Post on 08-May-2023
o.l.v. prof. P. SENAEVE
m.m.v. mevr. F. DENISSEN
BERT DE KERPEL
DERDE BACHELOR RECHTSGELEERDHEID
ACADEMIEJAAR 2011-2012
INHOUDSTAFEL
Inleiding, probleemstelling en structuur
Deel 1. De wet van 27 april 2007
Deel 2. Relevantie en belang van het begrip overspel
Hoofdstuk 1. Relevantie van het begrip overspel in het
Belgisch recht
Afdeling 1. Het begrip overspel
Afdeling 2. Situering en belang overspel vóór wet van
27 april 2007
Afdeling 3. Situering en belang overspel sinds wet
van 27 april 2007 Afdeling 4. Besluit
Hoofdstuk 2. Vergelijking met de foutloze echtscheiding in
Nederland
2
Afdeling 1. Motivatie
Afdeling 2. Situering en belang van overspel voor de
wet van 1971
Afdeling 3. Situering en belang van overspel sinds de
wet van 1971
Afdeling 4. Besluit
Deel 3. Toelaatbaarheid en zin van de vaststelling van overspel
Hoofdstuk 1. De vaststelling van overspel
Hoofdstuk 2. Toelaatbaarheid en zin van de vaststelling
van overspel na de wet van 27 april 2007
Afdeling 1. Bespreking vanuit het perspectief van de
beledigde partner
§ 1. Recht op vaststelling van ontrouw
Afdeling 2. Bespreking vanuit het perspectief van de
beledigende partner
§ 1. Recht op eerbiediging van het privéleven
§ 2. Recht op onschendbaarheid van de woning
Afdeling 3. Besluit
Algemeen besluit en opinie
Bibliografie
INLEIDING, PROBLEEMSTELLING EN STRUCTUUR
1. Het katholieke denken, dat in onze contreien jarenlang
dominant was, bezit als een van haar kernwaarden het
levenslange huwelijk. De Kerk is vanouds een grote promotor van3
de onverbrekelijke echtelijke relatie. De kerngedachte die
daarachter schuilgaat is een combinatie van enerzijds de sterk
gewortelde idee dat een dergelijke voor God afgesloten
huwelijksband enkel door diezelfde God verbroken kan worden en
anderzijds de mening dat men moet streven naar een
altijddurende samenleving van twee levenspartners (‘tot de dood
ons scheidt’) als een evenwichtig kader waarin kinderen kunnen
opgroeien. Overspel is binnen deze strenge moraal als
vanzelfsprekend uit den boze.
2. De laatste decennia is het geloof in een levenslange
huwelijksrelatie steeds meer afgebrokkeld. Die snelle evolutie
valt onder meer te kaderen binnen de toename van de
secularisering van onze huidige samenleving. Het katholieke
geloof heeft aan invloed ingeboet en in het algemeen plaats
geruimd voor een meer liberale visie op het huwelijk en
bijgevolg ook op de echtscheiding. Dit heeft niet enkel tot
gevolg dat de kerken leegstromen, maar ook dat het klassieke
christelijke gedachtegoed in alle aspecten van de samenleving
stilaan verloren gaat. Het recht is niet aan de zijlijn blijven
staan, maar heeft dit veranderde gedachtegoed verankerd. De
belangrijkste uiting daarvan is de wet van 27 april 2007 over
de hervorming van het echtscheidingsrecht.
3. Dit seminariewerk is opgesplitst in drie belangrijke delen,
die elk op zichzelf staan, maar tezelfdertijd een grote
aansluiting vinden bij elkaar. In een eerste deel wordt
ingegaan op de nieuwe echtscheidingswet in het algemeen. Deze
4
wet vormt het kader voor wat verder besproken wordt en verdient
dan ook een eigen bespreking, inclusief de kritiek die vanuit
verschillende hoeken kwam.
4. In het twee deel van dit seminariewerk wordt de relevantie
van het begrip overspel besproken. Dit deel wordt op zijn beurt
opgesplitst in enkele hoofdstukken. In het eerste hoofdstuk
wordt de relevantie van het begrip overspel in het Belgisch
recht bekeken. Daartoe wordt in de eerste afdeling van dit
hoofdstuk overgegaan tot een bepaling van een definitie van het
begrip overspel, in de mate van het mogelijke. In de tweede
afdeling van het eerste hoofdstuk wordt de relevantie van het
begrip overspel voor de nieuwe wet van 27 april 2007
betreffende de hervorming van de echtscheiding besproken.
Uiteindelijk wordt de situatie na de nieuwe echtscheidingswet
beschouwd in een derde afdeling van dit hoofdstuk, om
vervolgens te eindigen met een besluit.
5. In het tweede hoofdstuk wordt dit alles in
rechtsvergelijkend perspectief geplaatst. Er wordt even
uitgeweken tot over de landsgrenzen heen, om onze situatie te
vergelijken met die in Nederland. Bij onze noorderburen is het
echtscheidingsrecht al geruime tijd gemoderniseerd. De grote
omwenteling kwam er veel vroeger dan bij ons. Dat komt ook aan
bod in afdeling 1, dat de motivatie voor dat beknopte onderzoek
bevat. De volgende twee afdelingen vergelijken opnieuw de
situatie voor en na de nieuwe wet, in casu de wet van 6 mei
1971. Dit hoofdstuk wordt afgerond met een beknopt besluit.
5
6. Het derde en laatste deel van dit seminariewerk handelt over
de toelaatbaarheid en de zin van de vaststelling van overspel
door de gerechtsdeurwaarder. Waar het eerst ruimer ging over de
nieuwe echtscheidingswet en het belang van overspel, wordt nu
ingezoomd op de vaststelling van overspel in het bijzonder. Het
eerste hoofdstuk van dit laatste deel bespreekt de concrete
modaliteiten van de vaststellingsprocedure om op die manier het
belang ervan des te beter te kunnen aankaarten. In het tweede
hoofdstuk wordt er dieper ingegaan op de vraag of en zo ja, in
welke mate de vaststelling van overspel sinds de nieuwe wet van
27 april 2007 nog relevantie en belang heeft. Daarbij worden de
rechten van de beledigde partner tegen die van de beledigende
partner afgewogen. Op die manier kan opnieuw een besluit
genomen worden.
7. Het seminariewerk wordt afgesloten met een algemeen
overschouwende conclusie waarin de belangrijkste besluiten
geabstraheerd worden uit het geheel. Dit deel bevat ook mijn
eigen opinie omtrent de echtscheidingshervorming in het
algemeen en de relevantie van het begrip overspel en meer
bepaald de vaststelling van overspel door de
gerechtsdeurwaarder na de wet van 27 april 2007 in het
bijzonder.
DEEL 1. DE WET VAN 27 APRIL 2007
8. De wet van 27 april 2007 betreffende de hervorming van de
6
echtscheiding in België betekent een ware mijlpaal voor het
echtscheidingsrecht. Deze wet gaat veel verder dan de wet van
30 juni 1994 die enkel de procedureregels verfijnde. De wet van
27 april 2007 is geen geheel van louter technische bepalingen.
