Prosudba eksternih revizora o razini korištenja rada interne ...
Voorbij de Helaasheid. Over de ontwikkelingen in de interne/externe poëtica van Dimitri Verhulst...
Transcript of Voorbij de Helaasheid. Over de ontwikkelingen in de interne/externe poëtica van Dimitri Verhulst...
Universiteit Gent Geoffrey Colson
Academiejaar 2013-2014 Stamnummer: 00904081
Voorbij De helaasheid
Over de ontwikkelingen in de interne/externe poëtica van
Dimitri Verhulst (2010-2014)
Promotor: prof. dr. Yves T’Sjoen Verhandeling voorgelegd aan de Faculteit
Letteren en Wijsbegeerte voor het verkrijgen van
de graad van master in de taal- en letterkunde:
Nederlands-Engels
Woord vooraf
Ik zou graag alle mensen willen danken die mij hebben geholpen bij het tot stand brengen van
deze masterscriptie. Mijn dank gaat hierbij in eerste instantie uit naar mijn oorspronkelijke
promotor, dr. Bert van Raemdonck, die mij hielp in mijn zoektocht naar een onderwerp en het
concrete afbakenen hiervan. Vervolgens wil ik zeker ook prof. dr. Yves T’Sjoen bedanken
voor zijn aandachtsvolle begeleiding in het algemeen en zijn immer constructieve
commentaar en interessante inzichten in het bijzonder.
Verder dank ik Marie Follebout en de dichter Philip Meersman voor hun bijdrage in mijn
queeste naar informatie over de kunst van literaire performance. Het vriendelijke personeel
van de stadbibliotheek in Maastricht verdient een pluim om mij wegwijs te maken in de
wereld der krantendatabanken.
Tot slot wil ik ook een aantal personen uit mijn persoonlijke entourage danken. Om te
beginnen dank ik mijn vader, zonder wiens financiële steun verder studeren geen sinecure zou
zijn geweest. Liesbeth Browaeys en Carlien Coppieters dank ik voor de vele inspirerende uren
collectief thesissen.
Inhoudsopgave
Inleiding ..................................................................................................................................... 6
1. Theoretisch kader ................................................................................................................. 8
1.1 Definitie “poëtica” ......................................................................................................................... 8
1.2 Geschiedenis van de vier soorten poëtica’s .................................................................................. 9
1.3 Onderscheid tussen interne en externe poëtica ......................................................................... 12
2. Interne poëtica Verhulst .................................................................................................... 16
2.1 De laatste liefde van mijn moeder .............................................................................................. 18
2.2 De zeven laatste zinnen ............................................................................................................... 19
2.3 Monoloog van iemand die het gewoon werd tegen zichzelf te praten ...................................... 21
2.4 De intrede van Christus in Brussel ............................................................................................... 24
2.5 De laatkomer ............................................................................................................................... 26
2.6 Kaddisj voor een kut (voorbeschouwing) .................................................................................... 28
2.7 Conclusie ..................................................................................................................................... 29
3. Externe poëtica Verhulst ................................................................................................... 30
3.1 Mimetische poëtica ..................................................................................................................... 32
3.2 Pragmatische poëtica .................................................................................................................. 33
3.3 Expressieve poëtica ..................................................................................................................... 36
3.4 Autonome (objectieve) poëtica ................................................................................................... 39
3.5 De prelude van een gemengde poëtica ...................................................................................... 40
3.6 Slotbeschouwing over Verhulsts Externe poëtica ....................................................................... 41
3.7 Conclusie ..................................................................................................................................... 42
4. Close listening: Verhulsts poëtica en diens luisterboeken ............................................... 43
4.1 Luisterboeken en de persoonlijkheid van de auteur ................................................................... 43
4.2 De literaire ervaring van luisterboeken in Vlaanderen en Nederland ........................................ 44
4.3 Het voorlezen bij luisterboeken en auteurslezingen ................................................................... 46
4.4 Literaire performance: “podiumbeesten” en “paginavreters” ................................................... 46
4.5 De kunst en wetenschap van de productie der luisterboeken ................................................... 47
4.6 De luisterboeken van Dimitri Verhulst: overzicht van beschikbare werken ............................... 48
4.7 De luisterboeken van Dimitri Verhulst in het licht van zijn poëtica ............................................ 49
5. Receptiestudie ..................................................................................................................... 53
5.1 De laatste liefde van mijn moeder .............................................................................................. 53
5.2 De zeven laatste zinnen ............................................................................................................... 56
5.3 Monoloog van iemand die het gewoon werd tegen zichzelf te praten ...................................... 56
5.4 De intrede van Christus in Brussel ............................................................................................... 58
5.5 De laatkomer ............................................................................................................................... 60
5.6 Schematisch overzicht ................................................................................................................. 61
5.6.1 Overzicht Nederlandse en Vlaamse recensies volgens waardeoordeel ............................... 62
5.6.2 Overzicht recensies volgens aard van bronnenmateriaal: Vlaanderen................................ 63
5.6.3 Overzicht recensies volgens aard van bronnenmateriaal: Nederland ................................. 64
5.6.4 Invloed van de literaire kritiek op Verhulsts poëtica ........................................................... 64
6. Suggesties voor verder onderzoek .................................................................................... 68
6.1 Comparatieve studie over Verhulsts vertaalde werken + uitgebreide receptiestudie ............... 68
6.2 Liedjesteksten in de Nederlandse letterkunde ........................................................................... 68
6.3 Close listening continued ............................................................................................................ 68
6.4 Vergelijking boek en film ............................................................................................................. 69
Algemene Conclusie ............................................................................................................... 69
Bibliografie .............................................................................................................................. 71
6
Inleiding
Dimitri Verhulst is een van de populairste auteurs in het hedendaagse Vlaamse literaire
landschap. Uit de resultaten van een enquête door het Centrum voor Leesonderzoek van de
Universiteit Gent blijkt 99% van de Vlamingen hem als auteur te kennen. Dit plaatst hem qua
naamsbekendheid volgens de onderzoeksresultaten op dezelfde lijn als Hugo Claus, William
Shakespeare en J.R.R. Tolkien. (Brysbaert e.a. 2013, 2)
Deze bekendheid heeft Verhulst onder meer te danken aan zijn succesvolle roman De
helaasheid der dingen (2006), waarmee hij de Gouden Uil publieksprijs, Humo’s Gouden
Bladwijzer en De Inktaap in de wacht sleepte. Samen met deze prijzen heeft de succesvolle
verfilming door Felix van Groeningen deze roman gemaakt tot een “moderne klassieker”.
Later in zijn schrijverschap ontving Verhulst met Godverdomse dagen op een godverdomse
bol (2008) de prestigieuze Libris literatuurprijs. Onlangs is bekend gemaakt dat in 2015 de
filmadaptatie van Verhulsts Problemski Hotel (2003) in de zalen zal verschijnen. Volgens de
meest recente geruchten in de pers zou ook zijn jongste roman De laatkomer (2013) worden
verfilmd.
Buiten het grote publiek en de literaire kritiek krijgt Dimitri Verhulst ook al enige tijd
academische belangstelling. Ik denk hierbij voornamelijk aan de masterscripties van Hanne
Jansens (Het oeuvre van Dimitri Verhulst en de literaire kritiek: een poëticaal-institutionele
benadering, UGent, academiejaar 2006-2007) en Tine Maes (‘Ik was en bleef slechts wie ik
was, probeer daar maar eens het beste van te maken.’ Een vergelijkend onderzoek naar de
externe en interne poëtica van Dimitri Verhulst, UGent, academiejaar 2009-2010).
Uit de bovenstaande alinea’s kunnen we concluderen dat Dimitri Verhulst een schrijver is die
in de toekomst een kans maakt om deel uit te maken van de (Vlaamse) literaire canon.
Verdere academische belangstelling voor deze auteur lijkt mij dan ook erg relevant. Het is
volgens mij vooral interessant na te gaan hoe de literatuuropvattingen van deze veelzijdige
auteur zich hebben ontwikkeld na zijn bestseller De helaasheid der dingen.
Het doel van deze masterscriptie is meerledig. In eerste instantie zal ik een beeld schetsen van
de ontwikkelingen in Verhulsts poëtica. Vervolgens verdiep ik mij in een onderwerp dat tot
op heden maar weinig academische belangstelling heeft gekend: de luisterboeken die Verhulst
7
zelf insprak. Tot slot zal ik ook een receptiestudie van Verhulsts werk ondernemen, aangezien
de literaire kritiek soms een impact kan hebben op de poëticale stellingname van een auteur.
De opzet van mijn masterscriptie ziet er als volgt uit: in het eerste hoofdstuk ga ik dieper in op
het begrip “poëtica”. Hiervoor baseer ik mij hoofdzakelijk op de theoretische inzichten van
Abrams, Sötemann en Van den Akker. In het tweede hoofdstuk verbind ik deze theoretische
inzichten met Verhulst interne poëtica. (aan de hand van zijn jongste vijf prozawerken) In het
derde hoofdstuk behandel ik vervolgens de externe poëtica van de auteur. Hiervoor neem ik
(onder meer) verschillende interviews onder de loep die de schrijver gedurende de afgelopen
jaren gaf. In het vierde hoofdstuk bespreek ik de luisterboeken van Verhulst. Voordat ik deze
werken in verband breng met de poëtica van de auteur, bied ik de lezer eerst de nodige
achtergrondinformatie om hem/haar met het fenomeen der luisterboeken vertrouwd te maken.
Het vijfde hoofdstuk omvat een receptiestudie van Verhulsts vijf jongste werken. Hierbij
probeer ik te achterhalen in welke mate de literaire kritiek van invloed is geweest op de
literatuuropvattingen van de auteur. In het zesde en laatste hoofdstuk lever ik tot slot nog
enkele suggesties voor toekomstig onderzoek.
8
1. Theoretisch kader
1.1 Definitie “poëtica”
Het begrip “poëtica” is een enigszins misleidende term, aangezien deze aan verschillende
betekenissen kan beantwoorden. Van den Akker schreef in Een dichter schreit niet. De
poëtica van M. Nijhoff over de betekenisverandering van de term doorheen de
literatuurgeschiedenis. Aanvankelijk werd met poëtica nog verwezen naar werken die de
wetten en regels van de poëziekunst voorschreven. Een van de bekendste voorbeelden hiervan
is de Poëtica van Aristoteles. Vanaf het midden van de achttiende eeuw heeft het begrip een
betekenisverandering ondergaan. Waar de term aanvankelijk nog prescriptief van aard was,
zou hij gradueel wijzen op een overwegend descriptieve literatuurtheorie. (Van den Akker
1985a, 9) In de volgende paragrafen definieer ik het begrip volgens de betekenis die relevant
is voor deze masterscriptie. Hoewel ik mij hiervoor zou kunnen baseren op diverse
internationale theorieën, beperk ik mij tot bronnen uit de Nederlandse letterkunde, aangezien
dit gebruikelijk is bij een poëticastudie over een Nederlandstalig auteur.
In het Letterkundig lexicon voor de neerlandistiek wordt poëtica omschreven als een ‘[t]erm
uit de literatuurwetenschap voor het geheel van literaire opvattingen van een schrijver.’1
(Bork e.a. 2002, g.p.) Een ruimere beschrijving vinden we terug bij Van den Akker. Hij
definieert poëtica als ‘het geheel van opvattingen van een auteur (of groep van auteurs) over
literatuur, blijkend uit uitspraken gedaan in en buiten het literaire werk.’2 Hij heeft ook
aandacht voor critici: ‘de verschillen in beoordeling en beoordelingswijze weerspiegelen de
evenzovele poëtica’s der recensenten. (Van den Akker 1985a, 10,12)
Van den Akker stelt dat de definitie van poëtica in principe ook op een ruimere omschrijving
zou kunnen duiden, waarbij er aandacht is voor de opvattingen van een auteur over filosofie,
religie en dergelijke meer. Dit laat hij verder buiten beschouwing: ‘Mijn voornaamste
bezwaar hiertegen is dat “poëtica” daardoor een volstrekt nietszeggende term dreigt te
worden.’ (Van den Akker 1985a, 13)
1 Om verwarring met een prescriptieve poëtica (cf. supra) te vermijden, gebruiken de samenstellers van het
lexicon de term “auteurspoëtica” als synoniem. 2 Van den Akker baseerde zijn definitie op die van zijn leermeester, A.L. Sötemann, die poëtica omschreef als
‘de opvattingen over het ontstaan, het wezen, het doel en de middelen van poëzie.’ (Sötemann 1985, 57)
9
Een andere toelichting vinden we bij J.J Oversteegen. Hij verkiest de term
“literatuuropvatting” boven poëtica, omdat de laatste volgens hem een al te grote associatie
met poëzie oproept. Hij definieert een literatuuropvatting als ‘de beschrijving van de
denkbeelden van een (groep) auteur(s) of een (groep) lezer(s) omtrent aard en functie van
literatuur, uitgebreid met een beschrijving van de strategieën als deze een programmatisch
karakter hebben.’ (Oversteegen 1982, 66)
1.2 Geschiedenis van de vier soorten poëtica’s
Het begin van de poëticastudie kan worden gesitueerd bij M.H Abrams en zijn veel geciteerde
studie The mirror and the lamp: romantic theory and the critical tradition. Abrams
ontwikkelde zijn poëticamodel omdat hij vaststelde dat het aantal theorieën over
literatuurkritiek in de geschiedenis zodanig hoog was opgelopen, dat het uiteindelijk moeilijk
werd om deze op een eenvoudige manier met elkaar te vergelijken. Bovendien maakte de
inhoudelijke diversiteit van deze theorieën het volgens hem uiterst moeilijk voor historici om
tot de classificaties te komen die noodzakelijk zijn voor het schrijven van geschiedkundige
overzichten: ‘Our first need then, is to find a frame of reference simple enough to be readily
manageable, yet flexible enough so that, without undue violence to any one set of statements
about art, it will translate as many sets as possible onto a single plane of discourse.’ (Abrams
1953, 5)
Abrams ontwikkelde een analytisch schema waarin de grootste verschilpunten zijn
opgenomen van de belangrijkste literaire theorieën uit het verleden. Volgens dit schema
kunnen we literaire werken classificeren en evalueren volgens vier pijlers: het werk, de
auteur, het universum en het publiek. (Abrams 1953, 6) Deze pijlers worden vervolgens door
Abrams aan vier verschillende soorten poëtica’s gekoppeld: de objectieve (waarbij de nadruk
ligt op het literair werk als een autonoom iets), de expressieve (waarbij de auteur centraal
staat, samen met zijn gedachten, creativiteit, percepties en gevoelens), de mimetische (waarbij
een literair werk vooral geldt als een imitatie van bepaalde aspecten van het universum) en de
pragmatische (waarbij een tekst fungeert als middel tot een doel en de relatie tussen de tekst
en het publiek cruciaal is). Ter verduidelijking worden de vier coördinaten en hun
overeenkomstige poëtica hieronder in het befaamde driehoeksschema van Abrams
weergegeven. Vervolgens ga ik dieper in op het onderscheid tussen de afzonderlijke poëtica’s.
10
De mimetische poëtica is de oudste ons bekende literatuuropvatting. Deze opvatting was
dominant gedurende de periode van de Griekse oudheid. Zoals reeds vermeld, staat het
universum bij deze poëtica centraal. Het begrip “mimesis” staat in het teken van afbeelding en
nabootsing. Centraal bij een mimetische poëtica is hoe dan ook de idee dat de literaire tekst
een herkenbaar beeld geeft van de dagelijkse werkelijkheid. (Pieters 2007, 46-47) Deze
poëtica zal ook later in de literatuurgeschiedenis weer een dominante positie innemen bij
realistische en naturalistische auteurs zoals Charles Dickens en Emile Zola. Een auteur met
een mimetisch georiënteerde poëtica zal zich niet op de voorgrond plaatsen. Eerder zal hij
zichzelf wegschrijven in zijn portrettering van de realiteit. (Pieters 2007, 54)
De pragmatische poëtica wordt volgens gangbare conventies vooral gerelateerd aan de
periode van de Romeinse oudheid. Hierbij staat de lezer (het publiek) centraal. Bij dit soort
poëtica is met andere woorden de functie van de literaire tekst het belangrijkst. Naar analogie
met de Ars poëtica van Horatius kunnen we een auteur met een sterke pragmatische poëtica
beschouwen als een retorische figuur. Met zijn tekst heeft hij immers een bepaald doel voor
ogen. (Pieters 2007, 51) Dit kan inhouden dat hij zijn publiek wil ontroeren of amuseren.
Maar het is ook mogelijk dat de auteur een bepaalde vorm van kennis aan zijn lezer wil
overdragen of ervoor wil zorgen dat de lezer na afloop van zijn lectuur een mening of
levensvisie ter discussie stelt.
De expressieve poëtica wordt doorgaans gekoppeld aan de periode van de romantiek (eind
achttiende-begin negentiende eeuw). Hierbij staat niet langer de externe werkelijkheid of het
universum centraal, maar wel de innerlijke wereld van de auteur: gedachten, impressies en
gevoelens. Bekend in deze periode is ook het beeld van de schrijver als een poeta vates, een
persoon die diepere inzichten heeft in de werkelijkheid. Ook de (spontane) creativiteit van de
auteur is cruciaal volgens dit poëticale denken. (Pieters 2007, 53) Hoewel het realisme met
11
zijn sterk mimetisch karakter na de romantiek een tijdlang dominant zal blijven, bleef de
expressieve poëtica nog doorwerken in de literatuur van het symbolisme. (Pieters 2007, 54-
55)
De objectieve poëtica dient zich aan bij het begin van de 20ste
eeuw en brak definitief door
met het modernisme3. Hier gaat alle aandacht uit naar het literaire werk als een op zichzelf
bestaand, dus autonoom artefact. Waar de realiteit centraal stond bij de mimetische poëtica, is
er bij de objectieve poëtica enkel nog sprake van “de realiteit van het literaire werk”. Er kan
een onderscheid worden gemaakt tussen de dichters van de zogenaamde poésie pure zoals (de
latere) Paul van Ostaijen, Rainer Maria Rilke of Paul Valéry en auteurs wier werk “onzuiver”
is. De laatste groep betreft vooral sociaal geëngageerde schrijvers die via hun
metatalige/metaliteraire reflecties een bepaald effect willen teweegbrengen bij de lezer. Een
voorbeeld hiervan is de jonge van Ostaijen. De objectieve poëtica vinden we na het
modernisme ook (vaak in een versterkte vorm) terug in het postmodernisme. (Pieters 2007,
56,57)
Om een kritische en genuanceerde poëticastudie tot stand te brengen, is het aangeraden om de
vier verschillende poëtica’s zoveel mogelijk in acht te nemen. Vaak beperken onderzoekers
zich echter tot het bespreken van de poëtica die in een literair werk (of het oeuvre van een
auteur) prominent is. (Abrams 1953, 6) Abrams concludeerde dat de vier soorten poëtica’s
periodegebonden zijn en elkaar hebben opgevolgd in de geschiedenis. (Abrams 1953, 26)
Verder concentreert hij zich voornamelijk op de romantisch-expressieve literatuuropvattingen
in Engeland.
Abrams’ poëticamodel is een vruchtbaar uitgangspunt gebleken voor verdere studies binnen
de literatuurwetenschap. Een aantal decennia na de publicatie van The mirror and the lamp
hebben academici gewezen op bepaalde lacunes. Een eerste kritische stem vinden we terug bij
Sötemann, die opmerkte dat de verschillende poëtica’s in de realiteit niet zo periodegebonden
zijn als Abrams beweerde. Diachroon gesproken kan wel worden beweerd dat de
verschillende periodes in de geschiedenis telkens door een bepaalde poëtica zijn gedomineerd.
Wanneer we literatuur echter synchroon benaderen, blijkt dat verschillende poëtica’s naast
elkaar kunnen optreden:
3 De objectieve poëtica wordt ook aangeduid als “autonomistische poëtica”.
12
The main point, however, is that in itself it is not plausible that each of the four differently
slanted complexes of literary conceptions should have existed or at least dominated the literary
scene only during a certain time: mimetic and pragmatic ones for more than two millennia,
expressive theories for a couple of decades in the late eighteenth and early nineteenth century,
a mimetic one again for some decennia after that, and an objective complex during the last
quarter of the nineteenth and the early twentieth century. (Sötemann 1985, 99)
Sötemann merkte bovendien terecht op dat een auteur zich niet noodzakelijkerwijs hoeft te
dwingen in het keurslijf van één bepaalde poëtica. In literaire werken kunnen namelijk
mengvormen van poëtica’s ontstaan. (Sötemann 1985, 127) Tot slot merkt Sötemann ook op
dat een auteur gedurende zijn leven van poëticale stellingname kan veranderen. Hij haalt
onder meer de Vlaamse dichter Paul van Ostaijen aan, in wiens oeuvre er een duidelijke
evolutie is van een overwegend expressieve naar een meer objectieve poëtica wanneer hij
later in zijn leven zijn romantische ‘humanitaire expressionisme’ betitelde als ‘buiten-lyriese
hoge-borst-zetterij’ en inruilde voor het spel met woorden dat bekend staat als ‘organies
expressionisme.’ (Sötemann 1985, 99,128)
1.3 Onderscheid tussen interne en externe poëtica
Sötemann beweerde dat er een onderscheid moet worden gemaakt tussen de poëticale
opvattingen van een auteur enerzijds en zijn literaire praktijk anderzijds: 'dichters die poëzie
van een geheel uiteenlopend karakter schrijven, kunnen er overeenkomstige poëtica’s op
nahouden en omgekeerd.’4 (Sötemann 1985, 13) Hij maakt daarom een onderscheid tussen
“versimmanente” en “versexterne” poëtica. Met “versimmanent” verwijst hij naar de
literatuuropvattingen die vallen te distilleren uit gedichten. Deze kunnen expliciet zijn, zoals
bij programmatische gedichten, maar ze kunnen ook impliciet zijn. In het laatste geval is een
diepere analyse van het gedicht noodzakelijk. De “versexterne poëtica” heeft betrekking op
‘de uiteenzettingen, opmerkingen en commentaren die een auteur heeft geleverd buiten zijn
gedichten.’ (Sötemann 1985, 13)
Van den Akker heeft later het poëticamodel van zijn leermeester grotendeels nagevolgd, maar
bracht wel enkele nuances aan. In eerste instantie was hij van mening dat ook een roman of
een toneelstuk kan worden onderworpen aan een poëticastudie. (Van den Akker 1985a, 13)
Hij vervangt bijgevolg de begrippen “versimmanente poëtica” en “versexterne poëtica” door 4 Van den Akker merkte naderhand op dat de externe poëtica niet bij alle auteurs kan worden onderzocht. Hij
haalt als voorbeeld de dichter H. Leopold aan, die zich nooit buiten zijn gedichten over poëzie heeft
uitgesproken. Een onderzoek naar Leopolds externe poëtica is dus onmogelijk. (Van den Akker 1985a, 14)
13
“interne poëtica” en “externe poëtica”.5 Bovendien zorgt hij voor een kleine uitbreiding van
het poëticamodel. Waar Sötemann de categorie van de versexterne poëtica nog niet in de
subcategorieën impliciet en expliciet opdeelde, doet Van den Akker dat wel. (Sötemann 1985,
10) Ter verduidelijking neem ik hieronder alvast een schematische voorstelling op van de
opsplitsing der poëtica’s. Vervolgens licht ik de verschillende (sub)categorieën verder toe
volgens Van den Akkers’ model.
De impliciete interne poëtica is volgens Van den Akker de belangrijkste. Deze verwijst naar
de conceptie van de tekst zoals die blijkt uit de literaire praktijk, met uitzondering van
expliciete uitspraken. Een werk kan tot een bepaalde poëtica behoren naargelang de inhoud
(thema’s, motieven). Wanneer een auteur in een werk zijn allerindividueelste emoties in een
allerindividueelste vorm van expressie neerschrijft, kunnen we bijvoorbeeld spreken van een
expressieve poëtica. Ook meer formele aspecten behoren tot de impliciete poëtica.6 (rijm,
ritme, semantische kenmerken, stilistische eigenaardigheden, etc.) (Van den Akker 1985a, 15)
De expliciete interne poëtica is reeds een eeuw populair bij auteurs. Hierbij wordt onder meer
het ontstaan van een literair werk gethematiseerd. Daarnaast kunnen schrijvers ook de
inherente moeilijkheden of mogelijkheden van het schrijfproces expliciet ter discussie stellen.
Tot slot kan ook de complexe relatie tussen taal en werkelijkheid worden aangehaald. De
mate waarin zulke reflecties aanwezig zijn, verschilt van tekst tot tekst. (Van den Akker
5 Zijn keuze voor “interne” poëtica kan worden verklaard door de connotaties die de term “immanent” kunnen
opleveren. 6 Het vertelperspectief is ook een belangrijk formeel aspect dat kan worden bestudeerd bij de analyse van de
impliciete interne poëtica van een prozatekst.
14
1985a, 15) In sommige gevallen worden er enkel kleine allusies gemaakt, in andere gevallen
vormen metatalige/metaliteraire reflecties het hoofdthema van het literaire werk.7
De impliciete externe poëtica is niet altijd even gemakkelijk te construeren voor een
onderzoeker. Hierbij moeten namelijk verbanden worden gelegd die in het bronnenmateriaal
zelf niet gegeven zijn. Met “bronnenmateriaal” wordt hier verwezen naar de teksten buiten het
literaire werk waarin de auteur poëticale uitspraken maakt. Het is niet alleen belangrijk om te
kijken naar wat schrijvers over literatuur zeggen. Ook wat zij (liever) niet over literatuur
zeggen kan interessante inzichten opleveren. Uit een interview kan de onderzoeker niet altijd
alle informatie distilleren om tot een adequate poëticale beschrijving te komen. Een auteur zal
immers vaak uitsluitend de aspecten van zijn/haar literatuur beklemtonen die hem/haar het
belangrijkste lijken.
We mogen bovendien ook niet vergeten dat auteurs vaak hun eigen, unieke positie in het
literaire veld trachten te markeren en de aandacht vestigen op de kleine punten waarin zij van
andere auteurs afwijken. De overeenkomsten met andere schrijvers laten zij doorgaans liever
onbesproken.8 (Van den Akker 1985a, 24,25) Wanneer de impliciete externe poëtica van
critici wordt onderzocht, kan het verder ook interessant zijn om na te gaan in welke mate een
criticus rekening houdt met voorafgaande werken. Mijns inziens vertonen recensenten vaak
de tendens om het werk dat zij bespreken te vergelijken met de meest succesvolle werken van
dezelfde auteur.
