Middeleeuwse lakenhandel in een 14e-eeuwse stadsuitleg in Biervliet (Zl.)

16
25 PALEO-AKTUEEL

Transcript of Middeleeuwse lakenhandel in een 14e-eeuwse stadsuitleg in Biervliet (Zl.)

Paleo-aktueel 25

25

PALEO-AKTUEEL

Met de jaarlijkse uitgave van Paleo-aktueel geven de medewerkers van het Groninger Instituut voor Archeologie inzicht in een deel van het lopende onderzoek van het instituut.

Redacteurs voor dit nummer: Stijn Arnoldussen, Peter Attema, René Cappers, Tymon de Haas, André van Holk, Martijn van Leusen, Elisabeth van ’t Lindenhout, Johan Nicolay, Albert Nijboer, Hans Peeters, Daniël Postma en Daan Raemaekers

Redactiecoördinatie: Annette Hansen & Sarah WillemsenVormgeving: Siebe BoersmaOmslagontwerp: Siebe Boersma & Miriam Los-WeijnsCorrectie Engelse samenvattingen: Annette Hansen

Foto omslag: Paardenskelet uit Ezinge, opgegraven in 1932, en bloc gelicht, maar ondersteboven getoond, collectie Noordelijk Archeologisch Depot in Nuis. (Foto Henk Faber Bulthuis, Noordelijk Archeologisch Depot, Nuis). Zie artikel Prummel et al.

ISBN 9789491431777ISSN 1572-6622

Website: www.paleo-aktueel.nl

Adres van de redactieRijksuniversiteit Groningen

Groninger Instituut voor Archeologie (GIA)Poststraat 6 9712 ER Groningen

Tel.: 050 363 6712 fax 050 363 [email protected]

Adres van de uitgeverBarkhuis Publishing

Kooiweg 38 9761 GL EeldeTel. 050 3080936 fax 050 [email protected] www.barkhuis.nl

© GIA. Inlichtingen: www.rug.nl/let/onderzoek/onderzoekinstituten/gia/publications

rijksuniversiteit groninger instituut voor archeologiegroningen

Paleo-aktueel

25

Rijksuniversiteit Groningen / Groninger Instituut voor Archeologie (GIA)University of Groningen / Groningen Institute of Archaeology

& BarkhuisGroningen, 2014

In dit nummer: 1) Nederland, 2) Italië en 3) Jordanië

In dit nummer: 1) Biervliet, 2) De Wierhuizen, 3) Donderen, 4) Eernewoude, 5) Ezinge, 6) Flevoland, 7) Groningen, 8) Hoogkerk, 9) Leeuwarden, 10) Mensingeweer en 11) Steenwijk

VOORWOORD VII

FRITS VREDEBotanische resten aangetroffen in de overgangsperiode van het Eemien naar het Weichselien (Gr). 1

M.J.L.TH. NIEKUS, L. JOHANSEN & D. STAPERTEen vuistbijl en andere nieuwe middenpaleolithische vondsten rond het glaciale bekken van Steenwijk (Dr. en Ov.) 7

WIEKE DE NEEF, MARTIJN VAN LEUSEN, KAYT ARMSTRONG, NIKOLAAS NOORDA & JELMER WUBSTerra Masseta: verlaten land 19

W.A.B. VAN DER SANDENEen bronzen dolkkling uit het dal van de Grote Masloot bij Donderen (Dr.) 29

ELIZABETH WEISTRA‘Arte Dedalica’ in Zuid-Italië: twee ‘nieuwe’ terracotta wijgeschenken 35

FILMO VERHAGEN, TYMON DE HAAS EN GIJS TOLRomeinse pleisterplaatsen en hun ommeland in de Pontijnse vlakte 41

EGGE KNOL, WIETSKE PRUMMEL, ANNET NIEUWHOF & HANS VAN DER PLICHTEen oude merrie uit een Friese terp 49

