Vernederlandsing en erger. Over het 'herschrijven' van Vlaamse literatuur bij uitgeverij Manteau

13
Wendy Lemmens Vernederlandsing en erger 181 Bijdragen WENDY LEMMENS Vernederlandsing en erger Over het ‘herschrijven’ van Vlaamse literatuur bij uitgeverij Manteau In 1964 bracht de firma A. Manteau De zeven nachten uit, een roman van Clem Schouwenaars (1932–1993). Toen Jeroen Brouwers (1940–) het typo- script van Schouwenaars’ roman onder ogen kwam, verbaasde deze pas door Manteau in dienst genomen Nederlandse jongeman zich over de vele correcties die de redacteur Theo Oegema (1907–2000) had aange- bracht. In zijn memoires Stoffer en blik (2004) getuigde Brouwers: Heden blijkt mij van dit prozawerk [De zeven nachten] niets te zijn bijgebleven, maar des te scherper herinner ik me de schok van verbazing die ik te verwerken kreeg bij het zien en bestuderen van de tientallen en nog eens tientallen herzieningen die de lector-redacteur in het typoscript van de oorspronkelijke tekst had aangebracht. Ik stootte op een woud van zowel terechte correcties van pertinente fouten tegen het Nederlands in het algemeen als van herschrijvingen in het “Nederlands Nederlands” van in Vlaanderen mondgemene, gangbare woorden, termen en uitdrukkingen, die mijns inziens geen “vernederlandsing” behoefden noch rechtvaardigden. 1 Jeroen Brouwers zou zich in de hierop volgende jaren nog veel vaker ver- wonderen over het redactiebeleid van zijn werkgever, zeker toen hij in de tweede helft van de jaren 1960 zelf steeds meer linguïstisch polijstwerk op te knappen kreeg. Halverwege de jaren 1970 zou Brouwers uiteindelijk openlijk getuigen over wat hij zelf de ‘vervalsing’ van de Vlaamse litera- tuur noemde. Hij was namelijk van mening dat de literatuur van Vlaam- se auteurs alleen maar bestond bij de gratie van ‘herschrijverij’ en dus geen getrouw beeld gaf van de literaire schrijfvaardigheid in Vlaanderen: De Vlaamse letteren zijn vervalst […] Niet krijgt men te lezen wat het Vlaams auteur [sic] op schrift heeft gesteld, of beter: zoals het Vlaams auteur het op schrift heeft gesteld, men krijgt te lezen wat de herschrijver ervan gemaakt heeft. 2 Brouwers’ beschuldigingen ontketenden ‘een storm van protest’ in Vlaanderen 3 en galmen in zekere zin zelfs nog altijd na. 4 1 J. Brouwers, Stoffer & Blik. Herinneringen aan een periode (1964–1970), Amsterdam/ Antwerpen 2004, 36–37. 2 J. Brouwers, Hamerstukken. Alle polemieken en korzeligheden, Amsterdam/Antwer- pen 2010, 28. 3 H. Brems, Altijd weer vogels die nesten beginnen, Amsterdam 2006, 419–420. Een verkorte voorpublicatie van ‘J. Weverbergh en ergher’ verscheen in Vrij Nederland, d.d. 25-12-1976. 4 K. Absillis, ‘Taal tussen tuin en wildernis. Een aanzet tot een historisch-discursieve analyse van het Vlaamse tussentaaldebat’ in K. Absillis, J. Jaspers & S. Van Hoof (red.), De manke usurpator. Over Verkavelingsvlaams, Gent 2012, 74–75.

Transcript of Vernederlandsing en erger. Over het 'herschrijven' van Vlaamse literatuur bij uitgeverij Manteau

Wendy Lemmens Vernederlandsing en erger 181

Bijdragen

w e n d y l e m m e n s

Vernederlandsing en ergerOver het ‘herschrijven’ van Vlaamse literatuur bij uitgeverij manteau•

In 1964 bracht de firma A. Manteau De zeven nachten uit, een roman van Clem Schouwenaars (1932–1993). Toen Jeroen Brouwers (1940–) het typo-script van Schouwenaars’ roman onder ogen kwam, verbaasde deze pas door Manteau in dienst genomen Nederlandse jongeman zich over de vele correcties die de redacteur Theo Oegema (1907–2000) had aange-bracht. In zijn memoires Stoffer en blik (2004) getuigde Brouwers:

Heden blijkt mij van dit prozawerk [De zeven nachten] niets te zijn bijgebleven, maar des te scherper herinner ik me de schok van verbazing die ik te verwerken kreeg bij het zien en bestuderen van de tientallen en nog eens tientallen herzieningen die de lector-redacteur in het typoscript van de oorspronkelijke tekst had aangebracht. Ik stootte op een woud van zowel terechte correcties van pertinente fouten tegen het Nederlands in het algemeen als van herschrijvingen in het “Nederlands Nederlands” van in Vlaanderen mondgemene, gangbare woorden, termen en uitdrukkingen, die mijns inziens geen “vernederlandsing” behoefden noch rechtvaardigden.1

Jeroen Brouwers zou zich in de hierop volgende jaren nog veel vaker ver-wonderen over het redactiebeleid van zijn werkgever, zeker toen hij in de tweede helft van de jaren 1960 zelf steeds meer linguïstisch polijstwerk op te knappen kreeg. Halverwege de jaren 1970 zou Brouwers uiteindelijk openlijk getuigen over wat hij zelf de ‘vervalsing’ van de Vlaamse litera-tuur noemde. Hij was namelijk van mening dat de literatuur van Vlaam-se auteurs alleen maar bestond bij de gratie van ‘herschrijverij’ en dus geen getrouw beeld gaf van de literaire schrijfvaardigheid in Vlaanderen:

De Vlaamse letteren zijn vervalst […] Niet krijgt men te lezen wat het Vlaams auteur [sic] op schrift heeft gesteld, of beter: zoals het Vlaams auteur het op schrift heeft gesteld, men krijgt te lezen wat de herschrijver ervan gemaakt heeft.2

Brouwers’ beschuldigingen ontketenden ‘een storm van protest’ in Vlaanderen3 en galmen in zekere zin zelfs nog altijd na.4

1 J. Brouwers, Stoffer & Blik. Herinneringen aan een periode (1964–1970), Amsterdam/Antwerpen 2004, 36–37.

2 J. Brouwers, Hamerstukken. Alle polemieken en korzeligheden, Amsterdam/Antwer-pen 2010, 28.

3 H. Brems, Altijd weer vogels die nesten beginnen, Amsterdam 2006, 419–420. een verkorte voorpublicatie van ‘J. weverbergh en ergher’ verscheen in Vrij Nederland, d.d. 25-12-1976.

