Claude Mazauric. Een kritische analyse van zijn bijdrage tot de historiografie van de Franse...

23
Claude Mazauric. Een kritische analyse van zijn bijdrage tot de historiografie van de Franse revolutie. Pasquale Monfreda Voorwoord De Franse revolutie is een druk bestudeerd onderwerp in de geschiedeniswetenschap. Niet alleen lopen de gebeurtenissen verspreid over een langere periode, ook de impact van deze revolutie is aanzienlijk. Op het continent betekent ze politiek gezien het definitief aan banden leggen van het vorstelijk absolutisme dat voor wat Frankrijk betreft, in de persoon van Louis XVI zijn finaliteit bereikt. Het revolutionair proces en dit zowel het ontstaan van de Franse revolutie als de analyse ervan – geeft in de historiografie aanleiding tot menig debat en ver uit elkaar lopende meningen. Verklaringsmodellen voor deze revolutie worden reeds kort na afloop aangebracht. Het is niet de bedoeling om hierop al te diep in te gaan. We volstaan met te stellen dat een aantal van de aangehaalde verklaringen zeer aannemelijk zijn, terwijl andere analyses dichtbij het niveau van fabels komen. Er is dus een duidelijk merkbare diversiteit aanwezig in de gehanteerde verklaringsmodellen. Vanaf de jaren 1960 krijgt de bestaande discussie m.b.t. de uiteenlopende verklaringsmodellen belangrijke externe impulsen vanuit het werk van een aantal Engelse auteurs. Vooral de revisionistische bijdragen krijgen navolging en vinden op hun beurt hun weg naar Frankrijk. Een andere niet onbelangrijke vaststelling is het belang van het tijdsaspect waarin de historiografische productie zich situeert. Afhankelijk van de tijdsperiode waarin de debatten plaats vinden, oefenen bepaalde politieke factoren hun invloed – rechtstreeks of onrechtstreeks – uit. Ideologische aspecten komen in dit proces mee om de hoek kijken. Zo kunnen we niet rond het feit dat de Koude Oorlog mee invloed uitoefent op het ontstaan van visies, die de gangbare marxistische verklaringsmodellen voor de Franse revolutie onder druk zetten. We behandelen in deze 1 paper een specifiek aspect van het historiografisch debat dat m.b.t. de Franse revolutie gevoerd werd. We doen dit concreet door de figuur en het œuvre van de Franse historicus Claude Mazauric te belichten. C. Mazauric neemt in dit historiografisch debat een plaats in 1 De Franse revolutie moet in een veel bredere context bekeken worden. Ze heeft uitlopers tot in onze hedendaagse periode. Zo claimen de socialisten in Frankrijk – of ruimer gesteld: ‘links’ Frankrijk de ‘traditie van de Franse revolutie’ als zijnde haar erfenis Zie hieromtrent: TULARD (J.)., FAYARD (J.F). en FIERRO (A.). Histoire et Dictionnaire de la révolution Française 17891799. Paris, Éditions Robert Laffont, 1987, p. 1151.

Transcript of Claude Mazauric. Een kritische analyse van zijn bijdrage tot de historiografie van de Franse...

Claude Mazauric. Een kritische analyse van zijn bijdrage tot de historiografie van de Franse revolutie. Pasquale Monfreda Voorwoord

De Franse revolutie is een druk bestudeerd onderwerp in de geschiedeniswetenschap.

Niet alleen lopen de gebeurtenissen verspreid over een langere periode, ook de impact van

deze revolutie is aanzienlijk. Op het continent betekent ze politiek gezien het definitief aan

banden leggen van het vorstelijk absolutisme dat voor wat Frankrijk betreft, in de persoon van

Louis XVI zijn finaliteit bereikt. Het revolutionair proces ­ en dit zowel het ontstaan van de

Franse revolutie als de analyse ervan – geeft in de historiografie aanleiding tot menig debat en

ver uit elkaar lopende meningen. Verklaringsmodellen voor deze revolutie worden reeds kort

na afloop aangebracht. Het is niet de bedoeling om hierop al te diep in te gaan. We volstaan

met te stellen dat een aantal van de aangehaalde verklaringen zeer aannemelijk zijn, terwijl

andere analyses dichtbij het niveau van fabels komen. Er is dus een duidelijk merkbare

diversiteit aanwezig in de gehanteerde verklaringsmodellen. Vanaf de jaren 1960 krijgt de

bestaande discussie m.b.t. de uiteenlopende verklaringsmodellen belangrijke externe impulsen

vanuit het werk van een aantal Engelse auteurs. Vooral de revisionistische bijdragen krijgen

navolging en vinden op hun beurt hun weg naar Frankrijk. Een andere niet onbelangrijke

vaststelling is het belang van het tijdsaspect waarin de historiografische productie zich

situeert. Afhankelijk van de tijdsperiode waarin de debatten plaats vinden, oefenen bepaalde

politieke factoren hun invloed – rechtstreeks of onrechtstreeks – uit. Ideologische aspecten

komen in dit proces mee om de hoek kijken. Zo kunnen we niet rond het feit dat de Koude

Oorlog mee invloed uitoefent op het ontstaan van visies, die de gangbare marxistische

verklaringsmodellen voor de Franse revolutie onder druk zetten. We behandelen in deze 1

paper een specifiek aspect van het historiografisch debat dat m.b.t. de Franse revolutie

gevoerd werd. We doen dit concreet door de figuur en het œuvre van de Franse historicus

Claude Mazauric te belichten. C. Mazauric neemt in dit historiografisch debat een plaats in

1 De Franse revolutie moet in een veel bredere context bekeken worden. Ze heeft uitlopers tot in onze hedendaagse periode. Zo claimen de socialisten in Frankrijk – of ruimer gesteld: ‘links’ Frankrijk­ de ‘traditie van de Franse revolutie’ als zijnde haar erfenis Zie hieromtrent: TULARD (J.)., FAYARD (J.F). en FIERRO (A.). Histoire et Dictionnaire de la révolution Française 1789­1799. Paris, Éditions Robert Laffont, 1987, p. 1151.

die geïnspireerd wordt door zijn ideologische achtergrond. Hij is naast historicus ook een

actief militant voor de PCF, de Franse communistische partij. Het is de bedoeling drie

welbepaalde aspecten te belichten. Om te beginnen schetsen we kort de persoon van Claude

Mazauric. Het zwaartepunt ligt echter op zijn aandeel in de geschiedschrijving van de Franse

revolutie. We bekijken meer bepaald zijn bijdrage tot de historiografie en we zullen ook deze

bijdrage kritisch analyseren. Het gebruikte bronmateriaal omvat teksten van de hand van

Claude Mazauric zelf, evenals wetenschappelijke bijdragen waarin er gerefereerd wordt naar

het œuvre van Mazauric. De bibliografie van deze paper bevat naast een zo volledig mogelijk

overzicht van het werk van Mazauric m.b.t. de studie van de Franse revolutie

­ inclusief voorwoorden die hij schreef voor werken van collega’s ­ ook een aantal artikels van

historici die Mazauric gebruikten als referentie.

Biografische schets van Claude Mazauric

Claude Mazauric wordt geboren in 1932. Hij behaalt zijn licentie en aggregaat in de

geschiedenis in 1957. Sinds 1996 is hij Professor Emeritus aan de Universiteit van Rouen. 2

Het is aan deze Universiteit van Rouen dat we Mazauric terugvinden als docent vanaf

1965 . In zijn carrière leidde hij onder meer het Departement Geschiedenis van 1984 tot 3

1993, uiteraard na het behalen van zijn doctoraat. Mazauric is een leerling van enkele 4

gerenommeerde historici zoals Georges Lefebvre, Ernest Labrousse en vooral Albert Soboul , 5

waarvan hij gedurende twee jaar de naaste medewerker is. Naast zijn academische activiteiten

vinden we hem terug in het bestuurscollege van het ARBR, L’ Association Française des

Amis de Robespierre pour le Bicentenaire de la Révolution. Hij is tevens onderzoeksdirecteur

