Mechelen Sint-Rombouts

11
en context. Belangrijk hierbij is dat de resultaten van al dit onderzoek inspirerend kunnen werken voor de hedendaagse beiaardcultuur. Zij leveren discussiestof en argumenten op i.v.m. restauraties, onderricht, maatschappelijke relevantie etc. In 1910 vond er in Mechelen een Internationaal Concours plaats (gewonnen door Alphonse Rolliers, beiaardier van Sint Niklaas) waarover o.m. in The Musical Times met veel lof werd gesproken. Jef Denyn en Mechelen plaatsten de beiaardcultuur (terug) op de internationale kaart. Men kon toen nog niet weten wat voor dramatische gevolgen de Grote Oorlog voor onze beiaarden zou hebben... Aan de vooravond van de vijfhonderdste verjaardag (je kan nooit vroeg genoeg beginnen plannen...) heeft de prestigieuze Koning Fabiolawedstrijd aangetoond dat de kwaliteit van al de deelnemers bijzonder hoog was. Bovendien kunnen zij putten uit een rijk repertoire aan beiaardwerken van gerenommeerde componisten. Alles wijst op een toenemende professionalisering van de beiaardkunst. De pessimistische geluiden i.v.m. de toekomst van de beiaard die af en toe de kop opsteken lijken dan ook niet gerechtvaardigd te zijn. Wel moeten wij ons hoeden voor naïef optimisme. Het in stand houden van en het verder uitbouwen van de beiaardcultuur vragen een voortdurende waakzaamheid over het (historische) klokkenpatrimonium, een steeds opnieuw overdenken van het onderricht en een geduldig blijven sensibiliseren van het publiek en de beleidsmensen. Wij kijken met vertrouwen 2010 tegemoet. Carl Van Eyndhoven Voorzitter VBV VOORWOORD In 2010 bestaat de beiaard vijfhonderd jaar. Althans als men het erover eens is dat 1510 als geboortejaar van de beiaard beschouwd wordt. Dit op basis van de eerste duidelijke vermelding van een beiaardklavier: in dat jaar leverde immers Jan van Spiere in Oudenaarde een clavier in torrekin om te beyaerden. Gedurende de daarop volgende vierhonderd jaren kende de beiaardcultuur zijn hoogtes en laagtes. Meer en meer wordt deze lange periode bestudeerd en ontstaat er een boeiend en genuanceerd beeld, niet alleen van de instrumenten maar ook van het repertoire, de uitvoeringspraktijk, de maatschappelijke impact 1

Transcript of Mechelen Sint-Rombouts

en context.Belangrijk hierbij is dat de resultaten van al dit onderzoek inspirerend kunnen werken voor de hedendaagse beiaardcultuur. Zij leveren discussiestof en argumenten op i.v.m. restauraties, onderricht, maatschappelijke relevantie etc.

In 1910 vond er in Mechelen een Internationaal Concours plaats (gewonnen door Alphonse Rolliers, beiaardier van Sint Niklaas) waarover o.m. in The Musical Times met veel lof werd gesproken. Jef Denyn en Mechelen plaatsten de beiaardcultuur (terug) op de internationale kaart. Men kon toen nog niet weten wat voor dramatische gevolgen de Grote Oorlog voor onze beiaarden zou hebben...

Aan de vooravond van de vijfhonderdste verjaardag (je kan nooit vroeg genoeg beginnen plannen...) heeft de prestigieuze Koning Fabiolawedstrijd aangetoond dat de kwaliteit van al de deelnemers bijzonder hoog was. Bovendien kunnen zij putten uit een rijk repertoire aan beiaardwerken van gerenommeerde componisten.Alles wijst op een toenemende professionalisering van de beiaardkunst.

De pessimistische geluiden i.v.m. de toekomst van de beiaard die af en toe de kop opsteken lijken dan ook niet gerechtvaardigd te zijn. Wel moeten wij ons hoeden voor naïef optimisme. Het in stand houden van en het verder uitbouwen van de beiaardcultuur vragen een voortdurende waakzaamheid over het (historische) klokkenpatrimonium, een steeds opnieuw overdenken van het onderricht en een geduldig blijven sensibiliseren van het publiek en de beleidsmensen.

Wij kijken met vertrouwen 2010 tegemoet.

Carl Van Eyndhoven Voorzitter VBV

VOORWOORD

In 2010 bestaat de beiaard vijfhonderd jaar.Althans als men het erover eens is dat 1510 als geboortejaar van de beiaardbeschouwd wordt. Dit op basis van de eerste duidelijke vermelding van een beiaardklavier: in dat jaar leverde immers Jan van Spiere in Oudenaarde een clavier in torrekin om te beyaerden.

Gedurende de daarop volgende vierhonderd jaren kende de beiaardcultuur zijn hoogtes en laagtes. Meer en meer wordt deze lange periode bestudeerd en ontstaat er een boeiend en genuanceerd beeld, niet alleen van de instrumenten maar ook van het repertoire, de uitvoeringspraktijk, de maatschappelijke impact

1

Sierrand Eijsboutsklok 1981

VBV-magazine oktober-november-december 2008

Tekst en foto’s: Koen Cosaert

Beiaarden in Vlaanderen

MechelenSint-Rombouts

Technische fiche nieuwe beiaard (1981)1

Toren: Sint-Rombouts, hoogste deel van de klokkenkamerKlokkengieters: André Lehr en medewerkers, Eijsbouts AstenGietjaar: 1981Aantal klokken: 49Basklok: f°, 8180 kgTotaal gewicht: 39.244,4 kgStemming: gelijkzwevende stemmingTotale omvang klavier: f°, g°, a° - chromatisch tot g4Omvang manuaal: bes°-c5Omvang pedaal: bes°-g2Luidklokken: geenBespelingen: Op zondag van 15.00u tot 16.00u, op maandag en zaterdag van 11.30u tot 12.30uConcerten: Iedere maandag van juni tot de tweede maandag van september van 20.30u tot 21.30uBeiaardiers: Jo Haazen, Eddy Mariën

2

Technische fiche oude beiaard (1674)