4 K. Absillis, ‘Taal tussen tuin en wildernis. een aanzet tot een historisch-discursieve analyse van het Vlaamse tussentaaldebat’ in K. Absillis, J. Jaspers & s. Van Hoof (red.), De manke usurpator. Over Verkavelingsvlaams, Gent 2012, 74–75.

3_lemmens_p181_194.indd 181 12/12/12 16:16

Wendy Lemmens Vernederlandsing en erger182

5 Brouwers, Stoffer & Blik, 33.6 K. Absillis, Vechten tegen de bierkaai. Over het uitgevershuis van Angèle Manteau

(1932–1970), Amsterdam/Brussel 2009, 351.7 Ibidem, 411–412.8 Ibidem, 413.9 Ibidem, 458.10 Brouwers, Stoffer & Blik, 93.11 Zie naast Absillis, Vechten tegen de bierkaai ook e. Bruinsma & J. stuyck, Literaire

kwaliteit was de enige norm. Fondslijst uitgeverij A. Manteau/Les Editions Lumière 1938–1955, wilrijk 2000 en e. Bruinsma, Kwaliteit als credo. Een geschiedenis van uit-geverij Manteau (1938–1953), Amsterdam/Antwerpen 2005.

12 G. seghers, Het eigenzinnige leven van Angèle Manteau, Amsterdam 1992.

In deze bijdrage wordt een beperkte selectie van Oegema’s correcties onderzocht en getoetst aan Brouwers’ uitspraken. De bedoeling is meer grip te krijgen op wat ‘vernederlandsing’ in de praktijk van de redactie door Oegema inhield, om zo een veelvuldig besproken, maar weinig onderzochte episode in de geschiedenis van het Vlaamse uitgeefwezen scherper in beeld te krijgen. Op basis van mijn bevindingen formuleer ik enkele hypothesen die aan de hand van meer en uitgebreider onder-zoek getest en verfijnd moeten worden.

Nadat Jeroen Brouwers, een toen nog onbekende auteur, zonder succes zijn verhalenbundel Leedvermaak naar diverse Nederlandse uitgeverijen had gestuurd, besloot hij zijn proza in het voorjaar van 1963 voor te leg-gen aan de Brusselse uitgeverij Manteau. Tot zijn ‘verbijsterende vreugde’ ontving hij niet lang daarna een brief van uitgeefster Angèle Manteau (1911–2008), waarin ze hem meedeelde dat zijn verhalen in goede aarde waren gevallen en dat haar adjunct-directeur Jos Vandeloo (1925–) naar Amsterdam zou komen om te praten over uitgave.5 Tijdens de afspraak (op 29 mei 1963) stelde Vandeloo Brouwers voor de titel te wijzigen in Het mes op de keel en werden verder de gebruikelijke zaken besproken met betrekking tot uitgave van de bundel. Vandeloo was echter ook met een ander doel naar Amsterdam gereisd: hij bood Brouwers een baan aan als hoofd van Manteaus boekhandel in Antwerpen. Aangezien Brouwers meer voelde voor een redactionele baan, werd uiteindelijk overeengeko-men dat hij als ‘bediende in het uitgeverskantoor te Brussel’ aan de slag zou gaan.6

Als redacteur groeide Brouwers binnen Manteau. Zo stond zijn direc-trice erop dat Brouwers het redactiesecretariaat van het nieuw op te rich-ten tijdschrift Kreatief op zich zou nemen.7 Hoewel het tijdschrift uiteindelijk niet van de grond kwam, maakt dit gebaar wel duidelijk hoezeer de uitgeefster op de kwaliteiten van haar redacteur gesteld was geraakt. In de loop van 1968 raakte Brouwers steeds meer betrokken bij een nieuw project: de Vijfde Meridiaan. Deze reeks, waarin proza en poëzie van ‘enigszins experimenteel’ karakter uit Vlaanderen en Neder-land zou verschijnen, stond onder redactionele leiding van Julien Wever-bergh (1930–) en was bedoeld om Manteau een hipper en jonger imago te geven.8 In november 1969 verscheen ook eigen werk van Brouwers onder de titel Groetjes uit Brussel in deze serie.

Hoewel er bij Manteau in de tweede helft van de jaren 1960 diverse nieuwe projecten werden opgestart en de uitgeverij er alles aan deed om mee te gaan met de nieuwste ontwikkelingen, ging het er achter de scher-men minder rooskleurig aan toe. Na het einde van de Tweede Wereld-oorlog bleek het – ondanks een verbeterde economische situatie – nog steeds een hachelijke onderneming om als literaire uitgeverij in Vlaan-deren het hoofd boven water te houden. Manteau zag zich dan ook gedwongen om steeds meer samen te werken met de Haagse uitgeverij Van Goor. In 1965 werd Manteau officieel opgenomen in Van Goor. Hoe-

Jeroen Brouwers bij Manteau

3_lemmens_p181_194.indd 182 12/12/12 16:16

Wendy Lemmens Vernederlandsing en erger 183

trek schreef Brouwers een polemisch artikel dat onder de titel ‘J. Wever-bergh en ergher’ in december 1976 verscheen in het literaire tijdschrift Maatstaf en in verkorte versie in het kerstnummer van Vrij Nederland. In dit schimpschrift verwerkte Brouwers niet alleen zijn wrokgevoelens jegens zijn oude directeur Weverbergh, maar richtte hij ook zijn pijlen op het redactiebeleid van uitgeverij Manteau en de taal van Vlaamse schrijvers.

