Het proces en de drijfveer, twee verhalen over een slavenopstand. André Brinks roman Houd-den-bek...

39
Het proces en de drijfveer twee verhalen over een slavenopstand André Brinks roman Houd-den-bek (1982) onderzocht vanuit het perspectief van ‘law and literature’ Irma Bluijs [email protected]; [email protected] studentnummer: 1703447 Vrije Universiteit Amsterdam Faculteit der Letteren Master moderne Nederlandse letterkunde Begeleider: prof. dr. E. Jansen Tweede lezer: juni 2012 dr. J. H. C. Bel

Transcript of Het proces en de drijfveer, twee verhalen over een slavenopstand. André Brinks roman Houd-den-bek...

Het proces en de drijfveer

twee verhalen over een slavenopstand

André Brinks roman Houd-den-bek (1982) onderzocht

vanuit het perspectief van ‘law and literature’

Irma Bluijs

[email protected]; [email protected]

studentnummer: 1703447

Vrije Universiteit Amsterdam

Faculteit der Letteren

Master moderne Nederlandse letterkunde

Begeleider: prof. dr. E. Jansen Tweede lezer: juni 2012 dr. J. H. C. Bel

1

Inhoudsopgave

1. Inleiding p. 2

2. Law and literature p. 7

3. Hoe taal je leven kan veranderen p. 10

4. Wraak op het falende systeem p. 13

5. Daders en slachtoffers p. 20

6. Lezen als jurist: de ‘sententie’ nader onderzocht p. 23

7. Houd-den-bek als politiek pamflet p. 31

8. Conclusie p. 35

Bibliografie p. 37

2

Niets is pijnlijker dan krenking van de menselijke waardigheid; niets vernederender dan slavernij.

Menselijke waardigheid en vrijheid zijn ons van nature aangeboren. Laat ons die dan verdedigen of

met waardigheid sterven.1

1. Inleiding

Vanaf de invoering van apartheidswetten in 1948 tot de vrijlating van antiapartheidsactivist Nelson

Mandela in februari 1990 en de eerste algemene verkiezing voor alle rassen in 1994, was in Zuid-

Afrika sprake van een overheidsbeleid van rassensegregatie.2

Ten tijde van de apartheid in Zuid- Afrika

hebben velen geprotesteerd tegen dit regime. De Zuid-Afrikaanse schrijver André Brink uitte zijn

afkeer tegen dit regeringssysteem via verschillende romans. Houd-den-bek, geschreven in 1982, is een

van die romans. Hoewel het verhaal zich afspeelt rond het einde van de slavernij (1825), kan het tevens

als een aanklacht tegen de apartheid worden gelezen. De wanverhoudingen die ontstaan tussen

verschillende groepen onder druk van het systeem, zijn evenzeer van toepassing op de apartheid als op

de slavernij.

Houd-den-bek is opgedeeld in drie delen. In de proloog, de ‘akte van beschuldiging’, is een

aanklacht wegens opstand opgenomen tegen elf (voormalige) slaven en personen die in dienst waren

op de boerderij van de familie Van der Merwe. Na de proloog voert Brink dertig betrokkenen aan

beide zijden van de slavenopstand op. In dit middenstuk, dat is verdeeld in vier delen, wordt door de

verhalen van de betrokkenen een mogelijke achtergrond gegeven van de opstand. In de epiloog, de

‘sententie’, volgt na een motivering de uitspraak, waarin acht van de elf verdachten schuldig worden

bevonden.

De aanklacht, die in formele taal wordt geuit, toont een verhaal waarin de beklaagden in

opstand zijn gekomen tegen hun meesters en daarbij mensen hebben vermoord. Deze zaak heeft

werkelijk plaatsgevonden in 1825.3

De slaaf Galant was de leider van deze opstand. Zijn rol wordt

door Giliomee als volgt uiteengezet:

The slave Galant, who lived on the farm Houd-den-bek in the remote Koue Bokkeveld, was aware of the

debate over emancipation and the opposition to it by the masters, and had himself been maltreated and

punished by his master. He had heard that the masters intended to fight the British if they carried out a

plan to emancipate the slaves. In the course of 1825 Galant persuaded other slaves to join him in a

rebellion, telling them that he had heard that “between Christmas Day and New Year’s Day the slaves

were to be made free – and that if it should not take place at that time then their masters must be killed”.

1 Marcus Tullius Cicero, Romeins staatsman en schrijver, 106- 43 v. Chr.

2 “The History of Apartheid in South Africa” (geschreven door studenten van Stanford).

http://www-cs-students.stanford.edu/~cale/cs201/apartheid.hist.html (geraadpleegd op 14 juni 2012). 3

Zie voor de documenten waarop André Brink zijn roman heeft gebaseerd: George McCall Theal, Records of the

Cape Colony from 1793, volume XX, Londen, 1904, p. 188-340 (bron gevonden in H.C. van Coller, ‘Houd-den-

bek as meervoudige ek-roman’).

3

In the small-scale uprising the master and several members of his family were murdered. A commando

crushed the revolt, but it had sent shock waves through the colony.4

Ten tijde van de uitspraak waren de Britten aan de macht in Zuid-Afrika, maar werd nog wel het uit

Nederland afkomstige Rooms-Hollands recht toegepast, dat enkele jaren daarvoor (in 1809) in

Nederland werd vervangen door de Franse Code civil. André Brink heeft grote delen van de teksten

die van de zaak tegen Galant en de andere verdachten bestaan, letterlijk overgenomen; vrijwel alle

namen zijn ongewijzigd gebleven.5

De ‘akte van beschuldiging’ is in de roman ingekort, zo is het

eerste formele gedeelte waar de betrokkenen nogmaals worden genoemd en waarin beschreven wordt

wie er zitting hebben, weggelaten. Ook de delen waarin de aanklachten tegen de individuen worden

opgesomd, ontbreken in de roman, tot aan het algemene gedeelte over alle verdachten, waarin gesteld

wordt dat zij voor de volle Raad berecht moeten worden en dat hun straf als voorbeeld en afschrikking

jegens anderen moet dienen. De teksten die Brink niet heeft overgenomen, zijn erg formeel, bevatten

veel juridisch jargon en bieden de lezer geen nieuwe informatie over de toedracht van de opstand.6

Na de ‘akte van beschuldiging’ volgt een constructie van de schrijver van de reden van de

opstand, wat mogelijk gebeurd kan zijn voorafgaand en tijdens de opstand, bezien vanuit de visie van

verschillende betrokkenen. In deze tekst krijgen in totaal dertig betrokkenen het woord: twaalf

(vrouwen van) meesters en achttien slaven of werkers.7

Door dit middenstuk is Houd-den-bek een

meervoudige ik-roman. Iedere betrokkene wordt ook in de officiële documentatie genoemd, al wordt

de vrouw van Piet (de vader van boeren Nicolaas en Barend) niet bij name genoemd en wordt de

vrouw van Nicolaas niet Elsje, maar Cecilia genoemd, wat haar tweede naam is. In vergelijking met de

officiële documentatie uit 1825 blijkt dat André Brink vooral (bepaalde) vrouwen meer spreekruimte

geeft dan zij in de rechtszaal kregen. Dit geldt voor zowel bazinnen als slavinnen, zoals Hester, de

4

Herman Giliomee, The Afrikaners. Biography of a people, Charlottesville: University of Virginia Press 2003, p.

111. 5

Enkele kleine verschillen zijn dat verdachten Isaak Rooy en Isaak Thys in de roman Rooy en Thijs worden

genoemd, dat slaaf Antony in de roman Ontong heet, dat Hendrik volgens de officiële documentatie in dienst

was van Jan Dalree en in de roman van Jansen en dat twee verdachten in de roman niet genoemd worden, te weten Valentyn en Vlak. 6

Daarnaast is de informatie over de leeftijd, geboorteplaats en voor zover van toepassing de eigenaar van de

terechtgestelden achter de namen genoemd, terwijl deze informatie afkomstig is van de documenten waarin de

verdachten zijn ondervraagd door de rechters. Soms wijkt bepaalde informatie enigszins af; zo wordt slaaf Abel in de roman als achtentwintig voorgesteld, terwijl hij volgens de officiële documentatie zesentwintig is. In de

aanklacht in de roman is toegevoegd dat één van de verdachten, Campher, een Christen is, terwijl dit in het

officiële document niet wordt genoemd. Volgens Van Coller hangt dit samen met “die bekende Brink-topos van

skyn-Christendom en gebrek aan deernis by blankes in Suid-Afrika.” (H.C. van Coller, ‘Houd-den-bek as

meervoudige ek-roman’, Die klagstaat.). Komen de enigszins bewerkte versies van Brinks stukken niet overeen

met de officiële documentatie, dan zal ik analyse hiervan in dit onderzoek achterwege laten. 7

Niet iedereen die op de boerderij werkte was slaaf, er waren ook vrije mensen die in dienst waren bij de

eigenaars van de boerderijen. Deze mensen waren autochtone inwoners van Zuid-Afrika, zoals de Khoikhoi (Ena Jansen, ‘Slavernijromans als beginpunt voor een vergelijkend onderzoek tussen literatuur uit Zuid-Afrika en het

Nederlands-Caribisch gebied’, Tydskrif vir Nederlands en Afrikaans 2009-1 vol. 16, p. 6). Door de rechtbank

werden zij Hottentotten genoemd. De positie van deze vrije mensen verschilde echter vrijwel niet van die van de

slaven, omdat zij onder nagenoeg dezelfde werkomstandigheden verkeerden en sterk afhankelijk waren van hun

meesters.

4

vrouw van Barend, eigenaar van een boerderij en broer van de vermoorde Nicolaas8

en Ma-Roos, die

in een hut woont op het erf. In de roman wordt zij Ma-Roos genoemd en komen allen naar haar toe

voor raad omdat zij wijs is en veel overziet. Uit haar getuigenverklaring in de rechtszaal blijkt niets

van deze moederrol en ontbreekt het voorvoegsel ‘Ma’. Logischerwijs ontbreekt de vermoorde boer

Nicolaas in de getuigenverklaringen voor de rechtbank. In de roman is hij daarentegen een belangrijk

personage, evenals Galant, die als hoofdverdachte ook in de rechtszaal veel genoemd en ondervraagd

wordt. Galant krijgt in de roman de meeste spreekruimte: in totaal komt hij elf keer aan het woord en

zijn verhaallijn beslaat de meeste pagina’s. Omdat de verhouding tussen Galant en Nicolaas sterk

verandert door de slavernij en hun relatie hierdoor op scherp wordt gesteld, zijn de verhaallijnen van

beide mannen betekenisvol voor de uiteindelijke opstand. Daarom zal ik me in dit onderzoek vooral

richten op deze twee perspectieven.

Bij de beschrijving van de dertig perspectieven heeft de schrijver veelvuldig maar ook creatief

gebruik gemaakt van de verklaringen van de verdachten zoals opgetekend door de rechtbank. Tijdens

de zitting is bijvoorbeeld aan verschillende getuigen gevraagd wat de toedracht was van de dood van

David, de zoon van Bet, Galants (eerste) vrouw. Sommigen beweren dat hij al ziekelijk was en

waarschijnlijk daardoor is overleden, anderen zeggen dat hij is doodgeslagen door Nicolaas. Deze

laatste versie is door Brink overgenomen. Het feit dat Bet haar meesters nog gewaarschuwd heeft voor

de opstand, komt ook terug in de roman, evenals de verklaringen dat de slavin Lydia vaak mishandeld

werd. De perspectieven in de roman wisselen snel en overlappen soms, waardoor duidelijk wordt dat

bepaalde interpretaties van personen verschillen met de zienswijze van anderen. Naarmate het verhaal

vordert, wordt de afstand tussen de personages door de verschillende achtergronden van de mensen

steeds groter en de opstand lijkt daardoor onvermijdelijker.

Nadat de opstand, die eerst in de proloog door de aanklager werd beschreven, in het vierde

deel van het middenstuk door verschillende betrokkenen uiteen wordt gezet, keert de roman terug naar

de feitelijke rechtszaak uit 1825, naar de ‘sententie’. In deze epiloog wordt het relaas van de openbaar

aanklager (Zijner Majesteits Fiscaal) over de verwijtbare gedragingen van de verdachten grotendeels

overgenomen. Dit relaas wordt gebruikt ter motivering van de straffen die de rechtbank oplegt.

