Biografie A.J. van Tetroode

303
‘MARTELAAR, SOMS HEMELSCH GELUKKIG’ Toon van Tetroode, een paradijsvogel uit het negentiende-eeuwse boekenvak Ignaz Matthey

Transcript of Biografie A.J. van Tetroode

‘MARTELAAR,

SOMS HEMELSCH GELUKKIG’

Toon van Tetroode, een paradijsvogel

uit het negentiende-eeuwse boekenvak

Ignaz Matthey

Titelpagina: Toon van Tetroode. Foto uit 1865. Fonds-

lijst A.J. van Tetroode nr. 256.

8 2014 Ignaz Matthey, Amsterdam

INHOUD

− „Een meer dan alledaagsch man‟ 4

1 Uitgever/boekhandelaar 9

2 In muzische sferen 81

3 Republikeinenvreter en Willem II-vereerder 120

4 Een filantroop met losse handjes 182

5 Familie en gezin 197

6 Laatste jaren 209

Fondslijst firma A.J. van Tetroode 218

Afkortingen 280

Bronnen en literatuur 283

Register van persoonsnamen 296

4

Inleiding

‘EEN MEER DAN ALLEDAAGSCH MAN’

De eerste halve eeuw van het Koninkrijk der Nederlan-

den heeft niet onrechte een stoffig image. Vanwege hun

conservatisme en zelfgenoegzaamheid kregen Nederlan-

ders toen de naam de Chinezen van Europa te zijn.1

Hoewel koning-koopman Willem I (1813-1840) van alles

ondernam om de kwijnende economie te stimuleren

kwam de industrialisatie hier relatief laat – pas in het

laatste kwart van de negentiende eeuw – goed op gang.

In de satire Jan, Jannetje en hun jongste kind (1814)

neemt de literator-koopman E.J. Potgieter zijn futloze

landgenoten onder vuur: Jan Salie, het zorgenkind van

Jan en Jannetje, staat model voor de alom heersende

lamlendigheid. Ook Hildebrand alias Nicolaas Beets por-

tretteert in de Camera obscura (1839) een land waar het

er gezapig aan toe gaat. Het boek roept de sfeer op van

een rustig voortkabbelend burgermansbestaan dat af en

toe werd opgefleurd door logeerpartijen en ander knus

vertier, zoals een avondje koek vergulden in gezinsver-

band. De trage trekschuit was het voornaamste open-

baar vervoermiddel en zou dat nog lang blijven. In het

verschijningsjaar van de Camera obscura werd welis-

waar met de aanleg van de lijn Amsterdam-Haarlem de

1 Van Winter, p. 7-9.

5

stoomtrein in Nederland geïntroduceerd, maar pas na

1860 ging de uitbreiding van het spoorwegennet een ho-

ge vlucht nemen.

„De middelmatigheid beslaat bij ons eene breede ruim-

te‟, aldus Thorbecke in 1837.2 Over het toenmalige cultu-

rele leven lag een grauwsluier. Enkele uitzonderingen

daargelaten heeft deze periode geen literatuur opgele-

verd die de hedendaagse lezer nog kan bekoren. Op de

schrale bodem van Hollandse nuchterheid wilde de ro-

mantiek niet gedijen. De bombast van Willem Bilderdijk

en Hendrik Tollens, de twee bekendste dichters uit dit

tijdvak, is nu ongenietbaar, om nog maar te zwijgen van

het brave gerijmel van al die in de letterkunde liefhebbe-

rende dominees. Tot aan de opkomst van de Haagse

school (omstreeks 1860) muntte de schilderkunst niet uit

in bevlogenheid en de scheppende toonkunst floreerde

evenmin.

Hoe in zichzelf gekeerd ook, Nederland kon zich niet

onttrekken aan de schokgolven die de revoluties van

1830 en 1848 in Europa teweegbrachten. De Parijse Juli-

revolutie van 1830 sloeg een maand later over naar de

Zuidelijke Nederlanden, wat uitmondde in de proclama-

tie van de Belgische onafhankelijkheid. Vanaf omstreeks

1840 wierpen links-radicale journalisten zich op als

pleitbezorgers van de republikeinse staatsvorm. De op-

standen die in februari en maart 1848 in allerlei Europe-

se hoofdsteden uitbraken hadden hier te lande ingrij-

pende gevolgen. Koning Willem II (1840-1849) koos snel

eieren voor zijn geld. Onder druk gezet door de revoluties

in het buitenland en bovendien gechanteerd met zijn

homoseksuele gedragingen bleek hij bereid om tegemoet

2 Van Winter, p. 20.

6

te komen aan de eisen tot staatkundige hervorming van

Thorbecke cum suis.. Met de bij de grondwetsherziening

van november 1848 ingevoerde ministeriële verantwoor-

delijkheid werd het fundament gelegd voor de moderne

constitutionele monarchie, al zou het nog enkele decen-

nia duren alvorens Willem III (1849-1890) zijn verzet te-

gen de beknotting van de koninklijke macht opgaf.

Toontje Tet

In het bedaarde Nederland van zijn tijd was de van oor-

sprong Amsterdamse, later Haagse uitgever/boekhande-

laar, vertaler, dichter en journalist Anthonius Joannes

van Tetroode (1796-1875) een kleurige figuur. Alleen al

vanwege zijn manier van lopen viel hij op. Volgens de

memoires van de journalist Eillert Meeter ging Van Tet-

roode dansend en springend over straat.3 Ook de Haagse

letterkundige Johan Gram heeft ‟t over dat eigenaardige

loopje:

Tetrode zeilde eer over de straat dan hij liep. Het

was alsof de korte gebogen gestalte steeds tegen

den bulderenden wind optornde. Alles fladderde en

wimpelde aan zijn lijf.4

De kleine, o-benige Van Tetroode, alias Toon(tje) Tet,

stond wijd en zijd bekend als een enfant terrible. Onder

collega-boekhandelaren in het hele land had zijn naam

een vertrouwde klank, onder meer vanwege zijn vreem-

de, in een barokke taal gestelde advertenties in het

Nieuwsblad voor den boekhandel. Van Tetroode genoot

3 Meeter, p. 224. 4 Frank van Dongen (pseudoniem van Johan Gram), p. 146.

7

ook een geduchte reputatie als alcoholist, hoerenloper en

ruziezoeker. Hij viel zijn vele tegenstanders zowel in

woord en geschrift als fysiek aan, wat hem kwam te

staan op minstens twintig veroordelingen. Niettemin

beschouwde deze notoire querulant zichzelf als een be-

strijder van onrecht, martelaar en filantroop. Als zoda-

nig presenteerde hij zich ook aan de buitenwereld en dat

zonder een zweem van ironie. Zelfspot was hem vreemd,

zelfbeklag zijn tweede natuur. Hij noemde zich „zonder

exageratie zóó ongelukkig als hij onder de duizenden die

hij gekend heeft en kent, in de 10.000den en 10.000den

boeken gelezene en nog lezende, ooit nog ontmoet heeft‟.

Vergeleken met wat hem was aangedaan viel het leed

van Job, Tantalus en Sisyphus in het niet.5

Van Tetroode verkeerde in kringen van bohémiens

maar zocht ook omgang met de Haagse haute volée. Zo

papte hij aan met Thorbecke, die hij jarenlang heeft be-

stookt met brieven in de hem eigen pompeuze stijl. Ma-

teloos in alles wat hij deed, was dit heethoofd het ook in

zijn verering voor koning Willem II. Die adoratie nam

potsierlijke vormen aan. Van Tetroode raapte sigaren-

peukjes van de kettingrokende koning op en bewaarde

ze onder een glazen stolp als „een heilig souvenir aan

den Ridderlijken Vorst‟.6

Van Tetroode richtte een eigen krant op, publiceerde

allerlei schotschriften tegen republikeinse journalisten

en beoefende ook de dichtkunst. Enig literair talent kan

hem niet worden ontzegd: zelfs zijn aartsvijand Meeter

moest toegeven dat hij soms best aardige verzen

5 NA/Archief Thorbecke inv. nr. 81, Van Tetroode aan J.R. Thorbe-

cke, 14-1-1866. 6 Van Dongen, p. 146.

8

schreef. 7 Als uitgever/boekhandelaar ontplooide Van

Tetroode enkele opmerkelijke initiatieven, maar onge-

durig als altijd gaf hij ze na korte tijd weer op. Alle mis-

lukkingen ten spijt hield hij tot het bittere einde de

moed erin, zich troostend met de gedachte „Op tien din-

gen lukt mij één‟.8 Zijn necrologie in het Dagblad van

Zuidholland en ’s-Gravenhage karakteriseert hem als

„een rampspoedig, doch tevens meer dan alledaagsch

man‟.9 Dat is zacht uitgedrukt. Anthonius Joannes van

Tetroode behoort zonder twijfel tot de vreemdste snui-

ters uit de Nederlandse boekgeschiedenis.

7 Meeter, p. 225. 8 UBA/HSS-mag. KVB BVa 111/95, Van Tetroode aan N.N., 19-1-

1871. 9 Dagblad van Zuidholland en ’s-Gravenhage, 8-6-1875. Latere le-

vensschetsen: Van Dongen, p. 146-147; Sautijn Kluit, ‘De Ooije-

moer’, p. 66-67; De Haes, (letterlijk overgenomen uit Van Dongen),

p. 129-132; Boele van Hensbroek, p. 286-290; Schwencke, p. 200-

202; Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek, dl. 5, kol. 901.

9

Hoofdstuk 1

UITGEVER/BOEKHANDELAAR

Jeugd

De eerste helft van zijn leven was Van Tetroode Am-

sterdammer. Zijn wieg stond in de Kalverstraat op een

paar passen afstand van de katholieke kerk De Pape-

gaai, waar hij op zijn geboortedag, 19 maart 1796, het

doopsel ontving. 1 Toontjes vader, Fredericus Joannes

van Tetroode, werd geboren in Haarlem en verkreeg in

1776 het poorterschap van Amsterdam.2 Datzelfde jaar

nam hij de boekwinkel van Hendrik Beekman & Zn.

over, die was gevestigd In de Berg Calvarie op het hui-

dige nummer 64 van de Kalverstraat.3 Fredericus legde

zich toe op het drukken, uitgeven en verkopen van stich-

telijke lectuur, theologische verhandelingen en liturgi-

sche werken. De zaken gingen lange tijd goed, mede

doordat de firma >weleer bijna de eenige was, die zich

1 SAA/DTB inv. nr. 355, doopboek De Papegaai, p. 97. In navolging

van Sautijn Kluit geeft het Nieuw Nederlandsch Biografisch Woor-

denboek een verkeerd geboortejaar (1795 in plaats van 1796). 2 SAA/Fotokopie poorterboek, dl. 26, p. 354 (2 mei 1776). 3 Dongelmans, Boekverkopers, p. 78-79. In de jaren 1770-1776 pu-

bliceerde Beekman op dit adres in de Kalverstraat „naast de roomse

kerk de Papegaay‟ de Naam-lijst der roomsch katholyke pastooren

(...), die Van Tetroode uit zijn fonds overnam. Voor Beekman zie Go-

inga, p. 326. Over het bij boekhandelaren geliefde uithangbord In

de Berg Calvarie zie Van Lennep en Ter Gouw, dl. 2, p. 80.

10

hier met het uitgeven van godsdienstige boeken voor de

Roomsch Katholieken onledig hield‟. Aldus de directeur-

generaal voor de Zaken van de R.K. Eeredienst De Pe-

lichij in 1837, toen de firma wed. F.J. van Tetroode op

een roemloos einde afstevende.4

Op 5 februari 1788 huwde Fredericus te Den Haag

met Aletta Maria Durlet, dochter van de in Mons (He-

negouwen) geboren koopman Pierre Antoine Durlet

(d=Urlet) en Geertruid van Blokland.5 Het Van Tetroode-

personeel bood het paar een doorwrocht bruiloftsgedicht

aan, ondertekend door „Uw Wel-Ed. Knechten‟. Druk-

kers en zetters hadden hun beste beentje voorgezet: het

gedicht, op groot folioformaat, is typografisch fraai

vormgegeven, met de namen van de bruid en bruidegom

in rode letters.6

Fredericus en Aletta kregen in de jaren 1790-1800 zes

kinderen, die allen de volwassenheid bereikten − voor

die tijd iets heel bijzonders.7 Toontje, de derde van het

zestal, was de enige zoon. Hij bezocht het jezuïetencolle-

ge aan de Herengracht, waar hij naar eigen zeggen aan

het einde van het schooljaar steeds alle eerste prijzen

behaalde. Als scholier zong Toontje in het koor van De

Papegaai. Voor de pastoor van de parochie, Leonardus

Kuitenbrouwer, die hem gedoopt had, koesterde hij een

4 NA/Staatssecretarie inv. nr. 4269, bijlage bij K.B. van 15-7-

1837/92 (advies De Pelichij). 5 GAG/Klapper DTB. 6 Een exemplaar van het gedicht in BGAG. 7 Geertruida Maria Jacoba (5-3-1790), Maria Hen(d)rica (21-6-

1794), Anthonius Joannes (19-3-1796), Petronella Johanna (7-4-

1797), Constantia Josepha (24-7-1798) en Johanna Aletta (6-6-

1800) (SAA/klapper doopboeken). Petronella overleed als eerste

(SAA/BS, overlijdensakte van 11-2-1820).

11

bijzondere genegenheid: diens portret prijkte in zijn jon-

gelingsjaren „immer aan zijne sponde‟.8

Van Tetroode mocht zijn bij de jezuïeten opgedane

kennis van het Latijn later graag demonstreren door te

pas en te onpas in die taal te citeren. Zijn vertrouwdheid

met het Latijn kwam hem trouwens als boekhandelaar

en uitgever goed van pas. Het assortiment van de betere

boekhandel uit die dagen omvatte de nodige titels in het

Latijn, toentertijd nog de lingua franca van de weten-

schap.9 Bovendien telde het Van Tetroode-fonds vele La-

tijnstalige catholica.

Na het overlijden van vader Fredericus, in mei 1801,

zette zijn weduwe de firma voort.10 Blijkens de boek-

handelsenquête van 1811 waren toen bij de drukkerij

drie personen in dienst.11 Toontje werd al vroeg ver-

trouwd gemaakt met alle facetten van het boekenvak.

Hij stond aan de zetbok, leerde de drukpers bedienen,

hielp in de winkel en maakte zijn debuut als inkoper

van boeken:

Toen ik 10 was, stuurde mijn immer aangebedene

Moeder mij met een der meesterknechten naar de

Brakke Grond [= veilinglokaal], waar de jonge heer

dan bood en kocht.12

8 Algemeen Handelsblad, 19-3-1868. 9 Over kennis van het Latijn bij het personeel van de deftige Am-

sterdamse boekhandel Den Hengst omstreeks 1840 zie Buijnsters,

p. 81. 10 Fredericus overleed op 2-5-1801 (UBL/LTK 1795/22, VanTet-

troode aan A.C. Kruseman, 21-7-1867; SAA/DTB inv. nr.1051, be-

graafboek Oude Kerk, 6-5-1801). 11 Dongelmans, Boekverkopers, p. 78-79. 12 UBA/Archief KVB, 1870 dossier nr. 3, Van Tetroode aan J.K. en

G. van Heteren, 3-10-1870.

12

In 1821 was hij de grootste koper op de door de Bossche

boekhandelaar H. Palier gehouden auctie C.G. Hultman,

een van de bekendste Nederlandse bibliofielen uit de

negentiende eeuw.13 Hij trad toen op namens de firma

weduwe F.J. van Tetroode. In april-mei 1822 veilde

Toon, nog steeds namens zijn moeder, de boeken en

kunstwerken van de bekende verzamelaar Johan Bren-

tano. In een advertentie uit september 1822 kondigt de

dan zesentwintigjarige Toon aan dat hij „met volmaakt

goedvinden van zijn waardige moeder‟ voor eigen risico

boeken gaat kopen en verkopen.14 Begin december van

dat jaar vond de eerste veiling onder auspiciën van de

firma A.J. van Tetroode plaats.15 Onder de hamer kwa-

men toen de bibliotheken van twee pastoors. Al ten tijde

van vader Fredericus was Van Tetroode hét adres waar

het nagelaten boekenbezit van katholieke geestelijken

werd geveild.

Toon vestigde zijn zaak in een pand pal naast dat van

zijn moeder (tegenwoordig respectievelijk Kalverstraat

nrs. 66 en 64). De weduwe bleef catholica uitgeven en

verkopen. Het houden van veilingen − in principe eens

per maand − liet zij aan haar zoon over. Toon ging zich

toeleggen op Franstalige boeken. Op briefpapier uit

1826 noemt hij zich „Fransche boekhandel‟.16

13 Nieuwsblad voor den boekhandel (1866), p. 58. 14 Oprechte Haarlemsche Courant, 5-9-1822. 15 Catalogus van de auctie Henricus Wythoop e.a., 4-9 december

1822. 16 UBA/HSS-mag. KVB BVa 120-10, Van Tetroode aan W.P. van

Stockum, 5-9-1826.

13

Etiket van de firma F.J. van Tetroode en/of firma we-

duwe F.J. van Tetroode.

Etiket van de firma A.J. van Tetroode.

14

Uitgeverij

In 1823 verschenen de eerste titels onder de imprint

A.J. van Tetroode: twee uit het Italiaans in het Latijn

vertaalde handleidingen voor biechtvaders van de fran-

ciscaan Leonardo da Porto Maurizio (1676-1751). 17

Toons hart ging echter niet uit naar religieuze boeken.

Van de honderden door zijn ouders uitgegeven titels

heeft hij er slechts enkele herdrukt. Het accent van zijn

fonds kwam te liggen op gedichten, theaterwerken, pam-

fletten en portretten.

Samenstelling fonds firma A.J. van Tetroode

aantal %

poëzie 87 31.3

theaterwerken 61 21.9

non-fictie (o.a. pamfletten) 51 18.3

verhalend proza 3 1.1

bladmuziek 20 7.2

portretten 48 17.3

overige prenten 8 2.9

Totaal 278 100

Een kwart van de 278 items uit het Van Tetroode-fonds

heeft betrekking op de Oranjes en aangetrouwde fami-

lieleden van hen. De Oranje-items overheersen de ru-

briek poëzie (48 van de 87 items) en zijn stevig verte-

genwoordigd bij de prenten en foto‟s (11 van de 48

items). Van Tetroode zelf is de meest voorkomende au-

teur op de fondslijst. De rubriek poëzie wordt volledig

door hem gedomineerd. Van 53, hoofdzakelijk aan de

17 Fondslijst A.J. van Tetroode nrs. 1-2.

15

Oranjes gewijde dichtwerken uit zijn fonds is hij zeker

of vermoedelijk de auteur. Na aanvoerder Van Tetroode

volgt Frederik Hendrik Greb, een dichter die evenals

Van Tetroode in zijn gedichten vaak het Oranjehuis be-

zong. Van hem staan er acht titels op de fondslijst.

Het hoogtepunt in Van Tetroodes carrière als uitgever

waren de jaren 1824-1828, toen hij met collega‟s uit Pa-

rijs, Brussel en Mons Franstalige coproducties uit-

bracht. Uit deze periode dateren zijn belangrijkste uit-

gaven, waaronder een curieuze Biographie des con-

damnés pour délits politiques depuis la restauration des

Bourbons en France jusqu’en 1827 (co-editie met de

Brusselse uitgever Auguste Imbert, tevens de auteur

van het werk), een Biographie nationale ou dictionnaire

historique de tous les hommes morts dans le Royaume

des Pays Bas qui se sont rendus célèbres par leurs ta-

lents, leurs vertus ou leur actions (co-editie met een uit-

gever uit Mons) en Barante=s 21-delige Histoire des ducs

de Bourgogne de la maison de Valois.

De editie van de Histoire des ducs de Bourgogne

kwam tot stand in samenwerking met Camille Ladvocat,

een van de bekendste Franse uitgevers uit die tijd. In

1826 sloot Van Tetroode met Ladvocat een contract voor

de uitgave van de Oeuvres complètes van Chateaubri-

and. Deze voor de Nederlandse markt bestemde Frans-

talige editie zou tegelijk met de Parijse verschijnen in

„eene keurige uitgave in 18vo, tot een zeer modieken

prijs‟.18 Datzelfde jaar gaf Van Tetroode een Nederland-

se vertaling van Chateaubriands vertelling Les aventu-

res du dernier Abencerage uit. Nadat in september 1826

de tweede aflevering van de Oeuvres complètes het licht

18 Oprechte Haarlemsche Courant, 16-5-1826.

16

had gezien, met daarin het befaamde Génie du christia-

nisme, liet Van Tetroode in een advertentie weten dat

ook daarvan vertalingen op stapel stonden maar die zijn

niet verschenen.19

Tot omstreeks 1850 gold het in Europa en de Verenigde

Staten als een geoorloofde praktijk om in het buitenland

verschenen werken zonder toestemming van de auteur

of oorspronkelijke uitgever te herdrukken. De bescher-

ming van het kopijrecht strekte zich niet verder uit dan

het land waarin een werk voor het eerst was gepubli-

ceerd. Vanaf de jaren vijftig van de negentiende eeuw

werd de vrijheid tot nadrukken ingeperkt via bilaterale

verdragen. Zo kwamen België en Frankrijk in 1852

overeen elkanders kopijrecht te respecteren. 20 Neder-

land sloot dergelijke verdragen met Frankrijk (1855),

België (1859) en Spanje (1863).

In de tijd dat buitenlandse uitgaven nog straffeloos

konden worden nagedrukt hebben Nederlandse uitge-

vers daarbij soms samengewerkt om op de productiekos-

ten te besparen. Een interessant voorbeeld uit het Van

Tetroode-fonds zijn de door Amédée Pichot en Eusèbe de

Salle in het Frans vertaalde werken van Byron, waar-

van Ladvocat de eerste druk publiceerde (Parijs, 1819-

1821, tien delen in 12o). In de jaren 1827-1829 verscheen

van deze Oeuvres de Lord Byron een zesde herziene

druk in vierentwintig delen op lilliputtersformaat (32o),

die op de markt werd gebracht door een collectief be-

staande uit zeven uitgevers: vijf uit Brussel (Berthot,

19 Oprechte Haarlemsche Courant, 2-9-1826. 20 Godfroid, p. 9, 11.

17

Voglet, Galaud et Co., Remy, De Mat fils), één uit Mons

(Leroux) en één uit Amsterdam (Van Tetroode).21

In de periode 1832-1850 heeft Van Tetroode een vijf-

entwintigtal nadrukken van Franstalige tekstboekjes

voor theaterbezoekers uitgegeven. Het betreft opera‟s en

vaudevilles (met liedjes gelardeerde blijspelen) die zijn

opgevoerd in de Franse schouwburgen van Amsterdam

en Den Haag. Doorgaans publiceerde Van Tetroode zijn

tekstboekjes vlak voor de plaatselijke première van de

desbetreffende opvoeringen. Zo kwam bijvoorbeeld het

door hem uitgegeven libretto van Halévy‟s La reine de

Chypre op 4 december 1843 van de pers, twee dagen

voordat deze opera zijn Haagse première beleefde. Vanaf

1835 verschenen deze tekstboekjes met de aanduiding

„Répertoire d=Amsterdam et autres villes de la Hollande‟,

een reeks waarop kon worden ingetekend maar waarvan

de delen ook afzonderlijk verkrijgbaar waren. Van Tet-

roode volgde daarmee het voorbeeld van Parijse en

Brusselse uitgevers, die met dergelijke reeksen het

schouwburgpubliek bedienden.

Van Tetroode ging er prat op dat zijn tekstuitgaven

die van de concurrentie overtroffen in nauwkeurigheid

en rijkdom aan toegevoegde informatie:

Si elles n‟égalent pas sous le rapport de beauté ty-

pographique ce qui est publié ailleurs, elles surpas-

sent toutes les autres éditions en corrections; elles

contiennent toutes les variantes, autant celles éma-

nées des auteurs, que celles de la mise en scène

dans les différentes villes où ces pièces sont été

jouées, comme encore aussi la nomenclature des ac-

21 Godfroid, p. 510; Fondslijst A.J. van Tetroode nr. 118.

18

teurs de Paris etc., qui ont crée les rôles, et celle

des artistes de la Hollande, etc.22

Uitgevers van theaterwerken bezweken nogal eens voor

de verleiding om onder elkaars duiven te schieten. In

januari 1837 publiceerde Van Tetroode een tekstboekje

van Marie Ancelots komedie Marie, ou trois époques de

la vie d’une femme. Vier maanden later maakte de Am-

sterdamse firma Elix & Co. haar debuut als uitgever

met een andere editie van dit stuk. Via hatelijke adver-

tenties in het Algemeen Handelsblad kraakte Van Te-

troode deze tekstuitgave van zijn nieuwe collega af van-

wege de vele drukfouten die hij erin had aangetroffen.23

Van Tetroodes grootste concurrent op theatergebied

was de Haagse firma H.S.J. de Groot. Zestien tekstboek-

jes uit het Van Tetroode-fonds bleken ook te zijn uitge-

geven door De Groot. Zeven van die doublerende titels

werden door Van Tetroode en De Groot kort na elkaar,

in hetzelfde jaar, op de markt gebracht.24 In al deze ge-

vallen ging het om nadrukken van oorspronkelijk Parij-

se edities, waarvan toentertijd nog niet werd betwist dat

ze binnen Nederland tot het publieke domein behoorden.

Kopijrechtelijke onenigheid ontstond wel over een door

de Maastrichtse literator August Clavareau vervaardig-

de Franstalige bewerking van een oorspronkelijk Duits

libretto voor de opera Wilhelm von Oranien (muziek

Kart Eckert, tekst Friedrich Förster). Deze opera was in

november 1846 te Berlijn in première was gegaan en be-

leefde op 26 oktober 1848 onder de titel Guillaume

d’Orange ou l’union d’Utrecht zijn eerste Nederlandse

22 Journal de la Haye, 23-10-1835. 23 Algemeen Handelsblad, 1-5 en 2-5-1837. 24 Fondslijst A.J. van Tetroode nrs. 56, 60, 69, 81, 87, 89, 91.

19

opvoering in de Koninklijke Franse Schouwburg te Den

Haag. Clavareau verkocht het kopijrecht van zijn be-

rijmde bewerking aan De Groot. Kort nadat De Groot dit

Franse libretto had uitgegeven bracht Van Tetroode

hiervan een door hem zelf vervaardigde Nederlandse

prozavertaling op de markt, zulks „met de voorkennis en

de volmaakte goedkeuring des Heeren Clavareau‟.25 Van

Tetroodes voorwoord bevat een lofzang op de Koninklij-

ke Schouwburg en zijn beschermheer Willem II, die deze

opera naar Nederland had gehaald. Over de muziek van

Eckert was hij zeer te spreken, maar het oorspronkelijke

libretto beviel hem maar matig: Förster kwam lof toe

voor zijn historische nasporingen „hoe onvolmaakt zijn

drama, historiesch en tooneelmatig getoetst, ook moge

wezen‟.26

De Groot vond dat Van Tetroode door het uitbrengen

van deze prozabewerking zijn kopijrecht had geschon-

den. Hij klaagde zijn nood bij Clavareau, maar deze koos

Van Tetroodes zijde. Volgens Clavareau was in dit soort

gevallen geen toestemming van de auteur/vertaler ver-

eist. Hij zelf had enkele jaren geleden een vertaling la-

ten verschijnen waarvan de rechtmatigheid was betwist,

maar uiteindelijk waren de advocaten van beide partijen

het erover eens geworden „que l=on ne peut être proprié-

taire d=un ouvrage que dans la langue où il est publié, où

dans les langues où l=auteur la publieroit en même

temps [onderstreping Clavareau, I.M.]‟.

De Groot legde de zaak voor aan het bestuur van de

Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boek-

handels. Hij kreeg daar het advies zich tot de officier

25 Fondslijst A.J. van Tetroode nr. 90, Voorwoord p. II. 26 Fondslijst A.J. van Tetroode nr. 90, Voorwoord p. III.

20

van justitie in Den Haag te wenden. Deze was van oor-

deel dat een rechtszaak waarschijnlijk in De Groots

voordeel zou uitpakken, maar de daartoe aan te span-

nen civiele procedure zou omslachtig en kostbaar zijn.

Toen De Groot van een andere jurist hetzelfde kreeg te

horen, zag hij van een rechtszaak af.27 Het sop was de

kool niet waard: het publiek zou de berijmde Franse ver-

taling van Clavareau prefereren boven Van Tetroodes

Nederlandse prozavertaling en bovendien had De Groot

geen zin zich bloot te stellen aan „allerlei aanvallen van

den onhandelbaren confrère‟.28 Volgens een advertentie

uit februari 1850 verkocht Van Tetroode zijn bewerking

goed: naar zijn zeggen waren toen „nog weinige exem-

plaren voorhanden‟.29 De verdenking dat hij blufte is

echter moeilijk te onderdrukken.

Omstreeks 1825 publiceerde Van Tetroode een bundel

liederen met pianobegeleiding, die bestemd was voor de

27 Een Souverein Besluit van 24-1-1814, dat alleen voor de Noord-

Nederlandse provincies gold, verbood het nadrukken van een verta-

ling en bepaalde tevens dat er binnen drie jaar na het verschijnen

daarvan geen andere vertaling op de markt mocht worden gebracht.

Een dergelijk besluit van 23-9-1814 voor de Zuid-Nederlandse pro-

vincies beschermde alleen de vertaling zelf maar ontzegde niet aan

derden tijdelijk het recht om een andere vertaling uit te geven. De

wet inzake het drukken en uitgeven van letter- en kunstwerken uit

1817 sprak zich niet uit over een tijdelijke uitsluiting. In een vonnis

van 27-12-1843 ontkende de rechtbank Amsterdam dat de kopij-

rechthebbende van een vertaling nog aanspraak kon maken op het

driejarig uitsluitend vertalingsrecht zoals dat was vastgelegd in het

Souverein Besluit van 24-1-1814 (Schriks, p. 435, 437). Het is zeer

de vraag of Van Tetroode zich op dit vonnis had kunnen beroepen

omdat het in dit bijzondere geval om een vertaling van een verta-

ling/bewerking ging. 28 UBA/Archief KVB, 1849 dossier 8, De Groot contra Van Tetroode

inzake vertaling Clavareau‟s Guillaume d’Orange. 29 Nieuwsblad voor den boekhandel, 7-2-1850.

21

Amsterdamse Maatschappij van Toonkunde onder de

zinspreuk Het Volmaakt Akkoord.30 Daarnaast zijn nog

negentien andere bladmuziekuitgaven van hem bekend,

waaronder pianosonatines van Carl Czerny en verder

werkjes van in vergetelheid geraakte componisten als

Ch. L. Vogel, G.P. Koning, W. Hösel, G. Wagener en J.

Voigt. Van Tetroode is ook van plan geweest een fanta-

sie (voor piano?) van de te Rotterdam werkzame, van

oorsprong Limburgse componist Matthias Beltjens te

publiceren, maar toen hij daarmee talmde verzocht Belt-

jens hem het manuscript te retourneren, mede omdat hij

er nog enige wijzigingen in wilde aanbrengen.31

Een belangrijk onderdeel van het Van Tetroode-fonds

waren de prenten, in het bijzonder portretten van to-

neelspelers, musici, leden van vorstenhuizen en andere

bekende persoonlijkheden. De grootste klapper als uit-

gever maakte Van Tetroode waarschijnlijk met zijn Van

Speyk-portretten.

Op 5 februari 1831 liet luitenant-ter-zee Van Speyk in

de haven van Antwerpen zijn kanonneerboot explode-

ren, nadat een woedende menigte aan boord was ge-

sprongen en de vlag dreigde te strijken. Met die daad

van zelfopoffering verwierf de jonge officier in één klap

de status van nationale beroemdheid. Van Tetroode, die

er prat op ging dat hij in zijn jeugd met de weesjongen

Van Speyk bevriend was geweest,32 speelde direct op de

30 Klinkeberg, p. 64, 69. 31 Gemeentearchief Rotterdam, Collectie handschriften inv. nr. 313,

M. Beltjens aan Van Tetroode, 5-3-1842. 32 UBA/HSS-mag. KVB BVa 119-84, Van Tetroode aan N.N., 21-7-

1867; aldaar, 119-90, Van Tetroode aan N.N., 5-2-1870. Van Tet-

roode was bijna zes jaar ouder dan Van Speyk.

22

hype in door de kunstenaar J.B. Clermans een lithogra-

fisch portret van de held te laten maken. Een probleem

daarbij was dat er geen betrouwbare afbeelding van Van

Speyk bestond. De schilder Louis Moritz was in 1830

aan een portret begonnen, maar had dit na Van Speyks

dood uit het hoofd moeten voltooien.33 Van Tetroode ver-

zamelde documentatie over Van Speyks gelaat en ge-

stalte, onder andere door navraag te doen bij diens

bloedverwanten. Dezen gaven ook hun fiat aan het door

Clermans vervaardigde portret, waaraan ze het predi-

kaat „zoo voldoend mogelijk‟ verleenden. Van Tetroode

liet hun verklaring in een notariële akte vastleggen.34

Op 16 februari 1831, elf dagen na Van Speyks roem-

ruchte dood, bood Van Tetroode koning Willem I het

eerste exemplaar aan van het bij Desguerrois & Co. ge-

drukte portret met daaronder een afbeelding van de

ontploffende kanonneerboot.35 Twee dagen later plaatste

hij een lange advertentie in het Dagblad van ’s-

Gravenhage met de aankondiging dat het aan de koning

aangeboden portret binnenkort verkrijgbaar zou zijn in

drie uitvoeringen: op Chinees papier in groot en klein

formaat (resp. / 2.- en / 1,80) en op velijn (/ 1.-). Van de

opbrengst zou „een aanzienlijk gedeelte‟ worden bestemd

„tot een Vaderlandsch doeleinde‟.

In de advertentie benadrukt Van Tetroode dat het

veel moeite had gekost om Van Speyks gelaatstrekken

natuurgetrouw af te beelden, maar „door bijzondere do-

33 S. de Vries, p. 6, 66-68. 34 Advertentie voor het portret achterin het door Van Tetroode uit-

gegeven pamflet Een woordje over het stokpaardje van eenige zooge-

naamde welgezinden (Fondslijst A.J. van Tetroode nr. 21); Van Rijn

en Van Ommeren, dl. 9, ‟s-Gravenhage, 1908, p. 110. 35 NA/Staatssecretarie inv. nr. 5398, agenda rekesten 25-2-1831.

23

cumenten en nadere toelichtingen‟ was hij als enige „in

het bezit geraakt van de getrouwe afbeelding der trek-

ken van den vereeuwigden jongeling‟. Van Tetroode liet

liet zijn collega-uitgevers weten dat hij het kopijrecht

had veiliggesteld via het wettelijk depot. Hij rekende er

daarom op dat dit recht zou worden gerespecteerd. 36

Daags tevoren had zijn collega en stadgenoot H.

Moolenijzer in de Amsterdamsche Courant aangekon-

digd binnenkort met een Van Speyk-portret te zullen

komen. Nog voor dit portret was verschenen maakte

Van Tetroode via een advertentie in het Dagblad van ’s-

Gravenhage in bedekte termen zijn twijfel aan de na-

tuurgetrouwheid ervan kenbaar. Moolenijzer reageerde

daarop met advertenties in het Algemeen Nieuws- en

Advertentieblad en het Dagblad van ’s-Gravenhage. 37

Hij betwistte Van Tetroodes claim het enige ware „af-

beeldsel‟ van Van Speyk te bezitten. Van Speyks vrien-

din („beminde‟) Petronella Wiggers,38 haar moeder en Pe-

36 Over het deponeren van portretten als vereiste voor het verkrij-

gen van kopijrechtelijke bescherming zie Schriks, p. 423 en Roosen-

boom, p. 196. Roosenboom noemt in noot 30 twee door Van Tet-

roode uitgegeven litho=s van Clermans uit 1831. Deponering ge-

schiedde door het inleveren van drie exemplaren bij de gemeente,

waarna deze de gegevens doorgaf aan Binnenlandse Zaken. In het

Amsterdamse deponeringsregister over 1833-1876 zijn geen in-

schrijvingen betreffende Van Tetroode aangetroffen(SAA/ Secreta-

rie Algemene Zaken inv. nr. 7086). Toch heeft het door hem in 1836

uitgegeven portret van Majofski het opschrift „gedeponeerd‟ (Fonds-

lijst A.J. van Tetroode nr. 235). Het Haagse deponeringsregister

over 1843-1877 bevat alleen aangiftes door Van Tetroode van een

pamflet en een gedicht (Fondslijst A.J. van Tetroode nrs. 36, 161).

Voor een andere gedeponeerde foto zie Fondslijst A.J. van Tetroode

nr. 257. 37 Dagblad van ’s-Gravenhage, 18-2-1831 en 21-2-1831; Algemeen

Nieuws- en Advertentieblad, 26-2-1831. 38 Volgens sommigen was zij Van Speyks verloofde (S. de Vries, p.

33).

24

Portret van J.C.J. van Speyk, met daaronder de ontploffende ka-

nonneerboot. Litho naar J.B. Clermans uit atelier van Desguerrois

& Co. Amsterdam, 1831. Fondslijst A.J. van Tetroode nr. 225.

25

tronella‟s zuster hadden namelijk schriftelijk verklaard

dat het door Moolenijzer uit te geven portret „frappant

sprekend gelijkend‟ was.

Op 9 maart kondigde Moolenijzer in het Dagblad van

’s-Gravenhage de verschijning van Van Speyks „ware

[curs. Moolenijzer] afbeeldsel‟ aan. Dezelfde dag maakte

Van Tetroode bekend dat er van zijn Van Speyk-portret

„slechte, naamlooze nabootsingen beginnen in omloop te

komen, van welke de verspreiders voor de regtbank zul-

len worden opgeroepen‟. 39 Hij dong ook af op de ge-

trouwheid van het portret dat door Moolenijzer als „waar

afbeeldsel‟ werd aangeprezen. Twijfelaars werden ge-

paaid met de garantie dat iedereen die bij hem een por-

tret had besteld tot 24 maart de tijd kreeg om de order

te annuleren. Bezitters van reeds verkochte exemplaren

mochten ze terugsturen en kregen dan hun geld terug,

mits ze een „billijke reden‟ voor dat retourneren konden

opgeven.40

Van Tetroodes stadsgenoot Anton Cramer, evenals hij

boekhandelaar, uitgever en schrijver, berichtte in zijn

satirische tijdschrift De Arke Noachs over deze portret-

tenoorlog:

Men mogt het niet gelooven, ook niet dat wij tot

een legio lithographische afbeeldsels het stilzwij-

39 De Atlas van Stolk bezit een „slechte kopie‟ van het portret (Van

Rijn en Van Ommeren, dl. 10, p. 108, nr. 6949). Uit onderzoek in

het archief van de rechtbank van eerste aanleg en koophandel te

Amsterdam is niet gebleken dat Van Tetroode zijn voornemen om

de aantasters van zijn kopijrecht juridisch aan te pakken ook heeft

uitgevoerd. 40 Bericht met als titel „Zegt het voort‟ achterin het pamflet Een

woordje over het stokpaardje van eenige zoogenaamde welgezinden

(Fondslijst A.J. van Tetroode nr. 21).

26

gen doen; wij zwijgen over de debatten, na den af-

loop van een famillair soupé, of verjaringspartijtje,

tusschen twee uitgevers, die de Couranten aanvul-

den met hun zeggen: „Ik heb het echte afbeeldsel‟;

de andere weder: „ik zal het echte en erkende af-

beeldsel uitgeven‟. Daar is zelfs een meisje bij te

pas gekomen, welke het, door haren naam in de

Courant te doen drukken, bekrachtigd heeft, dat de

laatste uitgever het echte afbeeldsel van Neêrlands

vereeuwigden held had [curs. Cramer]. Lieve he-

mel! welk een wedstrijd in het vak der kunst, en

wat zal er nog meer geschieden, in het vervolg van

tijd.41

Van Tetroode schonk een op satijn afgedrukt exemplaar

van zijn Van Speyk-portret aan de bekende Haagse col-

lectioneur Willem Hendrik Jacob baron van Westreenen

van Tiellandt. Van Westreenen bedankte hem hartelijk

voor deze „bibliographische zeldzaamheid‟.42 In mei 1831

liet Van Tetroode via Van Westreenen een pakketje bij

het paleis van Willem I bezorgen. Daarin bevond zich

onder meer een memorie waarin hij de koning op de

hoogte bracht van zijn Van Speyk-plannen. De op-

brengst van het portret zou voor een deel worden be-

stemd „ten behoeve van eenig vaderlandsch of mensch-

lievend doel‟. Van Tetroode had ook het voornemen „het

portret in een zeer klein formaat voor weinige centen uit

te geven ten einde ieder een en voornamelijk alle de

verdedigers van het vaderland zich hetzelve zouden

kunnen aanschaffen‟. En dan was hij ook nog van plan

het portret „in een zeer groot formaat op eene prachtige

41 De Arke Noachs 5 (1831), p. 8. 42 MMW/Familiepapieren Meerman, Van Westreenen inv. nr. 169/

11, Van Westreenen aan Van Tetroode, 6-5-1831.

27

wijze door den besten hollandschen graveur in staal of

koper te doen snijden‟.

Van Tetroodes memorie werd ter beoordeling voorge-

legd aan de aan het departement van Binnenlandse Za-

ken verbonden administrateur voor Onderwijs, Kunsten

en Wetenschappen, Van Ewijck. Die vroeg zich af wat

Van Tetroode nu eigenlijk van de koning wilde, want

een expliciet verzoek om goedkeuring of ondersteuning

had hij niet gedaan. Op Van Ewijcks advies werd de

memorie aan Van Tetroode geretourneerd met de af-

wimpelende mededeling dat het hem geheel vrij stond

zijn plannen naar eigen inzicht uit te voeren.43

Van Tetroode bracht een kleine versie uit van het

door Clermans op steen gebrachte Van Speyk-portret en

daarnaast nog twee andere Van Speyk-portretten: een

tweede litho en een gravure van D. Sluyter naar Cler-

mans. Van die gravure verscheen ook een verkleinde va-

riant.44

Op Van Tetroodes verzoek schreef Van Westreenen

een gedichtje voor het te graveren Van Speyk-portret.

Op een vermelding van zijn volledige naam stelde de ba-

ron geen prijs. Er kon worden volstaan met de initialen

V.W.V.T, maar als Van Tetroode die wilde weglaten

vond hij het ook goed.45 Uiteindelijk verscheen het por-

tret met als onderschrift een vierregelig versje van A.

van der Hoop jr.

Dat Van Tetroode hoge eisen aan de kwaliteit van

zijn prenten stelde, moge blijken uit een aantekening

43 NA/Staatssecretarie inv. nr. 5401, agenda rekesten 13-5-1831, nr.

1/45; inv. nr. 3571, K.B. van 2-6-1831/1. 44 Fondslijst A.J. van Tetroode nrs. 225-230. 45 MMW/Familiepapieren Meerman, Van Westreenen inv. nr. 169/

12, Van Westreenen aan Van Tetroode, 7-11-1831.

28

die hij in september 1831 bij een proef van het gegra-

veerde portret maakte:

Dit gegraveerd afbeeldsel, hoewel het beste wat ik

met alle inspanning heb weten te verkrijgen, vol-

doet mij nog niet genoeg om hetzelve publiek te

maken.46

Eind januari 1832 waren de problemen nog steeds niet

opgelost. Van Westreenen gaf toen Van Tetroode ernstig

in overweging of hij wel met dit project door moest gaan

omdat er intussen al zoveel andere portretten van Van

Speyk waren uitgegeven.47 Behalve die portretten kwa-

men er ook nog vele andere op Van Speyk betrekking

hebbende prenten in omloop.48 Zo adverteerde Van Tet-

roode bijvoorbeeld met een prent van N. Pieneman

waarop Van Speyks laatste ogenblikken zijn afgebeeld.

De uitgever en drukker van deze prent, Desguerrois &

Co., had hem enkele proefdrukken „zonder eenig bij-

schrift‟ ter beschikking gesteld, wat de prent tot „eene

pretieuse rariteit‟ maakte.

In zijn memorie aan de koning uit mei 1831 doet Van

Tetroode de toezegging dat hij, zodra het geld voor de

reeds verkochte 1600 exemplaren van het Van Speyk-

portret binnen is, een paar honderd gulden beschikbaar

zal stellen „ten behoeve van eenig vaderlandsch of

menschlievend doel‟. Volgens de tegen Moolenijzer ge-

richte advertentie van 9 maart waren er echter op dat

46 Van Rijn en Van Ommeren, dl. 9, p. 109. 47 MMW/Familiepapieren Meerman, Van Westreenen inv. nr. 169/

14, Van Westreenen aan Van Tetroode, 29-1-1832. 48 Muller, Portretten, p. 242; Muller, Nederlandsche geschiedenis, dl.

4, algemeen register, LXXVI; Van Someren, 592.

29

moment, twee maanden eerder, al „bijna tweeduizend‟

exemplaren van het grote portret verkocht. Hoe dan ook,

de uitgave van de Van Speyk-portretten en andere aan

de held gewijde items (gedichten, liederen, levensbe-

schrijvingen, enz.) was zeer lucratief. Het leveren van

ingelijste portretten maakte deze handel extra winstge-

vend. Van Tetroode bood het eerste door Clermans ver-

vaardigde portret aan in vier verschillende lijsten voor

prijzen die varieerden tussen zes gulden en tweeënhalve

gulden. De goedkoopste lijst was niettemin „zeer net,

zijnde het glas met zwart en goud opgehoogd‟. Van Tet-

roode verkocht eveneens allerlei portretten van „Oud-

Nederlandse‟ veldheren die zich in België hadden onder-

scheiden, onder wie Chassé, Van Geen, Dibbets, Des-

tombes, kroonprins Willem, prins Frederik en de hertog

van Saksen Weimar.

Behalve het Amsterdamsch-Avond-blad en de Van

Speyk-portretten heeft Van Tetroode allerlei andere pu-

blicaties over de Belgische opstand uitgegeven, waaron-

der pamfletten, gelegenheidsgedichten, een kaart van

Brussel, een litho voorstellende het vertrek van de

Haagse schutters en vermoedelijk ook spotprenten, die

zelden werden voorzien van een uitgeversaanduiding.49

Voor uitgevers was het een gouden tijd. Eind 1830 deed

Anton Cramer een aantal voorspellingen voor het ko-

mende jaar, waaronder de volgende:

De boekverkoopers zullen veel centen bekomen

door vlugschriftjes, maar weinig guldens voor goe-

de werken.50

49 Fondslijst A.J. van Tetroode nrs. 15-17, 20-22, 120-122, 271-272. 50 De Arke Noachs 4 (1830), p. 257.

30

Begin 1831 keek Cramer terug op de goede zaken die er

sinds het uitbreken van de Opstand waren gedaan:

Een duizendtal vlugschriftjes en gedichtjes vlogen,

van Augustus Ao Po [= Anno Pristino, vorig jaar] tot

heden, wijd en zijd rond, en dat alles omdat uitge-

vers en auteurs centen zouden inzamelen.51

Zijn laatdunkende uitlatingen over dit soort drukwerk

ten spijt verdiende Cramer zelf ook goed aan de Belgi-

sche Opstand. Hij en zijn stadgenoten S.M. Coster en

Van Tetroode waren de grootste verkopers − en vermoe-

delijk ook belangrijkste uitgevers − van spotprenten op

de vijand.52

In 1839 maakte Daguerre de uitvinding wereldkundig

van het naar hem genoemde procédé om fotografische

beelden op verzilverde koperen platen te fixeren, de da-

guerreotypie. Omdat daarmee alleen unica konden wor-

den vervaardigd was deze vinding voor uitgevers nauwe-

lijks interessant. Dat veranderde toen het mogelijk werd

om van negatieven duurzame afdrukken op papier te

maken. Tegen 1860 ontstond er een rage om foto=s van

bekende persoonlijkheden te verzamelen. Uitgevers en

boekhandelaren kwamen aan die verzameldrift tege-

moet. Zo ook Van Tetroode, die zijn portrettenassorti-

ment – tot dan toe bestaande uit litho‟s − uitbreidde met

door hem zelf uitgegeven en door anderen op de markt

gebrachte foto‟s.53 In 1868 adverteerde hij met „verschei-

51 De Arke Noachs 5 (1831), p. 3-4. 52 Muller, Nederlandsche geschiedenis, dl. 3, p. 155. 53 Fondslijst A.J. van Tetroode nrs. 223-253 (litho‟s) en nrs. 254-270

(foto‟s).

31

dene duizenden diverse van de beste Amerikaansche,

Engelsche, Fransche, Hoogduitsche en Pruissische pho-

tografen‟. Een van zijn toeleveranciers was een Duitse

groothandel die dat jaar een catalogus uitbracht met

8000 verschillende foto‟s.54 Particulieren konden bij Van

Tetroode foto‟s op zicht krijgen „in albums van circa 50

stuks‟. 55 Collega‟s moesten voor zichtzendingen van

honderd stuks een waarborgsom van tien gulden beta-

len.56

In 1865 adverteerde Van Tetroode voor het eerst met

door hem uitgegeven foto‟s: portretten van Anna Pau-

lowna en J.H. Lübeck, componist en dirigent van de ko-

ninklijke hofkapel.57 Het jaar daarop maakte hij in het

Nieuwsblad voor den boekhandel zijn voornemen ken-

baar tot het uitgeven van vijf portretten van personen

„den letteren en den boekhandel dierbaar‟, te weten de

geleerde Franciscus Junius (ca. 1590-1677), Laurens

Jansz Coster, de Amsterdamse boekhandelaar en Cos-

ter-kenner Jacobus Koning (1770-1832), de vijftiende-

eeuwse Neurenberger drukker Anton Koberger en de

Bossche boekhandelaar Hendrik Palier (1783-1853). 58

Het ging om foto=s naar litho‟s (Koning, Palier), gravures

(Junius, Koberger) en „eene fraaye, oude houtsnede‟

(Coster). Van het aangekondigde vijftal zijn voorzover

bekend alleen de portretten van Junius en Coster ver-

schenen. Tegelijkertijd met deze twee bracht Van Tet-

roode ook „photographische portretten‟ uit van de acteur

54 Nieuwsblad voor den boekhandel (1868), p. 179. 55 UBA/UBA/HSS-mag. KVB PPA 646:15, ongedateerd reclamebil-

jet. 56 Nieuwsblad voor den boekhandel (1868), p. 169, 179, 207. 57 Nieuwsblad voor den boekhandel (1865), p. 126, 145 58 Nieuwsblad voor den boekhandel (1866), p. 58.

32

Andries Snoek, de tenor Willem Pasques de Chavonnes

Vrugt, de ontdekkingsreiziger James Cook, de econoom-

avonturier John Law en de negentiende-eeuwse Duitse

acteur Emile Devrient, die ook in Nederland optrad.59

Een tijdlang gaf Van Tetroode zijn collega‟s als bestel-

premie de foto die in 1865 van hemzelf was gemaakt.60

Het verzamelen van foto=s van bekende personen was

een liefhebberij van de happy few. De intekenprijs van

het grote Lübeck-portret (in folio) bedroeg voor particu-

lieren maar liefst vijf gulden. Later werd de verkoopprijs

verlaagd naar drie gulden.61 Kleinere foto=s („albumfor-

maat‟) verkocht Van Tetroode aan particulieren voor /

0,75 à 1.-, toentertijd het dagloon van menige Nederlan-

der.

Verkoop van bladmuziek

Als muziekuitgever stelde Van Tetroode weinig voor,

maar hij had veel bladmuziek voorradig: in 1850 om-

streeks 125.000 stuks (50.000 verschillende nummers).62

Volgens een reclamekaart uit 1867 bestond zijn assorti-

ment aan bladmuziek toen uit 40.000 nummers, waar-

onder „milliers de romances‟ en „compositions très an-

ciennes, y joignant tous les jours ce qui se publie nouvel-

lement‟. 63 De muziek was zowel te koop als te huur

(eventueel per abonnement) en kon in de winkel aan een

piano worden uitgeprobeerd „zonder eenige onkosten

59 Fondslijst A.J. van Tetroode nrs. 262-268. 60 Fondslijst A.J. van Tetroode nr. 256; Nieuwsblad voor den boek-

handel (1865), p. 248. 61 Nieuwsblad voor den boekhandel (1865), p. 145. 62 Dagblad van ’s-Gravenhage, 27-2-1850. 63 UBA/HSS-mag. KVB PPA 646:15, bedrijfsdocumentatie A.J. van

Tetroode; BGAG/Cm 113.

33

Advertentie voor bladmuziek, Dagblad van ’s-Gravenhage, 9-8-

1838.

Fragment van een advertentie in het Dagblad van ’s-Gravenhage,

14-3-1849.

34

noch verpligting tot aankoop‟.64 Voor klanten buiten de

stad bestond de mogelijkheid om een pakket muziek op

zicht te laten komen, mits er voor minstens drie gulden

werd besteld.65 Van Tetroode koesterde vooral zijn vrou-

welijke cliëntèle, vermoedelijk de belangrijkste categorie

afnemers van bladmuziek. Speciaal ‟s middags van één

tot vier waren dames van harte welkom om op hun ge-

mak te grasduinen in zijn grote collectie walsen, galops

en romances.66 Van dat lichte genre moest hij het voor-

namelijk hebben, hoewel zijn assortiment ook zwaardere

kost omvatte.

Te oordelen naar de op de omslagen afgedrukte prij-

zen was bladmuziek in de negentiende eeuw enorm

duur. Mogelijk bedriegt hier de schijn, want Van Tet-

roode bood in zijn advertenties de bladmuziek steevast −

dus niet alleen ter gelegenheid van een uitverkoop −

met forse kortingen van 35 procent en meer aan. Dat

voortdurende gestunt geeft te denken. Prijsden uitge-

vers hun muziek met opzet veel te hoog om winkeliers

de kans te geven klanten te lokken met zogenaamd

voordelige aanbiedingen?

Begin 1840 probeerde Van Tetroode zijn omzet in

bladmuziek op te krikken door aandelen uit te geven

voor een onderneming die hij de „Muzijk-omnibus‟

noemde. Een voorschot nemend op de oprichting van fi-

lialen elders in den lande riep hij zijn eigen winkel vast

uit tot hoofdkantoor „pour toute la Hollande‟. Het klein-

ste aandeel in de Muzijk-omnibus bedroeg vijf gulden,

het grootste vijftig gulden. Naar rato van hun inleg ont- 64 UBA/HSS-mag. KVB PPA 646:15, bedrijfsdocumentatie A.J. van

Tetroode, ongedateerd reclamebiljet (ca. 1870). 65 Dagblad van ’s-Gravenhage, 24-2-1847. 66 Journal de la Haye, 2-1-1839.

35

vingen de aandeelhouders een hoeveelheid instrumenta-

le of vocale bladmuziek te leen, die ze één jaar lang twee

keer per maand mochten ruilen. Een aandeel van tien

gulden gaf bijvoorbeeld recht om uit de catalogus van

zesduizend nummers muziek ter waarde van 240 gulden

uit te kiezen „genietende men aldus gedurende één jaar

voor 24 maal de inleg‟. Wie een aandeel van elf gulden of

meer bezat had het recht om niet in de catalogus voor-

komende muziekwerken door het hoofdkantoor te laten

aanschaffen. Aan het einde van het jaar zou de muziek

uit de catalogus worden verkocht aan en ten bate van de

aandeelhouders. 67 Naar Van Tetroodes eigen zeggen

sloeg zijn initiatief aan, ook buiten Den Haag. Vanwege

de vele aanmeldingen moesten er „bijwagens‟ aan de

Haagse omnibus worden vastgehaakt:

Te Amsterdam, Amersfoort, Dordrecht, Harder-

wijk, Helder, Hoorn, Nijmegen, Thiel worden be-

reids bijkantoren geïnstalleerd, en zullen eerst-

daags de couranten derzelver respective adressen

bekend maken.

Aldus een advertentie uit maart 1840. 68 De bekendma-

king van die bijkantoren bleef uit, wat doet vermoeden

dat de Muzijk-omnibus na korte tijd vanwege opstart-

problemen tot stilstand is gekomen.

In juni 1860 bracht Van Tetroode een gedrukte blad-

muziekcatalogus uit met een duizendtal items, waaron-

der ook afschriften van (directie)partituren en orkest-

67 Dagblad van ’s-Gravenhage, 29-1 en 31-1-1840; De Avondbode, 9-

1 17-1 en 13-2-1840; Oprechte Haarlemsche Courant, 25-1 en 1-2-

1840. 68 De Avondbode, 17-3-1840.

36

partijen. Oorspronkelijk was het zijn bedoeling geweest

deze collectie te veilen, maar bij nader inzien besloot hij

tot een bijzondere verkoopactie: aan de hand van de op-

gegeven richtprijzen mochten klanten zelf uitmaken

hoeveel ze voor de muziek wilden betalen. Men kon de

uitgekozen nummers thuis op zicht krijgen, maar moest

dan wel dezelfde dag beslissen.69

Antiquariaat

Van Tetroode was befaamd om zijn passie voor het anti-

quarische boek. De necrologie in het Dagblad van Zuid-

holland en ’s-Gravenhage roemt zijn „uitgebreide kennis,

vooral van den ouden handel‟ en wijst erop dat hij het

slachtoffer van zijn hartstocht voor het vak werd „door

meer te wagen voor het verkrijgen van oude en beroem-

de werken dan hij daarbij winnen kon‟. „Oude‟ en „nieu-

we‟ boekhandel gingen in Van Tetroodes tijd nog samen.

„De oude handel‟, waaronder ook het veilen van particu-

liere bibliotheken viel, was over het geheel genomen van

marginaal belang. Antiquaren met kennis van zaken

waren dun gezaaid.70

In 1866 adverteerde Van Tetroode met „éditions Alde,

Barbou, Blaeu, Cazin, Crapelet, Didot, Elzevier, Kopur-

ger, Laurent, Manuce, Mortier, Plantin, Renouard, Wet-

steijn etc. etc.‟.71 Die alfabetische opsomming van voor-

radige typografische topstukken ten spijt was zijn glo-

rietijd als antiquaar toen al lang voorbij. In de jaren

twintig, voordat financiële tegenslag hem trof, had hij

69 Beredeneerde catalogus van ongeveer 1000 muzieknummers (...),

‟s-Gravenhage, [1860]. 70 Buijnsters, p. 35-37. 71 UBA/HSS-mag. KVB PPA 646:15, bedrijfsdocumentatie A.J. van

Tetroode, reclamekaart uit 1866.

37

een veel groter assortiment en behoorden er enkele

prominente verzamelaars tot zijn clientèle. Een van hen

was de Amerikaanse planter en senator voor Virginia

John Randolph (1773-1833), die grote bekendheid ge-

noot vanwege zijn redenaarstalent en buitenissig ge-

drag. Randolph, een kapitaalkrachtige bibliofiel, kocht

tijdens zijn bezoek aan Amsterdam in juli of augustus

1826 bij Van Tetroode een groot aantal deeltjes uit de

Republieken-reeks van Elsevier, een serie geografische

en historische landbeschrijvingen in het Latijn uit de ja-

ren 1625-1649.72 Sinds de zeventiende eeuw waren deze

„Elzeviertjes‟ vanwege hun kleine formaat (24o) en fraaie

vormgeving geliefde verzamelobjecten. De Republieken-

deeltjes behoorden tot de pronkstukken van Randolphs

bibliotheek.73

Blijkens correspondentie uit de jaren 1828-1834 had

Van Tetroode toen een goede klant aan de hiervoor al

genoemde baron van Westreenen, de stichter van het

Museum Meermanno-Westreenianum. Deze notoire bi-

bliomaan bracht zijn collectie onder andere bijeen door

aankopen tijdens buitenlandse reizen. Ook de catalogi

die hem door binnen- en buitenlandse boekhandelaren

werden toegezonden vormden een belangrijke bron voor

zijn acquisities.74 Van Westreenen kocht boeken bij Van

Tet- roode, gaf zoekopdrachten, verleende commissies

voor aankopen op veilingen en schakelde hem in bij de

verkoop van doubletten.75 De excentrieke baron bewaak-

72 Gruys, p. 78. 73 Andersen, p. 78. Over Randolphs bezoek aan Nederland zie Bru-

ce, dl. 1, p. 532. 74 Laseur, p. 49. 75 MMW/Familiepapieren Meerman, Van Westreenen inv. nrs.169/

5-169/25, Van Westreenen aan Van Tetroode, 1828-1832.

38

te zijn boekencollectie angstvallig: bezoekers die al dat

fraais wilden bekijken werden geweerd. Tegenover Van

Tetroode gedroeg Van Westreenen zich juist gastvrij. Hij

bezwoer hem bij zijn bezoeken aan Den Haag „vooral

geen diné etc. elders dan bij mij te neemen‟.76

In september 1828 kocht Van Tetroode namens Van

Westreenen op een auctie van de Amsterdamse firma P.

den Hengst en Zn. Beda‟s Historia ecclesiastica, een te

Straatsburg gedrukte incunabel van omstreeks 1473.

Hij betaalde er 325 gulden voor, exclusief op- en be-

waargeld (door hem begroot op ongeveer 45 gulden).

Daags na de veiling bracht een onbekende bij Van Tet-

roode een schriftelijk bod op de Beda uit: hij wilde er

vijfentwintig gouden dukaten meer dan de betaalde prijs

voor geven. De weken daarna vonden er onderhandelin-

gen plaats tussen Van Tetroode en een zekere Domis,

vermoedelijk de makelaar Abraham Domis, van wie Van

Tetroode dacht dat hij optrad „van wege een Engelschen

kommissiegever‟. Van Westreenen vond de uitgebrachte

biedingen te laag en gaf Van Tetroode opdracht „de bi-

bliographische negotiatie tusschen Nederland en Enge-

land als geëindigd te beschouwen‟. Begin november zette

Van Westreenen de deur weer op een kier: misschien

zouden de besprekingen later hervat kunnen worden.

Die nieuwe onderhandelingen zijn niet doorgegaan of

mislukt. De Beda bevindt zich nog steeds in de collectie

van het Museum Meermanno-Westreenianum.77

76 MMW/Familiepapieren Meerman, Van Westreenen inv. nr. 169/6-

7, Van Westreenen aan Van Tetroode, 12-10-1828. 77 MMW/Familiepapieren Meerman, Van Westreenen inv. nr. 169/6-

10, Van Westreenen aan Van Tetroode, 12-10, 17-10 en 7-11-1828;

Courier de la librairie ancienne & moderne pour 1830, p. 22; Kruit-

wagen en Pennink, dl. 2, nr. 755, p. 323-324.

39

In januari 1830 bracht Van Tetroode het eerste

nummer uit van de Courier de la librairie ancienne &

moderne pour 1830/Koerier van den ouden en nieuwen

boekhandel voor 1830. Gelukkig heeft Van Westreenen

er een abonnement op genomen, want anders hadden we

geen kennis kunnen nemen van dit merkwaardige peri-

odiek: het is alleen te vinden in de bibliotheek van het

Museum Meermanno-Westreenianum. In tegenstelling

tot wat de titel doet vermoeden zijn slechts enkele pas-

sages tweetalig en is het leeuwendeel van de tekst uit-

sluitend in het Frans. Er komen echter ook Nederlandse

passages zonder Franse vertaling in voor.

Inhoudelijk is de Courier eveneens een vreemde huts-

pot. Het blad, dat zich zowel op boekhandelaren als con-

sumenten richtte, beoogde voorlichting te geven over

veilingprijzen van antiquarische boeken en de lezer te-

gelijkertijd een beredeneerde selectie van recente uitga-

ven te bieden. Het antiquarische gedeelte bestaat uit

opbrengstlijsten van de door Van Tetroode zelf georga-

niseerde veilingen, gevolgd door aantekeningen over

door collega‟s geveilde boeken. Aan de opbrengsten bij

andermans veilingen kende Van Tetroode een waarde-

ring toe waarbij hij de volgende kwalificaties hanteerde:

„B = bon marché, BB = très bon marché, BBB = trop bon

marché; C = cher, CC = très cher, CCC = exhorbittam-

ment cher‟.

In het eerste nummer van de Courier becommentari-

eert Van Tetroode de opbrengsten van vijfenzestig boe-

ken die eind december 1829 bij Den Hengst en Zn. wa-

ren geveild. Aan de zesenzestig gulden voor de Uitge-

zochte planten van Chr. Trew, een botanisch plaatwerk

uit 1771, gaf hij de waardering CC mee en daarbij als

40

toelichting: „Zoo fraai het exemplaar ook ware, is deze

prijs zeer hoog‟. Haverkamps, Medailles de Christine uit

1742 was voor zestig cent toegeslagen, wat Van Tetroode

verdacht goedkoop („BBB‟) vond:

Presque pour rien. Cet ouvrage va ordinairement à

4, 5, ou 6 florins et plus. Peut être l=exempl. était-il

gâté, ce que le redacteur de cette notice ignore.

De kopers die dertig gulden hadden neergeteld voor de

bekende tweedelige editie van Cats‟ werken uit 1712

hoefden van de op stapel staande nieuwe uitgave geen

waardevermindering te vrezen:

Als de folio editie thans te Brussel door den heer

Brest van Kempen voormaals alhier (te Amster-

dam) geëtabliseerd, eens zal compleet zijn, zullen

deze oude drukken dezelfde waarde hebben, wijl

dezelve dan nog meerdere oudheid zullen hebben.