De geschiedenis van uitgeverij Manteau is al vaak bestudeerd en beschre-ven11 en ook het leven van Angèle Manteau was al goed voor een (welis-waar niet onomstreden) biografie.12 Toch is de kwestie, die Jeroen Brouwers halverwege de jaren 1970 in zijn polemieken aan de orde stelde, nog nooit het voorwerp geweest van systematisch onderzoek. Wel zijn er tal van essayistische en polemische reacties verschenen, verdienstelijke voorzetten gegeven, of aan de hand van steekproeven verkenningen ondernomen van dit complexe domein.13

In Vechten tegen de bierkaai bevestigt Absillis dat de firma Manteau – net als de meeste andere literaire uitgeverijen in Vlaanderen – in de jaren 1950 en 1960 een op ‘ontvlaamsing’ en ‘vernederlandsing’ toege-

wel de samenwerking in eerste instantie prettig verliep, kreeg Angèle Manteau almaar grotere twijfels over de fusie. Ze had weinig gemeen met andere uitgeverijen die door Van Goor werden ‘opgeslokt’, ze moest veel taken uit handen geven en bovendien bleven de ver-koopresultaten van Manteau ver achter bij die van de zusterbedrijven.9 Terwijl de spanning steeds hoger opliep, dankte Angèle Manteau een voor een haar belangrijkste medewerkers af. Op 15 februari 1970 liet ze ook Jeroen Brouwers vertrekken. Zelf trok ze eind 1970 de deur achter zich dicht van het bedrijf dat ze meer dan drie decennia eerder had opgericht. Ze zette haar carrière voort bij de Nederlandse uitgeverij Else-vier.

Jeroen Brouwers verdween na zijn ontslag niet lang van het toneel. Toen hij vernam dat zijn oud-collega en vriend Julien Weverbergh na het vertrek van Angè-le Manteau in december 1970 aangesteld was als nieu-we directeur, stond hij in het voorjaar van 1971 alweer op de stoep. Brouwers, die in eerste instantie alleen als externe medewerker bij Manteau betrokken was, kreeg na een tijdje weer een vast bureau in Brussel en werd zelfs aangesteld als hoofdredacteur.10 Ondanks deze promotie, de vriendschap tussen Weverbergh en Brou-wers en hun vroegere samenwerking aan de Vijfde Meridiaan, ontstond er steeds meer wrevel en werd Brouwers in 1976 definitief ontslagen. Kort na zijn ver-

Manteau op Nederlandse toer

Ill. 1 Vrij Nederland pakt op 15 oktober 1977 breed uit met een tweede polemiek van Jeroen Brouwers (‘Vlaanderen op zijn erghst’) gericht tegen de taal van het gros van de Vlaamse auteurs.

13 Vergelijk G. meesters, ‘Convergentie en divergentie in de standaardtaal: het strip-verhaal suske en wiske als casus’ in Nederlandse Taalkunde, 5-2 (2000), 164–176; G.A. van es, ‘Het nederlands van de Vlaamse (Antwerpse) schrijver marnix Gijsen’ in Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en letterkunde 91-2 (1975), 85–111; P. van Hauwer-meiren, ‘Het nederlands van marnix Gijsen. een onderzoek van het taalgebruik in zijn beschouwelijke stukken’ in Handelingen. Koninklijke Zuidnederlandse Maat-schappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis 33 (1987), 205–228; m. van de Velde, ‘Iets over taalzuivering en taalgebruik’ in G. michiels (red.), Album Willem Pée. De jubilaris aangeboden bij zijn zeventigste verjaardag, Tongeren 1973, 385–393 en s. Hermans, ‘Hoe nederlands is de Vlaamse letterkunde?’ in Ons Erfdeel 3 (2001), 455–459.

3_lemmens_p181_194.indd 183 12/12/12 16:16

Wendy Lemmens Vernederlandsing en erger184

14 Absillis, Vechten tegen de bierkaai, 255.15 Zie verder Absillis, Jaspers & Van Hoof, De manke usurpator. 16 Absillis, Vechten tegen de bierkaai, 258.17 Ibidem, 256–259.18 Het is nog vrij onbekend in hoeverre auteurs invloed hadden op de correcties die

door de uitgeverij werden doorgevoerd. Jeroen Brouwers beschrijft dat vrijwel elke Vlaamse auteur genoegen nam met het ‘herschrijven’ door nederlandse redacteu-ren: ‘Het verwonderde me dat de meeste manteau-auteurs (beslist niet alle, onder wie Johan daisne) zich protestloos en al even blindelings bij deze gang van zaken neerlegden en zelfs gelukkig waren met de ingrijpende retouches van hun taalge-bruik’ (Brouwers, Stoffer & Blik, 37). er moet echter nog nader onderzocht worden hoe groot het ‘monopolie’ van de uitgeverij was.

19 A. manteau, ‘een uitgever leeft in de toekomst’ [lezing uit 1964] in Roger H. schoe-mans et al. (samenstelling), Ja, maar mevrouw, deze schrijven Nederlands. Een uitgeef-ster aan het woord over het boekenvak, Antwerpen 2000, 23–33.

spitst redactiebeleid voerde.14 Hij beklemtoont echter dat het een vaak openlijk beleden doelstelling was die moet worden begrepen in het licht van het ‘taalbeschavingsproces’ dat de Vlaamse politiek, media en onder-wijs in zijn greep had.15 Een duidelijk voorbeeld van dit taalbeschavings-proces in de media was het programma Hier spreekt men Nederlands, dat van 1962 tot 1973 uitgezonden werd door de brt.

Vlaamse uitgevers onderschreven de mening van de Nederlandsta-lige culturele bovenlaag en proclameerden dat het vernederlandsen van Vlaamse boeken getuigde van ‘goede smaak, van opvoedkundige verant-woordelijkheid en zin voor beschaving’.16 Daarnaast speelden commer-ciële belangen een rol. Het proces had ingrijpende gevolgen voor het gehele boekbedrijf in Vlaanderen. Veel uitgeverijen lieten ingestuurde teksten nakijken door Nederlanders of namen zelfs Nederlandse redac-teuren in dienst. Er zijn talloze voorbeelden te noemen van boeken die aan de Nederlandse taalnorm en smaak werden aangepast. Zo werd bij de postume uitgave van het Verzameld werk het proza van Paul van Ostaijen door Gerrit Borgers van veel ‘barbarismen’ ontdaan en heeft striptekenaar Willy Vandersteen vanaf de jaren 1960 zijn albums over Suske en Wiske systematisch laten vernederlandsen.17

Ook bij uitgeverij Manteau werd vanaf het begin van de jaren 1950 een structurele vernederlandsing doorgevoerd. Angèle Manteau, die al meteen aan de start van haar carrière de toenadering tussen Vlaanderen en Nederland hoog in het vaandel droeg, vond dat haar bedrijf verant-woordelijk was voor het niveau van de gebruikte taal. Ze beschouwde het dan ook als de taak van de uitgeverij om de taal, indien deze niet voldeed aan de kwaliteitseisen, onder handen te nemen:18

Nooit zal men het een schrijver kwalijk nemen dat hij te bedreven is in het hanteren van zijn taalinstrument, in het gebruiken van het juiste woord, al behoort het nog niet tot de 800 woorden waarmede elkeen zich door het leven heen kan slaan. Onvergeeflijk is zijn schuld zo hij zijn taal niet op correcte – algemeen beschaafde Nederlandse – wijze gebruikt. De doorsneekwaliteit van de literaire manuscripten die een uitgeverskantoor dagelijks binnenkomen, is in Vlaanderen, althans sedert een tiental jaren, aanzienlijk verbeterd. Toch blijft het een noodzaak elk manuscript dat voor publicatie aanvaard wordt, grondig door een lector met gedegen taalkennis te laten nakijken.19

De lector die in de jaren 1960 zijn ‘gedegen taalkennis’ in dienst van Manteau stelde, was de al eerder vermelde Theo Oegema.

