Tocquevilles vivisectie van de democratie

28
doi: 10.2143/TVF.74.3.2174109 © 2012 by Tijdschrift voor Filosofie. All rights reserved. Tijdschrift voor Filosofie, 74/2012, p. 533-560 TOCQUEVILLES VIVISECTIE VAN DE DEMOCRATIE NU OOK VERKRIJGBAAR IN HET NEDERLANDS door Luk Sanders (Leuven/Brussel) Tocqueville juge la démocratie moderne en aristocrate vaincu et convaincu que son vainqueur a raison François Guizot 1 Nederlandstalige academici lezen hun klassiekers vaak liever in een Engelse verta- ling dan in een Nederlandse. Dat is niet alleen om talenkennis te etaleren, want bij ons werd niet altijd even hard geïnvesteerd in goede vertalingen. Zo verschenen eind vorige eeuw nogal wat Nederlandse calques die stiekem slechts gedeeltelijke vertalin- gen waren. Zelden stond dat op de cover en in het voorwoord van de vertaler werd dan sussend verzekerd dat ‘eigenlijk’ toch wel alles in dat boek staat. Na lectuur van dat soort Franse (zoals Over de geest der wetten), Engelse (zoals Leviathan) of Duitse klassiekers (zoals Fenomenologie van de geest), riskeerde je dan bijvoorbeeld te beslui- ten dat religie daarin amper aan bod kwam. Religie is kennelijk een thema dat de Luk SANDERS (1967) is lector aan de Evangelische Theologische Faculteit te Leuven en vorser aan het Studiecentrum voor Veiligheid en Defensie van het Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie te Brussel. Hij bereidt een doctoraat voor aan de Universiteit Antwerpen over ‘De plaats van religie in het politieke denken van Alexis de Tocqueville’. Publicaties: Politiek voorbij de transcendentie? Over democratie en mystiek, Kapellen — Kampen, Pelckmans — Klement, 2005; redactie van Heeft de burger nog zin? Essays in burgerzin, Antwerpen, Garant, 2003 en (in coredactie met Carl Devos) Politieke ideologieën in Vlaanderen, Antwerpen, Standaard-Uitgeverij, 2008; ‘Democratie en Religie’, in: Fr. Ankersmit, A. Kinneging e.a. (Red.), Tocqueville, profeet van de moderne democratie, Rotter- dam, Lemniscaat, 2012; ‘Alexis de Tocqueville sur la séparation de l’Église et de l’État. Aux États- Unis et en France’, The European Journal for Church and State Research 12 (2012), in druk. 1 Deze passage uit een brief (gedateerd op 30 juni 1856) van Guizot aan Tocqueville zelf, werd geciteerd door Jean-Claude Lamberti in A. DE T OCQUEVILLE, Œuvres, II, Paris, Gallimard, 1992, p. IX.

Transcript of Tocquevilles vivisectie van de democratie

doi: 10.2143/TVF.74.3.2174109© 2012 by Tijdschrift voor Filosofie. All rights reserved.

Tijdschrift voor Filosofie, 74/2012, p. 533-560

TOCQUEVILLES VIVISECTIE

VAN DE DEMOCRATIE

NU OOK VERKRIJGBAAR IN HET NEDERLANDS

door Luk Sanders (Leuven/Brussel)

Tocqueville juge la démocratie moderneen aristocrate vaincu et convaincu

que son vainqueur a raison

François Guizot1

Nederlandstalige academici lezen hun klassiekers vaak liever in een Engelse verta-ling dan in een Nederlandse. Dat is niet alleen om talenkennis te etaleren, want bij ons werd niet altijd even hard geïnvesteerd in goede vertalingen. Zo verschenen eind vorige eeuw nogal wat Nederlandse calques die stiekem slechts gedeeltelijke vertalin-gen waren. Zelden stond dat op de cover en in het voorwoord van de vertaler werd dan sussend verzekerd dat ‘eigenlijk’ toch wel alles in dat boek staat. Na lectuur van dat soort Franse (zoals Over de geest der wetten), Engelse (zoals Leviathan) of Duitse klassiekers (zoals Fenomenologie van de geest), riskeerde je dan bijvoorbeeld te beslui-ten dat religie daarin amper aan bod kwam. Religie is kennelijk een thema dat de

Luk SanderS (1967) is lector aan de Evangelische Theologische Faculteit te Leuven en vorser aan het Studiecentrum voor Veiligheid en Defensie van het Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie te Brussel. Hij bereidt een doctoraat voor aan de Universiteit Antwerpen over ‘De plaats van religie in het politieke denken van Alexis de Tocqueville’. Publicaties: Politiek voorbij de transcendentie? Over democratie en mystiek, Kapellen — Kampen, Pelckmans — Klement, 2005; redactie van Heeft de burger nog zin? Essays in burgerzin, Antwerpen, Garant, 2003 en (in coredactie met Carl Devos) Politieke ideologieën in Vlaanderen, Antwerpen, Standaard-Uitgeverij, 2008; ‘Democratie en Religie’, in: Fr. Ankersmit, A. Kinneging e.a. (Red.), Tocqueville, profeet van de moderne democratie, Rotter-dam, Lemniscaat, 2012; ‘Alexis de Tocqueville sur la séparation de l’Église et de l’État. Aux États-Unis et en France’, The European Journal for Church and State Research 12 (2012), in druk.

1 Deze passage uit een brief (gedateerd op 30 juni 1856) van Guizot aan Tocqueville zelf, werd geciteerd door Jean-Claude Lamberti in A. de Tocqueville, Œuvres, II, Paris, Gallimard, 1992, p. IX.

95731_TSvFilosofie_2012/3_06.indd 533 3/10/12 07:44

534 Luk SANDERS

logica van filosofische synopsissen moeilijk overleeft. Zo verging het tot voor kort ook de Nederlandse vertalingen van De la démocratie en Amérique.2

Gelukkig werden de afgelopen jaren mooie inhaalbewegingen gemaakt en het is verheugend dat ook De la démocratie en Amérique van Alexis de Tocqueville nu eindelijk in volledige Nederlandse vertaling beschikbaar is: Over de democratie in Amerika.3 Het is een sterke uitgave waarin zwaar werd geïnvesteerd.

In deze studie zal De la démocratie en Amérique vooreerst inhoudelijk besproken worden, om aansluitend de receptie ervan te overlopen, vooral in de VS en Frank-rijk. Vervolgens wordt de hier voorliggende publicatie Over de democratie in Amerika onder de loep genomen. Daarbij wordt een kritische blik geworpen op de vertaling, op de indeling en opbouw en ten slotte op de nabeschouwing van Andreas Kinneging.

1. De inhoud van De la Démocratie en amérique

Wie De la démocratie en Amérique voor het eerst openslaat zal verbaasd zijn over de toegankelijkheid ervan. Alles klinkt helder, intrigerend en overtuigend. Je hoeft geen filosoof te zijn om ervan te genieten. Sterker nog, de filosoof riskeert het taaier te vinden dan de leek. Marcel Gauchet spreekt in dit verband “van zijn schijnbare en bedrieglijke eenvoud”.4 Het is immers door een heel aandachtige lezing van het boek dat de moeilijkheden zichtbaar worden.

Het boek bevat bijna honderd hoofdstukken en in mijn bespreking van het eerste boekdeel zal ik bijzondere aandacht verlenen aan de inleiding en het voorlaatste hoofdstuk. Het tweede boekdeel zal algemener worden besproken.

De inleiding behoort tot de belangrijkste hoofdstukken van het boek. Daarin wordt onder meer een dialectische geschiedenis ontvouwd van de Franse samenle-ving die gedetermineerd is richting gelijkheid. De kiem en de stuwende kracht achter de oprukkende democratie is volgens Tocqueville immers de égalité des con-ditions. Vanaf de elfde eeuw zag hij, onder impuls van talloze actoren, technologi-sche ontwikkelingen en maatschappelijke evoluties, elke vijftig jaar de adel een stapje dalen op de sociale ladder en de burgerij een stapje stijgen; “allen werden ze

2 De bekendste was A. de Tocqueville, De democratie in Amerika. Vertaling J.M. vaiSSier, Kampen, Kok Agora, 1990.

3 Alexis de Tocqueville, Over de democratie in Amerika. Integrale editie met alle tekstvari-anten. Boek I (1835) / Boek II (1840). Vert. door H. daalder en St. van luchene, bewerkt door Andreas Kinneging. Met een uitgebreide nabeschouwing door Andreas Kinneging. Rotterdam, Lemniscaat, 2011, 24 x 16, 1166 p., / 64,50. Paginaverwijzingen naar deze uitgave staan in deze studie tussen rechte haakjes.

4 M. gaucheT, ‘Tocqueville, l’Amérique et nous. Sur la genèse des sociétés démocratiques’, Libre. Politique - anthropologie - philosophie 7/1980, pp. 43-120 (p. 44): “[…] de son apparente et fausse simplicité”.

95731_TSvFilosofie_2012/3_06.indd 534 3/10/12 07:44

TOCQUEVILLES VIVISECTIE VAN DE DEMOCRATIE 535

dezelfde weg opgeduwd, en allen hebben ze gezamenlijk geijverd, sommige huns ondanks, anderen zonder het te weten, als blinde instrumenten in de hand van God”. [p. 22]

In zijn poging de prehistorie van de moderne democratie te reconstrueren, ont-maskert Tocqueville de illusie van de Franse Revolutie als een radicaal begin.5 Gezien het historische kluwen dat voorafging aan de revolutie, meent hij dat het quasi onmogelijk was uit te maken wat in zijn land nu authentiek democratisch was en wat slechts tijdelijke afrekeningen waren met het aristocratische verleden. Om die reden besluit hij een studiereis aan te vatten naar de Verenigde Staten van Ame-rika. Daar kon de democratie immers worden in kaart gebracht (of ‘gevivisecteerd’) op een tabula rasa van de geschiedenis,6 aldus Tocqueville: “Men vindt er overwin-naars noch overwonnenen, standen noch vooroordelen omwille van geboorte of beroep.”7 Hij is hierin behoorlijk categoriek:

Amerika is het enige land […] waar het mogelijk is geweest de invloed vast te stellen die het vertrekpunt op de toekomst van de deelstaten heeft gehad. […] Wanneer men […] het politieke en sociale bestel van dat land zorgvuldig onderzoekt, voelt men zich ten diepste overtuigd van deze waarheid: dat er geen opinie, geen gewoonte, geen wet, ik zou kunnen zeggen geen gebeurte-nis is, die niet moeiteloos door het vertrekpunt verklaard wordt. [pp. 45-6]8

Na zijn verblijf in de VS heeft Tocqueville in zijn eigen land nog bijkomend studiewerk verricht en dat alles condenseerde dus in de twee boekdelen van De la démocratie en Amérique. Daaruit bleek dat — vier eeuwen na het culturele heront-waken van Europa — Tocqueville in Amerika tot het inzicht was gekomen dat de menselijke geschiedenis op haar definitieve keerpunt stond van de Oude naar de Nieuwe Tijd. Het politieke model dat bij de Nieuwe Tijd hoorde was ‘demo-cratie’. Claude Lefort stelde meermaals dat Tocqueville zich onderscheidt van zijn

5 F. FureT, Penser la Révolution française, Paris, Gallimard, 1978, p. 33; Cl. leForT, ‘Perma-nence du théologico-politique?’, in: id., Essais sur le politique (XIXe-XXe) siècles (coll. Esprit), Paris, Seuil, 1986, pp. 251-300 (p. 299).

6 In zijn ‘Tocqueville, l’Amérique et nous’ verzette Marcel Gauchet zich heftig tegen deze gedachte. Cf. infra.

7 A. de Tocqueville, Voyage en Amérique, in: id., Œuvres, I, Paris, Gallimard, 1991, p. 253: “On ne voit ni vainqueur ni vaincu ni roturier ni noble, ni préjugés de naissance, ni préjugés de profession.”

8 Dat vertrekpunt viel samen met de aankomst der Engelse puriteinen in de VS, the Pilgrims, the Founding Fathers. Tocqueville merkt op dat ze allen dezelfde taal spraken. Ze kwamen ook allen uit een land dat verziekt was door partijtwisten, maar die zouden hen een politieke educatie hebben bijgebracht; zij hadden aldus meer noties van rechten en meer principes van vrijheid dan de meeste andere Europese volken. ‘Gemeentelijk zelfbestuur’ en ‘volkssoevereiniteit’ waren voor hen vanzelf-sprekend. Ook de razende godsdiensttwisten hadden in Engeland positieve neveneffecten gehad, ze hadden het onderwijs versterkt en de zeden gezuiverd… “Al deze algemene trekken van de natie waren min of meer terug te vinden in de fysionomie van diegenen van haar zonen die een nieuwe toekomst waren gaan zoeken op de kusten aan de overzijde van de oceaan.” [p. 46]

95731_TSvFilosofie_2012/3_06.indd 535 3/10/12 07:44

536 Luk SANDERS

tijdgenoten doordat hij de democratie veeleer opvatte als een maatschappijvorm dan enkel als een politiek regime.9 Voortdurend contrasteerde hij democratie met aris-tocratie als twee verschillende vormen van menselijk (samen)zijn.

Tocqueville beleeft die historische mutatie intens. Hij was een geboren aristo-craat; in zijn hart is hij dat ook altijd gebleven, maar zijn verstand heeft zich bekeerd tot de democratie. Voor hedendaagse westerlingen is de democratie bezaaid met blinde vlekken — de vis heeft geen weet van het water — maar voor Tocqueville begon alles vanuit verwondering.

