Analisa Kegagalan Komponen Dudukan Handle Kopling Pada Vespa
Een Vespa voor Claude. Over Omtrent Deedee van Hugo Claus
Transcript of Een Vespa voor Claude. Over Omtrent Deedee van Hugo Claus
Een Vespa voor Claude
Over Omtrent Deedee (1963)
Sinds de hele wereld in dag- en weekbladen vernomen heeft, dat
voor duizenden katholieke priesters all over the world de
natuur sterker is dan de leer, kan iedereen weten, dat het
celibaat eerder een duivelse list is dan een goddelijke zegen.
‘Een priester is niet van plastic’ schreef Frank Westerman in
NRC-Handelsblad van 31 juli 2004. ‘De Amerikaanse
psychotherapeut Richard Sipe, een getrouwde ex-priester, schat
in zijn boek Sex, Priests and Power dat slechts twee procent van
alle religieuze ambtsdragers een heel leven in kuisheid
doorbrengt’, aldus Westerman.1
In 1963, het jaar waarin Gerard Kornelis van het Reve op
de Nederlandse tv voor het eerst en als een der eersten
openhartig over zijn homoseksuele gevoelens sprak (11 december,
in het programma Literaire ontmoetingen), was het priesterlijke
vlees zonder enige twijfel al even zwak als in onze tijd. Over
deze zwakheid werd echter niet of nauwelijks gesproken en
menige misdienaar of schooljongen hield zijn traumatische
ervaringen binnen de haag van zijn tanden.
In de Nederlandstalige literatuur, waarin ook in die tijd
tamelijk openhartig over seks geschreven werd, vinden we
eigenlijk geen andere priester die tobt met het celibaat dan
Deedee, omtrent wie Hugo Claus in 1963 een roman schreef. Het
verhaal over het wilde feest van de familie Heylen in het huis
1 Voor het hele artikel verwijs ik naar http://www.nrc.nl/dossiers/misbruik_in_de_katholieke_kerk/nederland/article1624344.ece/Een_priester_is_niet_van_plastic (ik bezocht deze website op 31 augustus 2009).
van de dorpspastoor verscheen als Literaire Reuzenpocket nr.
50, met op de maagdelijk witte voorkant een takje met twee
perziken, zodanig vormgegeven, dat het bijna onmogelijk is niet
aan het mannelijk geslacht te denken.
Op de achterkant vinden we de volgende tekst:
Omtrent Deedee
De familie Heylen houdt in de pastorij van een West-Vlaams
dorp haar jaarlijkse herdenking van de dood van Moeder. Maar
dit jaar ontstaan er op die plechtige dag zonderlinge
wrijvingen, incidenten en misverstanden die leiden naar een
chaotisch ‘feest.’ In een gruwelijk mengsel van sexualiteit
en geweld wordt de familiebijeenkomst naar het uur van de
waarheid geleid. Een priester die onder de druk van de
omstandigheden zijn morele bijstand weigert en daardoor een
catastrofe veroorzaakt, de zwaarlijvige ontroerende Natalie,
de burleske familieleden, de losgeslagen jongeman Claude, een
van de meest enigmatische personages van de auteur, zij allen
vormen de leidraden van een boek dat ongetwijfeld een aantal
lezers schokken zal, maar waarvan het accent van
waarachtigheid niet te miskennen valt. Zelden heeft Hugo
Claus de menselijke onschuld en perversiteit zo subtiel
neergeschreven.
Naar aanleiding van de complexe roman De Verwondering schreef
Elseviers Weekblad: ‘Hugo Claus is ongetwijfeld de belangrijkste schrijver
van de naoorlogse generatie’; met het meer eenvoudige en
realistische Omtrent Deedee versterkt Hugo Claus met glans
deze reputatie.
Net als bij de flapteksten van De hondsdagen en De verwondering
kan men ook bij deze tekst vraagtekens plaatsen. Van geweld is
volgens mij tijdens de bijeenkomst geen sprake; er wordt in
ieder geval niet gevochten of geslagen. Ook kan men niet
zeggen, dat de priester zijn morele bijstand weigert, laat
staan dat hij daardoor een catastrofe veroorzaakt. Pervers zijn
de romanfiguren zeker, maar ‘menselijke onschuld’ kan men ze,
op de naïeve en romantische Natalie na, toch nauwelijks
toedichten.
Dat de roman inderdaad een aantal lezers geschokt heeft,
lijkt mij zeer aannemelijk, en wel om twee redenen. Menige
lezer zal in 1963 zeker geschokt zijn doordat Claus in zijn
roman een priester ten tonele voert, die nou niet bepaald met
zijn seksuele gevoelens omgaat op een wijze die de gelovigen
van een rooms-katholieke geestelijke mogen verwachten.
Bovendien zullen velen geschokt zijn doordat Claus op zeer
expliciete wijze homoseksualiteit ter sprake brengt. Niet als
iets vies of verwerpelijks, maar als iets normaals, iets wat
net zo respectabel is als heteroseksualiteit. Voor een
dergelijke visie was de maatschappij rond 1960 in de verste
verte nog niet rijp. Homoseksuelen kregen zelfs van
vooruitstrevende seksuologen nog het advies hun geaardheid zo
goed mogelijk te verbergen (Trimbos 1961) en velen waren van
mening dat genezing van deze ‘kwaal’, door psychiater of gebed,
mogelijk was.
Uit de analyses die er in de loop van de tijd van Claus’
roman verschenen zijn (Weverbergh (1965); Janssens (1994);
Vanheste (1994)) kan men alleen maar concluderen, dat de tekst
van Omtrent Deedee heel wat raadselachtige momenten bevat die
van de lezer behalve volharding ook scherpzinnigheid vergen.