3_lemmens_p181_194.indd 184 12/12/12 16:16

Wendy Lemmens Vernederlandsing en erger 185

Kamers voor reizigers zou uiteindelijk niet verschijnen bij Manteau. Een roman van Schouwenaars die wel in het fonds van de uitgeverij werd opgenomen, is De zeven nachten. Het door Oegema onder handen geno-men typoscript van deze roman was zoals gezegd de eerste tekst die Brouwers bij de firma Manteau onder ogen kreeg en – naar hij later getuigde – meteen zijn wenkbrauwen deed fronsen. Volgens Brouwers wemel-de het typoscript van de correcties die met het oog op vernederlandsing waren aangebracht. In ‘J. Wever-bergh en ergher’ suggereerde hij dat het typoscript van De zeven nachten slechts het spreekwoordelijke topje van de ijsberg was:

De in Friesland geboren Theo Oegema was sinds 1959 werkzaam bij uit-geverij Manteau. Brouwers omschreef hem naderhand als ‘de belangrijk-ste fondsvormer in het bedrijf ’ in de jaren 1960.20 Oegema was namelijk degene die de binnengekomen teksten las en oordeelde of ze geschikt waren voor publicatie. Zoals iedere redacteur lette hij hierbij zowel op economische factoren als op het door Manteau nagestreefde profiel van het fonds: zo werden er per definitie geen sciencefiction- of stripboeken uitgegeven. Daarnaast stelde Oegema hoge eisen aan het niveau van het Nederlands. In vrijwel elk leesrapport – een kort document gericht aan uitgeefster Angèle Manteau met een oordeel over de gelezen tekst – maakte Oegema dan ook een opmerking over het taalgebruik. Deze opmerkingen waren vaak behoorlijk kritisch: ‘wat de taal betreft, die is, in tegenstelling met de stijl, abominabel. […] om die boel qua taal op poten te zetten is tijdrovend en ondankbaar werk en bovendien op dit ellendige papier onmogelijk’.21 Ook Oegema’s commentaar op de roman Kamers voor reizigers van Clem Schouwenaars was niet mals:

Wat de taal betreft, als ik een 300 fouten tel – de titel incluis – ben ik stellig beneden de waarheid. En dat nadat er twee manuscripten regel voor regel en woord voor woord werden gecorrigeerd. Als men daar zo weinig notitie van neemt, is het in den vervolge maar beter dit helemaal ongedaan te laten.22

Het typoscript werd teruggestuurd naar Schouwenaars, met het verzoek om nog eens goed naar de tekst te kijken. Enkele maanden later zou Schouwenaars een ‘herziene, verkorte versie’ van de roman aanbieden.23 Over deze nieuwe versie oordeelde Oegema:

De Kamers voor Reizigers is er door de besnoeiing zeker niet slechter op geworden, maar een meesterwerk is het niet. […] Wat de taal betreft – ze is geen haar verbeterd. De Vlamingen kunnen aardig vertellen. Maar Nederlands leren ze nooit.24

Het ‘ondankbare’ werk van Theo Oegema

Ill. 2 Het door de nederlander stefan mesker vormgegeven omslag van De zeven nachten (1964) van Clem schouwenaars (verschenen als deel 24 in de Ad multosreeks).

20 Brouwers, Stoffer & Blik, 75.21 leesrapport van Theo Oegema over Mefisto’s Loon van wil-

lem Persoon, d.d. 19 februari 1970.22 leesrapport van Theo Oegema over Kamers voor reizigers van

Clem schouwenaars, d.d. 11 mei 1964. 23 Brief van Clem schouwenaars aan Angèle manteau, d.d. 16

december 1964.24 leesrapport van Theo Oegema over [de herziene versie van]

Kamers voor reizigers van Clem schouwenaars, d.d. 6 januari 1965.

3_lemmens_p181_194.indd 185 12/12/12 16:16

Wendy Lemmens Vernederlandsing en erger186

25 Brouwers, Hamerstukken, 25.26 B. Bultinck, ‘Flamands! encore un effort! notities over de taal van de Vlaamse litera-

tuur’ in Bzzlltin, 284 (2003), 18–28. 27 w. lemmens, Vernederlandsing van Vlaamse literatuur. Theo Oegema als redacteur

van uitgeverij Manteau, nijmegen 2011 [masterscriptie nederlandse Taal en Cul-tuur, Radboud Universiteit nijmegen; begeleider prof. dr. Anja de Feijter].

28 K. Absillis, ‘een korte geschiedenis van het Vlaamse stigma’ in Knack Extra, 20 okto-ber 2010, 7–11.

In het archief en museum van het Vlaamse cultuurleven, Antwerpen, kan men de typoscripten van de eerste romans van Ruyslinck bekijken, dusdanig door Oegema’s pen van correcties voorzien dat het getypte gedeelte is ineengeschrompeld tot een beekje, de correcties zijn uitgevloeid tot een oceaan. Het zo keurige Nederlands van de er zo veelmaals om geprezen Jos Vandeloo: Oegema’s werk, later het werk van anderen, tot op de huidige datum van anderen. Het gehele oeuvre van de inmiddels godbewaarme ‘klassiek’ geworden Maurice Roelants, toen dit in de gegeven periode voor een herdruk in aanmerking kwam: Oegema heeft het woord na woord ontvlaamst, vernederlandst.25

