De Europese aanpak van grensoverschrijdende geschillen naar aanleiding van e-commerce
Transcript of De Europese aanpak van grensoverschrijdende geschillen naar aanleiding van e-commerce
KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN
FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID
Academiejaar 2014 - 2015
VRIJDAG 22 MEI 2015 MARIET DEFRANCQ
De Europese aanpak van grensoverschrijdende geschillen naar
aanleiding van e-commerce, met een focus op de bescherming
van de consument
Inhoudsopgave
INLEIDING ...........................................................................................................................................1
DEEL I – DE CONSUMENT ALS BESCHERMINGSWAARDIGE PARTIJ ................................................4
DEEL II – GERECHTELIJKE GESCHILLENOPLOSSING VAN GRENSOVERSCHRIJDENDE
CONSUMENTENGESCHILLEN NAAR AANLEIDING VAN E-COMMERCE...............................................5
Overzicht..........................................................................................................................................5
Hoofdstuk 1: Bevoegde rechtbank bij consumentengeschillen .................................................6
Afdeling 1 – Plaats van consumentengeschillen in de Brussel Ibis-verordening.......................6
Afdeling 2 – Noodzaak aan bijzondere bevoegdheidsregels......................................................7
Afdeling 3 – Inhoud van de bijzondere bevoegdheidsregels......................................................8
§1. Consument als eiser .........................................................................................................8
§2. Consument als verweerder...............................................................................................9
Hoofdstuk 2 – Toepasselijk recht op consumentengeschillen .................................................10
Hoofdstuk 3 – Toepassingsgebied beschermde regeling .........................................................12
Afdeling 1 – Voorwaarde met betrekking tot de overeenkomst zelf .......................................12
Afdeling 2 – Voorwaarde met betrekking tot de consument....................................................12
Afdeling 3 – Voorwaarden met betrekking tot de onderneming ..............................................13
§1. Activiteiten ontplooien of richten op..............................................................................13
§2. Tussenkomende partijen.................................................................................................14
Hoofdstuk 4 – Waarom de gerechtelijke oplossing geen soelaas brengt................................ 15
DEEL III – BUITENGERECHTELIJKE GESCHILLENOPLOSSING VAN GRENSOVERSCHRIJDENDE
CONSUMENTENGESCHILLEN NAAR AANLEIDING VAN E-COMMERCE.............................................16
Overzicht.......................................................................................................................................16
Hoofdstuk 1 – De ADR-richtlijn en ODR-verordening ...........................................................17
Afdeling 1 – Doelstelling..........................................................................................................17
Afdeling 2 – Toepassingsgebied...............................................................................................18
Hoofdstuk 2 – Huidig ADR-landschap in België.......................................................................18
Hoofdstuk 3 – Knelpunten, waarom noodzaak aan vernieuwing?.........................................20
Afdeling 1 – Onvolledige marktdekking .................................................................................21
Afdeling 2 – Kwaliteitsverschillen...........................................................................................23
Afdeling 3 – Onaangepast aan ODR ........................................................................................24
Afdeling 4 – Onbekendheid......................................................................................................24
§1. Informatieverplichtingen ADR ......................................................................................25
§2. Informatieverplichtingen ODR ......................................................................................26
Hoofdstuk 4 – Voordelen en randvoorwaarden geslaagd A(O)DR-systeem..........................26
Afdeling 1 – Voordelen.............................................................................................................26
Afdeling 2 - Randvoorwaarden.................................................................................................27
§1. Ondernemingen aanmoedigen om gebruik te maken van A(O)DR ..............................27
§2. ODR-platform dat klachten zelf en automatisch kan behandelen..................................28
§3. Geïnformeerde consumenten en ondernemingen...........................................................28
CONCLUSIE .......................................................................................................................................29
BIBLIOGRAFIE ...................................................................................................................................30
Wetgeving ....................................................................................................................................30
Europese wetgeving .................................................................................................................30
Belgische wetgeving ................................................................................................................31
Rechtspraak .................................................................................................................................31
Europese rechtspraak ...............................................................................................................31
Rechtsleer ....................................................................................................................................32
Boeken .....................................................................................................................................32
Tijdschriften..............................................................................................................................32
Andere...........................................................................................................................................34
1
INLEIDING Het wordt als consument steeds gemakkelijker om goederen en diensten aan te kopen via het
internet. Het aankopen van meubels, kleren, juwelen en electronica, het boeken van een hotelletje in
het buitenland: het kan nu allemaal online, via enkele klikken op de computer of smartphone. De
elektronische handel (e-commerce) is de grootste en snelst groeiende markt ter wereld.1
Toch spelen deze onlinetransacties zich nog voornamelijk af binnen de nationale grenzen.2
Grensoverschrijdend kopen en verkopen zou nochtans vele voordelen met zich meebrengen.
Ondernemingen zouden dan een grotere afzetmarkt vinden om hun goederen en diensten te
verkopen, en consumenten zouden geconfronteerd worden met een groter aanbod en lagere prijzen.3
De Europese Unie heeft dit probleem ook opgemerkt en wenst grensoverschrijdende
onlinetransacties bijgevolg te stimuleren, om zo het volledig potentieel van de interne markt te
benutten en de Europese economische groei te stimuleren.4 Ze wenst een eenmaking te
verwezenlijken in de “digitale dimensie” van de interne markt, en zo een soort van digitale ruimte
zonder binnengrenzen te creëren. Om zo als het ware tot een “interne(t)-markt” te komen.
Om deze digitale dimensie van de interne markt te verwezenlijken, is het van cruciaal belang dat
zowel de onderneming als de consument vertrouwen hebben in het online verrichten van
grensoverschrijdende transacties. Dit vertrouwen is op heden echter niet voldoende aanwezig. De
oorzaak hiervoor is te vinden in het ontbreken van een voldoende adequate manier om
mogelijke geschillen op te lossen.5
1 A. DIERICK en S. VERBEKE, “Geschillenbeslechting via het internet... Een eerste stap voorwaarts”, DCCR 2013, nr. 99, 3; A. DIERICK en S. VERBEKE, “Consumentengeschillen binnenkort beslecht via internet”, De Juristenkrant 8 mei2013; N. CREUTZFELDT en C. HODGES, “Consumer Dispute Resolution (CDR) in Europe, Nederlands-Vlaams tijdschrift voor Mediation en conflictmanagement 2014, nr. 18, 32.
2 COM/2011/942 van 6 februari 2012, A coherent framework for building trust in the digital single market for e-commerce and online services, 1-2; SEC/2011/1408, Commission Staff Working Paper, Impact assessment accompanying the Proposal for the Directive on consumer ADR and the Proposal for a Regulation on consumer ODR, 25 (hierna: SEC/2011/1408, Impact Assessment); A. DIERICK en S. VERBEKE, “Geschillenbeslechting via het internet... Een eerste stap voorwaarts”, DCCR 2013, nr. 99, 3; A. DIERICK EN S. VERBEKE, “Consumentengeschillen binnenkort beslecht via internet”, De Juristenkrant 8 mei 2013.
3 COM/2012/225 van 22 mei 2012, A European Consumer Agenda – Boosting confidence and growth, 1; COM/2011/942 van 6 februari 2012, A coherent framework for building trust in the digital single market for e-commerce and online services, 3; SEC/2011/1408, Impact Assessment, 25-26.
4 COM/2012/225 van 22 mei 2012, A European Consumer Agenda – Boosting confidence and growth, l; COM/2011/942 van 6 februari 2012, A coherent framework for building trust in the digital single market for e-commerce and online services, 1.
5 H. DE CONINCK, “Europese voorstellen voor een alternatieve en een online geschillenregeling”, DCCR 2012, nr 94, 184; A. DIERICK en S. VERBEKE, “Geschillenbeslechting via het internet... Een eerste stap voorwaarts”, DCCR 2013, nr. 99, 3 en 5; A. DIERICK en S. VERBEKE, “Consumentengeschillen binnenkort beslecht via internet”, De
2
Vooral voor consumenten is dit een grote hinderpaal. Zij verrichten hun onlinetransacties liever niet
over de grenzen heen, omdat ze er geen vertrouwen in hebben dat eventuele problemen snel en
efficiënt opgelost kunnen worden.6 Hoewel het internet dus zorgt voor gemakkelijkere toegang tot
buitenlandse verkopers, staat hier een moeilijkere procesvoering in geval van geschillen tegenover.7
Deze bijdrage gaat over de recente initiatieven die de Europese Unie heeft genomen om het
consumentenvertrouwen in grensoverschrijdende onlinetransacties te stimuleren. Een klein woordje
uitleg bij de afbakening die hierbij gemaakt zal worden. Ten eerste zal deze bijdrage zich enkel
focussen op de consumentenbescherming op het procedurele niveau, dus nadat er reeds een
probleem is gerezen. De materiële rechtsregels inzake consumentenbescherming stimuleren het
consumentenvertrouwen uiteraard ook, maar behoren niet tot het onderwerp van deze bijdrage en
worden slechts zijdelings vermeld waar nodig. Ten tweede zal deze bijdrage handelen over
grensoverschrijdende geschillen die ontstaan naar aanleiding onlinetransacties/e-commerce. De
consument en de verkoper hebben hun overeenkomst dus online –via het internet– gesloten. Ook zal
er enkel gesproken worden over B2C8 overeenkomsten, zijnde overeenkomsten die gesloten
worden tussen een professionele verkoper / onderneming enerzijds en een consument anderzijds. De
online transacties tussen particulieren onderling en tussen ondernemingen onderling worden
bijgevolg buiten beschouwing gelaten. Ten slotte zal deze bijdrage zich niet inlaten met met
grensoverschrijdende geschillen met derde-staten. De focus zal louter gelegd worden op
grensoverschrijdende geschillen binnen de Europese Unie: zowel de consument als de
onderneming zijn dus woonachtig/gevestigd binnen de Europese Unie.
De structuur die hierbij gevolgd zal worden kan als volgt worden weergegeven. DEEL I zal kort uit
de doeken doen waarom de consument voor de Europese Unie een beschermingswaardige partij is.
Vervolgens zal DEEL II het hebben over de bescherming van de consument bij de gerechtelijke
oplossing van grensoverschrijdende geschillen voortvloeiend uit e-commerce. Het Europees
internationaal privaatrecht heeft de consument altijd al een procedureel handje geholpen, en recente
rechtspraak van het Hof van Justitie en recente aanpassingen in de regelgeving, proberen het
Europees IPR geschikt te maken voor de context van e-commerce. Dit deel zal eindigen met een
toelichting waarom de gerechtelijke geschillenoplossing vaak niet volstaat in het geval van
grensoverschrijdende consumentengeschillen omtrent onlinetransacties.
Juristenkrant 8 mei 2013. 6 SEC/2011/1408, Impact Assessment, 20.7 J. DE MEYER, “Consumeren zonder grenzen. Nieuwe regels in de Rome I-Verordening”, NjW 2010, nr. 214, 2.8 Business to Consumer.
3
Dit sluit meteen aan bij het onderwerp van DEEL III van deze bijdrage. Doordat gerechtelijke
geschillenoplossing vaak niet volstaat, zal er in de toekomst dan ook een grotere rol zal weggelegd
zijn voor de buitengerechtelijke oplossing van deze geschillen. Bij buitengerechtelijke / alternatieve
geschillenbeslechting (hierna: ADR, afkorting van Alternative Dispute Resolution) komen de
partijen overeen om hun geschil op een buitengerechtelijke manier op te lossen, dus zonder hierbij
beroep te doen op de hoven en de rechtbanken. In plaats daarvan doen ze beroep op de tussenkomst
van een neutrale derde. Het gaat om methodes zoals arbitrage, bemiddeling en verzoening.9
Wanneer de ADR-methode toelaat dat de geschillenoplossing online verloopt, dan spreekt men van
online geschillenbeslechting (hierna: ODR, afkorting van Online Dispute Resolution).10 Deze
specifieke vorm van ADR is enorm interessant voor het oplossen van geschillen die ontstaan naar
aanleiding van grensoverschrijdende onlinetransacties, aangezien de consument en de onderneming
zich dan per definitie in een andere lidstaat bevinden.
In het derde deel van de bijdrage zullen er twee recente Europese initiatieven worden toegelicht die
de buitengerechtelijke oplossing van consumentengeschillen wensen te stimuleren. Het gaat om
Richtlijn 2013/11/EU betreffende de alternatieve beslechting van consumentengeschillen11 (de
ADR-richtlijn genoemd) en Verordening 524/2013/EU betreffende de online beslechting van
consumentengeschillen12 (de ODR-verordening genoemd). Beide dateren van 21 mei 2013, en
zullen in juli 2015 van toepassing zijn.13
9 J. STUYCK, “The transformation of consumer law in the EU in the last 20 years”, MJ 2013, afl. 2, 399; M. PIERS, “DeADR-overeenkomst in een Europese grensoverschrijdende context”, TBH 2014, 9-10.
10 C.N.J. DE VEY MESTDAGH en T. VAN ZUIJLEN, “Private rechtspraak: online én offline een realiteit”, Justitiële Verkenningen 2012, 81.
11 Richtlijn 2013/11/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende alternatieve beslechting van consumentengeschillen en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 en Richtlijn 2009/22/EG, Pb.L. 165, 63-79.
12 Verordening 524/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende onlinebeslechting van consumentengeschillen tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 en Richtlijn 2009/22/EG), Pb.L. 164,1-12.
13 Art. 25 ADR-richtlijn, art. 22 ODR-Vo.
4
DEEL I – DE CONSUMENT ALS BESCHERMINGSWAARDIGE PARTIJ
De consument heeft voor de Europese Unie altijd al een bijzondere plaats ingenomen, omdat ze
beschouwd wordt als een “zwakke partij” die extra bescherming behoeft. In de contractuele
verhouding tussen een consument en een onderneming, wordt de consument gezien als de
economisch zwakkere en juridisch minder ervaren contractpartij.14 De onderneming beschikt als
beroepsmatige handelende wederpartij immers overs over meer onderhandelingsmacht en
informatie dan de consument.15
Deze consumentenbescherming dient zich niet alleen af te spelen op het materieel niveau. Het
toekennen van materiële subjectieve rechten (zoals een informatierecht of een herroepingsrecht) aan
consumenten is niet voldoende, ze moeten ook daadwerkelijk kunnen worden afgedwongen.16
Gelijk hebben is niet hetzelfde als gelijk krijgen. De bescherming van de consument dient zich dus
ook af te spelen op het procedurele niveau, wanneer er toch een probleem blijkt te zijn ontstaan.