2 Informatie betreffende de auteur in : MAZAURIC (C.). Une terre d’ implantation et d’essaimage. In: CAIRN, Nouvelles Fondations, 2006, nr 3­4, p. 77­ 83. Zie ook: online: http://www.cairn.info/article_p.php?ID_ARTICLE=NF_003_0077 3 De Universiteit van Rouen verwelkomt Mazauric in 1965, van bij haar oprichting. Zie: DUPUY (P.). Claude Mazauric parcours d’historien. In: L’ Humanité, 12/09/2008. Origineel: Histoire et Engagement. Claude Mazauric, entretiens avec Julien Louvrier. In: Cahiers d’histoire, revue d’histoire critique, n° 104, 2008. Artikel van P. Dupuy ook online: http://www.humanite.fr/2008­09­12_Tribune­libre_Claude­Mazauric­parcours­d­historien 4 C. Mazauric behaalt zijn Phd, doctor in de Letteren en Wijsbegeerte, vakgebied Geschiedenis in 1980. Zie: MAZAURIC (C.). Une terre d’implantation et d’ essaimage In: Cairn, Nouvelles Fondations, Dossier: Intellectuels et Communisme. Les origines Françaises du Communisme Historique, n° 3­4 , 2006 zie ook online: http://www.cairn.info/revue­nouvelles­fondations­2006­3­page­77.htm; MAZAURIC (C.). Sur la Révolution Française: le jacobinisme dans la Révolution. Paris, Thèse d’État, Lettres, 8 volumes, 1980. 5 Mazauric schreef de biografie van Albert Soboul. Zie: MAZAURIC (C.). Albert Soboul (1914­1982). Un historien en son temps: essai de biographie intellectuelle et morale. Narrosse, Éditions d’ Albret, 2004.

2

van het Centre d’Histoire Comparée des Transitions de l’Université de Rouen, waar hij

samenwerkt met Michel Vovell. 6

C. Mazauric schrijft een groot aantal werken m.b.t. de geschiedenis en historiografie

van de Franse revolutie – naast andere publicaties die onder meer handelen over arbeid en

tewerkstelling evenals verschillende marxistische teksten. Gezien de focus op de Franse 7

revolutie laten we dit aspect van het werk van Mazauric onbehandeld en kijken we enkel naar

zijn historiografische bijdrage tot de Franse revolutie. Mazauric levert een niet onbelangrijke

bijdrage in 2000 toen hij zijn medewerking verleende aan de heruitgave door de Société des

Études Robespierristes, van de werken van Maximilien de Robespierre. Recente werken van 8

Claude Mazauric zijn: Un historien en son temps, Albert Soboul (1914­1982), Essai de

biographie intellectuelle et morale en een voorwoord ­ een ‘Préface’ ­ à L’Utopie de Thomas

More, J’ai Lu. Verder ook La Révolution française. Dynamique et ruptures, 1784­1804 dat hij

met Michel Biart schrijft alsook L’Histoire de la Révolution française et la pensée marxiste. 9

C. Mazauric kijkt niet enkel naar de bredere aspecten van de Franse revolutie. Een

aantal van zijn teksten richt zich op lokale aspecten en gevolgen van de revolutie. Normandië

en de Vendée zijn in dit kader zeker vermeldenswaardig. Ook zijn bijdrage over de persoon 10 11

van Babeuf is opmerkelijk. Ook werkt hij een eigen theorie uit m.b.t. de Franse revolutie. 12

Sinds 1967 begint zijn kritiek op de these van F. Furet. Mazaurics bijdrage zorgt ervoor dat

de economische­ , sociale­ en culturele dimensie van de revolutionaire gebeurtenissen

6 Enciclopedia Multimediale delle Scienze Filosofiche, online, http://www.emsf.rai.it/biografie/anagrafico.asp?d=307 7 C. Mazauric publiceert onder meer over de oorsprong van het hedendaags communisme. 8 De Société des Études Robespierristes geeft de Annales Historiques de la Révolution Française uit. Zie: DUPUY (P.). Claude Mazauric parcours d’historien. In: L’ Humanité, 12/09/2008. Online: http://www.humanite.fr/2008­09­12_Tribune­libre_Claude­Mazauric­parcours­d­historien; het tiendelige werk over M. de Robespierre is opgenomen in de bibliografie. 9 ‘Informatie betreffende de auteur’ in : Mazauric (C.). Une terre d’ implantation et d’ essaimage. In: CAIRN, Nouvelles Fondations, 2006, nr 3­4, p. 77­ 83. Zie ook: online: http://www.cairn.info/article_p.php?ID_ARTICLE=NF_003_0077 10 C. Mazauric ziet de Vendée als een burgeroorlog, niet als een Holocaust. Hij stelt dat het discours van de ‘imaginaire genocide’ een middel was om de echte Holocaust – die tegen de joden­ te verdoezelen. Zie: KAPLAN (S.L). Farewell Revolution: Disputed Legacies: France 1789/1989. Ithaca ­ New York, Cornell University Press, 1995, p. 100­101. 11 MAZAURIC (C.). La Révolution à Rouen. Rouen, CRDP, 1967; MAZAURIC (C.). Vendée et chouannerie. In: Sur la Révolution Française: Contributions à l’histoire de la révolution bourgeoise. Paris, 1970, p. 195­ 238. 12 François Noël Babeuf, bijgenaamd ‘Gracchus’ was een Frans utopisch politicus. Hij wordt beschouwd als de eerste utopische socialist die zijn ideeën in de praktijk trachtte te brengen. Hij wees de terreur van Robespierre af en drong aan op de voortzetting van de Franse revolutie in een socialistische richting. Zie: MAZAURIC (C.). Babeuf et la Conspiration pour l’Égalité. Paris, Éditions Sociales, 1962 ; BABEUF (G.). en MAZAURIC (C.) ed. Textes choisis. Babeuf. Paris, Éditions Sociales, 1976.

3

onderstreept worden. C. Mazauric ziet een verband tussen enerzijds de Franse revolutie en 13

anderzijds het marxisme. 14

Heel wat werken van Mazauric worden in co­ auteurschap verricht en voor heel wat

publicaties levert hij voorwoorden. Ook loont het de moeite te kijken naar de

licentiaatscripties en vooral de doctoraatscripties die hij als promotor mee realiseerde.

Zo is C. Mazauric de promotor voor de licentiaatscriptie van Pascal Dupuy die zijn

onderzoek richt op de houding van Engeland tegenover de Franse revolutie, meer bepaald in

de karikaturale voorstellingen tijdens de periode 1789­1802. Ook promoot hij de 15

doctoraalscriptie van Sylvie Denys ­ Blondeau die haar werk richt op het politieke leven in 16

het binnenland van westelijk Frankrijk ten tijde van de overgang naar het Directoire. Meer

specifiek concentreert ze zich op het voorbeeld van de Ornes. Uit meerdere scripties kan de 17

keuze van C. Mazauric als promotor afgeleid worden, voor wat betreft de regionale aspecten

van de Franse revolutie. 18

Pascale Dupuy vermeldt ook de kritische vechtlust die kenmerkend is voor

C. Mazauric. Bovendien beschikt hij over een zeer grote welsprekendheid. Het zijn deze

eigenschappen die hem zeer goed van pas komen in debatten. Claude Mazauric kan het best

omschreven worden als een ‘intellectuele communist’. Zijn houding tegenover het

communisme zegt veel over de persoon die C. Mazauric is. In een periode dat velen zich

afkeren van hun vroeger ideaal, blijft Mazauric er trouw aan. P. Dupuy stelt dat deze trouw bij

13 Enciclopedia Multimediale delle Scienze Filosofiche, online, http://www.emsf.rai.it/biografie/anagrafico.asp?d=307 14 Hij stelt dat elke historicus die over de Franse revolutie schrijft, dit niet kan doen zonder Marx hierin te betrekken en dit ondanks het feit dat K. Marx geen enkel werk over de Franse revolutie schreef. Wel had Marx een niet gerealiseerd project om een bijdrage te leveren aan l’histoire de la Convention. Zie: MAZAURIC (C.). en LOUVRIER (J.). Quelques réflexions sur les rapports entre le marxisme et l’historiographie de la Révolution Française. Online: http://semimarx.free.fr/article.php3?id_article=65 15 DUPUY (P.). L’ Angleterre face à la révolution: la representation de la France et des Français à travers la caricature (1789­1802) Rouen, 1998 o.l.v. MAZAURIC (C.). 16 Met Sylvie Denys­ Blondeau zou C. Mazauric twee jaar na het behalen van haar doctoraat, in 1997, een boek schrijven in co­ auteurschap: DENYS BLONDEAU (S.)., FLAMENT (P.)., MARTIN (J.­C.)., MAZAURIC (C.). en THIL (G.). La Révolution dans l’ Orne: aspects de la vie politique et religieuse. Alençon, Société historique et archéologique de L’Orne, 1997. 17 DENYS BLONDEAU (S.). Aspects of Political Life in the Inland West at the time of the Directorial Transition: the Ornes example.. Rouen, 1995 o.l.v. Mazauric (C.). 18 Zie ondermeer de doctoraalsscriptie van PINGUÉ (D.). Jacobins et Jacobinisme en Normandie Orientale: les Sociétés Politiques dans L’Eure et en Seine­ Inférieure, 1790­1795. Rouen, 1996, o.l.v. MAZAURIC (C.). als ook SAUNIER (E.). Révolution et Sociabilité en Normandie au tournant des dix­ huitième et dix­ neuvième siècles: 6000 Francs­ Maçons de 1770 à 1830. Rouen, 1995 o.l.v. MAZAURIC (C.). en ook WAUTERS (Éric). Une presse de province pendant la Révolution Française: journaux et journalistes Normands (1785­ 1800). Rouen, 1990 o.l.v. MAZAURIC (C.). Zie ook: LEGOY (J.) PINGUÉ (D.), FLAMENT (P.). LECHAT (J.­B.)MANNEVILLE (Ph.) en MAZAURIC (C.). La Normandie pendant la Révolution Française. Caen, Logis des Gouverneurs­ Château, 1989.

