The fund founded by Willem van Gent in 1274

25
Een Moergestelse cijnsrol uit 1359 door A.C.M. Kappelhof Artikel oorspronkelijk gepubliceerd in: De Kleine Meijerij. Vlugschrift van de Heemkundekring, 39 (1989) 75-85 en 40 (1990) 1-18. In februari 2015 herzien, digitaal ingevoerd en voorzien van een nawoord. Ton Kappelhof Den Haag

Transcript of The fund founded by Willem van Gent in 1274

Een Moergestelse cijnsrol uit 1359

door A.C.M. Kappelhof

Artikel oorspronkelijk gepubliceerd in:De Kleine Meijerij. Vlugschrift van de Heemkundekring, 39 (1989) 75-85 en 40 (1990) 1-18.

In februari 2015 herzien, digitaal ingevoerd en voorzien van een nawoord.

Ton Kappelhof

Den Haag

In het archief van de Bossche Tafel van de H. Geest berustend in hetarchief van de Godshuizen te Den Bosch bevindt zich een perkamenten cijnsrol uit 1359. Uit de aanhef blijkt, dat deze cijnzen betaald werden op de feestdag van St. Maarten (11 november) en dat zij door heer Willem van Gent aan de H. Geesttafel gelegateerd waren. De betalers van deze cijnzen woonden in Moergestel en in Haghorst. Voorgenealogen en liefhebbers in de geschiedenis van Moergestel is deze lijst waardevol, vandaar dat de redactie graag ruimte vrijmaakt vooreen integrale publicatie.

De figuur van Willem van Gent is echter interessant genoeg om er eenbeschouwing aan te wijden. Het z.g. testament van Willem van Gent bevat bovendien de oudste vermelding van het Bossche Groot Gasthuis en van de leproserie onder Hintham bij ’s-Hertogenbosch. Op grond van dit document mag het Groot Gasthuis er zich op beroemen het oudste, nog bestaande gast/ziekenhuis van Nederland te zijn.

Het z.g. testament van Willem van GentIn 1274 maakt het stadsbestuur van ’s-Hertogenbosch, dan nog bestaande uit zeven schepenen, bekend, dat hun medeburger Willem vanGent uit eerbied voor Christus en omwille van zijn zielenheil bij wijze van testament een jaarlijkse uitkering van 35 ponden leuvens heeft overgedragen aan de mannen die de stedelijke financiën beheren.1 Hij heeft voor deze jaarlijkse rente onderpanden aangewezenbestaande uit cijns- en allodiale goederen. Het een en ander is beschreven in een oorkonde, die niet bewaard is gebleven. De schepenen verklaren vervolgens dat zij deze rente zullen verdelen opde wijze die Willem heeft bepaald. Het gaat om de volgende, alle in of vlak bij 's-Hertogenbosch gevestigde instellingen:

het klooster van de minderbroedershet klooster van de wilhelmieten genaamd Porta Coeli (Poort des Hemels)

1 Oorkondenboek Noord-Brabant. Deel I De Meierij en Gemert. Oorkonde nr. 343. Uit dit stuk blijkt verder, dat er in 's-Hertogenbosch toen reeds lieden waren die de stedelijke financiën beheerden. Zij worden in de Latijnse oorkonde aangeduid als ‘rerum communitatis noste provisores seu burse ipsius communitatis latores’. Dit is in strijd met de bewering van Beatrix Jacobs,die stelt dat de functie van stedelijke ontvanger in 1336 in het leven werdgeroepen. Opmerkelijk is, dat deze nieuwe functionaris in 1336 beurzedragerwerd genoemd. In 1274 sprak men immers ook al van ‘lator bursi’ oftewel beurzedrager. Zie: B.C.M. Jacobs, Justitie en politie in 's-Hertogenbosch voor 1629 (Assen-Maastricht, 1986/87) 67.

het gasthuis (het latere Grote Gasthuis, in 1989 Groot Ziekengasthuis)de leproseriede begijnende arme begijnen die in de infirmerie liggende bedelaarsde armen in het algemeende priesters van de vier altaren van de St. Janskerkde priesters van het gasthuis, de leproserie en de begijnenJakob Cnode en na zijn dood een andere arme priester.

Al deze personen en instellingen waren gevestigd in ’s-Hertogenbosch. Feitelijk bedacht Willem van Gent alle toen in deze nog jonge stad werkzame kloosters, Godshuizen en geestelijken. Optelling van de bedragen levert een totaal op van 34 pond en 19 schellingen. Die ene schelling mocht de beheerder wellicht voor zichzelf houden. Het geld bestemd voor de armen en de bedelaars moest worden besteed aan roggebrood, schoenen en wollen lakens.

Twist over een erfenis

Willem van Gent is kort na 1274 overleden. Van zijn echtgenote Hadewych Rover wordt in 1278 vermeld dat zij is overleden. Het komt in deze tijd vaker voor dat vermogende Bossche burgers schenkingen doen aan de kerk en de armen. Dit gebeurt dan in de vorm van een zogenaamde donatio inter vivos zoals bij Willem van Gent, en wat later in de vorm van een testament, waarbij de bepalingen pas uitgevoerd kunnen worden na de dood van de maker(s). Het oudste Bossche testament is van 1303.De handelwijze van Willem van Gent is echter merkwaardig: hij vraagtde hoogste wereldlijke autoriteiten in zijn stad om een door hem gedane schenking uit te voeren. Ik vermoed dat hij moeilijkheden verwachtte van de kant van zijn familieleden. Het kwam nogal eens voor dat de erfgenamen de hond in de pot vonden omdat de erflater inzijn ijver om aan goede doelen te geven een groot deel van zijn of haar bezit in een testament of schenking aan anderen had gegeven. Bijna 40 jaar later, in 1311, schreven de Bossche schepenen hun collega’s in de Vlaamse stad Gent een brief waarin zij lieten weten dat er in en rond Gent mensen woonden die beweerden erfgenamen van Willem van Gent te zijn. Zij maakten aanspraak op de erfenis. Kon deGentse magistraat geen assistentie verlenen? Hoe deze zaak is

afgelopen is jammer genoeg niet bekend. Wel blijkt dat Willem of zijn voorouders uit Gent of omgeving kwamen.2

