Het technologische systeem van Ypenburg. Een gebruikssporenanalyse van diverse werktuigtypen
Zingeving, het kennen van de miskenning en de teleologische suspensie van de verschrikking Een...
Transcript of Zingeving, het kennen van de miskenning en de teleologische suspensie van de verschrikking Een...
Zingeving, het kennen van demiskenning en de teleologischesuspensie van de verschrikking
Een analyse van een levensverhaal
Nando Servais
Inhoudsopgave
Inleiding……………………………………………………………………………………..3
Het menselijk kenvermogen en religie ............
………………………………………………5
Het verhaal van de gekwelde ziel……………………………………………………………12
Het verhaal van de held………………………………………………………………………19
Conclusie……………………………………………………………………………………..24
Literatuurlijst…………………………………………………………………………………27
3
Inleiding
In De wereld als wil en voorstelling begint Arthur Schopenhauer zijn
verhaal met de uitspraak: ‘De wereld is mijn voorstelling’.1
Hij vertelt dat de mens niet daadwerkelijk de zon en aarde
kent, ‘maar altijd alleen maar een oog dat de zon ziet, een
hand die een aarde voelt; dat de wereld om hem heen er alleen
is als voorstelling, dat wil zeggen uitsluitend en alleen in
relatie tot iets anders, namelijk iets dat voorstelt – en dat
is hijzelf. Zo er al een waarheid a priori uitgesproken kan
worden, dan is het deze.’2 Voor Schoppenhauer is er geen
waarheid meer zeker, onafhankelijker van alle andere of die
minder bewijs behoeft dan deze, ‘namelijk dat alles wat voor
het kennen bestaat, dus heel deze wereld, slechts object in
relatie tot een subject is, aanschouwing voor de schouwer, in
één woord, voorstelling.’3
Het is deze gedachte die de grondslag vormt voor de wijze
waarop dit onderzoek is opgezet. Dit is een onderzoek naar de
relatie tussen religie en zingeving, naar de manier waarop deze
zich tot elkaar verhouden. Aan de hand van een analyse van een
levensverhaal van iemand afkomstig uit Indonesië en behorende
tot de pinkstergemeente wordt die relatie geïllustreerd. Die
analyse draait om een specifieke vraag, namelijk: Op welke
wijze helpt de religieuze achtergrond van het geïnterviewde
subject zijn leven op een wijze voor te stellen waarin deze
1 Arthur Schopenhauer, De wereld als wil en voorstelling. Deel I. Hans Driesen en
Patricia de Martelaere (5e druk; Amsterdam 2008) 57.2 Schopenhauer, De wereld als wil en voorstelling, 57.3 Ibidem.
4
betekenis- of wel zinvol is? De insteek bij deze vraag is om de
transformatieve kracht van religie aan te tonen met betrekking
tot zingeving.
Om dit op een verantwoorde wijze te doen wordt allereerst
een theoretisch kader besproken waarbij de transformatieve
kracht van religie geplaatst wordt in een stelsel van
uitgewerkte opvattingen betreft de werking van de menselijke
logica. Zingeving wordt uitgelegd als zijnde een specifieke
manier waarop de wereld gekend dan wel voorgesteld wordt
waarbij teleologisch vooruit wordt gegrepen op iets dat nog
niet is gerealiseerd. Hierbij is het tevens een kenproces
waarbij het subject altijd bezig is zichzelf voor te stellen en
kenbaar te maken. De rode draad die op de achtergrond actief is
bij de uitwerking van dit kader bestaat uit twee vragen, te
weten: Wat houdt zingeving precies in en wat is religie in de
context van zingeving?
Met behulp van deze schets van de menselijke logica zal
duidelijk worden dat religieuze systemen uitermate goed
aansluiten bij de teleologische werking van de menselijke geest
en een belangrijke plek innemen binnen het theoretisch kader
van zingeving. Religie ontvouwt zich hierbij als een kensysteem
dat de ‘search for significance related to the sacred’
begeleidt.4 Zonder al te veel vooruit te lopen op de zaken kan
vast onthuld worden dat met dit theoretisch kader en de
concepten die hierin geformuleerd worden de onderzoeker in
staat is om twee interessante verhaallijnen te onderscheiden in
4 Kenneth Pargament, ‘Religion and Coping: The Current State of
Knowledge’ in: Folkman, Susan ed., The Oxford Handbook of Stress, Health, and Coping
(Oxford 2011) 269-288, aldaar 270.5
een levensverhaal, namelijk het verhaal van de gekwelde ziel en het
verhaal van de zegevierende held. Deze verhalen zullen los, maar in
samenhang met elkaar behandeld worden.
6
Het menselijk kenvermogen en religie
Met betrekking tot zingeving kan allereerst gezegd worden dat
het gaat om een subjectieve vorm van betekenis toeschrijving
aan een ervaring waarbij het tevens waarde en bestaansrecht
krijgt toegekend. Het is via die toeschrijving van betekenis
en waarde dat het subject de wereld leert kennen en vorm geeft,
daarom moet er rekening gehouden worden met het feit dat
‘meaning’ een ‘reality’ is.5 Mensen als kennend subject zijn
echte kenners. Het menselijk kenvermogen vindt zijn oorsprong
grotendeels in een logica die teleologische ofwel doel
rationeel is. Dit betekent dat het menselijk kennen
voornamelijk berust op een vorm van verbeelden of voorstellen
waarbij vooruit wordt gegrepen ‘op nog niet gerealiseerde
mogelijkheden.’6 Het is een verbeeldingskracht die de mens in
staat stelt een brug te slaan tussen het vertrouwde ofwel
bekende en het onbekende.7 Kennen ligt in het verlengde van het
voorstellen. Wat niet verbeeld kan worden kan immers niet
gekend worden.
Deze doelgerichte manier van de werkelijkheid kennen is
cruciaal voor de wijze waarop de mens zich opstelt in de
wereld, het menselijk handelen bouwt hier namelijk op voort.
Het is het kennen ofwel verbeelden dat mensen creatief maakt
‘een creativiteit die zij aanwenden in hun dagelijkse
5 Roy Baumeister, Meanings of Life (New York 1991) 12.6 Hans Alma, ‘Aisthesis en transcendentie: over beleving en
zingeving’, Religie & Samenleving, 6 (2011) 67-80, aldaar 72.7 Alma., ‘Aisthesis en transcendentie: over beleving en zingeving’,
70.7
handelingen.’8 De menselijke geest is een veroveraar van
werelden en om die reden kan gesteld worden dat betekenis ofwel
‘meaning’ een gereedschap is ‘for adaptation, for controlling
the world, for self-regulation, and for belongingness. Indeed,
it is the best all-purpose tool on the planet.’ 9 De “will to
meaning” is zo essentieel voor de mens dat het gedefinieerd kan
worden als een primaire behoefte. 10 Door kennis is de mens in
staat een specifieke relatie met zijn omgeving aan te gaan en
een actieve en handelende partij te zijn in die verhouding. Er
wordt dus gehandeld ‘on the basis of meanings, and these
actions produce physical consequences.’11
Het teleologisch kenproces wordt op een specifiek moment
geactiveerd, dat wil zeggen tijdens de kennismaking. Dit is een
(eerste) ontmoeting met een object en is daadwerkelijk een
ervaring waarbij iemand kennis-maakt. Het object van de
ontmoeting moet bekend gemaakt worden voor het subject door het
in het bekende te trekken en onderdeel te maken van de
betekenisvolle, begrijpelijke en bruikbare levenswereld. Het is
een proces waarbij het wereldbeeld tot stand komt. Het is
tijdens de ontmoeting dat men geconfronteerd wordt met een
gegeven situatie die verkend wordt ‘met behulp van wat de
cultuur [ofwel het reeds bekende] ons te bieden heeft. Dit
proces draagt bij aan ons begrip van de werkelijkheid door het
8 Ibidem.9 Crystal L. Park, ‘Religion and Meaning’ in: Paloutzian, Raymond F. &
Park, Crystal L. eds., Handbook of the Psychology of Religion and Spirituality (New York
2005) 295-314, aldaar 296.10 Baumeister geciteerd in: Park, ‘Religion and Meaning’, 296.11 Baumeister, Meanings of Life, 12-13
8
te verrijken met nieuwe perspectieven. In het verbeeldingsvolle
proces ontstaat iets nieuws: “dat wat in het hier-en-nu gegeven
is wordt uitgebreid met betekenissen en waarden ontleend aan
wat feitelijk afwezig is maar in de verbeelding present is [,
namelijk het te realiseren doel]”.’12
Duidelijk moge zijn, dat het doel een belangrijke positie
inneemt binnen het kenproces. Dit doel is in werkelijkheid een
constructie die via een proces van dialektiek tot stand komt.