Deze procedurele bescherming kan zowel geschieden op een gerechtelijke als op een
buitengerechtelijke manier. De Europese Unie beschermt de consument bij het gerechtelijk oplossen
van zijn geschil, door hem in het Europees IPR procedureel te helpen op het vlak van bevoegde
rechtbank en toepasselijk recht. Vervolgens geeft de Europese Unie de consument ook de
mogelijkheid om gebruik te maken van methodes van alternatieve/buitengerechtelijke
geschillenoplossing.
Enkel door een hoge mate van consumentenbescherming, kan men zorgen dat consumenten
vertrouwen krijgen in het ondernemen van grensoverschrijdende transacties. Omdat ze weten dat
eventuele geschillen efficient zullen worden opgelost. En enkel zo kan de Europese Unie een ware
interne(t) markt verwezenlijken.
14 HvJ 20 januari 2005, C-464/01, Gruber v. Bay Wa AG, Jur. 2005, I-00439, §34; HvJ 7 december 2010, C-585/08 en C-144/09, Pammer en Alpenhof, Jur. 2010, I-12527, §58.
15 J. STUYCK, “The transformation of consumer law in the EU in the last 20 years”, MJ 2013, afl. 2, 397 en 402; B. VOLDERS, “Nieuw verwijzingsrecht voor grensoverschrijdende overeenkomsten”, RW 2009-2010, nr. 16, 656.
16 J. STUYCK, “The transformation of consumer law in the EU in the last 20 years”, MJ 2013, afl. 2, 387; E. VERHAGE, “ADR en ODR voor consumentenzaken in beweging”, TMD 2014, afl. 2, 13; S. VOET, “Online ADR in Europa en België: a new frontier”, TMD 2013, afl. 3, 26; H. DE CONINCK, “Buitengerechtelijke regeling van consumentengeschillen”, DCCR 2014, nr. 105, 24-25; S. VOET, “Buitengerechtelijke regeling consumentengeschillen”, NjW 2014, nr. 308, 674.
5
DEEL II – GERECHTELIJKE GESCHILLENOPLOSSING VAN GRENSOVERSCHRIJDENDE CONSUMENTENGESCHILLEN NAV. E-COMMERCE
OVERZICHT
Dit deel van de bijdrage zal bespreken hoe de Europese consument procedureel wordt geholpen
wanneer hij als eiser of als verweerder moet optreden in een grensoverschrijdend geschil naar
aanleiding van e-commerce. Het gaat hier dus om een Europese consument, die via het internet een
overeenkomst heeft gesloten met een onderneming die gevestigd is in een andere EU-lidstaat. Het
grootste deel van het internationaal privaatrecht inzake grensoverschrijdende
consumentenovereenkomsten is geëuropeaniseerd,17 dus dient dit besproken te worden aan de hand
van het Europees internationaal privaatrecht (hierna: IPR).
Het internationaal privaatrecht stelt steeds zich de volgende vragen. Ten eerste vraagt het zich af
welke rechtbank bevoegd is om van het geschil kennis te nemen (de bevoegdheidsvraag). Deze
vraag wordt beantwoord in de Brussel Ibis-verordening18 (hierna: Brussel Ibis-Vo). Ten tweede
vraagt het internationaal privaatrecht zich af welk recht deze bevoegde rechtbank vervolgens moet
toepassen op het geschil zelf (de vraag naar toepasselijk recht), wat voor overeenkomsten wordt
behandeld in de Rome I-verordening19 (hierna: Rome I-Vo).20
Dit deel van de bijdrage zal de bovenstaande vragen stellen in het licht van grensoverschrijdende
consumentengeschillen, die ontstaan zijn naar aanleiding van e-commerce. Beide verordeningen
zijn in het algemeen van toepassing wanneer het ten eerste gaat om een geschil met een
grensoverschrijdend of internationaal karakter21 (wat het geval is bij grensoverschrijdende
onlinetransacties), en wanneer het geschil betrekking heeft op “burgerlijke en handelszaken”22.
Consumentengeschillen hebben duidelijk betrekking op de categorie “handelszaken”: de consument
gaat (online) een overeenkomst aan met een professionele onderneming / verkoper.
17 T. KRUGER en L. SAMYN, “Als de Europese consument moet procederen”, DCCR 2012, nr. 95, 66.18 Verordening 1215/2012/EU van het Europees parlement en Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke
bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszalen, Pb.L. 20 december 2012, afl. 351, 1.
19 Verordening 593/2008/EG van het Europees parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst, Pb.L. 4 juli 2008, afl. 177, 6.
20 G. VAN CALSTER, European Private International Law, Portland (Oregon), Hart Publishing, 2013, 1; T. KRUGER en L. SAMYN, “Als de Europese consument moet procederen”, DCCR 2012, nr. 95, 66; J. DE MEYER, “Consumeren zonder grenzen. Nieuwe regels in de Rome I-Verordening”, NjW 2010, nr. 214, 2.
21 HvJ 1 maart 2005, C-281/02, Owusu, Jur. 2005, I-01383, §25; HvJ 14 november 2013, C-478/12, Maletic, onuitg., §26-27; Hv,; E. MEHMETI, “Wanneer is een consumentenzaak 'internationaal' in de zin van Brussel I Verordening? De woonplaatsvereiste nader toegelicht”, DCCR 2014, nr. 105, 44.
22 Art. 1 Brussel Ibis-Vo en art. 1 Rome I-Vo.
6
Het Europese IPR heeft de consument steeds een procedureel handje geholpen op het vlak van
bevoegde rechtbank en toepasselijk recht. Eerst zal hoofdstuk 1 de bescherming op het vlak van
bevoegde rechtbank bespreken, aan de hand van de Brussel Ibis-Vo. Vervolgens zal hoofdstuk 2 de
bescherming op het vlak van toepasselijk recht uit de doeken doen, wat zal gebeuren aan de hand
van de Rome I-Vo. Dan zal Hoofdstuk 3 de toepassingsvoorwaarden opsommen waaraan moet
voldaan zijn om onder het toepassingsgebied van de beschermende bepalingen van de bovenstaande
verordeningen te vallen. Ten slotte zal hoofdstuk 4 eindigen met een uiteenzetting waarom deze
gerechtelijke bescherming vaak toch niet volstaat wanneer het gaat om geschillen omtrent
grensoverschrijdende onlinetransacties.
HOOFDSTUK 1: BEVOEGDE RECHTBANK BIJ CONSUMENTENGESCHILLEN
AFDELING 1 – PLAATS VAN CONSUMENTENGESCHILLEN IN DE BRUSSEL I BIS -VERORDENING
De vraag naar welke rechtbank (van welke lidstaat) bevoegdheid heeft om kennis te nemen van een
grensoverschrijdend geschil, wordt beantwoord in de Brussel Ibis-verordening. Deze verordening
werd nog maar heel recent, op 10 januari 2015, van toepassing in de Europese Unie. Alle
rechtsvorderingen die vanaf deze datum werden ingesteld, zullen dus onder het temporele
toepassingsgebied van deze verordening vallen.23 De Brussel Ibis-Vo is de opvolger van de Brussel
I-verordening24 (hierna: Brussel I-Vo) die op zijn beurt de opvolger is van het oorspronkelijke
Verdrag van Brussel van 196825.26
Even kort het systeem van de Brussel Ibis-Vo. Het uitgangspunt dat doorheen deze verordening als
algemene regel wordt aangenomen is dat de rechtbank van de woonplaats van de verweerder
bevoegdheid heeft.27 Op dit uitgangspunt worden echter vele uitzonderingen gemaakt, wegens het
voorwerp van het geschil of wegens de partijautonomie.28 Het uiteindelijke resultaat is dat de
verschillende bevoegdheidsgronden in de verordening worden geordend volgens een strikte
hiërarchie.29 In deze hiërarchie staan de regels die de bevoegde rechtbank aanduiden ingeval van
consumentengeschillen, op de derde plaats. Deze bevoegdheidsregels zijn hiërarchisch
23 Art. 81 lid 2 Brussel Ibis-Vo; N. DEBRUYNE en L. DEMEYERE, “De Brussel Ibis-Vo: wat is nieuw vanaf 2015?”, Cah.Jur. 2015, afl. 1, 5-6.
24 Vo 44/2001/EG van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, Pb.L. 16 januari 2001, afl. 12, 1.
25 Verdrag van Brussel van 27 september 1968 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, Pb.L. 31 december 1972, afl. 299, 32.
26 G. VAN CALSTER, European Private International Law, Portland (Oregon), Hart Publishing, 2013, 19.27 Art. 4 Brussel Ibis-Vo.28 Rechtsoverweging 15 Brussel Ibis-Vo.29 T. KRUGER en L. SAMYN, “Als de Europese consument moet procederen”, DCCR 2012, nr. 95, 73: G. VAN CALSTER,
European Private International Law, Portland (Oregon), Hart Publishing, 2013, 23 en 51.
7
ondergeschikt aan de exclusieve bevoegdheidsgronden30 en de stilzwijgende aanvaarding31, maar
krijgen wel voorrang op (onder andere) de rechtbank die wordt bevoegd gemaakt in forumclausules
en de algemene regel waarbij de rechtbank van de woonplaats van de verweerder bevoegd is.32
De specifieke regels voor consumentengeschillen bevinden zich in afdeling 4 “bevoegdheid voor
door consumenten gesloten overeenkomsten” van het tweede hoofdstuk van de Brussel Ibis-Vo. Het
gaat om de artikels 17 tot 19.
AFDELING 2 – NOODZAAK AAN BIJZONDERE BEVOEGDHEIDSREGELS
Door zijn positie als “zwakke partij” behoeft de consument op het vlak van bevoegde rechtbank
zowel bescherming wanneer hij als eiser optreedt, als wanneer hij als verweerder optreedt. Zonder
bescherming zou de consument in beide gevallen voor een rechtbank van een andere EU-lidstaat
kunnen terechtkomen, waarmee hij niet vertrouwd is en wat dus ook geen goede zaak zou zijn voor
het consumentenvertrouwen in grensoverschrijdende transacties.
Dit is vooral het geval wanneer de consument optreedt als eiser. Als de consument de algemene
regel zou moeten volgen, zou hij zijn vordering dus moeten instellen bij de gerechten van de
woonplaats van de verweerder. In het geval van een verweerder-onderneming is dit de plaats waar
de statutaire zetel, hoofdbestuur, of hoofdvestiging van de onderneming zich bevindt33 of de plaats
van het filiaal, agentschap of enige andere vestiging van de onderneming.34 Dit vooruitzicht
ontmoedigt de consument om een rechtsvordering in te stellen,35 wat dus negatief zou zijn voor het
consumentenvertrouwen. Maar ook wanneer de consument dient op te treden als verweerder zou
hij zonder extra bescherming hoogstwaarschijnlijk terechtkomen bij een rechtbank van een andere
EU-lidstaat, met dezelfde nefaste gevolgen voor het consumentenvertrouwen. De onderneming zou
dan een forumclausule kunnen opnemen in haar algemene voorwaarden, waarop de consument
weinig invloed kan uitoefenen aangezien hij zich in een zwakke onderhandelingspositie bevindt.36
30 Art. 24 Brussel Ibis-Vo.31 Art. 26 Brussel Ibis-Vo.32 T. KRUGER en L. SAMYN, “Als de Europese consument moet procederen”, DCCR 2012, nr. 95, 73.33 Art. 63 Brussel Ibis-Vo.34 Art. 17.2 Brussel Ibis-Vo.35 T. KRUGER, “De evolutie van het Europese internationaal privaatrecht op het vlak van
consumentenovereenkomsten”, DCCR 2013, afl. 100-101, 245.36 T. KRUGER en L. SAMYN, “Als de Europese consument moet procederen”, DCCR 2012, nr. 95, 74.
8
AFDELING 3 – INHOUD VAN DE BIJZONDERE BEVOEGDHEIDSREGELS
§1. Consument als eiser
Wanneer de Europese consument als eiser optreedt, heeft hij twee keuzes voor wat betreft de
bevoegde rechtbank.37 Hij kan er nog steeds voor kiezen om zijn rechtsvordering in te stellen bij de
gerechten waar de onderneming zijn vestiging heeft, wat de algemene regel is. Maar hij kan er ook
voor kiezen om te vorderen voor de gerechten van zijn eigen woonplaats.38 In dat laatste geval
geniet de consument dus van het voordeel van het “thuisforum”. Dit kan voor de consument niet
alleen van belang omwille van de vertrouwdheid met deze gerechten, maar ook omwille van
procedurele redenen. Het forum bepaalt immers welke voorlopige maatregelen er mogelijk zijn, hoe
de gerechtskosten worden verdeeld, of er een mogelijkheid is tot rechtstand, hoe de bewijslast wordt
verdeeld en of het principe van “ius novit curia” al dan niet van toepassing is.39
Via deze extra mogelijkheid wil men de consument een duwtje in de rug geven, zodat hij niet
ontmoedigd zou zijn om een rechtsvordering in te stellen.40 Bovendien stelt artikel 19.2 Brussel Ibis-
Vo dat forumclausules in het voordeel van de consument-eiser steeds mogelijk zijn. Dit zijn
forumclausules die de consument, naast de eigen woonplaats en de woonplaats van de
onderneming, nog extra fora ter beschikking stelt in andere lidstaten.41
Nieuw in artikel 18.1 Brussel Ibis-Vo is de toevoeging van de zin “ongeacht de woonplaats van de
wederpartij”. Voordien was het zo dat de Europese consument het voordeel van het thuisforum
enkel kon inroepen indien de onderneming-verweerder zelf ook binnen de Europese Unie gevestigd
was.42 Indien de onderneming-verweerder buiten de Europese Unie gevestigd was, moest de
consument gebruik maken van zijn nationale bevoegdheidsregels. Deze kunnen in elk EU-lidstaat
verschillen, en zijn voor België te vinden in het Wetboek Internationaal Privaatrecht43 (hierna:
WIPR).44
37 Art. 18.1 Brussel Ibis-Vo38 N. DEBRUYNE en L. DEMEYERE, “De Brussel Ibis-Vo: wat is nieuw vanaf 2015?”, Cah. Jur. 2015, afl. 1, 11; A.
DIERICK en S. VERBEKE, “Geschillenbeslechting via het internet... Een eerste stap voorwaarts”, DCCR 2013, nr. 99, 13.
