kraal uit Oostkapelle-

Dunoweg is van het type onversierd 1a blauw. Deze kraal is aangetroffen in

een cultuurlaag of oudere akkerlaag nabij een Midden IJzertijd

nederzetting. In deze akkerlaag zijn meerdere vondsten gedaan welke

wijzen op nederzettingsafval. De laag is C14 gedateerd tussen 320 en 220

n. Chr., de overgang tussen Midden IJzertijd en Late IJzertijd.120

Uit bovenstaande opsomming blijkt dat glaskralen die in nederzettingen zijn aangetroffen en

uit de Midden IJzertijd dateren, incidenteel verloren zijn. Hierdoor kan er geen sociaal

gebruik van deze kralen afgeleid worden. Wel kan gezegd worden dat de kralen op het

moment van depositie geen waarde meer hadden. Het feit dat alle kralen onversierd zijn, kan

ook een aanwijzing zijn voor hun niet prestigieuze kenmerk. Mogelijk werden de kralen voor

hun verlies als alledaags sieraad aanzien.

Bij de grafcontexten waarin glaskralen uit de Midden IJzertijd zijn aangetroffen is er

een onderscheid tussen het wagengraf uit Neufchâteau-le-Sart (inventarisnr. 10, 11, 12) en zes

graven uit Noord-Nederland (inventarisnr. 25, 26, 27, 31, 32 en 49). In Neufchâteau-le-Sart

zijn in totaal 24 glaskralen teruggevonden. Hiervan behoren 22 kralen tot het type onversierd

2 en twee tot het type onversierd 1a blauw. Ze werden teruggevonden in een wagengraf op de

borst van de overledenen. Vermoedelijk hebben ze onderdeel uitgemaakt van een kralensnoer

welke twee fibulae met elkaar verbond. De kralen van het type onversierd 2 zijn uitgevoerd in

een bruine en zwarte kleur waardoor het lijkt alsof het kralen van amber en git zijn.121

Amber

en git waren in deze periode prestigematerialen om sieraden uit te maken. Gezien de overige

118

Celis et al. 2011, 35-40.

119 Mailing Linda Verniers.

120 Van Heeringen 1988, 14.

121 Cosyns et al. 2003, 324-325.

48

rijkdommen van het graf zullen ook deze glaskralen bedoeld zijn om prestige tentoon te

stellen. Naast dit rijke graf zijn er in Noord-Nederland zes graven met glaskralen

aangetroffen. Opvallend is dat deze sites zeer geconcentreerd bij elkaar liggen (afbeelding 24:

overzichtskaart). De volgende sites bevatten een graf met kralen, het betreft telkens kralen van

het type onversierd 1b:

Balloo-Balloërveld (inventarisnr. 25): Hier zijn twee Segelohrringen

aangetroffen, Het is onduidelijk bij hoeveel Segelohrringen de kralen nog

aanwezig waren.122

Balloo-Galgenberg (inventarisnr. 26): In Balloo zijn in een brandrestengraf

twee Segelohrringen aangetroffen.123

Barger-Oosterveld (inventarisnr. 27): In Barger-Oosterveld zijn in totaal

acht Segelohrringen gevonden. Bij vier van deze exemplaren waren de

glaskralen nog aanwezig.124

Eext-Zwanemeer (inventarisnr. 31): In een kringgreppelgraf in Eext zijn

twee Segelohrringen gevonden, ook hier is onbekend of ze beide nog een

kraal hadden.125

Emmen (inventarisnr. 32): In Emmen zijn vier Segelohrringen gevonden

die allen aangetast waren door vuur. Vermoedelijk zijn ze mee op de

brandstapel gelegd.126

Oudemolen (inventarisnr. 49): Vier Segelohrringen zijn teruggevonden in

Oudemolen. Ook hier is onduidelijk bij hoeveel van deze ringen de kraal

nog aanwezig was.127

Opvallend is dat deze vindplaats in Midden-

Nederland gelegen is.

Bovenstaande kralen zijn allen al enkele decennia geleden opgegraven en zijn nooit

gepubliceerd, anders dan een korte aanhaling dat ze aangetroffen zijn in graven. Er zijn dus

geen verdere gegevens bekend over het soort graven en geslacht van de begraven personen,

122

Kooi 1979, 122-123.

123 Kooi 1979, 122-123.

124 Kooi 1979, 122-123.

125 Kooi 1979, 122-123.

126 Kooi 1979, 122-123.

127 Kooi 1979, 122-123.

49

ook of er meerdere bijgaven zijn, is onbekend. Het is wel duidelijk dat dergelijke

Segelohrringen een lokaal voorkomen hebben en zeer geconcentreerd zijn in Noord-

Nederland grenzend aan de Duitse grens. Zoals bij de antropologische voorbeelden is

aangehaald, is er de mogelijkheid dat deze Segelohrringen gedragen werden als cultural

marker.

