Voorbij de Helaasheid. Over de ontwikkelingen in de interne/externe poëtica van Dimitri Verhulst...

83
Universiteit Gent Geoffrey Colson Academiejaar 2013-2014 Stamnummer: 00904081 Voorbij De helaasheid Over de ontwikkelingen in de interne/externe poëtica van Dimitri Verhulst (2010-2014) Promotor: prof. dr. Yves T’Sjoen Verhandeling voorgelegd aan de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte voor het verkrijgen van de graad van master in de taal- en letterkunde: Nederlands-Engels

Transcript of Voorbij de Helaasheid. Over de ontwikkelingen in de interne/externe poëtica van Dimitri Verhulst...

Universiteit Gent Geoffrey Colson

Academiejaar 2013-2014 Stamnummer: 00904081

Voorbij De helaasheid

Over de ontwikkelingen in de interne/externe poëtica van

Dimitri Verhulst (2010-2014)

Promotor: prof. dr. Yves T’Sjoen Verhandeling voorgelegd aan de Faculteit

Letteren en Wijsbegeerte voor het verkrijgen van

de graad van master in de taal- en letterkunde:

Nederlands-Engels

Woord vooraf

Ik zou graag alle mensen willen danken die mij hebben geholpen bij het tot stand brengen van

deze masterscriptie. Mijn dank gaat hierbij in eerste instantie uit naar mijn oorspronkelijke

promotor, dr. Bert van Raemdonck, die mij hielp in mijn zoektocht naar een onderwerp en het

concrete afbakenen hiervan. Vervolgens wil ik zeker ook prof. dr. Yves T’Sjoen bedanken

voor zijn aandachtsvolle begeleiding in het algemeen en zijn immer constructieve

commentaar en interessante inzichten in het bijzonder.

Verder dank ik Marie Follebout en de dichter Philip Meersman voor hun bijdrage in mijn

queeste naar informatie over de kunst van literaire performance. Het vriendelijke personeel

van de stadbibliotheek in Maastricht verdient een pluim om mij wegwijs te maken in de

wereld der krantendatabanken.

Tot slot wil ik ook een aantal personen uit mijn persoonlijke entourage danken. Om te

beginnen dank ik mijn vader, zonder wiens financiële steun verder studeren geen sinecure zou

zijn geweest. Liesbeth Browaeys en Carlien Coppieters dank ik voor de vele inspirerende uren

collectief thesissen.

Inhoudsopgave

Inleiding ..................................................................................................................................... 6

1. Theoretisch kader ................................................................................................................. 8

1.1 Definitie “poëtica” ......................................................................................................................... 8

1.2 Geschiedenis van de vier soorten poëtica’s .................................................................................. 9

1.3 Onderscheid tussen interne en externe poëtica ......................................................................... 12

2. Interne poëtica Verhulst .................................................................................................... 16

2.1 De laatste liefde van mijn moeder .............................................................................................. 18

2.2 De zeven laatste zinnen ............................................................................................................... 19

2.3 Monoloog van iemand die het gewoon werd tegen zichzelf te praten ...................................... 21

2.4 De intrede van Christus in Brussel ............................................................................................... 24

2.5 De laatkomer ............................................................................................................................... 26

2.6 Kaddisj voor een kut (voorbeschouwing) .................................................................................... 28

2.7 Conclusie ..................................................................................................................................... 29

3. Externe poëtica Verhulst ................................................................................................... 30

3.1 Mimetische poëtica ..................................................................................................................... 32

3.2 Pragmatische poëtica .................................................................................................................. 33

3.3 Expressieve poëtica ..................................................................................................................... 36

3.4 Autonome (objectieve) poëtica ................................................................................................... 39

3.5 De prelude van een gemengde poëtica ...................................................................................... 40

3.6 Slotbeschouwing over Verhulsts Externe poëtica ....................................................................... 41

3.7 Conclusie ..................................................................................................................................... 42

4. Close listening: Verhulsts poëtica en diens luisterboeken ............................................... 43

4.1 Luisterboeken en de persoonlijkheid van de auteur ................................................................... 43

4.2 De literaire ervaring van luisterboeken in Vlaanderen en Nederland ........................................ 44

4.3 Het voorlezen bij luisterboeken en auteurslezingen ................................................................... 46

4.4 Literaire performance: “podiumbeesten” en “paginavreters” ................................................... 46

4.5 De kunst en wetenschap van de productie der luisterboeken ................................................... 47

4.6 De luisterboeken van Dimitri Verhulst: overzicht van beschikbare werken ............................... 48

4.7 De luisterboeken van Dimitri Verhulst in het licht van zijn poëtica ............................................ 49

5. Receptiestudie ..................................................................................................................... 53

5.1 De laatste liefde van mijn moeder .............................................................................................. 53

5.2 De zeven laatste zinnen ............................................................................................................... 56

5.3 Monoloog van iemand die het gewoon werd tegen zichzelf te praten ...................................... 56

5.4 De intrede van Christus in Brussel ............................................................................................... 58

5.5 De laatkomer ............................................................................................................................... 60

5.6 Schematisch overzicht ................................................................................................................. 61

5.6.1 Overzicht Nederlandse en Vlaamse recensies volgens waardeoordeel ............................... 62

5.6.2 Overzicht recensies volgens aard van bronnenmateriaal: Vlaanderen................................ 63

5.6.3 Overzicht recensies volgens aard van bronnenmateriaal: Nederland ................................. 64

5.6.4 Invloed van de literaire kritiek op Verhulsts poëtica ........................................................... 64

6. Suggesties voor verder onderzoek .................................................................................... 68

6.1 Comparatieve studie over Verhulsts vertaalde werken + uitgebreide receptiestudie ............... 68

6.2 Liedjesteksten in de Nederlandse letterkunde ........................................................................... 68

6.3 Close listening continued ............................................................................................................ 68

6.4 Vergelijking boek en film ............................................................................................................. 69

Algemene Conclusie ............................................................................................................... 69

Bibliografie .............................................................................................................................. 71

6

Inleiding

Dimitri Verhulst is een van de populairste auteurs in het hedendaagse Vlaamse literaire

landschap. Uit de resultaten van een enquête door het Centrum voor Leesonderzoek van de

Universiteit Gent blijkt 99% van de Vlamingen hem als auteur te kennen. Dit plaatst hem qua

naamsbekendheid volgens de onderzoeksresultaten op dezelfde lijn als Hugo Claus, William

Shakespeare en J.R.R. Tolkien. (Brysbaert e.a. 2013, 2)

Deze bekendheid heeft Verhulst onder meer te danken aan zijn succesvolle roman De

helaasheid der dingen (2006), waarmee hij de Gouden Uil publieksprijs, Humo’s Gouden

Bladwijzer en De Inktaap in de wacht sleepte. Samen met deze prijzen heeft de succesvolle

verfilming door Felix van Groeningen deze roman gemaakt tot een “moderne klassieker”.

Later in zijn schrijverschap ontving Verhulst met Godverdomse dagen op een godverdomse

bol (2008) de prestigieuze Libris literatuurprijs. Onlangs is bekend gemaakt dat in 2015 de

filmadaptatie van Verhulsts Problemski Hotel (2003) in de zalen zal verschijnen. Volgens de

meest recente geruchten in de pers zou ook zijn jongste roman De laatkomer (2013) worden

verfilmd.

Buiten het grote publiek en de literaire kritiek krijgt Dimitri Verhulst ook al enige tijd

academische belangstelling. Ik denk hierbij voornamelijk aan de masterscripties van Hanne

Jansens (Het oeuvre van Dimitri Verhulst en de literaire kritiek: een poëticaal-institutionele

benadering, UGent, academiejaar 2006-2007) en Tine Maes (‘Ik was en bleef slechts wie ik

was, probeer daar maar eens het beste van te maken.’ Een vergelijkend onderzoek naar de

externe en interne poëtica van Dimitri Verhulst, UGent, academiejaar 2009-2010).

Uit de bovenstaande alinea’s kunnen we concluderen dat Dimitri Verhulst een schrijver is die

in de toekomst een kans maakt om deel uit te maken van de (Vlaamse) literaire canon.

Verdere academische belangstelling voor deze auteur lijkt mij dan ook erg relevant. Het is

volgens mij vooral interessant na te gaan hoe de literatuuropvattingen van deze veelzijdige

auteur zich hebben ontwikkeld na zijn bestseller De helaasheid der dingen.

Het doel van deze masterscriptie is meerledig. In eerste instantie zal ik een beeld schetsen van

de ontwikkelingen in Verhulsts poëtica. Vervolgens verdiep ik mij in een onderwerp dat tot

op heden maar weinig academische belangstelling heeft gekend: de luisterboeken die Verhulst

7

zelf insprak. Tot slot zal ik ook een receptiestudie van Verhulsts werk ondernemen, aangezien

de literaire kritiek soms een impact kan hebben op de poëticale stellingname van een auteur.

De opzet van mijn masterscriptie ziet er als volgt uit: in het eerste hoofdstuk ga ik dieper in op

het begrip “poëtica”. Hiervoor baseer ik mij hoofdzakelijk op de theoretische inzichten van

Abrams, Sötemann en Van den Akker. In het tweede hoofdstuk verbind ik deze theoretische

inzichten met Verhulst interne poëtica. (aan de hand van zijn jongste vijf prozawerken) In het

derde hoofdstuk behandel ik vervolgens de externe poëtica van de auteur. Hiervoor neem ik

(onder meer) verschillende interviews onder de loep die de schrijver gedurende de afgelopen

jaren gaf. In het vierde hoofdstuk bespreek ik de luisterboeken van Verhulst. Voordat ik deze

werken in verband breng met de poëtica van de auteur, bied ik de lezer eerst de nodige

achtergrondinformatie om hem/haar met het fenomeen der luisterboeken vertrouwd te maken.

Het vijfde hoofdstuk omvat een receptiestudie van Verhulsts vijf jongste werken. Hierbij

probeer ik te achterhalen in welke mate de literaire kritiek van invloed is geweest op de

literatuuropvattingen van de auteur. In het zesde en laatste hoofdstuk lever ik tot slot nog

enkele suggesties voor toekomstig onderzoek.

8

1. Theoretisch kader

1.1 Definitie “poëtica”

Het begrip “poëtica” is een enigszins misleidende term, aangezien deze aan verschillende

betekenissen kan beantwoorden. Van den Akker schreef in Een dichter schreit niet. De

poëtica van M. Nijhoff over de betekenisverandering van de term doorheen de

literatuurgeschiedenis. Aanvankelijk werd met poëtica nog verwezen naar werken die de

wetten en regels van de poëziekunst voorschreven. Een van de bekendste voorbeelden hiervan

is de Poëtica van Aristoteles. Vanaf het midden van de achttiende eeuw heeft het begrip een

betekenisverandering ondergaan. Waar de term aanvankelijk nog prescriptief van aard was,

zou hij gradueel wijzen op een overwegend descriptieve literatuurtheorie. (Van den Akker

1985a, 9) In de volgende paragrafen definieer ik het begrip volgens de betekenis die relevant

is voor deze masterscriptie. Hoewel ik mij hiervoor zou kunnen baseren op diverse

internationale theorieën, beperk ik mij tot bronnen uit de Nederlandse letterkunde, aangezien

dit gebruikelijk is bij een poëticastudie over een Nederlandstalig auteur.

In het Letterkundig lexicon voor de neerlandistiek wordt poëtica omschreven als een ‘[t]erm

uit de literatuurwetenschap voor het geheel van literaire opvattingen van een schrijver.’1

(Bork e.a. 2002, g.p.) Een ruimere beschrijving vinden we terug bij Van den Akker. Hij

definieert poëtica als ‘het geheel van opvattingen van een auteur (of groep van auteurs) over

literatuur, blijkend uit uitspraken gedaan in en buiten het literaire werk.’2 Hij heeft ook

aandacht voor critici: ‘de verschillen in beoordeling en beoordelingswijze weerspiegelen de

evenzovele poëtica’s der recensenten. (Van den Akker 1985a, 10,12)

Van den Akker stelt dat de definitie van poëtica in principe ook op een ruimere omschrijving

zou kunnen duiden, waarbij er aandacht is voor de opvattingen van een auteur over filosofie,

religie en dergelijke meer. Dit laat hij verder buiten beschouwing: ‘Mijn voornaamste

bezwaar hiertegen is dat “poëtica” daardoor een volstrekt nietszeggende term dreigt te

worden.’ (Van den Akker 1985a, 13)

1 Om verwarring met een prescriptieve poëtica (cf. supra) te vermijden, gebruiken de samenstellers van het

lexicon de term “auteurspoëtica” als synoniem. 2 Van den Akker baseerde zijn definitie op die van zijn leermeester, A.L. Sötemann, die poëtica omschreef als

‘de opvattingen over het ontstaan, het wezen, het doel en de middelen van poëzie.’ (Sötemann 1985, 57)

9

Een andere toelichting vinden we bij J.J Oversteegen. Hij verkiest de term

“literatuuropvatting” boven poëtica, omdat de laatste volgens hem een al te grote associatie

met poëzie oproept. Hij definieert een literatuuropvatting als ‘de beschrijving van de

denkbeelden van een (groep) auteur(s) of een (groep) lezer(s) omtrent aard en functie van

literatuur, uitgebreid met een beschrijving van de strategieën als deze een programmatisch

karakter hebben.’ (Oversteegen 1982, 66)

1.2 Geschiedenis van de vier soorten poëtica’s

Het begin van de poëticastudie kan worden gesitueerd bij M.H Abrams en zijn veel geciteerde

studie The mirror and the lamp: romantic theory and the critical tradition. Abrams

ontwikkelde zijn poëticamodel omdat hij vaststelde dat het aantal theorieën over

literatuurkritiek in de geschiedenis zodanig hoog was opgelopen, dat het uiteindelijk moeilijk

werd om deze op een eenvoudige manier met elkaar te vergelijken. Bovendien maakte de

inhoudelijke diversiteit van deze theorieën het volgens hem uiterst moeilijk voor historici om

tot de classificaties te komen die noodzakelijk zijn voor het schrijven van geschiedkundige

overzichten: ‘Our first need then, is to find a frame of reference simple enough to be readily

manageable, yet flexible enough so that, without undue violence to any one set of statements

about art, it will translate as many sets as possible onto a single plane of discourse.’ (Abrams

1953, 5)

Abrams ontwikkelde een analytisch schema waarin de grootste verschilpunten zijn

opgenomen van de belangrijkste literaire theorieën uit het verleden. Volgens dit schema

kunnen we literaire werken classificeren en evalueren volgens vier pijlers: het werk, de

auteur, het universum en het publiek. (Abrams 1953, 6) Deze pijlers worden vervolgens door

Abrams aan vier verschillende soorten poëtica’s gekoppeld: de objectieve (waarbij de nadruk

ligt op het literair werk als een autonoom iets), de expressieve (waarbij de auteur centraal

staat, samen met zijn gedachten, creativiteit, percepties en gevoelens), de mimetische (waarbij

een literair werk vooral geldt als een imitatie van bepaalde aspecten van het universum) en de

pragmatische (waarbij een tekst fungeert als middel tot een doel en de relatie tussen de tekst

en het publiek cruciaal is). Ter verduidelijking worden de vier coördinaten en hun

overeenkomstige poëtica hieronder in het befaamde driehoeksschema van Abrams

weergegeven. Vervolgens ga ik dieper in op het onderscheid tussen de afzonderlijke poëtica’s.

10

De mimetische poëtica is de oudste ons bekende literatuuropvatting. Deze opvatting was

dominant gedurende de periode van de Griekse oudheid. Zoals reeds vermeld, staat het

universum bij deze poëtica centraal. Het begrip “mimesis” staat in het teken van afbeelding en

nabootsing. Centraal bij een mimetische poëtica is hoe dan ook de idee dat de literaire tekst

een herkenbaar beeld geeft van de dagelijkse werkelijkheid. (Pieters 2007, 46-47) Deze

poëtica zal ook later in de literatuurgeschiedenis weer een dominante positie innemen bij

realistische en naturalistische auteurs zoals Charles Dickens en Emile Zola. Een auteur met

een mimetisch georiënteerde poëtica zal zich niet op de voorgrond plaatsen. Eerder zal hij

zichzelf wegschrijven in zijn portrettering van de realiteit. (Pieters 2007, 54)

De pragmatische poëtica wordt volgens gangbare conventies vooral gerelateerd aan de

periode van de Romeinse oudheid. Hierbij staat de lezer (het publiek) centraal. Bij dit soort

poëtica is met andere woorden de functie van de literaire tekst het belangrijkst. Naar analogie

met de Ars poëtica van Horatius kunnen we een auteur met een sterke pragmatische poëtica

beschouwen als een retorische figuur. Met zijn tekst heeft hij immers een bepaald doel voor

ogen. (Pieters 2007, 51) Dit kan inhouden dat hij zijn publiek wil ontroeren of amuseren.

Maar het is ook mogelijk dat de auteur een bepaalde vorm van kennis aan zijn lezer wil

overdragen of ervoor wil zorgen dat de lezer na afloop van zijn lectuur een mening of

levensvisie ter discussie stelt.

De expressieve poëtica wordt doorgaans gekoppeld aan de periode van de romantiek (eind

achttiende-begin negentiende eeuw). Hierbij staat niet langer de externe werkelijkheid of het

universum centraal, maar wel de innerlijke wereld van de auteur: gedachten, impressies en

gevoelens. Bekend in deze periode is ook het beeld van de schrijver als een poeta vates, een

persoon die diepere inzichten heeft in de werkelijkheid. Ook de (spontane) creativiteit van de

auteur is cruciaal volgens dit poëticale denken. (Pieters 2007, 53) Hoewel het realisme met

11

zijn sterk mimetisch karakter na de romantiek een tijdlang dominant zal blijven, bleef de

expressieve poëtica nog doorwerken in de literatuur van het symbolisme. (Pieters 2007, 54-

55)

De objectieve poëtica dient zich aan bij het begin van de 20ste

eeuw en brak definitief door

met het modernisme3. Hier gaat alle aandacht uit naar het literaire werk als een op zichzelf

bestaand, dus autonoom artefact. Waar de realiteit centraal stond bij de mimetische poëtica, is

er bij de objectieve poëtica enkel nog sprake van “de realiteit van het literaire werk”. Er kan

een onderscheid worden gemaakt tussen de dichters van de zogenaamde poésie pure zoals (de

latere) Paul van Ostaijen, Rainer Maria Rilke of Paul Valéry en auteurs wier werk “onzuiver”

is. De laatste groep betreft vooral sociaal geëngageerde schrijvers die via hun

metatalige/metaliteraire reflecties een bepaald effect willen teweegbrengen bij de lezer. Een

voorbeeld hiervan is de jonge van Ostaijen. De objectieve poëtica vinden we na het

modernisme ook (vaak in een versterkte vorm) terug in het postmodernisme. (Pieters 2007,

56,57)

Om een kritische en genuanceerde poëticastudie tot stand te brengen, is het aangeraden om de

vier verschillende poëtica’s zoveel mogelijk in acht te nemen. Vaak beperken onderzoekers

zich echter tot het bespreken van de poëtica die in een literair werk (of het oeuvre van een

auteur) prominent is. (Abrams 1953, 6) Abrams concludeerde dat de vier soorten poëtica’s

periodegebonden zijn en elkaar hebben opgevolgd in de geschiedenis. (Abrams 1953, 26)

Verder concentreert hij zich voornamelijk op de romantisch-expressieve literatuuropvattingen

in Engeland.

Abrams’ poëticamodel is een vruchtbaar uitgangspunt gebleken voor verdere studies binnen

de literatuurwetenschap. Een aantal decennia na de publicatie van The mirror and the lamp

hebben academici gewezen op bepaalde lacunes. Een eerste kritische stem vinden we terug bij

Sötemann, die opmerkte dat de verschillende poëtica’s in de realiteit niet zo periodegebonden

zijn als Abrams beweerde. Diachroon gesproken kan wel worden beweerd dat de

verschillende periodes in de geschiedenis telkens door een bepaalde poëtica zijn gedomineerd.

Wanneer we literatuur echter synchroon benaderen, blijkt dat verschillende poëtica’s naast

elkaar kunnen optreden:

3 De objectieve poëtica wordt ook aangeduid als “autonomistische poëtica”.

12

The main point, however, is that in itself it is not plausible that each of the four differently

slanted complexes of literary conceptions should have existed or at least dominated the literary

scene only during a certain time: mimetic and pragmatic ones for more than two millennia,

expressive theories for a couple of decades in the late eighteenth and early nineteenth century,

a mimetic one again for some decennia after that, and an objective complex during the last

quarter of the nineteenth and the early twentieth century. (Sötemann 1985, 99)

Sötemann merkte bovendien terecht op dat een auteur zich niet noodzakelijkerwijs hoeft te

dwingen in het keurslijf van één bepaalde poëtica. In literaire werken kunnen namelijk

mengvormen van poëtica’s ontstaan. (Sötemann 1985, 127) Tot slot merkt Sötemann ook op

dat een auteur gedurende zijn leven van poëticale stellingname kan veranderen. Hij haalt

onder meer de Vlaamse dichter Paul van Ostaijen aan, in wiens oeuvre er een duidelijke

evolutie is van een overwegend expressieve naar een meer objectieve poëtica wanneer hij

later in zijn leven zijn romantische ‘humanitaire expressionisme’ betitelde als ‘buiten-lyriese

hoge-borst-zetterij’ en inruilde voor het spel met woorden dat bekend staat als ‘organies

expressionisme.’ (Sötemann 1985, 99,128)

1.3 Onderscheid tussen interne en externe poëtica

Sötemann beweerde dat er een onderscheid moet worden gemaakt tussen de poëticale

opvattingen van een auteur enerzijds en zijn literaire praktijk anderzijds: 'dichters die poëzie

van een geheel uiteenlopend karakter schrijven, kunnen er overeenkomstige poëtica’s op

nahouden en omgekeerd.’4 (Sötemann 1985, 13) Hij maakt daarom een onderscheid tussen

“versimmanente” en “versexterne” poëtica. Met “versimmanent” verwijst hij naar de

literatuuropvattingen die vallen te distilleren uit gedichten. Deze kunnen expliciet zijn, zoals

bij programmatische gedichten, maar ze kunnen ook impliciet zijn. In het laatste geval is een

diepere analyse van het gedicht noodzakelijk. De “versexterne poëtica” heeft betrekking op

‘de uiteenzettingen, opmerkingen en commentaren die een auteur heeft geleverd buiten zijn

gedichten.’ (Sötemann 1985, 13)

Van den Akker heeft later het poëticamodel van zijn leermeester grotendeels nagevolgd, maar

bracht wel enkele nuances aan. In eerste instantie was hij van mening dat ook een roman of

een toneelstuk kan worden onderworpen aan een poëticastudie. (Van den Akker 1985a, 13)

Hij vervangt bijgevolg de begrippen “versimmanente poëtica” en “versexterne poëtica” door 4 Van den Akker merkte naderhand op dat de externe poëtica niet bij alle auteurs kan worden onderzocht. Hij

haalt als voorbeeld de dichter H. Leopold aan, die zich nooit buiten zijn gedichten over poëzie heeft

uitgesproken. Een onderzoek naar Leopolds externe poëtica is dus onmogelijk. (Van den Akker 1985a, 14)

13

“interne poëtica” en “externe poëtica”.5 Bovendien zorgt hij voor een kleine uitbreiding van

het poëticamodel. Waar Sötemann de categorie van de versexterne poëtica nog niet in de

subcategorieën impliciet en expliciet opdeelde, doet Van den Akker dat wel. (Sötemann 1985,

10) Ter verduidelijking neem ik hieronder alvast een schematische voorstelling op van de

opsplitsing der poëtica’s. Vervolgens licht ik de verschillende (sub)categorieën verder toe

volgens Van den Akkers’ model.

De impliciete interne poëtica is volgens Van den Akker de belangrijkste. Deze verwijst naar

de conceptie van de tekst zoals die blijkt uit de literaire praktijk, met uitzondering van

expliciete uitspraken. Een werk kan tot een bepaalde poëtica behoren naargelang de inhoud

(thema’s, motieven). Wanneer een auteur in een werk zijn allerindividueelste emoties in een

allerindividueelste vorm van expressie neerschrijft, kunnen we bijvoorbeeld spreken van een

expressieve poëtica. Ook meer formele aspecten behoren tot de impliciete poëtica.6 (rijm,

ritme, semantische kenmerken, stilistische eigenaardigheden, etc.) (Van den Akker 1985a, 15)

De expliciete interne poëtica is reeds een eeuw populair bij auteurs. Hierbij wordt onder meer

het ontstaan van een literair werk gethematiseerd. Daarnaast kunnen schrijvers ook de

inherente moeilijkheden of mogelijkheden van het schrijfproces expliciet ter discussie stellen.

Tot slot kan ook de complexe relatie tussen taal en werkelijkheid worden aangehaald. De

mate waarin zulke reflecties aanwezig zijn, verschilt van tekst tot tekst. (Van den Akker

5 Zijn keuze voor “interne” poëtica kan worden verklaard door de connotaties die de term “immanent” kunnen

opleveren. 6 Het vertelperspectief is ook een belangrijk formeel aspect dat kan worden bestudeerd bij de analyse van de

impliciete interne poëtica van een prozatekst.

14

1985a, 15) In sommige gevallen worden er enkel kleine allusies gemaakt, in andere gevallen

vormen metatalige/metaliteraire reflecties het hoofdthema van het literaire werk.7

De impliciete externe poëtica is niet altijd even gemakkelijk te construeren voor een

onderzoeker. Hierbij moeten namelijk verbanden worden gelegd die in het bronnenmateriaal

zelf niet gegeven zijn. Met “bronnenmateriaal” wordt hier verwezen naar de teksten buiten het

literaire werk waarin de auteur poëticale uitspraken maakt. Het is niet alleen belangrijk om te

kijken naar wat schrijvers over literatuur zeggen. Ook wat zij (liever) niet over literatuur

zeggen kan interessante inzichten opleveren. Uit een interview kan de onderzoeker niet altijd

alle informatie distilleren om tot een adequate poëticale beschrijving te komen. Een auteur zal

immers vaak uitsluitend de aspecten van zijn/haar literatuur beklemtonen die hem/haar het

belangrijkste lijken.