39 G. VAN CALSTER, European Private International Law, Portland (Oregon), Hart Publishing, 2013, 3-4.40 T. KRUGER, “”De evolutie van het Europese internationaal privaatrecht op het vlak van
consumentenovereenkomsten”, DCCR 2013, nr. 101-102, 245.41 T. KRUGER en L. SAMYN, “Als de Europese consument moet procederen”, DCCR 2012, nr. 95, 74.42 T. KRUGER, “De evolutie van het Europese internationaal privaatrecht op het vlak van
consumentenovereenkomsten”, DCCR 2013, afl. 100-101, 246: “dit volgt uit de letter van het voormalige art. 13 Verdrag van Brussel en het huidige (nu ook voormalige) art. 15 Brussel I-Vo”
43 Wet houdende het Wetboek van internationaal privaatrecht van 16 juli 2004, BS 27 juli 2004.44 T. KRUGER, “De evolutie van het Europese internationaal privaatrecht op het vlak van
consumentenovereenkomsten”, DCCR 2013, afl. 100-101, 246-247.
9
Sinds de Brussel Ibis-Vo (dus pas sinds 10 januari 2015!) kan de consument-eiser het voordeel van
het thuisforum gebruiken echter inroepen “ongeacht de woonplaats van deze wederpartij”, dus ook
wanneer de onderneming buiten de EU gevestigd zou zijn.45
§2. Consument als verweerder
Het kan ook zijn dat de consument moet optreden als verweerder, doordat er tegen hem een
rechtsvordering wordt ingesteld door een onderneming die gevestigd is in een andere EU-lidstaat.
Dit bijvoorbeeld omwille van wanbetaling vanwege de consument. In dat geval wordt de
consument-verweerder beschermd door het beperken van de mogelijkheid van forumclausules.46 De
onderneming kan de consument zijn voordeel van het thuisforum niet ontnemen door een
forumclausule op te nemen in het contract.47 Men gaat er van uit dat dergelijke forumclausules nooit
echt worden onderhandeld door de partijen,48 en gewoon worden “opgedrongen” aan de economisch
zwakkere consument. In de context van e-commerce is dit zeker een goede zaak, aangezien
consumenten meestal zich meestal achteloos akkoord verklaren met de algemene voorwaarden via
één klik op de knop.49
De onderneming moet krachtens art. 18.2 Brussel Ibis-Vo in principe vorderen voor de gerechten
van de woonplaats van de consument. Forumclausules in het nadeel van de consument zijn
krachtens artikel 19.1 Brussel Ibis-Vo enkel mogelijk nà het ontstaan van het geschil.50 Vanaf dan
worden consument en onderneming geacht meer op gelijke voet te staan.
Vermeldenswaard is ten slotte de nieuwigheid in de Brussel Ibis-Vo die zorgt voor een versterking
van de bescherming van de consument-verweerder in het geval van vrijwillige verschijning. Het
gaat om artikel 26.2, dat wil tegemoetkomen aan het volgende. De bijzondere bevoegdheidsregels
ter bescherming van consumenten staan lager in de de hiërarchie dan de bevoegdheid op grond van
45 N. DEBRUYNE en L. DEMEYERE, “De Brussel Ibis-verordening: wat is nieuw vanaf 2015?”, Cah. Jur. 2015, afl. 1, 11.46 T. KRUGER, “De evolutie van het Europese internationaal privaatrecht op het vlak van
consumentenovereenkomsten”, DCCR 2013, afl. 100-101, 237 en 248.47 T. KRUGER en L. SAMYN, “Als de Europese consument moet procederen”, DCCR 2012, nr. 95, 74; J. DUMORTIER en
G. SOMERS, “Update van het recht inzake electronisch contracteren en elektronische handel” in P. VALCKE en J. DUMORTIER (eds.), Themis nr. 81 – ICT en Mediarecht, Die Keure, 2013, 75.
48 T. KRUGER en L. SAMYN, “Als de Europese consument moet procederen”, DCCR 2012, nr. 95, 74; C.N.J. DE VEY MESTDAGH en T. VAN ZUIJLEN, “Private rechtspraak: online én offline een realiteit”, Justitiële Verkenningen 2012, 85.
49 J. DUMORTIER en G. SOMERS, “Update van het recht inzake electronisch contracteren en elektronische handel” in P. VALCKE en J. DUMORTIER (eds.), Themis nr. 81 – ICT en Mediarecht, Die Keure, 2013, 67.
50 T. KRUGER, “De evolutie van het Europese internationaal privaatrecht op het vlak van consumentenovereenkomsten”, DCCR 2013, afl. 100-101, 239 en 248; T. KRUGER en L. SAMYN, “Als de Europese consument moet procederen”, DCCR 2012, nr. 95, 74.
10
vrijwillige verschijning.51 Het Hof van Justitie besliste in de zaak Vienna Insurance Group v. Bilas52
dat een partij die recht heeft op een bijzondere procedurele bescherming, het niet-respecteren
hiervan door de wederpartij moet inroepen bij de eerste verschijning. Het ging in deze zaak
weliswaar om een verzekeringszaak, maar het principe is ook van toepassing op
consumentengeschillen.53 Wanneer de onderneming toch een rechtsvordering zou instellen bij de
gerechten van een andere lidstaat dan die waar de consument woonplaats heeft, maar de consument-
verweerder verschijnt toch en werpt geen exceptie van onbevoegdheid op, dan geldt dat de
consument de bevoegdheid van deze rechtbank stilzwijgend heeft aanvaard.54
Er bestaat echter het gevaar dat de consument niet op de hoogte is van zijn wettelijke mogelijkheid
om een exceptie van onbevoegdheid op te werpen.55 Aan dit gevaar komt het nieuwe artikel 26.2
Brussel Ibis-Vo tegemoet. Dit artikel verplicht het gerecht, alvorens zijn bevoegdheid op grond van
vrijwillige verschijning te aanvaarden, om zich ervan te vergewissen dat de consument-verweerder
op de hoogte is gebracht van zijn recht om de bevoegdheid van het gerecht te betwisten en van de
gevolgen van verschijnen of niet-verschijnen.56 Het is nog niet geweten hoe dit “vergewissen” dient
te gebeuren57 en wat de sanctie zal zijn bij het nalaten hiervan door de rechter.58
HOOFDSTUK 2 – TOEPASSELIJK RECHT OP CONSUMENTENGESCHILLEN
De vraag naar het toepasselijk recht op grensoverschrijdende geschillen wordt opgelost aan de hand
van de Rome I-Vo, die van toepassing is op contracten gesloten vanaf 17 december 2009.59 Het
uitgangspunt bij de Rome I-Vo is dat het toepasselijk recht vrij mag gekozen worden door de
contractpartijen.60 De partijen kiezen doen een “rechtskeuze” en kiezen zelf het recht waardoor hun
51 T. KRUGER en L. SAMYN, “Als de Europese consument moet procederen”, DCCR 2012, nr. 95, 80.52 HvJ 20 mei 2010, C-111/09, CPP Vienna Insurance Group v. Michal Bilas, Jur. 2010, I-04545. 53 T. KRUGER en L. SAMYN, “Als de Europese consument moet procederen”, DCCR 2012, nr. 95, 81. 54 N. DEBRUYNE en L. DEMEYERE, “De Brussel Ibis-verordening: wat is nieuw vanaf 2015?”, Cah. Jur. 2015, afl. 1, 11;
T. KRUGER, “De evolutie van het Europese internationaal privaatrecht op het vlak van consumentenovereenkomsten”, DCCR 2013, afl. 100-101, 248.
55 N. DEBRUYNE en L. DEMEYERE, “De Brussel Ibis-verordening: wat is nieuw vanaf 2015?”, Cah. Jur. 2015, afl. 1, 11.56 Art. 26.2 Brussel Ibis-Vo; N. DEBRUYNE en L. DEMEYERE, “De Brussel Ibis-verordening: wat is nieuw vanaf 2015?”,
Cah. Jur. 2015, afl. 1, 11; T. KRUGER, “De evolutie van het Europese internationaal privaatrecht op het vlak van consumentenovereenkomsten”, DCCR 2013, afl. 100-101, 248.
57 T. KRUGER, “De evolutie van het Europese internationaal privaatrecht op het vlak van consumentenovereenkomsten”, DCCR 2013, afl. 100-101, 248: “betekent dit een uitdrukkelijke vraag aan de consument, of een kennisgeving samen met de dagvaarding de de rechter dan onderzoekt? Er blijft dus nog werk voor het Hof van Justitie.”
58 N. DEBRUYNE en L. DEMEYERE, “De Brussel Ibis-verordening: wat is nieuw vanaf 2015?”, Cah. Jur. 2015, afl. 1, 1159 Art. 28 Rome I-Vo; G. VAN CALSTER, European Private International Law, Portland (Oregon), Hart Publishing,
2013, 125 en 128; B. VOLDERS, “Nieuw verwijzingsrecht voor grensoverschrijdende overeenkomsten”, RW 2009-2010, nr. 16, 642.
60 Art. 4, lid 1 Rome I-Vo.
11
overeenkomst zal worden beheerst, ongeacht of dit het recht van een lidstaat of een derde staat is.61
Wanneer de partijen geen rechtskeuze hebben gemaakt, geldt de cascade van artikel 4 Rome-I-Vo.
Voor overeenkomsten inzake de verkoop van roerende goederen of overeenkomsten inzake
dienstverlening, is het toepasselijk recht in dat geval het recht van het land waar de verkoper /
dienstverlener zijn gewone verblijfplaats heeft.62
Artikel 6 Rome I-Vo bevat echter bijzondere regels om het bovenstaande baseline scenario te
vermijden wanneer het gaat om consumentenovereenkomsten. In dat geval wordt het toepasselijk
recht geregeld op een manier die meer voordelig is voor de consument. En dit zowel wanneer er
geen rechtkeuze werd gemaakt als wanneer deze wel werd gemaakt. Wanneer er geen rechtskeuze
werd gemaakt, dan is het recht dat de consumentenovereenkomst beheerst, het recht van de
woonplaats van de consument.63 De consument kan in dat geval gewoon gebruik maken van zijn de
materiële rechtsregels van zijn eigen lidstaat, ook al had hij een overeenkomst gesloten met een
buitenlandse onderneming.
Wanneer er wel een rechtskeuze werd gemaakt, dan mag deze er niet toe leiden dat de consument
de bescherming verliest van de dwingende bepalingen van zijn eigen recht.64 Dit betekent dus dat er,
ondanks een geldige rechtskeuze, nooit afbreuk kan gedaan worden aan de dwingende rechtsregels
die gelden in de lidstaat waar de consument woont. Dit is geweldig nieuws voor de vrij recente
richtlijn 2011/83/EU betreffende consumentenrechten65 (hierna: consumentenrichtlijn), waarvan
artikel 25 de gehele richtlijn in één klap als dwingend recht bestempeld.66 En moge het gros van
deze consumentenrichtlijn nu net gaan over “op afstand gesloten overeenkomsten”!67
61 G. VAN CALSTER, European Private International Law, Portland (Oregon), Hart Publishing, 2013, 71.125 en 126; B. VOLDERS, “Nieuw verwijzingsrecht voor grensoverschrijdende overeenkomsten”, RW 2009-2010, nr. 16, 649.
62 Art. 4, a) en b) Rome I-Vo; J. DE MEYER, “Consumeren zonder grenzen. Nieuwe regels in de Rome I-Verordening”, NjW 2010, nr. 214, 10.
63 Art. 6, lid 1 Rome I-Vo; R. STEENNOT, “Hof van Justitie preciseert bevoegd gerecht bij verkoop via internet”, De Juristenkrant 23 februari 2011, 7.
64 Art. 6, lid 2 Rome I-Vo; B. VOLDERS, “Nieuw verwijzingsrecht voor grensoverschrijdende overeenkomsten”, RW 2009-2010, nr. 16, 657;. R. STEENNOT, “Hof van Justitie preciseert bevoegd gerecht bij verkoop via internet”, De Juristenkrant 23 februari 2011, 7.
65 Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG en van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad, Pb. L. 22 november 2011, afl. 304, 64.
66 G. VAN CALSTER, European Private International Law, Portland (Oregon), Hart Publishing, 2013, 135.67 E. TERRYN, “De richtlijn consumentenrechten. Nieuwe reglementering op komst voor onder meer overeenkomsten
op afstand en buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten”, in J. FALCONIS (ed.), De wet marktpraktijken en consumentenbescherming toegepast, Intersentia, 2012, 42; J. GODDAER, “De Richtlijn Consumentenrechten, Gevolgen voor de WMPC en de Wet Elektronische Handel”, DCCR 2012, nr. 65, 7.
12
HOOFDSTUK 3 – TOEPASSINGSGEBIED BESCHERMDE REGELING
Naast de voorwaarde dat het geschil onder het algemene toepassingsgebied van de Brussel Ibis-Vo
en de Rome I-Vo moet vallen, gelden er drie specifieke voorwaarden vooraleer een overeenkomst
onder de beschermde regeling voor consumentenovereenkomsten valt (te vinden in artikel 17-19
Brussel Ibis-Vo en artikel 6 Rome I-Vo). De eerste voorwaarde heeft betrekking op de
overeenkomst zelf, de andere twee op de consument en de onderneming.
AFDELING 1 – VOORWAARDE MET BETREKKING TOT DE OVEREENKOMST ZELF
Ten tijde van het Brussel I-verdrag werd nog vereist dat de overeenkomst in kwestie wederzijdse
verbintenissen bevatte.68 Dit veranderde in 2009 door het arrest Ilsinger69 van het Hof van Justitie,
dat stelde dat de vereiste van wederkerigheid niet meer geldt omwille van de ruimere formulering
hieromtrent in de Brussel I-Vo tegenover het Verdrag van Brussel.70 Eenzijdige overeenkomsten,
waarbij één partij een verbintenis opneemt en de andere partij deze verbintenis aanvaardt, zijn nu
voldoende.71 Dit wel op voorwaarde dat het aanbod van de onderneming definitief en voldoende
duidelijk en nauwkeurig is.72
AFDELING 2 – VOORWAARDE MET BETREKKING TOT DE CONSUMENT
Artikel 17 Brussel Ibis-Vo vereist dat een consument de overeenkomst moet sluiten voor een
gebruik dat als niet bedrijfs- of beroepsmatig kan worden beschouwd. De consument die de
overeenkomst sluit, moet dit doen om te voorzien in zijn consumptiebehoeften als particulier,
onafhankelijk van enige beroepsmatige activiteit.73 In het arrest Gruber bepaalde het Hof van
Justitie wat er diende te gebeuren met een consument die een overeenkomst sluit die deels voor
privégebruik en deels voor professioneel gebruik bestemd is. In dat geval kan de consument zich
enkel op de beschermende regels beroepen, indien hij bewijst dat het beroepsmatig gebruik slechts
een marginale / onbeduidende betekenis heeft.74
68 HvJ 11 juli 2002, C-96/00, Rudolf Gabriel, Jur. 2002, I-06378; HvJ 20 januari 2005, C-27/02, Petra Engler v. JanusVersand GmbH, Jur. 2004, I-00481.