Claus lezen betekent inspanning leveren, hersenwerk, schrijft
Weverbergh2, en daarmee kan ik alleen maar instemmen. Een goede
lezer probeert zo veel mogelijk informatie in de tekst van een
zinvolle interpretatie te voorzien. Na lezing van de bijdragen
van Weverbergh, Janssens en Vanheste blijft de lezer van
Omtrent Deedee met heel veel vragen zitten, waarvan mij de
belangrijkste lijkt: waarom heeft de priester Deedee aan Claude
een Vespa gegeven? Die vraag stellen zij niet aan de orde.
Zoals uit bijgaande reclame blijkt, moet die Vespa de Memmelse
dorpspastoor één of twee maandsalarissen gekost hebben!
2 Weverbergh (1965: 71).
Amerikaanse reclame voor de Vespa 50 uit begin jaren 60.
Een Vespa kostte in Deedees tijd in Amerika 244 dollar. De
dollarkoers was in 1963 f 3, 60.3 Omgerekend was de prijs van
deze Vespa dus een slordige f 900 of BEF 12.200. In koopkracht
uitgedrukt is dat zo’n 2190 euro nu. Hoe duur precies een
dergelijk vervoermiddel in Nederland of België was, heb ik niet
kunnen achterhalen, maar ik ga ervan uit, dat de prijs niet
aanzienlijk zal afwijken van wat er in Amerika voor betaald
moest worden. Een dorpspastoor die zo’n cadeau aan een
homoseksuele jongen ten geschenke geeft, maakt zichzelf
verdacht, hoe dan ook, zoals ook David Willinger (2007) in zijn
uitstekende introductie tot Engelse vertalingen van Suiker, Een
bruid in de morgen en Interieur, de toneelversie van Omtrent Deedee, 3 Met dank aan De Nederlandse Bank, die mij deze informatie gegeven heeft.
opmerkt. Wat heeft zich daar in het Vlaamse Memmel precies
afgespeeld?4
Samenvatting
Het familiefeest wordt, zoals Vanheste5 aannemelijk gemaakt
heeft, gehouden op zondag 14 augustus 1960. Die datum wordt
niet expliciet vermeld, maar de priester is tijdens de mis voor
Moeder Heylen in het paars, de kleur van de boete, en dat kan
in augustus alleen op de vigiliedag van de Maagd, de dag vóór
Maria-Hemelvaart. Het jaar 1960 is goed gemotiveerd: de grap
over Loemoemba en Sinterklaas (109/110) is eigenlijk alleen in
1960 grappig, omdat Loemoemba in januari 1961 gedood is, de
dans ‘de twist’ (108) is in 1960 ongewoon populair dankzij
Chubby Checker en Cuba staat in het brandpunt van de
belangstelling doordat het eiland kort tevoren door Castro
bevrijd is van de dictatuur van Batista (23). Het verhaal
eindigt in de namiddag van maandag 15 augustus 1960. (166)6
Het grootste deel van het verhaal speelt zich af in de
pastorie van Deedee. Die woning heeft een kelder, een parterre
en een verdieping, waar de studeerkamer van Deedee is. Tijdens
de tocht naar de kerk en, na de dienst, naar het graf van
Moeder Heylen, komen de familieleden ook in het dorp Memmel.
Twee romanpersonages komen later weer buiten de woning: Giacomo
en Claude. Deedee verlaat weliswaar voor korte tijd het huis,
maar wat hij buiten doet, wordt niet beschreven. 4 Voor mijn analyse van Omtrent Deedee heb ik gebruik gemaakt van Claus (1967). Deze achtste druk wijkt niet af van de eerste druk uit 1963. 5 Vanheste (1994: 190).6 Een beetje twijfel is hier toch wel mogelijk. Op blz. 87 wordt ‘Dokter Orloff’ genoemd. De film The awful dr. Orloff is uit 1961. De oorspronkelijke titel is Gritos en la noche.
Het verhaal wordt verteld vanuit het perspectief van het
romanpersonage dat boven ieder hoofdstuk vermeld staat.
Natalie
Het is de dag waarop de familie Heylen ‘Moedertje’ herdenkt. De
zwaarlijvige Natalie Heylen, werkzaam bij de dorpspastoor
Deedee, verwelkomt haar familieleden: haar zus Jeanne en haar
Italiaanse man Giacomo, haar broer Antoine met zijn vrouw
Lotte, haar oudste broer Albert en zijn stiefzoon Claude, en
Madame Tilly, die geen familie is, maar op speciaal verzoek van
Deedee meekomt. Taatje, de vrouw van Albert, is niet
meegekomen. Natalie informeert hoe het is met de Vespa die
Claude van Deedee gekregen heeft. Die ‘is al helemaal naar de
kloten’ vertelt Albert (16). Claude heeft een ‘kwaal’: hij is
homoseksueel.
De film Revak, de Barbaar (65) is wel uit 1960. Op blz. 53 heeft Deedee het over de taalwet en daarmee moet de taalwet uit 1963 bedoeld zijn. Het is natuurlijk mogelijk, dat men in 1960 al over de dan op handen zijnde taalwet praat. Op dezelfde bladzijde praat Deedee ook over ‘het verlies vande kolonie’. België raakte Kongo in juni 1960 kwijt.
De roodharige priester komt binnen en Natalie voelt hoe
hij de familie gezag inboezemt. Op deze dag wordt hij Deedee
genoemd (d.d. = dienst-doende). De familie gaat naar de kerk,
waar Deedee de mis opdraagt ter ere van Moedertje. Voor de in
extase rakende Natalie is Deedee gelijk aan God.