De „Librairie Van Tetroode‟ is in de Courier opzichtig

aanwezig. Van Tetroode maakt in zijn commentaren op

veilingresultaten keer op keer gewag van zichzelf. Trots

bespreekt hij de goede aankopen die hij op de zojuist ge-

noemde veiling bij Den Hengst had gedaan, zoals een

editie van Ptolemaeus‟ Geographia uit 1584 voor twee

gulden (B), een vijfdelige Dictionnaire universelle de la

geographie commerçante voor / 8,25 (BB) en de Pothier-

editie van de Pandectae Justinianeae voor zestien gul-

den (BBB).

Van Tetroode gebruikte de Courier ook om reclame te

maken voor zijn eigen antiquarische boeken, waaronder

een in 1518 verschenen Latijns boekje over het mirakel

41

van Amsterdam.78 Op een veiling in september 1828 was

dit volgens hem uitzonderlijk zeldzame en hoogst be-

langwekkende werkje verkocht voor / 60,50, maar „le li-

braire Tetroode‟ bood het nu aan voor de zeer civiele

prijs van / 44.-. Enkele jaren later informeerde Van

Westreenen bij hem naar deze post-incunabel. Toen Van

Tetroode hem daarop dit item voor veertig gulden aan-

bood, liet de baron weten dat hij alleen maar wilde we-

ten waar het boekje zich op dat moment bevond. Hij zelf

was niet van plan het te kopen „daar ongeveinsd gespro-

ken, het niet van die ouderdom is, en van dat bijzondere

belang voor mijne bibliotheek, dat het mij / 40.- waardig

zoude weezen‟.79

De informatie over recente uitgaven in de Courier

heeft hoofdzakelijk betrekking op Franstalige boeken, de

specialiteit van Van Tetroodes boekwinkel. Meestal

wordt volstaan met uitgebreide titelbeschrijvingen. Hier

en daar is een persoonlijk commentaar toegevoegd. In de

aankondiging van de in 1830 verschenen historische

roman Philippine de Flandre ou les prisonniers du Lou-

vre van Henri Guillaume Moke wordt de loftrompet ge-

stoken over deze Franse romancier en historicus van

Vlaamse afkomst. Sinds Van Tetroode diens roman over

de watergeuzen had gelezen was hij een bewonderaar

van Moke. Daarentegen had hij geen goed woord over

voor het derde deel van het reisverslag Quatre mois

dans les Pays-Bas. Voyage épisodique et critique de deux

78 N.N.,Succincta enarratio miraculorum quae gloriose operatus est

dominus per venerabile Sacramentum (Amsterdam, 1518). Het

boekje is in de twintigste eeuw herdrukt (z.p., ca. 1920). 79 MMW/Familiepapieren Meerman, Van Westreenen inv. nr. 169/

13-14, Van Westreenen aan Van Tetroode, 29-12-1831 en 29-1-1832.

42

littérateurs dans la Belgique et la Hollande door Pierre

Marie Michel Lepeintre-Desroches (Parijs, 1830):

Les littérateurs sont des grands ... nous n‟osons

trancher le mot, il est trop impoli, − mais il y auroit

une rime à faire.

Curieus is de aankondiging van een Engelse almanak

voor het jaar 1830 met als titel Forget me not, waarover

Van Tetroode in een krant had gelezen. Het zou gaan

om een minuscuul boekje in 256o dat kon worden opge-

borgen in een vinger- of oorring:

Il faut le voir pour le croire. Peut-être que les

bagues et les boucles d‟oreilles sont entendues être

in folio. Si ce forget me not existe ainsi, nous n‟ou-

blierons pas de le communiquer à nos sousscrip-

teurs.

Van Tetroode moest de Courier in zijn eentje vullen, wat

hem niet goed afging. Hij nam allerlei ditjes en datjes op

die niets met boeken te maken hadden, zoals een bericht

over een Franse uitvinding „om het elastische gom tot

draden te spinnen met een dissolvens‟. Als bladvulling

dienden ook fragmenten uit aangekondigde werken, bij-

voorbeeld een vijf pagina‟s beslaande passage uit de ro-

man Han d’Islande van Victor Hugo.

In augustus 1830 stuurde Van Tetroode een circulaire

aan de intekenaren op de Courier waarin hij de globale

inhoud van de volgende jaargang bekend maakte en te-

gelijkertijd aankondigde op zoek te zullen gaan naar

„een bekwaam perzoon (...) welke mij in de zamenvoe-

ging mijner menigvuldige opgezamelde bouwstoffen ver-

43

der behulpzaam zy‟. Drie maanden later schreef hij Van

Westreenen dat hij „door de tijdsomstandigheden‟ − in-

tussen was de Belgische Opstand uitgebroken − het

werk aan de Courier had moeten staken.80 De draad

werd daarna niet meer opgenomen. Een half jaar na de

verschijning van het eerste nummer was de Courier ten

onder gegaan.

Een precair bestaan

Het échec van de Courier was niet de eerste en al hele-

maal niet de laatste zakelijke nederlaag die Van Tet-

roode moest incasseren. Begin augustus 1827 diende hij

bij koning Willem I een rekest in met het verzoek hem

een krediet van 20.000 gulden toe te kennen „tot in-

standhouding en uitbreiding zijner zaken‟. Het rekest

ging ter behandeling naar de minister van Binnenlandse

Zaken, die het doorschoof naar de agent voor de nationa-

le nijverheid, Netscher. Netscher won advies in bij de

gouverneur van Noord-Holland. Deze ging op zijn beurt

te rade bij B & W van Amsterdam, die zich zowel lovend

als kritisch over Van Tetroode uitlieten:

Hij is zeer bekwaam en ijverig, maar tevens zeer

stout en ondernemend. Het missen van de ver-

eischte beradenheid is volgens veler gevoelen de

grond van zijne mindere soliditeit of algemeen fi-

nancieel vertrouwen, waarvan overigens zijne moe-

der en zuster, beide in de boekverkooperij werk-

zaam, voor zich jouisseerden. Wij geloven, dat hij 80 Van Tetroode aan Van Westreenen, 22-11-1830. De brief is voorin

ingeplakt bij de in het Museum Meermanno-Westreenianum aan-

wezige band met ingebonden afleveringen van het Amsterdamsch

Avond-blad, eveneens uitgegeven door Van Tetroode. Achterin deze

band ook een exemplaar van de circulaire van 26-8-1830.

44

wel geschikt is groote zaken met kracht door te zet-

ten en welligt zouden meerdere middelen hem tot

beter fortuin leiden, maar daar Z.M. aan den boek-

handelaar Westerman, die zulke ondersteuning ze-

ker niet minder verdient, heeft geweigerd, gelooven

wij zwarigheid te moeten maken omtrent dit ver-

zoek gunstig te adviseren, ten zij hij vaste en onbe-

zwaarde panden tot zekerheid aanwijze.81

Netschers rapport aan de minister van Binnenlandse

Zaken begint met de constatering dat gezien de afwij-

zing van eerdere rekesten boekdrukkers en boekhande-

laren in het algemeen geen aanspraak kunnen maken

op geldelijke ondersteuningen van regeringswege. Dit

gold zeker voor Van Tetroode. Er kon geen sprake van

zijn „om zijne naar het schijnt roekelooze ondernemin-

gen door fondsen te ondersteunen‟. Overeenkomstig de

uitgebrachte adviezen wees de koning de kredietaan-

vrage af.82

Nog geen jaar later verkeerde Van Tetroode in zulke

grote liquiditeitsproblemen dat hij surséance van beta-

ling moest aanvragen.83 In zijn verzoek daartoe zette hij

uiteen hoe het zover had kunnen komen. „Met genoegen

en voordeel‟ had hij jarenlang „op eenen zeer uitgestrek-

ten voet‟ zaken gedaan. Tal van collega‟s in binnen- en

buitenland hadden hem krediet gegeven. Zijn onderne-

ming was echter „niet op een groot kapitaal gebaseerd‟

81 SAA/Secretarie Algemene Zaken inv. nr. 432/2983, B & W aan de

gouverneur, 20-8-1827; NHA/Archieven Provinciaal Bestuur 1814-

1850 inv. nr. 692, 21-8-1827/413. De gouverneur nam het advies

van B & W vrijwel letterlijk over in zijn missive aan Netscher (al-

daar, inv. nr. 695/11045). 82 NA/Staatssecretarie inv. nr. 2811, K.B. van 5-9-1827/115. 83 GAA/Secretarie Algemene Zaken inv. nr. 458/3270, Van Tetroode

aan B & W, juli 1828.

45

en hij had hoge kosten, onder andere door zijn „veele be-

dienden‟ en de noodzaak een grote voorraad aan te hou-

den. Het in de boekhandel bestaande gebruik om aan

klanten een langdurig krediet te geven had hem danig

parten gespeeld.84 Bovendien was hij meegesleept in re-

cente deconfitures van twee zakenpartners. De firma

Galaud & Co. te Brussel, waarmee hij veel affaires voor

gemeenschappelijke rekening placht te doen en die bij

hem voor 750 gulden in het krijt stond, had haar beta-

lingen gestaakt. Het Parijse huis Roger & Co., waarop

hij een vordering van 2000 gulden had, was onlangs fail-

liet gegaan. Zijn positie werd benard toen houders van

op hem getrokken wissels aan order van Roger (5600

gulden) en Galaud (1000 gulden) om betaling kwamen

aankloppen. Bij een gedwongen verkoop zou zijn kostba-

re voorraad aan boeken nog geen dertig procent van de

werkelijke waarde opbrengen. Het was daarom ook in

het belang van zijn crediteuren hem respijt te gunnen.

Volgens de door Van Tetroode zelf opgestelde balans

beliepen de vorderingen van zijn schuldeisers ten tijde

van de surséanceaanvrage ruim 58.000 gulden. De twee

grootste crediteuren waren zijn moeder (6000 gulden) en

de op de Herengracht woonachtige makelaar J.B.

Hachtman (8000 gulden). Met Hachtman onderhield

Van Tetroode nauwe betrekkingen. Samen met hem

deed hij in 1820 aangifte van het overlijden van zijn zus

Petronella.85 Uit de herkomst van de crediteuren blijkt

dat Van Tetroode voornamelijk zaken deed met Franse

en Zuid-Nederlandse („Belgische‟) collega=s. Onder de

84 Het was de gewoonte om eens per jaar af te rekenen (Goinga, p.

224). 85 SAA/BS, overlijdensakte van 11-2-1820.

46

schuldeisers waren eenendertig Parijzenaars, achttien

Zuid-Nederlanders, vijftien Noord-Nederlanders en een

niet gespecificeerd aantal met een vordering van minder

dan 50 gulden.

De activa bedroegen volgens Van Tetroode zelf in to-

taal ruim 65.000 gulden, waarvan ruim 20.000 gulden

voor uitstaande vorderingen en 45.000 gulden voor goe-

deren en andere bezittingen. De boeken, prenten en ver-

dere inventaris taxeerde hij op 21.000 gulden, het ei-

gendom van diverse fondswerken op 1800 gulden en de

intekeningen op lopende uitgaven op 2200 gulden. Een

afzonderlijke post vormde het eigendom van het jaar-

lijks verschijnende Directorium om behoorlijk de H.H.

Missen te zingen en de Autaren te versieren „jaarlijks te-

genwoordig een benificie opleverende van circa / 400.-

op een kapitaaltje geschat van / 2000.-‟.86

Over aanvragen voor surséances besliste de koning,

die zich daarbij liet adviseren door het Hooggerechtshof

en de minister van Justitie. Hangende de procedure

kreeg Van Tetroode op aanbeveling van B & W van Am-

sterdam voorlopige surséance, nadat Hachtman en de

boekhandelaar/uitgever C.G. Sulpke tot beheerders van

zijn boedel waren benoemd.87 Aanvankelijk was hij op-

timistisch over de afloop omdat zijn grootste crediteuren

zich vóór surséance hadden verklaard. Bovendien zette

Van Westreenen zich voor hem in. De baron bezocht di-

86 Het Directorium wordt jaar in jaar uit vermeld in de naamlijsten

van Saakes over 1831 t/m 1840. 87 SAA/REAA inv. nrs. 1164, president rechtbank van eerste aanleg

aan B & W, 11-7-1828; SAA/Secretarie Algemene Zaken inv. nr.

458/3307, B & W aan het Hooggerechtshof, 11-7-1828; SAA/REAA

inv. nr. 1268, surséanceregister (Van Tetroode 18-7-1828); Neder-

landsche Staatscourant, 2-8-1828.

47

verse keren Van Tetroodes advocaat en ging naar het

departement van Justitie om bij minister Van Maanen

de verlening van surséance te bepleiten. Toen Van Maa-

nen naar Brussel bleek te zijn vertrokken, wendde Van

Westreenen zich tot de referendaris aan wie de zaak in

behandeling was gegeven. Het onderhoud met deze

ambtenaar stemde hem pessimistisch: hij kon alleen

maar hopen „dat de zaak nog eene gunstige uitkomst zal

erlangen‟.88

Het Hof liet de door Van Tetroode op 21.000 gulden

gewaardeerde voorraad en inventaris taxeren door des-

kundigen uit het boekenvak. Die kwamen op een hoger

bedrag uit: 26.000 gulden. De boekhandelaar Thieme uit

Zutphen vond het bedrag waarvoor hij als crediteur op

de balans stond − 225 gulden − te laag en maakte ook

bezwaar tegen de verlening van surséance. Volgens hem

kon Van Tetroode daarop geen aanspraak maken omdat

hij niet voldeed aan de wettelijke eis dat de betalings-

problemen moesten zijn ontstaan door omstandigheden

buiten de schuld van de surséance-aanvrager. Thieme

meende dat Van Tetroode de moeilijkheden aan zichzelf

te wijten had door zijn „onnaauwkeurigheid in het hou-

den zijner boeken en bovenmatige verteringen‟. Het Hof

ging daarin mee. Van Tetroodes taxatie van zijn voor-

raad en inventaris werd aangemerkt als „zeer opper-

vlakkig en globaal‟. Hij had zijn vorderingen op Galaud

en Roger niet overtuigend kunnen aantonen en er was

ook geen uitzicht op dat hij uit de inkomsten van zijn

zaak binnen een jaar zijn crediteuren zou kunnen vol-

doen.

88 MMW/Familiepapieren Meerman, Van Westreenen inv. nrs. 169/

6-10, Van Westreenen aan Van Tetroode, 12-10, 17-10 en 7-11-1828.

48

Eind december 1828 wees de koning de surséance-

aanvrage af en werd de voorlopige surséance opgehe-

ven.89 Er volgde geen faillietverklaring, maar wel een

langdurig geharrewar over de afwikkeling van de schul-

den.90 Begin juni 1830 veilde Van Tetroode een groot

deel van zijn winkelvoorraad.91 In oktober of november

van dat jaar, kort na het uitbreken van de Belgische Op-

stand, maakte hij een bizarre noodsprong door de ko-

ning te verzoeken hem „bij welk corps ook in de rang van

kapitein te willen benoemen‟ en een krediet van 1500

gulden te verlenen om tijdens zijn afwezigheid zijn cre-

diteuren tevreden te stellen. Als gewezen eerste luite-

nant van de schutterij meende Van Tetroode aanspraak

te kunnen maken op de kapiteinsrang, maar eventueel

was hij ook bereid „als simpel soldaat zijn geboortegrond

te gaan verdedigen‟. In dat geval wilde hij wel een veel

hoger krediet, waarmee al zijn schulden konden worden

afbetaald. Daar waren ongeveer zesduizend gulden mee

gemoeid.92

Hadden B & W van Amsterdam in hun advies op de

kredietaanvrage van 1827 nog tamelijk welwillend over

Van Tetroode geoordeeld, dit keer vroegen zij zich af

waar hij de brutaliteit vandaan haalde om een beroep op

de koning te doen:

89 NA/Hooggerechtshof inv. nrs. 609 (advies Hof, 30-10-1828) en 617

(Van Maanen aan het Hooggerechtshof, 30-12-1828). 90 SAA/REAA inv. nr. 772, vonnis van 11-4-1832. 91 Catalogus van eene in meer dan één opzigt belangrijke verzame-

ling boeken, prent- en muzijkwerken, muzijkinstrumenten, boeken-

kasten, liefhebberijen enz. zoo wel van elders proflueerende, als uit

het Fonds van den boekhandelaar A.J. van Tetroode. Verkoop op 1

juni 1830 en volgende dagen (...). 92 NA/Staatssecretarie inv. nr. 5395, agenda 17-11-1830, afgedaan

8-3-1831 (het desbetreffende K.B. in inv. nr. 3538 ontbreekt).

49

Hij heeft zijne moeder en zuster93 veel verdriet ver-

oorzaakt, zijn eigen boedel en zaken, waarvoor be-

reids surséance van betaling erlangd is, geheel in

de war gebragt. Hij heeft door een allezins onrustig

gedrag ook door het uitgeven van zoogezegde

avondblaadjes94 het bestuur veel zorg verwekt en

de bijzondere surveillance van de politie is steeds

op hem en zijn gedrag gevestigd. Alle deze redenen

gevoegd bij de aanmerking dat hij voor de gemelde

/ 6000.- volstrekt geen waarborg zou kunnen aan-

wijzen doen ons niet dan ongunstig berichten.95

In de tweede helft van 1830 zag Van Tetroode twee gro-

te projecten op de klippen lopen: kort na de Courier de la

librairie ancienne & moderne legde ook het door hem

opgerichte Amsterdamsch Avond-blad het loodje. Eind

oktober 1830, na zijn besluit om als vrijwilliger dienst te

nemen in het leger, kondigde hij aan dat er eerdaags een

einde zou komen aan de firma A.J. van Tetroode. De nog

lopende activiteiten, waaronder de uitgave van het Am-

sterdamsch Avond-blad, zouden worden voortgezet „on-

der de handteekening enkel Tetroode, zonder de voorlet-

ters‟.96 Maar toen de aanstelling bij het leger niet door-

ging was ook de opheffing van de firma A.J. van Tet-

roode van de baan.

In september 1836 verplaatste Van Tetroode zijn

„rooms-katholijke en algemeene boekhandel‟ alias „Kan-

toor van het bibliographische Instituut te Amsterdam‟

93 De ongehuwd gebleven Maria Hendrica. 94 B & W doelen hier op het door Van Tetroode uitgegeven Amster-

damsch Avond-blad . 95 SAA/Secretarie Algemene Zaken inv. nr. 527/7320 minuut van

uitgaande missive (aan de gouverneur van Noord-Holland?), 27-11-

1830. 96 Amsterdamsch Avond-blad, 22-10-1830.

50

Interieur van een negentiende-eeuwse boekhandel (Warnars op de

Vijgendam te Amsterdam). Schilderij van Johannes Jelgershuis uit

1820. Van Van Tetroodes winkels in Amsterdam en Den Haag zijn

geen afbeeldingen van het interieur bekend.

Exterieur van Van Tetroodes winkel aan het Lange Voorhout. De-

tail van de op p. 175 gereproduceerde prent uit 1857.

51

naar de Bloemmarkt nr. 240, tegenwoordig Nieuwe Zijds

Voorburgwal nr. 262. Tegelijkertijd vestigde hij in het

achter de Bloemmarkt gelegen pakhuis De Salamander

een veilinglokaal.97

Begin 1838 verhuisde Van Tetroode naar Den Haag.

Nadat „zijne fortuin geheel tot niet [was] geraakt‟ wilde

hij daar met een schone lei beginnen.98 Het zicht op de

financiële perikelen in zijn Haagse tijd wordt bemoei-

lijkt doordat het hele civiel-rechtelijke archief van de

Haagse arrondissimentsrechtbank uit de periode 1838-

1939 verloren is gegaan, uitgezonderd een klapper op

een negentiende-eeuws register van civiele zaken. Die

klapper bevat verwijzingen naar negen vonnissen waar-

in Van Tetroode de gedaagde partij was.99

Huurschulden zullen niet vreemd zijn geweest aan

Van Tetroodes vele verhuizingen in Den Haag. De vol-

gende adressen van zijn woning en/of winkel zijn bekend

(contemporaine huisnummers, tussen haakjes de vroeg-

ste vermelding): logement De Backere op onbekend

adres (1838), „op den hoek van de Praktizijnshoek en

Singel bij den heer Theunissen‟ (1838), Vlamingstraat V

113 „ten huize van J. Swoboda,kunstdraaijer‟ (1838),

Lange Poten K 421 „ten huize van den heer Van Witsen‟

(1838), Nieuwstraat W 163 (1839), Nieuwstraat W 147

(1840),100 D 63 bij de Torenstraat (1840), Jan Hendrik-

straat W 268 (1840), Heerenstraat K 297 (1842), Pavil-

97 Nieuwsblad voor den boekhandel, 14-9-1836. 98 NA/Staatssecretarie inv. nr. 4447, K.B. van 31-1-1839/78. 99 NA/ARG inv. nr. 839. 100 Nadat hij een door zijn huisbaas, bakker Brinkman, aangespan-

nen proces had verloren, moest Van Tetroode het voor vier jaar ge-

huurde pand in de Nieuwstraat verlaten (Dagblad van ’s-Graven-

hage, 21-9-1840).

52

joensgracht, nr. onbekend (1846), Lutherse Burgwal T

164 (1846), Nieuwstraat W 152 (1849), Korte Houtstraat

L 38 (1851), 101 Hofstraat K 2 (1852), Amsterdamse

Veerkade 0 50 (1853), Lange Voorhout I 358 (1856),102

Willemstraat C 21 (1857), Willemstraat C 181 (1857),

Korte Poten K 446 (1858), Bierstraat 16 (winkel) (1859),

Kalvermarkt 43 (woning) (1860), Bierstraat 29 (1861),

hooizolder van Leenen op onbekend adres (1862), Kal-

vermarkt 21 (ca. 1862), Zuid-Oost Buitensingel 198 en

201 (1862), Kalvermarkt 2 (1865), Nieuwe Markt 21

(1865), Hekkelaan 9 (1867), Jacob Catsstraat 45 (1874?),

Jacob Catsstraat 87 (1875).

Een dieptepunt werd bereikt toen Van Tetroode naar

de hooizolder van een zekere Leenen verhuisde. De

klanten moesten er via een ladder naar boven klimmen.

In mei 1862 viel Van Tetroode van de zolder naar bene-

den, hetgeen „[de] dood ten gevolge had moeten hebben

edoch met een uurtje bezwijming op den steenen stal-

101 De verhuurder beëindigde de huurovereenkomst, waarna Van

Tetroode een procedure tegen hem aanspande. De rechter stelde

hem in het ongelijk, tegen welk vonnis hij in beroep ging (Nieuws-

blad voor den boekhandel (1852), p. 108). In juni 1852 hield hij we-

gens de gedwongen verhuizing een uitverkoop tegen vastgestelde

prijzen („voor afdingen is geen tijd‟). De slotzin van de uitverkoop-

advertentie luidt: „Van grievend leed, door niets verdiend, zal hij te

gelegener tijd spreken, en hoopt zulks op voegzame wijs te doen‟

(Dagblad van ’s-Gravenhage, 7-6-1852). 102 Van Tetroode huurde dit voor afbraak bestemd hoekpand voor de

periode 1-3-1856 t/m 1-4-1857. De huurprijs bedroeg 550 gulden.

Over de ontruimingsdatum kreeg hij een conflict met de gemeente

(GAG/Gemeentebestuur 1851-1936, Agendastukken zonder inv. nr.

1857/2549). Na de sloop van dit hoekpand en de panden daarnaast

werd hier het Hotel des Indes gebouwd (Van Dorp, p. 103-104).

53

vloer afliep‟. Aldus de quasi-laconieke rapportage van

het slachtoffer aan Thorbecke.103

Van Tetroode was zich bewust van zijn onzakelijkheid,

maar weet zijn financiële problemen voornamelijk aan

kwaadwilligen die zijn levenspad hadden gekruist:

Ik heb altijd van de boeken gehouden, weinig, bijna

in ‟t geheel niet om hunne cijferwaarde maar om de

boeken zelve. Dááraan echter heeft mijn Keizerrijk

deszelfs décadence niet te danken; evenmin aan

onordelijkheid, ongeschiktheid, of (God beware ons)

oneerlijkheid van den bestuurder. Maar de man is

hard, zeer hard, veel te hard behandeld; somtijds −

ik kan ‟t niet smooren − mishandeld, zwaar mis-

handeld.104

„Mijn God, ben ik niet voor minstens 1/4 ton bestolen ...

en door welke dieren!‟, schrijft hij in 1871.105 Een jaar

later noemt Van Tetroode zich een „onverdroten arbeider

voor 50 à 60000 bestolen‟.106 In 1866 was hij het slacht-

offer geweest van „de gruwzaamste roof, nog ooit onder-

gaan‟. Zeven jaar tevoren had hij bij iemand een kist in

bewaring gegeven. De kostbare inhoud bestond uit

schuldbekentenissen van debiteuren, een portefeuille

met portretten en duizenden aan hem gerichte brieven

„van de hoogste litterarische illustraties [= illustere per-

sonen] van West-Europa‟. Na het overlijden van de be- 103 NA/ Coll. Thorbecke inv. nr. 84A, Van Tetroode aan J.R. Thor-

becke, 23-9-1869. 104 UBA/HSS-mag. KVB BVa 119-85, Van Tetroode aan A.C. Kru-

seman, 1867. 105 UBL/LTK 1795/24 nr. 70, Van Tetroode aan A.C. Kruseman, 2-5-

1871. 106 UBA/HSS-mag. BVa 119/64, Van Tetroode aan N.N., 8-9-1872.

54

waarnemer weigerden diens erfgenamen de kist aan

Van Tetroode terug te geven, waarna hij vergeefs een ci-

viele procedure tegen hen had aangespannen. Aan het

eind van zijn leven noteerde hij een schrale troost:

Thans (Augustus 1873) zijn ook zij de prooi der

Eeuwigheid, op het opperhoofd der bende na, de

diefegge, uit welke zij geboren waren.107

Blijkens zijn later te behandelen strafblad (vonnissen

van januari 1844 en november 1846) deinsde Van Tet-

roode er niet voor terug om schuldeisers die op betaling

aandrongen af te rossen, maar meestal probeerde hij ze

aan het lijntje te houden. „Ik verlang U te voldoen, maar

door eenige dwarsboomerijen heb ik geen geld‟, schreef

hij in 1851 aan zijn collega Wilterdink, een boekhan-

delaar uit Deventer. 108 Schulden werden gebagatelli-

seerd als „kleine onafgedaan gebleven zaken, die hij zeer

spoedig in het gereede zal brengen‟. 109 Ook putte hij

hoop uit zijn eigen vorderingen, die hem uit de brand

zouden kunnen helpen: „Ik kon en kan nog revendiceren

eene schadevergoeding van vele duizenden, 13 à 14!!‟110

Zijn advertenties in het Nieuwsblad voor den boekhan-

del bevatten meer dan eens de mededeling dat hij zelf

zijn verplichtingen keurig nakomt, terwijl zijn eigen de-

biteuren het laten afweten:

107 UBA/HSS-mag. 22 Q 2, Van Tetroode aan P.A. Diederichs, 5-5-

1867; [A.J. van Tetroode], Vlissingen, p. 4-5. 108 UBA/HSS-mag. 119/70, Van Tetroode aan D.J. Wilterdink, 1-12-

1851. 109 UBA/HSS-mag. 120/28, prospectus uit maart 1851. 110 NA/Coll. Thorbecke inv. nr. 77, Van Tetroode aan J.R. Thorbec-

ke, 2-4-1864.

55

Mijn paar crediteuren loop ik getrouw na. Wanneer

komen van mijne vele debiteuren er mij eens een

paar opzoeken? 111

Zijn vele bedelbrieven stelden het geduld van vrienden

en kennissen zwaar op de proef. De Haagse drukker en

bibliofiel Schinkel doneerde twee gulden, met de mede-

deling van verdere verzoeken verschoond te willen blij-

ven. 112 Jonkheer Van Andringa de Kempenaer stopte

hem regelmatig wat toe maar kreeg op een gegeven

moment genoeg van al dat geschooi. Van Tetroodes ver-

zoek om borg voor hem te staan wees hij eveneens af.

Toen het gezeur om geld bleef voortduren stelde De

Kempenaer een plechtige verklaring op waarbij hij Van

Tetroode kond deed „dat hij aan niemand, hoe ook!, hij

zij wie hij zij!, eenige de minste geldelijke hulp meer

kan, zal of wil verleenen (...) geschiedende zulks bij de

volslagene onmogelijkheid om meerdere opofferingen te

doen, dan bereids zoo aanzienlijk gedaan zijn‟.113

Theaterdirecteur Valois poeierde Van Tetroode enkele

keren af met het argument zelf slecht bij kas te zitten.

Aan Valois probeerde hij ook loterijbriefjes te slijten,

totdat deze hem verzocht daarmee op te houden: „Ik heb

er het land zoo aan!‟114 De nood moet wel erg hoog zijn

gestegen toen Van Tetroode de schilder David Bles om

een paar postzegels vroeg. Bles willigde die wens in,

maar stak zijn verbazing over dit verzoek niet onder

111 Nieuwsblad voor den boekhandel (1853), p. 45. 112 KB/79 E 95/4, A.D. Schinkel aan Van Tetroode, z.d. 113 KB/131 C 42, R.L. van Andringa de Kempenaer aan Van Tet-

roode, 11-8-1840, 26-3-1841, 9-5-1842 en z.d. 114 UBA/HSS-mag. 22 Cj 5, 11 en 12, J.C. Valois aan Van Tetroode,

resp. 13-9-1857, z.d. en maart 1863.

56

stoelen of banken.115 Aan collega Frederik Muller maak-

te Van Tetroode in 1869 zijn verlangen kenbaar om Spi-

noza=s Korte verhandelinge van God, de mensch en

deszelvs welstand te lezen, een in dat jaar door Muller

uitgegeven, enige tijd tevoren herontdekte voorloper van

de Ethica. Of Muller maar zo vriendelijk wilde zijn hem

het boek cadeau te doen. 116 De literator en uitgever-

boekhandelaar Jozef Alberdingk Thijm, die hem een

jaar eerder al eens had geholpen met „eene lieve, milde

largesse‟, kreeg in juni 1865 een nieuwe bedelbrief met

het postscriptum „Rescriptie s.v.p. linea recta per v.

Gend & Loos‟. Toen het antwoord uitbleef volgde een

paar weken later een dwingende herinnering: wanneer

hulp uitbleef zou hij reddeloos verloren zijn.117

Ware hoogstandjes in het bedelbrievengenre zijn de

lange jereminades waarmee Van Tetroodes op 1 en 2

april 1855 zijn correspondentie met Thorbecke opende.

Het was dan ook geen kleinigheid die hij vroeg: een le-

ning van honderd gulden. Van Tetroode had goede hoop

dat Thorbecke, „een hoogst verheven man, die weet wat

miskennen is‟, hem zou helpen:

Vóór april 1853 [val van kabinet Thorbecke] ging

mij dikwijls door den geest: „Wanneer die man [=

Thorbecke] mij goed kende, voor mij eischte [onder-

streping Van T.] hij eene ridderorde!‟

Thorbecke antwoordde hem dat hij met deernis kennis

had genomen van zijn verzoek maar buiten machte was

115 UBA/HSS-mag. 3 Ao 3, D. Bles aan Van Tetroode, oktober 1863. 116 UBL/LTK 1881, Van Tetroode aan Fr. Muller, 1-9-1869. 117 KDC/Archief Alberdingk Thijm inv. nr. 1055, Van Tetroode aan

J. Alberdingk Thijm, 17-7 en 2-8-1865.

57

Van Tetroode aan Thorbecke, 3 december 1865. Nationaal Archief,

Collectie Thorbecke inv. nr. 80.

58

„om de te gemoetkoming in nood zoover, als ik wenschte,

uit te breiden=. En lenen deed hij al helemaal niet, „aan

wien ook‟.118

Ondanks deze afwijzing bleef Van Tetroode contact

onderhouden met Thorbecke. Hij stuurde hem onge-

vraagd allerlei zaken op zicht, waaronder bladmuziek

(Thorbecke speelde fluit). Een zichtzending van vijf por-

tretten ging retour, maar Thorbecke deed wel een gift

van vijftig cent in het pakketje. Van Tetroode hield ‟t er-

op dat hij deze aalmoes wellicht moest opvatten als „ur-

baniteit, remuneratie, douceur, fiche de consolation‟.119

Mevrouw Thorbecke bezocht een keer Van Tetroodes

winkel „ter zake autographen‟ en tijdens een audiëntie

in september 1863 deed de minister zelf hem de toezeg-

ging „Ik zal zien, ik zal mijn best doen‟. Maar daar bleef

het bij.120

Om aan contanten te komen hield Van Tetroode in sep-

tember 1846 een uit 1618 nummers bestaande veiling

van boeken, bladmuziek, tekeningen en schilderijen

„zijnde deze collectie verreweg grootendeels enkel za-

mengesteld uit het fonds, door den boekhandelaar A.J.

van Tetroode, zoo te ‟s Gravenhage als in andere steden,

binnen en buiten ‟s Lands, sedert acht jaren alhier bij-

eenverzameld‟.121 In het voorwoord van de veilingcatalo-

118 NA/Coll. Thorbecke, inv. nr. 66, Van Tetroode aan J.R. Thorbec-

ke, 1-1 en 1-2-1855; Hooykaas en Santegoets, p. 174, nr. 259. 119 NA/Coll. Thorbecke, inv. nr. 80, Van Tetroode aan J.R. Thorbec-

ke, 3-12-1865. 120 NA/Coll. Thorbecke inv. nr. 77, Van Tetroode aan J.R. Thorbec-

ke, 2-4-1864; inv. nr. 84A, Van Tetroode aan J.R. Thorbecke, 26-9-

1869. 121 Dagblad van ’s-Gravenhage, 16-9-1846. Een exemplaar van de

veilingcatalogus bevindt zich in de bibliotheek van het Museum

59

gus doet Van Tetroode een beroep op zijn collega-boek-

handelaren „opdat dit goedje niet tot spotprijzen ver-

strooid ga, gelijk meestal gebeurt wanneer geen naam

van hoog aanzien op den titel prijkt‟. Hij laakt in dit

verband malafide veilinghouders die er alleen maar op

uit zijn een goede prijs te maken voor de door henzelf

ingebrachte boeken en de inbreng van derden „als weg-

smijten‟.

Een jaar later bood Van Tetroode zijn boek-, muziek-

en kunsthandel aan „op conditiën voor den kooper onge-

meen gunstig‟. Volgens de desbetreffende advertentie

bedroeg de inkoopwaarde van de goederen 15.000 gul-

den en liep het huurcontract voor de winkel-woning nog

vijf jaar.122 In februari 1850 wilde hij zijn boeken (ca.

12.000), bladmuziek (ca. 125.000 stuks), portretten en

ander prentwerk (ca. 7000 stuks), schilderijen en teke-

ningen (een paar honderd) voor 8000 gulden verko-

pen.123 Ondanks zijn toezegging dat de nieuwe eigenaar

drie maanden lang kosteloos zou worden ingewerkt

diende zich geen kandidaat voor de overname aan. Later

dat jaar probeerde hij „een groot gedeelte van mijne

voorhanden Oude en Nieuwe litteratuur‟ voor dumpprij-

zen aan collega=s te slijten om op die manier nieuwe uit-

gaven te financieren.124

Het liquiditeitsspook bleef hem achtervolgen. In de

lente van 1855 klaagde hij zijn nood bij Thorbecke van-

wege een aanstaande veiling van zijn hele voorraad:

Meermanno-Westreenianum. De in deze catalogus aangekondigde

vervolgveiling vond plaats in november 1846. 122 Dagblad van ’s-Gravenhage, 4-10-1847. 123 Dagblad van ’s-Gravenhage, 27-2-1850. 124 Nieuwsblad voor den boekhandel, 11-4-1850.

60

Advertentie uit het Journal de la Haye, 25-1-1839. In de eerste helft

van de negentiende eeuw verdrong de stalen pen de ganzenveer,

waardoor volgens sommige tijdgenoten de handschriften lelijker

werden. In onderstaande advertentie uit 1841 biedt Van Tetroode

veertig soorten stalen pennen maar geen ganzenveren aan.

Advertentie uit het Dagblad van ’s-Gravenhage van 27-8-1841. Het

opmerkelijkst in het assortiment schrijfwaren is de enorme keuze

aan papiersoorten. In vergelijking daarmee is het aanbod van de

hedendaagse in kantoorartikelen gespecialiseerde winkels schraal.

In deze advertentie figureren ook branchevreemde artikelen als

schoenen, halsdoeken en eau de cologne..

61

Ja Excellentie, zoo waar ik deze week nog, al mijne

voorhanden boeken, platen, naar eene naburige

stad voer om daar openbaar [onderstreping Van T.]

te worden verkocht (...).125

De volkswijsheid dat schoenmakers zich bij hun leest

moeten houden was aan Van Tetroode niet besteed.

Blijkens een reclamebiljet van omstreeks 1865 verkocht

hij toen ook maïzena, groene zeep, blauwsel, „dr. Level‟s

borstcigaren‟ (goedgekeurd en aanbevolen door „de ge-

neeskundige Onderzoek-Inrigting te Amsterdam‟), mos-

terd, sigaren en „economische wagensmeer‟.126 In een re-

clamebiljet van omstreeks 1870 geeft Van Tetroode een

opsomming van zijn nevenactiviteiten: „stellen van re-

kesten, bruilofts-, verjaringsgedichten, schrijven en be-

antwoorden van brieven in diverse talen, vertalingen.

Voorts binden, drukwerk, enz. enz.‟. Hij trad ook op als

„commissionair bij correspondentie op Amsterdam, Rot-

terdam, enz. alsmede voor buiten ‟s lands, voor beurs-,

handels-, loterij- en handelszaken‟.127

„Drukker, uitgever, binder, vertaler, enz. Ik ben tot al-

les goeden goed‟, vond Van Tetroode van zichzelf. De on-

deugd zichzelf geen beperkingen te kunnen opleggen

nam bij hem karikaturale vormen aan, maar ook veel

van zijn collega‟s waren ermee behept. In 1843 schreef

de Vereeniging tot Bevordering van de Belangen des

Boekhandels een prijsvraag uit over de kwestie of de

boekhandel al dan niet in verval was en zo ja, wat daar

125 NA/Coll. Thorbecke inv. nr. 66, Van Tetroode aan J.R. Thorbec-

ke, 2-4-1855. Aankondiging van deze veiling ook in advertentie in

Dagblad van Zuidholland en ’s-Gravenhage, 13-4-1855. 126 BGAG/Cm 113, Stukken betreffende het Museum Willem II. 127 UBA/HSS-mag. KVB PPA 646:15, bedrijfsdocumentatie A.J. van

Tetroode.

62

Reclamebiljet, ca. 1870. Bij Van Tetroode konden sinds 1842

tegen betaling ook kranten worden gelezen.

63

aan gedaan kon worden. De eerste prijs ging naar de

Haagse uitgever Fuhri, die vond dat het inderdaad

slecht ging met het vak. Hij schreef dat voornamelijk toe

aan de vooral bij jonge boekhandelaren bestaande nei-

ging om veel te veel hooi op hun vork te nemen:

Zij halen alles overhoop, zijn debitant, leesbiblio-

theekhouder, uitgever, drukker, boekbinder, aan-

legger van boekverkopingen en wat al meer. Al die

vakken, willen ze geld opleveren, eischen kennis,

een zich met de borst op toeleggen en zijn zoo be-

zwaarlijk te vereenigen. Wil men te veel dan ver-

brokkelt men zich zelf en is de oorzaak van eigen

ondergang.128

De geschiedenis heeft Fuhri gelijk gegeven. Voor het

boekenvak is het een heilzame ontwikkeling geweest dat

de wegen van boekhandel en uitgeverij zich in de loop

van de negentiende eeuw zijn gaan scheiden.

Altijd in voor wat nieuws

Op Van Tetroodes zakelijke kwaliteiten mag dan veel

zijn aan te merken, aan ondernemingszin, ideeën en lef

ontbrak het hem niet. Zijn actieradius bleef niet beperkt

tot Nederland. In de jaren twintig bouwde hij een net-

werk van contacten in Parijs, Brussel en diverse andere

Zuid-Nederlandse steden op. In 1851 verbleef Van Tet-

roode drie weken in Londen, waar hij de wereldtentoon-

stelling bezocht en allerlei afbeeldingen van het Crystal

Palace („den Kristallen Tempel‟) inkocht. Hij deed er ook

zaken met de schilder H. Butler, die de onderhandelin-

gen overliet aan zijn vrouw omdat hij zelf maar een

128 Loosjes, Geschiedenis, p. 37.

64

beetje Frans sprak en gezegend was met „so little pati-

ence in all matters out of my profession‟.129 Het bezoek

aan „het groote Albion‟ beviel Van Tetroode zo goed, dat

hij direct na zijn terugkomst liet weten er nog een keer

heen te willen gaan „zijnde ik bereid alle kommissiën,

ook een reisgenoot mede te nemen‟.130 De Haagse letter-

kundige Jacob Leunis van der Vliet schakelde later dat

jaar Van Tetroode in voor de aanschaf van een kort te-

voren in Londen verschenen editie van de gedenkschrif-

ten van sir Hudson Lowe, de bewaker van Napoleon op

St. Helena. Hij wilde dit werk „tot elken prijs‟ bemachti-

gen:

Mag ik u daarom op het hart drukken, in het voor-

uitzigt eener goede provisie, uwe agenten te Lon-

den onder de fijnste speurhonden te kiezen?131

Tot op hoge leeftijd bleef Van Tetroode avontuurlijk in-

gesteld. Zijn fantasie werd geprikkeld toen de beroemde

Franse fotograaf, beeldend kunstenaar, schrijver en bal-

lonvaarder Félix Tournachon, beter bekend als Nadar,

in 1865 Nederland bezocht. Op 11 september liet hij in

Amsterdam zijn „monsterballon‟ Le Géant opstijgen. In

het bij die gelegenheid uitgebrachte prospectus is te le-

zen dat Nadar zich beijvert „om zijn wetenschap bij de

luchtscheepvaart op de planeten enz. toe te passen‟. Hij

had een maatschappij opgericht „tot aanmoediging van

129 UBA/HSS-mag. 125 Ek, H. Butler aan Van Tetroode, maart

1851. 130 UBA/HSS-mag. KVB BVa 120-28, afschrift van prospectustekst

uit maart 1851; Dagblad van ’s-Gravenhage, 24-2 en 26-3-1851. 131. UBA/HSS-mag. 23 Bi-3, J.L. van der Vliet aan Van Tetroode,

15-10-1851. In 1830 was bij J. Immerzeel jr. een Nederlandse verta-

ling van de Franse editie verschenen.

65

die ontdekkingsreizen‟. Aan het hoofd daarvan stond een

raad van bestuur waarin onder andere Jules Verne zit-

ting had. Van Tetroode deed Nadar een voorstel waar-

van de inhoud niet bekend is. In het afwijzingsbriefje

liet de secretaris van Nadar hem weten dat het vijfhon-

derd gulden kostte om een tocht met de ballon mee te

maken.132

In de lente van 1840 bouwde Van Tetroode zelf een

luchtkasteel: een nationale boekhandel. De aanleiding

daartoe was het grote ongenoegen van hem en zijn colle-

ga‟s over de verkoop van boeken door de begin maart

van dat jaar opgerichte Nederlandsche Maatschappij

van Schoone Kunsten te Den Haag. 133 In april ver-

spreidde die onderneming een prospectus waarin een

veertigtal boek- en prentwerken van Belgische herkomst

werd aangeboden. Dit initiatief wekte heftig verzet bij

de Nederlandse boekhandelaren en uitgevers, die zeer

beducht waren voor deze nieuwe concurrent. Het doel

der Maatschappij heette te zijn de ondersteuning van

kunstenaars, maar volgens de schrijver van een inge-

zonden stuk in het Nieuwsblad voor den boekhandel was

het er voornamelijk om begonnen de directie een aardig

salaris en de aandeelhouders een goed rendement op

hun investeringen te bezorgen. En dat dan over de rug-

gen van Nederlandse boekhandelaren!134

Van Tetroode dacht er net zo over. De door de Maat-

schappij aangeboden titels waren „op vreemden bodem‟

132 UBA/HSS-mag. 53 A 3, E. Vézy aan Van Tetroode, 9-9-1865. 133 Over deze Maatschappij, die na drie jaar werd opgeheven, zie

Kruseman, dl. 1, p. 230-241. 134 Anoniem ingezonden stuk in Nieuwsblad voor den boekhandel,

11-6-1840.

66

uitgegeven: het betrof allemaal „Brusselsche produkten‟.

Dat de door hem zo vereerde kroonprins Willem zijn

naam aan de Maatschappij had verbonden moest wel

een vergissing zijn. Verontwaardigd richtte hij zich met

een adres tot de kroonprins „waarbij ik onbewimpeld te

kennen gaf, dat men Z.K.H. naam compromitteerde,

door denzelven te stellen aan het hoofd eener zoodanige

notitie [= de prospectus], welke de vreemde industrie zoo

ten koste van den gevestigden Nederlandsche produce-

renden ende winkelhandel begunstigde‟. Volgens Van

Tetroode had de prins zich daarop via zijn adjudant van

de verkoopactie gedistantieerd en hem verzocht „zoo veel

en waar ook mogelijk, bekend te maken, dat Z.K.H. en-

kel eenige actiën [= aandelen] had genomen, die men

Z.K.H. in iets, wat als Nederlandsch en de Vaderland-

sche kunsten beschermend zich voordeed, had aangebo-

den; maar dat Z.K.H. geheel vreemd was aan al de bij-

zonderheden, terwijl Z.K.H. tevens persoonlijk afkeurde

dat debuut van de Maatschappij‟.135

Aan Van Tetroode nu de taak om het publiek te in-

formeren over het terugkrabbelen van de prins zonder

hem gezichtsverlies te laten lijden. Hij deed dat door

middel van een ingezonden stuk in het Algemeen Han-

delsblad waarin de delicate kwestie van de kroonprinse-

lijke betrokkenheid in één weldoortimmerde volzin

wordt afgedaan:

Hoewel het doordenkende publiek wel zal bevroe-

den dat Z.K.H. de Prins zich geenszins met bemoei-

ingen in eenige der onderdeelen van de verrigtin-

135 UBA/HSS-mag. KVB BVa 119-63, circulaire Van Tetroode, mei

1840.

67

gen der Maatschappij bezig houdt, en aan de, op de

titel af, zoo nationaal en kunsten bevorderend zich

voordoende onderneming, wel slechts heeft willen

veroorloven Hoogstdeszelfs geëerbiedigden en be-

minden naam, als dien van schutsheer van al wat

Kunsten en Wetenschappen en het Vaderland be-

treft te bezigen, geeft deze bijzonderheid [= het om-

streden aanbod van buitenlandse boeken] aanlei-

ding te veronderstellen, dat Z.K.H. van zoodanig

middel tot verbreiding kennis dragende, daaraan

het zegel van goed keuring zou hebben gehecht,

hetwelk men echter vermeent in geenen deele het

geval te zijn.136

Een nadere uiteenzetting van zijn standpunt gaf Van

Tetroode in de brochure Eenige woorden over eene de na-

tionaliteit kwetsende, de kunsten hoonende en den han-

del verdrukkende maatschappij zich noemende voor

schoone kunsten in Nederland. Een exemplaar ervan

zond hij aan koning Willem I als „bewijs der liefde die ik

der Glorie van Uwer Majesteits geslacht toedraag‟. Al-

dus het begeleidende adres. Het anoniem gepubliceerde

geschrift is opgedragen „aan eenen beschermheer die al-

les wat edel, goed, schoon of moedig is, met welgevallen

gadeslaat − eenen Beschermheer welke het de schrijver

niet wagen zal te noemen − terwijl zulks trouwens voor

iederen wel onderrigten Nederlander onnoodig zij‟.

De brochure is amusante lectuur. Neem alleen al het

in een virtuoos uitgesponnen bepaling van gesteldheid

ondergebrachte zelfportret waarmee Van Tetroode zijn

exposé begint:

136 Algemeen Handelsblad, 23-4-1840.

68

Van kindsbeen, en nu gedurende bijna eene halve

eeuw, zoo onafgebroken mogelijk, enkel geleefd

hebbende voor alles wat onder boek- en kunsthan-

del kan verstaan worden, de schoonste Europesche

bibliotheeken, tot bleek worden en blijven, hebben-

de doorsnuffeld; onder het gekraak der persen

(want toen kraakten zij nog) geboren; met de moe-

dermelk de looglucht der drukkerijen hebbende op-

geslurpt, en dus wat men noemt een boekdrukkers-

regimentskind (...).

De initiatiefnemers van de Maatschappij hebben geen

kaas gegeten van de boekhandel, „een vak dat als een

ander schaakspel bijna een wetenschap is‟. Hun onder-

neming is „een openbare, schandaalvolle verachtelijke

leugen‟, een „alleronhandigste naäping‟ van de Belgische

Société des Beaux Arts. De secretaris van de Maat-

schappij heeft de enormiteit begaan om Tijl Uilenspiegel

gelijkwaardig te noemen aan Cervantes‟ Don Quichotte.

Alsof de „enkel koddige Uilenspiegel‟ kan tippen aan Don

Quichotte, een werk „zoo vol hoogere strekking‟. Tijl Ui-

lenspiegel op één lijn te stellen met Don Quichotte is

hetzelfde als

Jan Steens Kiezentrekker naast de kinderprent van

Tetjeroen! [achttiende-eeuwse kwakzalver] Rubens

naast den uithangbordschilder! Waldorp en Nuijen

[bekende Haagse schilders] naast de glazenmaker

van den hoek. De olifant naast de vloo!

De minister van Binnenlandse Zaken baron De Kock liet

in zijn rapport aan de koning geen spaan heel van de

brochure, waarin „de menigte van kwetsende en hoo-

nende uitdrukkingen‟ gepaard ging met „volslagen ge-

69

brek aan gezonde redeneringen‟. De Kock adviseerde de

koning niet op de brochure en Van Tetroodes adres te

reageren. De koning beschikte conform: „Ter zijde leg-

gen.‟137

Intussen was Van Tetroode druk doende met zijn

plannen voor een „algemene nationale boekhandel‟, waar

volgens hem de gehele „Nederlandsche Boek-Industrie‟

veel baat bij zou hebben. Hij wilde een centraal, door

hem te beheren depot stichten, waar alle Nederlandse

uitgevers twee exemplaren van de werken uit hun fonds

zouden onderbrengen. Van Tetroode zou de boeken aan

collega=s of eindafnemers verkopen, met inachtneming

van de door de uitgevers vastgestelde minimumprijzen.

Zodra een boek was verkocht zou hij dat kenbaar maken

aan de desbetreffende uitgever, waarna deze direct over

de opbrengst kon beschikken en een vervolgexemplaar

insturen. Als vergoeding voor al zijn werkzaamheden en

het ter beschikking stellen van opslagruimte en kasten

verlangde hij van elke uitgever één exemplaar van al

zijn fondswerken. Die boeken zou hij in de loop van het

jaar te zijner bate veilen. Afgezien van „registreerkosten‟

voor vervolgexemplaren waren de opbrengsten van de in

depot gegeven boeken geheel voor de uitgever. Van Tet-

roode verplichtte zich het depot in elk geval tot februari

1844 te beheren. Bij opheffing van het depot kregen de

inbrengers hun boeken retour. Er zou een uit twee of

drie personen bestaande commissie worden ingesteld,

die de bevoegdheid bezat om op elk moment het depot-

beheer te controleren.

Van Tetroode stuurde een circulaire naar zijn colle-

ga‟s waarin hij zijn plannen ontvouwde. Hij kreeg toen

137 NA/Staatssecretarie inv. nr. 4596, K.B. van 27-5-1840/71.

70

te horen dat enkele „zeer solide boekhandelshuizen in

onderscheidene oorden van het vaderland, zoodanige

depôts zijn begonnen‟. Dat was even slikken, maar hij

troostte zich met de gedachte dat de betrokken collega‟s

deze depots als nevenwerkzaamheid exploiteerden, ter-

wijl hij er zijn hoofdactiviteit van wilde maken. Er was

nog een ander verschil: in tegenstelling tot deze concur-

renten wilde hij met zijn depot niet alleen collega‟s maar

ook het publiek bedienen. Alle partijen zouden er wel bij

varen:

Lees- en kooplust zullen belangrijk winnen, wan-

neer handel en publiek maar zeker zijn, oogenblik-

kelijk alle te ‟s Hage te kunnen krijgen.138

Van Tetroode zag al helemaal voor zich dat „met groote

gouden letteren de woorden ALGEMEENE NATIONA-

LE BOEKHANDEL voor mijne woning zullen te lezen

staan‟. Natuurlijk kwam er niets van het plan terecht, al

was het alleen maar omdat niemand vertrouwen in hem

had. Hij lag met veel collega‟s overhoop en was geen lid

van de ‟s-Gravenhaagsche boekhandelaarsvereniging.139

De verhoopte adhesiebetuiging van de Vereeniging ter

Bevordering van de Belangen des Boekhandels bleef

uit.140

De uitwerking van Van Tetroodes plan kan niet an-

ders dan krankjorum worden genoemd, maar het idee

138 UBA/HSS-mag. KVB BVa 119-63, circulaire Van Tetroode, mei

1840; ingezonden stuk van Van Tetroode in Nieuwsblad voor den

boekhandel, 4-6-1840. 139 GAG/Archief ‟s-Gravenhaagsche boekhandelaarsvereniging inv.

nr. 1, notulen ledenvergaderingen 1854-1865. 140 UBA/Archief KVB, 1840 dossier 7, plannen Van Tetroode.

71

zelf was zo gek nog niet. In een centraal boekendepot

school ontegenzeggelijk de oplossing voor een groot pro-

bleem waarmee de Nederlandse boekhandel had te

kampen. Tot de oprichting van het Bestelhuis − de voor-

loper van het huidige CB (Centraal Boekhuis) te Culem-

borg − in 1871 moest men zich behelpen met een om-

slachtig distributiestelsel. Uitgevers beschikten over een

netwerk van boekhandelaren („correspondenten‟) aan

wie ze hun fondswerken leverden. In 1851 had Van Tet-

roode bijvoorbeeld correspondenten in Middelburg, Am-

sterdam, Haarlem, Rotterdam, Delft, Gouda, Leiden,

Utrecht, Arnhem, Tiel en Leeuwarden.141 De correspon-

denten fungeerden ook als doorgeefluik voor de levering

aan andere boekhandels ter plaatse of in de regio. Door-

dat de correspondenten die bestellingen gewoonlijk op-

spaarden kon het gebeuren dat boekhandelaren in pro-

vincieplaatsen pas na maanden hun pakjes kregen toe-

gestuurd.142

In de eerste helft van de negentiende eeuw leverden

uitgevers soms voor rekening, wat inhield dat de boek-

handelaar het bestelde daadwerkelijk afnam. Meestal

werd echter een aantal exemplaren in commissie gege-

ven met recht van retour. Op die manier wentelde de

boekhandelaar het verkooprisico af op de uitgever, die

zich op zijn beurt vaak indekte door met intekenlijsten

te werken. Aan de hand daarvan stelde hij de oplage

vast en bij tegenvallende belangstelling ging de uitgave

niet door.143 Zo zag Van Tetroode in 1861 van een ge-

plande uitgave af omdat zich slechts honderden inteke- 141 Nieuwsbladblad voor den boekhandel, 4, 11 en 25-4-1851. 142 Van Delft e.a., paragraaf 3.3.3 en 4.3.1; Dongelmans, Immerzeel,

p. 151. 143 Dongelmans, Immerzeel, p. 155-157.

72

naren op het gelegenheidswerkje De Gothische Zaal

hadden aangemeld, terwijl hij er op duizenden had ge-

rekend.144

Het was gebruikelijk om na een jaar onverkocht

commissiegoed terug te sturen, maar daar werd vaak de

hand mee gelicht. In juli 1850 verzocht Van Tetroode via

een advertentie in het Nieuwsblad voor den boekhandel

de retournering van enkele titels die hij in de jaren

1820-1830 had verzonden „toen ik immer voor een /

10.000 in kommissie onder den handel had loopen, blij-

kens mijn boeken‟.145 Het retourstelsel zette niet alleen

de liquiditeit van de uitgevers onder druk, maar bracht

ook verzendkosten met zich mee en veroorzaakte veel ir-

ritaties vanwege beduimelde of beschadigde exempla-

ren.146 Typerend is Van Tetroodes briefje aan een cor-

respondent aan wie hij commissiegoed toezendt in het

volste vertrouwen dat dit zorgvuldig zal worden behan-

deld:

Sture mij gerust alles terug! Snijde men ook gerust

open, ‟t welk wel behoorlijk zal geschieden, of-

schoon ik dáárvan ook al, schadelijke, schandelijke

ondervindingen opdeê.147

Na 1850 leverden uitgevers steeds meer voor rekening,

waardoor de euvelen van de commissiehandel tot het

verleden gingen behoren.

144 Voor nadere details over deze mislukte intekening zie p. 195-

196. 145 Nieuwsblad voor den boekhandel, 5-7-1850. 146 Dongelmans, Immerzeel, p. 151. 147 UBA/HSS-mag. KVB BVa 119-64, Van Tetroode aan N.N., 8-9-

1872.

73

In de tijd dat Van Tetroode de Maatschappij van

Kunsten en Wetenschappen bestreed sprak hij zich ook

uit over een ander concurrentiegevaar dat de reguliere

boekhandel bedreigde: de hand over hand toenemende

colportageverkoop. De schrijver van een anoniem artikel

in het Nieuwsblad voor den boekhandel kaartte de kwes-

tie in mei 1840 aan. Hij trok van leer tegen de „onder-

kruipers‟ die een patent als boekhandelaar aanschaften

alleenlijk om van huis tot huis, de geheele stad

door, prospectussen en inteekenlijsten van uit te

komen werken rond te brengen en zoodoende den

eigenlijken boekhandelaar het gras (...) voor de voe-

ten wegmaaijen.

Uitgevers werden opgeroepen niet meer in zee te gaan

met colporteurs en hun prospectussen alleen aan regu-

liere boekhandelaren te sturen. 148 Van Tetroode rea-

geerde met een ingezonden stuk op dit artikel. Hij zag

niets in een sabotage van de colportageverkoop en sug-

gereerde in plaats daarvan twee alternatieve oplossin-

gen. De uitgevers zouden enkele procenten van de col-

portageverkopen aan de reguliere boekhandelaren kun-

nen uitkeren. Een andere mogelijkheid was dat de door

colporteurs verkochte boeken via gevestigde boekhande-

laren aan de klanten zouden worden uitgeleverd. Met

het geld dat de uitgevers daarmee bespaarden op de

traktementen van colporteurs − die immers niet meer de

boeken bij de klanten hoefden te bezorgen − konden ze

de boekhandelskorting financieren.

148 Nieuwsblad voor den boekhandel, 28-5-1840.

74

Volgens Van Tetroode hadden ook de gevestigde

boekhandelaren baat bij deze oplossingen „daar het pu-

bliek (...) veel gereder aan een‟ vreemden deszelfs lief-

hebberij toont dan aan den veelal min of meer ver-

smaadden winkelier‟. Hij baseerde deze opmerkelijke

bewering op eigen ervaringen. In 1826 had hij duizend

prospectussen laten drukken om Van der Maelens Atlas

universel de géographie physique, politique, statistique et

minéralogique (Brussel, 1827) aan de man te brengen.149

Die prospectussen en advertenties hadden hem vijftig

gulden gekost. Hij ging met de prospectussen langs de

huizen, maar het eindresultaat was bedroevend: slechts

drie intekeningen, waaronder één van hemzelf. Toen hij

een jaar later in een etablissement op de Pijpenmarkt

een glaasje zat te drinken, attendeerde iemand hem op

„een druk pratend heer‟. Het bleek een colporteur te zijn

die alleen al in Amsterdam meer dan honderd exempla-

ren van de atlas had weten te slijten. De volgende dag

liet de colporteur hem zijn register met intekenaren

zien. Van Tetroode trof daarin de namen aan van aller-

lei patriciërs bij wie hij zelf bot had gevangen!150

Reclame en marketing

Zijn geleur met de Van der Maelen-atlas bewijst al dat

Van Tetroode geen passieve winkelier was. In plaats

van zijn hoop alleen te vestigen op klanten die uit zich-

zelf naar binnen kwamen wandelen ondernam hij van

alles om zijn waren onder de aandacht van het publiek

te brengen. Af en toe ging hij met zijn boeken op stap om 149 Over deze uitgave: UBA/HSS-mag. 33 Dh 1 (Van Tetroode aan

de uitgever en geograaf Ph. van der Maelen, [1825]). 150 Nieuwsblad voor den boekhandel, 4-6-1840 (ingezonden stuk Van

Tetroode).

75

ze elders in een hotel of koffiehuis ter verkoop aan te

bieden. Dergelijke „uitpakkingen‟ voerden hem onder an-

dere naar Amsterdam, Rotterdam en Arnhem.151

Eind 1851 organiseerde Van Tetroode in zijn winkel

een aan „Flora en Pomona‟ gewijde verkooptentoonstel-

ling. Via een advertentie in het Nieuwsblad voor den

boekhandel nodigde hij zijn collega‟s uit om al hun boe-

ken over bloemen en planten „in commissie of voor een

paar dagen op beziens‟ naar hem op te sturen.152 Als we

hem op zijn woord mogen geloven liep de verkoop als

een trein. Binnen korte tijd was hij alles kwijt wat hij op

het botanisch gebied in huis had, waaronder een Dioscu-

rides-editie uit 1529.

Van Tetroode maakte veel reclame. In de jaren 1826-

1850 plaatste hij ongeveer 550 krantenadvertenties,

voornamelijk in de Opregte Haarlemsche Courant, het

Algemeen Handelsblad, het Journal de la Haye en het

Dagblad van ’s-Gravenhage. Hij adverteerde ook regel-

matig in het Nieuwsblad voor den boekhandel (vanaf

1834) en verspreidde daarnaast allerlei verkooponder-

steunend materiaal, zoals prospectussen, intekenlijsten,

catalogi, wekelijkse bulletins, visitekaartjes, circulaires

en „biljetten om voor de glazen [= winkelruiten] te plaat-

sen‟. Gelegenheden als Sinterklaas, Nieuwjaar en de

Haagse kermis liet de firma A.J. van Tetroode .niet on-

benut. Een biljet voor een speciale kermisactie begint

met de mededeling „dat er geen doelmatiger kermis-

geschenk kan uitgedacht worden dan een goed boek‟.

151 Journal de la Haye, 1-6-1839; Rotterdamsche Courant, 30-7-

1840; Amsterdamsche Courant, 28-4-1845. 152 Nieuwsblad voor den boekhandel (1852), p. 2.

76

Tweetalige catalogus van verkooptentoonstelling., 1844.

77

Daarna volgt een greep uit het ruime assortiment om

aan te tonen „dat hier voor jong en oud, als ook voor rijk

en arm, voor den jongeling en het meisje, voor den gelet-

terde en voor minder begaafden gezorgd is‟.153

Meer dan eens wist Van Tetroode free publicity in

kranten te genereren. Die gratis reclame betrof vooral

zijn uitgaven over het koningshuis of andere vaderland-

se prominenten. In augustus 1851 was het Dagblad van

’s-Gravenhage hem ter wille door te berichten over de

toeloop van „vreemdelingen en landgenooten van aan-

zien‟ die recentelijk aankopen hadden gedaan in zijn

winkel. Onder die klanten waren „de heer Lee, kapitein

in Russische dienst, vorst en vorstin Trubetskoy, de rid-

der Jan Schouten, van Dordrecht, de heer St. Gras, van

Frankfurt, [en] Prins Wiasemsky‟.154

Op gezette tijden probeerde Van Tetroode particulie-

ren of collega-boekhandelaren via een spectaculair aan-

bod tot grootschalige aankopen over te halen. In 1863

hield hij een actie voor particulieren waarbij tegen beta-

ling van tien gulden „54 deelen van de meest beroemde

nieuwe romans en mémoires‟ franco werden toege-

stuurd. Daaruit mocht men er 27 uitkiezen en de rest

ongefrankeerd terugzenden.155 In 1852 adverteerde hij

153 UBA/HSS-mag. KVB PPA 646:15, bedrijfsdocumentatie A.J. van

Tetroode. 154 Dagblad van ’s-Gravenhage, 11-8-1851. Andere voorbeelden van

free publicity voor Van Tetroode: Middelburgsche Courant, 24-2-

1831, De Nederlander. Nieuwe Utrechtsche Courant, .16-1-1849; De

Grondwet, 10-12-1853; Dagblad van Zuidholland en ’s-Gravenhage:

3-3-1854, 10-6-1864 en 17-6-1865; Nieuw Amsterdamsch Handels-

en Effectenblad, 25-5-1861; Amsterdamsch Handels- en Effecten-

blad, 17-11 en 21-11-1863; Rotterdamsche Courant, 9-7-1855 en 22-

8-1857. 155 Nieuw Amsterdamsch Handels- en Effectenblad, 17-3-1863.

78

in het Nieuwsblad voor den boekhandel vijf keer met een

„buitengewoone aanbieding‟, bestaande in partijen van

vier- à vijfhonderd „vonkelnieuwe en onopengesneden‟

boeken.156 Hij bood ze zijn collega‟s aan met een korting

van 75 procent op de prijs voor particulieren (1000 à

1200 gulden per partij), maar uitzoeken was er niet bij.