De la démocratie en Amérique bevat een dubbele rode draad. Ten eerste wordt de lezer een indrukwekkende beschrijving aangeboden van de moderne democratie als zodanig. Volgens Kinneging is die “zonder precedent en ongeëvenaard”. [p. 1096] Ten tweede wordt het Amerikaanse culturele leven beschreven, in het bijzonder de Amerikaanse politieke cultuur. Dat Tocqueville hier tweemaal de roos heeft getrof-fen, kan misschien blijken uit de woorden waarmee Harvey Mansfield en Delba Winthrop het voorwoord van hun gezaghebbende vertaling openden: “De la démo-cratie en Amérique is tegelijk het beste boek ooit over democratie en het beste boek ooit over Amerika.”10 Niettemin heeft het boek een eenduidig doel: meer maat-schappelijke harmonie in Frankrijk. De la démocratie werd niet geschreven als l’art pour l’art; op tactische wijze tracht de auteur zijn Franse lezers te overtuigen van veel dingen. Zo presenteert Tocqueville zich in het boek als gelovige, zonder dat hij dat was (cf. infra). Hij koesterde nooit academische ambities en zijn werken gaven niet altijd zijn diepste gedachten weer.11 Dat is overigens één van de redenen waarom De la démocratie niet zonder reserve een filosofieboek genoemd kan wor-den. Tocqueville was een man van politieke actie — hij is vele jaren parlementslid geweest en zelfs minister van Buitenlandse Zaken — en met zijn boek hoopte hij Amerikaanse oplossingen te vinden voor Franse problemen.

De dubbele rode draad door De la démocratie heen is niet bevorderlijk voor de helderheid van het (op het eerste gezicht zo heldere) boek. Het descriptieve en het normatieve vloeien in elkaar over. Het is niet altijd duidelijk wanneer Tocqueville de Amerikaanse politiek zakelijk beschrijft, wanneer hij de ideale democratie voor-schrijft of wanneer hij de Fransen stiekem op betere gedachten wil brengen.12

9 Zie o.m. Cl. leForT, ‘La question de la démocratie’, in: id., Essais sur le politique (XIXe- XXe siècles), pp. 17-30 (p. 23).

10 A. de Tocqueville, Democracy in America, Chicago, Chicago UP, 2000, p. xvii: “Democracy in America is at once the best book ever written on democracy and the best book ever written on America.”

11 Een van de laatste brieven die Tocqueville vanuit Amerika stuurde naar Europa was gericht aan zijn vader. Daarin legde hij uit hoe hij zijn notities verwerkte en hij merkt daarbij op: “niet elke waarheid is goed om zeggen”. (A. de Tocqueville, Œuvres complètes, VII, Paris, Michel Lévy Frères, 1866, p. 110.)

12 Zo beschrijft hij de ene keer afstandelijk het Amerikaanse subsidiariteitsmodel [p. 56], dat in schril contrast stond met het Franse staatsmodel dat even centraal bestuurd werd als de gehate Rooms-katholieke kerk. Maar een heel stuk verder schrijft hij broodnuchter dat de staat niet meer dan een noodzakelijk kwaad is. [p. 223]

95731_TSvFilosofie_2012/3_06.indd 536 3/10/12 07:44

TOCQUEVILLES VIVISECTIE VAN DE DEMOCRATIE 537

In zijn beschrijving van de moderne democratie én van the American way of life hecht Tocqueville veel belang aan de oeverloze consequenties van de égalité des con-ditions, dus van de gelijkheid van bestaanscondities. Hij vindt die consequenties niet alleen terug in maatschappelijke verbanden en politieke instituties, maar ook in mechanismen die spelen op het niveau van het individu. Hij heeft het dan over opinievorming, kennisverwerking, de studie van de geschiedenis, zelfs hoe de poë-zie erdoor beïnvloed werd, de Engelse taal, de industrie, het verenigingsleven, het gezinsleven, het onderwijs, het erfrecht, de oorlogsvoering…

Tocqueville blijkt erg bevreesd te zijn dat de gevolgen van de maatschappelijke gelijkheid — d.i. de democratische vrijheden — zouden leiden tot strijdige en des-tructieve verlangens onder het volk, tot materialisme en individualisme, om uitein-delijk te eroderen tot tirannie of despotisme. Dat klinkt als een vage echo van Plato, maar Tocqueville is een van de zeldzame moderne auteurs die uitvoerig heeft gewe-zen op de valkuilen van de democratie, zonder haar uit te hollen (zoals Marx) of integraal af te wijzen (zoals Nietzsche). Tocqueville is altijd een koele minnaar van de democratie gebleven; hij vreesde wat hij liefhad. In een notitie die hij voor zich-zelf schreef, getiteld Mon instinct, mes opinions, schreef hij: “Vanuit mijn hoofd heb ik sympathie voor de democratische instellingen, maar van instinct ben ik aristo-craat, dat wil zeggen dat ik de massa veracht en vrees”.13

Wanneer Tocqueville een authentiek democratisch fenomeen beschrijft, vraagt hij zich daarbij steevast af wat daar de keerzijde van is. Zo beschrijft hij hoe de vrij-heid die aan alle burgers gelijkelijk wordt toegekend, riskeert af te glijden naar anonimiteit en despotisme. De bevestiging van het verschil van geloof, meningen en gewoonten kan worden tenietgedaan door de heerschappij van de uniformiteit, zoals de geest van vernieuwing kan worden besmet door een ziekelijke consumptie-drang.

Net als de inleiding is ook het voorlaatste hoofdstuk van het eerste boekdeel van belang om de essentie van het hele werk te vatten. Het heet: “Over de voornaamste oorzaken die bijdragen aan het behoud van de democratische republiek in de Ver-enigde Staten”. Jean-Claude Lamberti noemde dat “Het ware slothoofdstuk van het eerste deel van De la démocratie”.14

In de eerste twee zinnen constateert Tocqueville dat de VS nog altijd bestaan en dat het hoofddoel van zijn boek was om die vaststelling te verklaren. Hij meende dat democratie geneigd is zichzelf te ondergraven; hij vroeg zich verbaasd af hoe de Amerikaanse democratie dan zo duurzaam kon zijn. Op het eerste gezicht ziet Tocqueville hiervoor drie groepen van mogelijke oorzaken die hij eerst toelicht en vervolgens evalueert.

13 A. redier, Comme disait monsieur de Tocqueville…, Paris, Perrin, 1925, p. 48: “J’ai pour les institutions démocratiques un goût de tête, mais je suis aristocratique par l’instinct, c’est-à-dire que je méprise et crains la foule.”

14 A. de Tocqueville, Œuvres, II, Paris, Gallimard, 1992, p. 930.“Le véritable chapitre de con-clusion de De la démocratie en Amérique de 1835 est l’avant-dernier […].”

95731_TSvFilosofie_2012/3_06.indd 537 3/10/12 07:44

538 Luk SANDERS

Het hoofdstuk vat aan met de zogenaamd “toevallige of providentiële oorzaken”. Grotendeels was dat wat in marxistisch jargon ‘de materiële onderbouw van de samen-leving’ wordt genoemd. Daarin wijst hij op de voordelen van de vele natuurlijke gren-zen en bodemrijkdommen van de VS en van de afwezigheid van grote metropolen en in tegenstelling tot de Fransen, moesten de Amerikanen ook geen oude structuren vernietigen om de democratie in te stellen. Ten tweede ziet Tocqueville de invloed van formele normering (wetgeving) op het behoud van de Amerikaanse democratie. Daar-voor verwijst hij grotendeels naar zijn eigen uitweidingen daarover eerder in het boek. Tot slot ziet Tocqueville een informele normering als verklaring waarom de VS zo’n stabiele democratie was. Hij heeft het dan over de Amerikaanse moraal.

Tocqueville vindt het belang van die toevallige of providentiële (veelal materialis-tische) oorzaken zeer betrekkelijk.15 De Spanjaarden in Zuid-Amerika genoten immers diezelfde fysische condities, maar bij gebrek aan buitenlandse vijanden zijn ze maar elkaars hoofd beginnen inslaan. De natuurlijke rijkdommen in Zuid-Ame-rika bleken bovendien nog weelderiger dan die van Noord-Amerika en toch vertoe-ven de ellendigste volkeren ter wereld precies in dat continent, aldus Tocqueville. Maar ook het belang van formele normering vindt hij betrekkelijk. Mexico zou zich een vergelijkbare wetgeving hebben toegeëigend als de VS en toch kunnen de Mexi-canen zich onmogelijk schikken in een democratische levenswijze. Zelfs binnen de VS ziet hij interne verschillen. Hoe meer hij in westelijke richting trok, hoe meer de beschaving afnam.16 Maar net als Montesquieu, meende Tocqueville dat wetten maar interessant zijn in hun verhouding tot de zeden, de maatschappelijke toestand en de particuliere omstandigheden van een volk. Volgens Tocqueville zijn het vooral de informele normen die een democratie op de sporen houdt; les mœurs zijn (ofschoon minder zichtbaar) belangrijker dan les lois. De vraag die zich dan opdringt is welke zeden de democratie stabiel houden. Is het de Amerikanen hun koopmansgeest, hun verenigingsdrift of hun ethiek van het welbegrepen eigenbe-lang? Het antwoord klinkt surrealistisch in Europese oren, maar voor Tocqueville heeft dat bijna alles te maken met de religieuze moraal die heerst in de VS. Hij was daarover zelf stupéfait: “Bij mijn aankomst in Amerika werd mijn blik allereerst getroffen door de religieuze aanblik van het land.” [p. 319] Tijdens zijn verblijf ont-dekt hij daar de immense politieke consequenties van.

15 Tocqueville liet geen gelegenheid onbenut om zijn afkeer van het materialisme te ventileren. Hij lijkt alsmaar het idealisme te willen prediken. Gebeurlijk zwaait hij dan met Plato om zijn stel-lingen kracht bij te zetten (cf. [p. 582] en A. de Tocqueville, Œuvres complètes, V, Paris, Michel Lévy Frères, 1860, p. 324). Maar de facto is Tocquevilles denken pragmatisch en leunt het dichter aan bij Aristoteles dan bij Plato. In zijn nabeschouwing merkt Kinneging op dat Tocqueville zich nooit schijnt te hebben verdiept in Aristoteles’ geschriften. Van Plato heeft hij wel wat gelezen, maar hij zou er niet te veel van hebben opgestoken. Terecht voegt hij daaraan toe: “hij had beter de Politeia kunnen lezen”. [p. 1092]

16 Ten tijde van Tocqueville waren de Europeanen in hun Amerikaanse veroveringstocht immers nog niet gearriveerd aan de westkust. Indianen werden nog steeds verder opgejaagd in westelijke richting. Daarom woonden in die contreien vooral avonturiers.

95731_TSvFilosofie_2012/3_06.indd 538 3/10/12 07:44

TOCQUEVILLES VIVISECTIE VAN DE DEMOCRATIE 539

In Frankrijk had hij de geest van vrijheid en die van religie bijna altijd in tegen-gestelde richtingen weten gaan, maar in Amerika marcheerden ze hand in hand…17

De religie, die zich bij de Amerikanen nooit rechtstreeks met het staatsbe-stuur bemoeit, moet dus als de eerste van hun politieke instellingen worden beschouwd, want ook al geeft zij hun niet de voorkeur voor de vrijheid, zij maakt hun het gebruik ervan uiterst gemakkelijk. [p. 317]

Dat religie in Amerika de eerste politieke instelling is, betekent dat de plaats die religie daar spontaan bekleedt, heel gunstig zou zijn voor de politieke stabiliteit van het land. Als die religieuze geboden echter van staatswege opgelegd zouden zijn (dus formele normen zouden zijn), dan was er uiteraard vrijheid noch democratie. Maar als de modale democratische burger gelovig is, bedwingt hij spontaan zijn eigen schadelijke ideeën en onderwerpt hij zich vrijwillig aan normen die niet uit-gaan van de staat, maar die de staat wel ten goede komen… “Het grootste voordeel van religies is dat zij tegengestelde instincten opwekken” stelt Tocqueville nog. [p. 463] Iedere religie zou onze wildste lusten ondergeschikt maken aan wat zich voorbij en boven deze wereld stelt, religie verheft de menselijke ziel, wijst de mens op zijn plichten en zet hem aan zichzelf in vraag te stellen. Als een bepaalde religie ligt ingebed in een democratische samenleving, aldus Tocqueville, “behoudt haar liever als de kostbaarste erfenis van aristocratische eeuwen”. [p. 581]18

Het is daarom telkens zowel verrassend als begrijpelijk wanneer Tocqueville zich hier en daar relativerend uitspreekt over de Amerikaanse religiositeit. Aan zijn neef en boezemvriend Louis de Kergorlay schreef hij dat de Amerikanen hun religie praktiseren “zoals onze vaderen een pilletje namen in de maand mei; baat het niet

17 Vanaf zijn Amerikareis is Tocqueville altijd blijven sakkeren, omdat in zijn eigen land de voor-standers van religie, moraliteit en orde het niet konden vinden met de voorstanders van vrijheid en gelijkheid. Zie bv. zijn uitlatingen daarover in een brief aan Eugène Stoffels van 24 juli 1836 (A. de Tocqueville, Œuvres complètes, V, p. 429). Niet zo lang voor zijn overlijden bekloeg hij zich er nog over in een brief aan Francisque de Corcelle (id., Œuvres complètes, VI, Paris, Michel Lévy Frères, 1866, pp. 395-6).

