Biografie A.J. van Tetroode
-
Upload
independent -
Category
Documents
-
view
1 -
download
0
Transcript of Biografie A.J. van Tetroode
‘MARTELAAR,
SOMS HEMELSCH GELUKKIG’
Toon van Tetroode, een paradijsvogel
uit het negentiende-eeuwse boekenvak
Ignaz Matthey
Titelpagina: Toon van Tetroode. Foto uit 1865. Fonds-
lijst A.J. van Tetroode nr. 256.
8 2014 Ignaz Matthey, Amsterdam
INHOUD
− „Een meer dan alledaagsch man‟ 4
1 Uitgever/boekhandelaar 9
2 In muzische sferen 81
3 Republikeinenvreter en Willem II-vereerder 120
4 Een filantroop met losse handjes 182
5 Familie en gezin 197
6 Laatste jaren 209
Fondslijst firma A.J. van Tetroode 218
Afkortingen 280
Bronnen en literatuur 283
Register van persoonsnamen 296
4
Inleiding
‘EEN MEER DAN ALLEDAAGSCH MAN’
De eerste halve eeuw van het Koninkrijk der Nederlan-
den heeft niet onrechte een stoffig image. Vanwege hun
conservatisme en zelfgenoegzaamheid kregen Nederlan-
ders toen de naam de Chinezen van Europa te zijn.1
Hoewel koning-koopman Willem I (1813-1840) van alles
ondernam om de kwijnende economie te stimuleren
kwam de industrialisatie hier relatief laat – pas in het
laatste kwart van de negentiende eeuw – goed op gang.
In de satire Jan, Jannetje en hun jongste kind (1814)
neemt de literator-koopman E.J. Potgieter zijn futloze
landgenoten onder vuur: Jan Salie, het zorgenkind van
Jan en Jannetje, staat model voor de alom heersende
lamlendigheid. Ook Hildebrand alias Nicolaas Beets por-
tretteert in de Camera obscura (1839) een land waar het
er gezapig aan toe gaat. Het boek roept de sfeer op van
een rustig voortkabbelend burgermansbestaan dat af en
toe werd opgefleurd door logeerpartijen en ander knus
vertier, zoals een avondje koek vergulden in gezinsver-
band. De trage trekschuit was het voornaamste open-
baar vervoermiddel en zou dat nog lang blijven. In het
verschijningsjaar van de Camera obscura werd welis-
waar met de aanleg van de lijn Amsterdam-Haarlem de
1 Van Winter, p. 7-9.
5
stoomtrein in Nederland geïntroduceerd, maar pas na
1860 ging de uitbreiding van het spoorwegennet een ho-
ge vlucht nemen.
„De middelmatigheid beslaat bij ons eene breede ruim-
te‟, aldus Thorbecke in 1837.2 Over het toenmalige cultu-
rele leven lag een grauwsluier. Enkele uitzonderingen
daargelaten heeft deze periode geen literatuur opgele-
verd die de hedendaagse lezer nog kan bekoren. Op de
schrale bodem van Hollandse nuchterheid wilde de ro-
mantiek niet gedijen. De bombast van Willem Bilderdijk
en Hendrik Tollens, de twee bekendste dichters uit dit
tijdvak, is nu ongenietbaar, om nog maar te zwijgen van
het brave gerijmel van al die in de letterkunde liefhebbe-
rende dominees. Tot aan de opkomst van de Haagse
school (omstreeks 1860) muntte de schilderkunst niet uit
in bevlogenheid en de scheppende toonkunst floreerde
evenmin.
Hoe in zichzelf gekeerd ook, Nederland kon zich niet
onttrekken aan de schokgolven die de revoluties van
1830 en 1848 in Europa teweegbrachten. De Parijse Juli-
revolutie van 1830 sloeg een maand later over naar de
Zuidelijke Nederlanden, wat uitmondde in de proclama-
tie van de Belgische onafhankelijkheid. Vanaf omstreeks
1840 wierpen links-radicale journalisten zich op als
pleitbezorgers van de republikeinse staatsvorm. De op-
standen die in februari en maart 1848 in allerlei Europe-
se hoofdsteden uitbraken hadden hier te lande ingrij-
pende gevolgen. Koning Willem II (1840-1849) koos snel
eieren voor zijn geld. Onder druk gezet door de revoluties
in het buitenland en bovendien gechanteerd met zijn
homoseksuele gedragingen bleek hij bereid om tegemoet
2 Van Winter, p. 20.
6
te komen aan de eisen tot staatkundige hervorming van
Thorbecke cum suis.. Met de bij de grondwetsherziening
van november 1848 ingevoerde ministeriële verantwoor-
delijkheid werd het fundament gelegd voor de moderne
constitutionele monarchie, al zou het nog enkele decen-
nia duren alvorens Willem III (1849-1890) zijn verzet te-
gen de beknotting van de koninklijke macht opgaf.
Toontje Tet
In het bedaarde Nederland van zijn tijd was de van oor-
sprong Amsterdamse, later Haagse uitgever/boekhande-
laar, vertaler, dichter en journalist Anthonius Joannes
van Tetroode (1796-1875) een kleurige figuur. Alleen al
vanwege zijn manier van lopen viel hij op. Volgens de
memoires van de journalist Eillert Meeter ging Van Tet-
roode dansend en springend over straat.3 Ook de Haagse
letterkundige Johan Gram heeft ‟t over dat eigenaardige
loopje:
Tetrode zeilde eer over de straat dan hij liep. Het
was alsof de korte gebogen gestalte steeds tegen
den bulderenden wind optornde. Alles fladderde en
wimpelde aan zijn lijf.4
De kleine, o-benige Van Tetroode, alias Toon(tje) Tet,
stond wijd en zijd bekend als een enfant terrible. Onder
collega-boekhandelaren in het hele land had zijn naam
een vertrouwde klank, onder meer vanwege zijn vreem-
de, in een barokke taal gestelde advertenties in het
Nieuwsblad voor den boekhandel. Van Tetroode genoot
3 Meeter, p. 224. 4 Frank van Dongen (pseudoniem van Johan Gram), p. 146.
7
ook een geduchte reputatie als alcoholist, hoerenloper en
ruziezoeker. Hij viel zijn vele tegenstanders zowel in
woord en geschrift als fysiek aan, wat hem kwam te
staan op minstens twintig veroordelingen. Niettemin
beschouwde deze notoire querulant zichzelf als een be-
strijder van onrecht, martelaar en filantroop. Als zoda-
nig presenteerde hij zich ook aan de buitenwereld en dat
zonder een zweem van ironie. Zelfspot was hem vreemd,
zelfbeklag zijn tweede natuur. Hij noemde zich „zonder
exageratie zóó ongelukkig als hij onder de duizenden die
hij gekend heeft en kent, in de 10.000den en 10.000den
boeken gelezene en nog lezende, ooit nog ontmoet heeft‟.
Vergeleken met wat hem was aangedaan viel het leed
van Job, Tantalus en Sisyphus in het niet.5
Van Tetroode verkeerde in kringen van bohémiens
maar zocht ook omgang met de Haagse haute volée. Zo
papte hij aan met Thorbecke, die hij jarenlang heeft be-
stookt met brieven in de hem eigen pompeuze stijl. Ma-
teloos in alles wat hij deed, was dit heethoofd het ook in
zijn verering voor koning Willem II. Die adoratie nam
potsierlijke vormen aan. Van Tetroode raapte sigaren-
peukjes van de kettingrokende koning op en bewaarde
ze onder een glazen stolp als „een heilig souvenir aan
den Ridderlijken Vorst‟.6
Van Tetroode richtte een eigen krant op, publiceerde
allerlei schotschriften tegen republikeinse journalisten
en beoefende ook de dichtkunst. Enig literair talent kan
hem niet worden ontzegd: zelfs zijn aartsvijand Meeter
moest toegeven dat hij soms best aardige verzen
5 NA/Archief Thorbecke inv. nr. 81, Van Tetroode aan J.R. Thorbe-
cke, 14-1-1866. 6 Van Dongen, p. 146.
8
schreef. 7 Als uitgever/boekhandelaar ontplooide Van
Tetroode enkele opmerkelijke initiatieven, maar onge-
durig als altijd gaf hij ze na korte tijd weer op. Alle mis-
lukkingen ten spijt hield hij tot het bittere einde de
moed erin, zich troostend met de gedachte „Op tien din-
gen lukt mij één‟.8 Zijn necrologie in het Dagblad van
Zuidholland en ’s-Gravenhage karakteriseert hem als
„een rampspoedig, doch tevens meer dan alledaagsch
man‟.9 Dat is zacht uitgedrukt. Anthonius Joannes van
Tetroode behoort zonder twijfel tot de vreemdste snui-
ters uit de Nederlandse boekgeschiedenis.
7 Meeter, p. 225. 8 UBA/HSS-mag. KVB BVa 111/95, Van Tetroode aan N.N., 19-1-
1871. 9 Dagblad van Zuidholland en ’s-Gravenhage, 8-6-1875. Latere le-
vensschetsen: Van Dongen, p. 146-147; Sautijn Kluit, ‘De Ooije-
moer’, p. 66-67; De Haes, (letterlijk overgenomen uit Van Dongen),
p. 129-132; Boele van Hensbroek, p. 286-290; Schwencke, p. 200-
202; Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek, dl. 5, kol. 901.
9
Hoofdstuk 1
UITGEVER/BOEKHANDELAAR
Jeugd
De eerste helft van zijn leven was Van Tetroode Am-
sterdammer. Zijn wieg stond in de Kalverstraat op een
paar passen afstand van de katholieke kerk De Pape-
gaai, waar hij op zijn geboortedag, 19 maart 1796, het
doopsel ontving. 1 Toontjes vader, Fredericus Joannes
van Tetroode, werd geboren in Haarlem en verkreeg in
1776 het poorterschap van Amsterdam.2 Datzelfde jaar
nam hij de boekwinkel van Hendrik Beekman & Zn.
over, die was gevestigd In de Berg Calvarie op het hui-
dige nummer 64 van de Kalverstraat.3 Fredericus legde
zich toe op het drukken, uitgeven en verkopen van stich-
telijke lectuur, theologische verhandelingen en liturgi-
sche werken. De zaken gingen lange tijd goed, mede
doordat de firma >weleer bijna de eenige was, die zich
1 SAA/DTB inv. nr. 355, doopboek De Papegaai, p. 97. In navolging
van Sautijn Kluit geeft het Nieuw Nederlandsch Biografisch Woor-
denboek een verkeerd geboortejaar (1795 in plaats van 1796). 2 SAA/Fotokopie poorterboek, dl. 26, p. 354 (2 mei 1776). 3 Dongelmans, Boekverkopers, p. 78-79. In de jaren 1770-1776 pu-
bliceerde Beekman op dit adres in de Kalverstraat „naast de roomse
kerk de Papegaay‟ de Naam-lijst der roomsch katholyke pastooren
(...), die Van Tetroode uit zijn fonds overnam. Voor Beekman zie Go-
inga, p. 326. Over het bij boekhandelaren geliefde uithangbord In
de Berg Calvarie zie Van Lennep en Ter Gouw, dl. 2, p. 80.
10
hier met het uitgeven van godsdienstige boeken voor de
Roomsch Katholieken onledig hield‟. Aldus de directeur-
generaal voor de Zaken van de R.K. Eeredienst De Pe-
lichij in 1837, toen de firma wed. F.J. van Tetroode op
een roemloos einde afstevende.4
Op 5 februari 1788 huwde Fredericus te Den Haag
met Aletta Maria Durlet, dochter van de in Mons (He-
negouwen) geboren koopman Pierre Antoine Durlet
(d=Urlet) en Geertruid van Blokland.5 Het Van Tetroode-
personeel bood het paar een doorwrocht bruiloftsgedicht
aan, ondertekend door „Uw Wel-Ed. Knechten‟. Druk-
kers en zetters hadden hun beste beentje voorgezet: het
gedicht, op groot folioformaat, is typografisch fraai
vormgegeven, met de namen van de bruid en bruidegom
in rode letters.6
Fredericus en Aletta kregen in de jaren 1790-1800 zes
kinderen, die allen de volwassenheid bereikten − voor
die tijd iets heel bijzonders.7 Toontje, de derde van het
zestal, was de enige zoon. Hij bezocht het jezuïetencolle-
ge aan de Herengracht, waar hij naar eigen zeggen aan
het einde van het schooljaar steeds alle eerste prijzen
behaalde. Als scholier zong Toontje in het koor van De
Papegaai. Voor de pastoor van de parochie, Leonardus
Kuitenbrouwer, die hem gedoopt had, koesterde hij een
4 NA/Staatssecretarie inv. nr. 4269, bijlage bij K.B. van 15-7-
1837/92 (advies De Pelichij). 5 GAG/Klapper DTB. 6 Een exemplaar van het gedicht in BGAG. 7 Geertruida Maria Jacoba (5-3-1790), Maria Hen(d)rica (21-6-
1794), Anthonius Joannes (19-3-1796), Petronella Johanna (7-4-
1797), Constantia Josepha (24-7-1798) en Johanna Aletta (6-6-
1800) (SAA/klapper doopboeken). Petronella overleed als eerste
(SAA/BS, overlijdensakte van 11-2-1820).
11
bijzondere genegenheid: diens portret prijkte in zijn jon-
gelingsjaren „immer aan zijne sponde‟.8
Van Tetroode mocht zijn bij de jezuïeten opgedane
kennis van het Latijn later graag demonstreren door te
pas en te onpas in die taal te citeren. Zijn vertrouwdheid
met het Latijn kwam hem trouwens als boekhandelaar
en uitgever goed van pas. Het assortiment van de betere
boekhandel uit die dagen omvatte de nodige titels in het
Latijn, toentertijd nog de lingua franca van de weten-
schap.9 Bovendien telde het Van Tetroode-fonds vele La-
tijnstalige catholica.
Na het overlijden van vader Fredericus, in mei 1801,
zette zijn weduwe de firma voort.10 Blijkens de boek-
handelsenquête van 1811 waren toen bij de drukkerij
drie personen in dienst.11 Toontje werd al vroeg ver-
trouwd gemaakt met alle facetten van het boekenvak.
Hij stond aan de zetbok, leerde de drukpers bedienen,
hielp in de winkel en maakte zijn debuut als inkoper
van boeken:
Toen ik 10 was, stuurde mijn immer aangebedene
Moeder mij met een der meesterknechten naar de
Brakke Grond [= veilinglokaal], waar de jonge heer
dan bood en kocht.12
8 Algemeen Handelsblad, 19-3-1868. 9 Over kennis van het Latijn bij het personeel van de deftige Am-
sterdamse boekhandel Den Hengst omstreeks 1840 zie Buijnsters,
p. 81. 10 Fredericus overleed op 2-5-1801 (UBL/LTK 1795/22, VanTet-
troode aan A.C. Kruseman, 21-7-1867; SAA/DTB inv. nr.1051, be-
graafboek Oude Kerk, 6-5-1801). 11 Dongelmans, Boekverkopers, p. 78-79. 12 UBA/Archief KVB, 1870 dossier nr. 3, Van Tetroode aan J.K. en
G. van Heteren, 3-10-1870.
12
In 1821 was hij de grootste koper op de door de Bossche
boekhandelaar H. Palier gehouden auctie C.G. Hultman,
een van de bekendste Nederlandse bibliofielen uit de
negentiende eeuw.13 Hij trad toen op namens de firma
weduwe F.J. van Tetroode. In april-mei 1822 veilde
Toon, nog steeds namens zijn moeder, de boeken en
kunstwerken van de bekende verzamelaar Johan Bren-
tano. In een advertentie uit september 1822 kondigt de
dan zesentwintigjarige Toon aan dat hij „met volmaakt
goedvinden van zijn waardige moeder‟ voor eigen risico
boeken gaat kopen en verkopen.14 Begin december van
dat jaar vond de eerste veiling onder auspiciën van de
firma A.J. van Tetroode plaats.15 Onder de hamer kwa-
men toen de bibliotheken van twee pastoors. Al ten tijde
van vader Fredericus was Van Tetroode hét adres waar
het nagelaten boekenbezit van katholieke geestelijken
werd geveild.
Toon vestigde zijn zaak in een pand pal naast dat van
zijn moeder (tegenwoordig respectievelijk Kalverstraat
nrs. 66 en 64). De weduwe bleef catholica uitgeven en
verkopen. Het houden van veilingen − in principe eens
per maand − liet zij aan haar zoon over. Toon ging zich
toeleggen op Franstalige boeken. Op briefpapier uit
1826 noemt hij zich „Fransche boekhandel‟.16
13 Nieuwsblad voor den boekhandel (1866), p. 58. 14 Oprechte Haarlemsche Courant, 5-9-1822. 15 Catalogus van de auctie Henricus Wythoop e.a., 4-9 december
1822. 16 UBA/HSS-mag. KVB BVa 120-10, Van Tetroode aan W.P. van
Stockum, 5-9-1826.
13
Etiket van de firma F.J. van Tetroode en/of firma we-
duwe F.J. van Tetroode.
Etiket van de firma A.J. van Tetroode.
14
Uitgeverij
In 1823 verschenen de eerste titels onder de imprint
A.J. van Tetroode: twee uit het Italiaans in het Latijn
vertaalde handleidingen voor biechtvaders van de fran-
ciscaan Leonardo da Porto Maurizio (1676-1751). 17
Toons hart ging echter niet uit naar religieuze boeken.
Van de honderden door zijn ouders uitgegeven titels
heeft hij er slechts enkele herdrukt. Het accent van zijn
fonds kwam te liggen op gedichten, theaterwerken, pam-
fletten en portretten.
Samenstelling fonds firma A.J. van Tetroode
aantal %
poëzie 87 31.3
theaterwerken 61 21.9
non-fictie (o.a. pamfletten) 51 18.3
verhalend proza 3 1.1
bladmuziek 20 7.2
portretten 48 17.3
overige prenten 8 2.9
Totaal 278 100
Een kwart van de 278 items uit het Van Tetroode-fonds
heeft betrekking op de Oranjes en aangetrouwde fami-
lieleden van hen. De Oranje-items overheersen de ru-
briek poëzie (48 van de 87 items) en zijn stevig verte-
genwoordigd bij de prenten en foto‟s (11 van de 48
items). Van Tetroode zelf is de meest voorkomende au-
teur op de fondslijst. De rubriek poëzie wordt volledig
door hem gedomineerd. Van 53, hoofdzakelijk aan de
17 Fondslijst A.J. van Tetroode nrs. 1-2.
15
Oranjes gewijde dichtwerken uit zijn fonds is hij zeker
of vermoedelijk de auteur. Na aanvoerder Van Tetroode
volgt Frederik Hendrik Greb, een dichter die evenals
Van Tetroode in zijn gedichten vaak het Oranjehuis be-
zong. Van hem staan er acht titels op de fondslijst.
Het hoogtepunt in Van Tetroodes carrière als uitgever
waren de jaren 1824-1828, toen hij met collega‟s uit Pa-
rijs, Brussel en Mons Franstalige coproducties uit-
bracht. Uit deze periode dateren zijn belangrijkste uit-
gaven, waaronder een curieuze Biographie des con-
damnés pour délits politiques depuis la restauration des
Bourbons en France jusqu’en 1827 (co-editie met de
Brusselse uitgever Auguste Imbert, tevens de auteur
van het werk), een Biographie nationale ou dictionnaire
historique de tous les hommes morts dans le Royaume
des Pays Bas qui se sont rendus célèbres par leurs ta-
lents, leurs vertus ou leur actions (co-editie met een uit-
gever uit Mons) en Barante=s 21-delige Histoire des ducs
de Bourgogne de la maison de Valois.
De editie van de Histoire des ducs de Bourgogne
kwam tot stand in samenwerking met Camille Ladvocat,
een van de bekendste Franse uitgevers uit die tijd. In
1826 sloot Van Tetroode met Ladvocat een contract voor
de uitgave van de Oeuvres complètes van Chateaubri-
and. Deze voor de Nederlandse markt bestemde Frans-
talige editie zou tegelijk met de Parijse verschijnen in
„eene keurige uitgave in 18vo, tot een zeer modieken
prijs‟.18 Datzelfde jaar gaf Van Tetroode een Nederland-
se vertaling van Chateaubriands vertelling Les aventu-
res du dernier Abencerage uit. Nadat in september 1826
de tweede aflevering van de Oeuvres complètes het licht
18 Oprechte Haarlemsche Courant, 16-5-1826.
16
had gezien, met daarin het befaamde Génie du christia-
nisme, liet Van Tetroode in een advertentie weten dat
ook daarvan vertalingen op stapel stonden maar die zijn
niet verschenen.19
Tot omstreeks 1850 gold het in Europa en de Verenigde
Staten als een geoorloofde praktijk om in het buitenland
verschenen werken zonder toestemming van de auteur
of oorspronkelijke uitgever te herdrukken. De bescher-
ming van het kopijrecht strekte zich niet verder uit dan
het land waarin een werk voor het eerst was gepubli-
ceerd. Vanaf de jaren vijftig van de negentiende eeuw
werd de vrijheid tot nadrukken ingeperkt via bilaterale
verdragen. Zo kwamen België en Frankrijk in 1852
overeen elkanders kopijrecht te respecteren. 20 Neder-
land sloot dergelijke verdragen met Frankrijk (1855),
België (1859) en Spanje (1863).
In de tijd dat buitenlandse uitgaven nog straffeloos
konden worden nagedrukt hebben Nederlandse uitge-
vers daarbij soms samengewerkt om op de productiekos-
ten te besparen. Een interessant voorbeeld uit het Van
Tetroode-fonds zijn de door Amédée Pichot en Eusèbe de
Salle in het Frans vertaalde werken van Byron, waar-
van Ladvocat de eerste druk publiceerde (Parijs, 1819-
1821, tien delen in 12o). In de jaren 1827-1829 verscheen
van deze Oeuvres de Lord Byron een zesde herziene
druk in vierentwintig delen op lilliputtersformaat (32o),
die op de markt werd gebracht door een collectief be-
staande uit zeven uitgevers: vijf uit Brussel (Berthot,
19 Oprechte Haarlemsche Courant, 2-9-1826. 20 Godfroid, p. 9, 11.
17
Voglet, Galaud et Co., Remy, De Mat fils), één uit Mons
(Leroux) en één uit Amsterdam (Van Tetroode).21
In de periode 1832-1850 heeft Van Tetroode een vijf-
entwintigtal nadrukken van Franstalige tekstboekjes
voor theaterbezoekers uitgegeven. Het betreft opera‟s en
vaudevilles (met liedjes gelardeerde blijspelen) die zijn
opgevoerd in de Franse schouwburgen van Amsterdam
en Den Haag. Doorgaans publiceerde Van Tetroode zijn
tekstboekjes vlak voor de plaatselijke première van de
desbetreffende opvoeringen. Zo kwam bijvoorbeeld het
door hem uitgegeven libretto van Halévy‟s La reine de
Chypre op 4 december 1843 van de pers, twee dagen
voordat deze opera zijn Haagse première beleefde. Vanaf
1835 verschenen deze tekstboekjes met de aanduiding
„Répertoire d=Amsterdam et autres villes de la Hollande‟,
een reeks waarop kon worden ingetekend maar waarvan
de delen ook afzonderlijk verkrijgbaar waren. Van Tet-
roode volgde daarmee het voorbeeld van Parijse en
Brusselse uitgevers, die met dergelijke reeksen het
schouwburgpubliek bedienden.
Van Tetroode ging er prat op dat zijn tekstuitgaven
die van de concurrentie overtroffen in nauwkeurigheid
en rijkdom aan toegevoegde informatie:
Si elles n‟égalent pas sous le rapport de beauté ty-
pographique ce qui est publié ailleurs, elles surpas-
sent toutes les autres éditions en corrections; elles
contiennent toutes les variantes, autant celles éma-
nées des auteurs, que celles de la mise en scène
dans les différentes villes où ces pièces sont été
jouées, comme encore aussi la nomenclature des ac-
21 Godfroid, p. 510; Fondslijst A.J. van Tetroode nr. 118.
18
teurs de Paris etc., qui ont crée les rôles, et celle
des artistes de la Hollande, etc.22
Uitgevers van theaterwerken bezweken nogal eens voor
de verleiding om onder elkaars duiven te schieten. In
januari 1837 publiceerde Van Tetroode een tekstboekje
van Marie Ancelots komedie Marie, ou trois époques de
la vie d’une femme. Vier maanden later maakte de Am-
sterdamse firma Elix & Co. haar debuut als uitgever
met een andere editie van dit stuk. Via hatelijke adver-
tenties in het Algemeen Handelsblad kraakte Van Te-
troode deze tekstuitgave van zijn nieuwe collega af van-
wege de vele drukfouten die hij erin had aangetroffen.23
Van Tetroodes grootste concurrent op theatergebied
was de Haagse firma H.S.J. de Groot. Zestien tekstboek-
jes uit het Van Tetroode-fonds bleken ook te zijn uitge-
geven door De Groot. Zeven van die doublerende titels
werden door Van Tetroode en De Groot kort na elkaar,
in hetzelfde jaar, op de markt gebracht.24 In al deze ge-
vallen ging het om nadrukken van oorspronkelijk Parij-
se edities, waarvan toentertijd nog niet werd betwist dat
ze binnen Nederland tot het publieke domein behoorden.
Kopijrechtelijke onenigheid ontstond wel over een door
de Maastrichtse literator August Clavareau vervaardig-
de Franstalige bewerking van een oorspronkelijk Duits
libretto voor de opera Wilhelm von Oranien (muziek
Kart Eckert, tekst Friedrich Förster). Deze opera was in
november 1846 te Berlijn in première was gegaan en be-
leefde op 26 oktober 1848 onder de titel Guillaume
d’Orange ou l’union d’Utrecht zijn eerste Nederlandse
22 Journal de la Haye, 23-10-1835. 23 Algemeen Handelsblad, 1-5 en 2-5-1837. 24 Fondslijst A.J. van Tetroode nrs. 56, 60, 69, 81, 87, 89, 91.
19
opvoering in de Koninklijke Franse Schouwburg te Den
Haag. Clavareau verkocht het kopijrecht van zijn be-
rijmde bewerking aan De Groot. Kort nadat De Groot dit
Franse libretto had uitgegeven bracht Van Tetroode
hiervan een door hem zelf vervaardigde Nederlandse
prozavertaling op de markt, zulks „met de voorkennis en
de volmaakte goedkeuring des Heeren Clavareau‟.25 Van
Tetroodes voorwoord bevat een lofzang op de Koninklij-
ke Schouwburg en zijn beschermheer Willem II, die deze
opera naar Nederland had gehaald. Over de muziek van
Eckert was hij zeer te spreken, maar het oorspronkelijke
libretto beviel hem maar matig: Förster kwam lof toe
voor zijn historische nasporingen „hoe onvolmaakt zijn
drama, historiesch en tooneelmatig getoetst, ook moge
wezen‟.26
De Groot vond dat Van Tetroode door het uitbrengen
van deze prozabewerking zijn kopijrecht had geschon-
den. Hij klaagde zijn nood bij Clavareau, maar deze koos
Van Tetroodes zijde. Volgens Clavareau was in dit soort
gevallen geen toestemming van de auteur/vertaler ver-
eist. Hij zelf had enkele jaren geleden een vertaling la-
ten verschijnen waarvan de rechtmatigheid was betwist,
maar uiteindelijk waren de advocaten van beide partijen
het erover eens geworden „que l=on ne peut être proprié-
taire d=un ouvrage que dans la langue où il est publié, où
dans les langues où l=auteur la publieroit en même
temps [onderstreping Clavareau, I.M.]‟.
De Groot legde de zaak voor aan het bestuur van de
Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boek-
handels. Hij kreeg daar het advies zich tot de officier
25 Fondslijst A.J. van Tetroode nr. 90, Voorwoord p. II. 26 Fondslijst A.J. van Tetroode nr. 90, Voorwoord p. III.
20
van justitie in Den Haag te wenden. Deze was van oor-
deel dat een rechtszaak waarschijnlijk in De Groots
voordeel zou uitpakken, maar de daartoe aan te span-
nen civiele procedure zou omslachtig en kostbaar zijn.
Toen De Groot van een andere jurist hetzelfde kreeg te
horen, zag hij van een rechtszaak af.27 Het sop was de
kool niet waard: het publiek zou de berijmde Franse ver-
taling van Clavareau prefereren boven Van Tetroodes
Nederlandse prozavertaling en bovendien had De Groot
geen zin zich bloot te stellen aan „allerlei aanvallen van
den onhandelbaren confrère‟.28 Volgens een advertentie
uit februari 1850 verkocht Van Tetroode zijn bewerking
goed: naar zijn zeggen waren toen „nog weinige exem-
plaren voorhanden‟.29 De verdenking dat hij blufte is
echter moeilijk te onderdrukken.
Omstreeks 1825 publiceerde Van Tetroode een bundel
liederen met pianobegeleiding, die bestemd was voor de
27 Een Souverein Besluit van 24-1-1814, dat alleen voor de Noord-
Nederlandse provincies gold, verbood het nadrukken van een verta-
ling en bepaalde tevens dat er binnen drie jaar na het verschijnen
daarvan geen andere vertaling op de markt mocht worden gebracht.
Een dergelijk besluit van 23-9-1814 voor de Zuid-Nederlandse pro-
vincies beschermde alleen de vertaling zelf maar ontzegde niet aan
derden tijdelijk het recht om een andere vertaling uit te geven. De
wet inzake het drukken en uitgeven van letter- en kunstwerken uit
1817 sprak zich niet uit over een tijdelijke uitsluiting. In een vonnis
van 27-12-1843 ontkende de rechtbank Amsterdam dat de kopij-
rechthebbende van een vertaling nog aanspraak kon maken op het
driejarig uitsluitend vertalingsrecht zoals dat was vastgelegd in het
Souverein Besluit van 24-1-1814 (Schriks, p. 435, 437). Het is zeer
de vraag of Van Tetroode zich op dit vonnis had kunnen beroepen
omdat het in dit bijzondere geval om een vertaling van een verta-
ling/bewerking ging. 28 UBA/Archief KVB, 1849 dossier 8, De Groot contra Van Tetroode
inzake vertaling Clavareau‟s Guillaume d’Orange. 29 Nieuwsblad voor den boekhandel, 7-2-1850.
21
Amsterdamse Maatschappij van Toonkunde onder de
zinspreuk Het Volmaakt Akkoord.30 Daarnaast zijn nog
negentien andere bladmuziekuitgaven van hem bekend,
waaronder pianosonatines van Carl Czerny en verder
werkjes van in vergetelheid geraakte componisten als
Ch. L. Vogel, G.P. Koning, W. Hösel, G. Wagener en J.
Voigt. Van Tetroode is ook van plan geweest een fanta-
sie (voor piano?) van de te Rotterdam werkzame, van
oorsprong Limburgse componist Matthias Beltjens te
publiceren, maar toen hij daarmee talmde verzocht Belt-
jens hem het manuscript te retourneren, mede omdat hij
er nog enige wijzigingen in wilde aanbrengen.31
Een belangrijk onderdeel van het Van Tetroode-fonds
waren de prenten, in het bijzonder portretten van to-
neelspelers, musici, leden van vorstenhuizen en andere
bekende persoonlijkheden. De grootste klapper als uit-
gever maakte Van Tetroode waarschijnlijk met zijn Van
Speyk-portretten.
Op 5 februari 1831 liet luitenant-ter-zee Van Speyk in
de haven van Antwerpen zijn kanonneerboot explode-
ren, nadat een woedende menigte aan boord was ge-
sprongen en de vlag dreigde te strijken. Met die daad
van zelfopoffering verwierf de jonge officier in één klap
de status van nationale beroemdheid. Van Tetroode, die
er prat op ging dat hij in zijn jeugd met de weesjongen
Van Speyk bevriend was geweest,32 speelde direct op de
30 Klinkeberg, p. 64, 69. 31 Gemeentearchief Rotterdam, Collectie handschriften inv. nr. 313,
M. Beltjens aan Van Tetroode, 5-3-1842. 32 UBA/HSS-mag. KVB BVa 119-84, Van Tetroode aan N.N., 21-7-
1867; aldaar, 119-90, Van Tetroode aan N.N., 5-2-1870. Van Tet-
roode was bijna zes jaar ouder dan Van Speyk.
22
hype in door de kunstenaar J.B. Clermans een lithogra-
fisch portret van de held te laten maken. Een probleem
daarbij was dat er geen betrouwbare afbeelding van Van
Speyk bestond. De schilder Louis Moritz was in 1830
aan een portret begonnen, maar had dit na Van Speyks
dood uit het hoofd moeten voltooien.33 Van Tetroode ver-
zamelde documentatie over Van Speyks gelaat en ge-
stalte, onder andere door navraag te doen bij diens
bloedverwanten. Dezen gaven ook hun fiat aan het door
Clermans vervaardigde portret, waaraan ze het predi-
kaat „zoo voldoend mogelijk‟ verleenden. Van Tetroode
liet hun verklaring in een notariële akte vastleggen.34
Op 16 februari 1831, elf dagen na Van Speyks roem-
ruchte dood, bood Van Tetroode koning Willem I het
eerste exemplaar aan van het bij Desguerrois & Co. ge-
drukte portret met daaronder een afbeelding van de
ontploffende kanonneerboot.35 Twee dagen later plaatste
hij een lange advertentie in het Dagblad van ’s-
Gravenhage met de aankondiging dat het aan de koning
aangeboden portret binnenkort verkrijgbaar zou zijn in
drie uitvoeringen: op Chinees papier in groot en klein
formaat (resp. / 2.- en / 1,80) en op velijn (/ 1.-). Van de
opbrengst zou „een aanzienlijk gedeelte‟ worden bestemd
„tot een Vaderlandsch doeleinde‟.
In de advertentie benadrukt Van Tetroode dat het
veel moeite had gekost om Van Speyks gelaatstrekken
natuurgetrouw af te beelden, maar „door bijzondere do-
33 S. de Vries, p. 6, 66-68. 34 Advertentie voor het portret achterin het door Van Tetroode uit-
gegeven pamflet Een woordje over het stokpaardje van eenige zooge-
naamde welgezinden (Fondslijst A.J. van Tetroode nr. 21); Van Rijn
en Van Ommeren, dl. 9, ‟s-Gravenhage, 1908, p. 110. 35 NA/Staatssecretarie inv. nr. 5398, agenda rekesten 25-2-1831.
23
cumenten en nadere toelichtingen‟ was hij als enige „in
het bezit geraakt van de getrouwe afbeelding der trek-
ken van den vereeuwigden jongeling‟. Van Tetroode liet
liet zijn collega-uitgevers weten dat hij het kopijrecht
had veiliggesteld via het wettelijk depot. Hij rekende er
daarom op dat dit recht zou worden gerespecteerd. 36
Daags tevoren had zijn collega en stadgenoot H.
Moolenijzer in de Amsterdamsche Courant aangekon-
digd binnenkort met een Van Speyk-portret te zullen
komen. Nog voor dit portret was verschenen maakte
Van Tetroode via een advertentie in het Dagblad van ’s-
Gravenhage in bedekte termen zijn twijfel aan de na-
tuurgetrouwheid ervan kenbaar. Moolenijzer reageerde
daarop met advertenties in het Algemeen Nieuws- en
Advertentieblad en het Dagblad van ’s-Gravenhage. 37
Hij betwistte Van Tetroodes claim het enige ware „af-
beeldsel‟ van Van Speyk te bezitten. Van Speyks vrien-
din („beminde‟) Petronella Wiggers,38 haar moeder en Pe-
36 Over het deponeren van portretten als vereiste voor het verkrij-
gen van kopijrechtelijke bescherming zie Schriks, p. 423 en Roosen-
boom, p. 196. Roosenboom noemt in noot 30 twee door Van Tet-
roode uitgegeven litho=s van Clermans uit 1831. Deponering ge-
schiedde door het inleveren van drie exemplaren bij de gemeente,
waarna deze de gegevens doorgaf aan Binnenlandse Zaken. In het
Amsterdamse deponeringsregister over 1833-1876 zijn geen in-
schrijvingen betreffende Van Tetroode aangetroffen(SAA/ Secreta-
rie Algemene Zaken inv. nr. 7086). Toch heeft het door hem in 1836
uitgegeven portret van Majofski het opschrift „gedeponeerd‟ (Fonds-
lijst A.J. van Tetroode nr. 235). Het Haagse deponeringsregister
over 1843-1877 bevat alleen aangiftes door Van Tetroode van een
pamflet en een gedicht (Fondslijst A.J. van Tetroode nrs. 36, 161).
Voor een andere gedeponeerde foto zie Fondslijst A.J. van Tetroode
nr. 257. 37 Dagblad van ’s-Gravenhage, 18-2-1831 en 21-2-1831; Algemeen
Nieuws- en Advertentieblad, 26-2-1831. 38 Volgens sommigen was zij Van Speyks verloofde (S. de Vries, p.
33).
24
Portret van J.C.J. van Speyk, met daaronder de ontploffende ka-
nonneerboot. Litho naar J.B. Clermans uit atelier van Desguerrois
& Co. Amsterdam, 1831. Fondslijst A.J. van Tetroode nr. 225.
25
tronella‟s zuster hadden namelijk schriftelijk verklaard
dat het door Moolenijzer uit te geven portret „frappant
sprekend gelijkend‟ was.
Op 9 maart kondigde Moolenijzer in het Dagblad van
’s-Gravenhage de verschijning van Van Speyks „ware
[curs. Moolenijzer] afbeeldsel‟ aan. Dezelfde dag maakte
Van Tetroode bekend dat er van zijn Van Speyk-portret
„slechte, naamlooze nabootsingen beginnen in omloop te
komen, van welke de verspreiders voor de regtbank zul-
len worden opgeroepen‟. 39 Hij dong ook af op de ge-
trouwheid van het portret dat door Moolenijzer als „waar
afbeeldsel‟ werd aangeprezen. Twijfelaars werden ge-
paaid met de garantie dat iedereen die bij hem een por-
tret had besteld tot 24 maart de tijd kreeg om de order
te annuleren. Bezitters van reeds verkochte exemplaren
mochten ze terugsturen en kregen dan hun geld terug,
mits ze een „billijke reden‟ voor dat retourneren konden
opgeven.40
Van Tetroodes stadsgenoot Anton Cramer, evenals hij
boekhandelaar, uitgever en schrijver, berichtte in zijn
satirische tijdschrift De Arke Noachs over deze portret-
tenoorlog:
Men mogt het niet gelooven, ook niet dat wij tot
een legio lithographische afbeeldsels het stilzwij-
39 De Atlas van Stolk bezit een „slechte kopie‟ van het portret (Van
Rijn en Van Ommeren, dl. 10, p. 108, nr. 6949). Uit onderzoek in
het archief van de rechtbank van eerste aanleg en koophandel te
Amsterdam is niet gebleken dat Van Tetroode zijn voornemen om
de aantasters van zijn kopijrecht juridisch aan te pakken ook heeft
uitgevoerd. 40 Bericht met als titel „Zegt het voort‟ achterin het pamflet Een
woordje over het stokpaardje van eenige zoogenaamde welgezinden
(Fondslijst A.J. van Tetroode nr. 21).
26
gen doen; wij zwijgen over de debatten, na den af-
loop van een famillair soupé, of verjaringspartijtje,
tusschen twee uitgevers, die de Couranten aanvul-
den met hun zeggen: „Ik heb het echte afbeeldsel‟;
de andere weder: „ik zal het echte en erkende af-
beeldsel uitgeven‟. Daar is zelfs een meisje bij te
pas gekomen, welke het, door haren naam in de
Courant te doen drukken, bekrachtigd heeft, dat de
laatste uitgever het echte afbeeldsel van Neêrlands
vereeuwigden held had [curs. Cramer]. Lieve he-
mel! welk een wedstrijd in het vak der kunst, en
wat zal er nog meer geschieden, in het vervolg van
tijd.41
Van Tetroode schonk een op satijn afgedrukt exemplaar
van zijn Van Speyk-portret aan de bekende Haagse col-
lectioneur Willem Hendrik Jacob baron van Westreenen
van Tiellandt. Van Westreenen bedankte hem hartelijk
voor deze „bibliographische zeldzaamheid‟.42 In mei 1831
liet Van Tetroode via Van Westreenen een pakketje bij
het paleis van Willem I bezorgen. Daarin bevond zich
onder meer een memorie waarin hij de koning op de
hoogte bracht van zijn Van Speyk-plannen. De op-
brengst van het portret zou voor een deel worden be-
stemd „ten behoeve van eenig vaderlandsch of mensch-
lievend doel‟. Van Tetroode had ook het voornemen „het
portret in een zeer klein formaat voor weinige centen uit
te geven ten einde ieder een en voornamelijk alle de
verdedigers van het vaderland zich hetzelve zouden
kunnen aanschaffen‟. En dan was hij ook nog van plan
het portret „in een zeer groot formaat op eene prachtige
41 De Arke Noachs 5 (1831), p. 8. 42 MMW/Familiepapieren Meerman, Van Westreenen inv. nr. 169/
11, Van Westreenen aan Van Tetroode, 6-5-1831.
27
wijze door den besten hollandschen graveur in staal of
koper te doen snijden‟.
Van Tetroodes memorie werd ter beoordeling voorge-
legd aan de aan het departement van Binnenlandse Za-
ken verbonden administrateur voor Onderwijs, Kunsten
en Wetenschappen, Van Ewijck. Die vroeg zich af wat
Van Tetroode nu eigenlijk van de koning wilde, want
een expliciet verzoek om goedkeuring of ondersteuning
had hij niet gedaan. Op Van Ewijcks advies werd de
memorie aan Van Tetroode geretourneerd met de af-
wimpelende mededeling dat het hem geheel vrij stond
zijn plannen naar eigen inzicht uit te voeren.43
Van Tetroode bracht een kleine versie uit van het
door Clermans op steen gebrachte Van Speyk-portret en
daarnaast nog twee andere Van Speyk-portretten: een
tweede litho en een gravure van D. Sluyter naar Cler-
mans. Van die gravure verscheen ook een verkleinde va-
riant.44
Op Van Tetroodes verzoek schreef Van Westreenen
een gedichtje voor het te graveren Van Speyk-portret.
Op een vermelding van zijn volledige naam stelde de ba-
ron geen prijs. Er kon worden volstaan met de initialen
V.W.V.T, maar als Van Tetroode die wilde weglaten
vond hij het ook goed.45 Uiteindelijk verscheen het por-
tret met als onderschrift een vierregelig versje van A.
van der Hoop jr.
Dat Van Tetroode hoge eisen aan de kwaliteit van
zijn prenten stelde, moge blijken uit een aantekening
43 NA/Staatssecretarie inv. nr. 5401, agenda rekesten 13-5-1831, nr.
1/45; inv. nr. 3571, K.B. van 2-6-1831/1. 44 Fondslijst A.J. van Tetroode nrs. 225-230. 45 MMW/Familiepapieren Meerman, Van Westreenen inv. nr. 169/
12, Van Westreenen aan Van Tetroode, 7-11-1831.
28
die hij in september 1831 bij een proef van het gegra-
veerde portret maakte:
Dit gegraveerd afbeeldsel, hoewel het beste wat ik
met alle inspanning heb weten te verkrijgen, vol-
doet mij nog niet genoeg om hetzelve publiek te
maken.46
Eind januari 1832 waren de problemen nog steeds niet
opgelost. Van Westreenen gaf toen Van Tetroode ernstig
in overweging of hij wel met dit project door moest gaan
omdat er intussen al zoveel andere portretten van Van
Speyk waren uitgegeven.47 Behalve die portretten kwa-
men er ook nog vele andere op Van Speyk betrekking
hebbende prenten in omloop.48 Zo adverteerde Van Tet-
roode bijvoorbeeld met een prent van N. Pieneman
waarop Van Speyks laatste ogenblikken zijn afgebeeld.
De uitgever en drukker van deze prent, Desguerrois &
Co., had hem enkele proefdrukken „zonder eenig bij-
schrift‟ ter beschikking gesteld, wat de prent tot „eene
pretieuse rariteit‟ maakte.
In zijn memorie aan de koning uit mei 1831 doet Van
Tetroode de toezegging dat hij, zodra het geld voor de
reeds verkochte 1600 exemplaren van het Van Speyk-
portret binnen is, een paar honderd gulden beschikbaar
zal stellen „ten behoeve van eenig vaderlandsch of
menschlievend doel‟. Volgens de tegen Moolenijzer ge-
richte advertentie van 9 maart waren er echter op dat
46 Van Rijn en Van Ommeren, dl. 9, p. 109. 47 MMW/Familiepapieren Meerman, Van Westreenen inv. nr. 169/
14, Van Westreenen aan Van Tetroode, 29-1-1832. 48 Muller, Portretten, p. 242; Muller, Nederlandsche geschiedenis, dl.
4, algemeen register, LXXVI; Van Someren, 592.
29
moment, twee maanden eerder, al „bijna tweeduizend‟
exemplaren van het grote portret verkocht. Hoe dan ook,
de uitgave van de Van Speyk-portretten en andere aan
de held gewijde items (gedichten, liederen, levensbe-
schrijvingen, enz.) was zeer lucratief. Het leveren van
ingelijste portretten maakte deze handel extra winstge-
vend. Van Tetroode bood het eerste door Clermans ver-
vaardigde portret aan in vier verschillende lijsten voor
prijzen die varieerden tussen zes gulden en tweeënhalve
gulden. De goedkoopste lijst was niettemin „zeer net,
zijnde het glas met zwart en goud opgehoogd‟. Van Tet-
roode verkocht eveneens allerlei portretten van „Oud-
Nederlandse‟ veldheren die zich in België hadden onder-
scheiden, onder wie Chassé, Van Geen, Dibbets, Des-
tombes, kroonprins Willem, prins Frederik en de hertog
van Saksen Weimar.
Behalve het Amsterdamsch-Avond-blad en de Van
Speyk-portretten heeft Van Tetroode allerlei andere pu-
blicaties over de Belgische opstand uitgegeven, waaron-
der pamfletten, gelegenheidsgedichten, een kaart van
Brussel, een litho voorstellende het vertrek van de
Haagse schutters en vermoedelijk ook spotprenten, die
zelden werden voorzien van een uitgeversaanduiding.49
Voor uitgevers was het een gouden tijd. Eind 1830 deed
Anton Cramer een aantal voorspellingen voor het ko-
mende jaar, waaronder de volgende:
De boekverkoopers zullen veel centen bekomen
door vlugschriftjes, maar weinig guldens voor goe-
de werken.50
49 Fondslijst A.J. van Tetroode nrs. 15-17, 20-22, 120-122, 271-272. 50 De Arke Noachs 4 (1830), p. 257.
30
Begin 1831 keek Cramer terug op de goede zaken die er
sinds het uitbreken van de Opstand waren gedaan:
Een duizendtal vlugschriftjes en gedichtjes vlogen,
van Augustus Ao Po [= Anno Pristino, vorig jaar] tot
heden, wijd en zijd rond, en dat alles omdat uitge-
vers en auteurs centen zouden inzamelen.51
Zijn laatdunkende uitlatingen over dit soort drukwerk
ten spijt verdiende Cramer zelf ook goed aan de Belgi-
sche Opstand. Hij en zijn stadgenoten S.M. Coster en
Van Tetroode waren de grootste verkopers − en vermoe-
delijk ook belangrijkste uitgevers − van spotprenten op
de vijand.52
In 1839 maakte Daguerre de uitvinding wereldkundig
van het naar hem genoemde procédé om fotografische
beelden op verzilverde koperen platen te fixeren, de da-
guerreotypie. Omdat daarmee alleen unica konden wor-
den vervaardigd was deze vinding voor uitgevers nauwe-
lijks interessant. Dat veranderde toen het mogelijk werd
om van negatieven duurzame afdrukken op papier te
maken. Tegen 1860 ontstond er een rage om foto=s van
bekende persoonlijkheden te verzamelen. Uitgevers en
boekhandelaren kwamen aan die verzameldrift tege-
moet. Zo ook Van Tetroode, die zijn portrettenassorti-
ment – tot dan toe bestaande uit litho‟s − uitbreidde met
door hem zelf uitgegeven en door anderen op de markt
gebrachte foto‟s.53 In 1868 adverteerde hij met „verschei-
51 De Arke Noachs 5 (1831), p. 3-4. 52 Muller, Nederlandsche geschiedenis, dl. 3, p. 155. 53 Fondslijst A.J. van Tetroode nrs. 223-253 (litho‟s) en nrs. 254-270
(foto‟s).
31
dene duizenden diverse van de beste Amerikaansche,
Engelsche, Fransche, Hoogduitsche en Pruissische pho-
tografen‟. Een van zijn toeleveranciers was een Duitse
groothandel die dat jaar een catalogus uitbracht met
8000 verschillende foto‟s.54 Particulieren konden bij Van
Tetroode foto‟s op zicht krijgen „in albums van circa 50
stuks‟. 55 Collega‟s moesten voor zichtzendingen van
honderd stuks een waarborgsom van tien gulden beta-
len.56
In 1865 adverteerde Van Tetroode voor het eerst met
door hem uitgegeven foto‟s: portretten van Anna Pau-
lowna en J.H. Lübeck, componist en dirigent van de ko-
ninklijke hofkapel.57 Het jaar daarop maakte hij in het
Nieuwsblad voor den boekhandel zijn voornemen ken-
baar tot het uitgeven van vijf portretten van personen
„den letteren en den boekhandel dierbaar‟, te weten de
geleerde Franciscus Junius (ca. 1590-1677), Laurens
Jansz Coster, de Amsterdamse boekhandelaar en Cos-
ter-kenner Jacobus Koning (1770-1832), de vijftiende-
eeuwse Neurenberger drukker Anton Koberger en de
Bossche boekhandelaar Hendrik Palier (1783-1853). 58
Het ging om foto=s naar litho‟s (Koning, Palier), gravures
(Junius, Koberger) en „eene fraaye, oude houtsnede‟
(Coster). Van het aangekondigde vijftal zijn voorzover
bekend alleen de portretten van Junius en Coster ver-
schenen. Tegelijkertijd met deze twee bracht Van Tet-
roode ook „photographische portretten‟ uit van de acteur
54 Nieuwsblad voor den boekhandel (1868), p. 179. 55 UBA/UBA/HSS-mag. KVB PPA 646:15, ongedateerd reclamebil-
jet. 56 Nieuwsblad voor den boekhandel (1868), p. 169, 179, 207. 57 Nieuwsblad voor den boekhandel (1865), p. 126, 145 58 Nieuwsblad voor den boekhandel (1866), p. 58.
32
Andries Snoek, de tenor Willem Pasques de Chavonnes
Vrugt, de ontdekkingsreiziger James Cook, de econoom-
avonturier John Law en de negentiende-eeuwse Duitse
acteur Emile Devrient, die ook in Nederland optrad.59
Een tijdlang gaf Van Tetroode zijn collega‟s als bestel-
premie de foto die in 1865 van hemzelf was gemaakt.60
Het verzamelen van foto=s van bekende personen was
een liefhebberij van de happy few. De intekenprijs van
het grote Lübeck-portret (in folio) bedroeg voor particu-
lieren maar liefst vijf gulden. Later werd de verkoopprijs
verlaagd naar drie gulden.61 Kleinere foto=s („albumfor-
maat‟) verkocht Van Tetroode aan particulieren voor /
0,75 à 1.-, toentertijd het dagloon van menige Nederlan-
der.
Verkoop van bladmuziek
Als muziekuitgever stelde Van Tetroode weinig voor,
maar hij had veel bladmuziek voorradig: in 1850 om-
streeks 125.000 stuks (50.000 verschillende nummers).62
Volgens een reclamekaart uit 1867 bestond zijn assorti-
ment aan bladmuziek toen uit 40.000 nummers, waar-
onder „milliers de romances‟ en „compositions très an-
ciennes, y joignant tous les jours ce qui se publie nouvel-
lement‟. 63 De muziek was zowel te koop als te huur
(eventueel per abonnement) en kon in de winkel aan een
piano worden uitgeprobeerd „zonder eenige onkosten
59 Fondslijst A.J. van Tetroode nrs. 262-268. 60 Fondslijst A.J. van Tetroode nr. 256; Nieuwsblad voor den boek-
handel (1865), p. 248. 61 Nieuwsblad voor den boekhandel (1865), p. 145. 62 Dagblad van ’s-Gravenhage, 27-2-1850. 63 UBA/HSS-mag. KVB PPA 646:15, bedrijfsdocumentatie A.J. van
Tetroode; BGAG/Cm 113.
33
Advertentie voor bladmuziek, Dagblad van ’s-Gravenhage, 9-8-
1838.
Fragment van een advertentie in het Dagblad van ’s-Gravenhage,
14-3-1849.
34
noch verpligting tot aankoop‟.64 Voor klanten buiten de
stad bestond de mogelijkheid om een pakket muziek op
zicht te laten komen, mits er voor minstens drie gulden
werd besteld.65 Van Tetroode koesterde vooral zijn vrou-
welijke cliëntèle, vermoedelijk de belangrijkste categorie
afnemers van bladmuziek. Speciaal ‟s middags van één
tot vier waren dames van harte welkom om op hun ge-
mak te grasduinen in zijn grote collectie walsen, galops
en romances.66 Van dat lichte genre moest hij het voor-
namelijk hebben, hoewel zijn assortiment ook zwaardere
kost omvatte.
Te oordelen naar de op de omslagen afgedrukte prij-
zen was bladmuziek in de negentiende eeuw enorm
duur. Mogelijk bedriegt hier de schijn, want Van Tet-
roode bood in zijn advertenties de bladmuziek steevast −
dus niet alleen ter gelegenheid van een uitverkoop −
met forse kortingen van 35 procent en meer aan. Dat
voortdurende gestunt geeft te denken. Prijsden uitge-
vers hun muziek met opzet veel te hoog om winkeliers
de kans te geven klanten te lokken met zogenaamd
voordelige aanbiedingen?
Begin 1840 probeerde Van Tetroode zijn omzet in
bladmuziek op te krikken door aandelen uit te geven
voor een onderneming die hij de „Muzijk-omnibus‟
noemde. Een voorschot nemend op de oprichting van fi-
lialen elders in den lande riep hij zijn eigen winkel vast
uit tot hoofdkantoor „pour toute la Hollande‟. Het klein-
ste aandeel in de Muzijk-omnibus bedroeg vijf gulden,
het grootste vijftig gulden. Naar rato van hun inleg ont- 64 UBA/HSS-mag. KVB PPA 646:15, bedrijfsdocumentatie A.J. van
Tetroode, ongedateerd reclamebiljet (ca. 1870). 65 Dagblad van ’s-Gravenhage, 24-2-1847. 66 Journal de la Haye, 2-1-1839.
35
vingen de aandeelhouders een hoeveelheid instrumenta-
le of vocale bladmuziek te leen, die ze één jaar lang twee
keer per maand mochten ruilen. Een aandeel van tien
gulden gaf bijvoorbeeld recht om uit de catalogus van
zesduizend nummers muziek ter waarde van 240 gulden
uit te kiezen „genietende men aldus gedurende één jaar
voor 24 maal de inleg‟. Wie een aandeel van elf gulden of
meer bezat had het recht om niet in de catalogus voor-
komende muziekwerken door het hoofdkantoor te laten
aanschaffen. Aan het einde van het jaar zou de muziek
uit de catalogus worden verkocht aan en ten bate van de
aandeelhouders. 67 Naar Van Tetroodes eigen zeggen
sloeg zijn initiatief aan, ook buiten Den Haag. Vanwege
de vele aanmeldingen moesten er „bijwagens‟ aan de
Haagse omnibus worden vastgehaakt:
Te Amsterdam, Amersfoort, Dordrecht, Harder-
wijk, Helder, Hoorn, Nijmegen, Thiel worden be-
reids bijkantoren geïnstalleerd, en zullen eerst-
daags de couranten derzelver respective adressen
bekend maken.
Aldus een advertentie uit maart 1840. 68 De bekendma-
king van die bijkantoren bleef uit, wat doet vermoeden
dat de Muzijk-omnibus na korte tijd vanwege opstart-
problemen tot stilstand is gekomen.
In juni 1860 bracht Van Tetroode een gedrukte blad-
muziekcatalogus uit met een duizendtal items, waaron-
der ook afschriften van (directie)partituren en orkest-
67 Dagblad van ’s-Gravenhage, 29-1 en 31-1-1840; De Avondbode, 9-
1 17-1 en 13-2-1840; Oprechte Haarlemsche Courant, 25-1 en 1-2-
1840. 68 De Avondbode, 17-3-1840.
36
partijen. Oorspronkelijk was het zijn bedoeling geweest
deze collectie te veilen, maar bij nader inzien besloot hij
tot een bijzondere verkoopactie: aan de hand van de op-
gegeven richtprijzen mochten klanten zelf uitmaken
hoeveel ze voor de muziek wilden betalen. Men kon de
uitgekozen nummers thuis op zicht krijgen, maar moest
dan wel dezelfde dag beslissen.69
Antiquariaat
Van Tetroode was befaamd om zijn passie voor het anti-
quarische boek. De necrologie in het Dagblad van Zuid-
holland en ’s-Gravenhage roemt zijn „uitgebreide kennis,
vooral van den ouden handel‟ en wijst erop dat hij het
slachtoffer van zijn hartstocht voor het vak werd „door
meer te wagen voor het verkrijgen van oude en beroem-
de werken dan hij daarbij winnen kon‟. „Oude‟ en „nieu-
we‟ boekhandel gingen in Van Tetroodes tijd nog samen.
„De oude handel‟, waaronder ook het veilen van particu-
liere bibliotheken viel, was over het geheel genomen van
marginaal belang. Antiquaren met kennis van zaken
waren dun gezaaid.70
In 1866 adverteerde Van Tetroode met „éditions Alde,
Barbou, Blaeu, Cazin, Crapelet, Didot, Elzevier, Kopur-
ger, Laurent, Manuce, Mortier, Plantin, Renouard, Wet-
steijn etc. etc.‟.71 Die alfabetische opsomming van voor-
radige typografische topstukken ten spijt was zijn glo-
rietijd als antiquaar toen al lang voorbij. In de jaren
twintig, voordat financiële tegenslag hem trof, had hij
69 Beredeneerde catalogus van ongeveer 1000 muzieknummers (...),
‟s-Gravenhage, [1860]. 70 Buijnsters, p. 35-37. 71 UBA/HSS-mag. KVB PPA 646:15, bedrijfsdocumentatie A.J. van
Tetroode, reclamekaart uit 1866.
37
een veel groter assortiment en behoorden er enkele
prominente verzamelaars tot zijn clientèle. Een van hen
was de Amerikaanse planter en senator voor Virginia
John Randolph (1773-1833), die grote bekendheid ge-
noot vanwege zijn redenaarstalent en buitenissig ge-
drag. Randolph, een kapitaalkrachtige bibliofiel, kocht
tijdens zijn bezoek aan Amsterdam in juli of augustus
1826 bij Van Tetroode een groot aantal deeltjes uit de
Republieken-reeks van Elsevier, een serie geografische
en historische landbeschrijvingen in het Latijn uit de ja-
ren 1625-1649.72 Sinds de zeventiende eeuw waren deze
„Elzeviertjes‟ vanwege hun kleine formaat (24o) en fraaie
vormgeving geliefde verzamelobjecten. De Republieken-
deeltjes behoorden tot de pronkstukken van Randolphs
bibliotheek.73
Blijkens correspondentie uit de jaren 1828-1834 had
Van Tetroode toen een goede klant aan de hiervoor al
genoemde baron van Westreenen, de stichter van het
Museum Meermanno-Westreenianum. Deze notoire bi-
bliomaan bracht zijn collectie onder andere bijeen door
aankopen tijdens buitenlandse reizen. Ook de catalogi
die hem door binnen- en buitenlandse boekhandelaren
werden toegezonden vormden een belangrijke bron voor
zijn acquisities.74 Van Westreenen kocht boeken bij Van
Tet- roode, gaf zoekopdrachten, verleende commissies
voor aankopen op veilingen en schakelde hem in bij de
verkoop van doubletten.75 De excentrieke baron bewaak-
72 Gruys, p. 78. 73 Andersen, p. 78. Over Randolphs bezoek aan Nederland zie Bru-
ce, dl. 1, p. 532. 74 Laseur, p. 49. 75 MMW/Familiepapieren Meerman, Van Westreenen inv. nrs.169/
5-169/25, Van Westreenen aan Van Tetroode, 1828-1832.
38
te zijn boekencollectie angstvallig: bezoekers die al dat
fraais wilden bekijken werden geweerd. Tegenover Van
Tetroode gedroeg Van Westreenen zich juist gastvrij. Hij
bezwoer hem bij zijn bezoeken aan Den Haag „vooral
geen diné etc. elders dan bij mij te neemen‟.76
In september 1828 kocht Van Tetroode namens Van
Westreenen op een auctie van de Amsterdamse firma P.
den Hengst en Zn. Beda‟s Historia ecclesiastica, een te
Straatsburg gedrukte incunabel van omstreeks 1473.
Hij betaalde er 325 gulden voor, exclusief op- en be-
waargeld (door hem begroot op ongeveer 45 gulden).
Daags na de veiling bracht een onbekende bij Van Tet-
roode een schriftelijk bod op de Beda uit: hij wilde er
vijfentwintig gouden dukaten meer dan de betaalde prijs
voor geven. De weken daarna vonden er onderhandelin-
gen plaats tussen Van Tetroode en een zekere Domis,
vermoedelijk de makelaar Abraham Domis, van wie Van
Tetroode dacht dat hij optrad „van wege een Engelschen
kommissiegever‟. Van Westreenen vond de uitgebrachte
biedingen te laag en gaf Van Tetroode opdracht „de bi-
bliographische negotiatie tusschen Nederland en Enge-
land als geëindigd te beschouwen‟. Begin november zette
Van Westreenen de deur weer op een kier: misschien
zouden de besprekingen later hervat kunnen worden.
Die nieuwe onderhandelingen zijn niet doorgegaan of
mislukt. De Beda bevindt zich nog steeds in de collectie
van het Museum Meermanno-Westreenianum.77
76 MMW/Familiepapieren Meerman, Van Westreenen inv. nr. 169/6-
7, Van Westreenen aan Van Tetroode, 12-10-1828. 77 MMW/Familiepapieren Meerman, Van Westreenen inv. nr. 169/6-
10, Van Westreenen aan Van Tetroode, 12-10, 17-10 en 7-11-1828;
Courier de la librairie ancienne & moderne pour 1830, p. 22; Kruit-
wagen en Pennink, dl. 2, nr. 755, p. 323-324.
39
In januari 1830 bracht Van Tetroode het eerste
nummer uit van de Courier de la librairie ancienne &
moderne pour 1830/Koerier van den ouden en nieuwen
boekhandel voor 1830. Gelukkig heeft Van Westreenen
er een abonnement op genomen, want anders hadden we
geen kennis kunnen nemen van dit merkwaardige peri-
odiek: het is alleen te vinden in de bibliotheek van het
Museum Meermanno-Westreenianum. In tegenstelling
tot wat de titel doet vermoeden zijn slechts enkele pas-
sages tweetalig en is het leeuwendeel van de tekst uit-
sluitend in het Frans. Er komen echter ook Nederlandse
passages zonder Franse vertaling in voor.
Inhoudelijk is de Courier eveneens een vreemde huts-
pot. Het blad, dat zich zowel op boekhandelaren als con-
sumenten richtte, beoogde voorlichting te geven over
veilingprijzen van antiquarische boeken en de lezer te-
gelijkertijd een beredeneerde selectie van recente uitga-
ven te bieden. Het antiquarische gedeelte bestaat uit
opbrengstlijsten van de door Van Tetroode zelf georga-
niseerde veilingen, gevolgd door aantekeningen over
door collega‟s geveilde boeken. Aan de opbrengsten bij
andermans veilingen kende Van Tetroode een waarde-
ring toe waarbij hij de volgende kwalificaties hanteerde:
„B = bon marché, BB = très bon marché, BBB = trop bon
marché; C = cher, CC = très cher, CCC = exhorbittam-
ment cher‟.
In het eerste nummer van de Courier becommentari-
eert Van Tetroode de opbrengsten van vijfenzestig boe-
ken die eind december 1829 bij Den Hengst en Zn. wa-
ren geveild. Aan de zesenzestig gulden voor de Uitge-
zochte planten van Chr. Trew, een botanisch plaatwerk
uit 1771, gaf hij de waardering CC mee en daarbij als
40
toelichting: „Zoo fraai het exemplaar ook ware, is deze
prijs zeer hoog‟. Haverkamps, Medailles de Christine uit
1742 was voor zestig cent toegeslagen, wat Van Tetroode
verdacht goedkoop („BBB‟) vond:
Presque pour rien. Cet ouvrage va ordinairement à
4, 5, ou 6 florins et plus. Peut être l=exempl. était-il
gâté, ce que le redacteur de cette notice ignore.
De kopers die dertig gulden hadden neergeteld voor de
bekende tweedelige editie van Cats‟ werken uit 1712
hoefden van de op stapel staande nieuwe uitgave geen
waardevermindering te vrezen:
Als de folio editie thans te Brussel door den heer
Brest van Kempen voormaals alhier (te Amster-
dam) geëtabliseerd, eens zal compleet zijn, zullen
deze oude drukken dezelfde waarde hebben, wijl
dezelve dan nog meerdere oudheid zullen hebben.
