Evaluatierapport over ontsluiting databestanden van houtskool uit archeologische context in...

24
Evaluatierapport over ontsluiting databestanden van houtskool uit archeologische context in Nederland RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 306 15 December 2011 A. Fischer, L.I. Kooistra & R.M. Visser

Transcript of Evaluatierapport over ontsluiting databestanden van houtskool uit archeologische context in...

Evaluatierapport over ontsluiting databestanden van houtskool uit archeologische context in Nederland

RAPPORTNUMMER

DATUM

AUTEUR

306

15 December 2011

A. Fischer, L.I. Kooistra & R.M. Visser

Colofon

Titel:

BIAXnotitie 306

Evaluatierapport over ontsluiting databestanden van houtskool uit archeologische context

in Nederland.

Auteur:

A. Fischer, L.I. Kooistra & R.M. Visser

Subsidieverlener:

Data Archiving and Networked Services (DANS)

ISSN: 1568-2285

©BIAX Consult, Zaandam, 2011

Correspondentie adres:

BIAX Consult

Hogendijk 134

1506 AL Zaandam

tel: 075 – 61 61 010

fax: 075 – 61 49 980

e-mail: [email protected]

BIAXnotitie 306 1

1. Inleiding

In Nederland wordt onderzoek naar hout en houtskool uit archeologische

context uitgevoerd door verschillende instanties. De onderzoeksresultaten

hiervan zijn sterk versnipperd en slechts beperkt ontsloten. Vanwege de beperkte

toegankelijkheid is er behoefte aan een nationaal databestand dat alle

onderzochte vondstcomplexen van Nederland ontsluit.1 Met behulp van subsidie

van DANS (Data Archiving and Networked Services), een instituut van KNAW

(Koninklijke, Nederlandse Academie van Wetenschappen) en NWO (Nederlands

Wetenschappelijk Onderzoek), is met het invoeren van houtskool uit

mesolithische en neolithische contexten een begin gemaakt met de opbouw van

een nationale database. Er is voor houtskool gekozen, omdat daarvoor al een

internationale database is, genaamd WODAN, waaraan een invoerprogramma

gekoppeld zou zijn. Er is voor de steentijd gekozen, omdat er van deze perioden

een overzicht van de beschikbare vindplaatsen was en er dus een indruk was van

de hoeveelheid in te voeren gegevens. De doelstelling van het opbouwen van het

databestand is drieledig:

1. ontsluiting van een overzichtelijke hoeveelheid beschikbare databestanden

teneinde ervaring op te doen om in de toekomst te komen tot

2. gestandaardiseerde en duurzame documentatie van databestanden van

houtskool (en hout) uit archeologische context, met daarop aansluitend

3. faciliteren van (synthetiserend) wetenschappelijk onderzoek en onderzoek

met betrekking tot de archeologische monumentenzorg.

Om vergelijkbare redenen is eerder RADAR ontwikkeld, het nationale

databestand van archeobotanische macroresten, en is recentelijk gestart met het

opbouwen van het dendrochronologisch databestand Digital Collaboratory for

Cultural Dendrochronology in The Low Countries (NWO-project).

2. Werkwijze

2.1 ENQUÊTE

Om tot een betrouwbaar beeld van beschikbare databestanden van uitgevoerde

onderzoek in Nederland te komen, was het noodzakelijk enerzijds de gegevens

en anderzijds het draagvlak onder specialisten te inventariseren. De laatsten

zullen immers gegevens aanleveren en opvragen. Deze inventarisatie heeft

plaatsgevonden door middel van een telefonische en schriftelijke enquête.

De onderwerpen van de enquête betroffen:

- eventueel aanvullende houtskoolgegevens voor dit project (meso- en

neolithische contexten)

- inventarisatie hout- en houtskoolbestanden uit andere archeologische perioden

- de grootte en formaat van databestanden (analoog en digitaal)

1 Zie Nationale Onderzoeksagenda Archeologie; Brinkkemper et al. 2005, hoofdstuk 9.2.4.

BIAXnotitie 306 2

- de potentiële behoefte aan een centrale (inter)nationale database.2

2.2 OPBOUW DATABESTAND

De onderzoeksgegevens van ca. 30.000 houtskoolfragmenten van 54 Nederlandse

paleolithische, mesolithische en neolithische vindplaatsen (figuur 1, bijlage 2) zijn

in een Microsoft Access database ingevoerd, die een vergelijkbare structuur en

opzet heeft als het houtskooldatabestand van WODAN. Aan ieder fragment

hangt een wisselende hoeveelheid aanvullende gegevens. De gegevens, meestal

oorspronkelijk vastgelegd in Microsoft Excel-bestanden, zijn zoveel mogelijk

Figuur 1 Overzicht van de vindplaatsen die in de database zijn ingevoerd. De nummers verwijzen naar de vindplaatsen in de database (WODAN_steentijd Nederland_december 2011). Zie ook bijlage 2. Niet alle nummers zijn op het kaartje gepresenteerd, wel alle

vindplaatsen.

2 Zie voor de complete vragenlijst bijlage 1.

BIAXnotitie 306 3

omgezet naar de gestandaardiseerde database. Dit Access-bestand is onder de

naam WODAN_steentijd Nederland_december 2011 bij DANS gedeponeerd met

vergelijkbare rechten als voor vergelijkbare gegevens in WODAN.

3. Resultaten

3.1 EVALUATIE ENQUÊTE

De resultaten van de enquête staan in bijlage 1. Daaruit komt naar voren dat

tachtig procent van de aangeschreven specialisten heeft deelgenomen aan de

enquête (16 van de 20). Uit de resultaten uit de enquête blijkt dat het draagvlak

onder specialisten erg hoog is. Alle in Nederland werkzame houtspecialisten

hebben behoefte aan een (inter)nationale database en geven aan deze ook zeer

frequent en regelmatig te zullen gebruiken.