Hoewel de Rade van Justitie dus niet zelf deze motivering bij haar straffen geeft, kan ook de Fiscaal als

onderdeel van het rechterlijke systeem worden beschouwd, helemaal als men beseft dat de rechtbank

zelf enkel het vonnis velt, zonder nadere redengeving. De Rade van Justitie kan zich blijkbaar vinden

in de argumentatie van de Fiscaal, gezien de schuldigverklaringen en de strafmaat die zij oplegt. Op

drie personen na worden de beklaagden gestraft; zes moeten de opstand met hun leven bekopen,

anderen moeten (levenslang) dwangarbeid verrichten. Volledigheidshalve moet worden toegevoegd dat

de uiteindelijke straffen enigszins afwijken van de eisen van de Fiscaal. Dit kan

verklaard worden door een ander document, dat Brink niet als zodanig in de roman heeft opgenomen,

8 Nicolaas van der Merwe heet officieel W. N. van der Merwe; Willem Nicolaas.

5

namelijk het pleidooi dat de advocaat van de verdachten hield. Dit pleidooi hielp niet voor alle

gedetineerden, maar hoewel Pamela schuldig wordt verklaard, wordt zij van blaam ontheven omdat zij

onder druk stond van Galant. Rooy ziet zijn straf deels verminderd door zijn schijnbare

minderjarigheid. In het pleidooi van de openbaar aanklager worden deze omstandigheden weliswaar

benoemd, maar niet als verzachtende omstandigheden aangemerkt. Dit gebeurt wel in het pleidooi van

de verdediging. André Brink heeft het voor de strafmaat relevante deel van deze verdediging verweven

in het pleidooi van de aanklager, waardoor een argumentatie uiteen wordt gezet voor het vonnis dat de

rechtbank uiteindelijk velt. Doordat het uiteindelijke vonnis past in de argumentatie die Brink heeft

samengesteld uit de documenten van de aanklager en de verdediging en doordat de Raad zelf geen

uiteenzetting geeft van haar redenen, wordt de opbouw naar het vonnis zoals die in de epiloog van

Houd-den-bek is beschreven in dit onderzoek beschouwd als het betoog van de rechtbank. De rechtbank

geeft ook aan dat zij haar vonnis baseert op hetgeen de aanklager en de verdediging hebben

aangevoerd:

The Court after due investigation having heard the claim of the R.O. Prosecutor together with the prisoners’

defence, and having taken everything into consideration which deserved attention or could move the Court

(…)9

Door het gefictionaliseerde middenstuk, geïnspireerd op de verklaringen van de verdachten en

getuigen zoals die te lezen zijn in de archieven, te plaatsen tussen een waargebeurde aanklacht en

uitspraak, kijkt de lezer met andere ogen naar dit vonnis. Anderzijds heeft het vonnis met

terugwerkende kracht ook effect op de manier waarop de “ooggetuigenverslagen” gelezen worden. In

dit onderzoek wil ik deze wederzijdse wisselwerking, bezien vanuit een aanklacht tegen apartheid,

analyseren. Deze analyse zal uitgevoerd worden binnen het theoretisch kader van het interdisciplinaire

onderzoeksgebied ‘law and literature’. De literatuur die ik hiervoor inzet is voornamelijk gericht op

Engelstalige literatuur en het rechtssysteem van de common law10

, dit in tegenstelling tot de

Nederlandstalige versie van Houd-den-bek die ik heb gekozen voor mijn onderzoek, waarin een

uitspraak van het gecodificeerde Rooms-Hollands recht is verwerkt. De aspecten en theorieën van ‘law

and literature’ die in dit onderzoek worden ingezet, zijn niet problematisch voor deze verschillen in

taal en rechtssysteem, omdat ze niet slechts van toepassing zijn op Engelstalige literatuur en de

common law, maar een algemenere gelding hebben. Het zal blijken dat deze theorieën ook kunnen

worden ingezet voor de analyse van een roman uit het einde van de twintigste eeuw, waarin een

rechtszaak uit het begin van de negentiende eeuw is verwerkt.

Allereerst zal ik een korte beschrijving geven van het onderzoeksgebied van ‘law and

literature’, waarna de voor dit onderzoek relevante theorieën een aanknopingspunt bieden om het

9

George McCall Theal, Records of the Cape Colony from 1793, volume XX, Londen, 1904, p. 339. 10

Het common law-systeem is een rechtssysteem dat is gebaseerd op gewoonterecht en waarbij eerdere

uitspraken van hogere rechters als leidraad dienen voor de uitspraken. In de civil law vindt de uitspraak primair

op grond van op schrift gestelde wetten plaats.

6

effect van de verwerking van een bestaand vonnis in de roman na te gaan. Vervolgens zal ik de

consequenties tonen van een systeem waarin verschillende groepen tegenover elkaar worden

geplaatst11

, waarna de politieke boodschap van de roman wordt verduidelijkt. Hiervoor zal eerst

worden uiteengezet hoe Brink via zijn verhaal het gezag van de gerechtelijke uitspraak ondermijnt. In

de conclusie worden de kernpunten van dit onderzoek naar voren gebracht.

7

2. Law and literature

Het onderzoeksgebied van ‘law and literature’ wordt meestal bezien vanuit de toegevoegde waarde

voor de jurist. Zo stelt raadsheer en bijzonder hoogleraar Rechtstheorie aan de Erasmus Universiteit in

Rotterdam Jeanne Gaakeer in een interview in NRC Handelsblad, dat juristen en vooral rechters

romans zouden moeten lezen, om hun empathisch vermogen te ontwikkelen en tunnelvisie te

voorkomen.12

Het meeste onderzoek in de stroming ‘law and literature’ wordt uitgevoerd door

personen met een juridische achtergrond. Binnen dit onderzoek wordt ‘law and literature’ meestal

grofweg verdeeld in twee domeinen. Het eerste domein is ‘law as literature’. De centrale gedachte in

dit domein is dat juridische teksten, evenals literaire teksten, bepaalde verteltechnieken hanteren en

daarom ook als zodanig kunnen worden geanalyseerd.13

Het tweede domein is ‘law in literature’. In

dit domein kan vanuit juridisch oogpunt begrip worden bereikt voor bepaalde problemen door het

verhalende en metaforische karakter van een roman14

en kunnen overkoepelende thema’s van het

recht, zoals rechtvaardigheid en wraak, worden benaderd vanuit een meer filosofisch perspectief, wat

de blik van de jurist kan verruimen.15

De tweedeling tussen ‘law as literature’ en ‘law in literature’ is ook te herkennen in Weisbergs

boek Poethics, al wordt de tweedeling die hij maakt meer in samenhang met elkaar beschouwd.

Weisberg spreekt allereerst over een ‘poetic method for law’. Via deze methode wordt aangetoond dat

ook de betekenis van een uitspraak via taal en retoriek wordt overgebracht; de verhalende structuur

van een uitspraak leidt noodzakelijkerwijs naar het vonnis.16

In meer of mindere mate is subjectiviteit,

doordat de rechter het gebeuren moet reconstrueren, onvermijdelijk.17

Door de retoriek van de

uitspraak te analyseren, kan de (onderliggende) betekenis ervan worden onderzocht. De tweede term

die Weisberg bezigt, is ‘poetic ethics’, oftewel ‘poethics’. Deze term moet begrepen worden in het

licht van de ‘poetic method for law’, waarin de retoriek van een uitspraak wordt blootgelegd. Door de

theorie van ‘poethics’ kan vervolgens, via de literatuur, inzicht in het recht ontstaan. Weisberg stelt dat

literatuur het recht vier inzichten kan bieden, namelijk hoe een jurist communiceert, hoe hij mensen en

groepen buiten de machtsstructuur behandelt, hoe hij redeneert en hoe een jurist zich ‘voelt’.18

In het

zesde hoofdstuk worden de theorieën van de ‘poetic method for law’ en ‘poethics’ nader toegelicht en

vervolgens toegepast om de uitspraak van de Rade van Justitie te analyseren. Hierbij zullen vooral de

eerste drie van de vier hierboven genoemde inzichten in de roman van toepassing blijken.

Mijns inziens zijn de theorieën in de stroming ‘law and literature’ niet alleen relevant voor

12 Marjoleine de Vos, ‘Jurist moet romans lezen’, NRC Handelsblad 31 januari 2012, p. 4-5. 13 Ian Ward, ‘Law and Literature’, Law and Critique 1993-1 vol. 4, p. 58. 14 Idem, p. 44-45. 15

Richard A. Posner, Law and Literature. A Misunderstood Relation, Cambridge: Harvard University Press

1988, p. 14. 16

Richard Weisberg, Poethics and other strategies of law & literature, New York: Columbia University Press

1992, p. 16. 17

Idem, p. 17. 18

Idem, p. 35.

8

juristen, maar zijn zij zeker ook voor literair onderzoek nuttig. In een roman als Houd-den-bek, waarin

zowel literaire als juridische teksten voorkomen, is het waardevol als men de verschillen en

overeenkomsten van de beide soorten teksten kent, zodat het onderlinge effect dat de teksten op elkaar

hebben, adequaat onderzocht kan worden. Op deze wijze is ‘law and literature’ een goede manier om

een roman met juridische aspecten te duiden.

De opkomst van ‘law and literature’ als interdisciplinaire studie is volgens Richard Posner te

verklaren vanuit het feit dat beide soorten teksten tegenwoordig beter theoretisch zijn onderbouwd en

omdat beide onderzoeksgebieden worden beïnvloed door maatschappij en politiek. Door bepaalde

raakvlakken die bestaan tussen recht en literatuur, kunnen de beide onderzoeksgebieden elkaar

wederzijds dienstbaar zijn. Posner noemt vijf raakvlakken tussen recht en literatuur. Allereerst is veel

recht te vinden in literatuur. Dit kan in de vorm zijn van een rechtszaak, of van een advocaat als

personage, maar ook in de vorm van algemenere, ethische kwesties die verbonden zijn met het recht,

zoals (on)rechtvaardigheid en wraak. Ten tweede gaan zowel recht als literatuur over de betekenis of

duiding van teksten. In beide onderzoeksgebieden is interpretatie van wezenlijk belang, helemaal als

teksten verder qua tijd of gedachtegoed verwijderd zijn van de hedendaagse samenleving. Ten derde is

het schrijven van beide soorten teksten een retorische aangelegenheid, waarbij gebruik wordt gemaakt

van metaforen en verwijzingen naar andere teksten en waarbij de woordkeuze essentieel is. Het vierde

raakvlak is dat literatuur nogal eens onderwerp is van recht. Hierbij kan men denken aan censuur,

maar ook bijvoorbeeld aan het auteursrecht. Soms staat een schrijver daadwerkelijk voor de rechter,

zoals de Nederlandse schrijver Gerard Reve (1923-2006), toen hij vervolgd werd wegens

godslastering, omdat hij in een passage beschreef hoe hij (of het personage) de liefde zou bedrijven

met God in de gedaante van een ezel. Overigens werd hij door de Hoge Raad vrijgesproken.19

Als

laatste raakvlak noemt Posner het theatrale karakter van een proces, maar dit geldt meer voor het

accusatiore karakter van Anglo-Amerikaanse processen, waarbij de gehele behandeling plaatsvindt op

de zitting omwille van volledige informatievoorziening aan de jury, dan in het inquisitoire proces

zoals men dat bijvoorbeeld in Nederland kent, waarin de meeste informatie voorafgaand aan de zitting

via teksten wordt overgebracht en het de rechter is die grotendeels bepaalt welke (delen van de)

teksten vervolgens besproken worden.20

Door deze raakvlakken tussen recht en literatuur kunnen juist de verschillen tussen beide een

belangrijk uitgangspunt bieden bij onderzoek, wanneer een roman, zoals Houd-den-bek, zowel recht

als literatuur bevat. Omdat een roman één geheel vormt, moeten beide onderzoeksgebieden, inclusief

hun verschillen, in samenhang met elkaar bezien worden, omdat juist deze verschillen in de literatuur

betekenis kunnen verlenen aan deze samenhang. Een belangrijk verschil tussen recht en literatuur, is

dat een rechter door een uitspraak het leven van een beschuldigde drastisch kan veranderen. Door een

19 HR 2 april 1968, NJ 1968, 373. 20

Richard A. Posner, Law and Literature. A Misunderstood Relation, Cambridge: Harvard University Press 1988, p. 5-10.

9

uitspraak kan een beklaagde in de gevangenis terechtkomen, kan hij failliet worden verklaard en kan

hem in sommige landen zelfs zijn leven worden ontnomen. Hoewel literatuur ook effect kan hebben

op het handelen van lezers, is dat niet zo dwingend als in het recht. De rechterlijke macht is zelfs

speciaal opgericht om over de situaties van mensen te oordelen en hun levens of bepaalde aspecten

daarvan te veranderen. Volgens Robert Cover maakt de rechtspraak onderdeel uit van een normatieve

wereld (de nomos) en vormt zij deze tegelijkertijd. Wetten zijn ontleend aan een bepaalde norm en het

is de taak van de rechter om via het mechanisme van de rechtspraak de materiële wereld te

veranderen.21

Om effectief te opereren, zal recht daarom samen moeten gaan met door de staat

gesanctioneerde dwang. Deze dwang is een belangrijk verschil tussen recht en literatuur.

Een ander verschil dat hiermee samenhangt, is het feit dat in de rechtspraak, anders dan in een

roman, slechts één interpretatie kan gelden als de juiste. De rechter is genoodzaakt uitspraak te doen

over de kwestie die hij voor zich krijgt en zal daarom zijn vonnis moeten presenteren als de juiste

interpretatie. Dat het bestaan van dé juiste interpretatie problematisch is, wordt al bewezen door het

feit dat men in Nederland twee keer hoger beroep kan aantekenen. Een zaak bij de Hoge Raad wordt

enkel behandeld als niet over de feiten wordt getwist, maar over verzuim van vormen en/of schending

van het recht22

, waarbij de toepassing en interpretatie van relevante rechtsregels in de specifieke zaak

veelal het twistpunt vormen. Dat ook de Hoge Raad niet alwetend is, wordt getoond door het feit dat

zelfs competente Advocaat-Generaals, die een conclusie schrijven bij een zaak en in deze conclusie

hun visie op de zaak geven, veelal middels verwijzingen naar eerdere uitspraken en de

wetsgeschiedenis, regelmatig een andere uitkomst laten zien dan het uiteindelijke oordeel van de Hoge

Raad.

Hoewel zowel recht als literatuur, zoals eerder beweerd, verhalend is en bepaalde technieken

toepast om het verhaal te vertellen (zoals het gebruik van metaforen of het verwijzen naar andere

teksten), is de vorm waarin juridische en literaire teksten geschreven worden, erg verschillend. Een

juridische tekst moet aan veel formele vereisten voldoen en wordt afstandelijker geformuleerd dan de

meeste literaire teksten. Over de implicaties die deze verschillen hebben op de roman Houd-den-bek,

wordt in het volgende hoofdstuk geschreven.

21 Robert M. Cover, ‘The Supreme Court, 1982 Term – Foreword: Nomos and Narrative’, Faculty Scholarship

Series 1983, paper 2705, p. 4-9. 22

Zie artikel 79 lid 1 Wet op de rechterlijke organisatie, waarin staat:

De Hoge Raad vernietigt handelingen, arresten, vonnissen en beschikkingen:

a. wegens verzuim van vormen voorzover de niet-inachtneming daarvan uitdrukkelijk met nietigheid is bedreigd

of zodanige nietigheid voortvloeit uit de aard van de niet in acht genomen vormen;

b. wegens schending van het recht met uitzondering van het recht van vreemde staten.