Jeanne
Tijdens de mis zitten de heren te lachen. Giacomo komt
erachter, dat Albert een jas van Schevernels draagt, de ex-
geliefde van zijn vrouw Jeanne. Hij wordt zeer jaloers. De
familie bezoekt het graf van Moedertje. Thuisgekomen
constateert Jeanne dat Deedee veranderd is en zij meent dat hij
een lief heeft (49). Even later vertelt Natalie haar zus, dat
twee weken geleden Deedees witte onderhemd vol bloed zat. ‘Er
is hier een vrouw geweest terwijl ik naar Wichelen in retraite
ben gegaan. Zij heeft hem gekrabd met haar nagels.’ (57). De
jaloerse Giacomo verlaat het huis vanwege de jas van
Schevernels. Het wordt tijd voor het kaartspel van de heren en
voor de middagslaap van de piester. (63)
Antoine
De heren klaverjassen enkele potjes, die Albert door zijn
caféroutine wint. Natalie gaat Deedee wakker maken en als hij
er is drinkt de familie koffie. Er ontstaat een discussie over
hoeveel geld ‘Rome’ nu eigenlijk heeft (68-70). En heeft Deedee
dit jaar opslag gekregen? (73) Daarna komt het gesprek weer op
Moedertje. Zij heeft Albert zijn grote liefde ontnomen en hem
om financiële redenen in de armen van Taatje gedreven. Hij is
daar nog steeds verbitterd om (77). Antoine ziet een afbeelding
van een man aan de muur hangen, in wie acht zwaarden steken.
Dit is de gravure waarvan Antoine een afbeelding ziet. Zij is afkomstig uit Exercitia Spiritualia van Ignatius
van Loyola. Zie voor Claus’ beschrijving blz. 79-81 van Omtrent Deedee.
De tekst ‘Gladi ulterum’ doet hem denken aan Gladys, een
Engelse minnares (80).
Albert
Claude en Albert sluipen de wijnkelder in om drank voor Taatje
te stelen (83-88). Zij slagen erin om de drank ongezien in de
auto te krijgen. Nu iedereen flink wat drank op heeft, kan het
feest beginnen. Deedee en Natalie, die net een reis naar
Griekenland achter de rug hebben, zitten in luchtige
vakantiekleding in de kamer (97). Deedee wil niet langer de
priester zijn, maar een van hen. Natalie vindt dat iedereen
zijn jas uit moet doen (102), maar de dames hebben die niet.
Tilly doet daarom haar blouse uit en ook Jeanne en Lotte zitten
weldra halfnaakt in de kamer (102-104). De radio gaat aan en
men danst de twist (108). Ook Claude en Deedee dansen heel even
met elkaar (108).
Lotte
Er worden charades opgevoerd. Nathalie en Claude beginnen. Hun
charade wordt geraden: het was Roodkapje (115). Lotte en
Antoine mimeren ‘Hitler en Churchill’. Tilly en Albert beelden
de Mammelokker uit, het zinnebeeld van de stad Gent, waarbij
het Deedee opvalt, dat Tilly haar bh aanhoudt.
De Mammelokker, zinnebeeld van Gent, is te vinden op de
Botermarkt te Gent.
Claude en Jeanne beelden de geboorte van Afrodite uit op een
wijze die vooral bij Natalie afkeer oproept (123-124). Niemand
raadt deze charade en dus zouden Claude en Jeanne een fles wijn
winnen. Maar Deedee meent dat zij vals gespeeld hebben: hij
kent een oudere versie van de geboorte van Afrodite (126).
Claude kan het niet hebben, dat Deedee hem ‘corrigeert’ en
wordt kwaad. Hij vertrekt.
Claude
Claude loopt nu buiten, hij betreurt het dat hij zo is
uitgevallen en dat hij zichzelf zo voor schut heeft gezet. Hij
leeft in een fantasiewereld van zwarte magie. Als hij
teruggaat, komt hij Giacomo tegen, die tegen een schuurtje zit.
Na een kort gesprekje gaan de twee weer naar binnen. Daar ziet
hij Deedee op de grond liggen, terwijl Jeanne met de ogen dicht
over hem heen staat, met alleen een Schots plaid om haar
heupen. Na enige tijd valt Claude in slaap. Deedee maakt hem
wakker en neemt hem mee naar zijn kamer op de eerste
verdieping. Ze voeren een diepgaand gesprek, waarin Claude
benadrukt dat hij niet van zijn homoseksualiteit genezen is.
Deedee staat niet toe dat Claude bij hem blijft slapen. Morgen
zullen zij verder praten.
Natalie
De volgende morgen vertrekt iedereen. ’s Middags wordt er
gebeld. Natalie neemt op. Het is Albert. Claude heeft zelfmoord
gepleegd. Natalie vertelt het aan Deedee, die haar aankijkt
alsof zij de duivel is en scheldt haar uit voor ‘dikke koe’.
Zij vlucht naar buiten.
Raadsels
Wie Omtrent Deedee een of twee keer gelezen heeft, zal ongeveer
bovenstaande samenvatting in zijn geheugen hebben. Hij
herinnert zich dan een levendig verhaal met veel humoristische
gesprekken en een onverwacht tragisch einde. Maar op welke
wijze alle verhaalelementen met elkaar samenhangen, blijft
onduidelijk. Het blijven verhaaldraden die moeilijk met elkaar
in verband te brengen zijn. Een paar voorbeelden: de lezer
herinnert zich, dat de personages regelmatig over het onderwerp
‘het geld van Rome’ spreken, maar waarom? Alleen om Rome in een
kwaad daglicht te stellen? Hij herinnert zich, dat Taatje, de
vrouw van Albert, niet meegekomen is. De reden daarvan blijft
duister. Is Taatje niet meegekomen vanwege haar drankzucht of
is dat gewoon een slappe smoes en is er een diepere oorzaak?
Het lijkt bijna onmogelijk dat haar drankzucht nog groter is
dan die van haar man Albert, die wél gekomen is. Bovendien
stelt Albert zelf een paar maal de vraag waarom Taatje niet
mócht komen.