De „Librairie Van Tetroode‟ is in de Courier opzichtig
aanwezig. Van Tetroode maakt in zijn commentaren op
veilingresultaten keer op keer gewag van zichzelf. Trots
bespreekt hij de goede aankopen die hij op de zojuist ge-
noemde veiling bij Den Hengst had gedaan, zoals een
editie van Ptolemaeus‟ Geographia uit 1584 voor twee
gulden (B), een vijfdelige Dictionnaire universelle de la
geographie commerçante voor / 8,25 (BB) en de Pothier-
editie van de Pandectae Justinianeae voor zestien gul-
den (BBB).
Van Tetroode gebruikte de Courier ook om reclame te
maken voor zijn eigen antiquarische boeken, waaronder
een in 1518 verschenen Latijns boekje over het mirakel
41
van Amsterdam.78 Op een veiling in september 1828 was
dit volgens hem uitzonderlijk zeldzame en hoogst be-
langwekkende werkje verkocht voor / 60,50, maar „le li-
braire Tetroode‟ bood het nu aan voor de zeer civiele
prijs van / 44.-. Enkele jaren later informeerde Van
Westreenen bij hem naar deze post-incunabel. Toen Van
Tetroode hem daarop dit item voor veertig gulden aan-
bood, liet de baron weten dat hij alleen maar wilde we-
ten waar het boekje zich op dat moment bevond. Hij zelf
was niet van plan het te kopen „daar ongeveinsd gespro-
ken, het niet van die ouderdom is, en van dat bijzondere
belang voor mijne bibliotheek, dat het mij / 40.- waardig
zoude weezen‟.79
De informatie over recente uitgaven in de Courier
heeft hoofdzakelijk betrekking op Franstalige boeken, de
specialiteit van Van Tetroodes boekwinkel. Meestal
wordt volstaan met uitgebreide titelbeschrijvingen. Hier
en daar is een persoonlijk commentaar toegevoegd. In de
aankondiging van de in 1830 verschenen historische
roman Philippine de Flandre ou les prisonniers du Lou-
vre van Henri Guillaume Moke wordt de loftrompet ge-
stoken over deze Franse romancier en historicus van
Vlaamse afkomst. Sinds Van Tetroode diens roman over
de watergeuzen had gelezen was hij een bewonderaar
van Moke. Daarentegen had hij geen goed woord over
voor het derde deel van het reisverslag Quatre mois
dans les Pays-Bas. Voyage épisodique et critique de deux
78 N.N.,Succincta enarratio miraculorum quae gloriose operatus est
dominus per venerabile Sacramentum (Amsterdam, 1518). Het
boekje is in de twintigste eeuw herdrukt (z.p., ca. 1920). 79 MMW/Familiepapieren Meerman, Van Westreenen inv. nr. 169/
13-14, Van Westreenen aan Van Tetroode, 29-12-1831 en 29-1-1832.
42
littérateurs dans la Belgique et la Hollande door Pierre
Marie Michel Lepeintre-Desroches (Parijs, 1830):
Les littérateurs sont des grands ... nous n‟osons
trancher le mot, il est trop impoli, − mais il y auroit
une rime à faire.
Curieus is de aankondiging van een Engelse almanak
voor het jaar 1830 met als titel Forget me not, waarover
Van Tetroode in een krant had gelezen. Het zou gaan
om een minuscuul boekje in 256o dat kon worden opge-
borgen in een vinger- of oorring:
Il faut le voir pour le croire. Peut-être que les
bagues et les boucles d‟oreilles sont entendues être
in folio. Si ce forget me not existe ainsi, nous n‟ou-
blierons pas de le communiquer à nos sousscrip-
teurs.
Van Tetroode moest de Courier in zijn eentje vullen, wat
hem niet goed afging. Hij nam allerlei ditjes en datjes op
die niets met boeken te maken hadden, zoals een bericht
over een Franse uitvinding „om het elastische gom tot
draden te spinnen met een dissolvens‟. Als bladvulling
dienden ook fragmenten uit aangekondigde werken, bij-
voorbeeld een vijf pagina‟s beslaande passage uit de ro-
man Han d’Islande van Victor Hugo.
In augustus 1830 stuurde Van Tetroode een circulaire
aan de intekenaren op de Courier waarin hij de globale
inhoud van de volgende jaargang bekend maakte en te-
gelijkertijd aankondigde op zoek te zullen gaan naar
„een bekwaam perzoon (...) welke mij in de zamenvoe-
ging mijner menigvuldige opgezamelde bouwstoffen ver-
43
der behulpzaam zy‟. Drie maanden later schreef hij Van
Westreenen dat hij „door de tijdsomstandigheden‟ − in-
tussen was de Belgische Opstand uitgebroken − het
werk aan de Courier had moeten staken.80 De draad
werd daarna niet meer opgenomen. Een half jaar na de
verschijning van het eerste nummer was de Courier ten
onder gegaan.
Een precair bestaan
Het échec van de Courier was niet de eerste en al hele-
maal niet de laatste zakelijke nederlaag die Van Tet-
roode moest incasseren. Begin augustus 1827 diende hij
bij koning Willem I een rekest in met het verzoek hem
een krediet van 20.000 gulden toe te kennen „tot in-
standhouding en uitbreiding zijner zaken‟. Het rekest
ging ter behandeling naar de minister van Binnenlandse
Zaken, die het doorschoof naar de agent voor de nationa-
le nijverheid, Netscher. Netscher won advies in bij de
gouverneur van Noord-Holland. Deze ging op zijn beurt
te rade bij B & W van Amsterdam, die zich zowel lovend
als kritisch over Van Tetroode uitlieten:
Hij is zeer bekwaam en ijverig, maar tevens zeer
stout en ondernemend. Het missen van de ver-
eischte beradenheid is volgens veler gevoelen de
grond van zijne mindere soliditeit of algemeen fi-
nancieel vertrouwen, waarvan overigens zijne moe-
der en zuster, beide in de boekverkooperij werk-
zaam, voor zich jouisseerden. Wij geloven, dat hij 80 Van Tetroode aan Van Westreenen, 22-11-1830. De brief is voorin
ingeplakt bij de in het Museum Meermanno-Westreenianum aan-
wezige band met ingebonden afleveringen van het Amsterdamsch
Avond-blad, eveneens uitgegeven door Van Tetroode. Achterin deze
band ook een exemplaar van de circulaire van 26-8-1830.
44
wel geschikt is groote zaken met kracht door te zet-
ten en welligt zouden meerdere middelen hem tot
beter fortuin leiden, maar daar Z.M. aan den boek-
handelaar Westerman, die zulke ondersteuning ze-
ker niet minder verdient, heeft geweigerd, gelooven
wij zwarigheid te moeten maken omtrent dit ver-
zoek gunstig te adviseren, ten zij hij vaste en onbe-
zwaarde panden tot zekerheid aanwijze.81
Netschers rapport aan de minister van Binnenlandse
Zaken begint met de constatering dat gezien de afwij-
zing van eerdere rekesten boekdrukkers en boekhande-
laren in het algemeen geen aanspraak kunnen maken
op geldelijke ondersteuningen van regeringswege. Dit
gold zeker voor Van Tetroode. Er kon geen sprake van
zijn „om zijne naar het schijnt roekelooze ondernemin-
gen door fondsen te ondersteunen‟. Overeenkomstig de
uitgebrachte adviezen wees de koning de kredietaan-
vrage af.82
Nog geen jaar later verkeerde Van Tetroode in zulke
grote liquiditeitsproblemen dat hij surséance van beta-
ling moest aanvragen.83 In zijn verzoek daartoe zette hij
uiteen hoe het zover had kunnen komen. „Met genoegen
en voordeel‟ had hij jarenlang „op eenen zeer uitgestrek-
ten voet‟ zaken gedaan. Tal van collega‟s in binnen- en
buitenland hadden hem krediet gegeven. Zijn onderne-
ming was echter „niet op een groot kapitaal gebaseerd‟
81 SAA/Secretarie Algemene Zaken inv. nr. 432/2983, B & W aan de
gouverneur, 20-8-1827; NHA/Archieven Provinciaal Bestuur 1814-
1850 inv. nr. 692, 21-8-1827/413. De gouverneur nam het advies
van B & W vrijwel letterlijk over in zijn missive aan Netscher (al-
daar, inv. nr. 695/11045). 82 NA/Staatssecretarie inv. nr. 2811, K.B. van 5-9-1827/115. 83 GAA/Secretarie Algemene Zaken inv. nr. 458/3270, Van Tetroode
aan B & W, juli 1828.
45
en hij had hoge kosten, onder andere door zijn „veele be-
dienden‟ en de noodzaak een grote voorraad aan te hou-
den. Het in de boekhandel bestaande gebruik om aan
klanten een langdurig krediet te geven had hem danig
parten gespeeld.84 Bovendien was hij meegesleept in re-
cente deconfitures van twee zakenpartners. De firma
Galaud & Co. te Brussel, waarmee hij veel affaires voor
gemeenschappelijke rekening placht te doen en die bij
hem voor 750 gulden in het krijt stond, had haar beta-
lingen gestaakt. Het Parijse huis Roger & Co., waarop
hij een vordering van 2000 gulden had, was onlangs fail-
liet gegaan. Zijn positie werd benard toen houders van
op hem getrokken wissels aan order van Roger (5600
gulden) en Galaud (1000 gulden) om betaling kwamen
aankloppen. Bij een gedwongen verkoop zou zijn kostba-
re voorraad aan boeken nog geen dertig procent van de
werkelijke waarde opbrengen. Het was daarom ook in
het belang van zijn crediteuren hem respijt te gunnen.
Volgens de door Van Tetroode zelf opgestelde balans
beliepen de vorderingen van zijn schuldeisers ten tijde
van de surséanceaanvrage ruim 58.000 gulden. De twee
grootste crediteuren waren zijn moeder (6000 gulden) en
de op de Herengracht woonachtige makelaar J.B.
Hachtman (8000 gulden). Met Hachtman onderhield
Van Tetroode nauwe betrekkingen. Samen met hem
deed hij in 1820 aangifte van het overlijden van zijn zus
Petronella.85 Uit de herkomst van de crediteuren blijkt
dat Van Tetroode voornamelijk zaken deed met Franse
en Zuid-Nederlandse („Belgische‟) collega=s. Onder de
84 Het was de gewoonte om eens per jaar af te rekenen (Goinga, p.
224). 85 SAA/BS, overlijdensakte van 11-2-1820.
46
schuldeisers waren eenendertig Parijzenaars, achttien
Zuid-Nederlanders, vijftien Noord-Nederlanders en een
niet gespecificeerd aantal met een vordering van minder
dan 50 gulden.
De activa bedroegen volgens Van Tetroode zelf in to-
taal ruim 65.000 gulden, waarvan ruim 20.000 gulden
voor uitstaande vorderingen en 45.000 gulden voor goe-
deren en andere bezittingen. De boeken, prenten en ver-
dere inventaris taxeerde hij op 21.000 gulden, het ei-
gendom van diverse fondswerken op 1800 gulden en de
intekeningen op lopende uitgaven op 2200 gulden. Een
afzonderlijke post vormde het eigendom van het jaar-
lijks verschijnende Directorium om behoorlijk de H.H.
Missen te zingen en de Autaren te versieren „jaarlijks te-
genwoordig een benificie opleverende van circa / 400.-
op een kapitaaltje geschat van / 2000.-‟.86
Over aanvragen voor surséances besliste de koning,
die zich daarbij liet adviseren door het Hooggerechtshof
en de minister van Justitie. Hangende de procedure
kreeg Van Tetroode op aanbeveling van B & W van Am-
sterdam voorlopige surséance, nadat Hachtman en de
boekhandelaar/uitgever C.G. Sulpke tot beheerders van
zijn boedel waren benoemd.87 Aanvankelijk was hij op-
timistisch over de afloop omdat zijn grootste crediteuren
zich vóór surséance hadden verklaard. Bovendien zette
Van Westreenen zich voor hem in. De baron bezocht di-
86 Het Directorium wordt jaar in jaar uit vermeld in de naamlijsten
van Saakes over 1831 t/m 1840. 87 SAA/REAA inv. nrs. 1164, president rechtbank van eerste aanleg
aan B & W, 11-7-1828; SAA/Secretarie Algemene Zaken inv. nr.
458/3307, B & W aan het Hooggerechtshof, 11-7-1828; SAA/REAA
inv. nr. 1268, surséanceregister (Van Tetroode 18-7-1828); Neder-
landsche Staatscourant, 2-8-1828.
47
verse keren Van Tetroodes advocaat en ging naar het
departement van Justitie om bij minister Van Maanen
de verlening van surséance te bepleiten. Toen Van Maa-
nen naar Brussel bleek te zijn vertrokken, wendde Van
Westreenen zich tot de referendaris aan wie de zaak in
behandeling was gegeven. Het onderhoud met deze
ambtenaar stemde hem pessimistisch: hij kon alleen
maar hopen „dat de zaak nog eene gunstige uitkomst zal
erlangen‟.88
Het Hof liet de door Van Tetroode op 21.000 gulden
gewaardeerde voorraad en inventaris taxeren door des-
kundigen uit het boekenvak. Die kwamen op een hoger
bedrag uit: 26.000 gulden. De boekhandelaar Thieme uit
Zutphen vond het bedrag waarvoor hij als crediteur op
de balans stond − 225 gulden − te laag en maakte ook
bezwaar tegen de verlening van surséance. Volgens hem
kon Van Tetroode daarop geen aanspraak maken omdat
hij niet voldeed aan de wettelijke eis dat de betalings-
problemen moesten zijn ontstaan door omstandigheden
buiten de schuld van de surséance-aanvrager. Thieme
meende dat Van Tetroode de moeilijkheden aan zichzelf
te wijten had door zijn „onnaauwkeurigheid in het hou-
den zijner boeken en bovenmatige verteringen‟. Het Hof
ging daarin mee. Van Tetroodes taxatie van zijn voor-
raad en inventaris werd aangemerkt als „zeer opper-
vlakkig en globaal‟. Hij had zijn vorderingen op Galaud
en Roger niet overtuigend kunnen aantonen en er was
ook geen uitzicht op dat hij uit de inkomsten van zijn
zaak binnen een jaar zijn crediteuren zou kunnen vol-
doen.
88 MMW/Familiepapieren Meerman, Van Westreenen inv. nrs. 169/
6-10, Van Westreenen aan Van Tetroode, 12-10, 17-10 en 7-11-1828.
48
Eind december 1828 wees de koning de surséance-
aanvrage af en werd de voorlopige surséance opgehe-
ven.89 Er volgde geen faillietverklaring, maar wel een
langdurig geharrewar over de afwikkeling van de schul-
den.90 Begin juni 1830 veilde Van Tetroode een groot
deel van zijn winkelvoorraad.91 In oktober of november
van dat jaar, kort na het uitbreken van de Belgische Op-
stand, maakte hij een bizarre noodsprong door de ko-
ning te verzoeken hem „bij welk corps ook in de rang van
kapitein te willen benoemen‟ en een krediet van 1500
gulden te verlenen om tijdens zijn afwezigheid zijn cre-
diteuren tevreden te stellen. Als gewezen eerste luite-
nant van de schutterij meende Van Tetroode aanspraak
te kunnen maken op de kapiteinsrang, maar eventueel
was hij ook bereid „als simpel soldaat zijn geboortegrond
te gaan verdedigen‟. In dat geval wilde hij wel een veel
hoger krediet, waarmee al zijn schulden konden worden
afbetaald. Daar waren ongeveer zesduizend gulden mee
gemoeid.92
Hadden B & W van Amsterdam in hun advies op de
kredietaanvrage van 1827 nog tamelijk welwillend over
Van Tetroode geoordeeld, dit keer vroegen zij zich af
waar hij de brutaliteit vandaan haalde om een beroep op
de koning te doen:
89 NA/Hooggerechtshof inv. nrs. 609 (advies Hof, 30-10-1828) en 617
(Van Maanen aan het Hooggerechtshof, 30-12-1828). 90 SAA/REAA inv. nr. 772, vonnis van 11-4-1832. 91 Catalogus van eene in meer dan één opzigt belangrijke verzame-
ling boeken, prent- en muzijkwerken, muzijkinstrumenten, boeken-
kasten, liefhebberijen enz. zoo wel van elders proflueerende, als uit
het Fonds van den boekhandelaar A.J. van Tetroode. Verkoop op 1
juni 1830 en volgende dagen (...). 92 NA/Staatssecretarie inv. nr. 5395, agenda 17-11-1830, afgedaan
8-3-1831 (het desbetreffende K.B. in inv. nr. 3538 ontbreekt).
49
Hij heeft zijne moeder en zuster93 veel verdriet ver-
oorzaakt, zijn eigen boedel en zaken, waarvoor be-
reids surséance van betaling erlangd is, geheel in
de war gebragt. Hij heeft door een allezins onrustig
gedrag ook door het uitgeven van zoogezegde
avondblaadjes94 het bestuur veel zorg verwekt en
de bijzondere surveillance van de politie is steeds
op hem en zijn gedrag gevestigd. Alle deze redenen
gevoegd bij de aanmerking dat hij voor de gemelde
/ 6000.- volstrekt geen waarborg zou kunnen aan-
wijzen doen ons niet dan ongunstig berichten.95
In de tweede helft van 1830 zag Van Tetroode twee gro-
te projecten op de klippen lopen: kort na de Courier de la
librairie ancienne & moderne legde ook het door hem
opgerichte Amsterdamsch Avond-blad het loodje. Eind
oktober 1830, na zijn besluit om als vrijwilliger dienst te
nemen in het leger, kondigde hij aan dat er eerdaags een
einde zou komen aan de firma A.J. van Tetroode. De nog
lopende activiteiten, waaronder de uitgave van het Am-
sterdamsch Avond-blad, zouden worden voortgezet „on-
der de handteekening enkel Tetroode, zonder de voorlet-
ters‟.96 Maar toen de aanstelling bij het leger niet door-
ging was ook de opheffing van de firma A.J. van Tet-
roode van de baan.
In september 1836 verplaatste Van Tetroode zijn
„rooms-katholijke en algemeene boekhandel‟ alias „Kan-
toor van het bibliographische Instituut te Amsterdam‟
93 De ongehuwd gebleven Maria Hendrica. 94 B & W doelen hier op het door Van Tetroode uitgegeven Amster-
damsch Avond-blad . 95 SAA/Secretarie Algemene Zaken inv. nr. 527/7320 minuut van
uitgaande missive (aan de gouverneur van Noord-Holland?), 27-11-
1830. 96 Amsterdamsch Avond-blad, 22-10-1830.
50
Interieur van een negentiende-eeuwse boekhandel (Warnars op de
Vijgendam te Amsterdam). Schilderij van Johannes Jelgershuis uit
1820. Van Van Tetroodes winkels in Amsterdam en Den Haag zijn
geen afbeeldingen van het interieur bekend.
Exterieur van Van Tetroodes winkel aan het Lange Voorhout. De-
tail van de op p. 175 gereproduceerde prent uit 1857.
51
naar de Bloemmarkt nr. 240, tegenwoordig Nieuwe Zijds
Voorburgwal nr. 262. Tegelijkertijd vestigde hij in het
achter de Bloemmarkt gelegen pakhuis De Salamander
een veilinglokaal.97
Begin 1838 verhuisde Van Tetroode naar Den Haag.
Nadat „zijne fortuin geheel tot niet [was] geraakt‟ wilde
hij daar met een schone lei beginnen.98 Het zicht op de
financiële perikelen in zijn Haagse tijd wordt bemoei-
lijkt doordat het hele civiel-rechtelijke archief van de
Haagse arrondissimentsrechtbank uit de periode 1838-
1939 verloren is gegaan, uitgezonderd een klapper op
een negentiende-eeuws register van civiele zaken. Die
klapper bevat verwijzingen naar negen vonnissen waar-
in Van Tetroode de gedaagde partij was.99
Huurschulden zullen niet vreemd zijn geweest aan
Van Tetroodes vele verhuizingen in Den Haag. De vol-
gende adressen van zijn woning en/of winkel zijn bekend
(contemporaine huisnummers, tussen haakjes de vroeg-
ste vermelding): logement De Backere op onbekend
adres (1838), „op den hoek van de Praktizijnshoek en
Singel bij den heer Theunissen‟ (1838), Vlamingstraat V
113 „ten huize van J. Swoboda,kunstdraaijer‟ (1838),
Lange Poten K 421 „ten huize van den heer Van Witsen‟
(1838), Nieuwstraat W 163 (1839), Nieuwstraat W 147
(1840),100 D 63 bij de Torenstraat (1840), Jan Hendrik-
straat W 268 (1840), Heerenstraat K 297 (1842), Pavil-
97 Nieuwsblad voor den boekhandel, 14-9-1836. 98 NA/Staatssecretarie inv. nr. 4447, K.B. van 31-1-1839/78. 99 NA/ARG inv. nr. 839. 100 Nadat hij een door zijn huisbaas, bakker Brinkman, aangespan-
nen proces had verloren, moest Van Tetroode het voor vier jaar ge-
huurde pand in de Nieuwstraat verlaten (Dagblad van ’s-Graven-
hage, 21-9-1840).
52
joensgracht, nr. onbekend (1846), Lutherse Burgwal T
164 (1846), Nieuwstraat W 152 (1849), Korte Houtstraat
L 38 (1851), 101 Hofstraat K 2 (1852), Amsterdamse
Veerkade 0 50 (1853), Lange Voorhout I 358 (1856),102
Willemstraat C 21 (1857), Willemstraat C 181 (1857),
Korte Poten K 446 (1858), Bierstraat 16 (winkel) (1859),
Kalvermarkt 43 (woning) (1860), Bierstraat 29 (1861),
hooizolder van Leenen op onbekend adres (1862), Kal-
vermarkt 21 (ca. 1862), Zuid-Oost Buitensingel 198 en
201 (1862), Kalvermarkt 2 (1865), Nieuwe Markt 21
(1865), Hekkelaan 9 (1867), Jacob Catsstraat 45 (1874?),
Jacob Catsstraat 87 (1875).
Een dieptepunt werd bereikt toen Van Tetroode naar
de hooizolder van een zekere Leenen verhuisde. De
klanten moesten er via een ladder naar boven klimmen.
In mei 1862 viel Van Tetroode van de zolder naar bene-
den, hetgeen „[de] dood ten gevolge had moeten hebben
edoch met een uurtje bezwijming op den steenen stal-
101 De verhuurder beëindigde de huurovereenkomst, waarna Van
Tetroode een procedure tegen hem aanspande. De rechter stelde
hem in het ongelijk, tegen welk vonnis hij in beroep ging (Nieuws-
blad voor den boekhandel (1852), p. 108). In juni 1852 hield hij we-
gens de gedwongen verhuizing een uitverkoop tegen vastgestelde
prijzen („voor afdingen is geen tijd‟). De slotzin van de uitverkoop-
advertentie luidt: „Van grievend leed, door niets verdiend, zal hij te
gelegener tijd spreken, en hoopt zulks op voegzame wijs te doen‟
(Dagblad van ’s-Gravenhage, 7-6-1852). 102 Van Tetroode huurde dit voor afbraak bestemd hoekpand voor de
periode 1-3-1856 t/m 1-4-1857. De huurprijs bedroeg 550 gulden.
Over de ontruimingsdatum kreeg hij een conflict met de gemeente
(GAG/Gemeentebestuur 1851-1936, Agendastukken zonder inv. nr.
1857/2549). Na de sloop van dit hoekpand en de panden daarnaast
werd hier het Hotel des Indes gebouwd (Van Dorp, p. 103-104).
53
vloer afliep‟. Aldus de quasi-laconieke rapportage van
het slachtoffer aan Thorbecke.103
Van Tetroode was zich bewust van zijn onzakelijkheid,
maar weet zijn financiële problemen voornamelijk aan
kwaadwilligen die zijn levenspad hadden gekruist:
Ik heb altijd van de boeken gehouden, weinig, bijna
in ‟t geheel niet om hunne cijferwaarde maar om de
boeken zelve. Dááraan echter heeft mijn Keizerrijk
deszelfs décadence niet te danken; evenmin aan
onordelijkheid, ongeschiktheid, of (God beware ons)
oneerlijkheid van den bestuurder. Maar de man is
hard, zeer hard, veel te hard behandeld; somtijds −
ik kan ‟t niet smooren − mishandeld, zwaar mis-
handeld.104
„Mijn God, ben ik niet voor minstens 1/4 ton bestolen ...
en door welke dieren!‟, schrijft hij in 1871.105 Een jaar
later noemt Van Tetroode zich een „onverdroten arbeider
voor 50 à 60000 bestolen‟.106 In 1866 was hij het slacht-
offer geweest van „de gruwzaamste roof, nog ooit onder-
gaan‟. Zeven jaar tevoren had hij bij iemand een kist in
bewaring gegeven. De kostbare inhoud bestond uit
schuldbekentenissen van debiteuren, een portefeuille
met portretten en duizenden aan hem gerichte brieven
„van de hoogste litterarische illustraties [= illustere per-
sonen] van West-Europa‟. Na het overlijden van de be- 103 NA/ Coll. Thorbecke inv. nr. 84A, Van Tetroode aan J.R. Thor-
becke, 23-9-1869. 104 UBA/HSS-mag. KVB BVa 119-85, Van Tetroode aan A.C. Kru-
seman, 1867. 105 UBL/LTK 1795/24 nr. 70, Van Tetroode aan A.C. Kruseman, 2-5-
1871. 106 UBA/HSS-mag. BVa 119/64, Van Tetroode aan N.N., 8-9-1872.
54
waarnemer weigerden diens erfgenamen de kist aan
Van Tetroode terug te geven, waarna hij vergeefs een ci-
viele procedure tegen hen had aangespannen. Aan het
eind van zijn leven noteerde hij een schrale troost:
Thans (Augustus 1873) zijn ook zij de prooi der
Eeuwigheid, op het opperhoofd der bende na, de
diefegge, uit welke zij geboren waren.107
Blijkens zijn later te behandelen strafblad (vonnissen
van januari 1844 en november 1846) deinsde Van Tet-
roode er niet voor terug om schuldeisers die op betaling
aandrongen af te rossen, maar meestal probeerde hij ze
aan het lijntje te houden. „Ik verlang U te voldoen, maar
door eenige dwarsboomerijen heb ik geen geld‟, schreef
hij in 1851 aan zijn collega Wilterdink, een boekhan-
delaar uit Deventer. 108 Schulden werden gebagatelli-
seerd als „kleine onafgedaan gebleven zaken, die hij zeer
spoedig in het gereede zal brengen‟. 109 Ook putte hij
hoop uit zijn eigen vorderingen, die hem uit de brand
zouden kunnen helpen: „Ik kon en kan nog revendiceren
eene schadevergoeding van vele duizenden, 13 à 14!!‟110
Zijn advertenties in het Nieuwsblad voor den boekhan-
del bevatten meer dan eens de mededeling dat hij zelf
zijn verplichtingen keurig nakomt, terwijl zijn eigen de-
biteuren het laten afweten:
107 UBA/HSS-mag. 22 Q 2, Van Tetroode aan P.A. Diederichs, 5-5-
1867; [A.J. van Tetroode], Vlissingen, p. 4-5. 108 UBA/HSS-mag. 119/70, Van Tetroode aan D.J. Wilterdink, 1-12-
1851. 109 UBA/HSS-mag. 120/28, prospectus uit maart 1851. 110 NA/Coll. Thorbecke inv. nr. 77, Van Tetroode aan J.R. Thorbec-
ke, 2-4-1864.
55
Mijn paar crediteuren loop ik getrouw na. Wanneer
komen van mijne vele debiteuren er mij eens een
paar opzoeken? 111
Zijn vele bedelbrieven stelden het geduld van vrienden
en kennissen zwaar op de proef. De Haagse drukker en
bibliofiel Schinkel doneerde twee gulden, met de mede-
deling van verdere verzoeken verschoond te willen blij-
ven. 112 Jonkheer Van Andringa de Kempenaer stopte
hem regelmatig wat toe maar kreeg op een gegeven
moment genoeg van al dat geschooi. Van Tetroodes ver-
zoek om borg voor hem te staan wees hij eveneens af.
Toen het gezeur om geld bleef voortduren stelde De
Kempenaer een plechtige verklaring op waarbij hij Van
Tetroode kond deed „dat hij aan niemand, hoe ook!, hij
zij wie hij zij!, eenige de minste geldelijke hulp meer
kan, zal of wil verleenen (...) geschiedende zulks bij de
volslagene onmogelijkheid om meerdere opofferingen te
doen, dan bereids zoo aanzienlijk gedaan zijn‟.113
Theaterdirecteur Valois poeierde Van Tetroode enkele
keren af met het argument zelf slecht bij kas te zitten.
Aan Valois probeerde hij ook loterijbriefjes te slijten,
totdat deze hem verzocht daarmee op te houden: „Ik heb
er het land zoo aan!‟114 De nood moet wel erg hoog zijn
gestegen toen Van Tetroode de schilder David Bles om
een paar postzegels vroeg. Bles willigde die wens in,
maar stak zijn verbazing over dit verzoek niet onder
111 Nieuwsblad voor den boekhandel (1853), p. 45. 112 KB/79 E 95/4, A.D. Schinkel aan Van Tetroode, z.d. 113 KB/131 C 42, R.L. van Andringa de Kempenaer aan Van Tet-
roode, 11-8-1840, 26-3-1841, 9-5-1842 en z.d. 114 UBA/HSS-mag. 22 Cj 5, 11 en 12, J.C. Valois aan Van Tetroode,
resp. 13-9-1857, z.d. en maart 1863.
56
stoelen of banken.115 Aan collega Frederik Muller maak-
te Van Tetroode in 1869 zijn verlangen kenbaar om Spi-
noza=s Korte verhandelinge van God, de mensch en
deszelvs welstand te lezen, een in dat jaar door Muller
uitgegeven, enige tijd tevoren herontdekte voorloper van
de Ethica. Of Muller maar zo vriendelijk wilde zijn hem
het boek cadeau te doen. 116 De literator en uitgever-
boekhandelaar Jozef Alberdingk Thijm, die hem een
jaar eerder al eens had geholpen met „eene lieve, milde
largesse‟, kreeg in juni 1865 een nieuwe bedelbrief met
het postscriptum „Rescriptie s.v.p. linea recta per v.
Gend & Loos‟. Toen het antwoord uitbleef volgde een
paar weken later een dwingende herinnering: wanneer
hulp uitbleef zou hij reddeloos verloren zijn.117
Ware hoogstandjes in het bedelbrievengenre zijn de
lange jereminades waarmee Van Tetroodes op 1 en 2
april 1855 zijn correspondentie met Thorbecke opende.
Het was dan ook geen kleinigheid die hij vroeg: een le-
ning van honderd gulden. Van Tetroode had goede hoop
dat Thorbecke, „een hoogst verheven man, die weet wat
miskennen is‟, hem zou helpen:
Vóór april 1853 [val van kabinet Thorbecke] ging
mij dikwijls door den geest: „Wanneer die man [=
Thorbecke] mij goed kende, voor mij eischte [onder-
streping Van T.] hij eene ridderorde!‟
Thorbecke antwoordde hem dat hij met deernis kennis
had genomen van zijn verzoek maar buiten machte was
115 UBA/HSS-mag. 3 Ao 3, D. Bles aan Van Tetroode, oktober 1863. 116 UBL/LTK 1881, Van Tetroode aan Fr. Muller, 1-9-1869. 117 KDC/Archief Alberdingk Thijm inv. nr. 1055, Van Tetroode aan
J. Alberdingk Thijm, 17-7 en 2-8-1865.
58
„om de te gemoetkoming in nood zoover, als ik wenschte,
uit te breiden=. En lenen deed hij al helemaal niet, „aan
wien ook‟.118
Ondanks deze afwijzing bleef Van Tetroode contact
onderhouden met Thorbecke. Hij stuurde hem onge-
vraagd allerlei zaken op zicht, waaronder bladmuziek
(Thorbecke speelde fluit). Een zichtzending van vijf por-
tretten ging retour, maar Thorbecke deed wel een gift
van vijftig cent in het pakketje. Van Tetroode hield ‟t er-
op dat hij deze aalmoes wellicht moest opvatten als „ur-
baniteit, remuneratie, douceur, fiche de consolation‟.119
Mevrouw Thorbecke bezocht een keer Van Tetroodes
winkel „ter zake autographen‟ en tijdens een audiëntie
in september 1863 deed de minister zelf hem de toezeg-
ging „Ik zal zien, ik zal mijn best doen‟. Maar daar bleef
het bij.120
Om aan contanten te komen hield Van Tetroode in sep-
tember 1846 een uit 1618 nummers bestaande veiling
van boeken, bladmuziek, tekeningen en schilderijen
„zijnde deze collectie verreweg grootendeels enkel za-
mengesteld uit het fonds, door den boekhandelaar A.J.
van Tetroode, zoo te ‟s Gravenhage als in andere steden,
binnen en buiten ‟s Lands, sedert acht jaren alhier bij-
eenverzameld‟.121 In het voorwoord van de veilingcatalo-
118 NA/Coll. Thorbecke, inv. nr. 66, Van Tetroode aan J.R. Thorbec-
ke, 1-1 en 1-2-1855; Hooykaas en Santegoets, p. 174, nr. 259. 119 NA/Coll. Thorbecke, inv. nr. 80, Van Tetroode aan J.R. Thorbec-
ke, 3-12-1865. 120 NA/Coll. Thorbecke inv. nr. 77, Van Tetroode aan J.R. Thorbec-
ke, 2-4-1864; inv. nr. 84A, Van Tetroode aan J.R. Thorbecke, 26-9-
1869. 121 Dagblad van ’s-Gravenhage, 16-9-1846. Een exemplaar van de
veilingcatalogus bevindt zich in de bibliotheek van het Museum
59
gus doet Van Tetroode een beroep op zijn collega-boek-
handelaren „opdat dit goedje niet tot spotprijzen ver-
strooid ga, gelijk meestal gebeurt wanneer geen naam
van hoog aanzien op den titel prijkt‟. Hij laakt in dit
verband malafide veilinghouders die er alleen maar op
uit zijn een goede prijs te maken voor de door henzelf
ingebrachte boeken en de inbreng van derden „als weg-
smijten‟.
Een jaar later bood Van Tetroode zijn boek-, muziek-
en kunsthandel aan „op conditiën voor den kooper onge-
meen gunstig‟. Volgens de desbetreffende advertentie
bedroeg de inkoopwaarde van de goederen 15.000 gul-
den en liep het huurcontract voor de winkel-woning nog
vijf jaar.122 In februari 1850 wilde hij zijn boeken (ca.
12.000), bladmuziek (ca. 125.000 stuks), portretten en
ander prentwerk (ca. 7000 stuks), schilderijen en teke-
ningen (een paar honderd) voor 8000 gulden verko-
pen.123 Ondanks zijn toezegging dat de nieuwe eigenaar
drie maanden lang kosteloos zou worden ingewerkt
diende zich geen kandidaat voor de overname aan. Later
dat jaar probeerde hij „een groot gedeelte van mijne
voorhanden Oude en Nieuwe litteratuur‟ voor dumpprij-
zen aan collega=s te slijten om op die manier nieuwe uit-
gaven te financieren.124
Het liquiditeitsspook bleef hem achtervolgen. In de
lente van 1855 klaagde hij zijn nood bij Thorbecke van-
wege een aanstaande veiling van zijn hele voorraad:
Meermanno-Westreenianum. De in deze catalogus aangekondigde
vervolgveiling vond plaats in november 1846. 122 Dagblad van ’s-Gravenhage, 4-10-1847. 123 Dagblad van ’s-Gravenhage, 27-2-1850. 124 Nieuwsblad voor den boekhandel, 11-4-1850.
60
Advertentie uit het Journal de la Haye, 25-1-1839. In de eerste helft
van de negentiende eeuw verdrong de stalen pen de ganzenveer,
waardoor volgens sommige tijdgenoten de handschriften lelijker
werden. In onderstaande advertentie uit 1841 biedt Van Tetroode
veertig soorten stalen pennen maar geen ganzenveren aan.
Advertentie uit het Dagblad van ’s-Gravenhage van 27-8-1841. Het
opmerkelijkst in het assortiment schrijfwaren is de enorme keuze
aan papiersoorten. In vergelijking daarmee is het aanbod van de
hedendaagse in kantoorartikelen gespecialiseerde winkels schraal.
In deze advertentie figureren ook branchevreemde artikelen als
schoenen, halsdoeken en eau de cologne..
61
Ja Excellentie, zoo waar ik deze week nog, al mijne
voorhanden boeken, platen, naar eene naburige
stad voer om daar openbaar [onderstreping Van T.]
te worden verkocht (...).125
De volkswijsheid dat schoenmakers zich bij hun leest
moeten houden was aan Van Tetroode niet besteed.
Blijkens een reclamebiljet van omstreeks 1865 verkocht
hij toen ook maïzena, groene zeep, blauwsel, „dr. Level‟s
borstcigaren‟ (goedgekeurd en aanbevolen door „de ge-
neeskundige Onderzoek-Inrigting te Amsterdam‟), mos-
terd, sigaren en „economische wagensmeer‟.126 In een re-
clamebiljet van omstreeks 1870 geeft Van Tetroode een
opsomming van zijn nevenactiviteiten: „stellen van re-
kesten, bruilofts-, verjaringsgedichten, schrijven en be-
antwoorden van brieven in diverse talen, vertalingen.
Voorts binden, drukwerk, enz. enz.‟. Hij trad ook op als
„commissionair bij correspondentie op Amsterdam, Rot-
terdam, enz. alsmede voor buiten ‟s lands, voor beurs-,
handels-, loterij- en handelszaken‟.127
„Drukker, uitgever, binder, vertaler, enz. Ik ben tot al-
les goeden goed‟, vond Van Tetroode van zichzelf. De on-
deugd zichzelf geen beperkingen te kunnen opleggen
nam bij hem karikaturale vormen aan, maar ook veel
van zijn collega‟s waren ermee behept. In 1843 schreef
de Vereeniging tot Bevordering van de Belangen des
Boekhandels een prijsvraag uit over de kwestie of de
boekhandel al dan niet in verval was en zo ja, wat daar
125 NA/Coll. Thorbecke inv. nr. 66, Van Tetroode aan J.R. Thorbec-
ke, 2-4-1855. Aankondiging van deze veiling ook in advertentie in
Dagblad van Zuidholland en ’s-Gravenhage, 13-4-1855. 126 BGAG/Cm 113, Stukken betreffende het Museum Willem II. 127 UBA/HSS-mag. KVB PPA 646:15, bedrijfsdocumentatie A.J. van
Tetroode.
62
Reclamebiljet, ca. 1870. Bij Van Tetroode konden sinds 1842
tegen betaling ook kranten worden gelezen.
63
aan gedaan kon worden. De eerste prijs ging naar de
Haagse uitgever Fuhri, die vond dat het inderdaad
slecht ging met het vak. Hij schreef dat voornamelijk toe
aan de vooral bij jonge boekhandelaren bestaande nei-
ging om veel te veel hooi op hun vork te nemen:
Zij halen alles overhoop, zijn debitant, leesbiblio-
theekhouder, uitgever, drukker, boekbinder, aan-
legger van boekverkopingen en wat al meer. Al die
vakken, willen ze geld opleveren, eischen kennis,
een zich met de borst op toeleggen en zijn zoo be-
zwaarlijk te vereenigen. Wil men te veel dan ver-
brokkelt men zich zelf en is de oorzaak van eigen
ondergang.128
De geschiedenis heeft Fuhri gelijk gegeven. Voor het
boekenvak is het een heilzame ontwikkeling geweest dat
de wegen van boekhandel en uitgeverij zich in de loop
van de negentiende eeuw zijn gaan scheiden.
Altijd in voor wat nieuws
Op Van Tetroodes zakelijke kwaliteiten mag dan veel
zijn aan te merken, aan ondernemingszin, ideeën en lef
ontbrak het hem niet. Zijn actieradius bleef niet beperkt
tot Nederland. In de jaren twintig bouwde hij een net-
werk van contacten in Parijs, Brussel en diverse andere
Zuid-Nederlandse steden op. In 1851 verbleef Van Tet-
roode drie weken in Londen, waar hij de wereldtentoon-
stelling bezocht en allerlei afbeeldingen van het Crystal
Palace („den Kristallen Tempel‟) inkocht. Hij deed er ook
zaken met de schilder H. Butler, die de onderhandelin-
gen overliet aan zijn vrouw omdat hij zelf maar een
128 Loosjes, Geschiedenis, p. 37.
64
beetje Frans sprak en gezegend was met „so little pati-
ence in all matters out of my profession‟.129 Het bezoek
aan „het groote Albion‟ beviel Van Tetroode zo goed, dat
hij direct na zijn terugkomst liet weten er nog een keer
heen te willen gaan „zijnde ik bereid alle kommissiën,
ook een reisgenoot mede te nemen‟.130 De Haagse letter-
kundige Jacob Leunis van der Vliet schakelde later dat
jaar Van Tetroode in voor de aanschaf van een kort te-
voren in Londen verschenen editie van de gedenkschrif-
ten van sir Hudson Lowe, de bewaker van Napoleon op
St. Helena. Hij wilde dit werk „tot elken prijs‟ bemachti-
gen:
Mag ik u daarom op het hart drukken, in het voor-
uitzigt eener goede provisie, uwe agenten te Lon-
den onder de fijnste speurhonden te kiezen?131
Tot op hoge leeftijd bleef Van Tetroode avontuurlijk in-
gesteld. Zijn fantasie werd geprikkeld toen de beroemde
Franse fotograaf, beeldend kunstenaar, schrijver en bal-
lonvaarder Félix Tournachon, beter bekend als Nadar,
in 1865 Nederland bezocht. Op 11 september liet hij in
Amsterdam zijn „monsterballon‟ Le Géant opstijgen. In
het bij die gelegenheid uitgebrachte prospectus is te le-
zen dat Nadar zich beijvert „om zijn wetenschap bij de
luchtscheepvaart op de planeten enz. toe te passen‟. Hij
had een maatschappij opgericht „tot aanmoediging van
129 UBA/HSS-mag. 125 Ek, H. Butler aan Van Tetroode, maart
1851. 130 UBA/HSS-mag. KVB BVa 120-28, afschrift van prospectustekst
uit maart 1851; Dagblad van ’s-Gravenhage, 24-2 en 26-3-1851. 131. UBA/HSS-mag. 23 Bi-3, J.L. van der Vliet aan Van Tetroode,
15-10-1851. In 1830 was bij J. Immerzeel jr. een Nederlandse verta-
ling van de Franse editie verschenen.
65
die ontdekkingsreizen‟. Aan het hoofd daarvan stond een
raad van bestuur waarin onder andere Jules Verne zit-
ting had. Van Tetroode deed Nadar een voorstel waar-
van de inhoud niet bekend is. In het afwijzingsbriefje
liet de secretaris van Nadar hem weten dat het vijfhon-
derd gulden kostte om een tocht met de ballon mee te
maken.132
In de lente van 1840 bouwde Van Tetroode zelf een
luchtkasteel: een nationale boekhandel. De aanleiding
daartoe was het grote ongenoegen van hem en zijn colle-
ga‟s over de verkoop van boeken door de begin maart
van dat jaar opgerichte Nederlandsche Maatschappij
van Schoone Kunsten te Den Haag. 133 In april ver-
spreidde die onderneming een prospectus waarin een
veertigtal boek- en prentwerken van Belgische herkomst
werd aangeboden. Dit initiatief wekte heftig verzet bij
de Nederlandse boekhandelaren en uitgevers, die zeer
beducht waren voor deze nieuwe concurrent. Het doel
der Maatschappij heette te zijn de ondersteuning van
kunstenaars, maar volgens de schrijver van een inge-
zonden stuk in het Nieuwsblad voor den boekhandel was
het er voornamelijk om begonnen de directie een aardig
salaris en de aandeelhouders een goed rendement op
hun investeringen te bezorgen. En dat dan over de rug-
gen van Nederlandse boekhandelaren!134
Van Tetroode dacht er net zo over. De door de Maat-
schappij aangeboden titels waren „op vreemden bodem‟
132 UBA/HSS-mag. 53 A 3, E. Vézy aan Van Tetroode, 9-9-1865. 133 Over deze Maatschappij, die na drie jaar werd opgeheven, zie
Kruseman, dl. 1, p. 230-241. 134 Anoniem ingezonden stuk in Nieuwsblad voor den boekhandel,
11-6-1840.
66
uitgegeven: het betrof allemaal „Brusselsche produkten‟.
Dat de door hem zo vereerde kroonprins Willem zijn
naam aan de Maatschappij had verbonden moest wel
een vergissing zijn. Verontwaardigd richtte hij zich met
een adres tot de kroonprins „waarbij ik onbewimpeld te
kennen gaf, dat men Z.K.H. naam compromitteerde,
door denzelven te stellen aan het hoofd eener zoodanige
notitie [= de prospectus], welke de vreemde industrie zoo
ten koste van den gevestigden Nederlandsche produce-
renden ende winkelhandel begunstigde‟. Volgens Van
Tetroode had de prins zich daarop via zijn adjudant van
de verkoopactie gedistantieerd en hem verzocht „zoo veel
en waar ook mogelijk, bekend te maken, dat Z.K.H. en-
kel eenige actiën [= aandelen] had genomen, die men
Z.K.H. in iets, wat als Nederlandsch en de Vaderland-
sche kunsten beschermend zich voordeed, had aangebo-
den; maar dat Z.K.H. geheel vreemd was aan al de bij-
zonderheden, terwijl Z.K.H. tevens persoonlijk afkeurde
dat debuut van de Maatschappij‟.135
Aan Van Tetroode nu de taak om het publiek te in-
formeren over het terugkrabbelen van de prins zonder
hem gezichtsverlies te laten lijden. Hij deed dat door
middel van een ingezonden stuk in het Algemeen Han-
delsblad waarin de delicate kwestie van de kroonprinse-
lijke betrokkenheid in één weldoortimmerde volzin
wordt afgedaan:
Hoewel het doordenkende publiek wel zal bevroe-
den dat Z.K.H. de Prins zich geenszins met bemoei-
ingen in eenige der onderdeelen van de verrigtin-
135 UBA/HSS-mag. KVB BVa 119-63, circulaire Van Tetroode, mei
1840.
67
gen der Maatschappij bezig houdt, en aan de, op de
titel af, zoo nationaal en kunsten bevorderend zich
voordoende onderneming, wel slechts heeft willen
veroorloven Hoogstdeszelfs geëerbiedigden en be-
minden naam, als dien van schutsheer van al wat
Kunsten en Wetenschappen en het Vaderland be-
treft te bezigen, geeft deze bijzonderheid [= het om-
streden aanbod van buitenlandse boeken] aanlei-
ding te veronderstellen, dat Z.K.H. van zoodanig
middel tot verbreiding kennis dragende, daaraan
het zegel van goed keuring zou hebben gehecht,
hetwelk men echter vermeent in geenen deele het
geval te zijn.136
Een nadere uiteenzetting van zijn standpunt gaf Van
Tetroode in de brochure Eenige woorden over eene de na-
tionaliteit kwetsende, de kunsten hoonende en den han-
del verdrukkende maatschappij zich noemende voor
schoone kunsten in Nederland. Een exemplaar ervan
zond hij aan koning Willem I als „bewijs der liefde die ik
der Glorie van Uwer Majesteits geslacht toedraag‟. Al-
dus het begeleidende adres. Het anoniem gepubliceerde
geschrift is opgedragen „aan eenen beschermheer die al-
les wat edel, goed, schoon of moedig is, met welgevallen
gadeslaat − eenen Beschermheer welke het de schrijver
niet wagen zal te noemen − terwijl zulks trouwens voor
iederen wel onderrigten Nederlander onnoodig zij‟.
De brochure is amusante lectuur. Neem alleen al het
in een virtuoos uitgesponnen bepaling van gesteldheid
ondergebrachte zelfportret waarmee Van Tetroode zijn
exposé begint:
136 Algemeen Handelsblad, 23-4-1840.
68
Van kindsbeen, en nu gedurende bijna eene halve
eeuw, zoo onafgebroken mogelijk, enkel geleefd
hebbende voor alles wat onder boek- en kunsthan-
del kan verstaan worden, de schoonste Europesche
bibliotheeken, tot bleek worden en blijven, hebben-
de doorsnuffeld; onder het gekraak der persen
(want toen kraakten zij nog) geboren; met de moe-
dermelk de looglucht der drukkerijen hebbende op-
geslurpt, en dus wat men noemt een boekdrukkers-
regimentskind (...).
De initiatiefnemers van de Maatschappij hebben geen
kaas gegeten van de boekhandel, „een vak dat als een
ander schaakspel bijna een wetenschap is‟. Hun onder-
neming is „een openbare, schandaalvolle verachtelijke
leugen‟, een „alleronhandigste naäping‟ van de Belgische
Société des Beaux Arts. De secretaris van de Maat-
schappij heeft de enormiteit begaan om Tijl Uilenspiegel
gelijkwaardig te noemen aan Cervantes‟ Don Quichotte.
Alsof de „enkel koddige Uilenspiegel‟ kan tippen aan Don
Quichotte, een werk „zoo vol hoogere strekking‟. Tijl Ui-
lenspiegel op één lijn te stellen met Don Quichotte is
hetzelfde als
Jan Steens Kiezentrekker naast de kinderprent van
Tetjeroen! [achttiende-eeuwse kwakzalver] Rubens
naast den uithangbordschilder! Waldorp en Nuijen
[bekende Haagse schilders] naast de glazenmaker
van den hoek. De olifant naast de vloo!
De minister van Binnenlandse Zaken baron De Kock liet
in zijn rapport aan de koning geen spaan heel van de
brochure, waarin „de menigte van kwetsende en hoo-
nende uitdrukkingen‟ gepaard ging met „volslagen ge-
69
brek aan gezonde redeneringen‟. De Kock adviseerde de
koning niet op de brochure en Van Tetroodes adres te
reageren. De koning beschikte conform: „Ter zijde leg-
gen.‟137
Intussen was Van Tetroode druk doende met zijn
plannen voor een „algemene nationale boekhandel‟, waar
volgens hem de gehele „Nederlandsche Boek-Industrie‟
veel baat bij zou hebben. Hij wilde een centraal, door
hem te beheren depot stichten, waar alle Nederlandse
uitgevers twee exemplaren van de werken uit hun fonds
zouden onderbrengen. Van Tetroode zou de boeken aan
collega=s of eindafnemers verkopen, met inachtneming
van de door de uitgevers vastgestelde minimumprijzen.
Zodra een boek was verkocht zou hij dat kenbaar maken
aan de desbetreffende uitgever, waarna deze direct over
de opbrengst kon beschikken en een vervolgexemplaar
insturen. Als vergoeding voor al zijn werkzaamheden en
het ter beschikking stellen van opslagruimte en kasten
verlangde hij van elke uitgever één exemplaar van al
zijn fondswerken. Die boeken zou hij in de loop van het
jaar te zijner bate veilen. Afgezien van „registreerkosten‟
voor vervolgexemplaren waren de opbrengsten van de in
depot gegeven boeken geheel voor de uitgever. Van Tet-
roode verplichtte zich het depot in elk geval tot februari
1844 te beheren. Bij opheffing van het depot kregen de
inbrengers hun boeken retour. Er zou een uit twee of
drie personen bestaande commissie worden ingesteld,
die de bevoegdheid bezat om op elk moment het depot-
beheer te controleren.
Van Tetroode stuurde een circulaire naar zijn colle-
ga‟s waarin hij zijn plannen ontvouwde. Hij kreeg toen
137 NA/Staatssecretarie inv. nr. 4596, K.B. van 27-5-1840/71.
70
te horen dat enkele „zeer solide boekhandelshuizen in
onderscheidene oorden van het vaderland, zoodanige
depôts zijn begonnen‟. Dat was even slikken, maar hij
troostte zich met de gedachte dat de betrokken collega‟s
deze depots als nevenwerkzaamheid exploiteerden, ter-
wijl hij er zijn hoofdactiviteit van wilde maken. Er was
nog een ander verschil: in tegenstelling tot deze concur-
renten wilde hij met zijn depot niet alleen collega‟s maar
ook het publiek bedienen. Alle partijen zouden er wel bij
varen:
Lees- en kooplust zullen belangrijk winnen, wan-
neer handel en publiek maar zeker zijn, oogenblik-
kelijk alle te ‟s Hage te kunnen krijgen.138
Van Tetroode zag al helemaal voor zich dat „met groote
gouden letteren de woorden ALGEMEENE NATIONA-
LE BOEKHANDEL voor mijne woning zullen te lezen
staan‟. Natuurlijk kwam er niets van het plan terecht, al
was het alleen maar omdat niemand vertrouwen in hem
had. Hij lag met veel collega‟s overhoop en was geen lid
van de ‟s-Gravenhaagsche boekhandelaarsvereniging.139
De verhoopte adhesiebetuiging van de Vereeniging ter
Bevordering van de Belangen des Boekhandels bleef
uit.140
De uitwerking van Van Tetroodes plan kan niet an-
ders dan krankjorum worden genoemd, maar het idee
138 UBA/HSS-mag. KVB BVa 119-63, circulaire Van Tetroode, mei
1840; ingezonden stuk van Van Tetroode in Nieuwsblad voor den
boekhandel, 4-6-1840. 139 GAG/Archief ‟s-Gravenhaagsche boekhandelaarsvereniging inv.
nr. 1, notulen ledenvergaderingen 1854-1865. 140 UBA/Archief KVB, 1840 dossier 7, plannen Van Tetroode.
71
zelf was zo gek nog niet. In een centraal boekendepot
school ontegenzeggelijk de oplossing voor een groot pro-
bleem waarmee de Nederlandse boekhandel had te
kampen. Tot de oprichting van het Bestelhuis − de voor-
loper van het huidige CB (Centraal Boekhuis) te Culem-
borg − in 1871 moest men zich behelpen met een om-
slachtig distributiestelsel. Uitgevers beschikten over een
netwerk van boekhandelaren („correspondenten‟) aan
wie ze hun fondswerken leverden. In 1851 had Van Tet-
roode bijvoorbeeld correspondenten in Middelburg, Am-
sterdam, Haarlem, Rotterdam, Delft, Gouda, Leiden,
Utrecht, Arnhem, Tiel en Leeuwarden.141 De correspon-
denten fungeerden ook als doorgeefluik voor de levering
aan andere boekhandels ter plaatse of in de regio. Door-
dat de correspondenten die bestellingen gewoonlijk op-
spaarden kon het gebeuren dat boekhandelaren in pro-
vincieplaatsen pas na maanden hun pakjes kregen toe-
gestuurd.142
In de eerste helft van de negentiende eeuw leverden
uitgevers soms voor rekening, wat inhield dat de boek-
handelaar het bestelde daadwerkelijk afnam. Meestal
werd echter een aantal exemplaren in commissie gege-
ven met recht van retour. Op die manier wentelde de
boekhandelaar het verkooprisico af op de uitgever, die
zich op zijn beurt vaak indekte door met intekenlijsten
te werken. Aan de hand daarvan stelde hij de oplage
vast en bij tegenvallende belangstelling ging de uitgave
niet door.143 Zo zag Van Tetroode in 1861 van een ge-
plande uitgave af omdat zich slechts honderden inteke- 141 Nieuwsbladblad voor den boekhandel, 4, 11 en 25-4-1851. 142 Van Delft e.a., paragraaf 3.3.3 en 4.3.1; Dongelmans, Immerzeel,
p. 151. 143 Dongelmans, Immerzeel, p. 155-157.
72
naren op het gelegenheidswerkje De Gothische Zaal
hadden aangemeld, terwijl hij er op duizenden had ge-
rekend.144
Het was gebruikelijk om na een jaar onverkocht
commissiegoed terug te sturen, maar daar werd vaak de
hand mee gelicht. In juli 1850 verzocht Van Tetroode via
een advertentie in het Nieuwsblad voor den boekhandel
de retournering van enkele titels die hij in de jaren
1820-1830 had verzonden „toen ik immer voor een /
10.000 in kommissie onder den handel had loopen, blij-
kens mijn boeken‟.145 Het retourstelsel zette niet alleen
de liquiditeit van de uitgevers onder druk, maar bracht
ook verzendkosten met zich mee en veroorzaakte veel ir-
ritaties vanwege beduimelde of beschadigde exempla-
ren.146 Typerend is Van Tetroodes briefje aan een cor-
respondent aan wie hij commissiegoed toezendt in het
volste vertrouwen dat dit zorgvuldig zal worden behan-
deld:
Sture mij gerust alles terug! Snijde men ook gerust
open, ‟t welk wel behoorlijk zal geschieden, of-
schoon ik dáárvan ook al, schadelijke, schandelijke
ondervindingen opdeê.147
Na 1850 leverden uitgevers steeds meer voor rekening,
waardoor de euvelen van de commissiehandel tot het
verleden gingen behoren.
144 Voor nadere details over deze mislukte intekening zie p. 195-
196. 145 Nieuwsblad voor den boekhandel, 5-7-1850. 146 Dongelmans, Immerzeel, p. 151. 147 UBA/HSS-mag. KVB BVa 119-64, Van Tetroode aan N.N., 8-9-
1872.
73
In de tijd dat Van Tetroode de Maatschappij van
Kunsten en Wetenschappen bestreed sprak hij zich ook
uit over een ander concurrentiegevaar dat de reguliere
boekhandel bedreigde: de hand over hand toenemende
colportageverkoop. De schrijver van een anoniem artikel
in het Nieuwsblad voor den boekhandel kaartte de kwes-
tie in mei 1840 aan. Hij trok van leer tegen de „onder-
kruipers‟ die een patent als boekhandelaar aanschaften
alleenlijk om van huis tot huis, de geheele stad
door, prospectussen en inteekenlijsten van uit te
komen werken rond te brengen en zoodoende den
eigenlijken boekhandelaar het gras (...) voor de voe-
ten wegmaaijen.
Uitgevers werden opgeroepen niet meer in zee te gaan
met colporteurs en hun prospectussen alleen aan regu-
liere boekhandelaren te sturen. 148 Van Tetroode rea-
geerde met een ingezonden stuk op dit artikel. Hij zag
niets in een sabotage van de colportageverkoop en sug-
gereerde in plaats daarvan twee alternatieve oplossin-
gen. De uitgevers zouden enkele procenten van de col-
portageverkopen aan de reguliere boekhandelaren kun-
nen uitkeren. Een andere mogelijkheid was dat de door
colporteurs verkochte boeken via gevestigde boekhande-
laren aan de klanten zouden worden uitgeleverd. Met
het geld dat de uitgevers daarmee bespaarden op de
traktementen van colporteurs − die immers niet meer de
boeken bij de klanten hoefden te bezorgen − konden ze
de boekhandelskorting financieren.
148 Nieuwsblad voor den boekhandel, 28-5-1840.
74
Volgens Van Tetroode hadden ook de gevestigde
boekhandelaren baat bij deze oplossingen „daar het pu-
bliek (...) veel gereder aan een‟ vreemden deszelfs lief-
hebberij toont dan aan den veelal min of meer ver-
smaadden winkelier‟. Hij baseerde deze opmerkelijke
bewering op eigen ervaringen. In 1826 had hij duizend
prospectussen laten drukken om Van der Maelens Atlas
universel de géographie physique, politique, statistique et
minéralogique (Brussel, 1827) aan de man te brengen.149
Die prospectussen en advertenties hadden hem vijftig
gulden gekost. Hij ging met de prospectussen langs de
huizen, maar het eindresultaat was bedroevend: slechts
drie intekeningen, waaronder één van hemzelf. Toen hij
een jaar later in een etablissement op de Pijpenmarkt
een glaasje zat te drinken, attendeerde iemand hem op
„een druk pratend heer‟. Het bleek een colporteur te zijn
die alleen al in Amsterdam meer dan honderd exempla-
ren van de atlas had weten te slijten. De volgende dag
liet de colporteur hem zijn register met intekenaren
zien. Van Tetroode trof daarin de namen aan van aller-
lei patriciërs bij wie hij zelf bot had gevangen!150
Reclame en marketing
Zijn geleur met de Van der Maelen-atlas bewijst al dat
Van Tetroode geen passieve winkelier was. In plaats
van zijn hoop alleen te vestigen op klanten die uit zich-
zelf naar binnen kwamen wandelen ondernam hij van
alles om zijn waren onder de aandacht van het publiek
te brengen. Af en toe ging hij met zijn boeken op stap om 149 Over deze uitgave: UBA/HSS-mag. 33 Dh 1 (Van Tetroode aan
de uitgever en geograaf Ph. van der Maelen, [1825]). 150 Nieuwsblad voor den boekhandel, 4-6-1840 (ingezonden stuk Van
Tetroode).
75
ze elders in een hotel of koffiehuis ter verkoop aan te
bieden. Dergelijke „uitpakkingen‟ voerden hem onder an-
dere naar Amsterdam, Rotterdam en Arnhem.151
Eind 1851 organiseerde Van Tetroode in zijn winkel
een aan „Flora en Pomona‟ gewijde verkooptentoonstel-
ling. Via een advertentie in het Nieuwsblad voor den
boekhandel nodigde hij zijn collega‟s uit om al hun boe-
ken over bloemen en planten „in commissie of voor een
paar dagen op beziens‟ naar hem op te sturen.152 Als we
hem op zijn woord mogen geloven liep de verkoop als
een trein. Binnen korte tijd was hij alles kwijt wat hij op
het botanisch gebied in huis had, waaronder een Dioscu-
rides-editie uit 1529.
Van Tetroode maakte veel reclame. In de jaren 1826-
1850 plaatste hij ongeveer 550 krantenadvertenties,
voornamelijk in de Opregte Haarlemsche Courant, het
Algemeen Handelsblad, het Journal de la Haye en het
Dagblad van ’s-Gravenhage. Hij adverteerde ook regel-
matig in het Nieuwsblad voor den boekhandel (vanaf
1834) en verspreidde daarnaast allerlei verkooponder-
steunend materiaal, zoals prospectussen, intekenlijsten,
catalogi, wekelijkse bulletins, visitekaartjes, circulaires
en „biljetten om voor de glazen [= winkelruiten] te plaat-
sen‟. Gelegenheden als Sinterklaas, Nieuwjaar en de
Haagse kermis liet de firma A.J. van Tetroode .niet on-
benut. Een biljet voor een speciale kermisactie begint
met de mededeling „dat er geen doelmatiger kermis-
geschenk kan uitgedacht worden dan een goed boek‟.
151 Journal de la Haye, 1-6-1839; Rotterdamsche Courant, 30-7-
1840; Amsterdamsche Courant, 28-4-1845. 152 Nieuwsblad voor den boekhandel (1852), p. 2.
77
Daarna volgt een greep uit het ruime assortiment om
aan te tonen „dat hier voor jong en oud, als ook voor rijk
en arm, voor den jongeling en het meisje, voor den gelet-
terde en voor minder begaafden gezorgd is‟.153
Meer dan eens wist Van Tetroode free publicity in
kranten te genereren. Die gratis reclame betrof vooral
zijn uitgaven over het koningshuis of andere vaderland-
se prominenten. In augustus 1851 was het Dagblad van
’s-Gravenhage hem ter wille door te berichten over de
toeloop van „vreemdelingen en landgenooten van aan-
zien‟ die recentelijk aankopen hadden gedaan in zijn
winkel. Onder die klanten waren „de heer Lee, kapitein
in Russische dienst, vorst en vorstin Trubetskoy, de rid-
der Jan Schouten, van Dordrecht, de heer St. Gras, van
Frankfurt, [en] Prins Wiasemsky‟.154
Op gezette tijden probeerde Van Tetroode particulie-
ren of collega-boekhandelaren via een spectaculair aan-
bod tot grootschalige aankopen over te halen. In 1863
hield hij een actie voor particulieren waarbij tegen beta-
ling van tien gulden „54 deelen van de meest beroemde
nieuwe romans en mémoires‟ franco werden toege-
stuurd. Daaruit mocht men er 27 uitkiezen en de rest
ongefrankeerd terugzenden.155 In 1852 adverteerde hij
153 UBA/HSS-mag. KVB PPA 646:15, bedrijfsdocumentatie A.J. van
Tetroode. 154 Dagblad van ’s-Gravenhage, 11-8-1851. Andere voorbeelden van
free publicity voor Van Tetroode: Middelburgsche Courant, 24-2-
1831, De Nederlander. Nieuwe Utrechtsche Courant, .16-1-1849; De
Grondwet, 10-12-1853; Dagblad van Zuidholland en ’s-Gravenhage:
3-3-1854, 10-6-1864 en 17-6-1865; Nieuw Amsterdamsch Handels-
en Effectenblad, 25-5-1861; Amsterdamsch Handels- en Effecten-
blad, 17-11 en 21-11-1863; Rotterdamsche Courant, 9-7-1855 en 22-
8-1857. 155 Nieuw Amsterdamsch Handels- en Effectenblad, 17-3-1863.
78
in het Nieuwsblad voor den boekhandel vijf keer met een
„buitengewoone aanbieding‟, bestaande in partijen van
vier- à vijfhonderd „vonkelnieuwe en onopengesneden‟
boeken.156 Hij bood ze zijn collega‟s aan met een korting
van 75 procent op de prijs voor particulieren (1000 à
1200 gulden per partij), maar uitzoeken was er niet bij.