Die doelen krijgen een vorm die in samenspraak is met behoeftes
en het innerlijke subjectieve leven, met waarden. Doelen,
behoeftes en waarden hangen dermate nauw samen dat ze als een
eenheid gezien kunnen worden, meer specifiek een drie-eenheid.
Doelen worden immers geformuleerd in overeenstemming met
behoeftes die ervoor zorgen ‘that people are motivated to find
ways of obtaining certain things …’13 Die behoeftes worden
echter vastgesteld met behulp van waarden, ofwel ‘the
guidelines that individuals use to determine worth, importance,
or correctness.’14 Echter ook de redering dat doelen tevens
weer behoeftes creëren en waardes scheppen is sollide. Ze
vormen alle een eenheid en het is op basis van die eenheid dat
mensen veronderstellingen formuleren, ‘personal theories’ die
mensen gebruiken voor het interpreteren van ‘their experiences
of the world.’15
Op deze manier komt het subjectieve innerlijke leven tot
stand dat het teleologische kennen leven inblaast. Er wordt een
12 Alma, ‘Aisthesis en transcendentie: over beleving en zingeving’, 72.13 Baumeister, Meanings of Life , 30.14 Park, ‘Religion and Meaning’, 301.15 Ibidem, 297.
9
subjectieve “sense of meaning” gecreëerd dat verwijst naar de
gevoelens van ‘meaningfulness’.16 Het is dus via een
constellatie van doelen, behoeftes en waarden, een drie-
eenheid, waaraan het object van kennismaking getoetst moet
worden om zo een “plekje” te krijgen en een verruiming van de
betekenisvolle wereld af te dwingen. Deze toetsingsconstellatie
komt tot stand door de dialectische beweging die het kennend
subject maakt tussen het bekende en onbekende. Constellaties
worden continu bijgesteld afhankelijk van welke onbekendheden
bekend worden gemaakt, het geheel aan constellaties wordt zo
vernieuwd en uitgebreid.
Dergelijke constellaties worden hier een doelmatigheid
genoemd en zijn in feite de doeloorzaken waar de teleologisch
ingestelde geest naar zoekt. Voor de mens is het namelijk zo:
‘De dingen bestaan, dus ze moeten kunnen bestaan, dat wil
zeggen ze moeten de voorwaarden bezitten voor hun bestaan. Als
de mens iets vervaardigt, dat wil zeggen bestaanbaar wil maken,
dan overweegt hij onder welke voorwaarden dit zou kunnen
gebeuren. Hij noemt de voorwaarden waaronder het vervaardigde
werk kan bestaan, achteraf doelmatig.’ 17 Deze a-posteriori
vorm van kennismaking verloopt doorgaans zonder problemen. Het
object van ervaring doorstaat de toetsing en er vindt een
toekenning van een bestaansrecht plaats. De ervaring of het
object wordt logisch erkend.
Echter, het gebeurt wel eens dat de toekenning van het
bestaansrecht uitblijft. De ervaring krijgt dan niet meteen een
16 Ibidem, 298.17 Friedrich Nietzsche, Waarheid en leugen. Tine Ausma en Pieter Mostert.
Boom Kleine Klassieken. (Amsterdam 2010) 41.10
plek toegewezen in de betekenisvolle en begrijpelijke
levenswereld van het subject. Er wordt geworsteld met de
ontmoeting, de menselijke geest is immers een veroveraar die
geen overgave wil kennen. Nietzsche sprak over het bestaan van
wonderen toen hij zei dat de teleologie als doelmatigheid en
gevolg van een bewuste intelligente macht van geen ophouden
weet. ‘Men vraagt naar het doel van dit incidentele ingrijpen
en ziet zich hier voor de zuivere willekeur geplaatst.’
Hetzelfde geldt natuurlijk voor momenten die een verschrikking
zijn. Het zijn de momenten waarop de menselijke geest, de
zoeker van patronen en de denker van doelen, moeite heeft om de
wereld als een logische plek te zien. Het resultaat is een
moeizame en stressvolle kennismaking waarbij de ontmoeting met
een ervaring niet meteen geïntegreerd wordt in de bekende
betekenisvolle wereld. Deze gebeurtenis laat zich omschrijven
als een miskenning en is een toestand van
verstandsverbijstering. Het object van de ontmoeting is dan
aanvankelijk waardeloos en/of onbegrijpelijk voor het subject
en wordt in het ergste geval zelfs vergeten. Dit is een lot dat
bijvoorbeeld onderdrukte en verdrongen herinneringen van
traumatische gebeurtenissen wel eens toevalt.
De miskenning gaat gepaard met een bedreiging van de
doelmatigheid, deze raakt daardoor beladen. Dit is een status
die het vasthoudt totdat de miskenning geheel eigen is gemaakt.
Een beladen doelmatigheid uit zich in gevoelens van
onzekerheid, vooral in situaties die een beroep doen op de
doelmatigheid in kwestie. Het subject ervaart dan stress en is
gefrustreerd. Slechts wanneer de miskenning volledig is
11
geïntegreerd in het bekende, het subject helemaal is overtuigd
van de betekenis ervan en de wereld zich weer logisch laat
kennen zal er een ontlading plaatsvinden van de beladen
doelmatigheid. Tot die tijd zullen onzekerheden en frustraties
zich voordoen en zal men proberen deze frustraties gedeeltelijk
te ontladen door de doelmatigheid op een andere manier te
bevredigen. Frustraties worden hierbij afgewenteld op aspecten
van het leven die eigenlijk los staan van de aanvankelijke
miskenning.
Bij het omgaan met de miskenning speelt de discursiviteit van het
menselijk verstand een grote rol. Het is die specifieke
discursiviteit die zowel een oplossing als een bedreiging vormt
voor een succesvolle omgang met een miskenning. Het verstand is
namelijk in staat beelden en gedachten oneindig te combineren
en herschikken in de verbeelding.18 Voor de menselijke geest
zijn momenten en dus ook miskenningen onderling verbonden. Dit
heeft grote gevolgen voor de impact die een miskening kan
hebben op het individu. Miskenningen kunnen zich voordoen op
micro, meso en macro niveau. Deze niveaus komen
respectievelijk overeen met dagelijkse gebeurtenissen,
levensgebeurtenissen en het leven zelf. Momenten die los van
elkaar staan kunnen door de menselijke geest als verbonden
worden gezien. Voor het menselijk verstand hangt alles met met
elkaar samen, want het is vanuit de voorstelling van het geheel
(het leven) dat de kleinere delen (levensgebeurtenissen) worden
gekend. Het verstand dat ons kenvermogen leidt kan het geheel
dat het leven is alleen vanuit de delen begrijpen, samenstellen
en dus kennen. Kennis van de delen is echter weer door de 18 Alma, ‘Aisthesis en transcendentie: over beleving en zingeving’, 71.
12
voorstelling van het geheel bepaald. Het verstand gaat uit van
een beeld van het geheel dat niet in de waarneming maar in de
voorstelling is gegeven. Het is dus de voorstelling, ofwel de
verbeelding, van het geheel dat de delen moet bepalen.19
Het gevaar schuilt hem in het feit dat als de delen het
geheel bepalen een grote hoeveelheid micro miskenningen of een
grove meso miskenning direct bij dragen aan een macro
miskenning waardoor er een existentiële crisis kan optreden.
Dit effect kan zichzelf versterken omdat een ogenschijnlijk
zinloos geheel de delen betekenisloos kan maken. De logische
conclusie is dus dat het leven in feite één grote kennismaking
is waarbij er één centrale “ik” in het bekende getrokken wordt
en een bestaansrecht krijgt. Dit is een vereniging van het
eigen ik met de bekende wereld en dat gebeurt via de
formulering van een levensverhaal ofwel theorie omtrent het
eigen bestaan dat existentiële vraagstukken aankaart. Het
levensverhaal verenigt zich hierbij met de individuele
identiteit. Op deze wijze kan een grove meso miskenning een
vernietigende werking hebben op het zelfbeeld van het individu.