De koper van een partij („een klein winkeltje vol‟) moest

genoegen nemen met de door hem gemaakte selectie:

Geene de minste verandering kan in dit stel ge-

maakt worden. Het een moet met het ander, het

gewoon goede bij het betere, het vroegere bij het al-

lerjongste blijven. Geen penning valt af te dingen.

Hij zei er ook bij wat zijn reden voor deze sensationele

actie was. Kieser kon het niet worden geformuleerd:

Geschiedende deze dringende aanbieding aan den

handel, schier enkel om na meer dan een derde

eener eeuw arbeids, van mijn weinige crediteuren

in den Hollandschen Handel kwitantie te erlangen,

onder betuiging van mijne erkentelijkheid aan die

weinigen.

Bepaald komisch zijn de advertenties waarmee Van Tet-

roode tot twee keer toe, in 1850 en 1861, heeft gepro-

beerd een winkeldochter aan een collega kwijt te raken.

Het ging om de uit het Engels vertaalde roman Leven en

avonturen van Valentijn Vox den buikspreker van H.

Cockton. 157 In 1840, het jaar dat de eerste Engelse druk

156 Nieuwsblad voor den boekhandel (1852), p. 136, 143, 160, 204,

237. 157 Dagblad van ’s-Gravenhage, 23-4-1845; Nieuwsblad voor den

boekhandel, 7-11-1850; (1861), p. 127, 135.

79

verscheen, kondigde de Haagse uitgever J.H. Bisschop

de Nederlandse vertaling aan, te publiceren in negen af-

leveringen. Die Nederlandse editie werd een fiasco,

hoewel het boek in Engeland een bestseller was. In 1899

stond het op de door The Daily Telegraph samengestelde

lijst van honderd beste negentiende-eeuwse romans.158

In 1845 kocht Van Tetroode „de voorhanden exempla-

ren voor zover die afgedrukt waren met de platen‟ voor

275 gulden, inclusief het kopijrecht. Hij verkocht slechts

één exemplaar „voor den vollen prijs‟ en bleef zitten met

een stapel afgedrukte vellen „op circa 10 à 12 riem neêr-

komend‟. In 1850 bood hij de hele handel, kopijrecht in-

cluis, aan voor 25 gulden minder dan hij er zelf voor had

betaald. Gegadigden werden uitgenodigd om drie dagen

bij hem te komen logeren. In die tijd konden ze de partij

collationeren. Hij zou ze bij die gelegenheid ook eens

vertellen „hoe ‟t komt dat ik daaraan geen geld heb kun-

nen verdienen‟. Kennelijk hapte niemand toe, want in

juli 1861 kwam hij met een nieuw voorstel. Ditmaal

vroeg hij zestig gulden voor het kopijrecht en de afge-

drukte vellen, maar dan moest de koper wel bereid zijn

om te gelegener tijd („tempore utili‟) zijn weduwe of kind

voor een derde te laten delen in de winst. De toekomsti-

ge eigenaar kreeg er nog het gratis advies bij om de on-

voltooid gebleven editie te completeren, „wat stellig eene

goede operatie zou wezen‟ òf een geheel nieuwe goedko-

pe editie uit te brengen. Een paar weken later volgde

weer een advertentie, waarin Van Tetroode om te be-

ginnen een vergissing in de eerste corrigeerde. Hij had

daar Valentijn Vox ‘een der beste werken van Dickens‟

genoemd, maar het was een roman van Cockton. Ver-

158 www.books.guardian.co.uk/top10s

80

volgens kwam hij terug op zijn advies om de bestaande

editie te completeren. Dit raadde hij nu af vanwege de

staat waarin de afgedrukte vellen verkeerden. Tenslotte

werd ook nog eens de bijkomende verkoopvoorwaarde

bijgesteld: de koper zou niet een derde maar de helft van

de winst moeten afstaan aan zijn nabestaanden. De le-

zers van het Nieuwsblad voor den boekhandel waren in

de loop der jaren gewend geraakt aan dergelijke curieu-

ze advertenties: echt weer iets voor die rare Van Tet-

roode!

Necrologie in het Nieuwsblad voor den boekhandel, 11-6-1875.

81

Hoofdstuk 2

IN MUZISCHE SFEREN

Muziek

Reeds als jongeman had Van Tetroode een grote culture-

le belangstelling. Dit blijkt onder andere uit zijn lid-

maatschap van Vooruitgang door Wetenschap, een met

Felix Meritis vergelijkbaar Amsterdams genootschap

dat departementen voor taal- en dichtkunde, tekenkun-

de en muziek omvatte.1 De door het muziekdepartement

verzorgde concerten zal hij zeker hebben bijgewoond, zo

niet als uitvoerende (zanger) dan toch als toehoorder.

Liefde voor de muziek kreeg hij van huis uit mee: zijn

moeder was de zangkunst zeer toegedaan.2 Tijdens de

Laurens Janszoon Coster-herdenking van 1823 maakte

Van Tetroode als tenor deel uit van het gelegenheids-

koor dat in de Haarlemse Sint Bavo een speciaal voor dit

feest gecomponeerde cantate uitvoerde. 3 Omstreeks

1825 gaf hij een bundel liederen met pianobegeleiding

uit, die bestemd was voor de Maatschappij van Toon-

kunde Onder de Zinspreuk Het Volmaakt Akkoord.

1 SAA/Archief van de Maatschappij Voorwaarts door Wetenschap

inv. nr. 97, jaarboekjes 1819-1827; Klinkeberg, p. 51-69. 2 Amsterdamsch Avond-blad, 20-11-1830 (recensie van Vrugt-con-

cert door Van Tetroode). 3 UBA/HSS-mag. KVB BVa/119-84, Van Tetroode aan N.N., 21-7-

1867; Loosjes, Gedenkschriften, p. 54-55, 417.

82

Vermoedelijk heeft Van Tetroode zelf meegezongen in

het aan dat genootschap verbonden koor. Later was hij

„eerste lid‟ van het Haagse zangkoor Harmonia, waar-

voor hij een in druk verschenen Wachtlied der Harmoni-

anen op de wijs van Die Wache am Rhein schreef. Hier-

uit het derde couplet, dat kenmerkend is voor de brave

opgewektheid die het repertoire van de Nederlandse lie-

dertafels toentertijd eigen was:

Brengt niet de tweede Donderdag

der maand, dien men beleven mag,

Aan ons, aan ons die reine vreugd,

Bij het mijden van al wat niet deugt?

Rein klink‟ ons lied, dan, wijd en zijd (bis)

Aan Vreugd en Deugd, altijd, altijd gewijd (bis).4

Het dagblad De Tijd roemde na Van Tetroodes overlij-

den zijn verdiensten op muzikaal gebied: „Als niet onbe-

gaafd toonkunstenaar zullen velen hem nog wel herin-

neren.‟5 Dat lijkt wat al te veel eer voor deze amateur-

musicus die zich ook aan het componeren waagde. Op

zijn naam staan enkele ongepubliceerde liederen op tek-

sten van de Duitse dichter Theodor Körner en een door

de Haagse componist-dirigent J.H. Lübeck gereviseerde

pianobegeleiding bij het lied Neerlands Koning en Ko-

ningin op een tekst van F.H. Greb (1840).6

Van Tetroode onderhield contacten met diverse com-

ponisten, onder wie zijn jeugdvriend Charles Lis (1784-

1845). In 1814 verhuisde Lis, Brusselaar van geboorte,

4 UBL/LTK 1795/24 nrs. 86-87. 5 De Tijd, godsdienstig en staatkundig dagblad, 10-6-1875 6 BGAG/Cm 113, stukken betreffende het museum Willem II (onge-

dateerde aantekening); Fondslijst A.J. van Tetroode nr. 208.

83

naar Nederland, waar hij van de muziek − tot dan toe

een liefhebberij − zijn beroep maakte. Na werkzaam te

zijn geweest in Amsterdam, Rotterdam en Den Haag

keerde hij terug naar België.7 In een brief uit december

1824 geeft de dan te Brussel woonachtige Lis Van Tet-

roode te kennen dat hij hun „ancienne amitié musicale‟

warm wil houden nadat ze elkaar vijf jaar geleden voor

het laatst hadden ontmoet. Hij stuurt hem een kopie

van zijn O Salutaris Hostia in de hoop dat deze eucha-

ristische hymne door Van Tetroodes bemiddeling in Ne-

derland wordt uitgevoerd. Lis schakelde zijn vriend ook

in voor het verzamelen van intekenaren op zijn in afle-

veringen te publiceren romances, waarvoor hij zelf „tant

bien que mal‟ de platen graveerde. Lis maakte van de

gelegenheid gebruik om Van Tetroode op te wekken zijn

„folies de jeunesse‟ achter zich te laten en net als hij in

het huwelijk te treden. Hij zelf prees zich gelukkig een

echtgenote te hebben gevonden die zich niets aantrok

van de lasterpraatjes die over hem de ronde deden: hij

zou drie kinderen hebben bij een vrouw die van hem was

gescheiden „parceque j‟avois une maladie honteuse‟ en

zich in Brussel schuilhouden om zich te onttrekken aan

schuldeisers in Den Haag, bij wie hij voor 14.000 gulden

in het krijt stond.8

Van Tetroode, die zich met hart en ziel overgaf aan

the gentle art of making enemies, had tegelijk een sterke

neiging tot het bewonderen van bekende personen. Di-

verse musici werden het object van zijn verering. Nadat

de Amsterdamse componist Aron Wolff Berlijn in 1843

door Willem II was benoemd tot ridder in de orde der

7 Biographie Nationale, dl. 12, kol. 291-293. 8 UBA/HSS-mag. 33 Cz 1, Ch. Lis aan Van Tetroode, 25-12-1824.

84

Eikenkroon publiceerde Van Tetroode een door hem ge-

schreven Feest-groet op rijm, waarin zowel Berlijn als de

koning lof werd toegezwaaid.

Nog grotere bewondering koesterde Van Tetroode

voor de tenor Willem Pasques de Chavonnes Vrugt, hof-

en kamerzanger van Willem I en II. Vrugt, een voorma-

lige makelaar die om zijn schulden af te lossen beroeps-

zanger was geworden, verwierf ten tijde van de Belgi-

sche Opstand nationale bekendheid als vertolker van

het Wien Neêrlandsch bloed en andere vaderlandslie-

vende liederen. In het door hem uitgegeven Amsterdam-

sch Avond-blad wijdde Van Tetroode een lyrische recen-

sie van drieënhalve bladzijden aan een Vrugt-concert

dat hem tot tranen toe bewogen had. In het bijzonder

was hij getroffen door Vrugts vertolking van het Wien

Neêrlandsch bloed. De regel „De plek waar onze wieg

eens stond‟ − waar Vrugt het „zacht gehobbel der wieg‟

imiteerde − bracht hem „in eene verrukking, zoo als ik

nimmer gevoeld hebbe‟.9

Tussen Vrugt en Van Tetroode ontstond een levens-

lange vriendschap. In de zestien jaar dat ze beiden in

Den Haag woonden − Vrugt verliet de Residentie in

1853 − bezochten ze elkaar vaak. Toen Vrugt aan popu-

lariteit inboette ging Van Tetroode hem, net als zichzelf,

zien als „een onverdiend lijdend hart‟.10 Beiden deelden

ook een grenzenloze verering voor Willem II. Eiken-

kroonridder Vrugt was de trotse bezitter van een „auto-

graphe‟ van de koning. Van Tetroode probeerde hem dit

document af te troggelen, maar Vrugt wilde het relikwie

9 Amsterdamsch Avond-blad, 20-11-1830. 10 UBA/HSS-mag. KVB BVa/119-84, Van Tetroode aan N.N., 21-7-

1867.

85

van zijn „immortel bienfaiteur‟ niet kwijt, zelfs niet „pour

cent mille livres sterling‟.11 In 1847 veilde Van Tetroode

een collectie bladmuziek van Vrugt, die door geldnood

tot die verkoop zal zijn gedwongen. 12 Door Vrugts ver-

huizingen, eerst naar Amsterdam en later naar Haar-

lem, verwaterde het contact. In juli 1867 nodigde de zie-

ke en straatarme Vrugt Van Tetroode uit naar Haarlem

te komen om hem voor de laatste maal de hand te druk-

ken („Ik gevoel maar al te wel dat mijn leven met rasche

schreden ten einde loopt‟) en herinneringen op te halen

aan die goede, oude tijd toen Willem II nog leefde:

Versnoep een paar guldentjes om aan deze wensch

van uwen ouden vriend te voldoen; aan plezier-

retourtreinen ontbreekt het niet.13

Het is onbekend of de berooide Van Tetroode daarvoor

geld heeft kunnen en willen vrijmaken. Veel haast was

er trouwens niet bij, want Vrugt bleef nog ruim drie jaar

leven.14

Het verhaal gaat dat Van Tetroode de ontdekker is

geweest van Rosa de Vries-van Os, een in Den Haag ge-

boren en getogen zangeres die een schitterende carrière

in het buitenland maakte. Van die ontdekking bestaan

verschillende lezingen. Een daarvan is dat Van Tetroode

op een dag voorbij een huisje kwam, waar hij een meisje

prachtig hoorde zingen. Bij navraag bleek het een kind

11 TIN/BRCHAVOO5, W. Pasques de Chavonnes Vrugt aan Van

Tetroode, 20-6-1851. 12 Dagblad van ’s-Gravenhage, 30-4 en 16-6-1847. 13 TIN/BRCHAVOO8, W. Pasques de Chavonnes Vrugt aan

Van Tetroode, 30-7-1867. 14 Over de vriendschap Van Tetroode-Vrugt zie verder Matthey, De

vaderlandse zanger, p. 176-180.

86

uit een arm gezin te zijn. Geld om haar een zangoplei-

ding te laten volgen was er niet. Van Tetroode legde het

geval voor aan Willem II, een groot operaliefhebber. Gul

als altijd bekostigde de koning Rosa‟s studie.15

Volgens een in 1860 gepubliceerde levensbeschrijving

van de zangeres is de toedracht heel anders geweest. De

anonieme auteur vertelt hoe Rosa, een joods meisje,

zong tijdens een bruiloft ten huize van de bewaarder

van de joodse begraafplaats op de grens tussen Den

Haag en Scheveningen. Haar stem maakte grote indruk

op de voorbijgangers, onder wie zich toevallig ook Wil-

lem II bevond. Teruggekomen in het paleis liet hij na-

gaan wie de zangeres was, waarna Rosa „son auguste

patronage‟ ten deel viel en aan het conservatorium van

Parijs kon gaan studeren.16

Blijkens archiefonderzoek berusten beide lezingen op

mythevorming. Rosa heeft in 1843 zélf de koning ver-

zocht haar een stipendium toe te kennen voor een studie

in Parijs. Zij was op dat moment als koorlid verbonden

aan de Koninklijke Franse Schouwburg in Den Haag.

Willem II won advies in bij de schouwburgcommissie,

die beaamde dat Rosa met „eene schoone krachtvolle

stem en eene gelukkige musicalische organisatie is be-

gunstigd‟. Onder deskundige leiding zou zij zich kunnen

ontwikkelen „tot eene zeer verdienstelijk zangeresse‟.

Een studie aan het conservatorium in Parijs was daar-

toe de meest aangewezen weg. Overeenkomstig het ad-

vies van de commissie gaf de koning haar een toelage

15 Riko, p. 117; Schwencke, p. 201-202. 16 N.N., Rosa de Vries, p. 5-6.

87

van driehonderd gulden per kwartaal plus een reiskos-

tenvergoeding van 150 gulden.17

Rosa de Vries-van Os had haar carrière dus niet aan

Van Tetroode te danken. Wel is er later contact tussen

hen beiden geweest. In november 1859 vroeg hij haar

hem „eene som aan te vertrouwen‟, vermoedelijk met het

oog op het uitgeven van haar portret. Namens Rosa

hield haar echtgenoot, de zanger D. de Vries, de boot af:

„voor het oogenblik‟ wilde zij geen gebruik maken van

zijn diensten, later mogelijk wel.18

In de jaren 1849-1852 onderhield Van Tetroode nau-

we betrekkingen met de toen in Den Haag verblijvende

vorst Nikolai Borissowitsj Galitzin alias Golizyn (1794-

1866), een familielid van Dmitri Aleksejewitsj Galitzin,

de vroegere ambassadeur van Rusland in Den Haag

(1768-1798). Nikolai Galitzin verwierf eeuwige roem als

de opdrachtgever van Beethovens vermaarde drie laat-

ste strijkkwartetten op. 127, 130 en 132. Hij volgde een

militaire carrière en combineerde dat met allerlei muzi-

kale activiteiten: cello spelen, muziekkritieken schrijven

en componeren.19

In zijn Haagse tijd zat Galitzin krap bij kas. In een

briefje uit juni 1849, dat hij door een bediende bij Van

Tetroode liet bezorgen, vraagt hij nog even uitstel van

betaling „de la petite note‟. Hij moet bekennen „que je

n=ai pas le sous‟. Begin 1850 verklaart hij nog steeds niet

in staat te zijn te voldoen „à votre juste reclamation‟,

maar er kan elk moment een geldzending uit Rusland

17 NA/Kabinet des Konings inv. nr. 189, K.B.‟s van 11-9-1843/44 en

8-10-1843/3. 18 UBA/HSS-mag. 23 Dd/1, D. de Vries aan Van Tetroode, 8-11-

1859. 19 Die Musik in Geschichte und Gegenwart, dl. 16, kol. 504-505.

88

komen. Kort daarop bestelt hij bij Van Tetroode − die

ook in muziekinstrumenten handelde − een gitaar om

een door hem gecomponeerd gitaarduet uit te proberen.

Hij wil er dezelfde prijs voor te betalen als voor de gitaar

die hij eerder bij Van Tetroode heeft gekocht. In april

1850 is de openstaande rekening nog steeds niet voldaan

en wordt Van Tetroode gepaaid met de mededeling dat

hij volgende week zijn boodschappenjongen langs moet

sturen: hij verwacht namelijk deze week 500 franc te

ontvangen, maar weet niet precies op welke dag. Een

half jaar later is het geld er nog steeds niet.20

In de kringen van de Haagse bohème maakte Galitzin

kennis met een zonderlinge figuur: vrijheer Philip(s) von

Roesgen von Floss (1817-1894), die tot zijn eervol ont-

slag in 1849 werkzaam was bij de Luxemburgse kanse-

larij in Den Haag en daarna als ambteloos burger door

het leven ging.21 Roesgen voerde onder andere de titels

„chevalier du Saint Empire‟ en „phil.nat. & metaph. dr.‟.

Door zijn ouderwetse kleding en eigenaardige manier

van lopen − parmantig stappend als een haan − trok hij

op straat veel bekijks. Roesgen frequenteerde het Café

Français op het Plein, waar hij zich mengde in het ge-

zelschap van de jonge schilders en andere bohemiens die

daar vaak bijeenkwamen. Hij was een enorme opschep-

per die tot groot vermaak van zijn toehoorders de wild-

ste verhalen vertelde over zijn prestaties als militair,

magnetiseur, componist, schilder, duellist, hoveling, ja-

ger en spion. Om deze snoever af te straffen organiseer-

20 UBA/HSS-mag. 69 S 1-5, N. Galitzin aan Van Tetroode, juni

1849, januari 1850, februari 1850, april 1850, oktober 1850. 21 Over Roesgen zie: Van Dongen, 140-145; De Haes, 121-129; Ha-

zewinkel, p. 191, 201 (portret); Matthey, Het duel, p. 319-321; Han-

delingen gemeenteraad Den Haag (1865), p. 128.

89

de de schildersbent een duel, waarbij buiten medeweten

van Roesgen de pistolen met los kruit werden geladen.

Toen zijn in het complot betrokken tegenstander ter

aarde stortte, dacht Roesgen dat hij hem gedood had en

sloeg in paniek op de vlucht.

Galitzin heeft Roesgens heldendaden, waaronder het

schertsduel, bezongen in een „chanson drolatique‟ met de

titel Les Florsades du très illustre chevalier du Saint-

Empire Romain Flors von Pappelmoss, membre de l’an-

cien chapitre-equestre de la haute noblesse immédiate de

l=Empire, Grand-Maître de l’Ordre des Templiers, Com-

mandeur de l’Ordre du Cygne Noir, chambellan honorai-

re de plusieurs cours!!! etc. etc. etc.22 Elk van de 23 cou-

pletten („Florsades‟) is gewijd aan een van Roesgens ver-

richtingen. Het tiende couplet behandelt bijvoorbeeld

zijn prestaties als jager. Niet alleen raakte hij ooit met

één schot vijftig patrijzen

Mais ce qu‟il y a de fort étrange

Et de diabolique à voir,

Qu‟en tombant les perdreaux changent

En un énorme CANARD!

De titelpagina van Les Florsades vermeldt geen auteur,

uitgever en plaats van uitgave. Het lied is uitgegeven

zonder de bijbehorende, door Galitzin gecomponeerde

muziek. De bibliotheek van de UvA bezit een manu-

script van de tekst en muziek, plus enkele aan Van Tet-

roode gerichte brieven over de gang van zaken rond de

22 Het enig bekende exemplaar bevindt zich in de Koninklijke Bibli-

otheek te Den Haag.

90

Eerste pagina van Les Florsades. [‟s-Gravenhage, 1852].

91

uitgave.23 Uit die correspondentie blijkt dat een door Ga-

litzin geheimzinnig als „mon individu‟ en „monsieur B...‟

aangeduide persoon had toegezegd de drukkosten op

zich te nemen. Van Tetroode zou de contacten met de

drukker verzorgen. Toen het drukken niet wilde vlotten

werd de onbekende financier ongeduldig. Op een be-

paald moment dreigde hij zelfs zich terug te trekken

wanneer hem niet binnen een paar dagen de overeenge-

komen tweehonderd exemplaren zouden worden be-

zorgd. Kennelijk is Van Tetroode erin geslaagd deze

plooien glad te strijken.

Vermoedelijk heeft Galitzin het lied in samenwerking

met Van Tetroode geschreven. In elk geval liet hij aan

hem de keuze tussen bepaalde tekstvarianten. In de

oorspronkelijke versie worden de held van het verhaal

en de coupletten achtereenvolgens aangeduid als „Rouch

von Flors‟ en „Flossades‟. In een latere versie is „Rouch

von Floss‟ vervangen door „Floss von Pappelmoss‟. Uit-

eindelijk werd gekozen voor „Florsades‟ en „Flors von

Pappelmoss‟, dit „pour ne pas trop s‟exposer à la colère

du très illustre‟. Het valt echter te betwijfelen of de woe-

de van Roesgen door deze aanpassingen is gedempt.

Toneel

Net als de muziek genoot het toneel Van Tetroodes bij-

zondere belangstelling, zowel zakelijk als privé. Onder

zijn kennissen telde hij de nodige kopstukken uit de

theaterwereld, onder wie de acteur Rosier Faassen, de

23 UBA/HSS-mag. 69 S 7-14, april 1852 en z.d. In de desbetreffende

map bevindt zich ook het manuscript van een uit vijf coupletten be-

staande Prédiction faite à l’illustre chevalier Flors von Pappelmos

où il est dit qu’il sera rossé, fossé et encaissé, s’il ne cessait de faire

des folies et des procès (69 S 15).

92

vaudevillezanger Eduard Bamberg en de directeur van

de Amsterdamse Stadsschouwburg Johannes Tjasink.24

In zijn Haagse tijd onderhield hij intensieve contacten

met de directies van de twee gezelschappen die de

schouwburg aan het Korte Voorhout bespeelden: een

Nederlandse troep, die bekend stond als „de Hollandse

Schouwburg‟, en een Frans gezelschap, het Théâtre

Français de la Haye alias de Franse Schouwburg. Van

Tetroode frequenteerde de voorstellingen van beide ge-

zelschappen.

Van 1846 tot 1853 was de befaamde toneelspeler An-

ton Peters directeur van de Hollandse Schouwburg. Be-

gin 1850 verscheen bij Van Tetroode een werkje met een

door Peters voorgedragen nieuwjaarswens en een lof-

dicht op Peters, hoogstwaarschijnlijk van Van Tetroode

zelf.25 Mogelijk was die uitgave een wederdienst voor

een door Peters „eens en voor altijd‟ gedane toezegging

dat Van Tetroode met zijn vrouw en dochter gratis de

voorstellingen van de Hollandse Schouwburg mocht be-

zoeken. Van Tetroode moest daarvoor wel elke keer van

te voren vrijkaartjes bij hem ophalen omdat Peters zon-

der toestemming van de intendant niet bevoegd was een

passe-partout af te geven. Op een keer schreef Van Tet-

roode hem dat hij om vijf uur een bediende zou sturen

voor de kaartjes. De bediende trof Peters op dat tijdstip

niet aan en keerde onverrichterzake terug. Van Tet-

24 UBA/HSS-mag. 31 Aw 2, R. Faassen aan Van Tetroode, 11-2-

1850; TIN/BRFAAR002, R. Faassen aan Van Tetroode, 29-11-1850;

UBA/HSS-mag. 2 O 3, E. Bamberg aan Van Tetroode, 13-5-1857;

UBA/HSS-mag. 22 Ag 4, J. Tjasink aan Van Tetroode, 21-9-1857;

TIN/BRTJA0001, BRTJA0005, J. Tjasink aan Van Tetroode, 14-10-

1857, 28-9-1871. 25 Fondslijst A.J. van Tetroode nr. 169.

93

roode voelde zich geschoffeerd en schreef een woedende

brief aan Peters, die hem op zijn beurt de les las: hij liet

zich niet als een kwajongen commanderen en verzocht

„vriendelijk en beleefdelijk mij niet zulke overdrevene,

ongegronde en onbegrijpelijke briefjes te schrijven‟.26

Naar eigen zeggen stond Van Tetroode op goede voet

met de directeuren van de Franse Schouwburg, in het

bijzonder met Jean Chrétien Valois, Louis Jahn en Emi-

le Marck. In zijn bezit was een foto van Jahn, op de ach-

terkant waarvan hij aantekende dat hij deze afbeelding

had laten maken „uit achting, om nooit eenig exemplaar

te verkoopen‟.27 Ooit gaf een niet nader aangeduide di-

recteur van de Franse Schouwburg hem een gouden pot-

lood „voor niet onbelangrijke diensten‟ die hij aan het to-

neel had bewezen. Waarin die diensten hadden bestaan

krijgen we niet te horen.28

Jean Chrétien Valois en zijn vrouw Wilhelmina Va-

lois-Sablairolles waren in Tetroodes ogen „echte kunste-

naars, edele menschen, waardig door edelen te worden

beschermd‟.29 Wilhelmina − actrice en zangeres − eerde

hij in mei 1855 met een afzonderlijk uitgegeven lofdicht,

vermoedelijk ter gelegenheid van een jubileum.30 Even-

als Peters voorzag Valois Van Tetroode van vrijkaart-

jes.31 De ene dienst was een andere waard: in juli 1858

26 KB/76 E 28/23, A. Peters aan Van Tetroode, 14-5-1849 en z.d.;

UBA/HSS-mag. 31 De 8, A. Peters aan Van Tetroode, 1850. 27 UBA/Pr. F 4190. 28 Nawoord bij de herdruk van Van Tetroodes gedicht Doggersbank

gehuldigd door den Koning 5 augustus 1843. 29 UBA/HSS-mag. 22 Q 4, ongedateerde aantekening. Over het

echtpaar Valois-Sablairolles zie Van Gelder, p. 87 (portretten), 114. 30 UBA/Port. ton. 4\0 I-24. 31 UBA/HSS-mag. 22 Cj-8, J.C. Valois aan Van Tetroode, maart

1863.

94

verzocht Valois Van Tetroode om bij de komende ge-

meenteraadsverkiezingen zijn stem uit te brengen op

een kennis van hem, D. Leon.32

Van Tetroode was niet vies van de relletjes die van

tijd tot tijd in de Haagse schouwburg uitbraken. Regel-

matig werd daar de boel op stelten gezeten door jongelui

uit de hoogste kringen, al dan niet in samenwerking met

de uit hoeren en maintenées bestaande demi-monde die

in het theater vertier zocht.33 Nadat de dames zich in

september 1865 weer eens hadden misdragen wilde de

politie ze in één loge onderbrengen „als in een hok‟, maar

door het gezamenlijk verzet van jeunesse dorée en demi-

monde ging dat niet door. Van Tetroode maakte een ge-

dicht op dit voorval en liet het drukken. Het verscheen

onder de titel Protêt en faveur des Camelia’s tracassées

en was ondertekend met het pseudoniem Triboulet (de

hofnar van Lodewijk XII en Frans I). De nar hoont de

„noir puritain farouche‟ die onschuldige camelia=s ver-

trapt. Het gedicht was snel uitverkocht. De bij het inci-

dent aanwezige „gentlemen‟ namen het bij stapeltjes te-

gelijk af.34

Bij Van Tetroode waren veel portretten van toneel-

spelers en musici te koop, waaronder ook uitgaven van

hemzelf.35 Een van de door hem vereerde actrices van

wie hij een portret op de markt bracht was Elizabeth

Stoopendaal-van Elten. Bij haar afscheid op 1 april 1862

32 UBA/HSS-mag. 22 Cj-6, J.C. Valois aan Van Tetroode, 11-7-1858. 33 Het weekblad Asmodée van 21 januari 1869 bevat een levendige

beschrijving van zo=n door de demi-monde getrapt relletje. Het des-

betreffende artikel is overgenomen in Maas, p. 64-65. 34 UBA/HSS. BVa 119-61 (exemplaar met aantekeningen van Van

Tetroode). 35 Fondslijst A.J. van Tetroode nrs. 231-242, 244, 253, 261-263, 267.

95

prees Van Tetroode haar omdat zij „zonder den minsten

zweem van trots‟ er altijd in was geslaagd „wat de fran-

schen noemen het quant à moi te bewaren. (...) Zonder

in het minst ooit bijtend of liefdeloos te wezen ontglip-

pen haar ligt de vernuftigste luimige opmerkingen van

een juister oordeel getuigende‟.36 Van Tetroode roemde

bij die gelegenheid ook haar liefdadigheid. Zelf had hij

meermalen daarvan geprofiteerd, maar na haar afscheid

van het toneel ontbraken haar de middelen om hem te

helpen: „Konde ik vroeger u soms van dienst zijn, thans

ben ik daar niet meer toe in staat.‟37

Helemaal idolaat was Van Tetroode van de Italiaanse

tragedienne Adelaïde Ristori (1822-1906), die in de jaren

1859-1869 een aantal keren Nederland heeft aangedaan.

In haar memoires vertelt ze over de overweldigende ont-

vangst die haar bij haar eerste bezoek aan Nederland, in

juni 1859, ten deel viel. Dit verraste haar des te meer

omdat „les Hollandais ont la réputation d‟être d‟un natu-

rel froid et peu accesible à l‟enthousiasme‟. In Amster-

dam, waar de tournee begon, zouden er meer dan 20.000

mensen op de been zijn geweest om haar toe te juichen.

Volgens Ristori heeft Willem III, toen hij van die op-

komst hoorde, gezegd: „C‟est peu pour une révolution, −

pour une démonstration c‟est trop.‟ In Den Haag woonde

de koning meermalen haar voorstellingen bij.38

In een brief aan Thorbecke uit december 1865 memo-

reert Van Tetroode „het heerlijke van Ristori‟ dat hij de

36 BGAG/H s 168, aantekeningen Van Tetroode, 1862. 37 BGAG/H s 168, E. Stoopendaal-van Elten aan Van Tetroode, on-

gedateerd (1862 of later). 38 Ristori, p. 239-240.

96

avond tevoren heeft genoten.39 Hij verkocht allerlei por-

tretten van haar, waaronder exemplaren met „auto-

graphische handteekening (...) door de groote kunstena-

res aan mij uitsluitend verstrekt‟.40 Hij maakte ook een

vertaling van het drama Marie-Antoinette, dat Paolo Gi-

acometti speciaal voor Ristori had geschreven. De verta-

ling zelf, die vermoedelijk was gebaseerd op een Franse

versie, is niet gepubliceerd. Wel verscheen er in 1869 bij

de Haagse uitgever W. Carpentier een synopsis van het

stuk, waarin naar Van Tetroodes vertaling wordt ver-

wezen.

Van Tetroode vertaalde nog meer toneelstukken,

waaronder Gaston van Frankrijk; of De man met het ij-

zeren masker (1850) van Arnould en Fournier en De ar-

men van Parijs (1857) van Brisebarre. Op 71-jarige leef-

tijd zette hij zich nog aan het vertalen van Victor Hugo‟s

Le roi s’amuse, wat hem ertoe bracht zichzelf te vergelij-

ken met „Haydn, de heilige Haydn‟, die op ongeveer de-

zelfde leeftijd zijn oratoria De schepping en De jaargetij-

den componeerde. Vergeefs probeerde hij Kruseman er-

toe over te halen deze Hugo-vertaling uit te geven.41

Van Tetroode verkocht toneelstukken in allerlei talen.

In een advertentie uit oktober 1850 laat hij weten „dat ik

meer dan 3000 diverse, Hollandsche, Hoogd.[uitsche],

Fransche, Italiaansche, Engelsche, Spaansche, ja Russi-

sche toneelwerkjes voorhanden heb‟. Collega‟s die to-

39 NA/Coll. Thorbecke inv. nr. 80, Van Tetroode aan J.R. Thorbecke,

5-12-1865. 40 Nieuwsblad voor den boekhandel (1860), p. 116; (1865), p. 248;

(1866), p. 58. 41 UBL/LTK 1795/22 nr. 54, Van Tetroode aan A.C. Kruseman, 14-

8-1867; UBL/LTK 1795/22 nr. 56, Van Tetroode aan A.C. Kruse-

man, 20-8-1867.

97

neelstukken uitgaven werden dringend verzocht die als

commissiegoed toe te sturen omdat dit genre bij hem

goed liep.42 In 1874 had hij „op en om 5000 toneelstuk-

ken‟ in huis.43

In zijn laatste levensjaren bracht Van Tetroode nog

de energie op een grote verzameling toneelstukken aan

te leggen. Uit de in april 1869 bij Van Stockum geveilde

bibliotheek van de Haagse letterkundige S.J. van den

Bergh (1814-1868) kocht hij „een aantal der voornaamste

nummers‟ op toneelgebied. Na die aanwinst probeerde

hij via een advertentie in het Nieuwsblad voor den

boekhandel zijn verzameling uit te breiden met stukken

„zoo van vroeger als later‟.44 Van Stockum hielp hem in

1871 „al heel edel‟ aan zes à zevenhonderd „werkjes

waarbij meest aller vroegere‟. Een jaar later kocht hij

van de gebroeders Hack in Den Haag nog een partij van

zeven à achthonderd stuks „waarbij veel nieuwere‟. Met

hulp van de Koninklijke Bibliotheek maakte hij van de

collectie een beredeneerde catalogus onder de titel Bij-

drage tot de geschiedenis des toneels in Europa, speciaal

het Nederlandsche, in verband met dat der Grieken en

Romeinen en het actueele Fransche. 45 Het manuscript

van deze niet in druk verschenen catalogus is verloren

gegaan.

Van Tetroode is zelf ooit in een door het gezelschap

van J.C. Valois opgevoerd kermisstuk ten tonele ge-

voerd. Naar de letterkundige en boekhandelaar Boele

42 Nieuwsblad voor den boekhandel, 3-10-1850. 43 Nieuwsblad voor den boekhandel (1874), p. 64. 44 Nieuwsblad voor den boekhandel (1860), p. 111. 45 UBL/LTK 1795/24 nr. 87, Van Tetroode aan A.C. Kruseman, 26-

8-1871; UBL/LTK 1795/25 nr. 23, Van Tetroode aan A.C. Kruse-

man, 27-4-1872.

98

van Hensbroek zich meende te herinneren was dat in

1868 of 1869:

Een tafereel stelde den Kneuterdijk voor met den

toen pas geboren tram. Onder de wandelaars be-

vond zich ook „Toon Tetteroo‟, gevolgd door een

hoop straatjongens, zoowel door het publiek als

door den echten Toon, op den tweeden rang harte-

lijk toegejuicht.46

Uit zijn brieven treedt Van Tetroode naar voren als een

eeuwige jammeraar. Maar hij kon dus ook om zichzelf

lachen.

Poëzie

Van de Nederlandse schrijvers uit de eerste helft van de

negentiende eeuw was Bilderdijk de meest spraakma-

kende. Hij werd zowel verafgood als hartgrondig ver-

foeid. Van Tetroode hoorde tot de bewonderaars. Hij be-

schouwde Bilderdijk en Vondel als de twee grootste Ne-

derlandse literatoren. 47 Een jaar na Bilderdijks dood

schreef de Amsterdamse literator en directeur van poli-

tie Samuel Wiselius op Van Tetroodes verzoek een

rouwvers voor een portret van de dichter.48

Van Tetroode bezat een grote collectie Bilderdijkiana,

die hij in september 1846 uit geldnood liet veilen. In de-

ze verzameling bevonden zich „de allerzeldzaamste stuk-

ken en meest zeldzaam zich voordoende bestpapieren

exemplaren van eenige van ‟s grooten Mans voortbreng-

46 Boele van Hensbroek, p. 289. 47 [A.J. van Tetroode], Lettre à Asmodée. Gravenhage, [1847]. 48 Fondslijst A.J. van Tetroode nr. 224.

99

selen‟.49 Later legde Van Tetroode een nieuwe Bilder-

dijk-collectie aan. In 1853 bood hij deze voor / 200.- aan

zijn collega=s aan, onder de conditie „deze opzameling

niet te sloopen, maar te completeren‟. Naar het schijnt

vond hij een koper die deze voorwaarde accepteerde.50

Net als Bilderdijk bediende Van Tetroode zich graag

van het motto „Nec spe, nec metu‟ (Zonder hoop, zonder

vrees).51 Hij had trouwens het nodige met het Haarlems

orakel gemeen. Beiden waren theatraal, opvliegend,

chronisch verongelijkt en behept met een enorm zelfme-

delijden. Als dichter heeft Van Tetroode zich duidelijk

door Bilderdijk laten inspireren. De bombast waar Bil-

derdijk berucht om is, tiert in Van Tetroodes gedichten

even welig.

Van Tetroode was ook een bewonderaar van Tollens,

zag althans brood in deze zeer populaire volksdichter. In

1853 heeft hij hem proberen te strikken voor zijn fonds,

maar Tollens ging niet op de invitatie in:

Het verzen maken kost mij thans moeite en ik doe

het bijna niet meer.

Van Tetroode incasseerde de afwijzing manmoedig en

bezwoer Tollens toch nog iets aan de drukpers toe te

49 Catalogus van boeken (...) welke zullen verkocht worden door en

ten huize van A.J. van Tetroode (...) op woensdag 23 september 1846

en volgende dagen (...). De Bilderdijk-collectie onder nr. 1099 is be-

schreven in een bijlage bij deze catalogus. Advertentie voor deze

veiling in Algemeen Handelsblad, 22-9-1846. 50 Nieuwsblad voor den boekhandel (1853), p. 108, 112, 140. 51 NA/Coll. Thorbecke inv. nr. 83, Van Tetroode aan J.R. Thorbecke,

11-6-1868.

100

vertrouwen „al was ‟t bij mijn ergsten vijand‟.52 Negen

dagen na Tollens‟ overlijden publiceerde hij een rouw-

dicht van de Antwerpenaar Jan van Ryswyck onder de

titel Tollens. Lauwer op zijn graf. Van Tetroode voegde

er een voorwoord aan toe, waarin hij met de hem eigen

grootspraak Van Ryswyks gedicht „als een der schoonste

lauweren, ooit op eenig graf gelegd‟ betitelde.

Op 18 januari 1844 stuurde Van Tetroode vanuit de

gevangenis aan de koning een door hem uitgegeven ge-

dicht van zijn vriend Frederik Hendrik Greb op de ne-

gentiende januari 1844, de verjaardag van Anna Pau-

lowna.53 Hij looft het vers als „une des plus chaleureuses

et en même tems des plus élegantes que la Lyre Néer-

landaise ait produites [sic] depuis longtems‟. Hoe kon

het ook anders want „Greb n‟est il pas le protégé de Vo-

tre Majesté et ... le mien?‟.54 In maart 1843 vroeg An-

dringa de Kempenaer hem de groeten te doen „au grand

Greb‟, van wie Van Tetroode hem zulke „belles lignes‟

had toegezonden.55 De auteur van de Physiologie van

Den Haag − toegeschreven aan de letterkundige dr.

W.J.A. Jonckbloet − vond Grebs poëzie oersaai. Dat

blijkt uit de venijnige opmerking waarmee hij zijn be-

schrijving van de met rariteiten volgestouwde beneden-

verdieping van het Mauritshuis besluit:

52 UBA/HSS-mag. 22 Aj 17, H. Tollens aan Van Tetroode, 18-11-

1853; Van Tetroode aan H. Tollens, 18-11-1853. 53 In naslagwerken wordt vaak 18 januari als de geboortedag van

Anna Paulowna genoemd, maar de koninklijke familie vierde haar

verjaardag op de negentiende (mededeling drs. Fieke Julius, Ko-

ninklijk Huisarchief). 54 KHA/Archief Willem II inv. nr. VI c.T, 4, Van Tetroode aan Wil-

lem II, 18-1-1844. 55 KB/132 C 42, R.L. Andringa de Kempenaer aan Van Tetroode, 19-

3-1843.

101

Neen, niets is verveelender dan een bezoek in zulk

een museum. − Ja wel, toch, het lezen der gedich-

ten van Greb.56

Greb was net als Van Tetroode doodsbenauwd voor revo-

luties, getuige bijvoorbeeld het volgende couplet uit zijn

gedicht 1848:

Vergrijsd Europa! welk een tijd is aangebroken!

ô Oude Wereld! werd uw vonnis uitgesproken,

En zult ge in ‟t worst‟len ondergaan?

Het oproer schokte uw= grond met ontembre woede;

De God des Oorlogs dreigt, en slaat u met zijn roe-

de;

Verarming, wanhoop grijnst u aan!57

In 1845 gaf Van Tetroode een gedicht van Greb uit

waarin de Willem II-verering wordt gecombineerd met

een aanval op radicale republikeinse journalisten als

Eillert Meeter, die de euvele moed hadden de koning te

bekritiseren:

Alleen op Nederlandschen grond,

Waar hij [Willem II] den hoogsten lof mogt vragen,

Kruipt addrenbroedsel in het rond,

En durft dien held, dien vorst belagen,

En spuwt zijn gif op orde en wet

Vóór nog het regt zijn kop verplet.58

56 [W.J.A. Jonckbloet], p. 41. 57 Greb, p. 120. 58 Fondslijst A.J. van Tetroode nr. 150. Van deze uitgave is geen

enkel exemplaar bekend. Drie strofen van het gedicht worden aan-

gehaald in De Ooijevaar, 13-7-1845.

102

Waarop Meeter zijn vroegere vriend Greb in het door

hem geredigeerde weekblad De Ooijevaar dreigend toe-

sprak, daarbij insinuerend dat Van Tetroode een mou-

chard (spion) van de geheime politie was:

Wij verzoeken echter, mijnheer Greb, u waarschu-

wende dat gij thans onder uwe vrienden (!) mou-

chards telt, u voortaan minder regtstreeks uit te

laten, wilt gij de mededeeling van zekere geheimen

niet uitlokken, die heel Nederland verstomd zou-

den doen staan.59

Een groot deel van de poëzietitels uit zijn fonds publi-

ceerde Van Tetroode zonder enige auteursaanduiding of

onder een pseudoniem (T.T., N.N.E.E., Een Oud Am-

sterdammer, thans elders, Triboulet, F. Grönig, enz.).

Waarschijnlijk zijn alle anonieme gedichten van hem

zelf. In veel gevallen kon zijn auteurschap met zeker-

heid of daaraan grenzende waarschijnlijkheid worden

vastgesteld aan de hand van persoonlijke toespelingen

in het gedicht of andere aanwijzingen.60

Ruim de helft van de poëzietitels uit het Van Tet-

roode-fonds is gewijd aan leden van het Oranjehuis en

daaraan geparenteerden: Willem de Zwijger (2), koning

Willem I (4) en zijn echtgenote Wilhelmina van Pruisen

(2), koning Willem II (22), zijn dochter Sophie (3) en

echtgenote Anna Paulowna (3), koninklijk paar Willem

59 De Ooijevaar, 13-7-1845. 60 Van Tetroode heeft zelf verklaard dat de met ****** onderteken-

de gedichten van hem zijn (Nieuwsblad voor den boekhandel (1863),

p. 202; Amsterdamsch Handels- en Effectenblad, 18-11-1863). Over

zijn pseudoniemen zie ook: Van Doorninck, dl. 1, kol. 25-26, 212,

435; De Kempenaer, kol. 663.

103

Titelpagina van een door Van Tetroode geschreven en uitgegeven

gedicht op prinses Sophie, dochter van koning Willem II en Anna

Paulowna. ‟s-Gravenhage, 1847. Fondslijst A.J. van Tetroode nr.

160.

104

II en Anna Paulowna (3), Anna Paulowna‟s broer tsaar

Nicolaas I (1), koning Willem III (2), koninklijk paar

Willem III en Sophie van Wurtemberg (2), hun zoon

kroonprins Willem (1), Wilhelm I van Wurtemberg, de

vader van koningin Sophie (1), Willem III‟s broer prins

Hendrik (1) en diens schoonvader Karel Bernhard van

Saksen-Weimar (1).

Allerlei gelegenheden werden aangegrepen om de

Oranjeliefde in dichtvorm te betuigen, zoals verjaarda-

gen, bruiloften, huwelijksjubilea, inhuldigingen en rei-

zen naar het buitenland. Als uitgever volgde Van Tet-

roode het vorstelijk wel en wee op de voet. Zo publiceer-

de hij in februari 1843 een vers over het ziekbed van

Willem I. Het gedicht Juichtoonen uit begin maart be-

zingt het einde van zijn ziekbed:

Hij is hersteld, de Vorst, ééns Neêrland‟s dierbre

Koning!

Weer is het Feest in ‟s-vorsten hal!

De vreugde was van korte duur. Na het overlijden van

Willem I op 12 december 1843 gaf Van Tetroode een

Lijkzang uit.

Het op 8 maart 1842 te Den Haag gesloten huwelijk

van prinses Sophie, dochter van Willem II en Anna Pau-

lowna, met Karel Alexander August Johann van Sak-

sen-Weimar-Eisenach was uiteraard goed voor een

feestzang. Kort na de bruiloft verliet het bruidspaar het

land, naar aanleiding waarvan Van Tetroode een af-

scheidsgedicht uitgaf. Hij was bijzonder gesteld op prin-

105

ses Sophie.61 Toen zij in 1847 na een bezoek aan Neder-

land weer naar Duitsland afreisde dichtte hij:

De vijver-zwaan vouwt nu haar pluimen zaam,

Als droef gestemd en wars van ‟t vrolijk zingen.

Geen blijde galm roept meer Sophia‟s naam,

Langs ‟t grijze duin van ‟t minnend Scheveningen.

De dichter zinspeelt op contacten tussen hem en de

prinses:

Uw Vorstenzin, Uw liefde voor de Kunst

Daalde op mijn werk met eedle goedheid neder.

Naar aanleiding van het bezoek van tsaar Nicolaas I

aan Nederland in 1844 schreef Van Tetroode een Frans-

talig gedicht. Volgens zijn aartsvijand Meeter beging hij

daarbij een flater:

Iemand uit het gevolg van de keizer vertelde mij

dat Tetroode, aangezien hij de enige in Den Haag

was geweest die de keizer gedrukte verzen had ge-

stuurd, schitterend zou zijn beloond, als daar niet

twee dingen tegen waren geweest; namelijk in de

eerste plaats zijn slechte reputatie en ten tweede

het feit dat hij in enkele van zijn kruiperige strofen

het woord Tsaar had gebruikt, waar naar ik bij die

gelegenheid hoorde de hooghartige tirannen van dit

half-barbaarse keizerrijk een enorme hekel aan

hebben. Zodat hij tenslotte maar vijftig gulden

kreeg, de kleinste fooi die de keizer gaf aan iemand

61 O.a. blijkens UBA/HSS-mag. BVa 119/64, Van Tetroode aan N.N.,

8-9-1872.

106

die ook maar iets meer was dan een gewone bede-

laar.62

Vanwege zijn Oranje-gedichten noemde Meeter hem „de

hoftroubadour van Zijne Majesteit Willem II‟.63 Tegen

Meeters insinuatie dat hij voor die gedichten werd be-

taald, heeft Van Tetroode zich onder andere verweerd in

een aantekening bij zijn gedicht Mijn lied in 1863 ter

herdenking van het herstel van de onafhankelijkheid in

1813:

Geen mensch, geen kasboek in eenig paleis of waar

ook, kan aanwijzen dat mij ooit éénen penning te

dier zake [= voor Oranje-gedichten; curs. Van T.]

gereikt zijn.

Integendeel, hij had deze en andere vaderlandslievende

gedichten „bij honderden‟ gratis onder de armen ver-

spreid, waarmee een „belangrijke som‟ was gemoeid ge-

weest. Nadere bijzonderheden daaromtrent geeft Van

Tetroode in een aantekening bij de tweede druk van de

Zilveren bruilofts-zang ter gelegenheid van het huwe-

lijksjubileum van Willem III en Sophia van Wurtem-

berg. De eerste druk van dat vier bladzijden tellende ge-

dicht bedroeg duizend exemplaren, waarvan er in de pe-

riode 18-30 juni 1864 minstens vijfhonderd waren uitge-

deeld „aan hulpbehoevenden, kreupelen, blinden beider

kunne‟. Daarna had hij er nog eens driehonderd gratis

weggegeven. Enkele exemplaren waren verkocht voor

vijftig cent en vijfentwintig cent, een groter aantal voor

tien cent. De eerste oplage had hem aan papier, drukken

62 Meeter, p. 225. 63 Meeter, p. 226.

107

en advertenties ongeveer vijftien gulden gekost. Het

netto-rendement bedroeg uiteindelijk nog geen vijf gul-

den, maar hij smaakte wel de voldoening dat de hulpbe-

hoevenden hem waren komen bedanken. Waarmee weer

eens bewezen was dat armen en gebrekkigen „heele en

rijke harten (en zeer warme ook) in de schamel gedekte

borst hebben‟. Na deze vaststelling volgt een imposante

volzin waarin Van Tetroode zichzelf tegelijkertijd affi-

cheert als slachtoffer, beschermeling én beschermheer.

Even diep ademhalen:

De Auteur-Editeur van dit Liedeken, door zeer on-

deugenden, bitter verdwaasden, bespottelijk hoo-

vaardigen, ergerlijk brooddronkenen, onbegrijpelijk

onbeschaamden, op hunne oogenbliklijk betere for-

tuin verwatenen, op geürsurpeerden momentaneele

reputatie pratten niet naar behooren behandeld,

maar immer tot compensatie, inzonderheid juist

ook dezer dagen, door de Voorzienigheid en op aar-

de door Edelen van hart en geboorte, op uitmun-

tende wijze begunstigd en vereerd, meende zulks

niet beter te kunnen huldigen dan op zijne beurt

Beschermheer te wezen.

De hier en elders zo uitbundig geëtaleerde onzelfzuch-

tigheid laat onverlet dat Van Tetroode gedichten ge-

bruikte als breekijzer om zich toegang te verschaffen tot

de hoogste kringen. Daarvan getuigen ook gedichten

over en/of opgedragen aan de ministers Van Rijk, Van

Hall, De Jonge van Campens Nieuwland en Huijssen

van Kattendijke.

Na de brand op 8 januari 1844 in de ambtswoning

van de minister van marine J.C. Rijk aan het Lange

Voorhout maakte Van Tetroode een gedicht op deze ge-

108

beurtenis en droeg dat aan de minister op.64 Het vers

prijst Rijk om zijn standvastigheid. In plaats van te

jammeren had hij na de ramp uitgeroepen: „God dank!

De mijnen zijn gered!‟ Van Tetroode, die altijd alles op

zichzelf betrok, verbindt in het gedicht zijn eigen lot met

dat van Rijk:

Zoo heb ik al den ramp der aarde,

Als jongling en als man gekend.

Het jaar daarvoor had hij enkele van zijn vaderlandslie-

vende uitgaven als presentexemplaren aan Rijk toege-

zonden, wat gehonoreerd was met een bedankbriefje. In

1847 bedankte Rijk hem voor een tweede zending.65 Zes-

entwintig jaar later liet Van Tetroode deze twee vol-

strekt onbeduidende bedankjes in facsimile afdrukken

in de herdruk van de „lierzang‟ Vlissingen. Julij 1843,

waaraan hij ook zijn persoonlijke herinneringen aan

Rijk toevoegde. Het gedicht is gewijd aan het uitzeilen

van de marinevloot uit de haven van Vlissingen. De

Haagse dichter hoorde pas later dat de expeditie niet

was doorgegaan. Niettemin gaf Van Tetroode de lier-

zang uit, met voorin het verzoek aan de lezer „het ge-

stelde als eene vergefelijke licentia poetica [= dichterlij-

ke vrijheid]‟ te beschouwen.

Aan het overlijden van minister van marine W.J.C.

Huijssen van Kattendijke in februari 1866 wijdde hij

een rouwdicht van acht regels. De verklarende aanteke-

ningen nemen veel meer ruimte in beslag. Zo bevat noot

64 Fondslijst A.J. van Tetroode nr. 144. Over deze brand zie Wal-

deck, p. 179. 65 De originelen van deze brieven bevinden zich in het IISG, archief

De Bosch Kemper inv. nr. 33.67.

109

2 de mededeling dat de „steller van dit schriftje‟ vijftig

jaar eerder de eer had „bekend te wezen bij ‟s Mans va-

der, zijne Excellentie den heer Hofmaarschalk H.v.K.‟.

In noot 5 onthult Van Tetroode dat hij „die zelf gaarne

hulp betoont, zoo ver zijne, helaas! zeer zwakke ver-

mogens strekken‟ ooit eens een anonieme brief aan de

overledene had gestuurd met het verzoek de nabestaan-

den van een zeeman te helpen. En ziet: „Reeds den vol-

genden dag werd dat huisgezin door eene weldaad ver-

blijd.‟66

In april 1844 publiceerde Van Tetroode zijn lofdicht

op minister Van Hall, die kort tevoren het grootste suc-

ces uit zijn carrière had geboekt: de voltekening van de

controversiële geldlening ter sanering van de enorme

staatsschuld. Van Tetroode voorspelde dat Van Halls

naam met „gouden letterschrift‟ in het geschiedboek zou

worden bijgeschreven. Ook dit keer kon hij het niet la-

ten zichzelf in verband te brengen met degene die hij

bezong:

Het diepst besef heb ik van arbeid en mislukken

Zij troffen mij zoo vaak op heel mijn levenstogt;

Maar ‟t reuzen-reddingswerk aanschouwde ik met

verrukken

En ‟k juichte, daar ‟t den Held zoo schoon gelukken

mogt!67

Na Van Halls dood (1866) is Van Tetroode uit een ander

vaatje gaan tappen. In een brief uit 1868 aan zijn colle-

ga-boekhandelaar Hurau vertelt hij Van Hall ooit te

hebben gedagvaard omdat deze weigerde onbetaalde re-

66 Fondslijst A.J. van Tetroode nr. 196. 67 Fondslijst A.J. van Tetroode nr. 146.

110

keningen uit de jaren 1825-1830 te voldoen. Van Hall

vocht de vorderingen aan, scheurde zelfs de dagvaarding

kapot maar kwam uiteindelijk toch over de brug

daar deze Ware [onderstreping Van T.] baron68 niet

wilde dat tegen ‟s Edelen Konings onwaardige reg-

terhand een regterlijk-formeel infamerend vonnis

werd geslagen om in Arnhemmer en andere leelijke

Couranten te worden getrompet. En hoe flaauw ge-

droeg zich, toen de roede van de billen was, de

voormalige rood republikeinsche hansworst Baron

later tegen mij! UE. weet hij stierf idioot: aan mij

alleen heeft hij dat misschien verdiend.69

Beeldende kunst

Van Tetroodes meest gedenkwaardige verrichting op het

gebied van de beeldende kunst heeft bestaan in zijn

verwoede pogingen om na de dood van Willem II diens

schilderijencollectie geheel of gedeeltelijk in stand te

houden. De koning liet bij zijn dood een schuld van maar

liefst 4,5 miljoen gulden na. Toen bekend werd dat de

erfgenamen zich gedwongen zagen de kunstverzameling

van de overledene te verkopen, schreef Van Tetroode

een pamflet waarin hij de bevolking opriep tot een red-

dingsactie.70 Koste wat kost moest het uiteenvallen van

de collectie worden voorkomen. Het ging immers om een

„kunsttrophee, over welks minste gedeelte het geniale

oog van den Veldheer-Kunstenheld persoonlijk is ge-

gaan‟. Het al dan niet in standhouden van de galerij was

68 Van Hall was in 1856 in de adelstand verheven met de titel ba-

ron. 69 UBA/HSS-mag. BVa 120/21, Van Tetroode aan J.N. Hurau, 13-8-

1868. 70 Fondslijst A.J. van Tetroode nr. 42.

111

Door Van Tetroode uitgegeven portret van Koning Willem II. Ano-

nieme litho. ‟s-Gravenhage, 1849. Fondslijst A.J. van Tetroode nr.

249.

112

niet, zoals sommigen beweerden, een particuliere aange-

legenheid van de Oranjes maar een „familiezaak des

Volks‟. De met het behoud gemoeide kosten mochten

geen belemmering vormen: „Het land is zo rijk dat de

benodigde gelden makkelijk kunnen worden opge-

bracht.‟ Met name voor Amsterdam, met zijn „nog zoo

magtige Beurs‟, lag hier een schone taak.

Van Tetroode trekt in het pamflet van leer tegen nou-

veaux riches die te krenterig zijn om grote kunstcollec-

ties aan te leggen. De galerij Willem II is alleen al daar-

om bijzonder omdat er in Nederland verder alleen maar

„lieve, kleine verzamelingen, meestal van moderne

Kunst‟ zijn te vinden. De koning schafte werken van

grootheden als Murillo, Velasquez, Da Vinci en Del Sar-

to aan, maar tegen buitenlandse meesters

heerscht juist, hier te lande, vooringenomenheid.

Alle verkoop van Spaansche en Italiaanse mees-

ters, sloeg immer hier tegen. Dááraan doen onze

tegenwoordige nabobs niets. Aan de Vlaamsche en

Fransche scholen weinig. Aan onze Hollandsche ...

iets!

Omstreeks 1850 zat de Nederlandse kunsthandel in een

dip. Van Tetroode schreef dat toe aan de paniek die de

Februarirevolutie van 1848 had teweeggebracht. Schil-

derijen van een beroemdheid als Andreas Schelfhout

gingen toen in Amsterdam voor een prikje van de hand.

Doordat Nederlandse verzamelaars het lieten afweten,

konden Engelsen zich meester maken van de Hobbe-

ma‟s, Ruysdaels en Bols uit de collectie van de in 1845

overleden minister van buitenlandse zaken baron Ver-

113

stolk van Soelen: „Albion heeft dan ook mooi spel bij zij-

ne plunderzucht‟, aldus een verbitterde Van Tetroode.

Het pamflet besluit met een oproep aan het ruiter-

standbeeld van Willem van Oranje dat Willem II had la-

ten opstellen bij paleis Noordeinde, tegenover de goti-

sche galerij waar zijn kunstverzameling was onderge-

bracht:

ô Gij Verheven Wachter, dien HIJ bij den ingang

plaatste! bronzen Ruiter! stort van uw voetstuk bij

de ontvoering der eerste schilderij van koning Wil-

lem-Twee!!

Toen duidelijk werd dat de veiling van de schilderijen

hoe dan ook zou doorgaan bedacht Van Tetroode een

plan om een deel van de verzameling aan te kopen en

onder te brengen in een nieuw te stichten kunsthandel

„onder de titel Museum Willem Twee‟. Deze onderne-

ming zou moeten worden gefinancierd uit een startkapi-

taal van 15.000 à 25.000 gulden, bijeen te brengen door

investeerders die bereid waren voor minstens honderd

gulden te participeren. Van Tetroode was niet geïnteres-

seerd in de kostbaarste stukken die onder de hamer

zouden komen. Hij geloofde stellig dat er tijdens de vei-

ling een aantal schilderijen ver beneden de marktwaar-

de zouden worden toegeslagen. Die koopjes moesten de

beginvoorraad vormen van het Museum Willem Twee.

Het „museum‟ was primair bedoeld voor de verkoop van

de ingekochte werken maar zou daarnaast ook dienen

voor het houden van een permanente tentoonstelling

„waar iedere kunstkenner zijn werk, iedere kunsthan-

delaar zijne goederen aan het oordeel des Algemeens en

aan den kooplust zal kunnen onderwerpen‟. Van de uit

114

de galerij van Willem II te verwerven schilderijen zou-

den er enkele buiten de verkoop worden gehouden om

als pronkstukken van de tentoonstelling te dienen.

Hoewel Van Tetroode potentiële geldschieters probeerde

te verleiden met het vooruitzicht op flinke rendementen

presenteerde hij het Museum Willem Twee ook als een

ideële instelling die beoogde „een beschermende hand te

reiken aan den kunst, den kunstenaar, den kunsthandel

in het algemeen, waarbij de Vaderlandsche bijzonderlijk

op den voorgrond zullen staan‟.

Van Tetroode wierp zichzelf op als directeur van het

Museum Willem Twee, dit op grond van zijn jarenlange

ervaring in de kunsthandel, een vak waarin hij „bij

vriend en vijand eenigen naam van onvermoeidheid en

geschiktheid heeft verworven‟. Volgens zijn plan zou de

directeur geheel naar eigen inzicht aan- en verkopen

mogen doen, maar voor zijn financiële beleid wel ver-

antwoording moeten afleggen aan een raad van commis-

sarissen. In het gebouw waar het Museum Willem Twee

zou worden gehuisvest wilde Van Tetroode ook zijn win-

kel met boeken, prenten en bladmuziek onderbrengen.

Om belangenverstrengeling te voorkomen zou hij alleen

nog in zijn hoedanigheid van museumdirecteur kunst-

werken verhandelen. De firma A.J. van Tetroode en het

Museum Willem Twee moesten immers strikt geschei-

den ondernemingen blijven. Als directeur zou Van Tet-

roode geen salaris ontvangen en zelf het benodigde per-

soneel betalen. Wel bedong hij vrijstelling van huur en

een percentage van de verkopen.

In zijn uitvoerige prospectus treedt Van Tetroode in

allerlei comptabele details (zoals staatjes van dividen-

115

den en provisies) en juridische finesses.71 Hij had ook al

een onderkomen voor het Museum Willem Twee op het

oog: een locatie naast paleis Noordeinde. De eigenaar

van het pand, „den edelen, kordaten A.D. Kruseman‟,

was tot medewerking bereid en aanvankelijk leek Van

Tetroode ook succesvol bij het interesseren van geld-

schieters. Ex-minister van marine J.C. Rijk tekende in

voor tweehonderd gulden en de steenrijke W.D.A.M. ba-

ron van Brienen van de Groote Lindt, een van de meest

vooraanstaande Hagenaars, beloofde „eene belangrijke

bijdrage‟ zodra Van Tetroode „een zeker getal in-

teekenaars zou vereenigd hebben‟.72 Ook de architect El-

linkhuizen deed een dergelijke toezegging.

Tetroode hoopte op medewerking van het Koninklijk

Instituut van Wetenschappen, Letteren en Schoone

Kunsten. Evenals hij vond De Vierde, aan de kunsten

gewijde Klasse van dit instituut het wenselijk dat de

schilderijenverzameling van Willem II „in haar geheel, of

ten minste voor een aanzienlijk deel, als een nationaal

museum voor het Vaderland behouden bleef‟. 73 Toen

Van Tetroode in juni 1850 hoorde dat de Klasse dit ver-

langen via een adres aan de Tweede Kamer kenbaar zou

maken bood hij de heren zijn diensten aan. Bij die gele-

genheid beloofde hij de Klasse een lithografisch portret

van de koning te zullen sturen „op eigenaardige wijze in

glas en karton gevat, en verrijkt door Zijn Handschrift

en een fragment van het ridderlint door Hem in 1848 ge-

71 Een exemplaar van het prospectus in NHA/Koninklijk Instituut

inv. nr. 132/174, bijlage bij Van Tetroodes brief aan de Vierde Klas-

se, 27-7-1850. 72 Fondslijst A.J. van Tetroode nr. 141, p. 4-5. 73 NHA/Koninklijk Instituut inv. nr. 132/172, Verslag Tweede Ka-

mer, zitting van 28-6-1850.

116

gedragen‟.74 Vijf weken later stelde hij de Klasse op de

hoogte van zijn plan tot de oprichting van een kunst-

handel onder de naam Museum Willem Twee. De Klasse

vond de prospectus „vrij wijdloopig‟ en zag niets in het

project. Niet alleen werd een kapitaal van 25.000 gulden

te gering geacht voor de aanschaf van belangrijke stuk-

ken maar bovendien had men totaal geen fiducie in de

ontwerper van het plan.75 De leden van de Klasse ston-

den niet alleen in hun scepsis. Behalve de eerder ge-

noemde sympathisanten hebben zich naar het schijnt

geen andere investeerders aangemeld. Om zijn droom

toch een beetje waar te maken heeft Van Tetroode toen

maar zijn eigen winkel tot Museum Willem Twee ge-

bombardeerd.