10

3. Hoe taal je leven kan veranderen

In de roman zijn veel slavenbezitters bang voor eventueel verzet van de slaven. Zo beschrijft meester

Piet, de vader van boeren Barend en Nicolaas, hoe hij, na getuige te zijn geweest van de grote angst

die werd veroorzaakt door een (snel neergeslagen) slavenopstand, bij thuiskomst op zijn boerderij al

zijn slaven laat ranselen. Hierna zegt hij: ‘Laat dit een les zijn voor als jullie het ooit in jullie hoofd

mochten halen tegen mij op te staan.’23

Op deze wijze toont Piet de macht die hij over zijn slaven

heeft, maar ook de angst die hij voor ze voelt. De meesters achtten het noodzakelijk om de slaven

machteloos te houden, wilden zij zelf hun macht behouden. Een belangrijk instrument hiervoor is

gelegen in de geschreven taal. Als slaven niet kunnen lezen en schrijven, kan men bepaalde informatie

voor hen verborgen houden en de eigen positie versterken.24

Galant, de leider van de slavenopstand van 1825, komt hier al vroeg in zijn leven achter. De

vermeende gelijkwaardigheid tussen hem en zijn latere meester Nicolaas blijkt een illusie te zijn. Hier

komt Galant achter door het feit dat zijn leeftijdgenoot Nicolaas en diens broer Barend kunnen

schrijven, maar het hem niet willen leren. De verwijdering tussen Galant en Nicolaas wordt hierdoor

in gang gezet. Nicolaas, die Galant als vriend beschouwt, wil hem aanvankelijk helpen, maar zijn

broer verhindert dit door te stellen dat een slaaf geen baat heeft bij het kunnen lezen en schrijven.25

Dat het tegendeel het geval is, blijkt als Galant erachter komt dat in de krant veel nieuws staat

over slaven, hun positie en hun mogelijke vrijlating. Concreet komt hij niet veel te weten, omdat hij

enkel hoort wat anderen hierover hebben opgevangen bij hun meesters.26

Deze meesters geven zo min

mogelijk informatie en houden zelfs de krant angstvallig weg bij de slaven, ondanks het feit dat zij

deze niet kunnen lezen. Ze willen de slaven zo min mogelijk informatie geven over de verwikkelingen

in de Kaap, want als de slaven hun rechten kennen, kunnen ze deze ook opeisen. Vanaf 1806 behoorde

Zuid-Afrika tot het Britse rijk en vanaf die tijd kregen de slaven langzaamaan bepaalde rechten

toegekend.27

Zo werden in de Kaap wetten aangenomen waarin bepaald werd dat echtgenoten niet

meer afzonderlijk mochten worden verkocht.28

In 1823 kwamen er wetten die de zwaarte van

lijfstraffen moesten beteugelen; het geven van meer dan vijfentwintig slagen was niet toegestaan. Er

23 André Brink, Houd-den-bek, Amsterdam: Meulenhoff 1988, p. 34. 24

Overigens waren niet alle slaven analfabeet; in de handel aan de kust verrichtten sommigen administratieve

taken voor hun meesters. Hiervoor was het noodzakelijk dat zij konden lezen en schrijven. Zie bijvoorbeeld Herman Giliomee, The Afrikaners. Biography of a people, Charlottesville: University of Virginia Press 2003, p.

39, waarin staat dat slaven aan de kust werkten voor “trades in the simple economy”. 25

André Brink, Houd-den-bek, Amsterdam: Meulenhoff 1988, p. 44-45. 26

Uit de verklaring die Galant aflegt, blijkt dat hij de meeste informatie ontving van Betje, die het op haar beurt

hoorde van haar lijfeigenares, Alida, de vrouw van Nicolaas. George McCall Theal, Records of the Cape Colony

from 1793, volume XX, Londen, 1904, p. 209. 27

Ena Jansen, ‘Slavernijromans als beginpunt voor een vergelijkend onderzoek tussen literatuur uit Zuid -Afrika

en het Nederlands-Caribisch gebied’, Tydskrif vir Nederlands en Afrikaans, 2009-1 vol. 16, p. 4. 28

André Brink, Houd-den-bek, Amsterdam: Meulenhoff 1988, p. 115.

11

kwam ook een wet die bepaalde dat slaven niet meer dan tien uur per dag mochten werken29

en dat ze

op zondag niet hoefden te werken.30

Doordat de slaven op Houd-den-bek worden verstoken van

concrete informatie over hun nieuw verworven rechten, kunnen zij enkel gissen naar deze rechten en

ze niet adequaat uitoefenen. Van alle slaven lijkt dit Galant het ergst te frustreren, wellicht ook omdat

het niet mogen leren lezen en schrijven de eerste verwijdering tussen hem en Nicolaas tekende en zijn

onvrijheid toonde. Galant is op een bepaald moment zodanig geobsedeerd door het lezen van de krant

en zo gefrustreerd dat hij hiertoe niet in staat is, dat hij, als hij uiteindelijk een krant bemachtigd heeft

en Oubaas D’Alree, een Europese schoenmaker die erg op zichzelf is, hem niet wil vertellen wat erin

staat, de krant eerst tegen zijn oor houdt en, als hij niets hoort, de krant vervolgens opeet:

Zij hebben het over mij, dat weet ik zeker, maar toch versta ik geen woord van wat zij zeggen. Ik druk

mijn oor zo hard tegen de krant, dat het pijn doet, maar ik hoor nog steeds niets. Dan knapt er iets in mij

en ik begin hem in stukken te scheuren. Ik prop al de gekreukelde snippers in mijn mond. Als zij niet

tegen mij willen praten, eet ik ze op. Misschien beginnen zij dan te praten.31

Dit fragment toont het contrast tussen de macht dat het vermogen om te lezen en schrijven geeft en de

onmacht die Galant voelt, omdat hij enkel via het gesproken woord kan communiceren.

De macht die de heersende groep heeft door het analfabetisme van de slaven, wordt versterkt

door het rechtssysteem, dat voornamelijk uit schrift bestaat. Een passage uit de eerste pagina van de

‘akte van beschuldiging’ maakt dit duidelijk.

Dat het aan Zijner Majesteits Fiscaal uit een op de 8ste februari 1825 aan de Secretaris van het

Gouvernement geadresseerd rapport van de Landdrost van Worcester, en uit de verder ingewonnen

precedente informatiën is tevorengekomen…32

Uit dit tekstfragment is af te leiden dat het indertijd geldende rechtssysteem inquisitoriaal is. Dit

betekent dat het meeste bewijs vóór de zitting schriftelijk aan de rechter wordt overhandigd. Het

inquisitoriale systeem staat in tegenstelling tot het accusatoire systeem, waar al het bewijs tijdens de

zitting wordt gepresenteerd. Het feit dat het systeem inquisitoriaal is, is zichtbaar aan het feit dat een

rapport is verzonden waarin het gebeurde is beschreven en dat ook de overige informatie die gebruikt

wordt om de opstandelingen te berechten al van tevoren is ingewonnen, de zogeheten ‘precedente

informatiën’.

Doordat de kern van het proces schriftelijk is, wordt de toch al verwaarloosbare rechtspositie

van de beklaagden dus verder verzwakt. Het gehele systeem is ontworpen om de macht bij de

heersende groep te houden, alle wetten die een betere positie voor slaven moesten bewerkstelligen ten

29 Herman Giliomee, The Afrikaners. Biography of a people, Charlottesville: University of Virginia Press 2003,

p. 111. Deze wetten worden ook in Houd-den-bek genoemd, zie p. 136-137 en 177. 30

André Brink, Houd-den-bek, Amsterdam: Meulenhoff 1988, p. 209. 31 Idem, p. 245. 32

Idem, p. 9.

12

spijt. Allereerst hielden de lijfheren zich niet aan de nieuwe regels en waren de slaven veelal niet op de

hoogte van deze wetten. Wisten zij echter wel af van bepaalde plichten van de meesters en klaagden

zij hierover, dan waren ze vaak slechter af dan daarvoor. Het systeem, hoewel bedoeld als versterking

van de positie van slaven, leidde uiteindelijk tot grotere wantoestanden. In het volgende hoofdstuk

wordt hier verder op ingegaan.

34 Idem, p. 29.

13

4. Wraak op het falende systeem

Richard Posner stelt dat wraak een belangrijk raakvlak kan zijn van literatuur en recht. Wraak is

namelijk een veelvoorkomend thema in de literatuur en het recht, voornamelijk het strafrecht, wordt

beschouwd als gekanaliseerde wraak:

Indeed, most of criminal law (…) can be viewed as a civilized substitute for what would otherwise be

the irrepressible impulse to avenge wrongful injuries. A correlative proposition is that if law and order

break down, people will take the law into their own hands.33

Omdat in bijna elk land een systeem bestaat dat daders straft, mogen slachtoffers dat zelf niet doen. Dit

verbod op eigenrichting is uiteindelijk in ieders belang. Posner noemt hiervoor negen redenen, waarvan

met name de vierde en vijfde reden voor dit onderzoek van belang zijn. Posner stelt dat de wraakactie

meestal heviger is dan hetgeen het eerdere slachtoffer is aangedaan. Emoties spelen hierin een grote rol,

maar ook het feit dat men, als men eigen rechter is, hetgeen waarop men wraak neemt vaak ernstiger

inschat en de eigen actie minder. Hierdoor wordt de eerdere dader het slachtoffer van de wraaknemer,

waardoor al snel een vete ontstaat:

Aggressors become victims whose culturally sharpened instincts for revenge, activated by the revenge

taken (perhaps rightfully) against them, are directed toward the original victim, or the victim’s avenger.

Such a response is especially likely because the aggressor may not realize that he is a wrongdoer; people

are adept at rationalizing their conduct.34

Het recht kan dus dienen als beschaafd substituut voor wraak. De keerzijde die ook Posner stelt, is dat

wanneer het recht geen adequaat antwoord heeft voor een slachtoffer, de mogelijkheid groot is dat het

recht toch in eigen hand wordt genomen.

Dat het rechtssysteem tekortschiet voor de slaven in Houd-den-bek, blijkt uit talloze

voorbeelden. In het vorige hoofdstuk is al beschreven dat aan de slaven weliswaar meer rechten

werden toegekend, maar dat de slaven, wanneer zij deze rechten wilden laten gelden, vaak slechter af

waren dan ervoor. Kenmerkend is de passage waarin Galant gaat klagen in Worcester nadat hij is

mishandeld met een sjambok (een soort zweep), om vervolgens in de cel gegooid te worden omdat hij

geen brief van zijn lijfheer heeft met diens toestemming om naar Worcester te komen. Hoewel Galant

aangeeft dat hij enkel komt klagen, beschouwt de landdrost hem als weggelopen slaaf en hij moet in

de cel wachten tot hij door Nicolaas wordt opgehaald. Nicolaas arriveert de volgende dag en nadat

Galant geranseld is, krijgt Nicolaas het volgende te horen van de helper van de landdrost:

‘Meneer Van der Merwe,’ zegt de man, ‘ik heb dit gedaan om u tevreden te stellen. Maar in het vervolg

moet u voorzichtiger zijn als u uw slaven slaat. Een riem of een strop of een stok is in orde, maar een

33

Richard A. Posner, Law and Literature. A Misunderstood Relation, Cambridge: Harvard University Press

1988, p. 25-26.

38 Idem, p. 145.

14

sjambok kan moeilijkheden geven. Als mijn superieuren dit zouden vernemen, zou u uw slaaf kunnen

kwijtraken. Het Hof in Kaapstad houdt zich tegenwoordig erg strikt aan de voorschriften.‘35

Het recht biedt, ondanks de voorschriften die in de Kaap zijn bepaald en de begunstigende wetten die

zijn aangenomen, op geen enkele manier houvast voor Galant. Het is al verwonderlijk dat hij zijn

rechten als slaaf kent, want de bazen hebben hem dit niet verteld. Vervolgens wordt hij bestraft omdat

hij zijn recht wil laten gelden. Er lijkt enigszins hoop te zijn voor Galant door de vermaning van de

helper, maar uiteindelijk brengt deze vermaning geen verandering teweeg; integendeel: als Nicolaas en

Galant zijn teruggekeerd op de boerderij, wordt Galant zodanig mishandeld door Nicolaas, dat hij drie

dagen niet uit bed kan komen.

Barend, de broer van Nicolaas, regeert met harde hand op zijn boerderij. Hoe meer rechten de

slaven krijgen en hoe meer de slaven voor hun rechten opkomen, hoe gewelddadiger Barend wordt.

Als Klaas heeft geklaagd en Barend een boete van vijftig rijksdaalders moet betalen, slaat hij Klaas

bijna dood. Vervolgens is zijn reactie op het feit dat Goliath, een andere slaaf, aangeeft dat hij niet op

zondag hoeft te werken: ‘Wat de wet in de Kaap zegt is één ding. Wat ik op mijn eigen boerderij, waar

ik de baas ben, doe, is weer iets heel anders.’36

Goliath gaat aan het werk, maar de volgende ochtend

vertrekt hij naar Worcester om te klagen. Barend bedreigt Goliath met de pijnlijke gevolgen als hij

terugkomt naar de boerderij. Acht dagen later krijgt Barend een brief van de landdrost waarin staat dat

hij zich moet melden. Hij krijgt geen boete, maar een strenge waarschuwing. Ook wordt aangekondigd

dat regelmatig ter controle een commissaris langs zal komen op de boerderij, omdat Goliath de

bedreigingen van Barend heeft doorgegeven. Hoewel zijn daad niet werkelijk bestraft wordt, ervaart

Barend het gebeuren als een grote vernedering. Terwijl Goliath nog aan het herstellen is van de

ranseling die hij heeft gekregen vanwege het klagen, komt een commissaris langs. Hoewel de

commissaris erop moet toezien dat alles op de boerderij volgens de regels verloopt, gelooft hij maar al

te snel dat Goliath zo gehavend is omdat hij van zijn paard zou zijn gevallen. Als hij vervolgens door

de bazen van de boerderijen wordt geïntimideerd, is het duidelijk dat hij niet meer terug zal komen voor

controle.37

Goliath beseft dat hij heeft verloren, hoewel hij de zaak in Worcester had gewonnen:

Op de dag dat de landdrost in Worcester mij terugstuurde naar Elandsfontein wist ik dat ik had verloren.

Het maakte geen verschil dat hij beloofde een commissaris te sturen om erop toe te zien dat alles goed

zou gaan. (…) En toen de commissaris kwam, (…) wist ik dat het klagen alles alleen maar erger had

gemaakt. ‘Behandelt de baas je goed?’ vroeg hij. (…) ‘De Baas behandelt ons goed, ‘ zei ik. (…) Ik zag

dat hij wilde geloven wat de Baas mij had gezegd dat ik moest zeggen: dat een paard mij had

afgeworpen. Want als hij het niet geloofde, kreeg hij moeilijkheden en dat wilde hij niet38.

