Claude Mazauric. Een kritische analyse van zijn bijdrage tot de historiografie van de Franse...
-
Upload
independent -
Category
Documents
-
view
2 -
download
0
Transcript of Claude Mazauric. Een kritische analyse van zijn bijdrage tot de historiografie van de Franse...
Claude Mazauric. Een kritische analyse van zijn bijdrage tot de historiografie van de Franse revolutie. Pasquale Monfreda Voorwoord
De Franse revolutie is een druk bestudeerd onderwerp in de geschiedeniswetenschap.
Niet alleen lopen de gebeurtenissen verspreid over een langere periode, ook de impact van
deze revolutie is aanzienlijk. Op het continent betekent ze politiek gezien het definitief aan
banden leggen van het vorstelijk absolutisme dat voor wat Frankrijk betreft, in de persoon van
Louis XVI zijn finaliteit bereikt. Het revolutionair proces en dit zowel het ontstaan van de
Franse revolutie als de analyse ervan – geeft in de historiografie aanleiding tot menig debat en
ver uit elkaar lopende meningen. Verklaringsmodellen voor deze revolutie worden reeds kort
na afloop aangebracht. Het is niet de bedoeling om hierop al te diep in te gaan. We volstaan
met te stellen dat een aantal van de aangehaalde verklaringen zeer aannemelijk zijn, terwijl
andere analyses dichtbij het niveau van fabels komen. Er is dus een duidelijk merkbare
diversiteit aanwezig in de gehanteerde verklaringsmodellen. Vanaf de jaren 1960 krijgt de
bestaande discussie m.b.t. de uiteenlopende verklaringsmodellen belangrijke externe impulsen
vanuit het werk van een aantal Engelse auteurs. Vooral de revisionistische bijdragen krijgen
navolging en vinden op hun beurt hun weg naar Frankrijk. Een andere niet onbelangrijke
vaststelling is het belang van het tijdsaspect waarin de historiografische productie zich
situeert. Afhankelijk van de tijdsperiode waarin de debatten plaats vinden, oefenen bepaalde
politieke factoren hun invloed – rechtstreeks of onrechtstreeks – uit. Ideologische aspecten
komen in dit proces mee om de hoek kijken. Zo kunnen we niet rond het feit dat de Koude
Oorlog mee invloed uitoefent op het ontstaan van visies, die de gangbare marxistische
verklaringsmodellen voor de Franse revolutie onder druk zetten. We behandelen in deze 1
paper een specifiek aspect van het historiografisch debat dat m.b.t. de Franse revolutie
gevoerd werd. We doen dit concreet door de figuur en het œuvre van de Franse historicus
Claude Mazauric te belichten. C. Mazauric neemt in dit historiografisch debat een plaats in
1 De Franse revolutie moet in een veel bredere context bekeken worden. Ze heeft uitlopers tot in onze hedendaagse periode. Zo claimen de socialisten in Frankrijk – of ruimer gesteld: ‘links’ Frankrijk de ‘traditie van de Franse revolutie’ als zijnde haar erfenis Zie hieromtrent: TULARD (J.)., FAYARD (J.F). en FIERRO (A.). Histoire et Dictionnaire de la révolution Française 17891799. Paris, Éditions Robert Laffont, 1987, p. 1151.
die geïnspireerd wordt door zijn ideologische achtergrond. Hij is naast historicus ook een
actief militant voor de PCF, de Franse communistische partij. Het is de bedoeling drie
welbepaalde aspecten te belichten. Om te beginnen schetsen we kort de persoon van Claude
Mazauric. Het zwaartepunt ligt echter op zijn aandeel in de geschiedschrijving van de Franse
revolutie. We bekijken meer bepaald zijn bijdrage tot de historiografie en we zullen ook deze
bijdrage kritisch analyseren. Het gebruikte bronmateriaal omvat teksten van de hand van
Claude Mazauric zelf, evenals wetenschappelijke bijdragen waarin er gerefereerd wordt naar
het œuvre van Mazauric. De bibliografie van deze paper bevat naast een zo volledig mogelijk
overzicht van het werk van Mazauric m.b.t. de studie van de Franse revolutie
inclusief voorwoorden die hij schreef voor werken van collega’s ook een aantal artikels van
historici die Mazauric gebruikten als referentie.
Biografische schets van Claude Mazauric
Claude Mazauric wordt geboren in 1932. Hij behaalt zijn licentie en aggregaat in de
geschiedenis in 1957. Sinds 1996 is hij Professor Emeritus aan de Universiteit van Rouen. 2
Het is aan deze Universiteit van Rouen dat we Mazauric terugvinden als docent vanaf
1965 . In zijn carrière leidde hij onder meer het Departement Geschiedenis van 1984 tot 3
1993, uiteraard na het behalen van zijn doctoraat. Mazauric is een leerling van enkele 4
gerenommeerde historici zoals Georges Lefebvre, Ernest Labrousse en vooral Albert Soboul , 5
waarvan hij gedurende twee jaar de naaste medewerker is. Naast zijn academische activiteiten
vinden we hem terug in het bestuurscollege van het ARBR, L’ Association Française des
Amis de Robespierre pour le Bicentenaire de la Révolution. Hij is tevens onderzoeksdirecteur
2 Informatie betreffende de auteur in : MAZAURIC (C.). Une terre d’ implantation et d’essaimage. In: CAIRN, Nouvelles Fondations, 2006, nr 34, p. 77 83. Zie ook: online: http://www.cairn.info/article_p.php?ID_ARTICLE=NF_003_0077 3 De Universiteit van Rouen verwelkomt Mazauric in 1965, van bij haar oprichting. Zie: DUPUY (P.). Claude Mazauric parcours d’historien. In: L’ Humanité, 12/09/2008. Origineel: Histoire et Engagement. Claude Mazauric, entretiens avec Julien Louvrier. In: Cahiers d’histoire, revue d’histoire critique, n° 104, 2008. Artikel van P. Dupuy ook online: http://www.humanite.fr/20080912_Tribunelibre_ClaudeMazauricparcoursdhistorien 4 C. Mazauric behaalt zijn Phd, doctor in de Letteren en Wijsbegeerte, vakgebied Geschiedenis in 1980. Zie: MAZAURIC (C.). Une terre d’implantation et d’ essaimage In: Cairn, Nouvelles Fondations, Dossier: Intellectuels et Communisme. Les origines Françaises du Communisme Historique, n° 34 , 2006 zie ook online: http://www.cairn.info/revuenouvellesfondations20063page77.htm; MAZAURIC (C.). Sur la Révolution Française: le jacobinisme dans la Révolution. Paris, Thèse d’État, Lettres, 8 volumes, 1980. 5 Mazauric schreef de biografie van Albert Soboul. Zie: MAZAURIC (C.). Albert Soboul (19141982). Un historien en son temps: essai de biographie intellectuelle et morale. Narrosse, Éditions d’ Albret, 2004.