En last but not least (ik herhaal het nog maar eens): de
priester heeft Claude een nieuwe Vespa gegeven. Nergens in de
roman wordt met zoveel woorden gezegd, waarom hij dat gedaan
heeft. Heeft de priester een buitensporige, maar verder
onschuldige sympathie voor Claude, zodanig dat hij hem een
cadeau geeft ter waarde van minstens één- maar misschien wel
tweemaal zijn maandsalaris? Dat lijkt me toch sterk. Is er dan
misschien sprake van een relatie tussen Deedee en Claude? Noemt
hij hem daarom soms speels ‘Klootje’? (19). We zullen zien.
De relatie Natalie-Deedee
Zoals gezegd, het verhaal wordt verteld vanuit het perspectief
van de leden van de familie Heylen. De eerste bijdrage is die
van Natalie. Wat zij vertelt, is dus heel subjectief. Dat
blijkt vooral uit de wijze waarop zij haar relatie met Deedee
beleeft. Uit haar woorden zou men kunnen concluderen, dat
Deedee en Natalie als een echtpaar samenleven. Als zij zich op
de eerste bladzijde van het verhaal op de trap vooroverbuigt
‘[ligt] haar borst over het hout als een bebloemd kussen voor
iedereen –ook voor Deedee- te bewonderen’ (7). De toevoeging
‘ook voor Deedee’ is dus een (erotische) gedachte van Natalie.
Verder zou volgens haar Deedee het haar kwalijk nemen ‘als zij
haar handen schond aan de vaat’ (9), wat op z’n minst
suggereert, dat Deedee niet door ruwe vrouwenhanden betast wil
worden.
De andere familieleden maken graag toespelingen op de
relatie tussen Deedee en Natalie. Als Deedee nog boven is, zegt
Natalie dat hij zich aan het scheren is (11).
‘Haha.’ Het is betekenisvol, Jeanne klikt met haar tong.
Waarom?
‘Zotte kont.’ Blozend leidt Natalie haar zuster in de
richting van de beste kamer waar de anderen wachten.
‘Hij is bezig met zich mooi te maken voor ons,’ verklaart
Jeanne als zij binnenkomen en Antoine zegt: ‘Voor Natalie,
bedoel je zeker?’ en zij lachen allemaal.
Natalie en Deedee zijn samen naar Griekenland gereisd (12),
waar zij volgens Natalie ‘zo gelukkig’ waren (100). Als Deedee
de beste kamer binnenkomt, ziet zij hem als ‘een volmaakte man
van de wereld.’ En dat is hij speciaal voor haar: ‘Voor wie
anders dan voor wie hem dagelijks bedient, verkent, beschouwt?
Voor Natalie.’ (20) Op Tilly’s vraag of de roodharige Deedee
overal dezelfde kleur haar heeft, zegt zij: ‘Dat zeg ik niet’
en ‘Daar hebben jullie alletwee [= Tilly en Jeanne] geen zaken
mee’ (22), waarmee zij in ieder geval de suggestie wekt wel te
weten welk kleur schaamhaar Deedee heeft. Een bladzijde verder
overpeinst zij: ‘Hij is het licht van haar [=Natalies] leven.
Zij wordt ouder, grauwer, vromer en hij houdt nog een beetje de
brand in haar, zonder hem is zij levend dood’ gedachten die
culmineren in een heiligverklaring van Deedee: ‘Deedee is een
heilige en weet je waarom alleen al? Omdat hij mij in leven
houdt, alleen al omdat hij er is, bij mij.’ (23). Tijdens de
kerkdienst krijgt Deedee een nog hogere status voor Natalie:
hij wordt God en zij voelt zich ‘maagd en vrouw van God’ (34,
35). Natalie raakt in extaze (35):
[...] hij [=Deedee] heft de zang aan die hen allen toelaten
zal, God te ontvangen, Deedee te eten (zij houdt van de
grote hosties, alhoewel God ook in het smalste brokstukje
aanwezig is), zij is verloren, dronken, zij wil nog zwellen
als om Alles nog meer op te slorpen, vooral Deedee die alles
is en die nu gebaren maakt verwonderlijk gelijk aan die van
een Natalie in koorkap, gracieus en soepel, een onbloedig
offer, maar haar neus en haar oren zijn verstopt, haar
organen zitten in de klem, haar vingertoppen die daarnet nog
zinderden, zijn afwezig.
Aldus Natalie. Als het verhaal vanuit het perspectief van
Antoine verteld wordt, horen we nogmaals een erotische
toespeling op de relatie Deedee-Natalie.
Deedee wordt door Natalie wakkergemaakt. Zij blijft lang
weg, wat het gezelschap opmerkingen ontlokt over de manier
waarop de slaper waarschijnlijk terug tot leven wordt
gebracht. (66)
Op bladzijde 79 gaat het gesprek over de huwelijksmoeilijkheden
van Jeanne en Giacomo. Lotte, vermoedelijk, zegt: ‘Gelukkig dat
er nog mensen zijn die al die moeilijkheden niet nodig hebben,
hé, Antoine?’, waarop Natalie aanvult: ‘Zoals ik en mijn
Deedee’, waarop Albert lalt: ‘Een schoon koppel, dat moet ik
zeggen.’
Uit Deedee zich ergens zodanig dat we kunnen zeggen, dat hij
Natalies liefde voor hem beantwoordt? Integendeel. Op
verschillende plaatsen in de roman noemt hij haar ‘juffrouw’ en
spreekt hij haar aan met ‘u’. Als Giacomo de familie ervan
beschuldigt Jeanne ‘regelrecht in de armen’ gegooid te hebben
van Marc Schevernels, dan ‘gromt’ Deedee Natalie toe:
‘Juffrouw, u moet tussenkomen.’ (58). Op blz. 100 komt de
waarheid nog pijnlijker aan het licht. Natalie verzucht: ‘Zoals
wij in Griekenland waren, zo gelukkig’ en daar voegt Deedee aan
toe: ‘Juffrouw heeft er minstens tweehonderdvijftig gram
verloren’, een gewichtsafname die in schril contrast staat tot
de zes kilo die Natalie beweert afgevallen te zijn (17-18).