De expliciete externe poëtica is erg belangrijk geweest voor de literatuurgeschiedenis. Zo zijn
expliciete poëticale uitspraken vaak de aanleiding geweest tot heel wat polemieken en
discussies. Dit soort poëtica heeft dus in de ruime zin betrekking op zowat alle bronnen
(buiten de literaire werken) waarin auteurs zich nadrukkelijk uitspreken over literatuur. Het is
aanbevolen om de ongelijksoortige status van bronnen in acht te nemen. Vooral het
onderscheid tussen particuliere bronnen en teksten die voor publicatie, ergo: “openbaring”
zijn bedoeld is cruciaal. (Van den Akker 1985a, 19) De particuliere en publieke teksten zijn
7 ‘Ook de mate van “explicietheid” kan variëren: ‘sommige gedichten laten na een eerste lezing geen enkele
twijfel bestaan over het feit dat de poëzie zelf is gethematiseerd, […] andere daarentegen lijken in eerste
instantie zonder poëticale lezing geheel bevredigend te kunnen worden begrepen, maar blijken pas bij nadere
beschouwing en interpretatie tevens over het dichten zelf te handelen. Men zou een onderscheid kunnen maken
tussen directe en indirecte expliciete versinterne poëtica.’ (Van den Akker 1985a, 16) 8 ‘Het accentueren van de unieke positie lijkt door veel dichters zelfs tot een kritisch principe te zijn verheven dat
kan leiden tot een vertekening van de plaats die hun poëticale denkbeelden in de literair-historische situatie
innemen.’ (Van den Akker 1985a, 25)
15
erg divers van aard. Hieronder worden de belangrijkste soorten opgesomd, met de nodige
aandacht voor de valkuilen die specifieke tekstgenres typeren.
Om te beginnen zijn er de manifesten. Wanneer we de literatuurgeschiedenis erop nagaan,
blijkt dat deze teksten vaak door leden van avantgarde-bewegingen werden geschreven.
Provocatie is bij deze soort teksten doorgaans een sleutelbegrip. We moeten er echter
rekening mee houden dat de inhoud van manifesten soms “overspannen” is, omdat auteurs er
hun literatuuropvattingen met veel ijver in verdedigen. Hierdoor kunnen er zelfs contradicties
met de literaire praktijk ontstaan. (Van den Akker 1985a, 20)
Er bestaan nog vele andere teksten die tot de expliciet externe poëtica behoren. Zo zijn er de
poëticale verhalen, die meestal reflexiever van aard zijn dan de manifesten. Bovendien
hebben ze vaak ook een minder uitgesproken provocatief karakter. Het verhalende aspect van
deze teksten brengt wel een probleem met zich mee: ‘anders dan bij manifesten of kritieken
worden de poëticale denkbeelden zelden direct geformuleerd.’ (Van den Akker 1985a, 21)
De essays nemen een tussenpositie in tussen de manifesten en de kritieken in dag-
weekbladen. Enerzijds zal een essay meestal minder programmatisch van aard zijn dan een
manifest. Anderzijds getuigt een essay vaak van meer kritische bezinning dan een doorsnee
dag-weekbladkritiek.9 Van den Akker plaatst voorwoorden, inleidingen en verantwoordende
teksten die expliciete poëticale uitspraken bevatten op hetzelfde niveau. (Van den Akker
1985a, 21)
Ook de persoonlijke correspondentie van een auteur kan expliciete uitspraken over literatuur
bevatten. Het grootste verschil met de hierboven opgesomde tekstgenres is dat deze teksten
niet (altijd) wordt geschreven met het oogmerk op publicatie. Een brief is bovendien ook
contextgebonden: ‘worden er in een brief poëticale uitspraken gedaan, dan kan het van belang
zijn te weten hoe de verhouding tussen schrijver en ontvanger is.’ (Van den Akker 1985a, 23)
Het voordeel van een brief is dat de auteur geen rekening hoeft te houden met (de
vooroordelen van) een publiek. Hierdoor is de kans groot dat hij/zij eventuele poëticale
uitspraken directer zal formuleren. Het nadeel van brieven is dan weer dat ideeën of opinies
soms niet genoeg doordacht of niet uitdrukkelijk genoeg geformuleerd zijn. In sommige
gevallen zijn poëticale uitspraken in brieven zelfs ronduit verwarrend. Tot slot is het
9 Ook factoren zoals ‘plaatsruimte’ en ‘tijdsdwang’ kunnen een rol spelen bij de totstandkoming van kritieken. In
een weekblad zal er vaak minder ruimte voor een recensie worden voorzien dan in een literair tijdschrift.
Bovendien is de omvang van een kritiek niet altijd een garantie voor de kwaliteit ervan. (Van den Akker 1985a,
22)
16
belangrijk kritisch om te gaan met het gewicht dat aan een bepaalde brief wordt toegekend.
Wanneer er slechts één brief van een schrijver is overgeleverd waarin hij/zij een interessante
poëticale uitspraak doet, moeten we rekening houden met de mogelijke uitspraken uit andere
brieven die niet zijn overgeleverd. Hieruit kunnen we besluiten dat de persoonlijke
correspondentie van een auteur niet per se betrouwbaarder is dan bronnen die voor publicatie
zijn bestemd. (Van den Akker 1985a, 23)
Een laatste vorm van bronnen zijn interviews. Deze zijn vooral talrijk bij populaire en sterk
gemediatiseerde auteurs. Het is noodzakelijk om ook hier een kritisch standpunt in te nemen.
Een interview wordt vaak gestuurd door de vragen van de interviewer. Bovendien wordt in
sommige gevallen slechts een selectie van het oorspronkelijke interview weergegeven. Tot
slot kunnen semantische nuances in de woordkeuze en zinsstructuur van de geïnterviewde al
eens gemakkelijk gewijzigd worden. Dit kan kleine, doch significante betekenisverschillen
teweegbrengen. (Van den Akker 1985a, 25-26)
2. Interne poëtica Verhulst
De kiem van het poëticaonderzoek over Dimitri Verhulst ligt bij Carl de Strycker. Hij deelde
de eerste vijf werken van de auteur op in twee fases. Tot de eerste fase rekende hij Verhulsts
debuut, de verhalenbundel De kamer hiernaast, de dichtbundel Liefde tenzij anders vermeld
en de roman Niets, niemand en redelijk stil. Deze werken hebben alle drie een sterk
autobiografisch karakter. Bijgevolg zijn ze erg expressief op vlak van poëtica, omdat de
auteur er een centrale positie inneemt. (cf. supra) Ook wat de schrijfstijl betreft zijn deze
werken expressief van aard. Verhulst schuwde in deze periode van zijn oeuvre het
romantische, originele en hoogdravende taalgebruik geenszins. (De Strycker 2005, 15-26)
Tot de tweede fase rekent De Strycker de romans De verveling van de keeper en Problemski
hotel, alsook de bundel fictieve reisreportages Dinsdagland, schetsen van België. In deze
werken is er sprake van een accentverschuiving, aangezien Verhulst zich hier ontpopt tot een
maatschappelijk geëngageerd schrijver. Niettemin blijft de expressieve poëtica ook in deze
werken dominant. Hoewel Verhulst in zijn tweede fase meer afstand neemt van het strikt
autobiografische genre, blijft zijn proza in deze fase nog steeds de uiting van zijn eigen
innerlijke gevoels-en gedachtewereld. Dit verwoordt hij niet langer rechtstreeks via een ik-
personage, maar via een fictief personage dat losgekoppeld lijkt van zijn persona biografica,
17
of door middel van een alternatief literair genre zoals reisreportages. (De Strycker 2005, 15-
26)
Hanne Janssens is het in haar masterscriptie eens met de stelling van De Strycker, maar merkt
terecht op dat diens opdeling in twee op elkaar volgende fases niet langer houdbaar is als we
ook latere werken van Verhulst in acht nemen. Met zijn sterk autobiografische bestseller De
helaasheid der dingen keert de auteur immers terug tot de eerste fase uit zijn oeuvre.
(Janssens 2006-2007, 14) Ook Mevrouw Verona daalt de heuvel af valt moeilijk onder te
brengen in de twee fases die de Strycker aanhaalde. Inhoudelijk stemt deze roman niet
overeen met de autobiografische werken uit Verhulsts eerste fase. Bovendien is het
maatschappelijk engagement uit Verhulsts tweede fase afwezig in dit werk. De expressieve
poëtica is weliswaar ook in deze roman dominant, maar er is daarnaast tevens sprake van een
flirt met de objectieve poëtica, omdat de taal het hier soms lijkt over te nemen van de auteur.
(Janssens 2006-2007, 38-39)
Enkele jaren later concludeerde Tine Maes in haar masterscriptie dat Verhulst in zijn oeuvre
is geëvolueerd van een bijna zuiver expressieve naar een gemengde expressieve en
pragmatische poëtica. De pragmatische poëtica wordt echter steeds gedomineerd door de
expressieve, omdat de auteur in zijn maatschappijkritiek geen objectieve weergave biedt van
de realiteit.10
Verhulsts succesvol boek Godverdomse dagen op een godverdomse bol getuigt
naast een expressieve poëtica ook van een objectieve poëtica. Maes beschouwt dit werk
immers als een stijloefening, waarmee Verhulst zijn originaliteit tactisch tentoonspreidde.
(Maes 2009-2010 66,67) De emoties en gedachten van de auteur vormen de essentie van zijn
(bij tijden maatschappijkritisch) proza. Als we Verhulsts werken als “een huis” willen
beschouwen, blijken zijn gedachten en emoties dus steeds het fundament te vormen waarop
dit wordt geconstrueerd.
In de volgende paragrafen bespreek ik de interne poëtica van Verhulsts jongste vijf
prozawerken. Conform met het theoretische onderscheid dat in het vorige hoofdstuk werd
gemaakt, behandel ik bij ieder werk zowel de impliciete als de expliciete interne poëtica.
Vooral de impliciete interne poëtica zal hierbij uitvoerig aan bod komen, aangezien de auteur
zelden expliciete poëticale uitspraken in deze werken heeft gemaakt.
10
Omdat hij geen objectieve weergave biedt van de realiteit, kunnen we bijgevolg ook niet van een zuivere
mimetische poëtica spreken in Verhulsts werken.
18
2.1 De laatste liefde van mijn moeder
De laatste liefde van mijn moeder is, zoals later in het hoofdstuk over receptiestudie zal
blijken, door de meeste critici bestempeld als een “prequel” tot De helaasheid der dingen. (cf.
infra) In deze roman vertelt Verhulst over de lotgevallen van de elfjarige Jimmy. Zijn moeder
heeft zopas de tirannieke vuist van haar alcoholistische man verlaten en heeft niet lang daarna
een nieuwe liefde ontmoet: de hardwerkende en uiterst voorbeeldige burger Wannes.
Wanneer het nieuwe samengestelde gezin een uitstap naar het zwarte woud onderneemt,
wordt het de lezer algauw duidelijk dat de relatie tussen Wannes en de kleine Jimmy erg
gespannen is.
De inhoud van dit werk sluit nauw aan bij Verhulsts expressieve poëtica. Deze roman is
namelijk sterk autobiografisch van aard, aangezien hij op Verhulsts jeugdjaren is gebaseerd.
Hier vertelt de auteur het verhaal dat aan De helaasheid der dingen voorafging. Bovendien
zijn er ook heel wat stilistische kenmerken in deze roman aanwezig die tot de expressieve
poëtica behoren. De extradiëgetische vertelinstantie gaat zo bijvoorbeeld regelmatig over in
een erg expressieve verteltrant wanneer de gedachten van de kleine Jimmy aan bod komen.
Dit is wellicht een bewuste techniek om het nog jeugdige, levendige discours van het kind
weer te geven. Daarnaast kan de aandacht voor de kinderlijke geest ook geïnterpreteerd
worden als een typisch romantisch motief. Het kan verwijzen naar een (latent) verlangen om
terug te keren naar de kindertijd, waarin de onschuld nog primeerde en er nog sprake was van
een grote verwondering voor de kleine dingen des levens. Hieronder neem ik een fragment op
waarbij in de laatste zin opvalt dat de vertelinstantie zich even verplaatst in de geest van de
elfjarige Jimmy:
Een appartement is geen plaats voor een hond’, had Martine botweg gezegd en daar kon
niemand haar ongelijk in geven. De waarheid was dat zij de kostprijs van de hondenbrokken
en een leiband veel te hoog vond. Ter compromis kreeg Jimmy een goudvis die, tot er weer
voldoende financiële reserve was aangelegd om een aquarium te kopen, zijn rondjes had te
zwemmen in een afgewassen mosterdpot. Alsof er in een appartement wel de plaats was voor
een goudvis! (Verhulst 2010a, 17)
Ook bij andere personages is er sprake van een erg expressieve weergave van hun discours.
Zo last Verhulst frequent bepaalde interjecties in die typisch zijn voor emotionele uitlaten in
de spreektaal. Wanneer Wannes overweegt welke de meest geschikte uitstap zou zijn voor
zijn gezin, blijkt hij een afkeer te hebben voor de Belgische kust. Zijn afkeer wordt duidelijk
19
door interjecties zoals “lieve hemel” en “oh-lala!”: ‘De kust, de Belgische nog wel, lieve
hemel neen, daar mocht hij niet aan denken. Om nog maar te zwijgen van het voorspelbare
van zo’n reis, oh-lala!’ (Verhulst 2010a, 26) Het valt overigens op dat er veel uitroeptekens
voorkomen in de dialogen van de personages.
Een laatste nuancering dient te worden gemaakt over de mate waarin we deze roman tot
Verhulsts expressieve poëtica kunnen rekenen. Terwijl de inhoud van het boek naadloos
aansluit bij de eveneens sterk autobiografisch getinte roman De helaasheid der dingen,
suggereert het vertelperspectief in De laatste liefde van mijn moeder een grotere afstand
tussen de auteur en het literaire werk. In de laatste roman verkiest Verhulst namelijk een
extradiëgetische vertelinstantie, waar er in De helaasheid der dingen nog sprake was van een
ik-verteller. Dit houdt steek met de evolutie die Verhulst heeft gekend op expressief vlak:
gaandeweg is hij zijn eigen gedachten en gevoelens steeds minder direct gaan neerschrijven.
(cf. supra)
Naast de overwegend expressieve poëtica die deze roman typeert, kan de algemene toon van
de roman mogelijks ook een indicator zijn van een pragmatische poëtica. Waar De helaasheid
der dingen naast grappig bij tijden ook sterk ontroerend was, lijkt er in De laatste liefde van
mijn moeder meer ruimte voorzien voor humor. Verhulsts aandacht voor het onderhoudende
karakter van het boek en het mogelijke komische effect dat het bij lezers kan hebben, zorgt
ervoor dat de lezer ook een belangrijke positie inneemt.
2.2 De zeven laatste zinnen
Met De zeven laatste zinnen keert Verhulst terug naar het genre waarmee hij debuteerde. Net
zoals De kamer hiernaast bestaat deze bundel namelijk uit kortverhalen. Verhulst schreef
deze in opdracht van het Ensor strijkkwartet, waarmee hij in het verleden al samenwerkte
voor de literaire manifestaties Saint Amour. De zeven erg korte verhalen zijn gebaseerd op de
zeven laatste zinnen die Christus aan het kruis sprak. Verhulst geeft er een nieuwe, eigentijdse
betekenis aan, waarbij de thematiek van dood en aftakeling een rode draad vormen. In de
bundel werden tevens partituren opgenomen van de symfonieën Die sieben letzten worte
unseres erlösers am kreuze van de Duitse componist Joseph Haydn. Bij het boek horen ook
twee cd’s: Een waarbij de auteur zijn verhalen voorleest en een met een uitvoering van de
symfonieën door het Ensor strijkkwartet. De afwisseling van verhalen en partituren
20
suggereren dat de lezer na het lezen (en eventuele beluisteren) van een verhaal de
daaropvolgende compositie beluistert.
Wanneer we dit werk analyseren, blijkt dat ook hier de expressieve poëtica dominant is.
Hoewel de meeste verhalen op het eerste gezicht niet autobiografisch lijken, getuigt ieder
verhaal van de creativiteit die Verhulst met dit werk wou uiten. Vanuit zijn geheel eigen,
subjectieve blik schreef hij zeven verhalen waarvan de sterke gevoelsthematiek naadloos
aansluit bij de typische thema’s uit de romantische literatuur.
Bij de lectuur van het verhaal ‘Vrouw ziedaar uw zoon’ valt op dat Verhulst zelfs flirt met het
genre van de traumaliteratuur. Dit verhaal schetst een beeld van een vrouw die haar kind
opwacht bij de bevrijding van een concentratiekamp. Naast het specifieke holocausttrauma uit
dit verhaal, komen traumatische ervaringen in het algemeen ook sterk aan bod in de andere
verhalen uit deze bundel.
In ‘Vader, vergeef hen, want zij weten niet wat zij doen’ wordt de lezer geconfronteerd met
de schrijnende innerlijke monoloog van een man wiens dochter werd vermoord. Het thema
van de dood vinden we ook terug bij de drie laatste verhalen uit de bundel. In ‘Ik heb dorst’
worden de laatste uren van een zieke oude vrouw beschreven vanuit het perspectief van haar
man, die met tranen in de ogen afscheid neemt van haar. Het verhaal ‘Vader, in uw handen
beveel ik mijn geest’, is vergelijkbaar qua inhoud, zij het met een omgekeerd
genderperspectief. Hier wordt de dood van een terminaal zieke man beschreven vanuit het
perspectief van zijn vrouw. ‘Het is volbracht!’ valt te lezen als een “bildungsverhaal” waarin
de levensloop van een man wordt geschetst. Zijn angst voor aftakeling en de nakende dood
staan hierbij centraal. De aandacht voor senioren in ‘Ik heb dorst’ en ‘Het is volbracht!’ zal
later nog terugkeren in Verhulsts roman De laatkomer. (cf. infra)
Opvallend is tenslotte het sterk autobiografische verhaal ‘Mijn god, mijn god, waarom hebt
gij mij verlaten?’, waarin Verhulst schrijft over het moment waarop zijn alcoholistische vader
door zijn vrouw wordt verlaten. Het verhaal sluit zodanig aan bij de gebeurtenissen die
worden beschreven in De laatste liefde van mijn moeder, dat het verhaal in principe een
inleidend hoofdstuk voor deze roman had kunnen zijn.
Een laatste opmerking over de expressieve poëtica die aan De zeven laatste zinnen kan
worden gerelateerd, betreft de cd met voorgelezen verhalen die het boekje vergezelt. In het
vorige hoofdstuk van deze masterscriptie werd aangehaald dat de auteur centraal staat bij de
21
expressieve poëtica. We kunnen dus stellen dat de cd waarop Verhulst zijn verhalen voorleest
de positie van de auteur benadrukt, aangezien de lezer niet alleen wordt geconfronteerd met
diens gedachten en emoties, maar ook met de singulariteit van diens stem. Voor verdere
beschouwingen over de correlatie tussen Verhulsts poëtica en zijn luisterboeken, verwijs ik
naar het vierde hoofdstuk van deze masterscriptie, “Close listening”. (cf. infra)
De expressieve poëtica is dus duidelijk dominant in deze verhalenbundel. Daarnaast is er ook
een verhaal in deze bundel aanwezig dat maatschappijkritische gedachten bevat. Deze kunnen
bijgevolg als een indicator van een pragmatische poëtica worden beschouwd. Het verhaal
‘Voorwaar ik zeg u: heden nog zult gij bij me zijn in het paradijs’ handelt namelijk over een
immigrant genaamd Omar die zich voorbereidt om in een container te worden weggevoerd
naar een plaats waar het beter leven is. Dit verhaal herinnert aan de roman Problemski hotel,
waarin Verhulst schreef over de problemen die immigranten en asielzoekers in België
ervaren. Het is echter belangrijk om te beklemtonen dat de pragmatische poëtica in dit verhaal
ondergeschikt is aan de expressieve. Het verhaal blijft immers nog steeds een uiting van de
gevoelens en gedachten van de auteur.
2.3 Monoloog van iemand die het gewoon werd tegen zichzelf te praten
In de novelle Monoloog van iemand die het gewoon werd tegen zichzelf te praten doet
Verhulst het relaas van de laatste uren van de wereldberoemde wielrenner Jens de Gendt, die
in obscure omstandigheden het leven liet in een Senegalees hotel. Het verhaal wordt verteld
vanuit het perspectief van het hoertje Seynabou. In een lange monoloog vertelt ze hoe ze
dacht haar troosteloze leven in Senegal te ontsnappen toen ze de bekende wielrenner tegen het
lijf liep. Deze ontmoeting vond plaats in een bar vol meisjes van plezier, waar de Gendt
verstrooiing zocht om te ontsnappen aan het verdriet van een slecht wielerseizoen. De novelle
is los gebaseerd op de dood van de legendarische wielrenner Frank Vandenbroucke, die
eveneens onder verdachte omstandigheden het leven liet in Senegal.
Ook in deze novelle neemt de expressieve poëtica de bovenhand. Dit fictieve werk is immers
het resultaat van Verhulsts lange overpeinzingen omtrent de mysterieuze dood van
Vandenbroucke. We worden hier als lezer met andere woorden geconfronteerd met de
gedachten van de auteur. Dat Verhulst zijn eerste biografisch fictieve werk schreef over een
befaamde wielrenner, hoeft niet te verbazen, aangezien hij bekend staat als een groot
22
liefhebber van wielrennen. Zelfs de emoties van de auteur sijpelen op die manier een beetje
door in het werk.
Net zoals in De zeven laatste zinnen heerst er in dit werk een sterke sfeer van romantiek, die
onder meer bepaald wordt door een aantal thema’s zoals verlangen, escapisme, liefde en
dood. Het jonge meisje Seynabou verlangt naar een beter bestaan, net zoals Jens de Gendt
verlangt naar een paar armen waarin hij zijn weemoed even kan vergeten. Seynabou wordt al
snel verliefd op de befaamde wielrenner. Wanneer ze zijn levenloos lichaam plots aantreft,
treedt de dood in als belangrijk thema.
Naast de expressieve poëtica kunnen we ook spreken van een pragmatische poëtica bij deze
novelle. Deze is, zoals gebruikelijk bij Verhulst, voor een groot deel bepaald door zijn eigen
gedachten en gevoelens, waardoor de expressieve poëtica uiteindelijk nog steeds de
belangrijkste blijft. Niettemin zijn er verschillende passages in dit werk aanwezig die
suggereren dat de pragmatische poëtica hier een niet te verwaarlozen positie inneemt. Dit
blijkt bijvoorbeeld uit de volgende passage, waarin Verhulst aandacht heeft voor de
minderbedeelde Seynabou en haar droom om de waarde van haar bestaan te verbeteren:
Afrikaanse meisjes kunnen namelijk ook lingerie en shampoo aanprijzen, eau de toilettes en
haute couture zijn niet het privégoed van het blanke ras. […] Ook al is het lichaam van
Katoucha Niane dan levenloos aangetroffen in de Seine, vermoord omdat ze een mening had
over het besnijden van Afrikaanse meisjes, dan nog bedenken wij ons geen mooiere
springplank uit het tranendal dan een fotolens en een studiolamp. Mogen wij even? Mogen wij
even dromen alstublieft? De meeste Senegalezen verdienen 2 dollar per dag, meer dan 70
procent is analfabeet, onze levensverwachting is 52 jaar. Als ik een bril van Ray-Ban op mijn
neusbeen zet en daarmee poseer voor een Europees voddenblaadje, verduizendvoudig ik de
waarde van mijn bestaan. (Verhulst 2011a, 23)
Zoals blijkt uit de bovenstaande passage, schuwt Verhulst de maatschappijkritiek niet in deze
novelle. Zijn kritische stem is zodanig aanwezig dat zij zelfs in een aantal subcategorieën kan
worden onderverdeeld. Naast een algemene aandacht voor de dromen van de minderbedeelde
Seynabou, duiken er ook geregeld passages op waarin de kloof tussen de rijke Westerlingen
en de arme Senegalese bevolking wordt aangehaald. Vooral de onverschilligheid van de
Westerling valt op:
Maar kerels die in opgevoerde vehikels de woestijn wensen te temmen slaan geen acht op de
kraampjes die wij optrekken langs het parcours. Liever dan ons een aalmoes te gunnen,
23
drinken ze hun eigen uit het veilige vaderland meegezeulde water, uit flesjes, of slurpen ze hun
isotone vocht naar binnen met een rietje dat is verbonden met een aan merknamen bezette
rugzak, active leisure, om de sponsor te behagen. (Verhulst 2011a, 25)
Bovendien deinst Verhulst er niet voor terug om het wanbeleid van Senegal aan te halen. Hij
liet zich hierbij onder meer inspireren door de controverse die er in 2010 heerste over de
bouw van het monument voor de Afrikaanse Renaissance. Dit zou naar schatting
zevenentwintig miljoen dollar hebben gekost. Een serieus prijskaartje dus. Zeker voor een
land waarin het onderwijs en de gezondheidszorg in een staat van crisis verkeren. (Look
2010) Naar het einde van de novelle toe haalt Verhulst het monument grondig door het slijk:
President Abdoulaye Wade had bevolen tot de bouw van een mastodont, groter dan de
Christus van Rio de Janero, groter dan het Vrijheidsbeeld in New York: het monument van de
Afrikaanse Renaissance. En omdat die Afrikaanse Renaissance blijkbaar niet door Afrikanen
zelf kon worden gemaakt, werd het hele gedrocht vervaardigd door een bataljon Noord-
Koreaanse arbeiders in de propagandistische stijl die zij als geen ander in de vingers hebben.
Waar trots spreekt, moet de bankrekening zwijgen. Ook al heeft er net een overstroming
20.000 gezinnen dakloos gemaakt. 27 miljoen dollar heeft die Renaissancegrap ons gekost
[…] Het monument heeft een bijbehorend museum, dat hoort zo tegenwoordig, en 35 procent
van wat de bezoekers daar aan inkomsten binnenbrengen dwarrelt in de vestzak van de
president himself. […] Monument de la Renaissance. Monument de la Décadence. (Verhulst
2011a, 82-83)
De cijfers die Verhulst in het bovenstaande fragment opnam, stemmen overeen met de cijfers
uit de pers. Dat de auteur zich op de realiteit baseerde voor (onder andere) dit fragment,
suggereert dat Verhulst bij deze novelle ook flirt met de mimetische poëtica. Dit valt echter te
nuanceren als we rekening houden met Verhulsts weinig objectieve weergave van de realiteit.
