‘Van Oppidum Batavorum naar Numaga en verder. Een verkenning van historische verenigingen,...

34
Van Oppidum Batavorum naar Numaga en verder. Een verkenning van historische verenigingen, organisaties en initiatieven in Nijmegen van 1902 tot 2013 door Henk Termeer 1 Een minder opvallend fenomeen in de stormachtige ontwikkelingen van de welvarende westerse wereld gedurende de laatste vijftig jaar, is het ontstaan en de groei van allerlei gespecialiseerde historische organisaties. Er doet zich daar een welig tierende historische organisatiedrift voor op lokaal, regionaal, landelijk en internationaal niveau. Historici nemen voorlopig aan dat die groei van de belangstelling voor geschiedenis en cultureel erfgoed voortkomt uit de combinatie van snelle maatschappelijke veranderingen, een daaruit ontstane identiteitscrisis en de toegenomen welvaart, vergrijzing en vrije tijd. Kort gezegd: hoe sneller het heden en het eigen bestaan veranderden, des te meer wilde en kon men aan het verleden vasthouden. 2 Om op lokaal en regionaal niveau meer zicht te krijgen op de achtergronden en motieven voor het oprichten van steeds meer verfijnde historische verenigingen en organisaties, geef ik hier een overzicht van het ontstaan en de ontwikkeling van het historische organisatiewezen in Nijmegen. Vooral de aanleidingen tot oprichting en de doelstellingen van al die gezelschappen hebben daarbij mijn belangstelling. Waarom vonden de initiatiefnemers het nodig om voor die specifieke doelen nieuwe organisaties op te richten? De ontwikkeling in Nijmegen is natuurlijk extra interessant. Want juist daar is gedurende de twee millennia van zijn bestaan veel monumentaal erfgoed verdwenen en juist daar besloot het stadsbestuur in 2005 om Nijmegen te profileren met de titel ‘oudste stad van Nederland’; sinds 2008 gebeurt dat onder meer door city marketing te bedrijven met de slogan ‘Altijd Nijmegen’. Deze officiële leuzen bekronen zo het inmiddels ontstane rijke scala aan particuliere historische organisaties met een stedelijke vlag. Zonder een goed ontwikkelde geschiedschrijving en een florerend historisch organisatiewezen was dat niet mogelijk geweest. Hierna zullen we zien wanneer en hoe die tot stand zijn gekomen. 1 Met dank aan dr. A.E.M. Janssen, die een eerste versie van dit artikel uitgebreid van commentaar en suggesties voorzag. 2 L. Dorsman, E. Jonker, K. Ribbens, Het zoet en het zuur. Geschiedenis in Nederland (Amsterdam 2000), p. 47-50 en met name p. 48; zij baseren hun analyse vooral op de compensatiethese zoals die o.a. bij H. Lübbe, Geschichtsbegriff und Geschichtsinteresse. Analytik und Pragmatik der Historie (Basel/Stuttgart 1977) en A. Heuss, Verlust der Geschichte (Göttingen 1959) aan de orde komt. 1

Transcript of ‘Van Oppidum Batavorum naar Numaga en verder. Een verkenning van historische verenigingen,...

Van Oppidum Batavorum naar Numaga en verder. Een verkenning van historische verenigingen, organisaties en initiatieven in Nijmegen van 1902 tot 2013

door Henk Termeer1

Een minder opvallend fenomeen in de stormachtige ontwikkelingen van de welvarende westerse wereld gedurende de laatste vijftig jaar, is het ontstaan en de groei van allerlei gespecialiseerde historische organisaties. Er doet zich daar een welig tierende historische organisatiedrift voor op lokaal, regionaal, landelijk en internationaal niveau. Historici nemen voorlopig aan dat die groei van de belangstelling voor geschiedenis en cultureel erfgoed voortkomt uit de combinatie van snelle maatschappelijke veranderingen, een daaruit ontstane identiteitscrisis en de toegenomen welvaart, vergrijzing en vrije tijd. Kort gezegd: hoe sneller het heden en het eigen bestaan veranderden, des te meer wilde en kon men aan het verleden vasthouden.2

Om op lokaal en regionaal niveau meer zicht te krijgen op de achtergronden en motieven voor het oprichten van steeds meer verfijnde historische verenigingen en organisaties, geef ik hier eenoverzicht van het ontstaan en de ontwikkeling van het historische organisatiewezen in Nijmegen. Vooral de aanleidingen tot oprichting en de doelstellingen van al die gezelschappen hebben daarbij mijn belangstelling. Waarom vonden de initiatiefnemers het nodig om voor die specifieke doelen nieuwe organisaties op te richten? De ontwikkeling in Nijmegen is natuurlijk extra interessant. Want juistdaar is gedurende de twee millennia van zijn bestaan veel monumentaal erfgoed verdwenen en juist daar besloot het stadsbestuurin 2005 om Nijmegen te profileren met de titel ‘oudste stad van Nederland’; sinds 2008 gebeurt dat onder meer door city marketing te bedrijven met de slogan ‘Altijd Nijmegen’. Deze officiële leuzen bekronen zo het inmiddels ontstane rijke scala aan particuliere historische organisaties met een stedelijke vlag. Zonder een goed ontwikkelde geschiedschrijving en een florerend historisch organisatiewezen was dat niet mogelijk geweest. Hierna zullen we zien wanneer en hoe die tot stand zijn gekomen.

1 Met dank aan dr. A.E.M. Janssen, die een eerste versie van dit artikel uitgebreid van commentaar en suggesties voorzag.2 L. Dorsman, E. Jonker, K. Ribbens, Het zoet en het zuur. Geschiedenis in Nederland (Amsterdam 2000), p. 47-50 en met name p. 48; zij baseren hun analyse vooral op de compensatiethese zoals die o.a. bij H. Lübbe, Geschichtsbegriff und Geschichtsinteresse. Analytikund Pragmatik der Historie (Basel/Stuttgart 1977) en A. Heuss, Verlust der Geschichte (Göttingen1959) aan de orde komt.

1

1902: De vereniging Oppidum BatavorumAan individuele historici en kroniekschrijvers die zich met de langeen roemruchte geschiedenis van de stad bezig hielden, heeft Nijmegennooit gebrek gehad. Na de eerste aanzet in de Oudheid door Tacitus3 waren Gerard Geldenhouwer (1482-1542), Willem van Berchen (circa 1415-1481), Johannes Smetius (1591-1651) en zijn gelijknamige zoon (1636–1704), J. in de Betouw (1732-1820) en diens zoon G.C. in de Betouw (1765-1805) en in de 19e eeuw vader Jan Willem en zoon Gerrit van Druijnen (1790-1854 en 1825-1876) voorlopers en grondleggers.4 Daarna trokken vooral stadsarchivarissen de kar van het geschiedbedrijf en de geschiedschrijving. Met name de kosmopolitische amateur, omnivoor en verzamelaar H.D.J. van Schevichaven (1827-1918), de archeoloog drs. M.P.M. Daniels (1877-1952), de kunsthistoricus dr. J.A.B.M. de Jong (1903-1990) en de historicus dr. J.A. Schimmel (1927-1980) zorgden elk op hun terrein voor substantiële nieuwe bijdragen en daarnaast kwamen ook de classicus dr. J.M.G.M. Brinkhoff (1906-1985) en de historicus-journalist G. Pikkemaat (1929-) met eigen overzichten van de Nijmeegse geschiedenis.5

Voordat er in Nijmegen een historische vereniging bestond, waren de historisch geïnteresseerden ter plaatse veelal aangesloten bij dein 1897 opgerichte provinciaal-historische vereniging Gelre. Zo was Van Schevichaven na een leven van wereldreizen in 1893 weer in Nijmegen teruggekeerd. Hij werd met zijn 70 jaar prompt tot gemeentearchivaris benoemd en had zitting in het eerste bestuur van Gelre.6 De behoefte aan een plaatselijke historische vereniging komt in Nijmegen enkele jaren later op, zo rond 1900, en staat in direct verband met de voortvarende afbraak van de vestingwallen en –poorten; die afbraak was in 1876 begonnen en werd na vier jaar in 1880 afgerond. In 1902 stierf namelijk een van de initiatiefnemers van het slechten van de wallen en de uitleg van de stad, te weten

3 Tacitus. De opstand van de Bataven. Vertaald door Vincent Hunink (Amsterdam 2005).4 Vgl. o.a. Hans Bots, Paul Klep, ‘Woord vooraf Geschiedenis van Nijmegen’, in deel 1, p. 6 van Nijmegen. Geschiedenis van de oudste stad van Nederland, 3 delen (Wormer 2005).5 Zie de biogrammen in Jaarboek Numaga 51 (2004) van Van Schevichaven en Daniels en in Jaarboek Numaga 53 (2006) die van Brinkhoff, De Jong en Schimmel. Zie verder Mathé Daniels, Daniels. Archivaris. Archeoloog. Nijmegenaar. Nijmeegse Studiën, deel 19 (Nijmegen 2000), m.n. de bibliografie op p. 235, en Guus Pikkemaat, Geschiedenis van Noviomagus Nijmegen (Nijmegen, ’s-Gravenhage 1988). N.B. De aanduiding van voornamen en/of initialen en titulatuur is hier met opzet niet geharmoniseerd omdat die in de behandelde perioden sterk uiteenloopt en harmonisatie tot heel oneigenlijke resultaten zou leiden (bijv. Tacitus, Willem van Berchen, prof.dr. L.J. Rogier).6 Zie Nicole Hagemans, ‘Inleiding’ in de door haar geredigeerde bundel De stad om H.D.J. van Schevichaven, in: Nijmeegse Studën XIV (Nijmegen 1988), p. 6-15, speciaal 11 en 14 en A.E.M. Janssen, ‘Gelre in honderd delen. Regionale geschiedbeoefening door middel van ‘bijdragen en mededelingen’ in de periode 1898-2009’, Bijdragen en Mededelingen Gelre. Historisch Jaarboek voor Gelderland, 100 (2009), p. 9-52, p. 20.