4

Mazauric niet voortvloeit uit een opinie maar uit datgene dat Mazauric zelf omschrijft als een

‘rationele waarheid’. Voor Mazauric houdt dit ‘de kennis van de kapitalistische exploitatie

van de arbeidskracht van de mens’ in. Mazauric heeft altijd een passie gehad voor de studie

van de Franse revolutie. Hij ziet deze revolutie als een laboratorium, waarin politieke ideeën

gesmeed worden om te verschijnen en dan weer te verdwijnen. 19

Claude Mazauric wordt beschouwd als een internationaal erkend specialist van de

Franse revolutie. 20

Het historiografisch debat m.b.t. de Franse revolutie en de plaats van Claude Mazauric

binnen dit debat

De historiografie van de Franse revolutie wordt lang gedomineerd door Franse

historici. We kunnen vier hoofdrichtingen vaststellen: een anti­ revolutionaire radicale

strekking die we Jacobijns kunnen noemen en daarnaast analyses in de zin van longue durée , 21

die vooral tot doel hebben de continuïteit tussen Ancien Regime en Revolutie te beklemtonen.

Paul Claval stelt dat de Franse revolutie van 1789 een belangrijke rol speelt in de bepaling en

definiëring van de Franse identiteit. Het is dan ook niet verwonderlijk dat historici lange tijd

gevangen blijven binnen deze visies. Het is pas de laatste vijfentwintig jaar dat twee nieuwe

visies het debat vervoegen. Voor François Furet en een deel van de Annales­ school heeft de

Franse revolutie een complexere structuur. Nadruk wordt vooral gelegd op de rol die

ideologie speelt. Bovendien houdt deze visie rekening met de symbolische dimensie van de

gebeurtenissen en het permanente karakter en belang van interpretatie die uiteindelijk

betekenis geeft aan deze Franse revolutie. Voor Britse en Amerikaanse historici daarentegen,

vormt de Franse revolutie een onderdeel van een meer globale revolutie. Ze weerhouden als

belangrijkste effect van de Franse revolutie dat er een nieuw bewustzijn wordt gegeven aan

historische actoren. Tussen de oude en de nieuwe interpretaties kunnen we een duidelijk

onderscheid maken. Traditionele interpretaties focussen vooral op de revolutionaire

gebeurtenissen in Parijs zelf. De nieuwe interpretaties openen een reeks nieuwe geografische

19 DUPUY (P.). Claude Mazauric parcours d’historien. In: L’ Humanité, 12/09/2008. Online: http://www.humanite.fr/2008­09­12_Tribune­libre_Claude­Mazauric­parcours­d­historien 20 MONFERRAN (J.­P.). Les Oeuvres de Robespierre enfin rééditées In : L’ Humanité,08/11/2000. Online : http://www.humanite.fr/2000­11­08_Cultures_­Les­Oeuvres­de­Robespierre­enfin­reeditees 21 longue durée is een begrip dat de Franse Annales­ school ­ opgericht door Marc Bloch en Lucien Febvre­ gebruikt.

5

perspectieven. Voor Furet is dit de geografie van het pre­revolutionair binnendringen van de

Verlichting. Ozouf beklemtoont dan weer de geografie van de revolutionaire herdenkingen.

Veel Britse en Amerikaanse historici en geografen zien dan weer de verspreiding van nieuwe

attitudes en mentaliteiten die volgens hen van wezenlijk belang zijn. Paul Claval beschrijft in

zijn werk vooral de belangrijkste kenmerken van deze nieuwe geografische perspectieven. 22

Als we Mazauric willen begrijpen dienen we te kijken naar het verloop van het

historiografisch debat en bovenal naar de bijdrage van François Furet. F. Furet wordt

beschouwd als een leidinggevende figuur m.b.t. de Franse revolutie. Sinds begin jaren 1980

publiceert hij meer dan een dozijn boeken. Daar worden bovendien nog eens twee

conferentiepapers bijgevoegd. De historische productie wordt daardoor aanzienlijk. Dat het

onderwerp in de belangstelling staat, is overduidelijk. Tussen 1984 en 1990 worden er 530

colloquia gehouden met als onderwerp de Franse revolutie en dit verspreid over een vijftigtal

landen. Frankrijk scoort het hoogst met 225 colloquia, gevolgd door Italië die er een 100­ tal

organiseert. De Sorbonne documenteert het geheel door een boekwerk van 600 pagina’s uit te

brengen met informatie over al deze wetenschappelijke bijeenkomsten. Editor van dit werk is

Michel Vovelle de belangrijkste ideologische tegenstrever van F. Furet. In dit werk zit een 23

onbedoelde parodie vervat op de obsessie die de Annales­ school heeft met kwantitatieve

methoden en historische geografie. Zo zijn er bijvoorbeeld grafieken opgenomen die de

densiteit van de conferenties weergeven per miljoen Franse inwoners, de exacte geografische

locatie van alle Franse colloquia en een twee pagina’s tellende kaart die de verspreiding van

conferenties en colloquia doorheen Europa en de wereld laat zien. 24

Voor het grootste deel van de 20ste eeuw is de belangrijkste interpretatie van de Franse

revolutie echter gegrond in marxistische categorieën van sociale analyse. Deze visie wordt

gedeeld door zowel Franse als niet­ Franse historici. In deze visie wordt 1789 gezien als de

wereld eerste bourgeois revolutie. De visie wordt gedragen door ondermeer de drie

belangrijkste historici aan de Sorbonne: Albert Mathiez, Georges Lefebvre en Albert Soboul.

22 CLAVAL (P.). New Interpretations of the French Revolution and their geographical significance. U.E.R. de Géographie, Université de Paris­ Sorbonne, France. Online: http://www.sciencedirect.com/science?_ob=ArticleURL&_udi=B6WJN­4JXPPJC­2&_user=10&_rdoc=1&_fmt=&_orig=search&_sort=d&view=c&_acct=C000050221&_version=1&_urlVersion=0&_userid=10&md5=57843b467896a0fd9757c91980ddaa8f 23 VOVELLE (M.). ed. en LE MONNIER (D.). Les Colloques du Bicentenaire. Répertoire des Rencontres Scientifiques Nationales et Internationales. Paris, Éditions La Découverte,1991. 24 BERENSON (E.). A Permanent Revolution: The Historiography of 1789. In: Modern China, Vol. 21, N° 1, Symposium: Rethinking the Chinese Revolution. Paradigmatic Issues in Chinese Studies, IV, jan. 1995, p. 78.

