Post on 11-Jan-2023
TMA 37 2007 1ge jaargang prijs los nummer €8,-
TMA is een onafhankelijk tijdschrift dat aandacht besteedt aan het actuele archeologische onderzoek in de mediterrane wereld, in het bijzonder verricht vanuit Nederland en België. Het overnemen van artikelen is toegestaan mits met bronvermelding. Bijdragen van lezers zijn welkom en kunnen al dan niet verkort door de redactie worden .
TMA verschijnt normaliter twee keer per jaar. Opgave kan schriftelijk of via onze website. IBAN: NL63 PSTB 0005 859344 BIC: PSTBNL21 Studenten betalen € 13,- (onder vermelding van studentnummer). De abonnementen lopen van 1 januari tot 31 december en worden automatisch verlengd, tenzij een maand van tevoren schriftelijk is opgezegd.
Tijdschrift voor Mediterrane Archeologie Poststraat 6 9712 ER Groningen e-mail: tma_redactie@yahoo.com www.mediterrane-archeologie.nl
redactie: Tycho Derks, Chris Dickinson, Tymon de Haas (voorzitter), Tijm Lanjouw, Tanja van Loon, Ilona von Stein, Gijs Tol, Elly Weistra, Sarah Willemsen.
adviesraad: Prof. Dr. P.A.J. Attema (RUG) Dr. G.J.L.M. Burgers (KNIR) Prof. Dr. R.F. Docter (RUGent) Prof. Dr. E.M. Moormann (RU) Prof. Dr. J. Poblome (KULeuven) Dr. M.J. Versluys (UL) Dr. G.J.M. van Wijngaarden (UvA)
ontwerp omslag: Siebe Boersma layout: Ruurd van der Weij druk omslag: 't Grafisch Huis druk binnenwerk: Grafisch Centrum RUG
ISSN 0922-3312 81999/S000
TMA 37 (2007)
Inhoud
Redactioneel
Frank Vermeulen Geoarcheologie en de Mediterrane Wereld
Martijn van Leusen & Hendrik Feiken Geoarcheologie en Landschapsclassificatie in Midden- en Zuid-Italië
2
3
6
Tanja Goethals, Morgan de Dapper, Frank Vermeulen Synthetische rol van geomOlfologische kartering in de geoarcheologische studie binnen het Potenza Valley Survey project (de Marken, Italië) 17
Nienke Pieters, Anke Stoker, Melek Tendürüs, Gert Jan van Wijngaarden Archeologie in een extreem dynamisch landschap: het Zak;mthos Archeologie Project 26
Sarah Deprez, Morgan de Dapper, Frank Vermeulen Geoarcheologisch onderzoek van een historische goudmijnsite in de noordoostelijke Alentejo, Portugal
Michiel Dekker, Renée van de Locht, Henk Kars 33
Nikopolis, Epirus, Griekenland: Een reconstructie van het Romeinse landschap met behulp van geomOlfologisch en geofysisch onderzoek 42
Lieven Verdonck & Frank Vermeulen Geoarcheologisch en geofysisch onderzoek in en rond de Romeinse stad Mariana en de benedellvallei van de Golo (Corsica) 49
Tijm Lanjouw Archeologisch onderzoek gepresenteerd op het internet: survey projecten 58
Sarah Willemsen Boekbespreking 62
Archaeologica 65
English summaries 66
Geoarcheologisch en geofysisch onderzoek in en rond de Romeinse stad Mariana en de benedenvallei van de Golo (Corsica) Lieven Verdonck & Lieven Verdonck behaalde zijn MA in de (klassieke) archeologie aan de Universiteit Gent. Prof.
Frank Vermeulen Frank Vermeulen is hoofd van de afdeling Klassieke Archeologie in Gent en leidt onder meer een onderzoeksproject rond de topografie van de Romeinse stad Mariana in Noord-Corsica.
