Genius Loci

31
Genius Loci 1 Marjolein van Pagee, Annemieke Fanoy en Marcel Kentin In de meer dan twintig jaar dat SBKM/ De Vleeshal actief is, heeft het onderzoek gedaan naar de situatie van de mondiale hedendaagse kunst in haar relatie met de ruimtelijke omgeving, waarmee een van de meest bijzondere kunstcentra in Europa is ontstaan. Zeker voor een relatief kleine stad als Middelburg kan de Vleeshal met zijn op experiment en de relatie met de ruimte gebaseerde activiteiten worden beschouwd als een van de belangrijkste locaties voor onderzoek naar artistieke ontwikkelingen buiten de traditionele terreinen. Met het project Genius Loci wordt aan het begrip kunstcentrum een nieuwe inhoud gegeven; een plek die niet alleen van belang is vanwege zijn nationale en internationale aantrekkingskracht, maar ook omdat hij de aandacht vestigt op een cultureel rijk en dynamisch gebied. SBKM heeft altijd opengestaan voor plaatselijke ontwikkelingen in de kunst, voor kunst en kunstenaars waaraan Middelburg zijn eigen karakter ontleent. Het is de taak van SBKM plaatselijke kunstenaars te ondersteu- nen door hun een podium te bieden dat zowel nationaal als internationaal de aandacht trekt. De drie exposerende kunstenaars hebben gebruik kunnen maken van subsidies die door de gemeente Middelburg beschikbaar zijn gesteld voor kunstenaars die in de Zeeuwse hoofdstad actief zijn. Annemieke Fanoy, Marcel Kentin en Marjolein van Pagee tonen projecten waaraan ze al enkele jaren werken. Genius Loci is bedoeld als ruimte die open- staat voor de ononderbroken zoektocht van kunstenaars, hun reizen om nieuwe oorden, ver weg of dichtbij, te ontdekken. Zij zetten al hun tijd en energie in om ons elementen uit de geschiedenis en onze hedendaagse werkelijkheid te tonen, zaken waaraan wij dagelijks voorbijlopen. Dankzij deze kun- stenaars, dankzij hun aandacht voor details, voor verborgen elementen en voor een verle- den dat langzaam maar zeker uit ons geheu- gen verdwijnt, kijken we met een ruimere blik naar onze omgeving. Met het project Kembang Kuning–Yellow Flower opent Marjolein van Pagee de deur naar ons collectieve geheugen, waarin een van de belangrijkste episodes uit de naoor- logse Nederlandse geschiedenis ligt opgesla- gen. De kunstenaar heeft oorlogsveteranen opgespoord waarnaar ze actief op zoek ging toen ze ontdekte dat haar opa tijdens de poli- tionele acties in het toenmalige Nederlands Indië had gezeten. Marcel Kentin realiseert met de serie Zeeuwen op Wit een reeks portretten van mensen die typerend zijn voor de provincie. Een mengeling van personen die onderling enorm van elkaar verschillen, maar die samen een doorsnede van de bevolking vormen: van mensen in traditionele klederdracht en in hun werkoverall tot gewone voorbijgangers. Kentin laat ons zien dat het verschil tussen alledaags en bijzonder alleen wordt bepaald door de lens van de fotograaf, die het individu isoleert en van een doodgewoon portret een icoon van onze tijd maakt. Annemieke Fanoy is aan de slag gegaan met het zwembad in een kleine dorpskern niet ver van haar woonplaats, een typisch zwembad uit de jaren zeventig, dat door de kunstenaar wordt verkend met een aantal video’s en beelden die de esthetische en innerlijke aspecten ervan weergeven. Centraal in dit werk staat het kenmerkende Zeeuwse landschap dat wordt gecreëerd vanuit een panoramisch gezichtspunt. Fanoy herschept als het ware een installatie waarin video, fotografie en beeldhouwkunst een staat van onderdompeling vertolken. Genius Loci benadrukt de relatie tussen kunst en omgeving en maakt duidelijk hoe wezenlijk deze nauwe relatie is. Op deze wijze ontstaat een dynamische dialoog tussen wat op internationaal niveau plaatsvindt en wat in de eigen omgeving gebeurt. Deze dynamiek is bepalend voor een kunstcentrum dat de kunstproductie ook buiten de grenzen van de provincie wil stimuleren. Lorenzo Benedetti Directeur SBKM/De Vleeshal 1