2

koopman en wethouder J.H. Graadt van Roggen. Om hem te gedenken richtten de stadsarchitect, tevens directeur van gemeentewerken ir. J.J. Weve, gemeentearchivaris Van Schevichaven en het lid van de gemeentelijke museumcommissie mr. C.J.G. Bijleveld met volle medewerking van het gemeentebestuur op 5 mei 1902 de vereniging ‘Oppidum Batavorum’ op. Die vereniging had “als doel de geschiedenisvan Nijmegen te leeren en te doen kennen, en wel bij voorkeur uit hare bronnen, zomede het naar vermogen behartigen van alle belangen,die met den vooruitgang en den bloei van Nijmegen verband houden”.7 Maar een succes werd deze eerste historische vereniging van Nijmegenniet. Het bleef bij lezingen, de organisatie van een historische tentoonstelling en de uitgave van enkele historische publicaties, waarvoor Van Schevichaven het meeste werk verrichtte. Hij stelde namelijk de eerste systematische bibliografie samen van de geschiedenis van Nijmegen en omgeving.8 Hij verzorgde met Weve de eerste geschiedschrijving van ontmanteling en uitleg op basis van dagboekaantekeningen van Graadt van Roggen en bracht ook een herdrukuit van vijf historische plattegronden van de stad.9 Van de voorgenomen samenstelling “van een handboek der Nijmeegsche geschiedenis” kwam het ondanks diverse toezeggingen nog niet.

We vernemen na een decennialange stilte voor het laatst van de vereniging Oppidum Batavorum in maart 1932. Toen werd bij gelegenheid van het overlijden van de inmiddels 80-jarige Weve teruggeblikt naar het oprichtingsjaar 1902.10 Naar het schijnt heeft naast de gevorderde leeftijd van de initiatiefnemers ook de gemengd protestants-katholieke samenstelling van het bestuur van deze eerstevereniging haar parten gespeeld.11 Over de hele vereniging Oppidum Batavorum is in het katholieke dagblad De Gelderlander in elk geval geen letter terug te vinden. Des te opvallender is het dat het tweede initiatief heel actief door de katholieke Gelderlander werd uitgedragen; maar dat ging dan ook uit van een sterk door

7 Provinciale en Geldersche en Nijmeegsche Courant (hierna PGNC) van 8 mei 1902, p. 1. Zie ook De Gelderlander (hierna DG) van 10 maart 1932, p. 9 en L. Rogier, ‘Numaga rediviva’, Numaga 1 (1954), nr. 1, p. 6.8 Te weten zijn Repertorium Noviomagense. Proeve van een Register van Boekwerken en Geschriften betrekking hebbende op de Stad en het Rijk van Nijmegen (Nijmegen 1906).9 Joh. Graadt van Roggen, Ontmanteling en uitleg der stad Nijmegen: (April 1874 tot Juli 1907): hoofdzakelijk ontleend aan handschriftelijke aanteekeningen (Vereeniging Oppidium Batavorum 1907); zie verder L. Rogier, ‘Numaga rediviva’, Numaga 1 (1954), nr. 1, p. 6.10 DG van 10 maart 1932, p. 9.11 PGNC van 5 juni 1902, p. 1: voorzitter Weve, Bijleveld: 1e secretaris, Oscar Leeuw: 2e secretaris, mr. P.S. Scheers: penningmeester, leden: Van Schevichaven, mr.A. van der Goes en jhr. mr. O. van Nispen tot Sevenaer. Weve, Leeuw en Van Nispen tot Sevenaer waren katholiek. Zie ook de verklaring in L. Rogier, ‘Numaga rediviva’,Numaga 1 (1954), nr. 1, p. 6, die stelt dat een onder auspiciën van de vereniging verschenen publicatie van priester G.A. Meyer O.P. over katholiek Nijmegen in twee delen (1904-1905) ertoe leidde dat diverse protestantse leden verontwaardigd hun lidmaatschap opzegden.

3

katholieken overheerst gezelschap.

1937: De eerste vereniging NumagaDe tweede poging om een historische vereniging voor Nijmegen op te richten vond pas plaats 35 jaar na de eerste poging van 1902. In 1935-1936 waren het de jezuïet prof. W. Mulder en de protestantse kunstschilder en graficus Jan van Vucht Tijssen12 die het werk van deeerdere vereniging weer wilden opnemen en daarvoor de eerste voorbereidingen troffen. Ze werden daartoe aangespoord door Martin Payens13 van ‘Vivat Noviomagum’, een vereniging tot culturele en economische verheffing van de burgerij. Mulder was in 1936 hoogleraar middeleeuwse geschiedenis aan de dertien jaar eerder opgerichte Katholieke Universiteit.14 Door zijn onverwachte overlijden later dat jaar ontstond er enige vertraging. Maar eind november 1937 meldde De Gelderlander dat er een nieuwe historische vereniging was opgericht. Ze zou Numaga gaan heten, “vereeniging totbeoefening van de geschiedenis van Nijmegen en omgeving”. Aanvankelijk was de naam Niumaga voorgesteld door bestuurslid en toen nog geschiedenisstudent Kees Kokke. Maar het hoofdbestuur koos voor de wat simpeler variant Numaga en vond die vooral passend, omdat deze oude naam voor Nijmegen genoemd werd op een Karolingischeoorkonde uit het jaar 777”.15

Als hoofdactiviteiten van de nieuwe vereniging noemden de bestuursleden: het maken van een (bijgewerkte) bibliografie van de geschiedenis van Nijmegen en in samenwerking met de Vereeniging voorVreemdelingenverkeer (VVV) en de vereniging Vivat Noviomagum het organiseren van rondleidingen in de zomermaanden. Alle “ernstig belangstellenden”, zo meldden de oprichters, waren op de voorziene lezingen welkom, zowel studerenden als “belangstellenden met kennis van oudere stadstoestanden.” Daarnaast speelde ook een principiëler motief een rol bij deze oprichting. De initiatiefnemers verwachtten namelijk met hun nieuwe, religieus gemengde organisatie ook de maatschappelijke samenhang te bevorderen, want ze schreven: “Men

12 Zie biogram van Van Vucht Tijssen in Jaarboek Numaga 53 (2006), p. 135-136 en ‘Toegift’ door dr. H.J.H. van Buchem bij Notulen van de eerste bespreking tot heroprichting van Numaga op 22 november 1950, RAN, Archief Numaga, map 528.13 Payens had een winkel in schrijfmachines in de In de Betouwstraat.14 Mulder was vooral bekend vanwege zijn publicatie Gerardi Magni Epistolae, Tekstuitgavenvan Ons Geestelijk Erf, dl. 3, Antwerpen 1933. Volgens De Tijd van 7 januari 1927 washij toen rector magnificus van de KUN. Mulder publiceerde af en toe een historisch artikel in DG, zie ‘Nijmeegsche stratennamen’ over straatnaamgeving in DG van 2 mei 1932, p. 10.15 Volgens L. Rogier, ‘Numaga rediviva’, Numaga 1 (1954), nr. 1, p. 7 gaat het om een oorkonde van 7 juni 777 met de tekst “Actum Numaga palacio publico in Dei nominefeliciter”. Zie ook biogram van Kokke in Jaarboek Numaga 53 (2006), p. 87-88 en de terugblik door dr. H.J.H. van Buchem in het ‘Toegift’ bij Notulen van de eerste bespreking tot heroprichting van Numaga op 22 november 1950, RAN, Archief Numaga, map 528.