Het raadplegen maar ook het systematische en gestructureerde opslaan van

data wordt belangrijk geacht voor toekomstig onderzoek. Een ander belangrijk

aspect is de kwaliteitsverbetering van hout- en houtskoolonderzoek, zowel op

praktisch als op theoretisch vlak. De koppeling van de data met DANS en

ARCHIS is noodzakelijk om het databestand zo efficiënt mogelijk te kunnen

gebruiken.

Alle specialisten zijn bereid om data van hout- en houtskool van reeds

uitgevoerde onderzoeken aan te leveren en te delen. Er is bovendien behoefte aan

een vast, eenduidig maar ook gebruiksvriendelijk formaat (Excel, Acces, XML)

om de data aan te leveren. De exacte vormgeving van dit formaat dient nog

verder onderzocht te worden. Een vergelijkbaar traject van het uitwisselen en

delen van gegevens is in het Digital Collaboratory for Cultural

Dendrochronology in The Low Countries3 vorm gegeven door middel van het

uitwisselingsformaat TRiDAS4 en zou wellicht als voorbeeld kunnen dienen.

De hoeveelheid en kwaliteit van de te deponeren gegevens verschilt sterk.

Daarnaast blijkt een groot deel van de oudere onderzoeken slechts analoog

beschikbaar te zijn. Het digitaliseren van deze gegevens zal veel tijd in beslag

nemen.

De beschikbare hoeveelheid datasets uit hout- en houtskool onderzoeken kan

moeilijk worden vastgesteld. Het merendeel van de specialisten heeft geen

volledige administratie van de uitgevoerde onderzoeken bijgehouden. Daarnaast

zijn er nog een aantal archieven van reeds overleden onderzoekers,5 die

geïnventariseerd dienen te worden.6

Een andere belangrijke factor waar rekening mee gehouden moet worden, is

het feit dat grootte en kwaliteit van datasets slechts bij benadering bekend is.

3 www.dendrochronology.eu.

4 www.tridas.org.

5 O.a. Dr. Wil Casparie (Rijksuniversiteit Groningen) en Betty van Hoorn (Universiteit van

Amsterdam). 6 Een overzicht van vindplaatsen die niet zijn opgenomen in de database, omdat deze te laat

werden aangeleverd en/of teveel omzettingen behoefden, is opgeslagen in het archief van BIAX en de RCE (O. Brinkkemper).

BIAXnotitie 306 4

Daardoor zal het aanleveren van gegevens veel tijd in beslag nemen voor de

meeste onderzoekers. Er zal dus tijd en geld beschikbaar gesteld moeten worden

voor de verschillende specialisten en archieven zodat zij zelfstandig de data aan

kunnen leveren. De beschikbaarheid van een goed en eenvoudig invoer- en

uitwisselingssysteem zal hier aan kunnen bijdragen. Het succes van toekomstige

inventarisaties hangt uiteraard sterk af van de samenwerking met de specialisten

zelf die vaak een beter overzicht van de onderzoeken in het verleden hebben.

3.2 EVALUATIE OPBOUW DATABESTAND HOUTSKOOL STEENTIJDVINDPLAATSEN

De bijdrage van de deelnemers aan de enquête is zeer waardevol gebleken

aangezien deze het aantal beschikbare sites heeft verdubbeld. De bijbehorende

datasets zijn grotendeels toegevoegd aan het opgebouwde databestand van dit

project. Een goede samenwerking met houtspecialisten is van essentieel belang

voor dergelijke inventarisaties. Mede door de inzet van collega-specialisten

konden verschillende oude datasets (grotendeels ongepubliceerd materiaal) aan

het databestand toegevoegd worden. Bijlage 2 laat de lijst met ingevoerde

steentijdvindplaatsen zien.

De publicatie van de houtgegevens van een vindplaats bestaat vaak uit een

reeds bewerkte dataset, waarbij de oorspronkelijke (complete) gegevensset

ontbreekt. In sommige gevallen bleken de oorspronkelijke onderzoeksgegevens

niet meer beschikbaar, bijvoorbeeld vindplaats Boog C-Noord.7 In dergelijke

gevallen zijn de gepubliceerde gegevens ingevoerd.

De digitaal beschikbare datasets verschillen enorm in kwaliteit en omvang. De

meeste projecten zijn opgeslagen als Excel-bestand met een weinig uniform

karakter. Voor het verwerken van de gegevens is een standaard indeling

ontwikkeld in Excel. De geuniformeerde datasets zijn daarna omgezet in een

Access database en aan DANS geleverd. Voor metainformatie bij de Access

database zie bijlage 3.

Tijdens het verwerken van de verschillende datasets tot een uniform

databestand kon niet worden voorkomen dat niet iedere koppeling van gegevens

kon worden behouden in het databestand.

WODAN vereist dat houtskoolgegevens per boomdeel worden uitgesplitst. Dit

zou betekenen dat bestaande gegevens, waarvan bijvoorbeeld slechts het gewicht

per houtsoort is bijgehouden, niet zou kunnen worden geregistreerd. Dit geldt

ook voor observaties van pof, aantasting of schimmel. Vaak is bijgehouden hoe

veel stukken dit vertonen maar is het onbekend of het stamfragmenten of

takfragmenten betreft. Er is naar gestreefd om geen gegevens verloren te laten

gaan.

De laatste stap, het invoegen van de Nederlandse steentijd databestanden in

WODAN, heeft niet plaatsgevonden, omdat voor het invoegen van bestaande

digitale bestanden op dit moment nog geen werkzame invoermodule

7 Stuijts, I. 2001: 8 Archeobotanie, in: Archeologie in de Betuweroute. Boog C-Noord, een

vindplaats bij Meteren op de overgang van Neolithicum naar Bronstijd, Amersfoort, 169-179.