De laatste glaskraal uit de Midden IJzertijd die besproken dient te worden, is deze uit

Vriezeveen-Kooiplas (inventarisnr. 51). De kraal behoort tot het type versierd 6 en is de enige

van dit type die in het onderzoeksgebied is aangetroffen. Typologisch gezien is dit een

bijzondere kraal. Vermoedelijk geïmporteerd uit Zuid- of Centraal-Europa. Deze kraal is

gevonden als onderdeel van een bronzen armband128

waardoor ze vermoedelijk aangezien kan

worden als status-object en afkomstig is een graf.

Concluderend kan gesteld worden dat vanaf de Midden IJzertijd een verandering

optreedt in het gebruik van glaskralen. Vanaf deze periode zien we glaskralen voorkomen in

nederzettingscontexten en nagenoeg niet meer in grafcontexten. Vermoedelijk zijn er

uitgebreidere handelsnetwerken ontstaan waardoor meer mensen de mogelijkheid hebben om

glazen voorwerpen te verwerven. Het feit dat alle kralen onversierd zijn, duidt op het gebruik

van kralen in het alledaagse leven. De enkele exemplaren die toch aangetroffen zijn in graven,

komen steeds voor als onderdeel van Segelohrringen. En ze beperken zich tot Noord-

Nederland, met uitzondering van de vondst uit Oudemolen welke als uitwisseling van

goederen of personen kan aanschouwd worden. Deze Segelohrringen met glaskralen kunnen

gezien worden als een cultural marker. Het enige graf waarin meerdere glaskralen zijn

teruggevonden, en wat niet in het noorden van Nederland ligt, is het wagengraf in

Neufchâteau-le-Sart. Hier worden twee onversierde blauwe glazen ringkralen aangetroffen

tezamen met meerdere kralen, welke git en amber imiteren, en onderdeel uitmaakten van een

fibula-ketting. Door de imitatie van git en amber zullen deze kralen een prestigieuzer

voorkomen gehad hebben dan de kralen die tussen het nederzettingsafval aangetroffen

worden. Over de enige versierde kraal is geen contextinformatie aanwezig, behalve dat deze

onderdeel was van een bronzen armband.

128

Pedemors 1975, 97.

50

Late IJzertijd- Vroeg Romeinse periode (250 v. Chr.- +-50 na Chr.)

Uit de Late IJzertijd en overgang naar de Vroeg Romeinse periode zijn 11 kralen uit 10

verschillende contexten bekend. (grafiek 5) Er zijn zeven glaskralen uit zeven

nederzettingscontexten gevonden. Drie glaskralen werden in twee rituele deposities

aangetroffen en slechts één kraal komt uit een graf.

Grafiek 5: Aantal glaskralen per contexttype in de Late IJzertijd en Vroeg Romeinse periode.

De zeven nederzettingscontexten waar glaskralen zijn aangetroffen:

Ekeren Het Laar (inventarisnr. 3): De eerste kraal uit Ekeren behoort tot het

type versierd 5 en is teruggevonden in een paalkuil van een zespalig

bijgebouw. Dit bijgebouw behoort tot de nabijgelegen Late IJzertijd

nederzetting.129

Ekeren Het Laar (inventarisnr. 4): De tweede kraal uit Ekeren wordt als een

aparte context gezien omdat deze uit een ander gebouw komt. Deze kraal

behoort tot het type onversierd 1a en is aangetroffen in een vierbeukig

gebouw uit de Late IJzertijd.130

Gent-Hogeweg (inventarisnr. 5): De kraal uit Gent-Hogeweg behoort tot

het type onversierd 1a blauw. Deze kraal is teruggevonden in een kuil,

129

Verbeeck et al. 2004, 169.

130 Verbeeck et al. 2004, 169.

51

welke mogelijk gebruikt is voor watervoorziening. De vondsten uit deze

kuil dateren uit de Late IJzertijd en Vroeg Romeinse periode.131

Heffen (inventarisnr. 6): De kraal uit Heffen is aangetroffen in een

waterkuil waarin aardewerk uit de Late IJzertijd en Vroeg Romeinse tijd

zijn aangetroffen. Deze kraal is van het type versierd 8.132

Haps (inventarisnr. 35): In Haps is één glaskraal aangetroffen van het type

onversierd 1a blauw. Deze kraal is teruggevonden in een verdiepte

werkplaats (Grübenhaus) die opgevuld was met een houtskoolrijke

vulling.133

Serooskerke (inventarisnr. 50): Deze kraal is van het type versierd 5 en is

teruggevonden in een paalkuil toebehorende aan een gebouw dat via C14

datering in de Late IJzertijd kan geplaatst worden.134

Vindplaats 14, N18 project (inventarisnr. 52): Het is onduidelijk waar deze

vindplaats zich precies bevindt. Recentelijk zijn er uitbreidingswerken aan

de N-18 (Nederland) uitgevoerd waarbij op een opgraving deze kraal

teruggevonden is. De kraal is van het type onversierd 1a blauw en is

aangetroffen in een kuil tussen vondsten uit de Late IJzertijd.135

Bij de kralen uit nederzettingscontexten is het opvallend dat, in tegenstelling tot deze uit de

