De Heuvel Cultuurhistorische analyse en waardering

30
De Heuvel Cultuurhistorische analyse en waardering CONCEPT 15 februari 2012 In opdracht van: Gemeente Leidschendam-Voorburg Uitgevoerd door: Hebly-Theunissen architecten, ism Cees Boekraad Dolf Broekhuizen architectuurhistoricus 2012

Transcript of De Heuvel Cultuurhistorische analyse en waardering

De Heuvel Cultuurhistorische analyse en waardering

CONCEPT 15 februari 2012

In opdracht van:Gemeente Leidschendam-Voorburg

Uitgevoerd door:Hebly-Theunissen architecten, ism Cees BoekraadDolf Broekhuizen architectuurhistoricus

2012

De Heuvel Cultuurhistorische analyse en waardering

INHOUD

1.InleidingInleiding-Aanleiding en opdracht-Uitvoering-Werkwijze-Leeswijzer Conclusies en kaart-Conclusies stedenbouw: waardering gebied en ensembles-Conclusies architectuur: waardevolle objecten-Kaart met overzicht waardevolle gebieden, ensembles, plekken en objecten

2.De naoorlogse architectuur en stedenbouw in Leidschendam in nationale contextInleidingVooroorlogse uitbreidingsplannen in LeidschendamDe ontwerpersNaoorlogse uitbreidingsplannenRealisatie (per wijk)Infrastructuur en groen

3.De HeuvelGegevens De HeuvelStedenbouw-Ligging in de stad en begrenzing-Culturele en sociale betekenis-Programmatische en ruimtelijke typologie-Verkaveling en typologie woningbouw-Voorzieningen-Openbare ruimte, groenaanleg en waterstructuur-Herstructurering

4.Architectuur De Heuvel-Gebouwen en voorzieningen-Beeldende kunst

5.Waardering-waarderingskaart

-stedenbouw-plekken en structuren-objecten-archeologie-randvoorwaarden

6.BronnenGeraadpleegde literatuurGeraadpleegde archieven

Woord van dankColofon

1.Inleiding

Aanleiding en opdracht

Een uniek ‘Grand Projet’, zo zouden de uitbreidingsplannen kunnen worden genoemd, die het gemeentebestuur van Leidschendam in de naoorlogse jaren liet opstellen. Kern van de uitbreidingsvisie was een nieuwe woonwijk in het noorden van de toenmalige gemeente, waarvan het hart wordt gevormd door twee ‘grands ensemble’: De Heuvel en Prinsenhof. De zuivere realisatie en de grote schaal van beide carré’s binnen het uitbreidingsplan Leidschendam-Noord uit 1959, zijn op nationaal niveau van hoge cultuurhistorische waarde. Voor het ontwerp gaf de toenmalige burgemeester Banning, de drijvende kracht achter de voortvarende uitvoering, opdracht aan deUtrechtse stedenbouwkundige en architect W. de Bruijn, die na de realisatie van zijn ‘magnum opus’ in Leidschendam hoogleraar zou worden aan de Technische Hogeschool in Delft. De Bruijn liet zich voor de uitwerking van onderdelen bijstaan door een team van adviseurs waaronder de Utrechtse socioloog J.L. Haverda die de survey verrichtte naar de gewenste wijkopbouw, en de chef plantsoenen van de gemeente Leidschendam: Paul van Deurzen, die het inrichtingsplan voor De Heuvel uitwerkte.

Zowel De Heuvel als Prinsenhof zijn in het huidige stadsbeeld nog evidente ruimtelijke ensembles. Recentelijk (de afgelopen tien jaar)is Prinsenhof voor een groot deel gerenoveerd, voor zover mogelijk met respect voor de stedenbouwkundige structuur en ruimtelijke vorm van het geheel. In De Heuvel is sinds de realisatie in de jaren zestig voornamelijk regulier onderhoud gepleegd. Hier is niet alleende stedenbouwkundige structuur nog grotendeels intact, ook de architectuur en inrichting van de openbare ruimte zijn nog overwegend oorspronkelijk. Om de cultuurhistorische waarden te benoemen heeft de gemeente Leidschendam-Voorburg begin 2012 een cultuurhistorische analyse en waardering op laten stellen. Deze opdracht vloeit mede voort uit de nieuwe visie erfgoed en ruimte ‘Kiezen voor karakter’ (2011) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. In die visie ‘Kiezen voor karakter’ worden zowel De Heuvel als Prinsenhof cultuurhistorisch waardevol geacht als kenmerkende naoorlogse woonwijk. (Kiezen voor karakter, pag 85)

UitvoeringOpdracht voor het onderzoek naar De Heuvel is verstrekt aan het bureau Hebly Theunissen architecten in Delft. Het onderzoek is uitgevoerd door de externe onderzoeker Dolf Broekhuizen (architectuurhistoricus), in samenwerking met ir. Arjan Hebly

(architect), en ir. Cees Boekraad (bouwkundig ingenieur). Vanuit de gemeente is het onderzoek begeleid door Marcelle van Haersma-Buma (cultuurhistorie) en Pim Felix (Stedenbouw). Hebly Theunissen architecten heeft het materiaal met de onderzoeksresultaten, beeldmateriaal en analysetekeningen overzichtelijk bijeengebracht indit rapport.

WerkwijzeDe onderzoeksperiode beslaat de periode 1940-1970. Het onderzoek is verricht op basis van veldwerk, archiefonderzoek en literatuuronderzoek.

Leeswijzer

Conclusies en kaart-Conclusies stedenbouw: waardering gebied en ensembles-Conclusies architectuur: waardevolle objecten-Kaart met overzicht waardevolle gebieden, ensembles, plekken en objecten

2.De naoorlogse architectuur en stedenbouw in Leidschendam in nationale context

2.1Inleiding

Een radicaal alternatief

De wijkgedachteHet uitbreidingsplan dat het gemeentebestuur in 1959 aan de bevolking van Leidschendam presenteerde was een radicaal alternatiefvoor het bestaande werkwijze in uitbreidingsplannen. De stedenbouwkundige W. de Bruijn had sinds 1955 aan het ontwerp voor een wijk getekend, die beschouwd kan worden als een alternatief voorde toenmalige werkwijze om te verkavelen in de toenmalig gebruikelijke toepassing van stempels. Stempelen was een methode om door middel van genormaliseerde woningbouw efficiënt en kwaliteitsvol snel en zonder hoge kosten woonwijken te realiseren. Na de tweede wereldoorlog was de behoefte aan nieuwe en goede woningen groot. Bij een stempelverkaveling worden stroken etagewoningen van twee tot zes woonlagen gecomponeerd op een relatief klein oppervlak tot een wooneenheid. Dergelijke ruimtelijkeen sociale eenheden (stempels van een reeks verschillende typen woningen) worden op identieke wijze herhaald (gestempeld) en vormen zo buurten. Doordat de stempels bestonden uit stroken woningen met verschillende typen woningen (voor alleenstaanden, grote en kleine gezinnen, bejaarden) konden de bewoners van de wieg tot het graf in de buurt wonen. Meerdere stempels vormen buurten, en een groep van dergelijke buurten vormen in combinatie met voorzieningen wijken. Zo’n hierarchische opzet waarin een sociaal leven kon ontstaan noemde men de ‘wijkgedachte’. Dat was het ordenende principe van de wijk. De ideevorming over de wijkgedachte in Nederland werd gevoed door het buitenland, onder andere Engeland en de Verenigde staten waar de opvattingen over neighborhoudplanning door de socioloog Clarence Perry waren ontwikkeld en door W.F. Geijl kort na de tweedewereldoorlog (in 1946) in Nederland introduceerde. Maar Nederlandse stedenbouwkundigen keken ook naar de Scandinavische landen voor onder meer de inpassing in het landschap en de groene setting van de woonstroken en flats.

