De 'Schryver' als Oosterling. Een interpretatie van de titelprent van Oud en Nieuw Oost-Indiën van...

9
10 1 Gerard Melder, titelprent van Oud en Nieuw Oost-Indiën van François Valentyn, 1724. Universiteitsbibliotheek Stellenbosch.

Transcript of De 'Schryver' als Oosterling. Een interpretatie van de titelprent van Oud en Nieuw Oost-Indiën van...

10

1 Gerard Melder, titelprent van Oud en Nieuw Oost-Indiën van François Valentyn, 1724. Universiteitsbibliotheek Stellenbosch.

11

Twee boeken hebben een cruciale rol gespeeld in de

geschiedenis van het Nederlandse kolonialisme:

het Itinerario van Jan Huygen van Linschoten en

Oud en Nieuw Oost-Indiën van de Dordtse predikant

François Valentyn (1666-1727). Het Itinerario (1596)

was niet alleen voor de Nederlanders, maar ook

voor de Engelsen een onmisbare gids voor de han-

del in Azië. Oud en Nieuw Oost-Indiën bood voor het

eerst een overzicht van het gehele handelsgebied

van de voc. Vanaf de publicatie van dit veeldelige

werk in 1724-1726 – met 5000 foliobladzijden en

met 1200 illustraties en kaarten het omvangrijkste

boek over Azië dat destijds beschikbaar was – tot in

de tweede helft van de negentiende eeuw was dit

het belangrijkste naslagwerk over de Nederlandse

invloedssfeer in Azië.1 Multatuli heeft Valentyn dan

ook gebruikt bij het schrijven van zijn Max Havelaar.

Advertentiecampagne

Het aanvankelijke succes van Oud en Nieuw Oost-

Indiën, dat in een oplage van ongeveer achthonderd

exemplaren verscheen, was in belangrijke mate het

resultaat van de inspanningen van Valentyns uit-

gevers Joannes van Braam (1677-1751) in Dordrecht,

en zijn halfbroer en compagnon Gerard Onder de

Linden (? -1727) in Amsterdam. De halfbroers had-

den een aanzienlijke investering gedaan en ervoor

gezorgd dat de meeste exemplaren per intekening

werden verkocht.2 Daarnaast werd het tijdschrift

De maandelyke uittreksels of boekzael der geleerde werelt

als advertentiemedium gebruikt. Dit was toen het

enige Nederlandstalige recensietijdschrift en eigen-

dom van Onder de Linden en werd na zijn overlijden

in 1727 voortgezet door zijn weduwe. In de Boekzael

verscheen in december 1722 en in januari 1723 niet

alleen een prospectus van Oud en Nieuw Oost-Indiën,

maar gedurende drie jaar, van maart 1727 tot decem-

ber 1729, ook een reeks aanprijzende samenvattingen

van alle delen van Valentyns grote werk. Het is

waarschijnlijk de langste advertentiecampagne in

de vroegmoderne Nederlandse boekgeschiedenis

geweest.

Een kleiner, maar niet onbelangrijk deel van deze

advertentiecampagne was de allegorische titelprent

die voor in het eerste deel van Oud en Nieuw Oost-

Indiën is afgedrukt (afb. 1). Dit soort titelprenten

kwam aan het einde van de zestiende eeuw in zwang.

Ze waren een gevolg van de massaproductie van

boeken, die door de boekdrukkunst mogelijk was

gemaakt, en van het gegeven dat boeken ongebon-

den verkocht werden. Om gedrukte boeken herken-

De ‘Schryver’ als Oosterling

Een interpretatie van de titelprent vanOud en Nieuw Oost-Indiën van François Valentyn

siegfried huigen

Allegorische titelprenten kwamen aan het einde van de zestiende eeuw in zwang en bleven tot

het begin van de negentiende eeuw in gebruik. Ze maakten ongebonden boeken herkenbaar

en vormden een belangrijk bestanddeel van de uitgeversreclame. De iconografische betekenis

van deze titelprenten is niet altijd gemakkelijk te achterhalen.

