Motul de San Jose - Ik'a'

37
1 The Dutch Maya Files Syntheses en vertalingen naar het Nederlands uit Engelse, Spaanse en Duitse opgravingsrapporten, artikels & theses van Maya-studenten/specialisten. ALLEEN VOOR PERSOONLIJK GEBRUIK. Een kort woordje ter inleiding: Al jaren ben ik bezig de fascinerende Mayacultuur te bestuderen. Ik organiseer mijn werk per site, waar ik zoveel mogelijk invalshoeken in verwerk (archeologie, architectuur, epigrafie, geschiedenis, geloof/religie, rituelen, ceremonies, iconografie) die in rechtstreeks verband met de site in kwestie staan. Mijn opzoekingen waren oorspronkelijk puur voor eigen gebruik bedoeld, tot ik ze wou delen met anderen. Helaas zullen in de teksten nog een hoop typ- en spelfouten staan, waarvoor mijn excuses. In elk geval hoop ik dat de inhoud elke nieuwsgierige lezer kan bekoren. Erika Raven, België [email protected] Gepubliceerd met toestemming van Justin Kerr voor alle foto’s uit www.mayavase.com. Trefwoorden: archeologie, architectuur, epigrafie, geschiedenis, geloof/religie, rituelen, ceremonies, iconografie

Transcript of Motul de San Jose - Ik'a'

1

The Dutch Maya FilesSyntheses en vertalingen naar het Nederlands uit Engelse, Spaanse en Duitse opgravingsrapporten, artikels & theses van Maya-studenten/specialisten.

ALLEEN VOOR PERSOONLIJK GEBRUIK.

Een kort woordje ter inleiding:Al jaren ben ik bezig de fascinerende Mayacultuur te bestuderen. Ik organiseer mijn werk per site, waar ik zoveel mogelijk invalshoeken in verwerk (archeologie, architectuur, epigrafi e, geschiedenis, geloof/religie, rituelen, ceremonies, iconografi e) die in rechtstreeks verband met de site in kwestie staan. Mijn opzoekingen waren oorspronkelijk puur voor eigen gebruik bedoeld, tot ik ze wou delen met anderen. Helaas zullen in de teksten nog een hoop typ- en spelfouten staan, waarvoor mijn excuses. In elk geval hoop ik dat de inhoud elke nieuwsgierige lezer kan bekoren.Erika Raven, België[email protected]

Gepubliceerd met toestemming van Justin Kerr voor alle foto’s uit www.mayavase.com.

Trefwoorden: archeologie, architectuur, epigrafi e, geschiedenis, geloof/religie, rituelen, ceremonies, iconografi e

2

3

De Ik’ dynastie hield zich op in Motul de San José. Het hoofdteken van hun embleemglief IK’was geregeld voorzien van subfi x A of a. Dezelfde combinatie kwam ook in buitenlandse referenties voor. Waarschijnlijk stond A/a voor HA’ (water), wat de lezing Ik’(h)a’ oplevert. Een samenstelling met na leek een meer uitgebreide variant van de embleemglief.

Ik’a’ betekent vrij vertaald Windachtig Water (‘windy water’). Of Ik’a’ tevens de benaming van het Lago Peten Itza of zelfs omgeving was, zou kunnen. Mogelijk werd Motul de San José wel naar het meer genoemd. Dat was ook zo bij Yax[h]a’ dat zowel het meer als de nederzetting er vlakbij aanduidde, zelfs nu nog. Vele toponiemen waren trouwens afgeleid van het omliggende landschap.

Joyce Markus wees het Ik’-embleem in 1976 aan Motul de San José toe, wat Stuart en Houston in 1994 bevestigden omdat een passage op lokale stèle 2 naar een dans verwees die doorging in Ik’a’: utiiy ik’a’, ‘het gebeurde in Ik’a’. Er werden ook mensen uit Ik’a’ (aj-ik’a’) op monumenten uit nabijgelegen sites vermeld en sommige beeldhouwers onder-tekenden hun werk op Motul de San José stèles 2 en 4 door zich te bestempelen als mensen uit Ik’a’ of jonge Ik’a’ heren. Motul de San José stèle 1 gaf de troonsbestijging van een goddelijke Ik’ heer op (k’uhul ik’[a’] ajaw) en de viering van een periode-k’uhul ik’[a’] ajaw) en de viering van een periode-k’uhul ik’[a’] ajaweinde aan Ik’a’s wateren (C8-D8: tahn ha’ ik’a’, lett. ‘aan de voorkant van Ik’a’s water’). Dat het toponiem in het laatste geval naar de lokatie verwees waar de stèle was opgericht stond door de specifi eke uitdrukking buiten kijf.

Hoewel de plaatsnaam voor Motul de San José altijd IK’-a was gespeld, gebruikten haar heersers consequent IK’. Dat leidden Stuart en Houston ertoe te denken dat IK’ en IK’-a twee verschillende toponiemen waren die misschien een ander gebied aanduidden (de stad en het rijk). Tokovinine en Zender daarentegen vogelden uit dat IK’ op zichzelf nooit als plaatsnaam voorkwam en enkele exemplaren van de embleemglief uitzonderlijk de volledige spelling IK’-a bevatten. Zo stond op altaar 3 uit Altar de los Reyes K’UH IK’-a AJAW-wa, k’uh[ul] ik’a’ ajaw en op K1546 IK’-a AJAW-wa. Het weglaten van -a’ wanneer het toponiem in titels van personen (ajaw, ‘heer’) werd verwerkt gebeurde ook elders. Vergelijkbare gevallen zijn 3-WITZ-

AJAW voor hux wiza’ ajaw, wa-ka-AJAW voor waka’ ajaw en K’IN-ni-AJAW voor k’ina’ ajaw. Voorbeelden waar -a wel in de embleemglief werd geschreven waren pi-pi-a AJAW voor pipa’ ajawen YAX-a AJAW voor yaxa’ ajaw. Wat de reden voor de verkorte schrijfwijze ook was (gedeeltelijk grafi sch en gedeeltelijk fonetisch), lijkt het erop dat het toponiem in de embleemglief ook Ik’a’ was.

Waarschijnlijk oefenden Ik’a’s heersers geen gecentraliseerde macht uit maar deelden die met edelen uit Akte, Chachakluum, La Trinidad de Nosotros, Chakokot, Kantetul, Buena Vista en mogelijk Tayasal, allemaal gelegen in de buurt van het Lago Peten Itza. De mate waarin dit gebeurde is echter moeilijk te achterhalen, ook of deze nederzettingen als alternatieve zetels voor het Ik’ vorstenhuis dienden. Secundaire en tertiaire sites richtten hun eigen monumenten op (wat wijst op onafhankelijk-heid) en hadden hun eigen ceramisten/schilders. La Trinidad de Nosotros, gelegen op 2,6 km van Motul de San José, is wel de meest intrigerende sateliet. Ze beschikt over verwonderlijk veel ceremoniële en publieke architectuur voor zo’n kleine site, een artifi ciële haven en balspeelterrein (in tegenstelling tot Motul de San José). Ze speelde een sleutelrol als verdeler van exotische goederen en zoetwaterdieren zoals krokodillen, vis en schildpadden. De kleine nederzetting Chak Maman Tok’ was een belangrijk centrum waar op grote schaal vuursteen werd verwerkt tot werktuigen van hoge kwaliteit. Slechts een handvol andere zijn gekend. In Tajasal, Akte en Chachakluum kwam het Ik’ embleem ook voor. Dankzij de Arroyo Kantetul, die verbinding maakte met de rivieren San Pedro Martir en Usumacinta konden goederen verscheept en tegelijk allianties gesmeed worden met Hix Witz, Maan, Pa’chan (Yaxchilan of El Zotz) en waarschijnlijk op een gegeven moment ook Waka’ (El Peru). Er blijken tevens connecties met Rio Azul, Tubaal en Itza’es (Itzimte?) bestaan te hebben.

Omdat Motul de San José tussen twee vijandige gebieden lag, Tikal en de Petexbatun Hegemonie van Dos Pilas (die op haar beurt deel uitmaakte van het Kaanse rijk), bevonden de Ik’a’ heren zich eigenlijk in een hachelijke positie. Desondanks wisten ze relatieve autonomie te behouden en een machtig rijk op te bouwen. Ze trokken voordeel uit de successen en nederlagen van hun buren, wat

The Dutch Maya Files:

Motul de San Jose • Ik’a’

4

zelfs bijdroeg tot hun groeiend politiek belang. Het vorstenhuis werkte zich op door oorlogen, grootse banketten, economische kracht en gearrangeerde huwelijken.

Ik’a’ staat vooral bekend omwille van haar prachtig beschilderd aardewerk. Hoewel de meeste exemplaren van onbekende herkomst zijn, stemt hun pasta en stijl overeen met scherven uit Motul de San José en haar buren ten westen van het Peten Itza meer. Er worden in totaal vijf groepen onderscheiden, waarvan er vier in Motul de San José zelf werden gefabriceerd, voornamelijk voor de plaatselijke elite. De ceramiek was ook gegeerd door andere vorstenhuizen en maakte deel uit van handelswaar, geschenken of tribuut —er werden scherven aangetroffen in Aguateca (Eberl 2003), Arroyo de Piedra, Ceibal en Cueva del Sangre (Reents-budet et al., 2007). Geen enkele secundaire site produceerde het volume of de kwaliteit van de kunstenaars te Motul. Slechts weinigen signeerden hun werk. Op zich was dat hoe dan ook bijzonder, want terwijl dat relatief gangbaar was bij monumentale kunst, kwam dat zelden bij aardewerk voor. Enkele voorbeelden zijn gekend uit Naranjo en nederzettingen in het zuiden, westen en noorden van het Peten Itza meer. Waarom die handtekeningen zowel geografi sch (de centrale Peten) als in tijd (een eeuw) beperkt waren is onbekend. Houston vermoedt dat de scriba’s in dit gebied voornamelijk tot de (koninklijke) elite behoorden; dat was alvast het geval in Aguateca. Mogelijk voerden ze ook andere taken uit zoals administratieve, rituele en diplomatieke. De schilders plaatsten hun naam in de randtekst of bij fi guren. Hoe dichter hun naam bij de heerser, hoe hoger hun status (en die was blijkbaar sowieso al heel wat).

De Ik’a’ ceramiek is werkelijk uniek en anders dan alle andere antieke Maya vaatwerk. Hun delicate beschilderingen, zowel qua taferelen als schrifttekens, refl ecteren het hoogtepunt van de Klassieke cultuur. Het gros bestaat uit cilindervormige bekers of vazen met rechte wanden, variërend tussen de 17 à 24 cm in hoogte en 8 tot 12 cm (soms zelfs 17 cm) in diameter. Een klein aantal zijn ondiepe potten, sommige uitzonderlijk voorzien van 3 of 4 pootjes. Schalen mankeren zo goed als volledig; slechts eentje is gekend. Het kleurengamma loopt van crème en geel tot rood en roos, zwart en wit, en alle gradaties van oker en oranje. De gliefen zijn geschilderd in roze of rode verf, of zwart met oranje vulling. Bijzonder zijn de waarheidsgetrouwe weergaven van mensen, hun fysieke zwakheden ten spijt. Dik, klein, mooi of lelijk; niemand kreeg een voorkeursbehandeling. Niet alle stukken waren even kwalitatief. Een hoop mist de hand van de meester. Ook zijn vele

exemplaren overschilderd of bijgewerkt om gestolen, beschadigde exemplaren op te waarderen (terwijl eigenlijk eerder het omgekeerde gebeurde, want die retouches zijn werkelijk om te huilen, zo slecht).

Op een derde van de stukken komt de Ik’a’ embleemglief voor en indien die ontbreekt wordt uitgegaan van ofwel de chemische samenstelling of stijl om ze te identifi ceren als Ik’a’-ceramiek. De scènes bestrijken drie onderwerpen die soms overlappend zijn: historische paleisscènes, dans/rituelen en bovennatuurlijke wezens. Elke beker toont een ajaw betrokken bij een activiteit: dirigerend vanop zijn troon, dansend, zich opmakend voor het balspel, temidden van bovennatuurlijke wezens, gevangenen overziend of terwijl hij tribuut ontvangt. Op enkele uitzonderingen na is de koning omringd door hovelingen en/of edelen van lagere rang. Scriba’s verschijnen uitsluitend in paleisscènes en vrouwen alleen terwijl ze toekijken bij een ritueel. Zo’n 90 individuele personen komen aan bod. Zes niet-koninklijke edelen voerden de Aj K’uhuun of ‘God C’ titel. Ze waren nauw betrokken bij het vorstenhuis. Anderen gebruikten b’aahte’/b’aahte’/b’aahte’ bate’, een notoire krijgerstitel. Zo goed als altijd ontbreken hun namen. Scriba’s, vertellers en Aj K’uhuuns zijn ook te herkennen aan hun hoofdtooi waar ofwel penvormige elementen in zitten of een doorgesneden schelp (hun inktpot) aan het oor. Dikwijls spelen ze een belangrijke rol in de afbeelding en zijn in gesprek met de vorst.

De productie van de ceramiek beslaat ongeveer 60 jaar, tussen 740 en 800. In de loop der tijd veranderde de samenstelling van de pasta en stijl, maar zo homogeen dat de verschillende makers duidelijk contact met elkaar hadden en zowel recepten als kunstexpressies deelden. De historische onderwerpen geven een beeld van het politieke leven in die periode: bezoeken van aristocraten, edelen tijdens aderlatingsrituelen, offeren van gevangenen en feesten. Ze vormen bovendien de basis voor de reconstructie van de dynastieën en hun geschiedenis. En dat Ik’a’ een belangrijke politieke en economische rol speelde in de regio blijkt uit aardewerk aangetroffen in graven van prominente heersers uit andere sites in de Peten (Rio Azul, Dos Pilas, Seibal, Altar de Sacrifi cios, Tamarindito, Tikal, Uaxactun), maar ook in het verre Ixkun, Calakmul en misschien zelfs Copan.

Exacte datering van opgetekende gebeurtenissen is echter onmogelijk; alleen Kalenderrondedatums zijn opgetekend, dus is hun plaatsing in Lange Telling afhankelijk van interpretatie. Voor de toenmalige mensen was dat natuurlijk geen probleem: zij wisten precies in welk jaar de Kalenderronde viel vermits het tafereel op de beker vers in hun geheugen lag. Een bijkomend probleem bij de datering vloeit ook

5

voort uit beschadigde of recent bijgeschilderde gliefen.

Meer dan 50 potten documenteren Ik’ waaronder: K533, K534, K680, K767, K791, K792, K793, K1050, K1399, K1439, K1452, K1453, K1463, K1498, K1728, K1896, K2025, K2573, K2763, K2784, K2795, K2803, K3054, K3203, K3464, K3478, K3984, K4120, K4355, K4606, K4690, K5370, K5418, K5445, K6315, K6552, K6666, K6674, K6688, K8484, K8764, K8790, K8889, K8926, twee bekers uit het Museum of Fine Arts in Boston, MS0031, MS1406 (K767) en MS1083; eentje uit het Cleveland Art Museum, CAM-1967.203 en eentje uit een privé-collectie.

De Maya’s hechtten nogal belang aan bezit en lieten niet na talloze objecten van de eigenaar te voorzien. Dat gold voor gebouwen, monumenten, gebruiksvoorwerpen, juwelen en vooral ceramiek. De PSS (Primary Standard Sequence), een term bedacht door Coe, was de meest algemene formule en beschreef het type aardewerk (kom, schaal, drinkbeker, ...), inhoud (cacao, pulque, tamales, ...), de maker (ingeleid door de titel u tz’ib of aj tz’ib, ‘hij van het schrijven’ of simpelweg scriba) en eigenaar. Vermits de PSS altijd de bovenrand bekleedde en dus ononderbroken doorliep, markeerde een introductieglief (ALAYintroductieglief (ALAYintroductieglief ( , ‘deze’) het begin van de ALAY, ‘deze’) het begin van de ALAYinscriptie. Terwijl de PSS overal in voege was, kwam hij zelden voor bij Ik’a’ ceramiek. Hij verschijnt maar op 5 bekers: K791, K1728, K2573, K2803 en K3478.

Er bestonden enorm veel verschillende aanduidingen voor de vorm en/of het gebruik van elk soort vaatwerk. Erik Boot stelde een lijst op van zulke benamingen en hun betekenis. Ceramisten, of althans degenen die de tekst aanbrachten en/of de stukken decoreerden, signeerden soms hun werk, iets wat aanzienlijk minder frequent voorkwam bij andere kunstvormen.

De PSS had niets te maken met het afgebeelde onderwerp. Voor de beschrijving van wie en wat er te zien was, gebruikte men korte opschriften of verticale kolommen. Mensen en bovennatuurlijke wezens kregen voor de zekerheid ook hun exacte aanspreking: de sterfelijken: (k’uhul’) ajaw, hun al even sterfelijke ziel of alter ego: way, en goden/godheden: k’uh.

6

Reconstructie van de dynastieMeerdere auteurs poogden Ik’a’s dynastieke sequentie te reconstrueren (Zoe A. F. Agoos, Reents-Budet, Velasquez Garcia, Tokovinine & Zender). Een moeilijke opgave vermits de bronnen beperkt waren tot ceramiek (grotendeels van onbekende herkomst) of Motul de San José’s monumenten die weinig in aantal (vier stèles en verscheidene fragmenten van onzekere herkomst) zwaar beschadigd, haast niet onderzocht of gepubliceerd waren. Bovendien kwam geen enkele koninklijke naam op scherven uit de site zelf aan het licht.

Over het algemeen wordt de man van stèle 2 te Bejucal als eerste Ik’a’ heerser bestempeld. Bejucal ligt op meer dan 30 km ten noordoosten van Motul de San José. De tekst vermeldt de oprichting van een monument (tz’a(h)paj) ter gelegenheid van het periode-einde in 393 (8.17.17.0.0) onder auspiciën van Yune’ B’ahlam, K’uhul Ik’ Ajaw. Een DN leidt naar 381, waarschijnlijk de datum waarop hij de troon besteeg maar wel als vazal van [...] K’ahk’, kaloomte’ ajaw. Vermoedelijk was dat de fameuze Siyaj K’ahk’ die op diverse monumenten ook de prestigieuze titel kaloomte’ voert. Siyaj K’ahk’ kaloomte’ voert. Siyaj K’ahk’ kaloomte’palmde een groot gebied in, dus lijkt het plausibel dat Bejucal eveneens door hem werd ingelijfd. Het Ik’[a’] embleem zou ook voorkomen in een inscriptie op een Bejucalse muur (maar werd nooit gepubliceerd). Intussen was Motul de San José zeer dun bevolkt. Het hof had zich dus blijkbaar tijdelijk hier teruggetrokken. De site was de oorspronkelijke hoofdstad van een dynastie die zich later installeerde in El Zotz, vlakbij Tikal. Inscripties te Bejucal beperken zich tot een korte periode van 40 jaar. Dat was waarschijnlijk het gevolg van Siyaj K’ahk’s aanwezigheid in de streek.

Tokovinine en Zender gingen er niet mee akkoord dat Yune’ B’ahlam een Ik’a’ heerser was. Ten eerste stond niet vast of de datum van het DN vòòr of na het periode-einde viel, ten tweede ontcijferden ze ’s mans naam door Mam Yax Ik’ Ajaw Chak ? Ahk. Dat Yax Ik’ Ajaw een vroege variant van de Laatklassieke embleemglief voor Ik’a’ was weerlegden ze omdat een embleemglief altijd aan het einde van een naam stond, wat hier niet het geval was. Bovendien leek de naam van de man verdacht op die van meerdere Pa’chan heersers uit El Zotz. Tot slot was het AJAW-bovenvoegsel eerder een niet-ontcijferd teken dat ook bovenop een IK’-logogram in de titel van enkele personen op Vroegklassieke ceramiek voorkwam, zoals Erik Boot opmerkte. Die titel (IK’ + bovenvoegsel) voerden wel sommige Laatklassieke Ik’a’ heren, al was hij niet tot hen beperkt en zeker niet tot hun embleemglief. Besluit: dat hier een lid van Ik’a’s dynastie vermeld was, was nogal onwaarschijnlijk.

Hun Vroegklassieke vorstenhuis had zijn wortels dichterbij hun Laatklassieke zetel te Motul de San José: zo bevat de zwaar verweerde inscriptie op stèle 3 van Tayasal (een Vroegklassiek monument te oordelen naar zijn stijl) het IK’-logogram in de naam van de protagonist. Het teken ervoor lijkt erg op K’INICH dat frequent deel uitmaakte van Ik’a’s koninklijke namen. Het teken erachter is grotendeels vergaan, hoewel wat overblijft niet uitsluit dat er AJAW stond —ook standaard onderdeel van een embleemglief. Een ander spoor van Ik’a’s thuisbasis stond op een vroege Laatklassieke pot (Radio Peten vaas) uit het Santa Barbara Musuem te Flores. Daar herkende Sven Gronemeyer het Ik’a’ toponiem, dat hier onderdeel was een uitgebreide toponieme frase of lijst van vier verschillende locaties. De pot kwam uit het gebied rond het Lago Peten Itza.

