Ik denk dat ik mijn hoofd ben

75
‘Ik denk dat ik mijn hoofd ben’ Balanceren tussen hoofd en lichaam Marlous van der Sloot

Transcript of Ik denk dat ik mijn hoofd ben

‘Ik denk dat ik mijn hoofd ben’Balanceren tussen hoofd en lichaam

Marlous van der Sloot

‘Ik denk dat ik mijn hoofd ben’ Balanceren tussen hoofd en lichaam

Marlous van der Sloot2011 ©

‘Ik denk dat ik mijn hoofd ben’ Balanceren tussen hoofd en lichaam

De wereld is in mijn hoofd.Mijn lichaam is in de wereld.

Paul Auster 1

Het begon allemaal bij het zien van een Indonesiër. Of ei-genlijk wist ik het daarvoor al, maar waarschijnlijk niet zo be-wust. Sumatra, 2009. Annet en ik waren op weg naar Bukkit Lawang. We zaten in een zogenoemde ‘Chickenbus’ – eentje waarbij de stoeltjes half zo breed zijn als in onze bussen en twee keer zo vol. Dit keer viel het mee. Iedereen had een eigen plekje en naast ons zat ‘de’ Indonesiër. Op zich deed hij niets vreemds. Tenminste, dat zou hij beweerd hebben. En Annet heeft het waarschijnlijk niet eens gezien. Het was zijn gedrag dat mij overrompelde. Het was iets dat wij in het westen nooit zouden doen. Zijn arm rustte op de schouder van zijn onbekende buurman en hij speelde met zíjn haar. Met zijn haar! Flashbacks van vlooiende apen in de dierentuin of van Animal Planet borrelden in mij op. De man, die voorheen nog een Indo was, leek voor luttele minuten niet meer op een mens, maar op een beest. Een aap, wel te verstaan. En het gekste van alles, ik vond hèm niet vreemd. Maar mezelf.

Ik voelde me ‘de Ander’. En dat door de aanblik van een Indonesiër die speelt met iemand anders z’n haar. Daar zat ik, in de bus naar Bukkit Lawang, overspoeld door een gevoel van vervreemding.

Hoe kon zoiets gebeuren?

Contacten met een andere cultuur worden aangeduid als confrontatie met

de Ander (‘the other’). Tot de ander wordt alles gerekend dat vreemd is aan

de eigen cultuur, oftewel het Eigene (‘the Self’). Het contact met de ander

heeft niet altijd geleid tot conflicten. Heel vaak overheersten bewondering

en nieuwsgierigheid en niet zelden was dit wederzijds.

7

73 Terra Incognita

25 Wereldburger

43 De koning van het woud

De cocon van gewoonte 1117 Van slingerend door het woud tot couch potatoe

Een wonderlijke stad 33

Op naar de top 61

49 Aapjes kijken

85 Een slapende arm 95 Monkey Mind

Hoe kon zoiets gebeuren?

Inhoudsopgave

Literatuurverwijzing

Noten

Ga naar ikweetnietwaar en vind 115

daar ikweetnietwat 103 De terugkeer

De cocon van gewoonte

Het was 18 februari. Annet en ik waren zojuist in het vlieg-tuig gestapt waarmee we richting Londen Heathrow zouden vliegen. Op Heathrow zouden we vervolgens overstappen op een 18 uur durende vlucht richting Delhi, de hoofdstad van India. Ik had stoel 12F weten te bemachtigen, een plekje dat zich aan de ene zijde liet vergezellen door de stoel van Annet en aan de andere zijde door een eivormig raam. Na de instructies van de stewardess begonnen de motoren onge-duldig te brommen en wierp ik nog een laatste blik op het vertrouwde uitzicht van straatlantaarns, trolleybussen en ho-tels. Deze zouden binnen enkele ogenblikken steeds verder van ons verwijderd raken, totdat het piepkleine stipjes zouden worden en vervolgens zouden verdwijnen in het niets… De wereld, waaraan we normaal gesproken zo vast gekluisterd zitten, zou binnen een handomdraai niet veel meer lijken dan het miniatuur landschap van Madurodam. Vanuit mijn vliegtuig stoel keek ik neer op de wereld als een soort God of marsmannetje. Vanuit een lichtvoetig perspectief van boven.2

We kunnen stellen dat je door het verlaten van de aardbol, waar je normaal gesproken met twee benen op staat, beter in staat bent te reflecteren op je leven. We vervangen de dagelijkse kleine problemen - de trein die je moet halen, of de keus wat je vandaag weer gaat eten - voor grotere levensvra-gen. Daar hangend in de lucht, boven of tussen de magisch zwevende wolken, stellen we ons de vraag wie we zijn. ‘Wie ben ik?’ Gevolgd door de vraag ‘Wie zijn wij eigenlijk? Wie is de mens?’ Vaak zitten we in het dagelijks leven in zo’n stramien dat we onze eigenaardigheden niet meer opmerken. Maar door een ander perspectief in te nemen breken we de cocon van gewoonte en worden we, misschien voor maar heel even, buitenstaanders van ons eigen bestaan.

Dit breken van de ‘cocon van gewoonte’ is iets wat veel kunstenaars, schrijvers, filosofen en een verdwaalde zoöloog doen. Zij allen pretenderen de mens ‘van buitenaf’, als een andere levenssoort, te observeren en daarmee het publiek bewust te maken van de wereld waarin we leven. Vanaf deze zogenoemde metapositie maken ze aantekeningen, schetsen

Rinko kawauchi | Untitled (from: Aila series), 2003

13

verbanden en met hun conclusies houden ze ons een spiegel voor. Zo schrijft Frans Kafka ‘Die Verwandlung’ – de gedaan-teverwisseling. Een verhaal waarin Gregor Samsa op een morgen ontwaakt als ‘monsterachtig ongedierte’3 om ons zo de mensheid te tonen vanuit een dierlijk perspectief. Desmond Morrris, een Engels zoöloog, legt de mens als andere levenssoort op de ontleedtafel en komt daarmee met grensverleggende observaties over onze eigen soort.Paulien Oltheten doet dat in principe ook, maar dan als ob-serverend fotograaf. De Duitse filosoof Hannah Arendt schrijft in het boek de ‘Human condition’ over ‘wat wij doen’4 en Teun Hocks toont met zijn kunstwerken een tragikomedie van hem-zelf ‘als ‘everyman’ waarin wij allemaal ons zelf in herkennen.

Ook bij mij brak de cocon van gewoonte. Niet door het lezen van Kafka of door het staren uit een vliegtuigraam. Maar daar, op het eiland Sumatra, door de aanblik van een Indone-siër die speelt met iemand anders z’n haar. Meestal is de reis of vakantiebestemming de plek met zijn eigenaardigheden. We kunnen vaak als geen ander benoemen wat het bezochte land typeert, dat de mensen zo vriendelijk zijn, ongestoord boeren of dat het brood zo zoutloos is. Maar gaat het over onze eigen omgeving, dan komen we vaak niet verder dan kaas, tulpen en klompen. We zitten er zo dicht met onze neus bovenop, dat onze merkwaardigheden niet meer opvallen.5

Maar daar in die bus, ver weg van huis, had de Indonesiër iets vertrouwds, en leek niet hij, maar ik de vreemdeling…

Ik wil van een afstandje naar onze huidige menselijke condi-tie kijken. Naar de mens die ver afgeraakt is van zijn oor-sprong. Wij hebben de neiging om het ‘zwak dierlijk wezen’ dat we aanvankelijk waren buiten beschouwing te laten om zo onszelf,vol trots, op de top van ‘de piramide van het leven’ te kunnen plaatsen. Zonder pardon snijden wij onze wortels af. We vergeten het complexe beest dat in ons roert en roe-pen: voorwaarts, mars!

Om dit te begrijpen is het wellicht verstandig om bij het begin te beginnen.

Teun Hocks | zonder titel, 1994

15

Van slingerend door het woud tot couch potatoe

Zo’n vijfentwintig miljoen jaar geleden vertoefden we nog in het paradijs. Slingerend door het woud afgewisseld door lui reiken naar heerlijke vruchten, bladeren en insecten. Als de ene boom was leeg gesnoept, vervolgde de troep zijn weg onbezorgd naar de volgende versnaperingen. Helaas, was het voor deze ‘Bourgondiër’ niet weggelegd om de rest van zijn bestaan vredig op een blaadje te blij-ven knabbelen en zou hem een zware toekomst tegemoet komen.Het begon met een klimaatverandering - tien miljoen jaar later - die de bossen ernstig deed reduceren. Waardoor de primaat voor een desastreuze beslissing kwam te staan: zich vastklampen aan de restanten van het boomgebied of de verdrijving uit het paradijs onder ogen zien…. Hoewel zijn primatenvrienden – chimpansees, gorilla’s, gib-bons, orang-oetangs - veilig in de bosjes bleven, waagde hij zich op nieuw terrein. Het was een riskante zaak, maar vol evolutionaire energie wierp hij zich op de concurrentiestrijd met de krachtdadige grondbewoners. Om te kunnen overle-ven zou hij een betere jager of betere grazer moeten worden. Het lui reiken naar vruchten zou plaats maken voor ploeteren tussen de harde aarde en het ronddolen door de wouden moest vervangen worden voor een vaste thuisbasis. We hoeven maar een blik op de hedendaagse bevolkingscijfers te werpen en we weten dat de primaat de vuurproef met vlag en wimpel heeft doorstaan.Toch heeft deze stap enorme consequenties gehad voor zelfs de meest gecultiveerde ‘aap’ van tegenwoordig. Zo’n grote ommezwaai creëert namelijk een dier met een dubbele persoonlijkheid. Hij stortte zich wellicht vol overgave op zijn nieuwe rol, maar veel van zijn oude gebruiken draagt hij nog met zich mee. Zijn hele lichaam en levenswijze waren inge-steld op het bosbestaan, toen hij ‘plotseling’ in een wereld werd geworpen waar hij alleen maar kon voortbestaan als hij begon te leven als een wapendragend wezen met hersenen. Genetisch kost het miljoenen jaren om dit pionierswezen te optimaliseren, tot die tijd zal hij het moeten doen met twee motiveringsstelsels. Een van een primaat en de ander van een jager. Twee systemen die maar gedeeltelijk met elkaar

Jeff Wall | Polishing, 1998

19

verband houden en grote veranderingen teweegbrachten in zijn levenswijze. Zo moesten de mannelijke en vrouwelijke jagende apen trouw blijven aan elkaar, ook als het mannetje nu uit jagen ging. Als bosbewoner ‘zonder taakverdeling’ kon het mannetje zijn wijfje continu in de gaten houden, maar om haar onbeschermd achter te kunnen laten tegen de avances van elk willekeurig ander mannetje moest er biologisch iets veranderen. Er moest een hechte band ontstaan. De man-netjes en vrouwtjes moesten gefixeerd raken op een enkele partner. De jagende aap ontwikkelde zodoende het vermogen om verliefd te worden. Een normale gang van zaken bij vele andere groepen van dieren, maar zeldzaam onder de prima-ten. En zo moest de jagende aap nog vele andere geneti-sche aanpassingen ondervinden.

Vandaag de dag bevindt hij zich nog steeds in een verwarde situatie. Als primaat de ene kant opgetrokken, als roofdier - door adaptatie - een andere kant, vormt de ingewikkelde beschaving waarin hij terecht is gekomen nog een derde rich-ting. Zijn eerste verandering, van vruchtenplukker tot jager, is gedurende een redelijk tijdsbestek tot stand gekomen. En met redelijk succes. De tweede verandering is hem zwaarder komen te staan. De ‘culturele’ transformatie vond snel plaats en was meer afhankelijk van zijn snel ontwikkelde intelligen-tie en toepassing van zelfbeheersing dan van biologische verandering.6

Dus, soms, betekent voorwaarts, niet alleen maar ‘goed, beter.’ Soms betekent voorwaarts…vervreemding.

Een andere wereld. Een vervreemde wereld….

ver` vreem - ding de -woord (vrouwelijk) 1 het vervreemden; 2

verschijnsel dat er een, al dan niet bewust gevoelde, geestelijke

afstand ontstaat tussen de mens enerzijds en zijn arbeid, de

producten van zijn arbeid, de gemeenschap waarin hij leeft

enz. anderzijds; 3 recht wisseling van eigenaar door verkoop,

schenking of anderszins.7

Volgens Karl Marx is vervreemding een kenmerkend symptoom van het

kapitalisme.8

21

Want daar zit je dan, anno 2011, als ‘couch patato’9 voor je tv. Tussen vier betonnen muren. In het gezelschap van een zak geribbelde paprika chips en een blikje cola. Of hard zwoegend bij de Fitness First voor een perfecte bilpartij, nadat je het passeren van de McDonald’s weer niet hebt weten te doorstaan…Als je tenminste niet je kostbare tijd hebt staan verdoen bij de Albert Heijn XXL waarbij je eerst moest kiezen tussen Ariel, Robijn, Persil, Ajax, Omo, Sunil, Dreft, Fleuril of Witte Reus, en vervolgens treuzelde omdat je niet wist of je vanavond zin had in roompuddingcakejes, kaneelstengels, gevulde koeken, koffiewafels, mergpijpjes, chocolate chips cookies, kletskop-pen, lange vingers, pennywafels, speculaas, bastognes of toch meer neigde naar een chocolaatje.

Ik vraag me af of we gelukkig kunnen zijn in zo’n wereld. Zo ver weg van onze oorsprong…

‘Wat me ervan weerhoudt mezelf serieus te nemen, hoewel ik een nogal ernstig karakter heb, is het feit dat ik mezelf bijzonder lachwekkend vind, niet lachwekkend op zo’n betrekkelijke manier als in een klucht, maar lachwekkend op een manier die inherent is aan het menselijk leven zelf en waarvan zelfs de eenvoudigste handeling, het meest alledaagse gebaar doordrongen is. Ik kan me bijvoorbeeld niet scheren zonder in lachen uit te barsten, omdat het me zo stupide voorkomst. Het is allemaal heel moeilijk uit te leggen.

Flaubert aan Louise Colet in augustus 1846 10 23

Wereldburger

Annet en ik liepen nog een beetje beduusd door de hoofd-stad van India, New Delhi, waar we de voorgaande dag waren aankomen. We zijn niet echt de meisjes die zich snel van hun stuk laten brengen maar de eerste stappen op Indiase bodem waren toch wel memorabel. We hoorden dan ook diverse verhalen van toeristen die zich dagenlang had-den opgesloten in hun hotel voordat ze zich echt in de drukte durfden te begeven. Want de stad, met maar liefst 12,8 miljoen inwoners, was een chaos. Van de ooit planmatig Brits aangelegde stad leek niet veel meer over.11 Krakkemikkige houten uithangborden, vervallen betonnen schuurtjes. Kabels hingen schots en scheef langs de daken waarover brutale aapjes hun gestolen buit konden transporteren. De straten waren stoffig, kleurrijk en bomvol met riksja’s, tuctuc’s, een verdwaalde koe, maar vooral met mensen.