Figuur 1. Algemene lokatie
van Mariana.
o
TMA 37 (2007)
Inleiding
Mariana, gelegen in de benedenvallei van de Golo (Noordoost-Corsica) (fig. 1), werd als Romeinse colonia gesticht door Marius rond 100 voor Christus. De voornaamste urbanisatiefase dateert echter uit het begin van de Hoge Keizertijd, met een forse nabloei in de Late Keizertijd en vroegchristelijke periode, toen de stad bisschoppelijke zete1 werd en uitgroeide als centrum van de kerstening van het eiland (Jehasse 2003; Corsi in druk). Na een reeks minder systematische opgravingen in de jaren 1936-37 (Nucci 2001) en in de jaren 1970 (Moracchini-Mazel 1971; 1974) vinden sinds 2000 in het kader van het onderzoeksproject Mariana et la basse vallée iu Gala de l'iige du Fer à la fin du Moyen Age nieuwe opgravingen plaats in de zone on-
Corsica
N
D 100 km
middellijk ten zuiden van de romaanse ex-kathedraal van Santa Maria Assunta (La Canonica) (Pergola in druk) (fig. 2). In dit artikel stellen we enkele van de eerste resultaten voor van een geoarcheologische studie die binnen dit project werd opgestart door de Universiteiten van Gent en Cassino, en door het Centre national de la recherche scientifique (onderzoekseenheid 7041, Paris X - Nanterre). Deze studie heeft tot doel een scherper zicht te krijgen op de ontwikkeling van de stad, waarvan tot nog toe slechts een fractie gekend is, op het zich wijzigende rivierlandschap en op de relatie tussen stad en landschap.
Studie van de historische cartografie
Op basis van recente topografische kaarten (IGN, 1:25.000 en 1:20.000) en kadasterkaarten werd een geografisch informatiesysteem (GIS) gecreëerd. Daarin werd het Napoleontische kadaster uit 1845-1847 ingevoerd en gegeorefereerd. Het omvat de oostelijke delen van de huidige gemeenten Lucciana, Borgo en Vescovato. Snel bleek dat een aantal perceelsgrenzen en delen van het wegennet sinds het midden van de 19de eeuw onveranderd gebleven zijn. De verdere doelstellingen van de cartografische studie waren: de reconstructie van (1) de kustlijn en de loop van de Golo, (2) de stadsmuur van Mariana, en (3) het antieke wegennet en kadaster rond de stad. We gaan hier verder in op de eerste twee doefstellingen. Enkele teksten uit de 16de eeuw (Giustiniani 1993; Ceccaldi 1975) doen veronderstellen dat de Golo dicht bij de antieke stad liep, maar de oudste gedetailleerde kaarten stemmen daar niet mee overeen. Op het Plan Terrier Général de la Corse (1770-1783) splitst de rivier zich stroomopwaarts in twee armen en nabij de plaats I Ponti is een meander zichtbaar. Op het kadaster uit 1845 vertoont de rivier een zeer bochtige loop, in een bedding die breder is dan vandaag. Er is een aantal eilandjes te zien, alsook een reeks toponiemen die wijzen op
Geoarcheologisch en geofysisch onderzoek in en rond de Romeinse stad Mariana 49
eilandjes die door het land waren teruggewonnen (L'is%tto, Iso/elia). Ook het kadaster van 1936-37 toont een reeks verschillen met vroegere en latere fasen. Met betrekking tot de stadsgrens van Mariana, die sterk bepaald werd door de toenmalige loop van de Golo, wijzen antieke en latere bronnen op de nauwe band tussen stad en rivier, maar ze laten niet toe de archeologische resten exact te lokaliseren. Een voorbeeld is een administratief document ui t 1785 geti teld Is/e de Corse: description généra/e et détaillée de /a communauté de Luciana (bewaard in de Archives Nationa/es de Paris). Het vermeldt dat nog sporen zichtbaar waren van straten, huizen en kerken, en van de stadsmuur waarlangs de Golo liep. Met betrekking tot de ommuring van Mariana kon echter een hypothese uitgewerkt worden met behulp van luchtfotografisch onderzoek.