12

baar te maken ontstond het idee om op de binnen-

zijde van het schutblad een houtsnede (later een

kopergravure) te plaatsen. De titelprent gaf niet

alleen een indruk van het programma dat aan een

boek ten grondslag lag, maar moest ook aan de

verwachtingen van het lezerspubliek voldoen. De

boektitel kon in de titelprent opgenomen zijn,

maar in de zeventiende eeuw werd het gebruikelijk

om deze op een aparte pagina te plaatsen, zoals ook

in Oud en Nieuw Oost-Indiën. De hausse van de titel-

prent liep in de tweede helft van de achttiende eeuw

langzamerhand ten einde toen de titelprenten

gereduceerd werden tot titelvignetten, om in de

negentiende eeuw uiteindelijk geheel te verdwij-

nen.3

Gérard de Lairesse over titelprenten

De enige tijdgenoot die, voor zover ik weet, theore-

tisch commentaar op titelprenten heeft geleverd,

was de Amsterdamse schilder Gérard de Lairesse

(1641-1711). In zijn Groot Schilderboek (1707) wijdde hij

een hoofdtuk aan ‘Het waarneemen der schikking

in een Tytelplaat’ (het in acht nemen van de compo-

sitie van de titelprent).4 Zijn bedoeling was niet

zozeer om de bestaande praktijk van de compositie

van titelprenten te documenteren, maar eerder om

regels aan ontwerpers te geven. Desondanks heb

ik niet de indruk dat De Lairesse idiosyncratische

opinies verkondigde, want als voorbeeld van zijn

opvattingen verwees hij naar de titelprent van zijn

eigen Groot Schilderboek, die zich niet wezenlijk

onderscheidt van wat destijds gangbaar was. De be-

langrijkste eigenschappen van titelprenten werden

door De Lairesse in het volgende lijstje samengevat:

Het vermaak voor ieders oog,

Tot lof en eere des Schryvers, nevens den Tekenaar, en

Het voordeel des Verkoopers. (p. 146)

De titelprent had dus de niet geringe opgave de be-

langrijkste behoeften van de bij een boek betrokken

partijen te vervullen: iedereen, inclusief de koper,

moest er plezier aan kunnen beleven, de auteur van

het boek en de ontwerper van de prent moesten er

een goede reputatie aan overhouden, en uitgever en

boekhandelaar moesten eraan kunnen verdienen.

Om het belang van de titelprent te benadrukken

noemt De Lairesse de titelprent elders zelfs de ziel

van het boek (p. 147). Als De Lairesse gelijk had, dan

was de titelprent een essentieel onderdeel van het

vroegmoderne boek en dan is het opmerkelijk dat

er door Nederlandse historici minimale aandacht

aan titelprenten is besteed.5

Weliswaar kon een goede titelprent volgens De

Lairesse een slecht boek niet goed maken, maar ‘het

spreekwoord word hier bevestigd, dat een zaak,

schoon voorgedaan, half verkogt is’ (p. 149). Volgens

De Lairesse had men de grootste kans op succes

wanneer men vooral acht sloeg op een goede com-

positie van de titelprent. Centraal moest het beeld

geplaatst worden ‘’t welk den inhoud des Werks

betekent’. Andere ‘beelden’, waarmee hij allegorische

personificaties bedoelt, die de betekenis ondersteun-

den, konden op dezelfde hoogte als het centrale

beeld staande aan weerszijden ervan worden opge-

steld of zittend op de voorgrond. Een hiërarchische

rangschikking was in dit opzicht belangrijk:

Men moet altoos het Beeld des Boeks op de voornaam-

ste plaats in het midden en verheven stellen; die, wel-

ke, naast dit, het meest te zeggen hebben wat laager en

afgewekener; en dus met de mindere en afwykende tot

aan de verschieten toe, ieder Beeld na zyn rang, wer-

king en hoedanigheid, in standplaats verminderende

(p. 145).