Transcript of Genius Loci

Genius Loci 1Marjolein van Pagee, Annemieke Fanoy

en Marcel Kentin

In de meer dan twintig jaar dat SBKM/De Vleeshal actief is, heeft het onderzoek gedaan naar de situatie van de mondiale hedendaagse kunst in haar relatie met de ruimtelijke omgeving, waarmee een van de meest bijzondere kunstcentra in Europa is ontstaan. Zeker voor een relatief kleine stad als Middelburg kan de Vleeshal met zijn op experiment en de relatie met de ruimte gebaseerde activiteiten worden beschouwd als een van de belangrijkste locaties voor onderzoek naar artistieke ontwikkelingen buiten de traditionele terreinen.

Met het project Genius Loci wordt aan het begrip kunstcentrum een nieuwe inhoud gegeven; een plek die niet alleen van belang is vanwege zijn nationale en internationale aantrekkingskracht, maar ook omdat hij de aandacht vestigt op een cultureel rijk en dynamisch gebied.

SBKM heeft altijd opengestaan voor plaatselijke ontwikkelingen in de kunst, voor kunst en kunstenaars waaraan Middelburg zijn eigen karakter ontleent. Het is de taak van SBKM plaatselijke kunstenaars te ondersteu-nen door hun een podium te bieden dat zowel nationaal als internationaal de aandacht trekt.

De drie exposerende kunstenaars hebben gebruik kunnen maken van subsidies die door de gemeente Middelburg beschikbaar zijn gesteld voor kunstenaars die in de Zeeuwse hoofdstad actief zijn. Annemieke Fanoy, Marcel Kentin en Marjolein van Pagee tonen projecten waaraan ze al enkele jaren werken. Genius Loci is bedoeld als ruimte die open-staat voor de ononderbroken zoektocht van kunstenaars, hun reizen om nieuwe oorden, ver weg of dichtbij, te ontdekken. Zij zetten al hun tijd en energie in om ons elementen uit de geschiedenis en onze hedendaagse werkelijkheid te tonen, zaken waaraan wij dagelijks voorbijlopen. Dankzij deze kun-stenaars, dankzij hun aandacht voor details, voor verborgen elementen en voor een verle-den dat langzaam maar zeker uit ons geheu-gen verdwijnt, kijken we met een ruimere blik naar onze omgeving.

Met het project Kembang Kuning–Yellow Flower opent Marjolein van Pagee de deur

naar ons collectieve geheugen, waarin een van de belangrijkste episodes uit de naoor-logse Nederlandse geschiedenis ligt opgesla-gen. De kunstenaar heeft oorlogsveteranen opgespoord waarnaar ze actief op zoek ging toen ze ontdekte dat haar opa tijdens de poli-tionele acties in het toenmalige Nederlands Indië had gezeten.

Marcel Kentin realiseert met de serie Zeeuwen op Wit een reeks portretten van mensen die typerend zijn voor de provincie. Een mengeling van personen die onderling enorm van elkaar verschillen, maar die samen een doorsnede van de bevolking vormen: van mensen in traditionele klederdracht en in hun werkoverall tot gewone voorbijgangers. Kentin laat ons zien dat het verschil tussen alledaags en bijzonder alleen wordt bepaald door de lens van de fotograaf, die het individu isoleert en van een doodgewoon portret een icoon van onze tijd maakt.

Annemieke Fanoy is aan de slag gegaan met het zwembad in een kleine dorpskern niet ver van haar woonplaats, een typisch zwembad uit de jaren zeventig, dat door de kunstenaar wordt verkend met een aantal video’s en beelden die de esthetische en innerlijke aspecten ervan weergeven. Centraal in dit werk staat het kenmerkende Zeeuwse landschap dat wordt gecreëerd vanuit een panoramisch gezichtspunt. Fanoy herschept als het ware een installatie waarin video, fotografie en beeldhouwkunst een staat van onderdompeling vertolken.

