36 Wilbertz 2013 Bronzezeit o Bronze Ld EBegleitband S 248 257

Die Archäologie des friesischen KüstenraumsDe archeologie van het Friese kustgebied

6 Inhaltsverzeichnis

4 Impressum /

Colofon

10 Grußwort des Niedersächsischen Ministerpräsidenten /

Welkomstwoord van de minister-president van Nedersaksen

DavidMcAllister

11 Die fesselnde Geschichte unseres nördlichenKüstengebietes /

De boeiende geschiedenis van ons noordelijk kustgebied

JacquesTichelaar

12 Grußwort des Lead-Partners /

Welkomstwoord van de lead-partner

HelmutCollmann

13 Bodenhaftung – ein Vorwort zum „Land der Entdeckungen“ /

Gehechtheid aan de bodem – een voorwoord bij het ‘Land van ontdekkingen’

JanF.Kegler

18 Abfolge der Kulturen im deutsch-niederländischen Küstenraum /

Sequentie van culturen in het Duits-Nederlandse kustgebied

20 Fundstellenkarte /

Overzicht van vindplaatsen

22 chronologisch / chronologisch 24 Archäologische Forschungsgeschichte des friesischen

Küstenraums – ein Überblick /

Archeologische onderzoeksgeschiedenis van het Friese kustgebied – een overzicht

JanF.Kegler,RolfBärenfänger,HennyA.Groenendijk

32 Funde vom Upstalsboom / Vondsten van de Opstalboom RolfBärenfänger

34 „Für wen tun wir das?“ oder die Motivation, Archäologie zu betreiben /

‘Voor wie doen we dit?’ oftewel de motivatieom archeologie te beoefenen

HennyA.Groenendijk,JanF.Kegler

42 Einfach, effektiv und tödlich – die Holzkeulen aus Berumerfehn und Wiesmoor /

Eenvoudig, doeltreffend en dodelijk – de houten knotsen uit Berumerfehn en Wiesmoor

ThomasTerberger,ErwinStrahl

44 Zeiten, Räume und Kulturen – eine Übersicht der Chronologie /

Tijd, ruimte en culturen – een overzicht van de chronologie

DaanC.M.Raemaekers,RolfBärenfänger

60 Abriss der Landschafts- und Küstenentwicklung / Schets van de ontwikkeling van het kustlandschap PeterVos,FriederikeBungenstock

70 Der Anstieg des Meeresspiegels und die Landschaft / Zeespiegelstijging en landschap HenkWeerts

74 Katalog chronologisch / Catalogus chronologisch zusammengestelltvon/samengestelddoorKirstenHüser

110 angepasst / aangepast112 Von Jägern zu Bauern / Van jager tot boer HennyA.Groenendijk,JanaEstherFries,JanF.Kegler,

DaanC.M.Raemaekers

Inhaltsverzeichnis / Inhoud

Inhoud 7

122 Auf der Suche nach der Trichterbecherkultur / Op zoek naar de trechterbekercultuur HaukeJöns,HennyA.Groenendijk,

DaanC.M.Raemaekers,JanF.Kegler,MoritzMennenga,DanielNösler

136 Keramik und Großsteingräber / Aardewerk en megalithische graven AnnaBrindley

145 Technologische Merkmale trichterbecherzeitlicher Keramik /

Technologische kenmerken van aardewerk uit de trechterbekercultuur

KatrinStruckmeyer

146 Leben mit dem Meer: Terpen, Wierden und Wurten / Leven met de zee: terpen, wierden en wurten AnnetNieuwhof,HaukeJöns,GillesdeLangen,

JohanNicolay,AnnetteSiegmüller

156 Völkerwanderungszeitliche Bestattungen im Wattenmeer bei Ostbense /

Begrafenissen in het wad van Ostbensein de volksverhuizingstijd

RolfBärenfänger

158 Der kleine Unterschied – der Einbaum von Jemgum / Het kleine verschill – de boomstamkano van Jemgum JanF.Kegler

160 Wir waren schon immer hier! Brüche und Kontinuitäten in der Besiedlung des Küstenraums /

We waren er altijd al! Breuken en continuïteiten in de bewoning van het kustgebied

RolfBärenfänger,ErnstTaayke,JanF.Kegler

171 Bruch oder Kontinuität? Botanische Ergebnisse / Breuk of continuïteit? Botanische resultaten FelixBittmann

172 Zwischen Marsch und Geest: Leben und Arbeiten in den Moorgebieten /

Tussen klei en zand: leven en werken in de veengebieden

GillesdeLangen,HennyA.Groenendijk,WolfgangSchwarz

188 Moorleiche von Bernuthsfeld / Veenlijk van Bernuthsfeld JürgenBär

190 Katalog angepasst / Catalogus aangepast Zusammengestelltvon/SamengestelddoorKirstenHüser

216 mächtig / machtig218 Von Reichen und Armen –

Eliten im archäologischen Befund / Over rijken en armen –

elites in het archeologisch onderzoek HaukeJöns,AnnetNieuwhof,AnnetteSiegmüller,

ErwinStrahl,WijnandA.B.vanderSanden

234 Eine besondere Grabstätte der Glockenbecherkultur im Norden der Niederlande /

Een bijzonder graf van de klokbekercultuur in Noord-Nederland

ErikDrenth,JohanJelsma,ElmaSchrijer

238 Goldene Fibel mit Mondstein / Gouden fibula met maansteen EggeKnol

240 Kultische Bauten der Bronzezeit / Cultusgebouwen in de bronstijd WijnandA.B.vanderSanden,WolfgangSchwarz

246 Die Maske von Middelstum / Het masker van Middelstum EggeKnol

248 Bronzezeit ohne Bronze oder „Warum finden wir im Norden so wenig Bronze?“ /

Bronstijd zonder brons of “waarom vinden we in het noorden zo weinig brons?”

OttoMathiasWilbertz,ErikDrenth,EricLohof,JanF.Kegler

258 Das Opfermesser von Appelscha / Het offermes van Appelscha NellekeLaureIJssennagger

260 Von den Göttern zu Gott – Mission und Christianisierung im deutsch-niederländischen Nordseeküstenraum /

Van de goden naar God – missie en kerstening in het Duits-Nederlandse Noordzeegebied

