Charles-Ghislain-Marie Graaf de Marnix, 8e Graaf van Bornem van 1780 tot 1832

47
Portret van Charles-Ghislain-Marie graaf de Marnix (1780-1832). (© Collectie Kasteel Marnix de Sainte Aldegonde, Bornem - Foto Jos Winckelmans, 2006) Portret van Dorothée-Louise-Marie-Guislaine barones van der Gracht (1777 - 1865). (© Collectie Kasteel Marnix de Sainte Aldegonde, Bornem - Foto Jos Winckelmans, 2006) kvb deel II 1.indd 326 6/11/12 18:12

Transcript of Charles-Ghislain-Marie Graaf de Marnix, 8e Graaf van Bornem van 1780 tot 1832

326

Portret van Charles-Ghislain-Marie graaf de Marnix (1780-1832).(© Collectie Kasteel Marnix de Sainte Aldegonde, Bornem - Foto Jos Winckelmans, 2006)

Portret van Dorothée-Louise-Marie-Guislaine barones van der Gracht (1777 - 1865). (© Collectie Kasteel Marnix de Sainte Aldegonde, Bornem - Foto Jos Winckelmans, 2006)

kvb deel II 1.indd 326 6/11/12 18:12

filiphooghe
Typewritten Text
filiphooghe
Typewritten Text
CHARLES-GHISLAIN-MARIE GRAAF DE MARNIX 8e GRAAF VAN BORNEM VAN 1780 TOT 1832
filiphooghe
Typewritten Text
filiphooghe
Typewritten Text
filiphooghe
Typewritten Text
filiphooghe
Typewritten Text
filiphooghe
Typewritten Text
filiphooghe
Typewritten Text
filiphooghe
Typewritten Text
filiphooghe
Typewritten Text
filiphooghe
Typewritten Text
filiphooghe
Typewritten Text
filiphooghe
Typewritten Text
filiphooghe
Typewritten Text
filiphooghe
Typewritten Text
filiphooghe
Typewritten Text
filiphooghe
Typewritten Text
HOOGHE, F., VERSTRAETEN, W. en ROCHTUS, L. Het Kasteel van Bornem: 1000 jaar Europese geschiedenis. Deel 2: Van Pedro I Coloma tot de Graven de Marnix de Sainte Aldegonde (Jaarboek van de Vereniging voor Heemkunde in Klein-Brabant, XLVII). Puurs, 2012, p. 326-368.
filiphooghe
Typewritten Text
filiphooghe
Typewritten Text
filiphooghe
Typewritten Text
filiphooghe
Typewritten Text
filiphooghe
Typewritten Text
filiphooghe
Typewritten Text
filiphooghe
Typewritten Text
filiphooghe
Typewritten Text
filiphooghe
Typewritten Text
filiphooghe
Typewritten Text
filiphooghe
Typewritten Text
filiphooghe
Typewritten Text
filiphooghe
Typewritten Text
Bibliografische referentie:
filiphooghe
Typewritten Text
filiphooghe
Typewritten Text
filiphooghe
Typewritten Text
filiphooghe
Typewritten Text
filiphooghe
Typewritten Text
filiphooghe
Typewritten Text
filiphooghe
Typewritten Text
filiphooghe
Typewritten Text
filiphooghe
Typewritten Text
filiphooghe
Typewritten Text
filiphooghe
Typewritten Text
door Filip Hooghe
filiphooghe
Typewritten Text
filiphooghe
Typewritten Text
filiphooghe
Typewritten Text
filiphooghe
Typewritten Text

327

1. Afkomst en status

Charles-Ghislain-Marie, graaf de Marnix was de zoon van Claude-François-Joseph, graaf de Marnix, baron van Rollancourt, en kleinzoon van Baudry-Aldebert de Marnix, baron van Rollancourt, die de titel van graaf de Marnix verkreeg in 1749. Zijn moeder was Marie-Guislaine-Ernestine-Josephine-Sophie de Cunchy. Volgens een uittreksel uit het doopregister van de St.-Riquiersparochie werd hij geboren te Rollancourt (Fr., dep. Pas-de-Calais, arr. Saint-Pol) op 31 maart 1780 om 0u25 in de morgen. Hij werd gedoopt door de koninklijke kapelaan van St.-Louis de la Collégiale te Hesdin. Zijn dooppeter was zijn oom langs moederszijde, Charles-Ghislain-Joseph de Cunchy, luitenant-kolonel van de infanterie, hulpmajoor-luitenant van het regiment van de Waalse Garde. Hij werd vertegenwoordigd door Pierre-Joseph de Marnix, ridder en oud-kapitein van het cavalerieregiment van Chartres en oom langs vaderszijde. Zijn doopmeter was Anne-Antoinette-Agnes de Marnix, kanunnikes van het kapittel van Dévain, tante langs vaderszijde. Charles-Ghislain de Marnix heeft nooit zijn vader gekend, want die stierf op 31 juli 1780, drie maanden na de geboorte van zijn zoon.1775

Hij droeg in 1782 reeds de titels van graaf de Marnix en van Bornem en Mariekerke, maar zijn moeder Marie-Guislaine-Ernestine-Josephine-Sophie de Cunchy, douairière de Marnix was toen voogdes en bezat de garde noble over haar enige zoon. Dat jaar liet zij ook haar advocaat Lieven Corthals alle lenen in hun bezit in Vlaanderen verheffen.1776 Charles-Ghislain-Marie de Marnix verkreeg op 13 maart 1816 door koning Willem I de erkenning van zijn adellijke afkomst en zijn titel van graaf de Marnix terug. Voortaan mocht ook de eerstgeboren zoon van de graaf de Marnix gedurende het leven van zijn vader zich de titel van burggraaf (Vicomte) toe-eigenen. De titels van graaf en burggraaf waren overdraagbaar als erfelijk recht aan de eerstgeborene, waarbij de oudste zoon de titel van burggraaf de Marnix droeg.1777 Dit betekende dat voortaan zijn oudste zoon Louis de Marnix de titel van burggraaf de Marnix mocht dragen. Charles de Marnix kreeg de titel van Grand-Veneur pour les Provinces Méridionales du Royaume, i.e. opperjagermeester voor de Zuidelijke Provinciën van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden.1778

2. Huwelijk en kinderen

Charles de Marnix huwde op 26 mei 1802 te Mechelen met barones Dorothée-Louise-Ghislaine van der Gracht. Zij was geboren te Luxemburg op 8 juli 1777. Zij was de dochter van Louis-François-Eugène-Joseph ridder van der Gracht van Frétin (1745- † 6 februari 1814),

kapitein van de grenadiers in het regiment van de prins de Ligne, in dienst van Oostenrijk. Hij was de zoon van Louis-François van der Gracht, heer van Frétin, erfachtig hoogbaljuw van Doornik en het Doornikse, en Marie-Philippine-Marguerite-Geneviève de la Tour. Louis-François-Eugène-Joseph ridder van der Gracht was op 26 december 1775 gehuwd met Marie-Ferdinande-Ghislaine Snoy (° Mechelen 16 april 1747 - † Mechelen 12 mei 1835), moeder van Dorothée, die later zou bekend staan als de douairière van der Gracht of als “grand’maman van der Gracht, née Snoy”.1779 Zij schreef vanuit Mechelen op 12 april 1814 naar rentmeester Jean-Baptiste Cranleux te Bornem. Hij moest haar complimenten overbrengen aan Madame Cranleux en aan juffrouw de Coupigny. Noch haar dochter Dorothée van der Gracht noch zij zelf konden wennen aan haar afwezigheid en die van haar gezel. Ze wilde dat Cranleux haar in herinnering bracht bij juffrouw de Giey en andere inwoners van Bornem. Ze moest alle brieven nog naar gravin de Marnix en haar kinderen op zaterdag schrijven en dan lag alles overhoop en voelde ze zich ouder dan tijdens de emigratie.1780 Zij kreeg nog in het testament van 2 juni 1825 van Jean-Ernest-Ghislain-Xavier graaf Coloma, baron van Sint-Pieters-Leeuw een jaarlijkse lijfrente toebedeeld “uyt oude vriendschap”, wat duidelijk bewijst dat er banden waren tussen de familie van der Gracht en de familie Coloma uit Mechelen en Sint-Pieters-Leeuw.1781

Uit hun huwelijk sproten volgende kinderen voort: 1. Louis-Joseph-Ghislain-Marie, graaf de Marnix, °

Bornem 30/03/1803 (9 germinal jaar XI) om 1u ‘s morgens - † 21/10/1881, die hierna volgt.

2. Marie-Ferdinand-Ghislain-Amédée de Marnix, geboren te Bornem op 26 mei 1804 (6 prairial jaar XII) om 21u30 ‘s avonds en later op 13 oktober 1847 gehuwd met Dorothée-Marie-Caroline Montens d’Oesterwyck-Houtven. Amédée de Marnix stierf op 24 mei 1868.

3. Sophie-Marie-Ghislaine-Joséphine de Marnix, geboren op 12 november 1805 (21 brumaire jaar XIV) om 3u ‘s morgens. Zij huwde op 24 april 1824 met Louis-Dominique-Ghislain de Fœstraets, die geboren was te Brussel op 20 februari 1797 en er stierf op 19 april 1878. Zij stierf op 1 oktober 1874 te Noduwez-Linsmeau.

4. Charles-Gustave-Ghislain-Marie, graaf de Marnix (° 23 april 1807 - † 8 maart 1862), volgt hierna.

5. Émilie (Émélie)-Philippine-Marie-Ghislaine de Marnix, geboren te Bornem op 15 april 1809. Zij overleed te Gent op 3 april 1879. Zij huwde op 28 augustus 1833 te Bornem met baron Édouard-Charles Dons (de Lovendeghem), geboren te Gent op

Charles-Ghislain-Marie Graaf de Marnix

8e Graaf van Bornem van 1780 tot 1832

Varianten op zijn naam : Fr.: Charles-Ghislain-Marie de Marnix; Nl.: Karel-Ghislenus-Maria van Marnix Varianten op de naam van zijn echtgenote: Fr.: Dorothée-Louise-Marie-Ghuislaine van der Gracht; Nl.: Dorothea-Ludovica-Maria-Ghislena van de Gracht

kvb deel II 1.indd 327 6/11/12 18:12

filiphooghe
Typewritten Text

328

17 juni 1798 en er overleden op 18 december 1869. Mogelijk was het hun zoon “den jongen baron M. Dons de Marnix van Gend, student in de wysbegeerte te Leuven”, die op 3 augustus 1856 bij het klimmen langs het venster van zijn kamer naar een andere kamer op de derde verdieping zwaar ten val kwam op de kasseien, zijn twee benen en een arm brak en zwaar aan het hoofd gekwetst raakte. Hij had er een slechte gewoonte van gemaakt om, als een vriend kwam aankloppen aan zijn studentenappartement op de 3e verdieping, langs het raam naar buiten te kruipen, dan “Binnen” te roepen en vlug in de andere kamer binnen te glippen. Dat had hij zijn vrienden

al twintig keren gelapt maar deze keer was deze guitenstreek hem fataal geworden. Hij verkeerde in een kritiek toestand en werd reeds berecht.1782

6. Marie-Ghislaine-Christine-Thérèse de Marnix, geboren te Bornem op 9 januari 1811. Zij stierf echter jong te Bornem op 2 december 1813.

7. Victor-Idesbalde-Marie-Ghislain, graaf de Marnix, geboren te Bornem op 31 maart 1814, en gehuwd op 14 april 1836 met Herminia Carola Josephina Emilia Desoer. Zij kregen twee kinderen:

a. Ferdinand-Jozef-Maria-Ghislain, burggraaf de Marnix, geboren te Luik op 12 april 1837.

b. Emilia-Mathildis-Valeria-Maria-Ghislaine, geboren te Luik op 17 oktober 1841, en gehuwd op 1 april 1861 met Albert-Maria-Ghislain, graaf de Beauffort.

8. Charlotte (Caroline)-Ghislaine-Marie, geboren te Bornem op 25 februari 1816, bleef ongehuwd en overleed te Bornem op 9 maart 1891.1783

Dorothée van der Gracht bleef als gravin-weduwe nog lang na de dood van haar man zaliger leven en stierf pas te Brussel op 5 februari 1865. 1784

Portret van Louis-François-Eugène ridder van der Gracht van Frétin (1745-1814). (© Collectie Kasteel Marnix de Sainte Aldegonde, Bornem - Foto Walter Verstraeten, 2011)

Portret van Marie-Ferdinande-Ghislaine Snoy, echtgenote van Louis-François ridder van der Gracht van Frétin (1747-1835). (© Collectie Kasteel Marnix de Sainte Aldegonde, Bornem - Foto Jos Winckelmans, 2006)

Wapenschilden de Marnix - Van der Gracht.(© Collectie Kasteel Marnix de Sainte Aldegonde, Bornem - Foto Walter Verstraeten, 2006)

kvb deel II 1.indd 328 6/11/12 18:12

329

3. Loopbaan en situering in zijn tijd

1. Aversie tegen het Franse regime

Op 26 november 1799 bleek dat Charles-Ghislain-Marie de Marnix benoemd werd tot onderluitenant van de cavalerie van het Britse leger.1785 Hij had dus definitief kamp gekozen tegen Frankrijk en voor de Geallieerden. Onder het keizerlijke bewind van Napoleon Bonaparte (1799-1814/15) wenste de graaf Charles-Ghislain de Marnix niet de gunst te vragen om zijn titel te laten erkennen.1786 De graaf en zijn familie waren duidelijk niet de ellende vergeten die hen was aangedaan tijdens en na de Franse Revolutie. Zij bleven steeds gekant tegen de «diabolische» principes van het Franse bewind. De graaf had nooit enige politieke functie willen aanvaarden gedurende de Franse periode, behalve dan die van burgemeester van zijn gemeente Bornem en raadslid van de algemene raad van het departement van Twee Neten. Er werden hem nochtans meerdere keren verscheidene lucratieve postjes aangeboden, zoals onderprefect en prefect tijdens de vereniging van Holland en Frankrijk, doch hij had het geluk om deze «offres à papa» telkens te kunnen ontwijken. Tussen 1802 en februari 1814 leefde de graaf de Marnix teruggetrokken met zijn familie op zijn kasteel te Bornem, in het geheim kreunend over de smarten die zijn vaderland onderging. De graaf hield zich enkel bezig met zijn eigen zaken, zoals zijn rechtenstudies en de jacht. Intussen groeide de weerzin tegen het Franse gezag onder de Belgen, zeker toen Napoleon in 1813 in de negen Belgische departementen 13.900 rekruten opriep en ook de zonen van aanzienlijken, die tot dan toe aan de gevaren van de oorlog waren ontsnapt, verplichtte om dienst te nemen in de gardes d’honneur.1787

2. Luitenant van de wolvenjacht

Charles-Ghislain graaf de Marnix werd vanaf 1807 aangesteld tot Lieutenant de la Louveterie, i.e. luitenant van de wolvenjacht binnen het departement van de Twee Neten. Napoleon had het ambt opnieuw moeten instellen op 22 maart 1805 met zijn reglement dat de organisatie van de keizerlijke wolvenjacht regelde. De kapiteins en luitenanten van de wolvenjacht ontvingen een jaarlijks hernieuwbare erecommissie om op hun eigen kosten in een jachtuitrusting te voorzien met tenminste één pikeur (= aandrijver der jachthonden), twee knechten voor de speurhonden, één knecht voor de jachthonden, tien jachthonden en vier speurhonden. Blijkbaar deed graaf de Marnix dit niet met grote overtuiging, want op 16 juli 1808 bekloeg de Opperjagermeester zich bij hem over het feit dat hij nu al sinds meer dan een jaar nog geen enkel rapport had ontvangen van de Marnix betreffende het aantal gedode wolven. Nochtans moest de graaf hem dagelijks op de hoogte houden van de geschoten wolven. De Marnix was geen enkele van zijn verplichtingen nagekomen. Hij moest meer ijver aan de dag leggen. Totdat een kapitein van de wolvenjacht werd aangesteld, moest de Marnix rechtstreeks rekenschap afleggen bij de Opperjagermeester. De aanmaning had duidelijk zijn effect. Op 16 september 1808 kreeg de graaf van baron Ferdinand del Marmol,

Conservateur des Eaux et Forêts te Brussel, de toelating om te jagen in de keizerlijke bossen van het departement van de Twee Neten. Hij moest van elk schadelijk dier dat hij schoot de rechterpoot opsturen naar de conservator. Op 3 mei 1809 meldde graaf de Marnix braafjes aan Louis Alexandre Berthier, prins van Neufchâtel en Wagramen, maarschalk van Frankrijk, Opperjagermeester van de Kroon, dat er sinds 1 januari 1809 geen wolven meer bestonden in het departement van de Twee Neten. Bovendien had hij de conservator negentien rechterpoten van vossen overhandigd, waarvan drie gedood vóór de maand januari 1809 en zestien tot nog toe. Op 9 oktober 1809 kreeg

De Belgische departementen onder het Franse Keizerrijk (1804-1814/15).

Marc-René-Marie de Voyer d’Argenson, markies d’Argenson, prefect van het departement van de Twee Neten (1809-1813).

kvb deel II 1.indd 329 6/11/12 18:12

330

Charles de Marnix van de conservator ook de toelating om te jagen in de keizerlijke bossen van het departement van de Twee Neten op hazen, konijnen, patrijzen en trekvogels. Graaf de Marnix verkocht op 4 december 1809 aan baron Del Marnol een aantal jachthonden, die hij zou inzetten om te jagen te Bosvoorde. Hij kreeg op 7 februari 1810 van Marc-René-Marie de Voyer d’Argenson (1771-1842), markies d’Argenson, prefect van het departement van de Twee Neten van 1809 tot 1813, de toelating om wapens te dragen, zowel ter bescherming van zijn eigen persoon als voor de jacht. Op 26 mei 1810 meldde de conservator dat hij de ijver waarmee graaf de Marnix zich kwijtte van zijn taak zou ter ore brengen van de Opperjagermeester. Voor de uitoefening van zijn functie had graaf de Marnix duidelijk zijn kantoor in de Oude Beursstraat bij de weduwe Vooremans-Frere.1788 Niet toevallig bevond zich een aquarel van de eendenkooi aan het kasteel van Bornem in de collectie van de markies d’Argenson.1789

3. Verderzetting van het proces de Marnix vs de Lannoy

Het proces zou een tragische wending nemen in de nasleep van de Franse Revolutie. Ignace-Godefroy de Lannoy werd op 8 juli 1793 geschrapt uit de lijst van émigrés. Zijn zoon Charles-Hubert-Marie de Lannoy had Frankrijk intussen wel kunnen ontvluchten en stond op de lijst als émigré. Het comité de surveillance van Atrecht besliste op 5 oktober 1793 dat de ouders van émigrés zouden gearresteerd wor-den. Als ouder van een émigré en een ex-edelman, werd Ig-nace-Godefroy de Lannoy dus op 11 Frimaire jaar II (1 de-cember 1793) gearresteerd samen met zijn twee zussen, die religieuzen waren in de Visitatie van Amiens. Op 4 Ventôse II (22 februari 1794) werd hij gevangengezet in het Gods-huis van Atrecht. Op 5 april 1794 werd Ignace-Godefroy

de Lannoy te Atrecht terechtgesteld met de guillotine.1790 Op 15 fructidor jaar IV (1 september 1796) werden de be-zittingen van wijlen Ignace-Godefroy de Lannoy, die gele-gen waren in de departementen Nord, Somme en Aisne, verdeeld tussen “les de Lannoy” en de Republiek. Het eer-ste lot ging naar Charles-Albert-Emmanuel de Lannoy, het derde lot naar Marie-Alix-Françoise-Claudine de Lannoy, broer en zus en kinderen van Ignace-Godefroy de Lannoy. Het tweede lot verviel aan de Republiek als rechthebbende van François-Henri-Joseph de Lannoy, afwezig zijnde en het vierde lot ging ook naar de Republiek als rechthebben-de van Charles-Hubert-Marie de Lannoy, émigré zijnde.1791

De kinderen van wijlen Ignace-Godefroy de Lannoy-Beaurepaire meenden nog steeds recht te hebben op het domein van Bornem, zeggende dat hun vader inderdaad had afgezien van zijn status van begiftigde om die van feodale erfgenaam op te nemen. Doch de kinderen hadden niet afgezien van de erfenis. In het jaar VII (1798-1799) maakten de kinderen de Lannoy misbruik van de afwezigheid van hun oudste broer de Lannoy en van de graaf de Marnix om een aantal bezittingen in te palmen. Op 26 Nivôse jaar VII (15 januari 1799) diende Jean-Pierre Leroy, in naam van de twee kinderen van Ignace-Godefroy de Lannoy een petitie in tot verdeling van nog onverdeelde bezittingen uit de successie van Ignace-Godefroy de Lannoy binnen het departement du Nord tussen de kinderen de Lannoy en de Republiek. Er werd opnieuw overgegaan tot een verdeling in vier loten. In deze verdeling werd de hoeve van Hendecourt ingesloten, waar de kinderen de Lannoy echter geen recht op hadden, daar dit het deel was dat toekwam aan de heren de Marnix. Ook de hoeve van Loon, genaamd Bellancourt, werd volledig door de kinderen de Lannoy ingepalmd, hoewel de graaf de Marnix er recht had op 8/36 en de kinderen de Lannoy eveneens 8/36. Deze hoeve Bellancourt te Loon was zo’n 107 hectaren groot. Deze bezittingen kwamen uit de successie van ridder Adrien-Joseph de Lannoy.1792

Op 5 april 1801 vroeg Gayanttriez aan notaris Louvel te Fressin nabij Hesdin een kopie van de verdeling tussen “les de Lannoy” en de Republiek van 15 fructidor jaar IV (1 september 1796). Sinds de dood van Ignace-Godefroy de Lannoy in 1794 had de pachter van de hoeve van Bellancourt zich als het ware als eigenaar gedragen. Op 5 juli 1801 had de familie de Lannoy een gerechtsdeurwaarder de boerderij van Bellancourt laten aanslaan. Maar één van de kinderen de Lannoy, Charles-Albert-Emmanuel de Lannoy, had vóór die inbeslagname de hoeve reeds op 13 juni 1801 verpacht aan Louis Codron. De vroegere pachters kwamen overeen met de familie de Lannoy om een vrijwillige verkoop te houden onder de supervisie van de ontvanger van de nationale domeinen van het bureau te Broekburg. Alles leek dus in orde te komen. Doch kort nadien leek de ontvanger van gedacht veranderd te zijn. Sophie de Cunchy, gravin-weduwe de Marnix maakte immers plots aanspraak op de hoeve van Bellancourt. De kinderen de Lannoy moesten een rechtzaak beginnen tegen haar. Doch de gravin-weduwe de Cunchy zag in dat een beslag de beste stap was in Brumaire jaar X (oktober-november 1801). De ontvanger van het bureau te Broekburg legde

De wolvenjacht, geschilderd door François Desportes, 1725. (RENNES. Musée des Beaux-Arts)

kvb deel II 1.indd 330 6/11/12 18:12

331

op 22 Frimaire jaar XI (13 december 1802) de voorgaande pachters een dwangsom op van 11.692 fr. 60 c. voor de pachten vanaf het jaar III tot X. Dezelfde ontvanger legde ook de nieuwe pachter Codron een som van 1.800 fr. op. De kinderen de Lannoy verdedigden zich door te bepleiten dat zij in totaal meer dan 300.000 fr. hadden aan de overheid gegeven om hun zaken op orde te krijgen in de verdeling. Op 6 februari 1804 meldde de prefectuur van Pas-de-Calais dat ze de verdeling voorgesteld door de erfgenamen de Lannoy niet kon aanvaarden. Uiteindelijk wonnen de kinderen de Lannoy deze zaak rond de hoeve van Bellancourt in Loon.1793

Graaf Charles-Ghislain de Marnix meende dat de kinderen de Lannoy op basis van het arrest van de keizer de hoeve van Loon misschien konden aanvechten onder voorwendsel dat ze onverdeeld was. Maar de hoeve van Hendecourt en zekerlijk het Land van Bornem mochten er nooit bij ingesloten worden, aangezien deze ondeelbaar waren. Het was duidelijk dat de kinderen de Lannoy zochten om de regering met spitsvondigheden op te houden om hun verdeling van het jaar VII te laten goedkeuren waarin ze zonder enige vorm van proces de hoeve van Hendecourt hadden ingesloten, hoewel deze hen niet toebehoorde. In maart 1806 liet graaf de Marnix zijn zaakgelastigde notaris Louvet van Fressin aan de prefectuur van het Pas-de-Calais vragen naar de stukken noodzakelijk voor de verdeling van de nog onverdeelde bezittingen tussen hen en de regering, die rechthebbende was voor Charles-Hubert-Marie de Lannoy. De prefect meldde notaris Louvet op 28 maart 1806 dat hij zou met zorg de observaties nakijken wat betreft de rechten van graaf de Marnix in het Land van Bornem en in de hoeve van Loon. Op 6 mei 1807 daagde Charles-Guislain-Marie de Marnix de Franse regering voor de rechtbank van het arrondissement Atrecht als rechthebbende van Charles-Hubert-Marie de Lannoy, die intussen amnestie had gekregen voor zijn emigratie. 1794

Op 17 november 1810 verscheen graaf Charles-Ghislain de Marnix, burgemeester van Bornem, te Atrecht bij notaris Bollet. In zijn kwaliteit van enige erfgenaam van Claude-François-Joseph de Marnix en als neef en enige erfgenaam van zijn oom Pierre-Joseph de Marnix, van Charlotte-Joseph de Marnix, Anne-Antoinette-Agnès de Marnix en Marie-Louise-Hubertine de Marnix, verklaarde graaf de Marnix dat hij de rechtzaak wilde hervatten tegen de afstammelingen van wijlen Ignace-Godefroy de Lannoy-Beaurepaire, tegen Bon-Henry-Emmanuel-Joseph en Marie-Françoise-Alexis-Claudine de Lannoy, tegen Henry-Bon de Wasservas uit Haplincourt en dame Marie-Ferdinande de Lannoy, diens echtgenote. Deze rechtzaak ging over de schenking gedaan aan de heren en dames de Marnix door wijlen heer Adrien-François de Lannoy volgens authentieke akte van 30 maart 1772, zijn testament van 11 januari 1774 en de verdeling van de bezittingen van de successie van Adrien-Françoise de Lannoy. Eertijds had Sophie de Cunchy deze zaak verdergezet als de wettige voogdes van de minderjarige graaf de Marnix en had de raad van Atrecht zich op 26 oktober 1775 en op 15 mei 1784 hierover reeds uitgesproken maar de zaak bleef in onverdeeldheid. Graaf de Marnix liet zich

vertegenwoordigen door Mr. Aubron. De heer Ferdinand-Evrard-François de Wasservas liet zich vertegenwoordigen door meester Deprez. Marie-Françoise-Alexis-Claudine de Lannoy was gehuwd met generaal Charles-Auguste Compere en zij hadden geen vaste verblijfplaats in Frankrijk. Op 17 april 1810 werden alle tegenpartijen gedagvaard om binnen de 14 dagen voor de rechtbank te verschijnen.1795

4. Lid van de Algemene Raad van het departement van de Twee Neten

Bij keizerlijk decreet van 14 juli 1812 werd graaf Charles-Ghislain de Marnix benoemd tot raadslid van de algemene raad van het departement van Twee Neten. Dit werd hem echter door prefect d’Argenson pas medegedeeld op 30 september 1812. Deze post had de graaf naar eigen zeggen echter slechts op zich genomen om al de acties ondernomen tegen hem te stoppen en om te trachten zijn gesekwestreerde bossen te Crillat in Frankrijk te recupereren. Zijn oom Marc de Cunchy, oud-militair, die woonde bij de weduwe Vooremans-Frere in de Oude Beursstraat te Antwerpen, legde de zaak de Marnix voor aan verschillende hooggeplaatste personen bij het

Napoleon op zijn keizerlijke troon. Geschilderd door Jean-Auguste-Dominique Ingres, 1806. (PARIJS, Musée de l’Armée)

kvb deel II 1.indd 331 6/11/12 18:12

332

ministerie van justitie te Parijs, zoals aan de heer Mallarmé in 1804. Moeder en zoon de Marnix hoopten immers hun bossen te Crillat terug te krijgen zoals de Beaufremont, de Gand en de Blancay, “tous trois grands d’Espagne” hun bezittingen hadden teruggekregen. De Marnix moest zijn Belgische afkomst bewijzen mede door te verwijzen naar de rol van Philippe de Marnix in de godsdienstoorlogen. Op 24 november 1803 bevestigde prefect d’Herbouville dat de familie de Marnix van oudsher in de Nederlanden had verbleven en dat ze nog steeds in Bornem aanzienlijke bezittingen had. Er werd zelfs een smeekbede gericht aan keizer Napoleon.1796