ANNIKA KROPP, EVELIEN M. WITMER & GIJS W. TOLDe Romeinse kookpotten van Tell Abu Sarbut (Jordanië) 57

VINCENT VAN VILSTERENVoor een dubbeltje op de eerste rij - bijzondere bronzen potjes uit Noord-Nederland 65

HENNY GROENENDIJK & SONJA KÖNIGEen rijk versierde, laat-middeleeuwse pareerstang uit Mensingeweer (De Marne, Gr.) 75

ADRIE UFKES & KO LENTINGMiddeleeuwse lakenhandel in een 14e-eeuwse stadsuitleg in Biervliet (Zl.) 83

ERIK WIJSHAKE & ANNIKA KROPPEen zilveren horloge uit scheepswrak OL 79 (Flevoland) 91

Inhoud

V

SONJA FILATOVA & YFTINUS VAN POPTAVoedsel of verpakkingsmateriaal? Botanische resten in scheepswrak OL 79 (Flevoland) 99

ANDRÉ VAN HOLKArcheologie in het beeldverhaal 107

KARLA DE ROESTDynamische musea, statische vitrines. De prehistorie van Nederland tentoongesteld 119

VI

VII

Voorwoord

Vijfentwintig jaar Paleo-aktueel! Een mooi moment om aan de hand van de in dit nummer bij-eengebrachte artikelen kort te reflecteren op ontwikkelingen die de archeologie te Groningen als discipline heeft doorgemaakt sinds het verschijnen van het eerste nummer van Paleo-aktueel in 1990.

Het valt op dat interdisciplinariteit in het onderzoek van het Groninger Instituut voor Archeologie nu eerder regel dan uitzondering is. Daarbij spelen de laboratoria van het GIA en het Centrum voor Isotopenonderzoek een grote rol. Zo wordt in dit nummer botanisch onder-zoek aangewend om gegevens te verzamelen bij het onderzoek van scheepswrakken, wordt isotopenonderzoek verricht aan het botmateriaal van paardenskeletten uit terpen om voedsel-patroon en graasgebied te bepalen, wordt materiaalonderzoek verricht aan bronzen voorwer-pen en zien we hoe in de surveyarcheologie geografische informatiesystemen en geofysica een niet weg te denken rol hebben ingenomen. We kunnen ons verheugen in het feit dat de inzet van natuurwetenschappelijke methoden, hallmark van het GIA, is meegegroeid met de eisen die we aan modern archeologisch onderzoek moeten stellen, en goed ingebed is in gedegen veld-werk en artefactstudies ondersteund door capabele veldtechnici en tekenaars.

Over de interesses van de onderzoekers kunnen we kort zijn, allen worden gedreven door nieuwsgierigheid om de archeologische, maatschappelijke en historisch context van landschap, landgebruik, nederzettingssporen en vondsten te begrijpen. Daarin is niets veranderd gedu-rende de afgelopen 25 jaar. Dat geldt ook voor het moeiteloos samengaan van onderzoek in verre oorden en onderzoek dichter bij huis en de vele contacten die het GIA heeft met binnen- en buitenlandse onderzoekers en onderzoeksinstituten. Wat de noordelijke provincies aangaat zien we aan de hand van de bijdragen en hun auteurs - die meer dan eens van ‘buiten’ komen - dat het GIA nog steeds stevig verankerd is in het noord-Nederlandse archeologische bestel.Wat wèl is veranderd is de grotere aandacht voor maatschappelijke kennisbenutting, een ont-wikkeling die, zoals in het voorwoord van Paleo-aktueel 24 gesteld door mijn voorganger di-recteur GIA, Daan Raemaekers, een steeds grotere rol zal gaan innemen in het archeologisch onderzoek van het GIA - en dus in de Paleo-aktueel. De kritische bijdrage van researchmas-terstudente Karla de Roest in deze aflevering is daar een goed voorbeeld van. Maar laten we verstandig zijn en als gedreven onderzoekers kennisbenutting niet de onderzoeksagenda gaan laten bepalen, maar het gewoon opvatten als een intrinsiek onderdeel van professioneel inter-disciplinair archeologisch onderzoek.