De achtergrond was minder belangrijk, maar de

inkadering van de prent was daarentegen essentieel.

Pilaren, gordijnen of een omlijsting moesten de

indruk van een toneel wekken. In elk geval moest

ook de Faam voorzien van een bazuin afgebeeld

worden om de roem van de auteur te verkondigen.

Gerard Melders ontwerp van de titelprent in Valentyns boek

De titelprent van Valentyns werk was ontworpen en

getekend door de nu relatief onbekende Amsterdam-

se tekenaar en schilder Gerard Melder (1693-1754)

en gegraveerd door Andries van Buysen, senior

(vermoedelijk 1707-1747) (afb. 1). Van Buysen was

een bijzonder productieve graveur en Melder was

bekend als kopiist en specialiseerde zich daarnaast

13

in het miniatuurschilderen en portrettekenen.

Er zijn geen aanwijzingen dat Melder zijn ont-

werp in direct overleg met Valentyn heeft gemaakt.

Het kwam soms wel voor dat auteurs zich met het

ontwerp van de titelprent bemoeiden, maar meestal

was volgens de Duitse onderzoeker Marion Kintzin-

ger alleen de uitgever hierbij betrokken. Voor het

ontwerp van de titelprent was het waarschijnlijk

voldoende dat Melder kon beschikken over de

uitgeversprospectus, die een overzicht bevatte van

de inhoud van Valentyns boek, aangevuld met

mededelingen van de uitgevers. Omdat Melder in

Amsterdam woonde, zal hij waarschijnlijk met

de eveneens in Amsterdam gevestigde Gerard

Onder de Linden contact hebben gehad.

Onder de Lindens Dordtse halfbroer Joannes van

Braam schreef wel de berijmde ‘Uitlegging der Titel-

prent’ (zie hierna), die een aantal figuren op de

afbeelding voor de lezer/kijker helpt identificeren.

Op de troon zit volgens deze uitleg de personifica-

tie van de Verenigde Oost-Indische Compagnie

(de ‘Maatschappy’) met pijlenbundel (het traditio-

nele symbool van de eendracht), mercuriusstaf en

scheepsroer, als symbolen van handel en scheep-

vaart, onder haar linkervoet, en met de hoorn van

overvloed onder haar rechtervoet. Haar troon wordt

ondersteund door de Nederlandse leeuw, die ieder-

een die de handelsbelangen van de voc bedreigt,

wil intimideren (‘Schiet blixems uit zyn oog, en

dreigt, met scherpe tanden,/ Al wie haar’ handel

stoort’). Achter haar staat de gehelmde Libertas met

een lans en daarop de vrijheidshoed. Links van hem

staat Vader Tijd (Chronos), die hier de rol vervult

van onthuller van de oostelijke helft van de aarde,

waar de voc-personificatie naar wijst. Voor de troon

van Vrouwe voc staat het ‘betulband Asie’ op z’n

Turks gekleed om de voc zijn rijkdommen aan te

bieden. De ogen van de ‘vorsten’, waarmee Van

Braam misschien ook de andere gepersonificeerde

werelddelen bedoelt (Afrika met ivoor, Amerika

met een verentooi en mogelijk Europa links met

platte hoed op de achtergrond), zouden volgens

hem samen met het gepersonificeerde Azië geves-

tigd zijn op de naakte Waarheid, die rechts achter

de troon staat, maar op de prent kijkt alleen de

vrouwelijke personificatie van Azië in die richting.