Midden IJzertijd, geen enkele kraal in een afvalpakket is teruggevonden. Drie van de kralen

zijn teruggevonden in een gebouw behorende tot de Late IJzertijd. Twee kralen zijn

aangetroffen in Late IJzertijdkuilen waarvan één een werkplaats was. De andere twee kralen

zijn aangetroffen in kuilen welke in verband gebracht worden met watervoorziening.

Opvallend bij deze laatste kralen is de datering in de overgangsperiode van Late IJzertijd naar

de Vroeg Romeinse periode. De kralen in de gebouwen, werkplaats en Late IJzertijdkuil

kunnen beschouwd worden als accidenteel verloren. Hierbij moet opgemerkt worden dat ook

versierde kralen accidenteel verloren zijn. Een groot contrast met de Midden IJzertijd is dus

131

Dyselinck 2013, 101 & 165.

132 Baac rapport, in prep, Mechelen-Willebroek TMVW drinkwatertoevoerleiding.

133 Verwers 1972, 118-119.

134 Verniers 2011, 88.

135 Mailing Linda Verniers, het onderzoek naar dit project is nog niet afgerond. Een contactpersoon was niet

bereikbaar .

52

zichtbaar. Vermoedelijk zijn er in de Late IJzertijd uitgebreidere handelsnetwerken en heeft

glas een deel van zijn prestige status verloren.136

De enige kraal uit de Late IJzertijd, welke in een graf is aangetroffen, is gevonden in

Beilen (inventarisnr. 28). Het betreft een onversierde kraal van het type 1a blauw. Er is geen

informatie over het graf voor handen, behalve dat het hier mogelijk om een kind gaat.137

Indien het een kind is, zal eerder sprake zijn van een eenmalig voorkomen van een blauwe

onversierde ringvormige kraal in een graf en zal er een samenhang met rites de passages zoals

in de Late Bronstijd - Vroege IJzertijd zijn.

De laatste kralen uit het onderzoeksgebied, welke besproken dienen te worden zijn

deze uit de Trou de Leuve (inventarisnr. 14) en de Trou de Han (inventarisnr. 22 en 23).

Respectievelijk zijn de kralen van het type versierd 7, versierd 8 en versierd 5.138

Allen types

waar slechts één of enkele exemplaren in het onderzoeksgebied zijn aangetroffen. Het type

versierd 7 is afkomstig uit Centraal-Europa. Het type versierd 8 is een type wat geen grote

verspreiding in Europa kent. En type versierd 5 komt in geheel Europa in grote getallen voor,

toch is ook deze kraal speciaal, aangezien het om een kraal in kleurloos glas gaat. Kralen van

dit type in kleurloos glas komen namelijk in veel mindere mate voor dan kralen uit gekleurd

glas. Het betreft hier dus drie kralen, welke aanschouwd kunnen worden als zeldzame

importen uit zuidelijke streken. Zoals eerder al aangehaald zijn de kralen uit de Trou de Han

aangetroffen tussen deposities met uitzonderlijke vondsten. Ook deze twee kralen werden

tussen deze vondsten aangetroffen. De kraal uit de Trou de Leuve komt uit een gelijkaardige

depositie en kan daarom ook als intentioneel gedeponeerd worden geïnterpreteerd.

In de Late IJzertijd zien we een verandering optreden in het gebruik van glaskralen.

Daar waar voorheen kralen regelmatig in graven voorkomen, is uit deze periode slechts een

enkel exemplaar bekend. Ook zien we vanaf dit moment kralen, waaronder enkele versierde

exemplaren, voorkomen bij het nederzettingsafval. Mogelijk is dit te wijten aan uitgebreidere

handelsnetwerken en het makkelijker verkrijgen van (versierde) glaskralen, waardoor deze

hun statussymbool verliezen. Opvallend bij deze nederzettingscontexten zijn de twee

waterkuilen, welke aan het begin van de Romeinse overheersing en bijbehorende invloeden

136

Dit is onder andere te merken aan de opkomst van glazen armbanden welke in grote aantallen in het

onderzoeksgebied worden terug gevonden. Glas is in deze periode zeker niet uitsluitend voor de elite

voorhanden. Pedemors 1995; Roymans/ Verniers 2010.

137 Van Giffen 1954.

138 Cosyns et al. 325-326.

53

dateren. Mogelijk zijn deze intentioneel gedeponeerd. Opvallend is het opnieuw voorkomen

van enkele kralen welke ritueel gedeponeerd zijn. Daar waar het voorheen ook versierde,

geïmporteerde kralen betreft, zijn het ook nu glaskralen met een “exotische” herkomst.