Tot slot de presentatie. Wie Paleo-aktueel 1 naast 25 legt, zal opmerken dat de hedendaagse digitale technieken de presentatie in woord en beeld van de artikelen in Paleo-aktueel veel aantrekkelijker hebben gemaakt. Maar belangrijker nog is vast te stellen dat de informatieve waarde van de illustraties, of het nu om vuistbijlen of siteverspreidingen gaat, is opgeschaald. Daarbij is – en dat is het mooie – het gedetailleerde ambachtelijke werk in het veld of op de tekenkamer basis en uitgangspunt gebleven!

Ik wil hier Daan Raemaekers, namens alle GIA medewerkers, van harte bedanken voor acht jaar stimulerend directeurschap, een periode waarin op onderzoeksgebied veel goeds is gebeurd.

VIII

Het past ons om aan het einde van dit voorwoord vriend en collega Jan Delvigne te herinneren, overleden op 21 juli 2014 ten gevolge van een ziekte die een steeds grotere wis-sel trok op zijn vermogen als fysisch geograaf veldonder-zoek te doen. Jan was vanaf eind jaren ‘90 nauw betrokken bij met name het veldonderzoek van GIA’s mediterraan archeologen in midden- en zuid-Italië en op de Krim. Daar zette hij gedurende vele campagnes zijn uitzonderlijke veldexpertise, zijn liefde voor landschapsgenese en zijn niet aflatende humor in om de archeologen te helpen de landschappelijke context van hun werk beter te begrijpen. Jan wist zijn bevindingen in uitermate heldere taal en tekeningen op papier te krijgen, hetgeen heeft geresulteerd in vele bijdragen aan publicaties van archeologisch onder-zoek, zowel over het mediterrane gebied als dichter bij huis over zijn woonplaats het wierdendorp Ezinge en het cultuurlandschap Middag-Humsterland. Jan was de spil van het museum Wierdenland dat in 1994 werd geopend in het voormalig stadhuis te Ezinge en was een belangrijke initiatiefnemer bij de totstandkoming van het nieuwe museum dat in 2008 zijn deuren opende. Op grond van zijn verdienste werd hij benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau. Jan toonde een grote interesse voor het leven van persoon Van Giffen waar hij tot op het einde van zijn leven biografisch onderzoek naar bleef doen, zo goed en zo kwaad als het ging. Jan was een docent pur sang die vele studenten van het Archeologisch Instituut de beginselen van de fysische geografie heeft bijgebracht, bij voorkeur – en als het aan Jan lag - uitsluitend in het veld. De foto laat Jan in zijn natuurlijke omgeving zien, het fysieke landschap waarvan de schoonheid voor hem lag in het begrip ervan.

Peter AttemaDirecteur GIA

Veldwerk 2006 in Calabrië, Italië. (Foto Siebe Boersma, RUG/GIA).

83

Middeleeuwse lakenhandel in een 14e-eeuwse stadsuitleg in Biervliet (Zl.)