Luchtfotografisch onderzoek
In 1937 werd een eerste reeks verticale luchtfoto's genomen van het gebied. Aangezien de ruilverkavelingen en de mechanisering van de landbouw nog niet hadden plaatsgevonden, is deze reeks van groot belang voor het onderzoek. In de naoorlogse periode voerde het Institut Géo-
graphique Nationa/ (IGN) regelmatig vluchten uit, aanvankelijk gemiddeld om de 8 jaar en vanaf de jaren 1980 gemiddeld om de drie jaar. Verder is een beperkt aantal luchtfoto's, genomen op geringe hoogte, beschikbaar. Belangrijk zijn vooral de opnames van Leschi en Chauvel uit 1936, die _de eerste opgravingen verrichtten in Mariana. In 2005 werd door een van ons (FV) begonnen met de actieve schuine luchtfotografische prospectie van de stad en haar terri torium vanuit een VLM (Ultra Light Motorised) vliegtuigje. De vluchten toonden aan dat deze techniek mogelijkheden biedt, ook al is het omwille van het beperkte aantal bebouwde akkers moeilijk gede- Figuur 2. tailleerde informatie te verkrijgen over Luchtopname van de het wegennet, de stadsverdedigmg of de Canonica-kerk en de gebouwen intra muros. opgravingszone ten Met betrekking tot de ommuring kon een zuiden hiervan. De hypothese uitgewerkt worden (fig. 3). Op vroegmiddeleeuwse de foto's uit 1937, 1948 en 1958, maar ook kern herneemt de nog op die uit 1985 is een duidelijk lineair oriëntatie en een spoor te zien dat geïnterpreteerd kan deel van de worden als de westelijke rand van de stad structuren van een (Vermeulen in druk) (fig. 4). Ook voor de Romeinse straat met rest van de stadsgrens zijn er aanwijzing- tabernae uit de Hoge en. Een deel van deze observaties zijn in- Keizertijd (opname tussen door terreinwaarnemingen beves- Vermeulen 2005). tigd.
50 Lieven Verdonck & Frank Vermeulen TMA 37 (2007)
Figuur 3. Geomorfologische waarnemigen en Voorgestelde archeologische terreinprospecties
lokalisatie van de Romeinse
stadszone en muren op basis van
historisch-geografische en
luchtfotografische analyse (naar Corsi,
Roblin-Jouve & Vermeulen in druk).
Figuur 4. Studie van
opeenvolgende luchtfoto's uit 1937,
1948 en 1958 leverde bruikbare sporen op van de
thans volledig verdwenen antieke
stadsmuur. De pijltjes markeren de mogelijke loop van
de westelijke stadsmuur van
Mariana.
Tijdens de laatste ijstijd en door de daling van de zeespiegel die ermee gepaard ging, werden de oude rivierafzettingen in de benedenvallei van de Golo diep ingesneden.