35 André Brink, Houd-den-bek, Amsterdam: Meulenhoff 1988, p. 177. 36 Idem, p. 141. 37

Idem, p. 144-145.

15

Zowel Klaas als Goliath leggen zich na de gewelddadige bestraffing voor het klagen neer bij het feit

dat ze zijn overgeleverd aan hun baas. Zij beseffen dat het systeem voor hen faalt en zien als enige

mogelijkheid voor een redelijk vreedzaam leven dat zij gehoorzaam zijn aan hun meester. Galant

echter blijft zich verzetten tegen de onderdrukking van Nicolaas. Wellicht is dit verschil in reactie te

verklaren door het feit dat Galant in zijn jeugd Nicolaas als gelijkwaardige vriend zag. Ook Nicolaas

denkt nog vaak terug aan deze tijd, maar merkt niet dat Galant geen vrede heeft met de verhouding

zoals die nu tussen hen geldt. Nicolaas ziet, evenals Klaas en Goliath, deze verhouding tussen baas en

slaaf meer als een gegeven, terwijl Galant dit niet kan accepteren. Als Nicolaas in een waas van woede

Galants en Bets kind doodmaakt, blijkt dit het keerpunt te zijn.

Het verzet van Galant uit zich op verschillende manieren. Vanwege het schuldgevoel van

Nicolaas door het doden van Galants kind, kan Galant zich meer ongehoorzaamheid veroorloven. Hij

onderzoekt hoe ver hij kan gaan. Wanneer Nicolaas voor enkele dagen vertrekt naar de Kaap en Galant

op de boerderij achterlaat om deze te runnen, laat Galant de werkers elke avond bij elkaar komen

onder het genot van drank en geslachte schapen. Als Nicolaas terug is, lokt Galant hem dusdanig uit

dat Nicolaas zijn humeur verliest en Galant verschrikkelijk mishandelt. Dan vertrekt Galant naar

Worcester om te klagen. Bij terugkomst wordt hij opnieuw geslagen. Pamela, zijn nieuwe geliefde,

verzorgt hem als hij verkondigt dat hij ook over deze mishandeling gaat klagen. In de dialoog die

plaatsvindt tussen Pamela en Galant wordt het persoonlijke verzet verduidelijkt:

‘Dan ga ik zo gauw ik kan lopen. Ik moet gaan klagen.’ ‘Daar zal het alleen maar erger van worden. Je

kunt niet elke keer opnieuw beginnen.’ ‘Ik begin ook niet opnieuw. Ik ga verder.’ ‘Dat denk je maar!’

Mijn stem werd verstikt door woede; ik kon de gedachte dat het hem nog eens zou gebeuren niet

verdragen. ‘Je verliest elke keer.’ ‘Nee.’ Hij ging zitten, al vertrok zijn gezicht daarbij van pijn.

‘Nicolaas verliest. Hij moet mij achterna komen en terughalen. Hij moet mij laten slaan. Ik kan

ertegen.’39

Ondanks het feit dat hij bezit is van Nicolaas, weet Galant dat ook hij macht bezit. De straffen die hij

krijgt omdat hij zich verzet, werken uiteindelijk in het nadeel van de meester. Galant ziet deze straffen

als vooruitgang, omdat hij de schade ziet die hij Nicolaas hiermee berokkent. Door de lijfstraffen

wordt de woede die in Galant woedt, vergroot en heeft hij een aantoonbare reden om in opstand te

komen.

Ook Nicolaas merkt dat er iets gaande is, maar reageert hierop met hardhandig optreden, wat,

in tegenstelling wellicht tot de andere slaven, bij Galant als olie op het vuur werkt. Als hij van de

tweede keer klagen terugkeert, slaat Nicolaas zijn ‘kierie’40

op hem kapot. Deze keer houdt Galant

zich gedeisd, iets dat in de ogen van de andere slaven verontrustender is dan zijn vorige gedrag. Hij

begint over hun snelverwachte vrijlating, met Kerstmis of Nieuwjaar. Rond die tijd bevalt Pamela van

39

André Brink, Houd-den-bek, Amsterdam: Meulenhoff 1988, p. 225. 40

De letterlijke vertaling voor het Afrikaanse woord kierie is staf.

16

een blanke dochter. Nicolaas liet haar bijna elke nacht in zijn huis slapen, in een ijdele poging op die

manier nader tot Galant te komen. Galants woede, die al groot was omdat zijn geliefde bij hem werd

weggehouden, wordt hierdoor echter enkel versterkt en de afstand tussen Galant en Nicolaas wordt

nog groter.

Nieuwjaarsdag gaat voorbij en de slaven zijn nog steeds niet vrij. Galant wil graag dat

Nicolaas hem een reden geeft om de tegenaanval in te zetten, maar Nicolaas laat zich niet provoceren:

Als ik maar iets uit Nicolaas kon krijgen. Maar sinds ik uit de bergen ben teruggekomen, sluit hij zich

voor mij af. Hij is lankmoedig en geduldig met mij, zelfs als ik hem opzettelijk uitdaag. Dat maakt het

ondragelijk. Hief hij zijn hand maar tegen mij op om mij zo de reden te geven die ik nodig heb. Zelfs

dat heeft hij mij nu afgepakt.41

Enkele dagen na Nieuwjaarsdag, tijdens het dorsen, stookt Campher, een werker die weliswaar geen

slaaf is, maar praktisch even onvrij, Galant op. Galant krijgt alle slaven die werkzaam zijn op de

boerderij van Nicolaas zover om mee te doen met de opstand, al twijfelen er ook veel. Plaatje Pas en

Ontong zijn bijvoorbeeld afkerig van het idee mensen te moeten vermoorden, maar ze geven

uiteindelijk aan toch deel te zullen nemen.42

De slaven en werkers besluiten niet meer te dorsen en

gooien het eten en drinken dat ze krijgen weg. Nicolaas komt om polshoogte te nemen, maar laat zich

niet provoceren. De mannen besluiten hun werkzaamheden op de dorsvloer voort te zetten en maken

een uitgebreider plan om in opstand te komen, waarbij ze ook slaven en werkers van andere boerderijen

betrekken. Adonis, een slaaf van Jan du Plessis, wordt gesommeerd de kogelvorm van zijn meester te

pakken, zodat ze munitie kunnen maken. Pamela moet van Galant de geweren uit het huis van Nicolaas

halen, maar zij is hiertoe niet in staat, waardoor de mannen uiteindelijk zelf de geweren stelen van de

bazen. Bet probeert Nicolaas tijdens de voorbereiding van de opstand nog te waarschuwen, maar hij

stoot haar af en ze trekt hieruit haar eigen conclusie.

In Kaapstad was enkele jaren daarvoor, in 1808, al eens opstand uitgebroken, onder leiding

van twee slaven.43

Deze opstand werd weliswaar snel neergeslagen, maar er waren aan beide zijden

veel doden gevallen en de machtsbezitters waren door deze opstand ontdaan.44

Dit kwam ook doordat

zij al vanaf het einde van de achttiende eeuw angstig waren voor dergelijk verzet. In 1793 werd in alle

Franse koloniën slavernij afgeschaft, naar aanleiding van een opstand twee jaar daarvoor, op het Franse

eiland Saint-Domingue, dat tegenwoordig Haïti heet.45

Dit nieuws bereikte de Kaap en bracht

veel onrust met zich mee, vooral omdat de voormalige slaven daar middels een revolutie aan de macht

41 André Brink, Houd-den-bek, Amsterdam: Meulenhoff 1988, p. 312. 42

Idem, p. 316-317. 43

Ena Jansen, ‘Slavernijromans als beginpunt voor een vergelijkend onderzoek tussen literatuur uit Zuid-Afrika

en het Nederlands-Caribisch gebied’, Tydskrif vir Nederlands en Afrikaans, 2009-1 vol. 16, p. 13. 44

Herman Giliomee, The Afrikaners. Biography of a people, Charlottesville: University of Virginia Press 2003,

p. 94. 45

Ena Jansen, ‘Slavernijromans als beginpunt voor een vergelijkend onderzoek tussen literatuur uit Zuid -Afrika

en het Nederlands-Caribisch gebied’, Tydskrif vir Nederlands en Afrikaans, 2009-1 vol. 16, p. 12-13.

50 Idem, p. 326.

17

waren gekomen en het gebied in 1804 onafhankelijk verklaarden.46

Deze gebeurtenissen, in

samenhang met de wetten die de behandeling van slaven moesten reguleren, zorgden voor

bezorgdheid onder de slavenbezitters, omdat zij voor hun inkomsten sterk afhankelijk waren van

slavenarbeid. Op de angst voor opstand onder de slaven, reageerden de meesters verschillend;

sommigen behandelden hun slaven “behoorlijk”47

, anderen, zoals Barend, werden door hun angst juist

gewelddadiger.48

Deze agressiviteit lijkt effectief; zoals eerder in dit hoofdstuk werd beschreven, zijn

Goliath en Klaas door Barend vreselijk mishandeld. Klaas is hierna, in Barends woorden, “zo

volgzaam als een hond”.49

Klaas is echter, mede door de woede die hij voelt voor Barends wrede

behandeling, een belangrijke betrokkene in het uiteindelijke verzet.

Voor Galant is opstand de enige optie. De onvrijheid is voor hem onverdraaglijk en daarom is

de opstand een noodzakelijk kwaad. Nicolaas voelt zich ook gevangen in zijn rol als eigenaar van de

boerderij, maar lijkt zich neer te leggen bij deze rol, omdat het hem als een gegeven toekomt en hij de

goedkeuring van zijn familie wil. Galant ziet echter in dat door Nicolaas’ houding enkel een revolte

een einde kan maken aan de verhoudingen zoals die gelden. Het valt hem zwaar om tegen zijn

jeugdvriend te rebelleren, maar voor hem is er geen andere keus:

‘Je loopt lang rond met iets dat je in je hart draagt,’ zei hij. ‘Je durft er niet goed naar te kijken. Je blijft

hopen dat het niet echt nodig zal zijn. Dan zie je op een dag dat het niet anders kan. Je kunt er op geen

enkele manier meer onderuit. Dus doe je het. En toch blijf je maar hopen…’ Zijn stem stierf weg. ‘Je

zou willen dat het niet nodig was.’50

Opvallend is dat Galant juist degene is die, door alle misstanden op te sommen, de overige werkers zo

kwaad maakt, dat zij mee willen doen met de opstand. Galant zelf voelt naast de woede vooral verdriet

voor het feit dat de revolte blijkbaar de enige mogelijkheid is om de stand van zaken te veranderen.

Want hoewel ook Galant uit is op wraak, wil hij met name verandering teweegbrengen. Daarom stelt

hij ook nadrukkelijk dat de overige opstandelingen zo min mogelijk geweld moeten gebruiken en alleen

moeten schieten als dit nodig is. Sommige slaven zijn er op uit zoveel mogelijk bloed te vergieten en

zoveel mogelijk leed toe te brengen aan hun (voormalige) heersers. Zo is de slaaf Klaas van plan Hester

te verkrachten, als wraak voor het feit dat zij hem had laten ranselen, omdat door zijn toedoen Galant

onterecht was geranseld. Galant echter lijkt zich van dit voornemen bewust te zijn en zorgt dat Hester

in veiligheid wordt gebracht door een andere slaaf, Goliath. Hij wordt kwaad op de andere mannen,

omdat zij alleen maar drinken en spullen kapot gooien.

Volgens Robert Cover komt een groep die niet wil gehoorzamen aan een bepaalde wet, terecht

46 Herman Giliomee, The Afrikaners. Biography of a people, Charlottesville: University of Virginia Press 2003,

p. 93. 47

Zoals boer Jan du Plessis in Brinks roman, zie André Brink, Houd-den-bek, Amsterdam: Meulenhoff 1988, p.

139. 48

André Brink, Houd-den-bek, Amsterdam: Meulenhoff 1988, p. 137-139. 49

Idem, p. 138.

53 Idem, p. 408.

18

in een ‘secundaire hermeneutiek’, waarin men binnen de gewelddadige context van het verzet moet

bepalen wat juist en wat verkeerd is:

Whenever a community resists a rule of silence or some other law of the state, it necessarily enters into

a secondary hermeneutic – the interpretation of the texts of resistance. (…) The group must understand

the normative implications of struggle and the meaning of suffering and must accept responsibility for

the results of the confrontations that will ensue.51

Omdat Galant de leider is van de opstand, is vooral hij degene die de ‘texts of resistance’ interpreteert.

De anderen willen bijvoorbeeld allereerst wraak nemen op Piet, de vader van Barend en Nicolaas,

maar Galant stelt dat binnen deze opstand de “Oubaas” geen rol meer speelt, dat het in zijn tijd anders

was en dat hun oorlog niet tegen hem is.52

Galant weet binnen de opstand dus een moreel kader te

ontwikkelen, waaraan iedereen zich houdt.

Galants aanvaarden van de consequenties die aan het verzet zijn verbonden, horen volgens

Cover evengoed bij de ‘secundaire hermeneutiek’. Een consequentie is in dit geval de veroordeling

van de Raad van Justitie. Galant weet dat de kans erg groot is dat hij wordt gepakt en dat het eigenlijk

een vast gegeven is dat hij vervolgens ter dood zal worden veroordeeld. Hetzelfde rechterlijke systeem

waarbinnen hij zijn rechten niet kon laten gelden, wordt nu ingezet om hem te veroordelen. Hij kan

onder het geldende recht dus slechts verliezen, omdat de macht bij de groep ligt waartegen hij zich

verzet. Ondanks dit besef voelt Galant zich niet verslagen. Hij heeft namelijk de beste wraak en een

belangrijke verantwoordelijkheid genomen, die hij van tevoren niet had kunnen bedenken: hij verwekt

een kind met Hester. Voor Hester betekent dit wraak op haar dominante en agressieve man, die op de

avond van de opstand vlucht zonder zich om haar te bekommeren. Ze beseft dat ze, ondanks haar en

Galants maatschappelijk zwakke posities, binnen deze onderdrukking toch macht hebben:

Alles wat wij konden doen, alles wat wij elkaar konden bieden, dat is het gruwelijke en wonderbaarlijke

ervan, was dat korte, brute delen van elkaars lichaam, waarmee wij alles wreekten en verheerlijkten wat

wij hadden verloren, alles wat wij nooit hadden gehad, alles wat voor altijd buiten ons bereik was, een

wanhopig reiken naar het enige dat ons nog niet was ontzegd omdat het nog niet bestond: de toekomst.53

Ook Galant beseft dat deze daad een proces op gang brengt dat de heersende groep daadwerkelijker

bedreigt dan een gewapende opstand:

51 Robert M. Cover, ‘The Supreme Court, 1982 Term – Foreword: Nomos and Narrative’, Faculty Scholarship

Series 1983, p. 49. 52

André Brink, Houd-den-bek, Amsterdam: Meulenhoff 1988, p. 367.