Adrie Ufkes1 & Ko Lenting2

In het voorjaar van 2012 is door Archaeological Research & Consultancy (ARC bv) uit Groningen een opgraving uitgevoerd op een terrein ten zuiden van Biervliet (Lenting & Ufkes, 2013; fig. 1). De aanleiding voor dit onderzoek is het feit dat Rijkswaterstaat het wegtracé van de N61, Zeeuws-Vlaanderen, zal verleggen. In een eerdere fase van on-derzoek was het terrein gedeselecteerd voor nader onderzoek en daarmee vrijgegeven. Door een toevalsvondst bleek dat er toch ar-cheologische waarden in de bodem aanwezig waren. Rijkswaterstaat heeft daarom, in over-leg met de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE), besloten om extra archeologisch voor-onderzoek te laten uitvoeren (Alma, 2012). Dit proefsleuvenonderzoek bevestigde de archeologische waarden op het plangebied. Aangezien de archeologische resten, als ge-volg van de verwachten zetting van het weg-talud, niet in situ konden worden behouden, besloot Rijkswaterstaat, in overleg met RCE, tot behoud ex situ. Hoewel het terrein dus fei-telijk was vrijgegeven, stelde Rijkswaterstaat zich bereid om alsnog te willen investeren in archeologisch onderzoek, echter met een ge-limiteerd budget. Voor dit onderzoek is door de RCE een Programma van Eisen opgesteld, waarbij de beperkte financiële mogelijkheden een rol hebben gespeeld bij de formulering van de onderzoeksvragen. Deze onderzoeksvragen hebben betrekking op de aard, datering en fasering van de structuren en op de aan- of afwezigheid van omwallingen ten behoeve van de verdediging tegen mens en water.

Gedetailleerde (uitwerk)vragen zijn niet gesteld. Ook is, in overleg met RCE, de on-derzoeksstrategie van het veldwerk en de uitwerking aangepast aan het gelimiteerde budget. Tijdens het veldwerk is de nadruk gelegd op de locaties met de hoogste sporen-dichtheid. Daarnaast is slechts uit een klein gedeelte van de grondsporen vondstmateriaal verzameld. De grondsporen en funderingsres-ten zijn gedocumenteerd en zijn door de op-drachtgever na beëindiging van het veldwerk weer toegedekt. Het voornemen is om deze resten alsnog in situ te behouden en zijn er aanpassingen voor dit deel van het wegtracé voorgesteld. Voor zover mogelijk zijn alle metaalvondsten geborgen, de overige vondst-categorieën zijn selectief verzameld met als doel de datering en fasering van de grond-sporen vast te kunnen stellen. In overleg met RCE is besloten om bij de uitwerking de fysi-sche geografie buiten beschouwing te laten, de botanische macroresten en het (construc-tie)hout niet nader te bestuderen, en van de materiaalcategorieën keramische artefacten, leer en faunaresten slechts een minimale se-lectie uit te werken. Uit de grondsporen en vondsten kan wor-den afgeleid dat op deze locatie een 14e eeuwse stadsuitleg is gelegen. Het betreft een handels- en ambachtskwartier waar laken werd geproduceerd en verhandeld.

Historische achtergrondDe oudste vermelding van Biervliet da-teert uit het jaar 984. In een charter wordt Fluvium Beverna vermeld en verwijst naar een

84

Paleo-aktueel 25, 2014

waterloop, de Beverna. Langs deze waterloop vestigden zich de eerste bewoners, en in 1075 is er sprake van de nederzetting Bierfletum. Biervliet behoorde in de Middeleeuwen tot het graafschap Vlaanderen. De vissersneder-zetting kreeg in de 12e eeuw een meer stede-lijk karakter, vooral nadat Biervliet in 1183 werd vrij gesteld van tolrechten en het be-talen van hanzerechten. De Vlaamse graaf Philips van den Elzas verleende Biervliet stadsrechten en verzekerde zich daarmee

tevens van een strategische handelspositie, want Biervliet was gelegen op het noorde-lijkste punt van Vlaanderen, recht tegenover Zeeland, dat aan Holland toebehoorde. Over de ontwikkeling van de stad in de 12e en 13e eeuw is weinig bekend. Uit stadsreke-ningen in het Rijksarchief van Brugge blijkt dat er na 1194 een kasteel werd gebouwd. Economisch ging het Biervliet voor de wind. De stad was met doorgaande landwegen ver-bonden met de belangrijkste handelscentra

Fig. 1. Detail van de figuratieve kaart van de polders rond Biervliet, Frans van de Velde, 1549. De onder-zoekslocatie is aangegeven met een rode stip. Naar: Van den Bossche & Willemsen 2010, p. 29.