We mogen bovendien ook niet vergeten dat auteurs vaak hun eigen, unieke positie in het

literaire veld trachten te markeren en de aandacht vestigen op de kleine punten waarin zij van

andere auteurs afwijken. De overeenkomsten met andere schrijvers laten zij doorgaans liever

onbesproken.8 (Van den Akker 1985a, 24,25) Wanneer de impliciete externe poëtica van

critici wordt onderzocht, kan het verder ook interessant zijn om na te gaan in welke mate een

criticus rekening houdt met voorafgaande werken. Mijns inziens vertonen recensenten vaak

de tendens om het werk dat zij bespreken te vergelijken met de meest succesvolle werken van

dezelfde auteur.

De expliciete externe poëtica is erg belangrijk geweest voor de literatuurgeschiedenis. Zo zijn

expliciete poëticale uitspraken vaak de aanleiding geweest tot heel wat polemieken en

discussies. Dit soort poëtica heeft dus in de ruime zin betrekking op zowat alle bronnen

(buiten de literaire werken) waarin auteurs zich nadrukkelijk uitspreken over literatuur. Het is

aanbevolen om de ongelijksoortige status van bronnen in acht te nemen. Vooral het

onderscheid tussen particuliere bronnen en teksten die voor publicatie, ergo: “openbaring”

zijn bedoeld is cruciaal. (Van den Akker 1985a, 19) De particuliere en publieke teksten zijn

7 ‘Ook de mate van “explicietheid” kan variëren: ‘sommige gedichten laten na een eerste lezing geen enkele

twijfel bestaan over het feit dat de poëzie zelf is gethematiseerd, […] andere daarentegen lijken in eerste

instantie zonder poëticale lezing geheel bevredigend te kunnen worden begrepen, maar blijken pas bij nadere

beschouwing en interpretatie tevens over het dichten zelf te handelen. Men zou een onderscheid kunnen maken

tussen directe en indirecte expliciete versinterne poëtica.’ (Van den Akker 1985a, 16) 8 ‘Het accentueren van de unieke positie lijkt door veel dichters zelfs tot een kritisch principe te zijn verheven dat

kan leiden tot een vertekening van de plaats die hun poëticale denkbeelden in de literair-historische situatie

innemen.’ (Van den Akker 1985a, 25)

15

erg divers van aard. Hieronder worden de belangrijkste soorten opgesomd, met de nodige

aandacht voor de valkuilen die specifieke tekstgenres typeren.

Om te beginnen zijn er de manifesten. Wanneer we de literatuurgeschiedenis erop nagaan,

blijkt dat deze teksten vaak door leden van avantgarde-bewegingen werden geschreven.

Provocatie is bij deze soort teksten doorgaans een sleutelbegrip. We moeten er echter

rekening mee houden dat de inhoud van manifesten soms “overspannen” is, omdat auteurs er

hun literatuuropvattingen met veel ijver in verdedigen. Hierdoor kunnen er zelfs contradicties

met de literaire praktijk ontstaan. (Van den Akker 1985a, 20)

Er bestaan nog vele andere teksten die tot de expliciet externe poëtica behoren. Zo zijn er de

poëticale verhalen, die meestal reflexiever van aard zijn dan de manifesten. Bovendien

hebben ze vaak ook een minder uitgesproken provocatief karakter. Het verhalende aspect van

deze teksten brengt wel een probleem met zich mee: ‘anders dan bij manifesten of kritieken

worden de poëticale denkbeelden zelden direct geformuleerd.’ (Van den Akker 1985a, 21)

De essays nemen een tussenpositie in tussen de manifesten en de kritieken in dag-

weekbladen. Enerzijds zal een essay meestal minder programmatisch van aard zijn dan een

manifest. Anderzijds getuigt een essay vaak van meer kritische bezinning dan een doorsnee

dag-weekbladkritiek.9 Van den Akker plaatst voorwoorden, inleidingen en verantwoordende

teksten die expliciete poëticale uitspraken bevatten op hetzelfde niveau. (Van den Akker

1985a, 21)

Ook de persoonlijke correspondentie van een auteur kan expliciete uitspraken over literatuur

bevatten. Het grootste verschil met de hierboven opgesomde tekstgenres is dat deze teksten

niet (altijd) wordt geschreven met het oogmerk op publicatie. Een brief is bovendien ook

contextgebonden: ‘worden er in een brief poëticale uitspraken gedaan, dan kan het van belang

zijn te weten hoe de verhouding tussen schrijver en ontvanger is.’ (Van den Akker 1985a, 23)

Het voordeel van een brief is dat de auteur geen rekening hoeft te houden met (de

vooroordelen van) een publiek. Hierdoor is de kans groot dat hij/zij eventuele poëticale

uitspraken directer zal formuleren. Het nadeel van brieven is dan weer dat ideeën of opinies

soms niet genoeg doordacht of niet uitdrukkelijk genoeg geformuleerd zijn. In sommige

gevallen zijn poëticale uitspraken in brieven zelfs ronduit verwarrend. Tot slot is het

9 Ook factoren zoals ‘plaatsruimte’ en ‘tijdsdwang’ kunnen een rol spelen bij de totstandkoming van kritieken. In

een weekblad zal er vaak minder ruimte voor een recensie worden voorzien dan in een literair tijdschrift.

Bovendien is de omvang van een kritiek niet altijd een garantie voor de kwaliteit ervan. (Van den Akker 1985a,

22)

16

belangrijk kritisch om te gaan met het gewicht dat aan een bepaalde brief wordt toegekend.

Wanneer er slechts één brief van een schrijver is overgeleverd waarin hij/zij een interessante

poëticale uitspraak doet, moeten we rekening houden met de mogelijke uitspraken uit andere

brieven die niet zijn overgeleverd. Hieruit kunnen we besluiten dat de persoonlijke

correspondentie van een auteur niet per se betrouwbaarder is dan bronnen die voor publicatie

zijn bestemd. (Van den Akker 1985a, 23)

Een laatste vorm van bronnen zijn interviews. Deze zijn vooral talrijk bij populaire en sterk

gemediatiseerde auteurs. Het is noodzakelijk om ook hier een kritisch standpunt in te nemen.

Een interview wordt vaak gestuurd door de vragen van de interviewer. Bovendien wordt in

sommige gevallen slechts een selectie van het oorspronkelijke interview weergegeven. Tot

slot kunnen semantische nuances in de woordkeuze en zinsstructuur van de geïnterviewde al

eens gemakkelijk gewijzigd worden. Dit kan kleine, doch significante betekenisverschillen

teweegbrengen. (Van den Akker 1985a, 25-26)

2. Interne poëtica Verhulst

De kiem van het poëticaonderzoek over Dimitri Verhulst ligt bij Carl de Strycker. Hij deelde

de eerste vijf werken van de auteur op in twee fases. Tot de eerste fase rekende hij Verhulsts

debuut, de verhalenbundel De kamer hiernaast, de dichtbundel Liefde tenzij anders vermeld

en de roman Niets, niemand en redelijk stil. Deze werken hebben alle drie een sterk

autobiografisch karakter. Bijgevolg zijn ze erg expressief op vlak van poëtica, omdat de

auteur er een centrale positie inneemt. (cf. supra) Ook wat de schrijfstijl betreft zijn deze

werken expressief van aard. Verhulst schuwde in deze periode van zijn oeuvre het

romantische, originele en hoogdravende taalgebruik geenszins. (De Strycker 2005, 15-26)

Tot de tweede fase rekent De Strycker de romans De verveling van de keeper en Problemski

hotel, alsook de bundel fictieve reisreportages Dinsdagland, schetsen van België. In deze

werken is er sprake van een accentverschuiving, aangezien Verhulst zich hier ontpopt tot een

maatschappelijk geëngageerd schrijver. Niettemin blijft de expressieve poëtica ook in deze

werken dominant. Hoewel Verhulst in zijn tweede fase meer afstand neemt van het strikt

autobiografische genre, blijft zijn proza in deze fase nog steeds de uiting van zijn eigen

innerlijke gevoels-en gedachtewereld. Dit verwoordt hij niet langer rechtstreeks via een ik-

personage, maar via een fictief personage dat losgekoppeld lijkt van zijn persona biografica,

17

of door middel van een alternatief literair genre zoals reisreportages. (De Strycker 2005, 15-

26)

Hanne Janssens is het in haar masterscriptie eens met de stelling van De Strycker, maar merkt

terecht op dat diens opdeling in twee op elkaar volgende fases niet langer houdbaar is als we

ook latere werken van Verhulst in acht nemen. Met zijn sterk autobiografische bestseller De

helaasheid der dingen keert de auteur immers terug tot de eerste fase uit zijn oeuvre.

(Janssens 2006-2007, 14) Ook Mevrouw Verona daalt de heuvel af valt moeilijk onder te

brengen in de twee fases die de Strycker aanhaalde. Inhoudelijk stemt deze roman niet

overeen met de autobiografische werken uit Verhulsts eerste fase. Bovendien is het

maatschappelijk engagement uit Verhulsts tweede fase afwezig in dit werk. De expressieve

poëtica is weliswaar ook in deze roman dominant, maar er is daarnaast tevens sprake van een

flirt met de objectieve poëtica, omdat de taal het hier soms lijkt over te nemen van de auteur.

(Janssens 2006-2007, 38-39)

Enkele jaren later concludeerde Tine Maes in haar masterscriptie dat Verhulst in zijn oeuvre

is geëvolueerd van een bijna zuiver expressieve naar een gemengde expressieve en

pragmatische poëtica. De pragmatische poëtica wordt echter steeds gedomineerd door de

expressieve, omdat de auteur in zijn maatschappijkritiek geen objectieve weergave biedt van

de realiteit.10

Verhulsts succesvol boek Godverdomse dagen op een godverdomse bol getuigt

naast een expressieve poëtica ook van een objectieve poëtica. Maes beschouwt dit werk

immers als een stijloefening, waarmee Verhulst zijn originaliteit tactisch tentoonspreidde.

(Maes 2009-2010 66,67) De emoties en gedachten van de auteur vormen de essentie van zijn

(bij tijden maatschappijkritisch) proza. Als we Verhulsts werken als “een huis” willen

beschouwen, blijken zijn gedachten en emoties dus steeds het fundament te vormen waarop

dit wordt geconstrueerd.

In de volgende paragrafen bespreek ik de interne poëtica van Verhulsts jongste vijf

prozawerken. Conform met het theoretische onderscheid dat in het vorige hoofdstuk werd

gemaakt, behandel ik bij ieder werk zowel de impliciete als de expliciete interne poëtica.

Vooral de impliciete interne poëtica zal hierbij uitvoerig aan bod komen, aangezien de auteur

zelden expliciete poëticale uitspraken in deze werken heeft gemaakt.

10

Omdat hij geen objectieve weergave biedt van de realiteit, kunnen we bijgevolg ook niet van een zuivere

mimetische poëtica spreken in Verhulsts werken.

18

2.1 De laatste liefde van mijn moeder

De laatste liefde van mijn moeder is, zoals later in het hoofdstuk over receptiestudie zal

blijken, door de meeste critici bestempeld als een “prequel” tot De helaasheid der dingen. (cf.

infra) In deze roman vertelt Verhulst over de lotgevallen van de elfjarige Jimmy. Zijn moeder

heeft zopas de tirannieke vuist van haar alcoholistische man verlaten en heeft niet lang daarna

een nieuwe liefde ontmoet: de hardwerkende en uiterst voorbeeldige burger Wannes.

Wanneer het nieuwe samengestelde gezin een uitstap naar het zwarte woud onderneemt,

wordt het de lezer algauw duidelijk dat de relatie tussen Wannes en de kleine Jimmy erg

gespannen is.

De inhoud van dit werk sluit nauw aan bij Verhulsts expressieve poëtica. Deze roman is

namelijk sterk autobiografisch van aard, aangezien hij op Verhulsts jeugdjaren is gebaseerd.

Hier vertelt de auteur het verhaal dat aan De helaasheid der dingen voorafging. Bovendien

zijn er ook heel wat stilistische kenmerken in deze roman aanwezig die tot de expressieve

poëtica behoren. De extradiëgetische vertelinstantie gaat zo bijvoorbeeld regelmatig over in

een erg expressieve verteltrant wanneer de gedachten van de kleine Jimmy aan bod komen.

Dit is wellicht een bewuste techniek om het nog jeugdige, levendige discours van het kind

weer te geven. Daarnaast kan de aandacht voor de kinderlijke geest ook geïnterpreteerd

worden als een typisch romantisch motief. Het kan verwijzen naar een (latent) verlangen om

terug te keren naar de kindertijd, waarin de onschuld nog primeerde en er nog sprake was van

een grote verwondering voor de kleine dingen des levens. Hieronder neem ik een fragment op

waarbij in de laatste zin opvalt dat de vertelinstantie zich even verplaatst in de geest van de

elfjarige Jimmy:

Een appartement is geen plaats voor een hond’, had Martine botweg gezegd en daar kon

niemand haar ongelijk in geven. De waarheid was dat zij de kostprijs van de hondenbrokken

en een leiband veel te hoog vond. Ter compromis kreeg Jimmy een goudvis die, tot er weer

voldoende financiële reserve was aangelegd om een aquarium te kopen, zijn rondjes had te

zwemmen in een afgewassen mosterdpot. Alsof er in een appartement wel de plaats was voor

een goudvis! (Verhulst 2010a, 17)

Ook bij andere personages is er sprake van een erg expressieve weergave van hun discours.

Zo last Verhulst frequent bepaalde interjecties in die typisch zijn voor emotionele uitlaten in

de spreektaal. Wanneer Wannes overweegt welke de meest geschikte uitstap zou zijn voor

zijn gezin, blijkt hij een afkeer te hebben voor de Belgische kust. Zijn afkeer wordt duidelijk

19

door interjecties zoals “lieve hemel” en “oh-lala!”: ‘De kust, de Belgische nog wel, lieve

hemel neen, daar mocht hij niet aan denken. Om nog maar te zwijgen van het voorspelbare

van zo’n reis, oh-lala!’ (Verhulst 2010a, 26) Het valt overigens op dat er veel uitroeptekens

voorkomen in de dialogen van de personages.

Een laatste nuancering dient te worden gemaakt over de mate waarin we deze roman tot

Verhulsts expressieve poëtica kunnen rekenen. Terwijl de inhoud van het boek naadloos

aansluit bij de eveneens sterk autobiografisch getinte roman De helaasheid der dingen,

suggereert het vertelperspectief in De laatste liefde van mijn moeder een grotere afstand

tussen de auteur en het literaire werk. In de laatste roman verkiest Verhulst namelijk een

extradiëgetische vertelinstantie, waar er in De helaasheid der dingen nog sprake was van een

ik-verteller. Dit houdt steek met de evolutie die Verhulst heeft gekend op expressief vlak:

gaandeweg is hij zijn eigen gedachten en gevoelens steeds minder direct gaan neerschrijven.

(cf. supra)

Naast de overwegend expressieve poëtica die deze roman typeert, kan de algemene toon van

de roman mogelijks ook een indicator zijn van een pragmatische poëtica. Waar De helaasheid

der dingen naast grappig bij tijden ook sterk ontroerend was, lijkt er in De laatste liefde van

mijn moeder meer ruimte voorzien voor humor. Verhulsts aandacht voor het onderhoudende

karakter van het boek en het mogelijke komische effect dat het bij lezers kan hebben, zorgt

ervoor dat de lezer ook een belangrijke positie inneemt.

2.2 De zeven laatste zinnen

Met De zeven laatste zinnen keert Verhulst terug naar het genre waarmee hij debuteerde. Net

zoals De kamer hiernaast bestaat deze bundel namelijk uit kortverhalen. Verhulst schreef

deze in opdracht van het Ensor strijkkwartet, waarmee hij in het verleden al samenwerkte

voor de literaire manifestaties Saint Amour. De zeven erg korte verhalen zijn gebaseerd op de

zeven laatste zinnen die Christus aan het kruis sprak. Verhulst geeft er een nieuwe, eigentijdse

betekenis aan, waarbij de thematiek van dood en aftakeling een rode draad vormen. In de

bundel werden tevens partituren opgenomen van de symfonieën Die sieben letzten worte

unseres erlösers am kreuze van de Duitse componist Joseph Haydn. Bij het boek horen ook

twee cd’s: Een waarbij de auteur zijn verhalen voorleest en een met een uitvoering van de

symfonieën door het Ensor strijkkwartet. De afwisseling van verhalen en partituren

20

suggereren dat de lezer na het lezen (en eventuele beluisteren) van een verhaal de

daaropvolgende compositie beluistert.

Wanneer we dit werk analyseren, blijkt dat ook hier de expressieve poëtica dominant is.

Hoewel de meeste verhalen op het eerste gezicht niet autobiografisch lijken, getuigt ieder

verhaal van de creativiteit die Verhulst met dit werk wou uiten. Vanuit zijn geheel eigen,

subjectieve blik schreef hij zeven verhalen waarvan de sterke gevoelsthematiek naadloos

aansluit bij de typische thema’s uit de romantische literatuur.

Bij de lectuur van het verhaal ‘Vrouw ziedaar uw zoon’ valt op dat Verhulst zelfs flirt met het

genre van de traumaliteratuur. Dit verhaal schetst een beeld van een vrouw die haar kind

opwacht bij de bevrijding van een concentratiekamp. Naast het specifieke holocausttrauma uit

dit verhaal, komen traumatische ervaringen in het algemeen ook sterk aan bod in de andere

verhalen uit deze bundel.

In ‘Vader, vergeef hen, want zij weten niet wat zij doen’ wordt de lezer geconfronteerd met

de schrijnende innerlijke monoloog van een man wiens dochter werd vermoord. Het thema

van de dood vinden we ook terug bij de drie laatste verhalen uit de bundel. In ‘Ik heb dorst’

worden de laatste uren van een zieke oude vrouw beschreven vanuit het perspectief van haar

man, die met tranen in de ogen afscheid neemt van haar. Het verhaal ‘Vader, in uw handen

beveel ik mijn geest’, is vergelijkbaar qua inhoud, zij het met een omgekeerd

genderperspectief. Hier wordt de dood van een terminaal zieke man beschreven vanuit het

perspectief van zijn vrouw. ‘Het is volbracht!’ valt te lezen als een “bildungsverhaal” waarin

de levensloop van een man wordt geschetst. Zijn angst voor aftakeling en de nakende dood

staan hierbij centraal. De aandacht voor senioren in ‘Ik heb dorst’ en ‘Het is volbracht!’ zal

later nog terugkeren in Verhulsts roman De laatkomer. (cf. infra)

Opvallend is tenslotte het sterk autobiografische verhaal ‘Mijn god, mijn god, waarom hebt

gij mij verlaten?’, waarin Verhulst schrijft over het moment waarop zijn alcoholistische vader

door zijn vrouw wordt verlaten. Het verhaal sluit zodanig aan bij de gebeurtenissen die

worden beschreven in De laatste liefde van mijn moeder, dat het verhaal in principe een

inleidend hoofdstuk voor deze roman had kunnen zijn.

Een laatste opmerking over de expressieve poëtica die aan De zeven laatste zinnen kan

worden gerelateerd, betreft de cd met voorgelezen verhalen die het boekje vergezelt. In het

vorige hoofdstuk van deze masterscriptie werd aangehaald dat de auteur centraal staat bij de

21

expressieve poëtica. We kunnen dus stellen dat de cd waarop Verhulst zijn verhalen voorleest

de positie van de auteur benadrukt, aangezien de lezer niet alleen wordt geconfronteerd met

diens gedachten en emoties, maar ook met de singulariteit van diens stem. Voor verdere

beschouwingen over de correlatie tussen Verhulsts poëtica en zijn luisterboeken, verwijs ik

naar het vierde hoofdstuk van deze masterscriptie, “Close listening”. (cf. infra)

De expressieve poëtica is dus duidelijk dominant in deze verhalenbundel. Daarnaast is er ook

een verhaal in deze bundel aanwezig dat maatschappijkritische gedachten bevat. Deze kunnen

bijgevolg als een indicator van een pragmatische poëtica worden beschouwd. Het verhaal

‘Voorwaar ik zeg u: heden nog zult gij bij me zijn in het paradijs’ handelt namelijk over een

immigrant genaamd Omar die zich voorbereidt om in een container te worden weggevoerd

naar een plaats waar het beter leven is. Dit verhaal herinnert aan de roman Problemski hotel,

waarin Verhulst schreef over de problemen die immigranten en asielzoekers in België

ervaren. Het is echter belangrijk om te beklemtonen dat de pragmatische poëtica in dit verhaal

ondergeschikt is aan de expressieve. Het verhaal blijft immers nog steeds een uiting van de

gevoelens en gedachten van de auteur.

2.3 Monoloog van iemand die het gewoon werd tegen zichzelf te praten

In de novelle Monoloog van iemand die het gewoon werd tegen zichzelf te praten doet

Verhulst het relaas van de laatste uren van de wereldberoemde wielrenner Jens de Gendt, die

in obscure omstandigheden het leven liet in een Senegalees hotel. Het verhaal wordt verteld

vanuit het perspectief van het hoertje Seynabou. In een lange monoloog vertelt ze hoe ze

dacht haar troosteloze leven in Senegal te ontsnappen toen ze de bekende wielrenner tegen het

lijf liep. Deze ontmoeting vond plaats in een bar vol meisjes van plezier, waar de Gendt

verstrooiing zocht om te ontsnappen aan het verdriet van een slecht wielerseizoen. De novelle

is los gebaseerd op de dood van de legendarische wielrenner Frank Vandenbroucke, die

eveneens onder verdachte omstandigheden het leven liet in Senegal.

Ook in deze novelle neemt de expressieve poëtica de bovenhand. Dit fictieve werk is immers

het resultaat van Verhulsts lange overpeinzingen omtrent de mysterieuze dood van

Vandenbroucke. We worden hier als lezer met andere woorden geconfronteerd met de

gedachten van de auteur. Dat Verhulst zijn eerste biografisch fictieve werk schreef over een

befaamde wielrenner, hoeft niet te verbazen, aangezien hij bekend staat als een groot

22

liefhebber van wielrennen. Zelfs de emoties van de auteur sijpelen op die manier een beetje

door in het werk.

Net zoals in De zeven laatste zinnen heerst er in dit werk een sterke sfeer van romantiek, die

onder meer bepaald wordt door een aantal thema’s zoals verlangen, escapisme, liefde en

dood. Het jonge meisje Seynabou verlangt naar een beter bestaan, net zoals Jens de Gendt

verlangt naar een paar armen waarin hij zijn weemoed even kan vergeten. Seynabou wordt al

snel verliefd op de befaamde wielrenner. Wanneer ze zijn levenloos lichaam plots aantreft,

treedt de dood in als belangrijk thema.

Naast de expressieve poëtica kunnen we ook spreken van een pragmatische poëtica bij deze

novelle. Deze is, zoals gebruikelijk bij Verhulst, voor een groot deel bepaald door zijn eigen

gedachten en gevoelens, waardoor de expressieve poëtica uiteindelijk nog steeds de

belangrijkste blijft. Niettemin zijn er verschillende passages in dit werk aanwezig die

suggereren dat de pragmatische poëtica hier een niet te verwaarlozen positie inneemt. Dit

blijkt bijvoorbeeld uit de volgende passage, waarin Verhulst aandacht heeft voor de

minderbedeelde Seynabou en haar droom om de waarde van haar bestaan te verbeteren:

Afrikaanse meisjes kunnen namelijk ook lingerie en shampoo aanprijzen, eau de toilettes en

haute couture zijn niet het privégoed van het blanke ras. […] Ook al is het lichaam van

Katoucha Niane dan levenloos aangetroffen in de Seine, vermoord omdat ze een mening had

over het besnijden van Afrikaanse meisjes, dan nog bedenken wij ons geen mooiere

springplank uit het tranendal dan een fotolens en een studiolamp. Mogen wij even? Mogen wij

even dromen alstublieft? De meeste Senegalezen verdienen 2 dollar per dag, meer dan 70

procent is analfabeet, onze levensverwachting is 52 jaar. Als ik een bril van Ray-Ban op mijn

neusbeen zet en daarmee poseer voor een Europees voddenblaadje, verduizendvoudig ik de

waarde van mijn bestaan. (Verhulst 2011a, 23)

Zoals blijkt uit de bovenstaande passage, schuwt Verhulst de maatschappijkritiek niet in deze

novelle. Zijn kritische stem is zodanig aanwezig dat zij zelfs in een aantal subcategorieën kan

worden onderverdeeld. Naast een algemene aandacht voor de dromen van de minderbedeelde

Seynabou, duiken er ook geregeld passages op waarin de kloof tussen de rijke Westerlingen

en de arme Senegalese bevolking wordt aangehaald. Vooral de onverschilligheid van de

Westerling valt op:

Maar kerels die in opgevoerde vehikels de woestijn wensen te temmen slaan geen acht op de

kraampjes die wij optrekken langs het parcours. Liever dan ons een aalmoes te gunnen,

23

drinken ze hun eigen uit het veilige vaderland meegezeulde water, uit flesjes, of slurpen ze hun

isotone vocht naar binnen met een rietje dat is verbonden met een aan merknamen bezette

rugzak, active leisure, om de sponsor te behagen. (Verhulst 2011a, 25)

Bovendien deinst Verhulst er niet voor terug om het wanbeleid van Senegal aan te halen. Hij

liet zich hierbij onder meer inspireren door de controverse die er in 2010 heerste over de

bouw van het monument voor de Afrikaanse Renaissance. Dit zou naar schatting

zevenentwintig miljoen dollar hebben gekost. Een serieus prijskaartje dus. Zeker voor een

land waarin het onderwijs en de gezondheidszorg in een staat van crisis verkeren. (Look

2010) Naar het einde van de novelle toe haalt Verhulst het monument grondig door het slijk:

President Abdoulaye Wade had bevolen tot de bouw van een mastodont, groter dan de

Christus van Rio de Janero, groter dan het Vrijheidsbeeld in New York: het monument van de

Afrikaanse Renaissance. En omdat die Afrikaanse Renaissance blijkbaar niet door Afrikanen

zelf kon worden gemaakt, werd het hele gedrocht vervaardigd door een bataljon Noord-

Koreaanse arbeiders in de propagandistische stijl die zij als geen ander in de vingers hebben.

