IJ-Vorst en IJverzicht: Ambities en Rivaliteit in Stadsbestuur en Gouvernement rondom het...

187

Transcript of IJ-Vorst en IJverzicht: Ambities en Rivaliteit in Stadsbestuur en Gouvernement rondom het...

Z E V E N E N Z E V E N T I G S T E J A A R B O E K

V A N H E T G E N O O T S C H A P

AMSTELODAMUM

AMSTERDAMG E N O O T S C H A P A M S T E L O D A M U M

A N N O 1 9 8 5

I N H O U D

Bestuur en ereleden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Adressen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Vijfentachtigste jaarverslag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Verslag van de penningmeester over het vijfentachtigste boekjaar . . . . . . . . .

Waar waren de Amsterdamse katholieken in de zomer van 1585?Enkele aantekeningen bij de uitgave van het kohier van 1585,door Drs. S. A.C. Dudok van Heel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Rembrandt en de veilingen (Titus van Rijn, Clement de Jonghe en SamuelSmijters), door mejuffrouw Dr. I.H. van Eeghen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

De Diaconiebrouwerij 1688-1801, door H.W. van der Hoeven . . . . . . . . . . .

De Weduwe Jacob de Flines en Zoonen: correspondentie uit de periode1722-1729, door G. de Flines . . ..*..............................................

De brieven van Reinier Vinkeles aan Volkert van der Plaats,door Guido Jansen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

IJ-vorst en ijverzucht, ambities en rivaliteit in stadsbestuur engouvernement rondom het belastingoproer van 1835,door Drs. A.F. J. van Kempen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Kroniek van Amsterdam over 1984, samengesteld door W. Jagerman . . .

3

3

4

1 0

13

5 4

7 0

8 9

1 0 7

1 2 2

1 7 0

2

BESCHERMHEER

DR S. E. VAN THIJN

Burgemeester van Amsterdam

E R E L E D E N

D R . I . H . V A N E E G H E N

P R O F . M R . H. DE LA FO N T A I N E V ERWEY

BESTUUR

PROF. DR. W.F. HEINEMEIJER , Voorzitter

DR. W.H. VROOM, 2e Voorzitter

MR. M.G.B. EVERS, Secretaris

F. H. AMENDE, Penningmeester

M R . J.H. VAN D E N H OEK OSTENDE , Redacteur

MEJ. D R . I . H . V A N EEGHEN

P R O F . MR . H. D E LA FO N T A I N E V ERWEY

IR . H.A. J.M. WELLER

M R . P . M . WITTEMAN

Gekozen Afr.

30 okt. 1970 1988

16 maart 1978 1987

24 maart 1973 1988

26 maart 1979 1988

22 febr. 1963 1987

6 juli 1946 1988

6 juli 1946 1987

19 febr. 1960 1986

19 maart 1975 1987

A DRESSEN

Genootschap Amstelodamum: Secretaris Mr. M. G.B. Evers, postbus 2221, 1000 CEAmsterdam (tel. 224625). Penningmeester F.H. Amende, Amstel 59, 1018 EJAmsterdam, contributie leden minimum f 35, - (postgiro 52391 ten name van hetgenootschap Amstelodamum). Redactie Mr. J.H. van den Hoek Ostende, BinnenWieringerstraat 22, 1013 EB Amsterdam. Ledenadministratie en verkoop uitgaven bijmevrouw T.M. Jagerman-Stehingwerff, p/a Amsteldijk 67, 1074 HZ Amsterdam.

3

V I J F E N T A C H T I G S T E J A A R V E R S L A G

V A N H E T GENOOTSCHAP

AMSTELODAMUM

lopende over 1984

(uitgebracht op de Algemene Ledenvergadering van 23 maart 1985)

Na de langzamerhand in ons jaarverslag traditioneel geworden passage over de opvelerlei gebied slechte gezondheid van de Amsterdamse binnenstad, werd verle-den jaar vermeld dat op al deze terreinen de gemeentelijke overheid een beslissen-de invloed heeft. Wij bepleitten toen een integraal beleid voor de binnenstad omde bedreigingen waaraan zij ten gronde dreigt te gaan, af te wenden. Bepleit werdeen voorwaarden scheppend beleid, dat initiatieven zou stimuleren, dat bereik-baarheid, veiligheid en bedrijvigheid zou bevorderen en vervuiling, criminaliteit,druggebruik en sluipende verloedering zou tegengaan. Goede parkeervoorzienin-gen, verdere uitbouw van de monumentenzorg en verfraaiing van onze stad wer-den het gemeentebestuur onder meer als terrein van zorg aanbevolen. Een licht-punt is nu dat het gemeentebestuur met zulk een beleid een aanvang heeft ge-maakt. Voor de rehabilitatie van het Zeedijkgebied werd in samenwerking met eenaantal bedrijven een speciale N.V. opgericht om dit te realiseren. Een speciaal ge-meentelijk projectteam voor rehabilitatie van de binnenstad is zijn werkzaamhe-den intussen begonnen. Ten aanzien van het belanghebbenden parkeren valt voor-lopig te melden dat de gunstige ervaringen van het eerste jaar aanleiding hebbengegeven het gebied waarin het regime geldt sterk uit te breiden. Het aanzien vangrote delen van de binnenstad behoeft overigens zeer veel meer verzorging. Zelfsde bezoeker die na enkele maanden weer eens in de binnenstad komt, wordt ge-troffen door de verder voortgeschreden congestie en vervuiling. Intussen bloeithet culturele leven, dat wellicht een extra impuls zal krijgen door de opening vol-gend jaar van het stadhuis-muziektheater en de aanwijzing van onze stad als cultu-rele hoofdstad van Europa. De Raad van Europa wijst, op toerbeurt, een van dehoofdsteden voor één jaar aan, als culturele hoofdstad van Europa. Het is dan debedoeling dat gedurende dat jaar in de aangewezen stad allerlei manifestaties uit detien deelnemende landen plaatsvinden. Minister Brinkman van Welzijn, Volksge-zondheid en Cultuur heeft voorgesteld Amsterdam als zodanig aan te wijzen voor1986. Amsterdam is overduidelijk de culturele hoofdstad van ons land, zoals ookin 1984 weer volop is gebleken door de bloei van kunsten en wetenschappen.

De voortgaande bouw van het muziektheater brengt nieuwe kansen voor de ver-dere ontplooiing van onze internationaal beroemde gezelschappen van ballet enopera naderbij evenals de mogelijkheid om ook voor grote buitenlandse gezel-

4

schappen een passende voorstellingsruimte te bieden.

De renovatie van het Concertgebouw blijkt in Amsterdam zowel bij de stedelijkeoverheid als bij de burgerij een sterk draagvlak te vinden. Het politieke spel rond-om het Nationaal Architectuurmuseum ontkent deze culturele positie van Am-sterdam, is onverkwikkelijk en minister Brinkman lokt ermee het verwijt van in-consistent beleid uit.

Ook op een ander terrein heeft Amsterdam dit jaar laten blijken van grote ambitie.Onze stad heeft aangekondigd kandidaat te willen zijn voor het gastheerschapvoor de Olympische Spelen van 1992. De nederlandse regering is onder voorwaar-den bereid deze kandidatuur te ondersteunen.

Een cultureel verschijnsel van andere aard is de traditionele gastvrijheid voorvreemdelingen en de tolerantie van afwijkende gedragspatronen, kenmerken vaniedere wereldstad, maar in het bijzonder van de onze. Nu is de situatie ontstaandat in sommige stadswijken de meerderheid van de bevolking uit minderheden be-staat. Wederzijdse aanpassingsmoeilijkheden leiden tot botsingen en vormen vancriminaliteit.

Het drugsgebruik-bestrijdingsbeleid in Amsterdam draagt een grillig karakter.Het gemeentebestuur is van goede wil en zijn plannen getuigen van menselijke be-wogenheid en van de behoefte recht te doen aan de belangen van zowel de ver-slaafden als van de geteisterde burgerij. Deze plannen evenwel botsen met wette-lijke- en verdragsbepalingen en vinden geen bijval van deskundigen en van de re-gering. Politie en justitie zijn overbelast, waardoor de handelaren veelal buitenschot blijven en Amsterdam pijnlijk geconfronteerd wordt met een drugsscene diezich eerder meer dan minder manifesteert. Het denken over ‘sociale controle’ enover de grenzen van de mogelijkheden van de overheid is gestimuleerd door deveel aandacht trekkende initiatieven tot het vormen van ‘burgerwachten’.

Het is verheugend dat de voor dit jaar dreigende gemeentelijke bezuiniging, diehet functioneren van het Amsterdams Historisch Museum op het hoge niveau datsinds de opening in 1975 kon worden gehandhaafd, bedreigde, definitief werd af-gewend. De voorgeschiedenis is bekend: op 20 juni van het vorig jaar bleek dat dehistorische musea in het kader van de 16 procents operatie onevenredig veel zou-den worden gekort, terwijl de musea voor de moderne kunst vrijwel ongemoeidwaren gelaten. Tegen deze voorgenomen gang van zaken is uit de burgerij eensterk protest aangetekend, ook door het Genootschap. Het gemeentebestuur is opzijn schreden teruggekeerd: de bezuiniging van 3,4 miljoen over drie jaar is terug-gebracht tot een bedrag van 1,3 miljoen, terwijl dit niet gepaard is gegaan met eenverschuiving van de gelden binnen de dienst gemeentemusea. Hierdoor is een fun-

5

damenteel onjuist tegen elkaar afzetten van historische tegenover hedendaagseculturele waarde voorkomen.

In 1984 kwamen de volgende restauraties gereed:Amstel 116, 118, 120, 126, 128, 130, Bakkerstraat 1, 3, 5, 7, 9, Binnen Brouwers-straat 4, Binnenkant 22, 24, Bloemgracht 64, Brouwersgracht 82, 92, 113, Buik-sloterdijk 228, Durgerdammerdijk 156, Egelantiersstraat 51, Elandsgracht 43,Entrepotdok 66-84, Gein 15, Geldersekade 12, Goudsbloemstraat 130, GroteBickersstraat 51, 53, 55, 57, 59, Haarlemmerstraat 48, Hacquartstraat 18, Hazen-straat 70, Herengracht 60, 103, 120, 122, 175, 269, 280, 282, 401, 518, 527, He-renmarkt 9, 19, Kalverstraat 35, 36, 38, 119, Karthuizerstraat 11, 13, 15, 17, 131,192, 231, 389, 393, 414, 497, 528, 539, 541, 543, 568, 653, 663, 692, 749, Kerk-straat 104, Koningsstraat 27, Korsjespoortsteeg 5, Korte Keizersstraat 7, Krom-boomssloot 22, 63, Lauriergracht 116, Leidsegracht 9, 46, 82, Leidsekruisstraat26, Leidsestraat25, 60, 62, Lindengracht 165, 167, 169, Lindenstraat 17, Molsteeg8, Nieuwe Hoogstraat 16, 18, Nieuwe Keizersgracht 16, Nieuwe Leliestraat 83,Nieuwezijds Voorburgwal 87, 89, 91, 93, 95, Oude Waal 38, Oudezijds Achter-burgwal 43, Oudezijds Voorburgwal 115, Paardenstraat 1,2,4, Prins Hendrikka-de 156, Prinsengracht 39, 197, 203, 203A, 211, 213, 318, 322, 324, 963, 1053,Raadhuisstraat 12, Reguliersbreestraat 38, 39, Reguliersdwarsstraat 35, 41, 43,100, 102, 121, Roomolenstraat 8, Rozengracht 36, 38, 50, Singel 11, 14, 36, 210,516, 518, St. Agnietenstraat 2, St. Nicolaasstraat 50, 52, 54,56,58, Spuistraat 107,Taksteeg 6, Torensteeg 4, 6, Utrechtsedwarsstraat 4, 10, 61, Warmoesstraat 157,Weteringstraatl6, 18, Wittenburgergracht 33, Zanddwarsstraat 4, 6, Zandhoek14, Zeedijk 80, 82, 2e Anjelierdwarsstraat 1, 2e Egelantiersdwarsstraat 22 en 2eLaurierdwarsstraat 4.

De monumentenzorg in Amsterdam leed een onherstelbaar verlies toen mr. JaapOranje, lid van ons Genootschap, op 4 januari stierf. In de monumentenzorg is hijeen van de aartsvaders geweest die met een ontzaglijke aktiviteit in 20 jaar tijd eenomwenteling tot stand hebben gebracht. Hij ontwierp met veel vernuft de juridi-sche en fiscale structuren waarin een groot aantal belangrijke openbare restaura-ties en vele particuliere restauraties tot stand hebben kunnen komen. Zijn belang-stelling en enthousiasme voor de binnenstad en voor het restaureren werkten aan-stekelijk en hebben de restauratie-aktiviteit in Amsterdam ver vooruitgeholpen envele vrienden bezorgd. Hun aanwezigheid op zijn begrafenis getuigde ervan hoehij van het restaureren een feest wist te maken. Hij ruste in vrede.

Op 14 juni 1984 ontviel ons op 89-jarige leeftijd ir. Hendrik Voorham. Hij wassinds 1939 lid van ons Genootschap en werd in 1951 gangmaker van de restauratievan de Oude Kerk, met een artikel in ons maandblad: ‘een pand, ons toever-trouwd’. De voorzitter was op 18 juni aanwezig bij de begrafenis op Zorgvliet.

6

Op 16 januari 1984 richtten wij ons tezamen met de stichting Amsterdams Histo-risch Museum 1975 en het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap bij brief totBurgemeester en Wethouders om inzake de topstructuur van de gemeentelijkemusea een scheiding tussen de directie van het Stedelijk en van Het AmsterdamsHistorisch te bepleiten.

Op 25 januari 1984 werd een adres aan de gemeenteraad gestuurd, gericht op hetvoorkomen van de opheffing van de Amsterdamse Raad voor de Monumenten-zorg.

Bij brief van 26 januari maakten wij bij de wethouder voor de Monumentenzorgbezwaar tegen de halvering van de financiële bijdrage die het Genootschap krijgtvoor de uitgifte van het jaarboek.

Op 19 maart schreven wij, mede namens het Koninklijk Oudheidkundig Genoot-schap, de Bond Heemschut en de Vereniging Hendrick de Keyser, aan de voorzit-ter van de schoonheidscommissie om architect Joop van Stigt voor te dragen alsonze vertegenwoordiger bij deze commissie. Deze voordracht heeft in juni geleidtot benoeming. Van de heer Van Stigt is grote activiteit te verwachten.

Op 10 mei dienden wij bij het college van B & W een bezwaarschrift in tegen deaanleg van een aarden baan in het Buiten IJ, ter aanlanding van de A-10 autowegop de noordelijke IJ-oever bij Durgerdam.

Op 7 november bepleitten wij in een brief aan de Gemeenteraad, samen met deVereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad, de Vereniging Hendrickde Keyser, de Bond Heemschut, de Amsterdamse Maatschappij tot Stadsherstelen de stichtingen Diogenes, Claes Claeszhofje en De Pinto, het bureau Monu-mentenzorg een centrale plaats te geven bij de uitvoering van de Wet op de stads-en dorpsvernieuwing voor zover daar monumenten bij betrokken zijn. Ook ditjaar werd, zoals steeds, samengewerkt met gelijkgerichte organisaties wanneer degelegenheid zich voordeed.

In verschillende besturen en organisaties werd ook dit jaar door enkele van onzebestuursleden en leden namens ons Genootschap deelgenomen aan de werkzaam-heden en steun gegeven. De heren F.H. Amende en prof.dr. W.F. Heinemeijerhadden zitting in de Amsterdamse Raad voor de Stedebouw, respectievelijk als lidvan het dagelijks bestuur en als voorzitter van de commissie inrichting en beheer.Namens ons genootschap heeft de heer Amende ook zitting in het bestuur van destichting De Oude Kerk.

Ir. H.A. J. M. Weller heeft zitting in de Amsterdamse Raad voor de Monumenten-

7

zorg. De ontwikkeling van deze raad ging afgelopen jaar, het vierde van zijn be-staan, voorspoedig verder. De dreigende opheffing van de raad kon worden afge-wend en financiëel is het voortbestaan voor drie jaar gegarandeerd. De Raadschreef een advies inzake de decentralisatienota van minister Brinkman, een notainzake het stadsvernieuwingsfonds, behandelde een rapport van de Rijkscommis-sie Jongere Bouwkunst, richtte brieven inzake voorgenomen verbouwingen vanmonumenten aan o.a. de Openluchtschool in de Cliostraat, het Arsenaal aan hetWaterlooplein en aan het Concertgebouw. Een advies werd gepubliceerd over deKadijken en de voorgenomen aanplemping van de Nieuwe Vaart, de bouwkunstin de gordel ‘20-‘40 werd onderzocht. Een advies werd uitgebracht inzake de nogte verbouwen delen van het Entrepotdok.

De Raad voor de Monumentenzorg nam het initiatief tot oprichting van de Stich-ting Amsterdamse Kerkgebouwen. De wethouder werd advies gegeven hoe om tegaan met een selectiestelsel voor monumenten, er werden voorstellen gemaaktvoor plaatsing op de monumentenlijst voor een aantal panden gelegen ter weers-zijde van de Singelgracht en in de Jordaan en van enkele elders gelegen losse objec-ten. De Raad was betrokken bij Arob procedures inzake de Academische Boek-handel aan het Spui en de Atelierwoningen aan de Zomerdijkstraat. De Raad heeftzich tot de vaste kamercommissie gewend inzake de vestiging van het Architec-tuurmuseum.

Mr. P.M. Witteman werd als bestuurslid van de stichting Krijtmolen d’Admiraa1in het tweede kwartaal opgevolgd door mr. J.H. van den Hoek Ostende. Voorzit-ter L.C. Schade van Westrum had zitting in het bestuur van het Nederlands Pers-museum. Architect P. Zanstra werd in juni als vertegenwoordiger van ons Ge-nootschap bij de Schoonheidscommissie opgevolgd door architect Joop van Stigt.Zanstra heeft deze functie mede namens ons Genootschap 20 jaar lang uitstekendvervuld. Wij danken hem hiervoor bijzonder.

Ons bestuur was op 1 januari vertegenwoordigd op het nieuwjaarsconcert van hetgemeentebestuur; op 26 april op de receptie gegeven bij het aftreden van de heerj.H. de Bussy als directeur van De Bussy, Ellerman, Harms N.V.; op 30 juni bijde opening van de tentoonstelling ‘Bleekgroen en Drassig’ in Monnickendam enop 27 september bij de opening van de tentoonstelling Willem van Oranje in hetRijksmuseum.

Het 76e jaarboek verscheen als eerste onder verantwoordelijkheid van mr. J.H.van den Hoek Ostende, met een keur van bijdragen van de dames dr. I.H. vanEeghen, ir. G. Sophia van Holthe tot Echten en drs. C.M. Verkroost en de herendrs. S.A.C. Dudokvan Heel en J.H. Giskes, drs. P.D.J. van Iterson, drs. GeorgeJ. Möller, G.H. en G.J. Vlieger en A. de Vries. De kroniek werd ook dit jaar sa-

8

mengesteld door de heer W. Jagerman.De 71 e jaargang van het maandblad werd in zes afleveringen voltooid. Aan de lijstbesprekingen van gerestaureerde panden werden dit jaar toegevoegd die van Am-stel 57, Gasthuismolensteeg 11-13, Keizersgracht 761, Prinsengracht 195-199,Prins Hendrikkade 101 en Singel 119.

De excursies op zaterdag 2 juni naar de Bijlmermeer, Amsterdam Zuid-Oost enop 15 december naar het stadhuis-muziektheater waren geslaagd. De Bijlmer trok50 belangstellenden, de najaarsexcursie was met 195 deelnemers een overweldi-gend succes.

Het ledental zakte in 1984 verder tot 1363. Ledenwerving is een voorwerp vanaanhoudende zorg van het bestuur. Steeds worden nieuwe ‘doelgroepen’ gezochten uitgenodigd.

De samenstelling van het bestuur bleef dit jaar ongewijzigd. Op 31 maart werdmr. P.M. Witteman als voorzitter opgevolgd door de tweede voorzitter de heerL.C. Schade van Westrum. De heer Witteman, die wegens drukke werkzaamhe-den als voorzitter heeft moeten bedanken, heeft erin toegestemd tweede voorzit-ter te worden. Overigens bleef de verdeling van de functies ongewijzigd. Aan debeurt van aftreden zijn nu mej. dr. I.H. van Eeghen en de heren F.H. Amende,mr. M.G.B. Evers en prof. dr. W.F. Heinemeijer, die zich allen herkiesbaar stel-len.

L. C. SCHADE VAN WESTRUM, woorzittev

MR. M.G.B. EVERS, secretaris

9

V E R S L A G V A N D E P E N N I N G M E E S T E R O V E R

H E T V I J F E N T A C H T I G S T E B O E K J A A R

De kascommissie heeft na bestudering en controle van de administratieve beschei-den de administratie in orde bevonden.

In 1984 moest het jaar worden afgesloten met een verlies van f 3387,66. Door hetgrotere aantal bladzijden en door een te hoge oplage was de post jaarboek hogerdan begroot. Voor het volgend jaar zal scherper op de omvang en op de oplageworden gelet.

Aan giften en hogere bijdragen dan de minimum contributie werd f 5206,50 ont-vangen. Het bestuur is de schenkers zeer erkentelijk voor deze extra steun.

Voor een gezonde financiële basis is uitbreiding van het ledenbestand noodzake-lijk. Gaarne verzoek ik U in eigen kring de aandacht op het Genootschap te vesti-gen. In het jaarboek van 1982 vindt U de laatste ledenlijst.

F. H. AMENDE, penningmeester

B A L A N S P E R 3 1 D E C E M B E R 1 9 8 4

BEZIT

Effecten koerswaarde 31-12-1984Sterrekening postgiro 52391Renterekening postgiro 52391Postgiro 52391Postgiro 4510065Nog te ontvangen5 ex. Vier eeuwen Herengracht

SCHULDEN

Nog te betalen crediteurenSaldo

VERMOGEN

1-1-1984Opbrengst publicatiesKoerswinstLegatenSaldo verlies ./.Saldo vermogen

57 .729 , -45.538,5221.553,09

6.439,31339,68

5. ooo,-8 7 5 . -

137.474,60

43.081,3094.393.30

137.474,60

94.925,81567,15

2 .288 , --

3.387.66

94.393,30

V E R L I E S - E N W I N S T R E K E N I N G

JaarboekMaandbladLedenadministratieLedenwervingBankkostenJaarvergaderingExcursiesDiversen

Contributies 19831984

Giften 1984Bijdrage AmsterdamCouponsRenteExcursiesPostzegelsSaldo Verlies

39.631,3027.863,89

5.592,80534,15225,57122,03795,75597,20

75.361,69

3 1 0 , -51.169,425.206,505.000,-5.766,793.629,72

847,5044,lO

3.387.6675.361,69

W A A R W A R E N D E A M S T E R D A M S E K A T H O L I E K E N

I N D E Z O M E R V A N 1585?

ENKELE AANTEKENINGEN BIJ DE UITGAVE VAN HET KOHIER VAN 1585

DOOR

DRS. S .A.C. DUDOK VAN HEEL

Bij de op 8 februari 1578 te Den Haag gesloten Satisfactie, waardoor Arnsterdamals laatste Hollandse stad aan de zijde van de prins van Oranje terecht kwam, kon-den de ballingen die sedert 1567 de Amstelstad hadden verlaten weer als vrije bur-gers naar huis terugkeren. Onder artikel 1 was bepaald dat binnen Amsterdam ende onder de stad resorterende ambachtsheerlijkheden de katholieke godsdienst deenig toegestane zou zijn, in tegenstelling tot wat men elders was overeengekomen,Dat betekende voor de protestantse ballingen van de gereformeerde religie dat z,ijthuis in Amsterdam nog geen vrijheid van uitoefening van hun godsdienst zoudengenieten. En, als vóór hun ballingschap, kwamen zij nu buiten de jurisdictie vande stad bijeen. Dat gebeurde te Oetewaal, dat niet tot de ambachtsheerlijkhedenvan Amsterdam behoorde. Geen kerkgebouw stond hen daar ter beschikking ende bijeenkomsten vonden er plaats onder de blote hemel als weleer. Het is begrij-pelijk dat de na ruim tien jaar teruggekeerde hervormden daar niet erg gelukkigmee zijn geweest. Maar, daar stond tegenover dat er bij de Satisfactie mede was be-paald dat de katholieken en protestanten elkaar in vrede moesten laten leven. Hetwoog uiteraard niet op tegen het feit dat zij binnen Amsterdam hun godsdienstniet openlijk mochten belijden en het zou een bron van moeilijkheden blijven.

Op de 26ste mei werd er bij de Alteratie een eind gemaakt aan het Spaans gezin-de bewind der sincere catholijcke partij. l In de Opkomste der Neder-lantsche Be-roerten geeft Antonius Schellingwou (1604-1651)2 ons zeven-en-twintig namenvan mannen der oude factie die per schip de stad waren uitgeleid en bij de Diemer-dijk weer aan wal gezet, zoals men gewoon was verbannen burgers tot buiten debanpalen der stad te begeleiden.

1. DE IN MEI 1578 UITGELEIDE LEDEN DER SPAANSE FACTIE1. Andries Boelen Jan Holeslootzn”

geb. ca 1530, student Leuven zomer 1550, K. 1563-1573, schout 1573-1578, Kmr OK 1558, over-man Handboogschutterij 1561, N.Z. Huiszittenmr 1562/63/64/65/66/67/68/69/70/71/71/72,

1 3

brouwer in ‘de Witte Arent’ - Hasselaarsteeg nrs 3 t/m 9 -(e) 1557, vestigde zich te Haarlem 1581,kwam in financiële moeilijkheden en vertrok naar Vreeland 1583, overl. Amsterdam 26 begr. OK29 jan. 1619 (beluid), zn van Jan IJsbrantsz Holesloot, Sch. 1522/24/28/35, R. 1524-1555, KmrNK 1538, koopman 1543 in compagnie met Mr. Hendrick Dirckzn (zie nr 2) en Mary Holesloot(zie nr 4), en Anna Andries Boelenzndr; tr. le ca 1555 Jannetgen Willems (Brouwer), begr. Am-sterdam NZ 9 sept. 1571; tr. 2e 1572 Lijsbeth Wiggersdr, begr. Amsterdam NK 24 sept. 1611.Kohier 1585: -

2. Mr. Hendrick Dirckszn4geb. ca 1495, student Leuven 15 okt. 1509, R. 1525-1578, Sch. 1526/28/33/35/37, Th. 1538, B.1539/40/42/43/45/46/48/49/51/~2/55/ls6/63l64, N.Z. Huiszi t tenmr 1523/24, kapelmr NZK1527, koopman 1543 in compagnie met Jan Holesloot (zie nr 1) en Mary Holesloot (zie nr 4),woonde aan de Nieuwendijk (nr 106) (e) tot 1542 en in de Warmoesstraat in ‘de Swarte Mol’ (nr166) (e 1542), vestigde zich te Haarlem woonde ald. in de Lange Begijnenstraat 1581, overl. Haar-lem 9 aug. 1581 (begr. Amsterdam NK), zn van Dirck Janszn van Sloterdijk, regent Sint Jorishof1512/13/14/15/16/17/18, kapelmr NZK 1511/12/13/14/15/16, woonde in de Kalverstraat tegen-over de Heilige Stede, en N.N. ; tr. Mary Dricksdr Opmeer, begr. Amsterdam OK 23 april 1571.Kohier 1585: -

3. Joost Buyck Sijbrantszn’geb. 1505, Sch. 1532/34/37/37/39/41/43/45/47,B. 1549/50/52/54/56/57/59/61/63/65/67/69/70/72/74/76/77, R. 1561-1578, Wmr 1548/51/53/71/73/75/78, Th. 1558/60/62/64/66/68, koopman(in laken), waardijn van de lakenen 1536/38/40/42/46, woonde aan de Nieuwendijk bij de NieuweKerk in ‘Vrou Mary’ (nr ‘214) (e) tot 1562 en aan het Singel op de noordhoek van de Jan Roden-poortsteeg (e-1561), vestigde zich te Leiden, overl. ald. 10 begr. Amsterdam NK 14 febr. 1588(beluid), zn van Sijbrant Buyck Sijbrantszn, korenkoper en brouwer, woonde aan het Singel op denoordhoek van de Jan Rodenpoortsteeg, regent Sint Pietersgasthuis 1511/12/13/14/15/16/17/18/19/20/21/22/23/24/28, en Ael Jacob Meijstersdr; tr. vóór 1530 Balich Popius Occo, geb. Amster-dam 13 sept. 1510, overl. ald. 21 mei 1578.1584: te Leiden aangeslagen in de hoogste klasse der allerrijksten f 150,-Kohier 1585 (N.Z. fol. 142): kleinzoon Cornehs Symonsz Geen in het huis van Joost Buyckf25,-

loost Buyck Sijbrantsz (1505-lr88).Prent door J. Muller naar Isaac van Swanenbuvg

Foto: Gemeente Archief Amsterdam

1 4

Epitaaf van Corneli!B a m ( 1 5 1 2 - 1 5 9 2 )Wesselsdr (llil7-IIhun gezin.Paneel door Pieter1>73 (2) in de Sint

kevk I

i Jacobszne n Nee1

;87) m e t

Pieten2Nicolaas-F e Kalkar.

4. Cornelis Jacobszn Bam6geb. 1512, Sch. 1540/46/55/60/68,R. 1555-1578,B. 1562/66/71/73/75,Wmr 1656/67/74/76/77,Th. 1570/72/78,0.2. Huiszittenmr 1547/48/49/50/51/52/53/54/55/56/57, Kmr OK 1541/43/44,regent Sint Pietersgasthuis 1569, brouwer in ‘Vredenburgh’ bij de Armsbrug op ‘t Eiland (= Vre-denburgersteeg), vestigde zich te Kalkar, overl. ald. 14 april 1592, zn van Jacob Claesz Bam enMary Holesloot, koopvrouw 1543 in compagnie met Jan Holesloot (zie nr 1) en Mr. HendrickDirckszn (zie nr 2); tr. 1532 Nee1 Wesselsdr, geb. 1517, overl. Kalkar 16 maart 1587.Kohier 1585: -

5. Jan Vechterszgeb. (Hoorn) 1520, Sch. 1560/63/65/67/69/71/73, R. 1561-1578, B. 1574 (6nov.)/75/77vanAm-sterdam, Wmr 1574/76, regent Sint Pietersgasthuis 1564/66/68/70/72, N.Z. Huiszittenmr 1559/60/61/62/63/64/65/66/67/68/69, lid gesselbvoersgilde 1548 en kruisgilde 1560, zuivelkoper,woonde aan de Nieuwendijk (nr 243) (e) 1557, vestigde zich te Haarlem, opnieuw verbannen 25juni 1585, overl. 15 begr. Amsterdam NK 17 april 1596 (beluid), zn van Vechter Heijncxz enN.N.; tr. Lucy (Sijtgen) Symons (Garst), begr. Amsterdam OK 13 nov. 1591 (beluid).Kohier 1585 (N.Z. fol. 106): f 6,-; (0.2. fol. 20): schoonzoon IJsbrant Prins f 15.-; (N.Z. fol.

186) schoondochter Aechte Alberts (wed. Cornelis Jan Vechterszn) f 6.-

15

Sijbrant Occo (1514-1587)17e eeuwse copie 49 x 35 in collectie Heereman van Z u y d -wijck, Kast. Surenburg

Foto: Icouographisch Bureau Den Haag

6. Sijbranr Occo*geb. 1514, student Ingolstadr 25 okt. 1529, Leuven 19 mei 1531, Bourges 1532/33, Orleans apr.1533, Bologna 1536, Sch. 1541/43/45/51/53, R. 1542-1567 ( zei in 1566 zijn poorterschap op enkeerde na de troubelen terug-opnieuw poorter 18 mei 1571), B. 1556/58/60/62, Th. 1547/48/49/50/55/57/59/61/63/64/65/66/73/74/75/76, koo pman, Fugger-factor voor het Baltische gebied,woonde in de Kalverstraat (nr 45) (e) 1543 en in ‘t Paradijs’ (nr 13) (e), vestigde zich te Leiden1580, woonde ald. aan het Steenschuur 1581, overl. Leiden begr. Amsterdam NK 2 april 1587, znvan Pompejus Occo, student Keulen 1505, Fugger-factor te Amsterdam, kapelmr NZK 1513/14/15/16/17/18, Kmr NK 1521/22/23/24/25/26, woonde in de Kalverstraat in ‘t Paradijs’ (nr 13) (e),en Gerberich Claesdr; tr. Amsterdam (huw. voorw. 25 jan.) 1539 Lijsbeth Jacobsdr Bam, geb.1521, begr. Amsterdam NK 2 febr. 1596 (beluid), zuster van nr 4.1584: te Leiden aangeslagen in de hoogste klasse der allerrijksten f 150, -

7. Hendrick Jacobsz Bicker’R. 1574-1578, Sch. 1575, B. 1578, overl. Emden nov. 1589, zn van Jacob Meeusz Bicker, baljuwvan Amstelland, Waterland en de Zeevang 1546-1567, en Claertgen Hendricksdr Scholte; tr. TrijnSymonsdr, woonde als weduwe in de N.Z.Houttuinen bij de Sparendammerbrug ten huize vanhaar broer Jan Martsz, houtkoper (zie onder nr 22), begr. Amsterdam NK 22 jan. 1607 (beluid).N.B. Zwager van Mr. Jan Thijmansz (de Goyer) nr. 20.Kohier 1585: -

8. Sijbrant Buyckgeb. 1532, Sch. 1571/78, B. 1575, Kmr NK 1569, regent Sint Pietersgasthuis 1576, woonde bij deJan Rodenpoort 1576, vestigde zich in Leiden 1580, woonde ald. aan het Steenschuur, overl. Lei-den begr. Amsterdam NK 15 aug. 1612 (beluid), zn van Joost Buyck (zie nr 3); tr. Amsterdam(huw. voorw. 29 juni) 1564 Grietie Garbrand Claes Banningsdr, begr. Amsterdam NK 12 juni1590 (beluid).1584: te Leiden aangeslagen in de klasse der rijksten f 50,-

16

Sijbrant Buyck ( 1 5 3 2 - 1 6 1 2 )17e eeuwse copie 48.5 x 34.5Zuydwijck, Kast. Surenburg

Foto: Iconog

in collen

raphisch

:tie.

BU

Het

reau

trema

Den

n van

H a a g

9 . Cornelis Claes Meeusznzn Doos’Ogeb. 1519, R. 1568-1578, Sch. 1569/71/73, B. 1577/78, Wmr 1574, excijsmr 1574/75/76, regentSint Jorishof 1539, regent O.L. Vrouwengasthuis 1570, lakenkoper, Waardijn van de lakenen1561/67/68/72, woonde in de Kalverstraat (nr 14) (e) 1543 en aan de Nieuwendijk naast de her-berg ‘Spanje’ in ‘de Twee Stotende Rammen’ (nr 152) (e) 1557, vestigde zich te Haarlem, woondeald. op ‘t Klein Heiligland 1582, overl. Haarlem 29 nov. 1592 zn van Claes Meeuszn Doos, Sch.1538/40/42/46/49/51/53/55, R. 153% regent Leprooshuis 1522, 0.2. Huiszittenmr 1536/37/48/49, Kmr OK 1539/44, en Gerburch’Cornelis Witloo; tr. Mary Elbertsdr (ex Elbert DirckMarcus), begr. Amsterdam OK 11 juli 1573.Kohier 1585: -

10. Reijnier Hendricksz Rooclaes”R. 1574-1578, Sch. 1574/76, B. 1578, O.Z. Huiszittenmr 1566/67/68/69/70/71/72/73/74/75/77,woonde in de Warmoesstraat in ‘de Walvis’ (nr 118) (e 1560), vestigde zich te Haarlem, woondeald. in de Berckenrodesteeg 1582, overl. Amsterdam 19 begr. OK 22 juni 1606 (beluid), zn vanHendrick Roeclaes alias Hendrick Reijnertszn, schipper 1540, later houtkoper in de N.Z. Hout-tuinen (nr 14) (e), kapelmr Sint Jacobskapel 1567, en Nee1 Claesdr; tr. Aechte Hubertsdr, overl.na april 1583.Kohier 1585: -

ll. Jacob Pietersz CantertSch. 1567/69/71/73, B. 1577, Kmr OK 1572, regent Sint Pietersgasthuis 1576/77/78, waardijnder lakenen 1562/63, woonde aan de O.Z. Voorburgwal bij de Varkenssluis (e), vestigde zich teHaarlem, begr. Amsterdam OK 14 dec. 1586 (beluid), zn van Pieter Willemszn Cantert, R.1536-1570, Sch. 1536/38/40, B. 1544/4fi/47/48/50/52/53/55/57/59/60/62/63/65, Th. 1564166,Kmr OK 1537, en Weijn Jacobsdr; tr. Claesgen Willemsdr (Brouwer), begr. Amsterdam OK 2maart 1586 (beluid).Kohier 1585: -

17

12. Mr. Arent Sandelijni2geb. Den Haag, student Leuven 18 juni 1564, sch. 1574, raadsheer Hof van Holland 1576, vestig-de zich te Haarlem, liep in 1581 over naar Spaanse zijde, raadsheer Hof van Gelderland, overl.Roermond 28 sept. 1607 begr. ald. kathedraal, zn van Mr. Adriaen Sandelijn, student Leuven 20mei 1530 en Orleans jan. 1536, advocaat voor het Hof van Holland 1539, woonde te Den Haag inde Nobelstraat (e-1540), pensionaris Amsterdam 1547-1578, R. 1555-1578, woonde in de War-moesstraat (nr 161) (e), en Anna Gaven Hendricksdr; tr. Amsterdam OK 5 febr. 1572 GeertruytTheeus Gerritsdr (ex Gerrit Claes Theeus), geb. 1551, woonde in april 1582 nog te Haarlem,overl. Roermond.Kohier 1585: moeder: de weduwe Sandelings, wonende achter ‘t Gasthuis in Den Haag, 3!ì (=f18,-).

