Carthago in de 20e- en 21e-eeuwse verbeelding: Films, stripverhalen en gezelschapsspelen
Transcript of Carthago in de 20e- en 21e-eeuwse verbeelding: Films, stripverhalen en gezelschapsspelen
4
© 2014 Roald Docter, Ridha Bousso/ara en Pieter ter Keurs,
p/a Uitgeversmaatschappij Walburg Pers, Zutphen
www.walburgpers.nl
Grafische vormgeving
Ronald Boiten & Irene Mesu, Amersfoort
Fotografie
Anneke de Kemp en Peter Jan Bomhof (RMO), tenzij anders vermeld.
Lithografie
BFC Grapichs & Design - Bert van der Horst
Tekstverantwoording
De tekst van hoofdstuk 2 is deels gebaseerd op een bewerking van delen uit eerdere publicaties,
m.n. Docter 2002/2003; 2005b; 2009; 2013; die van hoofdstuk 9 op een artikel over Hannibal
en zijn tijd dat in Lampas werd gepubliceerd (Docter 2005c)
Coördinatie in Tunesië
Ridha Bousso/ara
Projectleider
Tanja van der Zon
Project assistentie
Inge den Oudsten
Bruiklenen
Musée National du Bardo, Musée National de Carthage, het Louvre, het British Museum, de
Archeologische Dienst van Sicilië, de Nederlandse Bank, het Rijksmuseum in Amsterdam,
de Universiteit Leiden, het Allard Pierson Museum, het Eye Film Museum, de Koninklijke Bibliotheek,
het Groninger Museum (Veenkoloniaal Museum Veendam), het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap,
Museum Boymans van Beuningen en een particuliere collectie (Leuven)
Transport
Tunis Air
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een
geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij
elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande
schriftelijke toestemming van de uitgever.
ISBN 978.90.5730.993.9
NUR 680
Colofon
Voorwoord
nabil kallala en wim weijland
Carthago: Mythe en werkelijkheid
pieter ter keurs
Phoenicia: Van doorgeefluik tot handelsmacht
lucas p. petit
Het Punische Carthago
roald docter
Het Punische schriftsysteem
ahmed ferjaoui
De tophet van Carthago
imed ben jerbania
Egypte in Carthago
taoufik redissi
De zeemacht Carthago
fik meijer
Carthago en de Libisch-Numidische plaatselijke
bevolking
nabil kallala
De Punische Oorlogen
fik meijer en roald docter
Het schip bij Mahdia
ruurd halbertsma
Romeins Carthago: Geschiedenis en
monumenten
samir aounallah
Christelijk Carthago: Het christelijke
Carthago
fathi bejaoui
Dido en Hannibal gezien door westerse ogen
eric m. moormann
Buitenlanders op een vreemde kust:
De herontdekking van Carthago
ruurd halbertsma
Carthago in de spiegel van de
19e-eeuwse kunst
eric gubel
Carthago in de 20e- en 21e-eeuwse
verbeelding: Films, stripverhalen en
gezelschapsspelen
vanessa boschloos
Carthago en wij: Een tijdloze boodschap
mustapha khanoussi
nawerk
7
8
16
26
42
48
56
60
68
74
84
90
100
106
118
126
130
138
142
Inhoud
Dido en Aeneas, Hannibal, Salammbô en Matho … Ook in de
20e en 21e eeuw zijn de tragische liefdesverhalen en oorlogen
de belangrijkste inspiratiebronnen voor kunstenaars die het
oude Carthago weer tot leven willen wekken.
Bovendien neemt onze kennis over de oude stad en haar
geschiedenis steeds toe dankzij archeologisch en epigra-
fisch onderzoek, resulterend in meer waarheidsgetrouwe
en gedetailleerde voorstellingen of tenminste de mogelijk-
heid daartoe.
Flaubert’s roman Salammbô (1862) inspireerde in de vroege
20e eeuw nog steeds oriëntalistische schilders, o.a. Adrien
Henri Tanoux (1921) en de Franse symbolistische schilder
Gaston Bussière (1907), die trouwens verschillende romans
van Flaubert illustreerde. De roman blijft – doch in minde-
re mate – componisten van opera’s inspireren, van Josef
Matthias Hauer (1929) tot Philippe Fénelon (1998), maar
we vinden Carthago vooral terug in stripverhalen en films.