85

Middeleeuwse lakenhandel in een 14e-eeuwse stadsuitleg in Biervliet (Zl.)

en verder beschikte Biervliet over een ver-binding met de zeearm De Honte, de latere Westerschelde, wat handel over water mo-gelijk maakte. Tot aan het eind van de 14e eeuw speelde Biervliet een belangrijke rol in de Vlaamse en internationale handelsbetrek-kingen met onder andere zoutproductie en de aan haringvisserij verbonden nijverheid. Biervliet bezat in deze periode het recht op het houden van een jaarmarkt. Ook zullen er weekmarkten zijn geweest. De 13e en 14e eeuw was de bloeiperiode van de Vlaamse la-kennijverheid en laken was dan ook het voor-naamste handelsproduct van Biervliet . In de loop van de 14e eeuw kwam er een kentering. Als gevolg van politieke onlusten, sociale onrust en economische verschuivin-gen in Vlaanderen, werden de kleinere han-delssteden, waaronder Biervliet, geremd in hun verdere bloei. Bovendien kreeg Zeeuws-Vlaanderen in het laatste kwart van de 14e eeuw te maken met hevige stormvloeden en overstromingen. Waarschijnlijk werd de stormvloed van de winter van 1375/76 Biervliet fataal, toen de zeedijk brak en het hele gebied ten zuiden en oosten van de stad onder water kwam te staan. Tijdens de Elizabethsvloed in 1404 ontstond ten noorden en westen van de stad een grote inbraakgeul, waardoor Biervliet werd afgesneden van het vaste land en op een eiland kwam te liggen. Kleine herbedijkingen in de daaropvolgende jaren werden vaak snel weer teniet gedaan door nieuwe overstromingen. Dit had ernsti-ge gevolgen voor de economische situatie van de stad. Als gevolg van de overstromingen en het wegkwijnen van de handel werd Biervliet in de 15e eeuw gekenmerkt door armoede.

De 14e-eeuwse stadsuitbreidingAan het begin van de 14e eeuw werd aan de zuidzijde van de stad, buiten de omwalling, een stadsuitbreiding gerealiseerd. Het archeo-logisch onderzoek vond plaats op het weste-lijk deel van deze stadsuitbreiding. Hoewel er slechts 5000 m² is opgegraven, kon de

inrichting van dit terrein tot op zekere hoog-te worden gereconstrueerd. De stadsuitbrei-ding was vermoedelijk omgeven door een 20 m brede gracht. Het is aannemelijk dat deze gracht in verbinding stond met de zeearm die doorgang bood naar de Honte. Binnen de omgrachting werd een stelsel van haaks op elkaar staande kanalen gegraven. Ook deze kanalen waren bevaarbaar. Het lijkt erop dat dit deel van de stadsuitbreiding in vieren was verdeeld. Over de aard en inrichting van deze kwadranten kon slechts in zeer beperkte mate informatie worden verkregen. Een be-langrijke reden hiervoor is dat als gevolg van latere erosie en aftopping een groot deel van de ondiepere sporen en opgaand muur-werk verloren is gegaan. Daarnaast viel het noordoostelijke kwadrant en een groot deel van het zuidwestelijke kwadrant buiten het onderzoeksgebied, en aanwijzingen omtrent de aard en inrichting zijn dan ook indirect. Het noordwestelijke kwadrant werd geken-merkt door een groot aantal oost-west geori-enteerde perceelsloten, die alle afwaterden in het meest westelijke, noord-zuidgeoriënteer-de kanaal. Uit het patroon van deze sloten konden percelen worden gereconstrueerd met afmetingen van 25 x 8 m. Met name op het noordelijke deel bevond zich een groot aan-tal afvalkuilen. In één van de sloten werd een vondstconcentratie aangetroffen die bestond uit een zeer grote hoeveelheid huishoudelijk afval. Dit doet vermoeden dat er bewoning was op het naastgelegen noordoostelijke kwa-drant en dat bewoningsafval in de kuilen op het noordwestelijke kwadrant werd gedumpt. Er was geen kanaal dat het noordoostelijke kwadrant scheidde van het noordwestelijke kwadrant, er was dus geen fysieke barrière tussen beide terreinen. Het noordwestelijke kwadrant zou als off-site areaal kunnen wor-den beschouwd en was gemakkelijk toegan-kelijk vanaf het noordoostelijke kwadrant. Het zuidwestelijke kwadrant was wel be-grensd door kanalen. Dit kwadrant was in eerste instantie door middel van een smaller