18 Tocqueville heeft ook als eerste de scheiding van kerk en staat duidelijk beschreven. De laïcité in zijn eigen land stond voor het terugdringen van religie naar de private sfeer, terwijl religie in Amerika evenzeer tot de publieke sfeer hoorde als de staat. In Frankrijk had de staat de kerk eenzij-dig hervormd, wat in wezen een grove schending is van het principe van scheiding van kerk en staat. Dat principe was in Tocquevilles Frankrijk overigens zowel in theorie als in praktijk afwezig. De Franse scheiding van kerk en staat, zoals die werd uitgewerkt in de wet van 1905, was de formaliser-ing van een gebruik dat zich pas had ontwikkeld vanaf 1875. Opvallend ook aan Tocquevilles beschrijving van de Amerikaanse scheiding van kerk en staat is dat dit principe precies omgekeerd is ontstaan dan Europeanen geneigd zijn te geloven. De Amerikaanse pilgrims waren vaak Europeanen die de religieuze vervolging in hun geboorteland ontvlucht waren en hun grootste bezorgdheid was om hun geloof in alle vrijheid — dus zonder staatsinmenging — te kunnen belijden. Zij waren der-mate negatief geconditioneerd met betrekking tot de staat dat hieruit niet alleen het principe van scheiding van kerk en staat is ontstaan, maar ook het typisch Amerikaanse subsidiariteitsprincipe dat eens te meer in schril contrast stond met het gecentraliseerde Franse model.

95731_TSvFilosofie_2012/3_06.indd 539 3/10/12 07:44

540 Luk SANDERS

dan schaadt het niet”.19 In het tweede boekdeel van De la démocratie (althans in een tekstvariant ervan) laat hij bovendien verstaan dat Pascals beruchte ‘weddingschap’ goed weergeeft waarom de Amerikanen geloven: uit “welbegrepen eigenbelang”. [p. 982]

Het laatste hoofdstuk van het eerste boekdeel is minder cruciaal om de algemene lijn van het werk te begrijpen, maar het is niettemin indrukwekkende literatuur. Tot dan toe had Tocqueville de VS beschreven in behoorlijk vleiende bewoordin-gen, maar ook dat idyllische Amerika heeft een koolzwarte schaduw. In het slot-hoofdstuk haalt Tocqueville — net als Condorcet een halve eeuw eerder — immers rabiaat uit naar de blanke Amerikanen omwille van de wijze waarop ze de indianen en de zwarten hebben behandeld. Hij beschrijft dat in literair hoogstaande bewoor-dingen die de lezer een krop in de keel bezorgen.

De uitroeiing van de indianen was voor Tocqueville al te ver gevorderd opdat die autochtone bevolking van de VS ooit nog een politieke factor van betekenis zou kun-nen worden. Ook wat de zwarte bevolking betreft, zag hij de toekomst somber in. Hij meende dat blank en zwart nooit helemaal zal kunnen gescheiden worden en dat ze zich evenmin ooit volwaardig zouden kunnen verenigen. Hij voorspelt dat als Ame-rika ooit revoluties zal kennen die zich zullen voltrekken tussen blank en zwart. [p. 690] Het is dan ook vreemd als blijkt dat Tocqueville de hardvochtige kolonisatie-politiek van zijn eigen land in Algerije steunde.20

Nadat het eerste boekdeel was verschenen, twijfelde Tocqueville of hij nog een vervolg zou schrijven. Uiteindelijk verscheen het tweede boekdeel in 1840. Het eer-ste had meteen enthousiaste bijval genoten in Frankrijk, Amerika en ook in Groot-Brittannië,21 maar het tweede werd aanvankelijk onthaald zoals de slappe sequel van een succesvolle Hollywoodproductie. Vandaag worden beide boekdelen — vol-komen terecht — als één boek beschouwd.

Tijdens het schrijven van het tweede boekdeel had Tocqueville meer tijd gehad om alles te laten bezinken en dus was het meer filosofisch. Het bevat vier delen. Het eerste bevat eenentwintig hoofdstukken en betreft de invloed van de democra-tie op het intellectuele leven in de VS. Het eerste hoofdstuk heet alvast: “Over de filosofische methode van de Amerikanen”. Daarin stelt Tocqueville te menen dat er in de beschaafde wereld geen land te vinden is waar men zich minder met filosofie bezighoudt dan in de VS. Toch meent hij dat zij een bepaalde filosofische methode

19 A. de Tocqueville, Letters from America, New Haven, Yale UP, 2000, p. 89. 20 Alle publicaties van Tocqueville aangaande Algerije, verschenen in A. de Tocqueville,

Œuvres, I, Paris, Gallimard, 1991. Zie ook J. PiTTS, ‘Liberalism, Democracy and Empire. Tocqueville on Algeria’, in: R. geenenS and A. de dijn (eds.), Reading Tocqueville. From Oracle to Actor, Basingstoke, Palgrave Macmillan, 2007, pp. 12-30.

21 In Groot-Brittannië gaf John Stuart Mill bekendheid aan Tocquevilles oeuvre. Hij recenseerde De la démocratie omstandig: het eerste boekdeel in het London and Wesminster Review, het tweede in de Edinburgh Review, samen goed voor bijna honderd pagina’s. Cf. Collected Works of John Stuart Mill. Ed. J.M. robSon, Vol. XVIII, London, Routledge & Kegan Paul, 1977, pp. 47-90; pp. 153-204.

95731_TSvFilosofie_2012/3_06.indd 540 3/10/12 07:44

TOCQUEVILLES VIVISECTIE VAN DE DEMOCRATIE 541

bezitten die zij allen gemeen hebben, zonder dat zij ooit moeite hebben gedaan er de regels van te definiëren. Tocqueville noemt er vervolgens de kenmerken van en vat die ten slotte samen als volgt:

Als ik nog verder zou gaan, en te midden van deze verschillende kenmerken het voornaamste zou zoeken, het kenmerk dat bijna alle andere kan samen-vatten, dan ontdek ik dat elke Amerikaan in de meeste van zijn geestelijke exercities alleen een beroep doet op de individuele inspanningen van zijn rede. Amerika is dus een van de landen in de wereld waar men de voorschrif-ten van Descartes het minst bestudeert en het best volgt. [p. 445]

In het tweede deel wordt diep ingegaan op de invloed van de democratie op de gevoelens van de Amerikanen. Daarin blijkt Tocqueville bezorgd te zijn dat een volwaardige democratie de bevolking van nature zou aanzetten tot individualisme. Het is misschien ook niet voor niets dat de Fransen het woord État (‘staat’) met een hoofdletter schrijven en de Amerikanen het woord I (‘ik’). Maar meteen beschrijft Tocqueville ook hoe die destructieve tendens — zo zag hij het — werd getemperd door de modererende effecten van de Amerikaanse gemeenschapszin en de promi-nente rol van religie. Ook het materialisme beschouwt Tocqueville als een natuur-lijk, maar zorgwekkend gevolg van democratie.

Het derde deel van het tweede boekdeel wijdt zesentwintig hoofdstukken aan de invloed van de democratie op de zeden. Hier wordt andermaal ingegaan op de genoemde gevolgen van de égalité des conditions, maar het betreft geen herhaling van het daarnet besproken voorlaatste hoofdstuk van het eerste boekdeel. Daar ging het immers over de invloed van de zeden op de democratie, terwijl het hier dus gaat over de invloed van de democratie op de zeden. Dat soort circulaire beïnvloedingen (i.c. van zeden en democratie, maar bijvoorbeeld ook van de maatschappelijke rea-liteit en het politieke beleid) zijn een weerkerend fenomeen in De la démocratie. Claude Lefort verwees ernaar met een term die hij aan Maurice Merleau-Ponty had ontleend: chiasme.22

Het laatste deel van het tweede boekdeel bevat de meest geciteerde passages uit De la démocratie. Het gaat over de invloed die democratische ideeën en gevoelens uitoefenen op ‘het constitutioneel bestel’. Daarvan is vooral het zesde hoofdstuk bekend, namelijk ‘Welk soort despotisme democratische naties moeten vrezen’. Het uiteindelijke antwoord op die vraag luidt: het zacht despotisme. Tocqueville beschrijft in dat verband een ontelbare massa van gelijke mensen die rusteloos met zichzelf bezig zijn en met hun onbenullige pleziertjes. Teruggeplooid op zichzelf, vervreemdt iedereen zo van het lot van anderen. Maar boven die massa zou een enorme en betuttelende macht opdoemen die hun genot verzekert. Ze zou op een vaderlijke macht lijken als ze mensen zou voorbereiden op volwassenheid, maar ze

22 Cf. d. looSe, Democratie zonder blauwdruk. De politieke filosofie van Claude Lefort, Best, Damon, 2007, pp. 53-5; pp. 100-2.

95731_TSvFilosofie_2012/3_06.indd 541 3/10/12 07:44

542 Luk SANDERS

probeert hen kinderlijk te houden. Ze voorziet in alles, maar maakt daardoor het gebruik van de vrije wil iedere dag nuttelozer. De gelijkheid zou de mensen op dit alles voorbereid hebben. Na elk individu zo in zijn machtige handen te hebben genomen en het naar believen te hebben gekneed, “strekt de soeverein zijn armen over de gehele samenleving uit” [p. 748]

2. De receptie van De la Démocratie en amérique

Ook al bestaat er geen echt ‘tocquevillianisme’ (daarvoor was Tocqueville te genuanceerd), toch heeft de Normandische edelman meer significante begrippen gemunt dan enkel zijn fameuze ‘zacht despotisme’ en ‘tirannie van de meerderheid’. Er is ook ‘Amerikaans exceptionalisme’, ‘welbegrepen eigenbelang’, société civile (zeg maar civil society) en vermoedelijk ook het begrip ‘bureaucratie’.23 Er werd zelfs geopperd dat hij de term ‘individualisme’ zou hebben bedacht,24 maar dat is onte-recht.25 Tocquevilles belangrijkste intellectuele verdienste blijft dat hij als eerste omstandig en kritisch de ‘moderne democratie’ heeft bestudeerd en uitgelegd en met alle respect voor de kwaliteit van Tocquevilles andere (onvoltooide) meester-werk, L’ Ancien Régime et la Révolution (1856), zijn onbetwiste magnum opus is wel degelijk De la démocratie en Amérique.

In zijn nabeschouwing van deze vertaling, schrijft Andreas Kinneging dat dit werk simpelweg hoort tot: “het beste dat is gezegd en gedacht”. [p. 1067] De titel van die nabeschouwing [pp. 1065-1143] luidt trouwens: “Een beter boek over demo-cratie is er niet”. Dat kan allemaal hoogdravend klinken, maar de kwaliteit van haar democratie is voor een samenleving bijna even belangrijk als de kwaliteit van het skelet voor een mens, en welk boek over democratie ís beter? Tocqueville was nog maar vijfentwintig jaar toen hij zijn studiereis naar de VS aanvatte. Hij werd net dertig toen het eerste boekdeel van De la démocratie verscheen. Maar ook de demo-cratie zelf was toen nog piepjong. In die tijd had in België — met haar zogenaamd erg liberale constitutie — amper één procent van de bevolking stemrecht (oftewel twee procent van de mannelijke bevolking). Toch kan het boek ons tot vandaag inspireren in haast alle debatten die raken aan de essentie van democratie: de om-gang met populistische partijen, het gekissebis over details van het stemrecht, de Arabische lente, interne etnische verschillen, de Europese eenmaking, de rol van het middenveld, het hoofddoekendebat, vragen over de technocratie, defensie enzovoort.

23 G.W. PierSon, Tocqueville and Beaumont in America, New York, Oxford UP, 1938, p. 713. 24 P.J. WaTSon and R.J. MorriS, ‘Individualist and Collectivist Values. Hypotheses Suggested

by Alexis de Tocqueville’, The Journal of Psychology 2002/136, pp. 263-71 (p. 263). 25 Tocqueville zou wel mee richting gegeven hebben aan de evoluerende betekenis van het woord.

Wellicht heeft hij het zelf ontleend aan Saint-Simon. Cf. K.W. SWarT, ‘Individualism in the Mid-Nineteenth Century, 1826–1860’, Journal of the History of Ideas 23/1962, pp. 77-86. Zie ook J.-C. laMberTi, La notion d’ individualisme chez Tocqueville, Paris, PUF, 1970.

95731_TSvFilosofie_2012/3_06.indd 542 3/10/12 07:44

TOCQUEVILLES VIVISECTIE VAN DE DEMOCRATIE 543

Het Nederlandse taalgebied heeft Tocquevilles oeuvre steeds ondergewaardeerd. In een ver verleden werd eens een onopgemerkt maar interessant Nederlandstalig boek over Tocqueville geschreven,26 voorts waren er enkele weinig ambitieuze ver-talingen en occasioneel een mooi artikel27 of een gesmaakt eindwerk.28 Maar verbe-tering is merkbaar. Zo liet uitgeverij Lemniscaat onlangs een overzichtswerkje ver-talen uit het Duits29 en uitgeverij Voltaire gaf keurige vertalingen uit van twee minder belangrijke werken van Tocqueville (Over het pauperisme in 2007 en Herin-neringen in 2010). Van L’ Ancien Régime et la Révolution bestaat helaas nog steeds geen volledige vertaling. Hoe dan ook komt het me voor dat al het Nederlandsta-lige dat tot dusver verscheen over Tocqueville overschaduwd wordt door deze Over de democratie in Amerika.

