Didactische aspecten bij het vak literair vertalen
Transcript of Didactische aspecten bij het vak literair vertalen
Didactische aspecten van het literair vertalen Andere wereld.
Literaire wereld. Een Wondere wereld voor de leraar.
Benjamin Bossaert, Univerzita Komenského
Abstract:
Binnen de vertaalwetenschap en de neerlandistiek blijft tot nu
toe het didactische aspect van het literair vertalen meestal
onderbelicht. Deze bijdrage gaat op zoek met enkele ideeën en
aanzetten naar enkele aspecten die bij een opleiding tot
literair vertaler in de regio komen kijken. We starten bij de
theorie, die de studenten beginselen van de kennis van land en
volk en literatuur aanbiedt, gepaard met een tweede aspect kort
daarna, namelijk het opleiden tot een intercultureel
bemiddelaar. Studenten moeten de literatuur in een context
kunnen bedden. Een derde aspect bespreekt de traditie waaraan
we niet kunnen voorbij gaan, enerzijds aan de kant van de
Nederlandstalige literatuur, namelijk de canon, keuze van de
werken die vertaald zijn/worden/moeten worden en anderzijds het
epigonisme van vertalers en de vertaaltraditie in Slowakije
zelf.
In een volgend praktisch gedeelte wordt een overzicht gegeven
van initiatieven en publicaties die de afdeling Nederlands in
Bratislava ondernomen heeft om het literair vertalen onder
belangstelling te brengen alsook een toekomstvisie op het
opleiden van literair vertalers.
1
Keywords: Landeskunde, traditie, literatuur in context,
verwachtingspatroon, interculturaliteit, projectwerking,
vertalen.
1. Andere wereld: inleiding
‘Vertaling is de taal van Europa’, postuleerde Umberto Eco
jaren geleden om erop te wijzen dat pidgin als lingua franca
van de Globish-generatie weliswaar de toenadering, maar niet
het onderlinge begrip dient. Om elkaar te begrijpen, moet je
doordringen in elkaars cultuur, en wat leent zich daar beter
voor dan de literaire vertaling? In deze bijdrage gaan we op
zoek naar een uitgangspunt voor het literair vertalen in
Slowakije. Dat terrein wordt zeer vaak door de markt geregeerd
en we gaan daarom theoretisch, didactisch en praktisch op zoek
naar een overzicht van uitgangspunten voor het literair
vertalen in Slowakije. Uitgangspunten die we willen
onderstrepen, die ook voer zijn voor latere discussie en
onderzoek, zijn vooral hoe je aan literair vertalen begint; hoe
kan je studenten motiveren, aandacht schenken in hun opleiding
hiervoor, hen ervaren maken, hen klaarstomen voor dit beroep,
hoe kies je de auteurs en de werken? We pogen in deze
bescheiden bijdrage enkele aanzetten te formuleren voor een
gedegen didactische ondersteuning voor het literair vertalen in
Slowakije. Dat gaat eerst via de literaire wereld, die de
studenten in al hun aspecten leren kennen. Daarna opent de
leraar voor hen een tweede ‘luik’, aanknopend bij hun
voorkennis van de eigen cultuur en maatschappij en komt het
2
interculturele, de context aan bod. Naast een intercultureel
aspect is er nog het aanknopen bij een andere voorkennis: het
derde ‘luik’ van de traditie, zowel van andere vertalers als de
bronnen van vertaling, de literaire canon. Het tweede gedeelte,
de wondere wereld (voor de leraar) bespreekt de concrete
projectwerking van de afdeling Nederlands in Bratislava om tot
het literair vertalen te komen. De studenten komen van een
andere wereld langs een literaire wereld in een wondere wereld!
2. Literaire wereld: valkuilen en uitdagingen voor het literair
vertalen in Slowakije
2.1. Landeskunde en interculturaliteit.
Een eerste aspect waar ik mee wil starten, zal direct in het
oog springen voor een extra-muros opleiding Nederlands: de
studenten die in Slowakije neerlandistiek studeren, zijn immers
niet vertrouwd met Nederland, Vlaanderen, België en de context
waarin zij deze ruimte moeten omzetten. Ze moeten deze
‘hertalen’ zodat ze in een Centraal-Europese ruimte een rol kan
spelen. De docent moet ervan uitgaan dat deze studenten over
onze gebieden weinig of geen voorkennis hebben; in Slowakije
wordt in het middelbaar onderwijs minimaal aandacht besteed aan
de Lage Landen. Studenten kennen onze gebieden dan ook meestal
via clichés en stereotypes, waar op zich niets mis mee is, maar
die kennis dient aanzienlijk uitgebreid.