Het geslacht Van Gent

Leden van de familie worden in de dertiende en vroeg veertiende-eeuwse stukken enkele malen genoemd. De Bossche Willem van Gent wordt in 1259 en in 1272 vermeld als schepen van ’s-Hertogenbosch. Een zekere Boudewijn van Gent staat in 1245 als schepen te boek, Zeger van Gent bekleedt deze functie in 1272, terwijl Zegers zoon Makarius in 1287 op het schepenkussen zit. In dat jaar blijkt Makarius een groot huis te bezitten aan de Bossche Markt dat vermoedelijk aan een ander is verhuurd. Dat zou dan betekenen dat hij tenminste twee huizen bezat. In die tijd en nog lang daarna woonden de meest aanzienlijke Bosschenaren aan de Markt en aan de Hoge Steenweg.De broer van Hadewych Rover, Aart, is eveneens een gewichtig persoon. Hij wordt vermeld tussen 1277 en 1300, steeds als schepen van ’s-Hertogenbosch. Wanneer de heer van Gemert en de Duitse Orde het zwaar met elkaar aan de stok hebben, is Aart Rover een van de scheidsrechters. Zijn broer Wellen wordt vanaf 1286 herhaaldelijk vermeld als schepen. Hij bezit een groot complex aan goederen in Tilburg. Hadewych, Aart en Wellen zijn kinderen van Hille.In 1274 was 's-Hertogenbosch een nog betrekkelijk jonge stad. Van alle kanten vestigden zich er mensen. Aan de achternamen van de oudste bewoners valt af te leiden dat velen van hen uit oostelijk Noord-Brabant kwamen, terwijl daarnaast ook het rivierengebied mensen immigranten leverde. Niet alle achternamen geven overigens uitsluitsel over de plaats van herkomst. Waar Jan met de Kwade Maat,Aart Dagverlies of Willem Mollekop vandaan kwamen is niet te zeggen.Wij kunnen hoogstens vermoeden dat Jan of zijn voorouders hun klanten vaak bedrogen door een vals gewicht te gebruiken, dat Aart een langslaper was en daardoor een deel van zijn werkdag voorbij liet gaan en dat Willem een niet zo fraai gebeeldhouwd hoofd had.Ik vond in het oorkondenboek van Noord-Brabant drie achternamen die zouden kunnen wijzen op herkomst uit een veraf gelegen gebied: Van Gent, Van Brussel en Van Antwerpen. De naam Van Leuven kwam ik niet tegen.

2 Oorkondenboek Noord-Brabant , nr. 839. Het Stadsarchief van Gent berichtte mij (brief d.d. 20 april 1988) dat daar niets te vinden was over het hier behandelde geslacht Van Gent.

Opvallend is wel dat twee mannelijke leden van de familie Van Brussel het ook tot schepen brachten en dat een derde, Leo, in 1231 pastoor van Orthen en 's-Hertogenbosch was.

Ik concludeer dat de familie Van Gent vermoedelijk uit het Vlaamse Gent of omgeving kwam. Leden ervan trokken naar de nog jonge stad 's-Hertogenbosch die kansen bood en drongen daar in korte tijd door tot de top. Een dergelijke figuur komen we in 's-Hertogenbosch verder nauwelijks tegen. Alleen de familie Van Brussel zou nog in aanmerking kunnen komen. Je werd alleen maar schepen wanneer je van adel of rijk was. De Van Gents waren niet van adel en moeten dus rijk geweest zijn.

Beleggen op zijn middeleeuws: renten

De schenking van Willem van Gent bestond uit een jaarlijkse rente van 35 ponden leuvens. Banken en giraal geld bestonden toen nog niet. geld was ook echt geld, zilveren en later ook gouden munten die ieder bij zich droeg in een beurs of thuis opborg in een zware met ijzeren banden versterkte kist. Rijke mensen hielden veel geld over en je kon natuurlijk niet doorgaan met het vullen van geldkisten. Een andere mogelijkheid was het kopen van sieraden, maarhet menselijk lichaam kent in dit opzicht zijn grenzen. Een derde mogelijkheid was beleggen. Effecten bestonden toen nog niet en lenenaan particulieren tegen rente was riskant en werd door de kerk verboden. Wat theologen echter als ongeoorloofd beschouwden, werd wel met de mond beleden, maar even zo goed op vernuftige wijze ontdoken. De oplossing van het probleem was de rentekoop. De ene persoon gaf een bedrag aan geld aan een ander die op zijn beurt beloofde hem jaarlijks een rente te betalen. De geldverstrekker was de koper, de begiftigde de verkoper van de rente. Als waarborg wees de verkoper een onderpand aan in de vorm van vast goed. Dat kon een huis zijn, een stuk land of een boerenbedrijf, een hoeve. Het was ook mogelijk een rente in natura te kopen. Meestal ging het dan om rogge. De vestiging van een rente werd vastgelegd in een oorkonde, waarin, althans in de middeleeuwen, het geleende bedrag niet werd vermeld, maar wel het bedrag van de rente, de wijze en het tijdstip van betalen en de onderpanden nauwkeurig werden aangegeven. Renten konden behalve door rentekoop ook ontstaan door uitgifte. In dat geval geeft een persoon een hem toebehorend onroerend goed in eeuwiggebruik aan een ander tegen betaling van de rente. Een derde figuur

is dat een bestaande schuld werd omgezet in een rente. De schuldeiser kreeg zo meer zekerheid.Zo populair waren rentekoop en uitgifte dat aan het einde van de middeleeuwen er in oostelijk Noord-Brabant nog maar weinig land overwas waar geen renten op rustten. De renten waren verder ‘eeuwig’, enniet opeisbaar, althans zolang de debiteur op tijd betaalde. Bij wanbetaling kon de crediteur de onderpanden laten verkopen. Wilde decrediteur de hoofdsom terug hebben, dan was dat niet mogelijk, al was het alleen maar omdat het bedrag van de hoofdsom in de oorkonde meestal niet vermeld werd en na verloop van tijd niemand zich dat meer kon herinneren. Vanaf het einde van de veertiende eeuw werden nieuwe renten meestal aflosbaar gesteld. De oorkonden gaf dan aan welke procedure de aflosser diende te volgen.3

