Didactische aspecten bij het vak literair vertalen

21
Didactische aspecten van het literair vertalen Andere wereld. Literaire wereld. Een Wondere wereld voor de leraar. Benjamin Bossaert, Univerzita Komenského Abstract: Binnen de vertaalwetenschap en de neerlandistiek blijft tot nu toe het didactische aspect van het literair vertalen meestal onderbelicht. Deze bijdrage gaat op zoek met enkele ideeën en aanzetten naar enkele aspecten die bij een opleiding tot literair vertaler in de regio komen kijken. We starten bij de theorie, die de studenten beginselen van de kennis van land en volk en literatuur aanbiedt, gepaard met een tweede aspect kort daarna, namelijk het opleiden tot een intercultureel bemiddelaar. Studenten moeten de literatuur in een context kunnen bedden. Een derde aspect bespreekt de traditie waaraan we niet kunnen voorbij gaan, enerzijds aan de kant van de Nederlandstalige literatuur, namelijk de canon, keuze van de werken die vertaald zijn/worden/moeten worden en anderzijds het epigonisme van vertalers en de vertaaltraditie in Slowakije zelf. In een volgend praktisch gedeelte wordt een overzicht gegeven van initiatieven en publicaties die de afdeling Nederlands in Bratislava ondernomen heeft om het literair vertalen onder belangstelling te brengen alsook een toekomstvisie op het opleiden van literair vertalers. 1

Transcript of Didactische aspecten bij het vak literair vertalen

Didactische aspecten van het literair vertalen Andere wereld.

Literaire wereld. Een Wondere wereld voor de leraar.

Benjamin Bossaert, Univerzita Komenského

Abstract:

Binnen de vertaalwetenschap en de neerlandistiek blijft tot nu

toe het didactische aspect van het literair vertalen meestal

onderbelicht. Deze bijdrage gaat op zoek met enkele ideeën en

aanzetten naar enkele aspecten die bij een opleiding tot

literair vertaler in de regio komen kijken. We starten bij de

theorie, die de studenten beginselen van de kennis van land en

volk en literatuur aanbiedt, gepaard met een tweede aspect kort

daarna, namelijk het opleiden tot een intercultureel

bemiddelaar. Studenten moeten de literatuur in een context

kunnen bedden. Een derde aspect bespreekt de traditie waaraan

we niet kunnen voorbij gaan, enerzijds aan de kant van de

Nederlandstalige literatuur, namelijk de canon, keuze van de

werken die vertaald zijn/worden/moeten worden en anderzijds het

epigonisme van vertalers en de vertaaltraditie in Slowakije

zelf.

In een volgend praktisch gedeelte wordt een overzicht gegeven

van initiatieven en publicaties die de afdeling Nederlands in

Bratislava ondernomen heeft om het literair vertalen onder

belangstelling te brengen alsook een toekomstvisie op het

opleiden van literair vertalers.

1

Keywords: Landeskunde, traditie, literatuur in context,

verwachtingspatroon, interculturaliteit, projectwerking,

vertalen.

1. Andere wereld: inleiding

‘Vertaling is de taal van Europa’, postuleerde Umberto Eco

jaren geleden om erop te wijzen dat pidgin als lingua franca

van de Globish-generatie weliswaar de toenadering, maar niet

het onderlinge begrip dient. Om elkaar te begrijpen, moet je

doordringen in elkaars cultuur, en wat leent zich daar beter

voor dan de literaire vertaling? In deze bijdrage gaan we op

zoek naar een uitgangspunt voor het literair vertalen in

Slowakije. Dat terrein wordt zeer vaak door de markt geregeerd

en we gaan daarom theoretisch, didactisch en praktisch op zoek

naar een overzicht van uitgangspunten voor het literair

vertalen in Slowakije. Uitgangspunten die we willen

onderstrepen, die ook voer zijn voor latere discussie en

onderzoek, zijn vooral hoe je aan literair vertalen begint; hoe

kan je studenten motiveren, aandacht schenken in hun opleiding

hiervoor, hen ervaren maken, hen klaarstomen voor dit beroep,

hoe kies je de auteurs en de werken? We pogen in deze

bescheiden bijdrage enkele aanzetten te formuleren voor een

gedegen didactische ondersteuning voor het literair vertalen in

Slowakije. Dat gaat eerst via de literaire wereld, die de

studenten in al hun aspecten leren kennen. Daarna opent de

leraar voor hen een tweede ‘luik’, aanknopend bij hun

voorkennis van de eigen cultuur en maatschappij en komt het

2

interculturele, de context aan bod. Naast een intercultureel

aspect is er nog het aanknopen bij een andere voorkennis: het

derde ‘luik’ van de traditie, zowel van andere vertalers als de

bronnen van vertaling, de literaire canon. Het tweede gedeelte,

de wondere wereld (voor de leraar) bespreekt de concrete

projectwerking van de afdeling Nederlands in Bratislava om tot

het literair vertalen te komen. De studenten komen van een

andere wereld langs een literaire wereld in een wondere wereld!