13. Mr. Albert Cantert Pieterszstudent Leuven 1 dec. 1542, Sch. 1556/61/64/68/70/72/74/76/78, R 1571-1578, O.Z. Huiszit-tenmr 1569/70, woonde aan de O.Z. Voorburgwal bij de Varkenssluis (nr 179) (e), begr. Am-sterdam OK 14 nov. 1583 (beluid), zn van Pieter Willemszn Cantert en Weijn Jacobsdr (zie 11);tr. vóór 1554 Trijn Lucasdr, begr. Amsterdam OK 6 sept. 1608 (beluid).Kohier 1585 (0.2. fol. 15): Trijn Lucas f 1.5-

14. Floris Dircksz den Otter13geb. 1530, Sch. 1562/65/67/69/71/73/75/77/78 (gecontinueerd tot 1 mei), regent Sint Pieters-gasthuis 1574/78, N.Z. Huiszittenmr 1566/68, koopman, woonde in de Kalverstraat (nr 45)(huurt van Occo - nr 6) 1569, vestigde zich te Hamburg, woonde ald. aan de Drekwal, overl.Hamburg 8 maart begr. Amsterdam NK 21 april 1590 (beluid), zn van Dirck Hillebrantsz denOtter, Sch. 1532/35/38/40/42, B. 1545/47/58/59/61/64/66/74, R. 1547-1578 (26 mei afgezet),T h . 1550/54/55/57/60/62/63/65/67/68/69, Wmr 1570/71/72/73/75/76/77, N.Z. Huisz i t tenmr1528/29/30/31/32/33/34/35/36/37/38/39, woonde aan de N.Z. Voorburgwal achter de NieuweKerk (e), en Trijn Gerritsdr (van Hoorn); tr. ca 1559 Lucia Olpherts Fuyck, geb. 1544, keerdeals weduwe terug naar Amsterdam, begr. Amsterdam NK 7 nov. 1593 (beluid).Kohier 1585 (N.Z. fol. 129): zuster Trijn Dirck Hillebrantsdr mitte kinderen van Garbrant Pie-

tersz f 20.-

15. Wessel Jacobszt4geb. 1537, student Leuven okt. 1555, Sch. 1569/72/74, excijsmr 1573, R. 1574-1578, fabriekmr1576/77/78, vestigde zich te Haarlem, overl. ald. kort na 26 begr. Amsterdam NK 29 juli 1588(beluid), zn van Jacob Hendricksz Heynalen, Sch. 1538, R. 1541-1570, kapelmr NZK 1543/47,Kmr NK 1569, regent Oude Mannen- en Vrouwengasthuis 1550/51/52, N.Z. Huiszittenmr1555, lakenkoper, waardijn der lakenen 1536, woonde in de Kalverstraat op de oosthoek van deDam (e) 1543, en Stijn Wessels; tr. vóór 1568 Aeff Elbert Marcusdr, vestigde zich na de doodvanhaar man weer te Amsterdam aan de Ossenmarkt (= Kalverstraat), begr. Amsterdam NK 26 dec.1612 (beluid).Kohier 1585: -

16. Garbrant Egbertsz Phaff15Sch. 1565/67/69/71/73/75/77/78 (gecontinueerd tot 1 mei), R. 1576-1578, overman Handboog-schutterij 1561, woonde op ‘t Water bij de Nieuwe Brug (e), vestigde zich te Haarlem, woondeald. aan het Spaarne 1581, overl. sept. 1583, zn van Egbert Garbrantsz van Wormer, R. 1534-1556, Sch. 1536, B. 1540/49/54, Kmr NK 1519/38/41, regent O.L. Vrouwengasthuis 1545/46/50 en Leprooshuis 1519/20, woonde aan de Nieuwendijk op de noordhoek van ‘t Hol (nr 190) (e)1553, en N.N. Gherijt Jansz Penghdr; tr. Ael oude Jan Duven houtkopersdr, overl. Amsterdam26 begr. NK 27 okt. 1599 (beluid).N.B. zoon Mr. Adelbertus Garbrantsz Eggius (c. 1554-Keulen 1610), priester, vicaris-generaalkapittel Haarlem 1601 (Zie: N.N.B.W. dl 111, kol. 320-322).Kohier 1585: -

18

Mr. Jan Duyvensz (1542-1618)Foto: Gemeente Archief Amsterdam

17. Mr. Jan Duyvensz16geb. 1542, student Padua, Sch. 1574/76/78, R. 1574-1578, N.Z. Huiszittenmr 1577, medicinedoctor, vestigde zich te Haarlem waar zijn woning tot huiskerk diende, overl. ald. begr. Amster-dam NK 17 sept. 1618 (beluid), zn van Jan Duyven de oude, Sch. 1542/44/46/50/53, R. 1542-1566, B. 1555, N.Z. Huiszittenmr 1519/20/21/22/23/24/25/26/27/28/29/30/31/32/33/34/35/36, houtkoper, woonde in de N.Z. Houttuinen (e), en Katrijn Daem Meeuszndr.Kohier 1585: -

18. Jan Rijser Janszl’Sch. 1563/68/70/72/76, R. 1564-1578, Kmr OK 1564/74, O.Z. Huiszittenmr 1573, koopman/zeepzieder, woonde in de Warmoesstraat in ‘de Gulden Zeepton’ (nr 15) (e) 1553, overl. Kalkarjuni 1597, zn van Jan Rijser Jansz van Monnickendam, Sch. 1536, Kmr NK 1538, woonde op deVijgendam op de hoek van de Jan Rijsersteeg (= Damrak nr 105) (e), en Geerte Lou Stootersdr,koopvrouw 1557, woonde als weduwe aan de Nieuwendijk (nr 255) op de hoek van de Jan Rij-sersteeg; tr. Griet Jan Evertszndr (zuster van Dirck Jan Evertsznzn; zie nr 24)Kohier 1585: -

19. Jan Dircksz Marcusstudent Leuven 1550, Sch. 1570, R. 1575-1578, Th. 1576/77/78, regent Weeshuis 1568/69,woonde aan de Nieuwendijk (nr 141) ( )e , vestigde zich te Haarlem, overl. ald. 24 begr. Amster-dam OK 27 juni 1601 (beluid), znvan DirckMarcus Jansz, Sch. 1537, R. 1538-vóór 1543, woon-de in de Warmoesstraat in ‘de Regenboog’ (nr 60) (e-1526) en Griet Jan Starckendr, koopvrouw1543, woonde als weduwe aan de Nieuwendijk (nr 141) (e-1558); tr. le Amsterdam (huw.voorw. 20 jan.) 1556 Jannetgen Claes Doedendr, begr. Amsterdam OK 1 febr. 1570; tr. 2e AechtGerrits (zuster van Jan Gerritsz Feckerdey nr 27), begr. Amsterdam OK 1 okt. 1592 (beluid).Kohier 1585 (O.Z. fol. 36): zoon Albert Jansz Marcus f l.-

20. Mr. Jan Tijmansz (de Goijer)18student Leuven 1550, Sch. 1572/74/77/78 (gecontinueerd tot 1 mei), R. 1575-1578, N.Z. Huis-zittenmr 1569/70/71/76/77/78, woonde aan het Rokin bij de Olieslagerssteeg (e), overl. 17 begr.Amsterdam NK 19 nov. 1599 (beluid), zn van Tijman Pietersz de Goijer, regent Sint Jorishof1556/57/58, olieslager, woonde aan de Ossenmarkt bij de Olieslagerssteeg (e) 1543, en Swaen-tgen Aerts; tr. Ael Symonsdr, begr. Amsterdam NK 10 okt. 1611 (beluid).N.B. zwager van Hendrick Jacobsz Bicker nr 7.Kohier 1585 (N.Z. fol. 202): de huisvrouw van Mr. Jan Thijmansz f 6.-

1 9

21. Jan Hendricksz van Santen””Sch. 1573, R. 1573-1578, N.Z. Huiszittenmr 1569/70/71/76/77/78, zuivelkoper, woonde op deVijgendam in ‘t Zwarte Hooffde Varcken’ (= Damrak nr 100) (e), vestigde zich te Emmerik,overl. ald. 15 maart 1591, zn van Hendrick van Santen, woonde in de Kalverstraat (nr 1 en 4) (e)1543, tr. vóór 1548 Griete Melisdr (van Diemen), begr. Amsterdam NK 30 juli 1566.Kohier 1585: -

22. Jan Pijl ClaeszSch. 1559/63/65/67/71/73/75/77/78 (gecontinueerd tot 1 mei), regent Sint Jorishof 1554/55/58en Weeshuis 1562/68/71/77, woonde in de Kalverstraat in ‘het Silveren Schilt’ (nr 114) (e), vestig-de zich te Haarlem, overl. ald. tussen 25 okt. en 9 dec. 1593.zn van Claes Doeden, R. 1535-1562, Sch. 1536, B. 1539/41/42/44/46/48/53/58, Wmr 1540/52/54/55/56/57/59/61/62, N.Z.-Huiszittenmr 1538, regent O.L. Vrouwengasthuis 1545, korenko-per, woonde in de Kalverstraat (nr 114) (e), en Katrijn Jan Lambertszndr; tr. le ca 1553 jongeGrietje Boelen Cornelisdr, begr. Amsterdam NK 28 april 1567; tr. 2e 1568 Lucie Pietersdr, keer-de als weduwe naar Amsterdam terug, overl. na 15 dec. 1603.Kohier 1585 (N.Z. fol. 7) Jan Martsz, Jan Pijlen swager f 5.-

(N.Z. fol. 78) Pieter Pietersz, swager van Jan Pijl f 6.-; (O.Z. fol. 49) broer TijmanClaes Doeden f l.-

23. Jan Claesz van Marckent9R. 1575-1578, Sch. 1576, regent O.L. Vrouwengasthuis 1575 (Jan Claesz Can), N.Z. Huiszit-tenmr 1577, woonde op ‘t Water in ‘de Gulden Schoo’ (= Damrak nr 63) (e), opnieuw verbannen25 juni 1585, vestigde zich te Alkmaar, poorter ald. 10 juli 1586, zoutzieder, woonde ald. in dePapestraat, overl. Alkmaar 23 begr. Gr. Kerk 26 juli 1620, zn van Claes Pietersz Can, koopman,woonde oo ‘t Water in ‘de Engelse Groet’ (= Damrak nr 61) (e), en Adriana van Marcken; tr.Lieff Gerhtsdr (Garst). -N.B. Uit dit huwelijk o.a. Dieuwer Jans van Marcken (1573-1647), tr. Alkmaar 1602 HendrickLaurensz Spiegel (1549-1612), koopman, letterkundige, werd in 1589 benoemd in de Admirali-_ -teit in ‘t Noorderkwartier doch weigerde zitting te nemen.Kohier 1585 (N.Z. fol. 93): f 15.-

24. Dirck Jan Evertsz*OR. 1574-1578, N.Z. Huiszittenmr 1569/70/71/72/73/74/75/76/77/78, woonde op ‘t Water in ‘tSchepel’ (= Damrak nr 96) 1578, begr. Amsterdam OK 14 sept. 1592 (beluid), zr I van JanEvertsz, zeepzieder, woonde in de Warmoesstraat (nr 55) (e), en Katrijn Dircksdr; tr. WijneHeesen, begr. Amsterdam OK 25 juli 1578.Kohier 1585: -

25. Popius Buyckzlgeb. 1550, student Leuven 6 juni 1567, vestigde zich te Leiden en keerde in 1594 naar Amsterdamterug, woonde ald. in het ouderlijk huis bij de Jan Rodenpoort, stichtte in 1618 een beurs voorpriesteropleiding te Leuven, begr. Amsterdam NK 29 maart 1633 (beluid), zn van Joost Buyck(zie nr 3) en Balich Occo.Kohier 1585: -

26. Evert Hendricksz Sop”onder-schout 1570-1576

27. Jan Gerritsz Feckerdeijz3dienaar van de Thesaurie 1577, woonde in de Warmoesstraat (nr 133) (e) 1566, en na zijn terug-keer aan de N.Z. Achterburgwal 1585 en in de Koestraat 1591, begr. Amsterdam OK 4 okt. 1591(beluid), zn van Gerrit Claesz, bontwerker, woonde in de Warmoesstraat in ‘de Bontemantel’

20

1(nr 108) (e), tr. ca 1560 Weijn Cfaes Moyaert, overl. (Alkmaar) na juni 1612.Kohier 1585 (N.Z. fol. 138): f 2.-

Drie regeringsleden waren op de dag van de Alteratie als afgevaardigden der stadin Den Haag. Zij hadden zeer zeker het reisje over het IJ naar buiten moeten mee-maken en keerden, nadat zij van het gebeurde in Amsterdam op de hoogte warengebracht, wijselijk niet meer naar de stad terug. Daarom wordt de lijst van Schel-lingwou hier met hen uitgebreid:

28. Jacob Gerritsz Theeusz4geb. 1535, student Leuven 1550, R. 1559-1578, Sch. 1559/74, B. 1576/78, regent Weeshuis 1564165/66/67, T h . 1568/69/70/71/72/73/75, ambachtheer wegens Amsterdam van Amstelveen,Nieuwer-Amstel, Sloten, Sloterdijk en Osdorp etc. 1574-1578, woonde in de Kalverstraat (nr53) (e), vestigde zich in Den Haag, woonde ald. in het Noordeinde 1585 en later aan het LangeVoorhout naast het tegenwoordige ‘Huis van Wassenaar-Duvenvoorde’ (e), overl. Den Haag 23aug. 1616, zn van Gerrit Claes Mattheuszzn (ex Claes Gerrit Mattheusznzn, R. 1516-1553,Schout 1534-1535, Sch. 1536, B. 1538/40/41/43/46/47/50/51, Th. 1542/44/45/48/49/52/53,N.Z. Huiszittenmr 1512/13/14/15, woonde in de Kalverstraat (nr 53) (e) en Agniete Dirck Jan-nendr (N.B. zuster van Mr. Hendrick Dirckszn nr 2)) Sch. 1537/42/44/48/52, Th. 1553/56, R.1553-1558, B. 1554/55/57/58, Kmr OK 1540/41/42, O.Z.-Huiszittenmr 1547, regent Sint Pie-tersgasthuis 1549/50/51, woonde in de Warmoesstraat (nr 148) (e) 1543 en Kalverstraat (nr 53) (e)1553, en Aecht Dircksdr Opmeer; tr. na 1559 en vóór 1564. Machtelt Adriaensdr Sandelijn,overl. Den Haag 1621.Kohier 1585: aangeslagen in Den Haag f 2.-

29. Jan Michiel Loeffsznz5geb. Den Haag 1533, Sch. 1567/70/73/75/78 en R. 1567-1578 van Amsterdam, regent OudeMannen- en Vrouwenhuis 1561, Kmr OK 1568, O.Z. Huiszittenmr 1571/72/73/74/75, regentR.C. Maagdenhuis ca 1575-1610, brouwer tot ca 1578 in ‘de Roos’ aan de O.Z. Voorburgwal te-genover de Oude Kerk (e), vestigde zich in Den Haag (?) 1585 en later als koopman te Alkmaar,keerde ca. 1603 naar Amsterdam terug, woonde ald. aan de O.Z. Achterburgwal, overl. 31 dec.1609 begr Amsterdam OK (koor) 4 jan. 1610 (beluid), zn van Michiel Loeffszn, drapenier in DenHaag, en Elisabeth Cornelisdr van Montfoort; tr. Amsterdam (huw. voorw. 22 jan.) 1558 MariaWillem Stickelsdr, begr. Amsterdam OK (koor) 25 sept. 1607 (beluid).Kohier 1585: in Den Haag ingetekend (?) voor 3s (= f 18.-); broer: Louff Michielsz (in Den

Haag) 20 sch. (= f 6.-) en halfbroer Willem Jansz Schouten (in Den Haag) 2410sch (= f 15.-).

30. Jacob Florisz van Alckemadez6R. 1578, Kmr OK 1573, woonde in 1588 in het land van Kleef (Kalkar ?) overl. 1620, zn van Flo-ris Martsz, Sch. 1544/46/49, R. 1546-1572, B. 1568/70/72, Wmr 1569, Th. 1571, woonde aan deN.Z. Voorburgwal (e) 1543, en Lijsbeth Jacob Jan (de) Verwersdr; tr. Amsterdam (huw. voorw.19 juli) 1563 Maria Cornelisdr (ex Cornelis Jacobsz Bam; zie nr 4), woonde als weduwe aan deN.Z. Voorburgwal, overl. Amsterdam 27 begr. OK 31 okt. 1619 (beluid).Kohier 1585 (N.Z. fol. 131): zuster Agnies van Alckemade met kinderen f 75,-

Ook de voormalige schout die in 1577 naar Don Juan was overgelopen hoefde nietmeer naar Amsterdam terug te keren:

21

31. Pieter Pieter Garbrantsznzn”Sch. 1555/58/60/62/64/66, Schout 1566-1572, B. 1572/74/76, R. 1576-1578, Wmr 1575, overl.Leuven 30 juni 1578, zn van Pieter Garbrantszn, Sch. 1545, brouwer, woonde aan de Nieuwen-dijk (nr 58) (e), en vermoedelijk Mary Kinnen, regentes Weeshuis 1561; tr. Trijn Cornelis. Ban-ningdr, overl. Leuven 12 maart 1579.N.B. Hij werd op 22 mei 1578 te Amsterdam ingedaagd.Kohier 1585: -

De lijst van uitgeleide wereldlijke personen wordt door Schellingwou vervolgdmet de namen van een veertien-tal burgers die ene briefje thuis kregen bezorgdmet het bevel de stad te verlaten:

32. Jacob van CampenN.B. Schellingwou vergist zich hier duidelijk, want Van Campen werd op de 28ste mei totvroedschap verkozen. Hij werd pas op 25 juni 1585 de stad uitgestuurd. (Zie: 11 nr 9 en 111 nr 8).

33. Sijbrant Willemszn Stamzgeb. 1537, Kmr OK 1569, waardijn van de lakenen 1568/76, woonde in de Warmoesstraat in ‘deVergulde Can’ (nr 183B) (e), vestigde zich te Haarlem, waar hij woonde op ‘t Heilig Land, overl.(Haarlem) begr. Amsterdam OK (koor) 3 okt. 1608, zn van Willem Jacobszn Stam, zeilenmaker,woonde aan de Zeedijk bij de Olofskapel (e), en Stijn Sijbrant de Vriesendr; tr. ca. 1565 Ael Sy-mons (ex Symon Marten Dircxz gez. van de Ruwiel, Sch. 1536/39/41/43/45/50/58/70/72, R.1537-1574, B. 1552/60/68/73, Kmr OK 1537/40/44/47/48/57, ambachtsheer wegens Amster-dam van Amstelveen, Nieuwer-Amstel, Sloten, Sloterdijk en Osdorp 1561-1574, woonde in deWarmoesstraat in ‘de Wijnparse’ (nr 103) (e)), overl. (Haarlem) begr. Amsterdam OK 2 dec.1593.N.B. Zijn zwager Willem Symon Martszn liep over naar de vijand en werd op 7 okt. 1578 inge-daagd, evenals diens neef Gerrit Hein, zoon van Aagte Symons in ‘de Wijnparse’, die in maart1579 door het gerecht werd ingedaagd. Hij was de gewezen bevelhebber van hopman WouterBurchmanszn die al op 11 juli 1578 was opgeroepen om zich voor zijn gedrag bij Don Juan te ver-antwoorden.Kohier 1585: -

34. Wiggert Willemsz, dijkgraaf van Medenblik

35. Bouwen Reijersz, gen. ‘Leepoogh’29kapitein van de wacht 1572-1578, vestigde zich te Alkmaar (?), overl. vóór juli 1594, zn vanReijer Bouwensz alias schipper Reijlken, haringkoper 1564, woonde aan de Nieuwendijk in ‘deGulden Buys’ (nr 23) (h - huis met haringpakkerij) 1562 en aan de N.Z. Kolk (h - huis met brou-werij en houttuin) 1569, en Katrijn Jacob Goossendr, tr. Grietgen Pouwelsdr, woonde als wedu-we buiten de Haarlemmerpoort, begr. Amsterdam OK 31 juli 1599.Kohier 1585: -

36. Cornelis Elbertsz Marcusgeb. na aug. 1554, woonde aan de N.Z. Voorburgwal achter de Nieuwe Kerk. (nr ) (e), op-nieuw verbannen 25 juni 1585, begr. Asmterdam NK 5 jan. 1606 (beluid), zn van Elbert DirckszMarcus, 1550/52/55/57/59/61, R. 1552-1574, B. 1563/65/66/68/69/73, een getrou heer voer desstads welvaeren ende zeloot voer die catholike religie, regent Sint Pietersgasthuis 1553/54/62 enOude Mannen- en Vrouwengasthuis 1572, N.Z. Huiszittenmr 1556, waardijn van de lakenen1543/60/70, woonde in de Warmoesstraat in ‘de Regenboogh’ (nr 60) (e), en Aeltje Pieter Gar-brantszndr (zuster van de schout Pieter Pieter Garbrantszn; zie nr 31). Ongehuwd.Kohier 1585 (N.Z. fol. 129): moeder: Ael Pieters met haar dochter f 50.-

2 2

Pompejus Occo DirckszPieter Pieten2 (2) anno

(lfj49-1617)1 5 8 9Foto: Rijksmuse‘Urn

37. Pompejus Occo Dirckszngeb. 1549, student Leuven 6 juni 1567, woonde in de Warmoesstraat in ‘de Mol’ 1578 en aan deO.Z.-Achterburgwal1585, opnieuw verbannen 25 juni 1585, keerde ca 1589 terug, woonde aande N.Z. Voorburgwal bij de Gasthuissteeg (nr ) (e), begr. Amsterdam NK 28 okt. 1617 (be-luid), zn van Dirck Jan Hendrickszn (ex Mr. Hendrick Dircksz; zie nr 2), Sch. 1561, B. 1569,N.Z. Huiszittenmr 1546/47/48/49/50/51/52/53, student Leuven 5 nov. 1538, woonde in deWarmoesstraat (nr 148) (h van de erfgenamen Gerrit Claes Theeus) 1557 en 1562 en in de Kalver-straat (nr 45) (e) 1569, en Tietje Occo, woonde in juli 1581 te Haarlem ten huize van haar schoon-vader Mr. Hendrick Dircksz in de Lange Bagijnenstraat; tr. (Keulen/Leuven) ca 1587 Eva Pie-tersdr (ex schout Pieter Pieter Garbrantszn; zie nr 31), geb. 1568, begr. Amsterdam NK 18 nv.1647 (beluid).Kohier 1585 (O.Z. fol. 33): ‘t h y du s aer Popius in gewoont beeft -

38. Pieter Oly Claesz HaringhsoR. 1575-1578, Sch. 1577, O.Z. Huiszittenmr 1577, regent Dolhuis vóór 1577, liep naar de vijandover en werd op 7 okt. 1578 ingedaagd, overl. vóór dec. 1578, zn van Claes Henricszn Haringhen Catrijn Pietersdr (ex Mr. Pieter 01~); tr. Ael Heijndricx, begr. Amsterdam OK 4 febr. 1573(beluid).1585: -

39. Jan Gerritsz Claes-Oom

40. Pieter Claesz Maet alias Korve30”woonde in 1590 te Emden, zn van Claes Pietersz alias Claesgen Maet (begr. Amsterdam OK 27nov. 1588) en N.N. (N.B. hij tr. 2e Amsterdam OK 1 mei 1576 Ermtgen Claes).

23

41. Steven Fransen (‘t Hoen)opmeuw verbannen 25 juni 1585, woonde aan het Rokin 1585 en in de Kalverstraat in ‘die ROOEngel’, begr. Amsterdam NK 1 april 1625 (beluid), zn van Frans Adriaensz en Jannetgen Jansdr;tr. vóór 1572 Alijdt Joosten, geb. vóór 1541, overl. 3 begr. Amsterdam 5 okt. 1613 (beluid).Kohier 1585 (N.Z. fol. 204): f 6.-

42. Symon Janszhoutkoper, regent Oude Mannen- en Vrouwengasthuis 1574/75/76/77/78, woonde in de Kal-verstraat oz bij het Spui in ‘Bourgoignen’ (e), opnieuw verbannen 25 juni 1585, woonde aan hetRokin bij de Lange Brug 1616, begr. Amsterdam 9 aug. 1615, zn van N.N., tr. le Aeltgen Jas-persdr Appelman; tr. 2e ca 1563 Geert Hendricksdr Wou, begr. Amsterdam NZ 1 dec. 1581.Kohier 1585 (N.Z. fol. 213): f lO.-

43. Cornelis Jacobszbakker

44. Cors Pietersz Corenbreeckgeb. 1553, lakenkoper, woonde aan de Nieuwendijk in ‘de Groene Molen’ (nr 226) (e) 1585 enaan de Plaats op de hoek van de Kalverstraat 1584, opnieuw verbannen 25 juni 1585, overl. Am-sterdam 28 begr. NK 30 juni 1621 (beluid) zn van Pieter Ghijsbertsz, lakenkoper, woonde aan deNieuwendijk in ‘de Groene Molen’ (e-1550), en Griet Cornelis Buyckendr; tr. le Amsterdam(0. Stadhuis 29 okt.) 1580 Ael Yemendr alias Brouwers, begr. Amsterdam NK 15 maart 1585(beluid) en 2e Amsterdam (0. Stadhuis 8 jan.) 1593 Annetgen Jan Bottendr, geb. ca 1560, woon-de in 1631 als weduwe aan het Singel.Kohier 1585 (N.Z. fol. 161): f lO.-; Griet Buycken f 20.- en (N.Z. fol. 99) broer Gijsbert Pie-

terz Plemp f lO.-

45. Willem AdamszR. 1570-1578, Sch. 1577, Kmr OK 1575, zeilenmaker, commissaris van de artillerie 1570, vice-admiraal 1572, woonde aan de Nieuwendijk ( nr 52) (h) 1553 en Kampersteiger bij Sint Olofs-poort in ‘Tonneschip’ (e) 1562, ging naar Groningen en liep over naar de vijand, overl. Gronin-gen 1585, tr. Ael Thijs.Kohier 1585: -

Dirck Hillebvantsz den Otter (1493-1580)18e eeuwse copie in collectie Fries Museum, L

Foto: Iconographisch BureaueeuwardenDen Haag

24

Op de lijst van verbannen personen ontbreekt de vijf-en tachtigjarige nestor vande Vroedschap Dirck Hillebrantsz den Otter (1493-1580) - zie onder nr 14 - diezijn stad een halve eeuw lang in allerlei functies had gediend. Hij werd met rust ge-laten, omdat bij beroert was ende door ouderdom naer kindtscheyt belde. Ditwordt ons uit een andere bron bevestigd, waar wordt verhaald dat hij quam totseer hogen ouderdom, waer door het verstandt slechter wierde, soo dat bij eijntlijcksijn vermaeck schepte daer inne, dat bij sijn beste tabaert aentreckende ende sijnbeste klapmuts opgeset hebbende ghinck sitten in een grote schoone stoel in de bestepronck-kamer van sijn huijs ende alsoo beijde sijn roonen getroudt buijtens huijswaren wonende, soo hadde bij een touw doen maecken aende schelle bij de stoelneder hangende, op dat bij indien hem eenighe jlaute moght overkomen, bij sijnmeijt tot sijn adsistentie soude mogen binnen schellen. Ende sulckr nu gebeurde datbij in dier voege sittende in sijn stoel van parade eenjlaute kreegh en de sijn dienst-meijt op sijn schellen bij hem quam, sprack bij tot haer dese woorden: ‘Sluijdtd’deuren en vensters uan ‘t huijs toe ende haelt mijn soone, wandt ick sterf.’D’meijt quam in dier voegen dit bevel nae, dat sij ‘t huijs gesloten hebbende sondernae haer beer t’sien, haelde sijn soonen, die met haer in d’kamer gekomen sijndevonden hem koudt ende doodt rittende in sijn stoel31. Twee dagen later - 22 okto-ber 1580 - werd hij in de Nieuwe Kerk begraven.

De vroedschap Dirck Meijnertsz Pater die genoech ontmant es32 werd eveneensontzien

Dirck Meijnertsz PaterSch. 1566/72, R. 1567-1678, wijnverlater, woonde in de Niezel (nr 22) (e) 1553, overl. 6 begr.Amsterdam OK 8 juni 1583 (beluid), zn van Meijnert Dircksz, van Alkmaar, wijnverlater te Am-sterdam, woonde in de Niezel (nr 16) (e) 1543, en Geertruyt Martens, tr. Trijn Vechters, begr.Amsterdam NK 29 aug. 1587.Kohier 1585 (O.Z. fol. 42): Trijn Vechters weduwe f 20.-

Ondertussen waren op de 28ste mei de nieuwe vroedschappen gekozen, onderwie een tien-tal katholieken op wiens steun men rekende. Vier van hen hadden inde afgezette raad zitting gehad:

1 1 . D E O P 2 8 M E I 1 5 7 8 V E R K O Z E N K A T H O L I E K E V R O E D S C H A P P E N

1. Mr. Reijer Lambertsz van der Horst33geb. 1501, student Leuven 27 okt. 1518. kapitein en groenetent der Handboogschutterij 1534,overman Handboogdoelen 1536/37, O.Z. Huiszittenmr 1538/39/40/41/42/43, R. 1574 (herko-zen 1578 doch weigerde de nieuwe eed af te leggen) -1582, woonde in de Warmoesstraat (nr 155)(e) 1543, begr. Amsterdam OK (hoogkoor) 30 maart 1583 (beluid), zn van Comen Lambert Reij-ersz, Kmr OK 1505/06, woonde in de Warmoesstraat (nr 126/128) (e), en Hillegont Ghijsbertsdrvan der Horst, tr. Aeff Cornelisdr Coggeman, begr. Amsterdam OK 25 jan. 1574.N.B. Zoon Lambert Reijersz van der Horst, student Leuven aug. 1552, vestigde zich na de Altera-tie in de Sint Jansstraat te Haarlem, overl. ald. 7 april 1593, tr. Stijntje Reijnier Bruntendr.Kohier 1585: -

25

2 .

3 .

4 .

5 .

6 .

7 .

8 .

Marten Symonsz Abbe gen. SchuytR. 1574 (herkozen 1578) -1592, regent Leprooshuisl568/69/70/71/72/73/74/75/76/77/78, com-pasmaker, woonde aan de Zeedijk(e) 1585, overl. Amsterdam 6 begr. OK 8 sept. 1592 (Raad - be-luid), zn van Symon Abbe Jan Pontenzn, compasmaker, woonde aan de Zeedijk naast de SintOlofskapel (e) 1543, en Hillegont Joriaensdr; tr. na 1548 Lijsbeth Jansdr, begr. Amsterdam OK29 juni 1574 (beluid).Kohier 1585 (O.Z. fol. 67): f 12.-

IJsbrant Jansz Dommergeb. ca 1502, ondertekenaar van de Doleantie 1564, afgevaardigde der Schutterij op 27 mei 1578,R. 1578-1582, Sch. 1579, Wmr 1578, lijndraaier, overl. 1582, zn van Jan IJsbrantsz Dommer, R.1524-vóór 1540, Sch. 1524/27, lijndraaier.Kohier 1585: -

Mr. Cornelis Willemsz van Rijeck34student Orleans (?) 15 april 1546, R. 1569 (herkozen 1578) - 1590, Sch. 1575/78 (herkozen)/bO/81/83, Wmr 1579, regent Sint Pietersgasthuis 1564/65/66/67/68/69/70/71/72/73/74/76/77/78, os-senkoper, woonde in de Slijkstraat 1585, overl. Amsterdam 14 begr. OK (hoogkoor) 16 maart1590 (beluid), zn van N.N., tr. le Geerte Claesdr, begr. Amsterdam OK 6 nov. 1583 (beluid); tr.2e Amsterdam (0. Stadhuis 12 jan.) 1585 Anna Jansdr, geb. 1544.Kohier 1585 (O.Z. fol. 20): f 70.-

Evert Corsz Schosgeb. Oudewater, poorter Amsterdam 24 april 1545, R. 1573 (herkozen 1578) -1582, luitenantburgerij 1572, Kmr OK 1572, O.Z. Huiszittenmr 1574/75/76/77/78, bergenvaarder, woonde inde Warmoesstraat in ‘t Marschgen’ (nr 75) (e), begr. Amsterdam OK 27 aug. 1582 (beluid), zn vanN.N.; tr. vóór 1550 Lijsbeth Hendricksdr, begr. Amsterdam OK 14 okt. 1586 (beluid).Kohier 1585 (O.Z. fol. 40): zoon f lO.-

Jan Duyn Corneliszgeb. 25 maart 1525, R. 1578-1589, overman Handboogdoelen 1555/56, hopman vendel stadssol-daten 1578-1580, zeepzieder en oliekoper, woonde in de Warmoesstraat (nr 77) (e) 1553 en eige-naar spijker/oliehuis in de O.Z. Houttuinen 1553, overl. Den Haag begr. Amsterdam OK 31 juli1589 (Raad, beluid), zn van Cornelis Willemszn Duyn, regent O.L. Vrouwengasthuis 1528/29,en Katrijn Jan Foppendr, woonde als weduwe aan de Nieuwendijk op de noordhoek Dirk vanHasseltsteeg (e) 1553; tr. Hillegom Cornelis de Vlaming, geb. 19 febr. 1528, overl. Amsterdam 17begr. OK 19 juni 1587 (beluid).Kohier 1585 (O.Z. fol. 40): f 12.-

Jan Symonszafgevaardigde der Schutterij op 27 mei 1578, R. 1578-1586, kapitein burgerij 1572, overmanVoet-boogdoelen 1578, lonsvaarder en later brouwer, woonde aan de Zeedijk 1569/70 en N.Z. Kolk in‘de Gulden Wagen’ (e) 1585, overl. Amsterdam 27 begr. NK 29 mei 1586 (Raad - beluid), zn vanN.N.; tr. Giert Jacobsdr van Marcken 1585 (N.Z. fol. 60): f 18.-

Willem Pouwelsz, heer van te Nesseafgevaardigde der Schutterij op 27 mei 1578, R. 1578-1594, Sch. 1565, regent Burgerweeshuis1558/59/60/61/62/63/64/65 en Oude Mannen- en Vrouwengasthuis 1566, kapitein vendel stads-soldaten 1567, N.Z. Huiszittenmr 1579/80/81/82/83/84/85, heemraad Nieuwer-Amstel 1581,koopman, woonde in de Kalverstraat (nr 40) (h 1557 - e 1565), overl. Amsterdam 12 begr. NK(hoogkoor) 15 dec. 1594 (Raad, beluid), zn van Pouwels N.N. en Duyff Gerritsdr van Alckmaer;tr. Mary Gijsbertsdr van Blanckenoort, vrouwe van te Nesse 1573, geb. (Haarlem), begr. Amster-dam NK 10 juli 1591 (beluid)

26

Kohier 1585 (N.Z. fol. 218); f. 150.-schoonzuster Aeffgen Ghijsberts f 90.-schoonzoon Adriaen van Duvelandt f 80.-(N.B. is vertrokken en heeft niet betaald).

9. Jacob van Campen HuygenznR. 1578-1593, waardijn der lakenen 1583, koopman, woonde in de Warmoesstraat in ‘de GuldenParse’ (nr 58) (e-1569), verbannen 25 juni 1585, overl. 31 aug. begr. Amsterdam OK 2 sept. 1593(beluid), zn van Huych Zegers, vestigde zich in 1550 te Leiden, opnieuw poorter Amsterdam 9dec. 1560, woonde in de Warmoesstraat in ‘t Moriaenshooft’ (nr 48) (e) 1557, en Griet Cornelisdrvan Campen; tr. Geert Pietersdr Visscher, begr. Asmterdam OK 28 dec. 1616 (beluid).Kohier 1585 (O.Z. fol. 54): f 15.-

(O.Z. fol. 48): broer Willem van Campen f 4.-

10. Mr. Cornehs Jan Barendsznzn Romenijboot35geb. vóór aug. 1554, afgevaardigde der Schutterij op 27 mei 1578 (verscheen niet), R. 1578 (her-kozen doch weigerde de nieuwe eed af te leggen) -1580, Sch. 1578 (nam geen zitting) woonde aande N.Z.-Voorburgwal 1585, vestigde zich te Alkmaar, poorter ald. 13 sept. 1585, woonde in1604 te Leiden, overl. ald. 7 sept. 1606, zn van Jan Barendsz, wijnkoper, woonde op ‘t Water in‘het Romenijboot’ (= Damrak nr 94) (e), en Jacoba Jansdr Lepeltack; tr. Dirckje Dircksdr (exDirck Hendricksz Opmeer, zn van Mr. Hendrick Dirckszn, en Neeltgen Reijnier Bruntendr),geb. 1559.Kohier 1585 (N.Z. fol. 146): f 50.- (N.B.ts vertrokken en heeft. niet betaald).

Voor zover na te gaan ontbreken er thans nog drie oude vroedschappen die nade omwenteling niet zijn uitgezet of herkozen:

Cornelis Jansz (Roocruys gen. van Lee)R. 1567-1578, Kmr OK 1567, regent Sint Pietersgasthuis 1567, bontwerker, woonde in de War-moesstraat in ‘t Roocruys’ (nr 122) (e) 1553, overl. 10 begr. Amsterdam OK 11 maart 1586 (be-luid), zn van N.N.; tr. N.N.N.B. kleindochter Eva Ment (1606-1658) tr. le 1625 Jan Pietersz Coen, gouverneur-generaal.Kohier 1585: -

Symon Dircksz OuderkerckR. 1575-1578, Sch. 1577, regent Oude Mannen- en Vrouwengasthuis 1572/73/74/75, N.Z.Huiszittenmr 1578, vestigde zich te Haarlem, overl. ald. 24 juli 1590, zn van N.N.; tr. BalichClaes Loen, overl. Amsterdam 17 okt. 1576.Kohier 1585: -

Arent Hendricksz LoeffR. 1575-1578, Sch. 1575/77/78 (gecontinueerd tot 1 mei), regent Weeshuis 1569/70/71/72/73/74/75 en Sint Pietersgasthuis 1578/79/80/81/82/83/84/85/86/87/88/89/90/91/92/93/94/95, zui-velkoper, woonde aan de Nieuwendijk in ‘Weesp’ (nr 231) (e) 1557 - geamoveerd voor de uit-breiding van de Waag- en aan de overkant naast het Stadhuis in ‘Weesp’ (= Dam) (e) 1566, overl.18 begr. Amsterdam NK 20 nov. 1603 (beluid), zn van N.N. tr. vóór 1550 Haesje Warnertsdr,begr. Amsterdam NZ 5 dec. 1573N.B. Heijndrick Loefsz wordt 11 juni 1591 poorter van Alkmaar.Kohier 1585 (N.Z. fol 90): f 20.- en schoonzoon Harman IJsbrantsz Hem f 12.-

De raad Cornelis Jansz had naar alle waarschijnlijkheid al lang vóór de meimaandde Amstelstad verlaten, aangezien hij eind maart niet compareerde bij een belang-rijke zitting van de Vroedschap. Zijn zoon Jan Cornelisz was naar de vijand over-gelopen en werd in mei 1579 ingedaagd om zich te verantwoordens6.

Symon Dircksz Ouderkerck ging naar Haarlem. En zo vertrokken er velen methem, van wie sommigen de gebeurtenissen wat dichter bij huis gadesloegen, zoalseen zwager van Jan Gerritsz Feckerdeij (nr 27), de bakker/korenkoper Job Corne-lisz ( . . -1610), die zich aan de Uitweg onder Sloterdijk vestigde37. Men zag deomwenteling nog als een tijdelijke zaak. Zo legateerde de moeder van StevenFransz (nr 41) in augustus 1579 om Gods wille 200 gulden, welke als volgt moestworden verdeeld: aan de weeskinderen f 5O.-, aan het O.L.-Vrouwen- en Sint-Pietersgasthuis elk f ZO.-, aan de armenhuizen aan beide zijden elk f 2O.-, aan deparochiekerken elk f lO.-, aan het Oude Mannenhuis en het Dolhuis elk f lO.-,het Clarisseconvent, het Minderbroedersconvent en de kapel van de Heilige Stedeelk f 7.- en aan het Heilig Sacramentsgilde in de Oude Kerk f 2.-, onder voor-waarde dat op die plaatsen de oude roomse religie naar oude gewoonten zal wor-den onderhoudenss.

Over het algemeen komen wij vrij weinig van de omzwervingen der katholiekeballingen te weten. Echter, ten tijde van het Twaalfjarig Bestand had een familielidder Rijsers die in Spanje terecht was gekomen een verklaring nodig dat hij van goe-de katholieke en koningsgetrouwe familie was, waarover begin juni 1612 in Am-sterdam een tweetal akten werden opgemaakt die hier om hun interessante inhoudbeiden volgen39:

d’E. Pompeus Buyck, burger deser stede, oudt 62 jaren ende beeft bij sijnemanne waerheijdt in plaetse ende onder presentatie van eede ten versouckevan de vrienden van Niclaes Rijser, nu (zo geseit wordt) zijnde in Spangien,geattesteert ende verclart zo bij attesteerde ende verclarde mits desen boewaer is, dat bij getuyge zeer wel beeft gekend wijlen Simon Rijser, grootva-der van denselve Niclaes Rijser, insgelijcx Jan Rijser ende Heer GarbrantRijser, priester, beijde gebroeders van voors Cornelis Rijser ende overzulcxweet, dat al de voors personen geweest zijn eerlicke goede Catholijcke luy-den van tijdtlicke goederen wel voorsien, van goede name ende fame endedoor huwelicken aen goede eerlicke ende catholijcke luyden geallieert, uyt-gesondert den voorn Heer Garbrant Rijser, diewelckepriestergeworden en-de gestorfen is, nadat bij inde maent van Maye, zo int stuck van de religie alsvan de regieringe gevallen, mette andere geestelicheidt ende die voorn tweebroeders uyt de selve stadt verdreven is geweest.

Item, dat bij getuyge tot meermalen beeft boren seggen, dat die voorsSimon Rijser, in sijn leven vader van voorn Niclaes Rijser na date van devoors Alteratie bier tot Aemstelredamme gevallen, met sijn huysvrouwe,kinderen ende huysgezinne vertrocken is geweest tot Groningen ende aldaergestorfen is in den dienst van de alderdoorluchtigste ende hoochgeborentste

28

heere ende conìng van Spangìen, hoochlojlìcker memorie.Seggende de voors deposant voor redene van wetenschappe, dat hij is een

ingeboren burger deser voors stede ende een zoone van z. Joost Buyck, die-welcke met hem getuyge ende zijne twee andere zoenen in de voirs Alteratie(als hij nu lange jaeren vroedschap, greferìer, schepen ende eìjntlick tot ze-ventien malen burgemeester hadde geweest) mede beneffens de andere ma-gistraten en de geestelickheijdt uyt de selve stede is gezett, zijnde deselve zìj-ne getuygens vadere ìnt jaer lfi49presiderende burgemeestere ende dìeghe-ne geweest die den voìrs Con. Majesteìjt van Spangìen in zijne huldìnge bìn-nen de voirs stede den gewoenlìcken eedt afgenomen beeft. etc.

d’Eers. Gerrit Cornelìs Coppesz, oudt 62 jaeren, eertijds voor de Alteratieìnt jaer 1578 in de Maijemaendt zo in de religie als in de regierìnge hier terstede gevallen, secretaris der selve stede, alwaer bij tegenwoìrdìch zìjne resì-dentìe, na voergaende thìen jaeren, die bij uytgezeìjt is geweest, houdendeis, die welcke ten versoucke van Willem Rìjser, mìnnebroeder, ende ClaesRìjser, zìjn broeder (die men zeìjt alsnu in Spangìen te zijn), beijde zoenenvan Simon Rijser, bij zijne manne waerheìjdt in plaetse ende onder presen-tatie van eede, beeft geattesteert ende verclaert, zo bij attesteerde ende ver-claerde mits desen, boe waer is, dat hij deposant zeer wel gekent beeft denvoirs Simon Rìjser, der requiranten vadere ende dat bij getuyge van veeleloefwardìge personen tot meermalen beeft verstaen, dat die selve, nadat bijin de voirs Alteratie uyt deser stede beneffens die oude magistraten endegheestelìcken was geset, is vertrocken met sìjn wìiff, kinderen ende familiena Groningerlandt alwaer hij in dìenste van den Con. Majesteijt h.m. deserwereldt is overleden.

Item, dat bij getuyge mede zeer wel gekent beeft Cornelis Rìjser, der voìrsrequiranten grootvader, mitsgaders Jan Rìjser ende Heer Gerbrant Rijser,priester, desselfs broeders, dìewelcke alle te samen zìjn geweest goede, eer-lìcke, vrome ende catholijcke burgers.

Item, dat die voìrs Cornelìs Rijser wesende binnen Amersfoort (alwaer hijdeposant met meer andere heeren van de oude raedt ende enige geestelìckepersonen als namentlìck mede die voìrn Heer Garbrant Rìjser, zijn broeder,dìewelcke ìnt overvallen van de stede gevangen genomen werden) is hij intbeleg in der nachte over des stads muyren nedergelaten ende voìrts tot Em-merìck in den lande van Cleeff gecomen.

Verklarende voorts hij getuyge, dat in den ouden registers van de magì-straten deser stede bevonden werdt, dat de namen van Rijser tot veel malenende over menige jaeren in de selve zìjn bekent.

Vroedschap Arent Hendricksz Loeff zal op de 26ste mei, omdat hij als een ge-matigd katholiek bekend stond, ongemoeid zijn gelaten. Maar, hij zal met een on-

2 9

gerust hart de gebeurtenissen op de Dam vanuit zijn huis bezijden het Stadhuishebben gevolgd. Hij werd de volgende dag niet herkozen, maar kreeg als regentzitting in het Sint Pietersgasthuis, in welke functie hij zich zeer verdienstelijk heeftgemaakt bij de reorganisatie en samenvoeging der verschillende gasthuizen in hetBinnen Gasthui@. Het Binnen Gasthuis zou, evenals het in 1613 opgerichte Aal-moezeniersweeshuis, het enige college zijn waarin katholieken ten tijde van de Re-publiek zitting hadden.

Geen groter tegenstelling is er denkbaar tussen de regent van de Gasthuizen enzijn naamgenoot - geen familie - Jan Michiel Loeffszn die zich als eerste regentvan het R.C. Maagdenhuis - de eerste sociale instelling der katholieken onder hethervormde bewind - zeer voor de katholieke weesmeisjes heeft ingespannen. Deman was een zeer felle katholiek en gaf daarvan blijk in zijn testament van 25 juli1572, waarin hij zijn kinderen tegen de nieuwlichterijen waarschuwde41:

Daerom mijn kinderen wilt vraeghen nae den oulden weeghen die onsenoulders hebben gehewandelt: Abraham, Ysack, Jacob, als oock min oulde-ren die ick hebbe ghekent, als mijn bestevaer Loeff ende Cornelis JansMontfoort ende Michiel Loeffszn mijn vader, (-), ansyet wat die wederdo-pers ofte annebaptisten ofte menonysten hebben bedreeven in Amsterdamanno 1535, wat vrede ende Goets wordt sij hebben ghesocht. Ende ansyetdeesen martynysten, confesyonysten ende luytryanen, wat dyskoert ende be-dervinghe van lant ende luyden ende noch doen in Duytslant, Oestland,van den boeren crijch, daer soe veel haer bloet om ghestordt hebben. Endewat Goets woert ende huyluyden gheest haer regyert ende syet wat deesevermaledijde seckten van de kalvynysten ofte huchenoeten ofte goesen oftelybertijnen, wat Goets wordt ende heìjlyghlen gheest haer regyert dat alledit lant gans bedorven hebben ende gans Franckrijck meenich duysendenhaer leeven benomen etc.

Dat was één maand vóór de Bartholomeusnacht!!!Vergeleken met de bloedige oplossing die men in Frankrijk en elders voor zijn

politiek-religieuse vraagstukken had, staat de Amsterdamse Alteratie van de 26stemei 1578 als een uniek gebeuren te boek. Vooral, wanneer men de godsdienstoor-logen der zestiende eeuw beziet van uit het perspectief van burgeroorlogen. VoorHollandse verhoudingen was het al heel ongebruikelijk dat een radicale factie be-wind voerde. Over het algemeen waren het de gematigde regenten die de toonaangaven en het waren juist deze heren die onder leiding van Oranje de loop vande gebeurtenissen in 1578 binnen Amsterdam hebben bepaald. De fluwelen revo-lutie van de 26ste mei is geen calvinistische staatsgreep geweest, maar bracht eentolerante prinsgezinde factie aan het roer.