BIAXnotitie 306 5

beschikbaar is. Op dit moment is alleen invoer van lopende projecten in

WODAN mogelijk.

4. Aanbevelingen voor toekomstige dataprojecten

Voorafgaand aan een verdere opbouw van een landelijke hout- en

houtskooldatabase, dient eerst de vorm waarin gegevens zullen worden

opgeslagen te worden vastgelegd. Daarnaast zou de datatransfer, het aanleveren

en uitwisselen van data in verschillende vormen gestroomlijnd en doordacht

moeten worden om zo efficiënt mogelijk te kunnen werken. Hierbij kan gedacht

worden aan een standaard-uitwisselingsformaat in bijvoorbeeld XML.8 Hier kan

reeds op voorgesorteerd worden door de structuur en de vereiste

informatievelden aan het werkveld te presenteren. Dan wordt de vereiste

informatie immers reeds vastgelegd. Dit zou de omzetting van data in toekomst

vereenvoudigen.

Nieuwe inventarisaties per periode zijn daarna pas zinvol en kunnen dan

tevens efficiënt uitgevoerd worden. De samenwerking tussen contactpersonen en

specialisten zou ook geformaliseerd moeten worden om voorwaarden, kwaliteit

en deadlines binnen toekomstige project te kunnen waarborgen. De levering van

datasets is voor de leveranciers van de datasets een tijdsintensive opgave, die

voor perioden met aanzienlijk meer datasets niet vanzelfsprekend verondersteld

kan worden.

5. Literatuur

Brinkkemper, O., L.I. Kooistra, H. van Haaster, L. van Beurden & F. Bunnik 2005:

Hoofdstuk 9 Archeobotanie. Nationale Onderzoeksagenda Archeologie.

WODAN Archaeological wood and charcoal database: http://www.wodan.ie/

8 Zie www.tridas.org (jaarring gegevens) & http://www.sikb.nl/richtlijnen_detail.asp?id=10499

(archeologische gegevens)

Bijlage 1 Vragenlijst en enquête-resultaten.

Vraag 1

Heeft u behoefte om centraal opgeslagen (inter)nationale databestanden van hout en

houtskool (zoals bijvoorbeeld in WODAN) te raadplegen?

Respondent 1

ja. De mogelijkheid om gebruik en plaats van aangetroffen

hout te verklaren en begrijpen berust nu vooral op een

beperkt aantal referenties waarvan de bron niet altijd bekend

is.

Respondent 2 Ja!

Respondent 3

Nee, want niet meer werkzaam op het terrein

van (ecologisch) archeologisch onderzoek.

Respondent 4 ja

Respondent 5 ja.

Respondent 6 zeker en vast!

Respondent 7 ja

Respondent 8 Afhankelijk van de werkzaamheden, ja.

Respondent 9 Ja!

Respondent 10 ja

Respondent 11 Nog niet wij behandelen meestal Middeleeuws hout

Respondent 12 Ja zeker

Respondent 13 ja

Respondent 14 Ja

Respondent 15

Ja, dit is zeker handig. Vooral voor synthetiserend

onderzoek kan dit zeer goed van pas komen.

Respondent 16

ja de behoefte is groot een nationale maar ook een

internationale houtdatabase te kunnen raadplegen

Vraag 2

Hoe groot is u behoefte aan een nationale database?

Respondent 1

De behoefte aan de nationale database is niet zo

zeer heel groot, de behoefte om gestructureerd

data op te kunnen slaan (en weer terug te kunnen

vinden) is een stuk groter. Een nationale database

zou betekenen dat niet iedereen het

wiel opnieuw uit hoeft te vinden.

Respondent 2 Groot

Respondent 3 Nihil, zie vraag 2.

Respondent 4

Heel groot, om ook oud onderzoek op een

systematische en verantwoordelijke manier

te kunnen opslaan, voorkomen dat data die

eigenlijk in een archief horen, verdwijnen

Respondent 5

Van groot belang / grote behoefte. Stimuleert

goede documentatie van onderzoeksgegevens,

faciliteert onderzoek, zorgt naar verwachting

voor toenemende verspreiding/gebruik van

bestaande gegevens (ontsluiting) en toenemend

begrip van beschikbare gegevens (studie van

gegevens in breder verband).

Respondent 6 Groot

Respondent 7 Groot

Respondent 8 Gemiddeld

Respondent 9 Heel groot!

Respondent 10

Groot, het zou de kwaliteit van het

houtonderzoek sterk verbeteren wanneer er een

zoeksysteem is naar paralellen in houtgebruik en

wanneer er meer zicht is op de samenstelling aan

houtige gewassen in de verschillende perioden

Respondent 11 Niet

Respondent 12 zeer groot(100%)

Respondent 13

Groot. Ik denk dat het belangrijk is dat bij nieuw

onderzoek overeenkomsten en verschillen met

het oude onderzoek bekeken kunnen worden,

zowel wat betreft werkwijze als uitkomsten

Respondent 14 Groot

Respondent 15

Groot. Als deze er zou zijn, zou dit veel tijd

schelen mbt het opzoeken van gegevens

Respondent 16 zeer groot zie vraag 1

Vraag 3

Hoe vaak denkt u een dergelijke database in de toekomst te gebruiken?

Respondent 1

Daar waar grotere vondstaantallen een

uitgebreidere interpretatie vragen; doorgaans

niet vaker dan een paar keer per jaar.

Respondent 2 Bij elk onderzoek

Respondent 3 Nooit, zie vraag 2.

Respondent 4

Het zal voor mij persoonlijk een archief vormen,

aangezien ik nu niet meer in Nederland woon

Respondent 5

Vanuit mijn huidige baan (2 jaar) officieel

nauwelijks. Kan met verandering van baan

omslaan naar perioden van zeer intensief

(dagelijks) gebruik. Ook voor onderzoek buiten

werktijd in theorie tijdelijke perioden van

dagelijks gebruik mogelijk.