Waar trots spreekt, moet de bankrekening zwijgen. Ook al heeft er net een overstroming

20.000 gezinnen dakloos gemaakt. 27 miljoen dollar heeft die Renaissancegrap ons gekost

[…] Het monument heeft een bijbehorend museum, dat hoort zo tegenwoordig, en 35 procent

van wat de bezoekers daar aan inkomsten binnenbrengen dwarrelt in de vestzak van de

president himself. […] Monument de la Renaissance. Monument de la Décadence. (Verhulst

2011a, 82-83)

De cijfers die Verhulst in het bovenstaande fragment opnam, stemmen overeen met de cijfers

uit de pers. Dat de auteur zich op de realiteit baseerde voor (onder andere) dit fragment,

suggereert dat Verhulst bij deze novelle ook flirt met de mimetische poëtica. Dit valt echter te

nuanceren als we rekening houden met Verhulsts weinig objectieve weergave van de realiteit.

De toon van het fragment maakt duidelijk dat de weergave van bepaalde feiten uit de realiteit

vooral gebeurt via de gedachten en emoties van de auteur, waardoor de expressieve poëtica

prominent blijft.

Aan het einde van de novelle werd een citaat opgenomen dat geldt als een expliciete poëticale

uitspraak. Het sluit nauw aan bij de vorige paragraaf. Verhulst waarschuwt hierin voor de

verwarring tussen feit en fictie. Enerzijds maakt hij duidelijk dat de novelle daadwerkelijk

geïnspireerd is op de werkelijkheid. Anderzijds beweert hij dat zijn werk niet met de échte

werkelijkheid mag worden verward. Het metaliteraire karakter van het citaat kunnen we

24

associëren met een autonome (objectieve) poëtica, aangezien het als afsluiter van de novelle

het fictieve karakter van het werk benadrukt:

P.S.

De gelijkenissen van personages of situaties in deze monoloog met personages of situaties in

de werkelijkheid berusten uiteraard niet op louter toeval. Als literatuur aan de slag gaat met

het ware leven mag niet worden uitgesloten dat er iets van dat ware leven zelf doorsijpelt in

haar geschriften. Maar het zou volkomen onjuist en zelfs gevaarlijk zijn om de reminiscentie

te nemen voor de eigenlijke werkelijkheid. (Verhulst 2011a, 93)

2.4 De intrede van Christus in Brussel

Met De intrede van Christus in Brussel schreef Verhulst een roman waarin de focus ligt op de

eeuwige problematiek van de Belgische hoofdstad. Wanneer op een dag plots wordt

aangekondigd dat Jezus Christus hemzelve Brussel zal komen bezoeken op de nationale

feestdag, ondergaat de stad een metamorfose. Naar aanleiding van het heuse evenement

bedaren de gemoederen in het Brusselse hoofdstedelijke gewest. Mensen worden vriendelijker

tegen elkaar in de dagelijkse omgang, de criminaliteitscijfers dalen zienderogen en er is

eindelijk meer aandacht voor daklozen, dronkaards en illegalen. Een jonge asielzoekster die

de blijde boodschap van de Messias moet vertolken, krijgt zelfs een suite aangeboden in het

meest prestigieuze hotel van de stad.

De expressieve poëtica is ook bij De intrede van Christus in Brussel dominant. De roman lijkt

op het eerste zicht wel een “afrekeningsroman”. In een honderdzeventig-tal pagina’s

confronteert Verhulst de lezer met de ene vlijmscherpe kritische gedachte na de andere.

Verhulst maakt gebruik van een anonieme ik-verteller om zijn eigen gedachten over de

Belgische samenleving op een temperamentvolle wijze te uiten. Dat deze verteller anoniem is,

creëert in principe een zekere afstand met de persona biografica Verhulst. Dit valt evenwel te

relativeren als we rekening houden met de weinige details die we als lezer over de ik-verteller

te weten komen. Hij is een boek aan het schrijven en verwijst hier regelmatig naar. De afstand

met de persoon Verhulst is dus misschien toch niet zo groot. In het derde hoofdstuk van deze

masterscriptie (over de externe poëtica) zal duidelijk worden dat de auteur wel degelijk

inspiratie putte uit zijn eigen leven voor deze roman. (cf. infra)

Naast de inhoud en het vertelperspectief is er ook nog een belangrijk stilistisch element dat we

kunnen koppelen aan de expressieve poëtica. Net zoals in De laatste liefde van mijn moeder

25

maakt Verhulst in deze roman veel gebruik van uitroeptekens, die de emotionele lading van

het discours van de verteller danig versterken. Dit blijkt onder meer uit het volgende

fragment:

Maar al deze, in folklore gedoopte, voorbeelden betreffen visitaties aan Maria. Nu was er

sprake van de komst van Christus in eigen persoon!!! En niet zomaar op de wilde bof naar een

landelijk gat, neen. Aangekondigd! En meteen naar de hoofdstad! Die ook de hoofdstad van

Europa was! (Verhulst 2011b, 23)

De expressieve poëtica krijgt in deze roman echter een sterke concurrentie van de

pragmatische poëtica. De maatschappijkritiek die Verhulst tot de lezer brengt, is in bepaalde

fragmenten zo hevig, dat men bijna niet anders kan dan concluderen dat hij hiermee het

geweten van de lezer wenst te schoppen. De sterke vaart waarmee de auteur zijn kritische

gedachten schijnbaar neerpende, herinnert aan Godverdomse dagen op een godverdomse bol,

waarmee hij een eigenzinnig pessimistische versie van de wereldgeschiedenis schreef.

De intrede van Christus in Brussel is dus een sterk maatschappijkritische roman. De

onderwerpen waarover Verhulst schrijft zijn erg divers. Zo hekelt hij het Belgisch

nationalisme in het algemeen en het Vlaams nationalisme in het bijzonder.11

Zijn

uitweidingen over de politieke en sociale problematiek in ons land vormen in sommige

passages zelfs een kapstok voor besprekingen van problemen op Europees niveau. Bovendien

haalt hij uit naar het gebrek aan objectiviteit van de hedendaagse journalistiek, net zoals hij er

niet voor terug deinst om de showbizz-en reclamewereld te bekritiseren.

Zoals in het volgende hoofdstuk over de externe poëtica zal blijken, was 2011 voor de auteur

een jaar vol sociaal engagement. Hij scheef in hetzelfde jaar immers de inleiding voor een

boek van Peter Mertens over de economische crisis. Hierin nam Verhulst het duidelijk op

voor de kleine man, zoals ook blijkt uit verschillende interviews. (cf. infra) Het onderstaande

citaat getuigt van Verhulsts mededogen voor illegalen in De intrede van Christus in Brussel:12

Aangezien al hun verzoeken om een vluchtelingenstatuut werden afgewezen waren deze

mensen: clandestien. Alsof ze de verpersoonlijking van een zak cocaïne of een zak springstof

waren. Illegaal: je zal het maar te horen krijgen over jezelf! Dat je bestaan ongewettigd is! Dat

11

Zijn anti-Vlaams nationalistische stem liet Verhulst daarvoor ook al horen in de dystopische roman De

verveling van de keeper, waarin een voetbalstadion het “Filip Dewinter stadion” werd gedoopt. Daarnaast heeft

Verhulst ook aandacht voor minderbedeelden zoals asielzoekers. Dit herinnert dan weer aan zijn roman

Problemski hotel. 12

De vergelijking van illegalen met “een zak cocaïne of een zak springstof” maakte Verhulst ook in het

Nederlandse televisieprogramma Pauw en Witteman. (cf. infra)

26

je geboorte buiten het wetboek viel! Dat je d’r eigenlijk niet zijn mocht! Meer van het leven

durfden zij niet meer te vragen dan dat zij ergens onderbetaald en zonder enig woord van dank

aan de afwasbak van een restaurant mochten staan. (Verhulst 2011b, 65)

Deze roman bevat tenslotte ook nog een aantal korte meta-literaire passages. Zo kunnen de

eerste zinnen van het werk met de objectieve poëtica in verband worden gebracht. In

tegenstelling tot het citaat aan het einde van Monoloog van iemand die het gewoon werd tegen

zichzelf te praten is hier geen sprake van een expliciete poëticale uitspraak, omdat Verhulst

zich hier niet uitdrukkelijk uitspreekt over de aard of functie van literatuur. Het fictieve

karakter van zijn werk wordt hierdoor hoe dan ook benadrukt. Dit zou een strategie van de

auteur kunnen zijn om de onverbloemde maatschappijkritiek van zijn roman te relativeren

onder het mom van de fictie:

Men beweert dat het weinig blijk geeft van vakmanschap wanneer een verhaal aanvangt met

een weersbeschrijving, en ergens kan ik begrijpen waar die gedachte wortel schoot. Toch rest

mij op dit ogenblik geen andere mogelijkheid – en geloof mij, ik heb alle overwogen – dan dit

relaas te beginnen met de boodschap dat het helemaal niet regende, de ochtend van de dag

waarop wereldkundig werd gemaakt dat Christus spoedig Brussel zou bezoeken. (Verhulst

2011b, 9)

2.5 De laatkomer

In de roman De laatkomer vertelt Dimitri Verhulst het verhaal van de vierenzeventigjarige

Désiré Cordier, die op een dag besluit om zijn leven radicaal te veranderen. Om aan zijn

liefdeloze huwelijk en saai burgermansbestaan te ontsnappen, ontwikkelt Désiré een ingenieus

plan: hij doet zich voor als demente en incontinente bejaarde. Hij komt uiteindelijk (zoals

verwacht) terecht in een tehuis voor seniele bejaarden. Op een dag duikt zijn oude jeugdliefde

Roza Rozendaal op in home Winterlicht. In tegenstelling tot hemzelf, lijdt zij écht aan

dementie. Gaandeweg realiseert de protagonist zich dat hij op amoureus vlak verkeerde

keuzes in zijn leven heeft gemaakt, maar dat het jammer genoeg te laat is om hier nog iets aan

te kunnen veranderen.

De naam van het tehuis waarin Désiré Cordier wordt opgenomen, zou een intertekstuele

verwijzing kunnen zijn naar Winterlicht, de gelijknamige roman van Jeroen Brouwers.13

In

deze roman wordt het verhaal vertelt van een oude miskende schrijver, die zich eenzaam en

13

De roman Winterlicht maakt deel uit van Brouwers’ vierdelige romancyclus De jaargetijden.

27

gedesillusioneerd heeft teruggetrokken op het platteland. Er is een duidelijke parallel tussen

Brouwers’ en Verhulsts roman: de protagonisten in beide werken zijn oud en verbitterd. Dat

Verhulst net naar deze auteur verwijst in De laatkomer hoeft trouwens niet te verbazen,

aangezien hij Brouwers steevast als een van zijn grote leermeesters heeft beschouwd.

De expressieve poëtica staat in deze roman centraal. In zijn hoogstpersoonlijk poëtisch

taalgebruik levert Verhulst hier een verhaal dat getuigt van een sterke drang tot originaliteit en

creativiteit. Thematisch gezien vinden we verder de typisch romantische thema’s terug, zoals

in De zeven laatste zinnen en Monoloog. (cf. supra) Een eerste belangrijk thema is escapisme.

De hele zogenaamde gimmick van de roman komt er immers op neer dat de protagonist

dementie veinst om te kunnen ontsnappen aan de beklemmende liefdeloze relatie met zijn

vrouw.

Melancholie vormt, samen met liefde een tweede thema dat de romantiek van deze roman

illustreert. Wanneer zijn oude jeugdliefde Roza Rozendaal uit het niets opduikt in home

Winterlicht, valt Désiré ten prooi aan melancholische flash-backs. De protagonist kampt met

gevoelens van spijt, omdat hij in zijn jeugdjaren uit verlegenheid nooit was ingegaan op

Roza’s verleiding. Dit berouw voor misgelopen kansen wordt ook in de titel van de roman

weerspiegeld. Désiré is “een laatkomer”. Hij komt te laat tot inzicht dat hij een verkeerde

keuze in zijn leven heeft gemaakt. De woorden die Désiré tot Roza spreekt naar het einde van

de roman toe illustreren dit wonderwel: ‘Hier buiten staat een bushok, Roza. Lijn 77. Die

heeft als eindbestemming het verleden. Danszaal De Albatros. Als je wil kunnen we die

samen nemen.’ (Verhulst 2013, 128)

“Vergankelijkheid” is een derde thema dat we met de romantiek kunnen associëren. Het doet

de protagonist duidelijk zeer om zijn oude jeugdliefde te zien aftakelen. In tegenstelling tot

sommige romantische auteurs weigert hij om in het vergankelijke een zekere schoonheid te

zien. Hij hekelt dan ook “de romantische nozem” die schoonheid wenst te zien in het ouder

worden en het vergankelijke:

Ik verklaar dan ook de oorlog aan de romantische nozem die heeft beweerd dat schoner nog

dan schoonheid de ruïne van al dat schone is. Want oorlog is wat hij verdient. Oorlog, of op

z’n minst een betere bril. Want natuurlijk had de uitstraling van dit oude en verslenste wijf

geen enkel vergelijk et het tumult dat ze meer dan een halve eeuw geleden stichtte in ieder

gezond jongenshart. (Verhulst 2013, 97)

28

De laatkomer kan daarnaast ook met de pragmatische poëtica in verband worden gebracht.

Zoals uit de analyse van de vorige werken bleek, mogen we echter niet over het hoofd zien

dat Verhulsts maatschappijkritiek nog steeds het resultaat is van zijn eigen gedachten en

gevoelens. Dit zorgt ervoor dat de expressieve poëtica ook in deze roman prevaleert. Waar

Verhulst in zijn vorige twee werken zijn mening over (onder meer) binnenlandse en

buitenlandse politieke kwesties aan de man bracht, schrijft hij hier in verschillende passages

over de trieste, soms mensonterende omstandigheden waarin bejaarden hun dood afwachten.

Hij heeft het in eerste instantie over het tekort aan personeel, dat een gebrek aan kwalitatieve

zorg tot resultaat heeft. Daarnaast wijst hij ook naar de hoge kosten die aan een opname in een

tehuis zijn verbonden:

[A]ls je ziet wat deze oudbakken instelling reeds kost: een doorsnee maandloon;

dokterskosten, medicijnen en luiers lang niet inbegrepen. De vuile was moet je dan nog aan je

kinderen geven. En wat je voor dat moeilijk op te hoesten geld krijgt is dat je soms drie uur op

de koude vloer blijft liggen als je toevallig uit bed of zetel tuimelt, gewoon omdat er

onvoldoende personeel is om regelmatig een neus in alle kamers te steken. Mijn buur, neem

nu, heeft onlangs nog een hele godganse nacht liggen jammeren, bloot op de grond, en heeft

op redding moeten wachten tot de zon opkwam en het eerste wagentje met

verzorgingsproducten door de gang daverde. Aandoenlijk is dat, iemand met amper nog kracht

op zijn stembanden om hulp te horen blaten. (Verhulst 2013, 98)

2.6 Kaddisj voor een kut (voorbeschouwing)

Eind augustus verschijnt de nieuwe roman van Verhulst onder de titel Kaddisj voor een kut.14

Na verschillende contacten met Verhulsts uitgeverij, moest ik mij neerleggen bij het feit dat ik

het boek niet vroeger mocht lezen. Jammer genoeg zal ik dus geen volledige bespreking van

de interne poëtica van dit werk kunnen opnemen in deze masterscriptie. De flaptekst die als

voorsmaakje op de website van de uitgeverij kan worden gelezen, geeft niettemin een en

ander prijs:

Je hebt lang gewacht om het relaas van jouw jaren in een instelling voor verwaarloosde

jongeren neer te pennen. Je hebt het uitgesteld, beseffende, lichtjes gehoopt zelfs, dat zulks

vaak tot afstel leidt. Je wou niet de zieltogende schrijver van het trieste-jeugd-gebrompot zijn.

Voor zover je dat nog niet was. Maar toen je een jonge vrouw, een ex-instellingskind, zich

14

Ter verduidelijking zocht ik het woord “Kaddisj” even op. Het zou verwijzen naar een Joods gebed dat

inhoudelijk niet alleen een belijdenis vormt van Gods voorzienigheid, maar tevens geldt als een lofzang voor

overleden personen. (Van Ginneken 1913, 74)

29

voor jouw ogen van het leven zag beroven, en toen twee van je oude soortgenoten de kranten

haalden nadat ze hun eigen kinderen vermoordden omdat ze zich geen raad wisten met het

familieleven dat hun nooit was aangeleerd, heeft het blad papier zich vanzelf naar je

toegeschoven. De eerste persoon enkelvoud kon worden afgeschaft, en het voelde veilig,

eindelijk te verdwijnen in de ellende van een ander. (Verhulst 2014)

Het bovenstaande fragment heeft op het eerste gezicht de allures van een expliciete externe

poëticale uitspraak. Verhulst spreekt er zich namelijk uitdrukkelijk uit over de aard van de

roman. Over het algemeen kan het citaat worden geïnterpreteerd als een voorwoord, een soort

apologie voor het emotionele en autobiografische karakter van de roman. Deze roman zal

handelen over een periode die Verhulst als kind spendeerde in een instelling voor

verwaarloosde jongeren. De roman Kaddisj voor een kut zal dus sterk verwant zijn met De

helaasheid der dingen en De laatste liefde van mijn moeder.

Het is interessant om even stil te staan bij de bewering dat “het blad papier vanzelf naar hem

is toegeschoven”. (Verhulst 2014) Deze stelling kan een prelude zijn voor de expressieve

poëtica die we aan deze toekomstige roman kunnen koppelen. Verhulsts bewering kan

gelezen worden als een verklaring voor zijn impulsiviteit, zijn noodzaak om te schrijven. Hij

kan met deze zinnen m.a.w. suggereren dat schrijven voor hem een soort automatisme is dat

hij niet kan nalaten. Er dient echter een kleine kanttekening te worden gemaakt bij de

vermeende expressieve poëtica van deze roman. De laatste zin van het fragment suggereert

dat Verhulst hier niet alleen over zijn eigen ervaringen zal schrijven, maar ook over de levens

van anderen: ‘De eerste persoon enkelvoud kon worden afgeschaft, en het voelde veilig,

eindelijk te verdwijnen in de ellende van een ander.' (Verhulst 2014) Dit houdt steek met de

meer indirecte wijze waarop Verhulst sinds De laatste liefde van mijn moeder zijn gedachten

en emoties in zijn literatuur verwerkt.

2.7 Conclusie

Uit de bovenstaande paragrafen kunnen we concluderen dat de literatuuropvattingen van

Dimitri Verhulst zich volgens zijn interne poëtica op verschillende manieren hebben

ontwikkeld. Van de vier soorten poëtica’s blijkt de expressieve poëtica steeds dominant in

zijn werken. Dit, omdat zijn werken vooral het resultaat van zijn geheel eigen gedachten,

gevoelens en opinies. Er is wel een evolutie merkbaar in zijn expressieve poëtica. Verhulst

distantieert zich in zijn jongste vijf werken van zijn eigen persoon bij het schrijven door

middel van zijn vertelperspectieven. Waar hij in zijn allereerste werken nog vanuit een ik-

30

verteller schreef, is er in zijn jongste werken doorgaans sprake van een extradiëgetische

vertelinstantie, of laat hij een fictief personage aan het woord. Een uitzondering op de zaak

vormt De intrede van Christus in Brussel, dat nog steeds vanuit een ik-verteller is geschreven.

In sommige werken krijgt Verhulsts expressieve poëtica een sterke concurrentie van zijn

pragmatische literatuuropvatting, omdat hij de lezer tot nadenken lijkt aan te zetten. Dit is

vooral zo bij Monoloog en De intrede van Christus in Brussel. In laatstgenoemde werk lijkt

Verhulsts pragmatische poëtica zelfs de bovenhand te nemen. Verhulsts drang om onrecht aan

te klagen vinden we ook terug bij zijn meest recente roman De laatkomer, al is Verhulsts

kritiek hier wat getemperd. Het valt niet uit te sluiten dat Verhulsts pragmatische poëtica

vanaf zijn jongste roman een gelijkaardige evolutie aan het doormaken is als zijn expressieve

poëtica. Zoals Verhulst doorheen de jaren zijn innerlijke gevoels- en gedachtenwereld steeds

minder direct is gaan neerschrijven, lijkt zijn kritische stem in De laatkomer opvallend minder

agressief.

Van een mimetische poëtica kunnen we niet echt spreken bij een analyse van Verhulsts

werken. In zijn jongste vijf werken vinden we namelijk geen objectieve, nauwkeurige

beschrijvingen terug van de realiteit. We kunnen evenmin van een autonomistische poëtica

spreken, aangezien zijn vijf recentste literaire werken nooit echt als een op zichzelf bestaand,

autonoom artefact worden beklemtoond. (een kleine uitzondering is Monoloog)

3. Externe poëtica Verhulst

In het volgende hoofdstuk ga ik dieper in op de externe poëtica van Dimitri Verhulst. Net

zoals in het vorige hoofdstuk verwijs ik om te beginnen eerst naar vroegere studies. Zoals ik

reeds aangaf in het theoretische hoofdstuk van deze masterscriptie, zijn de bronnen die

poëticale uitspraken kunnen bevatten erg divers van aard. (cf. supra) Ik heb dan ook

geprobeerd om zoveel mogelijk rekening te houden met deze diversiteit. Naast geschreven

interviews passeren er in dit hoofdstuk bijvoorbeeld ook audiovisuele interviews de revue.

Het zal de lezer wellicht opvallen dat Verhulsts uitspraken uit geschreven interviews vaak

overlappen met hetgeen hij in televisieoptredens beweert. Beide vormen van interviews vullen

elkaar echter aan. Audiovisuele interviews zijn gekenmerkt door bepaalde contextuele

nuances, maar omgekeerd ontberen geschreven interviews deze nuances, waardoor uitspraken

soms gemakkelijker af te bakenen zijn.

31

Daarnaast bespreek ik ook voorwoorden en inleidingen die Verhulst schreef voor boeken van

andere auteurs, net zoals ik aandacht besteed aan artikels die de auteur schreef voor kranten

en tijdschriften. Tot slot neem ik in dit hoofdstuk ook een aantal biografische feiten op. Deze

lijken op het eerste gezicht misschien wel irrelevant voor deze masterscriptie, maar bieden

niettemin heel wat informatie die aan Verhulsts poëticale opvattingen kan worden gerelateerd.

De persoonlijke correspondentie van Verhulst zal ik niet bespreken, aangezien hiervoor de

nodige bronnen ontbreken.

Het is ondertussen duidelijk dat er voor de externe poëtica van Dimitri Verhulst een waarlijk

arsenaal aan bronnenmateriaal voorhanden ligt. Om de ontwikkelingen van Verhulsts externe

poëtica op een overzichtelijke manier tot de lezer te brengen, heb ik ervoor gekozen om zijn

externe poëticale uitspraken in te delen volgens de vier verschillende soorten poëtica. Ik zal

mijn informatie dus klasseren volgens de mimetische, pragmatische, expressieve en autonome

(objectieve) poëtica.

In haar masterscriptie concludeerde Tine Maes dat er een evolutie merkbaar is in de externe

poëtica van Dimitri Verhulst. De vroege Verhulst sloot volgens haar sterk aan bij de

expressieve poëtica omwille van de persoonlijke motieven die voor hem een drijfveer voor het

schrijven vormden. Ook de drang naar creativiteit, originaliteit en de nadruk op schoonheid in

het taalgebruik zijn volgens haar een indicator van Verhulsts externe poëtica. In 2006 is er

echter sprake van een keerpunt in de externe poëtica van de auteur, wanneer hij zich ontpopt

tot een maatschappelijk geëngageerd schrijver. Zijn expressieve poëtica kent vanaf dan een

concurrentie van zijn pragmatische poëtica. (Maes 2009-2010, 42-43)

Vanaf 2006 sprak Verhulst zich ook meer en meer uit over vervreemdingseffecten zoals

“humor”, die ervoor moeten zorgen dat het literaire werk voor de lezer toegankelijk blijft. Dit

valt ook op als we de interne poëtica van De helaasheid der dingen onder de loep nemen. Dit

werk is al heel wat toegankelijker dan Verhulsts eerste werken, die met hun hoogdravend

taalgebruik serieuzer van aard waren en dichter aansloten bij de persona biografica Dimitri

Verhulst. Niettemin blijft de externe poëtica volgens Maes de dominante omdat de auteur,

ondanks zijn sympathie voor het lezerspubliek, de nadruk legt op zijn eigen originaliteit en

creativiteit. Volgens Maes kunnen we bij Verhulst ook niet echt spreken van een zuiver

pragmatische poëtica, omdat hij zijn maatschappijkritiek op een nogal getemperde manier uit.

(Maes 2009-2010, 42-43)

32

3.1 Mimetische poëtica

In het hoofdstuk over Verhulsts interne poëtica werd duidelijk gemaakt dat we niet echt van

een mimetische poëtica kunnen spreken in zijn werken. Telkens wanneer hij elementen uit de

realiteit incorporeert in zijn prozawerken, doet Verhulst dit steeds op een erg subjectieve

wijze. Om van een “zuiver” mimetische poëtica te kunnen spreken moet de auteur op de

achtergrond blijven en feiten uit de realiteit op een objectieve manier weergeven. (cf. supra)

Hoewel de mimetische poëtica tot de periferie behoort van Verhulsts algemene poëtica, wil ik

in de onderstaande paragrafen toch kort even verwijzen naar een aantal werken waarvoor de

auteur naar eigen zeggen inspiratie putte uit de werkelijkheid. Ik wil dit vooral aanhalen

omdat Verhulst zijn nauwkeurige observaties uit het verleden steevast gedetailleerd weet neer

te schrijven om sfeer, authenticiteit en geloofwaardigheid te scheppen in zijn werken.

Uit verschillende interviews die Verhulst gedurende de afgelopen jaren gaf, is duidelijk

gebleken dat hij zich voor verschillende werken voor een deel heeft geïnspireerd op

nauwkeurige observaties uit de realiteit. Voor zijn autobiografische roman De laatste liefde

van mijn moeder beweerde de auteur in een interview dat hij enkele jaren voor het schrijven

van zijn roman een reis had ondernomen naar het zwarte woud met zijn schoonvader, kwestie

van de lokale specialiteiten te proeven. Dit, als “voorstudie” van zijn roman. (Van Riet 2010)

Voor de algemene sfeerschepping van Monoloog van iemand die het gewoon werd tegen

zichzelf te praten beweerde de auteur te hebben geput uit zijn observaties in het verleden, toen

hij in buitenlandse hotels werkte. In één specifiek hotel waar hij werkte, pleegde een van de

zangers van The Platters zelfmoord. (Villa Vanthilt 2011) Daarnaast zocht hij ook enige

cijfers op in de pers om zijn kritische passages geloofwaardiger te maken. (cf. supra) De

auteur beweerde in Het Belang van Limburg zelfs dat hij even had overwogen om naar

Senegal te gaan om research te doen, maar dat hij het uiteindelijk toch niet heeft gedaan.