De stomme film Cabiria van Giovanni Pastrone (Italië,
1914), alsook de films Salammbo van Arturo Ambrosio (Ita-
lië, 1911), Domenica Gaido (Italië, 1914), Pierre Marodon
(Frankrijk-Oostenrijk, 1925) en Sergio Grieco (Italië-Frank-
rijk, 1959/1960) zijn gebaseerd op Flaubert. Geïnspireerd
door de imposante scenografie, exotische kostuums en
dramatische personificaties uit de opera (en misschien
zelfs de referenties ernaar in Orson Welles’ Citizen Kane uit
1941) en de cinema, doken vanaf de jaren 1940 de eerste
adaptaties op in de Stripkunst: in stripmagazines versche-
nen korte verhalen of wekelijkse episodes die de roman
Carthago staat sinds de late 19e eeuw synoniem met tot de
verbeelding sprekende figuren als Salammbô, Hannibal en Baal-
Moloch, als gevolg van de oriëntalistische blik van Flaubert en de
tragische geschiedenis van de stad die rivaliseerde met Rome. Voeg
daarbij een vleugje oriëntalisme en het is meteen duidelijk
waarom Carthago in de schilderkunst, de opera, maar
vervolgens ook in de film en het beeldverhaal opduikt.
132
∞ Cover van het album Les voyages d’Alix: Carthage (V. Henin & J. Martin 2000;
© Jacques Martin / Casterman 2014).
verbeeldden, bijvoorbeeld van de hand van René Gahou
(in Cendrillon nr. 26 van 1943), Raymond Poïvet (in Vaillant
nrs. 248-265 van 1950), Christo (in Héroïc-Albums nr. 29 van
1952), Novi (in Mondial Aventures nr. 2 van 1953) en Che-
vanel en Deverchin (La revolte des mercenaires in Tintin nr.
40 van 1965). De verleidelijke Salammbô en gruwelijke
menseno{ers stonden centraal; het decor was eerder
Romeins of arabiserend. Christo gaf in een eindnoot mee
dat hij gebruik maakte van een operalibretto, terwijl
Poïvet’s invalshoeken inspiratie uit de cinema verraadden
en hij elke episode een titel gaf, naar analogie met een
scène of akte. Thierry Robin deelde onomwonden mee dat
hij voor zijn stripalbum Koblenz 2: Marcher dans Carthage
une nuit sans lune (2000) – naast Flaubert en de oriëntalis-
tische schilderkunst van de 19e eeuw – inspiratie haalde
uit de aan Salammbô gewijde films van Pierre Marodon
en Sergio Grieco. Robin is trouwens één van de weinige
tekenaars die ook zelf naar Tunis reisde om schetsen te
maken en, zoals Flaubert, indrukken op te doen van de
oude stad. Hij kan in 1999 natuurlijk meer archeologische
resten zien dan Flaubert, alsook de objecten bestuderen in
de lokale musea.
Museumobjecten vinden we eveneens terug in de strip Les
voleurs de Carthage van Apollo en Hervé Tanquerelle (2013).
MENSENOFFERS VOOR
MOLOCH IN STRIPS
In het stripverhaal zijn kinderen en beeldschone jonge vrou-
wen evenmin veilig voor de opengesperde muil van het reus-
achtige vuurbeeld van Moloch. Inspiratie wordt gehaald uit de
beschrijving van Flaubert die de idee op zijn beurt haalde bij
klassieke auteurs, gekleurd door Romeinse propaganda. Het
beeld duikt op in Carthago (Salammbo in Héroïc-Albums nr.