De Waarheid opent het gordijn en geeft zodoende

zicht op twee van elkaar verschillende achtergron-

den. De engel op de voorgrond is ‘Historikunde’

(afb. 2), die in haar boek niet alleen de geschiedenis

beschrijft, maar ook de geografie en de culturele en

natuurhistorische voortbrengselen van verre landen,

2 ‘Historikunde’. Detail van Gerard Melder, titelprent van Oud en Nieuw Oost-Indiën van François Valentyn, 1724. Universiteitsbibliotheek Stellenbosch.

14

waarmee de door Van Braam ongenoemde putti

op de voorgrond in de weer zijn (afb. 3). Ten slotte

noemt Van Braam nog de ‘Schryver’, een wild

behaarde figuur die rechts op de voorgrond staat

(afb.5, p.16), wiens roem de gevleugelde Faam op de

achtergrond rondbazuint, overal waar de schepen

van de Republiek heen varen. Van deze schepen zijn

links op de achtergrond alleen de masten te zien.

Uitlegging der Titelprent

De koninglyke vrouw, die kroon en scepter draagt;

Verbeeldt de Maatschappy der geurige Oosterlanden;

De Leeuw van Nederland, die haaren zetel schraagt,

Schiet blixems uit zyn oog, en dreigt, met scherpe

tanden,

Al wie haar’ handel stoort. Dus rust haar slinker voet

Op d’Eendragt van den Staat, en Koop- en Zeevaard-

teken.

De rechter op den hoorn van vollen overvloed.

’s Lands Vryheid stut haar’ stoel, gehandhaaft

onbezweken,

Haar rechterband wyst op den Oosterwereldkloot;

Dien nu de gryze tyd ontdekt in later’ dagen.

’t Betulband Asie geeft al haar schatten bloot,

Gereed de Maatschappy haar offer op te dragen;

Waar aan de Vorsten van dit zegenryk gewest,

En goud en ryk gesteente en parelsnoeren bieden.

Hunne oogen zyn op ’t licht der Waarheid sterk

gevest,

Die opent de gordyn, en doet de schaduw vlieden.

Historikennis, die door duistere eeuwen boort,

En d’oudheid achterhaalt op haar gezwinde wieken;

Hier door Godts wonderen op aarde en zee bekoort,

Beschryft de Landen, die het daglicht op zien krieken.

’t Nieusgierig oog beschouwt hier menig vorstenbeeld,

Beschimpt d’Afgodery, of pryst de zeegewaschen;

’t Geweer legt op den grond, van moortvenyn bedeelt,

Dat op hun hoogen throon kan koningen verrassen.

De Faam verbreid den lof des Schryvers, zonder end,

Alom daar ’t Vry land zyn vlugge kielen zend.

Joannes van Braam

3 Putti in de weer als helpers van ‘Historikunde’. Detail van Gerard Melder, titelprent van Oud en Nieuw Oost-Indiën van François Valentyn, 1724. Universiteitsbibliotheek Stellenbosch.

15

Van Braams ‘Uitlegging der Titelprent’ helpt om de

meeste figuren grofweg te identificeren, maar zegt

niet veel over de compositie van het geheel, die vol-

gens De Lairesse immers van essentieel belang is.

De betekenis van de prent berust ook in belangrijke

mate op de onderlinge relaties van de figuren, waar

Van Braam te weinig over opmerkt. Van Braam zegt

wat de geschoolde achttiende-eeuwse lezer/kijker

waarschijnlijk zelf ook wel had kunnen bedenken

en wat een onderzoeker voor een belangrijk deel

met behulp van Ripa’s Icononologia kan achterhalen.6

De titelprent is echter meer dan een rebus, omdat

hij een visie uitdrukt op het concept van het werk.