Al dan niet uit hoofde van zijn activiteiten als kunst-

handelaar onderhield Van Tetroode contacten met Ne-

derlandse schilders als Hendrik Knip („voortreffelijk

teekenaar van landschappen met dekverf, waarin hij

schier uniek is‟),76 Cornelis Kruseman,77 Bartholomeus

van Hove,78 David Bles,79 Joseph Bles,80 Arie Lamme,81

Cornelis Hoevenaar, 82 Joseph Hartogensis 83 en Louis

74 NHA/Koninklijk Instituut inv. nr. 132/170, Van Tetroode aan de

Vierde Klasse, 21-6-1850. 75 NHA/Koninklijk Instituut inv. nr. 145, notulen Vierde Klasse 29-

7-1850. 76 UBA/HSS-mag. 13 Y, H.J. Knip aan Van Tetroode, z.d. [1843]. 77 UBA/HSS-mag. 13 Br 3, C. Kruseman aan Van Tetroode, 1848. 78 UBA/HSS-mag. 11 Ax 2, B.J. van Hove aan Van Tetroode, 14-5-

1854. 79 UBA/HSS-mag. 3 Ao 3, D. Bles aan Van Tetroode, oktober 1863. 80 UBA/HSS-mag. 3 O, J. Bles aan Van Tetroode, 4-2-1860. 81 UBA/HSS-mag. 14 h 1, A.J. Lamme aan Van Tetroode, 22-12-

1857. 82 Zie noot 89.

117

Meijer.84 De Haagse schilder Anthony Offermans was

een boezemvriend van hem.85 Als habitué van het Café

Français in Den Haag zal hij ook zijn omgegaan met

schilders als Wijnand Nuijen, Antonie Waldorp en Sam

Verveer, die daar vaak kwamen.

Omstreeks 1845 begon Van Tetroode in zijn winkel

tekeningen, schilderijen, beeldjes („statuettes‟), afgiet-

sels en andere kunstvoorwerpen te verkopen. In een ad-

vertentie uit augustus 1846 biedt hij tekeningen aan

„tant de la vieille école hollandaise que d‟artistes con-

temporains‟. Desgewenst konden belangstellenden de

werken thuis op zicht krijgen.86 De maand daarop ad-

verteerde Van Tetroode met „oude prentkunst‟ van onder

anderen Dürer, Goltzius en Rembrandt. 87 Weer een

maand later kondigde hij een verkoopexpositie van

kunstwerken aan, in het bijzonder ingelijste tekeningen

van een dertigtal kunstenaars onder wie Bles, Andries-

sen, Bosboom, Bos, Offermans en Waldorp.88

De schilderijen en tekeningen in Van Tetroodes win-

kel waren meestal door de makers in consignatie gege-

ven. Enige details over de consignatieverkoop zijn te

vinden in de correspondentie tussen de Utrechtse schil-

der Cornelis Hoevenaar en Van Tetroode. Een klant had

Hoevenaar 140 gulden voor een tekening geboden. Hoe-

venaar vond dat te weinig en gaf het werk in consignatie

bij Van Tetroode. Een paar maanden later kwam de

83 UBA/HSS-mag. 9 Bl 3, J. Hartogensis aan Van Tetroode, 15-10-

1864. 84 Zie Fondslijst A.J. van Tetroode nr. 278. 85 GAG/Bibliotheek Cm 113, gedichtjes van Offermans op Tetroode,

1850 en z.d. 86 Journal de la Haye, 6-8-1846. 87 Dagblad van ’s-Gravenhage, 4-9-1846. 88 Journal de la Haye, 23-10-1846.

118

liefhebber terug bij Hoevenaar en toonde zich nog steeds

geïnteresseerd. Hoevenaar wilde geld zien en vroeg

daarom Van Tetroode zelf de tekening voor 140 gulden

te kopen of deze aan hem terug te sturen. Van Tetroode

retourneerde daarop de tekening. In de verkoop van an-

dere werken die Hoevenaar bij hem in consignatie had

gegeven zat eveneens weinig schot. In november 1857

tekende Hoevenaar een kwitantie voor de ontvangst van

geretourneerde schilderijen ter waarde van 1600 gul-

den.89

Op een reclamebiljet uit juli 1853 beveelt Van Te-

troode zich aan bij „heeren kunstenaars‟ om hun werken

te veilen of uit de hand te verkopen. Hij zegt toe bij ver-

koop in auctie of uit de hand nooit meer dan tien procent

provisie te zullen vragen, terwijl „zaken van belang te-

gen veel minder soms worden geplaatst‟. Voor in consig-

natie gegeven werken die onverkocht bleven waren geen

kosten verschuldigd. Voor onverkochte werken bij een

veiling zou de inbrenger hoogstens 2,5 procent van de

geschatte waarde worden berekend. „Ervarene taxa-

teurs‟ van het Museum Willem Twee stonden klaar om

tegen vergoeding van „een onbeduidend percentje‟ in het

hele land taxaties te verrichten.90

Het grootste succes bij het veilen van kunstwerken

boekte Van Tetroode aan het begin van zijn carrière,

met de auctie Brentano. De Amsterdammer Johan

Brentano (1753-1821) was een internationaal befaamde

kunstverzamelaar, die bij testament zijn nalatenschap

grotendeels had bestemd voor de oprichting van een ka- 89 UBA/HSS-mag. 10 Ao 1-3, C. Hoevenaar aan Van Tetroode, 3-8,

9-8 en 12-8-1857; 10 Ao 4, kwitantie Hoevenaar, 16-11-1857. 90 NA/Coll. Thorbecke inv. nr. 66, Van Tetroode aan J.R. Thorbecke,

2-4-1855 (inliggend reclamebiljet).

119

tholiek oudemannenhuis.91 De schilderijen werden ge-

veild in mei 1822, de rest van de collectie (voornamelijk

boeken, prenten en tekeningen) een maand eerder. Van

wat toen onder de hamer kwam kunnen ze bij Sotheby‟s

en Christie‟s tegenwoordig alleen nog maar dromen.

Onder de 411 geveilde schilderijen waren tal van top-

stukken, waaronder – als we de toeschrijvingen mogen

geloven − een Jeroen Bosch, drie Rafaëls, drie Ruben-

sen, vijf Titiaans, vijf Reni‟s, een Da Vinci en alle grote

Nederlandse meesters uit de zeventiende eeuw (drie

Rembrandts). De beschrijvingen in de catalogus − ver-

moedelijk vervaardigd door Van Tetroode zelf − omvat-

ten de materiaalsoort, de afmetingen, het jaar van ver-

vaardiging (indien bekend) en een nadere typering. Een

Caravaggio heet bijvoorbeeld „krachtig gepenseeld‟, een

Cranach „aandoenlijk van voorstelling‟ en een Hals

(„Vrolijke knaap in Spaanse kleding op de luit spelende‟)

wordt aangeprezen als „goed van teekening en meester-

lijk van uitdrukking‟. De veiling Brentano bracht 95.000

gulden op, een spectaculair bedrag dat volgens Van Tet-

roode geheel aan zijn kwaliteiten als veilingmeester was

te danken: „Alles bewerkt door mij.‟92

91 Over Brentano en zijn collectie zie De Wolf, p. 27-29, 40. 92 UBA/HSS-mag. KVB BVa 111/96, Van Tetroode aan A.J. Servaas

van Rooyen, 5-4-1871.

120

Hoofdstuk 3

REPUBLIKEINENVRETER

EN WILLEM- II VEREERDER

Van Tetroode groeide op in een tijd van oorlog, revolutie

en buitenlandse overheersing. Velen hielden daar een

trauma aan over: dat nooit weer. Het Oranjehuis bood

in hun ogen de beste garantie voor het behoud van de

rust die in 1813 met het herstel van de onafhankelijk-

heid was weergekeerd. Als katholiek was Van Tetroode

een vreemde eend in de bijt van Oranjeklanten. In zijn

tijd werd immers de Oranjeliefde min of meer gemono-

poliseerd door het protestantse volksdeel. Vooral de

protestantse lagere middenstand zag de Oranjevorst als

vader van het nationale huisgezin.1 Dat vertrouwen op

de Oranjes kon echter de angst voor nieuwe omwente-

lingen niet wegnemen. Eind augustus 1830, met het

uitbreken van de Belgische Opstand, werd die vrees nog

bewaarheid ook. In de jaren veertig kreeg het schrik-

beeld van een revolutie opnieuw voedsel toen er als ge-

volg van misoogsten en een aardappelziekte hongerop-

roeren uitbraken. Links-radicale journalisten als Mee-

ter, Van Bevervoorde, Van Gorcum en De Haas speel-

den op de sociale onrust in. Van Tetroode bond met hen

1 Van Eijnatten, p. 4-22.

121

de strijd aan, waarbij over en weer met modder werd

gesmeten.

Naar het schijnt kreeg Van Tetroode tijdens zijn verblijf

te Parijs in 1827 de vuurdoop als journalist. Na de ver-

kiezingsoverwinning van de liberalen op 19 november

braken daar rellen uit waarbij enige doden vielen. Van

Tetroode berichtte erover in nieuwsbulletins die werden

geplaatst in „Amsterdamse kranten‟.2 De ongeregeldhe-

den maakten diepe indruk op hem. In een adres aan

koning Willem II uit augustus 1845 vertelt hij dat hij

toen de revolutie van 1830 had zien aankomen:

J=ai vu, dans l‟an 1827, j=ai vu venir la revolution de

30. Les balles passaient à coté de mes joues dans

les rues du Coq, St. Honoré et autres. Les Amster-

damsche courants de Novembre receuillaient mes

bulletins.

Het was volgens Van Tetroode allemaal de schuld van

de „libellisten‟ die al vanaf 1780 onrust in Frankrijk

hadden gezaaid. Waakzaamheid bleef geboden, ook in

Nederland, want deze oproerkraaiers stonden altijd

klaar om in troebel water te vissen.3

In 1828 richtte de koopman Jacob Willem van der

Biesen het Algemeen Handelsblad op. De Recensent ook

der recensenten prees de nieuwe krant de hemel in en

deed het voorkomen alsof er na de verschijning van het

Algemeen Handelsblad geen bestaansrecht meer was 2 Vermoedelijk doelt Van Tetroode hier onder meer op de ongesig-

neerde artikelen over de Parijse rellen in de Amsterdamsche Cou-

rant van 24-11 t/m 28-11-1827. 3 NA/KdK inv. nr. 4178 geheim Z28, Van Tetroode aan Willem II, 17-

8-1845.

122

voor periodieken als Het Beursblad, de Amsterdamsche

Prijscourant en Het Manifest (een blad dat lijsten met de

ladingen van in Amsterdam binnengelopen schepen pu-

bliceerde). Van Tetroode gaf daarop een anoniem, ver-

moedelijk door hem zelf geschreven pamflet uit waarin

hij deze opvatting krachtig bestreed: de bestaande han-

delsbladen waren allerminst overbodig geworden, dit al-

leen al vanwege de vele fouten in de berichtgeving van

het Algemeen Handelsblad.4 Deze kritiek is merkwaar-

dig omdat Van Tetroode een veertigtal jaren later heeft

beweerd betrokken te zijn geweest bij de oprichting van

het Algemeen Handelsblad.5

Belgische Opstand

Op 31 augustus 1830, zes dagen na het uitbreken van de

Belgische Opstand, publiceerde Van Tetroode de eerste

aflevering van zijn Gedachten ter gelegenheid van den

tekst van sommige Noord-Nederlandsche dagbladen, in

de tegenwoordige voor iederen vaderlander bange ogen-

blikken. Van deze kruising tussen pamflet en krant ver-

schenen in augustus en september acht afleveringen,

waarop kon worden ingetekend. Van Tetroode becom-

mentarieerde in zijn Gedachten de gebeurtenissen in

België en vooral de reacties daarop in de Noord-

Nederlandse pers. In de hoop dat de opstandelingen tot

inkeer zouden komen maande hij de kranten hun

krijgshaftige toon te matigen:

4 Fondslijst A.J. van Tetroode nr. 14. 5 UBA/HSS-mag. KVB PPA 646:15, bedrijfsdocumentatie A.J. van

Tetroode, reclamebiljet van omstreeks 1868.

123

Blijft zelfs rebellenbloed geen burger-bloed? Kun-

nen rebellen niet, berouw hebbende, door ongeloof-

lijke pogingen, den staat zelf nog nuttig zijn?

Vooralsnog was kalmte geboden:

Laat u dan niet ijdel opwinden, burgers, van welke

stand ge ook zijt! Wanneer de Koning en uwe over-

heden u zullen ten strijde roepen, toon dan uwen

moed, maar laat thans geen drift tot bijzonderhe-

den u vervoeren, Voldoe aan de begeerte des Ko-

nings, blijft rustig.

Mocht geweld toch nodig zijn, dan was het zaak de wa-

pens aan te gorden zodra het eerste kanonschot had ge-

klonken:

Die dan achterblijft is een laaghartige. Die thans te

hoog kraait, is niet wijs.

Van Tetroode twijfelde aan de juistheid van de gruwel-

verhalen over Brusselaren die door de rebellen waren

opgehangen. Geruchten hadden de neiging „van mond

tot mond al grooter en ijsselijker‟ te worden. En als der-

gelijke wandaden al hadden plaatsgevonden, dan zou-

den ze zeker worden bestraft.

Tot van Tetroodes grote ergernis verweten sommige

Noord-Nederlandse dagbladen Willem I dat hij te slap

tegen de rebellen optrad. Het paste niemand de koning

„wien de ambassadeurs van geheel Europa de diepste

menschenkennis toeschrijven, die gedurende bijna 16

jaren den Belg heeft bestudeerd, in het aangezigt toe te

roepen dat Hij niet bekwaam is hem [= de Belg] te be-

handelen gelijk het behoort‟.

124

De Gedachten zijn de voorloper geweest van het Am-

sterdamsch Avond-blad, waarvan Van Tetroode op 16

oktober 1830 het eerste nummer uitbracht. Volgens de

daarin opgenomen „geloofsbelijdenis‟ zou de redactie

„zich aan geene andere banden laten gelegen liggen, dan

die, welke haar geweten haar oplegt‟. Het eerst onre-

gelmatig en later dagelijks verschijnende blad kwam te-

gen zeven uur ‟s avonds uit en richtte zich op „mede-

deeling van buitenlandsch staatkundig en letterkundig

nieuws, voor zoo verre hetzelve door de Hollandsche pa-

pieren niet genoegzaam is publiek gemaakt‟, berichtge-

ving over de Opstand „met aanwijzing der bronnen‟,

weerlegging van laster in Belgische „oproerbladen‟, „op-

helderingen van misslagen in de onderscheidene papie-

ren en geschriften dezer dagen in het licht komende‟ en

publicatie van koninklijke besluiten en proclamaties.

Bijdragen van derden waren welkom. Ze zouden onder

geheimhouding worden aangenomen en eventueel kon-

den de auteurs er „een billijk honorarium‟ voor krijgen.

Een aflevering zou minstens vier bladzijden tellen. De

prijs bedroeg vijfentwintig cent per nummer en / 1,80

bij intekening op tien nummers.

Door het uitgeven van de Gedachten en het Amster-

damsch Avond-blad kwam Van Tetroode tegemoet aan

de enorme honger naar nieuws die in de begintijd van de

Belgische Opstand in de hoofdstad heerste. Zijn collega

Anton Cramer voert in De Arke Noachs een knecht ten

tonele die zijn baas ‟s avonds opwekt om zich naar de

Kalverstraat te reppen − met zijn sociëteit Doctrina, ca-

fés en boekwinkels het nieuwscentrum van de stad −

want „daar is groot nieuws, extra groot nieuws (...). Het

is per expresse gekomen, en dat zoo even patroon‟. De

125

baas snelt naar de Kalverstraat, waar de boekwinkels

oplichtten in het avondlijke duister:

Welk boekhandelaar ontsteekt er zijne driedubbele

pit niet in het uur, dat er blaadjes wapperen, brok-

jes van gedachten, trotsche Nederlandsche gedach-

ten, avond- en handelsbladen, krijgsliederen, kre-

ten, wenken, aanmoedigingen, vertoogen, weder-

leggingen, Noord-starren [= de krant De Noord-

Star] (...) en dat alles bijna voor niets te bekomen,

de extra-couranten niet te vergeten, waarvan de

uitventers u den weg nagenoeg barricaderen (...).6

Het citaat bevat niet mis te verstane toespelingen op

Van Tetroodes Gedachten en het Amsterdamsch Avond-

blad. Wanneer „eenige hoogst gewigtige tijding zulks

motiveert‟ kwam het Amsterdamsch Avond-blad, net als

de andere kranten, met een extra-editie − soms zelfs

twee per dag – „beoogende men hiermede minder het

voordeel van de uitgevers, dan het verlangen den ge-

abonneerden genoegen te geven‟.

In het Amsterdamsch Avond-blad, vermoedelijk een

eenmansproduct, profileerde Van Tetroode zich als een

kritische journalist, die niet alles wat hij hoort of leest

voor zoete koek slikt. In de aflevering van 29 oktober

vertelt hij bijvoorbeeld over een brief die hij in de nacht

van 27 op 28 oktober had ontvangen van een officier uit

Vilvoorde, volgens welke informant de regeringstroepen

onder veel bloedvergieten uit Brussel waren verjaagd.

Van Tetroode had het intussen gedementeerde bericht

niet vertrouwd en daarom de brief niet gepubliceerd.

Enkele dagen later kapittelde hij de Amsterdamsche

6 De Arke Noachs 4 (1830), p. 196-197.

126

Courant, het Algemeen Handelsblad en De Noord-Star

als verspreiders van „ongunstige en ongerijmde tijdin-

gen‟.

Van Tetroode ergerde zich ook aan de anti-katholieke

toon van het Journal politique, commercial et littéraire

de la Haye, een krant die in dezelfde maand als het Am-

sterdamsch Avond-blad was opgericht. Het Journal gaf

de schuld van de Opstand aan de geestelijkheid in Bel-

gië. In een lange ingezonden brief verwijt Van Tetroode

de redactie door dergelijk geschrijf de trouw van de

Noord-Nederlandse katholieken aan de regering te on-

dermijnen.7 Men diende wel te bedenken dat de katho-

lieken het grootste kerkgenootschap in Holland vorm-

den: de protestanten waren immers verdeeld over diver-

se gezindten. Hij kende menige katholiek die hem had

verzekerd de wapens te zullen opnemen wanneer „le sol

sacré de la Patrie‟ zou worden bedreigd. Hij zelf was ook

daartoe bereid:

Et si l‟ennemi (...) avançait encore sur mon territoi-

re, je volerais le mousquet sur l‟épaule comme sim-

ple soldat à sa rencontre, et je succomberais ou

j‟aiderais à l‟en chasser. Peut-être mon mousquet

leur tomberait-il dans les mains, mais il leur

couterait cher!

Hij stamde uit „une des plus anciennes maisons catholi-

ques du pays‟ en had het wapen van zijn geslacht aange-

troffen „dans les nobiliaires français au nom de Têt-roy‟.8

7 Journal politique commercial et littéraire de la Haye, 25-11-1830. 8 Van Tetroode voerde het Tetrode-wapen met drie waterlelie-

bladeren. Hij gebruikte het als blindstempel voor zijn prenten

(GAG/Bibliotheek Cm 113, ongedateerde aantekening van A. Of-

127

Maar zijn vaderland ging hem boven alles en hij zou al-

tijd klaar staan om het met zijn bloed te verdedigen,

zelfs tegen een leger van priesters! Niettemin koesterde

hij voor de opstandige Belgen de genegenheid „dont

Jésus veut que l‟on aime ses ennemis‟. Wie weet welke

ellende te voorkomen was geweest wanneer hij Van de

Weyer (een lid van het Voorlopig Bewind), zijn oude

schoolkameraad van het jezuiëtencollege, om de hals

had kunnen vliegen: „peut-être tant de larmes, tant de

sang, tant de trésors, tant de scandales eussent été

épargnés‟. Maar nu de zaken zo uit de hand waren gelo-

pen, verstoutte hij zich de koning een goede raad te ge-

ven: laat de opstandige gebieden schieten, zoals een va-

der die zijn handen aftrekt van dwarse kinderen. Laat

generaals als Van Geen daar geen verwoestingen aan-

richten, maar geef ze opdracht het territorium van de

Nederlandse leeuw, de zeven provinciën, te verdedigen:

Abondonnez Anvers, Maestricht et Venlo, et tout ce

qui veut être abondonnée! Que monsieur van Geen

ne brûle, ne saccage, ne dévaste rien, − mais qu‟il

vienne prendre soin de l‟enclos du lion! Le père de

famille, qui se voit enlever tous ses enfans chéris,

doit dire: le Ciel me les a donnés, le Ciel me les a

ôtés, Que le Nom du Ciel soit béni! Et ici il ne s‟agit

que d=enfans revêches, qui mettront leur père dans

l‟impossibilité de montrer son amour à ses vérita-

bles enfans.

fermans; AvS nr. 7271, gg; UBA Pr. D 978, Pr. E 2708). De aan-

spraak op verwantschap met het middeleeuwse adellijke geslacht

Tetrode berust waarschijnlijk louter op de naamsgelijkenis (Riet-

stap, p. 897; Vorsterman van Oyen, p. 202-204, plaat 83).

128

Het dagblad de Noord-Star publiceerde een honend com-

mentaar op deze brief. De hypothetische omhelzing met

Van de Weyer en Van Tetroodes beroep op zijn voorna-

me afkomst werden belachelijk gemaakt alsook zijn

„zonderlinge wijze van berekeningen‟ op grond waarvan

hij de rooms-katholieken had aangemerkt als de meer-

derheid van de bevolking van „Oud-Nederland‟.9 De re-

dactie van het Journal politique, commercial et littéraire

de la Haye plaatste onder de brief een reactie waarin

Van Tetroodes beschuldigingen werden tegengesproken.

Inderdaad, de Belgische katholieken waren in de krant

aangevallen, maar dat had helemaal niets te maken met

anti-katholicisme. Zolang godsdienst een privé-aangele-

genheid was diende er respect voor te worden opge-

bracht. Maar wanneer geestelijken politiek gingen be-

drijven, zoals in België, moesten ze worden bestreden.

Comme religion le catholicisme est respectable,

comme gouvernement, il n‟a fait que du mal. Qu‟il

reste donc religion, et il sera toujours honoré.

Na nog geen zes weken ging het Amsterdamsch Avond-

blad ter ziele. In het laatste nummer, van 28 november,

verweerde Van Tetroode zich tegen enkele „hatelijke re-

censiën‟ in het Rotterdamsch Avondblad en het artikel

in de Noord-Star.

De fijne wenk over mijne hooge afkomst is door mij

niet onopgemerkt gebleven. Vergeef mij, mijne hee-

ren!, de vlugtige aantikking daarvan in mijnen

franschen brief. Passez-moi cette fantaisie.

9 De Noord-Star, 27-11-1830.

129

Vervolgens kondigde hij het einde van zijn krant aan. In

voorgaande nummers was er al op geanticipeerd:

Dit blad moet slechts als proeve worden be-

schouwd, zullende bij niet genoegzame inteekening

niet worden voortgezet.

Als reden om met het blad te stoppen verwees hij in het

laatste nummer naar „gebeurtenissen, mij, verschoveling

[= verschoppeling], individueel aangaande, hoewel in de

termen der publiekmaking vallende‟. Met die vage op-

merking moesten de abonnees het doen. Ze kregen niet

te horen dat hij zich vanwege zijn wanhopige financiële

situatie had aangemeld voor het leger, mits hem een

krediet zou worden verleend om zijn crediteuren rustig

te houden. Een maand of vier nadat het rekest was in-

gediend wees de koning het af en moest Van Tetroode

uitzien naar andere lapmiddelen.

Het belette hem niet om in mei 1831 nog een pamflet

over de Belgische kwestie te publiceren onder de titel

Een woordje over het stokpaardje van eenige zoogenaam-

de welgezinden. Hij schreef het samen met zijn politieke

geestverwant Tielman Olivier Schilperoort, een fanatiek

koningsgezinde en fel anti-liberale letterkundige. Het in

de titel van het pamflet bedoelde stokpaardje werd vol-

gens de auteurs bereden door degenen die revoluties op

het conto schreven van „het Katholicismus of, zoo zij lie-

ver spreken, R.K. Priester- en Jezuïtendom‟. Zo beweer-

de de schrijver van een ingezonden brief in de Vader-

landsche letteroefeningen dat hij tijdens zijn verblijf in

België in april 1830 had gemerkt hoe allerlei geestelij-

ken door het land reisden om geld in te zamelen, zoge-

naamd voor vrome doeleinden. Naar de stellige overtui-

130

ging van de briefschrijver was het leeuwendeel van dat

geld terechtgekomen in het „reservefonds der Jezuïten‟,

die daarmee de Belgische Opstand hadden gefinancierd.

Volgens Schilperoort en Van Tetroode waren verre-

weg de meeste Belgische katholieken niet afkerig van

het koningschap in het algemeen, al hadden zij wel, en

heel begrijpelijk, moeite met den „onroomsche Konings-

stam‟ van de Oranjes. De liberalen, „eigenlijk gezegd

Fransch-Jacobijnschen‟, maakten misbruik van die on-

vrede om hun eigen doelstellingen te verwezenlijken:

ministeriële verantwoordelijkheid, volledige vrijheid van

drukpers en een „verkiesbare staatsvergadering‟. Brave,

godsdienstige lieden − geestelijken en leken − waren

misleid „met het arglistigst oogmerk om hen zelf de hand

te doen leenen tot de omverhaling van wat hun meest

dierbaar was‟. In feite waren „de liberale geestdrijvers‟

er alleen maar op uit „om der grondwettige Koninklijke

Magt afbreuk te doen, ten einde, indien mogelijk, een-

maal weder de oude oligarchie te doen herleven‟. Het

zou voor het volk een ramp zijn wanneer „de klem der

regering‟ niet meer in handen was „eens edelhartigen en

regtlievenden Monarchs‟.

P.J. Blok verwijst in zijn Geschiedenis van het Neder-

landse volk naar „merkwaardige onthullingen‟ van een

niet met name genoemde Brusselse revolutionair, die hij

aantrof in het archief van koning Willem II. Volgens de-

ze bron zou Van Tetroode lid zijn geweest van een „comi-

té secret‟ dat in de jaren 1830 hier te lande ijverde voor

een republikeinse omwenteling. Andere leden van dit

comité waren de journalist Der Kinderen, de drukker

Van Langenhuysen en een zekere Janssens te Ooster-

131

hout.10 Dat de Oranjeklant Van Tetroode tijdelijk repu-

blikeinse bevliegingen heeft gehad is gezien zijn wispel-

turige natuur goed denkbaar. Halverwege de jaren der-

tig ging alom in den lande de bij het uitbreken van de

Belgische Opstand ontvlamde vaderlandslievendheid

verflauwen. De bereidheid om de hoge lasten van de oor-

log tegen de Belgen te dragen nam af en in het kielzog

daarvan leefde het streven naar een republiek op.11 Mo-

gelijk koesterde Van Tetroode al eerder republikeinse

sympathieën. In hun advies op zijn rekest uit het najaar

van 1830 spreken B & W afkeurend over de door hem

uitgegeven „avondblaadjes‟ en wijzen zij erop dat hij door

de politie in de gaten wordt gehouden.12 Hun argwaan is

deels toe te schrijven aan Van Tetroodes dubieuze le-

venswandel, maar zal ook zijn gevoed door antipapisti-

sche sentimenten: Noord-Nederlandse katholieken wer-

den er nogal eens van verdacht met de rebellen te sym-

pathiseren. De sussende toon die Van Tetroode in zijn

geschriften over de Belgische Opstand aansloeg kreeg

daardoor in oren van wantrouwigen al gauw een ver-

dachte bijklank.

Jaren veertig

In de jaren 1830 gaf Van Tetroode vier dichtwerken op

leden van het Oranjehuis uit, waaronder een door hem-

zelf geschreven rouwdicht op de in 1837 overleden Wil-

helmina van Pruisen, de echtgenote van koning Willem

10 Blok, p. 325, nt. 1. 11 Blok, p. 324-325. 12 SAA/Secretarie Algemene Zaken inv. nr. 527/7320 minuut van

uitgaande missive (aan de gouverneur van Noord-Holland?), 27-11-

1830.

132

I.13 De stroom van Oranjegedichten uit zijn fonds kwam

echter pas goed op gang na de troonsbestijging van Wil-

lem II. Diens verrichtingen als Wellingtons adjudant in

Spanje, zijn optreden in de slagen bij Quatre Bras en

Waterloo (1815), waar hij gewond raakte, en overwin-

ningen tijdens de Tiendaagse Veldtocht (1831) hadden

deze Oranjetelg bij een groot publiek een heldenstatus

bezorgd. De verering van dat idool zou Van Tetroodes

levenswerk worden.

Zijn bewondering beperkte zich niet tot „den jeugdi-

gen held van Spanje, den verwinnaar in de velden van

Waterloo, waar zijn bloed met dat van menigen dappere

stroomde, den veldheer die Hasselt en Leuven verwon‟.

Hij roemde hem ook als stichter van een schilderijenga-

lerij waar iedereen gratis toegang had, als de toneel- en

operaliefhebber die de Haagse schouwburg royaal subsi-

dieerde, als weldoener die ervoor zorgde dat de nood van

de armen in de Residentie werd gelenigd, als toegewijde

vorst die zo nodig ‟s nachts doorwerkte en zich van een

open rijtuig bediende om de afstand tussen hem en zijn

onderdanen te verkleinen, en als liefdevolle zoon, broer

en vader wiens gezinsleven „open als eene pijpenlade‟

was.14

Van Tetroode heeft zijn idool nooit persoonlijk ge-

sproken. Het speet hem „nooit het geluk, de onwaar-

deerbare eer gehad te hebben den zoo edelen Vorst en

Mensch te naderen dan bij officieele audiëntiën, exerci-

tiën als officier der schutterij, bals ten hove‟ en de enke-

le keren dat hij hem van nabij had gezien in zijn rij-

13 Fondslijst A.J. van Tetroode nrs. 121-122, 124-125. 14 Fondslijst A.J. van Tetroode nr. 128, hernieuwde uitgave 1845,

ongepagineerd voorwoord.

133

tuig.15 Maar al had de koning nooit het woord tot hem

gericht, hij wist goed wie Van Tetroode was. Het contact

tussen hem en Van Tetroode kwam vermoedelijk tot

stand via jonkheer Regnerus Livius van Andringa de

Kempenaer, een louche figuur die in november 1839

kennismaakte met de kroonprins, later koning Willem

II, en diens vertrouweling is geweest tot in november

1843, toen hij door de ministers Van Hall en Baud op

een zijspoor werd gezet.16

De Kempenaer troggelde Willem II door chantage

grote bedragen af, waarbij hij gebruik maakte van de in-

formatie die hij met spin doctor-achtige activiteiten had

verkregen. Vanaf maart 1840 zette hij zijn uitgebreide

netwerk in om te ijveren voor de troonsafstand van Wil-

lem I, wiens voorgenomen huwelijk met de katholieke

Henriette d‟Oultremont grote weerstand had opgeroe-

pen. Op 7 oktober abdiceerde de koning en besteeg zijn

zoon de troon.

Blijkens brieven van De Kempenaer heeft deze zijn

vriend Van Tetroode in de herfst van 1840 diverse keren

aan geld geholpen. Ook voerde hij besprekingen met mr.

Henri Box, hoofdredacteur van het Journal de la Haye,

over de plaatsing van een door Van Tetroode geschreven

artikel.17 In een brief van 8 december 1840, een maand

na de troonsbestijging van Willem II, complimenteert

15 NA/Coll. Thorbecke inv. nr. 80, Van Tetroode aan J.R. Thorbecke,

3-12-1865. Soortgelijke uitlatingen in UBA/HSS-mag. KVB BVa

119-62, Van Tetroode aan N.N., 19-2-1874; aldaar, 119-89, Van Tet-

roode aan A.C. Kruseman, 1869. 16 Over Van Andringa de Kempenaer zie Nieuw Nederlandsch Bio-

grafisch Woordenboek, dl. 8, kol. 960-962; Robijns, Radicalen, pas-

sim. 17 KB/131 C 42, R.L. van Andringa de Kempenaer aan Van Te-

troode, 11-8-1840, 15-9-1840 en twee ongedateerde brieven [1840].

134

De Kempenaer Van Tetroode met „meerdere door u gele-

verde lettervruchten, zoo zigtbaar op de goede geest der

bevolking gewerkt hebbende, en nog dagelijksch ten

goede influenceerende‟. Deze geschriften – zo gaat de

brief voort − getuigen van zijn gehechtheid en dank-

baarheid aan de koning „die ook U in pijnlijke oogen-

blikken hulp en bijstand heeft verleend‟.18 Daags na de

troonsbestijging haastte Van Tetroode zich om als eerste

die heuglijke gebeurtenis te bezingen. Zijn lied („op be-

kende wijs‟) behandelt in sneltreinvaart de hoogtepun-

ten uit het leven van de net aangetreden vorst. Hier het

derde van de zeven coupletten:

Wie streed met ons te Waterloo, vol kracht

Wie sloeg Napoleon daar zoo, niet zacht

Wie riep toen: „Moeder! wees toch blij,

‟k Ben wel gewond, maar ‟t Land is vrij!‟

‟T IS KONING WILLEM TWEE! (bis)

Van Tetroode wilde graag een steentje bijdragen aan de

illuminatie ter gelegenheid van de inhuldigingsfestivi-

teiten in Den Haag. Hij ontwierp daartoe „eene doeltref-

fende geschilderde decoratie‟ met afbeeldingen van de

koning, de koningin en de kroonprins. Omdat het hem

ontbrak aan de middelen om dit ontwerp te laten uitvoe-

ren, verzocht hij Willem II de benodigde honderd gulden

ter beschikking te stellen. Hij beloofde uiterste discretie:

niemand zou te horen krijgen dat de koning zelf de deco-

18 KB/131 C 42, R.L. van Andringa de Kempenaer aan Van Tet-

roode, 8-12-1840.

135

ratie had gefinancierd. Willem II ging niet op het voor-

stel in. Hij nam het rekest voor kennisgeving aan.19

Een half jaar later stuurde Van Tetroode de koning

de volgende aanhankelijkheidsbetuiging, een staaltje

van romantische geëxalteerdheid dat hij niettemin zelf

aanduidde als „ongekunstelde regelen‟:

Mij is het geschonken de beveiliger van Koningen

te zijn, procureurs-crimineel van een wissen dood

te bevrijden,20 voor eene oude teêrbeminde Moeder

mijne kniejen in het stof te buigen, − en ... te lijden.

Zwaar lijden verbeidde mij weêr alhier: ik ben het

te gemoet getogen. Maar onder dat alles verheft

zich al hooger en hooger mijne ziel. Met den balsem

der bloemen verfrisch ik de wonden der doornen.

En alzoo doe ik heden. Warsch van vlijerij, oordeel

ik lof en hulde pligt te wezen. Daarom, o Koning,

kom ik Uwe Majesteit loven en huldigen! Onder

eenig gekwaak en gepiep, rijst de hymne en pré-

domineert: de nieuwe Koning doet alles wat Hij

kan! Ontvange, Uwe Majesteit, deze ongekunstelde

regelen en de verzekering dat ook zonder lans noch

zwaard te voeren, ik bij Uwe Majesteit zal zijn,

wanneer het er zou op aankomen voor mijn‟ Koning

te sterven!21

In het rekest uit november 1840 waarin hij om honderd

gulden ter uitvoering van de door hem ontworpen deco-

ratie vraagt, maakt Van Tetroode toespelingen op gun-

19 NA/KdK inv. nr. 4649, K.B. van 2-12-1840/441 (hierbij Van Tet-

roodes rekest van 23-11-1840). 20 Kennelijk een verwijzing naar de voorafgaande mededeling dat

hij samen met een zekere luitenant De Vries in oktober 1840 vier

mensenlevens „van het ‟s-Gravenhaagsche Raadhuis‟ had gered. 21 NA/KdK inv. nr. 41, K.B. van 29-6-1841/84 (hierbij Van Tetroodes

rekest van 10-6-1841).

136

sten die de koning hem eerder, vóór de troonsbestijging,

had bewezen. Hij heeft echter altijd met klem ontkend

een „hoftroubadour‟ te zijn die voor zijn Oranjege-

dichten werd betaald. Ja, hij had geld van Willem II ge-

kregen, maar dat was altijd bestemd geweest „om mijne

moeder te verplegen en ... boozen te bestrijden‟.22 In een

tot de koning gericht adres uit januari 1844 verwijst

Van Tetroode naar een schenking die de koning hem in

november 1843 had gedaan.23 Voorzover bekend heeft

hij daarna geen giften van Willem II meer gekregen.

Waarschijnlijk is het uit de gratie raken van De Kempe-

naer er de voornaamste oorzaak van geweest dat Van

Tetroode niet meer van de koninklijke welwillendheid

en gulheid kon profiteren. Niet dat zijn liefde voor Wil-

lem II bekoelde toen de geldstroom was opgedroogd.

Vanaf 1845 zou hij een kruistocht voeren tegen het

journaille dat het waagde de koning te bekritiseren.

De eerste van die journalisten met wie Van Tetroode

de degens kruiste was Eillert Meeter. 24 In 1839 had

Meeter als eenentwintigjarige in Groningen het radi-

caal-democratische blad De Tolk der vrijheid opgericht.

Wegens zijn betrokkenheid bij een republikeinse samen-

zwering werd hem in 1840 een gevangenisstraf van vijf

jaar opgelegd. Nadat de Hoge Raad dit vonnis had be-

vestigd, week hij uit naar Parijs, een broeinest van revo-

lutionairen. Willem II, die tegenstanders onschadelijk

22 NA/Coll. Thorbecke inv. nr. 80, Van Tetroode aan J.R. Thorbecke,

3-12-1865. 23 KHA/Archief Willem II inv. nr. VI c.T, 4, Van Tetroode aan Wil-

lem II, 18-1-1844. 24 De biografische gegevens over Meeter zijn ontleend aan zijn me-

moires en Robijns, Radicalen, passim. Over Meeter zie ook: Vinken,

>Eillert Meeter‟, p. 94-117.

137

probeerde te maken door ze op allerlei manieren te

paaien, verleende Meeter in het jaar van zijn troonsbe-

stijging gratie en nodigde hem uit voor een particuliere

audiëntie. De republikein van weleer werd Oranjeklant.

Meeter vestigde zich in Den Haag, waar hij dank zij een

ruime toelage van de koning de bloemetjes buiten kon

zetten. In deze tijd leerde hij Van Andringa de Kempe-

naer kennen en raakte hij ook bevriend met Van Tet-

roode, die later zijn aartsvijand zou worden.25

Na verloop van tijd kreeg Meeter zijn bekomst van de

koning en herbekeerde hij zich tot het republikanisme.

In de herfst van 1844 begon hij in Den Haag een nieuwe

krant van radicaal-democratische signatuur, De Ooije-

vaar. Dit weekblad, genoemd naar de ooievaar in het

stadswapen van Den Haag, vond in koffiehuizen en

kroegen gretig aftrek, vooral vanwege de schandaalver-

halen over de koninklijke familie. Meeter had allerlei

kennissen in hofkringen die hem voorzagen van pikante

nieuwtjes voor zijn rubriek „Gemengde berichten‟ − een

nouveauté in de Nederlandse pers.

Bij het redigeren van De Ooijevaar kreeg Meeter as-

sistentie van twee andere jonge journalisten, A.H. van

Gorcum en P.A. de Haas. Vanwege een conflict met de

uitgever/drukker van het blad, J. du Mée, richtte Meeter

in de lente van 1845 een nieuwe Ooijevaar op, waarvoor

hij onderdak vond bij de uitgever/drukker P. Mingelen.

De oude Ooijevaar werd onder dezelfde naam voortgezet

onder leiding van De Haas, die bevriend bleef met Mee-

ter. Een zekere J. van der Ven alias Apeker bestreed de

25 NA/KdK inv. nr. 336, K.B. van 22-1-1846/58; KB/131 C 42, Van

Tetroode aan N.N. [= Meeter], 18-8-1845. Eigenhandig afschrift

Van Tetroode.

138

twee Ooijevaars in zijn krantje De Contra-Ooijevaar,

waarvoor hij volgens Meeter door de koning werd be-

taald. In het koor van Ooijevaars en Contra-Ooijevaar

mengde Van Tetroode zich in juni 1845 met zijn blaadje

De Ooijemoer.26

Tegen al die kortstondige periodiekjes richtte zich het

pamflet Beleven wij geen wonderlijke tijden? Een tegen-

hanger van de Ooijevaars en het Ooijemoertje (1845). De

anonieme auteur bestempelde de betrokken journalisten

als „lieden die tegen elkanderen uit baatzucht de groot-

ste blaam werpen‟. Hij zag hun gepolemiseer als een

„boomvrucht van den dartelzinnige franschman‟. In

plaats daarvan wilde hij de „oud-hollandschen waar-

heidstaal laten horen, namelijk het woord van God‟. Al-

leen wanneer dat als richtsnoer werd genomen was er

uitzicht op „dat den hollandschen verflaauwden geest

wederom van nieuws ontvlamde voor Oranje, Kerk en

Vaderland‟.

Het ongenoegen dat De Ooijevaar bij Van Tetroode

opriep kwam op 8 april 1845 tot ontlading in de gelag-

kamer van café Klumpel aan het Hofsingel. In Meeters

bijzijn verscheurde Van Tetroode een exemplaar van De

Ooijevaar onder het uitroepen van de woorden „fielt‟, „so-

domieter‟ en „sluipmoordenaar‟. Meeter diende een

klacht in, waarna een rechtszaak volgde. Tijdens de zit-

ting vertelde Meeter dat Van Tetroode sinds het inci-

26 Volgens Meeter heeft Van Tetroode het woord „ooiemoer‟ zelf be-

dacht (Meeter, p. 227). Het komt niet voor in het Woordenboek der

Nederlandsche Taal, dl. 10, O-ooilam (‟s-Gravenhage-Leiden, 1893).

Blijkens vermeldingen op internet wordt „ooiemoer‟ in het heden-

daagse Nederlands incidenteel gebruikt ter aanduiding van een

vrouwelijke ooievaar („De ooievaar en ooiemoer halen hun kindjes

uit Singapore‟).

139

dent hem op straat en in een café nog diverse keren in

het gezicht had gespuwd en „den mond aan bloed gesla-

gen‟. Tetroode gaf toe dat hij de gewraakte woorden had

gebruikt, maar ontkende daarbij Meeters naam te heb-

ben genoemd. Verder voerde hij als verweer aan dat de

woorden niet in het openbaar waren gebezigd omdat het

café na elf uur − toen het incident had plaatsgevonden −

geen nieuwe klanten meer mocht toelaten. De rechtbank

verwierp zijn verweer en veroordeelde hem tot een boete

van vijftien gulden.27 Meeter vond dat vonnis veel te

licht en insinueerde dat Van Tetroode er met een mini-

mumstraf vanaf was gekomen omdat hij optrad als

agent-provocateur van de geheime politie, wat hem een

toelage van dertig gulden per maand zou hebben opgele-

verd. Als bewijs dat er met twee maten werd gemeten

voerde Meeter aan dat hemzelf twee dagen eerder de

maximumstraf voor laster was opgelegd.28

Volgens Meeter hield Willem II er een eigen geheime

politie op na, die onder leiding stond van mr. C. d‟En-

gelbronner, referendaris van het departement van Justi-

tie en tevens hoofdredacteur van De ’s-Gravenhaagsche

Nieuwsbode, de Haagse politiecommissaris J.A. Waldeck

en diens Scheveningse collega F.J. Behr.29 Een formele

geheime politie zoals die in Franse tijd was ingesteld,

bestond toentertijd niet maar d‟Engelbronner zette wel

Haagse politieagenten en mogelijk ook burgerspionnen

in om de gangen van radicale journalisten na te gaan.30

27 NA/ARG inv. nr. 142/117, vonnis van 9-6-1845; De Ooijemoer, afl.

2, augustus 1845; De Ooijevaar, 8-6-1845. 28 De Ooijevaar, 8-6-1845; De Ooijemoer, afl. 2, p. 21. 29 Meeter, p. 49, 222-223; De Ooijevaar, 25-5-1845. 30 Waldeck, p. 181-183; Von Santen.

140

Zes weken na het incident in café Klumpel publiceer-

de De ’s-Gravenhaagsche Nieuwsbode een door de redac-

tie ondertekend artikel met een weerlegging van Mee-

ters beschuldiging dat de geheime politie het blad finan-

cierde. Op zijn beurt werd Meeter in dit stuk aangewre-

ven dat hij zélf een agent provocateur was, die anderen

tot oproer probeerde te verleiden „om ze daarna te kun-

nen verraden‟.31 Volgens Meeter was Van Tetroode de

auteur van het artikel en hij stelde de retorische vraag

of de uitgever van De ‟s-Gravenhaagsche Nieuwsbode er

niet verkeerd aan deed „zoo een stuk aan te nemen van

iemand, die als de troubadour van een Hof kan worden

aangemerkt, die als hij uitzigt heeft op eene gratificatie,

liedjes rondstrooit en onder het volk verspreidt?‟32 De ’s-

Gravenhaagsche Nieuwsbode ontkende daarop uitdruk-

kelijk dat Van Tetroode de schrijver van het stuk was en

ooit deel had uitgemaakt van de redactie.33 In het verle-

den waren er wel bijdragen van hem in het blad ge-

plaatst, maar toen hij een artikel over zijn rechtszaak

wegens belediging van Meeter aanbood was dat gewei-

gerd.34

Van Tetroode diende Meeter en de zijnen van repliek

in het schendblad De Ooijemoer, waarvan twee afleve-

ringen zijn verschenen. Ter aankondiging van de eerste

aflevering zette hij de volgende advertentie om de

nieuwsgierigheid van aspirant-kopers te prikkelen. Ten

gerieve van de typografische fijnproevers werd ook nog

vermeld welke lettertypen voor deze uitgave waren ge-

bruikt: 31 De ’s-Gravenhaagsche Nieuwsbode, 24-5-1845. 32 De Ooijevaar, 25-5-1845. 33 De ’s-Gravenhaagsche Nieuwsbode, 31-5-1845. 34 De Ooijemoer, afl. 2, augustus 1845, p. 21.

141

Prins Eugenius deed voor Belgrado de bruggen af-

breken en Fernand Cortez stak zijne schepen in

brand. Aldus maakten deze veldheeren den terug-

togt onmogelijk. De ondergeteekende wil eens het

voorbeeld van twee Groote Mannen volgen. Hij zal

eerstdaags uitgeven De Ooijemoer, uit welken titel

het publiek en de Handel ligt zullen begrijpen,

welke walgelijke taak hij onderneemt, en ten einde

niet meer te kunnen terugdeinzen, doet hij, met

eerbied voor het publiek, deze voorlopige aankon-

diging. Hij zal heden ter perse leveren De Ooije-

moer. Eerste deeltje, 16 pag., compres gedrukt met

Dessendiaan en Brevier.35

Van de eerste aflevering (juli) bleef voorzover bekend

geen enkel exemplaar bewaard. Blijkens een ingezonden

stuk in De Ooijevaar stond er onder andere een elf pagi-

na‟s lange brief aan minister van Justitie De Jonge van

Campens Nieuwland in. Van Tetroode had ter gelegen-

heid van diens benoeming (augustus 1844) een gedicht

geschreven en aan hem opgedragen, maar daarop geen

reactie ontvangen. De schrijver van het ingezonden stuk

neemt aan dat de minister Van Tetroodes loftuitingen

niet op prijs zal hebben gesteld „parce que des éloges

maladroits sont presque des injures‟.36 Volgens Meeter

zelf had Van Tetroode menig bezoek gebracht aan de

minister en was zijn brief bedoeld om geestdrift te tonen

„voor die zaken, instellingen, wetten en verordeningen,

die door ons [= Meeter c.s.] en door alle ware Vaderlan-

ders worden afgekeurd‟.37

35 Dagblad van ’s-Gravenhage, 18-7-1845. Advertenties voor het

tweede deeltje in Dagblad van ’s-Gravenhage, 25-7 en 1-8-1845. 36 De Ooijevaar, 27-7-1845. 37 Geciteerd naar De Ooijemoer, afl. 2, augustus 1845.

142

In zowel de eerste als tweede aflevering van De

Ooijemoer is de naam van de koning in gouden letters en

die van Meeter en andere vijanden in rode letters gezet.

Van Tetroode verkeerde in de veronderstelling dat rood

de kleur van het schavot was, maar volgens het zojuist

genoemde ingezonden stuk in De Ooijevaar vergiste hij

zich daarin.38

In tegenstelling tot Meeter, die om rechtszaken te

voorkomen zijn verdachtmakingen omzichtig placht te

formuleren,39 nam Van Tetroode nooit een blad voor de

mond. Als reactie op een hatelijke opmerking van Mee-

ter over zijn o-benen schreef hij een stukje met de titel

Kromme beenen, waarin hij een gebeurtenis uit Meeters

verleden als onderofficier oprakelde:

Wat is beter, krom of slecht?

Wat is beter, kromme beenen, of een krom hart?

Wat is beter, kromme beenen of kromme vingers?

Ik heb eens gehoord van een onderofficier die

kromme vingers had, wiens brave chef zich door de

hersens heeft geschoten, omdat de kas niet in orde

was, waarover die onderofficier met kromme vin-

gers alleen ging. Heb jij daarvan ook iets gehoord,

MEETER? (...) Jij hebt je met mijne beenen be-

moeid, MEETER! Dat zijn mijne inferiores [= on-

dergeschikten]. Pas maar op dat mijne inferiores

geen nadere kennis met je maken! Ajuu Meeter!

In De Ooijemoer worden journalisten als Meeter neerge-

zet als broodschrijvers die hun kolommen vullen met

stukken die „meestal afschrijfsels zijn, nog wel verminkt,

38 Zie ook Meeter p. 227. 39 Meeter, p. 222; Robijns, Radicalen, p. 181; Vinken, „Meeter‟, p.

106.

143

van oude, versletene, oprui-blaauwboekjes, uit gelijke

rotte zielen en breinlooze brood-dronkene, of liever, je-

never-dronkene, hersenpannen gesproten‟.

Op 26 juli 1845 ging Van Tetroode Meeter opnieuw te

lijf. Toen Meeter ‟s avonds tegen half twaalf langs het

Plein wandelde, kwam bij de hoek van de Poten van de

overzijde Van Tetroode met opgeheven wandelstok op

hem af onder de uitroep „Nu moet jij er aan!‟. Meeter

weerde de slag met zijn wandelstok af, waarbij Van Tet-

troodes stok op de grond viel. Van Tetroode liep weg.

Meeter bukte zich om Van Tetroodes stok op te rapen en

hem die achterna te gooien. Opeens kwam Van Tetroode

terug en sprong achterop Meeters rug, als gevolg waar-

van deze tegen het hek van het ministerie van Koloniën

werd gedrukt. Van Tetroode greep toen zijn baard vast

en ging er met zijn volle gewicht aan hangen, waardoor

er haren werden uitgetrokken. Nog steeds op Meeters

rug zittend wrong Van Tetroode zijn hoofd over de

schouder van zijn slachtoffer en beet hem in het boven-

ste lid van zijn rechteroog. Daarna probeerde hij ook nog

zijn tong „tegen het vermelde oog te brengen‟, kennelijk

met de bedoeling het eruit te zuigen, maar Meeter wist

zich los te worstelen. Vanwege de oogwond had hij zich

gedurende acht à negen dagen onder doktersbehande-

ling moeten stellen.40

Dat Van Tetroode Meeter die avond zo te grazen nam

is goed te begrijpen. Hij was tot het uiterste getergd. Op

de dag van de vechtpartij had namelijk Meeters kom-

paan De Haas – door Van Tetroode aangeduid als „den

vuilen, zeer vuilen, magtig vuilen De Haas‟ − in De Oo-

40 NA/ARG inv. nr. 143/261, vonnis van 20-10-1845; Meeter, p. 228-

230.

144

ijevaar een sappig verhaal gepubliceerd over het figuur

dat Van Tetroode onlangs had geslagen. Toen de koning,

zoals aangekondigd, de stad in zijn koets verliet, ston-

den „Toontje en zijne gemalin‟ hem op te wachten in de

Bocht van Guinee. Zodra de koets daar was gearriveerd,

liep Van Tetroode op het portier af om een brief te over-

handigen. De koning maakte echter een afwerend hand-

gebaar, waarop Van Tetroode de brief in de koets wierp.

Zijn vrouw, die ook een brief bij zich had, deed hetzelfde

met de hare. De koning verscheurde de twee brieven en

wierp de snippers op straat. Iemand raapte ze op en be-

zorgde ze aan De Haas. Plaatsgebrek verhinderde De

Haas „die fransche producten van eene ontstelde her-

senkas in dit ons nr. te plaatsen‟, maar als er ruimte

voor was zou hij dat in het volgende nummer alsnog

doen.

Wat er in het artikel van De Haas over deze affaire

stond weten we doordat Van Tetroode het integraal

overnam in De Ooijemoer. Van de bij Du Mée versche-

nen De Ooijevaar bleven alleen enkele nummers be-

waard uit de tijd dat Meeter het blad redigeerde.41 De

inhoud van de verscheurde brief, die volgens de memoi-

res van Meeter later inderdaad is gepubliceerd, 42 is

daardoor onbekend. De dreigende publicatie negerend

loofde Van Tetroode in De Ooijemoer een premie ter

waarde van honderd gulden uit „bestaande in boekwer-

ken, prentwerken of muzijkaliën‟ voor ieder „goed ter

naam en faam staande‟ persoon die verklaarde gezien te

41 De desbetreffende nummers in de Koninklijke Bibliotheek bleken

overigens zoek te zijn. 42 Meeter, p. 226.

145

hebben „dat ik, of mijn vrouw, den Koning eenig papier

aanboden‟.

Begin augustus kwam De ’s-Gravenhaagsche Nieuws-

bode met een follow-up van het verhaal. Van Tetroode

had in een sociëteit vijfentwintig gulden uitgeloofd voor

degene die hem een snipper van de brief zou tonen.

„Houd hem even hier!‟, roept een der gasten [= de

hoedenmaker Van Zuylen, I.M.], 43 die zijn hoed

grijpt en driftig de zaak verlaat. Daar is hij terug

en vertoont, aan wie het zien wil, ettelijke originele

vlokken. v.T. betaalde de grap met een banknootje

(...).

Ondanks die afgang plaatste Van Tetroode daarna toch

nog een advertentie in het Dagblad van ’s-Gravenhage,

waarin hij opnieuw vijfentwintig gulden uitloofde voor

degene die hem een snipper kon laten zien van „een

brief, rekest, dichtstuk of bedelbrief‟ die hij in het rijtuig

van de koning zou hebben geworpen. Kennelijk had hij

geld te veel, sneerde De ’s-Gravenhaagsche Nieuwsbode.

Waarop Van Tetroode er nog een advertentie in het

Dagblad van ’s-Gravenhage tegenaan gooide waarin hij

De ’s-Gravenhaagsche Nieuwsbode omdoopte tot Leu-

genbode .44

Aangenomen dat de door Meeter, De Haas en De ’s-

Gravenhaagsche Nieuwsbode in omloop gebrachte ver-

halen op waarheid berusten, moet de botte afwijzing

door de koning Van Tetroode veel pijn hebben gedaan.

Desondanks waagde hij het om kort daarop Willem II

43 Dagblad van ’s-Gravenhage, 6-8-1845. 44 De ’s-Gravenhaagsche Nieuwsbode, 2-8-1845; Dagblad van ’s-

Gravenhage, 28-7 en 6-8-1845.

146

opnieuw te benaderen. Op 14 augustus, enkele weken

na het koetsincident, stuurde hij de koning een vijf pa-

gina‟s tellend adres dat als doel had „de overheid tot

verdubbelde werkzaamheid te noopen ter zake der te-

genwoordige libellisten der Residentie en derzelver aan-

hang‟. Al bijna een jaar voerde hij strijd tegen dit canail-

le, dat zich schuldig maakte aan majesteitsschennis en

ondermijning van het wettig gezag. Meer dan vijftig

keer had hij in het holst van de nacht bijeenkomsten be-

zocht van Meeter, De Haas en het breedgeschouderde

tuig („êtres à carrure herculéenne‟) waarmee zij omgin-

gen. De politie werkte hem tegen „par haine de moi‟ en

speelde zo de oproerkraaiers in de kaart. Hij had de mi-

nister van Justitie ingelicht, maar van hem viel weinig

te verwachten omdat deze gezagsdrager, hoe talentvol

ook, „trop aristocrate‟ was om krachtig op te treden. Hij,

Van Tetroode, „le meilleur royaliste du pays, le seul vrai

royaliste peut-être de la Residence‟, stond er helemaal in

zijn eentje voor. Sinds een paar maanden gaven zijn

moordlustige vijanden hem te verstaan dat hij bij een

opstand als eerste door het volk zou worden vertrapt.

„Dieu et mon courage‟ hadden hem op de been gehouden,

maar nu waren zijn krachten uitgeput. En dan stond

ook nog eens zijn vrouw op het punt te bevallen! Ten

einde raad wendde hij zich tot de koning. Het was zaak

dat de politie „ait ses intelligences dans les lieux que

hantent les profanateurs de la Résidence, lesquels lieux

restent souvent ouvert la moitié des nuits‟.45

Meeters bewering dat Van Tetroode een betaalde

agent-provocateur van de (geheime) politie is geweest

45 NA/KdK inv. nr. 4178, 16-8-1845 geheim P28 (hierbij Van Tet-

roodes adres van 14-8).

147

verliest in het licht van dit adres elke geloofwaardig-

heid. De Haagse politie was niet zijn vriend, maar te-

genstander. Als hij ‟s nachts Meeter en zijn trawanten

bespioneerde deed hij dat op eigen houtje.

Op 16 augustus verzocht Van Tetroode de koning om

een audiëntie van een half uur, dit in verband met de

alarmerende toestand waarin het land verkeerde: het

ging slecht met de landbouw, er werd meer dan ooit geld

vervalst en de publieke opinie „se gâte de plus en plus‟.

Den Haag stond op het punt de haard van een uitslaan-

de brand te worden, maar degenen die dat zouden moe-

ten voorkomen hielpen de brandstichters. De ernst van

de situatie vergde krachtige maatregelen: „Aux grands

maux les grands remèdes!‟ De koning diende nu in actie

te komen: „Il est tems Sire que le Roi se lève.‟

Van Tetroode schreef deze hartekreet in de avond-

uren, „dans un moment de passion‟ zoals hij zich de vol-

gende morgen realiseerde. Eenmaal tot bedaren geko-

men besloot hij een uitvoerig memorandum op te stellen

„de tout ce qui forme la justice et la police dans la Ré-

sidence‟. Hij zag het als zijn taak een tegengif te bieden

om het bederf van de „esprit public‟ te stoppen. Daar had

hij al zijn „repos, fortune, honneur‟ aan opgeofferd. Als

hij die energie aan zijn boekhandel had besteed zou hij

de top in zijn vak hebben bereikt. Vanuit de volheid van

zijn hart gaf hij zijn adviezen: tegen de libellisten moest

„une police spéciale‟ worden ingezet, de vrijheid van

drukpers diende „quelque modification‟ te ondergaan, de

justitie moest zich ontdoen „de son aristocratique dédain‟

148

en de politie worden gezuiverd van „sa brutalité et sa

fausseté‟.46

Op 21 augustus klom Van Tetroode opnieuw in de

pen, ditmaal om Willem II te attenderen op een artikel

in De Ooijevaar over de aanstaande reis van de koning

naar Engeland en het met geheimzinnigheid omgeven

doel daarvan.47 Willem II nam de informatie ter harte.

Na overleg met de directeur van het Kabinet des Ko-

nings, A. Ridder van Rappard, werd het door Van Tet-

roode meegezonden exemplaar van De Ooijevaar naar

minister van Justitie De Jonge van Campens Nieuwland

gestuurd. De koning voorzag de adressen van 16 en 17

augustus van het apostille „seponeren‟. Het eerste adres,

dat van 14 augustus, maakte wel indruk op hem. Hij gaf

Van Campens Nieuwland opdracht de door Van Tet-

roode gesignaleerde bijeenkomsten van Meeter en de

zijnen „nauwlettend gadeteslaan en te weten te komen,

wat daarbij wordt verhandeld en afgesproken‟. 48

Bij dat onderzoek moest ook een rekest van Meeters

uitgever Mingelen worden betrokken. Mingelen distan-

tieerde zich daarin van Meeter: nu deze steeds vaker op-

roerige taal liet horen, wilde hij zijn drukpers niet meer

aan hem ter beschikking stellen. Hij bood aan zijn

drukkerij tegen een schadevergoeding van / 15.000.- op

te heffen. Mingelen meende zeker te weten dat daarna

niemand Meeters De Ooijevaar zou willen drukken. En

wat de door De Haas geredigeerde De Ooijevaar van Du

Mée betreft: daarvan was het einde in zicht want Du

46 NA/KdK inv. nr. 4178, 18-8-1845 geheim Z28 (hierbij Van Tet-

roodes adressen van 16-8 en 17-8-1845). 47 NA/KdK inv. nr. 4178, 22-8-1845 geheim O29 (hierbij Van Tet-

roodes adres van 21-8-1845). 48 NA/KdK inv. nr. 4178, 16-8-1845 geheim P28.

149

Mée had geen geld meer om dat blad voort te zetten en

de abonnees liepen bij hem weg.49

Van Campens Nieuwland bracht een ontnuchterend

rapport uit. Anders dan Van Tetroode had beweerd stel-

de de aanhang van Meeter weinig voor. Hij hield geen

regelmatige bijeenkomsten, maar kwam af en toe samen

met zijn geestverwanten. Naar het schijnt was er, wan-

neer het uur vorderde en de gemoederen verhit raakten,

wel eens gesproken over „eene omkeering van zaken‟,

maar daaraan diende niet te zwaar te worden getild.

Meeter leidde een sober leven. Meestal zat hij op zijn

kamertje te lezen of te schrijven. Dat hij een revolutie

aan het voorbereiden was, zoals Mingelen had gesugge-

reerd, achtte de minister „ijdel vertoon van woorden‟. Hij

vermoedde dat Meeter dit zelf Mingelen had ingefluis-

terd om de koning ertoe over te halen hem uit te kopen.

Trouwens, Mingelen had voor zijn rekest geen gezegeld

papier gebruikt en daarom was het niet vatbaar voor be-

schikking.50

In die hectische augustusmaand, toen hij in een ma-

nische bui het ene adres na het aan Willem II stuurde,

vond Van Tetroode ook nog tijd om een scheldbrief aan

Meeter te schrijven. Deze kreeg daarin te horen dat hij

zich dood moest schamen vanwege zijn om wraak roe-

pende verraad aan de koning. Meeter diende wel te be-

seffen dat de weldoener die hem uit het slijk had ge-

haald hem ook weer met één trap daarin kon terugdu-

wen. Hij deed er verstandig aan ermee op te houden de

vriend van het Vaderland te spelen. Zo niet, dan zou

49 NA/KdK inv. nr. 4178, 22-8-1845 geheim O29 (hierbij Mingelens

adres van 20-8-1845). 50 NA/KdK inv. nr. 4179, 9-9-1845 zeer geheim S30.

150

uiteindelijk een brandmerk in zijn gezicht worden ge-

drukt. Aan het eind van de brief daagt Van Tetroode

Meeter uit om met hem te duelleren en vervloekt hij

hun vroegere vriendschap:

Attendez-moi où vous voulez avec des pistolets ou

toute autre arme − j‟y serai. Je me haïs moimême

de vous avoir aimé.51

Eern maand later verscheen een bij J.V. Pijpers gedrukt

spotdicht met de titel Aan de Haagsche Ooijevaars, nes-

telende in de Oude-Mannenpoort bij J. du Mée en op het

Hofspui bij P. Mingelen te ’s-Gravenhage. De anonieme

dichter noemt zich „Geen mouchard, geen gesalarieerde

van de politie. Een vrij, vrijdenkend en vrijhandelend

man‟. Die apolegetische verklaring is een aanwijzing dat

dit geschrift kwam uit de koker van Van Tetroode, die

er immers door Meeter en de zijnen van werd beticht

een betaalde handlanger van de geheime politie te zijn.

Pijpers drukte het hoogstwaarschijnlijk door Van Tet-

roode geschreven pamflet De oproerzoeker, waarover zo

dadelijk meer. Ook de toon en inhoud van Aan de Haag-

sche Ooijevaars wijzen er sterk op dat hij er de auteur

van is geweest.

Het gedicht begint met een geruststellende medede-

ling voor de echte ooievaars:

Niet op u, o kikvorschvreters,

Met uw langen bek en poot,

Maar op Hazen en op Meeters,

Schiet ik mijn verdervend lood!

51 KB/131 C 42, Van Tetroode aan N.N. [= Meeter], 18-8-1845. Ei-

genhandig afschrift Van Tetroode.

151

Waarna De Haas en Meeter op de korrel worden geno-

men:

die met uw zwadder

Even als de giftigste adder

In ‟t verderf uw‟ wellust vindt;

die nooit moe van ‟t vuilste schelden,

Kwaad en onregt durft vermelden,

Daar, waar ‟t nimmer heeft bestaan.