We merken daarom een grote noodzaak om in een opleiding
voor (literair) vertalers en tolken veel aandacht te schenken
3
aan wat men in het Duits de Landeskunde noemt, de kennis van
land en volk. Aan de hand van een interessant vertaalprobleem
over zwijgpaters en klopgeesten, pleit Emmanuel Waegemans
(1993:130) voor een leescultuur in de vertalersopleiding. Zijn
studenten, die zich amper iets van de Sovjetcultuur kunnen
voorstellen, raken simpel verstrikt door twee woorden met een
betekenis in die context. Hij vindt dat studenten veel te veel
moeten stof reproduceren en zegt dat er meer moet gelezen
worden. Men moet dus in de eerste plaats de tijd en de ruimte
krijgen, ook in het curriculum, om hen in de cultuur, de
geschiedenis en de literatuur van het land in te lezen. Dit
blijkt geen sinecure te zijn, want het curriculum van de
studenten blijkt dikwijls al eivol te zitten. Dit lijkt me dus
een eerste didactische valkuil en tegelijk uitdaging.
In een artikel over intercultureel vertalen uit literair
vertaler en extra-muros-docent Arie Pos (in: Fenoulhet en
Renkema 2010) een interessante blik op het veld van onderwijs
over vertalen, taal en cultuur. Hij snijdt een tweede uitdaging
en tegelijk valkuil aan, te weten de manier waarop het
onderwijs van de kennis van land en volk en literatuur
georganiseerd wordt en wat er juist aan bod komt:
“Ik geloof dat het zo langzamerhand duidelijk wordt wat er aan de hand is. In de
eerste plaats blijft de Nederlandstalige literatuur overwegend beperkt tot de
literatuur van Nederland. In de tweede plaats houdt het perspectief op die literatuur
weinig rekening met een blik van buitenaf. Natuurlijk hinkt extramuraal
literatuuronderwijs bijna altijd op meerdere gedachten: de behandelde literatuur
staat veelal in dienst van taalverwerving en beeldvorming over de Nederlands
4
maatschappij en cultuur, waarbij de specifiek literaire cultuur minder aandacht
krijgt. Ook de lessen literatuuranalyse bevatten vaak een stevige component
taalverwerving en cultuur en maatschappij, wat wederom ten koste gaat van de
literaire cultuur. Zelfs het vertaalonderwijs is naar mijn ervaring vaak minder
toegespitst op het literaire dan het cultureel-maatschappelijke. Men breekt zich
eerder het hoofd over kaasschaven en afwasborstels dan over stilistische
problemen.” (Pos 2010: 134)
We zien dat ons probleem voor het literair vertalen
complexer wordt in een extra-muroscontext. Ten eerste hebben de
studenten een brede inbedding nodig in de literatuur, cultuur
en maatschappij, in de eerste plaats van de doelcultuur, die
van de Lage Landen. Ten tweede moeten zij ook op een degelijke
basis kunnen bouwen, namelijk de literaire cultuur, een kennis
waar zij reeds op kunnen voortborduren. Dit tweede aspect wordt
(te) vaak overvleugeld door het eerste, wat de docent in eerste
instantie belangrijker vindt. Daarna komen we tot het derde
aspect, de vertaalkunde, om de transfer te kunnen
bewerkstelligen tussen bron- en doelcultuur; ook hier is een
aanpak van theorie, van basis naar praktijk nodig.
Komen we dan bij het aspect voorkennis. We onderscheiden
voorkennis op meerdere gebieden. Allereerst zou de docent die
zich met literair vertalen wil bezighouden zich ervan bewust
moeten zijn dat hij kan aanknopen bij een literaire traditie.
Deze traditie uit zich zowel van de kant van de doelcultuur –
hij heeft een uitgebreidere kennis van de Nederlandstalige
literatuur in de vorm van de canon en weet waar er tendenzen
zijn van vernieuwing – als van de broncultuur – hij weet (of
kan zich desgewenst daar naar bijscholen) in welke traditie er
5
vertaald wordt, hij weet dat de studenten kennis hebben van de
literatuur van het eigen land, van stromingen en tendenzen in
de eigen literatuur, hij weet wat er vreemd is – als van de
intercultuur – hij kan inschatten hoe een transfer naar de
andere cultuur een impact heeft. Het vereist van de vertaler-
in-spe een grondige kennis van de thuismarkt alsook de
Nederlandstalige markt om zijn vruchten ingang te doen vinden.
De docent biedt hierbij de mogelijkheden, de perspectieven aan.