Over Sak Hux Ook K’inich (SAK-3-OK’-K’INICH-chi K’UH-IK’) bestaat verwarring. Zijn naam zou op K3844 staan, een beker die relatief oud is. Hij behoorde een Hix Witz prins toe. De scène toont een processie van zes (goddelijke?) personages die bundels en offermessen dragen. Sommige hebben knotsen en perforators bij. Ze bewegen zich naar een provisorisch heiligdom waar een godheid in schuilt. De god is gekleed in jaguarpels. Voor hem staat een kom waar de vlammen hoog uit oplaaien en een baby in geofferd is. De tweede man op rij is sak hux ook k’inich, k’uhul ik’ ajaw. Zijn hoofdtooi is versierd met een sak hunal. Erik Boot vertaalde T285:503 (hux) door ‘stoom’ of ‘adem’. In hux) door ‘stoom’ of ‘adem’. In huxdat geval zou de naam op de godheid slaan (k’uhul hux, ‘Heer van de Adem’). Sak Hux Ook is tevens de naam van een Rio Azulse way. Toch wijzen de sak hunal, AJAW-logogram en ik’-embleem erop dat hier sprake is van een man van vlees en bloed, een historische Ik’ heerser. T258:503 kan ook een andere spelling voor Ik’[a’] zijn [Grube]. Desondanks mankeert Sak Hux Ook K’inichs naam in de ‘offi ciële’ lijst van koningen.

Tokovinine en Zender beschouwden ?-K’inichs verschijning op Motul de San José’s stèle 4 als oudste duidelijke spoor van Ik’a’s dynastie (ze bedoelden met ? K’inich hoogst waarschijnlijk niet Sak Hux Ook K’inich). In de inscriptie van het monument konden twee datums onderscheiden worden: het periode-einde van 9.12.10.0.0 (682) in de toekomst en de Tzolk’in 4 Ajaw die misschien in 9.12.8.0.0 (680) viel, waarschijnlijk de dag waarop de steen werd ingehuldigd. Wat overbleef van het beeldhouwwerk toont een staande heer met K’awiilscepter in de hand en dwerg aan de voet. In de tekst is sprake van ‘het nemen van de K’awiil’ (ch’amaw k’awiil), een ceremonie die dikwijls gepaard ging met het verkrijgen van autoriteit. Helaas is de naam van de protagonist overal zo zwaar beschadigd dat hij niet

7

meer kan gelezen worden, hoewel hij op -k’inichlijkt geëindigd te hebben. De man noemde zich een Twee-Katun Heer, wat betekent dat hij tussen de 20 à 40 jaar oud was.

Na hem regeerde Witte Vogel (gekend als Witte Vogel (gekend als Witte VogelSak Muwaan, Sak Ch’een). De vogelkop lijkt op MUWAAN, ‘havik’, maar mankeert de diagnostische veren onderaan de bek (soms inclusief een klauw). De vereenvoudigde versie was mogelijk IKIN, ‘uil’, een term die amper maar wel wijd verspreid in de hele Maya-regio opduikt en een specifi eke soort benoemde. [Sculptors and Subjects: Notes on the Incised Text of Calakmul Stela 51. Simon Martin (University of Pennsylvania), Stephen Houston (Brown University) & Marc Zender (Tulane University). Maya Decipherment, 2015] Tokovinine en Zender waagden zich op het moment dat ze dit artikel schreven niet aan de transcriptie van de naam omdat het roofvogel-teken tussen SAK en -SAK en -SAK nitrekken van zowel O’ als CH’EEN had, hoewel de -ni bij geen van beiden als uitgang past, en mankeren de karakteristieken voor MUWAAN, al klopt -ni dan wel. Misschien was het teken een samensmelting van MUWAAN met O’ of CH’EEN, of is de recentere lezing IKIN wel juist.

Tokovinine en Zender plaatsten Witte Vogels regeerperiode tussen 682 en 701. De man staat als jongeling afgebeeld op K2803 tijdens een partij balspel tegen iemand uit Hix Witz. De pot was eigendom van de heer uit Hix Witz en speciaal voor Witte Vogel gemaakt, wellicht als dank voor zijn bezoek. De randtekst vermeldt de eigenaar: ch’ok hix witz bate’ (O1-P1), terwijl de verticale kolom de hix witz bate’ (O1-P1), terwijl de verticale kolom de hix witz bate’andere speler opgeeft: ‘u-ba-h(i) ta [pi]-tsi CHAK ch’o-k(o) (ke)-KELEM SAK IKIN(?)-(ni) K’UH ‘IK’ ‘AJAW-(wa); ‘...dit is zijn portret in het balspel, sterke jongeling, Witte Vogel, Goddelijke Ik’ Heer.’ Witte Vogel voerde hier dus twee titels: k’uhul ik’[a] ajaw en chak ch’ok kele’m (‘grote, sterke jongeling’); de laatste was voorbehouden aan erfgenamen van de allerhoogste elite.

Op K2784 laat Witte Vogel zich aanspreken door Goddelijke Ik’a’ Heer, Eerste Kaloomte’ en Eerste der Aarde, kuh[ul] ik’[a’] ajaw yax kaloomte’ baah kab’. Yax Kaloomte’ wijst erop dat hij regionale macht uitoefende. De vaas behoorde zijn zoon toe, ene K’ebij Ti’ Chan, itz’at pitz, ‘kunstenaar/wijze en balspelspeler’ zoals de PSS laat weten: ‘... de drinkbeker van K’ebij Ti’ Chan, its’at pitz, zoon van Sak ??, k’uhul ik’[a’] ajaw’. Er is koning Tahn Tuun Chaak van Maan te zien, omringd door hovelingen en een bezoeker (K’ebij Ti’ Chan?) aan zijn hof. Het stuk werd niet in Motul de San José gemaakt maar in de buurt van La Florida (dat geassocieerd wordt met Maan). Zoonlief ging erheen als ambassadeur van Ik’a’ om de troonsbestijging van de plaatselijke

vorst bij te wonen en kreeg toen de beker cadeau. Hij schopte het nooit tot koning, maar kreeg wel alternatieve titels toebedeeld.

Zowel K2803 als K2784 verschillen van latere Ik’a’ ceramiek en zien eruit of ze in de late 7e eeuw zijn beschilderd. De eerste pot stamde waarschijnlijk uit de vroegere jaren van Witte Vogel; de tweede van later, toen hij een aanzienlijke politieke status had bereikt.

De verschijning van ? K’inich en Witte Vogel was niet toevallig, want tegen 679 had Tikal het onderspit moeten delven in oorlogen tegen Calakmul en Dos Pilas. En dat bood kleinere besturen in de streek rond het Lago Peten Itza de gelegenheid een sterkere positie na te streven. Een fragment van Motul de San José’s stèle 4 impliceert dat ? K’inich mannen uit Lakamtuun (El Palma) en Namaan (La Florida) gevangen nam, ergens vòòr 680. Hij was die besturen dus vijandig gezind. Maar daar zou later verandering in komen.

Witte Vogel was ofwel een vazal of bondgenoot van Hix Witz, zoals blijkt uit K2803 waar hij het balspel met enkele andere heren speelt. Hix Witz (Zapote Bobal, El Pajaral en La Joyanca) lag tussen Motul de San José en Namaan in. En intussen was de sfeer tussen Ik’a’ en Maan niet meer gespannen, vermits Witte Vogel zijn zoon K’ebij Ti’ Chan erheen stuurde voor de troonsbestijging van de lokale vorst. Maan was onderwijl onafhankelijk of geallieerd geworden, wat de diplomatieke relaties ten goede kwam.

Toen de confrontaties tussen Tikal en Calakmul/Dos Pilas verder opliepen, beïnvloedden die opnieuw de politieke toestand in de streek. In 695 leden de Kanul heren van Calakmul een zware nederlaag en begon Tikal zich te laten gelden. Stèle 1 te Motul de San José rapporteert de troonsbestijging van een nieuwe heerser in 701 en hoe hij de ceremonies van het periode-einde in 9.14.0.0.0 (711) overzag, maar hij werd aangesteld door Tikals vorst Jasaw Chan K’awiil. Die onderdanige positie (yajaw) yajaw) yajawverhinderde hem kaloomte’ te zijn. Hij was echter kaloomte’ te zijn. Hij was echter kaloomte’de enige Ik’a’ heerser die deze ronkende titel niet gebruikte. Een latere koning nam bij zijn kroning zijn naam aan. Zijn naam is op Motul de San José’s stèle 1 tweemaal ye-TE’-K’INICH (A9-B10, C4) gespeld.

Tikal won het niet altijd van haar rivalen uit Dos Pilas en kreeg het in 705 zwaar te verduren. Daarna schijnen beide besturen een soort status-quo behouden te hebben. De Ik’a’ dynastie zag meteen enkele nieuwe opportuniteiten. Kersverse Tayel Chan K’inich, een meester in overlevingskunst, buitte de situatie succesvol uit. Hij lijkt noch aan Tikal noch aan Dos Pilas ondergeschikt geweest te zijn, hoewel hij misschien een Mutulse vrouw had.

8

Een dame bezoekt hem op K2573. Opvallend is dat ze een verrassend prestigieuze titel voert die zo goed als nooit met vrouwen werd geassocieerd: aj k’uhuun. Terwijl ze vroeger als Mutulse werd bestempeld, is het MUT-logogram in haar naam nogal ongewoon. Dmitri Beliaev beschouwde de glief eerder als een vorm van Yootz, een koninklijke familie uit de noordoostelijke Peten die gekend is van ceramiek van onbekende herkomst en inscripties uit Naranjo. De site lag wellicht in de buurt van Xultun. K4996 laat Tayel Chan K’inich met een andere vrouw zien, ditmaal zo goed als zeker zijn echtgenote. Ze was van Xultunse adel, maar voerde de titel i’ ajaw die uisluitend door de Mutulse adel van Tikal werd gebruikt. Xultun bevond zich redelijk ver van Motul de San José, maar Tayel Chan K’inichs netwerk reikte zelfs tot Rio Azul; K2295 was beschilderd door een Ik’a’ scriba voor een koning van die stad. Op die beker staat naar verluidt trouwens hoe iemand de bruidsschat aan een lokale edelman afl evert in ruil voor de hand van zijn dochter. Xultun en Rio Azul onderhielden nauwe banden met Tikal, dus Tayel Chan K’inich stond blijkbaar op goede voet met Tikals hof. Dat lette hem niet om ook geschenken uit te wisselen met hun neven en nichten uit Dos Pilas. Die vreedzame relatie bleef wellicht behouden gedurende de regeerperioden van Heersers 2 en 3 aldaar: Itzamnaaj K’awiil (Heerser 2) kreeg een schaal mee toen hij werd begraven; de Cancuense echtgenote van Uch’an K’in B’ahlam To’ K’in K’awiil (Heerser 3) een pot. Daarnaast kwam ook ceramiek van Tayel Chan K’inich in Tamarindito en El Peru aan het licht, telkens bijgezet in graven van zeer belangrijke mensen. Al overleden die personen heel wat later (allemaal in de tweede helft van de 8e eeuw), waren de potten al lang in hun bezit. In eerste instantie dacht men door de vondsten dat Tayel Chan K’inich of een naamgenoot van hem na 750 heerste, maar dat weerlegden Tokovinine en Zender. De waar in Dos Pilas bewees dat —als er slechts één Tayel Chan K’inich zou geweest zijn— hij vroeger aan de macht was omdat Itzamnaaj K’awiil in 726 het leven

liet en de Dame van Cancuen in 746, en zijn potten bijgevolg per defi nitie daarvòòr waren gemaakt. K4996 geeft een Kalenderrondedatum uit zijn leven op die overeenstemt met 734 of 786, waarbij 734 de meest plausibele is door de vorige terminus ante quemuit Dos Pilas. Een eventuele latere naamgenoot klonk anderzijds ook onwaarschijnlijk omdat er betere kandidaten in aanmerking kwamen als heersers uit het laatste kwart van de 8e eeuw. Bovendien waren de exemplaren uit Tamarindito en El Peru in typische Ik’a’-stijl uit begin 8e eeuw beschilderd, en niet laat 8e-eeuwse. Dat het aardewerk zo laat als grafgift werd bijgezet wil alleen zeggen dat het lang gebruikt/bewaard werd; dat gebeurde ook met andere waardevolle geschenken die als erfstukken werden doorgegeven.

Eigenlijk is niet duidelijk of er iemand vòòr Tayel Chan K’inich heerste met gelijkaardige naam (Tayal Chan K’inich) of zijn naam simpelweg anders gespeld was op één ceramieken stuk. Op de schaal die was bijgezet in het graf van Dos Pilas’ Itzamnaaj K’awiil, luidt de eigenaar ta-?YAL-CHAN-na K’INICH. Deze Tayal zat in Ik’a’ op de troon vermits hij een Goddelijke Ik’a’ Heer was. Zijn tweede titel is 16 yook k’in. De schaal is ongewoon van vorm (niet rond maar vierkant met afgeronde hoeken) en zeker voor Ik’a ceramiek dat zo goed als geen kommen of schalen telde. Ook het onderwerp is anders dan gewoonlijk: in het midden prijkt het hoofd van een godheid met schele ogen en k’in-kom op de kruin. Aan zijn tong zit een k’an-teken (geel, waardevol). Rondom loopt een waterband met onder andere akab’- en nahb-tekens, verwijzend naar de duistere onder(water)wereld.

Alle keren dat Tayel (versus Tayal) Chan K’inich aan bod komt is zijn naam ta-ye-[le] CHAN-na K’INICH-[ni] gespeld, dikwijls met de titel 9 yook k’in. Terwijl de getallen vòòr yook k’in de sequentie van verschillende gelijknamige koningen kunnen aanduiden, mankeert meestal het -kal bijvoegsel kal bijvoegsel kaldat bij fundamentele getallen van zulke sequenties hoort. Bovendien zijn 9 en 16 yook k’in godheden

9

geassocieerd met periode-eindes, dus gaven die titels eerder blijk van ’s konings affi niteit voor deze godheden, maar niet zijn plaats in dynastieke lijn. Op de vaas uit Tamarindito staat er wel -tal bij en noemt tal bij en noemt talTayel Chan K’inich zich 7 yook k’in (u-7-TAL-la OK-K’IN-ni K’UHUL-IK’-AJAW); vermoedelijk bedoelde hij er deze keer wel zijn dynastieke plaats mee, al lijkt het voor ons een nogal onduidelijke manier.

Ervan uitgaande dat Tayal Chan K’inich en Tayel Chan K’inich één persoon waren, regeerde hij van ten laatste 726 (overlijden Dos Pilas’ Itzamnaaj K’awiil) tot ten vroegste 734 (de Kalenderronde op K4996). Hij bereikte een hoge leeftijd vermits hij op een vaas die Miller en Martin publiceerden een Vier-Katun (chan katun ook te) wordt genoemd. De vaas uit de tombe van de Dame van Cancuen licht misschien een tipje van de sluier over zijn afstamming op: [...] ti chan tayel chan k’inich k’uh[ul] ik’a’ ajaw. Ti chan kan refereren naar een soort publiek evenement, maar lijkt verdacht veel op de naam van Witte Vogels zoon, K’ebij Ti Chan. Wie weet was K’ebij Ti Chan wel de prinselijke naam van Tayel Chan K’inich vòòr hij gekroond werd.

Terwijl deze vorst heel wat sporen op ceramiek achterliet, kon geen enkel monument aan hem toegewezen worden. En hoewel de toestand relatief rustig was in deze periode, voerde Ik’a’ minstens één militaire campagne. Zo pronkt een ondergeschikte van de koning, een zekere Yax Hixil, op de vaas uit Tamarindito met zijn gevangenneming van ? Chaaj Tuun: uchan ? chaaj tuun, ‘wachter/meester van ? Chaaj Tuun’. Van waar het slachtoffer afkomstig was blijft helaas onbekend. De vaas in kwestie laat Tayel Chan K’inich ‘met pulque’ (ti chih) zien, omringd door Yax Hixil en twee aj k’uhuun die Ajwo’ol(?) B’ahlam en K’ahk’ Yopaat heten.

K4996 toont een Xultunse dame, eigenares van de vaas: IX-HA’-la ?-ju-tu pu-? IX-ba-XI wi-tzi-AJAW K’AB-TE’ yo-? in gezelschap van Tayel Chan K’inich. Ze ontvangen tribuut (patanChan K’inich. Ze ontvangen tribuut (patanChan K’inich. Ze ontvangen tribuut ( ) van drie lakam (letterlijk: ‘groten’), volgens Lacadena districtsgouverneurs. Een van hen heet ? Ahkul Ichiim en een andere Yaxun(?) B’ahlam.

Maar al was Ik’a’s hof belangrijk, was het blijkbaar niet erg uitgebreid. Tayel Chan K’inich kon rekenen op drie districtsgouverneurs (lakam), terwijl zijn eigen administratie uit meerdere ajk’uhuun en enkele andere ambtenaren bestond. Zijn opvolgers zouden met ongeveer hetzelfde aantal ondergeschikten blijven werken; er was dus geen sprake van uitbreiding noch inkrimping.

De periode van succesvolle diplomatie en weinig vechten eindigde ergens tussen 734 en 741. In 741, hetzelfde jaar dat in Dos Pilas K’awiil Chan K’inich aan de macht kwam, begon Machaquila’s heerser

te pochen op zijn stèle 11 met de gevangenneming van een Ik’a’ heer die hij ergens tevoren had te pakken gekregen. Of dat slachtoffer een heerser of ander lid van de koninklijke familie was is onduidelijk. Waarom Machaquila ten strijde trok tegen Motul de San José is trouwens een raadsel; de twee besturen deelden zelfs geen grens en lagen van elkaar gescheiden door terrein dat Dos Pilas en haar vazallen bezetten. De campagne paste wellicht binnen een breder kader. Tokovinine en Zender vermoedden dat Dos Pilas de aansteker was.

In Motul de San José zat op dat moment vermoedelijk Siyaj K’awiil op de troon, al kan geen Siyaj K’awiil op de troon, al kan geen Siyaj K’awiilenkele datum aan hem gekoppeld worden. Hij is nogal corpulent afgebeeld op K1453, waar hij de titels hux tun ch’ahoom en 8 yook k’in voert. Die 8 yook k’in volgt weliswaar op Tayel Chan K’inichs 7 yook k’in, dus kan hij zijn opvolger geweest zijn. Dat plaatst zijn heerschappij grofweg tussen 734 en 738. Hij verdween abrupt van het toneel; K1453 levert het enige bewijs voor zijn bestaan. Misschien werd zijn politieke carrière wel door Machaquila’s vorst beëindigd. De leemte die hij achterliet werd opgevuld door Yajawte’ K’inich. Ook hij was een fameuze dikkerd en kreeg daarom de onfl atteuze bijnaam ‘Fat Cacique’ (Dik Opperhoofd). Zijn exacte troonsbestijgingsdatum is onbekend en in Motul de San José mankeert hij op elk monument, maar alle Kalenderrondedatums van vazen waarop hij verschijnt groeperen zich rond halverwege de 8e eeuw. Hij regeerde waarschijnlijk van 738 tot 768. Een stèlefragment uit de site lijkt 10 Ajaw 3 Xul op te geven, wellicht corresponderend met 9.15.18.0.0 (749), dus halverwege zijn heerschappij. Zijn opvallende voorkomen op heel wat ceramiek geeft aan dat hij de meest succesvolle soeverein van Motul de San José was. En het feit dat hij zoveel potten nodig had betekent dat hij heel wat feesten organiseerde. Die banketten moeten werkelijk memorabel geweest zijn. Yajawte’ K’inich slaagde er op die manier in allianties en economische banden tussen diverse partijen te smeden. De topkwaliteit van het aardewerk maakte indruk op bezoekers en genoot hoog aanzien; daarom werd het ook bijgezet in statusgraven van andere vorstenhuizen.