Met betrekking tot het levensverhaal heeft Mc Adams op
verhelderende wijze verteld waarom mensen verhalen, of
persoonlijke mythes creëren. Deze ‘simply reflect the human
yearning to make sense of subjective experience through
narrative rather than empirical fact.’ Er wordt kennis
gecreëerd over het eigen bestaan om een gevoel van controle te
krijgen. Het “zelf” kennen geeft het subject een gevoel van
macht. De ‘self functions as a unifying process through which
subjective experience is synthesized and appropriated as one’s 19 Nietzsche, Waarheid en leugen, 46.
13
own.’20 Het is het ‘I’ ofwel het ik, dat zich openbaart en
ontvouwt. Jezelf kennen geeft het absolute gevoel van controle
omdat daarmee je bestaan in deze wereld gerechtvaardigd wordt.
Psychologen vinden elkaar in de gedachte ‘that human experience
tends toward a fundamental sense of unity in that human beings
apprehend experience through an integrative selfing process.
The I puts experience together – synthesizes it, unifies it –
to make it mine.’21
Levensverhalen kunnen door en voor het subject zelf
geformuleerd worden, maar kunnen ook gedeeld worden. Het
subject kiest er dan voor om zich kenbaar te maken voor andere
subjecten. Hier speelt ook het idee van doelmatigheid een rol.
Het zijn bijvoorbeeld de behoeftes om aan bepaalde sociale
eisen te voldoen dat mensen ertoe aanzet een zekere cohesie te
introduceren in het levensverhaal die de manier waarop zij
gekend worden door anderen aanzienlijk beïnvloedt.22
Het levensverhaal ofwel theorie omtrent het eigen bestaan,
is flexibel en blijft zich continu ontvouwen tot de dood
intreed en het narratief wordt beëindigd. Het is wanneer het
verhaal ten einde komt en de voorstelling wordt afgesloten dat
er een definitieve zin aan zowel de delen als het geheel moet
worden toegeschreven. Het is het ultieme moment van reflectie
20 Dan P, McAdams, ‘The Case for Unity in the (Post)Modern Self: A
Modest Proposal’ in: Ashmore, Richard D. & Jussim, Lee eds., Self and Identity.
Fundamental Issues (New York 1997) 46-78, aldaar 56.21 McAdams, ‘The Case for Unity in the (Post)Modern Self: A Modest
Proposal’, 57.22 Linde, Charlotte., Life Stories. The Creation of Coherence. (New York 1993),
passim.14
op het leven. De dood ‘illuminates the concrete existence of
the individual, helps us understand what is limited, unique,
problematic, or precious in this existence.’23 Met de dood
wordt het geheel afgesloten en worden de mythes van hogere
betekenis verdreven, ‘essentially the myth that our life,
considered as a totality, has special, or deep, meaning and
value, is composed of elements that fit perfectly together
forming an exceedingly harmonious, everlasting whole.’24 Een
onopgeloste miskenning op dit moment in het leven zou zich
uiten in volslagen wanhoop. Het subject probeert met uiterste
volharding het bestaan te rationaliseren, maar wordt
geconfronteerd met absurditeit. In lijn met het gedachtegoed
van filosoof Camus kan gesteld worden dat het wanhopige
pogingen van het individu zijn ‘to achieve complete
intelligibility or complete clarity and unity. The world
“refuses” this request for intelligibility – and is, in this
sense, “irrational”.’25
Uit bovenstaande informatie mag het gevaar van een grove
miskenning blijken. Of het zich nou op micro, meso op macro
niveau voordoet, omdat alle delen van het leven onlosmakelijk
verbonden zijn vormen meso miskenningen of een serie micro
miskenning op macro niveau een bedreiging voor het
bestaansrecht van het eigen ik. Het is echter in hetzelfde
mechanisme dat het gevaar herbergt, dat ook de sleutel tot een
23 Adrian Tomer & Grafton T Eliason, ‘Existentialism and Death
Attitudes’ in: Tomer, Adrian, Eliason, Grafton T. & Wong, Paul T. eds.,
Existential and Spiritual Issues in Death Attitudes (New York 2008) 7-37, aldaar 8.24 Adrian & Eliason, ‘Existentialism and Death Attitudes’,25 Adrian & Eliason, ‘Existentialism and Death Attitudes’, 15.
15
succesvolle integratie van de miskenning is te vinden. Veel
miskenningen kunnen namelijk opgelost worden door de
gebeurtenis vanuit een andere doelmatigheid te kennen. Er vindt
dan een interpretatie plaats met behulp van een secundair of
tertiair stelsel van doelen, behoeftes en waarden. Wanneer er
een andere toetsingsconstellatie naar voren wordt geschoven
past het subject zich aan en kan de specifieke situatie als nog
gekend en geïncorporeerd worden in de bekende wereld en eigen
worden gemaakt. Deze aanpassing draagt bij aan het zelfbehoud
of zelfvergroting van het eigen ik.
Nu zowel de structuur van het menselijk denken als de
vorming van een eigen ik conceptueel in kaart zijn gebracht
resteert de vraagt wat religie te bieden heeft. Hoe kunnen
religieuze systemen een subject helpen in het geval van een
miskenning? Allereerst kan gesteld worden dat bepaalde
frustraties voorkomend uit beladen doelmatigheden afgewenteld
kunnen worden op het religieuze domein door specifieke
religieuze activiteiten te ontwikkelen die helpen met
frustraties en die gedeeltelijk de beladen doelmatigheid
ontladen. Een goed voorbeeld hiervan is het feit dat in
stressvolle situaties religie mensen kan voorzien in een gevoel
ergens toe te behoren, een sensatie van verbondheid.26
Hoe belangrijk deze psychologische functies zijn, ze
overzien wat voor gelovigen het meest belangrijk is. Psycholoog
Kenneth I. Pargament omschrijft het als de spirituele functie
van religie. Het is een concept dat de transformatieve kracht
van religie moet omvatten. Cruciaal is namelijk dat in tijden 26 Pargament, ‘Religion and Coping: The Current State of Knowledge’,
273.16
van crisis, zoals de miskenning, wanneer ‘old sources of
significance are lost or no longer viable, religion encourages
its adherents to “let go”and seek out new sources of value.’27
Wat Pargement hier beschrijft is een wissel van doelmatigheid.
Dit is uiterst belangrijk, want voor een gehele ontlading van
de reeds beladen doelmatigheid moet de miskenning alsnog
gekend worden. De bekendmaking van de miskenning gaat gepaard
met wat de klinische psychologie ‘reprioritizing of goals’
noemt en dat post-traumatische groei moet bewerkstelligen.28
De kracht van het religieuze schuilt in het feit dat de
religieuze wereld bijzonder rijk is aan doelmatigheden via
welke het leven gekend kunnen worden. Om deze reden bekeren
mensen zich ook tot specifieke geloven. De bekering kan opgevat
worden als een kentering. Het is een vrij drastische gebeurtenis
waarbij de bekende wereld op zijn kop staat, niets is meer wat
het lijkt. De wereld is vreemd en onherkenbaar en een
transformatie is nodig. Bestaande constellaties van doelen,
behoeftes en waarden schieten te kort en het is door een
verbreding van de bekende wereld via andere kennismakingen dat
nieuwe constellaties en kenmethodes zich aandienen. Deze
kentering kan radicaal en vluchtig zijn in de vorm van
bijvoorbeeld een plotse religieuze bekering, maar kan ook iets
procesmatig en langdurigs zijn waarbij het subject geleidelijk
aan tot het geloof komt. In feite is het subject een dwaler
ofwel verkenner van de te kennen wereld. Geloof wordt dan
gebruikt als een kensystemen dat nieuwe toetsingsconstellaties
27 Ibidem, 273-274.28 Folkman, Susan & Moskowitz, Judith Tedlie., ‘Coping: Pitfalls and
Problems’, Annual Review of Psychology 55 (2004), 745-774, aldaar 766.17
biedt om de verontrustende ervaring eigen te maken, de wereld
met andere ogen te zien en dus te kennen.