4

bedenke, dat in tijden waarin vele geestelijke waarden bedreigd worden, de eerbied en liefde voor de geschiedenis van het voorgeslacht bevruchtend kan werken op de geschiedenis van het heden. Daardoor zullen wij niet naast, maar met elkander de geschiedenis onzer stad kunnen beleven”.16

Het bestuur van de vereniging Numaga kwam te bestaan uit: de bibliothecaris van de Universiteitsbibliotheek dr. K. Smits (voorzitter), buitengewoon hoogleraar paleografie en oorkondeleer prof. W. Lampen (vicevoorzitter), J. van Vucht Tijssen (1e secretaris), stadsarchivaris M. Daniels (penningmeester) en student-historicus C.J. Kokke (2e secretaris). Leiders der studiekringen werden M. Daniels (archeologie), prof.dr. R.R. Post (Mulders opvolger als hoogleraar middeleeuwse geschiedenis), prof.dr. J.D.M. Cornelissen (hoogleraar nieuwere geschiedenis) en de directeur van het stedelijk museum jhr. dr. J.L.A.A.M. van Rijckevorsel (kunstgeschiedenis).17 Veel autoriteiten betuigden hun steun aan de nieuwe vereniging en burgemeester J.A.H. Steinweg werd erevoorzitter. In de statuten stond als doel vermeld: het opwekken van belangstelling voor de beoefening der geschiedenis van Nijmegen en omgeving en de verbreiding van de resultaten.18 De Gelderlander berichtte zeer enthousiast over de oprichting en vatte de intentie als volgt in telegramstijl samen: “Geschiedbeoefening maakt gezond, geeft blijk van gemeenschapszin, bindt geslacht aan geslacht en houdt zijn eigen familie in ere. Verder groei van toerisme en vreemdelingenverkeer, hoofddoel is aankweken van liefde voor het verleden en heden van de stad.”19

Maar ook deze tweede poging om een Nijmeegse historische vereniging op te richten was geen lang leven beschoren. Na de oprichting vernemen we nog slechts van enkele lezingen en rondleidingen20 en in 1939 wordt het weer stil. Er werden tot dan toeacht bestuursvergaderingen gehouden, maar tot het innen van contributie kwam het niet.21 De moeilijke start had zeker ook te maken met de gespannen situatie in Europa tijdens de jaren dertig ende spoedig daarop volgende mobilisatie. De laatste berichten over deze eerste vereniging Numaga maken ook duidelijk waarom het na het begin van de Duitse bezetting in mei 1940 geen goed moment meer was om de historische vereniging in stand te houden, laat staan uit te

16 DG van 23 november 1937, p. 10.17 Ibidem.18 Statuten van ‘Numaga’, Vereeniging tot beoefening van de geschiedenis van Nijmegen en omgeving, artikel 1, in ‘Toegift’ bij Notulen van de eerste bespreking tot heroprichting van Numaga op 22 november 1950, RAN, Archief Numaga, map 528.19 DG van 2 december 1937, p. 10.20 Bijvoorbeeld in DG van 16 juli 1938, p. 6 en 26 april 1939, p. 10 en 5 december 1939, p. 9.21 Aldus notulen van de eerste bespreking tot heroprichting van Numaga op 22 november 1950, p. 1, RAN, Archief Numaga, map 528.

5

bouwen. In De Gelderlander van 11 december 1940 verscheen namelijk een anoniem artikel, dat pleitte voor inzet van leden van VVV en Numaga om de volgende zomer de vele binnenlandse en buitenlandse gasten te ontvangen en kundig rond te leiden. In de zomer van 1940 was dat namelijk niet gebeurd en, zo constateerde de schrijver, “Vele Duitsche gasten, die oog hebben voor het oude en mooie van een stad met een glorierijk verleden als Nijmegen en voorheen bijna nimmer van onze stad hadden gehoord, stonden verbaasd hier zoveel merkwaardigheden te kunnen bewonderen”.22 Aan een dergelijke voorkomendheid ten opzichte van de ongenode Duitse ‘gasten’ wenste het Numagabestuur natuurlijk niet mee te werken en daarna vernemen we dan ook niets meer over deze historische vereniging. Van het doelvan de vereniging was vooralsnog weinig terecht gekomen.

1954: De tweede vereniging NumagaDe derde poging om in Nijmegen een eigen historische vereniging op te richten had wel succes. Deze oprichting vond na de nodige voorbereidingen door Brinkhoff, Van Vucht Tijssen en Van Buchem plaats in 1954, bijna tien jaar na de bevrijding van de stad in september 1944.23 Nijmegen was zwaar getroffen uit de Tweede Wereldoorlog gekomen. De stad en haar inwoners alsook de ernstig gehavende universiteit hadden dat eerste decennium na de bevrijding nodig gehad om weer enigszins op de been te komen. Het was onder leiding van de in 1947 tot hoogleraar Nieuwe Geschiedenis aan de Katholieke Universiteit benoemde voortvarende autodidact en historicus prof.dr. L.J. Rogier (1894-1974) dat het in 1954 daadwerkelijk kwam tot heroprichting van de historische vereniging Numaga; Rogier bracht daarbij ook zijn Rotterdamse ervaringen in.24 De Gelderlander van 13 juli 1954 maakte nogal indirect melding van die oprichting. Het belangrijkste historische nieuws van die dag was namelijk dat er zojuist in de Steenstraat omvangrijke resten van eenRomeinse muur waren opgegraven. Omdat archeoloog Brunsting op dat moment in Griekenland was, meldde De Gelderlander dat de opgraving voorlopig gestaakt was en met zand toegedekt. De krant verwachtte dat het bestuur van de onlangs opgerichte historische vereniging Numaga spoedig met het gemeentebestuur contact zou opnemen over de toekomstige bestemming van de muur in de Steenstraat.25

Uit de notulen van het Numagabestuur en uit de volgende berichtenin De Gelderlander blijkt dat de jonge vereniging na de officiële oprichtingsvergadering in de raadszaal van het stadhuis op 21 mei 22 DG van 11 december 1940, p. 5.23 Notulen van de eerste bespreking tot heroprichting van Numaga op 22 november 1950in Rijksmuseum Kam, in: RAN, Archief Numaga, map 528.24 Rogier was in zijn geboortestad Rotterdam jarenlang lid geweest van de plaatselijke historische verenigingen ‘De Maze’ en ‘Roterodamum’, aldus biogram in Jaarboek Numaga 51 (2004), p. 106.25 DG van 13 juli 1954, p. 2.

6

1954, vooral nauw betrokken werd bij de organisatie van het 1850-jarig bestaan van de stad in 1955.26 Het bestuur van de vereniging, dat onder leiding stond van voorzitter Rogier, vicevoorzitter en directeur van Museum Kam, de classicus dr. H.J.H. van Buchem en secretaris en gemeentearchivaris dr. J.A.B.M. de Jong,27 zette daarbij vooral in op het laten verschijnen van het kwartaalblad Numaga.28 Het eerste nummer verscheen meteen al in juli 1954 onder redactie van Rogier, De Jong en de bijzonder actieve classicus dr. J.M.G.M. Brinkhoff. Burgemeester en erevoorzitter mr. Ch.M.J.H. Hustinx toonde zich in zijn voorwoord zeer verheugd over de heroprichting, maar onderstreepte tegelijk de diepe oorlogswonden die waren geslagen. Hij wees op de daaruit voortgekomen nieuwe ontwikkeling “van forenzen- en renteniersstad naar een stad waarin de industrie de belangrijkste plaats gaat innemen.” Numaga zou zich daarom niet alleen om het verleden, maar ook om heden en toekomst van de stad moeten bekommeren.29 Toch blikte voorzitter Rogier zowel in de oprichtingsvergadering als in dit eerste nummer naar aanleiding van de vondst in de Steenstraat terug op het trieste gegeven dat de stad op dat moment haar grote ouderdom niet was aan te zien en hij constateerde droog dat dit bij steden, anders dan bijmensen, wél wenselijk was. Hij sprak harde woorden toen hij er op wees dat niet alleen de recente oorlog daaraan debet was, maar dat dit ook te wijten was aan de slordige manier waarop Nijmegen en zijnbestuurders vooral in de laatste twee eeuwen met historische monumenten waren omgegaan. Hij sprak van “autochthoon vandalisme” ennoemde als voorbeelden de afbraak van de Valkhofburcht in de “overspannen jeugdjaren van de Bataafse Republiek” en de onnodige “dictatuur van de slopershamer” die bij het ontmantelen van de vesting had geheerst, ook bij visionaire bestuurders als Graadt van Roggen.

Getuige haar statuten zou Numaga zich behalve met het stimuleren van de beoefening van de geschiedenis van Nijmegen en omgeving ook uitdrukkelijk bezig houden met het beleid ter behoud van historischemonumenten en aldus een ruggensteun vormen van de beide plaatselijkemusea, het Museum Kam en het gemeentelijke museum (later hernoemd

26 Men ging daarbij uit van het jaar 105 na Chr. Toen, volgens de indertijd heersende opvatting, Ulpia Noviomagus Batavorum stadsrechten ontving van keizer Trajanus. Let wel, in 1930 was nog herdacht dat Nijmegen 700 jaar stadsrechten had (toegekend door de Duitse koning Hendrik VII in 1230); in 25 jaar had de stad er dus1150 jaar geschiedenis bij gekregen. Vgl. Notulen Numagabestuur d.d. 2 november 1954, in RAN, Archief Numaga, map 503.27 De overige bestuursleden waren: penningmeester H.J. van ’t Lindenhout en dr. J.M.G.M. Brinkhoff, J.B. Oosterdijk en J. van Vucht Tijssen sr., aldus Numaga 1 (1954), nr. 1.28 Rogier noemde dat tijdschrift de eerste taak van de vereniging, zie L. Rogier, ‘Numaga rediviva’, Numaga 1 (1954), nr. 1, p. 8.29 Ibidem, p.1.