Nadere identificatie

Om de weergave van het concept van het boek in de

titelprent te achterhalen zullen we eerst nog Van

Braams identificatiewerk voortzetten. Een eerste

belangrijke aanwijzing hierbij vormt de achter-

grond van de titelprent en dan met name het merk-

waardige dier rechts van de gepersonificeerde voc

(afb. 1). Deze achtergrond vinden we ook op een van

de bekendste schilderijen van Gérard de Lairesse

dat in 2014 in het Amsterdams Historisch Museum

tentoongesteld is met de hedendaagse titel ‘De

Amsterdamse Stedenmaagd ontvangt hulde van

verre volkeren’ (afb. 4). Op het schilderij zijn de

scheepsmasten rechts afgebeeld en het dier met zijn

begeleiders links. Zo te zien is dit dier een kameel

en verbeeldt deze samen met de scheepsmasten de

transportmiddelen die bij de overzeese handel

van de voc betrokken waren. De kameel zou dan

betrekking kunnen hebben op handel in de weste-

lijke delen van de Indische Oceaan, met name in

Perzië en Jemen.

Melder heeft het schilderij van De Lairesse dui-

delijk als voorbeeld genomen voor de bovenste

helft van zijn titelprent. De Amsterdamse Steden-

maagd is op de titelprent omgevormd tot personifi-

catie van de voc. Het concept van de figuren die

handelswaren aanbieden, is eveneens min of meer

overgenomen, alleen zijn de nog menselijke perso-

nages van De Lairesses schilderij getransformeerd

tot personificaties van de drie of vier werelddelen.

Daarnaast heeft Melder het allegorische personeel

uitgebreid met de door Van Braam genoemde perso-

nificaties die rond de troon van de voc zijn opgesteld,

terwijl de Mercurius van De Lairesse gereduceerd is

tot een mercuriusstaf onder de voet van de voc. Er

zijn nog meer verschillen, maar in vergelijking met

het schilderij van de Amsterdamse Stedenmaagd

is de verbeelding van de Maatschappy bij Melder

vooral veel krijgshaftiger uitgevallen. De geperso-

nificeerde voc onderhoudt op de prent een sterke

verbintenis met de staatsmacht van de Republiek in

de gedaante van de dreigende Nederlandse leeuw

onder de troon en de gehelmde Libertas erachter.

De voorgrond van de titelprent heeft Melder met

behulp van Ripa’s Iconologia zelf samengesteld. In

dit gedeelte trekt de personificatie van Historikunde

de meeste aandacht. Het uiterlijk van Historikunde

beantwoordt aan de beschrijving van Historia bij

Ripa: ‘Een Vrouwe met vleugels, in ’t wit gekleet,

die te rugge siende een boeck in de rechter hand

hout, daerse schijnt in te schrijven [. . .]’ (p. 200).

Historia gaat volgens Ripa vergezeld van Chronos/

Saturnus. Die staat op Melders titelprent niet naast

Historia, zoals bij Ripa, maar treedt op als onthuller

van het oostelijk halfrond, dat de gepersonificeerde

VOC met een handgebaar als haar invloedssfeer

aanduidt. Historikunde heeft in Melders titelprent

bovendien een groter takenpakket dan bij Ripa.

Voor Ripa heeft de geschiedenis alleen de opgave

om gebeurtenissen uit het verleden te beschrijven.

Daarom kijkt ze volgens Ripa (en ook op de titel-

prent) over haar linkerschouder, terug in de tijd.

4 Gérard de Lairesse, De Stedenmaagd van Amsterdam. Tussen 1665 en 1685. Amsterdams Historisch Museum.

16

6 Auteursportret van François Valentyn in Oud en Nieuw Oost-Indiën (1724), ontworpen door Arnold Houbraken, naar een schilderij van Arnold Boonen. Universiteitsbibliotheek Stellenbosch.

5 De ‘Schryver’. Detail van Gerard Melder, titelprent van Oud en Nieuw Oost-Indiën van François Valentyn, 1724. Universiteitsbibliotheek Stellenbosch.