Mocht iemand reeds bekend zijn met religie dan zal deze
situatie de vorm aannemen van een verdieping van het eigen geloof
waardoor er een soort ‘quest religion’ ontstaat en het gaat om
de mate waarin ‘a person’s religion involves an open ended,
responsive dialogue with existential questions raised by the
contradictions and tragedies of life.’29 Het is het herbouwen
van ‘shattered assumptions [that] creates an enhanced sense of
meaning in life and a greater existential awareness which can
lead to an enhanced spiritual or religious life.’30
Religieuze systemen bieden dus de mogelijkheid om
frustraties af te wentelen maar ook om verontrustende
gebeurtenissen opnieuw te kennen. Dit kan gepaard gaan met een
uitbreiding van de religieuze wereld ten opzichte van andere
sferen. Religie of spiritualiteit ‘can provide a unifying
philosophy of life and serve as an integrating and stabilising
force that provides a framework for interpreting life’s
challenges and provides a resolution to such concerns as
suffering, death, tragedy and injustice.’31
Belangrijk hierbij is dat er rekening wordt gehouden met
de kracht van religieuze doelmatigheden. Zij zijn zo sterk,
omdat zij hun belang ontlenen aan een specifiek idee dat zich
29 Batson & Ventis geciteerd in: Annick Shaw, Stephen Joseph & Alex P.
Linley, ‘Religion, Spirituality, and Posttraumatic Growth: A Systematic
Review’, Mental Health, Religion & Culture, 8 (2005), 1-11, aldaar 4-6.30 Shaw, Stephen & Linley, ‘Religion, Spirituality, and Posttraumatic
Growth: A Systematic Review’, 3.31 Emmons geciteerd in: Ibidem, 6.
18
buiten de vergankelijke sfeer van het menselijk bestaan
bevindt, de idee God. God als absoluut, onvergankelijk en
ultieme τέλος (telos) ofwel doel waaraan andere doelmatigheden
hun vorm ontlenen en via welke de realiteit van het menselijk
bestaan op een veelvoud aan manieren gekend kan worden. In Vrees
en beven legt filosoof Kierkegaard uit hoe via het absolute
τέλος God een suspensie van het ethische bewerkstelligd kan
worden.32 Het is een opschorting van het algemeen ethische of
logische dat van Abraham de vader van het geloof kan maken.
Voor ieder ander persoon behalve Abraham zelf handelde hij
‘krachtens het absurde’.33 Het is de paradox van het geloof dat
van een moordenaar een vader van het geloof kan maken.
Het is dezelfde logica die de verschrikkingen in het leven
logisch weet te maken. Op soortgelijke wijze kan het subject
via het telos God een teleologische suspensie van de verschrikking
bewerkstelligen waarbij de absurditeit van het leven doel
rationeel wordt geïnterpreteerd via het absolute τέλος God, het
godsbeeld. Om met te woorden van Kierkegaard te spreken: ‘wat
gesuspendeerd wordt, wordt niet verspeeld maar juist bewaard in
het hogere dat er het τέλος van is.34 De teleologische
suspensie betekent in feite dat de gebeurtenis overgeleverd
wordt aan een andere doelmatigheid. Het is de reeds aangekaarte
wissel van doelmatigheid. Op doel logische wijze wordt de
verschrikkelijke gebeurtenis van de miskenning opgeschort en
32 Søren Kierkegaard (Johannes de Silentio), Vrees en beven. Andries
Visser en Karl Verstrynge. De Nederlandstalige Søren Kierkegaard werken,
deel I (2e druk; Budel 2009) 59-72.33 Kierkegaard, Vrees en beven, 62.34 Ibidem, 59.
19
bewaard in het doel en raakt er dus mee verbonden in de sfeer
van de bekende wereld. Daarbij wordt er gekozen voor het woord
suspensie omdat er altijd een spanning is omtrent de wijze
waarop iets gekend wordt, betekenis ligt immers nooit vast, het
is onderworpen aan de wispelturigheid van de menselijke geest.
Andere kennismakingen kunnen zich voordoen waardoor het eigen
bestaan weer anders gekend kan worden, maar die kennismakingen
kunnen net zo goed uitblijven. Het is een doorbreking van die
suspensie die van een gelovige een afvallige kan maken.
Er ontstaat zo een beeld van de religieuze ervaring zoals
filosoof John Dewey het ook heeft beschreven. Er worden door
middel van verbeelden of kennen op teleologische wijze
‘mogelijkheden present gesteld die nog niet gerealiseerd zijn,
maar die bij wijze van spreken tot de verborgen potenties van
de werkelijkheid behoren.’35 De relatie met het ultieme τέλος
redt het individu, er wordt een duurzame loyaliteit in de mens
gewekt ‘aan een doel dat een integrerende kracht vormt in ons
leven.’36 Het draait hier dus om een plicht ten aanzien van het
doel waardoor een man met een missie verschijnt.
We kunnen nu op basis van bovenstaand theoretisch kader
twee verhaallijnen onderscheiden in een levens narratief. De
wissel van doelmatigheid gaat gepaard met het ontstaan van een
ander karakter. Enerzijds is er het verhaal van de gekwelde
ziel die wordt geplaagd door de frustraties van de miskenning.
Het is het verhaal van de confrontatie met het absurde. Het is
de vertelling van de verontruste mens die streeft naar een
gedeeltelijke ontlading van de getergde doelmatigheid. Deze 35 Alma, ‘Aisthesis en transcendentie: over beleving en zingeving’, 76.36 Ibidem.
20
verhaallijn beantwoordt vragen als: welke miskenningen doen
zich voor, welke doelmatigheden raken beladen, en hoe wordt er
een ontlading nagestreefd?
Anderzijds is er het verhaal van de held die het absurde
weet te overwinnen. Het is het verhaal van de overwinnaar die
de realiteit op zijn knieën dwingt met zijn teleologische
kenvermogen. Het is het herstel van de cohesie en de orde van
de wereld via een teleologische suspensie van de verschrikking.
Het draait om de bekendmaking van het onbekende, de redding van
het eigen ik en de bestrijding van de miskenning. Het is een
verhaal over een man met een plicht en een missie. Deze
verhaallijn geeft inzicht in vragen als welke religieuze
doelmatigheid wordt naar voren geschoven ten behoeve van een
teleologische suspensie van de verschrikking. Welke specifieke
identiteit wordt er gevorm en hoe wordt de wereld voorgesteld
op een manier waardoor de miskenning alsnog gekend kan worden?
Het is aan de hand van deze twee verhaallijnen en vragen
dat het te analyseren levensverhaal behandeld wordt. Daartoe
wordt allereerst ingegaan op het verhaal van de getergde ziel
om daarna over te stappen op het verhaal van de held.
21
Het verhaal van de gekwelde ziel
Met het oog op het te analyseren levensverhaal is het
belangrijk op te merken dat er een aantal doelen te
onderscheiden vallen die uitermate belangrijk zijn bij de
sturing van het menselijk vermogen de wereld te kennen. Deze
doelen hangen samen met een paar essentiële behoeftes. Dit zijn
respectievelijk de behoefte naar veiligheid, naar geborgenheid
en liefde, en naar waardering.37 Abraham Maslow heeft
dergelijke behoeftes ondergebracht in een hiërarchische
structuur die al gauw het idee wekt dat deze behoeftes los
staan van elkaar en op fasematige wijze progressief doorlopen
kunnen worden. Dat onderscheid laat zich echter niet zo
makkelijk maken. Het is namelijk een gevoel van waardering dat
een subject het idee geeft de liefde of affectie van een
bepaalde groep te hebben gewonnen. Een sensatie die op zijn
beurt weer zal leiden tot een vergroot gevoel van geborgenheid
en veiligheid. Zoals Hans Alma zegt: ‘Erkenning maakt het
mogelijk dat wij ons in onze zelfstandigheid en eigenheid doen
gelden.’38 Deze redenering mag duidelijk maken dat de behoeftes
die Maslow terecht aanstipt als cruciale levensbehoeftes, zich
niet hiërarchisch laten ordenen maar als één specifieke
doelmatigheid gezien kunnen worden die het menselijk kennen in
grote mate leidt. Laten wij gemakshalve deze omschrijven als de
37 Daniel C. Batson, & E.L. Stocks, ‘Religion: Its Core Psychological
Functions’ in: Greenberg, Jeff, Koole, Sander L. & Pyszczynski, Tom eds.,
Handbook of Experimental Existential Psychology (New York 2004) 141-155, aldaar 144-
147.38 Alma, ‘Aisthesis en transcendentie: over beleving en zingeving’, 68.
22
doelmatigheid van geborgenheid. Duidelijk zal worden dat zingeving
in grote mate samenhangt met ‘een aantal fundamentele
spanningen in het menselijk bestaan’ waarbij zelfstandigheid en
het verlangen naar erkenning door anderen een grote invloed
uitoefenen.39
Het is deze doelmatigheid die ervoor moet zorgen dat het
subject het leven, of het menselijk bestaan, als zeker en
veilig kent. Echter met betrekking tot het geïnterviewde
subject kan gesteld worden dat die doelmatigheid al vroeg in
het leven een specifieke beladenheid kreeg opgelegd. Hoewel er
verschillende miskenningen te identificeren zijn in het leven
van het subject, zoals de fysieke rugklachten en de dood van
zijn tweede kind, is er echter één vroege grove miskenning die
zorgde voor een beladen doelmatigheid van geborgenheid. Deze
beïnvloedde de omgang met andere miskenningen, die tevens de
kwetsbaarheid van het menselijk leven aantonen, op drastische
wijze.