RationalisatieDe toepassing van herhaalbare stedenbouwkundige eenheden, wooneenheden en wijkopbouw volgens de wijkgedachte stond in de jarenvijftig in de belangstelling. In vakbladen werd volop gediscussieerdover het uitbreiden van kleine (dorps-)kernen en van steden. Ideeen over de wijkgedachte werden bijvoorbeeld ontwikkeld in Rotterdam, waar de gemeente samen met een groep architecten nieuwe

stedenbouwkundige structuren uitprobeerde voor Rotterdam-Zuid (Pendrecht, Zuidwijk). Maar ook voor kleinere gemeenten tekenden studiegroepen nieuwe concepten zoals voor het nieuwe polderdorp Nagele, waar bijvoorbeeld het thema van de ‘kern’ van een dorp onderwerp van studie was. Hoe geef je zo’n kern, of met een Engelse term ‘core’ vorm? In Nagele kreeg het de vorm van een groen veld waar de kleinschalige voorzieningen zoals scholen en kerken waren gesitueerd. De kern was een eigentijdse variant zijn van een groene brink. Tegelijk speelde het thema van standaardisatie en hoogbouw. Er moest snelheid worden gemaakt met de bouw, waarbij standaardisatie een handig hulpmiddel was. De rationalisatie van de bouw door middel van seriematige productie van eenheden nam in de naoorlogse jaren een grote vlucht. Maar de nadelen van standaardisatie waren bekend, zoals eenvormigheid, karakterloosheid,en saaiheid. Om prettige, leefbare dorpen en wijken te creeeren, washet vinden van juiste composities van sociale en ruimtelijke eenheden belangrijk. De Bruyn vond daar voor in het UitbreidingsplanNoord een eigen variant, bijgestaan door een eigen socioloog, Jozef Haverda.

Het hof: synthese tussen hoogbouw en gemeenschapsvormingWim de Bruijn zocht voor de werkwijze met stempelverkaveling een alternatief. Het radicale van zijn ontwerp voor Leidschendam-Noord zat in de twee grote carré-vormige hoven die de kern vormen van het uitbreidingsgebied. Het zijn twee superblokken. Zowel De Heuvel als Prinsenhof worden gekenmerkt door een dubbele rij woonstroken, met een ruime tussenmaat, gebouwd rondom een groot rechthoekige groene hof. Die hof was bestemd als park en bijeenkomstruimte, maar ook voor de buurtvoorzieningen zoals scholen, kerken en speelvoorzieningen. Op die wijze kon volgens hem het beste een sociale gemeenschap ontstaan. Leidschendam-Noord kreeg op die wijze twee duidelijke kernen met samenhang tussen de ruimtelijke en sociale opbouw van het ontwerp. In nationaal opzicht is de door De Bruijn voorgestelde grootschaligheid van het hofprincipe als karaktervolle geleding voor een arbeiderswijk te beschouwen als een synthese tussen de voordelen van rationalisatie van de bouw en het streven naar gemeenschapsvorming rondom een kern.

2.2Vooroorlogse uitbreidingsplannen in Leidschendam

De Bruijn’s ontwerp voor Leidschendam-Noord is in nationaal opzicht een reactie op de werkwijze met wijkgedachte, stempelverkavelingen en strokenbouw. Tegelijk is er ook een directe meer plaatselijke aanleiding. De laatste grote uitbreiding voor Leidschendam waar De Bruijn halverwege jaren vijftig mee te maken kreeg was het

uitbreidingsgebied ten noorden van het nieuwe Raadhuis. Dat gebied (uitbreidingsgebied Raadhuis) was in de eerste helft van de jaren vijftig in aanbouw, het lag ten noorden van het in 1939-1940 gebouwde nieuwe raadhuis (ontwerp architect Kropholler). In dit ‘uitbreidingsgebied Raadhuis’ was volgens De Bruijn onvoldoende openruimte gereserveerd voor voorzieningen. En het was min of meer een natuurlijke aanhechting aan de bestaande bebouwing, zonder dat daar een meer gerichte, sturende visie op sociale wijkopbouw aan te grondslag lag. Het was in zijn visie een stadsuitbreiding als een samenklontering van straten. De Bruijn vond zo’n wijze van groei te karakterloos.

Het uitbreidingsplan Raadhuis was onderdeel van het vooroorlogse uitbreidingsplan in hoofdzaken voor Leidschendam dat door de Haagse architect H. Van der Kloot Meijburg in 1938 was opgesteld. Dat uitbreidingsplan in Hoofdzaken kan worden beschouwd als een aanzet om tot een meer gesloten bebouwde kom te komen.(zie: Daams/Kort, Over, door en om de Leidsche dam, p. 369 vv) De gemeente Leidschendam stond achter dit algemeen uitbreidingsplan en keurde het in 1938 goed, gevolgd door gedeputeerde Staten in 1940, maar hetbesluit werd vernietigd door Binnenlandse Zaken. Dat betekende dat de plannen moesten worden herzien. Aanvankelijk gaf de gemeente in 1946 en 1947 weer aan Van der Kloot Meyburg de opdracht tot herziening. Maar de gemeente stelde ook voor dat Van der Kloot Meyburg vanwege zijn gevorderde leeftijd zich liet assisteren door een jonge stedenbouwkundige. Van der Kloot Meyburg benaderde daarop W. De Bruyn uit Utrecht. En in 1948 zag van der Kloot Meyburg helemaal af van de opdracht waardoor de jonge Wim de Bruijn in dat jaar verantwoordelijk werd gesteld voor de opdracht. (Daams, Kort, p. 370). In de jaren daarna leverde hij als vaste stedenbouwkundig adviseur eerst meerdere partiële herzieningen, voordat hij een voldragen nieuw algemeen uitbreidingsplan kon presenteren. De Bruyn had meerdere jaren nodig om tot een nieuw uitbreidingsplan te komen.In 1956 presenteerde hij het nieuwe Uitbreidingsplan in hoofdzaken dat in datzelfde jaar werd goedgekeurd door de raad.

2.3 De ontwerpers

(voorstel/toelichting: ik introduceer ze kort in relatie tot daadwerkelijke inzet bij leidschendam, Cees kan een uitvoeriger biografie schrijven die als bijlage gebruikt wordt. op die wijze loopt het verhaal door. }