54 André Brink, Houd-den-bek, Amsterdam: Meulenhoff 1988, p. 409.

19

Moorden is gemakkelijk. Iedereen die zich kwaad genoeg maakt kan het. Maar jezelf met open ogen – al

is het ook in het donker! – uit vrije keuze binden aan die morgen die nog niet bestaat, maar die tot leven

komt door die keuze zelf: dat is misschien het moeilijkste dat ik van mijn leven ooit heb gedaan.54

Galant weet dat de opstand hoogstwaarschijnlijk zal eindigen met zijn executie. Toch is dat voor hem

niet de belangrijkste consequentie van die avond, dat is de gemeenschap met Hester. Galant ziet in

deze daad hoop voor een betere toekomst voor zijn kind, een progressieve lijn die uiteindelijk naar de

vrijheid leidt. Hoewel hij zijn eigen leven verliest aan het onderdrukkende systeem, overwint hij

ditzelfde regime op een duurzamere manier. Uiteindelijk is hij geslaagd in zijn opzet, helemaal als

men bedenkt dat hij niet anders kon dan in opstand komen, ongeacht de consequenties, omdat de

overheersing over zijn leven voor hem ondraaglijk was. Hij had niks te verliezen en heeft in zijn

wanhoop de toekomst gewonnen.

56 André Brink, Houd-den-bek, Amsterdam: Meulenhoff 1988, p. 394.

20

5. Daders en slachtoffers

Zoals in het vorige hoofdstuk al is beschreven, is persoonlijke wraak, die niet is gekanaliseerd door het

recht, onwenselijk voor zowel de wraaknemer als de oorspronkelijke dader. Toch kan dit de enige

oplossing zijn voor iemand als Galant, die geen vrede heeft met zijn leefsituatie en in zijn strijd geen

steun vindt in het systeem, maar juist door dit regime wordt onderdrukt.

Galant wordt, zoals men in de tegenwoordige tijdsgeest terugkijkt naar de tijd van slavernij,

beschouwd als slachtoffer. Zodra hij echter het heft in eigen handen neemt omdat hij de

onrechtvaardige situatie wil veranderen, verwordt hij tot dader, want hoe graag hij ook zou willen dat

de opstand niet nodig was, toch neemt hij hierin de leiding, omdat hij het beschouwt als noodzakelijk

kwaad. Voor zijn daderschap wordt hij vervolgens gestraft door het heersende bewind, wat hem

opnieuw tot slachtoffer maakt, omdat de lezer beseft dat voor Galant geen andere uitweg bestond dan

de revolte. De stelligheid waarmee de Raad de slaven die terecht staan typeert als daders en degenen

op wie hun geweld is gericht als slachtoffers, wordt door het verhaal van Brink tenietgedaan. Uiteraard

moet de Rade van Justitie dit onderscheid zo duidelijk mogelijk maken, omdat zij anders niet tot het

oordeel zou kunnen komen. André Brink echter is niet gebonden aan de contradictie van daderschap

en slachtofferschap en kan daarom de nuance tonen. James Boyd White stelt dat een schrijver

evenzeer als de rechter gebonden is aan taal en vorm, maar schrijvers zijn, in tegenstelling tot de

rechter, “not bound by the rule of noncontradiction but eager to embrace competing or opposing

strains of thought; not purely intellectual, but affective and constitutive.”55

Hierdoor kan een schrijver

de complexiteit die achter een uitspraak schuilgaat, illustreren.

De wraak die Galant neemt is gericht op de slavernij als geheel, maar uit zich in persoonlijke

wraak tegen Nicolaas. Men kan Nicolaas zeker beschouwen als iemand die zijn oude jeugdvriend

slecht behandelt en daarom als iemand op wie wraak moet worden genomen, maar evenzeer moet men

beseffen dat ook Nicolaas zich slachtoffer voelt van de positie waarin hij zich bevindt. Pas als het

einde voor hem in zicht is en hij beseft dat Galant hem zal vermoorden, vraagt hij zich af: ‘Is baas-

worden dan een kwestie van kiezen – of ben je niet meer dan het slachtoffer van de wereld om je

heen?’56

In tegenstelling tot Galant heeft Nicolaas zich tot die tijd gelaten neergelegd bij zijn rol en is

hierdoor, als men zijn situatie vanuit verschillende perspectieven aanschouwt, tegelijkertijd dader en

slachtoffer. Hij is immers schuldig aan onderdrukking maar wordt aan de andere kant in dit keurslijf

gedrukt door zijn positie in de maatschappij en door zijn eigen familie. Iemand die dit terdege beseft,

is Ma-Roos, de vrouw die beide mannen als baby’s heeft zien opgroeien en die door de mannen als

(tweede) moeder werd beschouwd:

55 James Boyd White, Justice as Translation. An Essay in Cultural and Legal Criticism, Chicago: The University

of Chicago Press 1990, p. 42.

21

Ik herinnerde mij hoe hij en Nicolaas allebei aan mijn tepels hadden gesabbeld toen zij baby’s waren.

Mijn twee lammetjes, zwart en wit. En terwijl ik daar over zijn onrustige slaap zat te waken, dacht ik:

Vannacht breek ik in tweeën, als een oude steen die uit elkaar valt. Want ik heb ze allebei lief. En ik

beklaag ze allebei.57

Bij bestraffing via een rechterlijk systeem kan rekening worden gehouden met de mate van schuld van

de dader, zo stelt Posner. Hieraan kan de strafmaat worden aangepast. Bij persoonlijke wraak is voor

deze overweging geen ruimte; het enige dat de wraaknemer voor ogen staat is het leed dat hem is

aangedaan en dat maakt dat hij de dader volledig verantwoordelijk houdt voor dit leed. Omdat hij in

zijn wraak de mate van schuld van de dader niet betrekt, zal hij deze te ver doorvoeren, waardoor hij

zelf dader wordt en hiermee de oorspronkelijke dader tot slachtoffer maakt.58

Galant lijkt deze

moeilijkheid wel in te zien, maar maakt hierbij de kanttekening dat hij hoe dan ook slachtoffer blijft

vanwege het onderdrukkende systeem, hoezeer hij ook zijn eigen daderschap bekent:

‘Mijn handen zijn vuil,’ zei hij. ‘De uwe ook. Wij lijken op elkaar. Toch brengt u mij naar de heren van

het Hof zodat die mij kunnen doodmaken. Dat is uw gerechtigheid.’59

Door het onrechtvaardige systeem van de slavernij is iedereen van de heersende groep die zich niet

verzet tegen de scheve machtsverhouding en deze hierdoor in stand laat, een dader. Dit hoeft niet te

betekenen dat deze daders slechte bedoelingen hebben, zoals de situatie van Nicolaas duidelijk maakt.

De slachtoffers van de slavernij verworden automatisch tot daders wanneer zij hun situatie willen

veranderen, omdat er geen andere manier van verzet lijkt te bestaan dan een gewelddadige opstand en

omdat zij de heersers redelijkerwijs verantwoordelijk houden voor hun onderdrukte positie, aangezien

de heersers zich conformeren aan het bestaande systeem. Worden de slaven op hun beurt weer gestraft,

dan verworden zij opnieuw tot slachtoffers. Nicolaas beseft deze onvermijdbare uitkomst uiteindelijk,

wanneer het moment daar is dat hij wordt gedood door Galant:

Het was op het ogenblik, het onherstelbare ogenblik waarop ik van je vriend in je baas veranderde, dat

ik mijn eigen vrijheid voor altijd tenietdeed. Dat was het moment waarop de stenen muur, de hoge, ruwe

berg tussen ons oprees, zo hoog, dat alles wat ons restte de illusie was dat wij elkaar nog konden zien.

Horen kunnen wij niet meer.60

André Brink toont middels zijn roman dat in een onrechtvaardig systeem enkel slachtoffers ontstaan

en dat men gedwongen wordt tot daderschap. Het zijn dus niet zozeer de mensen zelf die verwijtbaar

handelen; hun schuld is gedetermineerd door het systeem.

57 André Brink, Houd-den-bek, Amsterdam: Meulenhoff 1988, p. 153. 58

Richard A. Posner, Law and Literature. A Misunderstood Relation, Cambridge: Harvard University Press

1988, p. 30-31. 59 André Brink, Houd-den-bek, Amsterdam: Meulenhoff 1988, p. 365. 60

Idem, p. 394.

22

Brinks roman over slavernij kan ook gelezen worden in het licht van de apartheid.61

Ook

tijdens de apartheid was er sprake van twee groepen die tegenover elkaar werden geplaatst, waarbij

blanke mensen meer rechten toegewezen kregen dan bruine en zwarte mensen. Als men als blank

persoon de apartheidswetgeving gehoorzaamde en zich hier niet tegen verzette, nam men deel aan het

systeem en was men hiervoor mede verantwoordelijk. Kon men zich als bruin of zwart persoon niet

neerleggen bij de ondergeschikte rol die men kreeg toebedeeld door de geldende maatschappij en

verzette men zich tegen deze rolverdeling, dan was men evenzeer verantwoordelijk voor het leed dat

werd berokkend. Deze opstandelingen werden op hun beurt streng bestraft voor hun

ongehoorzaamheid. Maar ook de blanke personen die zich (gewelddadig) verzetten tegen het

onrechtvaardige overheidsbeleid waren op hun beurt daders en, als zij werden opgepakt, slachtoffers.

Dit terwijl de mensen uit de onderdrukte groep die zich bij het systeem neerlegden en het mede in

stand hielden door hun medewerking te verlenen, als slachtoffer, maar tevens als dader kunnen worden

beschouwd, bijvoorbeeld als zij werkzaam waren in gevangenissen waar (politieke) gevangenen

werden vastgehouden en gemarteld.

Welke houding men ook aanneemt binnen een overheidsbeleid dat (tegenwoordig) wordt

beschouwd als onrechtvaardig, men verwordt sowieso tot dader dan wel slachtoffer. André Brink

maakt dit in Houd-den-bek duidelijk voor de slavernij, maar door de gelijkenissen met de apartheid in

de ongelijke machtsverhouding tussen blanken en niet-blanken toont hij tegelijkertijd aan dat ook het

overheidsbeleid dat gold ten tijde van het schrijven van zijn roman de verhoudingen tussen mensen

ernstig verstoorde, door ze middels wetten en politiek tegenover elkaar te stellen. Daarom kan Houd-

den-bek gelezen worden als een aanklacht tegen de apartheid. De boodschap is dat men in een systeem

waarbij verschillende groepen mensen ongelijke rechten krijgen toebedeeld, de benadeelde groep,

wanneer men zich verzet, naar (te) heftige middelen moet grijpen, omdat het reguliere systeem juist

hetgeen is waartegen men zich genoodzaakt voelt op te treden. Uiteindelijk kent een dergelijk

overheidsbeleid alleen verliezers: als slachtoffer, dan wel als degene op wie wraak wordt genomen.

Verliezen is inherent aan een systeem waarin mensen tegenover elkaar worden geplaatst.

61 Zie hiervoor vooral het einde van het zesde hoofdstuk en het zevende hoofdstuk van dit onderzoek.

23

6. Lezen als jurist: de ‘sententie’ nader onderzocht

In het boek Verbeeldingsmacht, onder redactie van Witteveen en Taekema, zet Gaakeer uiteen wat de

meerwaarde van literatuur kan zijn voor het recht:

Gevestigde ideeën van juridische rationaliteit kunnen in de confrontatie met de andersoortige

rationaliteit van de literatuur hun vanzelfsprekendheid verliezen, waardoor wij als juristen

gevoeliger worden voor de gedachte dat datgene wat wij als juristen de werkelijkheid en de

feiten noemen niet zo onproblematisch tot stand komt als gedacht. Literatuur kan ons een

andere werkelijkheid tonen dan die wij verwachten aan te treffen en ons ervoor behoeden

eenzijdig veel waarde te hechten aan ‘de feiten’, die immers voor een niet te onderschatten

deel product zijn van onze eigen zienswijze en beroepsopvatting.62

Mijns inziens geldt deze opvatting niet alleen voor juristen, maar voor lezers in het algemeen.

Weliswaar lezen niet-juristen bijvoorbeeld niet vaak uitspraken van rechters en zullen zij dus minder

gevoelig zijn voor een routinematige lezing van uitspraken en het recht, maar toch is het ook voor hen

van belang om een kritische blik op het recht en de rechtspraak te ontwikkelen. Als men een uitspraak

leest, of dit nou als leek of als deskundige is, zou men, zonder de kritische tegenhanger van de

literatuur, de feiten en het oordeel die door een rechtbank worden gepresenteerd, gemakkelijker als

gegeven beschouwen. Literatuur kan aantonen dat de realiteit zich niet leent voor een dergelijk

duidelijke afscheiding tussen bijvoorbeeld schuldig en onschuldig, of slachtoffer en dader. De

werkelijkheid is complex en ambigu en een roman kan dit doen beseffen en op die wijze de aanspraak

die een rechter doet op dé waarheid nuanceren. In het vorige hoofdstuk is beschreven hoe André Brink

de nuance aantoont van de scheidslijn die de Rade van Justitie maakt tussen de daders van de

slavenopstand enerzijds en de meesters als slachtoffers anderzijds.