Uitgebreide sequenties van zijn naam bevatten meerdere aansprekingen en varieerden qua combinatie. Soms hing dat af van de voorkeur die de scriba verkoos of zelfs de beschikbare plaats op de beker. De meest voorkomende sequenties waren K1452: yajawte’ k’incih k’uhul ik’a’ ajaw b’aah kab’ kaloomte’ uxlajuun k’uh chak el, ‘Yajawte’ K’inich, Goddelijke Ik’a’ Heer, Eerste der Aarde, Kaloomte’, Dertien Goden, Grote/Rode Brand’; K533: yajawte’ k’inich uchan ik’bul k’uhul ik’a’ ajaw chan te chan uxlajuun k’uh b’aah kab’, ‘Yajawte’ K’inich, Wachter

10

van Ik’bul, Goddelijke Ik’a’ Heer, Vier Hemelen(?), Dertien Goden, Eerste der Aarde’; K1004: hier start de versie bij Kaatz Kab’ Naah Ajaw, vermoedelijk een godheid die de koning verpersoonlijkte.

Yajawte’ K’inich pronkte graag met zijn gevangenneming van Ek’ Bul, al vertelde hij niet van waar die man afkomstig was —vermoedelijk een kleiner centrum dat al dan niet aan een machtiger bestuur was ondergeschikt. Zijn titel kaloomte’, die hij zo goed als altijd voerde, diende om zijn regionale faam te benadrukken. Ook andere besturen erkenden die positie, en meer bepaald Yajawte’ K’inichs bondgenoten. Zo wordt Ik’a’ prinses Ix Wak Tuun die met een heerschap uit Yaxchilan trouwde er op YAX lateibalk 38 Oostelijke Kaloomte’ genoemd. Sommige van zijn titels verwezen naar het oosten; zijn volledige naam bevatte Chan Te Chan, een mythische plaats die in de quadripartite-lijst op Copan stèle A wordt geassocieerd met die windrichting. Zijn titel ‘13 goden’ (uxlajuun k’uh) refereerde misschien naar een ander geo-politiek concept dat Altar de los Reyes altaar 3 lijkt te illustreren. Daar worden 13 dynastieën ingeleid door k’uh[ul] kab’ uxlajuun [tzuk], ‘[ze zijn] goddelijke landen, [er zijn] 13 divisies’, gevolgd door ‘het zijn hun tronen’ en de volledige embleemgliefen van de 13 ‘leden’. De dynastieën in kwestie zijn onder andere Mutul, Chatan, B’aakal, Kanul, Ik’a’, T1008:552 (Edzna?) en T579 (Altun Ha?). Mensen uit Tikal, Xultun, Rio Azul en La Hondradez bestempelden zich als uxlajuun tzuk (13 divisies); uxlajuun k’uh kan er een variant van geweest zijn. Iemand uit Altun Ha (T579 op het altaar?) gebruikte tevens 13 goden: op een stel oorpluggen uit tombe A-1/1 staat de eigenaar vermeld die de moeder is van een heer die de titels b’aahtuun (hoofdsteen) en uxlajuun k’uh (13 goden) voerde. Het arrangement op het ronde Altar de los Reyes altaar 3 lijkt op Postklassieke weergaven van een ideale ruimtelijke en tijdsgebonden organisatie van het politieke landschap waarvan ook in vroege Koloniale bronnen sprake is. Een lijst van 13 goddelijke heren ziet eruit als een Katun-wiel, een sleutelconcept in ruimte en tijd van de Postklassieke Maya’s. Diverse schildpad-sculpturen uit Mayapan van vòòr de contactperiode zijn omcirkeld door 13 ajaw-tekens. Eerdere concepten werden door de Spanjaarden in het gebied rond Lago Peten Itza opgemerkt, en vlak vòòr de Conquista was het Itza volk opgedeeld in 13 delen die elk hun eigen godheden, priesters en Katun-zetels hadden. Ik’a’s heersers gebruikten 13 k’uh waarschijnlijk om hun plaats binnen dit geo-politieke concept aan te duiden.

Zowel Yajawte’ K’inich als zijn voorganger Siyaj K’awiil zorgden voor enorme veranderingen

bij Ik’a’s buitenlandse betrekkingen, maar dat paste binnen een bredere trend: een nieuwe generatie heersers kwam aan de macht in Tikal, Dos Pilas, Motul de San José en Yaxchilan, en geen van hen was tevreden met de bestaande gang van zaken. Ik’a’ richtte zich nu op Yaxchilan. Daar probeerde Yaxun B’ahlam IV, een zoon van Itzamnaaj B’ahlam de Grote, de troon in te pikken. Zijn vader overleed in 742, maar het zou nog 10 jaar duren eer hij zijn doel zou bereiken. De aanloop tot een potentiële bondgenootschap waren meerdere strubbelingen. Zo viel in 743 Dos Pilas’ K’awiil Chan K’inich de site El Chorro aan en nam daarbij een plaatselijk heerschap gevangen. Minder dan een jaar later kreeg Yaxun B’ahlam IV —op dat moment nog geen koning— een Lakamtuun Ajaw te pakken en offerde hem. Enkele maanden daarna versloeg K’awiil Chan K’inich heren uit Yaxchilan en Motul de San José. Daarbij viel Ik’a’ heer ? Chuliw Hix in zijn handen. De korte tijdspanne tussen deze nederlagen, namelijk 3 dagen, laat uitschijnen dat Yaxchilan en Motul de San José samenspanden, en de aanvallen tegen El Chorro en Lakamtuun binnen een grotere campagne hoorden die K’awiil Chan K’inich succesvol beëindigde. Hoewel Yajawte’ K’inich de dans ontsprong, kostte deze vernedering hem en zijn hof wel enig krediet. Dat komt naar voren door de opkomst van minder machtige koninklijke families uit de buurt. De plaatselijke heer van Akte bijvoorbeeld richtte zijn eigen stèle in 747 op. De K’uhul Yookel Ajaw uit Huacutal (of Aguacatal), Zaad van de Zonnegod genaamd, deed in 9.16.0.0.0 (751) hetzelfde. Toch troostte Yajawte’ K’inich zich de nodige moeite om zijn diplomatieke netwerk te behouden en zelfs uit te breiden. Eén van de bezoekende heersers die op K1439 met hem danst is van Hix Witz, wat betekent dat de band met dat vorstenhuis bewaard bleef. Een andere deelnemer lijkt van Tayasal geweest te zijn; zijn naam is zowat identiek als die van de gezeten heerser op de vaas T7B/6-22 uit Tayasal. Wie de derde gast was kan helaas niet meer achterhaald worden. Intussen had Tikal zich uit de streek teruggetrokken omdat ze de handen vol had met oorlogen tegen de Kanul heren van Calakmul, Sa’al heren van Naranjo en Wak heren van El Peru. De spanningen tussen de rivaliserende Mutulse leden nam blijkbaar af, want van hun familie uit Dos Pilas kregen Tikalse vorsten geschenken. Daar getuigt K2697 uit Tikal van; de pot was een cadeau van Dos Pilas’ koning K’awiil Chan K’inich. Die toenadering stond elk Mutuls bestuur toe om zich ten volle te wijden aan een meer agressieve politiek in hun eigen achtertuinen.

Zodra in Yaxchilan Yaxun B’ahlam IV eindelijk de troon had bemachtigd (in 752) dwong Yajawte’ K’inich zijn gunst af door enkele Ik’a’ prinsessen te

11

leveren (hoewel men niet weet wanneer precies): Ix Wak Jalam Chan Ajaw en Ix Wak Tuun. De dames speelden een belangrijke rol aan Yaxun B’ahlams hof; ze namen deel aan diverse ceremonies en werden gehuldigd op verscheidene monumenten. Hun succesverhaal liep van 753 tot 763.

In 754 liet Yajawte’ K’inich de fameuze Altar Vaas (K3120) maken die hij aan de heerser van Altar de Sacrifi cios schonk. De pot kwam terecht in de tombe van een koningin wiens lichaam was bijgezet in Structuur A-III. Lang werd ervan uit-gegaan dat de inscripties op de pot relevant waren voor de lokale dynastieke geschiedenis (namelijk de begrafenis van de vrouw), maar daar dachten Tokovinine en Zender dus anders over. Artiest was een zekere Mo’-na B’uluch Laj. De dynamiek die hij neerzette was werkelijk subliem. Dat zou niemand hem nadoen. Hij maakte tevens K791, K792 en K793. Zijn favoriete onderwerp waren wayob, griezelige bovennatuurlijke wezens.

Er verscheen rond die tijd een opvallend fi guur aan Ik’a’s hof: K’inich Lamaw Ek’. Hoewel -K’inich Lamaw Ek’. Hoewel -K’inich Lamaw Ek’ wanooit in lokale inscripties werd toegevoegd verkozen Tokovinine en Zender zijn naam (K’INICH LAM-EK’ gespeld) toch door K’inich Lamaw Ek’ te vertalen. Een naamgenoot uit Rio Azul op K5022 en K7720 noemde zich K’INICH LAM-EK’en K’INICH-ni la-ma-wa-EK’. Zoals dikwijls het geval is bij logografi sche versus fonetische schrijfwijzen was LAM de verkorting van de volledige vorm la-ma-wa. Deze man gaf opdracht voor K5418 (dat hem als eigenaar opgeeft) waar hij zijn favoriete schilder Tubaal Ajaw voor aanstelde. Het tafereel documenteert de troonsbestijging van Chan Yopaat van Maan in 756. Daaruit blijkt dat de Ik’a’ heren ook met die stad nog steeds op goed voet stonden. Het heen en weer gaan van boodschappers en geschenken kon ongehinderd gebeuren vermits Hix Witz, dat tussen hen in lag, geen obstakel vormde. Trouwens, in 760 vergezelde iemand van Hix Witz Yajawte’ K’inich bij een ceremoniële dans die is afgebeeld op K533. Er zijn ook Chak Kan(?) Took’(?) en Chak Ohl Ahk van de partij. De laatste lijkt een belangrijk lid aan Yajawte’ K’inichs hof geweest te zijn vermits hij de vorst met nog twee functionarissen vergezelt bij een andere dans op K1896. Jammer genoeg blijft zijn exacte status in het ongewisse.

Tubal Ajaw maakte meer dan 10 bekers. Hij genoot ontzettend veel aanzien. De drie bekers met Yajawte’ K’inich en K’inich Lamaw Ek’ moeten zeer belangrijk geweest zijn, want alleen dat trio ondertekende hij. Tubaal Ajaw koesterde voorliefde voor roze gliefen die hem de bijnaam ‘Schilder van de Roze Gliefen’ opleverde. Bijzonder is dat hij (hoewel ook anderen zijn voorbeeld volgden)

Yajawte’ K’inich waarheidsgetrouw afbeeldde: als een vetzak, met bolle wangen en kleine, scheve ogen, en in verhouding kleine handen en voeten. Hij zette dus werkelijk hèm neer, en niet een gestandaardiseerd fi guur. Bepaalde gebeeldhouwde hoofden uit Palenque getuigden ook van zo’n realisme, maar het kwam zelden voor.

Tubal lag op één dagreis van Tikal en Naranjo, al weet men niet precies waar. De site werd vernoemd in Tikal en Naranjo. In Tikal was de plaatsnaam tu-ba-la gespeld; zelf ondertekende de man met tu-ba AJAW. Zo’n verkorting komt ook voor in Naranjo AJAW. Zo’n verkorting komt ook voor in Naranjo AJAWbij de naam van een Tubalse prinses. Andere voorbeelden geven de volledige spelling tu-ba-la. De adel uit Tubal hoorde blijkbaar tot het westelijke gedeelte van de regionale huk tzuk groep (7 divisies) huk tzuk groep (7 divisies) huk tzukdie gewoonlijk door Naranjo werd gedomineerd —in tegenstelling tot de uxlajuun tzuk (13 divisies) uxlajuun tzuk (13 divisies) uxlajuun tzukuit Tikals invloedsfeer. Kunstenaar Tubal Ajaw lijkt de enige gekende link tussen Motul de San José en besturen uit de regio van Naranjo geweest te zijn. Blijkbaar hoorden sommige inwoners en ambtenaren aan Ik’a’s hof tot verschillende regionale groepen en was daar niets vreemds aan. De auteur van K2295 noemde zich zowel aj ik’a’ (‘man van Ik’a’) als aj ik’a’ (‘man van Ik’a’) als aj ik’a’ochk’in huk tzuk (‘westelijke 7 divisies’).

K’inich Lamaw Ek’ lijkt zich opgewerkt te hebben via een Ik’a’ prinses gedurende de heerschappij van Yajawte’ K’inich. Hij voerde de titel b’aah tz’am (‘hoofdtroon’) vooraleer hij de positie van heerser bekleedde. K5418 uit 756 geeft hem als eigenaar van de pot op, maar noemt hem alleen bij die titel. K1463 met een Kalenderrondedatum die ofwel op 757 ofwel 765 slaat toont hem opnieuw als b’aah tz’am voor de goddelijke Ik’a’ heer Yajawte’ K’inich tijdens een joyaj-ceremonie. Die ceremonie ging gepaard met het omdoen van koninklijke regalia voor een spiegel. Vroeger veronderstelde men dat deze op de kroning van Yajawte’ K’inich sloeg, hoewel de scriba’s dan joyaj ti ajawil (‘gaan joyaj ti ajawil (‘gaan joyaj ti ajawilzetelen in koningschap’) zouden gebruikt hebben. Bovendien komen de datums en afbeeldingen bij diverse joyaj-ceremonies op potten niet overeen met zulke gebeurtenissen. Kroningen vonden achter gesloten deuren plaats en zien we ze door de ogen van lagere leden aan het hof die er waarschijnlijk ook getuige van waren. Het publiek bestond uit interne mensen, behalve bij bepaalde dans-ceremonies waar heersers van meerdere besturen aanwezig waren. Die buitenlandse koningen namen bij zulke gelegenheden hun gevolg mee. Het tafereel op K1463 impliceert dan ook een uitzonderlijk grote bijeenkomst van bezoekende adel. Aanwezig was tevens de aj k’uhuun (of ander afgeleide van aj k’uh) Chak Tok B’ahlam en Uh Paas(?) B’ahlam van onbekende status. Een zeer gelijkaardige ceremonie

12

vond in 768 plaats (K3054), hoewel K’inich Lamaw Ek’ het toen al tot k’uhul ik’a’ ajaw had geschopt. De scène documenteert zijn eerste publieke erkenning als toekomstige vorst. Yajawte’ K’inich en K’inich Lamaw Ek’ zijn met elkaar in gesprek terwijl ze verkleed zijn in padden. Twee vrouwen kijken toe. De echtgenote van Yajawte’ K’inich lijkt van Tzam afkomstig geweest te zijn; Tzam is gekend uit inscripties van Caracol en werd door de laatste aangevallen. Aan haar zijde staat een vrouwelijke aj k’uhuun. Was ze een tweede gade van Yajawte’ K’inich? Of misschien de partner van K’inich Lamaw Ek’? Of geen van beide, maar een dienares van de Dame van Tzam of gewoon ander lid aan het hof? In elk geval illustreert de aanwezigheid van de twee dames dat sommige vrouwen een sleutelrol bij politieke en rituele evenementen speelden.

In de jaren 760 veranderde de politieke toestand echter in de streek. Oorzaak was de weerslag die de ineenstorting van Dos Pilas’ hegemonie teweeg bracht. Nu een sterke speler was weggevallen, kregen andere centra de handen vrij om zich op te werken. Voor twee militaire campagnes (in 767 en 768) spande Lakamtuun onder Juun Tzak Took’ samen met Itzan tegen Motul de San José. En dat kwam hard aan. Itzan stèle 17 laat weten dat de twee overwinnaars vuur aanstaken in Ik’a’, u jochaw k’ahk’ ik’a’, en een man van Ik’a’ [in hun handen] viel, jubuyi aj ik’a’. Was die man Yajawte’ K’inich, van wie na 768 niets meer te horen was? In elk geval trad K’inich Lamaw Ek’ kort na de aanvallen van Itzan en Lakamtuun in functie van ajaw, want op K3054, waar de Kalenderronde slecht bewaard is gebleven (maar die eventueel in 768 viel), staat hij samen met Yajawte’ K’inich en voeren beiden de titel k’uhul ik’a’ ajaw. Daarna verdwijnt Yajawte’ K’inich van het toneel. Er lijkt dus een graduele machtsoverdracht geweest te zijn, of misschien zelfs een periode van co-heerschappij. Pas na Yajawte’ K’inichs dood voerde K’inich Lamaw Ek’ de titel kaloomte’.

Aan zijn hof waren sajalob aanwezig, waar voorheen geen sprake van was. Het ambt bestond alleen in het Usumacinta gebied. Deze mannen vormden de ruggengraat van de besturen aldaar, dus ook in Yaxchilan. Misschien niet onlogisch dat K’inich Lamaw Ek’ hen onder invloed van de betrekkingen met Yaxchilan introduceerde. Op K1728 spreekt de gezeten vorst (logischerwijs K’inich Lamaw Ek’, vermits hij eigenaar van het stuk is) geanimeerd tegen zijn gasten, terwijl hij goederen zoals bundels en mantels ( jubte’goederen zoals bundels en mantels ( jubte’goederen zoals bundels en mantels ( genoemd) jubte’ genoemd) jubte’in ontvangst neemt van sajal Muut ...; hij heeft het sajal Muut ...; hij heeft het sajalover de jubte’ en andere objecten die de ‘betaling’ jubte’ en andere objecten die de ‘betaling’ jubte’(ta-juul) van de sajal zijn. sajal zijn. sajal

Met Yaxun B’ahlam IV boterde het minder tijdens

de laatste jaren van diens heerschappij. De Ik’a’ prinsessen kregen geen aandacht meer en moesten plaats ruimen voor een lokale koningin van sajal-afkomst. Deze vrouw leverde ook de troonopvolger. Haar broer speelde een belangrijke rol aan het hof. Waarom het Ik’a’ bestuur uit de gratie van Yaxun B’ahlam IV viel weet men niet, alleen dat zijn opvolger Chel Te Chan K’inich Itzamnaaj B’ahlam die in 769 aan de macht kwam helemaal niet met hen sympathiseerde, al bleven openlijke confrontaties gedurende K’inich Lamaw Ek’s regeerperiode uit. K’inich Lamaw Ek’ ging noodgedwongen op zoek naar nieuwe bondgenoten. Eén daarvan was Juun Tzak Took’, Itza heer van nabijgelegen Itzimte. Motul de San José stèle 2 portretteert hem (en K’inich Lamaw Ek’?) dansend. Juun Tz’ak Tok richtte ter gelegenheid van het periode-einde in 9.17.0.0.0 (771) een stèle in Itzimte op, dus moet die dans rond dezelfde tijd zijn doorgegaan. En een stèlefragment uit Motul de San José levert 13 Ajaw, naar alle waarschijnlijkheid de Kalenderronde van hetzelfde periode-einde. K’inich Lamaw Ek’ had niet voor niets Itzimte uitgekozen, want de stad lag strategisch ten zuidwesten van het Lago Peten Itza en vormde de ideale buffer tegen Itzan en Lakamtuun. De strategie werkte: het enige wat uit K’inich Lamaw Ek’s heerschappij is geweten, is afl evering van tribuut in 778.

K’inich Lamaw Ek’ richtte waarschijnlijk Motul de San José stèle 2 op vermits een fragment van de Kalenderronde-datum correspondeert met 9.17.0.0.0 (771). De laatste Kalenderronde uit zijn leven (7 Men 8 Mol) staat op K1728: 779. Dezelfde inscriptie laat weten dat K’inich Lamaw Ek’s vader Took’ Yaas K’inich toen Drie-Katun oud was. Deze Took’ Yaas K’inich voerde de titel K’UH en IK’ met zeldzaam superfi x dat op vegetatie lijkt. Vreemd genoeg deed Yajawte’ K’inich hetzelfde op K1463, waar de titel op zijn embleemglief volgt. De combinatie (IK’+ bovenvoegsel) kon blijkbaar vervangen worden door het hoofd van de jonge Windgod, zoals op twee monumenten van onbekende herkomst het geval is. En die versie stond dan weer op de schaal van Tayal Chan K’inich uit het graf te Dos Pilas. Dus, misschien was Took’ Yaas K’inich van koninklijken bloede, al mankeert elke indicatie dat hij ooit heerste.

De volgende koning nam de naam van een voorganger aan: Yeh Te’ K’inich, ye-TE’-K’INICH gespeld —volgens de nomenclatuur van de gereconstrueerde dynastie bijgevolg Yeh Te’ K’inich II. De eerste keer dat we over hem horen is wanneer hij pronkt met kaloomte’ tijdens een kaloomte’ tijdens een kaloomte’ joyaj tijdens een joyaj tijdens een -ceremonie op een vaas van onbekende herkomst (en waarvan de foto’s beschikbaar zijn in het Dumbarton Oaks Museum). De geassocieerde Kalenderronde valt in 781. Erg weinig is over de man geweten. Op K534

13

en K1399 danst hij met andere Ik’a’ heren. Op K534 is de hoofdprotagonist een zekere ? Yopaat B’ahlam, K’uhul Ik’a’ Ajaw. K1399 geeft een k’uhul ik’a’ ajaw op die gedeeltelijk Tsij- heette. De derde danser op beide potten is telkens aj k’uhuun ?Juun Tuun Chak, waaruit kan afgeleid worden dat beide gebeurtenissen in ruwweg dezelfde tijdspanne vielen. Alleen: waren deze Ik’a’ heren koningen in spe, heersers van secundaire sites of onafhankelijke leden van een dynastie die zich opgesplitst had? De enige datum die overbleef zou in 783 of 796 kunnen vallen.