De toon van het fragment maakt duidelijk dat de weergave van bepaalde feiten uit de realiteit
vooral gebeurt via de gedachten en emoties van de auteur, waardoor de expressieve poëtica
prominent blijft.
Aan het einde van de novelle werd een citaat opgenomen dat geldt als een expliciete poëticale
uitspraak. Het sluit nauw aan bij de vorige paragraaf. Verhulst waarschuwt hierin voor de
verwarring tussen feit en fictie. Enerzijds maakt hij duidelijk dat de novelle daadwerkelijk
geïnspireerd is op de werkelijkheid. Anderzijds beweert hij dat zijn werk niet met de échte
werkelijkheid mag worden verward. Het metaliteraire karakter van het citaat kunnen we
24
associëren met een autonome (objectieve) poëtica, aangezien het als afsluiter van de novelle
het fictieve karakter van het werk benadrukt:
P.S.
De gelijkenissen van personages of situaties in deze monoloog met personages of situaties in
de werkelijkheid berusten uiteraard niet op louter toeval. Als literatuur aan de slag gaat met
het ware leven mag niet worden uitgesloten dat er iets van dat ware leven zelf doorsijpelt in
haar geschriften. Maar het zou volkomen onjuist en zelfs gevaarlijk zijn om de reminiscentie
te nemen voor de eigenlijke werkelijkheid. (Verhulst 2011a, 93)
2.4 De intrede van Christus in Brussel
Met De intrede van Christus in Brussel schreef Verhulst een roman waarin de focus ligt op de
eeuwige problematiek van de Belgische hoofdstad. Wanneer op een dag plots wordt
aangekondigd dat Jezus Christus hemzelve Brussel zal komen bezoeken op de nationale
feestdag, ondergaat de stad een metamorfose. Naar aanleiding van het heuse evenement
bedaren de gemoederen in het Brusselse hoofdstedelijke gewest. Mensen worden vriendelijker
tegen elkaar in de dagelijkse omgang, de criminaliteitscijfers dalen zienderogen en er is
eindelijk meer aandacht voor daklozen, dronkaards en illegalen. Een jonge asielzoekster die
de blijde boodschap van de Messias moet vertolken, krijgt zelfs een suite aangeboden in het
meest prestigieuze hotel van de stad.
De expressieve poëtica is ook bij De intrede van Christus in Brussel dominant. De roman lijkt
op het eerste zicht wel een “afrekeningsroman”. In een honderdzeventig-tal pagina’s
confronteert Verhulst de lezer met de ene vlijmscherpe kritische gedachte na de andere.
Verhulst maakt gebruik van een anonieme ik-verteller om zijn eigen gedachten over de
Belgische samenleving op een temperamentvolle wijze te uiten. Dat deze verteller anoniem is,
creëert in principe een zekere afstand met de persona biografica Verhulst. Dit valt evenwel te
relativeren als we rekening houden met de weinige details die we als lezer over de ik-verteller
te weten komen. Hij is een boek aan het schrijven en verwijst hier regelmatig naar. De afstand
met de persoon Verhulst is dus misschien toch niet zo groot. In het derde hoofdstuk van deze
masterscriptie (over de externe poëtica) zal duidelijk worden dat de auteur wel degelijk
inspiratie putte uit zijn eigen leven voor deze roman. (cf. infra)
Naast de inhoud en het vertelperspectief is er ook nog een belangrijk stilistisch element dat we
kunnen koppelen aan de expressieve poëtica. Net zoals in De laatste liefde van mijn moeder
25
maakt Verhulst in deze roman veel gebruik van uitroeptekens, die de emotionele lading van
het discours van de verteller danig versterken. Dit blijkt onder meer uit het volgende
fragment:
Maar al deze, in folklore gedoopte, voorbeelden betreffen visitaties aan Maria. Nu was er
sprake van de komst van Christus in eigen persoon!!! En niet zomaar op de wilde bof naar een
landelijk gat, neen. Aangekondigd! En meteen naar de hoofdstad! Die ook de hoofdstad van
Europa was! (Verhulst 2011b, 23)
De expressieve poëtica krijgt in deze roman echter een sterke concurrentie van de
pragmatische poëtica. De maatschappijkritiek die Verhulst tot de lezer brengt, is in bepaalde
fragmenten zo hevig, dat men bijna niet anders kan dan concluderen dat hij hiermee het
geweten van de lezer wenst te schoppen. De sterke vaart waarmee de auteur zijn kritische
gedachten schijnbaar neerpende, herinnert aan Godverdomse dagen op een godverdomse bol,
waarmee hij een eigenzinnig pessimistische versie van de wereldgeschiedenis schreef.
De intrede van Christus in Brussel is dus een sterk maatschappijkritische roman. De
onderwerpen waarover Verhulst schrijft zijn erg divers. Zo hekelt hij het Belgisch
nationalisme in het algemeen en het Vlaams nationalisme in het bijzonder.11
Zijn
uitweidingen over de politieke en sociale problematiek in ons land vormen in sommige
passages zelfs een kapstok voor besprekingen van problemen op Europees niveau. Bovendien
haalt hij uit naar het gebrek aan objectiviteit van de hedendaagse journalistiek, net zoals hij er
niet voor terug deinst om de showbizz-en reclamewereld te bekritiseren.
Zoals in het volgende hoofdstuk over de externe poëtica zal blijken, was 2011 voor de auteur
een jaar vol sociaal engagement. Hij scheef in hetzelfde jaar immers de inleiding voor een
boek van Peter Mertens over de economische crisis. Hierin nam Verhulst het duidelijk op
voor de kleine man, zoals ook blijkt uit verschillende interviews. (cf. infra) Het onderstaande
citaat getuigt van Verhulsts mededogen voor illegalen in De intrede van Christus in Brussel:12
Aangezien al hun verzoeken om een vluchtelingenstatuut werden afgewezen waren deze
mensen: clandestien. Alsof ze de verpersoonlijking van een zak cocaïne of een zak springstof
waren. Illegaal: je zal het maar te horen krijgen over jezelf! Dat je bestaan ongewettigd is! Dat
11
Zijn anti-Vlaams nationalistische stem liet Verhulst daarvoor ook al horen in de dystopische roman De
verveling van de keeper, waarin een voetbalstadion het “Filip Dewinter stadion” werd gedoopt. Daarnaast heeft
Verhulst ook aandacht voor minderbedeelden zoals asielzoekers. Dit herinnert dan weer aan zijn roman
Problemski hotel. 12
De vergelijking van illegalen met “een zak cocaïne of een zak springstof” maakte Verhulst ook in het
Nederlandse televisieprogramma Pauw en Witteman. (cf. infra)
26
je geboorte buiten het wetboek viel! Dat je d’r eigenlijk niet zijn mocht! Meer van het leven
durfden zij niet meer te vragen dan dat zij ergens onderbetaald en zonder enig woord van dank
aan de afwasbak van een restaurant mochten staan. (Verhulst 2011b, 65)
Deze roman bevat tenslotte ook nog een aantal korte meta-literaire passages. Zo kunnen de
eerste zinnen van het werk met de objectieve poëtica in verband worden gebracht. In
tegenstelling tot het citaat aan het einde van Monoloog van iemand die het gewoon werd tegen
zichzelf te praten is hier geen sprake van een expliciete poëticale uitspraak, omdat Verhulst
zich hier niet uitdrukkelijk uitspreekt over de aard of functie van literatuur. Het fictieve
karakter van zijn werk wordt hierdoor hoe dan ook benadrukt. Dit zou een strategie van de
auteur kunnen zijn om de onverbloemde maatschappijkritiek van zijn roman te relativeren
onder het mom van de fictie:
Men beweert dat het weinig blijk geeft van vakmanschap wanneer een verhaal aanvangt met
een weersbeschrijving, en ergens kan ik begrijpen waar die gedachte wortel schoot. Toch rest
mij op dit ogenblik geen andere mogelijkheid – en geloof mij, ik heb alle overwogen – dan dit
relaas te beginnen met de boodschap dat het helemaal niet regende, de ochtend van de dag
waarop wereldkundig werd gemaakt dat Christus spoedig Brussel zou bezoeken. (Verhulst
2011b, 9)
2.5 De laatkomer
In de roman De laatkomer vertelt Dimitri Verhulst het verhaal van de vierenzeventigjarige
Désiré Cordier, die op een dag besluit om zijn leven radicaal te veranderen. Om aan zijn
liefdeloze huwelijk en saai burgermansbestaan te ontsnappen, ontwikkelt Désiré een ingenieus
plan: hij doet zich voor als demente en incontinente bejaarde. Hij komt uiteindelijk (zoals
verwacht) terecht in een tehuis voor seniele bejaarden. Op een dag duikt zijn oude jeugdliefde
Roza Rozendaal op in home Winterlicht. In tegenstelling tot hemzelf, lijdt zij écht aan
dementie. Gaandeweg realiseert de protagonist zich dat hij op amoureus vlak verkeerde
keuzes in zijn leven heeft gemaakt, maar dat het jammer genoeg te laat is om hier nog iets aan
te kunnen veranderen.
De naam van het tehuis waarin Désiré Cordier wordt opgenomen, zou een intertekstuele
verwijzing kunnen zijn naar Winterlicht, de gelijknamige roman van Jeroen Brouwers.13
In
deze roman wordt het verhaal vertelt van een oude miskende schrijver, die zich eenzaam en
13
De roman Winterlicht maakt deel uit van Brouwers’ vierdelige romancyclus De jaargetijden.
27
gedesillusioneerd heeft teruggetrokken op het platteland. Er is een duidelijke parallel tussen
Brouwers’ en Verhulsts roman: de protagonisten in beide werken zijn oud en verbitterd. Dat
Verhulst net naar deze auteur verwijst in De laatkomer hoeft trouwens niet te verbazen,
aangezien hij Brouwers steevast als een van zijn grote leermeesters heeft beschouwd.
De expressieve poëtica staat in deze roman centraal. In zijn hoogstpersoonlijk poëtisch
taalgebruik levert Verhulst hier een verhaal dat getuigt van een sterke drang tot originaliteit en
creativiteit. Thematisch gezien vinden we verder de typisch romantische thema’s terug, zoals
in De zeven laatste zinnen en Monoloog. (cf. supra) Een eerste belangrijk thema is escapisme.
De hele zogenaamde gimmick van de roman komt er immers op neer dat de protagonist
dementie veinst om te kunnen ontsnappen aan de beklemmende liefdeloze relatie met zijn
vrouw.
Melancholie vormt, samen met liefde een tweede thema dat de romantiek van deze roman
illustreert. Wanneer zijn oude jeugdliefde Roza Rozendaal uit het niets opduikt in home
Winterlicht, valt Désiré ten prooi aan melancholische flash-backs. De protagonist kampt met
gevoelens van spijt, omdat hij in zijn jeugdjaren uit verlegenheid nooit was ingegaan op
Roza’s verleiding. Dit berouw voor misgelopen kansen wordt ook in de titel van de roman
weerspiegeld. Désiré is “een laatkomer”. Hij komt te laat tot inzicht dat hij een verkeerde
keuze in zijn leven heeft gemaakt. De woorden die Désiré tot Roza spreekt naar het einde van
de roman toe illustreren dit wonderwel: ‘Hier buiten staat een bushok, Roza. Lijn 77. Die
heeft als eindbestemming het verleden. Danszaal De Albatros. Als je wil kunnen we die
samen nemen.’ (Verhulst 2013, 128)
“Vergankelijkheid” is een derde thema dat we met de romantiek kunnen associëren. Het doet
de protagonist duidelijk zeer om zijn oude jeugdliefde te zien aftakelen. In tegenstelling tot
sommige romantische auteurs weigert hij om in het vergankelijke een zekere schoonheid te
zien. Hij hekelt dan ook “de romantische nozem” die schoonheid wenst te zien in het ouder
worden en het vergankelijke:
Ik verklaar dan ook de oorlog aan de romantische nozem die heeft beweerd dat schoner nog
dan schoonheid de ruïne van al dat schone is. Want oorlog is wat hij verdient. Oorlog, of op
z’n minst een betere bril. Want natuurlijk had de uitstraling van dit oude en verslenste wijf
geen enkel vergelijk et het tumult dat ze meer dan een halve eeuw geleden stichtte in ieder
gezond jongenshart. (Verhulst 2013, 97)
28
De laatkomer kan daarnaast ook met de pragmatische poëtica in verband worden gebracht.
Zoals uit de analyse van de vorige werken bleek, mogen we echter niet over het hoofd zien
dat Verhulsts maatschappijkritiek nog steeds het resultaat is van zijn eigen gedachten en
gevoelens. Dit zorgt ervoor dat de expressieve poëtica ook in deze roman prevaleert. Waar
Verhulst in zijn vorige twee werken zijn mening over (onder meer) binnenlandse en
buitenlandse politieke kwesties aan de man bracht, schrijft hij hier in verschillende passages
over de trieste, soms mensonterende omstandigheden waarin bejaarden hun dood afwachten.
Hij heeft het in eerste instantie over het tekort aan personeel, dat een gebrek aan kwalitatieve
zorg tot resultaat heeft. Daarnaast wijst hij ook naar de hoge kosten die aan een opname in een
tehuis zijn verbonden:
[A]ls je ziet wat deze oudbakken instelling reeds kost: een doorsnee maandloon;
dokterskosten, medicijnen en luiers lang niet inbegrepen. De vuile was moet je dan nog aan je
kinderen geven. En wat je voor dat moeilijk op te hoesten geld krijgt is dat je soms drie uur op
de koude vloer blijft liggen als je toevallig uit bed of zetel tuimelt, gewoon omdat er
onvoldoende personeel is om regelmatig een neus in alle kamers te steken. Mijn buur, neem
nu, heeft onlangs nog een hele godganse nacht liggen jammeren, bloot op de grond, en heeft
op redding moeten wachten tot de zon opkwam en het eerste wagentje met
verzorgingsproducten door de gang daverde. Aandoenlijk is dat, iemand met amper nog kracht
op zijn stembanden om hulp te horen blaten. (Verhulst 2013, 98)
2.6 Kaddisj voor een kut (voorbeschouwing)
Eind augustus verschijnt de nieuwe roman van Verhulst onder de titel Kaddisj voor een kut.14
Na verschillende contacten met Verhulsts uitgeverij, moest ik mij neerleggen bij het feit dat ik
het boek niet vroeger mocht lezen. Jammer genoeg zal ik dus geen volledige bespreking van
de interne poëtica van dit werk kunnen opnemen in deze masterscriptie. De flaptekst die als
voorsmaakje op de website van de uitgeverij kan worden gelezen, geeft niettemin een en
ander prijs:
Je hebt lang gewacht om het relaas van jouw jaren in een instelling voor verwaarloosde
jongeren neer te pennen. Je hebt het uitgesteld, beseffende, lichtjes gehoopt zelfs, dat zulks
vaak tot afstel leidt. Je wou niet de zieltogende schrijver van het trieste-jeugd-gebrompot zijn.
Voor zover je dat nog niet was. Maar toen je een jonge vrouw, een ex-instellingskind, zich
14
Ter verduidelijking zocht ik het woord “Kaddisj” even op. Het zou verwijzen naar een Joods gebed dat
inhoudelijk niet alleen een belijdenis vormt van Gods voorzienigheid, maar tevens geldt als een lofzang voor
overleden personen. (Van Ginneken 1913, 74)
29
voor jouw ogen van het leven zag beroven, en toen twee van je oude soortgenoten de kranten
haalden nadat ze hun eigen kinderen vermoordden omdat ze zich geen raad wisten met het
familieleven dat hun nooit was aangeleerd, heeft het blad papier zich vanzelf naar je
toegeschoven. De eerste persoon enkelvoud kon worden afgeschaft, en het voelde veilig,
eindelijk te verdwijnen in de ellende van een ander. (Verhulst 2014)
Het bovenstaande fragment heeft op het eerste gezicht de allures van een expliciete externe
poëticale uitspraak. Verhulst spreekt er zich namelijk uitdrukkelijk uit over de aard van de
roman. Over het algemeen kan het citaat worden geïnterpreteerd als een voorwoord, een soort
apologie voor het emotionele en autobiografische karakter van de roman. Deze roman zal
handelen over een periode die Verhulst als kind spendeerde in een instelling voor
verwaarloosde jongeren. De roman Kaddisj voor een kut zal dus sterk verwant zijn met De
helaasheid der dingen en De laatste liefde van mijn moeder.
Het is interessant om even stil te staan bij de bewering dat “het blad papier vanzelf naar hem
is toegeschoven”. (Verhulst 2014) Deze stelling kan een prelude zijn voor de expressieve
poëtica die we aan deze toekomstige roman kunnen koppelen. Verhulsts bewering kan
gelezen worden als een verklaring voor zijn impulsiviteit, zijn noodzaak om te schrijven. Hij
kan met deze zinnen m.a.w. suggereren dat schrijven voor hem een soort automatisme is dat
hij niet kan nalaten. Er dient echter een kleine kanttekening te worden gemaakt bij de
vermeende expressieve poëtica van deze roman. De laatste zin van het fragment suggereert
dat Verhulst hier niet alleen over zijn eigen ervaringen zal schrijven, maar ook over de levens
van anderen: ‘De eerste persoon enkelvoud kon worden afgeschaft, en het voelde veilig,
eindelijk te verdwijnen in de ellende van een ander.' (Verhulst 2014) Dit houdt steek met de
meer indirecte wijze waarop Verhulst sinds De laatste liefde van mijn moeder zijn gedachten
en emoties in zijn literatuur verwerkt.
2.7 Conclusie
Uit de bovenstaande paragrafen kunnen we concluderen dat de literatuuropvattingen van
Dimitri Verhulst zich volgens zijn interne poëtica op verschillende manieren hebben
ontwikkeld. Van de vier soorten poëtica’s blijkt de expressieve poëtica steeds dominant in
zijn werken. Dit, omdat zijn werken vooral het resultaat van zijn geheel eigen gedachten,
gevoelens en opinies. Er is wel een evolutie merkbaar in zijn expressieve poëtica. Verhulst
distantieert zich in zijn jongste vijf werken van zijn eigen persoon bij het schrijven door
middel van zijn vertelperspectieven. Waar hij in zijn allereerste werken nog vanuit een ik-
30
verteller schreef, is er in zijn jongste werken doorgaans sprake van een extradiëgetische
vertelinstantie, of laat hij een fictief personage aan het woord. Een uitzondering op de zaak
vormt De intrede van Christus in Brussel, dat nog steeds vanuit een ik-verteller is geschreven.
In sommige werken krijgt Verhulsts expressieve poëtica een sterke concurrentie van zijn
pragmatische literatuuropvatting, omdat hij de lezer tot nadenken lijkt aan te zetten. Dit is
vooral zo bij Monoloog en De intrede van Christus in Brussel. In laatstgenoemde werk lijkt
Verhulsts pragmatische poëtica zelfs de bovenhand te nemen. Verhulsts drang om onrecht aan
te klagen vinden we ook terug bij zijn meest recente roman De laatkomer, al is Verhulsts
kritiek hier wat getemperd. Het valt niet uit te sluiten dat Verhulsts pragmatische poëtica
vanaf zijn jongste roman een gelijkaardige evolutie aan het doormaken is als zijn expressieve
poëtica. Zoals Verhulst doorheen de jaren zijn innerlijke gevoels- en gedachtenwereld steeds
minder direct is gaan neerschrijven, lijkt zijn kritische stem in De laatkomer opvallend minder
agressief.
Van een mimetische poëtica kunnen we niet echt spreken bij een analyse van Verhulsts
werken. In zijn jongste vijf werken vinden we namelijk geen objectieve, nauwkeurige
beschrijvingen terug van de realiteit. We kunnen evenmin van een autonomistische poëtica
spreken, aangezien zijn vijf recentste literaire werken nooit echt als een op zichzelf bestaand,
autonoom artefact worden beklemtoond. (een kleine uitzondering is Monoloog)
3. Externe poëtica Verhulst
In het volgende hoofdstuk ga ik dieper in op de externe poëtica van Dimitri Verhulst. Net
zoals in het vorige hoofdstuk verwijs ik om te beginnen eerst naar vroegere studies. Zoals ik
reeds aangaf in het theoretische hoofdstuk van deze masterscriptie, zijn de bronnen die
poëticale uitspraken kunnen bevatten erg divers van aard. (cf. supra) Ik heb dan ook
geprobeerd om zoveel mogelijk rekening te houden met deze diversiteit. Naast geschreven
interviews passeren er in dit hoofdstuk bijvoorbeeld ook audiovisuele interviews de revue.
Het zal de lezer wellicht opvallen dat Verhulsts uitspraken uit geschreven interviews vaak
overlappen met hetgeen hij in televisieoptredens beweert. Beide vormen van interviews vullen
elkaar echter aan. Audiovisuele interviews zijn gekenmerkt door bepaalde contextuele
nuances, maar omgekeerd ontberen geschreven interviews deze nuances, waardoor uitspraken
soms gemakkelijker af te bakenen zijn.
31
Daarnaast bespreek ik ook voorwoorden en inleidingen die Verhulst schreef voor boeken van
andere auteurs, net zoals ik aandacht besteed aan artikels die de auteur schreef voor kranten
en tijdschriften. Tot slot neem ik in dit hoofdstuk ook een aantal biografische feiten op. Deze
lijken op het eerste gezicht misschien wel irrelevant voor deze masterscriptie, maar bieden
niettemin heel wat informatie die aan Verhulsts poëticale opvattingen kan worden gerelateerd.
De persoonlijke correspondentie van Verhulst zal ik niet bespreken, aangezien hiervoor de
nodige bronnen ontbreken.
Het is ondertussen duidelijk dat er voor de externe poëtica van Dimitri Verhulst een waarlijk
arsenaal aan bronnenmateriaal voorhanden ligt. Om de ontwikkelingen van Verhulsts externe
poëtica op een overzichtelijke manier tot de lezer te brengen, heb ik ervoor gekozen om zijn
externe poëticale uitspraken in te delen volgens de vier verschillende soorten poëtica. Ik zal
mijn informatie dus klasseren volgens de mimetische, pragmatische, expressieve en autonome
(objectieve) poëtica.
In haar masterscriptie concludeerde Tine Maes dat er een evolutie merkbaar is in de externe
poëtica van Dimitri Verhulst. De vroege Verhulst sloot volgens haar sterk aan bij de
expressieve poëtica omwille van de persoonlijke motieven die voor hem een drijfveer voor het
schrijven vormden. Ook de drang naar creativiteit, originaliteit en de nadruk op schoonheid in
het taalgebruik zijn volgens haar een indicator van Verhulsts externe poëtica. In 2006 is er
echter sprake van een keerpunt in de externe poëtica van de auteur, wanneer hij zich ontpopt
tot een maatschappelijk geëngageerd schrijver. Zijn expressieve poëtica kent vanaf dan een
concurrentie van zijn pragmatische poëtica. (Maes 2009-2010, 42-43)
Vanaf 2006 sprak Verhulst zich ook meer en meer uit over vervreemdingseffecten zoals
“humor”, die ervoor moeten zorgen dat het literaire werk voor de lezer toegankelijk blijft. Dit
valt ook op als we de interne poëtica van De helaasheid der dingen onder de loep nemen. Dit
werk is al heel wat toegankelijker dan Verhulsts eerste werken, die met hun hoogdravend
taalgebruik serieuzer van aard waren en dichter aansloten bij de persona biografica Dimitri
Verhulst. Niettemin blijft de externe poëtica volgens Maes de dominante omdat de auteur,
ondanks zijn sympathie voor het lezerspubliek, de nadruk legt op zijn eigen originaliteit en
creativiteit. Volgens Maes kunnen we bij Verhulst ook niet echt spreken van een zuiver
pragmatische poëtica, omdat hij zijn maatschappijkritiek op een nogal getemperde manier uit.
(Maes 2009-2010, 42-43)
32
3.1 Mimetische poëtica
In het hoofdstuk over Verhulsts interne poëtica werd duidelijk gemaakt dat we niet echt van
een mimetische poëtica kunnen spreken in zijn werken. Telkens wanneer hij elementen uit de
realiteit incorporeert in zijn prozawerken, doet Verhulst dit steeds op een erg subjectieve
wijze. Om van een “zuiver” mimetische poëtica te kunnen spreken moet de auteur op de
achtergrond blijven en feiten uit de realiteit op een objectieve manier weergeven. (cf. supra)
Hoewel de mimetische poëtica tot de periferie behoort van Verhulsts algemene poëtica, wil ik
in de onderstaande paragrafen toch kort even verwijzen naar een aantal werken waarvoor de
auteur naar eigen zeggen inspiratie putte uit de werkelijkheid. Ik wil dit vooral aanhalen
omdat Verhulst zijn nauwkeurige observaties uit het verleden steevast gedetailleerd weet neer
te schrijven om sfeer, authenticiteit en geloofwaardigheid te scheppen in zijn werken.
Uit verschillende interviews die Verhulst gedurende de afgelopen jaren gaf, is duidelijk
gebleken dat hij zich voor verschillende werken voor een deel heeft geïnspireerd op
nauwkeurige observaties uit de realiteit. Voor zijn autobiografische roman De laatste liefde
van mijn moeder beweerde de auteur in een interview dat hij enkele jaren voor het schrijven
van zijn roman een reis had ondernomen naar het zwarte woud met zijn schoonvader, kwestie
van de lokale specialiteiten te proeven. Dit, als “voorstudie” van zijn roman. (Van Riet 2010)
Voor de algemene sfeerschepping van Monoloog van iemand die het gewoon werd tegen
zichzelf te praten beweerde de auteur te hebben geput uit zijn observaties in het verleden, toen
hij in buitenlandse hotels werkte. In één specifiek hotel waar hij werkte, pleegde een van de
zangers van The Platters zelfmoord. (Villa Vanthilt 2011) Daarnaast zocht hij ook enige
cijfers op in de pers om zijn kritische passages geloofwaardiger te maken. (cf. supra) De
auteur beweerde in Het Belang van Limburg zelfs dat hij even had overwogen om naar
Senegal te gaan om research te doen, maar dat hij het uiteindelijk toch niet heeft gedaan.