2. Literaire wereld: valkuilen en uitdagingen voor het literair

vertalen in Slowakije

2.1. Landeskunde en interculturaliteit.

Een eerste aspect waar ik mee wil starten, zal direct in het

oog springen voor een extra-muros opleiding Nederlands: de

studenten die in Slowakije neerlandistiek studeren, zijn immers

niet vertrouwd met Nederland, Vlaanderen, België en de context

waarin zij deze ruimte moeten omzetten. Ze moeten deze

‘hertalen’ zodat ze in een Centraal-Europese ruimte een rol kan

spelen. De docent moet ervan uitgaan dat deze studenten over

onze gebieden weinig of geen voorkennis hebben; in Slowakije

wordt in het middelbaar onderwijs minimaal aandacht besteed aan

de Lage Landen. Studenten kennen onze gebieden dan ook meestal

via clichés en stereotypes, waar op zich niets mis mee is, maar

die kennis dient aanzienlijk uitgebreid.

We merken daarom een grote noodzaak om in een opleiding

voor (literair) vertalers en tolken veel aandacht te schenken

3

aan wat men in het Duits de Landeskunde noemt, de kennis van

land en volk. Aan de hand van een interessant vertaalprobleem

over zwijgpaters en klopgeesten, pleit Emmanuel Waegemans

(1993:130) voor een leescultuur in de vertalersopleiding. Zijn

studenten, die zich amper iets van de Sovjetcultuur kunnen

voorstellen, raken simpel verstrikt door twee woorden met een

betekenis in die context. Hij vindt dat studenten veel te veel

moeten stof reproduceren en zegt dat er meer moet gelezen

worden. Men moet dus in de eerste plaats de tijd en de ruimte

krijgen, ook in het curriculum, om hen in de cultuur, de

geschiedenis en de literatuur van het land in te lezen. Dit

blijkt geen sinecure te zijn, want het curriculum van de

studenten blijkt dikwijls al eivol te zitten. Dit lijkt me dus

een eerste didactische valkuil en tegelijk uitdaging.

In een artikel over intercultureel vertalen uit literair

vertaler en extra-muros-docent Arie Pos (in: Fenoulhet en

Renkema 2010) een interessante blik op het veld van onderwijs

over vertalen, taal en cultuur. Hij snijdt een tweede uitdaging

en tegelijk valkuil aan, te weten de manier waarop het

onderwijs van de kennis van land en volk en literatuur

georganiseerd wordt en wat er juist aan bod komt:

“Ik geloof dat het zo langzamerhand duidelijk wordt wat er aan de hand is. In de

eerste plaats blijft de Nederlandstalige literatuur overwegend beperkt tot de

literatuur van Nederland. In de tweede plaats houdt het perspectief op die literatuur

weinig rekening met een blik van buitenaf. Natuurlijk hinkt extramuraal

literatuuronderwijs bijna altijd op meerdere gedachten: de behandelde literatuur

staat veelal in dienst van taalverwerving en beeldvorming over de Nederlands

4

maatschappij en cultuur, waarbij de specifiek literaire cultuur minder aandacht

krijgt. Ook de lessen literatuuranalyse bevatten vaak een stevige component

taalverwerving en cultuur en maatschappij, wat wederom ten koste gaat van de

literaire cultuur. Zelfs het vertaalonderwijs is naar mijn ervaring vaak minder

toegespitst op het literaire dan het cultureel-maatschappelijke. Men breekt zich

eerder het hoofd over kaasschaven en afwasborstels dan over stilistische

problemen.” (Pos 2010: 134)

We zien dat ons probleem voor het literair vertalen

complexer wordt in een extra-muroscontext. Ten eerste hebben de

studenten een brede inbedding nodig in de literatuur, cultuur

en maatschappij, in de eerste plaats van de doelcultuur, die

van de Lage Landen. Ten tweede moeten zij ook op een degelijke

basis kunnen bouwen, namelijk de literaire cultuur, een kennis

waar zij reeds op kunnen voortborduren. Dit tweede aspect wordt

(te) vaak overvleugeld door het eerste, wat de docent in eerste

instantie belangrijker vindt. Daarna komen we tot het derde

aspect, de vertaalkunde, om de transfer te kunnen

bewerkstelligen tussen bron- en doelcultuur; ook hier is een

aanpak van theorie, van basis naar praktijk nodig.

Komen we dan bij het aspect voorkennis. We onderscheiden

voorkennis op meerdere gebieden. Allereerst zou de docent die

zich met literair vertalen wil bezighouden zich ervan bewust

moeten zijn dat hij kan aanknopen bij een literaire traditie.