De ‘akte van beschuldiging’ en de ‘sententie’ die André Brink voor- en achteraan de roman

heeft geplaatst, zijn beide teksten die in een bepaalde (voorgeschreven) vorm zijn geschreven. Door

het formele taalgebruik en het feit dat uiteindelijk één geschreven tekst naar voren wordt gebracht

(hoewel verschillende mensen in de Raad plaatshebben, wordt als uit één mond gesproken), krijgt de

zitting een schijn van objectiviteit en waarheid. Dat de uitspraak van de Raad evenzeer een verhaal is,

bestaande naast vele andere verhalen en daardoor evenmin aanspraak kan maken op de waarheid, zoals

Weisberg al beweerde (zie hoofdstuk twee), laat André Brink zien door de verhalen van alle

betrokkenen tussen de aanklacht en de uitspraak en alle verschillende interpretaties die men aan

gebeurtenissen geeft. Het laten optreden van dertig verschillende personages, die allemaal vanuit hun

eigen perspectief spreken, heeft dus een belangrijke functie in de roman. Iedereen beleeft ervaringen

op zijn of haar eigen manier; dit geldt ook voor de verhalen uit de rapporten waarop de uitspraak is

gebaseerd. Een tekenend voorbeeld van het feit dat iedereen vanuit eigen perspectief naar de wereld

62

Jeanne Gaakeer, ‘De canon in recht en literatuur: Van Wigmore via Weisberg naar het WorldWideWeb?’, in:

Willem Witteveen & Sanne Taekema (red.), Verbeeldingsmacht. Wat juristen moeten lezen, Den Haag: Boom

Juridische Uitgevers 2000, p. 21.

24

kijkt, is te vinden in de verhalen van Nicolaas en Hester over het feit dat Hester op een dag haar haren

kort had geknipt. Nicolaas beweert dat zij dit heeft gedaan omdat hij had gezegd hoe mooi hij haar

lange haren vond, maar Hester vertelt dat zij dit deed zodat Nicolaas’ broer Barend er niet meer aan

kon trekken.63

Doordat de verschillen in interpretaties van dezelfde gebeurtenis al aan het begin van de

verhalen van de betrokkenen zo zichtbaar zijn, vraagt de lezer zich af in hoeverre de gebeurtenis zoals

opgetekend in de ‘akte van beschuldiging’ een volledige weergave van de feiten geeft. Ena Jansen stelt

in een artikel uit 2009 dat sinds het postmodernisme aan het waarheidsgehalte van teksten uit het

verleden (waaronder dus ook de zaak zoals die is opgetekend door de Raad) wordt getwijfeld:

Sinds het postmodernisme realiseerde men zich dat taal de enige bron van kennis over het verleden is en

dat een zelfbewust subject die de aandacht op zichzelf vestigt tegelijkertijd aandacht vraagt voor de

onzichtbare hand achter historische, zogenaamde “ware” documenten. Twijfel over de “historische

juistheid” van archiefmateriaal, onzekerheid en wantrouwen in de tekstuele overblijfselen van het

verleden kenmerken historiografische metafictie.64

Terugkerend naar deze specifieke zaak, wordt uiteindelijk ook de opstand zelf vanuit verschillende

personen bekeken, zodat inderdaad blijkt dat men de opstand niet op dezelfde wijze heeft beleefd als

in de ‘akte van beschuldiging’ beschreven staat. Hiermee wordt de schijn van neutraliteit en

objectiviteit van de aanklacht en de uitspraak blootgelegd. Het gezag van de rechterlijke teksten wordt

hierdoor ondermijnd.

Het recht was in Zuid-Afrika een belangrijk instrument om de (koloniale) macht te behouden

en te bevestigen, stelt Patrick Lenta. Lenta richt zich op de rechtspraak tijdens de apartheid, waarvan

hij beweert dat deze zo sober en onpersoonlijk mogelijk werd geuit, om de achterliggende ideologie te

maskeren.65

Mijns inziens was het recht ook ten tijde van de slavernij een onmisbaar machtsmiddel.

Hoewel met name de aanklacht in formeel taalgebruik is opgesteld, is de inhoud van de uitspraak

eerder uitvoerig en bedoeld om de ideologie van de heersende klasse te onderstrepen. Dit is een

verschil met hoe Lenta de rechtspraak ten tijde van de apartheid ervoer. Zo wordt, als het over de

omstandigheden van Galant gaat, gesteld dat hij altijd voldoende voedsel kreeg en dat hij begunstigd

werd boven andere slaven. Over de mishandelingen wordt bagatelliserend gesproken; de Raad beweert

dat dit niet bewezen kan worden, aangezien Galant de vermeende dader heeft vermoord. Vervolgens

wordt uitgebreid ingegaan op de genegenheid die de door Galant vermoorde Nicolaas voelde voor de

slaaf:

Hij heeft geklaagd en is door de Landdrost bij wie hij zijn klachten ingebracht heeft in het ongelijk

gesteld; zijn medegedetineerden zelf beweren dat hij boven hen door zijn meester werd begunstigd, die,

63 André Brink, Houd-den-bek, Amsterdam: Meulenhoff 1988, p. 79 en 89. 64

Ena Jansen, ‘Slavernijromans als beginpunt voor een vergelijkend onderzoek tussen literatuur uit Zuid -Afrika

en het Nederlands-Caribisch gebied’, Tydskrif vir Nederlands en Afrikaans, 2009-1 vol. 16, p. 10. 65

Patrick Lenta, ‘Introduction: Law and South African Literature’, Current Writing: Text and Reception in Southern Africa 2010 22-2, p. 3.

25

toen aan hem gewaarschuwd werd door de Hottentottin Bet, dat de slaaf Galant hem naar het leven stond,

de waarschuwing in de wind geslagen heeft omdat hij niet beseffen kon dat zodanige verregaande

boosheid op zou komen in het hart van een door hem begunstigd wordende slaaf, wie hij als het ware als

een lid van zijn familie moest beschouwen, voor wie hij in zijn eigen hart genegenheid gevoelde, omdat

hij met hem opgevoed en groot geworden was; aan wie hij zelfs in zijn ongeregeldheden toegegeven

had, door hem toe te laten om zich met twee in plaats van een bijzit op te houden.66

Als men de overwegingen van de Raad leest in het licht van het middenstuk waarin de betrokkenen

aan het woord zijn, wordt de partijdigheid van de Raad des te duidelijker. Zo is het feit dat Galant door

de Landdrost ongelijk heeft gekregen, geen argument voor de goede behandeling van Nicolaas, zo

weten we door het verhaal van Brink, maar juist een bevestiging dat het systeem erop is gericht de

macht bij de meesters te houden. In hoofdstuk vier is beschreven hoe de Landdrost de klacht

weliswaar ongegrond verklaart, maar Nicolaas wel vermanend toespreekt. Dit laatste essentiële feit

wordt door de Raad weggelaten, zodat de ongegronde klacht kan dienen als toonbeeld van de

opstandigheid van Galant. Al in de ‘akte van beschuldiging’ wordt gerefereerd aan de gebeurtenis.

Hier gaat Zijner Majesteits Fiscaal (die de beschuldiging tekent) nog verder in de eigen interpretatie.

Hij stelt, na alle namen van de beschuldigden te hebben afgekondigd, als eerst dat Galant zich indertijd

schuldig heeft gemaakt aan “opdrossen”, aan vluchten dus. Hier is Galant uiteindelijk voor gestraft

door de Landdrost, maar hij ging naar hem om te klagen, niet om te vluchten. Vervolgens wordt

gesteld dat Galant door zijn lijfheer van de welverdiende straf was verschoond. Dat de straf niet

genoemd is, betekent echter niet dat die niet heeft plaatsgevonden; de lezer weet later dat Galant na

zijn beklag bij de Landdrost dusdanig heftig is mishandeld, dat hij drie dagen lang niet uit bed kon

komen en verzorgd moest worden. Doordat de Fiscaal met deze “feiten” begint, wordt Galant al in de

eerste zin die is opgetekend over de gebeurtenissen, in een negatief daglicht gezet. Daarnaast had het

feit dat Nicolaas Bets waarschuwing in de wind sloeg, niet alleen te maken met de band die er volgens

Nicolaas tussen hem en Galant bestond, maar ook met het feit dat hij Bet niet om zich heen wilde

hebben nadat hij haar (en Galants) kind had doodgeslagen.67

Deze zaken doen afbreuk aan de schijn

van objectiviteit en zelfs rechtvaardigheid die de rechter ophoudt. Omdat de lezer bekend is met de

(grotendeels verzonnen, maar niet minder inleefbare) achtergrond van de opstand, weet hij of zij dat

bepaalde zaken sterk naar voren komen in de uitspraak, terwijl andere gebeurtenissen worden

verzwegen of gebagatelliseerd. Volgens Lenta is dit inzicht een bijdrage die literatuur kan leveren:

66 André Brink, Houd-den-bek, Amsterdam: Meulenhoff 1988, p. 416. 67

Idem, p. 319.

26

Literature confronts law with representations repressed by law and in doing so provides inspiration for

critiques levelled against the justificatory enterprises of law, as well as recourses for contestation and

improvement.68

In de ‘akte van beschuldiging’ en de ‘sententie’ wordt de afstand tussen dader en lezer vergroot; men

kan zich bijvoorbeeld niet identificeren met Galant, die door de voltallige Raad als wrede moordenaar

gekenschetst wordt. De rechterlijke teksten zijn op zodanige wijze geconstrueerd, dat een veroordeling

kan plaatsvinden. Dit wordt ook van de Raad van Justitie verlangd. In de literatuur hoeft geen

veroordeling plaats te vinden en daarom kunnen de verschillende omstandigheden van de gebeurtenis

beschreven worden, waardoor het benoemen van een schuldige juist bemoeilijkt wordt. Door het

middenstuk worden alle betrokkenen menselijk en begrijpbaar(der). De afstand die men eerst gewaar

was bij de dader(s), voelt men nu voor de uitspraak. Wat men eerst voor waar aannam, omdat een

tegengeluid ontbrak, wordt geleidelijk minder geldend. Men ziet door de verhalen in het middenstuk in

dat “at every stage the law is (…) an ethical and political activity and should be understood and judged

as such”.69

Al in de ‘akte van beschuldiging’ wordt Nicolaas door de Fiscaal voorgesteld als

barmhartig man, die zijn slaven niet strafte als hij daar wel reden toe had. De opstand wordt uitvoerig

beschreven met bewoordingen als “boosaardig”70

en “ontzettend”71

plan, terwijl de slachtoffers

smeekten voor hun leven72

en de daders brandewijn dronken.73

De sympathie van de Fiscaal gaat uit

naar de vermoorde personen en hun nabestaanden; de weergave van de gebeurtenissen is niet in

neutrale bewoordingen beschreven maar bevat subjectieve elementen. Ook in de beschrijving van de

vlucht van Barend is de subjectiviteit herkenbaar. Barend is namelijk uiteindelijk zonder zijn vrouw

Hester gevlucht.74

Hier wordt in de ‘akte van beschuldiging’ grotendeels aan voorbijgegaan.

Vervolgens echter staat Pamela terecht omdat zij zich te lijdelijk heeft gedragen; nadat ze haar

gewonde lijfvrouw had verbonden, had ze niet het huis mogen verlaten.75

Hoewel Pamela dus wel

degelijk hulp heeft geboden en Barend zonder zijn vrouw is weggerend, wordt Pamela verweten dat zij

te passief was en wordt over Barends keuze verder gezwegen.

Volgens White is in elke rechterlijke motivering de wettelijke macht zichtbaar, “through a

decision that the writer seeks to explain and justify”.76

De “oplossing” van de voorgelegde zaak is dus

niet bij voorbaat gegeven, maar de rechter zal, door de macht die hij hiertoe heeft, zijn beslissing als

68

Patrick Lenta, ‘Introduction: Law and South African Literature’, Current Writing: Text and Reception in

Southern Africa 2010 22-2, p. 1-2. 69

James Boyd White, Justice as Translation. An Essay in Cultural and Legal Criticism, Chicago: The University

of Chicago Press 1990, introduction xiv. 70

André Brink, Houd-den-bek, Amsterdam: Meulenhoff 1988, p. 9. 71

Idem, p. 10. 72

Idem, p. 14-15. 73

Idem, p. 18. 74

Idem, p. 382. 75

Idem, p. 16. 76

James Boyd White, Justice as Translation. An Essay in Cultural and Legal Criticism, Chicago: The University

of Chicago Press 1990, introduction xv.

27

de juiste voorstellen. Vooral in de ‘sententie’ is dit toewerken van de Raad naar de opgelegde straffen

zichtbaar. Weisberg stelt het als volgt:

Rhetoric and style are made to march along with legalisms. (…) form and language will assist the

correct result not only to emerge, but to gain authority.77

Al op de eerste pagina van de ‘sententie’ wordt de opbouw van de Rade van Justitie naar de straffen

duidelijk. Zij stelt allereerst dat het tevreden zijn met de stand die in de maatschappij aan mensen

gegeven is, rust geeft. Vervolgens lijkt zij sympathie op te kunnen brengen voor de benarde positie

waar slaven zich in bevinden, door zich af te vragen:

Kan er grotere ongelijkheid bestaan dan tussen de stand van vrije mensen en die van slaven, de

laatstgemelden zonder daarin toegestemd te hebben verbonden om hun gehele leven aan de dienst van

hun vrije meester toe te wijden?78

Deze schijn van sympathie wordt echter direct tenietgedaan door te stellen dat behalve de opstand van

1808 en deze opstand, waarover de Rade een oordeel moet vellen, geen voorbeelden bekend zijn van

andere slavenopstanden. Wanneer slaven in het verleden werden gestraft, kwamen zij niet in opstand,

maar accepteerden zij de straf als hun verdiende loon. De Raad gaat in deze stelling voorbij aan het

feit dat het eerder de afhankelijke en minderwaardige positie was waarin slaven verkeerden en door

hun angst voor meer geweld, dat zij hun lot gelaten accepteerden, dan dat zij tevreden waren met hun

stand in de maatschappij.

Opnieuw stelt de Raad de rust van het land als belangrijke waarde voor, als zij zegt dat ze zich

niet opstelt als “advocaten van de slavenstand”79

, maar dat zij recht moet spreken aan de hand van de

huidige stand van zaken. Als zij echter daadwerkelijk begaan was met de situatie waarin de slaven

verkeerden, zou zij hun toestand als verzachtende omstandigheid mee kunnen nemen in het oordeel.

Door echter te stellen aan de hand van de huidige stand van zaken recht te spreken, bevestigt zij de

macht van de heersende groep.