Mogelijk speelt bij de kralen, welke een speciale vorm en versiering hebben, nog steeds het

prestigeaspect mee.

Grafiek 6: Aantal contexten per contexttype per tijdsperiode.

Concluderend kan gesteld worden dat er doorheen de verschillende periodes

verschillende sociale gebruiken zichtbaar zijn. Op grafiek 6 zien we het aantal contexten dat

per tijdsperiode en per contexttype is aangetroffen. In de Late Bronstijd - Vroege IJzertijd

zien we dat het aantal grafcontexten waarin kralen gevonden worden ongeveer gelijk ligt met

deze uit een Midden IJzertijd context. Al moet hierbij opgemerkt worden dat er toch

duidelijke verschillen waarneembaar zijn. In de Late Bronstijd - Vroege IJzertijd zijn er

enkele graven met meerdere glaskralen waar een prestige status naar voor springt. Hiernaast

zijn er verschillende graven met slechts één kraal. Telkens zijn hier resten van een kind in

aangetroffen. Terwijl in de Midden IJzertijd eerder sprake is van een enkel graf waarin

54

verschillende kralen teruggevonden zijn naast rijke bijgaven. Maar ook een verschijnsel dat

gezien kan worden als een cultural marker, namelijk het voorkomen van Segelohrringen met

blauwe onversierde ringvormige kralen in het noorden van Nederland. In de Late IJzertijd

zien we glaskralen als bijgift helemaal verdwijnen, slechts een enkel exemplaar werd

teruggevonden. De nederzettingscontexten waarin glaskralen zijn aangetroffen komen vanaf

de Midden IJzertijd voor. In deze periode kennen we enkele onversierde kralen uit

afvalpakketten. Vanaf de Late IJzertijd zien we ook versierde kralen voorkomen tussen

nederzettingsafval. Mogelijk is deze graduele verandering te wijten aan een makkelijkere

import van glaskralen en het daarbij verdwijnen van de prestigestatus. Daar waar in de Late

Bronstijd - Vroege IJzertijd glaskralen nog moeilijk te verkrijgen waren, waren deze in de

Midden IJzertijd beter voorhanden. Hierdoor werden onversierde kralen waarschijnlijk ook in

het dagelijkse leven gebruikt. Wanneer in de Late IJzertijd handelsnetwerken nog uitbreiden

en glas nog makkelijker te verkrijgen is, zullen versierde exemplaren ook dagelijks gedragen

zijn. Twee bijzondere glaskralen moeten opnieuw aangehaald worden, deze zijn beide in

waterkuilen aangetroffen en dateren uit de Late IJzertijd of Vroeg Romeinse periode.

Mogelijk kan het gaan om intentioneel gedeponeerde kralen. Als laatste moeten de rituele

deposities in de grotten Trou de Han en Trou de Leuve aangehaald worden. In de Late

Bronstijd - Vroege IJzertijd zien we hier vele versierde, geïmporteerde kralen voorkomen.

Deze zullen als onderdeel van het tentoonstellen van rijkdom in bepaalde rituelen

gedeponeerd zijn. In de Late IJzertijd zien we opnieuw enkele kralen gedeponeerd worden.

Ook ditmaal betreft het geïmporteerde kralen waarvan slechts enkele exemplaren in West-

Europa voorkomen, zodat ook hier een statusconnectie aannemelijk is.

Doorheen de tijd zien we dus een opkomst van glaskralen, welke steeds makkelijker

bereikbaar zijn, eerst in onversierde en later in versierde vormen. Hierdoor verdwijnt gradueel

de prestigestatus.

55

Afbeelding 24: Verspreidingskaart van alle contexten uit het onderzoeksgebied.

1. Achel-Pastoorbos, 2. Court-Saint-Etienne, 3. Ekeren-Het-Laar, 4.Gent-Hogeweg, 5.Heffen, 6.Kemmelberg,

7.Neerpelt-Achelse Dijk, 8. Neufchâteau-le-Sart, 9. Rotselaar, 10. Han-sur-Lesse, Trou de Leuve, 11. Han-sur-

Lesse, Trou de Han, Trou de Han, 13. Wijnegem-Blikstraat, 14. Balloo-Balloërveld, 15.Balloo-Galgenberg, 16.

Barger-Oosterveld, 17. Beilen, 18. Drouwen, 19. Eefde, 20.Eext-Zwanemeer, 21. Emmen, 22. Haps, 23. Haps,

24. Leesten-Meijerink, 25. Maasgouw, 26. Maastricht- Ambyerveld, 27. Oostkapelle-Dunoweg, 28.

Oudemolen, 29. Serooskerke, 30. Vriezeveen-Kooiplas, 31. Vindplaats 14-N18 project.