(Meesters 2011)
Ook voor De laatkomer heeft Verhulst zich laten inspireren door zijn observatievermogen.
Wie de roman leest, waant zich immers onmiddellijk in een bejaardentehuis. In een interview
voor Knack beweerde Verhulst dat hij gedurende de afgelopen jaren regelmatig
bejaardentehuizen had bezocht met zijn vrouw omdat er een aantal gevallen van dementie in
haar familie waren. (Piryns & van Humbeeck 2013) In Reyers laat verwees hij bovendien
33
naar het bushokje in zijn roman.15
De auteur kwam op het idee nadat hij via de pers erachter
was gekomen dat dit fenomeen blijkbaar al enkele jaren in Duitsland bestaat. (Reyers laat
2013)
3.2 Pragmatische poëtica
In het hoofdstuk over Verhulsts interne poëtica werd reeds duidelijk gemaakt dat de auteur
regelmatig een maatschappijkritisch standpunt innam in zijn jongste vijf werken. Dit valt
vooral op bij Monoloog van iemand die het gewoon werd tegen zichzelf te praten en De
intrede van Christus in Brussel. Ook in De laatkomer vinden we Verhulsts kritische stem
terug, al is deze hier wat getemperd. Hoewel de auteur in deze werken uiteindelijk nog steeds
een centrale positie inneemt, concurreert de pragmatische poëtica met de expressieve, omdat
ook de lezer een rol krijgt binnen de literaire communicatie. De auteur wil de aandacht van
zijn lezers immers vestigen op wantoestanden in de wereld. De periode waarin de
bovenstaande werken het daglicht kenden (zowel qua creatie als publicatie) is ook niet geheel
toevallig een periode die ongetwijfeld geldt als de meest maatschappij betrokken en
maatschappijkritische fase in Verhulsts schrijverscarrière tot nog toe. Dit verklaart dan ook de
lengte van dit hoofdstuk.
In 2010 schreef Dimitri Verhulst een artikel voor De Standaard, met als titel ‘Naar het eind
van het foertisme. Over premier Elio Di Rupo’. In dit artikel hekelt hij o.m. het Belgisch
kiessysteem ‘Natuurlijk is ons kiessysteem mank en verouderd, en het pleidooi om alle
Belgische stemplichtigen de kans te geven op alle Belgische kandidaten te stemmen is ook het
mijne. Ieder ander kiesmodel is minder democratisch.’ (Verhulst 2010) Daarnaast roept de
auteur het volk op tot solidariteit en vooral tot “gaan stemmen tout court” om achteraf
zelfbeklag te vermijden. Hij neemt het tot slot op voor Elio Di Rupo, die voor hem gerust
premier mocht worden. ‘[Z]eer zeker mag Di Rupo premier worden. Het zou onverhoopt zijn,
zo'n man op die plaats in een rechtser en asocialer wordende samenleving waarin het
ternauwernood nog over solidariteit mag gaan.’ (Verhulst 2010)
Het volgende jaar schreef Dimitri Verhulst het voorwoord voor Hoe durven ze?, een boek van
PVDA-voorzitter Peter Mertens over de economische crisis. In zijn voorwoord haalde
15
In Duitsland hebben verschillende bejaardentehuizen besloten om een bushokje in (bijvoorbeeld) hun
binnentuin te plaatsen. Dit, omdat sommige dementerenden steeds het gevoel hebben dat ze de bus moeten halen,
zoals in het verleden. (Reyers laat 2013)
34
Verhulst sterk uit naar fraude in de bankenwereld. Hij neemt het duidelijk op voor de kleine
man, die uiteindelijk de dupe van de hele zaak is:
Vanwaar weer al dat gesidder en gebeef voor het socialisme? […] En zeggen dat onderwijl de
politie doodleuk op de radio komt beweren dat fraudebestrijding allang geen prioriteit meer is.
Teloorgegane miljarden die men wel zal recupereren uit de zakken van bijvoorbeeld
verpleegsters en leraren. […] Maar goed, er moet rap rap wat geld bij elkaar worden
gesprokkeld wil men vermijden dat de hele natie op de vlooienmarkt belandt. En dan grabbelt
men het geld waar men het altijd grabbelt: men snoeit in de sociale sector, men zet de schaar
in het openbaar vervoer en dwingt diegenen die hun ruggenwervel al ruim om zeep hebben
gelabeurd hun pensioen uit te stellen tot ze compleet gebroken van de werkvloer rechtstreeks
naar het bejaardentehuis kunnen worden gerold. (Verhulst 2011)
Na de publicatie van Hoe durven ze? verscheen Verhulst ook samen met Peter Mertens in het
programma De zevende dag. Op de vraag ‘Bent u communist geworden?’ antwoordt Verhulst
‘Dat verrast mij dat u dat verrast. Mijn hart heeft altijd wel links gelegen en dat zal het ook
blijven doen. Ik schijf ook links, al gans mijn leven lang […]’ (De zevende dag 2012)
Het is ondertussen duidelijk dat Verhulst zich in de jaren 2010 tot 2012 graag uitsprak over
politieke en economische kwesties. We kunnen ook veel indicatoren van Verhulsts sociaal
engagement terugvinden wanneer we rekening houden met artikelen uit de pers die niet
meteen betrekking hebben tot zijn literaire werken. Ook de activiteiten die Verhulst
gedurende de afgelopen jaren naast het schrijven erop nahield, getuigen van zijn
Maatschappelijke betrokkenheid en drang om mensen aan te zetten tot nadenken/verandering.
In de volgende paragrafen haal ik een aantal artikels aan die dit illustreren.
De zogenaamd “linkse” attitude van Verhulst kan daarnaast ook in verband worden gebracht
met zijn participatie aan (massa)evenementen waarbij de Belgische politiek werd gehekeld. In
2011 nam Verhulst bijvoorbeeld deel aan een massapicknick tegen het uitblijven van de
Belgische regering. Ook Arno, Daan en andere bekende Vlamingen namen deel aan het
evenement. Elk van hen prepareerde voor de gelegenheid een kort tekstje waarbij er
uitspraken werden gemaakt over de politieke impasse waarin België toen verkeerde.
(Anoniem 2011b) Dat jaar nam Verhulst ook deel aan het collectief Niet in onze naam, dat
gericht was tegen het Vlaams nationalisme. Het uitgangspunt van het collectief was duidelijk:
een nieuw, open verhaal van solidariteit, sociale zekerheid en culturele diversiteit brengen.
Verhulst schreef voor de gelegenheid een gedicht. (Anoniem 2011c) In hetzelfde jaar
35
ondertekende Verhulst een petitie voor de federale kieskring. De petitie werd opgesteld door
Be4democracy en kon op enkele dagen reeds 10.000 handtekeningen verzamelen. (Anoniem
2011d) Tot slot nam Verhulst in 2012 deel aan een initiatief van Amnesty international voor
recht op vrije meningsuiting. Als statement werden zijn boeken hierbij een tijdlang uit de
rekken van verschillende bibliotheken gehaald. (Anoniem 2012b)
Verhulst heeft gedurende de afgelopen jaren niet alleen deelgenomen aan evenementen en
campagnes waarbij kritiek werd geuit over politieke, economische en sociale kwesties. De
auteur presenteerde zich jarenlang tevens als een fervent dierenliefhebber. Hij aarzelde dan
ook niet om bewust op te treden als een actor in de dierenrechten. In 2010 nam Verhulst zo
bijvoorbeeld het ambassadeurschap over van de vzw Varkens in nood. De stichting was dat
jaar vooral kritisch over de pijnlijke castratie van biggen.16
(Anoniem 2010) In 2011 nam de
auteur deel aan een campagne van Gaia tegen bont. De schrijver poseerde hiervoor op een
affiche met de veelzeggende slogan ‘Ik eet nog liever stront dan me te hullen in bont.’
(Anoniem 2011a)
In 2013 verscheen Dimitri Verhulst in het Nederlandstalige televisieprogramma Pauw &
Witteman voor de promotie van zijn jongste roman De laatkomer. In het interview nam de
auteur het op voor mensen die illegaal in Nederland verblijven. Hij geraakte in een debat met
Nederlands staatssecretaris van Veiligheid en Justitie Fred Teeven. In de nadagen van het
programma bleken zijn uitspraken erg gunstig te zijn geweest voor de verkoop van De
laatkomer. (cf. infra) De stelling van Verhulst was dan ook erg duidelijk:
Ik heb een verschrikkelijk probleem met het woord illegalen. Het zijn mensen die je reduceert
tot een zak springstof of een kilo cocaïne, maar dat zijn wel verdomme mensen.17
Die… die
komen hier niet voor hun lol. Ze komen omdat ze moeten vechten voor hun leven en eigenlijk
mag je verdomme verschrikkelijk trots zijn dat ze de waarde van Nederland zo hoog achten,
dat ze denken dat ze hier welkom zullen zijn. (Pauw & Witteman 2013)
In De laatkomer bleek Dimitri Verhulst allerminst tevreden over de prijs/
kwaliteitsverhouding van de actuele bejaardenzorg. Over dit probleem stelt Verhulst in De
16
De castratie van biggen zou voor de dieren een pijnlijke gebeurtenis zijn, die echter noodzakelijk is om te
vermijden dat het vlees bij het bakken een onaangename urinegeur zou verspreiden. Dit zou slechts bij 1 procent
van het vlees het geval zijn. Vandaar dat er wordt gepleit om de castratie af te schaffen. Dit varkenswaardig
alternatief zou de boeren bovendien heel wat tijd en geld besparen. (Anoniem 2010) 17
De vergelijking van illegalen met een zak springstof of een kilo cocaïne maakte de auteur ook al in Monoloog
van iemand die het gewoon werd tegen zichzelf te praten. (cf. supra)
36
Morgen het volgende ‘Je moet verdomd veel geld hebben om in een goed bejaardentehuis
terecht te komen. Elke dag je socialezekerheidsbijdrage betalen volstaat bijlange niet meer.’
In een interview voor het tijdschrift Knack haalt hij sterk uit naar de gebrekkige kwaliteit van
bejaardenzorg:
Het is toch wraakroepend dat mensen anno nu nog altijd met een pamper in hun bed
moeten liggen omdat er niemand is om hen op de pot te zetten? Of dat ze om zes uur
een slaappilletje gevoederd krijgen omdat er s avonds geen personeel meer is? Alsof
oud worden een misdaad is. Want zo zien de mensen in het bejaardentehuis eruit: alsof
ze gestraft zijn. Op het gevaar af populistisch te klinken: er zijn ongetwijfeld
criminelen die een prettiger cel hebben. (Piryns, van Humbeeck 2013)
Wanneer Verhulst in hetzelfde interview wordt gevraagd of engagement nog behoort tot de
literatuur van onze tijd, beweert de auteur dat zijn literatuur nog steeds voor een deel door
sociaal engagement wordt gekenmerkt, maar nuanceert dat dit minder “schreeuwerig” is dan
vroeger. Het volgende citaat spreekt hierover boekdelen: ‘[I]k gebruik geen megafoon meer.
Ik heb niet langer de illusie dat je mensen een geweten kunt schoppen, je kunt ze hooguit een
geweten kietelen door een mop te vertellen.’18
(Piryns, van Humbeeck 2013)
3.3 Expressieve poëtica
De laatste liefde van mijn moeder is een roman die sterk herinnert aan De helaasheid der
dingen. In deze roman vertelt Verhulst immers het verhaal dat aan laatstgenoemde boek
voorafging. In verschillende interviews beaamt de auteur dat De laatste liefde van mijn
moeder wel degelijk autobiografisch is. In een video interview voor LezenTV.nl beweert de
auteur het volgende wanneer hem wordt gevraagd of het boek iets te maken heeft met zijn
eigen verleden: ‘Tuurllijk, tuurlijk. Ik zou dit niet verteld kunnen hebben indien ik niet zelf
door mijn moeder op straat werd gezet.’ ‘Het is een facet van het leven dat ik in een roman
heb uitgelegd.’ (LezenTV.nl 2011) De auteur relativeert de trauma die in het boek zit echter
met de stelling 'Literatuur werkt niet als therapie, maar zij mag wel over het leven gaan. Het
18
Dat Verhulst engagement koppelt aan de woorden “een geweten schoppen” is niet geheel toevallig. De
woorden herinneren immers aan Mijn kleine oorlog van Louis Paul Boon. Deze auteur staat bekend als een van
Verhulsts grootste invloeden. In deze bundel schreef Boon sterk sociaal geëngageerd over de naweeën van de
tweede wereldoorlog. De slotzin van zijn werk is ‘Schop de menschen TOT ZIJ EEN GEWETEN KRIJGEN.’
(Boon 2005, 121) Door naar deze zin te verwijzen, maakt Verhulst op een originele manier duidelijk dat hij
afstand wil nemen van sterk sociaal engagement.
37
moet blijven mogen dat iemand uit zichzelf schrijft en in die zin is dit ook een
scharnierboekje in mijn kleine oeuvre.’ (Van Riet 2010)
De auteur beklemtoont verder ook dat hij met dit boek nog wel eens over zichzelf wou
schrijven, maar dat hij ook vooral aandacht wou hebben voor het personage van de moeder.
‘Ik dacht, we zullen onszelf nog eens belangrijk vinden. Maar zonder het over mezelf te
hebben want het gaat over de zelfstandigheid van mijn moeder die haar kind op straat zette.’
(Bonne 2010)
In het vorige hoofdstuk werd reeds aangehaald dat de ik-verteller in De intrede van Christus
in Brussel enkele gelijkenissen vertoont met de persoon Dimitri Verhulst. Uit een interview
blijkt dat Verhulst effectief voor een deel inspiratie putte uit zijn eigen leven bij het schrijven
van deze roman. De intrede vormt in zekere zin de prelude voor de relatiebreuk die zou
naderen tussen de auteur en zijn toenmalige vriendin nadat hij zijn jongste roman De
laatkomer (cf. infra) zou afsluiten:
De laatste zin van De intrede van Christus in Brussel luidde: “te schijterig om van al mijn
uren mijn eigen God te zijn”. Ik heb daar toen een streep onder getrokken en ben met De
laatkomer begonnen. En ik kan niet anders dan vaststellen dat ik inderdaad een punt achter
mijn relatie heb gezet toen het boek af was. Ook al is dat jarenlang een buitengewoon mooie
relatie geweest. (Plets 2013)
In 2013 werd Verhulst gevraagd om deel te nemen aan het initiatief Schrijver zoekt zanger
voor Radio 1. Voor de gelegenheid schreef Dimitri Verhulst het nummer ‘Tienen’, dat later
door de Vlaamse zanger Daan werd ingezongen. De tanende liefde die Verhulst al
aankondigde in De intrede van Christus in Brussel, lijkt ook in dit nummer op de voorgrond
te treden:
‘Ze zegt dat je weer hebt liggen praten
In je slaap, in een taal die niet
De hare was maar helemaal gelukkig
Klonk je niet, zoveel kon ze wel verstaan.
Te tienen werd je vrolijk wakker, lentefris,
En wist natuurlijk weer van niets
Van geen kwaad bewust en herschapen
In een glimlach en een ochtendpik.
38
Je hebt het laken naar je toegetrokken
Als een woesteling, je omgedraaid, de rug
Naar haar, en haar kalmerende handen
Botweg van je lijf geslagen. (…)’ (Vrtradio1 2013)
De protagonist van De laatkomer lijkt op het eerste gezicht ver te staan van de auteur/persoon
Dimitri Verhulst. Het tegendeel is echter het geval. In verschillende interviews beweert
Verhulst dat hij voor zijn jongste roman inspiratie putte uit zijn persoonlijke leven. Dit
accentueert uiteraard de expressieve poëtica van dit werk. Net zoals Désiré Cordier wilt
ontsnappen aan zijn liefdeloze huwelijk, besloot Verhulst na het schrijven van deze roman om
zijn toenmalige vriendin te verlaten. De tanende liefde voor zijn wederhelft werd reeds
aangekondigd in De intrede, maar ook in de liedjestekst ‘Tienen’. Verhulst presenteert zich
duidelijk als een romanticus pur sang wanneer hij in De Standaard zijn beslissing legitimeert:
‘Bij ons zijn de vonken er zeker tien jaar afgesprongen. Nathalie en ik weten wat we zijn
geweest, en we hebben een afkeer van de middelmatigheid die zich daarna liefde laat
noemen.’ (Plets 2013) Ook in Het Laatste Nieuws laat de auteur zich van zijn romantische
kant zien: ‘[I]k heb de grote gevoelens nodig. Voor mij moet liefde vonken, anders telt het
niet.’ (Anoniem 2013a) Opvallend is ook zijn uitspraak uit De Tijd ‘Ik ben natuurlijk die zotte
dichter van de grote gevoelens en voor mij moet er liefde zijn.’ (Ziarczyk 2013)
Verhulst werd voor zijn jongste roman opvallend veel geïnterviewd. Dat hij na het schrijven
van dit boek zijn vrouw verliet, net zoals de protagonist uit De laatkomer, lag wellicht aan de
basis van de grote aandacht van de media. In de hedendaagse media wordt er veel belang
gehecht aan het persoonlijke leven van beroemdheden en schrijvers worden hierbij geenszins
uitgesloten. (cf. infra) De titel ‘Schrijver doet zelfde als hoofdpersonage: Hij verlaat vrouw
voor jeugdliefde’ die er in Het Laatste Nieuws werd gegeven aan een interview met Verhulst
suggereert dat het persoonlijke leven van de auteur eerder de aanleiding vormde voor het
interview dan het boek zelf. (Anoniem 2013a) Wanneer de interviewer zich informeert naar
Verhulsts nieuwe Zweedse geliefde, neemt de schrijver afstand: ‘Ik hoef dit niet te delen met
mensen die ik helemaal niet ken.’ (Anoniem 2013a)
Op het einde van het hoofdstuk over Verhulsts interne poëtica werd reeds verwezen naar de
flaptekst van de roman Kaddisj voor een kut, die begin september 2014 zal verschijnen. Uit de
tekst valt af te leiden dat Verhulst met deze roman opnieuw zal teruggrijpen naar
autobiografisch proza, waarbij de persona biografica Verhulst wederom centraal staat. Dat de
expressieve poëtica van de auteur in dit werk waarschijnlijk een belangrijke positie zal
39
innemen blijkt niet alleen uit de flaptekst, maar ook over een uitspraak die Verhulst maakte in
een interview in De Morgen. Over zijn ervaringen in jeugdinstellingen beweert de auteur het
volgende:
Het is een immense, unieke periode in mijn leven, maar met erg tegenstrijdige gevoelens. Ik
was onwaarschijnlijk gelukkig in die hel, waar alles kapotging. Drugs, verslavingen,
zelfmoord en verkrachtingen, het was er allemaal. En iedereen deed het met iedereen, in
jongerentehuizen staan tenslotte al die jongeren te knallen van puberteit. Ik amuseerde me
daar. Al was het een conflictueus amusement. Toch vertik ik het om er droevig over te zijn.
Want ik heb daar geobserveerd én van het leven geproefd. Ik zou wel gek zijn om er niets mee
te doen. (Anoniem 2013b)
3.4 Autonome (objectieve) poëtica
In het hoofdstuk waarin de interne poëtica van De laatkomer werd behandeld, viel er niet
meteen iets op over de mogelijke objectieve poëtica van deze roman. Waar de interviews in
dagbladen vaak al te zeer gefocust waren op de persoonlijke elementen van zijn jongste werk,
werd er in (het net iets meer cultureel georiënteerde) Knack ook aandacht besteed aan de meer
vormelijke aspecten van De laatkomer. Verhulst is duidelijk trots op zijn “seniorenroman” en
beweert zelfs dat dit zijn eerste “echte” roman is:
Volgens mij is De laatkomer zelfs de eerste roman die ik ooit heb geschreven […]
Toen het af was, had ik het gevoel dat Elsschot moet hebben gehad toen hij het
manuscript van Het dwaallicht naar zijn uitgever bracht. Ik weet ook wel dat er altijd
De helaasheid der dingen op mijn voorhoofd zal blijven staan, maar we zijn nu zeven
jaar later en De laatkomer is het boek van een betere schrijver. Vormelijk zit het veel
beter in elkaar. Alle verhaalelementen zitten er met elkaar verweven, de roman heeft
het juiste ritme en er kan, om Willem Frederik Hermans er nog maar eens bij te halen,
geen mus uit de dakgoot vallen zonder dat daar een goeie reden voor is.’ (Piryns, van
Humbeeck, 2013)
Tot slot verwijs ik even naar een uitspraak die Verhulst in de Nederlandse pers maakte naar
aanleiding van het Boekenweekgeschenk dat in 2015 van zijn hand zal verschijnen. Uit de
onderstaande uitspraak blijkt dat de auteur zich voor het eerst in zijn leven zal wagen aan het
“schrijven over het schrijven”. Hij zal voor het Boekenweekgeschenk dus naar alle
40
waarschijnlijkheid voor het eerst in zijn oeuvre een metaliterair boek schrijven, waarbij het
autonome statuut van het boek wordt beklemtoond.19
Ik wil tonen dat literatuur nog een feest kan zijn in onze cultuur. Het boekenvak verkeert in
een paniekfase, dus wil ik bij deze gelegenheid mijn passie voor literatuur prediken. Daarvoor
zal ik mij niet in een priestergewaad hijsen – maar tot nu toe heb ik me afzijdig gehouden van
schrijven over schrijven. Ik vecht graag voor literatuur, het is mijn enige religie (Nrcboek.nl
2014)
3.5 De prelude van een gemengde poëtica
In 2014 schreef Verhulst het artikel ‘Bezinning van een geconstipeerde opiniekwaker’ voor
het tijdschrift Samenleving en Politiek. Dit is een sleuteltekst voor deze masterscriptie,
aangezien Verhulst er heel wat expliciete uitspraken maakt over literatuur. Hij legt sterk de
nadruk over de relatie tussen kunst (literatuur) en politiek en neemt een enigszins ambigu
standpunt in. (Verhulst 2014, 64-69)
Om te beginnen spreekt Verhulst zijn ongenoegen uit over de rol van de schrijver in
televisiedebatten. Hij vindt het jammer dat auteurs vaak uitgenodigd worden om samen te
tafelen met politieke figuren, waardoor er meer aandacht wordt besteed aan politieke kwesties
i.p.v. literatuur:
De keren dat ik in zo’n televisiestudio uitgenodigd was naar aanleiding van een literaire
gebeurtenis, zoals daar kan zijn het verschijnen van een boek of het overlijden van een
gewaardeerde collega, had ik mijn zendtijd met een politicus te delen. […] Maar wat erger is,
is dat ik altijd in mijn hoedanigheid van schrijver in het gesprek met de politicus wordt
betrokken. (hetgeen meteen ook betekent dat ik tijd moet inleveren om het over literatuur te
hebben, toevallig iets waarover ik nét wel iets te vertellen heb) (Verhulst 2014, 64-69)
Verhulst beweert vervolgens dat hij een “te trage denker” is om telkens met goed
geformuleerde politieke uitspraken op de proppen te komen. Nadat hij in zijn artikel de
vermeende literatuurkennis van politici bekritiseert, concludeert hij dat zowel de kunstenaar
als de politicus in feite beter bij hun leest blijven. ‘Als ik, wanneer ik over politiek praat, voor
19
Uit het citaat blijkt echter dat de auteur dit doet omwille van zijn passie voor literatuur, wat aan zijn
expressieve poëtica kan worden gekoppeld. Dat hij dit boek net wil schrijven in tijden dat het boekenvak volgens
hem in “een paniekfase’ verkeert getuigt dan weer van zijn pragmatische poëtica, omdat hij de lezer een
welbepaalde boodschap wil meegeven en met zijn boek waarschijnlijk enige verandering in de perceptie van
literatuur wil brengen. Er is dus sprake van een mengvorm qua poëticale stellingen.
41
een politicus klink zoals een politicus dikwijls voor mij klinkt wanneer hij over literatuur
praat, dan moet ik de eerlijkheid hebben om wat vaker mijn snavel dicht te naaien in politieke
debatten.’ (Verhulst 2014, 64-69) Niettemin ontkent Verhulst niet dat hij wel degelijk een
maatschappijkritisch auteur is. ‘[Ik ben] nu eenmaal maatschappijkritisch, soms, de aard van
het beestje, en dat laat sporen na in mijn literaire werk. Niet altijd succesvol trouwens.’
(Verhulst 2014, 64-69)
Op het einde van zijn artikel neemt Verhulst een zekere tussenpositie in. Hij profileert zich als
auteur een auteur die meestal “over de mens en de wereld” schrijft. (Verhulst 2014, 64-69) Hij
is dus maatschappelijk geëngageerd, wat we kunnen koppelen aan zijn pragmatische poëtica.
Anderzijds heeft hij niets aan te merken op auteurs waarvan het literaire werk voornamelijk
autobiografisch van aard is. Dit kunnen we dan weer relateren aan zijn expressieve poëtica.
Opvallend is tot slot de uitspraak ‘Het onderwerp draagt niet de kwaliteiten van een
letterkundig werk.’, die kan gelden als een expliciete uitspraak waarbij de autonomie van een
literair werk lijkt te worden benadrukt. Deze woorden kunnen dan weer worden gerelateerd
aan een objectieve poëtica, omdat de auteur hiermee wellicht de aandacht wenst te vestigen op
het belang van stijl en compositie van een literair werk:
Ik kan er wel eens in mijn zetel met een bak koffie over liggen mijmeren om gewoon ver weg
van het maatschappelijke debat te schrijven. Heel verleidelijk klinkt dat. Alleen steek ik zo nu
niet elkaar. De mens, de wereld, het is - meestentijds - mijn literaire grondstof. En nogmaals,
dat moét het niet per se zijn. Ik kijk allesbehalve minachtend neer op schrijvers die zich
beperken tot het landschap, de liefde, de huiskat, de jeuk aan het kuitbeen, de geur van eigen
sokken. Het onderwerp draagt niet de kwaliteiten van een letterkundig werk. Maar voor mezelf
moet ik met de mens, de kleine of de grote, en zijn sociale context aan de slag. (Verhulst 2014,
64-69)
3.6 Slotbeschouwing over Verhulsts Externe poëtica
De meest recente televisieverschijning van Verhulst vond plaats in het Nederlandstalige
televisieprogramma De wereld draait door. De auteur was in dit programma te gast omwille
van heuglijk nieuws: onlangs werd immers bevestigd dat hij volgend jaar het
Boekenweekgeschenk zal schrijven. Naast Marnix Gysen, Hubert Lampo, Hugo Claus en
Tom Lanoye is Verhulst een van de weinige Vlamingen die de eer heeft om dit te schrijven.