5. Voorzitter van het kanton Puurs

Op 25 januari 1813 werd Charles-Ghislain de Marnix ook benoemd tot voorzitter van het kanton Puurs. Dit werd hem medegedeeld op 24 juni 1813 door ridder Victorin-André-Marie de Wargny, onderprefect van het arrondissement Mechelen. Prefect Rollin verzocht graaf de Marnix op 26 augustus 1813 om in een tabeloverzicht een gedetailleerde staat van de fauna en flora in zijn departement op te maken.1797

6. Bevrijding door de geallieerden

Napoleons nederlaag in de slag bij Leipzig (16-19 oktober 1813) luidde het einde van het Franse Keizerrijk in. Rond 15 december 1813 trokken de eerste geallieerde troepen België binnen. Gedurende de maanden januari, februari, maart en april 1814 veroverden de legers van de Coalitie het hele Belgische grondgebied. Bij het binnenvallen van de troepen van de geallieerde grootmachten, voornamelijk Pruisen en Russen, trok graaf Charles de Marnix op gevaar van eigen leven vanuit zijn kasteel van Bornem naar Mechelen om er zijn steun te betuigen aan de geallieerden. Begin 1814 maakte België nog deel uit van het Franse Keizerrijk en stonden de Franse bezettingstroepen onder leiding van generaal Maison. Tijdens de winter van 1813-1814 verlieten de Fransen echter onder militaire druk van de geallieerden stelselmatig de Belgische departementen. De ontruiming van de Fransen verliep grotendeels zonder langdurige gevechten, behalve in An twerpen. De geallieerden blokkeerden Antwerpen in januari-maart 1814. Zo gaf de intendant van het departement van de Twee Neten op 6 januari 1814 aan graaf de Marnix de plannen door van de brug te Walem aan de Antwerpsesteenweg, zodat de geallieerden hiervan gebruik konden maken. De toenmalige gouverneur van Antwerpen Charles Lebrun liet

Kaart van het departement van de Twee Neten met detail van het kanton Puurs in de Franse Periode, 1799/1800.

kvb deel II 1.indd 332 6/11/12 18:12

333

de buitenijen (= de eigendommen buiten de muren gelegen) op het Kiel, de Markgravelei, de Mechelsesteenweg en in Borgerhout afbreken. De Franse generaal Lazare Nicolas Marguerite Carnot (° 1753 - † 1823) volgde Lebrun op 4 februari 1814 op en liet de verdere afbraak van Borgerhout stopzetten. In 1865 richtten de inwoners van Borgerhout voor hem een standbeeld op en noemden de Carnotstraat naar hem. Onder leiding van Lazare Carnot boden de Fransen in Antwerpen gedurende enige tijd bekwaam weerstand.1798

De geallieerden namen voorlopig het bestuur over. De prefecten, de bestuurders van de departementen, werden vervangen door intendanten. Hertog Karel Bernhard van Saksen-Weimar-Eisenach (° 1792 - † 1862), kolonel en commandant van het 3e korps van Saksische troepen en in 1814 “général commandant dans la Belgique”, deed een oproep aan alle leden van de algemene raden. Graaf de Marnix trok er naartoe als gedeputeerde, terwijl de meeste raadsleden geblokkeerd zaten te Antwerpen. De hertog van Saksen-Weimar ontving de Marnix zeer vriendelijk en meldde hem dat hij de grenzen van het departement van de Twee Neten wenste te behouden. Hij zou dit ook melden aan de geallieerden. Enkele dagen later bevestigde de hertog de organisatie in departementen en werd graaf de Marnix opgeroepen om deel uit te maken van de permanente raad

van ridder Victorin André Marie de Wargny, de intendant van het departement van de Twee Neten, die onderprefect van Mechelen was. De Marnix ging op dit aanbod in, ondanks de bedreigingen van gouverneur Carnot aan zijn adres en ondanks het risico om voor de derde keer al zijn eigendommen gebrandschat te zien. Na de val van Parijs op 31 maart 1814 werden de vijandelijkheden gestaakt en deed Napoleon troonsafstand. De Franse troepen verlieten Antwerpen op 2 en 3 mei 1814. Twee dagen later nam het Engelse leger bezit van de stad. De soldaten van de geallieerden wilde men eerst als ‘bevrijders’ inhalen, doch hun wangedrag en ongeordend optreden stelde de plaatselijke bevolking algauw teleur.1799

7. De Belgische protonatie

In tegenstelling tot wat algemeen wordt aangenomen over de stichting van België in 1830, als zijnde een constructie opgezet door de grootmachten van die tijd, bestond reeds

lang voordien al een België, niet alleen in geleerde kringen, maar wel degelijk ook in de administratie. De transformatie van de Zuid-Nederlandse vorstendommen (inclusief het prinsbisdom Luik) of ‘protonaties’ van het ancien régime in een moderne Belgische natie duurde bijna een halve eeuw. Zij ging van start met de Brabantse Revolutie tegen de politiek van Jozef II in 1787-1793, die aanleiding gaf tot een republikeins nationalisme in naam van de volkssoevereiniteit. Naast de vooruitstrevende Vonckisten speelden ook de conservatieve Statisten een rol in het behoud van de continuïteit van die ‘Belgische’ traditie, belichaamd in ‘de oude constitutie’, in Brabant specifiek de

Officieren uit het Pruisische leger, 1814.(©Bertrand Malvaux, Art militaire - Souvenirs historiques)

Standbeeld van Lazare Carnot opgericht te Borgerhout in 1865.

Hertog Karel Bernhard van Saksen-Weimar-Eisenach (° 1792 - † 1862).(Eigen Haard, 1888)

kvb deel II 1.indd 333 6/11/12 18:12

334

Blijde Inkomst. De Statisten zagen de Brabantse Revolutie als de voltooiing van de Nederlandse Revolutie van de 16e eeuw.1800

Ook in zijn doctoraatstudie, voorgelegd aan de Université Catholique de Louvain ergerde Sébastien Dubois zich aan de voorstelling alsof niet het koninkrijk, maar ‘België’ geschapen werd in 1830. Die voorstelling toont volgens prof. em. Lode Wils aan “hoezeer Vlaanderen en Wallonië in de geesten België op de achtergrond hebben gedrongen”. Traditioneel werd altijd aangenomen dat de scheiding van België en Nederland in 1830 onvermijdelijk was, maar die interpretatie is zelf ook een resultaat van nationale geschiedinterpretaties vanuit België en Nederland. Vandaag neigen historici er meer en meer naar om het nationalistische gedachtengoed van deze interpretaties te ontmaskeren, wat de idee doet opperen dat de scheiding in 1830 helemaal niet zo ‘logisch’ of onvermijdelijk was. Het had helemaal anders kunnen uitdraaien. Stefaan Martel analyseerde politieke teksten uit de periode 1814-1815, het ogenblik waarop het Verenigd Koninkrijk vorm kreeg. Hij stelde vast dat er wel degelijk een continuïteit bestond tussen het Zuid-Nederlandse (of Belgische) natiebesef in 1830 en de politieke discussies die vijftien jaar eerder werden gevoerd. Reeds in 1814-1815 speelde het idee van een ‘Belgische natie’ een duidelijke rol. Dubois onderzocht onder meer de ontwikkeling van de benamingen voor onze gewesten vóór het einde van de 18e eeuw: “Gallia Belgica”; “la Bourgogne de par deça”; “Belgium dat is Nederlandt”; “de Belgische Nederlanden” of “Pays-Bas belgiques”. Eind 18e eeuw nam het gebruik van de eigennaam ‘Belgen’ en verwante termen sterk toe, vooral in het Frans maar ook in het Nederlands. Zonder het te beseffen, heeft de Franse Republiek gedurende de inlijving van de “départements de la ci-devant Belgique” bij Frankrijk van 1795 tot 1814 de weg geplaveid naar 1830. De oude Zuid-Nederlandse vorstendommen werden vernietigd en het gebied en zijn bewoners werden nu België en de Belgen genoemd. Men sprak effectief tijdens de Franse Periode over de “départements de la Belgique “.1801

In het Verenigd Koninkrijk de Nederlanden (1815-1830) trachtte de overheid de vroegere gelijkstelling opnieuw ingang te doen vinden tussen de termen België en Nederland, Belgen en Nederlanders, als synoniemen voor het hele rijk en zijn bewoners. Maar hiertegen kwam fel protest van sommigen, die alleen Belg wilden genoemd worden en deze naam niet met Hollanders wilden delen. Grote voorvechter hiervan was de Leuvenaar Pierre-François Van Meenen, die in zijn toonaangevend liberaal blad L’Observateur politique, administatrif, historic et littéraire de la Belgique in 1815-1818 hiertegen campagne voerde.1802

Dit Belgisch bewustzijn blijkt ook uit de titels van de kranten waarop graaf Charles de Marnix zich abonneerde. Door zijn drukke politieke loopbaan moest graaf Charles de Marnix zorgen dat hij op de hoogte was van het reilen en zeilen in de staat. Zo was hij op 6 november 1814 reeds geabonneerd op het Journal de la Belgique.1803 Vanaf 1815 abonneerde de graaf zich op het Journal Officiel,

L’Observateur, Le Nouveau Journal Général des Pays-Bas, L’Observateur Belge, Le Mémorial administratif. Uiteraard kwam daar in 1815-1816 nog het Staatsblad en de Gazette Générale des Pays-Bas bij.1804 In 1818 nam hij ook een abonnement op de krant L’Oracle.1805 Op 25 juni 1819 zien we hem voor het eerst ook een abonnement betalen op Le Vrai Libéral. Merkwaardig is zijn interesse in 1819 voor een uittreksel uit de Sociétés Secrétes d’Allemagne. Ook nam hij een abonnement op het Journal d’Agriculture, d’Économie rurale et des Manufactures du Royaume des Pays-Bas.1806 Hij kocht ook het Journal de Bruxelles.1807 Vanaf 1822 abonneerde hij zich op Le Courrier des Pays-Bas.1808

Op basis van ruim archiefonderzoek benadrukt Dubois telkens weer de continuïteit in de beeldvorming door de eeuwen heen. Veel voorstellingen die men typisch acht voor het romantische Belgische nationalisme van na 1830, dateren in feite van veel vroeger. Dit mag men beschouwen als vormen van “proto-patriottisme” en “proto-nationalisme”. Toch moet volgens Dubois onderscheid gemaakt worden tussen een manifest Belgisch patriottisme bij de elite, waar graaf Charles de Marnix als voorbeeld kan dienen, en het gewone volk, dat bleef steken in een zeker patriottisme gevormd door het respect voor het gezag. De plattelanders beschouwden zich volgens Dubois in de achttiende eeuw “Oostenrijkers”, zoals in de zeventiende eeuw “Spaans”, in “un attachement sincère envers la personne de son Prince ‘naturel’”.1809 Dit valt te relativeren, daar zij zich hoogstens beschouwden als Vlaming, i.e. inwoner van het graafschap Vlaanderen, Brabander of Limburger, dus als inwoner van hun vorstendom.

8. Le Gouvernement Général de la Belgique (15 februari 1814 - 16 maart 1815)

Le Gouvernement provisoire de la Belgique

De hertog van Saksen-Weimar, commandant van het 3de korps van de Duitse geconfedereerden, en de Pruisische generaal Friedrich Wilhelm Freiherr von Bülow, commandant van het 3de Pruisische korps arriveerden in Brussel op 8 februari 1814. Zij benoemden op 11 februari 1814 de respectievelijke stafchefs als commissarissen om een “voorlopige regering” (“Gouvernement provisoire”)

Abonnement van graaf Charles-Ghislain de Marnix op het Journal de la Belgique, 6 november 1814. (BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 11, Liasse 3, Quittances 1814)

kvb deel II 1.indd 334 6/11/12 18:12

335

van België op te richten. Dit “Gouvernement général de la Belgique” werd geïnstalleerd op 15 februari 1814. Dit was samengesteld uit een Gouverneur-Generaal, vier Commissarissen-Generaal en een “Conseil Administratif Général”. De hertog van Beaufort werd de eerste “Gouverneur général de la Belgique”. Een maand later verscheen echter een Oostenrijkse delegatie die een terugkeer van de Habsburgse dynastie kwam vragen, doch zij kregen te horen dat een vereniging met Holland werd voorbereid.1810

Het Belgisch Legioen

Op 4 maart 1814 werd door graaf de Robiano in afwezigheid van de hertog van Beaufort beslist tot de oprichting van het Belgisch Legioen, bestaande uit vier regimenten infanterie en één regiment lichte cavalerie onder leiding van graaf Charles-Albert-Louis-Alexandre-Henri van der Burch. Op 18 maart 1814 gaven de geallieerden het bevel over het Belgisch Legioen in handen van graaf von Murray, luitenant-generaal in dienst van Oostenrijk.1811

Luitenant-kolonel Charles Hamilton Smith diende in het leger van de geallieerden in de strijd tegen Napoleon in 1814-1815 en onderhield een uitvoerige correspondentie met zijn vriend graaf Charles-Ghislain de Marnix. In een brief van 22 november 1814 vanuit de Horse Guard te Londen aan de graaf meldde hij dat veel “Austrian Belgians” naar huis terug keerden, daartoe aangeraden door prins Metternich, zodat de soeverein zijn handen vol

zou hebben. Het zou echter geen kwaad kunnen als hij hun lijst aanvulde met enkelen, die niet hadden gediend in de republikeinse of keizerlijke strijdkrachten van Frankrijk. Zij zouden een soort van tegengewicht vormen en “the Belgian army” een eigen karakter geven, in plaats van te stralen met een reputatie geleend van een andere natie. Hij had geen politieke nieuwtjes mee te delen van zijn kant van het Kanaal, het was een saaie maand november. Hij had het geld ontvangen van het kreupele paard, dat verkocht was geweest. Hamilton vroeg of de Marnix hem wilde op de hoogte houden van de nieuwe hervormingen die men deed in het leger en welke kolonels nog overbleven.

Hij vroeg de graaf hem een schets te sturen van het uniform van het nieuwe regiment van karabiniers. Hij was immers bezig met het maken van een set tekeningen van de militaire uniformen voor de prins-regent en hij wilde dat nieuw korps erin opnemen. Misschien kon hij hem ook de uniformen van de Nederlandse huzaren bezorgen? Hij wist dat hij veel vroeg, maar dat was het gevolg van hem tot zijn vrienden te mogen rekenen. Hij eindigde met een vriendschappelijk “God bless you, my dear Count”. 1812 Charles Hamilton Smith was toen reeds bekend als uitgever van standaardwerken over de vestimentaire gebruiken in het Engelse leger en in het Engeland van de 7de tot de 16de eeuw.1813

Het Belgische Legioen, opgericht op 4 maart 1814, had nog een sterke Oostenrijkse allure. (KNÖTEL, Uniformenkunde, I, nr. 82)

Brief van luitenant-kolonal Charles Hamilton Smith uit Londen aan graaf Charles de Marnix, waarin hij het heeft over “Austrian Belgians” en “the Belgian army”. (BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 22, nr. 99)

kvb deel II 1.indd 335 6/11/12 18:12

336

Charles de Marnix lid van de Algemene Raad van de Gouverneur van België

Het “Gouvernement général de la Belgique” bestond uit de zes departementen van de Dijle, Twee-Neten, Schelde, Leie, Jemappes en Samber-en-Maas. Op 16 maart 1814 benoemde minister baron van Stein in naam van de geallieerden de baron de Horst tot nieuwe gouverneur-generaal van België, die in functie trad op 22 maart 1814. De baron de Horst moest de voorlopige regering in Brussel op poten zetten en de administratie van het land regelen. De baron de Horst vroeg aan elke intendant om een lid van hun permanente raad naar Brussel te sturen om van elk departement iemand bij hem te hebben om zich te informeren over de departementen. Zijn keuze viel op Charles-Ghislain de Marnix, die op 28 maart 1814 naar Brussel trok. Op dat ogenblik bedreigde de Franse generaal Maison opnieuw België met een inval en bezette hij vanaf 26 maart nog vier dagen de stad Gent.1814

Beheer van het departement van de Twee Neten

Charles-Ghislain de Marnix werd gedeputeerde van het departement van de Twee Neten en “membre du Conseil Général de son Excellence le Gouverneur de la Belgique”, i.e. lid van de Algemene Raad van de Gouverneur van België.

Zijn privéarchief bevat dan ook heel wat documenten uit 1814, voornamelijk kladversies van rapporten voor de gouverneur-generaal en correspondentie met de intendanten.1815 Bijzonder boeiend is zijn rapport van 18 mei 1814 “sur l’affaire du Spectacle d’Anvers”. Na de Franse bezetting barstte immers een juridische strijd los tussen twee partijen die de leiding over het Théâtre d’Anvers, het Frans theater van Antwerpen opeisten. Tijdens de Franse bezetting had de heer Limelette, directeur van het theater te Gent zich gericht tot baron de Horst, toen gouverneur, om de directeurspost van het Théâtre d’Anvers te verkrijgen. Op 29 april 1814 zond de baron de Horst het dossier naar de intendant van de Twee Neten en gaf bevel om Limelette aan te stellen als directeur van de theaters in Antwerpen en Mechelen. De Antwerpse autoriteiten stonden weigerachtig tegenover deze benoeming en pas op 8 mei 1814 kon Limelette zijn eerste voorstelling laten doorgaan. Verscheidene artiesten spanden samen met de Antwerpse overheid om de benoeming van Limelette te annuleren. Een zekere Camoin van de toneelvereniging van Antwerpen kwam zelfs op 11 mei bij de graaf de Marnix verzekeren dat de voorstellingen stopgezet waren. De graaf had daarom aan de gouverneur de heer Camoin voorgesteld om directeur te worden, ten nadele van Limelette. Graaf Charles-Ghislain de Marnix besliste op 18 mei 1814 uiteindelijk dat de heer Limelette alle recht had op de post van directeur, hem toegekend door baron de Horst. De leden van de toneelvereniging hadden graaf de Marnix immers bedrogen en zo had de gouverneur op foutief advies van de graaf de leden van de vereniging ten onrechte bevoordeeld. De gouverneur herriep dan ook op 18 mei 1814 de benoeming van Camoin en herstelde Limelette in zijn directiepost.1816

Het verzekeren van de continuïteit van de inkomsten om de eigen administratie te laten functioneren bleek één van de hoofdzorgen van de overheid. Op 17 mei 1814 deed ridder de Wargny, intendant van het departement van de Twee Neten, een beroep op de tussenkomst van graaf de Marnix om de lonen van de ambtenaren en functionarissen van het departement uit te laten betalen. De ambtenaren werden ongerust door de verandering met het Franse bestuur en de gouverneur zelf reageerde niet, terwijl de lonen in het departement van de Dijle nochtans al uitbetaald waren.1817 Op 20 mei meldde de intendant dat graaf Walmoden een deel van zijn korps had gelegerd in het arrondissement Mechelen. De graaf Walmoden was luitenant-generaal van een korps van 15.000 man en 32 kanonnen. De intendant had dringend nieuwe fondsen nodig voor de bevoorrading van deze troepen.1818 Graaf de Marnix gaf direct gevolg aan deze klachten, zodat op 23 mei 1814 dezelfde de Wargny hem in naam van alle functionarissen van het departement bedankte. Hij vroeg de graaf ook om “un regiment Belge” te sturen naar Mechelen om in de kazernes te logeren.1819 In navolging van een rondzendbrief van baron de Horst van 27 april 1814 moest intendant de Wargny de boekhouding van het militair hospitaal in Mechelen op orde zetten. Hierom vroeg hij de graaf de Marnix om hulp op 21 mei 1814. Diezelfde dag stelde graaf de Marnix een rapport op over het feit dat een commissaris van de Prins van

Het uniform van de infanterie van het Belgische Legioen was oorspronkelijk een witte jas (van Britse makelij) en grijze broek, waarbij de Oostenrijkse invloed duidelijk blijkt uit de zwarte Oostenrijkse kokarde en rode pompon.(PAWLY, Wellington’s Belgian Allies 1815, A en 8-10)

kvb deel II 1.indd 336 6/11/12 18:12

337

Oranje-Nassau de gouverneur-generaal had gevraagd om de archieven van het arrondissement Breda terug te geven, die door de onderprefect waren meegenomen in zijn vlucht naar Antwerpen. Het arrondissement Breda maakte vroeger deel uit van het departement van de Twee Neten, doch stond nu voor een jaarlijkse toelage onder Hollandse heerschappij. Graaf de Marnix was van mening dat de archieven konden teruggegeven worden, maar dat de Hollandse commissaris zelf iemand moest zenden om ze te komen ophalen in de prefectuur van Antwerpen en dat er een inventaris in dubbel van moest opgemaakt worden. De bestuurder van het gasthuis van Lier moest ook vervangen worden, ter vervanging van de heer Baudry, die een geboren Fransman was. Op 27 mei 1814 meldde graaf de Marnix dat ook het legerkorps van de hertog van Brunswijk van 12.000 man sterk zich naar eigen welbevinden had gestationeerd te Bonheiden, tot zware last van de plaatselijke bevolking en overheid. De graaf adviseerde de gouverneur om dringend 30.000 fr. toe te kennen aan de intendant van het departement van de Twee Neten. Hij moest ook de uitbetaling van de toelagen voor de katholieke clerus in het departement waarborgen.1820

Ingevolge de Conventie van Parijs van 31 mei 1814 werden de delen van de departementen van Beneden-Maas en van de Ourthe, gesitueerd op de linkeroever van de Maas toegevoegd op 1 en 18 augustus 1814 tot de administratie van de gouverneur van België.1821 Op 10 juni 1814 meldde de intendant dat men hoopte dat het korps van generaal Walmoden eindelijk Mechelen zou verlaten, want de stad kon onmogelijk nog instaan voor de bevoorrading. Doch hij had vastgesteld dat de generaal zeker nog tot 1 juli

1814 met zijn troepen te Mechelen zou stationeren.1822 Op 14 juni 1814 meldde Mr. de Baillet, onder-intendant van het arrondissement Antwerpen aan graaf de Marnix dat er voor 12.000 fr. door de marine en voor 18.000 fr. aan noodmunten van 5 en 10 centimes in rood koper waren geslagen en verdeeld.1823 De 386 dwangarbeiders, waarvan slechts 43 Belgen, werden voorlopig ingezet in de haven. Deze dwangarbeid was door de Fransen ingesteld geweest voor de grote havenwerken die de Fransen hadden laten uitvoeren in Antwerpen. Nu die havenwerken gestopt waren, kon men de dwangarbeiders volgens graaf de Marnix niet meer gebruiken. Ze werden voorlopig ondergebracht in de kazernes van de citadel van Antwerpen, aangezien ze nergens anders in de stad terecht konden. Het was volgens de graaf noodzakelijk om overeen te komen met Mr. de Kersaint, maritiem prefect van de Franse regering en met de intendanten van de departementen van België, om zo de 43 Belgische dwangarbeiders over te brengen naar de correctiehuizen van Gent of Vilvoorde en de 343 vreemdelingen aan hun land van herkomst uit te leveren. De onder-intendant van Antwerpen bekloeg zich ook over de onderfinanciering van zijn bureau te Antwerpen, ondanks het belang van deze stad voor België. Graaf de Marnix liet de nodige fondsen ter beschikking stellen.1824

In de correspondentie van graaf Charles-Ghislain de Marnix vinden we op 21 juni 1814 een document terug van de belastingsambtenaar van Thimougies, gemeente Beclers, arrondissement Doornik, m.b.t. een extraordinaire oorlogsbelasting. Dit ging uit van “Le Gouvernement général de la Belgique”.1825 Op 24 juni 1814 sprak ridder de Wargny de graaf aan als “membre du Conseil administratif

De schouwburg van Antwerpen bevond zich in centrum van het oorspronkelijk in 1553 door G. Van Schoonbeke gebouwde Tapissierspand, dat na een brand in 1746 werd heropgebouwd in 1750-1757. Tijdens de Franse tijd (1794-1814) werden aan dit ‘Grand Théâtre’ of ‘Théâtre d’Anvers’ geen grootse werken uitgevoerd. Het Tapissierspand (‘Fransch theater’) moest in 1829 wijken voor de ‘Temple pour les Muses’ of het ‘Théâtre Royal Français’ van Pierre Bourla, beter bekend als de Bourlaschouwburg. (© Timothy De Paepe; MANDERYCK, e.a., De Bourlaschouwburg. Een tempel voor de muzen, 32-43)

kvb deel II 1.indd 337 6/11/12 18:12

338

provisoire de la Belgique”, wat duidelijk wijst op het tussentijds, voorlopig karakter van deze regering van België.1826 Op 1 juli 1814 rapporteerde graaf de Marnix over de penibele situatie waarin de gewonde Pruisische soldaten zich bevonden in het militair hospitaal van Mechelen. De heer Kennekens vroeg de graaf om schadevergoeding en uitstel van belastingen voor de polders van Oosterweel, Wilmarsdonk, Eekeren, Merksem en Nieuborgerweert, die door de geallieerden onder water waren gezet tijdens de belegering van Antwerpen. Op 6 juli 1814 maakte de graaf een rapport op over de reparaties die moesten uitgevoerd worden aan de brug van Walem langs de grote steenweg van Brussel naar Antwerpen. Op 11 juli 1814 maakte de intendant een rapport over een klacht van de heer Geelhand, die meende eigenaar te zijn van de steenweg van Merksem naar Brasschaat, de huidige Bredabaan, waarvan de slagbomen door de Franse overheid in beslag waren genomen. Ook de heren De la Faille en Van de Werve hadden gelijkaardige eisen opgesteld. Graaf de Marnix meende echter dat oorspronkelijk de aanleg van deze steenweg van Merksem naar Brasschaat als uitzonderlijke voorwaarde had, dat de steenweg de staat zou toebehoren, nadat de kapitalen voor zijn aanleg en onderhoud zouden terugbetaald zijn, zoals bepaald in een patentbrief van keizer Jozef II van 5 mei 1787. De heer Geelhand kon dus de steenweg niet als zijn eigendom opeisen, maar er hoogstens een hypothecaire rente op eisen.1827

9. Stichting van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (1815)

Op 30 mei 1814 kwamen de geallieerden in het Verdrag van Parijs reeds overeen dat Nederland onder het huis

van Oranje groter zou worden dan voordien. Twee weken later nam prins Frederik van Oranje reeds het bevel op zich van de Nederlandse troepen die België bezetten. Pas op de Conventie van Londen van 20 juni 1814 kwamen de geallieerden overeen om alle provincies te herenigen in één staat onder de heerschappij van het huis van Oranje-Nassau, zoals de Spaanse Nederlanden waren voor de opstand, met uitzondering van het hertogdom Luxemburg. Voorwaarde was wel dat dit nieuwe Verenigd Koninkrijk der Nederlanden zou geregeerd worden volgens een representatieve constitutie en dat een aantal overzeese gebieden zouden afgestaan worden aan Groot-Brittannië.

Graaf de Marnix moest de stationering van de troepen in de kazernes van de verschillende steden in het departement van de Twee Neten in goede banen leiden. Hij meende dat de gemeenten moesten instaan voor het onderhoud van de kazernes en de bevoorrading van het leger. Op 12 juli 1814 protesteerde de burgemeester van Brussel baron Joseph van der Linden d’Hooghvorst heftig hiertegen bij de gouverneur-generaal. Dit was noch onder de Oostenrijkers, noch onder de Fransen het geval geweest. De steden moesten enkel instaan voor de burgerwacht als voor de brandweer. De rest viel onder het departement van Oorlog. Op 20 juli 1814 vroeg de heer Bruyninck aan graaf de Marnix om te mogen een diligence of postkoets instellen die dagelijks tussen Brussel en Mechelen heen en terug zou rijden. Hij mocht dit doen, doch op eigen risico. Op 3 augustus 1814 deed de stad Turnhout zijn beklag bij graaf de Marnix over het feit dat sinds 15 december 1813 de geallieerde troepen aanzienlijke leveringen jenever eisten maar deze nauwelijks of zelfs niet betaalden.