Herencijnzen

Buiten beschouwing blijven de zogenaamde herencijnzen, ook wel feodale cijnzen genaamd. Deze werden geheven door de grondheer. Dat kon in Brabant de hertog zijn of een plaatselijke grond- of gerechtsheer. In het algemeen moesten zij ‘gewonnen’ worden, dat wilzeggen dat bij overdracht van het onderpand aan een andere persoon of bij overlijden de nieuwe bezitter een extra bedrag moest betalen,het zogenaamde gewin. Ook gewone renten moesten soms gewonnen worden. Herencijnzen werden betaald in geld, of in natura. Dat laatste wilde meestal zeggen in rogge of pluimvee, hoenderen of kapoenen, gecastreerde en vetgemeste hanen. Enkele keer moest bijenwas of peper worden geleverd. De oorsprong van de herencijnzen is niet helemaal duidelijk. Zij kunnen zijn ontstaan als afkoop van de horigheid, maar dat veronderstelt dat zeer veel boeren in oostelijk Noord-Brabant horig zijn geweest en dat is nog nooit bewezen. Een andere verklaring is dat de hertog of de lokale heren van het door hen beheerste gebied deze cijnzen als een soort belasting hebben opgelegd, al of niet op grond van de fictie dat alle grond hun eigendom was en dat de gebruikers voor dat genot moesten betalen.

3 Het betoog over renten is grotendeels gegrondvest op de bekende handboekenen op eigen onderzoek in de archieven van de Bossche Godshuizen. Zie ook: A.C.M. Kappelhof, ‘Het Bossche Geefhuis. Het inkomen uit het vermogen van de Tafel van de H. Geest van Den Bosch 1450-1810’, in: Varia Historica Brabantica, 10 (1981) 13-16.

Moergestel

In 1311 gaven de schepenen van 's-Hertogenbosch precies aan waar de onderpanden van de rente van Willem van Gent lagen:

in Moergestel 10 pondin De Baast (bij Beers) 12 pondin 's-Hertogenbosch 15 pond – 26 schellingen en 34 penningen.

In totaal ging het om 38 pond 8 schellingen en 10 penningen, dus meer dan de 35 pond penningen leuvens van 1274. Een verklaring voor dit verschil kan ik niet geven.Op een of andere wijze zijn de Moergestelse renten overgegaan naar de H. Geesttafel van 's-Hertogenbosch die in 1281 in een oorkonde voor het eerst vermeld wordt. Mogelijk hebben de Bossche schepenen de renten van Willem van Gent in eigen beheer gehouden zolang de problemen met de familie duurden en hebben zij toen de zaak de wereld uit was de Tafel van de H. Geest met het beheer ervan belast.De cijnsrol van 1359 bestaat uit een lange rij van persoonsnamen metdaarachter soms een vrij vage aanduiding van het onderpand gevolgd door een bedrag. Alle bedragen zijn in schellingen en penningen. Vijf maal komt een bedrag voor in penningen ‘payment’ en drie maal een bedrag in ‘miten’. Eén penning payment is volgens de rol ½ penning. Een waardereferentie van de mite of mijt wordt niet gegeven. De mijt was in Vlaanderen en Brabant later een halve penning en het kleinste in omloop zijnde muntje. Enkele malen wordt de muntsoort ‘oert’ genoemd. In later tijd was dat ¼ stuiver, maar de stuiver bestond in de dertiende eeuw nog niet. Wellicht wordt hier met ‘oert’ bedoeld ¼ penning. Wanneer ik de mijten buiten beschouwing laat en de andere posten optel, kom ik uit op een totaalvan 10,3229 pond ofwel iets meer dan de 10 pond die in 1311 worden vermeld.Twaalf posten worden omschreven als ‘de porco’ wat wil zeggen dat deze cijns oorspronkelijk in varkens werd betaald en later is omgezet in geld.4 De bedragen lopen sterk uiteen: van 1 tot 380 penningen.De Moergestelse cijnzen moesten gewonnen worden, maar dat wil niet zeggen dat het herencijnzen waren. Ook door rentekoop of uitgifte ontstane renten moesten soms gewonnen worden, zoals blijkt uit oorkonden in de archieven van de Bossche Godshuizen.

4 Porcus = varken.

De ouderdom van de armencijns van 1359

De in de cijnslijst gebruikte muntsoort was vermoedelijk het pond penningen leuvens. Tot het midden van de dertiende eeuw gebruikte men in de Meierij van 's-Hertogenbosch voornamelijk Keulse en ook wel Luikse penningen. Een onderzoekje in het Oorkondenboek Noord-Brabant leverde het volgende op. De penning leuvens komt voor het eerst voor in 1202/03. Leuvense ponden worden vermeld in 1243, 1253,1254, 1257, 1259, 1264, 1272 en 1273. Uit een tarief van de tol van Lith, die geheven werd door de hertog van Brabant, uit 1272 blijkt dat de meeste posten in penningen keuls gesteld zijn. Slechts drie posten waaronder twee keer wollen laken luiden in penningen leuvens.De penning keuls was zo populair omdat hij een hoog gehalte had én hield. Het was een betrouwbare munt die niet iedere keer weer door de muntheer werd verzwakt. De hertogen van Brabant deden dat wel. Hun penning, de leuvense dus, werd steeds kleiner, onooglijker en zwarter. Desalniettemin komt de penning leuvens vanaf ongeveer 1250 geleidelijk vaker voor, maar de penning keuls was in 1274 nog niet uitgerangeerd. Omzetting van cijnsbedragen van de ene muntsoort in een andere kwam nauwelijks voor. Luidden de cijnzen in niet meer gangbare munten, dan werden zij, zoals blijkt uit de rekeningen, door de rentmeester omgezet in een courante muntsoort of in een rekenmunt. Dit wijst erop dat de Gestelse cijns tussen 1250 en 1274 is ontstaan.

De armencijns van Moergestel na 1359

De cijnsrol is enige tijd bijgehouden. Namen van nieuwe debiteuren zijn ingeschreven in een afwijkende hand. Het in Brabant heersende erfrecht bevorderde in hoge mate de versnippering van het landbezit.Hetzelfde gebeurde met de op het land rustende renten. Een bezitter van veel grondrenten moest dus een uitgebreide administratie bijhouden om te voorkomen dat renten zoek raakten.In een van de oudste rekeningen van de Bossche Heilige Geesttafel, die van 1453/54, worden de Gestelse renten opgevoerd in het hoofdstuk ‘renten geheven buiten de stad ’s-Hertogenbosch’ en wel helemaal aan het eind.5 Nadat de Meierij van 's-Hertogenbosch )daarbuiten bezat de Tafel geen goederen) aan de beurtis geweest volgt:

5 Stadsarchief ’s-Hertogenbosch, Archief Tafel van de Heilige Geest van ’s-Hertogenbosch, inventaris-Van Rooy, nr. 406.

‘Item ontfaen van der armen tyns tot Gestel XXX ½ arnoldusgulden en 28 placken, maken XXXIX lb. XVIII d.’