De koper van een partij („een klein winkeltje vol‟) moest
genoegen nemen met de door hem gemaakte selectie:
Geene de minste verandering kan in dit stel ge-
maakt worden. Het een moet met het ander, het
gewoon goede bij het betere, het vroegere bij het al-
lerjongste blijven. Geen penning valt af te dingen.
Hij zei er ook bij wat zijn reden voor deze sensationele
actie was. Kieser kon het niet worden geformuleerd:
Geschiedende deze dringende aanbieding aan den
handel, schier enkel om na meer dan een derde
eener eeuw arbeids, van mijn weinige crediteuren
in den Hollandschen Handel kwitantie te erlangen,
onder betuiging van mijne erkentelijkheid aan die
weinigen.
Bepaald komisch zijn de advertenties waarmee Van Tet-
roode tot twee keer toe, in 1850 en 1861, heeft gepro-
beerd een winkeldochter aan een collega kwijt te raken.
Het ging om de uit het Engels vertaalde roman Leven en
avonturen van Valentijn Vox den buikspreker van H.
Cockton. 157 In 1840, het jaar dat de eerste Engelse druk
156 Nieuwsblad voor den boekhandel (1852), p. 136, 143, 160, 204,
237. 157 Dagblad van ’s-Gravenhage, 23-4-1845; Nieuwsblad voor den
boekhandel, 7-11-1850; (1861), p. 127, 135.
79
verscheen, kondigde de Haagse uitgever J.H. Bisschop
de Nederlandse vertaling aan, te publiceren in negen af-
leveringen. Die Nederlandse editie werd een fiasco,
hoewel het boek in Engeland een bestseller was. In 1899
stond het op de door The Daily Telegraph samengestelde
lijst van honderd beste negentiende-eeuwse romans.158
In 1845 kocht Van Tetroode „de voorhanden exempla-
ren voor zover die afgedrukt waren met de platen‟ voor
275 gulden, inclusief het kopijrecht. Hij verkocht slechts
één exemplaar „voor den vollen prijs‟ en bleef zitten met
een stapel afgedrukte vellen „op circa 10 à 12 riem neêr-
komend‟. In 1850 bood hij de hele handel, kopijrecht in-
cluis, aan voor 25 gulden minder dan hij er zelf voor had
betaald. Gegadigden werden uitgenodigd om drie dagen
bij hem te komen logeren. In die tijd konden ze de partij
collationeren. Hij zou ze bij die gelegenheid ook eens
vertellen „hoe ‟t komt dat ik daaraan geen geld heb kun-
nen verdienen‟. Kennelijk hapte niemand toe, want in
juli 1861 kwam hij met een nieuw voorstel. Ditmaal
vroeg hij zestig gulden voor het kopijrecht en de afge-
drukte vellen, maar dan moest de koper wel bereid zijn
om te gelegener tijd („tempore utili‟) zijn weduwe of kind
voor een derde te laten delen in de winst. De toekomsti-
ge eigenaar kreeg er nog het gratis advies bij om de on-
voltooid gebleven editie te completeren, „wat stellig eene
goede operatie zou wezen‟ òf een geheel nieuwe goedko-
pe editie uit te brengen. Een paar weken later volgde
weer een advertentie, waarin Van Tetroode om te be-
ginnen een vergissing in de eerste corrigeerde. Hij had
daar Valentijn Vox ‘een der beste werken van Dickens‟
genoemd, maar het was een roman van Cockton. Ver-
158 www.books.guardian.co.uk/top10s
80
volgens kwam hij terug op zijn advies om de bestaande
editie te completeren. Dit raadde hij nu af vanwege de
staat waarin de afgedrukte vellen verkeerden. Tenslotte
werd ook nog eens de bijkomende verkoopvoorwaarde
bijgesteld: de koper zou niet een derde maar de helft van
de winst moeten afstaan aan zijn nabestaanden. De le-
zers van het Nieuwsblad voor den boekhandel waren in
de loop der jaren gewend geraakt aan dergelijke curieu-
ze advertenties: echt weer iets voor die rare Van Tet-
roode!
Necrologie in het Nieuwsblad voor den boekhandel, 11-6-1875.
81
Hoofdstuk 2
IN MUZISCHE SFEREN
Muziek
Reeds als jongeman had Van Tetroode een grote culture-
le belangstelling. Dit blijkt onder andere uit zijn lid-
maatschap van Vooruitgang door Wetenschap, een met
Felix Meritis vergelijkbaar Amsterdams genootschap
dat departementen voor taal- en dichtkunde, tekenkun-
de en muziek omvatte.1 De door het muziekdepartement
verzorgde concerten zal hij zeker hebben bijgewoond, zo
niet als uitvoerende (zanger) dan toch als toehoorder.
Liefde voor de muziek kreeg hij van huis uit mee: zijn
moeder was de zangkunst zeer toegedaan.2 Tijdens de
Laurens Janszoon Coster-herdenking van 1823 maakte
Van Tetroode als tenor deel uit van het gelegenheids-
koor dat in de Haarlemse Sint Bavo een speciaal voor dit
feest gecomponeerde cantate uitvoerde. 3 Omstreeks
1825 gaf hij een bundel liederen met pianobegeleiding
uit, die bestemd was voor de Maatschappij van Toon-
kunde Onder de Zinspreuk Het Volmaakt Akkoord.
1 SAA/Archief van de Maatschappij Voorwaarts door Wetenschap
inv. nr. 97, jaarboekjes 1819-1827; Klinkeberg, p. 51-69. 2 Amsterdamsch Avond-blad, 20-11-1830 (recensie van Vrugt-con-
cert door Van Tetroode). 3 UBA/HSS-mag. KVB BVa/119-84, Van Tetroode aan N.N., 21-7-
1867; Loosjes, Gedenkschriften, p. 54-55, 417.
82
Vermoedelijk heeft Van Tetroode zelf meegezongen in
het aan dat genootschap verbonden koor. Later was hij
„eerste lid‟ van het Haagse zangkoor Harmonia, waar-
voor hij een in druk verschenen Wachtlied der Harmoni-
anen op de wijs van Die Wache am Rhein schreef. Hier-
uit het derde couplet, dat kenmerkend is voor de brave
opgewektheid die het repertoire van de Nederlandse lie-
dertafels toentertijd eigen was:
Brengt niet de tweede Donderdag
der maand, dien men beleven mag,
Aan ons, aan ons die reine vreugd,
Bij het mijden van al wat niet deugt?
Rein klink‟ ons lied, dan, wijd en zijd (bis)
Aan Vreugd en Deugd, altijd, altijd gewijd (bis).4
Het dagblad De Tijd roemde na Van Tetroodes overlij-
den zijn verdiensten op muzikaal gebied: „Als niet onbe-
gaafd toonkunstenaar zullen velen hem nog wel herin-
neren.‟5 Dat lijkt wat al te veel eer voor deze amateur-
musicus die zich ook aan het componeren waagde. Op
zijn naam staan enkele ongepubliceerde liederen op tek-
sten van de Duitse dichter Theodor Körner en een door
de Haagse componist-dirigent J.H. Lübeck gereviseerde
pianobegeleiding bij het lied Neerlands Koning en Ko-
ningin op een tekst van F.H. Greb (1840).6
Van Tetroode onderhield contacten met diverse com-
ponisten, onder wie zijn jeugdvriend Charles Lis (1784-
1845). In 1814 verhuisde Lis, Brusselaar van geboorte,
4 UBL/LTK 1795/24 nrs. 86-87. 5 De Tijd, godsdienstig en staatkundig dagblad, 10-6-1875 6 BGAG/Cm 113, stukken betreffende het museum Willem II (onge-
dateerde aantekening); Fondslijst A.J. van Tetroode nr. 208.
83
naar Nederland, waar hij van de muziek − tot dan toe
een liefhebberij − zijn beroep maakte. Na werkzaam te
zijn geweest in Amsterdam, Rotterdam en Den Haag
keerde hij terug naar België.7 In een brief uit december
1824 geeft de dan te Brussel woonachtige Lis Van Tet-
roode te kennen dat hij hun „ancienne amitié musicale‟
warm wil houden nadat ze elkaar vijf jaar geleden voor
het laatst hadden ontmoet. Hij stuurt hem een kopie
van zijn O Salutaris Hostia in de hoop dat deze eucha-
ristische hymne door Van Tetroodes bemiddeling in Ne-
derland wordt uitgevoerd. Lis schakelde zijn vriend ook
in voor het verzamelen van intekenaren op zijn in afle-
veringen te publiceren romances, waarvoor hij zelf „tant
bien que mal‟ de platen graveerde. Lis maakte van de
gelegenheid gebruik om Van Tetroode op te wekken zijn
„folies de jeunesse‟ achter zich te laten en net als hij in
het huwelijk te treden. Hij zelf prees zich gelukkig een
echtgenote te hebben gevonden die zich niets aantrok
van de lasterpraatjes die over hem de ronde deden: hij
zou drie kinderen hebben bij een vrouw die van hem was
gescheiden „parceque j‟avois une maladie honteuse‟ en
zich in Brussel schuilhouden om zich te onttrekken aan
schuldeisers in Den Haag, bij wie hij voor 14.000 gulden
in het krijt stond.8
Van Tetroode, die zich met hart en ziel overgaf aan
the gentle art of making enemies, had tegelijk een sterke
neiging tot het bewonderen van bekende personen. Di-
verse musici werden het object van zijn verering. Nadat
de Amsterdamse componist Aron Wolff Berlijn in 1843
door Willem II was benoemd tot ridder in de orde der
7 Biographie Nationale, dl. 12, kol. 291-293. 8 UBA/HSS-mag. 33 Cz 1, Ch. Lis aan Van Tetroode, 25-12-1824.
84
Eikenkroon publiceerde Van Tetroode een door hem ge-
schreven Feest-groet op rijm, waarin zowel Berlijn als de
koning lof werd toegezwaaid.
Nog grotere bewondering koesterde Van Tetroode
voor de tenor Willem Pasques de Chavonnes Vrugt, hof-
en kamerzanger van Willem I en II. Vrugt, een voorma-
lige makelaar die om zijn schulden af te lossen beroeps-
zanger was geworden, verwierf ten tijde van de Belgi-
sche Opstand nationale bekendheid als vertolker van
het Wien Neêrlandsch bloed en andere vaderlandslie-
vende liederen. In het door hem uitgegeven Amsterdam-
sch Avond-blad wijdde Van Tetroode een lyrische recen-
sie van drieënhalve bladzijden aan een Vrugt-concert
dat hem tot tranen toe bewogen had. In het bijzonder
was hij getroffen door Vrugts vertolking van het Wien
Neêrlandsch bloed. De regel „De plek waar onze wieg
eens stond‟ − waar Vrugt het „zacht gehobbel der wieg‟
imiteerde − bracht hem „in eene verrukking, zoo als ik
nimmer gevoeld hebbe‟.9
Tussen Vrugt en Van Tetroode ontstond een levens-
lange vriendschap. In de zestien jaar dat ze beiden in
Den Haag woonden − Vrugt verliet de Residentie in
1853 − bezochten ze elkaar vaak. Toen Vrugt aan popu-
lariteit inboette ging Van Tetroode hem, net als zichzelf,
zien als „een onverdiend lijdend hart‟.10 Beiden deelden
ook een grenzenloze verering voor Willem II. Eiken-
kroonridder Vrugt was de trotse bezitter van een „auto-
graphe‟ van de koning. Van Tetroode probeerde hem dit
document af te troggelen, maar Vrugt wilde het relikwie
9 Amsterdamsch Avond-blad, 20-11-1830. 10 UBA/HSS-mag. KVB BVa/119-84, Van Tetroode aan N.N., 21-7-
1867.
85
van zijn „immortel bienfaiteur‟ niet kwijt, zelfs niet „pour
cent mille livres sterling‟.11 In 1847 veilde Van Tetroode
een collectie bladmuziek van Vrugt, die door geldnood
tot die verkoop zal zijn gedwongen. 12 Door Vrugts ver-
huizingen, eerst naar Amsterdam en later naar Haar-
lem, verwaterde het contact. In juli 1867 nodigde de zie-
ke en straatarme Vrugt Van Tetroode uit naar Haarlem
te komen om hem voor de laatste maal de hand te druk-
ken („Ik gevoel maar al te wel dat mijn leven met rasche
schreden ten einde loopt‟) en herinneringen op te halen
aan die goede, oude tijd toen Willem II nog leefde:
Versnoep een paar guldentjes om aan deze wensch
van uwen ouden vriend te voldoen; aan plezier-
retourtreinen ontbreekt het niet.13
Het is onbekend of de berooide Van Tetroode daarvoor
geld heeft kunnen en willen vrijmaken. Veel haast was
er trouwens niet bij, want Vrugt bleef nog ruim drie jaar
leven.14
Het verhaal gaat dat Van Tetroode de ontdekker is
geweest van Rosa de Vries-van Os, een in Den Haag ge-
boren en getogen zangeres die een schitterende carrière
in het buitenland maakte. Van die ontdekking bestaan
verschillende lezingen. Een daarvan is dat Van Tetroode
op een dag voorbij een huisje kwam, waar hij een meisje
prachtig hoorde zingen. Bij navraag bleek het een kind
11 TIN/BRCHAVOO5, W. Pasques de Chavonnes Vrugt aan Van
Tetroode, 20-6-1851. 12 Dagblad van ’s-Gravenhage, 30-4 en 16-6-1847. 13 TIN/BRCHAVOO8, W. Pasques de Chavonnes Vrugt aan
Van Tetroode, 30-7-1867. 14 Over de vriendschap Van Tetroode-Vrugt zie verder Matthey, De
vaderlandse zanger, p. 176-180.
86
uit een arm gezin te zijn. Geld om haar een zangoplei-
ding te laten volgen was er niet. Van Tetroode legde het
geval voor aan Willem II, een groot operaliefhebber. Gul
als altijd bekostigde de koning Rosa‟s studie.15
Volgens een in 1860 gepubliceerde levensbeschrijving
van de zangeres is de toedracht heel anders geweest. De
anonieme auteur vertelt hoe Rosa, een joods meisje,
zong tijdens een bruiloft ten huize van de bewaarder
van de joodse begraafplaats op de grens tussen Den
Haag en Scheveningen. Haar stem maakte grote indruk
op de voorbijgangers, onder wie zich toevallig ook Wil-
lem II bevond. Teruggekomen in het paleis liet hij na-
gaan wie de zangeres was, waarna Rosa „son auguste
patronage‟ ten deel viel en aan het conservatorium van
Parijs kon gaan studeren.16
Blijkens archiefonderzoek berusten beide lezingen op
mythevorming. Rosa heeft in 1843 zélf de koning ver-
zocht haar een stipendium toe te kennen voor een studie
in Parijs. Zij was op dat moment als koorlid verbonden
aan de Koninklijke Franse Schouwburg in Den Haag.
Willem II won advies in bij de schouwburgcommissie,
die beaamde dat Rosa met „eene schoone krachtvolle
stem en eene gelukkige musicalische organisatie is be-
gunstigd‟. Onder deskundige leiding zou zij zich kunnen
ontwikkelen „tot eene zeer verdienstelijk zangeresse‟.
Een studie aan het conservatorium in Parijs was daar-
toe de meest aangewezen weg. Overeenkomstig het ad-
vies van de commissie gaf de koning haar een toelage
15 Riko, p. 117; Schwencke, p. 201-202. 16 N.N., Rosa de Vries, p. 5-6.
87
van driehonderd gulden per kwartaal plus een reiskos-
tenvergoeding van 150 gulden.17
Rosa de Vries-van Os had haar carrière dus niet aan
Van Tetroode te danken. Wel is er later contact tussen
hen beiden geweest. In november 1859 vroeg hij haar
hem „eene som aan te vertrouwen‟, vermoedelijk met het
oog op het uitgeven van haar portret. Namens Rosa
hield haar echtgenoot, de zanger D. de Vries, de boot af:
„voor het oogenblik‟ wilde zij geen gebruik maken van
zijn diensten, later mogelijk wel.18
In de jaren 1849-1852 onderhield Van Tetroode nau-
we betrekkingen met de toen in Den Haag verblijvende
vorst Nikolai Borissowitsj Galitzin alias Golizyn (1794-
1866), een familielid van Dmitri Aleksejewitsj Galitzin,
de vroegere ambassadeur van Rusland in Den Haag
(1768-1798). Nikolai Galitzin verwierf eeuwige roem als
de opdrachtgever van Beethovens vermaarde drie laat-
ste strijkkwartetten op. 127, 130 en 132. Hij volgde een
militaire carrière en combineerde dat met allerlei muzi-
kale activiteiten: cello spelen, muziekkritieken schrijven
en componeren.19
In zijn Haagse tijd zat Galitzin krap bij kas. In een
briefje uit juni 1849, dat hij door een bediende bij Van
Tetroode liet bezorgen, vraagt hij nog even uitstel van
betaling „de la petite note‟. Hij moet bekennen „que je
n=ai pas le sous‟. Begin 1850 verklaart hij nog steeds niet
in staat te zijn te voldoen „à votre juste reclamation‟,
maar er kan elk moment een geldzending uit Rusland
17 NA/Kabinet des Konings inv. nr. 189, K.B.‟s van 11-9-1843/44 en
8-10-1843/3. 18 UBA/HSS-mag. 23 Dd/1, D. de Vries aan Van Tetroode, 8-11-
1859. 19 Die Musik in Geschichte und Gegenwart, dl. 16, kol. 504-505.
88
komen. Kort daarop bestelt hij bij Van Tetroode − die
ook in muziekinstrumenten handelde − een gitaar om
een door hem gecomponeerd gitaarduet uit te proberen.
Hij wil er dezelfde prijs voor te betalen als voor de gitaar
die hij eerder bij Van Tetroode heeft gekocht. In april
1850 is de openstaande rekening nog steeds niet voldaan
en wordt Van Tetroode gepaaid met de mededeling dat
hij volgende week zijn boodschappenjongen langs moet
sturen: hij verwacht namelijk deze week 500 franc te
ontvangen, maar weet niet precies op welke dag. Een
half jaar later is het geld er nog steeds niet.20
In de kringen van de Haagse bohème maakte Galitzin
kennis met een zonderlinge figuur: vrijheer Philip(s) von
Roesgen von Floss (1817-1894), die tot zijn eervol ont-
slag in 1849 werkzaam was bij de Luxemburgse kanse-
larij in Den Haag en daarna als ambteloos burger door
het leven ging.21 Roesgen voerde onder andere de titels
„chevalier du Saint Empire‟ en „phil.nat. & metaph. dr.‟.
Door zijn ouderwetse kleding en eigenaardige manier
van lopen − parmantig stappend als een haan − trok hij
op straat veel bekijks. Roesgen frequenteerde het Café
Français op het Plein, waar hij zich mengde in het ge-
zelschap van de jonge schilders en andere bohemiens die
daar vaak bijeenkwamen. Hij was een enorme opschep-
per die tot groot vermaak van zijn toehoorders de wild-
ste verhalen vertelde over zijn prestaties als militair,
magnetiseur, componist, schilder, duellist, hoveling, ja-
ger en spion. Om deze snoever af te straffen organiseer-
20 UBA/HSS-mag. 69 S 1-5, N. Galitzin aan Van Tetroode, juni
1849, januari 1850, februari 1850, april 1850, oktober 1850. 21 Over Roesgen zie: Van Dongen, 140-145; De Haes, 121-129; Ha-
zewinkel, p. 191, 201 (portret); Matthey, Het duel, p. 319-321; Han-
delingen gemeenteraad Den Haag (1865), p. 128.
89
de de schildersbent een duel, waarbij buiten medeweten
van Roesgen de pistolen met los kruit werden geladen.
Toen zijn in het complot betrokken tegenstander ter
aarde stortte, dacht Roesgen dat hij hem gedood had en
sloeg in paniek op de vlucht.
Galitzin heeft Roesgens heldendaden, waaronder het
schertsduel, bezongen in een „chanson drolatique‟ met de
titel Les Florsades du très illustre chevalier du Saint-
Empire Romain Flors von Pappelmoss, membre de l’an-
cien chapitre-equestre de la haute noblesse immédiate de
l=Empire, Grand-Maître de l’Ordre des Templiers, Com-
mandeur de l’Ordre du Cygne Noir, chambellan honorai-
re de plusieurs cours!!! etc. etc. etc.22 Elk van de 23 cou-
pletten („Florsades‟) is gewijd aan een van Roesgens ver-
richtingen. Het tiende couplet behandelt bijvoorbeeld
zijn prestaties als jager. Niet alleen raakte hij ooit met
één schot vijftig patrijzen
Mais ce qu‟il y a de fort étrange
Et de diabolique à voir,
Qu‟en tombant les perdreaux changent
En un énorme CANARD!
De titelpagina van Les Florsades vermeldt geen auteur,
uitgever en plaats van uitgave. Het lied is uitgegeven
zonder de bijbehorende, door Galitzin gecomponeerde
muziek. De bibliotheek van de UvA bezit een manu-
script van de tekst en muziek, plus enkele aan Van Tet-
roode gerichte brieven over de gang van zaken rond de
22 Het enig bekende exemplaar bevindt zich in de Koninklijke Bibli-
otheek te Den Haag.
91
uitgave.23 Uit die correspondentie blijkt dat een door Ga-
litzin geheimzinnig als „mon individu‟ en „monsieur B...‟
aangeduide persoon had toegezegd de drukkosten op
zich te nemen. Van Tetroode zou de contacten met de
drukker verzorgen. Toen het drukken niet wilde vlotten
werd de onbekende financier ongeduldig. Op een be-
paald moment dreigde hij zelfs zich terug te trekken
wanneer hem niet binnen een paar dagen de overeenge-
komen tweehonderd exemplaren zouden worden be-
zorgd. Kennelijk is Van Tetroode erin geslaagd deze
plooien glad te strijken.
Vermoedelijk heeft Galitzin het lied in samenwerking
met Van Tetroode geschreven. In elk geval liet hij aan
hem de keuze tussen bepaalde tekstvarianten. In de
oorspronkelijke versie worden de held van het verhaal
en de coupletten achtereenvolgens aangeduid als „Rouch
von Flors‟ en „Flossades‟. In een latere versie is „Rouch
von Floss‟ vervangen door „Floss von Pappelmoss‟. Uit-
eindelijk werd gekozen voor „Florsades‟ en „Flors von
Pappelmoss‟, dit „pour ne pas trop s‟exposer à la colère
du très illustre‟. Het valt echter te betwijfelen of de woe-
de van Roesgen door deze aanpassingen is gedempt.
Toneel
Net als de muziek genoot het toneel Van Tetroodes bij-
zondere belangstelling, zowel zakelijk als privé. Onder
zijn kennissen telde hij de nodige kopstukken uit de
theaterwereld, onder wie de acteur Rosier Faassen, de
23 UBA/HSS-mag. 69 S 7-14, april 1852 en z.d. In de desbetreffende
map bevindt zich ook het manuscript van een uit vijf coupletten be-
staande Prédiction faite à l’illustre chevalier Flors von Pappelmos
où il est dit qu’il sera rossé, fossé et encaissé, s’il ne cessait de faire
des folies et des procès (69 S 15).
92
vaudevillezanger Eduard Bamberg en de directeur van
de Amsterdamse Stadsschouwburg Johannes Tjasink.24
In zijn Haagse tijd onderhield hij intensieve contacten
met de directies van de twee gezelschappen die de
schouwburg aan het Korte Voorhout bespeelden: een
Nederlandse troep, die bekend stond als „de Hollandse
Schouwburg‟, en een Frans gezelschap, het Théâtre
Français de la Haye alias de Franse Schouwburg. Van
Tetroode frequenteerde de voorstellingen van beide ge-
zelschappen.
Van 1846 tot 1853 was de befaamde toneelspeler An-
ton Peters directeur van de Hollandse Schouwburg. Be-
gin 1850 verscheen bij Van Tetroode een werkje met een
door Peters voorgedragen nieuwjaarswens en een lof-
dicht op Peters, hoogstwaarschijnlijk van Van Tetroode
zelf.25 Mogelijk was die uitgave een wederdienst voor
een door Peters „eens en voor altijd‟ gedane toezegging
dat Van Tetroode met zijn vrouw en dochter gratis de
voorstellingen van de Hollandse Schouwburg mocht be-
zoeken. Van Tetroode moest daarvoor wel elke keer van
te voren vrijkaartjes bij hem ophalen omdat Peters zon-
der toestemming van de intendant niet bevoegd was een
passe-partout af te geven. Op een keer schreef Van Tet-
roode hem dat hij om vijf uur een bediende zou sturen
voor de kaartjes. De bediende trof Peters op dat tijdstip
niet aan en keerde onverrichterzake terug. Van Tet-
24 UBA/HSS-mag. 31 Aw 2, R. Faassen aan Van Tetroode, 11-2-
1850; TIN/BRFAAR002, R. Faassen aan Van Tetroode, 29-11-1850;
UBA/HSS-mag. 2 O 3, E. Bamberg aan Van Tetroode, 13-5-1857;
UBA/HSS-mag. 22 Ag 4, J. Tjasink aan Van Tetroode, 21-9-1857;
TIN/BRTJA0001, BRTJA0005, J. Tjasink aan Van Tetroode, 14-10-
1857, 28-9-1871. 25 Fondslijst A.J. van Tetroode nr. 169.
93
roode voelde zich geschoffeerd en schreef een woedende
brief aan Peters, die hem op zijn beurt de les las: hij liet
zich niet als een kwajongen commanderen en verzocht
„vriendelijk en beleefdelijk mij niet zulke overdrevene,
ongegronde en onbegrijpelijke briefjes te schrijven‟.26
Naar eigen zeggen stond Van Tetroode op goede voet
met de directeuren van de Franse Schouwburg, in het
bijzonder met Jean Chrétien Valois, Louis Jahn en Emi-
le Marck. In zijn bezit was een foto van Jahn, op de ach-
terkant waarvan hij aantekende dat hij deze afbeelding
had laten maken „uit achting, om nooit eenig exemplaar
te verkoopen‟.27 Ooit gaf een niet nader aangeduide di-
recteur van de Franse Schouwburg hem een gouden pot-
lood „voor niet onbelangrijke diensten‟ die hij aan het to-
neel had bewezen. Waarin die diensten hadden bestaan
krijgen we niet te horen.28
Jean Chrétien Valois en zijn vrouw Wilhelmina Va-
lois-Sablairolles waren in Tetroodes ogen „echte kunste-
naars, edele menschen, waardig door edelen te worden
beschermd‟.29 Wilhelmina − actrice en zangeres − eerde
hij in mei 1855 met een afzonderlijk uitgegeven lofdicht,
vermoedelijk ter gelegenheid van een jubileum.30 Even-
als Peters voorzag Valois Van Tetroode van vrijkaart-
jes.31 De ene dienst was een andere waard: in juli 1858
26 KB/76 E 28/23, A. Peters aan Van Tetroode, 14-5-1849 en z.d.;
UBA/HSS-mag. 31 De 8, A. Peters aan Van Tetroode, 1850. 27 UBA/Pr. F 4190. 28 Nawoord bij de herdruk van Van Tetroodes gedicht Doggersbank
gehuldigd door den Koning 5 augustus 1843. 29 UBA/HSS-mag. 22 Q 4, ongedateerde aantekening. Over het
echtpaar Valois-Sablairolles zie Van Gelder, p. 87 (portretten), 114. 30 UBA/Port. ton. 4\0 I-24. 31 UBA/HSS-mag. 22 Cj-8, J.C. Valois aan Van Tetroode, maart
1863.
94
verzocht Valois Van Tetroode om bij de komende ge-
meenteraadsverkiezingen zijn stem uit te brengen op
een kennis van hem, D. Leon.32
Van Tetroode was niet vies van de relletjes die van
tijd tot tijd in de Haagse schouwburg uitbraken. Regel-
matig werd daar de boel op stelten gezeten door jongelui
uit de hoogste kringen, al dan niet in samenwerking met
de uit hoeren en maintenées bestaande demi-monde die
in het theater vertier zocht.33 Nadat de dames zich in
september 1865 weer eens hadden misdragen wilde de
politie ze in één loge onderbrengen „als in een hok‟, maar
door het gezamenlijk verzet van jeunesse dorée en demi-
monde ging dat niet door. Van Tetroode maakte een ge-
dicht op dit voorval en liet het drukken. Het verscheen
onder de titel Protêt en faveur des Camelia’s tracassées
en was ondertekend met het pseudoniem Triboulet (de
hofnar van Lodewijk XII en Frans I). De nar hoont de
„noir puritain farouche‟ die onschuldige camelia=s ver-
trapt. Het gedicht was snel uitverkocht. De bij het inci-
dent aanwezige „gentlemen‟ namen het bij stapeltjes te-
gelijk af.34
Bij Van Tetroode waren veel portretten van toneel-
spelers en musici te koop, waaronder ook uitgaven van
hemzelf.35 Een van de door hem vereerde actrices van
wie hij een portret op de markt bracht was Elizabeth
Stoopendaal-van Elten. Bij haar afscheid op 1 april 1862
32 UBA/HSS-mag. 22 Cj-6, J.C. Valois aan Van Tetroode, 11-7-1858. 33 Het weekblad Asmodée van 21 januari 1869 bevat een levendige
beschrijving van zo=n door de demi-monde getrapt relletje. Het des-
betreffende artikel is overgenomen in Maas, p. 64-65. 34 UBA/HSS. BVa 119-61 (exemplaar met aantekeningen van Van
Tetroode). 35 Fondslijst A.J. van Tetroode nrs. 231-242, 244, 253, 261-263, 267.
95
prees Van Tetroode haar omdat zij „zonder den minsten
zweem van trots‟ er altijd in was geslaagd „wat de fran-
schen noemen het quant à moi te bewaren. (...) Zonder
in het minst ooit bijtend of liefdeloos te wezen ontglip-
pen haar ligt de vernuftigste luimige opmerkingen van
een juister oordeel getuigende‟.36 Van Tetroode roemde
bij die gelegenheid ook haar liefdadigheid. Zelf had hij
meermalen daarvan geprofiteerd, maar na haar afscheid
van het toneel ontbraken haar de middelen om hem te
helpen: „Konde ik vroeger u soms van dienst zijn, thans
ben ik daar niet meer toe in staat.‟37
Helemaal idolaat was Van Tetroode van de Italiaanse
tragedienne Adelaïde Ristori (1822-1906), die in de jaren
1859-1869 een aantal keren Nederland heeft aangedaan.
In haar memoires vertelt ze over de overweldigende ont-
vangst die haar bij haar eerste bezoek aan Nederland, in
juni 1859, ten deel viel. Dit verraste haar des te meer
omdat „les Hollandais ont la réputation d‟être d‟un natu-
rel froid et peu accesible à l‟enthousiasme‟. In Amster-
dam, waar de tournee begon, zouden er meer dan 20.000
mensen op de been zijn geweest om haar toe te juichen.
Volgens Ristori heeft Willem III, toen hij van die op-
komst hoorde, gezegd: „C‟est peu pour une révolution, −
pour une démonstration c‟est trop.‟ In Den Haag woonde
de koning meermalen haar voorstellingen bij.38
In een brief aan Thorbecke uit december 1865 memo-
reert Van Tetroode „het heerlijke van Ristori‟ dat hij de
36 BGAG/H s 168, aantekeningen Van Tetroode, 1862. 37 BGAG/H s 168, E. Stoopendaal-van Elten aan Van Tetroode, on-
gedateerd (1862 of later). 38 Ristori, p. 239-240.
96
avond tevoren heeft genoten.39 Hij verkocht allerlei por-
tretten van haar, waaronder exemplaren met „auto-
graphische handteekening (...) door de groote kunstena-
res aan mij uitsluitend verstrekt‟.40 Hij maakte ook een
vertaling van het drama Marie-Antoinette, dat Paolo Gi-
acometti speciaal voor Ristori had geschreven. De verta-
ling zelf, die vermoedelijk was gebaseerd op een Franse
versie, is niet gepubliceerd. Wel verscheen er in 1869 bij
de Haagse uitgever W. Carpentier een synopsis van het
stuk, waarin naar Van Tetroodes vertaling wordt ver-
wezen.
Van Tetroode vertaalde nog meer toneelstukken,
waaronder Gaston van Frankrijk; of De man met het ij-
zeren masker (1850) van Arnould en Fournier en De ar-
men van Parijs (1857) van Brisebarre. Op 71-jarige leef-
tijd zette hij zich nog aan het vertalen van Victor Hugo‟s
Le roi s’amuse, wat hem ertoe bracht zichzelf te vergelij-
ken met „Haydn, de heilige Haydn‟, die op ongeveer de-
zelfde leeftijd zijn oratoria De schepping en De jaargetij-
den componeerde. Vergeefs probeerde hij Kruseman er-
toe over te halen deze Hugo-vertaling uit te geven.41
Van Tetroode verkocht toneelstukken in allerlei talen.
In een advertentie uit oktober 1850 laat hij weten „dat ik
meer dan 3000 diverse, Hollandsche, Hoogd.[uitsche],
Fransche, Italiaansche, Engelsche, Spaansche, ja Russi-
sche toneelwerkjes voorhanden heb‟. Collega‟s die to-
39 NA/Coll. Thorbecke inv. nr. 80, Van Tetroode aan J.R. Thorbecke,
5-12-1865. 40 Nieuwsblad voor den boekhandel (1860), p. 116; (1865), p. 248;
(1866), p. 58. 41 UBL/LTK 1795/22 nr. 54, Van Tetroode aan A.C. Kruseman, 14-
8-1867; UBL/LTK 1795/22 nr. 56, Van Tetroode aan A.C. Kruse-
man, 20-8-1867.
97
neelstukken uitgaven werden dringend verzocht die als
commissiegoed toe te sturen omdat dit genre bij hem
goed liep.42 In 1874 had hij „op en om 5000 toneelstuk-
ken‟ in huis.43
In zijn laatste levensjaren bracht Van Tetroode nog
de energie op een grote verzameling toneelstukken aan
te leggen. Uit de in april 1869 bij Van Stockum geveilde
bibliotheek van de Haagse letterkundige S.J. van den
Bergh (1814-1868) kocht hij „een aantal der voornaamste
nummers‟ op toneelgebied. Na die aanwinst probeerde
hij via een advertentie in het Nieuwsblad voor den
boekhandel zijn verzameling uit te breiden met stukken
„zoo van vroeger als later‟.44 Van Stockum hielp hem in
1871 „al heel edel‟ aan zes à zevenhonderd „werkjes
waarbij meest aller vroegere‟. Een jaar later kocht hij
van de gebroeders Hack in Den Haag nog een partij van
zeven à achthonderd stuks „waarbij veel nieuwere‟. Met
hulp van de Koninklijke Bibliotheek maakte hij van de
collectie een beredeneerde catalogus onder de titel Bij-
drage tot de geschiedenis des toneels in Europa, speciaal
het Nederlandsche, in verband met dat der Grieken en
Romeinen en het actueele Fransche. 45 Het manuscript
van deze niet in druk verschenen catalogus is verloren
gegaan.
Van Tetroode is zelf ooit in een door het gezelschap
van J.C. Valois opgevoerd kermisstuk ten tonele ge-
voerd. Naar de letterkundige en boekhandelaar Boele
42 Nieuwsblad voor den boekhandel, 3-10-1850. 43 Nieuwsblad voor den boekhandel (1874), p. 64. 44 Nieuwsblad voor den boekhandel (1860), p. 111. 45 UBL/LTK 1795/24 nr. 87, Van Tetroode aan A.C. Kruseman, 26-
8-1871; UBL/LTK 1795/25 nr. 23, Van Tetroode aan A.C. Kruse-
man, 27-4-1872.
98
van Hensbroek zich meende te herinneren was dat in
1868 of 1869:
Een tafereel stelde den Kneuterdijk voor met den
toen pas geboren tram. Onder de wandelaars be-
vond zich ook „Toon Tetteroo‟, gevolgd door een
hoop straatjongens, zoowel door het publiek als
door den echten Toon, op den tweeden rang harte-
lijk toegejuicht.46
Uit zijn brieven treedt Van Tetroode naar voren als een
eeuwige jammeraar. Maar hij kon dus ook om zichzelf
lachen.
Poëzie
Van de Nederlandse schrijvers uit de eerste helft van de
negentiende eeuw was Bilderdijk de meest spraakma-
kende. Hij werd zowel verafgood als hartgrondig ver-
foeid. Van Tetroode hoorde tot de bewonderaars. Hij be-
schouwde Bilderdijk en Vondel als de twee grootste Ne-
derlandse literatoren. 47 Een jaar na Bilderdijks dood
schreef de Amsterdamse literator en directeur van poli-
tie Samuel Wiselius op Van Tetroodes verzoek een
rouwvers voor een portret van de dichter.48
Van Tetroode bezat een grote collectie Bilderdijkiana,
die hij in september 1846 uit geldnood liet veilen. In de-
ze verzameling bevonden zich „de allerzeldzaamste stuk-
ken en meest zeldzaam zich voordoende bestpapieren
exemplaren van eenige van ‟s grooten Mans voortbreng-
46 Boele van Hensbroek, p. 289. 47 [A.J. van Tetroode], Lettre à Asmodée. Gravenhage, [1847]. 48 Fondslijst A.J. van Tetroode nr. 224.
99
selen‟.49 Later legde Van Tetroode een nieuwe Bilder-
dijk-collectie aan. In 1853 bood hij deze voor / 200.- aan
zijn collega=s aan, onder de conditie „deze opzameling
niet te sloopen, maar te completeren‟. Naar het schijnt
vond hij een koper die deze voorwaarde accepteerde.50
Net als Bilderdijk bediende Van Tetroode zich graag
van het motto „Nec spe, nec metu‟ (Zonder hoop, zonder
vrees).51 Hij had trouwens het nodige met het Haarlems
orakel gemeen. Beiden waren theatraal, opvliegend,
chronisch verongelijkt en behept met een enorm zelfme-
delijden. Als dichter heeft Van Tetroode zich duidelijk
door Bilderdijk laten inspireren. De bombast waar Bil-
derdijk berucht om is, tiert in Van Tetroodes gedichten
even welig.
Van Tetroode was ook een bewonderaar van Tollens,
zag althans brood in deze zeer populaire volksdichter. In
1853 heeft hij hem proberen te strikken voor zijn fonds,
maar Tollens ging niet op de invitatie in:
Het verzen maken kost mij thans moeite en ik doe
het bijna niet meer.
Van Tetroode incasseerde de afwijzing manmoedig en
bezwoer Tollens toch nog iets aan de drukpers toe te
49 Catalogus van boeken (...) welke zullen verkocht worden door en
ten huize van A.J. van Tetroode (...) op woensdag 23 september 1846
en volgende dagen (...). De Bilderdijk-collectie onder nr. 1099 is be-
schreven in een bijlage bij deze catalogus. Advertentie voor deze
veiling in Algemeen Handelsblad, 22-9-1846. 50 Nieuwsblad voor den boekhandel (1853), p. 108, 112, 140. 51 NA/Coll. Thorbecke inv. nr. 83, Van Tetroode aan J.R. Thorbecke,
11-6-1868.
100
vertrouwen „al was ‟t bij mijn ergsten vijand‟.52 Negen
dagen na Tollens‟ overlijden publiceerde hij een rouw-
dicht van de Antwerpenaar Jan van Ryswyck onder de
titel Tollens. Lauwer op zijn graf. Van Tetroode voegde
er een voorwoord aan toe, waarin hij met de hem eigen
grootspraak Van Ryswyks gedicht „als een der schoonste
lauweren, ooit op eenig graf gelegd‟ betitelde.
Op 18 januari 1844 stuurde Van Tetroode vanuit de
gevangenis aan de koning een door hem uitgegeven ge-
dicht van zijn vriend Frederik Hendrik Greb op de ne-
gentiende januari 1844, de verjaardag van Anna Pau-
lowna.53 Hij looft het vers als „une des plus chaleureuses
et en même tems des plus élegantes que la Lyre Néer-
landaise ait produites [sic] depuis longtems‟. Hoe kon
het ook anders want „Greb n‟est il pas le protégé de Vo-
tre Majesté et ... le mien?‟.54 In maart 1843 vroeg An-
dringa de Kempenaer hem de groeten te doen „au grand
Greb‟, van wie Van Tetroode hem zulke „belles lignes‟
had toegezonden.55 De auteur van de Physiologie van
Den Haag − toegeschreven aan de letterkundige dr.
W.J.A. Jonckbloet − vond Grebs poëzie oersaai. Dat
blijkt uit de venijnige opmerking waarmee hij zijn be-
schrijving van de met rariteiten volgestouwde beneden-
verdieping van het Mauritshuis besluit:
52 UBA/HSS-mag. 22 Aj 17, H. Tollens aan Van Tetroode, 18-11-
1853; Van Tetroode aan H. Tollens, 18-11-1853. 53 In naslagwerken wordt vaak 18 januari als de geboortedag van
Anna Paulowna genoemd, maar de koninklijke familie vierde haar
verjaardag op de negentiende (mededeling drs. Fieke Julius, Ko-
ninklijk Huisarchief). 54 KHA/Archief Willem II inv. nr. VI c.T, 4, Van Tetroode aan Wil-
lem II, 18-1-1844. 55 KB/132 C 42, R.L. Andringa de Kempenaer aan Van Tetroode, 19-
3-1843.
101
Neen, niets is verveelender dan een bezoek in zulk
een museum. − Ja wel, toch, het lezen der gedich-
ten van Greb.56
Greb was net als Van Tetroode doodsbenauwd voor revo-
luties, getuige bijvoorbeeld het volgende couplet uit zijn
gedicht 1848:
Vergrijsd Europa! welk een tijd is aangebroken!
ô Oude Wereld! werd uw vonnis uitgesproken,
En zult ge in ‟t worst‟len ondergaan?
Het oproer schokte uw= grond met ontembre woede;
De God des Oorlogs dreigt, en slaat u met zijn roe-
de;
Verarming, wanhoop grijnst u aan!57
In 1845 gaf Van Tetroode een gedicht van Greb uit
waarin de Willem II-verering wordt gecombineerd met
een aanval op radicale republikeinse journalisten als
Eillert Meeter, die de euvele moed hadden de koning te
bekritiseren:
Alleen op Nederlandschen grond,
Waar hij [Willem II] den hoogsten lof mogt vragen,
Kruipt addrenbroedsel in het rond,
En durft dien held, dien vorst belagen,
En spuwt zijn gif op orde en wet
Vóór nog het regt zijn kop verplet.58
56 [W.J.A. Jonckbloet], p. 41. 57 Greb, p. 120. 58 Fondslijst A.J. van Tetroode nr. 150. Van deze uitgave is geen
enkel exemplaar bekend. Drie strofen van het gedicht worden aan-
gehaald in De Ooijevaar, 13-7-1845.
102
Waarop Meeter zijn vroegere vriend Greb in het door
hem geredigeerde weekblad De Ooijevaar dreigend toe-
sprak, daarbij insinuerend dat Van Tetroode een mou-
chard (spion) van de geheime politie was:
Wij verzoeken echter, mijnheer Greb, u waarschu-
wende dat gij thans onder uwe vrienden (!) mou-
chards telt, u voortaan minder regtstreeks uit te
laten, wilt gij de mededeeling van zekere geheimen
niet uitlokken, die heel Nederland verstomd zou-
den doen staan.59
Een groot deel van de poëzietitels uit zijn fonds publi-
ceerde Van Tetroode zonder enige auteursaanduiding of
onder een pseudoniem (T.T., N.N.E.E., Een Oud Am-
sterdammer, thans elders, Triboulet, F. Grönig, enz.).
Waarschijnlijk zijn alle anonieme gedichten van hem
zelf. In veel gevallen kon zijn auteurschap met zeker-
heid of daaraan grenzende waarschijnlijkheid worden
vastgesteld aan de hand van persoonlijke toespelingen
in het gedicht of andere aanwijzingen.60
Ruim de helft van de poëzietitels uit het Van Tet-
roode-fonds is gewijd aan leden van het Oranjehuis en
daaraan geparenteerden: Willem de Zwijger (2), koning
Willem I (4) en zijn echtgenote Wilhelmina van Pruisen
(2), koning Willem II (22), zijn dochter Sophie (3) en
echtgenote Anna Paulowna (3), koninklijk paar Willem
59 De Ooijevaar, 13-7-1845. 60 Van Tetroode heeft zelf verklaard dat de met ****** onderteken-
de gedichten van hem zijn (Nieuwsblad voor den boekhandel (1863),
p. 202; Amsterdamsch Handels- en Effectenblad, 18-11-1863). Over
zijn pseudoniemen zie ook: Van Doorninck, dl. 1, kol. 25-26, 212,
435; De Kempenaer, kol. 663.
103
Titelpagina van een door Van Tetroode geschreven en uitgegeven
gedicht op prinses Sophie, dochter van koning Willem II en Anna
Paulowna. ‟s-Gravenhage, 1847. Fondslijst A.J. van Tetroode nr.
160.
104
II en Anna Paulowna (3), Anna Paulowna‟s broer tsaar
Nicolaas I (1), koning Willem III (2), koninklijk paar
Willem III en Sophie van Wurtemberg (2), hun zoon
kroonprins Willem (1), Wilhelm I van Wurtemberg, de
vader van koningin Sophie (1), Willem III‟s broer prins
Hendrik (1) en diens schoonvader Karel Bernhard van
Saksen-Weimar (1).
Allerlei gelegenheden werden aangegrepen om de
Oranjeliefde in dichtvorm te betuigen, zoals verjaarda-
gen, bruiloften, huwelijksjubilea, inhuldigingen en rei-
zen naar het buitenland. Als uitgever volgde Van Tet-
roode het vorstelijk wel en wee op de voet. Zo publiceer-
de hij in februari 1843 een vers over het ziekbed van
Willem I. Het gedicht Juichtoonen uit begin maart be-
zingt het einde van zijn ziekbed:
Hij is hersteld, de Vorst, ééns Neêrland‟s dierbre
Koning!
Weer is het Feest in ‟s-vorsten hal!
De vreugde was van korte duur. Na het overlijden van
Willem I op 12 december 1843 gaf Van Tetroode een
Lijkzang uit.
Het op 8 maart 1842 te Den Haag gesloten huwelijk
van prinses Sophie, dochter van Willem II en Anna Pau-
lowna, met Karel Alexander August Johann van Sak-
sen-Weimar-Eisenach was uiteraard goed voor een
feestzang. Kort na de bruiloft verliet het bruidspaar het
land, naar aanleiding waarvan Van Tetroode een af-
scheidsgedicht uitgaf. Hij was bijzonder gesteld op prin-
105
ses Sophie.61 Toen zij in 1847 na een bezoek aan Neder-
land weer naar Duitsland afreisde dichtte hij:
De vijver-zwaan vouwt nu haar pluimen zaam,
Als droef gestemd en wars van ‟t vrolijk zingen.
Geen blijde galm roept meer Sophia‟s naam,
Langs ‟t grijze duin van ‟t minnend Scheveningen.
De dichter zinspeelt op contacten tussen hem en de
prinses:
Uw Vorstenzin, Uw liefde voor de Kunst
Daalde op mijn werk met eedle goedheid neder.
Naar aanleiding van het bezoek van tsaar Nicolaas I
aan Nederland in 1844 schreef Van Tetroode een Frans-
talig gedicht. Volgens zijn aartsvijand Meeter beging hij
daarbij een flater:
Iemand uit het gevolg van de keizer vertelde mij
dat Tetroode, aangezien hij de enige in Den Haag
was geweest die de keizer gedrukte verzen had ge-
stuurd, schitterend zou zijn beloond, als daar niet
twee dingen tegen waren geweest; namelijk in de
eerste plaats zijn slechte reputatie en ten tweede
het feit dat hij in enkele van zijn kruiperige strofen
het woord Tsaar had gebruikt, waar naar ik bij die
gelegenheid hoorde de hooghartige tirannen van dit
half-barbaarse keizerrijk een enorme hekel aan
hebben. Zodat hij tenslotte maar vijftig gulden
kreeg, de kleinste fooi die de keizer gaf aan iemand
61 O.a. blijkens UBA/HSS-mag. BVa 119/64, Van Tetroode aan N.N.,
8-9-1872.
106
die ook maar iets meer was dan een gewone bede-
laar.62
Vanwege zijn Oranje-gedichten noemde Meeter hem „de
hoftroubadour van Zijne Majesteit Willem II‟.63 Tegen
Meeters insinuatie dat hij voor die gedichten werd be-
taald, heeft Van Tetroode zich onder andere verweerd in
een aantekening bij zijn gedicht Mijn lied in 1863 ter
herdenking van het herstel van de onafhankelijkheid in
1813:
Geen mensch, geen kasboek in eenig paleis of waar
ook, kan aanwijzen dat mij ooit éénen penning te
dier zake [= voor Oranje-gedichten; curs. Van T.]
gereikt zijn.
Integendeel, hij had deze en andere vaderlandslievende
gedichten „bij honderden‟ gratis onder de armen ver-
spreid, waarmee een „belangrijke som‟ was gemoeid ge-
weest. Nadere bijzonderheden daaromtrent geeft Van
Tetroode in een aantekening bij de tweede druk van de
Zilveren bruilofts-zang ter gelegenheid van het huwe-
lijksjubileum van Willem III en Sophia van Wurtem-
berg. De eerste druk van dat vier bladzijden tellende ge-
dicht bedroeg duizend exemplaren, waarvan er in de pe-
riode 18-30 juni 1864 minstens vijfhonderd waren uitge-
deeld „aan hulpbehoevenden, kreupelen, blinden beider
kunne‟. Daarna had hij er nog eens driehonderd gratis
weggegeven. Enkele exemplaren waren verkocht voor
vijftig cent en vijfentwintig cent, een groter aantal voor
tien cent. De eerste oplage had hem aan papier, drukken
62 Meeter, p. 225. 63 Meeter, p. 226.
107
en advertenties ongeveer vijftien gulden gekost. Het
netto-rendement bedroeg uiteindelijk nog geen vijf gul-
den, maar hij smaakte wel de voldoening dat de hulpbe-
hoevenden hem waren komen bedanken. Waarmee weer
eens bewezen was dat armen en gebrekkigen „heele en
rijke harten (en zeer warme ook) in de schamel gedekte
borst hebben‟. Na deze vaststelling volgt een imposante
volzin waarin Van Tetroode zichzelf tegelijkertijd affi-
cheert als slachtoffer, beschermeling én beschermheer.
Even diep ademhalen:
De Auteur-Editeur van dit Liedeken, door zeer on-
deugenden, bitter verdwaasden, bespottelijk hoo-
vaardigen, ergerlijk brooddronkenen, onbegrijpelijk
onbeschaamden, op hunne oogenbliklijk betere for-
tuin verwatenen, op geürsurpeerden momentaneele
reputatie pratten niet naar behooren behandeld,
maar immer tot compensatie, inzonderheid juist
ook dezer dagen, door de Voorzienigheid en op aar-
de door Edelen van hart en geboorte, op uitmun-
tende wijze begunstigd en vereerd, meende zulks
niet beter te kunnen huldigen dan op zijne beurt
Beschermheer te wezen.
De hier en elders zo uitbundig geëtaleerde onzelfzuch-
tigheid laat onverlet dat Van Tetroode gedichten ge-
bruikte als breekijzer om zich toegang te verschaffen tot
de hoogste kringen. Daarvan getuigen ook gedichten
over en/of opgedragen aan de ministers Van Rijk, Van
Hall, De Jonge van Campens Nieuwland en Huijssen
van Kattendijke.
Na de brand op 8 januari 1844 in de ambtswoning
van de minister van marine J.C. Rijk aan het Lange
Voorhout maakte Van Tetroode een gedicht op deze ge-
108
beurtenis en droeg dat aan de minister op.64 Het vers
prijst Rijk om zijn standvastigheid. In plaats van te
jammeren had hij na de ramp uitgeroepen: „God dank!
De mijnen zijn gered!‟ Van Tetroode, die altijd alles op
zichzelf betrok, verbindt in het gedicht zijn eigen lot met
dat van Rijk:
Zoo heb ik al den ramp der aarde,
Als jongling en als man gekend.
Het jaar daarvoor had hij enkele van zijn vaderlandslie-
vende uitgaven als presentexemplaren aan Rijk toege-
zonden, wat gehonoreerd was met een bedankbriefje. In
1847 bedankte Rijk hem voor een tweede zending.65 Zes-
entwintig jaar later liet Van Tetroode deze twee vol-
strekt onbeduidende bedankjes in facsimile afdrukken
in de herdruk van de „lierzang‟ Vlissingen. Julij 1843,
waaraan hij ook zijn persoonlijke herinneringen aan
Rijk toevoegde. Het gedicht is gewijd aan het uitzeilen
van de marinevloot uit de haven van Vlissingen. De
Haagse dichter hoorde pas later dat de expeditie niet
was doorgegaan. Niettemin gaf Van Tetroode de lier-
zang uit, met voorin het verzoek aan de lezer „het ge-
stelde als eene vergefelijke licentia poetica [= dichterlij-
ke vrijheid]‟ te beschouwen.
Aan het overlijden van minister van marine W.J.C.
Huijssen van Kattendijke in februari 1866 wijdde hij
een rouwdicht van acht regels. De verklarende aanteke-
ningen nemen veel meer ruimte in beslag. Zo bevat noot
64 Fondslijst A.J. van Tetroode nr. 144. Over deze brand zie Wal-
deck, p. 179. 65 De originelen van deze brieven bevinden zich in het IISG, archief
De Bosch Kemper inv. nr. 33.67.
109
2 de mededeling dat de „steller van dit schriftje‟ vijftig
jaar eerder de eer had „bekend te wezen bij ‟s Mans va-
der, zijne Excellentie den heer Hofmaarschalk H.v.K.‟.
In noot 5 onthult Van Tetroode dat hij „die zelf gaarne
hulp betoont, zoo ver zijne, helaas! zeer zwakke ver-
mogens strekken‟ ooit eens een anonieme brief aan de
overledene had gestuurd met het verzoek de nabestaan-
den van een zeeman te helpen. En ziet: „Reeds den vol-
genden dag werd dat huisgezin door eene weldaad ver-
blijd.‟66
In april 1844 publiceerde Van Tetroode zijn lofdicht
op minister Van Hall, die kort tevoren het grootste suc-
ces uit zijn carrière had geboekt: de voltekening van de
controversiële geldlening ter sanering van de enorme
staatsschuld. Van Tetroode voorspelde dat Van Halls
naam met „gouden letterschrift‟ in het geschiedboek zou
worden bijgeschreven. Ook dit keer kon hij het niet la-
ten zichzelf in verband te brengen met degene die hij
bezong:
Het diepst besef heb ik van arbeid en mislukken
Zij troffen mij zoo vaak op heel mijn levenstogt;
Maar ‟t reuzen-reddingswerk aanschouwde ik met
verrukken
En ‟k juichte, daar ‟t den Held zoo schoon gelukken
mogt!67
Na Van Halls dood (1866) is Van Tetroode uit een ander
vaatje gaan tappen. In een brief uit 1868 aan zijn colle-
ga-boekhandelaar Hurau vertelt hij Van Hall ooit te
hebben gedagvaard omdat deze weigerde onbetaalde re-
66 Fondslijst A.J. van Tetroode nr. 196. 67 Fondslijst A.J. van Tetroode nr. 146.
110
keningen uit de jaren 1825-1830 te voldoen. Van Hall
vocht de vorderingen aan, scheurde zelfs de dagvaarding
kapot maar kwam uiteindelijk toch over de brug
daar deze Ware [onderstreping Van T.] baron68 niet
wilde dat tegen ‟s Edelen Konings onwaardige reg-
terhand een regterlijk-formeel infamerend vonnis
werd geslagen om in Arnhemmer en andere leelijke
Couranten te worden getrompet. En hoe flaauw ge-
droeg zich, toen de roede van de billen was, de
voormalige rood republikeinsche hansworst Baron
later tegen mij! UE. weet hij stierf idioot: aan mij
alleen heeft hij dat misschien verdiend.69
Beeldende kunst
Van Tetroodes meest gedenkwaardige verrichting op het
gebied van de beeldende kunst heeft bestaan in zijn
verwoede pogingen om na de dood van Willem II diens
schilderijencollectie geheel of gedeeltelijk in stand te
houden. De koning liet bij zijn dood een schuld van maar
liefst 4,5 miljoen gulden na. Toen bekend werd dat de
erfgenamen zich gedwongen zagen de kunstverzameling
van de overledene te verkopen, schreef Van Tetroode
een pamflet waarin hij de bevolking opriep tot een red-
dingsactie.70 Koste wat kost moest het uiteenvallen van
de collectie worden voorkomen. Het ging immers om een
„kunsttrophee, over welks minste gedeelte het geniale
oog van den Veldheer-Kunstenheld persoonlijk is ge-
gaan‟. Het al dan niet in standhouden van de galerij was
68 Van Hall was in 1856 in de adelstand verheven met de titel ba-
ron. 69 UBA/HSS-mag. BVa 120/21, Van Tetroode aan J.N. Hurau, 13-8-
1868. 70 Fondslijst A.J. van Tetroode nr. 42.
111
Door Van Tetroode uitgegeven portret van Koning Willem II. Ano-
nieme litho. ‟s-Gravenhage, 1849. Fondslijst A.J. van Tetroode nr.
249.
112
niet, zoals sommigen beweerden, een particuliere aange-
legenheid van de Oranjes maar een „familiezaak des
Volks‟. De met het behoud gemoeide kosten mochten
geen belemmering vormen: „Het land is zo rijk dat de
benodigde gelden makkelijk kunnen worden opge-
bracht.‟ Met name voor Amsterdam, met zijn „nog zoo
magtige Beurs‟, lag hier een schone taak.
Van Tetroode trekt in het pamflet van leer tegen nou-
veaux riches die te krenterig zijn om grote kunstcollec-
ties aan te leggen. De galerij Willem II is alleen al daar-
om bijzonder omdat er in Nederland verder alleen maar
„lieve, kleine verzamelingen, meestal van moderne
Kunst‟ zijn te vinden. De koning schafte werken van
grootheden als Murillo, Velasquez, Da Vinci en Del Sar-
to aan, maar tegen buitenlandse meesters
heerscht juist, hier te lande, vooringenomenheid.
Alle verkoop van Spaansche en Italiaanse mees-
ters, sloeg immer hier tegen. Dááraan doen onze
tegenwoordige nabobs niets. Aan de Vlaamsche en
Fransche scholen weinig. Aan onze Hollandsche ...
iets!
Omstreeks 1850 zat de Nederlandse kunsthandel in een
dip. Van Tetroode schreef dat toe aan de paniek die de
Februarirevolutie van 1848 had teweeggebracht. Schil-
derijen van een beroemdheid als Andreas Schelfhout
gingen toen in Amsterdam voor een prikje van de hand.
Doordat Nederlandse verzamelaars het lieten afweten,
konden Engelsen zich meester maken van de Hobbe-
ma‟s, Ruysdaels en Bols uit de collectie van de in 1845
overleden minister van buitenlandse zaken baron Ver-
113
stolk van Soelen: „Albion heeft dan ook mooi spel bij zij-
ne plunderzucht‟, aldus een verbitterde Van Tetroode.
Het pamflet besluit met een oproep aan het ruiter-
standbeeld van Willem van Oranje dat Willem II had la-
ten opstellen bij paleis Noordeinde, tegenover de goti-
sche galerij waar zijn kunstverzameling was onderge-
bracht:
ô Gij Verheven Wachter, dien HIJ bij den ingang
plaatste! bronzen Ruiter! stort van uw voetstuk bij
de ontvoering der eerste schilderij van koning Wil-
lem-Twee!!
Toen duidelijk werd dat de veiling van de schilderijen
hoe dan ook zou doorgaan bedacht Van Tetroode een
plan om een deel van de verzameling aan te kopen en
onder te brengen in een nieuw te stichten kunsthandel
„onder de titel Museum Willem Twee‟. Deze onderne-
ming zou moeten worden gefinancierd uit een startkapi-
taal van 15.000 à 25.000 gulden, bijeen te brengen door
investeerders die bereid waren voor minstens honderd
gulden te participeren. Van Tetroode was niet geïnteres-
seerd in de kostbaarste stukken die onder de hamer
zouden komen. Hij geloofde stellig dat er tijdens de vei-
ling een aantal schilderijen ver beneden de marktwaar-
de zouden worden toegeslagen. Die koopjes moesten de
beginvoorraad vormen van het Museum Willem Twee.
Het „museum‟ was primair bedoeld voor de verkoop van
de ingekochte werken maar zou daarnaast ook dienen
voor het houden van een permanente tentoonstelling
„waar iedere kunstkenner zijn werk, iedere kunsthan-
delaar zijne goederen aan het oordeel des Algemeens en
aan den kooplust zal kunnen onderwerpen‟. Van de uit
114
de galerij van Willem II te verwerven schilderijen zou-
den er enkele buiten de verkoop worden gehouden om
als pronkstukken van de tentoonstelling te dienen.
Hoewel Van Tetroode potentiële geldschieters probeerde
te verleiden met het vooruitzicht op flinke rendementen
presenteerde hij het Museum Willem Twee ook als een
ideële instelling die beoogde „een beschermende hand te
reiken aan den kunst, den kunstenaar, den kunsthandel
in het algemeen, waarbij de Vaderlandsche bijzonderlijk
op den voorgrond zullen staan‟.
Van Tetroode wierp zichzelf op als directeur van het
Museum Willem Twee, dit op grond van zijn jarenlange
ervaring in de kunsthandel, een vak waarin hij „bij
vriend en vijand eenigen naam van onvermoeidheid en
geschiktheid heeft verworven‟. Volgens zijn plan zou de
directeur geheel naar eigen inzicht aan- en verkopen
mogen doen, maar voor zijn financiële beleid wel ver-
antwoording moeten afleggen aan een raad van commis-
sarissen. In het gebouw waar het Museum Willem Twee
zou worden gehuisvest wilde Van Tetroode ook zijn win-
kel met boeken, prenten en bladmuziek onderbrengen.
Om belangenverstrengeling te voorkomen zou hij alleen
nog in zijn hoedanigheid van museumdirecteur kunst-
werken verhandelen. De firma A.J. van Tetroode en het
Museum Willem Twee moesten immers strikt geschei-
den ondernemingen blijven. Als directeur zou Van Tet-
roode geen salaris ontvangen en zelf het benodigde per-
soneel betalen. Wel bedong hij vrijstelling van huur en
een percentage van de verkopen.
In zijn uitvoerige prospectus treedt Van Tetroode in
allerlei comptabele details (zoals staatjes van dividen-
115
den en provisies) en juridische finesses.71 Hij had ook al
een onderkomen voor het Museum Willem Twee op het
oog: een locatie naast paleis Noordeinde. De eigenaar
van het pand, „den edelen, kordaten A.D. Kruseman‟,
was tot medewerking bereid en aanvankelijk leek Van
Tetroode ook succesvol bij het interesseren van geld-
schieters. Ex-minister van marine J.C. Rijk tekende in
voor tweehonderd gulden en de steenrijke W.D.A.M. ba-
ron van Brienen van de Groote Lindt, een van de meest
vooraanstaande Hagenaars, beloofde „eene belangrijke
bijdrage‟ zodra Van Tetroode „een zeker getal in-
teekenaars zou vereenigd hebben‟.72 Ook de architect El-
linkhuizen deed een dergelijke toezegging.
Tetroode hoopte op medewerking van het Koninklijk
Instituut van Wetenschappen, Letteren en Schoone
Kunsten. Evenals hij vond De Vierde, aan de kunsten
gewijde Klasse van dit instituut het wenselijk dat de
schilderijenverzameling van Willem II „in haar geheel, of
ten minste voor een aanzienlijk deel, als een nationaal
museum voor het Vaderland behouden bleef‟. 73 Toen
Van Tetroode in juni 1850 hoorde dat de Klasse dit ver-
langen via een adres aan de Tweede Kamer kenbaar zou
maken bood hij de heren zijn diensten aan. Bij die gele-
genheid beloofde hij de Klasse een lithografisch portret
van de koning te zullen sturen „op eigenaardige wijze in
glas en karton gevat, en verrijkt door Zijn Handschrift
en een fragment van het ridderlint door Hem in 1848 ge-
71 Een exemplaar van het prospectus in NHA/Koninklijk Instituut
inv. nr. 132/174, bijlage bij Van Tetroodes brief aan de Vierde Klas-
se, 27-7-1850. 72 Fondslijst A.J. van Tetroode nr. 141, p. 4-5. 73 NHA/Koninklijk Instituut inv. nr. 132/172, Verslag Tweede Ka-
mer, zitting van 28-6-1850.
116
gedragen‟.74 Vijf weken later stelde hij de Klasse op de
hoogte van zijn plan tot de oprichting van een kunst-
handel onder de naam Museum Willem Twee. De Klasse
vond de prospectus „vrij wijdloopig‟ en zag niets in het
project. Niet alleen werd een kapitaal van 25.000 gulden
te gering geacht voor de aanschaf van belangrijke stuk-
ken maar bovendien had men totaal geen fiducie in de
ontwerper van het plan.75 De leden van de Klasse ston-
den niet alleen in hun scepsis. Behalve de eerder ge-
noemde sympathisanten hebben zich naar het schijnt
geen andere investeerders aangemeld. Om zijn droom
toch een beetje waar te maken heeft Van Tetroode toen
maar zijn eigen winkel tot Museum Willem Twee ge-
bombardeerd.