56

7. Conclusie

Gedurende het onderzoek zijn enkele resultaten aan het licht gekomen, maar ook vele punten

waar verder onderzoek noodzakelijk is. Zo werd bij het opstellen van de typologie al snel

duidelijk dat de hoeveelheid kralen aangetroffen in het onderzoeksgebied, onvoldoende is om

een typochronologie op te stellen. De mogelijke foutenmarge bij dateringen is hierdoor te

groot. Toch zijn, door het gebruik van de dateringen van de contexten en door een

vergelijking met andere typologieën, nagenoeg alle kralen in een type onderverdeeld. Zo zijn

er binnen het onderzoeksgebied vier onversierde types en acht versierde types herkend.

Vooral de onversierde types zullen in de nabije toekomst nauwkeuriger bekeken moeten

worden. Hierbij kan zowel een XRF-analyse naar de gebruikte grondstoffen, als het uitbreiden

van het onderzoeksgebied aangewezen zijn om tot een nauwkeurigere datering en

omschrijving te komen.

Wanneer we dan de contextanalyse en het onderzoek naar de sociale gebruiken van

glaskralen bekijken, komen er interessante patronen aan het licht. Allereerst zien we een

graduele opkomst van glaskralen. In de Late Bronstijd - Vroege IJzertijd komen nagenoeg

enkel onversierde kralen voor. Deze zullen een bepaalde prestigestatus gehad hebben daar ze

nergens in een nederzettingscontext zijn aangetroffen. Wel worden de kralen in graven

teruggevonden waar het telkens om slechts één exemplaar van een blauwe ringvormige kraal

gaat welke meegegeven is aan een kind. Hierdoor zullen dergelijke blauwe kralen onderdeel

gevormd hebben van bepaalde rites de passages. Naast de graven met één kraal zijn er twee

graven aangetroffen waar meerdere glaskralen zijn teruggevonden. Beide staan bekend om

hun uitzonderlijke grafgiften waardoor hier een prestigestatus meespeelt. In één van de twee

graven waren ook versierde kralen meegegeven die deze status versterken. Overige versierde

kralen uit deze periode zijn allen gevonden in een rituele depositie en werden vergezeld van

andere uitzonderlijke goederen. Hierdoor speelt opnieuw de prestigestatus een rol.

Wanneer we dan de volgende periode bekijken, de Midden IJzertijd, zien we een ander

patroon naar voor komen. Onversierde kralen komen vanaf dit moment ook voor in

nederzettingscontexten. Waarschijnlijk zijn glas en glaskralen beter bereikbaar geweest

waardoor deze ook in het alledaagse leven gebruikt konden worden. Wel zullen ze nog steeds

een bepaalde prestigestatus hebben gehad, al zal deze minder prominent aanwezig geweest

zijn als in de voorgaande periode. In één graf uit deze periode zijn meerdere kralen gevonden,

welke git en amber moesten imiteren; deze vormden onderdeel van een fibulaketting. Gezien

57

de uitzonderlijke bijgaven in het graf en het feit dat ze onderdeel vormden van een

fibulaketting, toont aan dat de kralen als prestigevoorwerpen gezien mogen worden. Tenslotte

zijn er uit deze periode nog verschillende graven waar blauwe onversierde ringvormige kralen

teruggevonden zijn als onderdeel van Segelohrringen. Door de opvallende concentratie van al

deze graven in Noord-Nederland kan gesteld worden dat deze Segelohrringen een cultural

marker zijn, gedragen om de identiteit van de drager te bevestigen tegenover omringende

gemeenschappen.

In de Late IJzertijd en overgang naar de Vroeg-Romeinse periode is opnieuw een

ander patroon zichtbaar. Kralen worden niet meer in graven teruggevonden. De kralen die in

nederzettingen worden aangetroffen, bevatten zowel versierde als onversierde exemplaren

waardoor de prestigestatus van versierde kralen ook verdwijnt. Dit zal te wijten zijn aan het

opkomen van uitgebreide handelsnetwerken waar vele goederen over geheel Europa verspreid

worden. Toch zijn er nog enkele kralentypes welke een prestigestatus bezitten, dit zijn types

welke vanuit Zuid-Europa geïmporteerd zijn. Deze zien we terugkomen in rituele deposities.

Op de overgang met de Vroeg Romeinse periode is een ander gebruik van glaskralen

zichtbaar. Hier zien we glaskralen opduiken in waterkuilen. Per periode kan er dus met enkele

termen gesteld worden:

Late Bronstijd- Vroege IJzertijd: Prestige objecten, vooral versierde kralen.

Rites de passage.

Midden IJzertijd: Onversierde kralen verliezen prestigestatus. Cultural marker.

Late IJzertijd - Vroeg Romeinse periode: Prestigestatus verdwijnt, enkel bij

uitzonderlijke vormtypes blijft dit. Alledaagse voorwerpen.