7

tot Commanderie van Sint Jan).30 Ten slotte meldde voorzitter Rogier dat zich al 300 leden hadden aangemeld. Hij vond dat er minstens 400nodig waren om Numaga levensvatbaar te maken en naast het tijdschrift ook lezingen en een jaarlijkse excursie te realiseren. In de volgende paragraaf zullen we zien hoe Numaga zich ontwikkelde en welke nieuwe historische organisaties in de decennia daarna het licht zagen.

1954-2013: Groei, consolidatie en differentiatieDe oprichting van Numaga in 1954 past in het landelijke beeld van een grote oprichtingsgolf van lokale historische verenigingen tussen1945 en 1964.31 Uit het tijdschrift Numaga weten we dat er in de twintig jaar na 1954 een snelle klim naar maar liefst ruim 1100 leden plaatsvond.32 Daarmee werd Numaga een van de grootste lokale historische verenigingen van het land. Geleidelijk kwam het tot een traditie waarbij de leden jaarlijks vier afleveringen van het in eengeel omslag gestoken tijdschrift Numaga ontvingen met daarin drie ofvier gedegen artikelen en actuele berichten, waarbij ze konden kiezen uit vier à vijf lezingen over de Nijmeegse geschiedenis en konden deelnemen aan de jaarlijkse een- of meerdaagse excursie naar historische bestemmingen in Nederland en het nabije buitenland. De grootste uiterlijke verandering vond eind jaren tachtig, begin jarennegentig plaats in de publicaties. Sinds 1987 verscheen namelijk naast het blad Numaga om de twee maanden het Nijmeegs Katern, een op dehistorische actualiteit gericht nieuwsblad dat kortere historische artikelen bracht op een meer journalistieke en populaire manier. Vanaf 1991 kwam het daarnaast tot de uitgave van een wetenschappelijk opgezet Jaarboek Numaga in de plaats van het tijdschrift Numaga. Dat jaarboek bevatte steeds vijf of zes wetenschappelijke artikelen, een kroniek en een bibliografie over het voorafgaande jaar en aanwinstenoverzichten van het Nijmeegse gemeentearchief en het gemeentelijke museum. Deze formule bleek goedte voldoen, want het aantal leden bleef in al die jaren rond de duizend schommelen. In 2006 bedroeg het ledental 1081, terwijl het in 2012 geleidelijk was verminderd tot ongeveer 950 leden. De analyse van de samenstelling van de Numagaleden door Buursink uit 2006 is waarschijnlijk nog steeds van kracht. Hij stelde vast dat in2006 160 van de 1081 leden buiten de regio Nijmegen woonden, zo’n 200 in de regio rondom Nijmegen en 700 leden in Nijmegen zelf en danvooral in de meest welvarende delen in het oosten en zuiden van de stad.33

30 Zie Statuten van Numaga, met name artikel 2, lid 1 en Notulen Numaga-bestuursvergadering d.d. 23 juni 1954.31 Dorsman e.a., Het zoet en het zuur, p. 170. 32 J.M.G.M. Brinkhoff, ‘Ons vierde lustrum’, Numaga 21 (1974), p. 3: 1954: 300 leden, 1959: 800, 1964: meer dan 1000 en 1974: ruim 1100.

8

In de jaren vijftig en zestig was Numaga vijftien jaar lang de enige historische vereniging in Nijmegen. Haar hoofddoel was om de beoefening van de geschiedenis van Nijmegen en omgeving te stimuleren en het behoud van het cultuurbezit en het cultuureigene te bevorderen en kennis daarover aan te kweken en te verspreiden. Met de beoogde verspreiding van kennis ging het gezien de groeiende ledentallen heel goed. Maar het streven naar behoud van historische monumenten was niet erg succesvol als we zien hoe het is gegaan met de Romeinse muur in de Steenstraat en vooral met de afbraak van het grootste deel van de oude bebouwing van de benedenstad. Er werden maar enkele historische monumenten in de benedenstad gered34 en tussen 1978 en 1983 werden er na de grootschalige sloop circa 650 nieuwe woningen gebouwd. De trieste titel van het in 1980 verschenenboek van prof. Evert van der Grinten: Nijmegen benedenstad. Beschrijving van een grotendeels verdwenen stadsgedeelte aan de Waal typeert de situatie goed.35 Wel was die droeve gang van zaken aanleiding tot de oprichting in 1982 van een Numaga-werkgroep ‘Behoud Stadsbeeld’. Deze boekte wisselende successen en presenteerde in 1985 een eigen aanvullende gemeentelijke monumentenlijst bij gelegenheid van de officiële installatie van een gemeentelijke Monumentencommissie. 36

Vanaf 1970 ontstonden er naast Numaga nieuwe historische organisaties, die zich in eigen kring en veelal buiten Numaga om meteen specifiek deelgebied of aspect van de Nijmeegse geschiedenis gingen bezighouden. Ik probeer hier in eerste instantie om tot een overzicht te komen en ga daarom niet nader op die nieuwe historischeclubs in. Hier is immers vooral de vraag: om welke organisaties ginghet, op welke deelgebieden of aspecten van de geschiedenis richtten die initiatieven zich en wat beoogde men daarmee?

Het allereerste initiatief ging uit van de plaatselijke amateur-archeologen. Zij richtten in 1968 een Nijmeegse afdeling op van de Archeologische Werkgemeenschap Nederland. Het doel daarvan was om deplaatselijke belangstelling voor de archeologie te verbreiden.37 Het tweede initiatief had betrekking op de genealogie (stamboomonderzoek) en betrof de in 1970 door Nico Hamers opgerichteregionale afdeling van de Nederlandse Genealogische Vereniging,

33 Jan Buursink, ‘Numaga en het Nijmegengevoel’, Nijmeegs Katern 20 (2006), juninummer,p. 41-45; zie ook de verspreidingskaart van Numagaleden in: Jan Buursink, Jacques van Dinteren, Het eigentijdse Nijmegen (Aalten 2005), p. 99.34 Met name de Antoniuspoort en de synagoge, aldus Brinkhoff, ‘Ons vierde lustrum’, Numaga 21 (1974), p. 4-5. Verder de zuidelijke landpoort van de spoorbrug (zie Advies Monumentenwerkgroep ‘Behoud stadsbeeld’, Numaga 1984).35 E.F. van der Grinten, Nijmegen benedenstad. Beschrijving van een grotendeels verdwenen stadsgedeelte aan de Waal, 3 delen (Nijmegen 1980).36 H. den Hertog, ‘Vijf jaar werkgroep ‘Behoud Stadsbeeld’, Nijmeegs Katern 1 (1987), nr. 3, p. 10.37 Zie: www.awnregionijmegen.nl. De ondertitel van de landelijke AWN luidt momenteelVereniging van Vrijwilligers in de Archeologie; zie www.awn-archeologie.nl.

9

Kwartier van Nijmegen geheten.38 Kort daarna vond in 1972 naar aanleiding van gemeentelijke ruimingsplannen de oprichting plaats van de ‘Stichting ter behartiging der belangen van nabestaanden van de overledenen ter aarde besteld op de begraafplaats voor Roomsch Katholieken te Nijmegen, Daalseweg’. Deze stichting met de lange naam werd in 1994 samen met de Werkgroep ’t (te) Behouden Kerkhof onder leiding van initiator Chr. Doorakkers omgezet in de Stichting In Paradisum. Doel was de bescherming en het behoud van eerst het kerkhof aan de Daalseweg en later van de cultuurhistorische, kunsthistorische en landschappelijke waarden van alle begraafplaatsen binnen de gemeente Nijmegen.39