EggeKnol,KristinaNowak-Klimscha

8 Inhaltsverzeichnis

324 Katalog mächtig /

Catalogus machtig

Zusammengestelltvon/SamengestelddoorKirstenHüser

358 fremd / vreemd360 Das Besondere in der Fremde –

Fernkontakte im Ems-Dollart-Raum /

Het bijzondere in den vreemde – verre contacten in de Eems-Dollardregio

HaukeJöns,JaapBeuker,EvertKramer,NellekeLaureIJssennagger

372 Das Schiff auf dem Backstein /

Het schip op de baksteen

RolfBärenfänger

374 Klootkugeln /

Klootschietballen of kloten

KristinaNowak-Klimscha

376 Katalog fremd /

Catalogus vreemd

Zusammengestelltvon/SamengestelddoorKirstenHüser

394 verborgen / verborgen396 Das Verstecken begreifen –

von Schatz-, Verwahr- und Opferfunden /

Begraven begrijpen – over schatvondsten, deposities en offers

VincentT.vanVilsteren,HaukeJöns

410 Goldscheibe von Moordorf /

Gouden zonneschijf van Moordorf

StephanVeil

412 Die zwei Goldschalen von Terheide /

Twee gouden schaaltjes uit Terheide

StephanVeil

270 Knochenkästchen aus Emden / Benen kistje uit Emden AnnetteSiegmüller,JuliaZiegler

272 Kampf ums Überleben / Strijd om te overleven AngelikaBurkhardt,WijnandA.B.vanderSanden

280 Schädel mit Pfeilspitze Termunten / Schedel met pijlpunt Termunten ErnstTaayke

282 Von Häuptlingen und Burgen / Over hoofdelingen en kastelen SonjaKönig,VincentT.vanVilsteren,

EvertKramer

294 Eiserner Schild aus Winsum / IJzeren schild van Winsum ErnstTaayke

296 Die ehemaligen Klosterplätze im Küstengebiet /

De voormalige kloosterplaatsenin het kustgebied

RolfBärenfänger,JohannesA.Mol

310 Margarete und Christophorus – zwei Heilige aus Kloster Ihlow /

Margaretha en Christophorus – twee heiligen uit het klooster Ihlow

BernhardThiemann

312 Von Stadtmauern, Steinhäusern und Schanzen – Wehrbau und Befestigungsanlagen im Norden der Niederlande und in Ostfriesland /

Stadsmuren, steenhuizen en schansen – verdedigingswerken in Noord-Nederland en Oost-Friesland

AndreasHüser,ReinderReinders

322 Ein Wams aus dem Menrediepin Groningen /

Een wambuis uit het Menrediep in Groningen

EggeKnol

Inhoud 9

436 Der goldene Fingerring aus Meinersfehn / De gouden vingerring uit Meinersfehn KristinaNowak-Klimscha

438 Halsreif aus Warsingsfehn / Halsring van Warsingsfehn SonjaKönig

440 Sceatta-Hort von Kloster Barthe / Sceatta-schat van het klooster Barthe RolfBärenfänger

442 Der Sceatta-Schatz von Hallum / De sceatta-schat van Hallum NellekeLaureIJssennagger

444 Wikingerring von Gaasterland / Vikingring van Gaasterland NellekeLaureIJssennagger

446 Ein Gold- und Silberschatz aus Marsum / Een gouden zilverschat uit Marsum EggeKnol

450 Der Schatzfund von Kloster Barthe / De schat van het klooster Barthe RolfBärenfänger

452 Der Goldschatz von Feerwerd / De goudschat van Feerwerd EggeKnol

454 Der Münzschatz von Walle / De muntschat van Walle HeikeReimann

Anhang / Bijlage

458 Autoren / Auteurs

459 Leihgeber / Bruikleengever

460 Literatur / Literatuur

476 Abbildungsnachweise / Foto- en illustratieverantwoording

414 Hort von Lorup – bronzene Trachtbestandteile /

Depot van Lorup – bronzen kledingonderdelen

SilkeSurberg-Röhr

416 Der Hortfund von Ostrhauderfehn / De schat van Ostrhauderfehn JanF.Kegler

418 Der Hortfund von Plaggenburg / De depotvondst van Plaggenburg JanF.Kegler

420 Der Bronzefund von Drouwen / De bronsvondst van Drouwen WijnandA.B.vanderSanden

422 Dem Boden anvertraut: Die Schatzfunde von Onstwedde /

Aan de bodem toevertrouwd: de bronsschatvondsten van Onstwedde

EggeKnol

424 Der Münzschatz von Anloo / De muntschat van Anloo WijnandA.B.vanderSanden

426 Der Münzschatz von Zoutkamp / De muntschat van Zoutkamp EggeKnol

428 Der Goldschatz von Beilen / De goudschat van Beilen WijnandA.B.vanderSanden

430 Die goldenen Runensolidi aus Harlingen und Schweindorf /

De gouden runensolidi van Harlingen en Schweindorf

TinekeLooijenga

432 Der Goldschatz von Dronrijp / De goudschat van Dronrijp NellekeLaureIJssennagger

434 Die Fibel von Hogebeintum / De fibula van Hogebeintum NellekeLaureIJssennagger

248 Bronzezeit ohne Bronze oder „Warum finden wir im Norden so wenig Bronze?“

Bronstijd zonder brons of ‘waarom vinden we in het Noorden zo weinig brons?’ 249

De bronstijd is genoemd naar het materiaal dat in die tijd in zwang raakte. Brons is een legering van koper en tin. Er werden werktuigen, wapens en sieraden van gemaakt en soms ook vaatwerk. Fraaie voorbeelden hiervan zijn de bronzen sieraden uit het vrouwengraf van Brill (zie catalogusnummer M 11), een rijk ver-sierd scheermes, dat vermoedelijk eveneens uit een grafheuvel bij Aurich komt (zie catalogusnummer F 3), en de schatvondsten van Ostrhauderfehn (zie het artikel ‘De schat van Ostrhauderfehn’, p. 416–417 en Onstwedder Holte (zie het artikel ‘Aan der boden toevertrouwd’, p. 422–424).

Als we het aantal vindplaatsen en vondsten in Oost-Friesland en Noord-Nederland echter vergelijken met die in de aangrenzende gebieden ten zuiden en ten oosten, valt op dat bronzen voorwerpen hier veel zeldzamer zijn.

De vraag naar de oorzaak daarvan stellen we in dit artikel aan de orde, zonder er al te diep op in te gaan. Mogelijke oorzaken zijn het ontbreken van ertsen en een gebrek aan beschikbare archeologische gegevens. Is er niet goed of niet vaak genoeg gezocht? Of we-ten we gewoonweg niet in welke samenhang bronzen voorwerpen zijn te vinden? Zijn ze misschien moei-lijk te vinden? Was het materiaal zo kostbaar dat de mensen het zich niet konden veroorloven het aan de doden mee te geven?

Vondsten in nederzettingen in Noordoost-Nederland

Op grond van alleen het geringe aantal metalen voorwerpen dat in Noord-Nederlandse nederzet-tingen is ontdekt, is er van een bronstijd in dit ge-bied eigenlijk geen sprake (afb.2). Er zijn maar een paar vondsten gedaan. Zo kwam er bij de opgraving van een nederzetting in Borger-Daalkampen een

Die Bronzezeit hat ihren Namen von dem neu aufkommenden Werkstoff Bronze. Aus dieser Kupfer-Zinn-Legierung wurden Schmuck, Geräte und Waffen, gelegentlich sogar Gefäße hergestellt. Schöne Beispiele hierfür sind der Bronzeschmuck aus einem Frauengrab von Brill (siehe Katalognr. M 11) oder ein reich verziertes Rasiermesser, das ver-mutlich ebenfalls aus einem Grabhügel bei Aurich stammt (s. Katalognr. F 3), sowie die Hortfunde von Ostrhauderfehn (siehe Beitrag „Der Hortfund von Ostrhauderfehn“, S. 416–417) oder Onstwedder Holte (siehe Beitrag „Dem Boden anvertraut“, S. 422–424). Vergleichen wir aber die Zahl der Fund-stellen und Funde in Ostfriesland und den nörd-lichen Niederlanden mit denen der südlich und östlich angrenzenden Gebiete, so fällt auf, dass hier Gegenstände aus Bronze viel seltener sind.