2
van het Centre d’Histoire Comparée des Transitions de l’Université de Rouen, waar hij
samenwerkt met Michel Vovell. 6
C. Mazauric schrijft een groot aantal werken m.b.t. de geschiedenis en historiografie
van de Franse revolutie – naast andere publicaties die onder meer handelen over arbeid en
tewerkstelling evenals verschillende marxistische teksten. Gezien de focus op de Franse 7
revolutie laten we dit aspect van het werk van Mazauric onbehandeld en kijken we enkel naar
zijn historiografische bijdrage tot de Franse revolutie. Mazauric levert een niet onbelangrijke
bijdrage in 2000 toen hij zijn medewerking verleende aan de heruitgave door de Société des
Études Robespierristes, van de werken van Maximilien de Robespierre. Recente werken van 8
Claude Mazauric zijn: Un historien en son temps, Albert Soboul (19141982), Essai de
biographie intellectuelle et morale en een voorwoord een ‘Préface’ à L’Utopie de Thomas
More, J’ai Lu. Verder ook La Révolution française. Dynamique et ruptures, 17841804 dat hij
met Michel Biart schrijft alsook L’Histoire de la Révolution française et la pensée marxiste. 9
C. Mazauric kijkt niet enkel naar de bredere aspecten van de Franse revolutie. Een
aantal van zijn teksten richt zich op lokale aspecten en gevolgen van de revolutie. Normandië
en de Vendée zijn in dit kader zeker vermeldenswaardig. Ook zijn bijdrage over de persoon 10 11
van Babeuf is opmerkelijk. Ook werkt hij een eigen theorie uit m.b.t. de Franse revolutie. 12
Sinds 1967 begint zijn kritiek op de these van F. Furet. Mazaurics bijdrage zorgt ervoor dat
de economische , sociale en culturele dimensie van de revolutionaire gebeurtenissen
6 Enciclopedia Multimediale delle Scienze Filosofiche, online, http://www.emsf.rai.it/biografie/anagrafico.asp?d=307 7 C. Mazauric publiceert onder meer over de oorsprong van het hedendaags communisme. 8 De Société des Études Robespierristes geeft de Annales Historiques de la Révolution Française uit. Zie: DUPUY (P.). Claude Mazauric parcours d’historien. In: L’ Humanité, 12/09/2008. Online: http://www.humanite.fr/20080912_Tribunelibre_ClaudeMazauricparcoursdhistorien; het tiendelige werk over M. de Robespierre is opgenomen in de bibliografie. 9 ‘Informatie betreffende de auteur’ in : Mazauric (C.). Une terre d’ implantation et d’ essaimage. In: CAIRN, Nouvelles Fondations, 2006, nr 34, p. 77 83. Zie ook: online: http://www.cairn.info/article_p.php?ID_ARTICLE=NF_003_0077 10 C. Mazauric ziet de Vendée als een burgeroorlog, niet als een Holocaust. Hij stelt dat het discours van de ‘imaginaire genocide’ een middel was om de echte Holocaust – die tegen de joden te verdoezelen. Zie: KAPLAN (S.L). Farewell Revolution: Disputed Legacies: France 1789/1989. Ithaca New York, Cornell University Press, 1995, p. 100101. 11 MAZAURIC (C.). La Révolution à Rouen. Rouen, CRDP, 1967; MAZAURIC (C.). Vendée et chouannerie. In: Sur la Révolution Française: Contributions à l’histoire de la révolution bourgeoise. Paris, 1970, p. 195 238. 12 François Noël Babeuf, bijgenaamd ‘Gracchus’ was een Frans utopisch politicus. Hij wordt beschouwd als de eerste utopische socialist die zijn ideeën in de praktijk trachtte te brengen. Hij wees de terreur van Robespierre af en drong aan op de voortzetting van de Franse revolutie in een socialistische richting. Zie: MAZAURIC (C.). Babeuf et la Conspiration pour l’Égalité. Paris, Éditions Sociales, 1962 ; BABEUF (G.). en MAZAURIC (C.) ed. Textes choisis. Babeuf. Paris, Éditions Sociales, 1976.
3
onderstreept worden. C. Mazauric ziet een verband tussen enerzijds de Franse revolutie en 13
anderzijds het marxisme. 14
Heel wat werken van Mazauric worden in co auteurschap verricht en voor heel wat
publicaties levert hij voorwoorden. Ook loont het de moeite te kijken naar de
licentiaatscripties en vooral de doctoraatscripties die hij als promotor mee realiseerde.
Zo is C. Mazauric de promotor voor de licentiaatscriptie van Pascal Dupuy die zijn
onderzoek richt op de houding van Engeland tegenover de Franse revolutie, meer bepaald in
de karikaturale voorstellingen tijdens de periode 17891802. Ook promoot hij de 15
doctoraalscriptie van Sylvie Denys Blondeau die haar werk richt op het politieke leven in 16
het binnenland van westelijk Frankrijk ten tijde van de overgang naar het Directoire. Meer
specifiek concentreert ze zich op het voorbeeld van de Ornes. Uit meerdere scripties kan de 17
keuze van C. Mazauric als promotor afgeleid worden, voor wat betreft de regionale aspecten
van de Franse revolutie. 18
Pascale Dupuy vermeldt ook de kritische vechtlust die kenmerkend is voor
C. Mazauric. Bovendien beschikt hij over een zeer grote welsprekendheid. Het zijn deze
eigenschappen die hem zeer goed van pas komen in debatten. Claude Mazauric kan het best
omschreven worden als een ‘intellectuele communist’. Zijn houding tegenover het
communisme zegt veel over de persoon die C. Mazauric is. In een periode dat velen zich
afkeren van hun vroeger ideaal, blijft Mazauric er trouw aan. P. Dupuy stelt dat deze trouw bij
13 Enciclopedia Multimediale delle Scienze Filosofiche, online, http://www.emsf.rai.it/biografie/anagrafico.asp?d=307 14 Hij stelt dat elke historicus die over de Franse revolutie schrijft, dit niet kan doen zonder Marx hierin te betrekken en dit ondanks het feit dat K. Marx geen enkel werk over de Franse revolutie schreef. Wel had Marx een niet gerealiseerd project om een bijdrage te leveren aan l’histoire de la Convention. Zie: MAZAURIC (C.). en LOUVRIER (J.). Quelques réflexions sur les rapports entre le marxisme et l’historiographie de la Révolution Française. Online: http://semimarx.free.fr/article.php3?id_article=65 15 DUPUY (P.). L’ Angleterre face à la révolution: la representation de la France et des Français à travers la caricature (17891802) Rouen, 1998 o.l.v. MAZAURIC (C.). 16 Met Sylvie Denys Blondeau zou C. Mazauric twee jaar na het behalen van haar doctoraat, in 1997, een boek schrijven in co auteurschap: DENYS BLONDEAU (S.)., FLAMENT (P.)., MARTIN (J.C.)., MAZAURIC (C.). en THIL (G.). La Révolution dans l’ Orne: aspects de la vie politique et religieuse. Alençon, Société historique et archéologique de L’Orne, 1997. 17 DENYS BLONDEAU (S.). Aspects of Political Life in the Inland West at the time of the Directorial Transition: the Ornes example.. Rouen, 1995 o.l.v. Mazauric (C.). 18 Zie ondermeer de doctoraalsscriptie van PINGUÉ (D.). Jacobins et Jacobinisme en Normandie Orientale: les Sociétés Politiques dans L’Eure et en Seine Inférieure, 17901795. Rouen, 1996, o.l.v. MAZAURIC (C.). als ook SAUNIER (E.). Révolution et Sociabilité en Normandie au tournant des dix huitième et dix neuvième siècles: 6000 Francs Maçons de 1770 à 1830. Rouen, 1995 o.l.v. MAZAURIC (C.). en ook WAUTERS (Éric). Une presse de province pendant la Révolution Française: journaux et journalistes Normands (1785 1800). Rouen, 1990 o.l.v. MAZAURIC (C.). Zie ook: LEGOY (J.) PINGUÉ (D.), FLAMENT (P.). LECHAT (J.B.)MANNEVILLE (Ph.) en MAZAURIC (C.). La Normandie pendant la Révolution Française. Caen, Logis des Gouverneurs Château, 1989.
4
Mazauric niet voortvloeit uit een opinie maar uit datgene dat Mazauric zelf omschrijft als een
‘rationele waarheid’. Voor Mazauric houdt dit ‘de kennis van de kapitalistische exploitatie
van de arbeidskracht van de mens’ in. Mazauric heeft altijd een passie gehad voor de studie
van de Franse revolutie. Hij ziet deze revolutie als een laboratorium, waarin politieke ideeën
gesmeed worden om te verschijnen en dan weer te verdwijnen. 19
Claude Mazauric wordt beschouwd als een internationaal erkend specialist van de
Franse revolutie. 20
Het historiografisch debat m.b.t. de Franse revolutie en de plaats van Claude Mazauric
binnen dit debat
De historiografie van de Franse revolutie wordt lang gedomineerd door Franse
historici. We kunnen vier hoofdrichtingen vaststellen: een anti revolutionaire radicale
strekking die we Jacobijns kunnen noemen en daarnaast analyses in de zin van longue durée , 21
die vooral tot doel hebben de continuïteit tussen Ancien Regime en Revolutie te beklemtonen.