In 1978 kwam het mede uit onvrede over het toenmalige gebruik vande St. Nicolaaskapel tot de oprichting van de Valkhofvereniging dooreen viermanschap. De nieuwe vereniging stelde zich tot doel om de resten van de burcht op het Valkhof (St. Nicolaaskapel en Barbarossaruïne) te behouden en zeker te stellen en te ijveren voor verantwoorde herbouw van de voormalige Valkhofburcht of delen daarvan.40 Dit laatstgenoemde initiatief raakte in Numagakringen meeromstreden naarmate de plannen concreter werden. In 1987 kreeg de voorzitter van de Valkhofvereniging (van inmiddels al 500 leden) nogde gelegenheid in het Nijmeegs Katern de doelstellingen van zijn vereniging uit de doeken te doen.41 Maar in april 1996 moest Numaga-voorzitter prof.dr. J. Bosmans zich terugtrekken uit het comité van aanbeveling voor de herbouw van de Valkhofburcht. “De emoties tussenvoor- en tegenstanders zijn te hoog opgelopen. Dat staat een zakelijke gedachtewisseling in de weg”, verklaarde hij tegenover de pers.42 Pas toen de plannen na het stedelijke referendum van 2006 heel concreet werden en zich beperkten tot het nabouwen van de historische donjon of reuzetoren, vond er onder historisch geïnteresseerden een scheiding der geesten plaats. Het bestuur van Numaga oordeelde in 2011 namelijk negatief over het toen voorgelegdeconcrete voorstel om de al lang geleden afgebroken grote toren te vervangen door een nieuw bouwwerk. De reden was dat de voorgestelde reconstructie niet voldeed aan de uitdrukkelijke eis van historischeauthenticiteit die bij het in 2006 gehouden referendum was gesteld.43

38 Zie: http://kwartiervannijmegen.ngv.nl. De afdeling publiceerde de waardevolle genealogische uitgaven in de zogeheten Zoeklichtreeks tussen 1980 en 2005, tevens digitaal beschikbaar in de bibliotheekafdeling van: http://studiezaal.nijmegen.nl.39 Zie www.stichtinginparadisum.nl/in-paradisum/geschiedenis/. 40 De oprichters waren de heren Jack Nooij, Hubert Estourgie, Lex Hubers en Hein vanBrienen, aldus www.noviomagus.nl/Organisaties/Valkhofvereniging.htm; zie ook: www.valkhof.nl/geschiedenis. 41 J.M.T. Nooy, ‘Herbouw van de Valkhofburcht!? Enkele aspecten van een mogelijke reconstructie’, Nijmeegs Katern 1 (1987), nr.3, p. 1-5.42 'Kroniek van Nijmegen over 1996', in: Jaarboek Numaga 44 (1997), p. 127-152. 43 Jos Joosten, ‘Voorwoord’, Jaarboek Numaga 58 (2011), p. 7-8. In dat referendum had 60% zich uitgesproken voor ‘herbouw’ van de donjon.

10

In 1984 werd n.a.v. een Numagalezing met filmbeelden over het bombardement van 22 februari 1944 de Stichting Nijmegen Blijft In Beeld opgericht. De initiatiefnemers waren gemeentevoorlichter Ab Uijen en de ondernemers Nol Smits en David Mulder.44 Die nieuwe stichting had tot doel om historische films over Nijmegen en omgeving te verzamelen, te herstellen en te bewaren. Een jaar later,in 1985, richtte M.A.G.M. Schenkels de Lentse Historische Kring op om speciaal de geschiedenis van Lent en de zorg voor het Lentse erfgoed door de uitgave van bronnen en publicaties meer aandacht te geven. Naast dit eenmansinitiatief ontstond in 1996 de Stichting Lent 800, die naar aanleiding van het 800-jarig bestaan van Lent en de toen aanstaande overgang naar de gemeente Nijmegen de cultuurhistorie ook door andere activiteiten onder de aandacht wildebrengen.45 Ook nog in de jaren tachtig kwam Het Gilde tot stand, opgericht in 1987 en in de jaren negentig met name door oud-ondernemer Frans van Berkel uitgebouwd. Die organisatie had als doelstelling om de kennis en ervaring van 50-plussers op tal van terreinen over te dragen aan geïnteresseerden van alle leeftijden, onder andere door. het verzorgen van historische en andere rondleidingen.46

In de jaren negentig zette deze specialisatietrend zich versterktdoor. In 1990 volgde de oprichting van het NVOB Cultuurfonds. Dat was een initiatief van een platform van regionale bouwondernemers die een bijdrage aan de Nijmeegse cultuur wilden leveren door het realiseren van verschillende stadsprojecten, zoals een nieuwe donjonop het Valkhof. Daarbij stonden het behouden en het ontwikkelen van typisch Nijmeegs bouwkundig erfgoed voorop.47 Ook in 1990 volgde vanwege de bedreiging van lokale monumenten de (her)oprichting van de Vereniging Dorpsbelang Hees. Deze nieuwe vereniging zette zich, net als de Lentenaren eerder voor Lent, in voor het behoud van het Heese erfgoed en de geschiedenis van Hees, en daartoe werd in 2003 een Werkgroep Historie Hees actief.48 Eveneens in 1990 kwam de Europese Stichting Joris Ivens tot stand. Dat was met name te dankenaan docent kunstgeschiedenis, film en fotografie André Stufkens. Deze door hem opgerichte stichting beijvert zich voor het in stand houden van het erfgoed van de in Nijmegen geboren cineast Joris Ivens (Nijmegen 1898-Parijs 1989). Met steun van Ivens’ weduwe maakt

44 Zie www.nijmegenblijftinbeeld.nl/nieuws/archief/59-nbib-onderscheidt-nol-smits-en-ontvangt-schenkingen en www.nijmegenblijftinbeeld.nl/wie-zijn-we/de-stichting. 45 Zie www.noviomagus.nl/Organisaties/Lentse.htm en www.noviomagus.nl/Organisaties/Lent800.htm. 46 Zie www.noviomagus.nl/Organisaties/Gilde.htm. 47 Zie www.nvobcultuurfonds.nl/ en www.noviomagus.nl/Organisaties/NVOB.htm. 48 Jan Brauer, Henk Termeer, Hees bij Nijmegen. Van Dorp naar groene stadswijk. 1196-2011 (Nijmegen 2011), p. 100-106. Het ging eigenlijk om een heroprichting van de oorspronkelijk al in 1911 opgerichte Vereeniging Dorpsbelang Hees, Neerbosch en Hatert.

11

de stichting zich sterk voor het verwerven, beheren, conserveren, inventariseren en geschikt maken voor raadpleging van documenten, foto´s en objecten omtrent het leven van Ivens.49 Ook nog in dat vruchtbare jaar 1990 ten slotte startte historicus Rob Wolf met een eigen geschiedschrijvingsbedrijf, het ‘Bureau voor geschiedschrijving en archiefverzorging’. De oprichting van dat eerste Nijmeegse historische bedrijf resulteerde in een hele reeks publicaties over de geschiedenis van allerlei, vaak Nijmeegse bedrijven en instellingen.50

Het Nimweegs Soaptheater is een initiatief uit 1993 en werd genomen door Leo van Stijn. Dit theatergezelschap verzorgt sindsdienelk jaar een grote voorstelling over een thema dat verbonden is met de Nijmeegse geschiedenis.51 Dat initiatief op het specifieke terreinvan historisch theater en muziek kreeg twaalf jaar later navolging. In 2005 trad namelijk een tweede maar veel kleiner historisch zang- en toneelgezelschap voor het eerst op. Het voerde de naam Nimweegs Lied en Leed, stond o.l.v. kadastermedewerker Hans Giesbertz en archiefmedewerker Henk Rullmann en legde de nadruk op het opvoeren van oude Nijmeegse liedjes en verhalen.52

In 1996 kwam het onder leiding van burgemeester mr. E.M. d’Hondttot de oprichting van een ‘Stedelijk Comité 4 en 5 mei’ nadat al tien jaar eerder een ‘Nationaal Comité 4 en 5 mei’ was opgericht. Deeerder door de gemeente georganiseerde jaarlijkse herdenkingen in die maand werden sindsdien door dat stedelijk comité op touw gezet. In dat comité werkte de gemeente samen met vertegenwoordigers van het voormalig verzet, de joodse gemeenschap, veteranen, Raad van Kerken enz. De daarnaast gehouden eerst vijfjaarlijkse en sinds 1994jaarlijkse herdenkingen van het bombardement van 22 februari 1944 envan het begin van de bevrijding van de stad op 17 september 1944 bleven een gemeentelijke aangelegenheid. Alle drie die herdenkingsmomenten trokken sinds eind jaren zeventig steeds meer belangstellenden.53

Later in de jaren negentig volgde nog de oprichting door Hans Giesbertz van de Stichting Historisch Huis- en Veldnamenonderzoek Kwartier van Nijmegen (in 1997). Het doel was te komen tot het registreren en onderzoeken van onroerende (register) goederen in

49 Zie www.ivens.nl en www.noviomagus.nl/Organisaties/Ivens.htm. 50 Zie: www.robwolf.nl/sub.asp?menu=1&titel=rob%20wolf. O.a. De Gezonde Woning. Honderd jaar volkshuisvesting in Nijmegen (2011) en Veelstromenland. De voorgeschiedenis van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (2010).51 Zie: http://www.soaptheater.nl/52 E-mail van Henk Rullmann d.d. 25 september 2013: NL&L brengt een multimediaprogramma waarin een mix van zang, teksten en dia's over Oud-Nijmegen het hart sneller doet kloppen. Zie bijv. de aankondiging in www.maandvandegeschiedenis.nl/48713/nl/nimweegs-lied-amp-leed. 53 Zie: www.4en5mei.nl/nationaal_comite/over_het_nationaal_comit en Joost Rosendaal,Nijmegen ’44. Verwoesting, verdriet en verwerking (Nijmegen 2009), p. 287-295.