(Meesters 2011)

Ook voor De laatkomer heeft Verhulst zich laten inspireren door zijn observatievermogen.

Wie de roman leest, waant zich immers onmiddellijk in een bejaardentehuis. In een interview

voor Knack beweerde Verhulst dat hij gedurende de afgelopen jaren regelmatig

bejaardentehuizen had bezocht met zijn vrouw omdat er een aantal gevallen van dementie in

haar familie waren. (Piryns & van Humbeeck 2013) In Reyers laat verwees hij bovendien

33

naar het bushokje in zijn roman.15

De auteur kwam op het idee nadat hij via de pers erachter

was gekomen dat dit fenomeen blijkbaar al enkele jaren in Duitsland bestaat. (Reyers laat

2013)

3.2 Pragmatische poëtica

In het hoofdstuk over Verhulsts interne poëtica werd reeds duidelijk gemaakt dat de auteur

regelmatig een maatschappijkritisch standpunt innam in zijn jongste vijf werken. Dit valt

vooral op bij Monoloog van iemand die het gewoon werd tegen zichzelf te praten en De

intrede van Christus in Brussel. Ook in De laatkomer vinden we Verhulsts kritische stem

terug, al is deze hier wat getemperd. Hoewel de auteur in deze werken uiteindelijk nog steeds

een centrale positie inneemt, concurreert de pragmatische poëtica met de expressieve, omdat

ook de lezer een rol krijgt binnen de literaire communicatie. De auteur wil de aandacht van

zijn lezers immers vestigen op wantoestanden in de wereld. De periode waarin de

bovenstaande werken het daglicht kenden (zowel qua creatie als publicatie) is ook niet geheel

toevallig een periode die ongetwijfeld geldt als de meest maatschappij betrokken en

maatschappijkritische fase in Verhulsts schrijverscarrière tot nog toe. Dit verklaart dan ook de

lengte van dit hoofdstuk.

In 2010 schreef Dimitri Verhulst een artikel voor De Standaard, met als titel ‘Naar het eind

van het foertisme. Over premier Elio Di Rupo’. In dit artikel hekelt hij o.m. het Belgisch

kiessysteem ‘Natuurlijk is ons kiessysteem mank en verouderd, en het pleidooi om alle

Belgische stemplichtigen de kans te geven op alle Belgische kandidaten te stemmen is ook het

mijne. Ieder ander kiesmodel is minder democratisch.’ (Verhulst 2010) Daarnaast roept de

auteur het volk op tot solidariteit en vooral tot “gaan stemmen tout court” om achteraf

zelfbeklag te vermijden. Hij neemt het tot slot op voor Elio Di Rupo, die voor hem gerust

premier mocht worden. ‘[Z]eer zeker mag Di Rupo premier worden. Het zou onverhoopt zijn,

zo'n man op die plaats in een rechtser en asocialer wordende samenleving waarin het

ternauwernood nog over solidariteit mag gaan.’ (Verhulst 2010)

Het volgende jaar schreef Dimitri Verhulst het voorwoord voor Hoe durven ze?, een boek van

PVDA-voorzitter Peter Mertens over de economische crisis. In zijn voorwoord haalde

15

In Duitsland hebben verschillende bejaardentehuizen besloten om een bushokje in (bijvoorbeeld) hun

binnentuin te plaatsen. Dit, omdat sommige dementerenden steeds het gevoel hebben dat ze de bus moeten halen,

zoals in het verleden. (Reyers laat 2013)

34

Verhulst sterk uit naar fraude in de bankenwereld. Hij neemt het duidelijk op voor de kleine

man, die uiteindelijk de dupe van de hele zaak is:

Vanwaar weer al dat gesidder en gebeef voor het socialisme? […] En zeggen dat onderwijl de

politie doodleuk op de radio komt beweren dat fraudebestrijding allang geen prioriteit meer is.

Teloorgegane miljarden die men wel zal recupereren uit de zakken van bijvoorbeeld

verpleegsters en leraren. […] Maar goed, er moet rap rap wat geld bij elkaar worden

gesprokkeld wil men vermijden dat de hele natie op de vlooienmarkt belandt. En dan grabbelt

men het geld waar men het altijd grabbelt: men snoeit in de sociale sector, men zet de schaar

in het openbaar vervoer en dwingt diegenen die hun ruggenwervel al ruim om zeep hebben

gelabeurd hun pensioen uit te stellen tot ze compleet gebroken van de werkvloer rechtstreeks

naar het bejaardentehuis kunnen worden gerold. (Verhulst 2011)

Na de publicatie van Hoe durven ze? verscheen Verhulst ook samen met Peter Mertens in het

programma De zevende dag. Op de vraag ‘Bent u communist geworden?’ antwoordt Verhulst

‘Dat verrast mij dat u dat verrast. Mijn hart heeft altijd wel links gelegen en dat zal het ook

blijven doen. Ik schijf ook links, al gans mijn leven lang […]’ (De zevende dag 2012)

Het is ondertussen duidelijk dat Verhulst zich in de jaren 2010 tot 2012 graag uitsprak over

politieke en economische kwesties. We kunnen ook veel indicatoren van Verhulsts sociaal

engagement terugvinden wanneer we rekening houden met artikelen uit de pers die niet

meteen betrekking hebben tot zijn literaire werken. Ook de activiteiten die Verhulst

gedurende de afgelopen jaren naast het schrijven erop nahield, getuigen van zijn

Maatschappelijke betrokkenheid en drang om mensen aan te zetten tot nadenken/verandering.

In de volgende paragrafen haal ik een aantal artikels aan die dit illustreren.

De zogenaamd “linkse” attitude van Verhulst kan daarnaast ook in verband worden gebracht

met zijn participatie aan (massa)evenementen waarbij de Belgische politiek werd gehekeld. In

2011 nam Verhulst bijvoorbeeld deel aan een massapicknick tegen het uitblijven van de

Belgische regering. Ook Arno, Daan en andere bekende Vlamingen namen deel aan het

evenement. Elk van hen prepareerde voor de gelegenheid een kort tekstje waarbij er

uitspraken werden gemaakt over de politieke impasse waarin België toen verkeerde.

(Anoniem 2011b) Dat jaar nam Verhulst ook deel aan het collectief Niet in onze naam, dat

gericht was tegen het Vlaams nationalisme. Het uitgangspunt van het collectief was duidelijk:

een nieuw, open verhaal van solidariteit, sociale zekerheid en culturele diversiteit brengen.

Verhulst schreef voor de gelegenheid een gedicht. (Anoniem 2011c) In hetzelfde jaar

35

ondertekende Verhulst een petitie voor de federale kieskring. De petitie werd opgesteld door

Be4democracy en kon op enkele dagen reeds 10.000 handtekeningen verzamelen. (Anoniem

2011d) Tot slot nam Verhulst in 2012 deel aan een initiatief van Amnesty international voor

recht op vrije meningsuiting. Als statement werden zijn boeken hierbij een tijdlang uit de

rekken van verschillende bibliotheken gehaald. (Anoniem 2012b)

Verhulst heeft gedurende de afgelopen jaren niet alleen deelgenomen aan evenementen en

campagnes waarbij kritiek werd geuit over politieke, economische en sociale kwesties. De

auteur presenteerde zich jarenlang tevens als een fervent dierenliefhebber. Hij aarzelde dan

ook niet om bewust op te treden als een actor in de dierenrechten. In 2010 nam Verhulst zo

bijvoorbeeld het ambassadeurschap over van de vzw Varkens in nood. De stichting was dat

jaar vooral kritisch over de pijnlijke castratie van biggen.16

(Anoniem 2010) In 2011 nam de

auteur deel aan een campagne van Gaia tegen bont. De schrijver poseerde hiervoor op een

affiche met de veelzeggende slogan ‘Ik eet nog liever stront dan me te hullen in bont.’

(Anoniem 2011a)

In 2013 verscheen Dimitri Verhulst in het Nederlandstalige televisieprogramma Pauw &

Witteman voor de promotie van zijn jongste roman De laatkomer. In het interview nam de

auteur het op voor mensen die illegaal in Nederland verblijven. Hij geraakte in een debat met

Nederlands staatssecretaris van Veiligheid en Justitie Fred Teeven. In de nadagen van het

programma bleken zijn uitspraken erg gunstig te zijn geweest voor de verkoop van De

laatkomer. (cf. infra) De stelling van Verhulst was dan ook erg duidelijk:

Ik heb een verschrikkelijk probleem met het woord illegalen. Het zijn mensen die je reduceert

tot een zak springstof of een kilo cocaïne, maar dat zijn wel verdomme mensen.17

Die… die

komen hier niet voor hun lol. Ze komen omdat ze moeten vechten voor hun leven en eigenlijk

mag je verdomme verschrikkelijk trots zijn dat ze de waarde van Nederland zo hoog achten,

dat ze denken dat ze hier welkom zullen zijn. (Pauw & Witteman 2013)

In De laatkomer bleek Dimitri Verhulst allerminst tevreden over de prijs/

kwaliteitsverhouding van de actuele bejaardenzorg. Over dit probleem stelt Verhulst in De

16

De castratie van biggen zou voor de dieren een pijnlijke gebeurtenis zijn, die echter noodzakelijk is om te

vermijden dat het vlees bij het bakken een onaangename urinegeur zou verspreiden. Dit zou slechts bij 1 procent

van het vlees het geval zijn. Vandaar dat er wordt gepleit om de castratie af te schaffen. Dit varkenswaardig

alternatief zou de boeren bovendien heel wat tijd en geld besparen. (Anoniem 2010) 17

De vergelijking van illegalen met een zak springstof of een kilo cocaïne maakte de auteur ook al in Monoloog

van iemand die het gewoon werd tegen zichzelf te praten. (cf. supra)

36

Morgen het volgende ‘Je moet verdomd veel geld hebben om in een goed bejaardentehuis

terecht te komen. Elke dag je socialezekerheidsbijdrage betalen volstaat bijlange niet meer.’

In een interview voor het tijdschrift Knack haalt hij sterk uit naar de gebrekkige kwaliteit van

bejaardenzorg:

Het is toch wraakroepend dat mensen anno nu nog altijd met een pamper in hun bed

moeten liggen omdat er niemand is om hen op de pot te zetten? Of dat ze om zes uur

een slaappilletje gevoederd krijgen omdat er s avonds geen personeel meer is? Alsof

oud worden een misdaad is. Want zo zien de mensen in het bejaardentehuis eruit: alsof

ze gestraft zijn. Op het gevaar af populistisch te klinken: er zijn ongetwijfeld

criminelen die een prettiger cel hebben. (Piryns, van Humbeeck 2013)

Wanneer Verhulst in hetzelfde interview wordt gevraagd of engagement nog behoort tot de

literatuur van onze tijd, beweert de auteur dat zijn literatuur nog steeds voor een deel door

sociaal engagement wordt gekenmerkt, maar nuanceert dat dit minder “schreeuwerig” is dan

vroeger. Het volgende citaat spreekt hierover boekdelen: ‘[I]k gebruik geen megafoon meer.

Ik heb niet langer de illusie dat je mensen een geweten kunt schoppen, je kunt ze hooguit een

geweten kietelen door een mop te vertellen.’18

(Piryns, van Humbeeck 2013)

3.3 Expressieve poëtica

De laatste liefde van mijn moeder is een roman die sterk herinnert aan De helaasheid der

dingen. In deze roman vertelt Verhulst immers het verhaal dat aan laatstgenoemde boek

voorafging. In verschillende interviews beaamt de auteur dat De laatste liefde van mijn

moeder wel degelijk autobiografisch is. In een video interview voor LezenTV.nl beweert de

auteur het volgende wanneer hem wordt gevraagd of het boek iets te maken heeft met zijn

eigen verleden: ‘Tuurllijk, tuurlijk. Ik zou dit niet verteld kunnen hebben indien ik niet zelf

door mijn moeder op straat werd gezet.’ ‘Het is een facet van het leven dat ik in een roman

heb uitgelegd.’ (LezenTV.nl 2011) De auteur relativeert de trauma die in het boek zit echter

met de stelling 'Literatuur werkt niet als therapie, maar zij mag wel over het leven gaan. Het

18

Dat Verhulst engagement koppelt aan de woorden “een geweten schoppen” is niet geheel toevallig. De

woorden herinneren immers aan Mijn kleine oorlog van Louis Paul Boon. Deze auteur staat bekend als een van

Verhulsts grootste invloeden. In deze bundel schreef Boon sterk sociaal geëngageerd over de naweeën van de

tweede wereldoorlog. De slotzin van zijn werk is ‘Schop de menschen TOT ZIJ EEN GEWETEN KRIJGEN.’

(Boon 2005, 121) Door naar deze zin te verwijzen, maakt Verhulst op een originele manier duidelijk dat hij

afstand wil nemen van sterk sociaal engagement.

37

moet blijven mogen dat iemand uit zichzelf schrijft en in die zin is dit ook een

scharnierboekje in mijn kleine oeuvre.’ (Van Riet 2010)

De auteur beklemtoont verder ook dat hij met dit boek nog wel eens over zichzelf wou

schrijven, maar dat hij ook vooral aandacht wou hebben voor het personage van de moeder.

‘Ik dacht, we zullen onszelf nog eens belangrijk vinden. Maar zonder het over mezelf te

hebben want het gaat over de zelfstandigheid van mijn moeder die haar kind op straat zette.’

(Bonne 2010)

In het vorige hoofdstuk werd reeds aangehaald dat de ik-verteller in De intrede van Christus

in Brussel enkele gelijkenissen vertoont met de persoon Dimitri Verhulst. Uit een interview

blijkt dat Verhulst effectief voor een deel inspiratie putte uit zijn eigen leven bij het schrijven

van deze roman. De intrede vormt in zekere zin de prelude voor de relatiebreuk die zou

naderen tussen de auteur en zijn toenmalige vriendin nadat hij zijn jongste roman De

laatkomer (cf. infra) zou afsluiten:

De laatste zin van De intrede van Christus in Brussel luidde: “te schijterig om van al mijn

uren mijn eigen God te zijn”. Ik heb daar toen een streep onder getrokken en ben met De

laatkomer begonnen. En ik kan niet anders dan vaststellen dat ik inderdaad een punt achter

mijn relatie heb gezet toen het boek af was. Ook al is dat jarenlang een buitengewoon mooie

relatie geweest. (Plets 2013)

In 2013 werd Verhulst gevraagd om deel te nemen aan het initiatief Schrijver zoekt zanger

voor Radio 1. Voor de gelegenheid schreef Dimitri Verhulst het nummer ‘Tienen’, dat later

door de Vlaamse zanger Daan werd ingezongen. De tanende liefde die Verhulst al

aankondigde in De intrede van Christus in Brussel, lijkt ook in dit nummer op de voorgrond

te treden:

‘Ze zegt dat je weer hebt liggen praten

In je slaap, in een taal die niet

De hare was maar helemaal gelukkig

Klonk je niet, zoveel kon ze wel verstaan.

Te tienen werd je vrolijk wakker, lentefris,

En wist natuurlijk weer van niets

Van geen kwaad bewust en herschapen

In een glimlach en een ochtendpik.

38

Je hebt het laken naar je toegetrokken

Als een woesteling, je omgedraaid, de rug

Naar haar, en haar kalmerende handen

Botweg van je lijf geslagen. (…)’ (Vrtradio1 2013)

De protagonist van De laatkomer lijkt op het eerste gezicht ver te staan van de auteur/persoon

Dimitri Verhulst. Het tegendeel is echter het geval. In verschillende interviews beweert

Verhulst dat hij voor zijn jongste roman inspiratie putte uit zijn persoonlijke leven. Dit

accentueert uiteraard de expressieve poëtica van dit werk. Net zoals Désiré Cordier wilt

ontsnappen aan zijn liefdeloze huwelijk, besloot Verhulst na het schrijven van deze roman om

zijn toenmalige vriendin te verlaten. De tanende liefde voor zijn wederhelft werd reeds

aangekondigd in De intrede, maar ook in de liedjestekst ‘Tienen’. Verhulst presenteert zich

duidelijk als een romanticus pur sang wanneer hij in De Standaard zijn beslissing legitimeert:

‘Bij ons zijn de vonken er zeker tien jaar afgesprongen. Nathalie en ik weten wat we zijn

geweest, en we hebben een afkeer van de middelmatigheid die zich daarna liefde laat

noemen.’ (Plets 2013) Ook in Het Laatste Nieuws laat de auteur zich van zijn romantische

kant zien: ‘[I]k heb de grote gevoelens nodig. Voor mij moet liefde vonken, anders telt het

niet.’ (Anoniem 2013a) Opvallend is ook zijn uitspraak uit De Tijd ‘Ik ben natuurlijk die zotte

dichter van de grote gevoelens en voor mij moet er liefde zijn.’ (Ziarczyk 2013)

Verhulst werd voor zijn jongste roman opvallend veel geïnterviewd. Dat hij na het schrijven

van dit boek zijn vrouw verliet, net zoals de protagonist uit De laatkomer, lag wellicht aan de

basis van de grote aandacht van de media. In de hedendaagse media wordt er veel belang

gehecht aan het persoonlijke leven van beroemdheden en schrijvers worden hierbij geenszins

uitgesloten. (cf. infra) De titel ‘Schrijver doet zelfde als hoofdpersonage: Hij verlaat vrouw

voor jeugdliefde’ die er in Het Laatste Nieuws werd gegeven aan een interview met Verhulst

suggereert dat het persoonlijke leven van de auteur eerder de aanleiding vormde voor het

interview dan het boek zelf. (Anoniem 2013a) Wanneer de interviewer zich informeert naar

Verhulsts nieuwe Zweedse geliefde, neemt de schrijver afstand: ‘Ik hoef dit niet te delen met

mensen die ik helemaal niet ken.’ (Anoniem 2013a)

Op het einde van het hoofdstuk over Verhulsts interne poëtica werd reeds verwezen naar de

flaptekst van de roman Kaddisj voor een kut, die begin september 2014 zal verschijnen. Uit de

tekst valt af te leiden dat Verhulst met deze roman opnieuw zal teruggrijpen naar

autobiografisch proza, waarbij de persona biografica Verhulst wederom centraal staat. Dat de

expressieve poëtica van de auteur in dit werk waarschijnlijk een belangrijke positie zal

39

innemen blijkt niet alleen uit de flaptekst, maar ook over een uitspraak die Verhulst maakte in

een interview in De Morgen. Over zijn ervaringen in jeugdinstellingen beweert de auteur het

volgende:

Het is een immense, unieke periode in mijn leven, maar met erg tegenstrijdige gevoelens. Ik

was onwaarschijnlijk gelukkig in die hel, waar alles kapotging. Drugs, verslavingen,

zelfmoord en verkrachtingen, het was er allemaal. En iedereen deed het met iedereen, in

jongerentehuizen staan tenslotte al die jongeren te knallen van puberteit. Ik amuseerde me

daar. Al was het een conflictueus amusement. Toch vertik ik het om er droevig over te zijn.

Want ik heb daar geobserveerd én van het leven geproefd. Ik zou wel gek zijn om er niets mee

te doen. (Anoniem 2013b)

3.4 Autonome (objectieve) poëtica

In het hoofdstuk waarin de interne poëtica van De laatkomer werd behandeld, viel er niet

meteen iets op over de mogelijke objectieve poëtica van deze roman. Waar de interviews in

dagbladen vaak al te zeer gefocust waren op de persoonlijke elementen van zijn jongste werk,

werd er in (het net iets meer cultureel georiënteerde) Knack ook aandacht besteed aan de meer

vormelijke aspecten van De laatkomer. Verhulst is duidelijk trots op zijn “seniorenroman” en

beweert zelfs dat dit zijn eerste “echte” roman is:

Volgens mij is De laatkomer zelfs de eerste roman die ik ooit heb geschreven […]

Toen het af was, had ik het gevoel dat Elsschot moet hebben gehad toen hij het

manuscript van Het dwaallicht naar zijn uitgever bracht. Ik weet ook wel dat er altijd

De helaasheid der dingen op mijn voorhoofd zal blijven staan, maar we zijn nu zeven

jaar later en De laatkomer is het boek van een betere schrijver. Vormelijk zit het veel

beter in elkaar. Alle verhaalelementen zitten er met elkaar verweven, de roman heeft

het juiste ritme en er kan, om Willem Frederik Hermans er nog maar eens bij te halen,

geen mus uit de dakgoot vallen zonder dat daar een goeie reden voor is.’ (Piryns, van

Humbeeck, 2013)

Tot slot verwijs ik even naar een uitspraak die Verhulst in de Nederlandse pers maakte naar

aanleiding van het Boekenweekgeschenk dat in 2015 van zijn hand zal verschijnen. Uit de

onderstaande uitspraak blijkt dat de auteur zich voor het eerst in zijn leven zal wagen aan het

“schrijven over het schrijven”. Hij zal voor het Boekenweekgeschenk dus naar alle

40

waarschijnlijkheid voor het eerst in zijn oeuvre een metaliterair boek schrijven, waarbij het

autonome statuut van het boek wordt beklemtoond.19

Ik wil tonen dat literatuur nog een feest kan zijn in onze cultuur. Het boekenvak verkeert in

een paniekfase, dus wil ik bij deze gelegenheid mijn passie voor literatuur prediken. Daarvoor

zal ik mij niet in een priestergewaad hijsen – maar tot nu toe heb ik me afzijdig gehouden van

schrijven over schrijven. Ik vecht graag voor literatuur, het is mijn enige religie (Nrcboek.nl

2014)

3.5 De prelude van een gemengde poëtica

In 2014 schreef Verhulst het artikel ‘Bezinning van een geconstipeerde opiniekwaker’ voor

het tijdschrift Samenleving en Politiek. Dit is een sleuteltekst voor deze masterscriptie,

aangezien Verhulst er heel wat expliciete uitspraken maakt over literatuur. Hij legt sterk de

nadruk over de relatie tussen kunst (literatuur) en politiek en neemt een enigszins ambigu

standpunt in. (Verhulst 2014, 64-69)

Om te beginnen spreekt Verhulst zijn ongenoegen uit over de rol van de schrijver in

televisiedebatten. Hij vindt het jammer dat auteurs vaak uitgenodigd worden om samen te

tafelen met politieke figuren, waardoor er meer aandacht wordt besteed aan politieke kwesties

i.p.v. literatuur:

De keren dat ik in zo’n televisiestudio uitgenodigd was naar aanleiding van een literaire

gebeurtenis, zoals daar kan zijn het verschijnen van een boek of het overlijden van een

gewaardeerde collega, had ik mijn zendtijd met een politicus te delen. […] Maar wat erger is,

is dat ik altijd in mijn hoedanigheid van schrijver in het gesprek met de politicus wordt

betrokken. (hetgeen meteen ook betekent dat ik tijd moet inleveren om het over literatuur te

hebben, toevallig iets waarover ik nét wel iets te vertellen heb) (Verhulst 2014, 64-69)

Verhulst beweert vervolgens dat hij een “te trage denker” is om telkens met goed

geformuleerde politieke uitspraken op de proppen te komen. Nadat hij in zijn artikel de

vermeende literatuurkennis van politici bekritiseert, concludeert hij dat zowel de kunstenaar

als de politicus in feite beter bij hun leest blijven. ‘Als ik, wanneer ik over politiek praat, voor

19

Uit het citaat blijkt echter dat de auteur dit doet omwille van zijn passie voor literatuur, wat aan zijn

expressieve poëtica kan worden gekoppeld. Dat hij dit boek net wil schrijven in tijden dat het boekenvak volgens

hem in “een paniekfase’ verkeert getuigt dan weer van zijn pragmatische poëtica, omdat hij de lezer een

welbepaalde boodschap wil meegeven en met zijn boek waarschijnlijk enige verandering in de perceptie van

literatuur wil brengen. Er is dus sprake van een mengvorm qua poëticale stellingen.

41

een politicus klink zoals een politicus dikwijls voor mij klinkt wanneer hij over literatuur

praat, dan moet ik de eerlijkheid hebben om wat vaker mijn snavel dicht te naaien in politieke

debatten.’ (Verhulst 2014, 64-69) Niettemin ontkent Verhulst niet dat hij wel degelijk een

maatschappijkritisch auteur is. ‘[Ik ben] nu eenmaal maatschappijkritisch, soms, de aard van

het beestje, en dat laat sporen na in mijn literaire werk. Niet altijd succesvol trouwens.’

(Verhulst 2014, 64-69)

Op het einde van zijn artikel neemt Verhulst een zekere tussenpositie in. Hij profileert zich als

auteur een auteur die meestal “over de mens en de wereld” schrijft. (Verhulst 2014, 64-69) Hij

is dus maatschappelijk geëngageerd, wat we kunnen koppelen aan zijn pragmatische poëtica.

Anderzijds heeft hij niets aan te merken op auteurs waarvan het literaire werk voornamelijk

autobiografisch van aard is. Dit kunnen we dan weer relateren aan zijn expressieve poëtica.

Opvallend is tot slot de uitspraak ‘Het onderwerp draagt niet de kwaliteiten van een

letterkundig werk.’, die kan gelden als een expliciete uitspraak waarbij de autonomie van een

literair werk lijkt te worden benadrukt. Deze woorden kunnen dan weer worden gerelateerd

aan een objectieve poëtica, omdat de auteur hiermee wellicht de aandacht wenst te vestigen op

het belang van stijl en compositie van een literair werk:

Ik kan er wel eens in mijn zetel met een bak koffie over liggen mijmeren om gewoon ver weg

van het maatschappelijke debat te schrijven. Heel verleidelijk klinkt dat. Alleen steek ik zo nu

niet elkaar. De mens, de wereld, het is - meestentijds - mijn literaire grondstof. En nogmaals,

dat moét het niet per se zijn. Ik kijk allesbehalve minachtend neer op schrijvers die zich

beperken tot het landschap, de liefde, de huiskat, de jeuk aan het kuitbeen, de geur van eigen

sokken. Het onderwerp draagt niet de kwaliteiten van een letterkundig werk. Maar voor mezelf

moet ik met de mens, de kleine of de grote, en zijn sociale context aan de slag. (Verhulst 2014,

64-69)

3.6 Slotbeschouwing over Verhulsts Externe poëtica

De meest recente televisieverschijning van Verhulst vond plaats in het Nederlandstalige

televisieprogramma De wereld draait door. De auteur was in dit programma te gast omwille

van heuglijk nieuws: onlangs werd immers bevestigd dat hij volgend jaar het

Boekenweekgeschenk zal schrijven. Naast Marnix Gysen, Hubert Lampo, Hugo Claus en

Tom Lanoye is Verhulst een van de weinige Vlamingen die de eer heeft om dit te schrijven.