Respondent 6

Regelmatig, nl bij elk rapport waarin

hout/houtskool gepubliceerd wordt

Respondent 7 Bij (bijna) elk onderzoek

Respondent 8 Dat is afhankelijk van de werkzaamheden

Respondent 9 Zeker maandelijks, mogelijk zelfs wel wekelijks.

Respondent 10

Bij elk houtrapport dat geschreven gaat worden.

En ook bij wetenschappelijk onderzoek

Respondent 11 Niet

Respondent 12 Zo vaak het kan

Respondent 13 zo vaak mogelijk

Respondent 14 Vaak

Respondent 15

Dat hangt af van de omstandigheden en is

moeilijk in te schatten, kan oplopen tot meerdere

keren per maand, maar het zou ook kunnen dat

ik er soms langere tijd geen gebruik van zal

maken. Dit hangt ook af van de toegankelijkheid

en de bruikbaarheid van de opgeslagen gegevens

Respondent 16 Zeer vaak

Vraag 4

Zou u bereid zijn in de toekomst uw hout- en houtskool gegevens te delen? Als ja: In welke

vorm zou u uw data willen aanleveren?

Respondent 1 Ja. Digitaal, bij voorkeur in vaststaand formaat

Respondent 2

Ja. Aanleveren als data-bestand, rapport als pdf,

foto's als jpg bestanden en tekeningen als dwg en

jpg bestanden. Gebruik vrij met bronvermelding.

Respondent 3 NVT

Respondent 4

ja. Ik voorzie dat data op 2 manieren kunnen

worden aangeleverd: voor kleine sites met

relatief weinig data kunnen gegevens direct

worden ingevoerd. voor sites met heel veel data

zou per site een soort rapid-data-entry form

moeten worden gecreëerd in excel, om gegevens

vanuit excel in een greep in te voeren in een

groter archief. Data zouden ook op site en sample

niveau in een kleiner 'entry form' kunnen worden

aangeleverd. Voor toekomstig onderzoek zouden

deze 'entry forms' idealiter gestandaardiseerd

kunnen zijn.

Respondent 5

Ja (na publicatie of in overleg onder

omstandigheden voor publicatie). Excel.

Respondent 6 ja, als excel liefst, maar kan eventueel ook anders

Respondent 7 ja

Respondent 8

Ja, bijvoorbeeld in exceltabellen, maar andere

vormen mogen ook.

Respondent 9

Ja. Bij voorkeur in de vorm van Excel-tabellen,

maar bij directe invoermogelijkheid via een

(internet?) database ook directe invoer in de

database.

Respondent 10

Ja. De oudste gegevens (1983) zijn analoog. Vanaf

half jaren negentig zijn ze digitaal

Respondent 11 n.v.t.

Respondent 12

Ja,hoe aan te leveren, moet nog over worden

nagedacht worden. Ik heb een hout database die

voor mij gemaakt is.

Respondent 13 ja, in digitale vorm

Respondent 14 Ja; Excel sheet, Access, XML

Respondent 15

Ja, maar die heb ik momenteel niet. Ik zou kiezen

voor digitaal. Formaat maakt niet veel uit.

Respondent 16 ja. Data kan digitaal geleverd worden.

Vraag 5

Zou u de gegevens via een bestaande website (bijvoorbeeld DANS), een speciale website of

via een contactpersoon willen aanleveren?

Respondent 1 DANS lijkt mij een uitstekende partner hiervoor.

Respondent 2 Via DANS of direct vanuit mijn eigen bedrijf.

Respondent 3 NVT

Respondent 4

maakt niet uit, ik denk dat dit afhankelijk is van

hoeveel tijd het proces neemt. Voor kleine sites,

zou dat direct kunnen via website, voor grote

sites, vooral uit het verleden, misschien

projectgewijs.

Respondent 5

Allemaal prima. Als gebruiker wil ik natuurlijk

zoveel mogelijk service, dus een contactpersoon

die mijn vragen kan beantwoorden, een

webpagina (al of niet binnen de dans website) die

speciaal hiervoor gemaakt is, etc. Vanuit het

ontwikkelperspectief denk ik dat dat allemaal

extra tijd//beheer kost.

Respondent 6

maakt niet uit, als het maar eenduidig en

eenvoudig kan

Respondent 7

ja, zolang de gegevens met zorg worden

behandeld

Respondent 8

Om controle over de invoer van de gegevens te

houden lijkt het mij goed dit via een

contactpersoon te doen

Respondent 9

Alles is wat mij betreft bespreekbaar. Het is

alleen geen optie dat ik die contactpersoon

wordt, want met RADAR houd ik de aanvoer al

niet bij!

Respondent 10

via een contactpersoon en via DANS (eventueel

via een speciale website die ook gelinkt is met

ARCHIS

Respondent 11 n.v.t.

Respondent 12 Liever via een contact persoon.

Respondent 13 via DANS zou zeker een optie zijn

Respondent 14 bestaande of speciale website

Respondent 15

DANS biedt reeds de infrastructuur, maar niet de

mogelijkheid de data op de juiste gestructureerde

manier aan te leveren. Een speciale website zou

waarschijnlijk praktische zijn.

Respondent 16

upload in een standaard-format zou wel handig

zijn...ook als iedereen op dezelfde manier de data

zou vastleggen

Vraag 6

In welke vorm zijn uw onderzoeksgegevens beschikbaar? Kunt u een inschatting maken in

welke verhouding de gegevens analoog/digitaal zijn?

Respondent 1

Mijn gegevens zijn allemaal digitaal aanwezig. Waar precies is

mij een raadsel. Ook de compleetheid van de gegevens is

variabel. Een vondstnummer en houtsoort is altijd wel

aanwezig, maar bijv. toepassing niet altijd.