De Haas en Meeter worden afgeschilderd als op revolu-

tie beluste oproerkraaiers, die het beter denken te weten

dan „de vorst met heel zijne‟ Raad‟ en uit puur winstbe-

jag hun blaadjes („‟t vuilste scheurpapier‟) volschrijven.

Meeter krijgt er extra van langs vanwege zijn trouwe-

loosheid jegens de koning:

Gij, zoo snood ondank‟bre Meeter,

Vorstelijke Gunstvergeter,

Die met smaad hebt overlâen,

Hem, die u heeft welgedaen.

Kort na de verschijning verscheen er bij Pijpers een

Franse prozavertaling en bewerking van dit gedicht on-

der de titel Coup-d’oeuil rétrospectif d’une pièce de vers,

intitulée: Aan de Haagsche Ooijevaars nestelende in de

Oude Mannenpoort, bij J. du Mée en op het Hofspui bij

P. Mingelen te ’s-Hage. De titelpagina vermeldt als au-

teur Stèven, Ainé (= Stèven senior). De schrijver wijst er

in zijn voorwoord op dat het door hem vertaalde en be-

werkte gedicht „n‟est autre chose, sinon un extrait des

écrits publiés par la Mère Cygogne (Ooyemoer) mise en

vers‟. In het nawoord prijst hij de rijkdom aan ideeën en

152

het superieure talent van de maker, maar hij betreurt

het dat deze zijn gaven heeft verspild door minderwaar-

dige lieden als onderwerp te kiezen.

Poète, auteur de cette belle production, qui que

vous soyez, vieux ou jeune, vous avez l‟imagination

trop féconde pour vous livrer à livrer à de pareils

écarts.

Het ziet er ernaar uit dat de Coup-d’oeuil evenals Aan

de Haagsche Ooijevaars uit de pen is gevloeid van een

zich verkneukelende Van Tetroode, die zich graag be-

diende van pseudoniemen en een liefhebber van mystifi-

caties was. Zo heette een door hem geschreven en uitge-

geven brochure over de in 1861 gehouden Haagse ten-

toonstelling van levende meesters te zijn samengesteld

door „een kransje van Amsterdamsche kunstvrienden‟ en

gedrukt „voor rekening der auteurs‟.52

Vanwege de vechtpartij op 26 juli had Meeter een

aanklacht tegen Van Tetroode ingediend. Drie maanden

later kwam de zaak voor de rechter. Van Tetroode er-

kende „een ordentelijk pak slaag‟ te hebben uitgedeeld,

maar pas nadat Meeter hem als eerste had aangevallen.

Op grond van de getuigenverklaringen vond de recht-

bank dat verweer onaannemelijk. Van Tetroode kreeg

wegens moedwillige mishandeling en verwonding een

maand gevangenis en een boete van acht gulden opge-

legd.53

Op dezelfde dag werd hij veroordeeld wegens een an-

der akkevietje met Meeter, die door hem in De Ooije-

moer voor „eerloze leugenaar‟ was uitgemaakt. Meeter

52 Fondslijst A.J. van Tetroode nr. 49. 53 NA/ARG inv. nr. 143/261, vonnis van 20-10-1845.

153

deed aangifte van laster en eiste een schadevergoeding

van honderd gulden. Volgens Van Tetroode mocht hij

Meeter eerloos noemen omdat deze wegens hoon en las-

ter was veroordeeld. Daar kwam bij dat hij de gewraak-

te uitdrukking had gebezigd om zich te verdedigen tegen

Meeters aanvallen op hem in De Ooijevaar. De recht-

bank verwierp zowel dit verweer als de eis tot schade-

vergoeding en legde Van Tetroode een boete van acht

gulden op.54

Ten tijde van die veroordelingen zat Meeter in de ge-

vangenis. Tegelijk met De Haas en de uitgevers van de

twee Ooijevaars was hij op 26 september 1845 gearres-

teerd op verdenking van medeplichtigheid aan de door

de stijgende meelprijzen veroorzaakte relletjes die eer-

der die maand in Den Haag hadden plaatsgevonden.

Van de radicale journalisten liep alleen nog Van Gorcum

een tijdje vrij rond. In oktober begon deze een nieuw

blad, De Vaderlander, waarvan naar het schijnt slechts

één nummer is verschenen. Van Gorcum nam het daarin

op voor zijn gearresteerde collega‟s. De rubriek „ge-

mengde berichten‟ bevat behalve een uitval naar de spi-

on („mouchard‟) Van Tetroode ook een pikante anekdote

over hem:

Een boekhandelaar uit de Heerenstraat heeft zon-

dag eene edele daad pogen te verrichten: twee hon-

den welke door den nauwen band der liefde waren

aaneengebonden, trokken zijne aandacht, en ... hij

heeft die lieve diertjes willen scheiden.

54 NA/ARG inv. nr. 143/262, vonnis van 20-10-1845.

154

Als reactie op De Vaderlander verscheen bij de drukker

Pijpers een anoniem, hoogstwaarschijnlijk door Van Tet-

roode geschreven pamflet met de titel Gratis. De Op-

roerzoeker zichzelve noemende De Vaderlander uitgege-

ven door A.H. van Gorcum verantwoordelijk redacteur,

en gedrukt bij ...??? De auteur windt zich op over de hy-

pocrisie van Van Gorcum, die in De Vaderlander spreekt

van „zijnen koninklijken weldoener‟ om zo de schijn te

wekken dat hij loyaal aan de koning is.

Onder het masker van vorstenmin en vaderlands-

liefde tast de redacteur ‟s lands Regering in hare

hartader aan, en keurt alles af, wat vanwege die

regeering uitgaat.

De copulerende hondjes uit de Heerenstraat komen ook

nog even opdraven:

Moet men het aardigheid, of al wat gemeen is noe-

men, wanneer gij ons een berigt mededeelt van

eenen boekhandelaar en twee hondjes? Wat gij er

van zegt, is te vuil om hier over te nemen.

Kort na de verschijning van De Vaderlander belandde

ook Van Gorcum in de gevangenis. Na een jaar in voor-

arrest te hebben gezeten werden hij, Meeter en De Haas

vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs. Om zich van

deze lastpakken te ontdoen bood de koning Meeter en

Van Gorcum een maandelijkse toelage aan, op voor-

waarde dat ze het land zouden verlaten. Beiden accep-

teerden niet alleen dat aanbod, maar verlaagden zich tot

155

een regelrechte knieval door samen een verheerlijkende

Levensschets van Willem de Tweede te schrijven.55

Na het overlijden van de koning werden de door hem

verleende toelagen ingetrokken. Meeter nam na allerlei

omzwervingen de wijk naar Engeland. In 1857 publi-

ceerde hij daar het eerste deel van Holland. Its institu-

tions, its press, kings and prisons. In deze memoires,

waarvan het geplande tweede deel niet is verschenen,

geeft hij een ontluisterend beeld van Willem I, (hebzuch-

tig, despotisch, hypocriet), Willem II (spilziek, ontuchtig,

chantabel onder andere door zijn homoseksuele betrek-

kingen, slap bestuurder) en hun entourage van ja-

knikkers en parasieten. Ook Van Tetroode komt uitvoe-

rig aan bod: het aan hem gewijde gedeelte beslaat in de

Nederlandse vertaling acht pagina‟s. 56 Meeter typeert

hem als een „volmaakte parodie op een fatsoenlijk mens‟,

een „misbaksel der schepping‟ en „troubadour aan het

Nederlandse Hof‟. Toch kon er ook een complimentje

vanaf: Van Tetroode maakte bij tijd en wijle „een redelijk

goed vers‟.

Na de arrestatie van Meeter, De Haas en Van Gorcum

ging Van Tetroode als pamflettist een tijd op non-actief,

totdat hij in de herfst van 1847 publiekelijk de strijd

aanbond met jonkheer Adrien Jean Eliza Engelbert van

Bevervoorde tot Oldemeule, die zichzelf uit afkeer van

adellijke titels kortweg Adriaan van Bevervoorde noem-

de. Van Bevervoorde was vanaf de uitschakeling van

Meeter in september 1845 tot zijn dood in mei 1851 de

meest toonaangevende radicale journalist in Neder-

55 Vinken, „Meeter‟, p. 111-113. 56 Meeter, p. 224-231.

156

land.57 Hij kreeg in mei 1844 een aanstelling als redac-

teur bij het conservatieve, door de regering zwaar ge-

subsidieerde Journal de la Haye maar kon niet overweg

met de hoofdredacteur van dat blad, mr. Henri Box, die

hem na negen maanden ontsloeg. Daarna ontwikkelde

Van Bevervoorde zich geleidelijk − in de loop van enkele

jaren − van regeringsgezinde conservatief tot ultra-

liberale republikein, die een verregaande democratise-

ring van staat en maatschappij voorstond.

In 1845 richtte Van Bevervoorde het Franstalige sati-

rische maand-, later weekblad Asmodée op en het jaar

daarop een op een breder publiek gerichte Nederlands-

talige tegenhanger daarvan, De Burger. Uiteraard wa-

ren deze oppositiebladen de koningsgezinde Van Tet-

roode een doorn in het oog. In het bijzonder stoorde hij

zich eraan hoe in de Franstalige Asmodée blad de vuile

was van Nederland voor heel het buitenland te kijk

werd gehangen. Uit latere uitlatingen van Van Tetroode

valt op te maken dat hij sinds de begintijd van de

Asmodée met Van Bevervoorde op voet van oorlog heeft

geleefd, maar tot een openbare pennenstrijd was het

niet gekomen.58

In het najaar van 1847 kregen de twee een hooglo-

pende ruzie naar aanleiding van een ingezonden brief in

De ’s-Gravenhaagsche Nieuwsbode die was ondertekend

door „een letterzetter, gewoon lid van de vereeniging van

drukkersgezellen te ‟s Hage‟. De briefschrijver trok van

leer tegen Van Bevervoorde, die zich in de Asmodée de-

nigrerend had uitgelaten over de inzameling voor een

57 Robijns, Radicalen, passim en Robijns, >Van Bevervoorde‟, p. 36-

41. 58 Fondslijst A.J. van Tetroode nr. 34, p. 4.

157

standbeeld van Laurens Jansz Coster. Er was pas voor

vijftig gulden ingetekend en dat bedrag kwam geheel en

al op het conto van de Haagse vereniging van drukkers-

gezellen. Heel verdacht, zo insinueerde Van Bevervoor-

de, want die vereniging werd bestuurd door zetters van

het door de regering zwaar gesubsidieerde Journal de la

Haye. De briefschrijver karakteriseerde Van Bevervoor-

de als een ellendeling die er een eer in stelde „met zijne

zoutelooze en alle vervolging sluw ontwijkende taal‟ al-

lerlei hooggeplaatste ambtenaren en zelfs de koning te

beledigen. Nu was ook „den minder beschaafden hand-

werksman‟ het slachtoffer geworden van zijn beuzel-

praat en leugens. In het bestuur van de drukkersgezel-

lenvereniging zat geen enkele letterzetter die bij het

Journal de la Haye werkte. Bovendien – aldus nog

steeds de briefschrijver − gaf het geen pas te sneren over

het bedrag dat de honderdvijftig leden hadden ingeza-

meld. Eergevoel is niet voorbehouden aan de hogere

standen en dus moest Van Bevervoorde rekening hou-

den met een fysieke afstraffing:

Asmodee gelieve in aanmerking te nemen, dat,

hoewel tot den minder beschaafden stand der

maatschappij behoorende, er onder de boekdruk-

kersgezellen moedige, weldenkende en regtschapen

mannen gevonden worden die, boven hunne liefde

voor de kunst, met een fijn gevoel vatbaar zijn voor

elke onverdiende beleediging, van een laffe spotter,

en zich niet zouden ontzien, dáár en wáár het te

pas mogt komen, op eene gevoelige wijze daadwer-

kelijk te beproeven of zulk een ellendeling ook een

FIJN GEVOEL bezit.59

59 De ’s-Gravenhaagsche Nieuwsbode, 25-9-1847.

158

De volgende dag, 26 september, reageerde Van Bever-

voorde in de Asmodée prompt op dit dreigement. Wan-

neer de briefschrijver zijn identiteit onthulde en het

vervolgens waagde hem te ontmoeten kon hij twee oor-

vijgen in ontvangst nemen. 60 De anonieme letterzetter

nam de handschoen op: drie dagen later nodigde hij Van

Bevervoorde uit plaats, dag en uur te bepalen „wáár hij

het masker der onbekendheid afleggen, en de hem toe-

gezegde twee klappen (deux soufflets) ontvangen kun-

ne‟.61

Op 30 september om een uur of half vijf ‟s middags

liep Van Tetroode op het trottoir voor het Café Français

op Van Bevervoorde af en zei hem dat hij de anonieme

letterzetter was. Van Tetroode had toen Van Bevervoor-

de „met de vingers tegen de neus getikt en gewreven‟ en

hem vastgegrepen. Van Bevervoorde verweerde zich met

een rottingkje, dat Van Tetroode hem afhandig wist te

maken en op de ijzeren balustrade aan de buitenkant

van het café in tweeën sloeg. Tijdens de vechtpartij

bracht Van Tetroode met zijn brandende sigaar al dan

niet opzettelijk Van Bevervoorde twee brandwonden in

het gezicht toe. Van Bevervoordes overjas werd aan

flarden gescheurd. De eigenaar van het café wist de

vechtersbazen te scheiden. Beiden gingen naar binnen,

waar Van Tetroode Van Bevervoorde uitmaakte voor

„land- en koningshoner‟. Na een kwartier verliet Van

Tetroode het etablissement, maar een paar minuten la-

ter kwam hij weer terug en bezwoer zijn tegenstander

geen klacht bij de politie in te dienen. Op weg naar de

uitgang spuugde hij Van Bevervoorde, die de Nieuwe

60 Sautijn Kluit, „Asmodée‟, p. 155. 61 De ’s-Gravenhaagsche Nieuwsbode , 29-9-1847.

159

Rotterdamsche Courant aan het lezen was, in zijn ge-

zicht. Van Bevervoorde gaf hem toen een klap met de

plank waaraan de krant vastzat en wel zo hard dat het

handvat van de plank afbrak.62

Dezelfde avond richtte Van Bevervoorde zich met een

adres tot Willem II.63 Hij beklaagde zich daarin over

Van Tetroode, die zich opwierp als kampioen van de ko-

ning en hem in een openbare gelegenheid met de dood

had bedreigd. De koning had gezworen de rechten van al

zijn onderdanen te handhaven en daarom stelde Van

Bevervoorde hem persoonlijk verantwoordelijk voor alles

wat die vermaledijde Van Tetroode hem zou aandoen. In

dat verband wees hij op de provocaties en bedreigingen

in de door politiële autoriteiten geredigeerde ’s-Graven-

haagsche Nieuwsbode, die duidelijk alleen maar waren

bedoeld om het volk op te hitsen tegen journalisten van

oppositiebladen. Naar aanleiding van dit adres kreeg de

Haagse commissaris van politie Waldeck van de minis-

ter van Justitie opdracht Van Tetroode de wacht aan te

zeggen: bij de eerstvolgende geweldpleging zou hij direct

worden gearresteerd.

Van Bevervoorde luchtte niet alleen zijn hart bij de

koning maar diende ook een klacht in bij de politie.

Daar kreeg hij tot zijn grote verbazing te horen dat Van

Tetroode intussen een klacht tegen hém had ingediend.

Hij dacht dat justitie die aantijging niet serieus zou ne-

men, maar beide klachten werden in behandeling geno-

men. Van Tetroode en Van Bevervoorde werd alle twee

62 NA/ARG inv. nr. 148/24, vonnis van 31-1-1848; [Van Tetroode],

Lettre à Asmodée, p. 3-4. 63 Deze alinea en de volgende zijn gebaseerd op Van Bevervoordes

artikel in de Asmodée van 3-10-1847.

160

veroordeeld wegens onderlinge verwonding en mishan-

deling.64

Kort na het incident bleek dat Van Tetroode niet de

schrijver van de anonieme brief was. Volgens sommige

van zijn vijanden had hij zich als zodanig voorgedaan

om een vechtpartij met Van Bevervoorde uit te lokken:

hij zou van hogerhand betaald zijn om hem te belagen.

Van Bevervoorde zelf geloofde daar niet in:

Il y a bien des gens qui le pensent; mais nous, nous

ne le pensons point. Nous le croyons simplement

maniaque.65

Naar Van Bevervoorde van anderen te horen had gekre-

gen kon Van Tetroode het niet zetten dat hij, Van Be-

vervoorde, kort voordien in hoger beroep was vrijge-

sproken van een aanklacht wegens een voor de koning

beledigend artikel in de Asmodée. Tetroode verdedigde

de afstraffing met het argument dat hij, die zelf drukker

en zetter was geweest, zich de belediging van de druk-

kersgezellen persoonlijk had aangetrokken. Bovendien

nam hij het Van Bevervoorde kwalijk dat deze de initia-

tiefnemer tot de inzamelingsactie, J. Noordziek, had ge-

dwarsboomd in zijn nobele onderneming om Laurens

Jansz Coster, „cet inventeur du plus noble des Arts‟, met

een standbeeld te eren.66

De werkelijke auteur van de anonieme brief bleek de

meester-letterzetter H. Le Blansch te zijn, het oudste lid

van de Haagse typografenbond Door Eendracht t‟zaam

Verbonden. Toen Le Blansch geen antwoord kreeg op

64 Zie p. 190 (vonnis van 31-1-1848). 65 Asmodée, 3-10-1847. 66 Fondslijst A.J. van Tetroode nr. 34.

161

zijn uitdaging in De ’s-Gravenhaagsche Nieuwsbode,

verzocht hij Van Bevervoorde via de voorzitter van zijn

bond om een onderhoud in het gebouw waar de typogra-

fen vergaderden. Van Bevervoorde gaf daaraan gehoor

en ging tijdens die ontmoeting diep door het stof. Hij

had niet gedacht dat de brief werkelijk door een letter-

zetter was geschreven, maar er andere personen van

verdacht. Het was geenszins zijn bedoeling geweest de

typografen belachelijk te maken. Integendeel: hij die da-

gelijks met drukkers en zetters te maken had, wist ze

maar al te goed naar waarde te schatten. Bovendien had

hij zich in zijn geschriften altijd een vurig verdediger

van de arbeidende klasse getoond. Le Blansch nam ge-

noegen met Van Bevervoordes excuses: hiermee was zo-

wel aan zijn persoonlijke eer als aan die van de typogra-

fenbond recht gedaan. De twee reikten elkaar de hand.67

Van Bevervoorde plaatste in de Asmodée van 3 okto-

ber een uitvoerig artikel over deze affaire, waarop Van

Tetroode reageerde met een al even lange („j‟ai beau-

coup, beaucoup à dire‟) Lettre à Asmodée. Een groot deel

van dit pamflet bestaat uit een aanklacht tegen Van Be-

vervoordes misbruik van de prachtige Franse taal, die

hij in de Asmodée inzet om aan buitenlanders te vertel-

len wat er allemaal fout gaat in Nederland. Dat maakt

hem tot een lasteraar en landverrader. De vechtpartij op

de stoep van het Café Français doet Van Tetroode af als

een lesje dat hij Van Bevervoorde wilde leren. Die vin-

gerbewegingen langs Adriaans rechterneusvleugel wa-

ren niet meer geweest dan „une petite caresse, une dé-

monstration tout amicale‟. En wat had zijn tegenstander

67 Asmodée, 3-10-1847; De ’s-Gravenhaagsche Nieuwsbode, 16-10-

1847; Sautijn Kuit, „Asmodée‟, p. 156.

162

zich tijdens die afstraffing laf gedragen door in elkaar te

kruipen als een slak in zijn huisje! Het artikel in de

Asmodée van 3 oktober bevatte allerlei aantijgingen die

een aanklacht wegens laster rechtvaardigden. Maar

daarmee wilde hij justitie niet belasten. Adriaan werd

van harte uitgenodigd met hem te duelleren „n=importe

sur quel terrain‟. Van Bevervoorde ging daar niet op in

en klaagde Van Tetroode aan wegens de smadelijke uit-

drukkingen in zijn Lettre à Asmodée. De rechtbank vond

inderdaad dat daarin voorkomende bewoordingen als

„calomnieux et lâche‟, „misérable traître‟, „poltron‟ en „po-

lisson‟ niet door de beugel konden. Van Tetroode kreeg

een boete van vijftig gulden.68

Van Bevervoorde genoot in het buitenland de nodige

bekendheid onder socialistisch angehauchte journalisten

en schrijvers. Naar aanleiding van zijn artikel in de

Asmodée over de vechtpartij met Van Tetroode ontving

hij diverse brieven van buitenlanders, onder wie de

vermaarde Franse republikeinse letterkundige en histo-

ricus Jules Michelet. Die had met een „vive indignation‟

kennis genomen van de belediging die Van Bevervoorde

was aangedaan, maar hij bezwoer hem niet in te gaan

op Van Tetroodes provocaties. Daarbij doelde hij kenne-

lijk ook op diens uitdaging tot een duel:

Restez, je vous supplie, fidèle à la tradition des

hommes vraiment politiques de nos révolutions. Ni

les vôtres, ni les nôtres (ni Barnevelt, ni les De

Witt, ni Mirabeau, ni Danton) n‟ont répondu aux

provocations brutales des soi-disant gens d‟épée.

68 NA/ARG inv. nr. 148/1, vonnis van 3-1-1848.

163

Eerste pagina van Van Tetroodes Lettre à Asmodée. ‟s-Gravenhage,

1847. Fondslijst A.J. van Tetroode nr. 34.

164

Michelet riep Van Bevervoorde op door te gaan met zijn

verdediging van de republikeinse beginselen. Alle „hom-

mes de coeur‟ uit Frankrijk, België en Nederland ston-

den achter hem. Zij vochten voor dezelfde zaak: „nulle

différence en ceci, nulle séparation, nulle frontière‟.

Van Bevervoorde publiceerde de brief met een Neder-

landse vertaling in De Burger.69 Van Tetroode stuurde

een exemplaar van het desbetreffende nummer en zijn

Lettre à Asmodée als bijlagen bij een rekest naar de ko-

ning. Van Michelets brief was hij erg geschrokken, maar

hij hield rekening met de mogelijkheid dat het om een

vervalsing ging:

Ou la lettre signée J. Michelet, dans le libelle ou-

vertement révolutionnaire [= De Burger], est une

grosse imposture, ou j‟ai raison de me désesperer.

Hij zag ervan af de koning om een audiëntie te ver-

zoeken, maar hoopte wel door hem te worden verwezen

naar „quelque personne investée de sa confiance et a la-

quelle je puisse confier tout ce qui passe dans mon

coeur‟.70 In het rekest wijst Van Tetroode erop dat een al

te strikte toepassing van de Wet tot onrechtvaardigheid

kan leiden: „tout ce qui est Loi n‟est pas Droit, − à force

d‟être trop juste on peut être injuste‟. Dat zal een toespe-

ling zijn op de eerder genoemde waarschuwing die hij

van commissaris Waldeck had gekregen. Blijkens de

kanttekening op het rekest („laten liggen‟) moest Willem

II er even over nadenken. Naar het schijnt heeft hij er

69 De Burger, 13-10-1847. 70 NA/KdK inv. nr. 4197, 15-10-1847 geheim R34.

165

later niets op uitgedaan en dit epistel van Van Tetroode

als zovele andere voor kennisgeving aangenomen.

Enige weken later, in november, begon Van Tetroode

een nieuw blad, De vrije drukpers geheten. Bijdragen in

proza of poëzie waren welkom. Bij plaatsing zou de in-

zender een „moderaat honorarium‟ ontvangen. Er kon

worden ingetekend op tien afleveringen (/ 0,90). In het

openingsartikel van het eerste nummer wordt een boek-

je open gedaan over Van Bevervoordes mislukkingen als

toneelschrijver („nieuwe Sofocles‟) en directeur van een

toneelgezelschap. Kort tevoren had hij de uit Frankrijk

overgekomen acteurs van zijn nog piepjonge Theâtre du

Vaudeville op straat moeten zetten. Verderop in dit ar-

tikel steekt Van Tetroode de draak met Van Bevervoor-

des waarschuwing dat hij de persoonlijke aanvallen

(„personaliteiten‟) van degenen die tegen hem complotte-

ren met gelijke munt zal vergelden: klaarblijkelijk had

Adriaan de schrik goed te pakken.

Welk lezer met een weinigje doorzigt begaafd, be-

speurt niet duidelijk, dat eene groote angst den

GROOTEN BURGER heeft bemeesterd, hetwelk

wij in een tweede amikaal briefje verder hopen te

behandelen.

Pièce de résistance van dit eerste en waarschijnlijk eni-

ge nummer is een lang gedicht getiteld De vrijheid der

drukpers in Nederland. De vrijheid van drukpers heet

hier een „heilig regt‟ dat vorsten dienen te respecteren,

maar door „apostlen van ‟t verderf‟ wordt misbruikt om

„hun giftig zaad‟ onder het argeloze volk te verspreiden.

Niet dat ze daarmee veel schade aanrichten want „‟t Zijn

keten-rekels [= kettinghonden], die in tandeloosheid

166

blaffen‟. Het is dan ook niet nodig hen strafrechtelijk te

vervolgen. In augustus 1845 had Van Tetroode bij de

koning een zekere inperking („quelque modification‟) van

de vrijheid van drukpers bepleit. Daar was hij dus in-

tussen anders over gaan denken.

In zijn strijd tegen Van Tetroode werd Van Bever-

voorde gesecondeerd door Van Gorcum, die we hiervoor

aan het werk hebben gezien als redacteur van De Ooije-

vaar en De Vaderlander. Teruggekeerd in Den Haag

richtte Van Gorcum daar in de late herfst van 1848 De

Volksbode op, een blad dat enkele maanden heeft be-

staan.71 In het vijfde nummer gaat Van Gorcum eerst in

op de vechtpartij tussen Van Bevervoorde en Van Tet-

roode in september 1847. Vervolgens haalt hij een ande-

re, nog veel oudere koe uit de sloot: Van Tetroodes ver-

oordeling in oktober 1845, toen hem een maand gevan-

genisstraf (later kwijtgescholden) en een geldboete wa-

ren opgelegd wegens de mishandeling van Meeter in juli

van dat jaar. De boete zal wel „uit de geheime fondsen

der politie‟ zijn betaald, aldus Van Gorcum. Hij insinu-

eert verder dat Van Tetroode de gevangenisstraf was

kwijtgescholden „doodeenvoudig omdat hij de kampioen

des Konings is‟. Van Tetroode zou zijns inziens „buiten

twijfel‟ ook gratie krijgen voor de nog uit te zitten straf

wegens mishandeling van Van Bevervoorde.

Anders immers loopt Willem de Tweede gevaar zij-

nen trouwen, ooguitzuigenden, wangbrandenden

en in ‟t gelaat spuwenden kampioen te verliezen.

71 Robijns, Radicalen, p. 344.

167

Toen Van Tetroode eind 1849 gedeeltelijke kwijtschel-

ding van deze gevangenisstraf kreeg was dat natuurlijk

koren op Van Gorcums molen.72 Tegen zijn verdachtma-

king dat justitie Van Tetroode de hand boven het hoofd

hield pleiten echter zowel diens talrijke veroordelingen

als de adviezen van de Hoge Raad en de minister van

justitie op zijn verzoeken om kwijtschelding van straf.

Sommige van die gratieadviezen waren afwijzend en in

de gevallen dat ze wel gunstig uitpakten gebeurde dat

op grond van deugdelijke argumenten.

Als reactie op Van Gorcums artikel in De Volksbode

verscheen het anonieme, vermoedelijk door Van Tet-

roode geschreven pamflet De Volksverleider. Een woord

aan allen die het wèl met het vaderland meenen. De au-

teur laat het aanvankelijk bij een kort maar krachtig

commentaar:

Wat zullen wij op zulk eene schendtaal antwoor-

den? Niets.

Maar bij nader inzien wil hij er toch wel wat meer over

zeggen:

Evenmin als Neerlands Koning eenen kampioen

behoeft in den persoon van een van Tetroode,

evenmin behoeft de Nederlandsche natie een kam-

pioen (of liever schorpioen) in den persoon van een

… (Neen, uw naam is ons allen te zeer ten vloek,

om dien hier neder te schrijven!)

72 NA/MvJ inv. nr. 4677, 2-1-1850.

168

Van Tetroode bleef Van Bevervoorde het leven zuur ma-

ken. In november 1849 schreef hij hem een dreigbrief.

Kort daarna greep hij op de Groenmarkt onder de uit-

roep „Landverrader! Nu zal ik u vermoorden‟ een voor-

bijganger beet die hij abusievelijk voor Van Bevervoorde

aanzag. Medio december verzocht Van Bevervoorde de

minister van Justitie om aan de bevoegde autoriteiten

instructies te geven voor zijn beveiliging tegen Van Tet-

roode, die op dat moment in de gevangenis zat. Hij pro-

testeerde ook tegen de strafvermindering die Van Tet-

roode onlangs had gekregen wegens de mishandeling

van hem, Van Bevervoorde. Te vrezen was dat Van Tet-

roode daarin een aanmoediging zou zien om door te gaan

met zijn aanrandingen „uit voorgewende dynastieke

geestdrift of liever razernij‟.

Van Bevervoorde vroeg de minister ook of hij al dan

niet gerechtigd was zich „behoorlijk te wapenen tegen

elke moorddadige aanranding, als de persoon van Van

Tetroode zonder de minste provocatie of aanleiding van

mijnentwege, tegen mij in den zin schijnt te hebben‟. De

minister liet de zaak onderzoeken door de procureur-

generaal in Zuid-Holland. Die vond dat Van Bevervoor-

de het incident op de Groenmarkt te zwaar opnam. Aan

het verzoek om beveiliging kon niet worden voldaan om-

dat de wet niet voorzag in dergelijke preventieve maat-

regelen tegen een potentiële geweldpleger. Als Van Be-

vervoorde zo bang voor Van Tetroode was, moest hij

hem maar zo veel mogelijk uit de weg gaan. Hij wilde

toch niet de hele dag rondlopen met een politieagent

naast zich, gesteld al dat die beschikbaar was? De vraag

of hij zich mocht bewapenen moest Van Bevervoorde

volgens de procureur-generaal zelf beantwoorden. Het

169

lag niet op de weg van de minister hem in dezen wat

aan te raden. De minister volgde de adviezen van de

procureur-generaal.73 Van Bevervoorde moest dus zijn

eigen boontjes doppen. Hij zou het niet lang meer ma-

ken. Op 17 mei 1851 overleed deze founding father van

de linkse journalistiek in Nederland op eenendertigjari-

ge leeftijd te Den Bosch.

Net als zijn afgod Willem II is Van Tetroode in het revo-

lutiejaar 1848 snel overstag gegaan. Toen het moment

daar was legden beiden zich direct neer bij de omwente-

ling die ze zo hadden gevreesd. Op 22 maart stuurde

Van Tetroode een adhesiebetuiging aan de liberaal L.

Luzac, die met vier anderen − onder wie Thorbecke −

van de koning opdracht hadden gekregen een Grond-

wetsherziening voor te bereiden. Op 25 maart werd

Luzac benoemd als minister in het nieuwe kabinet. Van

Tetroode feliciteerde hem dezelfde dag nog met zijn

kortste brief ooit. Anders zo breedsprakig had hij dit

keer aan twee woorden genoeg: „God dank!‟.74

Jaren vijftig en zestig

Na de roerige jaren veertig heeft Van Tetroode zijn pen

en vuisten niet meer ingezet tegen links-radicale tegen-

standers. Niet dat zijn belangstelling voor politiek was

verflauwd. In 1853 volgde hij met grote belangstelling

het verloop van de „April-Bisschopsbeweging‟. Thorbec-

kes opstelling in die dagen beviel hem allerminst, zoals

hij de staatsman later frank en vrij meedeelde: 73 NA/MvJ inv. nr. 1329, 18-1-1850/66; inv. nr. 4677, 2-1-1850 ge-

heim. Volgens de toenmalige wetgeving was in principe iedere bur-

ger gerechtigd om in het openbaar een wapen te dragen. 74 UBL/BPL 1564, Van Tetroode aan L.C. Luzac, 22-3 en 25-3-1848.

170

Mijn hemel, de heer Th. wou Pausje spelen, Kerk

en Staat beheerschen als een Hendrik VIII, nu met

[curs. van T.] en door Rome!! Ik eindigde eens eene

onstuimige vergadering met de glos: „Dáártoe is

ZEd. wat dun!‟75

Van Tetroode zou graag zijn partijtje hebben meegebla-

zen in de lokale politiek. In de jaren 1855-1867 heeft hij

zich zes keer kandidaat gesteld voor het lidmaatschap

van de Haagse gemeenteraad. Bij de verkiezingen van

1867 leverde hem dat twee stemmen op. De andere ke-

ren kreeg hij er maar één. Het laat zich raden wie die

ene stemmer was.76

Na de dood van zijn afgod koning Willem II moet het

Van Tetroode snel duidelijk zijn geworden dat diens op-

volger een heel wat minder dankbaar object voor zijn

Oranjeliefde vormde. Willem III maakte direct schoon

schip met de parasieten die zijn vader hadden om-

zwermd. Hun toelagen − waaronder die van Van Tet-

roodes boezemvriend Vrugt − werden stopgezet. Een

paar weken na het overlijden van Willem II probeerde

Van Tetroode de troonopvolger voor zijn karretje te

spannen. Hij wilde een portret van de overledene uitge-

ven en stuurde in verband daarmee eenentwintig bij-

schriften, waaronder verzen van Tollens en hemzelf,

naar Willem III met het verzoek daaruit een keuze te

maken. Als Zijne Majesteit de voorkeur gaf aan een heel

ander bijschrift kon dat natuurlijk ook. De koning liet

75 NA/Coll. Thorbecke inv. nr. 86, Van Tetroode aan J.R. Thorbecke,

9-1-1871. 76 Dagblad van Zuidholland en ’s-Gravenhage,18-7-1855, 21-7-1859,

19-7-1861, 21-7-1865, 17-5-1866, 19-7-1867.

171

via de directeur van zijn kabinet weten dat hij „zich

daarmede niet wenscht in te laten‟.77 Later heeft Van

Tetroode nog diverse pogingen gedaan om de koning

voor zich te winnen. Hij stuurde „zoo een en ander‟ naar

het Loo, maar Willem III verwaardigde zich niet daarop

te antwoorden.78

Die koele bejegening ten spijt bleef Van Tetroode zijn

dichtader openen om te getuigen van zijn liefde voor de

Oranjes. Ter gelegenheid van de illuminatie waarmee de

Hagenaars in september 1858 de achttiende verjaardag

van kroonprins Willem vierden maakte hij een verma-

nend versje dat te lezen was op een doorschijnend doek:

Blijf steeds, als Prins bemind, dan wordt ge als Ko-

ning groot;

Zie in elk onderdaan ook uw natuurgenoot,

Bij moed, beleid en trouw, verhoor de nooddrufts-

kreten,

Als Tweede Willem deed, − dan wordt gij nooit ver-

geten.79

Met zijn toenaderingspogingen tot prins Hendrik, broer

van koning Willem III, boekte Van Tetroode enig succes.

In 1859 deed hij de prins een brief cadeau die admiraal

Zoutman kort voor de slag bij Doggersbank aan de Sta-

ten van Holland had geschreven. Drie jaar later schonk

hij hem een brief van generaal Karel Bernhard van Sak-

sen-Weimar, Hendriks schoonvader, „zonder éénig ver-

langen van belooning te kennen te geven‟. In beide ge-

77 NA/KdK inv. nr. 544, K.B. van 5-4-1849/1. 78 NA/Coll. Thorbecke inv. nr. 86, Van Tetroode aan J.R. Thorbecke,

9-1-1871. 79 Nieuw Amsterdamsch Handels- en Effectenblad, 10-9-1858.

172

vallen werd die geste gehonoreerd met een bedankbrief

„en nog iets, op de meest uitmuntend kiesche wijze “te-

gengeschenk” genoemd‟.80 In 1865 droeg Van Tetroode

een nieuwe versie van zijn lied ter gelegenheid van de

troonsbestijging van Willem II aan op prins Hendrik, die

hem daarvoor beloonde met tweehonderd gulden.81 Zijn

eerder aangehaalde bewering dat hij voor zijn Oranje-

gedichten nooit een cent heeft gekregen blijkt dus niet te

kloppen.

Van Tetroodes grootste troost was en bleef zijn liefde

voor Willem II. Diens dood is een enorme schok voor

hem geweest. Er is geen reden om te twijfelen aan zijn

oprechtheid toen hij op 29 maart 1849, twaalf dagen na

het overlijden, aan Willem III schreef:

Des le 17 [= 17 maart] mes larmes ont coulé et tou-

te ma vie je pleurerai avec les miens notre Bienfai-

teur adoré. Tous mes travaux ont été suspendus.82

De afwikkeling van de met schulden overladen nalaten-

schap maakte het allemaal nog wranger. De vorderingen

van tsaar Nicolaas werden afgekocht met een aantal

topstukken uit de schilderijencollectie: met lede ogen

zag Anna Paulowna de Rembrandts naar de Hermitage

in St. Petersburg vertrekken.83 De rest van de kunstver-

zameling werd geveild. Op de laatste veilingdag, 21 au-

80 Rotterdamsche Courant, 14-4-1859; aantekening van Van Tet-

roode bij zijn acrostichon op Karel Bernhard van Saksen-Weimar,

1866 (Fondslijst A.J. van Tetroode nr. 197). 81 KDC/Archief Alberdingk Thijm inv. nr. 1054, Van Tetroode aan J.

Alberdingk Thijm, 2-8-1865. 82 NA/KdK inv. nr. 544, K.B. van 5-4-1849/1. 83 Doorn, p. 268.

173

gustus 1850 liet Van Tetroode een paar duizend exem-

plaren uitdelen van een circulaire met de aankondiging

dat zijn firma voortaan „Museum Willem Twee‟ zou he-

ten.84 Die dag plaatste hij voor zijn winkel ook een „meer

dan levensgroot borstbeeld‟ van de overleden koning, die

hij „den Eernaam van de Eenige‟ toekende. „Sedert dien

datum, nu haast ene maand, is de zegen geenszins van

mij geweken‟, aldus zijn advertentie in het Nieuwsblad

voor den boekhandel van 26 september. De „bescher-

mende titulatuur Museum Willem Twee‟ leek ook zake-

lijk zijn vruchten af te werpen!

Begin januari 1855 schonk Van Tetroode het borst-

beeld aan de Haagse typografenbond Door Eendragt

t‟zaam Verbonden.85 Daar was het goed op zijn plaats.

Een aantal leden van de bond had − wellicht mede op

Van Tetroodes initiatief − tijdens de woelige maartda-

gen van 1848 „in feestgewaad‟ en voorafgegaan door het

bondsvaandel langs het paleis van Willem II gedefileerd

om de koning een hart onder de riem te steken. Het

werd een zwarte bladzijde in de geschiedenis van Door

Eendragt t‟zaam Verbonden. Veertig leden waren het

namelijk niet met deze aanhankelijkheidsbetuiging eens

en scheidden zich enkele dagen na de optocht af.86

Uiteraard liet Van Tetroode de bezoekers van het

Museum Willem Twee delen in zijn idolatrie:

Als men het binnentrad, en Tetrode zeilde u in zij-

ne flodderige kamerjapon tegemoet, even het flu-

84 De tekst van de circulaire is afgedrukt in Boele van Hensbroek, p.

287-288 85 Rotterdamsche Courant, 10-1-1855. 86 Laurens Jansz. Koster. Jaarboekje voor typographische vereeni-

gingen 1 (1856), p. 10-11.

174

weelen kalotje oplichtende, en met de hem eigen

emphase vragende: „Waaraan heb ik het voorrecht

van uw bezoek te danken, edele heer?‟ dan was

slechts een enkel sympathiek woord over den ko-

ning voldoende, om den boekverkooper te doen ont-

gloeien. Bij uw vertrek bood hij u dan stellig nog

een of ander mooi gravuretje of plaatje ter herinne-

ring aan. „Willem den Eenige, den Voortreffelijke,

den Heldhaftige‟, gelijk zijne koningsgezinde ont-

boezeming steeds luidde.87

Misschien wel zijn finest hour beleefde Van Tetroode in

de nacht van 26 op 27 oktober 1853, toen het standbeeld

van Willem II op het Buitenhof werd opgesteld, vijf

maanden voor de officiële onthulling. Vanaf september

had hij al elke dag bloemen gelegd op de plek waar het

beeld zou komen te staan. Aan het moment van de

plaatsing was geen ruchtbaarheid gegeven. Op 26 okto-

ber kort vóór middernacht kwamen twee jongelui „schier

buiten adem‟ aanhollen om hem te vertellen dat de laat-

ste voorbereidingen voor de plaatsing van het beeld

werden getroffen. Net op tijd arriveerde hij op het Bui-

tenhof, waar zich een honderdtal belangstellenden had

verzameld. Van Tetroode droeg een geïmproviseerd vers-

je voor. De menigte bewaarde een eerbiedig stilzwijgen

totdat het beeld op zijn sokkel stond en met hoera-

geroep werd begroet. Een van de leden van het oprich-

tingscomité hield toen een toespraak, die aandachtig

werd aanhoord door „de zaamgevloeide schare‟. Van Tet-

roode doet er in zijn ooggetuigeverslag van de bijeen-

komst nog een schepje bovenop:

87 Van Dongen, p. 144.

175

Standbeeld van Willem II. Anonieme litho, door Van Tetroode uit-

gegeven ter gelegenheid van het opstellen van het beeld in de nacht

van 26 op 27 oktober 1853. Fondslijst A.J. van Tetroode nr. 251.

176

‟T scheen als of het metalen beeld zelf naar dien

eersten Groet luisterde!

Op aandrang van de menigte voerde daarna Van Tet-

roode zelf het woord. Hij werd „even godsdienstiglijk

aangehoord‟ als de spreker van het oprichtingscomité en

voelde „eene aandoening van zaligheidsgenot zijn geheel

wezen doorstroomen, daar de Algoede, zoo onverwachts,

hem, hem juist, dat oogenblik, dáár aldus, had bestemd

en gegund‟. Dankbaar incasseerde Van Tetroode de

luidkeelse complimenten na afloop van zijn toespraak

(„Bravo!‟, „Schoon!‟, „Dank je!‟). Tot besluit van deze

plechtigheid werd een gelegenheidsvariant op het Wien

Neêrlands Bloed gezongen:

Bescherm, ô God, bewaar den Grond,

Waarop ZIJN Beeltnis staat,

De plek waar ook ZIJN wiegje stond,

Waar ginds ZIJN stof vergaat.

Van Tetroode liet zijn verslag drukken in een oplage van

tweeduizend exemplaren, die hij gratis verspreidde „als

nederige, eerste hulde‟. Later verscheen een tweede edi-

tie van nog eens tweeduizend exemplaren.88 Ter gele-

genheid van de plaatsing gaf hij ook een prent van het

beeld uit en liet daarvan een aangepaste versie maken

na de officiële onthulling op 23 maart 1854. De prent en

zeven bijbehorende verzen, waaronder twee van hem-

88 Fondslijst A.J. van Tetroode nr. 47. Over Van Tetroodes publica-

ties inzake dit standbeeld zie ook Fondslijst A.J. van Tetroode nrs.

171-173, 195, 251-252 en Van Rijn & Van Ommeren, dl. 10, p. 296-

300.

177

zelf, publiceerde hij in een boekje met de titel Album. 23

maart 1854.

Er gingen vijf maanden overheen voor het beeld werd

bevrijd van de zak waarin het na het opstellen was ge-

huld. Volgens de Oranje-vijandige journalist Jan de

Vries werd de onthulling getraineerd door koning Wil-

lem III, die het slecht met zijn vader had kunnen vin-

den. Als we De Vries mogen geloven trok de plechtigheid

weinig publiek, duurde deze niet langer dan een kwar-

tiertje en woonde Willem III, die evenals de rest van de

koninklijke familie geen cent aan het beeld had bijge-

dragen, met onmiskenbare desinteresse de onthulling

bij. In zijn pamflet Een standbeeld uit een zak maakt De

Vries zich vrolijk over Van Tetroodes inspanningen om

de gebeurtenis luister bij te zetten. De troubadour van

de overleden vorst dichtte „een treurzang op de wijze

van: Tra la, tralie, tra la, tralie – tra la!‟. Niet tevreden

„met zelf te zingen, braght hij [= Van Tetroode] ook an-

deren tot neuriën‟. Op zijn verzoek schreef Clavareau de

tekst van een onthullingscantate, maar van de verhoop-

te uitvoering in de Koninklijke Schouwburg kwam niets

terecht. De Vries neemt in het pamflet behalve de rijme-

larij van Van Tetroode zelf ook de andere gelegenheids-

gedichten uit het Album. 23 maart 1854 op de hak,

waaronder „eene ontboezeming van mijnheer A. Ven-

horst‟. Van Tetroode had Venhorst voor dit vers betaald,

want deze was er de man niet naar „om gratis te ontboe-

zemen, of zulks op crediet te doen‟.89

Elf jaar later na de weinig glorieuze onthulling was er

weer gedoe over het Willem II-beeld. Op 18 juni 1865,

89 [Jan de Vries], p. 20-21.

178

Gezicht op Lange Voorhout nrs. I 356-358. Anonieme litho, in 1857

uitgegeven door Van Tetroode ter gelegenheid van de sloop van de-

ze panden. Fondslijst Van Tetroode nr. 276. In het hoekpand rechts

(Voorhout I 358) was van april 1856 tot en met april 1857 het Mu-

seum Willem Twee gevestigd. In 1858 liet W.D.A.M. baron van

Brienen op de plek van de inmiddels afgebroken panden I 356-358

een stadspaleis bouwen, het tegenwoordige Hotel des Indes.

Reclamekaartje van het Museum Willem Twee, ca. 1870.

179

toen het vijftigjarig jubileum van de slag bij Waterloo

werd gevierd, brachten medewerkers van Metaalplette-

rij Enthoven in opdracht van „eenige ingezetenen‟ een

metalen lauwerkrans aan op het hoofd van het stand-

beeld. Na afloop van de feestelijkheden, vroegen niet

nader aangeduide personen aan B & W om de krans

voorgoed op het beeld te laten zitten. B & W legden het

verzoek voor aan de leden van de opgeheven commissie

tot oprichting van het beeld. De meerderheid vond dat

de lauwerkrans verwijderd moest worden om het beeld

„in desselfs oorspronkelijke vorm te behouden‟. Over de

bestemming van de lauwerkrans ontstond onenigheid

onder de voormalige commissieleden. Sommige wilden

de krans aan Willem III aanbieden, andere vonden het

voorwerp beter op zijn plaats in de gemeentelijke ver-

zameling van oudheden. Pas in januari 1866 kregen B &

W te horen waartoe de voormalige commissieleden had-

den besloten: zij zouden de krans aan de gemeente

schenken en hem door de firma Enthoven „des nachts en

in alle stilte‟ laten verwijderen. Uit vrees voor tegen-

werking werd de verwijderingsoperatie in de vroege och-

tend van 10 januari 1866 onder toezicht van de politie

uitgevoerd. Daarbij deden zich geen incidenten voor.90

Van Tetroode werd „door verscheiden personen uit de

goede volksklasse‟ van het gebeuren op de hoogte ge-

steld. Hij schreef er direct een gedichtje over en liet dat

drukken. De verdachtmaking dat achter de verwijdering

wel eens „staatsmanoeuvres‟ zouden kunnen zitten acht-

90 GAG/Gemeentebestuur 1851-1936, inv. nr. 234, besluiten B & W

30-6-1865; inv. nr. 235, besluiten B & W 3-11, 20-11, 18-12 en 29-

12-1865; agendastukken zonder inv. nr. 1866/157, 1866/242, 1866/

1973.

180

te hij niet aannemelijk. Wat de reden was deed er eigen-

lijk ook niet toe:

Had nijd of list haar klaauw in deze omstandigheid

Den nooit verwonnen Held kroont toch de Onsterf-

lijkheid.

Van Tetroodes verering voor de held van Waterloo bleek

bestand tegen de tands des tijds. Vanaf de plaatsing van

diens standbeeld legde deze trouwe fan de rest van zijn

leven op 17 maart (geboortedag Willem II), 18 juni (slag

bij Waterloo) en 6 december (geboortedag Willem II) een

immortellenkrans op het voetstuk van het beeld, een „pi-

euse gewoonte‟ waarvan hij bij testamentaire beschik-

king bepaalde dat zijn vrouw die na zijn dood moest

voortzetten. Wat zij ook deed.91

91 Dagblad van Zuidholland en ’s-Gravenhage, 8-6-1875; Algemeen

Handelsblad, 8-12-1875.

181

Het gedicht dat Van Tetroode in januari 1866 schreef nadat de lau-

werkrans van het standbeeld van Willem II was verwijderd. Fonds-

lijst A.J. van Tetroode nr. 195.

182

Hoofdstuk 4

EEN FILANTROOP MET LOSSE HANDJES

Strafblad

Bij politie en justitie stond Van Tetroode bekend als een

„zeer onrustig en twistziek persoon, die zeer dikwijls be-

schonken zich in dien toestand aan veelvuldige balda-

digheden overgeeft‟.92 Nog op zijn drieënzestigste werd

deze notoire vechtersbaas wegens geweldpleging veroor-

deeld. Toen hij in april 1842 weer eens een gevangenis-

straf moest uitzitten, schreef zijn vriend Van Andringa

de Kempenaer hem de volgende vermanende brief. Men

bedenke wel dat hier een vos − chanteur, intrigant, ma-

ker van speelschulden − de passie preekt:

Waarde, getrouwe, warme vriend!

Die zijn gat brand moet op de blaren zitten is een

gezegde dat ik in de gegeven omstandigheden op u

heden toegepast vind. Ik treur daar in mijn ziel

over om reden gij te groot van ziel zijt (...) te groote

talenten bezit om Uwe uuren in een afgezonderd

locaal door te moeten brengen als boete van over-

ijlde handelingen jegens domooren en menschen

die niet op Uwe hoogte zijn, die u niet begrijpen,

niet verstaan. (...) Verdelg door genie en geest de-

92 NA/KdK inv. nr. 336, advies van de Hoge Raad bij K.B. van 22-1-

1846/58.

183

genen die uwe vijanden waren en het duurzaam

blijven; maar handel en gedraag u met meer cir-

conspectie; treed met meer geslotene wapens dan

het vuist en spüwerregt tegen hun op.93

Met dat „spüwerregt‟ doelt De Kempenaer op Van Tet-

roodes smerige onhebbelijkheid om iemand die zijn

agressie opwekte in het gezicht te spugen. Dat over-

kwam onder andere de vriendelijke en hulpvaardige on-

derbibliothecaris van de Koninklijke Bibliotheek M.

Campbell, die niet te beroerd was om allerlei dingen

voor Van Tetroode op te zoeken.94

In een aflevering van De Ooijevaar uit juli 1845 wordt

Van Tetroode door Meeter gebrandmerkt als „de man die

allerwaarschijnlijkst van alle Nederlanders het grootste

getal vonnissen ten zijnen laste heeft gehad‟. 95 Eind

1852 was de score naar Van Tetroodes eigen zeggen op-

gelopen tot zestien vonnissen. Hij speelde toentertijd

met de gedachte eens letterlijk een boekje open te doen

over het hem aangedane onrecht. De revenuen van deze

uitgave zouden naar de armen gaan, zo kondigde Van

Tetroode via een advertentie aan. En hij had ook al een

titel bedacht:

In de pen: Vijftien vonnissen thans zestien en toch

boosdoener. De schrijver, die, ondanks zijne zestien

93 KB/131 C 42, R.L. van Andringa de Kempenaer aan Van Te-

troode, 8-4-1842. 94 Meeter, p. 224; Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek, dl.

4, kol. 394; KB/76 E 95/1, M. Campbell aan Van Tetroode, 6-11-

1851, 29-11-1853 en december 1853. Van Tetroode verzocht hem

onder andere een citaat van Wellington uit 1815 te verifiëren („Ik

ken geen lof groot genoeg voor de prins van Oranje‟). 95 De Ooijemoer (overgenomen artikel uit De Ooijevaar), afl. 2, p. 31.

184

vonnissen, slechts één vrees kent, de vreeze Gods,

slechts één haat, de haat van het kwade, die de

menschen nog lief heeft, ondanks hij belogen en

mishandeld werd en wordt, die zich, door de weer-

galooze liefde en trouw der hem omringenden, door

de waardering van vele hoogstachtingswaardigen,

met opgeruimdheid van geest, werklust- en werk-

kracht, en vooral met zielrust, gezegend mag zien,

stelt ook deze blaadjes onder de schoone spreuk: Si

Deus pro nobis, quis contra? [= Als God aan onze

kant staat, wie zou dan tegen ons zijn?, Romeinen

8:31] De prijs zal in geen geval 25 cents te boven

gaan, de opbrengst der armen worden geofferd.96

Volgens Meeters memoires uit 1857 waren tot dan toe

drie- of vierentwintig veroordelingen op Van Tetroodes

kerfstok bijgeschreven. Dat zou heel goed kunnen klop-

pen. In de rechterlijke archieven waren er twintig te

traceren, waarbij moet worden aangetekend dat de ar-

chieven van het Haagse kantongerecht over de jaren

1838-1860 verloren zijn gegaan. Op enkele uitzonderin-

gen na ging het om veroordelingen wegens mishandeling

en belediging.

Oktober 1826: zes maanden gevangenis, vijftig gulden

boete en een schadevergoeding van veertig gulden we-

gens verwonding van Diederik Poolman. Naar aanlei-

ding van een onenigheid over de betaling van een café-

rekening had Van Tetroode Poolman voor „schelm‟ en

„eerdief‟ uitgescholden en hem met een stok in het ge-

zicht geslagen, met als gevolg „eene zware contusie aan

het regteroog en wangbeen‟. Van Tetroode ging in hoger

96 Dagblad van ’s-Gravenhage, 24-12-1852; Dagblad van Zuidhol-

land en ’s-Gravenhage, 4-3-1853. De uitgave is niet doorgegaan.

185

beroep bij het Hooggerechtshof, dat het vonnis van de

rechtbank van eerste aanleg bekrachtigde.97

November 1834: een maand gevangenis en vijfentwintig

gulden boete wegens belediging van politieagent J.W.

Thomas; het ten laste gelegde binnendringen in een huis

van Cornelia Brand en het haar slaan en beledigen wer-

den niet bewezen geacht.98

Juni 1835: honderdvijftig gulden boete wegens het uit-

schelden van Wilhelmus Böhmer („smeerlap‟, „hoeren-

baas‟), Elisabeth Böhmer (die hij ook in het gezicht had

gespuugd) en Anna Böhmer.99

Augustus 1835: bij verstek veroordeeld tot één jaar ge-

vangenis en een boete van vijfentwintig gulden wegens

in het gezicht slaan van Hendrik Theesingh. Een maand

later behandelde de rechtbank van eerste aanleg te Am-

sterdam de zaak opnieuw. Ditmaal werd met inachtne-

ming van verzachtende omstandigheden een gevange-

nisstraf van vijf dagen opgelegd.100

Mei 1837: vijfentwintig gulden boete wegens slaan en

beledigen van Catharina Kuhlmann.101

November 1837: vijf dagen gevangenis en zeven gulden

boete wegens uitschelden van het echtpaar Wilmans en

burengerucht. Op dezelfde dag werd bij een ander von-

nis mishandeling van Johannes Benjamin Legel niet

97 NA/Hooggerechtshof inv. nrs. 318, arrest van 31-12-1828; inv. nr.

407/1597 dossier over deze zaak. 98 SAA/REAA inv. nr. 206/373, vonnis van 26-11-1834. 99 SAA/REAA inv. nr. 207/235, vonnis van 24-6-1835. 100 SAA/REAA inv. nr. 208/377, vonnis van 19-8-1835; inv. nr.

208/377, vonnis van 30-9-1835. 101 SAA/REAA inv. nr. 212/256, vonnis van 24-5-1837.

186

bewezen geacht en de door Legel ingediende eis tot

schadevergoeding afgewezen.102

Juli 1838: vijftig gulden boete wegens eedsweigering.

Van Tetroode had de logementshoudster Johanna de

Backere-Friederich, zijn hospita, aangeklaagd omdat zij

hem in het gezicht gestompt zou hebben. Omdat de

vrouw berouw toonde wilde Van Tetroode de aanklacht

intrekken. Toen de zaak toch voor de rechter kwam wei-

gerde hij de eed als getuige af te leggen. In november

1838 en april 1842 heeft Van Tetroode de koning ver-

geefs verzocht om kwijtschelding van deze boete.103

Juli 1840: Van Tetroode en de commissionair Hendrik

de Wit beiden veroordeeld tot een boete van twaalf gul-

den wegens wederzijdse mishandeling ten huize van

bakker Brinkman. De aanleiding was een korte woor-

denwisseling over een niet nader omschreven „ongelijk,

het welk zij over en weder van elkander vermeenden te

hebben gelden‟. Daarna pakten ze elkaar bij de kleren

en deelden „enige duwen en stompen‟ uit. Van Tetroodes

verzoek om deze boete en die van 19 juli 1838 kwijt te

schelden werd in 1842 door de koning op advies van de

Hoge Raad en minister Van Hall afgewezen.104

September 1841: twee dagen gevangenis en vijf gulden

boete wegens het werpen van vuil naar een ambtenaar

van het Openbaar Ministerie. Van Tetroode ging in ho-

102 SAA/REAA inv. nr. 214/557 en 558, vonnissen van 1-11-1837. 103 NA/REAG inv. nr. 65, inv. nrs. 65/91-92, vonnissen van 19-7 en

1838 en 23-7-1838; NA/Staatssecretarie inv. nr. 4447, K.B. van 31-

1-1839/78; NA/KdK inv. nr. 98, K.B. van 24-4-1842/95. 104 NA/REAG inv. nr. 133/125, vonnis van 14-7-1840; NA/KdK inv.

nr. 98, K.B. van 24-4-1842/95.

187

ger beroep. Omdat hij niet op de zitting verscheen werd

hij geacht van het hoger beroep te hebben afgezien.105

Oktober 1841: Van Tetroode en de negenendertigjarige

bordeelhoudster Louisa de Vries aangeklaagd wegens

wederzijdse mishandeling tijdens een vechtpartij ten

huize van De Vries. Na dertien getuigen, onder wie vier

prostituées, te hebben gehoord verklaarde de rechtbank

het ten laste gelegde niet bewezen.106

Februari 1842: boetes van acht gulden en drie gulden

wegens het beledigen en slaan van Gerrit Nieuwenhui-

zen, bode van Diligentia. Tijdens de pauze van een door

de violist Vieuxtemps gegeven concert had Van Tetroode

Nieuwenhuizen met een wandelstok in het gezicht ge-

slagen onder toevoeging van de woorden „dief‟ en „afzet-

ter‟.107

Januari 1844: een maand gevangenis en acht gulden

boete wegens slaan van Jules Hirsch, die Van Tetroode

had aangemaand zijn speelschuld van vier gulden te be-

talen. Van Tetroode en zijn vrouw dienden beiden bij de

koning een gratieverzoek in. De minister van justitie en

de Hoge Raad gaven een negatief advies. Op het mo-

ment dat de koning de adviezen kreeg voorgelegd had

Van Tetroode de straf al uitgezeten.108

Juni 1845: vijftien gulden boete wegens belediging van

Meeter.109

105 NA/ARG inv. nr. 135/217, 11-11-1841 (hoger beroep tegen vonnis

kantonrechter van 30-9-1841). 106 NA/ARG inv. nr. 135/200, vonnis van 25-10-1841. 107 NA/ARG inv. nr. 136/34, vonnis van 14-2-1842. 108 NA/ARG inv. nr. 140/9, vonnis van 22-1-1844; NA/KdK inv. nr.

249, K.B. van 5-9-1844/181. 109 NA/ARG inv. nr. 142/117, vonnis van 9-6-1845.

188

Oktober 1845: een maand gevangenis en acht gulden

boete wegens mishandeling en verwonding van Meeter.

Van Tetroodes gratieverzoek werd in eerste instantie

afgewezen, maar later op advies van de minister van

justitie toch gedeeltelijk ingewilligd vanwege de ver-

zachtende omstandigheid dat de mishandeling hoofdza-

kelijk scheen te zijn veroorzaakt door „de schandelijke en

oproerige taal, waarmede de beleedigde persoon van E.

Meeter zijn libel De Ooijevaar aanhoudend opvulde en

waarover de suppliant met hem in dispuut is gekomen‟.

De gevangenisstraf werd kwijtgescholden, maar de boe-

te bleef gehandhaafd.110

Oktober 1845: Op de dag van de voorafgaande veroorde-

ling kreeg Van Tetroode bij een afzonderlijk vonnis ook

acht gulden boete wegens belediging van Meeter in De

Ooijemoer.111

November 1846: boete van tien gulden wegens mishan-

deling van de commissionair en bediende Hendrik Kra-

mer, die Van Tetroode namens een zekere Kilchmeijer

had aangemaand tot betaling van zijn schuld, bij welke

gelegenheid Van Tetroode Kramer verschillende klap-

pen had gegeven.112

Januari 1848: vijftig gulden boete wegens belediging

van Van Bevervoorde in het pamflet Lettre à Asmodée.

Van Tetroode ging in hoger beroep. Het Hof verklaarde

Van Tetroodes dagvaarding nietig. Bij de nieuwe behan-

110 NA/ARG inv. nr. 143/261, vonnis van 20-10-1845; NA/KdK inv.

nr. 336, K.B. van 22-1-1846/58. 111 NA/ARG inv. nr. 143/262, vonnis van 20-10-1845. 112 NA/ARG inv. nr. 145/250, vonnis van 12-11-1846.

189

deling van de zaak legde de arrondissementsrechtbank

dezelfde straf op als in eerste instantie.113

Januari 1848: Van Tetroode en Van Bevervoorde beiden

aangeklaagd wegens onderlinge verwonding en mishan-

deling vóór en in het Café Français. De rechtbank achtte

niet bewezen dat Van Tetroode met zijn sigaar Van Be-

vervoorde opzettelijk brandwonden in zijn gezicht had

toegebracht, maar merkte de door hem uitgedeelde

klappen wél als moedwillig aan. Hij werd veroordeeld

tot een maand gevangenis en twee geldboetes, ieder van

acht gulden. Van Bevervoorde kreeg alleen een boete

van acht gulden omdat hij door Van Tetroode was uitge-

daagd. De gevangenisstraf werd Van Tetroode gedeelte-

lijk kwijtgescholden, waartegen Van Bevervoorde bij de

koning en de minister van justitie protesteerde.114

December 1852: drie maanden gevangenis en acht gul-

den boete wegens mishandeling en verwonding van de

waardin Marie-Françoise Massard, die door knijpen en

slaan letsels aan haar keel, rechterpink, armen en een

van haar schouders had opgelopen.115 Van Tetroode had

zich vóór het proces bij de burgemeester van Den Haag

beklaagd over de aanklacht, die volgens hem bol stond

van „gedrochtelijke onmogelijkheden‟. Hij ging tegen het

vonnis van de Haagse arrondissementsrechtbank in ho-

ger beroep, maar werd in maart 1853 door het Hof in het

ongelijk gesteld. Later dat jaar sommeerde de ontvanger

der registratie van de gerechtelijke akten hem herhaal-

delijk om de boete en proceskosten te betalen. Bij elke

113 NA/ARG inv. nr. 148/1 en 135, vonnissen van 3-1-1848 en 5-6-

1848. 114 NA/ARG inv. nr. 148/24, vonnis van 31-1-1848; NA/MvJ inv. nr.

4677 (geheim), 2-1-1850. 115 NA/ARG inv. nr. 157/329, vonnis van 23-12-1852.

190

aanmaning verklaarde Van Tetroode daartoe niet in

staat te zijn.116

Augustus 1859: drie gulden boete wegens mishandeling

van de te Troyes geboren toneelspeler Victor Simmonot

in café De Raaf. Simmonot dacht dat Van Tetroode hem

bespotte vanwege zijn slechte biljartspel. Bovendien

verdacht hij hem ervan in een dagblad iets te zijner na-

dele te hebben geschreven. Van Tetroode verwondde met

een gebroken glas Simmonot in zijn gezicht. Simmonot

werd vanwege zijn aandeel in de vechtpartijen in en bui-

ten het café veroordeeld tot een boete van 25 gulden.117

Dagblad van Zuid-Holland, 16-10-1839. Van Tetroode bestookte

meermalen zijn tegenstanders met advertenties. De toedracht van

het in deze advertentie bedoelde incident is onbekend.

116 Dagblad van Zuidholland en ’s-Gravenhage, 4-3-1853; GAG/Ge-

meentebestuur 1851-1936 inv. nr. 213, notulen B&W 19-8-1853. 117 NA/ARG inv. nr. 171/229, vonnis van 16-8-1859.