Die Ursachen dieses Phänomens sollen hier nur kurz angerissen werden. Als Gründe kommen die fehlenden natürlichen Erzvorkommen ebenso wie eine möglicherweise unzureichende Quellenlage in Betracht: Fehlt es an Forschungstätigkeit oder weiß man nur nicht, in welchen Zusammenhängen die Bronzen zu fi nden sind? Oder war das Material einfach viel zu wertvoll, als dass die Menschen es sich hätten leisten können, es unwiederbringlich wegzugeben?

Siedlungsfunde in den (nordöstlichen) Niederlanden

Aufgrund der geringen Zahl an metallenen Ge-genständen, die in nordniederländischen Siedlungen entdeckt wurden, lässt sich hier genau genommen kaum von Bronzezeit sprechen (Abb. 2). Nur ein-zelne Stücke wurden entdeckt. So brachte die Aus-grabung einer Siedlung in Borger-Daalkampen eine

Bronzezeit ohne Bronze oder „Warum � nden wir im Norden so wenig Bronze?“

Bronstijd zonder brons of ‘waarom vindenwe in het noorden zo weinig brons?’

Otto Mathias Wilbertz, Erik Drenth, Eric Lohof, Jan F. KeglerOtto Mathias Wilbertz, Erik Drenth, Eric Lohof, Jan F. KeglerOtto Mathias Wilbertz, Erik Drenth, Eric Lohof, Jan F. KeglerOtto Mathias Wilbertz, Erik Drenth, Eric Lohof, Jan F. KeglerOtto Mathias Wilbertz, Erik Drenth, Eric Lohof, Jan F. KeglerOtto Mathias Wilbertz, Erik Drenth, Eric Lohof, Jan F. KeglerOtto Mathias Wilbertz, Erik Drenth, Eric Lohof, Jan F. KeglerOtto Mathias Wilbertz, Erik Drenth, Eric Lohof, Jan F. KeglerOtto Mathias Wilbertz, Erik Drenth, Eric Lohof, Jan F. KeglerOtto Mathias Wilbertz, Erik Drenth, Eric Lohof, Jan F. KeglerOtto Mathias Wilbertz, Erik Drenth, Eric Lohof, Jan F. KeglerOtto Mathias Wilbertz, Erik Drenth, Eric Lohof, Jan F. KeglerOtto Mathias Wilbertz, Erik Drenth, Eric Lohof, Jan F. KeglerOtto Mathias Wilbertz, Erik Drenth, Eric Lohof, Jan F. KeglerOtto Mathias Wilbertz, Erik Drenth, Eric Lohof, Jan F. Kegler

Abb. 1: Steinaxt aus dem Stapelermoor bei Meinersfehn, Ldkr. Leer, die zeigt, dass Metall auch im Spätneolithikum eine Seltenheit war. Auf der Oberseite ist die Gussnaht einer Kupferaxt nachempfunden (Kat.-Nr. C 22).

Afb. 1: Stenen hamerbijl van de enke grafen Huur uit het Stapelermoor bij Meinersfehn (Landkreis Leer), die aangeeft dat ook in het laat-neolithi-cum metaal zeldzaam was. Aan de bovenzijde is een imitatiegietnaad van een koperen hamerbijl aangebracht (cat. nr. C 22).


bronzen speerpunt uit de midden- of late bronstijd (ca. 1600–1200 resp. 1200–800 v. Chr.) aan het licht. Verder werd er in Emmen-Emmerhout in de buurt van de noordelijke helft van huisplattegrond 8 een ‘dun bronzen blad’ ontdekt. Deze plattegrond is van het type Emmerhout en stamt uit de midden-brons-tijd en (het begin van) de late bronstijd. Het ge-noemde metalen voorwerp zou bij deze bewonings-sporen kunnen horen. Maar in de directe omgeving zijn ook aardewerkscherven met wikkeldraadversie-ring uit de vroege bronstijd (ca. 1900–1600 v. Chr.) opgeraapt. Een verband met die vondsten is ook mogelijk. Zeker uit de vroege bronstijd stamt een fragment van een bronzen naald uit Gasteren. Dit object maakt deel uit van een gesloten vondst, die ook aardewerk bevat dat kenmerkend is voor deze periode.

bronzene Lanzenspitze aus der mittleren oder späten Bronzezeit (ca. 1600–1200 bzw. 1200–800 v. Chr.) ans Licht. Des Weiteren wurde in Emmen-Emmer-hout nahe der nördlichen Hälfte des Hausgrund-risses 8 ein „dünnes bronzenes Blatt“ entdeckt. Dieser Hausgrundriss des Typs Emmerhout datiert in die mittlere und den Anfang der späten Bron-zezeit. Der genannte Gegenstand könnte zu diesen Siedlungsresten gehören. In seiner direkten Umge-bung wurden allerdings auch Keramikscherben mit Wickelschnurverzierung aus der frühen Bronzezeit (ca. 1900–1600 v. Chr.) gefunden. Daher ist ein Zu-sammenhang mit diesen Funden ebenfalls möglich. Ganz sicher aus der frühen Bronzezeit stammt das Fragment einer bronzenen Nadel aus Gasteren. Die-ses Objekt ist Teil eines geschlossenen Fundes, der auch für diese Periode typische Keramik enthält.

Salzmarsch / Recente kwelders

Seen und Flüsse /Meren en rivieren

Geest / Pleistocene zandgronden

Marsch / Holocene kleigebieden

Landesgrenze / Grens

Dünen und Strandwälle /duinen en strandwallenInseln, Polderlandschaft /polders op de WaddeneilandenGezeitenzone / Getijdengebied

Tiefe / Diepte < 10 m

Tiefe / Diepte 10–20 mTiefe / Diepte > 20 m

50 km

Moor-,Torfgebiet / Veengebieden

NORDSEE / NOORDZEE

IJSSELMEER

Gasteren

Borger-Daalkampen

Emmen

Zwolle-Ittersumerbroek

Colmschate

Ampsen

Laren-Postweg

Velsen

Vogelenzang

's-Gravenhage/Den Haag-Bronovo Houten-Vleugel

tracé, vindplaats 20

Wijk bij Duurstede-De Geer en Duurstede-De Horden

Manen

Rhenen-Remmerden Rumpt-Eigenblok-West en Oost

Meteren

Tiel-Medel

Kesteren

Dodewaard-Viaduct

Valburg-Hiensche Veld Opheusden (Brienen)