12

Nijmegen en omgeving. Door de inzet van vrijwilligers en gepensioneerden verschenen spoedig de eerste publicaties en in het verlengde daarvan de Historische @tlas Nijmegen.54 In 1998 richtten de Nijmeegse architecten Paul van Hontem en Frank Willems het Architectuurcentrum Nijmegen op, dat architectuur in de ruimste zin van het woord onder de aandacht van het publiek wil brengen en daarbij ook de belangstelling voor (lokale) architectuur en architectuurgeschiedenis wil vergroten en verbreden.55

In de eerste twaalf jaar van de 21e eeuw zien we dat de trend tot specialisatie zich duidelijk doorzet, met name onder invloed van de toenemende digitalisering en het zich snel uitbreidende World Wide Web. Zo kwam het onder leiding van fotograaf Henk Kersten in 2003 tot de oprichting van de Stichting Noviomagus, die al snel de grootste en meest gevarieerde historische website over de Nijmeegse geschiedenis verzorgde. Op die meermalen bekroonde website www.noviomagus.nl kreeg allerlei gedigitaliseerd bronnenmateriaal een plaats. Inmiddels is ze uitgegroeid tot een onmisbare vindplaatsover de geschiedenis van Nijmegen.56 Ook in 2003 kwam op initiatief van de Vlaamse neerlandicus en universitair docent dr. Bert Vanhestehet Vlaams Cultureel Kwartier tot stand. Dat VCK organiseert het hele jaar door cursussen, tentoonstellingen en optredens met het doel de culturele uitwisseling tussen Vlaanderen en Gelderland te bevorderen; naast literaire vinden ook diverse historische activiteiten plaats.57 In datzelfde jaar 2003 richtte de eerdergenoemde André Stufkens samen met publicist Clemens Verhoeven en oud-wethouder Wim Hompe de Stichting Gebroeders van Limburg op. Die stichting werkt aan de bevordering van de bekendheid van het uitNijmegen afkomstige schildersgeslacht Maelwael-Van Limburg. Ze doet dat door het jaarlijks organiseren van een grootschalig Gebroeders van Limburg-festival en heeft de ambitie om de geschiedenis uit de tijd van de Gebroeders van Limburg door diverse projecten (exposities, re-enactment, kledingreconstructies) te laten herleven.58

In het jaar 2004 vierde de vereniging Numaga haar 50-jarig bestaan en een jaar later vierde de stad “2000 jaar leven, 1900 jaarstad”. Bij gelegenheid van het Numaga-jubileum verscheen de langverwachte driedelige geschiedenis van Nijmegen, alsmede een cd-rom met alle Numaga-uitgaven uit de periode 1954-2004.59 De enigszins54 Zie www.noviomagus.nl/Organisaties/HuisVeldnamen.htm en http://kaart.nijmegen.nl/historie/. 55 Zie www.noviomagus.nl/Organisaties/ACN.htm en www.architectuurcentrumnijmegen.nl.56 De stichting Noviomagus werd in 2006 bekroond met de Archievenprijs en ontving in2009 de Numagapenning.57 Zie: www.ivens.nl/hetarsenaal/VlaamsCultureelKwartier.htm#vckalg. 58 Zie: www.gebroedersvanlimburg.nl en www.noviomagus.nl/Organisaties/Limburg.htm. 59 Nijmegen. Geschiedenis van de oudste stad van Nederland, 3 delen (Wormer 2005) en 50 Jaar Numaga-publicaties 1954-2004 (cd-rom, Nijmegen 2005).

13

aangepaste berekening van de ouderdom van deze stedelijke samenleving aan de Waal was gebaseerd op de vondst in 1980 van de zogeheten godenpijler in de ondergrond van het Kelfkensbos. Zo’n monument, gedateerd rond 17 na Chr. werd enkel in een stedelijke omgeving mogelijk geacht.60 Naar aanleiding van de vele activiteiten in het jubileumjaar is in 2004-2005 onder leiding van de vroegere wethouder Piet Timmermans het overkoepelende Cultuurhistorisch Platform Rijk van Nijmegen (CPRN) opgericht. Daarin hebben vrijwel alle hiervoor genoemde organisaties zitting. Ze willen aldus “door kennisuitwisseling, samenwerking en gemeenschappelijke initiatieven een bijdrage leveren aan de Nijmeegse cultuurhistorie.” Het platformmaakt zich, aldus de CPRN-website, sterk voor het cultuurhistorisch besef, de zorg voor het cultuurhistorisch erfgoed, het cultuurhistorisch profiel en de kennis over de cultuurhistorie van Nijmegen en omgeving. Verder stelt het platform zich waar nodig op als spreekbuis naar andere instanties, zoals de gemeente.61 In de praktijk blijken aan dat laatste nogal wat haken en ogen te zitten, doordat niet alle CPRN-partners steeds dezelfde standpunten of belangen hebben en de gemeente niet zelden, ondanks andersluidende CPRN-adviezen, haar eigen koers doorzet. 62

Tot slot van deze beschrijving van de in Nijmegen gegroeide ‘stamboom’ van het historische organisatiewezen volgen hier nog de na 2004 ontstane loten. Dat is allereerst de Stichting Romeinenfestival (2005), die onder leiding van geschiedenisdocent Melchior de Grood sinds de viering van het 2000-jarig bestaan elke twee jaar het Romeinenfestival organiseert, een goedbezocht publieksevenement. Verder opereert sinds 2008 de Werkgroep Oorlogsdoden Nijmegen. Die werkgroep bouwt voort op het werk van Bart Janssen over de oorlogsdoden als gevolg van het grote bombardement van 22 februari 1944.63 Ze staat onder leiding van gepensioneerd Radboud-historicus dr. Hardy Beekelaar en is een initiatief van het eerdergenoemde Stedelijk 4 en 5 mei-Comité. De werkgroep verzorgt de database die ten grondslag ligt aan de websitewww.oorlogsdodennijmegen.nl, waarop inmiddels al ongeveer 3000 Nijmeegse en in Nijmegen gevallen dan wel begraven oorlogsdoden zijngedocumenteerd. Ten slotte vond in 2008 door initiatieven van de gemeente Nijmegen en de Radboud Universiteit de inmiddels al belangrijk gebleken benoeming plaats van de eerste bijzonder

60 T.A.S.M. Panhuysen, De Romeinse godenpijler van Nijmegen. Kelfkensbos: de navel van Nijmegen? (Nijmegen 2002; Uitg. Vrienden van Museum Het Valkhof (Museumstukken 8)).61 Zie: www.cprn.nl.62 Bijvoorbeeld de verdeeldheid over het plan tot (her)bouw van een donjon in het Valkhofpark en de herhaalde weigeringen van de gemeente om archeologisch erfgoed te bewaren en zichtbaar te maken ondanks het advies inzake visualisatie in steen en beleving; zie http://www.cprn.nl/page.asp?p=4.63 Bart Janssen, De pijn die blijft. Ooggetuigenverslagen van het bombardement van Nijmegen 22 februari 1944 (Nijmegen 2005)

14

hoogleraar Geschiedenis van Nijmegen. Dat is prof.dr. Dolly Verhoeven en zij heeft als leeropdracht de geschiedenis van Nijmegen, in het bijzonder de publieksgerichte aspecten. Mede als gevolg van haar inspanningen kwam er op basis van de Nijmeegse stadsgeschiedenis al snel een canon van Nijmegen tot stand,64 wordt er sinds 2009 een jaarlijkse Numaga Geschiedenisprijs uitgereikt voor profielwerkstukken van leerlingen uit het voortgezet onderwijs en bestaat er sinds 2010 een Huis van de Nijmeegse Geschiedenis. Dathuis is heel passend gevestigd in de centraal gelegen Mariënburgkapel, het oudste (1431) nog overeind staande gebouw in het inmiddels grotendeels uit nieuwbouw bestaande stadshart.65 Daar vinden het hele jaar door allerlei grote en kleine historische tentoonstellingen en lezingen plaats. Daar is gedurende de eerste drie jaar van zijn bestaan het ook al door Verhoeven geïnitieerde tweemaandelijkse Geschiedeniscafé bijeengekomen, dat bedoeld is als terugkerend contactmoment voor alle historische belangstellenden. Eneind oktober is dat Huis elk jaar weer het centrum van de week of de24 uur van de Nijmeegse geschiedenis. Ook de herdenking van de Vredevan Nijmegen (1678-1679) in 2009 en de daaraan verbonden uitreiking in 2010 van de eerste Vrede van Nijmegen-penning aan Europapionier Jacques Delors was een gezamenlijke activiteit van gemeente en universiteit.66