Toren: Sint-Rombouts, laagste deel van de klokkenkamerKlokkengieters: A. Van Aerschodt, M. de Haze, S. Van Aerschodt, S. Waghevens, M. Michiels Jr., A. J. Vanden Gheyn, J. Dumery, A. Steylaert, J. Waghevens, P. Hemony, H. Waghevens, M. Michiels Sr., Michaux/Michiels Jr.Gietjaar: 1480, 1498, 1515, 1564, 1671, 1674, 1696, 1697, 1735, 1766, 1777, 1784, 1844, 1860, 1906, 1931, 1945, 1947, 1952.Aantal klokken: 49Basklok: fis°, 8.884 kg2 of 8146 kg3 of 7924 kg4, SalvatorTotaal gewicht: 37.998 kg5 of 36.395 kg6 of 33.688 kg7

Stemming: middentoonsstemmingTotale omvang klavier: fis°, as° (= c°), bes° - chromatisch tot as4Omvang manuaal: g1-c5Omvang pedaal:bes°-g2Luidklokken: 6Bespelingen: geenConcerten: geenBeiaardiers: Jo Haazen, Eddy Mariën

N° slagt klaviert diam gewicht

1 f° bes° 2369 8160

2 g° c1 2101 5800

3 a° d1 1868 4010

4 bes° es1 1773 3350

5 b° e1 1668 2800

6 c1 f1 1563 2340

7 des1 fis1 1476 2005

8 d1 g1 1391 1645

9 es1 gis1 1312 1380

10 e1 a1 1238 1160

11 f1 bes1 1167 980

12 ges1 b1 1100 820

13 g1 c2 1037 675

14 as1 cis2 978 575

15 a1 d2 926 502

16 bes1 es2 877 421

17 b1 e2 824 346

18 c2 f2 777 286

19 des2 fis2 735 239

20 d2 g2 703 211

21 es2 gis2 659 178

22 e2 a2 628 153

23 f2 bes2 598 133

24 ges2 b2 570 118

25 g2 c3 544 103

26 as2 cis3 518 92

27 a2 d3 500 80,4

28 bes2 es3 473 69

29 b2 e3 456 63,3

30 c3 f3 438 57,8

31 des3 fis3 423 50,4

32 d3 g3 404 45,4

33 es3 gis3 388 42,2

34 e3 a3 374 38,4

35 f3 bes3 359 34,2

36 ges3 b3 347 31,6

37 g3 c4 335 28,1

38 as3 cis4 318 24,5

39 a3 d4 314 24,7

40 bes3 es4 299 20,9

41 b3 e4 291 20,1

42 c4 f4 285 18,8

43 des4 fis4 276 17,9

44 d4 g4 269 17,1

45 es4 gis4 261 16,6

46 e4 a4 256 15,7

47 f4 bes4 249 15,2

48 ges4 b4 241 14,4

49 g4 c5 242 15,7

N° gieter jaar slagt klaviert diam gewicht luidkl naam

1 A.L. Van Aerschodt 1884 fis° bes° 2315 8884/8146/7924 x Salvator

2 M. de Haze 1696 gis° c1 1920 6000/5128 x Carolus

3 S. Van Aerschodt 1860 ais d1 1873 4235/4232 x Rumoldus

4 S. Waghevens 1498 b es1 1610 3000/2820/2372 Maria

5 M. Michiels Jr. 1947 c e1 1592 3000/2500/2448 x Joannes Berchmans Bevrijdingsklok

6 M. de Haze 1697 cis f1 1468 2145/1973 x Magdalena

7 A. J. Vanden Gheyn 1766 d fis1 1370 1850/1537 x Libertus

8 A. J. Vanden Gheyn 1777 dis g1 1318 1360

9 M. Michiels Jr. 1952 e gis1 1235 1220 Jef Denyn I

10 G. Dumery 1735 f a1 1155 990 Halfuurslag

11 A. Steylaert 1564 fis bes1 1059 860 Gielis

12 J. Waghevens 1515 g b1 963 655 Michiel

13 P. Hemony 1674 gis c2 978 540

14 H. Waghevens 1480 a cis2 861 460 Jhesus

15 P. Hemony 1674 ais d2 879 430

16 A. J. Vanden Gheyn 1784 b es2 824 380

17 P. Hemony 1674 c e2 787 315

18 M. Michiels Sr. 1906 cis f2 716 250

19 M. Michiels Jr. 1931 d fis2 700 230 Jef Denyn II

20 A. J. Vanden Gheyn 1784 dis g2 662 180

21 P. Hemony 1674 e gis2 623 155

22 P. Hemony 1674 f a2 596 130

23 P. Hemony 1674 fis bes2 564 103

24 P. Hemony 1674 g b2 543 95

25 P. Hemony 1674 gis c3 512 85

26 P. Hemony 1674 a cis3 488 75

27 P. Hemony 1674 ais d3 462 62

28 P. Hemony 1674 b es3 434 54

29 P. Hemony 1674 c e3 420 40

30 P. Hemony 1674 cis f3 399 36

31 P. Hemony 1674 d fis3 387 35

32 P. Hemony 1674 dis g3 362 30

33 P. Hemony 1674 e gis3 337 22

34 P. Hemony 1674 f a3 322 20

35 P. Hemony 1674 fis bes3 304 19

36 P. Hemony 1674 g b3 289 18

37 P. Hemony 1671 gis c4 280 17

38 P. Hemony 1674 a cis4 270 15

39 P. Hemony 1674 ais d4 259 14

40 M. Michiels Sr. 1906 b es4 237 11

41 M. Michiels Sr. 1906 c e4 232 10

42 P. Hemony 1674 cis f4 221 9

43 P. Hemony 1674 d fis4 211 9

44 P. Hemony 1674 dis g4 213 8,5

45 P. Hemony 1674 e gis4 203 8,5

46 P. Hemony 1674 f a4 203 8

47 O. Michaux/ M.Michiels Jr. 1931 fis bes4 215 10 Jef Denyn III

48 M. Michiels Jr. 1945 g b4 198 8,5 Staf Nees I

49 M. Michiels Jr. 1945 gis c5 198 8,5 Staf Nees IIGewicht: het laatste gewicht van de eerste 7 klokken werd herberekend door André LehrLijst uit F. Vermoortel, p. 958

nieuwe beiaard (1981) Oude beiaard (1674)