Breda-Moskes

Loon op Zand-Kraanvensche Heide St.-Oedenrode-

Haagakkers

Ekkersrijt

Boxmeer-Maas-broekse Blokken

Venray-Hoogriebroek

Blerick

Nadel / Naald

Speer-, Lanzenspitze / Speer-, lanspunt

Messer / Es

Schmuck, Perlen / Sieraden, kralen

dünnes Bronzeblatt / Bronsblik

Spirale / Spiraal

Beil / Bijl

Sichel / Sikkel

Dolch / Dolk

Pfeilspitze / Pijlpunt

Meißel / Beitel

Niet (eines Helmes?) / Klinknagel (van een helm?)

unbestimmt / Onbepaald

Bronzezeit / Bronstijd

frühe Bronzezeit / Vroege bronstijd

mittlere Bronzezeit / Midden-bronstijd

späte Bronzezeit / Late bronstijd

frühe Eisenzeit / Vroege ijzertijd

Zeitstufen / Perioden

Funde / Vondsten

Pfriem, Ahle / Priem

Abb. 2: Übersicht der Bronzefunde aus (vermuteten) Siedlungen in den Niederlanden.

Afb. 2: Overzicht van bronsvondsten uit (vermoedelijke) neder-zettingen in Nederland.


Dat er bijna geen metaalvondsten in nederzettingen zijn gedaan, hoeft niet te betekenen dat brons geen rol speelde in het dagelijks leven van de bewoners. Er zijn aanwijzingen dat bronzen bijlen onontbeerlijk waren bij de bouw van huizen en andere structuren binnen en buiten de nederzettingen. Zo vertonen twee veenwegen in de buurt van Barger-Oosterveld en Klazienaveen kapsporen van bronzen bijlen. En ook op het ‘tempeltje’ van Barger-Oosterveld zijn zulke sporen te vinden.

De betekenis van bijlen wordt benadrukt door hun relatief veelvuldige voorkomen. Van de bronzen voorwerpen uit de Nederlandse bronstijd werden zij verreweg het vaakst gevonden. Een inventarisatie in 1996 leerde dat er op 2.000 bronzen artefacten ongeveer 800 bijlen waren. Met circa 270 exempla-ren nemen lanspunten de tweede plaats in, terwijl kledingnaalden/spelden en armbanden met elk 125 exemplaren en beitels met circa 20 exemplaren zijn vertegenwoordigd.

Es wäre zu einfach, aus dem fast völligen Fehlen von Metallfunden in Siedlungen zu folgern, dass Bronze im täglichen Leben der Bewohner keine große Rolle spielte. So gibt es verschiedene Hinweise darauf, dass bronzene Beile beim Bau von Gebäuden und anderen Anlagen innerhalb und außerhalb von Siedlungen als Werkzeug unentbehrlich waren. Zahllose Schnitt-spuren von Bronzebeilen an zwei Moorwegen in der Nähe der benachbarten Orte Barger-Oosterveld und Klazienaveen sowie auf dem als Tempel gedeuteten kleinen Bauwerk in Barger-Oosterveld geben davon Zeugnis.

Die Bedeutung von Beilen wird ferner durch ihr re-lativ häufiges Vorkommen unterstrichen. Unter allen Bronzegegenständen der niederländischen Bronzezeit wurden sie bei Weitem am häufigsten entdeckt. Eine Inventarisierung im Jahr 1996 zeigte, dass von unge-fähr 2.000 bronzenen Artefakten etwa 800 Beile wa-ren. Mit rund 270 Exemplaren nehmen Lanzenspitzen den zweiten Platz ein, während Nadeln/Spangen und Armbänder mit jeweils 125 Exemplaren und Meißel/Beitel mit ungefähr 20 Exemplaren vertreten sind.

Warum aber sind dann kaum Gegenstände aus Siedlungen bekannt? Mangelnde Forschung kann schwerlich der Grund sein. Im vergangenen Jahrzehnt wurden an verschiedenen Orten in der Provinz Dren-the weitreichende Untersuchungen der Besiedlung in der mittleren und späten Bronzezeit durchgeführt. Bei diesen Ausgrabungen unter anderem in Angelslo-Emmerhout bei Emmen, Borger-Daalkampen, Dalen, Elp und Hijken-Hijkerveld wurden Dutzende Haus-grundrisse freigelegt, aber nur ein bis zwei Bronzefun-de entdeckt.

Einer der Gründe für die auffällig geringe Zahl an Bronzefunden aus Siedlungen dürfte die allgemeine Seltenheit von Bronze in den nördlichen Niederlan-den sein. Zudem können wir uns an eine Regel halten, die der Archäologe Hans Jürgen Eggers aufgestellt hat: „Siedlungen enthalten in der Regel nur das, was die Einwohner beim friedlichen Verlassen bzw. die Feinde bei der Plünderung nicht mitgenommen haben.“

Die nordniederländischen Siedlungsfunde im größeren Zusammenhang

Die Situation, die für Bronzezeit-Siedlungen im Norden der Niederlande gilt, lässt sich gut mit dem Bild vergleichen, das wir von Siedlungsplätzen dieser Zeit in Westfriesland (Provinz Noord-Holland) ha-ben (Abb. 3). Trotz umfangreicher Untersuchungen unter anderem in Andijk und Bovenkarspel wurde dort kein einziges Metallobjekt gefunden.

Ein anderes Bild zeigt das Mittelniederländische Flussgebiet. Hier kamen in nicht weniger als 13 Siedlungen bronzene Artefakte zum Vorschein. Mit Recht kann man hier von einer Fundkonzentration sprechen, zumal im angrenzenden gelderländischen Endmoränengebiet zwei weitere Siedlungen mit Bronzefunden existieren. Auch auf dem pleistozä-nen Sand der südlichen Niederlande sind solche

Abb. 3: Übersicht der unterschiedlichen Artefakte aus niederlän-dischen bronzezeitlichen Siedlungen.

Afb. 3: Overzicht van de verschillende artefact-typen uit Nederlandse nederzettingen uit de bronstijd.

Abb. 4: Übersicht der unterschiedlichen Arte-fakttypen aus niederlän-dischen Siedlungen der mittleren und späten Bronzezeit.

Afb. 4: Overzicht van de verschillende artefact-typen uit nederzettingen in Nederland uit de mid-denen late bronstijd.


Maar waarom zijn er dan nauwelijks bronzen voor-werpen uit nederzettingen bekend? Gebrek aan on-derzoek kan haast niet de reden zijn. In de afgelopen tien jaar zijn op verschillende plaatsen in de provincie Drenthe uitvoerige onderzoekingen gedaan naar de bewoning in de midden- en late bronstijd. Bij deze opgravingen, onder andere in Angelslo-Emmerhout bij Emmen, Borger-Daalkampen, Dalen, Elp en Hijken-Hijkerveld, werden tientallen plattegronden van hui-zen blootgelegd; toch werden er maar weinig bronzen voorwerpen gevonden. Een van de redenen voor het opvallend kleine aantal bronsvondsten uit nederzettin-gen zou kunnen zijn dat brons zeldzaam was in Noord-Nederland. Laten we ook een regel die de archeoloog Hans Jürgen Eggers formuleerde niet vergeten: “Ne-derzettingen bevatten in de regel alleen datgene wat niet is meegenomen door inwoners die uit vrije wil weg-gingen of door vijanden die hun huizen plunderden.”