Wim de Bruijn, architect en stedenbouwkundige

De hoofdontwerper van het Uitbreidingsplan Leidschendam-Noord, de Utrechtse architect en stedenbouwkundige Wim de Bruijn is relatief

onbekend. Zijn bekendste projecten zijn de uitbreidingsplannen voor Leidschendam-Noord en Kerckebosch in Zeist. Kerckebosch is iets eerder gerealiseerd dan De Heuvel in Leidschendam. Terwijl Kerckebosch in 1958 werd gepresenteerd en de daarop volgende jaren gerealiseerd, is De Heuvel vanaf 1959 gerealiseerd. Kerckebosch wordt ook gekenmerkt door de bouw van grote woonflats ronds een hof,maar hier is de woonstrook uit een enkele rij opgebouwd, en de hof is langgerekter en aan een zijde door minder hoge en minder geslotenbebouwing. het hofconcept als omsluiting van een groene hart met collectieve voorzieningen is hier minder sterk uitgewerkt. Er is meer sprake op inspelen op de situatie. In De Heuvel gaat De Bruijn veel meer uit van een tabula rasa planning. Naast deze twee stedenbouwkundige ensembles zijn geschriften wel bekend. Hiermee mengde hij zich in het toenmalige debat. De artikelen van De Bruijn bieden een goed beeld van zijn opvattingen. Hij publiceerde geregeldin nationale vakbladen vanaf 1946, ongeveer het moment dat hij wordtaangesteld in Leidschendam als vaste adviseur, tot aan 1962, het moment dat hij hoogleraar wordt in Delft. Centraal thema in zijn teksten, zijn de mate van sociale gemeenschapsvorming en de problematiek van hoge en lage bebouwing. Dat is ook precies het hoofdthema in zijn ontwerp voor Leidschendam-Noord. Alhoewel De Bruijn niet alleen stedenbouwkundige maar ook architect is, blijkt uit dit inventariserend onderzoek dat hij zelf geen gebouwen heeft ontworpen voor De Heuvel en Prinsenhof. Wel blijkt uit verslagen vanwelstandsvergaderingen dat hij als stedenbouwkundig ontwerper wel nauw betrokken bij de welstandsbeoordeling van de architectonische invullingen en van de inrichting van de openbare ruimte.

Jozef L. Haverda, socioloog

De sociologische onderbouwing van het uitbreidingsplan is niet van de hand van De Bruijn maar van een socioloog. Voor de precieze programmatische uitwerking van het Uitbreidingsplan in Hoofdzaken (1956) liet De Bruijn zich adviseren door de socioloog Jozef Haverda. De Bruijn kende deze socioloog waarschijnlijk uit Utrecht, waar zij beiden woonachtig waren. Haverda stelde op verzoek van De Bruijn de survey op, die nodig was om het uitbreidingsplan in hoofdzaken om te werken tot partiële uitbreidingsplannen. Op voorstel van De Bruijn stelde de gemeente in juni 1956 Haverda aan als adviseur van De Bruijn. In de voordracht om Haverda te betrekkenbij de uitwerking van ‘Uitbreidingsplan Leidschendam’ motiveerde de Bruijn zijn keuze als reactie op de praktijk bij het uitbreidingsplan Raadhuis. 19 juni 1956 schreef hij aan Burgemeesteren wethouders dat in het uitbreidingsplan “Raadhuis” onvoldoende rekening is gehouden met de behoefte aan bijzondere voorzieningen zoals kerken, scholen, winkels, bedrijven, en speel- en

sportterreinen. Volgens hem was een survey noodzakelijk: ‘Zou het plan “De Heuvel” niet worden ontwikkeld op basis van een goede survey, dan zou hetzelfde risico ontstaan als bij het plan “Raadhuis” bleek aanwezig te zijn., en zou door het volbouwen van het plan “De Heuvel” voor goed de mogelijkheid ontbreken in de tekorten van beide plannen te voorzien’.(dossier: ‘Uitbreidingsplan Leidschendam, 1957’) Met andere woorden; ten noorden van het raadhuis verschenen wel woningen, maar voor andere gebouwen, waar een gemeenschap ook behoefte aan heeft, was onvoldoende ruimte gereserveerd. Een jaar later, juli 1957 leverde Haverda zijn uitvoerig geformuleerde survey ‘Uitbreidingsplan Leidschendam’ 1957.Haverda bouwde het op uit negen deelnota’s die allerlei deelonderwerpen behandelen. Van de survey verscheen tien jaar na dato ook een geactualiseerde publieksversie van 80 pagina’s: J.L. Haverda, Sociologisch rapport voor de gemeente Leidschendam, 1968. De studie naar de sociale en sociaal-planologische aspecten is toegankelijk geschreven en voorzien van enkele grafieken zoals over bevolkingsopbouw, categorie woningen en grootte der woningen. Voor de publieksversie voegde Haverda een korte in leiding toe met daarinde verslaglegging van de stand van zaken, bijstellingen en vorderingen ten opzichte van het oorspronkelijke plan uit 1959.

Paul van Deurzen, inrichting openbare ruimte

Een derde adviseur die een groot aandeel heeft gehad in het kenmerkende karakter van De Heuvel is Paul van Deurzen. Van Deurzen leverde als hoofd plantsoenendienst van de gemeente Leidschendam hetontwerp voor de inrichting van de openbare ruimte, die in De Heuvel nog in grote lijnen aanwezig is (in Prinsenhof is de oorspronkelijkeinrichting relatief meer verstoord). Van Deurzen maakte het ontwerpoverigens wel op aanwijzingen van De Bruijn. Uit de verslagen van dewelstandsbesprekingen blijkt dat De Bruijn de hoofdlijnen uitzette en die bewaakte: onder meer de verlagen van de wandelpaden bij het water in het hart van De Heuvel, de opzet van het Heuvelplein als een eiland, en de profielen van de autostraten tussen de twee woonstroken van de dubbele wandbebouwing. Die ontwerpuitgangspunten komen uit de koker van de Bruijn en worden door Van Deurzen uitgewerkt. Van Deurzen werkte met een maatstramien van rechthoekigevakken en lijnen waarop het ontwerp is gebaseerd. In De Heuvel is nog goed te zien hoe de hoogte en positie van de bomen een tussenmaat vormen tussen de wand van de hogere woonbebouwing en de als lage losse objecten in het veld gepositioneerde voorzieningen als kerken, scholen en sportgebouwen. (controleren van wanneer tot wanneer Van Deurzen bij gemeente werkte, van 1963 tot begin jaren negentig?)

Betrokken architectenbureausVoor de uitvoering van De Heuvel waren De Bruijn en Banning afhankelijk van de uitwerking van de architectuur die immers nauw met de stedenbouwkundige opzet samenhing. Meerdere bureaus waren bijde uitwerking betrokken. De meeste bureau’s waren gevestigd in Leidschendam of in de regio. Het plaatselijke Architectenbureau J. en J.F. van Vliet, Leidschendam heeft veel gebouwd in De Heuvel, netals de Gemeentelijke Woningdienst Den Haag. Andere bureau’s zijn onder meer Architectenbureau Lucas en Niemeijer met vestigingen in Voorburg/Rijswijk; Architectenbureau Blankespoor en De Vries uit DenHaag; Architect E.F. Groosman, Rotterdam; en Architectenbureau J.W. Fiolet, Rotterdam. Bouwbedrijf MUWI, Muys en De Winter’s Bouw- en aannemingsbedrijf uit Rotterdam, was bij meerdere projecten betrokken, veelal in combinatie met een architectenbureau. Voor het ontwerp van enkele bijzondere voorziening, zoals een kerk, werd een bureau gevraagd dat elders in Nederland was gevestigd.

2.4 Naoorlogse uitbreidingsplannen en deelgebieden

Leidschendam-NoordHet uitbreidingsplan voor Leidschendam-Noord (1959) waar De Heuvel en Prinsenhof deel van uitmaken was zonder twijfel het grootste uitbreidingsplan voor Leidschendam in de naoorlogse jaren. Volgens de toelichting uit 1959 op ‘Uitbreidingsplan Noord’ zou het plaats gaan bieden aan ongeveer 25.000 mensen, terwijl Leidschendam op dat moment 15.600 inwoners telde. (Uitbreidingsplan Noord, 1959, p. 2) Niet voor niets werd het door burgemeester Banning zelf en de directeur gemeentewerken persoonlijk toegelicht op een persconferentie (5 maart 1959) in de raadzaal van het gemeentehuis waarvoor breed de pers was uitgenodigd. Het uitbreidingsplan zelf bestond uit meerdere deelgebieden. De twee woonbuurten De Heuvel en Prinsenhof zouden als eerste gerealiseerd worden. Vooral bij De Heuvel was het uitbreidingsgebied aangehecht aan de bestaande bebouwing van Leidschendam, bij het in 1955 uitvoering zijnde gebiedRaadhuis.