Cruciaal in dit opzicht was de instabiliteit van het gezin
die vooral voortkomt uit de slechte verhouding met de vader
maar waarbij de overgang van Indonesië naar Nederland tevens
een grote rol speelde. Hij ‘komt uit een groot gezin’ waarvan
vermeld moet worden dat allen nog leven. Dit gegeven neemt
echter niet weg dat het altijd vechten was ‘om brood wat op
tafel kwam’, in dat opzicht heeft hij het ‘niet altijd breed
gehad.’40 De situatie thuis was ‘niet gezellig’. Hij was ‘met
zovelen’ en had ‘maar een klein plekje om te leven.’41 Hij werd
39 Ibidem.40 Zie regel: 81-83.41 Zie regel: 597-601.
23
ook geslagen. Vaders wil was wet en luisterde je niet dan
‘kreeg je pak slaag’. ‘Dan werd het erin geslagen’. Hiervoor
werd een bezemsteel gebruikt, die sloeg hij helemaal kapot, om
vervolgens een nieuwe te kopen, totdat dat te duur werd.42 Toen
werd er overgestapt op staven die hij meenam van zijn werk,
‘elektriciteitsbuizen en dan sloeg hij die dus, dan neemt hij
dus 2 of 3 mee en dan sloeg die dus totdat die kapot is en als
die kapot is, en als nog niet straf genoeg is dan sloeg hij met
de vuisten…’43 Zijn vader kon gerust zeggen: ‘Gooi jezelf voor
de trein!’ om vervolgens boos te worden als hij dat niet had
gedaan.44 Zijn vader had hem ‘niet lief’.45
Vader was niet alleen naar de kinderen gemeen, de ouders
zelf ‘waren altijd water en vuur…’46 De pijnlijke situatie
kreeg het karakter van een grove miskenning met zijn overgang
naar de Nederlandse cultuur. Over het verschil tussen de
Nederlandse en Indische cultuur zegt hij: ’je werd echt verrot
geslagen thuis en dat is dan m’n vader. En achteraf dan zeg je:
je weet niet beter, je accepteert dat gewoon.’47 De situatie
werd problematisch toen hij in Nederland realiseerde dat het
anders kon. ‘Nu achteraf dan zie je natuurlijk dat dat gewoon
niet goed is. Dat je ook anders heb.’48 Maar de werkelijke
situatie is deze, hij komt uit een gewelddadige omgeving, en
42 Zie regel: 520-523.43 Zie regel: 525-527.44 Zie regel: 581-582.45 Zie regel: 581.46 Zie regel: 519.47 Zie regel: 536-538.48 Zie tegel: 540-541.
24
dat is met de woorden van het subject, ‘heel apart
eigenlijk.’49 Het is de absurditeit van de ervaring die hier wordt
aangekaart.
Niet geheel wonderlijk is het feit dat het subject te
maken kreeg met een beladen doelmatigheid van geborgenheid. Er
werd een zoektocht in gang gezet niet alleen naar geborgenheid,
maar bijgaand ook waardering en respect. De overgang van
Indonesië naar Nederland, in combinatie met een instabiele
thuissituatie brachten hem ertoe een begeerte voor geborgenheid
te ontwikkelen. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de manier waarop
hij zijn positie omschrijft bij aankomst in Nederland. Dit was
een positie ‘tussen wal en schip’.50 In Indonesië waren zij de
Nederlander en in Nederland de Indischen. Het was een positie
dat hem het gevoel gaf iemand te zijn ‘die niet ergens zijn
nationale trots heeft eigenlijk.’51 Het bracht hem ertoe de
vraag te stellen ‘wat ben ik dan?’52 Een nadere beschouwing van
zijn grootouders onthulde dat deze wortels hadden in
verschillende Europese landen, maar wat voor het subject
belangrijk is om te vermelden was dat zij in Indonesië werkten
voor de overheid, want ‘als je bij de overheid werkt dan heb je
een bepaalde geborgenheid’, een ‘beetje bescherming’.53 Iets
dat hij ook wilde vinden via zijn werkzaamheden bij defensie.
Werken bij de overheid was ook een veiligstelling van zijn
49 Zie regel: 583.50 Zie regel: 46.51 Zie regel: 50.52 Zie regel: 51.53 Zie regel: 60-61
25
bestaan in de toekomst, ‘je zoekt toch een beetje bescherming.
Voor later.’54
Ook zijn werkzaamheden met kinderen kunnen in dit licht
geïnterpreteerd worden. Over zijn bezigheden op school zegt hij
dat hij merkt dat hij toch wel van respect houdt. Respect kan
opgevat worden als de waardering van het individu door anderen.
Hij meent hierbij aardig maar streng te zijn. Het subject geeft
aan dat zijn capaciteit tot medeleven de reden moet zijn dat
hij uitgenodigd wordt voor schoolfeestjes van klassen die hij
niet eens heeft. Hij laat zien dat hij streng is, maar aan de
andere kant ‘bij die kinderen op hetzelfde niveau zit.’55 Hij
is één van hen.
De verhoudingen waren heel echter anders toen hij een jaar
heeft lesgegeven op de M.T.S. Daar worden de worstelingen met
de beladen doelmatigheid pijnlijk duidelijk. Daar waren de
jongens twee koppen groter, dat maakte het toch wel een heel
‘andere situatie.’56 Die groten daar had hij toch ‘eigenlijk
geen goed contact mee’.57 Bij de M.T.S had hij altijd ‘een
beetje strijd’ of ‘stress’.58 Zijn zelfvertrouwen werd daarbij
ook geschaad door het feit dat zijn taalbeheersing niet zo goed
is, iets dat op de v.b.o/ mavo niet zo opviel maar dat hij zelf
ervoer als een ‘grote handicap.’59
54 Zie regel: 62.55 Zie regel: 164-170.56 Zie regel: 180-18157 Zie regel: 187.58 Zie regel: 194.59 Zie regel: 209-213
26
Het zijn diezelfde onzekerheden en het lage gevoel van
zelfwaardering die hem ertoe aanzetten te veel van zichzelf te
vragen, een teken van het eigenlijk ‘niet om kunnen gaan met
jezelf.’60 Het maakte hem bij badmintonnen ‘altijd te
fanatiek.’61 De rugklachten werden om dezelfde reden verkeerd
aangepakt. Hij zegt ook: ‘eigenlijk had ik gewoon echt rust
moeten nemen en zeg maar; afgelopen, even rust, even niks, dan
was er verder niks aan de hand geweest.’62 Hij heeft het ‘nooit
echt goed laten herstellen. Het was meer van: het gaat goed.
Het kan wel weer. Ik kan goed bewegen. Ik ben beter.’63 Zodra
hij weer wat kon bewegen ging hij weer aan het werk.64
Zijn verslechterde fysieke toestand leidde tot zijn
ontslag bij defensie, een baan waar hij aanvankelijk de
geborgenheid van de overheid had gezocht, maar waar hij nu werd
afgekeurd door zijn werkgevers, die wilden hem ‘eruit
hebben’.65 Zelf zegt hij: ‘Ze willen mij gewoon kwijt hebben.’66
Het waren de mensen van defensie die in reactie op zijn
voorstel om een lerarenopleiding te gaan doen zeiden: ‘Nee dat
kan niet!’ ‘Dat zit niet in je vakgebied. Je bent te stom
voor…’. 67 Het subject voelde zich ‘altijd een buitenbeentje.’68
60 Zie regel: 287.61 Zie regel: 276-277.62 Zie regel: 296-297.63 Zie regel: 303-304.64 Zie regel: 284.65 Zie regel: 245.66 Zie regel: 728.67 Zie regel: 747-749.68 Zie regel: 775.