De receptie van Tocqueville bij ons is erg pover als ze vergeleken wordt met het Engelse taalgebied. Vanaf het verschijnen van De la démocratie werd hij daar op handen gedragen. In Amerika wordt Tocqueville graag geciteerd in besluiten van de US Supreme Court,30 haast alle high school studenten krijgen zijn werk vroeg of laat voorgeschoteld en tijdens de 20e eeuw vernoemden schier alle Amerikaanse presi-denten hem in hun speeches,31 zij het soms hopeloos inaccuraat.32

Tocqueville beschrijft uitvoerig het Amerikaanse verenigingsleven en enkele belangrijke passages uit De la démocratie waren koren op de communitaristische molen: “Gevoelens en ideeën vernieuwen zich, het hart verruimt en de menselijke geest ontwikkelt zich, maar dat alles alleen door de wederzijdse invloed van de ene mens op de andere”, aldus Tocqueville. [p. 547] Dat Robert Putnam in zijn Bowling alone Tocqueville omschrijft als de patron saint of American communitarians33 hoeft niet te verbazen als we weten dat in De la démocratie voor het eerst het democrati-sche verenigingsleven — the civil society — als zodanig werd beschreven:

26 P.E.J. buiKS, Alexis de Tocqueville en de Democratische Revolutie. Een cultuursociologische inter-pretatie, Assen, Van Gorcum, 1979.

27 Bv. A. braecKMan, ‘Alexis de Tocqueville. Vroegtijdige diagnose van de massademocratie’, De Uil van Minerva. Tijdschrift voor geschiedenis en wijsbegeerte van de cultuur 18/2002, pp. 135-149.

28 G. verSchueren, Het einde van de religie? Tocqueville en Gauchet over democratie en geloof, Licentiaatsverhandeling KU Leuven, 2005.

29 M. hereTh, Tocqueville (Kopstukken Filosofie), Rotterdam, Lemniscaat, 2011. 30 F. Mélonio, Tocqueville and the French, Charlottesville, UP of Virginia, 1993, pp. VII-XV. 31 M.E. bailey and K. lindholM, ‘Tocqueville and the Rhetoric of Civil Religion in the

Presidential Inaugural Addresses’, Christian Scholar’s Review 32/2003, pp. 259-279 (p. 259). 32 Al sinds de 19e eeuw circuleert in Amerika een citaat dat geheel ten onrechte aan Tocqueville

wordt toegeschreven. De boodschap is dat de kracht en genialiteit van de VS hun oorsprong vinden in de kerken. De misquote eindigt met de woorden: “America is great because she is good, and if America ever ceases to be good, she will cease to be great.” Vooral die slotzin werd geciteerd door de presidenten Eisenhower (in 1941), Nixon (in 1970), Reagan (in 1982) en Clinton (meermaals). Cf. J.J. PiTney, ‘Clinton keeps quoting everybody’s favorite line — except it’s a phony’, Los Angeles Times, Sept. 15, 1996.

33 R.D. PuTnaM, Bowling Alone. The Collapse and Revival of American Community, New York, Simon & Schuster, 2000, p. 24.

95731_TSvFilosofie_2012/3_06.indd 543 3/10/12 07:44

544 Luk SANDERS

Het is duidelijk dat als elke burger, naarmate hij individueel zwakker wordt en dus minder in staat is afzonderlijk zijn vrijheid te behouden, niet de kunst zou leren om zich met zijn medemensen te verenigen om haar te verdedigen, de tirannie noodzakelijkerwijs met de gelijkheid zou toenemen. Het gaat hier alleen om associaties die in het civiele leven ontstaan en die geen enkel poli-tiek doel hebben. […] Amerikanen van alle leeftijden, met allerlei achter-gronden en van om het even welke geestesgesteldheid, verenigen zich onop-houdelijk. Zij hebben niet alleen commerciële en industriële associaties waaraan zij allemaal deelnemen, maar ook talloze andere: religieuze, morele, ernstige, futiele, zeer algemene en zeer speciale, immense en zeer kleine. Amerikanen verenigen zich om feesten te geven, seminaries te stichten, her-bergen te bouwen, kerken op te richten, boeken te verspreiden, missionaris-sen naar de antipoden te sturen; zij zorgen op die manier voor ziekenhuizen, gevangenissen en scholen. Ook als het er uiteindelijk om gaat een waarheid te verkondigen of een gevoel tot ontwikkeling te brengen met de steun van een groot voorbeeld, dan verenigen zij zich. Daar waar u in Frankrijk aan het hoofd van een nieuwe onderneming de staat en in Engeland een edelman ziet staan, kunt u erop rekenen in de Verenigde Staten een associatie aan te treffen. Ik heb in Amerika […] dikwijls de oneindige handigheid bewonderd waarmee de bewoners van de Verenigde Staten erin slaagden een gemeen-schappelijk doel vast te stellen voor de inspanningen van een groot aantal mensen, en hen op vrijwillige basis eropaf te laten marcheren. [p. 545]

De Canadees Charles Taylor stelt dat heel wat zaken hem richting Tocqueville stuwen als een algemeen cultureel referentiepunt, wars van de academische, al te gespecialiseerde hokjesmentaliteit…34 Het hadden evengoed de woorden kunnen zijn van de Amerikanen Michael Sandel, Michael Walzer of Benjamin Barber.

In Frankrijk was Tocquevilles onthaal nóg anders. Na het verschijnen van De la démocratie werd hij weliswaar illico presto populair; hij werd lid van zowel L’ Acadé-mie des Sciences morales et politiques als van L’ Académie française en, zoals reeds gezegd, was hij zelfs even Minister van Buitenlandse Zaken.

In Frankrijk is het succes van Tocqueville echter vaak complementair geweest aan dat van Marx. Dus toen laatstgenoemde vanaf het einde van de negentiende eeuw het ijkpunt werd van haast alle politieke denken — voor of tegen —, kreeg het succes van Tocqueville een knauw. Pas in de eerste decennia na de Tweede Wereldoorlog werd hij, initieel onder impuls van Raymond Aron, teruggeplaatst in de eregalerij der maîtres à penser.

De nabeschouwing35 — inclusief het deel over het ‘Nachleben’ van De la démocratie [pp. 1125-41] — bespreekt nauwelijks de Franse of Europese receptie van Tocqueville

34 G. laForeST and Ph. de lara, Charles Taylor et l’ interprétation de l’ identité moderne, Paris, Cerf, 1998, p. 352.

35 Zoals ik aankondigde, zal ik aan het eind van deze tekst de nabeschouwing in zijn algemeen-heid bespreken. Maar hier ga ik alvast in op het vijfde hoofdstuk van de nabeschouwing, genaamd ‘Nachleben’.

95731_TSvFilosofie_2012/3_06.indd 544 3/10/12 07:44

TOCQUEVILLES VIVISECTIE VAN DE DEMOCRATIE 545

na de 19e eeuw. Niettemin betwist Kinneging de heel gangbare opvatting dat de her-ontdekking van Tocqueville in Europa relatief kort na de Tweede Wereldoorlog is aangevangen.

Wanneer is de belangstelling weer opgekomen? Soms wordt gezegd: in de eerste decennia na de Tweede Wereldoorlog. Maar ik geloof niet dat dat juist is. Er waren in die tijd wel mensen in Tocqueville geïnteresseerd — denk aan Friedrich Hayek, Raymond Aron, Bertrand de Jouvenel en dergelijke — maar deze mensen werden overwegend gezien als outsiders in het intellectu-ele en politieke debat. Dat debat werd na de oorlog in grote mate overheerst door het denken van een man die enkele jaren jonger was dan Tocqueville: Karl Marx. […] Dat veranderde in de jaren tachtig. [pp. 1126-7]

Kinneging meent dat de herontdekking pas vanaf de jaren 1980 zou zijn ontstaan. Hij motiveert zijn weerlegging van het gangbare standpunt niet echt, ook al schreef Aron reeds in 1979 een klassiek geworden (en meermaals heruitgegeven) artikel over de herontdekking van Tocqueville: Tocqueville retrouvé (cf. infra). Het lijkt me bovendien kras om Aron en Hayek als “outsiders in het intellectuele en politieke debat” te klasseren. The Road to Serfdom van Nobelprijswinnaar Hayek had onder meer een directe invloed op de politiek van Tatcher en Reagan en dat werk ver-scheen in 1944. Welnu, de titel van dat werk was rechtstreeks ontleend aan een pas-sage uit De la démocratie.36 Daarin had Tocqueville geschreven:

Gelijkheid produceert namelijk twee tendensen: de ene leidt de mensen rechtstreeks tot onafhankelijkheid en kan hen plotseling tot anarchie bren-gen, de andere voert, via een langere, geheimere, maar zekerdere weg tot horigheid. [p. 721]

The Road to Serfdom was Hayeks uitwerking van die ‘weg tot horigheid’. Boven-dien vormden de legendarische televisiedebatten tussen Aron en (zijn studiegenoot van de Sorbonne) Sartre destijds een intellectueel volksvermaak in Frankrijk. Het werk waarvan doorgaans wordt aangenomen dat het Tocquevilles herontdekking het tastbaarst heeft gerealiseerd, is Les Étapes de la pensée sociologique37 en dat wordt ner-gens vernoemd in Over de democratie in Amerika.

De twee belangrijkste teksten over deze herontdekking dragen dezelfde titel: Toc-queville retrouvé. Geen van beide wordt genoemd in Kinnegings Nachleben van De la démocratie. Het betreft een artikel38 en een boek.39 Het artikel werd door Aron zelf geschreven — dus de herontdekker beschreef de herontdekking —, maar hij

36 A.O. Ebenstein, Friedrich Hayak. A Biography, New York, Palgrave, 2001, p. 116.37 R. aron, Les étapes de la pensée sociologique. Montesquieu, Comte, Marx, Tocqueville,

Durkheim, Pareto, Weber, Paris, Gallimard, 1967. 38 id., ‘Tocqueville retrouvé’, La Revue Tocqueville/The Tocqueville Review 1/1979, pp. 8-23. 39 S. audier, Tocqueville retrouvé. Genèse et enjeux du renouveau tocquevillien français, Paris,

Vrin, 2004.

95731_TSvFilosofie_2012/3_06.indd 545 3/10/12 07:44

546 Luk SANDERS

bleef bescheiden over zijn eigen aandeel daarin.40 Het artikel beschreef veeleer de maatschappelijke omstandigheden die de herontdekking in Frankrijk hebben gefa-ciliteerd. Zo zag Aron vooreerst de crisis van de positivistische school, waardoor Tocqueville niet langer verdrukt werd door Comte en Durkheim als founding father van de Franse sociologie. Vervolgens lieten de golden sixties uitschijnen dat Marx’ pessimistische voorspellingen met betrekking tot het kapitalisme toch niet heilig waren. Van toen af domineerde Marx niet meer zo despotisch het politieke denken, waardoor ook hij Tocqueville niet langer hoefde te overschaduwen. Toen het ware gezicht van het communisme doordrong tot het westen, veranderde ons politieke denken bovendien van aanvankelijk de keuze tussen kapitalisme en socialisme, naar de keuze tussen democratie en totalitarisme. Op die manier kreeg het politiek libe-ralisme een nieuwe adem en Tocqueville had wat dat betreft veel inspiratie te bie-den. Terloops gezegd, in het slot van het eerste boekdeel voorspelde Tocqueville een bipolaire wereld tussen Rusland en de VS. [pp. 437-8]

Dat alles leidde dus tot de paradox dat Tocqueville in Frankrijk geboekstaafd stond als liberaal, terwijl hij in Amerika werd beschouwd als opponent van het liberalisme. Maar de verklaring is eenvoudig; in Frankrijk werd hij gepercipieerd als een opponent van het (communistische) totalitarisme en in Amerika als patroon-heilige van het communitarisme. In De la démocratie staan inderdaad belangrijke argumenten tegen het totalitarisme en vóór het communitarisme. Wat zijn libera-lisme betreft, heeft Tocqueville erop gewezen dat hij zichzelf beschouwde als “een liberaal van een nieuwe soort”,41 wat meerdere auteurs hebben onderschreven42 — het is alvast een liberalisme dat gespeend is van het atomisme waartegen de com-munitaristen fulmineerden. Tocqueville was niet alleen genuanceerd, maar ook heel rijk aan ideeën. Dat verschillende auteurs hebben ingezoomd op verschillende aspecten van zijn denken hoeft dan ook niet te verbazen.

In de nabeschouwing viel het me meermaals op dat Kinneging Tocqueville beschrijft op de manier waarop Angelsaksische Tocqueville scolars dat gangbaar doen. Dat kan verklaren waarom de receptie van Tocqueville in Frankrijk onderbelicht bleef in zijn uitvoerige Nachleben van De la démocratie. Aangezien Tocquevilles receptie in eigen land onderbelicht werd in Over de democratie in Amerika, zal ik er bij dezen zelf op ingaan.