3Beiaarden in Vlaanderen: Mechelen

Sierrand Hemonyklok 1674. Foto Geert D’hollander

VBV-magazine oktober-november-december 2008

Oorspronkelijk was de kerk van Sint-Rombouts ontstaan als abdijkerk rond het graf van de Ierse monnik Rumoldus. Tijdens de tiende eeuw werd de abdij een seculier kapittel met prebenden. Pas rond 1205 wordt de kerk ook parochiekerk van Mechelen. Voordien behoorde die functie aan de kerk van Onze-Lieve-Vrouw-over-de-Dijle, waarvan het kapittel van Sint-Rombouts sedert 1150 de pastoor benoemde.9 Door de nieuwe functie voldoet het oude romaanse kerkgebouw niet meer en kort na 1200 worden de werken gestart van de huidige gotische kerk. Reeds in 1237 brengt men de relikwieën van Sint-Rombouts over naar de nieuwe gebouw. De volledige bouwperiode zal uiteindelijk drie eeuwen duren.10

Wie de toren ontworpen heeft is niet bekend. Meestal schrijft men hem toe aan leden van de familie Keldermans, die als bouwmeesters deelnemen aan de constructie ervan. Jan II Keldermans is de bekwaamste onder hen, maar sterft reeds rond 1445. Mogelijk hebben ook Andries en zeker Rombout Keldermans hun aandeel in de toren, want deze laatste wordt door de stad aangesteld voor het onderhoud van de stedelijke gebouwen en de parochiekerken. Soms wordt het ontwerp ook toegeschreven aan bouwmeester Wouter Coolman, van wie in de zuidkant van de toren nog een grafplaat aanwezig is. Deze was in 1468, het jaar van zijn overlijden, wellicht eerder leider of opzichter van de werken.11

De bouw van de toren gebeurt in twee grote fasen. Met de bouw van de fundamenten start men reeds in 1449. Aanvankelijk vorderen de werken zeer langzaam, om dan tussen 1462 en 1465 plots snel te evolueren. De nieuwe bouwimpuls wordt meestal in verband gebracht met de terugkeer van Andries Keldermans uit Nederland, waar hij ondermeer werkte te Alkmaar, Middelburg, Gouda, Haarlem, Vere en Bergen-op-Zoom. De eerste bouwfase wordt gefinancierd met de giften van de vele pelgrims die tussen 1451 en 1465 het graf van Sint-Rombouts bezoeken voor het bekomen van een aflaat. Pas in 1478 worden de bouwactiviteiten hernomen. Ditmaal vaardigt het stadsbestuur verschillende belastingen uit voor de torenbouw. Met deze gelden kan de constructie in een versneld tempo worden verder gezet. Rond 1492 moet men reeds gevorderd zijn tot aan de huidige klokkenkamer, zoals te zien is op het portret van de Mechelse Kruisboog of Sint-Jorisgilde. Bovenaan links wordt een stadsgezicht op Mechelen getoond met een toren die ongeveer 56 meter hoog is en bedekt met een voorlopig dak.

In 1498 ontstaat er een brand in de toren, die de klokken en de klokkenstoel volledig vernielt. Algemeen neemt men aan dat de bouwwerken definitief gestaakt worden rond 1520. Een reden hiervoor is niet bekend. Aangezien Mechelen toen net als hoofdstad der Nederlanden zijn bloeiperiode kende, zal er vermoedelijk geen gebrek aan financiële middelen geweest zijn. Kronieken vermelden zelfs dat de stenen voor de spits

Twee beiaarden in één toren

1. Geschiedenis van de Sint-Romboutstoren, kathedraaltoren en belfort van de stad Mechelen

BouwgeschiedenisMonumentaal kan je de Mechelse Sint-Romboutstoren zeker noemen. Als een mastodont rijst hij op uit de Dijlevlakte. Ooit was hij bedoeld om de hoogste toren ter wereld te worden. De Mechelaars mikten op 167 meter. Daarmee zou hij de in 1439 voltooide Munstertoren te Straatsburg ruim voorbijsteken. Helaas, de loop van de geschiedenis nam een andere wending en de toren te Straatsburg bleef met zijn 140 meter nog tot in 1874, toen de Eifeltoren te Parijs verrees, het hoogste gebouw in de wereld.

Op 22 mei 1452 legt Jan Van Muysen de eerste steen van de Sint-Romboutstoren en deze bouw vormt het sluitstuk van de grote collegiale kerk in Brabantse gotiek, ooit begonnen kort na het jaar 1200. Toen werd de kerk nog bestuurd door een kapittel van kanunniken. Pas in 1559 verwerft ze de titel van metropolitaanse kerk of kathedraal en Antoine Perrenot de Granvelle wordt er als eerste aartsbisschop aangesteld.

Deatil portret Sint-Jorisgilde

Mechelen 1495

4

5Beiaarden in Vlaanderen: Mechelen

reeds klaar lagen op het kerkhof, maar in 1583 door de geuzen gebruikt werden voor de vestingbouw van Willemstad in Zeeland.12 Frans Vermoortel legt een verband tussen het stopzetten van de werken en de instorting van meerdere gotische torens net voor 1520: de toren te Bourges in 1506, de toren van Sevilla in 1511 en die te Leiden in 1512. Te Haarlem sloopt men in 1514 de toren van de Sint-Bavo wanneer blijkt dat de pijlers de verdere bouw niet meer kunnen dragen.13 Ook te Mechelen stellen de bouwmeester een lichte verzakking van de toren vast. Misschien was dit een sterk argument bij de beslissing om de bouw te staken. De toren beschikt immers reeds over alle functionele ruimtes en verdere risico’s worden aldus vermeden. Zo blijft de toren onafgewerkt en beperkt tot een hoogte van 97,30 meter. Daarvan behoren de laatste zeven meter reeds tot de spits.

Hoe de toren er in zijn voltooide staat zou uitgezien hebben weten we door twee bewaard gebleven tekeningen, die echter nogal van elkaar verschillen. De oudste van de twee is de tekening die het stadsbestuur van Mechelen in 1550 naar Mons stuurt, omdat men daar een kopie van de Romboutstoren wil bouwen voor de kerk van Sainte-Waudru.