29-1952; Alix : l’Ile maudite, 1957; Alix : Le spectre de Carthage, 1977;
Freddy Lombard: La comète de Carthage, 1986; Carthage: Le sou;e
de Baal, 2010), maar ook in Rome (Alix: Le tombeau etrusque,
1968; Alix: La conjuration de Baal, 2011), Egypte (Aviorix le Gaulois:
Dans l’antre des sacrifices in Héroïc-Albums nr. 43-1956) en Fenicië
(Alix: Le tombeau étrusque, 1969; Le triérarque sans nom, 1985;
Corian: Les fous de Baal, 1989; Silvain de Rochefort: Prisonniers de
Baalbek, 1993). Voor het overzicht van de Moloch-cultus in Alix:
Le tombeau étrusque consulteerde Jacques Martin zelfs de ‘Dicti-
onnaire des antiquités grecques et romaines’ (Daremberg & Saglio
1870-1911). Onze verbeelding wordt nog meer aangesproken
bij scenario’s die zich afspelen in Atlantis (Jean d’Armor in Wrill
nrs. 103-133-1947/1948), parallelle dimensies (Koblenz: Marcher
dans Carthage une nuit sans lune, 2000) en futuristische steden
(Res Punica: Baal, 2001; Le dernier troyen: Carthago, 2006). Door
zijn associatie met vuur wordt de naam Moloch ten slotte ook
toegekend aan actieve vulkanen (Alix: les proies du volcan, 1978;
Bernard Prince: Le sou;e de Moloch, 1976) en mensverslindende
monsters (De Rode Ridder: De Moloch, 1977).
— Vanessa Boschloos
√ ≈ O/ers aan Moloch in Les voyages d’Alix: Carthage (V. Henin & J. Martin 2000, p.20-21; © Jacques Martin / Casterman 2014).
136
hoogtepunt wordt bereikt in 2000 met de publicatie van
Les voyages d’Alix: Carthage, voorbereid door Martin en
geschreven en getekend door zijn medewerker Vincent
Hénin. Deze baseerde de gedetailleerde reconstructies op
boeken over Fenicische en Punische (kunst) geschiedenis,
op studies en nauwkeurige reconstructies van Romeinse
architectuur (o.a. van Jean-Claude Golvin en Pierre Gros)
en de ruïnes en maquettes die hij in Tunis zag tijdens een
studiereis eind jaren 1990. Enkel in de platen met de o{ers
aan Moloch en met de belegering van de huurlingen in de
vallei de la Hache (de Zaag) weerklinken nog echo’s uit
Flaubert’s roman.
Carthago en Utica ten tijde van de laat Romeinse Repu-
bliek en de Numidische koningen krijgen we te zien in het
eerste album van Jugurtha (Le lionceau des sables, 1967), nog
getekend voor Hermann met een scenario van Jean-Luc
Vernal. Van het oude Carthago lijken slechts ruïnes over te
blijven en dit is ook het geval voor Middeleeuws Carthago
dat we amper te zien krijgen wanneer Karel Biddeloo’s
Rode Ridder er op schattenjacht gaat in gezelschap van
een knappe berberprinses (De Rode Ridder: De schat van
Carthago, 2002). Vermelden we ten slotte dat Robins
Koblenz: Marcher dans Carthage une nuit sans lune (2000), het
enige stripverhaal is met zichten op de 19e-eeuwse stad
(o.a. de ruïne van de militaire haven, Bab el-Bahar, de
souk), terloops opgeluisterd met oudheden als dubbele
stierenkapitelen, ivoren meubelplaatjes, Fenico-Punische
maskers en funeraire steles. Ex librissen in art nouveau-
stijl, met Elissa en Salammbô, leiden telkens een nieuw
hoofdstuk van het verhaal in.