In die andere Tocqueville retrouvé beschrijft Serge Audier enkele belangrijke lacu-nes van Arons beschrijving van de herontdekking van Tocqueville in Frankrijk. Zo liet hij na om in te gaan op een belangrijk werk dat in 1925 verscheen met de laco-nieke titel Comme disait monsieur de Tocqueville…; een werk dat eveneens onvermeld blijft in Over de democratie in Amerika.43 Daarin beschreef Antoine Redier (1873-

40 id., ‘The Return of Tocqueville in Contemporary Political Thought. Individualism, Associa-tion, Republicanism’, in: R. geenenS and A. de dijn (Eds.), Reading Tocqueville, pp. 71-89 (p. 72).

41 A. de Tocqueville, Œuvres complètes, V, p. 431: “[…] un libéral d’une espèce nouvelle.” 42 Cf. R. boeSche, The Strange Liberalism of Alexis de Tocqueville, Ithaca, Cornell UP, 1987. 43 A. redier, Comme disait monsieur de Tocqueville…, Paris, Perrin, 1925.

95731_TSvFilosofie_2012/3_06.indd 546 3/10/12 07:44

TOCQUEVILLES VIVISECTIE VAN DE DEMOCRATIE 547

1954) — lid van het conservatieve Action française — een Tocqueville die sceptisch stond ten aanzien van de moderniteit en conservatief was,44 un libéral d’une espèce nouvelle, een liberalisme dat sterk afweek van dat van Benjamin Constant… een Tocqueville die hoe dan ook niet strookte met Arons Tocqueville.45 Het moet gezegd dat een en ander valt aan te merken bij Rediers boek, maar het bevatte wel enkele verrassende scoops. Tocqueville kende een prominente plaats toe aan het christelijk geloof in een democratie. Met het oog daarop profileerde hij zichzelf in zijn publica-ties als gelovige.46 Maar het heeft tot 1925 geduurd eer het angstvallig verborgen gehouden familiegeheim werd onthuld. Toen kwam Redier op de proppen met ver-loren gewaande correspondentie waaruit bleek dat Alexis zelf niet geloofde. Zo beschreef Tocqueville in detail hoe hij op zijn zestiende — nog vóór hij iets had gepubliceerd — zijn geloof op ingrijpende wijze is verloren. Het heeft tot de 21e eeuw geduurd alvorens dat goed en wel was doorgedrongen tot de Angelsaksische wereld,47 ondanks talloze Engelstalige teksten over Tocqueville en religie. Tot na de Tweede Wereldoorlog hebben Amerikaanse auteurs zich boos verzet tegen het (enkel in het Frans beschikbare) bewijsmateriaal dat Alexis ongelovig was.48

44 Kinneging heeft jaren op de loonlijst van de liberale vvd gestaan, in nauwe samenwerking met de toenmalige partijvoorzitter Frits Bolkestein. Maar uiteindelijk heeft hij die partij verlaten, om te kiezen voor het conservatieve kamp — zo was hij medeoprichter en voorzitter van ‘de Edmund Burk Stichting’. Maar dat vooral Franse auteurs Tocqueville als liberaal hebben voorgesteld, kan mijns inziens niet verklaren waarom Kinneging de Franse literatuur over Tocqueville onderbelicht liet, aangezien hier blijkt dat hij ook de belangrijkste Franse conservatieve Tocqueville-scolars onvermeld liet.

45 Een andere indicatie van Arons eenzijdige lezing van Tocqueville (die Audier niet noemt) is misschien deze: Aron schreef een werk van achthonderd bladzijden over oorlog en vrede. Hoewel in De la démocratie niet minder dan vijf hoofdstukken aan dit thema worden gewijd, noemde Aron in zijn turf niet eenmaal Tocqueville. Cf. R. aron, Paix et guerre entre les nations, Paris, Gallimard, Calmann-Lévy, 1962.

46 Het is vooral in de inleiding dat Tocqueville zich aandient als gelovige, vermoedelijk om ook de katholieke krachten in Frankrijk mee te krijgen in zijn democratische discours. Zo stelt hij daarin: “Het is niet noodzakelijk dat God zelf spreekt om ons zekere signalen van zijn wil te laten ontdek-ken; het volstaat na te gaan wat de gebruikelijke loop van de natuur is en welke de permanente tendens van de gebeurtenissen is.” [p. 22] Of nog…: “Door een soort verstandsverbijstering en met behulp van een soort moreel geweld dat op zijn eigen natuur wordt uitgeoefend, keert de mens zich af van religieuze overtuigingen; een onoverwinnelijke neiging voert hem daarnaar terug. Ongeloof is een toevalligheid [un accident]; slechts het geloof is de permanente staat van de mensheid.” [p. 321] Nochtans schreef hij in een brief aan Francisque Corcelle (in 1850): “Als je een recept kent om in God te geloven, geef het me dan […]. Als de wil om te geloven zou volstaan om effectief te geloven, dan was ik al sinds lang devoot.” (Œuvres complètes, XV-2, Paris, Gallimard, 1983, p. 29.) En enkele jaren later schreef hij aan Arthur de Gobineau (in 1857): “Ik ben geen gelovige (dat zeg ik allerminst om op te scheppen), maar geheel ongelovig als ik ben, kan ik de intense gevoelens niet van me afzetten bij het lezen van het evangelie.” (Œuvres complètes, IX, Paris, Gallimard, 1959, p. 57)

47 De eerste publicatie waarin Tocquevilles correspondentie omtrent zijn ongeloof integraal werd vertaald naar het Engels is H. brogan, Alexis de Tocqueville. A Biography, London, Profile, 2006.

48 Zie bijvoorbeeld J. Wach, ‘The Role of Religion in the Social Philosophy of Alexis De Tocqueville’, Journal of the History of Ideas 7/1946, pp. 74-90 (p. 77). Ook John Lukacs reageerde boos op een artikel waarin D.S. Goldstein gewag maakte van Tocquevilles ongelovigheid: “While

95731_TSvFilosofie_2012/3_06.indd 547 3/10/12 07:44

548 Luk SANDERS

De Duits-joodse Jacob Peter Mayer (1903-92) loofde Redier voor zijn studie over Tocqueville, al meende hij dat diens analyse te somber was. In zijn Prophet of the Mass Age49 bestudeerde hij uitvoerig de valkuilen van de democratie. Het boek werd naar (het Duits, Spaans, Fins en) het Frans vertaald,50 waardoor Audier ook de anti-modernistische lezing van Mayer (en van Georges Sorel) aanstipte als een manco in Arons analyse van de Franse herontdekking van Tocqueville.51 Ofschoon Mayer meestal in het Engels schreef, nam hij het initiatief tot de uitgave van Tocquevilles monumentale Œuvres complètes die vanaf 1951 bij Gallimard verscheen en die van-daag nog steeds onvoltooid is (cf. infra).

Maar Audiers kritiek op Aron beperkte zich grotendeels tot de aspecten die laatstgenoemde had onderbelicht. Ook al liet Mayers interesse voor Tocqueville zich deels verklaren door zijn emotionele afkeer van het nazisme,52 toch stemde Audier volmondig in met de argumenten die Aron wel had vernoemd. Zo werd de herontdekking van Tocqueville na de Tweede Wereldoorlog inderdaad grotendeels gedragen door auteurs die gedreven werden door een afkeer van het linkse totalita-risme en een voorkeur voor vrijheid en democratie. De meesten onder hen hadden niettemin een goede kennis van het marxisme, sommigen hadden zelfs een behoor-lijk links verleden of waren voorstanders van de postmarxistische kritiek: Mayer, Aron zelf,53 maar ook Furet, Lefort en Gauchet. We gaan nog even in op die twee laatste auteurs, twee kritische minnaars van Tocquevilles oeuvre.

Zoals reeds gesteld, werd in De la démocratie uitvoerig ingegaan op de keerzijden van de democratische fenomenen. Dat thema werd omstandig besproken door Claude Lefort.54 Maar toch situeert zich op datzelfde punt ook zijn belangrijkste kritiek ten aanzien van Tocqueville. Laatstgenoemde zou immers de kracht van de checks & balances onderschat hebben, waarmee de democratie haar eigen ziektekie-men neutraliseert. Het democratische lichaam is niet alleen onbestemd, maar ook

the historian may ascertain what Tocqueville said, and what he did, only God knows what Toc-queville believed.” Cf. J. luKacS, ‘Comment on Tocqueville Article’, French Historical Studies 2/1961, p. 123-125. Opvallend was ook dat in 2000 nog een tekst verscheen over het belang dat Tocqueville hechtte aan een oprecht geloof en zelfs daarin werd niet gerept over het ongeloof van Tocqueville; J.M. SloaT, ‘The Subtle Significance of Sincere Belief. Tocqueville’s Account of Reli-gious Belief and Democratic Stability’, Journal of Church & State 42/2000, pp. 759-79.

49 J.P. Mayer, Prophet of the Mass Age. A Study of Alexis de Tocqueville, London, J.M. Dent & Sons, 1939.

50 id., Alexis de Tocqueville, Paris, Gallimard, 1948. 51 S. audier, Tocqueville retrouvé, p. 25. 52 Naar aanleiding van de Olympische Spelen in München in 1936, versoepelden de nazi’s korte

tijd de toepassing van hun antisemitische wetten, waardoor Mayer zijn kans schoon zag te vluchten naar Groot-Brittannië, samen met zijn zwangere vrouw, de socialistische activiste Lola Grusemann.

53 In zijn Les Étapes de la pensée sociologique wijdde Aron tachtig pagina’s aan Marx en slechts vijftig aan Tocqueville.

54 De eerste studie die Lefort wijdde aan Tocqueville was ‘De l’égalité à la liberté. Fragments d’interprétation de De la démocratie en Amérique’, Libre. Politique - anthropologie - philosophie 3/1978, pp. 211-46). De daarin geformuleerde kritieken werden later verfijnd. Voor mijn bespreking baseerde ik me vooral op ‘La question de la démocratie’.

95731_TSvFilosofie_2012/3_06.indd 548 3/10/12 07:44

TOCQUEVILLES VIVISECTIE VAN DE DEMOCRATIE 549

grotendeels homeostatisch. Daarom meende Lefort bijvoorbeeld dat Tocqueville de nood aan religie als ‘medicijn’ overschat heeft. Volgens Lefort zag Tocqueville de inspanning niet die iedere keer weer wordt geleverd vanuit die tweede pool, waar het maatschappelijke leven volgens Tocqueville steevast zou verstarren.

Volgens Lefort ging Tocqueville voorbij aan de groeiende heterogeniteit van het maatschappelijke leven waarmee de overheersing van het individu door maatschap-pij en staat gepaard gaat. Evenmin zag hij wat nieuwe denkwijzen en uitdrukkings-vormen, die heroverd worden op de anonimiteit en de clichématige taal van de opinie, kunnen openbaren. Hij voorzag de opkomst niet van allerlei eisen en de strijd voor rechten die het formele perspectief van de wet ondermijnen… Tocque-ville zou kortom de democratische vitaliteit en flexibiliteit onderschat hebben. Dit is opmerkelijk, aangezien hij de dynamiek van de democratie (die hij graag contras-teerde met de inertie der aristocratie) uitdrukkelijk heeft beschreven, alleen schatte hij die in als impulsief en neurotisch.55

Lefort meende dat Tocqueville ‘de keerzijde van de keerzijde’ (la contrepartie de la contrepartie) was ontgaan en hij voegt daar meteen aan toe dat ook daar het onder-zoek niet mag stoppen. Er is immers ook een keerzijde van de keerzijde van de keerzijde en zolang het democratische avontuur zich voortzet en de termen van de tegenstelling zich verplaatsen, blijft de betekenis van wat nog komen moet open.56

Na Lefort spreekt Audier van een heus ‘neo-tocquevillianisme’ dat zich focuste op een deliberatieve democratie. Het kende uitlopers tot in Amerika, hij noemt alvast James Fishkin en Bruce Ackerman, maar het concentreerde zich vooral in Frankrijk. Louis Dumont, François Furet, Gilles Lipovetsky en Marcel Gauchet worden in dat verband genoemd. We gaan even in op laatstgenoemde.

Tocqueville was niet de eerste Fransman die zich liet inspireren door de Ameri-kaanse democratie,57 maar Marcel Gauchet veegde het nut van Tocquevilles hele Amerika-project van tafel. In zijn Tocqueville, l’Amérique et nous stelde hij dat Tocquevilles dialectische geschiedenis geen verwarring zaaiende toevalligheid was,

55 Zo stelde Tocqueville dat de tijd nadert waarin de macht van hand tot hand zal gaan, waarin politieke theorieën elkaar zullen opvolgen, waarin mensen, wetten en zelfs staatsvormen zullen ver-dwijnen of elke dag wijzigen. Dat zou niet gedurende een bepaalde tijd plaatsvinden, maar onafge-broken. “Onrust en instabiliteit zijn eigen aan de aard van democratische republieken, zoals immo-biliteit en slaap de wet van absolute monarchieën vormen.” [p. 322]

56 Leforts teksten over Tocqueville balanceren doorgaans tussen lof en kritiek. Maar bij het schrijven van ‘Tocqueville. Démocratie et art d’écrire’ was hij kennelijk goedgemutst. Hij lijkt daarin zijn klassieke kritieken ten aanzien van Tocqueville even te vergeten en in de slotzin van het essay stelt hij plots — zonder toelichting, noch verwijzing naar zijn eerdere essays — dat Tocqueville toch de keerzijde van de keerzijde zou gezien hebben. Cf. Cl. leForT, ‘Tocqueville. Démocratie et art d’écrire’, in: id., Écrire à l’ épreuve du politique, Paris, Calmann-Lévy, 1992, pp. 55-72 (p. 72).