Een opvolging van de contextanalyse van glaskralen is zeker nodig. Toekomstige

vondsten kunnen een heel nieuw licht op de sociale gebruiken laten schijnen of kunnen

zorgen voor een aanvulling, bijstelling of bevestiging van de hier geboden patronen. Een

continu bijhouden van de inventaris en het volgen van opgravingen waarbij glaskralen

gevonden worden, is dus zeker noodzakelijk.

58

8. Bibliografie

Beex, G., Roosens, H. & L. van Impe, 1975: Bijzettingen uit de Urnenveldtijd te Neerpelt

Grote Heide en Achelse Dijk, in: Archaeologia Belgica 178, Brussel.

Beex, G. & H. Roosens, 1967: Een unrnenveld te Achel-Pastoorbos, in: Archaeologia Belgica

96, Brussel.

Brugmann B., 2004: Glass beads from Early Anglo-Saxon graves, Oxford.

Callmer J. 1997: Trade beads and bead trade in Scandinavia ca. 800-100AD, Bonn/Lund.

Carey, M. 1998: Gender in African Beadwork: An Overview, in: Sciama L.D & J.B. Eicher

(eds), Beads and Beadmakers: Gender, Material culture and meaning, Oxford, 83-93.

Celis, D., Perdaen, Y. & K. Neven, 2011: Preventief archeologisch onderzoek aan de

Winterdijk inRotselaar (prov. Vlaams-Brabant), Intern VIOE-rapport 03, Brussel.

Cosyns, P., Warmenbol, E., Bourgeois, J., & P. Degryse, 2005: Pre-Roman glass beads in

Belgium, in: Annales du 16e Congrès de l'Association Internationale pour l'Histoire du

Verre, London 2003, AIHV, 323-326.

de Laet, S.J., W. Glasbergen,. 1959: De voorgeschiedenis der Lage Landen, Groningen.

De Mulder, G., Jacobs, B., Klinkenborg, S. & R. Pede, 2014: Une occupation funéraire de

longue durée: la nécropole de l’âge du Bronze au début du second âge du Fer à

Wijnegem/Blikstraat (province d’Anvers, Belgique), in: Bulletin de l’association pour la

promotion des recherches sur l’âge du Bronze 12, Bourgogne.

Dobiat C., H. Matthäus, B. Raftery & J. Henderson (eds)., 1987: Glasperlen der

vorrömischen Eisenzeit II- ringaugenperlen und verwandte perlengruppen, Marburg.

Dransart P. 1998: A short history of rosaries in the Andes, in: Sciama L.D & J.B. Eicher

(eds), Beads and Beadmakers: Gender, Material culture and meaning, Oxford, 129-146.

Dubin, L.S. 2009: The worldwide history of beads, 2009.

Dubin L., 2006: The history of beads, from 30,000 BC to the present, London.

Dyselinck, T., 2013: Gent Hogeweg: Vlakdekkende opgraving, BAAC rapport A-11.0045.

Dyselinck, T., 2013: Het urnenveld van Maastricht Ambyerveld-Hagerhof, BAAC rapport A-

08.0487

59

Eicher, J.B. 1998: Beaded and Bedecked Kalabari of Nigeria, in: Sciama L.D & J.B. Eicher

(eds), Beads and Beadmakers: Gender, Material culture and meaning, Oxford, 95-116.

Foster, H.B. 1998: African Jewellery before the Civil War, in: Sciama L.D & J.B. Eicher

(eds), Beads and Beadmakers: Gender, Material culture and meaning, Oxford, 177-192.

Frey O-H., 1983: Glasperlen der vorRömischen eisenzeit I, Mainz.

Grünenwald, M. & U. Koch 2009a: Zwischen Römerzeit und Karl dem Grossen: Die

frühmittelalterlichen Grabfunde aus Worm im Museum der Stadt Worms in Andreasstift,

Lindenberg im Allgäu.

Grünenwald, M. & U. Koch 2009b: Zwischen Römerzeit und Karl dem Grossen: Die

frühmittelalterlichen Grabfunde aus Rheinhessen im Museum der Stadt Worms in

Andreasstift, Lindenberg im Allgäu.

Grünenwald, M. & U. Koch 2009c: Zwischen Römerzeit und Karl dem Grossen: Die

frühmittelalterlichen Grabfunde aus Westhofen im Museum der Stadt Worms in Andreasstift,

Lindenberg im Allgäu.

Guido, M. 1987: The glass beads of Prehistoric and Roman periods in Britain and Ireland,

Londen.

Haevernick, T.E. 1960: Die Glasarmringe und Ringperlen der Mittel- und Spätlatènezeit auf

dem europäischen Festland, Bonn.