Ten slotte vermelden we futuristische visies op Carthago,
in het bijzonder de stad in het 2814e jaar na haar stichting,
gecreëerd door de broers Cosset in Res Punica: Baal (2001),
waarin een klassenmaatschappij gebukt gaat onder een
Raad van Ouderen die de traditie van kindero{ers aan
Baal opnieuw wil invoeren. Daarnaast is er de dubbele
planeet Carthago-Ogahtrac in Le dernier troyen: Carthago
(2006) van tekenaar Thierry Démarez en historica Valérie
Mangin. Dit album is vrij geïnspireerd op Vergilius’ Aeneis
en is één van de weinige voorbeelden in de Stripkunst
waar Elissar/Dido de hoofdrol speelt: het ruimteschip van
Aeneas strandt op de planeet en de koningin bezegelt de
ondergang van haar stad door verliefd te worden op de
Deze tweedelige reeks wordt gedragen door karikaturale
personages (de twee antihelden, een Gallische en Numidi-
sche huurling, herinneren aan Matho en Spendius terwijl
de dievegge die hen begeleidt niet onderdoet voor
Salammbô). We herkennen op de achtergrond architectu-
rale resten, stèles en reliëfs uit de Tunesische musea, inclu-
sief het beeld van de leeuwhoofdige Tanit die – weliswaar
van reusachtige proporties – dienst doet als cultusbeeld in
de tempel die ze trachten te beroven. Naar deze drie per-
sonages uit de roman van Flaubert wordt ook kort verwe-
zen in de flashbacks die Freddy Lombard, de held in de
stripreeks van Yves Chaland en Yann Lepennetier (Freddy
Lombard: La comète de Carthage, 1986) in een ijldroom ziet.
Mooi geïllustreerd en gedocumenteerd is de reeks Carthage
van Fabrice David, Grégory Lassablière en Mauro De Luca,
waarvan tot op heden twee albums verschenen: Le sou@e
de Baal uit 2010 vertelt over de nasleep van de Eerste Puni-
sche Oorlog en de Opstand van de Huurlingen in
Carthago. We krijgen zicht op de haven en op de tempel
van Tanit waar kindero{ers plaatsvinden. In La flamme de
Vénus uit 2011 lezen we over Hannibal en de Tweede
Punische Oorlog, en dit is ook de achtergrond waartegen
Sirius’ held Timoer kennis maakt met Hannibals stad en
indrukwekkende leger (Les Timour: Le captif de Carthage,
1956).
De best gedocumenteerde odes aan Punisch en Romeins
Carthago in stripverhalen zijn ongetwijfeld die van Jacques
Martin. Wanneer aan de grootmeester van het historische
stripverhaal werd gevraagd waardoor zijn passie voor
geschiedenis en de Oudheid aangewakkerd was, ant-
woordde hij zonder aarzelen: de roman van Flaubert! De
impact van dit werk op Martins oeuvre is reeds zichtbaar
in het derde album van de reeks Alex, L’Ile maudite uit 1957
waarin Alex door Caesar naar Carthago wordt gezonden
om mysterieuze gebeurtenissen te onderzoeken, uiteinde-
lijk toe te schrijven aan zijn nemesis Arbaces. Terwijl de
stadszichten nog verwijzen naar Romeinse modellen of
ontspruiten uit de fantasie van de tekenaar, zal Martin dit
bijsturen in Alix: Le spectre de Carthage uit 1977. We herken-
nen verschillende monumenten terwijl Alex en Enak door
de stad, die onder het bestuur van een Romeinse gouver-
neur staat, wandelen met flashbacks naar haar Punische
verleden (de haven, de heuvel van Byrsa, de Tophet). Het
137
ment, 2003). Dat Carthago en haar rivaliteit met Rome
nog lang niet vergeten zijn is ten slotte duidelijk in de
populariteit van het thema in gezelschapsspelen als Han-
nibal: Rome vs. Carthage (Valley Games, 1996), Carthage: The
First Punic War (GMT Games, 2005), Traders of Carthage
(Japon Brand-Z-man games, 2006) en Porto Carthago
(Irongames, 2010).
laatste Trojaan, wiens nakomelingen Carthago’s aartsri-
vaal Rome zullen stichten. De opzet van striptekenaar
Philippe Druillet, een leerling van Poïvet die in de vroege
jaren 1980 aan Flauberts roman een toets van scienceficti-
on gaf in drie delen, was evenmin om een waarheidsge-
trouw kader te schetsen, maar om de confrontatie van de
mens met zijn ambities en zwakheden uit te beelden in
een space opera. Hij was trouwens nauw betrokken bij de
ontwikkeling van een op zijn serie gebaseerd videospel
Salammbo: Battle for Carthage (Cryo Interactive Entertain-
thage
hago
◊ Verbeelding van een kindero/er in Les Voyages d’Alix (V.
Henin & J. Martin 2000, p.20-21; © Jacques Martin /
Casterman 2014).