Waar begint literair vertalen? Volgens docente Ingrid
Degraeve (2012: 47, 50-51) kan dat gerust al in een vroeg
stadium en kan dat in de lessen taalverwerving. Zo kan op die
manier in het taalonderwijs een vertaalonderwijs wortel
schieten. Eclecticisme, namelijk het differentiëren van de
lesmethodiek, taakgerichtheid, studenten laten zich toeleggen
op een specifiek doel, namelijk het vertalen en het gebruik van
authentiek materiaal zijn hierbij pluspunten die ijveren voor
het vroeg starten met vertaling, zelfs al in de les
taalverwerving. De docent zorgt er bovendien voor dat zij het
aspect van interculturaliteit bij krijgen. Vertalen wordt
ervaren als een vorm van leesvaardigheid in het kwadraat, men
moet namelijk meer informatie verwerken en men leert kennis
maken met een onbekende literatuur, misschien auteur of
stroming. Met vertalen in de taalles kan de taaldocent ook
hopen dat de drempel naar het lezen van literatuur verlaagd
wordt, zodat de studenten gemotiveerd zijn om zich in de
cultuur, de literatuur en de kennis van land en volk in de
lezen, bovendien in een authentieke context. En zo is de cirkel
6
rond in de correlatie tussen leescultuur en interculturaliteit;
beiden hangen ontegensprekelijk samen.
2.2. Literaire verwachtingen: Great expectations?
Lezen, literatuur, vertalen en interculturaliteit creëert ook
verwachtingen op het vlak van een goede literaire vertaling.
Wie zit te hierop te wachten? Hoe beginnen we eraan? Wat
verwachten we op literair vlak? Wat kunnen we van onze
studenten verwachten?
Op dit ogenblik is de markt voor literaire vertalingen
klein; daar zal in de kleine economische Slowaakse ruimte
weinig verandering in komen. Het is dus belangrijk om een goede
keuze te maken welke werken gaan vertaald worden. Daarvoor zijn
enkele invalshoeken.
Wanneer men beslist om een werk te vertalen, of welk
literair werk in aanmerking komt om vertaald te worden, dan
komt men nogal als vanzelf uit bij de canon. De literaire canon
zoals die in Vlaanderen en Nederland bestaat, stoot als vanzelf
in het buitenland op een muur van tegenstellingen. Een meer
kritische benadering, zoals wordt beweerd in Van Uffelen
(2006a:2) blijkt hierbij toch noodzakelijk. Het feit dat iemand
als Hugo Claus een gevestigde waarde is die aan de top van de
Nederlandstalige literatuur behoort, betekent nog lang niet dat
dit ook het geval zal zijn in Slowakije. Men kan zelfs niet
aannemen dat als de beste werken uit de canon vertaald zijn,
deze literatuur goed vertegenwoordigd is; dikwijls worden zij
overigens maar door een beperkt publiek gelezen. Het grootste
7
probleem met de canon voor de werken op zich is de verwachting
die zij produceren. In receptieonderzoek wordt er vooralsnog
gekeken naar de kritiek van de vertaalde werken, maar hier is
duidelijk nog meer onderzoek nodig om aan te tonen welke wegen
men uit kan bij het literair vertalen. Een oplossing hierbij is
om meer na te denken over het fenomeen “literatuur in context”,
waarbij men pogingen onderneemt om een ander perspectief te
creëren voor de Nederlandse literatuur.
Andere literaire verwachtingen worden gecreëerd door de
vertalers en de vertaalwetenschappers zelf, namelijk in de
didactiek, de manier van onderwijzen. Vertaalonderwijs wordt
steevast in een traditie onderwezen. Reeds van bij het ontstaan
van de discipline van “vertaalwetenschap” onderscheidt James
Holmes (Holmes 2004: 158-9) in de vertaaldidactiek bij de
toegepaste vertaalwetenschap een tweedelige functie: enerzijds
is er het constant vertalen, dat reeds vermeld werd in de
lessen taalverwerving, anderzijds het onderrichten van
vertalen, testtechnieken, leerplannen. Naast Holmes verrichtte
in de Lage Landen vooral Van den Broeck onderzoek naar
vertaaldidactiek met interessante standpunten (zie Van den
Broeck 1999) . Zij geven een belangrijke rol aan voor de
docenten vertalen. Zij plaatsen zich van nature in een bestel
van bepaalde normen, die gelden bij het vertalen. De
uiteindelijke producten gaan een plaats innemen in de
doelcultuur. De (ver)taaldocent moet goed weten hoe hij/zij
daarmee zal omgaan. Gideon Toury (2004: 171) benadrukt zelfs:
“Het is opmerkelijk dat juist jonge mensen die zich in de eerste fases van hun
vertalersloopbaan bevinden, zich aan extreme vormen van epigonisme overgeven: zij
8
lijken zich te gedragen volgens gedateerde, maar nog steeds bestaande normen, te
meer zo wanneer zij daarbij gestimuleerd worden door actoren die vasthouden aan
gedateerde normen, of dat nu taaldocenten of redactoren zijn, of zelfs
vertaaldocenten.”