(De wereld draait door 2014) Het desbetreffende boek, dat overigens verbonden is aan het
42
heuse evenement “Het Boekenbal” zal wellicht een grote promotiestunt voor de auteur zijn.
Net zoals Godverdomse dagen op een godverdomse bol gratis met de Humo werd
meegegeven, zal ook het Boekenweekgeschenk gratis in boekenhandels worden uitgedeeld.
Het Boekenweekgeschenk zal hoe dan ook heel wat promotie met zich meebrengen, met de
nodige mediaverschijningen van de auteur. Dit kan bijgevolg veel interessant
bronnenmateriaal opleveren voor verder onderzoek naar Verhulsts externe poëtica.
3.7 Conclusie
Bij een onderzoek naar Verhulsts externe poëtica valt op dat de auteur doorgaans veel van zijn
emoties in zijn boeken verwerkt. Soms doet hij dit op een expliciete manier, zoals wanneer hij
zijn jeugdtrauma verwerkt in De Laatste liefde van mijn moeder. In andere gevallen doet hij
dat impliciet zoals in De laatkomer. Hij ontkent hoe dan ook niet dat er altijd wel iets van hem
in zijn boeken doorsijpelt.
In vele interviews uitte Verhulst echter ook zijn maatschappelijk engagement. Als we
rekening houden met verschillende biografische feiten, valt Verhulsts engagement (en dus
zijn pragmatische poëtica) in de periode 2010-2011 niet meer te ontkennen. Later
distantieerde de auteur zich echter van zijn pragmatische poëtica. Dit betekent daarom niet dat
hij maatschappijkritiek verfoeit. Zo haalde hij in zijn meest recente roman De laatkomer sterk
uit naar de erbarmelijke omstandigheden waarin ouderen de dood afwachten in
bejaardenhuizen en ook in interviews schuwde hij de kritiek niet. Niettemin wil hij zich
afkeren van het schrijven over politiek, omdat dit volgens hem slechte romans oplevert.
Opvallend is dat de auteur regelmatig suggereert dat zijn werken op de realiteit zijn
gebaseerd. Zo sijpelt er altijd wel een concreet element uit de realiteit in zijn prozawerken.
Dit stemt echter niet helemaal overeen met de literaire praktijk van de auteur. Als een
begenadigd observator mag hij dan wel nauwkeurige beschrijvingen geven van segmenten
van de realiteit, deze worden steeds gedomineerd door zijn subjectieve blik.
Tot slot kunnen we ook een aantal van zijn uitspraken relateren aan zijn autonome poëtica. De
auteur beweerde met De laatkomer “zijn eerste roman” te hebben geschreven. Volgens een
interview over het Boekenweekgeschenk zou Verhulst voor dit werk voor het eerst de meta-
literaire kant opgaan. Uit het artikel ‘Bezinning van een geconstipeerde opiniekwaker’ blijkt
dat Verhulst voortaan zijn maatschappijkritiek wenst te temperen in zijn werken. Het valt op
dat hij vooral in de jaren 2010-2012 veel engagement vertoonde. Het ziet er naar uit dat de
43
auteur anno 2014 qua externe poëtica er vooral een gemengde expressieve en pragmatische
literatuuropvatting op nahoudt.
4. Close listening: Verhulsts poëtica en diens luisterboeken
In dit hoofdstuk ga ik dieper in op de luisterboeken die Verhulst zelf insprak. Vooraleer ik de
literatuuropvattingen van de auteur koppel aan diens luisterboeken, lijkt het mij relevant om
de lezer eerst vertrouwd te maken met dit aparte literaire medium. Om te beginnen zal ik
luisterboeken situeren tegen de achtergrond van een algemene tendens die de hedendaagse
beeldvorming van literatuur typeert, namelijk “de aandacht voor de persoonlijkheid van de
auteur.” Vervolgens argumenteer ik waarom bepaalde lezers (luisteraars) een luisterboek
verkiezen boven een gewoon boek. Hierbij wordt het verschil in populariteit tussen Nederland
en Vlaanderen ook aangehaald. Daarna maak ik een onderscheid tussen het voorlezen zoals
we dit in luisterboeken terugvinden en het voorlezen bij literaire performances. Tot slot geef
ik een korte toelichting bij bepaalde technische aspecten die inherent zijn aan luisterboeken.
Na deze achtergrondinformatie bespreek ik de boeken die Dimitri Verhulst zelf heeft
ingesproken in het licht van zijn poëtica.
4.1 Luisterboeken en de persoonlijkheid van de auteur
De aanwezigheid van luisterboeken in het literaire landschap kan worden verklaard door een
algemene tendens aan te stippen die kenmerkend is voor de hedendaagse beeldvorming van
literatuur, namelijk de focus op de persoonlijkheid van een auteur. Dit wordt in eerste
instantie duidelijk geaccentueerd in de media. De individualiteit en singulariteit van een
auteur treedt daarnaast ook op de voorgrond bij auteurslezingen, die niet meer weg te denken
zijn in het contemporaine literaire veld. In de volgende paragrafen maak ik duidelijk dat
luisterboeken in het verlengde liggen van die twee tendensen.
In het hoofdstuk over Verhulsts externe poëtica haalde ik al aan dat de persoonlijkheid van
een auteur vandaag sterk wordt belicht in de media. Dit geldt ook voor Dimitri Verhulst in het
bijzonder. Het valt op dat zijn deelnames aan televisieprogramma’s in een aantal gevallen een
uiterst positieve invloed hadden op de verkoopcijfers van zijn boeken. Na de publicatie van
De helaasheid der dingen verscheen Verhulst bijvoorbeeld in het Vlaamse
televisieprogramma De laatste show. Zijn aanwezigheid in dit programma zorgde ervoor dat
44
zijn roman in een mum van tijd een bestseller werd. (Maes 2009-2010, 40) Geschiedenis
herhaalt zich, wanneer Verhulst in 2013 na zijn aanwezigheid in het Nederlandse
televisieprogramma Pauw & Witteman een enorm succes kende met zijn roman De laatkomer.
Vijf dagen na de uitzending van het programma gingen er maar liefst 25.000 exemplaren van
de roman over de toonbank in Nederlandse boekenhandels. Klein detail: twee van deze vijf
dagen waren feestdagen. (Peppelenbos 2013) Deze twee casussen zijn indicatief voor het
belang dat in de media wordt gehecht aan “de persoon” Dimitri Verhulst.20
De aandacht voor de persoonlijkheid van de auteur wordt ook voor een deel gereflecteerd in
het fenomeen van de “literaire performance”, waarbij schrijvers voorlezen uit eigen werk.
Lezingen bieden literatuurliefhebbers de kans om een auteur in levende lijve aan het werk te
zien. In sommige gevallen is er zelfs persoonlijke interactie met de auteur in kwestie
mogelijk. In een recente studie deed Trees Accou onderzoek naar de impact van
auteurslezingen. Uit haar onderzoeksresultaten bleek dat het geven van lezingen voor veel
schrijvers een belangrijke nevenactiviteit vormt naast het schrijven. Iets meer dan de helft van
de ondervraagde auteurs beschouwde de inkomsten voor het geven van lezingen als een
substantieel deel van hun inkomen. Bovendien zorgen lezingen voor een significante stijging
van de verkoopcijfers voor boeken. Opvallend is dat ook oudere werken van de auteur na een
lezing belangstelling krijgen. Voor veel auteurs kan een lezing uiteindelijk ook vaak een
hefboom vormen naar andere lezingen. (Accou 2013-2014, 96,97)
Dimitri Verhulst heeft zich meermaals aan literaire performances gewaagd. Zo nam hij de
afgelopen jaren verschillende keren deel aan de manifestatie Saint Amour. In 2011 werd hij
uitgenodigd door de Hogeschool Gent om een lezing te geven met als thema “geluk”.
Afgelopen jaar gaf Verhulst tot slot een reeks lezingen onder de titel De dood en het meisje.
De auteur werd voor deze gelegenheid vergezeld van het Ensor strijkkwartet, die op de
achtergrond een uitvoering speelden van ‘Der Tod und das Mädchen’ van Franz Schubert.
4.2 De literaire ervaring van luisterboeken in Vlaanderen en Nederland
Een recente studie van de Nederlandse online webwinkel Luisterrijk toonde aan dat
luisterboeken in Nederland een groeiende populariteit kennen. In 2006 waren er nog maar
amper 400 luisterboeken te koop in de winkel. In mei 2013 was het aantal luisterboeken al
20
Ook de lange wachtrijen bij signeersessies getuigen van veel aandacht voor de persoon van de schrijver. Dit
was onder meer het geval toen Dimitri Verhulst in 2007 een massa volk trotseerde op de Antwerpse boekenbeurs
om zijn bestseller De helaasheid der dingen te signeren.
45
opgelopen tot 1800. Vooral downloadbare edities doen het goed. Dit succes valt in eerste
instantie te verklaren door de “handenvrije ervaring”. Omdat een lezer niet langer een boek in
handen heeft, hoeft hij logischerwijs ook geen pagina’s meer om te slaan. Hierdoor kan ook
worden genoten van een literair werk in combinatie met andere activiteiten. (zoals koken,
afwassen, sporten, autorijden, etc.) (Anoniem 2013)
Uit de enquête van de website bleek zelfs dat een grote meerderheid van het publiek
luisterboeken het liefst beluistert op vakantie, en dit in of aan het zwembad. (Anoniem 2013)
Het succes van luisterboeken op vakanties kan verder ook worden verklaard door de compacte
omvang van het materiaal. Een cd valt veel gemakkelijker op te bergen in (soms volgepropte)
reiskoffers. Tegenwoordig zijn er zelfs downloadbare edities beschikbaar, die achteraf in een
oogwenk op een iPod of mp3-speler kunnen worden overgezet. Deze digitale evolutie is
enigszins parallel aan de trend van digitale boeken die op pc, tablet of e-reader kunnen
worden gelezen.21
Er dient echter een belangrijke kanttekening te worden gemaakt. Luisterboeken blijken vooral
in Nederland erg populair. Dit alternatieve literaire medium geniet in Vlaanderen aanzienlijk
minder aandacht. Dit kan ten eerste worden verklaard door de hoge kosten die aan de
productie van luisterboeken zijn verbonden. In Nederland zijn er hiervoor meer subsidies
beschikbaar. Het aantal auteurs die hun luisterboeken zelf inspreken ligt bijgevolg veel hoger
in Nederland. Ten tweede storen Vlamingen zich vaak aan het accent van hun noorderburen,
waardoor ze minder geneigd zijn om zich een luisterboek aan te schaffen uit het brede
Nederlandse assortiment. Er is echter een lichtpunt: omdat luisterboeken tegenwoordig ook
gedownload kunnen worden, liggen de productiekosten een stuk lager, waardoor makers van
luisterboeken meer kunnen experimenteren.22
(Hoefkens 2011)
Het is dus enigszins verbazend dat Dimitri Verhulst verschillende van zijn literaire werken
insprak, ondanks de lage verkoopcijfers van luisterboeken in Vlaanderen. De enorme
populariteit van de auteur kan hiervoor een mogelijke verklaring zijn. (cf. supra) Een tweede
verklaring ligt in de kwaliteit van Verhulsts luisterboeken en de aanstekelijke passie die hij
vertoont bij het voorlezen. (cf. infra)
21
Luisterboeken zijn uiteraard ook een ideaal medium voor blinden en mensen met leesproblemen. Twee jaar
geleden stelde Vlaams minister van Onderwijs Pascal Smet de campagne ‘Ik haat lezen’ voor, om digitale
versies van schoolboeken beschikbaar te stellen voor leerlingen met dyslexie. (Anoniem 2012a) 22
De informatie over luisterboeken in Vlaanderen dateert van het jaar 2011. Er zijn geen cijfers beschikbaar die
kunnen aantonen of de verkoopcijfers sinds 2011 zijn verbeterd. Men kan ervan uitgaan dat de verkoop van
luisterboeken mogelijks is gestegen omwille van de downloadbare edities.
46
4.3 Het voorlezen bij luisterboeken en auteurslezingen
Zowel bij luisterboeken als bij auteurslezingen staat het “voorlezen” centraal. Het is echter
belangrijk om te wijzen op een aantal verschillen tussen beide vormen van voorlezen. Een
auteurslezing vindt om te beginnen steeds plaats in een bepaalde context. Een schrijver zal
niet zelden zijn/haar voor te lezen werk afstemmen op de context waarin een bepaalde lezing
wordt gegeven. Wanneer een lezing bijvoorbeeld plaatsvindt in het kader van een
boekvoorstelling, zal een auteur doorgaans op voorhand kritisch overwegen welk fragment
hij/zij zal voorlezen om interesse op te wekken bij het publiek.
Ook het publiek is een essentieel element bij auteurslezingen: aan de hand van reacties van de
luisteraars kan een auteur eventuele wijzigingen aanbrengen bij volgende lezingen. Het
publiek kan op die manier dus invloed hebben op de tekstkeuze die een auteur voor
toekomstige lezingen zal maken. In sommige gevallen kan het publiek er zelfs voor zorgen
dat een schrijver zijn/haar voorleesmethode opnieuw ter discussie stelt.
Bij een luisterboek is het publiek logischerwijs afwezig. De auteur mag tijdens de opname van
een luisterboek dan wel omringd zijn door een aantal geluidstechnici, maar voor de rest leest
hij voor in alle eenzaamheid. Het valt niet uit te sluiten dat een auteur daarbij meer aandacht
zal besteden aan kleine nuances bij het voorlezen, omdat hij/zij volledig kan opgaan in de
finesses van het voorlezen zonder afgeleid te worden door de reacties van het publiek.
4.4 Literaire performance: “podiumbeesten” en “paginavreters”
Zoals het voorlezen algemeen verschilt bij luisterboeken en auteurslezingen, kan het
voorlezen ook verschillende vormen aannemen bij auteurslezingen in het bijzonder. We
kunnen een onderscheid maken tussen “podiumbeesten” en “paginavreters”.23
(Dierickx
2006-2007, 158) Bij de laatste groep blijft de tekst zelf het centrale element van de
voordracht. De podiumbeesten besteden daarentegen meer aandacht aan de manier van
voordragen, waardoor in bepaalde gevallen de performance van de schrijver centraal komt te
staan, in plaats van de tekst.
Uit de weinige interviews waarin Dimitri Verhulst zich uitsprak over lezingen, blijkt duidelijk
dat de auteur zichzelf niet als een podiumbeest ziet: ‘Talent om mijn werk op een podium te
23
Het onderscheid tussen “podiumbeesten” en “paginavreters” heeft in principe vooral betrekking tot
poëzievoordrachten, maar kan ook worden toegepast op het voorlezen van proza.
47
brengen? Ik heb het ook gelezen, maar begrijp het niet. Bij Saint Amour lees ik gewoon voor,
nogal droog zelfs. Ik ben helemaal geen performer, doe geen pirouettes of zo. Ik ben in hart
en nieren een schrijver.’ (Broek 2007) Dat Verhulst naar eigen zeggen ‘nogal droog’
voorleest, past in zijn verlegen aard. ‘Ik ga dood als ik moet buigen en applaus in ontvangst
nemen. Wat zou ik dan graag in een Mickey Mouse-pak zitten, onherkenbaar.’ (Posthuma
2007) De auteur oogt alleszins erg verlegen wanneer hij voorleest. Opvallend is ook de pose
die hij doorgaans aanneemt tijdens zijn voordrachten: armen op de pupiter geplaatst
(mogelijks een techniek om bevende handen te verbergen) en de ogen steevast gericht op de
tekst die voor hem ligt. Hij kijkt tijdens het voorlezen zelden naar het publiek en onderbreekt
de lectuur van zijn fragment niet. Ik verwijs hiervoor graag naar een voorbeeld, namelijk een
korte lezing die Verhulst gaf op het Nijmeegs boekenfeest ter promotie van zijn jongste
roman De laatkomer.24
(Nijmeegs boekenfeest 2013)
4.5 De kunst en wetenschap van de productie der luisterboeken
Luisterboeken produceren is een kunst zoals een ander. Om kwalitatieve luisterboeken te
vervaardigen, dient er met een aantal factoren rekening te worden gehouden. Om te beginnen
moet goed opnamemateriaal beschikbaar zijn en moet de opname plaatsvinden in een
geluidsdichte omgeving, waaruit alle storende elementen worden geweerd die eventueel op de
achtergrond kunnen klinken. (West 1995, 1) Ook aan het voorlezen zelf zijn bepaalde
voorwaarden verbonden. Dit kunnen we samenvatten in de zogenaamde vier
basiscomponenten voor een goede voorgelezen tekst: de stem, de uitspraak, de taal en de
voorleestechniek. (West 1995, 2,3)
De stem moet eerst en vooral sterk genoeg zijn. Liefst is de stem ook helder, zodat de
luisteraar niet wordt afgeleid. Ook uithoudingsvermogen is nodig: de luisteraar mag niet
horen dat de voorlezer na een bepaalde tijd zijn stem verliest of buiten adem raakt.
Vervolgens dient de uitspraak verstaanbaar te zijn. Idealiter wordt er voorgelezen met zo
weinig mogelijk regionale klanken. Best beoogt men een “speech blend” die voor iedereen
verstaanbaar is. Voor Nederlandse luisterboeken is dit het Algemeen Nederlands
(Standaardtaal). De persoon die voorleest moet bovendien ook over een goede taalbeheersing
beschikken. Hij/zij moet met andere woorden een adequate kennis hebben van de uitspraak
van woorden en de wijze waarop klemtonen op een woord of binnen een zin kunnen worden
24
Het filmpje kan worden bekeken op de volgende link: http://www.youtube.com/watch?v=ckYyktyij8M De
beeldkwaliteit is jammer genoeg aan de lage kant. (het voorgelezen fragment begint op 01:05)
48
gelegd. Tot slot is ook de voorleestechniek van belang bij luisterboeken. De voorlezer moet
op een goed tempo voorlezen. Hij/zij mag dus niet te snel of te traag voorlezen. Een te snelle
lectuur zorgt ervoor dat de voorgelezen tekst aan verstaanbaarheid inboet. Een te trage lectuur
is dan weer onaangenaam om naar te luisteren (vooral voor de luisteraars die doorgaans vrij
snel boeken lezen). (West 1995, 2-3)
Er zijn nog een aantal factoren die het voorlezen gunstig kunnen beïnvloeden. Het is
vanzelfsprekend dat er wordt voorgelezen wat er in de oorspronkelijke tekst werd geschreven.
Dit geldt in principe ook voor de leestekens. Punten, komma’s, uitroep en vraagtekens moeten
worden gerespecteerd. Voorts wordt ‘overacting’ of ‘underacting’ van de personages ook
liefst vermeden. (West 1995, 4,11,12)
Het ideale luisterboek kan worden gedefinieerd als ‘een vertaling van het geschreven naar het
gesproken woord en dit op een manier die zo nauw mogelijk aansluit bij de oorspronkelijke
intentie van de auteur.’ Op z’n minst moet een luisterboek een vertaling van het geschreven
naar het gesproken woord bieden die aangenaam is voor de lezer om naar te luisteren. (West
1995, 1)
De verschillende luisterboeken die Verhulst zelf insprak, voldoen aan de componenten die een
goed luisterboek vormen. Geluidstechnisch zijn ze kwalitatief hoogstaand, maar ook het
voorlezen verloopt feilloos. Om te beginnen is de stem van Verhulst sterk en helder genoeg en
heeft de auteur genoeg uithoudingsvermogen bij het voorlezen. Zijn uitspraak is uitermate
verstaanbaar en bevat weinig regionale uitspraakklanken.25
Als ervaren schrijver beschikt
Verhulst over de nodige taalkennis om bij het voorlezen de juiste klemtonen te leggen op
woorden of zinnen. Tot slot leest hij voor op een goed tempo en respecteert hij doorgaans de
leestekens in teksten.26
4.6 De luisterboeken van Dimitri Verhulst: overzicht van beschikbare werken
Ondanks de geringe populariteit van luisterboeken in Vlaanderen en het feit dat er gedurende
de afgelopen jaren maar weinig Vlaamse auteurs een luisterboek hebben opgenomen, heeft
Verhulst maar liefst vier voorgelezen werken op zijn palmares staan. Dit zijn, in volgorde van
verschijning, Mevrouw Verona daalt de heuvel af, Godverdomse dagen op een godverdomse
25
Dit is voor discussie vatbaar. Verhulst benadert de uitspraak van het Algemeen Nederlands weliswaar, maar de
attente luisteraar zal af en toe een licht Aalsterse uitspraak van bepaalde woorden kunnen herkennen. Het
belangrijkste is hoe dan ook dat Verhulsts luisterboeken perfect verstaanbaar zijn. 26
De auteur durft niettemin al eens van de oorspronkelijke leestekens af te wijken.
49
bol, De laatste liefde van mijn moeder en De zeven laatste zinnen. Aangezien deze
luisterboeken alle gebaseerd zijn op de vier overeenkomstige boeken die na elkaar werden
gepubliceerd, kunnen we spreken van een ‘luisterboekfase’ in het oeuvre van Dimitri
Verhulst.
Het is echter fascinerend dat er geen luisterboek bestaat van Verhulsts populairste boek De
helaasheid der dingen. Dat Verhulst zijn bestseller niet insprak, kan mogelijks verklaard
worden door de enorme populariteit dat het boek kende na publicatie. Een luisterboek
produceren van deze roman was misschien niet interessant omdat het boek toch al goed
verkocht en later ook werd verfilmd. Het werk naar een luisterboek omzetten zou misschien
voor wat overkill hebben gezorgd. Daarnaast valt natuurlijk niet uit te sluiten dat de auteur
(zoals hij pleegt te zeggen) “geen goesting” had om het boek in te spreken, omdat hij de hype
achter zich wou laten en de tijd wou nemen om zich te focussen op nieuwe literaire werken.
Dat Verhulst na De zeven laatste zinnen geen luisterboeken meer opnam, kan ook logisch
worden verklaard. Monoloog van iemand die het gewoon werd tegen zichzelf te praten vormt
als novelle niet het geschikte literaire materiaal voor een luisterboek, omwille van de korte
omvang. Gezien de hoge kosten die aan de productie van luisterboeken verbonden zijn (en de
weinige Vlaamse subsidies) zou dit een al te dure onderneming zijn geweest voor zo’n dun
boekje. De intrede van Christus in Brussel heeft Verhulst naar alle waarschijnlijkheid niet als
luisterboek vereeuwigd omdat hij naar eigen zeggen de roman achteraf gezien “een slecht
boek” vond. (cf. infra) Zijn jongste roman De laatkomer werd wellicht niet ingesproken
omdat het, net zoals Monoloog, een erg dun boek is.
4.7 De luisterboeken van Dimitri Verhulst in het licht van zijn poëtica
We kunnen Verhulsts luisterboeken zien als een uitdrukking van zijn expressieve poëtica. De
gedachten en emoties van de auteur krijgen in zijn luisterboeken immers een extra dimensie
omdat deze door hemzelf worden verteld met het unieke karakter en de singulariteit van zijn
stem. Verhulst leest voor zoals hij schrijft: met passie en gevoel voor ritme. De voorlezer
Verhulst staat op deze manier gelijk aan de schrijver Verhulst. Dit herinnert aan wat Roland
50
Barthes in zijn essay ‘Ecoute’ schreef over de relatie tussen de stem van een persoon en
zijn/haar individualiteit:27
La voix est, par rapport au silence, comme l’écriture. […] L’écoute de la voix inaugure la
relation à l’autre: la voix, par laquelle on reconnaît les autres […] nous indique leur manière
d’être, leur joie ou leur souffrance, leur état ; elle véhicule une image de leur corps et, au-delà,
toute une psychologie (on parle de voix chaude, de voix blanche, etc.). (Barthes 1982, 175)
Verhulsts luisterboeken kunnen in eerste instantie aan zijn expressieve poëtica worden
verbonden, als we rekening houden met de aandacht die de auteur besteedt aan ritme bij het
voorlezen. Hierover beweerde hij in een interview het volgende: ‘Ik hou van het ritme in
teksten, daarom hoor ik ook zo graag schrijvers voorlezen. Schrijvers die kúnnen voorlezen,
bedoel ik dan.’ (Berghmans 2007) In een ander interview stelt Verhulst dat hij voorlezen een
aangename bezigheid vindt, omdat hij bij het voorlezen de zinnen opnieuw kan laten klinken
zoals hij ze in zijn hoofd had gevormd toen hij ze schreef. (Posthuma 2007) Verhulst
vergeleek in het verleden schrijven met muziek maken. ‘Je bedenkt een partituur waar een
zeker ritme inzit. Terwijl ik werk, hoor ik bij de woorden ook altijd klanken.’ (Steenhaut
2007)
Over het algemeen respecteert Verhulst de oorspronkelijke inhoud en leestekens van zijn
teksten en leest hij telkens voor op hetzelfde ritme en met dezelfde stemintensiteit. Af en toe
wijkt hij hier echter van af. We kunnen spreken van een dubbele tendens. Enerzijds zorgen
bepaalde afwijkingen voor een verlaging van het expressieve gehalte van zijn voorgelezen
teksten. Anderzijds suggereren sommige afwijkingen een grotere emotionele betrokkenheid
van de auteur dan de geschreven tekst doet vermoeden. Ik illustreer dit hieronder met enkele
voorbeelden uit De zeven laatste zinnen en De laatste liefde van mijn moeder.28
In het verhaal ‘Vader, vergeef hen, want zij weten niet wat zij doen’ staat in een bepaalde zin
het woord “vergiftigen” gecursiveerd en gevolgd door een uitroepteken. De cursivering
suggereert een beklemtoning van het woord bij het voorlezen. Volgens het uitroepteken zou
het woord luider moeten voorgelezen worden.29
‘Hij heeft uit curiositeit het woordenboek
geraadpleegd en alleen de vierde betekenis van het woord staat hem aan: vergiftigen!’
27
De unieke stem van Verhulst wordt gekenmerkt door een nogal “sappige” uitspraak van bepaalde klanken.