Al dan niet uit hoofde van zijn activiteiten als kunst-
handelaar onderhield Van Tetroode contacten met Ne-
derlandse schilders als Hendrik Knip („voortreffelijk
teekenaar van landschappen met dekverf, waarin hij
schier uniek is‟),76 Cornelis Kruseman,77 Bartholomeus
van Hove,78 David Bles,79 Joseph Bles,80 Arie Lamme,81
Cornelis Hoevenaar, 82 Joseph Hartogensis 83 en Louis
74 NHA/Koninklijk Instituut inv. nr. 132/170, Van Tetroode aan de
Vierde Klasse, 21-6-1850. 75 NHA/Koninklijk Instituut inv. nr. 145, notulen Vierde Klasse 29-
7-1850. 76 UBA/HSS-mag. 13 Y, H.J. Knip aan Van Tetroode, z.d. [1843]. 77 UBA/HSS-mag. 13 Br 3, C. Kruseman aan Van Tetroode, 1848. 78 UBA/HSS-mag. 11 Ax 2, B.J. van Hove aan Van Tetroode, 14-5-
1854. 79 UBA/HSS-mag. 3 Ao 3, D. Bles aan Van Tetroode, oktober 1863. 80 UBA/HSS-mag. 3 O, J. Bles aan Van Tetroode, 4-2-1860. 81 UBA/HSS-mag. 14 h 1, A.J. Lamme aan Van Tetroode, 22-12-
1857. 82 Zie noot 89.
117
Meijer.84 De Haagse schilder Anthony Offermans was
een boezemvriend van hem.85 Als habitué van het Café
Français in Den Haag zal hij ook zijn omgegaan met
schilders als Wijnand Nuijen, Antonie Waldorp en Sam
Verveer, die daar vaak kwamen.
Omstreeks 1845 begon Van Tetroode in zijn winkel
tekeningen, schilderijen, beeldjes („statuettes‟), afgiet-
sels en andere kunstvoorwerpen te verkopen. In een ad-
vertentie uit augustus 1846 biedt hij tekeningen aan
„tant de la vieille école hollandaise que d‟artistes con-
temporains‟. Desgewenst konden belangstellenden de
werken thuis op zicht krijgen.86 De maand daarop ad-
verteerde Van Tetroode met „oude prentkunst‟ van onder
anderen Dürer, Goltzius en Rembrandt. 87 Weer een
maand later kondigde hij een verkoopexpositie van
kunstwerken aan, in het bijzonder ingelijste tekeningen
van een dertigtal kunstenaars onder wie Bles, Andries-
sen, Bosboom, Bos, Offermans en Waldorp.88
De schilderijen en tekeningen in Van Tetroodes win-
kel waren meestal door de makers in consignatie gege-
ven. Enige details over de consignatieverkoop zijn te
vinden in de correspondentie tussen de Utrechtse schil-
der Cornelis Hoevenaar en Van Tetroode. Een klant had
Hoevenaar 140 gulden voor een tekening geboden. Hoe-
venaar vond dat te weinig en gaf het werk in consignatie
bij Van Tetroode. Een paar maanden later kwam de
83 UBA/HSS-mag. 9 Bl 3, J. Hartogensis aan Van Tetroode, 15-10-
1864. 84 Zie Fondslijst A.J. van Tetroode nr. 278. 85 GAG/Bibliotheek Cm 113, gedichtjes van Offermans op Tetroode,
1850 en z.d. 86 Journal de la Haye, 6-8-1846. 87 Dagblad van ’s-Gravenhage, 4-9-1846. 88 Journal de la Haye, 23-10-1846.
118
liefhebber terug bij Hoevenaar en toonde zich nog steeds
geïnteresseerd. Hoevenaar wilde geld zien en vroeg
daarom Van Tetroode zelf de tekening voor 140 gulden
te kopen of deze aan hem terug te sturen. Van Tetroode
retourneerde daarop de tekening. In de verkoop van an-
dere werken die Hoevenaar bij hem in consignatie had
gegeven zat eveneens weinig schot. In november 1857
tekende Hoevenaar een kwitantie voor de ontvangst van
geretourneerde schilderijen ter waarde van 1600 gul-
den.89
Op een reclamebiljet uit juli 1853 beveelt Van Te-
troode zich aan bij „heeren kunstenaars‟ om hun werken
te veilen of uit de hand te verkopen. Hij zegt toe bij ver-
koop in auctie of uit de hand nooit meer dan tien procent
provisie te zullen vragen, terwijl „zaken van belang te-
gen veel minder soms worden geplaatst‟. Voor in consig-
natie gegeven werken die onverkocht bleven waren geen
kosten verschuldigd. Voor onverkochte werken bij een
veiling zou de inbrenger hoogstens 2,5 procent van de
geschatte waarde worden berekend. „Ervarene taxa-
teurs‟ van het Museum Willem Twee stonden klaar om
tegen vergoeding van „een onbeduidend percentje‟ in het
hele land taxaties te verrichten.90
Het grootste succes bij het veilen van kunstwerken
boekte Van Tetroode aan het begin van zijn carrière,
met de auctie Brentano. De Amsterdammer Johan
Brentano (1753-1821) was een internationaal befaamde
kunstverzamelaar, die bij testament zijn nalatenschap
grotendeels had bestemd voor de oprichting van een ka- 89 UBA/HSS-mag. 10 Ao 1-3, C. Hoevenaar aan Van Tetroode, 3-8,
9-8 en 12-8-1857; 10 Ao 4, kwitantie Hoevenaar, 16-11-1857. 90 NA/Coll. Thorbecke inv. nr. 66, Van Tetroode aan J.R. Thorbecke,
2-4-1855 (inliggend reclamebiljet).
119
tholiek oudemannenhuis.91 De schilderijen werden ge-
veild in mei 1822, de rest van de collectie (voornamelijk
boeken, prenten en tekeningen) een maand eerder. Van
wat toen onder de hamer kwam kunnen ze bij Sotheby‟s
en Christie‟s tegenwoordig alleen nog maar dromen.
Onder de 411 geveilde schilderijen waren tal van top-
stukken, waaronder – als we de toeschrijvingen mogen
geloven − een Jeroen Bosch, drie Rafaëls, drie Ruben-
sen, vijf Titiaans, vijf Reni‟s, een Da Vinci en alle grote
Nederlandse meesters uit de zeventiende eeuw (drie
Rembrandts). De beschrijvingen in de catalogus − ver-
moedelijk vervaardigd door Van Tetroode zelf − omvat-
ten de materiaalsoort, de afmetingen, het jaar van ver-
vaardiging (indien bekend) en een nadere typering. Een
Caravaggio heet bijvoorbeeld „krachtig gepenseeld‟, een
Cranach „aandoenlijk van voorstelling‟ en een Hals
(„Vrolijke knaap in Spaanse kleding op de luit spelende‟)
wordt aangeprezen als „goed van teekening en meester-
lijk van uitdrukking‟. De veiling Brentano bracht 95.000
gulden op, een spectaculair bedrag dat volgens Van Tet-
roode geheel aan zijn kwaliteiten als veilingmeester was
te danken: „Alles bewerkt door mij.‟92
91 Over Brentano en zijn collectie zie De Wolf, p. 27-29, 40. 92 UBA/HSS-mag. KVB BVa 111/96, Van Tetroode aan A.J. Servaas
van Rooyen, 5-4-1871.
120
Hoofdstuk 3
REPUBLIKEINENVRETER
EN WILLEM- II VEREERDER
Van Tetroode groeide op in een tijd van oorlog, revolutie
en buitenlandse overheersing. Velen hielden daar een
trauma aan over: dat nooit weer. Het Oranjehuis bood
in hun ogen de beste garantie voor het behoud van de
rust die in 1813 met het herstel van de onafhankelijk-
heid was weergekeerd. Als katholiek was Van Tetroode
een vreemde eend in de bijt van Oranjeklanten. In zijn
tijd werd immers de Oranjeliefde min of meer gemono-
poliseerd door het protestantse volksdeel. Vooral de
protestantse lagere middenstand zag de Oranjevorst als
vader van het nationale huisgezin.1 Dat vertrouwen op
de Oranjes kon echter de angst voor nieuwe omwente-
lingen niet wegnemen. Eind augustus 1830, met het
uitbreken van de Belgische Opstand, werd die vrees nog
bewaarheid ook. In de jaren veertig kreeg het schrik-
beeld van een revolutie opnieuw voedsel toen er als ge-
volg van misoogsten en een aardappelziekte hongerop-
roeren uitbraken. Links-radicale journalisten als Mee-
ter, Van Bevervoorde, Van Gorcum en De Haas speel-
den op de sociale onrust in. Van Tetroode bond met hen
1 Van Eijnatten, p. 4-22.
121
de strijd aan, waarbij over en weer met modder werd
gesmeten.
Naar het schijnt kreeg Van Tetroode tijdens zijn verblijf
te Parijs in 1827 de vuurdoop als journalist. Na de ver-
kiezingsoverwinning van de liberalen op 19 november
braken daar rellen uit waarbij enige doden vielen. Van
Tetroode berichtte erover in nieuwsbulletins die werden
geplaatst in „Amsterdamse kranten‟.2 De ongeregeldhe-
den maakten diepe indruk op hem. In een adres aan
koning Willem II uit augustus 1845 vertelt hij dat hij
toen de revolutie van 1830 had zien aankomen:
J=ai vu, dans l‟an 1827, j=ai vu venir la revolution de
30. Les balles passaient à coté de mes joues dans
les rues du Coq, St. Honoré et autres. Les Amster-
damsche courants de Novembre receuillaient mes
bulletins.
Het was volgens Van Tetroode allemaal de schuld van
de „libellisten‟ die al vanaf 1780 onrust in Frankrijk
hadden gezaaid. Waakzaamheid bleef geboden, ook in
Nederland, want deze oproerkraaiers stonden altijd
klaar om in troebel water te vissen.3
In 1828 richtte de koopman Jacob Willem van der
Biesen het Algemeen Handelsblad op. De Recensent ook
der recensenten prees de nieuwe krant de hemel in en
deed het voorkomen alsof er na de verschijning van het
Algemeen Handelsblad geen bestaansrecht meer was 2 Vermoedelijk doelt Van Tetroode hier onder meer op de ongesig-
neerde artikelen over de Parijse rellen in de Amsterdamsche Cou-
rant van 24-11 t/m 28-11-1827. 3 NA/KdK inv. nr. 4178 geheim Z28, Van Tetroode aan Willem II, 17-
8-1845.
122
voor periodieken als Het Beursblad, de Amsterdamsche
Prijscourant en Het Manifest (een blad dat lijsten met de
ladingen van in Amsterdam binnengelopen schepen pu-
bliceerde). Van Tetroode gaf daarop een anoniem, ver-
moedelijk door hem zelf geschreven pamflet uit waarin
hij deze opvatting krachtig bestreed: de bestaande han-
delsbladen waren allerminst overbodig geworden, dit al-
leen al vanwege de vele fouten in de berichtgeving van
het Algemeen Handelsblad.4 Deze kritiek is merkwaar-
dig omdat Van Tetroode een veertigtal jaren later heeft
beweerd betrokken te zijn geweest bij de oprichting van
het Algemeen Handelsblad.5
Belgische Opstand
Op 31 augustus 1830, zes dagen na het uitbreken van de
Belgische Opstand, publiceerde Van Tetroode de eerste
aflevering van zijn Gedachten ter gelegenheid van den
tekst van sommige Noord-Nederlandsche dagbladen, in
de tegenwoordige voor iederen vaderlander bange ogen-
blikken. Van deze kruising tussen pamflet en krant ver-
schenen in augustus en september acht afleveringen,
waarop kon worden ingetekend. Van Tetroode becom-
mentarieerde in zijn Gedachten de gebeurtenissen in
België en vooral de reacties daarop in de Noord-
Nederlandse pers. In de hoop dat de opstandelingen tot
inkeer zouden komen maande hij de kranten hun
krijgshaftige toon te matigen:
4 Fondslijst A.J. van Tetroode nr. 14. 5 UBA/HSS-mag. KVB PPA 646:15, bedrijfsdocumentatie A.J. van
Tetroode, reclamebiljet van omstreeks 1868.
123
Blijft zelfs rebellenbloed geen burger-bloed? Kun-
nen rebellen niet, berouw hebbende, door ongeloof-
lijke pogingen, den staat zelf nog nuttig zijn?
Vooralsnog was kalmte geboden:
Laat u dan niet ijdel opwinden, burgers, van welke
stand ge ook zijt! Wanneer de Koning en uwe over-
heden u zullen ten strijde roepen, toon dan uwen
moed, maar laat thans geen drift tot bijzonderhe-
den u vervoeren, Voldoe aan de begeerte des Ko-
nings, blijft rustig.
Mocht geweld toch nodig zijn, dan was het zaak de wa-
pens aan te gorden zodra het eerste kanonschot had ge-
klonken:
Die dan achterblijft is een laaghartige. Die thans te
hoog kraait, is niet wijs.
Van Tetroode twijfelde aan de juistheid van de gruwel-
verhalen over Brusselaren die door de rebellen waren
opgehangen. Geruchten hadden de neiging „van mond
tot mond al grooter en ijsselijker‟ te worden. En als der-
gelijke wandaden al hadden plaatsgevonden, dan zou-
den ze zeker worden bestraft.
Tot van Tetroodes grote ergernis verweten sommige
Noord-Nederlandse dagbladen Willem I dat hij te slap
tegen de rebellen optrad. Het paste niemand de koning
„wien de ambassadeurs van geheel Europa de diepste
menschenkennis toeschrijven, die gedurende bijna 16
jaren den Belg heeft bestudeerd, in het aangezigt toe te
roepen dat Hij niet bekwaam is hem [= de Belg] te be-
handelen gelijk het behoort‟.
124
De Gedachten zijn de voorloper geweest van het Am-
sterdamsch Avond-blad, waarvan Van Tetroode op 16
oktober 1830 het eerste nummer uitbracht. Volgens de
daarin opgenomen „geloofsbelijdenis‟ zou de redactie
„zich aan geene andere banden laten gelegen liggen, dan
die, welke haar geweten haar oplegt‟. Het eerst onre-
gelmatig en later dagelijks verschijnende blad kwam te-
gen zeven uur ‟s avonds uit en richtte zich op „mede-
deeling van buitenlandsch staatkundig en letterkundig
nieuws, voor zoo verre hetzelve door de Hollandsche pa-
pieren niet genoegzaam is publiek gemaakt‟, berichtge-
ving over de Opstand „met aanwijzing der bronnen‟,
weerlegging van laster in Belgische „oproerbladen‟, „op-
helderingen van misslagen in de onderscheidene papie-
ren en geschriften dezer dagen in het licht komende‟ en
publicatie van koninklijke besluiten en proclamaties.
Bijdragen van derden waren welkom. Ze zouden onder
geheimhouding worden aangenomen en eventueel kon-
den de auteurs er „een billijk honorarium‟ voor krijgen.
Een aflevering zou minstens vier bladzijden tellen. De
prijs bedroeg vijfentwintig cent per nummer en / 1,80
bij intekening op tien nummers.
Door het uitgeven van de Gedachten en het Amster-
damsch Avond-blad kwam Van Tetroode tegemoet aan
de enorme honger naar nieuws die in de begintijd van de
Belgische Opstand in de hoofdstad heerste. Zijn collega
Anton Cramer voert in De Arke Noachs een knecht ten
tonele die zijn baas ‟s avonds opwekt om zich naar de
Kalverstraat te reppen − met zijn sociëteit Doctrina, ca-
fés en boekwinkels het nieuwscentrum van de stad −
want „daar is groot nieuws, extra groot nieuws (...). Het
is per expresse gekomen, en dat zoo even patroon‟. De
125
baas snelt naar de Kalverstraat, waar de boekwinkels
oplichtten in het avondlijke duister:
Welk boekhandelaar ontsteekt er zijne driedubbele
pit niet in het uur, dat er blaadjes wapperen, brok-
jes van gedachten, trotsche Nederlandsche gedach-
ten, avond- en handelsbladen, krijgsliederen, kre-
ten, wenken, aanmoedigingen, vertoogen, weder-
leggingen, Noord-starren [= de krant De Noord-
Star] (...) en dat alles bijna voor niets te bekomen,
de extra-couranten niet te vergeten, waarvan de
uitventers u den weg nagenoeg barricaderen (...).6
Het citaat bevat niet mis te verstane toespelingen op
Van Tetroodes Gedachten en het Amsterdamsch Avond-
blad. Wanneer „eenige hoogst gewigtige tijding zulks
motiveert‟ kwam het Amsterdamsch Avond-blad, net als
de andere kranten, met een extra-editie − soms zelfs
twee per dag – „beoogende men hiermede minder het
voordeel van de uitgevers, dan het verlangen den ge-
abonneerden genoegen te geven‟.
In het Amsterdamsch Avond-blad, vermoedelijk een
eenmansproduct, profileerde Van Tetroode zich als een
kritische journalist, die niet alles wat hij hoort of leest
voor zoete koek slikt. In de aflevering van 29 oktober
vertelt hij bijvoorbeeld over een brief die hij in de nacht
van 27 op 28 oktober had ontvangen van een officier uit
Vilvoorde, volgens welke informant de regeringstroepen
onder veel bloedvergieten uit Brussel waren verjaagd.
Van Tetroode had het intussen gedementeerde bericht
niet vertrouwd en daarom de brief niet gepubliceerd.
Enkele dagen later kapittelde hij de Amsterdamsche
6 De Arke Noachs 4 (1830), p. 196-197.
126
Courant, het Algemeen Handelsblad en De Noord-Star
als verspreiders van „ongunstige en ongerijmde tijdin-
gen‟.
Van Tetroode ergerde zich ook aan de anti-katholieke
toon van het Journal politique, commercial et littéraire
de la Haye, een krant die in dezelfde maand als het Am-
sterdamsch Avond-blad was opgericht. Het Journal gaf
de schuld van de Opstand aan de geestelijkheid in Bel-
gië. In een lange ingezonden brief verwijt Van Tetroode
de redactie door dergelijk geschrijf de trouw van de
Noord-Nederlandse katholieken aan de regering te on-
dermijnen.7 Men diende wel te bedenken dat de katho-
lieken het grootste kerkgenootschap in Holland vorm-
den: de protestanten waren immers verdeeld over diver-
se gezindten. Hij kende menige katholiek die hem had
verzekerd de wapens te zullen opnemen wanneer „le sol
sacré de la Patrie‟ zou worden bedreigd. Hij zelf was ook
daartoe bereid:
Et si l‟ennemi (...) avançait encore sur mon territoi-
re, je volerais le mousquet sur l‟épaule comme sim-
ple soldat à sa rencontre, et je succomberais ou
j‟aiderais à l‟en chasser. Peut-être mon mousquet
leur tomberait-il dans les mains, mais il leur
couterait cher!
Hij stamde uit „une des plus anciennes maisons catholi-
ques du pays‟ en had het wapen van zijn geslacht aange-
troffen „dans les nobiliaires français au nom de Têt-roy‟.8
7 Journal politique commercial et littéraire de la Haye, 25-11-1830. 8 Van Tetroode voerde het Tetrode-wapen met drie waterlelie-
bladeren. Hij gebruikte het als blindstempel voor zijn prenten
(GAG/Bibliotheek Cm 113, ongedateerde aantekening van A. Of-
127
Maar zijn vaderland ging hem boven alles en hij zou al-
tijd klaar staan om het met zijn bloed te verdedigen,
zelfs tegen een leger van priesters! Niettemin koesterde
hij voor de opstandige Belgen de genegenheid „dont
Jésus veut que l‟on aime ses ennemis‟. Wie weet welke
ellende te voorkomen was geweest wanneer hij Van de
Weyer (een lid van het Voorlopig Bewind), zijn oude
schoolkameraad van het jezuiëtencollege, om de hals
had kunnen vliegen: „peut-être tant de larmes, tant de
sang, tant de trésors, tant de scandales eussent été
épargnés‟. Maar nu de zaken zo uit de hand waren gelo-
pen, verstoutte hij zich de koning een goede raad te ge-
ven: laat de opstandige gebieden schieten, zoals een va-
der die zijn handen aftrekt van dwarse kinderen. Laat
generaals als Van Geen daar geen verwoestingen aan-
richten, maar geef ze opdracht het territorium van de
Nederlandse leeuw, de zeven provinciën, te verdedigen:
Abondonnez Anvers, Maestricht et Venlo, et tout ce
qui veut être abondonnée! Que monsieur van Geen
ne brûle, ne saccage, ne dévaste rien, − mais qu‟il
vienne prendre soin de l‟enclos du lion! Le père de
famille, qui se voit enlever tous ses enfans chéris,
doit dire: le Ciel me les a donnés, le Ciel me les a
ôtés, Que le Nom du Ciel soit béni! Et ici il ne s‟agit
que d=enfans revêches, qui mettront leur père dans
l‟impossibilité de montrer son amour à ses vérita-
bles enfans.
fermans; AvS nr. 7271, gg; UBA Pr. D 978, Pr. E 2708). De aan-
spraak op verwantschap met het middeleeuwse adellijke geslacht
Tetrode berust waarschijnlijk louter op de naamsgelijkenis (Riet-
stap, p. 897; Vorsterman van Oyen, p. 202-204, plaat 83).
128
Het dagblad de Noord-Star publiceerde een honend com-
mentaar op deze brief. De hypothetische omhelzing met
Van de Weyer en Van Tetroodes beroep op zijn voorna-
me afkomst werden belachelijk gemaakt alsook zijn
„zonderlinge wijze van berekeningen‟ op grond waarvan
hij de rooms-katholieken had aangemerkt als de meer-
derheid van de bevolking van „Oud-Nederland‟.9 De re-
dactie van het Journal politique, commercial et littéraire
de la Haye plaatste onder de brief een reactie waarin
Van Tetroodes beschuldigingen werden tegengesproken.
Inderdaad, de Belgische katholieken waren in de krant
aangevallen, maar dat had helemaal niets te maken met
anti-katholicisme. Zolang godsdienst een privé-aangele-
genheid was diende er respect voor te worden opge-
bracht. Maar wanneer geestelijken politiek gingen be-
drijven, zoals in België, moesten ze worden bestreden.
Comme religion le catholicisme est respectable,
comme gouvernement, il n‟a fait que du mal. Qu‟il
reste donc religion, et il sera toujours honoré.
Na nog geen zes weken ging het Amsterdamsch Avond-
blad ter ziele. In het laatste nummer, van 28 november,
verweerde Van Tetroode zich tegen enkele „hatelijke re-
censiën‟ in het Rotterdamsch Avondblad en het artikel
in de Noord-Star.
De fijne wenk over mijne hooge afkomst is door mij
niet onopgemerkt gebleven. Vergeef mij, mijne hee-
ren!, de vlugtige aantikking daarvan in mijnen
franschen brief. Passez-moi cette fantaisie.
9 De Noord-Star, 27-11-1830.
129
Vervolgens kondigde hij het einde van zijn krant aan. In
voorgaande nummers was er al op geanticipeerd:
Dit blad moet slechts als proeve worden be-
schouwd, zullende bij niet genoegzame inteekening
niet worden voortgezet.
Als reden om met het blad te stoppen verwees hij in het
laatste nummer naar „gebeurtenissen, mij, verschoveling
[= verschoppeling], individueel aangaande, hoewel in de
termen der publiekmaking vallende‟. Met die vage op-
merking moesten de abonnees het doen. Ze kregen niet
te horen dat hij zich vanwege zijn wanhopige financiële
situatie had aangemeld voor het leger, mits hem een
krediet zou worden verleend om zijn crediteuren rustig
te houden. Een maand of vier nadat het rekest was in-
gediend wees de koning het af en moest Van Tetroode
uitzien naar andere lapmiddelen.
Het belette hem niet om in mei 1831 nog een pamflet
over de Belgische kwestie te publiceren onder de titel
Een woordje over het stokpaardje van eenige zoogenaam-
de welgezinden. Hij schreef het samen met zijn politieke
geestverwant Tielman Olivier Schilperoort, een fanatiek
koningsgezinde en fel anti-liberale letterkundige. Het in
de titel van het pamflet bedoelde stokpaardje werd vol-
gens de auteurs bereden door degenen die revoluties op
het conto schreven van „het Katholicismus of, zoo zij lie-
ver spreken, R.K. Priester- en Jezuïtendom‟. Zo beweer-
de de schrijver van een ingezonden brief in de Vader-
landsche letteroefeningen dat hij tijdens zijn verblijf in
België in april 1830 had gemerkt hoe allerlei geestelij-
ken door het land reisden om geld in te zamelen, zoge-
naamd voor vrome doeleinden. Naar de stellige overtui-
130
ging van de briefschrijver was het leeuwendeel van dat
geld terechtgekomen in het „reservefonds der Jezuïten‟,
die daarmee de Belgische Opstand hadden gefinancierd.
Volgens Schilperoort en Van Tetroode waren verre-
weg de meeste Belgische katholieken niet afkerig van
het koningschap in het algemeen, al hadden zij wel, en
heel begrijpelijk, moeite met den „onroomsche Konings-
stam‟ van de Oranjes. De liberalen, „eigenlijk gezegd
Fransch-Jacobijnschen‟, maakten misbruik van die on-
vrede om hun eigen doelstellingen te verwezenlijken:
ministeriële verantwoordelijkheid, volledige vrijheid van
drukpers en een „verkiesbare staatsvergadering‟. Brave,
godsdienstige lieden − geestelijken en leken − waren
misleid „met het arglistigst oogmerk om hen zelf de hand
te doen leenen tot de omverhaling van wat hun meest
dierbaar was‟. In feite waren „de liberale geestdrijvers‟
er alleen maar op uit „om der grondwettige Koninklijke
Magt afbreuk te doen, ten einde, indien mogelijk, een-
maal weder de oude oligarchie te doen herleven‟. Het
zou voor het volk een ramp zijn wanneer „de klem der
regering‟ niet meer in handen was „eens edelhartigen en
regtlievenden Monarchs‟.
P.J. Blok verwijst in zijn Geschiedenis van het Neder-
landse volk naar „merkwaardige onthullingen‟ van een
niet met name genoemde Brusselse revolutionair, die hij
aantrof in het archief van koning Willem II. Volgens de-
ze bron zou Van Tetroode lid zijn geweest van een „comi-
té secret‟ dat in de jaren 1830 hier te lande ijverde voor
een republikeinse omwenteling. Andere leden van dit
comité waren de journalist Der Kinderen, de drukker
Van Langenhuysen en een zekere Janssens te Ooster-
131
hout.10 Dat de Oranjeklant Van Tetroode tijdelijk repu-
blikeinse bevliegingen heeft gehad is gezien zijn wispel-
turige natuur goed denkbaar. Halverwege de jaren der-
tig ging alom in den lande de bij het uitbreken van de
Belgische Opstand ontvlamde vaderlandslievendheid
verflauwen. De bereidheid om de hoge lasten van de oor-
log tegen de Belgen te dragen nam af en in het kielzog
daarvan leefde het streven naar een republiek op.11 Mo-
gelijk koesterde Van Tetroode al eerder republikeinse
sympathieën. In hun advies op zijn rekest uit het najaar
van 1830 spreken B & W afkeurend over de door hem
uitgegeven „avondblaadjes‟ en wijzen zij erop dat hij door
de politie in de gaten wordt gehouden.12 Hun argwaan is
deels toe te schrijven aan Van Tetroodes dubieuze le-
venswandel, maar zal ook zijn gevoed door antipapisti-
sche sentimenten: Noord-Nederlandse katholieken wer-
den er nogal eens van verdacht met de rebellen te sym-
pathiseren. De sussende toon die Van Tetroode in zijn
geschriften over de Belgische Opstand aansloeg kreeg
daardoor in oren van wantrouwigen al gauw een ver-
dachte bijklank.
Jaren veertig
In de jaren 1830 gaf Van Tetroode vier dichtwerken op
leden van het Oranjehuis uit, waaronder een door hem-
zelf geschreven rouwdicht op de in 1837 overleden Wil-
helmina van Pruisen, de echtgenote van koning Willem
10 Blok, p. 325, nt. 1. 11 Blok, p. 324-325. 12 SAA/Secretarie Algemene Zaken inv. nr. 527/7320 minuut van
uitgaande missive (aan de gouverneur van Noord-Holland?), 27-11-
1830.
132
I.13 De stroom van Oranjegedichten uit zijn fonds kwam
echter pas goed op gang na de troonsbestijging van Wil-
lem II. Diens verrichtingen als Wellingtons adjudant in
Spanje, zijn optreden in de slagen bij Quatre Bras en
Waterloo (1815), waar hij gewond raakte, en overwin-
ningen tijdens de Tiendaagse Veldtocht (1831) hadden
deze Oranjetelg bij een groot publiek een heldenstatus
bezorgd. De verering van dat idool zou Van Tetroodes
levenswerk worden.
Zijn bewondering beperkte zich niet tot „den jeugdi-
gen held van Spanje, den verwinnaar in de velden van
Waterloo, waar zijn bloed met dat van menigen dappere
stroomde, den veldheer die Hasselt en Leuven verwon‟.
Hij roemde hem ook als stichter van een schilderijenga-
lerij waar iedereen gratis toegang had, als de toneel- en
operaliefhebber die de Haagse schouwburg royaal subsi-
dieerde, als weldoener die ervoor zorgde dat de nood van
de armen in de Residentie werd gelenigd, als toegewijde
vorst die zo nodig ‟s nachts doorwerkte en zich van een
open rijtuig bediende om de afstand tussen hem en zijn
onderdanen te verkleinen, en als liefdevolle zoon, broer
en vader wiens gezinsleven „open als eene pijpenlade‟
was.14
Van Tetroode heeft zijn idool nooit persoonlijk ge-
sproken. Het speet hem „nooit het geluk, de onwaar-
deerbare eer gehad te hebben den zoo edelen Vorst en
Mensch te naderen dan bij officieele audiëntiën, exerci-
tiën als officier der schutterij, bals ten hove‟ en de enke-
le keren dat hij hem van nabij had gezien in zijn rij-
13 Fondslijst A.J. van Tetroode nrs. 121-122, 124-125. 14 Fondslijst A.J. van Tetroode nr. 128, hernieuwde uitgave 1845,
ongepagineerd voorwoord.
133
tuig.15 Maar al had de koning nooit het woord tot hem
gericht, hij wist goed wie Van Tetroode was. Het contact
tussen hem en Van Tetroode kwam vermoedelijk tot
stand via jonkheer Regnerus Livius van Andringa de
Kempenaer, een louche figuur die in november 1839
kennismaakte met de kroonprins, later koning Willem
II, en diens vertrouweling is geweest tot in november
1843, toen hij door de ministers Van Hall en Baud op
een zijspoor werd gezet.16
De Kempenaer troggelde Willem II door chantage
grote bedragen af, waarbij hij gebruik maakte van de in-
formatie die hij met spin doctor-achtige activiteiten had
verkregen. Vanaf maart 1840 zette hij zijn uitgebreide
netwerk in om te ijveren voor de troonsafstand van Wil-
lem I, wiens voorgenomen huwelijk met de katholieke
Henriette d‟Oultremont grote weerstand had opgeroe-
pen. Op 7 oktober abdiceerde de koning en besteeg zijn
zoon de troon.
Blijkens brieven van De Kempenaer heeft deze zijn
vriend Van Tetroode in de herfst van 1840 diverse keren
aan geld geholpen. Ook voerde hij besprekingen met mr.
Henri Box, hoofdredacteur van het Journal de la Haye,
over de plaatsing van een door Van Tetroode geschreven
artikel.17 In een brief van 8 december 1840, een maand
na de troonsbestijging van Willem II, complimenteert
15 NA/Coll. Thorbecke inv. nr. 80, Van Tetroode aan J.R. Thorbecke,
3-12-1865. Soortgelijke uitlatingen in UBA/HSS-mag. KVB BVa
119-62, Van Tetroode aan N.N., 19-2-1874; aldaar, 119-89, Van Tet-
roode aan A.C. Kruseman, 1869. 16 Over Van Andringa de Kempenaer zie Nieuw Nederlandsch Bio-
grafisch Woordenboek, dl. 8, kol. 960-962; Robijns, Radicalen, pas-
sim. 17 KB/131 C 42, R.L. van Andringa de Kempenaer aan Van Te-
troode, 11-8-1840, 15-9-1840 en twee ongedateerde brieven [1840].
134
De Kempenaer Van Tetroode met „meerdere door u gele-
verde lettervruchten, zoo zigtbaar op de goede geest der
bevolking gewerkt hebbende, en nog dagelijksch ten
goede influenceerende‟. Deze geschriften – zo gaat de
brief voort − getuigen van zijn gehechtheid en dank-
baarheid aan de koning „die ook U in pijnlijke oogen-
blikken hulp en bijstand heeft verleend‟.18 Daags na de
troonsbestijging haastte Van Tetroode zich om als eerste
die heuglijke gebeurtenis te bezingen. Zijn lied („op be-
kende wijs‟) behandelt in sneltreinvaart de hoogtepun-
ten uit het leven van de net aangetreden vorst. Hier het
derde van de zeven coupletten:
Wie streed met ons te Waterloo, vol kracht
Wie sloeg Napoleon daar zoo, niet zacht
Wie riep toen: „Moeder! wees toch blij,
‟k Ben wel gewond, maar ‟t Land is vrij!‟
‟T IS KONING WILLEM TWEE! (bis)
Van Tetroode wilde graag een steentje bijdragen aan de
illuminatie ter gelegenheid van de inhuldigingsfestivi-
teiten in Den Haag. Hij ontwierp daartoe „eene doeltref-
fende geschilderde decoratie‟ met afbeeldingen van de
koning, de koningin en de kroonprins. Omdat het hem
ontbrak aan de middelen om dit ontwerp te laten uitvoe-
ren, verzocht hij Willem II de benodigde honderd gulden
ter beschikking te stellen. Hij beloofde uiterste discretie:
niemand zou te horen krijgen dat de koning zelf de deco-
18 KB/131 C 42, R.L. van Andringa de Kempenaer aan Van Tet-
roode, 8-12-1840.
135
ratie had gefinancierd. Willem II ging niet op het voor-
stel in. Hij nam het rekest voor kennisgeving aan.19
Een half jaar later stuurde Van Tetroode de koning
de volgende aanhankelijkheidsbetuiging, een staaltje
van romantische geëxalteerdheid dat hij niettemin zelf
aanduidde als „ongekunstelde regelen‟:
Mij is het geschonken de beveiliger van Koningen
te zijn, procureurs-crimineel van een wissen dood
te bevrijden,20 voor eene oude teêrbeminde Moeder
mijne kniejen in het stof te buigen, − en ... te lijden.
Zwaar lijden verbeidde mij weêr alhier: ik ben het
te gemoet getogen. Maar onder dat alles verheft
zich al hooger en hooger mijne ziel. Met den balsem
der bloemen verfrisch ik de wonden der doornen.
En alzoo doe ik heden. Warsch van vlijerij, oordeel
ik lof en hulde pligt te wezen. Daarom, o Koning,
kom ik Uwe Majesteit loven en huldigen! Onder
eenig gekwaak en gepiep, rijst de hymne en pré-
domineert: de nieuwe Koning doet alles wat Hij
kan! Ontvange, Uwe Majesteit, deze ongekunstelde
regelen en de verzekering dat ook zonder lans noch
zwaard te voeren, ik bij Uwe Majesteit zal zijn,
wanneer het er zou op aankomen voor mijn‟ Koning
te sterven!21
In het rekest uit november 1840 waarin hij om honderd
gulden ter uitvoering van de door hem ontworpen deco-
ratie vraagt, maakt Van Tetroode toespelingen op gun-
19 NA/KdK inv. nr. 4649, K.B. van 2-12-1840/441 (hierbij Van Tet-
roodes rekest van 23-11-1840). 20 Kennelijk een verwijzing naar de voorafgaande mededeling dat
hij samen met een zekere luitenant De Vries in oktober 1840 vier
mensenlevens „van het ‟s-Gravenhaagsche Raadhuis‟ had gered. 21 NA/KdK inv. nr. 41, K.B. van 29-6-1841/84 (hierbij Van Tetroodes
rekest van 10-6-1841).
136
sten die de koning hem eerder, vóór de troonsbestijging,
had bewezen. Hij heeft echter altijd met klem ontkend
een „hoftroubadour‟ te zijn die voor zijn Oranjege-
dichten werd betaald. Ja, hij had geld van Willem II ge-
kregen, maar dat was altijd bestemd geweest „om mijne
moeder te verplegen en ... boozen te bestrijden‟.22 In een
tot de koning gericht adres uit januari 1844 verwijst
Van Tetroode naar een schenking die de koning hem in
november 1843 had gedaan.23 Voorzover bekend heeft
hij daarna geen giften van Willem II meer gekregen.
Waarschijnlijk is het uit de gratie raken van De Kempe-
naer er de voornaamste oorzaak van geweest dat Van
Tetroode niet meer van de koninklijke welwillendheid
en gulheid kon profiteren. Niet dat zijn liefde voor Wil-
lem II bekoelde toen de geldstroom was opgedroogd.
Vanaf 1845 zou hij een kruistocht voeren tegen het
journaille dat het waagde de koning te bekritiseren.
De eerste van die journalisten met wie Van Tetroode
de degens kruiste was Eillert Meeter. 24 In 1839 had
Meeter als eenentwintigjarige in Groningen het radi-
caal-democratische blad De Tolk der vrijheid opgericht.
Wegens zijn betrokkenheid bij een republikeinse samen-
zwering werd hem in 1840 een gevangenisstraf van vijf
jaar opgelegd. Nadat de Hoge Raad dit vonnis had be-
vestigd, week hij uit naar Parijs, een broeinest van revo-
lutionairen. Willem II, die tegenstanders onschadelijk
22 NA/Coll. Thorbecke inv. nr. 80, Van Tetroode aan J.R. Thorbecke,
3-12-1865. 23 KHA/Archief Willem II inv. nr. VI c.T, 4, Van Tetroode aan Wil-
lem II, 18-1-1844. 24 De biografische gegevens over Meeter zijn ontleend aan zijn me-
moires en Robijns, Radicalen, passim. Over Meeter zie ook: Vinken,
>Eillert Meeter‟, p. 94-117.
137
probeerde te maken door ze op allerlei manieren te
paaien, verleende Meeter in het jaar van zijn troonsbe-
stijging gratie en nodigde hem uit voor een particuliere
audiëntie. De republikein van weleer werd Oranjeklant.
Meeter vestigde zich in Den Haag, waar hij dank zij een
ruime toelage van de koning de bloemetjes buiten kon
zetten. In deze tijd leerde hij Van Andringa de Kempe-
naer kennen en raakte hij ook bevriend met Van Tet-
roode, die later zijn aartsvijand zou worden.25
Na verloop van tijd kreeg Meeter zijn bekomst van de
koning en herbekeerde hij zich tot het republikanisme.
In de herfst van 1844 begon hij in Den Haag een nieuwe
krant van radicaal-democratische signatuur, De Ooije-
vaar. Dit weekblad, genoemd naar de ooievaar in het
stadswapen van Den Haag, vond in koffiehuizen en
kroegen gretig aftrek, vooral vanwege de schandaalver-
halen over de koninklijke familie. Meeter had allerlei
kennissen in hofkringen die hem voorzagen van pikante
nieuwtjes voor zijn rubriek „Gemengde berichten‟ − een
nouveauté in de Nederlandse pers.
Bij het redigeren van De Ooijevaar kreeg Meeter as-
sistentie van twee andere jonge journalisten, A.H. van
Gorcum en P.A. de Haas. Vanwege een conflict met de
uitgever/drukker van het blad, J. du Mée, richtte Meeter
in de lente van 1845 een nieuwe Ooijevaar op, waarvoor
hij onderdak vond bij de uitgever/drukker P. Mingelen.
De oude Ooijevaar werd onder dezelfde naam voortgezet
onder leiding van De Haas, die bevriend bleef met Mee-
ter. Een zekere J. van der Ven alias Apeker bestreed de
25 NA/KdK inv. nr. 336, K.B. van 22-1-1846/58; KB/131 C 42, Van
Tetroode aan N.N. [= Meeter], 18-8-1845. Eigenhandig afschrift
Van Tetroode.
138
twee Ooijevaars in zijn krantje De Contra-Ooijevaar,
waarvoor hij volgens Meeter door de koning werd be-
taald. In het koor van Ooijevaars en Contra-Ooijevaar
mengde Van Tetroode zich in juni 1845 met zijn blaadje
De Ooijemoer.26
Tegen al die kortstondige periodiekjes richtte zich het
pamflet Beleven wij geen wonderlijke tijden? Een tegen-
hanger van de Ooijevaars en het Ooijemoertje (1845). De
anonieme auteur bestempelde de betrokken journalisten
als „lieden die tegen elkanderen uit baatzucht de groot-
ste blaam werpen‟. Hij zag hun gepolemiseer als een
„boomvrucht van den dartelzinnige franschman‟. In
plaats daarvan wilde hij de „oud-hollandschen waar-
heidstaal laten horen, namelijk het woord van God‟. Al-
leen wanneer dat als richtsnoer werd genomen was er
uitzicht op „dat den hollandschen verflaauwden geest
wederom van nieuws ontvlamde voor Oranje, Kerk en
Vaderland‟.
Het ongenoegen dat De Ooijevaar bij Van Tetroode
opriep kwam op 8 april 1845 tot ontlading in de gelag-
kamer van café Klumpel aan het Hofsingel. In Meeters
bijzijn verscheurde Van Tetroode een exemplaar van De
Ooijevaar onder het uitroepen van de woorden „fielt‟, „so-
domieter‟ en „sluipmoordenaar‟. Meeter diende een
klacht in, waarna een rechtszaak volgde. Tijdens de zit-
ting vertelde Meeter dat Van Tetroode sinds het inci-
26 Volgens Meeter heeft Van Tetroode het woord „ooiemoer‟ zelf be-
dacht (Meeter, p. 227). Het komt niet voor in het Woordenboek der
Nederlandsche Taal, dl. 10, O-ooilam (‟s-Gravenhage-Leiden, 1893).
Blijkens vermeldingen op internet wordt „ooiemoer‟ in het heden-
daagse Nederlands incidenteel gebruikt ter aanduiding van een
vrouwelijke ooievaar („De ooievaar en ooiemoer halen hun kindjes
uit Singapore‟).
139
dent hem op straat en in een café nog diverse keren in
het gezicht had gespuwd en „den mond aan bloed gesla-
gen‟. Tetroode gaf toe dat hij de gewraakte woorden had
gebruikt, maar ontkende daarbij Meeters naam te heb-
ben genoemd. Verder voerde hij als verweer aan dat de
woorden niet in het openbaar waren gebezigd omdat het
café na elf uur − toen het incident had plaatsgevonden −
geen nieuwe klanten meer mocht toelaten. De rechtbank
verwierp zijn verweer en veroordeelde hem tot een boete
van vijftien gulden.27 Meeter vond dat vonnis veel te
licht en insinueerde dat Van Tetroode er met een mini-
mumstraf vanaf was gekomen omdat hij optrad als
agent-provocateur van de geheime politie, wat hem een
toelage van dertig gulden per maand zou hebben opgele-
verd. Als bewijs dat er met twee maten werd gemeten
voerde Meeter aan dat hemzelf twee dagen eerder de
maximumstraf voor laster was opgelegd.28
Volgens Meeter hield Willem II er een eigen geheime
politie op na, die onder leiding stond van mr. C. d‟En-
gelbronner, referendaris van het departement van Justi-
tie en tevens hoofdredacteur van De ’s-Gravenhaagsche
Nieuwsbode, de Haagse politiecommissaris J.A. Waldeck
en diens Scheveningse collega F.J. Behr.29 Een formele
geheime politie zoals die in Franse tijd was ingesteld,
bestond toentertijd niet maar d‟Engelbronner zette wel
Haagse politieagenten en mogelijk ook burgerspionnen
in om de gangen van radicale journalisten na te gaan.30
27 NA/ARG inv. nr. 142/117, vonnis van 9-6-1845; De Ooijemoer, afl.
2, augustus 1845; De Ooijevaar, 8-6-1845. 28 De Ooijevaar, 8-6-1845; De Ooijemoer, afl. 2, p. 21. 29 Meeter, p. 49, 222-223; De Ooijevaar, 25-5-1845. 30 Waldeck, p. 181-183; Von Santen.
140
Zes weken na het incident in café Klumpel publiceer-
de De ’s-Gravenhaagsche Nieuwsbode een door de redac-
tie ondertekend artikel met een weerlegging van Mee-
ters beschuldiging dat de geheime politie het blad finan-
cierde. Op zijn beurt werd Meeter in dit stuk aangewre-
ven dat hij zélf een agent provocateur was, die anderen
tot oproer probeerde te verleiden „om ze daarna te kun-
nen verraden‟.31 Volgens Meeter was Van Tetroode de
auteur van het artikel en hij stelde de retorische vraag
of de uitgever van De ‟s-Gravenhaagsche Nieuwsbode er
niet verkeerd aan deed „zoo een stuk aan te nemen van
iemand, die als de troubadour van een Hof kan worden
aangemerkt, die als hij uitzigt heeft op eene gratificatie,
liedjes rondstrooit en onder het volk verspreidt?‟32 De ’s-
Gravenhaagsche Nieuwsbode ontkende daarop uitdruk-
kelijk dat Van Tetroode de schrijver van het stuk was en
ooit deel had uitgemaakt van de redactie.33 In het verle-
den waren er wel bijdragen van hem in het blad ge-
plaatst, maar toen hij een artikel over zijn rechtszaak
wegens belediging van Meeter aanbood was dat gewei-
gerd.34
Van Tetroode diende Meeter en de zijnen van repliek
in het schendblad De Ooijemoer, waarvan twee afleve-
ringen zijn verschenen. Ter aankondiging van de eerste
aflevering zette hij de volgende advertentie om de
nieuwsgierigheid van aspirant-kopers te prikkelen. Ten
gerieve van de typografische fijnproevers werd ook nog
vermeld welke lettertypen voor deze uitgave waren ge-
bruikt: 31 De ’s-Gravenhaagsche Nieuwsbode, 24-5-1845. 32 De Ooijevaar, 25-5-1845. 33 De ’s-Gravenhaagsche Nieuwsbode, 31-5-1845. 34 De Ooijemoer, afl. 2, augustus 1845, p. 21.
141
Prins Eugenius deed voor Belgrado de bruggen af-
breken en Fernand Cortez stak zijne schepen in
brand. Aldus maakten deze veldheeren den terug-
togt onmogelijk. De ondergeteekende wil eens het
voorbeeld van twee Groote Mannen volgen. Hij zal
eerstdaags uitgeven De Ooijemoer, uit welken titel
het publiek en de Handel ligt zullen begrijpen,
welke walgelijke taak hij onderneemt, en ten einde
niet meer te kunnen terugdeinzen, doet hij, met
eerbied voor het publiek, deze voorlopige aankon-
diging. Hij zal heden ter perse leveren De Ooije-
moer. Eerste deeltje, 16 pag., compres gedrukt met
Dessendiaan en Brevier.35
Van de eerste aflevering (juli) bleef voorzover bekend
geen enkel exemplaar bewaard. Blijkens een ingezonden
stuk in De Ooijevaar stond er onder andere een elf pagi-
na‟s lange brief aan minister van Justitie De Jonge van
Campens Nieuwland in. Van Tetroode had ter gelegen-
heid van diens benoeming (augustus 1844) een gedicht
geschreven en aan hem opgedragen, maar daarop geen
reactie ontvangen. De schrijver van het ingezonden stuk
neemt aan dat de minister Van Tetroodes loftuitingen
niet op prijs zal hebben gesteld „parce que des éloges
maladroits sont presque des injures‟.36 Volgens Meeter
zelf had Van Tetroode menig bezoek gebracht aan de
minister en was zijn brief bedoeld om geestdrift te tonen
„voor die zaken, instellingen, wetten en verordeningen,
die door ons [= Meeter c.s.] en door alle ware Vaderlan-
ders worden afgekeurd‟.37
35 Dagblad van ’s-Gravenhage, 18-7-1845. Advertenties voor het
tweede deeltje in Dagblad van ’s-Gravenhage, 25-7 en 1-8-1845. 36 De Ooijevaar, 27-7-1845. 37 Geciteerd naar De Ooijemoer, afl. 2, augustus 1845.
142
In zowel de eerste als tweede aflevering van De
Ooijemoer is de naam van de koning in gouden letters en
die van Meeter en andere vijanden in rode letters gezet.
Van Tetroode verkeerde in de veronderstelling dat rood
de kleur van het schavot was, maar volgens het zojuist
genoemde ingezonden stuk in De Ooijevaar vergiste hij
zich daarin.38
In tegenstelling tot Meeter, die om rechtszaken te
voorkomen zijn verdachtmakingen omzichtig placht te
formuleren,39 nam Van Tetroode nooit een blad voor de
mond. Als reactie op een hatelijke opmerking van Mee-
ter over zijn o-benen schreef hij een stukje met de titel
Kromme beenen, waarin hij een gebeurtenis uit Meeters
verleden als onderofficier oprakelde:
Wat is beter, krom of slecht?
Wat is beter, kromme beenen, of een krom hart?
Wat is beter, kromme beenen of kromme vingers?
Ik heb eens gehoord van een onderofficier die
kromme vingers had, wiens brave chef zich door de
hersens heeft geschoten, omdat de kas niet in orde
was, waarover die onderofficier met kromme vin-
gers alleen ging. Heb jij daarvan ook iets gehoord,
MEETER? (...) Jij hebt je met mijne beenen be-
moeid, MEETER! Dat zijn mijne inferiores [= on-
dergeschikten]. Pas maar op dat mijne inferiores
geen nadere kennis met je maken! Ajuu Meeter!
In De Ooijemoer worden journalisten als Meeter neerge-
zet als broodschrijvers die hun kolommen vullen met
stukken die „meestal afschrijfsels zijn, nog wel verminkt,
38 Zie ook Meeter p. 227. 39 Meeter, p. 222; Robijns, Radicalen, p. 181; Vinken, „Meeter‟, p.
106.
143
van oude, versletene, oprui-blaauwboekjes, uit gelijke
rotte zielen en breinlooze brood-dronkene, of liever, je-
never-dronkene, hersenpannen gesproten‟.
Op 26 juli 1845 ging Van Tetroode Meeter opnieuw te
lijf. Toen Meeter ‟s avonds tegen half twaalf langs het
Plein wandelde, kwam bij de hoek van de Poten van de
overzijde Van Tetroode met opgeheven wandelstok op
hem af onder de uitroep „Nu moet jij er aan!‟. Meeter
weerde de slag met zijn wandelstok af, waarbij Van Tet-
troodes stok op de grond viel. Van Tetroode liep weg.
Meeter bukte zich om Van Tetroodes stok op te rapen en
hem die achterna te gooien. Opeens kwam Van Tetroode
terug en sprong achterop Meeters rug, als gevolg waar-
van deze tegen het hek van het ministerie van Koloniën
werd gedrukt. Van Tetroode greep toen zijn baard vast
en ging er met zijn volle gewicht aan hangen, waardoor
er haren werden uitgetrokken. Nog steeds op Meeters
rug zittend wrong Van Tetroode zijn hoofd over de
schouder van zijn slachtoffer en beet hem in het boven-
ste lid van zijn rechteroog. Daarna probeerde hij ook nog
zijn tong „tegen het vermelde oog te brengen‟, kennelijk
met de bedoeling het eruit te zuigen, maar Meeter wist
zich los te worstelen. Vanwege de oogwond had hij zich
gedurende acht à negen dagen onder doktersbehande-
ling moeten stellen.40
Dat Van Tetroode Meeter die avond zo te grazen nam
is goed te begrijpen. Hij was tot het uiterste getergd. Op
de dag van de vechtpartij had namelijk Meeters kom-
paan De Haas – door Van Tetroode aangeduid als „den
vuilen, zeer vuilen, magtig vuilen De Haas‟ − in De Oo-
40 NA/ARG inv. nr. 143/261, vonnis van 20-10-1845; Meeter, p. 228-
230.
144
ijevaar een sappig verhaal gepubliceerd over het figuur
dat Van Tetroode onlangs had geslagen. Toen de koning,
zoals aangekondigd, de stad in zijn koets verliet, ston-
den „Toontje en zijne gemalin‟ hem op te wachten in de
Bocht van Guinee. Zodra de koets daar was gearriveerd,
liep Van Tetroode op het portier af om een brief te over-
handigen. De koning maakte echter een afwerend hand-
gebaar, waarop Van Tetroode de brief in de koets wierp.
Zijn vrouw, die ook een brief bij zich had, deed hetzelfde
met de hare. De koning verscheurde de twee brieven en
wierp de snippers op straat. Iemand raapte ze op en be-
zorgde ze aan De Haas. Plaatsgebrek verhinderde De
Haas „die fransche producten van eene ontstelde her-
senkas in dit ons nr. te plaatsen‟, maar als er ruimte
voor was zou hij dat in het volgende nummer alsnog
doen.
Wat er in het artikel van De Haas over deze affaire
stond weten we doordat Van Tetroode het integraal
overnam in De Ooijemoer. Van de bij Du Mée versche-
nen De Ooijevaar bleven alleen enkele nummers be-
waard uit de tijd dat Meeter het blad redigeerde.41 De
inhoud van de verscheurde brief, die volgens de memoi-
res van Meeter later inderdaad is gepubliceerd, 42 is
daardoor onbekend. De dreigende publicatie negerend
loofde Van Tetroode in De Ooijemoer een premie ter
waarde van honderd gulden uit „bestaande in boekwer-
ken, prentwerken of muzijkaliën‟ voor ieder „goed ter
naam en faam staande‟ persoon die verklaarde gezien te
41 De desbetreffende nummers in de Koninklijke Bibliotheek bleken
overigens zoek te zijn. 42 Meeter, p. 226.
145
hebben „dat ik, of mijn vrouw, den Koning eenig papier
aanboden‟.
Begin augustus kwam De ’s-Gravenhaagsche Nieuws-
bode met een follow-up van het verhaal. Van Tetroode
had in een sociëteit vijfentwintig gulden uitgeloofd voor
degene die hem een snipper van de brief zou tonen.
„Houd hem even hier!‟, roept een der gasten [= de
hoedenmaker Van Zuylen, I.M.], 43 die zijn hoed
grijpt en driftig de zaak verlaat. Daar is hij terug
en vertoont, aan wie het zien wil, ettelijke originele
vlokken. v.T. betaalde de grap met een banknootje
(...).
Ondanks die afgang plaatste Van Tetroode daarna toch
nog een advertentie in het Dagblad van ’s-Gravenhage,
waarin hij opnieuw vijfentwintig gulden uitloofde voor
degene die hem een snipper kon laten zien van „een
brief, rekest, dichtstuk of bedelbrief‟ die hij in het rijtuig
van de koning zou hebben geworpen. Kennelijk had hij
geld te veel, sneerde De ’s-Gravenhaagsche Nieuwsbode.
Waarop Van Tetroode er nog een advertentie in het
Dagblad van ’s-Gravenhage tegenaan gooide waarin hij
De ’s-Gravenhaagsche Nieuwsbode omdoopte tot Leu-
genbode .44
Aangenomen dat de door Meeter, De Haas en De ’s-
Gravenhaagsche Nieuwsbode in omloop gebrachte ver-
halen op waarheid berusten, moet de botte afwijzing
door de koning Van Tetroode veel pijn hebben gedaan.
Desondanks waagde hij het om kort daarop Willem II
43 Dagblad van ’s-Gravenhage, 6-8-1845. 44 De ’s-Gravenhaagsche Nieuwsbode, 2-8-1845; Dagblad van ’s-
Gravenhage, 28-7 en 6-8-1845.
146
opnieuw te benaderen. Op 14 augustus, enkele weken
na het koetsincident, stuurde hij de koning een vijf pa-
gina‟s tellend adres dat als doel had „de overheid tot
verdubbelde werkzaamheid te noopen ter zake der te-
genwoordige libellisten der Residentie en derzelver aan-
hang‟. Al bijna een jaar voerde hij strijd tegen dit canail-
le, dat zich schuldig maakte aan majesteitsschennis en
ondermijning van het wettig gezag. Meer dan vijftig
keer had hij in het holst van de nacht bijeenkomsten be-
zocht van Meeter, De Haas en het breedgeschouderde
tuig („êtres à carrure herculéenne‟) waarmee zij omgin-
gen. De politie werkte hem tegen „par haine de moi‟ en
speelde zo de oproerkraaiers in de kaart. Hij had de mi-
nister van Justitie ingelicht, maar van hem viel weinig
te verwachten omdat deze gezagsdrager, hoe talentvol
ook, „trop aristocrate‟ was om krachtig op te treden. Hij,
Van Tetroode, „le meilleur royaliste du pays, le seul vrai
royaliste peut-être de la Residence‟, stond er helemaal in
zijn eentje voor. Sinds een paar maanden gaven zijn
moordlustige vijanden hem te verstaan dat hij bij een
opstand als eerste door het volk zou worden vertrapt.
„Dieu et mon courage‟ hadden hem op de been gehouden,
maar nu waren zijn krachten uitgeput. En dan stond
ook nog eens zijn vrouw op het punt te bevallen! Ten
einde raad wendde hij zich tot de koning. Het was zaak
dat de politie „ait ses intelligences dans les lieux que
hantent les profanateurs de la Résidence, lesquels lieux
restent souvent ouvert la moitié des nuits‟.45
Meeters bewering dat Van Tetroode een betaalde
agent-provocateur van de (geheime) politie is geweest
45 NA/KdK inv. nr. 4178, 16-8-1845 geheim P28 (hierbij Van Tet-
roodes adres van 14-8).
147
verliest in het licht van dit adres elke geloofwaardig-
heid. De Haagse politie was niet zijn vriend, maar te-
genstander. Als hij ‟s nachts Meeter en zijn trawanten
bespioneerde deed hij dat op eigen houtje.
Op 16 augustus verzocht Van Tetroode de koning om
een audiëntie van een half uur, dit in verband met de
alarmerende toestand waarin het land verkeerde: het
ging slecht met de landbouw, er werd meer dan ooit geld
vervalst en de publieke opinie „se gâte de plus en plus‟.
Den Haag stond op het punt de haard van een uitslaan-
de brand te worden, maar degenen die dat zouden moe-
ten voorkomen hielpen de brandstichters. De ernst van
de situatie vergde krachtige maatregelen: „Aux grands
maux les grands remèdes!‟ De koning diende nu in actie
te komen: „Il est tems Sire que le Roi se lève.‟
Van Tetroode schreef deze hartekreet in de avond-
uren, „dans un moment de passion‟ zoals hij zich de vol-
gende morgen realiseerde. Eenmaal tot bedaren geko-
men besloot hij een uitvoerig memorandum op te stellen
„de tout ce qui forme la justice et la police dans la Ré-
sidence‟. Hij zag het als zijn taak een tegengif te bieden
om het bederf van de „esprit public‟ te stoppen. Daar had
hij al zijn „repos, fortune, honneur‟ aan opgeofferd. Als
hij die energie aan zijn boekhandel had besteed zou hij
de top in zijn vak hebben bereikt. Vanuit de volheid van
zijn hart gaf hij zijn adviezen: tegen de libellisten moest
„une police spéciale‟ worden ingezet, de vrijheid van
drukpers diende „quelque modification‟ te ondergaan, de
justitie moest zich ontdoen „de son aristocratique dédain‟
148
en de politie worden gezuiverd van „sa brutalité et sa
fausseté‟.46
Op 21 augustus klom Van Tetroode opnieuw in de
pen, ditmaal om Willem II te attenderen op een artikel
in De Ooijevaar over de aanstaande reis van de koning
naar Engeland en het met geheimzinnigheid omgeven
doel daarvan.47 Willem II nam de informatie ter harte.
Na overleg met de directeur van het Kabinet des Ko-
nings, A. Ridder van Rappard, werd het door Van Tet-
roode meegezonden exemplaar van De Ooijevaar naar
minister van Justitie De Jonge van Campens Nieuwland
gestuurd. De koning voorzag de adressen van 16 en 17
augustus van het apostille „seponeren‟. Het eerste adres,
dat van 14 augustus, maakte wel indruk op hem. Hij gaf
Van Campens Nieuwland opdracht de door Van Tet-
roode gesignaleerde bijeenkomsten van Meeter en de
zijnen „nauwlettend gadeteslaan en te weten te komen,
wat daarbij wordt verhandeld en afgesproken‟. 48
Bij dat onderzoek moest ook een rekest van Meeters
uitgever Mingelen worden betrokken. Mingelen distan-
tieerde zich daarin van Meeter: nu deze steeds vaker op-
roerige taal liet horen, wilde hij zijn drukpers niet meer
aan hem ter beschikking stellen. Hij bood aan zijn
drukkerij tegen een schadevergoeding van / 15.000.- op
te heffen. Mingelen meende zeker te weten dat daarna
niemand Meeters De Ooijevaar zou willen drukken. En
wat de door De Haas geredigeerde De Ooijevaar van Du
Mée betreft: daarvan was het einde in zicht want Du
46 NA/KdK inv. nr. 4178, 18-8-1845 geheim Z28 (hierbij Van Tet-
roodes adressen van 16-8 en 17-8-1845). 47 NA/KdK inv. nr. 4178, 22-8-1845 geheim O29 (hierbij Van Tet-
roodes adres van 21-8-1845). 48 NA/KdK inv. nr. 4178, 16-8-1845 geheim P28.
149
Mée had geen geld meer om dat blad voort te zetten en
de abonnees liepen bij hem weg.49
Van Campens Nieuwland bracht een ontnuchterend
rapport uit. Anders dan Van Tetroode had beweerd stel-
de de aanhang van Meeter weinig voor. Hij hield geen
regelmatige bijeenkomsten, maar kwam af en toe samen
met zijn geestverwanten. Naar het schijnt was er, wan-
neer het uur vorderde en de gemoederen verhit raakten,
wel eens gesproken over „eene omkeering van zaken‟,
maar daaraan diende niet te zwaar te worden getild.
Meeter leidde een sober leven. Meestal zat hij op zijn
kamertje te lezen of te schrijven. Dat hij een revolutie
aan het voorbereiden was, zoals Mingelen had gesugge-
reerd, achtte de minister „ijdel vertoon van woorden‟. Hij
vermoedde dat Meeter dit zelf Mingelen had ingefluis-
terd om de koning ertoe over te halen hem uit te kopen.
Trouwens, Mingelen had voor zijn rekest geen gezegeld
papier gebruikt en daarom was het niet vatbaar voor be-
schikking.50
In die hectische augustusmaand, toen hij in een ma-
nische bui het ene adres na het aan Willem II stuurde,
vond Van Tetroode ook nog tijd om een scheldbrief aan
Meeter te schrijven. Deze kreeg daarin te horen dat hij
zich dood moest schamen vanwege zijn om wraak roe-
pende verraad aan de koning. Meeter diende wel te be-
seffen dat de weldoener die hem uit het slijk had ge-
haald hem ook weer met één trap daarin kon terugdu-
wen. Hij deed er verstandig aan ermee op te houden de
vriend van het Vaderland te spelen. Zo niet, dan zou
49 NA/KdK inv. nr. 4178, 22-8-1845 geheim O29 (hierbij Mingelens
adres van 20-8-1845). 50 NA/KdK inv. nr. 4179, 9-9-1845 zeer geheim S30.
150
uiteindelijk een brandmerk in zijn gezicht worden ge-
drukt. Aan het eind van de brief daagt Van Tetroode
Meeter uit om met hem te duelleren en vervloekt hij
hun vroegere vriendschap:
Attendez-moi où vous voulez avec des pistolets ou
toute autre arme − j‟y serai. Je me haïs moimême
de vous avoir aimé.51
Eern maand later verscheen een bij J.V. Pijpers gedrukt
spotdicht met de titel Aan de Haagsche Ooijevaars, nes-
telende in de Oude-Mannenpoort bij J. du Mée en op het
Hofspui bij P. Mingelen te ’s-Gravenhage. De anonieme
dichter noemt zich „Geen mouchard, geen gesalarieerde
van de politie. Een vrij, vrijdenkend en vrijhandelend
man‟. Die apolegetische verklaring is een aanwijzing dat
dit geschrift kwam uit de koker van Van Tetroode, die
er immers door Meeter en de zijnen van werd beticht
een betaalde handlanger van de geheime politie te zijn.
Pijpers drukte het hoogstwaarschijnlijk door Van Tet-
roode geschreven pamflet De oproerzoeker, waarover zo
dadelijk meer. Ook de toon en inhoud van Aan de Haag-
sche Ooijevaars wijzen er sterk op dat hij er de auteur
van is geweest.
Het gedicht begint met een geruststellende medede-
ling voor de echte ooievaars:
Niet op u, o kikvorschvreters,
Met uw langen bek en poot,
Maar op Hazen en op Meeters,
Schiet ik mijn verdervend lood!
51 KB/131 C 42, Van Tetroode aan N.N. [= Meeter], 18-8-1845. Ei-
genhandig afschrift Van Tetroode.
151
Waarna De Haas en Meeter op de korrel worden geno-
men:
die met uw zwadder
Even als de giftigste adder
In ‟t verderf uw‟ wellust vindt;
die nooit moe van ‟t vuilste schelden,
Kwaad en onregt durft vermelden,
Daar, waar ‟t nimmer heeft bestaan.