Yeh Te’ K’inich lijkt na de val van Dos Pilas een pot aan het lokale bestuur gegeven te hebben; een gegraveerde-geïnciseerde Tepeu II beker waar alleen een scherf van overbleef in een afvalhoop bij DPL Structuur L4-43. De tekening toonde hem als gezeten heerser, met reusachtig neusornament van het Zip-monster (geassocieerd met de zonnegod) en K’awiil-hoofddeksel. Het opschrift luidt K’IN-ni chi K’UH IK’ ja-wa, k’inich k’uhul ik’ [a]jaw’.

Het laatste decennium van de 8e eeuw was voor Ik’a’ problematisch door de aanhoudende militaire campagnes van Yaxchilans Chel Te Chan K’inich Itzamanaaj B’ahlam. Diens Hiërogliefentrap 5 doet verslag over successen op Maan, Hix Witz, Lakamtuun en mogelijk Itza tussen 796 en 800. Yaxchilan stèle 2, die ergens tussen 788 en 800 kan gedateerd worden, somt een resem titels van de vorst op die op zijn gemaakte gevangenen slaan: wachter van Tajal Mo’, wachter van Baluun Ajawlel, wachter van de man van Namaan, wachter van de man van Ik’a’. Ofschoon die titels op zijn overwinningen uit 788-800 of zelfs vroeger kunnen slaan, bestaat er weinig twijfel dat Chel Te Chan K’inich Itzamanaaj B’ahlam zowel Motul de San José als haar bondgenoten viseerde.

Dat een goddelijke Ik’a’ heer werd opgenomen in de lijst van het altaar uit Altar de los Reyes —dat vermoedelijk in 9.18.0.0.0 (800) werd ingehuldigd— betekent dat hun dynastie nog steeds de reputatie van zeer notoir vorstenhuis genoot.

Chan Ek’ of Kan Ek’ (Chan Ek’ of Kan Ek’ (Chan Ek’ of Kan Ek’ 4-e-k’e gespeld) werd vereeuwigd op Seibal stèle 10 die het periode-einde

van 10.1.0.0.0 (849) huldigt. Hij voert zijn volledige embleemglief in de tekst, net zoals de anderen die er vernoemd worden en aanwezig waren bij de ceremonies die de Seibalse vorst hield: een Mutulse en Kanulse koning. Er bestaan echter geen aanwijzingen dat Ik’a’ aan Seibal ondergeschikt was; het was gewoon één van de vier dynastieën die rond 849 nog functioneerde. En dat was een hele prestatie gezien de politieke chaos alom.

Of Chan Ek’ in Motul de San José resideerde kan onmogelijk achterhaald worden; er zijn geen monumenten uit de 9e eeuw in de site aangetroffen. Trouwens, wellicht regeerden ook de andere bezoekers niet meer over de eerdere hoofdsteden van hun rijk, maar hadden zich teruggetrokken in kleinere (en beter te verdedigen) oorden.

De inscriptie van een stèle die vermoedelijk uit Tayasal gestolen werd en nu in Flores ondergebracht is (Flores stèle 1), noemt degene die hem oprichtte een k’uhul ik’a’ ajaw. Die persoon voert bijkomend de titel huxlajuun k’uh die ook Yajawte’ K’inich geregeld opeiste. De inhuldiging van het monument gebeurde in 10.2.0.0.0 (17 augustus 869), dus misschien door Chan Ek’, hoewel eerder door zijn opvolger gezien wat resteert van de naam op die van iemand anders lijkt. Het hof van Ik’a’ was dus naar Tayasal/Flores verhuisd.

BRONNENNieuwe reconstructie dynastie:Lords of Windy Water: The Royal Court of Motul de San José in Classic Maya Inscriptions. Alexandre Tokovinine & Marc Zender, uit: Motul De San Jose, Politics, History, and Economy in a Maya Polity, Antonia E. Foias & Kitty F. Emery, 2012; On lords great and small: in search for a middle ground in the Classic Maya political organization, Alexandre Tokovinine (lezing in Tikal, december 2014)

DOCUMENT AFGESLOTEN OP 2/2015

14

WITTE VOGEL

Witte Vogel staat als jongeling afgebeeld op K2803 tijdens een partij balspel tegen een adellijke krijgsheer uit Hix Witz. Sportief landt hij op zijn knie terwijl hij de (overdreven groot uitgevallen) bal wegschopt. De bal draagt het label 12-na-ba (12 handbreedtes; wellicht de omtrek, zijnde 259 cm, of de diameter, 82,5 cm). Naast typische balspelparafernalia dragen beide heren gevederde hoofdtooien waar kolibri’s in verwerkt zijn. Hun luitenants houden het op conische hoeden bekroond door de kop van een hert en een gier. Al die dieren hadden te maken met dood of geweld. Kolibri’s stonden bekend om hun zeer agressieve territoriumdrang, waardoor ze geassocieerd werden met oorlog. Bovendien leek hun lange, scherpe bek op een wapen of offerinstrument en was hun vlucht al even snel als een projectiel. Het stuk was eigendom van de heer uit Hix Witz en speciaal voor Witte Vogel gemaakt, wellicht als dank voor zijn bezoek. De randtekst vermeldt de eigenaar: ch’ok hix witz bate’ (O1-P1), terwijl de verticale kolom ch’ok hix witz bate’ (O1-P1), terwijl de verticale kolom ch’ok hix witz bate’de andere speler opgeeft: ‘u-ba-h(i) ta [pi]-tsi CHAK ch’o-k(o) (ke)-KELEM SAK IKIN(?)-(ni) K’UH IK’ ‘AJAW-(wa); ‘...dit is zijn portret in het balspel, sterke jongeling, Witte Vogel, Goddelijke Ik’ Heer.’ Witte Vogel voerde hier dus twee titels: k’uhul ik’[a’] ajaw en chak ch’ok kele’m (‘grote, sterke jongeling’).

K3478 is zeer zwaar beschadigd en schandalig geretoucheerd. Er staan krijgers op die de koning een gevangene brengen. Ook andere bekers tonen oorlogsthema’s die de succesvolle afl oop in de kijker zetten. De KR datum is 4 Akbal 6 Kumk’u.

... SAK-MUWAN? (maar zonder embleemglief) ... AJAW.... AJAW.... AJAWRandtekst: God N, T’ABAY tz’ib, waarschijnlijk yu-k’ib. [Zoe A.F. Agoos]

ùùùù

15

K2784:1 beeldhouwwerk en geschilderde decoraties aan de buitenkant van het paleis2 Randtekst:

- Sak ‘Vogel’: k’uhul ik’[a’] ajaw- K’ebij Ti’ Chan, u-nik’: zijn zoon en eigenaar van de beker- its’at pitz: kunstenaar, balspelspeler

3 opschrift die de kroning van de Maan vorst meldt 4 handtekening van de kunstenaar5 de vorst gezeten op zijn troon 6 serveerschalen7 balspelattributen: heupbeschermer en hoofdtooi 8 hovelingen die de koning respect betuigen9 pratende en drinkende hovelingen

[Maya Vase: A Royal Court. Justin Kerr. © 2003 by the Archaeological Institute of America, archive.archaeology.org/0303/abstracts/mayavase2.html]

Tekst: SAK-MUWAN-ni K’UHUL-IK’-AJAW-wa li-?-U ?-ba AJ-ALAY??? ?-KAL-AJ CH’OK KALOOMTE’ yu-k’i-bi-IL (yu-k’ib = drinkbeker) k’e-ji ti-CHAN-na ‘i-tz’a-ti pi-tzi u-MIHIIN? MO?-(kind van vader?); Hert (Yucateekse spelling) in de Hemel, wijze, balspelspeler, zoon van ... B1-3: tz’u-; C1-2: Aj-K’AWIIL D1-3: AJ-? ? 8-?-ta?-na; E1-9: ?? 9-(dageteken) [?] bah? ti-? CHAN?-na CH’AM-IL K’UHUL-(LOKATIE?)-AJAW ba-ka-ba = NAAM; F1-3: ?; G1-3: U-?-lu? ? ?-ni; H1-3: U-?-? li-? ? = NAAM SCRIBA (of G1-3?) [Zoe A.F. Agoos]

E1-9: u-BAH ti-CHUM[mu]-ta-li CHAM K’UH-MAN-AJAW-wa ba-ka-ba, ‘dit is het portret van de zittende/zeteldende ... goddelijke Maan heer, Eerste der Aarde’ Het hoofdteken in de embleemglief van de vorst is een AK’AB-teken. Normaal werd er MAN (een slangensegment) voor gebruikt. Ook in Piedras Negras kreeg Ix Katun Ajaw één keer de versie met AK’AB in haar embleem aangemeten.

Op K2784 laat Witte Vogel zich aanspreken door laat Witte Vogel zich aanspreken door K2784 laat Witte Vogel zich aanspreken door K2784Goddelijke Ik’ Heer, Eerste Kaloomte’ en Eerste der Aarde, kuh[ul] ik’[a’] ajaw yax kaloomte’ baah kab’. Yax Kaloomte’ wijst erop dat hij regionale macht uitoefende. De vaas behoorde zijn zoon toe, K’ebij Ti’ Chan, itz’at pitz, ‘kunstenaar/wijze en balspelspeler’ zoals de randtekst laat weten: ‘... de drinkbeker van K’ebij Ti’ Chan, wijze, balspelspeler, zoon van Sak Ikin?, goddelijke Ik’ heer’. balspelspeler, zoon van Sak Ikin?, goddelijke Ik’ heer’. Een secundaire tekst maakt melding van de kroning van de Maanse vorst Tahn Tuun Chaak, waar K’ebij Ti’ Chan zeker bij zal geweest zijn. Er was dus geen sprake meer van vijandigheid tussen Namaan en Ik’, alleen is niet duidelijk of beide besturen elkaar als evenwaardige partners beschouwden, of Ik’ het overwicht had. K’ebij partners beschouwden, of Ik’ het overwicht had. K’ebij Ti’ Chan schopte het nooit tot koning, maar speelde blijkbaar de rol van ambassadeur. De beker die hij kreeg blijkbaar de rol van ambassadeur. De beker die hij kreeg werd speciaal voor hem in La Florida gemaakt. De scène speelt zich af in een paleis met rood geschilderde muren, gedecoreerd met bovennatuurlijke wezens. De hiërogliefenteksten fungeren als lateibalken die drie

ingangen overspannen. Tahn Tuun Chaak zit op een troon ingangen overspannen. Tahn Tuun Chaak zit op een troon waarop versierde doeken en een dunne mat rusten. Een groot kussen dient als ruggesteun. Terwijl hij zijn bezoek groot kussen dient als ruggesteun. Terwijl hij zijn bezoek ontvangt, reikt een dienaar hem een kleine schotel aan. Hij wordt aangesproken door een van de hovelingen (een ajk’uhuun) die zegt: ti-ma-ja a-OL-la > ti[h]maj awo’hl, ‘uw hart is bevredigd’. Alle wensen van de koning lijken daarmee vervuld te zijn; voedsel en drank staan klaar en geschenken zijn overhandigd.

Na het banket zal misschien het balspel gespeeld Na het banket zal misschien het balspel gespeeld worden, althans daar duidt de sportuitrusting op (U-vormige heupbeschermer opgefl eurd door gliefen, hoofdtooi in de vorm van een bovennatuurlijk dier hoofdtooi in de vorm van een bovennatuurlijk dier en kist waar bijkomend materiaal zoals knie- en elleboogbeschermers in opgeborgen zijn). Twee andere leden van het hof babbelen met elkaar in een aan-grenzende kamer. De ene dienaar houdt een grote cilinderbeker vast (een soortgelijk exemplaar als de beker K2784 zelf) met cacao in die straks zal genuttigd beker K2784 zelf) met cacao in die straks zal genuttigd worden.

16

TAYEL CHAN K’INICH

Schotel uit het graf van Itzamnaaj K’awiil in Dos Pilas. Schotel uit het graf van Itzamnaaj K’awiil in Dos Pilas. Prager vertaalde T533 door B’OK, b’ook, ‘aroma, parfum, geur’ op basis van een collocatie uit de Codex van Madrid , ‘aroma, parfum, geur’ op basis van een collocatie uit de Codex van Madrid (p. 36a, b’o-T533-ki). Erik Boot zorgde voor de transcriptie van ta-YAL?-CHAN-na. Dat leverde volgens Velasquez Garcia de naam Chaak Ub’ook(?) Waklajuun Ook’in(?) Tayal Chan K’inich op.

PSS: a-IS GOD.N-yi ts’i-b’i na-ja u-K’AN-na ?-ki K’UHUL-?TE7 ?-?CHAK-ki u-T533-ki 16-?-ni ?-?ta-4-CH’AM-na ?GOD.L-K’INICH K’UHUL-?IX(IK) K’UHUL-IK’(NAL)-AJAW b’a-ka-b’a T1077-ki ?CH’AK-ki-TE. [Zoe A.F. Agoos]

In El Peru waren in graf 21 (Grupo Tolok) vijf potten bijgezet waaronder een beker uit Ik’a’. Tayel Chan K’inich krijgt er een soort ‘oorlogsparasol’ aangereikt door een b’aah ajaw (leider van een groep ondergeschikte edelen). Waarschijnlijk lag deze b’aah ajaw hier begraven. De inhoud stamt van rond het jaar 800. Dezelfde kunstenaar maakte waarschijnlijk ook K8286 waar Tayel Chan K’inich op vernoemd wordt.

ùùùù

17

Beker uit graf 6 in Tamarindito: ta-YEL? CHAN-na K’INICH

u-7-TAL-la OK-K’IN-ni K’UHUL-IK’-AJAW

Eén van de mannen is Yax Hixil, meester van ? Chaaj

Tuun (yax hixil uchan ? chaaj tuun).

Op K2573 brengt een dame van het hof van Yootz (of Yomootz) uit de buurt van Xultun een bezoek aan Tayel Chan K’inich. Ze is een aj k’uhuun. Initieel werd haar embleem foutief voor dat van Mutul aanzien. De plaatsnaam uit haar aanspreking (IX ko-TUN-T316) bevat de zogenaamde ‘gedeukte-IX ko-TUN-T316) bevat de zogenaamde ‘gedeukte-IX ko-TUN- cauac’ (T316) die David Stuart ontcijferde door ‘maalsteen’, CHA’ of KA’.

Randtekst: tabay-i, NAH AJ-li-bi 2-KALOOMTE’ ?-yi ?-ta-li IXAJ?? li-ta-ti ja-tzi-nu IK’(zwart)-?-? ta-tz’i-bi baah-I (...kaloomte’ ... aankomst, de vrouwe ...)kaloomte’ ... aankomst, de vrouwe ...)kaloomte’B1-4: IX ko-’gedeukte cauac’ IX-TIKAL-AJAW = NAAM (opmerking: Tikal = Yootz of Yomootz)C1-7: U-BAAH K’AN-bo-bo ti-CHIH ta-ke-le ni-CHAN-na-K’INICH ni-? K’UHUL- IK’-AJAW; ‘het is zijn beeld, de gele coyote met de pulque drank, de jongeling, mijn hemelse zon, mijn-? (poëtisch couplet), goddelijke Ik’ heer.’ [Zoe A.F. Agoos]

koCHA’ofKA’

TUN

ùùùù

18

Op K4996 is Tayel Chan K’inich in het gezelschap van K4996 is Tayel Chan K’inich in het gezelschap van K4996een Xultunse dame, eigenares van het stuk. Haar naam staat in de randtekst: IX-HA’-la ?-ju-tu pu-? IX-ba-xi wi-tzi-AJAW K’AB-TE’ yo-?. Zowel Baax Witz Ajaw als K’abte’ bevestigen haar afkomst van Xultun. Het duo ontvangt tribuut (patanHet duo ontvangt tribuut (patanHet duo ontvangt tribuut ( ) van drie lakamob(districtsgouverneurs). De stijl van de beschildering verraadt vervaardiging in Motul de San Jose.

De mannen rechts op de vloer zijn a-ku-la ku-chi-ma LAKAM-ma, A[h]ku’l Kuchiim lakam en ya-YAXUN B’ALAM-ma LAKAM-ma, Yaxun B’ahlam lakam (de twee cartouches op de ‘pilaar’). De naam van degene het dichts bij de troon is vergaan, maar zijn titel (gespeld met logogram LAKAM en ma-bijvoegsel) bleef leesbaar. Lakam (letterlijk ‘groot’) verschijnt in context van tribuut en militaire activiteiten. Deze mensen waren verantwoordelijk voor het innen van tribuut en de werving van krijgers uit administratieve eenheden van districten die onder hun bevoegdheid vielen binnen steden en dorpen van het koninkrijk; ze waren equivalent aan de noordelijk-Yucateekse Postklassieke ah cuch cab. Dat ze van lagere rang waren en zeker geen lid van adel of het koninklijke hof blijkt uit het feit dat ze alleen op potten voorkomen, maar nooit in monumentale teksten of iconografi e. Ze vormden de schakel tussen de heersende adel en gewone volk.

De uitgestalde goederen zijn dekens en bundels. De beschrijving van het tafereel luidt: 1-? 4-PAX tz’a-pa-[ja] [u]-pa-ta-na 3-LAKAM-ma a-chi-NAL-la ta-ye-le CHAN-na-K’INICH K’UH-IK’- AJAW, ye-le CHAN-na-K’INICH K’UH-IK’- AJAW, ye-le CHAN-na-K’INICH K’UH-IK’- AJAW 1 ... 4 Pax tz’a[h]paj upatan 3 lakam a[wi]chnal Tayel Chan K’inich, k’uh[ul] Ik’[a’] ajaw, ‘(Op) 1 ... 4 Pax werd de tribuut van zijn lakamob gestapeld in zijn bijzijn, Tayel Chan K’inich, goddelijke Ik’ heer’.

De dame, ingeleid door ixik ajaw (‘koningin’) in haar bijschrift, heet IX-HA’-la of IX-HA’-HA’AL, Ixha’[a]l of Ixha’-ha’al, ‘Vrouwe Regen’ of ‘Vrouwe Winter’ (vermits ha’ha’al ‘regenseizoen’ betekent, in tegenstelling ha’ha’al ‘regenseizoen’ betekent, in tegenstelling ha’ha’altot yaxk’in, ‘droogseizoen, zomer’). [El título lakam: , ‘droogseizoen, zomer’). [El título lakam: , ‘droogseizoen, zomer’). [evidencia epigráfi ca sobre la organización tributaria y militar interna de los reinos mayas del Clásico. Alfonso Lacadena. Mayab 20 (2008): pp. 23-43]

19

K8719, een beker voor cacao, laat ons meekijken naar een nogal griezelig tafereel van een mensenoffer. De inscripties leveren wat meer informatie, ook over wanneer en hoe zulke gruwelijkheden doorgingen, en hoe ze pasten binnen de pompeuze koninklijke opvoeringen aan het hof. Al is de tekst door een leek die geen jota van gliefen kende bijgewerkt, waagde Stuart zich aan een poging tot ontcijfering. De verticale kolom start bij de Kalenderronde 4 Ajaw 13 Yax, wellicht corresponderend met het periode-einde van 9.15.0.0.0 (16 augustus 731), gevolgd door u b’aah en dan de naam van de vorst inclusief zijn titels. Op B3 is de sequentie CHAN-na-K’INICH te lezen; een gedeelte van Tayel Chan K’inichs naam. Op A7 stond vermoedelijk zijn Ik’-embleem. Dat de beker door een atelier uit Ik’a’ werd gemaakt blijkt uit het kleurenpalet en de stijl. Ook de datum valt in zijn regeerperiode, en bovendien was dat Katun-einde het belangrijkste ceremoniële gebeuren uit zijn heerschappij. Wellicht toonde het tafereel de laatste ceremonie van die dag.