Verder klinkt zijn stem af en toe licht hees, zonder echter afleidend te zijn. Bij het beluisteren van zijn vier
luisterboeken valt op dat zijn stem en voorleestechniek niet echt zijn veranderd doorheen de jaren. 28
De audiofragmenten kunnen worden teruggevonden op de volgende link:
https://www.youtube.com/watch?v=yUU_2II9W1Q 29
Voor audiofragment zie: ‘De zeven laatste zinnen - fragment 1: verlaagde expressie’
51
(Verhulst 2010c, 17) Uit dit voorbeeld zouden we kunnen concluderen dat de auteur niet al te
sterk op de voorgrond wil treden bij het voorlezen, door een uitroep van het woord
‘vergiftigen’ te vermijden. De cursivering wordt evenwel gerespecteerd, aangezien de auteur
bij het voorlezen het woord duidelijk beklemtoont. We vinden een vergelijkbaar voorbeeld
terug in de laatste zin van hetzelfde verhaal. ‘Oog om oog maakt de hele wereld blind. Wel,
DAT hij blind wordt!’ (Verhulst 2010c, 19) Ook hier neemt Verhulst het uitroepteken niet in
acht. Het woord ‘DAT’, dat in drukletters is weergegeven in de tekst, wordt niet beklemtoond
zoals we dat zouden verwachten van een woord in drukletters.30
Verhulst houdt ook in het luisterboek De laatste liefde van mijn moeder niet altijd rekening
met uitroeptekens. Een voorbeeld betreft het volgende fragment. In amper drie zinnen komen
er maar liefst drie uitroeptekens voor, waarvan geen enkele door de auteur op een hogere toon
wordt voorgelezen. ‘Ter compromis kreeg Jimmy een goudvis […] Alsof er in een
appartement wel de plaats was voor een goudvis! ‘Het is een ondankbaar kind!’, vond
Wannes. ‘Je ziet dat het niet van mij is!’31
(Verhulst 2010a, 17)
Daarnaast voegt Verhulst af en toe een korte interjectie toe tussen zinsdelen. Dit zijn meestal
korte woordjes zoals “och” of “enfin”. Deze woorden zijn niet in de oorspronkelijke tekst
aanwezig. Zo last Verhulst bijvoorbeeld de interjectie ‘och’ in op het einde van het verhaal
‘Voorwaar ik zeg u: heden nog zult gij bij mij zijn in het paradijs’. Dit woordje is nochtans
afwezig in de geschreven tekst. ‘Hij zou geld geven om nu te kunnen plassen, daar zou hij niet
het geringste probleem van maken.’ (Verhulst 2010c, 29) In tegenstelling tot de vorige twee
voorbeelden verhoogt dit het expressieve karakter van de tekst, omdat de auteur er als een
emotioneel betrokken vertelinstantie naar voren komt.32
Hetzelfde geldt voor fragmenten die
duidelijk met meer stemintensiteit en een zekere versnelling worden voorgelezen. Hiervoor
kan verwezen worden naar de laatste twee paragrafen van het verhaal ‘Mijn god, mijn god,
waarom hebt gij mij verlaten?’. Ik neem hieronder het integrale fragment op. De stukken die
tussen vierkante haken staan, duiden op fragmenten die aanzienlijk expressiever worden
voorgelezen:33
Maar de avond van 11 februari 1983 viel de hemel op mijn vader zijn schedel en hij verstond
het niet. Het was hem allemaal te plots. Of zoals hij later aan kleverige togen tegen naamloze
maten zou verklaren, in een niet ontwijd te krijgen sfeer van verlatenen onder elkaar: ‘Als er
30
Voor audiofragment zie: ‘De zeven laatste zinnen - fragment 2: verlaagde expressie’ 31
Voor audiofragment zie: ‘De laatste liefde van mijn moeder - fragment 1: verlaagde expressie’ 32
Voor audiofragment zie: ‘De zeven laatste zinnen - fragment 3: verhoogde expressie’ 33
Voor audiofragment zie: ‘De zeven laatste zinnen - fragment 4: verhoogde expressie’
52
problemen zijn, dan kan daar toch eerst over worden gepraat? Waarom moest zij nu ineens
patat boem direct weggaan.
Op zijn knieën had hij willen vallen, en plechtig zweren dat hij veranderen zou, resoluut
veranderen zou, [180 graden veranderen zou, een ander mens, het tegendeel van zichzelf
worden zou, en dat hij nooit nog dat en altijd si en la. En hij zou het menen en het zelf geloven
dat hij het meende, tot in het diepst van al zijn verzopen vezels. En hete tranen voor haar
schreeuwen zoals geen man geen vrouw al ooit had voorgedaan.] Maar ze was er niet om haar
dingen te laten beloven. Ze had haar biezen genomen, haar kar gekeerd, patat boem direct
inderdaad, en hij begreep bij god niet waarom.34
(Verhulst 2010c, 52)
Vooraleer ik mijn conclusie formuleer over de poëtica van Verhulsts ingesproken boeken, zou
ik even willen wijzen op een cruciaal detail waarin zijn werken verschillen van andere. De
luisterboeken van Verhulst zijn erg “sober” van opzet. Je hoort er enkel zijn stem en niets
anders. Bij sommige (anderstalige) luisterboeken wordt een korte inleiding ingesproken door
een aparte stem die de titel van het boek, de oorspronkelijke auteur en de voorlezer citeert. Dit
gaat niet zelden gepaard met een muziekstukje op de achtergrond.35
Dit vinden we bij
Verhulsts luisterboeken vinden dus niet terug. Verhulst leest gewoon de titel van het boek
voor en begint dan in medias res voor te lezen. Ook dit zorgt ervoor dat hij meer op de
voorgrond treedt als auteur. Je maakt als luisteraar letterlijk vanaf de eerste seconde van het
luisterboek kennis met de stem van Dimitri Verhulst, zonder dat deze door iemand anders of
een muziekje wordt geïntroduceerd.36
Bij een close listening van Verhulsts luisterboeken valt op dat de expressieve poëtica, die
inhoudelijk aan het werk kan worden gerelateerd, telkens wordt verstrekt omdat de auteur zijn
verhalen zélf voorleest. De auteur staat nog centraler in het werk dan anders, omdat we als
luisteraar via de singulariteit van diens stem worden geconfronteerd met zijn
hoogstpersoonlijke gedachten en emoties.
Er valt echter een zekere paradox op te merken. Enerzijds tracht Verhulst als auteur op de
achtergrond te blijven door (over het algemeen) op een normaal tempo en een normale
toonhoogte voor te lezen. Ook de vele uitroeptekens die hij negeert bij het voorlezen, zorgen
34
Het valt ook op dat Verhulst in de erg expressief voorgelezen passage woorden zoals ‘hete’ en ‘geen’ sterk
beklemtoont, terwijl deze niet gecursiveerd staan in de originele tekst. 35
Voor enkele voorbeelden verwijs ik naar het fragment: ‘Introducties anderstalige luisterboeken (P. Labro & R.
Barthes) 36
Voor de introducties van Verhulsts luisterboeken, verwijs ik naar het fragment: ‘Verhulsts luisterboeken:
introducties’.
53
ervoor dat hij niet op een storende manier op de voorgrond zou treden voor de lezer.
Anderzijds last Verhulst af en toe kleine interjecties in die het subjectieve karakter van het
voorlezen versterken. Hierdoor treedt hij als auteur toch nog op de voorgrond. Dit gebeurt ook
wanneer hij woorden beklemtoont die aanvankelijk niet in de tekst worden beklemtoond en
wanneer hij bepaalde fragmenten versneld voorleest, of met meer intensiteit. We kunnen
Verhulsts luisterboeken dus zien als een uitdrukking van zijn expressieve poëtica, met als
belangrijke dat hij als voorlezer en auteur af en toe wat meer of minder aanwezig is.
5. Receptiestudie
In dit hoofdstuk ga ik dieper in op de Vlaamse en Nederlandse receptie van Verhulsts jongste
vijf werken. Het zal de lezer in de volgende paragrafen duidelijk worden dat niet alle werken
evenveel recensies kregen. Waar mogelijk, probeer ik hiervoor een verklaring te bieden. Ik zal
voor ieder werk een onderscheid maken tussen recensies in dag-en weekbladen en recensies
die in (literaire) tijdschriften verschenen.37
Ik maak verder ook een onderscheid tussen
Vlaamse en Nederlandse bronnen. Om tot een overzichtelijke conclusie te komen van de vele
recensies die in dit hoofdstuk worden besproken, neem ik aan het einde van deze
receptiestudie een aantal schematische overzichten op waarin alle recensies per werk, maar
ook per taalgebied en volgens de aard van het bronnenmateriaal met elkaar worden
vergeleken. Vervolgens formuleer ik een aantal kritische bedenkingen.38
Op het einde van dit
hoofdstuk tracht ik te achterhalen in welke mate recensies een invloed hebben gehad op
Verhulsts literatuuropvattingen. Uitspraken uit de vele interviews die hij gedurende de
afgelopen jaren gaf, vormen hierbij een uitgangspunt.
5.1 De laatste liefde van mijn moeder
De laatste liefde van mijn moeder ontving over het algemeen erg gemengde kritieken. Deze
roman werd door recensenten zowel verguisd als verafgood, maar daarnaast namen ook heel
wat critici een tussenpositie in. Dat de roman gemakkelijk als een “prequel” van De
helaasheid der dingen kan worden beschouwd, is een niet te onderschatten detail waar menig
recensent op inspeelde.
37
Ook de recensies die Carl de Strycker schreef voor de website van Leeswolf worden in acht genomen
aangezien hij in het verleden academische artikels schreef over Verhulsts werken en derhalve een “Dimitri
Verhulst kenner” kan worden genoemd. 38
Voor een theoretische bespreking van het bronnenmateriaal verwijs ik naar het eerste hoofdstuk van deze
masterscriptie.
54
Binnen de Vlaamse dag-en weekbladkritiek vinden we vier overwegend positieve kritieken
terug. De krant Metro heeft wel iets aan te merken, maar blijft overwegend positief: ‘Af en
toe schrijft Verhulst iets te gekunsteld naar een pointe toe, maar laat dat de pret niet drukken.’
(Anoniem 2010) Mark Cloostermans van De Standaard stelt dat Verhulst met deze roman van
zijn vorige werken afwijkt, maar dat dit niets afdoet aan de kwaliteit van het werk. Hij ziet de
raakvlakken met De helaasheid der dingen, maar merkt op dat Verhulst ditmaal meer
aandacht heeft besteed aan humor. Dit heeft de auteur volgens de recensent niet slecht gedaan:
‘[D]e humor houdt de mogelijke pathetiek in toom, maar wordt nooit zo dominant dat hij geen
ruimte laat voor nuance en gevoel.’ (Cloostermans 2010)
Ook de recensie van Het Nieuwsblad is erg positief: ‘Verhulst heeft opnieuw een sterke
roman geschreven die zich op veel niveaus laat lezen. […] Het literaire najaar is alvast
schitterend ingezet.’ (de Ruyck 2010) Een laatste overwegend positieve recensie lezen we tot
slot in De Tijd, waarvan de recensent het volgende beweert: ‘Verhulst heeft een ongemeen
talent om het banale en het triviale te combineren met het diepzinnige en tragische en dat lukt
hier alweer voortreffelijk.’ (Holthof 2010)
In De Morgen is Dirk Leyman opvallend minder enthousiast dan zijn Vlaamse collega-
recensenten. Dit valt op door uitspraken zoals ‘Gegniffel in het openbaar mag vooralsnog niet
beschouwd worden als een doorslaggevend literair criterium.’ en ‘Te vaak haalt de joligheid
het daarbij van de wrangheid.’ (Leyman 2010)
Wat Vlaamse culturele en literaire tijdschriften betreft, vinden we een overwegend negatief
oordeel terug bij Knack. De recensent concludeert over De laatste liefde van mijn moeder
namelijk het volgende: ‘Meer dan wat hoofdschuddend vermaak om zoveel hilarisch
proletarische onbenulligheid biedt het boekje uiteindelijk niet.’ (Hellemans 2010)
De recensie die Carl de Strycker schreef voor de website Leeswolf.be was erg gemengd.
Hoewel De Strycker de humor van het boek bleek te waarderen, was hij van mening dat De
laatste liefde van mijn moeder een ‘minder bijtend’ werk is dan De helaasheid der dingen.
Ook de compositie van de roman laat volgens De Strycker aan de wensen over. Tot slot vindt
hij dat Verhulst het epiloog van zijn boek, waarin het personage Jimmy als oude filosoof
wordt opgevoerd, beter had kunnen weglaten. (De Strycker 2011a)
De Nederlandse recensies uit dag- en weekbladen zijn over het algemeen erg gemengd.
Liesbeth Etty noemde het boek in NRC Handelsblad een ‘niet zo sterke’ roman. Ze was van
55
mening dat Verhulst in deze roman eerder een beeld van de jaren 50 schetste dan van de jaren
80 waarin het verhaal zich afspeelt. Ze was daarentegen wel positief over Verhulsts stijl en
taalgebruik. (Etty, 2010)
Positiever was het oordeel uit De Telegraaf, waarin Annet de Jong sprak van een ‘lichtvoetig
en onderhoudend boek.’ Ze vond het boek ‘minder verpletterend dan zijn voorgaande romans,
(o.a. De helaasheid der dingen) maar alleszins toch een aanrader.’ (De Jong 2010) Ook de
recensie van Jaap Goedegebuure was overwegend positief. Hij was vooral lyrisch over
Verhulsts vertelwijze, die hij omschrijft als ‘laconiek en verneukeratief, in een idioom dat zo
sappig is dat het wel een persiflage op schoon Vlaams lijkt.’ Verder is ook deze recensent van
mening dat het boek ‘minder sterk’ is dan De helaasheid der dingen, maar hij relativeert dit
algauw. Volgens hem is de toon van gedempte en beheerste melancholie waarmee Verhulst
zijn nieuwe boek schreef een opmerkelijke manier om zijn jeugdtrauma te verwerken
(Goedegebuure 2010)
Opvallend is de recensie van Marja Pruis in De Groene Amsterdammer, die op z’n minst
gezegd ontevreden was over deze roman. Zij schreef ongetwijfeld de meest vernietigende
recensie die in deze receptiestudie werd opgenomen. Haar woorden spreken boekdelen over
haar ongenoegen:
Er ligt deze dagen een drol hoog opgestapeld in de etalages van de Selexyz-boekhandels. Dat
die daar zo glansrijk mag liggen dampen, maakt pijnlijk duidelijk dat etalages gekocht kunnen
worden door uitgevers en niks meer te maken hebben met de uitstalkast van welweer waarin
de boekhandelaar de boeken neervlijt waarvan hij vindt dat ze aandacht verdienen. (Pruis
2010)
Delphine Seghers schreef in het Nederlandse literaire tijdschrift Ons Erfdeel een beschouwing
over De laatste liefde van mijn moeder. Zij neemt duidelijk een tussenpositie in. Enerzijds is
zij bijzonder positief over Verhulsts beschrijvingen van de ‘kneuterigheid” van het burgerlijke
milieu. Daarenboven weet zij ook Verhulsts stijl te waarderen. Ze noemt de auteur zelfs een
‘stillistische acrobaat’. (Seghers 2011, 159) Anderzijds vindt ze de roman niet zo sterk, omdat
de auteur er volgens haar niet in wist te slagen om een goed evenwicht te vinden tussen
komedie en tragedie. Vooral de meer ernstige, vertederende fragmenten tussen moeder en
kind waren volgens Seghers al te schaars in De laatste liefde van mijn moeder. (Seghers 2011,
160)
56
5.2 De zeven laatste zinnen
Van Verhulsts jongste vijf werken werd er aan De zeven laatste zinnen het minst aandacht
geschonken binnen de literaire kritiek. Dit kan liggen aan het beperkte aantal interviews dat
de auteur over het boekje gaf, waardoor het minder mediapromotie kende dan zijn andere
werken. Ook het eigenzinnige karakter van deze verhalenbundel kan hier een rol spelen. Wie
zich De zeven laatste zinnen aanschafte, kreeg er een luisterboek en cd met klassieke muziek
bij. Aangezien luisterboeken in Nederland populairder zijn dan in Vlaanderen (cf. supra), zou
men logischerwijs verwachten dat dit werk het meeste aandacht kreeg van Nederlandse
recensenten. Het tegendeel is echter waar. De drie recensies die over dit boekje verschenen,
zijn alle drie van Vlaamse bodem.
Twee van deze recensies komen uit de Vlaamse dag-en weekbladkritiek. De krant Metro was
opvallend positief over het werk. Het concept werd omschreven als ‘geniaal in zijn eenvoud,
knap en vernieuwend.’ Ook de verhalen die Verhulst voor dit werk schreef werden positief
ontvangen en werden ‘subliem’ genoemd. (Anoniem 2011) Een tweede recensie vinden we
terug in De Morgen, waarin Dirk Leyman een tussenpositie innam: ‘Soms zijn de verhalen te
summier om indruk te maken, een andere keer zit Verhulst er 'kloef' op.’ (Leyman 2011)
Carl de Strycker schreef op de website van Leeswolf een minder positieve recensie over dit
werk. Over de uitvoeringen van Het Ensor strijkkwartet was hij weliswaar tevreden, maar hij
betreurde het feit dat de verhalen uit De zeven laatste zinnen maar weinig te maken hebben
met de compositie van Joseph Hadyn:
De poging om het lijden van Christus te vermenselijken en te actualiseren, loopt dus grondig
fout. Verhulst wil graag tot nadenken aanzetten, maar zijn teksten blijken niet meer dan
vingeroefeningetjes in de stijlen die hij uitprobeerde in Problemski hotel, De helaasheid der
dingen, Mevrouw Verona en Godverdomse dagen. Dat levert typische Verhulstverhalen op,
soms grappig, soms innig lief, maar met Die sieben letzten Worte hebben ze niets te maken.
(De Strycker 2011b)
5.3 Monoloog van iemand die het gewoon werd tegen zichzelf te praten
Waar Verhulst met zijn vorige verhalenbundel maar weinig media aandacht kende, was dit
met Monoloog van iemand die het gewoon werd tegen zichzelf te praten anders. Althans in
Vlaanderen. De novelle verscheen oorspronkelijk uitsluitend in Nederland als gratis
57
boekenbijlage. Dit zorgde voor heel wat verontwaardiging in Vlaanderen, waar de
afwezigheid van Monoloog in de boekhandels werd betreurd. Dat de novelle geïnspireerd is
op de laatste dagen van wielrenner Frank Vandenbroucke heeft wellicht een en ander met de
aandacht van de Vlaamse pers voor dit boekje te maken. De afwezigheid van Nederlandse
recensies kan wellicht worden verklaard door het feit dat deze novelle er als een gratis
boekenbijlage verscheen.
In de Vlaamse dag-en weekbladkritiek waren recensenten unaniem lovend over deze novelle.
Filip Van Ongevalle prees in De Standaard het werk voor ‘de milde ironie, zachte mededogen
en heerlijke taal’ waarin Verhulst de laatste uren van de legendarische wielrenner beschreef.
Hij noemde het boek zelfs ‘De beste Verhulst sinds De helaasheid der dingen.’ (Van
Ongevalle 2011) Matthias Declercq beweerde in De Morgen het volgende: ‘"Eén goede
stoelgang en het is uitgelezen", dixit de auteur. De stoelgang van Verhulst heeft een opvallend
dense structuur. […] Lees het als verhaal. Als literair genot.’ (Declecq 2011) Zelfs Sport
Voetbalmagazine prees Verhulsts novelle. Dit, vooral omdat de auteur volgens de recensent in
zijn ‘spitsvondige stijl’ een tijdloos verhaal wist neer te schrijven. (Anoniem 2011)
Mark Schaevers wijdde geen volledige recensie aan deze novelle in Humo, maar toonde zich
evenwel opvallend enthousiast over het boekje door er kort naar te verwijzen aan het begin
van zijn recensie van De Intrede van Christus in Brussel. (cf. infra) Hij bleek erg tevreden
met Verhulsts Monoloog: ‘[L]ees dat boekje om uzelf een plezier te doen, 't is één van de
strafste stoten uit de recente Vlaamse letterkunde.’ (Schaevers 2011)
Een tweede Vlaamse tijdschriftrecensie vinden we terug in Knack. Hier neemt Frank
Hellemans een tussenpositie in. Hij begint zijn recensie met de stelling dat het een goed idee
was van Verhulst om deze novelle te schrijven. (Hellemans 2011) Op het einde van zijn
recensie keek hij echter met gemengde gevoelens terug op zijn lectuur:
Geloofwaardig is het allemaal niet maar zeker het eerste deel, met de romance tussen
wielrenner en gazelle, verrast toch. Alleen het laatste halfuur - vanaf de plotse
stemmingswisseling van de gevallen wielergod - krijg je het gevoel dat Verhulst zijn verhaal
te vlug heeft afgeraffeld. (Hellemans 2011)
Sebastiaan Kort schreef voor Ons Erfdeel het artikel ‘Het gevecht om het cliché eronder te
krijgen. Twee boeken van Dimitri Verhulst’, waarin hij dieper ingaat op Verhulsts
maatschappelijk engagement in Monoloog en De intrede van Christus in Brussel. De auteur
blikt met gemengde gevoelens terug op zijn lectuur van deze twee werken. (Kort 2012, 140)
58
Langs de ene kant is hij positief over de dynamiek en vermakelijkheid van Verhulsts stijl.
Langs de andere kant vraagt hij zich af hoelang dit soort “menskritisch” proza nog houdbaar
is. Hij stelt zich immers vragen bij Verhulsts “humanisme”:39
Je kunt je echter afvragen of Verhulst wel de humanist is waar hij door sommige critici na
publicatie van De intrede voor gehouden wordt, en of hij niet eerder een doodgewone
misantroop is. Er spreekt uit Monoloog inderdaad een groot mededogen voor Seynabou […]
En ja, er zijn in De intrede een paar mensen te vinden die niet alles verkeerd doen. Maar wat
biedt Verhulst ons als literair schrijver aan hoop of suggesties wanneer het over de mensheid
gaat? (Kort 2012, 141)
5.4 De intrede van Christus in Brussel
De intrede van Christus in Brussel is net zoals De laatste liefde van mijn moeder een roman
die erg gemengd werd ontvangen. De roman bevat onmiskenbaar heel wat kritiek op de
Belgische samenleving. Dit herinnerde menig recensent aan een ander werk van Verhulst
waarin hij niet schuw was om zijn kritische gedachten te uiten, namelijk Godverdomse dagen
op een godverdomse bol.
In de Vlaamse dag-en weekbladkritiek werd De intrede van Christus in Brussel positief
ontvangen in Metro: ‘Verhulst beschrijft België met een zeker gevoel van mededogen, nuance
en zelfs aandoenlijke gelatenheid. Hij doet dat bovendien met een sprankelende, ietwat
gezwollen taalvirtuositeit die steeds meer zijn handelsmerk wordt.’ (Anoniem 2011a) Ook De
Gazet van Antwerpen was lovend over de roman en noemde het werk een ‘minicursus België
voor beginners’, alsook ‘een mooi pleidooi tegen de verzuurden van dit land.’ (Anoniem
2011b)
Dirk Leyman nam in De Morgen dan weer duidelijk een genuanceerd standpunt in bij zijn
beoordeling van het werk: ‘Al is dit boek lang niet het overdonderende meesterwerk waar
sommigen op hoopten, imponeren doet Verhulst met zijn onaangetaste stijl-vermogen, weidse
greep en scherpe blik.’ (Leyman 2011) Een gemengde reactie vinden we ook terug bij de
recensie van Holthof in De Tijd. Hier stelt de recensent enerzijds dat Verhulst met dit werk
een goede spiegel biedt van onze maatschappij en wederom uitblinkt in het combineren van
het banale en triviale met het diepzinnige en tragische. Anderzijds vindt hij de manier waarop
39
Korts bespreking van Monoloog en De intrede van Christus in Brussel kan omwille van de tegenstrijdige
oordelen van de auteur best worden beschouwd als “gemengd”.
59
nieuwsfeiten in de roman zijn verwerkt soms nogal flauw. (Holthof 2011) Tot slot vinden we
ook een erg gemengde recensie terug in De Standaard, waarin Mark Cloostermans het
volgende beweert:
De intrede van Christus is een beest met meerdere koppen. Een diepgeworteld project,
halfslachtig uitgevoerd, bij vlagen hilarisch, bij momenten oersaai. De poëtische slotregels
zorgen ervoor dat de vertelling netjes landt, maar doen de turbulentie onderweg niet vergeten.
Het imposante stilisme gaat ten koste van personages en verhaal. (Cloostermans 2011)
De recensie die Mark Schaevers voor Humo schreef over De Intrede van Christus in Brussel
was verassend positief. Hij concludeert het volgende: ‘Wat Verhulst hier over Brussel en
België bij elkaar brengt is verstandig en mooi.’ Daarnaast is hij van mening dat de literatuur
van Dimitri Verhulst steeds spannender wordt met de jaren. (Schaevers 2011)
Frank Hellemans, die niet lang daarvoor reeds De laatste liefde van mijn moeder negatief
beoordeelde, is in Knack bijna niet te spreken over Verhulsts “Chritusroman”. Hij aarzelt dan
ook niet om het boek met scherpe uithalen finaal de grond in te boren: ‘Onder het mom van
een belgicistische satire serveert hij in De intrede van Christus in Brussel een futloze parabel
over de kleinburgerlijke zelfgenoegzaamheid.’(Hellemans 2011) Deze uitspraak spreekt
boekdelen, net zoals de slotzin van zijn recensie: ‘Van deze kruisweg zonder kloten - om het
in Verhulsts pseudobaldadige kunsttaaltje te zeggen - wordt niemand beter.’ (Hellemans
2011)
Een overwegend negatieve recensie vinden we dan weer terug bij Carl de Strycker. Hij
oordeelt dat Verhulst met De intrede van Christus in Brussel een boek heeft geschreven in
hypergekunsteld Vlaams. Ook de fragmentarische compositie is volgens hem “al te typisch”
voor Verhulst. Tot slot is De Strycker ook niet te spreken over de maatschappijkritiek die de
auteur in dit werk uitte:
Zijn commentaren op de misstanden in de kerk en op de communautaire problemen in ons
land of zijn kritiek op het journaille overstijgen de caféanalyse niet. En hoewel het allemaal
erg eloquent verwoord is, vermoeit de pseudopoëtische taal voornamelijk. De humanist
Verhulst is toch vooral een zedenpreker. (De Strycker 2011)
Nederlandse recensenten beweerden het tegendeel van hun Vlaamse collega’s. Zo was de
recensie van Irene Star van het tijdschrift Elsevier erg lovend. De intrede van Christus in
Brussel was voor haar een ‘Hilarisch beschreven massahysterie, door een taalvirtuoos.’ Ook
60
Joost de Vries van De Groene Amsterdammer was erg positief over deze roman. Hij noemde
De intrede van Christus ‘zonder meer grappig, goedgemutst en met een aanstekelijke
vertelpret geschreven.’ (De Vries 2011) Tot slot nam Sebastiaan Kort in zijn artikel ‘Het
gevecht om het cliché eronder te krijgen. Twee boeken van Dimitri Verhulst’ een
tussenpositie in, net zoals bij Monoloog. (cf. supra)
5.5 De laatkomer
Verhulsts jongste roman De laatkomer was vlak na publicatie waarlijk een hot topic in de
media. De grote aandacht die deze roman in de pers kende, valt door een aantal factoren te
verklaren. Om te beginnen verscheen Verhulst zowel op de Vlaamse als Nederlandse televisie
om deze roman te promoten. Daarnaast gaf de auteur ook heel wat interviews over het boek in
de pers (cf. supra) Tot slot kan ook de trailer die hij voor zijn jongste roman opnam
bijgedragen hebben tot de populariteit van De laatkomer.