Het hier gebruikte pond is het pond Bosch payment een rekenmunt die op het laatst in het midden van de vijftiende eeuw wordt vastgesteldop zeven stuivers, de toen meest courante munt voor kleine transacties. In andere rekeningen komen overigens andere bedragen voor uiteenlopend van 35 tot 40 pond Bosch payment.De Tafel van de Heilige Geest bleef in het bezit van deze cijns tot 1749. Toen besloten de regenten om een groot deel van het landbezit van de hand te doen. De Moergestelse cijnzen gingen mee en werden zodoende in dat jaar voor 275 gulden verkocht aan mr. Christoffel Molegraaf Juijn. De opbrengst van de cijns bedroeg toen f 14,08 in even en f 11,33 in oneven jaren.

Doodlopende sporen

Al met al is nog niet duidelijk hoe Willem van Gent aan zijn Gestelse cijnzen kwam. Door rentekoop, of door uitgifte en zo ja, uitgifte van een of meer hoeven of van losse stukken land. Ik volgdeenige sporen die helaas dood liepen.

In het midden van de vijftiende eeuw bezat de Bossche Heilige Geesttafel een grote hoeve genaamd de Vrijhoef onder de Heizen in Moergestel. Ik heb geprobeerd na te gaan hoe de Tafel aan dit bezit is gekomen, maar dat blijft duister. De hoeve ontleende zijn naam aan het feit dat zij was vrijgesteld van tienden. Dat kwam in Brabant maar zeer weinig voor. Als het om tienden ging was iedere landbezitter de klos. Het is verleidelijk te denken aan Willem van Den Bossche een zeer vermogend man die in 1304 niet nader omschrevengoederen bezat in Moergestel. In dat jaar stelt de hertog van Brabant de bewoners van de hoeven van Willem van Den Bossche vrij van bede, heervaart en andere diensten. Tienden worden hier echter niet genoemd. Dat kon ook moeilijk want de hertog bezat in Moergestel geen tiendrechten.Willem van Den Bossche was de stichter van het clarissenklooster in ’s-Hertogenbosch. Later werd dit het klooster van de Rijke Claren genoemd omdat de stichter het had voorzien van een groot vermogen. In zijn testament schonk Willem aan dit klooster zeer veel goederen,maar geen ervan lag in Moergestel. Wel vermaakte hij aan zijn neef Gerlach Cnode zijn hoeve in Moergestel, aan Jan Coman een erfcijns van 20 pond (toen een groot bedrag) uit zijn tiende in Moergestel en

twee kleinere renten aan de kerk en de priester van deze kerk in Moergestel.6 De geslachten Cnode en Coman behoorden in de veertiende eeuw tot de Bossche elite. Ik vond echter geen sporen van de Rijke Claren of een van de hierboven genoemde legatarissen naar de BosscheTafel van de Heilige Geest. Het is natuurlijk denkbaar dat Willem een aan hem toebehorende hoeve vrijgesteld heeft van tienden en dat deze hoeve later eigendom is geworden van de Tafel, maar daarmee zijn we nog niet bij de cijnzen van Willem van Gent.Het Bossche Groot Gasthuis bezat in de vijftiende eeuw twee hoeven in Moergestel namelijk een in de Heizen en een op de Heuvel, elders ook wel genaamd Ten Venne en Ten Payecker. Vanaf 1494 werd door middel van diverse aankopen van landerijen een derde hoeve gevormd aan de Katerstraat.7 Onbekend is hoe het Groot Gasthuis aan deze tweehoeven is gekomen, maar in de cijnsrol van 1359 betaalt het gasthuisde hoogste cijns namelijk 31 schelling en 8 penningen en nog eens 7 ½ schelling voor het varken. Het zou wel eens kunnen zijn dat deze cijns op de twee hoeven rustte. Tenslotte is er nog de familie van lokale grootgrondbezitters Van Gestel, waarvan de leden in de dertiende eeuw zich wederrechtelijk meester maken van het bezit van het Luikse St. Janskapittel. De affaire leidt na een excommunicatie tot een schikking, waarbij de Van Gestels de betreffende goederen in 1228 in erfpacht ontvangen. In 1280 geeft Jan van Gestel zijn windmolen in erfpacht uit aan Wouter de Bie voor 7 mud rogge per jaar. Deze erfpacht is in 1308 inhet bezit van de ‘vir nobilis’ Hendrik van Leefdaal en gaat in 1310 over naar Godfried de Borggrave, een Bossche familie. Er is echter geen enkele aanwijzing te vinden dat de Van Gestels of St. Jan in Luik iets te maken hebben gehad met de familie Van Gent.8

Moernering in Gestel ?

Een laatste spoor ging uit van de naam van het dorp. Oorspronkelijk spreken de oorkonden over Gestel, later om verwarring te voorkomen met andere Gestels over Gestel bij Oisterwijck of Moergestel. Het woordje moer duidt op het voorkomen van veengrond. Kaarten laten 6 Stadsarchief 's-Hertogenbosch, Archief Rijke Claren, inventaris door mr. J. Hoekx, regesten nrs. 6 en 11 (d.d. 28 augustus 1335 en 6 november 1341).7 Stadsarchief ’s-Hertogenbosch, Archief Groot Gasthuis vóór 1810, rekeningen en de door H. van Rooy gemaakte regesten nrs. 959 (d.d. 26 mei 1444), 1482 (d.d. 29 maart 1481), 367 (d.d. 29 december 1407), 928 (d.d. 12april 1442).8 Oorkondenboek Noord-Brabant. Deel I, nrs. 49, 132, 143, 144, 147, 369, 411, 412, 416, 660, 769, 827 en 839.