Paul Claval stelt dat de Franse revolutie van 1789 een belangrijke rol speelt in de bepaling en
definiëring van de Franse identiteit. Het is dan ook niet verwonderlijk dat historici lange tijd
gevangen blijven binnen deze visies. Het is pas de laatste vijfentwintig jaar dat twee nieuwe
visies het debat vervoegen. Voor François Furet en een deel van de Annales school heeft de
Franse revolutie een complexere structuur. Nadruk wordt vooral gelegd op de rol die
ideologie speelt. Bovendien houdt deze visie rekening met de symbolische dimensie van de
gebeurtenissen en het permanente karakter en belang van interpretatie die uiteindelijk
betekenis geeft aan deze Franse revolutie. Voor Britse en Amerikaanse historici daarentegen,
vormt de Franse revolutie een onderdeel van een meer globale revolutie. Ze weerhouden als
belangrijkste effect van de Franse revolutie dat er een nieuw bewustzijn wordt gegeven aan
historische actoren. Tussen de oude en de nieuwe interpretaties kunnen we een duidelijk
onderscheid maken. Traditionele interpretaties focussen vooral op de revolutionaire
gebeurtenissen in Parijs zelf. De nieuwe interpretaties openen een reeks nieuwe geografische
19 DUPUY (P.). Claude Mazauric parcours d’historien. In: L’ Humanité, 12/09/2008. Online: http://www.humanite.fr/20080912_Tribunelibre_ClaudeMazauricparcoursdhistorien 20 MONFERRAN (J.P.). Les Oeuvres de Robespierre enfin rééditées In : L’ Humanité,08/11/2000. Online : http://www.humanite.fr/20001108_Cultures_LesOeuvresdeRobespierreenfinreeditees 21 longue durée is een begrip dat de Franse Annales school opgericht door Marc Bloch en Lucien Febvre gebruikt.
5
perspectieven. Voor Furet is dit de geografie van het prerevolutionair binnendringen van de
Verlichting. Ozouf beklemtoont dan weer de geografie van de revolutionaire herdenkingen.
Veel Britse en Amerikaanse historici en geografen zien dan weer de verspreiding van nieuwe
attitudes en mentaliteiten die volgens hen van wezenlijk belang zijn. Paul Claval beschrijft in
zijn werk vooral de belangrijkste kenmerken van deze nieuwe geografische perspectieven. 22
Als we Mazauric willen begrijpen dienen we te kijken naar het verloop van het
historiografisch debat en bovenal naar de bijdrage van François Furet. F. Furet wordt
beschouwd als een leidinggevende figuur m.b.t. de Franse revolutie. Sinds begin jaren 1980
publiceert hij meer dan een dozijn boeken. Daar worden bovendien nog eens twee
conferentiepapers bijgevoegd. De historische productie wordt daardoor aanzienlijk. Dat het
onderwerp in de belangstelling staat, is overduidelijk. Tussen 1984 en 1990 worden er 530
colloquia gehouden met als onderwerp de Franse revolutie en dit verspreid over een vijftigtal
landen. Frankrijk scoort het hoogst met 225 colloquia, gevolgd door Italië die er een 100 tal
organiseert. De Sorbonne documenteert het geheel door een boekwerk van 600 pagina’s uit te
brengen met informatie over al deze wetenschappelijke bijeenkomsten. Editor van dit werk is
Michel Vovelle de belangrijkste ideologische tegenstrever van F. Furet. In dit werk zit een 23
onbedoelde parodie vervat op de obsessie die de Annales school heeft met kwantitatieve
methoden en historische geografie. Zo zijn er bijvoorbeeld grafieken opgenomen die de
densiteit van de conferenties weergeven per miljoen Franse inwoners, de exacte geografische
locatie van alle Franse colloquia en een twee pagina’s tellende kaart die de verspreiding van
conferenties en colloquia doorheen Europa en de wereld laat zien. 24
Voor het grootste deel van de 20ste eeuw is de belangrijkste interpretatie van de Franse
revolutie echter gegrond in marxistische categorieën van sociale analyse. Deze visie wordt
gedeeld door zowel Franse als niet Franse historici. In deze visie wordt 1789 gezien als de
wereld eerste bourgeois revolutie. De visie wordt gedragen door ondermeer de drie
belangrijkste historici aan de Sorbonne: Albert Mathiez, Georges Lefebvre en Albert Soboul.
22 CLAVAL (P.). New Interpretations of the French Revolution and their geographical significance. U.E.R. de Géographie, Université de Paris Sorbonne, France. Online: http://www.sciencedirect.com/science?_ob=ArticleURL&_udi=B6WJN4JXPPJC2&_user=10&_rdoc=1&_fmt=&_orig=search&_sort=d&view=c&_acct=C000050221&_version=1&_urlVersion=0&_userid=10&md5=57843b467896a0fd9757c91980ddaa8f 23 VOVELLE (M.). ed. en LE MONNIER (D.). Les Colloques du Bicentenaire. Répertoire des Rencontres Scientifiques Nationales et Internationales. Paris, Éditions La Découverte,1991. 24 BERENSON (E.). A Permanent Revolution: The Historiography of 1789. In: Modern China, Vol. 21, N° 1, Symposium: Rethinking the Chinese Revolution. Paradigmatic Issues in Chinese Studies, IV, jan. 1995, p. 78.
6
Deze drie domineren de historiografie van 1920 tot in de jaren 1970. Het argument dat
gehanteerd wordt luidt dat er in Frankrijk een ontwikkeling van het kapitalisme plaats vindt 25
die een groeiende bourgeoisie teweeg brengt. Deze bourgeoisie zou, volgens de redenering,
zwaar gefrustreerd uit de polemiek van 1750 zijn gekomen. In het jaar 1750 verwerft de adel
het absolute monopolie over de politieke macht en de sociale privileges. De adel onderneemt
nog steeds volgens deze visie een campagne gedurende de tweede helft van de 18de eeuw om
haar privileges nog meer te versterken. De burgerij wordt geweerd uit het leger en uit de
parlementen en wordt bovendien niet geacht hoog genoeg geplaatst te zijn om de eer te
hebben de koning te dienen. Deze aristocratische bemoeienissen zou de burgerij van woede
tot actie gedreven hebben. Het jaar 1789 vormt het culminatiepunt in de redenering, omdat
men een opening vindt om eindelijk te ageren. Het financieel bankroet van de Franse kroon
kan gezien worden als de vonk in het kruitvat. De adel wordt opzij geschoven en men
verwerft macht voor zichzelf. In deze optiek wordt de Verlichting verklaard als het meer
ideologisch arsenaal van een opkomende maar sterk gefrustreerde burgerij die haar eigen
belangen het aura meegeeft van een universeel geloof. De theorie gaat nog verder en stelt 26
dat het geweld dat bij de Franse revolutie komt kijken zijn verklaring en zelfs justificatie vindt
in het feit dat de bourgeoisie gedwongen is de lagere klassen in haar strijd te engageren. Doel
is immers het definitief omverwerpen van de adel. De reactie van 9 Thermidor die volgt op 27
de executie van Robespierre wordt voorgesteld als het verlangen van de bourgeoisie om te
regeren binnen een groeiende werkende klasse die dreigt te ontsporen. Napoleon wordt
voorgesteld als een logisch product van de pogingen van de bourgeoisie om haar instituties en
economische positie te stabiliseren. Deze marxistische visie is contradictorisch en
onbedoeld de beste vriend van de ‘westerse civilisatie’ theorie. In de late jaren 1960 kan
deze lang volgehouden visie geen weerstand meer bieden tegen een oprukkend anti marxisme
dat zijn oorsprong vindt in de Koude Oorlog. Vertrekbasis van de aanval is het
BritsAmerikaans empirisme. Ze vindt haar oorsprong dus buiten Frankrijk. Aan de basis van
de nieuwe historiografie die zijn mekka had in de University of London, staat Alfred Cobban.