Met grote zorg waren de lijsten der verbannenen opgesteld. Uiteraard kwam dehele Vroedschap voor uitleiding in aanmerking, maar terwille van de continuiteitwerd een vier-tal van de raden herkozen en met gematigde geloofsgenoten aange-

30

vuld. Dat men bij die verkiezing niet helemaal de juiste keuze had gedaan, bleekmaar al te snel toen de bejaarde Mr. Reijer Lambertsz van der Horst en de jeugdigeMr. Cornelis Jan Barentsz Romenijboot beiden geen zitting wilden nemen. Menheeft wel geopperd dat de weigering van Romenijboot was gelegen in het feit datzijn vrouw een kleindochter van de monarchu Mr. Hendrick Dircksz was, maarvan meer belang kan zijn geweest dat zij eveneens een kleindochter was van Mr.Reijnier Brunt ( - Den Haag 1539) die sedert 1523 raad en procureur-generaalvan het Hof van Holland was geweest en die tussen 1531 en 1535 belast was ge-weest met de vervolging der wederdopers en anabaptisten. Bovendien was eenzoon van Mr. Lambert Reijersz van der Horst met een andere dochter van Mr.Reijnier Brunt getrouwd, zodat de familierelaties met de oude ketterjager Bruntwel eens van betekenis kunnen zijn geweest. Mr. Romenijboot moet veel contac-ten hebben onderhouden met Mr. Frederick Brunt (Den Haag c. 1525- Utrecht1 622)42 in Leiden - in 1584 aldaar aangeslagen in de klasse der alderrijksten voorf lOO.- en waarheen hij in 1578 tijdelijk uitweek en zich later definitief zou vesti-gen.

Kerkraam Oude Kerk met sterfbed vanMaria met stichtersportretten v.l.n.r. Mr.Ghijsbert Brunt (f 1X2), Andries de Bar-toen, Mr. Reijnier Brunt (t 1539), Hille-gont Hendricks (f na 1573), LijsbethBrunten (f lfi73) en Trijn Brunten (flJ59).De twee jongens: Hendrick Brunt (f 1Sfill52) en Mr. Frederick Brunt (f 1625).Ontwerp Dirck Crabeth. Glazenier PieterMies, voltooid 1555.

Foto: Gemeente Archief Amsterdam

Bij bestudering van regeringscolleges wordt dikwijls maar al te gemakkelijk ver-geten dat het vervullen van functies als raad, schepen, burgemeester en andere nietalleen eer en aanzien genoot, maar tevens morele en financiële verplichtingen metzich meebracht. In welvarende steden als Amsterdam was het saldo over het alge-meen - met uitzondering van de jaren 1573-1578 - positief, maar bij armere ge-meenschappen zal de regent regelmatig in eigen beurs hebben moeten tasten ombij te passen. Bijvoorbeeld bij colleges die met de sociale zorg waren belast. Hetvertrek van vele katholieken en spaansgezinden uit Amsterdam in de weken die opde Alteratie volgden droeg dan ook het kenmerk dat zij niet mede verantwoorde-lijk wilden zijn voor het godloze bestier onder de geuzen. Men verliet de stad enverwoonde zijn poorterschap, waardoor men niet meer benoembaar was.

Al in de zestiger jaren hadden een aantal vroedschappen de Amstelstad verlaten.Men zou denken dat zij met de nieuwe religieuse stromingen sympatiseerden.Daarin kan men zich nogal vergissen. Van Sybrant Occo is bekend dat hij uit angstvoor de gevolgen van de beeldenstorm in 1566 naar Utrecht uitweek en met detroepen van Van Megen in mei 1567 naar Amsterdam terugkeerde43. Voordienhad de Doleantie van 1564 al heel wat politieke spanningen aan het licht gebracht.Tijdens de daaraan voorafgaande onrust informeerde in 1563 vroedschap FransTheyng die in 1547 op heel jonge leeftijd zijn vader in de Raad was opgevolgd - ditfeit zou een der klachten der Doleanten zijn4~ in Haarlem of hij zich daar konvestigen om er zijn penningen te verteren. Hij wilde dit echter alleen doen, als menhem beloofde dat hij geen ambten ter begeving van burgemeesters zou hoeven tebeklede+. In 1564 verkocht hij zijn huis in de Kalverstraat46 en vestigde hij zichte Haarlem, waar hij op 22 augustus 1573 -na de inname van de stad door de span-jaarden - toch als een goed katholiek tot schepen werd benoemd47. Hij moest dusniets van de nieuwlichterijen hebben, hetgeen ons elders wordt bevestigd, waarwordt verteld dat Frans Theyng en zijn vrouw treffelicke rijcke liede van de ouweafcomste, oprecht ende iver inde Catholyke religie, daerom bequaem te sijn in dewet om de burgerie te regeren, sijnde haer Catholike Coning getrou. Alsnu de ket-terie van Calvinus begon te floreren in de stadt van Amsterdam, beeft, met anderetreffelicke Catholike van de wet, veel te lijen gehadt, most gaen uut de stadt, lae-tende haer reet tot onreet. Sijn gecomen tot Haerlem metterwoon, belevende haerH. geloof en voedende haer kinderen daerin op; ende haer naecomelingen tot in dederde en vierde graet hebbent geloofonderhouden48.

In dit licht bezien lijkt mij het door Kannegieter gepubliceerde verhaal over deuitgeleiding van Mr. Jan Duyvensz (nr 17) de juiste versie, waar wordt verteld dat,wanneer men de Heeren in ‘t schip wilde setten, daer onder was een schepen, Mr.Jan Duyvense genaemt, wienst nakomelingen nog leven en goed Catholyck sijn,welcke een seer goed doctor was en bij yder om sijn practijck geacht en de geëert, degeusen hem verlof gaven (alsoo sy hem om sijn cunste nodig van doen hadden) omin de stad ongemolesteert te mogen blijven. Maer bij thuis komende liet sijn paertzadelen en reet de stadt uyt, seggende: De geusen sijn niet te vertrouwen, ick wil

32

onder de goddelozen niet wezen49. Zo raakte Amsterdam een zeer bekwaam ge-neesheer en ijverig katholiek kwijt.

En wat moeten wij denken van Jan Claesz Cat ( . . -1593) die als burgemeestervan Amsterdam begin 1580 poorter van Alkmaar werd onder beding dat hij geenexue zou hoeven te betalen bij eventueel vertrek uit die stad? In 1578 was hij na deAlteratie tot weesmeester benoemd en in 1579 - als katholiek! -burgemeester ge-worden. Het ziet er naar uit dat hij de Amstelstad had verlaten om niet te wordenherkozen; reden, waarom hij zich meteen als poorter van Alkmaar liet inschrij-ven. Van 1582 tot en met 1586 vinden wij hem als regent van de Gasthuizen inAmsterdam terug, waar hij met Arent Hendricksz Loeffsz en Hendrick LaurenszSpiegel ijverig meewerkte aan de samensmelting der Gasthuizen. Eén jaar laterwaren de regeringsambten op het Stadhuis definitief voor katholieken onbereik-baar geworden.

De oud-raad Cornelis Jan Barentsz Romenijboot had er in de zomer van 1585eveneens genoeg van en werd op 13 september als poorter in het Alkmaarse poor-terboek ingeschreven50.

Uit het bovenstaande moeten wij wel afleiden dat Antonius Schellingwou nietgeheel correct is aangaande zijn mededelingen over de uitgeleidingen van 1578,hetgeen begrijpelijk is, omdat de lijst van uitgeleide mannen pas in de herdruk vanzijn Opkomste van 1649 werd opgenomen; ruim zeventig jaar na de gebeurtenis-sen. Maar zijn opgave blijft voor ons de belangrijkste bron.

Wanneer wij deze lijst van verbannen burgers nader bekijken, dan valt het ophoe nauw deze heren verwant waren met de schepenen die na het Wederdopersop-roer van 1535 voor de katholieke zaak hadden geijverd. De twee-en-twintig na datjaar verkozen nieuwe schepenen zonder voorgaande regeringservaring haddentoen de samenstelling van het kiescollege der burgemeesters zo drastisch gewij-zigd dat bij de burgemeestersverkiezingen van 1538 de factie der Mr. HendrickDirckisten op de kussens werd gebracht die zij tot hun uiteenzetting in 1578 vasthielden. De in 1536 en 1537 verkozen schepenen hadden allen wel een of meer fa-milieleden onder de uitgeleide magistraat:

1536: Claes Gerrit Matheusz (kleinzoon nr 28), Claes Doeden(zoon nr 22 enschoonzoon nr 19), Egbert Garbrantsz (zoon nr 16), Willem Claesz Coeck (nevenvrouw nrs 9, 15, 16, 22, 31 en 36), Jan Rijser Jansz (zoon nr 18), Symon MartenDircksz van de Ruwiel (schoonzoon nr 33), Pieter Cantert Willemsz (zoons nrs 11en 13); 1537: Mr. Hendrick Dircksz (zelf nr 2, kleinzoon nr 37, neven vrouw nrs1, 4, 12,28 en 30), Joost Buyck Sybrantsz (zelf nr 3, zoons nrs 8 en 25, zwager nr6), Dirck Jan Marcus (zoon nr 19, neven 9, 15 en 36), Mr. Cornelis Garbrantsz(schoonzoon nr 22, neven nrs 16 en 31 en vrouw nr 14), Jan Willemsz Wijngaert(weduwe kleinzoon hertr. nr 42), Gerrit Jan Lambertsz (kleinzoon Gerrit Corne-lis Coppen, secretaris 1574-1578; zie verklaring van 1612), Gerrit Matheusz (zoonnr 28 en schoonzoon nr 12). Van dit kleine aantal schepenen was Willem ClaeszCoeck (Sch. 1536) d e zwager van Egbert Garbrantsz (Sch. 1536), Mr. Cornelis

3 3

Symon MartenPieter Pieten2

Diucxz gez. van de Rwwiel(1504(?) anno lfi6>, 113 x 83 cm

Foto: Greek National Gallery,

‘-1

A i

fi74).

ihene

Garbrantsz (Sch. 1537) én Pieter Garbrantsz (Sch. 1545; vader van schout PieterPieter Garbrantsz en de pastoor van de Nieuwe Kerk Mr. Willem Kinnen), terwijlClaes Doeden (Sch. 1536) en Gerrit Jan Lambertsz (Sch. 1537) eveneens zwagerswaren. Bovendien was Claes Gerrit Matheusz (Sch. 1536) de vader van Gerrit Ma-theusz (Sch. 1537). Het is dus van het begin af aan een nauwe familie-affaire ge-weest. Ook na hun uitgeleiding bleef de groep hecht aan elkaar verknocht envormde in de zeventiende eeuw een zeer aristocratische katholieke gemeenschapin de Republiek. De Amsterdamse kolonie in Haarlem was bijvoorbeeld in detachtiger jaren zeer op elkaar aangewezen.

Deze Spaansgezinde ballingen hadden zich voornamelijk in Haarlem gevestigd,maar waren eveneens in andere Hollandse steden als Leiden51 en Alkmaar of in hetlandelijke Den Haag52 terecht gekomen. Dat was dus in het Holland aan Staatsezijde, waar Oranje de leiding van de opstand had. Daar bleven zij aan hun eed opde Satisfactie gebonden. Andere uitgeleide heren waren met een groot aantal dergeestelijkheid, onder wie de pastoor van de Nieuwe Kerk, naar Amersfoort ge-trokken en hadden zich daardoor aan Spaanse zijde begeven. Van Staatse zijdewerd alles op alles gezet om de stad aan de Eem aan haar kant te krijgen. De onder-handelingen mislukten, waarna Amersfoort begin 1579 door Jan van Nassau werdbelegerd. Op 10 maart gaf de stad zich over. In de aan de overgave voorafgaandeweken was men in Holland ongerust geweest over de houding die de voormaligeregeringsleden zouden aannemen en daarom was bij resolutie van de Staten vanHolland van 27 februari bevolen dat allen die gedurende de voorafgaande twaalfmaanden hun residentie in een andere stad hadden genomen een certificaat moes-

34

ten produceren in de plaats van hun herkomst, waaruit zou blijken dat zij als goe-de patriotten bekend stonden en de eed op de Satisfactie hadden afgelegd. Dat hadgrote beroering binnen de Amsterdamse kolonie te Haarlem gegeven. De herenverklaarden bij die gelegenheid dat zij hun eed in handen van de Haarlemse burge-meesters hadden afgelegd en dat die van Amsterdam gheen regenten veur henluy-den waren53.

Na de overgave van Amersfoort waren de ballingen verder getrokken, van wieeen aantal in het Kleefse Kalkar en Emmerik - daar zou de pastoor van de OudeKerk zijn laatste standplaats krijgen - terecht kwam. Anderen vestigden zich inGroningen; een stad die evenals Amersfoort een overwegend katholieke bevol-king had behouden en waar de Spaanse factie sterk was. Groningen stond echtersedert 1577 onder een Staatse gouverneur, de graaf van Rennenberg. De Amster-dammers deden er ijverig mee aan het politiek gekonkel en op 3 maart 1580 bracht‘het verraad’ van Rennenberg Groningen weer aan Spaanse zijde. Het zal aan dezeAmsterdammers te danken zijn geweest dat hun vroegere stadsgenoot vroedschapCornelis Boelen (1552-Emden 1584), die juist voor zaken in Groningen was, ge-vangen werd genomen en gedetineerd54.

‘Het verraad’ van Rennenberg werd door de harde kern der calvinisten politiekzeer uitgebuit om de onbetrouwbaarheid der katholieken aan te tonen. Bij devoorbereidingen van de omwenteling van mei 1578 had men nog de hoop gekoes-terd dat hervormden en katholieken in de Amstelstad hun geloof vreedzaam naastelkaar zouden kunnen belijden. Men had daarbij de gedachte gehad om de OudeKerk aan de hervormden toe te wijzen en de Nieuwe Kerk voor de katholieke ere-dienst in stand te houden55. Door de uitgeleiding van de geestelijkheid inclusief depastoor van de Nieuwe Kerk op de 26ste mei 1578 was daar niets van terecht geko-men. Dat was de zoveelste streep door de verwachtingen van Oranje’geweest omeen tolerant leefklimaat te kunnen scheppen. De buitenlandse politiek bepaalde derest. Het calvinistische karakter van de jonge staat zou steeds meer naar voren ko-men. ‘Het verraad’ van Renneberg was een stevig argument in handen van de cal-vinisten om het pad der vreedzame coëxistentie te verlaten.

Na mei 1578 had nog een achttal gematigde staatsgezinde katholieken zitting inde Vroedschap gehad. Het burgemeesterschap was sedert het vertrek van burge-meester Jan Claesz Cat voor hen onbereikbaar geworden. Een enkeling trad nogop als schepen of weesmeester, totdat zij na 1583 ook uit deze ambten werden ge-weerd, toen het calvinistische karakter van de staat werd doorgedrukts6. In de re-gentencolleges zonder politieke invloed bleven de katholieken langer in functie,zoals bij de Gasthuizen. Toch waren er niet altijd voldoende hervormden van aan-zien voor de te verdelen functies voorhanden. Het meest bekend is de benoemingvan de humanistische katholiek Hendrick Laurensz Spiegel die in 1589 een plaatsin de admiraliteit van het Noorderkwartier kreeg toegewezen, maar daarin geenzitting wilde nemen en voor die weigering werd beboet. Voordien zou hij Om hetSchepenamt zijner Geboortestad te ontgaan (-) zich voor eenigen tijdt naer Haer-

35

lem met der woon hebbe begeven 57. Na de affaire van zijn benoeming in de Admi-raliteit verliet Spiegel de Amstelstad en vestigde zich te Alkmaar, waar hij in 1602hertrouwde met een dochter van de uitgeleide vroedschap Jan Claesz van Mar-cken. Spiegel werd in Alkmaar geen poorter om te voorkomen dat hij ook daarvoor regeringsfuncties in aanmerking zou komen!

Met de dood van Oranje was er in 1584 een zeer moeilijke periode voor de Re-publiek aangebroken. Eén week vóór de aanslag op de prins had Parma zijn troe-pen naar Antwerpen gestuurd om de stad aan de Schelde te belegeren. Met gewelden verraad viel hem de ene stad na de andere in handen. Op 10 maart 1585 moestBrussel zich overgeven en drie weken later werd Doesburg door katholieke boe-ren uit de omgeving in zijn handen gespeeld. Spaansgezinde katholieken wisten op15 april de Staatse bezetting van Nijmegen te verdrijven. Toen Mechelen op 19 ju-ni capituleerde en het er naar uit begon te zien dat Parma ook Antwerpen op deknieën zou gaan krijgen, begon men in Amsterdam terdege rekening te houdenmet een actie van Spaansgezinden. Een nederlaag van de Staatse troepen in juni bijAmerongen werd de aanleiding om in verschillende steden een aantal fervente ka-tholieken de stad uit te sturen’*:

111. DE OP 25 JUNI 1585 VERBANNEN KATHOLIEKEN

1. Jan VechterszZie 1 nr 5.

2. Jan van MarckenZie 1 nr 23.’

3 . Jan Philipsz58aregent Weeshuis 1569-1578, viskoper, bergenvaarder, woonde aan de Nieuwendijk in ‘de Stock-visch’ (nr 220) (e) 1557, begr. Amsterdam NK 1 juli 1587 (beluid), zn van Philip Aertsz, woondeaan de Zeedijk in ‘de Moelen’ (e) 1543, en Aertgen Reijersdr, tr. 1555/60 Anna Hendricks (vanSanten), begr. Amsterdam NK 24 okt. 1587 (beluid)Kohier 1585 (N.Z. fol. 161): f 8.- (N.B. niet voldaan).

4 . Cors Pie terszZie 1 nr 44.

5. Heer Pieter Coelt jenpriester

6. Gerrit Gerritsz (Goutsekerck)58bgeb. Gouda, lakenkoper te Amsterdam, woonde aan de Nieuwendijk in ‘de Goutsche Kerck’ (nr175) (e -1569- h in 1562 van Claes Pietersz Can: zie Bijlage 1 nr 23), regent O.L. Vrouwengast-huis 1558/59/60/61/62/63/64065/66/67/68/69/70f71f72l73, begr. Amsterdam NK 14 febr. 1605(beluid), zn van N.N. ; tr. Mary Symons (Garst), begr. Amsterdam NK 8 okt. 1610 (beluid).N.B. Hij was een zwager van oud-burgemeester Jan Vechtersz (zie nr 1).Kohier 1585 (N.Z. fol. 94): f 6.-

36

7 . Tonis de waagdrager.

8. Cornelis Gerritsz Fijtzuivelkoper (?), woonde op de Dam in ‘t Botervat’ (h), begr. Amsterdam NK 27 febr. 1588 (be-luid).Kohier 1585 (N.Z. fol. 190): f 6.-

9 . Symon Jansz, houtkoperZie 1 nr 42.

10. Heer Gerrit de bakkerszoonpriester.

ll. Jacob van Campen, nu ter tijt sessendertich wesende.Zie (1 nr 32) 11 nr 8.

12. Steven FransznZie 1 nr 41.

13. Popius Dircksz, de zoon van Dirck Jan.Zie 1 nr 37.

14. Dirck Elbert Marcuszgeb. vóór aug. 1554, woonde aan de N.Z. Voorburgwal achter de Nieuwe Kerk, begr. Amster-dam NK 2 nov. 1605 (beluid), ongehuwd. Broer van nr 15.

15. Cornelis Elbert MarcuszZie 1 nr 36.

16. Ellert Hendricksz Rooclaeshoutkoper (?), woonde in de N.Z. Houttuinen (nr 14) (e) en na zijn terugkeer ca 1588 in de SintAnthonisbreestraat, begr. Amsterdam NK 29 maart 1610 (beluid), zn van Hendrick Roociaesalias Hendrick Reijnertsz en Nee1 Claesdr; tr. 12 april 1575 Stijn Lenaertsdr Graeff, geb. 1550.Kohier 1585: -

17. Jan de bakker

18. Jan Garbrantszzeilenmaker, woonde in de Sint Jacobskapelsteeg (= Haringpakkerssteeg) in ‘t Witte Lam’ 1584en aan de Nieuwendijk bij de Oude Brugsteeg in ‘t roode Lam’ (e) 1592, begr. Amsterdan NK 10juli 1592 (beluid), zn van N.N.; tr. le vóór 1578 Maritgen Jans, begr. Amsterdam NK 18 dec.1583; tr. 2e Amsterdam (0. Stadhuis 17 nov.) 1584 Maritgen Jans, begr. Amsterdam NK 25 okt.1594 (op ‘t Water in ‘t Coninxhooft).Kohier 1585 (N.Z. fol. 32): f 2.-

19. Cornelis Jacobsz,geb. ca. 1540, schoenmaker, woonde aan de Nieuwendijk tegenover de Sint Jacobskapel in ‘tLaersgen’ (nr 72) (e 1566), overl. tussen 1600 en 1611, zn van N.N.; re. tr. ca. 1566 Mary Jans,begr. Amsterdam NZ 14 dec. 1575.Kohier 1585 (N.Z. fol. 18): f 2.-

20. Elbert Jacobsz (Sparendam 1616)59houtkoper, woonde aan de N.Z. Kolk op de hoek van de Haringpakkerij in ‘Sint Jan’ (= Marte-

3 7

laarsgracht nr 2) (e) 1585, vestigde zich in Brabant (Antwerpen?), woonde in 1640 in de Karne-melksteeg, begr. Amsterdam OK 12 febr. 1646 (beluid), zn van Jacob Elbertsz, houtkoper,woonde aan de N.Z. Kolk in ‘Sint Jan’ (e) 1557, en Anna Claes Louwendr; tr. le Griet Jans, drvan Jan Gerritsz en Aeff Jacob Buyckendr; tr. 2e Amsterdam Stadhuis nov. 1605 Griete Pieters,geb. Emden 1579, begr. Amsterdam OK 24 sept. 1640 (beluid).N.B. Uit het eerste huwelijk: Aeffgen Elbertsdr, begr. Amsterdam NK 24 febr. 1588 (beluid), tr.Amsterdam (0. Stadhuis 18 sept. - de bruid geassisteerd door haar grootmoeder Aeff Buycken,haar vader uitlandig) 1585 Frederick Evertsz, woonde in 1597 te Alkmaar, poorter ald. 18 mei1589, en in 1616 te Antwerpen; hij tr. 2e Alkmaar 1588 Trijn Stoffels.Kohier 1585 (N.Z. fol. 7): de broeders in St. Jan f lO.-

N.B. uitgezet en niet voldaan.

21. Jan Jacobszbogeb. 1555, houtkoper, woonde aan de N.Z. Kolk in ‘Sint Jan’ (e -1600) 1585, vestigde zich inBrabant (Antwerpen?). Broer van nr 20.

22. Jan IJsbrantszwoonde in de Nieuwe Brugsteeg in ‘de Scopgens’ (h - 1562; e - 1569), zn van N.N.; tr. Fij Jans.Kohier 1585: -

23. Barent Corneliszcompasmaker, woonde in de Nieuwe Brugsteeg in ‘de Zwarte Raven’ (e) 1553, begr. AmsterdamOK 3 maart 1592 (beluid), zn van N.N.; tr. Neeltgen IJsbrantsdr, begr. Amsterdam OK 16 dec.1595.N.B. Buurman (en zwager?) van nr 22.Kohier 1585: -

24. Tonis Vischer bij ‘t Hooft

Wynolt Feelinck (1530/3S-ca. 16Ofi)Anoniem ca. ljJ5/60,

in collectie Amsterdams Historisch Museum

25. Marcus Willemsz Elantlakenkoper 1562, notaris 1576-1580, woonde in de Warmoesstraat in ‘de Witte Elant’ (nr 127)(e), vestigde zich te Haarlem, overl. ald. vóór jan. 1600, zn van Willem Barentsz, lakenkoper,woonde in de Warmoesstraat in ‘de Elan? (nr 83) (e) 1545, en Trijn Martens; tr. Trijn Jacobsdr,overl. na jan. 1604.Kohier 1585: -

26. Wynolt Feelinck61koopman, woonde in de Warmoesstraat in ‘de Abraham’ (nr 86) (e) 1557, en aan de Zeedijk bij deStormsteeg (e) 1578, overl. na aug. 1604, zn van N.N., tr. ca. 1555 Grietgen Pieters.Kohier 1585 (O.Z. fol. 71): f 2.-

27. Jan die mandenmaker

28. Jan Barentszschoenlapper/schoenmaker, woonde in de Sint Jansstraat in ‘de Vergulde mol’ (h), zn van N.N.,tr. Amsterdam OK 6 aug. 1569 Trijn Hendricksdr, begr. Amsterdam OK 3 maart 1580.Kohier 1585 (O.Z. fol. 28): mogelijk Jan Barentsz, uitdrager, in de Sint Jansstraat f l.-

29. Pieter Zegersz6*geb. 1548, bode van de Weeskamer, afgezet 10 juni 1578, woonde in de Sint Jansstraat in ‘de Oit-moedigen Coninck’ (nr 17) (e) 1577, overl. (aan de pest) 1603, zn van Zeger Pietersz, makelaar,en Anna N.N., tr. Amsterdam OK 3 mei 1572 Barber Jacobs, geb. 1549, uitdraagster, woondeals weduwe in de Sint Anthonisbreestraat (nr 59) (e) 1608, begr. Amsterdam OK 7 dec. 1624 (be-luid).N.B. o.a. zoon Pieter Lastman (1583-1633), fijnschilder.Kohier 1585 (O.Z. fol. 29): f l.-

30. Cornelis Pieterszstoeldraaier, woonde in de Sint Jansstraat (e - fam. vrouw), overl. na febr. 1602, zn van N.N., tr.Amsterdam OK 8 aug. 1574 Engeltje Stevens, woonde in 1606 als weduwe op het Begijnhof.Kohier 1585 (O.Z. fol. 28): schoonzuster Jannetgen Stevens f l.- (niet voldaan).

31. Cornelis Cornehsz Felt (Velt)63geb. 1514, bezocht in 1551 het Heilig Land, woonde in de Warmoesstraat in ‘de Meermin’ (nr 49)(e - 1565) en in 1589 aan de N.Z. Voorburgwal tegenover het Sint Geertruidenklooster in ‘Coe-len’, begr. Amsterdam NK 3 jan. 1589 (beluid), zn van Cornelis Dircksz Felt, koopman, enAlijdt Hendricksdr Loen, tr. Katrijn Claes, begr. Amsterdam NK 20 dec. 1592 (beluid).Kohier 1585 (O.Z. fol. 28): Cornelis Fehen zuster in de Sint Jansstraat f 3.-

32. Volckert Hendricksz Croock’j4geb. 1549, woonde in de Warmoesstraat in ‘Sint Jacob’ ten huize van zijn moeder, zn van Hen-drick Jansz Croock, Sch. 1549/51/57/59/61/63/65/67, R. 1558-1569, Wmr 1564/66/68, O.Z.Huiszittenmr 1538/40/44/45/46, Kmr OK 1558, woonde in de Warmoesstraat in ‘Sint Jacob’ (nr111) (e - vrouw), en Trijn Volckertsdr Coornhert.N.B. Het is ook mogelijk dat zijn broer wordt bedoeld: Jan (Bruyn) Hendricksz Croock, geb.1552, woonde in 1569 (ais koopmansleerling ?) te Antwerpen, tr. Amsterdam OK 28 juni 1573Rus Willems.Kohier 1585: -

33. Jan Dircksz65lepelmaker, woonde in de Warmoesstraat in ‘de Twee Lepelaers’ (nr 171) (e -1583; en e nr 1731588-1596 en nr 64 1593), overl. na 17 maart 1608, tr. Amsterdam OK 16 febr. 1574 Lijsbeth

Schilderij van elfAmsterdamse Jeruzalemvaarders dat ca. 1725 hing in de Gasthuiskerk. v.l.n.r. Pie-ter Hendricxz Opmeer was in Jeruzalem in lfi21>, Coen Barentsz in ljfi0, Cornelisz Feit in lfiS1, JanWoutersz Gael in lfi53, Matthijs van Bancken in 1553, Wouter Burchmanszn in lliS7, Floris Gerritsz1560, Thomas Symonsz in lJ61, Pieter Gijsbertsz Ruysch in 1562, Reijer Willemsz in 1562 en EvertJansz Backer in 1563.N.B. Wouter Burchmansz was hopman onder de Dirckisten en liep in 1578 over naar Don Juan. Hij

werd op 11 juli 1578 ingedaagd en zijn vrouw Nee1 Cornelisdr in mei 1579.Uit Isaack le Long, Historische beschryvinge van de reformatie der stadt Amsterdam, Amsterdam1729, blz 491.

Willemsdr, begr. Amsterdam NK 6 juli 1595 (beluid).Kohier 1585: (O.Z. fol. 44) neef Dirck Govertsz, lepelmaker f l.-

34. Gerrit Gerrit@koopmansbode op Antwerpen, woonde in de Pijlsteeg (e - 1571) 1567, begr. Amsterdam NK 8april 1599 (beluid), zn van N.N., tr. ca. 1565 Claer Hendricksdr, begr. Amsterdam OK 27 mei1621 (beluid).Kohier 1585 (O.Z. fol. 26): f 2.- (N.B. verreisd en niet voldaan).

40

35. Cat de schuitenvoerder

36. Dirck Jan Deijman alias Deijm6’Sch. 1566/68/70/72/74/76, N.Z. Huiszittenmr 1562/63064/65/66, regent Sint Pietersgasthuis1569/71, woonde vóór 1569 aan de N.Z.-Voorburgwal achter de Nieuwe Kerk (e) en daarna inde Nes op de hoek van het Sint Pieterskerkhof (e), kwam in financiële moeilijkheden en verhuis-de naar Haarlem (?), begr. Amsterdam NK 15 april 1610 (beluid), zn van Jan Deijman Gerritsz,regent O.L. Vrouwengasthuis 1536/37/39/40/42/48/49, woonde aan de Nieuwendijk op dezuidhoek van ‘t Hol (nr 192) (e) 1553, en N.N. dr van Dirck Jansz van Sloterdijk en z,uster vanburgemeester Mr. Hendrick Dircksz (Zie 1 nr 2); tr. vóór okt. 1563 Geert Lambertsdr.Kohier 1585 (O.Z. fol. 4): f 25.-; (N.Z. fol. 114): zuster Griet Jan Deijman in ‘t Hol f 18.-

37. Jan Deijman alias Deijmwoonde in de Ramskooi 1585-ca. 1600 en buiten de Jan Rodenpoort aan het Kaatsbaanpad (e),overl. Amstelveen begr. Amsterdam NK 29 sept. 1609 (beluid), zn van nr 36, tr. Amsterdam (0.Stadhuis 2 febr.) 1585 Grietje Cornelis, begr. Amsterdam NK 29 jan. 1645 (beluid OK en NK),dr van Cornelis Jan Evertsz, woonde in de Ramskooi (e), broer van Dirck Jan Evertsz (zie 1 nr24).

38. Claes Jan Deijmanwoonde in 1600 aan de Nieuwendijk, zn van nr 36, tr. N.N.

39. Tonis Barentsz. timmerman

40. Allert Hendrickszwoonde in de Jonge Roelensteeg nz.Kohier 1585 (N.Z. fol. 183): f 3.- (onvindbaar, niet voldaan).

41. Karstenschipper, woonde aan de O.Z. Achterburgwal; mogelijk identiek met Karsten Joachimsz,woonde aan de O.Z. Voorburgwal oz, begr. Amsterdam OK 18 febr. 1593 (beluid), zn van Jo-schim Karstens en Lijsbeth Jacob Schaependr, woonde als weduwe aan de O.Z. Voorburgwal oz1585; ongehuwd.Kohier 1585 (O.Z. fol. 32): f 15.- (N.B. niet voldaan); moeder f 15.-

42.-44. Nog drie Brabanders of VlamingenMogelijk identiek met Wijchman, Sacharias en Christoffel, woonde in de Warmoesstraat (nr40 ?) (h).Kohier 1585 (O.Z. fol. 55): elk f 3.- (niet voldaan)

in margine: Dese sijn van mijne heeren Burgemeesters vrij gegeven, soe mijnheerburgemeester Egbert Roelofs mij den 23en october 8fi angeseijt heefft.

Op 6 juli uitgeleid:

45. Jacob Bickeroverl. buiten Amsterdam vóór mei 1590, zn van Cornelis Rijser Jansz, begiftigd met een vicariein de Nieuwe Kerk 1540/41-1546/47, kapelmr Sint Jacobskapel 1569, woonde aan de N.Z.Voorburgwal tegenover de N.Z. Kolk, en Nies Claes Bickersdr; ongehuwd.N.B. Zijn broer Claes Cornelisz Rijser liep over naar de vijand en werd in mei 1579 ingedaagd.Kohier 1585 (N.Z. fol. 79): Nies Claes (Bicker) f 2.-

4 1

Jan Vechtersz die als eerste op deze lijst van gebannenen voorkomt tekende inzijn eigen exemplaar van de Amsterdamse HandvesteiF over deze gebeurtenisaan: Item op ten xxv dach junij anno 1585 soe sijn er bij burgemeesters, bij capeteij-ne, luytenanten ende van de chrichsraet wt der stede van Amsterdam doen gaen bijdaechs sonneschin ontrent 43 catholicque burgers sonder consent ofte wete van die36 raden, sonder enige oersaick te seggen waeromme. Waarbij hij later aantekende:Die meesterpaert is binnen siaers weder in gecomen soe bij consent als bij oechluy-king. Jacob van Campen kreeg na vijf maanden toestemming om terug te keren.

Pompejus Occo Dircksz was net als Jan Vechtersz een der zeven recidivisten opde lijst, hetgeen betekent dat een aantal van de in 1578 uitgeleide heren ongehin-derd naar Amsterdam was teruggekeerd. Eén dag na de hernieuwde aanzeggingom de stad te verlaten - 26 juni 1585 - liet Occo vóór zijn vertrek uit de stad nogsnel zijn testament opmaken. Zijn buurman die daarbij als getuige optrad is ken-nelijk met hem mee de Amstelstad uitgegaan69. De harde kern der oude Spaansefactie zou echter nooit meer naar Amsterdam terugkomen. Tot hen behoorden deburgemeesters van 1578 die als verantwoordelijken voor de Thesaurie door denieuwe regering waren aangesproken over de tekorten in de stadskas, daar zij zon-der brieven van octrooi grote sommen hadden gelichP.

Onder de uitgeleiden van juni 1585 waren enkele naaste familieleden van de ver-bannenen van 1578. Thans ook drie leden van de familie Deijman, neven van Mr.Hendrick Dircksz. Als leden van de oude garde had Dirck Jan Deijman contactenmet de Spaanse machthebbers 71. Vermoedelijk speelde bij deze uitgeleiding ani-mositeit jegens de oude monarcha mee, maar ook zij keerden al heel spoedig naarhuis terug.

Om de vijand beter te kunnen bestrijden was in de zomer van 1585 door Mau-rits bij de Raad van State en de Staten van Holland een plan ingediend om tot eenspeciale belastingheffing te komen, waaruit onder andere een leger tot het ontzetvan Antwerpen zou kunnen worden bekostigd; een capitale impositie ende willigecontributie. Op 30 juli deed burgemeester Cant in de Raad mededeling dat deplannen waren aangenomen en dat er per stad een quotum was vastgesteld dat overde burgers zou worden omgeslagen. Het vast te stellen bedrag zou elke drie maan-den worden geïnd. Daarvoor werden twee kohieren opgemaakt. In de uitgavedaarvan in 1941 merkt J.G. van Dillen op dat het niet bekend is volgens welkemaatstaven de aanslagen waren vastgesteld, zodat er omtrent de absolute grootteder vermogens van de burgers geen conclusies kunnen worden getrokken. Dat isjuist. Van Dillen negeerde echter het aspect van de willige contributie! Toch pro-beerde hij, geheel ten onrechte, tot een sociale stratificatie te komen: Men moetzich den rijkdom der gegoede Amsterdammers van omstreeks 1585 niet te grootvoorstellen. Groote vermogens waren nog uitzonderingen. Dat ook van dezegroep de meeste aanslagen nog zeer bescheiden waren, blijkt uit het volgendestaatje:

4 2

Aantal

293128703 8

Wie waren deze lieden die de hoogste bijdragen leverden?

IV . DE HOOGSTE BI JDRAGEN IN HET KOHIER VAN 1585

1. Dirck Janszn Graeff2. Mr. Wilhem Bardesius3. Willem Pouwelsz4. Mr. Gerrit Az. van Duyveland5. Mary Gerrits in ‘de Son’6. ‘t Ronde Begijnhof7. Jacob Rauwert8. Aefgen Ghijsberts9. Machtelt Schaep

10. Mathijs Burchl l . Arent Bouwer12. Marten ten Berch13. Cornelis Jansz Kies14. Hans van Elsen15. Giert Jan Oomendr16. Adriaen van Duyveland17. Trijn Symon Baucken wed.

Gerrit Jacobz Schaep18. Agnies van Alkemade19. Claes Cornz. Vlooswijk20. Willem Barentsz, de gierige21. Cornelis van Rijeck22. Jan van Heussen23. Gerrit Bicker24. Griete Dircks wed. Vlaming25. Willem IJsbrantsz (Kieft)26. Lijsbet Jans (Pledtser)27. Egbert Roelofsz28. Jan van Gheesten29. hopman Pieter van Neck30. Claes Overlander31. Jan Jelisz Valckenier + zn32. Dirck Boelen

R. enB.R. en B.R. 1578

R. 1578

R. 1578

R 1569

R. 1590

R. enB.

herv.herv.r kr kFf’

r kr kherv.herv.herv.herv.herv.herv.herv.r k

herv.r kherv.r kr kherv.herv.herv.herv.herv.herv.p$

herv.herv.herv.

f;;E:;+ 60.-

f 150.-f 150.- (niet)“”f ;;& (niet)

f120.-

f 9i.If SO:-

j 8E.I

f $1f 80.-f 80.- (niet)

43

33. hopman Gherijt Vos34. Hendrick Hudde35. Jan Verburch36. Govert Dircksz Wuytiers37. Jacob Jansz Benningh38. Jan Lourensz Spiegel39. Gerrit Wolphertsz (v. Diemen)40. Trijn IJsbrants (Hem) wed. Marten Jacobsz (van Zell)

N.B. haar zoon Jacob Martsz betaalt (f 19.-) niet.41. Reijnier Cant42. Jannetgen de Wael43. Jan Pietersz Coeckebacker44. de lombart Johan Langnier45. Dr. Marten Coster46. Cornelis de Vlaming47. Stijn IJsbrants (Kieft)48. Adriaen Cromhoudt49. Lijbeth Pieters wed. Bicker50. Jan Meurling51. Jacob Boelen52. Frans du Gardijn + zrs.53. Hans Vlamingh54. Hans Symons, de olde55. DirckThonisz int Spijckervat56. Giert lans wed. Conrelis Fransz + kinderen57 . GerriiCorver58. Cornelis Benning Jan Duyvenzn59. Cornelis Claesz Grooff60. Ael Pieters (Garbrants) + dr. IJtgen Elbert Marcus61. Adriana Pieters62. IJsbrant Martsz (N.B. zoon nr 40)63. Thijmon Meijnertsz64. Mr. Cornelis Romeniiboot65. Claes Fransz Oetgens’66. Jacob Bas67. Balthasar Appelman68. Huybert Appelman69. Lijsbet van Loenen wed. Willem Wz. Backer70. Francois Faegel7 1 . Lourens Bicker72. Hillebrant Gielisz (Deijman)73. Frans Henricxz Oetgens74. Marie Claesdr75. Hendrick Claesz Grol76. Marten Gielisz (Deijman)77. Jan Hendricksz (Coesvelt)78. Claes Elbertsz Goyer7 9 . Jaques Bernard80. Thomas Elbertsz81. Pieter Adriaensz (Paeuw)82. wed. Jacob Cornelisz (Nobel)8 3 . Willem Nooms8 4 . Dirck Barthoutsz

44

herv.R. 1587 herv.R. 1584 herv.R.1579-1583 herv.

herv.R. 1578 herv.

herv.r k

R. en B. herv.herv.herv.herv.

R. en B. herv.herv.herv.

R. en B. herv.herv.

R. 1582 herv.Sch. 1583 herv.

herv.herv.herv.. . . .

R.1571.1577 r kherv.

R. 1584 herv.W

CZN.rkherv.

(R. 1578) rkSch. 1583 herv.B. 1581 herv.R. 1578 herv.

herv.herv.herv.herv.rk

Sch. 1589 f 40.-(herv.)herv.rkherv.

Sch . 1581 herv.herv.herv.

R. 1586 herv.R.1562.1573 r k

!k”“.’

f 50.-f 50.-f :i.:(niet)

f 46:-

85. Yem Ghijsbertsz86. Lijsbet Cornelis87. Herman Rodenburg88. Jacob Fransz Oetgens8 9 . Cornelis Schot + Gielis Hessels (wezen)90. pensionaris Mr. Nicasius de Silla91. Jan Persijn92. Jacob van Amerongen93. Michiel Conrelisz94. Trijn Jacobs wed. Hudde95. Pieter Lijntgen96. Jan Claesz Boelen97. kind. Barent Frencking9 8 . HansRendorp -99. Griet Tans (Kies)

100. Trijn Syverts wed. Reijnst101. CIaesgenIJsbrants(Hem) wed. Haeck102. Thomas van Tongerloo103. Hector Houijn104. Lijsbeth Pieters wed.

‘FaC (niet) = niet voldaan.

rk

R. 1578 her,.R. 1578-1583 herv.

herv.herv

Sch. 1578 rkherv.herv.herv.

R. 1597 2%herv.herv.herv.herv.herv.herv.herv.

4 0 . -4 0 . -40.-40. - (n ie t )40.- (l/z niet)4 0 . -4 0 . -40.-(niet)4 0 . -4 0 . -4 0 . -4 0 . -4 0 . -4 0 . -4 0 . -4 0 . -4 0 . -4 0 . -4 0 . -4 0 . -

Op deze lijst van ruim honderd Amsterdammers die het meest bijdroegen in hetkohier waren er ongeveer twintig katholiek, van wie er vier niet betaalden. On-danks de verbanningen in 1578 en juni 1585 is dit aantal bepaald niet representatiefvoor de verhoudingen tussen de katholieken en hervormden in de zomer van1585. Zo snel was de protestantisering in Amsterdam niet gegaan dat in 1585 nogmaar een vijfde deel van de gegoede burgerij katholiek zou zijn gebleven. Waarmoeten wij deze katholieken in het kohier zoeken?

Van de hoogst getaxeerden waren de katholieken Gerrit Adriaensz Duyveland(f 150.-), Aeffgen Ghijsberts (f go.-) en Adriaen van Duyveland (f 80.-) familievan de vroedschap Willem Pouwelsz, heer van te Nesse (f ISO.-), bij wie wij dooreen later huwelijk ook Jacob Rauwert (f 120.-) mogen rekenen. Zij hadden eenHaarlemse achtergrond en de Van Duyvelands betaalden niet door naar de Spaar-nestad uit te wijken. Het is overigens opmerkelijk dat Willem Pouwelsz de bijdra-ge van f 2OO.- van Mr. Wilhem Bardesius, de burgemeester met het magnificat diezowel katholieken als doopsgezinden welgezind was73, kwam voldoen.