~-•. " • -f( 2
\I \\ i\
~====~ ~ . "
~~=!:;
Ciaco n e
Bij de daaropvolgende transgressie kwamen er een lagune en een moerasgebied te liggen, en begon het alluvium van de Golo zich op te hopen. De bedding van de rivier verhoogde stelselmatig, met opnieuw overstromingen tot gevolg. Nabij het strand vormde zich een zandru~ met er-
TMA 37 (2007) Geoarcheologisch en geofysisch onderzoek in en rond de Romeinse stad Mariana 51
achter vijvers zoals de Etang de Biguglia (fig. 1). Als gevolg van deze zandrug en de bemoeilijkte evacuatie van het water van de stroom, verplaatste de monding van de Golo zich meermaals. Vanaf de 18de eeuw veranderde de aanblik van de kustvlakte sterk door drainagewerken om het landbouwareaal uit te breiden. Het verband tussen Mariana en de Golo werd recentelijk duidelijker door een aantal observaties in een lange werksleuf die het meest zuidelijke deel van de stad doorsnijdt. Deze sleuf leverde een stratigrafie op van de derde eeuw voor Christus tot de twaalfde eeuw na Christus (fig. 5). De lagen lopen sterk af naar het oosten, naar de
van de site komen bijna aan de oppervlakte - zijn het gevolg van overstromingen vanaf de zesde eeuw na Christus. In de twaalfde eeuw bereikte de Golo Mariana en vernielde de meest zuidelijke delen. De afzettingen zorgden er uiteindelijk voor dat de volledige antieke bedding van de rivier werd opgevuld, en dat haar loop zich naar het zuiden verlegde (Corsi et al. in druk; Roblin-Jouve et al. in druk). De bevindingen in Mariana konden op een interessante manier gerelateerd wordenaan terreinonderzoek in een gebied op 1,5 kilometer ten westen van de antieke stadszone. Hier werd op ongeveer 70 centimeter onder het loopvlak een aantal graven
Est
Figuur 5. Een reeks stratigrafische waarnemingen leverde een doorsnede op van de bodemopbouw in de zuidelijke stadszone van Mariana.
Ouost _ Fouilles C2
XVle siècle C4 C22 + 100 cm Xlle siècie
Ve-Vle siècle D U5109
-l~ "". co,
~
zèro fouilI • •
· 200 cm
Secl-4 us 49
US 02 US 81
~ 0 Ilie-IVe siècle
ler-lie après J.-C. C 27
D, • Ier avant J.-C .
g • IIle avant J.-C.
· 400 cm
huidige loop van de Golo toe. Ze maken deel uit van een laag rivierterras waarop het zuidelijke deel van de stad gebouwd was. In het zuidoosten was een aantal gebouwen uit de 1ste eeuw na Christus opgetrokken in de oude bedding van de rivier. Het waterpeil van de rivier bleef relatief laag tot in de vijfde en zesde eeuw na Christus, hoewel het lagergelegen deel van de stad geregeld met overstromingen te kampen had, zoals te zien is aan een aantal dunne zand- en leemlagen tussen de bewoningsniveaus. De twee meter dikke afzettingen die de derde en vierde-eeuwse occupatielagen in het oosten van de stad overdekken - de structuren in het westen
0 Indéterminé
0 Limon
El Sable
D Galets
blootgelegd uit de Vroege Keizertijd. Op een diepte van vier meter kon de top van het alluvium worden waargenomen, bestaande uit grote rivierkeien afgezet door de Gola. Erboven lag een dikke laag colluvium, dat uitgespoeld was door geulen. De aanvoer van het colluvium en de beginfase van de erosie kunnen gedateerd worden vóór de Romeinse occupatie. Dit colluvium, fijn materiaal dat aan de voet van de bergen en heuvels werd opgehoopt en later via zijrivieren de Golo en de zee bereikte, verklaart de afzettingen in de benedenvallei van de Golo (nabij Mariana) vanaf de 1ste eeuw na Christus, maar vooral in de Middeleeuwen en tot de 18de eeuw. In die periode is ook de ontwikkeling van de
52 Lieven Verdonck & Frank Vermeulen TMA 37 (2007)
~:~ ~~ ,~ la . ., :)"1 ~r
:~~~l o I;; ~ \
1 1 :i~!~ : 01-] ~ ~
Figuur 6. strandrug bijzonder sterk. Resultaat van de Ook de inplanting van de nederzettingen
magnetische in het ruimere territorium van de Romeinprospectie te se stad is wellicht geconditioneerd door
Mariana in 2006. deze colluviatie vanuit de bergen. De hoogteligging van de rurale sites (buiten de overstromingszone) is erdoor bepaald, alsook de beschikbaarheid van vruchtba-
Tabel 1. Gehanteerde
methodologie bij de magnetische
prospectie in Mariana.