(De wereld draait door 2014) Het desbetreffende boek, dat overigens verbonden is aan het

42

heuse evenement “Het Boekenbal” zal wellicht een grote promotiestunt voor de auteur zijn.

Net zoals Godverdomse dagen op een godverdomse bol gratis met de Humo werd

meegegeven, zal ook het Boekenweekgeschenk gratis in boekenhandels worden uitgedeeld.

Het Boekenweekgeschenk zal hoe dan ook heel wat promotie met zich meebrengen, met de

nodige mediaverschijningen van de auteur. Dit kan bijgevolg veel interessant

bronnenmateriaal opleveren voor verder onderzoek naar Verhulsts externe poëtica.

3.7 Conclusie

Bij een onderzoek naar Verhulsts externe poëtica valt op dat de auteur doorgaans veel van zijn

emoties in zijn boeken verwerkt. Soms doet hij dit op een expliciete manier, zoals wanneer hij

zijn jeugdtrauma verwerkt in De Laatste liefde van mijn moeder. In andere gevallen doet hij

dat impliciet zoals in De laatkomer. Hij ontkent hoe dan ook niet dat er altijd wel iets van hem

in zijn boeken doorsijpelt.

In vele interviews uitte Verhulst echter ook zijn maatschappelijk engagement. Als we

rekening houden met verschillende biografische feiten, valt Verhulsts engagement (en dus

zijn pragmatische poëtica) in de periode 2010-2011 niet meer te ontkennen. Later

distantieerde de auteur zich echter van zijn pragmatische poëtica. Dit betekent daarom niet dat

hij maatschappijkritiek verfoeit. Zo haalde hij in zijn meest recente roman De laatkomer sterk

uit naar de erbarmelijke omstandigheden waarin ouderen de dood afwachten in

bejaardenhuizen en ook in interviews schuwde hij de kritiek niet. Niettemin wil hij zich

afkeren van het schrijven over politiek, omdat dit volgens hem slechte romans oplevert.

Opvallend is dat de auteur regelmatig suggereert dat zijn werken op de realiteit zijn

gebaseerd. Zo sijpelt er altijd wel een concreet element uit de realiteit in zijn prozawerken.

Dit stemt echter niet helemaal overeen met de literaire praktijk van de auteur. Als een

begenadigd observator mag hij dan wel nauwkeurige beschrijvingen geven van segmenten

van de realiteit, deze worden steeds gedomineerd door zijn subjectieve blik.

Tot slot kunnen we ook een aantal van zijn uitspraken relateren aan zijn autonome poëtica. De

auteur beweerde met De laatkomer “zijn eerste roman” te hebben geschreven. Volgens een

interview over het Boekenweekgeschenk zou Verhulst voor dit werk voor het eerst de meta-

literaire kant opgaan. Uit het artikel ‘Bezinning van een geconstipeerde opiniekwaker’ blijkt

dat Verhulst voortaan zijn maatschappijkritiek wenst te temperen in zijn werken. Het valt op

dat hij vooral in de jaren 2010-2012 veel engagement vertoonde. Het ziet er naar uit dat de

43

auteur anno 2014 qua externe poëtica er vooral een gemengde expressieve en pragmatische

literatuuropvatting op nahoudt.

4. Close listening: Verhulsts poëtica en diens luisterboeken

In dit hoofdstuk ga ik dieper in op de luisterboeken die Verhulst zelf insprak. Vooraleer ik de

literatuuropvattingen van de auteur koppel aan diens luisterboeken, lijkt het mij relevant om

de lezer eerst vertrouwd te maken met dit aparte literaire medium. Om te beginnen zal ik

luisterboeken situeren tegen de achtergrond van een algemene tendens die de hedendaagse

beeldvorming van literatuur typeert, namelijk “de aandacht voor de persoonlijkheid van de

auteur.” Vervolgens argumenteer ik waarom bepaalde lezers (luisteraars) een luisterboek

verkiezen boven een gewoon boek. Hierbij wordt het verschil in populariteit tussen Nederland

en Vlaanderen ook aangehaald. Daarna maak ik een onderscheid tussen het voorlezen zoals

we dit in luisterboeken terugvinden en het voorlezen bij literaire performances. Tot slot geef

ik een korte toelichting bij bepaalde technische aspecten die inherent zijn aan luisterboeken.

Na deze achtergrondinformatie bespreek ik de boeken die Dimitri Verhulst zelf heeft

ingesproken in het licht van zijn poëtica.

4.1 Luisterboeken en de persoonlijkheid van de auteur

De aanwezigheid van luisterboeken in het literaire landschap kan worden verklaard door een

algemene tendens aan te stippen die kenmerkend is voor de hedendaagse beeldvorming van

literatuur, namelijk de focus op de persoonlijkheid van een auteur. Dit wordt in eerste

instantie duidelijk geaccentueerd in de media. De individualiteit en singulariteit van een

auteur treedt daarnaast ook op de voorgrond bij auteurslezingen, die niet meer weg te denken

zijn in het contemporaine literaire veld. In de volgende paragrafen maak ik duidelijk dat

luisterboeken in het verlengde liggen van die twee tendensen.

In het hoofdstuk over Verhulsts externe poëtica haalde ik al aan dat de persoonlijkheid van

een auteur vandaag sterk wordt belicht in de media. Dit geldt ook voor Dimitri Verhulst in het

bijzonder. Het valt op dat zijn deelnames aan televisieprogramma’s in een aantal gevallen een

uiterst positieve invloed hadden op de verkoopcijfers van zijn boeken. Na de publicatie van

De helaasheid der dingen verscheen Verhulst bijvoorbeeld in het Vlaamse

televisieprogramma De laatste show. Zijn aanwezigheid in dit programma zorgde ervoor dat

44

zijn roman in een mum van tijd een bestseller werd. (Maes 2009-2010, 40) Geschiedenis

herhaalt zich, wanneer Verhulst in 2013 na zijn aanwezigheid in het Nederlandse

televisieprogramma Pauw & Witteman een enorm succes kende met zijn roman De laatkomer.

Vijf dagen na de uitzending van het programma gingen er maar liefst 25.000 exemplaren van

de roman over de toonbank in Nederlandse boekenhandels. Klein detail: twee van deze vijf

dagen waren feestdagen. (Peppelenbos 2013) Deze twee casussen zijn indicatief voor het

belang dat in de media wordt gehecht aan “de persoon” Dimitri Verhulst.20

De aandacht voor de persoonlijkheid van de auteur wordt ook voor een deel gereflecteerd in

het fenomeen van de “literaire performance”, waarbij schrijvers voorlezen uit eigen werk.

Lezingen bieden literatuurliefhebbers de kans om een auteur in levende lijve aan het werk te

zien. In sommige gevallen is er zelfs persoonlijke interactie met de auteur in kwestie

mogelijk. In een recente studie deed Trees Accou onderzoek naar de impact van

auteurslezingen. Uit haar onderzoeksresultaten bleek dat het geven van lezingen voor veel

schrijvers een belangrijke nevenactiviteit vormt naast het schrijven. Iets meer dan de helft van

de ondervraagde auteurs beschouwde de inkomsten voor het geven van lezingen als een

substantieel deel van hun inkomen. Bovendien zorgen lezingen voor een significante stijging

van de verkoopcijfers voor boeken. Opvallend is dat ook oudere werken van de auteur na een

lezing belangstelling krijgen. Voor veel auteurs kan een lezing uiteindelijk ook vaak een

hefboom vormen naar andere lezingen. (Accou 2013-2014, 96,97)

Dimitri Verhulst heeft zich meermaals aan literaire performances gewaagd. Zo nam hij de

afgelopen jaren verschillende keren deel aan de manifestatie Saint Amour. In 2011 werd hij

uitgenodigd door de Hogeschool Gent om een lezing te geven met als thema “geluk”.

Afgelopen jaar gaf Verhulst tot slot een reeks lezingen onder de titel De dood en het meisje.

De auteur werd voor deze gelegenheid vergezeld van het Ensor strijkkwartet, die op de

achtergrond een uitvoering speelden van ‘Der Tod und das Mädchen’ van Franz Schubert.

4.2 De literaire ervaring van luisterboeken in Vlaanderen en Nederland

Een recente studie van de Nederlandse online webwinkel Luisterrijk toonde aan dat

luisterboeken in Nederland een groeiende populariteit kennen. In 2006 waren er nog maar

amper 400 luisterboeken te koop in de winkel. In mei 2013 was het aantal luisterboeken al

20

Ook de lange wachtrijen bij signeersessies getuigen van veel aandacht voor de persoon van de schrijver. Dit

was onder meer het geval toen Dimitri Verhulst in 2007 een massa volk trotseerde op de Antwerpse boekenbeurs

om zijn bestseller De helaasheid der dingen te signeren.

45

opgelopen tot 1800. Vooral downloadbare edities doen het goed. Dit succes valt in eerste

instantie te verklaren door de “handenvrije ervaring”. Omdat een lezer niet langer een boek in

handen heeft, hoeft hij logischerwijs ook geen pagina’s meer om te slaan. Hierdoor kan ook

worden genoten van een literair werk in combinatie met andere activiteiten. (zoals koken,

afwassen, sporten, autorijden, etc.) (Anoniem 2013)

Uit de enquête van de website bleek zelfs dat een grote meerderheid van het publiek

luisterboeken het liefst beluistert op vakantie, en dit in of aan het zwembad. (Anoniem 2013)

Het succes van luisterboeken op vakanties kan verder ook worden verklaard door de compacte

omvang van het materiaal. Een cd valt veel gemakkelijker op te bergen in (soms volgepropte)

reiskoffers. Tegenwoordig zijn er zelfs downloadbare edities beschikbaar, die achteraf in een

oogwenk op een iPod of mp3-speler kunnen worden overgezet. Deze digitale evolutie is

enigszins parallel aan de trend van digitale boeken die op pc, tablet of e-reader kunnen

worden gelezen.21

Er dient echter een belangrijke kanttekening te worden gemaakt. Luisterboeken blijken vooral

in Nederland erg populair. Dit alternatieve literaire medium geniet in Vlaanderen aanzienlijk

minder aandacht. Dit kan ten eerste worden verklaard door de hoge kosten die aan de

productie van luisterboeken zijn verbonden. In Nederland zijn er hiervoor meer subsidies

beschikbaar. Het aantal auteurs die hun luisterboeken zelf inspreken ligt bijgevolg veel hoger

in Nederland. Ten tweede storen Vlamingen zich vaak aan het accent van hun noorderburen,

waardoor ze minder geneigd zijn om zich een luisterboek aan te schaffen uit het brede

Nederlandse assortiment. Er is echter een lichtpunt: omdat luisterboeken tegenwoordig ook

gedownload kunnen worden, liggen de productiekosten een stuk lager, waardoor makers van

luisterboeken meer kunnen experimenteren.22

(Hoefkens 2011)

Het is dus enigszins verbazend dat Dimitri Verhulst verschillende van zijn literaire werken

insprak, ondanks de lage verkoopcijfers van luisterboeken in Vlaanderen. De enorme

populariteit van de auteur kan hiervoor een mogelijke verklaring zijn. (cf. supra) Een tweede

verklaring ligt in de kwaliteit van Verhulsts luisterboeken en de aanstekelijke passie die hij

vertoont bij het voorlezen. (cf. infra)

21

Luisterboeken zijn uiteraard ook een ideaal medium voor blinden en mensen met leesproblemen. Twee jaar

geleden stelde Vlaams minister van Onderwijs Pascal Smet de campagne ‘Ik haat lezen’ voor, om digitale

versies van schoolboeken beschikbaar te stellen voor leerlingen met dyslexie. (Anoniem 2012a) 22

De informatie over luisterboeken in Vlaanderen dateert van het jaar 2011. Er zijn geen cijfers beschikbaar die

kunnen aantonen of de verkoopcijfers sinds 2011 zijn verbeterd. Men kan ervan uitgaan dat de verkoop van

luisterboeken mogelijks is gestegen omwille van de downloadbare edities.

46

4.3 Het voorlezen bij luisterboeken en auteurslezingen

Zowel bij luisterboeken als bij auteurslezingen staat het “voorlezen” centraal. Het is echter

belangrijk om te wijzen op een aantal verschillen tussen beide vormen van voorlezen. Een

auteurslezing vindt om te beginnen steeds plaats in een bepaalde context. Een schrijver zal

niet zelden zijn/haar voor te lezen werk afstemmen op de context waarin een bepaalde lezing

wordt gegeven. Wanneer een lezing bijvoorbeeld plaatsvindt in het kader van een

boekvoorstelling, zal een auteur doorgaans op voorhand kritisch overwegen welk fragment

hij/zij zal voorlezen om interesse op te wekken bij het publiek.

Ook het publiek is een essentieel element bij auteurslezingen: aan de hand van reacties van de

luisteraars kan een auteur eventuele wijzigingen aanbrengen bij volgende lezingen. Het

publiek kan op die manier dus invloed hebben op de tekstkeuze die een auteur voor

toekomstige lezingen zal maken. In sommige gevallen kan het publiek er zelfs voor zorgen

dat een schrijver zijn/haar voorleesmethode opnieuw ter discussie stelt.

Bij een luisterboek is het publiek logischerwijs afwezig. De auteur mag tijdens de opname van

een luisterboek dan wel omringd zijn door een aantal geluidstechnici, maar voor de rest leest

hij voor in alle eenzaamheid. Het valt niet uit te sluiten dat een auteur daarbij meer aandacht

zal besteden aan kleine nuances bij het voorlezen, omdat hij/zij volledig kan opgaan in de

finesses van het voorlezen zonder afgeleid te worden door de reacties van het publiek.

4.4 Literaire performance: “podiumbeesten” en “paginavreters”

Zoals het voorlezen algemeen verschilt bij luisterboeken en auteurslezingen, kan het

voorlezen ook verschillende vormen aannemen bij auteurslezingen in het bijzonder. We

kunnen een onderscheid maken tussen “podiumbeesten” en “paginavreters”.23

(Dierickx

2006-2007, 158) Bij de laatste groep blijft de tekst zelf het centrale element van de

voordracht. De podiumbeesten besteden daarentegen meer aandacht aan de manier van

voordragen, waardoor in bepaalde gevallen de performance van de schrijver centraal komt te

staan, in plaats van de tekst.

Uit de weinige interviews waarin Dimitri Verhulst zich uitsprak over lezingen, blijkt duidelijk

dat de auteur zichzelf niet als een podiumbeest ziet: ‘Talent om mijn werk op een podium te

23

Het onderscheid tussen “podiumbeesten” en “paginavreters” heeft in principe vooral betrekking tot

poëzievoordrachten, maar kan ook worden toegepast op het voorlezen van proza.

47

brengen? Ik heb het ook gelezen, maar begrijp het niet. Bij Saint Amour lees ik gewoon voor,

nogal droog zelfs. Ik ben helemaal geen performer, doe geen pirouettes of zo. Ik ben in hart

en nieren een schrijver.’ (Broek 2007) Dat Verhulst naar eigen zeggen ‘nogal droog’

voorleest, past in zijn verlegen aard. ‘Ik ga dood als ik moet buigen en applaus in ontvangst

nemen. Wat zou ik dan graag in een Mickey Mouse-pak zitten, onherkenbaar.’ (Posthuma

2007) De auteur oogt alleszins erg verlegen wanneer hij voorleest. Opvallend is ook de pose

die hij doorgaans aanneemt tijdens zijn voordrachten: armen op de pupiter geplaatst

(mogelijks een techniek om bevende handen te verbergen) en de ogen steevast gericht op de

tekst die voor hem ligt. Hij kijkt tijdens het voorlezen zelden naar het publiek en onderbreekt

de lectuur van zijn fragment niet. Ik verwijs hiervoor graag naar een voorbeeld, namelijk een

korte lezing die Verhulst gaf op het Nijmeegs boekenfeest ter promotie van zijn jongste

roman De laatkomer.24

(Nijmeegs boekenfeest 2013)

4.5 De kunst en wetenschap van de productie der luisterboeken

Luisterboeken produceren is een kunst zoals een ander. Om kwalitatieve luisterboeken te

vervaardigen, dient er met een aantal factoren rekening te worden gehouden. Om te beginnen

moet goed opnamemateriaal beschikbaar zijn en moet de opname plaatsvinden in een

geluidsdichte omgeving, waaruit alle storende elementen worden geweerd die eventueel op de

achtergrond kunnen klinken. (West 1995, 1) Ook aan het voorlezen zelf zijn bepaalde

voorwaarden verbonden. Dit kunnen we samenvatten in de zogenaamde vier

basiscomponenten voor een goede voorgelezen tekst: de stem, de uitspraak, de taal en de

voorleestechniek. (West 1995, 2,3)

De stem moet eerst en vooral sterk genoeg zijn. Liefst is de stem ook helder, zodat de

luisteraar niet wordt afgeleid. Ook uithoudingsvermogen is nodig: de luisteraar mag niet

horen dat de voorlezer na een bepaalde tijd zijn stem verliest of buiten adem raakt.

Vervolgens dient de uitspraak verstaanbaar te zijn. Idealiter wordt er voorgelezen met zo

weinig mogelijk regionale klanken. Best beoogt men een “speech blend” die voor iedereen

verstaanbaar is. Voor Nederlandse luisterboeken is dit het Algemeen Nederlands

(Standaardtaal). De persoon die voorleest moet bovendien ook over een goede taalbeheersing

beschikken. Hij/zij moet met andere woorden een adequate kennis hebben van de uitspraak

van woorden en de wijze waarop klemtonen op een woord of binnen een zin kunnen worden

24

Het filmpje kan worden bekeken op de volgende link: http://www.youtube.com/watch?v=ckYyktyij8M De

beeldkwaliteit is jammer genoeg aan de lage kant. (het voorgelezen fragment begint op 01:05)

48

gelegd. Tot slot is ook de voorleestechniek van belang bij luisterboeken. De voorlezer moet

op een goed tempo voorlezen. Hij/zij mag dus niet te snel of te traag voorlezen. Een te snelle

lectuur zorgt ervoor dat de voorgelezen tekst aan verstaanbaarheid inboet. Een te trage lectuur

is dan weer onaangenaam om naar te luisteren (vooral voor de luisteraars die doorgaans vrij

snel boeken lezen). (West 1995, 2-3)

Er zijn nog een aantal factoren die het voorlezen gunstig kunnen beïnvloeden. Het is

vanzelfsprekend dat er wordt voorgelezen wat er in de oorspronkelijke tekst werd geschreven.

Dit geldt in principe ook voor de leestekens. Punten, komma’s, uitroep en vraagtekens moeten

worden gerespecteerd. Voorts wordt ‘overacting’ of ‘underacting’ van de personages ook

liefst vermeden. (West 1995, 4,11,12)

Het ideale luisterboek kan worden gedefinieerd als ‘een vertaling van het geschreven naar het

gesproken woord en dit op een manier die zo nauw mogelijk aansluit bij de oorspronkelijke

intentie van de auteur.’ Op z’n minst moet een luisterboek een vertaling van het geschreven

naar het gesproken woord bieden die aangenaam is voor de lezer om naar te luisteren. (West

1995, 1)

De verschillende luisterboeken die Verhulst zelf insprak, voldoen aan de componenten die een

goed luisterboek vormen. Geluidstechnisch zijn ze kwalitatief hoogstaand, maar ook het

voorlezen verloopt feilloos. Om te beginnen is de stem van Verhulst sterk en helder genoeg en

heeft de auteur genoeg uithoudingsvermogen bij het voorlezen. Zijn uitspraak is uitermate

verstaanbaar en bevat weinig regionale uitspraakklanken.25

Als ervaren schrijver beschikt

Verhulst over de nodige taalkennis om bij het voorlezen de juiste klemtonen te leggen op

woorden of zinnen. Tot slot leest hij voor op een goed tempo en respecteert hij doorgaans de

leestekens in teksten.26

4.6 De luisterboeken van Dimitri Verhulst: overzicht van beschikbare werken

Ondanks de geringe populariteit van luisterboeken in Vlaanderen en het feit dat er gedurende

de afgelopen jaren maar weinig Vlaamse auteurs een luisterboek hebben opgenomen, heeft

Verhulst maar liefst vier voorgelezen werken op zijn palmares staan. Dit zijn, in volgorde van

verschijning, Mevrouw Verona daalt de heuvel af, Godverdomse dagen op een godverdomse

25

Dit is voor discussie vatbaar. Verhulst benadert de uitspraak van het Algemeen Nederlands weliswaar, maar de

attente luisteraar zal af en toe een licht Aalsterse uitspraak van bepaalde woorden kunnen herkennen. Het

belangrijkste is hoe dan ook dat Verhulsts luisterboeken perfect verstaanbaar zijn. 26

De auteur durft niettemin al eens van de oorspronkelijke leestekens af te wijken.

49

bol, De laatste liefde van mijn moeder en De zeven laatste zinnen. Aangezien deze

luisterboeken alle gebaseerd zijn op de vier overeenkomstige boeken die na elkaar werden

gepubliceerd, kunnen we spreken van een ‘luisterboekfase’ in het oeuvre van Dimitri

Verhulst.

Het is echter fascinerend dat er geen luisterboek bestaat van Verhulsts populairste boek De

helaasheid der dingen. Dat Verhulst zijn bestseller niet insprak, kan mogelijks verklaard

worden door de enorme populariteit dat het boek kende na publicatie. Een luisterboek

produceren van deze roman was misschien niet interessant omdat het boek toch al goed

verkocht en later ook werd verfilmd. Het werk naar een luisterboek omzetten zou misschien

voor wat overkill hebben gezorgd. Daarnaast valt natuurlijk niet uit te sluiten dat de auteur

(zoals hij pleegt te zeggen) “geen goesting” had om het boek in te spreken, omdat hij de hype

achter zich wou laten en de tijd wou nemen om zich te focussen op nieuwe literaire werken.

Dat Verhulst na De zeven laatste zinnen geen luisterboeken meer opnam, kan ook logisch

worden verklaard. Monoloog van iemand die het gewoon werd tegen zichzelf te praten vormt

als novelle niet het geschikte literaire materiaal voor een luisterboek, omwille van de korte

omvang. Gezien de hoge kosten die aan de productie van luisterboeken verbonden zijn (en de

weinige Vlaamse subsidies) zou dit een al te dure onderneming zijn geweest voor zo’n dun

boekje. De intrede van Christus in Brussel heeft Verhulst naar alle waarschijnlijkheid niet als

luisterboek vereeuwigd omdat hij naar eigen zeggen de roman achteraf gezien “een slecht

boek” vond. (cf. infra) Zijn jongste roman De laatkomer werd wellicht niet ingesproken

omdat het, net zoals Monoloog, een erg dun boek is.

4.7 De luisterboeken van Dimitri Verhulst in het licht van zijn poëtica

We kunnen Verhulsts luisterboeken zien als een uitdrukking van zijn expressieve poëtica. De

gedachten en emoties van de auteur krijgen in zijn luisterboeken immers een extra dimensie

omdat deze door hemzelf worden verteld met het unieke karakter en de singulariteit van zijn

stem. Verhulst leest voor zoals hij schrijft: met passie en gevoel voor ritme. De voorlezer

Verhulst staat op deze manier gelijk aan de schrijver Verhulst. Dit herinnert aan wat Roland

50

Barthes in zijn essay ‘Ecoute’ schreef over de relatie tussen de stem van een persoon en

zijn/haar individualiteit:27

La voix est, par rapport au silence, comme l’écriture. […] L’écoute de la voix inaugure la

relation à l’autre: la voix, par laquelle on reconnaît les autres […] nous indique leur manière

d’être, leur joie ou leur souffrance, leur état ; elle véhicule une image de leur corps et, au-delà,

toute une psychologie (on parle de voix chaude, de voix blanche, etc.). (Barthes 1982, 175)

Verhulsts luisterboeken kunnen in eerste instantie aan zijn expressieve poëtica worden

verbonden, als we rekening houden met de aandacht die de auteur besteedt aan ritme bij het

voorlezen. Hierover beweerde hij in een interview het volgende: ‘Ik hou van het ritme in

teksten, daarom hoor ik ook zo graag schrijvers voorlezen. Schrijvers die kúnnen voorlezen,

bedoel ik dan.’ (Berghmans 2007) In een ander interview stelt Verhulst dat hij voorlezen een

aangename bezigheid vindt, omdat hij bij het voorlezen de zinnen opnieuw kan laten klinken

zoals hij ze in zijn hoofd had gevormd toen hij ze schreef. (Posthuma 2007) Verhulst

vergeleek in het verleden schrijven met muziek maken. ‘Je bedenkt een partituur waar een

zeker ritme inzit. Terwijl ik werk, hoor ik bij de woorden ook altijd klanken.’ (Steenhaut

2007)

Over het algemeen respecteert Verhulst de oorspronkelijke inhoud en leestekens van zijn

teksten en leest hij telkens voor op hetzelfde ritme en met dezelfde stemintensiteit. Af en toe

wijkt hij hier echter van af. We kunnen spreken van een dubbele tendens. Enerzijds zorgen

bepaalde afwijkingen voor een verlaging van het expressieve gehalte van zijn voorgelezen

teksten. Anderzijds suggereren sommige afwijkingen een grotere emotionele betrokkenheid

van de auteur dan de geschreven tekst doet vermoeden. Ik illustreer dit hieronder met enkele

voorbeelden uit De zeven laatste zinnen en De laatste liefde van mijn moeder.28

In het verhaal ‘Vader, vergeef hen, want zij weten niet wat zij doen’ staat in een bepaalde zin

het woord “vergiftigen” gecursiveerd en gevolgd door een uitroepteken. De cursivering

suggereert een beklemtoning van het woord bij het voorlezen. Volgens het uitroepteken zou

het woord luider moeten voorgelezen worden.29

‘Hij heeft uit curiositeit het woordenboek

geraadpleegd en alleen de vierde betekenis van het woord staat hem aan: vergiftigen!’

27

De unieke stem van Verhulst wordt gekenmerkt door een nogal “sappige” uitspraak van bepaalde klanken.