69 HvJ 15 mei 2009, C-180/06, Renate Ilsinger v. Martin Dreschers, Jur. 2009, I-03961.70 HvJ 15 mei 2009, C-180/06, Renate Ilsinger v. Martin Dreschers, Jur. 2009, I-03961, §48 en §51. Het voormalige
art. 13 van het Verdrag van Brussel verwees naar “diensten- en koopcontracten”, art. 15 Brussel I-Vo (nu art. 17 Brussel Ibis-Vo) is ruimer geformuleerd en verwijst naar “alle andere gevallen”.
71 T. KRUGER en L. SAMYN, “Als de Europese consument moet procederen”, DCCR 2012, nr. 95, 69.72 HvJ 15 mei 2009, C-180/06, Renate Ilsinger v. Martin Dreschers, Jur. 2009, I-03961, §54 en §55; J. DE MEYER,
“Consumeren zonder grenzen. Nieuwe regels in de Rome I-Verordening”, NjW 2010, nr. 214, 3-4. 73 HvJ 20 januari 2005, C-464/01, Gruber v. Bay Wa AG, Jur. 2005, I-00439, §36; J. DE MEYER, “Consumeren
zonder grenzen. Nieuwe regels in de Rome I-Verordening”, NjW 2010, nr. 214, 3. 74 HvJ 20 januari 2005, C-464/01, Gruber v. Bay Wa AG, Jur. 2005, I-00439, §39, §46 en §54; G. VAN CALSTER,
European Private International Law, Portland (Oregon), Hart Publishing, 2013, 64-65; T. KRUGER, “”De evolutie van het Europese internationaal privaatrecht op het vlak van consumentenovereenkomsten”, DCCR 2013, nr. 101-102, 246;
13
AFDELING 3 – VOORWAARDEN MET BETREKKING TOT DE ONDERNEMING
§1. Activiteiten ontplooien of richten op
Artikel 17 lid 1, c) Brussel Ibis-Vo en artikel 6, lid 1 Rome I-Vo stellen dat de beschermende
regeling enkel van toepassing is wanneer de onderneming/verkoper zijn commerciële
beroepsactiviteiten ofwel ontplooit in de lidstaat waar de consument woonplaats heeft, ofwel deze
activiteiten met eender welke middelen richt op deze lidstaat.75
Hoe het begrip “richten op” moet worden geïnterpreteerd in een internet-context, werd door het Hof
van Justitie verduidelijkt in de samengevoegde zaken Pammer en Alpenhof76.77 De loutere
toegankelijkheid van de internetsite van de onderneming in de lidstaat van de consument, is niet
voldoende om te spreken van “richten op”.78 Websites zijn immers overal ter wereld raadpleegbaar,
zonder dat de onderneming hier noodzakelijk invloed op heeft. Opdat een onderneming zijn
activiteiten zou “richten op” een andere lidstaat, is het vereist dat de onderneming de bedoeling
heeft om commerciële betrekkingen aan te knopen met consumenten van deze lidstaat.79
Het is de nationale rechter die moet beoordelen of deze bedoeling aanwezig was of niet. Opdat de
nationale rechter deze beoordeling zou kunnen maken, geeft het Hof van Justitie een aantal factoren
die een aanwijzing kunnen zijn van deze bedoeling. Zo kan de bedoeling om handel te drijven met
buitenlandse consumenten afgeleid worden uit de vermelding op de website dat de goederen en
diensten worden aangeboden in de lidstaat in kwestie, uit het feit dat de onderneming betaalt voor
een zoekmachineadvertentiedienst, uit het internationale karakter van de betrokken activiteit, het
vermelden van een telefoonnummer met een internationaal kengetal, uit het gebruiken van een
neutrale toplevelnaam (zoals .com of .eu), uit het gebruiken van een toplevelnaam van de lidstaat
van de consument en uit het verwijzen naar internationaal cliënteel. Deze factoren zijn niet
exhaustief.80
75 Rechtsoverweging 24 Rome I-Vo stelt duidelijk dat het criterium “activiteiten gericht op” op samenhangende wijze moet worden uitgelegd zoals in de Brussel I-Vo (dus ook de Brussel Ibis-Vo).
76 HvJ 7 december 2010, C-585/08 en C-144/09, Pammer en Alpenhof, Jur. 2010, I-12527.77 G. VAN CALSTER, European Private International Law, Portland (Oregon), Hart Publishing, 2013, 67; R.
STEENNOT, “Hof van Justitie preciseert bevoegd gerecht bij verkoop via internet”, De Juristenkrant 23 februari 2011,7.
78 HvJ 7 december 2010, C-585/08 en C-144/09, Pammer en Alpenhof, Jur. 2010, I-12527, §69 en §94; B. VOLDERS, “Nieuw verwijzingsrecht voor grensoverschrijdende overeenkomsten”, RW 2009-2010, nr. 16, 657.
79 HvJ 7 december 2010, C-585/08 en C-144/09, Pammer en Alpenhof, Jur. 2010, I-12527, §75-76 en §92. 80 HvJ 7 december 2010, C-585/08 en C-144/09, Pammer en Alpenhof, Jur. 2010, I-12527; §81, §83 en §93; G. VAN
CALSTER, European Private International Law, Portland (Oregon), Hart Publishing, 2013, 68; T. KRUGER en L. SAMYN, “Als de Europese consument moet procederen”, DCCR 2012, nr. 95, 70; T. KRUGER, “De evolutie van het Europese internationaal privaatrecht op het vlak van consumentenovereenkomsten”, DCCR 2013, afl. 100-101, 244-245; J. DE MEYER, “Consumeren zonder grenzen. Nieuwe regels in de Rome I-Verordening”, NjW 2010, nr. 214, 5.
14
Vervolgens geeft het Hof van Justitie ook een aantal factoren waarmee géén rekening mag
gehouden worden. Ten eerste verduidelijkt het Hof dat het onderscheid tussen een actieve website
(een interactieve site die de mogelijkheid biedt om de overeenkomst reeds op deze site zelf te
sluiten) en een passieve website (een site die dit niet toelaat), niet relevant is.81 Ondernemingen
zouden de structuur van hun website immers te gemakkelijk kunnen veranderen, door bijvoorbeeld
aan de consument te vragen om een email te sturen in de plaats van een webformulier in te vullen.
Vervolgens stelt het Hof dat ook met taal en munteenheid geen rekening mag worden gehouden,
indien deze gewoonlijk gebruikt worden in de lidstaat van de onderneming. Enkel wanneer de
internetsite de mogelijkheid biedt tot het veranderen van de taal en munteenheid, kan dit een
aanwijzing zijn van de bedoeling in hoofde van de onderneming om handel te drijven met
consumenten van de lidstaat die deze taal en munteenheid hanteren.82
§2. Tussenkomende partijen
Een overeenkomst die online wordt gesloten, is nog maar zelden een verhaal van slechts twee
partijen. Een onderneming baat immers niet altijd zijn eigen website uit. Steeds vaker treedt er
hierbij een tussenkomende partij op: een onlinemarktplaats. Deze brengt consumenten en
ondernemingen bij elkaar en faciliteert de onlinetransacties tussen hen.83 Denk maar aan booking
sites zoals Expedia en Booking die het aanbod van een heel aantal aanbieders groeperen.84 In het
arrest Pammer en Alpenhof kreeg het Hof van Justitie hier zijdelings mee te maken, en stelde het dat
het feit dat de betrokken internetsite die van de tussenpersoon was, er niet aan in de weg staat dat de
onderneming wordt geacht zijn activiteit te richten op andere lidstaten.85 In het arrest Maletic werd
bepaald dat de onderneming niet de enige “wederpartij”86 kan zijn van de consument, maar dat het
begrip ook betrekking heeft op de partner van de partij waarmee de consument het contract heeft
gesloten.87 Dit is zeker van belang in de context van e-commerce. De consument moet ook
beschermd worden indien het stellen van één rechtshandeling hem onverwacht tegenover twee
tegenpartijen plaatst (de tussenkomende website en de onderneming zelf).88
81 HvJ 7 december 2010, C-585/08 en C-144/09, Pammer en Alpenhof, Jur. 2010, I-12527; §79; R. STEENNOT, “Hof van Justitie preciseert bevoegd gerecht bij verkoop via internet”, De Juristenkrant 23 februari 2011, 7.
82 HvJ 7 december 2010, C-585/08 en C-144/09, Pammer en Alpenhof, Jur. 2010, I-12527; §84. 83 Rechtsoverweging 30 ODR-Vo.84 E. TERRYN, “De consument en de elektronische handel”, DCCR 2013, nr. 100-101, 181.85 HvJ 7 december 2010, C-585/08 en C-144/09, Pammer en Alpenhof, Jur. 2010, I-12527, §89. 86 Wederpartij in de zin van art. 16 Brussel I-Vo en art. 18 Brussel Ibis-Vo.87 HvJ 14 november 2013, C-478/12, Maletic, onuitg., §32.88 E. MEHMETI, “Wanneer is een consumentenzaak 'internationaal' in de zin van Brussel I Verordening? De
woonplaatsvereiste nader toegelicht”, DCCR 2014, nr. 105, 48.
15
HOOFDSTUK 4 – WAAROM DE GERECHTELIJKE OPLOSSING GEEN SOELAAS BRENGT
Het is duidelijk dat de consument in het Europese IPR een beschermde positie inneemt, en dat men
ook probeert om de rechtsregels van de Brussel Ibis-Vo en de Rome I-Vo aan te passen aan de
context van e-commerce. Toch bereikt het oplossen van deze geschillen op een gerechtelijke
manier, niet altijd haar doelstelling van de verwezenlijking van de digitale dimensie van de interne
markt. Ondanks de beschermende regels verrichten consumenten hun onlinetransacties toch liever
binnen de eigen landsgrenzen. En omwille van de beschermde regels, zijn ondernemingen niet altijd
geneigd om hun goederen en diensten grensoverschrijdend aan te bieden. Hoe komt dit?
Voor de consument is het zo dat de drempel om effectief een gerechtelijke procedure op te starten
veel te hoog ligt. Onlinetransacties hebben immers meestal betrekking om relatief beperkte
bedragen, waardoor consumenten niet al te veel moeite willen steken in het oplossen van eventuele
problemen. Het sturen van een mailtje naar de verkoper, dat kan nog net. Maar wanneer dit niet tot
een oplossing leidt, is de consument niet geneigd om voor deze low value claim een gerechtelijke
procedure op te starten. De kosten, tijd en energie die men erin zou steken, wegen voor de
consument niet op tegen het voordeel hij hieruit kan halen.89 Dit is natuurlijk een probleem dat zich
stelt bij alle onlinetransacties, niet alleen bij diegene die grensoverschrijdend zijn. Maar bij
grensoverschrijdende onlinetransacties wordt de drempel nogmaals verhoogd. Consumenten zijn
niet altijd op de hoogte van hun procedurele rechten van het Europees IPR, en worden op voorhand
reeds afgeschrikt door de potentieel hogere kosten van deze buitenlandse procedure, de
onbekendheid van de rechtbanken en het rechtssysteem, en de vreemde taal.90
Voor de ondernemingen zorgt het Europese IPR er soms voor dat ze niet geneigd zullen zijn om
hun goederen en diensten op de grensoverschrijdende interne markt aan te bieden. Ze moeten zich
steeds aanpassen aan het dwingend recht van het rechtssysteem van alle landen waarin zij via
internet opereren. Dit brengt voor ondernemingen extra nalevings- en advieskosten met zich mee.91
Gelet op de verregaande harmonisatie in Europa op het vlak van materieel consumentenrecht wordt
dit probleem echter minder prangend.92
89 SEC/2011/1408, Impact Assessment, 5 en 13. ; A. DIERICK en S. VERBEKE, “Geschillenbeslechting via het internet... Een eerste stap voorwaarts”, DCCR 2013, nr. 99, 3; S. VOET, “Buitengerechtelijke regeling consumentengeschillen”,NjW 2014, nr. 308, 674.
90 SEC/2011/1408, Impact Assessment, 20.91 SEC/2011/1408, Impact Assessment, 26; J. DUMORTIER en G. SOMERS, “Update van het recht inzake electronisch
contracteren en elektronische handel” in P. VALCKE en J. DUMORTIER (eds.), Themis nr. 81 – ICT en Mediarecht, DieKeure, 2013, 67. J. GODDAER, “De Richtlijn Consumentenrechten, Gevolgen voor de WMPC en de Wet Elektronische Handel”, DCCR 2012, nr. 65, 9.
92 G. VAN CALSTER, European Private International Law, Portland (Oregon), Hart Publishing, 2013, 71.
16
DEEL III – BUITENGERECHTELIJKE GESCHILLENOPLOSSING VAN
GRENSOVERSCHRIJDENDE CONSUMENTENGESCHILLEN NAV. E-COMMERCE
OVERZICHT
De Europese Unie wenst de hierboven vermelde belemmeringen van de interne markt uiteraard weg
te werken. Zo wil ze het vertrouwen van ondernemingen en (vooral) consumenten in
grensoverschrijdende onlinetransacties stimuleren, om op deze manier een eengemaakte digitale
dimensie van de interne markt te creëren.93
Dit doet de Europese Unie door het promoten van alternatieve geschillenbeslechting (hierna:
ADR, afkorting van Alternative Dispute Resolution). Bij ADR komen de partijen overeen om hun
geschil op een buitengerechtelijke manier op te lossen, dus zonder hierbij beroep te doen op de
hoven en de rechtbanken. In plaats daarvan besluiten de partijen om voor de oplossing van hun
geschil beroep te doen op de tussenkomst van een neutrale derde (de “ADR-entiteit”). Het gaat om
methodes zoals arbitrage, bemiddeling en verzoening.94 De rol van de neutrale derde verschilt
afhankelijk van de gekozen ADR-methode. De ADR-entiteit kan een oplossing voorstellen (zoals
bij bemiddeling), een oplossing opleggen (zoals bij arbitrage), of kan de partijen louter
bijeenbrengen teneinde een minnelijke schikking te vergemakkelijken (zoals bij verzoening).95
Een specifieke vorm van ADR is de online geschillenbeslechting (hierna: ODR, afkorting van
Online Dispute Resolution), waarbij het geschil betreffende de onlinetransactie ook online wordt
opgelost. Deze vorm van buitengerechtelijke geschillenoplossing verloopt zelf dus volledig via het
internet. Zo kan de consument zijn e-commerce avontuur beëindigen op dezelfde manier als dat het
begonnen is: via het internet. Dit is dus zeker en vast aantrekkelijk voor grensoverschrijdende
geschillen, aangezien consument en onderneming zich per definitie niet in dezelfde lidstaat
bevinden.96 Dit deel zal twee recente Europese initiatieven hieromtrent bespreken: de ADR-richtlijn
en de ODR-verordening, beide daterend van 21 mei 2013.