Type maqnetometer
confiouratie
gevoeligheid
hooqte van de bovenste sensor
hooqte van de onderste sensor
qeprospecteerde oppervlakte
duur van de prospectie
afstand tussen de meetassen
afstand tussen de meetpunten OP een meetas
richting van de meetassen
inpassen van meetrasters in topoqrafische kaart
re landbouwgronden. In de lijn van de systematische veldprospectie onder leiding van Ph. Pergola ondernomen in de jaren 1990 op het grondgebied van de gemeenten Lucciana en Borgo, werden vanaf 2005 door de ploeg Gent-Cassino-Nanterre nieuwe intensieve veldprospecties ondernomen in hetterritorium van Mariana. Een tiental voorheen onbekende rurale Romeinse sites kon geïdentificeerd worden en een zekere gebondenheid van de Romeinse nederzettingen aan hoger gelegen gronden nabij de terrassen van de Golo werd vastgesteld.
Geofysisch onderzoek
In september 2006 werd een geofysische prospectie uitgevoerd in de zone onmiddellijk ten noorden van de Canonica, vrij centraal in de stadszone (fig. 3). Doelstelling was het verzamelen van informatie (1) over de omvang en de functie van de urbane kern van Mariana en het stratennet, en (2) over de relatie tussen deze sector en de opgegraven zone ten zuiden van de Canonica (fig. 2). Bij geofysische prospectie worden archeologische sporen in kaart gebracht door het detecteren van de fysische contrasten (' anomalieën') die ze veroorzaken in de bodem. In Mariana werd tot nog toe vrijwel uitsluitend de magnetische prospectie gebruikt. Een aantal tests uitgevoerd met elektrische weerstandsmeting gaven weinig resultaat wegens de extreme droogte van de bodem in september. De magnetische prospectie is gebaseerd op het meten van lokale verschiIlen in het magnetisch veld van de aarde. Belangrijke antropogene oorzaken voor deze verschillen zijn de verhitting van voorwerpen bo-
fluxgate
gradiometer
ongeveer 0,1 nanoTesla (de nanoTesla is de eenheid van magnetische veldsterkte)
ca. 0,9 m
ca. 0,4 m
ca. 1,3 ha (65 rasters van 10 x 20 m)
8 dagen
0,5 m
0,25 m
oost (parallelle meetassen)
met behulp van Leica TeR 307 total station
TMA 37 (2007) Geoarcheologisch en geofysisch onderzoek in en rond de Romeinse stad Mariana 53
54
. . , ", ." ~
.. ,> .... ~
Perceel 76
Perceel 81
I
............... ~ .•... ..•.. !. LJ .. ~ .....
· ......... 1 .. ;'
$81625
581675 587125
Legende - Straat (geofysische prospectie)
SIraal (opgravingen nabij Canonica)
Muren (geofysische prospèctie)
0 107 Muren (opgravingen nabij Canonica)
Z7:E Afval van ijzerindustrie (slakken) - Ovens?
CJ Vermoedelijke archeol. structuren
~ Archeologische slructuren?
Kadaster van Lucciana
587815 587125 NTF l
Lieven Verdonck & Frank Vermeulen
ij!
~
Figuur 7. Interpretatie van de magnetische prospectie (Verdonck) met aanduiding van de proefsleuf (1).