Verder klinkt zijn stem af en toe licht hees, zonder echter afleidend te zijn. Bij het beluisteren van zijn vier

luisterboeken valt op dat zijn stem en voorleestechniek niet echt zijn veranderd doorheen de jaren. 28

De audiofragmenten kunnen worden teruggevonden op de volgende link:

https://www.youtube.com/watch?v=yUU_2II9W1Q 29

Voor audiofragment zie: ‘De zeven laatste zinnen - fragment 1: verlaagde expressie’

51

(Verhulst 2010c, 17) Uit dit voorbeeld zouden we kunnen concluderen dat de auteur niet al te

sterk op de voorgrond wil treden bij het voorlezen, door een uitroep van het woord

‘vergiftigen’ te vermijden. De cursivering wordt evenwel gerespecteerd, aangezien de auteur

bij het voorlezen het woord duidelijk beklemtoont. We vinden een vergelijkbaar voorbeeld

terug in de laatste zin van hetzelfde verhaal. ‘Oog om oog maakt de hele wereld blind. Wel,

DAT hij blind wordt!’ (Verhulst 2010c, 19) Ook hier neemt Verhulst het uitroepteken niet in

acht. Het woord ‘DAT’, dat in drukletters is weergegeven in de tekst, wordt niet beklemtoond

zoals we dat zouden verwachten van een woord in drukletters.30

Verhulst houdt ook in het luisterboek De laatste liefde van mijn moeder niet altijd rekening

met uitroeptekens. Een voorbeeld betreft het volgende fragment. In amper drie zinnen komen

er maar liefst drie uitroeptekens voor, waarvan geen enkele door de auteur op een hogere toon

wordt voorgelezen. ‘Ter compromis kreeg Jimmy een goudvis […] Alsof er in een

appartement wel de plaats was voor een goudvis! ‘Het is een ondankbaar kind!’, vond

Wannes. ‘Je ziet dat het niet van mij is!’31

(Verhulst 2010a, 17)

Daarnaast voegt Verhulst af en toe een korte interjectie toe tussen zinsdelen. Dit zijn meestal

korte woordjes zoals “och” of “enfin”. Deze woorden zijn niet in de oorspronkelijke tekst

aanwezig. Zo last Verhulst bijvoorbeeld de interjectie ‘och’ in op het einde van het verhaal

‘Voorwaar ik zeg u: heden nog zult gij bij mij zijn in het paradijs’. Dit woordje is nochtans

afwezig in de geschreven tekst. ‘Hij zou geld geven om nu te kunnen plassen, daar zou hij niet

het geringste probleem van maken.’ (Verhulst 2010c, 29) In tegenstelling tot de vorige twee

voorbeelden verhoogt dit het expressieve karakter van de tekst, omdat de auteur er als een

emotioneel betrokken vertelinstantie naar voren komt.32

Hetzelfde geldt voor fragmenten die

duidelijk met meer stemintensiteit en een zekere versnelling worden voorgelezen. Hiervoor

kan verwezen worden naar de laatste twee paragrafen van het verhaal ‘Mijn god, mijn god,

waarom hebt gij mij verlaten?’. Ik neem hieronder het integrale fragment op. De stukken die

tussen vierkante haken staan, duiden op fragmenten die aanzienlijk expressiever worden

voorgelezen:33

Maar de avond van 11 februari 1983 viel de hemel op mijn vader zijn schedel en hij verstond

het niet. Het was hem allemaal te plots. Of zoals hij later aan kleverige togen tegen naamloze

maten zou verklaren, in een niet ontwijd te krijgen sfeer van verlatenen onder elkaar: ‘Als er

30

Voor audiofragment zie: ‘De zeven laatste zinnen - fragment 2: verlaagde expressie’ 31

Voor audiofragment zie: ‘De laatste liefde van mijn moeder - fragment 1: verlaagde expressie’ 32

Voor audiofragment zie: ‘De zeven laatste zinnen - fragment 3: verhoogde expressie’ 33

Voor audiofragment zie: ‘De zeven laatste zinnen - fragment 4: verhoogde expressie’

52

problemen zijn, dan kan daar toch eerst over worden gepraat? Waarom moest zij nu ineens

patat boem direct weggaan.

Op zijn knieën had hij willen vallen, en plechtig zweren dat hij veranderen zou, resoluut

veranderen zou, [180 graden veranderen zou, een ander mens, het tegendeel van zichzelf

worden zou, en dat hij nooit nog dat en altijd si en la. En hij zou het menen en het zelf geloven

dat hij het meende, tot in het diepst van al zijn verzopen vezels. En hete tranen voor haar

schreeuwen zoals geen man geen vrouw al ooit had voorgedaan.] Maar ze was er niet om haar

dingen te laten beloven. Ze had haar biezen genomen, haar kar gekeerd, patat boem direct

inderdaad, en hij begreep bij god niet waarom.34

(Verhulst 2010c, 52)

Vooraleer ik mijn conclusie formuleer over de poëtica van Verhulsts ingesproken boeken, zou

ik even willen wijzen op een cruciaal detail waarin zijn werken verschillen van andere. De

luisterboeken van Verhulst zijn erg “sober” van opzet. Je hoort er enkel zijn stem en niets

anders. Bij sommige (anderstalige) luisterboeken wordt een korte inleiding ingesproken door

een aparte stem die de titel van het boek, de oorspronkelijke auteur en de voorlezer citeert. Dit

gaat niet zelden gepaard met een muziekstukje op de achtergrond.35

Dit vinden we bij

Verhulsts luisterboeken vinden dus niet terug. Verhulst leest gewoon de titel van het boek

voor en begint dan in medias res voor te lezen. Ook dit zorgt ervoor dat hij meer op de

voorgrond treedt als auteur. Je maakt als luisteraar letterlijk vanaf de eerste seconde van het

luisterboek kennis met de stem van Dimitri Verhulst, zonder dat deze door iemand anders of

een muziekje wordt geïntroduceerd.36

Bij een close listening van Verhulsts luisterboeken valt op dat de expressieve poëtica, die

inhoudelijk aan het werk kan worden gerelateerd, telkens wordt verstrekt omdat de auteur zijn

verhalen zélf voorleest. De auteur staat nog centraler in het werk dan anders, omdat we als

luisteraar via de singulariteit van diens stem worden geconfronteerd met zijn

hoogstpersoonlijke gedachten en emoties.

Er valt echter een zekere paradox op te merken. Enerzijds tracht Verhulst als auteur op de

achtergrond te blijven door (over het algemeen) op een normaal tempo en een normale

toonhoogte voor te lezen. Ook de vele uitroeptekens die hij negeert bij het voorlezen, zorgen

34

Het valt ook op dat Verhulst in de erg expressief voorgelezen passage woorden zoals ‘hete’ en ‘geen’ sterk

beklemtoont, terwijl deze niet gecursiveerd staan in de originele tekst. 35

Voor enkele voorbeelden verwijs ik naar het fragment: ‘Introducties anderstalige luisterboeken (P. Labro & R.

Barthes) 36

Voor de introducties van Verhulsts luisterboeken, verwijs ik naar het fragment: ‘Verhulsts luisterboeken:

introducties’.

53

ervoor dat hij niet op een storende manier op de voorgrond zou treden voor de lezer.

Anderzijds last Verhulst af en toe kleine interjecties in die het subjectieve karakter van het

voorlezen versterken. Hierdoor treedt hij als auteur toch nog op de voorgrond. Dit gebeurt ook

wanneer hij woorden beklemtoont die aanvankelijk niet in de tekst worden beklemtoond en

wanneer hij bepaalde fragmenten versneld voorleest, of met meer intensiteit. We kunnen

Verhulsts luisterboeken dus zien als een uitdrukking van zijn expressieve poëtica, met als

belangrijke dat hij als voorlezer en auteur af en toe wat meer of minder aanwezig is.

5. Receptiestudie

In dit hoofdstuk ga ik dieper in op de Vlaamse en Nederlandse receptie van Verhulsts jongste

vijf werken. Het zal de lezer in de volgende paragrafen duidelijk worden dat niet alle werken

evenveel recensies kregen. Waar mogelijk, probeer ik hiervoor een verklaring te bieden. Ik zal

voor ieder werk een onderscheid maken tussen recensies in dag-en weekbladen en recensies

die in (literaire) tijdschriften verschenen.37

Ik maak verder ook een onderscheid tussen

Vlaamse en Nederlandse bronnen. Om tot een overzichtelijke conclusie te komen van de vele

recensies die in dit hoofdstuk worden besproken, neem ik aan het einde van deze

receptiestudie een aantal schematische overzichten op waarin alle recensies per werk, maar

ook per taalgebied en volgens de aard van het bronnenmateriaal met elkaar worden

vergeleken. Vervolgens formuleer ik een aantal kritische bedenkingen.38

Op het einde van dit

hoofdstuk tracht ik te achterhalen in welke mate recensies een invloed hebben gehad op

Verhulsts literatuuropvattingen. Uitspraken uit de vele interviews die hij gedurende de

afgelopen jaren gaf, vormen hierbij een uitgangspunt.

5.1 De laatste liefde van mijn moeder

De laatste liefde van mijn moeder ontving over het algemeen erg gemengde kritieken. Deze

roman werd door recensenten zowel verguisd als verafgood, maar daarnaast namen ook heel

wat critici een tussenpositie in. Dat de roman gemakkelijk als een “prequel” van De

helaasheid der dingen kan worden beschouwd, is een niet te onderschatten detail waar menig

recensent op inspeelde.

37

Ook de recensies die Carl de Strycker schreef voor de website van Leeswolf worden in acht genomen

aangezien hij in het verleden academische artikels schreef over Verhulsts werken en derhalve een “Dimitri

Verhulst kenner” kan worden genoemd. 38

Voor een theoretische bespreking van het bronnenmateriaal verwijs ik naar het eerste hoofdstuk van deze

masterscriptie.

54

Binnen de Vlaamse dag-en weekbladkritiek vinden we vier overwegend positieve kritieken

terug. De krant Metro heeft wel iets aan te merken, maar blijft overwegend positief: ‘Af en

toe schrijft Verhulst iets te gekunsteld naar een pointe toe, maar laat dat de pret niet drukken.’

(Anoniem 2010) Mark Cloostermans van De Standaard stelt dat Verhulst met deze roman van

zijn vorige werken afwijkt, maar dat dit niets afdoet aan de kwaliteit van het werk. Hij ziet de

raakvlakken met De helaasheid der dingen, maar merkt op dat Verhulst ditmaal meer

aandacht heeft besteed aan humor. Dit heeft de auteur volgens de recensent niet slecht gedaan:

‘[D]e humor houdt de mogelijke pathetiek in toom, maar wordt nooit zo dominant dat hij geen

ruimte laat voor nuance en gevoel.’ (Cloostermans 2010)

Ook de recensie van Het Nieuwsblad is erg positief: ‘Verhulst heeft opnieuw een sterke

roman geschreven die zich op veel niveaus laat lezen. […] Het literaire najaar is alvast

schitterend ingezet.’ (de Ruyck 2010) Een laatste overwegend positieve recensie lezen we tot

slot in De Tijd, waarvan de recensent het volgende beweert: ‘Verhulst heeft een ongemeen

talent om het banale en het triviale te combineren met het diepzinnige en tragische en dat lukt

hier alweer voortreffelijk.’ (Holthof 2010)

In De Morgen is Dirk Leyman opvallend minder enthousiast dan zijn Vlaamse collega-

recensenten. Dit valt op door uitspraken zoals ‘Gegniffel in het openbaar mag vooralsnog niet

beschouwd worden als een doorslaggevend literair criterium.’ en ‘Te vaak haalt de joligheid

het daarbij van de wrangheid.’ (Leyman 2010)

Wat Vlaamse culturele en literaire tijdschriften betreft, vinden we een overwegend negatief

oordeel terug bij Knack. De recensent concludeert over De laatste liefde van mijn moeder

namelijk het volgende: ‘Meer dan wat hoofdschuddend vermaak om zoveel hilarisch

proletarische onbenulligheid biedt het boekje uiteindelijk niet.’ (Hellemans 2010)

De recensie die Carl de Strycker schreef voor de website Leeswolf.be was erg gemengd.

Hoewel De Strycker de humor van het boek bleek te waarderen, was hij van mening dat De

laatste liefde van mijn moeder een ‘minder bijtend’ werk is dan De helaasheid der dingen.

Ook de compositie van de roman laat volgens De Strycker aan de wensen over. Tot slot vindt

hij dat Verhulst het epiloog van zijn boek, waarin het personage Jimmy als oude filosoof

wordt opgevoerd, beter had kunnen weglaten. (De Strycker 2011a)

De Nederlandse recensies uit dag- en weekbladen zijn over het algemeen erg gemengd.

Liesbeth Etty noemde het boek in NRC Handelsblad een ‘niet zo sterke’ roman. Ze was van

55

mening dat Verhulst in deze roman eerder een beeld van de jaren 50 schetste dan van de jaren

80 waarin het verhaal zich afspeelt. Ze was daarentegen wel positief over Verhulsts stijl en

taalgebruik. (Etty, 2010)

Positiever was het oordeel uit De Telegraaf, waarin Annet de Jong sprak van een ‘lichtvoetig

en onderhoudend boek.’ Ze vond het boek ‘minder verpletterend dan zijn voorgaande romans,

(o.a. De helaasheid der dingen) maar alleszins toch een aanrader.’ (De Jong 2010) Ook de

recensie van Jaap Goedegebuure was overwegend positief. Hij was vooral lyrisch over

Verhulsts vertelwijze, die hij omschrijft als ‘laconiek en verneukeratief, in een idioom dat zo

sappig is dat het wel een persiflage op schoon Vlaams lijkt.’ Verder is ook deze recensent van

mening dat het boek ‘minder sterk’ is dan De helaasheid der dingen, maar hij relativeert dit

algauw. Volgens hem is de toon van gedempte en beheerste melancholie waarmee Verhulst

zijn nieuwe boek schreef een opmerkelijke manier om zijn jeugdtrauma te verwerken

(Goedegebuure 2010)

Opvallend is de recensie van Marja Pruis in De Groene Amsterdammer, die op z’n minst

gezegd ontevreden was over deze roman. Zij schreef ongetwijfeld de meest vernietigende

recensie die in deze receptiestudie werd opgenomen. Haar woorden spreken boekdelen over

haar ongenoegen:

Er ligt deze dagen een drol hoog opgestapeld in de etalages van de Selexyz-boekhandels. Dat

die daar zo glansrijk mag liggen dampen, maakt pijnlijk duidelijk dat etalages gekocht kunnen

worden door uitgevers en niks meer te maken hebben met de uitstalkast van welweer waarin

de boekhandelaar de boeken neervlijt waarvan hij vindt dat ze aandacht verdienen. (Pruis

2010)

Delphine Seghers schreef in het Nederlandse literaire tijdschrift Ons Erfdeel een beschouwing

over De laatste liefde van mijn moeder. Zij neemt duidelijk een tussenpositie in. Enerzijds is

zij bijzonder positief over Verhulsts beschrijvingen van de ‘kneuterigheid” van het burgerlijke

milieu. Daarenboven weet zij ook Verhulsts stijl te waarderen. Ze noemt de auteur zelfs een

‘stillistische acrobaat’. (Seghers 2011, 159) Anderzijds vindt ze de roman niet zo sterk, omdat

de auteur er volgens haar niet in wist te slagen om een goed evenwicht te vinden tussen

komedie en tragedie. Vooral de meer ernstige, vertederende fragmenten tussen moeder en

kind waren volgens Seghers al te schaars in De laatste liefde van mijn moeder. (Seghers 2011,

160)

56

5.2 De zeven laatste zinnen

Van Verhulsts jongste vijf werken werd er aan De zeven laatste zinnen het minst aandacht

geschonken binnen de literaire kritiek. Dit kan liggen aan het beperkte aantal interviews dat

de auteur over het boekje gaf, waardoor het minder mediapromotie kende dan zijn andere

werken. Ook het eigenzinnige karakter van deze verhalenbundel kan hier een rol spelen. Wie

zich De zeven laatste zinnen aanschafte, kreeg er een luisterboek en cd met klassieke muziek

bij. Aangezien luisterboeken in Nederland populairder zijn dan in Vlaanderen (cf. supra), zou

men logischerwijs verwachten dat dit werk het meeste aandacht kreeg van Nederlandse

recensenten. Het tegendeel is echter waar. De drie recensies die over dit boekje verschenen,

zijn alle drie van Vlaamse bodem.

Twee van deze recensies komen uit de Vlaamse dag-en weekbladkritiek. De krant Metro was

opvallend positief over het werk. Het concept werd omschreven als ‘geniaal in zijn eenvoud,

knap en vernieuwend.’ Ook de verhalen die Verhulst voor dit werk schreef werden positief

ontvangen en werden ‘subliem’ genoemd. (Anoniem 2011) Een tweede recensie vinden we

terug in De Morgen, waarin Dirk Leyman een tussenpositie innam: ‘Soms zijn de verhalen te

summier om indruk te maken, een andere keer zit Verhulst er 'kloef' op.’ (Leyman 2011)

Carl de Strycker schreef op de website van Leeswolf een minder positieve recensie over dit

werk. Over de uitvoeringen van Het Ensor strijkkwartet was hij weliswaar tevreden, maar hij

betreurde het feit dat de verhalen uit De zeven laatste zinnen maar weinig te maken hebben

met de compositie van Joseph Hadyn:

De poging om het lijden van Christus te vermenselijken en te actualiseren, loopt dus grondig

fout. Verhulst wil graag tot nadenken aanzetten, maar zijn teksten blijken niet meer dan

vingeroefeningetjes in de stijlen die hij uitprobeerde in Problemski hotel, De helaasheid der

dingen, Mevrouw Verona en Godverdomse dagen. Dat levert typische Verhulstverhalen op,

soms grappig, soms innig lief, maar met Die sieben letzten Worte hebben ze niets te maken.

(De Strycker 2011b)

5.3 Monoloog van iemand die het gewoon werd tegen zichzelf te praten

Waar Verhulst met zijn vorige verhalenbundel maar weinig media aandacht kende, was dit

met Monoloog van iemand die het gewoon werd tegen zichzelf te praten anders. Althans in

Vlaanderen. De novelle verscheen oorspronkelijk uitsluitend in Nederland als gratis

57

boekenbijlage. Dit zorgde voor heel wat verontwaardiging in Vlaanderen, waar de

afwezigheid van Monoloog in de boekhandels werd betreurd. Dat de novelle geïnspireerd is

op de laatste dagen van wielrenner Frank Vandenbroucke heeft wellicht een en ander met de

aandacht van de Vlaamse pers voor dit boekje te maken. De afwezigheid van Nederlandse

recensies kan wellicht worden verklaard door het feit dat deze novelle er als een gratis

boekenbijlage verscheen.

In de Vlaamse dag-en weekbladkritiek waren recensenten unaniem lovend over deze novelle.

Filip Van Ongevalle prees in De Standaard het werk voor ‘de milde ironie, zachte mededogen

en heerlijke taal’ waarin Verhulst de laatste uren van de legendarische wielrenner beschreef.

Hij noemde het boek zelfs ‘De beste Verhulst sinds De helaasheid der dingen.’ (Van

Ongevalle 2011) Matthias Declercq beweerde in De Morgen het volgende: ‘"Eén goede

stoelgang en het is uitgelezen", dixit de auteur. De stoelgang van Verhulst heeft een opvallend

dense structuur. […] Lees het als verhaal. Als literair genot.’ (Declecq 2011) Zelfs Sport

Voetbalmagazine prees Verhulsts novelle. Dit, vooral omdat de auteur volgens de recensent in

zijn ‘spitsvondige stijl’ een tijdloos verhaal wist neer te schrijven. (Anoniem 2011)

Mark Schaevers wijdde geen volledige recensie aan deze novelle in Humo, maar toonde zich

evenwel opvallend enthousiast over het boekje door er kort naar te verwijzen aan het begin

van zijn recensie van De Intrede van Christus in Brussel. (cf. infra) Hij bleek erg tevreden

met Verhulsts Monoloog: ‘[L]ees dat boekje om uzelf een plezier te doen, 't is één van de

strafste stoten uit de recente Vlaamse letterkunde.’ (Schaevers 2011)

Een tweede Vlaamse tijdschriftrecensie vinden we terug in Knack. Hier neemt Frank

Hellemans een tussenpositie in. Hij begint zijn recensie met de stelling dat het een goed idee

was van Verhulst om deze novelle te schrijven. (Hellemans 2011) Op het einde van zijn

recensie keek hij echter met gemengde gevoelens terug op zijn lectuur:

Geloofwaardig is het allemaal niet maar zeker het eerste deel, met de romance tussen

wielrenner en gazelle, verrast toch. Alleen het laatste halfuur - vanaf de plotse

stemmingswisseling van de gevallen wielergod - krijg je het gevoel dat Verhulst zijn verhaal

te vlug heeft afgeraffeld. (Hellemans 2011)

Sebastiaan Kort schreef voor Ons Erfdeel het artikel ‘Het gevecht om het cliché eronder te

krijgen. Twee boeken van Dimitri Verhulst’, waarin hij dieper ingaat op Verhulsts

maatschappelijk engagement in Monoloog en De intrede van Christus in Brussel. De auteur

blikt met gemengde gevoelens terug op zijn lectuur van deze twee werken. (Kort 2012, 140)

58

Langs de ene kant is hij positief over de dynamiek en vermakelijkheid van Verhulsts stijl.

Langs de andere kant vraagt hij zich af hoelang dit soort “menskritisch” proza nog houdbaar

is. Hij stelt zich immers vragen bij Verhulsts “humanisme”:39

Je kunt je echter afvragen of Verhulst wel de humanist is waar hij door sommige critici na

publicatie van De intrede voor gehouden wordt, en of hij niet eerder een doodgewone

misantroop is. Er spreekt uit Monoloog inderdaad een groot mededogen voor Seynabou […]

En ja, er zijn in De intrede een paar mensen te vinden die niet alles verkeerd doen. Maar wat

biedt Verhulst ons als literair schrijver aan hoop of suggesties wanneer het over de mensheid

gaat? (Kort 2012, 141)

5.4 De intrede van Christus in Brussel

De intrede van Christus in Brussel is net zoals De laatste liefde van mijn moeder een roman

die erg gemengd werd ontvangen. De roman bevat onmiskenbaar heel wat kritiek op de

Belgische samenleving. Dit herinnerde menig recensent aan een ander werk van Verhulst

waarin hij niet schuw was om zijn kritische gedachten te uiten, namelijk Godverdomse dagen

op een godverdomse bol.

In de Vlaamse dag-en weekbladkritiek werd De intrede van Christus in Brussel positief

ontvangen in Metro: ‘Verhulst beschrijft België met een zeker gevoel van mededogen, nuance

en zelfs aandoenlijke gelatenheid. Hij doet dat bovendien met een sprankelende, ietwat

gezwollen taalvirtuositeit die steeds meer zijn handelsmerk wordt.’ (Anoniem 2011a) Ook De

Gazet van Antwerpen was lovend over de roman en noemde het werk een ‘minicursus België

voor beginners’, alsook ‘een mooi pleidooi tegen de verzuurden van dit land.’ (Anoniem

2011b)

Dirk Leyman nam in De Morgen dan weer duidelijk een genuanceerd standpunt in bij zijn

beoordeling van het werk: ‘Al is dit boek lang niet het overdonderende meesterwerk waar

sommigen op hoopten, imponeren doet Verhulst met zijn onaangetaste stijl-vermogen, weidse

greep en scherpe blik.’ (Leyman 2011) Een gemengde reactie vinden we ook terug bij de

recensie van Holthof in De Tijd. Hier stelt de recensent enerzijds dat Verhulst met dit werk

een goede spiegel biedt van onze maatschappij en wederom uitblinkt in het combineren van

het banale en triviale met het diepzinnige en tragische. Anderzijds vindt hij de manier waarop

39

Korts bespreking van Monoloog en De intrede van Christus in Brussel kan omwille van de tegenstrijdige

oordelen van de auteur best worden beschouwd als “gemengd”.

59

nieuwsfeiten in de roman zijn verwerkt soms nogal flauw. (Holthof 2011) Tot slot vinden we

ook een erg gemengde recensie terug in De Standaard, waarin Mark Cloostermans het

volgende beweert:

De intrede van Christus is een beest met meerdere koppen. Een diepgeworteld project,

halfslachtig uitgevoerd, bij vlagen hilarisch, bij momenten oersaai. De poëtische slotregels

zorgen ervoor dat de vertelling netjes landt, maar doen de turbulentie onderweg niet vergeten.

Het imposante stilisme gaat ten koste van personages en verhaal. (Cloostermans 2011)

De recensie die Mark Schaevers voor Humo schreef over De Intrede van Christus in Brussel

was verassend positief. Hij concludeert het volgende: ‘Wat Verhulst hier over Brussel en

België bij elkaar brengt is verstandig en mooi.’ Daarnaast is hij van mening dat de literatuur

van Dimitri Verhulst steeds spannender wordt met de jaren. (Schaevers 2011)

Frank Hellemans, die niet lang daarvoor reeds De laatste liefde van mijn moeder negatief

beoordeelde, is in Knack bijna niet te spreken over Verhulsts “Chritusroman”. Hij aarzelt dan

ook niet om het boek met scherpe uithalen finaal de grond in te boren: ‘Onder het mom van

een belgicistische satire serveert hij in De intrede van Christus in Brussel een futloze parabel

over de kleinburgerlijke zelfgenoegzaamheid.’(Hellemans 2011) Deze uitspraak spreekt

boekdelen, net zoals de slotzin van zijn recensie: ‘Van deze kruisweg zonder kloten - om het

in Verhulsts pseudobaldadige kunsttaaltje te zeggen - wordt niemand beter.’ (Hellemans

2011)

Een overwegend negatieve recensie vinden we dan weer terug bij Carl de Strycker. Hij

oordeelt dat Verhulst met De intrede van Christus in Brussel een boek heeft geschreven in

hypergekunsteld Vlaams. Ook de fragmentarische compositie is volgens hem “al te typisch”

voor Verhulst. Tot slot is De Strycker ook niet te spreken over de maatschappijkritiek die de

auteur in dit werk uitte:

Zijn commentaren op de misstanden in de kerk en op de communautaire problemen in ons

land of zijn kritiek op het journaille overstijgen de caféanalyse niet. En hoewel het allemaal

erg eloquent verwoord is, vermoeit de pseudopoëtische taal voornamelijk. De humanist

Verhulst is toch vooral een zedenpreker. (De Strycker 2011)

Nederlandse recensenten beweerden het tegendeel van hun Vlaamse collega’s. Zo was de

recensie van Irene Star van het tijdschrift Elsevier erg lovend. De intrede van Christus in

Brussel was voor haar een ‘Hilarisch beschreven massahysterie, door een taalvirtuoos.’ Ook

60

Joost de Vries van De Groene Amsterdammer was erg positief over deze roman. Hij noemde

De intrede van Christus ‘zonder meer grappig, goedgemutst en met een aanstekelijke

vertelpret geschreven.’ (De Vries 2011) Tot slot nam Sebastiaan Kort in zijn artikel ‘Het

gevecht om het cliché eronder te krijgen. Twee boeken van Dimitri Verhulst’ een

tussenpositie in, net zoals bij Monoloog. (cf. supra)

5.5 De laatkomer

Verhulsts jongste roman De laatkomer was vlak na publicatie waarlijk een hot topic in de

media. De grote aandacht die deze roman in de pers kende, valt door een aantal factoren te

verklaren. Om te beginnen verscheen Verhulst zowel op de Vlaamse als Nederlandse televisie

om deze roman te promoten. Daarnaast gaf de auteur ook heel wat interviews over het boek in

de pers (cf. supra) Tot slot kan ook de trailer die hij voor zijn jongste roman opnam

bijgedragen hebben tot de populariteit van De laatkomer.