Deze traditie uit zich zowel van de kant van de doelcultuur –

hij heeft een uitgebreidere kennis van de Nederlandstalige

literatuur in de vorm van de canon en weet waar er tendenzen

zijn van vernieuwing – als van de broncultuur – hij weet (of

kan zich desgewenst daar naar bijscholen) in welke traditie er

5

vertaald wordt, hij weet dat de studenten kennis hebben van de

literatuur van het eigen land, van stromingen en tendenzen in

de eigen literatuur, hij weet wat er vreemd is – als van de

intercultuur – hij kan inschatten hoe een transfer naar de

andere cultuur een impact heeft. Het vereist van de vertaler-

in-spe een grondige kennis van de thuismarkt alsook de

Nederlandstalige markt om zijn vruchten ingang te doen vinden.

De docent biedt hierbij de mogelijkheden, de perspectieven aan.

Waar begint literair vertalen? Volgens docente Ingrid

Degraeve (2012: 47, 50-51) kan dat gerust al in een vroeg

stadium en kan dat in de lessen taalverwerving. Zo kan op die

manier in het taalonderwijs een vertaalonderwijs wortel

schieten. Eclecticisme, namelijk het differentiëren van de

lesmethodiek, taakgerichtheid, studenten laten zich toeleggen

op een specifiek doel, namelijk het vertalen en het gebruik van

authentiek materiaal zijn hierbij pluspunten die ijveren voor

het vroeg starten met vertaling, zelfs al in de les

taalverwerving. De docent zorgt er bovendien voor dat zij het

aspect van interculturaliteit bij krijgen. Vertalen wordt

ervaren als een vorm van leesvaardigheid in het kwadraat, men

moet namelijk meer informatie verwerken en men leert kennis

maken met een onbekende literatuur, misschien auteur of

stroming. Met vertalen in de taalles kan de taaldocent ook

hopen dat de drempel naar het lezen van literatuur verlaagd

wordt, zodat de studenten gemotiveerd zijn om zich in de

cultuur, de literatuur en de kennis van land en volk in de

lezen, bovendien in een authentieke context. En zo is de cirkel

6

rond in de correlatie tussen leescultuur en interculturaliteit;

beiden hangen ontegensprekelijk samen.

2.2. Literaire verwachtingen: Great expectations?

Lezen, literatuur, vertalen en interculturaliteit creëert ook

verwachtingen op het vlak van een goede literaire vertaling.

Wie zit te hierop te wachten? Hoe beginnen we eraan? Wat

verwachten we op literair vlak? Wat kunnen we van onze

studenten verwachten?

Op dit ogenblik is de markt voor literaire vertalingen

klein; daar zal in de kleine economische Slowaakse ruimte

weinig verandering in komen. Het is dus belangrijk om een goede

keuze te maken welke werken gaan vertaald worden. Daarvoor zijn

enkele invalshoeken.

Wanneer men beslist om een werk te vertalen, of welk

literair werk in aanmerking komt om vertaald te worden, dan

komt men nogal als vanzelf uit bij de canon. De literaire canon

zoals die in Vlaanderen en Nederland bestaat, stoot als vanzelf

in het buitenland op een muur van tegenstellingen. Een meer

kritische benadering, zoals wordt beweerd in Van Uffelen

(2006a:2) blijkt hierbij toch noodzakelijk. Het feit dat iemand

als Hugo Claus een gevestigde waarde is die aan de top van de

Nederlandstalige literatuur behoort, betekent nog lang niet dat

dit ook het geval zal zijn in Slowakije. Men kan zelfs niet

aannemen dat als de beste werken uit de canon vertaald zijn,

deze literatuur goed vertegenwoordigd is; dikwijls worden zij

overigens maar door een beperkt publiek gelezen. Het grootste

7

probleem met de canon voor de werken op zich is de verwachting

die zij produceren. In receptieonderzoek wordt er vooralsnog

gekeken naar de kritiek van de vertaalde werken, maar hier is

duidelijk nog meer onderzoek nodig om aan te tonen welke wegen

men uit kan bij het literair vertalen. Een oplossing hierbij is

om meer na te denken over het fenomeen “literatuur in context”,

waarbij men pogingen onderneemt om een ander perspectief te

creëren voor de Nederlandse literatuur.