Het was rond enen toen onze magen begonnen te knorren. Op straat stonden diverse voedselkraampjes en er waren tal-loze Indiase restaurantjes in ons vizier. Maar een verdwaalde kakkerlak in de etalage, vreemd geurende specerijen en ver-sleten meubels gaven ons niet direct de indruk dat onze ma-gen deze kost ongestraft zouden binnen houden. We hadden ons er bijna bij neergelegd dat we niet veel keus hadden, tot-dat er plotseling een magische gele ‘M’ opdook uit het niets. We laten ons allemaal wel eens verleiden tot een bezoekje aan de McDonald’s (toch?), maar nu kon ons geluk niet op, we konden de scherp gekruide ‘chicken masala’ en ‘thali’ nog even laten voor wat het was en lekker in een vertrouwde bur-ger happen. Want of je nou in Nederland, China of India bent, wereldwijd kunnen we ons tegoed doen aan een McMenu, met cola, een burger en frietjes. Desalniettemin was het een vreemde gewaarwording om vanuit een stoffige Indiase straat een brandschone, welbekende McDonald’s binnen te stap-pen. Na het passeren van de drempel waande ik me weer even in Nederland. Of eigenlijk op elke willekeurige plek op onze aardbol. Alles was identiek, op de taal na. McDonald’s leek wel een soort niemandsland. Of eerder een ‘iedersland’. Want met meer dan 30.000 Mc Restaurants wereldwijd, kent praktisch onze gehele populatie het concern.

Simon Willows | Slob Evolution, 2006

27

Maar vergeet niet, ze spelen wel in op onze dierlijke instincten!

Net als andere primaten vinden wij het moeilijk om zoetigheid te

weerstaan. In voedsel zitten twee elementen die het voor ons

aantrekkelijk maken: de voedingswaarde en de smakelijkheid. In de

natuur gaan deze twee factoren hand in hand, maar bij kunstmatige

geproduceerde voedingsmiddelen kunnen ze

gescheiden zijn en dit kan gevaarlijk worden. Voedingsmiddelen

die vrijwel geen voedingswaarde hebben kunnen zeer aantrekkelijk

gemaakt worden door het toevoegen van een grote hoeveelheid

kunstmatige zoetmiddelen.17

Het verwonderlijke is, dat ze overal dezelfde producten aan-bieden. Op een paar culturele uitzonderingen na: de Hindoe-isten kennen een Maharaja Mac omdat koeien, in hun geloof , heilig zijn.12 In Istanbul bestaat een Mc Restaurant in zwart wit omdat rood en geel de kleuren zijn van Galatasary, een Turkse voetbalclub, en daardoor het doelwit werd van voetbal hooligans.13 Maar het idee moge duidelijk zijn, een BigMac kunnen we eten in Den Haag, maar ook in Amsterdam, evenals in Parijs, New York of Mexico. En dat vergt een hoge mate van het standaardiseren van het proces.McDonald’s heeft dan ook het hele proces, van inkoop, vervaardiging, tot verkoop, bijna volledig in haar greep. Het menselijk handelen wordt tot het minimum beperkt en groten-deels door machines vervangen. Regels worden opgesteld om verschillen tot het minimum te reduceren. Zo heeft de McDonald’s niet alleen een universele menukaart maar zijn het aantal calorieën van een burger, de dikte van de frietjes, de hoeveelheid M&M’s in een McFlurry identiek. In al de 30.000 verschillende restaurants! En dat is toch wel een ab-surd besef. Jeroen die in New York een BigMac verorbert, eet (bijna) feitelijk dezelfde BigMac als Arianna in Italië, Wouter in Holland en ik in India. Met 2 gehaktschijven, 1 plak cheddar-kaas, 2 schijven augurk, 30 gram sla, 7 gram uien, 20 ml Big Mac-saus,14 1,040 milligram zout, 540 calorieën, 45 koolhy-draten en 29 gram vet, waarvan 10 gram verzadigd.15 Deze wijze van produceren gaat zo ver dat ik bijna niet meer over voedsel maar over producten of klonen (!) zou willen spreken. Het zijn identieke kopieën. Ver verwijderd geraakt van het restaurant principe waarbij één of meerdere koks, per klant een gerecht klaarmaken en serveren. Ver verwijderd geraakt van een natuurlijke manier van voedsel bereiden. Maar het levert wel wat op. In 2009 had alleen de Nelder-landse McDonald’s al een omzet van 558.000.000 euro.16 De efficiency, berekenbaarheid, voorspelbaarheid en beheersing van McDonald’s bleek een economisch succes en werd daar-door een toonbeeld voor vele andere bedrijven. De formule van McDonald’s werd steeds vaker gebruikt, en dus niet het product - want echt lekker kun je het niet noemen - maar de efficiënte productiewijze werd het uitgangspunt. Winst-maximalisatie. Nu wil ik niet beweren dat McDonald’s ons

29

met het kapitalisme heeft geïnjecteerd, maar dit bedrijf is er wel een mooie metafoor voor. En dat vond de Amerikaanse Socioloog George Ritzer ook. Want hij nam McDonald’s als illustratie om kritiek te leveren op onze moderne samenleving en schreef in 1993 het boek ‘The McDonaldization of Soci-ety”.18 Waarin hij het gedachtegoed van Max Weber (1864-1920) - die constateerde dat het doelrationeel handelen sterk toenam in de 19e en 20e eeuw - in een nieuw, hedendaags jasje goot. Door snelle bediening, efficiënte productiewijze en arbeidsdeling, worden onze emotionele en traditionele denk-wijzen van tafel geveegd en krijgt het rationele denken de overhand. Niet alleen op de markt, maar ook in ons dagelijks leven. Want de rationalisering van de markteconomie dringt ook steeds meer door tot gewone menselijke relaties. Zo las ik dat in de stad Osaka, de belangrijkste handels- en indus-triestad van Japan, mensen elkaar niet begroeten met het gangbare ‘hoe maakt u het?’ maar door ‘hoe staan de zaken ervoor?’ of ‘verdient u goed?’19 Ritzer wilde ons, aan de hand van zijn boek, er op wijzen dat deze extreme vorm van rationaliteit volstrekt irrationeel is. Dat we op deze manier in een ijzeren kooi, oftewel cocon, gevangen raken en dat deze levensinstelling dehumaniserend werkt. Het gaat ons lang-zaam maar zeker niet meer om de persoonlijke gesteldheid van iemand, maar om zijn financiële situatie.

Wij bestelden niettemin, twee McMenu’s, met cola, een bur-ger en frietjes.

David LaChapelle | Death by Hamburger, 2001

31

Een wonderlijke stad

Het was een week geleden dat we in India waren geland. Inmiddels zaten we 1419 kilometer zuidelijker in Apollo Bandar. Een wijk in Mumbai, vlak bij de Gateway of India, waar een paar maanden voor ons verblijf het Taj Mahal hotel (op 26 november 2008) door een terroristische aanval was getroffen. Ondanks dat de wijk nog wat leed aan naweeën, met bewaking om het gebouw, roodwitte linten en hordes ramptoeristen, begonnen wij ons toch wat meer thuis te voelen in het land van de Maharadja’s en heilige koeien. In plaats van de McDonald’s in te vluchten consumeerden we steeds meer wat de lokale bevolking ons voorschotelde. We dronken chai tea en aten aloo jeera, chappati en masala dosa. We begrepen dat een handgeschreven vodje hier als officieel trein- of vliegdocument door kon gaan en dat Indi-ers nog heftiger met hun hoofd gingen wiebelen als je je liet oplichten.

Het was dinsdag middag en nadat we ons hadden laten inwijden in de rituelen voor de Hindoe God Ganesha, in een klein authentiek tempeltje in de buurt van Chowpatty beach, taxieden we richting Mahalaxmi, een wijk die een stuk noordelijker ligt. We stapten bij het plaatselijke station uit, vlak bij de ‘Dhobi Ghat’. De ‘Dhobi Ghat’ bleek een giganti-sche wasserette die nog volledig op menselijke kracht draait. Geen witgoed met een goed vermogen, maar 200 man in de open lucht, die met behulp van betonnen wasteilen, zo’n half miljoen kleren per dag verwerken.20 Het was een bizarre ge-waarwording en vanaf de spoorbrug had je voortreffelijk zicht op het hele schouwspel. De voornaamste bedrijvigheid bestond uit mannen en vrou-wen die ingespannen de was schoon sloegen tegen beton-nen bakken. Daarnaast werd er flink geschrobd en werd de was uitgehangen, verzameld en gestreken. Het was wonder-baarlijk hoe de ‘dhobi’s’ er in slaagden om in zo’n smerige omgeving schone was te produceren. De op kleur gesor-teerde schone kledingstukken en lakens staken dan ook flink af tegen het bruine water, de stoffige daken en de gele rookwolken.

35

Nadat Annet en ik een tijdje verwonderd hadden staan kijken, besloten we een trap af te gaan en de bijliggende wijk te betreden. Ondanks dat we weer geconfronteerd werden met bedelende mensjes, spelende kinderen op blote voeten en een voorbij schietende rat was er niet direct iets nieuws op te merken. Maar wellicht hadden de wolkenkrabbers bij Chow-patty beach en de meer welvarende delen mij doen herin-neren aan westerse steden. En werd ik plotseling getroffen door het enorme contrast van de stad. Mumbai was aan de ene kant flink aan het verwesteren, met vrouwen die joggen aan de boulevard in sari’s met Nike Air Max, wijken met dure Louis Vuitton shops, zonnebrillen en hippe telefoons. Mooie boulevards, hoogbouw en Bollywoodiaanse glamour. Aan de andere kant is Mumbai een stad met een van de groot-ste sloppenwijken van Azië, waarin 43% van zijn inwoners gehuisvest is.21 Er leven hardwerkende dhobi’s, verloederde kinderen en bedelaars zonder ledenmaten. Een omgeving waar meer mensen beschikken over een mobiele telefoon dan over een toilet.22 In Dharavi, de grootste krottenwijk van de stad, is er zelfs op 1488 man, maar één toilet.23 En juist in het contrast ontsproot de vervreemding.

Als je de geschiedenis en plek van Mumbai buiten beschou-wing laat, kan deze plek net zo goed een ontwikkelingstad in opkomst zijn als een westerse stad in verval. Zodoende, kon ik me opeens verplaatsen in de hersenspinsels van Le Cor-busier, die voor Parijs in 1925 het volgende plan smeedde:

Een stad. Perfect geconstrueerd. Met weloverwogen ge-plaatste wolkenkrabbers, sommige zelfs voor 40 000 man. Mensen gescheiden van auto’s en een sportveld voor de deur. Nergens zijn gevaarlijke fabrieken tussen woonwijken gevestigd en vanwege de gestroomlijnde logistiek verplaat-sen we ons doelgericht van de ene naar de andere plek. Ondanks 1000 inwoners per hectare is iedereen comfortabel gehuisvest; zelfs de conciërge heeft zijn eigen werkkamer. Daarbij is maar liefst vijftig procent van de stad omgetoverd in een netjes, overzichtelijk park; met kunstmeren en fris groen gras, waar we zomers kunnen zonnebaden. Economisch, praktisch en lekker overzichtelijk.24

Le Corbusier | Plan Voisin Parijs, 1925

Tussen 1957 en 1960 werd in het binnenland van Brazilië een

nieuwe hoofdstad, Brasilia, uit de grond gestampt. De stad,

ontworpen door Lucio Costa, kenmerkt zicht door mathematische

pricisie. Zo lijkt tegen het eind van de Moderne tijd het ideaal van

Le Corbusier alsnog te worden gerealiseerd. Toch blijft het de

vraag of de stad zo geslaagd is. 26

Deze vraag treft meer eigentijdse projecten. Zo wordt op

15 juli in 1972 in St. Louis modernistische nieuwbouw

opgeblazen omdat die onleefbaar blijkt. 27

Het was de tijd van de industrialisatie waardoor de steden te maken kregen met een explosieve groei van het aantal in-woners. Boeren verlieten massaal hun landelijke bestaan om vervolgens voor werk naar de stad te trekken. Steden raakten in een mum van tijd overvol, waardoor ze met steeds meer problemen kampten. Dag en nacht zag je verstopte straten door overtollig verkeer. Doordat fabrieken gevestigd waren in woonwijken leed de bevolking onder stank, vervuild water en lagen ziektes als cholera en tuberculose op de loer. In 1900 hadden de armere wijken van Parijs slechts op zeventig inwoners één toilet. In Mumbai, met één op 1488 inwoners is het zodoende nog erger gesteld, maar door deze verschrik-kelijke situatie concludeerde Le Corbusier dat de stad een verouderd concept was en nodig herzien moest worden. Volgens hem stamde de stad nog uit een tijdperk ‘toen het verkeer op wielen bestond uit slechts twee voertuigen: de koets van de koningin en die van Diane de Poitiers.’ Dus de schop erin, zodat we opnieuw logica en orde zouden kunnen scheppen. Het was tijd om het probleem van de overbevol-king en groei van de voorsteden eens en voor altijd op te lossen. Zoals Le Corbusier zei: reorganisatie om te kunnen overleven…

Maar ondanks dat dit plan al lang geleden op tafel lag, bestaan er (met uitzondering van Brasilia) nog steeds geen steden als deze. De ontwerper verloor namelijk een belang-rijk ding uit het oog; of het ook wel aangenaam zou zijn om op deze plek te leven. Zouden we hier wel overleven? Hij vergat hoeveel ongemak het opleverde als er iets mis was met de lift en je op de 38e verdieping woonde. Hij vergat hoe vervelend het was als een paar van je 40 000 buren een feestje gaven tot in de late uurtjes of hoe treurig het aanzicht eigenlijk was van het grijze beton. Hij vergat dat een land-schap dat niet volledig onbebouwd en niet volledig volge-bouwd was, ons niet het vrije gevoel van de natuur en niet de beschermende muren van de stad konden bieden. Maar bovenal ontneemt deze stad, die op rationele wijze tot stand is gekomen ,ons het plezier van toevallige ontdekkin-gen. Als je doelbewust van A naar B reist, gescheiden van

Ook mumbai heeft deze gelukzoekers status. 25

39

voetgangers, fietsers, winkels… kun je niet een momentje genieten van het schouwspel, waarbij een jonge zwerfkat behendig een visje bij de visboer wegpikt. Een oud gerimpeld dametje de eendjes voert of de eigenaar van de pasgeopen-de traiteur zijn kersverse rolluiken ophijst. En het zijn vaak de kleine dagelijkse dingetjes die ons een gevoel van welbeha-gen geven.

Le Corbusier schetste zijn volmaakte stad uit de simplistische kijk wie wij idealistisch gezien zouden kunnen (of willen) zijn, maar vergat daarbij rekening te houden met wie wij in ons diepste wezen zijn. Praktisch en doordacht betekent dus niet altijd beter, want rationalistisch gezien was deze stad wellicht een logische keus, maar zodra deze botst met onze funda-mentele behoeften, bieden wij weerstand.Wij kunnen bijvoorbeeld een oncomfortabel houten bankje tegen een muur verkiezen boven een behaaglijke sofa geplaatst in het midden van een kamer, door het simpele feit dat wij de oerangst met ons mee dragen van achter te kunnen worden aangevallen.30 En zo is het ook in de stad. Wij hebben muren nodig die bescherming bieden en een opstapje voor de deur of een rijtje bloemen die ons mentaal helpen met de overgang van private naar openbare ruimte en andersom. We hebben een behendige kat, een gerimpeld dametje of een dhobi die de was doet nodig om het alledaagse bestaan te ervaren.