TMA 37 (2007)
Figuur 8. ven de 600°C (bakstenen, ovens, aardeOpgraving in werk) of de aanwezigheid van organisch
2006 van een materiaal. Dit laatste levert energie aan proefsleuf gezien bacteriën die zwak magnetische ijzerminevanaf het oosten, ralen omzetten in sterk magnetische. Op
met muur uit de die manier kan verklaard worden dat arHoge Keizertijd in cheologische sites als geheel en in het bij
opus testaceum zonder kuilen, grachten en zelfs paalgaten op de voorgrond. zichtbaar kunnen zijn bij prospectie (Von
der Osten 2003: 21-22). De oorzaken voor de variaties in het magnetisch veld kunnen ook puur geologisch of bodemkundig zijn, zodat de interpretatie niet steeds eenvoudig is. De in Mariana gebruiktefluxgate magnetometer (Geoscan Research FM256) bestaat uit twee boven elkaar gemonteerde sensoren (gradiometer configuratie) met een tussenafstand van ongeveer O,S m. Beide sensoren detecteren het magnetisch veld van de aarde op gelijke wijze, maar de onderste sensor wordt sterker beïnvloed door ondiepe objecten. Dit verschil maakt
het mogelijk archeologische structuren te detecteren (Linford 2006: 2225).
~iguur 6 toont ~et ~esultaat van de magnetIsche prospectIe, flguur 7 de interpretatie. Het contrast tussen de geologie (vooral rivierkeien afgezet door de Golo) en de archeologische structuren, voor een groot deel gebouwd uit hetzelfde materiaal, was over het algemeen zwak. De funderingen van gebouwen werden gedetecteerd als n~~atieve lin~aire anomalieën, wat erop WIjst dat ze mmder magnetisch zijn dan de bodem. Ze hebben meestal dezelfde oriëntatie als de opgegraven sporen nabij de Canonica. De duidelijkste plattegronden bevinden zich in het noordelijke deel ~~ de geprospecteerde zone, onmiddelhJk ten noorden van de vermoedelijke straat (fig. 7: nr. 2). In een proefopgraving (waarover hierna meer) werd een muur aangetroffen waarvan de oriëntatie overeenstemt met de resultaten van de magnetische prospectie (fig. 7: nr. 1 en fig. 8). Wat het stratennet betreft, is enkel de genoemde oost-weststraat zichtbaar, en dan nog louter in de vorm van de afwezigheid van gebouwenstructuren (voor een ander voorbeeld: zie Gaffney et al. 2000: 89). Dit kan erop wijzen dat de straten in dit gedeelte van de stad onverhard waren. De afwezigheid van andere duidelijke sporen van wegen is mogelijk te verklaren door het feit dat de stad een lange occupatie kende, met veranderlijke wegtracés. In de noordelijke zone (perceel 76) is er een opmerkelijke afwezigheid van structuren. Een mogelijke hypothese is dat dit de plaats van het antieke forum is. Maar de 'lege' zone zou ook verklaard kunnen worden door de samenstelling van de bodem of de diepte van de sporen. Enkele sterke anomalieën zijn vermoedelijk sporen van industriële activiteit. Anomalie nr. 3 (fig. 7) is kenmerkend voor ijzerafval (slakKen). In het geval van zone nr. 4 kan het gaan om een ovencomplex, gezien de langwerpige vorm van de structuren.
Proefopgraving
Op perceel 81 werd een proefsleuf geopend van 10 x 2 meter (fig. 7,1 en fig. 8) om de b.evindingen van de geofysische prospectI~ te testen. Onder de ploeglaag, die machinaal ':'ferd afgegraven. tot een diepte van 35 centimeter bevond ZIch een bruingrijze leemlaag met talrijke aardewerk-, baksteen- en dakpanfragmenten. Verschillende concentraties rivierkeien, vermengd met amfoorfragmenten en metaalslakken
TMA 37 (2007) Geoarcheologisch en geofysisch onderzoek in en rond de Romeinse stad Mariana 55
kunnen wijzen op een afbraaklaag. De vondsten zijn vrijwel uitsluitend Romeins (terra sigillata, African red slip, gewoon aardewerk, amforen, glasfragmenten). Vermoedelijk is de middeleeuwse en postmiddeleeuwse bewoning van deze zone dan ook weinig intensief of zelfs onbestaand geweest. Nabij de noordelijke en zuidelijke rand van de sleuf bevonden zich lineaire structuren bestaande uit rivierkeien. De noordelijke structuur bestond uit stenen in zeer omegelmatig verband, en het is niet zeker of deze door de mens werd aangelegd. De zuidelijke structuur kan vermoedelijk beschouwd worden als de fundering van een muur in vergankelijk materiaal. Onder deze laatste fundering werd over de ganse breedte van de sleuf een muur in opus testaceum aangetroffen, te dateren in de Keizertijd (fig. 8). Aan beide zijden van de muur bevond zich een leemachtige laag met een grote hoeveelheid Romeins aardewerk uit de 1ste tot 3de eeuw (terra sigillata, amforen), beenderen, tesserae en houtskool. Zoals gezegd, komt de oriëntatie van de muur overeen met de resultaten van de opgravingen ten zuiden van de Canonica en de magnetische prospectie (fig. 7).