Andere literaire verwachtingen worden gecreëerd door de

vertalers en de vertaalwetenschappers zelf, namelijk in de

didactiek, de manier van onderwijzen. Vertaalonderwijs wordt

steevast in een traditie onderwezen. Reeds van bij het ontstaan

van de discipline van “vertaalwetenschap” onderscheidt James

Holmes (Holmes 2004: 158-9) in de vertaaldidactiek bij de

toegepaste vertaalwetenschap een tweedelige functie: enerzijds

is er het constant vertalen, dat reeds vermeld werd in de

lessen taalverwerving, anderzijds het onderrichten van

vertalen, testtechnieken, leerplannen. Naast Holmes verrichtte

in de Lage Landen vooral Van den Broeck onderzoek naar

vertaaldidactiek met interessante standpunten (zie Van den

Broeck 1999) . Zij geven een belangrijke rol aan voor de

docenten vertalen. Zij plaatsen zich van nature in een bestel

van bepaalde normen, die gelden bij het vertalen. De

uiteindelijke producten gaan een plaats innemen in de

doelcultuur. De (ver)taaldocent moet goed weten hoe hij/zij

daarmee zal omgaan. Gideon Toury (2004: 171) benadrukt zelfs:

“Het is opmerkelijk dat juist jonge mensen die zich in de eerste fases van hun

vertalersloopbaan bevinden, zich aan extreme vormen van epigonisme overgeven: zij

8

lijken zich te gedragen volgens gedateerde, maar nog steeds bestaande normen, te

meer zo wanneer zij daarbij gestimuleerd worden door actoren die vasthouden aan

gedateerde normen, of dat nu taaldocenten of redactoren zijn, of zelfs

vertaaldocenten.”

In de Slowaakse context zijn zowel vertalers als docenten

vertaalkunde die te maken hebben met het Nederlands op één hand

te tellen. Oorspronkelijk studeerde Júlia Májeková tussen 1939

en 1944 aan de Comenius-Universiteit Slowaaks en Duits. Zij kon

in Leipzig in 1942 en 1943 met de germanistiek en in 1947 in

Leiden met neerlandistiek kennismaken. (Doležáleková 2006: 19-

20). Zij is lange tijd de enige vertaalster geweest die vanuit

het Nederlands naar het Slowaaks vertaalde. Als vertaaldocente

en deskundige van de Nederlandse, Belgische en Tsjecho-

Slowaakse vertaalwetenschap kan prof. Jana Rakšányiová gelden.

Na de dood van Júlia Májeková begon een tweede literair

vertaler, prof. Adam Bžoch, vanuit het Nederlands en Duits te

vertalen. Hij studeerde germanistiek en Nederlands in Leipzig

van 1984 tot 1989 (Maťovčík e.a. 2008: 60). Beginnende

vertalers hebben dus weinig mogelijkheden om ervaren collega’s

te raadplegen over vertaalstrategieën wat de valkuil van een al

te blind epigonisme groter maakt. Aan de andere kant is het een

enorme uitdaging: het betekent dat de kennis en bijhorende

kennisoverdracht van deze mensen geconcentreerd is en snel kan

gebeuren.

2.3. Literatuur in context

Literatuur en vertalen vereist een kritische opstelling

tegenover bepaalde begrippen die lijken vast te staan, zoals de

9

literaire canon, de keuze van de werken aan de hand van de

canon. Het moet ons doen nadenken over binnen en buiten, over

centrum en periferie. De status van literatuur in het

buitenland wordt niet bepaald door het feit of de canon

vertegenwoordigd is, maar dit is één van de factoren. (Van

Uffelen 2006b: 16)

Vooral Van Uffelen (2006a) en Pos (2010) pleiten in hun

bijdragen voor literatuur in context en de specifieke context

van het literair vertalen voor een meer systematische aandacht

voor literatuurreceptie, een andere manier van kijken naar de

canon en Nederlandse literatuur. Net omdat de studenten in deze

regio bekend zijn met hun eigen literatuur, hun eigen

achtergrond mee hebben, zullen zij vanuit een ander perspectief

de Nederlandstalige literatuur waarnemen.

We kunnen ons volledig aansluiten bij het pleidooi van

Arie Pos (2010: 145) als die pleit voor meer op maat gesneden

literatuurgeschiedenissen voor de regio, meer aangepast naar

het specifiek profiel van vertalers in onze context. Op die

manier leren zij immers verbindingen leggen met de eigen

literatuur, krijgen zij verder een groter besef van het eigen

erfgoed en het vreemde, het specifieke van de Nederlandstalige

literatuur en wat de grenzen overstijgt tot een Europese

literatuur. Voorbeelden hierbij zijn legio: we kunnen

bijvoorbeeld Nooteboom noemen, die zich in een Europees

spectrum plaatst, Bordewijk en Nescio kennen dan weer een korte

gebonden stijl die zeker afsteekt tegen de uitvoerige,

beschrijvende stijl van realistische tijdgenoten en auteurs in

deze regio.