6

Deze drie domineren de historiografie van 1920 tot in de jaren 1970. Het argument dat

gehanteerd wordt luidt dat er in Frankrijk een ontwikkeling van het kapitalisme plaats vindt 25

die een groeiende bourgeoisie teweeg brengt. Deze bourgeoisie zou, volgens de redenering,

zwaar gefrustreerd uit de polemiek van 1750 zijn gekomen. In het jaar 1750 verwerft de adel

het absolute monopolie over de politieke macht en de sociale privileges. De adel onderneemt ­

nog steeds volgens deze visie ­ een campagne gedurende de tweede helft van de 18de eeuw om

haar privileges nog meer te versterken. De burgerij wordt geweerd uit het leger en uit de

parlementen en wordt bovendien niet geacht hoog genoeg geplaatst te zijn­ om de eer te

hebben­ de koning te dienen. Deze aristocratische bemoeienissen zou de burgerij van woede

tot actie gedreven hebben. Het jaar 1789 vormt het culminatiepunt in de redenering, omdat

men een opening vindt om eindelijk te ageren. Het financieel bankroet van de Franse kroon

kan gezien worden als de vonk in het kruitvat. De adel wordt opzij geschoven en men

verwerft macht voor zichzelf. In deze optiek wordt de Verlichting verklaard als het meer

ideologisch arsenaal van een opkomende maar sterk gefrustreerde burgerij die haar eigen

belangen het aura meegeeft van een universeel geloof. De theorie gaat nog verder en stelt 26

dat het geweld dat bij de Franse revolutie komt kijken zijn verklaring en zelfs justificatie vindt

in het feit dat de bourgeoisie gedwongen is de lagere klassen in haar strijd te engageren. Doel

is immers het definitief omverwerpen van de adel. De reactie van 9 Thermidor die volgt op 27

de executie van Robespierre wordt voorgesteld als het verlangen van de bourgeoisie om te

regeren binnen een groeiende werkende klasse die dreigt te ontsporen. Napoleon wordt

voorgesteld als een logisch product van de pogingen van de bourgeoisie om haar instituties en

economische positie te stabiliseren. Deze marxistische visie is ­ contradictorisch en

onbedoeld­ de beste vriend van de ‘westerse civilisatie’­ theorie. In de late jaren 1960 kan

deze lang volgehouden visie geen weerstand meer bieden tegen een oprukkend anti­ marxisme

dat zijn oorsprong vindt in de Koude Oorlog. Vertrekbasis van de aanval is het

Brits­Amerikaans empirisme. Ze vindt haar oorsprong dus buiten Frankrijk. Aan de basis van

de nieuwe historiografie die zijn mekka had in de University of London, staat Alfred Cobban.

Hij weerlegt het idee dat een kapitalistische burgerij een feodale aristocratie overrompeld zou

hebben. Feodalisme, zo stelt Cobban, is op dat moment immers reeds lang uit Frankrijk

25 Onder meer door Albert Soboul, één van de leermeesters van Claude Mazauric. 26 BERENSON (E.). A Permanent Revolution: The Historiography of 1789. In: Modern China, Vol. 21, N° 1, Symposium: Rethinking the Chinese Revolution. Paradigmatic Issues in Chinese Studies, IV, jan. 1995, p. 79. 27 Ibidem, p. 79­80.

7

verdwenen. Bovendien is deze bourgeoisie niet kapitalistisch. Ze beschikt niet over industriële

of commerciële rijkdom. Cobban schrijft in 1955 zijn Myth of the French Revolution en

publiceert in 1964 een nieuw werk, The Social Interpretation of the French Revolution.

Cobban stelt dat net zoals de adel, de burgerij zijn posities gekocht heeft en levenslang

behoudt. Deze bureaucraten geraken volgens Cobban meer en meer gefrustreerd. Ze zijn in

het vaste geloof dat zij diegenen zijn die het echte regeringswerk leveren, terwijl de adel er

alle verdienste voor opstrijkt. Cobban concludeert dat de Franse revolutie dus niet zijn

oorsprong vindt in een opkomende kapitalistische bourgeoisie maar juist voortvloeit uit een

dalende groep van middenklasse ambtenaren. Zij willen niet het ‘feodalisme’ omver gooien

maar juist hun eigen carrière in de lift brengen. Bovendien, stelt Cobban, zijn het die leden

van de bourgeoisie die beschikken over commercieel of industrieel kapitaal die juist niet

geïnteresseerd zijn in politiek. E. Berenson belicht het probleem met Cobbans’ visie: de

kritiek die hij uit op de marxistische positie is overtuigender dan het alternatief dat hij in de

plaats stelt. Eén punt blijft echter onbetwist ondanks al de kritiek die men uit op de

marxistische visie. Het is een feit dat de gebeurtenissen van 1789 hun oorsprong vinden in een

conflict tussen enerzijds de adel en anderzijds de bourgeoisie. 28

De revisionisten starten een gedetailleerde studie van de zogenaamde ‘belasting

privileges’ waar de adel zou over beschikt hebben. Verrassend voor zowel de marxistische als

de liberale historici is dat diegenen die over de meeste belasting privileges beschikken niet de

adel is, maar de niet­adellijke handelaars in de Franse mercantiele centra. Wat de zaak nog

gecompliceerder maakt, is de vaststelling dat een groot deel van de 18de eeuwse Franse adel

zich maar vrij recent uit de middenklasse heeft losgeweekt. Dit wijdverbreid verlangen van

de 18de eeuwse middenklasse om een adellijke titel te verwerven, zegt zeer veel over hun

houding. Bovendien verschilt de wijze van leven van middenklasse en adel veel minder van

mekaar dan historici ooit hadden durven aannemen. Belangrijkste conclusie van het

revisionistisch onderzoek is dat de adel zich meer en meer gedraagt als de burgerij, terwijl de

burgerij er naar verlangt tot de adel te behoren. Adel en burgerij van het Ancien Regime lijken

dus meer en meer een zelfde sociale groep te vormen. De problemen voor de marxistische

interpretatie groeien nog aan als blijkt dat slechts zeer weinig rijkdom in het Ancien Regime

voortkomt uit industrieel of commercieel kapitaal. De meeste rijkdom in de 18de eeuw wordt

28 Ibidem, p. 80­81.

8

namelijk gevormd door landeigendom. 29

Het is Taylor die in 1967 stelt dat de Franse revolutie hoofdzakelijk een politieke

revolutie is met sociale consequenties en niet een sociale revolutie met politieke

consequenties. De revolutie vindt haar belangrijkste drijfveer in de crisis van de staatsmacht 30

van de late jaren 1780. 31

François Furet neemt de leiding in het ontdekken wat er nu in de politiek van het

Ancien Regime aanleiding geeft tot de revolutie en in het bijzonder de terreur. De terreur

vormt het belangrijkste onderdeel van het werk van Furet. Het is net die periode die de

republikeinse en marxistische historici hebben vermeden. Een gevolg is dat de leiders van de

revolutie met een veel kritischer oog worden bekeken dan voorheen het geval is geweest. 32

De belangrijkste factor in F. Furets conclusie is de positie van de Franse koning. De

absolutistische macht ligt compleet vervat in de persoon van Louis XVI. Hierdoor verschilt

Frankrijk wezenlijk van Engeland waar de soevereiniteit tussen koning en parlement verdeeld

wordt tussen de beide houses of parliament. In Frankrijk zijn er weinig machtscentra buiten

Versailles en als er al zijn dan zijn deze uitermate zwak. Furet stelt dat de Revolutie het 33

volk in de plaats van de koning brengt, maar zegt hij, het is dezelfde plaats. Absolute

monarchie wordt zodoende vervangen door parlementair absolutisme dat geen afwijkende

meningen of conflicterende belangen toestaat. Niet onbelangrijk is dat het werk van F. Furet 34

een belangrijke rol speelt in het in mekaar stuiken van de Franse intellectuele linkerzijde na

1945. 35

Het meest belangrijke antwoord op François Furet en Denis Richet wordt gegeven

door Claude Mazauric. C. Mazauric analyseert het werk van beide auteurs zeer uitgebreid in 36

1967 in de Annales Historiques de la Révolution Française. Sinds Furets vernietigende

kritiek op de communistische historici van de Franse revolutie – Furet spreekt van een

29 Ibidem, p. 81­ 83. 30 Ibidem, p. 85. 31 Ibidem, p. 87. 32 Ibidem, p. 87­88. 33 Ibidem, p. 90. 34 Ibidem, p. 91­92. 35 CHRISTOFFERSON (M.S.). An Antitotalitarian History of the French Revolution: François Furet’s ‘Penser la Revolution française’ in the Intellectual politics of the late 1970’s. In: French Historical Studies, Vol. 22, N° 4, autumn 1999, p. 557. 36 FURET (F.) en RICHET (D.). La Révolution Française. Paris, Editions Fayard, 1973.