Genetisch gezien, zouden wij zelfs het liefst ons stadsleven inruilen voor een bestaan

in een tentenkamp met 60 stamleden. Je 60 stamgenoten zijn nu je 60 vrienden.

Je ouders, je beste vriendin of collega. De nummers in je telefoon, adressen in je

adresboek. Waar je tussen alle andere mensen doelbewust op zoek naar gaat.31

Evolutionair gezien zit er tussen ‘vroeger’ en ‘nu’ nauwelijks tijd. Een fractie

van een seconde. Achter de façade van de moderne stad, leeft nog steeds een

primitieve stamwezen. 29

Door alles uit te dokteren, te rangschikken, ordenen,

verliest de stad zijn ‘betovering’.28 En dat is waar onze

ziel behoefte aan heeft. In-efficiency, contemplatie,

dagdromen, schoonheid, betrokkenheid en tederheid.

Een een dierlijk ritme van rust en activiteit.

41

De koning van het woud

Aan de linkerzijde van ons elektriciteitsloze hutje vond ik op een dag een wilde ananas. Tussen de bladeren, plantjes en takjes zat hij, in het midden van zijn sprietachtige stengels; een groenbruinige koning met een enorme kroon. Ik kon me voorstellen hoe hij de nieuwsgierigheid van onze voorouders moest hebben gewekt. In de supermarkt worden we alleen aangetrokken door zijn prijs en kwaliteit, maar zo puur in de natuur, had ik het gevoel of ik een heuse schat had ontdekt. Ik was op een bepaalde manier ontroerd door deze vondst. Met regelmaat had ik mijn tanden gezet in de gele, zoete vrucht en had me wel eens verwonderd over zijn markante uiterlijk, maar nog nooit was het in me op gekomen zijn afkomst te herleiden. Ik wist niet dat een ananas op een plant groeide. Laat staan dat ik wist dat de plant slechts één vrucht droeg. Ik moest glimlachen door deze kleine ontdekking. Het was alsof ik iets meer begreep van de wereld om mij heen. Het was alsof ik daar naast ons bungalowtje een stapje dich-ter bij mezelf had gezet.

Niet veel later belandde ik in een vergelijkbare situatie. Jamai, een Thaise local, wees ons op een vrucht aan een boom. Ik kende deze vrucht niet, tot hij riep, ‘that’s a cashew-nut’. Het was een soort felgekleurde appel met daar aan een wormvormig aanhangsel, waar de cashewnoot stilletjes in verstopt zat. Alhoewel ik dol was op deze noot, had ik me wederom nog nooit bekommerd over de herkomst van de knapperige ‘lichtbruine embryo’. Om eerlijk te zijn had ik me nog nooit afgevraagd waar noten in het algemeen vandaan kwamen. Ik wist dat het een product van de natuur was. Maar daar hield het dan ook vrij snel op. Het enige dat ik van de noot wist, was dat ze te koop waren bij De Notenboer in een zakje of bij de Albert Heijn in een bakje. En dat die van de Notenboer lekkerder waren. Ook dat ze opmerkelijk calorierijk waren en behoorlijk prijzig.

Ik, die in shock was toen ik hoorde dat kinderen steeds vaker denken dat melk uit de fabriek komt,32 stond oog in oog met een identiek voorval. Ik realiseerde me dat óók ik van al-les verorberde, zonder dat ik wist waar het precies vandaan

Atelier Van Lieshout | Foodmaster, 2009

45

kwam. Hoe het ergens vandaan kwam. En wat er in de tus-sentijd mee gebeurde. Ik at noten, vruchten, groente en vlees zonder me ook maar enige seconde over hun geschiedenis te bekommeren. Ondanks dat biologische groente, scharrel-eieren en vleesvervangers momenteel het discussiepunt van de politieke agenda ambiëren te zijn, gaat onze wijsheid vaak niet verder dan het etiket. Wij nemen vaak genoegen met een ‘ik kies bewust’ logo of een variatie daarop, om mentaal gesust te worden. Met een verantwoord gevoel stoppen wij onze boodschappenkarretjes vol en rekenen voldaan af bij de kassa. Maar wat weten wij daadwerkelijk over onze voedingsmidde-len? Zijn wij ons wel bewust dat er ook varkenresten worden verwerkt in je net opgerookte sigaret, het kauwgompje wat je daarna eet of het biertje erbij? Zoals Christien Meinderstma inzichtelijk maak in haar boek PIG 05049.33 Of dat onze gemarineerde kippenvleugeltjes afkomstig zijn van piepende, donzige kuikentjes, die bruut worden gelanceerd op het parcours van de lopende band. Hen vervolgens het daglicht wordt ontnomen om de rest van hun bestaan door te brengen in een hermetisch afgesloten loods. Volgepropt met soortge-noten. Tot dat ze, gemarineerd en wel, op ons bord belanden, zoals we kunnen zien in de documentaire ‘Our Daily Bread’.34

Weten wij dit wel? Zijn wij hier ons wel van bewust? Of willen we het liever niet weten? Sluiten wij onszelf hier liever van af?

Door rationele processen en productie raken we vervreemd van onze natuurlijke omgeving. We weten vaak niet meer wat er met ons voedsel gebeurt. We zijn de grip erop verloren en laten ons lot over aan mensen die zich niet bekommeren om ons maar om ons geld. De filosoof Habermas noemt de grip verliezen op je omgeving de ‘nieuwe onoverzichtelijkheid’36 Het is de fragmentatie van het moderne leven. De wereld is in stukjes geknipt en iedereen leeft in zijn eigen kader zonder dat we nog zicht hebben op het totaal plaatje.

Giuseppe Penone | Patate, 1997

Giuseppe Penone herplantte een aantal aardappelen in harsen mallen die hij van

zijn oor, neus en mond had gemaakt. In de hoop dat de aardappelen de vorm van

zijn eigen gezichtstrekken zouden aannemen. Toen hij zijn aardappelen oogstte

hadden sommige aardappelen inderdaad zijn lichaamsvormen aangenomen. 35

47

Aapjes kijken

Het was vroeg in de ochtend toen wij vanuit het restaurant-je van onze guesthouse ‘Jungle Inn’ naar de regen staarden. Het Indonesische eethuisje was rijkelijk versierd met moza-ieken van rivierstenen en had een interieur dat bestond uit meubels van grove, authentieke houtsnijwerken. We slurpten aan onze jungle tea, met verse ingrediënten als kardemom, gember, citroengras en kruidnagel, toen nog geen 20 meter verderop, aan de overzijde van de Bohorok rivier, een Orang-oetan passeerde. Het regende hard. En blijkbaar had ook de bosmens het niet zo op regen. Een beetje ineengedoken liep hij langs de rivieroever en hield met een arm een groot blad boven zijn lichaam. We weten dat apen over de nodige intelligentie be-schikken, maar zoiets inventiefs als een ‘paraplu’ verbaasde me. Het was dan ook een vreemde gewaarwording om oog in oog te staan met de primitieve versie van de plu, alsof je pats-boem, even terug in de tijd was gereisd. Vervolgens besefte ik, en dat vond ik nog merkwaardiger, dat de aap en ik een min of meer hetzelfde object gebruiken. Hij schuilde ook onder een ‘paraplu’. ‘Ik lijk op hem’ (of hij op mij) dacht ik en voelde me daardoor onmiddellijk verbonden met hem. Plotseling kon ik mij in het onbekende oranjebruinige wezen aan de overkant van de rivier verplaatsen. Ik ervaarde dat ik aan hem verwant was, zonder dat te baseren op de evolutie-theorieën van Darwin. Eerder was het me al opgevallen dat de mensen hier, op hun beurt, ook meer gelijkenissen vertonen met de apen. Opval-lend was de bouw van hun gezicht, met een vooruitstaande kin en platte neus, maar ook hun gedrag en karakter vertoon-den diverse overeenkomsten. Zoals bijvoorbeeld de Indo-nesiër, die speelde met iemand anders zijn haar. Het spelen met andermans haren, ook wel ‘soigneringsactie’ genoemd, is bij apen een gebruikelijk ritueel om onderling een band te kweken of hiërarchie te bepalen. En ondanks dat dit soort aanrakingen nog steeds fundamenteel zijn voor sociale bin-dingen tussen mensen, is in de westerse samenleving deze vorm van contact te intiem geworden.37 Alleen onze meest vertrouwelijke contacten mogen nog aan onze haren zitten. Met uitzondering van de kapper of masseur die door hun pro-

Hij hield ook niet van regen.

51

fessionele aard aan het stigma van te grote intimiteit weten te ontsnappen.38 Het was deze ogenschijnlijk luttele handeling, waardoor ik, op de achterbank van een ‘chickenbus’, werd geconfronteerd met dit fysieke taboe van de westerse landen. En ik, langzaam maar zeker, een diep weggestopte behoefte voelde opborrelen om ook ongegeneerd met iemand zijn haren te spelen.

De kloof tussen dier en mens leek op dit eiland een stuk min-der groot. Hier besefte je dat evolutie nooit opnieuw begint, maar altijd vanuit bestaande soorten werkt waar het vervol-gens een nieuw element op plakt. Dat de mens geen nieuw concept is, maar een vorm van ontwikkeling. Op Sumatra ontdekte je in de aap een beetje mens en in de mens een beetje aap. De aap met een blad heeft zich geleidelijk aan ontwikkeld tot een mens met paraplu. Zijn intelligentie en vindingrijkheid groeiden naarmate de tijd verstreek. Maar, ergens bij de overgang van een eenvoudig blad naar een gecompliceerde paraplu hebben wij ons als ‘Homo Sapiens’, de denkende soort, bestempeld.39 We vonden dat onze intelligentie dusdanig was gegroeid, dat wij dit niet meer zozeer als een ‘logische ontwikkeling’ beschouwden, maar als een ‘keerpunt’. Met een goed stel hersenen distantiëren wij ons van het dier-zijn. Ons denkvermogen is de overgang van dier naar mens. We zien ons verstand daarom vaak als kroon op de evolutie en de kern van ons bestaan. We kunnen argumenteren, redeneren, verklaren, parafraseren en ons be-heersen. Vaardigheden die dieren niet hebben, en dat maakt ons uniek. Geen wonder dat we ons verstandig en intelligent vinden als we vooral goed nadenken. Maar ondanks dat we ons voortbestaan, onze soort, te danken hebben aan onze intelligentie (met ontdekkingen als vuur en speren) betekent dat nog niet dat we de rest van ons wezen maar overboord moeten gooien en slechts de neocortex (het denkende brein) moeten eren. Want ongelukkig genoeg zijn wij door de hype rond ons brein de rest van ons wezen uit het oog verloren. Net zoals een kind helemaal in de ban kan zijn van zijn nieuwe speelgoed en daardoor zijn meest vertrouwde speel-tjes aan de kant laat staan, laten wij een belangrijk deel van onszelf versloffen. Sinds ons denken alle aandacht op zich

Liza May Post | Shelter, 1996

53

richt, belandt ons voelen op de tweede plaats. Emoties en het lichaam worden ondergeschikt.

Dat we dat doen, heeft te maken met o.a. de denkbeelden van verschillende filosofen en met name de opvattingen van Rene Descartes, de invloedrijkste filosoof uit de zeventiende eeuw. Met zijn bekende uitspraak ‘Cogito ergo sum’ (ik denk, dus ik ben)41 heeft hij de rede op een voetstuk geplaatst. En omdat hij zo gezaghebbend was, zijn veel van zijn opvattin-gen vastgeroest in ons westerse denkbeeld. Descartes had schijnbaar veel goede ideeën, maar hield er twee belangrijke opvattingen op na die ons juist op het verkeerde been heb-ben gezet. Namelijk het scheiden van lichaam en geest en het ophemelen van ons denkvermogen. Inmiddels zijn deze theorieën lang en breed weerlegd. We spreken zelfs van de ‘cartesiaanse catastrofe’, maar toch, meer dan drie eeuwen later, is er nog veel van zijn invloed te merken. Zo berust ons hele schoolsysteem nog op de ‘rede’ en verstand. Iets dat Howard Gardner ‘de IQ-manier van denken’ noemt.42 ‘Dat mensen slim zijn of niet slim, dat ze zo geboren zijn, dat je er niet veel aan kunt doen, en dat tests je kunnen vertellen of je al dan niet tot de slimmeriken behoort. De algemene toela-tingstest voor de universiteit is gebaseerd op diezelfde notie dat er een soort vaardigheid is die je toekomst bepaalt. De maatschappij is doordrongen van deze manier van denken.’43

In de Romantiek begonnen filosofen zich af te vragen of de rede wel zo gelukzaligmakend is. Zo schreef Jean-Jacques Rousseau in ‘Discours sur les sciences et les arts’ dat de natuurlijke staat van de mens, de staat waarin de dieren nog altijd leven, de meest gelukkige staat is, omdat de mens daarin werkelijk over zichzelf kan beschikken. De samenle-ving, waarin niet de driften maar de menselijke rede centraal staat, is aldus Rousseau, een noodzakelijk kwaad.46

Ook Ap Dijksterhuis duwt het rationele denken van zijn voet-stuk. ‘Wij vinden onszelf vooral verstandig en intelligent als we goed nadenken. Maar... zegt hij, naast de rationele ma-nier van denken, bestaat er een tweede manier van denken: denken met gevoel. En eigenlijk is die manier van denken

Volgens Gardner zijn er veel meer soorten intelli-

gentie dan IQ. Je kunt naast woordknap ,rekenknap

of beeldknap (IQ) ook muziekknap, beweegknap,

mensknap, zelfknap of natuurknap zijn.44

Dat zegt Freud ook.45

‘Na het lezen van uw werk krijgt men zin

om op handen en voeten te lopen.’ Schreef Voltaire aan

Rousseau, nadat hij Discours had gelezen. 47

Aristoteles noemde ons al ‘animal rationale’ 40

55

veel slimmer en bovendien veel verder geëvolueerd. Het maakt namelijk gebruik van het ‘primitieve brein’, het gedeel-te van de hersenen dat al het langst bestaat en waar dus het meest aan gesleuteld, herzien en geschrapt is. Het gedeelte dat het meest ontwikkeld is. Dit gevoelsdenken noemen we ook wel het onderbewuste.49 We hebben dus kort gezegd, twee manieren van denken; het bewuste en het onderbewus-te. En alhoewel wij vinden dat het bewuste ‘de kroon op de evolutie is’ heeft het onderbewuste ook zijn kwaliteiten.Ons bewustzijn kan bijvoorbeeld maar één ding tegelijk, terwijl het onbewuste parallel werkt. Terwijl je deze scriptie aandachtig leest, zorgt je onderbewuste er voor dat het boek niet uit je handen valt, je ademhaling goed verloopt en je ondertussen opmerkt dat je straks nog even de was moet ophangen. Het is zelfs zo dat onze mening bewust en on-derbewust van elkaar verschillen. Vaak kunnen we in mooie volzinnen beredeneren waarom we voor Groenlinks of voor de PvdA kiezen, waarom die nieuwe film uit de bios zo goed was of wat de kwaliteiten van Mozart waren. We kunnen uitleggen waarom we liever vis kopen bij Simonis dan bij de Albert Heijn en waarom iedereen zou moeten over stappen op Nuon. Maar weerspiegelen deze argumenten ook wat je daadwerkelijk vindt? Als Groenlinks veel waarde hecht aan het milieu, is dat dan de reden waarom je op die partij stemt? Of als je zegt dat je op Groenlinks hebt gestemd omdat die veel aandacht aan het milieu besteden, is dat dan waar? Of ben je onbewust beïnvloed door het vertrouwde gezicht van Femke Halsema? Of het feit dat ze ‘een vrouw’ in de politiek is? Hoe ‘oprecht’ is onze mening? In hoeverre weten we wat we echt vinden? Als we discussiëren met vrienden of kennis-sen of als ons gevraagd wordt onze mening te geven over een specifiek onderwerp hebben we natuurlijk het idee dat dit overeenkomt met onze diepere, onbewuste gevoelens. Maar helaas, dat is vaak niet het geval. Psychologen houden zich al lange tijd bezig met de vraag of we eigenlijk wel weten waarom we bepaalde dingen vinden en doen. Norbert Scharz deed in dit verband onderzoek naar ‘geluk’. Als ons wordt gevraagd ‘hoe gelukkig bent u?’ of ‘hoe tevreden bent u met uw leven?’, zullen wij (totaal) anders reageren op een zon-nige dan op een bewolkte dag. Op een schaal van 1-9 zullen