Hij weerlegt het idee dat een kapitalistische burgerij een feodale aristocratie overrompeld zou
hebben. Feodalisme, zo stelt Cobban, is op dat moment immers reeds lang uit Frankrijk
25 Onder meer door Albert Soboul, één van de leermeesters van Claude Mazauric. 26 BERENSON (E.). A Permanent Revolution: The Historiography of 1789. In: Modern China, Vol. 21, N° 1, Symposium: Rethinking the Chinese Revolution. Paradigmatic Issues in Chinese Studies, IV, jan. 1995, p. 79. 27 Ibidem, p. 7980.
7
verdwenen. Bovendien is deze bourgeoisie niet kapitalistisch. Ze beschikt niet over industriële
of commerciële rijkdom. Cobban schrijft in 1955 zijn Myth of the French Revolution en
publiceert in 1964 een nieuw werk, The Social Interpretation of the French Revolution.
Cobban stelt dat net zoals de adel, de burgerij zijn posities gekocht heeft en levenslang
behoudt. Deze bureaucraten geraken volgens Cobban meer en meer gefrustreerd. Ze zijn in
het vaste geloof dat zij diegenen zijn die het echte regeringswerk leveren, terwijl de adel er
alle verdienste voor opstrijkt. Cobban concludeert dat de Franse revolutie dus niet zijn
oorsprong vindt in een opkomende kapitalistische bourgeoisie maar juist voortvloeit uit een
dalende groep van middenklasse ambtenaren. Zij willen niet het ‘feodalisme’ omver gooien
maar juist hun eigen carrière in de lift brengen. Bovendien, stelt Cobban, zijn het die leden
van de bourgeoisie die beschikken over commercieel of industrieel kapitaal die juist niet
geïnteresseerd zijn in politiek. E. Berenson belicht het probleem met Cobbans’ visie: de
kritiek die hij uit op de marxistische positie is overtuigender dan het alternatief dat hij in de
plaats stelt. Eén punt blijft echter onbetwist ondanks al de kritiek die men uit op de
marxistische visie. Het is een feit dat de gebeurtenissen van 1789 hun oorsprong vinden in een
conflict tussen enerzijds de adel en anderzijds de bourgeoisie. 28
De revisionisten starten een gedetailleerde studie van de zogenaamde ‘belasting
privileges’ waar de adel zou over beschikt hebben. Verrassend voor zowel de marxistische als
de liberale historici is dat diegenen die over de meeste belasting privileges beschikken niet de
adel is, maar de nietadellijke handelaars in de Franse mercantiele centra. Wat de zaak nog
gecompliceerder maakt, is de vaststelling dat een groot deel van de 18de eeuwse Franse adel
zich maar vrij recent uit de middenklasse heeft losgeweekt. Dit wijdverbreid verlangen van
de 18de eeuwse middenklasse om een adellijke titel te verwerven, zegt zeer veel over hun
houding. Bovendien verschilt de wijze van leven van middenklasse en adel veel minder van
mekaar dan historici ooit hadden durven aannemen. Belangrijkste conclusie van het
revisionistisch onderzoek is dat de adel zich meer en meer gedraagt als de burgerij, terwijl de
burgerij er naar verlangt tot de adel te behoren. Adel en burgerij van het Ancien Regime lijken
dus meer en meer een zelfde sociale groep te vormen. De problemen voor de marxistische
interpretatie groeien nog aan als blijkt dat slechts zeer weinig rijkdom in het Ancien Regime
voortkomt uit industrieel of commercieel kapitaal. De meeste rijkdom in de 18de eeuw wordt
28 Ibidem, p. 8081.
8
namelijk gevormd door landeigendom. 29
Het is Taylor die in 1967 stelt dat de Franse revolutie hoofdzakelijk een politieke
revolutie is met sociale consequenties en niet een sociale revolutie met politieke
consequenties. De revolutie vindt haar belangrijkste drijfveer in de crisis van de staatsmacht 30
van de late jaren 1780. 31
François Furet neemt de leiding in het ontdekken wat er nu in de politiek van het
Ancien Regime aanleiding geeft tot de revolutie en in het bijzonder de terreur. De terreur
vormt het belangrijkste onderdeel van het werk van Furet. Het is net die periode die de
republikeinse en marxistische historici hebben vermeden. Een gevolg is dat de leiders van de
revolutie met een veel kritischer oog worden bekeken dan voorheen het geval is geweest. 32
De belangrijkste factor in F. Furets conclusie is de positie van de Franse koning. De
absolutistische macht ligt compleet vervat in de persoon van Louis XVI. Hierdoor verschilt
Frankrijk wezenlijk van Engeland waar de soevereiniteit tussen koning en parlement verdeeld
wordt tussen de beide houses of parliament. In Frankrijk zijn er weinig machtscentra buiten
Versailles en als er al zijn dan zijn deze uitermate zwak. Furet stelt dat de Revolutie het 33
volk in de plaats van de koning brengt, maar zegt hij, het is dezelfde plaats. Absolute
monarchie wordt zodoende vervangen door parlementair absolutisme dat geen afwijkende
meningen of conflicterende belangen toestaat. Niet onbelangrijk is dat het werk van F. Furet 34
een belangrijke rol speelt in het in mekaar stuiken van de Franse intellectuele linkerzijde na
1945. 35
Het meest belangrijke antwoord op François Furet en Denis Richet wordt gegeven
door Claude Mazauric. C. Mazauric analyseert het werk van beide auteurs zeer uitgebreid in 36
1967 in de Annales Historiques de la Révolution Française. Sinds Furets vernietigende
kritiek op de communistische historici van de Franse revolutie – Furet spreekt van een
29 Ibidem, p. 81 83. 30 Ibidem, p. 85. 31 Ibidem, p. 87. 32 Ibidem, p. 8788. 33 Ibidem, p. 90. 34 Ibidem, p. 9192. 35 CHRISTOFFERSON (M.S.). An Antitotalitarian History of the French Revolution: François Furet’s ‘Penser la Revolution française’ in the Intellectual politics of the late 1970’s. In: French Historical Studies, Vol. 22, N° 4, autumn 1999, p. 557. 36 FURET (F.) en RICHET (D.). La Révolution Française. Paris, Editions Fayard, 1973.
9
‘catéchisme révolutionnaire’ is het makkelijk om Mazauric’s herziening op te vatten als 37
een soort oproep voor politieke orthodoxie die geformuleerd wordt met de ondertoon van een
politiek commissaris. De kritiek van Mazauric is tweeledig. Enerzijds is er de opmerking dat 38
het onverantwoord is om in een boek dat bestaande interpretaties aanvecht, geen
wetenschappelijk referentieapparaat op te nemen. Anderzijds stelt hij dat de gebruikte
psychoanalytische referenties ongeschikt zijn. Furet en Richet verwijderen deze
psychoanalytische referenties in hun tweede editie van La Révolution Française en voegen
eveneens een referentieapparaat toe. Door dit te doen, stemmen ze impliciet in met de kritiek
van Mazauric. De hoofdkritiek van Mazauric ligt echter op een heel ander vlak. Wat hij vooral
onder vuur neemt, is de weigering van Furet en Richet om de revolutie als één blok te zien.