Brouwers’ artikelen zetten zoals gezegd kwaad bloed in Vlaanderen. Gezien de uitspraken in zijn tekst is dat niet verwonderlijk. Brouwers bespotte het Nederlands dat in Vlaanderen in omloop was, hij zette gewaardeerde schrijvers als Marnix Gijsen te kijk en per slot van rekening beweerde hij ook nog dat vrijwel de gehele Vlaamse literatuur vervalst was door Nederlandse redacteuren. Intussen worden zijn wellicht beroemdste ‘hamerstukken’ zelfs beschouwd als de meest invloedrijke teksten van de laatste dertig jaar in de discussie over de Vlaamse litera-tuur.26 In ieder geval zijn ze door de vele krasse uitspraken en prikke-lende inhoud keer op keer aangehaald. Des te verwonderlijker is het dat ze in feite nog nooit kritisch zijn onderzocht. Is het werkelijk zo dat tek-sten van sommige Vlaamse auteurs ‘dusdanig door Oegema’s pen van correcties voorzien [zijn] dat het getypte gedeelte is ineengeschrompeld tot een beekje, de correcties zijn uitgevloeid tot een oceaan’, of behoeft een en ander toch nuance? Op deze vraag zocht ik een antwoord in de masterscriptie die ik in het academische jaar 2011-2012 schreef aan de Radboud Universiteit Nijmegen.27

Binnen het bestek van mijn scriptie was het niet mogelijk om de vol-ledige redactie-arbeid van Oegema te bestuderen. De keuze voor één nader te onderzoeken uitgave drong zich op. Om meer inzicht te krijgen in de wijze waarop Oegema in de praktijk redigeerde, heb ik uiteindelijk voor de roman gekozen waarvan Jeroen Brouwers getuigde dat die radi-caal door Oegema was herschreven: De zeven nachten van Clem Schou-wenaars.

Een aanzet tot onderzoek van deze in 1964 uitgegeven roman werd al in 2010 gegeven door Kevin Absillis.28 Om een veel nauwkeuriger inzicht te krijgen in de vernederlandsing door Theo Oegema heb ik de correcties in het eerste hoofdstuk van het typoscript systematisch geanalyseerd.

Voor mijn onderzoek heb ik gebruikgemaakt van het typoscript van De zeven nachten, dat zich bevindt in het Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven (amvc), nu Letterenhuis, te Antwerpen.29 Het typoscript bestaat in totaal uit 93 losse pagina’s van A4-formaat, waarvan 89 pagina’s de daadwerkelijke tekst van de roman vormen. In het typoscript heeft redacteur Oegema zowel in de kantlijn als in de lopende tekst aante-keningen met een potlood aangebracht. Naast het typoscript diende de

Onderzoek naar De zeven nachten

3_lemmens_p181_194.indd 186 12/12/12 16:16

Wendy Lemmens Vernederlandsing en erger 187

Ill. 3 een detail van het analyseschema bij mijn onderzoek.

eerste druk van de roman als onderzoeksmateriaal. De eerste druk ver-scheen in 1964 als 23ste deel in de Ad Multos-reeks onder de imprint A. Manteau n.v. (Brussel/Den Haag).30 Het boek telt 110 genummerde pagina’s, waarvan 104 bladzijden de roman vullen. Ten slotte heb ik ook gekeken naar de drukproef van de roman, waarvan de eerste helft (pagina 7 t/m 48) door middel van een stempel gedateerd is op 17 februari 1964 en de tweede helft (pagina 49 t/m pagina 110) op 19 februari 1964. Op de voor-kant van de drukproef staat ‘Oeg’ – wat verwijst naar Oegema – en het aantal exemplaren (2000). In deze drukproef heeft Oegema nog eens 76 aantekeningen met pen aangebracht, om de zetter te wijzen op verkeerde of weggevallen letters, om correcties aan te geven die niet overgenomen zijn uit het typoscript of om nog nieuwe correcties in de tekst aan te geven.

Mijn analyse van het eerste hoofdstuk van de tekst dat in het typo-script zestien pagina’s telt, betreft alle ingrepen die betrekking hebben op de taal. Aanwijzingen voor de zetter, het plaatsen van aanhalingste-

29 met dank aan mevrouw Kerzinger, de weduwe van Clem schouwenaars, die mij toestemming verleende om het typoscript en de drukproef van De zeven nachten in te mogen zien.

30 een uitgebreidere bibliografische beschrijving van de eerste druk van De zeven nachten in: K. Absillis, Een kleine uitgeverij van stand: fondslijst Uitgeverij A. Manteau - Les Editions Lumière, 1956–1970, Antwerpen 2005.

3_lemmens_p181_194.indd 187 12/12/12 16:16

Wendy Lemmens Vernederlandsing en erger188

kens om uitspraken en het herschikken van alinea’s zijn niet meegeno-men in de analyse. Ook correcties van tikfouten niet. Voorbeelden van dit laatste zijn het overbodig plaatsen van een spatie (op pagina 6 van het typoscript is ‘va n’ gecorrigeerd in ‘van’), het wegvallen van een spatie (op bladzijde 7 is ‘teworden’ gewijzigd in ‘te worden’) en het aanslaan van een foute letter (‘alke’ in plaats van ‘elke’). Alle correcties zijn taalkundig geanalyseerd en verwerkt in een schema.31

Het schema bestaat uit negen kolommen. In de kolom uiterst links staat steeds een letter van het alfabet (beginnend met A, eindigend met N) en een nummer. Op die wijze ontstaan combinaties als A6, D12 en F8. In de tweede kolom van links staat de oorspronkelijke tekst van het typo-script. De woorden of zinsdelen waar de correctie betrekking op heeft zijn steeds vet gemaakt. In de volgende kolom is de soort correctie aan-gegeven. Het kan gaan om vervanging, verplaatsing, verwijdering of toevoeging van een of meerdere woorden of om een stilzwijgende verbe-tering van een fout. Er is in deze kolom sprake van ‘verwijdering’ wan-neer een of meerdere woorden in het geheel verwijderd zijn. Een verwijdering van bijvoorbeeld een accentteken wordt beschouwd als ‘vervanging’. Voor ‘toevoeging’ geldt hetzelfde: er is sprake van ‘toevoe-ging’ wanneer een of meerdere woorden in het geheel toegevoegd zijn. Een toevoeging van bijvoorbeeld een tussen-s wordt beschouwd als ‘ver-vanging’. In de volgende kolom staat de tekst zoals deze in de eerste druk van De zeven nachten is verschenen. Hierbij geldt, net als voor de kolom met de oorspronkelijke tekst uit het typoscript, dat weggelaten delen van een geciteerde zin weergegeven worden door middel van ‘[…]’. Zinnen die te lang zijn voor de breedte van de kolom worden voortgezet op de volgende regel. Een afgebroken zin eindigt op de eerste regel met ‘…’ en begint met ‘…’ op de volgende regel. Met uitzondering van één correctie (F10) zijn alle correcties van Oegema overgenomen in de eerste druk.