10

De student leert met behulp van de docent literatuur en de

docent vertaling kennen hoe hij een ´ambassadeur van de

Nederlandstalige cultuur´ kan worden, hoe hij een transfer van

opvattingen, cultuur en literatuur naar zijn eigen gebied kan

realiseren. En dat kan, in de eerste plaats, door meer op maat

gesneden literatuurgeschiedenissen, die ook aandacht besteden

aan vertalingen en receptiegeschiedenis. Er zijn reeds goede

pogingen op de markt, zo wordt in de lessen literatuur van de

afdeling neerlandistiek te Bratislava al gebruik gemaakt van de

Inleiding van de literatuurgeschiedenis voor de internationale neerlandistiek

(Gera&Sneller, 2010), die weliswaar nog dient aangevuld,

bijvoorbeeld door de compacte literatuurgeschiedenis in het

Slowaaks van Adam Bžoch (Bžoch 2010). Daarnaast komt er in 2013

een uitgebreide literatuurgeschiedenis uit in het Tsjechisch,

die naar het voorbeeld van Duitse en Britse equivalenten is

opgesteld. Literatuur in context plaatsen is één van de

grootste uitdagingen voor een neerlandistiekafdeling extra muros.

Het is tegelijk een intensief werk: het vereist studie van de

lokale, regionale literaturen, zowel aan de kant van de docent

als van de student. Ook zij worden literair uitgedaagd om na te

denken over hun eigen cultuur via de cultuur van de Lage

Landen.

3. Wondere wereld: voor leraar en student. Praktijk en

projectwerking.

3.1. Van een literaire wereld naar de wondere wereld van de

praktijk

11

Theorie smeekt uiteraard om een toepassing van dit alles.

Daarom beslaat het tweede deel van deze bijdrage welke

initiatieven genomen werden tot nu toe om toe te werken naar

een volwaardige opleiding van interculturele neerlandici en om

een ideaal klimaat te creëren waarin men competente literair

vertalers kan opleiden.

3.2. De prille jaren van de neerlandistiek Bratislava:

wetenschappelijke onderbouw

Als we ons verdiepen in de geschiedenis van de vertaler- en

tolkopleiding van de Comenius-universiteit te Bratislava,

beoogt men van bij de start een interessante invalshoek voor

het (literair) vertalen. Die vinden we terug in een bundel in

de AMOS1-reeks, over interculturaliteit. We merken onder meer

in de bijdragen van Paul van den Heuvel en Jana Rakšányiová

sterke pleidooien om tolken en vertalers op te leiden tot

interculturele bemiddelaars. Dit vereist dat dit sterk

verankerd wordt in het curriculum, waar Paul van den Heuvel op

wijst door het oprichten van vakken als ‘interculturele

communicatie’ en samenwerkingsprogramma’s in de regio Centraal

– Europa (van den Heuvel 2000: 32-36).

Daarnaast moeten we van onze studenten vragen dat zij hun

taalvaardigheden kunnen omzetten in vertaalvaardigheden. Dit kan enkel

door hen op een zo breed mogelijke manier te laten kennismaken

met allerlei aspecten van taal, cultuur, geschiedenis en

literatuur. Men wijst vooral op interculturaliteit, omdat de

1 Amos werd opgestart als de academische neerslag met publicaties van de vereniging van neerlandici in Centraal – Europa, Comenius

12

vertaling moet kunnen functioneren in de doelcultuur.

(Rakšányiová 2000, 128-130)

Met steun van de Nederlandse taalunie, de Comenius en

Onets – neerlandiciplatforms2, het Prins Bernhard Cultuurfonds,

de Nederlandse ambassade te Bratislava, de Vlaamse

vertegenwoordiging te Wenen en de Orde van den Prince is men

bovendien snel gestart met projectwerking. Vanuit de

theorethische afbakening zijn we stapsgewijs overgegaan tot een

vruchtbare praktijk- en projectwerking, al dan niet in

samenwerking met de collega’s van de Tsjechische afdelingen.

Te Bratislava werd in 2006 het eerste Do-Ha, een

doctorandi- en habilitandi-colloquium georganiseerd, met

vertegenwoordigers en studenten uit Tsjechië, Slowakije,

Hongarije en Polen. Er kwamen impulsen voor de literatuur in

context en aandacht voor vertalen en vertaalreceptie in de

regio via bijdragen van Van Uffelen, Doležáleková en

Frühwirthová (S.N.U.C.B3 2006: 9-17, 19-25 , 27-38).

3.3. Het omzetten naar interculturele praktijk

De basis voor het vertalen was wetenschappelijk gelegd, nu kon

men overgaan tot de interculturele praktijk. Reeds in 2005

vertaalden de laatstejaarsstudenten een bundel essays, die

bedoeld waren om enkele clichés over Nederland uit de wereld te

helpen samengesteld door de Nederlandse lector Martijn

Schoonderwoerd en begeleid als vertaalcolleges door Jana

Rakšányiová (S.N.U.C.B 2005).

2 Comenius is de vereniging voor neerlandici in Centraal-Europa terwijl ONeTS staat voor: Overlegplatform Neerlandici in Tsjechië en Slowakije.3 Studia Nederlandistica Universitatis Comenianae Bratislavensis, de uitgavebundels van onze afdeling neerlandistiek te Bratislava.