Integendeel, deze wet is de uitdrukking van een breed
ideologisch gedachtegoed dat al geruime tijd leefde in onze
samenleving. We zien scheiden niet langer als een te allen
prijze te vermijden procesgang, maar eerder als een
fundamenteel recht waar iedereen aanspraak op moet kunnen
maken, zonder te moeten vrezen dat we als schuldige aangeduid
worden. Met deze wet is de foutloze echtscheiding in België een
feit. Voor 2007 moest er de facto sprake zijn van een
aangetoonde fout, bijvoorbeeld overspel, alvorens men uit de
echt kon scheiden, tenzij men wilde wachten op een feitelijke
scheiding van twee jaar. Sinds de nieuwe wet is het aantonen
van een fout niet langer een noodzakelijke voorwaarde.1
9. De wet van 27 april 2007 behoudt twee onderscheiden
echtscheidingsvormen, met name de echtscheiding op grond van
onherstelbare ontwrichting en de echtscheiding met onderlinge
toestemming. Die eerste benaming laat verkeerdelijk vermoeden
dat er toch nog een fout moet worden aangetoond. Hoewel het
zeker tot de mogelijkheden behoort, is het aantonen van een
fout geenszins een verplichting, aangezien de onherstelbare
ontwrichting wordt vermoed nadat de partners zes maanden
respectievelijk een jaar ingeschreven zijn op een ander adres.
1 Wet van 27 april 2007 betreffende de hervorming van de echtscheiding, BS 7juni 2007.
7
De eerste hypothese is het geval indien de procedure door
beide echtgenoten gezamenlijk wordt opgestart. Als de
echtgenoten dan op het ogenblik van verschijning voor de
rechtbank minimum zes maanden feitelijk gescheiden leven,
spreekt de rechtbank onmiddellijk de echtscheiding uit.2 Als
daarentegen slechts een van beide echtgenoten de wil tot
scheiden duidelijk maakt via een eenzijdig verzoekschrift, dan
is een feitelijke scheiding van een jaar vereist vooraleer de
rechter de echtscheiding kan uitspreken.3 Om de procedure
sneller op te starten, blijft het evenwel mogelijk om een
rechtstreeks bewijs te leveren voor de ontwrichting.4 Dit kan
bijvoorbeeld via de vaststelling van overspel door een daartoe
aangestelde gerechtsdeurwaarder. Daar ziet men reeds dat
overspel nog enige relevantie heeft.
10. De echtscheiding door onderlinge toestemming (E. O. T.)
wijkt wat de procedure betreft volledig af van de echtscheiding
op grond van onherstelbare ontwrichting. Voor de echtscheiding
door onderlinge toestemming is een geschreven
vermogensrechtelijke en familiale overeenkomst vereist.5 De
procedure wordt ingeleid door het neerleggen van een
verzoekschrift dat verwijst naar deze overeenkomsten, die
bovendien in de bijlage worden opgenomen.6 Voor de bespreking
van het belang van de fout in het algemeen en overspel in het
bijzonder is echter niet zozeer de E. O. T., maar vooral de
2 Art. 1255, §1, tweede lid Ger. W.3 Art. 1255, §1, derde lid Ger. W.4 Art. 229, §1 BW.5 Art. 1287-1288 Ger. W.6 Art. 1288bis, derde lid Ger. W.
8
echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting van
belang. Daarom wordt in dit werk de E. O. T. niet verder
besproken.
11. Om deze algemene bespreking van de nieuwe echtscheidingswet
te beëindigen, is het van belang om ook even een licht te
werpen op de punten van kritiek omtrent de hervorming van het
Belgische echtscheidingsrecht in 2007. Hoewel velen al geruime
tijd wachtten op een al dan niet ingrijpende hervorming van het
recht inzake de echtscheiding, en velen de nieuwe wet dus graag
zagen komen, werd hij zeker niet zonder kritiek onthaald.
Professor Guy Swennen meent bijvoorbeeld dat de zogenaamde
‘vuile was’ nu niet in het begin (bij de echtscheiding), maar
wel later (bij eventuele alimentatiebetwistingen) wordt
uitgehangen. Het aantonen van een fout in hoofde van de partner
wordt door de nieuwe wetgeving verschoven naar een later
tijdstip.7
12. Een tweede punt van kritiek op de nieuwe echtscheidingswet
is het feit dat de wet een typisch Belgisch compromis is. Eigen
aan een compromis is dat het geen van de partijen volledig
tevreden kan stellen. Zo ook met deze wet. Uit de
voorbereidende werkzaamheden is af te leiden dat de
Franstaligen de foutnotie belangrijk vonden en dat ze de
toentertijd nog belangrijke rol van de schuld in hoofde van een
van de partners wilden bestendigen. De Orde van Vlaamse Balies
was er dan weer voorstander van de foutnotie overal te
7 J. TREMMERY, De nieuwe echtscheidingswet, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2007, 13.9
schrappen en dus het belang van het aantonen van overspel en
dergelijke aan banden te leggen.8 Ook in deze kwestie kwam dus
de communautaire verdeeldheid om de hoek kijken. Mijns inziens
is dit compromis eerder als een voordeel dan een nadeel op te
vatten. Men heeft zowel naar Vlaamse als naar Franstalige zijde
toegevingen gedaan. Toch kan bemerkt worden dat de balans
misschien wat doorsloeg naar Vlaamse zijde, omdat de foutnotie
niet meer rechtstreeks aan bod komt bij de gronden tot
echtscheiding.
13. Een derde punt van kritiek betreft het feit dat de wet van
27 april 2007 geen oog gehad zou hebben voor Europa. In 2004
heeft de Commissie Europees Familierecht twintig principes
vooropgesteld waaraan de familierechtelijke regels in alle
lidstaten van de Europese Unie moesten voldoen, met name de
‘beginselen van Europees familierecht betreffende echtscheiding
en alimentatie tussen gewezen echtgenoten’. Onder andere het
wetsontwerp van Laurette Onckelinx, de basis voor de nieuwe
echtscheidingswet, zou dat advies volgens enkelen genegeerd
hebben. Een grote aanhanger van en voorganger in deze kritiek
is professor Verschelden.9 Mijns inziens is de kritiek
enerzijds relevant omdat België niet alle Europese beginselen
precies heeft gevolgd, maar moet die anderzijds toch
genuanceerd worden in de zin dat de krijtlijnen die Europa
uittekende (twee gronden van echtscheiding worden aanvaard, als
een van beide partners niet akkoord gaat is er een feitelijke
scheiding van een jaar vereist, etc.;) wel degelijk in het
8 J. TREMMERY, De nieuwe echtscheidingswet, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2007, 13.9 J. TREMMERY, De nieuwe echtscheidingswet, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2007, 13.
10
vigerend Belgisch echtscheidingsrecht zijn opgenomen.
Deel 2. Relevantie en belang van het begrip
overspel
Hoofdstuk 1. Relevantie van het begrip overspel in het
Belgisch recht
Afdeling 1. Het begrip overspel
14. Een algemeen aanvaarde definitie van overspel blijkt
tegenwoordig de volgende te zijn: een seksuele gemeenschap van
een gehuwde persoon met een andere persoon dan de
huwelijkspartner.