86

Paleo-aktueel 25, 2014

kanaal onderverdeeld in twee blokken. In de vulling van dit smallere kanaal werd bouw-puin aangetroffen, wat suggereert dat er ook in dit kwadrant bebouwing stond. Opvallend was de vondst van acht complete driehoeki-ge bakstenen met afmetingen van 28 x 28 x 27 cm en een dikte van 7,5 cm. Deze zoge-naamde ezelsruggen werden gebruikt als af-sluiting van rechtopstaand muurwerk, zoals een ommuring van een tuin, of bovenop de horizontale vlakken van een trapgevel. In dit zuidwestelijke kwadrant stond dus waar-schijnlijk een constructie van baksteen zoals een gebouw of een tuinmuur. In het zuidoostelijke kwadrant werden fun-deringen aangetroffen van twee gebouwen (fig. 2). Deze gebouwen stonden vlak langs

één van de kanalen. Het westelijke gebouw werd geheel blootgelegd, het oostelijke ge-bouw is ten dele gereconstrueerd op basis van symmetrie. Beide gebouwen, met afme-tingen van 10 x 7 m, werden in een later stadium verbonden door een tussenmuur. De noordelijke lange zijde, aan de kant van het kanaal, was massief gefundeerd, evenals de beide korte zijden. De zuidelijke lange zijde was gefundeerd door middel van spaarbogen. Aan de westzijde van het westelijke gebouw bevond zich een kademuur met een lengte van 7 m. Aan de waterkant was een klein pla-teau gemetseld dat mogelijk stevigheid bood bij het laden en lossen van vaartuigen. Gezien de symmetrie is het denkbaar dat er ook een kade was aan de oostzijde van het oostelijke

Fig. 2. Funderingen en stiepen van de twee gebouwen in het zuidoostelijke kwadrant (Foto J.J. Lenting, ARC bv).

87

Middeleeuwse lakenhandel in een 14e-eeuwse stadsuitleg in Biervliet (Zl.)

gebouw. Grote hoeveelheden bouwpuin in de gracht ter hoogte van beide gebouwen sug-gereren dat deze op een bepaald moment werden verwoest. Uit de locatie van de ge-bouwen, zo pal langs het water, de aanwe-zigheid van een kade en uit de vondst van enkele sintels (ijzeren krammen) en de laken-loden uit de sloten en kanalen zou kunnen worden afgeleid dat beide gebouwen als pak-huizen fungeerden.

LakenhandelIn de Late Middeleeuwen was laken, een vervilte wollen stof, een belangrijk product. Stedelijke overheden controleerden de pro-ductie om de voor de handel zo belangrijke hoge en constante kwaliteit te waarborgen. Tijdens het productieproces werden meerde-re keuringen uitgevoerd. Om deze keuringen te bekrachtigen werden loden aan de stoffen bevestigd. Aan het eind van alle bewerkingen