In de Slowaakse context zijn zowel vertalers als docenten
vertaalkunde die te maken hebben met het Nederlands op één hand
te tellen. Oorspronkelijk studeerde Júlia Májeková tussen 1939
en 1944 aan de Comenius-Universiteit Slowaaks en Duits. Zij kon
in Leipzig in 1942 en 1943 met de germanistiek en in 1947 in
Leiden met neerlandistiek kennismaken. (Doležáleková 2006: 19-
20). Zij is lange tijd de enige vertaalster geweest die vanuit
het Nederlands naar het Slowaaks vertaalde. Als vertaaldocente
en deskundige van de Nederlandse, Belgische en Tsjecho-
Slowaakse vertaalwetenschap kan prof. Jana Rakšányiová gelden.
Na de dood van Júlia Májeková begon een tweede literair
vertaler, prof. Adam Bžoch, vanuit het Nederlands en Duits te
vertalen. Hij studeerde germanistiek en Nederlands in Leipzig
van 1984 tot 1989 (Maťovčík e.a. 2008: 60). Beginnende
vertalers hebben dus weinig mogelijkheden om ervaren collega’s
te raadplegen over vertaalstrategieën wat de valkuil van een al
te blind epigonisme groter maakt. Aan de andere kant is het een
enorme uitdaging: het betekent dat de kennis en bijhorende
kennisoverdracht van deze mensen geconcentreerd is en snel kan
gebeuren.
2.3. Literatuur in context
Literatuur en vertalen vereist een kritische opstelling
tegenover bepaalde begrippen die lijken vast te staan, zoals de
9
literaire canon, de keuze van de werken aan de hand van de
canon. Het moet ons doen nadenken over binnen en buiten, over
centrum en periferie. De status van literatuur in het
buitenland wordt niet bepaald door het feit of de canon
vertegenwoordigd is, maar dit is één van de factoren. (Van
Uffelen 2006b: 16)
Vooral Van Uffelen (2006a) en Pos (2010) pleiten in hun
bijdragen voor literatuur in context en de specifieke context
van het literair vertalen voor een meer systematische aandacht
voor literatuurreceptie, een andere manier van kijken naar de
canon en Nederlandse literatuur. Net omdat de studenten in deze
regio bekend zijn met hun eigen literatuur, hun eigen
achtergrond mee hebben, zullen zij vanuit een ander perspectief
de Nederlandstalige literatuur waarnemen.
We kunnen ons volledig aansluiten bij het pleidooi van
Arie Pos (2010: 145) als die pleit voor meer op maat gesneden
literatuurgeschiedenissen voor de regio, meer aangepast naar
het specifiek profiel van vertalers in onze context. Op die
manier leren zij immers verbindingen leggen met de eigen
literatuur, krijgen zij verder een groter besef van het eigen
erfgoed en het vreemde, het specifieke van de Nederlandstalige
literatuur en wat de grenzen overstijgt tot een Europese
literatuur. Voorbeelden hierbij zijn legio: we kunnen
bijvoorbeeld Nooteboom noemen, die zich in een Europees
spectrum plaatst, Bordewijk en Nescio kennen dan weer een korte
gebonden stijl die zeker afsteekt tegen de uitvoerige,
beschrijvende stijl van realistische tijdgenoten en auteurs in
deze regio.
10
De student leert met behulp van de docent literatuur en de
docent vertaling kennen hoe hij een ´ambassadeur van de
Nederlandstalige cultuur´ kan worden, hoe hij een transfer van
opvattingen, cultuur en literatuur naar zijn eigen gebied kan
realiseren. En dat kan, in de eerste plaats, door meer op maat
gesneden literatuurgeschiedenissen, die ook aandacht besteden
aan vertalingen en receptiegeschiedenis. Er zijn reeds goede
pogingen op de markt, zo wordt in de lessen literatuur van de
afdeling neerlandistiek te Bratislava al gebruik gemaakt van de
Inleiding van de literatuurgeschiedenis voor de internationale neerlandistiek
(Gera&Sneller, 2010), die weliswaar nog dient aangevuld,
bijvoorbeeld door de compacte literatuurgeschiedenis in het
Slowaaks van Adam Bžoch (Bžoch 2010). Daarnaast komt er in 2013
een uitgebreide literatuurgeschiedenis uit in het Tsjechisch,
die naar het voorbeeld van Duitse en Britse equivalenten is
opgesteld. Literatuur in context plaatsen is één van de
grootste uitdagingen voor een neerlandistiekafdeling extra muros.