De Haas en Meeter worden afgeschilderd als op revolu-
tie beluste oproerkraaiers, die het beter denken te weten
dan „de vorst met heel zijne‟ Raad‟ en uit puur winstbe-
jag hun blaadjes („‟t vuilste scheurpapier‟) volschrijven.
Meeter krijgt er extra van langs vanwege zijn trouwe-
loosheid jegens de koning:
Gij, zoo snood ondank‟bre Meeter,
Vorstelijke Gunstvergeter,
Die met smaad hebt overlâen,
Hem, die u heeft welgedaen.
Kort na de verschijning verscheen er bij Pijpers een
Franse prozavertaling en bewerking van dit gedicht on-
der de titel Coup-d’oeuil rétrospectif d’une pièce de vers,
intitulée: Aan de Haagsche Ooijevaars nestelende in de
Oude Mannenpoort, bij J. du Mée en op het Hofspui bij
P. Mingelen te ’s-Hage. De titelpagina vermeldt als au-
teur Stèven, Ainé (= Stèven senior). De schrijver wijst er
in zijn voorwoord op dat het door hem vertaalde en be-
werkte gedicht „n‟est autre chose, sinon un extrait des
écrits publiés par la Mère Cygogne (Ooyemoer) mise en
vers‟. In het nawoord prijst hij de rijkdom aan ideeën en
152
het superieure talent van de maker, maar hij betreurt
het dat deze zijn gaven heeft verspild door minderwaar-
dige lieden als onderwerp te kiezen.
Poète, auteur de cette belle production, qui que
vous soyez, vieux ou jeune, vous avez l‟imagination
trop féconde pour vous livrer à livrer à de pareils
écarts.
Het ziet er ernaar uit dat de Coup-d’oeuil evenals Aan
de Haagsche Ooijevaars uit de pen is gevloeid van een
zich verkneukelende Van Tetroode, die zich graag be-
diende van pseudoniemen en een liefhebber van mystifi-
caties was. Zo heette een door hem geschreven en uitge-
geven brochure over de in 1861 gehouden Haagse ten-
toonstelling van levende meesters te zijn samengesteld
door „een kransje van Amsterdamsche kunstvrienden‟ en
gedrukt „voor rekening der auteurs‟.52
Vanwege de vechtpartij op 26 juli had Meeter een
aanklacht tegen Van Tetroode ingediend. Drie maanden
later kwam de zaak voor de rechter. Van Tetroode er-
kende „een ordentelijk pak slaag‟ te hebben uitgedeeld,
maar pas nadat Meeter hem als eerste had aangevallen.
Op grond van de getuigenverklaringen vond de recht-
bank dat verweer onaannemelijk. Van Tetroode kreeg
wegens moedwillige mishandeling en verwonding een
maand gevangenis en een boete van acht gulden opge-
legd.53
Op dezelfde dag werd hij veroordeeld wegens een an-
der akkevietje met Meeter, die door hem in De Ooije-
moer voor „eerloze leugenaar‟ was uitgemaakt. Meeter
52 Fondslijst A.J. van Tetroode nr. 49. 53 NA/ARG inv. nr. 143/261, vonnis van 20-10-1845.
153
deed aangifte van laster en eiste een schadevergoeding
van honderd gulden. Volgens Van Tetroode mocht hij
Meeter eerloos noemen omdat deze wegens hoon en las-
ter was veroordeeld. Daar kwam bij dat hij de gewraak-
te uitdrukking had gebezigd om zich te verdedigen tegen
Meeters aanvallen op hem in De Ooijevaar. De recht-
bank verwierp zowel dit verweer als de eis tot schade-
vergoeding en legde Van Tetroode een boete van acht
gulden op.54
Ten tijde van die veroordelingen zat Meeter in de ge-
vangenis. Tegelijk met De Haas en de uitgevers van de
twee Ooijevaars was hij op 26 september 1845 gearres-
teerd op verdenking van medeplichtigheid aan de door
de stijgende meelprijzen veroorzaakte relletjes die eer-
der die maand in Den Haag hadden plaatsgevonden.
Van de radicale journalisten liep alleen nog Van Gorcum
een tijdje vrij rond. In oktober begon deze een nieuw
blad, De Vaderlander, waarvan naar het schijnt slechts
één nummer is verschenen. Van Gorcum nam het daarin
op voor zijn gearresteerde collega‟s. De rubriek „ge-
mengde berichten‟ bevat behalve een uitval naar de spi-
on („mouchard‟) Van Tetroode ook een pikante anekdote
over hem:
Een boekhandelaar uit de Heerenstraat heeft zon-
dag eene edele daad pogen te verrichten: twee hon-
den welke door den nauwen band der liefde waren
aaneengebonden, trokken zijne aandacht, en ... hij
heeft die lieve diertjes willen scheiden.
54 NA/ARG inv. nr. 143/262, vonnis van 20-10-1845.
154
Als reactie op De Vaderlander verscheen bij de drukker
Pijpers een anoniem, hoogstwaarschijnlijk door Van Tet-
roode geschreven pamflet met de titel Gratis. De Op-
roerzoeker zichzelve noemende De Vaderlander uitgege-
ven door A.H. van Gorcum verantwoordelijk redacteur,
en gedrukt bij ...??? De auteur windt zich op over de hy-
pocrisie van Van Gorcum, die in De Vaderlander spreekt
van „zijnen koninklijken weldoener‟ om zo de schijn te
wekken dat hij loyaal aan de koning is.
Onder het masker van vorstenmin en vaderlands-
liefde tast de redacteur ‟s lands Regering in hare
hartader aan, en keurt alles af, wat vanwege die
regeering uitgaat.
De copulerende hondjes uit de Heerenstraat komen ook
nog even opdraven:
Moet men het aardigheid, of al wat gemeen is noe-
men, wanneer gij ons een berigt mededeelt van
eenen boekhandelaar en twee hondjes? Wat gij er
van zegt, is te vuil om hier over te nemen.
Kort na de verschijning van De Vaderlander belandde
ook Van Gorcum in de gevangenis. Na een jaar in voor-
arrest te hebben gezeten werden hij, Meeter en De Haas
vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs. Om zich van
deze lastpakken te ontdoen bood de koning Meeter en
Van Gorcum een maandelijkse toelage aan, op voor-
waarde dat ze het land zouden verlaten. Beiden accep-
teerden niet alleen dat aanbod, maar verlaagden zich tot
155
een regelrechte knieval door samen een verheerlijkende
Levensschets van Willem de Tweede te schrijven.55
Na het overlijden van de koning werden de door hem
verleende toelagen ingetrokken. Meeter nam na allerlei
omzwervingen de wijk naar Engeland. In 1857 publi-
ceerde hij daar het eerste deel van Holland. Its institu-
tions, its press, kings and prisons. In deze memoires,
waarvan het geplande tweede deel niet is verschenen,
geeft hij een ontluisterend beeld van Willem I, (hebzuch-
tig, despotisch, hypocriet), Willem II (spilziek, ontuchtig,
chantabel onder andere door zijn homoseksuele betrek-
kingen, slap bestuurder) en hun entourage van ja-
knikkers en parasieten. Ook Van Tetroode komt uitvoe-
rig aan bod: het aan hem gewijde gedeelte beslaat in de
Nederlandse vertaling acht pagina‟s. 56 Meeter typeert
hem als een „volmaakte parodie op een fatsoenlijk mens‟,
een „misbaksel der schepping‟ en „troubadour aan het
Nederlandse Hof‟. Toch kon er ook een complimentje
vanaf: Van Tetroode maakte bij tijd en wijle „een redelijk
goed vers‟.
Na de arrestatie van Meeter, De Haas en Van Gorcum
ging Van Tetroode als pamflettist een tijd op non-actief,
totdat hij in de herfst van 1847 publiekelijk de strijd
aanbond met jonkheer Adrien Jean Eliza Engelbert van
Bevervoorde tot Oldemeule, die zichzelf uit afkeer van
adellijke titels kortweg Adriaan van Bevervoorde noem-
de. Van Bevervoorde was vanaf de uitschakeling van
Meeter in september 1845 tot zijn dood in mei 1851 de
meest toonaangevende radicale journalist in Neder-
55 Vinken, „Meeter‟, p. 111-113. 56 Meeter, p. 224-231.
156
land.57 Hij kreeg in mei 1844 een aanstelling als redac-
teur bij het conservatieve, door de regering zwaar ge-
subsidieerde Journal de la Haye maar kon niet overweg
met de hoofdredacteur van dat blad, mr. Henri Box, die
hem na negen maanden ontsloeg. Daarna ontwikkelde
Van Bevervoorde zich geleidelijk − in de loop van enkele
jaren − van regeringsgezinde conservatief tot ultra-
liberale republikein, die een verregaande democratise-
ring van staat en maatschappij voorstond.
In 1845 richtte Van Bevervoorde het Franstalige sati-
rische maand-, later weekblad Asmodée op en het jaar
daarop een op een breder publiek gerichte Nederlands-
talige tegenhanger daarvan, De Burger. Uiteraard wa-
ren deze oppositiebladen de koningsgezinde Van Tet-
roode een doorn in het oog. In het bijzonder stoorde hij
zich eraan hoe in de Franstalige Asmodée blad de vuile
was van Nederland voor heel het buitenland te kijk
werd gehangen. Uit latere uitlatingen van Van Tetroode
valt op te maken dat hij sinds de begintijd van de
Asmodée met Van Bevervoorde op voet van oorlog heeft
geleefd, maar tot een openbare pennenstrijd was het
niet gekomen.58
In het najaar van 1847 kregen de twee een hooglo-
pende ruzie naar aanleiding van een ingezonden brief in
De ’s-Gravenhaagsche Nieuwsbode die was ondertekend
door „een letterzetter, gewoon lid van de vereeniging van
drukkersgezellen te ‟s Hage‟. De briefschrijver trok van
leer tegen Van Bevervoorde, die zich in de Asmodée de-
nigrerend had uitgelaten over de inzameling voor een
57 Robijns, Radicalen, passim en Robijns, >Van Bevervoorde‟, p. 36-
41. 58 Fondslijst A.J. van Tetroode nr. 34, p. 4.
157
standbeeld van Laurens Jansz Coster. Er was pas voor
vijftig gulden ingetekend en dat bedrag kwam geheel en
al op het conto van de Haagse vereniging van drukkers-
gezellen. Heel verdacht, zo insinueerde Van Bevervoor-
de, want die vereniging werd bestuurd door zetters van
het door de regering zwaar gesubsidieerde Journal de la
Haye. De briefschrijver karakteriseerde Van Bevervoor-
de als een ellendeling die er een eer in stelde „met zijne
zoutelooze en alle vervolging sluw ontwijkende taal‟ al-
lerlei hooggeplaatste ambtenaren en zelfs de koning te
beledigen. Nu was ook „den minder beschaafden hand-
werksman‟ het slachtoffer geworden van zijn beuzel-
praat en leugens. In het bestuur van de drukkersgezel-
lenvereniging zat geen enkele letterzetter die bij het
Journal de la Haye werkte. Bovendien – aldus nog
steeds de briefschrijver − gaf het geen pas te sneren over
het bedrag dat de honderdvijftig leden hadden ingeza-
meld. Eergevoel is niet voorbehouden aan de hogere
standen en dus moest Van Bevervoorde rekening hou-
den met een fysieke afstraffing:
Asmodee gelieve in aanmerking te nemen, dat,
hoewel tot den minder beschaafden stand der
maatschappij behoorende, er onder de boekdruk-
kersgezellen moedige, weldenkende en regtschapen
mannen gevonden worden die, boven hunne liefde
voor de kunst, met een fijn gevoel vatbaar zijn voor
elke onverdiende beleediging, van een laffe spotter,
en zich niet zouden ontzien, dáár en wáár het te
pas mogt komen, op eene gevoelige wijze daadwer-
kelijk te beproeven of zulk een ellendeling ook een
FIJN GEVOEL bezit.59
59 De ’s-Gravenhaagsche Nieuwsbode, 25-9-1847.
158
De volgende dag, 26 september, reageerde Van Bever-
voorde in de Asmodée prompt op dit dreigement. Wan-
neer de briefschrijver zijn identiteit onthulde en het
vervolgens waagde hem te ontmoeten kon hij twee oor-
vijgen in ontvangst nemen. 60 De anonieme letterzetter
nam de handschoen op: drie dagen later nodigde hij Van
Bevervoorde uit plaats, dag en uur te bepalen „wáár hij
het masker der onbekendheid afleggen, en de hem toe-
gezegde twee klappen (deux soufflets) ontvangen kun-
ne‟.61
Op 30 september om een uur of half vijf ‟s middags
liep Van Tetroode op het trottoir voor het Café Français
op Van Bevervoorde af en zei hem dat hij de anonieme
letterzetter was. Van Tetroode had toen Van Bevervoor-
de „met de vingers tegen de neus getikt en gewreven‟ en
hem vastgegrepen. Van Bevervoorde verweerde zich met
een rottingkje, dat Van Tetroode hem afhandig wist te
maken en op de ijzeren balustrade aan de buitenkant
van het café in tweeën sloeg. Tijdens de vechtpartij
bracht Van Tetroode met zijn brandende sigaar al dan
niet opzettelijk Van Bevervoorde twee brandwonden in
het gezicht toe. Van Bevervoordes overjas werd aan
flarden gescheurd. De eigenaar van het café wist de
vechtersbazen te scheiden. Beiden gingen naar binnen,
waar Van Tetroode Van Bevervoorde uitmaakte voor
„land- en koningshoner‟. Na een kwartier verliet Van
Tetroode het etablissement, maar een paar minuten la-
ter kwam hij weer terug en bezwoer zijn tegenstander
geen klacht bij de politie in te dienen. Op weg naar de
uitgang spuugde hij Van Bevervoorde, die de Nieuwe
60 Sautijn Kluit, „Asmodée‟, p. 155. 61 De ’s-Gravenhaagsche Nieuwsbode , 29-9-1847.
159
Rotterdamsche Courant aan het lezen was, in zijn ge-
zicht. Van Bevervoorde gaf hem toen een klap met de
plank waaraan de krant vastzat en wel zo hard dat het
handvat van de plank afbrak.62
Dezelfde avond richtte Van Bevervoorde zich met een
adres tot Willem II.63 Hij beklaagde zich daarin over
Van Tetroode, die zich opwierp als kampioen van de ko-
ning en hem in een openbare gelegenheid met de dood
had bedreigd. De koning had gezworen de rechten van al
zijn onderdanen te handhaven en daarom stelde Van
Bevervoorde hem persoonlijk verantwoordelijk voor alles
wat die vermaledijde Van Tetroode hem zou aandoen. In
dat verband wees hij op de provocaties en bedreigingen
in de door politiële autoriteiten geredigeerde ’s-Graven-
haagsche Nieuwsbode, die duidelijk alleen maar waren
bedoeld om het volk op te hitsen tegen journalisten van
oppositiebladen. Naar aanleiding van dit adres kreeg de
Haagse commissaris van politie Waldeck van de minis-
ter van Justitie opdracht Van Tetroode de wacht aan te
zeggen: bij de eerstvolgende geweldpleging zou hij direct
worden gearresteerd.
Van Bevervoorde luchtte niet alleen zijn hart bij de
koning maar diende ook een klacht in bij de politie.
Daar kreeg hij tot zijn grote verbazing te horen dat Van
Tetroode intussen een klacht tegen hém had ingediend.
Hij dacht dat justitie die aantijging niet serieus zou ne-
men, maar beide klachten werden in behandeling geno-
men. Van Tetroode en Van Bevervoorde werd alle twee
62 NA/ARG inv. nr. 148/24, vonnis van 31-1-1848; [Van Tetroode],
Lettre à Asmodée, p. 3-4. 63 Deze alinea en de volgende zijn gebaseerd op Van Bevervoordes
artikel in de Asmodée van 3-10-1847.
160
veroordeeld wegens onderlinge verwonding en mishan-
deling.64
Kort na het incident bleek dat Van Tetroode niet de
schrijver van de anonieme brief was. Volgens sommige
van zijn vijanden had hij zich als zodanig voorgedaan
om een vechtpartij met Van Bevervoorde uit te lokken:
hij zou van hogerhand betaald zijn om hem te belagen.
Van Bevervoorde zelf geloofde daar niet in:
Il y a bien des gens qui le pensent; mais nous, nous
ne le pensons point. Nous le croyons simplement
maniaque.65
Naar Van Bevervoorde van anderen te horen had gekre-
gen kon Van Tetroode het niet zetten dat hij, Van Be-
vervoorde, kort voordien in hoger beroep was vrijge-
sproken van een aanklacht wegens een voor de koning
beledigend artikel in de Asmodée. Tetroode verdedigde
de afstraffing met het argument dat hij, die zelf drukker
en zetter was geweest, zich de belediging van de druk-
kersgezellen persoonlijk had aangetrokken. Bovendien
nam hij het Van Bevervoorde kwalijk dat deze de initia-
tiefnemer tot de inzamelingsactie, J. Noordziek, had ge-
dwarsboomd in zijn nobele onderneming om Laurens
Jansz Coster, „cet inventeur du plus noble des Arts‟, met
een standbeeld te eren.66
De werkelijke auteur van de anonieme brief bleek de
meester-letterzetter H. Le Blansch te zijn, het oudste lid
van de Haagse typografenbond Door Eendracht t‟zaam
Verbonden. Toen Le Blansch geen antwoord kreeg op
64 Zie p. 190 (vonnis van 31-1-1848). 65 Asmodée, 3-10-1847. 66 Fondslijst A.J. van Tetroode nr. 34.
161
zijn uitdaging in De ’s-Gravenhaagsche Nieuwsbode,
verzocht hij Van Bevervoorde via de voorzitter van zijn
bond om een onderhoud in het gebouw waar de typogra-
fen vergaderden. Van Bevervoorde gaf daaraan gehoor
en ging tijdens die ontmoeting diep door het stof. Hij
had niet gedacht dat de brief werkelijk door een letter-
zetter was geschreven, maar er andere personen van
verdacht. Het was geenszins zijn bedoeling geweest de
typografen belachelijk te maken. Integendeel: hij die da-
gelijks met drukkers en zetters te maken had, wist ze
maar al te goed naar waarde te schatten. Bovendien had
hij zich in zijn geschriften altijd een vurig verdediger
van de arbeidende klasse getoond. Le Blansch nam ge-
noegen met Van Bevervoordes excuses: hiermee was zo-
wel aan zijn persoonlijke eer als aan die van de typogra-
fenbond recht gedaan. De twee reikten elkaar de hand.67
Van Bevervoorde plaatste in de Asmodée van 3 okto-
ber een uitvoerig artikel over deze affaire, waarop Van
Tetroode reageerde met een al even lange („j‟ai beau-
coup, beaucoup à dire‟) Lettre à Asmodée. Een groot deel
van dit pamflet bestaat uit een aanklacht tegen Van Be-
vervoordes misbruik van de prachtige Franse taal, die
hij in de Asmodée inzet om aan buitenlanders te vertel-
len wat er allemaal fout gaat in Nederland. Dat maakt
hem tot een lasteraar en landverrader. De vechtpartij op
de stoep van het Café Français doet Van Tetroode af als
een lesje dat hij Van Bevervoorde wilde leren. Die vin-
gerbewegingen langs Adriaans rechterneusvleugel wa-
ren niet meer geweest dan „une petite caresse, une dé-
monstration tout amicale‟. En wat had zijn tegenstander
67 Asmodée, 3-10-1847; De ’s-Gravenhaagsche Nieuwsbode, 16-10-
1847; Sautijn Kuit, „Asmodée‟, p. 156.
162
zich tijdens die afstraffing laf gedragen door in elkaar te
kruipen als een slak in zijn huisje! Het artikel in de
Asmodée van 3 oktober bevatte allerlei aantijgingen die
een aanklacht wegens laster rechtvaardigden. Maar
daarmee wilde hij justitie niet belasten. Adriaan werd
van harte uitgenodigd met hem te duelleren „n=importe
sur quel terrain‟. Van Bevervoorde ging daar niet op in
en klaagde Van Tetroode aan wegens de smadelijke uit-
drukkingen in zijn Lettre à Asmodée. De rechtbank vond
inderdaad dat daarin voorkomende bewoordingen als
„calomnieux et lâche‟, „misérable traître‟, „poltron‟ en „po-
lisson‟ niet door de beugel konden. Van Tetroode kreeg
een boete van vijftig gulden.68
Van Bevervoorde genoot in het buitenland de nodige
bekendheid onder socialistisch angehauchte journalisten
en schrijvers. Naar aanleiding van zijn artikel in de
Asmodée over de vechtpartij met Van Tetroode ontving
hij diverse brieven van buitenlanders, onder wie de
vermaarde Franse republikeinse letterkundige en histo-
ricus Jules Michelet. Die had met een „vive indignation‟
kennis genomen van de belediging die Van Bevervoorde
was aangedaan, maar hij bezwoer hem niet in te gaan
op Van Tetroodes provocaties. Daarbij doelde hij kenne-
lijk ook op diens uitdaging tot een duel:
Restez, je vous supplie, fidèle à la tradition des
hommes vraiment politiques de nos révolutions. Ni
les vôtres, ni les nôtres (ni Barnevelt, ni les De
Witt, ni Mirabeau, ni Danton) n‟ont répondu aux
provocations brutales des soi-disant gens d‟épée.
68 NA/ARG inv. nr. 148/1, vonnis van 3-1-1848.
163
Eerste pagina van Van Tetroodes Lettre à Asmodée. ‟s-Gravenhage,
1847. Fondslijst A.J. van Tetroode nr. 34.
164
Michelet riep Van Bevervoorde op door te gaan met zijn
verdediging van de republikeinse beginselen. Alle „hom-
mes de coeur‟ uit Frankrijk, België en Nederland ston-
den achter hem. Zij vochten voor dezelfde zaak: „nulle
différence en ceci, nulle séparation, nulle frontière‟.
Van Bevervoorde publiceerde de brief met een Neder-
landse vertaling in De Burger.69 Van Tetroode stuurde
een exemplaar van het desbetreffende nummer en zijn
Lettre à Asmodée als bijlagen bij een rekest naar de ko-
ning. Van Michelets brief was hij erg geschrokken, maar
hij hield rekening met de mogelijkheid dat het om een
vervalsing ging:
Ou la lettre signée J. Michelet, dans le libelle ou-
vertement révolutionnaire [= De Burger], est une
grosse imposture, ou j‟ai raison de me désesperer.
Hij zag ervan af de koning om een audiëntie te ver-
zoeken, maar hoopte wel door hem te worden verwezen
naar „quelque personne investée de sa confiance et a la-
quelle je puisse confier tout ce qui passe dans mon
coeur‟.70 In het rekest wijst Van Tetroode erop dat een al
te strikte toepassing van de Wet tot onrechtvaardigheid
kan leiden: „tout ce qui est Loi n‟est pas Droit, − à force
d‟être trop juste on peut être injuste‟. Dat zal een toespe-
ling zijn op de eerder genoemde waarschuwing die hij
van commissaris Waldeck had gekregen. Blijkens de
kanttekening op het rekest („laten liggen‟) moest Willem
II er even over nadenken. Naar het schijnt heeft hij er
69 De Burger, 13-10-1847. 70 NA/KdK inv. nr. 4197, 15-10-1847 geheim R34.
165
later niets op uitgedaan en dit epistel van Van Tetroode
als zovele andere voor kennisgeving aangenomen.
Enige weken later, in november, begon Van Tetroode
een nieuw blad, De vrije drukpers geheten. Bijdragen in
proza of poëzie waren welkom. Bij plaatsing zou de in-
zender een „moderaat honorarium‟ ontvangen. Er kon
worden ingetekend op tien afleveringen (/ 0,90). In het
openingsartikel van het eerste nummer wordt een boek-
je open gedaan over Van Bevervoordes mislukkingen als
toneelschrijver („nieuwe Sofocles‟) en directeur van een
toneelgezelschap. Kort tevoren had hij de uit Frankrijk
overgekomen acteurs van zijn nog piepjonge Theâtre du
Vaudeville op straat moeten zetten. Verderop in dit ar-
tikel steekt Van Tetroode de draak met Van Bevervoor-
des waarschuwing dat hij de persoonlijke aanvallen
(„personaliteiten‟) van degenen die tegen hem complotte-
ren met gelijke munt zal vergelden: klaarblijkelijk had
Adriaan de schrik goed te pakken.
Welk lezer met een weinigje doorzigt begaafd, be-
speurt niet duidelijk, dat eene groote angst den
GROOTEN BURGER heeft bemeesterd, hetwelk
wij in een tweede amikaal briefje verder hopen te
behandelen.
Pièce de résistance van dit eerste en waarschijnlijk eni-
ge nummer is een lang gedicht getiteld De vrijheid der
drukpers in Nederland. De vrijheid van drukpers heet
hier een „heilig regt‟ dat vorsten dienen te respecteren,
maar door „apostlen van ‟t verderf‟ wordt misbruikt om
„hun giftig zaad‟ onder het argeloze volk te verspreiden.
Niet dat ze daarmee veel schade aanrichten want „‟t Zijn
keten-rekels [= kettinghonden], die in tandeloosheid
166
blaffen‟. Het is dan ook niet nodig hen strafrechtelijk te
vervolgen. In augustus 1845 had Van Tetroode bij de
koning een zekere inperking („quelque modification‟) van
de vrijheid van drukpers bepleit. Daar was hij dus in-
tussen anders over gaan denken.
In zijn strijd tegen Van Tetroode werd Van Bever-
voorde gesecondeerd door Van Gorcum, die we hiervoor
aan het werk hebben gezien als redacteur van De Ooije-
vaar en De Vaderlander. Teruggekeerd in Den Haag
richtte Van Gorcum daar in de late herfst van 1848 De
Volksbode op, een blad dat enkele maanden heeft be-
staan.71 In het vijfde nummer gaat Van Gorcum eerst in
op de vechtpartij tussen Van Bevervoorde en Van Tet-
roode in september 1847. Vervolgens haalt hij een ande-
re, nog veel oudere koe uit de sloot: Van Tetroodes ver-
oordeling in oktober 1845, toen hem een maand gevan-
genisstraf (later kwijtgescholden) en een geldboete wa-
ren opgelegd wegens de mishandeling van Meeter in juli
van dat jaar. De boete zal wel „uit de geheime fondsen
der politie‟ zijn betaald, aldus Van Gorcum. Hij insinu-
eert verder dat Van Tetroode de gevangenisstraf was
kwijtgescholden „doodeenvoudig omdat hij de kampioen
des Konings is‟. Van Tetroode zou zijns inziens „buiten
twijfel‟ ook gratie krijgen voor de nog uit te zitten straf
wegens mishandeling van Van Bevervoorde.
Anders immers loopt Willem de Tweede gevaar zij-
nen trouwen, ooguitzuigenden, wangbrandenden
en in ‟t gelaat spuwenden kampioen te verliezen.
71 Robijns, Radicalen, p. 344.
167
Toen Van Tetroode eind 1849 gedeeltelijke kwijtschel-
ding van deze gevangenisstraf kreeg was dat natuurlijk
koren op Van Gorcums molen.72 Tegen zijn verdachtma-
king dat justitie Van Tetroode de hand boven het hoofd
hield pleiten echter zowel diens talrijke veroordelingen
als de adviezen van de Hoge Raad en de minister van
justitie op zijn verzoeken om kwijtschelding van straf.
Sommige van die gratieadviezen waren afwijzend en in
de gevallen dat ze wel gunstig uitpakten gebeurde dat
op grond van deugdelijke argumenten.
Als reactie op Van Gorcums artikel in De Volksbode
verscheen het anonieme, vermoedelijk door Van Tet-
roode geschreven pamflet De Volksverleider. Een woord
aan allen die het wèl met het vaderland meenen. De au-
teur laat het aanvankelijk bij een kort maar krachtig
commentaar:
Wat zullen wij op zulk eene schendtaal antwoor-
den? Niets.
Maar bij nader inzien wil hij er toch wel wat meer over
zeggen:
Evenmin als Neerlands Koning eenen kampioen
behoeft in den persoon van een van Tetroode,
evenmin behoeft de Nederlandsche natie een kam-
pioen (of liever schorpioen) in den persoon van een
… (Neen, uw naam is ons allen te zeer ten vloek,
om dien hier neder te schrijven!)
72 NA/MvJ inv. nr. 4677, 2-1-1850.
168
Van Tetroode bleef Van Bevervoorde het leven zuur ma-
ken. In november 1849 schreef hij hem een dreigbrief.
Kort daarna greep hij op de Groenmarkt onder de uit-
roep „Landverrader! Nu zal ik u vermoorden‟ een voor-
bijganger beet die hij abusievelijk voor Van Bevervoorde
aanzag. Medio december verzocht Van Bevervoorde de
minister van Justitie om aan de bevoegde autoriteiten
instructies te geven voor zijn beveiliging tegen Van Tet-
roode, die op dat moment in de gevangenis zat. Hij pro-
testeerde ook tegen de strafvermindering die Van Tet-
roode onlangs had gekregen wegens de mishandeling
van hem, Van Bevervoorde. Te vrezen was dat Van Tet-
roode daarin een aanmoediging zou zien om door te gaan
met zijn aanrandingen „uit voorgewende dynastieke
geestdrift of liever razernij‟.
Van Bevervoorde vroeg de minister ook of hij al dan
niet gerechtigd was zich „behoorlijk te wapenen tegen
elke moorddadige aanranding, als de persoon van Van
Tetroode zonder de minste provocatie of aanleiding van
mijnentwege, tegen mij in den zin schijnt te hebben‟. De
minister liet de zaak onderzoeken door de procureur-
generaal in Zuid-Holland. Die vond dat Van Bevervoor-
de het incident op de Groenmarkt te zwaar opnam. Aan
het verzoek om beveiliging kon niet worden voldaan om-
dat de wet niet voorzag in dergelijke preventieve maat-
regelen tegen een potentiële geweldpleger. Als Van Be-
vervoorde zo bang voor Van Tetroode was, moest hij
hem maar zo veel mogelijk uit de weg gaan. Hij wilde
toch niet de hele dag rondlopen met een politieagent
naast zich, gesteld al dat die beschikbaar was? De vraag
of hij zich mocht bewapenen moest Van Bevervoorde
volgens de procureur-generaal zelf beantwoorden. Het
169
lag niet op de weg van de minister hem in dezen wat
aan te raden. De minister volgde de adviezen van de
procureur-generaal.73 Van Bevervoorde moest dus zijn
eigen boontjes doppen. Hij zou het niet lang meer ma-
ken. Op 17 mei 1851 overleed deze founding father van
de linkse journalistiek in Nederland op eenendertigjari-
ge leeftijd te Den Bosch.
Net als zijn afgod Willem II is Van Tetroode in het revo-
lutiejaar 1848 snel overstag gegaan. Toen het moment
daar was legden beiden zich direct neer bij de omwente-
ling die ze zo hadden gevreesd. Op 22 maart stuurde
Van Tetroode een adhesiebetuiging aan de liberaal L.
Luzac, die met vier anderen − onder wie Thorbecke −
van de koning opdracht hadden gekregen een Grond-
wetsherziening voor te bereiden. Op 25 maart werd
Luzac benoemd als minister in het nieuwe kabinet. Van
Tetroode feliciteerde hem dezelfde dag nog met zijn
kortste brief ooit. Anders zo breedsprakig had hij dit
keer aan twee woorden genoeg: „God dank!‟.74
Jaren vijftig en zestig
Na de roerige jaren veertig heeft Van Tetroode zijn pen
en vuisten niet meer ingezet tegen links-radicale tegen-
standers. Niet dat zijn belangstelling voor politiek was
verflauwd. In 1853 volgde hij met grote belangstelling
het verloop van de „April-Bisschopsbeweging‟. Thorbec-
kes opstelling in die dagen beviel hem allerminst, zoals
hij de staatsman later frank en vrij meedeelde: 73 NA/MvJ inv. nr. 1329, 18-1-1850/66; inv. nr. 4677, 2-1-1850 ge-
heim. Volgens de toenmalige wetgeving was in principe iedere bur-
ger gerechtigd om in het openbaar een wapen te dragen. 74 UBL/BPL 1564, Van Tetroode aan L.C. Luzac, 22-3 en 25-3-1848.
170
Mijn hemel, de heer Th. wou Pausje spelen, Kerk
en Staat beheerschen als een Hendrik VIII, nu met
[curs. van T.] en door Rome!! Ik eindigde eens eene
onstuimige vergadering met de glos: „Dáártoe is
ZEd. wat dun!‟75
Van Tetroode zou graag zijn partijtje hebben meegebla-
zen in de lokale politiek. In de jaren 1855-1867 heeft hij
zich zes keer kandidaat gesteld voor het lidmaatschap
van de Haagse gemeenteraad. Bij de verkiezingen van
1867 leverde hem dat twee stemmen op. De andere ke-
ren kreeg hij er maar één. Het laat zich raden wie die
ene stemmer was.76
Na de dood van zijn afgod koning Willem II moet het
Van Tetroode snel duidelijk zijn geworden dat diens op-
volger een heel wat minder dankbaar object voor zijn
Oranjeliefde vormde. Willem III maakte direct schoon
schip met de parasieten die zijn vader hadden om-
zwermd. Hun toelagen − waaronder die van Van Tet-
roodes boezemvriend Vrugt − werden stopgezet. Een
paar weken na het overlijden van Willem II probeerde
Van Tetroode de troonopvolger voor zijn karretje te
spannen. Hij wilde een portret van de overledene uitge-
ven en stuurde in verband daarmee eenentwintig bij-
schriften, waaronder verzen van Tollens en hemzelf,
naar Willem III met het verzoek daaruit een keuze te
maken. Als Zijne Majesteit de voorkeur gaf aan een heel
ander bijschrift kon dat natuurlijk ook. De koning liet
75 NA/Coll. Thorbecke inv. nr. 86, Van Tetroode aan J.R. Thorbecke,
9-1-1871. 76 Dagblad van Zuidholland en ’s-Gravenhage,18-7-1855, 21-7-1859,
19-7-1861, 21-7-1865, 17-5-1866, 19-7-1867.
171
via de directeur van zijn kabinet weten dat hij „zich
daarmede niet wenscht in te laten‟.77 Later heeft Van
Tetroode nog diverse pogingen gedaan om de koning
voor zich te winnen. Hij stuurde „zoo een en ander‟ naar
het Loo, maar Willem III verwaardigde zich niet daarop
te antwoorden.78
Die koele bejegening ten spijt bleef Van Tetroode zijn
dichtader openen om te getuigen van zijn liefde voor de
Oranjes. Ter gelegenheid van de illuminatie waarmee de
Hagenaars in september 1858 de achttiende verjaardag
van kroonprins Willem vierden maakte hij een verma-
nend versje dat te lezen was op een doorschijnend doek:
Blijf steeds, als Prins bemind, dan wordt ge als Ko-
ning groot;
Zie in elk onderdaan ook uw natuurgenoot,
Bij moed, beleid en trouw, verhoor de nooddrufts-
kreten,
Als Tweede Willem deed, − dan wordt gij nooit ver-
geten.79
Met zijn toenaderingspogingen tot prins Hendrik, broer
van koning Willem III, boekte Van Tetroode enig succes.
In 1859 deed hij de prins een brief cadeau die admiraal
Zoutman kort voor de slag bij Doggersbank aan de Sta-
ten van Holland had geschreven. Drie jaar later schonk
hij hem een brief van generaal Karel Bernhard van Sak-
sen-Weimar, Hendriks schoonvader, „zonder éénig ver-
langen van belooning te kennen te geven‟. In beide ge-
77 NA/KdK inv. nr. 544, K.B. van 5-4-1849/1. 78 NA/Coll. Thorbecke inv. nr. 86, Van Tetroode aan J.R. Thorbecke,
9-1-1871. 79 Nieuw Amsterdamsch Handels- en Effectenblad, 10-9-1858.
172
vallen werd die geste gehonoreerd met een bedankbrief
„en nog iets, op de meest uitmuntend kiesche wijze “te-
gengeschenk” genoemd‟.80 In 1865 droeg Van Tetroode
een nieuwe versie van zijn lied ter gelegenheid van de
troonsbestijging van Willem II aan op prins Hendrik, die
hem daarvoor beloonde met tweehonderd gulden.81 Zijn
eerder aangehaalde bewering dat hij voor zijn Oranje-
gedichten nooit een cent heeft gekregen blijkt dus niet te
kloppen.
Van Tetroodes grootste troost was en bleef zijn liefde
voor Willem II. Diens dood is een enorme schok voor
hem geweest. Er is geen reden om te twijfelen aan zijn
oprechtheid toen hij op 29 maart 1849, twaalf dagen na
het overlijden, aan Willem III schreef:
Des le 17 [= 17 maart] mes larmes ont coulé et tou-
te ma vie je pleurerai avec les miens notre Bienfai-
teur adoré. Tous mes travaux ont été suspendus.82
De afwikkeling van de met schulden overladen nalaten-
schap maakte het allemaal nog wranger. De vorderingen
van tsaar Nicolaas werden afgekocht met een aantal
topstukken uit de schilderijencollectie: met lede ogen
zag Anna Paulowna de Rembrandts naar de Hermitage
in St. Petersburg vertrekken.83 De rest van de kunstver-
zameling werd geveild. Op de laatste veilingdag, 21 au-
80 Rotterdamsche Courant, 14-4-1859; aantekening van Van Tet-
roode bij zijn acrostichon op Karel Bernhard van Saksen-Weimar,
1866 (Fondslijst A.J. van Tetroode nr. 197). 81 KDC/Archief Alberdingk Thijm inv. nr. 1054, Van Tetroode aan J.
Alberdingk Thijm, 2-8-1865. 82 NA/KdK inv. nr. 544, K.B. van 5-4-1849/1. 83 Doorn, p. 268.
173
gustus 1850 liet Van Tetroode een paar duizend exem-
plaren uitdelen van een circulaire met de aankondiging
dat zijn firma voortaan „Museum Willem Twee‟ zou he-
ten.84 Die dag plaatste hij voor zijn winkel ook een „meer
dan levensgroot borstbeeld‟ van de overleden koning, die
hij „den Eernaam van de Eenige‟ toekende. „Sedert dien
datum, nu haast ene maand, is de zegen geenszins van
mij geweken‟, aldus zijn advertentie in het Nieuwsblad
voor den boekhandel van 26 september. De „bescher-
mende titulatuur Museum Willem Twee‟ leek ook zake-
lijk zijn vruchten af te werpen!
Begin januari 1855 schonk Van Tetroode het borst-
beeld aan de Haagse typografenbond Door Eendragt
t‟zaam Verbonden.85 Daar was het goed op zijn plaats.
Een aantal leden van de bond had − wellicht mede op
Van Tetroodes initiatief − tijdens de woelige maartda-
gen van 1848 „in feestgewaad‟ en voorafgegaan door het
bondsvaandel langs het paleis van Willem II gedefileerd
om de koning een hart onder de riem te steken. Het
werd een zwarte bladzijde in de geschiedenis van Door
Eendragt t‟zaam Verbonden. Veertig leden waren het
namelijk niet met deze aanhankelijkheidsbetuiging eens
en scheidden zich enkele dagen na de optocht af.86
Uiteraard liet Van Tetroode de bezoekers van het
Museum Willem Twee delen in zijn idolatrie:
Als men het binnentrad, en Tetrode zeilde u in zij-
ne flodderige kamerjapon tegemoet, even het flu-
84 De tekst van de circulaire is afgedrukt in Boele van Hensbroek, p.
287-288 85 Rotterdamsche Courant, 10-1-1855. 86 Laurens Jansz. Koster. Jaarboekje voor typographische vereeni-
gingen 1 (1856), p. 10-11.
174
weelen kalotje oplichtende, en met de hem eigen
emphase vragende: „Waaraan heb ik het voorrecht
van uw bezoek te danken, edele heer?‟ dan was
slechts een enkel sympathiek woord over den ko-
ning voldoende, om den boekverkooper te doen ont-
gloeien. Bij uw vertrek bood hij u dan stellig nog
een of ander mooi gravuretje of plaatje ter herinne-
ring aan. „Willem den Eenige, den Voortreffelijke,
den Heldhaftige‟, gelijk zijne koningsgezinde ont-
boezeming steeds luidde.87
Misschien wel zijn finest hour beleefde Van Tetroode in
de nacht van 26 op 27 oktober 1853, toen het standbeeld
van Willem II op het Buitenhof werd opgesteld, vijf
maanden voor de officiële onthulling. Vanaf september
had hij al elke dag bloemen gelegd op de plek waar het
beeld zou komen te staan. Aan het moment van de
plaatsing was geen ruchtbaarheid gegeven. Op 26 okto-
ber kort vóór middernacht kwamen twee jongelui „schier
buiten adem‟ aanhollen om hem te vertellen dat de laat-
ste voorbereidingen voor de plaatsing van het beeld
werden getroffen. Net op tijd arriveerde hij op het Bui-
tenhof, waar zich een honderdtal belangstellenden had
verzameld. Van Tetroode droeg een geïmproviseerd vers-
je voor. De menigte bewaarde een eerbiedig stilzwijgen
totdat het beeld op zijn sokkel stond en met hoera-
geroep werd begroet. Een van de leden van het oprich-
tingscomité hield toen een toespraak, die aandachtig
werd aanhoord door „de zaamgevloeide schare‟. Van Tet-
roode doet er in zijn ooggetuigeverslag van de bijeen-
komst nog een schepje bovenop:
87 Van Dongen, p. 144.
175
Standbeeld van Willem II. Anonieme litho, door Van Tetroode uit-
gegeven ter gelegenheid van het opstellen van het beeld in de nacht
van 26 op 27 oktober 1853. Fondslijst A.J. van Tetroode nr. 251.
176
‟T scheen als of het metalen beeld zelf naar dien
eersten Groet luisterde!
Op aandrang van de menigte voerde daarna Van Tet-
roode zelf het woord. Hij werd „even godsdienstiglijk
aangehoord‟ als de spreker van het oprichtingscomité en
voelde „eene aandoening van zaligheidsgenot zijn geheel
wezen doorstroomen, daar de Algoede, zoo onverwachts,
hem, hem juist, dat oogenblik, dáár aldus, had bestemd
en gegund‟. Dankbaar incasseerde Van Tetroode de
luidkeelse complimenten na afloop van zijn toespraak
(„Bravo!‟, „Schoon!‟, „Dank je!‟). Tot besluit van deze
plechtigheid werd een gelegenheidsvariant op het Wien
Neêrlands Bloed gezongen:
Bescherm, ô God, bewaar den Grond,
Waarop ZIJN Beeltnis staat,
De plek waar ook ZIJN wiegje stond,
Waar ginds ZIJN stof vergaat.
Van Tetroode liet zijn verslag drukken in een oplage van
tweeduizend exemplaren, die hij gratis verspreidde „als
nederige, eerste hulde‟. Later verscheen een tweede edi-
tie van nog eens tweeduizend exemplaren.88 Ter gele-
genheid van de plaatsing gaf hij ook een prent van het
beeld uit en liet daarvan een aangepaste versie maken
na de officiële onthulling op 23 maart 1854. De prent en
zeven bijbehorende verzen, waaronder twee van hem-
88 Fondslijst A.J. van Tetroode nr. 47. Over Van Tetroodes publica-
ties inzake dit standbeeld zie ook Fondslijst A.J. van Tetroode nrs.
171-173, 195, 251-252 en Van Rijn & Van Ommeren, dl. 10, p. 296-
300.
177
zelf, publiceerde hij in een boekje met de titel Album. 23
maart 1854.
Er gingen vijf maanden overheen voor het beeld werd
bevrijd van de zak waarin het na het opstellen was ge-
huld. Volgens de Oranje-vijandige journalist Jan de
Vries werd de onthulling getraineerd door koning Wil-
lem III, die het slecht met zijn vader had kunnen vin-
den. Als we De Vries mogen geloven trok de plechtigheid
weinig publiek, duurde deze niet langer dan een kwar-
tiertje en woonde Willem III, die evenals de rest van de
koninklijke familie geen cent aan het beeld had bijge-
dragen, met onmiskenbare desinteresse de onthulling
bij. In zijn pamflet Een standbeeld uit een zak maakt De
Vries zich vrolijk over Van Tetroodes inspanningen om
de gebeurtenis luister bij te zetten. De troubadour van
de overleden vorst dichtte „een treurzang op de wijze
van: Tra la, tralie, tra la, tralie – tra la!‟. Niet tevreden
„met zelf te zingen, braght hij [= Van Tetroode] ook an-
deren tot neuriën‟. Op zijn verzoek schreef Clavareau de
tekst van een onthullingscantate, maar van de verhoop-
te uitvoering in de Koninklijke Schouwburg kwam niets
terecht. De Vries neemt in het pamflet behalve de rijme-
larij van Van Tetroode zelf ook de andere gelegenheids-
gedichten uit het Album. 23 maart 1854 op de hak,
waaronder „eene ontboezeming van mijnheer A. Ven-
horst‟. Van Tetroode had Venhorst voor dit vers betaald,
want deze was er de man niet naar „om gratis te ontboe-
zemen, of zulks op crediet te doen‟.89
Elf jaar later na de weinig glorieuze onthulling was er
weer gedoe over het Willem II-beeld. Op 18 juni 1865,
89 [Jan de Vries], p. 20-21.
178
Gezicht op Lange Voorhout nrs. I 356-358. Anonieme litho, in 1857
uitgegeven door Van Tetroode ter gelegenheid van de sloop van de-
ze panden. Fondslijst Van Tetroode nr. 276. In het hoekpand rechts
(Voorhout I 358) was van april 1856 tot en met april 1857 het Mu-
seum Willem Twee gevestigd. In 1858 liet W.D.A.M. baron van
Brienen op de plek van de inmiddels afgebroken panden I 356-358
een stadspaleis bouwen, het tegenwoordige Hotel des Indes.
Reclamekaartje van het Museum Willem Twee, ca. 1870.
179
toen het vijftigjarig jubileum van de slag bij Waterloo
werd gevierd, brachten medewerkers van Metaalplette-
rij Enthoven in opdracht van „eenige ingezetenen‟ een
metalen lauwerkrans aan op het hoofd van het stand-
beeld. Na afloop van de feestelijkheden, vroegen niet
nader aangeduide personen aan B & W om de krans
voorgoed op het beeld te laten zitten. B & W legden het
verzoek voor aan de leden van de opgeheven commissie
tot oprichting van het beeld. De meerderheid vond dat
de lauwerkrans verwijderd moest worden om het beeld
„in desselfs oorspronkelijke vorm te behouden‟. Over de
bestemming van de lauwerkrans ontstond onenigheid
onder de voormalige commissieleden. Sommige wilden
de krans aan Willem III aanbieden, andere vonden het
voorwerp beter op zijn plaats in de gemeentelijke ver-
zameling van oudheden. Pas in januari 1866 kregen B &
W te horen waartoe de voormalige commissieleden had-
den besloten: zij zouden de krans aan de gemeente
schenken en hem door de firma Enthoven „des nachts en
in alle stilte‟ laten verwijderen. Uit vrees voor tegen-
werking werd de verwijderingsoperatie in de vroege och-
tend van 10 januari 1866 onder toezicht van de politie
uitgevoerd. Daarbij deden zich geen incidenten voor.90
Van Tetroode werd „door verscheiden personen uit de
goede volksklasse‟ van het gebeuren op de hoogte ge-
steld. Hij schreef er direct een gedichtje over en liet dat
drukken. De verdachtmaking dat achter de verwijdering
wel eens „staatsmanoeuvres‟ zouden kunnen zitten acht-
90 GAG/Gemeentebestuur 1851-1936, inv. nr. 234, besluiten B & W
30-6-1865; inv. nr. 235, besluiten B & W 3-11, 20-11, 18-12 en 29-
12-1865; agendastukken zonder inv. nr. 1866/157, 1866/242, 1866/
1973.
180
te hij niet aannemelijk. Wat de reden was deed er eigen-
lijk ook niet toe:
Had nijd of list haar klaauw in deze omstandigheid
Den nooit verwonnen Held kroont toch de Onsterf-
lijkheid.
Van Tetroodes verering voor de held van Waterloo bleek
bestand tegen de tands des tijds. Vanaf de plaatsing van
diens standbeeld legde deze trouwe fan de rest van zijn
leven op 17 maart (geboortedag Willem II), 18 juni (slag
bij Waterloo) en 6 december (geboortedag Willem II) een
immortellenkrans op het voetstuk van het beeld, een „pi-
euse gewoonte‟ waarvan hij bij testamentaire beschik-
king bepaalde dat zijn vrouw die na zijn dood moest
voortzetten. Wat zij ook deed.91
91 Dagblad van Zuidholland en ’s-Gravenhage, 8-6-1875; Algemeen
Handelsblad, 8-12-1875.
181
Het gedicht dat Van Tetroode in januari 1866 schreef nadat de lau-
werkrans van het standbeeld van Willem II was verwijderd. Fonds-
lijst A.J. van Tetroode nr. 195.
182
Hoofdstuk 4
EEN FILANTROOP MET LOSSE HANDJES
Strafblad
Bij politie en justitie stond Van Tetroode bekend als een
„zeer onrustig en twistziek persoon, die zeer dikwijls be-
schonken zich in dien toestand aan veelvuldige balda-
digheden overgeeft‟.92 Nog op zijn drieënzestigste werd
deze notoire vechtersbaas wegens geweldpleging veroor-
deeld. Toen hij in april 1842 weer eens een gevangenis-
straf moest uitzitten, schreef zijn vriend Van Andringa
de Kempenaer hem de volgende vermanende brief. Men
bedenke wel dat hier een vos − chanteur, intrigant, ma-
ker van speelschulden − de passie preekt:
Waarde, getrouwe, warme vriend!
Die zijn gat brand moet op de blaren zitten is een
gezegde dat ik in de gegeven omstandigheden op u
heden toegepast vind. Ik treur daar in mijn ziel
over om reden gij te groot van ziel zijt (...) te groote
talenten bezit om Uwe uuren in een afgezonderd
locaal door te moeten brengen als boete van over-
ijlde handelingen jegens domooren en menschen
die niet op Uwe hoogte zijn, die u niet begrijpen,
niet verstaan. (...) Verdelg door genie en geest de-
92 NA/KdK inv. nr. 336, advies van de Hoge Raad bij K.B. van 22-1-
1846/58.
183
genen die uwe vijanden waren en het duurzaam
blijven; maar handel en gedraag u met meer cir-
conspectie; treed met meer geslotene wapens dan
het vuist en spüwerregt tegen hun op.93
Met dat „spüwerregt‟ doelt De Kempenaer op Van Tet-
roodes smerige onhebbelijkheid om iemand die zijn
agressie opwekte in het gezicht te spugen. Dat over-
kwam onder andere de vriendelijke en hulpvaardige on-
derbibliothecaris van de Koninklijke Bibliotheek M.
Campbell, die niet te beroerd was om allerlei dingen
voor Van Tetroode op te zoeken.94
In een aflevering van De Ooijevaar uit juli 1845 wordt
Van Tetroode door Meeter gebrandmerkt als „de man die
allerwaarschijnlijkst van alle Nederlanders het grootste
getal vonnissen ten zijnen laste heeft gehad‟. 95 Eind
1852 was de score naar Van Tetroodes eigen zeggen op-
gelopen tot zestien vonnissen. Hij speelde toentertijd
met de gedachte eens letterlijk een boekje open te doen
over het hem aangedane onrecht. De revenuen van deze
uitgave zouden naar de armen gaan, zo kondigde Van
Tetroode via een advertentie aan. En hij had ook al een
titel bedacht:
In de pen: Vijftien vonnissen thans zestien en toch
boosdoener. De schrijver, die, ondanks zijne zestien
93 KB/131 C 42, R.L. van Andringa de Kempenaer aan Van Te-
troode, 8-4-1842. 94 Meeter, p. 224; Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek, dl.
4, kol. 394; KB/76 E 95/1, M. Campbell aan Van Tetroode, 6-11-
1851, 29-11-1853 en december 1853. Van Tetroode verzocht hem
onder andere een citaat van Wellington uit 1815 te verifiëren („Ik
ken geen lof groot genoeg voor de prins van Oranje‟). 95 De Ooijemoer (overgenomen artikel uit De Ooijevaar), afl. 2, p. 31.
184
vonnissen, slechts één vrees kent, de vreeze Gods,
slechts één haat, de haat van het kwade, die de
menschen nog lief heeft, ondanks hij belogen en
mishandeld werd en wordt, die zich, door de weer-
galooze liefde en trouw der hem omringenden, door
de waardering van vele hoogstachtingswaardigen,
met opgeruimdheid van geest, werklust- en werk-
kracht, en vooral met zielrust, gezegend mag zien,
stelt ook deze blaadjes onder de schoone spreuk: Si
Deus pro nobis, quis contra? [= Als God aan onze
kant staat, wie zou dan tegen ons zijn?, Romeinen
8:31] De prijs zal in geen geval 25 cents te boven
gaan, de opbrengst der armen worden geofferd.96
Volgens Meeters memoires uit 1857 waren tot dan toe
drie- of vierentwintig veroordelingen op Van Tetroodes
kerfstok bijgeschreven. Dat zou heel goed kunnen klop-
pen. In de rechterlijke archieven waren er twintig te
traceren, waarbij moet worden aangetekend dat de ar-
chieven van het Haagse kantongerecht over de jaren
1838-1860 verloren zijn gegaan. Op enkele uitzonderin-
gen na ging het om veroordelingen wegens mishandeling
en belediging.
Oktober 1826: zes maanden gevangenis, vijftig gulden
boete en een schadevergoeding van veertig gulden we-
gens verwonding van Diederik Poolman. Naar aanlei-
ding van een onenigheid over de betaling van een café-
rekening had Van Tetroode Poolman voor „schelm‟ en
„eerdief‟ uitgescholden en hem met een stok in het ge-
zicht geslagen, met als gevolg „eene zware contusie aan
het regteroog en wangbeen‟. Van Tetroode ging in hoger
96 Dagblad van ’s-Gravenhage, 24-12-1852; Dagblad van Zuidhol-
land en ’s-Gravenhage, 4-3-1853. De uitgave is niet doorgegaan.
185
beroep bij het Hooggerechtshof, dat het vonnis van de
rechtbank van eerste aanleg bekrachtigde.97
November 1834: een maand gevangenis en vijfentwintig
gulden boete wegens belediging van politieagent J.W.
Thomas; het ten laste gelegde binnendringen in een huis
van Cornelia Brand en het haar slaan en beledigen wer-
den niet bewezen geacht.98
Juni 1835: honderdvijftig gulden boete wegens het uit-
schelden van Wilhelmus Böhmer („smeerlap‟, „hoeren-
baas‟), Elisabeth Böhmer (die hij ook in het gezicht had
gespuugd) en Anna Böhmer.99
Augustus 1835: bij verstek veroordeeld tot één jaar ge-
vangenis en een boete van vijfentwintig gulden wegens
in het gezicht slaan van Hendrik Theesingh. Een maand
later behandelde de rechtbank van eerste aanleg te Am-
sterdam de zaak opnieuw. Ditmaal werd met inachtne-
ming van verzachtende omstandigheden een gevange-
nisstraf van vijf dagen opgelegd.100
Mei 1837: vijfentwintig gulden boete wegens slaan en
beledigen van Catharina Kuhlmann.101
November 1837: vijf dagen gevangenis en zeven gulden
boete wegens uitschelden van het echtpaar Wilmans en
burengerucht. Op dezelfde dag werd bij een ander von-
nis mishandeling van Johannes Benjamin Legel niet
97 NA/Hooggerechtshof inv. nrs. 318, arrest van 31-12-1828; inv. nr.
407/1597 dossier over deze zaak. 98 SAA/REAA inv. nr. 206/373, vonnis van 26-11-1834. 99 SAA/REAA inv. nr. 207/235, vonnis van 24-6-1835. 100 SAA/REAA inv. nr. 208/377, vonnis van 19-8-1835; inv. nr.
208/377, vonnis van 30-9-1835. 101 SAA/REAA inv. nr. 212/256, vonnis van 24-5-1837.
186
bewezen geacht en de door Legel ingediende eis tot
schadevergoeding afgewezen.102
Juli 1838: vijftig gulden boete wegens eedsweigering.
Van Tetroode had de logementshoudster Johanna de
Backere-Friederich, zijn hospita, aangeklaagd omdat zij
hem in het gezicht gestompt zou hebben. Omdat de
vrouw berouw toonde wilde Van Tetroode de aanklacht
intrekken. Toen de zaak toch voor de rechter kwam wei-
gerde hij de eed als getuige af te leggen. In november
1838 en april 1842 heeft Van Tetroode de koning ver-
geefs verzocht om kwijtschelding van deze boete.103
Juli 1840: Van Tetroode en de commissionair Hendrik
de Wit beiden veroordeeld tot een boete van twaalf gul-
den wegens wederzijdse mishandeling ten huize van
bakker Brinkman. De aanleiding was een korte woor-
denwisseling over een niet nader omschreven „ongelijk,
het welk zij over en weder van elkander vermeenden te
hebben gelden‟. Daarna pakten ze elkaar bij de kleren
en deelden „enige duwen en stompen‟ uit. Van Tetroodes
verzoek om deze boete en die van 19 juli 1838 kwijt te
schelden werd in 1842 door de koning op advies van de
Hoge Raad en minister Van Hall afgewezen.104
September 1841: twee dagen gevangenis en vijf gulden
boete wegens het werpen van vuil naar een ambtenaar
van het Openbaar Ministerie. Van Tetroode ging in ho-
102 SAA/REAA inv. nr. 214/557 en 558, vonnissen van 1-11-1837. 103 NA/REAG inv. nr. 65, inv. nrs. 65/91-92, vonnissen van 19-7 en
1838 en 23-7-1838; NA/Staatssecretarie inv. nr. 4447, K.B. van 31-
1-1839/78; NA/KdK inv. nr. 98, K.B. van 24-4-1842/95. 104 NA/REAG inv. nr. 133/125, vonnis van 14-7-1840; NA/KdK inv.
nr. 98, K.B. van 24-4-1842/95.
187
ger beroep. Omdat hij niet op de zitting verscheen werd
hij geacht van het hoger beroep te hebben afgezien.105
Oktober 1841: Van Tetroode en de negenendertigjarige
bordeelhoudster Louisa de Vries aangeklaagd wegens
wederzijdse mishandeling tijdens een vechtpartij ten
huize van De Vries. Na dertien getuigen, onder wie vier
prostituées, te hebben gehoord verklaarde de rechtbank
het ten laste gelegde niet bewezen.106
Februari 1842: boetes van acht gulden en drie gulden
wegens het beledigen en slaan van Gerrit Nieuwenhui-
zen, bode van Diligentia. Tijdens de pauze van een door
de violist Vieuxtemps gegeven concert had Van Tetroode
Nieuwenhuizen met een wandelstok in het gezicht ge-
slagen onder toevoeging van de woorden „dief‟ en „afzet-
ter‟.107
Januari 1844: een maand gevangenis en acht gulden
boete wegens slaan van Jules Hirsch, die Van Tetroode
had aangemaand zijn speelschuld van vier gulden te be-
talen. Van Tetroode en zijn vrouw dienden beiden bij de
koning een gratieverzoek in. De minister van justitie en
de Hoge Raad gaven een negatief advies. Op het mo-
ment dat de koning de adviezen kreeg voorgelegd had
Van Tetroode de straf al uitgezeten.108
Juni 1845: vijftien gulden boete wegens belediging van
Meeter.109
105 NA/ARG inv. nr. 135/217, 11-11-1841 (hoger beroep tegen vonnis
kantonrechter van 30-9-1841). 106 NA/ARG inv. nr. 135/200, vonnis van 25-10-1841. 107 NA/ARG inv. nr. 136/34, vonnis van 14-2-1842. 108 NA/ARG inv. nr. 140/9, vonnis van 22-1-1844; NA/KdK inv. nr.
249, K.B. van 5-9-1844/181. 109 NA/ARG inv. nr. 142/117, vonnis van 9-6-1845.
188
Oktober 1845: een maand gevangenis en acht gulden
boete wegens mishandeling en verwonding van Meeter.
Van Tetroodes gratieverzoek werd in eerste instantie
afgewezen, maar later op advies van de minister van
justitie toch gedeeltelijk ingewilligd vanwege de ver-
zachtende omstandigheid dat de mishandeling hoofdza-
kelijk scheen te zijn veroorzaakt door „de schandelijke en
oproerige taal, waarmede de beleedigde persoon van E.
Meeter zijn libel De Ooijevaar aanhoudend opvulde en
waarover de suppliant met hem in dispuut is gekomen‟.
De gevangenisstraf werd kwijtgescholden, maar de boe-
te bleef gehandhaafd.110
Oktober 1845: Op de dag van de voorafgaande veroorde-
ling kreeg Van Tetroode bij een afzonderlijk vonnis ook
acht gulden boete wegens belediging van Meeter in De
Ooijemoer.111
November 1846: boete van tien gulden wegens mishan-
deling van de commissionair en bediende Hendrik Kra-
mer, die Van Tetroode namens een zekere Kilchmeijer
had aangemaand tot betaling van zijn schuld, bij welke
gelegenheid Van Tetroode Kramer verschillende klap-
pen had gegeven.112
Januari 1848: vijftig gulden boete wegens belediging
van Van Bevervoorde in het pamflet Lettre à Asmodée.
Van Tetroode ging in hoger beroep. Het Hof verklaarde
Van Tetroodes dagvaarding nietig. Bij de nieuwe behan-
110 NA/ARG inv. nr. 143/261, vonnis van 20-10-1845; NA/KdK inv.
nr. 336, K.B. van 22-1-1846/58. 111 NA/ARG inv. nr. 143/262, vonnis van 20-10-1845. 112 NA/ARG inv. nr. 145/250, vonnis van 12-11-1846.
189
deling van de zaak legde de arrondissementsrechtbank
dezelfde straf op als in eerste instantie.113
Januari 1848: Van Tetroode en Van Bevervoorde beiden
aangeklaagd wegens onderlinge verwonding en mishan-
deling vóór en in het Café Français. De rechtbank achtte
niet bewezen dat Van Tetroode met zijn sigaar Van Be-
vervoorde opzettelijk brandwonden in zijn gezicht had
toegebracht, maar merkte de door hem uitgedeelde
klappen wél als moedwillig aan. Hij werd veroordeeld
tot een maand gevangenis en twee geldboetes, ieder van
acht gulden. Van Bevervoorde kreeg alleen een boete
van acht gulden omdat hij door Van Tetroode was uitge-
daagd. De gevangenisstraf werd Van Tetroode gedeelte-
lijk kwijtgescholden, waartegen Van Bevervoorde bij de
koning en de minister van justitie protesteerde.114
December 1852: drie maanden gevangenis en acht gul-
den boete wegens mishandeling en verwonding van de
waardin Marie-Françoise Massard, die door knijpen en
slaan letsels aan haar keel, rechterpink, armen en een
van haar schouders had opgelopen.115 Van Tetroode had
zich vóór het proces bij de burgemeester van Den Haag
beklaagd over de aanklacht, die volgens hem bol stond
van „gedrochtelijke onmogelijkheden‟. Hij ging tegen het
vonnis van de Haagse arrondissementsrechtbank in ho-
ger beroep, maar werd in maart 1853 door het Hof in het
ongelijk gesteld. Later dat jaar sommeerde de ontvanger
der registratie van de gerechtelijke akten hem herhaal-
delijk om de boete en proceskosten te betalen. Bij elke
113 NA/ARG inv. nr. 148/1 en 135, vonnissen van 3-1-1848 en 5-6-
1848. 114 NA/ARG inv. nr. 148/24, vonnis van 31-1-1848; NA/MvJ inv. nr.
4677 (geheim), 2-1-1850. 115 NA/ARG inv. nr. 157/329, vonnis van 23-12-1852.
190
aanmaning verklaarde Van Tetroode daartoe niet in
staat te zijn.116
Augustus 1859: drie gulden boete wegens mishandeling
van de te Troyes geboren toneelspeler Victor Simmonot
in café De Raaf. Simmonot dacht dat Van Tetroode hem
bespotte vanwege zijn slechte biljartspel. Bovendien
verdacht hij hem ervan in een dagblad iets te zijner na-
dele te hebben geschreven. Van Tetroode verwondde met
een gebroken glas Simmonot in zijn gezicht. Simmonot
werd vanwege zijn aandeel in de vechtpartijen in en bui-
ten het café veroordeeld tot een boete van 25 gulden.117
Dagblad van Zuid-Holland, 16-10-1839. Van Tetroode bestookte
meermalen zijn tegenstanders met advertenties. De toedracht van
het in deze advertentie bedoelde incident is onbekend.
116 Dagblad van Zuidholland en ’s-Gravenhage, 4-3-1853; GAG/Ge-
meentebestuur 1851-1936 inv. nr. 213, notulen B&W 19-8-1853. 117 NA/ARG inv. nr. 171/229, vonnis van 16-8-1859.