13

Daarnaast ontwikkelden we via vertaalscripties ook

aandacht voor de methodiek van het literair vertalen. Twee

studentes kregen de opdracht hun vertaaltheorie, opgedaan in de

vertaalcolleges van de opleiding, om te zetten in een concreet

product en dit door de vertaling van twee novelles: De Buitenkant

van mijnheer Jules van Diane Broeckhoven en Een zuil van zout door

Kristien Hemmerechts (Jendrálová 2009; Píscová 2009). Pogingen

om deze scripties uit te geven in boekvorm zijn vooralsnog niet

gelukt.

De laatstejaarsstudenten mochten zich opnieuw verheugen op

een project dat deze keer de Vlaamse identiteit in de kijker

zette. Elke student vertaalde één of meerdere essays over de

identiteit van de Vlamingen, hoe zij door buitenlanders gezien

worden.4 Dit in een poging om ook voor Slowakije de Vlaamse

identiteit wat meer toegankelijk te maken. Deze bundel werd als

promotiemateriaal aangeboden met steun van de Vlaamse

vertegenwoordiging (S.N.U.C.B 2009)

3.4. Van interculturele praktijk naar een omgeving van literair

vertalen

Vervolgens hebben we contact gezocht met het Vlaams fonds voor

de Letteren en het Expertisecentrum Literair Vertalen om voor

de Tsjechische en Slowaakse neerlandici een instrument op te

zetten, aangeboden door deze organisaties om het literair

vertalen meer in de kijker te zetten en overzichtelijker te

maken. Deze inspanning leidde tot het eerste literair

vertaalatelier in Bratislava van 28 februari tot 1 maart 2011.

4 De originele publicatie kwam uit onder de titel: Vlaamse identiteit. Mythe en werkelijkheid. Gillaerts P., Van Belle H., Ravier L. (red.) 2002, Leuven: Acco.

14

Het atelier stond in het kader van de roman Vergrijzing van Diane

Broeckhoven. Vier afdelingen (Bratislava, Brno, Olomouc, Praag)

werkten mee door studenten te laten werken met een vertaling

waarover vervolgens gediscussieerd werd. Belangrijke accenten

werden gelegd over de receptie van zo’n vertaald werk in de

respectievelijke doeltalen Tsjechisch en Slowaaks.

Daarom hebben de studenten een unieke kans gekregen om met

de auteur over de cruciale problemen in verband met de receptie

van het werk te discussiëren of vragen te stellen, over de

interpretatie, tekstanalyse. Dit deel ging dus over de brontaal

en -cultuur. Natuurlijk konden de studenten aan de auteur ook

vragen stellen over haar standpunt tegenover vertalingen, over

de vertalingen van haar werken naar andere talen, ... De

voertaal van dit deel was het Nederlands.

In de tweede helft van de tweede dag en op de derde dag

van het atelier vonden vier workshops plaats. In het programma

duurde één workshop 90 minuten en elke groep studenten kreeg

ruimte voor één workshop. In de presentatie konden ze hun

aandacht vestigen op vertaalspecifieke problemen.

Uit de reacties van de studenten, deelnemers en auteur,

die persoonlijk aanwezig was, konden wij vernemen dat zij dit

een verrijkende ervaring vonden, die hen eindelijk de theorie

aan de praktijk kon leren toetsen; als vingeroefening was het

een uitermate geslaagd project.

Het concept van het literair vertaalatelier motiveerde de

collega’s in Brno om eveneens een atelier te organiseren van 10

tot 12 mei 2012, deze keer rond het boek Iep van Joke van

Leeuwen. Een gedurfde keuze voor jeugdliteratuur, maar ook hier

15

waren de reacties positief. Onze afdeling stuurde vier

studentes met een Slowaakse vertaling, die vervolgens van

suggesties en commentaar door literair vertalers Veronika Ter

Harmsel – Havlíková en Adam Bžoch werden voorzien. Hier bleek

ook een sessie over “hoe word ik een literair vertaler” met

impulsen en tips over uitgeverijen bijzonder gesmaakt te

worden.