9

‘catéchisme révolutionnaire’ ­ is het makkelijk om Mazauric’s herziening op te vatten als 37

een soort oproep voor politieke orthodoxie die geformuleerd wordt met de ondertoon van een

politiek commissaris. De kritiek van Mazauric is tweeledig. Enerzijds is er de opmerking dat 38

het onverantwoord is om in een boek dat bestaande interpretaties aanvecht, geen

wetenschappelijk referentieapparaat op te nemen. Anderzijds stelt hij dat de gebruikte

psychoanalytische referenties ongeschikt zijn. Furet en Richet verwijderen deze

psychoanalytische referenties in hun tweede editie van La Révolution Française en voegen

eveneens een referentieapparaat toe. Door dit te doen, stemmen ze impliciet in met de kritiek

van Mazauric. De hoofdkritiek van Mazauric ligt echter op een heel ander vlak. Wat hij vooral

onder vuur neemt, is de weigering van Furet en Richet om de revolutie als één blok te zien.

Ook vindt hij hun thesis omtrent de ‘ontsporing’ van de revolutie fout. Mazauric beschouwt

Furets’ en Richets’ idee ­ het feit dat de bourgeois revolutie in hun ogen niet anders dan

liberaal kan zijn ­ als wishful thinking. Voor Mazauric is de bourgeois revolutie van 1789 39

enkel mogelijk geweest omdat juist de bourgeoisie de hulp van de volksklassen heeft aanvaard

en oren heeft gehad voor hun noden. Het is juist in deze zogenaamde periode van ontsporing,

stelt Mazauric, dat de bourgeoisie zijn meest onliberale daad stelt, namelijk het onderdrukken

van de contra­ revolutie. Mazauric ziet daarenboven oorlog als een wezenlijk onderdeel van

de ‘ontsporing’ van de revolutie. In eerste instantie maakt F. Furet in 1971 Claude Mazauric

belachelijk met deze stellingname. Tegen 1978 komt Furet echter tot hetzelfde inzicht als

Mazauric. Ook voor hem is oorlog een noodzakelijk gevolg van de revolutionaire dynamiek

zoals die in 1789 gevestigd wordt. Ook op een ander punt wijzigt Furets visie. Hij begint de

revolutie , net zoals Mazauric te zien als een blok dat geregeerd wordt door een eigen logica.

In Furets geval gaat het om een ideologische logica die de gebeurtenissen tussen 1789 en 1794

bepalen. Het is Soboul die olie op het vuur gooit door te stellen dat sommigen zich in het

debat meer gedragen als publicisten dan als historici. Soboul stelt dat ze de vooruitgang van

een halve eeuw historiografie zomaar in vraag stellen. Dat er meer aan de hand is dan een

louter wetenschappelijk debat blijkt uit het gebeten gedrag van de twee kampen. Richet

37 FURET (F.). Penser la Révolution Française. Paris, Éditions Gallimard, 1978.. 38 Het is duidelijk dat Mazauric wordt aangevallen op zijn lidmaatschap en militantisme voor de Franse Communistische partij. Mazauric als ‘politiek commissaris’ wordt behandeld in het werk van KHILNANI (S.). Arguing Revolution. The Intellectual Left in Postwar France. London, Yale University Press, 1993. 39 C. Mazauric stelt dat de herziening door o.a. Furet en Richet een ideologisch karakter heeft. Zie : MAZAURIC (C.). Réflexions sur une nouvelle conception de la Révolution Française. In: Annales Historique de la Révolution Française, 1967, p. 339­ 368.

10

beschuldigt Soboul ervan plagiaat te hebben gepleegd, door het werk van Richet te citeren

zonder referenties te gebruiken. Furet reageert op de politieke retoriek van Mazauric en 40

Soboul door te stellen dat beiden een vulgaat geproduceerd hebben. Het ‘herdacht’ – in de

betekenis van herdenking ­ de revolutie meer dan dat ze geanalyseerd wordt. De marxistische

interpretatie m.b.t. de terreur als een loutere fase van de bourgeois revolutie spreekt Marx’

eigen analyse van de terreur tegen, zo stelt Furet. De analyse van Furet maakt zowel Soboul

als Mazauric straal belachelijk. Ze worden afgeschilderd als marxisten die zelfs Marx niet

kennen. We kunnen echter niet rond het feit dat Furet scoort. Sobouls’ visie op de oorzaken

van de Revolutie zijn te beperkt. De realiteit is veel complexer en het concept ‘bourgeois

revolutie’ is door de communisten verkeerdelijk gebruikt om alle elementen van de revolutie

in één totaal verklaring te vatten. Intussen is er echter nog altijd geen alternatieve interpretatie

om de revolutionaire dynamiek te vatten. 41

Het loont de moeite even te blijven stilstaan bij de klein menselijke, achterliggende

aspecten die het debat toch rechtstreeks schijnen te beïnvloeden. Opvallend is dat het om

wezenlijke aanvallen gaat, rechtstreeks naar mekaar toe. De man wordt gespeeld in deze

debatten en niet de bal. Men maakt elkaar belachelijk, men moet soms aan mekaar toegeven

maar men erkent dit niet of sterker, men beschuldigt de ander van plagiaat waardoor eigenlijk

de wetenschappelijke geloofwaardigheid van de persoon in kwestie wordt aangevallen en

zelfs op de helling wordt gezet. Bovendien is het duidelijk dat de discussie meer gaat over

eigentijdse politieke meningsverschillen die zich buiten het domein van de geschiedenis

afspelen maar deze toch rechtstreeks beïnvloeden. Het debat verwerft hierdoor een zekere

agressie. Michael Scott Christofferson toont dit zeer concreet aan. Soboul is verre van een

orthodoxe communist. Hij vergeeft anderen makkelijk maar hij vergeeft nooit diegenen die

niet bij de partij blijven. Bovendien kennen Mazauric en Furet mekaar zeer goed. In hun

studententijd in de jaren 1950 zijn beiden strijdlustige communisten. Als Furet uit de partij

stapt, wordt deze gebeurtenis door Mazauric gepercipieerd als een ‘ondraaglijke breuk’ die

meer affectief dan politiek is. Het debat lijkt daardoor zeer sterk op een vete tussen 42

oud­‘Kameraden’, om het in communistisch taalgebruik te stellen.

40 CHRISTOFFERSON (M.S.). An Antitotalitarian History of the French Revolution: François Furet’s ‘Penser la Revolution française’ in the Intellectual politics of the late 1970’s. In: French Historical Studies, Vol. 22, N° 4, autumn 1999, p. 586 ­588. 41 Ibidem, p 590. 42 Ibidem, p. 589. Zie ook: MAZAURIC (C.). Penser l’œuvre de François Furet. In: L’ Humanité, 16 juillet 1997.

11

We kunnen bij dit alles de bedenking uiten of betrokkenen eigenlijk met geschiedenis

bezig zijn of dat men eerder persoonlijke afrekeningen maakt, die een duidelijk ideologische

achtergrond hebben. We mogen in deze context ook niet uit het oog verliezen dat we zeer

dicht bij de gebeurtenissen van mei 1968 zitten. De post 1968­ bewegingen worden door

sommigen wel degelijk gezien als een gevaar. Furet begrijpt hoe zwak ze eigenlijk zijn. Hij

geeft naar aanleiding van de politieke ondervraging door Mazauric toe dat het debat eigenlijk

niet meer dan een schaduwgevecht is. Op politiek vlak kan niets of niemand de

verwezenlijkingen van de Franse revolutie in Frankrijk bedreigen. 43

De beschuldigingen van Furet hebben echter een behoorlijk zware impact. Voor Furet

legitimeert de Franse revolutie in de ogen van de communistische militanten de meest

gruwelijke episode van de Russische revolutie, inclusief de Stalinistische terreur. 44

Een belangrijke vraag is of er inderdaad ‘gespeeld’ wordt met bepaalde elementen in

de studie van de Franse revolutie. We focussen op Mazauric’s œuvre om dit aspect nader te

bekijken. François Bédarida stelt reeds dat absolute objectiviteit in de geschiedenis niet

bestaat en dat de historische waarheid een mengeling is van objectieve en subjectieve

elementen. Belangrijk voor Bédarida is dat de historicus wel de waarheid nastreeft die hij

beschouwt als de alpha en omega van het metier. 45

Claude Mazauric heeft een zeer uitgebreide historische productie op zijn naam staan.

Een belangrijk aspect is dat hij hierbij ook regionale tendensen bekijkt zoals de impact van de

Franse revolutie op Normandië of de Vendée. Zo stelt Mazauric dat het leger in de Vendée

nooit zijn plebejische afkomst ontkend heeft. Een niet onbelangrijke vraag is echter hoe het

komt ­dat leiders van bourgeois origine ­ in staat zijn om bendes van boeren en

ambachtslieden te leiden. Ook zijn er leiders van boerenafkomst die tot de ambachtslieden

moeten gerekend worden. Al deze personen, ongeacht hun sociale afkomst zijn bovendien

royalist. Tegelijk zijn ze de leiders van een volksverzet, ook al is dit verzet dan reactionair.