Natalie gaat hier niet op in, maar wel op het gebruik van het
woord ‘juffrouw’. Zij vraagt Deedee: ‘Waarom zegt u juffrouw
tegen mij?’, waarmee zij verraadt gewoon te zijn haar geliefde
priester met ‘u’ aan te spreken.7 Deedee, die zo graag aan de
familie Heylen gelijk wil worden, herstelt zijn ‘fout’ en noemt
haar, tot triomf van de aangesprokene, ‘Natalie’ (100-101), om
verderop weer in dezelfde fout te vervallen: ‘‘Blijf toch kalm,
juffrouw,’ zegt Deedee en dan: ‘Natalie’.’ (124).
Kortom: de wijze waarop Deedee gewend is Natalie aan te
spreken, wettigt de conclusie dat hij haar gewoonlijk
afstandelijk bejegent. Dat Natalie hem met ‘u’ aanspreekt,
toont zonneklaar aan, dat zij een geromantiseerd beeld van hun
relatie geeft.
Deedee is anders dit jaar
Het ontgaat geen van de romanfiguren: Deedee is dit jaar anders
dan in andere jaren. Lotte merkt als eerste op: ‘Alhoewel
7 De attente lezer heeft natuurlijk opgemerkt, dat Natalie haar familieleden kust, maar ‘verder niemand anders op de hele wereld.’ (26) Dusook Deedee niet.
Deedee mij koeler lijkt dan verleden jaar,’ zegt Lotte.
‘Misschien hebben wij iets misdaan zonder het te weten. Je weet
eigenlijk nooit of je niet iemand iets misdoet, nietwaar, wat
de gevolgen kunnen zijn...’ Haar man, Antoine, vindt dat ze
zevert, maar Claude zegt: ‘Tante Lotte heeft gelijk.’ (26)
Jeanne vindt Deedee, die jenever meedrinkt, te familiair.
‘Hij is veranderd, maar hoe? Zij zal het te weten komen, zeker,
maar voorlopig vindt zij niets anders dan dat hij (plots) niet
meer: Deedee is.’ (47) Twee bladzijden verder herhaalt zij die
gedachte: ‘en nu, vlakbij, met zijn stompe neus boven de
koperkleurige rand van het glaasje, jonger, gewiekst, met
vlammend haar, vlugger, is hij een andere man, en geen Deedee
meer.’ (49) Zij zegt tegen Natalie ter verklaring: ‘Hij heeft
een lief’. Natalie denkt dat zij het over Claude heeft, maar
Jeanne maakt haar duidelijk, dat zij Deedee bedoelt. (50).
Nogmaals op blz. 52: ‘hij is veranderd sedert vijf jaar.’ en op
blz. 56 noemt zij nogmaals ‘de verandering van de priester’.
Antoine voelt het ook. ‘Nee, het moet eerder aan Deedee liggen,
er is iets met die man, een overduidelijke laksheid –hoe dit nu
nader te bepalen?’- een soort laten-gaan van de innerlijke
mens, die Antoine wel aanvoelt maar waar hij ook door verward
wordt. Maar wie zou door zoiets niet verward geraken? Hé? Waar
gaan wij goddomme naartoe, als wij niet eens meer op iemand als
Deedee kunnen rekenen?’ (66/67). In het hoofdstuk Antoine wordt
op blz. 78 ook gezegd (onduidelijk door wie): ‘Deedee ziet er
goed uit.’ ‘Vind je dat? Ik vind dat hij er gejaagd uitziet.’
‘Misschien is hij nerveus. Omdat wij hier teveel zijn.’ etc.
Het anders zijn van Deedee komt hierna niet meer ter sprake,
omdat het overbodig wordt. Uit het wereldse gedrag van de
priester blijkt gaandeweg maar al te zeer dat de familie Heylen
de zaak goed heeft aangevoeld.
De relatie Deedee-Claude
Wat is de oorzaak van het anders zijn van Deedee dit jaar? Als
goede lezers weten wij, met Natalie, dat Deedee zichzelf
foltert door zich met een hondenzweep en een karwats met vier
lederen riemen (163) op zijn rug te slaan, die daardoor tot
bloedens toe verwond is. Waarom doet hij dat? Om boete te doen,
ok, maar waarvoor dan? Natalie beweert:
Twee weken geleden was zijn onderhemd, zo’n witte interlock,
vol met bloed. Vooral op de rug. Lutje heeft het ook gezien,
zegt zij. In de beddelakens dan. Want het onderhemd heeft
hij weggestopt boven op de kleerkast. Ik heb het daar laten
liggen.’ [...] Er is hier een vrouw geweest terwijl ik naar
Wichelen in retraite ben gegaan. Zij heeft hem gekrabd met
haar nagels. (57)
Natalie vertelt dit aan Jeanne, die gezien heeft dat er iets
met Deedee aan de hand is (49): ‘Hij heeft een lief.’ zegt zij
tegen Natalie, want: ‘Waarom blinken zijn ogen dan zo?’ (50)
Jeanne vergist zich niet: Deedee heeft een lief. Dat is echter
niet een vrouw, maar een jongeman: Claude, die hij soms graag
‘Klootje’ noemt (19). Deedees amoureuze gevoelens jegens Claude
is de reden waarom hij zichzelf zo foltert.
De relatie Deedee-Claude zit goed verborgen in de tekst.
De eerste aanwijzing dat er iets gaande is tussen Deedee en
Claude is, uiteraard, de peperdureVespa die de priester aan de
jongen gegeven heeft. Voor zijn liefde heeft Deedee een
astronomisch bedrag over! Uiteraard heeft het geschenk bij de
Heylens, die wel weet hebben van Claudes homoseksualiteit, maar
Deedee daarvan niet verdenken, de vraag opgeroepen waar de
priester dat allemaal van doet. Het is zo bezien niet vreemd,
dat de familie indringend informeert naar de rijkdom van Rome
(68-70) of naar het salaris van Deedee (73). Zelfs de
huishoudelijke hulp, het meisje Lutje, voluit Lutgarde, wordt
niet ontzien: ‘Hoeveel verdien je hier, Lutgarde?’ zegt Jeanne.