Volgens de Raad zijn de “heilzame bedoelingen”80

van de Britse wetgeving om de

slavenhandel (en dus niet de slavernij) af te schaffen, verkeerd begrepen door de slaven, die dachten

dat zij zouden worden vrijgelaten. Dat dit is gebeurd, houdt direct verband met het feit dat de slaven

verstoken waren van concrete informatie, omdat hen niets werd verteld, kranten bij hen werden

weggehouden en omdat zij die kranten toch niet zouden kunnen lezen. Vervolgens spreekt de Raad

77 Richard Weisberg, Poethics and other strategies of law & literature, New York: Columbia University Press

1992, p. 19. 78

André Brink, Houd-den-bek, Amsterdam: Meulenhoff 1988, p. 413. 79

Idem, p. 414. 80

Idem.

28

over de “teleurgestelde hoop”81

, die de aanleiding was voor de slaven om in opstand te komen. Zij stelt

dat het van belang is dat zij:

deze aanleidende oorzaak van het misdrijf waaraan zich de gedetineerden hebben schuldig gemaakt, iets

van naderbij beschouwen; niet alleen omdat zij misschien zal geoordeeld worden invloed op de

strafbaarheid van hun bedrijf te hebben, maar ook opdat wij niet ten onrechte mogen worden geacht in

onze beoordeling van de zaak gefeild te hebben.82

Deze uitspraak lijkt positief voor de slaven; er wordt gesteld dat de Raad de zaak vanuit elke zijde zal

bekijken en dat dit wellicht (een gunstige) invloed heeft op de strafmaat. In de navolgende

overwegingen echter wordt elke gebeurtenis ten gunste van de machthebbers gesteld en komen de

slaven in een kwaad daglicht te staan. De Raad begint met Galant, die “zijn speelmakker in zijn jeugd”

“op de wreedste wijze om het leven heeft gebracht”.83

Zij stelt dat men wel moet denken, dat Galant,

om tot een dergelijke misdaad in staat te zijn, slecht behandeld is door zijn meester. Vervolgens stellen

ze dat dit na “onpartijdig onderzoek der waarheid” niet blijkt; integendeel dat Galant begunstigd werd

boven andere slaven.84

Hier wordt voorbijgegaan aan de scheve machtsverhouding tussen twee

mensen die als kinderen gelijkwaardig leken, aan het feit dat Galant door Nicolaas meerdere malen

ernstig is mishandeld en dat Nicolaas Galants eerstgeboren kind heeft doodgemaakt. De Raad gaat diep

in op de hoeveelheid drank en voedsel die door Nicolaas aan Galant werd gegeven, waarin zij

voornamelijk steunt op de verklaring van Jozef Campher. Dit terwijl Campher Galant heeft opgestookt

om in opstand te komen en zich pas op het laatst op listige wijze terugtrok uit de plannen. De lezer

weet: ook al is Campher een Europeaan en vrij, dit betekent allerminst dat hij dientengevolge

betrouwbaar is. De hoeveelheid en kwaliteit van kost en drank wordt door de Raad aangevoerd als

reden dat de slaven in opstand kwamen. Deze reden wordt vervolgens door de Raad onderuit gehaald;

de slaven kregen zoveel voedsel dat mensen in Europa met hen zouden willen ruilen.85

De redenering

van de Raad is echter problematisch als men bedenkt dat de reden van de opstand voor Galant

helemaal niet gelegen is in de hoeveelheid voedsel die hij kreeg. Galant wilde met zijn klachten over

het eten en het drinken enkel provoceren, zodat hij een aanleiding had om in opstand te komen.86

Deze

gebeurtenis van perifere betekenis, wordt door de Raad in de kern geplaatst, waardoor hetgeen waar

het werkelijk om gaat (de onvrijheid van de slaven is voor Galant de voornaamste reden voor de

opstand), pas na deze uiteenzetting wordt genoemd en daardoor van minder belang lijkt dan de

voedselvoorzieningen voor de slaven. De onvrijheid als voornaamste reden voor Galant om de opstand

te leiden, wordt vervolgens enkel aangewend om te bewijzen dat Galant de spil is achter de opstand;

81 André Brink, Houd-den-bek, Amsterdam: Meulenhoff 1988, p. 415.

82 Idem.

83 Idem.

84 Idem, p. 415-416.

85 Idem, p. 416.

86 Idem, p. 316-317.

29

verder wordt op deze reden niet ingegaan.87

De kern van de zaak (althans voor Galant) is hiermee

weggedrukt naar de periferie.

Ook Abel geeft als hoofdreden voor zijn bijdrage aan de opstand zijn onvrijheid aan, maar de

Raad noemt dit slechts en gaat ook op een andere reden niet inhoudelijk in, namelijk dat Abel werd

mishandeld door zijn meester. Zij gaat echter wel uitgebreid in op een derde reden die Abel noemt,

namelijk dat zijn lijfheer heeft gedreigd hem dood te schieten. Hierover zegt de Raad dat dit in een

opwelling gebeurde en dat Abel hieraan geen gewicht mocht toekennen, “omdat hij zeer wel wist dat

het niet gemeend was”.88

De bedreiging wordt gebagatelliseerd, terwijl de lezer weet hoe reëel de

bedreiging was, gezien ook de mishandelingen die soms zo ver gingen dat zij pas op het laatste

moment werden gestaakt, anders waren de slaven bezweken.

Kleinering vindt ook plaats in de beschrijving van Rooys aandeel in de opstand, “welke hij zo

rondborstig en met eenvoudigheid niet alleen, maar tevens met een kinderlijke vrees en beangstheid

heeft erkend”.89

De Raad schetst het beeld van een kind, dat gebracht is tot zijn daden door de bevelen

van Galant. Rooys beleving van de opstand echter is een geheel andere: toen een andere slaaf geen

gehoor gaf aan Galants bevel om op een lijfheer te schieten, nam Rooy het heft in handen.90

De moord

heeft hij dus uit zichzelf gepleegd en niet uit angst voor Galant.

In haar uiteindelijke motivering van de strafmaat komt de Raad tot een geheel andere

conclusie over de omstandigheid van het onvrij zijn dan zij in haar opbouw naar de straf pleegde te

onderzoeken:

De zucht om het juk der slavernij af te schudden, die nooit tevoren tot zodanige uitersten heeft geleid,

kan ook nu niet anders worden aangemerkt dan als een zucht om zich aan de wetten van en de

gehoorzaamheid jegens dit Gouvernement te onttrekken, een zucht tot bloedvergieten, tot oorlog en

verwarring, tot rampzalige regeringloosheid: die zucht tot vrijdom, dus gewijzigd, is een reden tot

verzwaring, niet tot verzachting van de straf.91

In deze woorden wil de Raad te kennen geven dat zij onpartijdig en onbevooroordeeld tot haar oordeel

is gekomen; zij heeft alle zienswijzen overwogen en meegenomen in haar oordeel en komt tot de

conclusie dat een zware straf passend is. Door zorgvuldige lezing van de motivering van de Raad komt

de lezer echter tot het oordeel dat de onvrijheid van de slaven, wat voor de slaven het belangrijkste

motief van hun opstand was, nauwelijks inhoudelijk wordt behandeld, terwijl de rust in het land als

kern van het gebeuren wordt beschouwd door de Raad. Hierboven werd gesteld dat een rechter zijn

oordeel op een zodanige wijze vormgeeft dat de uitspraak autoriteit bezit. Hieraan kan worden

87 André Brink, Houd-den-bek, Amsterdam: Meulenhoff 1988, p. 417.

88 Idem, p. 418.

89 Idem, p. 419.

90 Idem, p. 395.

91 Idem, p. 423.

30

toegevoegd dat “this authority is always qualified by the practices of legal argument”.92

In het licht

van de analyse van de uitspraak van de Raad van Justitie, bezien tegenover de verhalen die Brink in

het middenstuk heeft geplaatst, en door het doorzien van de retoriek die zij in dienst stelt van die

uitspraak, wordt het gezag van het vonnis en de redenering die daaraan voorafgaat, ondermijnd. Deze

ondermijning is een relevant effect in het licht van het protest tegen de apartheid: doordat men zich

bewust wordt van de feilbaarheid van het rechtssysteem en de afwezigheid van de stem van de

onderdrukten, wordt tegelijkertijd het destijds geldende apartheidsrecht in hetzelfde kritische licht

bekeken. In het volgende hoofdstuk ga ik hier nader op in.

92 James Boyd White, Justice as Translation. An Essay in Cultural and Legal Criticism, Chicago: The University

of Chicago Press 1990, p. 216.

96 Idem.

31

7. Houd-den-bek als politiek pamflet

Na het lezen van de roman zal men de beweegredenen begrijpen van de opstandelingen die in de

‘sententie’ worden genoemd. Dit betekent echter niet dat lezers de opstandelingen als helden

beschouwen en de slachtoffers van hun revolte als harteloze mensen die wat hen overkomen is, zonder

meer verdiend hebben. Daarvoor wordt door Brink een te genuanceerd beeld geschetst van de

omstandigheden waaronder de opstand heeft plaatsgevonden. De lezer ziet in dat het niet relevant is of

de personages verwijtbaar of heldhaftig handelen, maar komt tot het besef dat ze, door het milieu

waarin zij leven, tot trieste keuzes worden gebracht. In het oordeel dat is uitgesproken door de Raad

van Justitie, worden echter wel schuldigen aangewezen. Hierdoor worden de onrechtvaardigheid en

eenzijdigheid van het systeem getoond. In de uitspraak is geen ruimte voor nuance; de macht van de

heersende klasse moet immers behouden blijven en daarom zijn rechtvaardiging vinden in de retoriek

van de uitspraak. Deze rechtvaardiging wordt, door het inzicht dat men verkrijgt door de verhalen van

de (gefictionaliseerde) betrokkenen, onderuit gehaald.

Volgens Weisberg is het blootleggen en het verzet tegen de valse retoriek die in bepaald recht

kan bestaan, een belangrijke functie van literatuur.93

Een dergelijke retoriek is niet alleen aan te treffen

in het recht dat gold tijdens de slavernij, maar ook in het recht in de tijd van de apartheid. In dergelijke

rechtspraak wordt degene die zich verzet tegen het regime schuldig bevonden, terwijl men voorbijgaat

aan de wantoestanden die hebben geleid tot het verzet, of deze bagatelliseert. Van Coller spreekt van

een “retoriese truuk” van een rechtbank die “sy uitspraak uit in terme van die clichés van die

heersende klasse”.94

Door de stelligheid van de uitspraak tegenover het menselijke, genuanceerde

beeld, dat wordt geschetst in het gefictionaliseerde stuk, te plaatsen, wordt het gezag van de uitspraak

ondermijnd. De neutraliteit en onpartijdigheid van de rechterlijke macht wordt betwijfeld en de lezer

ziet in dat het oordeel symbool staat voor het systeem waartegen de beklaagden zich verzetten. De

rechters worden ontmaskerd als “spreekbuis van die onderdrukkende stelsel”.95

Vervolgens stelt Van

Coller:

Al wat die abstrakte outeur nog moet doen, is om die parallelle tussen die slawe-opstand en die Suid-

Afrika van 1982 daar te stel, dan geld die bedoelde perlukosie (nl. “verwerping van”; “afstandname

van”; “afsku jeens”) ook die Suid-Afrikaanse regbank en regering van 1982.96

Ook ten tijde van de apartheid werden personen die in opstand kwamen tegen het regime, bestraft door

rechters die ten dienste stonden van de leiders die dit systeem hadden opgezet en in stand wilden

houden. Omdat Houd-den-bek in apartheidstijd is geschreven en omdat ook in de roman twee

bevolkingsgroepen tegenover elkaar worden geplaatst, is het verband tussen beide verwerpelijke

93 Richard H. Weisberg, The Failure of the Word: The Protagonist as Lawyer in Modern Fiction, New Haven:

Yale University Press 1984, p. 69. 94

H.C. van Coller, ‘Houd-den-bek as meervoudige ek-roman’, Die uitspraak. 95

Idem.

99 Idem.

32

politieke systemen snel zichtbaar.

Richard Posner stelt in de conclusie van zijn boek Law and Literature dat het inzetten van

literatuur voor politieke doeleinden schadelijk zou zijn voor de literatuur en bovendien niet effectief.97

Hier ben ik het niet mee eens; ik denk integendeel dat literatuur een waardevol medium is om bepaalde

(politieke) misstanden onder de aandacht te brengen of om een kritisch licht te laten schijnen op zaken

die op het eerste gezicht vanzelfsprekend lijken. Houd-den-bek is een dergelijke roman, geschreven

voor politieke doeleinden. Dat maakt de literaire kwaliteit ervan niet minder; juist omdat de

wantoestanden op literaire wijze indirect aan de lezer worden geadresseerd, zal de boodschap sterker

overkomen. Literatuur is mijns inziens bij uitstek geschikt om op een afwijkende en kritische wijze

een spiegel van het dagelijks leven – en daaronder valt ook de politiek – te zijn.

Verder stelt Posner dat contemporaine literatuur niet bedoeld is om specifieke problemen

van de eigen tijd aan de orde te stellen, maar dat het gaat om ‘eternal problems of the human

condition’.98

Literatuur moet volgens hem duidelijk onderscheiden worden van propagandistische

traktaten, ook als het om grote kwesties gaat als discriminatie en oneerlijke wetgeving. Hij stelt

vervolgens:

By insisting on the separateness of law and literature, even while exploring their interactions, we help

preserve both fields.99

Allereerst is de veronderstelling dat literatuur altijd gaat om algemene problemen van de gehele

mensheid niet de juiste, helemaal als Posner daarmee uitsluit dat literatuur de specifieke problemen

van een bepaalde tijd en plaats kan uitlichten. André Brink legt, om zijn afkeer van de apartheid te

tonen, een verband tussen de onrechtvaardigheid tijdens de slavernij en de corrumperende

(rechts)praktijken die plaatsvinden in de tijd waarin hij leeft. Door dit verband te leggen tussen de

tegenwoordige tijd en een inmiddels algeheel afgekeurd systeem van ruim anderhalve eeuw eerder,

toont Brink dat de geschiedenis zich op bepaalde punten herhaalt en dat de politiek die tijdens de

apartheid wordt bedreven ook afkeurenswaardig is. In de roman worden wellicht problemen behandeld

die voor elk mens in dezelfde situatie zouden bestaan, maar dat betekent niet dat de politieke boodschap

van de roman niet aanwezig is, of dat het boek door deze boodschap verwordt tot een “propagandistisch

traktaat”.