werd een eindlood aangebracht. De loden gaven de lengte, de breedte, het aantal dra-den, de soort, de plaats van fabricage, het verfprocedé en de verwerkte garens aan. De zijde waaraan de loden bevestigd waren, moest het laatst worden aangesneden, zodat de koper zich van de kwaliteit kon overtuigen. Tijdens de opgraving werden 21 lakenlo-den of delen hiervan aangetroffen. De meeste loden waren gebruikt, ze waren dichtgekne-pen en op één exemplaar was aan de bin-nenzijde duidelijk de indruk van het textiel zichtbaar. Twee lakenloden waren echter ongebruikt en impliceren daarmee lakenpro-ductie of -handel ter plaatse. Op elf stuks kon een (gedeeltelijke) afbeelding worden her-kend. Tenminste vier hiervan konden recht-streeks aan Biervliet worden gerelateerd en vormen het bewijs dat er in Biervliet lakense stoffen werden geproduceerd en verhandeld. De lakenloden uit Biervliet zijn te herkennen

Fig. 3. Lakenlood met een kogge en de randtekst BIERVLIET rondom een kruis met stippen, schaal 1:1 (Foto K.M. Wojciechowska-Treder, ARC bv, tekening H.H. Bürmann, ARC bv).

88

Paleo-aktueel 25, 2014

aan een afbeelding van een kogge op de ene zijde en op de andere zijde een kruis met stip-pen, al dan niet met de randtekst BIERVLIET (fig. 3). Er is een zegel van Biervliet uit 1300 bekend met als afbeelding een soortgelijke kogge. De kogge stond symbool voor de be-langrijke rol van Biervliet in de handel. Eén lood week af door het grotere formaat en een opvallende afbeelding. Dit lood was voorzien van een monogram bestaande uit de letters T, N en E, met daardoorheen de letter P. De randtekst vormde de naam PEETER DE NEVT. Mogelijk was Peter de Neut een lake-ninkoper wiens aanzien het loonde om zijn eigen naam aan de producten te verbinden. en dusdanig vooraanstaand dat zijn naam op zijn lakenloden werd vermeld.

Bijzondere vondstenNaast de lakenloden, die bijzonder zijn van-wege hun vroege datering en hun karakte-ristieke afbeeldingen, zijn er nog twee in het oog springende vondstcategorieën. De eerste betreft zogenaamde pseudomunten. Dit zijn gegoten metalen schijfjes van een lood-tin legering met aan beide zijden een

afbeelding, die vaak aan een contemporaine munt gerelateerd lijkt te zijn. Over het ge-bruik van pseudomunten bestaat vooralsnog onduidelijkheid. De pseudomunten kunnen zijn gebruikt in kloosters (kloostergeld), als armengeld (als goedkoop, alternatief geld) of als kinderspeelgoed/speelloodjes. In de opgravingscontext is het niet uit te sluiten dat ze een rol hebben gespeeld bij de laken-productie of -handel. Tijdens de opgraving werden achttien pseudomunten geborgen. De meeste waren slecht vervaardigd en niet goed afgewerkt. Een deel van de pseudomunten uit Biervliet heeft een echte munt als voorbeeld gehad, andere pseudomunten zijn nabootsin-gen van een munt (fig. 4). Helaas geven de vondstomstandigheden geen uitsluitsel over de functie van deze pseudomunten. De tweede bijzondere vondstcategorie be-treft (pelgrims)insignes. Insignes worden, met name in Zeeland, regelmatig aangetrof-fen. Tijdens deze opgraving werden maar liefst 26 insignes geborgen, waarvan zeven religieuze en negentien profane insignes. Eén van de best bewaarde insignes is een ridder te paard in krijgsuitrusting (fig. 5).

Fig. 4. Voor- en keerzijde van een pseudomunt, ∅2,5 cm (Foto K.M. Wojciechowska-Treder, ARC bv).

89

Middeleeuwse lakenhandel in een 14e-eeuwse stadsuitleg in Biervliet (Zl.)