Mazauric probeert op een welbepaalde wijze om te gaan met dit lastig probleem. Hij

vergelijkt de sans culottes met de Vendée en Chouan rebellen en besluit dat de

sans culottes de potentie hebben zich te ontwikkelen in de werkende klasse terwijl de Vendée

43 CHRISTOFFERSON (M.S.). An Antitotalitarian History of the French Revolution: François Furet’s ‘Penser la Revolution française’ in the Intellectual politics of the late 1970’s. In: French Historical Studies, Vol. 22, N° 4, autumn 1999, p. 592. 44 Ibidem, p. 609­ 610. 45 BÉDARIDA (F.). Histoire, critique et responsabilité. Bruxelles, Éditions Complexe, 2003, p. 50 en 52.

12

en Chouan ­ rebellen mensen zijn zonder horizon en toekomst, dus reactionair. 46

Ook is een deel van zijn werk gewijd aan de studie van Robespierre en Babeuf. 47 48

Opmerkelijk is de wijze waarop Claude Mazauric de Jacobijnen verdedigt. Hij stelt dat het om

een segment van de bourgeoisie gaat dat het meest in staat is om zijn eigen sociale functie te

begrijpen, namelijk het vernietigen van de feodaliteit in de periode 1789­1793. In

1793­1794 nemen ze de verdediging op tegen de conservatieve krachten in Europa. Met 49

deze stelling wordt een wel erg zwarte periode ­ namelijk die van de terreur o.l.v.

Robespierre ­vergoelijkt. De uitschakeling van de Girondijnen wordt daardoor een ‘petit fait

de l’histoire’. 50

Belangrijk in het denken van Mazauric is zijn weigering om het belang van de

politieke geschiedenis te minimaliseren. Politieke geschiedenis heeft volgens Mazauric een

significante plaats binnen de historische causaliteit. Mazauric stelt:

“ Le fondement de la politique repose sur une scission fondamentale essentielle, dans

l’organisation sociale, une scission de classe, l’État, les organismes du pouvoir, ayant pour

fonction d’assurer l’hégémonie de classe d’une classe sur l’ensemble de la société.” 51

De rol van de staat in het ontstaan van de revolutie heeft een belangrijke plaats. Er is een

46 MITCHELL (H.). The Vendee and Counterrevolution. A Review Essay. In: French Historical Studies, Vol. 5, N° 4, autumn 1968, p. 427 en MAZAURIC (C.). Vendée et Chouannerie. s.l., La Pensée, 1965, p. 62 en 84. Zie ook: COBBAN (Alfred). The Present State of French Revolutionary Historiography. In: French Historical Studies, Vol. 7, N° 4, autumn 1972, p. 590. Hier wordt gesteld dat de sans­culottes geen aparte sociale klasse waren maar een coalitie van talrijke en wanhopige groepen. Zie ook: het debat tussen MAZAURIC (C.). en BERGERON (L.) voorgezeten door F. Furet, Les Sans­ Culottes et la Révolution Français, In: Annales, E.S.C., XVIII, n° 6 (nov.­ dec 1963), p. 1098­ 1127. Louis Bergeron zou nog een keer doelwit worden van C. Mazauric n.a.v. zijn aangebrachte statistische twijfels m.b.t. het werk van Soboul. C. Mazauric schreef een vijandige review met als titel: Réflexions sur une nouvelle conception de la Révolution Française In: Annales Historique de la Révolution Française, xxxix, 1967, p. 339­368. 47 ROBESPIERRE en MAZAURIC (C.).ed. Écrits. Paris, Éditions Messidor, 1989. 48 MAZAURIC (C.). Babeuf et la Conspiration pour l’égalité. s.l. Éditions Sociales, 1962 alsook: MAILLARD (A.)., MAZAURIC (C.). WALTER (E.). en VOVELLE (M.). Présence de Babeuf: Lumières, révolution , communisme.s.l., Pub­ Publication, 1995. Zie ook: ELLIS (G.). The Marxist interpretation of the French Revolution. In: The English Historical Review, Vol. 93, N° 367, april 1978, p. 358. Geoffrey Ellis heeft het hier over de Babeuf­ industry en de continue uitput in de werken van o.a. Maurice Dommanget en Claude Mazauric. 49 MAZAURIC (C.). Quelques voies nouvelles pour l’ histoire politique de la Révolution Française. In: Annales Historiques de la Révolution Française, XLVII, N° 219, janvier­ mars 1975, p. I 34­ 73. Zie ook de uitspraak: “le phénomène jacobin comme représentatif de l’essence même de cette révolution” In: ELLIS (G.). The ‘Marxist Interpretation’ of the French Revolution. In: The English Historical Review, Vol. 93, N° 367, april 1978, p. 372. 50 De visie die verkondigd wordt door Mazauric vinden we ook terug bij Lefebvre en Soboul. Kampioen van de Jacobijns­ marxistische benadering van de Franse revolutie was echter Guy Lemarchand van de universiteit van Rouen. Zie: VAN KLEY (D.K.). The Religious Origins of the French Revolution. From Calvin to the Civil Constitution 1560­1791. In: The English Historical Review, Vol. 116, N° 469, Nov. 2001, p. 1279. Zie ook: MAZAURIC (C.). Jacobinisme et Révolution. Autour du Bicentenaire de Quatre­ vingt­ neuf. Paris, Éditeur La Dispute, 1984. 51 ELLIS (G.). The ‘Marxist Interpretation’ of the French Revolution. In: The English Historical Review, Vol. 93, N° 367, april 1978, p. 372.

13

constante correlatie tussen de onderliggende productiekrachten en de groepen die de politieke

controle hebben. Het marxistisch aspect ‘klassenoorlog’ wordt op elk punt door Mazauric

benadrukt. Belangrijk is dat C. Mazauric vooral kritiek uit op de benadering van de

Angelsaksische critici van het marxisme zoals hij ook kritiek uit op de ‘Annalisten’. Beiden

vallen het marxistische paradigma aan, wat Mazaurics’ kritiek uitlokt. Féher herhaalt in zijn 52

analyse dat de revolutie zowel de bourgeoisie maakt als de bourgeoisie de revolutie. Hierbij

is opmerkelijk dat het éénzijdig standpunt van Mazauric ­ de bourgeoisie die zichzelf maakt in

de revolutie – niet ter discussie wordt gesteld. 53

Claude Mazauric ziet de revolutie bovendien op een zeer progressieve manier. Een

voorbeeld kan dit illustreren. In het voorwoord dat hij schrijft voor het boek van Annette

Rosa, Citoyennes. Les Femmes et la Révolution, stelt Mazauric zich de vraag of de Franse 54

revolutie bijdraagt tot de emancipatie van de vrouw. Hij beantwoordt deze vraag bevestigend

terwijl hier ook andere meningen over bestaan. Lynn Hunt stelt dat het de marxistische 55

historici zijn die het meest actief zijn m.b.t. het revolutionaire discours. Ze claimen de

revolutie en zien haar als een prelude voor de latere Russische revolutie. Essentieel is daarbij

het beeld van het geloof in een radicaal nieuwe gemeenschap. Het omverwerpen van het oude

en het zich scharen achter het principe Liberté, Égalité, Fraternité dat voor hen een

marxistische connotatie oproept. 56

Conclusie

Claude Mazauric kan gezien worden als een zeer belangrijk auteur met betrekking tot de

Franse revolutie. Zijn bijdragen situeren zich vooral op het vlak van de Revolutie in

Normandië en rond de persoon van Babeuf en Robespierre. Zijn belangrijkste bijdrage is

misschien wel dat hij een complexe visie op de Franse revolutie ontwikkeld heeft. Met zijn

kritiek op François Furet vanaf 1967 draagt hij bij tot het hernemen van het debat rond de

revolutionaire gebeurtenissen in Frankrijk. Tegelijkertijd brengt hij dit op een hoger niveau

52 Ibidem, p. 372. 53 SCOTT (W.). Varieties of Jacobinism. In: The Historical Journal, Vol. 33, N° 3, september 1990, p. 729­730. 54 Annette Rosa neemt een standpunt in dat haaks staat t.o.v. diegenen die stellen dat de revolutie de vrouwen onderdrukt had. C. Mazauric vomt dus een welkome sponsor voor haar werk, zeker gezien zijn status. 55 OFFEN (K.). The New Sexual Politics of French Revolutionary Historiography. In: French Historical Studies, Vol. 16, N° 4, autumn 1990, p. 914. 56 De integratieve functie van de revolutionaire theorie wordt onder meer geanalyseerd door Lynn Hunt. Marxisten reduceerden tot voor kort de retorische principes tot strategieën van sociaal conflict. Zie: HUNT (L.). The Rhetoric of Revolution in France. In: History Workshop,N° 15, spring 1993, p 90.