Het levensloze lichaam van de (vermoedelijke) krijgsgevangene ligt op een stenen altaar, voor een kleine stèle. Zijn afgekapte hoofd rust op het stenen monument, bovenop een blad schorspapier van de wurgvijg (huun), waardoor een soort metaforisch ‘lichaam’ van de steen wordt gemaakt. Te oordelen naar gelijkaardige scènes (bijvoorbeeld K8351) waren de meeste gepaarde stèles en altaren formele plaatsen voor mensenoffers en de executie van gevangenen (men denke aan de monumenten in Tikals Tweelingspiramidencomplexen). Links op de pot staan twee uitvoerders in dierenkostuums en rode sjaals. Eendere fi guren prijken op K1835, K4947 en K4960. In andere gevallen zijn zulke geklauwde wezens met rode sjaals dikwijls wayob: spookachtige belichamingen van tovenarij en duistere krachten die heersers en eliteleden gebruikten. Misschien vertegenwoordigden de gekostumeerde beulen hier de geanimeerde krachten van ’s konings macht over leven en dood. Hun witte kleren (waar ook de vorst is in getooid) hadden waarschijnlijk een speciale betekenis, vermits ook andere beulen (op K2781 en K8351) ze dragen.

Vlakbij de stèle en net boven de benen van het levenloze lichaam staat AJ-la-ja, aj laj. Dat was wellicht de bezittelijke vorm van laj (‘sterven, (be)eindigen’) laj (‘sterven, (be)eindigen’) lajin vele talen uit de Laag- en Hooglanden, of Koloniaal Tzotzil laj ‘dood zijn’ en laj ‘dood zijn’ en laj lajel ‘dood’. Hoewel het lajel ‘dood’. Hoewel het lajel

beeld voor zich spreekt, vond de auteur het nodig de afgemaakte man ‘de dode, de uitgetelde’ te noemen. Een uniek geval.

Terwijl optekeningen over Katun-eindes op stèles het steevast over de steenbinding of wierookverstrooiing hadden, werd er met geen woord gerept over mensenoffers, laat staan iets bloederigs getoond. Waarom eigenlijk? Was het oppervlak van een draagbare pot er beter geschikt voor dan een stijf en smal vlak van een stenen stèle op een plein? Omwille van welke reden ook gebruikte men in de Late Klassieke Periode liever voor zulke duistere onderwerpen cacaobekers die aan elk koninklijk hof circuleerden. [Notes on a Sacrifi ce Scenecirculeerden. [Notes on a Sacrifi ce Scenecirculeerden. [ , David Stuart, Maya Decipherment, november 2014]

Wagner vertaalde de kolom door baah mo’ chan k’inich yax k’uh ajaw wak k’ik k’uh T794 ajaw baahkab stond/steeg op (t’ab), waarmee wellicht werd beschreven hoe de vorst zich op een draagbare troon hees om naar de onthoofding te kijken. Het coupletyax k’uh [yax] ajaw had betrekking op b’aah mo’ chan k’inich, een bovennatuurlijk fi guur dat als ‘eerste goden, [eerste] heren’ wordt geklasseerd. De frase sluit af bij de embleemglief van een niet-gedetermineerde site. Terwijl de historische context ontbreekt en geen enkel ander gegeven over deze heerser is bekend, kan niet worden uitgemaakt of hier sprake is van slechts één titel of de eigennaam van de heerser. Ook blijft onduidelijk of yax k’uh ajaw betrekking heeft op het afgebeelde mensenoffer. In Copan lijkt de uitdrukking yax k’uh yax ajaw bovennatuurlijke fi guren of godheden aangeduid te hebben die onder invloed van Teotihuacan in het plaatselijke pantheon werden opgenomen. Daar is echter op deze beker geen sprake van.

De man zit op een met jaguarpels overspande houten troon op een draagstoel. Hij houdt demonstratief een K’awiil-scepter in de aanslag terwijl twee personen (de ene verkleed in tapir, de andere in krokodil) een dans uitvoeren. Looper vermoedde dat bij de onthoofding van slachtoffers de offerpriesters in de gestalte van carnivoren en/of aaseters de koninklijke wayob belichaamden. [Übernatürliche Akteure in der Klassischen Maya-Religion. Eine Untersuchung zu intrakultureller Variation und Stabilität am Beispiel des k’uh “Götter”-Konzepts in den religiösen Vorstellungen und Überzeugungen Klassischer Maya-Eliten (250 - 900 n.Chr.). Christian Manfred Prager aus Laufen, Bonn 2013.]

AJ-la-ja

20

SIYAJ K’AWIIL

Op K1453 staat een vorst die Siyaj K’awiil heet. Zijn Siyaj K’awiil heet. Zijn Siyaj K’awiilnaam is aangevuld door a-3-HAAB (de driejarige) ch’ahoom (een algemene heerserstitel zoals ajaw, maar letterlijk ‘hij die wierook offert’). Het tafereel toont een drinkgelag waar rijkelijk chicha vloeit, een gefermenteerde maïsdrank. Een extra voorraad van het goedje zit in de ollas die op de vloer staan opgesteld. Een kereltje nipt van een doorgesneden kalebas die als recipiënt dient. Hij is waarschijnlijk de aj k’uhuun van de koning of tenminste een scriba aan het hof: in zijn tulband (typisch voor schrijvers) zit een bundel pennen. Aan ’s heersers voeten hurkt een dwerg met spiegel in de aanslag. Siyaj K’awiil bekijkt gefascineerd zijn refl ectie in het glas. Er klinkt muziek: uiterst links zijn de uiteinden van trompetten en een hoorn (de reusachtige schelp) te zien. De zittende man met donker hoofddeksel lijkt een soort ratel te schudden die uit een stok met aan het uiteinde slingers van schelpen bestaat.

Het gebeuren vindt plaats onder een stoffen baldakijn in de kamer van een paleis. Het orkest zit gedeeltelijk achter de muur. Siyaj K’awiils troon is een gemetseld platform, afgewerkt met beschilderde plaasterlaag. Het gigantische kussen waar hij tegen leunt zit los, daarom moet iemand het tegenhouden.

Het thema, palet, de compositie en stijl lijken op de beker uit Tamarindito. Misschien waren beide stukken door dezelfde kunstenaar gemaakt. De personages zijn werkelijk magistraal weergegeven. Hun uitdrukkingen spreken boekdelen: het jolijt van de man met ratel, de vermoeidheid van de oude gebochelde die voor hem zit, de concentratie waarmee het ventje van de kom drinkt,

de trots van de dwerg die het een hele eer vindt zo’n heilig object als een spiegel te mogen vasthouden en geniet dat zijn meester zo opgetogen is (tenzij dit een houten beschilderd beeldje is waartegen de spiegel leunt), de bezorgdheid van de dienaar achter Siyaj K’awiils kussen die iets tegen zijn kompaan fl uistert en de kompaan zelf, die ‘rustig maar, alles is in orde’ lijkt te mompelen terwijl hij een beetje dronken voor zich uit staart... Ieders uitdossing is met zorg weergegeven en alles buitengewoon genuanceerd ingekleurd. Het drinkende kereltje lijkt tatoeages of lichaamsbeschildering op rug en bovenarmen te hebben; de huid van de dwerg lijkt op het schubbenpatroon van een reptiel. Aan de gracieuze vingers van de vorst zitten extreem lange nagels of misschien extenties; iets wat uniek is. Door zijn donkere huid valt zijn witte kralenketting (van parels?) extra op.

Boven de kalebas op de vloer staat de inhoud geschreven: u-xi-na PUT-ti u-tzi > u xi’n put utz, ‘(het is) stinkende papaya, (hij is) goed’. ‘Stinkend’ wil hier zeggen ‘gefermenteerd’. Utz betekent in alle Maya-talen Utz betekent in alle Maya-talen Utz‘goed’: in Itzaj is yutzil ‘knap, mooi’ en in Yucateeks is yutzil ‘knap, mooi’ en in Yucateeks is yutzilyutsil ‘mooi’. De negatieve vorm is yutsil ‘mooi’. De negatieve vorm is yutsil ma’yutzil (Codex van ma’yutzil (Codex van ma’yutzilMadrid, p.94a).

De heerser zegt: bala wix utz uk’bah, ‘verberg de urine, goed is dat, drink zelf’. Hij richt zich tot de bediende die op het punt staat een slok van het goedje uit de kom te nemen. Mogelijk uit hij zijn ongenoegen over de kwaliteit van de drank –die volgens hem naar urine smaakt– en verplicht zijn bedienden ervan te drinken. Het bijschrift van het kereltje dat gaat drinken luidt ch’a’s? utz chibal (perfect leesbaar maar totaal onbegrijpelijk) utz chibal (perfect leesbaar maar totaal onbegrijpelijk) utz chibal

K1453Tekst: u-ba-hi ta-?-ji SIH-ya-AJ K’AWIIL AJ-3-HAB ch’a-jo-ma 8-TAL-la yo-OK? K’UHUL-IK’-AJAW (het is zijn portret, Siyaj K’awiil, hij van de 3 jaar ?, tribuut ... ? Goddelijke Ik’ Heer’B1-3: K’AWIIL-la na?-k’ai = NAAMC1-3: ch’a-su u-tzi chi-BAL = NAAMD1-5: ha-la wi-xa u-tzi chi-ba-laE1-3: u-xi?-na ?-ti u-tziF1-3: ?-ko-na ?? AJ-K’UH-na (God C titel) = NAAMG1-2: AJ-?-ma ch’ok-? = NAAM[Zoe A.F. Agoos]

21

en dat van de gebochelde k’awiil so’k’? utz. In beide gevallen is de betekenis van utz hier onduidelijk. Ook utz hier onduidelijk. Ook utzkan niet worden uitgemaakt of dit iets is wat ze zeggen of hun namen zijn. [over utz: Übernatürliche Akteure in der Klassischen Maya-Religion. Eine Untersuchung zu intrakultureller Variation und Stabilität am Beispiel des k’uh “Götter”-Konzepts in den religiösen Vorstellungen und Überzeugungen Klassischer Maya-Eliten (250-900 n.Chr.). Inaugural-Dissertation zur Erlangung der Doktorwürde der Philosophischen Fakultät der Rheinischen Friedrich-Wilhelms-Universität zu Bonn, Christian Manfred Prager aus Laufen, Bonn 2013.]

Martin Brennan kwam tot de conclusie dat het tafereel de ‘bezwering van K’awiil’ voorstelde. De Azteken noemden hem Tezcatlipoca, ‘de spiegel die de hele wereld in zijn refl ectie ziet’. Zijn naam was afgeleid van de Nahua woorden tezcal, ‘obsidianen spiegel’, en popoca, ‘rokend’. Bernardino de Sahagun beschreef rituelen die gedurende de maand Teotleco (teo=god, tleco=terugkeren) gehouden werden. Daarbij leidde Tezcatlipoca een processie van goden die vanuit hun hemelse contreiën naar de aarde reisden. Ze werden gelokt door een kleine bal van maïsmeel die men om middernacht maakte en op een rieten mat legde. Eenmaal er een kleine voetafdruk in verscheen, betekende dit dat de goden waren aangekomen. Maar dat kon even duren, want de priester wachtte urenlang en ging voortdurend heen en weer naar de hut waar de maïsbol lag. Als hij er zat, staarde hij er in diepe trance naar. Eindelijk was het zover, en zag hij tot zijn grote verbazing de voetafdruk,

waarop hij declameerde: ‘Zijne majesteit is gekomen!’. Meteen bliezen alle andere priesters en ministers op hun schelpen en bazuinen vanuit elke tempel, in elk disctrict en elk dorp. Dit hoogtepunt van een langdurig ritueel lijkt op K1453 getoond te worden, al scheelt het nogal in ruimte en tijd van Sahaguns wereld. Siyaj K’awiil tuurt in de spiegel die een dwerg presenteert. In het refl ecterende oppervlak is de hand van de dienaar achter het kussen te zien; zijn gebaar signaleert de aankomst van de god (HUL, ‘aankomen’: linkerhand met duim en wijsvinger tegen elkaar). De koning doet mondeling een aankondiging, maar de verborgen heilige aanwezigheid wordt vooral benadrukt door de houding van zijn hand die CHI weergeeft (en tevens buiten proportie groot is en centraal van alles staat). Die CHI doelt op CHILAM, ‘spreker’, maar is tevens (als rechter hand) een onderdeel van de glief voor ‘zon’. Op het moment dat hij dit teken geeft, heft een trio muzikanten een welkomstgeschal aan. Een tweede dwerg aan de voet van het podium zet nu een grote kom aan de lippen. We mogen er zeker van zijn dat de inhoud dezelfde is als die van de grote kleipot vlak voor hem (naast een zak en drie potten met klisteervloeistof). Achter de dwerg heft de gebochelde zijn linker hand op, een zonneteken vormend met de vingers: K’IN, als werkwoord gebruikt om ‘maken’ uit te drukken, want de zonne-entiteit was de schepper van de dagen, de dag zelf en de tijd en bovendien geen abstract begrip, maar een reëel, heilig wezen en oorsprong van de cycli die het hele bestaan bestuurde. De kleine vinger van zijn rechter hand, geassocieerd met het getal één,

22

YAJAWTE’ K’INICH

K1439 - Randtekst: 7-MEN? 13-MUWAN u-ba-hi ta-AJ-AK’OOT ti-KUCH?-chi BAHLAM-ma (2 verweerde gliefen) AJ?-CHAN-na IK’(zwart)-bu-lu ya-AJAW-TE’ K’INICH K’UHUL-IK’-AJAW ba-ka-ba KALOOMTE’“Op 7 Men 13 Muwaan is dit zijn portret terwijl hij danst met de jaguar... (hij is de meester van) Ek’ Bul, Yajawte’ K’inich, Goddelijke Ik’ Heer, Eerste der Aarde, Kaloomte’.”B1-3: yu-? K’INICH (IK’ Embleem?) = NAAMC1-3: U-CHAN-na CHAK-yo?-ma U-?-ni-AJAW = NAAMD1-3: CHAK-nu (spiegel/bijlblad)-#?-? K’UHUL-???-AJAW = NAAM [Zoe A.F. Agoos]

K1439 toont Yajawte’ K’inich terwijl hij de ti t’olo[l] b’ahlam dans uitvoert. Op zijn rug is een ondersteboven jaguar gebonden. Het kan zijn way zijn, maar ook symbool voor ‘last’ (zinnebeeld voor de verantwoordelijkheid die een leider moest dragen). Eén van de bezoekers komt uit Hix Witz. De verenparijen van de mannen raken niet

alleen de randtekst, maar bedekken die ook gedeeltelijk. Hieruit kan afgeleid worden dat de gliefen eerst werden aangebracht en pas nadien het tafereel. Blijft de vraag: gebeurde dat door één of twee kunstenaars? Was er een gespecialiseerde scriba en aparte schilder die niet geletterd hoefde te zijn?

K2763 toont een drukte van jewelste in een paleis. Yajawte’ K’inich, onmiddellijk te herkennen aan zijn dikke lijf, is heel eenvoudig gekleed, maar draagt wel een assortiment indrukwekkende juwelen. Hij voert een gesprek met enkele edelen. Uiterst links zitten twee dames. Zeer opmerkelijk zijn de twee fi guren die achter hem te zien zijn; zo’n overlapping (want de ene gaat gedeeltelijk achter de koning schuil) is ongewoon.

ùùùù

23

K2795 - Randtekst:K2795 - Randtekst:K2795 6 MEN? 18 KEH?/Mak? Ik’(zwart)-i-la-AJ la-? ch’o-ko ..... i-tz’a-ta (wijze) U-? ka-JOM? BAAH-TUUN -ni (titel) K’UHUL-IK’-AJAW AJ-K’INICH ba-ka-baGedeelte van de bijschriften: C1-2: U-CHAN-na ???; G1-2: IK’ (zwart)-(bu)-lu ba-ka-ba = NAAM; H1-4: ??? K’UHUL-IK’-AJAW = NAAM; I1-4: ?? HUN-(schedel) ch’o-ko K’UHUL-IK’-AJAW = NAAM; J1-3: ya-ajaw-te’ k’inich ?-wa a-k’i-bi-la(dikwijls bi-k’i; een titel) = NAAM [Zoe A.F. Agoos]

K2795 laat Yajawte’ K’inich zien op een draagstoel die K2795 laat Yajawte’ K’inich zien op een draagstoel die K2795getorst wordt door twee man. Er worden hem verscheidene gevangenen voor rituele offers gepresenteerd. Eentje is opgesloten in de kooi op het schavot. Hij is stevig aan het houtwerk vastgebonden en ziet lijkbleek; misschien is hij al dood. Het lugubere gebeuren vond plaats in 753. De Ik’ heren dragen maskers die in doorsnede worden getoond zodat hun gezicht eronder zichtbaar blijft (X-ray maskszodat hun gezicht eronder zichtbaar blijft (X-ray maskszodat hun gezicht eronder zichtbaar blijft ( ). Zulke maskers zijn uniek in Maya-kunst, al vonden ze verspreiding door Ik’a’s invloed (bijvoorbeeld op Dos Pilas stèle 16, Aguateca stèle 2, Machaquila stèles 2 en 3, Yaxchilan stèle 11 en een lateibalk, Tikal lateibalk 2 in

Tempel I). Ze kwamen vooral op tijdens Yajawte’ K’inichs regeerperiode. De maskers illustreren de simultane verschijning (of versmelting) van godheid en mens, wat ook in de tekst gebeurt door de uitdrukking ub’aahila’n(‘het is de verpersoonlijking van’), gevolgd door de naam van het bovennatuurlijke wezen en dan die van de edelman of vorst. Tijdens zulke ‘verpersoonlijkingen’ werd het onderscheid tussen beiden enorm klein; het ging er niet alleen om de godheid te imiteren, maar erin te transformeren. Meerdere godheden kwamen hiervoor in aanmerking.

K1452: PSS: 6 MULUK 12 KAYAB u-ba-hi ti-AJ-AK’OOT ya-AJAW-

(TE’) (K’INICH) K’UHUL-IK’-AJAW ba-ka-ba KALOOMTE’

“(op) 6 muluk 12 kayab, het is zijn portret terwijl hij danst, Yajawte’ k’ininch, Heilige Ik’ Heer, bakab

kaloomte’”B1-3: to?-?-ni ti?-? AJ-K’UH (God

C titel) = NAAMC1-3: ?-ni yo-ko AJ-K’UH (God C

titel) = NAAMD1-2: ?-ti/si? ?-yi = NAAM

[Zoe A.F. Agoos]

ubaah ti ak’ot yajawte’ k’ihnich k’uhul ik’a’ ajaw baah kab kaloomte’ huxlajuun k’uh chak el [Tokovinine]huxlajuun k’uh chak el [Tokovinine]huxlajuun k’uh chak el

Op K1452 kijkt Yajawte’ K’inich naar een danser wiens opvoering in drie stadia is weergegeven. Intussen offert de danser zijn bloed. En terwijl aderlating via de penis het meest voorkomende onderwerp is in Maya iconografi e, komt het bijna niet op Ik’a’ ceramiek voor, wat zeer verwonderlijk is. K1399 toont iemand met een piepkleine naald in de aanslag, terwijl de man hier een hele rol papier of stof gebruikt! Hij steekt de reep door een snede in zijn

penis en vangt het bloed dat eruit gutst op. Eerst zien we hoe hij de reep inbrengt, het stuk gepositioneerd is (terwijl hij lijkt te gebaren: Kijk! Zonder handen!) en uiteindelijk de stof vol bloed zit. Dezelfde dans staat ook afgebeeld in Kamer 3 van Structuur 1 te Bonampak, hoewel daar geen sprake is van aderlating, alleen de overwinningsdans. In de randtekst komt de glief voor ‘dans’ voor, in 1990 door Nikolai Grube ontcijferd (ak’ot).ak’ot).ak’ot

ùùùù

24

K533 - Tekst: 3 MEN? 13? MUWAN U-ba-hi ti-AK’OOT U-BAHLAM 7-tz’ikiin-chapat K’INICH (Yajawte’ K’INICH)? IK’(zwart)-bu-lu K’UHUL-IK’-AJAW 4-U-?-wa 13-K’UH?-? ba-ka-baB1-2: CHAK-OOL?/tzi?-? AJ?-? = NAAMC1-3: U-CHAN-na (IK’-BUL)? AJAW-TE’ = NAAMD1-2: CHAK-? to-k’a /chak ? took’ (grote/rode vuursteen) = NAAM [Zoe A.F. Agoos]ubaah ti ak’ot ubaahil aan huk chapaht ts’ikiin k’ihnich ajaw yajawte’ k’ihnich ucha’n ik’ bul k’uhul ik’a’ ajaw chan te’ chan huxlajuun k’uh baah kab, ‘13 Men? 13 Muwan; dit het portret van hem dansend als de 7-jaguar-duizendpoot-arend, K’inich Yajawte’ K’inich, Wachter van Ik’bul, Goddelijke Ik’a’ Heer, Vier Hemelen(?), Dertien Goden, Eerste der Aarde’ [Tokovinine & Zender]

Op K533 danst Yajawte’ K’inich met enkele edelen verkleed in diverse bovennatuurlijke jaguars. De mannen zijn Chak Kan(?) Took’(?), Chak Ohl Ahk en iemand uit Hix Witz. Allemaal dragen een masker in doorsnede. Yajawte’ K’inich wordt in de tekst de personifi catie van Huk Chapat Tz’ikin K’inich genoemd. Het wezen is de

kruising van een duizendpoot en jaguar; beiden aspecten van de Onderwereld.