Klokken voor de oude toren

Over de klokken van de oude toren zijn weinig gegevens bekend. De oudst bekende rekeningen van de stad Mechelen beginnen in 1311 en vermelden reeds een torenwachter, genaamd Henric Van Surs, die betaald wordt voor het luiden van de stormklok. Nadien volgen vermeldingen van een werkklok en een diefklok. In 1389 giet Jan Van Kerssevoort een uurklok van 2.200 ponden. De uurklok dient voor het nieuwe uurwerk in 1388 gesmeed door Jan Stoop. (Doorslaer: 1372) Verder wordt nog een jaquemart besteld bij Jan Van Lokeren en Symon Van den Winkete. Het beeld is beschilderd en verguld. Ook binnen in de kerk brengt men boven het orgel een wijzerplaat aan met uurslag en jaquemart.

Van Doorslaer veronderstelt dat een onbekend aantal klokken, gegoten in 1441, bestemd zijn voor de voorslag.14

Terwijl de werken aan de nieuwe toren reeds bezig zijn, blijft de oude toren nog een eind in gebruik. Zo hergiet Jan Zeelstman in 1457 de werkklok. Wanneer in 1458 het uurwerk uit de grote toren wordt weggenomen en opgesteld op de vieringtoren betekent dit dat men met de afbraak van de oude toren begonnen is. Ook wordt vermeld dat samen met het uurwerk de werkklok verhuist. Van de overige klokken is niets terug te vinden. Vermoedelijk bevinden die zich in een tijdelijke klokkenstoel, opgesteld op het Sint-Romboutskerkhof, totdat de nieuwe toren hoog genoeg is om de klokken te herbergen.

Luidklokken voor de nieuwe torenAls eerste krijgt de oude grote klok, de Rombout, in 1491 een plaats in de nieuwe toren. Verder worden er luiders betaald voor het laten klinken van de Maria, de Werkklok of Magdalena en de Libertus. Ook wordt iemand betaald voor het “beyaerden” op twee “schellekens” of kleinere klokjes. Het kerkbestuur laat in 1498 een volledig nieuw gelui van 7 klokken gieten door Simon Waghevens. Op 16 maart giet hij reeds twee nieuwe klokken : de Jhesus (14.102 pond) en de Maria (6.000 pond). Gelukkig zijn ze nog niet in de toren gehesen

wanneer die op 11 mei vuur vat. Meteen worden alle oude klokken in de vuurzee gesmolten. Tussen 1498 en 1516 spreken de lijkregisters van het luiden van de Jhesus, de Maria, de Magdalena, de Libertus, de Martha en tenslotte Petrus en Johannes, de twee schellekens. Dit zijn dus haast zeker de klokken die Simon Waghevens in 1498 aflevert. De Rombout wordt pas in 1516 voor de eerste maal opnieuw vermeld wanneer hij hergoten wordt door Joris Waghevens.

2. De oude beiaard

Een nieuwe voorslagIn 1510 krijgt Vrancken Wauters de opdracht voor het vervaardigen van een nieuw torenuurwerk. Twee jaar later levert Joris Waghevens twee voorslagklokken van 623 en 462 pond. Verder wordt nog een voorslagklok van 754 pond gegoten in 1514 door Gielis Waghevens en in 1523 een van 338 pond opnieuw door Joris Waghevens. Van Doorslaer oppert de mogelijkheid dat de nieuwe klokken wellicht aanvullingen waren bij reeds bestaande klokken: de Yhesus, een klok uit het schepenhuis in 1480 door Hendrik Waghevens gegoten, de Michael uit 1515 van Joris Waghevens en de Maria uit 1498.

Hemonyklokjes uit 1674

Hemonyklok uit 1674

Detail Gielisklok van F. Steylaert uit 1564

VBV-magazine oktober-november-december 20086

Een nieuwe zware uurklok wordt in 1524 gegoten door Medardus Waghevens en krijgt de naam Carolus, dit naar aanleiding van de overwinning van keizer Karel V op Frans I, koning van Frankrijk, in de slag van Pavia. Zo zou het totale aantal klokken van voorslag op acht komen. In 1527 voltooide Wauters het uurwerk en werd het op de toren gehesen. Vanaf 1528 betaalt de stad musici van de Romboutskerk voor het “regeren en zetten” van de voorslag. De eerste was Jan Bonnevoix, die er in 1512 aangenomen werd als koraal en vanaf 1525 als kapelaan dienst deed. Hij werd in 1445 opgevolgd door de koraalmeester Jan van den Scrieck.

De eerste beiaardRond 1555-1556 vinden er grote werken plaats in de toren. Het kerkbestuur laat een nieuwe klokkenstoel maken voor de klokken, die gebruikt worden voor de erediensten. Het jaar nadien voert ook

het stadsbestuur timmerwerken uit met het oog op het ophangen van een nieuw klokkenspel. Volgens Van Doorslaer behoorde tot deze werken ook het vervaardigen van een beiaardklavier. In 1557-1558 wordt immers een expert vergoed die de nieuwe “beyaert” moet komen keuren.15 Dit nieuwe instrument van 18 klokken werd in 1557 vervaardigt door Jacob Waghevens. Tien klokken werden door hemzelf nieuw gegoten. Zes oude klokken werden hergoten en aangevuld met twee in Antwerpen gekochten klokken. Bij Pieter Ingels, een uurwerkmaker afkomstig uit Dendermonde, wordt een nieuw uurwerk besteld samen met een nieuwe trommel en hameruitrusting. Voor het uitvoeren van deze opdracht verhuist Ingels naar de Begijnenstraat in Mechelen. Hij sterft echter voortijdig in 1559. De werken worden voortgezet door Jan Ingels, vermoedelijk de zoon van Pieter. In 1560 is het nieuwe uurwerk klaar.