57 Zie bv. A. condorceT o’connor et M.F. arago, De l’ influence de la Révolution d’Amérique sur l’Europe (Œuvres de Condorcet, 8), Paris, Firmin Didot Frères, 1786. Zie ook het hoofdstuk ‘De l’homme sauvage à l’homme historique. L’expérience américaine dans la culture française au XVIIIe siècle’, in: F. FureT, L’Atelier de l’ histoire, Éditions Flammarion, Paris, 1982.

95731_TSvFilosofie_2012/3_06.indd 549 3/10/12 07:44

550 Luk SANDERS

maar dat die wezenlijk en exemplarisch was voor de normale totstandkoming van een moderne democratie. Gauchet vergeleek Tocquevilles dialectische geschiedenis richting égalité des conditions met een zwangerschap, waarbij we de revolutie wel-licht mogen beschouwen als de bloederige keizersnede. Bijgevolg omschrijft hij Toc-queville als een van de zeldzame auteurs die het geluk heeft gehad gelijk te krijgen ondanks zichzelf.58 Het was Amerika dat de uitzondering op de regel vormde, waardoor de democratie in dat land nu net minder bruikbaar was als democratisch laboratorium voor ons Europeanen. Aan het eind van zijn essay stelt Gauchet zich de vraag of Europa niet eerder de toekomst van Amerika zou zijn dan omgekeerd, onder meer omdat de Amerikanen nog altijd niet hadden afgerekend met de oude religieuze denkbeelden.59 Vijftien jaar na het verschijnen van dat essay leek niets Gauchets stelling te bevestigen, waardoor hij opnieuw in de pen kroop om te bena-drukken dat die uiterlijke tekenen (onder meer die van nog toenemende religiositeit in Amerika) heel oppervlakkig zijn en hij wel degelijk bij zijn standpunt bleef.60

3. De vertaling

De makers van ‘Over de democratie in Amerika’ hebben zich gebaseerd op de Œuvres-editie van Gallimard. Dat is geen detail, want enkel nog maar de belang-rijkste Franse edities van De la démocratie vormen al een wirwar die qua annotaties behoorlijk verschillen. Zo is er Tocquevilles Œuvres complètes dat postuum werd geëdit door reisgezel Gustave de Beaumont (officieel door Tocquevilles weduwe). Die reeks van negen banden circuleert vlot omdat ze gratis is te downloaden, maar de versie van De la démocratie die in de eerste drie banden figureert bevat relatief weinig annotaties, waardoor er haast nooit naar wordt gerefereerd (wel naar de cor-respondentie, evenals naar Tocquevilles biografie61 die erin is opgenomen).

Een eeuw later gaf Gallimard een veel uitgebreidere reeks uit onder dezelfde naam (Œuvres complètes), goed voor ruim 10.000 bladzijden. In voorliggende verta-ling wordt gesteld dat in die reeks al 28 banden zijn verschenen. [p. 1144] Volgens Jean-Louis Benoît zouden het er vier meer zijn.62 Het is moeilijk te achterhalen wie gelijk heeft, aangezien deze reeks onoverzichtelijk ingedeeld en gepubliceerd werd

58 M. gaucheT, ‘Tocqueville, l’Amérique et nous’, p. 44: “[…] il est de ces très rares auteurs qui ont eu le bonheur d’avoir raison contre eux-mêmes.”

59 Ibid., p. 120. 60 M. gaucheT, ‘La dérive des continents’, in: id., La condition politique, Paris, Gallimard, 1995,

pp. 385-403. 61 Deze Notice sur Alexis de Tocqueville werd geschreven door Tocquevilles reisgezel Gustave de

Beaumont en verscheen in A. de Tocqueville, Œuvres complètes, V, pp. 5-125. Actueel zijn vol-gende biografieën van Tocqueville toonaangevend: H. brogan, Alexis de Tocqueville. A Biography; J.-L. benoîT, Tocqueville. Un destin paradoxal, Paris, Bayard, 2005.

62 A. de Tocqueville, Notes sur le Coran et autres textes sur les religions, présentation et notes Jean-Louis benoîT, Paris, Bayard, 2007.

95731_TSvFilosofie_2012/3_06.indd 550 3/10/12 07:44

TOCQUEVILLES VIVISECTIE VAN DE DEMOCRATIE 551

(sommige banden zijn niet meer verkrijgbaar, terwijl andere al lang voor het ver-schijnen worden aangekondigd; bovendien nodigt de nummering van die banden uit tot verwarring). Nochtans was deze reeks lange tijd de referentietekst bij uitstek van De la démocratie en Amérique. Maar Gallimard heeft zijn eigen quasimonopolie doorbroken door ook nog eens een driedelige reeks over Tocqueville uit te geven (met in totaal ruim 4000 bladzijden) die kortweg Œuvres heet. Ongeveer gelijktij-dig verscheen bij Vrin onder redactie van Eduardo Nolla ook nog eens de sterke édition historico-critique van De la démocratie.63 James Schleifer vertaalde deze versie intussen naar het Engels.

Maar het is dus de versie uit die Œuvres-reeks van Gallimard die gold als refe-rentietekst voor Over de democratie in Amerika. Kinneging merkt daarover op: “Deze editie van De la démocratie en Amérique is superieur aan de uitgave in de Œuvres complètes, want ze geeft, naast de tekst, ook een groot aantal tekstvarianten, afkomstig uit Tocqueville-archieven in Amerika en Frankrijk.” [p. 1144] Dat klopt, maar ze is niet noodzakelijk superieur aan de Nolla-versie.

De vertaling zelf is van de hand van Hessel Daalder en Steven van Luchene, die eerder al bij Lemniscaat Poppers The Open Society and Its Enemies succesvol vertaal-den. Ook de hier voorliggende vertaling is sterk. Het Nederlands van Over de democratie in Amerika draagt hetzelfde ‘parfum’ als het Frans van De la démocratie en Amérique; sober maar literair hoogstaand, mild archaïsch en plechtig maar nooit theatraal. Maar toch, vertalen is inleveren. Afgaande op hun voorwoord hebben de vertalers moeite hiermee in te stemmen, maar mijns inziens blijft dit cliché over-eind. Ter illustratie bespreek ik de vertaling van drie sleutelbegrippen uit de aller-eerste pagina’s van het werk.

Zoals reeds werd besproken is het begrip égalité des conditions cruciaal in het hele boek. De openingszin van De la démocratie luidt: “Parmi les objets nouveaux qui, pendant mon séjour aux États-Unis, ont attiré mon attention, aucun n’a plus vive-ment frappé mes regards que l’égalité des conditions.” Dat begrip wordt vertaald als ‘standsgelijkheid’. Als men die uitdrukking per se wil vertalen in een kernachtig en eenduidig Nederlands woord, dan is daar misschien iets voor te zeggen. De vraag is echter of het nodig is om die égalité des conditions te vertalen in een eenduidig begrip. De vertalers vinden alvast van wel. In hun verantwoording staat immers: “Het is nergens voor nodig om die vaagheid te accepteren, want het woord condi-tion heeft in het Frans — en het Engels — een betekenis die duidelijk is en de edelman Tocqueville altijd voor ogen heeft gezweefd, namelijk ‘stand’.” [p. 1063] Maar die stelling is niet waterdicht. Voor het woord ‘stand’ gebruiken Fransen nog vaker het woord ‘état’, denk maar aan Emmanuel Sieyès zijn Qu’est-ce que le tiers état? (uit het symbolische jaar 1789), en het woord condition betekent natuurlijk veel meer dan alleen ‘stand’. Dat zou ook kunnen verwijzen naar de algemeen maat-schappelijke leefomstandigheden (zoals in Lyotards La condition postmoderne).

63 A. de Tocqueville, De la démocratie en Amérique, Première édition historico-critique revue et augmentée par E. nolla, Librairie Philosophique J. Vrin, Paris, 1990.

95731_TSvFilosofie_2012/3_06.indd 551 3/10/12 07:44

552 Luk SANDERS

Egalité des conditions zou dan al meer aanleunen bij wat vandaag ‘gelijkheid van kansen’ wordt genoemd. Tocqueville geeft zelf geen eenduidige definitie of uitleg-ging van het begrip en dus is het helemaal niet zeker dat de betekenis überhaupt eenduidig is. Ter vergelijking, ook ‘democratie’ definieerde of duidde Tocqueville niet kernachtig. James Schleifer onderzocht welke betekenissen Tocqueville er aan gaf en vond er niet minder dan elf verschillende.64 Bijgevolg meen ik dat er wel degelijk redenen zijn “om die vaagheid te accepteren”. De Franstalige lezer krijgt de betekenis trouwens evenmin eenduidig in de schoot geworpen.

Nog steeds op de eerste pagina van De la démocratie omschrijft Tocqueville die égalité des conditions als “le fait générateur dont chaque fait particulier semblait descendre” oftewel als het genererend feit waaruit ieder particulier feit lijkt voort te vloeien. Welnu, fait générateur — een term die zowel Claude Lefort als Marcel Gauchet overnamen van Tocqueville — wordt vertaald door het minder viriele ‘oer-feit’. Het was me onduidelijk waarom de vertalers verder hebben gezocht dan de letterlijke vertaling ‘genererend feit’. Temeer daar ze in hun voorwoord stelden: “Het uitgangspunt voor deze vertaling was: zo letterlijk mogelijk. Dat wil zeggen: er is nergens ingekort, nergens ‘uitleggend’ vertaald. Nergens zijn onnodige vrijhe-den genomen”. [p. 1061] In zijn nabeschouwing bezigde Kinneging even de term “genetisch principe” in plaats van “oerfeit” [p. 1105], net zoals in het inleidend essay dat hij ook al schreef voor een eerdere (gedeeltelijke) vertaling van De la démocratie.65 Ofschoon me dat eveneens nodeloos ver verwijderd lijkt van een let-terlijke vertaling, klinkt ook dat preciezer dan ‘oerfeit’.

In de inleiding wordt de égalité des conditions tevens een fait providentiel genoemd. Dat wordt vertaald als “voorbeschikt feit”, maar dat is minder specifiek dan de Franse uitdrukking. Een vallend voorwerp is voorbeschikt om tegen de vlakte te gaan, maar zo’n blinde determinatie is niet providentieel. Tocqueville bedoelde evenwel dat achter dat fait providentiel een zorgzaam Wezen schuilt (hij geloofde dat zelf niet, maar daar gaat het hier niet om). In tegenstelling tot het Nederlands, worden Franse adjectieven haast nooit met een hoofdletter geschreven. Zowel het substantief ‘Bijbel’ als het adjectief ‘Bijbels’ schrijven wij bijvoorbeeld met hoofdlet-ter, maar in het Frans wordt dat respectievelijk ‘Bible’ en ‘biblique’. Welnu, uit De la démocratie blijkt dat die providentiel werd afgeleid van het substantief Providence (met hoofdletter), wat terecht vertaald wordt als ‘Voorzienigheid’. De letterlijke ver-taling van fait providentiel als ‘feit van de Voorzienigheid’ of ‘Providentieel feit’ lijkt me daarom nauwkeuriger. In een eerdere vertaling heette het een “door goddelijke lotsbeschikking gewild feit”.66 Dat lijkt me andermaal nodeloos ver verwijderd van een letterlijke vertaling, maar toch ook weer preciezer dan “voorbeschikt feit”.

64 J.T. SchleiFer, The Making of Tocquevilles Democracy in America, Chapel Hill, The University of North Carolina Press, 1980, pp. 263-74.

65 A. de Tocqueville, Democratie. Wezen en oorsprong. De belangrijkste gedeelten uit: Over de democratie in Amerika. Het Ancien Régime en de Revolutie, Kapellen, Pelckmans, 2004, p. 27.

66 Ibid, p. 67.

95731_TSvFilosofie_2012/3_06.indd 552 3/10/12 07:44

TOCQUEVILLES VIVISECTIE VAN DE DEMOCRATIE 553

Het is vreemd dat die sleuteltermen aan het begin van het boek zo ver gezocht werden, aangezien de tekst voorts minder taal- en vertaalfouten bevat. Nochtans waren er wel enkelen die de spellingchecker overleefden: empêcher vertaald als “ver-bieden” [p. 317], fout gelopen zinsconstructies [p. 864, p. 956] en het Frans in de literatuurverwijzingen is erg onzeker. In de bibliografie valt het nog mee, maar in enkele voetnoten is sprake van la problème en le depôt [p. 1111] en op p. 1131 ging een literatuurverwijzing helemaal in de mist: René Rémont (i.p.v. Rémond), Réligion (i.p.v. Religion) et Société en Europe, la séculatisation (i.p.v. sécularistation) aux 19e et 20e siècle (i.p.v. siècles), Seuil 1998 (i.p.v. 1996). Ik zag ook dat de voetnoten 161 en 162 zowel op p. 1138 als op p. 1139 staan.

4. De architectuur

Een belangrijk minpunt aan deze uitgave zit mijns inziens in enkele redactionele beslissingen die de gebruiksvriendelijkheid van het boek verstoren. Een boek dat oorspronkelijk verscheen in twee delen, nu uitgeven in één hard cover van 1166 bladzijden is niet evident. Gallimard loste dat destijds op door het werk uit te geven in gescheiden boekdelen (in de Œuvres complètes) of door flinterdun papier te gebruiken (in de Œuvres), maar ‘Over de democratie in Amerika’ past in geen enkele boekentas en Zweedse nachtkastjes riskeren eronder te bezwijken.