191

Naarmate zijn strafblad langer werd, groeide Van Tet-

roodes juridische expertise. Meestal voerde hij zelf de

verdediging in zijn strafzaken. Het Haagse gerechtshof

vernietigde in maart 1848 een vonnis van de arrondis-

sementsrechtbank ter plaatse wegens een foutieve dag-

vaarding. Toen de arrondissementsrechtbank de zaak

opnieuw in behandeling nam protesteerde Van Tetroode

daartegen: hij mocht niet voor de tweede keer worden

berecht. Zijn beroep op het ne bis in idem-beginsel werd

echter niet gehonoreerd.118

Geweldloze aanvaringen

Van Tetroode is door zijn querulante gedrag ook betrok-

ken geweest bij enkele affaires waaraan geen rechter te

pas kwam. In een van die gevallen klom hij hoog in de

boom om zijn gram te halen voor een in zijn ogen schof-

ferende behandeling door een vertegenwoordiger van

het wettig gezag. Op 5 oktober 1848 wilde Van Tetroode

de begrafenis van de kalligraaf des konings J.C. van

Lunteren bijwonen.119 Geruime tijd vóór de teraardebe-

stelling was hij naar het katholieke kerkhof gegaan om

daar eerst bloemen te leggen op de graven van zijn kin-

deren. Daarna verliet hij het kerkhof en liep de lijkstoet

tegemoet. Op de Laan van Meerdervoort ging hij vóór de

lijkkoets uitlopen, met luide stem de Latijnse tekst van

psalm 130 − het De Profundis − reciterend. Bij het

kerkhof aangekomen ontzegde een politieagent hem de

toegang. De familie van de overledene zou hierom ver-

118 NA/ARG inv. nr. 148/135, vonnis van 5-6-1848. 119 Johan Cornelis van Lunteren, schoonschrijver, woonde in 1845

op hetzelfde adres als Van Tetroode. (GAG/Bevolkingsregister). Van

Tetroode kwam na Van Lunterens dood in het bezit van diens col-

lectie kalligrafische werken (Journal de la Haye, 4-12-1848).

192

zocht hebben. Toen Van Tetroode voet bij stuk hield,

werd hij tenslotte toch toegelaten. Desondanks beklaag-

de hij zich in een openbare brief − een brochure van tien

pagina‟s − bij minister van Justitie Donker Curtius over

wat hem was aangedaan. Dat nu juist hem zoiets moest

overkomen, hij die zich tijdens zijn jaren in de Residen-

tie altijd had doen kennen als toegewijd aan „God, Over-

heid en Wet‟!120

Geruchtmakender dan dit kerkhofincident waren Van

Tetroodes conflicten met twee buitenlanders, een Franse

diplomaat en een Russische generaal. Eind 1856 bracht

hij de Nederlandse regering in grote verlegenheid door

zijn ruzie met een attaché van het Franse gezantschap

in Den Haag, Auguste Bersolle. Van Tetroode was met

Bersolle overeengekomen hem een appartement te ver-

huren. Hij kreeg diverse voorschotten om de vertrekken

te meubileren, maar bleef vragen om meer geld. Toen

Bersolle weigerde te betalen wilde Van Tetroode het ap-

partement niet meer aan hem verhuren. Er ontstond

toen een conflict over de terugbetaling van de voorschot-

ten. Van Tetroode gaf uiteindelijk het geld terug, maar

plaatste vervolgens een advertentie in het Residentie-

blad waarin hij een hatelijke toespeling maakte op de

onenigheden met Bersolle, echter zonder diens naam te

noemen. De Franse ambassadeur, baron d‟André, was

woedend en wilde dat Van Tetroode ambtshalve − op

initiatief van het openbaar ministerie − zou worden ver-

volgd. De Nederlandse justitiële autoriteiten achtten

echter de kans groot dat bij een ambtshalve vervolging

de rechter het openbaar ministerie niet ontvankelijk zou

120 Fondslijst A.J. van Tetroode nr. 39.

193

verklaren. Het toenmalige wetboek van strafrecht voor-

zag namelijk niet in een ambtshalve vervolging wanneer

een individuele diplomaat of hele ambassade werd

blootgesteld aan hoon of laster. Vandaar het advies dat

Bersolle zelf een klacht een klacht zou indienen. Als

d‟André echter desondanks een ambtshalve vervolging

wilde dan zou de Nederlandse regering hem daarin te-

gemoet komen − met alle risico=s van dien. D=André con-

sulteerde zijn chef, de Franse minister van Buitenlandse

Zaken Walewski. Die besloot genoegen te nemen met de

door de Nederlandse regering getoonde goede wil en

verder niet op vervolging aan te dringen.121

Een half jaar nadat deze donderwolk voorbij was ge-

dreven moesten de ministers van Buitenlandse Zaken

en Justitie er opnieuw aan te pas komen om een door

Van Tetroode veroorzaakte rel te sussen. Ditmaal had

hij de Russische generaal Eduard Ivanovitsj Todleben

tegen zich in het harnas gejaagd. Todleben onderscheid-

de zich tijdens de Krimoorlog bij de verdediging van Se-

bastopol (1854-1855), al moest hij uiteindelijk de stad

aan de Fransen en Engelsen overgeven. Tijdens zijn

verblijf in Den Haag ging hij een tijdje minzaam om met

Van Tetroode, die de generaal zijn gedicht op tsaar Nico-

laas I uit 1844 en enkele andere publicaties van zijn

hand cadeau deed. Van zijn kant stopte Todleben Van

Tetroode / 7,50 toe, maar hij liet het afweten toen er

meer verzoeken om geld volgden. Naar het schijnt scha-

kelde Todleben via de Russische ambassade de politie in

om Van Tetroode op een afstand te houden. Van Tet-

121 NA/MvJ inv. 5120, dossier Bersolle. De in de affaire Bersolle ge-

kozen koers werd later ook aangehouden bij een soortgelijk conflict

met de Pruisische regering (Matthey, >De affaire=, p. 7-10).

194

roode stuurde hem een beledigende brief en dreigde die

tezamen met nog vier andere brieven te publiceren zo-

dra „zijn Sebastopol‟ - zijn door deurwaarders belaagde

winkel − ontzet was. De Russische ambassade lichtte de

Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken in over

de belediging. In opdracht van de minister van Justitie

zorgde de procureur-generaal in Zuid-Holland ervoor dat

Van Tetroode de les werd gelezen. Deze beloofde Todle-

ben verder met rust te laten en de brieven niet uit te ge-

ven.122

In 1864 was het de Russische ambassadeur zelf,

Alexander von Mansouroff, die eraan moest geloven.

Mansouroff stuurde via de politie het door Van Tetroode

aangeboden gedicht op Nicolaas I en „autre hommages

sacrés‟ terug naar de gulle gever. Hevig gepikeerd rea-

geerde Van Tetroode met een brief waarin hij de ambas-

sadeur voor „canaille‟ uitmaakte en hem uitdaagde tot

een pistoolduel. Weer moesten de minister van Buiten-

landse Zaken, die van Justitie en de procureur-generaal

in Zuid-Holland in actie komen om Van Tetroode tot de

orde te roepen. De Haagse politie kreeg opdracht „op

hem een wakend oog te houden‟.123

Weldoener

In 1868 organiseerde Van Tetroode een inzamelingsactie

ten bate van zichzelf. Voor dit doel liet hij een prospec-

tus drukken met de oproep hem, die door Vrouwe For-

tuna zo stiefmoederlijk was behandeld, boeken, kunst-

voorwerpen of geld te schenken. De weldoeners-in-spe

werden eraan herinnerd dat hijzelf vanaf zijn jeugd al-

122 NA/MvJ inv. nr. 4688 (geheim), 30-8-1858/17 en 31-8-1858/19. 123 NA/MvJ inv. nr. 4693 (geheim), 14-10-1864/4.

195

tijd klaar had gestaan om anderen te helpen. In dat ver-

band noemde hij een aantal charitatieve loterijen waar-

voor hij prijzen schonk.124

Voor de loterij ten bate van de slachtoffers die de wa-

tersnood van januari 1861 in de Betuwe had gemaakt

stelde Van Tetroode „een der schoonste prijzen‟ ter be-

schikking: een met honderdtwintig staalgravures geïllu-

streerde Vie de Jesus Christ.125 Ter leniging van de nood

op Midden-Java, dat begin 1861 net als de Betuwe door

zware overstromingen was getroffen, wilde hij een boek-

je met als titel De Gothische Zaal uitbrengen. Behalve

„dichtregelen door hoogstgeoefende handen aan de Ne-

derlandsche lier onttokkeld‟ zou deze gelegenheidsuit-

gave portretten van Willem II, Willem III en koningin

Sophie bevatten. Van de prospectus, die aan enige boek-

handelaren was toegezonden, wilde Van Tetroode maar

liefst tienduizend exemplaren laten bijdrukken. Hij ba-

seerde zijn hoge verwachtingen op het enorme succes

van de loterij voor de getroffen Betuwnaren. De eerste

voortekenen waren gunstig. Een weldoener nam de aan-

loopkosten voor zijn rekening en Van Tetroodes Haagse

collega‟s ondersteunden het initiatief:

Aanvankelijk hoogst edelaardig aangemoedigd met

eene bijdrage voor honderd exemplaren, welke voor

de eerste kosten noodig waren, mag ik mij verblij-

den in de medewerking van den ‟s Gravenhaag-

schen boekhandel, hebbende meest alle firma‟s

voor getallen geteekend en bijgedragen.126

124 UBA/HSS-mag. KVB PPA 646:15, bedrijfsdocumentatie A.J. van

Tetroode. 125 Nieuwsblad voor den boekhandel (1861), p. 83. 126 Nieuwsblad voor den boekhandel (1861), p. 87.

196

Na die vliegende start viel de belangstelling van het pu-

bliek bar tegen. Omdat zich nog geen tweehonderd in

plaats van de verwachte duizenden intekenaren hadden

aangemeld moest Van Tetroode met hangende pootjes

terugkomen op zijn eerdere belofte dat de uitgave hoe

dan ook zou doorgaan, „ook wanneer slechts één deelne-

mer zich opdeed‟.127

Van Tetroode etaleerde zijn filantropie met uitspra-

ken als „Proletariërs lopen mij de deur plat, ik help

ze‟.128 Meermalen kondigde hij aan dat de armen zouden

delen in de revenuen van zijn uitgaven. Een vijfde van

de opbrengst van het Amsterdamsch Avond-blad was

bestemd ter „leeniging der smart van huisgezinnen door

de tegenwoordige omstandigheden in hunne middelen

van bestaan benadeeld‟. Ter gelegenheid van een natio-

nale bededag op 2 mei 1847 gaf Van Tetroode het ge-

dicht Nood- en bemoedigingsklanken van August Leo-

nard uit. De prijs bedroeg „10 cents, voor de armen‟. In

een advertentie uit 1855 biedt hij enkele schilderijen,

een tekening en een kostbaar plaatwerk ter verkoop

aan, met de toezegging dat vijfentwintig procent van de

opbrengst „aan twee lijdende huisgezinnen stante pede

zullen geworden, het een ter keuze van den kooper, het

andere van den verkoper‟.129 In 1864 herdrukte hij een

verjaardagsgedicht voor Willem III „ten voordeele der

127 Nieuw Amsterdamsch Handels- en Effectenblad, 26-4, 3-5, 20-7

en 19-9-1861 128 NA/Coll. Thorbecke inv. nr. 84A, Van Tetroode aan J.R. Thor-

becke, 23-9-1869. 129 NA/Coll. Thorbecke, inv. nr. 66, Van Tetroode aan J.R. Thorbec-

ke, 2-4-1855 (inliggend reclamebiljet).

197

bijna 94jarige Guurtje van der Toorn te Schevenin-

gen‟.130

In 1870 ontfermde Van Tetroode zich over Franse mi-

litairen die tijdens de Frans-Duitse oorlog krijgsgevan-

gen waren gemaakt. In samenwerking met een vanuit

Berlijn opererend comité zette hij in Nederland een in-

zamelingsactie op touw om deze ongelukkigen van lees-

voer te voorzien. Alles was welkom: van een complete

encyclopedie tot het tekstboekje van een toneelstuk.

Geld sturen mocht natuurlijk ook. Van de gemaakte on-

kosten zou hij nauwkeurig rekenschap afleggen tegen-

over de gevers en het comité. Zijn prospectus voor de ac-

tie vermeldt de initialen van achttien personen die al

toezeggingen hadden gedaan. Van Tetroode zelf stelde

330 „boekjes‟ beschikbaar en spendeerde samen met zijn

vrouw aan het sorteren, inpakken en verzenden „eene

onmogelijk mij te vergoeden tijd‟.131 Zo bedreef hij on-

danks zijn gebrek aan contanten toch weldadigheid. In

zijn eigen woorden: „Zelf hulpeloos, help ik veel en ve-

len.‟132

130 Nieuwsblad voor den boekhandel (1864), p. 31. 131 UBA/Archief KVB, 1870 dossier nr. 3, Van Tetroode aan de uit-

gevers van het Nieuwsblad voor den Boekhandel, 3-10-1870; UBL/

LTK 1795/24 nr. 29, Van Tetroode aan A.C. Kruseman, z.d. 132 NA/Coll. Thorbecke, inv. nr. 66, Van Tetroode aan J.R. Thorbec-

ke, 2-4-1855.

198

Hoofdstuk 5

FAMILIE EN GEZIN

Moeder en zussen

Door de escapades van haar zoon zag de eens zo welge-

stelde weduwe Van Tetroode haar kapitaal wegsmelten.

De leningen die ze Toon verstrekte − in 1828 al opgelo-

pen tot zesduizend gulden − verdwenen in een bodemlo-

ze put. De weduwe meende nog een appeltje voor de

dorst te hebben: het door haar man van de Erven Stich-

ter aangekochte kopijrecht van de Nederlandse edities

van het Graduale Romanum en het Antiphonarium Ro-

manum. Dit was „het eenige plechtanker waarmede ik,

hoe dan ook waggelende, nog staande konde blijven‟.1 Bij

gebrek aan geld om de herdruk van deze twee belangrij-

ke liturgische werken te financieren vroeg zij in 1837

koning Willem I een voorschot van vijfduizend gulden.

De gouverneur van Noord-Holland en B & W van Am-

sterdam ondersteunden haar verzoek omdat „het verdere

bestaan dier ongelukkige vrouw schijnt af te hangen van

de bedoelde uitgave‟. De ministers van Justitie, Binnen-

landse Zaken en Buitenlandse Zaken en directeur-

generaal voor de Zaken van de R.K. Eeredienst gaven

daarentegen alle vier een negatief advies omdat het hier

1 UBA/Archief KVB, 1841 dossier 7, ingekomen brief van de wedu-

we F.J. van Tetroode, 7-8-1841.

199

ging om „eene geheel particuliere onderneming waarbij

de regering geen hoegenaamd belang heeft‟. Bovendien

werd betwijfeld of de weduwe wel aanspraak kon maken

op een exclusief recht tot herdrukken: behoorde het

Graduale Romanum niet tot het publieke domein, net

als de bijbel en psalmboeken? Conform de ministeriële

adviezen beschikte de koning afwijzend op het rekest.

Toen de weduwe twee jaar later opnieuw om een voor-

schot van vijfduizend gulden verzocht onderging haar

rekest hetzelfde lot.2

Begin 1838 plaatste Toons moeder een advertentie in

het Nieuwsblad voor den boekhandel met de mededeling

van plan te zijn het huis waar zij gedurende vijftig jaar

haar boekhandel had gedreven op 12 maart te laten vei-

len „met en benevens een daaraan belendend achterhuis,

waarin zich mijne drukkerij bevindt‟. De woning-winkel

was gelegen „in het beste en levendigste gedeelte der

Kalverstraat‟. Mochten collega‟s erin zijn geïnteresseerd,

dan was zij bereid het pand uit de hand te verkopen.

Eventuele gegadigden konden ook de inventaris van de

drukkerij en de voorraad aan boeken overnemen.3 Een

koper werd niet gevonden. In een advertentie uit okto-

ber 1840 biedt de dan tachtigjarige weduwe Van Tet-

2 NA/Staatssecretarie inv. nr. 4269, K.B. van 15-7-1837/92; inv. nr.

4481, K.B. van 18-5-1839/8. In augustus 1841 verscheen bij de we-

duwe F.J. van Tetroode een door deken en pastoor B. Hofman be-

zorgde nieuwe editie van het Antiphonarium Romanum: Antipho-

nen en vespers voor alle tijden des jaars (advertentie in Nieuwsblad

voor den boekhandel, 5-8-1841). In dezelfde tijd bracht de Amster-

damse drukker A. Zweesaardt een eigen editie van het Antiphona-

rium Romanum op de markt, waarover de weduwe Van Tetroode

zich beklaagde bij Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des

Boekhandels (UBA/Archief KVB, 1841 dossier 7, ingekomen brief

van de weduwe F.J. van Tetroode, 7-8-1841). 3 Nieuwsblad voor den boekhandel, 1-3-1838.

200

roode „den alom bekenden Berg van Calvarie in de Kal-

verstraat‟ opnieuw te koop aan. 4 Haar financiële toe-

stand werd dermate nijpend dat zij haar belastingaan-

slag over 1839/1840 niet kon betalen. Toon diende daar-

om namens zijn moeder bij de koning een verzoek om

kwijtschelding in. De minister van Financiën ging hier-

over te rade bij de gouverneur van Noord-Holland, die

adviseerde om de helft van het verschuldigde bedrag op

de staat van oninbare posten te brengen. Aldus werd

uiteindelijk ook beschikt, met dien verstande dat de an-

dere helft binnen drie maanden moest worden voldaan.5

In een advertentie uit 1840 verweert Van Tetroode

zich tegen boze tongen die hem afschilderen als een

„ontaard gevoelloos kind‟ dat zijn tot armoede vervallen

moeder aan haar lot overlaat. Hoe onbillijk waren die

praatjes:

Sints ongeveer vijf jaren heeft hij offers gebragt

van liefde en zelfverloochening als waarvan de We-

reld hem nooit geene rekening voordeelig genoeg

zou kunnen houden. Hoezeer met moeijelijkheid op

moeijelijkheid, de noodwendige uitvloeisels van

vroeger hem aangedane ongeregtigheden, (alhoe-

wel God lof met veel hoop op victorie) blijvende

kampen, heeft hij met dag- en nachtreizen, pogin-

gen overal waar het hem scheen te passen, her-

haalde geldelijke en materiële bijdragen, uit zijne

zeer beperkte hulpmiddelen, onvermoeid volgehou-

dene beden, smeekingen, aansporingen en verwij-

zing op eigen voorbeeld, het lot der zijnen, menigen

4 Algemeen Handelsblad, 1-10-1840. 5 NA/Staatssecretarie inv. nr. 4580, K.B. van 3-4-1840/81.

201

keer, gedacht, op nieuw eene goede wending te

hebben gegeven (…).6

In februari 1844 overleed de weduwe Van Tetroode.7 Vijf

dagen na haar dood publiceerde Toon een vijf pagina‟s

tellende ontboezeming onder de titel Bij het graf mijner

moeder. Blijkens dit geschrift was de verhouding tussen

hem en zijn zussen zodanig verstoord geraakt dat zoon-

lief werd belet aanwezig te zijn bij het sterfbed van zijn

„teêrbeminde, stokoude Moeder‟. Toon vraagt haar pu-

bliekelijk vergiffenis „voor al mijne fouten en verzuime-

nissen‟, maar ontkent dat haar armoede aan hem te wij-

ten is. Moeder en dochters waren immers als „zwakke

wezens‟ zelf de oorzaak van het verlies van het familie-

kapitaal. Voor hem is dat geen reden tot wrok: „Aan een

graf betamen alleen Godsvrucht, Liefde, Ootmoed.‟ Hij

wil een tweede vader zijn voor zijn drie dan nog levende

zussen8 en verklaart zich bereid om wanneer het onge-

luk hun treft „de beete broods, die ik, zoo moeitevol, voor

vrouw en kind heb te verkrijgen, met haar te deelen‟.

Naar het schijnt is alleen de ongehuwd gebleven Maria

6 Algemeen Handelsblad, 7-10-1840. 7 Zij stierf op 19-2-1844 (SAA, BS overlijdensakte van 21-2-1844). 8 Van Tetroode herdenkt in Bij het graf mijner moeder ook zijn in-

tussen overleden zussen Geertruida (1790-1842), „die na vijfentwin-

tigjarige krankzinnigheid ter aarde daalde‟ en de „onvergetelijk

deugdzame‟ Petronella (1797-1820). Na de dood van Geertruida

plaatste hij een rouwadvertentie met allerlei details over de levens-

loop van de overledene en de aankondiging „om met hare voorbeel-

dige kinderen eenige tranen op haar graf te storten, hen wijzende

op den vinger die alles bestuurt‟ (Dagblad van ’s-Gravenhage, 13-4-

1842). Ter herdenking aan Petronella werd een metalen penning

geslagen met het opschrift: „Zy leefde kort maar besteedde haar tijd

wel‟ (De Navorscher 68 (1919), p. 241, 243). De dichter J. Bremer

van Heel publiceerde in 1820 een vier pagina‟s tellende Troost bij

het lijk van Mejufvrouw Petronella Anna van Tetroode.

202

de omgang met de lastige broer niet uit de weg gegaan.9

Maria verhuisde naar Den Haag, waar zij in 1863 over-

leed.10

Huisvader

Het heeft lang geduurd voordat Van Tetroode zelf een

gezin stichtte. In februari 1839 trouwde hij op zijn twee-

enveertigste met de zeventwintigjarige Maria (roep-

naam „Marie‟) Hermina Wanders, die volgens de huwe-

lijksakte geen beroep uitoefende, in Arnhem was gebo-

ren en ten tijde van de huwelijkssluiting in Den Haag

woonde. Maria‟s moeder had bij notariële akte haar toe-

stemming gegeven. De bruid legde ook een document

over „waaruit blijkt van de afwezigheid van haren va-

der‟. 11 Die absentie zou erop kunnen duiden dat vader

Wanders niet bepaald enthousiast was over deze

schoonzoon. Of leefden Maria‟s ouders gescheiden?

Met zijn schoonmoeder kon Van Tetroode het prima

vinden. In 1840 schonk ze hem „verscheidene duizende

guldens‟.12 In september van dat jaar plaatste hij adver-

tenties met de mededeling zich uit zaken terug te trek-

ken wegens „het klimmen mijner jaren en een ongemeen

fortuintje mij kortlings bezorgd‟. Hij droeg de firma over

aan zijn echtgenote, die ten huize van de heer V. Maurer

9 De goede verstandhouding blijkt uit haar door Toon geplaatste

overlijdensadvertentie (zie noot 10) en een ongedateerd gedichtje

van Van Tetroodes vriend Anthonij Offermans (BGAG/Cm 113,

Stukken betreffende het museum Willem II). 10 Overlijdensadvertentie in Dagblad van Zuidholland en ’s-Gra--

venhage, 20-5-1863; GAG/BS overlijdensakte van 21-5-1863. 11 GAG/BS huwelijksakte van 6-2-1839. 12 Haagsche Courant, 12-2-1864 (door Van Tetroode geplaatste ad-

vertentie ter gelegenheid van zijn vijfentwintigjarig huwelijksjubi-

leum).

203

achter de Grote Kerk een nering zou gaan drijven in

„boeken, muzijk, muzijkinstrumenten, pennen, papier,

potlooden, lak, enz. Eau de Cologne, fijne zeepen, Ma-

cassar-oil, snuif‟.13 In de Residentiealmanak voor 1842

en volgende jaren wordt A.J. van Tetroode weer als

boekhandelaar vermeld, maar in de Naamlijst van

boekhandelaren voor 1848 en 1849 staat de firma op

naam van zijn vrouw.14 Vermoedelijk waren die veran-

deringen in de tenaamstelling bedoeld om lastige credi-

teuren zand in de ogen te strooien.

In zijn memoires zegt Meeter over Van Tetroode dat

hij kort nadat hem zijn gevangenisstraf van een maand

was kwijtgescholden (januari 1846) „zich wentelde in on-

tucht‟.15 Ook blijkens de eerder genoemde vechtpartij in

een Haags bordeel (1841) weerhield de echtelijke staat

Van Tetroode er niet van prostituées te bezoeken. Toch

schijnt zijn huwelijk al met al niet ongelukkig te zijn

geweest. Herhaaldelijk heeft hij zich lovend uitgelaten

over zijn „goede, ja beste vrouw‟.16 Dankzij haar moed

„die mijn moed overtreft‟ kon hij zijn noodlot dragen. „El-

le est la compagne d‟un martyr, pas dérogé, un seul in-

stant, du courage d=un héros, ni de la douceur d=un

ange‟, heet het in de prospectus voor de inzamelingsactie

die hij in 1868 voor zichzelf organiseerde. Een vrouw zo-

13 Dagblad van ’s-Gravenhage, 25-9-1840; De ’s-Gravenhaagsche

Nieuwsbode, 29-9-1840. 14 Dongelmans, p. 120. 15 Meeter, p. 231. 16 UBA/HSS-mag. KVB BVa 119-64, Van Tetroode aan N.N., 8-9-

1872.

204

als zij was zelfs door dichters als Lamartine, Hugo en

Milton nooit bezongen!17

In de advertentie die Van Tetroode drie jaar eerder

ter gelegenheid van zijn vijfentwintigjarig huwelijks-

feest plaatste, kweet hij zich van

den pligt openbaar hulde te brengen aan die Zil-

vren Bruid deelende in al de onregten, slagen en

smarten mijn lot. (...) En toch, in al dien tijd, wat ik

leed of deed, ontglipte het geringste gemor hare

trouwe lippen niet.18

Het was duidelijk een folie à deux. Wie het met een man

als Van Tetroode kon uithouden moest zelf ook een beet-

je getikt zijn.

Marie hielp mee in de winkel en was „overal met haar

lieve neus bij‟.19 Daarnaast werd Van Tetroode bijge-

staan door al dan niet inwonend personeel, waarvoor hij

herhaaldelijk adverteerde in het Nieuwsblad voor den

boekhandel:

Ik heb gelegenheid tot plaatsing tegen genot van

heelen kost (geen logies noch bewassing) van een

jongeling voor het loopende innaai-, bind- en car-

tonwerk en den winkel. Een weekgeldje naar rato

van bestdoen, voegen wij erbij. Opvolging of over-

neming kan ook het gevolg worden.20

17 UBA/HSS-mag. BVa 119-85, Van Tetroode aan A.C. Kruseman,

1867; UBA/HSS-mag. KVB PPA 646:14, bedrijfsdocumentatie A.J.

van Tetroode, prospectus uit juni 1868. 18 Haagsche Courant, 12-2-1864. De advertentie wordt als curiosum

geciteerd in de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 15-2-1864. 19 UBA/HSS-mag. KVB BVa 119-64, Van Tetroode aan N.N., 8-9-

1872. 20 Nieuwsblad voor den boekhandel (1852), p. 175.

205

Een half jaar later vroeg Van Tetroode een winkelbe-

diende „die zoowel met het vouwbeen en de snijpers als

tevens ook met de pen weet om te gaan‟. Ook ditmaal

preludeerde hij op de mogelijkheid dat de nieuwe werk-

nemer hem zou opvolgen, mogelijk zelfs al op betrekke-

lijk korte termijn:

Dezen had ik gaarne tegen kost en inwoning met

vooruitzigten voor hem, gelijk zelden zoo gunstig

voorkomen en welke, is het hem ernst, zich al in

weinige jaren kunnen beginnen te verwezenlijken.

Godsdienst om het even, mits daarbij veel werklust

zij gevoegd.21

Toen Van Tetroode deze personeelsadvertenties plaat-

ste, in september 1852 en maart 1853, was er nog maar

weinig kans op een zoon die de zaak zou kunnen over-

nemen. Bij Marie verwekte hij vier kinderen, van wie er

drie vóór of kort na de geboorte zijn overleden. 22 In

maart 1846 ging hun vier maanden oude lieveling Wil-

lem hemelen:

Het zoontje, in welks geboorte wij ons den 26 Octo-

ber jl. mogten verblijden, is, tot onze onuitdrukke-

lijke smart, ons heden avond ten half acht ure, door

den dood ontnomen.23

21 Nieuwsblad voor den boekhandel (1853), p. 51. 22 Een naamloos, bij de aangifte „dood voorgestelt‟ jongetje

(GAG/BS, overlijdensakte van 16-11-1839; Dagblad van ’s-Gra-

hage, 15-11-1839), Wilhelmina Anna Aletta Margaretha (GAG/BS,

geboorteakte van 23-12-1841), Willem Frederik Petrus (GAG/BS

geboorteakte van 28-10-1845, overlijdensakte van 5-3-1846), en

Wilhelmina Anna Maria Louisa (GAG/BS, geboorteakte van 6-3-

1847, overlijdensakte van 23-8-1847). 23 Dagblad van ’s-Gravenhage, 5-3-1846.

206

Mientje, het enige kind dat de volwassenheid haalde,

was vaders oogappel. Als zesjarige schreef zij een versje

voor koning Willem II, dat de trotse Van Tetroode liet

drukken. Jammer van het spelfoutje dat bij het corrige-

ren van de proef over het hoofd werd gezien:

Zie ik ben noch [verbeterd met pen: nog] slechts een

kind,

Maar ik weet het goed,

Dat, Gij, Koning, welbemind,

Niet dan ‟t goede doet!24

Mientje ontpopte zich niet bepaald tot een modeldochter.

Op haar eenentwintigste, in juni 1863, kreeg zij een bui-

tenechtelijk kind, dat drie weken na de geboorte over-

leed.25 De verwekker, Maurice Benière, was in het sei-

zoen 1862/63 als toneelspeler verbonden geweest aan de

Koninklijke Franse Schouwburg. Benière probeerde op

de dag van de geboorte de nog minderjarige Mientje te

schaken. Toen dat niet lukte verliet hij direct Den Haag

en nam de wijk naar Parijs. Enige tijd later reisde Mien-

tje hem achterna. In zijn radeloosheid deed vader Van

Tetroode een dringend beroep op de Nederlandse minis-

ters van Buitenlandse Zaken en Justitie om mee te wer-

ken aan de opsporing van zijn dochter. Blijkens het door

Van Tetroode gegeven signalement was het meisje geen

schoonheid (fletse blauwe ogen, tamelijk grote handen

met „peu d‟ongles‟ (afgekloven nagels?) en een lelijk ge-

24 Fondslijst A.J. van Tetroode nr. 166. 25 GAG/BS Geboorte- en overlijdensakten Wilhelmina Maria Louisa

van Tetroode van 15-6-1863 (geboren 13-6-1863) en 7-7-1863. De ge-

boorte werd aangegeven door een vroedvrouw, het overlijden door

Van Tetroode.

207

bit), maar kon Mientje wel aardig piano spelen, vlot

Frans spreken en was zij bedreven in allerlei naaldvak-

ken.

Via de Nederlandse ambassade werd de Parijse poli-

tie ingeschakeld, die erin slaagde het adres van Mientje

en Maurice te achterhalen. Intussen had Mientje haar

ouders een brief gestuurd om hen gerust te stellen en

spijt te betuigen:

Eeuwig zal het mij tot wroeging zijn dat ik mijne

schande op uwe hoofden heb doen nederdalen.

Zij moest Den Haag wel ontvluchten, want daar „kon ik

overdag niet meer op straat komen‟. Mientje toont veel

mededogen met haar vader:

Ach ik zou zoo graag het magazijn eens meêr in

glorie zien, het door U opgerigte museum vervol-

gen, daar ik dan ook mijn best voor heb gedaan U

te toonen dat het mij dierbaar was.

Ze drukt hem op het hart haar de tijd te gunnen om tot

rust te komen: „Alles zal eens goed komen.‟26

Mientjes relatie met Maurice Benière was geen lang

leven beschoren. In 1865 trouwde zij in Den Haag met

Henri Jules Bouchet uit Montpellier. 27 Zes jaar later

stuurde Van Tetroode honderdvijftig franc naar zijn op

dat moment in Parijs woonachtige dochter. Toen daar na

enkele maanden nog niet op was gereageerd vreesde hij

het ergste:

26 De brief van Mientje en de stukken over haar opsporing in

NA/MvJ inv. nr. 1948, 27-8-1863/62. 27 Dagblad van Zuidholland en ’s-Gravenhage, 29-4 en 30-4-1865.

208

Ons eenig kind, dochter, denkelijk dood! Hoe, haar

grafje, komen we alsdan nooit iets van te weten!

Non est dolor sicut dolor meus! [= geen grotere

smart dan die van mij].28

Eens te meer werd hij gesterkt in zijn overtuiging een

martelaar te zijn. Maar het bleek vals alarm: Mientje

heeft haar vader overleefd.29

28 UBA/HSS-mag. 111/99, Van Tetroode aan A.J. Servaas van Rooy-

en, 5-4-1871; aldaar 119/92, aantekeningen Van Tetroode, 2-6-1871. 29 KDC/Archief Alberdingk Thijm inv. nr. 1055, M.H. Van Tetroode-

Wanders aan J. Alberdingk Thijm, 22-6-1875.

209

Hoofdstuk 6

LAATSTE JAREN

Vanaf zijn vijfenzestigste heeft Van Tetroode herhaalde-

lijk geprobeerd in loondienst te komen. In 1861 hengelde

hij via Thorbecke naar een baantje – vermoedelijk sup-

poost − bij het Mauritshuis.1 Enkele jaren later deed hij

opnieuw een beroep op Thorbecke om hem aan „eenige

nedrige betrekking‟ te helpen.2 In 1862 bood hij zich aan

bij de Haagse boekhandelaar/uitgever J.M. van =t Haaff.

„Het salaris moge zeer gemodereerd wezen‟ en als het

moest werkte hij ‟s nachts door. Hij had er echt zin in:

I am ready, Ich bin fertig, Je suis prêt, sono presto,

promptus sum.3

Van ‟t Haaff wilde zijn collega best een plezier doen − hij

zond Van Tetroode jarenlang gratis het door hem uitge-

geven Nieuwsblad voor den boekhandel − maar zag hem

als werknemer niet zitten. In oktober 1865 solliciteerde

Van Tetroode bij de Amsterdamse firma R.W.P de Vries,

1 NA/Coll. Thorbecke inv. nr. 77, Van Tetroode aan J.R. Thorbecke,

15-4-1861. 2 NA/Coll. Thorbecke inv. nr. 78, Van Tetroode aan J.R. Thorbecke,

2-8-1864. 3 UBA/HSS-mag. KVB BVa 119/94, Van Tetroode aan J.M. van ‟t

Haaff, 11-9-1862.

210

die eerder dat jaar het antiquariaat van C. Weddepohl −

ooit een goede klant van Van Tetroode − had overgeno-

men.

Hebt UE eenigzints idee mij als bediende te heb-

ben, specialijk voor den oude handel tot aan mijn

dood, UE vrij blijvende mij telke maand te ont-

slaan?

Als hij de baan kreeg zou hij zijn eigen voorraad laten

veilen. Hij dacht er vijfduizend gulden voor te kunnen

krijgen.4

Van dit en andere plannen om zijn zaak te liquideren

kwam niets terecht. Tot zijn dood bleef de directeur van

het Museum Willem Twee stug doorwerken. Hij maakte

catalogussen, vertaalde toneelstukken en publiceerde

enkele door hem vervaardigde samenvattingen van li-

bretto‟s. Ook bleef hij in de weer met het bewerken van

zijn autobiografische aantekeningen (Memorandi, Agen-

da quotidiana). Met het boekstaven van eigen beleve-

nissen of opmerkelijke gebeurtenissen was hij in 1841

begonnen. De desbetreffende notities besloegen in april

1855 „een paar riem papier‟ (1 riem = 500 vel).5

Van Tetroode was een kalenderfetisjist. In een brief

van 5 april 1871 schrijft hij bijvoorbeeld dat op 5 april

1820 „de groote Cras‟ [= Hendrik Cras, hoogleraar rech-

ten aan het Athenaeum Illustre te Amsterdam] op een-

entachtigjarige leeftijd overleed en dat „de grote Melchi-

4 UBA/HSS-mag. KVB BVa 120-23, Van Tetroode aan R.W.P. de

Vries, 9-12-1865. Over de antiquariaten Weddepohl en De Vries zie

Buijnsters, p. 52-53, 75-78. 5 NA/Coll. Thorbecke inv. nr. 66, Van Tetroode aan J.R. Thorbecke,

2-4-1855.

211

or Kemper [= Jan Melchior Kemper, hoogleraar rechten

te Leiden]‟ en „de onbegrensd enthusiastische boekver-

kooper Tetroode‟ de grootste kopers op de veiling van

Cras‟ boeken waren. 6 Van Tetroodes correspondentie

wemelt van dit soort verwijzingen, waarvoor hij kon

putten uit zijn Agenda quotidiana. Een brief aan Thor-

becke van 23 september 1861 kreeg bijvoorbeeld het vol-

gende postscriptum mee:

Ik zal mij veroorloven 27 (de heer Wttewaal van

Stoetwegen plotseling naar de Eeuwigheid 1866),

mij aan te melden.

Na deze terloopse verwijzing naar het overlijden van

jonkheer mr. Henri Wttewaal van Stoetwegen op 27 sep-

tember 1866 volgt nog een ander, op 24 september toe-

gevoegd naschrift dat een toespeling bevat op het aan-

stootgevende gedrag van prinses Marianne, dochter van

Willem I, die in september 1830 trouwde met Frederik

Hendrik prins van Pruisen, van hem scheidde en een

buitenechtelijke verhouding had met haar koetsier Jo-

hannes van Rossum. Dit tweede postscriptum luidt als

volgt:

In 1830 huwelijk van de vrij, ten minste zeker, niet

princesselijke Prinses Marianne. Mijn leven is zoo

vol! Eene herinnering is mij elke dag, bij elke mi-

nuute.7

6 UBA/HSS-mag. KVB BVa 111/96, Van Tetroode aan A.J. Servaas

van Rooyen, 5-4-1871. 7 NA/Coll. Thorbecke inv. nr. 84A, Van Tetroode aan J.R. Thorbec-

ke, 23/24-9-1861.

212

„Mijn leven is zoo vol!‟. In dat toch al zo drukke hoofd

moest van elke dag ook nog eens het verleden worden

herbeleefd.

In 1866 probeerde Van Tetroode via een advertentie

in het Nieuwsblad voor den boekhandel een uitgever te

vinden voor zijn dagelijkse aantekeningen:

AGENDA QUOTIDIANA

Zoo heeft genoemd iemand, die schier nooit rust

genoot, een register door hem bij al zijne onrust se-

dert vele jaren volgehouden van geboorten, sterfge-

vallen, staat-, weêr-, zedekundige en artistieke op-

merkingswaardigheden, branden, faillieten, langle-

vendheid, handelsoperatiën enz. met bemerkingen

op ondervinding gegrond nopens feiten en personen

bij zijne wandeling op aard ontmoet (...).8

Tegelijkertijd bood hij ook nog het manuscript van zijn

Vademecum aan, een verzameling notities „meest in ‟t

Hollandsch en Fransch, waarbij eenig Latijn enz., eigen

rijm en onrijm inhoudende en excerpten uit 1000den

boekbanden‟.

Van Tetroodes Agenda quotidiana en Vademecum zijn

voor het nageslacht verloren gegaan. Spijtig genoeg

heeft hij geen gehoor gegeven aan een suggestie van de

letterkundige Jozef Alberdingk Thijm om „een klein[e]

schets uit zijn vol leven te maken‟.9 Beknopt zijn lag nu

eenmaal niet in de aard van hem die ooit in een lange

brief aan Thorbecke schreef:

8 Nieuwsblad voor den boekhandel (1866), p. 232. 9 KDC/Archief Alberdingk Thijm inv. nr. 1055, M.H. van Tetroode-

Wanders aan J. Alberdingk Thijm, 22-6-1875.

213

Ik heb den tijd niet om kort, om ordelijk te zijn.10

Zolang het kon bleef Van Tetroode zelf zijn winkel be-

mannen. „Ondanks ik als nihil verdien‟ vond hij in de

boekhandel „immer nog mijn lust, mijn hoogste lust,

mijn troost, mijn geluk‟.11 Collega‟s als Kruseman, Van ‟t

Haaff, Diederichs, Noman en Van Stockum waren hem

ter wille, voornamelijk door uitgaven uit hun fonds ca-

deau te doen.12 Ze kregen er pathetische bedankjes voor

terug:

Groot, schoon! (...) Ik naar Gods akker gaande, mo-

gen UE de zalige voldoening smaken: „Ik veraange-

naamde den man zijne laatste dagen!‟ Dank en

dank!13

Kruseman stuurde hem diverse keren boeken, maar

toonde zich niet geïnteresseerd toen Van Tetroode hem

10 NA/Coll. Thorbecke inv. nr. 84A, Van Tetroode aan Thorbecke,

23-9-1869. Het citaat doet denken aan het slot van een van de Let-

tres Provinciales, waarin Pascal zich verontschuldigt een lange brief

te hebben geschreven „parceque je n‟ai pas le temps d‟en écrire une

courte‟. 11 UBA/HSS-mag. BVa 119-86, Van Tetroode aan W.P. van Stock-

um, 9-4-1869; UBA/Archief KVB 1870, dossier 3, Van Tetroode aan

J.K. en G. van Heteren, 3-10-1870. 12 UBL/LTK 1795/22 nr. 56, Van Tetroode aan A.C. Kruseman, 20-

8-1867 (opsomming weldoeners); Enschedé, dl. 2, p. 221. In het ver-

leden was er een aanvaring geweest tussen Van Tetroode en Van

Stockum. In april 1845 weigerde Van Stockum tijdens een door hem

gehouden veiling een bod van Van Tetroode te accepteren. Toen

Van Tetroode de volgende dag in het veilinglokaal kwam proteste-

ren liet Van Stockum de politie komen. Van Tetroode deed daarover

zijn beklag in een advertentie (Dagblad van ’s-Gravenhage, 25-4-

1845). 13 UBA/HSS-mag. KVB BVa 119-88, Van Tetroode aan W.P. van

Stockum, 13-4-1869.

214

polste of hij er iets voor voelde zijn Memorandi of verta-

ling van Hugo‟s Le roi s’amuse uit te geven.14

Bijzonder gesteld was Van Tetroode op de Amster-

damse boekhandelaar en uitgever van het Algemeen

Handelsblad P.A. Diederichs „die mij moreel nog meer

dan materieel goed heeft gedaan, mijn voortdurende ij-

ver regt doend, zich mijn vriend en oude confrater noe-

mend‟.15 Het bericht van Diederichs dood maakte hem

dan ook „bitter verdrietig, zwaar rouwend‟.16 Hij betitel-

de Diederichs bij die gelegenheid als zijn en andermans

„Peabody‟, daarbij doelend op de bekende Amerikaanse

zakenman en filantroop George Peabody.

Na de viering van zijn eenenzeventigste verjaardag

plaatste Van Tetroode een advertentie om dank te zeg-

gen aan „eenen Edelmoedigen, lang door hem gekend en

geëerd, die, bij opdraging van eene ligte werkzaamheid,

hem zoo munificent verrastte, ook nog den inzender van

een doosje met zes delicate ... historietjes‟. 17 Met de

schenker van die pikanterieën bedoelde Van Tetroode

waarschijnlijk P.J. Kerkhoven, die hij nog kende uit zijn

Amsterdamse tijd toen Kerkhoven deel uitmaakte van

allerlei culturele genootschappen, in het bijzonder op

muzikaal gebied.18 Kerkhoven verhuisde later naar Den

14 UBL/LTK 1795/26 nr. 39, Van Tetroode aan A.C. Kruseman, 28-

7-1873. 15 UBA/HSS-mag. KVB BVa 120-21, Van Tetroode aan J.N. Hurau,

13-8-1868. 16 UBA/HSS-mag. KVB BVa 120-4, Van Tetroode aan A.J. Servaas

van Rooyen, 20-4-1873. 17 Dagblad van Zuidholland en ’s-Gravenhage, 23-3-1867. 18 Volgens Van Tetroode was Kerkhoven „in illo tempore Eerelid van

Felix, Eruditio Musica, Ad Majorem Dei Gloriam (kerkkoor?), V.W.

[= Voorwaarts door Wetenschap], Doperwtjes (sociëteit), Nachtegaal

(liedertafel?), Volmaakt Akkoord, enz. enz.‟ (citaat uit de in noot 19

aangehaalde brief).

215

Haag. Bij zijn overlijden in 1869 liet hij Van Tetroode

een klein legaat na. De dankbare legataris legde bloe-

men op zijn graf en sprak een requiescat voor hem uit:

„Drukke de aarde Hem zacht!‟19

Van Tetroode was gezegend met een ijzersterk gestel.

Nog op zijn eenenzeventigste kon hij zich op een „jeugdi-

ge gezondheid‟ beroemen.20 Twee jaar later begon zijn li-

chamelijke aftakeling ernstige vormen aan te nemen en

vanaf december 1871 was hem „de open lucht streng ver-

boden‟.21 Eind 1874 voelde Van Tetroode zijn einde na-

deren. In het uit die tijd daterende gedicht Herfstbla-

deren nam hij afscheid van zijn vrouw:

Mijn‟ dagen zijn geteld, ik ga deez‟ aard verlaten;

Het afscheidsuur genaakt, dra zal het voor mij

slaan.

Gij, die mij hebt beweend, wier zorg mij niet kon

baten,

Zie, bij mijn‟ laatsten snik, uw oog mij minzaam

aan.

Hij verwachtte de komende lente niet meer te zullen

meemaken en keek uit naar de verlossing uit het aardse

tranendal:

Door U, door uwe min, werd mij verzoet het leven,

Maar, buiten U, helaas, betreur ik niets op aard;

19 NA/Coll. Thorbecke inv. nr. 84A, Van Tetroode aan J.R. Thorbec-

ke, 23-9-1869. 20 UBL/LTK 1795/22 nr. 44, Van Tetroode aan A.C. Kruseman, 21-

7-1867. Enschedé nam deze „vrijwel onbegrijpelijke brief‟ curiosi-

teitshalve op in zijn Kruseman-biografie (Enschedé, dl. 2, p. 221). 21 UBA/HSS-mag. BMu 5-79, Van Tetroode aan Fr. Muller, 5/6-5-

1872.

216

Van af mijn‟ vroegste jeugd moest bittre smart me

omgeven;

De dood is welkom dan, heeft niets wat mij ver-

vaart.22

De lente haalde hij nog wel, de zomer niet meer. Twee

maanden voor zijn dood stelde Van Tetroode zelf de on-

derstaande, door zijn weduwe geplaatste overlijdensad-

vertentie op. 23 Hij kondigde daarin vast zijn laatste

woorden aan: „En vergeef ons onze schuld, gelijk ook wij

vergeven onze schuldenaren.‟ Maar dan wel in het La-

tijn:

Heden overleed mijn hoogstachtingswaardigeEcht-

genoot A.J. van Tetroode, met het gebed op de lip-

pen „Et dimitte nobis debita nostra sicut et nos di-

mittimus debitoribus nostris‟, welke laatste VE-

LEN zijn van allerlei allooi, daar hij weinig of geen

schuldenaars noch andere nalaat; gaande hij onbe-

vreesd het ONGEKENDE te gemoet, betreurende

het bitter, niet te hebben kunnen voldoen aan zoo

vele hem heilige HOOGE en ontelbare mindere

WELDOENERS, speciaal in de laatste dagen van

zijn soms glansrijk verheerlijkt, maar ook heel

dikwijls ellendiglijk geschonden langdurig leven;

hebbende hij van Verhevene, Goeden en Wijzen, ein-

delijk HOOGERE SOMMEN verworven, dan ge-

loofd zou worden; smeekende hij zijne voorbeeldige

echtgenoot, van wie hij niets te wijten heeft, deze

regelen, ALDUS te plaatsen; hebbende hij geen lof

genoeg voor de heeren Sarluis, Hoven en van Val-

kenburg, hem, bij meer dan 6jarige krankte, liefde-

rijk, belangloos, hebbende verpleegd, en zijnde de

22 Fondslijst A.J. van Tetroode nr. 200. 23 Dagblad van Zuidholland en ’s-Gravenhage, 8-6-1875.

217

handelingen zijns actueelen huisheers en geburen

HEMELSCH geweest − ALLEN dankend, God lo-

vend, gaat Hij de Eeuwigheid in.

Met deze woorden nam Van Tetroode geheel in zijn stijl

publiekelijk afscheid van het aards bestaan, als een ac-

teur in een drakerige sterfbedscène. Alle kans dat hij op

7 juni 1875 om vier uur in de ochtend inderdaad na het

prevelen van die boetvaardige zin uit het Latijnse Onze

Vader de eeuwigheid is ingegaan. Zijn overlijden bleef

niet onopgemerkt. Tot in Nederlands-Indië en Suriname

berichtten kranten dat de excentrieke Haagse boekhan-

delaar A.J. van Tetroode het leven had gelaten.24

24 Javabode, 16-7-1875; Suriname, Koloniaal Nieuws- en Adverten-

tieblad, 9-71875.

218

FONDSLIJST FIRMA A.J. VAN TETROODE

Uitgaven van F.J. van Tetroode en diens weduwe zijn

niet opgenomen, tenzij door A.J. van Tetroode heruitge-

geven of voortgezet (reekswerken).

Bij de fondsreconstructie is gebruik gemaakt van biblio-

theekcatalogi, bibliografieën (Saalmink, Brinkman) en

op de firma A.J. van Tetroode betrekking hebbende do-

cumentatie in de vorm van reclamebiljetten, bestellijs-

ten en vooral advertenties in kranten en het Nieuwsblad

voor den boekhandel. Wat betreft gelegenheidsgedich-

ten, bladmuziek en prenten is dit bibliografische bron-

nenmateriaal zeer lacuneus. Daar komt nog bij dat op

prenten vaak, zo niet meestal, geen uitgever staat ver-

meld. Kortom, aan de fondslijst zal het nodige ontbre-

ken.

De annotatie bij de titelbeschrijving begint met een op-

gave van de bibliotheken die een exemplaar van het

boek bezitten. Deze vindplaatsen zijn voornamelijk op-

gespoord via Picarta en Worldcat. Van ongeveer een der-

de van alle titels is nergens een exemplaar aangetroffen.

Vermoedelijk is een aantal daarvan alleen aangekon-

digd en niet verschenen.

219

Non-fictie

1. Directorium confessionis generalis rité instituendae,

quo tam confessario, quâm poenitenti ad hanc exacta, et

facili brevitate ordinandam lumen accenditur ... Italicè

conscriptum à R.P.Leonardo de Portu Mauritio ...; Lati-

né redditum à quodam ejusdem Instituti Sacerdote. Am-

sterdam, 1823.

UBA, UBN, UBT, UBU.

Vertaling van Direttorio della confessione generale

(1737). In 1749 verscheen een Augsburgse editie.

2. Discursus mysticus et moralis, ad continendos in sacro

foedere et uniformi poenitentiæ sacramenti administra-

tione confessarios institutus … Italicê conscriptus à R.P.

Leonardo de Portu Mauritio...; Latine redditus à quo-

dam ejusdem Instituti Sacerdote. Amsterdam, 1823.

UBA, UBG, UBM, UBN, UBT, UBU.

Vertaling van Discorso morale e mistico (1737). Er

bestaan diverse achttiende-eeuwse edities, waaron-

der Augsburg 1762 en Iperen 1774.

3. Directorium om behoorlijk de H.H. missen en vesperen

te zingen en de altaren te versieren, naar het Roomsch

kerkgebruik, voor het aartsbisdom Utrecht en de onder-

hoorige bisdommen Haarlem, Deventer, Leeuwarden,

Groningen en Middelburg.

Overijsselse Bibliotheekdienst.

Jaarlijkse editie, vanaf 1824 t/m 1840 uitgegeven

door A.J. van Tetroode, daarvoor door B.J. Crajen-

schot te Amsterdam.

4. Directorium ad rite legendas horas canonicas missas

que celebrandas juxta ritum romanum ad usum cleri ar-

chidioceseos Ultrajectinae nec non dioeceseon suffraga-

nearum.

220

Latijnse editie van Fondslijst nr. 3, vanaf 1826 t/m

1840 uitgegeven door A.J. van Tetroode. Vermeld

in Lijst van katholieke periodieken (catalogus

KDC/Rapide). „Heeren boekhandelaren gelieven

wegens gewoonte het benoodigde getal exemplaren

(…) optegeven, daar dezelve niet in commissie wor-

den gegeven‟ (OHC, 29-11-1827).

5. N. Ez. van Lier, Kritische aanmerkingen op de bestrij-

ding der vaccine van dr. Abraham Capadose. Amster-

dam, 1824.

KB (= Knuttel nr. 25298), Museum Boerhaave,

UBA, UBL, UBN.

6. N.N., Le catéchisme de la médicine physiologique, ou

dialogues entre un savant et un jeune médecin, élève du

prof. Broussais, et la refutation des objections qu’on lui

oppose. Amsterdam, 1824.

AH, 23-12-1823 („aanstaande week ter perse‟);

OHC, 14-9-1824 („van de pers gekomen‟). Geen ex-

emplaar van deze editie aangetroffen. In UBA wel

Parijse en Leuvense edities uit 1824. De Amster-

damse editie ook vermeld in Bulletin universel des

sciences et de l’industrie (1825), p. 343.

7. A.M.G.P. Brugière baron de Barante, Histoire des

ducs de Bourgogne de la maison de Valois, 21 dln. Am-

sterdam, 1825-1827.

IISG, OB Arnhem, UBA.

OHC, 13-8-1825 (eerste aflevering). Eerste druk

Parijs, 1824-1826.

8. Biographie nationale ou dictionnaire historique de

tous les hommes morts dans le Royaume des Pays Bas

qui se sont rendus célèbres par leur talents, leurs vertus

ou leurs actions. Par une société de gens de lettres.

Mons (Leroux) en Amsterdam (Van Tetroode), 1827.

221

UBA, UBL.

OC, 22-5-1827 („heden van de pers gekomen‟). In

een eerdere advertentie had Van Tetroode laten

weten dat deze uitgave hem bijzonder ter harte

ging „niet alleen voorzoover zijn commercieel be-

lang als boekhandelaar aangaat, maar inzonder-

heid voor het gene den inhoud van dit voor den Na-

tionalen roem duurzaam gedenkteken betreft‟. De

advertentie bevat ook een oproep aan „geleerden en

mannen van studie (…) om met hunne bijdragen de

meerdere volmaking van een werk van zulke hooge

aangelegenheid te bevorderen‟ (OHC, 14-10-1826).

9. N.N., Resumé de l’histoire de la littérature française,

depuis son origine jusqu’à nos jours. Tweede druk, Brus-

sel (Galaud) en Amsterdam (Van Tetroode), 1827.

ZB.

10. R. Blanchet, Extrait d’un nouveau mémoire sur le

desséchement du lac d’Haarlem. Amsterdam, 1827.

UBA.

11. A. Imbert en B.L. Bellet, Biographie des condamnés

pour délits politiques depuis la restauration des Bour-

bons en France jusqu’en 1827. Brussel (Imbert), Amster-

dam (Van Tetroode), 1827.

BN, UBA. Volgens Picarta bezit UBL een editie

Brussel 1828.

12. S. Lipman, Essai historique sur les surséances. Am-

sterdam, 1827.

BN, KB, SBA, Tresoar, UBM, UBN.

DvG, 11-5-1827 („van de pers gekomen‟).

13. Oeuvres complètes de M. le vicomte Chateaubriand.

Parijs-Amsterdam, 28 dln. [1826-1828].

222

In 1826 kwam Van Tetroode met de Franse uitge-

ver Ladvocat overeen tegelijk met de Parijse editie

een Nederlandse editie uit te brengen, „eene keuri-

ge uitgave in 18vo, tot een zeer modieken prijs‟

(OHC, 16-5-1826). In OHC van 2-9-1826 een adver-

tentie met de aankondiging dat de tweede afleve-

ring is verschenen. UBA bezit de in 1828 uitgeko-

men delen 27 en 28 (Polemique), met de imprint

Brussel (Tencé) en Amsterdam (Van Tetroode).

14. N.N. [= A.J. van Tetroode?], De partijdige beoor-

deeling van het Algemeen Handelsblad in no. 4 van het

tijdschrift: De Recensent ook der recensenten, aan waar-

heid en ervaring getoetst. Amsterdam, 1828.

KB (= Knuttel nr. 25763) , UBA.

RC, 19-7-1828 („heden uitgegeven‟).

15. A.J. van Tetroode, Gedachten ter gelegenheid van

den tekst van sommige Noord-Nederlandsche dagbladen,

in de tegenwoordige voor iederen vaderlander bange

oogenblikken. Amsterdam, [1830].

KB (= Knuttel nr. 25987), MMW.

Verschenen in acht afleveringen.

16. N.N., Laatste, ware en beslissende berigten, uit de Ci-

tadel van Luyk. Amsterdam, [1830].

UBVU.

17. A.J. van Tetroode (ed.), Verzameling van officiële en

andere stukken, betreffende de beroerten in België. Am-

sterdam, [1830].

DvG, 15-9-1830 („van de pers gekomen‟).

Uitgegeven in afleveringen.

18. Koerier van den ouden en nieuwen boekhandel voor

1830/Courier de la librairie ancienne & moderne, pour

1830. Amsterdam, 1830.

223

MMW.

In een advertentie uit het Nieuwsblad voor den

boekhandel van 29-10-1834 kondigt Van Tetroode

de verschijning aan van een vervolg op de in de

Koerier gepubliceerde veilingresultaten, te weten

„beredeneerde prijslijsten van eenige belangrijke

verkopingen door hem gehouden, gevolgd van aan-

teekeningswaardige bijzonderheden nopens dit

vak‟. Het is twijfelachtig of deze prijslijsten ook

werkelijk zijn verschenen.

19. Amsterdamsch Avond-blad. Amsterdam, oktober-

november 1830.

Complete serie in MMW. Losse nummers in AvS,

UBA.

20. N.N., Vade Mecum voor den Hollander, die zijne

vroegere betrekkingen tot de Belgen in haren waren aart

verlangt te kennen: onmisbaar voor allen die eenig be-

lang stellen in Holland. Amsterdam, 1831.

KB (= Knuttel nr. 26311), OB Arnhem, UBA.

21. N.N. [= T.O. Schilperoort & A.J. van Tetroode], Een

woordje over het stokpaardje van eenige zoogenaamde

welgezinden. Amsterdam, 1831.

KB (= Knuttel nr. 26327), MMW, UBA, UBN,

UBU.

DvG, 30-5-1831 („van de pers gekomen‟).

22. N.N. [= T.O. Schilperoort], Wat nu?: eene geringe bij-

drage (ach! dat het nog helpen mogt) ten nutte van het

vaderland door den schrijver van Tot hiertoe en niet ver-

der, Voortaan, Vijftien jaren, geen drie dagen, en som-

mige andere gelegenheidsschriftjes. Amsterdam, 1831.

KB (= Knuttel nr. 26329), UBA, UBL, UBN.

MC, 18-6-1831 („van de pers gekomen‟).

224

23. N.N.[= A.J. van Tetroode?], Herinnering aan T.J.

Majofski, en levensbyzonderheden dien verdienstelijken

tooneelspeler betreffende. Amsterdam, 1836.

KB, UBA.

Met portret (= Fondslijst nr. 235).

24. F.A. Hubert, Monographie des pins, sapins et autres

arbres résineux. Amsterdam, [vóór 1838].

Vermeld in R.W. Boer, Bijdragen tot de kennis der

houtteelt. Zwolle, 1857, p. 41.

25. Koninklijke aanspraak bij de opening der gewone

vergadering van de Staten-Generaal op maandag den 25

October te ’s-Gravenhage. ‟s-Gravenhage, [1838].

DvG, 19-10-1838.

26. Pleidooijen der Weledel Gestrenge Heeren Mr. F.C.

Donker Curtius, eischer, en Mr. M.J. van Gigch, verdedi-

ger, in zake Fievez contra Vervloet, wegens uitgave van

eene periodieke compilatie uit buitenlandschen geschrif-

ten onder den titel ‘Iris of bloemlezing, enz.’. Eerste afle-

vering. ‟s-Gravenhage, 1838.

JdlH, 20-6 en 25-6-1838. Stenografisch verslag van

op 18 juni 1838 gehouden pleidooien. Het periodiek

Iris, bloemlezing uit buitenlandse tijdschriften ver-

scheen in de jaren 1830-1887 bij de Haagse uitge-

ver G. Vervloet.

27. N.N., Wijsgeerige kermiswandeling door een echt

Haagsch liefhebber. ‟s-Gravenhage, [1838].

AvS nr. 7319.

DvG, 21-5-1838 („thans compleet tot pag. 34‟); LC,

30-5-1838 („van de pers gekomen‟). Uitgegeven in

afleveringen. Met afbeeldingen van kermisattrac-

ties.

225

28. J.A. Offerman, De christen in bespiegeling en oefe-

ning of verzameling van onderwijzingen en gebeden. ‟s-

Gravenhage, [1839].

DvG, 3-6-1839. Herdruk van de verbeterde editie

die in 1822 verscheen bij wed. F.J. van Tetroode.

De eerste druk werd in 1787 in Amsterdam uitge-

geven door P. van Buuren. In 1843 verkocht Van

Tetroode het kopijrecht aan zijn collega‟s Van Lan-

genhuysen, Gosling, De Haas en Van Spanje. De

Mechelse uitgever Hanicq, die een nadruk van dit

werk had uitgebracht, trof met deze rechthebben-

den een schikking (AH, 19-5-1854).

29. T.T. [= A.J. van Tetroode], Eenige woorden over eene

de nationaliteit kwetsende, de kunsten honende en den

handel verdrukkende maatschappij zich noemende ‘Voor

schoone kunsten in Nederland’. ‟s-Gravenhage, [1840].

UBA, UBN.

AH, 12-5-1840 („van de pers gekomen‟). Aangebo-

den aan koning Willem I (NA/Staatssecretarie inv.

nr. 5152, K.B. van 27-5-1840/71).

30. N.N. [= A.J. van Tetroode?], Quelques mots d’un ami

de l’honneur et de la justice en réponse à l’article de l’ami

de l’ordre et de la vérité, inseré dans le Handelsblad du

18. ‟s-Gravenhage, [1841].

JdlH, 21-1-1841. De anonieme auteur van het arti-

kel in het Algemeen Handelsblad van 18 januari

1841 had het opgenomen voor de afgetreden direc-

teur van het Théatre Français te Den Haag, die

van wanbeheer was beschuldigd

31. A.J. van Tetroode, Bij het graf mijner moeder: Am-

sterdam 22 Februarij 1844. ‟s-Gravenhage, [1844].

BGAG, UBA.

226

32. [A.J. van Tetroode], De Ooijemoer, ‟s-Gravenhage,

1845.

KB (tweede aflevering = Knuttel nr. 28211).

Twee afleveringen verschenen.

33. N.N. [= A.J. van Tetroode?], Gratis. De Oproerzoeker

zichzelve noemende De Vaderlander uitgegeven door A.

H. van Gorcum verantwoordelijk redacteur, en gedrukt

bij ...???. ‟s-Gravenhage, 1845.

KB (= Knuttel nr. 28213).

Gedrukt bij J.V. Pijpers, vermoedelijk in Van Tet-

roodes opdracht.

34. [A.J. van Tetroode], Lettre à Asmodée. ‟s-Gravenha-

ge, 1847.

Exemplaar in NA/KdK inv. nr. 4197, 15-10-1847

geheim R34.

35. [A.J. van Tetroode], De Vrije Drukpers. ‟s-Gravenha-

ge, 1847.

BGAG.

36. N.N.[= A.J. van Tetroode?], Geen partijschappen, of

het meest wezenlijk algemeen belang: brief van een on-

partijdig vrijzinnig stemgeregtigde aan een lid van den

stedelijken raad, ter gelegenheid van den geopenden

nieuwen jaarkring van de zittingen der Staten-Generaal.

‟s-Gravenhage, 1847.

BGAG, KB, UBU.

Gedeponeerd bij gemeente Den Haag op 3-6-1848

(GAG/Gemeentebestuur 1851-1936 inv. nr. 2385).

37. N.N. [= A.J. van Tetroode?], Nederlanders! Wacht u

voor den wolf in een schapenvacht! ‟s-Gravenhage, 1848.

KB (=Knuttel nr. 28750).

Gericht tegen Van Bevervoorde. Gedrukt bij J.V.

Pijpers, vermoedelijk in Van Tetroodes opdracht.

227

38. N.N. [= A.J. van Tetroode?], De volksverleider: een

woord aan allen die het wel met het vaderland meenen.

‟s-Gravenhage, [1848].

KB (= Knuttel nr. 28513), MMW.

Gedrukt bij J.V. Pijpers, vermoedelijk in Van Tet-

roodes opdracht. Het pamflet is gericht tegen A.H.

van Gorkum, redacteur van weekblad De Volksbo-

de.

39. A.J. van Tetroode, Protest, eerbiedig ingediend aan

Zijne Excellentie den heer Mr. Dirk Donker Curtius, mi-

nister van justitie enz. enz. ‟s-Gravenhage, [1848].

KB (= Knuttel nr. 28766).

40. N.N., De redacteur van de Hydra beschouwd als ro-

man-, libel- en weekbladschrijver. ‟s-Gravenhage, 1848.

UBA, UBVU.

AH, 21-11-1848 („van de pers gekomen‟). Dit schot-

schrift tegen de journalist en romanschrijver Jan

de Vries is door Wijnman en Vinken toegeschreven

aan Van Tetroode (Wijnman, p. 240, Vinken, „Jan

de Vries‟, p. 114). Daartegen pleit de datering op de

laatste pagina, volgens welke de auteur in Amster-

dam woonde. Maar dat zou een afleidingsmanoeu-

vre kunnen zijn.

41. N.N., Aan de lieve kinderen der Nederlanden, in

antwoord op liefstderzelver request, mij, Sint Nicolaas,

per drukpers van G.J. d’Ancona, te Amsterdam, ingele-

verd. ‟s-Gravenhage, [1848].