93 P. CORTÉS en A.R. LODDER, “Consumer dispute resolution goes online: reflection on the evolution of european law for out-of-court redress”, MJ 2014, afl. 1, 31; H. DE CONINCK, “Europese voorstellen voor een alternatieve en een online geschillenregeling”, DCCR 2012, nr 94, 184; A. DIERICK en S. VERBEKE, “Geschillenbeslechting via het internet... Een eerste stap voorwaarts”, DCCR 2013, nr. 99, 3 en 5; A. DIERICK en S. VERBEKE, “Consumentengeschillen binnenkort beslecht via internet”, De Juristenkrant 8 mei 2013.
94 J. STUYCK, “The transformation of consumer law in the EU in the last 20 years”, MJ 2013, afl. 2, 399; M. PIERS, “DeADR-overeenkomst in een Europese grensoverschrijdende context”, TBH 2014, 9-10.
95 Art. 2 ADR-richtlijn. 96 P. CORTÉS en A.R. LODDER, “Consumer dispute resolution goes online: reflection on the evolution of european law
for out-of-court redress”, MJ 2014, afl. 1, 37.
17
Eerst zal dit deel in hoofdstuk 1 de doelstelling en het toepassingsgebied van de ADR-richtlijn en
de ODR-verordening uit de doeken doen. Vervolgens zal hoofdstuk 2 een kort overzicht geven van
het huidige ADR-landschap in België. Dan zal hoofdstuk 3 toelichten wat de vijf knelpunten waren
in het Europese ADR-landschap, waardoor de noodzaak aan vernieuwing zich opdrong. Ten slotte
zal hoofdstuk 4 de voordelen en randvoorwaarden van een geslaagd A(O)DR systeem analyseren.
HOOFDSTUK 1 – DE ADR-RICHTLIJN EN ODR-VERORDENING
AFDELING 1 – DOELSTELLING
D e ADR-richtlijn heeft tot doel om ervoor te zorgen dat er in heel Europa kwalitatief
hoogstaande ADR-entiteiten bestaan die elke economische sector behelsen, waarvan consumenten
en ondernemingen op de hoogte zijn en waar ze een aanvraag tot buitengerechtelijke
geschillenbeslechting kunnen indienen.97 De ADR-richtlijn is eigenlijk de aanloop en het
vertrekpunt van de ODR-verordening.98 Beide instrumenten zijn bijgevolg onlosmakelijk met elkaar
verbonden.99 Alle definities van de ODR-verordening verwijzen bijvoorbeeld naar de definities van
de ADR-richtlijn.100
D e ODR-verordening heeft op zijn beurt de bedoeling om de consumentengeschillen die
voortvloeien uit onlinetransacties, ook online op te lossen. Er werd hiervoor een Europees ODR-
platform opgericht, dat alle ADR-systemen in de verschillende lidstaten rechtstreeks met elkaar
verbindt door middel van een uniek toegangspunt.101 Enkel de ADR-entiteiten die voldoen aan de
kwaliteitseisen van de ADR-richtlijn, worden toegelaten tot het Europese ODR-platform.102 De
ADR-entiteiten worden dus verplicht om hun ADR-procedures aan te passen aan een gebruik in de
ODR-context.103
97 Art. 1 ADR-richtlijn; E. VERHAGE, “ADR en ODR voor consumentenzaken in beweging”, Nederlands-Vlaams tijdschrift voor Mediation en conflictmanagement 2014, afl. 2, 15.
98 H. DE CONINCK, “Buitengerechtelijke regeling van consumentengeschillen”, DCCR 2014, nr. 105, 25; N. CREUTZFELDT en C. HODGES, “Consumer Dispute Resolution (CDR) in Europe, Nederlands-Vlaams tijdschrift voor Mediation en conflictmanagement 2014, nr. 18, 33.
99 Rechtsoverweging 12 ADR-richtlijn en rechtsoverweging 15 ODR-Vo; E. VERHAGE, “ADR en ODR voor consumentenzaken in beweging”, Nederlands-Vlaams tijdschrift voor Mediation en conflictmanagement 2014, afl. 2, 15.
100 Zie art. 4 ODR-Vo en art. 4 ADR-richtlijn. 101Art. 5, lid 2 ODR-Vo; S. VOET, “Online ADR in Europa en België: a new frontier”, Nederlands-Vlaams tijdschrift
voor Mediation en conflictmanagement 2013, afl. 3, 33; S. VOET, “Buitengerechtelijke regeling consumentengeschillen”, NjW 2014, nr. 308, 674.
102 Art. 2, lid 1 ODR-Vo; S. VOET, “Online ADR in Europa en België: a new frontier”, Nederlands-Vlaams tijdschrift voor Mediation en conflictmanagement 2013, afl. 3, 33; S. VOET, “Buitengerechtelijke regeling consumentengeschillen”, NjW 2014, nr. 308, 674.
103 E. VERHAGE, “ADR en ODR voor consumentenzaken in beweging”, Nederlands-Vlaams tijdschrift voor Mediation en conflictmanagement 2014, afl. 2, 15 en 23.
18
Het ODR-platform werd ontwikkeld door de Europese Commissie104, moest uiterlijk getest worden
op 8 januari 2015105, en wordt verwacht volledig operationeel te zijn in januari 2016.106
AFDELING 2 – TOEPASSINGSGEBIED
Zowel de ADR-richtlijn als de ODR-verordening hebben betrekking op de buitengerechtelijke
beslechting van zowel binnenlandse als grensoverschrijdende consumentengeschillen betreffende
contractuele verbintenissen die voortvloeien uit verkoops- of dienstenovereenkomsten, tussen een
Europese onderneming en een Europese consument.107
Toch zijn er twee verschillen op te merken tussen beide instrumenten. Zo is de ODR-verordening
enkel van toepassing op geschillen die voortvloeien uit onlinetransacties (e-commerce)108, terwijl de
ADR-richtlijn van toepassing is op consumentengeschillen ongeacht of deze voortvloeien uit
offline- of onlinetransacties.109 Een tweede verschil bestaat er in dat de ADR-richtlijn in principe
enkel van toepassing is op klachten van consumenten tegen ondernemingen (C2B), en niet voor
klachten van ondernemingen tegen consumenten (B2C).110 Dit terwijl de ODR-verordening zowel
geldt voor C2B als voor B2C geschillen.111 Wel gaat het bij de ADR-richtlijn slechts om
minimumharmonisatie, en kunnen de lidstaten aldus beslissen om de de ADR-systemen uit te
breiden tot B2C en zelfs B2B geschillen en kunnen ze aan de ADR-entiteiten zelfs de bevoegdheid
geven om bindende beslissingen te nemen.112
HOOFDSTUK 2 – HUIDIG ADR-LANDSCHAP IN BELGIË
België helpt haar consumenten momenteel reeds op de volgende (buitengerechtelijke) manieren.
Ten eerste kent België voor een aantal sectoren reeds specifieke ADR-entiteiten die zorgen voor
arbitrage, verzoening en/of bemiddeling.113
104 Art. 5, lid 1 ODR-Vo.105 Art. 6 ODR-Vo.106 P. CORTÉS en A.R. LODDER, “Consumer dispute resolution goes online: reflection on the evolution of european law
for out-of-court redress”, MJ 2014, afl. 1, 25.107 Art. 2 ADR-richtlijn en art. 2 ODR-Vo; Rechtsoverweging 11 ODR-Vo; S. VOET, “Online ADR in Europa en
België: a new frontier”, Nederlands-Vlaams tijdschrift voor Mediation en conflictmanagement 2013, afl. 3, 30.108 Rechtsoverweging 8 ODR-Vo en art. 1, lid 1 ODR-Vo; A. DIERICK en S. VERBEKE, “Consumentengeschillen
binnenkort beslecht via internet”, De Juristenkrant 8 mei 2013.109 Rechtsoverweging 16 ADR-richtlijn, 110 Rechtsoverweging 16 ADR-richtlijn, art. 2, lid 2, g) ADR-richtlijn. 111 Art. 2, lid 2 ODR-Vo; S. VOET, “Online ADR in Europa en België: a new frontier”, Nederlands-Vlaams tijdschrift
voor Mediation en conflictmanagement 2013, afl. 3, 33.112 Art. 2, lid 3 en lid 4 ADR-richtlijn; H. DE CONINCK, “Buitengerechtelijke regeling van consumentengeschillen”,
DCCR 2014, nr. 105, 33.113 Zie opsomming van de belangrijkste ADR-entiteiten in België in S. VOET, “Buitengerechtelijke regeling
consumentengeschillen”, NjW 2014, nr. 308, 681-682. Bijvoorbeeld: Geschillencommissie Meubelen (arbitrage), Geschillencommissie Reizen (arbitrage + verzoening) , Verzoeningscommissie Bouw (verzoening), ...
19
Ook bestaat er in ons land het Europees Centrum voor de Consument België (EEC België). Dit
centrum is één van de 30 centra114 die deel uitmaken van het EEC-Netwerk.115 Het EEC geeft
informatie en juridisch advies aan consumenten aangaande grensoverschrijdende aankopen.116 Het
EEC is dus “slechts” een adviesorgaan, en is bijgevolg niet bevoegd om het grensoverschrijdend
geschil effectief te beslechten, noch om de consument te vertegenwoordigen bij ADR-entiteiten of
rechtbanken die dit wel doen.117 Het ECC van lidstaat van de consument, kan de klacht overmaken
aan het ECC van de lidstaat van de onderneming. Deze laatste ECC kan vervolgens informatie
geven omtrent de beschikbare ADR-procedures in de betrokken lidstaat.118 In 2012 ontving het
EEC-netwerk meer dan 32 000 klachten, waarvan 60 % ging over e-commerce.119
Ten slotte kent België sinds 6 april 2011 de mogelijkheid tot ODR via het online-platform Belmed.
Momenteel (midden april 2015) zijn er dertig erkende bemiddelingsinstanties en erkende
onafhankelijke bemiddelaars toegetreden tot Belmed.120 Het systeem van Belmed is gegrond op
twee pijlers: enerzijds het aanbieden van ADR-informatie, anderzijds het voorzien van de
mogelijkheid tot ODR.121 Bij het aanbieden van ADR-informatie geeft de Belmed site uitleg over
hoe een consumentengeschil op minnelijke wijze kan worden opgelost, en bij welke ADR-entiteiten
men hiervoor terecht kan. Ook worden hierbij praktische tips en concrete voorbeeldmodellen
gegeven, van bijvoorbeeld een “ingebrekestelling” of een “aangetekende brief”. 122
Vervolgens kent Belmed ook een ODR-gedeelte. De mogelijkheid tot ODR was oorspronkelijk
enkel voorzien voor consumentengeschillen (geschillen tussen ondernemingen en consumenten, dit
wel in beide richtingen, dus zowel B2C als C2B). Sinds 2014 bestaat de mogelijkheid tot ODR
114 Maken deel uit van het EEC-net: elk van de 28 EU-lidstaten, Ijsland en Noorwegen.115 P. CORTÉS en A.R. LODDER, “Consumer dispute resolution goes online: reflection on the evolution of european law
for out-of-court redress”, MJ 2014, afl. 1, 22; European Commission, The European Consumer Centres Network 2013 Annual Report, Help and advice on your purchases abroad, 2014, 7, http://www.eccbelgie.be/20141006/annual-report-ecc-net-2013-Attach_s81451.pdf; EEC België, De cijfers & de verhalen en uitdagingen achter de cijfers”, april 2015, 3, http://www.eccbelgie.be/20140603/jaarverslag-ecc-belgie-2013-de-cijfers-en-de-verhalen-en-uitdagingen-achter-de-cijfers-Attach_s80131.pdf.
116 J. STUYCK, “The transformation of consumer law in the EU in the last 20 years”, MJ 2013, afl. 2, 398; M. PIERS, “De ADR-overeenkomst in een Europese grensoverschrijdende context”, TBH 2014, 11.
117 EUROPEAN COMMISSION, The European Consumer Centres Network 2013 Annual Report, Help and advice on your purchases abroad, 2014, 5 en 8, http://www.eccbelgie.be/20141006/annual-report-ecc-net-2013-Attach_s81451.pdf.
118 S. VOET, “Belmed: het digitale toegangsloket voor consumenten-A(O)DR”, RW 2011-2012, nr. 32, 1439-1441.119 COM/2013/152 van 23 april 2013, E-commerce Action Plan 2012-2015 – State of play 2013, 10. 120http://economie.fgov.be/nl/geschillen/Consumentengeschillen/Belmed/U_bent_een_bemiddelaar/volledige_lijst_par
tners/ (consultatiedatum 15 april 2015)121 S. VOET, “Belmed: het digitale toegangsloket voor consumenten-A(O)DR”, RW 2011-2012, nr. 32, 1439; S. VOET,
“Online ADR in Europa en België: a new frontier”, Nederlands-Vlaams tijdschrift voor Mediation en conflictmanagement 2013, afl. 3,
122 S. VOET, “Belmed: het digitale toegangsloket voor consumenten-A(O)DR”, RW 2011-2012, nr. 32, 1439-1440; S. VOET, “Online ADR in Europa en België: a new frontier”, Nederlands-Vlaams tijdschrift voor Mediation en conflictmanagement 2013, afl. 3, 37-38.
20
echter ook voor commerciële geschillen (geschillen tussen ondernemingen onderling, B2B).123
Belmed is niet geschikt voor álle grensoverschrijdende geschillen. Enkel ondernemingen die
ingeschreven zijn bij de Belgische Kruispuntbank van Ondernemingen, kunnen het voorwerp
uitmaken van ODR. De consument die de klacht instelt, mag echter zowel Belgisch als niet-
Belgisch zijn.124
De procedure van Belmed verloopt als volgt. Via een online-invulformulier moet de aanvrager
bepaalde informatie meedelen. Het gaat om informatie zoals de sector van het geschil (energie,
postdiensten, consumptiegoederen,…), de verkoopmethode (e-commerce, face-to-face,...), en het
probleemtype (facturatie, invordering schulden, levering,…).125 Anders dan bij het Europese ODR-
platform, behandelt Belmed zowel online als offline consumentengeschillen.126 Na het ontvangen
van deze gegevens, wordt de aanvraag door Belmed rechtstreeks naar de bevoegde ADR-entiteit
wordt verzonden.127 Belmed beslecht de geschillen dus niet zelf, maar doet hiervoor beroep op de
bemiddelingsinstanties en onafhankelijke bemiddelaars die zich bij haar hebben aangesloten.128
HOOFDSTUK 3 – KNELPUNTEN, WAAROM NOODZAAK AAN VERNIEUWING?