Ondertussen is een derde bundel essays uitgekomen, die ook

werd voorbereid door de vierdejaarsstudenten en uitkomt met

steun van de Orde van den Prince afdeling Keerbergen. Het

betreft een bundel die door de studenten zelf als “Vlaamse

Pralines” werden omschreven, omdat iedereen onze bonbons kent

als een Belgisch product, maar mensen ongetwijfeld geprikkeld

worden door aspecten van de moderne Vlaamse maatschappij en om

een beeld te geven voor Slowaken over de Vlamingen in hun

relatie met Brussel, Nederland, hun taal en de wereld. De

bundel werd samengesteld door lector Benjamin Bossaert uit

bijdragen van het cultureel tijdschrift Ons Erfdeel en vakkundig

begeleid in de vertaalcolleges door Jana Rakšányiová (S.N.U.C.B

2012)

3.5. De toekomst

Rekening houdende met alle genoemde impulsen en gesteund door

de projectwerking die een stevige wetenschappelijke basis

heeft, is dit verhaal zeker en vast nog niet tot een eindpunt

gekomen. Ik zou als belangrijkste uitdaging omschrijven om de

studenten te motiveren het pad van het literair vertalen te

kiezen. Dit kan enkel en alleen door hen de juiste tools aan te

16

reiken. We zijn daarom uiterst verheugd dat dankzij steun van

de collega’s, in de regio maar ook in België en Nederland,

daarvoor hulp kan verwacht worden.

Ik zou ook pleiten om kansen bij een accreditatie te

benutten om de component leescultuur en literaire cultuur te

verankeren in een curriculum. Studenten moeten de kans krijgen

om zichzelf te ontplooien, zelfstandig de literatuur te

ontdekken, daarbij geholpen door denkkaders en paradigma´s die

de docenten hen aanbieden. Dit kan via een klassiek middel als

de leeslijst, maar daarbuiten kan men ook in de lessen

taalverwerving creatief omgaan met authentieke teksten en

literatuurfragmenten.

Een ander spoor waar zeker in de toekomst zal verder op

voortgebouwd worden, is de kans voor de studenten om zichzelf

te ontplooien via workshops en vertaalateliers. Zo is er een

bescheiden initiatief voor poëzievertalers. Dergelijke

initiatieven zullen in de toekomst nog uitgebreid worden.

Tot slot zouden we ook nog willen benadrukken dat de

component van het literair vertalen ook zal ingebouwd worden in

de onderwijsstructuur van de nieuwe studieprogramma´s. Er is

voor de nieuwe accreditatieronde in de vertaalopleiding te

Bratislava een aanvraag ingediend voor vier semesters

literatuur, waarbij de studenten eerst kennis opdoen van

overzichten Nederlandstalige literatuur in Europese context,

waarna ze in de masterstudie zich kunnen toeleggen op het

analyseren, observeren en vertalen van bekende en onbekende

literaire werken via werkcolleges. Op die manier wordt een

17

onbekende verleiding toch nog een gekende, wondere wereld. Ook

in de doctoraatsopleiding wordt hier al aandacht aan besteed5.

4. Conclusie

Men kan stellen dat dit artikel enkele typische eigenschappen

van de neerlandistiek extra-muros en in Slowakije heeft naar

boven gebracht: het omgaan met interculturaliteit, de

concentratie van kennis, de literatuur in context en het

opleiden tot intercultureel bemiddelaars. De belangrijkste

uitdagingen blijven: meer aandacht voor lezen en het

aanscherpen van de literaire voorkennis, zowel qua

vertaaltraditie als literaire cultuur en context, alsmede het

aanscherpen van kennis van de markten en de doelcultuur.

We merken ook op dat we vooral niet mogen vergeten dat de

studenten gemotiveerd moeten raken (en blijven!) om zich met

literair vertalen bezig te houden; dat wij hen leren hoe zij

het bos door de bomen kunnen zien. Zij moeten via lezen,

studie, onderzoek en last but not least tot degelijke

vertalercapaciteiten komen met een degelijke vertaling, die

zijn weg vindt in de Slowaakse doelcultuur. Die horde nemen we

met geleidelijke stappen, met vallen en opstaan, zoals de

praktijk aangetoond heeft.

Bibliografie:

BŽOCH, Adam 2010 Krátke dejiny nizozemskej literatúry. Ružomberok:

Katolická Univerzita Ružomberok, filozofická fakulta

5 we verwijzen hierbij naar het proefschrift van dr. Lucia Brezániová over Translatologische aspecten bij het Multiculturalisme in de Lage landen en haar studie in deze bundel.

18

DEGRAEVE, Ingrid. 2012. Literair vertalen en creatieve

taalverwerving. In: Filter, 19, n. 2, pp 46-51.

DOLEŽÁLEKOVÁ, Lucia 2006 De vertaalstrategie van Júlia

Májeková. In: Neerlandistiek in Tsjecho-Slowaakse context. Handelingen

doctorandicolloquium. Bratislava: AnaPress. Uitgaven Studia Nederlandistica

Universitatis Comenianae Bratislavensis. pp. 19-26.

FENOULHET, Jane, RENKEMA, Jan (eds.) 2010 Lage Landen studies 1:

Internationale neerlandistiek: een vak in beweging. Gent: Academia Press.

GERA, Judit en SNELLER, Agnes 2010 Inleiding literatuurgeschiedenis voor

de internationale neerlandistiek. Hilversum: Verloren

HOLMES, James S. 2004 Wat is vertaalwetenschap? In:

Naaijkens, T., Coster, C., Bloemen, H., Meijer, C. (eds.).