Respondent 2

Op dit moment zijn rapporten en data-bestanden op verzoek te

downloaden, net zoals afbeeldingen. Verhouding

analoog/digitaal is ongeveer hetzelfde. Ik scan alle analoge

formulieren in voor het archief.

Respondent 3

Wat de hout- en houtskoolgegevens van de site P14 en de NOP

betreft moet ik thuis gaan graven. Ik weet niet hoeveel

basisinformatie ik nog heb. Mogelijk heb ik de analoge

uitdraaien. Ik heb nog data op diskettes, maar weet niet of ik die

nog kan lezen.

Respondent 4

oud onderzoek voor ongeveer 1990 op papier, daarna meer

digitaal.

Respondent 5

Mijn onderzoeksgegevens zijn digitaal beschikbaar (100 %). Ik

heb tijdens een dienstverband aan de Universiteit Leiden

onderzoeksresultaten van andere onderzoekers gepubliceerd

(Holocene 2010 en proefschrift Out 2009 + bijlagen). Deze

gegevens zijn merendeels primair elders gepubliceerd. Een

klein deel hiervan was nog niet eerder gepubliceerd, (alleen) die

zal ik hieronder meenemen in de enquête. Daarnaast heb ik bij

het ARC gegevens geproduceerd (sept 2010-april 2011). Ik heb

de gegevens niet compleet op mijn privepc en ze vallen officieel

waarschijnlijk onder het beheer van het ARC (Groningen). Ik zal

voor de compleetheid die gegevens hierover aanleveren

waartoe ik toegang heb.

Respondent 6

vaak digitaal/excel (biaxialen), soms digitaal in database

(acess?) in delft, soms analoog/ingescand in den haag.

Respondent 7 meest digitaal

Respondent 8 25/75

Respondent 9

Voor mezelf alles digitaal, voor de hele RCE ca. 95% digitaal. De

resterende ca. 5% zal ik digitaal maken.

Respondent 10 20/80

Respondent 11 n.v.t.

Respondent 12

Via de Gemeente Groningen site Archeologie "Stadse Fratsen"

Gelijke verhouding

Respondent 13 vanaf 1985 altijd in digitale vorm

Respondent 14 95% digitaal, 5% analoog

Respondent 15 nvt

Respondent 16 99% digitaal

Vraag 7

Om hoeveel houtonderzoeken gaat het ongeveer? Om hoeveel stukken hout gaat het?

Respondent 1

Ik schat dat het ongeveer om 2500 stuks gaat.

Houtsoortbepaling wordt uitgevoerd ten behoeve van dendro

(meestal minder dan 10 stuks) of voor het houtsoortenspectrum

binnen één opgraving (10-50 stuks). Sporadisch gaat het om

langere tijd opgespaarde vondsten uit bijv. een archief (100-1000

vondsten).

Respondent 2

Per jaar circa 40 onderzoeken, waarbij het aantal hout varieert

tussen 3 en 350. Gemiddeld rond 120 stuks hout.

Respondent 3 Zie mijn proefschrift.

Respondent 4

Weet dit niet meer precies, maar het zijn er minder dan 30

onderzoeken. De meeste onderzoeken waren vrij bescheiden,

minder dan 100 monsters. Velsen was een van de

uitzonderingen, met meer dan 500 stuks.

Respondent 5

Hazendonk: hout: 300 tot 350 Bergschenhoek: hout: honderden

stuks, maar details die bekend zijn van veel vondsten hetzelfde

(fuiken) unieke kenmerken van slechts van weinig vondsten

bekend (30?).ARC: minder dan 10 projecten (niet beperkt tot

meso/neo, veel Middeleeuwen/Nieuwe Tijd), vaak ong 10 stuks

hout, ook enkele groter projecten (max 100 stuks?).

Respondent 6

geen idee, zie biaxialen. enkele onderzoeken met elk enkele

honderden stukken hout per jaar?

Respondent 7 meerdere tientallen, gem. 100 stuks?

Respondent 8 ca 4; varieert sterk

Respondent 9

ca. 50 rapporten met informatie over hout, aantallen stuks niet

bekeken, kost teveel tijd.

Respondent 10

Enkele 10-tallen.Enkele grote projecten (ca 10) met 100den stuks

per project; 20-30 Projecten (misschien nog meer) met enkele of

enkele 10-tallen stukken

Respondent 11 n.v.t.

Respondent 12

Het gaat om ongeveer 75 onderzoekingen waarvan ongeveer

10stuks gepubliceerd is. Stukken hout, dan moeten we

denken,meer dan 5000 stukken.

Respondent 13

Geen flauw idee, maar veel gezien de vele hout en houtskool

onderzoeken die ik gedaan heb. vanaf 1993 in Biax rapportages

die alle openbaar zijn

Respondent 14 ca. 1,600 onderzoeken (ca. 2,500 stukken)

Respondent 15 nvt

Respondent 16 weinig. ca.10 onderzoeken; 300 stuks

Vraag 8

Om hoeveel houtskoolonderzoeken gaat het ongeveer? Om hoeveel stukken houtskool?

Respondent 1 Geen flauw idee. 5%?

Respondent 2

Twee grotere projecten per jaar, ca. 10 om kwaliteit te bepalen,

scannen van monsters.

Respondent 3 Zie mijn proefschrift.

Respondent 4

weet dit niet meer precies, maar het zijn minder dan 30

onderzoeken. Gemiddeld zullen dit 10-30 monsters zijn, een

paar uitzonderingen omvat bijvoorbeeld Carthago dat niet

Nederland is overigens.

Respondent 5

Bergschenhoek: houtskool: plusmin 30 entries; Hazendonk:

houtskool; ARC: geen houtskoolonderzoek door mij uitgevoerd

(uitbesteed).

Respondent 6 minder dan hout, maar ook dit weet ik niet, sorry

Respondent 7 volgens mij heb jij een beter overzicht dan ik...