‘Dat mag ik niet zeggen.’ ‘Waarom niet?’ ‘Mijnheer Pastoor wil
dat niet.’ (55-56)
Een derde aanwijzing is de afwezigheid van Taatje. Het
ligt voor de hand, dat Claude over zijn relatie met de priester
zijn moeder ingelicht heeft en het ligt evenzeer voor de hand,
dat zij daarom op het familiefeest niet welkom is: zij drinkt
minstens net zo veel als haar man, Albert, en de kans dat de
alcohol haar loslippig zal maken, is dus niet gering. Daarom
mag zij van Deedee niet komen!
Al verbergt Deedee zijn geaardheid voor de onwetende
familie Heylen zorgvuldig, zijn gevoel voor humor verraadt hem.
Als Antoine het etiket van de wijn afleest en daarbij steeds de
naam van de importfirma herhaalt: ‘Import. Vandenbroek’ zit hij
met allen te ‘ginnegappen’ ‘om iets dat met een broek te maken
heeft’ (51). Om de grap over Sint Niklaas en Loemoemba (‘Wie
kent er het verschil tussen Sint Niklaas en Loemoemba?’ ‘Er is
geen verschil. Zij hebben alletwee een zwarte Piet’ 109-110)
lacht de priester ‘door de familie beloerd’ het hardst.
Ook de mildheid die Deedee toont jegens de charade ‘De
geboorte van Afrodite’, door Claude en Jeanne, wijst op een
homoseksuele inborst. Terwijl Albert en Natalie hun afkeer
laten blijken van de wijdbeens masturberende Claude (althans,
hij doet alsof hij masturbeert), lijkt de priester de scène
juist wel te kunnen waarderen (‘Laat toch, laat’, ‘Toe,
Natalie’, ‘Toe, zij hebben het niet kwaad bedoeld’ (123-125).
Even daarvoor is er de scène waarin Claude en Deedee de
twist dansen. Het was in het begin van de jaren zestig absoluut
not done als twee heren met elkaar dansten. In tegenstelling
tot Claude wil de priester zijn homoseksuele gevoelens niet aan
de familie Heylen tonen en houdt daarom de boot af, iets wat
Claude hem later kwalijk neemt.
De keus voor Griekenland (en niet Italië of Frankrijk) als
vakantiebestemming is nu ook beter te begrijpen: in het oude
Griekenland was homoseksualiteit een geintegreerd onderdeel van
de samenleving. Een priester die de ‘Griekse principes’
aanhangt, wil daar natuurlijk wel eens naartoe.
Ten slotte: Deedee heeft een broer. Deze heeft jaren
geleden een Chinees servies meegebracht. Deze broer is ‘een
Mongool met twintig grijze haren onder de kin’ en hij ‘staat in
een lijstje met een zwarte taftaband om boven op het tv-
toestel.’ Hij wordt door Deedee ‘Onze Jan’ genoemd, of
vertederend ‘Onze Janneman’. (15) Deze informatie roept
natuurlijk de vraag op: hoe kan de Vlaamse dorpspastoor een
Mongool als broer hebben, die bovendien ook nog de oerhollandse
naam Jan heeft? Dat kan natuurlijk helemaal niet. Maar wat is
dan de relatie tussen deze Chinese man en Deedee? Blijkbaar is
de relatie zo hecht, dat ‘Onze Janneman’ uit China overgekomen
is om Deedee op te zoeken. Gezien alle andere feiten die wijzen
op Deedees homoseksuele geaardheid, kan de lezer vermoeden, dat
het hier gaat om een intieme vriend die Deedee ooit in China
ontmoet heeft. De woorden ‘Jan’ en ‘Janneman’ lijken dat te
bevestigen: deze worden door (sommige) Nederlanders en
Vlamingen gebruikt voor het mannelijk geslachtsdeel en passen
dus in de reeks ‘Klootje’ (19) en ‘(zwarte) Piet’ (110).
Het slotgesprek (145-156)
In wat ik hier maar zal noemen ‘het slotgesprek’ tussen Deedee
en Claude worden onze vermoedens jegens Deedee alleen maar
bevestigd. Claude is in de kamer in slaap gevallen en wordt
door de priester gewekt. Jeanne en Giacomo zijn naar huis
gereden. ‘Iedereen rust’ zegt Deedee, dat wil zeggen: Antoine,
Lotte, Tilly en Albert zijn er nog. Deedee voert Claude naar de
studiekamer, waar Deedee ‘hem neerduwt in een versleten,
lederen sofa’. (146) Claude wil in deze kamer niet alleen
blijven: de zwarte boeken en de kroonkandelaar, ‘een beest met
klauwen en vleugels en scharen’ doen hem denken aan de
consultatiekamer, waar hij behandeld werd voor zijn
homoseksualiteit. Bovendien doet Deedee hem denken aan ‘de
jonge assistent die in de consultatiekamer stond’. ‘Je bent
bang’ zegt hij tegen Deedee, die dat bevestigt met de woorden
‘Jij niet?’. (147)
Twee opmerkingen naar aanleiding van dit korte gesprek.