Genius Loci benadrukt de relatie tussen kunst en omgeving en maakt duidelijk hoe wezenlijk deze nauwe relatie is. Op deze wijze ontstaat een dynamische dialoog tussen wat op internationaal niveau plaatsvindt en wat in de eigen omgeving gebeurt. Deze dynamiek is bepalend voor een kunstcentrum dat de kunstproductie ook buiten de grenzen van de provincie wil stimuleren.

Lorenzo BenedettiDirecteur SBKM/De Vleeshal

1

Beeld en context

Een foto is een tijdmachine: er is iets mee vastgelegd wat kennelijk bewaard moest blij-ven. Daarmee is het ook uit de tijd ontvreemd: het is bevroren tot een moment, het is een still van wat als kenmerk heeft dat het altijd in beweging is. En het is aan ons om dat moment in zijn tijd terug te plaatsen, om het tot zijn context, zijn domein terug te brengen—want zo alleen kan het weer opgenomen worden in de beweging waar het ooit deel van uitge-maakt heeft, zo alleen kan het weer betekenis krijgen. Die betekenis blijft verborgen voor wie dat domein onbekend is—en dat is vaak ook de bedoeling: dat verleidt je juist daar-naar te gaan zoeken.

Dat heeft Marjolein van Pagee dan ook gedaan: een foto van haar opa als militair noodzaakte haar zich de geschiedenis te onthullen waar hij deelgenoot van is geweest, maar waar hij zelf nooit een woord over had losgelaten. Voor ieder ander zou de aanblik van zo’n foto van een dienstplichtig soldaat uit de jaren veertig genoeg zijn om de verbeelding te laten spreken, letterlijk. Marjolein van Pagee wilde juist weten wat er werkelijk was gebeurd. Ze wist al wel dat die gebeurtenis ‘politionele acties’ heette in het jargon van het bevoegd gezag destijds, en dat die acties tot doel hadden om Indië te bevrijden van wat we nu ‘terroristen’ zouden noemen, terroristen die ter plaatse juist weer als bevrijders werden gezien.

De geschiedenis laat zo zien dat ‘de’ geschiedenis niet bestaat, maar dat die in elk heden in de voortgang van de tijd steeds weer een andere gestalte blijkt te kunnen krijgen. Zo heet deze gebeurtenis tegenwoordig een ‘zwarte bladzij’ uit onze geschiedenis—maar dat is weer een uitweg uit de tijd, want zwart maakt alles onzicht-baar, en het is alleen in taal een uitweg, het is een soort bezweringsformule, een machteloos woord tegen de feiten uit de tijd die gegroefd lijken in de gezichten van hen die het hebben meegemaakt. Of is het juist mijn blik die de foto’s van hun gezichten de betekenis geeft die past in mijn verbeelding van die geschiedenis? Dat zou betekenen dat ‘blote feiten’ niet bestaan, dat alle feiten pas betekenis krijgen in de context van de waarnemer.

Wat aldus zichtbaar wordt in deze foto’s is dus niet te zien op deze foto’s, want het speelt zich af in de verbeelding van iedere afzonderlijke kijker. En wat je als kijker dan te weten komt, vertelt je vooral iets over jezelf, in het licht van de geschiedenis waar je deel van uitmaakt en waarvan je je daar-door juist bewust wordt.

Dat geldt ook voor de foto’s van de vissersbootjes op het strand en van een winkelstraat in Soerabaja. Ze verliezen hun karakter van vakantiekiekje pas als je weet dat dat strand in december 1948 de landings-plaats was van de mariniers en dat het grote gebouw rechts in die winkelstraat met al die reclameteksten de marinierskantine was. Ze krijgen hun betekenis binnen de context die gegeven is in het maken ervan, maar die pas zichtbaar wordt voor wie deelgenoot is van de geschiedenis waarin deze gebeurtenis-sen zich hebben afgespeeld. Wat je dan ziet is wat de schilder Armando ‘schuldig landschap’ heeft genoemd: je wordt zelf onontkoombaar ingesloten in de context van het afgebeelde.