De kolom die volgt is de belangrijkste van allemaal: hierin is aange-geven of de correctie al dan niet betrekking heeft op vernederlandsing van de oorspronkelijke tekst. De gevallen waarbij het met zekerheid gaat om vernederlandsing zijn weergegeven met een ‘+’; de gevallen waarbij met zekerheid geen sprake is van vernederlandsing zijn aangegeven met een ‘-’ en de gevallen waarbij het niet met zekerheid te zeggen is zijn aangeduid met een ‘?’. In de zesde kolom is telkens weergegeven in welke taallaag de correctie heeft plaatsgevonden: syntaxis, morfologie, lexicon, spelling en rest. Bij de categorie syntaxis gaat het om ingrepen in de zinsstructuur, bijvoorbeeld het veranderen van de woordvolgorde of het ‘opknippen’ van een lange zin in verschillende kortere zinnen. Correcties in de morfologie hebben betrekking op de woordvorming, zoals de ver-buiging van bijvoeglijke naamwoorden en de vervoeging van werkwoor-den. In de categorie lexicon gaat het telkens om het vervangen van een woord door een woord dat (ongeveer) dezelfde betekenis heeft. Zo is het werkwoord ‘twijfelde’ vervangen door ‘weifelde’ en is ‘akkoord gaan’ gewijzigd in ‘het eens zijn’. Bij spelling hebben de correcties betrekking op zaken als een tussen-s (‘tabaklucht’ wordt ‘tabakslucht’) en het ver-schil tussen een k of een c (‘akademie’ is veranderd in ‘academie’). De ‘rest’-categorie heeft betrekking op het verwijderen, toevoegen of ver-plaatsen van woorden, zonder dat dit gevolgen heeft voor de syntaxis, morfologie, spelling of het lexicon. In de kolom ‘tussenlaag’ worden zaken beschreven ter toelichting van de gegevens in de ‘taallaag’. Zo wordt bijvoorbeeld een correctie in de taallaag ‘morfologie’ in de ‘tus-senlaag’ als ‘reductie’ toegelicht. In de voorlaatste kolom staat de aandui-ding van het zinsdeel of de woordsoort die altijd betrekking heeft op de oorspronkelijke tekst uit het typoscript, behalve bij de correcties die neerkomen op ‘toevoeging’, waarbij de aanduiding van zinsdeel of

3_lemmens_p181_194.indd 188 12/12/12 16:16

Wendy Lemmens Vernederlandsing en erger 189

31 Het volledige schema is opgenomen in mijn masterscriptie.32 In het artikel ‘syntaktische verschijnselen in de taal van Antoni van leeuwenhoek’

wordt uiteengezet dat Van leeuwenhoek volgens de filologe Jongejan ‘krampach-tig zijn best [zou hebben] gedaan om in statige schrijftaal-zinnen zijn observaties en veronderstellingen zo nauwkeurig mogelijk weer te geven’, waardoor zijn taal stroef overkomt. In dit verband wordt geconcludeerd dat de zinsbouw van Van leeuwenhoek voortkomt ‘uit een blijkbaar verkeerd begrepen “stadhuis-neder-lands”’. Zie B.C. damsteegt, ‘syntaktische verschijnselen in de taal van Antoni van leeuwenhoek’ in Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde 81 (1965), 161–194.

woordsoort verwijst naar de toegevoegde woorden. In de meest rechtse kolom, ten slotte, staat bij sommige correcties een opmerking, die bedoeld is om een bepaalde correctie nader toe te lichten.

In totaal zijn 186 correcties geanalyseerd. De meest voorkomende cor-rectie is vervanging van een of meerdere woorden. In totaal komt ver-vanging 118 keer voor, wat neerkomt op 63% van alle revisies. De overige correcties zijn als volgt verdeeld: verwijdering 33 keer (18%), toevoeging 20 keer (11%), verplaatsing 13 keer (7%) en een stilzwijgende verbetering twee keer (1%). De gegevens in de kolom ‘taallaag’ zijn hiermee in over-eenstemming. Wat de taallaag betreft heeft Oegema het vaakst ingegre-pen in het lexicon. In het lexicon werd 81 keer gecorrigeerd (44%), bij ‘rest’ 43 keer (23%), syntaxis 36 keer (19%), morfologie zeventien keer (9%) en op het gebied van spelling zijn er negen correcties (5%).

Bij vernederlandsing zijn de resultaten als volgt: het gaat bij 74 cor-recties (40%) met zekerheid om vernederlandsing en bij 47 correcties (25%) met zekerheid niet om vernederlandsing. Er blijven dus nog 65 correcties over (35%), waarbij niet met zekerheid vast te stellen is of het vernederlandsing betreft of niet.

Het grootste probleem bij het analyseren van alle correcties is dat het vaak moeilijk in te schatten is in welke gevallen sprake is van verneder-landsing. Bij het vervangen van ‘verlof ’ door ‘vakantie’ (correctie B6 en C1), het veranderen van ‘fierheid’ in ‘trots’ (F12) en het wijzigen van de volgorde bij werkwoorden (onder andere C3, G4 en H6) is zonneklaar dat het om vernederlandsing gaat. Er blijven echter diverse twijfelgevallen over die – ook na veelvuldig overleg met diverse deskundigen – niet opgelost kunnen worden. De belangrijkste reden hiervoor is dat de scheidslijn tussen Vlaams en Nederlands allesbehalve duidelijk is. Er wordt wel eens gezegd dat het Vlaams wat ouderwetser en plechtiger overkomt dan het Nederlands. In dit geval wordt ook wel van ‘stadhuis-nederlands’ gesproken. Het is de taal die gebruikt wordt in formele tek-sten, en een taal die alleen op papier bestaat.32 Elementen en zinsconstructies uit het ‘stadhuisnederlands’ worden meestal niet in de spreektaal gebruikt.