Het is tegelijk een intensief werk: het vereist studie van de
lokale, regionale literaturen, zowel aan de kant van de docent
als van de student. Ook zij worden literair uitgedaagd om na te
denken over hun eigen cultuur via de cultuur van de Lage
Landen.
3. Wondere wereld: voor leraar en student. Praktijk en
projectwerking.
3.1. Van een literaire wereld naar de wondere wereld van de
praktijk
11
Theorie smeekt uiteraard om een toepassing van dit alles.
Daarom beslaat het tweede deel van deze bijdrage welke
initiatieven genomen werden tot nu toe om toe te werken naar
een volwaardige opleiding van interculturele neerlandici en om
een ideaal klimaat te creëren waarin men competente literair
vertalers kan opleiden.
3.2. De prille jaren van de neerlandistiek Bratislava:
wetenschappelijke onderbouw
Als we ons verdiepen in de geschiedenis van de vertaler- en
tolkopleiding van de Comenius-universiteit te Bratislava,
beoogt men van bij de start een interessante invalshoek voor
het (literair) vertalen. Die vinden we terug in een bundel in
de AMOS1-reeks, over interculturaliteit. We merken onder meer
in de bijdragen van Paul van den Heuvel en Jana Rakšányiová
sterke pleidooien om tolken en vertalers op te leiden tot
interculturele bemiddelaars. Dit vereist dat dit sterk
verankerd wordt in het curriculum, waar Paul van den Heuvel op
wijst door het oprichten van vakken als ‘interculturele
communicatie’ en samenwerkingsprogramma’s in de regio Centraal
– Europa (van den Heuvel 2000: 32-36).
Daarnaast moeten we van onze studenten vragen dat zij hun
taalvaardigheden kunnen omzetten in vertaalvaardigheden. Dit kan enkel
door hen op een zo breed mogelijke manier te laten kennismaken
met allerlei aspecten van taal, cultuur, geschiedenis en
literatuur. Men wijst vooral op interculturaliteit, omdat de
1 Amos werd opgestart als de academische neerslag met publicaties van de vereniging van neerlandici in Centraal – Europa, Comenius
12
vertaling moet kunnen functioneren in de doelcultuur.
(Rakšányiová 2000, 128-130)
Met steun van de Nederlandse taalunie, de Comenius en
Onets – neerlandiciplatforms2, het Prins Bernhard Cultuurfonds,
de Nederlandse ambassade te Bratislava, de Vlaamse
vertegenwoordiging te Wenen en de Orde van den Prince is men
bovendien snel gestart met projectwerking. Vanuit de
theorethische afbakening zijn we stapsgewijs overgegaan tot een
vruchtbare praktijk- en projectwerking, al dan niet in
samenwerking met de collega’s van de Tsjechische afdelingen.
Te Bratislava werd in 2006 het eerste Do-Ha, een
doctorandi- en habilitandi-colloquium georganiseerd, met
vertegenwoordigers en studenten uit Tsjechië, Slowakije,
Hongarije en Polen. Er kwamen impulsen voor de literatuur in
context en aandacht voor vertalen en vertaalreceptie in de
regio via bijdragen van Van Uffelen, Doležáleková en
Frühwirthová (S.N.U.C.B3 2006: 9-17, 19-25 , 27-38).
3.3. Het omzetten naar interculturele praktijk
De basis voor het vertalen was wetenschappelijk gelegd, nu kon
men overgaan tot de interculturele praktijk. Reeds in 2005
vertaalden de laatstejaarsstudenten een bundel essays, die
bedoeld waren om enkele clichés over Nederland uit de wereld te
helpen samengesteld door de Nederlandse lector Martijn
Schoonderwoerd en begeleid als vertaalcolleges door Jana
Rakšányiová (S.N.U.C.B 2005).
2 Comenius is de vereniging voor neerlandici in Centraal-Europa terwijl ONeTS staat voor: Overlegplatform Neerlandici in Tsjechië en Slowakije.3 Studia Nederlandistica Universitatis Comenianae Bratislavensis, de uitgavebundels van onze afdeling neerlandistiek te Bratislava.
13
Daarnaast ontwikkelden we via vertaalscripties ook
aandacht voor de methodiek van het literair vertalen. Twee
studentes kregen de opdracht hun vertaaltheorie, opgedaan in de
vertaalcolleges van de opleiding, om te zetten in een concreet
product en dit door de vertaling van twee novelles: De Buitenkant
van mijnheer Jules van Diane Broeckhoven en Een zuil van zout door
Kristien Hemmerechts (Jendrálová 2009; Píscová 2009). Pogingen
om deze scripties uit te geven in boekvorm zijn vooralsnog niet
gelukt.