Laanzicht, De Heuvel en PrinsenhofHet hart van Uitbreidingsplan Noord (1959) werd zoals gezegd gevormddoor de twee woonbuurten De Heuvel en Prinsenhof. Dat waren de grootse en karaktervolle woonbuurten in de wijk. Uitbreidingsplan DeHeuvel maakte op dat moment overigens deel uit van nog een ander gebied; de woonbuurt Laanzicht, ten zuidwesten van De Heuvel, bestemd voor meer gegoede burgers. In Laanzicht was een wijk met bungalows voorzien, maar er zou het latere Leidschenhage gerealiseerd worden. In 1958 werd het ‘partieel uitbreidingsplan

Laanzicht –De Heuvel’ genoemd. Tussen 1958 en 1960 werden Laanzicht en De Heuvel van elkaar losgekoppeld, als zelfstandige uitbreidingsplannen. De hof in Uitbreidingsplan Prinsenhof was in 1958 nog een derde groter dan de uiteindelijk gerealiseerde hof. Vanaf 1960 zou het noord-oostelijk deel een wijk met middenstandswoningen in het Prinsenhofdeel worden opgenomen. Ten noordoosten van Prinsenhof vormde een bestaande medische voorziening, het psychiatrisch ziekenhuis Hulp en Heil (later: Robert Fleury Stichting), een min of meer natuurlijke grens.

Amstelwijk, De Zijde, DuivenvoordeTussen de beide superblokken van De Heuvel en Prinsenhof lag de Amstelwijk die in het uitbreidingsplan was gedacht als ‘city’, zoalsdat omstreeks eind jaren vijftig werd genoemd. De Bruijn en Haverda omschreven de voorzieningen in Amstelwijk als het wijkcentrum. Het lag ook geografisch gezien centraal in het gebied. In de Amstelwijk zouden de wijkvoorzieningen komen zoals kantoren en het winkelcentrum. De locatie van het geplande winkelcentrum zou in 1960overigens veranderd worden. De city kwam niet tussen De Heuvel en Prinsenhof maar op de huidige locatie van Leidschenhage, ten westen van De Heuvel, het voormalige Laanzicht. Langs de noord-westzijde was een strook met woningen voor de betere burgerij: het huidige De Zijde en Duivenvoorde. Deze woningenstrook werd van De Heuvel, Amstelwijk en Prinsenhof gescheiden door een brede verkeersweg (de huidige Heuvelweg en Graaf Willem de Rijkelaan) en een groene strookmet voorzieningen (zoals scholen) zodat deze weg het karakter kreeg van een parkway.

RecreatiegebiedIn het westen lag een zone die een buffer vormde met de gemeente Voorburg: hier was een recreatiegebied gepland met openbaar plantsoen, een zwembad en sportvelden. [Het zuidelijke deel werd recreatiegebied Westvlietweg genoemd, en was bedoeld als een regionaal park: nog controleren] het was bestemd voor bewoners uit Voorburg, Den Haag en Leidschendam. Later zou Park Veurse Hout bebouwd raken, maar het Zijdepark ten zuid-westen van Leidschenhage bestaat nog. Het zwembad is gerealiseerd in de Amstelwijk. Dit recreatiegebied lag tegen een geprojecteerde rijksweg aan (de huidige noordelijke randweg) en volgden min of meer de gemeentegrens. Langs de zuidzijde was eveneens een brede doorgaande weg geprojecteerd, de huidige Noordsingel

Afstemming op Den Haag en industrie

Met de realisatie van Uitbreidingsplan Noord maakte de gemeente een vergroting van inwonersaantal mogelijk van 25.000 inwoners. In korte

tijd zou Leidschendam kunnen groeien van 15.600 (1959) naar 40.600 inwoners . De nieuwe wijk was vooral bedoeld als overlooplocatie vanhet werkende deel van Den Haag. Voor deze 25.000 inwoners was in 1958 de bouw van 5600 woningen voorzien (in 1968 was dat iets naar beneden bijgesteld tot 5400). Leidschendam accepteerde dat het dichtbij Den Haag lag. Haverda omschreef het aldus: ‘Leidschendam is geentuindersdorp noch randgemente van Den Haag meer, maar een deel van een stedelijke agglomeratie met al haar functies.’ (Haverda, 1968, p. 6). Overigens wilde de gemeente er wel voor waken dat huishoudenszonder inkomen afkomstig uit Den Haag zich in de gemeente zouden vestigen, en een belasting gaan vormen voor het gemeentebudget van Leidschendam. ‘Het spreekt vanzelf dat een grote gemeente als ’s Gravenhage dit soort van problemen beter kan oplossen dan Leidschendam’, aldus de socioloog Haverda. Het middel daartoe was een selectie vooraf op basis van schriftelijke gegevens over beroep en inkomen. (Haverda, 1957, nota 9, p. 2-4)

In Leidschendam zelf was overigens ook sprake van groeiende werkgelegenheid, zoals bij het Dr. Neher laboratorium, de machinefabriek van N.V. Enkes de meubelfabriek van N.V. Pander en het research laboratorium voor Berkel’s Patent N.V. De groei werd niet verwacht van de agrarische sector, want die was tot stilstand gekomen. In 1947 bedroeg de beroepsbevolking van Leidschendam werkzaam in de agrarische sector nog 25 procent. In 1959 was dat gedaald naar 16 procent. (Haverda, 1968, p. 3)

Andere uitbreiding: Plan ZuidPlan zuid was bestemd voor de bouw van ongeveer 730 woningen. Plan Zuid was bedoeld als compensatie voor de sloop van de woningen aan de Venestraat.

tuinbouw

Realisatie (per wijk)Infrastructuur en groen

3.De Heuvel

3.1Gegevens De Heuvel

Uitbreidingsplan: ‘Uitbreidingsplan in onderdelen: Laanzicht –De Heuvel’ (1957)Stedenbouwkundig ontwerp: 1955-1957 (daarna diverse malen herzien), onder andere in 1961 scheiding: ‘Uitbreidingsplan in onderdelen “DeHeuvel”’, 1961 en ‘Uitbreidingsplan in onderdelen “Laanzicht”, 1961Ontwerper: Wim de Bruijn, stedenbouwkundige Ontwerp inrichtingsplan: Paul van Deurzen, hoofd plantsoenen gemeente Leidschendam, 1960-1961

Betrokken architectenbureaus en bouwbedrijven (onder andere):-Architectenbureau J. en J.F. van Vliet, Leidschendam-Gemeentelijke Woningdienst Den Haag-Architectenbureau Lucas en Niemeijer, Voorburg/Rijswijk-Architectenbureau Blankespoor en De Vries, Den Haag-Architect E.F. Groosman, Rotterdam-Architectenbureau J.W. Fiolet, Rotterdam

Bouwbedrijf: MUWI, Muys en De Winter’s Bouw- en aannemingsbedrijf, Rotterdam, veelal in combinatie met een architectenbureau

Beeldende kunst (onder andere): beeld: ‘HEUVEL’, (naast Dobbelaan 9), driezijdige reliëfbalk met lettermotief, kunstenaar: B.J. Aalbers, 1964 (wijkmonument)beelden: diverse vaste kunstwerken aan de collectieve voorzieningen

Stedenbouw

3.2.Ligging in de stad en begrenzing

Het zuivere carré-vormige ensemble De Heuvel wordt begrensd door de Noordsingel, Burgemeester Kolfschotenlaan, Heuvelweg en BurgemeesterBanninglaan. Het gebied ligt in noordwesten van de gemeente.