15. Overspel heeft zoals vele andere juridische begrippen een
hele historische evolutie achter de rug. Het is bovendien heel
erg waarschijnlijk dat deze evolutie vandaag niet zal stoppen
en dat er integendeel zelfs de lege ferenda nog veel
aanpassingen zullen geschieden aan de concrete invulling van
het begrip. Wellicht zal de invloed van overspel, onder meer
11
door de secularisering van de samenleving, nog sterker beginnen
te dalen dan nu reeds het geval is.
16. Een eerste belangrijk punt in die evolutie van het begrip
overspel hangt nauw samen met de opkomst van homoseksuele
relaties in ons land. In 1998 heeft het Hof van Cassatie immers
geoordeeld dat er ook sprake kan zijn van overspel tussen twee
personen van hetzelfde geslacht.10 Sindsdien is de vaststelling
van overspel door een gerechtsdeurwaarder dus ook mogelijk
tussen twee mannen of tussen twee vrouwen. Deze ingrijpende
ommezwaai van de rechtspraak ligt in de lijn van een bredere
maatschappelijke omwenteling. Zo is het voor homoseksuele
koppels sedert 1 juni 2003 ook mogelijk om een burgerlijk
huwelijk af te sluiten in België.11
17. In verband met de evolutie van het begrip overspel dient,
naast de openstelling naar homoseksuele relaties, ook bemerkt
te worden dat overspel gedurende een opmerkelijk lange tijd een
strafbaar feit is geweest in ons land. Tot in het jaar 1987 kon
iemand in België voor de strafrechter gedaagd worden wegens
overspelige gedragingen. Nog opmerkelijker is misschien wel het
feit dat tot in de jaren 1970 overspel in hoofde van de man
niet strafbaar was. Een door de man gepleegde overspelige
gedraging werd immers afgedaan als een zogenaamde zwakheid van
het vlees, tenzij het ging om het ‘onderhouden van een bijzit’.
Dat betekent dat er sprake moest zijn van herhaalde feiten, 10 Cass., 17 december 1998, RW 1998-99, 1075.
11 Wet van 13 februari 2003 tot openstelling van het huwelijk voor personen van hetzelfde geslacht en tot wijziging van een aantal bepalingen van het Burgerlijk Wetboek, BS 28 februari 2003.
12
bovendien gepleegd in de echtelijke woonst. Dit begrip werd
naderhand onder invloed van de emancipatie zeer ruim
geïnterpreteerd in het voordeel van de al genoeg onfortuinlijke
echtgenote12.
Afdeling 2. Situering en belang van overspel voor de wet van 27
april 2007
18. Voor de wet van 27 april 2007 bestonden in België vijf
specifieke gronden tot echtscheiding.13 Het gaat over de
feitelijke scheiding van twee jaar14, de feitelijke scheiding
van een persoon die geestesziek is15, de onderlinge
toestemming16, de omzetting van scheiding van tafel en bed in
een echtscheiding, en een ‘bepaalde fout’, met name
gewelddaden, mishandelingen en grove beledigingen17 en vooral
ook overspel18. Laatstgenoemde echtscheidingsgronden tonen
duidelijk aan dat er voor de wetswijziging van 27 april 2007 in
principe sprake was van een zogenaamde foutechtscheiding. Men
kon het burgerlijk huwelijk pas verbreken indien een fout in
hoofde van de andere echtgenoot kon worden aangetoond.
19. In deze bespreking zal nader ingegaan worden op de
voormalige specifieke echtscheidingsgrond overspel. Overspel
12 J. LENAERTS, http://www.omnius.be/publicaties_detail.php?id=33.13 P. SENAEVE, F. SWENNEN, G. VERSCHELDEN (ed.), De hervorming van het echtscheidingsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2007, 17.14 Oud art. 232, eerste lid BW.15 Oud art. 232, tweede lid BW.16 Oud art. 233 BW; 275-276 BW.17 Oud art. 231 BW.18 Oud art. 229 BW.
13
was voor de wetswijziging niet enkel belangrijk voor de
alimentatiebetwisting na een echtscheiding, maar ook voor de
echtscheiding in se. Aangezien een feitelijke scheiding pas
vanaf twee jaar in aanmerking werd genomen als
echtscheidingsgrond, moest men zich vaak behelpen met de andere
gronden die de wet voorschreef, zodat het echtscheidingsrecht
de partners in die periode voornamelijk in de richting van een
foutechtscheiding dreef. Een van de belangrijkste
echtscheidingsgronden was wellicht overspel. Dit fenomeen kwam
en komt in de maatschappij vermoedelijk vaker voor dan ergere
situaties zoals mishandelingen en gewelddaden. Men beriep zich
er dan ook vaak op, zodat het belang ervan niet te
onderschatten was.
20. De vaststelling van overspel, waarop verder wordt ingegaan
in het tweede deel van dit werk, werd vaak gebruikt om een
echtscheidingsprocedure op te starten. De echtscheiding was dan
in essentie gericht tegen de overspelige partner, waarbij de
negatieve connotatie van het woord ‘tegen’ uitdrukkelijk in
gedachten werd gehouden. Overspel werd immers als fout aanzien
en mits er sprake was van een foutechtscheiding was altijd een
van de partners de ‘schuldige’ tegen wie het vonnis gewezen
werd. Hieruit kan afgeleid worden dat de echtgenoten niet
altijd gelijk bejegend werden. Nuance hierbij is wel dat het
kaderde in de tijdsgeest van toen, waarin overspel naast een
juridische fout ook een christelijke zonde was.
14
Afdeling 3. Situering en belang van overspel na de wet van 27
april 2007
21. Het aantonen van overspel en bij uitbreiding van een fout
in het algemeen, is heden ten dage geen noodzakelijke
voorwaarde meer om uit de echt te kunnen scheiden. De weg van
de foutechtscheiding is verlaten. Het is dus niet langer zo dat
de uitspraak van echtscheiding ‘tegen’ een bepaalde partij
wordt gewezen.19
22. Overspel maakt op zichzelf dus geen grond tot echtscheiding
meer uit. Sinds de nieuwe echtscheidingswet van 27 april 2007
zijn er, zoals hierboven vermeld, nog slechts twee wettelijke
echtscheidingsgronden, namelijk de echtscheiding door
onderlinge toestemming en de echtscheiding door onherstelbare
ontwrichting. Wel kan overspel een hulpmiddel zijn om sneller
tot een echtscheiding te komen op grond van onherstelbare
ontwrichting. Eens overspel in hoofde van een van de partners
bewezen is, dan is in de meeste gevallen ook de onherstelbare
ontwrichting aangetoond (hoewel de rechter dat nog steeds
apprecieert) en is er dus een correcte echtscheidingsgrond
aanwezig. Op de vaststelling van overspel wordt concreet
ingegaan in het laatste deel van dit seminariewerk.
23. De eventuele aanwezigheid van een ‘fout’ zoals overspel
19 http://www.advocatenkantoor-mattijs.be/NL/LegalInformation/Denieuweechtscheidingswetvan27april2007.aspx.
15
speelt ook nog mee bij de toekenning van een
onderhoudsuitkering na de echtscheiding, zij het dan in zeer
beperkte mate.20 In principe geldt heden ten dage enkel de
staat van behoefte als maatstaf voor het uitkeren van een
alimentatievergoeding na echtscheiding.21 Het is niet langer zo
dat de uitkomst van het echtscheidingsproces de eventuele
toekenning van het onderhoudsgeld bepaalt. De loskoppeling van
de notie fout is ook hier doorgedreven.