De laatstejaarsstudenten mochten zich opnieuw verheugen op
een project dat deze keer de Vlaamse identiteit in de kijker
zette. Elke student vertaalde één of meerdere essays over de
identiteit van de Vlamingen, hoe zij door buitenlanders gezien
worden.4 Dit in een poging om ook voor Slowakije de Vlaamse
identiteit wat meer toegankelijk te maken. Deze bundel werd als
promotiemateriaal aangeboden met steun van de Vlaamse
vertegenwoordiging (S.N.U.C.B 2009)
3.4. Van interculturele praktijk naar een omgeving van literair
vertalen
Vervolgens hebben we contact gezocht met het Vlaams fonds voor
de Letteren en het Expertisecentrum Literair Vertalen om voor
de Tsjechische en Slowaakse neerlandici een instrument op te
zetten, aangeboden door deze organisaties om het literair
vertalen meer in de kijker te zetten en overzichtelijker te
maken. Deze inspanning leidde tot het eerste literair
vertaalatelier in Bratislava van 28 februari tot 1 maart 2011.
4 De originele publicatie kwam uit onder de titel: Vlaamse identiteit. Mythe en werkelijkheid. Gillaerts P., Van Belle H., Ravier L. (red.) 2002, Leuven: Acco.
14
Het atelier stond in het kader van de roman Vergrijzing van Diane
Broeckhoven. Vier afdelingen (Bratislava, Brno, Olomouc, Praag)
werkten mee door studenten te laten werken met een vertaling
waarover vervolgens gediscussieerd werd. Belangrijke accenten
werden gelegd over de receptie van zo’n vertaald werk in de
respectievelijke doeltalen Tsjechisch en Slowaaks.
Daarom hebben de studenten een unieke kans gekregen om met
de auteur over de cruciale problemen in verband met de receptie
van het werk te discussiëren of vragen te stellen, over de
interpretatie, tekstanalyse. Dit deel ging dus over de brontaal
en -cultuur. Natuurlijk konden de studenten aan de auteur ook
vragen stellen over haar standpunt tegenover vertalingen, over
de vertalingen van haar werken naar andere talen, ... De
voertaal van dit deel was het Nederlands.
In de tweede helft van de tweede dag en op de derde dag
van het atelier vonden vier workshops plaats. In het programma
duurde één workshop 90 minuten en elke groep studenten kreeg
ruimte voor één workshop. In de presentatie konden ze hun
aandacht vestigen op vertaalspecifieke problemen.
Uit de reacties van de studenten, deelnemers en auteur,
die persoonlijk aanwezig was, konden wij vernemen dat zij dit
een verrijkende ervaring vonden, die hen eindelijk de theorie
aan de praktijk kon leren toetsen; als vingeroefening was het
een uitermate geslaagd project.
Het concept van het literair vertaalatelier motiveerde de
collega’s in Brno om eveneens een atelier te organiseren van 10
tot 12 mei 2012, deze keer rond het boek Iep van Joke van
Leeuwen. Een gedurfde keuze voor jeugdliteratuur, maar ook hier
15
waren de reacties positief. Onze afdeling stuurde vier
studentes met een Slowaakse vertaling, die vervolgens van
suggesties en commentaar door literair vertalers Veronika Ter
Harmsel – Havlíková en Adam Bžoch werden voorzien. Hier bleek
ook een sessie over “hoe word ik een literair vertaler” met
impulsen en tips over uitgeverijen bijzonder gesmaakt te
worden.
Ondertussen is een derde bundel essays uitgekomen, die ook
werd voorbereid door de vierdejaarsstudenten en uitkomt met
steun van de Orde van den Prince afdeling Keerbergen. Het
betreft een bundel die door de studenten zelf als “Vlaamse
Pralines” werden omschreven, omdat iedereen onze bonbons kent
als een Belgisch product, maar mensen ongetwijfeld geprikkeld
worden door aspecten van de moderne Vlaamse maatschappij en om
een beeld te geven voor Slowaken over de Vlamingen in hun
relatie met Brussel, Nederland, hun taal en de wereld. De
bundel werd samengesteld door lector Benjamin Bossaert uit
bijdragen van het cultureel tijdschrift Ons Erfdeel en vakkundig
begeleid in de vertaalcolleges door Jana Rakšányiová (S.N.U.C.B
2012)
3.5. De toekomst
Rekening houdende met alle genoemde impulsen en gesteund door
de projectwerking die een stevige wetenschappelijke basis
heeft, is dit verhaal zeker en vast nog niet tot een eindpunt
gekomen. Ik zou als belangrijkste uitdaging omschrijven om de
studenten te motiveren het pad van het literair vertalen te
kiezen. Dit kan enkel en alleen door hen de juiste tools aan te
16
reiken. We zijn daarom uiterst verheugd dat dankzij steun van
de collega’s, in de regio maar ook in België en Nederland,
daarvoor hulp kan verwacht worden.