14

door er een sociale, economische en culturele dimensie aan te koppelen. Voor Mazauric

bestaat er een rechtstreekse band tussen het Verlichtingsdenken en de revolutie. Mazauric ziet

de Franse revolutie als een bourgeois revolutie. De terreur lijkt een contradictie te vormen

maar wordt verklaard vanuit de reactie op de revolutie, namelijk burgeroorlog en contra­

revolutie. Daardoor wordt voor Mazauric een dictatuur, gevormd rond Robespierre, een

noodzakelijk kwaad. Mazauric wordt op dit punt aangevallen doordat men hem verwijt een

motivering te zoeken voor een voor de marxisten even belangrijke revolutie, de Russische.

Koude oorlogsretoriek draagt bij tot de inname van bepaalde standpunten. Zo wordt de

marxisten verweten dat ze naast een loutere legitimatie te zoeken voor de Russische revolutie

ook het Stalinisme pogen goed te praten. De grootste kritiek die op Mazauric kan

geformuleerd worden, is dat hij zich als historicus in een welbepaald kamp bevindt. Hij is een

marxistisch historicus maar daarnaast ook een actief militerend lid voor de Franse

Communistische partij. Ondanks het feit dat François Bédarida stelt dat geen enkel historisch

werk zuiver objectief kan zijn en steeds een mengeling is van objectieve en subjectieve

elementen, kan men zich de vraag stellen of actieve politieke participatie en dan meer bepaald

het militeren binnen een bepaalde partij, de historiografie ten goede komt. In heel het werk

van Mazauric zien we dat de gebeurtenissen bekeken worden vanuit een bepaalde hoek, de

marxistische. Doordat Furet zich op zijn beurt van het marxisme dat hij in zijn jeugd beleden

heeft afkeert, kunnen we een zekere diametraliteit vaststellen in het debat. Een zweem van

ideologische stellingname zwermt rond de controverse Furet­ Mazauric en het lijkt alsof oude

afrekeningen plaats vinden in plaats van gedegen historische analyse. Het wederzijds

bijstellen van de visies getuigt dat beide historici zich bewust zijn van de noodzaak om de

ideologische componenten te overstijgen. Mazaurics bijdrage situeert zich naast de grote

politieke lijnen van de revolutie , ook op de regionale aspecten van de Franse revolutie.

Concreet bedoelen we dan zijn bijdragen over Normandië en de Vendée. We zouden de vraag

kunnen stellen of het een goede zaak is om als historicus actief lid te zijn van politieke

partijen. Om af te sluiten is het nuttig na te denken over een uitspraak van Peter Burke die

geciteerd wordt in het werk van John Tosh, The Pursuit of History. Toen P. Burke moest

spreken voor een zaal van socialistische toehoorders stelde hij:

“Although I consider myself a socialist and a historian, I’m not a socialist historian”

De ideologie van de Koude oorlog en de bijbehorende retoriek hebben zeer zeker hun

invloed gehad op de werken van de toenmalige historici van de Franse revolutie.

15

Bibliografie

BABEUF (G.). en MAZAURIC (C.) ed. Textes choisis. Babeuf. Paris, Éditions Sociales,

1976.

BECKER (M.) en MAZAURIC (C.). Avant­ Propos. Le Tribun de la Constituante: histoire de

Robespierre. Pantin, Le Temps des Cérises, 1998.

BÉDARIDA (F.). Histoire, critique et responsabilité. Bruxelles, Éditions Complexe, 2003

BERENSON (E.). A Permanent Revolution: The Historiography of 1789. In: Modern China,

Vol. 21, N° 1, Symposium: Rethinking the Chinese Revolution. Paradigmatic Issues in

Chinese Studies, IV, jan 1995.

CASANOVA (A.). en MAZAURIC (C.). Vive la Révolution: 1789­1989: réflexions autour du

bicentenaire: entretiens avec Claudine Ducol­ Antoine Casanova et Claude Mazauric. Paris,

Éd. Messidor sociales, 1989.

CHRISTOFFERSON (M.S.). An Antitotalitarian History of the French Revolution: François

Furet’s ‘Penser la Revolution française’ in the Intellectual politics of the late 1970’s. In:

French Historical Studies, Vol. 22, N° 4, autumn 1999.

CLAVAL (P.). New Interpretations of the French Revolution and their geographical

significance. U.E.R. de Géographie, Univeristé de Paris­ Sorbonne, France. Online:

http://www.sciencedirect.com/science?_ob=ArticleURL&_udi=B6WJN­4JXPPJC­2&_user=1

0&_rdoc=1&_fmt=&_orig=search&_sort=d&view=c&_acct=C000050221&_version=1&_url

Version=0&_userid=10&md5=57843b467896a0fd9757c91980ddaa8f

CLÉREMBRAY (F.). en MAZAURIC (C.). Préface. La Terreur à Rouen 1793­1794­1795.

Paris, Office du Livre d’Histoire, 1994.

16

COMNINEL (G.). The French Revolution. Marxism and the Revisionist Challenge. London,

Verso, 1987.

DENYS – BLONDEAU (S.). en MAZAURIC (C.). Préface. Aspects de la vie politique de

L’Ouest intérieur à l’époque de la transition directoriale: l’exemple Ornais. Flers, Le Pays­

Bas­ Normand, 1998­2000, 3 volumes.

DENYS ­ BLONDEAU (S.)., FLAMENT (P.)., MARTIN (J.­C.)., MAZAURIC (C.). en

THIL (G.). La Révolution dans l’ Orne: aspects de la vie politique et religieuse. Alençon,

Société historique et archéologique de L’Orne, 1997

DULONG (K.). en MAZAURIC (C.). Préface. Citadins et Paysans en Colère en 1789. Flers,

Éd. Le Pays Bas­ Normand, 1995.

DUPUY (P.). Claude Mazauric parcours d’historien. In: L’ Humanité, 12/09/2008.

Zie ook: online:

http://www.humanite.fr/2008­09­12_Tribune­libre_Claude­Mazauric­parcours­d­historien

DUPUY (P.). L’ Angleterre face à la révolution: la représentation de la France et des

Français à travers la caricature (1789­1802) Rouen, 1998 o.l.v. MAZAURIC (C.).

DUPUY (P.). en MAZAURIC (C.). La Révolution Française. Paris, Vuibert, 2005.

ELLIS (G.). The Marxist interpretation of the French Revolution. In: The English Historical

Review, Vol. 93, N° 367, april 1978.

Enciclopedia Multimediale delle Scienze Filosofiche, online,

http://www.emsf.rai.it/biografie/anagrafico.asp?d=307

FUOC (R.). en MAZAURIC (C.). Préface. La Réaction thermidorienne à Lyon. Église­

Neuve­ d’Isaac; Fédérop, 1989.

17

FURET (F.). Penser la Révolution Française. Paris, Éditions Gallimard, 1978.

FURET (F.) en RICHET (D.). La Révolution Française. Paris, Editions Fayard, 1973.

GOUJARD (Ph.), LEMARCHAND (G.)., MAZAURIC (C.). Spécial “Options”. De

Révolutions en révolutions. Montreuil, Options­ quinzaine, 1986.

HUNT (L.). The Rhetoric of Revolution in France. In: History Workshop, N° 15, spring 1993.

Institut de Recherche et de Documentation en Sciences Sociales. Rapports introductifs par

MAZAURIC (C.). Textes des conférences, Communications et rapports présentés au colloque

international de Rouen, 13,14,15 octobre 1988. Université de Rouen , 1989.

KAPLAN (S.L). Farewell Revolution: Disputed Legacies: France 1789/1989. Ithaca ­ New

York, Cornell University Press, 1995.

KHILNANI (S.). Arguing Revolution. The Intellectual Left in Postwar France. London, Yale

University Press, 1993.