24. De schuld van de onderhoudsplichtige doet niets ter zake.22
De fout speelt wel een rol wat de onderhoudsgerechtigde
betreft. Dit is evenwel slechts in twee bijzondere situaties
het geval. Deze gevallen, die hieronder besproken worden,
kunnen gezien worden als uitzonderingen op het beginsel dat de
fout van de echtgenoten niet in acht wordt genomen als
noodzakelijke grond voor de echtscheiding, noch als grond voor
de alimentatievergoeding.23 Wat hieronder volgt is in feite een
uitdrukking van het adagium ‘de eiser mag niet de schuldige
zijn’.
25. De eerste situatie betreft het plegen van een zware fout.
De wetgever heeft voor de rechterlijke macht de mogelijkheid
gecreëerd om het recht op onderhoudsuitkering van de eisende
partij te weigeren als de verweerder kan bewijzen dat er sprake
is van een zware fout die een verdere samenleving van de
20 J. TREMMERY, De nieuwe echtscheidingswet, Antwerpen, Maklu, 2007, 94.21 Art. 301 BW.22 J. TREMMERY, De nieuwe echtscheidingswet, Antwerpen, Maklu, 2007, 62.23 P. SENAEVE, Compendium van het personen- en familierecht, Leuven, Acco, 2009, 256.
16
echtgenoten volledig in de weg staat.24 Dit is een facultatieve
optie die dus geenszins een verplichting oplegt aan de rechter.
Bedoeling is dat de feitenrechter in een concreet geschil eerst
en vooral gaat oordelen of er überhaupt sprake is van een fout
in hoofde van een van de echtgenoten. Daarna moet de rechter
nagaan of de fout enerzijds voldoende zwaar is en anderzijds de
samenleving van de partners onmogelijk maakt. Zelfs als al deze
feitelijkheden aanwezig zijn, kan de rechtbank nog steeds
beslissen om de onderhoudsuitkering toch aan die partner toe te
kennen. 25 Het begrip zware fout wordt niet gedefinieerd door
de wetgever. Uit de voorbereidende werkzaamheden valt af te
leiden dat de specifieke foutechtscheidingsgronden van voor de
wet van 27 april 2007 hiervoor in aanmerking komen.
26. De tweede situatie betreft geweld uitgaande van een van de
partners. Een voormalige echtgenoot die in het verleden een
veroordeling wegens partnergeweld opliep, kan in geen geval
persoonlijk onderhoudsgeld toegewezen krijgen.26 Deze
uitsluiting geldt van rechtswege.
27. Verder dient in het kader van de onderhoudsuitkering nog
opgemerkt te worden dat deze aan enkele voorwaarden verbonden
is. De onderhoudsuitkering na echtscheiding mag een derde van
het inkomen van de uitkeringsplichtige partner niet te boven
gaan27 en mag, sinds de nieuwe echtscheidingswet, niet langer
24 Art. 229, §1 BW.25 Art. 301, §2, 2e lid BW.26 Art. 301, §2, 3e lid BW.27 Art. 301, §3, laatste lid BW.
17
duren dan het huwelijk zelf28. De ratio legis die schuilt
achter deze nieuwe maatregel is het vermijden van
echtscheidingen puur omwille van de hoop op toekenning van een
grote onderhoudsuitkering, alsof het een “win for life” zou
betreffen.29
28. Ook in het kader van de huwelijksvoordelen is het niet
langer van belang of men al dan niet een fout heeft gemaakt.
Het is dus ook niet relevant of en wie er overspel zou gepleegd
hebben. Er wordt geen schuldige meer aangeduid. Daaruit volgt
dat in beginsel beide voormalige echtgenoten van de
huwelijksvoordelen uitgesloten worden. Beide ex-partners
verliezen dan ook de voordelen, tenzij ze onderling iets anders
bedongen hebben.30 In concreto gaat het om de schenkingen van
de echtgenoten aan elkaar, de bedingen van ongelijke verdeling
van het gemeenschappelijk vermogen en de bedingen van
vooruitmaking.
Afdeling 4. Besluit
29. Overspel is tegenwoordig minder relevant dan voor de 28 Art. 301, §4 BW.29 I. MARTENS, “Alimentatie tussen ex-echtgenoten na echtscheiding op grond van onherstelbareontwrichting van het huwelijk”, in D. CUYPERS, D. MORTELMANS, en N. TORFS, Is echtscheidingwerkelijk Win for life?, Die Keure, Brugge, 2008, 172.30 J. TREMMERY, De nieuwe echtscheidingswet, Antwerpen, Maklu, 2007, 61.
18
wetswijziging van 27 april 2007, aangezien de foutechtscheiding
in essentie verlaten is. Toch blijft overspel een belangrijke
factor in het echtscheidingsrecht, onder meer omdat het als
bewijs kan dienen van de onherstelbare ontwrichting van het
huwelijk. Hoewel de termijnen na de welke er een vermoeden van
onherstelbare ontwrichting onstaat, teruggebracht zijn van twee
jaar naar respectievelijk zes maanden en een jaar, kan het voor
sommige koppels om uiteenlopende redenen toch opportuun zijn om
nog vroeger uit de echt te scheiden. Dan kunnen zij overspel
laten vaststellen door een gerechtsdeurwaarder (zie verder) en
naar de rechter stappen. De rechter kan dit dan eventueel als
bewijs voor de onherstelbare ontwrichting beschouwen en
dientengevolge de echtscheiding uitspreken. Overspel mag dan op
zichzelf geen grond tot echtscheiding meer zijn, onrechtstreeks
speelt het dus wel nog een vrij grote rol, ook wat de
alimentatie betreft, zoals hierboven aangetoond.
Hoofdstuk 2. Vergelijking met de foutloze
echtscheiding in Nederland
Afdeling 1. Motivatie
30. Mijn keuze is gevallen op een rechtsvergelijkende studie
met Nederland, voornamelijk wegens het exuberante tijdsverschil
inzake de modernisering van het echtscheidingsrecht. Bij onze
noorderburen werden de verschillende echtscheidingsgronden
reeds in 1971 gereduceerd tot een enkele grond, met name de
duurzame (of onherstelbare) ontwrichting van het huwelijk. In
19
België bleef de grote verandering achterwege tot 2007. Prima
facie is het moeilijk om een verklaring te vinden voor dit toch
wel grote onderscheid. Vandaar mijn motivatie om deze kwestie
wat uit te diepen in het kader van dit seminariewerk. Het is
boeiend om dergelijke niet te versmaden verschilpunt nader te
onderzoeken, zeker aangezien het twee buurlanden met een
grotendeels gemeenschappelijke historische (politieke)
achtergrond betreft.