De Noord-Nederlandse nederzettingsvondsten in een groter verband

De situatie die voor nederzettingen uit de brons-tijd in Noord-Nederland geldt, is goed te vergelijken

Fundstellen bekannt, ohne dass man hier jedoch von einer sonderlich hohen Verbreitungsdichte sprechen könnte. Bemerkenswert ist, dass bei einer kürzlich durchgeführten großflächigen Siedlungsuntersu-chung bei Ekkersrijt lediglich einige Bronzekrümel entdeckt wurden – sehr wenig, angesichts von 24 freigelegten Hausrundrissen.

Abbildung 4 zeigt, welche Arten von Artefakten bis heute in den niederländischen Bronzezeitsiedlungen gefunden wurden. Dabei fällt die geringe Zahl von Beilen auf, die jedoch in der Gesamtheit aller bron-zenen Gegenstände überwiegen.

Eine interessante Frage ist, was die bronzenen Sied-lungsfunde überhaupt darstellen. Sind es Gegenstän-de, die verloren gingen, oder hatten sie einfach nur ausgedient? Zeugen sie vielleicht von Ritualen im Zusammenhang mit der Siedlungsaufgabe? Müssen wir dementsprechend die Lanzenspitzen, die unter anderem bei Borger-Daalkampen und Rhenen-Remmerden gefunden wurden, als Objekte betrach-ten, mit denen die Siedlungen rituell getötet wurden? In jedem dieser Fälle lassen die Fundumstände eine solche Interpretation zu. Die Lanzenspitzen, von de-ren hölzernen Schäften keine Reste erhalten waren,

Ems

Leda

Jümme

DOLLART /

NORDSEE/NOORDZEE

Salzmarsch /Recente kwelders

Seen und Flüsse /Meren en rivieren

Moor-, Torfgebiet /Veengebieden

Geest /Pleistocene zandgronden

Marsch /Holocene kleigebieden

Landesgrenze / GrensDünen und Strandwälle /Duinen en strandwallen

Inseln, Polderlandschaft /Polders op de Waddeneilanden

Gezeitenzone /GetijdengebiedTiefe / Diepte < 10 mTiefe / Diepte 10–20 m

Tiefe / Diepte > 20 m

Siedlungen mit /ohne Bronzenederzettingen met /Zonder brons

Bronze-Einzelfunde /Brons (losse vondsten)Feuersteingeräte (Einzelfunde) /Vuurstenen werktuigen (losse vondsten)

Hortfunde mit / ohne Bronzeschatvondsten met /Zonder brons

Goldfunde / Goudvondsten

Gräber mit / ohne Bronze /Graven met / Zonder brons

20 km

DOLLARD

Abb. 5: Verteilung aller bronzezeitlichen Fund-stellen in Ostfriesland. Gut erkennbar ist das Ungleichgewicht der Fundstellen mit Metall-funden und ohne.

Afb. 5: Overzicht van alle vindplaatsen uit de bronstijd in Oost-Fries-land. Het aantal vind-plaatsen zonder brons is duidelijk veel groter dan het aantal vindplaatsen met brons.


met het beeld dat we hebben van woonplaatsen uit die tijd in West-Friesland (provincie Noord-Holland, afb. 3). Ondanks uitgebreide opgravingen, onder andere in Andijk en Bovenkarspel, is daar niet één metalen object gevonden. Een ander beeld geeft het

wurden in Pfostengruben gefunden, die zu Haus-grundrissen gehörten.

Ein Vergleich zwischen den Siedlungsfunden der mittleren und späten Bronzezeit zeigt, dass die typolo-gische Vielfalt in der erstgenannten Periode deutlich

NORDSEE / NOORDZEEAbb. 6: Äxte und Beile, Nadeln und Fibeln im ehemaligen Regierungs-bezirk Weser-Ems.

Afb. 6: Bijlen met en zonder steelgat, spelden en fibula’s uit het Wezer-Eemsgebied.


rivierengebied in Midden-Nederland. Hier kwamen in niet minder dan dertien nederzettingen bronzen objecten tevoorschijn. Met recht mag men van een vondstconcentratie spreken, zeker omdat in het aan-grenzende Gelderse morenegebied nog twee neder-zettingen met bronsvondsten voorkomen. Ook in Zuid-Nederland zijn dergelijke vindplaatsen bekend op de zandgronden uit het pleistoceen, maar daar ko-men er niet zo veel zo dicht bij elkaar voor. Opmer-kelijk is dat bij een onlangs uitgevoerd grootschalig onderzoek van een nederzetting bij Ekkersrijt alleen een paar bronzen kruimels werden ontdekt. Dat is wel heel weinig, als we bedenken dat er plattegronden van 24 huizen zijn blootgelegd. Afbeelding 4 toont welke soorten objecten er tot nog toe in Nederlandse nederzettingen uit de bronstijd zijn gevonden. Opval-lend is het geringe aantal bijlen, waarvan er trouwens wel meer zijn dan van andere bronzen voorwerpen.

Een interessante vraag is wat de bronzen neder-zettingsvondsten voorstellen. Zijn het voorwerpen die verloren waren of werden ze gewoon niet meer gebruikt? Getuigen ze misschien van rituelen die werden uitgevoerd toen de nederzetting werd ver-laten? Moeten we de lanspunten, die onder andere bij Borger-Daalkampen en Rhenen-Remmerden zijn gevonden, beschouwen als objecten waarmee de nederzettingen ritueel werden gedood? In dit geval laten de omstandigheden waarin de vondsten zijn gedaan een dergelijke interpretatie toe. De lanspun-ten werden gevonden in gaten waarin palen hadden gestaan waarop het huis rustte.

Een vergelijking tussen de nederzettingsvondsten uit de midden- en de late bronstijd toont dat de typologische variatie in de eerstgenoemde periode aanzienlijk groter is (afb. 4). De verschillen zijn sta-tistisch significant, zodat het waargenomen patroon beschouwd kan worden als een gevolg van menselijk handelen en niet als een toevallig optredend ver-schijnsel. We mogen hieruit opmaken dat de bronzen voorwerpen met opzet zijn gedeponeerd (wellicht in samenhang met rituelen bij het verlaten van de nederzetting) en niet gewoon verloren zijn geraakt. In deze context kan dan ook een hypothese worden geformuleerd die verklaart waarom er zo weinig bronzen bijlen zijn gevonden in nederzettingen. Het opgeven van de nederzetting werd misschien als een soort dood ervaren. Bijlen waren belangrijke werk-tuigen voor de aanleg en het onderhoud van neder-zettingen. Ze waren onmisbaar voor het voortbestaan van de sociale gemeenschap. Ze gaven leven, als het ware, en werden als zodanig behandeld. In dit licht was het ongepast bijlen achter te laten in de opgege-ven nederzettingen.