inderdaad zien dat het zuiden en oosten van de gemeente oorspronkelijk zeer venig is geweest. In de late middeleeuwen leverde Moergestel op kleine schaal turf aan de Bossche Tafel van deHeilige Geest. Dankzij het baanbrekend onderzoek van Karel Leenders weten we dat de West-Brabantse moergronden vanaf ca. 1270 op grote schaal uitgebaat werden. In de eerste fase, die tot ca. 1300 liep, kwamen de ondernemers uit Vlaanderen. Had Willem van Gent, ook afkomstig uit Vlaanderen, soms iets met dit Gestels moer te maken? Volgens Leenders is er echter niets bekend over turfactiviteiten in Moergestel. De cijnsrol geeft geen enkele aanwijzing in deze richting en er zijn in Moergestel geen sporen te vinden van middeleeuwse turfgraverij, zoals vaarten. In theorie moet het wel mogelijk geweest zijn turf te vervoeren over het riviertje de Reuselnaar 's-Hertogenbosch, maar daar is weinig over bekend.9

Meester Makarius van Gent

Willem van Gent was vermogend maar een zekere mr. Makarius die in 1309 overleed was nog vele malen rijker. Deze Makarius was familie van Willem van Gent. Vast staat dat hij uit 's-Hertogenbosch kwam endat hij daar bezit had. De voornaam Makarius, die toen weinig gebruikt werd, werd ook gedragen door Makarius van Gent, de al genoemde zoon van Zeger van Gent.Gezien zijn titel van ‘magister’ heeft hij gestudeerd, mogelijk aan een universiteit (Parijs?). In 1293 wordt hij vermeld als kanunnik van de domkerk van Luik, de hoofdkerk van het bisdom waartoe ook 's-Hertogenbosch en Moergestel behoorden. In die functie genoot hij hetvertrouwen van zijn bisschop die hem opdroeg om enkele kapittels en kloosters in het noordoosten van Brabant te inspecteren. Want, zo staat er, ik vertrouw volledig op uw onderscheidingsvermogen. Precies een maand later is het karwei geklaard en brengt mr. Makarius rapport uit aan de bisschop.Kort voordat hij overleed maakte hij op 7 september 1309 eigenhandigeen testament en daaruit blijkt dat hij onvoorstelbaar rijk moet zijn geweest. Het stuk is een waslijst van legaten aan kerken en kloosters in Luik, Maastricht, Huy, Keulen en ’s-Hertogenbosch. De door hem geïnspecteerde kloosters waar de toestand veel te wensen

9 Stadsarchief 's-Hertogenbosch, Schepenprotocol, inv. nr. 1186, f 169r: op 30 mei 1409 belooft Jorden Vos aan Jan Vos bakker gedurende vier jaar jaarlijks een pleit (een schip) zwarte turf uit het Kolenvenne te leveren in 's-Hertogenbosch op St. Severijn (23 oktober). Vriendelijke mededeling van Wim de Bakker uit Oosterhout.

overliet, kwamen niet op de lijst voor. Voor zich zelf heeft hij in Luik een grafkapel laten bouwen, een luxe die toen alleen hoge prelaten zich konden veroorloven. In 's-Hertogenbosch had hij een gehuwde zuster en twee geestelijken die in zijn dienst waren.Een paar maanden later besloot hij nog enkele legaten aan zijn testament toe te voegen. Aan de dochter van wijlen Makarius van Gentschonk hij een bedrag van 40 pond zwarte penningen tournoois uit te betalen op de dag van haar bruiloft, althans wanneer zij over haar keuze de raad had ingewonnen van haar familieleden. Geen huwelijk, dan ook een legaat. Bezit in Moergestel was er niet bij. Er was wel belangrijk bezit in Lith aan de Maas. Dit bestond uit een (of: de) tiend en 23 hectare land. In een van de stukken opgesteld naar aanleiding van een conflict dat zich na de dood van mr. Makarius voordeed, staat, dat hij het land in Lith ooit gekocht had van Makarius van Gent. Dit versterkt weer het vermoeden dat mr. Makariuszelf een Van Gent was.10

Conclusie

Achter een cijnsrol blijkt een hele geschiedenis schuil te gaan. Bestudering ervan leidt tot een reeks nieuwe vragen die nog niet opgehelderd werden. Zo is niet duidelijk hoe de cijnzen ontstaan zijn. Wellicht kan iemand die met de plaatselijke situatie en toponiemen beter bekend is, nog verder komen.In de dertiende eeuw trokken leden van de familie Van Gent naar ’s-Hertogenbosch. De kansen die de nieuwe stad bood grepen zij met beide handen aan zodat zij al snel tot de upper ten gingen behoren. Willem van Gent belegde een deel van zijn vermogen in grondbezit in Moergestel. Andere rijke Bosschenaren deden hetzelfde: zij kochten land en boerderijen overal in de Meierij. Resultaat was een gestaag groeiende stroom van geld en rogge van het land naar de stad. Dat ging dus inderdaad steeds meer naar Den Bosch toe. Nog meer materieel succes boekte mr. Makarius van den Bossche, vrijwel zeker ook een Van Gent. Hij eindige zijn leven als kanunnik van het Luikse domkapittel. Een deel van zijn vermogen belegde hij in land onder Lith. De figuur van een familie die van ver komt en succes heeft in een pas gestichte stad lijkt verder maar weinig voor te komen.

10 Oorkondenboek Noord-Brabant. Deel I, nrs. 493, 529, 696, 760, 779, 782. Het testament: nrs. 785, 786 en 791. Vreder de nrs. 793, 845 en 854.

De Gestelse cijns raakte na 1311 in het bezit van de Bossche Tafel van de Heilige geest en werd door haar in 1749 verkocht aan mr. Chr.Juijn.

Editie van de cijnsrol

De cursieve tekstdelen zijn later bijgeschreven.Eén schelling = 12 penningen.

Dit syn die tijnse die men ghelt op Sente Mertens dach die welke her Willem van Ghent besette den armen int jair Ons Heren M CCC LIX

Den ouden groten XII d.

In den irsten Art Scellekens sone van Gorp voer Mileken ende Zebert van Ulvenhout III d.

Item11 Arnt Grieten sone voer Jan van Breedhese van lande up die Cranebraec IIII d. paymentsNu Katerine syn wyf

Item Aleit Willems dochter van Stock van den goede te Stock III d.

Item Alout van Gestel van den goede Stock II ½ d.

Item van den selven goede Ghibe Alouts broeder ende Hermans kinder II d.Hier af ghilt Alout ende Henric I ½ d. ende Jan Fyten I d. ½ mite ende met van Ghilse I d. I mite (?)

Item Art Jans sone van Zonne van Jan van Rode Heilwigen Haex swager IIII ½ s.Item IIII ½ d.