Je kunt ook iets zichtbaar maken door de context weg te laten. Marcel Kentin heeft een aantal inwoners van Zeeland gefotogra-feerd tegen een witte achtergrond: hij heeft ze ontvreemd uit hun context met het doel hun identiteit zichtbaar te maken vanuit de vraag of er zoiets als een ‘Zeeuwse identi-teit’ bestaat.

Wat meestal verstaan wordt onder ‘identiteit’ is wat je met anderen verenigt: je bent Nederlander, neger, vrouw, Zeeuw, boer, koopman, etc. etc.—en het is daarmee ook wat je onderscheidt van niet-deelgenoten. Dat komt ook in deze foto’s aan het licht: elk van deze personen bekent in uiterlijk en kleding zich deelgenoot van een bepaalde groep te voelen en zich daarmee van anderen te willen onderscheiden.

Maar het weglaten van elke context maakt zichtbaar dat het ‘Zeeuwse’ zo ken-nelijk niet zichtbaar wordt. Elke dracht ken-merkt een groep die anders is dan ‘Zeeuws’, ook wat je ‘Zeeuwse klederdracht’ zou willen noemen betreft de dracht van een bepaalde Zeeuwse streek, niet van heel Zeeland. Dat het allemaal Zeeuwen zijn wordt bepaald door het gegeven dat ze allemaal in Zeeland wonen, en misschien delen ze allen wel het gevoel

2 3

Zeeuw te zijn, wat dat ook moge zijn, maar dat wordt alleen publiek als je het zegt, dat is niet te zien.

Wat wel zichtbaar wordt is dat de afgebeelden zich bekeken voelen, en dat komt vooral tot uiting in hun blik. Het is een afstandscheppende blik, soms vriendelijk, soms uitdagend of uitnodigend, soms ook wantrouwend of gereserveerd, maar altijd op hun hoede—een ongemakkelijke houding die je zelf kunt ervaren als je je aanwezig weet in een bewakingscamera: je weet niet wie er achter zit.

Fotografen worden vooral in ‘niet-westerse’ streken soms geconfronteerd met het gegeven dat sommige mensen zich niet willen laten fotograferen uit angst dat daarmee hun ziel gestolen wordt. En in zekere zin is dat ook het geval: je wordt weer vastgelegd in een moment, je wordt uit je eigen tijd en plaats ontvreemd en gevangen in die tijdmachine zichtbaar voor iedereen zonder dat je er zelf bij bent. Het ‘portret’ is daar de tegenhanger van: dan wil je juist wel ‘op de foto’, maar dan wel zo dat je er ‘goed op staat’, dat ‘het lijkt’: je wilt je laten vereeuwigen zoals je herinnerd wilt worden.

Beide aspecten zijn aanwezig in de foto’s die Marcel Kentin heeft gemaakt, en het betreft de andere kant van ‘identiteit’: het persoonlijke. Je wilt meester blijven over wat een ander van je te zien krijgt, en je verbergt dat achter het masker dat de foto toont. Dat is ook de oorspronkelijke betekenis van het woord ‘persona’: het masker dat de acteurs in de oudgriekse tragediespelen dragen. Dat masker toont het publiek de persoon die ze moeten voorstellen, en de acteurs gaan daarmee op in de context van het beeld dat ze willen laten zien.

Dat beeld en context twee kanten van hetzelfde zijn laat Annemieke Fanoy zien in het beeldverslag van haar onderzoek. Het is een onderzoek naar de ervaring van ruimte—maar ‘ruimte’ is een abstract begrip. Al sinds mensenheugenis heeft de mens de ruimte—en daarmee ook afstand en tijd—meetbaar gemaakt door zichzelf daarin af te beelden. De aarde, en later ook de kosmos, krijgt daarmee menselijke maten: een el, een duim, een palm, een pas, een voet, een handbreedte, een uur gaans, op loopafstand, een dagreis.

Het oud-egyptische decimale stelsel is gebaseerd op het gegeven dat we tien vingers hebben, en het oude Engelse maatsysteem op de spanwijdte van de armen, en ook de ‘gulden snede’ is een menselijke maat die nog steeds opgeld doet in de bouwkunde. ‘De mens is de maat van alle dingen’ kun je dus heel letterlijk nemen.