191
Naarmate zijn strafblad langer werd, groeide Van Tet-
roodes juridische expertise. Meestal voerde hij zelf de
verdediging in zijn strafzaken. Het Haagse gerechtshof
vernietigde in maart 1848 een vonnis van de arrondis-
sementsrechtbank ter plaatse wegens een foutieve dag-
vaarding. Toen de arrondissementsrechtbank de zaak
opnieuw in behandeling nam protesteerde Van Tetroode
daartegen: hij mocht niet voor de tweede keer worden
berecht. Zijn beroep op het ne bis in idem-beginsel werd
echter niet gehonoreerd.118
Geweldloze aanvaringen
Van Tetroode is door zijn querulante gedrag ook betrok-
ken geweest bij enkele affaires waaraan geen rechter te
pas kwam. In een van die gevallen klom hij hoog in de
boom om zijn gram te halen voor een in zijn ogen schof-
ferende behandeling door een vertegenwoordiger van
het wettig gezag. Op 5 oktober 1848 wilde Van Tetroode
de begrafenis van de kalligraaf des konings J.C. van
Lunteren bijwonen.119 Geruime tijd vóór de teraardebe-
stelling was hij naar het katholieke kerkhof gegaan om
daar eerst bloemen te leggen op de graven van zijn kin-
deren. Daarna verliet hij het kerkhof en liep de lijkstoet
tegemoet. Op de Laan van Meerdervoort ging hij vóór de
lijkkoets uitlopen, met luide stem de Latijnse tekst van
psalm 130 − het De Profundis − reciterend. Bij het
kerkhof aangekomen ontzegde een politieagent hem de
toegang. De familie van de overledene zou hierom ver-
118 NA/ARG inv. nr. 148/135, vonnis van 5-6-1848. 119 Johan Cornelis van Lunteren, schoonschrijver, woonde in 1845
op hetzelfde adres als Van Tetroode. (GAG/Bevolkingsregister). Van
Tetroode kwam na Van Lunterens dood in het bezit van diens col-
lectie kalligrafische werken (Journal de la Haye, 4-12-1848).
192
zocht hebben. Toen Van Tetroode voet bij stuk hield,
werd hij tenslotte toch toegelaten. Desondanks beklaag-
de hij zich in een openbare brief − een brochure van tien
pagina‟s − bij minister van Justitie Donker Curtius over
wat hem was aangedaan. Dat nu juist hem zoiets moest
overkomen, hij die zich tijdens zijn jaren in de Residen-
tie altijd had doen kennen als toegewijd aan „God, Over-
heid en Wet‟!120
Geruchtmakender dan dit kerkhofincident waren Van
Tetroodes conflicten met twee buitenlanders, een Franse
diplomaat en een Russische generaal. Eind 1856 bracht
hij de Nederlandse regering in grote verlegenheid door
zijn ruzie met een attaché van het Franse gezantschap
in Den Haag, Auguste Bersolle. Van Tetroode was met
Bersolle overeengekomen hem een appartement te ver-
huren. Hij kreeg diverse voorschotten om de vertrekken
te meubileren, maar bleef vragen om meer geld. Toen
Bersolle weigerde te betalen wilde Van Tetroode het ap-
partement niet meer aan hem verhuren. Er ontstond
toen een conflict over de terugbetaling van de voorschot-
ten. Van Tetroode gaf uiteindelijk het geld terug, maar
plaatste vervolgens een advertentie in het Residentie-
blad waarin hij een hatelijke toespeling maakte op de
onenigheden met Bersolle, echter zonder diens naam te
noemen. De Franse ambassadeur, baron d‟André, was
woedend en wilde dat Van Tetroode ambtshalve − op
initiatief van het openbaar ministerie − zou worden ver-
volgd. De Nederlandse justitiële autoriteiten achtten
echter de kans groot dat bij een ambtshalve vervolging
de rechter het openbaar ministerie niet ontvankelijk zou
120 Fondslijst A.J. van Tetroode nr. 39.
193
verklaren. Het toenmalige wetboek van strafrecht voor-
zag namelijk niet in een ambtshalve vervolging wanneer
een individuele diplomaat of hele ambassade werd
blootgesteld aan hoon of laster. Vandaar het advies dat
Bersolle zelf een klacht een klacht zou indienen. Als
d‟André echter desondanks een ambtshalve vervolging
wilde dan zou de Nederlandse regering hem daarin te-
gemoet komen − met alle risico=s van dien. D=André con-
sulteerde zijn chef, de Franse minister van Buitenlandse
Zaken Walewski. Die besloot genoegen te nemen met de
door de Nederlandse regering getoonde goede wil en
verder niet op vervolging aan te dringen.121
Een half jaar nadat deze donderwolk voorbij was ge-
dreven moesten de ministers van Buitenlandse Zaken
en Justitie er opnieuw aan te pas komen om een door
Van Tetroode veroorzaakte rel te sussen. Ditmaal had
hij de Russische generaal Eduard Ivanovitsj Todleben
tegen zich in het harnas gejaagd. Todleben onderscheid-
de zich tijdens de Krimoorlog bij de verdediging van Se-
bastopol (1854-1855), al moest hij uiteindelijk de stad
aan de Fransen en Engelsen overgeven. Tijdens zijn
verblijf in Den Haag ging hij een tijdje minzaam om met
Van Tetroode, die de generaal zijn gedicht op tsaar Nico-
laas I uit 1844 en enkele andere publicaties van zijn
hand cadeau deed. Van zijn kant stopte Todleben Van
Tetroode / 7,50 toe, maar hij liet het afweten toen er
meer verzoeken om geld volgden. Naar het schijnt scha-
kelde Todleben via de Russische ambassade de politie in
om Van Tetroode op een afstand te houden. Van Tet-
121 NA/MvJ inv. 5120, dossier Bersolle. De in de affaire Bersolle ge-
kozen koers werd later ook aangehouden bij een soortgelijk conflict
met de Pruisische regering (Matthey, >De affaire=, p. 7-10).
194
roode stuurde hem een beledigende brief en dreigde die
tezamen met nog vier andere brieven te publiceren zo-
dra „zijn Sebastopol‟ - zijn door deurwaarders belaagde
winkel − ontzet was. De Russische ambassade lichtte de
Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken in over
de belediging. In opdracht van de minister van Justitie
zorgde de procureur-generaal in Zuid-Holland ervoor dat
Van Tetroode de les werd gelezen. Deze beloofde Todle-
ben verder met rust te laten en de brieven niet uit te ge-
ven.122
In 1864 was het de Russische ambassadeur zelf,
Alexander von Mansouroff, die eraan moest geloven.
Mansouroff stuurde via de politie het door Van Tetroode
aangeboden gedicht op Nicolaas I en „autre hommages
sacrés‟ terug naar de gulle gever. Hevig gepikeerd rea-
geerde Van Tetroode met een brief waarin hij de ambas-
sadeur voor „canaille‟ uitmaakte en hem uitdaagde tot
een pistoolduel. Weer moesten de minister van Buiten-
landse Zaken, die van Justitie en de procureur-generaal
in Zuid-Holland in actie komen om Van Tetroode tot de
orde te roepen. De Haagse politie kreeg opdracht „op
hem een wakend oog te houden‟.123
Weldoener
In 1868 organiseerde Van Tetroode een inzamelingsactie
ten bate van zichzelf. Voor dit doel liet hij een prospec-
tus drukken met de oproep hem, die door Vrouwe For-
tuna zo stiefmoederlijk was behandeld, boeken, kunst-
voorwerpen of geld te schenken. De weldoeners-in-spe
werden eraan herinnerd dat hijzelf vanaf zijn jeugd al-
122 NA/MvJ inv. nr. 4688 (geheim), 30-8-1858/17 en 31-8-1858/19. 123 NA/MvJ inv. nr. 4693 (geheim), 14-10-1864/4.
195
tijd klaar had gestaan om anderen te helpen. In dat ver-
band noemde hij een aantal charitatieve loterijen waar-
voor hij prijzen schonk.124
Voor de loterij ten bate van de slachtoffers die de wa-
tersnood van januari 1861 in de Betuwe had gemaakt
stelde Van Tetroode „een der schoonste prijzen‟ ter be-
schikking: een met honderdtwintig staalgravures geïllu-
streerde Vie de Jesus Christ.125 Ter leniging van de nood
op Midden-Java, dat begin 1861 net als de Betuwe door
zware overstromingen was getroffen, wilde hij een boek-
je met als titel De Gothische Zaal uitbrengen. Behalve
„dichtregelen door hoogstgeoefende handen aan de Ne-
derlandsche lier onttokkeld‟ zou deze gelegenheidsuit-
gave portretten van Willem II, Willem III en koningin
Sophie bevatten. Van de prospectus, die aan enige boek-
handelaren was toegezonden, wilde Van Tetroode maar
liefst tienduizend exemplaren laten bijdrukken. Hij ba-
seerde zijn hoge verwachtingen op het enorme succes
van de loterij voor de getroffen Betuwnaren. De eerste
voortekenen waren gunstig. Een weldoener nam de aan-
loopkosten voor zijn rekening en Van Tetroodes Haagse
collega‟s ondersteunden het initiatief:
Aanvankelijk hoogst edelaardig aangemoedigd met
eene bijdrage voor honderd exemplaren, welke voor
de eerste kosten noodig waren, mag ik mij verblij-
den in de medewerking van den ‟s Gravenhaag-
schen boekhandel, hebbende meest alle firma‟s
voor getallen geteekend en bijgedragen.126
124 UBA/HSS-mag. KVB PPA 646:15, bedrijfsdocumentatie A.J. van
Tetroode. 125 Nieuwsblad voor den boekhandel (1861), p. 83. 126 Nieuwsblad voor den boekhandel (1861), p. 87.
196
Na die vliegende start viel de belangstelling van het pu-
bliek bar tegen. Omdat zich nog geen tweehonderd in
plaats van de verwachte duizenden intekenaren hadden
aangemeld moest Van Tetroode met hangende pootjes
terugkomen op zijn eerdere belofte dat de uitgave hoe
dan ook zou doorgaan, „ook wanneer slechts één deelne-
mer zich opdeed‟.127
Van Tetroode etaleerde zijn filantropie met uitspra-
ken als „Proletariërs lopen mij de deur plat, ik help
ze‟.128 Meermalen kondigde hij aan dat de armen zouden
delen in de revenuen van zijn uitgaven. Een vijfde van
de opbrengst van het Amsterdamsch Avond-blad was
bestemd ter „leeniging der smart van huisgezinnen door
de tegenwoordige omstandigheden in hunne middelen
van bestaan benadeeld‟. Ter gelegenheid van een natio-
nale bededag op 2 mei 1847 gaf Van Tetroode het ge-
dicht Nood- en bemoedigingsklanken van August Leo-
nard uit. De prijs bedroeg „10 cents, voor de armen‟. In
een advertentie uit 1855 biedt hij enkele schilderijen,
een tekening en een kostbaar plaatwerk ter verkoop
aan, met de toezegging dat vijfentwintig procent van de
opbrengst „aan twee lijdende huisgezinnen stante pede
zullen geworden, het een ter keuze van den kooper, het
andere van den verkoper‟.129 In 1864 herdrukte hij een
verjaardagsgedicht voor Willem III „ten voordeele der
127 Nieuw Amsterdamsch Handels- en Effectenblad, 26-4, 3-5, 20-7
en 19-9-1861 128 NA/Coll. Thorbecke inv. nr. 84A, Van Tetroode aan J.R. Thor-
becke, 23-9-1869. 129 NA/Coll. Thorbecke, inv. nr. 66, Van Tetroode aan J.R. Thorbec-
ke, 2-4-1855 (inliggend reclamebiljet).
197
bijna 94jarige Guurtje van der Toorn te Schevenin-
gen‟.130
In 1870 ontfermde Van Tetroode zich over Franse mi-
litairen die tijdens de Frans-Duitse oorlog krijgsgevan-
gen waren gemaakt. In samenwerking met een vanuit
Berlijn opererend comité zette hij in Nederland een in-
zamelingsactie op touw om deze ongelukkigen van lees-
voer te voorzien. Alles was welkom: van een complete
encyclopedie tot het tekstboekje van een toneelstuk.
Geld sturen mocht natuurlijk ook. Van de gemaakte on-
kosten zou hij nauwkeurig rekenschap afleggen tegen-
over de gevers en het comité. Zijn prospectus voor de ac-
tie vermeldt de initialen van achttien personen die al
toezeggingen hadden gedaan. Van Tetroode zelf stelde
330 „boekjes‟ beschikbaar en spendeerde samen met zijn
vrouw aan het sorteren, inpakken en verzenden „eene
onmogelijk mij te vergoeden tijd‟.131 Zo bedreef hij on-
danks zijn gebrek aan contanten toch weldadigheid. In
zijn eigen woorden: „Zelf hulpeloos, help ik veel en ve-
len.‟132
130 Nieuwsblad voor den boekhandel (1864), p. 31. 131 UBA/Archief KVB, 1870 dossier nr. 3, Van Tetroode aan de uit-
gevers van het Nieuwsblad voor den Boekhandel, 3-10-1870; UBL/
LTK 1795/24 nr. 29, Van Tetroode aan A.C. Kruseman, z.d. 132 NA/Coll. Thorbecke, inv. nr. 66, Van Tetroode aan J.R. Thorbec-
ke, 2-4-1855.
198
Hoofdstuk 5
FAMILIE EN GEZIN
Moeder en zussen
Door de escapades van haar zoon zag de eens zo welge-
stelde weduwe Van Tetroode haar kapitaal wegsmelten.
De leningen die ze Toon verstrekte − in 1828 al opgelo-
pen tot zesduizend gulden − verdwenen in een bodemlo-
ze put. De weduwe meende nog een appeltje voor de
dorst te hebben: het door haar man van de Erven Stich-
ter aangekochte kopijrecht van de Nederlandse edities
van het Graduale Romanum en het Antiphonarium Ro-
manum. Dit was „het eenige plechtanker waarmede ik,
hoe dan ook waggelende, nog staande konde blijven‟.1 Bij
gebrek aan geld om de herdruk van deze twee belangrij-
ke liturgische werken te financieren vroeg zij in 1837
koning Willem I een voorschot van vijfduizend gulden.
De gouverneur van Noord-Holland en B & W van Am-
sterdam ondersteunden haar verzoek omdat „het verdere
bestaan dier ongelukkige vrouw schijnt af te hangen van
de bedoelde uitgave‟. De ministers van Justitie, Binnen-
landse Zaken en Buitenlandse Zaken en directeur-
generaal voor de Zaken van de R.K. Eeredienst gaven
daarentegen alle vier een negatief advies omdat het hier
1 UBA/Archief KVB, 1841 dossier 7, ingekomen brief van de wedu-
we F.J. van Tetroode, 7-8-1841.
199
ging om „eene geheel particuliere onderneming waarbij
de regering geen hoegenaamd belang heeft‟. Bovendien
werd betwijfeld of de weduwe wel aanspraak kon maken
op een exclusief recht tot herdrukken: behoorde het
Graduale Romanum niet tot het publieke domein, net
als de bijbel en psalmboeken? Conform de ministeriële
adviezen beschikte de koning afwijzend op het rekest.
Toen de weduwe twee jaar later opnieuw om een voor-
schot van vijfduizend gulden verzocht onderging haar
rekest hetzelfde lot.2
Begin 1838 plaatste Toons moeder een advertentie in
het Nieuwsblad voor den boekhandel met de mededeling
van plan te zijn het huis waar zij gedurende vijftig jaar
haar boekhandel had gedreven op 12 maart te laten vei-
len „met en benevens een daaraan belendend achterhuis,
waarin zich mijne drukkerij bevindt‟. De woning-winkel
was gelegen „in het beste en levendigste gedeelte der
Kalverstraat‟. Mochten collega‟s erin zijn geïnteresseerd,
dan was zij bereid het pand uit de hand te verkopen.
Eventuele gegadigden konden ook de inventaris van de
drukkerij en de voorraad aan boeken overnemen.3 Een
koper werd niet gevonden. In een advertentie uit okto-
ber 1840 biedt de dan tachtigjarige weduwe Van Tet-
2 NA/Staatssecretarie inv. nr. 4269, K.B. van 15-7-1837/92; inv. nr.
4481, K.B. van 18-5-1839/8. In augustus 1841 verscheen bij de we-
duwe F.J. van Tetroode een door deken en pastoor B. Hofman be-
zorgde nieuwe editie van het Antiphonarium Romanum: Antipho-
nen en vespers voor alle tijden des jaars (advertentie in Nieuwsblad
voor den boekhandel, 5-8-1841). In dezelfde tijd bracht de Amster-
damse drukker A. Zweesaardt een eigen editie van het Antiphona-
rium Romanum op de markt, waarover de weduwe Van Tetroode
zich beklaagde bij Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des
Boekhandels (UBA/Archief KVB, 1841 dossier 7, ingekomen brief
van de weduwe F.J. van Tetroode, 7-8-1841). 3 Nieuwsblad voor den boekhandel, 1-3-1838.
200
roode „den alom bekenden Berg van Calvarie in de Kal-
verstraat‟ opnieuw te koop aan. 4 Haar financiële toe-
stand werd dermate nijpend dat zij haar belastingaan-
slag over 1839/1840 niet kon betalen. Toon diende daar-
om namens zijn moeder bij de koning een verzoek om
kwijtschelding in. De minister van Financiën ging hier-
over te rade bij de gouverneur van Noord-Holland, die
adviseerde om de helft van het verschuldigde bedrag op
de staat van oninbare posten te brengen. Aldus werd
uiteindelijk ook beschikt, met dien verstande dat de an-
dere helft binnen drie maanden moest worden voldaan.5
In een advertentie uit 1840 verweert Van Tetroode
zich tegen boze tongen die hem afschilderen als een
„ontaard gevoelloos kind‟ dat zijn tot armoede vervallen
moeder aan haar lot overlaat. Hoe onbillijk waren die
praatjes:
Sints ongeveer vijf jaren heeft hij offers gebragt
van liefde en zelfverloochening als waarvan de We-
reld hem nooit geene rekening voordeelig genoeg
zou kunnen houden. Hoezeer met moeijelijkheid op
moeijelijkheid, de noodwendige uitvloeisels van
vroeger hem aangedane ongeregtigheden, (alhoe-
wel God lof met veel hoop op victorie) blijvende
kampen, heeft hij met dag- en nachtreizen, pogin-
gen overal waar het hem scheen te passen, her-
haalde geldelijke en materiële bijdragen, uit zijne
zeer beperkte hulpmiddelen, onvermoeid volgehou-
dene beden, smeekingen, aansporingen en verwij-
zing op eigen voorbeeld, het lot der zijnen, menigen
4 Algemeen Handelsblad, 1-10-1840. 5 NA/Staatssecretarie inv. nr. 4580, K.B. van 3-4-1840/81.
201
keer, gedacht, op nieuw eene goede wending te
hebben gegeven (…).6
In februari 1844 overleed de weduwe Van Tetroode.7 Vijf
dagen na haar dood publiceerde Toon een vijf pagina‟s
tellende ontboezeming onder de titel Bij het graf mijner
moeder. Blijkens dit geschrift was de verhouding tussen
hem en zijn zussen zodanig verstoord geraakt dat zoon-
lief werd belet aanwezig te zijn bij het sterfbed van zijn
„teêrbeminde, stokoude Moeder‟. Toon vraagt haar pu-
bliekelijk vergiffenis „voor al mijne fouten en verzuime-
nissen‟, maar ontkent dat haar armoede aan hem te wij-
ten is. Moeder en dochters waren immers als „zwakke
wezens‟ zelf de oorzaak van het verlies van het familie-
kapitaal. Voor hem is dat geen reden tot wrok: „Aan een
graf betamen alleen Godsvrucht, Liefde, Ootmoed.‟ Hij
wil een tweede vader zijn voor zijn drie dan nog levende
zussen8 en verklaart zich bereid om wanneer het onge-
luk hun treft „de beete broods, die ik, zoo moeitevol, voor
vrouw en kind heb te verkrijgen, met haar te deelen‟.
Naar het schijnt is alleen de ongehuwd gebleven Maria
6 Algemeen Handelsblad, 7-10-1840. 7 Zij stierf op 19-2-1844 (SAA, BS overlijdensakte van 21-2-1844). 8 Van Tetroode herdenkt in Bij het graf mijner moeder ook zijn in-
tussen overleden zussen Geertruida (1790-1842), „die na vijfentwin-
tigjarige krankzinnigheid ter aarde daalde‟ en de „onvergetelijk
deugdzame‟ Petronella (1797-1820). Na de dood van Geertruida
plaatste hij een rouwadvertentie met allerlei details over de levens-
loop van de overledene en de aankondiging „om met hare voorbeel-
dige kinderen eenige tranen op haar graf te storten, hen wijzende
op den vinger die alles bestuurt‟ (Dagblad van ’s-Gravenhage, 13-4-
1842). Ter herdenking aan Petronella werd een metalen penning
geslagen met het opschrift: „Zy leefde kort maar besteedde haar tijd
wel‟ (De Navorscher 68 (1919), p. 241, 243). De dichter J. Bremer
van Heel publiceerde in 1820 een vier pagina‟s tellende Troost bij
het lijk van Mejufvrouw Petronella Anna van Tetroode.
202
de omgang met de lastige broer niet uit de weg gegaan.9
Maria verhuisde naar Den Haag, waar zij in 1863 over-
leed.10
Huisvader
Het heeft lang geduurd voordat Van Tetroode zelf een
gezin stichtte. In februari 1839 trouwde hij op zijn twee-
enveertigste met de zeventwintigjarige Maria (roep-
naam „Marie‟) Hermina Wanders, die volgens de huwe-
lijksakte geen beroep uitoefende, in Arnhem was gebo-
ren en ten tijde van de huwelijkssluiting in Den Haag
woonde. Maria‟s moeder had bij notariële akte haar toe-
stemming gegeven. De bruid legde ook een document
over „waaruit blijkt van de afwezigheid van haren va-
der‟. 11 Die absentie zou erop kunnen duiden dat vader
Wanders niet bepaald enthousiast was over deze
schoonzoon. Of leefden Maria‟s ouders gescheiden?
Met zijn schoonmoeder kon Van Tetroode het prima
vinden. In 1840 schonk ze hem „verscheidene duizende
guldens‟.12 In september van dat jaar plaatste hij adver-
tenties met de mededeling zich uit zaken terug te trek-
ken wegens „het klimmen mijner jaren en een ongemeen
fortuintje mij kortlings bezorgd‟. Hij droeg de firma over
aan zijn echtgenote, die ten huize van de heer V. Maurer
9 De goede verstandhouding blijkt uit haar door Toon geplaatste
overlijdensadvertentie (zie noot 10) en een ongedateerd gedichtje
van Van Tetroodes vriend Anthonij Offermans (BGAG/Cm 113,
Stukken betreffende het museum Willem II). 10 Overlijdensadvertentie in Dagblad van Zuidholland en ’s-Gra--
venhage, 20-5-1863; GAG/BS overlijdensakte van 21-5-1863. 11 GAG/BS huwelijksakte van 6-2-1839. 12 Haagsche Courant, 12-2-1864 (door Van Tetroode geplaatste ad-
vertentie ter gelegenheid van zijn vijfentwintigjarig huwelijksjubi-
leum).
203
achter de Grote Kerk een nering zou gaan drijven in
„boeken, muzijk, muzijkinstrumenten, pennen, papier,
potlooden, lak, enz. Eau de Cologne, fijne zeepen, Ma-
cassar-oil, snuif‟.13 In de Residentiealmanak voor 1842
en volgende jaren wordt A.J. van Tetroode weer als
boekhandelaar vermeld, maar in de Naamlijst van
boekhandelaren voor 1848 en 1849 staat de firma op
naam van zijn vrouw.14 Vermoedelijk waren die veran-
deringen in de tenaamstelling bedoeld om lastige credi-
teuren zand in de ogen te strooien.
In zijn memoires zegt Meeter over Van Tetroode dat
hij kort nadat hem zijn gevangenisstraf van een maand
was kwijtgescholden (januari 1846) „zich wentelde in on-
tucht‟.15 Ook blijkens de eerder genoemde vechtpartij in
een Haags bordeel (1841) weerhield de echtelijke staat
Van Tetroode er niet van prostituées te bezoeken. Toch
schijnt zijn huwelijk al met al niet ongelukkig te zijn
geweest. Herhaaldelijk heeft hij zich lovend uitgelaten
over zijn „goede, ja beste vrouw‟.16 Dankzij haar moed
„die mijn moed overtreft‟ kon hij zijn noodlot dragen. „El-
le est la compagne d‟un martyr, pas dérogé, un seul in-
stant, du courage d=un héros, ni de la douceur d=un
ange‟, heet het in de prospectus voor de inzamelingsactie
die hij in 1868 voor zichzelf organiseerde. Een vrouw zo-
13 Dagblad van ’s-Gravenhage, 25-9-1840; De ’s-Gravenhaagsche
Nieuwsbode, 29-9-1840. 14 Dongelmans, p. 120. 15 Meeter, p. 231. 16 UBA/HSS-mag. KVB BVa 119-64, Van Tetroode aan N.N., 8-9-
1872.
204
als zij was zelfs door dichters als Lamartine, Hugo en
Milton nooit bezongen!17
In de advertentie die Van Tetroode drie jaar eerder
ter gelegenheid van zijn vijfentwintigjarig huwelijks-
feest plaatste, kweet hij zich van
den pligt openbaar hulde te brengen aan die Zil-
vren Bruid deelende in al de onregten, slagen en
smarten mijn lot. (...) En toch, in al dien tijd, wat ik
leed of deed, ontglipte het geringste gemor hare
trouwe lippen niet.18
Het was duidelijk een folie à deux. Wie het met een man
als Van Tetroode kon uithouden moest zelf ook een beet-
je getikt zijn.
Marie hielp mee in de winkel en was „overal met haar
lieve neus bij‟.19 Daarnaast werd Van Tetroode bijge-
staan door al dan niet inwonend personeel, waarvoor hij
herhaaldelijk adverteerde in het Nieuwsblad voor den
boekhandel:
Ik heb gelegenheid tot plaatsing tegen genot van
heelen kost (geen logies noch bewassing) van een
jongeling voor het loopende innaai-, bind- en car-
tonwerk en den winkel. Een weekgeldje naar rato
van bestdoen, voegen wij erbij. Opvolging of over-
neming kan ook het gevolg worden.20
17 UBA/HSS-mag. BVa 119-85, Van Tetroode aan A.C. Kruseman,
1867; UBA/HSS-mag. KVB PPA 646:14, bedrijfsdocumentatie A.J.
van Tetroode, prospectus uit juni 1868. 18 Haagsche Courant, 12-2-1864. De advertentie wordt als curiosum
geciteerd in de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 15-2-1864. 19 UBA/HSS-mag. KVB BVa 119-64, Van Tetroode aan N.N., 8-9-
1872. 20 Nieuwsblad voor den boekhandel (1852), p. 175.
205
Een half jaar later vroeg Van Tetroode een winkelbe-
diende „die zoowel met het vouwbeen en de snijpers als
tevens ook met de pen weet om te gaan‟. Ook ditmaal
preludeerde hij op de mogelijkheid dat de nieuwe werk-
nemer hem zou opvolgen, mogelijk zelfs al op betrekke-
lijk korte termijn:
Dezen had ik gaarne tegen kost en inwoning met
vooruitzigten voor hem, gelijk zelden zoo gunstig
voorkomen en welke, is het hem ernst, zich al in
weinige jaren kunnen beginnen te verwezenlijken.
Godsdienst om het even, mits daarbij veel werklust
zij gevoegd.21
Toen Van Tetroode deze personeelsadvertenties plaat-
ste, in september 1852 en maart 1853, was er nog maar
weinig kans op een zoon die de zaak zou kunnen over-
nemen. Bij Marie verwekte hij vier kinderen, van wie er
drie vóór of kort na de geboorte zijn overleden. 22 In
maart 1846 ging hun vier maanden oude lieveling Wil-
lem hemelen:
Het zoontje, in welks geboorte wij ons den 26 Octo-
ber jl. mogten verblijden, is, tot onze onuitdrukke-
lijke smart, ons heden avond ten half acht ure, door
den dood ontnomen.23
21 Nieuwsblad voor den boekhandel (1853), p. 51. 22 Een naamloos, bij de aangifte „dood voorgestelt‟ jongetje
(GAG/BS, overlijdensakte van 16-11-1839; Dagblad van ’s-Gra-
hage, 15-11-1839), Wilhelmina Anna Aletta Margaretha (GAG/BS,
geboorteakte van 23-12-1841), Willem Frederik Petrus (GAG/BS
geboorteakte van 28-10-1845, overlijdensakte van 5-3-1846), en
Wilhelmina Anna Maria Louisa (GAG/BS, geboorteakte van 6-3-
1847, overlijdensakte van 23-8-1847). 23 Dagblad van ’s-Gravenhage, 5-3-1846.
206
Mientje, het enige kind dat de volwassenheid haalde,
was vaders oogappel. Als zesjarige schreef zij een versje
voor koning Willem II, dat de trotse Van Tetroode liet
drukken. Jammer van het spelfoutje dat bij het corrige-
ren van de proef over het hoofd werd gezien:
Zie ik ben noch [verbeterd met pen: nog] slechts een
kind,
Maar ik weet het goed,
Dat, Gij, Koning, welbemind,
Niet dan ‟t goede doet!24
Mientje ontpopte zich niet bepaald tot een modeldochter.
Op haar eenentwintigste, in juni 1863, kreeg zij een bui-
tenechtelijk kind, dat drie weken na de geboorte over-
leed.25 De verwekker, Maurice Benière, was in het sei-
zoen 1862/63 als toneelspeler verbonden geweest aan de
Koninklijke Franse Schouwburg. Benière probeerde op
de dag van de geboorte de nog minderjarige Mientje te
schaken. Toen dat niet lukte verliet hij direct Den Haag
en nam de wijk naar Parijs. Enige tijd later reisde Mien-
tje hem achterna. In zijn radeloosheid deed vader Van
Tetroode een dringend beroep op de Nederlandse minis-
ters van Buitenlandse Zaken en Justitie om mee te wer-
ken aan de opsporing van zijn dochter. Blijkens het door
Van Tetroode gegeven signalement was het meisje geen
schoonheid (fletse blauwe ogen, tamelijk grote handen
met „peu d‟ongles‟ (afgekloven nagels?) en een lelijk ge-
24 Fondslijst A.J. van Tetroode nr. 166. 25 GAG/BS Geboorte- en overlijdensakten Wilhelmina Maria Louisa
van Tetroode van 15-6-1863 (geboren 13-6-1863) en 7-7-1863. De ge-
boorte werd aangegeven door een vroedvrouw, het overlijden door
Van Tetroode.
207
bit), maar kon Mientje wel aardig piano spelen, vlot
Frans spreken en was zij bedreven in allerlei naaldvak-
ken.
Via de Nederlandse ambassade werd de Parijse poli-
tie ingeschakeld, die erin slaagde het adres van Mientje
en Maurice te achterhalen. Intussen had Mientje haar
ouders een brief gestuurd om hen gerust te stellen en
spijt te betuigen:
Eeuwig zal het mij tot wroeging zijn dat ik mijne
schande op uwe hoofden heb doen nederdalen.
Zij moest Den Haag wel ontvluchten, want daar „kon ik
overdag niet meer op straat komen‟. Mientje toont veel
mededogen met haar vader:
Ach ik zou zoo graag het magazijn eens meêr in
glorie zien, het door U opgerigte museum vervol-
gen, daar ik dan ook mijn best voor heb gedaan U
te toonen dat het mij dierbaar was.
Ze drukt hem op het hart haar de tijd te gunnen om tot
rust te komen: „Alles zal eens goed komen.‟26
Mientjes relatie met Maurice Benière was geen lang
leven beschoren. In 1865 trouwde zij in Den Haag met
Henri Jules Bouchet uit Montpellier. 27 Zes jaar later
stuurde Van Tetroode honderdvijftig franc naar zijn op
dat moment in Parijs woonachtige dochter. Toen daar na
enkele maanden nog niet op was gereageerd vreesde hij
het ergste:
26 De brief van Mientje en de stukken over haar opsporing in
NA/MvJ inv. nr. 1948, 27-8-1863/62. 27 Dagblad van Zuidholland en ’s-Gravenhage, 29-4 en 30-4-1865.
208
Ons eenig kind, dochter, denkelijk dood! Hoe, haar
grafje, komen we alsdan nooit iets van te weten!
Non est dolor sicut dolor meus! [= geen grotere
smart dan die van mij].28
Eens te meer werd hij gesterkt in zijn overtuiging een
martelaar te zijn. Maar het bleek vals alarm: Mientje
heeft haar vader overleefd.29
28 UBA/HSS-mag. 111/99, Van Tetroode aan A.J. Servaas van Rooy-
en, 5-4-1871; aldaar 119/92, aantekeningen Van Tetroode, 2-6-1871. 29 KDC/Archief Alberdingk Thijm inv. nr. 1055, M.H. Van Tetroode-
Wanders aan J. Alberdingk Thijm, 22-6-1875.
209
Hoofdstuk 6
LAATSTE JAREN
Vanaf zijn vijfenzestigste heeft Van Tetroode herhaalde-
lijk geprobeerd in loondienst te komen. In 1861 hengelde
hij via Thorbecke naar een baantje – vermoedelijk sup-
poost − bij het Mauritshuis.1 Enkele jaren later deed hij
opnieuw een beroep op Thorbecke om hem aan „eenige
nedrige betrekking‟ te helpen.2 In 1862 bood hij zich aan
bij de Haagse boekhandelaar/uitgever J.M. van =t Haaff.
„Het salaris moge zeer gemodereerd wezen‟ en als het
moest werkte hij ‟s nachts door. Hij had er echt zin in:
I am ready, Ich bin fertig, Je suis prêt, sono presto,
promptus sum.3
Van ‟t Haaff wilde zijn collega best een plezier doen − hij
zond Van Tetroode jarenlang gratis het door hem uitge-
geven Nieuwsblad voor den boekhandel − maar zag hem
als werknemer niet zitten. In oktober 1865 solliciteerde
Van Tetroode bij de Amsterdamse firma R.W.P de Vries,
1 NA/Coll. Thorbecke inv. nr. 77, Van Tetroode aan J.R. Thorbecke,
15-4-1861. 2 NA/Coll. Thorbecke inv. nr. 78, Van Tetroode aan J.R. Thorbecke,
2-8-1864. 3 UBA/HSS-mag. KVB BVa 119/94, Van Tetroode aan J.M. van ‟t
Haaff, 11-9-1862.
210
die eerder dat jaar het antiquariaat van C. Weddepohl −
ooit een goede klant van Van Tetroode − had overgeno-
men.
Hebt UE eenigzints idee mij als bediende te heb-
ben, specialijk voor den oude handel tot aan mijn
dood, UE vrij blijvende mij telke maand te ont-
slaan?
Als hij de baan kreeg zou hij zijn eigen voorraad laten
veilen. Hij dacht er vijfduizend gulden voor te kunnen
krijgen.4
Van dit en andere plannen om zijn zaak te liquideren
kwam niets terecht. Tot zijn dood bleef de directeur van
het Museum Willem Twee stug doorwerken. Hij maakte
catalogussen, vertaalde toneelstukken en publiceerde
enkele door hem vervaardigde samenvattingen van li-
bretto‟s. Ook bleef hij in de weer met het bewerken van
zijn autobiografische aantekeningen (Memorandi, Agen-
da quotidiana). Met het boekstaven van eigen beleve-
nissen of opmerkelijke gebeurtenissen was hij in 1841
begonnen. De desbetreffende notities besloegen in april
1855 „een paar riem papier‟ (1 riem = 500 vel).5
Van Tetroode was een kalenderfetisjist. In een brief
van 5 april 1871 schrijft hij bijvoorbeeld dat op 5 april
1820 „de groote Cras‟ [= Hendrik Cras, hoogleraar rech-
ten aan het Athenaeum Illustre te Amsterdam] op een-
entachtigjarige leeftijd overleed en dat „de grote Melchi-
4 UBA/HSS-mag. KVB BVa 120-23, Van Tetroode aan R.W.P. de
Vries, 9-12-1865. Over de antiquariaten Weddepohl en De Vries zie
Buijnsters, p. 52-53, 75-78. 5 NA/Coll. Thorbecke inv. nr. 66, Van Tetroode aan J.R. Thorbecke,
2-4-1855.
211
or Kemper [= Jan Melchior Kemper, hoogleraar rechten
te Leiden]‟ en „de onbegrensd enthusiastische boekver-
kooper Tetroode‟ de grootste kopers op de veiling van
Cras‟ boeken waren. 6 Van Tetroodes correspondentie
wemelt van dit soort verwijzingen, waarvoor hij kon
putten uit zijn Agenda quotidiana. Een brief aan Thor-
becke van 23 september 1861 kreeg bijvoorbeeld het vol-
gende postscriptum mee:
Ik zal mij veroorloven 27 (de heer Wttewaal van
Stoetwegen plotseling naar de Eeuwigheid 1866),
mij aan te melden.
Na deze terloopse verwijzing naar het overlijden van
jonkheer mr. Henri Wttewaal van Stoetwegen op 27 sep-
tember 1866 volgt nog een ander, op 24 september toe-
gevoegd naschrift dat een toespeling bevat op het aan-
stootgevende gedrag van prinses Marianne, dochter van
Willem I, die in september 1830 trouwde met Frederik
Hendrik prins van Pruisen, van hem scheidde en een
buitenechtelijke verhouding had met haar koetsier Jo-
hannes van Rossum. Dit tweede postscriptum luidt als
volgt:
In 1830 huwelijk van de vrij, ten minste zeker, niet
princesselijke Prinses Marianne. Mijn leven is zoo
vol! Eene herinnering is mij elke dag, bij elke mi-
nuute.7
6 UBA/HSS-mag. KVB BVa 111/96, Van Tetroode aan A.J. Servaas
van Rooyen, 5-4-1871. 7 NA/Coll. Thorbecke inv. nr. 84A, Van Tetroode aan J.R. Thorbec-
ke, 23/24-9-1861.
212
„Mijn leven is zoo vol!‟. In dat toch al zo drukke hoofd
moest van elke dag ook nog eens het verleden worden
herbeleefd.
In 1866 probeerde Van Tetroode via een advertentie
in het Nieuwsblad voor den boekhandel een uitgever te
vinden voor zijn dagelijkse aantekeningen:
AGENDA QUOTIDIANA
Zoo heeft genoemd iemand, die schier nooit rust
genoot, een register door hem bij al zijne onrust se-
dert vele jaren volgehouden van geboorten, sterfge-
vallen, staat-, weêr-, zedekundige en artistieke op-
merkingswaardigheden, branden, faillieten, langle-
vendheid, handelsoperatiën enz. met bemerkingen
op ondervinding gegrond nopens feiten en personen
bij zijne wandeling op aard ontmoet (...).8
Tegelijkertijd bood hij ook nog het manuscript van zijn
Vademecum aan, een verzameling notities „meest in ‟t
Hollandsch en Fransch, waarbij eenig Latijn enz., eigen
rijm en onrijm inhoudende en excerpten uit 1000den
boekbanden‟.
Van Tetroodes Agenda quotidiana en Vademecum zijn
voor het nageslacht verloren gegaan. Spijtig genoeg
heeft hij geen gehoor gegeven aan een suggestie van de
letterkundige Jozef Alberdingk Thijm om „een klein[e]
schets uit zijn vol leven te maken‟.9 Beknopt zijn lag nu
eenmaal niet in de aard van hem die ooit in een lange
brief aan Thorbecke schreef:
8 Nieuwsblad voor den boekhandel (1866), p. 232. 9 KDC/Archief Alberdingk Thijm inv. nr. 1055, M.H. van Tetroode-
Wanders aan J. Alberdingk Thijm, 22-6-1875.
213
Ik heb den tijd niet om kort, om ordelijk te zijn.10
Zolang het kon bleef Van Tetroode zelf zijn winkel be-
mannen. „Ondanks ik als nihil verdien‟ vond hij in de
boekhandel „immer nog mijn lust, mijn hoogste lust,
mijn troost, mijn geluk‟.11 Collega‟s als Kruseman, Van ‟t
Haaff, Diederichs, Noman en Van Stockum waren hem
ter wille, voornamelijk door uitgaven uit hun fonds ca-
deau te doen.12 Ze kregen er pathetische bedankjes voor
terug:
Groot, schoon! (...) Ik naar Gods akker gaande, mo-
gen UE de zalige voldoening smaken: „Ik veraange-
naamde den man zijne laatste dagen!‟ Dank en
dank!13
Kruseman stuurde hem diverse keren boeken, maar
toonde zich niet geïnteresseerd toen Van Tetroode hem
10 NA/Coll. Thorbecke inv. nr. 84A, Van Tetroode aan Thorbecke,
23-9-1869. Het citaat doet denken aan het slot van een van de Let-
tres Provinciales, waarin Pascal zich verontschuldigt een lange brief
te hebben geschreven „parceque je n‟ai pas le temps d‟en écrire une
courte‟. 11 UBA/HSS-mag. BVa 119-86, Van Tetroode aan W.P. van Stock-
um, 9-4-1869; UBA/Archief KVB 1870, dossier 3, Van Tetroode aan
J.K. en G. van Heteren, 3-10-1870. 12 UBL/LTK 1795/22 nr. 56, Van Tetroode aan A.C. Kruseman, 20-
8-1867 (opsomming weldoeners); Enschedé, dl. 2, p. 221. In het ver-
leden was er een aanvaring geweest tussen Van Tetroode en Van
Stockum. In april 1845 weigerde Van Stockum tijdens een door hem
gehouden veiling een bod van Van Tetroode te accepteren. Toen
Van Tetroode de volgende dag in het veilinglokaal kwam proteste-
ren liet Van Stockum de politie komen. Van Tetroode deed daarover
zijn beklag in een advertentie (Dagblad van ’s-Gravenhage, 25-4-
1845). 13 UBA/HSS-mag. KVB BVa 119-88, Van Tetroode aan W.P. van
Stockum, 13-4-1869.
214
polste of hij er iets voor voelde zijn Memorandi of verta-
ling van Hugo‟s Le roi s’amuse uit te geven.14
Bijzonder gesteld was Van Tetroode op de Amster-
damse boekhandelaar en uitgever van het Algemeen
Handelsblad P.A. Diederichs „die mij moreel nog meer
dan materieel goed heeft gedaan, mijn voortdurende ij-
ver regt doend, zich mijn vriend en oude confrater noe-
mend‟.15 Het bericht van Diederichs dood maakte hem
dan ook „bitter verdrietig, zwaar rouwend‟.16 Hij betitel-
de Diederichs bij die gelegenheid als zijn en andermans
„Peabody‟, daarbij doelend op de bekende Amerikaanse
zakenman en filantroop George Peabody.
Na de viering van zijn eenenzeventigste verjaardag
plaatste Van Tetroode een advertentie om dank te zeg-
gen aan „eenen Edelmoedigen, lang door hem gekend en
geëerd, die, bij opdraging van eene ligte werkzaamheid,
hem zoo munificent verrastte, ook nog den inzender van
een doosje met zes delicate ... historietjes‟. 17 Met de
schenker van die pikanterieën bedoelde Van Tetroode
waarschijnlijk P.J. Kerkhoven, die hij nog kende uit zijn
Amsterdamse tijd toen Kerkhoven deel uitmaakte van
allerlei culturele genootschappen, in het bijzonder op
muzikaal gebied.18 Kerkhoven verhuisde later naar Den
14 UBL/LTK 1795/26 nr. 39, Van Tetroode aan A.C. Kruseman, 28-
7-1873. 15 UBA/HSS-mag. KVB BVa 120-21, Van Tetroode aan J.N. Hurau,
13-8-1868. 16 UBA/HSS-mag. KVB BVa 120-4, Van Tetroode aan A.J. Servaas
van Rooyen, 20-4-1873. 17 Dagblad van Zuidholland en ’s-Gravenhage, 23-3-1867. 18 Volgens Van Tetroode was Kerkhoven „in illo tempore Eerelid van
Felix, Eruditio Musica, Ad Majorem Dei Gloriam (kerkkoor?), V.W.
[= Voorwaarts door Wetenschap], Doperwtjes (sociëteit), Nachtegaal
(liedertafel?), Volmaakt Akkoord, enz. enz.‟ (citaat uit de in noot 19
aangehaalde brief).
215
Haag. Bij zijn overlijden in 1869 liet hij Van Tetroode
een klein legaat na. De dankbare legataris legde bloe-
men op zijn graf en sprak een requiescat voor hem uit:
„Drukke de aarde Hem zacht!‟19
Van Tetroode was gezegend met een ijzersterk gestel.
Nog op zijn eenenzeventigste kon hij zich op een „jeugdi-
ge gezondheid‟ beroemen.20 Twee jaar later begon zijn li-
chamelijke aftakeling ernstige vormen aan te nemen en
vanaf december 1871 was hem „de open lucht streng ver-
boden‟.21 Eind 1874 voelde Van Tetroode zijn einde na-
deren. In het uit die tijd daterende gedicht Herfstbla-
deren nam hij afscheid van zijn vrouw:
Mijn‟ dagen zijn geteld, ik ga deez‟ aard verlaten;
Het afscheidsuur genaakt, dra zal het voor mij
slaan.
Gij, die mij hebt beweend, wier zorg mij niet kon
baten,
Zie, bij mijn‟ laatsten snik, uw oog mij minzaam
aan.
Hij verwachtte de komende lente niet meer te zullen
meemaken en keek uit naar de verlossing uit het aardse
tranendal:
Door U, door uwe min, werd mij verzoet het leven,
Maar, buiten U, helaas, betreur ik niets op aard;
19 NA/Coll. Thorbecke inv. nr. 84A, Van Tetroode aan J.R. Thorbec-
ke, 23-9-1869. 20 UBL/LTK 1795/22 nr. 44, Van Tetroode aan A.C. Kruseman, 21-
7-1867. Enschedé nam deze „vrijwel onbegrijpelijke brief‟ curiosi-
teitshalve op in zijn Kruseman-biografie (Enschedé, dl. 2, p. 221). 21 UBA/HSS-mag. BMu 5-79, Van Tetroode aan Fr. Muller, 5/6-5-
1872.
216
Van af mijn‟ vroegste jeugd moest bittre smart me
omgeven;
De dood is welkom dan, heeft niets wat mij ver-
vaart.22
De lente haalde hij nog wel, de zomer niet meer. Twee
maanden voor zijn dood stelde Van Tetroode zelf de on-
derstaande, door zijn weduwe geplaatste overlijdensad-
vertentie op. 23 Hij kondigde daarin vast zijn laatste
woorden aan: „En vergeef ons onze schuld, gelijk ook wij
vergeven onze schuldenaren.‟ Maar dan wel in het La-
tijn:
Heden overleed mijn hoogstachtingswaardigeEcht-
genoot A.J. van Tetroode, met het gebed op de lip-
pen „Et dimitte nobis debita nostra sicut et nos di-
mittimus debitoribus nostris‟, welke laatste VE-
LEN zijn van allerlei allooi, daar hij weinig of geen
schuldenaars noch andere nalaat; gaande hij onbe-
vreesd het ONGEKENDE te gemoet, betreurende
het bitter, niet te hebben kunnen voldoen aan zoo
vele hem heilige HOOGE en ontelbare mindere
WELDOENERS, speciaal in de laatste dagen van
zijn soms glansrijk verheerlijkt, maar ook heel
dikwijls ellendiglijk geschonden langdurig leven;
hebbende hij van Verhevene, Goeden en Wijzen, ein-
delijk HOOGERE SOMMEN verworven, dan ge-
loofd zou worden; smeekende hij zijne voorbeeldige
echtgenoot, van wie hij niets te wijten heeft, deze
regelen, ALDUS te plaatsen; hebbende hij geen lof
genoeg voor de heeren Sarluis, Hoven en van Val-
kenburg, hem, bij meer dan 6jarige krankte, liefde-
rijk, belangloos, hebbende verpleegd, en zijnde de
22 Fondslijst A.J. van Tetroode nr. 200. 23 Dagblad van Zuidholland en ’s-Gravenhage, 8-6-1875.
217
handelingen zijns actueelen huisheers en geburen
HEMELSCH geweest − ALLEN dankend, God lo-
vend, gaat Hij de Eeuwigheid in.
Met deze woorden nam Van Tetroode geheel in zijn stijl
publiekelijk afscheid van het aards bestaan, als een ac-
teur in een drakerige sterfbedscène. Alle kans dat hij op
7 juni 1875 om vier uur in de ochtend inderdaad na het
prevelen van die boetvaardige zin uit het Latijnse Onze
Vader de eeuwigheid is ingegaan. Zijn overlijden bleef
niet onopgemerkt. Tot in Nederlands-Indië en Suriname
berichtten kranten dat de excentrieke Haagse boekhan-
delaar A.J. van Tetroode het leven had gelaten.24
24 Javabode, 16-7-1875; Suriname, Koloniaal Nieuws- en Adverten-
tieblad, 9-71875.
218
FONDSLIJST FIRMA A.J. VAN TETROODE
Uitgaven van F.J. van Tetroode en diens weduwe zijn
niet opgenomen, tenzij door A.J. van Tetroode heruitge-
geven of voortgezet (reekswerken).
Bij de fondsreconstructie is gebruik gemaakt van biblio-
theekcatalogi, bibliografieën (Saalmink, Brinkman) en
op de firma A.J. van Tetroode betrekking hebbende do-
cumentatie in de vorm van reclamebiljetten, bestellijs-
ten en vooral advertenties in kranten en het Nieuwsblad
voor den boekhandel. Wat betreft gelegenheidsgedich-
ten, bladmuziek en prenten is dit bibliografische bron-
nenmateriaal zeer lacuneus. Daar komt nog bij dat op
prenten vaak, zo niet meestal, geen uitgever staat ver-
meld. Kortom, aan de fondslijst zal het nodige ontbre-
ken.
De annotatie bij de titelbeschrijving begint met een op-
gave van de bibliotheken die een exemplaar van het
boek bezitten. Deze vindplaatsen zijn voornamelijk op-
gespoord via Picarta en Worldcat. Van ongeveer een der-
de van alle titels is nergens een exemplaar aangetroffen.
Vermoedelijk is een aantal daarvan alleen aangekon-
digd en niet verschenen.
219
Non-fictie
1. Directorium confessionis generalis rité instituendae,
quo tam confessario, quâm poenitenti ad hanc exacta, et
facili brevitate ordinandam lumen accenditur ... Italicè
conscriptum à R.P.Leonardo de Portu Mauritio ...; Lati-
né redditum à quodam ejusdem Instituti Sacerdote. Am-
sterdam, 1823.
UBA, UBN, UBT, UBU.
Vertaling van Direttorio della confessione generale
(1737). In 1749 verscheen een Augsburgse editie.
2. Discursus mysticus et moralis, ad continendos in sacro
foedere et uniformi poenitentiæ sacramenti administra-
tione confessarios institutus … Italicê conscriptus à R.P.
Leonardo de Portu Mauritio...; Latine redditus à quo-
dam ejusdem Instituti Sacerdote. Amsterdam, 1823.
UBA, UBG, UBM, UBN, UBT, UBU.
Vertaling van Discorso morale e mistico (1737). Er
bestaan diverse achttiende-eeuwse edities, waaron-
der Augsburg 1762 en Iperen 1774.
3. Directorium om behoorlijk de H.H. missen en vesperen
te zingen en de altaren te versieren, naar het Roomsch
kerkgebruik, voor het aartsbisdom Utrecht en de onder-
hoorige bisdommen Haarlem, Deventer, Leeuwarden,
Groningen en Middelburg.
Overijsselse Bibliotheekdienst.
Jaarlijkse editie, vanaf 1824 t/m 1840 uitgegeven
door A.J. van Tetroode, daarvoor door B.J. Crajen-
schot te Amsterdam.
4. Directorium ad rite legendas horas canonicas missas
que celebrandas juxta ritum romanum ad usum cleri ar-
chidioceseos Ultrajectinae nec non dioeceseon suffraga-
nearum.
220
Latijnse editie van Fondslijst nr. 3, vanaf 1826 t/m
1840 uitgegeven door A.J. van Tetroode. Vermeld
in Lijst van katholieke periodieken (catalogus
KDC/Rapide). „Heeren boekhandelaren gelieven
wegens gewoonte het benoodigde getal exemplaren
(…) optegeven, daar dezelve niet in commissie wor-
den gegeven‟ (OHC, 29-11-1827).
5. N. Ez. van Lier, Kritische aanmerkingen op de bestrij-
ding der vaccine van dr. Abraham Capadose. Amster-
dam, 1824.
KB (= Knuttel nr. 25298), Museum Boerhaave,
UBA, UBL, UBN.
6. N.N., Le catéchisme de la médicine physiologique, ou
dialogues entre un savant et un jeune médecin, élève du
prof. Broussais, et la refutation des objections qu’on lui
oppose. Amsterdam, 1824.
AH, 23-12-1823 („aanstaande week ter perse‟);
OHC, 14-9-1824 („van de pers gekomen‟). Geen ex-
emplaar van deze editie aangetroffen. In UBA wel
Parijse en Leuvense edities uit 1824. De Amster-
damse editie ook vermeld in Bulletin universel des
sciences et de l’industrie (1825), p. 343.
7. A.M.G.P. Brugière baron de Barante, Histoire des
ducs de Bourgogne de la maison de Valois, 21 dln. Am-
sterdam, 1825-1827.
IISG, OB Arnhem, UBA.
OHC, 13-8-1825 (eerste aflevering). Eerste druk
Parijs, 1824-1826.
8. Biographie nationale ou dictionnaire historique de
tous les hommes morts dans le Royaume des Pays Bas
qui se sont rendus célèbres par leur talents, leurs vertus
ou leurs actions. Par une société de gens de lettres.
Mons (Leroux) en Amsterdam (Van Tetroode), 1827.
221
UBA, UBL.
OC, 22-5-1827 („heden van de pers gekomen‟). In
een eerdere advertentie had Van Tetroode laten
weten dat deze uitgave hem bijzonder ter harte
ging „niet alleen voorzoover zijn commercieel be-
lang als boekhandelaar aangaat, maar inzonder-
heid voor het gene den inhoud van dit voor den Na-
tionalen roem duurzaam gedenkteken betreft‟. De
advertentie bevat ook een oproep aan „geleerden en
mannen van studie (…) om met hunne bijdragen de
meerdere volmaking van een werk van zulke hooge
aangelegenheid te bevorderen‟ (OHC, 14-10-1826).
9. N.N., Resumé de l’histoire de la littérature française,
depuis son origine jusqu’à nos jours. Tweede druk, Brus-
sel (Galaud) en Amsterdam (Van Tetroode), 1827.
ZB.
10. R. Blanchet, Extrait d’un nouveau mémoire sur le
desséchement du lac d’Haarlem. Amsterdam, 1827.
UBA.
11. A. Imbert en B.L. Bellet, Biographie des condamnés
pour délits politiques depuis la restauration des Bour-
bons en France jusqu’en 1827. Brussel (Imbert), Amster-
dam (Van Tetroode), 1827.
BN, UBA. Volgens Picarta bezit UBL een editie
Brussel 1828.
12. S. Lipman, Essai historique sur les surséances. Am-
sterdam, 1827.
BN, KB, SBA, Tresoar, UBM, UBN.
DvG, 11-5-1827 („van de pers gekomen‟).
13. Oeuvres complètes de M. le vicomte Chateaubriand.
Parijs-Amsterdam, 28 dln. [1826-1828].
222
In 1826 kwam Van Tetroode met de Franse uitge-
ver Ladvocat overeen tegelijk met de Parijse editie
een Nederlandse editie uit te brengen, „eene keuri-
ge uitgave in 18vo, tot een zeer modieken prijs‟
(OHC, 16-5-1826). In OHC van 2-9-1826 een adver-
tentie met de aankondiging dat de tweede afleve-
ring is verschenen. UBA bezit de in 1828 uitgeko-
men delen 27 en 28 (Polemique), met de imprint
Brussel (Tencé) en Amsterdam (Van Tetroode).
14. N.N. [= A.J. van Tetroode?], De partijdige beoor-
deeling van het Algemeen Handelsblad in no. 4 van het
tijdschrift: De Recensent ook der recensenten, aan waar-
heid en ervaring getoetst. Amsterdam, 1828.
KB (= Knuttel nr. 25763) , UBA.
RC, 19-7-1828 („heden uitgegeven‟).
15. A.J. van Tetroode, Gedachten ter gelegenheid van
den tekst van sommige Noord-Nederlandsche dagbladen,
in de tegenwoordige voor iederen vaderlander bange
oogenblikken. Amsterdam, [1830].
KB (= Knuttel nr. 25987), MMW.
Verschenen in acht afleveringen.
16. N.N., Laatste, ware en beslissende berigten, uit de Ci-
tadel van Luyk. Amsterdam, [1830].
UBVU.
17. A.J. van Tetroode (ed.), Verzameling van officiële en
andere stukken, betreffende de beroerten in België. Am-
sterdam, [1830].
DvG, 15-9-1830 („van de pers gekomen‟).
Uitgegeven in afleveringen.
18. Koerier van den ouden en nieuwen boekhandel voor
1830/Courier de la librairie ancienne & moderne, pour
1830. Amsterdam, 1830.
223
MMW.
In een advertentie uit het Nieuwsblad voor den
boekhandel van 29-10-1834 kondigt Van Tetroode
de verschijning aan van een vervolg op de in de
Koerier gepubliceerde veilingresultaten, te weten
„beredeneerde prijslijsten van eenige belangrijke
verkopingen door hem gehouden, gevolgd van aan-
teekeningswaardige bijzonderheden nopens dit
vak‟. Het is twijfelachtig of deze prijslijsten ook
werkelijk zijn verschenen.
19. Amsterdamsch Avond-blad. Amsterdam, oktober-
november 1830.
Complete serie in MMW. Losse nummers in AvS,
UBA.
20. N.N., Vade Mecum voor den Hollander, die zijne
vroegere betrekkingen tot de Belgen in haren waren aart
verlangt te kennen: onmisbaar voor allen die eenig be-
lang stellen in Holland. Amsterdam, 1831.
KB (= Knuttel nr. 26311), OB Arnhem, UBA.
21. N.N. [= T.O. Schilperoort & A.J. van Tetroode], Een
woordje over het stokpaardje van eenige zoogenaamde
welgezinden. Amsterdam, 1831.
KB (= Knuttel nr. 26327), MMW, UBA, UBN,
UBU.
DvG, 30-5-1831 („van de pers gekomen‟).
22. N.N. [= T.O. Schilperoort], Wat nu?: eene geringe bij-
drage (ach! dat het nog helpen mogt) ten nutte van het
vaderland door den schrijver van Tot hiertoe en niet ver-
der, Voortaan, Vijftien jaren, geen drie dagen, en som-
mige andere gelegenheidsschriftjes. Amsterdam, 1831.
KB (= Knuttel nr. 26329), UBA, UBL, UBN.
MC, 18-6-1831 („van de pers gekomen‟).
224
23. N.N.[= A.J. van Tetroode?], Herinnering aan T.J.
Majofski, en levensbyzonderheden dien verdienstelijken
tooneelspeler betreffende. Amsterdam, 1836.
KB, UBA.
Met portret (= Fondslijst nr. 235).
24. F.A. Hubert, Monographie des pins, sapins et autres
arbres résineux. Amsterdam, [vóór 1838].
Vermeld in R.W. Boer, Bijdragen tot de kennis der
houtteelt. Zwolle, 1857, p. 41.
25. Koninklijke aanspraak bij de opening der gewone
vergadering van de Staten-Generaal op maandag den 25
October te ’s-Gravenhage. ‟s-Gravenhage, [1838].
DvG, 19-10-1838.
26. Pleidooijen der Weledel Gestrenge Heeren Mr. F.C.
Donker Curtius, eischer, en Mr. M.J. van Gigch, verdedi-
ger, in zake Fievez contra Vervloet, wegens uitgave van
eene periodieke compilatie uit buitenlandschen geschrif-
ten onder den titel ‘Iris of bloemlezing, enz.’. Eerste afle-
vering. ‟s-Gravenhage, 1838.
JdlH, 20-6 en 25-6-1838. Stenografisch verslag van
op 18 juni 1838 gehouden pleidooien. Het periodiek
Iris, bloemlezing uit buitenlandse tijdschriften ver-
scheen in de jaren 1830-1887 bij de Haagse uitge-
ver G. Vervloet.
27. N.N., Wijsgeerige kermiswandeling door een echt
Haagsch liefhebber. ‟s-Gravenhage, [1838].
AvS nr. 7319.
DvG, 21-5-1838 („thans compleet tot pag. 34‟); LC,
30-5-1838 („van de pers gekomen‟). Uitgegeven in
afleveringen. Met afbeeldingen van kermisattrac-
ties.
225
28. J.A. Offerman, De christen in bespiegeling en oefe-
ning of verzameling van onderwijzingen en gebeden. ‟s-
Gravenhage, [1839].
DvG, 3-6-1839. Herdruk van de verbeterde editie
die in 1822 verscheen bij wed. F.J. van Tetroode.
De eerste druk werd in 1787 in Amsterdam uitge-
geven door P. van Buuren. In 1843 verkocht Van
Tetroode het kopijrecht aan zijn collega‟s Van Lan-
genhuysen, Gosling, De Haas en Van Spanje. De
Mechelse uitgever Hanicq, die een nadruk van dit
werk had uitgebracht, trof met deze rechthebben-
den een schikking (AH, 19-5-1854).
29. T.T. [= A.J. van Tetroode], Eenige woorden over eene
de nationaliteit kwetsende, de kunsten honende en den
handel verdrukkende maatschappij zich noemende ‘Voor
schoone kunsten in Nederland’. ‟s-Gravenhage, [1840].
UBA, UBN.
AH, 12-5-1840 („van de pers gekomen‟). Aangebo-
den aan koning Willem I (NA/Staatssecretarie inv.
nr. 5152, K.B. van 27-5-1840/71).
30. N.N. [= A.J. van Tetroode?], Quelques mots d’un ami
de l’honneur et de la justice en réponse à l’article de l’ami
de l’ordre et de la vérité, inseré dans le Handelsblad du
18. ‟s-Gravenhage, [1841].
JdlH, 21-1-1841. De anonieme auteur van het arti-
kel in het Algemeen Handelsblad van 18 januari
1841 had het opgenomen voor de afgetreden direc-
teur van het Théatre Français te Den Haag, die
van wanbeheer was beschuldigd
31. A.J. van Tetroode, Bij het graf mijner moeder: Am-
sterdam 22 Februarij 1844. ‟s-Gravenhage, [1844].
BGAG, UBA.
226
32. [A.J. van Tetroode], De Ooijemoer, ‟s-Gravenhage,
1845.
KB (tweede aflevering = Knuttel nr. 28211).
Twee afleveringen verschenen.
33. N.N. [= A.J. van Tetroode?], Gratis. De Oproerzoeker
zichzelve noemende De Vaderlander uitgegeven door A.
H. van Gorcum verantwoordelijk redacteur, en gedrukt
bij ...???. ‟s-Gravenhage, 1845.
KB (= Knuttel nr. 28213).
Gedrukt bij J.V. Pijpers, vermoedelijk in Van Tet-
roodes opdracht.
34. [A.J. van Tetroode], Lettre à Asmodée. ‟s-Gravenha-
ge, 1847.
Exemplaar in NA/KdK inv. nr. 4197, 15-10-1847
geheim R34.
35. [A.J. van Tetroode], De Vrije Drukpers. ‟s-Gravenha-
ge, 1847.
BGAG.
36. N.N.[= A.J. van Tetroode?], Geen partijschappen, of
het meest wezenlijk algemeen belang: brief van een on-
partijdig vrijzinnig stemgeregtigde aan een lid van den
stedelijken raad, ter gelegenheid van den geopenden
nieuwen jaarkring van de zittingen der Staten-Generaal.
‟s-Gravenhage, 1847.
BGAG, KB, UBU.
Gedeponeerd bij gemeente Den Haag op 3-6-1848
(GAG/Gemeentebestuur 1851-1936 inv. nr. 2385).
37. N.N. [= A.J. van Tetroode?], Nederlanders! Wacht u
voor den wolf in een schapenvacht! ‟s-Gravenhage, 1848.
KB (=Knuttel nr. 28750).
Gericht tegen Van Bevervoorde. Gedrukt bij J.V.
Pijpers, vermoedelijk in Van Tetroodes opdracht.
227
38. N.N. [= A.J. van Tetroode?], De volksverleider: een
woord aan allen die het wel met het vaderland meenen.
‟s-Gravenhage, [1848].
KB (= Knuttel nr. 28513), MMW.
Gedrukt bij J.V. Pijpers, vermoedelijk in Van Tet-
roodes opdracht. Het pamflet is gericht tegen A.H.
van Gorkum, redacteur van weekblad De Volksbo-
de.
39. A.J. van Tetroode, Protest, eerbiedig ingediend aan
Zijne Excellentie den heer Mr. Dirk Donker Curtius, mi-
nister van justitie enz. enz. ‟s-Gravenhage, [1848].
KB (= Knuttel nr. 28766).
40. N.N., De redacteur van de Hydra beschouwd als ro-
man-, libel- en weekbladschrijver. ‟s-Gravenhage, 1848.
UBA, UBVU.
AH, 21-11-1848 („van de pers gekomen‟). Dit schot-
schrift tegen de journalist en romanschrijver Jan
de Vries is door Wijnman en Vinken toegeschreven
aan Van Tetroode (Wijnman, p. 240, Vinken, „Jan
de Vries‟, p. 114). Daartegen pleit de datering op de
laatste pagina, volgens welke de auteur in Amster-
dam woonde. Maar dat zou een afleidingsmanoeu-
vre kunnen zijn.