Reiskoets en postkoets ten tijde van koning Willem I, 1827.(CATTIER en HEINS, Cortège historique des moyens de transport)

kvb deel II 1.indd 338 6/11/12 18:12

339

Op 1 augustus 1814 werden de Oostenrijkse Nederlanden in handen gegeven van de Verenigde Provinciën en prins Frederik nam het bevel over van het Belgische Legioen en benoemde de Nederlandse generaal Fagel tot bevelhebber. De prins van Oranje-Nassau verving diezelfde dag ook baron de Vincent als gouverneur-generaal van het Gouvernement général de Belgique. Hij zou deze functie nog uitoefenen tot 16 maart 1815. De Conseil Administratif Général hield zijn laatste zitting op 13 augustus 1814. Een arrest van prins Willem van 12 augustus 1814 stelde een Geheime Raad, een Rekenkamer en vier administratieve departementen in. Dezelfde dag benoemde hij ook de raadsleden van de Geheime Raad: de hertog van Beaufort, voorzitter, baron Vandevelde de Melroi, voormalige bisschop van Roermond, graaf de Mérode-Westerloo, graaf de Marnix, de heren De Jonghe, De Limpens, De Leveilleuze, Holvoet en P.J. L’Ortye, secretaris-archivist van het Gouvernement en provisioneel secretaris van de Geheime Raad. Graaf de Thiennes de Lombise werd benoemd tot commissaris-generaal van het Departement van Justitie, de hertog d’Ursel werd commissaris-generaal van het Departement van Binnenlandse Zaken en raadsheer van state Appelius werd commissaris-generaal van het Departement van Financiën. Het Departement van Oorlog ging later naar generaal Janssens. Baron van der Capellen werd Secretaris van Staat. Reeds op 15 augustus 1814 kregen graaf de Mérode en graaf de Marnix de opdracht een rapport op te stellen over de maatregelen te nemen voor de jacht in België. Dezelfde dag werd besloten dat het Belgische Legioen zich vanaf 1 september 1814 moest schikken naar de organisatie, regels en training van de Nederlandse troepen. Ze mochten echter hun autonomie en hun uniformen behouden, met uitzondering

van de zwarte kokarde, die werd vervangen door een oranje kokarde op 24 augustus.

De Leveilleuze en de Marnix wezen de nieuwe vorst op de noodzaak om het kadaster in België terug in te voeren en ook de grondlasten te blijven heffen. Bij besluit van 1 oktober 1814 werd dan weer de verplichte Franse vertaling van alle Nederlandstalige akten afgeschaft. Koning Willem I stootte echter direct de katholieken tegen het hoofd toen hij op 21 oktober 1814 een arrest uitvaardigde met betrekking tot het burgerlijk huwelijk voor katholieken. Dit leidde tot klachten van verscheidene clerici en een groot aantal huwelijken kon niet doorgaan, wat ook door graaf de Marnix werd vastgesteld. In november 1814 maakten graaf de Marnix en de graaf d’Arschot een rapport voor de prins van Oranje over een incident dat zich op 3 februari 1814 te Boom had voorgedaan. Een Pruisisch officier van een detachement had er 1.145 fr. uit de schatkist van de ontvanger genomen en zijn soldaten hadden zich schuldig gemaakt aan verscheidene geweldplegingen tegen de vice-burgemeester en ontvanger. Er waren echter onvoldoende bewijzen hiervoor volgens de commissarissen. Op 16 maart 1815 riep Willem zelf de unificatie van België en Holland onder één scepter uit en proclameerde zich zelf koning van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Dit werd bevestigd door het Verdrag van Wenen op 31 mei 1815, waardoor hij ook nog de titel van groothertog van Luxemburg kreeg toebedeeld.1828 Op 21 juli 1814 had Willem I reeds de “réunion des Provinces-Belgiques avec les Provinces-Unies” erkend.1829 In een Annexe van het artikel 8 van het Verdrag van Wenen van 31 mei 1815 moest Willem I “le prince souverain des Pays-Bas-Unis” met betrekking tot “la réunion de la Belgique à la Hollande” wel

Zicht op de Willempoort en de Champs Elysées te Brussel. (© Collectie Kasteel Marnix de Sainte Aldegonde, Bornem - Foto Filip Hooghe, 2012)

kvb deel II 1.indd 339 6/11/12 18:12

340

“la souveraineté des Provinces Belgiques” aanvaarden. Hij moest overeenkomen met generaal baron de Vincent, “gouverneur-général de la Belgique”, om “le gouvernement provisoire des provinces Belgiques” in handen te geven van diegene die door zijne Majesteit ermee belast zou worden in naam van de Geallieerden, tot aan hun definitieve en formele reünie.1830

10. Naturalisatie tot Belg in 1815

Het is dus ook geen toeval dat graaf Charles-Ghislain de Marnix zich op 30 april 1815 liet naturaliseren tot Belg. Uit het naturalisatiedocument blijkt dat Charles-Guislain-Marie graaf de Marnix lid was van de Geheime Raad (Conseil Privé) van koning Willem I. Hij was geboren te “Rollancourt, Pas de Calais, Royaume de France”, verblijvend te “Bornhem, Deux-Nèthes”. Om te kunnen genieten van alle voorrechten voorbehouden aan personen geboren in “la Belgique”, wilde hij brieven van naturalisatie bekomen. Aangezien dat hij woonde in België gedurende menige jaren, dat hij gehuwd was met “une belge”, dat hij tien kinderen had die geboren waren in België en dat hij er bezittingen heeft, verklaarde koning Willem dat hij inging op de aanvraag van “Sieur Comte de Marnix et de Bornhem” en hem alle voorrechten toekende als zou hij geboren zijn in België. Deze naturalisatiebrief werd uitgegeven in het koninklijke paleis te Brussel op 30 april 1815.1831

Enige tijd nadien zond Charles Hamilton Smith opnieuw een brief naar de graaf de Marnix, die intussen in de Geheime Raad van Willem I zetelde. De Amerikanen kregen nu de rekening voorgeschoteld voor hun vriendschap met Bonaparte. Smith vreesde echter dat Engeland algauw een twist zou hebben met de koning van Spanje, die blijkbaar niets geleerd had en niets vergeten was.1832

11. Société charbonnière de Houssu

Op 21 juni 1815 schreef de heer J.J. De Limpens een nota aan graaf de Marnix over de Société charbonnière de Houssu. Hij had van Mr. Lammens, afgevaardigde van de commissaris-generaal van Justitie, het dossier betreffende de Société

charbonnière de Houssu ontvangen. De steenkoolmijnen waren gesitueerd in betwist gebied met Frankrijk. In 1810 had de Société charbonnière de Houssu de zaak onder het Franse regime gewonnen. Doch op 21 februari 1814 werden deze decreten geannuleerd doordat het gebied in handen van de geallieerden was gekomen. Op 1 november 1814 had de koning op basis van een rapport van de commissaris-generaal van Justitite een beslissing genomen ten nadele van de Société charbonnière de Houssu. Het vonnis van de Raad van State was dus niet van toepassing en De Limpens vond dat deze zaak voor de Geheime Raad moest komen. Graaf de Merode was immers één van de eerste belanghebbenden in de steenkoolindustrie in concurrentie met de Société charbonnière de Houssu!1833

12. De Slag bij Waterloo (18 juni 1815)

De terugkeer van het eiland Elba, op 1 maart 1815, en de honderd dagen durende veldslag die de geallieerden verenigde tegen Napoleon, zorgden ervoor dat het Napoleontische offensief opnieuw in conflict ging met de coalitie van Engeland, Pruisen, Rusland en Oostenrijk, gesteund door Spanje, Italië en de Nederlanden. Het was de veldtocht van België die leidde tot de slag van Waterloo. Op 12 juni 1815 vertrok Napoleon uit Parijs voor zijn fatale veldtocht. In de slag om Ligny versloeg Napoleon op 15 juni de Pruisen onder leiding van Blücher. Op 16 juni volgde de

Officiële toelating van Willem I koning der Verenigde Nederlanden voor de naturalisatie van graaf Charles-Guislain-Marie de Marnix tot inwoner van “la Belgique”, 30 april 1815. Let op de “TIMBRE BELGIQUE” van het departement “DYLE” linksboven. (BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 22, nr. 101)

Steenkoolmijn te Haine-Saint-Pierre van de Société Charbonnière de Houssu. (©www.delcampe.be)

kvb deel II 1.indd 340 6/11/12 18:12

341

slag om Quatre-Bras in de omgeving van Nijvel. De heer J.J. De Limpens verwees in zijn brief van 23 juni 1815 aan graaf de Marnix over de zaak over de Société charbonnière de Houssu naar de rol die zijn kleinzoon Fiquelmont had gespeeld in de slag bij Quatre-Bras. Hij bevond er zich met zijn regiment Belgische artillerie, toen de Franse troepen van maarschalk Ney hen met volle kracht aanvielen. Er waren daar alleen maar Belgen, aldus Fiquelmont. Zijn compagnie van 122 man verloor 60 man, de kapitein sneuvelde aan zijn zijde, twee andere officieren werden verwond en hij was de enige officier van zijn compagnie die zonder verwondingen uit de slag kwam. Twee kogels waren wel tegen het ijzer van zijn sabel afgeketst.1834 In de slag van Quatre-Bras bewees de prins van Oranje zijn militair genie, door met een handvol manschappen zijn positie bij Quatre-Bras in te nemen tot de Engelse troepen arriveerden. Wellington besloot na de slag dat de positie van het geallieerde leger bij Quatre-Bras onhoudbaar was geworden door de nederlaag van de Pruisen bij Ligny en trok zich terug richting Waterloo, waar het op 18 juni kwam tot de veldslag van Waterloo.

13. Lid van de Geheime Raad en commissaris des Konings in het departement van de Dijle

Op 7-8 april 1815 werd graaf Charles-Ghislain de Marnix benoemd tot commissaris des Konings in het departement van de Dijle.1835 Op 1 mei 1815 verscheen hij ook als lid van de Geheime Raad van Willem I. Hij moest rapport opmaken over de functionarissen in het arrondissement Leuven en had hierbij twee burgemeesters aangeklaagd wegens concessies en vervalsing. Hij stond op 23 mei 1815 ook in voor de kosten van de militaire transporten waarmee de stad Brussel werd belast. 1836

14. Opperjagermeester1837

Graaf Charles-Ghislain de Marnix bouwde een indrukwekkende carrière uit, vooral in het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Uiteindelijk zou de koning van de Verenigde Nederlanden hem zijn titel van graaf de Marnix terugschenken. Doch de Heraldische Kamer gaf hem de verkeerde kroon, dus niet de gravenkroon. Het liet de graaf echter onverschillig en hij gebruikte vooral zijn stempel van het ministerie. Hij verkreeg van koning

Willem I de functie van Opperjagermeester van de Kroon voor de Zuidelijke Provinciën van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (1815-1830) (“Grand Veneur pour les Provinces Meridionales du Royaume”). In die hoedanigheid stelde hij op 26 augustus 1821 de jacht in de provincie Oost-Vlaanderen open op 15 september 1821.1838 Zo kondigde hij op 25 juli 1822 in de Gazette van Gent de “Opening der Jagt” in de provincie Oost-Vlaanderen aan, vastgesteld op 16 augustus 1822.1839 Op 2 februari 1822 schonk de inspecteur der bossen aan graaf de Marnix een zeer groot everzwijn, dat 12 fl. 50 c. kostte. De graaf van Liedekerke, gouverneur van de provincie Luik, vroeg op 28 juni 1822 de opperjagermeester vanuit Luik om als enige te mogen jagen in zijn 500 bunders bos gelegen nabij Namen. Er moest toegezien worden op het behoud van de koninklijke reserve aan bossen voor de jacht in de provincie Luik. Als opperjagermeester was het aanzien van de graaf de Marnix aanzienlijk onder de Belgische adel, aangezien elkeen die wilde in de koninklijke bossen jagen van hem toestemming moest krijgen. Heel wat van zijn correspondentie bestaat dan ook uit aanvragen tot jachtvergunning, sollicitaties en klachten m.b.t. de jacht. De graaf werd ook van over heel het land aangeschreven om bepaalde gunsten te verlenen. Zo schrijft een zekere heer Anthony vanuit Poperinge op 21 augustus 1822 een brief aan graaf de Marnix. Hij had in 1816 van hem de post van “commies te voet op de grenzen” bekomen. Thans bezat hij de plaats van “commis te voet voor den dienst van ‘t inwendig tot Poperinghe” Door het invoeren van de nieuwe rechten en door het invoeren “der Vaderlandsche taal in deze provincien” kwamen er enige

De prins van Oranje bij de slag om Quatre-Bras op 16 juni 1815. (Jan Willem Pieneman, 1817 of 1818. ©AMSTERDAM, Rijksmuseum)

Willem I, Koning der Nederlanden, 1819, geschilderd door Joseph Paelinck (1781-1839). (©AMSTERDAM, Rijksmuseum)

kvb deel II 1.indd 341 6/11/12 18:12

342

plaatsen van ontvangers vacant te staan. Hij kon hiervoor 1.000 gl. borg geven. Deze Poperingenaar vroeg graaf de Marnix om een aanbeveling bij de minister van Staat belast met het algemeen bewind der ontvangst.1840

De functie van opperjagermeester van de koning gaf Charles de Marnix toegang tot de hoogste kringen in het land. Zo schreef hij persoonlijke brieven aan “Sire” Willem I, onder meer in 1828 een bedanking voor de concessie gegeven aan hem om een mijn te mogen ontginnen in de gemeenten Mont-Sainte-Aldegonde, Anderlues en le Val Trazegnie.1841 Opvallend is ook dat al de correspondentie, ook met het Hof van de Nederlanden hoofdzakelijk in het Frans is opgesteld. De wetgeving die Willem I dus wilde opleggen in het zuidelijke landsdeel, om Nederlands als bestuurstaal in te voeren, had duidelijk nog niet de hogere regionen bereikt, zelfs niet de orangistisch gezinde de Marnix. Graaf Charles-Ghislain de Marnix was nog steeds opperjagermeester in 1830.1842

15. Voorzitter van de Ridderschap van de Provincie Antwerpen

Op 13 maart 1816 werd graaf Charles-Ghislain-Marie de Marnix erkend als lid der Ridderschap van de Provincie Antwerpen, waarvan hij voorzitter zou blijven van 1817 tot 1830 tijdens het hele bewind van koning Willem I. Hij werd op 26 april 1816 benoemd en aangesteld tot Lid der Vergadering van de Staten Provinciaal in de Provincie Antwerpen voor de Ridderschap. Opvallend is dat deze documenten in de twee landstalen, zijnde Frans en Nederlands, gelijkwaardig zijn opgemaakt.1843 Het privéarchief van graaf de Marnix bevat ettelijke eedafleggingen voor de Ridderschap. Op 21 september 1824 wees Frans Godard baron van Lynden van Hemmen, voorzitter van de Hoge Raad van Adel (1818-1848) vanuit ‘s Gravenhage de graaf de Marnix erop dat er geen ridderschappen meer mochten toegekend worden maar dat de aanvragen eerst naar de Hoge Raad van Adel ter goedkeuring moesten opgezonden worden. C.J. Wenkebach, Secretaris-Generaal aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken, schreef op 9 mei 1829 aan de Ridderschap van de Provincie Antwerpen over de plaatsvervangers voor de Provinciale Staten.1844 Op 22 november 1816 werd graaf de Marnix uitgenodigd om de ceremonie van de opname van de koning in de Ridderorde van het Gulden Vlies bij te wonen. Deze zou de volgende dag om 14u plaatsvinden in één van de zalen van het paleis.1845 Op 30 november 1816 werd hij benoemd tot ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw (Chevalier de l’Ordre du Lion Belgique).1846 Hij werd algauw als voorzitter van de Provinciale Staten van de Provincie Antwerpen (1817-1830) lid van de Eerste Kamer van de Staten-Generaal (1827). Ook was hij in 1822 reeds Groot-Officier van de Kroon.1847

16. Een graaf met gevoel voor humor

Dat graaf Charles de Marnix een man met veel humor was, blijkt uit volgende. Op 5 mei 1826 meldde de graaf aan zijn secretaris Cranleux in Bornem dat hij in het Zoniënwoud had gejaagd op everzwijnen. Drie exemplaren waren ontsnapt en pas de volgende dag werden ze terug opgemerkt vlakbij de stad Leuven. De ene presenteerde zich aan de universiteit om rechten te studeren, de andere om geneeskunde te studeren en het derde zwijn wilde zich presenteren aan het college voor filosofie, maar de ontvangst die ze in Leuven kregen, stond hen niet aan en daarom verkozen ze om te leven als heremieten en in de onwetendheid in de bossen van het Zoniënwoud langs de kanten van Tervuren.1848

17. Culturele interesse

Op 29 december 1814 betaalde de graaf voor het eerst 4 gouden Louis ofwel 94 Fr. 20 c. voor zijn lidmaatschap van de Société du Concert-Noble en daarbovenop nog 50 Fr. voor een abonnement voor de winter van 1814-1815.1849 Op 20 september 1815 werd de graaf lid van de Société de Bruxelles pour l’encouragement des Beaux-Arts.1850 Op 31 januari werd de graaf lid van de Société de l’Académie de

Charles-Ghislain de Marnix, opperjagermeester van koning Willem I. (© Collectie Kasteel Marnix de Sainte Aldegonde, Bornem - Foto Walter Verstraeten, 2012)

Opening van de jacht in de provincie Oost-Vlaanderen door graaf de Marnix, 1822. (GENT. Universiteitsbibliotheek, Gazette van Gent, 12/08/1822)

kvb deel II 1.indd 342 6/11/12 18:12

343

Musique.1851 In 1817 werd hij lid van de Société Littéraire.1852 Hij kocht ook kunstwerken bij de Société d’Amateurs in het Salon de Bruxelles in 1818.1853 Hij kocht datzelfde jaar ook een stempel of zegel met een voorstelling van de Slag bij Waterloo.1854 Ook werd hij in 1819 lid van de Société de Waterloo.1855 In 1821 werd hij lid van de Société du Cercle.1856 In 1822 werd hij opgenomen in de Société d’Emulateurs d’Escrime.1857

18. Beheer der bezittingen

Graaf Charles-Ghislain de Marnix huurde een hôtel in de Wolstraat te Brussel, waarvan reeds rekeningen bewaard zijn vanaf 1812. In het archief van de familie de Marnix bevinden zich jaarlijks vanaf 1812 de rekeningen opgemaakt voor het dagelijks leven: rekeningen van de kleermaker, juwelier, tapissier, schoenmaker, bakker, kruidenier, schrijnwerker, etc. voor het onderhoud en de voorzieningen van zijn hôtel te Brussel dat hij huurde in de Wolstraat en elders. Zo werden alle uitgaven via kwijtingen per jaar bijgehouden. Later bezat zijn zoon graaf Charles-Gustave de Marnix als groothofmaarschalk deze woonst aan de Waterloolaan.1858 Vanaf 20 augustus 1814 tot mei 1816 liet de graaf renovaties uitvoeren aan zijn woonst in Brussel.1859 Oorspronkelijk woonde graaf Charles-Ghislain de Marnix te Brussel op de Hoogstraat, 2e wijk nr. 730.1860 Charles-Ghislain de Marnix bezat eveneens een Hôtel de Marnix in de Zandstraat (Fr.: Rue des Sables) gedurende de Nederlandse periode. Verder had hij nog bezittingen te Guiberchi, Bergen, Doornik en ook het bos van Bachy nabij Doornik.1861 Op 28 maart 1812 schetste zijn ontvanger J. Van Dorselaer vanuit Bachy de toestand van de bossen en hoeves in bezit van de Marnix in de

streek van Bachy en Guiberchi.1862 Het bos van Rollancourt wist graaf de Marnix in 1813 van de Franse staat te recupereren.1863 Hij kocht op 21 april 1824 te Brussel in de Eikstraat (Fr.: Rue du Chêne) een respectabele woonst van de heer Vanderborcht, die later bekend werd als het Hôtel de Marnix, dat hij liet renoveren.1864 Hij verhuisde naar zijn nieuwe Hôtel de Marnix op 25 juni 1824.1865 Tussen

Lodewijk XVIII, koning van Frankrijk, 1817.(Musée national du Château de Compiègne)

Kwijtschrift van betaling van lidmaatschap van de Societé du Concert Nobles te Brussel, 29 december 1814. (BORNEM. Kasteelarchief, Série II, Carton 11, Liasse 3, Quittances 1814)

kvb deel II 1.indd 343 6/11/12 18:12

344

1850 en 1872-74 bevond zich in het Hôtel de Marnix in de Eikstraat de zetel van de Algemene Spaar- en Lijfrentekas (Fr.: Caisse Générale d’Épargne et de Retraite).1866 Napoleon werd op 6 april 1814 gedwongen afstand te doen van de troon en werd verbannen naar Elba in de Middellandse Zee. In Frankrijk volgde de Restauratie van de Bourbons en het Ancien Regime met Lodewijk XVIII als nieuwe koning. Vanaf dan trachtten de burggraaf de Cunchy en graaf Charles de Marnix ook hun respectievelijke familiebezittingen in Frankrijk te recupereren. Op 15 juli 1814 kreeg de burggraaf de Cunchy immers vanuit Orgelet (Fr., dep. Jura, regio Franche-Comté) een brief van M. Perrin, die zijn diensten aanbood voor het beheer van diens bezittingen in het arrondissement Pimorin, waar hij belastingsontvanger was en waar de familie de Marnix eertijds een kasteel bezat. Hij was ook vertrouwd met de bezittingen van de baron in de gemeenten Pimorin, Crillat (= Saint-Maurice-Crillat) en het daar nabijgelegen Denezières, alsook de bossen van Pimorin en Crillat. Het mooie en uitgestrekte bos van Crillat was de familie echter nog niet teruggegeven.1867 Maar op 26 februari 1815 wist

Napoleon terug te keren uit Elba en nam hij de macht terug in handen. Na de Slag bij Waterloo van 18 juni 1815 werd op 8 juli 1815 Lodewijk XVIII op de Franse troon hersteld. Dit wordt beschreven in een brief van Mr. Babey in plaats van de afwezige Mr. Perrin uit Orgelet aan de burggraaf de Cunchy op 6 september 1815. Voor de terugkeer van Bonaparte had niet alleen de Franse regering maar ook het bosbeheer zelf het bos van Crillat terug in handen van de graaf de Marnix gebracht. Bij de terugkeer van Bonaparte echter had de administratie van de domeinen het bos teruggenomen. Na het Franse debacle in Waterloo had de administratie opnieuw het bos teruggegeven aan graaf de Marnix, hetgeen het rechtstreekse gevolg was van de aanwezigheid van de geallieerden.1868 Op 18 september 1815 liet Mr. Perrin weten dat hij enige tijd na de terugkeer van “l’usurpateur” Bonaparte uit zijn functie ontheven was geweest omwille van zijn gedachtengoed en omdat hij de voorkeur had gegeven aan burggraaf de Cunchy, een émigré. Hij eindigde dan ook zijn brief met “Vive le Roi”.1869 Op 20 juli 1816 beschreef Mr. Babey de bezittingen te Pimorin en maakte er zelfs een schets van.1870 Graaf Charles-Ghislain de Marnix kocht op 7 mei 1818 de locatie waar het vroegere kasteel van Pimorin stond terug.

19. Ontspanning te Brussel

Graaf de Marnix was een regelmatige bezoeker van de Waux Hall, een openluchttheater in het Warandepark, tussen paleis en parlement. De naam Waux Hall kende zijn oorsprong in het Engeland van de 17de eeuw, waar graaf Falkes van Breauté, bijgenaamd Faulk, vermakelijkheden organiseerde in zijn tuinen. De plaats werd zo bekend onder de naam Falkes’ Hall en verbasterde naar Fox Hall, daarna Vaux Hall. Die werden de Vaux Hall Gardens genoemd. Naar dit voorbeeld werden de Waux Halls - de naam werd verbasterd - in Brussel, Spa en Parijs gebouwd. De Brusselse Waux Hall werd in 1780/81 opgetrokken door de gebroeders Alexandre en Herman Bultos (die ook de Muntschouwburg en het Koninklijk Parktheater beheerden), een familie van koffiehuishouders en stokers, die al een drankslijterij uitbaatten onder een Turkse tent

Kaart van de gemeente Orgelet in 1778.(MONTMOROT. Archives départementales du Jura, C. 310)

Kaart met aanduiding van het kasteel van Pimorin in 1778.(MONTMOROT. Archives départementales du Jura, C. 310)

Restanten van het kasteel van Pimorin, dat op 13 mei 1798 werd afgebroken.

kvb deel II 1.indd 344 6/11/12 18:13

345

op de hoek van de Wet- en de Hertogstraat. De Waux Hall bestond uit een theater, koffiehuis en balzaal. Je kon er ook boeken, juwelen, parfums en gravures kopen. Van 1820 tot 1870 bevond het Concert Noble zich in deze gebouwen. Deze adellijke met de muziekacademie verbonden sociëteit organiseerde er bals en concerten. Ze bouwde tegen het bestaande gebouw een nieuwe feestzaal aan, naar het ontwerp van architect Charles Vander Straeten, in die tijd tevens architect van het Paleis der Academiën en van een nieuw kasteeltje in Tervuren, beide gebouwd in opdracht van de kroonprins der Nederlanden, de latere koning Willem II der Nederlanden. In december 1871 verhuisde de Cercle Artistique et Littéraire naar de Waux-Hall in het Warandepark. Het gebouw werd later nog uitgebreid. De vereniging fuseerde na de oorlog met de exclusieve en uitsluitend Franstalige club, de Cercle gaulois, die vandaag nog over de gebouwen beschikt.1871

20. De Belgische Revolutie

Vanaf eind 1827 ontstond in de Zuidelijke provincies van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden een unie tussen liberalen en katholieken om meer parlementaire democratie af te dwingen. De noordelijke leden van de Tweede Kamer verzetten zich hier samen met de regering tegen. De Hollands-protestantse elite zag de eisen van de ‘Belgen’ als een bedreiging. Vanaf eind 1829 was een burgeroorlog tussen Noord en Zuid niet meer weg te denken. In de zomer en herfst van 1830 pleegde de Belgische bourgeoisie een staatsgreep, vergelijkbaar met de Brabantse Revolutie. Zij stonden voor een ‘Belgische natie’, die uit ‘gelijke’ burgers zou bestaan met ‘vrijheid in alles en voor allen’. Zowel adel, clerus, arbeiders en boeren waren de idee toegenegen en de omvorming van de Zuid-Nederlandse en Luikse protonaties naar een moderne Belgische natie was een feit. Die Belgische natie was wellicht de eerste natie op het Europese vasteland.1872 Op 4 oktober 1830 verklaarde België zich onafhankelijk en werd een voorlopige regering aangesteld. Het nationaal congres zou een Belgische grondwet opstellen. Koning Willem I vestigde echter diezelfde dag een tijdelijke regering te Antwerpen, waarmee hij zijn zoon prins Frederik van Oranje mee belastte. De ministers hertog d’Ursel, van

Gobbelschroy en de La Coste vergezelden de prins. Majoor Thiéry, de luitenanten Marneffe, Cassal, Frison en Louis de Marnix werden gezonden naar Bergen-op-Zoom.1873

Op 13 oktober 1830 werd het Département des Chasses et la Grande Venerie afgeschaft volgens arrest van het Voorlopig Bewind. Het jachtrecht op alle staatseigendommen zou openbaar verhuurd worden door de gouverneur van de provinciën. Graaf Charles-Ghislain de Marnix diende een aanvraag in om zijn salaris te ontvangen vanaf 4 oktober 1830 voor het vierde trimester als hoofd van het Département des Chasses et Pêches dans les provinces méridionales du ci-devant Royaume des Pays-Bas. Volgens de verklaring van de beheerder van de schatkist in Zuid-Brabant van 25 maart 1821 had graaf de Marnix als opperjachtmeester recht op een jaarlijks salaris van 6.000 fl. Op 18 mei 1831 beslistte baron Erasme Louis Surlet de Chokier, sinds 24 februari 1831 verkozen door het Nationaal Congres tot regent van het koninkrijk België tot koning Leopold I van Saksen-Coburg op 21 juli 1831 de grondwettelijke eed aflegde, om op basis van het rapport van de minister van Binnenlandse Zaken van 17 mei 1831 aan graaf de Marnix zijn salaris voor het vierde trimester van 1830 van 1.500 fl. toch uit te laten betalen.1874

Op 26 juni 1831 aanvaardde de Belgische delegatie in Londen het Tractaat der XVIII artikelen die aan de Belgische revolutionairen van 1830 door de Mogendheden

De Waux Hall van Brussel, 1872.(Gravure uit L’Illustration européenne)

Het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (1815-1830) en nadien Nederland en België tot 1839.

kvb deel II 1.indd 345 6/11/12 18:13

346

werden opgelegd als basis voor de boedelscheiding tussen Nederland en België. Op 21 juli 1831 legde Leopold I in Brussel de grondwettelijke eed af. Maar koning Willem I wilde zich niet zomaar neerleggen bij het Verdrag der XVIII artikelen en bereidde de Tiendaagse Veldtocht voor, die hij ondernam van 2 tot 12 augustus om de Belgische opstand met wapengeweld te onderdrukken. Charles-Ghislain de Marnix behoorde samen met de hertog d’Ursel tot de orangistische adel, die met heimwee terugdachten aan de grote projecten van koning Willem I en trouw bleven aan het huis van Oranje.