Ook vindt hij hun thesis omtrent de ‘ontsporing’ van de revolutie fout. Mazauric beschouwt
Furets’ en Richets’ idee het feit dat de bourgeois revolutie in hun ogen niet anders dan
liberaal kan zijn als wishful thinking. Voor Mazauric is de bourgeois revolutie van 1789 39
enkel mogelijk geweest omdat juist de bourgeoisie de hulp van de volksklassen heeft aanvaard
en oren heeft gehad voor hun noden. Het is juist in deze zogenaamde periode van ontsporing,
stelt Mazauric, dat de bourgeoisie zijn meest onliberale daad stelt, namelijk het onderdrukken
van de contra revolutie. Mazauric ziet daarenboven oorlog als een wezenlijk onderdeel van
de ‘ontsporing’ van de revolutie. In eerste instantie maakt F. Furet in 1971 Claude Mazauric
belachelijk met deze stellingname. Tegen 1978 komt Furet echter tot hetzelfde inzicht als
Mazauric. Ook voor hem is oorlog een noodzakelijk gevolg van de revolutionaire dynamiek
zoals die in 1789 gevestigd wordt. Ook op een ander punt wijzigt Furets visie. Hij begint de
revolutie , net zoals Mazauric te zien als een blok dat geregeerd wordt door een eigen logica.
In Furets geval gaat het om een ideologische logica die de gebeurtenissen tussen 1789 en 1794
bepalen. Het is Soboul die olie op het vuur gooit door te stellen dat sommigen zich in het
debat meer gedragen als publicisten dan als historici. Soboul stelt dat ze de vooruitgang van
een halve eeuw historiografie zomaar in vraag stellen. Dat er meer aan de hand is dan een
louter wetenschappelijk debat blijkt uit het gebeten gedrag van de twee kampen. Richet
37 FURET (F.). Penser la Révolution Française. Paris, Éditions Gallimard, 1978.. 38 Het is duidelijk dat Mazauric wordt aangevallen op zijn lidmaatschap en militantisme voor de Franse Communistische partij. Mazauric als ‘politiek commissaris’ wordt behandeld in het werk van KHILNANI (S.). Arguing Revolution. The Intellectual Left in Postwar France. London, Yale University Press, 1993. 39 C. Mazauric stelt dat de herziening door o.a. Furet en Richet een ideologisch karakter heeft. Zie : MAZAURIC (C.). Réflexions sur une nouvelle conception de la Révolution Française. In: Annales Historique de la Révolution Française, 1967, p. 339 368.
10
beschuldigt Soboul ervan plagiaat te hebben gepleegd, door het werk van Richet te citeren
zonder referenties te gebruiken. Furet reageert op de politieke retoriek van Mazauric en 40
Soboul door te stellen dat beiden een vulgaat geproduceerd hebben. Het ‘herdacht’ – in de
betekenis van herdenking de revolutie meer dan dat ze geanalyseerd wordt. De marxistische
interpretatie m.b.t. de terreur als een loutere fase van de bourgeois revolutie spreekt Marx’
eigen analyse van de terreur tegen, zo stelt Furet. De analyse van Furet maakt zowel Soboul
als Mazauric straal belachelijk. Ze worden afgeschilderd als marxisten die zelfs Marx niet
kennen. We kunnen echter niet rond het feit dat Furet scoort. Sobouls’ visie op de oorzaken
van de Revolutie zijn te beperkt. De realiteit is veel complexer en het concept ‘bourgeois
revolutie’ is door de communisten verkeerdelijk gebruikt om alle elementen van de revolutie
in één totaal verklaring te vatten. Intussen is er echter nog altijd geen alternatieve interpretatie
om de revolutionaire dynamiek te vatten. 41
Het loont de moeite even te blijven stilstaan bij de klein menselijke, achterliggende
aspecten die het debat toch rechtstreeks schijnen te beïnvloeden. Opvallend is dat het om
wezenlijke aanvallen gaat, rechtstreeks naar mekaar toe. De man wordt gespeeld in deze
debatten en niet de bal. Men maakt elkaar belachelijk, men moet soms aan mekaar toegeven
maar men erkent dit niet of sterker, men beschuldigt de ander van plagiaat waardoor eigenlijk
de wetenschappelijke geloofwaardigheid van de persoon in kwestie wordt aangevallen en
zelfs op de helling wordt gezet. Bovendien is het duidelijk dat de discussie meer gaat over
eigentijdse politieke meningsverschillen die zich buiten het domein van de geschiedenis
afspelen maar deze toch rechtstreeks beïnvloeden. Het debat verwerft hierdoor een zekere
agressie. Michael Scott Christofferson toont dit zeer concreet aan. Soboul is verre van een
orthodoxe communist. Hij vergeeft anderen makkelijk maar hij vergeeft nooit diegenen die
niet bij de partij blijven. Bovendien kennen Mazauric en Furet mekaar zeer goed. In hun
studententijd in de jaren 1950 zijn beiden strijdlustige communisten. Als Furet uit de partij
stapt, wordt deze gebeurtenis door Mazauric gepercipieerd als een ‘ondraaglijke breuk’ die
meer affectief dan politiek is. Het debat lijkt daardoor zeer sterk op een vete tussen 42
oud‘Kameraden’, om het in communistisch taalgebruik te stellen.
40 CHRISTOFFERSON (M.S.). An Antitotalitarian History of the French Revolution: François Furet’s ‘Penser la Revolution française’ in the Intellectual politics of the late 1970’s. In: French Historical Studies, Vol. 22, N° 4, autumn 1999, p. 586 588. 41 Ibidem, p 590. 42 Ibidem, p. 589. Zie ook: MAZAURIC (C.). Penser l’œuvre de François Furet. In: L’ Humanité, 16 juillet 1997.
11
We kunnen bij dit alles de bedenking uiten of betrokkenen eigenlijk met geschiedenis
bezig zijn of dat men eerder persoonlijke afrekeningen maakt, die een duidelijk ideologische
achtergrond hebben. We mogen in deze context ook niet uit het oog verliezen dat we zeer
dicht bij de gebeurtenissen van mei 1968 zitten. De post 1968 bewegingen worden door
sommigen wel degelijk gezien als een gevaar. Furet begrijpt hoe zwak ze eigenlijk zijn. Hij
geeft naar aanleiding van de politieke ondervraging door Mazauric toe dat het debat eigenlijk
niet meer dan een schaduwgevecht is. Op politiek vlak kan niets of niemand de
verwezenlijkingen van de Franse revolutie in Frankrijk bedreigen. 43
De beschuldigingen van Furet hebben echter een behoorlijk zware impact. Voor Furet
legitimeert de Franse revolutie in de ogen van de communistische militanten de meest
gruwelijke episode van de Russische revolutie, inclusief de Stalinistische terreur. 44
Een belangrijke vraag is of er inderdaad ‘gespeeld’ wordt met bepaalde elementen in
de studie van de Franse revolutie. We focussen op Mazauric’s œuvre om dit aspect nader te
bekijken. François Bédarida stelt reeds dat absolute objectiviteit in de geschiedenis niet
bestaat en dat de historische waarheid een mengeling is van objectieve en subjectieve
elementen. Belangrijk voor Bédarida is dat de historicus wel de waarheid nastreeft die hij
beschouwt als de alpha en omega van het metier. 45
Claude Mazauric heeft een zeer uitgebreide historische productie op zijn naam staan.
Een belangrijk aspect is dat hij hierbij ook regionale tendensen bekijkt zoals de impact van de
Franse revolutie op Normandië of de Vendée. Zo stelt Mazauric dat het leger in de Vendée
nooit zijn plebejische afkomst ontkend heeft. Een niet onbelangrijke vraag is echter hoe het
komt dat leiders van bourgeois origine in staat zijn om bendes van boeren en
ambachtslieden te leiden. Ook zijn er leiders van boerenafkomst die tot de ambachtslieden
moeten gerekend worden. Al deze personen, ongeacht hun sociale afkomst zijn bovendien
royalist. Tegelijk zijn ze de leiders van een volksverzet, ook al is dit verzet dan reactionair.
Mazauric probeert op een welbepaalde wijze om te gaan met dit lastig probleem. Hij
vergelijkt de sans culottes met de Vendée en Chouan rebellen en besluit dat de
sans culottes de potentie hebben zich te ontwikkelen in de werkende klasse terwijl de Vendée
43 CHRISTOFFERSON (M.S.). An Antitotalitarian History of the French Revolution: François Furet’s ‘Penser la Revolution française’ in the Intellectual politics of the late 1970’s. In: French Historical Studies, Vol. 22, N° 4, autumn 1999, p. 592. 44 Ibidem, p. 609 610. 45 BÉDARIDA (F.). Histoire, critique et responsabilité. Bruxelles, Éditions Complexe, 2003, p. 50 en 52.