Afdeling 2. Situering en belang van overspel voor de wet van 6
mei 1971
31. In de periode voor de nieuwe Nederlandse echtscheidingswet
van 1971 waren er verscheidene gronden tot echtscheiding. Het
ging met name om overspel, kwaadwillige verlating van minstens
vijf jaar, veroordeling wegens misdrijf waarop een
vrijheidsstraf van vier jaar of meer staat en door de ene
echtgenoot jegens de andere echtgenoot gepleegde ernstige
verwondingen of levensgevaarlijke mishandelingen. 31
32. Uit het bovenstaande blijkt dat het voor een Nederlander
uiterst moeilijk was om uit de echt te scheiden. Men moest zich
hoe dan ook kunnen beroepen op een van de uitdrukkelijk in de
wet genoemde echtscheidingsgronden. Dit bracht met zich mee dat
veel koppels die niet langer wensten samen te leven, maar de
facto niet onder een grond tot echtscheiding vielen, een
fictieve situatie creëerden om toch onder een dergelijke grond
31 1:264 BW (NL).20
te vallen. Daarbij opteerden de koppels vaak voor een
enscenering van overspel, vaak met medewerking van een derde.
Hoewel de rechtbank de zogenaamde ‘grote leugen’ vaak al meteen
doorzag, kon hij er niet omheen dat de echtscheidingsgrond
aanwezig was en moest hij op grond daarvan vaak overgaan tot
het uitspreken van een echtscheiding.
Afdeling 3. Situering en belang van overspel sinds de wet van 6
mei 1971
33. In Nederland werden de verschillende echtscheidingsgronden
via de wet van 6 mei 1971 gereduceerd tot slechts een grond,
namelijk de duurzame (of onherstelbare) ontwrichting van het
huwelijk. In Nederland kan men enkel uit de echt scheiden als
er sprake is van duurzame ontwrichting. Dit is zowel van
toepassing op het eenzijdig als het gemeenschappelijk verzoek
tot echtscheiding.32 Daartegenover staat het Belgische
familierecht waarin ook echtscheiding met onderlinge
toestemming mogelijk is. In Nederland speelt overspel dan ook
een iets grotere rol dan in België, net op basis van het feit
dat men er niet kan scheiden door onderlinge toestemming.
34. Onder duurzame ontwrichting verstaat de wetgever de
aanwezigheid van de volgende twee cumulatieve voorwaarden: ten
eerste dient de samenleving ondraaglijk geworden te zijn en ten
tweede mag er geen uitzicht zijn op enig herstel van een
32 P. VLAARDINGERBROEK, K., BLANKMAN, A. HEIDA, A.P. VAN DER LINDEN, E.C.C. PUNSELIE,J.A.E. VAN RAAK-KUIPER, Het hedendaagse personen- en familierecht, Deventer, Kluwer, 2008, 156.
21
redelijke echtelijke relatie.33 Deze vereisten worden ook door
de Belgische wetgever beschreven.34
35. Er kwamen nog andere hervormingen na die van 6 mei 1971. De
eerste grote hervorming waarin het belang van de fout, met
inbegrip van overspel, aan bod kwam, kwam er in 1993.Tot 1993
bestond de rechtsfiguur ‘schuldverweer’. Een
echtscheidingsverzoek op grond van duurzame ontwrichting kon
worden geweigerd indien deze ontwrichting bijna volledig te
wijten was aan een fout in hoofde van de verzoeker.35
36. Tegenwoordig, na de hervormingen, is het begrip fout in
Nederland nog slechts relevant met betrekking tot het
pensioenverweer36 en of en in welke mate er onderhoudsgeld
betaald moet worden. Men komt niet in aanmerking om aan
pensioenverweer te doen indien de duurzame ontwrichting vooral
aan de ene echtgenoot te wijten is. Bij de eventuele toekenning
van alimentatie door de rechter kunnen behalve financiële
omstandigheden ook andere factoren, zoals wangedrag of
overspel, meespelen.
Afdeling 4. Besluit
37. De Nederlandse hervorming van het echtscheidingsrecht in
33 MvT Wet herziening echtscheidingsrecht van 6 mei 1971, Stb. 290.34 Art. 229, §1 BW.35 P. VLAARDINGERBROEK, K., BLANKMAN, A. HEIDA, A.P. VAN DER LINDEN, E.C.C. PUNSELIE,J.A.E. VAN RAAK-KUIPER, Het hedendaagse personen- en familierecht, Deventer, Kluwer, 2008, 157.36 Art. 1:153, lid 1 BW (NL).
22
1971 loopt grotendeels parallel met de Belgische
echtscheidingsomwenteling in 2007. De foutechtscheiding werd in
beide landen verlaten, zij het in België wel ruim dertig jaar
later dan in Nederland. Dit toch wel aanzienlijke tijdsverschil
heeft vermoedelijk deels te maken met de meer liberalistische
opvatting over echtscheiding die in Nederland al veel langer
dan in België furore maakt, onder meer omdat niet het
katholicisme, maar eerder het calvinisme en het protestantisme
een dominante rol speelden doorheen de Nederlandse
geschiedenis. De roep om een versoepeling van het
echtscheidingssysteem was er al veel sneller te horen dan bij
ons, waardoor ook de wetgever sneller heeft opgetreden.
Desalniettemin kan dat niet volledig ingeroepen worden als
verklaring voor de laattijdige hervorming van het
echtscheidingsrecht in België. Het is echter ook denkbaar dat
men pas in 2007 tot een goed onderhandeld compromis is kunnen
komen tussen Vlamingen en Franstaligen.
Deel 3. Toelaatbaarheid en zin van de
vaststelling van overspel
Hoofdstuk 1. De vaststelling van overspel
38. Echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting is
procedureel in twee onderdelen te verdelen. Ten eerste ontstaat
er een vermoeden van onherstelbare ontwrichting bij een jaar 23
respectievelijk zes maanden feitelijke scheiding.37 Er moet
sprake zijn van minstens een jaar feitelijke scheiding indien
de vordering tot echtscheiding op grond van onherstelbare
ontwrichting is neergelegd door slechts een echtgenoot. Bij een
gezamenlijke vordering moet er slechts een feitelijke scheiding
van zes maanden zijn. Ten tweede kan men aan de voornoemde
termijnen ontsnappen door de onherstelbare ontwrichting van het
huwelijk zelf aan de hand van feitelijke gegevens aan te tonen.38
39. Voorbeeld van de tweede situatie is de vaststelling van
overspel door een gerechtsdeurwaarder. Ook na de wetswijziging
van 27 april 2007 werd deze mogelijkheid behouden.39 De
vaststelling van overspel kan dienen als bewijs van de
onherstelbare ontwrichting, zodat men niet een jaar
respectievelijk zes maanden moet wachten opdat er een vermoeden
van ontwrichting zou ontstaan. Als een gerechtsdeurwaarder
dergelijke vaststelling doet, verkeert de rechtbank in de
mogelijkheid om meteen op de inleidende zitting de
echtscheiding te vonnissen. 40 De rechter is echter geenszins
verplicht om de vaststelling van overspel als voldoende bewijs
van onherstelbare ontwrichting te aanvaarden. De rechter zal
dat feitelijk beoordelen, rekening houdende met het concrete
geval.
37 Art. 229, § 2-3 BW.38 Art. 229, §1 BW.39 Art. 1016bis Ger. W.40 http://www.advocatenkantoor-mattijs.be/NL/LegalInformation/Denieuweechtscheidingswetvan27april2007.aspx.