De woorden ‘nochtans’ of ‘alleszins’ zouden goede voorbeelden van dit stadhuisnederlands kunnen zijn: ze komen niet of sporadisch voor in de spreektaal en worden door Nederlanders doorgaans als archaïsch of ouderwets beschouwd. De verwijdering van woorden als ‘nochtans’ en ‘alleszins’ valt onder de verwijdering van voegwoordelijke bijwoorden en bijwoorden, een opvallend frequente ingreep in de redactie door Oegema. Om te onderzoeken hoe consequent Oegema te werk is gegaan bij het verwijderen of vervangen van ‘nochtans’ heb ik uit het tweede hoofdstuk van het typoscript van de roman een steekproef genomen. In totaal kwam ‘nochtans’ in de eerste twee hoofdstukken zes keer voor. Oegema heeft het bijwoord drie keer verwijderd en tweemaal vervangen door een synoniem. Slechts in één geval is ‘nochtans’ gehandhaafd. Het

Resultaten

Complicaties bij de analyse

3_lemmens_p181_194.indd 189 12/12/12 16:16

Wendy Lemmens Vernederlandsing en erger190

33 Brouwers, Stoffer & Blik, 75.34 Oegema heeft bij deze zin in het typoscript alleen aanhalingstekens om de uitspra-

ken gezet; de tekst zelf is met andere woorden niet veranderd.35 Brouwers, Stoffer & Blik, 75–76.36 er is al een beknopt onderzoek verschenen naar de wijze waarop Jeroen Brouwers

de roman Weer thuis van marnix Gijsen heeft vernederlandst. In het artikel ‘Het nederlands van marnix Gijsen’ zet Paul van Hauwermeiren diverse ingrepen van Brouwers uiteen en geeft hij een kort oordeel over het ‘herschrijven door de

is de vraag of Oegema het woord op deze plaats over het hoofd zag, of het in deze context om de een of andere reden wél gepast vond.

Het is bij zulke gevallen moeilijk te beoordelen waarom de redacteur het bewuste woord heeft verwijderd of aangepast. Volgens Brouwers beschikte Oegema over ‘een vlotte pen’ en schreef hij ‘gemakkelijk, zon-der stilistische versiersels’.33 Bij het schrappen van bijwoorden en voeg-woordelijke bijwoorden gaat het om de verwijdering van een extra nuance. Het kan dus zijn dat het gebruik van bijwoorden en voegwoor-delijke bijwoorden in de ogen van Oegema overbodige ‘versiering’ was, die net zo goed weggehaald kon worden. Het is echter ook mogelijk dat Oegema de woorden te ouderwets of te Vlaams vond klinken en daarom verbande uit de tekst.

Ten slotte dient opgemerkt te worden dat het gaat om literair taalge-bruik, waarbij een individuele stijl een veel grotere rol speelt dan bij bijvoorbeeld zakelijke teksten. Clem Schouwenaars heeft, als Vlaams prozaïst en dichter, zijn eigen unieke stijl. Tijdens het analyseren van het typoscript viel het op dat Schouwenaars verschillende registers gebruikt in de roman, die afhankelijk van de context wisselen. Als het hoofdper-sonage Markus voor de eerste keer een gesprek voert met zijn huisgenoot Frederico die om lucifers vraagt, gebruikt Markus een opvallend vlot register: ‘Kom binnen, zei ik. Even zoeken, man. Ik gebruik meestal een aansteker, zie je’.34 De ouders van Markus komen uit een betrekkelijk eenvoudig milieu, wat benadrukt wordt door iets wat de vader zegt nadat hij kennis gemaakt heeft met de toekomstige schoonvader van Markus: ‘Bonvillier? Een deftig man, maar hij verstaat er geen kloten van’. Opval-lend is dat Oegema dit vernederlandst heeft als ‘hij verstaat er de kloten niet van’. Wanneer het over mevrouw en meneer Bonvillier gaat, die tot een hogere maatschappelijke klasse horen, komen veel Franse woorden en uitdrukkingen voor. In hoofdstuk twee staat bijvoorbeeld: ‘Om papa en mama [Bonvillier] was ik uiteraard minder bezorgd. Hij zou wel een generaalszoon weten op te duiken en zij zou haar dochter troosten met erop te wijzen dat ik au fond toch maar uit de basse classe kwam’. Oege-ma heeft dit als volgt aangepast: ‘(…) zij zou haar dochter troosten met erop te wijzen dat ik per slot van rekening toch maar van nederige afkomst was’.

Het gaat bij deze ingrepen ondubbelzinnig om vernederlandsing, maar in het laatste geval rijst de vraag of Oegema hier niet een bepaalde sfeer en toon ter karakterisering van personages uit de roman heeft gehaald. Jeroen Brouwers heeft zowel in zijn polemische pamfletten uit de jaren zeventig als in latere publicaties zoals Stoffer & Blik overigens stevige kritiek geuit op de werkwijze van Oegema, die in zijn ogen soms veel te ver ging. In Stoffer & Blik noteerde Brouwers bijvoorbeeld:

Alles wat geen ‘gangbaar’ Nederlands was wantrouwde hij en bestempelde hij al te apodictisch ‘dus’ als ‘dialect’, meer bepaald ‘Vlaams’, ‘dus’ als ‘foutief ’ en ‘corrigeerde’ hij overijverig, ongevoelig voor verantwoorde eigenzinnigheden, woordgrapjes, staande uitdrukkingen die in Vlaanderen mondgemeen zijn maar in Randstad-Holland uitleg behoeven.35

3_lemmens_p181_194.indd 190 12/12/12 16:16

Wendy Lemmens Vernederlandsing en erger 191

noordnederlandse prozaïst Jeroen Brouwers’. Het artikel is opgenomen in het jaarboek Handelingen van de Koninklijke Zuidnederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis 32, 1979, 205–228.

37 Vergelijk respectievelijk Brems, Altijd weer vogels die nesten beginnen, 462–463 en F. van Renssen, ‘Lezer, er zijn ook Belgen!’ Interactie tussen de Nederlandse en Vlaamse literatuur via literaire kritiek en uitgeverij (1980–1995), 2011 [dissertatie Radboud Uni-versiteit nijmegen], 327.

Op basis van deze kleine selectie voorbeelden, gekozen uit de resultaten van onderzoek van één hoofdstuk van het typoscript, kan het standpunt van Brouwers waarschijnlijk niet onderschreven worden. Bij de frequen-te verwijdering of verandering van een woord als ‘nochtans’ is er te veel onzekerheid over de vraag of het om vernederlandsing gaat en bij de verwijdering van het Frans bij de Bonvilliers gaat het om een unieke kwestie. Voor het antwoord op de vraag of de beeldvorming van Brou-wers over Oegema al dan niet als mythevorming gekwalificeerd moet worden, is met andere woorden meer onderzoek nodig.