Respondent 8 2; ca. 100

Respondent 9

43 rapporten met houtskool, daarvan ca. 26 met houtskool uit

Paleo/Meso/Neo. Over het algemeen zijn aantallen en

gewichten genoteerd, van enkele tot max. 10 taxa en enkele tot

enkele tientallen monsters. Gemiddeld ruwweg 10 records per

rapport?

Respondent 10

Enkele tientallen projecten; Er zijn grote projecten met 20-50

monsters (dit zijn er niet meer dan 5) Er zijn veel projecten met

enkele determinaties (14C-onderzoek) en enkele tientallen (10-

25) met enkele houtskool monsters

Respondent 11 n.v.t.

Respondent 12

Het gaat om ongeveer 8 onderzoekingen, waarvan ik zelf 4

stuks gepubliceerd heb. Het gaat om ongeveer 300 monsters en

er liggen nog ongeveer 400 monsters die nog gedaan moeten

worden.

Respondent 13 zelfde als vraag 8

Respondent 14 misschien 3 onderzoeken (5 stukken)

Respondent 15 nvt

Respondent 16 geen

Vraag 9

Zou u het prettig vinden een inventarisatieformulier te ontvangen om uw eigen onderzoeken

in kaart te brengen?

Respondent 1 Kan geen kwaad lijkt me.

Respondent 2 Ja

Respondent 3 Niet nodig. Overzicht zit in mijn proefschrift.

Respondent 4

Ja, maar kan geen tijd vinden voor dit in te vullen. Ik ben bereid

om de data die ik digitaal heb aan te leveren.

Respondent 5

Alleen als het nodig is. Ik denk dat het artikel in Holocene

(2010) en mijn proefschrift een goed overzicht van mijn

onderzoek biedt. Voor het werk bij het ARC kan het ARC het

best benaderd worden, indien beschikbaar bij voorbaat een

botanist van het ARC.

Respondent 6 moet wel eens, maar niet dit jaar

Respondent 7 Ja

Respondent 8 nee

Respondent 9

Op zich heb ik het wel goed in beeld, maar stuur maar op, dan

kijk ik of het zinvol is om in te vullen.

Respondent 10 Ja

Respondent 11 n.v.t.

Respondent 12 Prima

Respondent 13

niet op dit moment omdat ik bezig ben met het afronden van

een proefschrift

Respondent 14 Ja

Respondent 15 nvt

Respondent 16 Ja

Vraag 10

Om een begroting te kunnen maken voor toekomstige projecten om de nationale database te

maken, willen wij een inschatting maken hoeveel inspanning het kost om de data aan te

leveren.

Respondent 1

Ik gok een week of twee. Gezien mijn ervaring met DCCD gaat

het waarschijnlijk meer tijd kosten dan ik nu kan bevroeden.

Respondent 2 Per onderzoek één uur.

Respondent 3 NVT

Respondent 4

Ik kan een kopie maken op schijf van digitaal onderzoek en dat

kan snel gebeuren. Van niet gepubliceerd onderzoek op kleine

schaal neemt dat meer tijd in beslag, ik noem hier bijvoorbeeld

Velsen. In het GIA in Groningen ligt het archief van Casparie,

pre-computer, waar veel van mijn onderzoek ook in is

opgenomen.

Respondent 5

Proefschrift: opzoeken en posturen is naar verwachting max.

een dagje werk, tijd kan eventueel in communicatie of opmaak

gaan zitten. ARC- data: lastig, handiger om het via het ARC te

regelen. Wat ik bij het ARC heb gegenereerd is in excel

beschikbaar, wat N. Bottema heeft gegenereerd waarschijnlijk

ook. Wat G-J de Roller heeft gegeneerd is waarschijnlijk in een

ander software programma beschikbaar (latex), is lastig om te

zetten ( Otto raadplegen ivm RADAR).

Respondent 6

zeker bereid, tijd hangt af van de manier waarop het moet

worden ingeleverd, hopelijk niet meer dan enkele uren per

project?

Respondent 7

als je kunt werken met onze standaardinvoer zal het weinig

extra tijd kosten

Respondent 8 ?

Respondent 9

Er komen nauwelijks gegevens meer bij, dus dat aanleveren

kost niet meer dan een paar uur per jaar. Maar alle oude

gegevens aanleveren kost een paar uur als ik simpelweg de

beschikbare bestanden kan doorsturen, maar een veelvoud als

ik het in WODAN-format moet aanleveren. Dat laatste is

voorlopig niet haalbaar.

Respondent 10 ca. 4 weken

Respondent 11 n.v.t.

Respondent 12 Dat zal veel tijd kosten

Respondent 13 dat zouden vooral analoge data zijn van voor 1985.

Respondent 14

Als het over houtsoorten en houtskool gaat, zou ik ongeveer 4

weken full-time nodig hebben (afhankelijk van hoeveel

informatie in het inventarisatieformulier ingevoerd moet

worden).

Respondent 15 nvt

Respondent 16 4 tot 8 uur

Vraag 11

Aanvullingen op de list met sites (door 8 van de 16 respondenten ingevuld):

Respondent 1

Volgens mij heb ik behalve van P14 ook nog wat hout en

houtskool bekeken van andere sites in de NOP w.o. J97.

Respondent 2

Mesolitische haarden in Oost Groningen, deels gepubliceerd in

een Actueel artikel (Henny Groenendijk); Palaeolithisch

houtskool ergens uit de Veluwe (Dick Stapert); Boog C Noord

(gepubliceerd); Nieuw Dordrecht (met Casparie); Diverse sites

van Casparie, zie artikel in Palaeohistoria in memoriam voor

literatuur

Respondent 3

paleo: check Wil Roebroeks (archeoloog)/Dimitri de Loecker

(archeoloog) / Freek Braadbaart. Publicaties Hazendonk en

Bergschenhoek: ook proefschrift Out 2009 en The Holocene

2010. Zie voor meer info:

https://openaccess.leidenuniv.nl/handle/1887/14033

http://hol.sagepub.com/content/20/2/191.abstract (pdf).Er is

volgens mij nog een scriptie over crematies van P14 van

verschillende perioden (slecht gedateerd?) (UvA), weet niet of

de juiste periode daar bij zit, misschien dat nog even aan Jan-

Peter Pals vragen/uitzoeken. Denk wel dat de gegevens

beschikbaar zouden worden gesteld.