Onbewust kun je 200.000 keer zoveel verwerken als bewust.50

wezenlijke vragen, die onze diepere gevoelens

zouden moeten reflecteren

Het meest primitieve gedeelte van onze hersenen is de hersenstam, gevestigd boven de

ruggengraat. Dit is het hersengedeelte dat levensfuncties zoals ademhaling en bloedcircu-

latie regelen. Vervolgens groeide hieruit de emotionele centra, waar later weer de neocor-

tex waaruit ‘het denkende’ brein zich ontwikkelde. Het feit dat ons voelende brein eerder

bestond dan het denkende brein zegt veel over de relatie tussen denken en voelen. 48

57

we op een zonnige dag uitkomen op een gemiddelde van een 7, op een bewolkte dag komen we niet hoger dan een 4.8!51 Twee andere onderzoekers, Donald Dutton en Art Aron, deden een vergelijkbaar onderzoek. Ze wilden weten in hoeverre mannen zich aangetrokken zouden voelen tot een mooie vrouw. In een nationaal park zouden mannelijke bezoekers een vragenlijst in moeten vullen die werd afgeno-men door een aantrekkelijke medewerkster. Op het eind gaf ze ook haar nummer aan de heren. De vragenlijst werd in twee verschillende sitaties afgenomen, de ene direct na het passeren van een 150 meter lange hangbrug boven een diep ravijn en een de ander een tijdje daarna, wanneer de man-nen weer tot rust waren gekomen. Van de mannen die eerst tot rust waren gekomen belde 30 procent de vrouw. Van de mannen die meteen benaderd werden belde maar liefst 65 procent de vrouw voor een afspraakje. De opwinding die was ontstaan door het passeren van de griezelige brug, interpre-teerde de mannen als gevoelens van verliefdheid. Wij kunnen het idee hebben iemand leuk of aantrekkelijk te vinden, door een externe factor als een hangbrug.52

We spreken vaak over het onderscheid tussen ‘hoofd en hart’, waarbij de eerste berust op denken, en de andere op voelen. Maar in feite beschikt de mens niet over een hoofd en hart, maar over een hoofd en een hoofd; één die denkt en één die voelt. Het bewuste en het onderbewuste. Emoties zijn dus geen kwesties van het hart maar een kwestie van het brein en samen stellen deze twee verschillende manie-ren van denken ons geestesleven samen. Helaas zijn onze denkende hersenen niet altijd in harmonie met onze voelende hersenen. We zouden een veel minder gekweld en een veel vollediger mens zijn als we dit feit alleen maar onder ogen zouden zien.53

“This unusual and highly successful species spends a great deal of time examining his higher motives and an equal amount of time ignoring his fundamental ones.”

Desmond Morris 54

Ook dit zou onze diepere gevoelens moeten

reflecteren

Na het passeren van het ravijn was de

hartslag van de mannen hoog, hun spieren

gespannen en hadden ze klamme handen.

59

Op naar de top

Het was best een gedoe om in Azië naar de wc te gaan. De toiletjes waren vaak vies en smerig. Als je er tenminste al een kon vinden, want zoals wij gewend zijn om bij de V&D of Bijenkorf 50 eurocent op een schoteltje te werpen om onze behoefte te doen, leek dit op het oostelijk halfrond nog maar op weinig plaatsen gangbaar. Zo had Annet een keer ter plekke bij een huis aangebeld, omdat ze ‘op springen stond’ en ze in dat dorpje geen openbare toiletten kenden en de eettentjes ook niet aan wc’s deden. Daarnaast was het gebrek aan wc papier een gekke gewaar-wording. Want dit betekende niet dat het aanvullen slecht werd bijgehouden, zoals wij wel eens geconfronteerd worden met een onbekleed kartonnen kokertje, maar dat zulke luxe niet was weggelegd voor hun billetjes. Ze moesten het doen met een tuinslang of een mandi: een bak met koud water en een plastic bakje om jezelf schoon te wassen. En daarbij, alsof dat nog niet genoeg was, kon je niet lekker ontspannen en comfortabel zitten, maar moest je, zoals we ook wel van de Fransen kennen, op je hurken. Alleen leek de hurkhouding in Azië niet alleen van toepassing op het toilet, maar was dit standje overal van toepassing. Bij het koken, het kletsen, het uitrusten,het werken, het roken, het wassen of het wachten. Zo vond je op straat met de regelmaat men-sen die in deze ‘toilethouding’ zaten. Jong, oud, zelfs oma-tjes, met gerimpelde huiden en gebrekkige tanden, leken deze positie zonder moeite vol te houden en spendeerden onverstoord dagdelen in deze pose. Het is min of meer een houding die past in hun natuurlijke habitat.

Wij hadden ons in het westen al een zekere tijd aangeleerd om neer te ploffen op een stoel, kruk of sofa. Dat inmiddels zelfs zo vanzelfsprekend is geworden, dat we tegenwoordig het idee hebben ‘pas te kunnen gaan zitten als er ook een zitmogelijkheid is’. Herhaaldelijk blijven wij op onze ver-moeide benen rondlopen totdat er uiteindelijk een keer een bankje verschijnt. En wij met een kreet van opluchting plaats nemen om even uit te rusten, zonder de grond ook maar een seconde te hebben overwogen. De Aziaten hebben het in die zin veel slimmer bekeken. Geen dure zitjes die gevoelig zijn

Berlinde de Bruyckere | J.L., 2005-6

63

Paulien Oltheten | uit: Theorie van de Straat, 2007

voor vandalisme, huisvesting van zwervers en plaatsgebon-den zijn, want met de hurkzit heb je immers een pertinente ‘zitplek’ bij de hand. Maar wij zijn inmiddels zo vervreemd van deze oorspronkelijke houding, dat onze kuiten gaan zeuren en ons evenwicht uit balans raakt. Zelfs een kort bezoekje ‘Frans toilet’ is voor de moderne mens al een opgave. Wij hebben het contact met de aarde verbroken, door er ‘een stoel’ tussen te plaatsen. Op die manier hebben we ons niet alleen in ons hoofd verheven van de aardse gevangenis, maar verbreken wij ook fysiek het contact met de wereld. De moderne mens is ont-aard.55

Door het vervaardigen van stoelen, bankjes, krukken, wc papier, toiletten en andere maaksels hebben wij ons beperkte mens-zijn weten aan te vullen. Zodat we, aldus Freud ‘pro-thesengoden’ worden.56

Met de ontwikkeling van motoren die hem in staat stellen reusachtige krachten naar elke richting te sturen die hij maar wenst. Met de uitvinding van het schip en het vliegtuig die ervoor zorgen dat water noch lucht zijn bewegingsvrijheid kan beperken. Met de bril, de verrekijker en de microscoop heeft hij de manco’ van het oog weten te corrigeren. Met de fotocamera heeft hij een instrument gecreëerd dat vluchtige visuele indrukken vasthoudt, zoals de grammofoonplaat dat voor hem doet met de al even vergankelijke geluidsindruk-ken. Met behulp van de telefoon hoort hij geluiden uit verten. Het schrift is oorspronkelijk de taal van de afwezige, het woonhuis een substituut voor de moederschoot, het eerste onderkomen waar hij waarschijnlijk nog steeds naar terug verlangt, waarin hij veilig was en zich zo prettig voelde.57

Alle ideaalbeelden die wij ooit aan de goden hebben toege-schreven, alles wat onbereikbaar of onmogelijk leek te zijn, worden stapje voor stapje verwezenlijkt. Wij komen als het ware steeds dichter bij het ‘god-zijn’. Met behulp van al onze ‘hulporganen’ maken we ons los van het zwak dierlijk wezen dat we aanvankelijk waren en zetten we onze leefomgeving naar eigen hand. Maar hoe dichter we bij het ‘goddelijke’ komen, hoe verder we verwijderd raken van het aardse.

67

Het gebruik maken van de woorden ‘neus poederen’ in

plaats van ‘naar de wc gaan’ noemt met een eufemisme. Een

eufemisme is een verzachtende, verbloemende of verhullende

uitdrukking die gebruikt wordt in de plaats van iets dat als een

taboe gezien wordt of voor iets met een negatieve gevoels-

waarde. 59

De hedendaagse mens zou dan ook bijna vergeten dat we naast spirituele ook nog poepende en piesende wezens zijn.58 Dat dierlijk restant spoelen we liever onopgemerkt door het toilet en verstoppen ‘het’ vervolgens via een afvoerbuis diep onder de grond. De moderne mens poept niet meer, maar ‘poedert zijn neus’.

Maar, helaas. De hedendaagse ‘prothesen god’ mag heel groot zijn als hij al zijn hulpstukken aandoet, maar ze zijn niet met hem vergroeid en bezorgen hem daarom nog heel wat last. Freud noemt dat das unbehagen in der Kultur. De dualiteit tussen drift en cultuur, het dier-zijn en het god-zijn. Doordat wij ons dier-zijn hebben afgesneden, geamputeerd en verstoten, kampt de moderne mens met fantoompijn. Met onze hulporganen op weg naar het goddelijke, worden wij nog altijd achtervolgd door onze geamputeerde animale kern.

En het toekomst perspectief lijkt niet veel zonniger. De ani-matiefilm Wall ˑ E toont ons een verontrustende schets van de verdere ontwikkelingen van de prothesen-god. Het verhaal speelt zich af zo’n 700 jaar nadat de mens zich heeft weten los te wroeten van zijn aardse gevangenis en met het ruim-tecruiseschip Axiom het universum is ingesneld. Het aardse leven is verleden tijd en het god-zijn lijkt steeds dichter bij te komen of is misschien zo goed als voltooid. De prothesen-god in spe ligt als een soort koning (of instant-baby) de hele dag plat op een zwevende stoel, die hem overal heen navigeert. Robots poetsen, werken en bedienen. Machines produceren voedsel en zorgen voor vertier. De temperatuur wordt geregeld evenals de zonneschijn en de daarbij beho-rende mogelijkheid tot schaduw. Onderlinge communicatie verloopt via een persoonlijk virtueel scherm, als een soort skype twenty-four-seven.60

Maar door zijn steeds geavanceerdere prothesen is de mensheid dik, lui en immobiel geworden en is er naast zijn ‘hulporganen’ nog weinig van hem over. De mens anno 2800 is praktisch al zijn menselijke handelingen en vaardigheden vergeten en kan dan naast zoiets fundamenteels als langdu-rig hurken, zelfs niet meer lopen.

69

Deze lichamelijk hulpeloze wezentjes doen me denken aan een sculptuur van het kunstenaars duo Dinos en Jake Chapman, waarin zij de wetenschapper Stephen Hawkings in zijn rolstoel op een spitse bergtop zetten. Betiteld met de term übermensch, die ons een beetje doet gniffelen, want Hawkings die op basis van zijn visionaire theorieën over de kosmos en analytische denkkracht boven ons uittorent, lijkt in ‘levende lijve’ minder op een superhero. De sculptuur wil ex-pliciet maken wat mensen liever verborgen houden: de ‘freak on top’.62 Maar een perfect brein, met een imperfect lichaam mag nu nog choqueren, als we zo verder evolueren is dit voorkomen geen ondenkbare toekomstvoorspelling.

Dinos and Jake Chapman | übermensch, 1995

De term die Friedrich Nietsche gebruikte voor zijn

opvatting dat de mens in zijn huidige gedaante

slechts een tussenvorm is, op weg naar een

nieuwe, betere vorm van de mensheid: van aap

naar mens, naar übermensch... 61

Terra Incognita

Meret Oppenheim | Le Déjeuner en fourrure, 1936

Het was het eind van de middag. Annet en ik slenterden een beetje rond in een shopping mall in Chiang Mai, tot onze aandacht werd getrokken door een kaart aan de muur. Ik passeerde regelmatig zo’n zelfde kaart als ik in Den Haag fietste door de Wagenstraat, maar dit keer besloten we er wat aandachtiger naar te kijken. Op de kaart stond een afbeel-ding van een linker en een rechter voetzool, die verdeeld waren in verschillende vlakken en kleuren, waardoor het iets weg had van een geografische voorstelling. De aanduiding had kunnen zijn ‘de plattegrond van het voetgebied’ of de ‘binnenhuisarchitectuur des pieds’ of iets dergelijks, maar er stond in sierlijke letters boven ‘voetreflexologie’. Voetreflexo-logie is een oosterse geneeswijze die gebaseerd is op de overtuiging dat elk deel van de voet een spiegel is voor een deel van het lichaam. En dat was de reden waarom we er zo aandachtig naar keken, want elk gekleurd vlak werd zo-doende gekoppeld aan een deel van het menselijk lichaam. Bij de stip op de grote teen stond hypofyse. De puntjes van je tenen: je voorhoofdholten. Bij het middenvoetsgewricht hoorde je zonnevlecht. De dikke darm, galblaas, milt, arm al-les had een plekje. We observeerden de kaart nog maar net, toen Annet uitriep: ‘ik wist het!’.

Meret Oppenheim | Project for Parkett No. 4,1985

Berlinde van Bruyckere | Elie, 2009

Niet lang daarvoor hadden we in het complex een uitgebreide massage genomen, die bestond uit 60 minuten voetreflexo-logie en 60 minuten Thai Massage. En alhoewel de massage voor mij vooral een rustgevende en ontspannende ervaring was, werd Annet tijdens de voetreflexologie geplaagd door een intense pijn. Het was slechts een specifieke plek aan de binnenzijde van haar voeten, waar de hiel over ging op de middenvoet, wanneer de pijn opdook. En nu, na het bestu-deren van de kaart, bleek de pijnlijke plek tot onze verbazing gekoppeld te zijn aan het lichaamsdeel waar Annet geregeld een ontsteking heeft gehad. Het punt stond in verbinding met haar blaas.