24
40. De persoon die overspel wil laten vaststellen bij zijn
partner dient zich via een verzoekschrift met bijgevoegde
huwelijksakte te richten tot de voorzitter van de rechtbank van
eerste aanleg.41 Deze stelt vervolgens een gerechtsdeurwaarder
aan. Indien de vaststelling van overspel gebeurt door een
andere gerechtsdeurwaarder dan deze die in het vonnis is
aangesteld, leidt dit niet noodzakelijk tot de nietigheid van
de vaststelling. Integendeel, dit is toegelaten voorzover in de
rechterlijke uitspraak een bepaalde deurwaarder expliciet wordt
aangewezen met de bijkomende vermelding 'of elke andere persoon
die op wettige wijze gemachtigd is hem te vervangen in het
geval van afwezigheid'. 42
41. De deurwaarder kan de vaststelling slechts doen tussen 21
uur ’s avonds en 5 uur ’s ochtends. Indien nodig laat zijn ambt
toe om een slotenmaker te vorderen om zich toegang te
verschaffen tot het huis in kwestie.43 De gerechtsdeurwaarder
verkeert in de mogelijkheid zich te laten bijstaan door een
officier of een agent van de gerechtelijke politie. Deze heeft
als enige taak de deurwaarder te beschermen tijdens de
uitoefening van zijn taak.44 In principe moet de
vaststellingsakte het precieze tijdstip van de vaststelling
vermelden. Rechtspraak en rechtsleer zijn wel verdeeld over het
feit dat dit een vormvereiste op straffe van nietigheid zou 41 G., HIERNAUX, «A propos du constat d’adultère par huissier de justice », RTDF 1989, 373.42 Bergen (2e k.) 2 mei 2006, JT 2006, afl. 6238, 609.43 Rb. Nijvel, 14 januari 1992, RTDF 1994, 726.44 Rb. Huy, 25 april 1988, JLMB 1988, 1477.
25
zijn. De burgerlijke rechter in Turnhout bijvoorbeeld besliste
effectief dat de weglating van de vermelding van het uur tot
nietigheid aanleiding geeft45 Er zijn echter meer bronnen te
vinden die het tegendeel beweren.46
Hoofdstuk 2. Toelaatbaarheid en zin van de
vaststelling van overspel na de wet van 27 april 2007
Afdeling 1. Bespreking vanuit het perspectief van de beledigde
partner
§ 1. Recht op vaststelling van ontrouw
42. Zoals eerder vermeld is overspel op zichzelf geen
echtscheidingsgrond meer, maar kan de vaststelling van overspel
door de daartoe aangestelde gerechtsdeurwaarder wel dienen als
bewijs voor de onherstelbare ontwrichting. Onrechtstreeks is de
vaststelling van overspel dan ook een middel om uit de echt te
scheiden. Het is bovendien een bijzonder adequate manier om
overspel te bewijzen, gezien de relatief grote macht die
toebedeeld is aan de gerechtsdeurwaarder. Deze macht, met
inbegrip van bijvoorbeeld het betreden van de woonst met hulp
van een slotenmaker en met bijstand van de politie, zorgt mijns
inziens voor een reële kans op betrapping of minstens
vaststelling van buitenechtelijke relaties.
43. De vaststelling van overspel is dan ook veel efficiënter te
noemen dan een bekentenis, die als bewijs soms minder 45 Rb. Turnhout, 28 juni 1990, Turnh. Rechtsl. 1992, 12.46 Rb. Luik, 19 oktober 1989, JLMB 1990, 741; G. DE LEVAL, Droit judiciaire de la famille, art. 1254, III, 2.
26
daadkrachtig is en in geen geval kan worden afgedwongen. Men is
bij een bekentenis erg afhankelijk van de volledige medewerking
en eerlijkheid van de echtgenoot. Bij een vaststelling van
overspel door een gerechtsdeurwaarder kan het vertrouwen van de
mogelijk bedrogen echtgenoot rusten op de grote bevoegdheid,
daadkracht en objectiviteit van diens openbaar ambt. Er worden
objectieve vaststellingen gedaan waaruit overspel kan worden
geconcludeerd. (Deze vaststellingen gaan van het beschrijven
van de aanwezige personen en hun eventuele (nacht)kledij, over
het opvragen van hun identiteitsbewijs, tot het zoeken in de
kasten naar kledij, in het bijzonder ondergoed, en andere zaken
die men bij een nachtelijk verblijf kan nuttigen, zoals een
scheerapparaat, parfumflesje, deodorant, wasgerief en
tandenborstel.) Daarenboven is de geschreven vaststelling van
overspel een authentieke akte, waardoor tegenbewijs enkel
mogelijk is via de zware procedure van valsheid in
geschrifte.47
44. Ter illustratie van het recht op vaststelling van ontrouw
is er een interessant arrest met een noot van de heer Masson.48
Het gaat om een vrouw die een man heeft laten betrappen op
overspel, nadat ze al feitelijk gescheiden leefden. De man
betwist dit niet en de rechter spreekt de echtscheiding dan ook
uit. De echtgenoot tekent echter wel beroep aan tegen het feit
dat de kosten van de vaststelling van overspel hem aangerekend
worden. Hij vindt dit niet kunnen aangezien hij hoe dan ook
47 J.-P., MASSON, « Chronique de jurisprudence – les personnes », RCJB 1993, n°102.48 Brussel 1 april 2011, JT 2011, 677-678, noot J. MASSON.
27
akkoord ging met de scheiding en ze tenslotte al enige tijd
feitelijk gescheiden leefden. De vaststelling van overspel
wordt bijna afgedaan als zijnde overbodig. In dit arrest wordt
zijn standpunt gevolgd. De heer Masson, die het arrest van een
noot voorzien heeft, meent mijns inziens echter terecht dat
deze uitspraak op zijn minst betreurenswaardig is te noemen.
Een vaststelling van overspel mag dan in deze concrete situatie
niet noodzakelijk geweest zijn om de echtscheiding zelf te
verkrijgen, toch kan die voor andere zaken van belang zijn,
zoals de alimentatie. De man zou ook zijn overspel bekend
kunnen hebben, maar zijn echtgenote kon onmogelijk weten dat
hij überhaupt zou bekennen. Bovendien is een vaststelling van
overspel, zoals hoger al vermeld, veel daadkrachtiger als
bewijs dan een loutere bekentenis.
Afdeling 2. Bespreking vanuit het perspectief van de
beledigende partner
§ 1. Recht op eerbiediging van het privéleven
45. Het recht op eerbied voor het privéleven wordt beschouwd
als een fundamenteel mensenrecht. Dat blijkt onder meer doordat
het zowel op grondwettelijk niveau49 als op supranationaal
niveau50 verankerd is.
46. De wetgever heeft, bij de ontwikkeling van de regels inzake
vaststelling van overspel, dan ook rekening gehouden met het 49 Art. 22 Gw.50 Art. 8 EVRM, art. 14 IVBPR.
28
recht op eerbiediging van het privéleven. Het zal voor de
beledigende partner dan ook zeer moeilijk zijn om een schending
van dit recht aan te tonen. De wet bepaalt dat geen
vaststelling van overspel mag gebeuren tussen 21 uur en 5
uur.51 Dit is mijns inziens al een grote waarborg voor een
ongestoord privéleven, althans ’s nachts. Het is een grote
toegift ten gunste van de eerbiediging van het privéleven,
waardoor de vaststelling bemoeilijkt wordt, aangezien zij op de
voor overspel meest essentiële tijdstippen niet kan
plaatsvinden.