ConclusieOndanks de beperkingen van deze archeolo-gische opgraving en de gelimiteerde uitwer-king van het vondstmateriaal, kon worden vastgesteld dat het onderzoeksterrein in een deel van de 14e-eeuwse stadsuitleg van Biervliet was gelegen. Deze stadsuitleg was gesitueerd aan de zuidzijde van de middel-eeuwse stad, en werd omgeven door een brede gracht. Binnen de stadsuitleg bestond de infrastructuur onder andere uit bevaar-bare kanalen. Dit stelsel van waterwegen stond ongetwijfeld in verbinding met open zee, maar de vermoede aansluiting viel bui-ten het onderzoeksgebied. Pal langs één van de kanalen bevonden zich twee gebouwen, mogelijk pakhuizen, en een kade waar boten konden laden en lossen. Uit de vondst van een groot aantal lakenlo-den kon worden afgeleid dat deze stadsuitleg functioneerde als ambachts- en handelskwar-tier, waar lakense stoffen werden geprodu-ceerd en verhandeld. Onder de lakenloden bevonden zich ook ongebruikte exempla-ren. De loden met de randtekst BIERVLIET en/of een afbeelding van een kogge

verwijzen expliciet naar de stad. De kogge is ook afgebeeld op het zegel van Biervliet rond 1300 en verwijst naar de belangrijke rol in de (internationale) handel. Uit historische bronnen is bekend dat in de loop van de 14e eeuw Vlaanderen ten prooi viel aan politieke onlusten, sociale onrust en economische verschuivingen. Bovendien werd het gebied getroffen door een aantal hevige stormvloeden. Waarschijnlijk werd de stormvloed van 1375/76 fataal voor de stadsuitleg. Dit alles had tot gevolg dat er een einde kwam aan de economische bloei van Biervliet en dat de stadsuitleg veranderde in een verdronken land.

Medieval cloth-trade in the14th century expansion of Biervliet (prov. of Zeeland)In 2012, a small-scale rescue excavation was carried out in the 14th century trade centre imme-diately south of the medieval town of Biervliet. This town development was surrounded by a large moat which was connected to an estuary, nowadays called the Westerschelde. Within this area there were navigable canals, dividing this part of the town development into four quarters.

Fig. 5. Profaan insig-ne, ridder te paard, breedte 4,3 cm (Foto K.M. Wojciechowska-Treder, ARC bv).

90

Paleo-aktueel 25, 2014

Brickwork foundations of two buildings along one of these canals, as well as an adjacent quai suggest that these buildings functioned as ware-houses. The find of a large number of cloth seals implies that cloth was manufactured and traded in this area. These lead seals were put on com-mercially produced woollen cloth as part of a system of industrial regulation, called alnage, under which quality control and the levying of tax was administered. The cloth seals of Biervliet were decorated with the name of the town and/or an image of a cog. Due to political and social unrest and economical shifts in the second half of the 14th century, the cloth trade became less thriving. The trade centre was abandoned after it was destroyed by a great flood tide in 1375/76.

Noten1. Adrie Ufkes, GIA, Poststraat 6, 9712 ER

Groningen, [email protected] / ArcheoSupport, Boterdiep 14-11, 9712 LN Groningen, [email protected]

2. Ko Lenting, Archeodienst, Osloweg 95, 9723 BK Groningen

LiteratuurAlma, X.J.F., 2012. Laatmiddeleeuwse stads-

uitleg van Biervliet onder de N61. Een Inventariserend Veldonderzoek inde vorm van proefsleuven (ADC ArcheoProjecten Rapport 2972). Amersfoort, ADC.

Lenting, J.J. & A. Ufkes, 2013. Een verdronken 14e-eeuws handelskwartier van Biervliet. Een archeologische opgraving in het tracé van de N61 bij Biervliet, gemeente Terneuzen (Z.) (ARC-Publicaties 211). www.arcbv.nl.

Van den Bossche, B. & R. Willemsen, 2010. Biervliet tussen eb en overvloed. Terneuzen, gemeente Terneuzen.