Maar het hier voorliggende boek is vooral moeilijk om er vlot doorheen te lezen. In de oorspronkelijke Œuvres-editie is dat misschien nog erger, maar het is alleen een Franstalige (in ieder geval geen Nederlandstalige) traditie om boeken onge-bruiksvriendelijk te editen. De vertalers hadden drie volle bladzijden nodig om hun notenapparaat uit te leggen. Het is vreemd dat dit achteraan in het boek werd geplaatst [pp. 1058-60], want de lezer die dat vooraf niet instudeert vindt zijn jongen niet terug in het boek. Door de tekst heen staan in superscript zowel hoofdletters als kleine letters, maar ook sterretjes, kruisjes en getallen. Die verwij-zen dan naar voetnoten, eindnoten of tekstvarianten. Bovendien heb je in de eindnoten nog eens voetnoten die dan worden aangeduid met nog eens sterretjes of getallen (zie bv. [p. 772]). Het boek rustig doorlezen, inclusief eindnoten en tekst-varianten, is ondoenbaar. Lastig is ook dat die eindnoten en tekstvarianten meteen na het vertaalde boek werden geplaatst, want daarna volgen nog eens vijf andere rubrieken van in totaal 111 bladzijden. Wetende dat er op veel pagina’s noten uit beide reeksen zijn, moet je voortdurend ergens driekwart in het boek graaien om die noten en varianten te vinden. Je weet immers niet of er een kernachtige verhel-dering staat of een onbelangrijke uitweiding. De twee leeslinten aan het boek kun-nen helpen, maar dan heb je er al geen meer over als bladwijzer. In de Nolla-editie werd daarentegen bijna alles in voetnoten geplaatst. Dat levert dan soms wel voet-noten op van meerdere bladzijden, maar zo kan je wel veel rustiger lezen, bladzijde na bladzijde. Had men in deze uitgave veel meer met voetnoten gewerkt, dan had het de lezer bij volledige lectuur van het boek vele uren bladerwerk bespaard.

95731_TSvFilosofie_2012/3_06.indd 553 3/10/12 07:44

554 Luk SANDERS

Het ware veel makkelijker geweest als de nabeschouwing vooraan was geplaatst, dus vóór het vertaalde boek. Ook inhoudelijk gezien zou het geen probleem geven om van dat postscriptum een ‘inleidend essay’ te maken, aangezien daarin uitvoerig wordt aangekondigd wat er eigenlijk in De la démocratie staat (inhoudelijk ís het mijns inziens een inleidend essay).

Het is ook moeilijk te begrijpen hoe het met de hedendaagse informaticamiddelen mogelijk is dat er nog zoveel fouten staan in het register, al mogen we blij zijn dat er überhaupt een register is, want dat ontbreekt in de Œuvres-editie (niet in de Nolla-versie). Er zijn rubrieken waarachter het paginanummer gewoon vergeten werd (“Long, Majoor” en “Gevoel voor de gemeente”). Van enkele begrippen was het me ook onduidelijk waarom ze wel of niet in het register werden opgenomen. Zo heeft Tocqueville het regelmatig over (protestantse) sekten in Amerika. Dat komt niet voor in het register, maar daar staan wel bijvoorbeeld de termen “ambassadeurs” [enkel op p. 161] of “Amphyctionische raad”, begrippen die volstrekt onbelangrijk zijn in het boek. Dat laatste begrip zou trouwens enkel voorkomen op p. 175. Maar het staat er niet. Wel staat daar in een voetnoot het begrip “amphyctionendecreet”, met in superscript een verwijzing naar een tekstvariant die op p. 863 blijkt te staan. Daar is dan alsnog sprake van die “Amphyctionische raad”. Nochtans houdt het register voorts nooit rekening met de tekstvarianten of eindnoten. Dat is spijtig, want daar worden heel wat begrippen uit het register ook genoemd. Bij nogal wat begrippen staat ook een verkeerd paginanummer (Lodewijk XI zou bijvoorbeeld enkel op p. 24 vernoemd worden, maar hij wordt enkel op p. 20 vernoemd). Het boek verscheen in april 2011, maar is intussen al aan zijn tweede druk. Daarin wer-den een aantal verwijsfouten rechtgetrokken uit de tekstvarianten. Als er een derde druk komt zou ook het register grondig herbekeken moeten worden.

5. De nabeschouwing

De nabeschouwing bestaat uit zes hoofdstukken. In de bespreking van de recep-tie van Tocqueville verwees ik reeds naar het vijfde hoofdstuk, getiteld Nachleben. Hier ga ik nog wat dieper in op dit essay, vooral op het derde hoofdstuk.

De lezer wordt heel wat algemeenheden aangeboden over Tocqueville en zijn meesterwerk. Maar het is een knappe tekst. Hij is begrijpelijk voor leken en voor ingewijden is vooral dat derde hoofdstuk interessant. Tocqueville wordt er in zijn intellectuele context geplaatst, waarvoor Kinneging dankbaar gebruik maakt van de rijke kennis uit zijn proefschrift.67 Vertrekkende van Tocquevilles afkomst en de tijdsgeest waarin hij leefde, traceert Kinneging Tocquevilles bronnen vanuit de grondteneur der classicistische politieke filosofie. Hij grijpt daarvoor naar het begin-

67 Dit werd uitgegeven in boekvorm als A. Kinneging, Aristocracy, Antiquity, and History. Classicism in Political Thought, New Brunswick, Transaction Publishers, 1997.

95731_TSvFilosofie_2012/3_06.indd 554 3/10/12 07:44

TOCQUEVILLES VIVISECTIE VAN DE DEMOCRATIE 555

sel van archè of principium en naar de daaruit afgeleide politiek-filosofische noties van politeia of constitutio enerzijds en genesis of origo anderzijds.

Dat leek mij het origineelste deel van de nabeschouwing, maar het had concreter gekund, door meer oog te hebben voor de filosofische invloeden waaraan Tocque-ville onderhevig was in zijn vorming. Zo adoreerde Tocqueville zijn huisleraar, de jansenistische priester Louis Lesueur (Tocquevilles bewondering voor de jansenisti-sche Blaise Pascal is daar niet vreemd aan). Lesueur was geen groot intellectueel; zijn brieven wemelden van de taalfouten en Tocqueville realiseerde zich dat die hem veel literatuur had ontzegd (wegens te onchristelijk). Maar de correspondentie tus-sen beiden toont dat zijn invloed — toch qua kijk op het leven — moeilijk te over-schatten valt. De man was ontzettend begaan met Tocquevilles opvoeding (zelfs nog toen hij al volwassen was) en in hun correspondentie noemde Alexis zijn voor-malige huisleraar vaak Bébé (terwijl die ook al de huisleraar van Tocquevilles vader was geweest). Maar zeker ook de invloed van les doctrinaires,68 onder leiding van Pierre-Paul Royer-Collard (Tocqueville beschouwde hem naar eigen zeggen als een tweede vaderfiguur) mocht beter in de verf gezet worden. Wat dat betreft had ook mogen ingegaan worden op de inhoud van de lessen die Alexis volgde bij François Guizot.69 Ook het studiemateriaal dat Tocqueville doornam tussen zijn terugkeer in Frankrijk en het schrijven van De la démocratie — zijn zogenaamde second voyage en Amérique — komen niet aan bod. De onderbelichting van die invloeden leek me een tekortkoming van het interessante derde deel van de nabeschouwing.

Kinnegings stijl is behoorlijk categoriek; geen academisch gedraal of nodeloze disclaimers. Dat biedt een aantrekkelijke basis voor heldere discussies, maar zo stelt hij zich wel kwetsbaar op. Van sommige zaken vroeg ik me af of ze wel zo catego-riek mogen gesteld worden. Zo noemt hij een brief waarin Tocqueville tussen neus en lippen stelt dagelijks enige tijd door te brengen met Montesquieu, Rousseau en Pascal. Kinneging wijst er op dat soms drastische conclusies worden getrokken uit die ene passage (al mocht daarbij wel vermeld worden dat de belangrijke context van die brief is dat Tocqueville een drang voelde om het tweede boekdeel van De la démocratie te schrijven). Maar hij meent ook te weten dat Tocqueville níet intensief bezig was met die eminente auteurs: “We komen over geen van drieën verder veel tegen in de correspondentie of de boeken, expliciet dan wel impliciet.” [p. 1090] Dat laatste neigt mijns inziens naar het andere uiterste. Welke invloeden komen we trouwens vaker ‘tegen in de correspondentie of de boeken’ van Tocqueville? Yves Couture meende dat het reconstrueren van de invloed van Montesquieu, Rousseau

68 De doctrinairen waren een groep liberale royalisten die de monarchie wilden verzoenen met de Revolutie. Tocqueville was zelf geen doctrinair, maar verschillende van zijn sleutelideeën had hij wel rechtstreeks aan hen ontleend (zoals zijn eeuwige zoektocht naar le juste milieu of het inzicht dat machtsconcentraties iedere vorm van goed bestuur hypothekeren). Hun invloed werd uitgewerkt door Larry Siedentop, maar bleef onvermeld in de nabeschouwing.

69 Die lessen worden enkel vernoemd in de voetnoot van een tekstvariant van Tocqueville, maar daarin staat niets over de inhoud ervan, terwijl die Tocquevilles kijk op Amerika mee bepaald hebben. [p. 804]

95731_TSvFilosofie_2012/3_06.indd 555 3/10/12 07:44

556 Luk SANDERS

en Pascal op Tocqueville “onoverkomelijke problemen” oplevert.70 Dat lijkt me dan weer te fatalistisch, maar Tocqueville was in ieder geval geen academicus. Zoals gezegd schreef hij niet onbevangen, maar doelgericht om de Franse samenleving efficiënter te laten functioneren. Iedere denker die daarbij kon helpen was welkom, alleen citeerde hij die dan slordig, soms zelfs zonder vermelding van hun naam. Er is trouwens een opmerkelijke parallel tussen de belangrijkste beschrijver van de Amerikaanse democratie (Tocqueville dus) en de belangrijkste ‘ontwerpers’ ervan, de auteurs van The Federalist Papers. De filosofische invloeden waaraan zij onderhe-vig waren, vallen ook moeilijk glashard te bewijzen, maar niettemin lijken ze ook daar voortdurend om de hoek te loeren.71

In de Nolla-versie werden die slordigheden van Tocqueville steevast geëxplici-teerd, in de Œuvres-versie haast nooit. Wanneer Tocqueville bijvoorbeeld schrijft: “Een groot man heeft ooit gezegd dat onwetendheid aan beide uiteinden van de ken-nis staat” [p. 206] dan is dat een verwijzing naar Pascals Pensées (§83 in de Lafuma-editie). Die verduidelijking staat wel in de Nolla-versie, maar niet in de Œuvres-versie en dus ook niet in de Nederlandse vertaling ervan. Zelfs waar Tocqueville uitdrukkelijk naar Pascal verwijst [p. 218, p. 483, p. 679] staat er haast nooit een verduidelijking, terwijl Nolla in zijn commentaren heel vaak wijst op invloeden van zowel Rousseau,72 Montesquieu,73 als Pascal.74 Die talrijke verwijzingen lijken alvast Kinnegings afwijzing van hun impliciete aanwezigheid tegen te spreken.

Er werd toch al erg veel geschreven over de parallellen tussen Rousseau en Toc-queville (door Philip Knee, Peter Augustine Lawler, Patrice Rolland, Primrose Pratt Tishman, Paul Rahe, Jean-Louis Benoît…), inzake de gelijkheidsgedachte, la volonté générale, la religion civile… Pascals invloed was wellicht nog groter dan die van Rousseau en Montesquieu, al was die meer van existentiële aard. Zijn invloed beperkte zich zeker niet tot enkel Tocquevilles politieke ideeën (maar dat geldt ook voor de classicistische invloeden waar Kinneging naar verwijst).75 De kranige Jean-Louis Benoît publiceerde zijn hele intellectuele leven over Tocqueville en hij ver-wees voortdurend naar de pascaliaanse invloeden waaraan Tocqueville onderhevig

70 Y. couTure, Philosophie politique et modernité, l’exemple de Tocqueville, thèse de doctorat, université Paris I, 1998, p. 228.

71 De namen die in dit verband steevast circuleren zijn Hobbes, Locke, Montesquieu en Rous-seau. Maar in een recent werk werd overtuigend aangetoond dat ook David Hume moet toegevoegd worden aan dit rijtje. Cf. M.G. SPencer, David Hume and Eighteenth Century America, Rochester (NY)/Woodbridge, Boydell & Brewer, 2010.

72 A. de Tocqueville, De la démocratie en Amérique. Ed. E. nolla, vol. 1, p. 7; p. 9; p. 25; p. 30; p. 89…; vol. 2, p. 19; p. 97; p. 210; p. 254 p. 265…

73 Ibid., vol. 1, p. 3; p. 14; p. 16; p. 37; p. 89…; vol. 2, p. 48; p. 87; p. 200; p. 265; p. 273… 74 Ibid., vol. 1, p. LXV; p. LXVII; p. 16; p. 77; p. 230…; vol. 2, p. 19; p. 43; p. 64; p. 117;

p. 180… 75 Cf. L. díez del corral, ‘El liberalismo de Tocqueville. La influencia de Pascal’, Revista de

Occidente 26/1965, pp. 133-53.