Culturele en sociale betekenisWoonbuurt De Heuvel is een van de twee carré-vormige woonbuurten in het ‘Uitbreidingsplan Noord’ van Leidschendam uit 1959. Een dubbele wand van woonstroken zijn gebouwd rondom een hof met voorzieningen. De beide hoven vormen de zeer herkenbare kern van het uitbreidingsgebied dat bedoeld was om de groei van het inwonersaantal van buurgemeente Den Haag op te vangen. De Heuvel is samen met Prinsenhof te beschouwen als het hoofdwerk van

stedenbouwkundige Wim de Bruijn, die hier zijn ideeën voor een nieuwe vorm voor een sociale gemeenschap kon realiseren. De Bruijn werd in de realisatie van zijn ontwerp bijgestaan door de toenmaligeburgemeester Banning, die ook zelf in De Heuvel ging wonen. Op de hoek van de Noordsingel en de Burgemeester Banninglaan, op het scharnier van de nieuwe buurt De Heuvel, het oude dorp en de weg richting Den Haag en Voorburg, ging de burgemeester zelf wonen. Hij liet een van de woningen voorzien van een balkon, als bescheiden markering van de bijzondere status van deze woning. Voor de detaillering van de sociaal-maatschappelijke behoefteramingen kreeg De Bruijn advies van de socioloog Jozef Haverda. Het inrichtingsontwerp van de openbare ruimte is van de hand van de chefplantsoenendienst van de gemeente, Paul van Deurzen. De Heuvel is een heel goed voorbeeld van een specifieke vorm van een naoorlogse woonbuurt die is te beschouwen als een unieke reactie op de toenmalige gangbare praktijk van stadsuitbreidingen in de vorm van vernieuwende stempelverkavelingen en meer traditionele verkaveling van strokenbouw langs straten.

In nationaal opzicht zijn De Heuvel en Prinsenhof uniek wat betreft de schaal en zuivere realisatie van het ensemble. De maat van de buurten die een samenhangende eenheid vormen en gerealiseerd zijn rond een openbaar gebied met de collectieve voorzieningen, is in dietijd cultuurhistorisch bezien zeer bijzonder. De Heuvel heeft aan de buitenzijde een maat van ongeveer 500 bij 450 meter. Prinsenhof is nog groter. Aan de buitenzijde is deze buurt ongeveer 600 bij 450meter. Voor de geschiedenis van de stedenbouw in Nederland zijn beide hoven zeer waardevol, waarbij De Heuvel zowel stedenbouwkundigals architectonisch nog vrij oorspronkelijk is. De Prinsenhof is de laatste jaren ingrijpend gerenoveerd maar ruimtelijk is de grote schaal nog te ervaren.

De Heuvel is tot op de dag van vandaag een zeer herkenbaar ensemble in Leidschendam-Voorburg. Wat dat betreft is de opzet van De Bruijn en Haverda, om een herkenbare woonbuurt te creëren in het uitbreidingsgebied, geslaagd te noemen. Voor een groot deel van de eerste levensbehoeften en collectieve voorzieningen kunnen de buurtbewoners terecht in de eigen buurt. Het winkelcentrum aan de Burgemeester Sweenslaan is een herkenbaar trefpunt, en een scharniertussen de buurt en de omgeving. Ook de rondomlopende buurtweg en groene hof zijn met de paden, pleinen, waterlopen en groenvoorziening een herkenbaar gebied als vanzelfsprekende looproute, en voor verpozing en samenkomst. Wandelaars komen gemakkelijk met elkaar in contact door de rustige aanleg. Kinderen kunnen relatief eenvoudig de school bereiken en spelen in een relatief verkeersveilige omgeving.

3.3.Programmatische en ruimtelijke typologie

Het hof als woongemeenschapProgrammatisch is De Heuvel opgezet als een buurt voor een duidelijkgedefinieerde doelgroep. De woonbuurten in het Uitbreidingsplan Noord waren voor verschillende doelgroepen. De Heuvel was bestemd voor de ‘burgerij’. Het was een buurt voor een sociaal iets hogere klasse dan arbeiders. Prinsenhof was in vergelijking daarmee opgezetals ‘arbeidersbuurt’. Concreet hield dit in dat er een andere verdeling werd gemaakt in de hoeveelheid woningen die in de woningwetsector werden gerealiseerd of door particulieren werden gebouwd. Het aantal zou in de loop der tijd licht wijzigen, maar in grote lijnen is deze opzet zo gerealiseerd. In de toelichting op hetUitbreidingsplan Noord werd het als volgt omschreven. In het hele gebied zouden ruim 5800 woningen worden gerealiseerd. In Laanzicht-De Heuvel was de grond bestemd voor 1232 etagewoningen en 174 eengezinshuizen. ‘Ongeveer 1000 etagewoningen worden gebouwd in de woningsector, de overige zullen door particulieren worden gebouwd.’(Uitbreidingsplan Noord, 1959, p. 6). De genoemde 174 eengezinshuizen (de bungalowwijk) zouden niet in De Heuvel worden gebouwd, er was geen menging. Ze lagen duidelijk van De Heuvel gescheiden in het gebied Laanzicht (uiteindelijk niet gerealiseerd).In de Prinsenhof was de bouw voorzien van ongeveer 2000 etagewoningen in de woningwetsector. De Heuvel was in 1959 wat betreft inwoners de helft van Prinsenhof. Op de ontwerpen is dat ookte zien, want in 1959 is Prinsenhof nog veel groter getekend dan de uiteindelijk gerealiseerde vorm. Overigens had Prinsenhof in de eerste ontwerpen tot omstreeks 1960 ook een andere opzet van de kern. In de kern van Prinsenhof had De Bruijn een kleine ring getekend van woonstroken, een derde ring die het centrum vormde, de kern van de buurt. Deze is niet gerealiseerd. Het maakt wel duidelijker dat De Bruijn de maat van het hof niet te groot wilde maken, omdat anders de eenheid niet meer te ervaren is.

Woonstroken met een voorzieningenveldVan begin af aan was het de bedoeling van de stedenbouwkundige De Bruijn om alle woningen in De Heuvel te bouwen als etagewoningen rond een hof. De kern van de ruimtelijke opzet van De Heuvel is de grootsheid van de bebouwing rond de hof. Het gaat om de conceptie van een duidelijk herkenbare buurt, als een ensemble van woningen rond een hof met voorzieningen. Die ruimtelijke vorm diende overduidelijk in het stadsbeeld aanwezig te zijn, en zich enerzijds als een eenheid te manifesteren en anderzijds zich te onderscheiden van de buurten met een andere karakter. De bewoners van de hof zijn een gemeenschap op zich. Ze wonen allemaal in etagewoningen langs

een woonstraat, in de woningen aan de binnenring en buitenring. De woningen langs de binnenring kijken uit op een cluster van lage paviljoens die verspreid zijn over de groene binnenhof, met scholen,gebouwen voor kinderopvang, sportvoorzieningen, kerken en bijeenkomstruimten. De woningen van de buitenring vormen de buitenste wand van het ensemble, maar zijn door de ontsluiting via de rondom gaande woonstraat tussen de dubbele woonstrook sterk met het ensemble verbonden.