Respondent 4

check of alle gegevens v biaxiaal 65 in polderweg boek staan en

er is nog biaxiaal 107 (was ooit pre biaxtijd dus biaxiaal B

ofzo)over LBK site Geleen, gegevens op biax.

Respondent 5

Vlagtwedde-Hasseberg (Meso);

Oldebroek-Oosterwolde (Paleo!)

Ede-Ederheide (Laat Neo)

Grootegast (Meso)

Leek-Mensumaweg (Meso)

Kolham-Rengerslaan (Meso?)

Oldenzaal-Schipleidelaan (Laat Neo)

Heerlen-Schelsberg (Midden Neo, Michelsbergcultuur)

Raalte-Raan (Meso)

Zutphen-Ooijerhoek (Meso)

Leeuwarden-Hempens (Neo)

Wieringen-Bouwlust (Neo, TRB)

Blerick-Koelbroek (Meso)

Respondent 6 Rotterdam Hempens maar die heb je al

Respondent 7

Oost-Groningen, Schoonebeek( gem. Emmen), Diever

(gem.Westerveld)

Respondent 8

Haarlem Veerpolder, Biax rapport nr 22 1995, Gotje &

Vermeeren; Rotterdam-IJsselmonde, rapportnr 441, 2009,

Kooistra Volgens mij zijn er in de rapportages van BIAX meer

sites uit de betreffende perioden te vinden

Vraag 12

Heeft u nog wensen, opmerkingen of suggesties voor een nationale hout- en

houtkooldatabase?

Respondent 1

Ja. Een vaste datastructuur of formulier waarmee data op

uniforme wijze opgeslagen en doorzocht kan worden. Zonder

duidelijke structuur is een database nutteloos.

Respondent 2

Met verwijzing naar artikelen, literatuur en rapporten.

Contactgegevens van specialisten (scheepshout,

houtmanagement, etc.).

Respondent 3 Nee

Respondent 4

diverse rapid data entry forms op site, sample, hout en

houtskool niveau.

Respondent 5 Drempel tot deelname zo laag mogelijk maken. Succes!

Respondent 6

veel succes en veel nieuwe subsidies zodat het echt van de

grond gaat komen!

Respondent 7 ik mis vooral een overzicht van de houten voorwerpen

Respondent 8

Respondent 9

Het uitzoeken alleen al kostte een paar uur, ik moet nu snel

andere beloftes nakomen, maar we houden contact!

Respondent 10

database moet vergelijkbaar zijn met RADAR en gelinkt kunnen

worden aan ARCHIS

Respondent 11

Respondent 12

Respondent 13

Respondent 14

Respondent 15

Het zou goed zijn als er een link met andere bestaande data-

archieven gelegd zou kunnen worden, zoals DANS (persistent

identifiers), ARCHIS (archis-nummer) of de DCCD (dendro-

data per site; ook persistent identifiers). Het gebruik van

persistent identifiers maakt het ook eenvoudiger (en meer

verifieerbaar) om de data te citeren.

Respondent 16

het zou wenselijk zijn een uniform formulier/werkwijze van

databeheer toe te passen bij hout en houtskoolonderzoek

Bijlage 2 Overzicht van de ingevoerde steentijdvindplaatsen.