Nederlandse bronsvondsten uit graven en depots

Behalve uit nederzettingen komen bronzen ob-jecten vooral uit grafvondsten, die de benaming ‘bronstijd’ meer recht doen. Iets meer, want van alle

größer ist (Abb. 4). Die Unterschiede sind statistisch signifikant, sodass das zu beobachtende Muster als Folge menschlichen Verhaltens zu werten ist und nicht als Zufallserscheinung. Diese Erkenntnis spricht denn auch eher für eine gezielte Niederlegung der Bronzegegenstände – eventuell im Zusammenhang mit Ritualen bei der Siedlungsaufgabe - als für einen bloßen Verlust.

In diesem Kontext kann nun auch eine Hypothe-se formuliert werden, die erklärt, warum so wenige Bronzebeile in Siedlungen gefunden wurden. Die Siedlungsaufgabe mag als eine Art Tod angesehen worden sein. Beile hingegen waren wichtige Werk-zeuge für Anlage und Unterhalt von Siedlungen und damit unabdingbar für den Fortbestand der sozialen Gemeinschaft. Sie waren gleichsam „Leben spenden-de“ Objekte und wurden auch als solche behandelt. In diesem Licht betrachtet, war es unpassend, Beile in den aufgegebenen Siedlungen zu hinterlassen.

Niederländische Bronzefunde aus Gräbern und Depots

Außer aus Siedlungen stammen Bronzefunde in erster Linie aus Grabfunden, die schon eher die Be-zeichnung „Bronzezeit“ rechtfertigen. Allerdings enthielten nur ungefähr 15 % aller untersuchten Gräber der frühen und mittleren Bronzezeit in den nordöstlichen Niederlanden (etwa die Provinzen Groningen, Friesland, Drenthe und Overijssel) über-haupt Grabbeigaben, von denen wiederum nur etwa 12–14 % aus Bronze bestanden.

Bei Bronzebeigaben dürfte es sich um Gegenstände gehandelt haben, die untrennbar mit ihrem Besitzer verbunden waren und daher als unveräußerlich galten. Als Beispiel hierfür kann das Grabinventar der „Dame von Weerdinge“ dienen. Ihr Grab war mit verschiede-nen Nadeln und Spangen ausgestattet, darunter zwei Radnadeln. Diese Schmuckstücke gehören zu einer Tracht, die ausschließlich aus dem Main-Fuldagebiet in Deutschland bekannt ist. Aufgrund weiterer Be-funde ist anzunehmen, dass nicht nur der Schmuck, sondern auch die Trägerin selbst aus diesem Gebiet stammte. Mit dem Begräbnis der Frau wurden diese Artefakte, die wohl ihr persönlich gehörten und viel-leicht Teil ihrer Mitgift waren, endgültig dem Alltags-leben entzogen. Eines der bekanntesten Grabinventare wurde in Drouwen entdeckt. In der zentralen Bestat-tung eines Grabhügels fand man ein Randleistenbeil, ein Rasiermesser und ein Schwert aus Bronze, zwei goldene Schläfenringe, einen Feuerschläger, neun Pfeilspitzen aus Feuerstein und einen Schleifstein. Die Zusammenstellung dieser Objekte weist auf die Bestattung eines erwachsenen Mannes am Ende der frühen Bronzezeit hin.

Darüber hinaus sind viele metallene Gegenstände zum Vorschein gekommen, die als Depots zu deuten sind. Einer gängigen Auffassung zufolge sind diese Ar-tefakte aus sozialen, vielleicht auch religiösen Grün-den endgültig dem Alltagsgebrauch entzogen worden.


onderzochte graven uit de vroege en midden-brons-tijd in het noordoosten van Nederland (in de pro-vincies Groningen, Friesland, Drenthe en Overijssel) bevatte slechts circa 15 % grafgiften, die op hun beurt maar voor 12–14 % van brons waren.

Bij bronzen grafgiften ging het waarschijnlijk om voorwerpen die bij hun eigenaar hoorden en daarom als onvervreemdbaar werden beschouwd. Als voor-beeld hiervan kan de grafinventaris van de ‘dame van Weerdinge’ dienen. Haar graf was uitgerust met naalden en spelden, waaronder twee radnaalden. Deze sieraden horen bij een dracht die alleen bekend is uit het gebied van de Main en de Fulda in Duitsland. Op grond van andere bevindingen mogen we aannemen dat niet alleen de sieraden uit dat gebied kwamen, maar ook de vrouw die ze droeg. Met haar begrafenis werden deze artefacten, die waarschijnlijk van haar-zelf waren en misschien tot haar bruidsschat behoor-den, voorgoed onttrokken aan het dagelijks bestaan. Een van de bekendste grafinventarissen werd ontdekt in Drouwen. In het centrale graf van een grafheu-vel werden een randlijstenbijl, een scheermes en een zwaard van brons gevonden en ook twee gouden slaapringen (ringen die aan weerszijden van het hoofd werden gedragen), een vuurslag, negen pijlpunten van vuursteen en een slijpsteen. Deze objecten samen wijzen op de begrafenis van een volwassen man aan het eind van de vroege bronstijd.

Daarnaast zijn er veel metalen voorwerpen tevoor-schijn gekomen die als depots zijn te duiden. Volgens een gangbare opvatting zijn deze artefacten om so-ciale en misschien ook godsdienstige redenen ont-trokken aan het dagelijks gebruik. Van een aantal van deze depots werd aangenomen dat ze als voorraad en opslagplaats van rondtrekkende handelaren in brons dienden. Het kan ook zijn dat metalen voorwerpen werden verstopt om diefstal te voorkomen, met de bedoeling ze later weer op te halen.

Wat ook de reden van depositie was, het aantal ob-jecten is soms erg groot. Dat is te zien aan een vondst uit de vroege bronstijd (ca. 1200–800 v. Chr.) op het Drouwenerveld in de provincie Drenthe (zie het arti-kel ‘De bronsvondst van Drouwen’, p. 420–422). Een daar begraven pot bevatte zo’n 70 sieraden, wapens en werktuigen van brons, waarvan sommige gebroken en andere nog gaaf waren.

Grafvondsten uit de bronstijd in Noordwest-Duitsland

Het Oost-Friese schiereiland laat een vergelijkbaar beeld zien. Ook al zijn er niet genoeg vondsten voor een betrouwbare statistiek, er zijn wel bepaalde ten-densen te herkennen.

Laten we de situatie in de Landkreis Wittmund eens vergelijken met die in het zuidelijk gelegen graaf-schap Wertheim. De kaart in afbeelding 5 geeft een overzicht van de metaalvondsten uit de bronstijd op het Oost-Friese schiereiland. Bij de in kaart gebrachte vindplaatsen in Wittmund gaat het in circa 21 % van

Einige dieser Depots hat man auch als Vorratslager umherziehender Bronzehändler angesehen. Mögli-cherweise wurden Metallgegenstände auch versteckt, um einem Diebstahl vorzubeugen und sie dann zu einem späteren Zeitpunkt wieder hervorzuholen.