3.4Verkaveling en typologie woningbouw

De woningen in De Heuvel hebben duidelijke collectieve kenmerken, waardoor de buurt als een sterk ensemble overkomt. Alhoewel ze op details van elkaar kunnen verschillen komen ze als een eenheid over door de positionering in het stramien van de rechthoek, de hoogte van vier of vijf woonlagen met een plat dak, en de typologie. Ze zijn allemaal uitsluitend gebouwd als etagewoningen (zowel in de woonstroken als boven de winkels), en ze staan allemaal in de dubbele ring aan de woonstraat rond het hof. De enige uitzondering hierop vormt de woning voor koster van de katholieke kerk (R.K. kerkSt. Joseph Opifex), die als een ensemble is ontworpen en in het veldmet de voorzieningen is gebouwd.

De woonstroken zijn groot van schaal. Ook groots. Vooral langs de buitenring staan stroken met een grote lengte. In de meeste gevallenschermt de strook ongeveer de helft van het hof af. De ritmering en schaalverkleining ontstaat door de herkenbaarheid van de afzonderlijke woningen in de gevel en de ontsluiting. Sterk ruimtebepalende elementen zijn de trappenhuizen, die geregeld als min of meer losstaande vertikale volumes langs de strook zijn geplaatst. Alleen bij het winkelcentrum aan de Burgemeester Sweenslaan wordt dit stramien doorbroken met dwars geplaatste kortere stroken, zodat een winkelgebied ontstaat rond een plein en een entree tot de buurt. De woonstroken zijn vier of vijf bouwlagen hoog met een plint. Er zijn geen woningen op de begane grond. De begane grond van de woonstroken is in alle gevallen in gebruik als berging (voor de woningen), als garage of als winkel.

Er zijn zowel portiekwoningen als galerijwoningen. Alle woningen worden ontsloten via de woonstraat die als een rondgaande weg tussende dubbele wand woonstroken ligt. In de woonstraat kunnen de bewoners de auto parkeren en daar is de hoofdentree.

3.5Voorzieningen

In De Heuvel zijn twee soorten voorzieningen. De meeste winkelvoorzieningen zijn geintegreerd met de woonstroken en liggen geconcentreerd bij de Burgemeester Sweenslaan. Er zijn nog twee winkels in paviljoenbouw, die een soort poortmotief vormen in de woonstraat bij de Burgemeester Roeringlaan. De sociale voorzieningenzijn uitsluitend als losse objecten in de binnenhof gebouwd. Het zijn typische buurtvoorzieningen zoals scholen, sportgebouwen, kerken en andere bijeenkomstruimten. Voor werk en voor de wijk- of stedelijke voorzieningen konden bewoners buiten de buurt terecht (ziekenhuis, voortgezet onderwijs, bedrijven, industrie).

De meeste sociale voorzieningen zijn ontworpen als unieke, eenmaligegebouwen. In tegenstelling tot in Prinsenhof waar voor scholenbouw een bouw-systeem werd toegepast: de Set systeemschool. Een gymzaal in De Heuvel is een standaard gymnastiekzaal. Die werd ook in Prinsenhof gebouwd. De voorzieningen worden gekenmerkt door maximaaltwee bouwlagen en een schuindak. Uit de welstandbesprekingen blijkt dat de dakvorm bijzondere aandacht kreeg. Het is opvallend dat alle daken van de sociale voorzieningen een schuine kap hebben, in tegenstelling tot de woonstroken met een plat dak.

Het hof is verdeeld in vier bebouwingsvelden, in aansluiting op de verzuiling van de samenleving. In hoofdlijnen bestond het grootste deel uit rooms katholieke voorzieningen: het noordelijke veld en oostelijke veld. Op het westelijke veld stond een concentratie van christelijke voorzieningen: een gereformeerde kerk (de Kruis Heuvelkerk) en een christelijke lagere school. Het zuidelijke veld was voor openbaar onderwijs.

In het centrum van het hof is een gedeelte niet bebouwd. Dit werd vrij van bebouwing gehouden en is vormgegeven als een plein voor de hele buurt. Aanvankelijk was het de bedoeling dat de bestaande boerderij die hier stond, de boerderij ‘Op den heuvel’, behouden zoublijven en met een nieuwe functie geintegreerd werd in de opzet van De Heuvel. Het was de bedoeling dat hier een buurtcentrum in zou worden ingericht. De socioloog Haverda ging in 1957 vrij gedetailleerd op dit gemeenschapshuis in: ‘Het verdient aanbeveling om een organisatie op te richten of te stimuleren, die de gemeenschappelijke belangen van de buurtbewoners zou behartigen en sociaal-culturele activiteiten zou stimuleren. Uiteraard zou zich deze organisatie (Buurtvereniging of stichting) niet op het terrein van de kerken en de kerkelijke organisaties moeten begeven. In “De Heuvel” zou deze organisatie in de oude boerderij kunnen zetelen, welke als sociaal-cultureel centrum dienst zal doen’. (Haverda, nota 7, 1957, p. 5) Maar uiteindelijk is de boerderij afgebroken.

Tot aan omstreeks 1960 nam De Bruijn de boerderij op in het plan. Vanaf 1961 wordt deze niet meer ingetekend.

3.6Openbare ruimte, groenaanleg en waterstructuur

VerkeerEen hoofdelement van de ontsluiting van De Heuvel voor het verkeer, en de ontsluiting van de hele wijk Noord zijn de twee noord-oost en zuid-west georienteerde doorgaande wegen: de Noordsingel en de Heuvelweg. Ook is het gehele gebied van uitbreidingsplan Noord in deze richting georienteerd. Aan die opzit ligt de geografische gesteldheid van het grondgebied ten grondslag. Die langgerekte strook volgt de reeks van strandwallen. In grote lijnen volgen de twee hoofdontsluitingswegen het trace van twee strandwallen in het gebied. Dwars door De Heuvel ligt nog een derde strandwal, die precies door de kern van De heuvel gaat. Op het zand van die strandwal was ook de boerderij Op den Heuvel gebouwd.

De stedenbouwkundige De Bruijn ontwierp de inrichting van de openbare ruimte, groenaanleg en waterstructuur in nauwe samenhang met de bebouwing. De wijze waarop het verkeer door de buurt beweegt is als een onlosmakelijk onderdeel van het gehele uitbreidingsplan ontworpen. Hij weerde het doorgaande verkeer uit de buurt. Hij projecteerde doorgaande wegen langs de randen van De Heuvel. Halverwege alle vier de buitenringen was een doorgang voor gemotoriseerd verkeer. Op de hoeken waren verder doorgangen in de buitenring voor wandelaars en eventueel fietsverkeer. Alle woningen worden voor het gemotoriseerde verkeer ontsloten via een ringvormigewoonstraat. Haverda vergeleek die ringvormige weg met de Ringstrassein Wenen waar in de negentiende eeuw een ring van grootse allure rondom het historische centrum is gerealiseerd. De meeste parkeerplaatsen zijn in de woonstraat, aan de voet van de woningen. De voorzieningen zijn toegankelijk via een kruisvormig wegentrace, dwars door het hof met een kruising op het centrale plein: het President Kennedyplein. Daar tussen door loopt een stelsel van voetpaden, langs de woonstroken en over het hof, voor het langzame verkeer tussen de woningen en de voorzieningen.