21. Plundering van het Hôtel de Marnix in april 1834

In de jaren 1831-1834 vonden in totaal 32 anti-orangistische collectieve acties plaats in Brussel, Antwerpen, Gent en Luik. De plunderingen in maart 1831 en april 1834 zijn de meest in het oog springende. De plundering van de Brusselse orangistische adel was het onverwachte gevolg van een opgeblazen incident. Het onderhoud van de gesekwestreerde stoeterij van de prins van Oranje in Tervuren werd voor de Belgische schatkist te duur. De regering besloot dan maar in maart 1834 de paarden te verkopen. De orangistische Brusselse adel vond dit een schande voor de ridderlijkheid en bracht de nodige fondsen bijeen om de paarden te kopen en terug te schenken aan de prins van Oranje. Er werden intekenlijsten gepubliceerd in de orangistische dagbladen Le Lynx en de Messager de Gand. In Brussel circuleerde begin april een anoniem pamflet, dat het Belgische volk opriep tot een vernietigingsoorlog tegen de vijanden van het vaderland. In bijlage voegde men de namen van de ondertekenenaars vermeld in de lijst uit Le Lynx met hun adres en bij sommigen enkele hatelijke opmerkingen. “Tous ces infâmes sont livrés à la vengeance des vrais amis de leur patrie”, klonk het dreigend. Op 5 april 1834 werden tekeningen opgehangen met een galg waaronder de namen van de prins de Ligne, de markies de Trazegnies en gravin de Lalaing stonden. Men vroeg “De Stomme van Portici” op te voeren in de Muntschouwburg, doch de autoriteiten grepen vlug in en lieten de Munt op

6 april 1834 sluiten. Het waren vooral jongeren die lid waren van de republikeinse vereniging Société des Amis de la Vérité uit café ‘À Rome’ achter het stadhuis, die op 5 april 1834 rond 11 uur zich rond de Vrijheidsboom schaarden en luidkeels begonnen de Brabançonne te zingen en de namen van de intekenaars op de stoeterij te scanderen. De orangistische adel werd volmondig uitgejouwd. Te midden van de menigte werd de Brabançonne plots overroepen door de kreet “À la rue l’Évêque, il faut faire justice!” Zo’n 200 à 300 man, waaronder heel wat goed geklede lieden, begaf zich naar de Cercle, de club van de Brusselse orangisten, die vakkundig werd vernield. Ook de drukkerij van Le Lynx moest eraan geloven. Later op de avond werden de huizen van hertog d’Ursel (Houtmarkt) en prins de Ligne (Hertogstraat) aangevallen. Burgemeester Rouppe verhinderde erger dan glasschade. Toen de menigte dreigde ook nog de huizen van markies de Trazegnies (Hertogsstraat) en graaf de Béthune (Grote Zavel) aan te vallen, liet de burgemeester de menigte uiteendrijven. De volgende ochtend van 6 april 1834 waarschuwde Adolphe Levae, redacteur van de radicaal-patriottische krant Le Belge, de minister van Buitenlandse Zaken Rogier dat men cartouches had uitgedeeld aan het volk. Nochtans beschikte de menigte niet over vuurwapens. Vanaf 8 uur begonnen zich kleine groepjes te vormen, gewapend met hamers, bijlen en stokken. De mensen werden gemobiliseerd met tromgeroffel. De menigte droeg driekleuren mee en zong patriottische deuntjes. Er vormden zich groepen van 100 à 200 man, die zeer mobiel waren en organisatorisch goed ineen zaten om de geselecteerde doelwitten te bereiken. Het hôtel van de hertog d’Ursel moest er als eerste aan geloven. Daarna werden de huizen van prins de Ligne, markies de Trazegnies (Hertogstraat), graaf de Béthune, gravin de Lalaing, het Hôtel de Marnix van graaf de Marnix (Zandstraat), graaf d’Oultremont (Priemstraat), baron d’Overschie (Kleerkopersstraat), baron de Vinck de Westwezel, graveur De Wasmes-Pletinckx (Sint-Goedeleplein), koetsenmaker Jones (Lakensestraat), rijtuigmaker Tilmont (buiten de Lakensepoort), Guillaume Hoorickx, Coenaes (Koningsstraat), Messel-Blisset (bankier, Sint-Kristoffelstraat) en het atelier van Le Lynx (Augustijnenstraat) geplunderd door volksbenden terwijl die patriottische Belgische liederen zongen en bedreigingen en wraak riepen tegen de orangisten. In totaal vielen 17 adellijke woningen en handelshuizen ten prooi aan de plunderingen. Ook het huis van Schovaers, eigenaar van de

Overwinning van de Nederlandse troepen bij Leuven tijdens de Tiendaagse Veldtocht, 12 augustus 1831. Links de Prins van Oranje en zijn broer prins Frederik. Gravure van H.W. Hoogkamer naar een tekening van J. Jelgerhuis. Atlas van Stolk, Rotterdam.

Spotprent, vermoedelijk van orangistische origine, waarbij koning Leopold is voorzien van ezelsoren en zijn ministers van dierenkoppen. (BRUSSEL. Koninklijke Bibliotheek)

kvb deel II 1.indd 346 6/11/12 18:13

347

Cercle orangiste deelde in de klappen. De herberg ‘Quatre Vents’ van Donneux werd ‘per abuis’ geplunderd. In totaal werd voor 301.453 fr. schade geconstateerd, wat maar een fractie was van de werkelijke schade. Deze gebeurtenis kreeg de naam “Le sac d’avril”. Er werd echter niemand gedood of gewond en maar weinig gestolen of geroofd, dus de plunderingen hadden niet een direct materieel motief. De plunderaars werden vooral gedreven door een patriottische drijfveer, terwijl ze “Vive le Roi! Vive les Belges!” riepen. Overal werden ook de wijnkelders van de vooraanstaanden geplunderd, wat resulteerde in heel wat openbare dronkenschap. Koning Leopold I en minister Rogier waagden zich zelfs in eigen persoon te paard tussen de menigte, toen deze het huis van de Ligne op de hoek van de Wetstraat en de Hertogstraat belaagde. Eerst kalmeerde het volk, doch bij het vertrek van de koning ging het vernielingswerk gewoon verder. De actoren van deze georganiseerde plunderingen waren allerminst gepeupel te noemen. De meerderheid waren zelfstandigen of geschoolde arbeiders werkzaam in diverse ambachten.De deelnemers waren mannen, arbeiders van een leeftijd tussen adolescentie en volwassenheid. Het pamflet van 5 april werd na de gewelddadige gebeurtenissen door de autoriteiten bestempeld als volksopruiend en een directe provocatie, hoewel uit de getuigenissen bleek dat de impact van het pamflet zeer gericht was. Heel wat plunderaars waren ervan overtuigd geweest dat het stukslaan toegelaten, ja zelfs bevolen was door koning Leopold zelf. De mythe van de goede koning en het begrip volksjustitie, i.e. het recht in eigen handen nemen, speelden hier een belangrijke rol.Volgens sommige plunderaars had de koning toegelaten de orangistische inboedels stuk te slaan, maar plundering of brandstichting verboden. Iedereen was ervan overtuigd dat de koning om vergelding had

gevraagd. Het collectieve waandenkbeeld dat de koning de plundering had toegelaten, werd nog versterkt door het feit dat tal van militairen enthousiast meededen met de plunderingen. Het is een feit dat de gewapende macht grote onwil vertoonde om zich hard op te stellen tegen patriottische medestanders. De Britse ambassadeur getuigde dat veel soldaten, die voor de huizen van de orangisten waren geplaatst om ze te beschermen, gewoon hun bevelen negeerden en naar hun officieren lachten toen deze hen opriepen tot actie tegen de plunderaars. Ook de burgerwacht liet begaan. De regering was vooral machteloos, aldus Oostenrijks kanselier Metternich. De patriottische autoriteiten en commentatoren legden de schuld vooral bij de orangisten zelf, die als echte provocateurs werden afgeschilderd. Een orangistische complottheorie kreeg algauw vorm. Anderen dachten aan een republikeins complot. Deze complottheorieën bleken vooral hun rol te vervullen bij de rechtvaardiging van de maatregelen tegen de orangisten. De plunderingen hadden vooral tot doel het politiek monddood maken van de orangisten en de consolidatie van de Belgische staat. Op 19 augustus 1834 kwam het tot een collectieve vrijspraak van de plunderaars en een groot diner werd in Brussel ingericht om de vrijgesproken plunderaars te verwelkomen.1875

4. Graaf van Bornem

1. Leenverhef

Op 26 mei 1781 liet de gravin-douairière de Marnix reeds haar advocaat Lieven Corthals de kasselrij en Land van

Een geromatiseerd schilderij van de jonge koning Leopold I als ruiter.(Collectie Prins Filip van België)

Leenverhef van de kasselrij en Land van Bornem, Mariekerke en zijn aan-en afhankelijkheden voor de soevereine Wetachtige Kamer van Vlaanderen te Gent op 26 mei 1781. (BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 7, 1760-1806)

kvb deel II 1.indd 347 6/11/12 18:13

348

Bornem, Mariekerke met zijn aan- en afhankelijkheden verheffen voor de soevereine Wetachtige Kamer van het graafschap Vlaanderen te Gent voor Charles-Ghislain-Marie, graaf van Marnix en van Bornem.1876

2. Terugkoop van het kasteel van Bornem

In april 1801 keerde graaf Charles-Ghislain de Marnix met zijn moeder vanuit Emmerich am Rhein terug naar België. Zij verbleven tot oktober 1801 bij de weduwe Vooremans-Frere in de Oude Beursstraat in Antwerpen, waar ook ridder Marc de Cunchy, broer van Marie-Gislaine de Cunchy, mee inwoonde. Na het sluiten van de verkoopsovereenkomst op 23 oktober 1801 kon de graaf eindelijk terugkeren naar zijn kasteel dat zijn moeder voor hem samen met de drie toegangsdreven, de Oude Schelde, 10 bunders grond en weiden had teruggekocht. Hij kon echter nooit de 23 resterende bunders grond terugkopen. De wet van 20 september 1792 had de meerderjarigheid in Frankrijk gebracht op 21 jaar, dus vanaf 1801 mocht Charles-Ghislain de Marnix zijn vader in zijn bezittingen opvolgen en was de voogdij van zijn moeder Marie de Cunchy officieel voorbij.1877 Het is overduidelijk dat noch Charles-Ghislain de Marnix noch gravin-douairière Marie de Cunchy het domein alleen konden terugkopen. Daarom deden ze een beroep op de ouders van zijn aanstaande echtgenote juffrouw Dorothée van der Gracht, die hun dochter op 12 mei 1802 maar eventjes de som van 15.000 lb. voorschoten. Charles de Marnix trouwde pas met Dorothée van der Gracht op 26 mei 1802.1878

3. Terug thuis op het kasteel van Bornem

Tussen 1802 en februari 1814 leefde de graaf Charles-Ghislain de Marnix tijdens de Franse keizerlijke periode naar eigen zeggen teruggetrokken met zijn familie op zijn kasteel te Bornem.1879 De oude gravin-douairière Sophie de Cunchy woonde en beheerde het kasteel van Bornem nog steeds. Eén van de eerste bewijsstukken van de aanwezigheid van de familie de Marnix op het kasteel na de terugkoop van het domein van Bornem, is een kwitantie van 19 oktober 1803. Het gaat om een kwitantie gegeven door gravin de Marnix née Cunchy, voor de ontvangst van een wisselbrief van 1.122 fl. 2 s. Brabants geld, die ze ontvangen had te Bornem van Madame Motte née Delhaije uit Doornik.1880 Een eerste keer verschijnt de handtekening van C.(harles) de Marnix op een kwitantie op 21 september 1804 voor de ontvangst van een wisselbrief van de weduwe Motte née Delhaye uit Doornik.1881

De gravin-douairière en de graaf woonden samen op het kasteel met haar twee zussen: Marie-Françoise-Ghislene-Julienne de Cunchy was gehuwd met Philippe-Pierre-Joseph de Coupigny de Malet, die sneuvelde te Mechelen op 28 juli 1810. Zij stierf op het kasteel van Bornem in 1812. Daarnaast woonde er ook nog haar andere zus Alexandrine-Josephine-Valentine de Cunchy, weduwe van Pierre-Josephe de Marnix.1882 Op 7 maart 1806 gaf zij te Mechelen een algemene volmacht aan haar neef Charles de Marnix om haar bezittingen te beheren, in aanwezigheid van Michel de Westelinck, wetsheer, Gilles (Egidius)

Joachim Brys, brouwer en notaris J.-B. Cammaert.1883 Charles-Ghislain de Marnix beloofde op zijn beurt aan haar een jaarlijkse lijfrente van 1.800 lb. te betalen. Mocht de graaf de bossen van Rollancourt kunnen recupereren, dan zag zij af van al haar rechten op Rollancourt.1884

De familie de Marnix had zwaar ingezet op de terugkoop van al haar vroegere bezittingen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Charles-Ghislain de Marnix op 12 augustus 1809 voor notaris Rutgeers te Antwerpen een obligatie aanging van 8.000 fl. of 16.931 Fr. bij de heer Henry-Joseph Geelhand uit Merksem, wonende op de Meir te Antwerpen. De graaf moest deze som binnen de negen jaar terugbetalen. De hypotheek werd ingeschreven op 13 ha 70 a grond in de gemeente Weert gepacht door Jean-François Brys en op 10 ha 18 a grond in Weert gepacht door Maximilien Pauwels en Henry De Boek. Op 31 juli 1818 was deze lening terugbetaald.1885

4. Recuperatie van de molen op de Grote Bornemkouter

Op 16 april 1777 zien we Willem Vergaelen verschijnen als nieuwe molenaar en pachter van de Koutermolen te Bornem aan 800 gl. per jaar. Hij betaalde de pacht in drie keer: op 16 april 300 gl., op 24 juli 300 gl. en op 22 november 1777 200 gl. Willem Vergaelen bleef de molen op de Kouter van Bornem pachten tot eind 18e eeuw. Op 19 september 1791 werd nog een pachtcontract overeengekomen voor de jaarlijkse pachtsom van 835 gl. en dit pachtcontract werd op 25 oktober 1796 nog verlengd tot het jaar 1800.1886 Op 29 januari 1797 leek alles nog normaal, maar op 19 september 1797 stopt het abrupt. Willem Vergaelen werd plots molenaar “van den Nieuwen Steenen Molen” in Bornem en betaalde dat jaar slechts 653 gl. 6 s. 6 d. De resterende 181 gl. 13 s. 6 d. werden hem kwijtgescholden “op dat hij vooren op betaelde”.1887

De oude molenaar Willem Vergaelen en Maria Anna Van de Vyver bleven kinderloos. Volgens nota’s uit het kasteelarchief van Bornem heeft molenaar Willem Vergaelen inderdaad de Koutermolen van Bornem eind 1797 verlaten. Hij werd er in 1798 opgevolgd door zijn schoonbroer Judocus Leemans, die gehuwd was met

Den Meulen Cauter op de Grote Bornemkouter. (Privéarchief Luc Rochtus, “Caerte ofte Generaelen Metingh boeck der Prochie en Graefschappe van Bornhem en Marikerk” door A. Vertongen, 20 april 1787 - Foto Filip Hooghe, 2009).

kvb deel II 1.indd 348 6/11/12 18:13

349

Willems zuster Joanna Maria Vergaelen, die samen ook de Heymolen op de Schootheide te Mariekerke uitbaatten en huurden van graaf Charles-Ghislain de Marnix. Uit dit huwelijk sproot Jacobus Leemans voort, die later molenaar op de Heymolen te Mariekerke werd. Toen Judocus Leemans stierf in 1798, hertrouwde Joanna Maria Vergaelen met Jean Baptiste Steen, de nieuwe molenaar van de Heymolen te Mariekerke. Uit dit huwelijk kwam Willem Leonard Steen voort, die gehuwd was met een zeker Mw. Demaeyer en in 1821 de Koutermolen zou pachten. Zijn zus was Victorine Steen, weduwe van Peeter Coemans, koster van Bornem.1888 Hiermee is ook de familieband aangetoond met de molenaars van de Heymolen op de Schootheide én van de nieuwe Stenen Molen aan de Sint-Amandsesteenweg, die twee andere molens in bezit van de familie de Marnix eind 19de eeuw. Op het kadastraal plan van landmeter Gigault uit 1805 staat de houten molen op de Grote Bornemkouter vermeld onder perceelnr. 450.1889 Waarschijnlijk heeft toenmalig eigenaar Willem Vergaelen tijdens de nationalisering en verkoop van alle bezittingen van de graaf de Marnix de Koutermolen gekocht. Bij akte verleden voor notaris Jean-Baptiste Cammaert te Bornem op 22 december 1808 verkocht Willem Vergaelen dan ook aan graaf Charles Ghislain Maria de Marnix “un moulin à vent à moudre grains, la maison et tous les batiments y annexes situé en la Commune de Bornhem au Cauter … pour 9000 Fr. payé comptant et pour mettre en jouissance date de ce jour”.1890

De dag erna, op 23 december 1808 verpachtte graaf Charles-Ghislain de Marnix, “proprietaris ende maayer des commune van Bornhem” op zijn beurt aan molenaar Willem Vergaelen en zijn echtgenote Maria Anna Van de Vyver “zekeren graen windmolen ende rosmolen met huys, put, heyde en de vordere dependenties groot in ‘t geheel met erf, hof, land en bosch salvo justo zestig aren ofte zeventigh dagwanden oude maate, aan elkanderen gestaen en gelegen binnen gezeyde Commune van Bornhem op den Cauter, paelende oost d’heer Philippe Brys, zuyden Jan van Causbrouck, west Joseph de Laet ende noord Henricus de Keersmaecker met consoorten”. Deze molen werd aan Willem Vergaelen verpacht voor 20 jaar aan 907 Fr. 3 ct. ofwel 500 gl. per jaar. De wind- en rosmolen werden geschat op een waarde van 6.513 Fr. 47 ct. Bij het aflopen van de pachttermijn zouden twee experten de waarde van de molens opnieuw schatten en dan zou de huurder de meerwaarde krijgen, of de verhuurder de mindere waarde vergoed worden. De molenstenen zouden bij afloop van de pacht getaxeerd worden aan 32 Fr. 65 ct. per duim die afgesleten was. Naast de molen stonden het woonhuis van de molenaar, een magazijn of pakhuis en een bakhuis. Blijkbaar was de molenaar dus ook bakker.1891

Willem Vergaelen stierf in 1812. Zijn weduwe Maria Anna Van de Vyver ging wonen in Puurs en kreeg op 14 mei 1812 van graaf Charles de Marnix een jaarlijkse en eeuwigdurende rente van 544 fr. 21 ct. voor een lening

De houten molen op de Grote Bornemkouter aangeduid op de kaart van de eigendommen van Charles de Marnix opgemaakt door landmeter F. Le Brun op 15 oktober 1807. (BORNEM. Kasteelarchief, Kaarten en plannen - Foto Walter Verstraeten, 2009).

De Koutermolen van Bornem nog in volle glorie eind 19e eeuw. (Repro Jos Winckelmans)

kvb deel II 1.indd 349 6/11/12 18:13

350

van 10.884 fr. 35 ct. ofwel 6.000 gl. gehypothekeerd op de wind- en rosmolen en alle bijgebouwen en gronden op de Kouter van Bornem. Dit werd vastgelegd in een akte bij notaris Cammaert op 23 juli 1812.1892 Sinds 1823 was Willem Leonard Steen de pachter van de Koutermolen te Bornem.1893 Hij huurde deze van 1823 tot 1831 aan 907 fr. 5 ct.1894 Graaf de Marnix kocht nog een gedeelte schorland, dat bij de Koutermolen werd gevoegd, doch de pacht werd niet verhoogd.1895 Toen Maria Anna Van de Vyver stierf in 1827 heeft zij in haar testament van 27 november 1827 deze jaarlijkse en eeuwigdurende rente ten kapitaal van nog 5.142 gl. geschonken aan “den aremen en Bureel van Weldadigheid deser gemeente van Puers”.1896 Op 2 juni 1830 betaalde graaf Charles-Ghislain de Marnix, opperjagermeester van koning Willem I en burgemeester van Bornem, aan de Armenkamer van Puurs de volledige nog verschuldigde som terug met goedkeuring van de minister van Binnenlandse Zaken van het Koninkrijk der Nederlanden.1897

5. Recuperatie van de Stenen Molen (Sint-Amandsesteenweg)

De bouw van de Stenen Molen van Bornem dateert zeker van na 14 april 1787, datum van uitgave van de Atlas van het graafschap Bornem door landmeter A. Vertongen. Deze maakt immers nog geen enkele melding van een molen. Rentmeester Raparlier meldde in zijn rekening dat hij vanaf 18 september 1795 menige demarchen had ondernomen en brieven had geschreven “ten regarde van den nieuwen Steenen moelen”. De Steenen Molen werd dus in september 1795 gebouwd!1898 Pas op 19 september 1797 is in het pachtboek van graaf Charles de Marnix voor het eerst sprake van den Nieuwen Steenen Molen. Pachter werd toen Willem Vergaelen, de vroegere pachter van de molen op de Grote Bornemkouter.1899 Dus in september 1795 werd door graaf Charles-Ghislain-Marie de Marnix een nieuwe stenen molen gebouwd, vermoedelijk op dezelfde plaats waar vroeger de houten Heymolen van Bornem stond, die in 1583 was afgebrand. Hij bevond zich naast de Savelberghe (Zavelberg).

Op 18 mei 1802 kocht Adriaan Josephus De Poorter ten profijte van graaf Charles-Ghislain-Marie de Marnix van Philippe Pauwels de helft van eenen coorenwindtmolen met de doorgaende hellicht van de erve op dewelcke den voornoemden molen is staende de hellicht vande voordere erve met de uytweghen als hovinghe ende erve op dewelcke den huijse is staende ingevolge plan daer van zynde groot van gronde ontrent vierentwintigh aren ofte taghtigh roeden gesitueerd binnen de commune van Bornhem” en ook nog het klein molenhuisje ten oosten ernaast voor de som van 6.000 gulden of 10.884 francs 35 centimes Frans geld. Deze koop werd vastgelegd in een akte voor notaris Antoine Vertongen, notaris te Sint-Amands.1900 De andere helft van de Stenen Molen en het molenhuisje werden door molenaar Adriaan Josephus De Poorter gekocht ten profijte van graaf Charles de Marnix op 19 mei 1802 van Josephus Van den Nieuwenhuysen, scheepsbouwer te Mechelen voor 5.000 gulden ofwel 10582 francs 1 centime Frans geld.1901

In 1802 kocht Adriaan de Poorter dus “sekren kooren steenen wintmolen met het cleijn huijs ende den grondt daer mede gaende groodt vierentwintigh aren gesitueert binnen Bornhem, paelende oost ende zuijt d’hoirs Frans Teirlinck, west d’hoirs Francis Boodts ende noort d’hoirs Francis van Grootvent” voor een totale koopsom van 21.467 francs 33 centimes. Hij had deze molen gekocht ten profijte van “den Borger Carel Gislain Marie de Marnix”, maar aangezien de Marnix “onvoorsien zynde van penningen”, had hij De Poorter slechts ten dele kunnen de koopsom terugbetalen en had hij zich verbonden de rest ter zijner tijd te voldoen. 1902

Adriaan De Poorter gebruikte op dat ogenblik de Stenen Molen en de behuizing zonder daarover overeengekomen te zijn met graaf de Marnix. Daarom werd op 11 oktober 1803 (= 18 Vendémiaire Jaar 12) een overeenkomst gesloten tussen De Poorter en graaf de Marnix. Adriaan De Poorter mocht de molen, het huis en de grond blijven gebruiken zonder huur of pacht aan graaf de Marnix te moeten betalen, zo lang de volledige koopsom niet door graaf de Marnix was terugbetaald. De Poorter had achteraf ook niet het recht om intrest te eisen op de resterende te betalen koopsom. Graaf de Marnix was vrij om de nog verschuldigde gelden naar zijn goeddunken terug te betalen in zilveren of gouden munt. Eens de koopsom terugbetaald zou zijn, kreeg De Poorter de voorkeur om de molen te huren voor een termijn van 18 jaar voor een jaarlijkse pachtsom van 907 francs, die hij elk jaar binnen de drie maanden na de vervaldag moest betalen op straffe van pachtbreuk. De huurder moest wel zelf de bijkomende grondlasten aan de overheid bekostigen. Ware het zo dat tijdens deze pachttermijn in de buurt van de Stenen Molen een andere graanwindmolen werd gebouwd, dan zou deze pachtprijs worden herzien. De molenaar diende de molen

Le Moulin de Pierre of de Stenen Molen van Bornem afgebeeld op de kaart opgemaakt door landmeter F. Le Brun op 15 oktober 1807. (BORNEM. Kasteelarchief, Kaarten en plannen - Foto Walter Verstraeten, 2009).

kvb deel II 1.indd 350 6/11/12 18:13

351

en het huis goed te onderhouden en te schilderen met witte verf. Er zou een schatting gemaakt worden van alle “het houten draeyende werk, eyser, steenen” en op het eind van de pachttermijn zou men opnieuw een schatting opmaken. Wanneer dan vastgesteld werd dat de molen in waarde was verminderd, dan moest de verhuurder hiervoor vergoed worden. Als de molen in waarde was vermeerderd, dan moest de huurder hiervoor gecompenseerd worden. Op het erf van de Stenen Molen stond een groot huis naast het klein huis, dat er door Adriaan De Poorter was gebouwd met een kelder. Bij het aflopen van de pacht zou graaf de Marnix de huurder hiervoor vergoeden. Deze overeenkomst werd gesloten te Bornem in aanwezigheid van Joannes van Barel, landbouwer, en Judocus Pauwels, dienstbode.1903

Op 17 juli 1827 werd ten profijte van Theresia Joanna Maria Snagels, weduwe van advocaat Jan Frans Aerts uit Puurs een eeuwigdurende rente ingesteld tegen graaf Charles-Guislain-Marie de Marnix, opperjagermeester van Willem I koning der Nederlanden en burgemeester van Bornem enerzijds en tegen Francis Verberckt en zijn vrouw Marie Therese van Bogaert, molenaars te Bornem, anderzijds. Hieruit blijkt dat dit gezin de laatste molenaars waren op de Stenen Molen. Deze rente sproot voort uit een testament gepasseerd voor notaris Jacobus Moens te Puurs op 26 oktober 1807. Het ging om een schuld van 1.971 gl. 42 ct. die uitgegeven werd aan een jaarlijkse intrest van 85 gl. 71 ct. gehypothekeerd op:

1° eene steenen graenwindmolen met de huysinge, erve en voordere gebauwen, dependentien en circonstantien, groot van erve ontrent vier en twintig roeden, gestaen en gelegen binnen Bornhem, opt Abtveld, genaemd den Steenen Molen, paelende oost en zuyd d’oeve Teerlincx, west en noord mynheer de Corswarem, aende voorsyde heere de Marnix toehoorende by koop van Philippe Pauwels en consoorten. 2° op een stuck land groot ontrent tweeenzestig roeden, gelegen binnen Hingene op Cleyn Mechelen genaemd den Abraham, paelende oost Judocus Kegels, zuyd de straet, west Jan Baptist Apers, noord de weduwe van Assche, toehoorend aen Frans Verberckt3° op een partye land gelegen in twee stukken aen elkanderen binnen Bornhem, op Cleyn Mechelen, paelende oost de straet, zuyd Jan de Raedt, west d’erve Vervranghen, noord Jan Schelfthout, toehoorende aen wylent Dominicus Verberckt1904

Op 8 april 1837 werd de Stenen Molen van Bornem door de familie van wijlen graaf Charles de Marnix verkocht aan Maria Theresia van Bogaert en haar man Willem van Oostenryck, molenaar wonende te Bornem. Zo verdween de Stenen Molen uiteindelijk uit het patrimonium van de graven van Bornem. Maria Theresia van Bogaert was de weduwe van de vorige molenaar Adriaan De Poorter, die dus reeds gestorven was in 1837. Met deze verkoop werd de koopsom van 1802 eindelijk vereffend en was de schuld van wijlen graaf Charles de Marnix te niet.1905 Jos De Keersmaecker vond Adriaans zoon Petrus de Poorter nog als molenaar vermeld in een verzekeringspolis van 1843.1906

In de molenwal van de Stenen Molen was een poortgat waardoor de molenkar onder de molen kon doorrijden. Links van de molen het huis van “Mieke Millekes”. (BORNEM. Archief Vereniging voor Heemkunde in Klein-Brabant vzw, Privéarchief Jos De Keersmaecker - Foto Jos Winckelmans).

kvb deel II 1.indd 351 6/11/12 18:13

352

6. Recuperatie van de Heymolen te Mariekerke

Op 25 februari 1798 werd de Heymolen op de Schootheide te Mariekerke door Barnabas Raparlier verpacht aan Judocus Leemans, de eerste echtgenote van Joanna Maria Vergaelen.1907 Zij was tevens ook de zus van Willem Vergaelen, die van 1777 tot 1797 molenaar was van de Koutermolen te Bornem en dan verhuisde naar de Stenen Molen te Bornem.1908 De familie Vergaelen was een oude en wijdverbreide molenaarsfamilie. We vinden ze zo wat overal in Klein-Brabant terug: Mariekerke, Bornem, Ruisbroek, Heffen, Humbeek en andere. Bij het overlijden van Judocus dat jaar, hertrouwde deze weduwe Leemans-Vergaelen met Jan Baptiste Steen.1909

Op 18 december 1798 verpachtte Barnabas Raparlier dan ook de graanwindmolen, huis en zaailanden voor 3 jaar aan 150 gl. courant per jaar aan Jan Baptiste Steen, inwoner van Bornem.1910 Volgens de volkstelling van Bornem uit 1799 werd de Heijdemolen bewoond door molenaar Jan Baptiste Steen, die toen 30 jaar was en er sinds 1798 woonde. Hij werd in zijn taken bijgestaan door zijn 33-jarige vrouw Joanna Maria Vergaelen, geboren in 1766. Zij hadden samen één kindje onder de 12 jaar. Haar oudere zuster Theresia Vergaelen (°1764) woonde eveneens bij hen in. Daarnaast woonde op de Heijdemolen nog hun 28-jarige knecht Egidius De Doncker, die er samen met zijn baas in 1798 was aangekomen. Er was ook nog een dienstbode, Catharina Van Vreyen, die er ook sinds 1798 woonde.1911 Jean Baptist Steen werd later in 1827 opgevolgd door zijn stiefzoon Jacobus Leemans als molenaar te Mariekerke.1912

De Heymolen van de Marnix Emigré werd verbeurd verklaard en op 13 april 1799 (24 Germinal, jaar VII) als nationaal goed openbaar te koop gesteld.1913 Volgens het proces-verbaal nr. 14 de première Enchère et d’adjudication définitive - Canton en gemeente Bornem, bevatte de verkoop het volgende (in vertaling):

Een graanwindmolen en een andere graanmolen, gedreven

door een paard (= rosmolen) - gelegen te Bornem. Daarbij waren een woning, schuur, paardestal, hof en landbouwgrond, ongeveer zeven dagwand begrepen, en met nadere omschrijving:

1. Een woonhuis met hof, grenzende Oost- Jacob vander Heyde; Zuid- J. Vergauwen; West- Josse Collier en Noord- de weduwe Frans Collier.