17

Het citaat uit psalm 107 in het boek van Historikun-

de duidt daarnaast ook op een andere interesse van

Historikunde. Psalm 107, vers 23 en 24 – ‘Die met

schepen ter zee afvaren, handel doende op grote

wateren; Die zien de werken des Heeren, en Zijn

wonderwerken in de diepte’ (afb. 2) – had een cen-

trale betekenis voor de vroegmoderne wetenschaps-

beoefening, als aanmoediging om kennis te verza-

melen over de empirische werkelijkheid. Kort voor

de verschijning van Valentyns boek verwees Bernard

Nieuwentijt bijvoorbeeld naar psalm 107 om natuur-

onderzoek theologisch te rechtvaardigen in Het regt

gebruik der wereldbeschouwingen, ter overtuiginge van

ongodisten en ongelovigen (1715).

Verder duidt de spiegel die Historikunde in haar

linkerhand houdt, ook op haar nieuwe werkterrein.

Deze spiegel is ontleend aan Ripa’s personificatie

van ‘Scienza / Wetenschap’. Doordat Melder Histori-

kunde eigenschappen van Scienza heeft gegeven,

is ze bij hem een meer gecompliceerde figuur

geworden. Naast haar traditionele taak als notulist

van het verleden houdt ze zich vooral bezig met

de beschrijving van de culturele werkelijkheid en

met wat in de achttiende eeuw natuurfilosofie en

natuurhistorie genoemd werd.

De figuur van de ‘Schryver’

De merkwaardigste figuur op de titelprent is wel-

licht die van de ‘Schryver’, die rechts aan de rand is

afgebeeld (afb. 5). Opmerkelijk is dat hij helemaal

niet overeenkomt met het auteursportret van

Valentyn in Oud en Nieuw Oost-Indiën (afb. 6). Op dat

portret ziet Valentyn eruit als een keurige dominee

met een gladgeschoren gezicht en voorzien van de

traditionele domineesbef en pruik. De Schryver op

de titelprent heeft echter een wilde baard en lang

haar. Hij draagt een hoed met een brede rand die

van voren breder lijkt te worden (het tegendeel van

de puntige steek die destijds in de mode was) en

heeft zijn handen verborgen in de brede mouwen

van zijn gewaad. Dat gewaad is niet de ambtstoga

van predikanten want de bef ontbreekt. Baarden

waren sowieso ongebruikelijk voor heren van

Valentyns stand.

Beeldecho’s in de titelprent zorgen voor een

frame van dit uiterlijk. De houding met de handen

in de brede mouwen, komt overeen met die van de

Aziatische figuren op de prenten die door de putti

worden getoond (afb. 3) en bovendien lijkt de

Schryver sterk op een van de drie exotische figuren

(degene met hoed en gezichtsbeharing) bij de kameel

en de parasol op de achtergrond (afb. 5). Ik durf

daarom te beweren dat de Schryver door deze beeld-

echo’s als ‘Oosterling’ wordt gepresenteerd.

De mogelijke bedoeling van de exotisering van

de Schryver op de titelprent is om Valentyns exper-

tise in Aziatische zaken zichtbaar te maken. Hier-

op werd zowel in de prospectus van 1722 als door

Valentyn zelf in de ‘Voorreden’ van zijn boek de

7 Titelbladzijde van China Illustrata (1667) van Athanasius Kircher, met afbeeldingen van de missionarissen Matteo Ricci and Johann Adam Schall. Jesuitica Collection, Boston College.

18

nadruk gelegd. De Schryver vertoont de tekenen

van exotische local knowledge op dezelfde manier als

de jezuïeten op de titelbladzijde van China Illustrata

(1667) van Athanasius Kircher (afb. 7). Deze aan-

spraak op local knowledge was een belangrijk ver-

koopargument voor het boek.