DvG, 13-12-1848.

D‟Ancona was uitgever van door hem samengestel-

de boekjes over Sinterklaas.

42. [A.J. van Tetroode], Het Zondagsblad en de schilde-

rijen van Koning Willem Twee. Eerste, tweede en derde

druk ‟s-Gravenhage, 1849.

228

BGAG, KB (= Knuttel nr. 29016), UBA.

43. A.J. van Tetroode, 6 december 1849. Herinneringen

sedert 6 december 1792 [= geboortedag Willem II] en van

vroeger. ‟s-Gravenhage, 1849.

RPKA

44. Van Braam’s en Thompson’s koopmans- kantoor- en

schrijfalmanak voor ’t jaar onzes Heeren ... Amsterdam,

‟s-Gravenhage, [1816-1849].

KB, OB Rotterdam, SABD, UBA, UBM.

Verschenen onder de imprint „Van Tetroode‟. Door

A.J. van Tetroode overgenomen uit het fonds van

zijn moeder, vermoedelijk na haar overlijden in

1844.

45. G.F. Jürrns, Klein muzikaal ABC-boekje voor het

klavier of korte voorbereiding tot beoefening van den ge-

neraal-bas: in vragen en antwoorden opgesteld. Herdruk,

‟s-Gravenhage, [1850].

Nbkh, 20-6-1850. Een tweede druk verscheen ca.

1820 bij wed. F.J. van Tetroode (KB, OB Amster-

dam).

46. W.J. van Harn, Hans-Joris! Eene episode uit mijn

academieleven te Harderwijk. ‟s-Gravenhage, 1852.

SBA.

DvG, 24-12-1852 („van de pers gekomen‟); Nbkb

(1852), p. 220, 237.

47. [A.J. van Tetroode], 26-27 October 1853 of wat er ge-

beurd is bij het stellen van het standbeeld van Koning

Willem Twee. ‟s-Gravenhage, [1853].

AvS nr. 7922, BGAG.

DvZH, 28-10-1853 („heden ten 12 ure komt van de

pers‟, „verspreiding van twee duizend exemplaren

gratis‟); DvZH, 9-11-1853 (uitgave van vierde dui-

229

zendtal). Verschenen in twee uitvoeringen, waar-

van een in kwarto en de ander in klein folio oblong.

48. J.B. Massillon, Petit carême. ‟s-Gravenhage, ca.1860.

UBU.

49. [A.J. van Tetroode], De tentoonstelling van kunst-

werken van levende meesters te ’s-Gravenhage 1861, be-

redeneerd door een kransje van Amsterdamsche kunst-

vrienden. Voor rekening der auteurs. ‟s-Gravenhage,

1861.

BN.

De Kempenaer, kol. 663; NAHE, 20-7-1861 („van de

pers gekomen‟); Nbkh (1861), p. 123.

50. A.J. van Tetroode, Tentoonstelling van schilderijen te

’s-Hage 1863. Verslag en wegwijzer. ‟s-Gravenhage,1863.

Brinkman 1850-1882, p. 1151; NAHE, 26-6-1863

(„van de pers gekomen‟) en 31-7-1863 (verzending

naar intekenaren). Gepubliceerd in vier afleverin-

gen. „De oplaag is niet groot. Van tentoonstelling

1861 [= Fondslijst nr. 49) niets meer voorhanden‟

(Nbkh (1863), p. 102). Gedetailleerde inhoudsopga-

ve van de eerste aflevering in Nbkh (1863), p. 97 en

NAHE, 26-6-1863.

51. Beautés de l’histoire.

In 1828 door Van Tetroode op zijn balans opge-

voerd onder „eigendom van onderscheidene fonds-

werken‟. Niet geïdentificeerde titel.

Toneelstukken, libretto’s

52. L’Orphelin. Comédie-vaudeville, suivi de l’Apothéose

ou Van Speyk aux champs Elysées par Vautrin. Amster-

dam, [1832].

AH, 8-5-1832 („ter perse‟).

230

53. L’ami Grandet: comédie en trois actes, mêlée de cou-

plets. Par Mm. Ancelot et Alexis de Comberousse. Repré-

sentée pour la première fois, à Paris, sur le Théatre du

vaudeville, le 24 octobre 1834 et donnée pour la première

fois au Théatre Français d’Amsterdam, le 20 janvier

1835. Amsterdam, 1835.

BN, KB.

Van dit stuk maakte Van Tetroode een Nederland-

se vertaling, die werd gebruikt voor opvoeringen

door de Koninklijk-Hollandsche Schouwburg in

Den Haag (DvZH, 20-1-1854; DvZH, 27-1-1857).

Blijkens een intekenbiljet was Van Tetroode van

plan deze vertaling uit te geven. Vermoedelijk is

dat niet doorgegaan.

54. Estelle, ou le père et la fille. Comédie-vaudeville en

un acte. Par M. Scribe. Representée, pour la première

fois, à Paris, sur le Théatre du Gymnase Dramatique, le

7 novembre 1834, et donnée pour la première fois au

Théatre Français d’Amsterdam, le 14 février 1835. Am-

sterdam, 1835.

BN, KB.

Reeksaanduiding: Répertoire d‟Amsterdam et au-

tres villes de la Hollande.

55. Lord Byron à Venise. Drame en trois actes, en prose

par M. Ancelot. Representé pour la première fois, [à Par-

is] sur le Théatre français le 6 novembre 1834. Amster-

dam, 1835.

KB.

Gedrukt door Imprimérie Dondey-Duprey, Rue

Saint-Louis no. 46 te Parijs. Oorspronkelijk uitge-

geven door Marchant te Parijs in 1834.

56. Guillaume Tell. Opéra en trois actes, d’après le

poème de MM. Jouy et Hippolite Bis; musique de Rossi-

231

ni; (…) monté et dirigé pour la partie musicale par M.

van Bree. Amsterdam, 1835.

UBA.

OHC, 19-9-1835; JdlH, 23-10-1835 („en vente‟).

57. La poupée ou l’écolier en bonne fortune. Comédie mê-

lée de couplets de MM. Fournier et Arnould. Representée,

pour la première fois, sur le Théatre du Vaudeville, le 11

juin 1831, et representée à Amsterdam, en octobre 1835.

Amsterdam, 1835.

KB.

Geïllustreerd met portretten van Mons. en Mad.

Albert (= Fondslijst nrs. 232-233). Reeksaandui-

ding: Répertoire d‟Amsterdam et autres villes de la

Hollande. Oorspronkelijke uitgave Parijs, 1831.

58. Julien ou vingt-cinq ans d’entreacte. Comédie-vaude-

ville par MM. Dartois et Xavier. Representée, pour la

première fois, sur le Théatre du Vaudeville, le 8 nov.

1823, et remise en scène sur le Théatre Français d’Am-

sterdam, le 10 oct. 1835. Amsterdam, 1835.

KB.

Reeksaanduiding: Répertoire d‟Amsterdam et au-

tres villes de la Hollande.

59. Georgette. Vaudeville van Varin, Desverges en Lau-

rencin. Amsterdam, [1835].

Ter perse aankondiging in JdlH, 23-10-1835.

60. Gustave III ou le bal masqué. Opéra historique en

cinq actes. Paroles de M. Scribe, musique de M. Auber.

Amsterdam [1835].

BN, KB.

OHC, 19-9-1835 („van de pers gekomen‟; „seule édi-

tion pouvant servir aux répresentations d‟Amster-

dam‟). Reeksaanduiding: Répertoire d=Amsterdam

et autres villes de la Hollande.

232

61. Elle est folle. Vaudeville van Scribe en Mélesville.

Amsterdam, [1835].

OHC, 5-9-1835 („sous presse‟).

62. Prosper et Vincent. Vaudeville van Duvet met mu-

ziek van Lauzanne. Amsterdam, [1835].

OHC, 5-9-1835 („sous presse‟).

63. La lectrice ou une folie de jeune homme. Vaudeville

van Bayard. Amsterdam, [1835].

OHC, 19-9-1835 („sous presse‟) .

64. Les malheurs d’un amour heureux. Vaudeville van

Scribe. Amsterdam, [1835].

OHC, 19-9-1835 („sous presse‟).

65. Julien, ou vingt-cinq ans d’entr’acte. Comédie-vaude-

ville en deux actes par MM. Dartois et Xavier. Représen-

tée pour la première fois sur le Théatre du vaudeville à

Paris, le 8 nov. 1823, et remise en scène sur le Théatre

Français d’Amsterdam, le 10 oct. 1835. Amsterdam,

1835.

KB.

Reeksaanduiding: Répertoire d‟Amsterdam et au-

tres villes de la Hollande.

66. Le bandit. Arrangée en opéra comique, en trois actes,

par Margaillan (d’après le vaudeville en 2 actes de MM.

Theaulon &c.); musique de Van Bree; monté par M.

Moulinneuf; donné pour la première fois à Amsterdam, le

22 décembre 1835. Amsterdam, 1835.

BN, UBN.

Reeksaanduiding: Répertoire d‟Amsterdam et au-

tres villes de la Hollande.

67. Robert le diable. Opéra en cincq actes. Paroles de

MM. Scribe et Germain Delavigne. Amsterdam, 1836.

233

JdlH, 23-10-1835 („sous presse‟).

Exemplaar aangeboden door antiquariaat Casano-

va Books, 25-7-2013.

68. Un premier amour. Comédie-vaudeville en trois actes.

Par MM. Bayard et Émile van der Burgh. Représentée

pour la première fois, sur le Théatre du vaudeville, le 14

mai 1834 et représentéé pour la pre-mière fois à Amster-

dam, le 17 mars 1836. Amsterdam, maart 1836.

KB, UBA.

Ter perse aankondigingen in OHC, 19-9-1835 en

JdlH, 23-10-1835.

69. L’éclair. Opéra comique en trois actes. Paroles de

MM. de Planard & St. Georges; musique de F. Halévy.

Amsterdam, 1836.

KB, OB Arnhem, SBM.

70. Le Serment. Opéra en trois actes. Paroles de MM.

Scribe et Germain Delavigne; musique de M. Auber. Re-

presenté, pour la première fois sur le théatre de l’A-

cadémie royale de Musique, le 1 octobre 1832, et repre-

senté, pour la première fois à Amsterdam le 3 février

1836. Amsterdam, 1836.

KB.

Reeksaanduiding: Répertoire d‟Amsterdam et au-

tres villes de la Hollande.

71. Zestien jaren geleden, of, Moederliefde en kinder-

trouw. Tooneelspel in vijf bedrijven met eenige verande-

ringen, vrij gevolgd naar het Fransch van Victor Du-

cange; door C.J. Roobol. Amsterdam, 1836; herdruk ‟s-

Gravenhage, [1850].

KB, UBA, UBL, UBN, UBU.

Nbkh, 14-9-1836 en 5-7-1850. Bewerking van Il y a

seize ans (1835).

234

72. La muette de Portici. Opera van Scribe (tekst) en

Auber (muziek). Amsterdam, [1836].

AH, 9-12-1836 („sorti des presses‟).

73. La marquise de Pretintaille. Vaudeville van Bayard

en Pinel Dumanoir. Amsterdam, [1836].

AH, 9-12-1835 („sorti des presses‟).

74. Le gamin de Paris. Vaudeville van Bayard en Van-

derburch. Amsterdam, [1836].

UBL, OB Arnhem.

AH, 9-12-1836 („sorti des presses‟). Ook verkrijg-

baar met portretten van Mlle Verneuil, Mad. Prad-

her en M. Baudot (zie Fondslijst nrs. 237, 239-240)

(AH, 1-5-1837). In 1837 publiceerde de Amster-

damse uitgever Elix een andere editie, die door Van

Tetroode werd bekritiseerd wegens allerlei druk-

fouten (AH, 2-5 en 20-11-1837).

75. La séconde année, ou A qui la faute. Comédie-vau-

deville en un acte par MM. Scribe et Mélesville. Ré-

presentée pour la première fois, à Paris, sur le théatre du

Gymnase dramatique, le 2 janvier 1830, et à Amsterdam

le novembre 1836. Amsterdam, 1837.

UBP.

76. Le cheval de bronze. Opéra-féerie en trois actes. Paro-

les de Scribe, musique de Auber. Amsterdam, 1837.

KB, OB Amsterdam, SABD, UBM, UBN, UBU.

AH, 2-2-1837 („sorti des presses‟). Reeksaandui-

ding: Répertoire d‟Amsterdam et autres villes de la

Hollande.

77. Marie, ou Trois époques de la vie d’une femme. Co-

médie en trois actes par Mme Ancelot. Representée, pour

la première fois, à Paris, sur le Théatre Français, le 11

235

octobre 1836, et à Amsterdam, le [niet ingevuld] janvier

1837. Amsterdam, 1837.

KB, UBA.

AH, 1-5-1837. Reeksaanduiding: Répertoire d‟Am-

sterdam et autres villes de la Hollande.

78. La Juive. Opera van Scribe (tekst) en Halévy (mu-

ziek). Amsterdam, 1837.

AH, 9-3-1837 („sous presse‟). Exemplaar aangebo-

den op Marktplaats, 25-7-2013.

79. Répertoire de M. et Mad. Albert. ‟s-Gravenhage,

[1838].

JdlH, 25-11-1838. Verzameluitgave, waarin opge-

nomen L’ami Grandet (Fondslijst nr. 53), La Pou-

pée (Fondslijst nr. 57), Julien (Fondslijst nr. 58) en

Georgette (Fondslijst nr. 59). Geïllustreerd met de

portretten van het echtpaar Albert (Fondslijst nrs.

232-233).

80. Robert d’Évreux. Opéra en trois actes. Musique de

Donizetti, paroles imitées de l’italien et arrangées pour la

scène française, par Étienne Monnier. ‟s-Gravenhage,

1840.

KB.

Reeksaanduiding: Répertoire d‟Amsterdam, La

Haye et autres villes de la Hollande. DvG, 16-12-

1840 („sous presse‟). In Van Tetroodes advertentie

Nbkh 8-10-1840 de aanduiding „mijne kopij‟. Op ti-

telpagina exemplaar KB eigenhandige verklarin-

gen d.d. 3-12-1840 van Van Tetroode en de Haagse

drukker Giunta d‟Albani dat zij dit werk hebben

uitgegeven respectievelijk gedrukt. De oudste edi-

tie in de catalogus van de Bibliothèque Nationale is

die van Bernard Latte (Parijs, 1841). Er moet nog

een eerdere zijn geweest want de Van Tetroode-

uitgave was „d‟après l‟édition de Paris‟ (DvG, 16-12-

236

1840). Volgens de titelpagina van de Parijse editie

uit 1841 werd de bewerking van Monnier voor het

eerst opgevoerd in het Théatre-des-Arts te Rouen

in februari 1841. De Nederlandse première vond

plaats op 18-2-1841 in de Franse Schouwburg te

Den Haag (JdlH, 15-2-1841).

81. Lucie de Lammermoor. Grand-opéra en deux actes, 4

parties, (d’après italien) par MM. Alphonse Royer et

Gustave Vaëz, musique de M. Gaetan Donizetti.

Représentée pour la première fois à Paris, sur le Théâtre

de la Renaissance (aout 1839); pour la première fois, sur

le Théâtre Royal de La Haye, (mars 1840); et à Amster-

dam le 23 mars 1840. ‟s-Gravenhage, 1840.

KB.

Reeksaanduiding: Répertoire d‟Amsterdam, La

Haye et autres villes de la Hollande. DvG, 20-3-

1840 („zindelijk en correct gedrukt‟); AH, 21-3-1840

(„heden verkrijgbaar gesteld‟).

82. Il furioso. Opera van Ferretti (tekst) en Donizetti

(muziek). ‟s-Gravenhage, [1840].

DvG, 18-9-1840 („van de pers gekomen‟). Synopsis

van het libretto („korte maar volledige inhoud in

het Nederduitsch, genoegzaam om de voorstelling

in al derzelver bijzonder te volgen‟).

83. Norma. Opera van Romani (tekst) en Bellini (mu-

ziek). ‟s-Gravenhage, [1840].

DvG, 16-9-1840 („Op heden komt van de pers‟).Syn-

opsis van het libretto.

84. Gemma di Vergy. Opera van Bidéra (tekst) en Doni-

zetti (muziek) .‟s-Gravenhage, [1840].

AH, 8-9-1840 („van de pers gekomen‟). Synopsis van

het libretto.

237

85. Anna Bolena. Opera van Romani (tekst) en Donizetti

(muziek). ‟s-Gravenhage, 1840.

DvG, 28-9-1840 (aankondiging). Synopsis van het

libretto. Imprint M.H. van Tetroode (Tetroodes

echtgenote).

86. La reine de Chypre. Opéra en cinq actes. Paroles de

M. de St.-Georges; musique de F. Halévy, représentée

pour la première fois, à Paris, sur l’Académie Royale de

Musique, le 22 décembre 1841, sur le Théâtre Royal de la

Haye, le 6 décembre 1843. ‟s-Gravenhage, 1843.

KB.

DvG, 4-12-1843 („van de pers gekomen‟, „édition El-

zévirienne‟).

87. Othello ou le maure de Venise. Opéra en quatre par-

ties, traduit de l’Italien. Paroles de MM. Gustave Vaëz et

Alphonse Royer, musique de Rossini. ‟s-Gravenhage,

1845.

JdlH, 5-4-1845 („sortie des presses‟); DvG, 7-4-1845.

88. L’esclave du Camoens.. Opera van Vernoy de Saint-

Georges (tekst) en Flotow (muziek). ‟s-Gravenhage,

1846.

KHA.

DvG 24-4-1846 („van de pers gekomen‟).

89. Les mousquetaires de la Reine, Opera van Vernoy de

Saint Georges (tekst) en Halévy (muziek).‟s-Gravenhage,

[1846].

JdlH, 6-5-1846 („sous presse pour paraître demain‟)

90. Willem van Oranje, of de Unie van Utrecht. Lyrisch

drama in 4 bedrijven en 7 tafereelen, door Fr. Förster; tot

de opvoering op het Fransch Tooneel, op nieuw bearbeid

door August Clavareau; muzijk van Carl Eckert; vrij be-

238

werkt in het Nederduitsch, met een voorwoord en bijla-

gen, door A.J. van Tetroode. ‟s-Gravenhage, [1848].

IISG.

AH, 21-11-1848 („van de pers gekomen‟).

91. Le prophète. Opéra en cinq actes. Paroles de Scribe;

musique de Meyerbeer. Représenté pour. la 1e fois à Pa-

ris, à l’Opéra, le 16 avril 1849; à La Haye, sur le Théâtre-

Royal, le [14] février 1850. ‟s-Gravenhage, 1850.

KB.

DvG, 13-2-1850 („op nieuw van de pers gekomen‟).

92. De profeet. Opera in vijf bedrijven. Tekst van Scribe;

muziek van Meyerbeer. Voor de eerste maal vertoond

aan de Opera te Parijs, 16 april 1849; te ’s-Gravenhage,

op ’s Konings Schouwburg, februarij 1850. ‟s-Gravenha-

ge, 1850.

DvG, 13-2-1850. In Picarta vermeld zonder opgave

van vindplaats.

93. Het huwelijk bij trommelslag. Zangspel in drie be-

drijven. Alexandre Dumas ... [et al.]; vrij naar het

Fransch door Jos. Ruffa en J. Beems; muzijk van H.F.

Fastré. ‟s-Gravenhage, 1850.

SBA, UBA, UBL.

Zie ook Fondslijst nrs. 215-216.

94. Laurierboom en bedelstaf, of Drie winters uit het le-

ven van een dichter. Tooneelspel in drie bedrijven, met

een naspel: Bedelstaf en lauweren, of twintig jaren na

den dood, in één bedrijf. Karl von Holtei; naar het Hoog-

duitsch door G. van Beek. Eerste en tweede druk, ‟s-

Gravenhage, 1850, 1852.

KB, SBA, UBA, UBL, UBU.

Oplage van tweede druk 1500 exemplaren (Nbkh

(1852), p. 131).

239

95. Gaston van Frankrijk; of de man met het ijzeren

masker. Drama in vijf bedrijven van Arnould en Four-

nier. ‟s-Gravenhage, 1850. Tweede druk, ‟s-Gravenhage

1868.

SBA.

Vertaald door Van Tetroode. „Als letterwerk en uit-

gevers-arbeid zij dit aanbevolen, ook als van ie-

mand die niet veel meer leveren zal‟ (advertentie in

Nbkh (1868), p. 35).

96. Kapitein Charlotte. Blijspel met zang, in twee bedrij-

ven van Bayard en Dumanoir. ‟s-Gravenhage, 1850.

UBL.

97. Het huismoedertje. Vaudeville in één bedrijf. Naar

het Frans door H.P.J. Beems. ‟s-Gravenhage, 1850,

1852, 1874.

SBA, Veiling Van Stockum, 6-6-2007 (nr. 484).

DvG, 3-10-1850; Nbkh (1852), p. 204; (1874), p. 64.

98. De zwarte dokter. Drama (?) van Bourgeois en Du-

manoir. ‟s-Gravenhage, [1850/51].

Nbkh, 3-10-1850. TIN bezit programma=s van op-

voering door gezelschap van Boas en Judels te Am-

sterdam.

99. De negerhut van oom Tom. Drama in acht bedrijven

van Dumanoir en Dennery. Naar het Frans door H.P.J.

Beems en Cornelissen. ‟s-Graven-hage, 1854.

SBA.

AH, 21-2-1854 („van de pers gekomen‟).

100. Ira Aldridge’s Shylock. Derde druk, ‟s-Gravenhage,

1855.

UBP.

De neger Ira Aldridge, een befaamd Shakespeare-

vertolker, trad in 1855 op in Nederland.

240

101. Ira Aldridge’s Othello. ‘Het Engelsch van Shakspe-

are [sic] en de Hoogd. vert. van von Schlegel en Tieck,

vereenigd en gevolgd.‟ Tweede druk, ‟s-Graven-hage,

[1855].

UBA.

De vertaling van Schlegel en Tieck verscheen in

1855 bij Petri in Rotterdam.

102. Shylok, of de koopman van Venetië. ‟s-Gravenhage,

1855.

Th. Arnold, Shakespeare-bibliographie in the Ne-

therlands, p. 35.

Synopsis, vermoedelijk vervaardigd door Van Tet-

roode.

103. De oude korporaal. Drama in vijf bedrijven van

Dumanoir en Dennery. Naar het Fransch in vijf bedrij-

ven door W. Greeven en A.J. Tetterode [= A.J. van Tet-

roode]. ‟s-Gravenhage, 1856.

UBA, UBL, SBA.

AH, 10-6-1856 („binnen kort zal verschijnen‟). Deel

1 van de reeks Nederduitsche Tooneel-bibliotheek.

104. De armen van Parijs. Drama in zeven bedrijven van

Brisebarre en Nus. ‟s-Gravenhage, 1857.

UBA, UBL.

Blijkens een reclamebiljet was Van Tetroode de

vertaler (BGAG/Bibl. H s 168). Reeks Nederduit-

sche Tooneel-Bibliotheek.

105. De ster van het Noorden. Opera van Scribe (tekst)

en Meyerbeer (muziek). ‟s-Gravenhage, [1857].

NRC, 20-1-1857 (redactioneel bericht en adverten-

tie; „van de pers gekomen‟). Nederlandse bewerking

van het libretto. In Picarta alleen een editie uit

1855 zonder vermelding van uitgever en met im-

print „Amsterdam‟ (UBA, UBL).

241

106. N.N., Overzicht van Victor Hugo’s geschriften en

strekking derzelve, voornamelijk van zijne Les miséra-

bles. Amsterdam, [1863].

NAHE, 5-2-1863.

107. De ellendigen. Drama naar Les misérables van Vic-

tor Hugo. Historisch en dramatisch overzigt van het ge-

heele stuk. ‟s-Gravenhage, [1863].

Nbkh (1863), p. 36, 43; NRC, 29-1-1863; AHE, 5-2-

1863 („van de pers gekomen‟). Synopsis, vermoede-

lijk vervaardigd door Van Tetroode.

108. De gebogchelde. Historisch en dramatisch overzigt

van het geheele tooneelstuk. ‟s-Gravenhage, [1863].

Nbkh (1863), p. 36, 43; NAHE, 24-2-1863. Waar-

schijnlijk een door Van Tetroode vervaardigde syn-

opsis van Hugo‟s Klokkenluider van de Notre Da-

me.

109. A.J. van Tetroode, Kompleet overzigt van ‘Le petit

Faust’. ‟s-Gravenhage, 1870.

Brinkman 1850-1882, p. 1151. Synopsis van de

opera op tekst van Crémieux en Jaime en muziek

van Hervé.

110. A.J. van Tetroode, Roland te Roncevalles, 778. Be-

knopt, maar volledig overzigt van Mermet’s opera

Roland à Roncevaux; te Parijs voor het eerst opgevoerd 3

October 1864 en schier te gelijker tijd, alhier, door de be-

kwame heeren Jahn & Faubel; voorts, door den hoogst

verdienstelijken heer Emile Marck, 7 December 1872. ‟s-

Gravenhage, 1872.

UBA.

Synopsis van het libretto.

111. Madam Angot’s kronijk. Amaranthe’s coupletten. ‟s-

Gravenhage, 1874.

242

Brinkman 1850-1882, p. 1148. Uit de opera La fille

de Madame Angot van Clairville (tekst), Siraudin

(tekst), Koning (tekst) en Lecocq (muziek).

112. Ernani. Groote opera, muziek van Verdi, naar Vic-

tor Hugo’s drama Hernani of Spanjes eergevoel. ‟s-Gra-

venhage, 1874.

Brinkman 1850-1882, p. 1151. Synopsis van het li-

bretto door Van Tetroode.

P.M. Op de volgende toneelstukken liet Van Tetroode

intekenen. Vermoedelijk zijn ze wegens gebrek aan vol-

doende belangstelling niet uitgegeven:

Hamlet-vertaling van mevr. M.G. de Cambon-van der

Werken (eerste druk ‟s-Gravenhage ca. 1777);

Het dal van Barcelona, of de te samenkomst van twee

hermieten door Dieulafoy en Gersin (eerste druk van de

Nederlandse vertaling in 1809 uitgekomen bij wed. F.J.

van Tetroode);

De dochter van den houtvester door Charlotte Birch-

Pfeiffer;

Nicht en tante;

Vriend Grandet (vertaling van Fondslijst nr. 53);

Mazarin;

Richard Moor.

Verhalend proza

113. F.A. de Chateaubriand, De lotgevallen van den

laatsten Abenceraag. Uit het Frans vertaald door Ch.

Meerts. Amsterdam, 1826.

KB, UBA, UBU.

OHC, 6-7-1826 („zal binnen weinigen dagen het

licht zien‟); OHC, 2-9-1826 („met een vonkel nieuwe

letter gedrukt‟); NS, 4-9-1826 (gedeponeerd bij de-

partement van Binenlandse Zaken); OC, 3-10-1826.

Gedrukt bij P.M. de Vroom te Brussel. Vertaling

243

van Les aventures du dernier Abencerage (1826).

Voor verhalend proza van Chateaubriand zie ook

Fondslijst nr. 13.

114. A.J. v. T. [= A.J. van Tetroode], Drie verhalen. ‟s-

Gravenhage, 1838 (?).

DvG, 19-10-1838. Door Van Tetroode zelf uitgege-

ven?

115. H. Cockton, Leven en avonturen van Valentijn Vox

den buikspreker.Naar het Engels. ‟s-Gravenhage, [1840].

KB.

Roman, overgenomen uit het fonds van de Haagse

uitgever J.H. Bisschop. In 1850 en 1861 door Van

Tetroode ter overname aangeboden (Nbkh, 7-11-

1850; Nbkh (1861), p. 127, 135).

Poëzie

116. Joost van den Vondel, Altaargeheimenissen.

In 1828 door Van Tetroode op zijn balans opge-

voerd onder „eigendom van onderscheidene fonds-

werken‟. Vermoedelijk de editie van J.J. van Hou-

ten uit 1821, uitgegeven door A. Schievenbus te

Amsterdam (UBA, UBM, UBN, UBT, UBU).

117. Giuseppe Compagnoni, Les veillées du Tasse, tra-

duites en français, avec le texte en regard, par B. Barè-

re. Vierde druk. Brussel-Amsterdam, 1826.

UBA.

Godfroid, p. 356-357, 560-561. Nadruk van oor-

spronkelijk Franse editie (Parijs, 1804) in samen-

werking met Galaud et Lejeune fils te Brussel.

118. Oeuvres de Lord Byron. Sixième édition entière-

ment revue et corrigée par A. Pichot, 24 dln. Brussel-

Mons-Amsterdam, 1827-1829.

244

Godfroid, p. 510, 561. Nadruk van oorspronkelijk

Franse uitgave (eerste druk Parijs, 1819-1821; zes-

de druk Parijs, 1827). „Cette collection fort rare a

été publiée par une association d‟éditeurs des Pays-

Bas: Berthot, Voglet, Galaud et Cie , tous éditeurs à

Bruxelles, Leroux, éditeur à Mons et A.J. van Te-

troode, éditeur, 38 Kalverstraat, à Amsterdam‟

(Godfroid, p. 510).

119. A. Clavareau, Le Tombeau. Poème en quatre

chants. Vertaling van Rhijnvis Feith, Het graf. Tweede

druk. Amsterdam, [1827].

OC, 18-5 en 22-5-1827 („heden van de pers geko-

men‟). De eerste druk verscheen bij Galaud et

Compagnie (Brussel, 1827). De Van Tetroode-editie

niet beschreven in Picarta, wel een Amsterdamse

editie uit 1829 van Gebr. Diederichs.

120. T.W.B., Schutters lied, bij het vertrek der Noord-

Hollandsche rustende schutterij. Amsterdam, [1830].

KB (= Knuttel nr. 26160).

121. Js. Landgraaff, Lied op den prins van Oranje. Am-

sterdam, [1831].

In Picarta vermeld met de aanduiding „niet be-

schikbaar‟.

122. A. van der Hoop jr., De koning in het leger: vader-

landsche zang. Amsterdam (A.J. van Tetroode), Rotter-

dam (M.J. Lelijvelt), Zwolle (Van Stegeren), 1831. Her-

druk 1874.

AvS nrs. 7035, 7281/112, 7281/113; KB (=Knuttel

nr. 26450), UBA, UBL, UBN.

AH,26-7-1831. Aangeboden aan koning Willem I

(NA/Staatssecretarie inv. nr. 3590, K.B. van 26-7-

1831/30). „(…) welk stukje, onder ‟s ondergeteeken-

dens [= Van Tetroodes] oogen met snelheid te Rot-

245

terdam gedrukt, ondanks de snelpersen toen nog

niet bestonden, door hem te Schiedam, Delft, Over-

schie, ‟s-Hage, Oegstgeest, Sas, Hillegom, Haarlem,

Halfweg, Sloterdijk, Amsterdam, bij getalen ver-

kocht werden voor fl. 0,00‟ (AHE, 24-11-1863). Zie

ook Fondslijst nr. 223.

123. Jaarkrans voor 1831. [Amsterdam, 1830].

Alleen bekend uit aankondiging in circulaire. Ge-

dicht(en) of literaire almanak met proza en poëzie?

124. Le Tombeau. Chant funèbre, consacré à la mémoire

de Sa Majesté la Reine des Pays-Bas. Paroles de *, musi-

que de Mr. *, chanté par * [Amsterdam], 1837.

MMW.

Rouwdicht op Wilhelmina van Pruisen, echtgenote

van koning Willem I. Volgens aantekeningen met

pen op exemplaar in MMW is Van Tetroode de

tekstdichter en R. Benucci de componist. Andere

tekst dan nr. 125.

125. F.A. Josseran, Stances sur la mort de sa majesté la

reine des Pays-bas (...) mises en musique, par Melle An-

nette Lebrun, et chantées par elle, sur le théâtre fran-

çais d‟Amsterdam le 27 Octobre 1837. Amsterdam, 1837.

AvS nr. 7308.

Rouwdicht op Wilhelmina van Pruisen.

126. A.J. van Tetroode, Souvenir de Novembre et Décem-

bre 1813. Couplets pour la St.-Nicolas 1838. ‟s-Graven-

hage, [1838].

MMW

127. A.J. van Tetroode, Des dichters bede bij de hoek-

steenlegging en grondvestinwijding der Roomsche kerk,

aan de H. Theresia gewijd, den een en dertigsten van

246

Bloeimaand 1839 te ’s-Gravenhage. ‟s-Gravenhage,

[1839], herdruk 1875.

BGAG, MMW.

Aangeboden aan koning Willem I (NA/Staatssecre-

tarie inv. nr. 5190, K.B. van 12-6-1839/17). Geen

auteursnaam in de eerste druk, wel in herdruk

1875 (Brinkman 1850-1882, p. 293).

128. A.J. van Tetroode, Koning Willem Twee of VIII Oc-

tober 1840. Volkslied. ‟s-Gravenhage, [1840].

In 1845 herdrukt onder de titel Het eerste lied den

koning toegezongen, VIII October 1840. In de jaren

1854-1874 verschenen zeven varianten onder ver-

schillende titels.

De eerste druk alleen bekend uit Brinkman 1833-

1849, p. 364 en Nbkh, 24-12-1840. Hiervan ook een

uitgave met bladmuziek (Fondslijst nr. 206).

De editie 1845 (MMW, UBA) werd uitgegeven ter

gelegenheid van het bezoek van Willem II aan Am-

sterdam en heeft als opdracht „hernieuwde uitgave,

mijner geboortestad, Amsterdam, aangeboden‟. De

imprint luidt: „M.H. van Tetroode in het Wapen

van Bern‟. Het Wapen van Bern was een logement,

waar regelmatig boekverkopingen werden gehou-

den. Blijkens een advertentie in de Amsterdamsche

Courant van 28-4-1845 verkocht Van Tetroode tij-

dens zijn toenmalig verblijf aldaar boeken en

bladmuziek.

De prijs van de editie 1854, vijf jaar na de dood van

de koning, bedroeg twee centen. Kinderen van en

beneden de tweemaal vijf jaar kregen voor twee

cent twee exemplaren (DvZH, 18-1-1854).

De editie 1865 (Brinkman 1850-1882, p. 1151), op-

gedragen aan prins Hendrik, onder de titel: Junij-

247

Eerste pagina van gedicht ter ere van Willem II (editie 1867).. Fondslijst nr. 128.

248

lied. Variante op het eerste lied van 1840, Hem ge-

wijd, voor zestien jaar overleden, die immer onver-

getelijk is.

De editie 1867 (BLL, UBA/HSS-mag. KVB PPA 646

:15) onder de titel: ’s-Gravenhage 29 junij 1867.

Volks-Kronijkske. Variante op ‘Het eerste lied’ van

1840, Hem gewijd voor achttien jaren overleden,

immer onvergetelijk. Opgedragen aan „den Oud-

Strijders‟.

De editie 1874 (BGAG) onder de titel: ’s Hage, 29

junij 1867 en 12 mei 1874. Volks-Kronijkske. 7e va-

riante op ‘Het eerste lied’ van 1840.

129. F.H. Greb, Aan Neêrlands Koning en Koningin. ‟s-

Gravenhage, [1840].

Nbkh, 24-12-1840. Ook verschenen in uitgave met

bladmuziek (Fondslijst nr. 208).

130. [A.J. van Tetroode], Eerewachtlied. ‟s-Gravenhage,

[1840].

„Fraai gedrukte coupletten‟ voor de erewacht bij de

intocht van koning Willem II en koningin Anna

Paulowna in Den Haag. Als dank voor dit gelegen-

heidsgedicht kreeg Van Tetroode een „prachtige

cassette‟ met het opschrift „De erewacht onder het

bevel van den heer D.L. Wensink aan den heer A.J.

van Tetroode‟ (DvG, 28-12-1840).

131. N.N., Het zilveren bruiloftsfeest, of 21 februari 1841.

‟s-Gravenhage, [1841].

DvG, 22-1-1841 („van de pers gekomen bij M.H. van

Tetroode‟). Betreft het huwelijk van koning Willem

II en Anna Paulowna.

132. [A.J. van Tetroode], Op den vijftigste verjaardag

van Neêrlands Koning Willem den Tweede. Dichtstuk, 6

december 1842. ‟s-Gravenhage, [1842].

249

BGAG, BGAR

DvG, 5-12-1842 („van de pers gekomen‟).

133. [A.J. van Tetroode], Prinses Sophie. Feestlied. VIII

October 1842. ‟s-Gravenhage, [1842].

AvS nr. 7393 (met eigenhandige inschriften van

Van Tetroode).

Op 8 oktober 1842 trouwde prinses Sophie, dochter

van koning Willem II, in Den Haag met Karel

Alexander August Johan van Saksen-Weimar-

Eisenach. Van Tetroode ontving voor dit gedicht

dankbetuigingen van de prinses zelf, kroonprins

Willem en prins Frederik der Nederlanden (DvG,

4-11-1842; JdlH, 5-11-1842).

134. [A.J. van Tetroode], Afscheid aan prinses Sophia bij

haar vertrek naar Duitsland October 1842. ‟s-Gravenha-

ge, [1842].

AvS nr. 7393 (met eigenhandige inschriften van

Van Tetroode), BGAG.

Evenals Prinses Sophie. Feestlied verkrijgbaar op

gewoon papier (à vijf cent) en „op keurig geglaceerd

prachtpapier, met gegauffreerde randen‟ (à tien

cent).

135. A.J. van Tetroode, Feestgroet den heere A. Berlin

toegebragt. ‟s-Gravenhage, [1843].

BGAG.

Uitgegeven ter gelegenheid van de benoeming van

de componist Aron Wolff Berlijn tot ridder in de or-

de van de Eikenkroon. Ook afgedrukt in Philhar-

monicus, Nachruf an den verstorbenen Componis-

ten A.W. Berlijn. Amsterdam z.j. [1875], p. 87.

136. N.N. [= A.J. van Tetroode?], Een ziekbed. Februari

1843. ‟s-Gravenhage, [1843].

BGAG.

250

DvG, 18-12-1843 („in welke dichtregelen de merk-

waardigste bijzonderheden, het leven en karakter

dien vorst [= Willem I] betreffende op eene onpar-

tijdige wijs zijn aangestipt‟).

137. A.J. van Tetroode, Juichtoonen 5 maart 1843. ‟s-

Gravenhage, [1843].

BGAG.

Gedicht op het herstel van koning Willem I.

138. A.J. van Tetroode, Gebed voor de Koningin, Mei

1843. ‟s-Gravenhage, [1843].

MMW.

139. [A.J. van Tetroode], Doggersbank gehuldigd door

den Koning 5 augustus 1843. ‟s-Gravenhage, [1843],

herdruk 1875.

KB.

140. N.N. [= A.J. van Tetroode?], Lijkzang voor Zijne

Majesteit Willem Frederik graaf van Nassau overleden te

Berlijn den 12en december 1843. ‟s-Gravenhage, [1843].

BGAG.

141. A.J. van Tetroode, Vlissingen, Julij 1843: lierzang.

Eerste druk ‟s-Gravenhage, 1843; herziene uitgave 1873.

BGAG, KB, UBA.

DvG, 2-8-1843 („van de pers gekomen‟). De editie

uit 1873 met twee facsimiles van brieven van mi-

nister J.C. Rijk aan Van Tetroode en een nieuw

voorwoord.

142. F.H. Greb, Des dichters groet aan Neêrlands zanger

W.P. de Chavonnes Vrugt, bij zijne benoeming tot Ridder

van de eikenkroon, VIII October 1843. ‟s-Gravenhage,

1843.

UBA.

251

AH, 17-10-1843 („van de pers gekomen‟).

143. Lasalle, Sur la statuette de la reine. ‟s-Gravenhage,

1843.

Brinkman 1833-1849, p. 380.

144. A.J. van Tetroode, Zielskracht. Dichterlijke ontboe-

zeming op den 8sten januarij 1844 met innigen eerbied

opgedragen aan zijne excellentie den heere J.C. Rijk, mi-

nister van marine. ‟s-Gravenhage, [1844].

BGAG, MMW, UBA/HSS-mag. KVB PPA 646:15.

Gedicht op de brand in de ambtswoning van minis-

ter Rijk.

145. F.H. Greb, Gedicht op de 19e januari 1844 (ver-

jaardag Anna Paulowna). ‟s-Gravenhage, eind 1843 of

begin 1844.

Vermeld in brief van Van Tetroode aan koning Wil-

lem II d.d. 18-1-1844 (KHA/Archief Willem II inv.

nr. VI c.T, 4). Gedrukt?

146. v. T. [= A.J. van Tetroode], Aan Zijne Excellentie

den Heere Mr. Floris Adriaan van Hall, April 1844. ‟s-

Gravenhage, [1844].

BGAG T g 11, MMW, UBA/HSS-mag. KVB PPA

646:15.

147. [A.J. van Tetroode], Nederland in April 1844: drie

gedichten. ‟s-Gravenhage, 1844.

BGAG, KB (= Knuttel nr. 28135).

Bevat: 1 De Koning; 2 Het volk; 3 Mr. F.A. van Hall

(ander gedicht dan Fondslijst nr. 146).

148. A.J. van Tetroode, Gedicht op tsaar Nicolaas I. ‟s-

Gravenhage, [1844].

Vermeld in Meeter, noot op p. 225.

252

149. N.N., Dertig jaar geleden. ‟s-Gravenhage, [1845].

JdlH, 18-6-1845. Uitgegeven ter gelegenheid van

de herdenking van de slag bij Waterloo. Bevat drie

gedichten: I. 18 junij 1845. Herinneringen Koning

Willem II der Nederlanden, gewijd; II 18 junij 1815

herdacht. Lierzang aan mijne landgenooten; III

Herinnering aan junij 1815.

150. F.H. Greb, Lofdicht op koning Willem II. ‟s-

Gravenhage, [1845].

Geen exemplaar bekend. Drie strofen van het ge-

dicht worden aangehaald in De Ooijevaar (editie

Mingelen) van 13 juli 1845.

151. N.N. [= A.J. van Tetroode?], 17 november 1845. ‟s-

Gravenhage, [1845].

BGAG, SBA, UBN.

Gedicht ter gelegenheid van de onthulling van het

ruiterstandbeeld van Willem van Oranje (zie ook

Fondslijst nr. 245), gevolgd door het Wilhelmus.

152. N.N. [ = A.J. van Tetroode?], Aan de Haagsche

Ooijevaars, nestelende in de Oude-Mannenpoort bij J. du

Mée en op het Hofspui bij P. Mingelen te ’s-Gravenhage.

‟s-Gravenhage, [1845].

KB (= Knuttel nr. 28513).

Gedrukt bij J.V. Pijpers, vermoedelijk in Van Tet-

roodes opdracht.

153. Stèven, Ainé, [= A.J. van Tetroode?], Coup-d’oeuil

rétrospectif d’une pièce de vers, intitulée: Aan de Haag-

sche Ooijevaars nestelende in de Oude Mannenpoort, bij

J. du Mée en op het Hofspui bij P. Mingelen te ’s-Hage.

‟s-Gravenhage, 1845.

BGAG.

Prozabewerking van Fondslijst nr. 152. Gedrukt bij

Pijpers, vermoedelijk in Van Tetroodes opdracht.

253

154. N.N. [= A.J. van Tetroode?], Vaarwel aan Z.K.H.

Prins Hendrik der Nederlanden, bij het ondernemen van

Hoogsderzelver zeereis, op den 1 Julij 1846, eerbiedig

aan Zijne Majesteit den Koning toegewijd. ‟s-Gravenha-

ge, 1846.

JdlH, 6-8-1846; Brinkman 1833-1849, p. 686.

155. A.J. van Tetroode, Aan den Koning, den 6 October

1846. ‟s-Gravenhage, [1846].

MMW.

156. N.N. [= A.J. van Tetroode?], Gedicht op de terug-

komst van koning Willem II uit Zwitserland. ‟s-Graven-

hage, ca. 1846?

BGAG (exemplaar zonder titelblad).

157. N.N., [= A.J. van Tetroode?], Bij ’s Konings herstel-

ling, april 1847: dichtstukje. Paasch-zang. ’s-Gravenha-

ge, [1847].

SBR.

Ook afzonderlijk uitgegeven. Opbrengst „geheel

voor de armen‟ (JdlH, 9-4-1847).

158. Leonard, Bededag in Nederland, op den 2den mei

1847. ‟s-Gravenhage, [1847].

UBA/HSS-mag. KVB PPA 646:15 („Prijs 10 cents,

voor de armen‟).

DvG, 30-4-1847 („morgen te bekomen‟).

159. [A.J. van Tetroode], Achttien junij: dichtstukje. ‟s-

Gravenhage, [1847].

KB (= Knuttel nr. 28440).

Loflied op Willem II als held van Waterloo.

160. [A.J. van Tetroode], Vaarwel, harer Koninklijke

Hoogheid mevrouwe de erf-groot-hertoginne van Saxe-

254

Weimar-Eisenach eerbiedig toegezongen bij hoogstderzel-

ver afreize uit Holland. Juli 1847. ‟s-Gravenhage, [1847].

UBA/HSS-mag. KVB PPA 646:15. Zie ook aanteke-

ningen bij Fondslijst nrs. 133-134.

161. L. van den Broek, Vaderlandsche lentebloemen, in

Mei 1848, Koning en volk aangeboden. ‟s-Gravenhage,

1848.

KB, IISG, UBN.

DvG, 8-5-1848 („van de pers gekomen‟). Op 3-6-

1848 gedeponeerd bij de gemeente Den Haag

(GAG/Gemeentebestuur 1851-1936 inv. nr. 2385).

162. L. van den Broek, Parijs. ‟s-Gravenhage, 1848.

KB (= Knuttel nr. 28493).

163. L. van den Broek, Willem de Eerste, Prins van

Oranje. Lierzang by de oprigting van het standbeeld door

de natie, aan den Vader des vaderlands gewijd. Eerste,

tweede en druk druk, ‟s-Gravenhage, 1848.

Bibl. SAA, OB Arnhem, UBL.

Van Tetroode gaf bij deze gelegenheid ook een

prent van het standbeeld uit (zie Fondslijst nr.

247).

164. J. Somon, Eene stem uit Nederland, op den jaardag

des Konings, 6 December 1848.

‟s-Gravenhage, 1848.

KB, KHA, UBL.

DvG, 6-12-1848 („van de pers gekomen‟).

165. J. Ph. Sterk, Feest-zang op den 56e verjaardag des

Konings: voorgedragen in de Salon des Variétés te Am-

sterdam. ‟s-Gravenhage, 1848.

UBA.

255

166. W.A. van Tetroode, Mei-bloem. Primo mei 1848 Ko-

ning Willem-Twee aangeboden door Mina Letje van Tet-

roode, oud 6 jaren. ‟s-Gravenhage, 1849.

BGAG.

167. J. Ph. Sterk, Rouwdicht (acrostichon) op Willem II.

‟s-Gravenhage, [1849].

RANH/Koninklijk Instituut inv. nr. 132/170 (ge-

drukt op achterzijde van briefpapier).

168. Feestzang, op den dag der intrede van hunne majes-

teiten den Koning en den Koningin te ’s-Gravenhage, na

Hoogstderzelver plegtige inhuldiging in de Hoofdstad des

Rijks. Tekst J.Ph. Sterk, muziek E. Blaun. ‟s-Gravenha-

ge, 1849.

AvS nr. 7488. Alleen de tekst.

169. N.N. [= A.J. van Tetroode?], Dichtregelen bij de in-

trede des jaars 1850. Door de heer A. Peters, directeur

van den Koninklijken Zuid-Nederlandschen Schouwburg

aan het publiek toegewijd, uitgesproken te Rotterdam

den 1 januarij en te ’s-Gravenhage den 2 januarij 1850

gevolgd van hulde aan den heer A. Peters. ‟s-Graven-

hage, 1850.

BGAG.

170. F.H. Greb, Ter verjaring van Neêrlands Koning, 19

Februarij 1850. Uitgesproken door A. Peters. ‟s-Graven-

hage, 1850.

KB (= Knuttel nr. 29192), UBVU.

171. A. Clavareau, Inauguration de la statue de Guil-

laume Deux. ‟s-Gravenhage, [1853].

DvZH, 30-11-1853 („op de pers‟).

172. Volkslied bij de onthulling te zingen. ‟s-Gravenhage,

[1853].

256

DvZH, 30-11-1853 („op de pers‟).

Betreft de onthulling van het standbeeld van ko-

ning Willem II op het Buitenhof.

173. [A.J. van Tetroode], Album. 23 maart 1854. Eerste

en tweede druk, ‟s-Gravenhage, 1854, 1855.

AvS nr. 7922.

Boekje over de onthulling van het standbeeld van

koning Willem II. Bevat een prent (Fondslijst nr.

252) van het standbeeld en zes verzen, waaronder

twee van Van Tetroode zelf. De baten van de twee-

de druk waren bestemd voor de slachtoffers van de

watersnood in 1855 (DvZH, 23-3-1855).

174. F.H. Greb, Aan Mevrouw Goldschmidt-Jenny Lind,

de Weldadige. ‟s-Gravenhage, [1855].

DvZH, 26-3-1855 („om ter perse te leggen, wordt

vervaardigd‟); DvZH, 2-5-1855 („van de pers geko-

men‟).

175. A. Clavareau, Tribut de reconaissance à Madame

Goldschmidt-Jenny Lind. ‟s-Gravenhage, [1855].

DvZH, 26-3-1855 („om ter perse te leggen, wordt

vervaardigd‟); DvZH, 2-5-1855 („van de pers geko-

men‟).

176. N.N., Goldsmith (Jenny Lind) gehuldigd. ‟s-Gra-

venhage, 1855.

DvZH, 2-5-1855 („van de pers gekomen‟).

177. [A.J. van Tetroode], Aan mevrouw Valois, geb. Sa-

blairolles 23 mei 1855. ‟s-Gravenhage, [1855].

UBA (drie exemplaren, waarvan één op een blad

met florale versiering).

Lofdicht.

257

178. [A.J. van Tetroode], Souvenir de la Haye, 5 juin

1855; présenté à la société Cecilia de Malines, et dédié a

la Belgique entière. ‟s-Gravenhage, 1855.

AvS nr. 7922, BGAG.

Gedichten op de onthulling van het standbeeld van

Willem II. Door Van Tetroode aangeboden aan ko-

ning Leopold I van België (RC, 9-7-1855).

179. J. van Ryswyck, Tollens: lauwer op zijn graf. ‟s-

Gravenhage, 1856.

UBA.

180. N.N. [= A.J. van Tetroode], Maart 1860. ‟s-Graven-

hage, [1860].

Gedicht van honderd regels op „Oranje‟s terug-

komst en Hd [=Hoogst Derzelver] verheffing tot

luitenant-generaal enz.‟ (Nbkh (1860), p. 68). In

NRC van 31-3-1860 aangeduid als Welkomstgroet

eens grijsaards. Aldaar ook de mededeling dat Van

Tetroode het gedicht ten paleize het gedicht had

aangeboden aan de prins van Oranje (= kroonprins

Willem) en daarvoor beloond was met een schrifte-

lijke dankbetuiging.

181. N.N. [= A.J. van Tetroode?], Het Haagsche duivel-

tje. Bluette in 18 achtregelige coupletten. ‟s-Gravenhage,

[1860].

Nbkh (1860), p. 68 („Niet algemeen in den handel‟).

182. Aan mevrouw E. Stoopendaal geb. van Elten, ’s-

Gravenhage 1 april 1862. ‟s-Gravenhage, [1862].

BGAG Cm 113.

Twee gedichten, waaronder een van Van Tetroode,

ter gelegenheid van Stoopendaals afscheid als ac-

trice.

258

183. [A.J. van Tetroode], Marseillaise hollandaise. XVII

novembre 1863. Improvisation adressée à mes compatri-

otes et présentée à MM. les Français et autres Étrangers,

que j’eus l’honneur de rencontrer ce jour dans la Ré-

sidence de S.M. le Roy des Pays-Bas. Eerste en tweede

druk, ‟s-Gravenhage 1863; derde druk ‟s-Gravenhage,

1869.

BGAG Cm 113 (gedrukte versie en exemplaar in

Van Tetroodes handschrift), BLL, SAA (Archief de

Flines inv. nr. 1612).

Door de Marseillaise geïnspireerd gedicht ter gele-

genheid van vijftig jaar herstel der onafhankelijk-

heid. Eerste regels: „Nobles Enfans de Batavie/Le

jour de Fête est arrivé.‟

184. A.J. van Tetroode, Mijn 30 november lied in 1863,

vaderland en Oranje gewijd, Scheveningen opgedragen.

‟s-Gravenhage, 1863; tweede druk ‟s Gravenhage, 1875.

BGAG, KB, UBL.

Nbkh (1863), p. 202, 210; AHE, 17-11-1863 (twee

redactionele berichten over deze uitgave). Het mi-

nisterie van Binnenlandse Zaken tekende in op 25

exemplaren.

185. [A.J. van Tetroode], Het Metalen Kruis, 1832. ‟s-

Gravenhage, 1863.

UBA/HSS-mag. KVB PPA 646:15. Gedrukt bij J.J.

Groen in Leiden, vermoedelijk in Van Tetroodes

opdracht. Van Doorninck, dl. 1, kol. 328.

186. A.J. van Tetroode, ’s-Konings 15e verjaardag. Im-

provisatie bij het hooren bespreken der voortdurende Eu-

ropeesche en Indische verwikkelingen, in verband met

dezen heugelijken datum. Eerste en tweede druk, ‟s-Gra-

venhage, 1864.

Brinkman 1850-1882, p. 1151. De tweede druk ten

bate van de „bijna 94jarige Guurtje van der Toorn

259

te Scheveningen. De prijs is geheel ad libitum‟

(Nbkh (1864), p. 31).

187. [A.J.van Tetroode],Zilveren bruilofts-zang. Haagsch

volksliedeken. Eerste en tweede druk, ‟s-Gravenhage,

1864.

BGAG.

Gedicht ter gelegenheid van het vijfentwintigjarig

huwelijksjubileum van koning Willem III en So-

phia van Wurtemberg, 18 juni 1864. Van Tetroode

deelde een vijfhondertal exemplaren uit aan hulp-

behoevenden „om geheel te hunnen voordeele te

colporteren‟ (DvZH, 23-6-1864).

188. A.J. van Tetroode, La Marseillaise de l’artiste.

Chant de fête présenté à la Hollande. ‟s-Gravenhage,

1864.

Brinkman 1850-1882, p. 1151.

189. Gröning, F. [= A.J. van Tetroode], La Hollande, son

Peuple et son Roi. Chant Holl. sur l’air ‘Wien Neerl.

Bloed’. ‟s-Gravenhage, 1864.

Brinkman 1850-1882, p. 453.

190. A.J. van Tetroode, Aux mânes du Roi de Wurtem-

berg. Strophes dédiées à S.M. la Reine des Pays-Bas,

juillet 1864. ‟s-Gravenhage, [1864].

BLL.

Nbkh (1864), p. 120. Gedicht voor koningin Sophie,

naar aanleiding van het overlijden van haar vader

Wilhelm I, koning van Wurtemberg.

191. A.J. van Tetroode, 18 junij 1865. ‟s-Gravenhage,

1865.

BLL.

Nbkh (1865), p. 104, 107, 126; DvZH, 16-6-1865.

Acrostichon op Willem II, uitgegeven ter gelegen-

260

heid van de Waterloo-herdenking. Opgedragen aan

prins Hendrik.

192. [A.J. van Tetroode], Scheveningen 24 augustus

1865. Liedeken voor de vuist. ‟s-Gravenhage, [1865].

BGAG, UBA/HSS-mag. KVB PPA 646:15.

Gedicht ter gelegenheid van de onthulling van de

gedenknaald te Scheveningen.

193. Triboulet [= A.J. van Tetroode], Protêt en faveur des

Camelia’s tracassées. ‟s-Gravenhage, [1865].

UBA/HSS-mag. BVa 119-61.

Gedicht naar aanleiding van een door de demi-

monde geschopt schouwburgrelletje.

194. Een oud-Amsterdammer thans elders [= A.J. van

Tetroode], Waterloo. Feestlied ter vijftigjarige gedachte-

nis-viering van 16-18 junij 1815. Eerste, tweede, derde

en vierde druk, ‟s-Gravenhage, 1865.

BGAG Cm 113.

Ondertekend: C.B.e.t. Opgedragen aan Willem III.

De Tijd, 8-6-1865 („door den auteur herziene 3de

uitgaaf‟); DvZH, 16-6-1865 („4e uitgaaf ter perse‟).

195. [A.J. van Tetroode], Aan den éénigen. Eerste, twee-

de en derde druk, ‟s-Gravenhage, 1866.

BGAG.

Gedicht ter gelegenheid van de verwijdering van de

lauwerkrans van het standbeeld van koningWillem

II.

196. [A.J. van Tetroode], Rouwdicht op minister W.J.C.

Huijssen van Kattendijke. ‟s-Gravenhage, 1866.

BGAG.

261

197. A.J. van Tetroode, Acrostichon op Karel Bernhard

van Saksen-Weimar, naar aanleiding van de aanstaande

onthulling van diens standbeeld. ‟s-Gravenhage, 1866.

BGAG.

Met verklarende aantekeningen. DvZH, 29-6-1866

(„van de pers gekomen‟, „prijs ad libitum‟).

198. A.J. van Tetroode, Laudate! Dank-hymne. Novem-

ber 1869. Eerste, tweede en derde druk, ‟s-Gravenhage,

1869.

BLL.

199. N.N. [= A.J. van Tetroode?], Zilv’ren bruilofstlied.

‟s-Gravenhage, 1870.

BGAG Cm 113.

„Gedrukt Museum Willem II, XXe jaar, alwaar

bruilofts- en andere feestgedichten voorhanden zijn

en vervaardigd worden‟.

200. [A.J. van Tetroode], Herfstbladeren (Les feuilles

mortes). ‟s-Gravenhage, 1874.

KB.

201. N.N. [= A.J. van Tetroode?], De wijn. Z.p., z.j.

BGAG Cm 113.

202. A.J. van Tetroode, Wachtlied der Harmonianen.

Z.p., z.j.

UBL/LTK 1795/24.

Bladmuziek

203. Liederen in muzijk gebragt, met accompagnement

van het piano-forte, door de werkende leden van de

Maatschappij van Toonkunst onder de zinspreuk Het

Volmaakt Akkoord. Amsterdam, ca. 1825.

KB.

262

204. N.N., Sex missae novae duabus vocibus, sequuntur

sex modulamina prima, secunda et organo, 3 dln. Am-

sterdam, 1837.

SHCL, UBN.

„Edition attentivement revue, faite en 1836 aux

frais et par les soins de A.J. van Tetroode‟ (JdlH, 4-

11-1838). Blijkens Picarta zijn er vijf eerdere edi-

ties van deze door een anonieme priester van de

Hollandse zending gecomponeerde missen en melo-

dieën, die verschenen bij de Amsterdamse uitge-

vers Zweers en weduwe F.J. van Tetroode.

205. N.N., Musique militaire nationale. Taptoe (retraite)

de la Haye. Arrangé pour le pianoforte. Marsen nrs. 1-6.

‟s-Gravenhage, 1839.

BGAG Muziekverzameling Van Tetroode OV 7

(nrs. 1-3), KB (nrs. 4-6).

DvG, 6-12-1839 („van de pers gekomen‟, „cadeau de

St. Nicolas aux jeunes pianistes‟); NS, 27-12-1839

(deponering bij departement van Binnenlandse Za-

ken).

206. A.J. Becher, Souvenir à Ernst. Rhapsodie pour le

pianoforte sur le motif de l’Éligie. ‟s-Gravenhage, [1840].

OHC, 10-3-1840 („op de pers‟, „eigendom van den

uitgever‟). Becher was leraar aan het Haags con-

servatorium. Op de titelpagina het een jaar eerder

afzonderlijk uitgegeven portret van de violist H.W.

Ernst (zie Fondslijst nr. 241).

207. N.N., Koning Willem Twee of VIII October 1840.

Volkslied voor solo of kwartet met piano.

DvG, 2-12-1840 („op de pers‟); Nbkh, 24-12-1840.

Zie ook Fondslijst nr. 128.

208. Aan Neêrlands Koning en Koningin. Tekst F.H.

Greb, muziek (zang en piano) A.J. van Tetroode. „Het ac-

263

compagnement herzien door den ridder Lubeck‟ (= J.H.

Lübeck, componist en dirigent van de Hofkapel). ‟s-Gra-

venhage, [1840].

AvS nr. 7387.

DvG, 2-12-1840 („op de pers‟); Nbkh, 24-12-1840.

209. N.N.,’sGravenhaagsch omnibus lied. ‟s-Gravenha-

ge, [1843].

DvG, 10-5-1843 („Herdrukt en wederom te beko-

men‟).

210. Ch.-L. Vogel, Fantaisie brillante sur l’air l’Enfants

de la Hollande et autres motifs de l’opéra Le siège de

Leyde . ‟s-Gravenhage, [1847].

KHA.

Opgedragen aan prinses Sophie, die op 27 april

1847 het eerste exemplaar kreeg aangeboden (DvG,

28-4-1847). De opera Le siège de Leyde, door Vogel

gecomponeerd ter gelegenheid van de herdenking

van Leidens ontzet, werd in 1847 in Den Haag op-

gevoerd. Volgens het Journal de la Haye zou Van

Tetroode het libretto publiceren (JdlH, 28-4-1847),

maar dat verscheen hetzelfde jaar bij zijn Haagse

collega H.S.J. de Groot (Picarta).

211. G.P. Koning, Treur-marsch, der nagedachtenis ge-

wijd van Zijne Majesteit Willem-Twee, (de eenige) koning

der Nederlanden den 17 maart 1849 te Tilburg overle-

den.‟s-Gravenhage, 1849.

KB, KHA.

Voor piano.

212. J.H. Schierhout, Ô Isabée. Herdruk ‟s-Gravenhage,

[1848/1849].

JdlH, 14-1-1849; Nbkh, 20-6-1850. De eerste druk

werd in 1800 door Schierhout zelf uitgegeven onder

de titel Isabé. Galop voor de piano (OB Amster-

264

dam). Er is ook een latere editie van Brix von

Wahlberg, Amsterdam z.j. (KB).

213. C. Czerny, Belohnung der fleissigen Jugend. Drei

Sonatinen für’s Piano-Forte op. 156. ‟s-Gravenhage,

[184X].

KB.

Ook afzonderlijk uitgaven van deze drie sonatines.

214. Lied aan de kunst. Tekst F.H. Greb, melodie van

Henri’s drinklied (Fondslijst nr. 217). ‟s-Gravenhage,

1850.

KB.

Opgedragen aan de Koninklijke Zuid-Nederland-

sche Toneelisten.

215. H.F. Fastré, Dappre die bij gindschen toren. Beau

soldat qui fait sentinelle. Romance uit Het huwelijk bij

trommelslag.‟s-Gravenhage, [1850].

Nbkh, 20-6-1850. Zang met piano.

216. H.F. Fastré, Groote God, gij zaagt mijn lijden! Dieu

temoin de ma souffrance. Grote aria uit Het huwelijk met

trommelslag. ‟s-Gravenhage, [1850].

AH, 12-6-1850 („op de pers‟); Nbkh, 20-6-1850. Zang

en piano.

217. Henri’s drinklied. Uit: Laurierboom en bedelstaf

(Fondslijst nr. 93). ‟s-Gravenhage, [1850].

DvG, 27-2-1850 (intekening geopend). Zang, piano

en gitaar. UBA bezit een ontwerp van het titelblad

(UBA/Pr D 2358).

218. Valse favorite d’Haydee. ‟s-Gravenhage, [1850?].

AH, 12-6-1850.

265

219. W. Hösel, Quadrille ‘Bonsoir Mr. Pantalon’. Pour le

piano, dedié à Mademoiselle la Baronne Adelaïde de

Pallandt. ‟s-Gravenhage, [1855].

Nbkh (1855), p. 57.

220. W. Hösel, Louise-Polka-Mazurka. Pour le piano,

dedié au Baron et la Baronne de Brienen. ‟s-Gravenha-

ge, [1855].

Nbkh (1855), p. 57.

221. G. Wagener, Loisset Polka. La Haye 1856. ‟s-Gra-

venhage, [1856].

KB, BGAG Muziekverzameling Van Tetroode OV 7.

Tetroodes motivering voor het uitgeven van deze

polka voor piano: „Hulde te doen aan den ver-

dienstvollen mensch en kunstenaar François Lois-

set, Nederlander, en een jeugdig toonzetter aan-

moedigen‟ (AH, 10-6-1856).

222. J. Voigt, Polonaise voor cello, met orkest, op. 14. ‟s-

Gravenhage, jaar van uitgave onbekend.

Vermeld in Die Musik im Geschichte und Gegen-

wart, dl. 13, kol. 1911.

Portretten

223. Kroonprins Willem als opperbevelhebber van het le-

ger, „in de laatste dagen van Julij naar het leven gete-

kend door mevrouw M.E.N. [Maria E. Nayler-Liernur]‟.

Litho. Amsterdam, [1831].

RKD

„Gedeponeerd‟. AH, 16-8-1831 (aankondiging ver-

schijning). Het RKD-exemplaar heeft een versje

van A. van der Hoop jr (= Fondslijst nr. 122?). Er is

ook een editie uitgebracht met een ander versje.