Ik zou ook pleiten om kansen bij een accreditatie te
benutten om de component leescultuur en literaire cultuur te
verankeren in een curriculum. Studenten moeten de kans krijgen
om zichzelf te ontplooien, zelfstandig de literatuur te
ontdekken, daarbij geholpen door denkkaders en paradigma´s die
de docenten hen aanbieden. Dit kan via een klassiek middel als
de leeslijst, maar daarbuiten kan men ook in de lessen
taalverwerving creatief omgaan met authentieke teksten en
literatuurfragmenten.
Een ander spoor waar zeker in de toekomst zal verder op
voortgebouwd worden, is de kans voor de studenten om zichzelf
te ontplooien via workshops en vertaalateliers. Zo is er een
bescheiden initiatief voor poëzievertalers. Dergelijke
initiatieven zullen in de toekomst nog uitgebreid worden.
Tot slot zouden we ook nog willen benadrukken dat de
component van het literair vertalen ook zal ingebouwd worden in
de onderwijsstructuur van de nieuwe studieprogramma´s. Er is
voor de nieuwe accreditatieronde in de vertaalopleiding te
Bratislava een aanvraag ingediend voor vier semesters
literatuur, waarbij de studenten eerst kennis opdoen van
overzichten Nederlandstalige literatuur in Europese context,
waarna ze in de masterstudie zich kunnen toeleggen op het
analyseren, observeren en vertalen van bekende en onbekende
literaire werken via werkcolleges. Op die manier wordt een
17
onbekende verleiding toch nog een gekende, wondere wereld. Ook
in de doctoraatsopleiding wordt hier al aandacht aan besteed5.
4. Conclusie
Men kan stellen dat dit artikel enkele typische eigenschappen
van de neerlandistiek extra-muros en in Slowakije heeft naar
boven gebracht: het omgaan met interculturaliteit, de
concentratie van kennis, de literatuur in context en het
opleiden tot intercultureel bemiddelaars. De belangrijkste
uitdagingen blijven: meer aandacht voor lezen en het
aanscherpen van de literaire voorkennis, zowel qua
vertaaltraditie als literaire cultuur en context, alsmede het
aanscherpen van kennis van de markten en de doelcultuur.
We merken ook op dat we vooral niet mogen vergeten dat de
studenten gemotiveerd moeten raken (en blijven!) om zich met
literair vertalen bezig te houden; dat wij hen leren hoe zij
het bos door de bomen kunnen zien. Zij moeten via lezen,
studie, onderzoek en last but not least tot degelijke
vertalercapaciteiten komen met een degelijke vertaling, die
zijn weg vindt in de Slowaakse doelcultuur. Die horde nemen we
met geleidelijke stappen, met vallen en opstaan, zoals de
praktijk aangetoond heeft.
Bibliografie:
BŽOCH, Adam 2010 Krátke dejiny nizozemskej literatúry. Ružomberok:
Katolická Univerzita Ružomberok, filozofická fakulta
5 we verwijzen hierbij naar het proefschrift van dr. Lucia Brezániová over Translatologische aspecten bij het Multiculturalisme in de Lage landen en haar studie in deze bundel.
18
DEGRAEVE, Ingrid. 2012. Literair vertalen en creatieve
taalverwerving. In: Filter, 19, n. 2, pp 46-51.
DOLEŽÁLEKOVÁ, Lucia 2006 De vertaalstrategie van Júlia
Májeková. In: Neerlandistiek in Tsjecho-Slowaakse context. Handelingen
doctorandicolloquium. Bratislava: AnaPress. Uitgaven Studia Nederlandistica
Universitatis Comenianae Bratislavensis. pp. 19-26.
FENOULHET, Jane, RENKEMA, Jan (eds.) 2010 Lage Landen studies 1:
Internationale neerlandistiek: een vak in beweging. Gent: Academia Press.
GERA, Judit en SNELLER, Agnes 2010 Inleiding literatuurgeschiedenis voor
de internationale neerlandistiek. Hilversum: Verloren
HOLMES, James S. 2004 Wat is vertaalwetenschap? In:
Naaijkens, T., Coster, C., Bloemen, H., Meijer, C. (eds.).
Denken over vertalen. Tekstboek vertaalwetenschap. Nijmegen: Vantilt.
pp. 149-162.