De katholieke raad Mr. Cornelis Willemsz van Rijeck droeg f 7O.- bij, evenalszijn zwager Willem Barentsz, de gierige, terwijl de in 1578 weigerachtige vroed-schap Mr. Cornelis Jan Barentsz Romenijboot het bedrag van f 50.-, waarop hijwas getaxeerd, niet voldeed door naar Alkmaar te verhuizen. Jan Persijn die in1578 slechts enkele weken schepen was geweest en daarom niet belangrijk genoegwerd geacht om te worden uitgeleid, hoewel hij in 1573 drie maanden onderdakaan Alva had verleend, betaalde f 40.-.

Als zuster en schoondochter van twee in 1578 verbannen vroedschappen maaktAgnies van Alckemade met haar bijdrage van f 75.- een wat verdwaalde indruk op

45

Hendrick Laurensz Spiegel (1549-1612)gravure 1579

deze lijst. De reden zal zijn dat zij als weduwe liever het bedrag, waarvoor zij inhet kohier was getaxeerd, voldeed om met rust te worden gelaten. Enkele jaren la-ter vestigde zij zich toch bij haar geestverwanten te Haarlem. Diezelfde overwe-gingen kunnen voor enkele andere weduwen van Spaansgezinde katholieke radenhebben gegolden; als, Ael Pieters weduwe van Elbert Dircksz Marcus, bijge-naamd ‘Nero’, R. 1552-1574 (f 50.-), Gier t Jans weduwe van Cornelis Fransz, R.1571-1577 (f 50.-) en de weduwe van Jacob Cornelisz Nobel, R. 1562-1573(f 40.-).

Dat de vermogende begijnen, die zowel in het Spaansgezinde als in het Staatsge-zinde kamp veel vooraanstaande familieleden hadden, de hen opgelegde f 15O.-hebben voldaan, zal eveneens uit tactische overwegingen zijn geschied. De materen nonnen van het vroegere rijke Oude Nonnenconvent komen voor met een bij-drage van f 2O.-, maar het paterhuis van het Gasthuis stond leeg, of men droegniet bij. Op de 25ste juni hadden twee priesters tot de verbannenen gehoord, maarde twee die hadden mogen blijven droegen elk f l.- bij (0.2. fol. 12), welk bedrageveneens werd betaald door de schatrijke pater van het Sint Agnietenconvent Wil-lebrord Gielisz (N.Z. fol. 231).74

De notaris Jan Jansz Pylorius, die vrijwel de gehele katholieke elite tot zijnklandizie mocht rekenen, komt slechts met een bedrag van f 2.- in het kohiervoor. Zal hij zo weinig met het opmaken van zijn akten en voor het sluiten vankatholieke huwelijken hebben verdiend, dat hij niet meer opbracht dan de solda-ten die f l.- of f 2.- betaalden? De organist van de Oude Kerk Jan Pietersz Swee-linck, wiens nakomelingen tot het puik van de katholieke samenleving in Amster-dam behoorden, betaalde zelfs zijn f 2.- niet, terwijl de speelman Philips (O.Z.fol. 62) wel f l.- opbracht.

Laten wij de volgende voorbeelden uit de families Spiegel en Buyck eens nader

46

Corneh Cornelisz Buyck (1519-1602)Pieter Pieters (?) anno 1594 aet. 75Particuliere collectie Darmstadt.

Foto: Iconographisch Bureau Den Haag

bekijken: De humanistische geleerde en koopman Hendrick Laurensz Spiegel be-taalde f 35.-. Zijn broer Pieter Laurensz Spiegel f 36.- (evenals diens schoonzus-ter Machtelt Pietersdr) en hun zuster Mary Laurens Spiegel, medestichtster vanhet R.C. Maagdenhuis, f 18.-. Dat hun broer Jan Laurensz Spiegel als raad metf 60.- in het kohier voorkomt, ligt voor de hand. De vele katholieke familieledenwaren echter een beletsel dat Jan Laurensz Spiegel een kussen als burgemeesterkreeg of werd toegelaten in de schepenkamer vóór 1589. Men hield hem zelfs ge-heel ten onrechte voor gespanioleerde ende den Spaniaerden toegedaen te zijn.75Evenmin kan men de katholieke familieleden voor Spaansgezind houden. Het iszelfs denkbaar dat Pieter Cornelisz Hooft de familie Spiegel op het oog had, toenhij in zijn Historien schreef dat het slagen van de opstand evenzeer aan de mede-werking der katholieken te danken was geweest.

Hoe geheel anders is het beeld bij de familieleden van de naar Emmerik uitge-weken pastoor van de Oude Kerk Jacob Buyck. Hoewel zij in de Warmoesstrpatwoonden komen zij met uiterst kleine bedragen in het kohier voor: zijn vader Co-nelis Buyck Cornelisz met f 2.-, zijn broer Adriaen Buyck met f 2.- en zijn zwa-ger Steven Stevensz met f 4.-. Al1 een de hervormd geworden broer HendrickBuyck, die in 1594 een der bewindhebbers van de Compagnie van Verre zou zijn,betaalde f 12.-. In 1583 was Cornelis Buyck Cornelisz hertrouwd met een doch-ter van de brouwer Thijman Claes Doedenzn - een broer van de in 1578 uitgeleideraad Jan Pijl Claesz - die niet meer dan f l.- opbracht. Ging het de familie Buyckin 1585 slecht, of moeten wij wat anders achter deze lage bijdragen zoeken? Hetmoet hun Spaanse gezindheid zijn geweest die hen niet deed meebetalen aan de‘bevrijding’ van het Zuiden en dientengevolge waren hun bijdragen symbolischklein of zij betaalden niet mee. Daarin kwam het vrijwillig aspect van deze belas-tingheffing tot uiting!

47

Steeds weer zal men ontdekken dat katholieken in goede doen voor uiterst klei-ne bedragen staan genoteerd, welke in geen enkele verhouding tot hun rijkdomstaan.76 Anderen zal men node missen. Het kohier van 1585 levert ons dan ookgeen enkel houvast voor de gegoedheid van de Amsterdamse inwoners in dat jaar.Wel is het betaalde bedrag een belangrijke indicatie voor hun politieke stellingna-me aan Staatse of Spaanse zijde, maar geen graadmeter voor hun welstand!

N O T E N

1. J. ter Gouw, Geschiedenis van Amsterdam, dl VII (1891), blz. 333 e.v.; B.J.M. de Bont, De uit-zetting te Amsterdam van Katholieken in 1578 en 1585, in De Katholiek, dl 101, blz. 69-86; J.Z.Kannegieter, De Alteratie van Amsterdam en enkele er op volgende gebeurtenissen (Nieuwe fei-ten en verhalen), in mb 48 (1961), blz. 176-182 en 196-201. R. Fruin, Aanteekeningen van pas-toor Jacob Buyck, over de stemming der katholieke gemeente en der regeering van Amsterdamtijdens het ‘geus worden’ der stad, overdruk uit de Bijdragen en Mededelingen van het HistorischGenootschap 1895; B.H. Klönne, Amstelodamensia, Antwoord aan Dr. R. Fruin, Amsterdam1896; R. Fruin, Een proeve van averechtsche geschiedschrijving, in de Gids 1896; B.J.M. deBont, ‘Jacobus Buyckius exulans libenter’, Mijn antwoord aan Dr. R. Fruin, Amsterdam 1896.

2. Anoniem, 3e druk Keulen 1649, blz. 131 e.v. Tot voor kort werd de Jezuïet Augustijn van Teij-lingen (Haarlem 1587-1669) voor de auteur gehouden, maar onlangs werd Schellingwou als deschrijver herkend (Zie: B.Z. Vermaseren, De katholieke Nederlandse geschiedschrijving in de16e en 17e eeuw over de opstand, 2e druk (met aanvullingen), Leeuwarden 1981, blz. L).

3 . Elias, blz. 305;jb73(1981), blz. 73n. 2;Inbr. WKnr9,fol.280v,dd17.7.1572;Not.M. JzvanWoerden, N.A. Haarlem nr 5, fol. 154, dd 19.1.1584 en nr 6, fol. 58v, dd 6.5.1585.

4. J.Z. Kannegieter, Burgemeester Hendrick Dircksz en zijn familiekring, in mb 54 (1967), blz.104-lll;Not. M. Jz. vanwoerden, N.A.Haarlemnr 4, fol. 95v-96v, dd6.7.1581: testamentvanTiete Popius weduwe van Dirck Jan Heijnricxz van Amsterdam (ziek), ten woonhuize van Mr.Hendrick Dircxz in de Lange Bagijnenstraat.

5 . B.J.M. de Bont, Genealogische en biographische mededelingen over de voorouders en afstam-melingen van Joost Buyck Sijbrantsz., ridder, etc., Amsterdam 1902; N.N.B.W. dl VI (1918),kol. 244.

6 . B.J.M. de Bont, Cornelis Jacobsz Brouwer, genaamd Bam, in Amsterdamsch Jaarboekje 1890,blz. 139-163; Id., in de Navorscher 1891, blz 439 e.v.; H. Schrader, Die BürgermeistersfamiheCornelis Jacobsz Bam, gen. Brouwer von Amsterdam in Kalkar 1578-1630, Kalkar 1935.

7 . Not. J. Jz. Pylorius, N.A.A. nr 1, fol. 161, dd 17.2.1581: huw. voorw. tussen IJsbrant IJs-brantsz Prins en Ael Jansdr met haar ouders Jan Vechtersz, oud-B., en Sij Symonsdr. Gepasseerdop ‘t Reguliershof buiten de stad. Getuigen o.a. Cornelis Willemsz van Rijeck, R. en Sch.; Id.,N.A.A. nr 3, fol. 430, dd 6.11.1598: boedelscheiding Jan Vechtersz en Lucie Symonsdr. Get.o.a. Gerrit Gerritsz Goutsekerck, schoonoom van de kinderen; kw. 4, fol. 119, dd 25.5.1564.

8 . B. J.M. de Bont, Het geslacht Occo etc., Amsterdam 1893; 0. Nübel, Pompejus Occo 1483 bis1537, Fuggerfaktor in Amsterdam, Tübingen 1972; B. Huys, Occo Codex, Buren 1979.

9 . Rentebr. nr 9, fol. 3OOv, dd 31.8.1587; Not. J. Ghijsbertsz, N.A.A. nr 34, fol. 285, dd 17.6.1602en fol. 382v, dd 22.3.1603; Id., nr 27, fol. 327, dd 3.1.1608.

10. Inbr. WK nr 10, fol. 285v, dd 25.8.1581; Not. M. Jz van Woerden, N.A. Haarlem nr 4, fol.226, dd 5.5.1582: testament en nr 9, fol. 126, dd 17.5.1593: boedelscheiding.

ll. Not. M. Jz. van Woerden, N.A.Haarlem nr 5, fol. 4Ov, dd 29.4.1583: Cornehs Claes Meeusz,63 jaar, en Jan Vechtersz, 62 jaar, poorters van Amsterdam en residerende te Haarlem, verklarenzij kennen Hillegont, Geertgen en Claes, kinderen van Reijnier Heijndricksz van Amsterdam bijAechte Hubertsdr.

48

12. F. Beelaerts van Blokland, Het geslacht Sandelijn, in De Ned. Leeuw 1903, kol. 271-275 en1904, kol. 49-53; Not. M. Jz. van Woerden, N.A.Haarlem nr 4, fol. 208, dd 18.4.1582.

13. I.H. van Eeghen, Inventaris van het familie-archief Moens, Amsterdam 1955, blz. 24-27 en 52.53; mb Ons Amsterdam jg 29 (1977), blz 46-52 en 73-78.

14. J.Z. Kannegieter, Wessel Jacobsz, in mb 49 (1962), blz. 9-19 en 30-37.1 5 . Not. M. Jz. van Woerden, N.A.Haarlem nr 4, fol. 21, dd 15.2.1581; nr 5, fol. 8, dd 19.1.1583 en

nr 6, fol. 105~1, dd 26.6.1585.16. Not. M. Jz. van Woerden, N.A. Haarlem nr 2, fol. 264v, dd 10.121578: attestatie door Sijbrant

Willemsz Stam, 41 jaar, Jan Duven, 36 jaar, en Johan Bon, 40 jaar; N.N.B.W. dl IV, kol. 539.1 7 . A.H. Drijfhout van Hooff, Een Waterlandse familie (Rijser, Zegers Rijser), in Ned. Leeuw jg 72

(1955), kol. 205-222 en 234-253, kol. 218-221.18. Not. J. Ghijsbertsz, N.A.A. nr28, fol. 376, dd22.7.1610. KW. 8, fol. 115v, dd23.5.1569.18a KW. 11, fol. 1 lOv-112, dd 26.6.1585: Jan Philipsz, bergenvaarder, als gemachtigde van Nee1 Jans

van Santen weduwe van jonge Jan Rijser (procuratie voor schepenen van Emmerik dd 28.4.1585,waarbij Jan van Xanten als haar voogd optreedt) transporteert een h+e ‘de Rode Leeuw’ op deMiddeldam aan Cornelis Jansz, bergenvaarder; zie ook: Rentebr. nr 8 (oud 13), fol. 47, dd15.11.1580.

19. J. Belonje, Haarlemmer Houttuinen no. 65, in mb 38 (1951), blz. 126; I.H. van Eeghen, De fa-milie Van Marcken in Amsterdam, in mb 39 (1952), blz. 61-63; Not. H. Jz. van der Lijn,N.A.Alkmaar nr 22, fol. 6, dd 26.2.1615: testament en nr 24, fol. 191v, dd 21.7.1620: codicil.

20. Not. J. Jz. Pylorius, N.A.A. nr 1, fol. 34v, dd 7.5.1579: verklaring dat 10 à 11 jaar geleden eenhoogduitse vaandrig Martin logeerde bij Dirck Jan Evertsz en zijn vrouw Wijne Heesen.

21. C.W. Delforterie, Brieven van legitimatie 1588-1794, in Jaarboek Centraal Bureau voor Gene-alogie, dl 30 (1976), blz. 180-206, blz. 190: 3.12.1603 legitimatie natuurlijke dochter AnnitgenBuyck, geb. 1579.

22. Er staat Evert Gerritsz Sop. Bovendien zou volgens Ter Gouw (dl VII, blz. 377) zijn opvolgerMaerten Fransz Persiin ziin uitgeleid. Hii hen over naar Don Tuan en werd in mei 1579 inee-daagd. Persijn werd vermoedelijk niet uitgeleid, evenmin als Pieker Oly (nr 38) werd verban&,want in dat geval zou er geen aanleiding zijn geweest om hen in te dagen.

23. jb. 68 (1976), blz. 15 n. 4; zijn zoon Pieter Jansz Feckerdeij werd op 6.5.1597 als schoenmakerpoorter van Alkmaar.

24. W. Moll, Het huis van Wassenaar-Duivenvoorde en zijn naaste omgeving, in Die Haghe jb 1955,blz. 1-34, blz. 22.

25. R. Bijlsma, De geslachten Schouten-van der Gaffel-van Flory en Van Mierop-de Montmorency-le Tv’asseur-d’Aumale als bezitters van hofsteden in de Baronie van Wassenaer en Zuydwijck, inDe Ned. Leeuw 1935, kol. 357-365; Not. M. Jz. van Woerden, N.A.Haarlem nr 4, fol. 120, ddsept. 1581: Jan Miechiel Louffsz van Amsterdam bekent aan Nelle Willem Stickelsdr, zijn huis-vrouws zuster, een losrente van 30 kar. gl. sjaars schuldig te zijn volgens een oude rente die hijgewoon was uit te reiken tot onderhoud van vijf lampen voor ‘t Heilig Sacrament in de Sint Nico-laas Parochiekerk te Amsterdam, volgens een bezegelde brief dd 30.10.1570, welke akte voor ge-casseerd wordt gehouden (zie ook fol. 118); Not. H. J z. van der Lijn, N.A.Alkmaar nr 16, fol.80, dd 3.12.1602: testament Jan Michiel Louffsz en Marie Willem Stickelsdr, van Amsterdamwonend te Alkmaar. Hun eerder testament dd 22.5.1570 voor schepenen van Amsterdam. Elkkind heeft twee huisjes in ‘t Hol te Amsterdam gehad, behalve Maritgen één. De testateurs be-stemmen 12 huisjes in het Slompensteegje in de Sint Nicolaasstraat te Amsterdam voor de Armenom Gods willen, waarvan de andere helft van Nee1 Willem Stickelsdr komt. Voor de reparatie enhet onderhoud van de huisjes bestemmen zij een oud-eigen van f 7.- per jaar. Zij legateren aanhet Arme Meisjeshuis te Amsterdam f 150.-, of een goede rente van f 9.- per jaar. Etc. ; Id. Nr16, fol. 140, dd 26.4.1603: testament van Jan Michiel Louffsz, inwoner en poorter van Amster-dam. Hij verklaart dat zijn bastaart-dochter Maritgen Jans, thans 50 jaar, door kwaad fortuin vanhaar man z.g. ingrote desolate en benautheid is gekomen, dat zij de huishouding heeft voor tweekinderen en nu op haar oude dag zal moeten gaan dienen om de kost te winnen. Uit eigen midde-len bespreekt hij voor Heijltgen en Anthonitgen elk een lijfrente van f 15.- sjaars. Daar hun moe-

4 9

Lange Voorhout in DenHaag uit ‘Howwelick’ doorlacob Cats 1625. Rechtshet huis Van Wassenaar-Duivenvoorde, waarvande heer Van Wassenaar in1585 zei: nyet te mogen ge-ven. Na de open ruimteachter het huis Van Wasse-naar-Duivenvoorde hetpand dat eigendom werdvan de uit Amsterdam ver-b a n n e n J a c o b GewitszTheeus die slechts tweegulden bijdroeg tot hetontzet van Antwerpen.

der niet van hem mag erven, zal zij de lijftocht van de lijfrenten hebben. Bovendien maakt hij Ma-ritgen Jans een lijfrente van f 20.- sjaars; Id. nr 23, fol. 141, dd 12.9.1617: testament van MichielLouffsz van Amsterdam. Hij legateert Maritgen Jans, zijn zuster, alle meubelen, boeken etc. +f lOO.-. Adres: Langestraat zz.

26. Not. J. Jz. Pylorius, N.A.A. nr 2, fol. 92, dd 21.7.1588: Agnete van Alckemade weduwe van Ja-cob Cornelisz, geassisteerd door Cornelis van Rijck Willemsz, raad, verklaart een accoord dd25.1.1580 te willen revoceren, waarbij zij en haar broers Willem, Jan en Claes van Alckemade,een afspraak maakten over de hen toekomende erfenis van Jacob van Alckemade, wonende in hetland van Kleef, omdat zij bij die gelegenheid niet correct heeft gehandeld.

27. Hij heeft in de literatuur ten onrechte de familienaam Ruysch gekregen.28. Not. J. Jz. Pylorius, N.A.A. nr 1, fol. 122a, dd 26.4.1580: verklaring dat Zybrant Willemsz

Stam 12 dagen voor lichtmis j.l. logeerde in de Nieuwe Herberg buiten de Haarlemmerpoort endaar een lang onderhoud had met Jacob Lambertsz, bakker van Amsterdam; Wagenaar dl 1(1760), blz. 383.

29. N.A. Alkmaar nr 5, fol. 142v, dd 4.7.1594: codicil Griete Pouwelsdr wed. van Bouwen Reijerszvan Amsterdam; Not. J. Ghijsbertsz, N.A.A. nr 24, fol. 155, dd 14.2.1598: testament Id.; KW.4, fol. 6Ov, dd 20.4.1564: Bouwen Reijersz, haringkoper, transporteert Jan Dirck Marcus eenh+e aan de O.Z. Voorburgwal.

30. J.G. Kam, Waar is dat huis in de Warmoesstraat, Amsterdam 1968, blz. 393.30a Div. Mem. Wk nr 1, fol. 262, dd 28.4.1590 en fol. 272, dd 21.5.1591.31. Fam. Arch. De Graeff (P.A. 76) nr 227, fol. 40.32. Ter Gouw, dl VII, blz. 295 n. 1.

33. Not. M. Jz. van Woerden, N.A.Haarlem nr 5, fol. 339v, dd 26.11.1584: Lambrecht Reijersz vander Horst bekent ontvangen te hebben van Sybrant Ocko, Cornelis Jacobsz Brouwer, JacobTheus Gerrytsz, Hereman Ghijsbrechtsz, Pompeus Occo Dircxz v.z.z. en de gemene erfgena-men van za. Mr. Heijndrick Diricxz de som van f 2620:14:12 ter aflossing van een rentebrief van185 gl. sjaars + rente dd 19.9.1569 ten laste van Andries Holesloot en ten voordele van LijsbetBrunten, Lambrechts huisvrouwen moei; Id. nr 9, fol. 352-356, dd 21.6.1592: Testament Lam-brecht van der Horst Reijersz en Stijn Reijer Bruntendr. Kinderen: Andries, Hendrick, Reijnieren Catharina. hun dochter zal alle juwelen krijgen o.a. gekomen van de grootmoeder van de testa-teur Hillegont Ghijsbertsdr van der Horst. Voogden: Mr. Frederick Brunt en Elysabeth Brunten,oom en moei der kinderen.

34. D. Illmer, H. de Ridder-Symoens en C.M. Ridderikhoff, P remier livre des procurateurs de la na-tion Germanique de l’ancienne Université d’orléans 1444-1546, Vol. 11, Leiden 1980, p. 467.

35. Delforterie (zie n. 19), blz. 190: legitimatie van zijn natuurlijke zoon Mr. Dirck Cornelisz dd22.10.1604; KW. 12, fol. 341, dd 31.5.1588: Mr. Cornelis Jan Barentsz transporteert h+e ‘deKerckmat’ op ‘t Water; KW. 14, fol. 414: Id. transporteert h+e in de Jan Corstensteeg, het 2e ach-ter ‘t Romenijeboot’.

36. Ter Gouw, dl VII, blz. 294-295; Wagenaar de 1(1760), blz. 383.37. Not. J. Jz. Pylorius,N.A.A. nrl,fol. 35v,dd19.5.1579;D.T.B.nr662,fol. 15,dd7.9.1585.38. Not. J. Jz. Pylorius, N.A.A. nr 1, fol. 53, dd27.8.1579.39. Not. J. Ghijsbertsz, N.A.A. nr 38, fol. 490~ en 491, dd 2.6.1612; zie: De Ned. Leeuw 1955, kol.

242-244.40. I.H. van Eeghen, Van Gasthuis tot Academieziekenhuis, in Vier eeuwen Amsterdams Binnen-

gasthuis, Amsterdam 1981, blz. 47-104, blz. 55,58 en 72; Loeffs maakte zich eveneens verdienste-lijk bij de katholieke armenzorg (Zie: not. J. Jz. Pylorius, N.A.A. nr 1, fol. 254, dd2.5.1582: tes-tament Marie Pietersdr, conventuale uit het Sint Lucienklooster, die haar goederen vermaakt aande armen, aan wie het het best besteed mag wezen, en benoemt tot excecuteurs: Arent Hendricxz(Loeffsz) in ‘Weesp’ en Geryt Gerytsz in ‘de Goutsche Kerck’).

41. A.R.A., Arch. Heereman van Zuydwijck nr 1169, dd 25.7.1572.42. Z. van Doorn, Meester Frederick Reijniersz Brunt en zijn familierelaties, in Gens Nostra j.g. 14

(1595), blz. 157-170; Id., Beknopte genealogie van de 16e eeuwde Brunten, in Id., blz. 155-156.43. Occo belastte zijn huis ‘t Paradijs’ met 150 gl. jaarlijkse losrenten (Zie: Rentebr. nr 6 (oud 9), fol.

109en 111, dd 13.8.1566enfol. 132, dd20.9.1566). MogelijkwoondeOccoenigetijdinHaarlem,waar hij van 1562-1571 eigenaar was van een h+e in de Zijlstraat op de hoekvan de Crayenhout-gracht bij de brug (Zie: Recht. Arch. Haarlem nr 76.23, fol. 218, dd 31.12.1562 en nr 76.25, fol.94, dd 13.3.1571);Ter Gouw, dlVI(1889), blz. 84 en 219.

44. A.J.M. Brouwer Ancher en J. C. Breen, De doleantie van een deel der burgerij van Amsterdam te-gen de magistraat dier stad in 1564 en 1565, in Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Ge-nootschap, dl 24 (1903), blz. 59-200, blz. 86.

45. G.A.Haarlem, Resoluties Vroedschap dd 27.9.1563 (Zie: J.J. Woltjer, De ‘alderijcste’ te Leidenin 1584, in Leidse facetten, Leiden 1982, blz. 31 en H.F.K. van Nierop, Van ridders tot regenten,Amsterdam 1984, blz. 173); op 28.1.1564 werd Theyng eigenaar van een h+e in de Battejoris-straat op de hoek van de Grauwelsteeg (Zie: R.A.Haarlem nr 76.24, fol. 38).

46. KW. 4, fol. 152v, dd 9.5.1564: Frans Jansz Teyng verkoopt h+e in de Kalverstraat aan JacobTheeus Gerytsz, Claes Buyck Joosten, Andries Holesloot, Floris Dircxz Otter en Jacob Roelen.

47. W. Jz. Verwer, Memoriaelbouck, Dagboek van gebeurtenissen te Haarlem van 1572-1581, metaantekeningen van J.J. Temminck, Haarlem 1973, blz. 127. Volgens de bijbehorende voetnootzou Frans Jansz Theengh sedert 1565 raad van Haarlem zijn. Dit lijkt mij onjuist, omdat hij toennog te recent in Haarlem woonde. Van Haarlem zijn geen regeringslijsten van vóór 1581 overgele-verd. Het voorkomen van Theyng als raad aldaar zou kunnen betekenen oud-raad van Amster-dam!

48. J. J. Graaf, Uit de levens der ‘Maechden van den Hoeck’ te Haarlem, in Bijdragen voor de geschie-denis van het bisdom Haarlem, dl 17 (1891), blz. 231-302, blz. 287; en dl 18 (1893), blz. 61-149,blz. 106.

5 1

49. Kannegieter 1961 (Zie: n. l), blz. 178.50. Eveneens werden toen poorter van Alkmaar de Amsterdammers: Laurens Bicker 23.10.1585,

Jan Barentsz, slotenmaker, 31.10.1585, Goosen Jacobsz Hooft, Cornelis Gerritsz en Mr. JanKouck 8.11.1585 en Jan Claeszvan Marcken 10.7.1586; Op 16.12.1574 had destad Alkmaar aanMr. Wilhem Bardesius verleend exemptie van alle Off ".uen van de Magistraat of anders vanScbutterye ende andere burgerlijke lasten, van contributie van Sluysgeld, Loogering van Solda-ten, ende dat hy ten allen tyden met zyne familie en goederen vry zoude mogen vertrekken daerhet hem goeddacht, indien hij zich te Alkmaar wilde vestigen (Zie: A. J. van der Aa, Biographischwoordenboek der Nederlanden, dl 2 (Haarlem 1835), blz. 177).

51. Woltjer 1982 (Zie: n. 44) en N.W. Posthumus, De geschiedenis van de Leidse Lakenindustrie, dl11 (‘s-Gravenhage 1939), blz. 175-1777: Buyck, Occo en Brunt.

52. H.M. Mensonides, De Haagse kohieren van de vrijwillige bijdrage tot het ontzet van Antwerpenin 1585, in Die Haghe jb 1955, blz. 107-162, Theeus, Sandelijn en Jan Michielsz (Loeffsz ?).

53. Kannegieter 1961 (zien. l), blz. 197-198; Mr. Hendrick Dircksz was wegens zijn ageren tegen deUnie van Utrecht op 3 jan. 1579 te Haarlem gearresteerd - en vrijgelaten in Den Haag op 29 jan.1579 - (Zie: Verwer - n. 46 - blz. 207).

54. W.R. Veder, Het archief der familie De Graeff, Amsterdam 1914, regestenlijst blz. 22 nrs 103 en104, dd 20/24.5.1580.

55. Ter Gouw, dl VII, blz. 350; pas op 18.4.1580 werd de uitoefening der katholieke godsdienstver-boden.

56. J.E. Elias, Geschiedenis van het Amsterdamsche Regentenpatriciaat, ‘s-Gravenhage 1923, blz.21.

57. C. Kramer, De datering van Hendrick Laurensz Spiegels zinspel Numa ofte amptsweygheringe,in jb 66 (1974), blz. 80-95, blz. 84; OokvanDr. Pieter Jansz Hooft (1575-1629) is bekenddat hijzich liever aan de studie wijdde en dat hij in 1619 merkende dat men hem in de regeering wildetrekken, vertrok om sulks te ontgaen naer Haeulem (Zie: S.A.C. Dudok van Heel, Een minnemet een kindje van Frans Hals, in Jaarboek Centraal Bureau voor Genealogie, dl 29 (1975), blz.146-159, blz. 156). In 1593 zei Fredrick Vogel (R. 1582-1593) zijn poorterschap op en vertroknaar Haarlem, waar hij in 1599 eveneens tot raad werdverkozen, doch daarvan in 1600 werd ont-slagen daar hij geen poorter van Haarlem was. Evenzo was zijn broer Otto Vogel, Sch. 1586/87/89, met zijn broer naar Haarlem getrokken, waar hij op 9.1.1604 in de Vroedschap werd verko-zen, doch in april daarop werd ook hij ontslagen, omdat hij geen poorter was. Hier kan bij de ge-broeders Vogel eveneens sprake zijn van onwil om mee te regeren, meer dan van gebroken car-rières.

58. Bibl. Gem. Arch. Tijdsgeschriften BB (1585). N.B. onjuist gedateerd in juli. R. Fruin, Aanteke-ningen (Zie: n. 1) 1895, blz. 41.

58a Rentebr. nr 2, fol. 136, dd 9.3.1569; nr 7 (oud 12), fol. 1, dd 19.6.1573, fol. 123v, dd 6.8.1575 enfol. 221, dd 22.1.1577.

58b Rentebr. nr 7 (oud 12), fol. 14, dd 26.9.1573: Gerryt Gerrytsz van der Goude, regent O.L.Vrouwengasthuis.

59. Inbr. WK nr 9, fol. 377v, dd 15.9.1573; Inbr. WK nr 10, fol. 288v, dd 5.10.1581; Inbr. WK nr12, fol. 151, dd 20.1.1597; not. J. Ghijsbertsz, N.A.A. nr 26, fol. 556v, dd 18.11.1605: huw.voorw. Albert Jacobsz, poorter, en Griete Pieters van Emden; Id., fol. 557: testament Albert Ja-cobsz, houtkoper, wonende op de hoek van de Haringpakkerij. Erfgenaam: Evert Vredericxz,zijn overl. dochters zoon.

60. KW. 22, fol. 115, dd 21.5.1600: Betgen Jansdr (Dommer) wed. van Pieter Jacobsz transporteertaan Jan Jacobsz, houtkoper, een h+e ‘Sint Jan’ op de hoek van de Haringpakkerij.

61. Mb 70 (1983), blz. 5-6; De Ned. Leeuw jg 101 (1984), kol. 306-308.62. Not. J. Jz. Pylorius, N.A.A. nr 1, fol. 100, dd 8.2.1580: Verklaring door Pieter Zegersz, 31 jaar,

dat hij in januari 1579 als gemachtigde van Sybrant Buyck bij executie een h+e ‘t Trompetgen’ inde Nieuwe Brugsteeg heeft geveild. Etc.; mb 62 (1975), blz. 31-36.

63. Inbr. WK nr 4, fol. 34v, dd 28.11.1530 en nr 11, fol. 128, dd 11.2.1589; not. J. Jz. Pylorius,N.A.A. nr 1, fol. 17v, dd3.2.1579enfol. 187, dd5.8.158l;Id. nr2, fol. 352v, dd21.2.1591.

5 2

64. Inbr. WK nr 9, fol. 147v, dd 19.10.1569; Rentebr. 8 (oud 13), fol. 99, dd 24.11.1581.65. Sch. Kenn. nr 7, fol. 7, dd 21.7.1600; not U. Ghijsbertsz, N.A.A. nr 24, fol. 23, dd apr. 1597,

fol. 48, dd 28.6.1597, fol. 158, dd 12.2.1598; Id. nr 34, fol. 334, dd 13.7.1602; Id. nr 26, fol. 310,dd11.9.1604ennr27, fol. 17, dd22.1.1607.

66. Not. J. Jz. Pylorius, N.A.A. nr 3, fol. 523v, dd 24.5.1599 en fol. 568v, dd 26.8.1599.67. Not. J. Jz. Pylorius, N.A.A. nr 1, fol. 579~ dd 24.2.1586; testament Brechte Claes Boutendr,

gepasseerd ten huize van Dirck Jan Deijman in Gansoord; not. J. Ghijsbertsz, N.A.A. nr 33, fol.59, dd 27.3.1597: de gezamenlijke crediteuren van Dirck Jan Deijman machtigen Mr. ThomasBloemart te Haarlem; Id., fol. 104v, dd 9.9.1597: verklaring over verkoop van een obligatie opDirck Jan Deijman, eertijds poorter van Amsterdam, aan’ Mr. Thomas Bloemert te Haarlem;Id., fol. 19, dd 27.10.1599: procuratie op Mr. Thomas Bloemert te Haarlem om gelden te ont-vangen wegens verkoop van een h+e van Dirck Jan Deijman.

68. Bibl. Gem. Arch. A’dam nr H. 10: exemplaar 1 van de Handvesten geschreven vóór 1542 uit hetbezit van burgemeester Jan Vechtersz (zie: fol. 32 en 32v), fol. 40 en 9. N.B. Hierin een geanno-teerde lijst van vroedschappen e.a. met o.a. hun overlijdensdata.

69. Not. J. Jz. Pylorius, N.A.A. nr 1, fol. 519v, dd 26.6.1585; J.G. van Dillen, Amsterdam in 1585,Amsterdam 1941, blz. 34.

70. Not. M. Jz. van Woerden, N.A.Haarlem nr 4, fol. 302 en 302v, dd 24.12.1582: burgemeestersvan Amsterdam op het Klein Heiligland, en Reijnier Hendricxz Rooclaes, B. in 1578, wonendete Haarlem in de Berckenrodesteeg, insinueren dat zij met diverse burgers grote sommen haddengelicht zonder brieven van octrooi, zodat deze sommen met de rente ten laste komen van ‘t COY-pus der stad; Id. nr 5, fol. 11 en 12, dd 10.2.1583: antwoord van Cornelis Gerryt Theusz, B. in1576/78, aan de burgemeesters van Amsterdam; E. Lievense-Pelser, De Alteratie en de financiëletoestand, in jb 71 (1979), blz. 38-54.

71. Not. J. Jz. Pylorius, N.A.A. nr 2, fol. 36v, dd 30.12.1587: procuratie op Dirck Jan Deijman omuitbetaling van de koning van Spanje te verkrijgen.

72. Van Dillen 1941 (zien. 69), blz. XXXVI. De hiergebezigde term aanslag is onjuist.

73. Het dikwijls aangehaalde verhaal dat Mr. WilhemBardesius de Heilige Stede wilde laten afbreken(Zie: Opkomste, blz. 140) moet als een mythe derkatholieke contra-propaganda worden be-schouwd.

74. I.H. van Eeghen, Zijn de Agnieten ‘in esse’?, inHistorische sprokkelingen aan Dr. M. Feiwel,Amsterdam 1985, blz. 35-42.

7 5 . M. Grünberg, Een incident in de 16e eeuwse Am-sterdamse gemeenteraad, in mb 57 (1970), blz.160-163.

76. Zie ook Mensonides (n. 52), blz. 116.

Mr. Jacob Buyck (1545-1599)Anoniem 16de eeuw

Museum Amstelkring

,

R E M B R A N D T E N D E V E I L I N G E N

( T I T U S V A N R I J N , C L E M E N T D E J O N G H E E N S A M U E L S M I J T E R S )

D O O R

M E J U F F R O U W D R . I . H . V A N E E G H E N

Over Rembrandt en de Amsterdamse veilingen is al heel wat geschreven, tochblijft er op drie punten nog veel te verbeteren of aan te vullen. Allereerst is dat deveiling, waarover niets bekend is, die na zijn overlijden moet zijn gehouden.

Rembrandt liet bij zijn dood twee erfgenamen achter, zijn dochter Cornelia en Tiaof Tietie, het in maart 1669 posthuum geboren kind van zijn zoon Titus. VoorCornelia was de weeskamer uitgesloten en slechts door enkele notariële akten we-ten wij iets over de handelingen van de voogden, Christiaan Dusart en AbrahamFrancen. Wat Tia betreft, zijn we beter uit. François van Bijler - in 1658 getrouwdmet Sara van Loo -werd door Tia’s moeder, Magdalena van Loo, verzocht om alsvoogd op te treden. Op 11 oktober werd hij op de weeskamer als zodanig geïnstal-leerd. Onder toezicht van weesmeesters zou hij het beheer voeren. Er was danook al direct op 5 oktober bij het inventariseren in het sterfhuis van Rembrandtdoor notaris Steeman ruzie ontstaan tussen haar en Dusart. De notaris beschreefde eenvoudige huisraad, maar schilderijen, tekeningen, rariteiten, antikiteiten etc.werden op drie kamers samengebracht, die door de notaris verzegeld werden.Daarover horen we dus niets.

Reeds op 21 oktober werd Magdalena van Loo begraven. Zij had op 5 maart1669 een testament gemaakt voor notaris Meerhout en vermoedelijk een nieuwtestament vlak voor haar dood waarbij haar zwager van Bijler tot voogd werd aan-gewezen en de weeskamer niet werd uitgesloten. In augustus 1669 was haar moe-der, Anna Huybrechts, gestorven. Er waren vijf staken, die erfden, en die nalaten-schap was bij de dood van Magdalena nog onverdeeld. De ongetrouwde dochterElisabeth van Loo maakte op 26 oktober 1669 haar testament voor notaris Stee-man. Daarbij benoemde ze haar zuster Sara tot erfgenaam en liet aan de kinderenvan haar broer Jan en haar zuster Anna, die getrouwd was met de haringkoperLaurens Jansz Nooten, ieder samen f lOOO.- na, aan Tia van Rijn een obligatie vanf 2OOO.-. De eerste moesten op de weeskamer worden gebracht, de laatste niet.Blijkbaar had Elisabeth van Loo, net als Magdalena veel vertrouwen in haar zwa-ger van Bijler, die juwelier was.

Van Bijler moest van de bezittingen van Tia’s ouders voor de weeskamer een in-

54

ventaris laten opmaken. Deze kwam er in het verbrande protocol van Steeman be-ter af dan die van Rembrandt. In de Urkunden van 1906 werd eruit gepubliceerd,maar ook veel weggelaten. Pas op 23 december 1669 werd die officieel voltooid . lOp 21 januari 1670 bracht Van Bijler deze op de weeskamer en in het inbrengre-gister werden de belangrijkste effecten opgetekend. De minuutregisters van in-brengen bleven ook bewaard en daar vinden we op 21 januari 1670 dat Van Bijlerals beroep van de overleden Titus ‘schilder’ opgeeft!

De wat beschadigde inventaris en de inbreng geven samen een goed inzicht inhet vermogen, dat de kleine Tia erfde. De nalatenschap van grootmoeder van Loowas nog steeds onverdeeld. Merkwaardig is, dat de laatste post, die op 21 januari

1670 wordt opgevoerd, op de inventaris van 23 december 1669 als verkocht voorf lO4.4.- staat: l/5 in een ‘onikel (= onyx) met eenige kraeltjes, cleyne pareltjesals andere snorrepijpen’.

De inboedel is in tegenstelling tot die van Rembrandt tamelijk rijk, veel klerenen huisraad en nog al wat juwelen. Ik noem hier speciaal ‘vijftien cleyne schilde-rijtjens sonder lijsten’, ‘eenige boecken gevult met veele slechte teeckeningen &schetsjens’ en ‘een cooper plaatje’. Onwillekeurig denkt men aan het beroep‘schilder’, dat Van Bijler opgaf voor Titus. Deze had echter stellig een beter finan-cieel beheer dan zijn vader gevoerd, gezien de drie obligaties van in totaalf lOOOO.-, die er waren. Het is echter mogelijk, dat hierin ook geld van zijn echt-genote was gestoken. Een obligatie van f 3000.- van 29 april 1669 ten laste vanVan Bijler, die daaronder was, moet in ieder geval op naam van Magdalena vanLoo hebben gestaan.

Een bijzondere post op de inventaris vormen de kunstwerken, die door Titusgelost waren bij Herman Becker, maar daarna weer verpand waren. Daarbij warende ‘drie constboecken gevult met al (de) costelijckste printen die Rembrant (van)Rijn in zijn leven gemaeckt heeft’. Men krijgt de indruk uit de slechts gedeeltelijkbewaarde tekst, dat deze met zeven schilderijen van Brouwer, Lievens en Porcel-lis* eigendom van Titus als gevolg van de betaling door hem waren geworden.

Op 11 maart 1670 kwam Van Bijler f 2000.- op de weeskamer brengen. Het mi-nuutregister geeft de beste omschrijving van de herkomst: ‘over verkofte meube-len en eenige juweeltjes’. Er moet dus ongeveer twee maanden eerder - de beta-lingstermijn was zes weken - een veiling van de inboedel van Tia’s ouders zijn ge-houden. Het bedrag was tamelijk hoog en het is mogelijk, dat hierbij ook kunstwerd verkocht.

Over de nalatenschap van Rembrandt waren er nog steeds moeilijkheden met devoogden van Cornelia. Akten van 9 december 1669 en 16 en 18 maart en 25 april1670 lichten ons daarover in. Op 24 april was het sterfhuis van Rembrandt blijk-baar nog geheel intakt: namens de voogden van Cornelia verzegelde de deurwaar-der François Dancx alles, wat Van Bijler beantwoordde door een stadsbode tezenden om arrest op de goederen te doen. Dat de strijd vier maanden later nog vol-op aan de gang was, blijkt wanneer op 27 augustus de advocaat Pieter Sasker voor

55

de weeskamer wordt aangesteld om het recht van Tia waar te nemen ‘voor soe veelangaet de goederen van Rhembrant van Rhyn gedurende de questien & difficul-teyten tusschen de boedel van de selve Rembrant van Rhyn en de voors. Titus vanRhyn openstaende’. Misschien bracht Sasker voor elkaar, dat Van Bijler op 19september 1670 tegen betaling van f 628.-van Dusart werk van Lucas van Leydenloste, dat Dusart op 23 juli 1668 in onderpand had gekregen, toen hij aan Rem-brandt en Titus f 600.- had geleend.

De akte hieromtrent voor notaris Hellerus is de laatste betreffende de geschillentussen de voogden van beide kanten. Maar voor ik daarover verder ga, eerst nogiets over Pieter Sasker. Hij was door zijn vrouw Elisabeth Willems van Turenhouteen aangetrouwde volle neef van Van Bijler. Geboren in Haarlem in 1641/2, werdhij in 1664,een jaar na zijn huwelijk, in Amsterdam poorter als korenkoper. Aktenvoor notaris Spithoff getuigen van zijn uiteenlopende bezigheden. Notaris West-frisius werd ingeschakeld op 18 augustus 1670 voor een contrakt van leverantievan vogels van Texel aan Frederik Boonen, daar Sasker van de drossaard CornelisBerck - een familielid van zijn schoonmoeder - de vogelvangst daar van 1670-1671had gepacht. Een akte van 5 november 1670 toont, dat ook kapitaal van de kleineTia in die vogelvangst was gestoken. Boonen nam toen voor f 2000.- - haar partwas f 400.- - een vestingsbrief van 11 juli 1670 op een halve vogelkooi in de Zijpeten laste van Dirck Brugge over.