2. Een partij landbouwgrond, groot ongeveer zeven dagwand, grenzende Oost- de hoeve van Seghers; Zuid- Tobias van Kerckhoven; West- de straat, en Noord- Philip Verdickt.

Dit alles was in gebruik bij huurcontract (thans vervallen), mits 150 Fr. en op een door expert geschat inkomen van 1.000 Fr. en een kapitaalwaarde van 40.000 Fr.

Er werd hierover bemerkt door Hermans, commissaris van het Uitvoerend Comité (Directoire excécutif) van het kanton Bornem, dat deze Bail of huurovereenkomst was opgeheven en vervallen, aangezien deze nog opgemaakt was geworden door de Marnix Émigré. Het is deze commissaris Hermans die tijdens de Boerenkrijg te Bornem een opportunistische rol heeft gespeeld. Het proces-verbaal vermeldt nog een hele reeks verkoopsvoorwaarden. De veiling gebeurde bij berrende keerse, wat toendertijd gebruikelijk was. Bij het uitgaan van de tweede kaars werd er een bod gedaan door

De Heymolen linksboven op de Schootheide met aan de overkant van de Schootheide de Schoothoeve, 1771-1778. (BRUSSEL. Koninklijke Bibliotheek van België, Ferrariskaart, 74: [Willebroeck] [Online] URL: http://mara.kbr.be/kbrImage/ferraris/1616661.imgf (23 juli 2009)).

Kopie van het proces-verbaal van de openbare verkoop van de Heymolen door het Franse Bestuur. De molen was eigendom van “de Marnix Émigré”, zijnde graaf Charles de Marnix. (BORNEM. Archief van de Vereniging voor Heemkunde in Klein-Brabant. Molendocumentatie en manuscript van Jos De Keersmaecker (1912-1999), kopie akte; MARIEKERKE. Privé-archief familie Leemans)

kvb deel II 1.indd 352 6/11/12 18:13

353

burger Philip Moens. Bij de derde en laatste ontstoken kaars werden de molen en de andere goederen, zonder dat er nog een andere bieding werd gedaan, toegewezen aan Philip Moens, woonachtig te Bornem. Deze verklaarde echter deze goederen te verwerven voor Jean Baptiste Van de Walle, gehuisvest te Antwerpen, die als laatste en enige bieder de goederen verwierf voor de som van 100.000 Fr. Het proces-verbaal werd ondertekend door A. de Brouy, Chomel, T, 7, Poncey, administrateurs, D’Olieslager, sécretaire-adjoint, Philip Moens, en J.B. van de Walle. De registratie van deze verkoop gebeurde echter pas te Antwerpen op 17 september 1802 (30 Fructidor, jaar X).1914

Op 18 april 1799 (29 Germinal, Jaar VII) werd het molenhuis met de Heymolen en rosmolen door de Centrale Administratie van het Departement Twee Neten als nationaal goed voordkoomende van den uytwyckeling Marnix toegewezen aan burger Philip Moens. Op zijn beurt had burger Moens dus deze goederen door commandbenoeming toegewezen aan burger Jean Baptiste Van de Walle, inwoner van Antwerpen.1915

Eind 1799 was generaal Napoleon Bonaparte te Parijs aan de macht gekomen als Eerste Consul en kwam een einde aan de excessen van de Revolutie. Talrijke uitwijkelingen zagen hun kans schoon om uit hun ballingschap terug te keren, waaronder de grafelijke familie de Marnix. Dadelijk heeft ze getracht het erfelijk domein van Bornem te recupereren met behulp van stromannen en tussenpersonen.1916

In een akte verleden voor notaris Pierre Joseph de Keijser te Mechelen residerende op 17 juli 1802 (28 Messidor, jaar X), wordt vermeld, dat voor deze notaris burger Jean Baptiste Van de Walle, wethouder te Brussel, is verschenen om volmacht te stellen voor burger Martin Jacobs van Antwerpen. Deze moest in zijn naam zekere windmolen te Bornem verkopen, welke molen hem op 18 april 1799 (29 Germinal, jaar VII) toegewezen werd. Op de kaft van het document staat vermeld: “Certain maison avec deux moulins et 700 verges de terre labourables. - Procuration et papiers relatives au moulin de Pauwels”.1917

Op 22 september 1802 verkocht Martin Jacobs uit Antwerpen, gevolmachtigd voor eigenaar Jean Baptiste Van de Walle, wethouder te Brussel, een huis met twee molens gelegen te Bornem, palende ten oosten Jacobus vander Heyden, ten zuiden Pierre Vergauwen, ten westen Josse Collier en ten noorden de weduwe van Frans Collier, en daarnaast ook nog 2 ha 30 a en 183 ca land, palende ten oosten citoyenne Seghers, ten zuiden Tobias van Kerckhoven, ten westen de straat en ten noorden Philip Verdickt. Jean Baptiste Van de Walle liet dus in zijn naam Martin Jacobs, volgens akte bij notaris Joseph Blockx verleden, de Heymolen verkopen voor de som van 2.500 florijnen zilver courant Brabants geld ofwel 4.535 Fr. 13 ct. aan burger Philippus Pauwels en zijn echtgenote Petronella van Damme, wonende te Mariekerke. Deze verkoopakte werd geregistreerd te Antwerpen op 30 september 1802. Zij werd overgeschreven door Baratte op 15 oktober 1802.1918

Op 9 oktober 1802 verpachtte Philippus Pauwels “sekeren coorengraenwintmolen gesitueert onder de commune van Bornhem op den soo genaemden Heykant”. Daarnaast verhuurde hij ook het ernaast gelegen huis met schuur, stallen, moestuin en boomgaard ter groote van 19 aren gelegen op den Heykant en ook nog 2 hectaren 46 aren land daarmee gelegen in de wijk de Witte Passen. Pauwels wilde wel nog “de tronckboomen ende reynotten staende aen dese verhuerde landen” voor zich uitdoen. Op het erf stond ook nog “eenen rosmolen den welke den verhuerder geintentionneert is te deplaceren ende binnen Marikerke t’zijnen woonhuijse te stellen, den welken den huerder sal mogen gebruyken ten allen teijde gebrek van windt zijnde, maer sal den huerder gehouden zijn de steenen te scherpen indien sulckx noodigh is”. De molen, het huis en het bijhorende land werden voor 840 francs 46 centimes voor 6 jaar verpacht aan Jacobus van Roy, molenaar en inwoner van Steenhuffel.1919

Op 28 oktober 1802 zegde Philippus Pauwels echter plots het huurcontract van de molen op.1920 We zien dezelfde eigenaar Philippus Pauwels op 22 november 1802 de Heymolen verkopen aan Jan Baptiste Steen voor de prijs van 2.100 florijnen zilver courant van Brabant ofwel 5.260 Fr. 76 ct. Het ging om de verkoop van een graanmolen met huis, schuur, paardenstal, rosmolen, bakoven en een ros-boekweitpelmolen met het erf waarop al die gebouwen staan en de aan- en afhankelijkheden. Er was ook nog een aanpalend terrein van 24 aren of 80 roeden, dat in de volksmond de Schommelinghe werd genoemd. Deze akte werd ondertekend door de verkopers Philippus Pauwels en zijn echtgenote Petronella van Damme, de kopers Jan Baptiste Steen en zijn echtgenote Joanna Maria Vergaelen, getuigen Jean Baptiste de Boeck, landbouwer te Sint-Amands en Pierre Vertonghen, handelaar te Sint-Amands, en Antoine Vertonghen, notaris te Sint-Amands.1921

De Heymolen van Mariekerke afgebeeld op de kadasterkaart opgemaakt door landmeter F. Le Brun op 15 oktober 1807. (BORNEM. Kasteelarchief, Kaarten en plannen - Foto Walter Verstraeten, 2009)

kvb deel II 1.indd 353 6/11/12 18:13

354

Op 20 december 1802 volgde dan de overdracht van de molen.1922

Deze opzegging van het pachtcontract kreeg nog een staartje, want op 1 januari 1803 (11 Nivôse Jaar XI) zien we in een akte voor notaris Henri van Cantelbeeck te Puurs dat Jacobus van Roy, molenaar gedomicilieerd te Steenhuffel, voor de Rechtbank van Eerste Aanleg van Mechelen verscheen om een proces aan te spannen tegen Philippus Pauwels, om hem in het genot te stellen “d’un moulin à vent vulgairement nommé Le Heyemolen situé sur Bornhem”.1923

Op 20 januari 1807 werd het testament opgetekend van Theresia Vergaelen, zonder beroep, dochter van Jean Victor Vergaelen en Maria van Assche, oud 40 jaar en verblijvende te Bornem op de wijk den Eykant ten huize van molenaar Jan Baptiste Steen, echtgenoot van Joanna Maria Vergaelen, haar zuster. Theresia was ziek maar volledig bij haar verstand en maakte daarom in het vooruitzicht van haar dood haar testament op in bijzijn van notaris Anthoine Vertonghen van Sint-Amands. Zij wenste een lijkdienst van tweede klas, kort na haar overlijden in de hoofdkerk van haar verblijfplaats met deyling van broodt aen den armen volgens gewoonte. Ze benoemde tot haar erfgenamen de drie kinderen van Joanna Maria Vergaelen, alsook het kind verwekt uit haar eerste huwelijk en de nog te verwekken kinderen. Het testament werd ondertekend door vier getuigen: Dominique De Backer, bakker van beroep; Jan van der Gracht, meester-kleermaker, beiden uit de Kerkstraat te Sint-Amands; Jean-Benoit van Boom, bakker in de Botermelkstraat te Sint-Amands en Jan

Van Sannen, arbeider wonende in de Damstraat te Sint-Amands. Theresia Vergaelen stierf uiteindelijk pas op 29 december 1810.1924

Op 26 maart 1811 zien we eigenaar Jan Baptiste Steen de twee molens, zijnde de wind- en de rosmolen van de Heymolen verpachten aan Ferdinand De Doncker.1925 Op 6 december 1816 verkochten Isabella De Coster, landbouwster te Baasrode en weduwe van Jacobus Vergaelen, en haar meerderjarige zoon Joannes Vergaelen een zesdedeel land, in onverdeeldheid gelegen nabij de Heymolen, aan Jan Baptiste Steen, molenaar te Bornem. Voogd voor haar minderjarige kinderen was Jan Baptiste Vergaelen, molenaar te Humbeek. Haar kinderen hadden dit perceel grond geërfd van wijlen hun oom Mattheus Vergaelen.1926 Volgens de kadastrale legger van 1818 was Jan Baptiste Steen uit Bornem nog steeds eigenaar van perceelnr. B13 (860 m2), zijnde de Heymolen. De molenaarswoning stond op perceelnr. B22 (485 m2) en was in 1818 eveneens eigendom van Jan Baptiste Steen.1927 Op 27 december 1821 werd molenaar Ferdinand De Doncker (43 j.) voorgesteld voor de plaats van schepen te Mariekerke.1928

Op 13 februari 1827 verkocht Jan Baptiste Steen, maalder te Bornem, aan zijn stiefzoon Jacobus Leemans, de zoon van Joanna Maria Vergaelen met haar eerste man Judocus Leemans, voor notaris Vertongen een huis, schuur, stal, graanwindmolen en rosmolen, met erf en land te Mariekerke.1929 In 1834 was Jacobus Leemans, gehuwd met M. E. van Doorslaer, volgens de kadastrale legger nog steeds eigenaar-molenaar van de Heymolen (B13) en van het molenaarshuis (B22) te Mariekerke.1930 Ph. Van

De Heymolen van Mariekerke aan de Bornemstraat, naar een foto van kunstschilder Romain Steppe uit 1904. (ANTWERPEN. Privéarchief Luc Rochtus).

kvb deel II 1.indd 354 6/11/12 18:13

355

der Maelen vermeldt in 1834 naast de graanwindmolen ook een ros-boekweitpelmolen, die we reeds in 1802 terugvonden bij de Heymolen.1931 Sinds 1827 zou de Heymolen van Mariekerke onafgebroken in het bezit van de familie Leemans blijven.

7. Burgemeester Raparlier oneervol ontslagen en vervangen door Charles de Marnix (1804)

Na zijn terugkeer te Bornem moest Charles de Marnix op politiek vlak nog enkele rekeningen vereffenen. In 1800 was Barnabas Raparlier (° Tielt 1756 - † Bornem 14 juni 1836), de oude rentmeester van de graaf, door de belangrijkste notabelen van Bornem aangesteld als nieuwe burgemeester. Raparlier was de zoon van Joannes Franciscus Raparlier en Petronella Walderaghens. Hij was gehuwd met Anna Coleta De Cock (° Sint-Niklaas 1760 - † Bornem 4 april 1811). Zij hadden samen twee vroeg gestorven zonen, Carolus Raparlier en Ignace-Joseph Raparlier en vier dochters.1932 Hij moest orde op zaken stellen in de gemeente na de desastreuze gevolgen van de Boerenkrijg in 1798. Op 27 september 1803 diende Raparlier, toen reeds rentenier, bij graaf Charles de Marnix zijn rekeningen in voor de jaren 1794-1799, toen hij nog rentmeester was van het kasteel van Bornem. Volgens Raparliers berekeningen bleek dat graaf de Marnix hem aan het slot van de rekeningen nog 9.597 fl. 10 st. schuldig was.1933 Maar de graaf was niet vergeten hoe Raparlier zijn 40.000 lb., om hem van de emigrantenlijst te schrappen, verloren had.

Op 14 Ventôse jaar XII (5 maart 1804) schreef burgemeester Raparlier een brief naar Charles d’Herbouville, de eerste prefect van het departement van de Twee Neten. Meerdere

leden van de gemeenteraad hadden hem gevraagd om nog niet in te gaan op de vraag van de prefect om ontslag te nemen als burgemeester. Maar na wijs beraad had Raparlier uiteindelijk toch besloten om tegemoet te komen aan de wens van de prefect en zijn ontslag in te dienen. Hij smeekte de prefect om hem in bescherming te nemen, daar hij maar een arme huisvader was, die heel zijn fortuin was verloren sinds de Revolutie door zijn goedheid. Bovendien rekende Raparlier erop dat de prefect hem zou aan een nieuw postje helpen, dat wat lucratiever was dan een burgemeestersfunctie.1934

Op 17 Ventôse jaar XII (8 maart 1804) deed Raparlier uitvoerig zijn beklag bij dezelfde prefect. Op 15 Ventôse XII (6 maart 1804) had burger Demunter hem gesommeerd om in zijn handen of in de handen van C.te Van Gucht binnen de 24 uur de som van 747 Fr. te betalen, die Raparlier zou ontvangen hebben of slecht uitgevaardigd hebben op de opcentiemen van het jaar VIII (1799-1800). Het arrest van de prefect riep de burgemeester op om binnen 14 dagen de bewijsstukken te leveren van de uitgaven gedaan met deze som. Deze zaak zou overgeheveld worden naar de minister van Financiën om erover te oordelen. Raparlier hoopte dat de prefect, die hem moest beschermen, hem kon vrijwaren van deze onnodige kosten en zijn eer en reputatie beschermen tegen het lef van zijn vijanden. Die dag was dezelfde Demunter opnieuw gekomen om beslag te leggen op zijn goederen ter compensatie van de voornoemde som, die hij moest terugbetalen. Maar Raparlier had citoyen Van Gucht tevredengesteld met het betalen van de geldsom. Hij bekloeg zich erover dat dit de vruchten waren van te hebben gehoorzaamd aan de uitnodiging van de voorgaande prefect om de functie van burgemeester op zich te nemen van een gemeente met zo’n ondankbare inwoners, die eveneens

Schilderij van het Kasteel van Bornem gedurende de Hollandse periode (1815-1830). (© Collectie Kasteel Marnix de Sainte Aldegonde, Bornem - Foto Jos Winckelmans, 2006)

kvb deel II 1.indd 355 6/11/12 18:13

356

moeilijk te besturen vielen. Dit was het resultaat van een akkoord ondertekend tussen de belangrijkste notabelen van de gemeente Bornem, die hem vier jaar geleden uit zijn vredevol renteniersleven hadden gesmeekt om orde op zaken te stellen in hun gemeente. Als beloning kreeg hij nu stank voor dank en oneer. Zoals zo vaak gebeurde het, dat beledigingen in het brons werden geschreven, terwijl de goede daden in het zand werden geschreven. Want gedurende twaalf jaar dat hij rentmeester was in Bornem, had hij enkel zijn eigen geld uitgegeven. Moe van al de administratie en onschuldige vervolging, diende hij aldus zijn ontslag in als burgemeester, een functie die hij met zin voor rechtvaardigheid had uitgeoefend, naar eigen zeggen. Hij bedankte ook de prefect om hem zo lang in deze functie te hebben gelaten.1935

De onderprefect van het arrondissement Mechelen stuurde echter beide brieven op 23 Ventôse jaar XII (14 maart 1804) naar prefect Charles d’Herbouville, vergezeld van zijn schrijven, waarin hij aangaf dat Raparlier loog als de pest. Burgemeester Barnabas Raparlier werd aldus in 1804 onherroepelijk ontslagen en vervangen door Charles-Ghislain de Marnix.1936 Nog in 1810-1811 verdedigde B. Raparlier in zijn brieven aan graaf de Marnix zijn keuzes tijdens de revolutionaire periode. Hij had destijds kosten noch moeite gespaard om in die droevige tijden en troebelen alles te doen om te voldoen. Hij smeekte zijn geld terug van de graaf, maar de graaf was niet vergeten hoe Raparlier destijds in 1798 in Parijs zo gemakkelijk zijn 40.000 lb. smeergeld had laten verdwijnen in de staatskas.1937

8. Burgemeester van Bornem (1804-1832)

Reeds op 29 december 1805 sprak men over Monsieur de Marnix maire de Bornhem, dus Charles-Ghislain de Marnix, burgemeester van Bornem.1938 Tijdens het bewind van Napoleon blijkt duidelijk dat Charles de Marnix als burgemeester van Bornem niet bereid was tot samenwerking met het vreemde regime. Zo hield hij een landloper aan, die de dag daarop bij verhoor een conscrit of loteling bleek te zijn, die gedeserteerd was. De Marnix liet hem de volgende dag ontsnappen. Wanneer men te Bornem vernam dat militairen klopjacht zouden houden op de gedeserteerde lotelingen, dan sloeg het volk in de herberg “La Cour Impériale” met de vuist op tafel, roepend dat ze maar eens naar Bornem moesten komen, want ze hadden hier al een lesje gehad. Zo meldde een spion het aan de prefect. Secretaris Cammaert, gevolmachtigde van burgemeester de Marnix, schreef natuurlijk naar de prefect dat het allemaal uit de lucht gegrepen was, want hij kwam dagelijks in die herberg.1939 Daarnaast was zijn secretaris Jean-Baptist Cranleux ook schepen van de gemeente Bornem in 1819.1940 In 1825 werd dezelfde Cranleux gemeenteontvanger van Bornem.1941 Op 7-8 april 1815 werd graaf de Marnix ook benoemd tot commissaris van het Departement Dijle.1942 Op 7 mei 1818 werd hij door Willem I opnieuw benoemd tot burgemeester van Bornem en hij zou dit blijven tot 1832.1943 J.B. Cranleux, Gillis Brys en J. Dekeersmaeker werden tot schepenen benoemd. Aug. Cammaert werd de nieuwe secretaris.1944 Tevens werd de graaf de Marnix op 29 september 1818 benoemd door de

Lijst met de namen van burgers van Bornem die bonnetjes inwisselden naar aanleiding van de herverkiezing van graaf Charles-Ghislain de Marnix tot burgemeester van Bornem. (BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 12, Liasse 6, Quittances 1831)

Detail van het kasteel van Bornem uit de kaart van landmeter J. Le Brun van 15 oktober 1807. Opmerkelijk zijn de uitgebreide Franse tuinen ten westen van het kasteel, die als een labyrinth langs de Oude Schelde kronkelen. (BORNEM. Kasteelarchief, Kaarten en plannen, kadasterkaart Le Brun, 1807 - Foto Walter Verstraeten, 2009)

kvb deel II 1.indd 356 6/11/12 18:13

357

permanente Deputatie van de Staten tot gemeenteraadslid van de gemeente Weert.1945 Op 23 juni 1831 werd graaf Charles-Ghislain de Marnix herkozen tot burgemeester. Naar aanleiding van zijn herverkiezing liet graaf de Marnix bonnetjes ronddelen onder de bevolking, die de inwoners konden inwisselen voor een aantal liters bier (?) bij rentmeester Cranleux.1946 Charles-Ghislain de Marnix bleef burgemeester van Bornem tot zijn dood in 1832.1947

9. Een nieuwe kaart van Bornem door J. Le Brun (1807)

Op 15 oktober 1807 leverde J. Le Brun, landmeter van het kadaster van Frankrijk, aan graaf de Marnix een nieuwe kaart van de gemeente Bornem in het kanton Puurs af, waarop al de eigendommen toebehorende aan graaf Charles de Marnix stonden vermeld.1948

10. De jacht in Bornem

Ook in Bornem beheerde Charles de Marnix de jacht. Zo gaf Louis van den Hecke, inwoner van Gent aan de place d’armes, voorzitter van de Algemene Raad van het Departement Schelde, op 29 december 1805 aan “Monsieur de Marnix maire de Bornhem” de toestemming om te jagen op de bezittingen van de familie Papeians gelegen in Bornem. Hiermee herriep hij elke toelating die de heer Leirens hieromtrent had uitgevaardigd. Voorwaarde was wel dat hij zijn toestemming desgevallend mocht herroepen. Hij vroeg de graaf ook of hij zijn boswachters (gardes champetres) wilde bevelen om zorgzaam de beplantingen op hun gronden te bewaken.1949 Op 12 oktober 1821 benoemde de graaf heer Henri Joseph Bontez, geboren te Brussel, tot boswachter van zijn domein in Bornem. Hij moest alle bossen en eigendommen van de graaf gesitueerd in de gemeenten Bornem, Mariekerke en Weert surveilleren.1950

11. Een nieuwe pastoor in Bornem

Op 5 oktober 1810 deed pastoor Melchior Joannes De Meulder zijn plechtige intrede in zijn nieuwe parochie Bornem en dit in aanwezigheid van “den zeer edelen Heere grave Carolus de Marnix, als Maire en grave deze parochie”. De graaf was vergezeld van zijn twee adjuncten A. Cammaert en Josephus Janseghers en van de gemeenteraad en de heren fabriekmeesters. Zij kwamen de nieuwe pastoor complimenteren aan het eind van het dorp, recht tegenover de herberg genoemd Het Weergaren. Niet veel later is men op 20 mei 1811 beginnen te werken aan het hoogkoor in de kerk. Op 30 juni 1811 werd de pastoor echter van zijn bed gelicht in de pastorij door acht gendarmen, die hem gevangen namen omdat hij op 9 juni 1811 een Te Deum had gezongen voor de geboorte van de zoon van de keizer, waarbij hij had durven kritiek uiten op het feit dat paus Pius VII in ballingschap was gehouden door keizer Napoleon en van al de goederen van de Kerk was beroofd door de Franse overheid. In 1815 bracht pastoor De Meulder het relikwie van het H. Kruis in de kerk, dat in het tabernakel werd gelegd. In 1816 richtte de pastoor een nieuwe Confrerie of Broederschap van het H. Kruis op

en voor eerste hoofdman koos hij “den edele heere Vicomte de Couchy (i.e. Cunchy) en voor eersten deken den edelen heere Chalres de Mallet Coupigny, voor ouderlingen”. Deze broederschap telde vanaf het eerste jaar reeds 68 leden. In het zelfde jaar 1816 is “door den edelen heere Vicomte de Couchij een nieuw vaen vereerd gegeven aan de Conferie waer op dit latijnsche jaerschrift stont: ConfraternItatI DIVae CrUCIs BornheMII”. De pastoor liet ook de Krocht in dat jaar herstellen.1951 In 1818 wensten burgemeester de Marnix en de schepenen van Bornem zijn opvolger pastoor Cammaert het allerbeste toe.1952

12. Inrichting van de huiskapel

Op 16 april 1813 meldde onderprefect de Wargny aan graaf de Marnix dat hij zijn verzoek aan de aartsbisschop voor het behoud en de inrichting van zijn kapel in het kasteel van Bornem had goedgekeurd.1953

Legende en colofon van de kaart van de gemeente Bornem door landmeter J. Le Brun met vermelding van alle eigendommen van “monsieur Charle de Marnix”. (BORNEM. Kasteelarchief, Kaarten en plannen, kadasterkaart Le Brun, 1807 - Foto Walter Verstraeten, 2009)

kvb deel II 1.indd 357 6/11/12 18:13

358

13. Het kasteel van Bornem bijna opgeblazen in 1814!

Bij het binnenvallen van de troepen van de geallieerde grootmachten, voornamelijk Pruisen en Russen, trok graaf Charles de Marnix vanuit zijn kasteel van Bornem naar Mechelen om er zijn steun te betuigen aan de geallieerden. Hij kreeg hiervoor op 6 februari 1814 een paspoort getekend door de militaire gezaghebbers van de geallieerde legers.1954 Onder leiding van gouverneur Lazare Carnot boden de Fransen in Antwerpen gedurende enige tijd bekwaam weerstand. Graaf de Marnix werd door de geallieerden opgeroepen om deel uit te maken van de permanente raad van de Intendant te Mechelen. De Marnix ging op dit aanbod in, ondanks de bedreigingen van gouverneur Lazare Carnot aan zijn adres en ondanks het risico om voor de derde keer al zijn eigendommen gebrandschat te zien. Hij had geluk. Een officier van de Franse marine had bevel gekregen om het kasteel van Bornem op te blazen. Deze officier had dit bevel echter niet uitgevoerd, omdat hij destijds toen zijn eskader op de Rupel lag door de graaf de Marnix met rechtvaardigheid was behandeld geweest. Hij had het nochtans gemakkelijk kunnen uitvoeren, want er waren maar weinig geallieerde troepen gelegerd in Bornem. Na de inname van Antwerpen toonde de Franse marine-officier het bevel tot vernietiging van het kasteel van Bornem aan graaf de Marnix.1955 Op 28 maart 1814 trok graaf de Marnix naar Brussel om gouverneur-generaal baron de Horst bij te staan. De graaf liet zijn hoogzwangere echtgenote achter in het kasteel van Bornem en twee dagen later werd de kleine Victor de Marnix geboren te Bornem op 31 maart 1814. Gravin Dorothée van der Gracht was

hierna zwaar ziek, doch haar man had het zo druk dat hij haar de eerste drie weken niet kon bezoeken. Vanaf dat ogenblik liet hij al zijn persoonlijke zaken voor wat ze waren, om zich volledig te wijden aan zijn nationale politieke loopbaan.1956

Schilderij van het Kasteel van Bornem gedurende de Hollandse periode (1815-1830). (© Collectie Kasteel Marnix de Sainte Aldegonde, Bornem - Foto Jos Winckelmans, 2006)

Lazare Nicolas Marguerite Carnot (° 1753 - † 1823).

kvb deel II 1.indd 358 6/11/12 18:13

359

14. Kasteel “den Dilft”

Op 13 juni 1800 was het domein “den Dilft” door Bernard Ruttiens te Antwerpen en Catharina Ruttiens te Leuven verkocht geweest aan pater Thomas Wilson, overste van het abdijcollege te Bornem. Wilson kocht het goed echter niet voor eigen rekening, maar liet het op 8 juli 1802 reeds over aan John Spackman-Hill (°1779). Spackman-Hill stond immers op goede voet met de Engelse dominicanen. Alleszins heeft hij daarna steeds de belangen van de kloosterlingen behartigd. Deze Hill was door zijn huwelijk met een katholieke en zijn bekering tot het katholicisme in

onmin geraakt met zijn familie. Daarom had hij Engeland verlaten en verhuisde hij naar Bornem. “Den Dilft” bevond zich echter in een deerniswekkende toestand, want ten gevolge van de Boerenkrijg waren ook de gebouwen van “den Dilft” afgebrand en verwoest. In de koopakte werd letterlijk gesproken over “Une ruïne d’un bâtiment brulé”. Dus ging het gezin Packman-Hill tijdelijk inwonen op het kasteel van Bornem bij de heer Barnabas Raparlier, toen burgemeester van Bornem en oud-rentmeester van de uitlandige graaf Charles de Marnix. Intussen werd het domein “Den Dilft” grondig hersteld. De toren op de motte, die volledig vernield was, werd opnieuw opgebouwd in neogotische stijl. De verbouwingen gebeurden vermoedelijk in of kort na 1802. Dit maakt “den Dilft” tot mogelijk de oudste bewaarde site met neogotische inslag in België. De overige gebouwen werden in classicistische stijl opgebouwd. De kaart van Gigault uit 1807 duidt de Dilfttoren aan als “observatoire” of belvedère, zoals in de verkoopakte van 1820. De toren was dus omgevormd tot een folie, een passend attribuut bij een lusthof.