Item Agnese Zebert Nerincs wyf voer Jan Kerstinen sone II s.

Item Brouwer van Oesterwijc XXXI d.Item de porco III s. IX d.Nu Jan van Dordrecht

Item Belie Mathys voer Didric Lurinc XVI d.Nu Jan Thijs

Item Cales Sniders sone X d.Nu Willem van den Beken V d. ende Willem Sniders V d.11 Item = eveneens.

Item Claes Heinr. swager van der Crabraec II d.Nu Hilla van der Craenbraec

Item Claes Claes Sniders sone I d. payNu Willem Snider

Item Didric van der Houtvoert VIII d.Van Peters erve van Ghilse. Nu Willem Snellarts soen van Spul

Item Didric van Loe voer Jan van Westerwijc III d.Relevavit12 Ghibe Didrics sone van Loe ende ’t dordendeel van X d.

Item die selve Ghibe voer Heilwigen Heinrics dochter van Westerwyc III ob.13

Nu Willem Wouter Metten sone

Item Deenken Panis van Beke III ob.

Item dat cloester van Tongerloe voer Heilwig van Bardewijc XIII d.

Item die kerke van Gestel voer Willeken Papen sone VIII d.

Item dat gasthuus van den Bossche XXXI s. VIII d.Item de porco VII ½ s.

Item Enghelberen Voerloeps VI ½ d.Item die selve met Jacob van Sonne de porco VI ½ d.

Item Elisabet Heine Sniders wijf XV ½ d.

Item Enghelberen Meyers III s. II d.Hier af ghilt Elisabet Putmans X d.dit ghilt Claes Kempen sone te gader 14

Item van den selven Jan Sledde X d.

Item van den selven Jan Knoep X d.

12

Relevavit = verhief, betaalde het gewin13 Een obool is een halve penning.14 Deze zin slaat op de beide voorgaande posten.

Item van den selven Yde Willems dochter X d.

Item van den selven Margriet van den Eynde X d.

Item Ghenen van Gorp ende Art Dircs sone voer Jan Hen. Henrics sone van BekeII d I oertItem die selve voer Wijnric Willems sone van Gorp III ob.

Item Gherart van Bredehese I d. paym.

Item Godevart van der Amervoert III d.

Item [niet verder ingevuld]

Item Griet Betterkens XXXI ½ d.Nu Jannes van Oerscot

Item Heilwich van Westerwijc ende haer kinder V s.Hier af ghilt Wouter Bac Lippen sone uten ecker gheleghen aen Jan Mertens hof XX d.; ende Willem Wouter Metten sone vyt hure huse ende hove daer hi op sit XX d.; ende Ansem Croeden X d. ende Lisabet Willem parochiaens dochter V d. uten ecker in den Crekelshof; ende Dirc Lambrechts soen van Ghilse V d.

Item Heine Claes sone van der Cranebraken II d.

Item Heinric van der Cranebraken III d.[Achter deze twee posten staat: Nu Trude]

Item Heilwych Heinrics dochter van Westerwyc XXX d.Item die selve V ½ d.

Item Heinric van Spulle voer Willeken van Spulle van ere strepe aen die Kele III d.

Item Henric Bout voer Aelbrecht Vetten VI d.

Item Jan van den Kerchove VIII d.Item de porco IX d.Nu Heine van der Cameren

Item Yde Willems dochter van den Eynde ’t dordeel van X d.

Item Jan van Rovoert VI ½ d.Item XI ½ d. van den Varenacker, van der Strypt ende WestackerNu Wouter Jans sone van GorpHier af ghilt Steven van der Voert III d.Nu Herman Hube Witen zone

Item Jan van Boschoven II d. payment

Item Jutte Conincs van der Lyra die Jans Leppers was VI ½ d.Item die selve XXVIII d. Wouter van Geysteren

Item Jan van Westerwijc voer Jan Wouter Luten sone III s. III ob.Nu Wouter van Westerwyc

Item Jan van den Crekelhof VI d.dabit [?] Peter Moelner non relevavit

Hier af ghilt Jan die Pape III d.

Item Jan Hubrechts van Tilborch van den Crekelhof III ob.Nu Dirc Jan Huben sone van Tilborch

Item Jan Pauwels sone voer Engelberen smedekens van Smedekens goede XIII d.Item de porco XIIII d.Nu Jan Pauwels kynder

Item Jan Belart voer Willem Kermisse II ½ d.

Item Jan Jan Laets sone V d.

Item Jonge Henr. van Spulle XXVI d.Item die selve V d.Hier af ghilt Peter van Spulle XV ½ d.Item van den selven Willem die Brouwer XV ½ d.

Item Jan Pauwels sone voer Heinr. Bereider (?) VI ½ d.Item de porco VI ½ d.Nu Jan Pauwels kynder

Item Jan Peyster voer Geraet van Rode V ½ d.

Item Jan van der Amervoert ende syn kinder van den Doernacker die Peters van Ghilse was VIII d.

Item Jan Laurens voer Yde Lichams VIII d.Item voer die costersse(tussengevoegd: van den goede Ter Biest)

Item die selve Yde van den acker in die Loe II ½ s.Item de porco II ½ s.It (?) relevare Jan Willems

Item Jan Sowol voer Hille Heysen VI d.

volgt een doorgehaalde post:Item Jacob van Zonne VI ½ d.

Item Jans van Westerwyc erfgenamen XXVI d.

Item Katerine Tiel Sprengers van den Crekelhof III ob.

Item Lysbet van Turnout; nu Willem haer sone IIII d.

Item Lysbet van Turnout voer Henric als erfgename van Alouts van Stock III ob.

Item Lysbet van Meere IVIII d.Item II d.Item de porco XV d.Hier af ghilt Willem Nebaerts Henrics soen III d. ende Jan Nebaerts IIII d. ende Godert Nebaerts IIII d. ende Katerine Nebaerts IIII d. ende Lysbet Nebaerts IIII d. ende van den werken sal gelden Willem Vos Henric zone alle jaer VII ½ d.

Item Lysbet Jan Truden soens dochter voer Peter van Ghilse XVII d.I miteItem de porco II ½ s.Nu Willem van der Pol <onleesbaar>Ende die helft van den verken gelden Eliaes kinder

Item Lucie Ghenen voer Geraert Judas VI d.

Item Leyten erfgename van den Putte III s.Nu Eliaes die helfte (?)