Van Bijler moet dit alles verantwoord hebben op zijn afrekening, toen Tia in1686 met zijn zoon François van Bijler de Jonge - haar volle neef - in het huwelijktrad. Van 21 juni 1686 dateren de huwelijkse voorwaarden voor notaris van Leeu-warden met opgaaf van beider inbreng, van 1 juli het testament van het echtpaar envan 29 augustus de akte van goedkeuring op de afrekening. De beide laatste aktenzijn weer door notaris Steeman opgemaakt, wiens protocol dan gelukkig wat min-der is beschadigd. We krijgen slechts te horen, dat post na post is gecontroleerd endat de obligaties met een saldo van f 3 10.3.13 zijn overgegeven, waarbij de obliga-tie van f 3000.- ten laste van François van Bijler verrekend is. De afrekening werdniet bij de akte gevoegd en het exemplaar, dat op de weeskamer werd gedepo-neerd, is ook verloren gegaan. Dat het jonge echtpaar van Bijler echter minder te-vreden was dan hier blijkt, leren we uit een akte van 5 maart 1691 voor notaris VanLoosdrecht, waarbij Sara van Loo, wier echtgenoot vlak te voren is gestorven, af-stand doet van haar gehele inboedel ten behoeve van haar zoon François en diensechtgenote Tia, omdat de f 2000.-, die Tia van haar tante Elisabeth van Loo in1669 had geërfd, nog steeds niet uitbetaald waren.

Slechts de bestudering van de inbreng in de weeskamer, kan nog enig licht opdeze zaak werpen. Deze is in de Urkunden van 1906 onder no 312 redelijk, maarniet al te overzichtelijk afgedrukt. Hofstede de Groot knoopt er een beschouwingaan vast over het vermogen, dat Rembrandt naliet, die zeer aanvechtbaar is. Weweten ten eerste niet, hoe de afloop van het geschil tussen Van Bijler en de voog-den van Cornelia is geweest. Blijkens de akte van 9 december 1669 meenden de

56

voogden, dat Rembrandt op grond van een compagnieschap - misschien nog datvan 1660, misschien een later met Titus - ‘alleenlijck sijne cleederen van linnen enwollen en ‘t schildersgereetschap’ bezat. Wat Van Bijler zelf betoogde, is niet be-kend. Zeker lijkt echter, dat gezien de ‘questien & difficulteyten’, die Pieter Sas-ker moest oplossen, er na 27 augustus 1670 geen sprake kan zijn geweest van on-derhandse verkoop van de kunstwerken uit de drie verzegelde kamers. Bekijkenwe nu de bovengenoemde inbreng, dan zien we Van Bijler tot 3 maart 1671 toe tel-kens verschijnen om geld of obligaties te deponeren of weer af te halen. Daarbij ismaar één notitie, die als gevolg van een veiling kan zijn gemaakt. Op 25 februari1671 brengt Van Bijlerf 315O.- aan geld op de kamer.3 Ofschoon ook het minuut-register geen nadere bijzonderheden geeft, neem ik toch aan, dat enige maandeneerder - dus eind 1670 - de kunstwerken en daarbij dan waarschijnlijk ook de driekunstboeken met alle prenten van Rembrandt geveild waren.“ Reeds op 26 febru-ari kwam Van Bijler het geld weer terug halen en toen werd officieel vastgesteld,dat hij voor f 3OO.- per jaar Tia zou opvoeden. Op 3 maart 1671 verscheen hijvoor het laatst. Hij nam toen enkele effecten mee, maar deponeerde een obligatieop het land van Holland ten comptoire van Amsterdam van 27 april 1653 op naamvan Jan Six!

Deze obligatie bleef tot 30 augustus 1686 op de weeskamer berusten samen mettwee obligaties, ieder van f 3000.-, waarvan de ene ten laste van François van Bij-ler de Oude. Op die dag kwamen François van Bijler de Jonge en zijn vrouw Tiade drie obligaties in ontvangst nemen. Zoals ik reeds vertelde, was de schuldbe-kentenis van haar oom-schoonvader toen al verrekend en kreeg het echtpaar in fei-te f 13OOO.-. Het lijkt niet waarschijnlijk, dat er toen nog een verzameling prent-kunst was.

De obligatie ten name van Jan Six droegen zij op 7 oktober 1688 voor notarisSteeman over aan Louis Trip, welke notaris op 29 oktober van dat zelfde jaar al-weer een naamloze overdracht voor Trip opmaakte. Handel in obligaties, waar dekoers van wisselde, was gebruikelijk en geschiedde meestal bij notariële akte. He-laas weten we niet, of Jan Six in februari-maart 1671 nog zelf eigenaar was of ie-mand anders. Maar het blijft merkwaardig, dat het leeuwendeel van het fortuin,dat de kleindochter van Rembrandt in 1686 mee ten huwelijk bracht, bestond ineen obligatie afkomstig van Jan Six. Met een veiling kan die zeker niets té makengehad hebben. Dat het zuiver toeval geweest was, dat Van Bijler die als laatste op 3maart 1672 op de weeskamer deponeerde, is echter ook niet erg aanvaardbaar.

1 1

Door dat ontbreken van gegevens over de afwikkeling van de compagnie tussenRembrandt en Titus, gaat onze kennis niet verder terug dan tot een volgende in-ventaris en veiling van 1679, van de kunstkoper Clement de Jonghe, die in de ‘Ge-kroonde Konst en Kaartwinckel’, benoorden de herberg de ‘Graaf van Holland’ -sedert 1662 toebehorend aan Jan Six - een belangrijke handel in ‘pampieren konst’

57

had gedreven. Clement de Jonghe vindt men in vrijwel elk boek over Rembrandtvermeld, serieuze en niet serieuze. Zijn grote faam dankt hij nu het allermeest aande ets van 1651 met zijn portret. Al Valerius Röver -van afkomst een Amsterdam-mer - gaf dat portret in zijn lijst van Rembrandtetsen van 1731 deze naam. Hijsloeg echter zeker de plank mis, zoals ik in het volgende hoop aan te tonen.

Clement was in 1624/25 in Brünsbüttel aan de Elbe in Sleeswijk-Holstein gebo-ren en trouwde als eenvoudig kaartafzetter in 1647 met Jacomijntje Jacobs. Wijvinden hem bij het begraven van een kind op 12 september 1656 op het Sint An-thonies Kerkhof als kunstverkoper gevestigd aan de Nieuwe Waag op de Nieuw-markt. Daar waren kleine winkeltjes tegen aan gebouwd. Het feit, dat hij geenhuur aan de stad betaalde, doet mij denken aan een functie bij het Sint Lucasgilde,waarvan hij lid was. Dat zetelde immers boven in de Waag. Toen het boekverko-persgilde zich afscheidde van het Sint Lucasgilde werden in 1664 een aantal ‘papie-ren konstverkopers’ door het nieuwe gildebestuur gedaagd om lid te worden. Demeesten deden dit, maar Clement verkoos samen met één ander om lid van het ou-de gilde te blijven.5

Hij woonde toen allang niet meer aan de Waag. In juli 1657 was Salomon de Vo-gel in de ‘Zwarte Vos’ westzij Kalverstraat gestorven. Zijn opvolger in het negen-de huis van de Dam - de buurt, waar de kunstverkopers bij voorkeur woonden -werd Clement, vermoedelijk met 1 mei 1658. We zien hem over 1659 en 1660 -hetdeel ervóór mist - de verponding betalen. Het huis behoorde toe aan de familieSammer in Alkmaar of Leiden. Toen Mr. Cornelis Sammer stierf, brachten de velelegatarissen het huis op 18 januari 1668 in veiling. Clement was genoodzaakt het tekopen. Hij mijnde op f 80.- boven de opgeboden f lOOOO.-. Zijn financiën warennooit goed, maar hier kon hij f 6048.- bij vijf van de verkopers op rente laten staanen van de zeeschilder-verver Joannis van de Cappelle - de grote Rembrandtverza-melaar - in de Koestraat kon hij op 3 januari en 20 november 1669 f 2500.- enf 1500.- tegen 4% lenen. Het huis was in feite voor 100% belast en we vindenClement daarom ook niet in het kohier van 1674.

Over zijn kunsthandel zou veel te vertellen zijn, maar ik beperk mij tot drie za-ken. Dat is allereerst de opsomming van zijn bezittingen als huurder in de koop-voorwaarden van 1668: het uithangbord, de kassen in de winkel in ‘t voorhuis, dekachel, tafel en pers op zolder en het duivenhok op de vliering. Die winkel kennenwe van zijn adresprent, waar hij aan bezoekers de kaart van Batavia toont. Dezeprent werd als vignet gebruikt voor de Vingboons uitgaaf van 1665, waarvan Cle-ment toen de eigendom had verworven. De kwabversiering rondom werd doorGerbrandt van den Eeckhout ontworpen en het lijkt, of men de gehele prent welop naam van deze Rembrandtleerling kan stellen.6 Dan is er als derde de bekendeakte van 27 april 1667 voor notaris A. van de Ven, waarbij vier getuigen verklaar-den, dat die middag op de veiling van Dancker Danckerts in het sterfhuis in deKalverstraat ‘enen Clement de Jonge’ 100 houten en koperen platen van Scamozzihad gekocht en toen van de afslager De Blocq een exemplaar daarop toe had geëist,

58

Clement de Jonghe (1624/>-1677j op zijn adresprent ‘De gekroonde konst en kaart winckel’ metomlijsting van G. van den Eeckhout, in 16h> afgedrukt, als vignet op de titelpagina van VingboonsArchitectura.

wat de afslager geweigerd had, zodat het werk tenslotte aan een ander was ver-kocht.

Tien jaar later horen we eigenlijk pas wat meer over het gezin De Jonghe. Demoeder drinkt dan al flink en na de dood van haar man zal ze zich elke dag bedrin-ken. Dat getuigen op 30 april of 1 mei 1679 de kunstverkoper Joos de Reijger en devroegere knecht(?) Abraham Stoffels voor notaris Backer in verband met een po-ging haar onder curatele te laten zetten. Dat verklaart het merkwaardige codicilvan Clement de Jonghe van 21 juni 1677 -vlak voor zijn dood -voor diezelfde no-taris. Clement heeft een beroerte gehad, krabbelt daarom een soort van onderte-kening met zijn linkerhand en kan slecht spreken. Getuige is o.a. de schilder Joan-nis van Cappelle. De stervende belast uitsluitend zijn 24jarige zoon Jacobus om dezaken voort te zetten en zonodig te likwideren. Die krijgt veel tegenwerking vanzijn moeder, zusters en broers. Na anderhalf jaar richt hij daarom een verzoek aanhet gerecht om dit beheer over te mogen geven aan zijn zwager Jochim Bormeester

5 9

Clement de Jonghe (1624/5-1677)?,ets gesigneerd ‘Rembrandt f. 1651,lste van de 6 staten. (Bart& 272).

en een betaalde kracht. Op 5 januari 1679 wordt de boekhouder Abraham Ruttensdaarvoor aangewezen. Na een jaar constateert die echter, dat de boedel niet vaneen caliber is, dat zijn dure aanwezigheid nodig heeft. Hieraan danken wij aller-eerst de inventaris, die Jacobus de Jongh - ook Clement wordt dan steeds deJongh genoemd - op 11 februari 1679 bij de overdracht overlegde, en de afreke-ning van Abraham Ruttens van zijn beheer van 11 februari 1679 tot 1 februari1680. Net als de inventaris werd die door notaris Backer vastgelegd, op 27 maart1680, terwijl de kwitering op 20 mei voor hem plaats had.

De afrekening van Ruttens geeft vele merkwaardige posten. Men moet echtergoed bedenken, dat er toen al anderhalf jaar na de dood van Clement de Jonghewas verlopen en ook dat we de afrekening van de zoon Jacobus niet hebben.7 Bijde betalingen noem ik het lossen op 16 februari 1679 van koperen drukplaten opde bank van lening voor f 142.16.12. Leningen van Abraham Alewijn en de over-leden Pieter Jansz Suyckerhoff moesten terugbetaald worden, net als f 34.5.- aande papierkoper Andries Bergheyk en f 175.8.- aan de lijstenmaker Pieter Hero-mans, waarover een proces had gelopen. Ook met Jan van de Cappelle, die arresthad laten leggen, waren er moeilijkheden geweest. Hij kreeg 25 oktober 1679 denog resterende f 2138.- van de f 4000.- terug.

60

Het lijkt wel of alle veilingen in dit jaar 1679 plaats vonden. Wijmer, de knechtvan het Sint Lucasgilde, kreeg op 12 maart f 15.- voor het bijwonen ervan. pp 9juni ontving de weeskamer 18 st. voor een autorisatie voor de afslager De Blocqom de opbrengst van de veilingen uit te keren. Op 14 juni keerde deze f 25OO.- uitop rekening van verkochte platen etc. en op 25 oktober 1679 nog eens f 2138.-.8Bij de afsluiting op 1 februari 1680 was De Blocq nog f 1015.- schuldig. In totaalhad hij na aftrek van onkosten der veilingen dus f 5653.- uitgekeerd. Maar deweduwe had het recht gehad niet te betalen voor het door haar gekochte. Daarvanprofiteerden de schoonzoon Jochim Bormeester, die voor f 407.1 l.- had ge-kocht, en de kaartafzetter Hendrik Visjager, die dat voor f 201.5.- had gedaan.9Bij de uiteindelijke afrekening van Abraham Ruttens werd dat weer in haar creditopgenomen. Merkwaardig zijn ook de ontvangsten in maart 1679 van de kunst-verkopers Frederick de Wit en Nicolaas Visscher van enige honderden guldensvoor geleverde afdrukken en nog een klein bedrag van Abraham Ruttens, dieblijkbaar zelf ook geïnteresseerd was in kunst. De weduwe hield slechts enige on-verkochte afdrukken over. De familie had het huis verlaten met mei 1679 en hetwerd verhuurd als koffieschenkerij.

Huisraad en meubelen waren getaxeerd op slechts 141 gulden en 15 st. en het ishaast te begrijpen, dat de vrouw des huizes, waar alles blijkbaar in de zaak ging,was gaan drinken. Ik wil echter alleen nog de afloop van de verkoop van het huisin de Kalverstraat vertellen. Op 11 februari 1687 kregen de kinderen fiat op hunrekwest het van de hand te mogen doen wegens ouderdom. De kunstkoper Ge-rard Valck kocht het voor f lOOOO.-. Hij nam de f 6048.-, die er sinds 1668 oprustten, over. Het was blijkens de veilingsvoorwaarden van 20 februari verhuurdvoor f 630.- per jaar, het bijbehorende achterhuis voor f 15O.-. Maar al snel zalhet ‘Kronincks Koffiehuys’ aan de Kalverstraat plaats hebben gemaakt voor dekunsthandel van Valck.

De zes kinderen de Jonghe ontvingen samen f 3952.-. Jochim Bormeester enJacobus de Jongh(e) woonden toen samen ook met de ongetrouwden als kunstver-kopers in de Jonge Roelensteeg. Een zoon Elias en een dochter Elisabeth, weduwevan Wilhelmus van Lin, waren als zodanig in ‘s-Gravenhage gevestigd. Ze zoudengeen van allen in dit vak het peil van hun overleden vader bereiken. Financieel haddie het ook niet goed gemaakt. De totale nalatenschap zal een stuk onder def lOOOO.- zijn gebleven.10

En nu de inventaris, die Jacobus in het begin van 1679 zeer zorgvuldig opmaak-te! Men vindt daar eerst 21 pag. met koper- of houtplaten, daarna volgt het win-kelgoed, dat slechts 6 pag. beslaat, maar uiteraard veelal uit grotere aantallen be-staat. Het is verdeeld in kaarten etc. op doek geplakt, idem enkel papier, idem in-gelijst, en tenslotte gebonden en ongebonden boeken. Bij de platen vindt men o.a.de bovengenoemde uitgaaf van Scamozzi, nu uit 45 koperplaten en 48 houtplatenbestaande. Vermoedelijk had de Jonghe het proces dat op de veiling volgde tochgewonnen. Dan zijn er 63 fol. platen van de Architectura van Vingboons. Exem-

61

plaren daarvan vindt men weer onder het winkelgoed.Het zou verleidelijk zijn verder hierop door te gaan, waar vaak de herkomst

wordt vermeld. Zo had de overledene nog op de veiling na de dood van Colom in1674 gekocht. Maar ik moet mij hier beperken tot Rembrandt. Bij de platen vindtmen onder ‘fijn enckeld bladtgoedt’ ‘Tobiasjen Rembrandt’ en wat verderop‘Loth met sijn dochters Rembr.’ Het is duidelijk, dat we hier de koperplaten vanDe Leeuw en Van Vliet naar Rembrandt voor ons hebben, die in de Urkunden ge-noemd worden onder no. 45 en 17 als voorzien van de toevoeging Clement deJonghe. Aan het einde van de opgaaf van platen zijn twee pagina’s gewijd aanRembrandt, wiens werk als enige is genummerd, 1-74. Dan volgen nog diversen:‘groote franse 10 gebooden, ganse bord, treck omme in te schrijfen 2 fol., lofdichtvan Piet Heijn, 2 fraaije plaaten’. Bij het winkelgoed treft men onder de gebondenen ongebonden boeken tweemaal Rembrandt aan, allereerst ‘1 boeckjen metprintjens Rembrandt’, uiteraard de Piedra Gloriosa, en dan ‘1 portefoly Rem-brandt 128 stux Rembr.’ Het is duidelijk dat de herhaling van de naam een toevalis. Er waren in februari 1679 dus 74 koperplaten in een magazijn en 128 afdrukkenvan Rembrandt in de winkel. Over de koperplaten schreef Boon uitvoerig in deKroniek van het Rembrandthuis in 1971, waarbij hij de dikwijls moeilijk te plaat-sen benamingen trachtte thuis te brengen aan de hand van latere inventarislijsten.Enkele blijven onopgelost en soms wordt aangenomen, dat het een ets van een an-dere kunstenaar betreft.

Wanneer er kopers in de winkel kwamen en uit de voorraad een bepaalde etsniet leverbaar was, kon men aan de hand van de nummering op de pers op zoldergemakkelijk een afdruk van de 74 laten maken. Het lijkt waarschijnlijk, dat 10 jaarna de dood van Rembrandt de benamingen nog wel vrij goed zullen zijn geweest.

Sinds wanneer echter waren deze - en misschien nog wel meer - koperplaten ei-gendom van De Jonghe geweest? De autoriteiten op het gebied van de etsen heb-ben alle andere meningen. Men weet weinig van de afzet door Rembrandt zelf endoor anderen. Bekend is, dat de platen voor portretten van betalende opdrachtge-vers naar hen gingen, net als platen voor o.a. boeken. Sedert kort is bekend, datRembrandt in 1637 de koperplaat voor Hagar en Ismael direct na vervaardigingverkocht. De meeste zal hij echter zelf hebben gehouden. Of er platen verkochtwerden op de veilingen, van 1655, uit de faillissementsjaren 1656-1658 of op degeheel onbekende veiling na zijn dood, staat niet vast. Er is alleen de vermelding inhet contract van 1660 over het drukken van koper- en houtsneden. De Rozen-gracht was echter een minder goed verkoopadres en juist toen Rembrandt in 1658het huis in de Breestraat moest verlaten, verhuisde De Jonghe naar de Kalver-straat. Het is uiteraard mogelijk, dat hij toen als de aangewezen kunstverkopervoor de verkoop van de etsen is ingeschakeld.

Ook het portret van 1651, waarvan geen koperplaat op de inventaris van 1679voorkomt, kan ons helpen. Clement de Jonghe komt tot dusverre in geen akte inbetrekking tot Rembrandt voor. Maar het feit, dat Röver in 1731 met dit portret

62

van De Jonghe komt, kan moeilijk alleen op een veiling van 74 koperplaten en 182prenten in 1679 teruggaan. Toen zal nog bekend zijn geweest, dat in diens winkelde etskunst van Rembrandt verkrijgbaar geweest was.

Dat portret kan echter niet van De Jonghe zijn. Het ontbreken op de lijst van1679 alleen is nog niet steekhoudend. Het ontbreken van enige gelijkenis tussenDe Jonghe op de adresprent van 1665 of kort daarvóór en de geportretteerde van1651 zegt meer. Het allerbelangrijkste is echter het feit, dat De Jonghe in 1651 26jaar moet zijn geweest en dat zijn sociale situatie -hetzij kaartafzetter, hetzij eenbeginnend kunstverkoper - volstrekt niet strookt met deze breed uit met hoed opgezeten heer, die niet meer zo heel jeugdig zal zijn geweest. Wie de voorgesteldekan zijn, durf ik niet te zeggen. Een ogenblik dacht ik aan no 45 van de lijst van1679 : ‘Conterf. van Smij ters’. Wanneer men dat wilde hebben, kon men het in1679 in de Kalverstraat zo krijgen. Nu moest Boon zeggen: ‘geen oplossing’.

Het portret van 1651 vervalt helaas, omdat het zeker is, dat hier de verzamelaarSamuel Smijters bedoeld moet zijn, die in 1644 stierf. Is er namelijk geen enkeleakte bewaard, waaruit contact tussen Rembrandt en de Jonghe naar voren komt,voor Samuel Smijters blijkt dat wel het geval te zijn.

Ets, die Samuel Smijters zou kunnen weergeven:‘RHL 1638’ (Bartsch 311).Daar de signatuur RHL na 1633 niet meer voor-komt, wordt de authenticiteit betwijfeld. (Ziep. 67).

Ik publiceerde in het maandblad van 1969 levensbijzonderheden over SamuelSmijters. Daaraan is in feite nog niet veel toe te voegen. Maar wanneer men de vierveilingen, die Rembrandt tussen 1635 en 1638 als koper bijwoonde, nader bekijkt,

63

dan blijken er toch wel degelijk nauwe relaties tussen hem en Smijters te hebbenbestaan. Rembrandts aankopen werden het eerst door Dozy in 1890 uit het archiefvan de weeskamer gepubliceerd. Sedertdien is men weinig verder gekomen. Elkeveiling bestaat in een samenspel van de aanwezigen, hetzij overeengekomen of nogovereen te komen, hetzij concurrerend. Het is na 3’/2 eeuw niet eenvoudig ietsdaarover aan de weet te komen, maar bepaalde facetten tekenen zich in het be-waarde verslag toch wel af. En daar keek men nog nooit naar.

De ouders van Smijters moeten circa 1586 van Antwerpen naar Amsterdam zijngekomen. Zijn vader, Hans of Jan, werd hier 10 september poorter als kramer.Hij overleed jong en de weduwe Janneke Jans besteedde in 1595 haar zoon Hans,15 jaar oud, bij Balthazar Coymans als kantoorknecht, bijgestaan door haarbroer, de bekende schoolmeester Anthoni Smijters. In 1615 vinden we Hans alskoopman in Middelburg. Een zuster Sara trouwde in 1608, oud 21 jaar, met degeelgieter Rogier Jansz van Loy, die na haar dood in 1631 als knoopmaker aan devier kinderen f 6500.- voor hun moederlijk erfdeel bewees. Haar moeder wastwee jaar eerder in de Wolzak in de Warmoesstraat overleden en we krijgen hier-door dus enig inzicht in de situatie van de familie. Samuel keurde op de weeskamerhet bewijs goed, ook namens zijn broer Hans en zijn zuster Janneke, over wie ver-der niets bekend is.

Samuel Smijters handelde vermoedelijk in verschillende goederen en zal tot1629 met zijn moeder in de Wolzak hebben samengewoond, wat aan affaires inwol doet denken. Zeker is echter, dat hij ook tweemaal een psalmberijming metmuziek heeft uitgegeven. In 1617 was dat de Franse vertaling van Clément Maroten Theodore de Bèze, in 1620 de Nederlandse vertaling van Petrus Dathenus.Exemplaren ervan zijn thans niet meer bekend. Het zal dus niet mogelijk zijn dezete vergelijken met andere uitgaven van die tijd, b.v. van Louys Elsevier in Leiden,die al in 1603 de Franse uitgaaf bracht en in 1617 samen met Marnix’ vertaling dievan Datheen.” Dat Samuel de boekhandel trouw bleef, blijkt op de veiling na dedood van zijn oom Anthoni. Daar kocht hij o.a. drie materieboeken van die oom,samen voor f 4.-. Op de boekenveilingen zien we hem echter verder niet, wel van1625 tot 1638 op de kunst- en prentenveilingen. Het lijkt of hij later meer in deprentenhandel geïnteresseerd raakte. Op 18 november 1644 werd hij in de OudeKerk begraven, komend uit de Warmoesstraat, vermoedelijk uit no 63, waar hij inhet kohier van 1631 met een aanslag van f 15.-voorkomt. Wanneer hij was gebo-ren is niet bekend, maar gezien de leeftijden van Hans en Sara zal dat tussen 158O-1590 liggen.

David ter Haer, die ook contakt met Rembrandt op de veilingen had, was stelligde goudsmid, die tussen 1625 en 1638 vaak kocht. In 1616 was hij 30 jaar oud engeboortig van Ipses (Ipswich?), getrouwd met Cathelijntjen Francen, dochter vanFrançois Willems. Hij woonde toen in de Gravenstraat. In 1631 werd hij voorf 25.- op de O.Z. Achterburgwal aangeslagen. Zijn weduwe hertrouwde in maart1643.

64

Belangrijker was Guiliaem Neurenburch. Het is vrij zeker, dat hij tot de Dortsefamilie van deze naam behoorde, die verwant was aan de Savry’s en aan de Trip-pen. Echter slechts een uitvoerig onderzoek zou hem beter kunnen plaatsen en ikbeperk mij tot de vermelding, dat hij op de veiling van de overleden Jan Basse vanmaart 1637 als adres bij Scheltes in de Molsteeg opgaf, op de veiling van de overle-den Gommer Spranger in februari 1638 naast de brouwerij ‘t Lam, dus op het Sin-gel bij het Koningsplein. Het lijkt haast of hij speciaal voor deze veilingen naarAmsterdam was gekomen. Scheltes was Schelte Dirck sr. die zelf ook kocht entoen ook nog Jacobus Swalmius als gast had.

Over de personen, wier nalatenschap in de sterfhuizen werd geveild, wil ikeveneens iets meer zeggen. Over Jan Basse, bekend kunstenaar en kunsthande-laar, kan ik kort zijn. Hij stierf naar verluidt aan de pest en werd op 26 november1636 in de Westerkerk begraven uit het Wapen van Frankrijk op de Prinsengrachtbij de Elandsgracht. Gommer Spranger, zoon van Matheus en geboortig van Ant-werpen, was een groot koopman, die eerst voor een oom in Rusland werkte, se-dert 1600 in Amsterdam woonde en daar driemaal trouwde, in 1613 met Maria dePicker, in 1622 met Catrina de Raet en in 1630 met Susanna Mostart. Hij werd op12 oktober 1637 in de Westerkerk begraven; bij zijn dood was hij circa 62 jaar oud.Een groot aantal akten over zijn handelsaktiviteiten zijn bekend. Ik noem erslechts één: voor notaris Bruyningh legden op 19 oktober 1620 twee broers vanhem een verklaring af, dat hij in 1611 in gevaarlijke tijd met verzuim van eigen za-ken snel naar Praag was gereisd om het sterfhuis van zijn oom BartholomeusSpranger, de beroemde schilder, af te wikkelen en dat zij tevreden waren met derekening, die hij daarvan had afgelegd. Gommer Spranger tekende blijkens de in-ventaris, die notaris Bruyningh van 31 december 1637 tot 5 januari 1638 opmaak-te, zelf ook en hij had uit Praag zeker veel hout- en koperplaten meegebracht. Op12 oktober 1637 was hij in de Westerkerk begraven. Met drie huwelijken zal eenveiling toen al wel direct overwogen zijn.

Uit de Rembrandtliteratuur zijn de vier veilingen, waar tussen 1635 en 1638 deschilder kocht, overbekend. Hier behandel ik alleen die van Basse en van Spran-ger. Daniel Jansz van Beuningen, de afslager, placht in zijn boeken, vóór- en ach-terin, kladnotities te maken. Bij de veiling van Basse12 is er één bij, die Rembrandtbetreft. Boven de aantekening leest men: ‘Smijters’. Daaronder:

(?)ant van Remb. Guilliaem Neurenb. 3.18.-1 dito - - Davidt ter Haer 5.-1 dito - - Guiliaem Neurenb. 4. 2.-

Wat de rol van Smijters bij deze transactie was, kan ik niet zeggen. Het is echterduidelijk, dat Neurenburch en Ter Haer vóór de betaling aankopen van -Rem-brandt hadden overgenomen. Men vindt deze inderdaad op zijn naam: op 14maart 1 deel printen 3.18.- en 2 printjes 5.- en op 19 maart wat horens 4.2.-. Vol-gens de Urkunden van 1906 had Rembrandt voor f 133.2.- gekocht en dat daarf 13.- afging, is op zich zelf niet belangrijk, maar wel het kennelijke contakt met

65

andere kopers.De veiling Spranger is wat dat betreft, nog interessanter. Daar ziet men bij

grondige bestudering duidelijk een zeker overleg vooraf. Ter Haer nam er ditmaalniet aan deel. Hij was er wel, maar kocht alleen een Hoogduits boeck van de 5 Ca-lommen voor f 1.4.-.

Smijters, Neurenburch en Rembrandt moeten echter wel te voren over hetblijkbaar zeer gezochte werk van Dürer hebben gesproken. Smijters koopt voorf 9.15.- ‘1 coperplaett van Alborduer’ ‘de Tasvloyer’i3, gevolgd door Neuren-burch, die voor f 18.- ‘den droomer’ van Dürer krijgt, waarna Smijters voorf 2I.- ‘een cockje’ van Dürer verwerft. Afdrukken van deze drie platen wordenaan het einde per dozijn verkocht. Bij de acht dozijn ‘cockjes’ is Rembrandt deeerste bieder met f 2.- en volgt Neurenburch met f 2.2.-. Twee andere gaan naarMr. Hendrick Meurs. Jacobus Swalmius, die nu Hondecoeter als adres opgeeft,krijgt er een, verder Abraham Alewijn 14, Hugo Voskuyl en een onbekende, diedirect betaalt. Rembrandt blijkt met zijn eerste bod het beste uit te zijn geweest.

Van de ‘tasvloyers’ volgen dan negen dozijn. Hier is Voskuyl als eerste biederduur uit, met f 2.1.-. Neurenburch biedt nu tot f 1. ll.-, gevolgd door Rem-brandt, die met f 1. lO.- weer voor de laagste prijs weet in te kopen. Smijters, diede koperplaat heeft verworven, biedt hier net als bij de vorige niet mee. Bij de achtdozijn ‘dromers’, die tenslotte aan de beurt komen, onthoudt Neurenburch zichvan bieden. Hier opent Smijters de rij met f 1.16.-, gevolgd met het zelfde bedragdoor Rembrandt. Ook de andere bieders betalen dit behalve Abraham Alewijn,die f 3.- moet geven.

Het is verleidelijk om verder op de veiling in te gaan, maar daar is het niet zoeenvoudig om grotere lijnen te ontdekken. Een uitzondering maak ik voor de be-roemde Vrouwenlevens, die in grote getale achter elkaar of los tussen andere ko-pen in worden geveild. Rembrandt koopt er verschillende, o.a. bij een serie van 52losse exemplaren 7 achter elkaar, allemaal voor f 1.16.-. Het lijkt of men het rechthad bij aankoop van één ook de zes volgende exemplaren voor hetzelfde bedrag tekopen.15 Het laatste exemplaar koopt hij voor aanmerkelijk meer, f 2.7.-. Er vol-gen daarna nog zes, die Isack Sonnemans op ‘t Water op het hoekje van de Vrou-wensteeg voor f 10.16.- samen koopt en dan staat er nadrukkelijk bij ‘à 36 st.‘16

Ook de 21 houtplaten van dit werk zijn geveild, waarschijnlijk per stuk. Corne-lis Danckerts heeft ze voor f 288.15.- gekocht! Daarbij staat genoteerd ‘à 13 gll5st.‘. Cornelis Danckerts en Abraham Alewijn hebben ieder nog drie andere platenvan Dürer weten te kopen, variërend van f 6.- tot f 21.10.-. Voor een plaat voor-stellend St Jan van Spranger betaalt Alewijn maar f 4.4.- en voor een geëtste plaatvan Spranger, waarvan het onderwerp niet wordt vermeld, geeft Neurenburchf 1.16.-.

Andere platen gingen naar Mr. Hendrick Meurs, Marten van Halewyen, Nico-laes Ravesteyn, Pieter van den Broecke en Marten Kretser.

De veilingen vinden plaats op 9, 10, 11, 12 en 13 februari. Alleen op 12 februari

66

vinden we Rembrandts naam niet. Hij zal er vermoedelijk wel geweest zijn. Hetwas een spannende dag, de tweede van de verkoping van de platen. Er zal een ge-drukte catalogus zijn geweest. Om onbekende reden zijn voor sommige postengetallen aangebracht. Dat gebeurde dertien maal. Het hoogste nummer is 29 vooreen tekening van Goltzius, die Claes Elias voor f 4.12.- kocht.

Stellig is echter verkocht in volgorde van het geschreven register, niet van de ge-nummerde catalogus. 17 Een aankoop door Rembrandt van 12 Christoffels betreftook Dürer; de houtplaat was stellig verkocht bij de niet nader omschrevene. Af-drukken van de platen werden steeds geveild, nadat de plaat zijn bestemming hadgevonden, dus op 12 en 13 februari.

Zo Rembrandt niet al eerder een bekende koper was, dan werd hij dat op dezeveiling zeker. In 1635 werd hij nog aangeduid door de afslager Daniel Jansz vanBeuningen als ‘tot Hendrick Uylenburch’. Ditmaal komt Hendrick Uylenburghzelf weer voor als ‘op de Brestr. schilder’.

Rembrandt was op deze veiling de grote man. Na Danckerts, die met de koopvan de platen van Dürer’s Vrouwenleven bovenaan stond, was Rembrandt dehoogste post voor de afslager met een totaal van f 224. 10.-!ls Of hij tevreden naarhuis ging en wie tegen hem had opgeboden? Men kan er slechts naar gissen. Zekerlijkt mij echter, dat Samuel Smijters niet tot zijn tegenbieders zal hebben gehoord.

Dat brengt mij weer naar de inventaris van Clement de Jonghe van 41 jaar later.Boon kwam niet tot een oplossing en vermeldde slechts uit corresponderende late-re lijsten van Rembrandtetsen - hij traceerde zo de geschiedenis van de koperpla-ten - als mogelijkheid een oude man met grote baard en eventueel een bontmuts,waarbij hij Bartsch 262 noemt. Maar daaraan voegt hij toe, dat de identificatie opzeer zwakke gronden berust, en denkt daarom eventueel aan een portret uit deRembrandtschool. Loopt men de erkende portretten nog eens door dan lijkt mijBartsch 313 van 1637 een mogelijkheid. Daarnaast is ook het portret van 1638, datechter aanvechtbaar is door de signering RHL (Bartsch 311), een goed portretvoor iemand van de wat onzekere leeftijd van Smijters.

En dit betoog wil ik eindigen met de aanbeveling om nog eens nader aandacht teschenken aan de twee interessante veilingverslagen van de afslager van Beunin-gen.19 Rembrandt moet alle kopers gekend hebben, de een beter de ander watminder. Er zijn door hem geportretteerden en ook veel familieleden van gepor-tretteerden onder. Men is dikwijls overtuigd, dat in de archieven niets of weinigmeer te vinden zal zijn. Het tegendeel is waar!

N O T E N

1. Merkwaardig is dat de Urkunden van 1906 de schilderijen onder Huysraet slechts gedeeltelijkopnemen. Onder de drie wel opgenomen schilderijen (uiteraard omdat ze voor Rembrandts wer-den gehouden) volgen: ‘Een munnick met een kap op, Een oudt vroutje met een (weggeval-len), Twee conterfeytsels van Bo.. (weggevallen), Een oudt mannetje die een k(ies?) getrockenwert, Twee lantschapjens, Drie kleyne oude man tronietjes, Twee kleine rontjens’.

67

5 .

6 .

7 .

8 .

9 .

1 0 .

l l .

1 2 .

1 3 .

1 4 .

De Porcellis wordt nader omschreven: ‘Een seetje, zijnde het boothhaeckje (van) Jan Porcellis.’Uiteraard kan er ook nog geld bij zijn geweest van het 1/5 part in de Van Loo bezittingen. Eenboedelscheiding was niet te vinden. Die moet er wel geweest zijn, gezien op 4.1.1681 het huis inde Gravenstraat bij executie verkocht werd uit de boedel van de in 1673 overleden Jan van Loo deJonge, de oom van Tia.De drie kunstboeken, waarvan er twee misschien bij Herman Becker in 1665 in pand waren,maar toen werden teruggegeven, worden op 23.12.1669 weer als verpand genoemd. Als kunst-boeken (zonder opgaaf van aantal) worden ze op 10.1.1670 bij de inbreng genoemd, maar met demededeling dat men op de bijgevoegde inventaris kan zien, hoe alles belast is. (Urkunden 281,310 (met verkeerde datum) en 312). Het lijkt aannemelijk, dat ze voor een veiling werden gelost.Clement de Jonghe was een kunstkoper, die de pers gebruikte, geen graveur, zoals soms opgrond van een enkele prent ten onrechte wordt verondersteld. Zie mijn artikel over het Sint Lu-casgilde (Jaarboek Amstelodamum 1969, 95-96).J.R. ter Molen, Van Vianen (1984) p. 59. Hier vindt men literatuuropgaaf en ook vermelding vanornamentuitgaven van Clement de Jonghe, die men op zijn inventaris terugvindt. Gerbrand vanden Eeckhout speelt daar een belangrijke rol.In zijn rekwest noemt Jacobus de Jongh deze afrekening, maar helaas werd die door de notarisniet bij de inventaris opgenomen.De f 2138.- was bestemd als afbetaling voor Van de Cappelle, die deze ook op die dag ontving.Het lijkt of alle veilingen in maart 1679 werden gehouden. Dat de betaling gedeeltelijk heel laatbinnenkwam (na 1 februari 1680) was vermoedelijk te wijten aan het feit, dat er ook boeken bijwaren, waarvoor andere termijnen dan de bovengenoemde zes weken golden.Henderick Visjager, geboortig van Den Helder, ondertrouwde als kaartafzetter en weduwnaarvan Annetje Aris op 31.8.1669 met de 32jarige Geertie Willems van Amersfoort. Zij werd op10.5.1708 begraven in de Nieuwe Kerk uit de Kromelleboogsteeg. Op 10.5.1708 ging hij in on-dertrouw met Maria van der Meulen. Op 6.10.1712 werd hij begraven op het Leidse Kerkhof.Blijkens een akte van not. Slijckvan 17.5.1692 was hij toen als koffieschenker (nauw verwant metboekverkoperij) werkzaam.Ruttens kocht een obligatie van f 1200.- aan, misschien voor het onderhoud van de weduwe. Bo-vendien keerde hij tijdens zijn beheer aan haar en de kinderen ruim f 2000.- uit.J.G.C.A. Briels, Z ‘d d 1 d bUI ne er an se oe kdrukk ers en boekverkopers in de Republiek der Verenig-de Nederlanden omstreeks 1570-1630 (1974) p. 157, noemt als eerste Samuel Smijters als boek-verkoper, geeft echter een onjuiste afkomst. De druk van 1617 werd in 1909 in Parijs geveild(fiches Enschedé UB Amsterdam).Ofschoon weinig ter zake, kan ik niet laten om te vermelden, dat er één vrouw op de veiling zat,Mary Damandt of Dammandt, blijkbaar een soort veredelde uitdraagster. Voor f 1.16.- kreeg zijde eerste koop, ‘1 deel printen’. Ook verder kocht zij nog tekeningen en prenten; ook kocht zijveel naturalia en beesten, o.a. een leguaan voor f 5.- en een slang voor f 2.2.-. Rembrandt kochtde tekeningen, geveild tussen deze beesten voor f 5.5.-. Ik neem aan, dat zij identiek was metMary Dammens, wed. Jan Evans, op het Brepad, die op 30.9.1617 in ondertrouw ging met deschoenmaker Pieter Gerritsz, en een goede handtekening zette. Zij komt ook eerder en later vaakop de veilingen voor.Deze ‘de tasvloyer’ stelt ons voor een raadsel, daar in tegenstelling tot het ‘cockje’ (er staat geenhokje, zoals de Urkunden en Documents zeggen) en de ‘dromer’ (J. Meder, Dürer Katalog 1932,no 85 en 70) geen tasvloyer (= zakkenroller) te vinden is, ook niet als bijfiguur op een andereprent. Het bracht de uitgevers van de Urkunden en van de Documents er toe om het woord tesphtsen en te spreken van ‘ein Dutzend Stösse Flöhesucher en ‘a dozen packets fleacatchers’, watweer als gevolg heeft, dat de kunsthandel van Rembrandt verveelvoudigd wordt.Hoewel ik hier niet nader op andere kopers inga, maak ik voor Abraham Alewijn, belangrijke la-kenkoper in de Warmoesstraat, sedert 1641 op Herengracht 174 (11 dec. 1607-26. ll. 1679), eenuitzondering. Hij was op de veiling Spranger vermoedelijk de grote tegenbieder van Rembrandtwat betreft de Goltzius tekeningen, tenzij ook daar afspraken hadden gelopen. Na Danckerts enRembrandt kocht hij voor het hoogste bedrag. Merkwaardig is, dat we hem ook in het vooraf-

68

gaande met een lening aan De Jonghe een rol zagen spelen. Uit zijn testament en boedelscheidingvoor not. Lock van 19.10.1678 en 26.3.1680 blijkt, dat de boekhouder Abraham Ruttens, die deboedel van De Jonghe een jaar lang beheerde, ook de boekhouder van Alewijn was. Er werd geeninventaris opgemaakt, daar inboedel etc. met de grote kunstcollecties gelegateerd werden aan dezoon Martinus en de dochter Geertruid, getr. met Joan de Vries.

1 5 . Van de veilingen onder de boekverkopers zijn hiervan vele voorbeelden. Veilingen onder kunst-verkopers of kunstenaren, waar geen anderen dan zij werden toegelaten, zijn mij niet bekend.Voor grote aantallen volgde men hier blijkbaar de boekenveilingen.

16. Isack Sonnemans = Isack Soolmans.17. Dit blijkt alweer bij de boekenveilingen, waarvan een enkele gedrukte catalogus bewaard bleef.1 8 . In de Urkunden is de optelling onjuist, doordat op 11.2.1638 ‘4 teeckeningen’ als f 27.- worden

vermeld, terwijl erf 27.10.- staat. De Documents komen ook op f 224.-, omdat daar wel verbe-teringen zijn aangebracht, maar ook nieuwe fouten zijn ingeslopen.