De maat die Annemieke Fanoy gebruikt is die van de zwemmer-in-schoolslag. Die maat is weergegeven in het raster dat in de middenzaal van de Kabinetten ligt, en waarin ook de golven van het water zijn verbeeld: het klotst zelfs tegen de muren op. En als je eenmaal die maat hebt, als raster uitgelegd in het (nog lege) zwembad, kun je dat in de context van het landschap plaatsen door een vlieger op te laten met een camera. En ook in beweging en dus tijd kun je dat zichtbaar maken: in het filmpje van de zwemmer zie je welke afstand/tijd één schoolslag vergt.

Maar het lichaam is ook een maat voor de ervaring: niet alleen de ervaring dat je de wereld kunt meten met je lichaam, maar ook het lichaam dat je laat voelen wat een uur gaans of een dagreis is. Allerlei verslagen van voetreizen, veldtochten, af- en terugtochten worden dan invoelbaar, voorstelbaar of juist onvoorstelbaar. En hoezeer de wereld een menselijke maat heeft kun je juist voelen als dat eens niet het geval is: een trap met te hoge treden, een niet-passende stoel, een te lage (op de maat van middeleeuwse mensen geba-seerde) deur, het imponerende van de hoogte van een gotische kerk, het intimiderende van een oud gerechtsgebouw, het overweldigende van een verdedigingswerk. Misschien is die lichamelijke ervaring van ruimte en tijd (dus van afstand) voor Annemieke Fanoy in haar wandelingen over Noord-Beveland en langs de Oosterschelde voor dit onderzoek wel het begin geweest: het beeld van het Zeeuwse landschap in de context van de menselijke maat.

Harmen Eijzenga

54

Annemieke Fanoy

6

9

Een dorp verder van waar zij woont werd ze geïnspireerd door een prachtig jaren ’70 openlucht zwembad compleet met klassieke badtoren: het Wissebad. Het zwembad is een L-vormige blauwe bak ingebed tussen dorp en polder. Ze onderzocht, door middel van verschillende methoden, de ruimte van deze voor haar bijzondere plek: het zwembad—leeg en gevuld met water. Ten eerste bouwde zij een ruimtelijke structuur in het lege bad die refereert aan de maat van een zwemmer en de golfslag van het water. Ook liet zij een vlieger met camera op boven het bad om de ligging van het L-vormig bad in het landschap vast te leggen. Daarna filmde ze al zwemmend om het gegeven afstand nader te onderzoeken. Ze werkte samen met fotograaf Leo van Kampen en filmmaker Conny Beneden.

pag. 9: videostills De Plaats 1:00 pag. 11–14: videostills Afstand/Distance schoolslag van rechts naar links pag. 16–17: Documentatiefoto de installatie in het zwembadpag. 18–20: videostills Ligging/Position 1:25 pag. 22–23: het oplaten van de vlieger

8

11

1312

14

17

1918

20

23

Marcel Kentin

27

Zeeuwen op Wit Bestaat er een Zeeuwse identiteit?

Het Zeeuws DNA, Het (nieuwe) Zeeuwse Meisje, ‘Ik ben een Zeeuw in hart en nieren’, Zeeuws Groen, Zeeuwse Mannendag.nl, etc. Dit zijn allemaal uit-spraken of benamingen die je vaak tegenkomt in Zeeland. Maar wat betekent dat eigenlijk: Zeeuw zijn? En is er eigenlijk wel een Zeeuwse identiteit, of zijn we tegenwoordig allemaal wereldburgers en maakt het niet uit of je nu in Middelburg, Philip-pine of misschien wel Almere woont? De oorspron-kelijke zuilen kerk, school, dorp en vereniging zijn minder sterk aanwezig en wordt onze identiteit niet steeds universeler door de toenemende invloed van internet en de media?