Hiermee in samenhang is Posners stelling dat de scheidslijn tussen recht en literatuur duidelijk

getrokken moet worden, om inmenging door randzaken als politiek, te voorkomen. Wat echter de

boodschap in Houd-den-bek zo duidelijk doet overkomen, is de inzet van recht in de literatuur. Door

de visies van de personages weer te geven, wordt de werkelijke uitspraak van de Raad van Justitie

onderdeel van deze “ooggetuigenverslagen”. Juist omdat deze teksten, juridisch en literair, in

97

Richard A. Posner, Law and Literature. A Misunderstood Relation, Cambridge: Harvard University Press

1988, p. 356. 98

Idem, p. 357.

101 Richard H. Weisberg, The Failure of the Word: The Protagonist as Lawyer in Modern Fiction, New Haven:

Yale University Press 1984, p. 42.

33

samenhang gelezen worden, wordt de kerngedachte van de roman duidelijk: dat het geldende recht

gebruikt wordt om een verwerpelijk regime in stand te houden.

James Boyd White stelt, anders dan Posner, dat een schrijver, evenals een rechter, altijd vanuit

een bepaalde politieke of ethische visie schrijft:

I see the lawyer, then, as engaged in a set of linguistic and literary activities, just as the poet or novelist

is (…). Likewise, I see the poet or novelist (…) as engaged in certain forms of political and ethical

discourse – of “legal” discourse- just as the lawyer is, and on all sides whether they know it or not.100

Volgens White spreekt niet alleen de rechter vanuit een bepaald discours dat zijn oordeel zal kleuren

maar geldt dit eveneens voor schrijvers. André Brink zet zijn verhaal bewust in voor een politiek

doeleinde; zijn roman, inclusief de ‘akte van beschuldiging’ en de ‘sententie’, vormen in die zin de

retoriek van zijn betoog. Hoewel beiden in een andere vorm over worden gebracht, pleiten zowel een

oordeel als een roman voor een “zaak”. Zoals de rechter zonder literaire middelen zijn oordeel niet kan

bepleiten, zo zal een schrijver onvermijdelijk vanuit een bepaalde ethische en politieke optiek schrijven.

Voor André Brink is deze onvermijdelijke inmenging van ethiek en politiek in de literatuur geen

ongewenst effect; hij wendt integendeel de literatuur bewust aan om zijn boodschap over te brengen.

Weisberg stelde al dat literatuur bijzonder geschikt is om zaken of misstanden bloot te

leggen:

No other medium can so expose the inevitable mix of professionalism and personal bias that motivates

the socially powerful lawyer. Perhaps what we learn here is that professional success in law necessitates

a kind of resonance between the lawyer’s private biases and those of the wider power structure he

serves.101

In Houd-den-bek zijn de vooroordelen van de Raad aantoonbaar in samenhang met de opvattingen van

de heersende groep die zij op die manier dient. Zo werden de klachten van de slaven over

mishandelingen weerlegd of gebagatelliseerd en werd de rust in het land als belangrijke waarde

gezien, waaruit een conservatieve houding is af te lijden omdat verandering dikwijls tot onrust leidt.

Deze conservatieve houding diende de heersende klasse van slaveneigenaars. De roman toont op deze

manier ook het verband met de tijd van de apartheid, omdat rechters die in deze tijd rechtspraken, hun

oordeel velden op grond van de wetten van de apartheidspolitiek. Ook deze rechters hebben via een

geconstrueerd verhaal hun oordeel gemotiveerd. Gebrekkige stukken in een dergelijke uitspraak

kunnen door kritische lezing gevonden worden. Het gezag van het oordeel is hierdoor niet meer

vanzelfsprekend.

Door de onrechtvaardigheid van de uitspraak van de Rade van Justitie aan te tonen en de

nadruk die het legde op de rust en orde in het land, wordt ook het apartheidsregime, waarvoor

100

James Boyd White, Justice as Translation. An Essay in Cultural and Legal Criticism, Chicago: The

University of Chicago Press 1990, p. 19.

102 Richard H. Weisberg, The Failure of the Word: The Protagonist as Lawyer in Modern Fiction, New Haven:

Yale University Press 1984, p. 43.

34

voorstanders ervan vooral pleitten omdat het orde zou scheppen en rust zou geven, aan een kritische

blik onderworpen, of zoals Weisberg stelt: “the storyteller wishes to criticize the ensconced social

structure by demystifying its advocates”.102

Via zijn roman laat Brink zien dat (ook) rechters, die

onpartijdig zouden moeten zijn, de machthebbers kunnen vertegenwoordigen, ook al zouden ze zo

objectief en neutraal mogelijk recht moeten spreken. Dit werpt een ander licht op rechters, waardoor

het besef van feilbaarheid van de Rade van Justitie over kan slaan op sommige rechters van de eigen

tijd tijdens het apartheidsregime.

35

8. Conclusie

In dit onderzoek heb ik het effect van de wederzijdse wisselwerking geanalyseerd tussen de

waargebeurde aanklacht en uitspraak tegen de slaven die in opstand kwamen enerzijds en het

middenstuk, waarin Brink dertig betrokkenen een stem geeft, anderzijds. Sommige van de

betrokkenen hebben in de officiële documentatie een bescheiden of zelfs geen stem, terwijl zij in de

roman een belangrijke rol vervullen, zoals Hester en de vermoorde Nicolaas. Bij de constructie van het

verhaal achter de opstand uit 1825, heeft de schrijver geput uit de getuigenverklaringen voor de

rechtbank, maar minstens zo vaak geeft hij een eigen invulling aan gebeurtenissen. Voor dit onderzoek

heb ik voornamelijk gebruik gemaakt van de theorieën van ‘law and literature’, een onderzoeksgebied

dat meestal beschouwd wordt als kader relevant voor juristen, maar dat mijns inziens ook ten dienste

kan staan aan literatuurwetenschappers, zeker bij de analyse van een roman die zo doordrongen is van

recht als Houd-den-bek.

In het tweede hoofdstuk heb ik aangegeven dat door bepaalde overeenkomsten tussen recht en

literatuur, beide onderzoeksgebieden in hun combinatie een meerwaarde kunnen bevatten. De

literatuur kan bijvoorbeeld ingezet worden om de retoriek en betekenisduiding in een juridische tekst

te analyseren, terwijl het door juridische aspecten die voorkomen in een roman, bevorderlijk kan zijn

voor de interpretatie van deze roman om deze aspecten vanuit juridisch oogpunt te aanschouwen.

Hierbij moeten echter ook de verschillen tussen recht en literatuur in het oog worden gehouden, zoals

het feit dat recht (in tegenstelling tot literatuur), om effectief te kunnen zijn, altijd samengaat met

staatsrechtelijke dwang. Door ook deze verschillen in het onderzoek te betrekken, kan men de

juridische elementen binnen een literaire tekst beter bestuderen.

Het derde hoofdstuk richtte zich specifieker op de macht die de heersers op Houd-den-bek

uitoefenden en vasthielden via taal. Doordat de slaven op de boerderij niet konden lezen en schrijven,

werden zij verstoken van informatie over hun rechten. Het toentertijd geldende rechtssysteem was

voornamelijk gebaseerd op geschriften en ook de rechterlijke macht werd dus ingezet om de stand van

zaken te bevestigen, zoals is gebleken uit mijn onderzoek.

Omdat het recht aan het begin van de negentiende eeuw eigenlijk alleen maar gunstig was

voor de heersende groep, moesten de slaven en werkers buiten dit systeem opereren en kwamen zij uit

bij de enige denkbare oplossing waarvan Galant niet wilde dat het nodig was geweest: opstand en

wraak. Dat ook binnen dit kader morele regels gelden, werd in het vierde hoofdstuk beschreven.

Galant wordt uiteindelijk, samen met andere opstandelingen, geëxecuteerd; uit dit feit blijkt nogmaals

dat het toenmalige rechtssysteem alleen tegen hem kon werken. Toch was hij niet geheel machteloos,

hij besefte terdege dat ook hij invloed kon uitoefenen, al was dat niet via de weg van het recht, dat ten

dienste stond aan de slaveneigenaars. Uiteindelijk nemen Galant en Hester wraak op hun

onderdrukkers door samen een kind te verwekken.

In het vijfde hoofdstuk is aangetoond dat in een regime waarin bevolkingsgroepen tegenover

36

elkaar worden gesteld, waarbij één groep vrijwel alle macht bezit, uiteindelijk iedereen zowel

slachtoffer als dader is. Het zijn niet zozeer de mensen die juist of verkeerd handelen; het

overheidsbeleid is zodanig corrumperend dat men voor extreme keuzes komt te staan. Iedereen is

gevangen in een bepaalde rol en zal deze rol enkel met geweld van zich af kunnen schudden.

In het zesde hoofdstuk werd een kritische blik geworpen op de ‘akte van beschuldiging’ en de

‘sententie’, bezien in het licht van de verhalen van de betrokkenen zoals door Brink is opgetekend.

Door zorgvuldige lezing van het feitenrelaas en het uiteindelijke oordeel dat door de Rade van Justitie

is gegeven, komt de subjectiviteit van dit betoog naar voren, waarbij voornamelijk opvalt dat de Raad

sommige kernpunten die pleiten voor de slaven naar de periferie wegdrukt, terwijl op omstandigheden

die gunstig zijn voor de heersende groep, nadrukkelijk wordt ingegaan.

Het verband dat bestaat tussen de wijze waarop door het overheidsbeleid de verhoudingen

tussen groepen op scherp worden gesteld en de consequenties daarvan tijdens de slavernij en het

apartheidsregime, is behandeld in het zevende hoofdstuk. In dit hoofdstuk werd de politieke

boodschap die André Brink beoogt over te brengen middels de roman, uiteengezet. Brink heeft zijn

roman geschreven in 1982, toen de apartheid in Zuid-Afrika nog gelding had en protesteert tegen dit

overheidsbeleid via zijn roman. Hij toont dat tijdens de slavernij een bepaalde groep de macht had en

dat de achtergestelde groepen geen beroep konden doen op het recht, omdat dit recht enkel werd

ingezet om de destijds geldende gang van zaken te handhaven. De parallel met het apartheidsregime is

evident en daarom wordt ook het gezag van dit systeem door de roman ondermijnd. De slavenopstand

van 1825, een gebeurtenis die werkelijk heeft plaatsgevonden, is in Houd-den-bek van een rijk bevolkt

achtergrondverhaal voorzien, waardoor de uitspraak van de Raad van Justitie een inkijk geeft in een

corrumperend stelsel dat ten dienste staat aan een bepaalde bevolkingsgroep, in plaats van neutraal en

objectief te zijn, zoals de rechtbank pretendeert. Dit corrumperende stelsel bestond ten tijde van de

slavernij maar had evenzeer gelding tijdens de apartheid. André Brink toont op literaire wijze de

onrechtvaardigheid van een regime dat bestond in de tijd dat hij de roman schreef. Hierdoor heeft hij

een bijdrage geleverd aan de ondermijning van dit stelsel, dat de menselijke verhoudingen zo op

scherp stelde.

Ik wil graag afsluiten met een overpeinzing van Galant, als hij bijna terecht wordt gesteld.

Deze gedachte heeft betrekking op zijn specifieke situatie in die tijd maar kan gelezen worden in de

context van het verzet tegen de apartheid:

Wij zijn nog niet vrij. Maar betekent dat dat vrijheid niet bestaat? Goed, wij hebben dan verloren. Maar

waar wij voor hebben gevochten leeft nog voort, zonder begin of eind, als de bergen, als vuur. En daarom

was het de moeite waard. Misschien zijn er dingen waarvoor je beter kunt verliezen dan winnen. Zolang

je het maar probeert.103

103 André Brink, Houd-den-bek, Amsterdam: Meulenhoff 1988, p. 405.

37

Bibliografie

Brink, André. Houd-den-bek. Amsterdam: Meulenhoff, 1988.

Coller, H.C. van. “Houd-den-bek as meervoudige ek-roman.”

https://aie.ned.univie.ac.at/node/5192 (geraadpleegd op 5 juni 2012).

Cover, Robert M. “The Supreme Court, 1982 Term – Foreword: Nomos and Narrative.” Faculty

Scholarship Series, 1983, paper 2705.

http://digitalcommons.law.yale.edu/fss_papers/2705 (geraadpleegd op 5 juni 2012).

Gaakeer, Jeanne. “De canon in recht en literatuur: Van Wigmore via Weisberg naar het

WorldWideWeb?” Verbeeldingsmacht. Wat juristen moeten lezen. Witteveen, Willem en Taekema,

Sanne (red.). Den Haag: Boom Juridische Uitgevers, 2000. 19-35.

Giliomee, Herman. The Afrikaners. Biography of a people. Charlottesville: University of Virginia

Press, 2003.

Jansen, Ena. “Slavernijromans als beginpunt voor een vergelijkend onderzoek tussen literatuur uit

Zuid-Afrika en het Nederlands-Caribisch gebied.” Tydskrif vir Nederlands en Afrikaans 16.1 (2009):

3-28.

Lenta, Patrick. “Introduction: Law and South African Literature.” Current Writing: Text and

Reception in Southern Africa 22.2 (2010): 1-18.

Posner, Richard A. Law and Literature. A Misunderstood Relation. Cambridge: Harvard University

Press, 1988.

Theal, George McCall. Records of the Cape Colony from 1793, volume XX, Londen, 1904, p. 188-

340.

http://ia600402.us.archive.org/4/items/recordsofcapecol20theauoft/recordsofcapecol20theauoft.pdf

(geraadpleegd op 5 juni 2012).

Vos, Marjoleine de. “Jurist moet romans lezen.” NRC Handelsblad 31 januari 2012, p. 4-5.

Ward, Ian. “Law and Literature.” Law and Critique 4.1 (1993): 43-79.

Weisberg, Richard H. The Failure of the Word: The Protagonist as Lawyer in Modern Fiction, New

Haven: Yale University Press, 1984.

White, James Boyd. Justice as Translation. An Essay in Cultural and Legal Criticism, Chicago: The

University of Chicago Press, 1990.

38

HR 2 april 1968, NJ 1968, 373 (Ook wel ‘het Ezelproces’ genoemd, waarin de Hoge Raad de

vrijspraak van Gerard Reve voor godslastering van het Hof bevestigde).