De eerste beiaardiersReeds drie jaar eerder wordt de beiaard reeds door middel van het klavier bespeeld. Aanvankelijk gebeurt dit door Frans de Vriese, een Mechelse klavecimbelbouwer. Het zelfde jaar nog stelt men Christoffel Rimbout aan als eerste stadsbeiaardier. Men blijft sleutelen aan het instrument tot in 1563-1564. Ondertussen wordt er geen melding meer gemaakt van beiaardier Rimbout. Het duurt tot 1570 eer men Jan Strybosch benoemt, zij het voor korte duur. In 1572 verdwijnt ook hij van het toneel. Dit kan in verband gebracht worden met de Spaanse furie op 2 oktober van dat jaar, waarbij Mechelen geplunderd wordt door het leger van Don Frederico, zoon van de hertog van Alva. Blijkbaar blijft de beiaard ongeschonden, want in 1575 wordt het instrument gebruikt als referentie bij de bouw van een beiaard voor Ieper. Opnieuw duurt het verschillende jaren eer opnieuw een beiaardier wordt vermeld in de stadsrekeningen. Pas in 1580 noteert men de naam van Jan de Vryere.

Verdere uitbreidingen van de beiaardPeter II van den Ghein voegt in 1583 twee klokken toe aan de stadsbeiaard en hergiet tezelfdertijd vier kleine beiaardklokken. In 1602 wordt beiaardier Augustin de Saint-Obert betaald voor reparaties aan het pedaal van de beiaard. Dit zinnetje in de Mechelse rekenboeken is van grote historische waarde in de beiaardgeschie-denis. Hier wordt namelijk voor de eerste maal op papier melding gemaakt van het bestaan van een pedaal in het beiaardklavier.

De gebarsten luidklokken Libertus en de Joseph worden in 1626 hergoten door Nicolaas Chapel. In 1637 wordt Elooi Bonnejonne als stadsbeiaardier aangesteld. Een nieuwe tijd breekt aan voor de Mechelse beiaard, want Bonnejonne zal zich onvermoeibaar inzetten voor de uitbreiding en de verbetering van het instrument. Wanneer in 1638 de grote klok, de Jhesus uit 1498 barst organiseert het kapittel van Sint-Rombouts voor de herstelling een collecte in de vijf parochies van de stad. Peter IV van den Ghein en Peter II de Clerck

Mechelse beiaard in de 18de eeuw (Stadsarchief Mechelen)

7

hergieten de klok die voortaan Salvator heet en 15.222 pond weegt. In het zelfde jaar wordt door dezelfde gieters een gelijknamige iets lichtere klok van 6.645 kg gegoten voor de Sint-Michielskathedraal te Brussel. Deze schitterende klok kan aldaar nog steeds bewonderd en beluisterd worden.

In 1644 wordt de beiaard van de Romboutstoren uitgebreid met acht nieuwe beiaardklokken door Peter IV van den Ghein gegoten. Vier jaar later geeft Théodore de Sany, stadsbeiaardier van Brussel, in zijn versteekboek een beschrijving van het automatisch spel van de Mechelse beiaard en vermeldt dat die 26 klokken telt :Het speelwerk van d’orlogie der stadt van Mechelen, staende op St-Rombauts thoren, is in zyn hooghde vyf voeten, vier duymen.’t Selve speelwerck is in syn breede, dry voeten ende twee duymen.’t Selve speelwerck heeft in syn breede 36 gaeten.’t Selve speelwerck heeft voor d’ure 68 maeten.’t Selve speelt voor de halff ure 34 maeten.’t Selve speelt voor de twee quartieren 2 maeten.

Vervolgens somt de Sany het aantal klokken en hun respectievelijke toonhoogte op : a – bes – c – d – e – f – g – a – bes – b – c – d – dis – e – f – g – a – bes – b – c – d – dis – e – f – g – a

Merkwaardig genoeg begint de Sany de reeks met een a-klok. Hoe kan men dit verklaren ? Was de Sany misschien verkeerd ingelicht of kan er een oplossing voor dit probleem gevonden worden ? Een antwoord kan gezocht worden in de geschiedenis van de Salvator zelf. Oorspronkelijk was de slagtoon van de Salvator een g. Omdat die daardoor ten opzichte van de andere klokken een halve toon te hoog klonk laat Kardinaal Joannes-Henricus de Franckenberg hem in 1766 op eigen kosten een halve toon omlaag stemmen. Het uitdraaien gebeurt in de toren door Andreas Joseph Vanden Gheyn. Zelfs wanneer men de oorspronkelijke slagtoon van de Salvator in de kerktoon zou benoemen, bekomt men geen la maar een gis. Stel dat de Sany alles een halve toon te hoog noteerde, dan bekomt men geen muzikaal bruikbare toonreeks : gis – a – b- cis – dis – e ….. of getransponeerd op de klaviertoon : b – c – d – e – fi s – g …… Hier ontbreekt dus een f klok. Van Doorslaer toont reeds aan dat de vierde klok, de Maria uit 1498, toen geen cis was maar een c.16 Dus langs deze weg vinden we geen oplossing en missen we misschien een aantal gegevens omtrent de slagtonen van de toenmalige klokken. Een vergelijking met een voorstelling van de beiaard uit de 18e eeuw17 toont een basreeks in de volgende samenstelling: Salvator (onbenoemd), Carolus (c), Rumoldus (d), Maria (e), Magdalena (f) en Josephus (g). Beginnend vanaf de Carolus komt deze reeks overeen met de serie van de Sany vanaf de derde klok. Dit houdt dan in dat de Sany twee fouten maakte : hij noteerde een klok te veel (de bes) en noteerde de Salvator een halve toon te hoog. Zo bekomen we een instrument van twee octaven plus een sext. Merkwaardig dat ook na de installatie van de Hemony-klokken de Mechelse beiaard eindigt op een “a”.

Met een beiaard van 26 klokken stond Mechelen toen op de vijfde plaats gerangschikt na het belfort van Brussel, Sint-Pieter te Leuven, Onze-Lieve-Vrouw te Antwerpen, Sint-Jacob te Antwerpen en het belfort van Gent. Winnaar van de wedstrijd was duidelijk Brussel met een instrument van 38 klokken. In 1664 wordt de beiaard van de Rombouttoren nog verder uitgebreid. Twee nieuwe chromatische klokjes worden gegoten en een nieuw klavier wordt gebouwd door de uurwerkmaker Filip Caluwaerts. Jan IV van den Ghein, de laatste telg van deze familie in Mechelen, giet nog twee nieuwe beiaardklokken: in 1666 en in 1673.