47. Desalniettemin is er af en toe een rechtszaak waar de
beledigende echtgenoot zijn recht op eerbiediging van het
privéleven inroept, dikwijls vergeefs.
Het hof van beroep van Antwerpen oordeelde in 2003 bijvoorbeeld
dat overspel zonder juridische problemen op een zaterdag,
zondag of feestdag kan worden vastgesteld, aangezien daarover
geen enkele wettelijke uitzondering bestaat. De persoon die de
bescherming van het privéleven inriep, werd resoluut in het
ongelijk gesteld.52
§ 2. Recht op onschendbaarheid van de woning
48. Volgens de Belgische grondwet is de woning onschendbaar.53
De onschendbaarheid van de woning wordt in ons land zeer goed
beschermd, wat sterk tot uiting komt in het feit dat alleen de
51 Art; 1016bis Ger.W.52 Antwerpen (3e Kamer) 18 juni 2003 RW 2006-2007, 1537.53 Art. 15 Gw.
29
onderzoeksrechter bevoegd is om een huiszoeking te bevelen.54
Afdeling 3. Besluit
49. Op grond van de bovenvermelde redenen weegt de balans de
facto het meeste door aan de zijde van de beledigde partner.
Strikt formeel gezien zijn het recht op eerbiediging van het
privéleven en het recht op onschendbaarheid van de woning
weliswaar beter beschermd en staan zij nationaal en
internationaal ook hoger aangeschreven dan het recht op
vaststelling van ontrouw. Toch blijkt mijns inziens dat de
beledigende partner al zeer stevig in zijn schoenen moet staan
om zijn rechten in een concreet geval te laten primeren op het
recht op vaststelling van ontrouw van zijn partner.
Algemeen besluit en opinie
50. In de concrete rechtsregels inzake fout en overspel blijkt
dat de secularisering waarvan sprake in de inleiding van dit
werk minstens een stempel heeft gedrukt op onze
echtscheidingswetgeving. De regels om de huwelijksrelatie te
verbreken door uit de echt te scheiden zijn veel soepeler
geworden. Men hoeft niet langer een fout te bewijzen om uit de
echt te kunnen scheiden. De idee van een levenslang huwelijk
blijkt sinds 2007 nu ook verlaten te zijn door de Belgische
wetgever, in navolging van een groot deel van het Belgische
volk. Toch belet niets een heropleving van de christelijke
54 Art. 89bis W. Sv.30
moraal of andere dominante factoren die een duurzame relatie
bestendigen.
51. Mijns inziens heeft de wijziging van het
echtscheidingsrecht in België wel erg lang op zich laten
wachten. Hoewel de maatschappelijke evolutie reeds geruime tijd
getuigde van een secularisering van de samenleving, gepaard
gaande met een verlating van de levenslange huwelijksgedachte,
bleef het Belgische recht lange tijd aan de zijlijn staan. Pas
in 2007 kwam de wet er die foutloze echtscheiding (en dus
echtscheiding waarin overspel een iets minder belangrijke rol
zou gaan spelen) proclameerde. Bij onze noorderburen in
Nederland kwam een wet met dergelijke inhoud al tot stand in
1971, meer dan dertig jaar vroeger. Zoals hierboven reeds
aangehaald spelen de religies in beide buurlanden vermoedelijk
een niet onbelangrijke rol. België is altijd grotendeels
katholiekgezind geweest, wat de strenge huwelijksmoraal met
zich meebracht, terwijl de Nederlanders in grote mate
aanhangers waren en zijn van het protestantisme en het
calvinisme, waar andere waarden vooropgesteld worden.
52. Desalniettemin is een trage evolutie niet altijd een
slechte evolutie. Naar mijn mening heeft de nieuwe Belgische
echtscheidingswet een mooi compromis bereikt. Enerzijds is de
echtscheidingswetgeving inderdaad versoepeld. Men kan al na een
termijn van zes maanden respectievelijk een jaar als het ware
genieten van een ‘vermoeden van onherstelbare ontwrichting’.
Indien men dit nog te lang vindt, bestaat er de mogelijkheid om
de ontwrichting zelf aan te tonen, via bijvoorbeeld de 31
vaststelling van overspel door een gerechtsdeurwaarder.
Anderzijds heeft men de huwelijksrelatie toch niet volledig in
waarde gerelativeerd, want de bovengenoemde termijnen zijn
korter dan de vorige, maar nu ook weer niet zodanig kort dat
men het scheiden als een akkefietje zou kunnen afdoen.
Bovendien moet men in België hoe dan ook nog steeds langs de
rechter passeren.
53. Mijns inziens heeft de wetgever in België dan ook een goed
evenwicht gevonden. Het zou niet goed zijn mochten we het
echtscheidingsrecht nog verder liberaliseren. Hoewel onze
noorderburen hun wetgeving inzake echtscheidingen terecht veel
sneller hebben aangepast aan de noden van de veranderende
samenleving, kan Nederland niet op elk gebied als voorbeeld
dienen. Tot mijn grote verbazing is bij onze noorderburen
immers onlangs de zogenaamde ‘flitsscheiding’ ingevoerd
waardoor men niet meer naar de rechtbank moet, maar het
huwelijk gewoon bij de ambtenaar van de burgerlijke stand kan
laten omzetten in een geregistreerd partnerschap, wat men dan
op zijn beurt kan laten ontbinden door diezelfde burgerlijke
stand. Dit is mijns inziens een brug te ver. Het zou de sociale
cohesie in België allerminst ten goede komen mocht men de
huwelijkse relaties op dergelijke manier kunnen beëindigen. Dit
zet de deur open voor chantage. Partners kunnen elkaar in zo’n
situatie makkelijk onder druk zetten door ermee te dreigen het
huwelijk te ontbinden als de andere partner iets doet of nalaat
te doen.
32
54. Tot slot: wat de vaststelling van overspel betreft, kan
besloten worden dat de procedure nog steeds nuttig is. Men kan
ten eerste aan de wachttermijnen van 6 maanden respectievelijk
1 jaar ontsnappen. Ten tweede is de vaststelling van overspel
door de gerechtsdeurwaarder ook nuttig voor de
alimentatievorderingen, zoals hoger reeds uiteengezet werd.
BIBLIOGRAFIE
1. Wetgeving
[1] Art. 8 EVRM.
[2] Art. 14 IVBPR.
[3] Art. 15 Gw.
[4] Art. 22 Gw.
[5] Art. 229 BW.
[6] Art. 230 BW.
[7] Art. 275-276 BW.
[8] Art. 301 BW.
[9] Art. 1016bis Ger. W.
[10] Art. 1255, §1, tweede lid Ger. W.
[11] Art. 1255, §1, derde lid Ger. W.33
[12] Art. 1287 Ger. W.
[13] Art. 1288 Ger. W.
[14] Art. 1288bis, derde lid Ger. W.
[15] Art. 89bis W. Sv.
[16] Art. 1:264 BW (NL).
[17] Art. 1:153, lid 1 BW (NL).
[18] Par. St., Kamer, zitting 2006-2007, n° 2341/001.
[19] MvT Wet herziening echtscheidingsrecht van 6 mei 1971, Stb.
290.
[20] Wet herziening echtscheidingsrecht van 6 mei 1971, Stb.
290.