Spackman-Hill woonde zeven jaar ongemoeid op zijn vernieuwde domein “den Dilft”. In 1806 kocht hij, om zijn domein te vergroten en te verfraaien, twee stukken weiland tegenover de Dilft en een dreef met bomen en aanplantingen, die van het dorp naar de omwalling van het klooster liep. Hij was het die op 18 december 1809 samen met Jan de Decker, notaris te Oppuurs, en met John Atkinson, dominicaan te Brugge verblijvende, als gevolmachtigden van de uitlandige Thomas Wilson, die in Amerika zat, het voormalig Engels klooster en het college

Ingekleurde lithografie door Jobard naar het schilderij van luitenant-kolonel Charles Hamilton Smith, 1815. (ANTWERPEN, Privéarchief Luc Rochtus - Met dank aan Paul-Louis De Gendt)

De Dilfttoren en hoeve op de kaart van A. Vertongen, 20 april 1787. (ANTWERPEN. Privéarchief Luc Rochtus)

kvb deel II 1.indd 359 6/11/12 18:13

360

van Bornem wilden later afbreken door aannemer en meestermetser Pieter-Jan Meeus uit Puurs. De restanten zou men dan als materiaal verkopen. Uiteindelijk kwam het niet tot afbreken, maar werden klooster en college verkocht aan Jan Remond Bullock en Pieter Potier, twee Engelse dominicanen, ten voordele van P. Lewis Brittain.

In december 1809, bij de landing van de Engelse vloot op het eiland Walcheren, kreeg John Packman-Hill bevel om als krijgsgevangene naar Verdun te trekken, omdat hij een Engelsman was, en er krachtens het decreet van 21 november 1806 door de Franse regering beslag werd gelegd op al zijn bezittingen te Bornem. Napoleon beval op 29 november 1810 dat alle goederen van Engelsen, die in het land verbleven, moesten verkocht worden. Toen trad graaf Charles-Ghislain de Marnix, burgemeester van Bornem, op ten voordele van de getormenteerde Spackman-Hill. Hij schreef op 27 april 1811 een getuigschrift ten voordele van Spackman-Hill, dat deze reeds sinds 1802 het burgerrecht had bekomen te Bornem en dat hij met Engeland hoegenaamd niets meer te maken had, hoewel zijn broer een uitstekend officier was in het Engelse leger. Zo kon Charles de Marnix de verkoop van het goed “Den Dilft” tegenhouden, maar niet de confiscatie, zodat de eigenaar te Verdun bleef. Op 15 mei 1812 schreef graaf de Marnix opnieuw naar Marc-René-Marie de Voyer d’Argenson (1771-1842), prefect van het departement van de Twee Neten van 1809 tot 1813. Hij verzocht om het buitengoed van Spackman in huur te geven aan juffrouw Eleonore de Giey, woonachtig te Lippelo. Ditmaal had de graaf wel succes en “Den Dilft” werd voor drie jaar verhuurd aan 100 fr. per jaar. Dit was duidelijk met de bedoeling om bij de terugkeer van Spackman-Hill het goed terug te geven. Juffrouw de Giey huurde “den Dilft” voor 3 jaren aan 100 fr. per jaar.

Op 10 juni 1814 verscheen een arrest van baron de Vincent, gouverneur-generaal van België, waarbij werd beslist dat het sekwester op de bezittingen van J. Spackman Hill Bornem werd opgeheven. Na de val van Napoleon in 1815 keerde

Spackman-Hill inderdaad terug uit Verdun en kwam weer wonen in “Den Dilft”. Op 26 juni 1820 verkocht hij het goed aan Johannes Philippus Van den Bogaert uit Willebroek voor 9.450 Nederlandse gulden of 20.000 fr. Deze maakte in een gedeelte van het domein een olieslagerij, die later bij erfenis in handen van de familie De Mesmaecker kwam en daarna in eigendom bewoond werd door E. Simon. Het andere deel, meer bepaald een huis met twee hovingen, een remise, een toren of belvedere met alle bomen en een dreef, lopende tot aan de wal van het Engels klooster, verkocht hij op 24 december 1824 aan Joseph Cardon-Van den Hove, eigenaar uit Brussel, voor de som van 4.725 Nederlandse gulden. De Dilfttoren en berg waren jaarlijks een cijns van een mud koren verschuldigd aan de armen van de gemeente. Later kwam het goed achtereenvolgens in handen van baron Van den Brande de Reeth, Arnoldus en Hugo Brys en tenslotte van juffrouw Charlotte de Marnix, dochter van Charles de Marnix, waarover meer hierna.1957

15. Armenzorg in Bornem

Tijdens de eerste jaren na de val van Napoleon kende de gemeente Bornem veel tegenspoed. Door overvloedige regen was de oogst van 1816 totaal mislukt. De levensduurte was beklagenswaardig, het bureel van weldadigheid kon de vraag nauwelijks aan en de volksklasse verkeerde in grote armoede. Dit veroorzaakte het probleem van het toenemende aantal vagebonden, zodat men zelfs in juni-juli 1819 klopjachten inrichtte om ze uit de gemeente te verjagen. Pas in de laatste jaren van het Hollands bewind kwam er enige verbetering in de toestand.1958

16. Burgemeester niet uitgenodigd op inhuldiging gemeentehuis Bornem

In de periode 1822-1823 werd het gemeentehuis van Bornem heropgebouwd onder leiding van bouwmeester Vuillaume. In het gemeentearchief van Bornem bevindt zich nog het “Projet de restauration” van 1822.1959 Op 13 december 1822 schreef Charles de Marnix vanuit Brussel aan Cranleux. Zijn zoon Amedé had hem verteld dat men die dag het gemeentehuis van Bornem zou inhuldigen. De graaf was een tijd afwezig geweest voor de Provinciale Staten in Antwerpen en had de brief van Cranleux pas die morgen gelezen. Hij kon zijn oren niet geloven toen de gouverneur hem vroeg of hij op de hoogte was, want hij wist van niets. Pas gisteren had Cranleux in een brief de heropening van het gemeentehuis aangekondigd. Meneer Van Rompa had moeten de gewoonten volgen en moeten vragen welke datum paste zonder de burgemeester te vergeten. Maar voor de graaf maakte het niet uit, hij moeide er zich liever niet mee, net zoals hij zich niet moeide met het kalfsvlees en de taartjes die de vrouw van Cranleux wilde kopen om te schenken aan de gemeenteraad en de harmonie. De graaf wilde dringend met Cranleux samenzitten, niet om het te hebben over gemeentezaken, maar om met hem te spreken over de boeren, die hun pacht niet wilden betalen. Men zou er één of twee eens moeten bestraffen zodat de rest in gang zou schieten, vond hij. Hij zou morgen de hertog d’Ursel ontmoeten over de dijkgraaf. De graaf de Marnix liet ook wat Bourgogne-wijn brengen naar zijn secretaris. Amedé

De herenwoning van het domein “den Dilft” aan de Kloosterstraat. Net als de Dilfttoren werd ook dit sierlijk gebouw in 1802 in classicistische stijl gebouwd. (ROCHTUS en PEETERS, Bornem in oude prentkaarten, 16)

kvb deel II 1.indd 360 6/11/12 18:13

361

gedroeg zich volgens de graaf als een prins in Antwerpen, de gouverneur was er zeer tevreden over.1960

17. Rentmeester Jean Baptist Cranleux zal nooit een goede Belg kunnen zijn

Jean-Baptist Cranleux was geboren te Rollancourt op 2 augustus 1772 en stierf te Bornem op 15 september 1826.1961 Tijdens de Hollandse periode was hij de secretaris van graaf Charles de Marnix op het kasteel van Bornem.1962 Daarnaast bekleedde hij in 1825 de functie van gemeenteontvanger van Bornem.1963 In een brief aan zijn secretaris J.-B. Cranleux op 30 oktober 1816 beschrijft graaf Charles-Ghislain de Marnix ironisch welke kwaliteiten de Belgen volgens hem hadden.1964

18. Dienstpersoneel

Uit de rekening van 1831 blijkt dat de graaf wekelijks geld gaf aan zijn “domestiques” voor de offerande tijdens de misviering.1965

19. Vrije tijd

Mevrouw de gravin was vooral geïnteresseerd in een tijdschrift zoals Le Journal des Dames et des Modes.1975 De graaf was blijkbaar een verwoed roker, want er werd aanzienlijk veel ponden tabak aangekocht.1976 Charles de Marnix bracht zijn vrije tijd in Brussel vaak door in de Club, waar de Bordeauxwijn rijkelijk werd geschonken. Dit was een typische club voor de elite in Brussel, waar men kon een glaasje drinken, genieten van een buffet, maar vooral aan netwerking doen. Zo was de heer Vander Josse, burgemeester van Brussel, een graaggeziene bezoeker van de Club.1977 Graaf de Marnix was uiteraard als opperjagermeester een fervent jager. Hij spaarde dan ook geen kosten noch moeite om deze hobby serieus te nemen. Zo kocht hij op 23 september 1815 bij P. Meijer, hofleverancier van wapens, een jachtmes met ivoren handvest en een kleine karabijn van Duitse makelij, in totaal voor 140 Fr..1978

Bruxelles, le 30 octobre 1816

Le Grand-Veneur, pour les parties méridionales du Royaume,

A Monsieur Cranleux

Vous êtes un original Mon cher ami de dire que vous mourrez si je ne vous écris pas, vous êtes de plus dure mort que cela car je ne sais pas u. conscience si vous n’êtes pas un peu pour cet article de la nature du etat. Je vous envoye la lettre à laquelle vous tenez tant et pourquoi par amour propre par glorio te parce que ce Mr le zaire qui n’est pas cependant une jolie femme vous fait de beaux compliments ah! que j’aurai du mal à vous rendre sage, il le faudra bien cépendant si sa Majesté deigne vous faire belge car alors il faut absolument abbandonner la tournure … (BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 10, Liasse 8, 30 oktober 1816)

… of a light frenchmen et prendre la gravité Belge, une pipe en bouche, cela ne sera pas difficile, un oreiller sur le ventre parce que vous êtes trop mince, savoir boire une demie tonne de bière dans votre soirée voile, des qualités essentieles, savoir crier à tort et travers avec un ton doctorale et le verbe élevé (ceci vous possedez dans un degré d’éminente perfection) à tort et à travers contre tout ce que fait le gouvernement; voilà des qualités (si toutefois c’en est) qu’ont malheureusement beaucoup de mes compatriotes. Heureusement qu’en ceci ils ne m’ont pas inoculé leur mal et que j’ai la peau trop dure pour en avoir la moindre crainte; à ces causes je suis une bête, he! bien tant mieux si c’est en criant contre un bon Roi comme le nôtre qu’on doit avoir de l’esprit je préfère rester bête et même brati toute ma vie. revenons à mes affaires à quoi m’êtes vous … (BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 10, Liasse 8, 30 oktober 1816)

kvb deel II 1.indd 361 6/11/12 18:13

362

20. Genieten van de gerecupereerde status

M. Gervais leverde in 1814 ca. 450 liter badschuim te Brussel voor graaf de Marnix.1979 De gravin-douairière de Marnix née de Cunchy dronk blijkbaar graag Thé Congo; ze kocht flacons Sirop d’argent en Cuirasseau, maar ze las ook de krant, deed wandelingen met haar parasol. Na al de miserie bij de recuperatie van het kasteel kon de gravin-douairière eindelijk in alle rust genieten van het kasteel. Zij gaf aan het kasteel van Bornem een vrouwelijke toets, die verloren was gegaan met de Revolutie en de Boerenkrijg. De luxe werd in ere hersteld door haar sterke wil en het harde werk, als een restauratie van het verleden conform aan de tijdsgeest van de periode van Napoleon I. De vrouw van de graaf, Dorothé van der Gracht, had blijkbaar een dure smaak en joeg de graaf maar al te graag op kosten tot zijn grote frustratie want hij mocht alle rekeningen betalen. 1980

21. Beheer en uitbreiding van het domein van Bornem

Op 3 september 1813 verkocht graaf Charles-Ghislain de Marnix een groot deel van de gemeentegronden gelegen in Bornem ten voordele van de “Caisse d’amortissement”. De graaf bezat in 1815 nog heel wat gemeentegronden die hij in pacht gaf aan plaatselijke gemeentenaren. Op 6 september 1813 verscheen de lijst van de 600 aangeslagen burgers die het meest waren belast in het Département des Deux-Nèthes. Charles de Marnix prijkte op de achtste plaats, slechts voorafgegaan door Philip-Ignace Van de Werve-Deschilde uit Antwerpen op de tweede plaats en Paul Moretus uit Antwerpen op de zevende plaats. Meermaals moest de gemeenteontvanger Moons-Van Velsen de rentmeester van de graaf, Cranleux, aanmanen om zijn contributie te betalen. Ook betaalde de rentmeester J.-B. Cranleux aan de armen van Bornem een vaste som geld uit in het jaar 1819-1820. Het “bureau de Bienfaisance” werd beheerd door de rentmeester en verzamelde de pachten om het armenbestuur mee te financieren.1981

Opvallend is dat op 3 september 1813 veel verkopingen plaatsvonden te Bornem langs de Temsesteenweg, Luipegem, een weg genaamd “de Besluyt”, nabij Branst, tegen de weg van Mariekerke naar Bornem, langs de grens met Hingene, tegen het Breeven, langs de weg naar het kasteel van Bornem, naar Sint-Amands, tegen de Branstse dreef. De nummers van de stukken grond worden telkens vermeld en er is sprake van een plan cadastral. Men verwijst ook naar secties bv. nr. 465 van de 3e sectie (tegen Hingene). Deze gronden worden voornamelijk opgekocht door graaf de Marnix, dikwijls via stroomannen, of Rollier van Opdorp.1982 Rond 1815 maakte de griffier van graaf Charles de Marnix een overzicht op van al zijn eigendommen die de Franse overheid had verkocht. Het lijkt alsof hij een soort slotsom wilde opmaken van wat gerecupereerd was na de voorgaande tragische Franse Periode, waarin het domein door de Franse overheid was genationaliseerd en verkocht. Het omvat een opsomming van alle artikels met telkens de oppervlakte erbij vermeld, wat vermoedelijk moet verwijzen naar het kadaster.

De Franse Republiek verkocht:

- Het Nieuwland langs de rechterzijde van de Oude Schelde. Dit werd niet door graaf de Marnix gerecupereerd.

- Het kasteel, tuinen, neerhof, schuur, vissershuisje, hof van het kasteel, boomgaard, een ander stuk tuin en de kweektuin. Graaf Charles de Marnix kocht deze terug.

- De Oude Schelde met een oppervlakte van 73 bunders. De visserij op de Oude Schelde werd verpacht voor 200 fl. Dit werd door Charles de Marnix teruggekocht.

- De eendenkooi, die werd verpacht voor 200 fl. Teruggekocht door de graaf.

- Het huis aan het Sas was nieuw gebouwd 6 jaar geleden door graaf de Marnix voor een kost van 2.000 fl. en werd verpacht voor 50 à 60 fl.

- Het Sas had de graaf sinds 1815 ongeveer 6.000 fl. aan herstellingen gekost en het volgende jaar zou er een nieuwe sluisdeur moeten geplaatst worden die ca. 600 à 700 fl. zou kosten.

- Een molen te Bornem met huis, rosmolen, schuur en tuin, gelegen op 2 dagwanden land, verpacht aan 550 fl. Deze molen werd verkocht door de Franse overheid en teruggekocht door graaf de Marnix.

- Een andere molen op de heide van Mariekerke gelegen op 49 roeden land, die toen verpacht werd voor 300 fl. Deze molen werd niet meer gerecupereerd door de graaf.

- Het Nieuwland aan de linkerzijde van de Oude Schelde, geschat op 50 tot 55 fl. per bunder en belast met 60 tot 70 fl. voor de kosten en het onderhoud van de dijken van het graafschap.

- De beplantingen en bomen bijeengeplant in groepen van vijf. Teruggekocht door de graaf.

- Het schor van Branst, omvattende 6 b. 2 dw. 60 r., het Rietschoor, verpacht aan 100 fl., het Klein Schoor groot 3 gemet 156 r. en het schor van het Sas groot 23 gemet 215 r. Alle schorren werden geschat op 100 fl. per bunder.

- Het schor van Spierenbroeck groot 37 gemet 150 roeden, verpacht aan 150 fl. Niet gerecupereerd door graaf de Marnix.

- De plaat van Mariekerke werd aan de kerk van Mariekerke gegeven in ruil voor het houden van twee misvieringen. Deze afstand werd geannuleerd in 1751 en daarna werd de plaat verhuurd voor 63 fl. in 1768 en in 1786 werd ze verpacht voor 50 jaar op voorwaarde dat men ze zou indijken en jaarlijks 83 fl. zou betalen.1983

Jaarlijks maakte de rentmeester Cranleux ook een rekening op van inkomsten en uitgaven, die in een register werden ingeschreven. Deze rekeningen bevatten vaak een schat aan informatie over het beheer en het dagelijkse leven op het kasteel.

Op 25 november 1831 kocht graaf Charles-Ghislain de Marnix voor notaris Constantinus Franciscus De Brabander te Temse een bedijkte polder met notelaars

kvb deel II 1.indd 362 6/11/12 18:13

363

en een sluis, genaamd Het Zaey en Spierenbroeckschoor, gelegen deels onder Bornem en deels onder Hingene, voor de ene helft van Pierre-François Geerts, notaris te Vrasene, en voor de andere helft van Christine Mertens voor zichzelf en als voogd van Constance Mertens, en van Jean-François Zweers, kleermaker te Haasdonk, eveneens voogd van dezelfde. Het was Louis Cranleux , gemeenteontvanger van Bornem en rentmeester van de graaf, die bij de eerste instel op 11 november 8.500 fl. bood voor deze polder en die bij de definitieve verkoop de polder kocht voor 10.400 fl. voor en in naam van Charles-Ghislain-Marie graaf de Marnix, volgens een machtiging van notaris A. Cammaert op 18 maart 1828. Daarnaast kocht Cranleux nog voor de graaf 13 percelen zaailand (Nieuwe Landen, Casteelwijck, Steenbroeck, Luypeghempolder) en 6 percelen bos (Luypeghempolder) in de gemeente Bornem.1984

22. Conflict met burgemeester van Temse over het veer over de Schelde

Op 18 juli 1818 schreef graaf Charles de Marnix een brief aan de gouverneur van de provincie Oost-Vlaanderen. Hij deed zijn beklag over het gedrag van één van diens administrateurs, namelijk Augustin van Strydonck, burgemeester van Temse, tegenover één van de ingezetenen van Bornem, Jean Baptiste Wauters, veerman. Zo’n 9 à 10 maanden geleden hadden de heren Boots en Goetgebuer, opdrachtnemers van de veren, willen de heer Wauters de vrije doorgang van Bornem naar Temse ontzeggen. Daarom hadden ze niet alleen de onderpachter Coenraets en de officier van politie van Temse aangespoord om voor het politietribunaal van het kanton Temse een rechtzaak te beginnen tegen Wauters. Zij deden nadien, als ze zagen dat ze de zaak gingen verliezen, zelfs beroep op de provinciegouverneur, die op 19 september 1817 een arrest uitgaf waarbij Wauters en elke andere verboden werd om nog langer een veer uit te baten. Intussen had de politierechtbank van Temse de klacht van Boots en Goetgebuer ongegrond verklaard op 27 september 1817, aangezien de heer Wauters nooit zelf een veerdienst had willen uitbaten.1985 Een brief van een zekere Vanraes (?) aan de graaf, of aan burggraaf de Cunchy in diens afwezigheid, onthult wat er gebeurd was. Hij meldde dat hun triomf volledig was en de tegenpartij plat op de buik was gegaan. Hij had zelf het vonnis samen met de rechter op één dag geschreven, een fraai staaltje griffierswerk. Het vonnis was hen zeer gunstig gezind en telde wel vier bladzijden, wat uniek was voor een document komende van een vrederechter.

Op 8 juli 1818 hadden de burgemeester en politieofficier echter opnieuw een proces-verbaal tegen Wauters uitgevaardigd. Wauters had volgens hen gevaren vanaf de oevers van Bornem, wat niet waar was, want hij had zijn schuit geladen binnen de Oude Schelde, op een halve mijl van de Scheldeoevers. De burgemeester van Temse meende hiermee een voorwendsel van overtreding op het art. 16 te hebben. De heer Boots, niet toevallig de schoonvader van de burgemeester van Temse, had de beroepstermijn laten voorbijgaan en samen hadden zij druk uitgeoefend op de functionaris om een proces-verbaal tegen Wauters uit

te vaardigen, in plaats van hun recht via reguliere justitie te zoeken. Nu werd de heer Wauters verhinderd om zijn beroep vrij uit te oefenen, was hij dagelijks overgeleverd aan het oordeel van een publieke functionaris, die geen gehoor wilde geven aan een vonnis in laatste aanleg en elke dag opnieuw Wauters kon aanklagen en zijn schuit kon in beslag nemen. Daarom vroeg graaf de Marnix aan de gouverneur om duidelijke bevelen te geven aan de burgemeester van Temse en zijn politieofficier, om de heer Wauters niet langer te hinderen in de vrije uitoefening van zijn beroep en alle procedures tegen hem te stoppen. De graaf had hierover graag uitsluitsel gekend vóórdat het proces doorging op 25 juli 1818 eerstkomende.1986

23. Het proces tegen de familie de Wasservas

Na betwistingen tussen graaf de Charles-Ghislain de Marnix en de baron de Wasservas over de bezittingen komende uit de erfenis van Bernard-François de Marbais, graaf van Bornem, die opengevallen was in 1772, had men geoordeeld dat de graaf de Marnix recht had op twee derden en baron de Wasservas op een derde van de erfenis, als echtgenoot van Ferdinande de Lannoy, dochter van Ignace-Godefroy de Lannoy-Beaurepaire. Na verloop van meer dan 40 jaar meende de baron de Wasservas nog rechten te hebben op het graafschap van Bornem. Op 27 maart 1813 was hij tegen graaf Charles-Ghislain de Marnix in proces gegaan om zijn recht op een derde van het graafschap op te eisen. De rechtbank van eerste aanleg van Mechelen sprak op 9 februari 1815 zijn vonnis uit. De rechtbank beval aan baron de Wasservas om zijn rechten te bewijzen. Uiteindelijk werd de vraag van de Wasservas als niet ontvankelijk noch gegrond bestempeld. De rechter van eerste aanleg te Brussel gaf graaf de Marnix op 15 augustus 1822 met een definitief vonnis dan ook gelijk. Baron de Wasservas ging nog in beroep, doch dit werd teniet gedaan. Op 3 juli 1823 verscheen het arrest van het hof.1987

Maar baron de Wasservas had reeds voor het vonnis twee stukken grond uit de erfenis verkocht aan het echtpaar Callebaut, die het reeds in bezit hadden sinds 1798. In 1817 eiste Charles-Ghislain de Marnix dan ook de twee derden van deze twee percelen op van de familie Callebaut en wenste hij ook compensatie van het vruchtgebruik sinds 1798 of ten minste sinds de dag van zijn klacht. Op 25 juni 1821 oordeelde de rechtbank van Dendermonde de eis van de Marnix als niet ontvankelijk, omdat hij nog niet gekomen was tot een algemene verdeling van alle bezittingen in onverdeeldheid. Immers, door de gevolgen van die verdeling zouden de twee percelen kunnen vallen in het lot van de baron de Wasservas, waardoor de verkoop zou behouden blijven. Maar de graaf de Marnix ging in beroep in 1824 tegen deze uitspraak.1988

24. Hypotheek voor renovatie

Graaf Charles-Ghislain de Marnix kocht op 21 april 1824 te Brussel het Hôtel de Marnix in de Eikstraat (Fr.: Rue du Chêne) van de heer Vanderborcht en om dit te renoveren moest hij blijkbaar geld lenen.1989 Op 2 juli 1824 ging graaf Charles-Ghislain de Marnix een lening aan van 100.000

kvb deel II 1.indd 363 6/11/12 18:13

364

fr. bij een zekere William Thomas uit de Museumstraat te Brussel. De hypotheek werd gesteld op het kasteel van Bornem en in het document volgt een uitgebreide beschrijving van het kasteel en domein die ons een beeld geeft van hoe het er in die periode uitzag. Cranleux moest hier het nodige voor doen.1990 Van 14 april 1828 tot 21 december 1828 werd een nieuw schaliedak gelegd op het kasteel van Bornem volgens de wensen van graaf Charles de Marnix. Ook de andere schaliedaken werden gerepareerd.1991

25. Brandverzekeringen van Louis Cranleux

Door het gebruik van minder brandbare bouwstoffen ontstonden eind 18e eeuw brandverzekeringsmaatschap-pijen. Louis Cranleux was een zoon van Jean Baptist Cranleux en volgde zijn vader op als rentmeester van graaf Charles de Marnix te Bornem. Graaf Charles-Ghislain de Marnix was zelf betrokken in het verzekeringswezen sinds de stichting van de Compagnie des Propriétaires Réunis pour l’Assurance à Primes contre l’Incendie in 1821. Reeds in 1822 was zijn rentmeester Louis Cranleux actief als eerste verzekeringsagent. Uit zijn dagboek van 18.05.1822 tot 26.02.1827 blijkt dat hij reeds 177 polissen had afgehandeld. De verzekerde mocht zelf de waarde aangeven op basis waarvan dan de premie berekend werd. Gevolg hiervan was dat de gewone man in de straat vaak een te lage waarde opgaf, terwijl de begoede burger de hoogste aangaf. De in het Frans opgestelde polissen werden om de zeven jaar

Kinderportret van Amédée de Marnix en Louis de Marnix. (© Collectie Kasteel Marnix de Sainte Aldegonde, Bornem - Foto Walter Verstraeten, 2011)

Kaart van ingenieur U.N. Kummer van de polders overstroomd in 1825. (BORNEM. Gemeentearchief)

kvb deel II 1.indd 364 6/11/12 18:13

365

vernieuwd en de premie werd jaarlijks betaald. Opvallend zijn de 17 polissen van bewoners uit de Boomstraat, die in 1798 bijna volledig afbrandde tijdens de Boerenkrijg. In 1822 was ze dus bijna volledig heropgebouwd en bestond de nieuwbouw vooral uit minder brandbare baksteen met dakpannen.1992 Naast deze lucratieve job was Louis Cranleux eveneens ook gemeenteontvanger van Bornem van 1826 tot 1858.1993