266

224. Willem Bilderdijk. Litho „op steen gebracht door

M.E.N [Maria E. Nayler-Liernur]‟. Eerste en tweede edi-

tie. Amsterdam, [1831].

NHA, RKD

NS, 30-1-1832 (deponering bij departement van

Binnenlandse Zaken). De eerste editie verscheen

begin januari 1832, de tweede enkele weken later.

De tweede editie met een zestienregelig rouwdicht

van Samuel Wiselius, dat deze voor de vuist weg op

Van Tetroodes verzoek had geschreven (AH, 2-1,

20-1 en 27-1-1832; OHC, 2-2-1832). Het portret is

ook afgedrukt in Glindermans lijst van Bilderdijks

werken uit 1833 (Dongelmans, Immerzeel, p. 407).

225. J.C.J. van Speyk. Litho naar J.B. Clermans uit ate-

lier van Desguerrois et Co. Amsterdam, 1831.

AvS nr. 6947, SAA, UBA.

OHC, 24-2-1831 („binnen weinige dagen voor het

publiek verkrijgbaar‟); NC, 13-2-1832 (deponering

bij departement van Binnenlandse Zaken). Muller,

Portretten, nr. 5059. Onder het portret een afbeel-

ding van het ontploffende schip.

226. J.C.J. van Speyk. Verkleinde uitgave van Fondslijst

nr. 225.

AvS nr. 6950, UBA.

227. J.C.J. van Speyk. Varianten van Fondslijst nr. 225

met andere onderschriften en/of kleine afwijkingen in de

afbeelding(en).

AvS nr. 6947*, 6948, 6952 (= Muller, Portretten, nr.

5061).

228. J.C.J. van Speyk. Gravure van D. Sluyter naar J.B.

Clermans. Onder het portret een afbeelding van het

ontploffende schip en facsimiles van Van Speyks hand-

tekeningen uit 1821 en 1831. Amsterdam, [1832].

267

AvS nr. 6953; RPKA, SAA.

Muller, Portretten, nr. 5058.

229. J.C.J. van Speyk. Gravure. Verkleinde, enigszins

afwijkende variant van Fondslijst nr. 228. Amsterdam,

ca. 1832.

AHM inv. nr. B 6094.

230. J.C.J. van Speyk. Litho naar J.B. Clermans uit ate-

lier van P. Veldhuijzen en J.A. Daiwaille. Amsterdam,

[1832].

AvS 7163; AHM inv. nr. B 6090.

Opgedragen aan de Nederlandse marine, ter gele-

genheid van Van Speyks bijzetting in de Nieuwe

Kerk te Amsterdam op 4 mei 1832.

231. Amelia Masi als Rosina in Rossini‟s Il barbiere di

Siviglia. Litho naar J.B. Clermans uit atelier van L.

Samijn. Amsterdam, [1835].

UBA.

De advertentie waarin Van Tetroode de intekening

op deze door hem uit te geven litho met vijf dagen

verlengt, bevat de mededeling dat „ce portrait ne

restera pas dans le commerce, le dessin original

étant destiné pour l‟étranger, et il ne sera tiré pour

la Hollande que le nombre suffisant à la souscripti-

on‟ (JdlH, 24-2-1835).

232. Madame Albert (= Therèse Vernet). Litho naar J.B.

Clermans uit atelier van Desguerrois & Co. Amsterdam,

1835.

SAA.

Madame Albert was verbonden aan het Théatre du

Vaudeville te Parijs.

268

233. Monsieur Albert.Litho vermoedelijk naar J.B. Cler-

mans uit atelier van Desguerrois & Co. Amsterdam,

1835.

SAA.

Tegelijk met nr. 232 aangekondigd in JdlH, 23-10-

1835. Monsieur Albert, verbonden aan het Théatre

Français te Parijs, en zijn vrouw Therèse traden in

1835 op in Amsterdam. Zie ook Fondslijst nrs. 57

en 79.

234. Théodore, „premier tenor au Théatre Français d‟-

Amsterdam‟. Litho naar J.B. Clermans uit atelier van

Desguerrois & Co. Amsterdam, 1836 (?).

UBA.

Begin maart 1836 werd in de Franse Schouwburg

ten bate van Théodore de opera Robert le Diable

uitgevoerd (AH, 3-3-1836). Vermoedelijk is het por-

tret ter gelegenheid van deze benefietvoorstelling

uitgegeven.

235. Theodorus Johannes Majofski. Anonieme litho uit

atelier van Desguerrois et Co. Amsterdam, 1836.

UBA.

„Gedeponeerd‟. Met zesregelig gedicht van C.J.

Roobol. Majofski, een razend populaire toneelspeler

van de Amsterdamse stadsschouwburg, overleed op

22 februari 1836. Naar aanleiding daarvan gaf Van

Tetroode ook een met dit portret geïllustreerde ne-

crologie uit (zie Fondslijst nr. 23).

236. Monsieur Vautrin sur le cheval de bronze. Litho.

Amsterdam, [1837].

AH, 21-3-1837 („en vente‟). Te koop aangeboden

door Van Tetroode. Ook door hem uitgegeven? Mul-

ler, Historieplaten nr. 6989 vermeldt geen uitgever

en drukker van deze spotprent. Vautrin was to-

neelschrijver en tot begin 1837 directeur van de

269

Franse schouwburg te Den Haag. De prent beeldt

uit hoe hij, achternagezeten door schuldeisers, op

een bronzen paard (een verwijzing naar de opera

Le cheval de bronze, zie Fondslijst nr. 76) naar Pa-

rijs vlucht.

237. Elise Verneuil. Litho naar J.B. Clermans. Amster-

dam, [1837]; latere uitgave ‟s-Gravenhage, ca. 1839.

Van dit portret bevinden zich vier exemplaren in

UBA/HSS.-mag. 58 Dp 2. Aan een daarvan is een

gedrukt gedicht van F.A. Josseran op Verneuil ge

hecht, gedateerd 29 april 1837. Elise Verneuil, ac

trice van de Comédie Française, was in april 1837

in Amsterdam. Van Tetroode ontmoette haar daar

UBA/HSS. 58 Dp 2, E. Verneuil aan Van Tetroode,

27-4-1837). Zie ook Fondslijst nr. 74.

238. Joanny/Joannis (toneelspeler, verbonden aan de

Franse Schouwburg te Amsterdam). Litho naar J.B.

Clermans uit atelier van Desguerrois & Co. Amsterdam,

1837.

SAA.

AH, 2-2-1837 („sorti des presses‟).

239. Portret van de zangeres Félicité Pradher. [Amster-

dam, 1837].

AH, 23-1-1837 („sorti des presses‟); JdlH, 16-1-1839.

Zie ook Fondslijst nr. 74.

240. Portret van monsieur Baudot, toneelregisseur en

directeur van de troep van de Franse Schouwburg te

Amsterdam. [Amsterdam, 1837].

AH, 28-4-1837; JdlH, 16-1-1839. Zie ook Fondslijst

nr. 74

241. Heinrich Wilhelm Ernst. Litho, ‟s-Gravenhage,

[1839].

270

JdlH, 12-1-1839; DvG 23-1-1839 („van de pers ge-

komen‟). De violist Ernst was in 1839 op tournee in

Nederland.

242. Dubbelportret van Ernst en Eduard Eichhorn.

Plaats en jaar van uitgave onbekend.

In een advertentie JdlH, 16-1-1839 noemt Van Tet-

roode het portret van de gebroeders Eichhorn in

een reeks van door hem uitgegeven portretten.

Geen exemplaar met imprint Van Tetroode bekend.

UBA en HCO bezitten wel een in 1832 te Hannover

gedrukt en uitgegeven lithografisch dubbelportret

van de broertjes Eichhorn, die toentertijd als viool-

duo door Europa reisden.

243. Michiel de Ruyter. Litho. ‟s-Gravenhage, [1841].

Nbkh, 12-11-1841.

244. Giovanni Battista Rubini. Litho. ‟s-Gravenhage,

[1841].

Nbkh, 12-11-1841. Rubini was een beroemde Itali-

aanse tenor.

245. Ruiterstandbeeld van Willem van Oranje in het

Noordeinde. Litho naar H.F. Sartor. ‟s-Gravenhage,

[1845].

AvS nr. 7393, GAG.

Zie ook Fondslijst nr. 151.

246. Koning Willem II. ‟s-Gravenhage, [1847].

DvG, 16-6-1847 („van de pers gekomen‟, „geheel

nieuw afbeeldsel‟). Zie ook Fondslijst nr. 249.

247. Standbeeld van Willem van Oranje op het Plein.

Anonieme litho. ‟s-Gravenhage, [1848].

GAG.

Ook uitgegeven als kleurenlitho.

271

248. Adam François Jules Armand graaf van der Duyn

van Maasdam (1771-1848). Litho van H.F. Sartor naar

J.B. van der Hulst. ‟s-Gravenhage, 1849.

GAG, UBT.

Onder het portret twee versjes van Gijsbert Karel

van Hogendorp (1762-1834) en handtekeningen

van hem en Leopold van Limburg Stirum (1758-

1840), met wie Van der Duyn van Maasdam het

Driemanschap van 1813 had gevormd. De uitgave

van deze litho ging met de nodige strubbelingen

gepaard. Begin februari 1849 opende Van Tetroode

de intekening. Volgens de desbetreffende adverten-

tie had Van der Duyn van Maasdam zelf de wens te

kennen gegeven dat de tekening van Van der Hulst

met Van Hogendorps bijschrift (de twee versjes) na

zijn dood zou worden gepubliceerd en was Van Te-

troode belast met deze vererende opdracht (AH, 20-

2-1849). De anonieme schrijver van een ingezonden

brief in het Algemeen Handelsblad waagde echter

te betwijfelen of de om zijn bescheidendheid be-

kende Van der Duyn van Maasdam zijn portret wel

voor publicatie had bestemd. Sterker: hij insinu-

eerde dat Van Tetroode de tekening en het bij-

schrift zelf had laten fabriceren (AH, 24-2-1849).

Van Tetroode verweerde zich tegen deze verdacht-

makingen (AH, 28-2-1849). F.M. van der Duyn van

Maasdam, een zoon van de overledene, onderzocht

de zaak. Blijkens een brief die hij in handen kreeg

was de portrettekening in opdracht van zijn vader

vervaardigd en had deze Van Tetroode op diens

verzoek inderdaad toestemming gegeven om het na

zijn dood uit te geven. In de brief werd echter niet

gerept van een bijschrift door Van Hogendorp. Zou

het een falsificatie zijn? F.M. van der Duyn van

272

A.F.J.A. graaf Van der Duyn van Maasdam. Fondslijst nr. 248.

273

Maasdam sprak die verdenking niet expliciet uit,

maar hij zinspeelde er wel op (AH, 10-3-1849).

249. Koning Willem II. Anonieme litho. ‟s-Gravenhage,

[1849].

GAG.

Met gedicht en opdracht: „Dit afbeeldsel van den

onvergetelijken held van Quatre Bras (1815) wordt

op heden 18 junij 1849 met hartelijke hoogschat-

ting aan de Nederlandsche land- en zeemagt opge-

dragen door A.J. van Tetroode Nieuwstraat te ‟s-

Gravenhage.‟

Mogelijk een heruitgave van Fondslijst nr. 246 met

toegevoegde tekst.

250. Prins Maurits. ‟s-Gravenhage, [1850]. Litho?

DvG, 12-6-1850 („van de pers gekomen‟). Betreft

het in 1850 op zesjarige leeftijd overleden zoontje

van koning Willem III en Sophia van Wurtemberg.

Met bijschrift door F.H. Greb.

251. Standbeeld van koning Willem II op het Buitenhof.

Anonieme litho uitgegeven ter gelegenheid van het stel-

len van het beeld in de nacht van 26 op 27 oktober 1853.

‟s-Gravenhage, [1853].

AvS nr. 7922, GAG.

NRC, 30-11-1853 (intekening); DG, 10-12-1853 (re-

dactioneel bericht met beschrijving van de prent).

Volgens Van Tetroode gedrukt in een oplage van

4000 exemplaren, die in januari 1854 bijna geheel

was uitverkocht (Nbkh (1853), p. 187; DvZH, 18-1-

1854).

252. Standbeeld van koning Willem II op het Buitenhof.

Anonieme litho uitgegeven ter gelegenheid van de ont-

hulling van het beeld op 23 maart 1854. ‟s-Gravenhage,

[1854].

274

AvS nr. 7922, GAG.

DvZH, 18-1-1854 („op de pers‟). Zelfde voorstelling

als nr. 251, maar met toevoeging van hekwerk. In

1855 heruitgegeven.

253. Elizabeth Stoopendaal-Van Elten. Litho naar Jacob

Hendrik Swijser. ‟s-Gravenhage, 1857.

TIN.

Van Someren nr. 5366. Met zesregelig vers door

Lambrecht van den Broek en vierregelig vers door

N.N. [= Van Tetroode]. Over dit portret: brieven

van Stoopendaal-Van Elten aan Van Tetroode in

BGAG H s 168, alwaar ook een reclamebiljet voor

intekening op deze uitgave.

254. „Kapitale photographie in 4ο , op schoon Bristol,

heerlijk gedrukt, van het marmeren beeld De Faam,

verbreidende de echt koninklijke gedragingen van Z.M.

Willem III, in Januarij en Februarij 1861, bij de toen-

maals zoo noodlottige overstromingen.‟ ‟s-Gravenhage,

[1864].

DvZH, 23-6-1864 („voorlopige aankondiging‟). Geen

exemplaar aangetroffen. Mogelijk niet verschenen.

255. G.K. van Hogendorp. Foto. ‟s-Gravenhage, ca. 1865.

UBA (volgens catalogus „vermoedelijk reproductie

naar tekening‟).

256. A.J. van Tetroode. Foto uit atelier van De Lavieter

& Cuissinier. ‟s-Gravenhage, [1865].

GAG (twee exemplaren), UBA (drie exemplaren).

Nbkh (1865), p. 248. Met opdruk „Museum Willem-

Twee‟. Uitgebracht in drie varianten: frontaal, naar

rechts en naar links kijkend. De Lavieter en Cuis-

sinier gaven Van Tetroode het portret cadeau. Op

de achterzijde de gedrukte tekst van een vierrege-

275

lig gedichtje in het Frans en Nederlands, gedateerd

10 februari 1866. De Nederlandse versie luidt:

De vriendschap [= de bevriende fotografen] schiep

het beeld van dit geteisterd hoofd,

Bij storm op storm vergrijsd, maar nooit van moed

beroofd.

Zoo werd mij ligt de last, hoe zwaar mij opgelegen,

En treed ik, welgemoed, het Ongekende tegen.

257. Foto van beeldje, voorstellende een in een mantel

gehulde man, met bijbehorend acrosticon op D. Lam-

mers. ‟s-Gravenhage, [1866].

GAG.

Brinkman 1850-1882, p. 1415. Nbkh (1866), p. 58.

Het acrosticon is geschreven naar aanleiding van

Lammers‟ overlijden. Een los exemplaar van het

acrostichon in UBA/UBA/HSS-mag. KVB PPA 646:

15. Lammers („de tien-millioenen geldman‟) was

habitué van het Haagse café Het Metalen Kruis,

waar hij bezoekers, onder wie Van Tetroode, vaak

een drankje aanbood. „Fotografie en tekst gedepo-

neerd.‟ „Verkrijgbaar aan het Museum Willem II.‟

258-260. Anna Paulowna in 1817, 1830 en 1850. Foto‟s

(naar litho‟s?). ‟s-Gravenhage, [1865].

Nbkh (1865), p. 126, 248; Brinkman 1850-1882, p.

1415. In een door antiquariaat Van der Steur te

Haarlem aangeboden brief uit 1865 bedankt A.

Ruysch uit Vlissingen Van Tetroode voor de toe-

stemming een portret van „de koningin‟ (vermoede-

lijk Anna Paulowna) af te drukken in zijn artikel

over Waterloo (Antiquariaat Van der Steur, boek-

nummer 22388).

261. J.H. Lübeck, componist en dirigent van de hofka-

pel. Foto. ‟s-Gravenhage, [1865].

Nbkh (1865), p. 126, 145.

276

262-268. Tegelijkertijd verschenen „photographische por-

tretten‟ van Andries Snoek (Fondslijst nr. 262), Willem

Pasques de Chavonnes Vrugt (Fondslijst nr. 263), James

Cook (Fondslijst nr. 264), Franciscus Junius (naar gra-

vure van Hollar, Fondslijst nr. 265), Laurens Jansz Cos-

ter (naar houtsnede „misschien door Hollar‟, Fondslijst

nr. 266), Emile Devrient (Fondslijst nr. 267) en John

Law (Fondslijst nr. 268). Albumformaat. ‟s-Gravenhage,

1867.

UBA (Fondslijst nr. 263).

Brinkman 1850-1882, p. 1417; Nbkh (1866), p. 58.

269. Bloom, employé van het Mauritshuis. Foto uit ate-

lier van Henri Pronk. ‟s-Gravenhage, 1868.

GAG.

Op achterzijde gedrukt: „Museum Willem-Twee ‟s-

Hage, XIXe jaar. Januarij 1868‟. Aldaar ook de

aantekening „geattacheerd aan Maurits-huis – deed

… 1835 dienst. Goede Kerel. Dood!.‟ Uitgave be-

stemd voor de verkoop of foto uit privé-collectie?

270. Louis Jahn, „Franschman, als genaturaliseerd Hol-

lander, sedert 15 à 16 jaren te ‟s Hage‟. Foto. [‟s-Gra-

venhage], 1868.

UBA.

Bijschrift: „Réproductie aan het Museum Willem-

Twee‟, XIXe jaar, daargesteld uit achting; om nooit

eenig exemplaar te verkoopen. Januarij 1868,

Hekkelaan 9!! De 72ger onverdroten arbeider, A.J.

van Tetroode.‟ Louis Jahn was directeur en orkest-

dirigent van de Franse Schouwburg in Den Haag.

P.M. In een advertentie uit 1866 (Nbkh (1866), p. 58)

kondigt Van Tetroode vijftien portretten aan die hij

„weer voorhanden‟ of „kortelings uitgegeven‟ heeft. Van

de volgende portretten is onduidelijk of het een eigen

uitgave betreft: Adelaïde Ristori als Maria Stuart, Wil-

277

lem I, Willem III, koningin Sophie, Cabel („eerste tenor

léger‟ van de Franse Schouwburg te Den Haag in de ja-

ren 1865-1866), Codelaghi („eerste basse comique‟, idem

1866), Mme Gennetier („chanteuse lègère‟, idem 1865-

1866) en de goochelaar Brunnet.

Overige prenten

271. Brussel: nieuwe platte grond dier stad. Historische

bescheiden derzelve, alsmede van geheel België. Amster-

dam, 1830. Uitgegeven door A.J. van Tetroode en W.C.

van Baarsel. Amsterdam, 1830.

UBA, BLL.

NS, 22-1-1831 (gedeponeerd bij departement van

Binnenlandse Zaken). Met afbeeldingen van ge-

bouwen die in augustus en september 1830 zwaar

hadden geleden onder het krijgsgeweld. Een vijfde

van de opbrengst was bestemd voor „de hulpbehoe-

vende gekwetsten en nablyvenden van gesneuvel-

den uit het Nationale Nederlandsche Leger‟.

272. Vertrek der Haagsche schutterij, onder bevel van

den luitenant-colonel L. Boreel. Litho uit atelier van

Desguerrois & Co. Amsterdam, 1830.

AvS nr. 6853, Tresoar, RPKA.

273. Het Café du Nord, na den verschrikkelijken brand

in den nacht van 22-23 september 1836; Het huis van J.

Pothast op den Nieuwendijk, hoek Dubbele Worststeeg te

Amsterdam na den verschrikkelijken brand in den nacht

van 22-23 september 1836. Litho‟s uit atelier van De

Vries. Amsterdam, [1836].

SAA.

AH, 27-9-1836 („van de pers gekomen‟). „Op de eer-

ste plaat ziet men het wegdragen van de mand

waarin het lijkje des jeugdigen Ernest Duport ter-

wijl het huis des heeren Heije en het wijnhuis

278

Vriesland daarop tevens zijn afgebeeld. Op de

tweede plaat ziet men mede de huizen der heeren

Heusken, Nijhoff, het steegje, enz. enz. ).‟ In de ad-

vertentie ter aankondiging van de begeleidende

brochure is sprake van een serie van vier prenten,

maar vermoedelijk zijn er slechts twee verschenen

(AH, 9-12-1836). Een derde van de opbrengst was

bestemd voor een liefdadig doel (AH, 1-10-1836).

274. VI december 1792. Litho met één bladzijde tekst. ‟s-

Gravenhage, [1840].

Nbkh, 24-12-1840. Aldaar aangeduid als „Sint Nico-

laas en Nieuwjaarsgeschenk‟. Klaarblijkelijk uitge-

geven ter gelegenheid van de troonsbestijging van

Willem II, die op 6 december 1792 werd geboren en

in oktober 1840 zijn vader opvolgde.

275. Nieuw Amsterdamsch, Rotterdamsch en ’s-Graven-

haagsch Isabee-spel. ‟s-Gravenhage, [1848].

DvG, 13-12-1848 („fraai gekleurd‟, „met lied‟). Uit-

gegeven door Van Tetroode? Zie ook Fondslijst nr.

212

.

276. Prent met onderschrift „April 1857, Voorhout I 356,

357, 358. Paleizen en gebouwen verkeeren in puin; goe-

de Daden stijgen ten Hemel!‟.Anonieme litho. ‟s-Graven-

venhage, [1857].

GAG, UBA.

Met afbeelding van het exterieur van het Museum

Willem Twee (Lange Voorhout 358). „Niet in den

handel.‟

277. Woning van H.G. Giesecke, oud-directeur van de

menagerie van koning Willem II, aan het Groenewegje.

Litho. ‟s-Gravenhage, [1859].

GAG.

Met acrostichon op Giesecke. „Niet in den handel.‟

279

278. Strand- en zeegezicht bij maanlicht. Kleurenlitho

naar schilderij van Louis Meijer, vervaardigd „op het a-

telier des Heeren Lankhout‟. ‟s-Gravenhage, [1865].

Nbkh (1864), p. 219, 233; (1865), p. 65; DvZH, 22-4-

1865

280

AFKORTINGEN

AC Arnhemsche Courant

AH Algemeen Handelsblad

AHE Amsterdamsch Handels- en Effectenblad

AHM Amsterdams Historisch Museum

ARG Arrondissementsrechtbank ‟s-Gravenhage

AvS Atlas van Stolk

BGAG Bibliotheek Gemeentearchief ‟s-Gravenhage

BGAR Bibliotheek Gemeentearchief Rotterdam

BLL British Library Londen

BN Bibliothèque Nationale Parijs

BS Burgerlijke Stand

DG De Grondwet

DvG Dagblad van ’s-Gravenhage

DvZH Dagblad van Zuidholland en ’s-Gravenhage

GAG Gemeentearchief ‟s-Gravenhage

HCO Historisch Centrum Overijssel

IISG Internationaal Instituut voor Sociale Geschie-

denis

JdlH Journal de la Haye

KB Koninklijke Bibliotheek ‟s-Gravenhage

K.B. Koninklijk Besluit

KdK Kabinet des Konings

KHA Koninklijk Huisarchief

KVB Koninklijke Vereniging van het Boekenvak

LC Leydse Courant

281

LTK Collectie handschriften Maatschappij der Ne-

derlandse Letterkunde

MC Middelburgsche Courant

MMW Museum Meermanno-Westreenianum

MvJ Ministerie van Justitie

NA Nationaal Archief

NAHE Nieuw Amsterdamsch Handels- en Effecten-

blad

Nbkh Nieuwsblad voor den boekhandel

NHA Noord-Hollands Archief

NRC Nieuwe Rotterdamsche Courant

NS Nederlandsche Staatscourant

OB Openbare Bibliotheek

OC Overijsselsche Courant

OHC Opregte Haarlemsche Courant

RC Rotterdamsche Courant

REAA Rechtbank van Eerste Aanleg te Amsterdam

REAG Rechtbank van Eerste Aanleg te ‟s-Gravenha-

ge

RKD Rijksdienst voor Kunsthistorische Documen-

tatie

RPKA Rijksprentenkabinet Amsterdam

SAA Stadsarchief Amsterdam

SABD Stadsarchief en Athenaeumbibliotheek De-

venter

SBA Stadsbibliotheek Antwerpen

SBH Stadsbibliotheek Haarlem

SBM Stadsbibliotheek Maastricht

SHCL Sociaal Historisch Centrum Limburg

SBR Stadsbibliotheek Rotterdam

TIN Theaterinstituut Nederland

UBA Universiteitsbibliotheek Amsterdam

282

UBG Universiteitsbibliotheek Groningen

UBL Universiteitsbibliotheek Leiden

UBM Universiteitsbibliotheek Maastricht

UBN Universiteitsbibliotheek Nijmegen

UBP University Library Pennsylvania

UBT Universiteitsbibliotheek Tilburg

UBU Universiteitsbibliotheek Utrecht

UBVU Universiteitsbibliotheek Vrije Universiteit

ZB Zeeuwsche Bibliotheek

283

BRONNEN EN LITERATUUR

Ongedrukte bronnen

Gemeentearchief ‟s-Gravenhage

Gemeentebestuur

Burgerlijke Stand

Bibliotheek (documentatie over Van Tetroode)

Gemeentearchief Rotterdam

Collectie handschriften

Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis

Archief De Bosch Kemper

Katholiek Documentatiecentrum

Archief Alberdingk Thijm

Koninklijk Huisarchief

Archief Willem II

Koninklijke Bibliotheek

Brievencollectie

Museum Meermanno-Westreeniamum

Familiepapieren Meerman, Van Westreenen, Dier-

kens en Van Damme

Nationaal Archief

Kabinet des Konings

Staatssecretarie

Ministerie van Binnenlandse Zaken

Ministerie van Buitenlandse Zaken

Ministerie van Justitie

284

Hooggerechtshof

Arrondissementsrechtbank ‟s-Gravenhage

Rechtbank van eerste aanleg en koophandel ‟s-Gra-

venhage

Collectie Thorbecke

Noord-Hollands Archief

Provinciaal Bestuur

Koninklijk Instituut van Wetenschappen, Letteren

en Schoone Kunsten

Stadsarchief Amsterdam

Secretarie Algemene Zaken

Rechtbank van eerste aanleg en koophandel

Burgerlijke Stand

Doop-, trouw- en begraafboeken

Maatschappij Voorwaarts door Wetenschap

Theaterinstituut Nederland (mediatheek ondergebracht

in UBA)

Brievencollectie

Universiteitsbibliotheek Amsterdam

Archief Koninklijke Vereniging van het Boekenvak

Brievencollectie

Universiteitsbibliotheek Leiden

Collectie handschriften Nederlandse Maatschappij

der Letterkunde

Gedrukte bronnen en literatuur

Voor de door Van Tetroode zelf uitgegeven publicaties

zie Fondslijst A.J. van Tetroode.

Algemeen Handelsblad, diverse jaren.

285

Algemeen Nieuws- en Advertentieblad, 1831.

Amsterdamsch Handels- en Effectenblad, diverse jaren.

Amsterdamsche Courant, diverse jaren.

Andersen, H., „The Randolph library‟, The Southern Li-

terary Messinger (1854), p. 76-79.

Arke Noachs, De, diverse jaren.

Arnhemsche Courant, jrg. 1828.

Asmodée, jrg. 1847.

Biographie Nationale, 27 dln., Brussel, 1866-1938.

Blok, P.J., Geschiedenis van het Nederlandsche volk, dl.

4. Derde herziene druk. Leiden, 1926.

Boele van Hensbroek, P.A.M., „Iets over den Haagschen

boekhandel in de 19de eeuw‟, Die Haghe (1905), p. 286-

290.

Brinkman, C.L., Alfabetische naamlijst van boeken,

plaat- en kaartwerken die gedurende de jaren 1833 tot en

met 1849 in Nederland uitgegeven of herdrukt zijn. Am-

sterdam, 1858. Vervolg hierop over de jaren 1850-1882

door R. van der Meulen. Amsterdam, 1884.

Bruce, W.C., John Randolph of Roanoke 1773-1833, 2

dln. New York, 1970.

286

Burger, De, jrg. 1847.

Buijnsters, P.J., Geschiedenis van het Nederlandse anti-

quariaat. Nijmegen, 2007.

Catalogi van de veilingen Brentano (1822), Wythoop

(1830) en Van Tetroode (1846).

Dagblad van ’s-Gravenhage, diverse jaren.

Dagblad van Zuidholland en ’s-Gravenhage, diverse ja-

ren.

Delft, M. van e.a., Handboek Bibliopolis. Overzicht van

de geschiedenis van het gedrukte boek in Nederland

(www.bibliopolis.nl).

Dongelmans, B.P.M., Van Alkmaar tot Zwijnsdrecht. Al-

fabet van boekverkopers, drukkers en uitgevers in Noord-

Nederland 1801-1850. Amsterdam, 1988.

Dongelmans, B.P.M., Johannes Immerzeel junior (1776-

1841). Het bedrijf van een boekhandelaar-uitgever in de

eerste helft van de negentiende eeuw. Amstelveen, 1992.

Dongen, F. van [= ps. van Johan Gram], „Den Haag in

den kijker. Haagsche typen‟, Het leeskabinet (1894) afl.

4, p. 140-147.

Doorn, Jacqueline, Rusland en Oranje. Tragiek en glorie

van overgrootmoeder Anna Paulowna. Zaltbommel,

1974.

287

Doorninck, J.I. van, Vermomde en naamlooze schrijvers

(...), 2 dln. Leiden, 1885-1928.

Dorp, J. van, „Hotel des Indes, Lange Voorhout 54-56‟,

Die Haghe (1981), p. 103-104).

Enschedé, J.W, A.C. Kruseman, 2 dln. Amsterdam,

1899-1902.

Eijnatten, Joris van, „Oranje en Nederland zijn één.

Orangisme in de negentiende eeuw‟, De negentiende

eeuw 23 (1999), p. 4-22.

N.N. [= N. Galitzin], Les Florsades du très illustre cheva-

lier du Saint-Empire Romain Flors von Pappelmoss,

membre de l’ancien chapitre-equestre de la haute nobles-

se immédiate de l’Empire, Grand-Maître de l’Ordre des

Templiers, Commandeur de l’Ordre du Cygne Noir,

chambellan honoraire de plusieurs cours!!! etc. etc. etc.

Chanson drolatique. [‟s-Gravenhage, 1852].

Gelder, H.E. van, Het Haagse toneel-leven en de Konink-

lijke Schouwburg. ‟s-Gravenhage, 1954.

Giacometti, P., Marie Antoinette: historisch drama in 5

bedrijven, met een voor- en naspel, expresselijk geschre-

ven voor madame Ristori. ‟s-Gravenhage, 1869.

Godfroid, François, Aspects inconnus et méconnus de la

contrefaçon en Belgique. Brussel, 1998.

288

Goinga, H. van, Alom te bekomen. Veranderingen in de

boekdistributie in de Republiek 1720-1800. Amsterdam,

1999.

Gravenhaagsche Nieuwsbode, De ’s-, diverse jaren.

Greb, F.H., Verspreide gedichten. Amsterdam, 1855.

Grondwet, De, jrg. 1853.

Gruys, J.A., „De reeks “Republieken” van de Elzeviers en

Joannes de Laet‟, in: B.P. Dongelmans, P.G. Hoftijzer en

O.S. Lankhorst (red.), Boekverkopers van Europa. Het

17de-eeuwse Nederlandse uitgevershuis Elzevier.Zutphen,

2000, p. 77-106.

Haagsche Courant, jrg. 1864.

Haes, L. de, „De Haagsche typen in de 19de eeuw‟, Die

Haghe (1905), p. 129-132.

Handelingen gemeenteraad Den Haag, jrg. 1865.

Hazewinkel, H.C., „Rondom het De Vletter-oproer‟, Rot-

terdams jaarboekje 5 (1947), p. 173-218.

Hooykaas, G.J. en F.J.P. Santegoets, De briefwisseling

van J.R. Thorbecke, dl. 6. ‟s-Gravenhage, 1998.

[Jonckbloet, W.J.A.], Physiologie van Den Haag. ‟s-Gra-

venhage, 1843.

289

Journal politique, commercial et littéraire de la Haye, la-

ter Journal de la Haye, diverse jaren.

Klinkeberg, Nicole, „De Maatschappij Vooruitgang door

Wetenschap. Een schets van een genootschap en zijn

muzikale activiteiten in de vroege negentiende eeuw‟,

Tijdschrift van de Koninklijke Vereniging voor Neder-

landse Muziekgeschiedenis 48 (1998), p. 51-69.

Knuttel, W.P.C., Catalogus van de pamflettenverzame-

ling berustende in de Koninklijke Bibliotheek, 9 dln. ‟s-

Gravenhage, 1890-1920.

Kruitwagen, F.J.B. en R. Pennink, Museum Meermanno

Westreenianum. Catalogus van de incunabelen, 2 dln. ‟s-

Gravenhage, 1911-1920.

Kruseman, A.C., Bouwstoffen voor een geschiedenis van

de Nederlandschen boekhandel gedurende de halve eeuw

1830-1880, dl. 1. Amsterdam, 1886.

Laseur, W.A., Het museum Meermanno-Westreenianum

1848-1960. Een bijdrage tot de geschiedenis van het mu-

seum en zijn bewoners. ‟s-Gravenhage, 1998.

Laurens Jansz. Koster. Jaarboekje voor typographische

vereenigingen 1 (1856).

Lennep, J. van en J. ter Gouw, De uithangteekens in

verband met geschiedenis en volksleven beschouwd, dl. 2.

Amsterdam, 1868.

290

Leydse Courant, jrg. 1838.

Loosjes, V., Gedenkschriften wegens het vierde eeuwge-

tijde van de uitvinding der boekdrukkunst door Lourens

Janszoon Koster (...). Haarlem, 1824.

Loosjes, V., Geschiedenis van de Vereeniging ter bevorde-

ring van de belangen des boekhandels 1815-1015. Am-

sterdam, 1915.

Maas, Nop, Seks!... in de negentiende eeuw. Nijmegen,

2006.

Matthey, Ignaz, De vaderlandse zanger. Leven, repertoi-

re en publiek van de tenor Willem Pasques de Chavonnes

Vrugt (1798-1873). Utrecht, 2002.

Matthey, Ignaz, „De affaire Van Keverberg/von Königs-

marck (1856-1858). Hoe een Limburgse baron de eer van

Pruisen krenkte‟, De Maasgouw 125 (2006), p. 7-10.

Matthey, Ignaz, „“Mij is het geschonken de beveiliger

van koningen te zijn”. Toon van Tetroode als Willem II-

vereerder en republikeinenvreter‟, Die Haghe (2009), p.

67-100.

Matthey, Ignaz, Eer verloren, al verloren. Het duel in de

Nederlandsche geschiedenis. Zutphen, 2012.

Meeter, E., Holland. Kranten, kerkers en koningen. Am-

sterdam, 1966 (vertaling van Holland. Its institutions,

its press, kings and prisons. Londen, 1857).

291

Middelburgsche Courant, jrg. 1831.

Muller, Fr., Beschrijvende catalogus van 7000 portretten

van Nederlanders en van buitenlanders, tot Nederland

in betrekking staande. Amsterdam, 1853.

Muller, Fr., De Nederlandsche geschiedenis in platen, 4

dln. Amsterdam, 1863-1882.

Musik in Geschichte und Gegenwart, Die, 17 dln. Kassel-

Bazel-Londen, 1949-1986. Reprint 1989.

Nederlandsche Staatscourant, diverse jaren.

Nieuw Amsterdamsch Handels- en Effectenblad, diverse

jaren.

Nieuw Nederlands Biografisch Woordenboek, 10 dln.

Leiden, 1911-1937.

Nieuwe Rotterdamsche Courant, diverse jaren.

Nieuwsblad voor den boekhandel, diverse jaren.

N.N. [= Jan de Vries], Een standbeeld uit een zak door

Asmodee. Amsterdam, 1854.

N.N., Rosa de Vries, Esquisse biographique d’après Le

Kunstkronijk. ‟s-Gravenhage, 1860.

Noord-Star, De, jrg. 1830.

292

Opregte Haarlemsche Courant, diverse jaren.

Overijsselsche Courant, diverse jaren.

Philharmonicus, Nachruf an den verstorbenen Compo-

nisten A.W. Berlijn. Amsterdam z.j. [1875].

Rietstap, J.B., Armorial Général, dl. 2. Tweede druk,

Gouda, 1887.

Riko, A.J., „Het glanstijdperk van het Koninklijk Paleis,

op den Kneuterdijk te ‟s-Gravenhage onder de regeering

van koning Willem II en koningin Anna Paulowna‟, Die

Haghe (1907), p. 73-132.

Ristori, A., Études et souvenirs. Tweede druk, Parijs,

1887.

Robijns, M.J.F., Radicalen in Nederland (1840-1851).

Leiden, 1967.

Robijns, M.J.F., „Adrien Jean Eliza Engelbert van Be-

vervoorde tot Oldemeule‟, in: Biografisch Woordenboek

van het socialisme en de arbeidersbeweging in Neder-

land, dl. 4. Amsterdam (1990), p. 36-41.

Roosenboom, Henk, De schaduw van de fotograaf. Posi-

tie en status van een nieuw beroep: fotografie in Neder-

land, 1839-1889. Diss. Amsterdam, 2006 (internetedi-

tie).

Rotterdamsche Courant, jrg. 1828.

293

Rijn, G. van & C. van Ommeren, Katalogus der historie-,

spot- en zinneprenten betrekkelijk de geschiedenis van

Nederland verzameld door A. van Stolk, 11 dln. Amster-

dam-‟s-Gravenhage, 1895-1933.

Saakes, A.B., Naamlijst van Nederduitsche boeken (...)

in ons vaderland uitgekomen. Amsterdam-‟s-Gravenha-

ge, 1831-1840.

Saalmink, L., Nederlandse bibliografie 1801-1832, 3 dln.

Houten, 1993.

Santen, J.H. von, „Carel Clemens Elias d‟Engelbronner

(1816-1897)‟, in: Biografisch Woordenboek van Neder-

land (interneteditie).

Sautijn Kluit, W.P., „De Tolk der Vrijheid. De Ooije-

moer‟, De Nederlandsche Spectator (1877), p. 66-67.

Sautijn Kluit, W.P., „Asmodée en De Burger‟, De Neder-

landsche Spectator (1878), p. 155-158.

Schriks, Chris, Het kopijrecht 16de tot 19de eeuw. Zut-

phen, 2004.

Schwencke, Johan, Wandelingen door oud-Den Haag.

Zaltbommel, 1965.

Someren, J.F. van, Beschrijvende catalogus van gegra-

veerde portretten van Nederlanders. Amsterdam, 1891.

294

Tetroode, A.J. van, zie: Giacometti, Paolo en Fondslijst

A.J. van Tetroode nrs. 14-15, 17, 21, 23, 29, 31-40, 42-

43, 47, 49-50, 53, 90, 95, 102-104, 107-110, 114, 124,

126-128, 130, 132-141, 144, 146-148, 151-157, 159-160,

169, 173, 177-178, 180-202, 208.

Vinken, P.J., „De kranten van Eillert Meeter (1818-

1862), republikeins journalist‟, Tirade 48 (2004), p. 94-

117.

Vinken, P.J., „Jan de Vries, pamflettist, 1819-1855‟, Ti-

rade 49 (2005), p. 109-127.

Vorsterman van Oyen, A.A., Stam- en wapenboek van

aanzienlijke Nederlandsche familiën, dl. 3. ‟s-Gravenha-

ge, 1890.

Vries, Jan de, Zie N.N., „Een standbeeld uit een zak door

Asmodee‟.

Vries, S. de, De lucht in gevlogen, de hemel in geprezen.

Eerbewijzen voor Van Speyk. Haarlem, 1988.

Waldeck, P.W., „Johannes Abraham Waldeck en de

Haagse politie in het midden van de 19de eeuw‟, Die

Haghe (1990), p. 168-190.

Winter, P.J. van, De Chinezen van Europa. Groningen,

1965.

Wolf, H.C. de, „Brentano’ 1821-1971. Een bejaardente-

huis in Amsterdam. Amsterdam, 1971.

295

Wijnman, H.F., „P.J.W. de Vos en zijn “Waarachtige fy-

siologie van Amsterdam”‟, Jaarboek Amstelodamum 34

(1937), p. 235-254.

Wijsenbeek Olthuis (red.), Thea, Het Lange Voorhout.

Monumenten, mensen en macht. Zwolle, 1998.

296

Register van persoonsnamen

Cursieve cijfers verwijzen naar pagina’s

met illustraties

Alberdingk Thijm, J. 56, 212

Albert, Mad. (= Therèse Vernet) 231 (nr.

57), 235 (nr. 79), 267 (nr. 232)

Albert, Mons. 231 (nr. 57), 235 (nr. 79),

268 (nr. 233)

Aldridge, I. 239 (nr. 100), 240 (nr. 101)

Ancelot, J. 230 (nrs. 53, 55)

Ancelot, M. 18, 234 (nr. 77)

Ancona, G.J. d’ 227 (nr. 41)

André, baron d’ 192-193

Andriessen 117

Andringa de Kempenaer, R.L. van 55, 100,

182-183

Anna Paulowna 31, 100, 102, 104, 172,

248 (nr. 129-131), 250 (nr. 138), 251 (nrs.

143, 145), 254 (nrs. 161, 164-165), 255 (nr.

168), 275 (nrs. 258-260)

Apeker zie Van der Ven

Arnould, A. 96, 231 (nr. 56), 239 (nr. 95)

Auber, D. 231 (nr. 60), 233 (nr. 70), 234

(nrs. 72, 76)

Baarsel, W.C. van 277 (nr. 271)

Backere-Friederich, J. de 186

Bamberg, E. 92

Barante, A. de 15

Barère, B. 243 (nr. 117)

Baud, J.C. 133

Baudot 234 (nr. 74), 269 (nr. 240)

Bayard, J.F. 232 (nr. 62), 233 (nr. 68), 234

(nrs. 73-74), 239 (nr. 96)

Becker, A.J. 262 (nr. 206)

Beda 38

Beek, G. van 238 (nr. 94)

Beems, H.P.J. 238 (nr. 93), 239 (nrs. 97,

99)

Beethoven, L. van 87

Beets, N. 4

Behr, F.J. 139

Bellet, B.L. 221 (nr. 11)

Bellini, V. 236 (nr. 83)

Beltjens, M. 21

Benière, M. 206-207

Benucci, R. 245 (nr. 124)

Bergh, S.J. van den 97

Berlijn, A.W. 83-84, 249 (nr. 135)

Bersolle, A. 192-193

Berthot 16, 244 (nr. 118)

Bevervoorde, A. van 120, 155-166, 168-

169, 188-189, 226 (nr. 37)

Bidéra 236 (nr. 84)

Biesen, J.W. van der 120

Bilderdijk, W. 5, 98-99, 266 (nr. 224)

Birch-Pfeiffer, C. 242

Bis 230 (nr. 56)

Bisschop, J.H. 79, 243 (nr. 115)

Blanchet, R. 221 (nr. 10)

Blansch, H. Le 156-158, 160-161

Blaun, E. 255 (nr. 168)

Bles, D. 55, 116

Bles, J. 116

Blok, P.J. 130

Blokland, G. van 10

Bloom 276 (nr. 269)

Böhmer, A. 185

Böhmer, E. 185

Böhmer, W. 185

Bol, F. 112

Bongière, A.M.P.G. de 220 (nr. 7)

Boreel, L. 277 (nr. 272)

Bos 117

Bosboom, J. 117

Bouchet, H. 207

Bourgeois 239 (nr. 98)

Box, H. 133, 156

Brand, C. 185

Bree, J.B. van 231 (nr. 56), 232 (nr. 66)

Brentano, J. 12, 118-119

Brienen, barones van 265 (nr. 220)

Brienen van de Grootelindt, W.D.A.M. van

115, 265 (nr. 220) 178

Brinkman 186

Brisebarre, E. 96, 240 (nr. 104)

Brix von Wahlberg 264 (nr. 212)

Broek, L. van den 254 (nrs. 161-163), 274

(nr. 253)

Brunet 277

297

Burgh, Émile van der 233 (nr. 68), 234 (nr.

74)

Buuren, P. van 225 (nr. 28)

Byron, Lord 16, 244 (nr. 118)

Cabel 277

Camberousse, A. de 230 (nr. 53)

Cambon-Van der Werken, M.G. de 242

Campbell, M. 183

Caravaggio, M. da 119

Carpentier, W. 96

Cats, J. 40

Cervantes 68

Chassé, D. 29

Chateaubriand, F.-R. de 15-16, 221 (nr.

13), 242-243 (nr. 113)

Clairville 242 (nr. 111)

Clavareau, A. 18-20, 177, 237 (nr. 90), 244

(nr. 119), 256 (nr. 175)

Clermans, J.B. 27, 29, 266 (nrs. 225, 228),

267 (nrs. 229, 231-232), 268 (nrs. 233-

234), 269 (nrs. 237-238)

Cockton, H. 78-79, 243 (nr. 115)

Codelaghi 27

Compagnoni, G. 243 (nr. 117)

Cook, J. 32, 276 (nr. 264)

Cornelissen 239 (nr. 99)

Coster, L.J. 31, 157, 160, 276 (nr. 266)

Coster, S.M. 30

Crajenschot, B.J. 219 (nr. 3)

Cramer, A. 25, 29-30, 124

Cranach, L. 119

Crémieux 241 (nr. 109)

Czerny, C. 21, 264 (nr. 213)

Daguerre, L. 30

Dartois 231 (nr. 58), 232 (nr. 65)

Delavigne, G. 232 (nr. 67), 233 (nr. 70)

Dennery 239 (nr. 99), 240 (nr. 102)

Desguerrois & Co. 28, 268 (nrs. 233-235),

266 (nr. 225), 269 (nr. 238), 277 (nr. 272)

Desverges 231 (nr. 59)

Devrient, E. 32, 276 (nr. 267)

Dibbets, B. 29

Dickens, Ch. 79

Diederichs, Gebr. 244 (nr. 119)

Diederichs, P.A. 214

Dieulafoy 242

Dioscurides 75

Domis, A. 38

Dondey-Duprey 230 (nr. 55)

Donker Curtius, D. 192, 227 (nr. 39)

Donker Curtius, F.C. 224 (nr. 26)

Ducange, V. 233 (nr. 71)

Dumas, A. 238 (nr. 93)

Duport, E. 277 (nr. 273)

Dürer, A. 117

Durlet, A.M. zie Van Tetroode-Durlet

Durlet, P.A. 10

Duvet 232 (nr. 62)

Duyn van Maasdam, A.F.J.A. van der 271,

273 (nr. 248), 272

Duyn van Maasdam, F.M. van der 271 (nr.

248), 272

Eckert, K. 19, 237 (nr. 90)

Eichhorn, Gebroeders 270 (nr. 242)

Elix 234 (nr. 74)

Ellinkhuizen 115

Engelbronner, C. d’ 139

Enthoven 179

Ernst, H.W. 262 (nr. 206), 270 (nr. 241)

Ewijck, D.J. van 27

Elix & Co. 18

Faassen, R. 91

Fastré, H.F. 238 (nr. 93), 264 (nrs. 215-

216)

Feith, R. 244 (nr. 119)

Ferretti 236 (nr. 82)

Flotow, Fr. von 237 (nr. 88)

Förster, Fr. 19, 237 (nr. 88)

Fournier, N. 96, 231 (nr. 56), 239 (nr. 95)

Frederik van Oranje-Nassau 29, 249 (nr.

133)

Frederik Hendrik van Pruisen 211

Galaud & Co. 17, 45, 47, 221 (nr. 9), 243

(nr. 117), 244 (nrs. 118-119)

Galitzin alias Golizyn, N. 87-91

Galitzin, D. 87

Geen, J.J. van 29, 127

Gennetier, Mme 277

Gersin 242

Giacometti, P. 96

Giesecke, H.G. 278 (nr. 277)

Gigch, M.J. van 224 (nr. 26)

Goldschmidt-Lind, J. 256 (nrs. 174-176)

Golizyn zie Galitzin

Goltzius, H. 117

Gorcum, A.H. van 120, 137, 152, 154-155,

166-167, 226 (nr. 33), 227 (nr. 38)

Gosling 225 (nr. 28)

Greb, F.H. 15, 82, 100-102, 248 (nr. 129),

255 (nr. 170), 256 (nr. 174), 262 (nr. 208),

264 (nr. 214), 273 (nr. 250)

Greeven, W. 240 (nr. 103)

298

Gröning, F. 259 (nr. 189)

Groot, H.S.J. de 18-20, 263 (nr. 210)

Haaff, J.M. van ‘t 209, 213

Haas, de, uitgever 225 (nr. 28)

Haas, P.A. de 120, 137, 143-145, 151-152,

154

Hachtman, J.B. 45-46

Hack, Gebr. 97

Halévy, F. 17, 233 (nr. 69), 235 (nr. 78),

237 (nrs. 86, 89)

Hall, F.A. van 107, 109-110, 133, 186, 251

(nrs. 146-147)

Hals, F. 119

Harn, W.J. van 229 (nr. 46)

Hartogensis, J. 116

Haverkamp, S. 40

Haydn, J. 96

Hendrik van Oranje-Nassau 104, 171-172,

245 (nr. 128), 253 (nr. 154), 260 (nr. 191)

Hengst, P. den en Zn. 38, 39

Hervé 241 (nr. 109)

Hirsch, J. 187

Hobbema, M. 112

Hoevenaar, C. 116-117

Hogendorp, G.K. van 271 (nr. 248), 274

(nr. 255)

Hollar 276 (nr. 265)

Holtei, K. von 238 (nr. 94)

Hoop jr., A. van der 27, 244 (nr. 122)

Hösel, W. 21, 265 (nrs. 219-220)

Houten, J.J. van 243 (nr. 116)

Hove, B. van 116

Hubert, F.A. 224 (nr. 24)

Hugo, V. 42, 96, 214, 241 (nrs. 106-108)

Huijssen van Kattendijke, J.W. 109

Huijssen van Kattendijke, W.J.C. 107-109,

260 (nr. 196)

Hulst, J.B. van der 271 (nr. 248)

Hultman, C.G. 12

Hurau, J.N. 109

Imbert, A. 15, 221 (nr. 11)

Jahn, L. 93, 276 (nr. 270)

Jaime 241 (nr. 109)

Janssens 130

Jonckbloet, W.J.A. 105

Joanny (Joannis) 269 (nr. 238)

Jonge van Campens Nieuwland, M.W. de

107, 141, 146, 148-149, 159

Josseran, F.A. 245 (nr. 125, 269 (nr. 237),)

Jouy 230 (nr. 55)

Junius, F. 31, 276 (nr. 265)

Jürrns, G.F. 228 (nr. 45)

Karel Alexander van Saksen-Weimar-

Eisenach 104, 249 (nr. 133)

Karel Bernhard van Saksen-Weimar 29,

104, 171, 261 (nr. 197)

Kerkhoven, P.J. 214-215

Kilchmeijer, H. 188

Kinderen, Der 130

Knip, H. 116

Koberger, A. 31

Kock, H.M. de 68-69

Koning, G.P. 21, 263 (nr. 211)

Koning, J. 31

Körner, Th. 82

Kramer, H. 188

Kruseman, A.C. 96, 213-214

Kruseman, A.D. 115

Kruseman, C. 116

Kuhlmann, C. 185

Kuitenbrouwer, L. 10-11

Ladvocat 15, 222 (nr. 13)

Lamme, A. 116

Lammers, D. 275 (nr. 257)

Landgraaff, I. 244 (nr. 121)

Langenhuysen, Van 130, 225 (nr. 28)

Lankhout, atelier 279 (nr. 278)

Lasalle 251 (nr. 143)

Laurencin 231 (nr. 59)

Lavieter, De & Cuissinier 274-275 (nr.

256)

Lauzanne 232 (nr. 62)

Law, J. 32, 276 (nr. 268)

Lebrun, Mlle 245 (nr. 125)

Lecocq 242 (nr. 111)

Lee 77

Legel, J.B. 185-186

Lejeune, fils 243 (nr. 117)

Lelijvelt, M.J. 244 (nr. 122)

Leon, D. 94

Lepeintre-Desroches, P. 42

Leroux 17, 220 (nr. 8), 244 (nr. 118)

Lier, N.E. van 220 (nr. 5)

Limburg Stirum, L. van 271 (nr. 248)

Lipman, S. 221 (nr. 12)

Lis, Ch. 82-83

Loisset, Fr. 265 (nr. 221)

Lowe, H. 64

Lübeck, J.H. 31, 82, 263 (nr. 208), 275 (nr.

261)

Lunteren, J.C. van 191

Luzac, L. 169

299

Maanen, C. van 47

Maelen, Ph. van der 74

Majofski, T.J. 224 (nr. 23), 268 (nr. 235)

Mansouroff, A. von 194

Marchant 230 (nr. 55)

Marck, E. 93

Margaillan 232 (nr. 66)

Marianne van Oranje-Nassau 211

Masi, A. 267 (nr. 231)

Massard, M.-Fr. 189

Massillon, J.B. 229 (nr. 48)

Mat, De fils 17

Maurer, V. 202

Maurits van Oranje-Nassau 273 (nr. 250)

Mée, J. du 137, 148-151, 252 (nrs. 152-

153)

Meerts, Ch. 242 (nr. 113)

Meeter, E. 6-7, 101-102, 105-106, 120,

136-155, 166, 203

Meijer, L. 117, 279 (nr. 278)

Mélesville 234 (nr. 75)

Mermet 241 (nr. 110)

Meyerbeer, G. 238 (nrs. 91-92), 240 (nr.

105)

Michelet, J. 162-163

Mingelen, P. 137, 148-151, 252 (nrs. 152-

153)

Moke, H. 41

Monnier, E. 235-236 (nr. 80)

Moolenijzer, H. 23, 25, 28

Muller, Fr. 56

Nadar alias Félix Tournachon 64-65

Nayler-Liernur, M.E. 265 (nr. 223), 266

(nr. 224)

Netscher, J.Th. 43-44

Nicolaas I 104-106, 194

Nieuwenhuizen, G. 187

Noman, J. 213

Noordziek, J. 160

Nuijen, W. 117

Nus 240 (nr. 104)

Offerman, J.A. 225 (nr. 28)

Offermans, A. 117

Oultremont, H. d’ 133

Palier, H. 12, 31

Pasques de Chavonnes Vrugt zie Vrugt

Peabody, G. 214

Peters, A. 92-94, 255 (nrs. 169-170)

Petri 240 (nr. 101)

Pichot, A. 244 (nr. 118)

Pieneman, N. 28

Pijpers, J.V. 150-151, 226 (nrs. 33, 37),

227 (nr. 38), 252 (nrs. 152-153)

Pinel Dumanoir, Ph. 234 (nr. 73), 239 (nrs.

96, 98-99), 239 (nr. 99), 240 (nr. 103)

Planard 233 (nr. 69)

Poolman, D. 184

Porto Maurizio, L. da 14, 219 (nrs. 1-2)

Pothast, J. 277 (nr. 273)

Pradher, F. 234 (nr. 74), 269 (nr. 239)

Pronk, H. 276 (nr. 269)

Ptolemaeus 40

Rafaël 119

Randolph, J. 37

Rembrandt 117, 119

Remy 17

Reni, G. 119

Ridder van Rappard, A. 148

Rijk, J.C. 107-108, 115, 250 (nr. 141), 251

(nr. 144)

Ristori, A. 95-96, 276

Roesgen von Floss, Ph. von 88-91

Roger & Co. 45, 47

Romani 236 (nr. 83), 237 (nr. 85)

Roobol, C.J. 233 (nr. 71)

Rossini, G. 231 (nr. 56)

Rossum, J. van 211

Royer, A. 236 (nr. 81), 237 (nr. 87)

Rubens, P.P. 119

Rubini, G.B. 270 (nr. 244)

Ruffa, J. 238 (nr. 93)

Ruysdael, J. van 112

Ruysch, A. 275 (nrs. 258-260)

Ruyter, M. de 270 (nr. 243)

Ryswijck, J. van 100, 257 (nr. 179)

Samijn, L. 267 (nr. 231)

Sartor, H.F. 270 (nr. 245), 271 (nr. 248)

Schelfhout, A. 112

Schierhout, J.H. 263 (nr. 212)

Schilperoort, T.O. 129-130, 223 (nrs. 21-

22)

Schinkel, A.D. 55

Schlegel, von 240 (nr. 101)

Schouten, J. 77

Scribe, E. 230 (nr. 54), 231 (nr. 60), 232

(nrs. 61, 64, 67), 233 (nr. 70), 234 (nrs. 72,

75-76), 235 (nr. 78), 238 (nrs. 91-92), 240

(nr. 105)

Shakespeare, W. 240 (nrs. 101-102), 242

Simmonot, V. 190

Sluyter, D. 27, 266 (nr. 228)

Snoek, A. 32, 276 (nr. 262)

300

Somon, J. 254 (nr. 164)

Sophie van Oranje-Nassau 102, 104-105,

249 (nrs. 133-134), 253-254 (nr. 160), 263

(nr. 210)

Sophie van Wurtemberg 104, 106, 195,

258 (nr. 186), 259 (nr. 190), 273 (nr. 250),

277

Spanje, van 225 (nr. 28)

Speyk, J.C.J. van 21-29, 229 (nr. 52), 266

(nrs. 225-228), 267 (nrs. 229-230), 24

St. Georges, J-H. zie Vernoy de St.

Georges

St. Gras 77

Stegeren, van 244 (nr. 122)

Sterk, J.Ph. 254 (nr. 165), 255 (nrs. 167-

168)

Stèven, Ainé 151, 252 (nr. 153)

Sichter, Erven 198

Siraudin 242 (nr. 111)

Stockum, W.P. van 97, 213 (nt. 12)

Stoopendael-van Elten, E. 94-95, 257 (nr.

182), 274 (nr. 253)

Sulpke, C.G. 46

Swijser, J.H. 274 (nr. 253)

Tencé 222 (nr. 13)

Tetroode, Anthonius Joannes van

adellijke pretenties 126

adressen Amsterdam 12, 51

adressen Den Haag 51-52

advertenties 33, 60, 62, 76

afkomst 9-10

alcoholisme 7, 182

autobiografische aantekeningen 210-212

boekhandelaar 12, 36-43 (antiquariaat),

61 (nevenactiviteiten), 73-74 (col-

portageverkoop), 74-80

bordeelbezoek 7, 203

familieperikelen 201

filantropie 194-197

financiële problemen 43-49, 51, 53-56,

59, 61, 98, 198, 200

handtastelijkheid 7, 139, 143, 152, 158-

159, 182-190

huwelijk 202-204

journalist/pamflettist 121-130, 138, 140-

144, 150-154, 161-162, 165-167, 163

kinderen 205-207

kunsthandelaar 113-114, 116-119

lichamelijke conditie 215

lievelingsdichters 98-99

muziekhandelaar 32-35, 88

muzikale interesses 81-87

opleiding 10-11

Oranjeliefde 120, 131, 170-172

overlijden 216-217

plan voor een nationale boekhandel 65,

69-71

politieke ambities 170

portretfoto 32, 274 (nr. 256), titelpagina

pseudoniemen 94, 102, 152

reclame en marketing 74-75, 77-79, 33,

60, 62, 76

republikeinse bevliegingen 131

strafrechtelijke veroordelingen 183-190

taalgebruik 6

toneelwereld, relaties met 91-98

uiterlijke verschijning 6, 173-174

uitgever 14-32, 71-72

veilinghouder 12, 58-59, 118

vertaler 96, 214, 230 (nr. 53), 238 (nr.

90), 239 (nr. 95), 240 (nrs. 103-104)

verzet tegen Nederlandsche Maatschappij

van Schoone Kunsten 65-69

Willem II-verering 7, 132-136, 172-177,

180

zelfbeeld 7

Tetroode, Constantia Josepha van 10 (nt. 7)

Tetroode, Fredericus Joannes van 9-12

Tetroode, Geertruida Maria Jacoba van 10

(nt. 7), 201 (nt. 8)

Tetroode, Johanna Aletta van 10 (nt. 7)

Tetroode, Maria Hen(d)rica van 10 (nt. 7),

201-202

Tetroode, Petronella Johanna van 10 (nt.

7), 45, 201 (nt. 8)

Tetroode, Willem Frederik Petrus van 205

(nt. 22)

Tetroode, Wilhelmina Anna Aletta Marga-

retha van 205 (nt. 22)

Tetroode, Wilhelmina Anna Maria Louisa

(‘Mientje’) van 205-208, 255 (nr. 166)

Tetroode, Wilhelmina Maria Louisa van

206 (nt. 25)

Tetroode-Durlet, Aletta Maria van 10-12,

198-201, 225 (28, 31), 228 (nrs. 44-45)

242, 262 (nr. 204)

Tetroode-Wanders, Maria Hermina van

180, 202-204, 215-216, 237 (nr. 85), 245

(nr. 128), 248 (nr. 131)

Theaulon 232 (nr. 66)

Theesingh, H. 185

Théodore 268 (nr. 234)

301

Thieme, W.J. 47

Thomas, J.W. 185

Thorbecke, J.R. 5, 6, 53, 56, 58, 95, 169-

170, 209, 211-212, 57

Tieck 240 (nr. 101)

Titiaan 119

Tjasink, J. 92

Todleben, E.I. 193-194

Tollens, H. 5, 99-100, 257 (nr. 179)

Toorn, G. van der 197, 258 (nr. 186)

Tournachon, F. zie Nadar

Trew, Chr. 39

Triboulet 94, 260 (nr. 193)

Trubetskoy 77

Valois, J.C. 55, 93-94, 97

Valois-Sablairolles, W. 93, 256 (nr. 177)

Varin 231 (nr. 59)

Vautrin 229 (nr. 52), 268-269 (nr. 236)

Veldhuyzen & Dawaille 267 (nr. 230)

Ven, J. van der alias Apeker 137

Venhorst, A. 177

Verdi, G. 242 (nr. 112)

Verne, J. 65

Vernet, Th. zie Albert, Mad.

Verneuil, E. 234 (nr. 74), 269 (nr. 237)

Vernoy de St. Georges, J-H. 233 (nr. 69),

237 (nrs. 86, 88-89)

Verstolk van Soelen, J.G. 112-113

Verveer, S. 117

Vieuxtemps, H. 187

Vinci, L. da 119

Vliet, J.L. van der 64

Vogel, Ch. L. 21, 263 (nr. 210)

Voglet 17, 244 (nr. 118)

Voigt, J. 21, 265 (nr. 222)

Vondel, J. van den 98, 243 (nr. 116)

Vries, atelier De

Vries, D. de 87

Vries, J. de 177, 227 (nr. 40)

Vries, L. de 187

Vries, R.W.P. de 209-210

Vries van Os, R. de 85-87

Vroom, P.M. de 243 (nr. 113)

Vrugt, W. Pasques de Chavonnes 32, 84-

85, 250 (nr. 142), 276 (nr. 263)

Wagener, G. 21, 265 (nr. 221)

Waldeck, J.A. 139, 159, 164

Westerman, M. 44

Waldorp, A. 117

Walewski, A. 193

Wanders, M.H. zie Tetroode-Wanders

Westreenen van Tiellandt, W. van 26-28,

37-39, 41, 43, 46-47

Weyer, S. van der 127-128

Weddepohl, C. 210

Wiasemsky 77

Wiggers, P. 23

Wilhelm I van Wurtemberg 104, 259 (nr.

190)

Wilhelmina van Pruisen 102, 131, 245 (nrs.

124-125)

Willem I 4, 28-29, 43, 67-69, 84, 102, 123,

127, 129, 131-133, 155, 195, 224 (nr. 25),

244-245 (nr. 122), 246 (nr. 127, 249-250

(nr. 136), 250 (nrs. 137, 140), 277

Willem II 5, 6, 7, 19, 29, 66-67, 83-86,

102, 104, 106, 121, 132, 138-139, 144-149,

154-155, 159-160, 164-165, 169-174, 176-

180, 195, 227 (nr. 42), 228 (nrs. 47, 49),

244-245 (nr. 122), 246 (nr. 128), 248 (nrs.

129-132), 249 (nr. 233), 250 (nrs. 139,

142), 251 (nr. 145), 251 (nrs. 145, 147),

252 (nrs. 149-150), 253 (nrs. 154-157,

159), 255 (nrs. 166-168, 171-172), 256 (nr.

173), 257 (nr. 178), 260 (nr. 195), 262 (nr.

207), 263 (nr. 211), 265 (nr. 223), 270 (nr.

246), 273 (nrs. 249, 251-252), 278 (nr.

274), 111, 175, 247

Willem III 6, 96, 100, 101, 104, 106, 170-

171, 177, 179, 196, 257 (nr. 180), 258 (nr.

186), 259 (nr. 187), 260 (nr. 194), 273 (nr.

250), 274 (nr. 254), 277

Willem van Oranje-Nassau (‘Wiwill’) 104,

171

Willem de Zwijger 102, 113, 270 (nr. 245,

247), 252 (nr. 151), 254 (nr. 163)

Wilterdink, D.J. 54

Wilmans 185

Wiselius, S. 98, 266 (nr. 224)

Wit, H. de 186

Wttewaal van Stoetwegen, H. 211

Xavier 231 (nr. 58), 232 (nr. 65)

Zoutman, J. 171

Zuylen, Van 145

Zweers 262 (nr. 204)

302

303