Een kom op drie pootjes (nomenclatuur onbekend) toont een gelijkaardig tafereel. De stijl leunt zo sterk aan bij K8889 en K666 (ook op pootjes) dat ze waarschijnlijk door dezelfde kunstenaar werden vervaardigd.

K8889 laat een dignitaris zien die geschenken of tribuut (stoffen en veren) overhandigt aan Yajawte’ K’inich. Hij wordt vergezeld door een lijfwacht. De koning voert de titel (want hij is niet verkleed als) cha’-ho-ma (hij die wierook brandt) u-ba-hi huk-tz’ikin-chapat K’INICH-‘elleboog’ TUUN (Zeven Arenden Duizendpoot K’inich ‘elleboog’ Steen), ya-AJAW-TE’ K’INICH U-CHAN-nu, Wachter van Ek’ Bul en bakab. In tegenstelling tot

gewoonlijk zit hij op gelijk niveau als de anderen. Het enorme kussen uit jaguarpels maakt echter wel het onderscheid in status. Een dienaar staat met een hoop doeken in de aanslag, klaar om aan zijn meester te overhandigen. Terwijl zo goed als alle Ik’a’-vaatwerk bekers waren, is dit een zeldzaam exemplaar van een pot op bolvormige pootjes.

ùùùù

K8889

25

K680A1-3: ? ? BAHLAM = NAAM B1-3: U-12-(BAAK) U-? ? (hij van de 12 gevangenen, NAAM)C1-8: ? 18-ti-CHAN? ?-lu? ?-IL ? li-? yu?-? IK’ (zwart)-BUL-(lu) (IK’ BUL, heerser?); D1-3: ?; E1-3: ??? = NAAM [Zoe A.F. Agoos]

K680 valt op door de stijlbreuk: de koning en hovelingen zijn soepel en vlot geschilderd, maar de gevangenen lijken door een kind of talentloos iemand neergezet. Misschien is de verklaring eenvoudig, want een gedeelte van de beker werd ooit ‘bijgewerkt’. Het onderwerp is allerminst lachwekkend. Drie vastgebonden gevangenen wachten hun lot af (de dood) en een vierde is al afgeslacht (zijn bloedende hoofd wordt fi er aan Yajawte’ K’inich getoond door de beul). Vorst en krijgers hebben gedeeltelijk beschilderde gezichten. De scène speelt zich af aan de ingang van een gebouw. Er hangt een

opgerold gordijn (dat kan neergelaten worden?). Boven de pijlers zijn gevederde schilden gemonteerd. De troon is uit hout gemaakt en bestaat uit een rasterwerk van samengebonden latten. Het meubelstuk rust op een extra platform. Uitzonderlijk mankeert de beker een randtekst. De bijschriften leveren namen op. Yajawte’ K’inich wordt niet letterlijk vernoemd maar wel bij zijn ‘Wachter van Ek’ Bul’-titel. Terwijl de standaard uitdrukking voor ‘wachter van’ u chan klinkt, staat hier de variant chanul.

K4120 illustreert een rituele dans in het paleis. Muzikanten bespelen trompetten, ratels en een enorme trom. De danser heeft een K’awiil- masker op, maar zoals gewoonlijk is toch zijn gezicht eronder te zien. De

koning en enkele krijgers met schild en oorlogsstandaard kijken toe. De randtekst noemt Yajawte’ K’inich alweer ‘Wachter van Ek’ Bul’, Bakab’.

ùùùù

26

K1896 laat een stel dansers zien in jaguarpak (pels en K1896 laat een stel dansers zien in jaguarpak (pels en K1896poten zijn duidelijk herkenbaar) en maskers op. De vorst staat met het lichaam frontaal afgebeeld. Terwijl het masker van de man achter hem een jaguarkop is, is dat van Yajawte’ K’inich veel platter. Het schilderwerk is in behoorlijk slechte staat, maar de tekst is goed bewaard gebleven. Vrij vertaald klinkt de boodschap als volgt: ‘Hij danst met de sij hix (kostuum), Yajawte’ K’inich Ohl Chan (ohl chan = centrum/hart van de hemel), hij

is de gevangennemer van Ek’ Bul, goddelijke Ik’ heer, 4-te’tan (4-boom/hout-hemel, onbekende titel), 13 k’uh, bakab.’ Op B1-3 staat mogelijk een ajaw vermeld maar niet uit Ik’a’. Andere bijschriften geven namen op: C1-3: CHAK-PAT? ...; D1-2: K’INICH-chi CHAN-na. [Zoe A.F. Agoos] Chak Ohl Ahk is hier ook van de partij (hij danst tevens op K533) [Tokovinine & Zender]

K1896ubaah [...] ti [?] hix yajawte’ k’ihnich ucha’n ik’ bul kaloomte’ k’uhul ik’a’ ajaw chan te’ chan huxlajuun k’uh baah kab [Tokovinine]

27

K1463 - Randtekst: 7-(dag) 15-(maand) U-(baah) ti-jo-ya U-CHAN-na IK’-bu-lu/...u-baah ti-joy u-chan ik’-bul/(ya-AJAW-TE’) K’INICH K’UHUL-IK’-AJAW ba-ka-ba KALOOMTE’ T’ABAY-yi(Yajawte’) k’inich k’uhul ik’ ajaw bakab kaloomte’ t’abay-i/“he ascneds on this (date), it is his image/portrait installed in the throne/rule, his guardian??, Ik’ Bul Yajawte’ K’inich, bakab, kaloomte’B1-2: U-tz’i-bi tu-ba-AJAW /u-tz’ib tuub ajaw/ = NAAM SCRIBAC1-2: 3-? ??? (ontbreekt) = NAAMD1-3: K’INICH-LAM EK’ ba-po-ma /k’inich lam ek’ ba-poom/ = NAAME1-3: li?-to? BAHLAM? AJ-K’UH-(God C Titel) = NAAM [Zoe A.F. Agoos]

K1463 Yajawte’ K’inich, waanzinnig corpulent afgebeeld op deze beker, draagt een enorm borstsieraad dat op een omgekeerd Mexicaans jaarteken of ondersteboven Tlaloc lijkt. Zijn hoofdtooi bestaat uit een uil bekroond door drie lange veren. Eender hoofddeksel droegen Itzamnaaj en B’olon Yokte’ K’uh. Zowel Tlaloc als B’olon Yokte’ K’uh waren nauw verbonden aan oorlog. Achter de koning houdt een hoveling een spiegel vast. De knielende man is misschien de kunstenaar vermits hij er zijn naam schreef, Tubal Ajaw. Aanwezig zijn tevens de aj k’uhuun(of ander afgeleide van aj k’uh) Chak Tok B’ahlam en Uh Paas(?) B’ahlam van onbekende status.

De frase joyaj ti ajaw in de inscriptie leidde tot de interpretatie dat op deze beker de troonsbestijging van Yajawte’ K’inich stond afgebeeld. Terwijl JOY(‘omwikkelen’) dikwijls verwijst naar het in functie treden van iemand in een ambt, lijkt de term hier eerder

letterlijk bedoeld geweest te zijn (‘het is zijn portret bij het omwikkelen’, maar in de zin van ‘aankleden’). Zo krijgt de vorst witte doeken van K’inich Lamaw Ek’ en nog attributen voor een ornaat van twee dienaren. Het is zeer waarschijnlijk dat hij alles gaat passen. Ook een bijschrift laat dit weten, want ‘het is het portret van zijn eerste optreden (in gewaden)’: ub’aah ti joy. Lacadena las joyaj ti ajaw als ‘het is zijn portret tijdens (zijn) debuut/eerste verschijning/optreden’, waarbij joy als substantief ‘debuut’ betekent en -aj er het intransitieve werkwoord aj er het intransitieve werkwoord ajvan ‘debuteren’ van maakt.

K’INICH LAMAW EK’

28

Tekst op K3054: A2-5: 4-(Kaban/Ik’/Manik’/Eb) 10-Yaxk’in U-ba-hi (ya-AJAW-TE’) K’INICH K’UHUL-IK’-AJAW = NAAM; B1-4: tz’i-bi-ba (?) IX-tza-ma = NAAM; C1-3: K’UK-MO (?) = NAAM; D1-4: K’INICH-LAM EK’ ba-po-ma K’UHUL-IK’-AJAW = NAAM; E1-2: u-tz’i-bi tu-ba-AJAW/u-tz’i-bi tu-ba-AJAW/u-tz’i-bi tu-ba-AJAW u-tz’ib tubal-ajaw/ = NAAM SCRIBA [Zoe A.F. Agoos]

K3054 toont Yajawte’ K’inich en K’inich Lamaw Ek’ met K3054 toont Yajawte’ K’inich en K’inich Lamaw Ek’ met K3054elkaar in gesprek terwijl ze verkleed zijn in padden. Twee vrouwen kijken toe: een dame van Tzam (echtgenote van Yajawte’ K’inich?) en een ajk’uhuun. Tubal Ajaw signeerde zijn werk. De pad in kwestie is een Bufo marinus, een giftig exemplaar. Zijn gif werd naar verluidt gebruikt als entheogeen om in trance te geraken en met de goden te communiceren, maar ook om de wil van degenen die zouden geofferd worden te breken. Entheogeen betekent ‘afkomstig van de god in onszelf’. In strikte zin is het een psychoactieve substantie gebruikt in religieuze of sjamanistische context. Het woord komt uit het Grieks en is de stam voor ‘enthousiasme’; de Grieken gebruikten het om hun dichters en andere artiesten te prijzen. De term werd in 1979 geïntroduceerd door een groep etno-botanisten en specialisten in de mythologie. Het diende om een onderscheid te maken tussen ‘hallicugeen’ en ‘psychedelisch’, die wel met druggebruik te maken hebben maar niet specifi ek in verband met historisch, mythologisch of traditioneel onderzoek van religies. De vertaling ‘afkomstig van de god in onszelf’ impliceert dat noch iets wordt gecreëerd (maar ervaren wordt wat reeds aanwezig is), noch dat de gebruiker iets buiten zichzelf ervaart (maar binnenin).

Bufotenine, dat de Bufo marinus produceert, is alleen entheogeen actief wanneer ingenomen door roken of snuiven en gecombineerd is met een type MAO (monoamine oxidase)-remmer. De MAO-remmers zijn nodig om bepaalde entheogene moleculen in bepaalde chemicaliën te beschermen tegen afbreking vòòr de effecten gevoeld worden. Het gif van de Bufo marinusbevat ook bufogenin en bufotoxin, die in Europa werden gebruikt als moordwapen. Dat de Maya’s dit dodelijke gif als drug gebruikten, blijft ondanks de vele afbeeldingen van de pad op ceramiek en in steen speculatief. De Bufo marinus is evenwel te herkennen aan de specifi eke schedelvorm, gifklieren en de streep midden op zijn rug. Bovendien zijn de gifklieren gemarkeerd met levervormige schijven waarin puntjes staan die de gifafgevende poriën uitbeelden. Misschien is het beste voorbeeld hiervan Zoömorf G uit Quirigua. Hadden de Maya’s dan een manier ontdekt om de dodelijke effecten van het gif te neutraliseren? Kennedy ontdekte een methode: als de padden aan eenden werden gevoerd, werkte hun lever als ontgiffer. Eenden komen veel voor in de Olmeekse kunst. In San Lorenzo, een Olmeekse site, werd de hoogste concentratie botjes van Bufo marinus gevonden (zulke concentraties bestonden in heel Centraal-Amerika, maar bleven een anomalie in de resten van het menselijk dieet wegens de giftige eigenschappen van de pad), samen met een onverklaarbaar U-vormig ‘water-controlesysteem’. Archeologen gaven het bekken een ‘rituele functie’, maar Kennedy wierp tegen dat het veel te klein was als bad voor een mens. Misschien was dit de plek waar eenden de Bufo marinus te eten kregen, zodat de Olmeken het gif na hun vertering in de dieren als entheogeen konden recupereren.

Hoe dan ook kon het gif van de Bufo marinus niet puur ingenomen worden; ook was niet bewezen of de bufotenine werkelijk entheogeen was. Een andere pad, de Bufo alvarius, die ook bufotenine uitscheidt, had wel een entheogene werking omdat het een O-methyl transferase bevatte. De O-methyl tranferase verandert kleine porties bufotenine in een sterk entheogeen, namelijk 5-Me-DMT. De Centraal-Amerikaanse volkeren vonden waarschijnlijk de O-methyl overzetter in de Pinus soort.

Wade Davis beschreef zijn ervaring na het roken van 5-MeO-DMT van een Bufo salvarius als volgt: Vlak na het inhaleren werd ik overspoeld door een warm, goed gevoel, dat me verwonderde. Ik had sterke auditieve hallucinaties; het was alsof het geluid van cicaden door m’n hoofd raasde en mijn lichaam aan de aarde deed verbinden. Hoewel ik binnen zat, had ik de indruk de aarde werkelijk te voelen; ik voelde droge woestijngrond tussen mijn vingers glippen; ik zag sterren midden op de dag; rook de geur van cactus en salie; en voelde droge bladeren op mijn handen. Sterke visuele hallucinaties verschenen onder de vorm van bolvormige schittering en diamantpatronen in mijn blikveld. De ervaring was in elk opzicht aangenaam, zonder fysieke bijwerkingen, geen misselijkheid; hooguit een verhoogde hartslag.

Vermits de Meso-Amerikaanse volkeren hoogst vindingrijk waren, probeerden ze mogelijk de Bufo-Pinusmengeling uit op krijgsgevangenen, tot ze een veilige samenstelling van 5-MeO-DMT konden ontwikkelen van het Bufo marinus gif. [Evidence for Ritual Use of gif. [Evidence for Ritual Use of gif. [Entheogens in Ancient Mesoamerica and the Implications for the Approach to Religion and Worldview, Marc Blainey] Natuurlijk voorkomende antheogenen zoals psilocybine en dimethyltryptamine, zijn ook gekend als N,N-dimethyltryptamine, of eenvoudigweg DMT. In de biochemie betekent transferase een enzym dat de transfer van een functionele groep (bvb. methyl of fosfaat groep) van de ene groep (donor geheten) naar een andere (ontvanger genoemd) catalyseert.

Voorbeeld: een enzym dat deze reactie catalyseerde is een transferase: A–X + B g A + B–X In dit voorbeeld is A de donor en B de ontvanger.

29

Randtekst: (A1) yu-k’i-b’i-la (A2) b’a-po-ma (A3) K’IHNICH-LAMAW-EK’ (A4) ?-?-K’AHK’-?-? (A5) ?(A6) ?-YOPAAT (A7) ?-?-wa (A8) ? [Luis Lopes]y uk’ib’iil b’apo’om k’ihnich lamaw ek’ ? k’ahk’ ? yopaat ?‘de beker van de Eerste Wierookbrander, K’inich Lamaw Ek’, ? Vuur ? Yopaat ?’B1-2: U-tz’i-bi TUBAL AJAW = SCRIBAC1-2: ?? AJ-K’UH (God C titel) = NAAMD1-2: 11? Kaban 5 Pax-Te’(E1) K’AHK’-? (E2) CHAN-na-YOPAAT (E3) K’UHUL-MAAN-AJAW(E4) ?-ma [Luis Lopes]k’ahk’ ? chan yopaat, k’uhul maan ajaw, ?‘Vuur ? Hemel Yopaat, goddelijke Maan heer’[Zoe A.F. Agoos, blijkbaar fout] E1-4: ? ? IK’-BUL-AJAW (?) ?-ma = NAAM IK’ BULF1-5: ? ? ? (K’UHUL?)-AJAW u-baah? = NAAMG1-3, H1-2, I1-3: ??? = NAMEN (3) [Zoe A.F. Agoos]

A3 A4-A8 A1-A2

B C D E F G H

De strakke sfeer van dit tafereel op K5418 wordt onderbroken door de kerel op de trede die een vermanend vingertje opsteekt naar een bijna volledig verdwenen personage. Het lijkt alsof hij de ander (die duidelijk de mond open heeft en dus spreekt) het zwijgen wil opleggen. Bij hen is iemand met een waaier in de weer. Zowel hij als zijn autoritaire collega dragen gelijkaardige kleding.

Op een gemakkelijk meubelstuk met gekruiste houten poten zit een indrukwekkend opgetuigd individu. Aan zijn voeten rust een spiegel, ondersteund door een kussen van jaguarpels. De man voor hem houdt in zijn rechter hand een vierkant schild omzoomd door veren of franjes vast, terwijl in zijn linker hand een elegant versierde tas rust. Zijn masker is een combinatie van Tlaloc-vlinder-jaguar. Bovenaan, aan de voorkant van zijn hoog opstaande hoofddeksel, zit een complete watervogel; op zijn bek zit een vis gespietst. Eender

gekleed fi guur —met rode schort die tot de enkels reikt, gedecoreerde ceintuur, soortgelijk model hoofddeksel, grote langwerpige oorpluggen en halsketting van ronde kralen die over de rug afhangt— heeft een object vast waarop een slangenkop rust.

De beker was eigendom van K’inich Lamaw Ek’, zoals opgegeven in de randtekst. Terwijl men zou verwachten dat Ik’a’s vorst hier de meest vooraanstaande plaats zou innemen, lijkt de man in vol ornaat op de luxueuze bank eerder Maan heerser K’ahk’ ? Chan Yopaat te zijn. Zijn naam en titel staan in het opschrift rechts voor hem en dezelfde naamsequentie staat ook in de randtekst, al is daar het embleem vergaan. Bovendien raken de veren uit diens hoofdtooi zijn naam aan, op die manier subtiel aangevend dat hij hier geportretteerd is. De Kalenderrondedatum 11 Kab’an 5 Pax, corresponderend met 9.16.5.11.17 (6 december 756), past netjes binnen het tijdskader van K’inich Lamaw Ek’.

30

PSS K1728: 7-Men 8-Mol ha-i IK’ (werkwoord) u-tz’i-bi na-ja-la u-k’ib ti-tzij te’-le ka-ka-wa CH’OK-ko U-ba-hi a-nu? (K’UH?)-CH’EEN HUN(1)-IK’ (windgod) ti-TA-ji K’INICH-LAM-EK K’UHUL-IK’-AJAW KALOOMTE’ U-(kind van vader) 3-KATUN-AJAW (tok’)-ya-si-K’INICH K’UH-?-IK’-IL?-???‘7 Men 8 Mol, cacao drinkbeker ... het is hij, verkleed als de heilige Windgod, met obsidiaan, K’inich Lamaw Ek’, goddelijke Ik’ heer, kaloomte’, kind van de Drie-Katun-Heer, Tok’ Yaas K’inich, goddelijke Ik’ man.’B1-2: AJ-U yu-bu(-te’) /yub te’ /yub te’ / / ‘tribuut doeken/stof’yub te’/ ‘tribuut doeken/stof’yub te’C: ?-ti mogelijk verwijzing naar tribuutD1-2: U-TI?-ba ha?-i??-tzuE1-2: ?-K’UH HUUN-na; hoofdtooiG1-6: 1-Manik 5-Kayab na-wa na-ja-la yu-bu TE’; ????? tribuutH-K: k’e be-la-aj ??? U-to-jo-IL /k’eb laj ??? u-tojil/“de boodschapper buigt zich over...zijn betaling”L1-4: ti-AJAW MUUT sa-ja-la ?-la; naam en plaats?M1-2: CHIH la-ma /chih lam/; naamN, O1-3: ka-ka?-ma? AJAW?-xa-na? wa-? ?-IL; waarschijnlijk verwijzing naar tribuut [Zoe A.F. Agoos]

titaay k’inich lamaw ek’ is de manifestatie van Jun Ajaw: titaay k’inich lamaw ek’ is de manifestatie van Jun Ajaw: titaay k’inich lamaw ek’ ub’aah a’n k’uh jun ajaw titaaj k’inich lam[aw] ek’ k’uh[ul] T503 ajaw kaloomte’ [Prager]kaloomte’ [Prager]kaloomte’

Op K1728 spreekt de gezeten vorst (logischerwijs K’inich Lamaw Ek’, vermits hij eigenaar van het stuk is) geanimeerd tegen zijn gasten, terwijl hij goederen zoals bundels en doeken in ontvangst neemt van sajalMuut ...; hij heeft het over de jubte’ en andere objecten jubte’ en andere objecten jubte’die de ‘betaling’ (ta-juul) van de sajal zijn. Degene die sajal zijn. Degene die sajalhet dichtst bij de koning zit is Chij Lam; functie en rang onbekend. Een van de twee staande personen is een aj yubte’ ch’ok, ‘jonge man van de doeken’; de andere ajk’uhuun Way B’aah Haats. Alle waar is afgebeeld: opgerolde stoffen en zakken op de grond, en een trompet en banier die de dienaar in de handen houdt. Het gebeuren vindt in een provisorisch gebouw plaats (een soort paviljoen van doek dat over een houten raamwerk is gedrapeerd; de PSS loopt over de overhangende stof), vermoedelijk ’s nachts vermits twee bedienden de boel bijlichten met hun brandende toortsen. De beker diende om cacao uit te drinken. K’inich Lamaw Ek’ noteerde er zijn vaders naam: Took’ Yaas K’inich, de Drie-Katun oude goddelijke man van Ik’[a’].