19. Vooral vergelijking met de inventarissen, opgemaakt in de sterfhuizen, is van belang. NotarisBruyningh gaf van de kunst in het bezit van Spranger, op de inventaris, die van 31.12.1637-5.1.1638 werd opgemaakt in de Luipaard aan de OZ Voorburgwal een bijzonder overzichtelijkeopsomming aan het einde van de inventaris ‘in het cunstcantoortgen’. Er was ‘een kasjen met 4copere plaeten, de dromer, de tasvloyster (sic!), ‘t kockjen en Sint Barthelmeus van Spranger.’Koperplaten naar Spranger waren door de Amsterdamse graveur Jan Muller gemaakt. Van Dürerwaren er de genoemde 21 Vrouwenlevens en 12 andere houten platen. Van de afdrukken noem ik111 tasvloyers, 106 dromers en 100 cockjens. Het lijkt aannemelijk, dat de familie Muller veelvoor Gommer Spranger heeft gewerkt.

69

D E D I A C O N I E B R O U W E R I J

1688 - 1801

D O O R

H . W . V A N D E R H O E V E N

VOORWOORD

Deze publicatie betreffende de brouwerij van de diaconie der Hervormde (Gere-formeerde) Gemeente te Amsterdam, die heeft bestaan van 1688 tot 1801, is ge-heel gebaseerd op de gegevens die vermeld zijn in de notulenboeken van deze dia-conie.’ In de Groote Vergadering van Diakenen, die wekelijks plaats vindt, wordteenmaal per jaar rapport uitgebracht over de financiële resultaten van een aantaldiaconale instellingen en dus ook van deze brouwerij. Soms zijn deze verslagengedetailleerd, meestal echter zeer summier. Dit artikel beschrijft hoe de brouwerijtot stand is gekomen. Welke verwachtingen men ervan heeft gehad. Waarom debrouwerij is opgeheven en tenslotte, toegelicht met cijfermateriaal, hoe deze klei-ne brouwerij heeft gefunctioneerd.

INLEIDING

Voordat de burgerlijke overheid de sociale zorg voor alle inwoners voor haar re-kening neemt, wordt in meerdere of mindere mate deze taak verricht door de ker-ken. Deze richten zich daarbij uiteraard slechts tot hun eigen lidmaten. De zorgvan de overheid richt zich derhalve in die tijd vrijwel uitsluitend tot hen die nietdoor enige kerk of kerkelijke instelling, als zij behoeftig zijn, worden onder-steund.

De Hervormde (Gereformeerde) Kerk, die in de zeventiende eeuw staatskerkis, voelt zich derhalve verantwoordelijk voor het verlenen van bijstand aan haargeloofsgenoten die hulpbehoevend zijn. Deze kerkelijke materiële hulpverleningwordt, namens de kerk, uitgevoerd door haar Diaconie. Het kantoor van dezediaconie is in die jaren gevestigd in de Gravenstraat, aan de achterzijde van deNieuwe Kerk. Het aantal diakenen dat in de 17e en 18e eeuw de armenzorg in deHervormde Gemeente in Amsterdam verricht en dat dus beschikbaar is voor hetverrichten van alle bestuurlijke en uitvoerende taken bedraagt veertig. Uiteraardontvangen de diakenen voor hun werkzaamheden geen enkele vergoeding.

Omstreeks het eind van de 17e eeuw bedragen de jaarlijkse uitgaven van de dia-conie ruim f 250.000,-. Het grootste gedeelte van deze geldsom moet door de lid-maten van de kerk worden opgebracht. Door een aantal faciliteiten te verlenendraagt de stedelijke overheid in beperkte mate bij tot het bestrijden van de kosten.

70

In de tweede helft van de 17e eeuw heeft de stadsregering o.a. gratis bouwgrondter beschikking gesteld voor de bouw van het Diaconie Weeshuis (DIAWH) enhet Diaconie Oude Vrouwen Huis (DIAOVH), alsmede vrijdom van ‘s Lands im-post van de graanen, door onze Diaconie gebruikt wordend, in dato lfi dec 1674.Dit laatste naar aanleiding van de oprichting van de Diaconie Bakkerij (DIAB). Enin 1682 Octroy VOOY alle onze Diaconie Godshuizen, van de vrijdom van de helftder 200 ste en 40 ste penningen en andere extraordinaire lasten. Niettegenstaandedeze hulp van de overheid, zijn de diakenen bij voortduring bedacht op mogelijk-heden de jaarlijkse kosten binnen de perken te houden en de inkomsten te verho-gen.

V O O R S T E L T O T H E T B O U W E N V A N E E N B R O U W E R I J

Op dinsdagmiddag 17 juni 1687 - de diakenen vergaderen elke week op die dagom 17.00 uur - geeft de frater scriba de vergadering in bedenken of men niet be-boorde zijn gedachten te laten gaan om een brouwerij te timmeren, dewijl deHeren regenten van het Gasthuys daar soo veel voordeel bij doen bij het brouwenvan bier. Waerop met meerderheyt van stemmen geconcludeert is: met het beleg-gen van het geld noch wat te wachten en is geresolveert li broeders te comitterenom eens een ontwerp te maecken wat Capitaal tot een brouwerij wel nodig is enwat voordeel daer bij wel soude conne gedaen werden. In dit verband moet wor-den opgemerkt dat deze diaconie reeds bier, als dagelijkse drank, verstrekt aan debewoners van het weeshuis en het oude vrouwen huis alsmede aan het personeelvan de bakkerij. In 1686 in totaal 2270 tonnen2 bier. De kosten daarvan bedragenf 6535,40, d.w.z. f 2,88 per ton.

Reeds een week later deelt de commissie van onderzoek mede dat de kosten vaneen brouwerij ongeveer f 6000.- bedragen en dat deze wijze van produceren dediaconie per jaar een winst (c.q. kostenbesparing) van drie tot vierduizend guldenzal opleveren. De notulen van de vergadering van 1 juli 1687 vermelden dat metmeerderheyt van stemmen is vastgesteld dat men sal brouwen. Nu komt het eropaan een geschikte plaats voor de brouwerij te vinden, de instemming van de kerke-raad te krijgen en de toestemming van de stadsregering ten aanzien van de plaatsvan vestiging alsmede het recht om voor de armen van de eigen kerkelijke gemeen-te te mogen brouwen.

D E K E R K E R A A D W I L A L L E D E T A I L S W E T E N

Als de diakenen hun plan aan de kerkeraad meedelen - ze hebben inmiddels beslo-ten de brouwerij te bouwen bij het washuys neffens het DIA WH - wil deze, alvo-rens zijn instemming te betuigen, graag eerst daarover uitvoerig worden ingelicht.Wèl dankt de kerkeraad de broeders diakenen voor baar vigilantie en menagie.

In de notulen van 7 augustus 1687 wordt vermeld dat de kerkeraad van oordeelis dat de winst wel niet zo groot zal zijn als de diakenen hebben opgegeven dochdat goed voordeel daer aan te doen was. Met de plaats van vestiging gaat de kerke-

71

raad niet akkoord omdat die tegen de keur deser stad is strijdende. Door een internmisverstand tussen diakenen en kerkeraad wordt de ontwikkeling van de plannenvertraagd. Uit de notulen van december 1687 blijkt dat de plannen en voorstellennog steeds niet geheel gereed zijn en dat er wellicht ook nog overleg nodig is metde regenten van het Aalmoezeniers Weeshuis. Aangezien er tot dat moment, in denotulen, nog maar weinig gegevens zijn vastgelegd, stelt op 16 december 1687 fra-ter Knuijse voor off men het ontwerp van ‘t brouwen niet behoorde in ‘t notulboekte brengen. Dat wordt toegestaan doch niet anders als dat van het brouwen alleen.

Het ontwerp van 24 juni van dit jaar wordt dan in de notulen van 16 decembervermeld. Daaruit blijkt dat de kosten van de bouw en inrichting van de brouwerijf 6000.- 11 b d gzu e n e ra e n . Daarvan zal voor de aanschaffing van een kopere ketelf lOOO.- nodig zijn en voor het overige deel van de technische installatie f 1500.-.Met het bouwen en gereedmaken van de brouwerij is dan nog een bedrag vanf 3500.- gemoeid. Uitgaande van een verbruik van 50 tonnen bier per week, waar-voor 2/3 last3 mout en 1/3 last boekweit nodig is, wordt in dit stadium van het on-derzoek de zuivere winst per jaar berekend op f 405O.-. Daarnaast bevatten denotulen van 16 december een nieuwe uitgebreide berekening van de kosten van hetbrouwen indien dit gebeurt op de wijze zoals dat in het mannengasthuys wordtgedaan.

Tot het brouwen van 7~ tonnen bier wert gestort aen gemael in ‘t mannengasthuys deser stad 1 last,bestaande in 213 part mout à 43 gg14 het last f 40:-113 part mout à 16 vlams pd.’ het last f 32:-maelloonturff 150 manden ; 1:;:150 ton water à 1 st. per tonneb f 7:lOdaar toe 2 knegte van noode voor arbeidsloon f 7:lO

Soo comt te bedraagen het brouwen van 75 tonne bier f 104:-soodat ieder tonne com’te roste à 28 st. is 75 ton . . . . f 105:-daer is in de jare 1686 geconsumeerd 2270 ton bier (kosten f 61S3>,40) die volgens bovenstaande calcu-latie indien de Diaconie selfs mogte brouwen als in ‘t manne gasthuys brout à 28 st de ton tosten/ 3183:-Soo souden de 2270 tonne rendeeren f 331i2:8daer soude alle weecken -uoor de Diaconie moeten gebrouwen worden ruijm 43 tonnebier en daar soude van de borstel7 comen f 4.- is in 52 weecken f 208:-noch 12 mengelen8 gestg, daarvan 8 mengelen conne verkocht worden à 12 st. de mengel f 20>:-

Zn een jaar soude men conne avanceren f 3765:8

DE STADSREGERING WORDT IN DE PLANNEN GEKEND

Eind december 1687 komt er leven in de brouwerij. De scriba van de diaconie, fra-ter Victor, en fr. Knuyse geven een uitgebreid verslag van hun bezoek aan de

7 2

Heren Burgermeesteren die hen hebben verzocht een officieel rekwest in te dienenom een brouwerij te mogen oprichten.

Het rekwest dat op 29 december wordt aangeboden luidt als volgt:

Aan de Edel Grootachtbare Heeren deHeeren Burgemeesteren en regeerdersder Stad Amsterdam

Geven met behoorlijcke eerbiedigheyt te kenne, Diaconen van de Nederduijtse Gereformeerde Ge-meente alhier hoe dat sij bevinden dagelijcks hoe langer hoe meer den aenwas van de arme Ledema-ten, dewelcke haer comptoir hoe langer hoe meer comen te drukken en niet sondergroote reden bedagtsijn op middelen van menagie ten eijnde sij instaet mogen blijven om haer armen - zij het niet men - tenminsten het nodige soulaes uijt te keren en alsoo door dé goetheijt van ZEED Achtb vooreenige jaeren onder Godes Zegen hebben opgeregt een eigen backerije dewelke zij bij ondervindingbevinden dat een voorname steun is van haer Diaconie en bij soo verre sij dese niet tijdig hadden ge-kregen mogelijck al buijten staat souden sijn geweest (hetwelcke God verhoedde wil) om de nooddruf-tigen het nodige uit te reijcken.Op de vorm van ‘t dencken op menage voortgaende so is bij desselve Diaconen in overleg in de verga-deringe gecomen wat voordeel wel conde werden bereicken indien se door de goedheijt van G.E.Achtb. mochten oprechten een eijgen brouwerij voor haer arme huijshouding, het welcke niet alleeneen groot voordeel soude geven in desselve huijshouding maer waerbq sq daer en boven ten opsigtevan gelden die se jaerlijks aen bier comen uijt te geve considerabel soude conne profitere en alsoo dediaconie sijnde uijt en bedacht op menage haer minste tosten best diende om soo een brouwerij op terichten.

Het antwoord van de burgemeesters is gedateerd 22 januari 1688

Extract uijt de dagelijckse notulen van de Ed. groot achtbare Heeren Burgermeesteren en Regeerdersder stad Amsterdam

Op versoek van de Diaconie der gereformeerde nederduijtse gemeente alhier hebben de HeerenBurgermeesteren naer deliberatie goetgevonden en de verstaen aen deselve Diaconie te consenterenbij haer dit brouwerijtie op de minste tosten te mogen opregten en daer toe een plaats te designere ach-ter het Bessies off te oude Vrouwe huijs van waer de aldaer gebrouwene biere door de arme weeskin-deren van ‘t Diaconie Huijs sullen mogen worde gebracht ter plaetsen van gemelde Godshuijsen enhaer backerije om aldaer te werden geconsumeert.Actum 22 januari 1688.

en is onderteecken C. Munter

De vergadering van diakenen benoemt nu een commissie om de beste plaats uit tezoeken en een tekening van de brouwerij te maken. In deze commissie worden be-noemd de diakenen Victor, Knuyse, de Ram en Beeltsnijder. De commissie zaloverleg voeren met de diakenen en diakonessen die het DIAOVH besturen. Te-vens wordt de Eerwaarde Kerkenraad ingelicht over de toestemming van de over-heid en de plaats waar de brouwerij zal komen te staan. Er wordt een tweetal ont-werpen gemaakt en in de vergadering van 10 februari 1688 besluiten de diakenenhet grootste ontwerp te kiezen, namelijk dat waarin de brouwerij en mouterij senmalcanderen zijn gebouwd. Als plaats is gekozen achter in ‘t midden wan de thuynvan ‘t DIAOVH tegen het doolhoff aen.

7 3

HET BLIJKT NIET EENVOUDIG EEN PLAATS VOOR DE BROUWERIJ TE VINDEN

Alhoewel de burgemeesters niet zo bijzonder geinteresseerd zijn in de precieseplaats waar de brouwerij neergezet zal worden, geven zij een

Acte door d’ Heeren Burgemeesteren de broeder ter bant gesteltHet sal aen Burgermeesteren indifferent sijn waer dat het brouwbuijs wert gestelt mits ;dat het totvoorcoming van brant soo verre van het huijs selve wert geset als dat gevoegelijck can geschieden endat het soo min incommodeert aen het gesigt in cieraat als anders als het mogelijck is.Actum 9 februarij 1688, present de Heeren Hudde, van Castercum en Witse uijt wekkers name deseonderteeckent.

N. Witse

Het blijkt dat de plaats die gekozen is voor de brouwerij, vlak bij het Doolhof nietkan doorgaan omdat de stadskeuren dat verhinderen. Deze tegenslag kost de dia-conie niet alleen tijd, maar ook geld want de vergadering besluit het geene alredegegraven is weder te dempen en opnieuw wederom aan te bestede paalen te cape.Heyen te versorge en met den opbouw boe spoediger boe liever voort te gaan.

De vergadering besluit dan te gaan bouwen tegen de achterzijde van het OVH,tegen de sieckekamer. Maar reeds op 21 februari maakt de scriba frater Victor be-kend datter wederom een interdict op het werk van het brouwbuys achter hetDIAOVH was gedaan en dat het gene te voore gegrave was weder gedamt is entoegemaakt voor f 2O.- en het nieuwe werk aanbesteed voor f 80.-. De burge-meesters worden door de diakenen over deze gang van zaken ingelicht en zeggentoe een onderzoek te zullen instellen.

Op 4 maart worden de diakenen Victor en Knuyse ten stadhuize ontboden. Zijontmoeten daar de burgemeesters Hudde, president, Geelvinck en Appelman diehaer aengeweesen hebben den Erfe op de Princegracht aen den Amstel bij de schut-hijs, oordeelende, dat bequaam te wesen om een brouwerij voor dese Diaconie opte setten. Dat de broederen van die plaets soude gelieven inspectie te nemen, seg-gende maeckt het aen UE Vergaderingh smaecklijck en brengt ons Rapport, endeoock hoeveel voeten Erfe daertoe van noden hebt. Soo souden haer Ed. achtbaer-beden ‘t selve in de Vroedschap brengen en het daer naer dirigeeren ‘t selvige denarmen voor niet mocht toegevoegt werden , soo veel sij van noden hadden. Eencommissie van 6 diakenen krijgt nu van de vergadering de opdracht een advies uitte brengen. Reeds op 9 maart brengt deze in de vergadering rapport uit en deeltdaarin mede dat ze het terrein geschikt acht om er een brouwerij op te zetten.

DIAKENEN ‘OP HET MATJE’ BIJ DE BURGEMEESTER

Aangezien echter per 28 februari 1688, het einde van het kerkelijk jaar 1687, dehelft der diakenen is afgetreden en daarvoor in de plaats 20 nieuwe diakenen zijnbenoemd - zoals de kerkelijke regeling voorschrijft - is er in de vergadering vandiakenen (nieuwe samenstelling) nu geen meerderheid aanwezig die, zonder meer,instemt met de bouw van de brouwerij. Integendeel, de vergadering besluit de ou-de commissie van onderzoek, bestaande uit 3 leden, uit te breiden met 4 nieuwe

7 4

leden om te rìen wat profijt in ‘t brouwen voor dese diaconie souden wesen en watden opbouw van sulck een brouwerìj soude comen te monteeren.

Intussen verwachten de burgemeesters een spoedig antwoord van de diakenenop hun genereus aanbod. In de ochtend van 17 maart, als diaken Victor op debeurs werkzaam is, komt zijn zoontje hem berichten dat er te zijnen huize eenstadsbode is gekomen die heeft medegedeeld dat hij ‘s middags om twee uur tenhuize van de president burgemeester Hudde wordt verwacht. De burgemeestervraagt hem waarom er nog geen antwoord van de diaconie is want hij moet hetvoorstel in de vergadering van de vroedschap brengen. Als Louis Victor aan bur-gemeester Hudde de redenen vermeldt draagt deze hem op om de volgende dag(18 maart) des morgens om 10 uur terug te komen en brengt mede die persoon daergìj laest mede boven bent geweest, want ghìj compt doch ordìnarìj met uw tweën.

In de vroege morgen van 18 maart, om half negen, komt de vergadering van di-akenen in spoedzitting bijeen waarin Victor zijn bevindingen van de vorige dagmeedeelt. De vergadering blijkt ook nu nog niet bereid het voorstel betreffendehet bouwterrein goed te keuren. Er worden drie diakenen aangewezen om zichom tien uur bij burgemeester Hudde te presenteren. Het zijn Victor, Knuijse enscriba Lambertsz. Zij brengen nog dezelfde avond (18 maart) om zes uur verslaguit in een speciaal daarvoor bijeengeroepen vergadering van diakenen.

Bij hun bezoek aan het stadhuis is, behalve burgemeester Hudde, ook burge-meester Geelvinck aanwezig aen dewelcke den preses Vìctor uìjt namen van hetCollege Der Dìaconen alle heìjl en seegen wenste, en verder seìjde, dat op het geeneUEd grootachtbaerheijt mijn gisteren beeft gelieven te ordineeren hebbe dese mor-gen Extra ord. Vergadering beleìjt en haer kennìsse gegeeven waer op de vergade-ringh beeft gelieven te committeeren onsen schriba om te hooren wat haer Ed. ge-lìefen waer. Soo dede de Hr. Burgermeester Hudde een geheele haranque van om-trent 1/4 uurs over de brouwerij voor de Diaconie. Hij zegt daarin ondermeer datde brouwerij haer Ed Achtbaerheden niet onaengenaem was, noch ondìenstìghvoor de Diaconie wìerde g’oordeelt om de groote profijtte die in ‘t brouwen stae-cken, ja tot een somma van f 3OOO.- ‘s jaers.... daerom hebben wìj burgermeeste-ren, de dìaconen het brouwen -tot groot nadeel van de stadts axcìjnsen en onse ìn-gesetenen - toegestaen, omdat alle tegenschrifte overwogen hebbende, deselve in-suffìsant bevonden sìjn, en daerom ons ìn’t uijtreeckenen van de wìnst.gerust stel-len.

Als hij zijn toespraak, waaruit blijkt dat hij alle details kent, heeft beëindigdmerkt diaken Lambertz op dat de nieuw benoemde diakenen zich nog willenorienteren over de brouwerijplannen en ondermeer ook over de financiële kantdaarvan. Burgemeester Hudde repliceert daarop het brouwen lijdt geen resumptie.Wij hebben de saack geresumeert en is bij ons het brouwen vastgestelt. Na dit ver-slag van het gesprek met de burgemeester besluit de vergadering akkoord te gaanmet het stichten van een brouwerij op de door de overheid aangeboden plaats. Eencommissie van vier broeders diakenen, preses Victor, Jacobus Knuyse, Hanke

75

Gales en Gerrit Anis de Boer, wordt afgevaardigd om haar Ed. Achtbaerheden deHeeren Burgermeesteren te bedancken voor haere gunste en met 40 voeten vandat erfe en de geheele breette voor dese diaconie te versoecken.

LAATSTE VOORBEREIDINGEN

27 April 1688 komt de brouwerijcommissie met drie voorstellen in de vergade-ring. Het eerste voorstel omvat het bouwen van een bakkerij, mouterij en brou-werij aan elkaar waarvan de bouwkosten (het buitenwerk) op f 15OOO.- komt. Hetbouwen van alleen een brouwerij kost f 4OOO.-, terwijl eijndelijck een model vaneen cleijnder brouwerij soude tosten f 26OO.-, welcke laeste bij de vergaderingh isgeamplecteert en aen de broederen in de commissie sijnde, versocht het selfde teneersten op te bouwen, het buijtenwerck op de langte 65 voet en op de breette 26voet, de hoogte uijt de fondamenten tot onder ‘t dack 22 voeten.

Tot boekhouder van de brouwerij wordt benoemd de diaken Hanke Gales enop 27 juli 1688 worden aengestelt tot meulenair om de mout en boekweijt voor debrouwerij deser Diaconie te malen Jacobus Claes en Jan Hoogeboom’o. Is mede totMr. brouwersknecht aengestelt door meerderheijt van stemmen Gerrit van Zuijle-kum. Op 17 augustus wordt tot tweede brouwersknecht aangesteld BenjaminPeeters en sal volgens resolutie van de kamer altijt in de brouwerij moeten sijn endes nagts daer in slapen. Hij ontvangt daarvoor kost en dranck en bewassen te wor-den sal genieten als mede f 60.- in ‘t jaar, en 10 st. voor ‘t afdragen van ‘t last vande borstel en ‘t bof van de half voeten, waer voor verplicht is alles te moeten doen ‘tgeene omtrent ‘t brouwen en ‘t kuijpen specteert.

In september 1688 ontvangt de diaconie eenExtract uijt het 8e Resolutieboeck berustende ter Thesaurie ordinary der stad Amsterdam fo 74 Den 2September Ao 1688.

De heeren burgermeesteren volgens Resolutie van de Vroedschap in dato 26 maart 1688 gequalif-ceert sijnde om aen de Diaconie van de Duijtse gemeenten te schencken Een Erff omtrent de Wees-perpoort op deprincegracht, tot het maken van een Brouwerij ten behoeve van degemelde Diaconie sohebben haer Ed Groot achtb geresolveert aen de gemelte diaconie te gunnen een erff leggende tegensden amstelsluijs ten oosten der Amstel en besuijden de princegracht op de hoeck breet tegens den Am-stel Vijftigh voeten, en diep uijt de straedt die langs den Amstelsluijs sal gaen tot tegen het dwarsgrachtje, langh zijnde omtrent hondert vier en sestigh voeten.

Op 14 september delen de diakenen Gales en Knuijse mee, dat zij bij de pachterover de bieren zijn geweest en hem getoond hebben de acten ons door de Ed.Grootachtbare heeren Burgemeesteren verleent, dat wij onse bieren door onse jon-gens vermogen te vervoeren in beijde de huijsen en onse backerij sonder impost-ceelen van hem te laten balen, daer in bij mede consenteerde mits dat de Diaconieeen acte passeerde dat ditto onse bieren op geen andere plaetse en soude vervoertwerden als op de 3 bovenstaende plaetsen.

DE BROUWERIJ GAAT VAN START, EERSTE RESULTATEN

Begin september wordt met het brouwen begonnen. De bewoners en bestuurders

76

In 1690 maakte Jan Goeree deze tekening van molen De Liefde, waar Van Ommeren en Hoogeboomjuist begonnen waren het mout voor de Diaconiebrouwerij te malen. Links van de molen de Leidse-poort, rechts molens aan de Overtoom en het Mennonietenpad. Op het bolwerk naast de molen dekraan, waarmee het schip dat via Singelgracht en Amstel het transport van en naar de brouwerij ver-zorgde, gelost en geladen kon worden. Geheel links een kraan van andere constructie, behorende bijmolen De Star op bolwerk Osdorp, die tot 1698 bij de zeemleerbereiders in gebruik was. Deze teke-ning werd in 1723 als gravure opgenomen in Daniel Willinks Amsterdamse Buitensingel.

van de tehuizen zijn echter niet gelukkig met de kwaliteit van het bier. Ze zijn be-ter bier gewend. Op 19 october reeds komt dit ter sprake in de vergadering vandiakenen. Wij lezen in de notulen fr. van Bunschoten stelt voor, alsoo door veel-vuldige clachten van de schraelheijt van ons gebrouwe bier onder de oude liedenssiecktens compt te ontstaen, of men niet een vast reglement soude stellen om uijteen seeckere quantitijt graan, een seeckere quantiteit bier te trecken en dat op diewijse Gerrit van Suijlichem en Jan de Mof tegens den anderen haer kunst danmochten toonen om het beste bier daer uijt te trecken opdat de beste dlsdan tot eenvaste meesterknegt mocht aengestelt werden. Waer op geresolveert is, dat men uijt2/3 last mout en boekweijt 36 tonnen biers sal trecken, en is daer op naer voorgaen-de prouve, en advys door E.fr. Huijberts, Struijs en Lamberts (welcke daertoe van

77

de vergadering gecommitteert sijn) ingebracht, dat de brouten van beijde de opge-melten egale van qualitijt sijn bevonden, soo is met meerderheijt van stemmenGerrit van Suijlichem tot meester knecht aangestelt.

Op 9 februari 1689 wordt opnieuw een berekening vermeld van het resultaatvan de brouwerij. Voor het brouwen van 54 tonnen bier moet gestort worden1 last gemael, synde 1/3 boeckwijt en 2/3 mout. Een ton bier kost dan 411/4 stuiver.

dat dan gereeckent naer de consumptie van den jaeve 1686, waer in geconsumeert is 2270 tonnenbiers, die de diaconie heeft gekost >73/4 st. de ton, is dan op ieder ton 16’/2 st. avance, compt als dan over2270 tonnen avan$daer wert voor de borstel gereeckent ieder brout, dar 42 mael naar bovenstaande rek.

f 1872:15

in ‘t jaer moet geschieden à f 5:6 isVoor de gest alsoo de diaconie is gecoomen voor de 17 achtereen volgende broutenf 141:3 is voor ieder brout f 8'/3. Stelle daer voor f 8.- en dat 42 mael in ‘t jaer is

f 222:12

f 336:-

f 2431: 7Van dese gestelde avance moet afgaen de intresten soo van het Capitaal dat dese brouwerijgecost heeft

Item tosten van de schuttingh rontom het erff van de brouwerijf6694:13f 440: 9

f 7135: 2

Waer op geresolveert en geaprobeert is, dat ditto intrest tegen 4 pet van dat Capt. sal gereeckent wer-den, als oock dat reparatiên, slytagiên, inmetinge en verlies van granen voorts alle de oncosten opReeck. van Winst en Verlies sal gebracht werden, gelijck in de diaconie backerij gedaen wert, en alsdan sal men netto de winst tonnen weeten, die nu maer in imaginatie bestaet.

Op 21 februari 1690 blijkt dat de brouwerij, die dan - van sept. 1688 tot eind janu-ari 1690 - een jaar en 5 maanden heeft gefunctioneerd een bedrag van f 1554:16:8aan winst heeft opgeleverd. Kennelijk zijn de diakenen niet erg tevreden met ditresultaat, want in september 1690 wordt besloten een nieuwe meester brouwers-knecht aan te stellen, die van alles verstand moet hebben en ook moet weten hoe-veel bier afgeleverd wordt. In october van dat jaar valt de keuze op Jan Harde dieals loon f 3l/2 per week zal ontvangen, zonder kost of huisvesting.

R E G L E M E N T V O O R D E B R O U W E R I J

Er wordt ook een brouwerij reglement opgesteld.1 . Eerstelijk zal deese Mr. Brouwer zijn Ampt en bediening selve in allen deelen getrouwelijk hebben

waer te neemen, en alles dat in de Brouwerij onder zijn opsigt en serge is aenbevole daer meede tehandelen als hij sal oordeelen tot meeste voordeele deser diaconie te zijn.

2 . Om welck werck des Te beter te verrighten sal hem door de Broederen diaconen tot assistentie toe-gevoeght werde een bequame kuijpers kneght en 2 jongens uit het DIAWH welke kuijpersknegtsal geniete boven tost en huijsvestingh de somma van f 60.- ‘s jaers.

3 . Met welke knecht en 2 jongens de meergemelde brouwer gehouden sal zijn het bier selver te brou-wen en vaten en gest afte leveren, daer van boeck te houden en aen de Broeders ter bedieninge van‘t DIAOVH daer van reeckeninge te geven.

4. De brouwer sal gehouden zijn alle dagen in de brouwerij te weesen en aght te geven dat door dekuijper de vaten wel1 werden voorsien en dat de brouwerij in een goede orde wert gehouden op datdaer oock niet comt verlooren te gaen.

fi. De kuijper en de 2 jongens sullen gehouden weesen alle de gebrouwde bieren, met een schuijt enBier Boom te brengen ter plaetse daer het sal behooren.

7 8

D E E E R S T E J A R E N V A N D E B R O U W E R I J , L A G E W I N S T E N V E E L M U T A T I E S

De winst van de brouwerij over het jaar 1690 ( 1 febr. ‘90 tot 31 jan ‘91) bedraagtslechts f 1044:9:8. De diakenen zijn niet tevreden. Op 27 februari wordt beslotenJan Harde te ontslaan. Hij is nauwelijks een half jaar in dienst geweest. Op 20maart 1691 geeft de commissie van de brouwerij, bij monde van diaken v.d. Smithaar bevindingen weer, zij stelt dat in de brouwerij door de kuijper en 2 jongensveel disorder wert gepleegt, en dat sij op haer daer op,volgende commissie sijn ge-weest in voormelde brouwerij en hebben alles seer slecht bevonden, waerom ge-concludeert hadden op onse approbatie Jan Albertsz den kuijper te decerneeren endat er ten eerste diende commissie geschreven te worden, en Jurian Sact also die deenigste is, welcke sijn dienst gepractiseert beeft. Waer op geconcludeert is het eerstete amplecteren en de plaats vacant te stellen.

Ingevolge deze beslissing worden van Jan Albertsz de sleutels afgenomen enwordt hij de brouwerij uitgezet.

Op 23 april 1691 treedt Jurian Sact als Meester brouwer in dienst tegen een loonvan f 5.- per week. Zonder kost en inwoning. Hij belooft in alle getrouwheid zijndienst te zullen verrichten. Er wordt opnieuw een reglement voor de brouwerijopgesteld. Wij vermelden de belangrijkste verschillen met het voorgaande regle-ment. Er wordt in bepaald dat hij op tijd zal moeten brouwen en dat hij geassis-teerd zal worden door een kuipersknecht en een noodhulp. De brouwer salgehou-den sijn alle dagen in de brouwerij te sijn, ook des nachts als er gebrouwt wort. Nahet brouwen sal de brouwer, nevens de kuiper en de noodhulp al het gereedschap inde brouwerij helpen schoonmaken, en er voor sorgdragen dat alles geschiedt tot hetmeeste profijt van de diaconie. De brouwer sal gehouden sijn om het bier voor hetDIAOVH en het DIAWH en de backerij selver, met de kuiper en noodhulp daarte besorgen en goede sorg te dragen dat het met de bierboom uit en in de schuit opde stelling bekwaam gelegd wort. En opdat alles in goede order magh geschiedensal de koornbrouwer gehouden sijn nevens de eerste en laeste in de brouwerij tesijn, en van ‘t afgeleverde bier en gist notitie te houden en van alles de brouwerijaangaande verantwoordingh te doen aan de Broeders Commissarissen die inder-tijd daer toe sullen werden aangestelt.

Over het jaar 1691 levert de brouwerij een winst op van f 1636:13:8, op een in-koop en onkosten van f 7400.-

In de daarop volgende jaren wordt niets meer vermeld over het brouwerij regle-ment, wel wordt van tijd tot tijd de brouwersknecht vervangen. Zo wordt inmaart 1692 Cornelis van Nes (oud 52 jaren) in die functie benoemd en in october1692 wordt een nieuwe kuipersknecht aangesteld, Joost geheten, berzevens eenjongman oud 22 jaar, geen lidmaat, maar gaat in de gereformeerde kerk - bekentin ‘t brouwersboek, gehoude in ‘t DIAOVH.

Aangezien in 1692 de prijzen van de gerst, boekweit en turf sterk stijgen, zosterk zelfs dat de graanprijzen bijkans het dubbele bedragen dan voorheen het

79

geval was, vraagt men zich af of de kwaliteit van het bier nog wel gehandhaafd kanworden. In december 1692 wordt besloten om voor het brouwen van 54 tonnenbier niet meer 27 mud (1 last) te storten maar slechts 18 mud. In februari 1697wordt bij het uitbrengen van het financieel verslag over de brouwerij vermeld datper brouwsel 24 mud gerst wordt gebruikt. Aangezien die hoeveelheid een goedekwaliteit bier oplevert wordt besloten op deze wijze voort te gaan. De prijs vanhet bier dat de diaconie aan haar instellingen levert ondergaat geen verandering enblijft vastgesteld op f 3.- per ton.

DE BROUWERIJ EN HET TERREIN

Wat betreft de brouwerij zelf en het terrein waarop deze is geplaatst, geeft het dia-coniearchief de navolgende informatie. Op 24 februari 1689 wordt in de ‘GrooteVergadering’ medegedeeld dat burgemeester De Vries op verzoek van de diaconiebesluit om de straet van de brugh van de achtergracht aan de diaconie brouwerij telaten bestraten. De brouwerij immers lag ten tijde van zijn oprichting geheel aande rand van de stad. In juli 1705 vraagt de stadsregering informatie over de brou-werij omdat andere godshuizen ook graag over een brouwerij zouden willen kun-nen beschikken. Tevens vraagt ze aan de diaconie of deze bereid is ook aan die an-dere godshuizen bier te leveren. Het antwoord is negatief. Het argument is dat deomvang van de brouwerij daarvoor te gering is. Hoewel omstreeks die tijd de kin-derziektes waren overwonnen, voelde de diaconie kennelijk ook niets voor eenuitbreiding op het royaal bemeten terrein waarop de brouwerij was gevestigd.

Het terrein van de Diaconiebrouwe-rij op de kaart van Gerred de Broenuit 172fi. Het lipt on de hoek van deAmstel en de NTeu;e>e Prinsengracht.Aan de waliekant staat een kraan omde grondstoffen uit de schepen te los-sen en de vaten bier aan boord tebrengen. Links de molen Het Landvan Beloften, die lange tijd ten on-rechte als de moutmolen van de Dia-conie beschouwd is. Hij is rond 169fials loopsmids- en boormolen ge-bouwd en was toen deze kaart ge-maakt werd bij de weduwe van An-thonij Rentinck als korenmolen in ge-bruik. Van 1766 tot de afbraak in1876 was hij verfhoutmolen.

80

In maart 1710 geeft de stadswalmeester (Johannes Broen) in het DIAOVH hetbericht af dat de Heren Thesaurieren der stad voor de duur van 6 jaar aan DirkVoegt, handelaar in aarde en zand, een stuk van het terrein van de brouwerij van22 voeten breedte en 28 voeten diepte, op de boek van de princegracht en de dwars-gracht hadden verhuurd. Uiteraard protesteert de diaconie daartegen. Bij naderonderzoek blijkt dat de oud-burgemeesters Jan Corver en Gerrit Hooft de huur-overeenkomst met Dirk Voogt hebben gesloten, hoewel ze wisten dat de diaconiehet terrein in eigendom had gekregen. Uiteindelijk wordt besloten dat de huur-penningen, ten bedrage van f lO., jaarlijks door de opsiender van de stadswallen(Bram Bastiaans) aan de diaconie zullen worden gegeven. Als in 1716 de huur-overeenkomst afloopt laat de overheid om seeker te weten of onse diaconie het erfvan de brouwerij met het sand beleyd toequam de diaconie uit haar oude notulenbewijzen dat dit inderdaad het geval is, en wordt door beide partijen die zaak op-nieuw in de notulen vastgelegd. In 1721 en volgende jaren verhuurt de diaconiezelf een deel van het terrein waarop haar brouwerij staat voor een bedrag vanf 50.- per jaar.

In augustus 1722 maakt de Commissaris van de Brouwerij bekend dat debrouwketel versleten is en daardoor onbruikbaar is geworden. De Groote Verga-dering geeft dan toestemming een nieuwe brouwketel te plaatsen. In september1740 wordt een deel van de huisvesting van de brouwerij vernieuwd. In plaats vande houten loods, die oud en vervallen is en niet meer gerepareerd kan worden,wordt een nieuwe stenen loods, tevens pakhuis gebouwd. In 1781 wordt voor detweede maal bericht dat de brouwketel vernieuwd wordt.

Uit gegevens daterend van 1788 en daarna blijkt dat de nieuwe loods, of een deeldaarvan, verhuurd wordt voor f 15O.- per jaar.

HET EINDE VAN DE BROUWERIJ

Vele jaren achtereen wordt, in de notulen van de Groote Vergadering, slechts bijde jaarswisseling - in het kader van de financiële verantwoording van alle instellin-gen van de diaconie - de brouwerij genoemd. Voor het eerst komt deze weer uit-gebreider ter sprake, wanneer in 1786 een bezuinigingsplan wordt ingediend inverband met de teruglopende conjunctuur. Over de brouwerij wordt dan gezegddat deze slechts kan worden behouden indien slechts één soort bier, namelijk datvan f 3.- per ton wordt gebrouwen. Voor de bereiding van 3 tonnen van dit biermag niet meer dan 90 pond mout worden gebruikt.

In 1794, bij een nieuwe bezuinigingsronde komt de brouwerij weer aan de orde.In artikel 8 van deze bezuinigingsnota lezen wij:Art 8. Betreft de DIA Brouwerij dewijl daaromtrent dikwijls zeer verschillende begrippen hebbenplaats gehad, en wij ook twijffelden of h te aanhouden van die Brouwerij niet nadeelig voor onse Dia-conie was, soo hebben wij ons de moeyte getroost, den staat en balans dier Brouwerij van jaar tot jaarna te gaan en bevonden dat het belang van de Diaconie vordert de Brouwerij aan te houden schoonwij niet ontveinsen konne dat deselve tot meerder voordeel (onses bedunkens) VOOY de Diaconie souwkunne strekken, dewijl men het bier voor onse Huysen zwaarder en dus kostbaarder brouwt, dan wij

8 1

selven doorgaans in ome eygen huysen gebruyken en door aanloop van veel volk in die Brouwerij ookveel misbruyk en verkwisting plaats heeft. Waarom ook de E. Broederen Commissarissen reets tweeknegts hebben weggejaagt en de meesterknegt onder Poenalityt gebracht voortaan sig beter van sijnpligt te kwijten zullende anders afgeset worden.

In 1797 zegt een nieuwe bezuinigingscommissie dat, ofschoon de kosten van debrouwerij betrekkelijk gering zijn -f 6800 tot f 7000 per jaar- daar wellicht tochnog op bezuinigd kan worden als de productie van 1800 tonnen zou kunnen wor-den terug gebracht tot 1500 à 1600 tonnen per jaar door alle verspilling en ontijdiggebruik te voorkomen. Voorts wordt aanbevolen te overwegen van eenparticulie-ren brouwerij, langs de weg van aanbesteding, goed bier - voor oude lieden en kin-deren beiden dienstbaar - voor f 3.- uiterlijk f 3l/2.- de ton te betrekken. Dit zoueen besparing opleveren van f 1500 tot f 2000.

De bezuinigingscommissie van 1799, die in juni van dat jaar haar bevindingenweergeeft, heeft critiek op het feit dat al vanaf 1795 door de Brouwerijcommissiede bierprijs is verhoogd tot f 4.- per ton, terwijl het elders voor f 3.- kan wordenbetrokken. Bovendien merkt deze commissie op dat de waterprijs die door debrouwerij wordt berekend één stuiver per ton bedraagt, terwijl de schuyt van 600Ton dit voor f 21:4 doet. (3,5 cent per ton). Na een uitvoerige analyse van de cij-fers van de laatste jaarrekening gegeven te hebben adviseert de commissie de ont-wikkeling van de situatie nog even aan te zien en de resultaten van het lopend jaaraf te wachten.

De nieuwe commissie, die op 25 maart 1800 is benoemd, brengt reeds op 15april haar verslag uit en brengt daarbij o.a. aan het licht dat de balans van de brou-werij over het jaar 1799 enkele onjuistheden bevat waar d oor het tekort nietf 1584:18:4 b e d raagt, doch slechts f 415. Indien men het bier echter van buitenhad betrokken zouden de onkosten van de diaconie voor het verstrekken van hetbier f 684.- lager zijn geweest en men dus in 1799 een bedrag van f lO99.- hebbenbespaard. In een uitvoerige berekening toont deze commissie aan dat ook in beteretijden de diakonie, mede gezien het geringe bierverbruik, geen voordeel meer zalkunnen trekken uit het zelf brouwen van het bier. De commissie adviseert hetbrouwen te stoppen, de twee knechts te ontslaan, maar de meester brouwer nog tebelasten met het toezicht op de gereedschappen van de brouwerij en het halen vanwater met de waterschuit, totdat door een Naaukeurige overweging door de Ver-gadering een beslissend besluyt genoomen word tot aanhouding of vernietigingvan de Brouwerij, tot welk laast besluyt men niet diende te koomen dan na voorafalles wel gewikt en gewogen te hebben om ons voor de posteriteit te kunnen ver-antwoorden.

De genadeslag valt wanneer in de Voordracht van de Commissie van finantiënaan de Eerwaarde groote Vergadering van Broederen Diaconen van 30 december1800, tot delging van schuld en verbetering der middelen wordt voorgesteld, datde Diaconie brouwerij geheel en al zal worden vernietigd, en de leverantie vanbier, water en garst door een Particulier Brouwer bij aanbesteeding off andersintsvoortaan zal geschieden. Welk voorstel wordt aangenomen op 6 januari 1801.

82

DE BROUWERIJ ALS BEDRIJF

In het vooraf gaande is slechts hier en daar een opmerking gemaakt over het brou-wen en het functioneren van de brouwerij. De gegevens die nodig zijn om daar-over iets meer te zeggen zijn geput uit de jaarlijkse>financiële rapportage van debrouwerijcommissie aan de Groote Vergadering van Diakenen. Deze verslagge-ving is vaak slechts summier vermeld in de notulen. Veelal wordt alleen opgegevenhoeveel geld de brouwerij aan de diaconie heeft gekost en welk voordeel of nadeelze heeft opgeleverd, uitgedrukt in de woorden avance en verlies. Over de jaren1697, 1699, 1709 en 1734 hebben wij zelfs deze beperkte gegevens niet aangetrof-fen. Van de jaren 1692, 1693, 1704, 1710, 1725, 1729, 1731 zijn alleen de ‘avances’bekend. Maar van de jaren 1711 t/m 1719, 1724, 1726 t/m 1728, 1733, 1735 t/m1738, 1775, 1788 t/m 1791 en 1793 t/m 1799 zijn de ‘balansen’ in de notulen, c.q.kladnotulen opgenomen, zodat daaruit de gegevens zijn verkregen die als basisvoor de, in deze publicatie opgenomen, kwantitatieve benadering hebben ge-diend. Tevens maken deze gegevens het mogelijk enig zicht te krijgen in de wijzewaarop dit ‘bierbedrijf’ heeft gefunctioneerd.