De tweede beiaardTijdens de voorbereidingen van de jubileumsfeesten in 1680 van Sint- Rombouts, patroon van de stad, pleit beiaardier Elooi Bonjonne bij het stadsbestuur voor het aanschaffen van een gloednieuw instrument. De aartsbisschoppelijke stad Mechelen kan toch niet onderdoen voor zovele andere steden in de Nederlanden, die reeds over een schitterend instrumenten beschiken van de gebroeders Hemony. Dus

Beiaarden in Vlaanderen: Mechelen

Andreas Joseph Van den Gheyn me fecit

Wijding Salvator door kardinaal Sterckx in 1844 - J. Vervloet

VBV-magazine oktober-november-december 20088

wordt er contact genomen met Pieter Hemony, toen stadsklokken- en geschutsgieter van Amsterdam en dit in opvolging van zijn overleden broer François. In zijn atelier staat een complete beiaard, gegoten in 1674, nog op een koper te wachten. Het is een instrument op basis van as1 (1140 pond) en een totaal gewicht van 7000 pond. Om de

kosten wat te drukken wordt een deel van de oude beiaard verkocht aan de kerk van Onze-Lieve-Vrouw-van-de-Dijle. Uiteindelijk levert Hemony 33 klokken, die aangevuld worden met elf grote klokken uit de oude beiaard als basoctaaf. Zo wordt een schitterend instrument bekomen van 44 klokken. De klokken komen op 3 mei 1679 per schip uit Amsterdam. Er wordt een nieuw klavier gebouwd en men construeert nieuwe tuimelaars en klepels. De trommel uit 1560 wordt aangepast aan het nieuwe aantal klokken en ook hier worden nieuwe tuimelaars geplaatst. Alle werken gebeuren onder het toezicht van beiaardier Elooi Bonjonne. Het nieuwe instrument klinkt voor de eerste maal over Mechelen op 17 januari 1680 op het feest van Sint-Antonius-Abt. In 1696 gebeurt een hergieting van de Carolus en de Magdalena door de Antwerpse gieter Melchior de Haze. Negen jaar later laat de stad door de Engelse uurwerkmaker James Willmore op de vier zijden van de toren wijzerplaten aanbrengen met een enkele uurwijzer. De wijzerplaten hebben een doormeter van 11,72 meter waarmee ze toen de grootste ter wereld waren. Tijdens de Eerste Wereldoorlog worden deze beschadigd door de beschietingen en raken nadien in verval. Bij de restauratiewerken van de toren worden ze in de zestiger jaren weggenomen. Restanten ervan bevinden zich nog in het atelier van Michiels Torenuurwerken en Beiaarden aan de Korenmarkt.18

In 1733 is de trommel na bijna twee eeuwen dienst volledig versleten. Er wordt in de stadshalle een nieuwe trommel gegoten door Alexis Julien, een Frans klokgieter gevestigd te Lier. Jan de Hondt, uurwerkmaker uit Antwerpen zorgt voor de constructie, alle smeedwerk en levert ijzeren klavieren, hamers en tuimelaars. Het boren en vijlen van de 16.200 vierkante gaten in de trommel neemt twee jaar in beslag. Vandaag bevat de trommel, met een doorsnede van 1,547 meter, 90 gaten horizontaal en 180 in de omtrek. In 1734 giet Joris Dumery de baldakijnpilaren in messing. Door moeilijkheden tijdens de werken komt de voltooiing pas in 1736.

Tijdens 18e eeuw gebeurt er een hergieting van een klein aantal klokken door Joris Dumery (1735 klok 9) en door Andreas Joseph Van den Gheyn (1766 Libertus, 1777 klok 7, 1784 klok 15) Wanneer de Libertus in 1766 hergoten wordt, stemt Van den Gheyn ook de Joseph een halve toon omlaag tot klaviertoon sol, want deze toon ontbrak toen in de beiaard. Op het einde van die eeuw kwam de Mechelse stadsbeiaard door de klokopeising even in gevaar tijdens de Franse overheersing. Beiaardier Haverals kon echter de overheid overtuigen dat het instrument een rol kon spelen in de verdediging van de Republikeinse waarden door het spelen van de liederen van de revolutie.

Tijdens de 19e en 20e eeuwOp zondag 27 april 1828 ontstaat er een barst in de Salvator tijdens het luiden voor de mis van negen uur. Een jaar later probeert klokkenlapper Constantinus Tollenaer uit Avelgem vergeefs de barst te herstellen. Na heel wat getalm beslist het stadsbestuur in 1844 uiteindelijk dat de klok hergoten zal worden. Dit gebeurt door de

Rechts: Staf Nees bespeelt de beiaard in het bijzijn van Jef Denyn (midden) en Kamiel Lefévere (rechts)

Onder: opwinden trom-mel Sint-Rombouts

9

amper 30 jaar oude gieter Andreas Lodewijk Van Aerschodt uit Leuven, kleinzoon van de laatste Van den Gheyn. De plechtige wijding van de klok gebeurt niet zoals gewoonlijk in de kerk maar op de grote markt van Mechelen.

Tijdens de 19e eeuw blijft het aantal gietingen verder beperkt tot twee : in 1861 hergieting van Rombout door Sévérin Van Aerschodt en in 1873 het gieten van de 8ste klok (klaviertoon sol #) door Andreas Van Aerschodt. Deze laatste klok vult de leemte op, ontstaan in 1766 door het omlaag stemmen van de Joseph. In 1861 krijgt Louis Michiels de toelating om een nieuw systeem uit te testen op het uurwerk van de toren. Reeds lang liep het uurwerk van de Romboutstoren niet meer juist. Dagelijks moest het twee maal bijgesteld worden. De nieuwe uitvinding bestaat er in dat een moederuurwerk door middel van elektrische impulsen magneten activeert die het torenuurwerk in gang houden. Daar het moederuurwerk over een fijn mechanisch gangwerk beschikt loopt het ook juist. Om de invloed van temperatuurschommelingen op de pendel te vermijden wordt die uitgerust met kwikvaten, die als gewicht functioneren. Met dit revolutionaire systeem kunnen torenuurwerken voortaan de juiste tijd aangeven. Dit is meteen ook het begin van het succesverhaal van het torenuurwerkenatelier Michiels aan de Korenmarkt .