Zowel de ADR-richtlijn als de ODR-Verordening zijn van recente datum, en zullen heel binnenkort
(juli 2015) van toepassing zijn. Dit betekent echter geenszins dat er in de Europese Unie voordien
geen mogelijkheden tot ADR of ODR waren. In 2011 bestonden er reeds 750 ADR-procedures
verspreid in heel de EU.129 Maar toch was er nood aan vernieuwing, en dit omwille van vijf redenen.
Deze zullen in dit hoofdstuk achtereenvolgens besproken worden, telkens met de bijbehorende
oplossing die te vinden is in de ADR-richtlijn en de ODR-verordening, en de verwezenlijking
hiervan in de Belgische rechtsorde.
123 FOD ECONOMIE, “Belmed, nu ook voor commerciële geschillen tussen ondernemingen”, persbericht 27 maart 2014,http://economie.fgov.be/nl/binaries/20140327_pb_Belmed_handelsgeschillen_tussen_ondernemingen_tcm325-245224.pdf.
124 H. DE CONINCK, “De alternatieve geschillenbeslechting in België: verleden, heden en toekomst”, DCCR 2013, nr. 100-101, 224; S. VOET, “Belmed: het digitale toegangsloket voor consumenten-A(O)DR”, RW 2011-2012, nr. 32, 1439; S. VOET, “Online ADR in Europa en België: a new frontier”, Nederlands-Vlaams tijdschrift voor Mediation en conflictmanagement 2013, afl. 3, 39.
125 S. VOET, “Online ADR in Europa en België: a new frontier”, Nederlands-Vlaams tijdschrift voor Mediation en conflictmanagement 2013, afl. 3, 40;
126 S. VOET, “Online ADR in Europa en België: a new frontier”, Nederlands-Vlaams tijdschrift voor Mediation en conflictmanagement 2013, afl. 3, 37.
127 S. VOET, “Online ADR in Europa en België: a new frontier”, Nederlands-Vlaams tijdschrift voor Mediation en conflictmanagement 2013, afl. 3, 37.
128 FOD ECONOMIE, “Belmed, nu ook voor commerciële geschillen tussen ondernemingen”, persbericht 27 maart 2014,http://economie.fgov.be/nl/binaries/20140327_pb_Belmed_handelsgeschillen_tussen_ondernemingen_tcm325-245224.pdf.
129 SEC/2011/1408, Impact Assessment, 16 en 23.
21
AFDELING 1 – ONVOLLEDIGE MARKTDEKKING
Het eerste probleem dat bestond doorheen de EU was dat van onvolledige marktdekking, en dit
zowel op geografisch als op sectoraal gebied.130Dat de marktdekking onvolledig was op geografisch
gebied, houdt in dat het ADR-landschap sterk verschilde van lidstaat tot lidstaat. Bepaalde lidstaten
hadden reeds een uitgebreid en goed functionerend ADR-systeem voorhanden (zoals Nederland131),
anderen niet (zoals Slovakije en Slovenië132).133 Dit probleem van onvolledige marktdekking speelde
zich ook af op sectoraal gebied. Het was niet voor elk soort van consumentengeschil mogelijk om
beroep te doen op ADR. De lidstaten richtten meestal slechts ombudsdiensten of
geschillencommissies op voor specifieke sectoren, zoals de telecomsector of de reizensector.
Bovendien behandelden de bestaande ADR-procedures vaak uitsluitend binnenlandse
consumentengeschillen, geen grensoverschrijdende geschillen.134
De ADR-richtlijn wenst een volledige marktdekking te bewerkstelligen.135 Er moeten ADR-
entiteiten ter beschikking zijn in alle EU-lidstaten, voor consumentengeschillen in alle sectoren, en
deze ADR-entiteiten moeten ook de grensoverschrijdende geschillen op een doeltreffende wijze
kunnen afhandelen.136 De lidstaten mogen hierbij voortbouwen op ADR-entiteiten die reeds bestaan
voor specifieke sectoren,137 maar moeten wel voorzien in een ADR-entiteit die zal fungeren als
“vangnet” voor de consumentengeschillen waarvoor nog geen ADR-entiteit bestaat.138
België zette de ADR-richtlijn om in een wet van 4 april 2014139, die zorgde voor de invoering van
boek XVI “Buitengerechtelijke regeling van consumentengeschillen” in het Wetboek van
economisch recht (hierna: WER).140 Deze wet ging normaal reeds in werking getreden zijn op 1
130 SEC/2011/1408, Impact Assessment, 6-7 en 23-24.131 SEC/2011/1408, Impact Assessment, 16 en 18; S. VOET, “Online ADR in Europa en België: a new frontier”,
Nederlands-Vlaams tijdschrift voor Mediation en conflictmanagement 2013, afl. 3, 2; 132 SEC/2011/1408, Impact Assessment, 23. 133 S. VOET, “Online ADR in Europa en België: a new frontier”, Nederlands-Vlaams tijdschrift voor Mediation en
conflictmanagement 2013, afl. 3, 29-30; A. DIERICK en S. VERBEKE, “Geschillenbeslechting via het internet... Een eerste stap voorwaarts”, DCeCR 2013, nr. 99, 4;
134 S. VOET, “Online ADR in Europa en België: a new frontier”, Nederlands-Vlaams tijdschrift voor Mediation en conflictmanagement 2013, afl. 3, 30.
135 N. CREUTZFELDT en C. HODGES, “Consumer Dispute Resolution (CDR) in Europe, Nederlands-Vlaams tijdschrift voor Mediation en conflictmanagement 2014, nr. 18, 33;.
136 Zie ADR-richtlijn: rechtsoverweging 7; art. 2, lid 1; art. 5, lid 1 art. 5 lid 2, e).137 Rechtsoverweging 15 en 24 ADR-richtlijn. 138 Rechtsoverweging 24 ADR-richtlijn; Art. 5, lid 3 ADR-richtlijn; E. VERHAGE, “ADR en ODR voor
consumentenzaken in beweging”, Nederlands-Vlaams tijdschrift voor Mediation en conflictmanagement 2014, afl. 2, 21-22.
139 Wet van 4 april 2014 houdende de invoeging van Boek XVI “Buitengerechtelijke regeling van consumentengeschillen” in het Wetboek van economisch recht, BS 12 mei 2014.
140 Art. XVI.1 WER; H. DE CONINCK, “Buitengerechtelijke regeling van consumentengeschillen”, DCCR 2014, nr. 105, 23: S. VOET, “Buitengerechtelijke regeling consumentengeschillen”, NjW 2014, nr. 308, 675.
22
januari 2015141, maar deze datum werd uitgesteld tot 1 juni 2015.142
In deze wet werd de “Consumentenombudsdienst” opgericht, dat voor België als vangnet zal
fungeren.143 De Consumentenombudsdienst bestaat enerzijds uit een contactpunt, en anderzijds uit
een dienst voor de buitengerechtelijke regeling van consumentengeschillen.144
Bij het contactpunt kunnen consumenten en ondernemingen informatie vergaren over hun
wederzijdse plichten en de bestaande ADR-procedures voor consumentengeschillen.145 De dienst
buitengerechtelijke regeling van consumentengeschillen zal alle aanvragen tot ADR van een
consumentengeschil in ontvangst nemen.146 Vanaf dat de Consumentenombudsdienst een volledige
aanvraag heeft ontvangen, worden de verjaringstermijnen van gemeen recht geschorst.147 Wanneer
de aanvraag betrekking heeft op een consumentengeschil waarvoor er reeds een ADR-entiteit
bestaat, zal de Consumentenombudsdienst de aanvraag hiernaar doorsturen.148 Wanneer het gaat om
een consumentengeschil waarvoor er nog geen ADR-entitei t bestaan, zal de
Consumentenombudsdienst de aanvraag zelf behandelen als “vangnet”149.150 Wel kan de
Consumentenombudsdienst enkel maar “bemiddelen”, niet “beslechten”. Als de partijen niet tot een
minnelijk akkoord komen, kan ze enkel een (niet-bindende) aanbeveling formuleren.151
Bijgevolg zorgt België alvast voor volledige marktdekking. Het is nog niet duidelijk wat de
wisselwerking gaat zijn tussen de Consumentenombudsdienst en het bestaande Belmed-systeem,
aangezien hun taken gedeeltelijk overlappen.152
141 Art. 1 van het KB van 10 april 2014 betreffende de inwerkingtreding van de wet van 4 april 2014 houdende de invoeging van boek XVI “Buitengerechtelijke regeling van consumentengeschillen” in het Wetboek van economischrecht.
142 Art. 1 van het KB van 16 december 2014 tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 april 2014 betreffende de inwerkingtreding van de wet van 4 april 2014 houdende de invoeging van boek XVI “Buitengerechtelijke regeling van consumentengeschillen” in het Wetboek van economisch recht.
143 Art. XVI.6, 3° en XVI.15.§3 WER bepalen dat de Consumentenombudsdienst zelf zal optreden in elke aanvraag totbuitengerechtelijke regeling van een consumentengeschil, waarvoor geen andere gekwalificeerde entiteit bevoegd is.
144 Art. XVI.5 WER.145 Art. XVI.6.1° en art. XVI.13 WER. 146 Art. XVI.6.2° en art. XVI.15.§1 WER. 147 Art. XVI.18.§2 WER, in overeenstemming met art. 12 ADR-richtlijn; S. VOET, “Buitengerechtelijke regeling
consumentengeschillen”, NjW 2014, nr. 308, 680.148 Art. XVI.6.2° en art. XVI.15.§2 WER. 149 Art. XVI.6.3° en art. XVI.15.§3 WER. 150 H. DE CONINCK, “Buitengerechtelijke regeling van consumentengeschillen”, DCCR 2014, nr. 105, 25-26; S. VOET,
“Buitengerechtelijke regeling consumentengeschillen”, NjW 2014, nr. 308, 678-679.151 S. VOET, “Buitengerechtelijke regeling consumentengeschillen”, NjW 2014, nr. 308, 685.152 S. VOET, “Buitengerechtelijke regeling consumentengeschillen”, NjW 2014, nr. 308, 684-685.
23
AFDELING 2 – KWALITEITSVERSCHILLEN
Het tweede knelpunt bestond erin dat de bestaande ADR-entiteiten fel van elkaar verschilden voor
wat betreft hun kwaliteit. Er werden weliswaar reeds kwaliteitsvereisten opgesomd in twee
Europese aanbevelingen van 1998153 en 2001154,155 maar deze niet-bindende instrumenten werden
niet altijd nageleefd.156
De ADR-richtlijn somt duidelijk de kwaliteitsvereisten op waaraan een ADR-entiteit dient te
voldoen. Het gaat om vereisten voor wat betreft deskundigheid, onafhankelijkheid en
onpartijdigheid157, transparantie158, doeltreffendheid159, billijkheid160, vrijheid161 en wettigheid162.163
Deze kwaliteitsvereisten worden uitgebreid overgenomen in het Belgische WER164, en worden
verder verduidelijkt in een KB van 16 februari 2015.165
Enkel wanneer de ADR-entiteit de bovenstaande waarborgen kan bieden, kan ze gelabeld worden
als een “gekwalificeerde entiteit”. Enkel dan kan men voorkomen op de lijst van de FOD
Economie, die ook zal worden meegedeeld aan de Europese Commissie.166 En enkel de ADR-
entiteiten die op deze lijst voorkomen, worden met elkaar verbonden op het ODR-platform. Het feit
dat alle ADR-entiteiten die op de Europese lijst terechtkomen dezelfde kwaliteitsgaranties bieden,
zal de Europese consumenten en ondernemingen meer vertrouwen geven om er beroep op te doen
bij grensoverschrijdende geschillen.
153 Aanbeveling 98/257/EG van de Commissie van 30 maart 1998 betreffende de principes die van toepassing zijn op de organen die verantwoordelijk zijn voor de buitengerechtelijke beslechting van consumentengeschillen, Pb. L. 17 april 1998, afl. 115, blz. 31.
154 Aanbeveling 2001/310/EG van de Commissie van 4 april 2001 met betrekking tot de beginselen voor de buitengerechtelijke organen die bij de consensuele beslechting van consumentengeschillen betrokken zijn, Pb. L. 10 april 2001, afl. 109, blz. 56.
155 H. DE CONINCK, “De alternatieve geschillenbeslechting in België: verleden, heden en toekomst”, DCCR 2013, nr. 100-101, 221-222.; H. DE CONINCK, “Buitengerechtelijke regeling van consumentengeschillen”, DCCR 2014, nr. 105, 33-34.
156 SEC/2011/1408, Impact Assessment, 15; H. DE CONINCK, “Europese voorstellen voor een alternatieve en een onlinegeschillenregeling”, DCCR 2012, nr. 94, 186.
157 Art. 6 ADR-richtlijn158 Art. 7 ADR-richtlijn.159 Art. 8 ADR-richtlijn.160 Art. 9 ADR-richtlijn.161 Art. 10 ADR-richtlijn.162 Art. 11 ADR-richtlijn.163 P. CORTÉS en A.R. LODDER, “Consumer dispute resolution goes online: reflection on the evolution of european law
for out-of-court redress”, MJ 2014, afl. 1, 26; H. DE CONINCK, “Buitengerechtelijke regeling van consumentengeschillen”, DCCR 2014, nr. 105, 27-28; S. VOET, “Online ADR in Europa en België: a new frontier”, Nederlands-Vlaams tijdschrift voor Mediation en conflictmanagement 2013, afl. 3, 31-32.
164 Art. XVI.25 WER; S. VOET, “Buitengerechtelijke regeling consumentengeschillen”, NjW 2014, nr. 308, 683.165 KB van 16 februari 2015 tot verduidelijking van de voorwaarden waaraan de gekwalificeerde entiteit bedoeld in
boek XVI van het Wetboek van economisch recht moet voldoen, BS 25 februari 2015.166 Art. 20 ADR-richtlijn; art. XVI.24 WER; X, “Consumentengeschillen”, NjW 11 maart 2015, nr. 318, 195; S. VOET,
“Buitengerechtelijke regeling consumentengeschillen”, NjW 2014, nr. 308, 683.
24
AFDELING 3 – ONAANGEPAST AAN ODR
Een volgende probleem betrof het feit dat de bestaande ADR-procedures niet de mogelijkheid
boden om de gehele procedure online te voeren.167 Dit is nochtans aantrekkelijk voor
grensoverschrijdende geschillen, aangezien consument en onderneming zich dan niet in dezelfde
lidstaat vinden.168 De ADR-richtlijn en de ODR-verordening brengen hier uiteraard verandering in.