Haevernick, T.E., 1978: Urnenfelderzeitliche Glasperlen. Ene Bestandaufnahme, in:

Zeitschrift für Schweizerische Archäologie und Kunstgeschichte 35, 145-157.

Janowski, M. 1998: Beads, Prestige and Life among the Kelabit of Sarawak, East Malaysia in

Sciama L.D & J.B. Eicher (eds), Beads and Beadmakers: Gender, Material culture and

meaning, Oxford, 213-246.

Kalliopi N., 2003: Mycenaean beads: technology, forms and function, in: Clover C., H. H.

Brock & J. Henderson (eds), Ornaments from the past- bead studies after Beck: a book on

glass and semiprecious stone beads in history and archaeology for archaeologists, jewellery

historians and collectors, London, 23-37.

Kooi, P.B., 1979: Pre-Roman Urnfields in the North oft he Netherlands, Groningen.

Kunter, K., 1995: Glasperlen der vorrömischen Eisenzeit IV- Schichtaugenperlen, Marburg.

60

Lundström A., 1976: Bead making in Scandinavia in the Earlu Middle Ages, in: Early

medieval studies 9, Stuttgart.

Matthäus, H & Ch. Braun, 1983: Glasperlen der vorrömischen Eisenzeit I, , Marburg.

Meisch, L.A. 1998: Why do they like red? Beads, ethnicity and gender in Ecuador in Sciama

L.D & J.B. Eicher (eds), Beads and Beadmakers: Gender, Material culture and meaning,

Oxford, 147-175.

Moorey P.R.S., 1985: Materials and manufacture in ancient Mesopotamia: the evidence of

archaeology and art, in: BAR international series 237, Oxford.

Nicholson P.T., 2008: Glass and faience production sites in New Kingdom Egypt: a review of

the evidence, in: Jackson C.M. & E. C. Wager (eds), Vitreous Materials in the Late Bronze

Age Aegean, Oxford, 1-13.

Panagiotaki M., 2008: The technological development of Aegean vitreous materials in the

Bronze Age, in: Jackson C.M. & E. C. Wager (eds), Vitreous Materials in the Late Bronze

Age Aegean, Oxford, 34-63.

Panini, A. 2007: Middle eastern and Venetian Glass beads: eight to twentieth century, Skira.

Peddemors, A. 1975: Latèneglasarmringe in den Niederlanden, in Analecta Praehistorica

Leidensia 8, 93-145.

Raftery B. & Henderson J., 1987: Some glass beads of the later Bronze Age in Ireland, in:

Dobiat C., H. Matthäus, B. Raftery & J. Henderson (eds)., 1987: Glasperlen der

vorrömischen Eisenzeit II- ringaugenperlen und verwandte perlengruppen, Marburg.

Rehren T. & Pusch EB., 2008: Chrushed rock and molten salt? Some aspects of the primary

glass production at Qantir/Pi-Ramesse, in: Jackson C.M. & E. C. Wager (eds), Vitreous

Materials in the Late Bronze Age Aegean, Oxford, 14-33.

Rehren, T., 2005: Der Handel mit Glas in der Spätbronzezeit, in: Das Schiff von Uluburun,

Welthandel vor 3000 jahren, Bochum, 533-539.

Robinson C., 2003: Size does not matter: the nature of Celtic bead-making sites, in: Clover

C., H. H. Brock & J. Henderson (eds), Ornaments from the past- bead studies after Beck: a

book on glass and semiprecious stone beads in history and archaeology for archaeologists,

jewellery historians and collectors, London, 79-91.

61

Roymans N., L. Verniers 2009: Glazen La Tène armbanden in het gebied van de Nederrijn:

Typologie, chronologie en sociale interpretatie, in Archeobrief 13, no. 4, Utrecht, 22-31.

Roymans N., L. Verniers 2009: Glazen La Tène armbanden in het gebied van de Nederrijn:

Typologie, chronologie en sociale interpretatie, in Archeobrief 13, no. 4, Utrecht, 22-31.

Roymans, N. & T. van Rooijen 1993: De voorromeinse glazen armband productie in het

Nederrijnse gebied en haar culturele betekenis, in Vormen uit vuur 3, 2-10.

Sciama, L.D. 1998, Gender in the making, Trading and Uses of Beads: An Introductory Essay

in Sciama L.D & J.B. Eicher (eds), Beads and Beadmakers: Gender, Material culture and

meaning, Oxford, 1-45.

Sievers S., 2003: Manching - Die Keltenstadt, in: Führer zu archäologischen Denkmälern in

Bayern 3, Stuttgart.

Sievers, S. et al. 1998: Vorbericht über die Ausgrabungen 1996-1997 im Oppidum von

Manching, in: Germania 76, 619-627.

Sluijs, W.A. van der, 2007: Paarlen voor de Archeologen. Romeinse en Germaanse kralen in

Nederland. Ongepubliceerde Masterscriptie Radboud universiteit Nijmegen.