Conclusie
Stilaan krijgen we een duidelijker beeld van de Romeinse stad Mariana en haar relatie met de rivier Gola. Op basis van de analyse van luchtfoto's kon een hypothese opgesteld worden met betrekking tot de loop van de stadsmuur. In een groot deel van de magnetische prospectiezone ten noorden van de weg D107 (fig. 7) werden sporen van dichte bebouwing aangetroffen. De meest noordelijke zone wordt gekenmerkt door de afwezigheid van magnetische sporen. Onderzoek met andere geofysische methoden is nodig om uit te maken of dit verband houdt met de ligging van het forum. De oriëntatie van de structuren sluit nauw aan bij de opgravingen nabij de Canonica. Dit werd bevestigd door de opgraving van een muur in opus testaceum die, in combinatie met het vondstenmateriaal, wijst op een bewoning gedurende gans de Romeinse Keizertijd. Een belangrijk verschil met de opgegraven sector ten zuiden van de D107 is dat de middeleeuwse bewoning hier hoogstwaarschijnlijk niet belangrijK geweest is. Mariana is gebouwd op een terras bestaande uit alluvium afgezet door de Golo. In de 1ste eeuw werd een aantal gebouwen ook in de oude bedding van de rivier opge-
trokken. Reeds vóór de Romeinse periode werd uit hoger gelegen gebieden colluvium aangevoerd, wat de bedding langzamerhand verhoogde en voor overstromingen zorgde, vooral vanaf de 6de eeuw na Christus. Vanaf de 12de eeuw stroomde de Golo vlakbij Mariana. Vandaag zijn de bewoningslagen in het oosten van de stad bedolven onder metersdikke afzettingen, is de volledige antieke bedding opgevuld en heeft de rivier zich een eind naar het zuiden verlegd. Ook de monding verlegde zich meermaals. De wijzigende loop van de rivier kon ook worden opgemaakt uit het onderzoek van de historische cartografie.
Dankwoord
De auteurs danken Prof. Philippe Pergola, van het Maison Méditerranéenne des Sciences de I'Homme (Aix-en-Provence) en directeur van de sinds 2000 gestarte nieuwe opgravingen in Mariana. Het onderzoek vond plaats in het door het Franse CNRS ilesteunde Groupement De Recherche Europeen (G.D.R.E.), getiteld Le monde insulaire en Méditerranée - Approche archéologique diachronique des espaces et des sociétés, waarin de Universiteit Gent één der deelnemende partners is. Een speciale dank gaat naar Dr. Cristina Corsi (Universiteit van Cassino) en Dr. Annie Roblin-Jouve (Maison Ginouvès, Paris) voor de gezamenlijke geoarcheologische terreinwerkzaamheden en de uitwisseling van data. Graag willen we ook de volgende studenten en afgestudeerden bedanken voor hun medewerking aan het veldwerk: Emmy Beyis, Liselot Claeys, Marlies Fret, Ellen Janssens, Liesbeth Messiaen (campagne 2005), Vera Bras, Tina Bruyninckx, Ellen De Moor, Tine RassalIe, Steve Renette en Eline Van Heymbeeck (campagne 2006).