Marcel Kentin is fotograaf en is geboren en getogen in Terneuzen. Hij heeft 17 jaar buiten Zeeland gewoond en gewerkt en is sinds augustus 2010 verhuisd naar Middelburg. Hij werkt op dit moment aan de serie ‘Zeeuwen op Wit’. In deze serie is hij op zoek naar de Zeeuwse identiteit en vraagt zich af wat deze is en of hij wel bestaat. Hij portretteert Zeeuwen, waarbij hij zich vooral focust op de mens, hij haalt de geportretteerde uit de context / de omgeving door hem of haar te plaatsen voor een witte achtergrond. De portretten worden, geïnspireerd door de fotograaf Richard Avedon, in zwart-wit afgedrukt. Door de Zeeuwen op steeds dezelfde wijze te portretteren en te presenteren kun je je als toeschouwer met recht afvragen: bestaat er een Zeeuwse identiteit?

26

29

31

33

35

37

39

41

Marjolein van Pagee

45

Marjolein van Pagee (Goes 1987) werkt almeer dan twee jaar aan het fotoproject KembangKuning—Gele Bloem waarmee ze teruggaat in de tijd van de politionele acties in Indonesië. Deze geschie-denis kwam voor haar tot leven toen ze een oud portret terugvond van haar opa in tropenuniform.Ze kwam erachter dat hij als dienstplichtig militairvan 1947 tot 1949 in Nederlands-Indië had gevoch-ten voor het behoud van de ooit zo winstgevendekolonie. Marjolein heeft inmiddels tientallen Neder-landse én Indonesische veteranen geïnterviewd engeportretteerd. Het zijn nu oude mannen maar ooitstonden zij als vijanden tegenover elkaar in eenhaast 5-jaar durende oorlog die in de Nederlandsegeschiedenisboeken herinnert wordt als ‘de politi-onele acties’. De geportretteerden zijn allen actiefgeweest in het gebied rondom Surabaya, Oost-Java.Naast de portretten toont van Pagee ook foto’s vanplaatsen die met het verhaal te maken hebben.Zoals de oude marinierskantine, het strand waar demariniers geland zijn tijdens de 2e politionele actie of de begraafplaats Kembang Kuning.

Marjolein van Pagee heeft o.a. geëxposeerd in New York, Houston en Surabaya. En haar werk is o.a. gepubliceerd in Vrij Nederland en NEW (Gup, Photography Talent 2012).

44

Strand GlondongOp dit strand zijn de mariniers in de nacht van 18 december 1948 geland. Als start van de 2e poli-tionele actie die in Indonesië herinnert wordt als de 2e agressie of de agressieve actie. De huidige vissers van Glondong kennen het verhaal van de landing, er zijn nog enkele ooggetuigen in leven. Met deze bootjes wordt op zee gevist. Waarschijnlijk niet veel anders dan in de tijd van de politionele acties.

47

49

51

April Soeratdibyo (1925) Blitar

Soeratdibyo werd in Blitar geboren, ook eens de woonplaats van Indonesië’s eerste president Sukarno. Zijn vader was zelfs goed bevriend met hem, vandaar dat het voor de jonge April vanzelf sprak om zich bij het gewapend verzet aan te slui-ten. Niet dat hij persoonlijk zulke slechte herin-neringen had aan het Nederlands kolonialisme, maar de tijd voor een onafhankelijk Indonesië was rijp. Het waren vooral de jongeren die de wapens opnamen en vochten met de schaarse middelen die ze hadden, zo moest Soeratdibyo zijn wapen delen met een vriend. Hij heeft veel vrienden verloren, vaak stierven ze aan wondinfecties. In het begin was het Indonesisch verzet nog slecht georganiseerd maar langzamerhand ontstond er uit de honderden gevechtsgroepjes een professioneel leger: de TNI.Soeratdibyo is tot zijn pensioen in 1968 beroeps-militair gebleven.

Zijn vader was half-Nederlands en Soeratdibyo is tot op de dag van vandaag erg nieuwsgierig naar zijn familie in Nederland.