Uit de analyse van hoofdstuk één van De zeven nachten blijkt dat Oege-ma veel correcties heeft aangebracht met het doel om de tekst te verne-derlandsen. Er zijn echter ook veel correcties waarbij het gaat om algemene redactionele ingrepen, zoals het verplaatsen van een woord of het veranderen van een modus. Deze resultaten, afgezet tegen de uitspra-ken van Brouwers, geven aanleiding tot de vraag in hoeverre Oegema de tekst daadwerkelijk heeft ‘herschreven’ of zelfs ‘vervalst’. Oegema’s ingre-pen zijn frequent, maar betreffen vooral de oppervlaktestructuur van de tekst, behalve in het geval van het Franse ‘register’ voor mevrouw en meneer Bonvillier.

Om te kunnen beoordelen waarop de beeldvorming van Brouwers over Oegema berust, is voortgezet onderzoek van het volledige typoscript van De zeven nachten nodig. Ook andere door Oegema gecorrigeerde typoscripten van Manteau-auteurs zoals Maurice Roelants, Ward Ruys-linck en Walter van den Broeck zouden in het onderzoek betrokken moeten worden. Eveneens kan de werkwijze van Oegema vergeleken worden met de wijze waarop Brouwers zelf redigeerde: Brouwers heeft immers ook enige jaren in dienst van Manteau teksten vernederlandst.36 En tot slot zouden de manuscripten van de Nederlandse auteurs die aan het eind van de jaren 1960 hun opwachting maakten in het fonds van Manteau (voornamelijk in de Vijfde Meridiaan-reeks) ook boeiend ver-gelijkingsmateriaal kunnen opleveren: op welke wijze ging de uitgeverij met hun teksten om?

Wat vernederlandsing concreet inhoudt, kan onderzocht worden aan de hand van de praktijk van de redactie door Oegema in zijn dertien dienstjaren bij Manteau, van 1959 tot 1972. In dit onderzoek ter definiëring van ‘vernederlandsing’ zou onderzocht moeten worden in hoeverre hier-onder ook een zekere ‘versobering’ en ‘modernisering’ (minder ‘ouder-wets’ maken) wordt verstaan. De tegenstelling van Hollandse ‘soberheid’ en ‘zakelijkheid’ versus Vlaamse ‘overdaad’ en ‘barok’ is een vaak gehan-teerde tegenstelling, zeg maar een cultureel stereotype, in het kritische discours over overeenkomsten en verschillen tussen Vlaamse en Neder-landse literatuur in de jaren 1970 en ’80, zelfs nog in de jaren 1990.37 Denkt een redacteur als Oegema in de jaren 1960 bij Manteau volgens deze lijnen of geeft hij er zelfs mede vorm aan? Langs deze weg kan niet alleen ‘ver-nederlanding’ gedefinieerd worden, maar laat ook de beeldvorming door Brouwers zich op haar merites beoordelen.

Conclusie

3_lemmens_p181_194.indd 191 12/12/12 16:16

Wendy Lemmens Vernederlandsing en erger192

Het is tot slot niet moeilijk om de relevantie in te zien van het onder-zoeksproject waarvan ik hier slechts de contouren heb geschetst. Het zou namelijk een diepgaande kijk bieden in de interne keuken van uitgeve-rijen. Juist over die interne keuken, en in het bijzonder over redactieprak-tijken, zijn de gegevens in het internationale boekwetenschappelijk onderzoek vooralsnog dun gezaaid.38

38 Vergelijk F. de Glas, ‘The Role of the editor in the Fiction Publishing Branch. Towards the Institutional Analysis of a Profession’ in FRAME 18 (2006), 7–25.

3_lemmens_p181_194.indd 192 12/12/12 16:16

Wendy Lemmens Vernederlandsing en erger 193

s a m e n va t t i n g

Dit artikel bestudeert het beleid van de Belgische uitgeverij A. Manteau en in het bijzonder de prak-tijk van de bij deze firma actieve Nederlandse redacteur Theo Oegema. Volgens Jeroen Brouwers, die in de eerste helft van de jaren 1960 in Oegema’s voetsporen trad, werden Vlaamse teksten rigou-reus herschreven en ver-nederlandst, zodat ze beter verkocht konden worden op de Nederland-se markt. Brouwers ver-oorzaakte in de jaren 1970 grote opschudding in Vlaanderen door openlijk te betuigen dat de gehele Vlaamse literatuur ver-valst was door Neder-landse ‘herschrijvers’. Hierbij uitte hij naast kri-tiek op het volgens hem lamentabele niveau van de Vlaamse letteren ook de nodige bedenkingen bij de handelswijze van Oegema, die volgens Brouwers alles wat ook maar enigszins naar Vlaams zweemde uit de romans verwijderde. Aan de hand van een aantal correcties van Oegema in Clem Schouwenaars’ roman De zeven nach-ten wordt kritisch geke-ken wat vernederlandsing in de redactiepraktijk van Oegema precies inhield, om dit vervolgens te toet-sen aan de uitspraken van Brouwers.

s u m m a r y

This article studies the policy of the Belgian pub-lishing firm A. Manteau and in particular the methodology of the Dutch editor Theo Oegema, who worked for the firm. According to Jeroen Brouwers, who fol-lowed in Oegema’s foot-steps in the first half of the 1960s, Flemish texts were rigorously rewritten and dutchified (‘verne-derlandst’), so they would sell better in the Dutch market. Brouwers caused great upheaval in the 1970s in Flanders by openly testifying that the whole of Flemish litera-ture was forged by Dutch ‘rewriters’. Besides criti-cising the (in his view) lamentable level of Flem-ish literature, Brouwers expressed some serious concern about Oegema's methodology – he sug-gested that it was too intolerant for typical Flemish, but perfectly legitimate words, idioms etcetera. By means of a number of Oegema’s cor-rections in Clem Schou-wenaars’ novel De zeven nachten, the author criti-cally researches what dutchification (‘verneder-landsing’) exactly meant in Oegema’s editing prac-tice and then checks this against Brouwers’ claims.

3_lemmens_p181_194.indd 193 12/12/12 16:16