Wanneer we het onderscheid maken tussen recensies uit dag-en weekbladen en uit literaire
magazines, valt op dat de eerste groep vooral focust op het autobiografische aspect van de
roman. Gezien de belangstelling van de hedendaagse media voor de persoonlijkheid van een
auteur, hoeft dit niet te verbazen. Niet zelden hadden interviews over De laatkomer dan ook
vaak vooral Verhulsts persoonlijke leven tot onderwerp, en niet zozeer de roman zelve.
Een eerste recensie uit de Vlaamse dag-en weekbladkritiek vinden we terug in Metro. In deze
krant werd De laatkomer erg positief ontvangen. Bij de recensie werden vooral positieve
woorden geuit over de verschillende emoties die deze roman bevat: ‘'De laatkomer' ontroert,
stompt in de maag en doet grijnzen. Alles in één.’ (Anoniem 2013) Ook in De Standaard
werd De laatkomer positief ontvangen. Mark Cloostermans, die voorheen reeds heel wat
kritiek uitte over Verhulsts werken, leek in zijn recensie erg tevreden over dit boek. Hij
apprecieerde vooral het tragikomische karakter van de roman: ‘Verhulst heeft een sterk
basisidee aangekleed met scènes als sketches: vrolijke, droevige en ontroerende
momenten. De laatkomer doet vaak onbedaarlijk lachen en kan even later onverwacht naar de
keel grijpen.’ (Cloostermans 2013)
In de vorige paragrafen werd duidelijk gemaakt dat Carl de Strycker erg teleurgesteld was in
De laatste liefde van mijn moeder, De zeven laatste zinnen en De intrede van Christus in
Brussel. Met zijn jongste roman weet Verhulst de sympathie van de recensent echter voor een
61
groot deel terug te winnen. Hoewel De Strycker het idee van deze roman niet zo origineel
vindt, is hij lovend over de stijl die Verhulst hanteert.40
Daarenboven apprecieert de recensent
de maatschappijkritiek die Verhulst in dit werk heeft gestoken, zonder ‘prekerig te worden.’
(De Strycker 2013)
Arjan Peters van De Volkskrant was één van de weinige recensenten die zich erg negatief
heeft uitgelaten over deze roman. Hij is van mening dat het verhaal van De laatkomer niet zo
origineel is als sommigen zouden beweren en vergelijkt Verhulsts jongste roman met Le
malade imaginaire van Molière. Verder noemt hij Désiré Cordier ‘flauw’ en ‘oninteressant’.
Hij sluit zijn recensie af met de veelzeggende woorden ‘Precies nul keer gelachen.’ (Peters,
2013) Joost de Vries van de Groene Amsterdammer beweerde over De laatkomer het
volgende: ‘Verhulsts verhaal blijft net zo grijs en grauw als de bejaarden die het bevolken.’
Hij was dus ook opvallend minder positief.
Tot slot weide Elsbeth Etty in Ons erfdeel een artikel aan deze roman. Hoewel haar oordeel
over De laatkomer van een niet erg uitgesproken karakter is, kan na een analyse van het
artikel niettemin van een waardeoordeel worden samengevat. Een positief punt dat Etty
aanhaalt zijn de Verhulsts ‘bijtend geestige beschrijvingen’ van Désirés pogingen om aan zijn
huwelijk te ontsnappen. (Etty 2013, 143) Ze vergelijkt het werk later met Lof der zotheid van
Erasmus: ‘Die lofzang is onder de pen van Dimitri Verhulst uitgegroeid tot een sublieme
danteske komedie.’ (Etty 2013, 143) Ze haalt verder in haar artikel een negatief punt aan,
wanneer ze het volgende beweert: ‘De enige zwakte aan De laatkomer is de ongewilde ernst
ervan. Te nadrukkelijk stipuleert Verhulst dat het leven een gevangenis is, uitgerust met
isoleercellen en folterkamers waarop het bordje “huwelijk” hangt.’ (Etty 2013, 144) Ze sluit
haar artikel wel af met een positieve noot en beweerde dat, ondanks het aangehaalde minpunt,
het boek uiteindelijk ‘met glans overeind blijft staan’. (Etty 2013, 144) Omwille van deze
gunstige conclusie beschouw ik dit artikel als een overwegend positieve beoordeling van De
laatkomer.
5.6 Schematisch overzicht
In de onderstaande tabel plaats ik alle hierboven besproken recensies naast elkaar. Ik maak
per werk om te beginnen een onderscheid tussen Nederlandse en Vlaamse recensies. Deze
40
‘Hoewel de plot dus uiterst dunnetjes is en het idee waarop het verhaal drijft niet bijster origineel (Max Frisch
voert in Mein Name sei Gantenbein een personage op dat zich als een blinde voordoet), is dit toch een Verhulst
op zijn best.’ (De Strycker 2013)
62
recensies worden vervolgens gecategoriseerd volgens recensies uit dag-en weekbladen,
recensies uit algemeen culturele tijdschriften en specifiek literaire tijdschriften.41
Voor ieder
literaire werk wordt aangegeven wat het aantal overwegend positieve, gemengde en
overwegend negatieve recensies zijn.
5.6.1 Overzicht Nederlandse en Vlaamse recensies volgens waardeoordeel42
Publicatiejaar Totaal aantal
recensies
Aantal
overwegend
positieve
recensies
Aantal
gemengde
recensies
Aantal
overwegend
negatieve
recensies
De laatste
liefde van mijn
moeder
2010 12 6 2 4
De zeven
laatste zinnen 2010 3 1 1 1
Monoloog van
iemand […] 2011 6 4 2 /
De intrede van
Christus in
Brussel
2011 11 5 4 2
De laatkomer 2013 6 4 / 2
Uit de gegevens van de bovenstaande tabel kunnen we een aantal conclusies trekken. Het valt
om te beginnen op dat van de vijf jongste prozawerken van Dimitri Verhulst niet alle werken
evenveel aandacht hebben genoten van Vlaamse en Nederlandse recensenten. Qua aantal
recensies staan De laatste liefde van mijn moeder en De intrede van Christus in Brussel
samen op kop met elk meer dan 10 recensies. Dit weerspiegeld mijn insziens een algemene
trend bij recensenten, die erop neerkomt dat zij doorgaans vooral veel aandacht hebben voor
literaire werken die inhoudelijk of stilistisch vergelijkbaar zijn met grote successen.43
Het
41
Ook de recensies die Carl de Strycker voor de website Leeswolf schreef, worden onder de categorie specifieke
literaire tijdschriften opgenomen, omdat deze nu eenmaal nauwer aansluiten bij een ‘specifiek literaire’
bespreking dan een ‘algemeen culturele’. 42
Om de tabel overzichtelijk te houden, koos ik voor de volgende afkortingen: P (positief), N (negatief) en G
(gemengd). 43
Zoals ik al aanhaalde aan het begin van deze masterscriptie won Dimitri Verhulst voor De helaasheid der
dingen de Gouden uil publieksprijs. Voor Godverdomse dagen op een godverdomse bol ontving hij later de
Libris literatuurprijs.
63
eerste werk werd namelijk door veel recensenten vergeleken met Verhulsts bestseller De
helaasheid der dingen, omdat ook hier de verhaalstof autobiografisch van aard is. Verhulsts
“Christus roman” deed omwille van de felle maatschappijkritiek velen dan weer denken aan
het erg succesvolle Godverdomse dagen op een godverdomse bol.
Daarnaast valt ook een intrigerende discrepantie aan te wijzen tussen de (meestal) negatieve
uitspraken die Verhulst naderhand in interviews maakte over zijn minder succesvolle werken
en het de recensies die er voorheen over diezelfde werken werden geschreven. Zo kenden De
laatste liefde van mijn moeder en De intrede van Christus in Brussel ondanks negatieve en
gemende recensies, telkens ook vijf positieve recensies. Als we voor deze werken de
positieve, gemengde en negatieve recensies uiteindelijk met elkaar vergelijken, blijken ze
inderdaad niet “goed” te zijn ontvangen, maar het aantal positieve recensies wordt achteraf
gezien nogal verwaarloosd door de auteur zelf. Tot slot is het opmerkelijk dat De laatkomer,
ondanks de vele promotie, uiteindelijk maar zes keer werd gerecenseerd. Nochtans verscheen
de auteur voor dit boek te promoten ontzettend veel in de media en besloot hij om er een
boektrailer voor op te nemen.
5.6.2 Overzicht recensies volgens aard van bronnenmateriaal: Vlaanderen
Publicatiejaar
Aantal
recensies uit
dag-en
weekbladen
Aantal
recensies uit
tijdschriften
Aantal
recensies uit
literaire
tijdschriften
De laatste liefde van mijn moeder 2010 4 (P)
1 (N) 1 (N) 1 (G)
De zeven laatste zinnen 2010 1 (P)
1 (G) / 1 (N)
Monoloog van iemand […] 2011 3 (P) 1 (P)
1 (G) /
De intrede van Christus in
Brussel 2011
2 (P)
3 (G)
1 (N)
1 (P) 1 (N)
De laatkomer 2013 2 (P) / 1 (P)
64
5.6.3 Overzicht recensies volgens aard van bronnenmateriaal: Nederland
Publicatiejaar
Aantal
recensies uit
dag-en
weekbladen
Aantal
recensies uit
tijdschriften
Aantal
recensies uit
literaire
tijdschriften
De laatste liefde van mijn moeder 2010 2 (P)
1 (N) 1 (N) 1 (G)
De zeven laatste zinnen 2010 / / /
Monoloog van iemand […] 2011 / / 1 (G)
De intrede van Christus in
Brussel 2011 / 2 (P) 1 (G)
De laatkomer 2013 1 (N) 1 (N) 1 (P)
Wanneer we de recensies uit Vlaanderen en Nederland met elkaar vergelijken, valt op dat
Verhulst in Vlaanderen opvallend meer werd gerecenseerd in dag-en weekbladen dan in
Nederland. Dat de auteur van Vlaamse origine is, heeft hier wellicht iets mee te maken.
Verder kon Verhulst voor ieder van zijn werken in beide taalgebieden doorgaans rekenen op
minstens één recensie uit een literair tijdschrift. Ook het aantal besprekingen in algemeen
culturele tijdschriften is ongeveer gelijk in Vlaanderen en Nederland. (gemiddeld één tot twee
besprekingen per werk) Procentueel bekeken scoort Verhulst over het algemeen beter in
Vlaanderen dan bij onze noorderburen. (58% positieve recensies in Vlaanderen, t.o.v. 42% in
Nederland)44
Opmerkelijk genoeg kent Verhulst in Nederland wel minder negatieve recensies
in (al dan niet literaire) tijdschriften. (slechts 2 negatieve recensies in Nederlandse
tijdschriften t.o.v. 5 in Vlaanderen)
5.6.4 Invloed van de literaire kritiek op Verhulsts poëtica
Op het eerste gezicht lijkt Dimitri Verhulst rekening te houden met de negatieve recensies die
er over zijn werken worden geschreven. Zo heeft hij enkele van zijn boeken later zélf negatief
44
Het zou echter overroepen zijn om te beweren dat Verhulst “beter ontvangen” wordt in Vlaanderen. Indien
men een aantal gemengde recensies uit beide taalgebieden bijvoorbeeld na veel wikken en wegen alsnog tot de
categorie der negatieve of positieve recensies zou rekenen, kunnen de onderzoeksresultaten bijvoorbeeld net
omgekeerd zijn. Deze cijfers tonen wel aan dat de receptie van Dimitri Verhulsts werken over het algemeen erg
gemengd is.
65
beoordeeld, net zoals sommige recensenten dat hadden gedaan. Zo deed hij in de pers onder
meer de volgende uitspraak over De intrede van Christus in Brussel, dat vooral in Vlaanderen
slecht werd ontvangen (cf. supra):
Het is onvoldoende uitgediept, ik was te lui en niet moedig genoeg. Dat ben ik een kleine zes
maanden terug gaan beseffen. Helaas waren de rechten toen al verkocht en verschijnt het
volgende week in Engeland. Ik schaam me dood. Ik raad alle lezers die het nog niet gekocht
hebben aan om het niet te kopen. […] Om dezelfde reden is De verveling van de keeper een
slecht boek, dat niet meer mag herdrukt worden. Ik zal aan mijn uitgever ook vragen om De
intrede van Christus in Brussel in de vuilnismand te gooien, al kreeg dit boek in Frankrijk dan
wel lovende kritieken. (Peppelenbos 2013)
Wanneer hij door De Standaard in diezelfde periode (omtrent 18 mei 2013) werd
geïnterviewd voor zijn roman De laatkomer, aarzelde hij ook niet om zijn ongenoegen over
zijn “Christus roman” te uiten. Uit de uitspraken in dit interview valt zelfs op dat de auteur in
de toekomst afstand wenst te nemen van politieke kwesties bij het schrijven. (cf. supra) ‘‘[I]k
heb te kleine beentjes om goed over politiek te kunnen schrijven', zegt Verhulst. ‘Ik heb het
twee keer geprobeerd […] en het is twee keer een draak van een boek geworden. Dus: les
geleerd. […] Ik ga me met dat soort dingen niet meer bezighouden.' (Plets 2013) Ook in De
Tijd sprak de auteur zich uit over het gebrek aan kwaliteit van De Intrede ‘Dat was gewoon
geen goed boek. Het verhaal was niet uitgediept genoeg, de personages waren te vlak.’
(Ziarczyk 2013)
Wanneer we andere uitspraken van Verhulst echter onder de loep nemen en chronologisch
bekijken, valt het evenwel in twijfel te trekken of de auteur effectief zo “meegaand” is in de
negatieve kritieken op zijn werk. Vlak voor de publicatie van De intrede van Christus in
Brussel weigerde hij bijvoorbeeld om interviews over het boek te geven, omdat hij naar eigen
zeggen het gevoel had dat hij zoals ‘een antwoordapparaat of een papegaai’ begon te klinken
omdat hij steeds hetzelfde moest herhalen in interviews. (De Ruyck 2011) Voor andere
werken heeft Verhulst telkens een normaal aantal interviews gegeven. Voor De laatkomer gaf
hij later zelfs heel wat meer interviews dan gewoonlijk. Dat Verhulst weigerde om interviews
te geven over De intrede kan er mogelijks op wijzen dat hij vlak na voltooiing ervan reeds
zijn twijfels had bij de kwaliteit dit werk en dit, nog voor er recensies over waren geschreven.
Dat Verhulst zijn eigen werk negatief zou beoordelen in navolging van negatieve recensies
valt bovendien in twijfel te trekken als we rekening houden met de defensieve houding die hij
66
soms aanneemt tegenover (vooral) Vlaamse recensenten. Zo beweert hij nog steeds tevreden
te zijn over zijn vrij succesvol boek Godverdomse dagen op een godverdomse bol, ook al
kreeg het werk heel wat negatieve recensies te verduren. Hij noemt het boek zelfs ‘een
meesterwerk’. (Peppelenbos 2013) De laatste liefde van moeder werd ook op z’n minst
gezegd ‘gemengd’ ontvangen, maar Verhulst heeft dit werk naderhand niet uitdrukkelijk als
“een slecht boek” bestempeld. Veeleer betreurde hij de slechte recensies en bijgevolg, de
slechte verkoop van het boek: ‘Ik verdien 1,2 euro aan een boek: reken maar uit. Daar moet ge
verdomme veel voor verkopen. De laatste liefde van mijn moeder is de grond in geboord en
niet herdrukt. Dat heb ik gevoeld, daar heb ik geen kloten aan gehad.’ (Rutten 2011)
Verhulst blijkt bijzonder kritisch over zijn eigen werk. Opvallend is dat hij zelfs kritisch blijkt
over de werken die lovend werden ontvangen. Zo beweerde hij in een interview dat De
helaasheid der dingen een boek is dat ‘rammelt’ (Peppelenbos 2013) Op deze manier weet hij
op een subtiele manier de draak te steken met “het heilige oordeel” der recensenten. In zijn
artikel ‘Bezinning van een geconstipeerde opiniekwaker’ uit februari 2014 is Verhulst echter
wat minder subtiel. Hier deinst hij er niet voor terug om op zijn beurt kritiek te uiten op de
Vlaamse critici. Opvallend is dat hij sinds mei 2013 ook heel wat milder is geworden in zijn
oordeel over De intrede:
Laat me eerlijk zijn, er waren dagen dat ik mij liet meeslepen door de bagger van de Vlaamse
recensenten en het inderdaad maar zo-zo vond, zij het al een heel stuk beter dan De verveling
van de keeper. Bij mijn laatste drie herlezingen kreeg ik meer vrede met het werk, het was
goed geschreven, punt, geen Toverberg evenwel, en ook binnen mijn eigen kleine oeuvre lang
mijn beste niet, maar het heeft onmiskenbaar enkele literaire kwaliteiten waarvoor ik wens te
staan, en drie jaar na verschijnen ben ik eindelijk in staat om afscheid te nemen van deze
roman. Bevallen van dit boek was tamelijk makkelijk, maar ik heb er een stevige postnatale
depressie aan overgehouden. (Verhulst 2014a)
Verhulst is dus niet altijd opgezet met de negatieve kritieken die er over zijn werken worden
geschreven, al geeft hij soms toe dat hij zich ‘laat meeslepen’ door recensenten. (Verhulst
2014) Negatieve recensies hebben dus onmiskenbaar een zekere impact op de manier waarop
de auteur naar zijn eigen oeuvre kijkt, maar hij neemt desalniettemin regelmatig een
recalcitrante houding aan tegenover critici. De manier waarop Dimitri Verhulst achteraf zijn
67
werken beoordeelt, lijkt dus ook voor groot deel afhankelijk van zijn eigen perceptie op zijn
werk.45
We kunnen de bevindingen uit de bovenstaande paragrafen koppelen aan zijn poëtica. Het is
in deze masterscriptie inmiddels duidelijk geworden dat Verhulsts expressieve poëtica zijn
literatuuropvattingen over het algemeen hebben gedomineerd. Dit komt wellicht het best tot
uiting in zijn sterk autobiografische geïnspireerde werken, zoals De laatste liefde van mijn
moeder. Ondanks de zeer gemengde ontvangst van deze roman heeft de auteur besloten om
een nieuw boek te schrijven waarbij de autobiografische inhoud niet ver zoek zal zijn. (cf.
supra) Dit boek, Kaddisj voor een kut, zal in september 2014 in de boekenhandels
verkrijgbaar zijn.
Het is interessant om even terug te verwijzen naar de flaptekst van het boek. De zinnen ‘Je
wou niet de zieltogende schrijver van het trieste-jeugd-gebrompot zijn. Voor zover je dat nog
niet was.’ (Verhulst 2014b) kunnen mogelijks tegen critici zijn gericht. Verhulst zou de critici
hiermee kunnen waarschuwen dat hij het inderdaad eens te meer over zijn “trieste jeugd” zal
hebben. De boodschap kan worden geïnterpreteerd als een legitimatie, een apologie voor zijn
expressieve poëtica.
Dimitri Verhulst heeft een gedurende de afgelopen jaren een hoofdstuk sociaal engagement
afgesloten, dat vooral in de jaren 2010-2011 een belangrijke positie innam in zijn leven, net
zoals als in zijn literaire werken. (cf.supra) Naar eigen zeggen zou hij zich niet langer gaan
bezighouden met politieke kwesties. Zijn pragmatische poëtica is hierdoor echter nog steeds
niet verdwenen. Zo bevatte De laatkomer nog heel wat kritiek op kwaliteit van de
hedendaagse seniorenzorg. (cf. supra) Het valt ook niet uit te sluiten dat Verhulsts
maatschappijkritische stem opnieuw aanwezig zal zijn in diens op stapel staande Kaddisj voor
een kut. Zo de literaire kritiek al enige invloed heeft gehad op deze auteur, het volgende is
duidelijk: zijn pragmatische poëtica mag hij (deels onder invloed van recensenten) naar eigen
zeggen wel gaan temperen in de komende jaren, maar zijn expressieve poëtica wenst de
auteur blijkbaar te verdedigen.
45
Ook in het verleden beschouwde Verhulst zichzelf als een conformist die niet al te zeer rekening hield met de
literaire kritiek. (Maes 2009-2010, 42-43)
68
6. Suggesties voor verder onderzoek
In dit laatste hoofdstuk haal ik een aantal suggesties aan voor verder onderzoek. Ik verwees
eerder in deze masterscriptie al naar een voortgezette studie van Verhulsts algemene interne
en externe poëtica. Daarnaast zijn er ook nog een aantal bijzondere onderzoekssporen die
volgens mij zeker het vermelden waard zijn. Ik bespreek deze kort in de volgende paragrafen.
6.1 Comparatieve studie over Verhulsts vertaalde werken + uitgebreide receptiestudie
In het vijfde hoofdstuk van deze masterscriptie heb ik een receptiestudie verricht van
Verhulsts jongste vijf prozawerken. Hierbij heb ik de recensies van zijn vertaalde werken niet
in acht genomen. Het zou relevant, maar ook uitdagend kunnen zijn om onderzoek te doen
naar de vertaalde werken van Verhulst. Niet alleen de vertaalstrategieën kunnen worden
onderzocht, maar ook de mate waarin de recensies van vertaalde werken al dan niet
overeenstemmen qua oordeel met de recensies uit Vlaanderen en Nederland.
6.2 Liedjesteksten in de Nederlandse letterkunde
In het hoofdstuk over Verhulsts externe poëtica werd aangehaald dat hij zich in de media
regelmatig ontpopt tot muzikant of singer/songwriter. Zo werd zijn deelname aan Schrijver
zoekt zanger vermeld, waarvoor hij een liedjestekst schreef. Het zou interessant zijn om in een
scriptie ook de liedjesteksten te bestuderen van andere auteurs die deelnamen aan dit initiatief.
Bij een dergelijke studie kan de onderzoeker zich beperken tot de impliciete/expliciete interne
poëtica die aan de liedjesteksten kan worden gerelateerd en deze vervolgens aan de algemene
literatuuropvattingen van de desbetreffende auteur koppelen. Daarnaast kunnen ook
intermediaire relaties tussen tekst en muziek worden onderzocht. Liedjesteksten vormen over
het algemeen interessant onderzoeksmateriaal. Mijns inziens is dit een domein dat tot op
heden een al te verwaarloosde positie heeft ingenomen binnen de academische literatuur.
6.3 Close listening continued
In het hoofdstuk Close listening relateerde ik Verhulsts poëtica aan zijn luisterboeken.
Verhulst is niet de enige auteur die zijn eigen luisterboeken heeft ingesproken. Godfried
Bomans, Remco Campert, Tom Lanoye, Tommy Wieringa en Joost Zwagerman – om maar
enkele auteurs op te sommen – hebben dit ook gedaan. Het zou interessant kunnen zijn om
69
ook de luisterboeken van deze auteurs te bestuderen. Een vergelijkende studie kan hiervoor
een uitgangspunt vormen. Bovendien is er tot nog toe nog maar weinig onderzoek verricht
naar de literaire ervaring van luisteraars betreffende het accent van de voorlezer. Ik haalde
reeds aan dat Vlamingen over het algemeen moeilijk overweg kunnen met Nederlandse
accenten. (cf. supra) Men kan zich terecht afvragen of ook het omgekeerde het geval is:
hebben Nederlanders “een probleem” met Vlaamse accenten? De vakgroep Experimentele
Psychologie aan de Universiteit Gent zou hiervoor een mooie enquête kunnen opstellen.
6.4 Vergelijking boek en film
Verhulst heeft zijn grote doorbraak te danken aan zijn roman De helaasheid der dingen,
waarvoor hij meerdere prijzen ontving. Ook de gelijknamige verfilming door Felix van
Groeningen bleek succesvol en heeft ongetwijfeld tot Verhulsts populariteit bijgedragen.
Volgens recente artikels uit de pers zou in 2015 de verfilming van Problemski hotel uitkomen.
Tot slot werden de filmrechten voor Verhulsts jongste roman De laatkomer onlangs verkocht.
Deze snelle opeenvolging van cinematografische adaptaties kan een mooi onderwerp tot
onderzoek vormen, waarbij boek en film met elkaar worden vergeleken.
Algemene Conclusie
Uit deze masterscriptie is gebleken dat de expressieve poëtica Dimitri Verhulsts dominante
literatuuropvatting is. Dit lijkt althans zo bij een analyse van zijn interne poëtica. Verhulsts
jongste vijf werken zijn immers telkens in eerste instantie het resultaat van zijn geheel eigen
gedachten, gevoelens en opinies. In sommige werken lijkt het laatste woord uit de vorige zin
echter de bovenhand te nemen. De kritische “opinies” van de auteur nemen in Monoloog van
iemand die het gewoon werd tegen zichzelf te praten, De intrede van Christus in Brussel en –
zij het in iets mindere mate –De laatkomer een niet te verwaarlozen positie in. In deze drie
werken staat de auteur weliswaar nog steeds centraal, maar het valt moeilijk te ontkennen dat
Verhulst rekening houdt met zijn publiek, waarvan hij ‘het geweten wenst te kietelen’.