41. N.N., Aan de lieve kinderen der Nederlanden, in
antwoord op liefstderzelver request, mij, Sint Nicolaas,
per drukpers van G.J. d’Ancona, te Amsterdam, ingele-
verd. ‟s-Gravenhage, [1848].
DvG, 13-12-1848.
D‟Ancona was uitgever van door hem samengestel-
de boekjes over Sinterklaas.
42. [A.J. van Tetroode], Het Zondagsblad en de schilde-
rijen van Koning Willem Twee. Eerste, tweede en derde
druk ‟s-Gravenhage, 1849.
228
BGAG, KB (= Knuttel nr. 29016), UBA.
43. A.J. van Tetroode, 6 december 1849. Herinneringen
sedert 6 december 1792 [= geboortedag Willem II] en van
vroeger. ‟s-Gravenhage, 1849.
RPKA
44. Van Braam’s en Thompson’s koopmans- kantoor- en
schrijfalmanak voor ’t jaar onzes Heeren ... Amsterdam,
‟s-Gravenhage, [1816-1849].
KB, OB Rotterdam, SABD, UBA, UBM.
Verschenen onder de imprint „Van Tetroode‟. Door
A.J. van Tetroode overgenomen uit het fonds van
zijn moeder, vermoedelijk na haar overlijden in
1844.
45. G.F. Jürrns, Klein muzikaal ABC-boekje voor het
klavier of korte voorbereiding tot beoefening van den ge-
neraal-bas: in vragen en antwoorden opgesteld. Herdruk,
‟s-Gravenhage, [1850].
Nbkh, 20-6-1850. Een tweede druk verscheen ca.
1820 bij wed. F.J. van Tetroode (KB, OB Amster-
dam).
46. W.J. van Harn, Hans-Joris! Eene episode uit mijn
academieleven te Harderwijk. ‟s-Gravenhage, 1852.
SBA.
DvG, 24-12-1852 („van de pers gekomen‟); Nbkb
(1852), p. 220, 237.
47. [A.J. van Tetroode], 26-27 October 1853 of wat er ge-
beurd is bij het stellen van het standbeeld van Koning
Willem Twee. ‟s-Gravenhage, [1853].
AvS nr. 7922, BGAG.
DvZH, 28-10-1853 („heden ten 12 ure komt van de
pers‟, „verspreiding van twee duizend exemplaren
gratis‟); DvZH, 9-11-1853 (uitgave van vierde dui-
229
zendtal). Verschenen in twee uitvoeringen, waar-
van een in kwarto en de ander in klein folio oblong.
48. J.B. Massillon, Petit carême. ‟s-Gravenhage, ca.1860.
UBU.
49. [A.J. van Tetroode], De tentoonstelling van kunst-
werken van levende meesters te ’s-Gravenhage 1861, be-
redeneerd door een kransje van Amsterdamsche kunst-
vrienden. Voor rekening der auteurs. ‟s-Gravenhage,
1861.
BN.
De Kempenaer, kol. 663; NAHE, 20-7-1861 („van de
pers gekomen‟); Nbkh (1861), p. 123.
50. A.J. van Tetroode, Tentoonstelling van schilderijen te
’s-Hage 1863. Verslag en wegwijzer. ‟s-Gravenhage,1863.
Brinkman 1850-1882, p. 1151; NAHE, 26-6-1863
(„van de pers gekomen‟) en 31-7-1863 (verzending
naar intekenaren). Gepubliceerd in vier afleverin-
gen. „De oplaag is niet groot. Van tentoonstelling
1861 [= Fondslijst nr. 49) niets meer voorhanden‟
(Nbkh (1863), p. 102). Gedetailleerde inhoudsopga-
ve van de eerste aflevering in Nbkh (1863), p. 97 en
NAHE, 26-6-1863.
51. Beautés de l’histoire.
In 1828 door Van Tetroode op zijn balans opge-
voerd onder „eigendom van onderscheidene fonds-
werken‟. Niet geïdentificeerde titel.
Toneelstukken, libretto’s
52. L’Orphelin. Comédie-vaudeville, suivi de l’Apothéose
ou Van Speyk aux champs Elysées par Vautrin. Amster-
dam, [1832].
AH, 8-5-1832 („ter perse‟).
230
53. L’ami Grandet: comédie en trois actes, mêlée de cou-
plets. Par Mm. Ancelot et Alexis de Comberousse. Repré-
sentée pour la première fois, à Paris, sur le Théatre du
vaudeville, le 24 octobre 1834 et donnée pour la première
fois au Théatre Français d’Amsterdam, le 20 janvier
1835. Amsterdam, 1835.
BN, KB.
Van dit stuk maakte Van Tetroode een Nederland-
se vertaling, die werd gebruikt voor opvoeringen
door de Koninklijk-Hollandsche Schouwburg in
Den Haag (DvZH, 20-1-1854; DvZH, 27-1-1857).
Blijkens een intekenbiljet was Van Tetroode van
plan deze vertaling uit te geven. Vermoedelijk is
dat niet doorgegaan.
54. Estelle, ou le père et la fille. Comédie-vaudeville en
un acte. Par M. Scribe. Representée, pour la première
fois, à Paris, sur le Théatre du Gymnase Dramatique, le
7 novembre 1834, et donnée pour la première fois au
Théatre Français d’Amsterdam, le 14 février 1835. Am-
sterdam, 1835.
BN, KB.
Reeksaanduiding: Répertoire d‟Amsterdam et au-
tres villes de la Hollande.
55. Lord Byron à Venise. Drame en trois actes, en prose
par M. Ancelot. Representé pour la première fois, [à Par-
is] sur le Théatre français le 6 novembre 1834. Amster-
dam, 1835.
KB.
Gedrukt door Imprimérie Dondey-Duprey, Rue
Saint-Louis no. 46 te Parijs. Oorspronkelijk uitge-
geven door Marchant te Parijs in 1834.
56. Guillaume Tell. Opéra en trois actes, d’après le
poème de MM. Jouy et Hippolite Bis; musique de Rossi-
231
ni; (…) monté et dirigé pour la partie musicale par M.
van Bree. Amsterdam, 1835.
UBA.
OHC, 19-9-1835; JdlH, 23-10-1835 („en vente‟).
57. La poupée ou l’écolier en bonne fortune. Comédie mê-
lée de couplets de MM. Fournier et Arnould. Representée,
pour la première fois, sur le Théatre du Vaudeville, le 11
juin 1831, et representée à Amsterdam, en octobre 1835.
Amsterdam, 1835.
KB.
Geïllustreerd met portretten van Mons. en Mad.
Albert (= Fondslijst nrs. 232-233). Reeksaandui-
ding: Répertoire d‟Amsterdam et autres villes de la
Hollande. Oorspronkelijke uitgave Parijs, 1831.
58. Julien ou vingt-cinq ans d’entreacte. Comédie-vaude-
ville par MM. Dartois et Xavier. Representée, pour la
première fois, sur le Théatre du Vaudeville, le 8 nov.
1823, et remise en scène sur le Théatre Français d’Am-
sterdam, le 10 oct. 1835. Amsterdam, 1835.
KB.
Reeksaanduiding: Répertoire d‟Amsterdam et au-
tres villes de la Hollande.
59. Georgette. Vaudeville van Varin, Desverges en Lau-
rencin. Amsterdam, [1835].
Ter perse aankondiging in JdlH, 23-10-1835.
60. Gustave III ou le bal masqué. Opéra historique en
cinq actes. Paroles de M. Scribe, musique de M. Auber.
Amsterdam [1835].
BN, KB.
OHC, 19-9-1835 („van de pers gekomen‟; „seule édi-
tion pouvant servir aux répresentations d‟Amster-
dam‟). Reeksaanduiding: Répertoire d=Amsterdam
et autres villes de la Hollande.
232
61. Elle est folle. Vaudeville van Scribe en Mélesville.
Amsterdam, [1835].
OHC, 5-9-1835 („sous presse‟).
62. Prosper et Vincent. Vaudeville van Duvet met mu-
ziek van Lauzanne. Amsterdam, [1835].
OHC, 5-9-1835 („sous presse‟).
63. La lectrice ou une folie de jeune homme. Vaudeville
van Bayard. Amsterdam, [1835].
OHC, 19-9-1835 („sous presse‟) .
64. Les malheurs d’un amour heureux. Vaudeville van
Scribe. Amsterdam, [1835].
OHC, 19-9-1835 („sous presse‟).
65. Julien, ou vingt-cinq ans d’entr’acte. Comédie-vaude-
ville en deux actes par MM. Dartois et Xavier. Représen-
tée pour la première fois sur le Théatre du vaudeville à
Paris, le 8 nov. 1823, et remise en scène sur le Théatre
Français d’Amsterdam, le 10 oct. 1835. Amsterdam,
1835.
KB.
Reeksaanduiding: Répertoire d‟Amsterdam et au-
tres villes de la Hollande.
66. Le bandit. Arrangée en opéra comique, en trois actes,
par Margaillan (d’après le vaudeville en 2 actes de MM.
Theaulon &c.); musique de Van Bree; monté par M.
Moulinneuf; donné pour la première fois à Amsterdam, le
22 décembre 1835. Amsterdam, 1835.
BN, UBN.
Reeksaanduiding: Répertoire d‟Amsterdam et au-
tres villes de la Hollande.
67. Robert le diable. Opéra en cincq actes. Paroles de
MM. Scribe et Germain Delavigne. Amsterdam, 1836.
233
JdlH, 23-10-1835 („sous presse‟).
Exemplaar aangeboden door antiquariaat Casano-
va Books, 25-7-2013.
68. Un premier amour. Comédie-vaudeville en trois actes.
Par MM. Bayard et Émile van der Burgh. Représentée
pour la première fois, sur le Théatre du vaudeville, le 14
mai 1834 et représentéé pour la pre-mière fois à Amster-
dam, le 17 mars 1836. Amsterdam, maart 1836.
KB, UBA.
Ter perse aankondigingen in OHC, 19-9-1835 en
JdlH, 23-10-1835.
69. L’éclair. Opéra comique en trois actes. Paroles de
MM. de Planard & St. Georges; musique de F. Halévy.
Amsterdam, 1836.
KB, OB Arnhem, SBM.
70. Le Serment. Opéra en trois actes. Paroles de MM.
Scribe et Germain Delavigne; musique de M. Auber. Re-
presenté, pour la première fois sur le théatre de l’A-
cadémie royale de Musique, le 1 octobre 1832, et repre-
senté, pour la première fois à Amsterdam le 3 février
1836. Amsterdam, 1836.
KB.
Reeksaanduiding: Répertoire d‟Amsterdam et au-
tres villes de la Hollande.
71. Zestien jaren geleden, of, Moederliefde en kinder-
trouw. Tooneelspel in vijf bedrijven met eenige verande-
ringen, vrij gevolgd naar het Fransch van Victor Du-
cange; door C.J. Roobol. Amsterdam, 1836; herdruk ‟s-
Gravenhage, [1850].
KB, UBA, UBL, UBN, UBU.
Nbkh, 14-9-1836 en 5-7-1850. Bewerking van Il y a
seize ans (1835).
234
72. La muette de Portici. Opera van Scribe (tekst) en
Auber (muziek). Amsterdam, [1836].
AH, 9-12-1836 („sorti des presses‟).
73. La marquise de Pretintaille. Vaudeville van Bayard
en Pinel Dumanoir. Amsterdam, [1836].
AH, 9-12-1835 („sorti des presses‟).
74. Le gamin de Paris. Vaudeville van Bayard en Van-
derburch. Amsterdam, [1836].
UBL, OB Arnhem.
AH, 9-12-1836 („sorti des presses‟). Ook verkrijg-
baar met portretten van Mlle Verneuil, Mad. Prad-
her en M. Baudot (zie Fondslijst nrs. 237, 239-240)
(AH, 1-5-1837). In 1837 publiceerde de Amster-
damse uitgever Elix een andere editie, die door Van
Tetroode werd bekritiseerd wegens allerlei druk-
fouten (AH, 2-5 en 20-11-1837).
75. La séconde année, ou A qui la faute. Comédie-vau-
deville en un acte par MM. Scribe et Mélesville. Ré-
presentée pour la première fois, à Paris, sur le théatre du
Gymnase dramatique, le 2 janvier 1830, et à Amsterdam
le novembre 1836. Amsterdam, 1837.
UBP.
76. Le cheval de bronze. Opéra-féerie en trois actes. Paro-
les de Scribe, musique de Auber. Amsterdam, 1837.
KB, OB Amsterdam, SABD, UBM, UBN, UBU.
AH, 2-2-1837 („sorti des presses‟). Reeksaandui-
ding: Répertoire d‟Amsterdam et autres villes de la
Hollande.
77. Marie, ou Trois époques de la vie d’une femme. Co-
médie en trois actes par Mme Ancelot. Representée, pour
la première fois, à Paris, sur le Théatre Français, le 11
235
octobre 1836, et à Amsterdam, le [niet ingevuld] janvier
1837. Amsterdam, 1837.
KB, UBA.
AH, 1-5-1837. Reeksaanduiding: Répertoire d‟Am-
sterdam et autres villes de la Hollande.
78. La Juive. Opera van Scribe (tekst) en Halévy (mu-
ziek). Amsterdam, 1837.
AH, 9-3-1837 („sous presse‟). Exemplaar aangebo-
den op Marktplaats, 25-7-2013.
79. Répertoire de M. et Mad. Albert. ‟s-Gravenhage,
[1838].
JdlH, 25-11-1838. Verzameluitgave, waarin opge-
nomen L’ami Grandet (Fondslijst nr. 53), La Pou-
pée (Fondslijst nr. 57), Julien (Fondslijst nr. 58) en
Georgette (Fondslijst nr. 59). Geïllustreerd met de
portretten van het echtpaar Albert (Fondslijst nrs.
232-233).
80. Robert d’Évreux. Opéra en trois actes. Musique de
Donizetti, paroles imitées de l’italien et arrangées pour la
scène française, par Étienne Monnier. ‟s-Gravenhage,
1840.
KB.
Reeksaanduiding: Répertoire d‟Amsterdam, La
Haye et autres villes de la Hollande. DvG, 16-12-
1840 („sous presse‟). In Van Tetroodes advertentie
Nbkh 8-10-1840 de aanduiding „mijne kopij‟. Op ti-
telpagina exemplaar KB eigenhandige verklarin-
gen d.d. 3-12-1840 van Van Tetroode en de Haagse
drukker Giunta d‟Albani dat zij dit werk hebben
uitgegeven respectievelijk gedrukt. De oudste edi-
tie in de catalogus van de Bibliothèque Nationale is
die van Bernard Latte (Parijs, 1841). Er moet nog
een eerdere zijn geweest want de Van Tetroode-
uitgave was „d‟après l‟édition de Paris‟ (DvG, 16-12-
236
1840). Volgens de titelpagina van de Parijse editie
uit 1841 werd de bewerking van Monnier voor het
eerst opgevoerd in het Théatre-des-Arts te Rouen
in februari 1841. De Nederlandse première vond
plaats op 18-2-1841 in de Franse Schouwburg te
Den Haag (JdlH, 15-2-1841).
81. Lucie de Lammermoor. Grand-opéra en deux actes, 4
parties, (d’après italien) par MM. Alphonse Royer et
Gustave Vaëz, musique de M. Gaetan Donizetti.
Représentée pour la première fois à Paris, sur le Théâtre
de la Renaissance (aout 1839); pour la première fois, sur
le Théâtre Royal de La Haye, (mars 1840); et à Amster-
dam le 23 mars 1840. ‟s-Gravenhage, 1840.
KB.
Reeksaanduiding: Répertoire d‟Amsterdam, La
Haye et autres villes de la Hollande. DvG, 20-3-
1840 („zindelijk en correct gedrukt‟); AH, 21-3-1840
(„heden verkrijgbaar gesteld‟).
82. Il furioso. Opera van Ferretti (tekst) en Donizetti
(muziek). ‟s-Gravenhage, [1840].
DvG, 18-9-1840 („van de pers gekomen‟). Synopsis
van het libretto („korte maar volledige inhoud in
het Nederduitsch, genoegzaam om de voorstelling
in al derzelver bijzonder te volgen‟).
83. Norma. Opera van Romani (tekst) en Bellini (mu-
ziek). ‟s-Gravenhage, [1840].
DvG, 16-9-1840 („Op heden komt van de pers‟).Syn-
opsis van het libretto.
84. Gemma di Vergy. Opera van Bidéra (tekst) en Doni-
zetti (muziek) .‟s-Gravenhage, [1840].
AH, 8-9-1840 („van de pers gekomen‟). Synopsis van
het libretto.
237
85. Anna Bolena. Opera van Romani (tekst) en Donizetti
(muziek). ‟s-Gravenhage, 1840.
DvG, 28-9-1840 (aankondiging). Synopsis van het
libretto. Imprint M.H. van Tetroode (Tetroodes
echtgenote).
86. La reine de Chypre. Opéra en cinq actes. Paroles de
M. de St.-Georges; musique de F. Halévy, représentée
pour la première fois, à Paris, sur l’Académie Royale de
Musique, le 22 décembre 1841, sur le Théâtre Royal de la
Haye, le 6 décembre 1843. ‟s-Gravenhage, 1843.
KB.
DvG, 4-12-1843 („van de pers gekomen‟, „édition El-
zévirienne‟).
87. Othello ou le maure de Venise. Opéra en quatre par-
ties, traduit de l’Italien. Paroles de MM. Gustave Vaëz et
Alphonse Royer, musique de Rossini. ‟s-Gravenhage,
1845.
JdlH, 5-4-1845 („sortie des presses‟); DvG, 7-4-1845.
88. L’esclave du Camoens.. Opera van Vernoy de Saint-
Georges (tekst) en Flotow (muziek). ‟s-Gravenhage,
1846.
KHA.
DvG 24-4-1846 („van de pers gekomen‟).
89. Les mousquetaires de la Reine, Opera van Vernoy de
Saint Georges (tekst) en Halévy (muziek).‟s-Gravenhage,
[1846].
JdlH, 6-5-1846 („sous presse pour paraître demain‟)
90. Willem van Oranje, of de Unie van Utrecht. Lyrisch
drama in 4 bedrijven en 7 tafereelen, door Fr. Förster; tot
de opvoering op het Fransch Tooneel, op nieuw bearbeid
door August Clavareau; muzijk van Carl Eckert; vrij be-
238
werkt in het Nederduitsch, met een voorwoord en bijla-
gen, door A.J. van Tetroode. ‟s-Gravenhage, [1848].
IISG.
AH, 21-11-1848 („van de pers gekomen‟).
91. Le prophète. Opéra en cinq actes. Paroles de Scribe;
musique de Meyerbeer. Représenté pour. la 1e fois à Pa-
ris, à l’Opéra, le 16 avril 1849; à La Haye, sur le Théâtre-
Royal, le [14] février 1850. ‟s-Gravenhage, 1850.
KB.
DvG, 13-2-1850 („op nieuw van de pers gekomen‟).
92. De profeet. Opera in vijf bedrijven. Tekst van Scribe;
muziek van Meyerbeer. Voor de eerste maal vertoond
aan de Opera te Parijs, 16 april 1849; te ’s-Gravenhage,
op ’s Konings Schouwburg, februarij 1850. ‟s-Gravenha-
ge, 1850.
DvG, 13-2-1850. In Picarta vermeld zonder opgave
van vindplaats.
93. Het huwelijk bij trommelslag. Zangspel in drie be-
drijven. Alexandre Dumas ... [et al.]; vrij naar het
Fransch door Jos. Ruffa en J. Beems; muzijk van H.F.
Fastré. ‟s-Gravenhage, 1850.
SBA, UBA, UBL.
Zie ook Fondslijst nrs. 215-216.
94. Laurierboom en bedelstaf, of Drie winters uit het le-
ven van een dichter. Tooneelspel in drie bedrijven, met
een naspel: Bedelstaf en lauweren, of twintig jaren na
den dood, in één bedrijf. Karl von Holtei; naar het Hoog-
duitsch door G. van Beek. Eerste en tweede druk, ‟s-
Gravenhage, 1850, 1852.
KB, SBA, UBA, UBL, UBU.
Oplage van tweede druk 1500 exemplaren (Nbkh
(1852), p. 131).
239
95. Gaston van Frankrijk; of de man met het ijzeren
masker. Drama in vijf bedrijven van Arnould en Four-
nier. ‟s-Gravenhage, 1850. Tweede druk, ‟s-Gravenhage
1868.
SBA.
Vertaald door Van Tetroode. „Als letterwerk en uit-
gevers-arbeid zij dit aanbevolen, ook als van ie-
mand die niet veel meer leveren zal‟ (advertentie in
Nbkh (1868), p. 35).
96. Kapitein Charlotte. Blijspel met zang, in twee bedrij-
ven van Bayard en Dumanoir. ‟s-Gravenhage, 1850.
UBL.
97. Het huismoedertje. Vaudeville in één bedrijf. Naar
het Frans door H.P.J. Beems. ‟s-Gravenhage, 1850,
1852, 1874.
SBA, Veiling Van Stockum, 6-6-2007 (nr. 484).
DvG, 3-10-1850; Nbkh (1852), p. 204; (1874), p. 64.
98. De zwarte dokter. Drama (?) van Bourgeois en Du-
manoir. ‟s-Gravenhage, [1850/51].
Nbkh, 3-10-1850. TIN bezit programma=s van op-
voering door gezelschap van Boas en Judels te Am-
sterdam.
99. De negerhut van oom Tom. Drama in acht bedrijven
van Dumanoir en Dennery. Naar het Frans door H.P.J.
Beems en Cornelissen. ‟s-Graven-hage, 1854.
SBA.
AH, 21-2-1854 („van de pers gekomen‟).
100. Ira Aldridge’s Shylock. Derde druk, ‟s-Gravenhage,
1855.
UBP.
De neger Ira Aldridge, een befaamd Shakespeare-
vertolker, trad in 1855 op in Nederland.
240
101. Ira Aldridge’s Othello. ‘Het Engelsch van Shakspe-
are [sic] en de Hoogd. vert. van von Schlegel en Tieck,
vereenigd en gevolgd.‟ Tweede druk, ‟s-Graven-hage,
[1855].
UBA.
De vertaling van Schlegel en Tieck verscheen in
1855 bij Petri in Rotterdam.
102. Shylok, of de koopman van Venetië. ‟s-Gravenhage,
1855.
Th. Arnold, Shakespeare-bibliographie in the Ne-
therlands, p. 35.
Synopsis, vermoedelijk vervaardigd door Van Tet-
roode.
103. De oude korporaal. Drama in vijf bedrijven van
Dumanoir en Dennery. Naar het Fransch in vijf bedrij-
ven door W. Greeven en A.J. Tetterode [= A.J. van Tet-
roode]. ‟s-Gravenhage, 1856.
UBA, UBL, SBA.
AH, 10-6-1856 („binnen kort zal verschijnen‟). Deel
1 van de reeks Nederduitsche Tooneel-bibliotheek.
104. De armen van Parijs. Drama in zeven bedrijven van
Brisebarre en Nus. ‟s-Gravenhage, 1857.
UBA, UBL.
Blijkens een reclamebiljet was Van Tetroode de
vertaler (BGAG/Bibl. H s 168). Reeks Nederduit-
sche Tooneel-Bibliotheek.
105. De ster van het Noorden. Opera van Scribe (tekst)
en Meyerbeer (muziek). ‟s-Gravenhage, [1857].
NRC, 20-1-1857 (redactioneel bericht en adverten-
tie; „van de pers gekomen‟). Nederlandse bewerking
van het libretto. In Picarta alleen een editie uit
1855 zonder vermelding van uitgever en met im-
print „Amsterdam‟ (UBA, UBL).
241
106. N.N., Overzicht van Victor Hugo’s geschriften en
strekking derzelve, voornamelijk van zijne Les miséra-
bles. Amsterdam, [1863].
NAHE, 5-2-1863.
107. De ellendigen. Drama naar Les misérables van Vic-
tor Hugo. Historisch en dramatisch overzigt van het ge-
heele stuk. ‟s-Gravenhage, [1863].
Nbkh (1863), p. 36, 43; NRC, 29-1-1863; AHE, 5-2-
1863 („van de pers gekomen‟). Synopsis, vermoede-
lijk vervaardigd door Van Tetroode.
108. De gebogchelde. Historisch en dramatisch overzigt
van het geheele tooneelstuk. ‟s-Gravenhage, [1863].
Nbkh (1863), p. 36, 43; NAHE, 24-2-1863. Waar-
schijnlijk een door Van Tetroode vervaardigde syn-
opsis van Hugo‟s Klokkenluider van de Notre Da-
me.
109. A.J. van Tetroode, Kompleet overzigt van ‘Le petit
Faust’. ‟s-Gravenhage, 1870.
Brinkman 1850-1882, p. 1151. Synopsis van de
opera op tekst van Crémieux en Jaime en muziek
van Hervé.
110. A.J. van Tetroode, Roland te Roncevalles, 778. Be-
knopt, maar volledig overzigt van Mermet’s opera
Roland à Roncevaux; te Parijs voor het eerst opgevoerd 3
October 1864 en schier te gelijker tijd, alhier, door de be-
kwame heeren Jahn & Faubel; voorts, door den hoogst
verdienstelijken heer Emile Marck, 7 December 1872. ‟s-
Gravenhage, 1872.
UBA.
Synopsis van het libretto.
111. Madam Angot’s kronijk. Amaranthe’s coupletten. ‟s-
Gravenhage, 1874.
242
Brinkman 1850-1882, p. 1148. Uit de opera La fille
de Madame Angot van Clairville (tekst), Siraudin
(tekst), Koning (tekst) en Lecocq (muziek).
112. Ernani. Groote opera, muziek van Verdi, naar Vic-
tor Hugo’s drama Hernani of Spanjes eergevoel. ‟s-Gra-
venhage, 1874.
Brinkman 1850-1882, p. 1151. Synopsis van het li-
bretto door Van Tetroode.
P.M. Op de volgende toneelstukken liet Van Tetroode
intekenen. Vermoedelijk zijn ze wegens gebrek aan vol-
doende belangstelling niet uitgegeven:
Hamlet-vertaling van mevr. M.G. de Cambon-van der
Werken (eerste druk ‟s-Gravenhage ca. 1777);
Het dal van Barcelona, of de te samenkomst van twee
hermieten door Dieulafoy en Gersin (eerste druk van de
Nederlandse vertaling in 1809 uitgekomen bij wed. F.J.
van Tetroode);
De dochter van den houtvester door Charlotte Birch-
Pfeiffer;
Nicht en tante;
Vriend Grandet (vertaling van Fondslijst nr. 53);
Mazarin;
Richard Moor.
Verhalend proza
113. F.A. de Chateaubriand, De lotgevallen van den
laatsten Abenceraag. Uit het Frans vertaald door Ch.
Meerts. Amsterdam, 1826.
KB, UBA, UBU.
OHC, 6-7-1826 („zal binnen weinigen dagen het
licht zien‟); OHC, 2-9-1826 („met een vonkel nieuwe
letter gedrukt‟); NS, 4-9-1826 (gedeponeerd bij de-
partement van Binenlandse Zaken); OC, 3-10-1826.
Gedrukt bij P.M. de Vroom te Brussel. Vertaling
243
van Les aventures du dernier Abencerage (1826).
Voor verhalend proza van Chateaubriand zie ook
Fondslijst nr. 13.
114. A.J. v. T. [= A.J. van Tetroode], Drie verhalen. ‟s-
Gravenhage, 1838 (?).
DvG, 19-10-1838. Door Van Tetroode zelf uitgege-
ven?
115. H. Cockton, Leven en avonturen van Valentijn Vox
den buikspreker.Naar het Engels. ‟s-Gravenhage, [1840].
KB.
Roman, overgenomen uit het fonds van de Haagse
uitgever J.H. Bisschop. In 1850 en 1861 door Van
Tetroode ter overname aangeboden (Nbkh, 7-11-
1850; Nbkh (1861), p. 127, 135).
Poëzie
116. Joost van den Vondel, Altaargeheimenissen.
In 1828 door Van Tetroode op zijn balans opge-
voerd onder „eigendom van onderscheidene fonds-
werken‟. Vermoedelijk de editie van J.J. van Hou-
ten uit 1821, uitgegeven door A. Schievenbus te
Amsterdam (UBA, UBM, UBN, UBT, UBU).
117. Giuseppe Compagnoni, Les veillées du Tasse, tra-
duites en français, avec le texte en regard, par B. Barè-
re. Vierde druk. Brussel-Amsterdam, 1826.
UBA.
Godfroid, p. 356-357, 560-561. Nadruk van oor-
spronkelijk Franse editie (Parijs, 1804) in samen-
werking met Galaud et Lejeune fils te Brussel.
118. Oeuvres de Lord Byron. Sixième édition entière-
ment revue et corrigée par A. Pichot, 24 dln. Brussel-
Mons-Amsterdam, 1827-1829.
244
Godfroid, p. 510, 561. Nadruk van oorspronkelijk
Franse uitgave (eerste druk Parijs, 1819-1821; zes-
de druk Parijs, 1827). „Cette collection fort rare a
été publiée par une association d‟éditeurs des Pays-
Bas: Berthot, Voglet, Galaud et Cie , tous éditeurs à
Bruxelles, Leroux, éditeur à Mons et A.J. van Te-
troode, éditeur, 38 Kalverstraat, à Amsterdam‟
(Godfroid, p. 510).
119. A. Clavareau, Le Tombeau. Poème en quatre
chants. Vertaling van Rhijnvis Feith, Het graf. Tweede
druk. Amsterdam, [1827].
OC, 18-5 en 22-5-1827 („heden van de pers geko-
men‟). De eerste druk verscheen bij Galaud et
Compagnie (Brussel, 1827). De Van Tetroode-editie
niet beschreven in Picarta, wel een Amsterdamse
editie uit 1829 van Gebr. Diederichs.
120. T.W.B., Schutters lied, bij het vertrek der Noord-
Hollandsche rustende schutterij. Amsterdam, [1830].
KB (= Knuttel nr. 26160).
121. Js. Landgraaff, Lied op den prins van Oranje. Am-
sterdam, [1831].
In Picarta vermeld met de aanduiding „niet be-
schikbaar‟.
122. A. van der Hoop jr., De koning in het leger: vader-
landsche zang. Amsterdam (A.J. van Tetroode), Rotter-
dam (M.J. Lelijvelt), Zwolle (Van Stegeren), 1831. Her-
druk 1874.
AvS nrs. 7035, 7281/112, 7281/113; KB (=Knuttel
nr. 26450), UBA, UBL, UBN.
AH,26-7-1831. Aangeboden aan koning Willem I
(NA/Staatssecretarie inv. nr. 3590, K.B. van 26-7-
1831/30). „(…) welk stukje, onder ‟s ondergeteeken-
dens [= Van Tetroodes] oogen met snelheid te Rot-
245
terdam gedrukt, ondanks de snelpersen toen nog
niet bestonden, door hem te Schiedam, Delft, Over-
schie, ‟s-Hage, Oegstgeest, Sas, Hillegom, Haarlem,
Halfweg, Sloterdijk, Amsterdam, bij getalen ver-
kocht werden voor fl. 0,00‟ (AHE, 24-11-1863). Zie
ook Fondslijst nr. 223.
123. Jaarkrans voor 1831. [Amsterdam, 1830].
Alleen bekend uit aankondiging in circulaire. Ge-
dicht(en) of literaire almanak met proza en poëzie?
124. Le Tombeau. Chant funèbre, consacré à la mémoire
de Sa Majesté la Reine des Pays-Bas. Paroles de *, musi-
que de Mr. *, chanté par * [Amsterdam], 1837.
MMW.
Rouwdicht op Wilhelmina van Pruisen, echtgenote
van koning Willem I. Volgens aantekeningen met
pen op exemplaar in MMW is Van Tetroode de
tekstdichter en R. Benucci de componist. Andere
tekst dan nr. 125.
125. F.A. Josseran, Stances sur la mort de sa majesté la
reine des Pays-bas (...) mises en musique, par Melle An-
nette Lebrun, et chantées par elle, sur le théâtre fran-
çais d‟Amsterdam le 27 Octobre 1837. Amsterdam, 1837.
AvS nr. 7308.
Rouwdicht op Wilhelmina van Pruisen.
126. A.J. van Tetroode, Souvenir de Novembre et Décem-
bre 1813. Couplets pour la St.-Nicolas 1838. ‟s-Graven-
hage, [1838].
MMW
127. A.J. van Tetroode, Des dichters bede bij de hoek-
steenlegging en grondvestinwijding der Roomsche kerk,
aan de H. Theresia gewijd, den een en dertigsten van
246
Bloeimaand 1839 te ’s-Gravenhage. ‟s-Gravenhage,
[1839], herdruk 1875.
BGAG, MMW.
Aangeboden aan koning Willem I (NA/Staatssecre-
tarie inv. nr. 5190, K.B. van 12-6-1839/17). Geen
auteursnaam in de eerste druk, wel in herdruk
1875 (Brinkman 1850-1882, p. 293).
128. A.J. van Tetroode, Koning Willem Twee of VIII Oc-
tober 1840. Volkslied. ‟s-Gravenhage, [1840].
In 1845 herdrukt onder de titel Het eerste lied den
koning toegezongen, VIII October 1840. In de jaren
1854-1874 verschenen zeven varianten onder ver-
schillende titels.
De eerste druk alleen bekend uit Brinkman 1833-
1849, p. 364 en Nbkh, 24-12-1840. Hiervan ook een
uitgave met bladmuziek (Fondslijst nr. 206).
De editie 1845 (MMW, UBA) werd uitgegeven ter
gelegenheid van het bezoek van Willem II aan Am-
sterdam en heeft als opdracht „hernieuwde uitgave,
mijner geboortestad, Amsterdam, aangeboden‟. De
imprint luidt: „M.H. van Tetroode in het Wapen
van Bern‟. Het Wapen van Bern was een logement,
waar regelmatig boekverkopingen werden gehou-
den. Blijkens een advertentie in de Amsterdamsche
Courant van 28-4-1845 verkocht Van Tetroode tij-
dens zijn toenmalig verblijf aldaar boeken en
bladmuziek.
De prijs van de editie 1854, vijf jaar na de dood van
de koning, bedroeg twee centen. Kinderen van en
beneden de tweemaal vijf jaar kregen voor twee
cent twee exemplaren (DvZH, 18-1-1854).
De editie 1865 (Brinkman 1850-1882, p. 1151), op-
gedragen aan prins Hendrik, onder de titel: Junij-
248
lied. Variante op het eerste lied van 1840, Hem ge-
wijd, voor zestien jaar overleden, die immer onver-
getelijk is.
De editie 1867 (BLL, UBA/HSS-mag. KVB PPA 646
:15) onder de titel: ’s-Gravenhage 29 junij 1867.
Volks-Kronijkske. Variante op ‘Het eerste lied’ van
1840, Hem gewijd voor achttien jaren overleden,
immer onvergetelijk. Opgedragen aan „den Oud-
Strijders‟.
De editie 1874 (BGAG) onder de titel: ’s Hage, 29
junij 1867 en 12 mei 1874. Volks-Kronijkske. 7e va-
riante op ‘Het eerste lied’ van 1840.
129. F.H. Greb, Aan Neêrlands Koning en Koningin. ‟s-
Gravenhage, [1840].
Nbkh, 24-12-1840. Ook verschenen in uitgave met
bladmuziek (Fondslijst nr. 208).
130. [A.J. van Tetroode], Eerewachtlied. ‟s-Gravenhage,
[1840].
„Fraai gedrukte coupletten‟ voor de erewacht bij de
intocht van koning Willem II en koningin Anna
Paulowna in Den Haag. Als dank voor dit gelegen-
heidsgedicht kreeg Van Tetroode een „prachtige
cassette‟ met het opschrift „De erewacht onder het
bevel van den heer D.L. Wensink aan den heer A.J.
van Tetroode‟ (DvG, 28-12-1840).
131. N.N., Het zilveren bruiloftsfeest, of 21 februari 1841.
‟s-Gravenhage, [1841].
DvG, 22-1-1841 („van de pers gekomen bij M.H. van
Tetroode‟). Betreft het huwelijk van koning Willem
II en Anna Paulowna.
132. [A.J. van Tetroode], Op den vijftigste verjaardag
van Neêrlands Koning Willem den Tweede. Dichtstuk, 6
december 1842. ‟s-Gravenhage, [1842].
249
BGAG, BGAR
DvG, 5-12-1842 („van de pers gekomen‟).
133. [A.J. van Tetroode], Prinses Sophie. Feestlied. VIII
October 1842. ‟s-Gravenhage, [1842].
AvS nr. 7393 (met eigenhandige inschriften van
Van Tetroode).
Op 8 oktober 1842 trouwde prinses Sophie, dochter
van koning Willem II, in Den Haag met Karel
Alexander August Johan van Saksen-Weimar-
Eisenach. Van Tetroode ontving voor dit gedicht
dankbetuigingen van de prinses zelf, kroonprins
Willem en prins Frederik der Nederlanden (DvG,
4-11-1842; JdlH, 5-11-1842).
134. [A.J. van Tetroode], Afscheid aan prinses Sophia bij
haar vertrek naar Duitsland October 1842. ‟s-Gravenha-
ge, [1842].
AvS nr. 7393 (met eigenhandige inschriften van
Van Tetroode), BGAG.
Evenals Prinses Sophie. Feestlied verkrijgbaar op
gewoon papier (à vijf cent) en „op keurig geglaceerd
prachtpapier, met gegauffreerde randen‟ (à tien
cent).
135. A.J. van Tetroode, Feestgroet den heere A. Berlin
toegebragt. ‟s-Gravenhage, [1843].
BGAG.
Uitgegeven ter gelegenheid van de benoeming van
de componist Aron Wolff Berlijn tot ridder in de or-
de van de Eikenkroon. Ook afgedrukt in Philhar-
monicus, Nachruf an den verstorbenen Componis-
ten A.W. Berlijn. Amsterdam z.j. [1875], p. 87.
136. N.N. [= A.J. van Tetroode?], Een ziekbed. Februari
1843. ‟s-Gravenhage, [1843].
BGAG.
250
DvG, 18-12-1843 („in welke dichtregelen de merk-
waardigste bijzonderheden, het leven en karakter
dien vorst [= Willem I] betreffende op eene onpar-
tijdige wijs zijn aangestipt‟).
137. A.J. van Tetroode, Juichtoonen 5 maart 1843. ‟s-
Gravenhage, [1843].
BGAG.
Gedicht op het herstel van koning Willem I.
138. A.J. van Tetroode, Gebed voor de Koningin, Mei
1843. ‟s-Gravenhage, [1843].
MMW.
139. [A.J. van Tetroode], Doggersbank gehuldigd door
den Koning 5 augustus 1843. ‟s-Gravenhage, [1843],
herdruk 1875.
KB.
140. N.N. [= A.J. van Tetroode?], Lijkzang voor Zijne
Majesteit Willem Frederik graaf van Nassau overleden te
Berlijn den 12en december 1843. ‟s-Gravenhage, [1843].
BGAG.
141. A.J. van Tetroode, Vlissingen, Julij 1843: lierzang.
Eerste druk ‟s-Gravenhage, 1843; herziene uitgave 1873.
BGAG, KB, UBA.
DvG, 2-8-1843 („van de pers gekomen‟). De editie
uit 1873 met twee facsimiles van brieven van mi-
nister J.C. Rijk aan Van Tetroode en een nieuw
voorwoord.
142. F.H. Greb, Des dichters groet aan Neêrlands zanger
W.P. de Chavonnes Vrugt, bij zijne benoeming tot Ridder
van de eikenkroon, VIII October 1843. ‟s-Gravenhage,
1843.
UBA.
251
AH, 17-10-1843 („van de pers gekomen‟).
143. Lasalle, Sur la statuette de la reine. ‟s-Gravenhage,
1843.
Brinkman 1833-1849, p. 380.
144. A.J. van Tetroode, Zielskracht. Dichterlijke ontboe-
zeming op den 8sten januarij 1844 met innigen eerbied
opgedragen aan zijne excellentie den heere J.C. Rijk, mi-
nister van marine. ‟s-Gravenhage, [1844].
BGAG, MMW, UBA/HSS-mag. KVB PPA 646:15.
Gedicht op de brand in de ambtswoning van minis-
ter Rijk.
145. F.H. Greb, Gedicht op de 19e januari 1844 (ver-
jaardag Anna Paulowna). ‟s-Gravenhage, eind 1843 of
begin 1844.
Vermeld in brief van Van Tetroode aan koning Wil-
lem II d.d. 18-1-1844 (KHA/Archief Willem II inv.
nr. VI c.T, 4). Gedrukt?
146. v. T. [= A.J. van Tetroode], Aan Zijne Excellentie
den Heere Mr. Floris Adriaan van Hall, April 1844. ‟s-
Gravenhage, [1844].
BGAG T g 11, MMW, UBA/HSS-mag. KVB PPA
646:15.
147. [A.J. van Tetroode], Nederland in April 1844: drie
gedichten. ‟s-Gravenhage, 1844.
BGAG, KB (= Knuttel nr. 28135).
Bevat: 1 De Koning; 2 Het volk; 3 Mr. F.A. van Hall
(ander gedicht dan Fondslijst nr. 146).
148. A.J. van Tetroode, Gedicht op tsaar Nicolaas I. ‟s-
Gravenhage, [1844].
Vermeld in Meeter, noot op p. 225.
252
149. N.N., Dertig jaar geleden. ‟s-Gravenhage, [1845].
JdlH, 18-6-1845. Uitgegeven ter gelegenheid van
de herdenking van de slag bij Waterloo. Bevat drie
gedichten: I. 18 junij 1845. Herinneringen Koning
Willem II der Nederlanden, gewijd; II 18 junij 1815
herdacht. Lierzang aan mijne landgenooten; III
Herinnering aan junij 1815.
150. F.H. Greb, Lofdicht op koning Willem II. ‟s-
Gravenhage, [1845].
Geen exemplaar bekend. Drie strofen van het ge-
dicht worden aangehaald in De Ooijevaar (editie
Mingelen) van 13 juli 1845.
151. N.N. [= A.J. van Tetroode?], 17 november 1845. ‟s-
Gravenhage, [1845].
BGAG, SBA, UBN.
Gedicht ter gelegenheid van de onthulling van het
ruiterstandbeeld van Willem van Oranje (zie ook
Fondslijst nr. 245), gevolgd door het Wilhelmus.
152. N.N. [ = A.J. van Tetroode?], Aan de Haagsche
Ooijevaars, nestelende in de Oude-Mannenpoort bij J. du
Mée en op het Hofspui bij P. Mingelen te ’s-Gravenhage.
‟s-Gravenhage, [1845].
KB (= Knuttel nr. 28513).
Gedrukt bij J.V. Pijpers, vermoedelijk in Van Tet-
roodes opdracht.
153. Stèven, Ainé, [= A.J. van Tetroode?], Coup-d’oeuil
rétrospectif d’une pièce de vers, intitulée: Aan de Haag-
sche Ooijevaars nestelende in de Oude Mannenpoort, bij
J. du Mée en op het Hofspui bij P. Mingelen te ’s-Hage.
‟s-Gravenhage, 1845.
BGAG.
Prozabewerking van Fondslijst nr. 152. Gedrukt bij
Pijpers, vermoedelijk in Van Tetroodes opdracht.
253
154. N.N. [= A.J. van Tetroode?], Vaarwel aan Z.K.H.
Prins Hendrik der Nederlanden, bij het ondernemen van
Hoogsderzelver zeereis, op den 1 Julij 1846, eerbiedig
aan Zijne Majesteit den Koning toegewijd. ‟s-Gravenha-
ge, 1846.
JdlH, 6-8-1846; Brinkman 1833-1849, p. 686.
155. A.J. van Tetroode, Aan den Koning, den 6 October
1846. ‟s-Gravenhage, [1846].
MMW.
156. N.N. [= A.J. van Tetroode?], Gedicht op de terug-
komst van koning Willem II uit Zwitserland. ‟s-Graven-
hage, ca. 1846?
BGAG (exemplaar zonder titelblad).
157. N.N., [= A.J. van Tetroode?], Bij ’s Konings herstel-
ling, april 1847: dichtstukje. Paasch-zang. ’s-Gravenha-
ge, [1847].
SBR.
Ook afzonderlijk uitgegeven. Opbrengst „geheel
voor de armen‟ (JdlH, 9-4-1847).
158. Leonard, Bededag in Nederland, op den 2den mei
1847. ‟s-Gravenhage, [1847].
UBA/HSS-mag. KVB PPA 646:15 („Prijs 10 cents,
voor de armen‟).
DvG, 30-4-1847 („morgen te bekomen‟).
159. [A.J. van Tetroode], Achttien junij: dichtstukje. ‟s-
Gravenhage, [1847].
KB (= Knuttel nr. 28440).
Loflied op Willem II als held van Waterloo.
160. [A.J. van Tetroode], Vaarwel, harer Koninklijke
Hoogheid mevrouwe de erf-groot-hertoginne van Saxe-
254
Weimar-Eisenach eerbiedig toegezongen bij hoogstderzel-
ver afreize uit Holland. Juli 1847. ‟s-Gravenhage, [1847].
UBA/HSS-mag. KVB PPA 646:15. Zie ook aanteke-
ningen bij Fondslijst nrs. 133-134.
161. L. van den Broek, Vaderlandsche lentebloemen, in
Mei 1848, Koning en volk aangeboden. ‟s-Gravenhage,
1848.
KB, IISG, UBN.
DvG, 8-5-1848 („van de pers gekomen‟). Op 3-6-
1848 gedeponeerd bij de gemeente Den Haag
(GAG/Gemeentebestuur 1851-1936 inv. nr. 2385).
162. L. van den Broek, Parijs. ‟s-Gravenhage, 1848.
KB (= Knuttel nr. 28493).
163. L. van den Broek, Willem de Eerste, Prins van
Oranje. Lierzang by de oprigting van het standbeeld door
de natie, aan den Vader des vaderlands gewijd. Eerste,
tweede en druk druk, ‟s-Gravenhage, 1848.
Bibl. SAA, OB Arnhem, UBL.
Van Tetroode gaf bij deze gelegenheid ook een
prent van het standbeeld uit (zie Fondslijst nr.
247).
164. J. Somon, Eene stem uit Nederland, op den jaardag
des Konings, 6 December 1848.
‟s-Gravenhage, 1848.
KB, KHA, UBL.
DvG, 6-12-1848 („van de pers gekomen‟).
165. J. Ph. Sterk, Feest-zang op den 56e verjaardag des
Konings: voorgedragen in de Salon des Variétés te Am-
sterdam. ‟s-Gravenhage, 1848.
UBA.
255
166. W.A. van Tetroode, Mei-bloem. Primo mei 1848 Ko-
ning Willem-Twee aangeboden door Mina Letje van Tet-
roode, oud 6 jaren. ‟s-Gravenhage, 1849.
BGAG.
167. J. Ph. Sterk, Rouwdicht (acrostichon) op Willem II.
‟s-Gravenhage, [1849].
RANH/Koninklijk Instituut inv. nr. 132/170 (ge-
drukt op achterzijde van briefpapier).
168. Feestzang, op den dag der intrede van hunne majes-
teiten den Koning en den Koningin te ’s-Gravenhage, na
Hoogstderzelver plegtige inhuldiging in de Hoofdstad des
Rijks. Tekst J.Ph. Sterk, muziek E. Blaun. ‟s-Gravenha-
ge, 1849.
AvS nr. 7488. Alleen de tekst.
169. N.N. [= A.J. van Tetroode?], Dichtregelen bij de in-
trede des jaars 1850. Door de heer A. Peters, directeur
van den Koninklijken Zuid-Nederlandschen Schouwburg
aan het publiek toegewijd, uitgesproken te Rotterdam
den 1 januarij en te ’s-Gravenhage den 2 januarij 1850
gevolgd van hulde aan den heer A. Peters. ‟s-Graven-
hage, 1850.
BGAG.
170. F.H. Greb, Ter verjaring van Neêrlands Koning, 19
Februarij 1850. Uitgesproken door A. Peters. ‟s-Graven-
hage, 1850.
KB (= Knuttel nr. 29192), UBVU.
171. A. Clavareau, Inauguration de la statue de Guil-
laume Deux. ‟s-Gravenhage, [1853].
DvZH, 30-11-1853 („op de pers‟).
172. Volkslied bij de onthulling te zingen. ‟s-Gravenhage,
[1853].
256
DvZH, 30-11-1853 („op de pers‟).
Betreft de onthulling van het standbeeld van ko-
ning Willem II op het Buitenhof.
173. [A.J. van Tetroode], Album. 23 maart 1854. Eerste
en tweede druk, ‟s-Gravenhage, 1854, 1855.
AvS nr. 7922.
Boekje over de onthulling van het standbeeld van
koning Willem II. Bevat een prent (Fondslijst nr.
252) van het standbeeld en zes verzen, waaronder
twee van Van Tetroode zelf. De baten van de twee-
de druk waren bestemd voor de slachtoffers van de
watersnood in 1855 (DvZH, 23-3-1855).
174. F.H. Greb, Aan Mevrouw Goldschmidt-Jenny Lind,
de Weldadige. ‟s-Gravenhage, [1855].
DvZH, 26-3-1855 („om ter perse te leggen, wordt
vervaardigd‟); DvZH, 2-5-1855 („van de pers geko-
men‟).
175. A. Clavareau, Tribut de reconaissance à Madame
Goldschmidt-Jenny Lind. ‟s-Gravenhage, [1855].
DvZH, 26-3-1855 („om ter perse te leggen, wordt
vervaardigd‟); DvZH, 2-5-1855 („van de pers geko-
men‟).
176. N.N., Goldsmith (Jenny Lind) gehuldigd. ‟s-Gra-
venhage, 1855.
DvZH, 2-5-1855 („van de pers gekomen‟).
177. [A.J. van Tetroode], Aan mevrouw Valois, geb. Sa-
blairolles 23 mei 1855. ‟s-Gravenhage, [1855].
UBA (drie exemplaren, waarvan één op een blad
met florale versiering).
Lofdicht.
257
178. [A.J. van Tetroode], Souvenir de la Haye, 5 juin
1855; présenté à la société Cecilia de Malines, et dédié a
la Belgique entière. ‟s-Gravenhage, 1855.
AvS nr. 7922, BGAG.
Gedichten op de onthulling van het standbeeld van
Willem II. Door Van Tetroode aangeboden aan ko-
ning Leopold I van België (RC, 9-7-1855).
179. J. van Ryswyck, Tollens: lauwer op zijn graf. ‟s-
Gravenhage, 1856.
UBA.
180. N.N. [= A.J. van Tetroode], Maart 1860. ‟s-Graven-
hage, [1860].
Gedicht van honderd regels op „Oranje‟s terug-
komst en Hd [=Hoogst Derzelver] verheffing tot
luitenant-generaal enz.‟ (Nbkh (1860), p. 68). In
NRC van 31-3-1860 aangeduid als Welkomstgroet
eens grijsaards. Aldaar ook de mededeling dat Van
Tetroode het gedicht ten paleize het gedicht had
aangeboden aan de prins van Oranje (= kroonprins
Willem) en daarvoor beloond was met een schrifte-
lijke dankbetuiging.
181. N.N. [= A.J. van Tetroode?], Het Haagsche duivel-
tje. Bluette in 18 achtregelige coupletten. ‟s-Gravenhage,
[1860].
Nbkh (1860), p. 68 („Niet algemeen in den handel‟).
182. Aan mevrouw E. Stoopendaal geb. van Elten, ’s-
Gravenhage 1 april 1862. ‟s-Gravenhage, [1862].
BGAG Cm 113.
Twee gedichten, waaronder een van Van Tetroode,
ter gelegenheid van Stoopendaals afscheid als ac-
trice.
258
183. [A.J. van Tetroode], Marseillaise hollandaise. XVII
novembre 1863. Improvisation adressée à mes compatri-
otes et présentée à MM. les Français et autres Étrangers,
que j’eus l’honneur de rencontrer ce jour dans la Ré-
sidence de S.M. le Roy des Pays-Bas. Eerste en tweede
druk, ‟s-Gravenhage 1863; derde druk ‟s-Gravenhage,
1869.
BGAG Cm 113 (gedrukte versie en exemplaar in
Van Tetroodes handschrift), BLL, SAA (Archief de
Flines inv. nr. 1612).
Door de Marseillaise geïnspireerd gedicht ter gele-
genheid van vijftig jaar herstel der onafhankelijk-
heid. Eerste regels: „Nobles Enfans de Batavie/Le
jour de Fête est arrivé.‟
184. A.J. van Tetroode, Mijn 30 november lied in 1863,
vaderland en Oranje gewijd, Scheveningen opgedragen.
‟s-Gravenhage, 1863; tweede druk ‟s Gravenhage, 1875.
BGAG, KB, UBL.
Nbkh (1863), p. 202, 210; AHE, 17-11-1863 (twee
redactionele berichten over deze uitgave). Het mi-
nisterie van Binnenlandse Zaken tekende in op 25
exemplaren.
185. [A.J. van Tetroode], Het Metalen Kruis, 1832. ‟s-
Gravenhage, 1863.
UBA/HSS-mag. KVB PPA 646:15. Gedrukt bij J.J.
Groen in Leiden, vermoedelijk in Van Tetroodes
opdracht. Van Doorninck, dl. 1, kol. 328.
186. A.J. van Tetroode, ’s-Konings 15e verjaardag. Im-
provisatie bij het hooren bespreken der voortdurende Eu-
ropeesche en Indische verwikkelingen, in verband met
dezen heugelijken datum. Eerste en tweede druk, ‟s-Gra-
venhage, 1864.
Brinkman 1850-1882, p. 1151. De tweede druk ten
bate van de „bijna 94jarige Guurtje van der Toorn
259
te Scheveningen. De prijs is geheel ad libitum‟
(Nbkh (1864), p. 31).
187. [A.J.van Tetroode],Zilveren bruilofts-zang. Haagsch
volksliedeken. Eerste en tweede druk, ‟s-Gravenhage,
1864.
BGAG.
Gedicht ter gelegenheid van het vijfentwintigjarig
huwelijksjubileum van koning Willem III en So-
phia van Wurtemberg, 18 juni 1864. Van Tetroode
deelde een vijfhondertal exemplaren uit aan hulp-
behoevenden „om geheel te hunnen voordeele te
colporteren‟ (DvZH, 23-6-1864).
188. A.J. van Tetroode, La Marseillaise de l’artiste.
Chant de fête présenté à la Hollande. ‟s-Gravenhage,
1864.
Brinkman 1850-1882, p. 1151.
189. Gröning, F. [= A.J. van Tetroode], La Hollande, son
Peuple et son Roi. Chant Holl. sur l’air ‘Wien Neerl.
Bloed’. ‟s-Gravenhage, 1864.
Brinkman 1850-1882, p. 453.
190. A.J. van Tetroode, Aux mânes du Roi de Wurtem-
berg. Strophes dédiées à S.M. la Reine des Pays-Bas,
juillet 1864. ‟s-Gravenhage, [1864].
BLL.
Nbkh (1864), p. 120. Gedicht voor koningin Sophie,
naar aanleiding van het overlijden van haar vader
Wilhelm I, koning van Wurtemberg.
191. A.J. van Tetroode, 18 junij 1865. ‟s-Gravenhage,
1865.
BLL.
Nbkh (1865), p. 104, 107, 126; DvZH, 16-6-1865.
Acrostichon op Willem II, uitgegeven ter gelegen-
260
heid van de Waterloo-herdenking. Opgedragen aan
prins Hendrik.
192. [A.J. van Tetroode], Scheveningen 24 augustus
1865. Liedeken voor de vuist. ‟s-Gravenhage, [1865].
BGAG, UBA/HSS-mag. KVB PPA 646:15.
Gedicht ter gelegenheid van de onthulling van de
gedenknaald te Scheveningen.
193. Triboulet [= A.J. van Tetroode], Protêt en faveur des
Camelia’s tracassées. ‟s-Gravenhage, [1865].
UBA/HSS-mag. BVa 119-61.
Gedicht naar aanleiding van een door de demi-
monde geschopt schouwburgrelletje.
194. Een oud-Amsterdammer thans elders [= A.J. van
Tetroode], Waterloo. Feestlied ter vijftigjarige gedachte-
nis-viering van 16-18 junij 1815. Eerste, tweede, derde
en vierde druk, ‟s-Gravenhage, 1865.
BGAG Cm 113.
Ondertekend: C.B.e.t. Opgedragen aan Willem III.
De Tijd, 8-6-1865 („door den auteur herziene 3de
uitgaaf‟); DvZH, 16-6-1865 („4e uitgaaf ter perse‟).
195. [A.J. van Tetroode], Aan den éénigen. Eerste, twee-
de en derde druk, ‟s-Gravenhage, 1866.
BGAG.
Gedicht ter gelegenheid van de verwijdering van de
lauwerkrans van het standbeeld van koningWillem
II.
196. [A.J. van Tetroode], Rouwdicht op minister W.J.C.
Huijssen van Kattendijke. ‟s-Gravenhage, 1866.
BGAG.
261
197. A.J. van Tetroode, Acrostichon op Karel Bernhard
van Saksen-Weimar, naar aanleiding van de aanstaande
onthulling van diens standbeeld. ‟s-Gravenhage, 1866.
BGAG.
Met verklarende aantekeningen. DvZH, 29-6-1866
(„van de pers gekomen‟, „prijs ad libitum‟).
198. A.J. van Tetroode, Laudate! Dank-hymne. Novem-
ber 1869. Eerste, tweede en derde druk, ‟s-Gravenhage,
1869.
BLL.
199. N.N. [= A.J. van Tetroode?], Zilv’ren bruilofstlied.
‟s-Gravenhage, 1870.
BGAG Cm 113.
„Gedrukt Museum Willem II, XXe jaar, alwaar
bruilofts- en andere feestgedichten voorhanden zijn
en vervaardigd worden‟.
200. [A.J. van Tetroode], Herfstbladeren (Les feuilles
mortes). ‟s-Gravenhage, 1874.
KB.
201. N.N. [= A.J. van Tetroode?], De wijn. Z.p., z.j.
BGAG Cm 113.
202. A.J. van Tetroode, Wachtlied der Harmonianen.
Z.p., z.j.
UBL/LTK 1795/24.
Bladmuziek
203. Liederen in muzijk gebragt, met accompagnement
van het piano-forte, door de werkende leden van de
Maatschappij van Toonkunst onder de zinspreuk Het
Volmaakt Akkoord. Amsterdam, ca. 1825.
KB.
262
204. N.N., Sex missae novae duabus vocibus, sequuntur
sex modulamina prima, secunda et organo, 3 dln. Am-
sterdam, 1837.
SHCL, UBN.
„Edition attentivement revue, faite en 1836 aux
frais et par les soins de A.J. van Tetroode‟ (JdlH, 4-
11-1838). Blijkens Picarta zijn er vijf eerdere edi-
ties van deze door een anonieme priester van de
Hollandse zending gecomponeerde missen en melo-
dieën, die verschenen bij de Amsterdamse uitge-
vers Zweers en weduwe F.J. van Tetroode.
205. N.N., Musique militaire nationale. Taptoe (retraite)
de la Haye. Arrangé pour le pianoforte. Marsen nrs. 1-6.
‟s-Gravenhage, 1839.
BGAG Muziekverzameling Van Tetroode OV 7
(nrs. 1-3), KB (nrs. 4-6).
DvG, 6-12-1839 („van de pers gekomen‟, „cadeau de
St. Nicolas aux jeunes pianistes‟); NS, 27-12-1839
(deponering bij departement van Binnenlandse Za-
ken).
206. A.J. Becher, Souvenir à Ernst. Rhapsodie pour le
pianoforte sur le motif de l’Éligie. ‟s-Gravenhage, [1840].
OHC, 10-3-1840 („op de pers‟, „eigendom van den
uitgever‟). Becher was leraar aan het Haags con-
servatorium. Op de titelpagina het een jaar eerder
afzonderlijk uitgegeven portret van de violist H.W.
Ernst (zie Fondslijst nr. 241).
207. N.N., Koning Willem Twee of VIII October 1840.
Volkslied voor solo of kwartet met piano.
DvG, 2-12-1840 („op de pers‟); Nbkh, 24-12-1840.
Zie ook Fondslijst nr. 128.
208. Aan Neêrlands Koning en Koningin. Tekst F.H.
Greb, muziek (zang en piano) A.J. van Tetroode. „Het ac-
263
compagnement herzien door den ridder Lubeck‟ (= J.H.
Lübeck, componist en dirigent van de Hofkapel). ‟s-Gra-
venhage, [1840].
AvS nr. 7387.
DvG, 2-12-1840 („op de pers‟); Nbkh, 24-12-1840.
209. N.N.,’sGravenhaagsch omnibus lied. ‟s-Gravenha-
ge, [1843].
DvG, 10-5-1843 („Herdrukt en wederom te beko-
men‟).
210. Ch.-L. Vogel, Fantaisie brillante sur l’air l’Enfants
de la Hollande et autres motifs de l’opéra Le siège de
Leyde . ‟s-Gravenhage, [1847].
KHA.
Opgedragen aan prinses Sophie, die op 27 april
1847 het eerste exemplaar kreeg aangeboden (DvG,
28-4-1847). De opera Le siège de Leyde, door Vogel
gecomponeerd ter gelegenheid van de herdenking
van Leidens ontzet, werd in 1847 in Den Haag op-
gevoerd. Volgens het Journal de la Haye zou Van
Tetroode het libretto publiceren (JdlH, 28-4-1847),
maar dat verscheen hetzelfde jaar bij zijn Haagse
collega H.S.J. de Groot (Picarta).
211. G.P. Koning, Treur-marsch, der nagedachtenis ge-
wijd van Zijne Majesteit Willem-Twee, (de eenige) koning
der Nederlanden den 17 maart 1849 te Tilburg overle-
den.‟s-Gravenhage, 1849.
KB, KHA.
Voor piano.
212. J.H. Schierhout, Ô Isabée. Herdruk ‟s-Gravenhage,
[1848/1849].
JdlH, 14-1-1849; Nbkh, 20-6-1850. De eerste druk
werd in 1800 door Schierhout zelf uitgegeven onder
de titel Isabé. Galop voor de piano (OB Amster-
264
dam). Er is ook een latere editie van Brix von
Wahlberg, Amsterdam z.j. (KB).
213. C. Czerny, Belohnung der fleissigen Jugend. Drei
Sonatinen für’s Piano-Forte op. 156. ‟s-Gravenhage,
[184X].
KB.
Ook afzonderlijk uitgaven van deze drie sonatines.
214. Lied aan de kunst. Tekst F.H. Greb, melodie van
Henri’s drinklied (Fondslijst nr. 217). ‟s-Gravenhage,
1850.
KB.
Opgedragen aan de Koninklijke Zuid-Nederland-
sche Toneelisten.
215. H.F. Fastré, Dappre die bij gindschen toren. Beau
soldat qui fait sentinelle. Romance uit Het huwelijk bij
trommelslag.‟s-Gravenhage, [1850].
Nbkh, 20-6-1850. Zang met piano.
216. H.F. Fastré, Groote God, gij zaagt mijn lijden! Dieu
temoin de ma souffrance. Grote aria uit Het huwelijk met
trommelslag. ‟s-Gravenhage, [1850].
AH, 12-6-1850 („op de pers‟); Nbkh, 20-6-1850. Zang
en piano.
217. Henri’s drinklied. Uit: Laurierboom en bedelstaf
(Fondslijst nr. 93). ‟s-Gravenhage, [1850].
DvG, 27-2-1850 (intekening geopend). Zang, piano
en gitaar. UBA bezit een ontwerp van het titelblad
(UBA/Pr D 2358).
218. Valse favorite d’Haydee. ‟s-Gravenhage, [1850?].
AH, 12-6-1850.
265
219. W. Hösel, Quadrille ‘Bonsoir Mr. Pantalon’. Pour le
piano, dedié à Mademoiselle la Baronne Adelaïde de
Pallandt. ‟s-Gravenhage, [1855].
Nbkh (1855), p. 57.
220. W. Hösel, Louise-Polka-Mazurka. Pour le piano,
dedié au Baron et la Baronne de Brienen. ‟s-Gravenha-
ge, [1855].
Nbkh (1855), p. 57.
221. G. Wagener, Loisset Polka. La Haye 1856. ‟s-Gra-
venhage, [1856].
KB, BGAG Muziekverzameling Van Tetroode OV 7.
Tetroodes motivering voor het uitgeven van deze
polka voor piano: „Hulde te doen aan den ver-
dienstvollen mensch en kunstenaar François Lois-
set, Nederlander, en een jeugdig toonzetter aan-
moedigen‟ (AH, 10-6-1856).
222. J. Voigt, Polonaise voor cello, met orkest, op. 14. ‟s-
Gravenhage, jaar van uitgave onbekend.
Vermeld in Die Musik im Geschichte und Gegen-
wart, dl. 13, kol. 1911.
Portretten
223. Kroonprins Willem als opperbevelhebber van het le-
ger, „in de laatste dagen van Julij naar het leven gete-
kend door mevrouw M.E.N. [Maria E. Nayler-Liernur]‟.
Litho. Amsterdam, [1831].
RKD
„Gedeponeerd‟. AH, 16-8-1831 (aankondiging ver-
schijning). Het RKD-exemplaar heeft een versje
van A. van der Hoop jr (= Fondslijst nr. 122?). Er is
ook een editie uitgebracht met een ander versje.