Welcher Sicht man sich auch anschließt, die Anzahl der Objekte in einem Depot kann beträchtlich sein. Das illustriert ein Fund aus der späten Bronzezeit (ca. 1200–800 v. Chr.) auf dem Drouwenerveld in der Provinz Drenthe (siehe Beitrag „Der Bronzefund von Drouwen“, S. 420–422). In einem dort vergrabenen Topf befanden sich etwa 70 sowohl zerbrochene als auch komplett erhaltene bronzene Schmuckstücke, Waffen und Werkzeuge.

Bronzezeitliche Grabfunde in Nordwestdeutschland

Ein ähnliches Bild zeigt sich auch auf der Ostfrie-sischen Halbinsel. Auch wenn nicht genügend Funde für eine zuverlässige Statistik vorliegen, lassen sich doch gewisse Tendenzen erkennen.

Vergleichen wir hierzu den Landkreis Wittmund mit dem südlich liegenden Landkreis Grafschaft Bent heim. Einen Überblick über die bronzezeit-lichen Metallfunde der Ostfriesischen Halbinsel vermittelt die Karte in Abb. 5. Von den kartierten bronzezeitlichen Fundstellen des Landkreises Witt-mund sind etwa 21 % Grabfunde; in der Grafschaft Bentheim ist deren Anteil dagegen mit 45 % mehr als doppelt so groß. Demnach beruht unsere Kenntnis der Bronzezeit in der Grafschaft Bentheim in einem sehr viel höheren Maß auf Grabfunden als im Land-kreis Wittmund, wo zudem nur 14 % der Gräber Bronzegegenstände enthielten. Eine Erklärung für die abweichende Fundsituation in beiden Gebieten könnte eine unterschiedliche Bewirtschaftung der Flächen sein, durch die während der letzten Jahrhun-derte Funde unterschiedlich häufig zum Vorschein kamen. Eine andere Ursache für die Seltenheit ge-sicherter bronzezeitlicher Grabfunde in Ostfriesland mag in der Anlage der Grabstätten selbst zu suchen sein. Weil man diese in Ostfriesland nicht mit Stei-nen einfasste oder kennzeichnete, dürften etliche der Gräber unerkannt zerstört worden sein.

Im Kartenbild aller Bronzefunde in den Nieder-landen und dem westlichen Niedersachsen deutet sich an, dass den bronzezeitlichen Gräbern in Ost-friesland und den Küstenregionen der Niederlande weniger Bronzen beigegeben wurden, als dies bei-spielsweise in der Grafschaft Bentheim der Fall war (Abb. 6). Sollte dies tatsächlich zutreffen, könnte ein Grund darin bestehen, dass in beiden Gebieten unterschiedliche Regeln galten, was als Beigabe ins Grab zu legen ist und was nicht. Oder es könnte darauf zurückzuführen sein, dass in Ostfriesland deutlich weniger Bronze im Umlauf war und sie deshalb zu wertvoll schien, um sie den Toten mit in die Gräber zu legen und damit dem Materialkreislauf zu entziehen.


de gevallen om grafvondsten. In het graafschap Bent-heim is hun aandeel, met 45 %, ruim twee keer zo groot. Onze kennis van de bronstijd in Bentheim berust dus in veel hogere mate op grafvondsten dan in Wittmund, waar bovendien slechts 14 % van de graven bronzen voorwerpen bevatten. Een verklaring hiervoor zou een verschillende bewerking van de grond kunnen zijn, waardoor er in de vorige eeuwen in het ene district vaker vondsten werden gedaan dan in het andere. Een andere oorzaak voor het geringe aantal veiliggestelde grafvondsten uit de bronstijd in Oost-Friesland ligt misschien in de aanleg van de gra-ven zelf. Omdat ze in Oost-Friesland niet met stenen werden omgeven of aangeduid, zijn er misschien heel wat graven ongemerkt verwoest.

De kaart met alle bronsvondsten in Nederland en het westelijk deel van Nedersaksen doet vermoeden dat er in Oost-Friesland en de kuststreken van Ne-derland minder bronzen voorwerpen aan de doden werden meegegeven dan bijvoorbeeld in het graaf-schap Bentheim (afb. 6). Als dit inderdaad zo is, zou een reden daarvoor kunnen zijn dat er in de twee ge-bieden verschillende regels golden voor wat een graf-gift hoorde te zijn en wat niet. Het zou ook kunnen, en daarmee zijn we terug bij de eerste vraag, dat er in Oost-Friesland veel minder brons in omloop was en dat het daarom als te kostbaar werd beschouwd om het in graven te leggen en zo aan de kringloop van materialen te onttrekken.

Omdat de situatie in Noord-Nederland bijna het-zelfde is, is de voornaamste oorzaak waarschijnlijk deze: het uiterste noorden van Nederland en het Oost-Friese schiereiland liggen ver buiten het ver-spreidingsgebied van de ertsen die nodig zijn voor het maken van brons. We mogen aannemen, als het om de bronstijd gaat, dat vanaf de kust gezien de dichtst-bijzijnde plaatsen waar koper werd gevonden in het zuiden van de Harz lagen. Zeker is dat er in Zuid-Engeland en op het Iberisch schiereiland tin werd ge-wonnen. Het ontbreken van ertsen uit eigen bodem maakte de invoer van brons of van de bestanddelen koper en tin noodzakelijk. De ongelijke verdeling van de aanwezigheid van metalen, met name van tin, dat onontbeerlijk, maar heel zeldzaam was, leidde tot het ontstaan van een ‘wereldwijd’ handelsnet. Be-halve goederen werden culturele ideeën via dit net verbreid. Andere materiaal- en vondstgroepen, zoals aardewerk en huizenbouw, tonen overeenkomsten tussen ver uit elkaar gelegen gebieden en wijzen op een wijde cultuurkring.

Een van de oorzaken is dus de waarde van het me-taal zelf. Tin, koper en bronzen voorwerpen moes-ten geïmporteerd en in natura betaald worden. Het gebrek aan grondstoffen of gebruiksklare producten en de daarmee samenhangende afhankelijkheid van externe contacten om het metaal te bemachtigen kunnen ertoe geleid hebben dat brons omgesmol-ten en opnieuw gebruikt is. Dat kennelijk maar heel weinig, vermoedelijk hooggeplaatste personen (zo-als de vrouw in het hierboven genoemde graf van

Da die Situation in den nördlichen Niederlanden sehr ähnlich ist, ist hier wohl der entscheidende Grund zu suchen: Die nördlichsten Niederlande und die Ostfriesische Halbinsel liegen weit außerhalb des Verbreitungsgebietes der Erze, die man für die Her-stellung von Bronze benötigt. Für die Bronzezeit ist anzunehmen, dass sich die der Küste nächstgelegenen Kupfervorkommen im Südharz fanden. Bronzezeitli-cher Zinnabbau ist für Südengland und die Iberische Halbinsel belegt. Das Fehlen natürlicher Erzvorkom-men erforderte also den Import von Bronze oder de-ren Komponenten Kupfer und Zinn. Die ungleiche Verteilung der Metallvorkommen, insbesondere des zur Herstellung benötigten sehr seltenen Zinns, führte

Abb. 7: Der Sichelhort von Westerholt, Ldkr. Wittmund, unterstreicht den Stellenwert von Artefakten aus Feuer-stein während der Bron-zezeit (Kat.-Nr. C 40).