Plein met DobbeHet centrum van het hof wordt gevormd door een verhard plein (President Kennedyplein), omzoomd door een bomenrand en een waterloop. Dit plein is opgezet als een evenementenplein. Hier kunnen bijvoorbeeld tijdelijke bijeenkomsten, manifestaties of markten worden gehouden. Op andere momenten is het in gebruik als parkeerplaats. Hier stond tot omstreeks begin jaren zestig de

boerderij ‘Op den heuvel’, waarnaar de buurt is genoemd. Dit centrale plein wordt ruimtelijk versterkt door een waterloop die alseen ring met overgangen om het plein heen ligt. Die waterloop herinnert nog aan de plek van de vroegere Dobbewetering. De boerderij Op den Heuvel lag langs deze historische waterloop. De Dobbe is in het uitbreidingsplan Heuvel op een geabstraheerde wijze aanwezig. De vroegere Dobbe is door De Bruijn recht getrokken en volgt als fragment de nieuwe Dobbelaan. Bij het plein legt hij de waterloop als een rechthoek en hier en daar verbreed rond om het plein. Buiten de bebouwde kom volgt deze Dobbe voor zover bekend bijde Dobbewatering (Kastelenring) voor een deel nog de oudere loop. DeDobbewetering is ook nog op een andere wijze geintegreerd in het ontwerp van De Heuvel. De Dobbelaan en de doorgangen in de oost-westwanden van de woonstroken refereert nog aan de Dobbewetering. Overigens is ook het carre van bomen dat het plein omzoomd te interpreteren als een referentie aan de vroegere bomengroep rond de boerderij. {overigens stond ook nog lange tijd een molen/restant van molen op de hoek Dobbelaan/burgemeester Velthuysenlaan. De molen ‘Zijde polder’ is afgebroken. wordt op archeologische kaart wel aangegeven in de ondergrond)

Inrichtingsontwerp

De chef plantsoenen van de gemeente, Paul van Deurzen, tekende omstreeks 1960-1961 het inrichtingsplan voor De Heuvel. Hij detailleerde de groenstructuur voor de buurt op aanwijzingen van De Bruijn. Belangrijk element in het ontwerp is het rechthoekige rasterdat hij gebruikte, en dat ten grondslag ligt aan de algehele opzet. Afgezien van de abstracte verwerking van de Dobbe in het ontwerp, zijn nauwelijks van de vroegere polderstructuur en kavels in het ontwerp herkenbaar. Wel volgt de Burgemeester Velthuijsenlaan nog een vroegere begrenzing in de polder. Maar hoofdzakelijk is sprake van een tabula rasa aanleg. (tussen de noordsingel en de burgemeester Keijzerlaan schijnt nog een restant van historische beplanting aanwezig te zijn)

Karakteristiek voor het parkkarakter van het hof is niet alleen het weren van het buurtverkeer, en de paviljoengewijze bouw, maar ook derechthoekige structuur van de inrichting. De grote maat van het gehele carre verkleint getrapt in het inrichtingsplan. Van Deurzen ordende de beplanting in rechthoekige vakken en langs lange zichtlijnen. Hij maakte rechthoekige bomengroepen met en zonder onderbegroeiing. Rond het President Kennedyplein is een rechthoekigeomzoming van hoogopgaande bomen aangeplant. Door vanaf het plein onder het gebladerte door gekeken kan worden is er wel contact met

de omliggende voorzieningen. Maar door de hoge bomen wordt wel een groot deel van de flats aan het oog onttrokken. Bomen zijn ook aangeplant langs wandelpaden, in de woonstraat en langs de Noordsingel en Heuvelweg. De Heuvelweg heeft bovendien het karakter van een parkway, door de brede groenstrook waarin voorzieningen van wijkniveau zijn gerealiseerd. Hier begeleiden de bomen de verkeersrichtingen. Ook maakte hij vakken met een perken met rozen (het rosarium bij het centrale plein is niet meer aanwezig).

Van begin af aan was het centrale plein ontworpen als een ‘eiland’, door het langs grote delen te begeleiden met een rechthoekige waterloop. Deze was in het inrichting van De Bruijn rechthoekig van vorm. Ten noord-oosten van de waterloop lag een rosarium. In de huidige situatie is op de plek van het rosarium het water met een gloeiende vorm vergroot en is een eiland in het water gemaakt. Een nog bijzonder inrichtingselement zijn de terrassen bij het PresidentKennedyplein. Het wandelpad langs het plein is op meerdere plekken verlaagd naar het water toe, zodat het contact met het water wordt benadrukt. De muurtjes langs de trappen naar het verlaagde bordes toe zijn uitgevoerd in rode zandsteen. Die ogen nog oorspronkelijk.

Overigens wekt het inrichtingsontwerp van het hof nog wel associaties met de vroegere polderstructuur met de boerderijen. De sociale voorzieningen zijn alle opgezet als langgerekte horizontale volumes, met opvallende grote egale schuine dakvlakken, en een bouwlaag hoog. Alsof het agrarische bedrijfsgebouwen zijn.

4.Architectuur

Gebouwen en voorzieningenHet was cruciaal dat de architectuur de stedenbouwkundige opzet volgde zoals die in het uitbreidingsplan was vastgelegd. De architecten moesten zich min of meer daaraan ten dienste stellen. Daarbij ging het om de samenhang tussen ruimtelijke opzet, typologieen materialisering. De hoge wandbebouwing die een min of meer egaal scherm vormt, de ontsluiting van de woningen aan de autostraat tussen de binnen- en buitenring in, de losse voorzieningen in het groene veld die als lage paviljoens met schuine daken zijn uitgevoerd.

De woningen komen sterk homogeen over alhoewel de detaillering en materialisering kan verschillen. Woningen als wand voor het groen ende paviljoens.

-Beeldende kunst

Herstructurering

Stedenbouw: De hoofdopzet van De Heuvel is nog grotendeels oorspronkelijk (in tegenstelling tot Prinsenhof die de afgelopen jaren wel gerenoveerd is, zowel de woningen, de voorzieningen en de openbare ruimte).

Woningbouw:Aan de woningen is onderhoud gepleegd en hier en daar zijn ook kozijnen vervangen, maar de hoofdopzet is nauwelijks veranderd. Of de kleuren nog oorspronkelijk zijn vergt nader kleuronderzoek. Uit dit onderzoek is uit een eerste inventarisatie wel gebleken dat veel genoemde kleuren in de aanvraag voor de bouwvergunningen zijn: wit, grijs, creme-wit en ‘lichte kleuren’. het lijkt alsof er een richtlijn gold voor lichte kleuren, en met wit-gemende kleuren. Felle kleueren werden vermeden zodat een grote eenheid in de bebouwing ontstond. dat karakter is nog grotendeels aanwezig.

Sociale voorzieningen:De meeste voorzieningen zijn in hoofdopzet nog oorspronkelijk. Enkele scholen zijn wel uitgebreid en geschilderd. Wel zijn details zo nu en dan veranderd. Het dak van de Heuvelkerk is veranderd. Het

wijkgebouw (adres) is na een brand vervangen. Het kinderdagverblijf Dobbelaan 2 is in 1990 toegevoegd. De voormalige kleuterschool (Dobbelaan 1) heeft een nieuwe wijkfunctie gekregen (in gebruik doorBrigevereniging).