27
Al het bovengenoemde getuigt van het feit dat het subject
te maken heeft met een beladen doelmatigheid van geborgenheid.
Onzekerheid, bewijzingsdrang en een zoektocht naar de
goedkeuring en affectie van anderen wijzen hierop. Hoe werd die
beladenheid afgewenteld op de religieuze wereld? Er wordt een
gedeeltelijke ontlading nagestreefd door ook liefde en affectie
van anderen te zoeken in de religieuze wereld. Zo vertelt hij
dat hij pas ambitie kreeg om naar de kerk te gaan toen hij met
de pinkstergemeente in aanraking kwam. Daar deden ze namelijk
aan kerst met een heilig avondmaal waar je met elkaar eet, het
was ‘een soort liefdesmaal…’69
Daar eten mensen met elkaar. In de kerk was het gezellig.
‘Heel andere sfeer. Een heel ander leven.’70 In ‘Nederland was
het zo dat de kerk ons heeft opgevangen.’71 Het is in die kerk
dat hij ook als jeugdleider werkzaam is. Daarin is hij ‘weer
een heel ander persoon.’72 Het gaat daarbij om wat hij vroeger
gemist heeft aan liefde van de ouders over te brengen.’ Dat de
liefde van God ook eigenlijk kan spiegelen laat ik maar zeggen.
Want hoe kan je liefde van God over te brengen dan een
voorbeeld te zijn, een spiegel te zijn van God eigenlijk.’73
Voor hem is het christelijk leven ‘gewoon anders. Je hebt
elkaar lief te hebben. Je moet mekaar liefhebben.’74 Het zijn ook
zijn christelijke vrienden, die in tegenstelling tot de
69 Zie regel: 454-457.70 Zie regel: 461-462.71 Zie regel: 468-469.72 Zie regel: 132.73 Zie regel: 131-13574 Zie regel: 612-613
28
collega’s bij defensie, hem aanmoedigde om voor het docentschap
te studeren. Deze vrienden zeiden volmondig: ‘Je moet het doen
joh!’75 De nadruk op het moeten liefhebben lijkt op een plicht
te wijzen, één die hem een ‘ander persoon’ maakt en het is met
het aandienen van de plicht dat de held zich kenbaar maakt.
75 Zie regel: 758.29
Het verhaal van de held
De held heeft namelijk altijd een plicht, een
verantwoordelijkheid ten aanzien van het doel. Het is een
schuld aan het doel dat een specifiek handelen van hem vereist.
In het geval van de christelijke held moet er gekeken worden
naar het absolute τέλος God via welke de held het absurde ertoe
moet dwingen zich logisch te laten kennen. Een beschouwing van
het absolute τέλος dat het subject in staat stelt zijn
levensverhaal te herschrijven, een teleologische suspensie van
de verschrikking te realiseren, de miskenning eigen te maken en
een specifieke identiteit te formuleren. Het subject
herschrijft hierbij zijn eigen identiteit en hij wordt een man
met een missie.
Om tot deze conclusie te komen moeten we allereerst
overgaan tot een behandeling van het godsbeeld dat als een
antropomorfe uitwerking van het absolute τέλος gezien kan
worden. Er kan gesteld worden dat de beladen doelmatigheid van
geborgenheid een afwenteling van frustraties bewerkstelligde op
het godsbeeld dat hierbij uitgroeide tot een nieuwe
doelmatigheid, een ontwikkeling die tot stand kwam via de reeds
genoemde dialectische beweging van het kennend subject tussen
het bekende, en onbekende, het algemeen logische en het
absurde.
Om dat Godsbeeld duidelijk in kaart te brengen springt de
specifieke discursiviteit van het verstand de held al vroeg te
hulp. In het begin van het interview vraagt het subject zich
meteen af hoever zijn verhaal terug moet gaan en hoe dat
30
verhaal dan moet eindigen.76 Deze discursiviteit cirkelt rondom
de vraag welke boodschap het verhaal moet overbrengen en welke
opbouw en personages zicht daarvoor het best lenen. Die
boodschap moet een logische conclusie zijn, het is het doel dat
het verhaal vorm geeft.
Voor het subject is het een boodschap over God, er is een
levende God die je kunt ervaren, je hele leven wordt namelijk
door Hem beïnvloed.77 Volgens het subject geldt dat als ‘je
Gods leiding vraagt en in je leven toelaat dat je een hele
fijne leven hebt. Dat je weet dat je geborgen bent. Dat je een
Vader hebt met wie je samen eigenlijk loopt.’78 God is een
‘raadsman’ die je kan benaderen als je problemen hebt. Dit
heeft hij zijn ‘ouders eigenlijk nooit kunnen vragen.’79 Aan
‘de Heer kun je alles voorleggen.’80 Hij heeft echt het idee
dat hij met zijn ‘verdriet bij God kan komen.’81 Het is een
raadsman ‘waar je iedere keer naar toe kan gaan en kan vragen
voor je gezin als er iets is als er iets gebeurd…’82 De hemelse
Vader is ‘een liefdevolle vader…’83 Dit terwijl zijn eigen
vader een ‘boeman’ is.84 God is iemand die ‘je gewoon stuurt
als je wat vraagt.’85
76 Zie regel: 9-19.77 Zie regel: 956-958.78 Zie regel: 923-92579 Zie regel: 651.80 Zie regel: 653.81 Zie regel: 654.82 Zie regel: 648-657.83 Zie regel: 584.84 Zie regel: 545.85 Zie regel: 698.
31
Het christelijk leven komt met een plicht, ‘je moet doen
wat de Heer van je vraagt.’86 ‘Christendom is dat je laat
leiden door God en dan gaat God het ook doen.’87 Ook dingen die
niet leuk zijn brengen je dichter bij God.88 Het is een
liefdevolle vader en raadsman die weet wat goed voor je is en
hij ziet dat God hem wil gebruiken.89 ‘Als je bij de Heer
blijft, dan heeft God altijd wel werk voor jou.’ 90 De plicht
wordt deze: gehoorzaam God, laat je leiden door Hem, heb
anderen lief ondanks de tegenspoed waar je in het christelijk
leven mee geconfronteerd wordt en leer in die tegenspoed de
begeleidende hand van God te zien want het brengt jou nader tot
hem. Het is een plicht om het beeld van de hemelse Vader als
liefdevolle vader door te geven.91 Logischer wijze wordt het
een uitdaging waarde te vinden in voorspoed, zoals hij zelf
aangeeft, hij heeft het nu goed en dat doet hem vragen: ‘Wat
wil de Heer van je!’ Als het goed gaat ‘moet je je afvragen dat
het niet te goed gaat hè. Dat je wel op de weg blijft hè.’92
Het is aan de hand van dit godsbeeld dat het subject een
identiteit schept voor zichzelf en een bijpassend narratief
ontwikkeld. Het is nu mogelijk om de verschrikking teleologisch
te suspenderen, het te plaatsen bij het absolute telos en de
miskenning vanuit die verhaallijn te gaan kennen. Hij neemt de
identeit van een Bijbelse Israëliet aan die onder de 86 Zie regel: 641.87 Zie regel: 905.88 Zie regel: 907.89 Zie regel: 713.90 Zie regel: 945-946.91 Zie regel: 515-518.92 Zie regel: 933-934.
32
begeleiding van God door de woestijn zwerft. Zo ziet hij zijn
leven. ‘Je gaat door de woestijn. Je komt dingen tegen. Je komt
strijdt tegen. Je komt droogte tegen. Je komt een keer dingen
tegen wat je niet leuk vindt en de vraag is: hoe ga je ermee
om.’93 Je gaat ermee om door je door God te laten leiden,
zoals God de Israëlieten vanuit Egypte door de woestijn naar
het Beloofde land leidden. ‘Je komt in de woestijn terecht waar
je het niet meer ziet zitten, en als je het niet meer ziet
zitten, dan gaat God handelen.’94
Specifieke miskenningen kunnen nu achteraf doelmatig
alsnog gekend worden en daarbij de identiteit van de heroïsche
dolende Israëliet versterken. De rugklachten worden een zegen.