Hoewel de beschrijving gedeeltelijk onontcijferd is, gaat hij over de presentatie van ‘tribuut-doeken’ (yubte’) die sajal Muut als betaling (sajal Muut als betaling (sajal tojool) doet. De man in witte mantel, gezeten voor de koning en Chij Lam geheten, is verantwoordelijk voor het afl everen van deze ‘betaling’ aan de heerser uit naam van de sajal. Hoewel zelfs in Koloniaal Yucateeks de term yubte’ naar yubte’ naar yubte’‘tribuut-doeken’ verwijst (‘mantas de tributo’) zijn hier geen katoenen doeken afgebeeld. De bezoekers leverden twee grote bundels bekroond door stekeloesters af die

een man met staf en draagstoel inspecteert. Deze laatste wordt bestempeld als ‘hij van de doeken, jongeman’ (aj-[y]ubte’ ch’ok).[y]ubte’ ch’ok).[y]ubte’ ch’ok

Tojool —‘betaling, (loon)kost, prijs’—bestaat in vele Tojool —‘betaling, (loon)kost, prijs’—bestaat in vele TojoolMaya talen, inclusief Koloniaal Yucateeks en Tzetzal. Een ander Klassiek voorbeeld verschijnt op een paneel dat waarschijnlijk uit Jonuta afkomstig was. Een van de protagonisten met de titel ‘hoofd-jongeling’ (b’aah ch’ok), is mogelijk opgemaakt of wordt gepresenteerd ch’ok), is mogelijk opgemaakt of wordt gepresenteerd ch’ok(het werkwoord blijft onontcijferd) ‘met ikitz’. De laatste zin begint bij het onvertaalde werkwoord dat hem vermoedelijk aan de vorige clausule koppelt door zijn –ij/ji/ji/ bijvoegsel. Het subject is ‘zijn betaling’ (u-tojool). De inscriptie behandelt dus blijkbaar de presentatie van waardevolle objecten ter ‘betaling’.

Het gebruik van twee termen, patan en tojool, impliceren verschillende types transacties. Misschien verwees patan —‘tribuut, labeur, ambt, werk, onder-handeling, belasting’— ook naar handenarbeid (maar niet in het geval van K1728), terwijl tojool eerder zowel tojool eerder zowel tojoolyubte’ (tribuut-doeken) als waardevolle yubte’ (tribuut-doeken) als waardevolle yubte’ ikitz/ikaatz(jade) of ander hooggeprezen goederen omvatte. Tojoollijkt de lading voor beide te dekken en ging verder dan gewoonweg ‘tribuut’. [People of the road: traders and gewoonweg ‘tribuut’. [People of the road: traders and gewoonweg ‘tribuut’. [travelers in ancient Maya Words and images. Alexandre Tokovinine & Dmitri Beliaev. Uit: Merchants, markets, and exchange in the Pre-columbian world / Kenneth G. Hirth and Joanne Pillsbury, editors. Dumbarton Oaks, 2013, ISBn 978-0-88402-386-9]

31

K1004 toont een mythologische scène. De beker werd K1004 toont een mythologische scène. De beker werd K1004gemaakt in de laatste helft van de 8e eeuw (750-780). Een tafereel laat de heldentweeling zien: Yax B’ahlam met een grote schaal vol regalia op het hoofd en Jun Ajaw terwijl hij een grote bundel torst, rijdend op een slangachtig creatuur. Volgens Michael Coe waren beide jongens bezig het hoofd en de regalia van hun vader de Maïsgod te verzamelen voor zijn wedersamenstelling en heropstanding nadat hij door de onderwereldgoden was vermoord. Uitzonderlijk worden ze hier als goden (K’UH) beschouwd.

De andere kant van de pot toont een volwassen Maïsgod die er nogal ontevreden uit ziet (hoewel Helmke hem ‘een houding van verdriet’ toeschrijft). Hij heeft weinig juwelen om en draagt buiten zijn lendendoek amper iets. Hij bevindt zich in een waterrijke omgeving, geïnsinueerd door de waterval en grote schedel die de verstrengelde wortels van waterlelies symboliseert. Voor de Maïsgod zit een vrouw binnen de kaken van een skeletachtige duizendpoot die het portaal naar een andere dimensie vormt. Een dikke zwarte streep loopt over haar ogen. Ze houdt een stekeloester en gestileerde haaienkop omhoog, die ze de Maïsgod aanbiedt. De twee elementen vormen het belangrijkste stuk van het ceintuur-ornament dat zowel Maïsgod als Maangodin pleegden te dragen. Volgens iconografi sche interpretaties werd de Maïsgod uit de oer-haai (xokwerd de Maïsgod uit de oer-haai (xokwerd de Maïsgod uit de oer-haai ( ) herboren, vandaar xok) herboren, vandaar xokdat hij de vissenkop als embleem droeg. De stekeloester herinnerde er hem aan dat zijn opstanding uit de dood in het water plaatsvond. [Mythological Emblem Glyphs of het water plaatsvond. [Mythological Emblem Glyphs of het water plaatsvond. [Ancient Maya Kings. Christophe Helmke. Contributions in New World, Archeology 3:91-126]

Het bijschrift bevestigt de context en legt de emotionele toestand van de Maïsgod uit, gevolgd door de sequentie tussen de dame en de Maïsgod: 13 ok 8 sip och ha’ jun ixiim wak ajaw uhtiiy - uchabij k’uh[ul] kaaj ajaw. De eerste frase betekent ‘hij ging het water in, Eén maïs, de Zes-heer, het gebeurde’. Het liminale oord werd iconografi sch weergegeven door watervogels en een roofvis met klapperende kaken zoals het exemplaar waarop Jun Ajaw K’uh met een bundel jade (ikaatz) rijdt. ikaatz) rijdt. ikaatzDe roofvis haalt vervaarlijk naar Yax B’ahlam K’uh uit. De jongeman balanceert een grote schaal op zijn hoofd vol kralen van jade, maskers, bloemen en andere opsmuk; de insignes van de Maïsgod. Volgens Stone en Zender lokte de tweeling wellicht de roofvis omdat in zijn buik de Maïsgod zat die op die manier uit de onderwereld kon ontsnappen.

Taube ontdekte recent in muurschilderingen beïnvloed door de Maya’s in Teotihuacan (Pinturas Realistas) een serie scènes waar de Maïsgod een duik neemt tussen zeeschelpen waaronder stekeloesters. In de muurschilderingen van San Bartolo duikt hij het water in, och ha’ (metafoor voor sterven) uitbeeldend. och ha’ (metafoor voor sterven) uitbeeldend. och ha’Taube leidde hieruit af dat de dood en opstanding van de Maïsgod ook verbonden was aan de verwerving van zeeschelpen/stekeloesters; iets wat helemaal met het tafereel van K1004 overeenstemt. Terwijl beide verhalen verschillen wat details betreft, onthult de beker niet alleen dat de Maïsgod de stekeloester krijgt, maar ook in welke omstandigheden: nadat hij in het water herboren is. [Übernatürliche Akteure in der Klassischen Maya-Religion. Eine Untersuchung zu intrakultureller Variation und Stabilität am Beispiel des k’uh “Götter”-Konzepts in den religiösen Vorstellungen und Überzeugungen Klassischer Maya-Eliten (250-900 n.Chr.). Inaugural-Dissertation zur Erlangung der Doktorwürde der Philosophischen Fakultät der Rheinischen Friedrich-Wilhelms-Universität zu Bonn, Christian Manfred Prager aus Laufen, Bonn 2013.]

De tweede clausule luidt ‘het is wat de goddelijke Kaaj heer bewerkstelligde/commandeerde’. Een bot uit Tikal (MT50) beschrijft hoe de kano met de Maïsgod in op bevel van God D tot zinken wordt gebracht. De Maïsgod werd op K1004 opzettelijk door iemand met Kaaj-embleem omgebracht, en dat was God D. Dat verklaart waarom de Heldentweeling zo frequent bij hem op audiëntie gaat in zijn hemelse paleis, alsof beide jongens zijn zegen nodig hebben om veilig de gevaarlijke reis naar de onderwereld te maken in een poging hun vader te redden. [Mythological Emblem Glyphs of vader te redden. [Mythological Emblem Glyphs of vader te redden. [Ancient Maya Kings. Christophe Helmke. Contributions in New World, Archeology 3:91-126]

De randtekst sluit af bij Yajawte’ K’inich K’uhul Ik’ Ajaw. Hij wordt er Kaats Kab’ Naah heer genoemd (kaats kab’ naah: aarde-bijtend-huis’), waarschijnlijk naar het bovennatuurlijke wezen dat hij verpersoonlijkte. [The Power of Place: Political Landscape and Identity in Classic Maya Inscriptions, Imagery, and Architecture.Alexandre Andreevich Tokovinine, A dissertation presented to The Department of Anthropology in partial fulfi llment of the requirements for the degree of Doctor of Philosophy in the subject of Anthropology, Harvard University Cambridge, Massachusetts, May 2008]

32

Tijdens Yajawte’ K’inichs regeerperiode maakte een tweede kunstenaar furore: Mo’-na B’uluch Laj. Hij zou later ook voor K’inich Lamaw Ek’ werken. De dynamiek die hij neerzette was werkelijk subliem. Dat zou niemand hem nadoen. Een van zijn bekers maakte deel uit van de grafgift voor een vrouw die na 754 werd bijgezet in graf 96 te Altar de Sacrifi cios, K3120.

Op 4 Ix 12 Kumk’u (18 januari 755) werd K791ritueel in gebruik genomen. Het onderwerp is een bovennatuurlijke scène met dynamische wayob. Al hun namen zijn voorzien van de glief voor way; een ajawdie half menselijk half jaguar is. Eigenlijk betekent way‘slapen’, maar in het verlengde ook [de overgang naar] een bovennatuurlijk wezen wat gebeurde tijdens de droom of trance. Zo’n persoonsverandering (van mens naar jaguar bijvoorbeeld), kwam ook voor in driedimensionale vorm: zo toont een ceramieken beeldje het dubbelportret van een zittende man waarbij hij aan de ene kant volledig menselijk is en de andere half jaguar.

De connotatie way kwam wellicht via de Olmeken bij de Maya’s terecht. De Olmeken op hun beurt ontleenden het idee van stammen uit Ecuador, tegelijk met hun godheden die ze tevens overnamen. In Ecuador fl oreerde 5.000 jaar geleden de Valdivia cultuur. De invloed van Valdivia verspreidde zich langs de westkust van Zuid-Amerika, naar boven en beneden, en bereikte rond 1.800 v.Chr. Mexico. Nathan Horowitz merkte

op dat hedendaagse Amazoonse stammen hetzelfde oeroude Olmeekse geloof deelden dat sjamanen op de één of andere manier konden veranderen in jaguars. Hij spendeerde een hele tijd bij hen in 1993, in de hoop te kunnen uitvissen hoe die transformatie verliep. Maar hoe meer hij zich in het fenomeen verdiepte, hoe complexer het werd. Een sjamaan vertelde hem dat hij getrouwd was met een vrouwelijke jaguargeest en drie kinderen met haar in een andere wereld had. De Olmeken hadden vermoedelijk gelijkaardige ‘familiebanden’ die voor ons compleet vreemd zijn.

Volgens Stuart waren wayob veel griezeliger dan algemeen aangenomen en leunden sterk aan bij duistere tovenaarspraktijken en hekserij; ze waren weergaven van geanimeerde demonische krachten (dus zichtbaar gemaakte manifestaties van vervloekingen en bezweringen) die tovenaars gebruikten om anderen te beïnvloeden. Daarom verbeeldden ze bijna altijd het kwade dat de slachtoffers overkwam: ziektes, ongeluk en ander onheil. Soms werden de sinistere wezens in opschriften rechtstreeks aan koningen (zelfs van grote rijken) gekoppeld, wat aantoont dat tovenarij enorm belangrijk was bij heerschappij en de overkoepelende ideologie ervan, en veel verder ging dan gewoonweg shamanisme.

Bepaalde wayob waren expliciet verbonden aan mensenoffers en hadden dan ook een afgehakt hoofd vast

K791 - Randtekst: CHAN(4)-na-HIX 12-KUMK’U a/AJ-?-AJAW a?-ATAN? U-tz’i-bi li?-yu-?-ko? yu-ch’a-ba ya-ta-TAL i-IXIM NAL-TE’-le U-?-wa U-bah-K’UH mi-chi-NAL EK’-WAY-NAL a-AJAW-wa ya-AJAW-TE’ K’INICH K’UHUL-IK’-AJAW KALOOMTE’ 4-wa-CHAN-na ba-ka-ba4 hix 12 kumk’u aj-?ajaw atan? u-tz’ib li?-yu-?-ko? yu-ch’ab y-atal? ixim nal te’el u-?-wa u-baah-k’uh//michnal ik’-way-nal ajaw yajawte’ k’inich ‘k’uhul Ik’ ajaw kaloomte’ 4-chan bakab/ Vrije vertaling van de randtekst: ‘4 Ix 12 Kumku, ajaw ... het is zijn werk....het is zijn drinkbeker, ??, maïsboomachtige, het is zijn portret als verpersoonlijking, Michnal?, de zwarte duizendpoot-goddelijke-heer, Yajawte’ K’inich, Goddelijke Heer van Ik’, Kaloomte’, Vier-hemel Bakab”

B1-4: ?-TE”-IL la?-HIX U-WAY-ya AJ-sa-yu/?-te’-il la?-hix u-way aj-sa-yuC1-4: K’AK AJ-WAY-ya ??? ?-AJAW-wa SAK-3-bi-ta AJ-WAY-ya U-ta-?-jiiy yo-?-?-?-?D1-3: EK’-hi-HIX U-WAY-ya ?-?-?-AJAW?E1-4: U-?-IL chi-?-?(dodengod)-ya U-WAY-ya U-?-AJAW

Tokovinine: u-ku-li chi-CHAM-ya u-WAHY-ya K’UH-IB-AJAWF1-5: U-ti-IL hi-HIX U-WAY-ya K’UHUL?-?-AJAW ba-KAB?-?G1-3: ma-bi U-WAY-ya NAAH-5-CHAN-na = “grote 5-hemel”H1-5: CHAN-na-bi-IL cha-ya?-mi U-WAY-ya 3-NAL?-? AJAW-wa/cham-i/ “sterft”?I1-5: ?-?-ni AJ-CHAN-na-AJAW? U-WAY-ya K’UH?-ta?(apenwolk)-wa CHAN AJAW-wa [Zoe A.F. Agoos]

33

(zoals fi guur 4 op K791); andere genazen/brachten ziektes en gebruikten daarvoor de ‘Kruik der Duisternis’, een omgekeerde olla waar slangen of insecten uit kruipen. Dikwijls werden ze geassocieerd met vuur (fi guur 5 op K791), wat ook op koorts slaat en dus weer met genezing/vervloeking heeft te maken. Niet alleen zoogdieren (vooral de jaguar) en (roof)vogels kwamen in aanmerking, maar ook jongemannen temidden van vuur, spookachtige gedaanten zoals wandelende skeletten, hybride herten en spinapen, en godheden (Ahkan, Waterleliejaguar, ...). Dertig namen zijn intussen vertaald. Ze refereren naar de eigenschappen van de creaturen: waar ze verblijven (wegen, meren, hemel, een omheining...), hoe ze eruitzien (als jaguars, honden, apen, ...), of ze goed- of kwaadaardig zijn (geel en wit = gunstig, rood en zwart = ongunstig), welke materie ze prefereren (vuur of wolken) en welk temperament ze hebben (toornig of kalm). Enkele voorbeelden: Ha’ Hix (Waterjaguar/Waterocelot), K’ahk’ Ti’ Suutz (Vleermuis-met-de-bek-van-vuur), Tihl Chij (Tapir-Hert) en Chij Chan (Hertenslang). Het hert, en meer bepaald het witstaarthert (Odocoileus virginianus), was verbonden aan de dood.

De neerduikende arend met slang rond de nek is aldus Sheseña tahn bihil cham (Dood van de Middenweg), een wezen dat berucht was om mensen op pad aan te vallen. Volgens Tokovinine en Beliaev hoort het opschrift daarentegen bij het wezen er onder, dat het sinistere aspect van reizen weerspiegelt. Hij is de demon van de heren van Hux Witza’ —Caracol of een niet-geïdentifi ceerde Petense site met dezelfde naam—en heet ‘dode man op de weg’ (tahn bihil chamiiy). Hij is navenant afgebeeld: tahn bihil chamiiy). Hij is navenant afgebeeld: tahn bihil chamiiyzijn hoofd vergaan tot blote schedel en messen door elk gewricht (een indicatie van gewrichtspijn). De veronderstelde macht die deze specifi eke koninklijke dynastie kon uitoefenen om het reizigers over land zeer onaangenaam of zelfs fataal te maken kwam misschien doordat dit ook in de werkelijkheid zo was. [People of the doordat dit ook in de werkelijkheid zo was. [People of the doordat dit ook in de werkelijkheid zo was. [road: traders and travelers in ancient Maya Words and images. Alexandre Tokovinine & Dmitri Beliaev. Uit: Merchants, markets, and exchange in the Pre-columbian world / Kenneth G. Hirth and Joanne Pillsbury, editors. Dumbarton Oaks, 2013, ISBn 978-0-88402-386-9]

Verder komen ch’akte’el hixnal (Jaguar van de ch’akte’el hixnal (Jaguar van de ch’akte’el hixnalKraal), nahb hix (Jaguar van het Meer) en sak ok(Witte Hond) aan bod. De jaguar-van-de-kraal lijkt te kronkelen van de pijn. De tweede way van links heet k’util hix (Dansende Jaguar). Hij speelt fl uit en ratel. Maar al lijkt iedereen te dansen, voeren sommigen eerder schijnbewegingen uit tijdens een potje knokken. Ze bedreigen hun tegenstanders of staan klaar om uit te halen. Bovendien dragen enkele beschermende kledij zoals lange, zware heupdoeken en yokes om hun nieren en andere vitale organen te vrijwaren van klappen, maar ook stevige hoofddoeken en polsbanden tegen het zweet waardoor hun zicht en grip perfect blijft. Zulke typische taferelen zijn dan ook eerder mythische echo’s van echte vuistsporten. Terwijl de benaming van zulke bokser-wayob varieert en het opschrift hier de vierde man van links JATZ’-no-ni a-AHKAN-na noemt, waren ze algemeen gekend als Jatz’oon Ahkan, ‘Werpende Ahkan’. JATZ’ betekent ‘werpen’ of ‘slaan’ en wordt voorgesteld door de ‘steen-in-hand’-glief. De glief komt

frequent voor bij wayob-verschijningen en lijkt tevens te refereren naar de grote, antropomorfachtige stenen die deze spoken vasthebben. Net zoals bij het balspel speelden waarschijnlijk zowel sportelementen als rituele aspecten een rol bij vuistsporten. Misschien hield de sport ook verband met het offeren van bloed om goede oogsten af te dwingen. Sommige hedendaagse Meso-Amerikaanse bevolkingsgroepen doen nog steeds aan sterk geritualiseerde vormen van boksen in tijden van droogte. De ‘werpende’ Ahkan op K791 was de way van een goddelijke heer van Kaan.