12
en Chouan rebellen mensen zijn zonder horizon en toekomst, dus reactionair. 46
Ook is een deel van zijn werk gewijd aan de studie van Robespierre en Babeuf. 47 48
Opmerkelijk is de wijze waarop Claude Mazauric de Jacobijnen verdedigt. Hij stelt dat het om
een segment van de bourgeoisie gaat dat het meest in staat is om zijn eigen sociale functie te
begrijpen, namelijk het vernietigen van de feodaliteit in de periode 17891793. In
17931794 nemen ze de verdediging op tegen de conservatieve krachten in Europa. Met 49
deze stelling wordt een wel erg zwarte periode namelijk die van de terreur o.l.v.
Robespierre vergoelijkt. De uitschakeling van de Girondijnen wordt daardoor een ‘petit fait
de l’histoire’. 50
Belangrijk in het denken van Mazauric is zijn weigering om het belang van de
politieke geschiedenis te minimaliseren. Politieke geschiedenis heeft volgens Mazauric een
significante plaats binnen de historische causaliteit. Mazauric stelt:
“ Le fondement de la politique repose sur une scission fondamentale essentielle, dans
l’organisation sociale, une scission de classe, l’État, les organismes du pouvoir, ayant pour
fonction d’assurer l’hégémonie de classe d’une classe sur l’ensemble de la société.” 51
De rol van de staat in het ontstaan van de revolutie heeft een belangrijke plaats. Er is een
46 MITCHELL (H.). The Vendee and Counterrevolution. A Review Essay. In: French Historical Studies, Vol. 5, N° 4, autumn 1968, p. 427 en MAZAURIC (C.). Vendée et Chouannerie. s.l., La Pensée, 1965, p. 62 en 84. Zie ook: COBBAN (Alfred). The Present State of French Revolutionary Historiography. In: French Historical Studies, Vol. 7, N° 4, autumn 1972, p. 590. Hier wordt gesteld dat de sansculottes geen aparte sociale klasse waren maar een coalitie van talrijke en wanhopige groepen. Zie ook: het debat tussen MAZAURIC (C.). en BERGERON (L.) voorgezeten door F. Furet, Les Sans Culottes et la Révolution Français, In: Annales, E.S.C., XVIII, n° 6 (nov. dec 1963), p. 1098 1127. Louis Bergeron zou nog een keer doelwit worden van C. Mazauric n.a.v. zijn aangebrachte statistische twijfels m.b.t. het werk van Soboul. C. Mazauric schreef een vijandige review met als titel: Réflexions sur une nouvelle conception de la Révolution Française In: Annales Historique de la Révolution Française, xxxix, 1967, p. 339368. 47 ROBESPIERRE en MAZAURIC (C.).ed. Écrits. Paris, Éditions Messidor, 1989. 48 MAZAURIC (C.). Babeuf et la Conspiration pour l’égalité. s.l. Éditions Sociales, 1962 alsook: MAILLARD (A.)., MAZAURIC (C.). WALTER (E.). en VOVELLE (M.). Présence de Babeuf: Lumières, révolution , communisme.s.l., Pub Publication, 1995. Zie ook: ELLIS (G.). The Marxist interpretation of the French Revolution. In: The English Historical Review, Vol. 93, N° 367, april 1978, p. 358. Geoffrey Ellis heeft het hier over de Babeuf industry en de continue uitput in de werken van o.a. Maurice Dommanget en Claude Mazauric. 49 MAZAURIC (C.). Quelques voies nouvelles pour l’ histoire politique de la Révolution Française. In: Annales Historiques de la Révolution Française, XLVII, N° 219, janvier mars 1975, p. I 34 73. Zie ook de uitspraak: “le phénomène jacobin comme représentatif de l’essence même de cette révolution” In: ELLIS (G.). The ‘Marxist Interpretation’ of the French Revolution. In: The English Historical Review, Vol. 93, N° 367, april 1978, p. 372. 50 De visie die verkondigd wordt door Mazauric vinden we ook terug bij Lefebvre en Soboul. Kampioen van de Jacobijns marxistische benadering van de Franse revolutie was echter Guy Lemarchand van de universiteit van Rouen. Zie: VAN KLEY (D.K.). The Religious Origins of the French Revolution. From Calvin to the Civil Constitution 15601791. In: The English Historical Review, Vol. 116, N° 469, Nov. 2001, p. 1279. Zie ook: MAZAURIC (C.). Jacobinisme et Révolution. Autour du Bicentenaire de Quatre vingt neuf. Paris, Éditeur La Dispute, 1984. 51 ELLIS (G.). The ‘Marxist Interpretation’ of the French Revolution. In: The English Historical Review, Vol. 93, N° 367, april 1978, p. 372.
13
constante correlatie tussen de onderliggende productiekrachten en de groepen die de politieke
controle hebben. Het marxistisch aspect ‘klassenoorlog’ wordt op elk punt door Mazauric
benadrukt. Belangrijk is dat C. Mazauric vooral kritiek uit op de benadering van de
Angelsaksische critici van het marxisme zoals hij ook kritiek uit op de ‘Annalisten’. Beiden
vallen het marxistische paradigma aan, wat Mazaurics’ kritiek uitlokt. Féher herhaalt in zijn 52
analyse dat de revolutie zowel de bourgeoisie maakt als de bourgeoisie de revolutie. Hierbij
is opmerkelijk dat het éénzijdig standpunt van Mazauric de bourgeoisie die zichzelf maakt in
de revolutie – niet ter discussie wordt gesteld. 53
Claude Mazauric ziet de revolutie bovendien op een zeer progressieve manier. Een
voorbeeld kan dit illustreren. In het voorwoord dat hij schrijft voor het boek van Annette
Rosa, Citoyennes. Les Femmes et la Révolution, stelt Mazauric zich de vraag of de Franse 54
revolutie bijdraagt tot de emancipatie van de vrouw. Hij beantwoordt deze vraag bevestigend
terwijl hier ook andere meningen over bestaan. Lynn Hunt stelt dat het de marxistische 55
historici zijn die het meest actief zijn m.b.t. het revolutionaire discours. Ze claimen de
revolutie en zien haar als een prelude voor de latere Russische revolutie. Essentieel is daarbij
het beeld van het geloof in een radicaal nieuwe gemeenschap. Het omverwerpen van het oude
en het zich scharen achter het principe Liberté, Égalité, Fraternité dat voor hen een
marxistische connotatie oproept. 56
Conclusie
Claude Mazauric kan gezien worden als een zeer belangrijk auteur met betrekking tot de
Franse revolutie. Zijn bijdragen situeren zich vooral op het vlak van de Revolutie in
Normandië en rond de persoon van Babeuf en Robespierre. Zijn belangrijkste bijdrage is
misschien wel dat hij een complexe visie op de Franse revolutie ontwikkeld heeft. Met zijn
kritiek op François Furet vanaf 1967 draagt hij bij tot het hernemen van het debat rond de
revolutionaire gebeurtenissen in Frankrijk. Tegelijkertijd brengt hij dit op een hoger niveau
52 Ibidem, p. 372. 53 SCOTT (W.). Varieties of Jacobinism. In: The Historical Journal, Vol. 33, N° 3, september 1990, p. 729730. 54 Annette Rosa neemt een standpunt in dat haaks staat t.o.v. diegenen die stellen dat de revolutie de vrouwen onderdrukt had. C. Mazauric vomt dus een welkome sponsor voor haar werk, zeker gezien zijn status. 55 OFFEN (K.). The New Sexual Politics of French Revolutionary Historiography. In: French Historical Studies, Vol. 16, N° 4, autumn 1990, p. 914. 56 De integratieve functie van de revolutionaire theorie wordt onder meer geanalyseerd door Lynn Hunt. Marxisten reduceerden tot voor kort de retorische principes tot strategieën van sociaal conflict. Zie: HUNT (L.). The Rhetoric of Revolution in France. In: History Workshop,N° 15, spring 1993, p 90.