Zoals gezegd worden enkel de ADR-entiteiten die voldoen aan de kwaliteitseisen van de ADR-
richtlijn, toegelaten tot het Europese ODR-platform.169
Het ODR-platform zorgt voor een uniek toegangspunt voor alle gekwalificeerde ADR-systemen in
alle lidstaten. Wanneer er een klacht wordt ingediend op het ODR-platform, wordt deze echter niet
rechtstreeks doorgestuurd naar de bevoegde ADR-entiteit (zoals wel het geval is bij het Belgische
Belmed). Het wordt aan de partijen zelf overgelaten om overeenstemming te bereiken over de
ADR-entiteit die zal worden aangewezen. Hiertoe wordt aan beide partijen een email verzonden
met verdere informatie, waarbij een lijst met mogelijke ADR-entiteiten zit waaruit ze kunnen
kiezen. En wanneer de partijen geen overeenstemming bereiken, wordt de klacht niet in
behandeling genomen door het ODR-platform zelf.170
AFDELING 4 – ONBEKENDHEID
Het laatste knelpunt is dat van de onbekendheid van ADR en ODR. Veel ondernemingen en
consumenten zijn zich gewoonweg niet bewust van de mogelijkheid tot alternatieve
geschillenbeslechting.171 Hier willen de ADR-richtlijn en de ODR-verordening graag aan
tegemoetkomen. Hiertoe werden informatieverplichtingen opgelegd aan de onderneming, en dit
zowel op het vlak van ADR (§1) als op het vlak van ODR (§2).
167 SEC/2011/1408, Impact Assessment, 26-27; A. DIERICK en S. VERBEKE, “Geschillenbeslechting via het internet... Een eerste stap voorwaarts”, DCCR 2013, nr. 99, 4; S. VOET, “Online ADR in Europa en België: a new frontier”, Nederlands-Vlaams tijdschrift voor Mediation en conflictmanagement 2013, afl. 3, 3; E. VERHAGE, “ADR en ODR voor consumentenzaken in beweging”, Nederlands-Vlaams tijdschrift voor Mediation en conflictmanagement 2014, afl. 2, 13-14.
168 P. CORTÉS en A.R. LODDER, “Consumer dispute resolution goes online: reflection on the evolution of european law for out-of-court redress”, MJ 2014, afl. 1, 37.
169 Art. 2, lid 1 ODR-Vo; S. VOET, “Online ADR in Europa en België: a new frontier”, Nederlands-Vlaams tijdschrift voor Mediation en conflictmanagement 2013, afl. 3, 33.
170 Art. 9, lid 3, 4 en 6 ODR-Vo; P. CORTÉS en A.R. LODDER, “Consumer dispute resolution goes online: reflection on the evolution of european law for out-of-court redress”, MJ 2014, afl. 1, 31-32; A. DIERICK en S. VERBEKE, “Geschillenbeslechting via het internet... Een eerste stap voorwaarts”, DCCR 2013, nr. 99, 10-11.
171 Rechtsoverweging 5 ADR-richtlijn; SEC/2011/1408, Impact Assessment, 24-25; P. CORTÉS en A.R. LODDER, “Consumer dispute resolution goes online: reflection on the evolution of european law for out-of-court redress”, MJ 2014, afl. 1, 18; N. CREUTZFELDT en C. HODGES, “Consumer Dispute Resolution (CDR) in Europe, Nederlands-Vlaams tijdschrift voor Mediation en conflictmanagement 2014, nr. 18, 31.
25
§1. Informatieverplichtingen ADR
Artikel 14 van de ADR-richtlijn legt de volgende informatieverplichtingen op aan de
ondernemingen. Ten eerste moeten ondernemingen de consument bij de contractsluiting informeren
over de ADR-entiteit(en) waaronder ze vallen.172 Deze informatie moet te vinden zijn op de website
of de algemene voorwaarden van de onderneming, en moet ten minste het website-adres van de
ADR-entiteit bevatten.173 Voor België is deze verplichting te vinden in de art. XVI.4, §1 en §2
WER, die de ondernemingen verplichten om de consument op een heldere, begrijpelijke en
makkelijk toegankelijke manier op de hoogte te brengen van de kenmerken,
toepassingsvoorwaarden, contactgegevens en het website-adres van de ADR-entiteit.
Belangrijk om op te merken is dat de bovenstaande informatieverplichting enkel geldt wanneer de
onderneming in kwestie zich ertoe verbonden heeft of ertoe verplicht wordt om gebruik te maken
van een ADR-entiteit.174 Deze gehoudenheid kan voorvloeien uit een wettelijke of reglementaire
bepaling, een gedragscode die de onderneming heeft onderschreven, een lidmaatschap bij een
handelsvereniging, beroepsorganisatie of beroepsorde, of uit een bepaling uit haar eigen algemene
of bijzondere verkoopsvoorwaarden.175 De ADR-richtlijn zorgt dus wel voor een “volledige
marktdekking”, maar verplicht de ondernemingen in kwestie niet om effectief gebruik te maken van
de ADR-entiteiten.176 Deze verplichting kan enkel opgelegd worden door de lidstaten zelf.
Een tweede informatieverplichting geldt voor élke onderneming, ongeacht of deze zich ertoe
verbonden heeft of verplicht is om gebruik te maken van ADR. Wanneer de consument “intern” een
klacht heeft gestuurd naar de onderneming en er blijkt dat het probleem niet rechtstreeks tussen de
consument en de onderneming kan worden opgelost, dan moet de onderneming op eigen initiatief
de volgende informatie meedelen op een duurzame drager: de hierboven vermelde informatie over
de ADR-entiteit én de vermelding of de onderneming gebonden of bereid is om beroep te doen op
ADR.177 Deze verplichting staat voor België in art. XVI.4, §3 WER.
172 Art. 13.1 ADR-richtlijn; Rechtsoverweging 47 ADR-richtlijn; S. VOET, “Buitengerechtelijke regeling consumentengeschillen”, NjW 2014, nr. 308, 676.
173 Art. 13, lid 1 en lid 2 ADR-richtlijn; S. VOET, “Online ADR in Europa en België: a new frontier”, Nederlands-Vlaams tijdschrift voor Mediation en conflictmanagement 2013, afl. 3, 32.
174 P. CORTÉS en A.R. LODDER, “Consumer dispute resolution goes online: reflection on the evolution of european law for out-of-court redress”, MJ 2014, afl. 1, 25.
175 Art. XVI.4, §1 WER; S. VOET, “Buitengerechtelijke regeling consumentengeschillen”, NjW 2014, nr. 308, 676.
176 Rechtsoverweging 49 ADR-richtlijn; SER advies 12/03, Alternatieve geschilbeslechting in de EU, juni 2012.177 Artikel 13.3 ADR-richtlijn; S. VOET, “Buitengerechtelijke regeling consumentengeschillen”, NjW 2014, nr. 308,
676.
26
Het lijkt misschien wat vreemd dat ondernemingen die niet verplicht zijn om op ADR beroep te
doen, en dit ook niet van plan zijn, deze informatie toch moeten meedelen ingeval van interne
klacht van de consument. De reden hiervoor kan gevonden worden in het feit dat men
ondernemingen wil aanmoedigen om toch bewust te kiezen voor ADR, ook al zijn ze hier niet toe
verplicht.178
§2. Informatieverplichtingen ODR
Artikel 14 van de ODR-verordening verplicht de ondernemingen die goederen en diensten verkopen
op het internet, om op hun website een link te voorzien naar het ODR-platform. Deze verplichting
wordt niet alleen opgelegd aan de onderneming zelf, maar ook aan de onlinemarktplaatsen die de
goederen of diensten van deze onderneming te koop aanbieden.179 Bovendien, wanneer de
onderneming zich ertoe heeft verbonden of verplicht is om gebruik te maken van ODR, moet hij de
consument bovendien meer informatie geven over deze mogelijkheid. Dit via de e-mail en/of in
haar algemene voorwaarden.180 Deze ODR-informatieverplichtingen gelden bovenop de ADR-
informatieverplichtingen en de materieelrechtelijke informatieverplichtingen die worden opgelegd
door de Consumentenrichtlijn.181
HOOFDSTUK 4 – VOORDELEN EN RANDVOORWAARDEN GESLAAGD A(O)DR-SYSTEEM
AFDELING 1 – VOORDELEN
Het oplossen van een geschil via A(O)DR is snel, goedkoop en efficiënt. Snel, want er zijn geen
lange gerechtelijke procedures vereist. De uitkomst van een ADR-procedure moet in principe
binnen een termijn van 90 kalenderdagen beschikbaar zijn.182 Goedkoop, want men moet geen
advocaat onder de arm nemen183 en het indienen van een klacht op het ODR-platform is gratis.184 De
ADR-procedure zelf is echter niet altijd gratis. De kostprijs hiervan hangt af van de
procedurevoorschriften van de betrokken ADR-entiteit.185 Wel mag het voor de consument slechts
178 P. CORTÉS en A.R. LODDER, “Consumer dispute resolution goes online: reflection on the evolution of european law for out-of-court redress”, MJ 2014, afl. 1, 25.
179 Art. 14.1 ODR-Vo. 180 Art. 14.2 ODR-Vo.181 Art. 14.3 ODR-Vo en rechtsoverweging 30 ODR-Vo. Het gaat om de informatieverplichtingen van art.13 ADR-
richtlijn en art. 6, lid 1, t) en art. 8 Consumentenrichtlijn.182 Art. 8, e) ADR-richtlijn; art. 10, a) ODR-Vo; art. XVI.17 WER; A. DIERICK en S. VERBEKE, “Geschillenbeslechting
via het internet... Een eerste stap voorwaarts”, DCCR 2013, nr. 99, 9.183 H. DE CONINCK, “Buitengerechtelijke regeling van consumentengeschillen”, DCCR 2014, nr. 105, 27.184 Art. 5.2 ODR-Vo; A. DIERICK en S. VERBEKE, “Geschillenbeslechting via het internet... Een eerste stap
voorwaarts”, DCCR 2013, nr. 99, 9.185 A. DIERICK en S. VERBEKE, “Geschillenbeslechting via het internet... Een eerste stap voorwaarts”, DCCR 2013, nr.
99, 11; Voor een mooi overzicht van de kosten van Belgische ADR-entiteiten, zie S. VOET, “Buitengerechtelijke regeling consumentengeschillen”, NjW 2014, nr. 308, 681-682.
27
om een geringe vergoeding gaan.186 Efficiënt, want de consument hoeft geen verplaatsingen naar
een rechtbank te ondernemen, en in geval van ODR zelfs niet naar de betrokken ADR-entiteit. Hij
kan zijn e-commerce avontuur eindigen zoals het begonnen is: via het internet.187 En last but not
least: een doeltreffend systeem van buitengerechtelijke geschillenbeslechting zou ook een
werklastverlichting kunnen betekenen voor de hoven en rechtbanken.
AFDELING 2 - RANDVOORWAARDEN
Om van deze voordelen te genieten, is het wel vereist dat de randvoorwaarden van een geslaagd
A(O)DR-systeem vervuld zijn. Er zijn mijns inziens momenteel nog drie problemen. Een eerste
probleem dat zich stelt is dat ondernemingen in principe niet verplicht zijn om gebruik te maken
van ADR en ODR. Ondernemingen zouden hiertoe dus moeten worden verplicht of aangemoedigd.
(§1). Een tweede probleem is dat het ODR-platform de klacht niet zelf kan behandelen indien de
partijen het niet eens geraken over de aan te wijzen ADR-entiteit, wat toch een nuttige functie zou
zijn (§2). Ten derde geniet de mogelijkheid ADR en ODR nog niet van voldoende bekendheid (§3).
§1. Ondernemingen aanmoedigen om gebruik te maken van A(O)DR
Zoals gezegd verplichten de ADR-richtlijn en de ODR-verordening de onderneming niet om
effectief gebruik te maken van de mogelijkheden van ADR en ODR. Enkel de lidstaat kan dit
verplicht maken. Het lijkt dus aangewezen dat België dit dan ook doet voor een aantal sectoren.
Ook zouden er initiatieven kunnen genomen worden om ondernemingen aan te moedigen om tòch
gebruik te maken van ADR en ODR, ook al zijn ze hier niet wettelijk toe verplicht. Dit kan
bijvoorbeeld gebeuren door een keurmerk logo te ontwikkelen, dat ondernemingen die zich tot
ADR en ODR verbinden op hun website mogen plaatsen.188 Men kan ook plekken voorzien waar
consumenten reputatieratings kunnen plaatsen.189 Dit kan gekoppeld worden aan een aanpassing
van de zoekmachines, die bijvoorbeeld de meest betrouwbare ondernemingen eerst zullen tonen.190
De gedachte hierachter is dat ondernemingen met een goede reputatie ook beter zullen verkopen,
omdat de consument er vertrouwen in heeft dat eventuele problemen snel en efficiënt worden
opgelost.
186 Art. 8, c) ADR-richtlijn; art. XVI.25, §1, 5° WER.187 Art. 8, a) ADR-richtlijn; Ar. 10, b) ODR-Vo; C.N.J. DE VEY MESTDAGH en T. VAN ZUIJLEN, “Private rechtspraak:
online én offline een realiteit”, Justitiële Verkenningen 2012, 87-88.188 P. CORTÉS en A.R. LODDER, “Consumer dispute resolution goes online: reflection on the evolution of european law
for out-of-court redress”, MJ 2014, afl. 1, 30.189 C.N.J. DE VEY MESTDAGH en T. VAN ZUIJLEN, “Private rechtspraak: online én offline een realiteit”, Justitiële
Verkenningen 2012, 91.190 P. CORTÉS en A.R. LODDER, “Consumer dispute resolution goes online: reflection on the evolution of european law
for out-of-court redress”, MJ 2014, afl. 1, 30.
28
§2. ODR-platform dat klachten zelf en automatisch kan behandelen
Een tweede probleem is dat het ODR-platform de klacht niet zelf kan behandelen indien de partijen
het niet eens geraken over de aan te wijzen ADR entiteit.191 Het ODR-platform lijkt dus enkel te
functioneren als een soort “doorgeefluik” naar de nationale ADR-entiteiten bij overeenstemming
van de partijen.192 Nochtans zou het nuttig zijn dat het ODR-platform de klacht ook zelf zou kunnen
behandelen.