Het opschrift van de dodengod die op een grote schelp blaast is u-ku-li chi-CHAM-ya u-WAHY-ya K’UH-T709-AJAW. Thompson vertaalde een variant van T709 T709-AJAW. Thompson vertaalde een variant van T709 T709-AJAWdoor ‘limaboon’ (Phaseolus lunatusdoor ‘limaboon’ (Phaseolus lunatusdoor ‘limaboon’ ( ), terwijl Tokovinine de lezing IB voorstelde. De man hier vernoemd was een k’uhul ibil ajaw, ‘Goddelijke limabonenveld heer’. Een volledige versie van de titel stond in Naj Tunich tekening 29. Er zijn geen gebeurtenissen die in Ibil doorgingen bekend (maar wel historische fi guren), dus is het moeilijk uit te maken of Ibil een reële plaats was of mythisch veld waar de allereerste limabonen werden verbouwd waarvan de koninklijke dynastie van Ibil geloofde of beweerde afkomstig te zijn. Toch blijkt uit de optekening in Naj Tunich dat het hof ergens in zuidoostelijk Campeche kan gewoond hebben vermits de goddelijke Ibil persoon Upakal K’inich er sak ook en sak ook en sak ook wak piit ajaw(‘zes draagstoelen heer’) als titels voert; titels die ook heersers van El Palmar en andere personen uit die stad (op een reeks stilistisch uniforme potten waarvan één exemplaar uit Icaiche ten oosten van El Palmar) voerden. Niemand uit El Palmar of Icaiche was evenwel een k’uhul ibil winik. [A Possible IB Logogram in the Classic Maya . [A Possible IB Logogram in the Classic Maya . [Script. Alexandre Tokovinine. The PARI Journal 14(4), 10-16 © 2014 Ancient Cultures Institute.]

Yajawte’ K’inich is de manifestatie van k’uh mixnal, heerser van het oord ek’ waynal. Naar het schijnt was ek’ waynal de doorgang naar de onderwereld die in ek’ waynal de doorgang naar de onderwereld die in ek’ waynalbeeldende kunst werd weergegeven door de kaken van een duizendpoot: ub’aah a’n mixnal ek’ way ajaw yajawte’ k’inich k’uhul T503 ajaw kaloomte’ chante’ chan bakab’. [Prager]

34

Detail van de man met glimworm-hoofdtooi op K793. De opschriften luiden:A1-8: k’i?-a-ya to?-?-ni ja-wa-li? U-? (verweerd) AJ-la-jiiy? to-?-? ?-ba’?B1-6: mi-HUUN-IK’? che-chi?-? TAL-? U-ba(-hi?) ya-la-? (verweerd)LAM?-EKC1-6: ma-TE’-yi 1-CHAN-wa AJ-wa-la-wa ya?-?-? wa-la-wa wa-la-jiiy/wal/ ‘midden centrum’?[Zoe A.F. Agoos]

Mo’-na B’uluch Laj beschilderde ook K792 en 793. Op K792 heeft een van de mannen een jaguarkop over zijn hoofd getrokken en polsbanden en broek uit jaguarpels. Hij is de Muyal Hix, ‘Nevel- of Wolken-ocelot’. Achter hem zijn nog de vage contouren te zien van iemand die een mes vervaarlijk omhoog houdt. Of hij van plan is zichzelf te onthoofden of een slang zoals op K793 is onduidelijk. Hij is de way van (iemand uit?) het mythische oord Matwiil. Terwijl Palenque’s heersers afkomst van die plaats claimden, kwam de term elders amper voor;

alleen hier en op een paneel uit Laxtunich of La Pasadita. Matwiil, letterlijk ‘plaats waar de aalscholvers talrijk zijn’, werd bestempeld als waardevolle-schelp-wateren en ook zo afgebeeld. Het was een waterrijke omgeving, misschien zelfs een plaats van oorsprong binnen in of achter de zee. Het oord lag blijkbaar buiten het bereik van mensen uit het heden. [Place and Identity in Classic van mensen uit het heden. [Place and Identity in Classic van mensen uit het heden. [Maya Narratives. Alexandre Tokovinine. Studies in Pre-Columbian Art and Archeology, N° 37, Dumbarton Oaks Research Library and Collection Washington, D.C.]

K792 - Tekst: A1-3: CH’AK U-WAY-ya ma-ta-wi-IL /ch’ak u-way matawiilB1-3: MUYAL-hi-HIX U-WAY-ya AJ-ba’-NAL, ‘het is de wolken-ocelot-way, hij van de waterplaats’C1-3: ma-?-na U-IK’?-aj? aj-WAY-yaD1-2: K’UH?-? ?-AJAW [Zoe A.F. Agoos]

K793 is helemaal in dezelfde stijl als K792. Tussen de man verkleed als glimworm en de ander als K’awiil loopt de inscriptie mi-hi-na che-ke-na ? ?-ba ya-la-ji-ya ?-EK’ ?, mi-hiin chek-een ? ?y-al-aj-0-iiy (?) ek’(?), ‘Ik ben degene die niet verscheen ?’, zei ? Ek’. Dit is de glimworm aan het woord. Zijn naam bestaat uit een hoofdvariant in combinatie met EK’ (‘ster’) en een zeldzame, niet-ontcijferde glief die af en toe op de oorpluggen van dit wezen staat. Hij is te herkennen aan de schedel zonder ogen, AK’AB’-teken, losstaande ogen en sigaar in de mond. Glimwormen werden geassocieerd met sigaren; in het donker is ook alleen het brandend puntje te zien. De glimworm-godheid werd in sommige mythes gelijkgesteld aan sterren. Ze waren verbonden aan de onderwereld.

ùùùù

35

YEH TE’ K’INICH II

De PSS van K1399 luidt: 8?-Cauac 7-Muwan AJ-yu-??

?-U-la AJAW-TE’ K’INICH K’UHUL-(IK’)-AJAW ba-

ka-ba /bakab/ KALOOMTE’ ta-CHAM-?, B1-3: NAL-KAB ta-ta K’UHUL-IK’-AJAW =

NAAMC1-3: AJAW-TE’ K’INICH

K’UHUL-IK’-AJAW = HEERSER

D1-3: ITZAAMNA? ?-CHAK AJ-K’UH (God C titel) = NAAM [Zoe A.F. Agoos]

K1399 toont een stel dansers, onder andere Yeh Te’ K’inich, Tsije-? K’uhul Ik’ Ajaw en Juun? Tuun Chak, Aj K’uhuun. De uitvoerige verenpartijen (in hoofdtooien en kleding) waren initieel afgewerkt met een groene slip die in de loop der eeuwen echter verkleurde tot zwart. Dat is het geval bij alle potten waar veren op voorkomen. Interessant is hier het draagrek dat twee mannen op hun rug hebben; het lijkt een los geweven mand waar

de veren op werden gemonteerd. De inscripties geven diverse namen op. Een vreemd ajaw-teken valt op, zijnde een vierkante vorm met één punt in. Aan dit detail was de kunstenaar te herkennen; hij beschilderde ook K6666, K534 en K2025 (aldus Agoos). De bekers werden echter zò afschuwelijk overschilderd dat hun oorspronkelijke schoonheid is verdwenen.

K534:Randtekst: [dagteken] 5? Wo AJ-? ? ? (BAHLAM? HIX?) K’UHUL IK’ AJAW.AJAW.AJAW(datum), mankerende en door tekening bedekte stuk is vermoedelijk u-baah bedekte stuk is vermoedelijk u-baah bedekte stuk is vermoedelijkti-AK’OOT ‘het is zijn portret terwijl hij danst’ ... ‘als de jaguar/ocelot, de goddelijke heer van Ik’.’B1-3: AJAW-TE’ K’INICH (IK’embleem?) = HEERSERC1-3: NAH? TUUN?-ni-? AJ-K’UH = NAAM MET GOD C TITEL[Zoe A.F. Agoos]

De hoofdprotagonist op K534 is ? Yopaat B’ahlam, K’uhul Ik’ Ajaw. De andere aanwezigen zijn Juun? Tuun Chak, K534 is ? Yopaat B’ahlam, K’uhul Ik’ Ajaw. De andere aanwezigen zijn Juun? Tuun Chak, K534Ajk’uhuun, en Yeh Te’ K’inich.

ùùùù

36

BRONNENNieuwe reconstructie dynastie:Lords of Windy Water: The Royal Court of Motul de San José in Classic Maya Inscriptions. Alexandre Tokovinine & Marc Zender, uit: Motul De San Jose, Politics, History, and Economy in a Maya Polity, Antonia E. Foias & Kitty F. Emery, 2012; On lords great and small: in search for a middle ground in the Classic Maya political organization, Alexandre Tokovinine (lezing in Tikal, december 2014)Motul de San Jose & Ik’:Velásquez García, Erik 2011, Gobernantes simultáneos en el señorío de Ik’: Evidencia epigráfi ca de un atípico sistema de organización política en la región del lago Petén Itza. (Editado por B. Arroyo, L. Paiz, A. Linares y A. Arroyave), pp. 972-986. Museo Nacional de Arqueología y Etnología, Guatemala (versión digital).Abbas Shatto,Rahilla Corinne (1998). “Maritime Trade and Seafaring of the Precolumbian Maya” (PDF). College Station, Texas: Texas A&M University. Retrieved 2012-01-09.Castellanos Cabrera, Jeanette (2008). “Buenavista-Nuevo San José, Petén, Guatemala: Another village from the Middle Preclassic (800-400 BC)” (PDF). Foundation for the Advancement of Mesoamerican Studies, Inc. (FAMSI). Retrieved 2009-06-20.Caso Barrera, Laura; and Aliphat F., Mario (April–June 2002). “Organización Política de los Itzaes desde el Posclásico hasta 1702” (PDF). Historia Mexicana, abril-junio, vol. LI, no. 004 (Universidad Autónoma del Estado de México) LI (4): 713–748. Retrieved 2009-11-23. (Spanish)Deter-Wolf, Aaron; and Jessica Charland (1998). “Excavaciones de Prueba en el Sitio Motul de San José”. In Foias, Antonia E. (ed.). Proyecto Arqueológico Motul de San José: Informe #1 Temporada de Campo 1998. Williamstown, Massachusetts, USA: Williams College. pp. 30–62. OCLC 46464310. (Spanish)Deter-Wolf, Aaron; Anna Lapin and Tirso Morales (1999). “Continuación del Mapeo del Sitio Motul de San José”. In Foias, Antonia E. (ed.). Proyecto Arqueológico Motul de San José: Informe #2 Temporada de Campo 1999. Williamstown, Massachusetts, USA: Williams College. pp. 17–21. (Spanish)Drew, David (1999). The Lost Chronicles of the Maya Kings. London: Weidenfeld & Nicolson. ISBN 0-297-81699-3. OCLC 43401096.Emery, Kitty F. (1998). “Investigacion Ecológica de 1998 en Motul de San José: Creando una base para investigaciones futuras”. In Foias, Antonia E. (ed.). Proyecto Arqueológico Motul de San José: Informe #1 Temporada de Campo 1998. Williamstown, Massachusetts, USA: Williams College. pp. 63–75. OCLC 46464310. (Spanish)Emery, Kitty F.; and George Higginbotham (1998). “Excavaciones en una Plazuela Elite de Motul de San José”. In Foias, Antonia E. (ed.). Proyecto Arqueológico Motul de San José: Informe #1 Temporada de Campo 1998. Williamstown, Massachusetts, USA: Williams College. pp. 16–29. OCLC 46464310. (Spanish)Emery, Kitty F. (2003). “Natural Resource Use and Classic Maya Economics: Environmental Archaeology at Motul de San José, Guatemala”. Mayab (Madrid, Spain: Sociedad Española de Estudios Mayas) (16): 33–48. ISSN 1130-6157.FAMSI. “The Linda Schele Drawings Collection”. Foundation for the Advancement of Mesoamerican Studies, Inc. (FAMSI). Retrieved 2010-02-26.Foias, Antonia E. (1998). “Introducción: Proyecto Arqueológico Motul de San José”. In Foias, Antonia E. (ed.). Proyecto Arqueológico Motul de San José: Informe #1 Temporada de Campo 1998. Williamstown, Massachusetts, USA: Williams College. pp. 1–8. OCLC 46464310. (Spanish)Foias, Antonia E.; Oswaldo Chinchilla; Benito Burgos; Rebecca Goldfi ne and Eliza Suntecun (1998a). “Mapeo del

Sitio Motul de San José”. In Foias, Antonia E. (ed.). Proyecto Arqueológico Motul de San José: Informe #1 Temporada de Campo 1998. Williamstown, Massachusetts, USA: Williams College. pp. 9–15. OCLC 46464310. (Spanish)Foias, Antonia E.; Kitty Emery and José Sanchez (1998b). “Conclusiones de la Temporada de Campo 1998”. In Foias, Antonia E. (ed.). Proyecto Arqueológico Motul de San José: Informe #1 Temporada de Campo 1998. Williamstown, Massachusetts, USA: Williams College. pp. 76–87. OCLC 46464310. (Spanish)Foias, Antonia E. (1999). “Introducción: Entre la Política y la Economía: Proyecto Arqueológico Motul de San José”. In Foias, Antonia E. (ed.). Proyecto Arqueológico Motul de San José: Informe #2 Temporada de Campo 1999. Williamstown, Massachusetts, USA: Williams College. pp. 1–16. (Spanish)Foias, Antonia E.; Caroline Ryan; Ellen Spensley; Cathy Warren; Anna Lapin and Tirso Morales (1999). “Excavación de una Residencia Elite en el Grupo D”. In Foias, Antonia E. (ed.). Proyecto Arqueológico Motul de San José: Informe #2 Temporada de Campo 1999. Williamstown, Massachusetts, USA: Williams College. pp. 35–46. (Spanish)Foias, Antonia E. (2000). “Entre la política y economía: Resultados preliminares de las primeras temporadas del Proyecto Arqueológico Motul de San José” (PDF online publication). XIII Simposio de Investigaciones Arqueológicas en Guatemala, 1999 (edited by J.P. Laporte, H. Escobedo, B. Arroyo and A.C. de Suasnávar) (Museo Nacional de Arqueología y Etnología, Guatemala): 771–799. Retrieved 2009-03-01. (Spanish)Foias, Antonia E. (2003). “Perspectivas teóricas en las dinámicas del estado Clásico maya: resultados preliminares del Proyecto Eco-Arqueológico Motul de San José, 1998-2003”. Mayab (16): 15–32. ISSN 1130-6157. Retrieved 2010-02-04. (Spanish)Foias, Antonia E. (2004). “Politics and Economics: Motul de San José, Petén”. The Foundation Granting Department: Reports Submitted to FAMSI. Foundation for the Advancement of Mesoamerican Studies, Inc. [FAMSI]. Retrieved 2009-03-08.Halperin, Christina T. (2008). “Classic Maya Textile Production: Insights from Motul de San José, Petén, Guatemala”. Ancient Mesoamerica (USA: Cambridge University Press) 19 (1): 111–125. doi:10.1017/S0956536108000230.Halperin, Christina T. (2009). “The Figurines of Motul de San José: Production and representation” (PDF online publication). Symposium of Archaeological Investigations in Guatemala, 2004. Foundation for the Advancement of Mesoamerican Studies, Inc. [FAMSI]. Retrieved 2009-09-14.Jones, Grant D. (1998). The Conquest of the Last Maya Kingdom. Stanford, California, USA: Stanford University Press. ISBN 9780804735223. OCLC 9780804735223.Kerr, Justin (1989). “A Maya Vase from the Ik Site”. Record of the Art Museum, Princeton University (Princeton, New Jersey: Princeton University Art Museum) 48 (2): 32–36. doi:10.2307/3774732. JSTOR 3774732.Martin, Simon; and Nikolai Grube (2000). Chronicle of the Maya Kings and Queens: Deciphering the Dynasties of the Ancient Maya. London and New York: Thames & Hudson. ISBN 0-500-05103-8. OCLC 47358325.Mathews, Peter; and Gordon R. Willey (1991). “Prehistoric polities of the Pasion region: hieroglyphic texts and their archaeological settings”. In T. Patrick Culbert (ed.). Classic Maya Political History: Hieroglyphic and Archaeological Evidence. School of American Research advanced seminar series (1st pbk ed.). Cambridge: Cambridge University Press. pp. 30–71. ISBN 0-521-39210-1. OCLC 20931118.Miller, Mary Ellen (1999). Maya Art and Architecture. London and New York: Thames & Hudson. ISBN 0-500-20327-X. OCLC 41659173.

37

Moriarty, Matthew D. (2004). “Settlement Archaeology at Motul de San José, Petén, Guatemala. Preliminary Results from the 1998-2003 Seasons”. Mayab (Madrid, Spain: Sociedad Española de Estudios Mayas) (17): 21–44. ISSN 1130-6157.Moriarty, Matthew D. (2005). “Entre el centro y la periferia en la tierra de los Señores “Ik”: Investigaciones recientes en sitios satélites de Motul de San José, Petén” (PDF online publication). XVIII Simposio de Investigaciones Arqueológicas en Guatemala, 2004 (edited by J.P. Laporte, B. Arroyo and H. Mejía). Museo Nacional de Arqueología y Etnología, Guatemala. pp. 440–454. Retrieved 2009-01-10. (Spanish)Moriarty, Matthew D.; and Jeanette E. Castellanos C. (October 2007). “Introducción a la séptima temporada de campo del proyecto eco-arqueológico Motul de San José, 2005-2006”. In Matthew D. Moriarty; Ellen Spensley; Jeanette E. Castellanos C. and Antonia E. Foias (eds.). Proyecto Arqueológico Motul de San José: Informe #7 Temporada de Campo 2005-2006. Williamstown, Massachusetts, USA: Williams College. pp. 1–8. (Spanish)Motul de San José Archaeological Project (2009). “Motul de San José: Overview”. Williamstown, Massachusetts, USA.: Williams College. Retrieved 2010-02-25.Museum of Fine Arts, Boston. “Cylinder Vase”. Boston, Massachusetts, USA.: Museum of Fine Arts. Retrieved 2010-02-26.Reents-Budet, Dorie; and Ronald Bishop (March/April 2003). “Maya Vase: A Royal Court”. Archaeology Volume 56 Number 2. Archaeological Institute of America. Retrieved 2010-02-26.Reents-Budet, Dorie; Antonia E. Foias; Ronald L. Bishop; M. James Blackman and Stanley Guenter (2007). “Interacciones políticas y el Sitio Ik’ (Motul de San José): Datos de la cerámica” (PDF online publication). XX Simposio de Investigaciones Arqueológicas en Guatemala, 2006 (edited by J.P. Laporte, B. Arroyo and H. Mejía) (Museo Nacional de Arqueología y Etnología, Guatemala): 1416–1436. Retrieved 2009-11-14. (Spanish)Spensley, Ellen (2005). “Resultados de estudios micro-morfológicos en sedimentos, estucos y suelos en La Trinidad, Petén” (PDF online publication). XVIII Simposio de Investigaciones Arqueológicas en Guatemala, 2004 (edited by J.P. Laporte, B. Arroyo and H. Mejía). Museo Nacional de Arqueología y Etnología, Guatemala. pp. 431–439. Retrieved 2009-03-07. (Spanish)Thornton, Erin Kennedy; and Kitty F. Emery (2007). “Uso e intercambio prehispánico de recursos de fauna en la entidad política de Motul, Petén” (PDF online publication). XX Simposio de Investigaciones Arqueológicas en Guatemala, 2006 (edited by J.P. Laporte, B. Arroyo and H. Mejía). Museo Nacional de Arqueología y Etnología, Guatemala. pp. 1461–1472. Retrieved 2010-02-02. (Spanish)Tokovinine, Alexandre (2002). “Divine Patrons of the Maya Ballgame” (PDF online publication). Mesoweb Articles. Mesoweb. Retrieved 2007-11-01.Trustees of the British Museum (Undated). “Yaxchilán Lintel 15”. The British Museum: Explore/Highlights. Trustees of the British Museum. Retrieved 2010-02-26.Tuszy�ska, Boguchwa�a (2009). “Some notes on wives and concubines”. Wayeb Notes (31). ISSN 1379-8286. Retrieved 2010-02-04.Valdés, Juan Antonio; Antonia Foias; Kitty Emery; Tania Cabrera and Nancy Monterroso (1995). “Poder y gloria en Petexbatun: Nuevas evidencias para el centro de Tamarindito” (versión digital). VIII Simposio de Investigaciones Arqueológicas en Guatemala, 1994 (edited by J.P. Laporte and H. Escobedo) (Guatemala: Museo Nacional de Arqueología y Etnología): 415–434. Retrieved 2010-04-24. (Spanish)Velásquez García, Erik (2007). “La máscara de “rayos X”: Historia de un artilugio iconográfi co en el arte maya”. Anales del Instituto de Investigaciones Estéticas (Universidad Nacional

Autónoma de México (UNAM)) (90): 7–36. ISSN 0185-1276. OCLC 445033034. Retrieved 2010-02-04. (Spanish)Zender, Marc (Spring 2004). “Sport, Spectacle and Political Theater: New Views of the Classic Maya Ballgame” (PDF online facsimile). The PARI Journal (San Francisco, CA: Pre-Columbian Art Research Institute) IV (4): 10–12. ISSN 1531-5398. OCLC 44780248.

DOCUMENT AFGESLOTEN OP 2/2015