Als gevolg van het Numaga-lustrumcongres over industrieel erfgoedin de voormalige Splendorfabriek in 2009 werd een jaar later de Stichting Industrieel Erfgoed Nijmegen en omgeving (Stieneo) opgericht. Die is daarna hard aan het werk gegaan en heeft inmiddelshaar eerste tentoonstelling en publicatie gepresenteerd.67 In de zes jaren van 2008 tot 2013 schreef en publiceerde musicus Peter Daanen niet minder dan acht historische romans tegen de achtergrond van allerlei bewogen episoden uit de lange Nijmeegse geschiedenis.68 In

64 Dolly Verhoeven (ed.), De canon van Nijmegen (Nijmegen 2009).65 Zie de fraaie overzichtskaart op http://dev.citysdk.waag.org/buildings/#51.8454,5.8676,16. 66 In 1978 was de 300-jarige herdenking van die vrede ook grootscheeps herdacht met een herdenkingsnummer van Numaga en tentoonstellingen in de Commanderie van Sint Janen het gemeentearchief.67 Tentoonstelling ‘Terug in de elektriciteit’ (2013) en Riny Jans, Voor drie tientjes in deweek. Medewerkers van verdwenen Nijmeegse bedrijven vertellen (Nijmegen 2013).68 Te weten: Jehan. De slag bij Niftrik (2008, heruitgave 2012) over Nijmegen en contreien in de 14e eeuw, Jehan. Het laatste Dal (2009, heruitgave 2012) over de nasleep van de Slag bij Niftrik, De dood van Jehan (2010) over de revanche op de Slag bij Niftrik doorde Franse koning en de 100-jarige oorlog, De bedreigde Vrede van Nijmegen (2010) tegen deachtergrond van de Vrede van Nijmegen (1678-1679), Jehan. Het lazuriet van de Gebroeders van Limburg (2012) over de Gebroeders van Limburg en de schildersfamilie Maelwael rond 1416, De Nijmeegse Anjermoord (2012) over een staatsgeheim inzake het koningshuis, 1880-2010, De laatste stomme zondaar (2013) over de vervolging van homoseksuelen (rond 1730) en Het zwarte koor (2013) over de oorlogsgeschiedenis van Nijmegen en met name het bombardement van 22 februari 1944.

15

2011 ten slotte volgde nog een soort kers op de uitgedijde taart aanhistorische activiteiten. Toen richtte historica Manon Henzen, die eerder o.a. verbonden was aan het Bijbels Openluchtmuseum (thans Orientalis), namelijk het cultuurhistorisch projectbureau Eet!verleden op. Dat bureau ontwikkelt producten en organiseert bijzondere projecten en proeverijen rondom de geschiedenis van eten en drinken vooral uit Oudheid en Middeleeuwen. Sinds 2013 heeft Eet!verleden een historisch kookatelier in de Commanderie van Sint Jan.69

BesluitDeze grotendeels chronologisch opgezette rondgang langs ruim honderdjaar Nijmeegse historische organisaties en initiatieven besluit ik met enige afrondende opmerkingen. Een eerste conclusie is dat het historische organisatiewezen in Nijmegen na een lange en moeizame aanloop sinds 1902 toch een vruchtbare bodem heeft gevonden en uiteindelijk vanaf 1954 stevig wortel heeft geschoten.70 Dat proces lijkt inderdaad verband te houden met de grote veranderingen die de stad doormaakte.71 Het slopen van de wallen leidde, zoals we zagen, via het overlijden van Graadt van Roggen in 1902 tot het niet erg succesvolle initiatief van Oppidum Batavorum. De herneming van dat initiatief onder de naam Numaga in 1937 vond plaats op een moment dat de waarlijk stormachtige uitleg en groei van de stad volop gaande waren, maar liep spaak door de Duitse inval. De succesvolle oprichting van het tweede Numaga in 1954 kon pas geschieden nadat destad enigszins hersteld was van de desastreuze klappen van het rampjaar 1944. Opvallend aan de drie pogingen om te komen tot een algemene historische vereniging is dat ze bij een gelijkblijvend motief (oude stad heeft historische vereniging nodig) en bij gelijkblijvende grote steun van het gemeentebestuur (vanwege groot belang voor aanzien stad en ter stimulering van het toerisme) zo verschillend van aanpak waren: in 1902 via publicaties, in 1937 via studiegroepen en in 1954 via een tijdschrift en lezingen. Ook een goed evenwicht tussen de wetenschappelijke – met name dankzij de grote inbreng van de universiteit – en de niet-wetenschappelijke activiteiten luisterde daarbij blijkbaar heel nauw.

69 Zie: eetverleden.nl. Overigens bestond er aan de Katholieke Universiteit Nijmegensinds 1980 al een ‘Nijmeegs Historisch Eetgenootschap’ van wetenschappelijk medewerkers die de cursus ‘Algemene Inleiding’ verzorgden. Dit informeel gebleven gezelschap kwam in de 33 jaar daarna in totaal meer dan vijftig keer bijeen waarbij steeds met historische recepten uit allerlei culturen gerechten werden bereid, genuttigd en besproken. Vgl. P. Rietbergen, Bij de paus aan tafel. Culinaire cultuur in de renaissance en de barok (Amersfoort/Brugge 2011), p. 11.70 Die moeizame start lijkt ook verband te houden met de ‘historiemoeheid’ die Marita Mathijsen rond 1900 signaleert na een eeuw van vooral nationale’ historiezucht’ in de 19e eeuw; vgl. M. Mathijsen, Historiezucht. De obsessie met het verleden inde 19e eeuw (Nijmegen 2013).71 Zoals in het algemeen gesteld in Dorsman e.a., Het zoet en het zuur, p. 47-49.

16

Sinds 1954 had Numaga onder het voorzitterschap van Rogier (1954-1969) en Brinkhoff (1969-1976) ruim twintig jaar het rijk nog nagenoeg alleen. En juist in die fase volgde het gemeentebestuur onder leiding van de burgemeesters mr. Ch.M.J.H. Hustinx (1944-1967), mr. T.M.J. de Graaf (1967-1978) en F. Hermsen (1978-1987) wederom – zoals eerder bij de ontmanteling in 1876-1880 – zijn eigenkoers. Ondanks nogal late en voor behoud pleitende Numaga-adviezen namen de lokale bestuurders ingrijpende besluiten, dit keer over grootschalige afbraak en nieuwbouw in de benedenstad.

In de ruim 35 jaar na 1976 is de vereniging Numaga geleidelijk verder uitgebouwd en werkten de achtereenvolgende besturen vooral aan consolidatie van haar activiteiten.72 In dezelfde periode is het historische organisatiewezen in Nijmegen jaar na jaar langzaam, maargestaag en substantieel, uitgedijd met activiteiten, verenigingen enstichtingen die in vrijwel alle gevallen nieuwe en meer gespecialiseerde historische werkgebieden hadden (zoals Valkhof, film, stadswijken, webarchief, industrieel erfgoed, theater) en deels ook andere historisch geïnteresseerden aanspraken. Daardoor ishet scala aan historische activiteiten in de stad heel veel rijker en gevarieerder geworden. Ook in de omliggende gemeenten kwamen in deze fase eigen historische verenigingen of werkgroepen van de grond, maar daar bleef het veelal bij.73 De organisatorische verdichting en specialisering van het historische verenigingsleven waren kennelijk een stedelijk verschijnsel. Opvallend is ook dat in Nijmegen de drie in de wetenschappelijke literatuur onderscheiden actoren, de professionele historici, de amateurhistorici en de historisch belangstellenden en de plaatselijke overheid (gemeente, archief, musea) waar het ging om de lokale geschiedenis aanvankelijkvooral hun eigen gang gingen. Maar sinds het ontstaan van initiatieven tot coördinatie (2003: Cultuurhistorisch Platform Rijk van Nijmegen, 2010: Geschiedeniscafé, 2010: Huis van de Nijmeegse Geschiedenis) hebben ze daarnaast ook vrij soepel gezamenlijk geopereerd.74 Zo kwamen en komen in de diverse verenigingen en organisaties zowel de vakwetenschappelijke omgang met het verleden, de emotionele beleving van het verleden als het politiek-

72 Onder de voorzitters mw. drs. M.J.Th. Peters-Moormann (1976-1981), dr. P. Leupen (1981-1984), prof. mr. G.C.J.J. van den Bergh (1985-1992), prof.dr. J. Bosmans (1993-1996), dr. J. Brabers 1997-2004, prof.dr. R. Aerts (2005), prof.dr. J.J.V.M. de Vet 2006-2009 en prof.dr. J.H.Th. Joosten (2010-).73 Achtereenvolgens kwamen tot stand: in 1964: Tweestromenland, Historische Vereniging voor het Land van Maas en Waal, in 1970: Heemkundekring De Duffelt, in 1973: Heemkundekring Groesbeek, in 1975: de Stichting tot behoud van Monument en Landschap in de gemeente Ubbergen, in 1979: de Historische Vereniging Marithaime te Elst, in 1991 de Historische Kring Bemmel, in 1997 de Stichting Heemkunde Malden en in 2001 de Historische kring Oosterhout/Slijk-Ewijk/Valburg e.o. Zie voor het Land van Maas en Waal ook: www.cultuurexpress.nl/home.html.74 Vgl. Dorsman e.a., Het zoet en het zuur, 31, 83.