Literatuur
Ceccaldi, M.A. (1975) Chrollique corse de 1529 B 1559, traduction Let/erall. Marseille.
Corsi, C. (in druk) Le paysage urbain de Mariana: observations préliminaires sur I 'urbanisme des périodes tardorépublicaine et impériale. In : Pergola, Ph. ed. Actes du Colloque lllternatiollal "Marialla et la basse Vallée du Gala". Bastia - Lucciana, France, 10-16 Septembre 2004.
Corsi, C., Roblin-Jouve, A., Vermeulen, F. (in druk) Géoarchéologie autourde la ville romaine de Mariana et de la basse vallée du Golo (Haute-Corse, France). In: De Dapper M. & Vermeulen F. eds. Praceedillgs ofthe illtematiollal colloquiulII "Ol' Man Rive/: Geoarchaeology of Rivers and River Plains ". Gent, 22-24 september 2006.
56 Lieven Verdonck & Frank Vermeulen TMA 37 (2007)
TMA 37 (2007)
Gaffney, c.F., Gater, JA, Linford, P., Gaffney, v.L. & White, R. (2000) Large-scale systematic fluxgate gradiometry at the roman city of Wroxeter. Archaeological Prospectioll 7(2), pp.81-99.
Giustiniani, A. (1993) Description de la Corse. Ajaccio, A.M. Graziani .
Jehasse, O. (2003) Corsica Classica, La Corse dalls les textes allciells, VII sièc/e aVo J.c.- all JOOO. Ajaccio.
Linford, N. (2006) The application of geophysical methods to archaeological prospection. Reports 011 Progress ill
Physics 69, pp.2205-2257. Moracchini-Mazel, G. (1971) Les fouilles de Mariana: I ,
La nécropole de Palazzetto-Murotondo. Cahiers Corsica 4-7. Borgo, Fédération d'Associations et Groupements pour les Etudes Corses.
Moracchini-Mazel, G. (1974) Les fouilles de Mariana: 6, La nécropole d'l Ponti. Cahiers Corsica 37-39. Borgo, Fédération d' Associations et Groupements pour les Etudes Corses.
Nucci, F. (2001) Les campagnes de fouilles B Mariana (Corse) en 1936 et 1937 par Louis Leschi et Albert Chauvel. Cahiers Corsica 195. Borgo, Fédération d' Associations et Groupements pour les Etudes Corses.
Pergola, Ph. ed. (in druk) Actes dil Col/oqlle ll11el7latiollal "Marialla et la basse Val/ée dil Golo ". Bastia - Lucciana, France, 10-16 Septembre 2004.
Roblin-Jouve, A., Goiran, J.Ph. & Barboni, D. (in druk) Géomorphologie du site de Mariana à Lucciana (Haute-Corse) et de son cadre. La plaine de la Marana Casinca. In Pergola, Ph. ed. Actes du Col/oque ll1tematiollal "Marialla et la basse Val/ée du Golo ". Bastia - Lucciana, France, 10-16 Septembre 2004 .
Vermeulen, F. (in druk) L'ernploi de la photographie aérienne pour la recherche topographique à Marialla. In Pergola, Ph. ed. Actesdu Col/oquell1tel7lational "Marialla et la basse Val/ée du Golo ". Bastia - Lucciana, France, 10-16 Septembre 2004.
Von der Osten, H. (2003) Geophysikalische Pl'Ospektioll archäologischer Dellkmale l/llder besollderer Bel1ïcksichtigllllg der kombilliertell Allwelldl/llg geoelektrischer IIIld geomagnetischer Kartiel1/11g, sowie del' VerJahrell der elektl'OlIlaglletischen ll1duktioll lmd des BodelIradars. Aken, Shaker Verlag.
Bespreking websites 57