Bestaande ODR-systemen zoals dat van eBay hebben reeds bewezen dat dit een enorm nuttige
functie is. Via de conflictoplossingsprotocollen van Modria193 behandelt eBay jaarlijks 60 miljoen
geschillen.194 Het merendeel hiervan gebeurt zelfs volledig automatisch, zonder menselijke
tussenkomst! Dit is mogelijk doordat de geschillen die uit eBay-transacties voortvloeien vrij
eenvoudig zijn, aangezien het meestal gaat om niet-levering of niet-betaling.195 Bovendien bezit
eBay de mogelijkheid om aan het niet-naleven van de uitkomst ODR-procedure bepaalde
consequenties te verbinden, zoals het verlagen van de reputatie van de onderneming of het
verbannen van een partij van eBay.196
§3. Geïnformeerde consumenten en ondernemingen
Een cruciale randvoorwaarde voor het welslagen van een systeem van alternatieve en online
geschillenbeslechting, is dat consumenten en ondernemingen op de hoogte zijn van het überhaupt
bestaan van deze mogelijkheid.197 Een overheidscampagne om hieromtrent bewustzijn te creëren
lijkt mij aangewezen.
191 Art. 9, lid 3, 4 en 6 ODR-Vo. 192 SER advies 12/03, Alternatieve geschilbeslechting in de EU, juni 2012; 10, 55 en 66; P. CORTÉS en A.R. LODDER,
“Consumer dispute resolution goes online: reflection on the evolution of european law for out-of-court redress”, MJ 2014, afl. 1, 31.
193Zie www.modria.com voor meer informatie.194 C.N.J. DE VEY MESTDAGH en T. VAN ZUIJLEN, “Private rechtspraak: online én offline een realiteit”, Justitiële
Verkenningen 2012, 81.195 C.N.J. DE VEY MESTDAGH en T. VAN ZUIJLEN, “Private rechtspraak: online én offline een realiteit”, Justitiële
Verkenningen 2012, 84; P. CORTÉS en A.R. LODDER, “Consumer dispute resolution goes online: reflection on the evolution of european law for out-of-court redress”, MJ 2014, afl. 1, 31-32.
196 C.N.J. DE VEY MESTDAGH en T. VAN ZUIJLEN, “Private rechtspraak: online én offline een realiteit”, Justitiële Verkenningen 2012, 91.
197 A. DIERICK en S. VERBEKE, “Geschillenbeslechting via het internet... Een eerste stap voorwaarts”, DCCR 2013, nr. 99, 18.
29
CONCLUSIE Het internet is de snelst groeiende markt ter wereld, maar toch geschieden de onlinetransacties
voornamelijk nog binnen de eigen landsgrenzen. De oorzaak hiervan is gelegen in het feit dat
consumenten er geen vertrouwen in hebben dat eventuele problemen snel en efficiënt zullen kunnen
worden opgelost. De Europese Unie wenst grensoverschrijdende onlinetransacties te stimuleren, om
zo de digitale dimensie van de interne markt te verwezenlijken. De Europese Unie probeert
bijgevolg het consumentenvertrouwen op te krikken. Dit doet ze ten eerste door de consumenten
procedureel een handje te helpen bij het Europese IPR, op het vlak van bevoegde rechtbank en
toepasselijk recht. Toch brengt deze gunstige gerechtelijke aanpak geen soelaas voor deze categorie
van geschillen. Doordat de onlinetransacties meestal betrekking hebben op relatief lage bedragen,
wordt er omwille van een negatieve kosten-baten analyse gewoonweg geen gerechtelijke procedure
opgestart.
Daarom zal er in de toekomst een grotere rol weggelegd zijn voor methodes van alternatieve (al dan
niet online) geschillenbeslechting. De mogelijkheden van ADR en ODR zijn uiterst geschikt voor
het oplossen van grensoverschrijdende geschillen die voortvloeien uit onlinetransacties. De
consument en de onderneming bevinden zich immers niet in dezelfde lidstaat. Het oplossen van een
geschil via een ADR-entiteit is sneller, goedkoper en efficiënter dan de oplossing op de
gerechtelijke manier. Het kader hiervoor werd voorzien in de ADR-richtlijn en de ODR-
verordening van de Europese Unie. Terwijl de ADR-richtlijn voorziet in het bestaan van kwalitatief
hoogstaande ADR-entiteiten, die elke economische sector behelsen, in heel de Europese Unie, zorgt
de ODR-verordening dat deze gekwalificeerde ADR-entiteiten met elkaar verbonden worden via
een uniek toegangspunt: het ODR-platform. Hier kunnen zowel consument als onderneming
klachten indienen, voor problemen die ontstaan zijn naar aanleiding van e-commerce.
Voorlopig bestaat het ODR-platform enkel en alleen maar voor consumentengeschillen naar
aanleiding van e-commerce. Maar de kans zit er in, als dit basismodel succesvol blijkt, dat het ook
zal gebruikt worden bij andere soorten van geschillen.
30
BIBLIOGRAFIE
WETGEVING
EUROPESE WETGEVING
Verdrag van Brussel van 27 september 1968 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de
tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, Pb.L. 31 december 1972, afl.
299, 32.
Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke
bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en
handelszaken, Pb.L. 16 januari 2001, afl. 12, 1.
Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het
recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst, Pb. L. 4 juli 2008, afl. 177, 6.
Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees parlement en Raad van 12 december 2012
betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen
in burgerlijke en handelszalen, Pb. L. 20 december 2012, afl. 351, 1.
Verordening (EU) nr. 524/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013
betreffende onlinebeslechting van consumentengeschillen tot wijziging van Verordening (EG)
nr. 2006/2004 en Richtlijn 2009/22/EG), Pb. L. 164, 1-12.
Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de raad van 25 oktober 2011 betreffende
consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van Richtlijn
1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG
en van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad, Pb. L. 22 november 2011, afl.
304, 64.
Richtlijn 2013/11/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende
alternatieve beslechting van consumentengeschillen en tot wijziging van Verordening (EG) nr.
2006/2004 en Richtlijn 2009/22/EG, Pb.L. 165, 63-79.
31
BELGISCHE WETGEVING
Wet houdende het Wetboek van internationaal privaatrecht van 16 juli 2004, BS 27 juli 2004.
Wet van 4 april 2014 houdende de invoeging van Boek XVI “Buitengerechtelijke regeling van
consumentengeschillen” in het Wetboek van economisch recht, BS 12 mei 2014.
KB van 10 april 2014 betreffende de inwerkingtreding van de wet van 4 april 2014 houdende de
invoeging van boek XVI “Buitengerechtelijke regeling van consumentengeschillen” in het
Wetboek van economisch recht.
KB van 16 december 2014 tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 april 2014 betreffende de
inwerkingtreding van de wet van 4 april 2014 houdende de invoeging van boek XVI
“Buitengerechtelijke regeling van consumentengeschillen” in het Wetboek van economisch
recht.
KB van 16 februari 2015 tot verduidelijking van de voorwaarden waaraan de gekwalificeerde
entiteit bedoeld in boek XVI van het Wetboek van economisch recht moet voldoen, BS 25
februari 2015.
RECHTSPRAAK
EUROPESE RECHTSPRAAK
HvJ 11 juli 2002, C-96/00, Gabriel, Jur. 2002, I-06378.
HvJ 20 januari 2005, C-27/02, Engler, Jur. 2004, I-00481.
HvJ 1 maart 2005, C-281/02, Owusu, Jur. 2005, I-01383.
HvJ 20 januari 2005, C-464/01, Gruber v. Bay Wa AG, Jur. 2005, I-00439.
HvJ 15 mei 2009, C-180/06, Renate Ilsinger v. Martin Dreschers, Jur. 2009, I-03961.
HvJ 20 mei 2010, C-111/09, CPP Vienna Insurance Group v. Michal Bilas, Jur. 2010, I-04545.
32
HvJ 7 december 2010, C-585/08 en C-144/09, Pammer en Alpenhof, Jur. 2010, I-12527.
HvJ 14 november 2013, C-478/12, Maletic, onuitg., §32.
RECHTSLEER
BOEKEN
VAN CALSTER, G., European Private International Law, Portland (Oregon), Hart Publishing, 2013,
340 p.
TIJDSCHRIFTEN
CORTÉS P. en LODDER, A.R., “Consumer dispute resolution goes online: reflection on the evolution
of european law for out-of-court redress”, MJ 2014, afl. 1, 14-38.
CREUTZFELDT, N. en HODGES, C., “Consumer Dispute Resolution (CDR) in Europe, Nederlands-
Vlaams tijdschrift voor Mediation en conflictmanagement 2014, nr. 18, 29-43.
DEBRUYNE, N. en DEMEYERE L., “De Brussel Ibis-verordening: wat is nieuw vanaf 2015?”, Cah.Jur.
2015, afl. 1, 5-15.
DE CONINCK, H., “Europese voorstellen voor een alternatieve en een online geschillenregeling”,
DCCR 2012, nr. 94, 184-188.
DE CONINCK, H., “De alternatieve geschillenbeslechting in België: verleden, heden en toekomst”,
DCCR 2013, nr. 100-101, 217-226.
DE CONINCK, H., “Buitengerechtelijke regeling van consumentengeschillen”, DCCR 2014, nr. 105,
23-35.
DE MEYER, J., “Consumeren zonder grenzen. Nieuwe regels in de Rome I-Verordening”, NjW 2010,
nr. 214, 2-14.
33
DE VEY MESTDAGH , C.N.J. en VAN ZUIJLEN T., “Private rechtspraak: online én offline een realiteit”,
Justitiële Verkenningen 2012, 81-93
DIERICK, A. en VERBEKE, S., “Geschillenbeslechting via het internet... Een eerste stap voorwaarts”,
DCCR 2013, nr. 99, 3-18.
DIERICK, A. en VERBEKE, S., “Consumentengeschillen binnenkort beslecht via internet”, De
Juristenkrant 8 mei 2013.
DUMORTIER, J., en SOMERS, G., “Update van het recht inzake electronisch contracteren en
elektronische handel” in P. VALCKE en J. DUMORTIER (eds.), Themis nr. 81 – ICT en Mediarecht,
Die Keure, 2013, 67-100 (totaal 142 p.)
GODDAER, J., “De Richtlijn Consumentenrechten. Gevolgen voor de WMPC en de Wet
Elektronische Handel”, DCCR 2012, nr. 65, 7-65.
GODDAER, J., TERRYN, E. en VANNEROM, J., “Invloed van het Europese recht op het
consumenten(contracten)recht” in Invloed van het Europese recht op het Belgische privaatrecht,
Antwerpen, Intersentia, 467-558.
KRUGER, T. , “De evolutie van het Europese internationaal privaatrecht op het vlak van
consumentenovereenkomsten”, DCCR 2013, afl. 100-101, 237-250.
KRUGER, T. en SAMYN, L., “Als de Europese consument moet procederen”, DCCR 2012, nr. 95, 66-
91.
MEHMETI, M., “Wanneer is een consumentenzaak 'internationaal' in de zin van Brussel I
Verordening? De woonplaatsvereiste nader toegelicht”, DCCR 2014, nr. 105, 41-48.
PIERS, M., “De ADR overeenkomst in een Europese grensoverschrijdende context”, TBH 2014, afl.
1, 8-27.
STEENNOT, R., “Hof van Justitie preciseert bevoegd gerecht bij verkoop via internet”, De
Juristenkrant 23 februari 2011, 7.
34
TERRYN, E., “De richtlijn consumentenrechten. Nieuwe reglementering op komst voor onder meer
overeenkomsten op afstand en buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten”, in J. FALCONIS
(ed.), De wet marktpraktijken en consumentenbescherming toegepast, Intersentia, 2012, 29-64.
TERRYN, E., “De consument en de elektronische handel”, DCCR 2013, nr. 100/101, 179-197.
VERHAGE, E., “ADR en ODR voor consumentenzaken in beweging”, Nederlands-Vlaams tijdschrift
voor Mediation en conflictmanagement 2014, afl. 2, 13-28.
VOET, S., “Belmed: het digitale toegangsloket voor consumenten-A(O)DR”, RW 2011-2012, nr. 32,
1439-1441.
VOET, S., “Online ADR in Europa en België: a new frontier”, Nederlands-Vlaams tijdschrift voor
Mediation en conflictmanagement 2013, afl. 3, 26-46.
VOET, S., “Buitengerechtelijke regeling consumentengeschillen”, NjW 2014, nr. 308, 674-685.
VOLDERS, B., “Nieuw verwijzingsrecht voor grensoverschrijdende overeenkomsten”, RW 2009-
2010, nr. 16, 642-666.
X, “Consumentengeschillen”, NjW 11 maart 2015, nr. 318, 195-196.
ANDERE
EUROPEAN COMMISSION, The European Consumer Centres Network 2013 Annual Report, Help and
advice on your purchases abroad, http://www.eccbelgie.be/20140603/jaarverslag-ecc-belgie-
2013-de-cijfers-en-de-verhalen-en-uitdagingen-achter-de-cijfers-Attach_s80131.pdf, 58 p.
SEC/2011/1408, Commission Staff Working Paper, Impact assessment accompanying the Proposal
for the Directive on consumer ADR and the Proposal for a Regulation on consumer ODR, 449 p.
Aanbeveling 98/257/EG van de Commissie van 30 maart 1998 betreffende de principes die van
35
toepassing zijn op de organen die verantwoordelijk zijn voor de buitengerechtelijke beslechting
van consumentengeschillen, Pb. L. 17 april 1998, afl. 115, 31.
Aanbeveling 2001/310/EG van de Commissie van 4 april 2001 met betrekking tot de beginselen
voor de buitengerechtelijke organen die bij de consensuele beslechting van
consumentengeschillen betrokken zijn, Pb. L. 10 april 2001, afl. 109, blz. 56.
COM/2011/942 van 6 februari 2012, A coherent framework for building trust in the digital single
market for e-commerce and online services, 942 final.
COM/2012/225 van 22 mei 2012, A European Consumer Agenda – Boosting confidence and
growth, 225 final.
COM/2013/152 van 23 april 2013, E-commerce Action Plan 2012-2015 – State of play 2013, 152
final.
FOD ECONOMIE, “Belmed, nu ook voor commerciële geschillen tussen ondernemingen”,
persbericht 27 maart 2014, http://economie.fgov.be/nl/binaries/20140327_pb_Belmed _
handelsgeschillen_tussen _ ondernemingen_tcm325-245224.pdf.
EEC BELGIË, De cijfers & de verhalen en uitdagingen achter de cijfers”, april 2014, 3,
http:// www.eccbelgie.be/20140603/jaarverslag-ecc-belgie-2013-de-cijfers-en-de-verhalen-en-
uitdagingen-achter-de-cijfers-Attach_s80131.pdf, 12 p.
http://economie.fgov.be/nl/geschillen/Consumentengeschillen/Belmed/U_bent_een_bemiddelaar/vo
lledige_lijst_partners/ (volledige lijst met Belmed-partners, consultatiedatum 15 april 2015).
SER advies 12/03, Alternatieve geschilbeslechting in de EU, juni 2012 (Nederland).