26. De kinderen de Marnix

Een ongedateerd archiefstuk meldt ons de bedragen aan boetes die graaf Charles de Marnix, zijn zonen Louis de Marnix, Amédée de Marnix, Charles de Marnix en Louis de Fœstraets verschuldigd waren te betalen aan de harmonie van Bornem. In totaal ging het om 27 gl. 12 c. in geld van de Verenigde Nederlanden.1994 Louis en Amédée de Marnix liepen school in het college van Verviers, waarvoor graaf Charles de Marnix op 21 juli 1814 430 Fr. betaalde aan abt Vittu (of Vetu), directeur van de school.1995

27. De grote overstroming van 1825

In de nacht van 4 op 5 februari 1825 veroorzaakte een zware storm het ergste stormtij sinds mensenheugnis. De dijk van de polder van Eyckenbroek in Hingene-Wintam brak op 5 februari 1825 door. De overstroming strekte zich uit over alle poldergronden van Bornem en Hingene. De dijk die de polder van Spierenbroek scheidde van Weert werd direct versterkt en was bedoeld om Weert van overstroming te sparen. Doch op 3 maart 1825 om 17u ‘s avonds stroomde het water de breuk van Wintam terug binnen en brak ook deze binnendijk, zodat ook de polder van Weert onderliep. De gemeenten Nattenhaasdonk en Weert werden volledig

Niet gerealiseerd plan van de loop van de Vaart van Bornem, 1828. (BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 12, Liasse 3, Quittances 1828)

Uiteindelijk plan van de loop van de Vaart van Bornem, 1828. (BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 12, Liasse 3, Quittances 1828)

kvb deel II 1.indd 365 6/11/12 18:13

366

overstroomd. Zowel de parochiekerken van Weert en Nattenhaasdonk, het kasteel van de hertog d’Ursel te Hingene met het heerlijk paviljoen aan den Noteleir, alsook het kasteel van de graaf de Marnix te Bornem en veel pachthoven en huizen van kleinere landbouwers en schippers kwamen onder water te staan. De herindijking van deze polders begon met de constructie van een dijk die de dijkbreuk omringde. Deze werken werden beëindigd begin april 1825. Zo konden 300 families opnieuw hun huizen opzoeken. Vanaf dat ogenblik bleef de overstroming beperkt tot de polder van Eyckenbroek en werd de breuk gedicht op 14 mei 1825. Het polderbestuur had om de breuk te dichten 79.000 fl. uitgegeven.1996

28. Aanleg van de Vaart

1828 is een jaar dat in de geschiedenis van Bornem gerust mag omschreven worden als het Wirtschaftswunder van Bornem. Na de noodlottige overstromingen en de daaropvolgende armoede en hongersnood, kan men zich niet van de indruk ontdoen, dat graaf Charles de Marnix alles in het werk stelde om zijn gemeente Bornem er terug bovenop te helpen. Hij deed dit door een schenking in de vorm van de aanleg van een nieuw kanaal tussen Bornem-centrum en de Oude Schelde, om zo de gemeente toegankelijk te maken via de Schelde en de economie te laten heropleven. Zijn liberale geest zal hier ook wel

Plan van herberg “De Kaai” te Bornem, 1830-1833.(BORNEM, Kasteelarchief, Série 2, Carton 14, Liasse 3)

Schets van herberg “De Kaai” te Bornem, 1830-1833.(BORNEM, Kasteelarchief, Série 2, Carton 14, Liasse 3)

De Kaai van Bornem aan de hoek van de huidige Rijkenhoek en de Temsesteenweg.(Klein-Brabant in oude prenten, II, nr. 426)

kvb deel II 1.indd 366 6/11/12 18:14

367

meegespeeld hebben. In 1828 liet Charles-Ghislain de Marnix de bevaarbare Oude Schelde door een vaargeul, de zogenaamde “Vaart”, verbinden met een aanlegkade tussen de Rijkenhoek en de Temsesteenweg. Het kanaal is tot op de dag van vandaag nog steeds een belangrijk landschapselement in Bornem en een bewijs van hoe de familie de Marnix haar stempel heeft gedrukt op de welvaart van Bornem.1997

29. Bouw van de Kaai van Bornem (1830-1833)

Door het graven van de Vaart tussen de Rijkenhoek en de Oude Schelde in 1828 ontstond een aanlegplaats vlak bij het centrum van Bornem die “De Kaai” werd genoemd. Zo kreeg de lokale handel, zoals de mandenmakerij en de wissenhandel, een stimulans. Het huis aan de kaai werd in 1830-1833 door graaf Charles-Ghislain de Marnix gebouwd. Er werden diverse plannen, schetsen en bestekken in het Nederlands en het Frans voor opgemaakt. Het gebouw omvatte op het gelijkvloers een cabaret, een grote zaal, een washuis en een kamer. Ook werd een pakhuis aangebouwd. In totaal betaalde graaf de Marnix voor de bouw “van het huys op de kay” 3.107 guldens aan P. Monyst.1998 De Kaai bleef eigendom van de graven de Marnix en bleef in gebruik tot 1940. Ieder schip diende bij doorvaart van de sluis van Bornem (het Sas) gemiddeld 10 frank te betalen aan de graaf. Het trekken van het schip kostte 12 fr. en deze prijs werd bepaald volgens de diepe of ondiepe ligging van het schip, dus volgens het gewicht van de lading.1999

30. Oude Engelse vrienden

Op 8 augustus 1827 schreef eerwaarde heer Birdsall van Chellenham in Engeland een brief, waarin hij een beroep deed op “the Count Marnicks” om zijn rekeningen te Hingene te betalen. Misschien herinnerde de graaf Mr. Birdsall op het eerste zicht niet, na een afwezigheid van 33 jaar. Maar hij betwijfelde niet, mocht hij de graaf thuis gevonden hebben, dat met het vermelden van vader Boyer en vader Augier, die op een dag eens kwamen vissen rond het kasteel 35 jaar geleden, de graaf wel een vage herinnering zou hebben aan een jongeman die studeerde aan het college van Bornem. Dit was immers ten tijde dat de graaf, toen nog een jongetje, in de refter van het college de Fabel van de Herder en de Wolf reciteerde. Birdsall smeekte dan ook de graaf om zijn rekeningen te voldoen en schonk zijn beste wensen aan de graaf en familie. Hij vond het spijtig dat hij hem niet thuis gevonden had. Hij was vergezeld van Mr. Peter Marwell van Corringham in Yorkshire. Ze waren op weg naar Duitsland.2000

31. Burgerwacht

Kort na 22 juni 1831 schreef graaf Charles-Ghislain de Marnix een brief naar baron Erasme Louis Surlet de Chokier, de regent van het koninkrijk België. Hij had vernomen dat de raad van de burgerwacht van het kanton Puurs hem ingedeeld had op de lijst van kandidaten voor de post van legioenschef van de burgerwacht, in de overtuiging dat wanneer de regent hem zou kiezen voor deze functie, dit voor de nodige verdeeldheid en onenigheid zou zorgen binnen het officierenkorps van dat legioen, omdat men

De Kaai en de Vaart van Bornem.(VAN ROOSBROECK, Bornem 1900, 167)

kvb deel II 1.indd 367 6/11/12 18:14

368

de lafheid had gehad om graaf de Marnix zwart te maken, zwaar te beledigen en op te roepen tot haat en wraak tegen hem, zonder te durven in zijn aanwezigheid het schuldige gedrag naar voren te brengen, dat men tegen hem had volgehouden. Men had hem niet deelachtig gemaakt van de walgelijke uitlatingen die men op zijn rekening schreef. Hij had geen enkele stap ondernomen om voorgedragen te worden en had er alles aan gedaan om zijn naam niet op de lijst te krijgen. Hij wilde niets liever dan de eenheid tussen zijn medeburgers te bewaren, waartoe hij zelf had toe bijgedragen als commandant van de burgerwacht van de gemeente Bornem in de meest moeilijke tijden. Daarom smeekte de graaf de regent om de presentatie die de kantonale raad had gedaan te overwegen en om hem te ontslaan van zijn functie als kapitein van de burgerwacht van de gemeenten Bornem en Weert. Hij gaf de regent te kennen dat hij dit ontslag even zeer verlangde als de schrapping van zijn naam uit de lijst van kandidaten en dat zijn benoeming dateerde van voor het decreet van 22 juni 1831.2001

32. Geldzorgen en lening van zijn schoonmoeder

In oktober 1831 ging het graaf Charles-Ghislain de Marnix duidelijk niet voor de wind. Hij had immers door de Belgische Revolutie zijn salaris verloren en had dringend geld nodig. Daarom ging hij aankloppen bij zijn schoonmoeder Marie-Ferdinande-Ghislaine Snoy,

de weduwe Vander Gracht, te Mechelen, die hem eertijds al uit de nood geholpen had bij de terugkoop van het kasteel van Bornem in 1802. Ditmaal leenden hij en zijn echtgenote Dorothée Vander Gracht op 21 oktober 1831 de som van 15.000 livres tournois, zijnde de bruidsschat van haar dochter Ernestine Vander Gracht aan 5% interest. 2002

33. Overlijden en begrafenis van graaf Charles-Ghislain-Marie de Marnix

Graaf Charles-Ghislain-Marie de Marnix stierf op zijn kasteel in Bornem op 6 mei 1832 om 9 uur in de voormiddag.2003 Op 14 mei 1832 werd hij plechtig begraven te Bornem.2004 Op 15 juni 1832 echter gaf de aartsbisschop van Mechelen Engelbert Sterckx de toestemming aan de nieuwe graaf Louis de Marnix om het lichaam van zijn vader graaf Charles de Marnix terug op te graven. De pastoor van Bornem moest wel de overbrenging van het lijk vermelden in het register van begrafenissen. De familie de Marnix had op 14 juni 1832 een aanvraag bij de gemeenteraad van Bornem ingediend voor de concessie van een familiekelder. De familie engageerde zich op 3 juli 1832 om een schenking van 150 fl. te doen ten voordele van de armen van de gemeente Bornem. Ze beloofde ook om de kosten voor de familiekelder te betalen aan de gemeente.2005 De lokale harmonie van Bornem werd op 15 december 1832 nog een achterstal van 13 fr. 75 c. betaald voor wijlen de graaf.2006

Obiit van graaf Charles-Ghislain-Marie de Marnix, 6 mei 1832.(Kerk van Onze-Lieve-Vrouw en Sint-Leodegarius te Bornem - © BRUSSEL. Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium)

Lening van 15.000 livres tournois van Marie-Ferdinande-Ghislaine Snoy, weduwe Vander Gracht aan haar schoonzoon graaf Charles-Ghislain de Marnix, 21 oktober 1831. Aan de handtekening van de graaf is duidelijk te zien dat hij zijn laatste levensjaar inging. (BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 22, nr. 125bis)

kvb deel II 1.indd 368 6/11/12 18:14

614

1691 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 2.1692 PALMER, Obituary notices of the Friar-preachers, or Dominicans, 22;

MAJÉRUS, “Moord in het college?”, 218, noot 24; VAN DONINCK, Het voormalig Engelsch klooster te Bornhem, 471, nr. 135.

1693 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 1, Liasse 4, 1792; VERSTRAETEN, KARELSE en ZWAENEPOEL, Eendenkooien in Vlaanderen en Nederland en 7 andere Europese landen, 98.

1694 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 10, Liasse 5, 1789-1790.1695 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 10, Liasse 5, 1789-1790.1696 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 22, nr. 82.1697 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 2.1698 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 6; HAIGNERÉ, “Les

Doyens du Chapitre de Boulogne”, 341-343 en noot 1.1699 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 6, Liasse 2.1700 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 6, Liasse 2, nr. 3 en nr. 6.1701 BOREL D’HAUTERIVE, Annuaire de la noblesse de France, XII (1855) 214;

BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 2; Carton 24, nr. 184. Pastoor J.J. Van Roosbroeck meende verkeerdelijk dat Claude de Marnix stierf op 11 juni 1780 (VAN ROOSBROECK, Bornem 1900, 67). K. De paradé plaatste eveneens deze datum op 11 juni 1780 (Genealogie de Marnix de Sainte Aldegonde, 4).

1702 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 1, Liasse 4, 1792.1703 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 2; DEVLEESHOUWER,

“De Zuidelijke Nederlanden tijdens het Franse bewind 1794-1814”, 188-190.1704 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 2; Carton 24, nr. 180.1705 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 24, nr. 180.1706 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 24, nr. 180.1707 BORNEM. Kasteelarchief, Fonds Gravin Amélie de Marnix de Sainte

Aldegonde.1708 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 22, nr. 83.1709 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 24, nr. 184/6.1710 PALMER, Obituary notices of the Friar-preachers, or Dominicans, 22;

MAJÉRUS, “Moord in het college?”, 218, noot 24; VAN DONINCK, Het voormalig Engelsch klooster te Bornhem, 471, nr. 135.

1711 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 2.1712 SUYKENS, Franse Revolutie en Boerenkrijg in Klein-Brabant, 42.1713 SUYKENS, Franse Revolutie en Boerenkrijg in Klein-Brabant, 22.1714 SUYKENS, Franse Revolutie en Boerenkrijg in Klein-Brabant, 55-56, 66-67.1715 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 2 en Carton 22, nr. 84.1716 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 2.1717 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 2.1718 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 2; SUYKENS, Franse

Revolutie en Boerenkrijg in Klein-Brabant, 12-13.1719 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 2.1720 SUYKENS, Franse Revolutie en Boerenkrijg in Klein-Brabant, 67.1721 SUYKENS, Franse Revolutie en Boerenkrijg in Klein-Brabant, 97.1722 SUYKENS, Franse Revolutie en Boerenkrijg in Klein-Brabant, 66-67.1723 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 2.1724 PIRENNE, Histoire de Belgique, VI, 109-110; SUYKENS, Franse Revolutie en

Boerenkrijg in Klein-Brabant, 17, 25, 72, 134, 219, 238-239; VERHAEGEN, La Belgique sous la domination française, 1792-1814, III, 296, 326, 585, 626 en 647.

1725 DHONDT, “La guerre des paysans”, 141-169; MERTENS en TORFS, Geschiedenis van Antwerpen, VI, 612-613; VAN DONINCK, Het voormalig Engelsch klooster te Bornhem, 334-336.

1726 Klein-Brabant in oude prenten, III, nr. 18.1727 MEES, “De economische ontwikkeling van Bornem”, 69.1728 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 2.1729 PIRENNE, Histoire de Belgique, VI, 109-110; SUYKENS, Franse Revolutie en

Boerenkrijg in Klein-Brabant, 17, 25, 72, 76, 134, 219, 235-236 en 238-239; VERHAEGEN, La Belgique sous la domination française, 1792-1814, III, 296, 326, 585, 626 en 647.

1730 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 10, Liasse 6, 1798-1800.1731 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 2.1732 BAUDEZ, “Het Kasteel van Bornem als nationaal goed verkocht”, 2. 1733 BAUDEZ, “Het Kasteel van Bornem als nationaal goed verkocht”, 2. Baudez

verwijst naar Affiche 117 nr. 17 te vinden in: ANTWERPEN. R.A., Prov. B. 521. Een exemplaar van deze affiche bevindt zich ook in: BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 24, nr. 182; SUYKENS, Franse Revolutie en Boerenkrijg in Klein-Brabant, 224.

1734 BAUDEZ, “Het Kasteel van Bornem als nationaal goed verkocht”, 2. Baudez verwijst naar Affiche 117 nr. 17 te vinden in: ANTWERPEN. R.A., Prov. B. 521. Een exemplaar van deze affiche bevindt zich ook in: BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 24, nr. 182; SUYKENS, Franse Revolutie en Boerenkrijg in Klein-Brabant, 224.

1735 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 24, nr. 179.1736 SUYKENS, Franse Revolutie en Boerenkrijg in Klein-Brabant, 56.1737 BAUDEZ, “Het Kasteel van Bornem als nationaal goed verkocht”, 4-5.1738 BAUDEZ, “Het Kasteel van Bornem als nationaal goed verkocht”, 3; Zie ook:

Décompte no. 2989, procès-verbal no. 2702 du Sommier Vol. 6, adjudication du 29 Germinal an 7 (18 april 1799); BORNEM, Kasteelarchief, Série 2, Carton 24, nr. 182.

1739 Baudez verwijst naar de nummers 12 en 13 van de Affiche 130 bewaard in: ANTWERPEN. R.A., Prov. B. 523.

1740 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 24, nr. 182.1741 Baudez verwijst hiervoor naar de Notariële archieven van notaris J. Blockx

III, akte 78, bewaard in het Rijksarchief te Antwerpen.

1742 ANTWERPEN. P.A., 603: Burgemeesters, 1798-1970, nr. 711; 1743 SUYKENS, Franse Revolutie en Boerenkrijg in Klein-Brabant, 229.1744 BORNEM. Kasteelarchief, Familiearchief de Marnix, 1780-1832 Charles-

Ghislain de Marnix, Bordereau lettres 1 Ventôse - 5 Prairial jaar VI. 1745 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 24, nr. 180.1746 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 2.1747 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 24, nr. 180.1748 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 2.1749 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 2.1750 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 2.1751 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 2 en Liasse 5, 1749-1828.1752 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 2 en Liasse 5, 1749-1828.1753 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 2.1754 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 2.1755 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 24, nr. 182.1756 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 5, 1749-1828.1757 ASSER en DE BOER, Personen- en familierecht, 700.1758 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 5, 1749-1828.1759 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 24, nr. 184.1760 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 24, nr. 178.1761 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 5, 1749-1828; DE STEIN

D’ALTENSTEIN, Annuaire de la noblesse de Belgique, XXIV, 102; États détaillés des liquidations faites par la Commission d’Indemnité, à l’époque du 31 décembre 1827, II, 196, nr. 228; PARIS, La Terreur dans le Pas-de-Calais et dans le Nord, I, 287.

1762 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 5, 1749-1828; DE STEIN D’ALTENSTEIN, Annuaire de la noblesse de Belgique, XXIV, 102-103; GEELHAND, Baronne Dons de Lovendeghem née comtesse de Marnix, 37.

1763 BOREL D’HAUTERIVE, “Notice historique et généalogique sur la maison de Malet”, 440; DE STEIN D’ALTENSTEIN, Annuaire de la noblesse de Belgique, XXIV, 102; GEELHAND, Baronne Dons de Lovendeghem née comtesse de Marnix, 36 en n.1.

1764 DE STEIN D’ALTENSTEIN, Annuaire de la noblesse de Belgique, XXIV, 102.1765 BOREL D’HAUTERIVE, Annuaire de la noblesse de France, X (1853) 366.1766 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 11, Liasse 3, Quittances 1814.1767 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 10, Liasse 6, 8 oktober 1816.1769 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 5, 1749-1828; Carton 20,

nr. 10C.1770 BOREL D’HAUTERIVE, “Notice historique et généalogique sur la maison de

Malet”, 439-440; États détaillés des liquidations faites pendant l’année 1828, 4e compte publié, 628, nr. 434.

1771 BOREL D’HAUTERIVE, Annuaire de la noblesse de France, XII (1855) 214; BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 5, 1749-1828; Carton 4, Liasse 6.

1772 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 5, 1749-1828; DE STEIN D’ALTENSTEIN, Annuaire de la noblesse de Belgique, XXIV, 102.

1773 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 5, 1749-1828; Carton 11, Liasse 1, Quittances 1803-1812; DE STEIN D’ALTENSTEIN, Annuaire de la noblesse de Belgique, XXIV, 102.

1774 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 24, nr. 184/1 en Carton 22, nr. 83; DE STEIN D’ALTENSTEIN, Annuaire de la noblesse de Belgique, XXIV, 102.

1775 La Noblesse Belge. Annuaire de 1894, 1453-1454; BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 2.

1776 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 7, 1760-1806.1777 La Noblesse Belge. Annuaire de 1894, 1453.1778 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 10, Liasse 6, 11 novembre 1816.1779 BORNEM. Grafkapel Familie de Marnix, grafschrift Dorothée-Louise-

Ghislaine comtesse de Marnix, née Baronne van der Gracht, 30 oktober 2009; DE SLOVERE en DE BUSSCHER, Den grooten Brugschen comptoir-almanach, 219; GEELHAND, Baronne Dons de Lovendeghem née comtesse de Marnix, 8-10; DE VEGIANO, Nobiliaire des Pays-Bas, IV, 1807; La Noblesse Belge. Annuaire de 1894, 1454; POPLIMONT, La Belgique héraldique, X, 113; S. Polfliet vermeldt verkeerdelijk 9 juli 1777 als geboortedatum. Cf. POLFLIET, Bornem. Genealogisch repertorium, I, 515, nr. 2681 en 303, nr. 1593.

1780 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 10, Liasse 6, 1814.1781 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 5, Liasse 6, 1825.1782 Historische Kranten, Le Propagateur, 30/07/1856, p. 3.1783 Digitale Krantenarchief - D.A.D.D. vzw / Stadsarchief Aalst, Den Denderbode,

03/08/1856, 2/4; La Noblesse Belge. Annuaire de 1894, 1454-1455; POLFLIET, Bornem. Genealogisch repertorium, I, 515, nr. 2681; VAN DONINCK, Het voormalig Engelsch klooster te Bornhem, 379.

1784 La Noblesse Belge. Annuaire de 1894, 1454.1785 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 22, nr. 85.1786 “Le Comte de Marnix … ne voulut pas demander la faveur d’être reconnu par le

gouvernement Impérial. Le Roi des Pays-Bas le réintégra dans ses titres sous la paine de la notoriété publique” Cf. BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 23, nr. 144.

1787 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 2; DEVLEESHOUWER, “De Zuidelijke Nederlanden tijdens het Franse bewind 1794-1814”, 206.

1788 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 3, 1807-1822; GRAND-MESNIL, “L’administration des forêts pendant la Révolution, le Consulat et l’Empire et les débuts de la Restauration (1789-1820)”, 323, 344-345 en 424; HEYLEN, e.a., Geschiedenis van de provincie Antwerpen, I, 26-27.

1789 PARIJS. Bibliothèque nationale de France, département Arsenal, MS-6461(641A).

1790 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 7, 1760-1806; PARIS, La

kvb deel II 1.indd 614 6/11/12 18:26

615

Terreur dans le Pas-de-Calais et dans le Nord, I, 289.1791 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 2 en Liasse 7, 1760-1806.1792 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 2 en Liasse 7, 1760-1806.1793 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 2 en Liasse 7, 1760-1806.1794 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 2 en Liasse 7, 1760-1806.1795 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 7, 1760-1806.1796 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 2 en Carton 23, nr. 144.1797 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 3, 1807-1822. 1798 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 4, 1814; LOMBAERDE,

Antwerpen versterkt, 105; LOMBAERDE, “Lazare Carnot en het beleg van de Stad Antwerpen”, 128-135; PAWLY, Wellington’s Belgian Allies 1815, 4-5; STEVENS, Revolutie en notariaat: Antwerpen 1794-1814, 172-173.

1799 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 2 en Carton 23, nr. 144; DEVLEESHOUWER, “De Zuidelijke Nederlanden tijdens het Franse bewind 1794-1814”, 206; HEYLEN, DE NIL en D’HONDT, Geschiedenis van de provincie Antwerpen, I, 26-27; LOMBAERDE, “Lazare Carnot en het beleg van de Stad Antwerpen”, 128-135; PAWLY, Wellington’s Belgian Allies 1815, 4-5; NIEUWENHUIS, “Saksen-Weimar-Eisenach (Karel Bernhard hertog van)”, 279-280; STEVENS, Revolutie en notariaat: Antwerpen 1794-1814, 172-173.

1800 WILS, Van de Belgische naar de Vlaamse natie, 21-22.1801 DUBOIS, S. L’invention de la Belgique. Genèse d’un Etat-Nation 1648-1830.

Brussel, 2005; MARTEEL, S. “Van ‘oude constitutie’ tot liberale grondwet. Het Belgische politieke natiebesef tussen 1815 en 1830”, 35-52; RIETBERGEN en VERSCHAFFEL, “Inleiding”, 10; WILS, «1830: van de Belgische protonatie naar de natiestaat. Deel 1», 199-202; WILS, Van de Belgische naar de Vlaamse natie, 21-23.

1802 WILS, “1830: van de Belgische protonatie naar de natiestaat. Deel 1”, 201.1803 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 11, Liasse 3, Quittances 1814.1804 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 11, Liasse 4, Quittances 1815;

Liasse 5, Quittances 1816.1805 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 11, Liasse 7, Quittances 1818.1806 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 11, Liasse 8, Quittances 1819.1807 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 11, Liasse 10, Quittances 1821.1808 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 11, Liasse 11, Quittances 1822.1809 WILS, “1830: van de Belgische protonatie naar de natiestaat. Deel 1”, 203.1810 Recueil des circulaires, I, 177-178, n. 1 en 192-194; STEVENS, Revolutie en

notariaat: Antwerpen 1794-1814, 172-173.1811 Pasinomie, III, 50 en 69; PAWLY, Wellington’s Belgian Allies 1815, 5-7.1812 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 22, nr. 99, 22 november 1814.1813 HAMILTON SMITH, C. Costume of England from the seventh to sixteenth

century. Londen, 1811-1813; ID., Costume of the army of the British empire, designed by an officer of staff. Londen, 1812; BRUNET, Manuel du libraire et de l’amateur de livres, I, 787.

1814 NEUVILLE, Revue historique, chronologique et anecdotique du théâtre de Gand, 48-49; Recueil des circulaires, I, 177-178 en 192-194; STEVENS, Revolutie en notariaat: Antwerpen 1794-1814, 172-173.

1815 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 3, 1807-1822.1816 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 4, 1814; FABER, Histoire

du théâtre français en Belgique, IV, 191-193.1817 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 3, 1807-1822.1818 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 4, 1814; WEIL, La

campagne de 1814, I, 10.1819 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 3, 1807-1822.1820 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 4, 1814.1821 Recueil des circulaires, I, 177-178, n. 1; WILS, “1830: van de Belgische

protonatie naar de natiestaat. Deel 1”, 201.1822 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 3, 1807-1822; WEIL, La

campagne de 1814, I, 10.1823 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 4, 1814.1824 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 4, 1814.1825 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 11, Liasse 4, Quittances 1815.1826 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 3, 1807-1822.1827 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 4, 1814.1828 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 3, 1807-1822; Liasse 4,

1814; BORNEWASSER, “Het Koninkrijk der Nederlanden 1815-1830”, 226-227; PAWLY, Wellington’s Belgian Allies 1815, 11; Recueil des circulaires, I, 221-222, n. 2; STEVENS, Revolutie en notariaat: Antwerpen 1794-1814, 174-175.

1829 SCHOELL, Acte du Congrès de Vienne du 9 juin 1815, 316.1830 NEUMANN, Recueil des traités et conventions, II, 667-669.1831 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 22, nr. 101.1832 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 22, nr. 99, s.d.1833 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 4, 1814.1834 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 4, 1814.1835 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 22, nr. 100.1836 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 3, 1807-1822.1837 DE BORCHGRAVE, “Marnix (Charles-Gustave-Ghislain-Marie, comte de)”,

774; La Noblesse Belge. Annuaire de 1894, 1453.1838 Memoriaal administratif van Oost-Vlaanderen, X, 67-68.1839 GENT. Universiteitsbibliotheek, Gazette van Gent, 12/08/1822)1840 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 3, 1807-1822.1841 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 12, Liasse 3, Quittances 1828.1842 Mo. “Afstammelingen van Filips van Marnix van St. Aldegonde”, De Navorscher,

XIII, 189-190.1843 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 22, nr. 106.1844 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 3, 1807-1822.

1845 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 22, nr. 106.1846 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 22, nr. 108.1847 DE PAEPE en RAINDURF-GÉRARD, Le Parlement belge, 1831-1894:

données biographiques, 179; Memoriaal administratif van Oost-Vlaanderen, X, 67.

1848 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 10, Liasse 8, brief van Charles de Marnix aan J.B. Cranleux, 5 mei 1826.

1849 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 11, Liasse 3, Quittances 1814.1850 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 11, Liasse 4, Quittances 1815.1851 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 11, Liasse 5, Quittances 1816.1852 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 11, Liasse 7, Quittances 1818.1853 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 11, Liasse 7, Quittances 1818.1854 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 11, Liasse 7, Quittances 1818.1855 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 11, Liasse 8, Quittances 1819.1856 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 11, Liasse 10, Quittances 1821.1857 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 11, Liasse 11, Quittances 1822.1858 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 11, Liasse 11.1859 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 11, Liasse 3, Quittances 1814.1860 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 23, nr. 132.1861 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 11, Liasse 1, Quittances 1803-

1812.1862 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 10, Liasse 6, 28 maart 1812. 1863 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 11, Liasse 2, Quittances 1813.1864 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 12, Liasse 3, Quittances 1828.1865 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 23, nr. 132.1866 Le patrimoine monumental de la Belgique, X, dl. 1B: Bruxelles, 82.1867 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 10, Liasse 6, 15 juli 1814.1868 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 10, Liasse 6, 6 september 1815.1869 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 10, Liasse 6, 18 september 1815.1870 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 10, Liasse 6, 20 juli 1816.1871 SWIMBERGHE en VERLINDE, Wonen & Leven in Brussel, 50-52; DEMEY,

Bruxelles en vert, 224-233.1872 WILS, Van de Belgische naar de Vlaamse natie, 23.1873 Historische Kranten, Le Propagateur, 09/10/1830, 1.1874 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 25, 18 mei 1831 (kopie).1875 DENECKERE, “De plundering van de orangistische adel te Brussel in april

1834”, 30-56; VAN KALKEN, Commotions populaires en Belgique 1834-1902, 9-33; VERNIERS, Bruxelles et son agglomération de 1830 à nos jours, 132-133.