Item Lisbet Heine Sniders wijf XV ½ d.; nu Aleit Begharts die tweedeel ende Claes ende Lisabet Claes dochter van Scerpenberch een dordeel

Item Marcelys van den Molenlaer III s. V d. I miteItem de porco II ½ s.Hier af ghilt Claes van der Scuren voer EnghelberenJansLaetsdochter I sestendeel ende Ghibe van der Beerten een sestendeel relevavit

Item Maes Bac IIII d.Item de porco III ½ d.Item die selve VI s. V d.Item de porco V s.

Item mijn vrouw van der Laec van Claes Scilders erve IIII s. III d.I oertHier af ghilt Gerart van Blomedale II s. III d.Nu Wouter Pauwels

Item van den selven Wouter Coman XII d.Item van den selven Willem Goderts sone van den Houtvoert XII d. I oert

Item Peter die Smit XI d.Item V ½ d.Item V ½ d.

Item Peter Leyten sone van der Voert III d.

Item Peter Wouters sone van Belveren voer Godevart den coster IIIId.

Item Peter van Mechgelen voer Peter den Smit XI d.Item V ½ d.Item V ½ d.

Item Peter Gobels voer Jan Somer II ½ d.

Item Scelleken van Gorp van den Kercpat I ob.Nu Willem [stukje onleesbare tekst]

Item Scelleken Heilwigen Haex swager VI s. min I oert

Item Tiel Sprenghers erfgenamen; nu Katerine syn dochter van der Cranebraec XII d.Nu Aert Grieten soen

Item Trude Snellarts erfgenamen III ½ s. I d.

Item Trude Snelle ende hoer kinder XXVI d.Item X ½ d.

Item Willem Claes sone XXIII ½ d. ende I 1 paymentHier af ghilt Peter Schellekens zone IIII d. ende Willem Jan Willemssone X ½ d. ende Jan Jan Willems sone X d. ende I d. payment

Item Wouter Samuels erfgenamen XVI ½ d.Nu Wouter Metten ende Dirc syn brueder I ½ ouden groten ende III ob. uten Mar. beemdende Symoen Jans soen van der Bekeen ende Jan syn brueder die outste I ½ oude groten ende Jan Oeden hoer swagher 15

Item Willem die Brouwer ende Melys Nouden voer Snellarts erfgenamen ende Heinric van Spulle XXVI d.Item X ½ d.Hier af sal gelden Gherart Meeus soen van der Amervoert ende Jan sijn brueder dat achtededeel, dat is IIII ½ d. I oert ende I miteItem Lisbeth Brouwers dochter voir Willem die Brouwer

Item Wouter Zeghers van der Biest voer Willem Potter van des papen erve van Hoelt van den Westacker VII d.

Item die selve van den Westacker XII d.Nu erfgenamen van Peters van Gilze

Item Willem Willems sone van Haren voer Marcelys den coster tot der kinder behoef II s.

Item Witlocs erfgenamen van den Laer XVIII d.Item I d. Item I miteItem de porco XV d.Nu Moers ende sijn erfgenamenHier af ghilt Moers IX ½ d. ½ mite ende van den verken VII ½ d.

15 Optelling leert dat 1 oude groot = 12 penningen zoals in de aanhef ook staat vermeld, maar elders blijkt dat niet zo te zijn.

Item Willem die Becker V d.

Item Willem van Oekel X s. VII ½ d.Item de porco VII ½ d.Nu Ghibe van der 16

Item Willem van Scerpenberch V ½ d.

Item Wouter Wouters kinder van Stock II ½ d.

Dit is die tijns van der Hagehorst

In den irsten Aleyt van der Laer XX d.van enen beemde

Item Aleyt ende Katerine Peter Sobben dochter van erve Aleyten van den Putte X d.Nu Elyaes

Item Bele van Ymerle IX d.Hier af ghilt Jan meester Henrics sone III d. ende Mechtelt van Langhe Straten VI d.

Item Claes Willems sone van Beke voer Peter den smit van de LysbroecXVIII d.Hier af ghilt Gherijt van Scerpenberch van Beke Claes Willems zwager IX ½ d. ende Enghel Jan Cranenbraex dochter uten Liesbroec II ½ d.

Item Elisabet van der Haghehorst IIII s. X d.Ghelden haer erfgenamen hier na gescreven:Hier af ghilt Yde Bruynbarts IX d. ende I d. paymentItem haer suster Aleit Zorghen IX d. en I. d. paymentItem van den selven Merten van der Haghehorst III s. III d. 17

Item Gherart die coster voer Aleit Zorghen dat Yde Leppers te geldenplach XX d.

Item Gherart van den Brekelen zwager Wouters van Haghehorst XVII d.

Item Godevaerts erfgenamen van den Putte V s. VIII ½ d.16 Volgt een onleesbaar stukje. 17 Hieruit volgt dat 1 penning payment = ½ penning.

Hier af ghilt Pauwels Weents III oude groten ende II d. ende Melis Willem Melis sone I oude grote ende Heine die Weent ende syn kinder IV ½ d.18

Item Gheraerts kinder van den Brekelen voer Peter Smit dordeel van IIII d.

Item Hubert van der Haghehorst XVIII d.Dit ghewan Jacob Hubrechts sone int jaer van XCIX19

Nawoord

Ligging van de cijnzenSinds de verschijning van dit artikel is er natuurlijk veel gepubliceerd over de geschiedenis van Moergestel en omgeving. Voor de geschiedenis van de cijns van Willem van Gent is vooral van belang:

Karel LeendersMoergestel tussen 1147 en 1392. De vorming van een Brabantse heerlijkheid’, in: Brabants Heem, 56 (2004) 147-161.

Leenders vond uit dat bijna alle cijnzen niet in Moergestel lagen maar in Hilvarenbeek. Inderdaad liggen daar nu nog gehuchten als Looen Westerwijk die in de rol meermalen worden genoemd. Veel andere cijnzen lagen in het noordelijk deel van de heerlijkheid Hilvarenbeek, in Haghorst. Hoe het komt dat van cijnzen beweerd wordt dat zij in Moergestel lagen terwijl ze feitelijk lagen in een heerlijkheid die later bekend stond onder de naam van Hilvarenbeek, weet Leenders ook niet.