Wordt het bier aanvankelijk bereid uit mout en boekweit, in 1711 blijkt dat ookhop wordt toegevoegd en naast boekweit ook gerst wordt gebruikt. De gerstwordt dan gemout op de mouterij Het witte hot op het Roeters Eiland. In later ja-ren worden andere mouterijen genoemd: Wed. Noppen (1726-1733), Jan en Wil-lem Calkoen (1735-1738), R. Veerschuyt (1775). Als opslagplaats voor de hop ende gerst is de zolder van het DIAOVH beschikbaar.

Claas van Ommeren is de molenaar die de mout en boekweit maalt (1711-1718).Enkele jaren later wordt Dirk Hoogeboom genoemd als molenaar (1724-1738), deprijs die hij daarvoor berekent bedraagt 3 stuiver per mud (1727).” Dezelfde prijswordt nog betaald aan de Wed. Knibbel2 in 1775.

Voor het stoken van de brouwketel wordt lange turf gebruikt, de voorraadwordt opgeslagen op de zolder van de DIAB (1711). Een ton turf, ca 227 dm3,kost 15 tot 20 cent.

Het vers water dat de brouwerij behoeft wordt betrokken van Aldert Jansz. deWit en Dirk Rijnderts (1711-1728) voor de prijs van één stuiver per ton. Vers wa-ter wordt later geleverd door Dorothea van Rojen, vrouw van Rijen Servaas(1733-1736). In 1738 levert Pieter Mensing vers water. In de balans van de brou-werij van 1775 is deze post niet meer opgenomen; wèl staat vermeld dat ruim10.000 ton water is geleverd aan de diaconale tehuizen. Wij nemen aan dat debrouwerij deze met zijn eigen waterschuit heeft gehaald en bezorgd. In de balansvan 1788 wordt de waterschuit met name genoemd. De kosten van de waterschuitworden in de balans opgenomen. Zij variëren van ca f 300 tot f 500 per jaar.

Van de aanvang af wordt bier geleverd aan het DIAWH, aan het DIAOVH, aande DIA bakkerij en uiteraard drinkt het personeel van de brouwerij ook van hetbier dat ze gebrouwd hebben. Het door de brouwerij zelf verbruikte bier wordtsoms wel, maar soms ook niet in de eindafrekening opgenomen. Als in 1719 het

8 3

Oude Vrouwenhuis met een mannenafdeling wordt uitgebreid stijgt daarmee hetbierverbruik van het DAIOVMH enigszins. Aan het Corvershof, dat in 1723wordt gesticht, wordt in 1744 voor het eerst bier geleverd ten behoeve van de be-woners. Het Bestedelingen Huis (DIABH), opgericht in 1789, wordt niet vóór1792 van bier voorzien.

Het gemiddelde bierverbruik, in tonnen per jaar, van de verschillende instellin-gen van de diaconie is als volgt:

Periode Periode1711-1719 1788-1796

Weeshuis 873 595Oude mannen en vrouwen huis 911 840Bakkerij 69 6 3Brouwerij 39:: -::.

Corvershof - 108Bestedelingen huis - 147:‘;’

Sb Zeer waarschijnlijk zal de brouwerij van elk brouwsel één ton bier hebben ‘geproefd’.‘+ Vanaf 1793.

Dat de brouwerij in een bepaalde periode van haar bestaan bier van verschillendesterkte heeft geleverd blijkt voor het eerst uit de notulen van het jaar 1716, waarinwordt bericht dat de stedelijke overheid aan de diaconie heeft gevraagd of ze bierwil brouwen voor Zijn Chaarse Majesteyt omdat sijn voorn. majesteijt geen biercan becoomen dat hem smaeckt. Aan het verzoek van burgemeesteren wordt vol-daan.

In de notulen van de diaconie van 1769 en volgende jaren, wordt bij de jaarlijksefinanciële verantwoording van het Corvershof vermeld dat twee soorten bier doorde brouwerij zijn geleverd. Bijvoorbeeld op 20 februari 1770: 93 ton bier à f 3.- deton en 7 ton bier à f 4.- de ton.

In de brouwerijrekening over het jaar 1737 is opgenomen dat 7 vaten beste bierbezorgd zijn bij het DIAOVH tegen de prijs van f 6.-per vat en het financieel ver-slag over 1738 vermeldt dat, - vermoedelijk aan een buitenstaander - 2 ton bier isgeleverd à f l2.- de ton. (Uit de afrekening blijkt echter dat dit f 6.- de ton moetzijn). Tenslotte wordt in de enige originele Balance van Primo Februari 1775 TotUltimo Jannuarij 1776 vermeld, dat in het voorbije jaar behalve bier van f 3.- deton ook is geleverd aan het DIAWHuys 45 à f 4.-, aan het DIAOVMH 44 à f 4.-,aan de DIA bakkerij 16 à f 4.-, aan de DIA brouwerij 19 à f 4.- en aan het Cor-vershof 7 à f 4.-

Uit het aantal bewoners van het weeshuis en het oude mannen en vrouwen huisen de hoeveelheid bier dat in overeenkomende jaren is verstrekt blijkt dat per per-soon ca 600 ml. per dag is verstrekt, of wel een pint bier per dag. In de laatste jarenvan de brouwerij is dit vermoedelijk teruggebracht tot een halve liter per dag.

Directe gegevens over de sterkte, alcoholgehalte, van het bier verschaffen denotulen en verslagen van de brouwerij niet. Aangezien de hoeveelheid en de aard

84

van de grondstoffen voor de bereiding van een brouwsel in de loop der jaren nogaleens aan verandering onderhevig waren, zal het bier niet altijd van dezelfde sterktezijn geweest. Zoals uit de historische beschrijving blijkt is aanvankelijk de recep-tuur voor de bereiding van het bier nogal eens gewijzigd en o.a. aangepast aan degrondstofprijs (1692). Berekeningen betreffende het alcoholgehalte van het bier inde jaren 1711-1719 en in 1775, waarbij de hoeveelheid verbruikte mout is bere-kend uit maalloon à 15 ct per mud, tonen aan dat het alcoholgehalte in die periodevoor het bier dat voor f 3.- de ton aan de diaconale instellingen wordt geleverdongeveer 3 gew % alcohol bevat, dus ca 3,7 vol % .

Een belangrijk bijproduct van de brouwerij is de gist geweest. Deze wordt in deeerste plaats geleverd aan de diaconie bakkerij, die de verplichting heeft haar gistvan de brouwerij te betrekken tegen de prijs van 16 stuivers de mengele (overeen-komend met ongeveer f 0,65 per dm3). De overblijvende gist wordt tegen dezelfdeprijs aan anderen verkocht. Tussen 1711 en 1719 stijgt de gistopbrengst van caf 650.- tot bijna f llOO.- per jaar. In de periode 1726 tot 1738 stijgt de opbrengstvan de gistverkoop, vanwege de hogere gistproductie, van ca. f 1300 tot f 145O.-per jaar. In 1775 brengt de gist alleen al f 1829,60 op. In dat jaar wordt 2272 men-gele gist geproduceerd (ca 2775 dm3).

Een ander, minder belangrijk bijproduct is de borstel. Dit is het afkooksel vande hop en de granen waarvan het bier wordt gebrouwen. Het wordt in die jarenverkocht als veevoer. De jaaropbrengst van dit bijproduct varieert van f 65.- totf 250.-

Het derde bijproduct, de spoeling, - afvalwater van de brouwerij -brengt aan-vankelijk per jaar f 63.- op. In 1775 nog slechts f 17.-. Tenslotte blijkt uit de be-schikbare balansgegevens dat met het aanschaffen van een waterschuit, deze nietalleen het water voor de brouwerij aanvoert maar ook het water voor de tehuizenvan de diaconie. Voor het water wordt een prijs berekend van 5 cent per ton, vanca 110 dm3.

Het voordeel dat de diaconie heeft gehad met het oprichten en exploiteren van debrouwerij, of wel de besparingen op de uitgaven aan bier wanneer dit van derdenhad moeten worden betrokken, heeft vrijwel nooit het niveau bereikt dat men erzich aanvankelijk van heeft voorgesteld. Slechts zevenmaal in de 112 jaar van haarbestaan is de ‘avance’ boven de f 3OOO.- uitgekomen. In het jaar 1730 bedraagt de-ze f 4292.- en in 1731 zelfs f 5084.-. In zes jaren werd een verlies geleden varie-rend van f 254.- tot f 1485.-, zij vallen alle in de periode 1784 tot 1800. Zoalsreeds eerder vermeld, zijn van vier jaren de resultaten niet bekend. Toch mag, naarhet oordeel van de schrijver, het oprichten van deze brouwerij als een geslaagdeonderneming worden beschouwd, zij het dat de betekenis ervan door haar geringeomvang veel beperkter is geweest dan van de diaconiebakkerij. De gemiddeldekosten van de brouwerij in de 96 jaren waarvan deze gegevens bekend zijn, bedra-gen f 6973.- per jaar. De gemiddelde avance f 1731.-. De totale uitgaven in deze

85

De Balance van Primo Februari 177f> tot Ultimo Jannuarij 1776

86

.

87

96 jaren bedragen f 669412.- en de avance f 166212.-. Dat is op een jaarbudgetvan deze diaconie in de beschreven periode van f 300.000.- tot f SOO.OOO.- nietveel, maar toch ook niet onbelangrijk.

N O T E N

1. Archief van de Diaconie van de Hervormde Gemeente te Amsterdam. Onder no: PA 377 aanwe-zig in het Gemeente Archief te Amsterdam.

2 . 1 ton bier = 355,4 dm’.3 . 1 last = 27 mud = ca 2000 Kilogram.4 . ggl = goudgulden = f 1,40.5 . Pond Vlaamsch = f 6,00.6 . 1 ton water = ca 110 dm3.7 . Borstel = het uitgetrokken, afgewerkte mout, bestaande uit de bolsters en de onoplosbare be-

standdelen van het mout.8 . 1 mengel = ca 1,2 dm3.9. gest = gist.10. Jacobus Claasz. van Ommeren en Jan Hoogeboom hadden in 1661 molen De Liefde van de Hei-

ligeweg naar bolwerk Sloten laten verplaatsen.ll. In 1719 verkochten Frans van Ommeren en Aletta Verdam, weduwe van Claas van Ommeren,

de helft van moutmolen De Liefde bij de Leidsepoort aan Dirk Hoogeboom, die reeds eigenaarwas van de andere helft.

1 2 . Margaretha van Sassom, huisvrouw van Matthias Knibbe, erfde in 1764 de helft van de moutmo-len De Koe aan de Spaarndammerdijk van haar vader Pieter van Sassom. In 1770 en 1776 kochtzij de resterende vierde parten.

88

D E W E D U W E J A C O B D E F L I N E S E N ZOONEN:

CORRESPONDENTIE UIT DE PERIODE 1722-1729

D O O R

G. DE FLINES

I N L E I D I N G

In het Gemeentelijke Archief van Amsterdam worden onder Particulier Archiefnr. 4 269 brieven bewaard afkomstig uit het archief van de bovengenoemde han-delsonderneming. Het navolgende wil enige toelichting geven op de ontvangersen de schrijvers van die brieven en op wat zich in de achtergrond afspeelde. Hier-voor kon behalve uit de brieven ook geput worden uit het archief van de StichtingFamilie de Flines. Belangrijk was dat de Gemeentelijke Archiefdienst zo vriende-lijk was een stel fotokopieën van de brieven ter beschikking te stellen.

Het archief van de familie de Flines vond zijn oorsprong in 1679, toen Jacob deFlines Jasperzn (K 30, 1657-1714) begon in een ‘familieboekje’ op te schrijven wathij uit documenten en uit overlevering van zijn voorouders wist. Nu is dit begindoor onderzoek en verzameling aangevuld met documenten, boekwerken enschilderijen betreffende enkele honderden leden van deze en aanverwante fami-lies. De oudste gegevens stammen van kort na 1500. In de familie de Flines komenenkele voornamen (Jacob, Gilbert, Philips) zo veelvuldig voor dat gemakkelijkverwarring kan ontstaan. Daarom zijn hierna veelal aan de namen toegevoegd eenpatroniem (Jasperzn) of een persoonsreferentie (generatie-letter + volgnummer,zie het genealogisch overzicht bijlage 1).

D E B R I E V E N

De herkomst van deze brieven brengt mee dat steeds slechts een zijde van de brief-wisselingen bewaard gebleven is. Wel is soms de datum en bij uitzondering deaard van het antwoord aangetekend. Bij veel brieven ontbreken - jammer genoeg -de bijlagen.

Het is over het algemeen niet duidelijk waarom juist deze brieven werden opzijgelegd en bewaard. Het archief van de weduwe en haar zonen zal zeker veel meerbevat hebben in deze jaren. De periode wordt ruwweg begrensd door het overlij-den van Jacob de Flines Gilbertzn (K 8, 1655-1720) en de daarop volgende verhui-zing van de Herengracht naar het Singel en het overlijden van de jongste zoon Gil-bert Jacobzn (L 10, 1700-1728).

De oudste brief van de verzameling dateert van 19 november 1722 en brengt uit

89

Riga de gelukwensen aan de weduwe met de behouden terugkeer van haar oudstezoon, Jacob (L8) in het vaderland. De wens komt van Cornelio Maten, een neef -waarschijnlijk -van haar zijde (hij maakt een spelfout in de naam de Flines). Hij isblijkbaar ook een zakelijke relatie, die betalingen over zijn vader in Holland laatlopen. Hij besluit zijn brief met uitvoerige prijsopgaaf van gevarieerde handels-waar en opgaaf van de wisseldisconto’s en -kosten, waarover later meer (br. 237).De vader van dit gezin, Jacob de Flines Gzn (K8), moet begin 1720 overleden zijn.De zoons werden voorbereid om deelgenoot te worden in de onderneming. Brie-ven getuigen van reizen naar Riga (br. 237) en Londen (br. 223-232).

Slechts enkele brieven uit 1729 zijn bewaard. Van 24 januari een geschreven be-richt (br. 239) van het overlijden op 45jarige leeftijd van Geertruyt Deinoot,huisvrouw van een neef, Samuel de Back te Rotterdam, van 26 januari een geleide-briefje van de procureur mr. J. van Ruijll te Den Haag (br. 117) gericht aan Jacobde Flines (L8) - zijn moeder was in 1727 overleden - betreffende de conclusie vanantwoord van de Hoge Raad in de reeds tientallen jaren lopende zaak van zijnhalfzuster Elisabeth (L7) tegen haar vader en zijn erfgenamen en zes briefjes vanCornelis Vereyk te Dordrecht omtrent uit Londen aangekomen en naar Amster-dam doorgezonden handelswaar (br. 48-53).

In grote lijnen gaan de brieven over:- zakelijke transacties: goederen, prijzen, leveranties, veilingen, betalingen (alle

brieven uit Londen uit die tijd schijnen bewaard gebleven: br. 133-232);- persoonlijke zaken: condoleances, bezoeken, onderlinge diensten;- exploitatie van landerijen te Gouda (notaris Pijper, br. 59-86);- het conflict met Elisabeth de Flines.

De brieven zijn alfabetisch gerangschikt op woonplaats van de afzender en ver-volgens op de naam van de afzender en de datum. Ze zijn doorlopend genum-merd. Naar deze nummering verwijzen indexen van voorkomende persoonsna-men, van plaatsnamen, van straat- en huisnamen in Amsterdam en van een aantaltrefwoorden. Aangezien nagenoeg alle documenten geadresseerd zijn aan deweduwe Jacob de Flines of haar zonen, is nagelaten die in de index op te nementenzij daartoe een bijzondere aanleiding was.

Jucob de Flines Gilbertzn (K 8, 1655-1720) kwam voort uit een geslacht van tex-tielmensen. Zijn overgrootvader, Guillebert de Flines Philippezn (G 3, + 1545-1610/11) vestigde zich in 1584 in Amsterdam. Hij huurde aan het Rokin, hoek St.Marriensteeg (nu Kalfsvelsteeg), een deel van het door de stad na de alteratie ge-naaste St. Marrien klooster om daarin een zijdelaken weverij op te richten. Hetaangrenzende huis in de Nes diende hem en zijn gezin tot woning.1 De zaken gin-gen goed. Er werd geëxporteerd naar Hamburg en de Oostzeelanden.

Ook GuilPeberts oudste zoon Philips (H 1, 1581-1652) ging het goed in de zij-de. Hij woonde na zijn eerste huwelijk (1605) in de toen in trek zijnde Warmoes-straat’ en later aan de ‘Fluwele Burgwal’, de bijnaam die de Amsterdammers gaven

90

aan de oostzijde van de Oudezijds Voorburgwal wegens de rijke klederdracht derbewoners. Bewaard gebleven is de ‘Generaale Lyst der Hoofdmannen van de Zy-de Halle’, waarop in het oudste jaar Gilbert de Flines Philipzn (1 3, 1611-1671),Jacobs vader te vinden is als vertegenwoordiger uit de kring der ‘fabricqueurs vanzyde lakenen’.

Naast deze Gilbert is ook zijn zwager David Rutgers (1601-1668) in de onder-neming werkzaam. Aan Johan de Witt schrijft diens zoon, David Rutgers de Jon-ge (1628-1670), in 1667 o.m. over de export ‘door geheel Europa, ja tot in de uy-terste Indiën’ toe. En verder over het ‘fabricquen van manufacturen door mynenvoorouderen self hier te lande eerst geplant’ en dat hij zich ‘omtrent met 150 ge-touwen van bouratten, greynen ende syde laackenen daerin beesig houde’.3 Het iseen aanzienlijke onderneming geworden. David Rutgers vertegenwoordigde in1670 en Jacob de Flines (K 8) in 1711 de fabricqueurs als Hoofdman van de ZydeHalle.

Jacob (K 8) trouwde in 1680 met Elisabet van Gelder (1662-1683), een jongerezuster van zijn schoonzuster Catharina, de vrouw van zijn broeder Gilbert Gil-bertzn (K 7). Zij had een dochter Elisabeth (L 7) en overleed in het kraambed vanhaar tweede kind in 1683. Bijna 11 jaar later sloot Jacob een tweede huwelijk metAgatha van der Vult uit Gouda. Agatha schijnt een bijzondere partij geweest tezijn. In het familiearchief de Flines wordt een aantal lofzangen op haar schoonheidbewaard. De brieven geven de indruk dat zij welgesteld was en als zakenvrouwscherp kon onderhandelen (zie de brieven van notaris Pijper te Gouda over de ver-koop van een boerderij met grond (br. 59-86). Er ontstonden echter grote conflic-ten met Elisabeth (L 7), de dochter uit het eerste huwelijk. Conflicten, die tot pro-cedures zouden leiden, waarmee de Hoge Raad zich nog in en na 1729 zou bezig-houden. De dramatische gebeurtenissen worden hieronder nader toegelicht.

Dat Jacob (K 8) lang niet onbemiddeld was blijkt wel uit zijn aankoop in 1683van het pand Herengracht 132. Hij liet een van de vertrekken door Johan Glauberbeschilderen met landschappen en door Gerard de Lairesse stofferen, een anderdoor Frederick de Moucheron voorzien met Italiaanse landschappen.4 Hij bezateen collectie van een vijftigtal schilderijen, waaronder Titiaan, Veronese, de Lai-resse, Holbein, Wouwerman.5 Er werd een grote staat gevoerd met personeel inlivrei en eigen koetsen. Het pand staat er - ook door de later toegevoegde verdie-ping -nog steeds indrukwekkend bij. Jacob was in 1696 onvoorzichtig genoeg omten behoeve van zijn dochter Elisabeth dit huis met alle ornamenten en de schilde-rijen als zekerheid te stellen voor de aanzienlijke erfenis a fideï-commis van haargrootouders Jacob van Gelder en Elisabeth de Quesnoi. Toen Jacob overleed liethij zijn 50-jarige tweede vrouw achter met drie kinderen: Jacob (L S), Pieter (L 9)en Gilbert (L 10) in de leeftijden van resp. 23, 20 en 19 jaar.

Wed. Jb. de Flines & Zoonen, wier zakelijke brieven als nadere aanduiding meestalslechts hebben: Cooplieden tot Amsterdam. Dat was blijkbaar voldoende. Door

91

Singel 264, waar de Wed. Jb. de Flines & Zoonen geves-tigd was van 1720 ai toen na de dood van Jacob (K 8),het huis aan de Herengracht 132 vererfde aan zijn doch-ter Elisabeth (L 7).

Foto: historisch-topografische atlasGemeentelijke Archiefdienst Amsterdam

een enkele secure briefschrijver weten we het adres, ‘op de Singel over de WitteMoeien’ (br. 3, 6 oktober 1724) en ‘op de Singel bij de Warmoesgracht’ (br. 59, 2april 1723). Dit wil zeggen: aan de (even) buitenzijde van het Singel vlak bij -doch

92

ten zuiden van - waar nu de Raadhuisstraat loopt.Uit de brieven blijkt dat zij handelden in de goederen, die door de V. 0. C. wer-

den aangevoerd: textiel, koffie, thee, specerijen. Ruwe weefsels lieten zij bewer-ken, verven, bedrukken, om ze dan in en buiten Holland te verkopen. In 1725vinden we Pieter (L 9) en later (1727, 1728) ook Jacob (L 8) en Gilbert (L 10) inSweedenryck, het fraaie pand aan de Herengracht 462, dat in die tijd een huurhuiswas (br. 257, 84, 87, 243, 244).

Gilbert de Flines Philipzn (L 2, 1690-1739), een oomzegger van Jacob (K 8), lever-de het grootste aantal brieven van één schrijver: 87 stuks (br. 135-221). Ook Gil-bert was zijdekoopman te Amsterdam (aan de Doelenstraat) en bedreef de export.Zijn huwelijk in 1711 met Susanna du Pree (1678-1714) duurde maar kort. Op 19februari 1719 verliet hij Amsterdam om zich in L,onden te vestigen, waar hij in1739 overleed.6 Zijn graf in de Dutch Reformed Church in Londen werd met diekerk in de Tweede Wereldoorlog zwaar beschadigd. Uit de brieven blijkt dat Gil-bert (L 2) in Londen optrad namens zijn tantes onderneming, de Wed. Jb. de Fli-nes & Zoonen. Londen was reeds het centrum van de wereldhandel! Hij gaf regel-matig bericht over te verwachten schepen uit de oost, de lading en de prijzen. Hijbezocht de veilingen, vroeg instructies, kocht in en verzorgde de verzending dergoederen naar Amsterdam of elders. Hij zorgde ook voor doorzending van brie-ven naar Amerika. Elk van zijn brieven vermeldt wissel- en aandelenkoersen (bij-lage 111). Door wissels aan Amsterdamse zakenrelaties werden verschuldigde be-dragen verrekend.

Ongetwijfeld heeft deze Gilbert met goed profijt nog andere zaken gedaan. Hijwoonde in 1736 in Throgmorton Street, in het hartje van de City of London. Driejaar later had hij een buitenplaats verworven, die hij per codicil naliet aan MaryWilliams-Hayes of haar wettige of onwettige kinderen door hem verwekt, respec-tievelijk haar minderjarige broer Walter Williams. In zijn brieven, die gedeeltelijkeen persoonlijk karakter dragen, vinden we regelmatig zijn ‘huisgenoten’ ver-meld. Hij zou behoren tot een groep vooraanstaande Nederlandse financiers enbankiers. In de Nederlandse kolonie in Londen vond hij vrienden en verwanten.Hij schreef gedichten en het blijspel ‘De Ontrouwe Voedster’ (1719).

Van de brieven van Gilbert uit Londen is de oudste in deze collectie die van 3 ja-nuari 1724. Bewaard gebleven zijn uit de jaren

1724: 34 brieven,1725: 19 brieven1726: 17 brieven1727: 11 brieven1728: 6 brieven

Op 25 december 1724 (br. 168) zond hij aan zijn Amsterdamse relaties een reke-ning voor twee op 5 oktober gezonden partijen Indische textiel. De wat ingewik-kelde opstelling lijkt te duiden op totaal 1881 lengten met een inkoopwaarde van

93

£ 2837.9.2. Hierover wordt een provisie berekend per hoeveelheid en over dewaarde (is%), waarop dan weer in mindering wordt gebracht een korting van5%. Per slot toont deze provisie-rekening een bedrag van £ 9O1.13.-. Echter debrief (br. 170; 168 bleek later op de keerzijde daarvan te zijn geschreven) vermeldthet saldo als £ 869.14.4, d.w.z. 3.45% lager. Wellicht een korting wegens verre-kening in rekening courant? Deze brief besluit met de wens dat het komende jaareer een groter dan een kleiner saldo mag tonen. Maar br. 187 van 28 december1725 geeft ‘een bedroefde klyne Reekening. God geeve tot de Nieuwe Syn Seegen,datse tot Wedersyds avantagie van meer belang mag sijn. Ik geloof je hebt het glasNEGOTIE gebrooken.. .’ Het saldo der rekening is £ 5.6.3! De wens werd nietvervuld. Op 27 december 1726 vermeldt br. 204 een saldo in rekening courant van!Z 4.6.1. ‘... deese is ja so beus, en ruym so fatall, wy hoope op een beeter schrijfftd’Almanack.. . . ’ Ook 1727 sluit met een saldo van £ 5.6.1 en een wens tot verbete-ring (br. 215). De laatste brief (br. 221) van 3 december 1728 is de condoleancemet het overlijden van zijn neef en naamgenoot Gilbert de Flines (L 10). De afne-mende aantallen brieven per jaar en de hier en daar doorklinkende ondertonen inde briefwisseling geven de indruk van een zeker pessimisme.

D E Z A K E N

Slechts zo nu en dan geven de brieven wat kijk op de aard en omvang van de zaken.Duidelijk is dat er gehandeld wordt in ingevoerde textiel. In 1725 dringt deV.O.C. echter ook aan om de gekochte koffie af te nemen (br. 1). De veilingdataen de prijzen van koffie, thee en peper worden veelvuldig en die van schellak (br.147), caleatourshout (br. 147) en cochenille (br. 195, 205) zo nu en dan vanuitLonden aan Amsterdam doorgegeven. In september 1724 maakt Pieter de Flines(L 9) een zakenreis naar Londen om daar op de veiling van de Engelse Oostindi-sche Compagnie in te kopen voor de Amsterdamse onderneming. De reis bestonduit drie delen: de tocht van Amsterdam naar Rotterdam (waarschijnlijk per trek-schuit), de oversteek via Hellevoet naar de rede van Gravesend met de Betty Sloep(van woensdag tot maandagmiddag!) en de rit naar Londen (op de terugreis gingdit te paard). In Rotterdam moest Pieter wachten op het vertrek van het schip enlogeerde enkele dagen bij Jan Bout, eerste boekhouder van de Maatschappij vanAssurantie, Discontering en Beleening. 7 Bout was een neef. Hij was gehuwd metde jongste dochter van Dirck Mels en Martha van der Vult.8

Zijn inkopen geven wellicht een aanduiding van de omvang van de handel derAmsterdamse onderneming. Pieter komt in Londen aan (br. 222) wanneer het vei-len van peper, thee en koffie gepasseerd is (br. 159), doch hij koopt textiel (o.m.Indische katoen, neteldoek, mousseline, garneerband, Persische en Indischechints) voor een totaalbedrag van £ 3739.12.1, ofwel tegen de in brief 229 toege-paste koers van f 1 l.- per pond sterling, ruim f 41 .OOO.-. Gelet op de toenmaligewaarde van het geld, een respectabel bedrag. Daarnaast kocht hij voor eigen reke-ning nog een grote partij van o.m. ‘Hankercheefs’, neteldoeken, fijne mousseline,

94

waarvan de waarde niet wordt vermeld. Uit een klacht van Dierck Vermullen enJan Calis te Francfort (br. 55) blijkt dat de Amsterdamse firma ook textiel liet be-werken (slecht liet verven in dit geval) en dan exporteerde. Wisseladviezen duidenook op relaties in andere streken: Antwerpen (br. 2), Hamburg (br. 127, 146),Leipzig (br. 132), Riga (br. 237).

Verbindingen waren voor de handel niet minder belangrijk dan nu. Opvallendis, dat in het binnenland snelle berichtgeving blijkbaar zeer wel mogelijk was. Zovroeg notaris Pijper te Gouda op zaterdag 22 december 1724 (br. 74) aan de wedu-we Jb. de Flines te Amsterdam om nadere instructies voor de verkoop van haarland, vóór zondag 23 december 9 uur ‘s morgens. Hij ontving ze (br. 75) en ver-kocht des zondags het land (br. 76). Op 23 januari 1725 schreef dezelfde notaris(br. 79) over enkele minder dringende zaken. Uit een op de brief gestelde notitieblijkt dat de weduwe reeds op de volgende dag deze brief beantwoordde.

Herengracht 462, het huurhuis waar-in Jacob de Flines (L 8) en zijn broersPieter (L 9) en Gilbert (L 10) van1725 af hebben gewoond. De wedu-we De Flines-Van der Vult werd vandaar begraven in 1727.

Foto: Historisch-topografische atlasGemeentelijke Archiefdienst

Op 12 april 1726 zond de procureur mr. Van Ruijll te Den Haag (br. 104) eensententie van de Hoge Raad naar Jacob (L 8) te Amsterdam met verzoek om even-tuele opdracht tot appel. Uit het antwoord blijkt dat de brief de 13de in Amster-dam was. Het stempel (3 st?) toont dat de bezorging per postdienst plaats vond.Op zondag 17 december 1724 schreef Jan Bout Jr. te Rotterdam (br. 240) aan zijnverwanten in Amsterdam om Pieters recept ‘tegens de verstopping op de long-pijp’. De brief gaat per post (3 st) en is beantwoord op de 19de door het zendenvan het inmiddels gereed gemaakte medicijn, dat de 20ste in Rotterdam aankomt(br. 241) en dan de 22ste met de boot naar Londen aan neef Pieter word nagezon-den. En dan te bedenken dat van wegverkeer nog nauwelijks sprake geweest kanzijn. Ter illustratie: pas op 6 december 1804 werd door het Departementaal Be-stuur van Holland besloten tot het voor de eerste maal bestraten van de ‘ordinaireRij- of Zandweg die van de Brugge voor het Huis in ‘t Bosch buiten Den Haagdoor de Slagboom, langs het Huis ten Deijl over het gewezen Haagsche Schouwnaar Haarlem gaat’!9

Vervoer te water speelde een grote rol. De volgende beurtschippers worden ge-noemd :

brief11

2681 51 62 129495 15 365

BeurtmanEenmande EijkerClaes OoleClaes OoleLeendert LeijnsenCornelis FonteynKorthalsHopmanKorthalsZoet

datum30-11-1723

nov. 172411-11-172421-11-1724

1-12-172512-12-1726ll- 4-1729

S- 6-172926-10-1729

7-10-1724

vanMiddelburgAmsterdamMiddelburgMiddelburgMiddelburgMiddelburgDordrechtDordrechtDordrechtGouda

over naarRotterdamTer Gou

AmsterdamRotterdam

- Amsterdam- Amsterdam- Amsterdam

Den Haag Amsterdam- Amsterdam- Amsterdam- Amsterdam- Amsterdam

De verbinding met Engeland was afhankelijk van de wind. Het was soms echtermogelijk in + 10 dagen berichten heen en weer te zenden (br. 160/161). Het kalen-derverschil werkt hier wat verwarrend. In Holland werd de Gregoriaanse kalen-der op 1 januari 1583 ingevoerd en in Engeland op 14 september 1752; d.w.z. in1724 was er een verschil van 11 dagen. Omdat in Engeland voor 1752 het jaar be-gon op 25 maart werd door velen in Engeland voor 1752 tussen 1 januari en 25maart een dubbel jaartal geschreven. Bijv.: br. 135: 3 Jan. 17%.

Niet mogelijk bleek het een brief te verzenden van Rotterdam naar ‘Nieu-Yor-ke’ (br. 251). Wel kon dat vanuit Amsterdam, maar dan via Londen (br. 136). Vandoorslaggevend belang voor de Wed. Jb. de Flines en Zoonen was de aanvoer metschepen uit de Oost. De in de brieven genoemde Hollandse en Engelse schepen engegevens zijn in de bijlage 11 opgesomd evenals de schepen in de vaart tussen Hol-land en Engeland en tussen Engeland en New York. Van een aantal schepen zijnde gedrukte cargalijsten bewaard (br. 24,25,34, 163,205 en 211). Inverschillendebrieven uit Londen zijn deelopgaven vermeld. De textielsoorten zijn meestal aan-

96

geduid met de plaats van herkomst of de daar courante benaming - veelal min ofmeer verbasterd - en soms met nu nog gebruikelijke termen. De vakman uit dietijd kende daaraan de soort en vaak de kwaliteit, kleuren, lengte en breedte van destukken. la Uit de lijsten blijkt welke enorme hoeveelheden werden aangevoerd.

Aandacht verdient nog de brief van Cornelio Maten uit Riga (br. 237). De prij-zen, die hij opgeeft betreffen de navolgende waren in hoeveelheden en muntsoor-ten, die toen in de handel gebruikelijk waren en zo bekend, dat blijkbaar vermel-ding in de brief niet nodig was. In de laatste kolom zijn ter vergelijking vermeldenige prijzen in Amsterdam in dezelfde periode ontleend aan Posthumus (in gul-dens). 11

Oude henp in loko en contant 11’/4 - ll’/~RNieuwe in voorjaar te leveren

en nu te betalen lOV4 - lOV6Rdito bij de levering het gelt 11 RPashenp 7 RVerbant Vlas 7 RPaternoster [= vlas1 11’/2RRynheyl iRekisten ?lP

h [reichsthaler à f 2.65?] l61/2 - 17 r.1 8 - 172/3r.

Was 73 RTalk [Baltisch] 15 -17 Rroggen 20 - 2 3 r .

Slaglinsaat [Deense Mark à f f 0.39 ?l 16 à 18 MHenpsaat 10 à17 M

per 300 pond (à 494 g) 3x.75Reinhennep (300 pd) 43.-

p. 100 pondp. 100 pondKoningsberger p. last

(f4100 p.)p. ton (* 190 p.)p. ton

71.7513.50

77.-5.134.13

GELDVERKEER

Opvallend is het - volgens huidige begrippen - ingewikkelde geldverkeer. Wissel-adviezen komen in de brieven veelvuldig voor. Drie maal slechts is sprake van ver-rekening per bank (br. 18, 35, 245). Boursse & Grijmalla te Middelburg (br. 18)biedt op 14 november 1725 een keuzemogelijkheid (met een aanbeveling): of beta-len per wissel à pari, of betalen in Middelburg, waarvoor een agio van 4%, ofwel‘in banco a costy’ (ten Uwent, dus in Amsterdam), waarvoor 51/4% agio ‘zal wer-den goedgedaen’. Dit laatste agio - in feite een korting op het te betalen bedragwegens hogere waardering van bankgeld -wijkt enigszins af van wat Posthumusaangeeft voor 7 november 1725 (blz. 651: 43/4%) en McCusker12 voor november1725 (blz. 49: eveneens 43/4%).

Ook het betalen in contant geld komt herhaaldelijk voor (br. 28,30,35, 38,39,83, 84). De zakjes specie zijn blijkbaar geheel vertrouwd bij de beurtschipper. A.de Groot te Delft zendt op 29 december 1727 ‘per ords binneschuyt . . . inne achtsakken f 4480’ naar Amsterdam (br. 38).

Iedere brief van Gilbert de Flines uit Londen bevatte de opgaaf van de koersenvan het pond, t.w. ‘wissel’ (contant) en ‘sight’ (zichtwissel) en die van ‘Oost’,‘Bank’, ‘Suyd’ en ‘Annui’ en een enkele maal ‘Yorke’. Bijlage 111 geeft een selectie

97

van die noteringen, te weten: eenmaal per maand - voor zover beschikbaar - endan zo dicht mogelijk bij de 15de. De koers van het pond sterling werd (zie Pos-thumus blz. LVI) uitgedrukt in schellingen Vlaams en ‘grooten’ van V12 schelling.Aangezien I gulden = 40 grooten, vindt men de huidige decimale pondennoteringin guldens door vermenigvuldiging van de koers in schellingen met de factor *2/40

= 0.3 (de grooten in decimalen uitgedrukt). Opvallend zijn de betrekkelijk gerin-ge koersvariaties in die vijf jaren, namelijk:

in 1724, hoogste 10.55,in 1725, hoogste 10.50,in 1726, hoogste 10.65,in 1727, hoogste 10.50,in 1728, hoogste 10.325,

(zie ook Posthumus blz. 597)

laagste 10.45,laagste 10.375,laagste 10.35,laagste 10.30 enlaagste 10.225.

De op bijlage 111 vermelde Londense zichtwisselkoersen op Amsterdam zijnover het algemeen iets later dan de bancokoersen genoteerd door McCuster (p.59). Het verschil bedraagt ongeveer 3 grooten (-t 0.8%) met zo nu en dan andereverschillen (van 0 tot 1.77%).

Met de benaming ‘Oost’ zijn de koersen vermeld van de aandelen in de EngelseUnited East India Company (EIC). Oorspronkelijk opgericht als East IndiaCompany in 1600, verwierf deze maatschappij in 1613 privileges van de GrootMogul van India en stichtte een eerste factorij te Surat. (Voor de geschiedenis vande EIC zie Chaudhuri) In 1709 fuseerde deze maatschappij met de New East IndiaCompany tot de United EIC. Financiering geschiedde door het plaatsen van aan-delen (stocks) en van kortlopende obligaties welke laatste een staatsgarantie had-den als tegenprestatie voor een lening aan de schatkist (koersverloop zie bijlage111).

Met de benaming ‘Suyd’ zijn de koersen gegeven van de aandelen van de SouthSea Company (SSC). De SSC is door de Britse overheid opgericht in 1711. De of-ficiële naam was: The Governor and Company of Merchants of Great Britain Tra-ding to the South Seas and other parts of America and for encouraging the Fish-ery* 13 Aanleiding tot de oprichting was mede de wens om aandelen te creëren omdaarmee de te hoge schulden van de staat aan de crediteuren te kunnen betalen. Dehandel op Amerika zou bedreven worden met een monopolie van de Britse staat,waarbij echter de Portugese en de Nederlandse belangen ontzien zouden worden.Voor het overige was die handel echter overwegend in handen van Spanje, dat vastbesloten was anderen te weren. De onderneming had weinig succes: in 1748 werdovereengekomen dat de SSC de handel zou staken. Spanje betaalde daarvoor eencompensatie.

Inmiddels speelde zich in 1720 het drama af, dat bekend zou blijven als: theSouth Sea Bubble. De omwisseling van verplichtingen van de staat tegen SSC-pa-pieren speelde daarin een overwegende rol. In 1719 kende de Britse regeringschulden aan:

98

- the Bank of England, EIC en SC;- kortlopende obligaties (opzegtermijn 1 jaar);- langlopende ‘annuities’ (jaargelden à +7% van de koopsom);- kortlopende ‘annuities’ (jaargelden à ?9% van de koopsom).

Op 2 februari 1720 ging de regering in op een voorstel van de SSC om aan hou-ders van obligaties en annuities omwisseling aan te bieden van hun rechten tegennieuw uit te geven aandelen SSC op basis van dagkoers. Daartegenover zou dan destaat een schuld aan de SSC krijgen ten bedrage van de zodoende vervallende ver-plichtingen en wel op een overeengekomen vaste rekenbasis. Het ging om vervan-ging van jaargelden tot + E 800.000.- per jaar en + 2 16.500.000.- aan obligatiesdoor nominaal + £ 32.000.000 aan aandelen SSC (Dickson). Het aanbod bevattevoordelen voor de staat. Behalve de vervanging van langlopende jaargeldverplich-tingen door een eenmalig schuldbedrag, was er ook een aanzienlijke premie te be-talen door de SSC aan de staat en een rentereductie op de schulden van de staat.Aan de SSC zou de transactie een aanzienlijke winst opleveren, doordat de nieuweaandelen aan de ontvangers konden worden afgegeven tegen de beurskoers. Op 1februari 1720 was die koers 131% : er zou een aanzienlijke agiowinst ontstaan!

Het totale nominale bedrag van de emissie was wel gelimiteerd tot het bedragvan de nieuwe vordering op de staat, doch door de plaatsing tegen de beurskoersliet dit ruime mogelijkheid tot uitgifte aan derden en tot speculatie. De handelsac-tiviteiten van de SSC gaven voor een koersstijging geen aanleiding, maar veel hou-ders van annuities (en speculanten) zagen de mogelijke vermogenswinsten. Deprijs van de SSC aandelen te Amsterdam steeg van £ 128.- op 1 januari 1720 naars 950 op 1 juli van dat jaar. Er werd in 1720 voor nominaal £ 10 mln aan aandelenuitgegeven en geplaatst tegen de tegenwaarde van !? ï’51/4 mln (gedeeltelijk in ter-mijnen te betalen, doch nooit ten volle gestort). Het speculatieve element werdsnel doorzien: 15 december 1720 noteerde Amsterdam een koers van £ 155 voorde aandelen SSC (Dickson blz. 139).

De speculatiekoorts had velen tot ontoelaatbare transacties verleid. Het onder-zoek van een parlementaire commissie leidde tot jarenlange onrust, tot confiscatievan verworven eigendommen, ontslagen, vlucht en zelfmoord. Direkteuren, par-lementsleden en ministers bleken betrokken te zijn geweest bij ontoelaatbare za-ken. Voor de oorspronkelijke houders van staatspapieren, voor de bonafideinschrijvers op SSC-aandelen tegen te hoge koersen, voor de velen die schade le-den werd per slot een wet aangenomen, die enigermate orde op zaken moest stel-len. Velen waren geruineerd. De wet verdeelde de klappen enigszins. Engelandwas in dit opzicht echter geenszins uniek. In dezelfde periode richtte de speculatiein aandelen ook grote schade aan in Frankrijk en Nederland. Nederlandse burgersspeculeerden trouwens ook in aanmerkelijke mate mee met de South Sea Bubble(Dickson p. 375). Een nieuwe directie voor de SSC werd in 1721 benoemd. Erwerd orde op financiele zaken gesteld. De helft van het aandelenkapitaal werd in1723 omgezet in South Sea Annuities, een papier met vaste rente. In die periode

9 9

werd de SSC steeds meer een verlengstuk van het ministerie van financiën.Met de aanduiding ‘Bank’ wordt in de brieven uit Londen de koers gegeven van

de aandelen van de Bank of England. Deze werd in 1694 opgericht naar het voor-beeld van de Amsterdamse Wisselbank (van 1609). Doelstelling was o.m. : vlottercredietverlening tegen lagere rente en zodoende bevordering van de handel, als-mede een verlaging van de financieringskosten voor de staat.

Vermelding verdienen nog de beide brieven nrs 13 en 27 van Boursse & Grij-malla te Middelburg, waarin aan de relatie in Amsterdam wordt bericht, dat daarbij de 0. 1. Comp. voor rekening van de Kamer Zeeland kan worden ‘afgeschre-ven’: 7 à 800.000.- (10 act. 1724) en 400.000.- (20 nov. 1726). Het lijkt hier tegaan om inschrijvingen op leningen ter financiering van nieuwe ondernemingen.