95731_TSvFilosofie_2012/3_06.indd 556 3/10/12 07:44

TOCQUEVILLES VIVISECTIE VAN DE DEMOCRATIE 557

was. Françoise Mélonio noemde Tocqueville ‘un pascalien sans la foi’76; Benoît voegde daar aan toe ‘sans nuit du Mémorial ’.77

Kergorlay schreef dat Tocqueville ooit modellen heeft gezocht bij Montesquieu, maar dat hem dat relatief weinig zou hebben opgeleverd. In diezelfde notitie bena-drukt hij wel de doorslaggevende invloed van Pascal, Voltaire en La Bruyère op Tocqueville.78 Nolla is het uitdrukkelijk oneens met Kergorlay voor wat betreft die beperkte invloed van Montesquieu.79 En wat de nabeschouwing betreft, meen ik dat er met betrekking tot Montesquieu sprake kan zijn van een gemiste kans, maar ook van verwarring. Zelfs bij de titel van de inleiding van De la démocratie staat al een verwijzing naar een notitie die het volop heeft over Montesquieus invloed op Tocqueville, tenminste in de Œuvres-editie. De notitie begint met de woorden: “Ziehier een eerste voorbeeld van de invloed van Montesquieu op Tocqueville. Van zijn voorganger leerde Tocqueville dat…”.80 De invloed van Montesquieu wordt dus al benadrukt op de eerste bladzijde van de inleiding en hij wordt gelijk bestempeld als “Tocquevilles voorganger”. In de Nederlandse vertaling werd die notitie echter geschrapt. De Œuvres-editie heeft achteraan ook een mooie notice, geschreven door Jean-Claude Lamberti. Deze werd ook niet naar het Nederlands vertaald, maar ook die begint meteen met Montesquieu; er wordt geopend met een citaat uit De l’esprit des lois, waarna eraan herinnerd wordt dat Pierre-Paul Royer-Collard Tocqueville niet voor niets “de Montesquieu van de negentiende eeuw” had genoemd.81 Verba-zingwekkend is het dan ook als blijkt dat Kinneging zelf een toevoeging heeft geschreven bij een tekstvariant, waarin hij stelt: “Tocquevilles gepubliceerde en ongepubliceerde geschriften zijn duidelijk beïnvloed door Montesquieu.” [p. 864]

Kinneging wijst op Tocquevilles (typisch classicistische) neiging om met ideaal-types van constituties te werken, in casu aristocratie en democratie. Nolla zegt het-zelfde, maar hij wijst daarbij op een waarschijnlijke invloed van Montesquieu (die later ook door Weber zou zijn overgenomen). Nog steeds zoals Kinneging, brengt Nolla dat ook in verband met de Romantiek, maar in tegenstelling tot Kinneging doet hij dat ook met Pascal.82

In de nabeschouwing wordt terecht verwezen naar het boek French Political Thought from Montesquieu to Tocqueville,83 maar daar wordt de gemiste kans voel-baar. Daarin worden Montesquieu en Tocqueville aangeduid als de twee grote

76 F. Mélonio, ‘La Religion selon Tocqueville. Ordre moral ou esprit de liberté?’, Études, janvier 1984, p. 74.

77 Zie o.m. A. de Tocqueville, Notes sur le Coran, p. 10. 78 L. de Kergorlay, Étude littéraire sur Alexis de Tocqueville, Correspondant 52, 1861, p. 758-9. 79 A. de Tocqueville, De la démocratie en Amérique. Ed. E. nolla, vol. 1, p. 77. 80 Cf. A. de Tocqueville, Œuvres, II, Paris, Gallimard, 1992, p. 936: “Voici un premier exem-

ple de l’influence de Montesquieu sur Tocqueville. De son prédécesseur, Tocqueville apprit que […].”

81 Ibid., p. 903. 82 A. de Tocqueville, De la démocratie en Amérique. Ed. E. nolla, vol. 1, p. 16. 83 A. de dijn, French Political Thought from Montesquieu to Tocqueville. Liberty in a Levelled

Society?, Cambridge/New York, Cambridge UP, 2008.

95731_TSvFilosofie_2012/3_06.indd 557 3/10/12 07:44

558 Luk SANDERS

adepten van het door Montesquieu bedachte aristocratisch liberalisme. De onderti-tel van het boek — Liberty in a Levelled Society? — verwijst naar een hamvraag van voor en na 1789: is politieke vrijheid in een geëgaliseerde samenleving gedoemd te ontaarden in despotisme? Volgens Tocqueville had niemand meer bijgedragen tot de egalisering van de Franse bevolking dan Louis XI en Louis XIV die vanuit hun machtshonger ook de adel vleugellam hadden gemaakt, waardoor iedereen gelijk werd in zijn nietigheid. Bij wijze van spreken volstond het uiteindelijk om de vorst weg te nemen en Frankrijk was egaal als een biljartlaken. Maar zowel Montesquieu als Tocqueville betwijfelden de stabiliteit van zo’n samenleving. Montesquieu bedacht daartoe de scheiding der machten en Tocqueville zag bovendien ook heil in religie, het subsidiariteitsprincipe, welbegrepen eigenbelang… Beiden geloofden zij ook sterk in de kracht van des corps intermédiaires als buffer tussen burger en over-heid. De chaos en terreur die ontstonden na het uitbreken van de Franse Revolutie leken Montesquieus angsten te bevestigen. Anderzijds had de invloed van de adel daardoor zulke klappen gekregen, dat die niet langer in de positie verkeerde om de rol op te nemen die Montesquieu voor hen zag weggelegd. Toen Napoleon III het Tweede Keizerrijk instelde zag ook Tocqueville zijn angsten bevestigd: democratie was ontaard in despotisme.

Sommige aristocratische liberalen hadden nog gehoopt dat een nieuwe sociale elite zou kunnen voortkomen uit de bourgeoisie, als corps intermédiaire. Maar toen de veralgemeende gedachte ontstond dat de geschiedenis gedoemd was te evolueren richting gelijkheid, werd betwijfeld of er zich überhaupt nog een maatschappelijke klasse zou kunnen ontwikkelen die sterk genoeg was om de vrijheid te bewaken. Toen ontstond de gedachte om niet langer een bepaalde stand als middenklasse te nemen, maar wel vrijwillige verenigingen van burgers. Dit middel tot decentralisa-tie van de staatsmacht zou wel realistisch zijn in een egalitaire samenleving. Dit discours had naadloos kunnen aansluiten bij Kinnegings algemene duiding van de intellectuele traditie waar Tocqueville uit voortkwam. Verwijzingen naar het aristo-cratisch liberalisme en de doctrinairen hadden zijn duiding alleen maar kunnen versterken.

Verrassend was ook dat enkele pagina’s nadat de invloed van Pascal, Montes-quieu en Rousseau werd afgewimpeld, onder meer de historicus (en exponent van de romantische school) Jules Michelet (1798-1874) werd genoemd als auteur die Tocqueville wél graag las. [p. 1100] Het speet me dat daar geen bronvermelding bij staat. In zijn essay Permanence du théologico-politique? heeft Lefort Tocqueville immers aangewreven niet gezien te hebben wat Michelet wel had gezien, namelijk de diepere en belangrijke betekenis van le double corps du roi.84 “Want wat Michelet vaststelt en wil uitdenken is afwezig in het denken van Tocqueville” merkte Lefort

84 Zie ook E. KanToroWicz, The King’s Two Bodies. A study in Mediaeval Political Theology, New Jersey, Princeton UP, 1957.

95731_TSvFilosofie_2012/3_06.indd 558 3/10/12 07:44

TOCQUEVILLES VIVISECTIE VAN DE DEMOCRATIE 559

verontwaardigd op.85 Hij tilde daar nogal zwaar aan en dus zou het me verbazen als Tocqueville Michelet dan toch aandachtig had gelezen. Ook om die reden aarzelde Lefort om Tocqueville volwaardig filosoof te noemen.

Door de band leggen Franse auteurs meer aarzeling aan de dag om Tocqueville filosoof te noemen.86 Amerikanen zijn daar vlotter in en Kinneging noemt Tocque-ville zelfs “de belangrijkste politiek filosoof van die [negentiende] eeuw en één van de grootste politiek filosofen aller tijden”. [p. 1142] Hij beargumenteert die uit-spraak door erop te wijzen dat enerzijds “politieke filosofie en filosofie slechts ten dele hetzelfde vak zijn” en anderzijds dat “grote politiek filosofen dikwijls als filo-soof relatief weinig betekenen”. Daarbij wordt verwezen naar Machiavelli, Montes-quieu en Madison, maar het lijkt me niet moeilijk om ook tegenvoorbeelden van formaat te bedenken (Socrates, Plato, Aristoteles, Hobbes, Kant…).

Ik merkte reeds op dat Kinneging meer op de Angelsaksische lijn zit en dit komt dus ook hier tot uiting. Maar Tocqueville zelf was een Fransman en uit zijn rijke correspondentie (waar slechts een fractie van naar het Engels werd vertaald) blijkt meermaals dat hij zichzelf allerminst als filosoof beschouwde. Slechts eenmaal omschreef hij zijn De la démocratie als un ouvrage philosophico-politique (dus net als Kinneging [p. 1092]).87 Maar aan Henri Reeve schreef hij bijvoorbeeld: “U lacht met mijn filosofie en u hebt gelijk. Want niemand is minder filosoof dan ik die tot u predik. Lach dus met de prediker, maar geloof dat mijn preek vervuld is van waarheden…”88 Dat zou nog pascaliaanse ironie kunnen zijn (se moquer de la phi-losophie est vraiment philosopher), maar volgend citaat is in ieder geval representatief voor Tocquevilles sceptische houding ten aanzien van filosofie als zodanig:

Ik zou gepassioneerd zijn door de filosofische studies die u uw hele leven heb-ben beziggehouden, mocht ik er enig voordeel uit kunnen halen. Maar zij het door het falen van mijn geest, door een gebrek aan moed bij het nastre-ven van mijn doel of door de eigen aard van de materie; steeds kom ik terug op datzelfde punt, waarbij ik vaststel dat alle noties die de wetenschappen me aanreiken, me niet verder — vaak zelfs minder ver — brengen dan het punt waar ik meteen uitkwam via een handvol eenvoudige ideeën […] Ik geef toe dat ik buiten de openbaring, nooit heb gevonden dat de fijnste

85 Cl. leForT, ‘Permanentie van het theologisch-politieke? Over democratie en mystiek’, in: L. SanderS, Politiek voorbij de transcendentie? Over democratie en mystiek, Kapellen — Kampen, Pelckmans — Klement, 2005, p. 185.

86 Het is echter opmerkelijk dat sinds enkele jaren ook in Frankrijk Tocquevilles oeuvre als filosofie wordt beschouwd. In 2002 werden passages uit De la démocratie opgenomen in de syllabus van de Agrégation de Philosophie en zowel in de Dictionnaire de philosophie politique (1998) als in de Dictionnaire des philosophes (2009) werden rubrieken aan Tocqueville gewijd. Pierre Manent beargu-menteerde in een artikel (dat enkel in Engelse vertaling verscheen) dat Tocqueville wel degelijk filosoof is. Cf. P. ManenT, Tocqueville, Political Philosopher, in: C.B. Welch, The Cambridge Com-panion to Tocqueville, Cambridge, Cambridge UP, 2006, pp. 108-20.

87 A. de Tocqueville, Œuvres complètes, VIII-1, Paris, Gallimard, 1967, p. 176. 88 A. de Tocqueville, Œuvres complètes, VII, p. 371.

95731_TSvFilosofie_2012/3_06.indd 559 3/10/12 07:44

560 Luk SANDERS

metafysica me op al die punten duidelijkere noties heeft bijgebracht dan het gezond verstand en dat maakt me enigszins afkerig van haar.89

Tot slot wil ik benadrukken dat dit een kritische studie was van een boek van 1166 bladzijden. Wie op zoek gaat naar schoonheidsfoutjes in zo’n omvangrijk werkt, vindt die al gauw. Er staan onnoemelijk veel zaken in die ik niet besproken heb omdat ik er geen opmerkingen bij had. Deze studie mag beschouwd worden als een voetnoot bij een uitmuntende en warm aanbevolen publicatie die hopelijk een doorbraak van Tocqueville in het Nederlandse taalgebied zal betekenen.

89 Ibid., pp. 476-7 (Uit een brief van Tocqueville, gericht aan de katholieke filosoof Louis Bouchitté): “J’aurais eu un goût passionné pour les études philosophiques qui vous ont occupé toute votre vie, si j’avais pu en tirer plus de profit; mais, soit défaut de mon esprit, soit manque de courage dans la poursuite de mon dessein, soit caractère particulier de la matière, j’en suis toujours arrivé à ce point de trouver que toute les notions que me fournissaient sur ce point les sciences ne me menaient pas plus loin, et souvent me menaient moins loin que le point où j’étais arrivé du premier coup par un petit nombre d’idées très-simples […] Je vous avoue qu’en dehors de la révélation je n’ai jamais trouvé que la plus fine métaphysique me fournît sur tous ces point-là des notions plus claires que le plus gros bon sens, et cela me donne un peu de mauvaise humeur contre elle.”

95731_TSvFilosofie_2012/3_06.indd 560 3/10/12 07:44