14
door er een sociale, economische en culturele dimensie aan te koppelen. Voor Mazauric
bestaat er een rechtstreekse band tussen het Verlichtingsdenken en de revolutie. Mazauric ziet
de Franse revolutie als een bourgeois revolutie. De terreur lijkt een contradictie te vormen
maar wordt verklaard vanuit de reactie op de revolutie, namelijk burgeroorlog en contra
revolutie. Daardoor wordt voor Mazauric een dictatuur, gevormd rond Robespierre, een
noodzakelijk kwaad. Mazauric wordt op dit punt aangevallen doordat men hem verwijt een
motivering te zoeken voor een voor de marxisten even belangrijke revolutie, de Russische.
Koude oorlogsretoriek draagt bij tot de inname van bepaalde standpunten. Zo wordt de
marxisten verweten dat ze naast een loutere legitimatie te zoeken voor de Russische revolutie
ook het Stalinisme pogen goed te praten. De grootste kritiek die op Mazauric kan
geformuleerd worden, is dat hij zich als historicus in een welbepaald kamp bevindt. Hij is een
marxistisch historicus maar daarnaast ook een actief militerend lid voor de Franse
Communistische partij. Ondanks het feit dat François Bédarida stelt dat geen enkel historisch
werk zuiver objectief kan zijn en steeds een mengeling is van objectieve en subjectieve
elementen, kan men zich de vraag stellen of actieve politieke participatie en dan meer bepaald
het militeren binnen een bepaalde partij, de historiografie ten goede komt. In heel het werk
van Mazauric zien we dat de gebeurtenissen bekeken worden vanuit een bepaalde hoek, de
marxistische. Doordat Furet zich op zijn beurt van het marxisme dat hij in zijn jeugd beleden
heeft afkeert, kunnen we een zekere diametraliteit vaststellen in het debat. Een zweem van
ideologische stellingname zwermt rond de controverse Furet Mazauric en het lijkt alsof oude
afrekeningen plaats vinden in plaats van gedegen historische analyse. Het wederzijds
bijstellen van de visies getuigt dat beide historici zich bewust zijn van de noodzaak om de
ideologische componenten te overstijgen. Mazaurics bijdrage situeert zich naast de grote
politieke lijnen van de revolutie , ook op de regionale aspecten van de Franse revolutie.
Concreet bedoelen we dan zijn bijdragen over Normandië en de Vendée. We zouden de vraag
kunnen stellen of het een goede zaak is om als historicus actief lid te zijn van politieke
partijen. Om af te sluiten is het nuttig na te denken over een uitspraak van Peter Burke die
geciteerd wordt in het werk van John Tosh, The Pursuit of History. Toen P. Burke moest
spreken voor een zaal van socialistische toehoorders stelde hij:
“Although I consider myself a socialist and a historian, I’m not a socialist historian”
De ideologie van de Koude oorlog en de bijbehorende retoriek hebben zeer zeker hun
invloed gehad op de werken van de toenmalige historici van de Franse revolutie.
15
Bibliografie
BABEUF (G.). en MAZAURIC (C.) ed. Textes choisis. Babeuf. Paris, Éditions Sociales,
1976.
BECKER (M.) en MAZAURIC (C.). Avant Propos. Le Tribun de la Constituante: histoire de
Robespierre. Pantin, Le Temps des Cérises, 1998.
BÉDARIDA (F.). Histoire, critique et responsabilité. Bruxelles, Éditions Complexe, 2003
BERENSON (E.). A Permanent Revolution: The Historiography of 1789. In: Modern China,
Vol. 21, N° 1, Symposium: Rethinking the Chinese Revolution. Paradigmatic Issues in
Chinese Studies, IV, jan 1995.
CASANOVA (A.). en MAZAURIC (C.). Vive la Révolution: 17891989: réflexions autour du
bicentenaire: entretiens avec Claudine Ducol Antoine Casanova et Claude Mazauric. Paris,
Éd. Messidor sociales, 1989.
CHRISTOFFERSON (M.S.). An Antitotalitarian History of the French Revolution: François
Furet’s ‘Penser la Revolution française’ in the Intellectual politics of the late 1970’s. In:
French Historical Studies, Vol. 22, N° 4, autumn 1999.
CLAVAL (P.). New Interpretations of the French Revolution and their geographical
significance. U.E.R. de Géographie, Univeristé de Paris Sorbonne, France. Online:
http://www.sciencedirect.com/science?_ob=ArticleURL&_udi=B6WJN4JXPPJC2&_user=1
0&_rdoc=1&_fmt=&_orig=search&_sort=d&view=c&_acct=C000050221&_version=1&_url
Version=0&_userid=10&md5=57843b467896a0fd9757c91980ddaa8f
CLÉREMBRAY (F.). en MAZAURIC (C.). Préface. La Terreur à Rouen 179317941795.
Paris, Office du Livre d’Histoire, 1994.
16
COMNINEL (G.). The French Revolution. Marxism and the Revisionist Challenge. London,
Verso, 1987.
DENYS – BLONDEAU (S.). en MAZAURIC (C.). Préface. Aspects de la vie politique de
L’Ouest intérieur à l’époque de la transition directoriale: l’exemple Ornais. Flers, Le Pays
Bas Normand, 19982000, 3 volumes.
DENYS BLONDEAU (S.)., FLAMENT (P.)., MARTIN (J.C.)., MAZAURIC (C.). en
THIL (G.). La Révolution dans l’ Orne: aspects de la vie politique et religieuse. Alençon,
Société historique et archéologique de L’Orne, 1997
DULONG (K.). en MAZAURIC (C.). Préface. Citadins et Paysans en Colère en 1789. Flers,
Éd. Le Pays Bas Normand, 1995.
DUPUY (P.). Claude Mazauric parcours d’historien. In: L’ Humanité, 12/09/2008.
Zie ook: online:
http://www.humanite.fr/20080912_Tribunelibre_ClaudeMazauricparcoursdhistorien
DUPUY (P.). L’ Angleterre face à la révolution: la représentation de la France et des
Français à travers la caricature (17891802) Rouen, 1998 o.l.v. MAZAURIC (C.).
DUPUY (P.). en MAZAURIC (C.). La Révolution Française. Paris, Vuibert, 2005.
ELLIS (G.). The Marxist interpretation of the French Revolution. In: The English Historical
Review, Vol. 93, N° 367, april 1978.
Enciclopedia Multimediale delle Scienze Filosofiche, online,
http://www.emsf.rai.it/biografie/anagrafico.asp?d=307
FUOC (R.). en MAZAURIC (C.). Préface. La Réaction thermidorienne à Lyon. Église
Neuve d’Isaac; Fédérop, 1989.
17
FURET (F.). Penser la Révolution Française. Paris, Éditions Gallimard, 1978.
FURET (F.) en RICHET (D.). La Révolution Française. Paris, Editions Fayard, 1973.
GOUJARD (Ph.), LEMARCHAND (G.)., MAZAURIC (C.). Spécial “Options”. De
Révolutions en révolutions. Montreuil, Options quinzaine, 1986.
HUNT (L.). The Rhetoric of Revolution in France. In: History Workshop, N° 15, spring 1993.
Institut de Recherche et de Documentation en Sciences Sociales. Rapports introductifs par
MAZAURIC (C.). Textes des conférences, Communications et rapports présentés au colloque
international de Rouen, 13,14,15 octobre 1988. Université de Rouen , 1989.
KAPLAN (S.L). Farewell Revolution: Disputed Legacies: France 1789/1989. Ithaca New
York, Cornell University Press, 1995.
KHILNANI (S.). Arguing Revolution. The Intellectual Left in Postwar France. London, Yale
University Press, 1993.