LEGOY (J.) PINGUÉ (D.), FLAMENT (P.). LECHAT

(J.­B.)MANNEVILLE (Ph.) en MAZAURIC (C.). La Normandie pendant la Révolution

Française. Caen, Logis des Gouverneurs­ Château, 1989.

MAILLARD (A.)., MAZAURIC (C.). WALTER (E.). en VOVELLE (M.). Présence de

Babeuf: Lumières, révolution , communisme.s.l., Pub­ Publication, 1995.

MAZAURIC (C.). Albert Soboul (1914­1982). Un historien en son temps: essai de

biographie intellectuelle et morale. Narrosse, Éditions d’ Albret, 2004.

MAZAURIC (C.). Babeuf et la Conspiration pour l’Égalité. Paris, Éditions Sociales, 1962.

18

MAZAURIC (C.). De l’argent espagnol et de la Révolution. In: Annales Historiques de la

Révolution Française, 299 (janvier­ mars 1995), 1­ 12.

MAZAURIC (C.). Histoire de la France contemporaine. Paris, Éd. Sociales, 1978.

MAZAURIC (C.). Jacobinisme et Révolution: autour du bicentenaire de quatre­ vingt­ neuf.

Paris, Éditions Sociales, 1984.

MAZAURIC (C.). La Révolution à Rouen. Rouen, CRDP, 1967.

MAZAURIC (C.). Nouvelles recherches sur la Révolution Française en Haute­ Normandie.

Caen. In: Annales de Normandie, mars 1996.

MAZAURIC (C.). Penser l’œuvre de François Furet. In: L’ Humanité, 16 juillet 1997.

MAZAURIC (C.). Quelques voies nouvelles pour l’ histoire politique de la Révolution

Française. In: Annales Historiques de la Révolution Française, XLVII, N° 219, janvier­ mars

1975.

MAZAURIC (C.). Réflexions sur une nouvelle conception de la Révolution Française. In:

Annales Historique de la Révolution Française, 1967.

MAZAURIC (C.). Sur la Révolution Française: contributions à l’histoire de la révolution

bourgeoise. Paris, Messidor, 1988.

MAZAURIC (C.). Sur la Révolution Française: le jacobinisme dans la Révolution. Paris,

Thèse d’État, Lettres,8 volumes, 1980.

MAZAURIC (C.). Une terre d’ implantation et d’essaimage. In: CAIRN, Nouvelles

Fondations, 2006, nr 3­4, p. 77­ 83. Zie ook: online:

http://www.cairn.info/article_p.php?ID_ARTICLE=NF_003_0077

19

MAZAURIC (C.). Une terre d’implantation et d’ essaimage In: Cairn, Nouvelles Fondations,

Dossier: Intellectuels et Communisme. Les origines Françaises du Communisme Historique,

n° 3­4 , 2006 zie ook online:

http://www.cairn.info/revue­nouvelles­fondations­2006­3­page­77.htm

MAZAURIC (C.). Vendée et chouannerie. In: Sur la Révolution Française: Contributions à

l’histoire de la révolution bourgeoise. Paris, 1970.

MAZAURIC (C.). en BERGERON (L.) voorgezeten door F. Furet, Les Sans­ Culottes et la

Révolution Français, In: Annales, E.S.C., XVIII, n° 6 (nov.­ dec. 1963).

MAZAURIC (C.). en LOUVRIER (J.). Quelques réflexions sur les rapports entre le

marxisme et l’historiographie de la Révolution Française. Online:

http://semimarx.free.fr/article.php3?id_article=65

MITCHELL (H.). The Vendee and Counterrevolution. A Review Essay. In: French Historical

Studies, Vol. 5, N° 4, autumn 1968.

MONFERRAN (J.­P.). Les Oeuvres de Robespierre enfin rééditées In :

L’ Humanité,08/11/2000. Online :

http://www.humanite.fr/2000­11­08_Cultures_­Les­Oeuvres­de­Robespierre­enfin­reeditees

OFFEN (K.). The New Sexual Politics of French Revolutionary Historiography. In: French

Historical Studies, Vol. 16, N° 4, autumn 1990.

PINGUÉ (D.). Jacobins et Jacobinisme en Normandie Orientale: les Sociétés Politiques dans

L’Eure et en Seine­ Inférieure, 1790­1795. Rouen, 1996, o.l.v. MAZAURIC (C.).

ROBESPIERRE (M.). en MAZAURIC (C.).ed. Écrits. Paris, Éditions Messidor, 1989.

20

ROBESPIERRE (M.). en MAZAURIC (C.). Préface. Œuvres de Maximilien Robespierre. X,

discours (27 juillet 1793­ 27 juillet 1794). Ivry, Société des études robespierristes ­ Phénix

éditions, 2000.

ROBESPIERRE (M.). en MAZAURIC (C.). Préface. Œuvres de Maximilien Robespierre. IX,

discours (septembre 1792­ juillet 1793). Ivry, Société des études robespierristes ­ Phénix

éditions, 2000.

ROBESPIERRE (M.). en MAZAURIC (C.). Préface. Œuvres de Maximilien Robespierre.

VIII, discours (octobre 1791­ septembre 1792). Ivry, Société des études robespierristes ­

Phénix éditions, 2000.

ROBESPIERRE (M.). en MAZAURIC (C.). Préface. Œuvres de Maximilien Robespierre. VII,

discours (janvier­ septembre 1791). Ivry, Société des études robespierristes ­ Phénix éditions,

2000.

ROBESPIERRE (M.). en MAZAURIC (C.). Préface. Œuvres de Maximilien Robespierre. VI,

discours (1789­1790). Ivry, Société des études robespierristes ­ Phénix éditions, 2000.

ROBESPIERRE (M.). en MAZAURIC (C.). Préface. Œuvres de Maximilien Robespierre. V,

lettres à ses commettants. Ivry, Société des études robespierristes ­ Phénix éditions, 2000.

ROBESPIERRE (M.). en MAZAURIC (C.). Préface. Œuvres de Maximilien Robespierre.

IV,le défenseur de la Constitution. Ivry, Société des études robespierristes ­ Phénix éditions,

2000.

ROBESPIERRE (M.). en MAZAURIC (C.). Préface. Œuvres de Maximilien Robespierre. III,

correspendance, Ivry, Société des études robespierristes ­ Phénix éditions, 2000.

ROBESPIERRE (M.). en MAZAURIC (C.). Préface. Œuvres de Maximilien Robespierre. II,

œuvres de Maximilien Robespierre. Ivry, Société des études robespierristes ­ Phénix éditions,

2000.

21

ROBESPIERRE (M.). en MAZAURIC (C.). Préface. Œuvres de Maximilien Robespierre. I,

œuvres littéraires, Ivry, Société des études robespierristes ­ Phénix éditions, 2000.

SAUNIER (E.). Révolution et Sociabilité en Normandie au tournant des dix­ huitième et dix­

neuvième siècles: 6000 Francs­ Maçons de 1770 à 1830. Rouen, 1995 o.l.v. MAZAURIC

(C.).

SCOTT (W.). Varieties of Jacobinism. In: The Historical Journal, Vol. 33, N° 3, september

1990.

SOBOUL (A.). avec un avant propos de MAZAURIC (C.). La Révolution Française, Paris,

Gallimard, 1981.

SOLÉ (J.). La Révolution en questions. Paris, Éditions du Seuil, 1988.

TULARD (J.)., FAYARD (J.F). en FIERRO (A.). Histoire et Dictionnaire de la Révolution

Française 1789­1799. Paris, Éditions Robert Laffont, 1987

VALIN (C.) en MAZAURIC (C.). Préface. Autopsie d’un massacre: les journées des 21 et 22

mars 1793 à La Rochelle. Saint­ Jean­ d’ Angély, Éd. Bordessoules, 1992.

VAN KLEY (D.K.). The Religious Origins of the French Revolution. From Calvin to the

Civil Constitution 1560­1791. In: The English Historical Review, Vol. 116, N° 469, Nov.

2001.

VOVELLE (M.). ed. en LE MONNIER (D.). Les Colloques du Bicentenaire. Répertoire des

Rencontres Scientifiques Nationales et Internationales. Paris, Éditions La Découverte,1991.

VOVELLE (M.) en MAZAURIC (C.). La Révolution Française: images et récit, 1789­1799.

Paris, Messidor, 1986.

22

WAUTERS (Éric). Une presse de province pendant la Révolution Française: journaux et

journalistes Normands (1785­ 1800). Rouen, 1990 o.l.v. MAZAURIC (C.).

23