Park en verkeer: De inrichting is op enkele punten wel veranderd. Zo is het rosarium niet meer aanwezig. Enkele boompartijen zijn uitgedund.De asverspringing van het assenkruis door het park is veranderd in een golvende beweging van het verkeer over het Kennedyplein (controleren).

5.Waardering-waarderingskaart (samenvattend)-stedenbouw-plekken en structuren-objecten-archeologie-randvoorwaarden (waar is transformatieruimte, welke volgstappen zijn mogelijk/wenselijk)

6.BronnenGeraadpleegde literatuur

thematisch, chronologisch

Algemene teksten over Leidschendam en wederopbouw

K. Bosma, C. Wagenaar (red.), Een geruisloze doorbraak. De geschiedenis van architectuur en stedenbouw tijdens de bezetting en de wederopbouw van Nederland, Rotterdam 1995

P. P. Witsen, ‘Wrikken zonder slopen. Leidschendam Prinsenhof’, in: Stadscahiers, 2008-2009, p. 26-33

R. van Norel, M. Lameris, Parels van baksteen. Monumenten van Leidschendam-Voorburg, Hollandsche Rading 2008

Teksten van W.J. (Wim) de Bruyn

Deelname discussie De Poorters, in: Technisch Bouwblad , van het katholieke Bouwblad, 1953-1954

Red., ‘Lezing cyclus over Stedebouw’, in: Forum, 1946, nr 9, p. 266

W. de Bruyn, ‘Rationele woningbouw? Openbare brief aan prof. ir. J.H. van den Broek’, in: Katholiek Bouwblad, 1948-1949, nr 10, p. 109-111 (antwoord Van den Broek zie pag 222-225)

W. de Bruyn, ‘Het openbare gebouw in onze Nederlandse samenleving’, in: Katholiek Bouwblad, 1951-1952, nr 16, p. 241-243

W. de Bruyn, ‘Standaardisatie-problemen in de woningbouw’, in: Bouw,1953, nr 8, p. 142

W.J. de Bruyne [?], ‘Contact met de bevolking bij het voorbereiden van streekplannen’, in: Tijdschrift voor Volkshuisvesting en Stedebouw, juni 1955, nr 6, p. 100-101

W.J. de Bruyne [?], ‘Belangstelling voor het hoge wonen als symptoomvan planologische interesse’, in: Tijdschrift voor Volkshuisvesting en Stedebouw, april 1957, nr 4, p. 67

W. de Bruyn, ‘Flatbouw: voor en tegen’, in: Bouw, 1958, nr 42, p. 1090

W.J. de Bruyn, ‘Laag of Hoog Bouwen en Wonen? Het sociaal wenselijkein de stedebouw’, in: Tijdschrift voor Volkshuisvesting en Stedebouw, mei 1962, nr 5, p. 114-117

W. de Bruyn, ‘Het vraagstuk van de ruimtelijke ordening’, in: Bouw, 1966, nr 28, p. 1098-1099

W. de Bruyn, Enkele gedachten over wonen, inaugurale rede TH Delft, 2 februari 1966

Teksten over/projectpresentaties van W.J. de Bruyn

Red., ‘Huisvesting van bejaarden’, in: Bouw, 1952, nr 17, p. 318

J.H. van den Broek (red.), ‘Vleuten, Tehuis voor bejaarden, ir. W. de Bruijn’, in: J.H. van den Broek (red.), Na-oorlogse bouwkunst in Nederland, Amsterdam 1956, p. 144

Red., ‘Volkshuisvesting in Zeist, Gorinchem en ’s-Gravenhage’, in: Publieke Werken, 1960, jrg 28, november, p. 137-147

J. Wils, ‘Appartementenhotel te Zandvoort’, in: Bouw, 13 augustus 1966, nr 33, p. 1257 (De Bruyn supervisor Zandvoort)

S.J. van Embden, ‘In memoriam Prof. Ir. W. de Bruyn’, in: Stedebouw enVolkshuisvesting, 1972, jrg 53, vol 10, p. 529-530

F. de Jong, ‘Zeist, Kerckebosch 1958. Leidschendam De Heuvel 1959’, in: F. de Jong (red.), Stedebouw in Nederland, Vijftig jaar BNS, Zutphen 1985,p. 269, 280

N. de Boer, D. Lambert, Woonwijken, Nederlandse stedebouw 1945-1985, Rotterdam 1987, p. 67-68 (Kerckebosch)

L.J.M. Tummers, J.M. Tummers-Zuurmond, Het land in de stad. De stedebouw van de grote agglomeratie , Bussum 1997, p. 87-93

W. Willems Floet, E. Gramsbergen, ‘Kerckebosch’, in: Zakboek voor de woonomgeving, Rotterdam 2001, p. 352-358

Teksten over winkelcentrum Leidschenhage

E.F. Groosman, ‘Winkelcentrum te Leidschendam’, in: Bouw, 1966, nr 18, p. 681

E.F. Groosman, ‘Winkelcentrum te Leidschendam architecten Groosman Partners te Rotterdam’, in: Bouw, 1973, nr 35, p. 1037-1038

teksten over scholen in Leidschendam De Heuvel/Prinsenhof:

J.F. van Vliet, ‘Set-systeemscholen’, in: Bouw, 1966, nr 14, p. 496-498

M.P. Schutte, G.H. Bellaard, ‘Lagere school te Leidschendam’, in: Bouwkundig Weekblad, 1967, nr 7, p. 107

J.F. van Vliet, ‘Scholenbouw te Leidschendam in het Set-systeem’, in: Bouwwereld, 17 maart 1967, nr 6, p. 678-687

E. Cuperus, ‘Optimaal kenniseiland. Brede school De Waterlelie in Leidschendam door VVKH architecten’, in: de Architect, oktober 2007, p. 110-113

D. Broekhuizen, ‘Brede school De Waterlelie Leidschendam-Voorburg’, in: D. Bergvelt (red,), Aap, noot, mis. De basis van de Brede school, AmsterdamArchitectuur Lokaal 2008, p. 163-166

teksten over woongebouwen in Leidschendam:

C.J. de Bruin, ‘Flatgebouwen te Leidschendam’, in: Bouw, 1966, nr 14, p. 498

L.J. Cusell, J. Cusell, A.H. Willems, ‘Flatwoningen te Leidschendam’, in: Bouw, 1967, nr 18, p. 670

E. Moederscheim, ‘De Dillenburgh Leidschendam’, Heren 5 architecten’, in: de Architect, Maart 2011, p. 26-29

Gemeentelijke nota’s/bestemmingsplannen

Prinsenhof Hoogbouw

bestemmingsplan Prinsenhof

Groenstructuurplan /concept

Geraadpleegde archieven

-Uitbreidingsplannen-Dossiers Bouw en Woningtoezicht-Archief

Woord van dank

Tijdens het opstellen van dit avies hebben we veel hulp gekregen vande gemeente Leidschendam-Voorburg:

Opdracht en begeleiding: Marcelle van Haersma-Buma, Pim FelixDocumentaire informatievoorziening: Jan GijbenBouw en Woningtoezicht: Siets Keuvelaar, Michael BinkArchief: Idsard BosmanLandschap: Toine van WieringenArcheologie: Martin van RijnDPC: Mark Otsen

Colofon

© Alle tekst en beelden: Gemeente Leidschendam-Voorburg, Hebly Theunissen architecten Delft, Dolf Broekhuizen architectuurhistoricus Rotterdam

2012