Allereerst: de twintigjarige Claude tutoyeert de
zesenveertigjarige Deedee (of vijftigjarige, blz.50), wat
opmerkelijk is, omdat geen van de andere romanpersonages de
priester met ‘je’ of ‘jou’ aanspreekt. Zelfs Natalie is gewoon
hem met ‘u’ aan te spreken. In de tweede plaats: waarvoor is
Deedee bang? Het antwoord op die vraag ligt besloten in de
hierop volgende discussie tussen Claude en Deedee (147-148):
Het [=dat wij bang zijn] is,’ en het scheelt niet veel of
Deedee glimlacht, ‘natuurlijk. En is het niet zo dat wij
niets liever willen dan dat hetgeen ons bang maakt, ons ook,
tegelijkertijd, de wet oplegt. Dat wij onze angst kunnen
verklaren door er een straf van te maken.’
‘Wij?’ zegt Claude.
‘Jij en ik,’ zegt Deedee.
‘Geen straf,’ zegt Claude beslist. Daar kijkt Deedee van op,
merkt hij, en een zachte opwinding komt over hem, zoals hij
nog nooit gekend heeft.
Wat Deedee als straf voelt en Claude niet als straf wil voelen,
kan niets anders zijn dan hun beider homoseksualiteit. Daarvoor
is Claude ‘behandeld’ en wat die behandeling precies inhield,
vertelt hij op blz. 149-150.
‘Drie weken heeft het geduurd,’zegt hij. ‘Kom binnen,
Claude, maak het je gemakkelijk. Kom binnen, alsof het in
een cinema was en toen ik neerzat ging het licht aan, wit
licht van een neonbuis recht in mijn ogen. Luister je?’
‘Ja, ‘ zegt Deedee die zijn kamerjas heeft dichtgetrokken,
bang voor de tocht.
‘Je luistert niet. Je wil niet. –Want anders zou je weten dat ik je
voor zit te liegen, want als je in die kamer komt is het er
donker, alle gordijnen dicht, en in het donker spuiten ze je
in en moet je spuwen, keer op keer. En dan pas gaat het
licht aan en het brandt door je voorhoofd, mijnheer Deedee,
[...]’ (cursief van mij, MK)
Waarna een verslag volgt van een confrontatie met foto’s van
mannen en daarna van vrouwen met grote borsten (‘Marilyn en
Brigitte’). De meest onthullende zin in Claudes verslag is de
zin ‘Want anders [=als je wel zou luisteren] zou je weten dat
ik je voor zit te liegen.’ Claude gaat er dus van uit, dat
Deedee de details van de methode-Simons kent. Hoe kan Deedee
dat weten? Heeft de psychiater Simons hem tot in details
verteld hoe hij Claude zou gaan behandelen? Staat hij soms zelf
bij hem onder behandeling?
Als dit correct is, dan komt Deedees verlangen gelijk te
worden aan de Heylens en met hen een zeer aards bacchanaal te
houden, in een heel ander daglicht te staan. Onderdeel van de
methode-Simons is immers, dat de patiënt in direct contact komt
met rondborstige vrouwen. Lotte, Jeanne en Tilly voldoen allen
aan deze voorwaarde. Alle drie zijn na een paar borrels gaarne
bereid overtollige kleding van zich af te gooien. De priester
laat dat alles gebeuren, in de hoop dat hij door het zien van
vrouwelijke vormen die niet onderdoen voor die van Marilyn en
Brigitte zal ‘genezen’. Maar zelfs de aanblik van Jeannes
intiemste lichaamsdeel helpt niet.
Het gesprek met Claude komt dan op het dansen. ‘Waarom wou je
niet dansen met mij vanavond?’ vraagt Claude (151), alsof het
rond 1960 de gewoonste zaak van de wereld was dat twee heren
met elkaar dansen. Deedees antwoord is ontwijkend: ‘Ik heb met
je gedanst.’ en een bladzijde verder, als Claude hem verwijt
dat hij weigerde met hem te dansen: ‘Mijn rug deed pijn,
Claude. Echt waar.’ (152) Het antwoord is dus niet: ‘Het geeft
geen pas, als twee heren met elkaar dansen.’. Als de familie er
niet bij geweest zou zijn, zou de priester best gewild hebben!
Dat Deedee zich op zijn rug beroept, klinkt ons lezers niet
onredelijk in de oren, want wij weten maar al te goed hoezeer
Deedees rug toegetakeld is door hondenzweep en karwats.
Vervolgens wil Claude bij Deedee slapen, desnoods voor
zijn bed (155). Maar de priester wil dat niet. Begrijpelijk: er
zijn nog heel wat familieleden in huis. Vervolgens vertelt hij
Claude dat ook zijn tante Natalie bij hem zou willen slapen:
‘Je lijkt Natalie wel’. (156) Claude hoort het met ongeloof
aan: dat maakt zijn geliefde tante tot zijn naaste concurrent!
‘Dit had je niet mogen zeggen. Het is niet waar.’ zegt Claude.
Reconstructie van wat er werkelijk gebeurd is
We kunnen nu reconstrueren wat er werkelijk gebeurd is. Acht
jaar geleden is Natalie bij Deedee gekomen als werkster.8 Dat
8 Natalie is nu, in 1960, acht jaar bij Deedee (d.w.z. zij is in 1952 gekomen) (14). Vijf jaar geleden is Moedertje overleden (26), d.w.z. in
werk is inmiddels overgenomen door Lutje en Natalie is meer
huishoudster geworden. Hoe is haar relatie met Deedee nu
precies? Zij ziet Deedee als een soort godheid en zij doet
voorkomen intiem met hem te zijn. Maar: een paar jaar geleden
is Claude in de pastorie komen logeren (18). Deedee is verliefd
op hem geworden. Taatje is daarachter gekomen en mag sindsdien
van Deedee niet meer meekomen, iets wat Albert, Claudes
stiefvader, en de andere familieleden niet weten. Claude heeft
van de priester een Vespa gekregen (16), misschien uit liefde,
maar misschien ook wel op voorwaarde dat hij zijn mond houdt.
Door deze schenking staat de familie graag stil bij de vraag
hoe rijk ‘Rome’ is en wat Deedee nu precies verdient. Een Vespa
kostte rond 1960 toch al gauw zo’n 900 gulden, een ongelooflijk
bedrag.