vindplaatsID vindplaatsnaam provincie gemeente plaats

1 Alblasserdam-Nieuw Kinderdijk Zuid-Holland Alblasserdam Alblasserdam

2 Albrandswaard Rhoon-Essendael (19-12) Zuid-Holland Albrandswaard Rhoon

3 Albrandswaard Rhoon-Portland Zuid-Holland Albrandswaard Rhoon

4 Almere Haven Flevoland Almere Almere-Haven

5 Barendrecht-Vrijenburg Zuid-Holland Barendrecht Barendrecht

6 Bergschenhoek Zuid-Holland Lansingerland Bergschenhoek

7 Boog C-Noord Gelderland Geldermalsen Meteren

8 Brandwijk-Kerkhof Zuid-Holland Graafstroom Brandwijk

9 Hanzelijn, Tunnel Drontermeer Overijssel Kampen Kampen

10 Hardenberg-Mariënberg Overijssel Hardenberg Hardenberg

11 Hardinxveld-de Bruin Zuid-Holland Hardinxveld-Giessendam Hardinxveld-Giessendam

12 Hardinxveld-Polderweg Zuid-Holland Hardinxveld-Giessendam Hardinxveld-Giessendam

13 Hattemerbroek Bedrijventerrein Zuid Gelderland Oldebroek Hattemerbroek

14 Hoge Vaart Flevoland Almere Almere

15 Knooppunt-Hattemerbroek Gelderland Oldebroek Hattemerbroek

16 Moordrecht Spoortunnel Zuid-Holland Zuidplas Moordrecht

17 NP-3 Groningen Pekela Nieuwe Pekela

18 NP-4 Groningen Pekela Nieuwe Pekela

19 NP-16 Groningen Pekela Nieuwe Pekela

20 Be-45 Groningen Bellingwedde Bellingwedde

21 Be-52 Groningen Bellingwedde Bellingwedde

22 Be-81 Groningen Bellingwedde Bellingwedde

23 Be-84 Groningen Bellingwedde Bellingwedde

24 HS-16 Groningen Hoogezand-Sappemeer Hoogezand-Sappemeer

25 HS-17 Groningen Hoogezand-Sappemeer Hoogezand-Sappemeer

26 HS-22 Groningen Hoogezand-Sappemeer Hoogezand-Sappemeer

vindplaatsID vindplaatsnaam provincie gemeente plaats

27 OK-8 Drenthe Tynaarlo Oosterbroek

28 S-51 Groningen Stadskanaal Stadskanaal

29 S-6 Groningen Stadskanaal Stadskanaal

30 S-69 Groningen Stadskanaal Stadskanaal

31 Vm-24 Groningen Veendam Veendam

32 Vm-25 Groningen Veendam Veendam

33 Vm-38 Groningen Veendam Veendam

34 Schipluiden (AHR 39) Zuid-Holland Midden-Delfland Schipluiden

35 Sion (AHR 42) Zuid-Holland Rijswijk Rijswijk

36 Sittard/Geleen-Hof van Limburg Limburg Sittard-Geleen Geleen

37 Voorburg-Forum Hadriani Zuid-Holland Leidschendam-Voorburg Voorburg

38 Wateringen 4 Zuid-Holland Westland Wateringen

39 Wierden Enterse Akkers/site HS Overijssel Wierden Enter

40 Ypenburg locatie 4_H19 Zuid-Holland 's-Gravenhage Ypenburg (Ged.)

41 Schokland - WP 17 Flevoland Noordoostpolder Noordoostpolder

42 Heerlen-Schelsberg 2000 Limburg Heerlen Heerlen

43 Blerick-Koelbroek (BL-KB-89) Limburg Venlo Blerick

44 Ede-Ederheide Gelderland Ede Ede

45 Haarlem Veerpolder Noord-Holland Haarlem Haarlem

46 Heerlen-Schelsberg 1998 Limburg Heerlen Heerlen

47 Kolham-Rengerslaan nr.5 (1996) Groningen Slochteren Kolham

48 Leek-Mensumaweg Groningen Leek Leek

49 Oldebroek-Oosterwolde Gelderland Oldebroek Oldebroek

50 Oldenzaal-Schipleidelaan Overijssel Oldenzaal Oldenzaal

51 Raalte-Raan Overijssel Raalte Raalte

52 Swifterbant S3 Flevoland Dronten Swifterbant

53 Vlagtwedde_Hassenberg (VLH92) Groningen Vlagtwedde Vlagtwedde

54 Wieringen-Bouwlust Noord-Holland Wieringen Wieringen

Bijlage 3 Meta-informatie behorende bij de Access database, bestaande uit een korte beschrijving van de houtskool database WODAN_steentijd Nederland_december 2011 door Ronald M. Visser.

1 INLEIDING

Ten behoeve van het project is een eenvoudige relationele database s gemaakt in Microsoft Access 2003. De

database bestaat uit 7 tabellen en even zoveel referentielijsten. Tabellen hebben “ tbl_” als voorvoegsels,

referentielijsten “ ref_”. Na deze voorvoegsels volgt een betekenisvolle naam. Een compleet overzicht van alle

tabellen en de beschrijving van de velden is te vinden in het document: Database_Definities.pdf, een kortere

beschrijving in Database_Definities_Kort.pdf.

2 TABELLEN EN RELATIES

De relaties tussen de verschillende tabellen is weergegeven in figuur 1. De tabel met de gegevens van een

vindplaats (tbl_vindplaats) staat centraal. Hieraan zijn de ARCHIS nummers (tbl_Archis_nr), de publicaties

(tbl_publicatie) en de monsters (tbl_monsters) gekoppeld.

De database structuur voldoet niet geheel aan alle normaalvormen. Dit is een bewuste keus om zo het aantal

tabellen en de structuur voor deze pilot eenvoudig te houden. Daarnaast zijn de vele hiaten in de oorspronkelijke

gegevens hier debet aan. Hierdoor was het vaak niet mogelijk om altijd eenduidige relaties te leggen. De gekozen

structuur voorkomt lege tabellen, die slechts gevuld worden door een id. Een voorbeeld is de tabel tbl_monsters.

Deze zou bij voorkeur uitgesplitst moeten worden in (minimaal) twee tabellen, te weten context en monster. Vaak

was echter slechts informatie omtrent ofwel de context ofwel het monster bekend.

Omdat het aantal, gewicht en/of volume houtskool per monster variabel is geadministreerd, is dit op twee

niveaus opgeslagen. De totalen per houtsoort zijn opgeslagen in de tbl_houtsoort. Indien de getallen per

boomdeel bekend waren, zijn deze in tbl_boomdeel ingevuld. Het totaal is dan berekend en opgeslagen in

tbl_houtsoort.

Figuur 1: Een overzicht van de tabellen en hun relaties.

3 REFERENTIELIJSTEN

De gebruikte referentielijsten zijn gebaseerd op bestaande lijsten (tabel 1). Hierbij is gebruik gemaakt van de lijst

met plaatsnamen van het CBS, de soortenlijst van WODAN en het ABR zoals gebruikt in richtlijn 0102 van de

SIKB.

4 FORMULIEREN

Voor het bekijken van informatie met betrekking tot vindplaats, ARCHIS nummer en publicatie kan het formulier

frm_Project_vindplaats gebruikt worden. Hiermee kan de informatie worden geraadpleegd. Voor het benaderen

van de houtgegevens dient gebruik te worden gemaakt van de tabellen.

Tabel 1: De gebruikte referentielijsten en hun herkomst.Referentie lijst Bron

CBS

SIKB, richtlijn 0102

SIKB, richtlijn 0102

SIKB, richtlijn 0102

SIKB, richtlijn 0102

SIKB, richtlijn 0102

WODAN (aangepast)

ref_Plaatsnamen_Gemeentes_CBS

ref_SIKB_complextype

ref_SIKB_contexttype

ref_SIKB_grondspoortype

ref_SIKB_monstertype

ref_SIKB_periode

ref_species