Zijn afkeuring door de technische afdeling bij defensie bleken
een zegen. Terwijl anderen het hem zwaar maakten kreeg hij
eventjes tijd zijn huis af te maken. ‘Eigenlijk in die woestijn
van ze willen je eigenlijk weg hebben. Maar doordat zij tegen
je in gaan, wordt het tot zegen voor jou.’95 Hij merkt op dat
hij een half jaar de tijd had om zijn huis te maken. Hij zegt:
‘Ik kon lekker m’n huis afwerken. Ik was net met het dak bezig.
Dat kon ik afmaken. Prijs de Heer.’96
Op nog een andere manier waren de rugklachten een zegen.
Op doelmatige wijze kan hij zeggen: ‘Achteraf, nu denk ik dat
het ergens goed is geweest die rugklachten.’97 Aanvankelijk
sta je ‘in de woestijn waar het droog is. Je ziet het niet meer
93 Zie regel: 623-625.94 Zie regel: 765-767.95 Zie regel: 739-741.96 Zie regel: 734-736.97 Zie regel: 777- 779.
33
zitten. Je wordt afgekeurd.’98 Maar wat bleek, deze gebeurtenis
was een ‘middel’, een middel tot een doel.99 Hij heeft het bij
‘de Heer gebracht en gevraagd of het tot zegen wordt.’100 Tot
een zegen werd het. Hij ziet er de Hand van God in. Hij ziet de
‘de rug als een zegen nu.’101 Door de rugklachten kwam hij
terecht bij de afdeling administratie waar hij eigenlijk niet
wilde zitten, maar dat hem in staat stelde een leraar akte te
halen.102 Het waren de rugklachten die hem de mogelijkheid gaven
verder te studeren.103 Bij defensie viel toch niet hogerop te
komen, daar komt teveel ‘bureaucratie’ en ‘vriendenpolitiek’
bij te kijken.104
Ook de dood van zijn tweede kind kan hij een plekje geven
via deze verhaallijn. Dat overlijden ‘was ook best een strijd
eigenlijk.’105 Maar op ‘een gegeven moment zeg je: de Heer heeft
alles in de hand.’106 Daarbij loopt het subject door de woestijn
en gebeuren er dingen die niet leuk zijn, maar hij geeft
zichzelf aan God en deze gaat leiden. Hij weet dat God altijd
aanwezig is. Er zijn richtlijnen van wat de Heere wil dat hij
gaat doen, daar ziet hij Gods liefde in. Het is door Zijn
liefde dat dingen in hem opengaan. Daarom geeft hij de jeugd
98 Zie regel: 758-760.99 Zie regel: 771.100 Zie regel: 762.101 Zie regel: 779.102 Zie regel: 771-773.103 Zie regel: 773.104 Zie regel: 755-756.105 Zie regel: 628.106 Zie regel: 628-629.
34
Bijbel les, niet omdat hij zo graag met kinderen wil werken.107
Zoals reeds is aangekaart, het is een plicht om het beeld van
de hemelse Vader als liefdevolle vader door te geven.108
De held neemt zijn missie serieus en streeft daarom een
uitbreiding van de religieuze sfeer ten opzichte van andere
sferen na. De religieuze wereld wordt uitgebreid. Aanvankelijk
geeft hij bijvoorbeeld aan dat hij op school eigenlijk een
‘toneeljasje’ aanheeft. Hij speelt toneel op school, want
iedere keer als daar aankomt komt trekt hij zo’n jas aan en
neemt hij de rol van leraar op zich. Dit weerhoudt de held er
echter niet van om ook op school over het evangelie te praten
en te vragen wie er naar de kerk gaat. Het is bijvoorbeeld
tijdens tekenen dat hij het één en ander kan vertellen. Daarbij
moet er niet te diep ingegaan worden om hen tot de kerk te
trekken, maar ze moeten in ieder geval weten dat er een God en
het boze is en dat er meer is tussen hemel en aarde dan alleen
maar school.109
Op soortgelijke wijze handelt de held actief wanneer er
over moet worden gegaan tot de aankoop van een huis. De aankoop
van een huis, ofwel thuis, een plek van geborgenheid en warmte
lijkt aanvankelijk problematisch te verlopen. Het lijkt de
gekwelde ziel die niet in staat is om vanuit de doelmatigheid
van geborgenheid het huis acceptabel te maken. Maar de held
corrigeert! Het is geen onzekerheid dat hier speelt want de
toegeslagen twijfel was er met een reden. Met veel pijn deed
hij afstand van een huis omdat hij meende een teken van de Heer
107 Zie regel: 638-639.108 Zie regel: 515-518.109 Zie regel: 499-514.
35
te hebben gezien. Na een gebed had God laten zien dat dit niet
was wat hij wilde. God leidde hem naar een ander huis.110
Langs deze weg wordt het verhaal van de held kenbaar. Een
herlezing van het verhaal vanuit een andere doelmatigheid
produceert een totaal getransformeerd narratief waarbij de
wereld op een totaal andere manier voorgesteld wordt en het
eigen ik een metamorfose heeft doorgemaakt dankzij de wissel
die is gemaakt van de doelmatigheid van geborgenheid naar de
doelmatigheid van overgave aan God.
110 Zie regel: 666-700.36
Conclusie
De vraag waarmee dit stuk aanving was deze: Op welke wijze
helpt de religieuze achtergrond van het geïnterviewde subject
zijn leven op een wijze voor te stellen waarin deze betekenis-
of wel zinvol is? Daartoe werd allereerst een theoretisch kader
ontwikkeld dat de structuur van het menselijk kenvermogen
blootlegt. Het blijkt dat dit vermogen grotendeels teleologisch
is. Tijdens een kennismaking wordt er een voorstelling gemaakt
van de wereld waarbij vooruit gegrepen wordt op hetgeen nog
gerealiseerd moet worden. De doelmatigheid als drie-eenheid van
doelen, behoeftes en waarden speelt hierbij een grote rol. Op
doel rationele wijze wordt de onbekende wereld toegankelijk
gemaakt voor het subject zodat deze de ervaring kan incorperen
in het bekende. Het is via de bekendmaking van dergelijke
ontmoetingen dat er gewerkt wordt aan de voorstelling van het
eigen ik.
Een bekendmaking kent een micro, meso en macro niveau dier
alle samenhangen door de specifieke discursiviteit van het
menselijk verstand. Dat betekent dat ook op ieder van deze
niveaus zich een miskenning kan voordoen. De miskenning uit
zich in onbegrijpelijke momenten van verschrikking waarbij de
gebruikte doelmatigheid beladen raakt en het subject dwingt de
ontmoeting vanuit een andere doelmatigheid te kennen. Dit is
een proces dat tijd in beslag kan nemen. Totdat de gebeurtenis
volledig kenbaar is gemaakt zal het subject worstelen met een
beladen doelmatigheid waarvan geprobeerd wordt deze te ontladen
37
via een afwenteling van frustraties op ogenschijnlijk lostaande
levensaspecten. Tergelijkertijd zal de kennismaking doorgaan.
Die kennismaking en wisseling van doelmatigheden kan de
vorm aannemen van een kentering waarbij er uitgeweken wordt
naar een totaal nieuw kensysteem, een nieuwe wereld waarin
nieuwe doelmatigheden worden aangeboden. Mensen kunnen echter
ook gebruik maken van bestaande kensystemen en deze verdiepen,
veelal gaat dit met een uitbreiding ervan gepaard. Religie is
zo’n systeem, sterker nog, het is een bijzonder krachtig
systeem. Het is een systeem dat ruimte biedt voor afwenteling
en gedeeltelijke ontlading van beladen doelmatigheden. Het
bevat ook ontzettend veel doelmatigheden via welke miskenning
alsnog eigen kunnen worden gemaakt. Uitermate krachtig is de
idee God dat als een ultiem en onvergankelijk absoluut τέλος
boven het menselijk bestaan staat. Het is vooral op momenten
waarbij de fragiliteit van het menselijk bestaan duidelijk
wordt dat die kracht zich aandient. ‘At any time we may be
pushed beyond our immediate resources, exposing our basic
vulnerability to ourselves and the world. To this most basic of
existential crises, religion holds the solution.’111 Dit ultieme
doel leent zich bijzonder goed voor een teleologische suspensie
van de verschrikking, waarbij de miskenning zich laat kennen
vanuit het absolute doel. Het is dankzij die teleologische
suspensie dat er twee verhaallijnen onderscheiden kunnen worden
in het levensverhaal van de geïnterviewde, want door die
suspensie kan hij namelijk nooit beiden tegelijk zijn.112 Hij is
of de gekwelde ziel, of de overwinnende held die de absurditeit111 Pargament, ‘Religion and Coping: The Current State of Knowledge’,
278.38
aan de logica onderwerpt, de man met een plicht ten aanzien van
het doel. Zingeving heeft zich zo dus ontpopt als een
specifieke doelmatige manier waarop de wereld voorgesteld kan
worden. Religie heeft zicht getoont als een begeleider van dit
process.