JENDRÁLOVÁ, Katarína 2009 Teória umeleckého prekladu a jej uplatnenie
na preklad kníhy Een Zuil van Zout. Bratislava: filozofická fakulta
(scriptie)
MAŤOVČÍK, A., CABADAJ P., PARENIČKA P., 2008. Slovnik slovenskych
spisovatelov. Bratislava/Martin: Literárne informačne
centrum/Slovenská národná knižnica.
NAAIJKENS, T., COSTER, C., BLOEMEN, H., MEIJER, C. (eds.) 2004
Denken over vertalen. Tekstboek vertaalwetenschap. Nijmegen: Vantilt
PÍSCOVÁ, Jana 2009 Aplikacia slovenskej teórie umeleckého prekladu na
transláciu novelu Telesná schránka pána Julesa od Diane Broeckhovenovej.
Bratislava: filozofická fakulta (scriptie)
RAKŠÁNYIOVÁ, Jana 2000 De vertaler als intercultureel
deskundige. Uitgangspunten bij de vertaalopleiding Nederlands –
Slowaaks. In: Van den Heuvel, Paul (ed.) Interculturaliteit.
19
Interculturele aspecten van de Neerlandistiek in Midden- en Oost-Europa.
Bratislava: Stimul
RAKŠÁNYIOVÁ, Jana (ed.) 2005 V Holandsku to nie je tak. (vertaalbundel
essays. vertaling: laatstejaarsstudenten). Studia Nederlandistica
Universitatis Comenianae Bratislavensis. Dunajská Streda:
Pelikán.
RAKŠÁNYIOVÁ, Jana (ed.) 2009 Flámska identita: mýty a skutočnosť.
(vertaalbundel essays. vertaling: laatstejaarsstudenten). Studia
Nederlandistica Universitatis Comenianae Bratislavensis. Nitra:
Enigma.
RAKŠÁNYIOVÁ, Jana 2012 Flámske pralínky. (vertaalbundel essays. vertaling:
laatstejaarsstudenten). Studia Nederlandistica Universitatis
Comenianae Bratislavensis. Bratislava: STU.
ŠKRLANTOVÁ, M., ENGELBRECHT, W. (eds.) 2006 Neerlandistiek in
Tsjecho-Slowaakse context. Handelingen doctorandicolloquium. Studia
Nederlandistica Universitatis Comenianae Bratislavensis.
Bratislava: AnaPress..
TOURY, Gideon 2004 De aard en de rol van normen in vertaling.
In: Naaijkens, T., Coster, C., Bloemen, H., Meijer, C.
(eds.). Denken over vertalen. Tekstboek vertaalwetenschap. Nijmegen:
Vantilt. 163-174.
VAN DEN BROECK, Raymond 1999 De vertaling als evidentie en paradox.
Antwerpen: Fantom.
VAN DEN BROECK, Raymond, HERTOG, Erik (eds.) 1993Mens en machine
in de vertaalopleiding. Antwerpen: Fantom
VAN DEN HEUVEL, Paul 2000 Het specifieke karakter van de
studie Nederlands extra muros. Pleidooi voor een interculturele
neerlandistiek. In: Van den Heuvel, Paul (ed.) Interculturaliteit.
20
Interculturele aspecten van de Neerlandistiek in Midden- en Oost-Europa.
Bratislava: Stimul.
VAN DEN HEUVEL, Paul (ed.) 2000 Interculturaliteit. Interculturele
aspecten van de Neerlandistiek in Midden- en Oost-Europa. Bratislava:
Stimul.
VAN UFFELEN, Herbert, 2006a ‘Toeval dat na de gebeurtenis
noodzaak bleek.’ Over de onbeschrijfelijke onbeschrijfbaarheid
van de Nederlandse literatuur in het buitenland. Internet:
literatuur in context. Geraadpleegd op 1/08/2012 op
https://lic.ned.univie.ac.at/sites/all/files/Data/5/2360/Toeval
Noodzaak060516_VanUffelen2.pdf
VAN UFFELEN, Herbert 2006b Eén en toch niet één, en altijd
anders: over neerlandistiek in Midden-Europa, Nederlandstalige
literatuur en receptie. In: Neerlandistiek in Tsjecho-Slowaakse context.
Handelingen doctorandicolloquium. Bratislava: AnaPress. Uitgaven Studia
Nederlandistica Universitatis Comenianae Bratislavensis. pp. 19-26
WAEGEMANS, Emmanuel,1993. Van zwijgpaters en klopgeesten.
Landeskunde in de VT-opleiding. In: Mens en Machine in de
vertaalopleiding. Antwerpen: Fantom. pp. 126-131.
21