Wanneer we het onderscheid maken tussen recensies uit dag-en weekbladen en uit literaire

magazines, valt op dat de eerste groep vooral focust op het autobiografische aspect van de

roman. Gezien de belangstelling van de hedendaagse media voor de persoonlijkheid van een

auteur, hoeft dit niet te verbazen. Niet zelden hadden interviews over De laatkomer dan ook

vaak vooral Verhulsts persoonlijke leven tot onderwerp, en niet zozeer de roman zelve.

Een eerste recensie uit de Vlaamse dag-en weekbladkritiek vinden we terug in Metro. In deze

krant werd De laatkomer erg positief ontvangen. Bij de recensie werden vooral positieve

woorden geuit over de verschillende emoties die deze roman bevat: ‘'De laatkomer' ontroert,

stompt in de maag en doet grijnzen. Alles in één.’ (Anoniem 2013) Ook in De Standaard

werd De laatkomer positief ontvangen. Mark Cloostermans, die voorheen reeds heel wat

kritiek uitte over Verhulsts werken, leek in zijn recensie erg tevreden over dit boek. Hij

apprecieerde vooral het tragikomische karakter van de roman: ‘Verhulst heeft een sterk

basisidee aangekleed met scènes als sketches: vrolijke, droevige en ontroerende

momenten. De laatkomer doet vaak onbedaarlijk lachen en kan even later onverwacht naar de

keel grijpen.’ (Cloostermans 2013)

In de vorige paragrafen werd duidelijk gemaakt dat Carl de Strycker erg teleurgesteld was in

De laatste liefde van mijn moeder, De zeven laatste zinnen en De intrede van Christus in

Brussel. Met zijn jongste roman weet Verhulst de sympathie van de recensent echter voor een

61

groot deel terug te winnen. Hoewel De Strycker het idee van deze roman niet zo origineel

vindt, is hij lovend over de stijl die Verhulst hanteert.40

Daarenboven apprecieert de recensent

de maatschappijkritiek die Verhulst in dit werk heeft gestoken, zonder ‘prekerig te worden.’

(De Strycker 2013)

Arjan Peters van De Volkskrant was één van de weinige recensenten die zich erg negatief

heeft uitgelaten over deze roman. Hij is van mening dat het verhaal van De laatkomer niet zo

origineel is als sommigen zouden beweren en vergelijkt Verhulsts jongste roman met Le

malade imaginaire van Molière. Verder noemt hij Désiré Cordier ‘flauw’ en ‘oninteressant’.

Hij sluit zijn recensie af met de veelzeggende woorden ‘Precies nul keer gelachen.’ (Peters,

2013) Joost de Vries van de Groene Amsterdammer beweerde over De laatkomer het

volgende: ‘Verhulsts verhaal blijft net zo grijs en grauw als de bejaarden die het bevolken.’

Hij was dus ook opvallend minder positief.

Tot slot weide Elsbeth Etty in Ons erfdeel een artikel aan deze roman. Hoewel haar oordeel

over De laatkomer van een niet erg uitgesproken karakter is, kan na een analyse van het

artikel niettemin van een waardeoordeel worden samengevat. Een positief punt dat Etty

aanhaalt zijn de Verhulsts ‘bijtend geestige beschrijvingen’ van Désirés pogingen om aan zijn

huwelijk te ontsnappen. (Etty 2013, 143) Ze vergelijkt het werk later met Lof der zotheid van

Erasmus: ‘Die lofzang is onder de pen van Dimitri Verhulst uitgegroeid tot een sublieme

danteske komedie.’ (Etty 2013, 143) Ze haalt verder in haar artikel een negatief punt aan,

wanneer ze het volgende beweert: ‘De enige zwakte aan De laatkomer is de ongewilde ernst

ervan. Te nadrukkelijk stipuleert Verhulst dat het leven een gevangenis is, uitgerust met

isoleercellen en folterkamers waarop het bordje “huwelijk” hangt.’ (Etty 2013, 144) Ze sluit

haar artikel wel af met een positieve noot en beweerde dat, ondanks het aangehaalde minpunt,

het boek uiteindelijk ‘met glans overeind blijft staan’. (Etty 2013, 144) Omwille van deze

gunstige conclusie beschouw ik dit artikel als een overwegend positieve beoordeling van De

laatkomer.

5.6 Schematisch overzicht

In de onderstaande tabel plaats ik alle hierboven besproken recensies naast elkaar. Ik maak

per werk om te beginnen een onderscheid tussen Nederlandse en Vlaamse recensies. Deze

40

‘Hoewel de plot dus uiterst dunnetjes is en het idee waarop het verhaal drijft niet bijster origineel (Max Frisch

voert in Mein Name sei Gantenbein een personage op dat zich als een blinde voordoet), is dit toch een Verhulst

op zijn best.’ (De Strycker 2013)

62

recensies worden vervolgens gecategoriseerd volgens recensies uit dag-en weekbladen,

recensies uit algemeen culturele tijdschriften en specifiek literaire tijdschriften.41

Voor ieder

literaire werk wordt aangegeven wat het aantal overwegend positieve, gemengde en

overwegend negatieve recensies zijn.

5.6.1 Overzicht Nederlandse en Vlaamse recensies volgens waardeoordeel42

Publicatiejaar Totaal aantal

recensies

Aantal

overwegend

positieve

recensies

Aantal

gemengde

recensies

Aantal

overwegend

negatieve

recensies

De laatste

liefde van mijn

moeder

2010 12 6 2 4

De zeven

laatste zinnen 2010 3 1 1 1

Monoloog van

iemand […] 2011 6 4 2 /

De intrede van

Christus in

Brussel

2011 11 5 4 2

De laatkomer 2013 6 4 / 2

Uit de gegevens van de bovenstaande tabel kunnen we een aantal conclusies trekken. Het valt

om te beginnen op dat van de vijf jongste prozawerken van Dimitri Verhulst niet alle werken

evenveel aandacht hebben genoten van Vlaamse en Nederlandse recensenten. Qua aantal

recensies staan De laatste liefde van mijn moeder en De intrede van Christus in Brussel

samen op kop met elk meer dan 10 recensies. Dit weerspiegeld mijn insziens een algemene

trend bij recensenten, die erop neerkomt dat zij doorgaans vooral veel aandacht hebben voor

literaire werken die inhoudelijk of stilistisch vergelijkbaar zijn met grote successen.43

Het

41

Ook de recensies die Carl de Strycker voor de website Leeswolf schreef, worden onder de categorie specifieke

literaire tijdschriften opgenomen, omdat deze nu eenmaal nauwer aansluiten bij een ‘specifiek literaire’

bespreking dan een ‘algemeen culturele’. 42

Om de tabel overzichtelijk te houden, koos ik voor de volgende afkortingen: P (positief), N (negatief) en G

(gemengd). 43

Zoals ik al aanhaalde aan het begin van deze masterscriptie won Dimitri Verhulst voor De helaasheid der

dingen de Gouden uil publieksprijs. Voor Godverdomse dagen op een godverdomse bol ontving hij later de

Libris literatuurprijs.

63

eerste werk werd namelijk door veel recensenten vergeleken met Verhulsts bestseller De

helaasheid der dingen, omdat ook hier de verhaalstof autobiografisch van aard is. Verhulsts

“Christus roman” deed omwille van de felle maatschappijkritiek velen dan weer denken aan

het erg succesvolle Godverdomse dagen op een godverdomse bol.

Daarnaast valt ook een intrigerende discrepantie aan te wijzen tussen de (meestal) negatieve

uitspraken die Verhulst naderhand in interviews maakte over zijn minder succesvolle werken

en het de recensies die er voorheen over diezelfde werken werden geschreven. Zo kenden De

laatste liefde van mijn moeder en De intrede van Christus in Brussel ondanks negatieve en

gemende recensies, telkens ook vijf positieve recensies. Als we voor deze werken de

positieve, gemengde en negatieve recensies uiteindelijk met elkaar vergelijken, blijken ze

inderdaad niet “goed” te zijn ontvangen, maar het aantal positieve recensies wordt achteraf

gezien nogal verwaarloosd door de auteur zelf. Tot slot is het opmerkelijk dat De laatkomer,

ondanks de vele promotie, uiteindelijk maar zes keer werd gerecenseerd. Nochtans verscheen

de auteur voor dit boek te promoten ontzettend veel in de media en besloot hij om er een

boektrailer voor op te nemen.

5.6.2 Overzicht recensies volgens aard van bronnenmateriaal: Vlaanderen

Publicatiejaar

Aantal

recensies uit

dag-en

weekbladen

Aantal

recensies uit

tijdschriften

Aantal

recensies uit

literaire

tijdschriften

De laatste liefde van mijn moeder 2010 4 (P)

1 (N) 1 (N) 1 (G)

De zeven laatste zinnen 2010 1 (P)

1 (G) / 1 (N)

Monoloog van iemand […] 2011 3 (P) 1 (P)

1 (G) /

De intrede van Christus in

Brussel 2011

2 (P)

3 (G)

1 (N)

1 (P) 1 (N)

De laatkomer 2013 2 (P) / 1 (P)

64

5.6.3 Overzicht recensies volgens aard van bronnenmateriaal: Nederland

Publicatiejaar

Aantal

recensies uit

dag-en

weekbladen

Aantal

recensies uit

tijdschriften

Aantal

recensies uit

literaire

tijdschriften

De laatste liefde van mijn moeder 2010 2 (P)

1 (N) 1 (N) 1 (G)

De zeven laatste zinnen 2010 / / /

Monoloog van iemand […] 2011 / / 1 (G)

De intrede van Christus in

Brussel 2011 / 2 (P) 1 (G)

De laatkomer 2013 1 (N) 1 (N) 1 (P)

Wanneer we de recensies uit Vlaanderen en Nederland met elkaar vergelijken, valt op dat

Verhulst in Vlaanderen opvallend meer werd gerecenseerd in dag-en weekbladen dan in

Nederland. Dat de auteur van Vlaamse origine is, heeft hier wellicht iets mee te maken.

Verder kon Verhulst voor ieder van zijn werken in beide taalgebieden doorgaans rekenen op

minstens één recensie uit een literair tijdschrift. Ook het aantal besprekingen in algemeen

culturele tijdschriften is ongeveer gelijk in Vlaanderen en Nederland. (gemiddeld één tot twee

besprekingen per werk) Procentueel bekeken scoort Verhulst over het algemeen beter in

Vlaanderen dan bij onze noorderburen. (58% positieve recensies in Vlaanderen, t.o.v. 42% in

Nederland)44

Opmerkelijk genoeg kent Verhulst in Nederland wel minder negatieve recensies

in (al dan niet literaire) tijdschriften. (slechts 2 negatieve recensies in Nederlandse

tijdschriften t.o.v. 5 in Vlaanderen)

5.6.4 Invloed van de literaire kritiek op Verhulsts poëtica

Op het eerste gezicht lijkt Dimitri Verhulst rekening te houden met de negatieve recensies die

er over zijn werken worden geschreven. Zo heeft hij enkele van zijn boeken later zélf negatief

44

Het zou echter overroepen zijn om te beweren dat Verhulst “beter ontvangen” wordt in Vlaanderen. Indien

men een aantal gemengde recensies uit beide taalgebieden bijvoorbeeld na veel wikken en wegen alsnog tot de

categorie der negatieve of positieve recensies zou rekenen, kunnen de onderzoeksresultaten bijvoorbeeld net

omgekeerd zijn. Deze cijfers tonen wel aan dat de receptie van Dimitri Verhulsts werken over het algemeen erg

gemengd is.

65

beoordeeld, net zoals sommige recensenten dat hadden gedaan. Zo deed hij in de pers onder

meer de volgende uitspraak over De intrede van Christus in Brussel, dat vooral in Vlaanderen

slecht werd ontvangen (cf. supra):

Het is onvoldoende uitgediept, ik was te lui en niet moedig genoeg. Dat ben ik een kleine zes

maanden terug gaan beseffen. Helaas waren de rechten toen al verkocht en verschijnt het

volgende week in Engeland. Ik schaam me dood. Ik raad alle lezers die het nog niet gekocht

hebben aan om het niet te kopen. […] Om dezelfde reden is De verveling van de keeper een

slecht boek, dat niet meer mag herdrukt worden. Ik zal aan mijn uitgever ook vragen om De

intrede van Christus in Brussel in de vuilnismand te gooien, al kreeg dit boek in Frankrijk dan

wel lovende kritieken. (Peppelenbos 2013)

Wanneer hij door De Standaard in diezelfde periode (omtrent 18 mei 2013) werd

geïnterviewd voor zijn roman De laatkomer, aarzelde hij ook niet om zijn ongenoegen over

zijn “Christus roman” te uiten. Uit de uitspraken in dit interview valt zelfs op dat de auteur in

de toekomst afstand wenst te nemen van politieke kwesties bij het schrijven. (cf. supra) ‘‘[I]k

heb te kleine beentjes om goed over politiek te kunnen schrijven', zegt Verhulst. ‘Ik heb het

twee keer geprobeerd […] en het is twee keer een draak van een boek geworden. Dus: les

geleerd. […] Ik ga me met dat soort dingen niet meer bezighouden.' (Plets 2013) Ook in De

Tijd sprak de auteur zich uit over het gebrek aan kwaliteit van De Intrede ‘Dat was gewoon

geen goed boek. Het verhaal was niet uitgediept genoeg, de personages waren te vlak.’

(Ziarczyk 2013)

Wanneer we andere uitspraken van Verhulst echter onder de loep nemen en chronologisch

bekijken, valt het evenwel in twijfel te trekken of de auteur effectief zo “meegaand” is in de

negatieve kritieken op zijn werk. Vlak voor de publicatie van De intrede van Christus in

Brussel weigerde hij bijvoorbeeld om interviews over het boek te geven, omdat hij naar eigen

zeggen het gevoel had dat hij zoals ‘een antwoordapparaat of een papegaai’ begon te klinken

omdat hij steeds hetzelfde moest herhalen in interviews. (De Ruyck 2011) Voor andere

werken heeft Verhulst telkens een normaal aantal interviews gegeven. Voor De laatkomer gaf

hij later zelfs heel wat meer interviews dan gewoonlijk. Dat Verhulst weigerde om interviews

te geven over De intrede kan er mogelijks op wijzen dat hij vlak na voltooiing ervan reeds

zijn twijfels had bij de kwaliteit dit werk en dit, nog voor er recensies over waren geschreven.

Dat Verhulst zijn eigen werk negatief zou beoordelen in navolging van negatieve recensies

valt bovendien in twijfel te trekken als we rekening houden met de defensieve houding die hij

66

soms aanneemt tegenover (vooral) Vlaamse recensenten. Zo beweert hij nog steeds tevreden

te zijn over zijn vrij succesvol boek Godverdomse dagen op een godverdomse bol, ook al

kreeg het werk heel wat negatieve recensies te verduren. Hij noemt het boek zelfs ‘een

meesterwerk’. (Peppelenbos 2013) De laatste liefde van moeder werd ook op z’n minst

gezegd ‘gemengd’ ontvangen, maar Verhulst heeft dit werk naderhand niet uitdrukkelijk als

“een slecht boek” bestempeld. Veeleer betreurde hij de slechte recensies en bijgevolg, de

slechte verkoop van het boek: ‘Ik verdien 1,2 euro aan een boek: reken maar uit. Daar moet ge

verdomme veel voor verkopen. De laatste liefde van mijn moeder is de grond in geboord en

niet herdrukt. Dat heb ik gevoeld, daar heb ik geen kloten aan gehad.’ (Rutten 2011)

Verhulst blijkt bijzonder kritisch over zijn eigen werk. Opvallend is dat hij zelfs kritisch blijkt

over de werken die lovend werden ontvangen. Zo beweerde hij in een interview dat De

helaasheid der dingen een boek is dat ‘rammelt’ (Peppelenbos 2013) Op deze manier weet hij

op een subtiele manier de draak te steken met “het heilige oordeel” der recensenten. In zijn

artikel ‘Bezinning van een geconstipeerde opiniekwaker’ uit februari 2014 is Verhulst echter

wat minder subtiel. Hier deinst hij er niet voor terug om op zijn beurt kritiek te uiten op de

Vlaamse critici. Opvallend is dat hij sinds mei 2013 ook heel wat milder is geworden in zijn

oordeel over De intrede:

Laat me eerlijk zijn, er waren dagen dat ik mij liet meeslepen door de bagger van de Vlaamse

recensenten en het inderdaad maar zo-zo vond, zij het al een heel stuk beter dan De verveling

van de keeper. Bij mijn laatste drie herlezingen kreeg ik meer vrede met het werk, het was

goed geschreven, punt, geen Toverberg evenwel, en ook binnen mijn eigen kleine oeuvre lang

mijn beste niet, maar het heeft onmiskenbaar enkele literaire kwaliteiten waarvoor ik wens te

staan, en drie jaar na verschijnen ben ik eindelijk in staat om afscheid te nemen van deze

roman. Bevallen van dit boek was tamelijk makkelijk, maar ik heb er een stevige postnatale

depressie aan overgehouden. (Verhulst 2014a)

Verhulst is dus niet altijd opgezet met de negatieve kritieken die er over zijn werken worden

geschreven, al geeft hij soms toe dat hij zich ‘laat meeslepen’ door recensenten. (Verhulst

2014) Negatieve recensies hebben dus onmiskenbaar een zekere impact op de manier waarop

de auteur naar zijn eigen oeuvre kijkt, maar hij neemt desalniettemin regelmatig een

recalcitrante houding aan tegenover critici. De manier waarop Dimitri Verhulst achteraf zijn

67

werken beoordeelt, lijkt dus ook voor groot deel afhankelijk van zijn eigen perceptie op zijn

werk.45

We kunnen de bevindingen uit de bovenstaande paragrafen koppelen aan zijn poëtica. Het is

in deze masterscriptie inmiddels duidelijk geworden dat Verhulsts expressieve poëtica zijn

literatuuropvattingen over het algemeen hebben gedomineerd. Dit komt wellicht het best tot

uiting in zijn sterk autobiografische geïnspireerde werken, zoals De laatste liefde van mijn

moeder. Ondanks de zeer gemengde ontvangst van deze roman heeft de auteur besloten om

een nieuw boek te schrijven waarbij de autobiografische inhoud niet ver zoek zal zijn. (cf.

supra) Dit boek, Kaddisj voor een kut, zal in september 2014 in de boekenhandels

verkrijgbaar zijn.

Het is interessant om even terug te verwijzen naar de flaptekst van het boek. De zinnen ‘Je

wou niet de zieltogende schrijver van het trieste-jeugd-gebrompot zijn. Voor zover je dat nog

niet was.’ (Verhulst 2014b) kunnen mogelijks tegen critici zijn gericht. Verhulst zou de critici

hiermee kunnen waarschuwen dat hij het inderdaad eens te meer over zijn “trieste jeugd” zal

hebben. De boodschap kan worden geïnterpreteerd als een legitimatie, een apologie voor zijn

expressieve poëtica.

Dimitri Verhulst heeft een gedurende de afgelopen jaren een hoofdstuk sociaal engagement

afgesloten, dat vooral in de jaren 2010-2011 een belangrijke positie innam in zijn leven, net

zoals als in zijn literaire werken. (cf.supra) Naar eigen zeggen zou hij zich niet langer gaan

bezighouden met politieke kwesties. Zijn pragmatische poëtica is hierdoor echter nog steeds

niet verdwenen. Zo bevatte De laatkomer nog heel wat kritiek op kwaliteit van de

hedendaagse seniorenzorg. (cf. supra) Het valt ook niet uit te sluiten dat Verhulsts

maatschappijkritische stem opnieuw aanwezig zal zijn in diens op stapel staande Kaddisj voor

een kut. Zo de literaire kritiek al enige invloed heeft gehad op deze auteur, het volgende is

duidelijk: zijn pragmatische poëtica mag hij (deels onder invloed van recensenten) naar eigen

zeggen wel gaan temperen in de komende jaren, maar zijn expressieve poëtica wenst de

auteur blijkbaar te verdedigen.

45

Ook in het verleden beschouwde Verhulst zichzelf als een conformist die niet al te zeer rekening hield met de

literaire kritiek. (Maes 2009-2010, 42-43)

68

6. Suggesties voor verder onderzoek

In dit laatste hoofdstuk haal ik een aantal suggesties aan voor verder onderzoek. Ik verwees

eerder in deze masterscriptie al naar een voortgezette studie van Verhulsts algemene interne

en externe poëtica. Daarnaast zijn er ook nog een aantal bijzondere onderzoekssporen die

volgens mij zeker het vermelden waard zijn. Ik bespreek deze kort in de volgende paragrafen.

6.1 Comparatieve studie over Verhulsts vertaalde werken + uitgebreide receptiestudie

In het vijfde hoofdstuk van deze masterscriptie heb ik een receptiestudie verricht van

Verhulsts jongste vijf prozawerken. Hierbij heb ik de recensies van zijn vertaalde werken niet

in acht genomen. Het zou relevant, maar ook uitdagend kunnen zijn om onderzoek te doen

naar de vertaalde werken van Verhulst. Niet alleen de vertaalstrategieën kunnen worden

onderzocht, maar ook de mate waarin de recensies van vertaalde werken al dan niet

overeenstemmen qua oordeel met de recensies uit Vlaanderen en Nederland.

6.2 Liedjesteksten in de Nederlandse letterkunde

In het hoofdstuk over Verhulsts externe poëtica werd aangehaald dat hij zich in de media

regelmatig ontpopt tot muzikant of singer/songwriter. Zo werd zijn deelname aan Schrijver

zoekt zanger vermeld, waarvoor hij een liedjestekst schreef. Het zou interessant zijn om in een

scriptie ook de liedjesteksten te bestuderen van andere auteurs die deelnamen aan dit initiatief.

Bij een dergelijke studie kan de onderzoeker zich beperken tot de impliciete/expliciete interne

poëtica die aan de liedjesteksten kan worden gerelateerd en deze vervolgens aan de algemene

literatuuropvattingen van de desbetreffende auteur koppelen. Daarnaast kunnen ook

intermediaire relaties tussen tekst en muziek worden onderzocht. Liedjesteksten vormen over

het algemeen interessant onderzoeksmateriaal. Mijns inziens is dit een domein dat tot op

heden een al te verwaarloosde positie heeft ingenomen binnen de academische literatuur.

6.3 Close listening continued

In het hoofdstuk Close listening relateerde ik Verhulsts poëtica aan zijn luisterboeken.

Verhulst is niet de enige auteur die zijn eigen luisterboeken heeft ingesproken. Godfried

Bomans, Remco Campert, Tom Lanoye, Tommy Wieringa en Joost Zwagerman – om maar

enkele auteurs op te sommen – hebben dit ook gedaan. Het zou interessant kunnen zijn om

69

ook de luisterboeken van deze auteurs te bestuderen. Een vergelijkende studie kan hiervoor

een uitgangspunt vormen. Bovendien is er tot nog toe nog maar weinig onderzoek verricht

naar de literaire ervaring van luisteraars betreffende het accent van de voorlezer. Ik haalde

reeds aan dat Vlamingen over het algemeen moeilijk overweg kunnen met Nederlandse

accenten. (cf. supra) Men kan zich terecht afvragen of ook het omgekeerde het geval is:

hebben Nederlanders “een probleem” met Vlaamse accenten? De vakgroep Experimentele

Psychologie aan de Universiteit Gent zou hiervoor een mooie enquête kunnen opstellen.

6.4 Vergelijking boek en film

Verhulst heeft zijn grote doorbraak te danken aan zijn roman De helaasheid der dingen,

waarvoor hij meerdere prijzen ontving. Ook de gelijknamige verfilming door Felix van

Groeningen bleek succesvol en heeft ongetwijfeld tot Verhulsts populariteit bijgedragen.

Volgens recente artikels uit de pers zou in 2015 de verfilming van Problemski hotel uitkomen.

Tot slot werden de filmrechten voor Verhulsts jongste roman De laatkomer onlangs verkocht.

Deze snelle opeenvolging van cinematografische adaptaties kan een mooi onderwerp tot

onderzoek vormen, waarbij boek en film met elkaar worden vergeleken.

Algemene Conclusie

Uit deze masterscriptie is gebleken dat de expressieve poëtica Dimitri Verhulsts dominante

literatuuropvatting is. Dit lijkt althans zo bij een analyse van zijn interne poëtica. Verhulsts

jongste vijf werken zijn immers telkens in eerste instantie het resultaat van zijn geheel eigen

gedachten, gevoelens en opinies. In sommige werken lijkt het laatste woord uit de vorige zin

echter de bovenhand te nemen. De kritische “opinies” van de auteur nemen in Monoloog van

iemand die het gewoon werd tegen zichzelf te praten, De intrede van Christus in Brussel en –

zij het in iets mindere mate –De laatkomer een niet te verwaarlozen positie in. In deze drie

werken staat de auteur weliswaar nog steeds centraal, maar het valt moeilijk te ontkennen dat

Verhulst rekening houdt met zijn publiek, waarvan hij ‘het geweten wenst te kietelen’.