Mr. Makarius van GentHet testament van magister Makarius van Gent uit 1309 is een opvallend document omdat testamenten uit die periode in Brabant zeldzaam zijn. Immers, aan de inkomsten van het pastoorsbeneficie kon hij niet komen. Een beneficie was een fonds, meestal belegd in 18 Narekenen leert dat 1 oude grote = 15,625 penningen, hetgeen in strijd ismet de aanhef van de lijst waar gesteld wordt: 1 oude groot = 12 penningen.Door de na ca. 1290 versnellende muntontwaarding moesten er steeds meer penningen betaald worden om aan een oude groot, die waardevast was, te komen. 19 Hier kan bedoeld zijn 1399.

renten of landerijen, waarvan de opbrengst bestemd was voor de houder van het beneficie. Uiteraard kon een pastoor wel over zijn eigen goederen beschikken en dat heeft Makarius dan ook royaal gedaan. Vermoedelijk begiftigde hij alle kerkelijke en armenzorginstellingen in de wijde omgeving. De transactie van Goede Vrijdag 1274 (in oudere literatuur wordt vaak ten onrechte het jaar 1273 opgegeven) was een schenking. Het ging om een voor die tijd enorm kapitaal. Uitgaand van de toen zeer veel voorkomende verhouding tussen rente en hoofdsom van één staat tot tien veronderstel ik dat Willem van Gent uit eigen middelen 350 ponden leuvens vrijmaakte voor goede doelen. Een reden te meer om hem met een straatnaam in 's-Hertogenbosch te vereren. Dat dit plaatsvond op Goede Vrijdag is geen toeval. Deze dag was voor de christelijke middeleeuwers een bijzondere dag die bij uitstek in aanmerking kwam voor het verrichten van goede doelen. Op die dag verleende de landsheer gratie aan zware misdadigers zoals Jezus aan het kruis de goede moordenaar zijn zonden vergaf. Over magister Makarius van Den Bosch vond ik nog:

Alain Marchandise, ed., L’obituaire de la cathédrale Saint-Lambert de Liège (XIe – XVe siècles) (Bruxelles, 1991. Académie royale de Belgique. Commission royale d’Histoire)

In dit obituarium staat op 30 september(p. 130)

‘magister Makarius’ onze medekanunnik van wie wij bezit hebben bij Bierleur (noot : Grâce-Berleur) en in Luik op diverse plaatsen zoals blijkt uit het register van de kerk, in totaal 26 mark van goed gewicht [dus geen munt, maar een gewichtshoeveelheid]; waarvan op het jaargetijde 4 mark verdeeld worden en op het einde van alle andere 11 maanden 40 schellingen per maand.

Dat betekent dat 1 mark hier 20 schellingen was.

In de noot wordt nog vermeld:Makarius van Den Bosch wordt vermeld als kanunnik van St. Barthélemy in 1282, als kanunnik van Saint-Martin in 1293, van Saint Lambert in 1302 en als ‘coûtre’ van Saint Pierre in 1305.Hij wordt voor het laatst vermeld op 29 april 1309 als kanunnik

van de Sint Servaaskerk in Maastricht. Hij is overleden op 27 november 1313.

Datering van de cijnsrolEr is geen sprake van oude en nieuwe penningen, noch van kleinedat wil zeggen oude penningen of van groten, muntsoorten die naca. 1280 in gebruik kwamen. Dat wijst er op dat de cijnzen dateerden uit het derde kwart van de dertiende eeuw, dus de periode 1250-1275. Enkele malen is er sprake van een penning payment. Deze penning was gelijk aan een halve penning. Het woord ‘payment’ heeft hier mijns inziens een andere betekenis dan het begrip payment waarmee vanaf ca. 1300 veelvuldig werd gewerkt. Dat betekende gangbaar geld tegen dagwaarde.20 Hier betekent het gewoon ‘geld’. De aanhef van de lijst vermeldt dat dit de cijnzen zijn die heer Willem van Gent in 1359 aan de armen vermaakte. Dat kunnenwe op twee manieren interpreteren, namelijk dat Willem de cijnzen in 1359 vermaakte of dat hij dat eerder deed en dat de lijst de cijnzen opsomt zoals ze waren in 1359. Helemaal aan het einde van de rol staat dat Jacob Hubrechtsz. een cijns gewon in ‘99’. Dat is volgens mij 1399. Willem deed zijn schenking in 1274 en overleed niet lang daarna. Ik ga er vooralsnog van uit dat de rol is geschreven in 1359 en dat hij is bijgehouden tot in of na 1399. Daar pleit tegen dat het aantal bijschrijvingen dan wel erg laag is. In een periode van 40 jaar moeten er veel meer mutaties hebben plaatsgevonden.

Cijnzen en rentenOver renten en cijnzen is na 1990 nog veel gepubliceerd. Een belangrijk werk is:Hein Vera, …dat men het goed van den ongeboornen niet mag verkoopen’. Gemene gronden in de Meierij van Den Bosch tussen hertog en hertgang 1000-2000 (Moergestel 2011). Van dit werk, een proefschrift, verscheen in 2014 bij Picture Publishers in Woudrichem een handelseditie. De these van Vera dat de oorsprong van de herencijnzen lag in de machtspositie van de grondheren acht ik zeer aannemelijk.

Monetaire aspecten20 Fierst van Wi jnandsbergen, Ghenge ende Gheve, 206-210.

Over de laatmiddeleeuwse monetaire problematiek verscheen in 2013 een belangrijk werk dat de tot dan toe bestaande onduidelijkheid over deze materie wegneemt:Fierst van Wijnandsbergen, Ron, Ghenge ende gheve in Grave. Fondsvorming van armeninstellingen en middeleeuwse monetaire problematiek (Zuidelijk Historisch Contact Tilburg, 2013).

Bron en auteurToen ik de eerste versie van dit artikel schreef was ik beheerder van het archief van de Godshuizen. In 1992 werden deze in langdurig bruikleen gegeven aan het Stadsarchief van ’s-Hertogenbosch. Ze zijndaar nog steeds ter inzage in de studiezaal. Ik ben op het Stadsarchief 's-Hertogenbosch werkzaam geweest van 1992 tot en met 1999 en daarna in dienst getreden van het Instituut voor NederlandseGeschiedenis in Den Haag. Na een fusie is dit in 2011 omgevormd tot het Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis, een onderzoeksinstituut van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen. Het Groot Ziekengasthuis is na een reeks fusies van ziekenhuizen omgevormd in het Jeroen Boschgasthuis.