Bij een onderzoek naar Verhulsts externe poëtica valt op dat de auteur bij het schrijven
inderdaad zijn gevoelens en gedachten neerschrijft in zijn werken. Zijn emoties zijn zelfs
aanwezig in de boeken waarvan we aanvankelijk zouden vermoeden dat ze ver van zijn eigen
persoon liggen. In vele interviews, maar ook in zijn persoonlijke leven uitte Verhulst echter
ook zijn maatschappelijk engagement. Als we rekening houden met verschillende
70
biografische feiten, valt Verhulsts engagement (en dus zijn pragmatische poëtica) in de
periode 2010-2012 niet meer te ontkennen. Later distantieerde de auteur zich echter van zijn
pragmatische poëtica. Dit betekent daarom niet dat hij maatschappijkritiek verfoeit. Zo haalde
hij in zijn meest recente roman De laatkomer sterk uit naar de erbarmelijke omstandigheden
waarin ouderen de dood afwachten in bejaardenhuizen. Het maatschappelijk engagement blijft
met andere woorden alsnog sluimeren bij de auteur. Verhulst zou naar eigen zeggen zijn
maatschappijkritiek in de toekomst temperen. Hij zou zich alleszins niet meer met politiek
gaan bezighouden en de megafoon opbergen bij het geëngageerd schrijven. Deze evolutie is
parallel aan Verhulsts evolutie op vlak van expressieve poëtica: hij is milder geworden en op
een minder directe manier gaan schrijven.
Verhulsts luisterboeken passen bij zijn immer dominante expressieve poëtica, omdat de
positie van de auteur extra wordt beklemtoond in de literaire communicatie met de lezer. Toch
blijft Verhulst ook hier zijn pragmatische kant trouw door zijn werken niet al te schreeuwerig,
en opvallend voor te lezen. Hij heeft met andere woorden ook aandacht voor de lezer. Na een
grondige receptiestudie van zijn jongste vijf werken blijkt Verhulst af en toe wat geraakt te
zijn door negatieve kritieken. Niettemin weet hij te volharden in zijn standpunten en zijn
werken achteraf te verdedigen als hij de oordelen ongegrond acht. Ook deze recalcitrante
houding kunnen we koppelen aan de expressieve poëtica van de auteur.
Hiermee is uiteraard nog altijd niet alles gezegd over de literatuur van Dimitri Verhulst. Het
mag dan wel mogelijk zijn om bepaalde constanten en verschuivingen aan te duiden in zijn
poëtica, maar zijn literair werk is daarom niet minder uniek. Als schrijver blijft Verhulst zich
immer(s) heruitvinden. Zoals hij in het echte leven het ene moment besluit om
“varkensambassadeur” te worden en het andere moment besluit om naar Zweden te vluchten
in de armen van een oude geliefde, blijven zijn werken ook steeds verrassen. “Voorbij De
helaasheid” durft Verhulst zijn geweer al eens graag van schouder te veranderen, al schiet hij
volgens de literaire kritiek niet altijd raak. Doch, geen paniek. Dimitri heeft kogels zat.
71
Bibliografie
Inleiding
Brysbaert e.a. 2013
Marc Brysbaert, Paweł Mandera & Emmanuel Keuleers, ‘Naambekendheid van
fictieschrijvers in Vlaanderen: Resultaten van de auteurstest 2013.’ Gent,
Onderzoeksrapport Centrum voor Leesonderzoek, Vakgroep Experimentele
Psychologie, 2013.
1. Theoretisch kader
Abrams 1953
M.H. Abrams, The Mirror and the Lamp: Romantic Theory and the Critical Tradition.
New York, Oxford University Press, 1953.
Bork e.a. 2002
G.J. van Bork, H. Struik, P.J. Verkruijsse & G.J. Vis, Letterkundig lexicon voor de
neerlandistiek. (niet eerder gepubliceerd), 2002, g.p. (online geraadpleegd via website
DBNL)
Oversteegen 1982
J.J. Oversteegen, Beperkingen, Methodologische recepten en andere
vooronderstellingen in de moderne literatuurwetenschap. Utrecht, HES, 1982.
Pieters 2007
Jürgen Pieters, Beste lezer. Een inleiding in de algemene literatuurwetenschap. Gent,
Academia press, 2007.
Sötemann 1985
A.L Sötemann, Over poëtica en poëzie. Groningen, Wolters-Noordhoff, 1985.
Van den Akker 1985a
W.J. van den Akker, Een dichter schreit niet. Aspecten van M. Nijhoffs versexterne
poëtica. Utrecht, Veen, 1985.
Van den Akker 1985b
W.J. van den Akker, Een dichter schreit niet. Aspecten van M. Nijhoffs versexterne
poëtica. Deel ii Aantekeningen. Utrecht, Veen, 1985.
72
2. Interne poëtica Verhulst
De Strycker 2005
Carl de Strycker, ‘Een zoon van Boon: over de poëtica van Dimitri Verhulst.’ in
Neerlandica extra muros, 43, nr. 3, p.15-26, 2005.
Janssens 2006-2007
Hanne Janssens, Het oeuvre van Dimitri Verhulst en de institutionele kritiek: een
poëticaal-institutionele benadering. (masterscriptie), Gent, Universiteit Gent.,
academiejaar 2006-2007.
Maes 2009-2010
Tine Maes, ‘Ik was en bleef slechts wie ik was, probeer daar maar eens het beste van
te maken.’ Een vergelijkend onderzoek naar de externe en interne poëtica van Dimitri
Verhulst. (masterscriptie), Gent, Universiteit Gent, academiejaar 2009-2010.
Look 2010
Anne Look, ‘Senegal's colossal statue stirs big controversy’, in: Globalpost.com, 21-
01-2010, online geraadpleegd op 10-04-2014, op http://www.globalpost.com
/dispatch/senegal/100113/renaissance-monument-wade
Pauw en Witteman 2013
‘Dimitri Verhulst 15-05-2013’, online geraadpleegd op
http://pauwenwitteman.vara.nl/media/236324, op 18-03-2014.
Van Ginniken 1913
Jacobus van Ginniken, Handboek der Nederlandsche taal, Deel II. De sociologische
structuur onzer taal II. Nijmegen, L.C.G. Malmberg, 1914.
Verhulst 2010a
Dimitri Verhulst, De laatste liefde van mijn moeder, Amsterdam/Antwerpen, Contact,
2010.
Verhulst 2011a
Dimitri Verhulst, Monoloog van iemand die het gewoon werd tegen zichzelf te praten,
Amsterdam/Antwerpen, Contact, 2011.
Verhulst 2011b
Dimitri Verhulst, De intrede van Christus in Brussel, Amsterdam/Antwerpen, Contact,
2011.
73
Verhulst 2013
Dimitri Verhulst, De laatkomer, Amsterdam/Antwerpen, Contact, 2013.
Verhulst 2014
Dimitri Verhulst, Kaddisj voor een kut, Amsterdam/Antwerpen, Contact, 2014. (nog
niet gepubliceerd)
3. Externe Poëtica
Mimetische poëtica
Maes 2009-2010
Tine Maes, ‘Ik was en bleef slechts wie ik was, probeer daar maar eens het beste van
te maken.’ Een vergelijkend onderzoek naar de externe en interne poëtica van Dimitri
Verhulst. (masterscriptie), Gent, Universiteit Gent, academiejaar 2009-2010.
Meesters 2011
Joos Meesters,‘"Ik ben tot het einde in Frank Vandenbroucke blijven geloven", in: Het
Belang van Limburg, 13-08-2011.
Piryns, van Humbeeck 2013
Piet Piryns, Hubert van Humbeeck,‘Dimitri Verhulst: “scheiden doe je uit respect voor
de liefde”’, in: Knack, 16-05-2013.
Reyers laat 2013
‘Verhulst: ‘Ik blijf de man van De helaasheid der dingen’’, 14-05-2013, online
geraadpleegd op
http://deredactie.be/cm/vrtnieuws/cultuur%2Ben%2Bmedia/kunsten/1.1629720, op
04-02-2014.
Van Riet 2010
Jelle van Riet, ‘Dimitri Verhulst: wat voorafging aan De helaasheid der dingen’, in: De
Standaard, 28-08-2010.
Pragmatische poëtica
Anoniem 2010
Anoniem, ‘Dimitri Verhulst is eerste Vlaamse varkensambassadeur’, in: Het
Nieuwsblad, 20-03-2010.
74
Anoniem 2011a
Anoniem, ‘Gaia schakelt BV’s in tegen bont’, in: Het Nieuwsblad, 22-02-2011.
Anoniem 2011b
Anoniem, ‘Massapicknick tegen uitblijven regering op 7 mei’, in: Het Nieuwsblad, 27-
04-2011.
Anoniem 2011c
Anoniem, ‘Kunstenaars voeren actie tegen Vlaams-nationalisme’, in: De Standaard,
12-01-2011.
Anoniem 2011d
Anoniem, ‘Petitie federale kieskring verzamelde reeds 10.000 handtekeningen’, in: De
Standaard, 12-11-2011.
Anoniem 2012b
Anoniem, ’11 Vlaamse schrijvers uit bibliotheekrekken gehaald’, in: Deredactie.be,
01-12-2012. Online geraadpleegd op
http://deredactie.be/cm/vrtnieuws/cultuur%2Ben%2Bmedia/kunsten/1.1494695, op
05-02-2014.
De zevende dag 2012
‘Hoe durven ze?’ in De zevende dag, 08-01-2012, online geraadpleegd op
https://www.youtube.com/watch?v=qpcfMdP2Oxg#t=360, op 12-02-2014.
Pauw en Witteman 2013
‘Dimitri Verhulst 15-05-2013’, online geraadpleegd op
http://pauwenwitteman.vara.nl/media/236324, op 18-03-2014.
Piryns, van Humbeeck 2013
Piet Piryns, Hubert van Humbeeck,‘Dimitri Verhulst: “scheiden doe je uit respect voor
de liefde”’, in: Knack, 16-05-2013.
Van Riet 2010
Jelle van Riet, ‘Dimitri Verhulst: wat voorafging aan De helaasheid der dingen’, in: De
Standaard, 28-08-2010.
Verhulst 2010
Dimitri Verhulst, ‘Naar het eind van het foertisme. Over premier Elio Di Rupo’, in: De
Standaard, 30-05-2010.
75
Verhulst 2011
Dimitri Verhulst, ‘Woord vooraf’ in: Peter Mertens, Hoe durven ze? De euro, de crisis
en de grote hold-up, Antwerpen, EPO, 2011, p.11-15.
Expressieve poëtica
Anoniem 2013a
Anoniem, ‘Schrijver doet zelfde als hoofdpersonage: Hij verlaat vrouw voor
jeugdliefde’, in: Het Laatste Nieuws, 16-05-2013.
Anoniem 2013b
Anoniem, ‘Mijn brein beangstigt mij’, in: De Morgen, 15-05-2013.
Boon 2005
Louis Paul Boon, (teksteditie Kris Humbeeck et al.) De atoombom en het mannetje
met den bolhoed / Mijn kleine oorlog, in reeks ‘verzameld werk Louis Paul Boon, deel
4, Amsterdam, Arbeiderspers, 2005.
Bonne 2010
Evita Bonne, ‘De liefde tussen moeder en kind is niet heilig’, in: Het Belang van
Limburg, 7-17-08-2010.
LezenTV.nl 2011 (Youtube kanaal)
‘Dimitri Verhulst: De laatste liefde van mijn moeder’, 20-09-2010, online
geraadpleegd op https://www.youtube.com/watch?v=0DenQQBucy8, op 12-02-2014.
Plets 2013
Griet Plets, ‘Ik kan het steeds minder: mij goed voelen in een volkscafé’, in: De
Standaard, 18-05-2013.
Vrtradio1 2013 (Youtube kanaal)
‘Daan – Tienen // schrijver zoekt zanger, 09-10-2013, online geraadpleegd op
https://www.youtube.com/watch?v=_JuU_A5KinY, op 09-02-2014.
Van Riet 2010
Jelle van Riet, ‘Dimitri Verhulst: wat voorafging aan De helaasheid der dingen’, in: De
Standaard, 28-08-2010.
Ziarczyk 2013
Erik Ziarczyk, ‘Het huwelijk is een misdaadmilieu’, in: De Tijd, 16-05-2013.
76
Autonome poëtica + slotbeschouwing externe poëtica
Anoniem 2014
Anoniem, ‘Dimitri Verhulst schrijft Boekenweekgeschenk 2015’, in: NRC.nl/boeken,
17-04-2014. Online geraadpleegd op http://www.nrc.nl/boeken/2014/04/17/dimitri-
verhulst-schrijft-boekenweekgeschenk-2015/, op 05-05-2014.
De wereld draait door 2014
‘Dimitri Verhulst schrijft Boekenweekgeschenk 2015’, 17-04-2014, online
geraadpleegd op http://dewerelddraaitdoor.vara.nl/media/313145, op 20-05-2014.
Piryns, van Humbeeck 2013
Piet Piryns, Hubert van Humbeeck,‘Dimitri Verhulst: “scheiden doe je uit respect voor
de liefde”’, in: Knack, 16-05-2013.
Verhulst 2014
Dimitri Verhulst ‘Bezinning van een geconstipeerde opiniekwaker’, in: Samenleving
en Politiek, jaargang 21, nr. 2 (februari), p.64-69, 2014
4. Close listening: Verhulsts poëtica en diens luisterboeken
Audio en videofragmenten
(Voor audiofragmenten zie volgende link: https://www.youtube.com/watch?v=yUU_2II9W1Q)
Barthes 2011
Roland Barthes, (Voorgelezen door Fabrice Luchini), Fragments d’un discours
amoureux. Paris, Audiolib, 2011.
Nijmeegs boekenfeest 2013
‘Dimitri Verhulst leest voor uit zijn nieuwe roman ‘De laatkomer’ (opgenomen tijdens
het Nijmeegs boekenfeest op 16-03-2013)’, online geraadpleegd op
http://www.youtube.com/watch?v=ckYyktyij8M, op 16-02-2014.
Labro 2004
Philippe Labro (voorgelezen door Doninique Davin), Tomber sept fois, se relever huit.
Paris, Livres Audio V.D.B., 2004.
Verhulst 2006
77
Dimitri Verhulst, Mevrouw Verona daalt de heuvel af (luisterboek),
Amsterdam/Antwerpen, Contact, 2006.
Verhulst 2008
Dimitri Verhulst, Godverdomse dagen op een godverdomse bol (luisterboek),
Amsterdam/Antwerpen, Contact, 2008.
Verhulst 2010a
Dimitri Verhulst, De laatste liefde van mijn moeder (luisterboek),
Amsterdam/Antwerpen, Contact, 2010.
Verhulst 2010b
Dimitri Verhulst, De zeven laatste zinnen (luisterboek), Amsterdam/Antwerpen,
Contact, 2010.
Achtergrondinformatie en artikels
Accou 2013-2014
Trees Accou, De impact van auteurslezingen op de socio-economische situatie van de
auteur: een empirisch onderzoek. (masterscriptie), Antwerpen, Universiteit
Antwerpen, academiejaar 2013-2014.
Anoniem 2012a
Anoniem, ‘’Ik haat lezen’ campagne voorgesteld, in: Het Nieuwsblad, 28-02-2012.
Anoniem 2013
Anoniem, ‘Luisterboeken, vanzelfsprekend!’, online geraadpleegd op
http://www.luisterrijk.nl/page/LuisterboekenVanzelfsprekend, op 08-11-2013.
Berghmans 2007
Eva Berghmans, ‘Mijn humor is niet zwart, maar hoopvol’, in: De Standaard, 14-11-
2007.
Barthes 1982
Roland Barthes, ‘Ecoute’, in: Essais critiques III, Paris, Editions du Seuil, collection
Tel Quel 1982, p.179-189.
Beel 2008
Veerle Beel, ‘Boeken lezen met je oren’, in: De Standaard, 30-01-2008.
Broek 2007
78
Gretel Van den Broek, ‘De levensles van nonkel Dimitri’, in: De Standaard, 09-03-
2007.
Dierickx 2006-2007
Jelle Dierickx, Het hoofd van Orpheus in de spiegel. Een onderzoek naar de
convergentiepunten tussen muziek en poëzie na 1945. (doctoraat), Gent, Universiteit
Gent, academiejaar 2006-2007.
Hoefkens 2011
Kristof Hoefkens, ‘Vlamingen luisteren niet naar boeken’, in: De Standaard, 04-10-
2011.
Maes 2009-2010
Tine Maes, ‘Ik was en bleef slechts wie ik was, probeer daar maar eens het beste van
te maken.’ Een vergelijkend onderzoek naar de externe en interne poëtica van Dimitri
Verhulst. (masterscriptie), Gent, Universiteit Gent, academiejaar 2009-2010.
Peppelenbos 2013
Coen peppelenbos, ‘Nieuws: 25.000 exemplaren verkocht van De laatkomer van
Dimitri Verhulst in 5 dagen.’ in: Tzum literair weblog, 24-05-2013, online
geraadpleegd op 06-03-2014, op http://www.tzum.info/2013/05/nieuws-25-000-
exemplaren-van-de-laatkomer-van-dimitri-verhulst-verkocht-in-5-dagen/
Posthuma 2007
Jente Posthuma, ‘Misschien moet ik toch eens een kaars in mijn gat steken’, in: De
Groene Amsterdammer, 09-03-2007.
Steenhaut 2007
Dirk Steenhaut, ‘Ik was de sul van de klas die altijd naar klassieke muziek luisterde’,
in: De Morgen, 08-08-2007.
West 1995
Billy R. West, ‘The art and science of audio book production’, Washington D.C.,
National Library Service for the Blind and Physically Handicapped, The Library of
Congress, 1995.
4. Receptiestudie
De laatste liefde van mijn moeder
Kranten- en tijdschriftartikels Vlaanderen
79
Anoniem 2010
Anoniem, ‘Tragikomische tocht naar het Zwarte woud’, in: Metro, 31-08-2010.
Cloostermans 2010
Mark Cloostermans, ‘De snotaap of de stiefvader’ in: De Standaard, 20-08-2010.
De Ruyck 2010
Jo de Ruyck, ‘Terug naar de Helaasheid’, in: Het Nieuwsblad, 17-08-2010.
De Stycker 2010a
Carl De Strycker, ‘Uitgelezen. Dimitri Verhulst – De laatste liefde van mijn moeder’,
in: Leeswolf, 01-01-2010, online geraadpleegd op www.leewolf.be, op 15-11-2014.
Hellemans 2010
Frank Hellemans, ‘Hilarisch proletarisch’ in: Knack, 18-08-2010.
Holthof 2010
Marc Holthof, ‘Dolkomische banaliteit arm in arm met tragiek Dimitri Verhulst
schrijft met 'De laatste liefde aan mijn moeder' tiende roman in evenveel jaar’ in: De
Tijd, 27-08-2010.
Leyman 2010
Dirk Leyman, 'Groeten uit het Zwarte Woud', in: De Morgen, 25-08-2010.
Kranten- en tijdschriftartikels Nederland
De Jong 2010
Annet de Jong, ‘Lichtvoetige en speelse nieuwe Verhulst’, in: De Telegraaf, 20-08-
2010.
Etty 2010
Elsbeth Etty, 'Fi-lo-soof! Te schande maak je ons'; Verhulst rekent nog één keer
fictief, maar grondig af met zijn stupide ouders en hun asociale milieu’, in: NRC
Handelsblad, 20-08-2010.
Goedegebuure 2010
Jaap Goedegebuure, ‘De lach wint het van de traan’ in: Het Financieele Dagblad, 18-
09-2010.
80
Pruis 2010
Marja Pruis, ‘Dimitri Verhulst, De laatste liefde van mijn moeder.
Herman Brusselmans, Trager dan de snelheid’, in: De Groene Amsterdammer, 25-08-
2010.
Seghers 2011
Delphine Segers, ‘Een tragedie, vermomd als komedie. Dimitri Verhulsts “De laatste
liefde van mijn moeder”’, in: Ons Erfdeel, nr. 1 , p. 159-160, 2011.
De zeven laatste zinnen
Kranten- en tijdschriftartikels Vlaanderen
Anoniem 2011
Anoniem, ‘Het lijden van Christus door de ogen van Dimitri Verhulst’, in: Metro, 04-
10-2010.
De Stycker 2010b
Carl De Strycker, ‘Uitgelezen. Dimitri Verhulst – De zeven laatste zinnen’, in:
Leeswolf, 01-01-2011, online geraadpleegd op www.leewolf.be, op 15-11-2014.
Leyman 2010
Dirk Leyman, ‘Kort Nederlands’, in: De Morgen, 26-10-2010.
Monoloog van iemand die het gewoon werd tegen zichzelf te praten
Kranten- en tijdschriftartikels Vlaanderen
Anoniem 2011
Anoniem, ‘Monoloog van iemand die het gewoon werd tegen zichzelf te praten’, in:
Sport Voetbalmagazine, 31-08-2011.
Declercq 2011
‘Een roemloze dood in een troosteloos bed’, in: De Morgen, 17-08-2011.
Hellemans 2011a
Frank Hellemans, ‘Dimitri Verhulst - Monoloog van iemand die het gewoon werd
tegen zichzelf te praten’, in: Knack, 22-08-2011.
81
Schaevers 2011
Mark Schaevers, ‘Dimitri Verhulst – De intrede van Chistus in Brussel’, in: Humo, 28-
09-2011.
Van Ongevalle
Filip van Ongevalle, ‘De vergeten Verhulst’, in: De Standaard, 22-07-2011.
Kranten- en tijdschriftartikels Nederland
Kort 2011
Sebastiaan Kort, ‘Het gevecht om het cliché eronder te krijgen. Twee boeken van
Dimitri Verhulst’, in: Ons Erfdeel, nr.2, p. 140-141, 2012.
De intrede van Christus in Brussel
Kranten- en tijdschriftartikels Vlaanderen
Anoniem 2011a
Anoniem, ‘Sprankelend oudeventengezeur’, in: Metro, 10-10-2011.
Anoniem 2011b
Anoniem, ‘Minicursus België voor beginners’, in: De Gazet van Antwerpen, 22-09-
2011.
Cloostermans 2011
Mark Cloostermans, ‘Malecolumn over België’, in: De Standaard, 23-09-2011.
De Stycker 2011
Carl De Strycker, ‘Uitgelezen. Dimitri Verhulst – De intrede van Christus in Brussel’,
in: Leeswolf, 31-12-2011, online geraadpleegd op www.leewolf.be, op 15-11-2014.
Hellemans 2011b
Frank Hellemans, ‘Kruisweg zonder kloten’, in: Knack, 21-09-2011.
Holthof 2011
Marc Holthof, ‘In de voetsporen van James Ensor’, in: De Tijd, 22-09-2011.
Leyman 2011
Dirk Leyman, ‘Wachten op Christus met Dimitri Verhulst’, in: De Morgen, 21-09-
2011.
Schaevers 2011
82
Mark Schaevers, ‘Dimitri Verhulst – De intrede van Chistus in Brussel, in: Humo, 28-
09-2011.
Kranten- en tijdschriftartikels Nederland
De Vries 2011
Joost de Vries, ‘Dimitri Verhulst, De intrede van Christus in Brussel. Goedgemutste
humor’, in: De groene Amsterdammer, 26-10-2011.
Kort 2011
Sebastiaan Kort, ‘Het gevecht om het cliché eronder te krijgen. Twee boeken van
Dimitri Verhulst’, in: Ons Erfdeel, nr.2, p. 140-141, 2012.
Start 2011
Irene Start, ‘Jezus komt’, in: Elsevier, 24-09-2011.
De laatkomer
Kranten- en tijdschriftartikels Vlaanderen
Anoniem 2013
Anoniem 2013, ‘Voorbij de grap, recht in de ziel’, in: Metro, 16-05-2013.
Cloostermans 2013
Mark Cloostermans, ‘Ontsnapt aan het gebabbel’, in De Standaard, 17-05-2013.
De Stycker 2013
Carl De Strycker, ‘Uitgelezen. Dimitri Verhulst – De laatkomer’, in: Leeswolf, 15-06-
2013, online geraadpleegd op www.leewolf.be, op 15-11-2014.
Kranten- en tijdschriftartikels Nederland
De Vries 2011
Joost de Vries, ‘Dimitri Verhulst, De laatkomer. Goedgemutste humor’, in: De Groene
Amsterdammer, 29-05-2013.
Etty 2013
Elsbeth Etty, ‘Een hedendaagse “Lof der zotheid”. “De laatkomer” van Dimitri
Verhulst’, in: Ons Erfdeel, nr.4, p. 142-143, 2013.
Peters 2013
Arjan Peters, ‘Dimitri Verhulst. Novelle’, in De Volkskrant, 25-05-2013.
83
Artikels over de invloed van de literaire kritiek op Verhulsts literatuuropvatting
De Ruyck 2011
Jo de Ruyck, ‘Dimitri Verhulst weigert interviews over boek’ in: Het Nieuwsblad, 06-
09-2011.
Maes 2009-2010
Tine Maes, ‘Ik was en bleef slechts wie ik was, probeer daar maar eens het beste van
te maken.’ Een vergelijkend onderzoek naar de externe en interne poëtica van Dimitri
Verhulst. (masterscriptie), Gent, Universiteit Gent, academiejaar 2009-2010.
Peppelenbos 2013
Coen peppelenbos, ‘Nieuws: Dimitri Verhulst verwerpt De intrede van Christus in
Brussel’ in: Tzum literair weblog, 18-05-2013, online geraadpleegd op 06-03-2014, op
http://www.tzum.info/2013/05/nieuws-dimitri-verhulst-verwerpt-de-intrede-van-
christus-in-brussel/
Plets 2013
Griet Plets, ‘Ik kan het steeds minder: mij goed voelen in een volkscafé’, in: De
Standaard, 18-05-2013.
Rutten 2013
Christof Rutten, ‘Dimitri verhulst "Ik verdien 1,2 euro per boek, dan moet je veel
verkopen, in: De Gazet van Antwerpen, 18-05-2013.
Verhulst 2014a
Dimitri Verhulst ‘Bezinning van een geconstipeerde opiniekwaker’, in: Samenleving
en politiek, jaargang 21, nr. 2 (februari), p.64-69, 2014.
Verhulst 2014b
Dimitri Verhulst, Kaddisj voor een kut, Amsterdam/Antwerpen, Contact, 2014. (nog
niet gepubliceerd)
Ziarczyk 2013
Erik Ziarczyk, ‘Het huwelijk is een misdaadmilieu’, in: De Tijd, 16-05-2013.