Onder het beiaardierschap van Adolf en Jef Denyn worden belangrijke verbeteringen aangebracht aan de inrichting van de beiaard. Achter de klepels van de kleinere klokken worden regelbare spiraalveren geplaatst zodat de repetitie van de aanslagen geoptimaliseerd wordt. Om de zijdelingse slingering van de klepels te verhinderen worden ze onderling aan elkaar verbonden. Door deze ingrepen kan de beiaardier de klepels optimaal beheersen en wordt een expressief en virtuoos spel technisch haalbaar. Bij zijn activiteiten als beiaardadvi-seur zal Jef Denyn altijd refereren aan de beiaard van Sint-Rombouts als toonbeeld hoe het moet. Wanneer hij dan nog eens het Mechelse beiaardklavier gaat kopiëren op andere torens ontstaat de eerste klavierstandaard in de beiaardgeschiedenis. Ook de klavierkamer ondergaat een kleine metamorfose. De wanden en zelfs de pijlers van het klavier worden, ter inspiratie van de beiaardier, volgehangen met illustraties, prenten en foto’s.

Na 1900 worden regelmatig en vaak tevergeefse pogingen ondernomen om de onzuiverheden in de klokken weg te werken. Marcel Michiels Sr. hergiet in 1906 hergieting klok 17, 39 en 40. Zes jaar later gebeurt hetzelfde met klok 18, ditmaal door Felix Van Aerschodt. In 1922 wordt ze reeds hergoten door Marcel Michiels Sr. Maar ook deze gieting is niet geslaagd, want in 1931 wordt ze door Marcel Michiels Jr. hergoten. In hetzelfde jaar giet hij ook klok n°46.

Daar ook de juistheid van de 8e klok uit 1873 veel te wensen overlaat – Denyn noemde ze de “schandklok”- bekomt hij dat deze klok naar aanleiding van zijn jubileum in 1922 door Marcel Michiels Sr.

hergoten wordt. Voortaan draagt ze zijn naam. Uiteindelijk wordt ook deze in 1952 door Marcel Michiels Jr. hergoten omwille van de slechte klank. Wanneer Jef Denyn in 1927 een concertreis naar de Verenigde Staten onderneemt, wordt de oude klavierkamer vervangen. Bij zijn terugkeer is Denyn ten zeerste ontstemd hierover, want alle foto’s en afbeeldingen zijn met de oude planken verdwenen.

Beiaarden in Vlaanderen: Mechelen

VBV-magazine oktober-november-december 200810

In 1945 komt er een nieuw klavier “door de Mechelse bevolking bij zijn zilveren jubileum als beiaardier den heer Staf Nees aangeboden”. Het oude klavier van Denyn krijgt later een plaats in het beiaardmuseum. Twee jaar later wordt de Sint-Jan Berchmans of Bevrijdingsklok (slagtoon do) door Marcel Michiels Jr. gegoten en komt als klaviertoon mi in de beiaard. Om te beschikken over een es in het pedaal wordt de Maria uit 1498 een halve toon omlaag gestemd. Bij het ophijsen van deze klok breekt een kabel en de middeleeuwse klok valt, gelukkig zonder schade, twintig meter naar omlaag in de toren. Wanneer in 1966 het automatisch spel wordt stilgelegd wegens de restauratiewerken van de toren zijn de gloriedagen van de oude beiaard voorbij.

3. De nieuwe beiaard

Problemen met de oude beiaardIn 1968 starten de eerste gesprekken over een restauratie van de Mechelse beiaard. Hierbij betrokken zijn de stadsbeiaardier Piet van den Broek, zijn adjunkt Gaston Van den Bergh en André Lehr van de gieterij Eijsbouts te Asten. Op 5 september van dat jaar gebeurt een klankanalyse. Snel blijkt dat de situatie van het instrument zeer problematisch is. De toonzuiverheid laat zodanig te wensen over, dat de beiaard niet meer voldoet aan de hedendaagse kwaliteitsvereisten en dit zeker niet als instrument voor een beiaardschool. De problematiek is zelfs vrij complex. Vooreerst zijn er de structurele euvels. Het instrument mist homogeniteit door het feit dat het gegoten werd door twaalf verschillende gieters en dit over een periode van bijna vijfhonderd jaar. Verschillende klokken waren oorspronkelijk reeds met afwijkingen in de boventoonstructuur of zelfs met een foute slagtoon door de gieters afgeleverd. Daarenboven is de beiaard gestemd in de middentoon, waardoor veel romantische en hedendaagse muziek onuitvoerbaar is. Deze situatie veroorzaakte grote problemen voor de goede werking van de beiaardschool. Vervolgens vertoont het instrument enorm veel sporen van slijtage en dit niet alleen in de tractuur maar vooral in de klokken zelf. Op veel klokken is er door het eeuwenlange beuken van hamers en klepels een onherstelbare schade aangericht. Door pollutie heeft zich overal corrosie gevormd, wat negatief is voor de resonantie. Meteen rijst de vraag of een restauratie wel goede resultaten zal opleveren. Bij een verregaande restauratie bestaat immers de mogelijkheid dat een aantal van de historische klokken hergoten dienen te worden. Daarenboven zullen de historische klokken onherstelbare ingrepen ondergaan tijdens het herstemmen.

Plannen voor een nieuw instrumentIn 1972 schrijft Piet van den Broek een rapport waarin hij het voorstel doet om een totaal nieuw instrument te gieten en daarnaast de oude beiaard te bewaren zoals hij is. Hij kan voortaan fungeren als museumstuk omwille van zijn historische waarde. De oude beiaard bevat immers klokken van Mechelse gieters uit de 15e en 16e eeuw, Hemonyklokken en klokken van andere belangrijke historische gieters als Dumery en Van den Gheyn. Daarnaast schreef het instrument geschiedenis doordat het bespeeld werd door Jef Denyn tijdens zijn vele concerten. Alleen daarom reeds verdient de oude beiaard om in de Sint-Romboutstoren zelf bewaard te worden.