1876 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 7, 1760-1806.1877 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 2.1878 BAUDEZ, “Het Kasteel van Bornem als nationaal goed verkocht”, 7-9;

BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 22, nr. 86.1879 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 2.1880 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 11, Liasse 1, Quittances 1803-

1812.1881 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 11, Liasse 1, Quittances 1803-

1812.1882 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 20, nr. 10C.1883 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 3, 1806.1884 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 5, 1749-1828.1885 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 3, 1809a en 1809b.1886 BORNEM. Kasteelarchief, Série 1, reg. 25bis, fol. 169 v°-170 v°.1887 BORNEM. Kasteelarchief, Série 1, reg. 26, 19.1888 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 24, nr. 183/32.1889 ANTWERPEN. R.A., Kadastrale kaarten, nr. 275.1890 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 24, nr. 183/32.1891 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 24, nr. 183/3.1892 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 24, nr. 183/42-43.1893 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 24, nr. 183/17.1894 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 24, nr. 183/29.1895 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 24, nr. 183/32.1896 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 24, nr. 183/48.1897 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 24, nr. 183/44-45 en 49.1898 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 24, nr. 180.1899 BORNEM. Kasteelarchief, Série 1, reg. 26, 19.1900 ANTWERPEN. R.A., Notariaat Antoon Vertongen te Sint-Amands, nr. 5455,

jaar V-1823, akte nr. 454 d.d. 28 Floréal Jaar XI (18-05-1802). 1901 ANTWERPEN. R.A., Notariaat Antoon Vertongen te Sint-Amands, nr. 5455,

jaar V-1823, akte nr. 455 d.d. 29 Floréal Jaar XI (19-05-1802). 1902 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 24, nr. 181.1903 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 24, nr. 181.1904 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 24, nr. 183/46.1905 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 24, nr. 181.1906 BORNEM. Archief VHKB, Molendocumentatie Jos De Keersmaecker.1907 BORNEM. Kasteelarchief, Série 1, reg. 26, 76.1908 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 24, nr. 183/32.1909 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 24, nr. 183/32.1910 ANTWERPEN. R.A., Notariaat Joannes De Decker te Oppuurs, boek nr.

5471, akte nr. 142 d.d. 28 Frimaire Jaar VII (18-12-1798).1911 BORNEM. Gemeentearchief, Lijste der inwoonders van Bornhem 1799

(bewerkt door Karel De paradé). 1912 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 24, nr. 183/32.1913 BAUDEZ, “Het Kasteel van Bornem als nationaal goed verkocht”, 1-3.1914 BORNEM. Archief VHKB. Molendocumentatie Jos De Keersmaecker, kopie

akte; MARIEKERKE. Privé-archief familie Leemans, origineel.1915 Tous present le citoijen Martin Jacobs, particulier demeurant en la ville d’Anvers

Rue du Couvent section quatre N° 1949 comme fondé de pouvoir de Jean Van

kvb deel II 1.indd 615 6/11/12 18:26

616

de Walle, homme de Loi, domiciliés à Bruxelles par son acte de procuration passé à Malines le vingt huit Messidor dernier, devant Pierre De Keijser, Notaire résidant à Malines, ij duëment enrégistré le même jour, par le citoien Barcelle Vol. 17 f.° 9 N.° cahe 6 si comme en expédition authentique. Par nous Notaire et témoins connu. Le quel comparant en sa dite qualité nous a dit et déclaré avoir vendus, cédé et transporté comme il fait par lettres patentes au citoijen Philippe Pauwels, particulier, et Petronille Van Damme, son épouse, demeurant en la commune de Mariekerkc, arrondissement de Malines, susdit département ici présent ce acceptant par luij leurs hoirs et ayant cause, savoir une maison avec deux moulins / aboutissant au levant Jacques vander Heyden, au midi Pierre Vergauwen, au couchant Josse [Lelievre] au nord la veuve Francois Collier / et […] verges de terre ou deux hectares 30 ares cent quatre vingt trois centiares / aboutissant au levant la citoienne Seghers, au midi Tobie Van Kerckhoven, au couchant la rue et au nord Philippe Verdickt situé sous la commune de Bornhem, Canton du même nom, sub dis departement, appartenant les dits biens au constituant du comparant, par nomination de command lui faite par le citoien Moens a qui les dits biens étoitent adjugés par les membres de la Cité d’Anvers Administration Centrale de ce Département en la vente publique des biens nationnaux tenue en date du vingt neuf Germinal de l’an Sept, faisant l’article 14 de l’affiche si comme il censuit par le procès verbal qui en a été rédigé et duement enrégistré à Anvers, le trente fructidor dernier Vol. 32 f.° 68 v° cahet 495. par B. C. Souvancourt qui a receu en tout [q] compris double droit huit cent quatre vingt deux francs et vingt centimes. Cf. BORNEM. VHKB. Molendocumentatie Jos De Keersmaecker, kopie akte; MARIEKERKE. Privé-archief familie Leemans; ANTWERPEN. R.A., Notariaat Joseph Blockx te Antwerpen, akte d.d. 5e Jour Complémentaire Jaar X (22-09-1802).

1916 BAUDEZ, “Het Kasteel van Bornem als nationaal goed verkocht”, 7.1917 BORNEM. Archief VHKB. Molendocumentatie Jos De Keersmaecker, kopie

akte I; MARIEKERKE. Privé-archief familie Leemans, originele akte.1918 BORNEM. Archief VHKB. Molendocumentatie Jos De Keersmaecker,

kopie akte II; MARIEKERKE. Privé-archief familie Leemans, originele akte; ANTWERPEN. R.A., Notariaat Joseph Blockx te Antwerpen, akte dd. 5e Jour Complémentaire Jaar X (22-09-1802).

1919 BORNEM. Archief VHKB. Molendocumentatie Jos De Keersmaecker, kopie akte; MARIEKERKE. Privé-archief familie Leemans, originele akte; ANTWERPEN. R.A., Notariaat Antoon Vertongen te Sint-Amands, nr. 5455, jaar V-1823, akte nr. 1 d.d. 17 Vendémaire Jaar XI (09-10-1802).

1920 BORNEM. Archief VHKB. Molendocumentatie Jos De Keersmaecker, kopie akte; MARIEKERKE. Privé-archief familie Leemans, originele akte; ANTWERPEN. R.A., Notariaat Antoon Vertongen te Sint-Amands, nr. 5455, jaar V-1823, akte nr. 4 d.d. 28-10-1802.

1921 Certain moulin a moudre grain, avec maison, grange, ecurie, moulin tournant par le moyen de cheval, four, moulin à monder du sarazin avec le fonds sur le quel les dits édifices se trouvent et les ap- et dépendances situé dans la commune de Bornhem, tontenant un terrain de vingt quatre ares environ ou quatrevingt verges vulgairement nommé de Schommelinghe. Cf. BORNEM. Archief VHKB. Molendocumentatie Jos De Keersmaecker, kopie akte; MARIEKERKE. Privé-archief familie Leemans, originele akte; ANTWERPEN. R.A., Notariaat Antoon Vertongen te Sint-Amands, nr. 5455, jaar V-1823, akte nr. 13 d.d. 22-11-1802.

1922 BORNEM. Archief VHKB. Molendocumentatie Jos De Keersmaecker, kopie akte; MARIEKERKE. Privé-archief familie Leemans, originele akte; ANTWERPEN. R.A., Notariaat Antoon Vertongen te Sint-Amands, nr. 5455, jaar V-1823, akte nr. 36 d.d. 20-12-1802.

1923 BORNEM. Archief VHKB. Molendocumentatie Jos De Keersmaecker, kopie akte; MARIEKERKE. Privé-archief familie Leemans, originele akte; ANTWERPEN. R.A., Notariaat Henry Van Cantelbeeck te Puurs, nr. 5084, 1796-1810, akte nr. 30 d.d. 11 Nivôse Jaar XI (01-01-1803).

1924 BORNEM. Archief VHKB. Molendocumentatie Jos De Keersmaecker, kopie akte; MARIEKERKE. Privé-archief familie Leemans, originele akte.

1925 BORNEM. Archief VHKB. Molendocumentatie Jos De Keersmaecker, kopie akte; MARIEKERKE. Privé-archief familie Leemans, originele akte; ANTWERPEN. R.A., Notariaat Antoon Vertongen te Sint-Amands, nr. 5455, jaar V-1823, akte nr. 47 dd. 26-04-1811.

1926 BORNEM. Archief VHKB. Molendocumentatie Jos De Keersmaecker, kopie akte; MARIEKERKE. Privé-archief familie Leemans, originele akte.

1927 BORNEM. G.A., Huidig Gemeentearchief Mariekerke, Kadastrale legger 1818.

1928 BORNEM. G.A., Huidig Gemeentearchief Mariekerke, Gemeenteraadsverslagen 1819-1860, 27 december 1821.

1929 PUURS. Registratie en Domeinen, kantoor Puurs 1806-1960, Oude Reeks 2 (tafel der verkopers), nr. 6: 1827 (reg 24/02/1827).

1930 LEMMENS, “Onze windmolens”, 15; BORNEM. G.A., Huidig Gemeentearchief Mariekerke, Kadastrale legger 1834.

1931 “trois moulins à vent dont un pour le blé et deux pour extraire l’huile et broyer les tourteaux de lin … un moulin à monder le sarassin, mû par un manège” Cf. VAN DER MAELEN, P. Dictionnaire géographique de la province d’Anvers, 85.

1932 PAREDAENS, “Barnabas Raparlier” in: Klein-Brabantse genealogische databank. [Online] URL: http://www.jefparedaens.be/kleinbrabantse_databank/ (29 juli 2011); POLFLIET, Bornem. Genealogisch repertorium. Parochieregisters 1613-1797. Burgerlijke stand 1798-1806, II, 686.

1933 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 24, nr. 180.1934 ANTWERPEN. P.A., 603: Burgemeesters, 1798-1970, nr. 712.1935 ANTWERPEN. P.A., 603: Burgemeesters, 1798-1970, nr. 712.1936 ANTWERPEN. P.A., 603: Burgemeesters, 1798-1970, nr. 712.1937 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 10, Liasse 6, 1810-1811.1938 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 10, Liasse 7, brief van Louis van

den Hecke aan Charles de Marnix, 29 december 1805.1939 SUYKENS, Franse Revolutie en Boerenkrijg in Klein-Brabant, 236.1940 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 10, Liasse 6, brief van Abel Frère

aan J.B. Cranleux, 31 januari 1819.1941 ANTWERPEN. Provinciearchief (P.A.), 598: Gemeenteontvangers, 1800-

1925, nr. 191.1942 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 22, nr. 100.1943 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 22, nr. 111; VAN ROOSBROECK,

Bornem 1900, 68.1944 ANTWERPEN. P.A., 601: Archief van het Provinciebestuur Antwerpen.

Rubriek “Toezicht op gemeentebesturen. Schepenen”, nr. 474.1945 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 22, nr. 112.1946 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 12, Liasse 6, Quittances 1831.1947 VAN ROOSBROECK, Bornem 1900, 68.1948 BORNEM. Kasteelarchief, Kaarten en plannen, kadasterkaart Le Brun, 1807.1949 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 10, Liasse 7, 29 december 1805.1950 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 3, 1807-1822. 1951 MUYS, “De notities van Melchior Joannes De Meulder”, 29-32.1952 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 18, Liasse 1, 1818.1953 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 3, 1807-1822. 1954 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 23, nr. 93.1955 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 2 en Carton 23, nr.

144; DEVLEESHOUWER, “De Zuidelijke Nederlanden tijdens het Franse bewind 1794-1814”, 206; HEYLEN, DE NIL en D’HONDT, Geschiedenis van de provincie Antwerpen, I, 26-27; LOMBAERDE, Antwerpen versterkt, 105; NIEUWENHUIS, “Saksen-Weimar-Eisenach (Karel Bernhard hertog van)”, 279-280.

1956 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 2.1957 MICHIELS, “Het Dulftdomein te Bornem en zijn bewoners”, 25-26;

Pasinomie, III, 164; VAN DONINCK, Het voormalig Engelsch klooster te Bornhem, 343-344; 353; VERPOEST en GRIETEN, “Schilderachtig Bornem, pittoresk Wijnegem”, 427-438.

1958 MEES, “De economische ontwikkeling van Bornem”, 69.1959 ANTWERPEN. Provinciearchief (P.A.), 648: Gemeentehuizen, 1794-1976,

nr. 146; DE SADELEER, e.a. Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Mechelen, Kanton Puurs, Klein Brabant (Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 13N3).

1960 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 10, Liasse 8, brief van Charles de Marnix aan J.B. Cranleux, 13 december 1822.

1961 PAREDAENS, Klein-Brabantse databank, Joannes Baptist Cranleux.1962 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 10, Liasse 6, brief van Abel Frère

aan J.B. Cranleux, 31 januari 1819.1963 ANTWERPEN. P.A., 598: Gemeenteontvangers, 1800-1925, nr. 191.1964 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 10, Liasse 8, brief van Charles de

Marnix aan J.B. Cranleux, 30 oktober 1816.1965 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 24, nr. 185.1975 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 11, Liasse 7, Quittances 1818.1976 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 11, Liasse 4, Quittances 1815.1977 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 11, Liasse 8, Quittances 1819.1978 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 11, Liasse 4, Quittances 1815.1979 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 11, Liasse 3, Quittances 1814.1980 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 11, Liasse 3, Quittances 1814.1981 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 28, Farde 5. 1982 ANTWERPEN. R.A., Provinciearchief Reeks B, B550: Verkopingen

Nationale Domeinen (11-12) (1813 augustus-september), Affiche 12. Met dank aan Benny Croket.

1983 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 1, 1815. 1984 BEVEREN. R.A., Registratie en Domeinen kantoor Puurs 1806-1960, Oude

Reeks I, 8. Tafel der kopers 1831-1832.1985 BORNEM. Kasteelarchief, Familiearchief de Marnix, 1780-1832 Charles-

Ghislain de Marnix, 18 juli 1818. 1986 BORNEM. Kasteelarchief, Familiearchief de Marnix, 1780-1832 Charles-

Ghislain de Marnix, 18 juli 1818. 1987 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 7, 1760-1806.1988 SAUFOURCHE-LAPORTE, Annales de la jurisprudence, V, 227-229.1989 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 12, Liasse 3, Quittances 1828.1990 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 23, nr. 132.1991 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 12, Liasse 4, Quittances 1828.1992 150 ans d’assurrances (1821-1971), 103, n. 32; MEUWISSEN, Richesse oblige,

103, n. 32; PEPERMANS, «Brandverzekeringen in 1822 te Bornem», 90-93; 1993 ANTWERPEN. P.A., 598: Gemeenteontvangers, 1800-1925, nr. 192.1994 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 2.1995 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 11, Liasse 3, Quittances 1814.1996 KUMMER, “Polders du Bas-Escaut, en Belgique”, 65; Répertoire des cartes du

royaume de Belgique, 87-88, nr. 190; BORNEM. Kasteelarchief, Fonds Gravin Amélie de Marnix de Sainte Aldegonde, brief C. Cranleux 11 februari 1906.

1997 Bouwen door de eeuwen heen, 13n 3, 50-51. De auteur vermeldt hier verkeerdelijk als jaartal 1820. PEPERMANS, “Beurtschipperij anno 1854 in Bornem”, 87.

1998 BORNEM, Kasteelarchief, Série 2, Carton 14, Liasse 3.1999 PEPERMANS, “Beurtschipperij anno 1854 in Bornem”, 87.2000 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 24, nr. 182.2001 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 25, 22 juni 1831.2002 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 22, nr. 125bis.2003 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 4, Liasse 2; BEST, “Bornhem,

sa châtellenie, son château, ses seigneurs; notice historique”, 362; La Noblesse Belge. Annuaire de 1894, 1454; POLFLIET, Bornem. Genealogisch

kvb deel II 1.indd 616 6/11/12 18:26

617

repertorium, I, 515, nr. 2681; VAN ROOSBROECK, Bornem 1900, 68.2004 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 12, Liasse 7, Quittances 1832.2005 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 23, nr. 127 B; VIAENE, “De

ontplooiing van een ‘vrije’ kerk (1830-1883)”, 35.2006 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 24, nr. 185.2007 GEELHAND, Baronne Dons de Lovendeghem née comtesse de Marnix, 6-16.2008 BORNEM. Kasteelarchief, Familiearchief de Marnix, 2009 GEELHAND, Baronne Dons de Lovendeghem née comtesse de Marnix, 6-16.2010 BORNEM. Kasteelarchief, Serie 2, Carton 23, nr. 133; PEPERMANS,

“Beurtschipperij anno 1854 in Bornem”, 88.2011 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 25.2012 BORNEM. Kasteelarchief, Serie 2, Carton 24, nr. 186.2013 BORNEM. Kasteelarchief, Serie 2, Carton 23, nr. 132.2014 BORNEM. Kasteelarchief, Serie 2, Carton 23, nr. 134.2015 BORNEM. Kasteelarchief, Serie 2, Carton 23, nr. 139.2016 Pasinomie, 1860, 93.2017 BORNEM. Kasteelarchief, Serie 2, Carton 23, nr. 129.2018 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 24, nr. 187.2019 PEPERMANS, “Beurtschipperij anno 1854 in Bornem”, 88.2020 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 23, nr. 133.2021 STEVENS, Sociaal-ekonomische en socio-kulturele veranderingen in een

agrarische plattelandsgemeenschap, II, 331 en 347.2022 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 24, nr. 183/2.2023 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 24, nr. 183/10.2024 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 24, nr. 183/12.2025 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 24, nr. 183/20.2026 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 24, nr. 183/21.2027 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 24, nr. 183/36.2028 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 24, nr. 183/142029 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 24, nr. 183/13.2030 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 24, nr. 183/16.2031 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 24, nr. 183/15.2032 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 24, nr. 183/18.2033 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 24, nr. 183/1.2034 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 24, nr. 183/11.2035 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 24, nr. 183/5-6.2036 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 24, nr. 183/19.2037 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 24, nr. 183/26.2038 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 24, nr. 183/7.2039 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 24, nr. 183/8.2040 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 24, nr. 183/4.2041 BEST, “Bornhem, sa châtellenie, son château, ses seigneurs; notice historique”,

362. 2042 PEPERMANS, “Beurtschipperij anno 1854 in Bornem”, 88.2043 STEVENS, Sociaal-ekonomische en socio-kulturele veranderingen in een

agrarische plattelandsgemeenschap, 366.2044 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 24, nr. 183/9.2045 BEST, “Bornhem, sa châtellenie, son château, ses seigneurs; notice historique”,

362; La Noblesse Belge. Annuaire de 1894, 1454.2046 HEYLEN, e.a. Geschiedenis van de provincie Antwerpen: een politieke

biografie, II, 56; JANSSENS en DUERLOO, Armorial de la noblesse belge, II, 702-704; La Noblesse Belge. Annuaire de 1894, 1455; POLFLIET, Bornem. Genealogisch repertorium, I, 515, nr. 2681/1.

2047 BRAIVE, G. Histoire des Facultés universitaires Saint-Louis: des origines à 1918, 82-84; GOETHALS, Dictionnaire généalogique, III, IX. Claude-François-Joseph, comte de Marnix; La Noblesse Belge. Annuaire de 1894, 1455.

2048 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 25, uittreksel uit het kerkregister (23 oktober 1834) en legalisatie (25 oktober 1834).

2049 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 25, Doodsbrief Marie-Thérèse-Caroline-Ghislaine Comtesse du Chastel de la Howardries et du Saint-Empire, 16 januari 1913; MEUWISSEN, Richesse oblige, 102-103.

2050 DE STEIN D’ALTENSTEIN, Annuaire de la noblesse de Belgique, XI (1857) 308-309; GOETHALS, Dictionnaire généalogique, III, IX. Claude-François-Joseph, comte de Marnix; La Noblesse Belge. Annuaire de 1894, 1455-1456.

2051 Geheugen van Ieper, Le Propagateur, 9 oktober 1830, 1.2052 DE PAEPE en RAINDURF-GÉRARD, Le Parlement belge, 1831-1894:

données biographiques, 179-180; Digitale Krantenarchief - D.A.D.D. vzw / Stadsarchief Aalst, Den Denderbode, 05/08/1849, 1/4; HEYLEN en D’HONDT, “Louis de Marnix (1803-1881)”. In: ODIS - Database Intermediary Structures Flanders [online]. 15 januari 2001. Record Last Modified Date: 16 januari 2010.  Record no. 151. Available from World Wide Web: http://www.odis.be.

2053 DE PAEPE en RAINDURF-GÉRARD, Le Parlement belge, 1831-1894: données biographiques, 179-180; DEVULDERE, Biografisch repertorium der Belgische parlementairen, 616-617; Digitale Krantenarchief - D.A.D.D. vzw / Stadsarchief Aalst, Het Verbond van Aelst, 18/06/1848, 2/4; Den Denderbode, 02/06/1850, 3/4; 09/03/1851, 1/4; 07/09/1851, 1/4; 26/06/1853, 2/4; HEYLEN en D’HONDT, “Louis de Marnix (1803-1881)”. In: ODIS - Database Intermediary Structures Flanders [online]. 15 januari 2001. Record Last Modified Date: 16 januari 2010.  Record no. 151. Available from World Wide Web: http://www.odis.be; Historische Kranten, Le Propagateur, 31/12/1851, 2; 25/06/1853; Le Progres, 14/07/1853, p. 3.

2054 Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers, Handelingen van de plenaire vergaderingen, Sessie van 1 februari 1854, 558.

2055 DE PAEPE en RAINDURF-GÉRARD, Le Parlement belge, 1831-1894: données biographiques, 179-180; HEYLEN, e.a. Geschiedenis van de provincie

Antwerpen: een politieke biografie, I, 314-315 en II, 56; JANSSENS, De Belgische natie viert, 135-136 en 159, noot 3; La Noblesse Belge. Annuaire de 1894, 1455; Le livre d’or de l’ordre de Léopold et de la Croix de fer, I, 308-309.

2056 DE PAEPE en RAINDURF-GÉRARD, Le Parlement belge, 1831-1894: données biographiques, 179-180; HEYLEN, e.a. Geschiedenis van de provincie Antwerpen: een politieke biografie, I, 314-315 en II, 56; JANSSENS, De Belgische natie viert, 135-136 en 159, noot 3; JANSSENS en DUERLOO, Armorial de la noblesse belge, II, 703. La Noblesse Belge. Annuaire de 1894, 1455; Le livre d’or de l’ordre de Léopold et de la Croix de fer, I, 308-309; POPLIMONT, La Belgique héraldique, VII, 117-118.

2057 DE PAEPE en RAINDURF-GÉRARD, Le Parlement belge, 1831-1894: données biographiques, 179-180; HEYLEN en D’HONDT, “Louis de Marnix (1803-1881)”. In: ODIS - Database Intermediary Structures Flanders [online]. 15 januari 2001. Record Last Modified Date: 16 januari 2010.  Record no. 151. Available from World Wide Web: http://www.odis.be; Moniteur belge: journal officiel, 1868, 2062-2063.

2058 DE PAEPE en RAINDURF-GÉRARD, Le Parlement belge, 1831-1894: données biographiques, 179-180; HEYLEN en D’HONDT, “Louis de Marnix (1803-1881)”. In: ODIS - Database Intermediary Structures Flanders [online]. 15 januari 2001. Record Last Modified Date: 16 januari 2010.  Record no. 151. Available from World Wide Web: http://www.odis.be; Réglement de la société philanthropique de Bruxelles, 5-8.

2059 Le patrimoine monumental de la Belgique, X, dl. 1B: Bruxelles, 254.2060 DE BORCHGRAVE, “Marnix (Charles-Gustave-Ghislain-Marie, comte de)”,

775; La Noblesse Belge. Annuaire de 1894, 1454.2061 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 25, 8 maart 1862.2062 Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers, Handelingen van de plenaire

vergaderingen, Sessie van 21 februari 1879, 491.2063 Beeldbank Waasland, Gazet van Temsche, 23/10/1881, 2/4; Digitale

Krantenarchief - D.A.D.D. vzw / Stadsarchief Aalst, Den Denderbode, 23/10/1881, 2/4; Het Land van Aelst, 30/10/1881, 2/4; GEELHAND, Baronne Dons de Lovendeghem née comtesse de Marnix, 7, noot 1; HEYLEN, e.a. Geschiedenis van de provincie Antwerpen: een politieke biografie, II, 56; La Noblesse Belge. Annuaire de 1894, 1455.

2064 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 12, Liasse 6, Quittances 1831.2065 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 23, nr. 127 A; BEST, “Bornhem, sa

châtellenie, son château, ses seigneurs; notice historique”, 362-363; HEYLEN en D’HONDT, “Louis de Marnix (1803-1881)”. In: ODIS - Database Inter-mediary Structures Flanders [online]. 15 januari 2001. Record Last Modified Date: 16 januari 2010.   Record no. 151. Available from World Wide Web: <http://www.odis.be>.

2066 PEPERMANS, “Beurtschipperij anno 1854 in Bornem”, 88.2067 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 23, nr. 130.2068 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 24, 185.2069 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, Carton 24, 185.2070 STEVENS, Sociaal-ekonomische en socio-kulturele veranderingen in een

agrarische plattelandsgemeenschap, 502; ANTWERPEN. P.A., nr. 603: Burgemeesters, 1798-1970, nr. 715-719.

2071 STEVENS, Sociaal-ekonomische en socio-kulturele veranderingen in een agrarische plattelandsgemeenschap, 507.

2072 STEVENS, Sociaal-ekonomische en socio-kulturele veranderingen in een agrarische plattelandsgemeenschap, 507 en 510.

2073 STEVENS, Sociaal-ekonomische en socio-kulturele veranderingen in een agrarische plattelandsgemeenschap, 499-502.

2074 ANTWERPEN. P.A., nr. 603: Burgemeesters, 1798-1970, nr. 720; STEVENS, Sociaal-ekonomische en socio-kulturele veranderingen in een agrarische plattelandsgemeenschap, 510-511.

2075 BORNEM. Kasteelarchief, Fonds Gravin Amélie de Marnix de Sainte Aldegonde, brief C. Cranleux,

2076 STEVENS, Sociaal-ekonomische en socio-kulturele veranderingen in een agrarische plattelandsgemeenschap, II, 319-330.

2077 STEVENS, Sociaal-ekonomische en socio-kulturele veranderingen in een agrarische plattelandsgemeenschap, II, 332.

2078 WAUTERS, Histoire des environs de Bruxelles, II, 147.2079 Bouwen door de eeuwen heen, 13n 3, 50-51. De auteur vermeldt hier

verkeerdelijk als jaartal 1820. PEPERMANS, “Beurtschipperij anno 1854 in Bornem”, 87.

2080 PEPERMANS, “Beurtschipperij anno 1854 in Bornem”, 87.2081 PEPERMANS, “Beurtschipperij anno 1854 in Bornem”, 88-90.2082 WINCKELMANS, Gevlochten verleden, 59-66.2083 STEVENS, Sociaal-ekonomische en socio-kulturele veranderingen in een

agrarische plattelandsgemeenschap, 40.2084 Annales industrielles, 17 juni 1882, 3. 2085 ANTWERPEN. P.A., nr. 598: Gemeenteontvangers, 1800-1925, nr. 192.2086 JANSSEN en DE BOECK, “De Tissage de Bornhem. Geschiedenis en

Collectie”, 91.2087 PEPERMANS, “Beurtschipperij anno 1854 in Bornem”, 88.2088 BORNEM. Kasteelarchief, Serie 2, Carton 24, nr. 183/29.2089 BORNEM. Archief VHKB, Molendocumentatie Jos De Keersmaecker.2090 DEWANDRE en FAIDER, Pasicrisie, I, 339-343.2091 Digitale Krantenarchief - D.A.D.D. vzw / Stadsarchief Aalst, Het Land van

Aelst, 30/10/1881, 2/4; MAEREVOET, 500 jaar onderwijs in Bornem, 55 en 121-122.

2092 BEST, “Bornhem, sa châtellenie, son château, ses seigneurs; notice historique”, 362-363.

2093 BORNEM. Kasteelarchief, Série 2, koopakte 1877. 2094 BORNEM. Interview Gravin Amélie de Marnix de Sainte Aldegonde, 25

kvb deel II 1.indd 617 6/11/12 18:26