Denken over vertalen. Tekstboek vertaalwetenschap. Nijmegen: Vantilt.

pp. 149-162.

JENDRÁLOVÁ, Katarína 2009 Teória umeleckého prekladu a jej uplatnenie

na preklad kníhy Een Zuil van Zout. Bratislava: filozofická fakulta

(scriptie)

MAŤOVČÍK, A., CABADAJ P., PARENIČKA P., 2008. Slovnik slovenskych

spisovatelov. Bratislava/Martin: Literárne informačne

centrum/Slovenská národná knižnica.

NAAIJKENS, T., COSTER, C., BLOEMEN, H., MEIJER, C. (eds.) 2004

Denken over vertalen. Tekstboek vertaalwetenschap. Nijmegen: Vantilt

PÍSCOVÁ, Jana 2009 Aplikacia slovenskej teórie umeleckého prekladu na

transláciu novelu Telesná schránka pána Julesa od Diane Broeckhovenovej.

Bratislava: filozofická fakulta (scriptie)

RAKŠÁNYIOVÁ, Jana 2000 De vertaler als intercultureel

deskundige. Uitgangspunten bij de vertaalopleiding Nederlands –

Slowaaks. In: Van den Heuvel, Paul (ed.) Interculturaliteit.

19

Interculturele aspecten van de Neerlandistiek in Midden- en Oost-Europa.

Bratislava: Stimul

RAKŠÁNYIOVÁ, Jana (ed.) 2005 V Holandsku to nie je tak. (vertaalbundel

essays. vertaling: laatstejaarsstudenten). Studia Nederlandistica

Universitatis Comenianae Bratislavensis. Dunajská Streda:

Pelikán.

RAKŠÁNYIOVÁ, Jana (ed.) 2009 Flámska identita: mýty a skutočnosť.

(vertaalbundel essays. vertaling: laatstejaarsstudenten). Studia

Nederlandistica Universitatis Comenianae Bratislavensis. Nitra:

Enigma.

RAKŠÁNYIOVÁ, Jana 2012 Flámske pralínky. (vertaalbundel essays. vertaling:

laatstejaarsstudenten). Studia Nederlandistica Universitatis

Comenianae Bratislavensis. Bratislava: STU.

ŠKRLANTOVÁ, M., ENGELBRECHT, W. (eds.) 2006 Neerlandistiek in

Tsjecho-Slowaakse context. Handelingen doctorandicolloquium. Studia

Nederlandistica Universitatis Comenianae Bratislavensis.

Bratislava: AnaPress..

TOURY, Gideon 2004 De aard en de rol van normen in vertaling.

In: Naaijkens, T., Coster, C., Bloemen, H., Meijer, C.

(eds.). Denken over vertalen. Tekstboek vertaalwetenschap. Nijmegen:

Vantilt. 163-174.

VAN DEN BROECK, Raymond 1999 De vertaling als evidentie en paradox.

Antwerpen: Fantom.

VAN DEN BROECK, Raymond, HERTOG, Erik (eds.) 1993Mens en machine

in de vertaalopleiding. Antwerpen: Fantom

VAN DEN HEUVEL, Paul 2000 Het specifieke karakter van de

studie Nederlands extra muros. Pleidooi voor een interculturele

neerlandistiek. In: Van den Heuvel, Paul (ed.) Interculturaliteit.

20

Interculturele aspecten van de Neerlandistiek in Midden- en Oost-Europa.

Bratislava: Stimul.

VAN DEN HEUVEL, Paul (ed.) 2000 Interculturaliteit. Interculturele

aspecten van de Neerlandistiek in Midden- en Oost-Europa. Bratislava:

Stimul.

VAN UFFELEN, Herbert, 2006a ‘Toeval dat na de gebeurtenis

noodzaak bleek.’ Over de onbeschrijfelijke onbeschrijfbaarheid

van de Nederlandse literatuur in het buitenland. Internet:

literatuur in context. Geraadpleegd op 1/08/2012 op

https://lic.ned.univie.ac.at/sites/all/files/Data/5/2360/Toeval

Noodzaak060516_VanUffelen2.pdf

VAN UFFELEN, Herbert 2006b Eén en toch niet één, en altijd

anders: over neerlandistiek in Midden-Europa, Nederlandstalige

literatuur en receptie. In: Neerlandistiek in Tsjecho-Slowaakse context.

Handelingen doctorandicolloquium. Bratislava: AnaPress. Uitgaven Studia

Nederlandistica Universitatis Comenianae Bratislavensis. pp. 19-26

WAEGEMANS, Emmanuel,1993. Van zwijgpaters en klopgeesten.

Landeskunde in de VT-opleiding. In: Mens en Machine in de

vertaalopleiding. Antwerpen: Fantom. pp. 126-131.

21