17

maatschappelijke gebruik van het verleden aan bod, ook al wisselt debalans nogal per organisatie.

Het gemeentebestuur kreeg na een lange periode van vooral morele steun aan het historische verenigingsleven met name sinds 1990 ook in zijn beleid meer oog voor het belang van historie en monumenten voor het imago van Nijmegen. In dat kader haalde burgemeester mr. E.M. d’Hondt (1990-2000) de relaties met de universiteit en de academische historici aan, koos burgemeester dr. G. ter Horst (2001-2007) voor de viering van het tweeduizendjarig bestaan en zette burgemeester mr. T.C. de Graaf (2007-2012) die lijn consequent door met de stadsslogan ‘Altijd Nijmegen’, de canon van Nijmegen, de eerste herdenking van de Vrede van Nijmegen (1678-1679) en de uitreiking van de Vrede van Nijmegen-penning. Sociaal-geograaf Buursink stelde in 2005: “Na een eeuw van slopen (denk aan de benedenstad) heerst nu een gevoel van berouw na de stedenbouwkundigezonde uit het verleden. Het nog resterende verleden wordt zoveel mogelijk weer zichtbaar gemaakt in het stadsbeeld.”75 Dat berouw en die positievere houding ten opzichte van geschiedenis en monumenten zijn sinds 2005 inderdaad bespeurbaar gebleven, maar van het mooie voornemen van het stadsbestuur om het nog resterende verleden zoveelmogelijk weer zichtbaar te maken in het stadsbeeld, is vooralsnog niet veel terecht gekomen.76

De inhoudelijke tendens in het historische organisatiewezen verschoof sinds 2000 van monumenten naar evenementen, en van behoud naar beleving. De donjon van steigers en zeildoek die in 2005 tijdelijk in het Valkhofpark werd geplaatst om het tweeduizendjarigebestaan van de stad te visualiseren, symboliseert die overgang van monument naar evenement en van behoud naar beleving eigenlijk heel goed. Het was ook in 2005 dat voorzitter Arnold Wolf van de Numaga-monumentenwerkgroep het Numagabestuur adviseerde dat het beter was om die eigen werkgroep, opgericht in 1982, op te heffen. Er was bij de leden nog te weinig animo voor, zo constateerde hij in zijn eindrapport, en bij de gemeentelijke instanties en de in 2003 opgerichte gemeentelijke Commissie Beeldkwaliteit was sinds begin jaren tachtig inmiddels voldoende kunsthistorische en architectuurhistorische expertise beschikbaar gekomen. Daarop werd de werkgroep opgeheven en vervangen door twee monumentenadviseurs. 77

75 Buursink, Van Dinteren, Het eigentijdse Nijmegen, p. 9.76 Het bleef bij enige, veelal kleine en niet erg beeldbepalende projecten zoals drie in ‘vooroorlogse’ stijl opgetrokken nieuwbouwpanden in de Molenstraat, gerestaureerde gevelreclames en winkelpuien op diverse plekken, de Verloren Toren inde parkeerkelder onder het nieuwe Plein 1944, een stukje Hertogpoort, de in nieuwbouw opgenomen kijkdozen ‘Romeinse muur’ (Holland Casino), ‘oudste huis’ (particuliere parkeergarage St. Josephhof) en graf Sint Janskapel (Korenmarkt), de straatplaquette ‘Loden Lady’ en tijdelijke fotopanelen op diverse plekken.77 Rapport voorzitter Numaga-monumentenwerkgroep (2005), RAN, Archief Numaga, map 655. De monumentenadviseurs zijn Tom A.M. Smits en ir. B. Poederoyen.

18

Het aantal historische initiatieven en activiteiten breidde zich dus gedurig uit, zowel bij al die verenigingen als van de kant van de gemeente en de universiteit.78 Zo ontstond er vanuit die groeiendehistorische infrastructuur langzaam maar zeker ook een steeds dichter rooster van historische activiteiten dat op den duur een groot deel van het jaar is gaan beslaan. Noviomagus en de CPRN gingen daarom online activiteitenagenda’s bijhouden van de talrijke geplande historische activiteiten. Met de constant verschijnende boeken, websites en prikborddiscussies, met de talrijke lezingen, cursussen en boekpresentaties, met de diverse opgravingen, tentoonstellingen, excursies, rondleidingen, battle tours, voorstellingen, monumentendagen en herdenkingen en met alle publiciteit daarover in de plaatselijke pers kan een historisch geïnteresseerde Nijmegenaar momenteel vrijwel dagelijks aan zijn trekken komen. Ook werken steeds meer vrijwilligers en gepensioneerden in het Regionaal Archief om archieven en bronnen digitaal te ontsluiten of ze vervullen functies in een van de talrijke historische organisaties.

Numaga steunde die uitgroei van gespecialiseerde historische organisaties en activiteiten in het algemeen van harte; ze beschouwde de nieuwe activiteiten als aanvulling en verrijking van haar eigen werk en dubbellidmaatschappen kwamen en komen dan ook veel voor. Zelf bleef Numaga voornamelijk haar traditionele rol als stimulator en bron van kennis en advies over de geschiedenis van Nijmegen vervullen en haar ledental bleef al die jaren - gezien de forse historische organisatiegroei buiten Numaga - eigenlijk opmerkelijk constant. De rol van het Regionaal Archief, de regionalemusea en andere historische en archeologische organisaties is hier niet uitdrukkelijk aan de orde gekomen. Maar uit dit overzicht blijkt al wel dat hun leidinggevenden, de stadsarchivarissen en de museumdirecteuren, steeds een belangrijke rol hebben gespeeld bij het bepalen van de richting van het Nijmeegse historische organisatiewezen.79

78 Bij de Radboud Universiteit (tot 1 september 2004 Katholieke Universiteit) gaat het dan vooral om de Afdeling Geschiedenis van de Letterenfaculteit en haar staf en om de studenten die Geschiedenis studeren en verenigd zijn in de Geschiedenis Studenten Vereniging Excalibur. Beide zijn sinds 1923 sterk in aantal toegenomen. In1923 ging het nog om enkelingen. Sinds ongeveer 1970 waren er enkele tientallen docenten en enkele honderden studenten; het aantal instromende eerstejaars groeide van 45 (1970) tot 94 (2003) en 145 (2010), maar wisselt sterk. 79 De historische musea in en rondom Nijmegen waren/zijn: het Bijbels Openluchtmuseum (sinds 1911 en in 2007 omgedoopt in Museumpark Orientalis), Museum G.M. Kam (sinds 1922 en sinds 1999 Gelders Archeologisch Centrum G.M. Kam), NijmeegsMuseum Commanderie van St. Jan (sinds 1974 en in 1999, opgegaan in Museum Het Valkhof), het Nationaal Fietsmuseum Velorama (sinds 1981), het Nationaal Bevrijdingsmuseum in Groesbeek (sinds 1987), de Stichting Historische Tuin Lent (sinds 1994), Museum Stratemakerstoren (sinds 1995), Museum Kasteel Wijchen (1996), Museum Het Valkhof (opening in 1999) en het Van ’t Lindenhoutmuseum in het

19

Welbeschouwd heeft zich in Nijmegen sinds ongeveer 1970 een gestage groei van uitwaaierende historische initiatieven en organisaties voorgedaan. Men zou zelfs van een uitbraak van aanhoudende stedelijke ‘historiezucht’ kunnen spreken80, die zich metname na 2000 meer op evenementen en beleving is gaan richten. Achteraf bezien is het eigenlijk ook heel logisch dat bij gebrek aanvoldoende zichtbare monumenten in de almaar vernieuwde oudste stad van Nederland de historische belangstelling en organisatievorming daar op den duur verschoven zijn naar evenementen en beleving. Dat kwam niet alleen voort uit de gemeentelijke zuinigheid inzake het behouden en eventueel reconstrueren van historische monumenten. Nee,die tendens sloot ook aan bij de plaatselijke evenemententraditie (bijv. Vierdaagse, Zomerfeesten, Zevenheuvelenloop) en gaf grote groepen althans enkele dagen per jaar de mogelijkheid om zich bewoners van die oudste stad te voelen of zich als zodanig te manifesteren. En zo kan de veel te jong ogende oude stad Nijmegen ten minste nog af en toe op de enkele bewaard gebleven historische plekken haar ware leeftijd in monumenten en evenementen laten zien.

kerkgebouw van de voormalige Weesinrichting Neerbosch (formeel sinds 2010; in feite al sinds 1999). De oprichting van een nationaal Vrijheidsmuseum WO II is in 2013 en 2014 volop in voorbereiding. 80 Vgl. Mathijsen, Historiezucht, passim.

20