Besluit

Marion Kintzinger heeft op basis van een groot aan-

tal titelprenten van vroegmoderne historische wer-

ken uit de Herzog August Bibliothek vastgesteld

dat deze vaak uit horizontaal verdeelde secties zijn

samengesteld. Dit is ook bij Melders titelprent het

geval. Er kunnen duidelijk twee secties onderschei-

den worden. De meest centrale en, als we De Laires-

ses ideeën in zijn Groot Schilderboek volgen, hiërar-

chisch ook de meer belangrijke, is de sectie die

berust op een imitatie van De Lairesses schilderij

van de Amsterdamse Stedenmaagd. Dit deel van de

titelprent is een eerbetoon aan de voc en vindt een

echo in Valentyns ‘Opdragt’ in Oud en Nieuw Oost-

Indiën aan een bewindhebber van de voc, Egidius

van den Bempden. Het personeel van de onderste

en hiërarchisch lagere sectie is gearrangeerd rond

Historikunde, die vooral in haar activiteit van

beschrijving van de exotische werkelijkheid is voor-

gesteld. Een verbinding tussen beide secties wordt

gevormd door de dubbele personificatie van Azië,

waarvan de vrouwelijke personificatie bij de troon

van de voc staat en de mannelijke met een open

juwelenkistje een beetje op het niveau van de Histo-

rikunde zit. Het aanbieden van de juwelen door het

mannelijke Azië past bij het eerbetoon aan de voc,

maar mannelijk Azië kijkt, anders dan Van Braam

in zijn ‘Uitlegging’ beweert, tegelijkertijd naar

Historikunde.

De Schryver en de mannelijke personificatie van

Azië lijken het schrijven van Historikunde van twee

zijden met hun blik te observeren. Dat het hierbij

mogelijk gaat om een controlerend toezien, is een

gedachte die steun vindt in de vroegmoderne theo-

logie en politieke theorie. Men meende destijds dit

vermogen van het kijken onder meer uitgedrukt te

vinden in Spreuken 20, vers 8: ‘Een Coninck sittende

op den throon des gerichts / verstroyt alle quaet

met sijnen oogen.’ Op de titelprent zien ‘Asie’ en de

Schryver erop toe dat Historikunde betrouwbare

informatie noteert bij het beschrijven van ‘de wer-

ken des Heeren’, want ook daaraan hechtten de

lezers waarde.

Noten 1 François Valentyn, Oud en Nieuw Oost-

Indiën. Dordrecht / Amsterdam, 1724-1726.

2 Voor de drukgeschiedenis van Oud en

Nieuw Oost-Indiën zie Annemarie Fennema, ‘François Valentijns Oud en Nieuw Oost-Indiën’.

In: Mededelingen van de Stichting Jacob Campo

Weyerman 21 (1998), p. 9-17.

3 Marion Kintzinger, Chronos und Historia:

Studien zur Titelblattikonographie historiogra-

phischer Werke vom 16. bis zum 18. Jahrhundert.

Wiesbaden, 1995.

4 Gérard de Lairesse, Groot Schilderboek.

Amsterdam, 1707, p. 144-149.

5 Er bestaan maar drie Nederlandse pu-

blicaties die geheel aan titelprenten gewijd

zijn: M.A. Becker-Moelands, De juridische

titelprent in de zeventiende eeuw: het Hof van

Holland. Muiderberg, 1985; E.O.G. Haitsma

Mulier, ‘Woord en beeld: titelprenten van

enkele Nederlandse historische werken uit

de 17de en 18de eeuw’. In: Gedrukt in Holland,

themanummer van Holland 26 (1994),

p. 274-291; Rienk Vermij, ‘The light of

nature and the allegorization of science on

Dutch frontispieces around 1700’. In: Eric

Jorink en Bart Ramakers ed., Art and Science

in the Early Modern Netherlands (Netherlands

Yearbook for History of Art/Nederlands

Kunsthistorisch Jaarboek 61). Zwolle, 2011,

p. 208-237.

6 Cesare Ripa, Cesare Ripa’s Iconologia of

Uytbeeldinghen des Verstants. Vertaald door

Dirck Pietersz. Pers. Amsterdam, 1644.