LEGOY (J.) PINGUÉ (D.), FLAMENT (P.). LECHAT
(J.B.)MANNEVILLE (Ph.) en MAZAURIC (C.). La Normandie pendant la Révolution
Française. Caen, Logis des Gouverneurs Château, 1989.
MAILLARD (A.)., MAZAURIC (C.). WALTER (E.). en VOVELLE (M.). Présence de
Babeuf: Lumières, révolution , communisme.s.l., Pub Publication, 1995.
MAZAURIC (C.). Albert Soboul (19141982). Un historien en son temps: essai de
biographie intellectuelle et morale. Narrosse, Éditions d’ Albret, 2004.
MAZAURIC (C.). Babeuf et la Conspiration pour l’Égalité. Paris, Éditions Sociales, 1962.
18
MAZAURIC (C.). De l’argent espagnol et de la Révolution. In: Annales Historiques de la
Révolution Française, 299 (janvier mars 1995), 1 12.
MAZAURIC (C.). Histoire de la France contemporaine. Paris, Éd. Sociales, 1978.
MAZAURIC (C.). Jacobinisme et Révolution: autour du bicentenaire de quatre vingt neuf.
Paris, Éditions Sociales, 1984.
MAZAURIC (C.). La Révolution à Rouen. Rouen, CRDP, 1967.
MAZAURIC (C.). Nouvelles recherches sur la Révolution Française en Haute Normandie.
Caen. In: Annales de Normandie, mars 1996.
MAZAURIC (C.). Penser l’œuvre de François Furet. In: L’ Humanité, 16 juillet 1997.
MAZAURIC (C.). Quelques voies nouvelles pour l’ histoire politique de la Révolution
Française. In: Annales Historiques de la Révolution Française, XLVII, N° 219, janvier mars
1975.
MAZAURIC (C.). Réflexions sur une nouvelle conception de la Révolution Française. In:
Annales Historique de la Révolution Française, 1967.
MAZAURIC (C.). Sur la Révolution Française: contributions à l’histoire de la révolution
bourgeoise. Paris, Messidor, 1988.
MAZAURIC (C.). Sur la Révolution Française: le jacobinisme dans la Révolution. Paris,
Thèse d’État, Lettres,8 volumes, 1980.
MAZAURIC (C.). Une terre d’ implantation et d’essaimage. In: CAIRN, Nouvelles
Fondations, 2006, nr 34, p. 77 83. Zie ook: online:
http://www.cairn.info/article_p.php?ID_ARTICLE=NF_003_0077
19
MAZAURIC (C.). Une terre d’implantation et d’ essaimage In: Cairn, Nouvelles Fondations,
Dossier: Intellectuels et Communisme. Les origines Françaises du Communisme Historique,
n° 34 , 2006 zie ook online:
http://www.cairn.info/revuenouvellesfondations20063page77.htm
MAZAURIC (C.). Vendée et chouannerie. In: Sur la Révolution Française: Contributions à
l’histoire de la révolution bourgeoise. Paris, 1970.
MAZAURIC (C.). en BERGERON (L.) voorgezeten door F. Furet, Les Sans Culottes et la
Révolution Français, In: Annales, E.S.C., XVIII, n° 6 (nov. dec. 1963).
MAZAURIC (C.). en LOUVRIER (J.). Quelques réflexions sur les rapports entre le
marxisme et l’historiographie de la Révolution Française. Online:
http://semimarx.free.fr/article.php3?id_article=65
MITCHELL (H.). The Vendee and Counterrevolution. A Review Essay. In: French Historical
Studies, Vol. 5, N° 4, autumn 1968.
MONFERRAN (J.P.). Les Oeuvres de Robespierre enfin rééditées In :
L’ Humanité,08/11/2000. Online :
http://www.humanite.fr/20001108_Cultures_LesOeuvresdeRobespierreenfinreeditees
OFFEN (K.). The New Sexual Politics of French Revolutionary Historiography. In: French
Historical Studies, Vol. 16, N° 4, autumn 1990.
PINGUÉ (D.). Jacobins et Jacobinisme en Normandie Orientale: les Sociétés Politiques dans
L’Eure et en Seine Inférieure, 17901795. Rouen, 1996, o.l.v. MAZAURIC (C.).
ROBESPIERRE (M.). en MAZAURIC (C.).ed. Écrits. Paris, Éditions Messidor, 1989.
20
ROBESPIERRE (M.). en MAZAURIC (C.). Préface. Œuvres de Maximilien Robespierre. X,
discours (27 juillet 1793 27 juillet 1794). Ivry, Société des études robespierristes Phénix
éditions, 2000.
ROBESPIERRE (M.). en MAZAURIC (C.). Préface. Œuvres de Maximilien Robespierre. IX,
discours (septembre 1792 juillet 1793). Ivry, Société des études robespierristes Phénix
éditions, 2000.
ROBESPIERRE (M.). en MAZAURIC (C.). Préface. Œuvres de Maximilien Robespierre.
VIII, discours (octobre 1791 septembre 1792). Ivry, Société des études robespierristes
Phénix éditions, 2000.
ROBESPIERRE (M.). en MAZAURIC (C.). Préface. Œuvres de Maximilien Robespierre. VII,
discours (janvier septembre 1791). Ivry, Société des études robespierristes Phénix éditions,
2000.
ROBESPIERRE (M.). en MAZAURIC (C.). Préface. Œuvres de Maximilien Robespierre. VI,
discours (17891790). Ivry, Société des études robespierristes Phénix éditions, 2000.
ROBESPIERRE (M.). en MAZAURIC (C.). Préface. Œuvres de Maximilien Robespierre. V,
lettres à ses commettants. Ivry, Société des études robespierristes Phénix éditions, 2000.
ROBESPIERRE (M.). en MAZAURIC (C.). Préface. Œuvres de Maximilien Robespierre.
IV,le défenseur de la Constitution. Ivry, Société des études robespierristes Phénix éditions,
2000.
ROBESPIERRE (M.). en MAZAURIC (C.). Préface. Œuvres de Maximilien Robespierre. III,
correspendance, Ivry, Société des études robespierristes Phénix éditions, 2000.
ROBESPIERRE (M.). en MAZAURIC (C.). Préface. Œuvres de Maximilien Robespierre. II,
œuvres de Maximilien Robespierre. Ivry, Société des études robespierristes Phénix éditions,
2000.
21
ROBESPIERRE (M.). en MAZAURIC (C.). Préface. Œuvres de Maximilien Robespierre. I,
œuvres littéraires, Ivry, Société des études robespierristes Phénix éditions, 2000.
SAUNIER (E.). Révolution et Sociabilité en Normandie au tournant des dix huitième et dix
neuvième siècles: 6000 Francs Maçons de 1770 à 1830. Rouen, 1995 o.l.v. MAZAURIC
(C.).
SCOTT (W.). Varieties of Jacobinism. In: The Historical Journal, Vol. 33, N° 3, september
1990.
SOBOUL (A.). avec un avant propos de MAZAURIC (C.). La Révolution Française, Paris,
Gallimard, 1981.
SOLÉ (J.). La Révolution en questions. Paris, Éditions du Seuil, 1988.
TULARD (J.)., FAYARD (J.F). en FIERRO (A.). Histoire et Dictionnaire de la Révolution
Française 17891799. Paris, Éditions Robert Laffont, 1987
VALIN (C.) en MAZAURIC (C.). Préface. Autopsie d’un massacre: les journées des 21 et 22
mars 1793 à La Rochelle. Saint Jean d’ Angély, Éd. Bordessoules, 1992.
VAN KLEY (D.K.). The Religious Origins of the French Revolution. From Calvin to the
Civil Constitution 15601791. In: The English Historical Review, Vol. 116, N° 469, Nov.
2001.
VOVELLE (M.). ed. en LE MONNIER (D.). Les Colloques du Bicentenaire. Répertoire des
Rencontres Scientifiques Nationales et Internationales. Paris, Éditions La Découverte,1991.
VOVELLE (M.) en MAZAURIC (C.). La Révolution Française: images et récit, 17891799.
Paris, Messidor, 1986.
22