Wat werd er vervolgens duidelijk over hoe het subject
omgaat met een aantal potentiele grove miskenningen in zijn
leven? Het verhaal van de gekwelde ziel maakt duidelijk dat er
één grove miskenning is die de potentie heeft om het leven te
ontwrichten en een macro miskenning te veroorzaken. Deze
miskenning is de instabiele jeugd die vooral het resulaat is
van een slechte omgang met de vader, moeilijke
leefomstandigheden thuis en de overgang van Indonesië naar
Nederland. Het zorgde ervoor dat de doelmatigheid van
geborgenheid beladen raakte. Dit uitte zich in een afwenteling
op een grote verscheidenheid aan levenssferen zoals het werk,
sport maar zeer zeker ook de religieuze sfeer. Het nam de vorm
aan van een wanhopig zoeken naar de goedkeuring van anderen.
Respect, liefde en geborgenheid zijn de sleutelwoorden die de
zoektocht of dwaaltocht van de gekwelde ziel omschrijven. Die
tocht bracht hem als vroeg bij de pinkstergemeenschap en hier
was hij een heel ander mens.
Het is in deze wereld dat hij de identiteit van de held
aan kan nemen. Hij schept een specifiek Godsbeeld dat hem tot
een Bijbelse Israëliet maakt die onder begeleiding van God door
112 Dit is gelijk aan het feit dat volgens Kierkegaard in Vrees en beven
Abraham nooit een tussenbepaling in kan nemen, hij is een moordenaar of een
gelovige, maar nooit een tragische held. Zie bijvoorbeeld Kierkegaard, Vrees
en beven, 62.39
de woestijn loopt. Hierbij symboliseert de woestijn de wereld
waarin hij zich begeeft. Hij ziet dit blijkbaar als een
vijandige plek waar moeilijkheden zich gegarandeerd voordoen,
waarbij het zelfs ongemakkelijk wordt als deze uitblijven. Het
is in deze woestenij dat hij een held kan zijn van God.
Overgave aan God wordt de nieuwe doelmatigheid voor hem waarbij
het belangrijk wordt je te laten leiden door God en anderen
lief te hebben ondanks de tegenspoed in het leven. Op deze
manier is hij in staat om een aantal drastische gebeurtenissen
in zijn leven te transformeren en te kennen vanuit een totaal
ander perspectief dat hem door het religieuze kensysteem wordt
aangeboden. Zijn rugklachten, ontslag en de dood van zijn
tweede kind worden de beproevingen van de woestijn en een test
van God.
De held streeft zelfs op actieve wijze een uitbreiding van de
religieuze wereld na binnen de sfeer van het werk of het wonen.
De kritische lezer zal echter opgemerkt hebben dat er één
problematische miskenning blijft staan, een confrontatie waar
de held zich nog voor moet wapenen. Deze confrontatie heeft te
maken met de relatie met zijn vader. Geen één keer spreekt hij
over zijn vader vanuit het perspectief van de held. De relatie
met de vader blijft dus een moeilijke, één die hem nog steeds
kwelt. Op de goedkeuring van zijn vader hoeft hij nog steeds
niet te rekenen. Als het subject een nieuwe auto heeft gekocht
zegt zijn vader neerbuigend: ‘Dat is grote onzin. Dat doe je
helemaal fout.’113 Met betrekking tot die hele relatie zegt het
subject ook zelf: Ja ja ja. Je gaat toch anders zien in het
leven ja.’ Maar dat anders zien is nog niet afgelopen. Zijn 113 Zie regel: 561.
40
vader is nog steeds de boeman. Een verdere uitbreiding van het
religieuze verhaal lijkt in dit opzicht een vereiste.
De held moet zijn naam verdienen en zijn tegenstander
kenbaar maken. Het verhaal heeft een Farao nodig om kloppend te
zijn. ‘Iets begeleiden, iets leiden heb ik in me gevoeld’ zegt
hij refererend naar de behoefte voor een eigen onderneming.114
En leiden is wat hij zal moeten doen! Zolang de Israëliet niet
realiseert dat hij Mozes is en de confrontatie met de Farao
uitblijft zal de meest grove miskenning standhouden en is het
eigen ik nog niet zeker van zijn bestaan. De Farao heeft een
cruciale rol te vervullen, anders blijft de vader een boeman,
een mytisch wezen dat in staat is de vorm van je grootste angst
aan te nemen en geen plek heeft in het verhaal. Wordt de boeman
geen Farao dan zal de doelmatigheid van geborgenheid altijd
gedeeltelijk beladen blijven. Het is om deze reden dat hij
doorgaat met het begeleiden van kinderen, ondanks dat hij
eigenlijk wilde stoppen. Hij wilde alles overdragen en even
rust, maar als de voorganger aan hem vraagt een groep te leiden
kan de gekwelde ziel niet weigeren. Nu is hij zelfs drukker dan
ooit.115 De strijd is dus nog niet gestreden. Het is tijd voor
een nieuw hoofdstuk, het is niet alleen de Israëliet die door
de woestijn doolt. De tiran uit Egypte zit hem op de hielen!
114 Zie regel: 220.115 Zie regel: 703-709.
41
Literatuurlijst
Alma, Hans., ‘Aisthesis en transcendentie: over beleving en
zingeving’, Religie & Samenleving, 6 (2011) 67-80.
Batson, Daniel C, & Stocks, E.L., ‘Religion: Its Core
Psychological Functions’ in: Greenberg, Jeff, Koole, Sander L.
& Pyszczynski, Tom eds., Handbook of Experimental Existential Psychology
(New York 2004) 141-155.
Baumeister, Roy., Meanings of Life (New York 1991).
Folkman, Susan & Moskowitz, Judith Tedlie., ‘Coping: Pitfalls
and Problems’, Annual Review of Psychology 55 (2004), 745-774.
Kierkegaard, Søren (Johannes de Silentio)., Vrees en beven.
Andries Visser en Karl Verstrynge. De Nederlandstalige Søren
Kierkegaard werken, deel I (2e druk; Budel 2009).
Koole, Sander L., McCullough, Michael E., Kuhl, Julius &
Roelofsma, Peter H.M.P., ‘Why Religion’s Burdens Are Light:
From Religiosity to Implicit Self-Regulation’, Social Psychology
Review, 14 (2010) 95-107.
Linde, Charlotte., Life Stories. The Creation of Coherence. (New York
1993).
42
McAdams, Dan P., The Stories Wie Live By. Personal Myths and the Making of the
Self (New York 1993) 47-53.
McAdams, Dan P., ‘The Case for Unity in the (Post)Modern Self:
A Modest Proposal’ in: Ashmore, Richard D. & Jussim, Lee eds.,
Self and Identity. Fundamental Issues (New York 1997) 46-78.
Nietzsche, Friedrich., Waarheid en leugen. Tine Ausma en Pieter
Mostert. Boom Kleine Klassieken. (Amsterdam 2010).
Pargament, Kenneth., ‘Religion and Coping: The Current State of
Knowledge’ in: Folkman, Susan ed., The Oxford Handbook of Stress,
Health, and Coping (Oxford 2011) 269-288.
Park, Crystal L., ‘Religion and Meaning’ in: Paloutzian,
Raymond F. & Park, Crystal L. eds., Handbook of the Psychology of
Religion and Spirituality (New York 2005) 295-314.
Schopenhauer, Arthur., De wereld als wil en voorstelling. Deel I. Hans
Driesen en Patricia de Martelaere (5e druk; Amsterdam 2008).
Shaw, Annick, Joseph, Stephen & Linley, Alex P., ‘Religion,
Spirituality, and Posttraumatic Growth: A Systematic Review’,
Mental Health, Religion & Culture, 8 (2005), 1-11.
Tomer, Adrian & Eliason, Grafton T., ‘Existentialism and Death
Attitudes’ in: Tomer, Adrian, Eliason, Grafton T. & Wong, Paul
43