Sobe, T., 2003: Viking age glass beads from Ribe, Denmark, in the light of ethnographic

research, in: Clover C., H. H. Brock & J. Henderson (eds), Ornaments from the past- bead

studies after Beck: a book on glass and semiprecious stone beads in history and archaeology

for archaeologists, jewellery historians and collectors, London, 47-58.

Trivellato, F. 1998: Out of Women’s Hands: Notes on Venetian Glass Beads, Female Labour

and International Trades, in Sciama L.D & J.B. Eicher (eds), Beads and Beadmakers: Gender,

Material culture and meaning, Oxford, 47-82.

Van Bommel- Van der Sluijs W.A., 2012: Materials Kralen uit de IJzertijd in Noord-

Nederland, in: jaarverslag van de vereniging voor Terpenonderzoek 94, Groningen.van der

Sleen W.G.N., 1973: A handbook on beads, Luik.

Van der Sleen W.G.N., 1973: A handbook on Beads, Luik.

Van Doorselaer, A., 1987: De kemmelberg, een keltische bergvestiging, Westvlaamse

Archaeologica Monografieën 3, Kortrijk.

62

Van Giffen, A.E., 1935: Het Balloërveld, Ndl. van Ballo, gemeente Rolde, in: Nieuw

Drentsche Volksalmanak 54, Assen.

Van Giffen, A.E., 1954: Oudheidkundige aantekeningen over Drentse vondsten (XX), in:

Nieuw Drentsche Volksalmanak 72, Assen.

Van Heeringen, R.M., 1988: De bewoning van Zeeland in de IJzertijd, Archief, Mededelingen

van het KZGW 1988, 1-43.

Van Straten F. & B. Fermin., 2012: Het urnenveld van Leesten-Meijerink: Archeologisch

onderzoek naar een ritueel landschap uit de ijzertijd en bewoningssporen uit de middeleeuwen

en nieuwe tijd bij de erven van Wekenstro en Meijerink bij Zutphen, in: Zutphense

archeologische publicaties 70, Zutphen.

Venclová, N., 1990: Prehistoric Glass in Bohemia, Praag.

Verbeeck, C., Delaruelle, S. & J. Bungeneers, 2004: Verloren voorwerpen, Archeologisch

onderzoek op het HSL-traject in de provincie Antwerpen, Antwerpen.

Verniers, L., 2011: Glas uit de Late IJzertijd, in: Kansen op de kwelder: Archeologisch

onderzoek op Walcheren langs de N57 (J. Dijkstra & F.S. Zuidhof eds), Amersfoort.

Verwers, G.J., 1972: Das Kamps Veld in Haps in Neolithikum, Bronzezeit und Eisenzeit,

Leiden.

Wagner, H. 2006: Glasschmuck der Mittel- und Spätlatènezeit am Oberrhein und

angrenzenden Gebieten, Remshalden (Ausgrabungen und Forschungen 1).

Warmenbol, 3., 1996: Les perles en verre de l‘[âge du bronze trouvéés à Han-sur-Lesse (Nr.),

in: Lunula, Archaeologia protohistorica 4, Brussel, 54-56.

Wilkie, L.A. 1998: Beads and Breasts: The Negotiation of Gender Roles and Power at New

Orleans Mardi Gras in Sciama L.D & J.B. Eicher (eds), Beads and Beadmakers: Gender,

Material culture and meaning, Oxford, 193-211.

Zepezauer, M., 1993: Glasperlen der vorrömischen Eisenzeit III- Mittel- und

spatlatènezetliche Perlen, Marburg.

63

Broun, S. en A. Kowalski, Haystack Mountain School of Craft (n.d), geraadpleegd op 7 mei

2014, http://www.crazycrow.com/crafts/seed-bead-history-and-use-by-native-american-

tribes.php

Czech Glass Seed Beads: From European Glass Factories to Native American Material

Culture. (n.d), geraadpleegd op 3 mei 2014, http://www.crazycrow.com/crafts/seed-bead-

history-and-use-by-native-american-tribes.php

Data Archiving and Networked Services Easy (DaNS Easy) (n.d), geraadpleegd op 20

november 2013 en volgende, https://easy.dans.knaw.nl/ui/home

Vlaams Instituut voor Onroerend Erfgoed, De Centrale Archeologische Inventaris (n.d),

geraadpleegd op 4 november 2013, http://cai.erfgoed.net/cai/index.php

Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Archis 2 (n.d), geraadpleegd op 5 november 2013,

http://archis2.archis.nl/archisii/html/

Solva (n.d), geraadpleegd op 17 december 2013, http://www.so-

lva.be/informatie/index_nl.html

Hertogs, S., mailcorrespondentie op 22 april 2014.

Lauwers, V., mailcorrespondentie op 6 mei 2014.

Verniers, L., mailcorrespondentie op 4 april 2014.