Kijken naar rondborstige vrouwen en contact met vrouwen is
een belangrijk middel tegen homoseksualiteit, zoals blijkt uit
de methode-Simons, die door Claude uitvoerig uit de doeken
gedaan wordt (149-150). Claude moet kijken naar Marilyn Monroe
en Brigitte Bardot en zou, onder meer, op die manier van zijn
‘kwaal’ afkomen. Maar ook Deedee past deze methode toe. Tijdens
de dag van Moedertje doet hij er alles aan om de vrouwen uit de
kleren te krijgen, wat lukt: Madame Tilly, bijgenaamd de Hete
Cotelette (92), die op Deedees verzoek meegekomen is (8), Lotte
en Jeanne lopen al gauw halfnaakt rond. Maar de methode-Simons
1955. Op blz. 44 staat evenwel dat zij al zes jaar dood is (Jeanne beweert dit). Op blz. 76 is het zelfs acht jaar geleden, dat Moedertje overleden is. Een vergissing van Claus, lijkt mij.
werkt niet. In het slotgesprek tussen Claude en Deedee zegt de
eerste nog altijd homo te zijn. Ook Deedee heeft nog altijd
belangstelling voor het eigen geslacht en dat is de reden dat
hij zich blijft folteren, ook na het eindgesprek met Claude.
Natalie weet dat.
Dat Deedee niet wil dat Claude bij hem blijft slapen, is
begrijpelijk. Stel je voor, dat bekend zou worden dat Claude,
die zijn geaardheid in het geheel niet verbergt, bij hem
geslapen heeft! De andere familieleden zijn op dat moment
immers nog in zijn huis. Het is niet zo, dat de priester Claude
zijn hulp ontzegt. Het ochtendlicht komt al door de gordijnen
en hij wil ‘morgen’ met Claude verder praten. Claude, die in
een fantasiewereld leeft vol vampieren, dracula’s en zwarte
magie, stapt uit de wereld, nu zijn geliefde (‘je bent de enige
waar ik respect voor heb’ (155)) hem afweert (155). De
zelfmoord van Claude heeft dus een heel begrijpelijke
achtergrond: zijn geliefde Deedee beantwoordt zijn liefde niet
(meer).
Als Deedee hoort dat Claude zich opgehangen heeft, blijkt
zijn liefde voor Claude duidelijk: Natalie, die hem het
tragische nieuws meedeelt, wordt voor hem ‘een gruwelijke
vijand’, ‘de duivel die een vrouw is met haar zwakte en haar
geweld.’ (166) De vrouw als personificatie van de duivel! Hij
tracht deze vrouwelijke duivel te bezweren door haar ‘dikke
koe’ naar het hoofd te slingeren. Die woorden werken: zij –de
vrouw, de duivel- vlucht het huis uit.
Thematiek
Claus lezen is hersenwerk: de lezer wordt geacht de
ogenschijnlijk weinig ter zake doende fragmenten zeer serieus
te nemen en met elkaar te verbinden. Dat geldt voor alle romans
van Claus, maar Omtrent Deedee spant wat dit betreft misschien
wel de kroon. Over de Vespa van Claude wordt alleen in het
begin van de roman even gesproken en het fragment lijkt
daardoor een bijna nutteloos deel van de tekst. Hetzelfde geldt
voor de discussie over de rijkdom van Rome, voor de vraag
waarom Taatje niet meegekomen is naar het feest en a fortiori
voor de mededeling dat Deedee Madame Tilly ‘zo graag in huis
[heeft] omdat zij zo’n spring-in-’t veld is, een pretmaker.’
(8) Al deze mededelingen blijven raadselachtig in de analyses
van Weverbergh, Janssens en Vanheste, maar worden begrijpelijk
als we inzien, dat Deedee aan dezelfde ‘kwaal’ lijdt als
Claude, met wie hij een relatie heeft (gehad). In tegenstelling
tot Claude wil Deedee niet aanvaarden, dat zijn geaardheid
onveranderlijk is; hij blijft, wellicht tegen beter weten in,
geloven in de methode-Simons en in gebed en boetedoening.
Elders heb ik het hoofdthema van Claus’ romans omschreven
als: de onvrijheid van de mens. Dat is in Omtrent Deedee niet
anders. De mens zit vast aan zijn natuur, in deze roman in het
bijzonder aan zijn seksuele natuur. Wulpse vrouwen met grote
borsten noch hondezweep of karwats met vier lederen riemen
kunnen daar iets aan veranderen.
Literatuur
Claus, H. (1967) Omtrent Deedee. Achtste druk. Amsterdam: De
Bezige Bij; Antwerpen: Contact N.V.
Janssens, M. (1994) ‘De Holle Man. Ontmythologisering in
Omtrent Deedee.’ In: M. Janssens (1994) Met groter L. Van Couperus tot
Claus. Tweede druk. Davidsfonds/Clauwaert, 303-324
Trimbos, C.J.B.J. (1961) ‘Gehuwd en ongehuwd’, een viertal
radiocauserieën uitgesproken door C.J.B.J. Trimbos op 16, 23 en
30 mei en 6 juni 1961 voor de KRO, uitgegeven door het COC,
Amsterdam 1961.
Vanheste, B. (1994) ‘Omtrent Deedee: Claus kleedt de
Plaatsbekleders uit’, in: Het teken van de ram. Jaarboek voor de Claus-
studie 1. 187-209
Weverbergh (1965) ‘De petroleumlamp en de mot: ik ontleed
Omtrent Deedee’, in: Bokboek. Amsterdam: De Bezige Bij. 43-89
Willinger, D. (ed.) (2007) The Sacrament and Other Plays of Forbidden
Love by Hugo Claus. Translated by David Willinger, Luc Deneulin
and Luk Truyts. Cranbury: Susquehanna University Press