In Europa worden deze alternatieve geneeswijze vaak als ‘niet wetenschappelijk bewezen’, kwakzalverij, zweverig of als verwennerij bestempeld, maar in Thailand vind je een breed scala massagesalons op elke straathoek. De 2500 jaar oude technieken zijn samen met de Buddhistische monikken komen overwaaien uit India en zijn inmiddels een alledaags fenomeen in het Aziatische koninkrijk. Een bezoek aan een masseur is daar net zoiets vanzelfsprekends als een bezoek aan de kapper of tandarts.Maar ook Thaise familieleden zie je elkaar zo nu en dan kne-den, wrijven en strelen. Als buitenstaander leek het in ieder geval dat iedereen hier het abc van de massagetechnieken onder de knie had. En dat was me al eerder opvallen. Een Sumatraan die wij eerder ontmoetten op onze reis, had mijn hevige hoofdpijn binnen enkele minuten weggemasseerd door simpelweg de drukpunten in mijn arm onder handen te nemen. En een ‘jungleman’ uit Bukit Lawang liet zich door een lokale masseur, een oud mannetje, met zelfgemaakte oliën bestaande uit kruiden van de nabijgelegen jungle weer lichamelijk in balans brengen, omdat hij ‘last had van energe-tische blokkades’. Het was niet moeilijk om op te merken dat Aziaten zich velen malen meer bekommeren om hun fysieke gesteldheid dan wij in het westen.

Naast de intelligentie en waardigheid van de geest, zien westerlingen het lichamelijke vaak als iets monsterlijks: Het lichaam stinkt, doet pijn, zakt uit, klopt, bonst en veroudert.

77

De belangrijkste functie van de tastzin is het

zich letterlijk verbonden voelen met de omvat-

tende fysieke wereld. Samen met de andere

zintuigen die het organisme de ruimtelijke

positie van zijn lichaam laten waarnemen,

te weten gezichtsvermogen, evenwichtszin

en proprioceptie, kan het organisme zich

daardoor in de wereld oriënteren.69

Een andere functie van de tastzin is het zich sociaal

verbonden voelen met leden van de stam (familie,

kudde) die hem aanraken of door hem aangeraakt

worden.70

Het dwingt ons te winden en te boeren, te zweten. Briljante ideeën blijven op het nachtkastje liggen als het lichaam om rust vraagt en het verteren van een ‘niet goed vallende’ maaltijd kan ons hele levensperspectief op zijn kop zetten.63 Zodoende zagen wij maar een oplossing: het fysieke bestaan onderdrukken om er niet slaaf van te worden.64 En in plaats voor het ‘kwetsbare’ lichaam te zorgen, zijn wij ons er voor gaan schamen. We geven de hond de schuld bij het laten van een windje en proberen onze rimpels te verbloemen met crèmes en foundation. Keizer Maximiliaan, beval dat niemand hem ooit naakt mocht zien, zelfs niet na zijn dood, omdat hij zich bewust was van het conflict een vorst te zijn maar ook lichaam als alle anderen te hebben.65 In de Victoriaanse tijd gingen sommigen zelfs zo ver, dat ze nachtkleding met een split op de plek van hun genitaliën hadden, om lichamelijk contact tot het minimum te beperken.66

Inmiddels hebben we deze extreme vorm van kuisheid achter ons gelaten. Toch proberen wij tot op de dag van vandaag nog steeds ons lichaam en geest in tweeën te hakken. Waar-door voor de moderne mens niet alleen ‘het voetgebied’ als een soort terra incognito voor hem ligt - zelfs ‘Word’ kent het woord voetreflexologie niet -, maar meerdere segmenten van zijn lichaam onvertrouwd met hem raken. Wij hebben niet alleen een lichaam, maar wij zijn ook een lichaam.67 En het negeren of wegwuiven daarvan blijft niet zonder gevolgen.

Zo schrijft Desmond Morris dat onze tastzintuig, ook wel oerzintuig genoemd, langzaam en ongemerkt aan het ver-schrompelen is.68

Dat komt allereerst door onze onnatuurlijk grote en overvolle samenleving waarin het steeds lastiger is om fysiek contact te hebben met andere mensen. Gedurende de dag worden we geconfronteerd met talloze vreemdelingen en vage of vluchtige contacten. In kleine gemeenschappen is het nog gebruikelijk om te groeten, handen te schudden of te kletsen met onbekenden, maar in de stad is dit ongebruikelijk. Stel je voor dat je iedereen zou groeten die op je pad tegenkomt, dan zou de sociale organisatie totaal instorten. Daar hebben

79

we simpelweg de tijd en energie niet voor. Zodoende zoeken we doelgericht de mensen die we kennen en de rest zien we, aldus Morris, niet als mensen maar ‘als bomen in een bos.’71

Maar doordat we in onze samenleving bijna continu omringd worden door mensen waar we geremd contact mee heb-ben, is het moeilijk om deze terughoudendheid van ons af te laten glijden bij onze vertrouwde contacten. Waardoor wij ook steeds gereserveerder worden naar de mensen waarvan we houden. En in plaats van ongedwongen knuffels en licha-melijke aanrakingen wordt onze houding onderling steeds formeler. We stappen over op gestileerde variaties van onze fundamentele aanrakingen die de gedragsregels van de etiquette vormen: we schudden handen, geven drie zoenen of praten over koetjes en kalfjes.72 Maar deze aanrakingen zijn beperkt en dekken niet onze volledige lichamelijke behoefte. De daaruit voortvloeiende fysieke eenzaamheid proberen we vervolgens te compenseren aan de hand van substituten. In plaats van menselijk contact zoeken we contact bij voorwer-pen of dieren. We nemen een hond of een kat, troosten ons door het roken van sigaret, nemen een bezoekje bij de kapper of luisteren naar een romantisch liedje.73

Maar een substituut blijft eenzijdig verkeer. Er ontstaat geen wisselwerking zoals bij fysiek contact tussen twee mensen. Het is juist deze wisselwerking die in staat is om onder-ling een band te weken. Zo gaat fysieke ongenaakbaarheid gepaard met emotionele vervreemding.74 In een overvolle samenleving worden wij eenzame wezens.

Sociaal isolement verdubbelt de kans op ziekte of dood en vormt daardoor

een groter gezondheidsrisico dan roken. Roken vergroot het vroegtijdig

overlijden met de factor van bijna 1,6, terwijl een sociaal isolement dat

doet met factor 2.75

Edward Hopper | Snelbuffet, 1927

81

Marlous van der Sloot | Beschuit met muisjes, 2010

Een slapende arm

Anish Kapoor | White sand, red millet, many flowers, 1982

‘Look something?’, riep een Indiaas vrouwtje in een felrood gekleurde sari en een glanzend knopje in haar linkerneus-vleugel, met vragende ogen. Met haar Oosterse sjaaltjes hobbelde ze achter ons aan. ‘Look something?’, herhaalde ze nu iets opdringeriger. Annet en ik liepen op de Anjuna Mar-ket in Goa, de kleinste deelstaat van India en werden zoals gebruikelijk overwelmd door massa’s mensen en opvallende kleuren en geuren. Zoals veel reizigers schrijven: India is een totale aanslag op je zintuigen. Op de Indiase markt leek dit minstens verdubbeld. Het was een groot kleurenfestijn, met handgemaakte wandtapijten van lapjes, ronde spiegeltjes en kraaltjes. Tassen en lampen bungelden in de lucht. Op verfraaide kleedjes lagen net zulke verfraaide armbanden, kettingen en sjaaltjes. Kraampjes met kruiden en specerijen, die mij deden denken aan het werk van de kunstenaars Anish Kapoor en Wolfgang Laib. Kleur, kleur en nog eens kleur. Maar naast kleur werden we ook overspoeld door geuren van vers bereid eten gemixt met vlagen zeelucht, riooldampen en afvalbergen, die vervolgens weer werden overstemd door aroma’s van Sandalwood, Nag Champa en Jasmine blos-som. Tussendoor hoorde je vrouwen met rinkelende belletjes om hun enkels en luid toeterende scooters. Ook het opper-vlak van mijn lichaam werd voortdurend geprikkeld door de zinderende hitte, waardoor er continue kleine zweetdruppel-tjes langs mijn huid naar beneden drupten.

Je zou kunnen zeggen dat in India de omgeving nog volledig in relatie staat met het lichaam en daar werd ik me met name die week daarvoor, in Panjim, bewust van. Ik leed aan een hardnekkige darminfectie, waardoor mijn lichaam flink was verzwakt. Ik had al enkele dagen nauwelijks gegeten terwijl ik uren had doorgebracht op het toilet. Desalniettemin besloot ik mijn lichaam te negeren, omdat ik onze reis niet wilde beder-ven door zoiets ogenschijnlijk pietluttigs. Ik had me daarom ook nog niet laten informeren over mijn fysieke gesteldheid bij een huisarts of dokter. Ontkennen leek mij de beste reme-die. Het zou wel weer overwaaien. Zodoende waren Annet en ik gewoon op de drukke Indiase straatjes te vinden. Al wandelend door de stad, viel me op dat mijn fysieke conditie

87

per vierkante meter leek te variëren. Mijn kwaal werd voorna-melijk benadrukt op plaatsen waar ik overspoeld werd door onprettige geuren. De markt was voor mij niet meer te verdra-gen. De geuren van vis en riolering afgewisseld door sterke Oosterse kruiden waren normaal gesproken ook niet altijd om van te genieten, maar in deze staat werd ik er fysiek door getroffen. Ik neigde te kokhalzen, werd licht in mijn hoofd en begon bovenmatig te zweten. Mijn verzwakte lijf reageerde intens op zijn omgeving en ik merkte op dat ik zoiets in Nederland nog niet eerder had meegemaakt. Ondanks dat ik daar nog nooit een dergelijke infectie had opgelopen, kon ik mij niet heugen zulke uitbundige geuren op te snuiven tijdens een stadse wandeling. In zuidelijke landen als Italië of Spanje kon je nog wel eens overvallen worden door een onaange-name walm tijdens het passeren van authentieke paadjes en steegjes, maar in Nederland leek dit volledig uitgebannen. De enige stank die ons zo nu en dan weet te irriteren, zijn die van de uitlaatgassen van een voertuig, een vlaag sigaret-tenrook die in je gezicht waait of urinewalm uit een steegje. Verder lijken alleen de verse broodjes van de bakker of een geparfumeerde voorbijganger onze neuzen nog te prikkelen. Nederland heeft, zonder dat wij er bij stil staan, een onvoor-stelbare controle over talrijke factoren die de zintuigen zou-den weten te prikkelen. En dat lijkt in deze context misschien een gunstig feit, maar door alles te uit kienen, zintuiglijke ervaringen te beknotten, verliezen wij het directe contact met de wereld. Niet mijn hoofd, maar de stank overtuigde mij dat ik even moest dimmen.

In de westerse samenleving willen wij vaak vergeten het fysieke ook een bron van informatie is. Door het rationalis-tisch denken hebben we ons afgekeerd van onze alledaagse wereld, in de overtuiging dat onze zintuigen ons niets waar-devols leren en dat alleen het objectieve weten het waard is om aan vast te houden.76 Zo wilde ik onze reis niet bederven (ratio) en besloot ik mijn lichaam te negeren. Maar we kunnen niet zomaar ons lichaam negeren en het aanschouwen als een levenloze zak met cellen. Zoals ik in het vorige hoofdstuk zei: We hebben niet alleen een lichaam, maar we zijn ook een lichaam. De Franse filosoof Maurice

89

Merleau-Ponty, noemde dit ‘Le corps vecu’, oftewel het door-leefde lichaam.77 In het boek ‘De wereld waarnemen’ wordt dat verduidelijkt aan de hand van het fenomeen van een ‘sla-pende arm’. We kennen het allemaal wel: Een raar, dof ge-voel overspoelt je arm of been en soms voel je zelfs helemaal niets meer. Normaliter, weet je zonder dat je er bij na hoeft te denken, waar je lichaamsdelen zich bevinden. Je arm rust op de leuning van de bank, je vingers gekruld om een pen, je ene voet bungelt in de lucht en de ander staat op de grond. Jouw lichaam is in normale omstandigheden een doorleefde ervaring van jezelf. Maar als je arm slaapt, lijkt je ledemaat een levenloze substantie en behoort niet meer tot het lichaam dat je zelf ervaart en beleefd. Je arm is biologisch gezien nog wel van jou, maar je ervaart hem niet meer. Het lijkt de arm van een ‘vreemde’.

Belangrijk is dat Le corps vecu niet een ding op zich is: het doorleefde lichaam past zich aan, speelt in, of reageert op. Het staat in relatie met de wereld om zich heen. Het is open en dynamisch. We leren het lichaam vaardigheden zoals autorijden of fietsen, gitaar spelen of typen met tien vingers. Maar ook zaken als een trui, kunstgebit of balpen staan in relatie met het lichaam. Het lichaam is intentioneel. Dat betekent dat we naast een bewuste verstandhouding met de wereld ook een lichamelijke verhouding hebben tot de wereld. ‘de dingen hebben een betekenis voor mij omdat ik er allereerst een lichamelijke verhouding mee heb’.78 Beoogt Merleau-Ponty. De lichamelijke verhouding tot de wereld gaat dus vooraf aan een bewuste. Maar zoals we weten vertrouwt de moderne mens vooral op de menselijke rede: wetenschap, kennis en het bewuste. Dit streng objectieve weten keert zich juist af tegen de vanzelfsprekende, zintuiglijke vorm van ken-nis, die meer subjectief van aard is. De filosofie van Merleau-Ponty, ook wel fenomenologie genoemd, zet vraagtekens bij de veronderstelling dat objectieve kennis een voorstelling kan maken van de wereld die compleet is en wil de wetenschap weer in contact brengen met haar eigen wortels in de voor-wetenschappelijke leefwereld. ‘Terugkeren naar de zaken zelf’. Waar niet het bewustzijn, maar de existentie, het ‘tot de wereld zijn’ (être au monde) het uitgangspunt is. Het door-leefde lichaam.

Marlous van der Sloot | Lisa, 2011

91

Erwin Wurm | Adorno was wrong with his ideas about art, 2005.

Monkey mind

Op de kaart zou ik niet precies kunnen aanwijzen waar we ons op dat moment bevonden. We waren die middag mee-gereden met een busje vanuit Chiang Mai die ons naar de middle of nowhere hadden gebracht. Ik dacht dat ik de tijd van een giechelend meisje inmiddels wel was ontgroeid, maar in deze situatie zocht ik tevergeefs naar handvatten om me aan vast te houden en kon me niet bedwingen om zachtjes te grinniken. Een stilte vond ik normaliter niet eens vervelend. Maar het idee dat ik ‘stil’ moest zijn, maakte mij wat ongemakkelijk. Het maakte me bewust, zo bewust, van elke handeling die ik maakte. En vooruit kijken durfde ik niet, gezien de staat van mijn lach-spieren in combinatie met de aanwezige kans om iemands blik te kruisen. Dus besloot ik mijn gezichtsveld te richten op een veiliger plek en observeerde ik aandachtig hoe mijn lepel langzaam in de soep gleed en er met lichte beving weer uit kwam. Hoe meer ik er op lette, hoe moeilijker het leek te worden om geen druppel te laten vallen. Ik hoorde iemand slurpen. Ik hoorde soeplepels tegen metalen bakjes klotsen. Ik hoorde schuifelende voetjes, die mij het vertrouwen gaven dat ik niet de enige was die zich een beetje ongemakkelijk voelde. We zaten met zo’n 20 man, verspreid over diverse tafeltjes, in stilte te eten. We kenden elkaar nog niet. Waar-door het onbeleefd voelde om de vreemdelingen te negeren en je alleen op je soepje te concentreren. Maar dat was nu juist de bedoeling.