[21] Wet van 13 februari 2003 tot openstelling van het huwelijk
voor personen van hetzelfde geslacht en tot wijziging van een
aantal bepalingen van het Burgerlijk Wetboek, BS 28 februari
2003.
[22] Wet van 27 april 2007 betreffende de hervorming van de
echtscheiding, BS 7 juni 2007.
2. Rechtspraak
[1] Cass., 29 april 1993, JT 1994, 478.
[2] Cass., 17 december 1998, RW 1998-99, 1075.
[3] Luik, 26 januari 1996, RTDF 1996, 346.
34
[4] Luik, 29 juni 1999, RGDC 2000, 612.
[5] Antwerpen (3e Kamer) 18 juni 2003 RW 2006-2007, 1537.
[6] Bergen (2e k.) 2 mei 2006, JT 2006, 609.
[7] Brussel 1 april 2011, JT 2011, 677-678, noot J. MASSAN.
[8] Rb. Aarlen, 11 mars 1988, JLMB 1988, 1475, noot C. PANIER.
[9] Rb. Huy, 25 april 1988, JLMB 1988, 1477.
[10] Rb. Luik, 19 oktober 1989, JLMB 1990, 741.
[11] Rb. Turnhout, 28 juni 1990, Turnh. Rechtsl. 1992, 12.
[12] Rb. Brussel, 24 april 1991, RTDF 1991, 359.
[13] Rb. Nijvel, 14 januari 1992, RTDF 1994, 726.
3. Rechtsleer
[1] BAELE-WOELKI K., FERRAND, F., GONZÁLEZ BEILFUSS, C., JÄNTERÄ-
JAREBORG, M., LOWE N., MARCINY,D., PINTENS, W., Principles of European
Family Law Regarding Divorce and Maintenance Between Former Spouses,
Antwerpen, Intersentia, 2004, 170 p.
[2] BAETEMAN, G., Het echtscheidingsrecht in België na de hervorming 1974-
1975, Gent, Story-Scientia, 1976, 370 p.
[3] BEERNAERT, J.-E., “Des us et coutumes en matière de constat
d’adultère”, Div. Act. 2001, 175.
[4] BROUWERS, J., BEERNAERT, J., VANDERVELLEN, H., De nieuwe
echtscheidingswet, Mechelen, Kluwer, 2007, 788 p.
[5] DEBRA, G., De beleediging van ergen aard als grond tot echtscheiding in de
Belgische rechtspraak, Gent, De Sikkel, 1939, 130 p .
[6] DE LEVAL, G., Droit judiciaire de la famille, art. 1254, III, 2.
[7] DE LEVAL, G., « Le constat d’adultère par huissier de
justice », Ann. Fac. dr. Lg., 1988, 223.
35
[8] DUELZ, A., BROUWERS, J.-C., FISCHER, Q., Le droit du divorce, 4e
ed., Brussel, Larcier, 2009, 481 p.
[9] FURKEL, «La faute dans le divorce en droit français et
allemand», RDIDC 1982, 1153 e.v.
[10] HIERNAUX, G., «A propos du constat d’adultère par huissier
de justice », RTDF 1989, 373.
[11] LELEU, Y.-H., Droit des personnes et des familles,
Brussel, Larcier, 2010, 840 p.
[12] LELEU, Y.-H., PIRE, D. (ed.), La réforme du divorce. Première
analyse de la loi du 27 avril 2007, Brussel, Larcier, 2007, 219.
[13] LENAERTS, J., http://www.omnius.be/publicaties_detail.php?
id=33.
[14] LEROY, E., « Le constat d’adultère », Div. Act. 1998, 146-156.
[15] MARTENS, I., “Alimentatie tussen ex-echtgenoten na
echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting van het
huwelijk”, in CUYPERS, D., MORTELMANS, D. en TORFS, N., Is
echtscheiding werkelijk Win for life?, Brugge, Die Keure, 2008,
172.
[16] MASSON, J.-P., « Chronique de jurisprudence – les
personnes », RCJB 1993, n°102.
[17] MASSON, J.-P., « La loi du 27 avril 2007 réformant le
divorce », JT 2007, 537 et seq.
[18] PINTENS, W. en VANWINCKELEN, K., Casebook European Family Law,
Leuven University Press, 2001, 125-151.
[19] PIRE, D. (ed.), Droit des familles, Louvain-la-Neuve, Anthemis,
2007, 376 p.
[20] PIRE, D., « La réforme du divorce : aspects de droit
judiciaire », in La réforme du divorce – Première analyse de la loi du 27 avril 36
2007, Brussel, Larcier, 2007, 11.
[21] PIRE, D., « Le divorce pour désunion irrémédiable : un an
d’application », in Actualités de droit familial – Le point en 2008, Luik,
Formation permanente CUP, vol. 103, Anthemis, 2008, 7.
[22] PUGINER C. et JAQUIN, J. (ed.), Le nouveau droit du divorce,
Lausanne, Cadidac, 2000.
[23] PUTZEYS, B., « L’adultère, cause de divorce », Div. Act. 1997,
50-59.
[24] RENCHON, J.-L., « La nouvelle réforme (précipitée) du droit
belge du divorce: le ‘droit au divorce’ », RTDF 2007, n°50.
[25] RENCHON, J.-L., « Le nouveau divorce pour cause de désunion
irrémédiable », in La réforme du divorce – Première analyse de la loi du 27
avril 2007, Brussel, Larcier, 2007, 11.
[26] RUTTIENS, R., « L’adultère et son constat », JT 1987, 660.
[27] SENAEVE, P., “Vaststelling van overspel: eenmaal,
andermaal?” (noot onder Rb. Hasselt 31 maart 1998), EJ 1999,
46-47.
[28] SENAEVE, P., PINTENS, W., De hervorming van het echtscheidingsrecht:
commentaar op de wet van 27 april 2007, Antwerpen, Maklu, 2007, … p.
[29] SENAEVE, P., “De wet van 27 april 2007 tot hervorming van
het echtscheidingsrecht. Deel 1. De echtscheiding op grond van
onherstelbare ontwrichting”, TFR 2007, 103.
[30] SENAEVE, P., SWENNEN, F., VERSCHELDEN, G. (eds.), De hervorming
van het echtscheidingsrecht. Commentaar op de wet van 27 april 2007,
Antwerpen/Oxford, Intersentia, 2008, 284 p.
[31] SENAEVE, P., “Het overgangsrecht van de echtscheidingswet
van 27 april 2007: A never ending story” in VERSCHELDEN, G.
(ed.), Echtscheiding 2009-2010, Mechelen, Kluwer, 2010, 148-209. 37
[32] SENAEVE P., Compendium van het personen- en familierecht, Leuven,
Acco, 13e uitg. 2011, 700 p.
[33] SWENNEN, F., Het personen- en familierecht, Antwerpen, Intersentia,
2010, 505 p.
[34] SWENNEN, F. EN APS, E., “De Echtscheidingswet 2007”,
RW 2007-2008, 554.
[35] TREMMERY, J., De nieuwe echtscheidingswet, Antwerpen - Apeldoorn,
Maklu, 2007, 167 p.
[36] VERSTRAETE, K., “Hervorming echtscheidingsrecht. Wet van 27
april 2007 betreffende de hervorming van de echtscheiding”,
NJW 2007, 626-645.
38