50

5352

Hamit (1919) Lasem

Meneer Hamit is een kyai, een geestelijk geleerde binnen de Islam. Hij wordt daardoor erg geres-pecteerd. Al in 1945 sloot hij zich aan bij Laskar Hizbullah, een religieuze gevechtsgroep die ook een onafhankelijk Indonesië wilde. Al snel was hij de leider voor de regio Lasem. Hij bevestigt het verhaal over opa’s peloton dat het politiebureau van Lasem overnam, meneer Hamit heeft met eigen ogen gezien hoe een groep van 30 mariniers de stad binnentrok. Om het de Nederlandse mariniers zo moeilijk mogelijk te maken, had hij alle bruggen van Lasem op laten blazen.

Hamit zegt een speciale gave te hebben, hij kan mensen hypnotiseren. Zo heeft hij ook mari-niers op afstand onder hypnose gebracht zodat zijn mannen hun wapens konden afpakken. Soms lokten ze ook confrontaties uit, door aan de bosrand al schreeuwend de aandacht op zich te vestigen. Hij heeft zeker Nederlanders gedood, hij weet niet hoeveel. Hamit gelooft dat hij spiritueel beschermd was. Ook herinnert hij zich een Nederlands bom-bardement op een schuilplaats van de vrijheids-strijders. Volgens Hamit waren de mariniers zwaar gefrustreerd dat ze hen niet te pakken konden krijgen.

55

Dhr. Bruin (1926) Rotterdam

Meneer Bruin is op precies dezelfde datum als opa in het voorjaar van 1947 naar Indonesië vertrokken. Ook hij werd eerst bij de Genie ingedeeld en later bij het 5e Infanterie Bataljon. De stad Surabaya was toen al in Nederlandse handen in tegenstelling tot veel buitengebieden. Meneer Bruin herinnert zich vooral de enorme spanning en de verschrik-kelijke angst. De zogenaamde pemuda’s (letterlijk: jongeren) stonden bekend om hun wreedheid naar alles wat Nederlands was. Buitenom de politionele acties, moesten ze vooral suikerfabrieken bewaken en patrouilles lopen. Altijd ’s nachts. Zodra ze met verlof weer in de stad waren, reageerde menigeen zich af door het drinken van veel bier. Dat was er dan ook in overvloed, er was een grote Heineken-fabriek in de buurt van Surabaya. Meneer Bruin zag de doelloosheid van deze oorlog. Er werd hen verteld dat ze vochten om rust en orde te herstel-len en dat ze de lokale bevolking tegen gewapende extremisten moesten beschermen maar meneer Bruin had al snel door dat het de Nederlandse regering meer om het grote kapitaal te doen was.

54

57

Dhr. Bom (1927) Yerseke

Meneer Bom zat net als opa ook bij de Mariniers-brigade. Hij was in die tijd ambulance chauffeur. Hij heeft heel wat ritjes van de gevaarlijke buiten-posten naar het Marinehospitaal in Surabaya moeten maken. Gewonde Indonesiërs hielpen ze ook. Zelfs de Indonesische vrijheidstrijders die door Nederlands vuur waren geraakt. Al kregen ze geen voorkeursbehandeling, ze werden toch netjes afgeleverd bij hun eigen hulppost in de stad. En wie weet heeft hij ooit opa naar het ziekenhuis gebracht toen hij door zijn eigen munitie gewond was geraakt. Vooral de 2e politionele actie ‘Operatie Zeemeeuw’ herinnert meneer Bom zich goed. De landing middenin de nacht op het strand bij Glondong, de constante regen en de versper-ringen die de TNI had aangebracht staan hem nog helder voor de geest.

56

59

Tunjungan SurabayaVanaf 1946 was in dit gebouw de marinierskantine gevestigd. Hier konden de mariniers voor even ontsnappen aan de rauwe werkelijkheid. Er waren vaak muziekoptredens en er was bier in overvloed. De Tunjungan was vroeger één van de belangrijkste hoofdstraten. Met mooie winkels, het luxe Oranje hotel en verschillende uitgaansgelegendheden, er reed ook een tram. Sinds die tijd is de stad enorm gegroeid tot de drie miljoen inwoners van nu. De oorspronkelijke gebouwen zijn er vaak nog wel, maar de uitstraling is totaal veranderd door golf-platen gevels met schreeuwende reclames. Ook de oneindige verkeersstroom van stinkende brommers en lawaaige auto’s is in schril contrast met toen.

60