Afb. 7: Het sikkeldepot van Westerholt, Land-kreis Wittmund, onder-streept het belang van vuurstenen werktuigen, ook nog tijdens de bronstijd, (cat. nr. C 40).


Brill) bronzen voorwerpen als grafgift kregen, past hierbij. In dit verband moeten we ons ook afvragen vanaf welk moment een graf als rijk uitgerust geldt. In streken waar metalen zeldzaam zijn, is één man-telspeld misschien al een aanwijzing voor een hoge maatschappelijke rang, terwijl dat in zuidelijke stre-ken niet het geval is. Misschien was het in ons gebied ook helemaal niet gebruikelijk bronzen voorwerpen in het graf te leggen of als wijdingsgave of als schat te begraven. In dat geval werden er geen metalen voor-werpen aan de doden meegegeven, maar iets anders, waarvan we de aard niet meer kunnen vaststellen, zoals eten of textiel.

Een laatste aanwijzing voor de geringe beschik-baarheid van brons zouden stenen werktuigen uit het laat-neolithicum en de bronstijd, zoals bijlen en vooral sikkels, kunnen zijn (vergelijk in dit verband de schat van Westerholt, afb. 7), die in het Noorden relatief vaker voorkomen dan elders. Dat reeds in het laat-neolithicum metalen voorwerpen gewild waren, maar dat er moeilijk aan te komen was, is te zien aan een hamerbijl van de enkelgrafcultuur die in Meinersfehn, Landkreis Leer, is gevonden (zie ca-talogusnummer C22; afb.1) De nagebootste gietnaad moest de indruk wekken dat het om een koperen werktuig ging. Blijkbaar bestonden bronzen en ste-nen werktuigen ook naast elkaar, zoals in de schat van Plaggenburg (zie het artikel ‘De depotvondst van Plaggenburg’, p. 418–419), die behalve ringen, bij-len en sieraden van brons drie sikkels van vuursteen bevatte. De samenstelling van dergelijke vondsten, die vooral uit werktuigen bestaan, weerspiegelt het boerse karakter van de bronsvondsten aan de kust. Representatieve sieraden of wapens zijn zeldzamer.

Samenvattend: vroeger was onze kennis van de bronstijd beperkt tot grafen offervondsten, maar nu zijn er ook nederzettingen uit de bronstijd bekend en onderzocht. Opvallend is het bijzonder kleine aandeel aan bronsvondsten uit nederzettingen. Het bevestigt het beeld van een streek waar brons een zeldzaam en daarom kostbaar materiaal was, waar niet lichtzinnig mee werd omgesprongen.

zum Entstehen eines „globalen“ Handelsnetzes, über das neben den Waren auch kulturelle Ideen verbreitet wurden. Denn andere Material- und Befundgruppen, also Keramik, Hausbauweise und dergleichen ähneln sich über weite Distanzen und verweisen auf einen großräumigen Kulturkreis.

Also ist eine Ursache der Wert des Metalls selbst. Zinn, Kupfer oder fertige Bronzeobjekte mussten importiert, ihr Gegenwert in Naturalien erwirt-schaftet werden. Der Mangel an Rohmaterial oder gebrauchsfertigen Produkten und die damit zusam-menhängende Abhängigkeit von externen Kontakten zur Metallbeschaffung können dazu geführt haben, dass Bronze eingeschmolzen und wiederverwendet wurde. Dazu würde passen, dass man offenbar nur wenigen, vermutlich höhergestellten Persönlichkei-ten (wie der Frau in dem bereits genannten Grab von Brill) Bronzegegenstände mit ins Grab gab. In diesem Zusammenhang muss man zudem die Frage stellen, ab wann ein Grab als reich ausgestattet gilt. In Regionen, in denen Metalle grundsätzlich selten sind, könnte bereits eine einzige Gewandnadel ein Hinweis für eine sozial höher stehende Persönlich-keit sein, während dies in südlichen Regionen erst bei mehreren Bronzebeigaben der Fall ist. Mögli-cherweise war es in unserem Gebiet auch gar nicht üblich, Bronzegegenstände mit ins Grab zu legen oder sie als Weihegaben oder Schätze zu deponieren. In diesem Fall wurden den Toten keine metallenen Beigaben mitgegeben, sondern solche Beigaben, die mit archäologischen Methoden heute nicht mehr nachweisbar sind, etwa Speisen oder Textilien.

Ein letztes Indiz dafür, dass tatsächlich nur sehr wenig Bronze zur Verfügung stand, könnten bronze-zeitliche Steingeräte, wie Äxte und vor allem Sicheln (Abb. 7), liefern, die im Norden verhältnismäßig häu-figer vorkommen als anderswo. Ein Beispiel dafür, dass Bronzegeräte zwar begehrt, aber kaum erschwinglich waren, liefert eine Hammeraxt, die in Meinersfehn, Ldkr. Leer, zutage kam (siehe Katalognr. C 22, Abb. 1). Mit der imitierten Gussnaht sollte der Eindruck eines kupfernen Gerätes vermittelt werden. Es gab offensichtlich auch ein Nebeneinander von Bron-ze- und Steingeräten wie beispielsweise im Hortfund von Plaggenburg (siehe Beitrag „Der Hortfund von Plaggenburg“, S. 418–419), der außer Ringen, Beilen und Schmuck aus Bronze auch drei Sicheln aus Feu-erstein enthielt. Solche Fundensembles spiegeln eher den bäuerlichen Charakter der Bronzefunde an der Küste wider, da sie zumeist Werkzeuge beinhalten. Repräsentative Schmuckgegenstände oder Waffen sind hier in der Regel seltener.

Beschränkte sich unsere Kenntnis der Bronzezeit früher auf Grab- und Opferfunde, sind heute auch bronzezeitliche Siedlungen erforscht. Auffallend ist hier der besonders geringe Anteil an Bronzefunden aus Siedlungen. Es bestätigt sich somit das Bild von einer Region, in der Bronze ein seltener und damit wertvoller Werkstoff war, mit dem nicht leichtfertig umgegangen wurde.

Literatur/Literatuur:Arnoldussen 2008, Butler 1979, Eggers 1959, Fontijn 2003, Laux 1973, 1976, 2000, 2005, Lohof 1991.

36 Wilbertz 2013 Bronzezeit o Bronze Ld EBegleitband S 248 257

Documents

Transcript of 36 Wilbertz 2013 Bronzezeit o Bronze Ld EBegleitband S 248 257