Bij een onderzoek naar Verhulsts externe poëtica valt op dat de auteur bij het schrijven

inderdaad zijn gevoelens en gedachten neerschrijft in zijn werken. Zijn emoties zijn zelfs

aanwezig in de boeken waarvan we aanvankelijk zouden vermoeden dat ze ver van zijn eigen

persoon liggen. In vele interviews, maar ook in zijn persoonlijke leven uitte Verhulst echter

ook zijn maatschappelijk engagement. Als we rekening houden met verschillende

70

biografische feiten, valt Verhulsts engagement (en dus zijn pragmatische poëtica) in de

periode 2010-2012 niet meer te ontkennen. Later distantieerde de auteur zich echter van zijn

pragmatische poëtica. Dit betekent daarom niet dat hij maatschappijkritiek verfoeit. Zo haalde

hij in zijn meest recente roman De laatkomer sterk uit naar de erbarmelijke omstandigheden

waarin ouderen de dood afwachten in bejaardenhuizen. Het maatschappelijk engagement blijft

met andere woorden alsnog sluimeren bij de auteur. Verhulst zou naar eigen zeggen zijn

maatschappijkritiek in de toekomst temperen. Hij zou zich alleszins niet meer met politiek

gaan bezighouden en de megafoon opbergen bij het geëngageerd schrijven. Deze evolutie is

parallel aan Verhulsts evolutie op vlak van expressieve poëtica: hij is milder geworden en op

een minder directe manier gaan schrijven.

Verhulsts luisterboeken passen bij zijn immer dominante expressieve poëtica, omdat de

positie van de auteur extra wordt beklemtoond in de literaire communicatie met de lezer. Toch

blijft Verhulst ook hier zijn pragmatische kant trouw door zijn werken niet al te schreeuwerig,

en opvallend voor te lezen. Hij heeft met andere woorden ook aandacht voor de lezer. Na een

grondige receptiestudie van zijn jongste vijf werken blijkt Verhulst af en toe wat geraakt te

zijn door negatieve kritieken. Niettemin weet hij te volharden in zijn standpunten en zijn

werken achteraf te verdedigen als hij de oordelen ongegrond acht. Ook deze recalcitrante

houding kunnen we koppelen aan de expressieve poëtica van de auteur.

Hiermee is uiteraard nog altijd niet alles gezegd over de literatuur van Dimitri Verhulst. Het

mag dan wel mogelijk zijn om bepaalde constanten en verschuivingen aan te duiden in zijn

poëtica, maar zijn literair werk is daarom niet minder uniek. Als schrijver blijft Verhulst zich

immer(s) heruitvinden. Zoals hij in het echte leven het ene moment besluit om

“varkensambassadeur” te worden en het andere moment besluit om naar Zweden te vluchten

in de armen van een oude geliefde, blijven zijn werken ook steeds verrassen. “Voorbij De

helaasheid” durft Verhulst zijn geweer al eens graag van schouder te veranderen, al schiet hij

volgens de literaire kritiek niet altijd raak. Doch, geen paniek. Dimitri heeft kogels zat.

71

Bibliografie

Inleiding

Brysbaert e.a. 2013

Marc Brysbaert, Paweł Mandera & Emmanuel Keuleers, ‘Naambekendheid van

fictieschrijvers in Vlaanderen: Resultaten van de auteurstest 2013.’ Gent,

Onderzoeksrapport Centrum voor Leesonderzoek, Vakgroep Experimentele

Psychologie, 2013.

1. Theoretisch kader

Abrams 1953

M.H. Abrams, The Mirror and the Lamp: Romantic Theory and the Critical Tradition.

New York, Oxford University Press, 1953.

Bork e.a. 2002

G.J. van Bork, H. Struik, P.J. Verkruijsse & G.J. Vis, Letterkundig lexicon voor de

neerlandistiek. (niet eerder gepubliceerd), 2002, g.p. (online geraadpleegd via website

DBNL)

Oversteegen 1982

J.J. Oversteegen, Beperkingen, Methodologische recepten en andere

vooronderstellingen in de moderne literatuurwetenschap. Utrecht, HES, 1982.

Pieters 2007

Jürgen Pieters, Beste lezer. Een inleiding in de algemene literatuurwetenschap. Gent,

Academia press, 2007.

Sötemann 1985

A.L Sötemann, Over poëtica en poëzie. Groningen, Wolters-Noordhoff, 1985.

Van den Akker 1985a

W.J. van den Akker, Een dichter schreit niet. Aspecten van M. Nijhoffs versexterne

poëtica. Utrecht, Veen, 1985.

Van den Akker 1985b

W.J. van den Akker, Een dichter schreit niet. Aspecten van M. Nijhoffs versexterne

poëtica. Deel ii Aantekeningen. Utrecht, Veen, 1985.

72

2. Interne poëtica Verhulst

De Strycker 2005

Carl de Strycker, ‘Een zoon van Boon: over de poëtica van Dimitri Verhulst.’ in

Neerlandica extra muros, 43, nr. 3, p.15-26, 2005.

Janssens 2006-2007

Hanne Janssens, Het oeuvre van Dimitri Verhulst en de institutionele kritiek: een

poëticaal-institutionele benadering. (masterscriptie), Gent, Universiteit Gent.,

academiejaar 2006-2007.

Maes 2009-2010

Tine Maes, ‘Ik was en bleef slechts wie ik was, probeer daar maar eens het beste van

te maken.’ Een vergelijkend onderzoek naar de externe en interne poëtica van Dimitri

Verhulst. (masterscriptie), Gent, Universiteit Gent, academiejaar 2009-2010.

Look 2010

Anne Look, ‘Senegal's colossal statue stirs big controversy’, in: Globalpost.com, 21-

01-2010, online geraadpleegd op 10-04-2014, op http://www.globalpost.com

/dispatch/senegal/100113/renaissance-monument-wade

Pauw en Witteman 2013

‘Dimitri Verhulst 15-05-2013’, online geraadpleegd op

http://pauwenwitteman.vara.nl/media/236324, op 18-03-2014.

Van Ginniken 1913

Jacobus van Ginniken, Handboek der Nederlandsche taal, Deel II. De sociologische

structuur onzer taal II. Nijmegen, L.C.G. Malmberg, 1914.

Verhulst 2010a

Dimitri Verhulst, De laatste liefde van mijn moeder, Amsterdam/Antwerpen, Contact,

2010.

Verhulst 2011a

Dimitri Verhulst, Monoloog van iemand die het gewoon werd tegen zichzelf te praten,

Amsterdam/Antwerpen, Contact, 2011.

Verhulst 2011b

Dimitri Verhulst, De intrede van Christus in Brussel, Amsterdam/Antwerpen, Contact,

2011.

73

Verhulst 2013

Dimitri Verhulst, De laatkomer, Amsterdam/Antwerpen, Contact, 2013.

Verhulst 2014

Dimitri Verhulst, Kaddisj voor een kut, Amsterdam/Antwerpen, Contact, 2014. (nog

niet gepubliceerd)

3. Externe Poëtica

Mimetische poëtica

Maes 2009-2010

Tine Maes, ‘Ik was en bleef slechts wie ik was, probeer daar maar eens het beste van

te maken.’ Een vergelijkend onderzoek naar de externe en interne poëtica van Dimitri

Verhulst. (masterscriptie), Gent, Universiteit Gent, academiejaar 2009-2010.

Meesters 2011

Joos Meesters,‘"Ik ben tot het einde in Frank Vandenbroucke blijven geloven", in: Het

Belang van Limburg, 13-08-2011.

Piryns, van Humbeeck 2013

Piet Piryns, Hubert van Humbeeck,‘Dimitri Verhulst: “scheiden doe je uit respect voor

de liefde”’, in: Knack, 16-05-2013.

Reyers laat 2013

‘Verhulst: ‘Ik blijf de man van De helaasheid der dingen’’, 14-05-2013, online

geraadpleegd op

http://deredactie.be/cm/vrtnieuws/cultuur%2Ben%2Bmedia/kunsten/1.1629720, op

04-02-2014.

Van Riet 2010

Jelle van Riet, ‘Dimitri Verhulst: wat voorafging aan De helaasheid der dingen’, in: De

Standaard, 28-08-2010.

Pragmatische poëtica

Anoniem 2010

Anoniem, ‘Dimitri Verhulst is eerste Vlaamse varkensambassadeur’, in: Het

Nieuwsblad, 20-03-2010.

74

Anoniem 2011a

Anoniem, ‘Gaia schakelt BV’s in tegen bont’, in: Het Nieuwsblad, 22-02-2011.

Anoniem 2011b

Anoniem, ‘Massapicknick tegen uitblijven regering op 7 mei’, in: Het Nieuwsblad, 27-

04-2011.

Anoniem 2011c

Anoniem, ‘Kunstenaars voeren actie tegen Vlaams-nationalisme’, in: De Standaard,

12-01-2011.

Anoniem 2011d

Anoniem, ‘Petitie federale kieskring verzamelde reeds 10.000 handtekeningen’, in: De

Standaard, 12-11-2011.

Anoniem 2012b

Anoniem, ’11 Vlaamse schrijvers uit bibliotheekrekken gehaald’, in: Deredactie.be,

01-12-2012. Online geraadpleegd op

http://deredactie.be/cm/vrtnieuws/cultuur%2Ben%2Bmedia/kunsten/1.1494695, op

05-02-2014.

De zevende dag 2012

‘Hoe durven ze?’ in De zevende dag, 08-01-2012, online geraadpleegd op

https://www.youtube.com/watch?v=qpcfMdP2Oxg#t=360, op 12-02-2014.

Pauw en Witteman 2013

‘Dimitri Verhulst 15-05-2013’, online geraadpleegd op

http://pauwenwitteman.vara.nl/media/236324, op 18-03-2014.

Piryns, van Humbeeck 2013

Piet Piryns, Hubert van Humbeeck,‘Dimitri Verhulst: “scheiden doe je uit respect voor

de liefde”’, in: Knack, 16-05-2013.

Van Riet 2010

Jelle van Riet, ‘Dimitri Verhulst: wat voorafging aan De helaasheid der dingen’, in: De

Standaard, 28-08-2010.

Verhulst 2010

Dimitri Verhulst, ‘Naar het eind van het foertisme. Over premier Elio Di Rupo’, in: De

Standaard, 30-05-2010.

75

Verhulst 2011

Dimitri Verhulst, ‘Woord vooraf’ in: Peter Mertens, Hoe durven ze? De euro, de crisis

en de grote hold-up, Antwerpen, EPO, 2011, p.11-15.

Expressieve poëtica

Anoniem 2013a

Anoniem, ‘Schrijver doet zelfde als hoofdpersonage: Hij verlaat vrouw voor

jeugdliefde’, in: Het Laatste Nieuws, 16-05-2013.

Anoniem 2013b

Anoniem, ‘Mijn brein beangstigt mij’, in: De Morgen, 15-05-2013.

Boon 2005

Louis Paul Boon, (teksteditie Kris Humbeeck et al.) De atoombom en het mannetje

met den bolhoed / Mijn kleine oorlog, in reeks ‘verzameld werk Louis Paul Boon, deel

4, Amsterdam, Arbeiderspers, 2005.

Bonne 2010

Evita Bonne, ‘De liefde tussen moeder en kind is niet heilig’, in: Het Belang van

Limburg, 7-17-08-2010.

LezenTV.nl 2011 (Youtube kanaal)

‘Dimitri Verhulst: De laatste liefde van mijn moeder’, 20-09-2010, online

geraadpleegd op https://www.youtube.com/watch?v=0DenQQBucy8, op 12-02-2014.

Plets 2013

Griet Plets, ‘Ik kan het steeds minder: mij goed voelen in een volkscafé’, in: De

Standaard, 18-05-2013.

Vrtradio1 2013 (Youtube kanaal)

‘Daan – Tienen // schrijver zoekt zanger, 09-10-2013, online geraadpleegd op

https://www.youtube.com/watch?v=_JuU_A5KinY, op 09-02-2014.

Van Riet 2010

Jelle van Riet, ‘Dimitri Verhulst: wat voorafging aan De helaasheid der dingen’, in: De

Standaard, 28-08-2010.

Ziarczyk 2013

Erik Ziarczyk, ‘Het huwelijk is een misdaadmilieu’, in: De Tijd, 16-05-2013.

76

Autonome poëtica + slotbeschouwing externe poëtica

Anoniem 2014

Anoniem, ‘Dimitri Verhulst schrijft Boekenweekgeschenk 2015’, in: NRC.nl/boeken,

17-04-2014. Online geraadpleegd op http://www.nrc.nl/boeken/2014/04/17/dimitri-

verhulst-schrijft-boekenweekgeschenk-2015/, op 05-05-2014.

De wereld draait door 2014

‘Dimitri Verhulst schrijft Boekenweekgeschenk 2015’, 17-04-2014, online

geraadpleegd op http://dewerelddraaitdoor.vara.nl/media/313145, op 20-05-2014.

Piryns, van Humbeeck 2013

Piet Piryns, Hubert van Humbeeck,‘Dimitri Verhulst: “scheiden doe je uit respect voor

de liefde”’, in: Knack, 16-05-2013.

Verhulst 2014

Dimitri Verhulst ‘Bezinning van een geconstipeerde opiniekwaker’, in: Samenleving

en Politiek, jaargang 21, nr. 2 (februari), p.64-69, 2014

4. Close listening: Verhulsts poëtica en diens luisterboeken

Audio en videofragmenten

(Voor audiofragmenten zie volgende link: https://www.youtube.com/watch?v=yUU_2II9W1Q)

Barthes 2011

Roland Barthes, (Voorgelezen door Fabrice Luchini), Fragments d’un discours

amoureux. Paris, Audiolib, 2011.

Nijmeegs boekenfeest 2013

‘Dimitri Verhulst leest voor uit zijn nieuwe roman ‘De laatkomer’ (opgenomen tijdens

het Nijmeegs boekenfeest op 16-03-2013)’, online geraadpleegd op

http://www.youtube.com/watch?v=ckYyktyij8M, op 16-02-2014.

Labro 2004

Philippe Labro (voorgelezen door Doninique Davin), Tomber sept fois, se relever huit.

Paris, Livres Audio V.D.B., 2004.

Verhulst 2006

77

Dimitri Verhulst, Mevrouw Verona daalt de heuvel af (luisterboek),

Amsterdam/Antwerpen, Contact, 2006.

Verhulst 2008

Dimitri Verhulst, Godverdomse dagen op een godverdomse bol (luisterboek),

Amsterdam/Antwerpen, Contact, 2008.

Verhulst 2010a

Dimitri Verhulst, De laatste liefde van mijn moeder (luisterboek),

Amsterdam/Antwerpen, Contact, 2010.

Verhulst 2010b

Dimitri Verhulst, De zeven laatste zinnen (luisterboek), Amsterdam/Antwerpen,

Contact, 2010.

Achtergrondinformatie en artikels

Accou 2013-2014

Trees Accou, De impact van auteurslezingen op de socio-economische situatie van de

auteur: een empirisch onderzoek. (masterscriptie), Antwerpen, Universiteit

Antwerpen, academiejaar 2013-2014.

Anoniem 2012a

Anoniem, ‘’Ik haat lezen’ campagne voorgesteld, in: Het Nieuwsblad, 28-02-2012.

Anoniem 2013

Anoniem, ‘Luisterboeken, vanzelfsprekend!’, online geraadpleegd op

http://www.luisterrijk.nl/page/LuisterboekenVanzelfsprekend, op 08-11-2013.

Berghmans 2007

Eva Berghmans, ‘Mijn humor is niet zwart, maar hoopvol’, in: De Standaard, 14-11-

2007.

Barthes 1982

Roland Barthes, ‘Ecoute’, in: Essais critiques III, Paris, Editions du Seuil, collection

Tel Quel 1982, p.179-189.

Beel 2008

Veerle Beel, ‘Boeken lezen met je oren’, in: De Standaard, 30-01-2008.

Broek 2007

78

Gretel Van den Broek, ‘De levensles van nonkel Dimitri’, in: De Standaard, 09-03-

2007.

Dierickx 2006-2007

Jelle Dierickx, Het hoofd van Orpheus in de spiegel. Een onderzoek naar de

convergentiepunten tussen muziek en poëzie na 1945. (doctoraat), Gent, Universiteit

Gent, academiejaar 2006-2007.

Hoefkens 2011

Kristof Hoefkens, ‘Vlamingen luisteren niet naar boeken’, in: De Standaard, 04-10-

2011.

Maes 2009-2010

Tine Maes, ‘Ik was en bleef slechts wie ik was, probeer daar maar eens het beste van

te maken.’ Een vergelijkend onderzoek naar de externe en interne poëtica van Dimitri

Verhulst. (masterscriptie), Gent, Universiteit Gent, academiejaar 2009-2010.

Peppelenbos 2013

Coen peppelenbos, ‘Nieuws: 25.000 exemplaren verkocht van De laatkomer van

Dimitri Verhulst in 5 dagen.’ in: Tzum literair weblog, 24-05-2013, online

geraadpleegd op 06-03-2014, op http://www.tzum.info/2013/05/nieuws-25-000-

exemplaren-van-de-laatkomer-van-dimitri-verhulst-verkocht-in-5-dagen/

Posthuma 2007

Jente Posthuma, ‘Misschien moet ik toch eens een kaars in mijn gat steken’, in: De

Groene Amsterdammer, 09-03-2007.

Steenhaut 2007

Dirk Steenhaut, ‘Ik was de sul van de klas die altijd naar klassieke muziek luisterde’,

in: De Morgen, 08-08-2007.

West 1995

Billy R. West, ‘The art and science of audio book production’, Washington D.C.,

National Library Service for the Blind and Physically Handicapped, The Library of

Congress, 1995.

4. Receptiestudie

De laatste liefde van mijn moeder

Kranten- en tijdschriftartikels Vlaanderen

79

Anoniem 2010

Anoniem, ‘Tragikomische tocht naar het Zwarte woud’, in: Metro, 31-08-2010.

Cloostermans 2010

Mark Cloostermans, ‘De snotaap of de stiefvader’ in: De Standaard, 20-08-2010.

De Ruyck 2010

Jo de Ruyck, ‘Terug naar de Helaasheid’, in: Het Nieuwsblad, 17-08-2010.

De Stycker 2010a

Carl De Strycker, ‘Uitgelezen. Dimitri Verhulst – De laatste liefde van mijn moeder’,

in: Leeswolf, 01-01-2010, online geraadpleegd op www.leewolf.be, op 15-11-2014.

Hellemans 2010

Frank Hellemans, ‘Hilarisch proletarisch’ in: Knack, 18-08-2010.

Holthof 2010

Marc Holthof, ‘Dolkomische banaliteit arm in arm met tragiek Dimitri Verhulst

schrijft met 'De laatste liefde aan mijn moeder' tiende roman in evenveel jaar’ in: De

Tijd, 27-08-2010.

Leyman 2010

Dirk Leyman, 'Groeten uit het Zwarte Woud', in: De Morgen, 25-08-2010.

Kranten- en tijdschriftartikels Nederland

De Jong 2010

Annet de Jong, ‘Lichtvoetige en speelse nieuwe Verhulst’, in: De Telegraaf, 20-08-

2010.

Etty 2010

Elsbeth Etty, 'Fi-lo-soof! Te schande maak je ons'; Verhulst rekent nog één keer

fictief, maar grondig af met zijn stupide ouders en hun asociale milieu’, in: NRC

Handelsblad, 20-08-2010.

Goedegebuure 2010

Jaap Goedegebuure, ‘De lach wint het van de traan’ in: Het Financieele Dagblad, 18-

09-2010.

80

Pruis 2010

Marja Pruis, ‘Dimitri Verhulst, De laatste liefde van mijn moeder.

Herman Brusselmans, Trager dan de snelheid’, in: De Groene Amsterdammer, 25-08-

2010.

Seghers 2011

Delphine Segers, ‘Een tragedie, vermomd als komedie. Dimitri Verhulsts “De laatste

liefde van mijn moeder”’, in: Ons Erfdeel, nr. 1 , p. 159-160, 2011.

De zeven laatste zinnen

Kranten- en tijdschriftartikels Vlaanderen

Anoniem 2011

Anoniem, ‘Het lijden van Christus door de ogen van Dimitri Verhulst’, in: Metro, 04-

10-2010.

De Stycker 2010b

Carl De Strycker, ‘Uitgelezen. Dimitri Verhulst – De zeven laatste zinnen’, in:

Leeswolf, 01-01-2011, online geraadpleegd op www.leewolf.be, op 15-11-2014.

Leyman 2010

Dirk Leyman, ‘Kort Nederlands’, in: De Morgen, 26-10-2010.

Monoloog van iemand die het gewoon werd tegen zichzelf te praten

Kranten- en tijdschriftartikels Vlaanderen

Anoniem 2011

Anoniem, ‘Monoloog van iemand die het gewoon werd tegen zichzelf te praten’, in:

Sport Voetbalmagazine, 31-08-2011.

Declercq 2011

‘Een roemloze dood in een troosteloos bed’, in: De Morgen, 17-08-2011.

Hellemans 2011a

Frank Hellemans, ‘Dimitri Verhulst - Monoloog van iemand die het gewoon werd

tegen zichzelf te praten’, in: Knack, 22-08-2011.

81

Schaevers 2011

Mark Schaevers, ‘Dimitri Verhulst – De intrede van Chistus in Brussel’, in: Humo, 28-

09-2011.

Van Ongevalle

Filip van Ongevalle, ‘De vergeten Verhulst’, in: De Standaard, 22-07-2011.

Kranten- en tijdschriftartikels Nederland

Kort 2011

Sebastiaan Kort, ‘Het gevecht om het cliché eronder te krijgen. Twee boeken van

Dimitri Verhulst’, in: Ons Erfdeel, nr.2, p. 140-141, 2012.

De intrede van Christus in Brussel

Kranten- en tijdschriftartikels Vlaanderen

Anoniem 2011a

Anoniem, ‘Sprankelend oudeventengezeur’, in: Metro, 10-10-2011.

Anoniem 2011b

Anoniem, ‘Minicursus België voor beginners’, in: De Gazet van Antwerpen, 22-09-

2011.

Cloostermans 2011

Mark Cloostermans, ‘Malecolumn over België’, in: De Standaard, 23-09-2011.

De Stycker 2011

Carl De Strycker, ‘Uitgelezen. Dimitri Verhulst – De intrede van Christus in Brussel’,

in: Leeswolf, 31-12-2011, online geraadpleegd op www.leewolf.be, op 15-11-2014.

Hellemans 2011b

Frank Hellemans, ‘Kruisweg zonder kloten’, in: Knack, 21-09-2011.

Holthof 2011

Marc Holthof, ‘In de voetsporen van James Ensor’, in: De Tijd, 22-09-2011.

Leyman 2011

Dirk Leyman, ‘Wachten op Christus met Dimitri Verhulst’, in: De Morgen, 21-09-

2011.

Schaevers 2011

82

Mark Schaevers, ‘Dimitri Verhulst – De intrede van Chistus in Brussel, in: Humo, 28-

09-2011.

Kranten- en tijdschriftartikels Nederland

De Vries 2011

Joost de Vries, ‘Dimitri Verhulst, De intrede van Christus in Brussel. Goedgemutste

humor’, in: De groene Amsterdammer, 26-10-2011.

Kort 2011

Sebastiaan Kort, ‘Het gevecht om het cliché eronder te krijgen. Twee boeken van

Dimitri Verhulst’, in: Ons Erfdeel, nr.2, p. 140-141, 2012.

Start 2011

Irene Start, ‘Jezus komt’, in: Elsevier, 24-09-2011.

De laatkomer

Kranten- en tijdschriftartikels Vlaanderen

Anoniem 2013

Anoniem 2013, ‘Voorbij de grap, recht in de ziel’, in: Metro, 16-05-2013.

Cloostermans 2013

Mark Cloostermans, ‘Ontsnapt aan het gebabbel’, in De Standaard, 17-05-2013.

De Stycker 2013

Carl De Strycker, ‘Uitgelezen. Dimitri Verhulst – De laatkomer’, in: Leeswolf, 15-06-

2013, online geraadpleegd op www.leewolf.be, op 15-11-2014.

Kranten- en tijdschriftartikels Nederland

De Vries 2011

Joost de Vries, ‘Dimitri Verhulst, De laatkomer. Goedgemutste humor’, in: De Groene

Amsterdammer, 29-05-2013.

Etty 2013

Elsbeth Etty, ‘Een hedendaagse “Lof der zotheid”. “De laatkomer” van Dimitri

Verhulst’, in: Ons Erfdeel, nr.4, p. 142-143, 2013.

Peters 2013

Arjan Peters, ‘Dimitri Verhulst. Novelle’, in De Volkskrant, 25-05-2013.

83

Artikels over de invloed van de literaire kritiek op Verhulsts literatuuropvatting

De Ruyck 2011

Jo de Ruyck, ‘Dimitri Verhulst weigert interviews over boek’ in: Het Nieuwsblad, 06-

09-2011.

Maes 2009-2010

Tine Maes, ‘Ik was en bleef slechts wie ik was, probeer daar maar eens het beste van

te maken.’ Een vergelijkend onderzoek naar de externe en interne poëtica van Dimitri

Verhulst. (masterscriptie), Gent, Universiteit Gent, academiejaar 2009-2010.

Peppelenbos 2013

Coen peppelenbos, ‘Nieuws: Dimitri Verhulst verwerpt De intrede van Christus in

Brussel’ in: Tzum literair weblog, 18-05-2013, online geraadpleegd op 06-03-2014, op

http://www.tzum.info/2013/05/nieuws-dimitri-verhulst-verwerpt-de-intrede-van-

christus-in-brussel/

Plets 2013

Griet Plets, ‘Ik kan het steeds minder: mij goed voelen in een volkscafé’, in: De

Standaard, 18-05-2013.

Rutten 2013

Christof Rutten, ‘Dimitri verhulst "Ik verdien 1,2 euro per boek, dan moet je veel

verkopen, in: De Gazet van Antwerpen, 18-05-2013.

Verhulst 2014a

Dimitri Verhulst ‘Bezinning van een geconstipeerde opiniekwaker’, in: Samenleving

en politiek, jaargang 21, nr. 2 (februari), p.64-69, 2014.

Verhulst 2014b

Dimitri Verhulst, Kaddisj voor een kut, Amsterdam/Antwerpen, Contact, 2014. (nog

niet gepubliceerd)

Ziarczyk 2013

Erik Ziarczyk, ‘Het huwelijk is een misdaadmilieu’, in: De Tijd, 16-05-2013.