Toch duurt het nog tot 1978 eer er door het Mechelse stadsbestuur een beslissing neemt in dit dossier. In het eerste plan voorziet men een nieuwe beiaard met een basklok (bes) van 5750 kg. Het wordt echter snel duidelijk dat een dergelijk instrument te licht zal uitvallen voor de hoge Romboutstoren. In vergelijking met het gewicht van de oude beiaard, zou dit nieuwe instrument eerder afbreuk doen aan de faam van Mechelen als beiaardstad. Wijd en zijd is Mechelen immers

11

bekend omwille van zijn zware en sonore beiaard. Beiaardiers Jos D’Hollander en Frans Vos, beiden adviseurs in dit dossier, kunnen in 1979 het stadsbestuur overtuigen om uiteindelijk een beiaard te gieten die het gewicht van de oude beiaard evenaart. De nieuwe Mechelse beiaard zal een kwart naar onder transponeren en als bes-klok beschikken over een klok van meer als acht ton. De opdracht wordt toegewezen aan de gieterij Koninklijke Eijsbouts te Asten onder leiding van campanoloog André Lehr.19

In 1980 verhuizen de klavierkamer en 42 klokken van de oude beiaard naar een lager daartoe geconstrueerd niveau in de toren, om zo ruimte te maken voor de nieuwe beiaard. Op 10 augustus 1981 is de oude beiaard weer speelklaar en tevens opnieuw verbonden met het trommelspeelwerk. Op 4 juni stroomt veel volk ’s morgens rond de toren samen voor een indrukwekkend schouwspel. Een gigantische kraan, hoger dan de toren zelf, was de nacht voordien er naast opgetrokken. Een voor een werden de klokken van de nieuwe beiaard langs de bovenzijde in de toren gehesen.20 De plechtige inhuldiging vond plaats op donderdag 17 september 1981 in aanwezigheid van koning Boudewijn, koningin Fabiola en kardinaal Godfried Danneels. Via de werklift van de restauratiewerken bracht het gezelschap een bezoek aan de nieuwe beiaard. In de klokkenkamer werd door de koning een oorkonde ingemetseld. Tijdens de inhuldigingsfeesten speelden 41 beiaardiers uit België, Nederland, Frankrijk en de Verenigde Staten.

Stadsbeiaardiers

Frans de Vriese 1 5 5 7 - 1 5 5 7 interimarisChristoffel Rimbout 1557-1560Jan Strybosch 1570-1572Jan de Vryere 1580-1585Philippe de le Forge 1588-1592Augustin de Saint-Obert 1592-1597Philippe de le Forge 1597-1599Adriaan Le Pris 1599-1602Augustin de Saint-Obert 1602-1603Philippe de le Forge 1603-1605Gerard de le Forge, alias van der Munten 1605-1617Gielis Sterck 1617-1617 interimarisUrsmarus Tison 1617-1625Jacob Du Buze 1625-1625Louis Gleize 1625-1637Elooi Bonnejonne 1637-1686Jan Bonnejonne 1686-1700Jan-Baptist Jacobs 1700-1713Antoon Colfs 1713-1729Jan-Josef Colfs 1729-1771Corneel Streitner 1771-1772

interimarisJean-Baptiste Kieckens 1772-1788Gomaar Haverals 1788-1841Louis Wittmann 1841-1849Adolf Denyn 1849-1851 interimarisAdolf Denyn 1851-1887Jozef Denyn 1887-1932Staf Nees 1931-1965Piet van den Broek 1965-1981Jo Haazen 1981-

Adjunct-stadsbeiaardiersPiet van den Broek 1948-1965Eugeen Uten 1948-1949Gaston Van den Bergh 1950-1979Gustaaf Vanderweyden 1979-1986Eddy Mariën 1986-

KerkbeiaardiersNico Swaenen 1991-2007 Marc Van Bets 2007-

Noten

1 zoals vermeld in F. Vermoortel, Cfr.supra, p. 95.2 door de gieter meegedeeld gewicht3 gewicht volgens tabel van Piet van den Broek, gepubliceerd in het programma-boekje van de Mechelse beiaardconcerten in 19714 gewicht berekend door André Lehr5 zie voetnoot 26 verbeterde gegevens gepubliceerd in F. Vermoortel, Mechelen, Sint-Romboutstoren en zijn beiaarden, Uitgeverij Marc Van de Wiele Brugge, 1987, p. 75.7 zie voetnoot 3. Dit totale gewicht werd berekend na correctie van de gewichten van de zeven zwaarste klokken.8 Gewichtenlijst zoals vermeld door F. Vermoortel, Cfr.supra, p.74-75. Bij de eerste zeven klokken werd het laatst vermelde gewicht berekend door André Lehr. 9 Dat de Dijlekerk tot in 1205 de centrale parochiekerk van Mechelen was toont aan dat de oorspronkelijke kern van de stad aan de andere zijde van de Dijle lag met als centraal plein de huidige korenmarkt.10 R. van Uytven (red.), De geschiedenis van Mechelen. Van Heerlijkheid tot Stadsgewest, Lannoo z.p., 1991.11 W. Vandeneynde, Sint-Romboutskathedraal. Gestalte van de gotische droom, VKW Mechelen, 1990, p. 23.12 F. Steurs, De toren van Sint-Rombautskerk te Mechelen, Mechelen, 1877, p. 45.13 F. Vermoortel, Cfr.supra, p. 25.14 G. Van Doorslaer, Le Carillon et Les Carilloneurs de la Tour St.-Rombaut, à Malines, Mechelen, 1893, p.8. 15 G. Van Doorslaer, Le Carillon de la tour de Saint-Rombaut à Malines, Mechelen, 1926, p. 9.16 G. Van Doorslaer, Cfr. supra, p. 23-25. 17 Stadsarchief Mechelen, B 659418 K. Cosaert, art. Michiels. ‘Torenuurwerken en beiaarden’, in VBV-Magazine, jg. 8 n°4, p. 2-5. 19 F. Vermoortel, Cfr.supra, p. 85-93.20 De Sint-Romboutstoren van Mechelen. Restauratie 1963-1993, Stadsbestuur Mechelen, 1994, p. 19-25

Beiaarden in Vlaanderen: Mechelen