We waren in een meditatiecentrum, en de Thaise ‘monks’ zouden ons, de arme westerlingetjes, eens wat bij leren. ‘You have a dirty mind’, kregen wij die ochtend zonder pardon op ons bord gekwakt. Niet het meest vriendelijke waarmee je een tweedaagse ‘retreat’ kan beginnen. Maar omdat iedereen kwam om iets bij te leren, knikten we allemaal instemmend ‘ja’. ‘You do clean the body, but you never clean the mind’, vervolgde hij. Dat gaf meer logica aan zijn opmer-king van daarvoor. Voor zover ik me kon herinneren had ik inderdaad nog nooit geleerd om mijn hoofd op te ruimen. Alleen maar om er informatie bij te proppen, in de hoop dat die vanzelf een plekje zou vinden tussen de berg nota’s van

Masao Yamamoto | diverse werken

97

daarvoor. Ik heb laatst gelezen dat we ons brein behandelen als een ‘vuilniskoker’79 Dat we leven in een ’junk-mind’ maat-schappij. Dat we allerlei nutteloze informatie in ons geheugen opslaan, zonder er bij stil te staan of wij die informatie wel onthoud-waardig vinden. Dat als ik zeg: ‘yes you can…’ jij direct denkt: ‘Canon’. En dat is toch wel tegenstrijdig, gezien de waardering voor ons geestelijk vermogen.Ik probeerde mijn herseninhoud visueel voor te stellen. Of eigenlijk ging dat vanzelf. Ik dacht er aan wat voor rommeltje het daarbinnen zou zijn. Beschimmelde gedachten, verfrom-melde gedachten, verstofte gedachten zouden tussen spik-splinternieuwe ideeën en magnifieke uitvindsels op een grote berg belanden. Misschien had deze kale man in het oranje dan toch een punt. ‘We call it a monkey mind’ zei hij, waar hij min of meer mee bedoelde dat onze gedachtes ongecontroleerd door elkaar heen springen. En dat is waar. Probeer maar eens geduren-de een bepaalde tijd je gedachten uit te zetten. Dat kunnen we niet. Onze gedachten spelen de baas. Denk maar eens aan het gepieker voor je gaat slapen, of de opdracht die maar niet lukt vanwege de stress. Wij leven te veel in ons hoofd, en te weinig in het nu, zouden de buddhisten zeggen.

Dat zeggen ze ook bij de Japanse levensfilosofie ‘Wabi Sabi’. Wij laten ons leven te veel beheersen door verwachtingen van buitenaf. Met als gevolg dat wij onder de druk van ons alledaags bestaan vaak onze individuele behoeften uit het oog verliezen. We zijn continu bezig met het verleden of de toekomst, een tijd die achter of voor ons ligt. Dingen die we hebben gedaan of nog moeten doen. Maar hoe aanwezig zijn wij daardoor nog in het nu? Wij delen ons leven in als een lineaire lijn van A naar B en willen uit die periode zoveel mogelijk rendement halen. We splitten de lijn op in kleine stukjes die we ‘tijdstippen’ noemen en gaan om 16.35 u naar de tandarts en 17.45 naar softbal les. Maar door de tijdstippen slechts af te vinken, vergeten wij het leven te ervaren. De beleving van een ondergaande zon of de groene twijg die verandert in een herfsttak gaan on-opgemerkt voorbij. Daar hebben we het te druk voor. Zelfs natuurlijke processen zoals de verandering van dag naar

Paulien Oltheten | grote zuivere gedachte

99

nacht worden door kunstlicht uitgesteld en zijn in ons bestaan nog slechts een ornament van de tijd. Wij gaan na zonson-dergang onverstoord door met onze bezigheden. Maar kijk eens naar de natuur. Geen boom, geen plant, zelfs geen grasspriet spant zich in om sneller te groeien.waarom zouden wij daar een uitzondering op maken? Onze muren hangen vol met diploma’s en we willen ons curriculum vitae zo snel mogelijk weer aanvullen. Maar genieten we ook van de ken-nis waarmee we ons hebben volgepropt? Worden we daar echt gelukkig van? Door onze herinneringen en verwach-tingen, onze ‘monkey mind’, drijven wij steeds verder van het moment af. Elke gedachte die op de toekomst is gericht (wat ik allemaal nog moet doen) of op het verleden (wat me allemaal is overkomen) verbreekt het contact met het nu. Verleden en toekomst, verwachtingen en herinneringen zijn in feite bedrieglijke voorstellingen: ze worden door onze herse-nen samengesteld. Wabi Sabi maakt je ervan bewust dat de toekomst slechts een hersenspinsel is. Pas als onze boven-kamer opgeruimd of leeg is ervaren wij het nu.80

Maura Biava | Doride, falling metamorphosis. 2002 Jan Family | How to be in two places at the same time, 2005

De Terugkeer

Het was vreemd om weer naar huis te gaan. We vlogen bo-ven Nederland en het zou nog maar kort duren voor wij weer in de armen van onze geliefden en familie zouden worden genomen. Met adrenaline in mijn lijf, licht knikkende knietjes, wierp ik nog een laatste blik door het ovale raampje van het vliegtuig. Ik zag gestructureerde akkertjes, polders en dijken. Het karakteristieke Nederlandse landschap leek er na deze vijf maanden heel wat verzorgder bij te liggen. Alsof ik me door het verlaten van mijn vertrouwde omgeving, pas bewust was geworden hoe buitengewoon radicaal ons land eigenlijk was vormgegeven.Ik vroeg me af waarom ik nooit eerder versteld stond over het feit dat van een oppervlak van 41.526 km² slechts de Wad-denzee ongerept is gebleven. Dat de rest van ons land door autoriteiten met gebogen hoofden over de kaart van Neder-land, wordt uitgedacht tot in de puntjes. Het leek daarvoor, in mijn alledaags bestaan, zo vanzelfsprekend. Alleen, als ik zo nu en dan in het vliegtuig stapte, kon ik de rigoureus gesti-leerde vlakverdeling niet over het hoofd zien. Toch was deze vlucht, de terugkeer naar mijn thuisfront, de eerste keer dat het mij daadwerkelijk trof. Ik keek naar een aaneenschakeling van rechthoekige akkers en weiden die net zo geometrisch zijn als de schilderijen van Theo van Doesburg of Piet Mon-driaan. Alles dat overbodig of ongewenst was werd geëlimi-neerd, zodat alleen het hoofdzakelijke overblijft. In Nederland was alles gereduceerd tot de kern.

Het idee van Nederland als geometrisch-abstract schilde-rij deed me denken aan de Duitse kunsthistoricus Wilhelm Worringer. Worringer schreef in 1907 een essay met de titel Abstraktion und Einfuhlung (Abstractie en vereenzelviging). Waarin hij stelde dat er slechts twee soorten kunst bestaan; abstracte en realistische.82 Abstracte kunst zou zich kenmer-ken door symmetrie, orde, regelmaat en geometrie. (Net als het bovenaanzicht van Nederland.) Realistische kunst was daarentegen meer gericht op de levendigheid en de kleu-ren van het tastbare bestaan. (Vergelijkbaar met de Anjuna market in India.) Opvallend was de conclusie die hij stelde, waarin hij beweerde dat er in een specifieke samenleving

Dit noemt Maurice Merleau-Ponty ‘de terugkeer naar de zaken

zelf’. De terugkeer betekent dat je een bepaald inzicht krijgt in de

wereld waarin je altijd al vertoeft. De plaats die je inneemt kun je

alleen beschouwen als je die verlaat en er een bepaalde afstand

toe creëert. (Dit hoeft geen letterlijke verplaatsing te zijn.)

Pas nadat we onze vertrouwdheid met de dingen even tussen

haakjes zetten kunnen we begrijpen wat deze vertrouwdheid

nu eigenlijk is.81

105

altijd een van de twee kunstvormen hoogtij viert, en de ene vorm op bepaald moment plaats kon maken voor de andere. Er kon in een samenleving een periode voorkeur zijn voor abstracte kunst en plotseling omwentelen naar realistische kunst. Dit fenomeen had volgens hem te maken met de waarden die in de betreffende samenleving te kort kwamen, die waar-den konden fluctueren, en daardoor de kunst ook. Want een maatschappij zou in kunst zoeken waarover ze zelf niet voldoende zouden beschikken. Abstracte kunst, met zijn harmonieuze en serene kwaliteiten zou vooral aanspreken in samenlevingen die naar kalmte hunkerden. Maar gemeen-schappen waarin de dagelijkse sleur op de loer lag, vonden de mensen hun toevlucht in de realistische kunst. Kunst zou, in die zin, belichamen wat in onszelf op dat moment onderbe-licht is. Om ons op die manier weer meer in balans brengen.83

Ik dacht aan onze samenleving met een landschap waarbij de vlakverdeling zo strak is als een geometrisch-abstract schilderij. Orde, regelmaat en geometrie. Onze banen zijn over het algemeen van negen tot vijf. Maandagavond hebben we tennisles en woensdag cursus. Overal zijn we stipt op tijd. Het is een land waarin, zogezegd, nog weinig het toeval treft en waar de sleur op de loer ligt. Aan de andere kant, wordt er meer van ons gevraagd dan ooit. Twee parttime ba-nen en een kind. Daarbij moet u uw reputatie als keukenprin-ses hoog houden voor familie, vrienden en uw echtgenoot. Overvolle agenda’s zorgen continue voor stress omdat we geacht worden op elke afspraak stipt op tijd te zijn.

Aan de ene kant worden we gek van de gestructureerde orde. Aan de andere kant streven we naar een beetje harmo-nie en rust.

Ik vraag me af, wat voor kunst willen we dan?

Aan het eind van de 18e eeuw vormde zich in de Westerse wereld een sterke voorliefde voor het natuurlijke in de kunst. De mens werd daarbij niet weer natuurlijker, maar het was juist ter compensatie ‘voor het gebrek aan natuur in onze di-

Theo van Doesburg | Contra composition XVI, 1925

Gerco de Ruijter | Untitled, 2007

107

recte omgeving’. Zoals een plant in een pot een beetje natuur naar binnen haalt, kan ook de afbeelding van een plant in een pot deze functie op zich nemen.84 Dus door een schil-derij of een foto van een bos, weide of zee aan de muur te hangen wordt ons gebrek hieraan in het dagelijks leven een beetje gecompenseerd. We zouden aan de hand van Wor-ringers theorie kunnen stellen dat de rationele mens met zijn gebrek aan emotioneel en lichamelijk contact - die daarbij het contact met zichzelf is verloren - wellicht wat minder gekweld zou zijn door te kijken naar een afbeelding van deze tekortko-mingen.

Behalve dat ons gebrek aan emotioneel en lichamelijk contact gedeeltelijk gecompenseerd kan worden door kunst, weet deze ook te breken met de dominante positie van de rationele geest. Bij het kijken naar kunst gebeurt er namelijk iets bijzonders in het mensenhoofd. Een kunstwerk is een organisch geheel, alles hangt met alles samen. Zoals Leon Battista Alberti omschrijft ‘ het schone is datgene wat alleen maar slechter wordt wanneer we er iets uit wegnemen of iets aan toevoegen.’85 Door het kijken, of het ervaren van deze eenheid zijn onze geestelijke vermogens in staat om op een prettige manier samen te werken. Normaal, in het gewone dagelijks waarnemen, werken onze zintuigen en verstand ook samen, maar minder in balans. Het verstand domineert. Ik zie de mok op mijn bureau als een mok, de perforator als een perforator en het boek als boek. In de dagelijkse waar-neming plakken we een ‘algemeen begrip’, een etiket, op de prikkels die via de zintuigen binnenkomen. Maar bij het kijken naar een kunstwerk is het minder van belang wat het is dat we zien, waardoor verstand en zintuigen in harmonie kunnen samenwerken. Ons verstand verliest tijdens het kijken naar kunst eventjes zijn dominante positie, waardoor we minder (rationeel) denken en meer kunnen voelen.86

Als we afstand nemen van onze dagelijkse stroom van ge-dachten en onze verstandhouding tot de wereld gevoelsmatig is, kan ons volledige bewustzijn worden ingenomen door de ervaring. We kennen allemaal wel het gevoel dat onze gedachten stoppen en de wereld op een andere manier bij

Pipilotti Rist | Homo sapiens sapiens (videoinstallatie), 2005

109

ons binnenkomt. Je kijkt naar een ondergaande zon of een magische wolkenlucht waar krachtige zonnestralen doorheen breken. Vanaf een dakterras zie je lampjes die ritmisch door de stad heen dansen. Schaduwen met muren en tegels spe-len en bootjes zachtjes op en neer deinen door het klotsende water in de gracht. In deze gemoedstoestand worden ge-wone dingen op een ongewone manier beleefd. We vergeten het eigen ik als individu en worden getroffen door iets groters. Alleen het wezenlijke, het Idee, blijft over. Zo kan de aanblik van de natuur of het zien van een mooi schilderij ons ont-trekken aan de wereld van dagelijkse verlangens en nietige interesses. We vergeten gedachtegangen over wat je straks zult koken, dat je bent vergeten te stofzuigen en de vraag of je de deur wel op slot hebt gedaan. Ons gewone bewustzijn maakt plaats voor het ‘betere’ bewustzijn. We verkeren dan in een zogeheten ‘esthetische ervaring’.88 Deze staat van zijn zet ons aan tot contemplatie, mijmeren en vergaart inzicht zonder dat we daarbij na hoeven te ‘denken’. Bovendien activeert het fundamentele aspecten van onze persoonlijk-heid.89 Het maakt iets los wat in ons zit. Psychologen hebben geconcludeerd dat mensen na het zien van een kunstwerk ‘een andere kijk op de wereld hebben gekregen’.90 Ze laten ons ontsnappen aan het normale en brengen ons in contact met iets wat ons werkelijk beweegt. Deze ‘ontsnappingsfor-mules’ laten ons een alternatieve werkelijkheid beleven, een aantrekkelijk alternatief voor het dagelijks leven. Het gevolg is dat je jezelf heel even verheft om weer met frisse blik op aar-de terug te komen. De cocon van gewoonte wordt, al is het soms maar voor heel even, door het kunstwerk verbroken. Het resultaat van het hebben van zo’n ervaring is het gevoel heel erg ‘aanwezig’ te zijn. Wat gevoelens van hernieuwing, spontaniteit, creativiteit en harmonie in ons opwekt. Het fleurt en montert ons op. Het veranderd onze eigen (binnen) situ-atie, ons gemoed, onze stemming.

Als in een kunstwerk een ideaal invoelbaar gemaakt wordt, kan een esthetische ervaring een hoopvolle zijn. We krijgen dan de aandrang om iets te doen met het verworven inzicht. Zo kan de herkenning van de waarde van onze fundamentele behoeftes (emoties en lichaam) ons tot het inzicht brengen

Aldus Arthur Schopenhauer 87

Wilhelm Dilthey schrijf in ‘Das Erlebnis und die Dichtung’ dat elk poëtisch

kunstwerk het ‘Daseingeful’ verhoogt.91

111

om rationaliseringsprocessen te verminderen. Het kan een aanleiding zijn om een bijdrage te leveren aan de oplossing hiervan. Zo biedt kunst in een tijd van rationalisering niet al-leen mogelijkheid tot compensatie van onze tekorten, maar verliest het verstand ook zijn dominante positie en geeft kunst ons in sommige gevallen hoop.