266
224. Willem Bilderdijk. Litho „op steen gebracht door
M.E.N [Maria E. Nayler-Liernur]‟. Eerste en tweede edi-
tie. Amsterdam, [1831].
NHA, RKD
NS, 30-1-1832 (deponering bij departement van
Binnenlandse Zaken). De eerste editie verscheen
begin januari 1832, de tweede enkele weken later.
De tweede editie met een zestienregelig rouwdicht
van Samuel Wiselius, dat deze voor de vuist weg op
Van Tetroodes verzoek had geschreven (AH, 2-1,
20-1 en 27-1-1832; OHC, 2-2-1832). Het portret is
ook afgedrukt in Glindermans lijst van Bilderdijks
werken uit 1833 (Dongelmans, Immerzeel, p. 407).
225. J.C.J. van Speyk. Litho naar J.B. Clermans uit ate-
lier van Desguerrois et Co. Amsterdam, 1831.
AvS nr. 6947, SAA, UBA.
OHC, 24-2-1831 („binnen weinige dagen voor het
publiek verkrijgbaar‟); NC, 13-2-1832 (deponering
bij departement van Binnenlandse Zaken). Muller,
Portretten, nr. 5059. Onder het portret een afbeel-
ding van het ontploffende schip.
226. J.C.J. van Speyk. Verkleinde uitgave van Fondslijst
nr. 225.
AvS nr. 6950, UBA.
227. J.C.J. van Speyk. Varianten van Fondslijst nr. 225
met andere onderschriften en/of kleine afwijkingen in de
afbeelding(en).
AvS nr. 6947*, 6948, 6952 (= Muller, Portretten, nr.
5061).
228. J.C.J. van Speyk. Gravure van D. Sluyter naar J.B.
Clermans. Onder het portret een afbeelding van het
ontploffende schip en facsimiles van Van Speyks hand-
tekeningen uit 1821 en 1831. Amsterdam, [1832].
267
AvS nr. 6953; RPKA, SAA.
Muller, Portretten, nr. 5058.
229. J.C.J. van Speyk. Gravure. Verkleinde, enigszins
afwijkende variant van Fondslijst nr. 228. Amsterdam,
ca. 1832.
AHM inv. nr. B 6094.
230. J.C.J. van Speyk. Litho naar J.B. Clermans uit ate-
lier van P. Veldhuijzen en J.A. Daiwaille. Amsterdam,
[1832].
AvS 7163; AHM inv. nr. B 6090.
Opgedragen aan de Nederlandse marine, ter gele-
genheid van Van Speyks bijzetting in de Nieuwe
Kerk te Amsterdam op 4 mei 1832.
231. Amelia Masi als Rosina in Rossini‟s Il barbiere di
Siviglia. Litho naar J.B. Clermans uit atelier van L.
Samijn. Amsterdam, [1835].
UBA.
De advertentie waarin Van Tetroode de intekening
op deze door hem uit te geven litho met vijf dagen
verlengt, bevat de mededeling dat „ce portrait ne
restera pas dans le commerce, le dessin original
étant destiné pour l‟étranger, et il ne sera tiré pour
la Hollande que le nombre suffisant à la souscripti-
on‟ (JdlH, 24-2-1835).
232. Madame Albert (= Therèse Vernet). Litho naar J.B.
Clermans uit atelier van Desguerrois & Co. Amsterdam,
1835.
SAA.
Madame Albert was verbonden aan het Théatre du
Vaudeville te Parijs.
268
233. Monsieur Albert.Litho vermoedelijk naar J.B. Cler-
mans uit atelier van Desguerrois & Co. Amsterdam,
1835.
SAA.
Tegelijk met nr. 232 aangekondigd in JdlH, 23-10-
1835. Monsieur Albert, verbonden aan het Théatre
Français te Parijs, en zijn vrouw Therèse traden in
1835 op in Amsterdam. Zie ook Fondslijst nrs. 57
en 79.
234. Théodore, „premier tenor au Théatre Français d‟-
Amsterdam‟. Litho naar J.B. Clermans uit atelier van
Desguerrois & Co. Amsterdam, 1836 (?).
UBA.
Begin maart 1836 werd in de Franse Schouwburg
ten bate van Théodore de opera Robert le Diable
uitgevoerd (AH, 3-3-1836). Vermoedelijk is het por-
tret ter gelegenheid van deze benefietvoorstelling
uitgegeven.
235. Theodorus Johannes Majofski. Anonieme litho uit
atelier van Desguerrois et Co. Amsterdam, 1836.
UBA.
„Gedeponeerd‟. Met zesregelig gedicht van C.J.
Roobol. Majofski, een razend populaire toneelspeler
van de Amsterdamse stadsschouwburg, overleed op
22 februari 1836. Naar aanleiding daarvan gaf Van
Tetroode ook een met dit portret geïllustreerde ne-
crologie uit (zie Fondslijst nr. 23).
236. Monsieur Vautrin sur le cheval de bronze. Litho.
Amsterdam, [1837].
AH, 21-3-1837 („en vente‟). Te koop aangeboden
door Van Tetroode. Ook door hem uitgegeven? Mul-
ler, Historieplaten nr. 6989 vermeldt geen uitgever
en drukker van deze spotprent. Vautrin was to-
neelschrijver en tot begin 1837 directeur van de
269
Franse schouwburg te Den Haag. De prent beeldt
uit hoe hij, achternagezeten door schuldeisers, op
een bronzen paard (een verwijzing naar de opera
Le cheval de bronze, zie Fondslijst nr. 76) naar Pa-
rijs vlucht.
237. Elise Verneuil. Litho naar J.B. Clermans. Amster-
dam, [1837]; latere uitgave ‟s-Gravenhage, ca. 1839.
Van dit portret bevinden zich vier exemplaren in
UBA/HSS.-mag. 58 Dp 2. Aan een daarvan is een
gedrukt gedicht van F.A. Josseran op Verneuil ge
hecht, gedateerd 29 april 1837. Elise Verneuil, ac
trice van de Comédie Française, was in april 1837
in Amsterdam. Van Tetroode ontmoette haar daar
UBA/HSS. 58 Dp 2, E. Verneuil aan Van Tetroode,
27-4-1837). Zie ook Fondslijst nr. 74.
238. Joanny/Joannis (toneelspeler, verbonden aan de
Franse Schouwburg te Amsterdam). Litho naar J.B.
Clermans uit atelier van Desguerrois & Co. Amsterdam,
1837.
SAA.
AH, 2-2-1837 („sorti des presses‟).
239. Portret van de zangeres Félicité Pradher. [Amster-
dam, 1837].
AH, 23-1-1837 („sorti des presses‟); JdlH, 16-1-1839.
Zie ook Fondslijst nr. 74.
240. Portret van monsieur Baudot, toneelregisseur en
directeur van de troep van de Franse Schouwburg te
Amsterdam. [Amsterdam, 1837].
AH, 28-4-1837; JdlH, 16-1-1839. Zie ook Fondslijst
nr. 74
241. Heinrich Wilhelm Ernst. Litho, ‟s-Gravenhage,
[1839].
270
JdlH, 12-1-1839; DvG 23-1-1839 („van de pers ge-
komen‟). De violist Ernst was in 1839 op tournee in
Nederland.
242. Dubbelportret van Ernst en Eduard Eichhorn.
Plaats en jaar van uitgave onbekend.
In een advertentie JdlH, 16-1-1839 noemt Van Tet-
roode het portret van de gebroeders Eichhorn in
een reeks van door hem uitgegeven portretten.
Geen exemplaar met imprint Van Tetroode bekend.
UBA en HCO bezitten wel een in 1832 te Hannover
gedrukt en uitgegeven lithografisch dubbelportret
van de broertjes Eichhorn, die toentertijd als viool-
duo door Europa reisden.
243. Michiel de Ruyter. Litho. ‟s-Gravenhage, [1841].
Nbkh, 12-11-1841.
244. Giovanni Battista Rubini. Litho. ‟s-Gravenhage,
[1841].
Nbkh, 12-11-1841. Rubini was een beroemde Itali-
aanse tenor.
245. Ruiterstandbeeld van Willem van Oranje in het
Noordeinde. Litho naar H.F. Sartor. ‟s-Gravenhage,
[1845].
AvS nr. 7393, GAG.
Zie ook Fondslijst nr. 151.
246. Koning Willem II. ‟s-Gravenhage, [1847].
DvG, 16-6-1847 („van de pers gekomen‟, „geheel
nieuw afbeeldsel‟). Zie ook Fondslijst nr. 249.
247. Standbeeld van Willem van Oranje op het Plein.
Anonieme litho. ‟s-Gravenhage, [1848].
GAG.
Ook uitgegeven als kleurenlitho.
271
248. Adam François Jules Armand graaf van der Duyn
van Maasdam (1771-1848). Litho van H.F. Sartor naar
J.B. van der Hulst. ‟s-Gravenhage, 1849.
GAG, UBT.
Onder het portret twee versjes van Gijsbert Karel
van Hogendorp (1762-1834) en handtekeningen
van hem en Leopold van Limburg Stirum (1758-
1840), met wie Van der Duyn van Maasdam het
Driemanschap van 1813 had gevormd. De uitgave
van deze litho ging met de nodige strubbelingen
gepaard. Begin februari 1849 opende Van Tetroode
de intekening. Volgens de desbetreffende adverten-
tie had Van der Duyn van Maasdam zelf de wens te
kennen gegeven dat de tekening van Van der Hulst
met Van Hogendorps bijschrift (de twee versjes) na
zijn dood zou worden gepubliceerd en was Van Te-
troode belast met deze vererende opdracht (AH, 20-
2-1849). De anonieme schrijver van een ingezonden
brief in het Algemeen Handelsblad waagde echter
te betwijfelen of de om zijn bescheidendheid be-
kende Van der Duyn van Maasdam zijn portret wel
voor publicatie had bestemd. Sterker: hij insinu-
eerde dat Van Tetroode de tekening en het bij-
schrift zelf had laten fabriceren (AH, 24-2-1849).
Van Tetroode verweerde zich tegen deze verdacht-
makingen (AH, 28-2-1849). F.M. van der Duyn van
Maasdam, een zoon van de overledene, onderzocht
de zaak. Blijkens een brief die hij in handen kreeg
was de portrettekening in opdracht van zijn vader
vervaardigd en had deze Van Tetroode op diens
verzoek inderdaad toestemming gegeven om het na
zijn dood uit te geven. In de brief werd echter niet
gerept van een bijschrift door Van Hogendorp. Zou
het een falsificatie zijn? F.M. van der Duyn van
273
Maasdam sprak die verdenking niet expliciet uit,
maar hij zinspeelde er wel op (AH, 10-3-1849).
249. Koning Willem II. Anonieme litho. ‟s-Gravenhage,
[1849].
GAG.
Met gedicht en opdracht: „Dit afbeeldsel van den
onvergetelijken held van Quatre Bras (1815) wordt
op heden 18 junij 1849 met hartelijke hoogschat-
ting aan de Nederlandsche land- en zeemagt opge-
dragen door A.J. van Tetroode Nieuwstraat te ‟s-
Gravenhage.‟
Mogelijk een heruitgave van Fondslijst nr. 246 met
toegevoegde tekst.
250. Prins Maurits. ‟s-Gravenhage, [1850]. Litho?
DvG, 12-6-1850 („van de pers gekomen‟). Betreft
het in 1850 op zesjarige leeftijd overleden zoontje
van koning Willem III en Sophia van Wurtemberg.
Met bijschrift door F.H. Greb.
251. Standbeeld van koning Willem II op het Buitenhof.
Anonieme litho uitgegeven ter gelegenheid van het stel-
len van het beeld in de nacht van 26 op 27 oktober 1853.
‟s-Gravenhage, [1853].
AvS nr. 7922, GAG.
NRC, 30-11-1853 (intekening); DG, 10-12-1853 (re-
dactioneel bericht met beschrijving van de prent).
Volgens Van Tetroode gedrukt in een oplage van
4000 exemplaren, die in januari 1854 bijna geheel
was uitverkocht (Nbkh (1853), p. 187; DvZH, 18-1-
1854).
252. Standbeeld van koning Willem II op het Buitenhof.
Anonieme litho uitgegeven ter gelegenheid van de ont-
hulling van het beeld op 23 maart 1854. ‟s-Gravenhage,
[1854].
274
AvS nr. 7922, GAG.
DvZH, 18-1-1854 („op de pers‟). Zelfde voorstelling
als nr. 251, maar met toevoeging van hekwerk. In
1855 heruitgegeven.
253. Elizabeth Stoopendaal-Van Elten. Litho naar Jacob
Hendrik Swijser. ‟s-Gravenhage, 1857.
TIN.
Van Someren nr. 5366. Met zesregelig vers door
Lambrecht van den Broek en vierregelig vers door
N.N. [= Van Tetroode]. Over dit portret: brieven
van Stoopendaal-Van Elten aan Van Tetroode in
BGAG H s 168, alwaar ook een reclamebiljet voor
intekening op deze uitgave.
254. „Kapitale photographie in 4ο , op schoon Bristol,
heerlijk gedrukt, van het marmeren beeld De Faam,
verbreidende de echt koninklijke gedragingen van Z.M.
Willem III, in Januarij en Februarij 1861, bij de toen-
maals zoo noodlottige overstromingen.‟ ‟s-Gravenhage,
[1864].
DvZH, 23-6-1864 („voorlopige aankondiging‟). Geen
exemplaar aangetroffen. Mogelijk niet verschenen.
255. G.K. van Hogendorp. Foto. ‟s-Gravenhage, ca. 1865.
UBA (volgens catalogus „vermoedelijk reproductie
naar tekening‟).
256. A.J. van Tetroode. Foto uit atelier van De Lavieter
& Cuissinier. ‟s-Gravenhage, [1865].
GAG (twee exemplaren), UBA (drie exemplaren).
Nbkh (1865), p. 248. Met opdruk „Museum Willem-
Twee‟. Uitgebracht in drie varianten: frontaal, naar
rechts en naar links kijkend. De Lavieter en Cuis-
sinier gaven Van Tetroode het portret cadeau. Op
de achterzijde de gedrukte tekst van een vierrege-
275
lig gedichtje in het Frans en Nederlands, gedateerd
10 februari 1866. De Nederlandse versie luidt:
De vriendschap [= de bevriende fotografen] schiep
het beeld van dit geteisterd hoofd,
Bij storm op storm vergrijsd, maar nooit van moed
beroofd.
Zoo werd mij ligt de last, hoe zwaar mij opgelegen,
En treed ik, welgemoed, het Ongekende tegen.
257. Foto van beeldje, voorstellende een in een mantel
gehulde man, met bijbehorend acrosticon op D. Lam-
mers. ‟s-Gravenhage, [1866].
GAG.
Brinkman 1850-1882, p. 1415. Nbkh (1866), p. 58.
Het acrosticon is geschreven naar aanleiding van
Lammers‟ overlijden. Een los exemplaar van het
acrostichon in UBA/UBA/HSS-mag. KVB PPA 646:
15. Lammers („de tien-millioenen geldman‟) was
habitué van het Haagse café Het Metalen Kruis,
waar hij bezoekers, onder wie Van Tetroode, vaak
een drankje aanbood. „Fotografie en tekst gedepo-
neerd.‟ „Verkrijgbaar aan het Museum Willem II.‟
258-260. Anna Paulowna in 1817, 1830 en 1850. Foto‟s
(naar litho‟s?). ‟s-Gravenhage, [1865].
Nbkh (1865), p. 126, 248; Brinkman 1850-1882, p.
1415. In een door antiquariaat Van der Steur te
Haarlem aangeboden brief uit 1865 bedankt A.
Ruysch uit Vlissingen Van Tetroode voor de toe-
stemming een portret van „de koningin‟ (vermoede-
lijk Anna Paulowna) af te drukken in zijn artikel
over Waterloo (Antiquariaat Van der Steur, boek-
nummer 22388).
261. J.H. Lübeck, componist en dirigent van de hofka-
pel. Foto. ‟s-Gravenhage, [1865].
Nbkh (1865), p. 126, 145.
276
262-268. Tegelijkertijd verschenen „photographische por-
tretten‟ van Andries Snoek (Fondslijst nr. 262), Willem
Pasques de Chavonnes Vrugt (Fondslijst nr. 263), James
Cook (Fondslijst nr. 264), Franciscus Junius (naar gra-
vure van Hollar, Fondslijst nr. 265), Laurens Jansz Cos-
ter (naar houtsnede „misschien door Hollar‟, Fondslijst
nr. 266), Emile Devrient (Fondslijst nr. 267) en John
Law (Fondslijst nr. 268). Albumformaat. ‟s-Gravenhage,
1867.
UBA (Fondslijst nr. 263).
Brinkman 1850-1882, p. 1417; Nbkh (1866), p. 58.
269. Bloom, employé van het Mauritshuis. Foto uit ate-
lier van Henri Pronk. ‟s-Gravenhage, 1868.
GAG.
Op achterzijde gedrukt: „Museum Willem-Twee ‟s-
Hage, XIXe jaar. Januarij 1868‟. Aldaar ook de
aantekening „geattacheerd aan Maurits-huis – deed
… 1835 dienst. Goede Kerel. Dood!.‟ Uitgave be-
stemd voor de verkoop of foto uit privé-collectie?
270. Louis Jahn, „Franschman, als genaturaliseerd Hol-
lander, sedert 15 à 16 jaren te ‟s Hage‟. Foto. [‟s-Gra-
venhage], 1868.
UBA.
Bijschrift: „Réproductie aan het Museum Willem-
Twee‟, XIXe jaar, daargesteld uit achting; om nooit
eenig exemplaar te verkoopen. Januarij 1868,
Hekkelaan 9!! De 72ger onverdroten arbeider, A.J.
van Tetroode.‟ Louis Jahn was directeur en orkest-
dirigent van de Franse Schouwburg in Den Haag.
P.M. In een advertentie uit 1866 (Nbkh (1866), p. 58)
kondigt Van Tetroode vijftien portretten aan die hij
„weer voorhanden‟ of „kortelings uitgegeven‟ heeft. Van
de volgende portretten is onduidelijk of het een eigen
uitgave betreft: Adelaïde Ristori als Maria Stuart, Wil-
277
lem I, Willem III, koningin Sophie, Cabel („eerste tenor
léger‟ van de Franse Schouwburg te Den Haag in de ja-
ren 1865-1866), Codelaghi („eerste basse comique‟, idem
1866), Mme Gennetier („chanteuse lègère‟, idem 1865-
1866) en de goochelaar Brunnet.
Overige prenten
271. Brussel: nieuwe platte grond dier stad. Historische
bescheiden derzelve, alsmede van geheel België. Amster-
dam, 1830. Uitgegeven door A.J. van Tetroode en W.C.
van Baarsel. Amsterdam, 1830.
UBA, BLL.
NS, 22-1-1831 (gedeponeerd bij departement van
Binnenlandse Zaken). Met afbeeldingen van ge-
bouwen die in augustus en september 1830 zwaar
hadden geleden onder het krijgsgeweld. Een vijfde
van de opbrengst was bestemd voor „de hulpbehoe-
vende gekwetsten en nablyvenden van gesneuvel-
den uit het Nationale Nederlandsche Leger‟.
272. Vertrek der Haagsche schutterij, onder bevel van
den luitenant-colonel L. Boreel. Litho uit atelier van
Desguerrois & Co. Amsterdam, 1830.
AvS nr. 6853, Tresoar, RPKA.
273. Het Café du Nord, na den verschrikkelijken brand
in den nacht van 22-23 september 1836; Het huis van J.
Pothast op den Nieuwendijk, hoek Dubbele Worststeeg te
Amsterdam na den verschrikkelijken brand in den nacht
van 22-23 september 1836. Litho‟s uit atelier van De
Vries. Amsterdam, [1836].
SAA.
AH, 27-9-1836 („van de pers gekomen‟). „Op de eer-
ste plaat ziet men het wegdragen van de mand
waarin het lijkje des jeugdigen Ernest Duport ter-
wijl het huis des heeren Heije en het wijnhuis
278
Vriesland daarop tevens zijn afgebeeld. Op de
tweede plaat ziet men mede de huizen der heeren
Heusken, Nijhoff, het steegje, enz. enz. ).‟ In de ad-
vertentie ter aankondiging van de begeleidende
brochure is sprake van een serie van vier prenten,
maar vermoedelijk zijn er slechts twee verschenen
(AH, 9-12-1836). Een derde van de opbrengst was
bestemd voor een liefdadig doel (AH, 1-10-1836).
274. VI december 1792. Litho met één bladzijde tekst. ‟s-
Gravenhage, [1840].
Nbkh, 24-12-1840. Aldaar aangeduid als „Sint Nico-
laas en Nieuwjaarsgeschenk‟. Klaarblijkelijk uitge-
geven ter gelegenheid van de troonsbestijging van
Willem II, die op 6 december 1792 werd geboren en
in oktober 1840 zijn vader opvolgde.
275. Nieuw Amsterdamsch, Rotterdamsch en ’s-Graven-
haagsch Isabee-spel. ‟s-Gravenhage, [1848].
DvG, 13-12-1848 („fraai gekleurd‟, „met lied‟). Uit-
gegeven door Van Tetroode? Zie ook Fondslijst nr.
212
.
276. Prent met onderschrift „April 1857, Voorhout I 356,
357, 358. Paleizen en gebouwen verkeeren in puin; goe-
de Daden stijgen ten Hemel!‟.Anonieme litho. ‟s-Graven-
venhage, [1857].
GAG, UBA.
Met afbeelding van het exterieur van het Museum
Willem Twee (Lange Voorhout 358). „Niet in den
handel.‟
277. Woning van H.G. Giesecke, oud-directeur van de
menagerie van koning Willem II, aan het Groenewegje.
Litho. ‟s-Gravenhage, [1859].
GAG.
Met acrostichon op Giesecke. „Niet in den handel.‟
279
278. Strand- en zeegezicht bij maanlicht. Kleurenlitho
naar schilderij van Louis Meijer, vervaardigd „op het a-
telier des Heeren Lankhout‟. ‟s-Gravenhage, [1865].
Nbkh (1864), p. 219, 233; (1865), p. 65; DvZH, 22-4-
1865
280
AFKORTINGEN
AC Arnhemsche Courant
AH Algemeen Handelsblad
AHE Amsterdamsch Handels- en Effectenblad
AHM Amsterdams Historisch Museum
ARG Arrondissementsrechtbank ‟s-Gravenhage
AvS Atlas van Stolk
BGAG Bibliotheek Gemeentearchief ‟s-Gravenhage
BGAR Bibliotheek Gemeentearchief Rotterdam
BLL British Library Londen
BN Bibliothèque Nationale Parijs
BS Burgerlijke Stand
DG De Grondwet
DvG Dagblad van ’s-Gravenhage
DvZH Dagblad van Zuidholland en ’s-Gravenhage
GAG Gemeentearchief ‟s-Gravenhage
HCO Historisch Centrum Overijssel
IISG Internationaal Instituut voor Sociale Geschie-
denis
JdlH Journal de la Haye
KB Koninklijke Bibliotheek ‟s-Gravenhage
K.B. Koninklijk Besluit
KdK Kabinet des Konings
KHA Koninklijk Huisarchief
KVB Koninklijke Vereniging van het Boekenvak
LC Leydse Courant
281
LTK Collectie handschriften Maatschappij der Ne-
derlandse Letterkunde
MC Middelburgsche Courant
MMW Museum Meermanno-Westreenianum
MvJ Ministerie van Justitie
NA Nationaal Archief
NAHE Nieuw Amsterdamsch Handels- en Effecten-
blad
Nbkh Nieuwsblad voor den boekhandel
NHA Noord-Hollands Archief
NRC Nieuwe Rotterdamsche Courant
NS Nederlandsche Staatscourant
OB Openbare Bibliotheek
OC Overijsselsche Courant
OHC Opregte Haarlemsche Courant
RC Rotterdamsche Courant
REAA Rechtbank van Eerste Aanleg te Amsterdam
REAG Rechtbank van Eerste Aanleg te ‟s-Gravenha-
ge
RKD Rijksdienst voor Kunsthistorische Documen-
tatie
RPKA Rijksprentenkabinet Amsterdam
SAA Stadsarchief Amsterdam
SABD Stadsarchief en Athenaeumbibliotheek De-
venter
SBA Stadsbibliotheek Antwerpen
SBH Stadsbibliotheek Haarlem
SBM Stadsbibliotheek Maastricht
SHCL Sociaal Historisch Centrum Limburg
SBR Stadsbibliotheek Rotterdam
TIN Theaterinstituut Nederland
UBA Universiteitsbibliotheek Amsterdam
282
UBG Universiteitsbibliotheek Groningen
UBL Universiteitsbibliotheek Leiden
UBM Universiteitsbibliotheek Maastricht
UBN Universiteitsbibliotheek Nijmegen
UBP University Library Pennsylvania
UBT Universiteitsbibliotheek Tilburg
UBU Universiteitsbibliotheek Utrecht
UBVU Universiteitsbibliotheek Vrije Universiteit
ZB Zeeuwsche Bibliotheek
283
BRONNEN EN LITERATUUR
Ongedrukte bronnen
Gemeentearchief ‟s-Gravenhage
Gemeentebestuur
Burgerlijke Stand
Bibliotheek (documentatie over Van Tetroode)
Gemeentearchief Rotterdam
Collectie handschriften
Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis
Archief De Bosch Kemper
Katholiek Documentatiecentrum
Archief Alberdingk Thijm
Koninklijk Huisarchief
Archief Willem II
Koninklijke Bibliotheek
Brievencollectie
Museum Meermanno-Westreeniamum
Familiepapieren Meerman, Van Westreenen, Dier-
kens en Van Damme
Nationaal Archief
Kabinet des Konings
Staatssecretarie
Ministerie van Binnenlandse Zaken
Ministerie van Buitenlandse Zaken
Ministerie van Justitie
284
Hooggerechtshof
Arrondissementsrechtbank ‟s-Gravenhage
Rechtbank van eerste aanleg en koophandel ‟s-Gra-
venhage
Collectie Thorbecke
Noord-Hollands Archief
Provinciaal Bestuur
Koninklijk Instituut van Wetenschappen, Letteren
en Schoone Kunsten
Stadsarchief Amsterdam
Secretarie Algemene Zaken
Rechtbank van eerste aanleg en koophandel
Burgerlijke Stand
Doop-, trouw- en begraafboeken
Maatschappij Voorwaarts door Wetenschap
Theaterinstituut Nederland (mediatheek ondergebracht
in UBA)
Brievencollectie
Universiteitsbibliotheek Amsterdam
Archief Koninklijke Vereniging van het Boekenvak
Brievencollectie
Universiteitsbibliotheek Leiden
Collectie handschriften Nederlandse Maatschappij
der Letterkunde
Gedrukte bronnen en literatuur
Voor de door Van Tetroode zelf uitgegeven publicaties
zie Fondslijst A.J. van Tetroode.
Algemeen Handelsblad, diverse jaren.
285
Algemeen Nieuws- en Advertentieblad, 1831.
Amsterdamsch Handels- en Effectenblad, diverse jaren.
Amsterdamsche Courant, diverse jaren.
Andersen, H., „The Randolph library‟, The Southern Li-
terary Messinger (1854), p. 76-79.
Arke Noachs, De, diverse jaren.
Arnhemsche Courant, jrg. 1828.
Asmodée, jrg. 1847.
Biographie Nationale, 27 dln., Brussel, 1866-1938.
Blok, P.J., Geschiedenis van het Nederlandsche volk, dl.
4. Derde herziene druk. Leiden, 1926.
Boele van Hensbroek, P.A.M., „Iets over den Haagschen
boekhandel in de 19de eeuw‟, Die Haghe (1905), p. 286-
290.
Brinkman, C.L., Alfabetische naamlijst van boeken,
plaat- en kaartwerken die gedurende de jaren 1833 tot en
met 1849 in Nederland uitgegeven of herdrukt zijn. Am-
sterdam, 1858. Vervolg hierop over de jaren 1850-1882
door R. van der Meulen. Amsterdam, 1884.
Bruce, W.C., John Randolph of Roanoke 1773-1833, 2
dln. New York, 1970.
286
Burger, De, jrg. 1847.
Buijnsters, P.J., Geschiedenis van het Nederlandse anti-
quariaat. Nijmegen, 2007.
Catalogi van de veilingen Brentano (1822), Wythoop
(1830) en Van Tetroode (1846).
Dagblad van ’s-Gravenhage, diverse jaren.
Dagblad van Zuidholland en ’s-Gravenhage, diverse ja-
ren.
Delft, M. van e.a., Handboek Bibliopolis. Overzicht van
de geschiedenis van het gedrukte boek in Nederland
(www.bibliopolis.nl).
Dongelmans, B.P.M., Van Alkmaar tot Zwijnsdrecht. Al-
fabet van boekverkopers, drukkers en uitgevers in Noord-
Nederland 1801-1850. Amsterdam, 1988.
Dongelmans, B.P.M., Johannes Immerzeel junior (1776-
1841). Het bedrijf van een boekhandelaar-uitgever in de
eerste helft van de negentiende eeuw. Amstelveen, 1992.
Dongen, F. van [= ps. van Johan Gram], „Den Haag in
den kijker. Haagsche typen‟, Het leeskabinet (1894) afl.
4, p. 140-147.
Doorn, Jacqueline, Rusland en Oranje. Tragiek en glorie
van overgrootmoeder Anna Paulowna. Zaltbommel,
1974.
287
Doorninck, J.I. van, Vermomde en naamlooze schrijvers
(...), 2 dln. Leiden, 1885-1928.
Dorp, J. van, „Hotel des Indes, Lange Voorhout 54-56‟,
Die Haghe (1981), p. 103-104).
Enschedé, J.W, A.C. Kruseman, 2 dln. Amsterdam,
1899-1902.
Eijnatten, Joris van, „Oranje en Nederland zijn één.
Orangisme in de negentiende eeuw‟, De negentiende
eeuw 23 (1999), p. 4-22.
N.N. [= N. Galitzin], Les Florsades du très illustre cheva-
lier du Saint-Empire Romain Flors von Pappelmoss,
membre de l’ancien chapitre-equestre de la haute nobles-
se immédiate de l’Empire, Grand-Maître de l’Ordre des
Templiers, Commandeur de l’Ordre du Cygne Noir,
chambellan honoraire de plusieurs cours!!! etc. etc. etc.
Chanson drolatique. [‟s-Gravenhage, 1852].
Gelder, H.E. van, Het Haagse toneel-leven en de Konink-
lijke Schouwburg. ‟s-Gravenhage, 1954.
Giacometti, P., Marie Antoinette: historisch drama in 5
bedrijven, met een voor- en naspel, expresselijk geschre-
ven voor madame Ristori. ‟s-Gravenhage, 1869.
Godfroid, François, Aspects inconnus et méconnus de la
contrefaçon en Belgique. Brussel, 1998.
288
Goinga, H. van, Alom te bekomen. Veranderingen in de
boekdistributie in de Republiek 1720-1800. Amsterdam,
1999.
Gravenhaagsche Nieuwsbode, De ’s-, diverse jaren.
Greb, F.H., Verspreide gedichten. Amsterdam, 1855.
Grondwet, De, jrg. 1853.
Gruys, J.A., „De reeks “Republieken” van de Elzeviers en
Joannes de Laet‟, in: B.P. Dongelmans, P.G. Hoftijzer en
O.S. Lankhorst (red.), Boekverkopers van Europa. Het
17de-eeuwse Nederlandse uitgevershuis Elzevier.Zutphen,
2000, p. 77-106.
Haagsche Courant, jrg. 1864.
Haes, L. de, „De Haagsche typen in de 19de eeuw‟, Die
Haghe (1905), p. 129-132.
Handelingen gemeenteraad Den Haag, jrg. 1865.
Hazewinkel, H.C., „Rondom het De Vletter-oproer‟, Rot-
terdams jaarboekje 5 (1947), p. 173-218.
Hooykaas, G.J. en F.J.P. Santegoets, De briefwisseling
van J.R. Thorbecke, dl. 6. ‟s-Gravenhage, 1998.
[Jonckbloet, W.J.A.], Physiologie van Den Haag. ‟s-Gra-
venhage, 1843.
289
Journal politique, commercial et littéraire de la Haye, la-
ter Journal de la Haye, diverse jaren.
Klinkeberg, Nicole, „De Maatschappij Vooruitgang door
Wetenschap. Een schets van een genootschap en zijn
muzikale activiteiten in de vroege negentiende eeuw‟,
Tijdschrift van de Koninklijke Vereniging voor Neder-
landse Muziekgeschiedenis 48 (1998), p. 51-69.
Knuttel, W.P.C., Catalogus van de pamflettenverzame-
ling berustende in de Koninklijke Bibliotheek, 9 dln. ‟s-
Gravenhage, 1890-1920.
Kruitwagen, F.J.B. en R. Pennink, Museum Meermanno
Westreenianum. Catalogus van de incunabelen, 2 dln. ‟s-
Gravenhage, 1911-1920.
Kruseman, A.C., Bouwstoffen voor een geschiedenis van
de Nederlandschen boekhandel gedurende de halve eeuw
1830-1880, dl. 1. Amsterdam, 1886.
Laseur, W.A., Het museum Meermanno-Westreenianum
1848-1960. Een bijdrage tot de geschiedenis van het mu-
seum en zijn bewoners. ‟s-Gravenhage, 1998.
Laurens Jansz. Koster. Jaarboekje voor typographische
vereenigingen 1 (1856).
Lennep, J. van en J. ter Gouw, De uithangteekens in
verband met geschiedenis en volksleven beschouwd, dl. 2.
Amsterdam, 1868.
290
Leydse Courant, jrg. 1838.
Loosjes, V., Gedenkschriften wegens het vierde eeuwge-
tijde van de uitvinding der boekdrukkunst door Lourens
Janszoon Koster (...). Haarlem, 1824.
Loosjes, V., Geschiedenis van de Vereeniging ter bevorde-
ring van de belangen des boekhandels 1815-1015. Am-
sterdam, 1915.
Maas, Nop, Seks!... in de negentiende eeuw. Nijmegen,
2006.
Matthey, Ignaz, De vaderlandse zanger. Leven, repertoi-
re en publiek van de tenor Willem Pasques de Chavonnes
Vrugt (1798-1873). Utrecht, 2002.
Matthey, Ignaz, „De affaire Van Keverberg/von Königs-
marck (1856-1858). Hoe een Limburgse baron de eer van
Pruisen krenkte‟, De Maasgouw 125 (2006), p. 7-10.
Matthey, Ignaz, „“Mij is het geschonken de beveiliger
van koningen te zijn”. Toon van Tetroode als Willem II-
vereerder en republikeinenvreter‟, Die Haghe (2009), p.
67-100.
Matthey, Ignaz, Eer verloren, al verloren. Het duel in de
Nederlandsche geschiedenis. Zutphen, 2012.
Meeter, E., Holland. Kranten, kerkers en koningen. Am-
sterdam, 1966 (vertaling van Holland. Its institutions,
its press, kings and prisons. Londen, 1857).
291
Middelburgsche Courant, jrg. 1831.
Muller, Fr., Beschrijvende catalogus van 7000 portretten
van Nederlanders en van buitenlanders, tot Nederland
in betrekking staande. Amsterdam, 1853.
Muller, Fr., De Nederlandsche geschiedenis in platen, 4
dln. Amsterdam, 1863-1882.
Musik in Geschichte und Gegenwart, Die, 17 dln. Kassel-
Bazel-Londen, 1949-1986. Reprint 1989.
Nederlandsche Staatscourant, diverse jaren.
Nieuw Amsterdamsch Handels- en Effectenblad, diverse
jaren.
Nieuw Nederlands Biografisch Woordenboek, 10 dln.
Leiden, 1911-1937.
Nieuwe Rotterdamsche Courant, diverse jaren.
Nieuwsblad voor den boekhandel, diverse jaren.
N.N. [= Jan de Vries], Een standbeeld uit een zak door
Asmodee. Amsterdam, 1854.
N.N., Rosa de Vries, Esquisse biographique d’après Le
Kunstkronijk. ‟s-Gravenhage, 1860.
Noord-Star, De, jrg. 1830.
292
Opregte Haarlemsche Courant, diverse jaren.
Overijsselsche Courant, diverse jaren.
Philharmonicus, Nachruf an den verstorbenen Compo-
nisten A.W. Berlijn. Amsterdam z.j. [1875].
Rietstap, J.B., Armorial Général, dl. 2. Tweede druk,
Gouda, 1887.
Riko, A.J., „Het glanstijdperk van het Koninklijk Paleis,
op den Kneuterdijk te ‟s-Gravenhage onder de regeering
van koning Willem II en koningin Anna Paulowna‟, Die
Haghe (1907), p. 73-132.
Ristori, A., Études et souvenirs. Tweede druk, Parijs,
1887.
Robijns, M.J.F., Radicalen in Nederland (1840-1851).
Leiden, 1967.
Robijns, M.J.F., „Adrien Jean Eliza Engelbert van Be-
vervoorde tot Oldemeule‟, in: Biografisch Woordenboek
van het socialisme en de arbeidersbeweging in Neder-
land, dl. 4. Amsterdam (1990), p. 36-41.
Roosenboom, Henk, De schaduw van de fotograaf. Posi-
tie en status van een nieuw beroep: fotografie in Neder-
land, 1839-1889. Diss. Amsterdam, 2006 (internetedi-
tie).
Rotterdamsche Courant, jrg. 1828.
293
Rijn, G. van & C. van Ommeren, Katalogus der historie-,
spot- en zinneprenten betrekkelijk de geschiedenis van
Nederland verzameld door A. van Stolk, 11 dln. Amster-
dam-‟s-Gravenhage, 1895-1933.
Saakes, A.B., Naamlijst van Nederduitsche boeken (...)
in ons vaderland uitgekomen. Amsterdam-‟s-Gravenha-
ge, 1831-1840.
Saalmink, L., Nederlandse bibliografie 1801-1832, 3 dln.
Houten, 1993.
Santen, J.H. von, „Carel Clemens Elias d‟Engelbronner
(1816-1897)‟, in: Biografisch Woordenboek van Neder-
land (interneteditie).
Sautijn Kluit, W.P., „De Tolk der Vrijheid. De Ooije-
moer‟, De Nederlandsche Spectator (1877), p. 66-67.
Sautijn Kluit, W.P., „Asmodée en De Burger‟, De Neder-
landsche Spectator (1878), p. 155-158.
Schriks, Chris, Het kopijrecht 16de tot 19de eeuw. Zut-
phen, 2004.
Schwencke, Johan, Wandelingen door oud-Den Haag.
Zaltbommel, 1965.
Someren, J.F. van, Beschrijvende catalogus van gegra-
veerde portretten van Nederlanders. Amsterdam, 1891.
294
Tetroode, A.J. van, zie: Giacometti, Paolo en Fondslijst
A.J. van Tetroode nrs. 14-15, 17, 21, 23, 29, 31-40, 42-
43, 47, 49-50, 53, 90, 95, 102-104, 107-110, 114, 124,
126-128, 130, 132-141, 144, 146-148, 151-157, 159-160,
169, 173, 177-178, 180-202, 208.
Vinken, P.J., „De kranten van Eillert Meeter (1818-
1862), republikeins journalist‟, Tirade 48 (2004), p. 94-
117.
Vinken, P.J., „Jan de Vries, pamflettist, 1819-1855‟, Ti-
rade 49 (2005), p. 109-127.
Vorsterman van Oyen, A.A., Stam- en wapenboek van
aanzienlijke Nederlandsche familiën, dl. 3. ‟s-Gravenha-
ge, 1890.
Vries, Jan de, Zie N.N., „Een standbeeld uit een zak door
Asmodee‟.
Vries, S. de, De lucht in gevlogen, de hemel in geprezen.
Eerbewijzen voor Van Speyk. Haarlem, 1988.
Waldeck, P.W., „Johannes Abraham Waldeck en de
Haagse politie in het midden van de 19de eeuw‟, Die
Haghe (1990), p. 168-190.
Winter, P.J. van, De Chinezen van Europa. Groningen,
1965.
Wolf, H.C. de, „Brentano’ 1821-1971. Een bejaardente-
huis in Amsterdam. Amsterdam, 1971.
295
Wijnman, H.F., „P.J.W. de Vos en zijn “Waarachtige fy-
siologie van Amsterdam”‟, Jaarboek Amstelodamum 34
(1937), p. 235-254.
Wijsenbeek Olthuis (red.), Thea, Het Lange Voorhout.
Monumenten, mensen en macht. Zwolle, 1998.
296
Register van persoonsnamen
Cursieve cijfers verwijzen naar pagina’s
met illustraties
Alberdingk Thijm, J. 56, 212
Albert, Mad. (= Therèse Vernet) 231 (nr.
57), 235 (nr. 79), 267 (nr. 232)
Albert, Mons. 231 (nr. 57), 235 (nr. 79),
268 (nr. 233)
Aldridge, I. 239 (nr. 100), 240 (nr. 101)
Ancelot, J. 230 (nrs. 53, 55)
Ancelot, M. 18, 234 (nr. 77)
Ancona, G.J. d’ 227 (nr. 41)
André, baron d’ 192-193
Andriessen 117
Andringa de Kempenaer, R.L. van 55, 100,
182-183
Anna Paulowna 31, 100, 102, 104, 172,
248 (nr. 129-131), 250 (nr. 138), 251 (nrs.
143, 145), 254 (nrs. 161, 164-165), 255 (nr.
168), 275 (nrs. 258-260)
Apeker zie Van der Ven
Arnould, A. 96, 231 (nr. 56), 239 (nr. 95)
Auber, D. 231 (nr. 60), 233 (nr. 70), 234
(nrs. 72, 76)
Baarsel, W.C. van 277 (nr. 271)
Backere-Friederich, J. de 186
Bamberg, E. 92
Barante, A. de 15
Barère, B. 243 (nr. 117)
Baud, J.C. 133
Baudot 234 (nr. 74), 269 (nr. 240)
Bayard, J.F. 232 (nr. 62), 233 (nr. 68), 234
(nrs. 73-74), 239 (nr. 96)
Becker, A.J. 262 (nr. 206)
Beda 38
Beek, G. van 238 (nr. 94)
Beems, H.P.J. 238 (nr. 93), 239 (nrs. 97,
99)
Beethoven, L. van 87
Beets, N. 4
Behr, F.J. 139
Bellet, B.L. 221 (nr. 11)
Bellini, V. 236 (nr. 83)
Beltjens, M. 21
Benière, M. 206-207
Benucci, R. 245 (nr. 124)
Bergh, S.J. van den 97
Berlijn, A.W. 83-84, 249 (nr. 135)
Bersolle, A. 192-193
Berthot 16, 244 (nr. 118)
Bevervoorde, A. van 120, 155-166, 168-
169, 188-189, 226 (nr. 37)
Bidéra 236 (nr. 84)
Biesen, J.W. van der 120
Bilderdijk, W. 5, 98-99, 266 (nr. 224)
Birch-Pfeiffer, C. 242
Bis 230 (nr. 56)
Bisschop, J.H. 79, 243 (nr. 115)
Blanchet, R. 221 (nr. 10)
Blansch, H. Le 156-158, 160-161
Blaun, E. 255 (nr. 168)
Bles, D. 55, 116
Bles, J. 116
Blok, P.J. 130
Blokland, G. van 10
Bloom 276 (nr. 269)
Böhmer, A. 185
Böhmer, E. 185
Böhmer, W. 185
Bol, F. 112
Bongière, A.M.P.G. de 220 (nr. 7)
Boreel, L. 277 (nr. 272)
Bos 117
Bosboom, J. 117
Bouchet, H. 207
Bourgeois 239 (nr. 98)
Box, H. 133, 156
Brand, C. 185
Bree, J.B. van 231 (nr. 56), 232 (nr. 66)
Brentano, J. 12, 118-119
Brienen, barones van 265 (nr. 220)
Brienen van de Grootelindt, W.D.A.M. van
115, 265 (nr. 220) 178
Brinkman 186
Brisebarre, E. 96, 240 (nr. 104)
Brix von Wahlberg 264 (nr. 212)
Broek, L. van den 254 (nrs. 161-163), 274
(nr. 253)
Brunet 277
297
Burgh, Émile van der 233 (nr. 68), 234 (nr.
74)
Buuren, P. van 225 (nr. 28)
Byron, Lord 16, 244 (nr. 118)
Cabel 277
Camberousse, A. de 230 (nr. 53)
Cambon-Van der Werken, M.G. de 242
Campbell, M. 183
Caravaggio, M. da 119
Carpentier, W. 96
Cats, J. 40
Cervantes 68
Chassé, D. 29
Chateaubriand, F.-R. de 15-16, 221 (nr.
13), 242-243 (nr. 113)
Clairville 242 (nr. 111)
Clavareau, A. 18-20, 177, 237 (nr. 90), 244
(nr. 119), 256 (nr. 175)
Clermans, J.B. 27, 29, 266 (nrs. 225, 228),
267 (nrs. 229, 231-232), 268 (nrs. 233-
234), 269 (nrs. 237-238)
Cockton, H. 78-79, 243 (nr. 115)
Codelaghi 27
Compagnoni, G. 243 (nr. 117)
Cook, J. 32, 276 (nr. 264)
Cornelissen 239 (nr. 99)
Coster, L.J. 31, 157, 160, 276 (nr. 266)
Coster, S.M. 30
Crajenschot, B.J. 219 (nr. 3)
Cramer, A. 25, 29-30, 124
Cranach, L. 119
Crémieux 241 (nr. 109)
Czerny, C. 21, 264 (nr. 213)
Daguerre, L. 30
Dartois 231 (nr. 58), 232 (nr. 65)
Delavigne, G. 232 (nr. 67), 233 (nr. 70)
Dennery 239 (nr. 99), 240 (nr. 102)
Desguerrois & Co. 28, 268 (nrs. 233-235),
266 (nr. 225), 269 (nr. 238), 277 (nr. 272)
Desverges 231 (nr. 59)
Devrient, E. 32, 276 (nr. 267)
Dibbets, B. 29
Dickens, Ch. 79
Diederichs, Gebr. 244 (nr. 119)
Diederichs, P.A. 214
Dieulafoy 242
Dioscurides 75
Domis, A. 38
Dondey-Duprey 230 (nr. 55)
Donker Curtius, D. 192, 227 (nr. 39)
Donker Curtius, F.C. 224 (nr. 26)
Ducange, V. 233 (nr. 71)
Dumas, A. 238 (nr. 93)
Duport, E. 277 (nr. 273)
Dürer, A. 117
Durlet, A.M. zie Van Tetroode-Durlet
Durlet, P.A. 10
Duvet 232 (nr. 62)
Duyn van Maasdam, A.F.J.A. van der 271,
273 (nr. 248), 272
Duyn van Maasdam, F.M. van der 271 (nr.
248), 272
Eckert, K. 19, 237 (nr. 90)
Eichhorn, Gebroeders 270 (nr. 242)
Elix 234 (nr. 74)
Ellinkhuizen 115
Engelbronner, C. d’ 139
Enthoven 179
Ernst, H.W. 262 (nr. 206), 270 (nr. 241)
Ewijck, D.J. van 27
Elix & Co. 18
Faassen, R. 91
Fastré, H.F. 238 (nr. 93), 264 (nrs. 215-
216)
Feith, R. 244 (nr. 119)
Ferretti 236 (nr. 82)
Flotow, Fr. von 237 (nr. 88)
Förster, Fr. 19, 237 (nr. 88)
Fournier, N. 96, 231 (nr. 56), 239 (nr. 95)
Frederik van Oranje-Nassau 29, 249 (nr.
133)
Frederik Hendrik van Pruisen 211
Galaud & Co. 17, 45, 47, 221 (nr. 9), 243
(nr. 117), 244 (nrs. 118-119)
Galitzin alias Golizyn, N. 87-91
Galitzin, D. 87
Geen, J.J. van 29, 127
Gennetier, Mme 277
Gersin 242
Giacometti, P. 96
Giesecke, H.G. 278 (nr. 277)
Gigch, M.J. van 224 (nr. 26)
Goldschmidt-Lind, J. 256 (nrs. 174-176)
Golizyn zie Galitzin
Goltzius, H. 117
Gorcum, A.H. van 120, 137, 152, 154-155,
166-167, 226 (nr. 33), 227 (nr. 38)
Gosling 225 (nr. 28)
Greb, F.H. 15, 82, 100-102, 248 (nr. 129),
255 (nr. 170), 256 (nr. 174), 262 (nr. 208),
264 (nr. 214), 273 (nr. 250)
Greeven, W. 240 (nr. 103)
298
Gröning, F. 259 (nr. 189)
Groot, H.S.J. de 18-20, 263 (nr. 210)
Haaff, J.M. van ‘t 209, 213
Haas, de, uitgever 225 (nr. 28)
Haas, P.A. de 120, 137, 143-145, 151-152,
154
Hachtman, J.B. 45-46
Hack, Gebr. 97
Halévy, F. 17, 233 (nr. 69), 235 (nr. 78),
237 (nrs. 86, 89)
Hall, F.A. van 107, 109-110, 133, 186, 251
(nrs. 146-147)
Hals, F. 119
Harn, W.J. van 229 (nr. 46)
Hartogensis, J. 116
Haverkamp, S. 40
Haydn, J. 96
Hendrik van Oranje-Nassau 104, 171-172,
245 (nr. 128), 253 (nr. 154), 260 (nr. 191)
Hengst, P. den en Zn. 38, 39
Hervé 241 (nr. 109)
Hirsch, J. 187
Hobbema, M. 112
Hoevenaar, C. 116-117
Hogendorp, G.K. van 271 (nr. 248), 274
(nr. 255)
Hollar 276 (nr. 265)
Holtei, K. von 238 (nr. 94)
Hoop jr., A. van der 27, 244 (nr. 122)
Hösel, W. 21, 265 (nrs. 219-220)
Houten, J.J. van 243 (nr. 116)
Hove, B. van 116
Hubert, F.A. 224 (nr. 24)
Hugo, V. 42, 96, 214, 241 (nrs. 106-108)
Huijssen van Kattendijke, J.W. 109
Huijssen van Kattendijke, W.J.C. 107-109,
260 (nr. 196)
Hulst, J.B. van der 271 (nr. 248)
Hultman, C.G. 12
Hurau, J.N. 109
Imbert, A. 15, 221 (nr. 11)
Jahn, L. 93, 276 (nr. 270)
Jaime 241 (nr. 109)
Janssens 130
Jonckbloet, W.J.A. 105
Joanny (Joannis) 269 (nr. 238)
Jonge van Campens Nieuwland, M.W. de
107, 141, 146, 148-149, 159
Josseran, F.A. 245 (nr. 125, 269 (nr. 237),)
Jouy 230 (nr. 55)
Junius, F. 31, 276 (nr. 265)
Jürrns, G.F. 228 (nr. 45)
Karel Alexander van Saksen-Weimar-
Eisenach 104, 249 (nr. 133)
Karel Bernhard van Saksen-Weimar 29,
104, 171, 261 (nr. 197)
Kerkhoven, P.J. 214-215
Kilchmeijer, H. 188
Kinderen, Der 130
Knip, H. 116
Koberger, A. 31
Kock, H.M. de 68-69
Koning, G.P. 21, 263 (nr. 211)
Koning, J. 31
Körner, Th. 82
Kramer, H. 188
Kruseman, A.C. 96, 213-214
Kruseman, A.D. 115
Kruseman, C. 116
Kuhlmann, C. 185
Kuitenbrouwer, L. 10-11
Ladvocat 15, 222 (nr. 13)
Lamme, A. 116
Lammers, D. 275 (nr. 257)
Landgraaff, I. 244 (nr. 121)
Langenhuysen, Van 130, 225 (nr. 28)
Lankhout, atelier 279 (nr. 278)
Lasalle 251 (nr. 143)
Laurencin 231 (nr. 59)
Lavieter, De & Cuissinier 274-275 (nr.
256)
Lauzanne 232 (nr. 62)
Law, J. 32, 276 (nr. 268)
Lebrun, Mlle 245 (nr. 125)
Lecocq 242 (nr. 111)
Lee 77
Legel, J.B. 185-186
Lejeune, fils 243 (nr. 117)
Lelijvelt, M.J. 244 (nr. 122)
Leon, D. 94
Lepeintre-Desroches, P. 42
Leroux 17, 220 (nr. 8), 244 (nr. 118)
Lier, N.E. van 220 (nr. 5)
Limburg Stirum, L. van 271 (nr. 248)
Lipman, S. 221 (nr. 12)
Lis, Ch. 82-83
Loisset, Fr. 265 (nr. 221)
Lowe, H. 64
Lübeck, J.H. 31, 82, 263 (nr. 208), 275 (nr.
261)
Lunteren, J.C. van 191
Luzac, L. 169
299
Maanen, C. van 47
Maelen, Ph. van der 74
Majofski, T.J. 224 (nr. 23), 268 (nr. 235)
Mansouroff, A. von 194
Marchant 230 (nr. 55)
Marck, E. 93
Margaillan 232 (nr. 66)
Marianne van Oranje-Nassau 211
Masi, A. 267 (nr. 231)
Massard, M.-Fr. 189
Massillon, J.B. 229 (nr. 48)
Mat, De fils 17
Maurer, V. 202
Maurits van Oranje-Nassau 273 (nr. 250)
Mée, J. du 137, 148-151, 252 (nrs. 152-
153)
Meerts, Ch. 242 (nr. 113)
Meeter, E. 6-7, 101-102, 105-106, 120,
136-155, 166, 203
Meijer, L. 117, 279 (nr. 278)
Mélesville 234 (nr. 75)
Mermet 241 (nr. 110)
Meyerbeer, G. 238 (nrs. 91-92), 240 (nr.
105)
Michelet, J. 162-163
Mingelen, P. 137, 148-151, 252 (nrs. 152-
153)
Moke, H. 41
Monnier, E. 235-236 (nr. 80)
Moolenijzer, H. 23, 25, 28
Muller, Fr. 56
Nadar alias Félix Tournachon 64-65
Nayler-Liernur, M.E. 265 (nr. 223), 266
(nr. 224)
Netscher, J.Th. 43-44
Nicolaas I 104-106, 194
Nieuwenhuizen, G. 187
Noman, J. 213
Noordziek, J. 160
Nuijen, W. 117
Nus 240 (nr. 104)
Offerman, J.A. 225 (nr. 28)
Offermans, A. 117
Oultremont, H. d’ 133
Palier, H. 12, 31
Pasques de Chavonnes Vrugt zie Vrugt
Peabody, G. 214
Peters, A. 92-94, 255 (nrs. 169-170)
Petri 240 (nr. 101)
Pichot, A. 244 (nr. 118)
Pieneman, N. 28
Pijpers, J.V. 150-151, 226 (nrs. 33, 37),
227 (nr. 38), 252 (nrs. 152-153)
Pinel Dumanoir, Ph. 234 (nr. 73), 239 (nrs.
96, 98-99), 239 (nr. 99), 240 (nr. 103)
Planard 233 (nr. 69)
Poolman, D. 184
Porto Maurizio, L. da 14, 219 (nrs. 1-2)
Pothast, J. 277 (nr. 273)
Pradher, F. 234 (nr. 74), 269 (nr. 239)
Pronk, H. 276 (nr. 269)
Ptolemaeus 40
Rafaël 119
Randolph, J. 37
Rembrandt 117, 119
Remy 17
Reni, G. 119
Ridder van Rappard, A. 148
Rijk, J.C. 107-108, 115, 250 (nr. 141), 251
(nr. 144)
Ristori, A. 95-96, 276
Roesgen von Floss, Ph. von 88-91
Roger & Co. 45, 47
Romani 236 (nr. 83), 237 (nr. 85)
Roobol, C.J. 233 (nr. 71)
Rossini, G. 231 (nr. 56)
Rossum, J. van 211
Royer, A. 236 (nr. 81), 237 (nr. 87)
Rubens, P.P. 119
Rubini, G.B. 270 (nr. 244)
Ruffa, J. 238 (nr. 93)
Ruysdael, J. van 112
Ruysch, A. 275 (nrs. 258-260)
Ruyter, M. de 270 (nr. 243)
Ryswijck, J. van 100, 257 (nr. 179)
Samijn, L. 267 (nr. 231)
Sartor, H.F. 270 (nr. 245), 271 (nr. 248)
Schelfhout, A. 112
Schierhout, J.H. 263 (nr. 212)
Schilperoort, T.O. 129-130, 223 (nrs. 21-
22)
Schinkel, A.D. 55
Schlegel, von 240 (nr. 101)
Schouten, J. 77
Scribe, E. 230 (nr. 54), 231 (nr. 60), 232
(nrs. 61, 64, 67), 233 (nr. 70), 234 (nrs. 72,
75-76), 235 (nr. 78), 238 (nrs. 91-92), 240
(nr. 105)
Shakespeare, W. 240 (nrs. 101-102), 242
Simmonot, V. 190
Sluyter, D. 27, 266 (nr. 228)
Snoek, A. 32, 276 (nr. 262)
300
Somon, J. 254 (nr. 164)
Sophie van Oranje-Nassau 102, 104-105,
249 (nrs. 133-134), 253-254 (nr. 160), 263
(nr. 210)
Sophie van Wurtemberg 104, 106, 195,
258 (nr. 186), 259 (nr. 190), 273 (nr. 250),
277
Spanje, van 225 (nr. 28)
Speyk, J.C.J. van 21-29, 229 (nr. 52), 266
(nrs. 225-228), 267 (nrs. 229-230), 24
St. Georges, J-H. zie Vernoy de St.
Georges
St. Gras 77
Stegeren, van 244 (nr. 122)
Sterk, J.Ph. 254 (nr. 165), 255 (nrs. 167-
168)
Stèven, Ainé 151, 252 (nr. 153)
Sichter, Erven 198
Siraudin 242 (nr. 111)
Stockum, W.P. van 97, 213 (nt. 12)
Stoopendael-van Elten, E. 94-95, 257 (nr.
182), 274 (nr. 253)
Sulpke, C.G. 46
Swijser, J.H. 274 (nr. 253)
Tencé 222 (nr. 13)
Tetroode, Anthonius Joannes van
adellijke pretenties 126
adressen Amsterdam 12, 51
adressen Den Haag 51-52
advertenties 33, 60, 62, 76
afkomst 9-10
alcoholisme 7, 182
autobiografische aantekeningen 210-212
boekhandelaar 12, 36-43 (antiquariaat),
61 (nevenactiviteiten), 73-74 (col-
portageverkoop), 74-80
bordeelbezoek 7, 203
familieperikelen 201
filantropie 194-197
financiële problemen 43-49, 51, 53-56,
59, 61, 98, 198, 200
handtastelijkheid 7, 139, 143, 152, 158-
159, 182-190
huwelijk 202-204
journalist/pamflettist 121-130, 138, 140-
144, 150-154, 161-162, 165-167, 163
kinderen 205-207
kunsthandelaar 113-114, 116-119
lichamelijke conditie 215
lievelingsdichters 98-99
muziekhandelaar 32-35, 88
muzikale interesses 81-87
opleiding 10-11
Oranjeliefde 120, 131, 170-172
overlijden 216-217
plan voor een nationale boekhandel 65,
69-71
politieke ambities 170
portretfoto 32, 274 (nr. 256), titelpagina
pseudoniemen 94, 102, 152
reclame en marketing 74-75, 77-79, 33,
60, 62, 76
republikeinse bevliegingen 131
strafrechtelijke veroordelingen 183-190
taalgebruik 6
toneelwereld, relaties met 91-98
uiterlijke verschijning 6, 173-174
uitgever 14-32, 71-72
veilinghouder 12, 58-59, 118
vertaler 96, 214, 230 (nr. 53), 238 (nr.
90), 239 (nr. 95), 240 (nrs. 103-104)
verzet tegen Nederlandsche Maatschappij
van Schoone Kunsten 65-69
Willem II-verering 7, 132-136, 172-177,
180
zelfbeeld 7
Tetroode, Constantia Josepha van 10 (nt. 7)
Tetroode, Fredericus Joannes van 9-12
Tetroode, Geertruida Maria Jacoba van 10
(nt. 7), 201 (nt. 8)
Tetroode, Johanna Aletta van 10 (nt. 7)
Tetroode, Maria Hen(d)rica van 10 (nt. 7),
201-202
Tetroode, Petronella Johanna van 10 (nt.
7), 45, 201 (nt. 8)
Tetroode, Willem Frederik Petrus van 205
(nt. 22)
Tetroode, Wilhelmina Anna Aletta Marga-
retha van 205 (nt. 22)
Tetroode, Wilhelmina Anna Maria Louisa
(‘Mientje’) van 205-208, 255 (nr. 166)
Tetroode, Wilhelmina Maria Louisa van
206 (nt. 25)
Tetroode-Durlet, Aletta Maria van 10-12,
198-201, 225 (28, 31), 228 (nrs. 44-45)
242, 262 (nr. 204)
Tetroode-Wanders, Maria Hermina van
180, 202-204, 215-216, 237 (nr. 85), 245
(nr. 128), 248 (nr. 131)
Theaulon 232 (nr. 66)
Theesingh, H. 185
Théodore 268 (nr. 234)
301
Thieme, W.J. 47
Thomas, J.W. 185
Thorbecke, J.R. 5, 6, 53, 56, 58, 95, 169-
170, 209, 211-212, 57
Tieck 240 (nr. 101)
Titiaan 119
Tjasink, J. 92
Todleben, E.I. 193-194
Tollens, H. 5, 99-100, 257 (nr. 179)
Toorn, G. van der 197, 258 (nr. 186)
Tournachon, F. zie Nadar
Trew, Chr. 39
Triboulet 94, 260 (nr. 193)
Trubetskoy 77
Valois, J.C. 55, 93-94, 97
Valois-Sablairolles, W. 93, 256 (nr. 177)
Varin 231 (nr. 59)
Vautrin 229 (nr. 52), 268-269 (nr. 236)
Veldhuyzen & Dawaille 267 (nr. 230)
Ven, J. van der alias Apeker 137
Venhorst, A. 177
Verdi, G. 242 (nr. 112)
Verne, J. 65
Vernet, Th. zie Albert, Mad.
Verneuil, E. 234 (nr. 74), 269 (nr. 237)
Vernoy de St. Georges, J-H. 233 (nr. 69),
237 (nrs. 86, 88-89)
Verstolk van Soelen, J.G. 112-113
Verveer, S. 117
Vieuxtemps, H. 187
Vinci, L. da 119
Vliet, J.L. van der 64
Vogel, Ch. L. 21, 263 (nr. 210)
Voglet 17, 244 (nr. 118)
Voigt, J. 21, 265 (nr. 222)
Vondel, J. van den 98, 243 (nr. 116)
Vries, atelier De
Vries, D. de 87
Vries, J. de 177, 227 (nr. 40)
Vries, L. de 187
Vries, R.W.P. de 209-210
Vries van Os, R. de 85-87
Vroom, P.M. de 243 (nr. 113)
Vrugt, W. Pasques de Chavonnes 32, 84-
85, 250 (nr. 142), 276 (nr. 263)
Wagener, G. 21, 265 (nr. 221)
Waldeck, J.A. 139, 159, 164
Westerman, M. 44
Waldorp, A. 117
Walewski, A. 193
Wanders, M.H. zie Tetroode-Wanders
Westreenen van Tiellandt, W. van 26-28,
37-39, 41, 43, 46-47
Weyer, S. van der 127-128
Weddepohl, C. 210
Wiasemsky 77
Wiggers, P. 23
Wilhelm I van Wurtemberg 104, 259 (nr.
190)
Wilhelmina van Pruisen 102, 131, 245 (nrs.
124-125)
Willem I 4, 28-29, 43, 67-69, 84, 102, 123,
127, 129, 131-133, 155, 195, 224 (nr. 25),
244-245 (nr. 122), 246 (nr. 127, 249-250
(nr. 136), 250 (nrs. 137, 140), 277
Willem II 5, 6, 7, 19, 29, 66-67, 83-86,
102, 104, 106, 121, 132, 138-139, 144-149,
154-155, 159-160, 164-165, 169-174, 176-
180, 195, 227 (nr. 42), 228 (nrs. 47, 49),
244-245 (nr. 122), 246 (nr. 128), 248 (nrs.
129-132), 249 (nr. 233), 250 (nrs. 139,
142), 251 (nr. 145), 251 (nrs. 145, 147),
252 (nrs. 149-150), 253 (nrs. 154-157,
159), 255 (nrs. 166-168, 171-172), 256 (nr.
173), 257 (nr. 178), 260 (nr. 195), 262 (nr.
207), 263 (nr. 211), 265 (nr. 223), 270 (nr.
246), 273 (nrs. 249, 251-252), 278 (nr.
274), 111, 175, 247
Willem III 6, 96, 100, 101, 104, 106, 170-
171, 177, 179, 196, 257 (nr. 180), 258 (nr.
186), 259 (nr. 187), 260 (nr. 194), 273 (nr.
250), 274 (nr. 254), 277
Willem van Oranje-Nassau (‘Wiwill’) 104,
171
Willem de Zwijger 102, 113, 270 (nr. 245,
247), 252 (nr. 151), 254 (nr. 163)
Wilterdink, D.J. 54
Wilmans 185
Wiselius, S. 98, 266 (nr. 224)
Wit, H. de 186
Wttewaal van Stoetwegen, H. 211
Xavier 231 (nr. 58), 232 (nr. 65)
Zoutman, J. 171
Zuylen, Van 145
Zweers 262 (nr. 204)