Dit geldt ook voor fotografie, maar wat dit medium hier bijzonder maakt is de onlosmakelijke relatie met de realiteit. Een schildersdoek kan onbeschilderd alle kanten op, maar een foto is afhankelijk van de werkelijkheid. Het medium is bijvoorbeeld ondergeschikt aan de wetten van de zwaarte-kracht, het momentum en de hoeveelheid lux (lichtsterkte), maar bovenal van hetgeen ‘dat er is’. Fotografie is verbonden aan de wereld hoe die voor ons ligt. Verbonden met het tast-bare bestaan. En daar kun je mee spelen. Door in te grijpen in de realiteit, kun je misleiden, verwarren en vervreemden. Je kunt een foto kantelen, waardoor de regels van de zwaar-tekracht plotseling om de tuin worden geleid. Materialen kunnen op een foto de illusie wekken voor iets anders door te gaan of je kunt de tijd op een vreemd moment stil zetten. Er zijn velen mogelijkheden, maar een belangrijk ding heb-ben ze gemeenschappelijk: er ontstaan beelden die on-waarschijnlijk maar mogelijk zijn. Op een schilderij verbaast ons een onlogische voorstelling niet direct, maar doordat fotografie gekoppeld is aan de realiteit, speelt ze in op het geconditioneerde oog. Wij denken te weten hoe de wereld er uit ziet en door dit te breken, breken wij met onze ver-wachtingspatronen. De wereld is niet meer de wereld die wij dachten te kennen. Dat verruimt niet alleen onze blik, maar ook onze geest. Het verlaten van een vertrouwde omgeving schept nieuwe mogelijkheden, geeft hoop en breekt de cocon van gewoonte.

Marlous van der Sloot & Irene Cecile | zonder titel, 2009

113

Ga naar ikweetnietwaar en haal daar ikweetnietwat

Een zakje ballonnen ligt op mijn bed. Gefascineerd door de druppelachtige vorm die gevuld kan worden met lucht. Waar-om? Geen idee. Velen fotografen en kunstenaars gingen me voor. Elspeth Diederix plakt een enorme hoeveelheid witte en huidskleurige ballonnen op een persoon, Wendelien Daan creëert er bij de foto ‘electrogirl’ statisch haar mee, David sy-kes maakt er een gerecht van, Fiona Tan laat iemand er mee opstijgen net als Sam Taylor Wood en bij Philip Provily fun-geert het als hoofd. Word ik geïnspireerd door hen, ongetwij-feld. Maar wat heb ik er nog aan toe te voegen? Nogmaals, geen idee. Toch slingeren er verschillende zakjes ballonnen door m’n kamer. Huidskleurige, witte, zwarte, gekleurde, met een glansje, of een maatje groter. Ik heb ze gekocht zonder specifieke reden en dan opeens vind ik het… Mijn blik valt op een losliggende groene ballon. Ik grinnik, een binnenpretje. Waarom heb ik dat nog nooit eerder gezien? Plotseling is het stukje rubber, naast een feestartikel, ook een blaadje van een boom geworden. Of nou ja, plotseling, dat lijkt zo met een ingeving, maar met het boek van Christopher Weidner ‘Wabi Sabi, weinig tijd en toch heel gelukkig’ nog vers in mijn hoofd, was het volgende zinnetje ‘aan’ mijn gedachten blijven han-gen (ik haalde het al eerder aan): …kijk eens naar de natuur. Geen boom, geen plant, zelfs geen grasspriet spant zich in om sneller te groeien, waarom zouden wij daar een uitzonde-ring op maken…92 Samen met een foto van het kunstenaars-gezelschap ‘Janfamily’ waarbij de herfstblaadjes weer aan de bomen terug getaped werden, ontstond er onverwacht een nieuw idee: het knopen van groene ballonnen aan de verval-len en eenzame wintertakken. Ik had er niet specifiek naar gezocht, maar werd zomaar overspoeld door deze kleine ‘aha-erlebnis.’ Zoals Picasso schreef: ‘ik zoek niet, ik vind’.

Ik zoek niet, ik vind. ‘Zoeken, dat is het uitgaan van het oude in een willen vinden van het al bekende in het nieuwe. ‘Vinden’, dat is het volledig nieuwe, ook in de beweging. Alle wegen zijn open, en wat gevonden wordt is onbekend. Het is een waagstuk, een heilig avontuur. Het ongewisse van zulke waagstukken kunnen eigenlijk alleen diegenen op zich nemen die zich geborgen

Die voor mij de uitspraak van Wabi Sabi

visualiseerde

Marlous van der Sloot | zonder titel, 2010

117

weten in ongeborgenheid, die in het ongewisse raken en geen leiding ervaren, die zich in het duister overgeven aan een onzichtbare ster en zich door hogere doelen laten leiden, in plaats van in de beperking en de begrenzing van het mens-zijn het doel te bepalen.Dit openstaan voor ieder nieuw inzicht, voor iedere nieuwe beleving, zowel uiterlijk als innerlijk, dat is het wezenlijke van de moderne mens, die in alle angst voor het loslaten, toch de genade ervaart van het gehouden zijn aan de openbaring van nieuwe mogelijkheden.93

Maar wanneer ìs iets vinden? Wanneer is iets gezocht? Dat ligt nog gecompliceerd. Als ik kan vertellen waar mijn ballon-idee vandaan komt, is het dan uitgegaan van het bestaande - en dus gezocht? Of is het gevonden, omdat ik van te voren niet wist dat dit idee in mijn hoofd zou opborrelen? Rudy Kousbroek verheldert dit misschien aan de hand van het volgende stukje, geciteerd uit ‘Verbeeldingskracht en Weten-schap’:

“Ga naar ik weetnietwaar en haal daar ikweetnietwat” Deze opdracht, voorkomend in een zekere Russisch sprookje, heeft altijd sterk tot mijn verbeelding gesproken. Het is goedbeschouwd wat ten grondslag ligt aan iedere poging een uitvinding of ontdekking te doen, een vondst te ontwringen aan het duistere binnenwerk van het brein, zowel op weten-schappelijk als op artistiek gebied. Een vondst doen – dat impliceert dat er gezocht is: maar waarnaar? Naar iets dat nog niet bestaat zolang het nog niet is gevonden: waaraan is het dan te herkennen? Het lijkt op proberen zich iets te herinneren, het zoeken naar iets dat zich verschuilt in het geheugen; maar het kan zich daar niet bevinden, want het gaat juist om iets dat men nog niet eerder heeft gedacht. Vanwaar dan het gevoel van herkenning wan-neer het is gelukt?94

Fiona Tan | Lift, 2000

119

Ik ervoer inderdaad, zoals Kousbroek beschrijft, bij de nieuwe vondst een gevoel van herkenning. ‘Het klopte’, maar ik had het niet eerder kunnen bedenken. De ingeving was zomaar uit het ‘duistere binnenwerk van mijn brein’ komen rollen. Het moment van de ‘aha-erlebnis’, kwam zogezegd uit mijn onderbewuste. En dat is wat Picasso bedoelt met ‘die zich in het duister overgeven aan een onzichtbare ster en zich door hogere doelen laten leiden’. Het verschil tussen zoeken en vinden is het verschil tussen het bewuste en het onbewuste. Natuurlijk kun je het onderbewuste wel (bewust) voeden. Je kunt een interessant boek over Wabi Sabi lezen of je concen-treren op een bepaald onderwerp. Maar het onderbewuste komt met de dingen die het bewustzijn nooit had kunnen verzinnen. Zoals de filmmaker David Lynch schrijft: Ideas are like fish. If you want to catch little fish, you can stay in the shallow water. But if you want to catch the big fish, you’ve got to go deeper.95

Ik ‘ga naar ik weetnietwaar en haal daar ikweetnietwat’. Ik ben een vinder.

A thought went up my mind today –That I have had before – But did not finish – some way back -I could not fix the Year –

Nor where it went – nor why it cameThe second time to me –Nor definitely, what it was – Have I the Art to say –

But somewhere – in my Soul – I know –I’ve met the Thing before –It just reminded me – ’t was all –And came my way no more –

Emily Dickinson 96 121

‘No reasoning can every give us a new, original idea’ David Hume.97

They’ve incorporated their culture and their values into the city and they’ve enriched the city both like, from uh, you know work ethic and you know the restaurants and the music and it’s really a diverse city. I mean you walk through the Vany Avenue, you know you go through Ko-rean neighborhoods, Old Jewish neighborhoods, Arabic neighborhoods, uh, Pakistani-Indian neighborhoods. It’s incredible. The intensity... I think yeah, development has pushed us away from other people. You know a lot of times people are rude because they want like immediate access or immediate information.You know some things in life can’t be immediate, sometimes you gotta wait and let things happen... People are like, are increasingly rude. Like I’ll say somebody will get in a cab, we’ll say “I’ll get em there in 5 minutes.” And they’ll say, “Well, It should only take 3.” Now who gives a shit if it takes 5 minutes or 3 minutes, who cares?At the end of your life nobody’s gonna put at your tomb stone “shit I got in a cab in five, in seven minutes instead of three”. You know, It doesn’t matter, and technology has made us slaves to time. Naw, a lot of people that are really have technical jobs, they’re slaves to time. And time is the essence of life it seems like. And they’re basically like losing it They’re losing the essence of their life because, you know, their life is like just going away and, They’re not enjoying it because their so engrossed in efficiency and productivity and shit like that. That it’s almost sad. They all come here from somewhere else like seeking their fame and fortune or, The top jobs and they’re and career-you know, in their, in their industries. They get very engrossed, and they into these you know these cell phones and computers and...I think the real important things in life are you know, peo-ple and your family.I think you don’t realize that, a lot of people don’t realize that until they’re older.I think there’s going to be a backlash against technology.

Nitin Sawney – street Guru Part 1

I think there’s gonna be a backlash against technology.You know, and I don’t know what’s gonna cause it.I hope it won’t be any environmental disaster shit, you know, for sure for my kids that wanna live a better life.That’s so much materialic but I want a peaceful life.You know sometimes it’s good just to go in the woods and just go hikin’, and get back in touch with yourself and nature.You know, then you come back here and you realize that this is like man,Ludacris all this emphasis on technology... Fifty different internet devices and shit, internet devices you can put in your pocket.Sometimes I feel threatened by it but you know, that’s the future and I am a man of the past,You know, I’m a, I’m a low-tech man in a high-tech world. I mean, it’s a fact man.I’m a low-tech man in a high-tech world there ain’t shit I can do about it because,You know, the world’s changing and I’m not and you know, maybe I don’t wanna change.Maybe the people I associate with are like me.You know...

What’s going on, we can’t use our brains?It’s just being a person,You know, it’s being a fucking person man...

Nitin Sawney – street Guru Part 2

Hoe kon zoiets gebeuren?

Hoe kon ik van mezelf vervreemden, ‘mijzelf raar vinden’, door zoiets ogenschijnlijk onbenulligs als een Indonesiër die speelt met iemand anders zijn haar? Hoe kon zoiets gebeu-ren?Het antwoord lijkt door te schemeren via andere kleine ont-dekkingen tijdens mijn reis door het oostelijk halfrond: Door een ananasplant realiseer ik me dat we door rationele pro-cessen en productie vervreemd raken van onze natuurlijke omgeving. Door een hurkhouding besef ik wat Freud bedoelt met de term prothesen-god. Mumbai leert mij door de ogen te kijken van de architect Le Corbusier en de boeddhistische monks maken me van mijn ‘monkey mind’ bewust. Maar het zijn deze opmerkelijkheden samen die een groter verhaal vertellen. Het verhaal over de ontwikkeling van de mens en het gevolg dat wij steeds verder van onszelf ‘vervreemden’. De mens die steeds verder afraakt van zijn oorsprong.

De aard blijkt te liggen bij de dominante positie van ons rationalistisch denken. De wetenschap, het bewustzijn, de efficiëntie. Tegenwoordig denken wij ‘ons hoofd te zijn’. We vergeten daardoor rekening te houden met wie wij in ons diepste wezen zijn. Kort gezegd heeft de moderne mens de neiging om het ‘zwak dierlijk wezen’ dat we aanvankelijk wa-ren buiten beschouwing te laten, om ons zo ‘vol trots boven op de piramide van het leven te zetten.’ Dit leidt logischerwijs tot conflicten. Door het dier-zijn te amputeren, te verstoten, kampt de moderne mens met fantoompijn.

Het is deze fantoompijn die aan ons blijft knagen. Zoals bij de Indonesiër die speelde met iemand anders zijn haar. Uit mijn ondervindingen blijkt dat de zogeheten soigneringsactie, niet alleen voor apen een gebruikelijk ritueel is om onderling een band te kweken, maar ook nog steeds fundamenteel is voor de sociale bindingen tussen mensen. Toch, is deze vorm van contact te intiem geworden in de westerse samenleving en mogen alleen nog onze meest vertrouwelijke contacten met onze haren spelen. Maar in een samenleving waarbij we bijna continu omringd worden door mensen waar we geremd contact mee hebben, is het moeilijk

Ons lichaam, het onderbewuste, drifen ect.

129

om deze terughoudendheid bij onze vertrouwde contacten van ons af te laten glijden en worden we ook steeds gereser-veerder naar de mensen waarvan we houden. In plaats van ongedwongen knuffels en lichamelijke aanrakingen wordt onze houding naar elkaar steeds formeler en afstandelijker. Aanrakingen die niet onze volledige lichamelijke behoeften dekken. We blijven achter met een gevoel van onbehagen.

Bovendien leiden dit soort fysieke tekortkomingen er op den duur voor dat ons lichaam een soort ‘terra incognita’ voor ons wordt. Wij raken de voeling met ons lichaam kwijt. Mau-rice Merleau Ponty spreekt in dit kader over het doorleefde lichaam, ‘le corps vecu’: We hebben niet alleen een lichaam, we zijn ook een lichaam. En het vergeten hiervan is te ver-gelijken met het gevoel van een slapende arm. In deze staat is je arm biologisch gezien nog wel van jou, maar je ervaart hem niet meer als zijnde van jezelf. Het lijkt de arm van een ‘ander’.

Het is een spijtige gevolgtrekking, maar de tastzintuig van de moderne mens is langzaamaan aan het verschrompelen.

Het is nu de kunst (fotografie) die uitkomst biedt. Want kunst kan belichamen wat in onszelf op dat moment onderbelicht is, om ons op die manier weer meer in balans te brengen. Aan de hand van Worringers theorie kunnen we stellen dat de rationele mens, met zijn gebrek aan emotioneel en lichamelijk contact – die daarbij het contact met zichzelf is verloren – wellicht wat minder gekweld zou zijn door te kijken naar een afbeelding van deze tekortkomingen.

Met mijn eindexamenproject ‘de slapende arm’ wil ik hier op inspelen. Door beelden te maken die een zintuiglijke ervaring opwekken hoop ik dat de kijker, al is het voor even, zijn voe-ling met zijn lichaam terug krijgt.

En juist het tastzintuig verbind ons met

de omvattende fysieke wereld.

Marlous van der Sloot | Likijsje, 2009

En dus met de wereld

Teun Hocks | Untitled, 1996

Sigurdur Gudmundsson | Triangle,1980

Noten

1 Weusten, 20082 de Botton, 2003, p. 463 Kafka, p.6764 Arendt, p.145 Van Veelen in Coumans (Teun Hocks) ,1996 p.136 Morris, 20077 Digitaal woorden boek voor de Nederlandse taal 8 Wikipedia ‘Vervreemding’ 9 Couch potatoe: Sedentary lifestyle is a mediacal term used to de-note a type of lifestyle with no or irregular physical activity. A person who lives a sedentary lifestyle may colloquially be known as a couch potato. It is commonly found in both the developed and developing world. Sedentary activities include, sitting, reading watching television and computer use for much of the day with little or no vigorous physi-cal exercise. A sedentary lifestyle can contribute to many preventable causes of death. 10 Flaubert in de Botton, 2003, p.8411 Wikipedia ‘New Delhi’ 12 Wikipedia ‘Big Mac’13 Elfvoetbal forum, 200814 Wikipedia ‘Big Mac’15 InfoNu, McDonalds ‘the Big Mac’, 200716 McDonalds, Feiten en cijfers17 Morris, 2007, p. 25618 Ritzer, 200719 Mandel, 1970 20 Karan, 200721 Wikipedia ‘Bombay’ 22 Nap, 2010 23 Professor Vicziany in Leven tussen twee spoorlijnen in Dharavi24 de Botton, De archtectuur van het geluk, p. 27025 (auteur onbekend), Leven tussen twee spoorlijnen in Dharavi26 Zijlstra, p.13127 Zijlstra, p.13128 Thomas Moore in Cecile, 2009, p.7129 de Botton, 2006, De archtitectuur van het geluk, p.27530 Morris, 199431 Morris, 2007, p. 24332 Overeem in de Stentor, 200833 Meindertsma, 2008 34 Geyrhalter, 2005

135

35 Habermas in Vuyk, 2002, p.16 36 Penone in tentoonstelling ‘Foodprint’ 37 Morris, 1972, p.146

38 Morris, 1972, p.147

39 Goleman, 2007 p. 2440 Sietsma / Lijster, 200741 Dijksterhuis, p.2642 Goleman, p.6543 Goleman, p.6544 Wikipedia ‘meervoudige intelligentie’ 45 Freud, p.325 Sietsma / Lijster, 200746 Sietsma / Lijster, 200747 Sietsma / Lijster, 200748 Goleman, p.3249 Dijksterhuis, p.1250 Dijksterhuis, p.2451 Dijksterhuis, p.83 52 Dutton en Aron in Dijksterhuis, p. 83 - 8553 Morris, 2007 , p.1054 Morris, 200755 Simone Weil in Cecile, 2009, p.7156 Freud, p.33057 Freud, p.32958 Flaubert in de Botton, 2003, p.9059 Nederlandse Taalunie, taaluniversum60 Stanton, 200861 Nietzsche in Vuyk, 2002, p.2262 Roos in Gevers, p. 11163 de Botton, 2006, De troost van de filosofie p.137 64 Ditzhuyzen, p.2965 de Botton, 2006, De troost van de filosofie p.13866 Morris, 1974, p.9967 Morris, 1974, p.22968 Morris, 1974, p.869 Wikipedia ‘Tastzin’70 Wikipedia ‘Tastzin’71 Morris, 199472 Morris, 1972, p.97-13773 Morris, 1972, p.163 -18374 Morris, 1972, p.875 Goleman, p.245 76 Merleau-Ponty, p.19 77 Merleau-Ponty, p.17

137

78 Merleau-Ponty, p.18 79 Bauer, p.13180 Weidner, p.8981Merleau-Ponty, p.13 82 Worringer in de Botton, De architectuur van het geluk, p.17483 Worringer in de Botton, De architectuur van het geluk, p.17484 Des Esseintes in de Botton, De kunst van het reizen, p.3485 Alberti in Zijlstra, p.2086 Kant in Zijlstra, p.4787 Schopenhauer in van der Vorst, p. 13588 van der Vorst, p.133 -14289 Scruton in van der Vorst, p.14090 Funch in van der Vorst, p.14091 Dilthey, p.13992 Weidner, p.8993 Picasso citaat ‘Ik zoek niet, ik vind’ 94 Kousbroek, p. 9 95 Lynch, p.196 Dickinson in Kousbroek, p.1097 Hume in Dijksterhuis, p.143

Literatuurverwijzing

Aarsman, Hans (2009) Ik zie ik zie, De Aarsman Collectie; Uitgeverij Podium, Amsterdam

Arendt, Hannah (2009) de menselijke conditie; Boom, Amsterdam

Arte France (2000) Contacts. Le Renouveau de la photographie contemporaine – volume 2, Jeff Wall, DVD, Arte France Develop-ment

Bauer, Joachim (2005) Waarom ik voel wat jij voelt, intuitie en het geheim van spiegelneuronen; Archipel, Amsterdam/Antwerpen

Biava, Maura / Diederix, Elspeth (2007) Doride/ Ultramarine; d’jonge Hond Publishers, Zwolle

Blog to blog, Quote Picasso Pablo ‘Ik zoek niet ik vind’http://bogaers.blog2blog.nl/7259/Ik+zoek+niet,+ik+vind.html

Botton, Alain de (2006) De architectuur van het geluk; Olympus

Botton, Alain de (2003) De kunst van het reizen; Uitgeverij Atlas, Amsterdam/Antwerpen

Botton, Alain de (2006), De Romantische School, Eldorado,

Botton, Alain de (2006) De troost van de filosofie: Olympus

Botton, Alain de (2009) Ode aan de arbeid, Uitgeverij Atlas, Amster-dam/Antwerpen

Bronwasser, Sacha (2009) De grenzen van lichaam en geest, re-censie manifestatie niet normaal; Volkskrant 18/12/09 katern 2 P.15

Cecile, Irene (2009) Spuuggeluidjes maken. Thesis afdeling fotogra-fie KABK, Den Haag

Coumans, Paul (1996) Teun Hocks, zonnehofreeks 7, Amersfoort

Crone, Rainer (2008) Anish Kapoor; Prestel UK, London

Damasia, Antonio R.(2009) Ik voel dus ik ben, hoe gevoel en

lichaam ons bewustzijn vormen; Uitgeverij Wereldbibliotheek bv, Amsterdam

Digitaal woorden boek voor de Nederlandse taal ‘vervreemding’ http://www.woorden.org/woord/vervreemding

Dijksterhuis, Ap (2009) Het slimme onbewuste - denken met gevoel, Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam

Ditzhuyzen, Reinildis van (2008) Hoe hoort het eigenlijk? Brecht, Haarlem

Duve,Thierry de (2009) Jeff Wall: The Complete Edition, Phaidon Press Ltd, London

Elfvoetbal forum (2008) De Adelaar kan weer vliegen! http://forum.elfvoetbal.nl/viewtopic.php?f=243&t=15218

Freud, Sigmund (1999) Beschouwingen over cultuur; Het onbeha-gen in de cultuur, Uitgeverij Boom, Amsterdam

Gevers, Ine (2009) Niet Normaal, diversiteit in kunst, wetenschap & samenleving; NAi uitgevers, Rotterdam

Geyrhalter, Nikolaus (2005) Our daily bread: Lumière, Oostenrijk

Goleman, Daniel (2007) Emotionele Intelligentie, Emoties als sleutel tot succes; Olympus

Hocks, Teun (2006) Teun Hocks, Aperture Foundation, New York/London

InfoNu (2007) McDonalds, the Big Mac http://eten-en-drinken.infonu.nl/diversen/7982-mcdonalds-the-big-mac.html

Jan family (2005) Plans for Other days, Booth-Clibborn Editions, London

Jonge, Else de (2008) Kernthema’s van de filosofie; Boom, Amster-dam

Kafka, Franz (1982) verzameld werk; Querido’s uitgeverij B.V., Amsterdam

139

Karan (2007) Dhobi Gath; Geobeats http://www.geobeats.com/videoclips/india/mumbai/dhobi-ghat

Knol, Jan (2009) Spinoza’s intuïtie; Wereldbibliotheek, Amsterdam

Kousbroek, Rudy (1984) De verbeeldingskracht in de wetenschap; Verbeeldingskracht en Wetenschap; OKW reeks, Elsevier

Leven tussen twee spoorlijnen in Dharavi (Mumbai, India); http://www.cmo.nl/sw/index.php?option=com_content&task=view&id=270&Itemid=334

Libbert, Natascha (2009) Is that really us? Thesis afdeling fotografie KABK, Den Haag

Lynch, David (2006) Catching the big fish: meditation, conscious-ness, and creativity; Penguin Group Publishers, New York

Mandel, Ernest (1970) De marxistische vervreemdingstheorie (es-say); http://www.ernestmandel.org/nl/werken/txt/1970/de_marxisti-sche_vervreemdingstheorie.htm

Martelaere, Patricia de (2006) Taoïsme, de weg om niet te volgen; Ambo, Amsterdam

McDonalds ‘Feiten en cijfers’; http://www.mcdonalds.nl/wps/wcm/connect/mcd/mcdonalds/Home/Over+McDonalds/Feiten+en+cijfers

Meindertsma, Christien (2008) PIG05049, Flocks Uitgeverij

Morris, Desmond (2007) De Naakte Aap; A.W. Bruna Uitgevers B.V.,Utrecht

Morris, Desmond (1972) Intiem gedrag; A.W. Bruna uitgevers B.V. Utrecht/Antwerpen

Morris, Desmond (1994) The Human Animal. BBCdocumentairereeks. Deel 1: The language of the body; deel 2: Thehunting gene; deel 3: The human zoo; deel 4: The biology of love; deel 5: The immortal genes; deel 6: Beyond survival.

Merleau-Ponty, Maurice (2008) De wereld waarnemen; Boom, Amsterdam

Nap, Chris (2010) India heeft meer mobiele telefoons dan toiletten; Automatisering Gids, 15 april 2010 http://www.automatiseringgids.nl/technologie/telecom/2010/15/india-heeft-meer-mobiele-telefoons-dan-toiletten.aspx

Nederlandse taalunie; taaluniversum ‘taaladvies’ http://taaladvies.net/taal/advies/vraag/273/

Oltheten, Paulien (2007) Theorie van de Straat /Theory of the Street, Nai uitgevers, Rotterdam

Oltheten, Paulien (2009) lezing en performance donderdag 26 november 2009 ‘Notes on Narratives’ ,DCR kunstbroedplaats, Den Haag

Omprakash Mehra, Rakeysh (2009) Delhi 6, UTV Motion Pictures, India

ParkeHarrison, Robert/Shana (2008) Counterpoint, Twin Palms Publishing, New Mexico

Ritzer, George (2007) The McDonaldization of society 5; SAGE Publications Inc, Thousand Oaks

Ruijter, Gerco de: http://www.gercoderuijter.nl/overzicht1.htm

Sawhney, Nitin (2001) Street Guru - Prophesy; V2/BMG

Sietsma, Jan/ Lijster, Thijs (2007) Maand van de filosofie: het redelijke beest - De lotgevallen van een levend wezen, met rede begaafd; Filosofie Magazine, nr. 03 (jaargang 2007) ook te vinden op: http://www.filosofiemagazine.nl/00/fm/nl/0/artikel/5170/Maand_van_de_Filosofie:_het_redelijke_beest.html

Stanton, Andrew (2008) Wall · E; Walt Disney Studios Home Enter-tainment, Verenigde Staten

Stroom: tentoonstelling ‘foodprint’; Penone, Giuseppe http://stroom.typepad.com/foodprint/tentoonstelling-kunstenaars-a-z.html

(auteur onbekend) (2008) Jeugd denkt soms echt dat melk uit fabriek komt; De stentor, 07 juli 2008 http://www.destentor.nl/regio/apeldoorn/apeldoorn/3386065/Jeugd-

141

denkt-soms-echt-dat-melk-uit-fabriek-komt.ece

Vuyk, Kees (2002) Het menselijk teveel, Over de kunst van het leven en de waarde van kunst; uitgevrij Klement, Kampen

Vorst, Roland van de (2010) Hoop, hoe we door de toekomst wor-den verleid; Nieuw Amsterdam Uitgevers, Amsterdam

Vorst, Roland van de (2010) lezing ‘Hoop’, Studium Generale, Ko-ninklijke Academie Beeldende Kunst, te Den Haag

Weidner, Christopher (2008) Wabi Sabi, Weinig tijd en toch heel gelukkig; A.W. Bruna Uitgevers B.V., Utrecht

Weusten, Suzanne (2008) Inkt in mijn lichaam. Interview met Paul Auster, de Volkskrant, 13-06-2008 http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2844/Archief/archief/article/de-tail/901557/2008/06/13/Inkt-in-mijn-lichaam.dhtml

Wikipedia ‘Big Mac’ http://nl.wikipedia.org/wiki/Big_Mac

Wikipedia ‘Bombay’ http://nl.wikipedia.org/wiki/Bombay

Wikipedia ‘New Delhi’ http://nl.wikipedia.org/wiki/New_Delhi

Wikipedia ‘Tastzin’ http://nl.wikipedia.org/wiki/Tastzin

Wikipedia ‘Vervreemding’ http://nl.wikipedia.org/wiki/Vervreemding

Wurm, Erwin (2008) The artist who swallowed the world, Hatje Cantz Verlag, Ostfildern

Zijlstra, Onno (2009) Wat doet die rode vlek daar linksboven? Inleiding in de esthetica; uitgeverij Terra Lannoo BV/ ArtEZ Press, Arhnem

Colofon

omslagillustratie: © ParkeHarrison, Ashen Head, 2008

Deze scriptie is geschreven in het kader van de opleiding Fotografie aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten.

met dank aan:Ingrid Grootes, Martijn Verhoeven, Rob van der Sloot,

Corine van der Sloot, Annet Willigenburg en Christian Kryl,

Den Haag, 2011 ©

Het begon allemaal bij het zien van een Indonesiër. Of ei-genlijk wist ik het daarvoor al, maar waarschijnlijk niet zo be-wust. Sumatra, 2009. Annet en ik waren op weg naar Bukkit Lawang. We zaten in een zogenoemde ‘Chickenbus’ – eentje waarbij de stoeltjes half zo breed zijn als in onze bussen en twee keer zo vol. Dit keer viel het mee. Iedereen had een eigen plekje en naast ons zat ‘de’ Indonesiër. Op zich deed hij niets vreemds. Tenminste, dat zou hij beweerd hebben. En Annet heeft het waarschijnlijk niet eens gezien. Het was zijn gedrag dat mij overrompelde. Het was iets dat wij in het westen nooit zouden doen. Zijn arm rustte op de schouder van zijn onbekende buurman en hij speelde met zíjn haar. Met zijn haar! Flashbacks van vlooiende apen in de dierentuin of van Animal Planet borrelden in mij op. De man, die voorheen nog een Indo was, leek voor luttele minuten niet meer op een mens, maar op een beest. Een aap, wel te verstaan. En het gekste van alles, ik vond hèm niet vreemd. Maar mezelf.

Ik voelde me ‘de Ander’. En dat door de aanblik van een Indonesiër die speelt met iemand anders z’n haar. Daar zat ik, in de bus naar Bukkit Lawang, overspoeld door een gevoel van vervreemding.

Hoe kon zoiets gebeuren?