HET CONFLICT MET ELISABETH DE FLINES

Dit wordt in de brieven slechts eenmaal genoemd (br. 100). De volgende brievenrefereren echter ook aan ‘de zaak Elisabeth’ (L 7, 1681-1746):

3 van Jacob Gilles Jr., advocaat te Den Haag (br. 89, 90, 91),1 van P.H. Petraus, advocaat te Leeuwarden (br. 131),24 van J. van Ruijll, procureur te Den Haag (br. 94 t.e.m. 117),3 van P. Thierens, advocaat te Den Haag (br. 118, 119, 120),2 van W. J. Wenssenburgh te Den Haag (br. 122, 123).

Dat notaris Pijper uit Gouda zijn brief van 18 november 1723 (br. 60) aan Agathavan der Vult zendt naar de Gouden Leeuw aan het Buitenhof te Den Haag zal wel-licht verband houden met de behandeling van deze zaak.

Elisabeth (L 7) was het enig overgebleven kind van Jacob Gilbertzn (K 8) en Eli-,sabet (Eeltje) van Gelder. Haar moeder werd begraven op 8 october 1683, drie da-gen voor haar tweede kind. Toen haar vader in 1694 hertrouwde met Agatha vander Vult was deze 25 jaar. Elisabeth heeft zich in de nieuwe situatie nooit kunnenvoegen Van invloed was daarbij zeker de fideï-commisbepaling in haar grootva-ders testament. Jacob van Gelder bepaalde daarin, dat aan zijn kleinkinderen hunerfdeel over te dragen was bij hun meerderjarigheid of eerder huwelijk.

In 1696 kwamen de drie schoonzoons, Arent Bosch, Meynard Troijen en Jacobde Flines (K 8) overeen, dat zij zekerheid voor de diverse porties zouden stellendoor het verbinden van vast goed. Jacob stelde tot die zekerheid voor zijn dochterzijn woning aan de Herengracht (De Profeet Jonas: nr 132) en de daarin aanwezigeornamenten en (49) schilderijen.

Korte tijd later blijkt dat Elisabeth genegenheid heeft opgevat voor Eduard(Evert) Back, een van hun huisknechts ofwel - zoals later een getuige het zou zeg-gen - iemand die enige tijd de livrey van haar papa droeg. Op een zondagmorgengaat zij dan onder de geleide van haar dienstmaagd, in plaats van naar de Remon-strantse kerk, naar Everts ouders en op 22 december 1700 verlaat zij het ouderlijkhuis om met Evert in te trekken bij de dames Heldt en Konings aan de Bloem-gracht. Tot begin 1703 bleef zij met hem samenwonen op verschillende adressen.

1 0 0

Herengracht 132,woning van JacobFoto: Historisch-,

de Flines (K 8) tot 1720.topografische atlas Gemeentt

Ar<zhiefdienst Amstej

In 1702 wordt hun eerste dochter geboren.Inmiddels ontwikkelde zich een juridisch gevecht. Vader Jacob laat zijn doch-

ters kind door een notaris opeisen (vergeefs!), maakt een nieuw testament en ont-erft zijn dochter en vaardigt een mandement van apprehensie (arrestatiebevel) uitvoor zijn dochter.

Dochter Elisabeth maakt een nieuw testament ten gunste van Eduard Back enhun kind, verzoekt schepenen om goedkeuring voor hun voorgenomen huwelijk,tracht bij het Hof van Holland haar vaders arrestatiebevel ingetrokken te krijgenen deponeert bij de Hoge Raad van Holland eisen aan haar vader o.m. betreffendehaar grootvaders erfenis.

Dan vinden we van 1 mei 1703 een notariële acte van 33 bladzijden, waarin Eli-sabeth de gehele geschiedenis vertelt. Een uitspraak van de Hoge Raad gelast haarvervolgens terug te keren naar het huis van haar vader. Zij geeft toe, verklaart af tezien van een huwelijk met Evert Back en zich te onderwerpen aan welbehagen engoedvinden van haar vader. Het is echter duidelijk dat dit niet tot Elisabeths wel-behagen is. Zij voegt zich niet in het gezin, dat nu met de drie zoons (Jacob, Pieteren Gilbert) is uitgebreid.

Op 14 december 1703 wordt te Amsterdam het huwelijk voltrokken tussen Eli-sabeth en Adriaen Penterman (1679-1713), da vocaat te Utrecht. Vier dagen voor

1 0 1

dien zijn de huwelijksvoorwaarden overeengekomen. Vastgelegd is, dat zij in-brengt f 7O.OOO.-,‘4 een niet genoemde koopsom voor zijn ambt van tonneboeijerte Dokkum,‘5 nog eens f 4600.- en de niet genoemde sommen door papa aanAdriaen betaald. Voorts wordt iedere gemeenschap van goederen en van winstenen verliezen uitgesloten, beschouwt zij zich voor de interesse van haar en haar kin-deren als ‘gehypothequeerd creditrice van de boedel’, en behoudt zij zich voorhaar actie en pretensie ten laste van haar vader.

Het huwelijk bracht acht kinderen voort, maar geeft de indruk een droevigemislukking te zijn geweest. Adriaen verliet zijn gezin soms voor weken achtereenmet medeneming van koets en paarden en alle aanwezige geld en levensmiddelen.Na zijn overlijden te Dokkum in 1713 werd zij naar het huis van haar schoonvaderte Leeuwarden gelokt, waar ze in feite gevangen gehouden werd. Inmiddelstrachtte haar vader haar onder curatele te laten stellen.

Er volgt een vlucht uit Leeuwarden en - te Amsterdam - een acte van herhalingvan trouwbelofte aan Eduard Back. Op 8 september 1715 bevalt zij opnieuw vaneen kind van Evert, Arend de Flines (1715-1746). Voor een huwelijk behoeft zijblijkbaar nog steeds een goedkeuring, die haar door vader Jacob en door Commis-sarissen van Huwelijkse Zaken wordt onthouden. Zij procedeert nog steeds omuitkering te verkrijgen van de vruchten van haar erfenis.

In 1717 is Elisabeth weer zwanger. Maar ook maakt haar vader een nieuw testa-ment en herroept de algehele onterving. In 1718 opnieuw zwangerschap, maarook een breuk met Evert Back. In haar nieuwe testament worden hij en al zijn ver-wanten uitgesloten van ieder recht op erfenis en zeggenschap.

Begin 1720 overlijdt Jacob de Flines. Elisabeth erft het huis Herengracht 132 (enWarmoesstraat nr. 117). Het wordt aan anderen verhuurd, haar stiefmoeder en dedrie zoons verhuizen naar het Singel. De indrukwekkende schilderijenverzame-ling wordt op 20 maart geveild.5

Er komt echter geen eind aan de processen. In de jaren 1722-1729 - zo blijkt uitde brieven - dienden de lopende conflicten voor de Hoge Raad. De vele referen-ties aan Meynard Troijen betreffen eveneens deze zaak. Dan volgt in 1734 de on-der-curatele-stelling door de Amsterdamse Schepenbank. Haar oom MeynardTroijen wordt curator. Een bewaard gebleven nota en recept - van haar schoon-zoon Josua Houthuysen, apotheker te Culemborg - zou erop duiden dat Elisa-beth aan de tering leed. Zij overleed in 1746 te Culemborg, nauwelijks vier maan-den voordat haar zoon Arend de Flines in de Hooglandse Kerk te Leiden werd be-graven.

102

N O T E N

N.B. Publicaties met een archiefnummer (Anr. . ..) zijn in het archief van de Stichting Familie de

1 .

2 .3 .

4 .

5 .

6 .

7 .

8 .

9 .

1 0 .

l l .1 2 .1 3 .

1 4 .

1 5 .

Flines, Schouwweg IC, 2243 BA Wassenaar.Thesauriersrekening 1583, fol. XCV. De huuraantekening staat ten name van ‘Guillaume de Flu-ve met sijne swager, . . . . ’ ingaande 1 augustus 1583 met een betaling in november. De volgendebetaling staat genoteerd als ‘Ontf. van Guillebert de Fijnes . . (1584 fol. LXXXII). Had de eersteschrijver moeilijkheden met de Franse naam?Elias, Johan E.: De Vroedschap van Amsterdam 1587-1795, dl 11, Haarlem 1905, blz. 1005.Brieven aan Johan de Witt, uitgegeven door Robert Jacobus Fruin en N. Japikse, dl. 11 p. 384(Werken uitgegeven door het Historisch Genootschap te Utrecht, 3e serie, nrs. 42 en 44.), Am-sterdam 1919, 1922.Vier eeuwen Herengracht, Amsterdam 1976, Stadsdrukkerij onder auspiciën van het Genoot-schap Amstelodamum, blz. 441, le kolom. Daar na Jacob de Flines te lezen: (1655-1720).Catalogus of Naamlijst van Schilderijen met derzelver prijzen, uitgegeven door Gerard Hoet,‘s-Gravenhage, 1752, dl. 1, p. 238 (Anr. 136).Moens, William John Charles: The Marriage, Baptismal, and Burial Registers 1571 to 1874 andMonumental Inscriptions of the Dutch Reformed Church, Austin Friars, London. Lymington,1884, blz. 151 en 191 (Anr. 106).Dudok van Heel, S.A.C.: Juffrouw Pickenoy in 1670 op zoek naar een man, Amstelodamum71e jrg., nr. 2, maart/apriI 1984, blz. 34.Voor Pieters eigen relaas van zijn reis in brief-citaten, zie: September 1724: Een zakenreis naarLonden, bijlage bij het Jaarbericht nr. 7 van de Stichting Familie de Flines, maart 1984.Wassenaar . . . toen, een bundel historische schetsen, Rijswijk 1982; Verslag van onderzoek vanhet Gemeentearchief van Wassenaar 1969-1973, blz. 231.Zie daarover o.m.: Chaudhuri, K.N.: The Trading World of Asia and the English East IndiaCompany 1660-1760, Cambridge 1978, Appendix 4.Posthumus, N.W. : De Nederlandsche Prijsgeschiedenis, Leiden 1943.McCusker, John J. : Money and exchange in Europe and America, London, 1978.Voor de geschiedenis van de South Sea Company zie: Dickson, P.G.M.: The Financial Revolu-tion in England, a study in the Development of Public Credit, 1688-1756, London 1967.Voor enig inzicht in de toenmalige waarde van de gulden: In 1717 verlangde Elisabeth van haarvader een huur voor Herengracht 132 (12.5 m breed, sousterrein, beg. grond, 3 verd.) vanf 2000.- ‘s jaar, tegenover dë dan geldende huur van f 1200.-.In 1740 ontvinz Gerrit Penterman te Culemborg van de curator f 150.- voor een half jaar kost eninwoning van gijn moeder, Elisabeth de Flines.‘Tonneboeijer’: een ambtenaar aan het Hof van Leeuwarden, met verantwoordelijkheid voor detonneboeien t.b.v. de scheepvaart naar Dokkum. Voor de kostendekking werd van de schepentonnegeld geheven.

103

H 1 Xh:ifgOl.581-1652)

Christinc Nisbeth ( . . -1614)

x 2e 1615 Tanneken Roeffs

(1563-1639)

i 4 :'1;;;" (1589-1648)

Anne van Grootewal (1588-1654)

1 1 Xu;mnga (1607-1677)

David Rutger8 (1601-1668)

1 2 Emerentia 0.610-1674) Í

x 1631 San van Halmael

(1602- . . 1

1 3 Gilbert (1611-1671) x1636 - Rebecca de Wolff

(1615-1700)

1 12 yy4W6-1697)

brie Ghijsen (1629-1672)

x 2e 1674 1 Agnes Black

(1629-1704) l

Kliaabeth van Gelder (1662-1683)

X 26 uw+

Agatha ~an dar vult (1669-17271 L 8

Elisabeth (1681-1746) x 1703 Adriaen Penterma

tr679-1713) bij Eduard Back

Jacob (1696-1736)

LK 27 Anna (1699-1737) (zie: IC 300)

L 10 Gilbert (1700-1728) I 16 :azzz; (1629-1681) K 30 Jacob (1657-1714)

x 1680 Aegje Ohijsen Anna de Flinee

(1630-1679) (1661-1713)

K3 Philip6 (1640-1700) L 1 fti&b;a (1667-1707) Johanna Rebecca x le 1663 Blaeu SU66JIn6 RUtR6r6 Willem Blaeu

(1666~1679 1 x 2e 1685 Agatha Steyn

(1661-1697) 1 K7 Gilbert (1649-1690) 5 2 Gilbert (16W-1739)

x 1669 x 1711 Catharina van Gelder Susanna Elisabeth

(1648- . . ) du pree (1678-1714)

K8 Jacob x le 16$655-1720) J-

L ?

David Rutger6 van Rozenburg x 1656

David Rutgers ven Rozenburg (1658-1731

Hargaretha Black (1638-1702)

SU66IUI6 Rutger6 (Se: K 3)

(1660-1701)

Gerrit Penterman

Agatha Penterman ( . . -1739)

X Josua Houthuysen

Arend de Flines (1715-1746)

BIJLAGE 11

Schepen genoemdrn de brreven (van V.O.C. en andere)

Brief Scheeps- Vertrek Aankomst Lading: zie brief nr.

nr Naam/Kamer/Capt .-~- - -25 GecrtruytlHoorn en Baravia, 27-1-1726 ‘thrt textiel,

Enkhuysen den Haak, specerijen 2530-9-1726

25 Haften/Amsterdam idem idem idem 2524125 ‘t Kasteel van

WoerdenlZeeland idem idem idem 2412525 KockengelAmsterdam idem idem idem25 Nieuvliet/Delften

2463 4

RotterdamPadmos 1725‘tHoff Niet Altyd

Winter/Zeeland

idemHellevoetsluis-1727Batavir. 16-2-1728

idem

‘tVlacque21-8-1728

idem

25

25

34

llnited Company ofMerchantr of England(aankomst te Londen)

1 4 4 Barrington144 Crag@1 5 0 CiWllXVCJ!l1 4 4 George144/150 Stanhope1 4 4 Prins Augustus157/161 Bridgewaterlb1 Darby161 ESSeX1 6 3 Hartford161 Lerhiculier163 Princess Anne163 Walpole1 7 71 7 7

pJ;miederik

1 7 7 Prins Augustus1 7 7 Greenwich205 Cadogan

205 Drake

1 9 4 CasarvanChina1 9 4 DukeofYorke1 9 4 Greenwich200 Wyndham208 Barrington208 Craggs208 DXh%XIlle208 Stanhope

Indië, Meccn maart 1724 koffieMeCCa maart 1724 koffieFort St.George april 1724 -Bombay, deKaap april 1724 koffieBombay, St. Helena 17-4- 1724 koffieMecca, Bombay mei 1724de Baay, Bengalen aug. 1724 textielBengalen aug. 1724 textielBengalen aug. 1724 textielChina 28-8-1724: textiel, salpeter, kwik, thee, divBengalen aug. 1724 textielChina 28-8-1724: textiel, salpeter, kwik, theeCh ina , FortSt.George, 28-8-1724 porcelein, div.Bombay 23-3-1725St. Helena april 1725

Mecca, Bombayapril 1725 -koffie*mei1725 -

Bombay feb. 1726 textiel, koffie,

MekkaPePer

febr. 1726: textiel, koffie,

ChinaBombayM‘XcaBombaydeBaayde Baayde BaayBombay

mei 1726mei 1726mei 1726sept. 1726sept. 1727sept. 1727sept. 1727sept. 1727

peper, etc.

--

-

-

1611611 6 11 6 31611 6 3163

205

Verbindingen Holland- Engeland en Londen - New York. . I

1 3 61 4 41441 5 31 5 6222222

230166263

de Beever, Thomas SmithChandois, Tobias Jewer:.Lady Elisabeth. John Elpenbeende Beever, Thomas SmirhJoanna, PoincrerRichmond SloepBetty Sloep, Wilkens

Point Cnsimir, Annis de HarderBetty Sloep, WilkensBerry Sloep, John Thurkettle

VertreKEngeland, jan. 1724Engeland, 13-3-1724Engeland, 21-3-1724Engeland, mei 1724Engeland, juni 1724Rotterdam, 12-9-1724Rotterdam, 13-9-1724

Engeland, 13-10-1724Gravesend, 15-10-1724Rotterdam, 17-11-1724

New YorkeHollandHollandNew YorkeNew YorkeEngelandGravesend,

17-9-1724HollandHollandGravesend

105

BIJLAGE 111

Ovcrzrcb~ van koersen (eenmaal in de maand, zo dicht mogelijk bij dc 1% cn voor zover opgcgevcn inde brieven)(!Z = zichtwissel Londen op Amsterdam)

Brief Datum Schelling ‘OOd ‘Bank’ ‘Suyd’ ‘Annui’“r vl. perE

1 3 61 3 91 4 51 4 91501541 5 61 5 71611 6 31 6 6

1 6 91 7 21 7 51 7 81 7 9

1811 8 31 8 41851 8 6187

1881 9 0

1 9 31 9 41 9 61 9 9200202203

204

205207208212213

215

216217218219220

172421-118-217-310-417-415-523-614-718-828-816-10172519-126-216-32-421-5

8-630-73-921-91-1028-121726

28-18-2

11-317.512-712-89-911-1018-11

27-1217278-210-325-88-98-10

26-12172819-123-212-324-514-6

34.10 1 4 635.1.2 1 4 835.2 151%

149%3534.11 147’h-‘lr35:8 st. 15l-‘123 5 1 4 634. I 1 I 49%35 144%34.11.10 149’1,

34.10 14734. Il 150’h35-34. Il 15l’fz34.11.10 15134.10-34.9 168,164,

1 2 5 118128’/r 1 I 6%131% lI7’h128% llE’/~(gcenopgnven) -127’h-‘/q 1 l8’h-Va13l’fr 120’h131 118%132% ll?‘l8l31%-132 1 l7-‘/8129’/8 119%

132% lZl’/~133’/r 1 18%133’14 1191 3 0 I 18’/~133% 122%

34.1 I3534.1134.11-3534.1134.7

34.634.9.10

35.3.235.635.235.5-4-335.335.1-3535.1-35

35

35-34.1134.934.634.834.5.4

34.6

34.534.334.334.234.2.1

166,164’h163% 133% 122%169’/1 135’h-5ln IZO’k176% 138’h 123’/4l69’h 133% lZl’/Hl67’h l33’/2 1207/a161’1, 1 2 9 118’h

148’/21511h-152’h

1 4 91 4 2150’/1148’11147143135-135’h.‘/,

123’h 108%126% 127Vk 1095/n-‘Is-127’/+128 110125% 105’h118 98125’lr 104%128% 106%127’14 104%122% 102120’/2-‘le’1, 99’/a-IOO-

99’/a1 3 2 ll9’h 97%

138 123% 1 OO’f4138 124% 971 6 3 133% I IO’/a

9 0 %3% Annunier Loterij:

9 3 % 7194 7 2

I03’la 84’JP’/.161’/2-% 1 3 3 l09’h-51s 103’/8-‘/,16l%-166-5 130’/,-132- 107%-110% 100%. 83’/a-85

131% - 109% IOl’/r-VS -84%162% 13l’lr 106’/8 102’h 85%

IOl’k1 0 2103’h1 0 2

Suydgisreren103 gerkmn;104%105 lZl’/a-122lO47/a v . opening2916105’lr105’S-106104’h

106’h108’18107’h105’/81 0 7 Yorke:),. 5W2,

4 6 . 48’h. 4 7 . 50. 4 9106%108%‘/4I09’/r107’lwlO6- runderdeuytd.103%

9 9 %lol’/~-‘la

1 OO’/,9O’lz97718

I OOYe9971s97%927/n-92’1~

163’h17l’/~-‘h

1 7 4

133% 107% 103’/a 85%139% 105’/~+106 104’&105 90(geenopgaven) -1 3 6 107 105’1s(geen opgaven) -

106

D E B R I E V E N VAN REINIER V I N K E L E S

A A N V O L K E R T V A N D E R P L A A T S

D O O R

G U I D O J A N S E N

In een particulier familiearchief te Amsterdam bevinden zich een aantal brievengericht aan Volkert van der Plaats (1746-1806), die in de jaren 1768 tot 1802 boek-handelaar en uitgever te Harlingen was 1. Naast correspondentie van onder meerJan Auke Backer, Cornelis van Engelen en Arent Fokke Simonsz wordt het meestopvallende deel van deze verzameling gevormd door achttien brieven van de Am-sterdamse tekenaar-graveur Reinier Vinkeles. Zij vormt daarmee de grootste col-lectie Vinkeles-brieven mij bekendz. Bovendien is deze correspondentie persoon-lijker van aard dan de overige van Wnkeles bewaarde brieven; er worden medede-lingen gedaan over Vinkeles’ gezinsleven, lektuur en religiositeit. Gezien de zeld-zaamheid van dergelijke kunstenaarsbrieven lijkt publikatie verantwoord.

De brieven dateren uit het laatste gedeelte van Vinkeles’ leven; ze zijn geschre-ven tussen december 1790 en februari 1806. Deze laatst bewaard gebleven briefaan Van der Plaats is geschreven enkele maanden voor de dood van geadresseerdeop 15 juni van dat jaar. Eén latere brief, van 2 april, werd verstuurd aan Volkert’soudste zoon Daniël.

De briefwisseling tussen Vinkeles en Van der Plaats is zeker niet in zijn geheelbewaard gebleven. Uit de periode tussen 1792 en 1800 zijn slechts twee korte, on-gedateerde briefjes bewaard terwijl uit de eerste brief reeds een langere vriend.-schap blijkt. Het eerste contact moet dan ook vele jaren eerder zijn gelegd. Zeerwaarschijnlijk was dit rond 1776. Uit dat jaar dateren twee gravures van Vinkeles,opgenomen in de grotendeels uit Wagenaar gekompileerde Beknopte Historie van‘t Vaderland, door Van der Plaats in vier delen uitgegeven. De prenten Radboudweigert zich te laaten doopen en Prins Joan Willem Friso verdrinkt dragen het on-derschrift ‘Reinr Vinkeles, inv. et fecit 1776 / P. Conradi en V. van der Plaats ex-cud.‘3 Mogelijk is deze opdracht verstrekt via Van der Plaats’ Amsterdamse cor-respondent Petrus Conradi, medeuitgever van bovengenoemde gravures. Van derPlaats was de samenwerking met Conradi begonnen in 1774 met de uitgave van deLevensbeschryving van eenige *voornaame meest Nederlandsche Mannen enVrouwen, onder meer geschreven door Van der Plaats’ stiefbroer Simon Stijl enJacobus Stinstra. Tot aan diens dood bleef Conradi de uitgever met wie Van derPlaats het meest samenwerkte4.

Naast zakelijke aspecten heeft misschien ook Van der Plaats’ interesse in de gra-

107

veerkunst een rol gespeeld bij het ontstaan van zijn vriendschap met Vinkeles. Hijhad zelf in 1770 de platen gegraveerd voor zijn uitgave van Philippe Fermins Nieu-we algemeene beschyving VCE~ de colonie van Suriname.

Vinkeles heeft overigens na de gravures voor het Wagenaar-uittreksel niet veelvoor Van der Plaats gewerkt. Het in brief X111 genoemde prentje is één van deweinige voorbeelden van gravures, die hij voor zijn vriend gemaakt heeft5. Waar-schijnlijk was Vinkeles’ werk te duur voor de goedkoop geproduceerde Harlingseuitgaven. De schaarse illustraties in de door Van der Plaats uitgegeven boeken zijnmeest het werk van de minder bekende doch verdienstelijke D. de Jong.

Gezien het weinige werk van Vinkeles voor de Harlingse uitgeverij is het aantalzakelijke mededelingen beperkt. Wel lezen we in brief 1X hoe Vinkeles dacht overzijn broodwinning. Naar aanleiding van de verzending van een proefdruk van eenplaat voor zijn laatste serie grote gravures, met illustraties van de zalen in het ge-bouw van Felix Meritis te Amsterdam6, schreef Vinkeles: ‘ontfang even zoo gul-

R. Vinkeles, De Teken Zaalwan Felix Meritis (2801). Gravure naar tekening van P. Barbiers met doorJ. Kuypergetekende~~~ren, uitgegeven door C.S. Roos. De achtergrondgegraveerd door D. Vrijdag.

Historisch-topografische atlas Gemeentelijke Archiefdienst Amsterdam.

108

hartig den bijgaande proefdruk van een plaat waaruit ik vertrouwe de Post-eriteytzal kunne oordeelen [dat] ik iets meer als boekprentjes hebbe kunne maken, en dathet niet mijn maar wel het GeEerde Publicq haar schuld is [dat] ik mijn tijd met delaaste hebbe moeten verbeuzelen’. Het illustreren van boeken, zijn voornaamstewerk, was dus voor hem zelf iets waarvan hij vond dat hij er zijn rijd mee ver-knoeide.

Enigszins gelijk met deze wat bittere opmerking had hij wel. De prenten voorde Felix Meritis-serie behoren tot de hoogtepunten in zijn oeuvre en de beide 1801gedateerde bladen met de Teken Zaal en de Zaal der Natuurkunde sta.an artistiekveel hoger dan gelijktijdige boekillustraties van zijn hand. Van der Willigenschreef zelfs dat ‘volgens het gevoelen van deskundigen’ laatstgenoemde prentvoor Vinkeles’ meesterstuk doorging’. Uit de beschuldiging aan het adres van het‘geëerd publiek’ blijkt ook dat Vinkeles van zijn kunstgrafiek niet had kunnen le-ven.

Blijkbaar is Vinkeles’ werk ook wel eens negatief beoordeeld. Hij bekreunt zichechter niet over het oordeel der recensenten, zo schrijft hij aan Van der Plaats en inde brief aan diens zoon vergelijkt Vinkeles het oordeel van het ‘Edeldenkend Pu-blicq’ met het ‘gekakel der kippen’. Cats’ gezegde ‘men heeft veel brij nodig om dewereld te doen zwijgen’ wordt met instemming aangehaald.

Persoonlijker wordt Vinkeles wanneer hij bericht over zijn familie en zijn eigenlevenshouding. Wordt aanvankelijk in scherts ‘gewedijverd’ in nakornelingen, in1801 schrijft hij dat Van der Plaats zich gelukkig mag prijzen, dat hij er met vijfkinderen afgekomen is. Vinkeles’ vrouw is dan aan het sukkelen geraakt. De briefwaarin een jaar later het overlijden van zijn echtgenote wordt beschreven, maaktook nu nog indruk. De schertsende opgewektheid van vroegere brieven is dan ver’-dwenen en na de dood van zijn vrouw tonen de brieven een steeds zwaarmoedigeYverlangen naar het einde. Hem bleef niet anders dan ‘zagjes tegemoed zien onzerallen Vriend den Dood, en blijmoedig verwagten zijne overvoering in die gewesten daar ik vastelijk vertrouwe wij het beeter naar onzen smaak zullen vinden’.Ook Vinkeles’ medeleven na het overlijden van de echtgenote van de oude Van derPlaats en zijn gevoelens na het van huis weglopen van zijn zoon Jan laten ons opeen unieke manier kennis maken met de menselijke kant van een 18de eeuwsikunstenaar.

Opvallend is de belezenheid die Vinkeles tentoonspreidt. Het vermoeden be-stond reeds dat hij zijn literatuur goed kende, maar deze brieven bewijzen het.Naast enkele bijbelcitaten worden onder meer Camphuyzen, Huydecoper enVondel uitvoerig aangehaald; ook. naar passages in het werk van Lavater, Gellerten Cats wordt verwezen. Meestal illustreren deze citaten Vinkeles’ sombere le-vensverwachting.

Boeken van de hier genoemde schrijvers zijn terug te vinden in de veilingtatalo-gus van Vinkeles’ bezit. Naast een schitterende bibliotheek met uiteraard veel Ivederlandse literatuur en kunstgeschiedenis had hij ook een prachtige collectie teke-

109

R. Vinkeles, De Zaal der Natuurkunde van Felix Meritis (1801). Gravure naar tekening van P. Bar-biers met door J. Kuyper getekende figuren, uitgegeven door C.S. Roos.

Historisch-topografische atlas Gemeentelijke Archiefdienst Amsterdam.

ningen, prenten, munten en penningen8.Omdat in de brieven Vinkeles’ gezin vaak ter sprake komt, heb ik gemeend on-

derstaand familieoverzicht toe te moeten voegen. Een komplete genealogie is nietbeschikbaar en de kunsthistorische handboeken geven veelal onjuiste informatie.Scheens lexicon is, op één uitzondering na, het best geïnformeerd9. Voor de fami-lie Van der Plaats kan worden verwezen naar het artikel van A. Haga (noot 1).

Reinier Vinkeles werd geboren te Amsterdam op 12 januari 1741 en stierf aldaarop 30 januari 1816. Hij trouwde in mei 1781 met CatharinaJurgens’O. Zij werd teAmsterdam gedoopt op 16 augustus 1753 en stierf er op 21 april 1802. Bij hun hu-welijk werd Reinier vermeld als gereformeerd en woonachtig op de ‘agterburg-wal’. Zij staat als Luthers aangetekend. Alle kinderen uit dit huwelijk werden inde Evangelisch Lutherse Kerk gedoopt:1. Reinier, gedoopt 12 januari 1780 (reg.no. 263 fol. 100)2. Johannes, gedoopt 3 april 1783 (reg.no. 266 fol. 63)

110

3 . Jacobus, gedoopt 31 oktober 1785 (regno. 268 fol. 77”)4. Catharina, gedoopt 11 maart 1788 (regno. 271 fol. 18”)5. Abraham, gedoopt 26 september 1790 (reg.no. 273 fol. 9’)6. Elizabeth, geboren 4 juni en gedoopt 22 juni 1792 (reg.no. 275 fol. 34)7 . Cecilia, geboren 6 december en gedoopt 29 december 1794 (reg.no. 277 fol.

16’)

BIJLAGE

Vinkeles heeft in deze brieven weinig aandacht besteed aan zinsbouw, interpunk-tie en spelling. Om de leesbaarheid te vergroten heb ik de interpunktie hier en daaraangepast. Vinkeles’ spelling is aangehouden. Soms heb ik een door Vinkeles ver-geten letter in een woord toegevoegd, echter tussen [].

1

MijnHeer & Vriend!

Van tijt tot tijt vliegen er bij ons Eendvogels over of vallen Kiewiets Eiyeren naar ons. Nu willenwij probeeren of een halve zalm van ons naar Ued. swemmende het zoo goed zal over maken als deuwe het in smaak en aangenaamheid tot ons brengen. Wij genieten alle eene volmaakten Welstand.Ben ik tegenswoordig Ued. niet voor, wij hebben er 5, en Ued. immers maar 4, dat pleegt ZQO niet tewezen. Ued. was altoos eenige weeken voor uit. Hoe komt dat, verflaauwt de vaderlandsche yver,spreekt daar eens ernstig over met moederlief.

En maakt haar Ed. onzen Compl: en verzeker er bij, zoo mijn Vrouw ooyt in Harlingen komt ende Stad was noch groter als London en Ued. woonde aan het uitterste einde, mijn Vrouw evenwelhaar Ed: eene van de eerste Visites zoude geeven.

Amsterdam onveranderlijk T.T.24 Dec: 90 R. Vinkeles

111

11

Mijn Heer & VeelgeEerde Vriend!”Hebbe de eere, en het genoegen IJ ed. door deeze te doen weeren, dat mijn waarde Vrouw gisteren

avond half elf uuren, is verlost van een Welgeschapen DOCHTER.De Kraamvrouw en de Jonggeboorne zijn zeer welvaarende, naar de tijdsomstandigheid.Na aanbieding van dienst, ben ik met Hoogachting

Mijn Heer & VeelgeEerde Vriend!

Amsterdam U Ed. D.W. Dienaar5 Junij 1792 REINIER VINKELES

Wel Vriend, nu geloof ik dat ik Ued. voor ben. Dit is mijn gd e Spruyt, en zoo ik het wel heb is hetgetal uwer telgen 5. Word mijn Vriend lusteloos, hoe sitten de strikken. Ik had gehoopt wijl Ued. inde stad zyt geweest op een avondje om dan eens over huishouden, kunst, land, en wat al meerder za-ken, met mijn Vriend te praten, maar vrugteloos. Nu maak het in het naa Jaar beeter, en geeft mij dantwee avonden, anders worde ik knorrig, en dat wild gij immers niet hebben - doet veele Compl. aanMejuffrou Ued. geEerde Beminde en laat mij bleiven in haast

T.T.RVinkeles

Waarde Vriend!”Het is als of er een zeekeren Geest meede speelt, dat als ik Ued. zie altoos moet vergeeten met Ued.

af te rekenen. Wees derhalven zoo goed en geeft mij nu op wat ik Ued. noch schuldig ben, want ik wilniet langer met deeze schulden beladen zijn. Wij zijn noch dankbaar voor de Eere ons aangedaan enhervat het noch eens eer Ued vertrekt maar dan bij avond.

Doet veele Compl: aan Ued. GeEerde wederhelft, ook aan de Heer Beekerk, en den jonge Vol-kertt3

en laat ik altoos zijn T.T.. . Octr. 92 RVinkeles

IV

Goede Beste Vrieud!t4Deeze avond moet ik met moeder Lief bij een Vriend gaan eeten; maar ik ben verzekert dat Ued:

aan dat geselschap welkom zult zijn, en Ued. zich aldaar in een Verstandig discours zult diverteeren.Dierhalven Ued: komt bij ons tegens donker, en dan gaan wij te zaamen aldaar van waar Thomas Uedook naar Ued: Logement kan rijden T.T.

RVinkeles

V

Waarde Vriend!Het is de Heer Tideman’5. Woond op de Prince gragt een huijs of ses van de Noorder Straat.Tot de IJre van Ued. te zien T.T.

RVinkeles

112

VI

Waarde & VeelgeEerde Vriend!Hartelijk dank voor Ue gulhartig aandenken, wij waren blijde uwer allen welzijn te vernemen. Dit

groote goed genieten wy G:dank thans ook. Wij voegen onzen wensch bij de uwe om eene algemeenevreede; op dat eens eindelijk het zoo lange gefolterd menschdom mach tot rust komen. Wat zulle dieschepsels te verantwoorden hebben; die het menschdom zoo ongelukkig gemaakt hebben. En zoowij de bronnen van die rampen wilde opsporen, zoo hebbe ik altoos gedagt en denke het noch; wij diebij ons zelve zoude vinden. Is Vader van der Plaats in het geheel niet reis in het vorige jaar in Amster-dam geweest? Wij praten dikwerf over Ued. en de uwe, en wel bezonder over uwen oudsten zoon16,die vast veel zal toebrengen tot zijnen ouderen genoegen. Een goed hart gepaart met goede Hersenenmaakt ons voortreffelijke wesens. Voor zoo verre ik durve oordeelen zijn zijne bestanddeelen hier uitzamengesteld. Man Lief onze kinderen beginnen ons te doen denken wij onze jaren krijgen. Oudworden foeij dat is leelijk, en ook wat beteekend jaaren zoo de man van 70 de Vermogens heeft van30, en die van 30 de swakhedens van ordinaire 70. Wat is dan den uitkomst - ik hebbe bij ondervin-ding dat kalmte in ons gemoed, meer voed als alle de beste gerechten. Vader Kamphuizen zegt terecht Ach was het menschdom wijs en wilde daar bij wel;

De aarde was een Paradijs, maar nu is zij een Hel.”Eerlang hoope ik door Ue zoo gelukkig gemaakt te worden om in eene vrolijke avond onderling

hier verder over te praten.Onzer allen Hartgrondige groete en wensen van uwen onveranderlijken Hoogachter en Vriend!

Amsterdam 19 April 1800 RVinkeles

VII

Waarde & Veelgeachte Vriend!Ik neeme de gelegentheid waar om Ued. deeze door den Heere Buur te doen geworden. Zijn Ed:

zal Ued. zeker wel verhalen hoe het met de verkoping van den Heere Gildemeester is afgelopenrE.Men moet zich waarlijk verwonderen dat in deeze geldelosen tijden de menschen noch zulke grooteZomme voor Kunst willen besteeden. Als Ued: volgens belofte in uwen vorige ons eerstdaags metUed bijzijn komt verEeren dan kunne wij over Gekheid, wijsheid enz enz reis eene geheele avondpraten. Liefst laate ik het Politicq daar buyten, als niet wetende tot welke Classe het behoort. Wantmet Guijten wille wij toch liefst niet te maken hebbe. Ued: zegt dat wij oud worden. Ik vertrouwUed: hier door wild te kenne geven wij meeder jaren krijgen, maar maar oud, dit moeten wij niet zeg-ge zoo lange wij zulks niet aan gebreeke beginne te voelen. Ik voor mij doe alles noch met het zelfdegemak als voor 25 jaaren, zomtijdts wel reis met minder lust door dat volgens Petri Gap: Vers: deGeestelijken Boosheid in de lugt heden los gebroken is 19, daar ik mij dan over bedroeve, maar metHHidekoper weder trooste, daar hij zeght:

Dit is het Noodlot van den droeven onderdaan:Zij lijden om het kwaad dat de oversten begaan.20

Zulke Dichters als Huidekoper vinde wij tegenswoordig ook niet bij de weg. Helaas al wat goed engroot was schijnt weggeschoven. Klatergoud behoort aan de orde van den dach. Wat zal het aange-naam wezen als wij in eene anderen wereld de menschen reis op hunne plaats zullen zien. Ik vertrouwdat veele hedendaagsche Champignons zich nooyd weder zullen vertonen. Lavater weet in zijn uit-zichten met de Phetusschen geen raad hoe en waar te plaatset?. Tegenswoordig denk ik veeltijdts aandie gedachten. Ik zou zoo doende al heel liefelijk voort beginnen te dromen. Basta.

Dat Ued en de uwe welvarende waard was ons groote blijdschap. Lange moet dit voortduren.Door elkanderen geslagen hebbe wij het ook noch al wel.

Nu Vriend in die hoope van Ued eerlange bij ons te zien zoo bleiven wij intusschen naar onzer allerdienst. onveranderlijk T.T.

RVinkeles

113

VIII

Waarde en HooggeEerde Vriend! Amsterdam 6 Juny 1801

Uwe Letteren heden ontfangen, waren mij zeer aangenaam om dat wij daar uit verstonden uwen al-len welzijn. Ik wenste wel dat ik dat van mijn Huisgezin ook mogte zegge. Zederd verscheidene we-ken zukkeld mijn vrouw aan eene kwaade borst, en is al dikwerf voor mij zeer creticq geweest. Even-wel God Lof laat het zich nu aan zien dat wij beginnen te hoopen op herstelling. Zij is zoodanig ver-swakt, en afgenoomen, dat het ongeloovelijk is. Op het bloote gezigt van haar ed: zoude mijn Vriendontstellen. De wijsgeeste in uwen brief en mijn ter wereld gebragte reede, (of zoo een Ding) maakedat ik onder alle die zorgelijke uitzichten, het noch al uithoude. Het zijn geen 6, maar 7 kinderenwaar voor mijn eeuwigdurende uitzichten werkzaam moeten bleiven. Mijn Vriend is daar noch met 5afgekoomen. Dit is eene bloote Geeseling, maar ik hebbe daar de Bra[n/dmerk bij. Ik geloove dat metonze ondervinding, en dan een 25 jaar jonger, wij beeter partij van dit jammerdal zoude weten te trek-ken. Maar het schijnd dat hier geene Beenen kragtig genoeg gevonden worden, om weelde te kunnedragen. Den ouden Fokke pleegde te zegge, dat als men gelubt moeste worden, was stille te legge hetbeste, anders maakte men de wond grooteP. Dus Mijn Vriend Lijdzaam in verdrukkinge is plicht,en met den Burger Salomon reis uit te schreeuwen Ydelheid der ydelheden; het is alles Ydelheid.

Reets zie ik met bleidschap die tijd tegemoed, dat wij Ued: hier weder zulle zien, dan kunne en zul-le wij ons hart eens weder ophaalen met de ornamenten en galonnen te beschouwen, daar de kinderender Menschen zich dagelijks meede versieren, en zich in slaap wiegen. Oude voerlieden kenne dePostroutes, en als wij met alle onze wijsheid die routes aan de onze wille wijzen, lachen zij om eenhoekje, en denken bij haar zelve nader wegen te zullen vinden tot het Lugtkasteel van ingebeeld geluken genoegen, dus ondervinding de hoofdpersonadie deezes Tooneels haar achter de schermen moetbrengen, en doen zien dat zij hebben gedwaald. - Ik ben blijde dat mijn Vriend zoo van tijd tot tijd dejonge Heeren etablisseerd. Maar ik meende dat het voornemen was geweest voor uwen derdenzoonz3, eene stokvis koperij te zien te krijgen. Wat het Lot van de Mijnen zal worden, /an buite ge-sloten als deeze wil kan die zijn bestaan winne, weete ik noch niet. Om Rein nu bloot te stellen aannieuwe gevaaren is zorgelijk, en thans daar al wat Koophandel of Comtoir is kwijnd, is het al heelmoeyelijk hem met goede vooruitzichten ergens te plaatsen. Koo is wel bij Roos, maar daar behoordnoch verbaasd veel toe, voor ik durve zegge hij eene Kunstmakelaar kan wesen24, zoo als ik die be-geeren. En Bram is noch te jong om daar veel over te bepaalen; hij is niet mal genoeg, anders wilde ikvan hem eene Apothecar maken, die venters winne noch al gemakkelijk haare Duijten. Nu wil ikeindigen, met die wensche dat gezontheid en tevredenheid zoo veel als daar van op dit ondermaan-sche het Menselijk deel kan zijn, u Lieden alle te beurd valle, en naar onzer allen Heyl Groete, als al-toos, T.T.

RVinkeles

1 x

Mijn Heer & Veelgeachte Vriend! Amsterdam 16 Sept. 1801

Uwe Letteren van 11 dezer waren mij zeer aangenaam. Ik bespeuren daar uit het Ued: gaat even alsmij van dikwerf aan Vrienden die men acht met deelneming te denken. Ued. en de uwe zijn al veel devoorwerpen daar bij ons over gesproken word. Aangenaam zal het dierhalven voor ons wesen Ued:in dit najaar benevens den Heer Notaris25 te mogen zien en het aangenaame en leerzame uit Ued. bei-der gezelschap te plukken. Hartelijk dankbaar voor de vrugten uwer drukpers. Bij gelegentheid han-delen wij over den inhoud. Ontfang even zoo gulhartig den bijgaande proefdruk van een plaat waaruit ik vertrouwe de Posteriteyt zal kunne oordeelen ik iets meer als boekprentjes hebbe kunne maken,en dat het niet mijn maar wel het GeEerde Publicq haar schuld is ik mijn tijd met de laaste hebbe moe-ten verbeuzelen. - Rein zal eerstdaags aan Mijnheer Ued. zoon schrijven; die jonge Luij zijn aan el-kanderen gewaagt. Soortgelijke conversatien scherpe den Geest en zijn van veel nut. Ontfang onzeraller Compl. en leeft zoo gelukkig met de uwe als Ued steedts toegewenst word door uwen onveran-derlijken Vriend en Dienaar

RVinkeles

114

X

MijnHeer & Veelgeachte Vriend!

Onze beste Vrienden bewijzen ons, zoo wij het anders niet en wisten, de onvolmaaktheid om aanonze begeertens de vervulling te zien uitvoeren. Wat maken wij ons dikwerf vermakelijke avonden,evenwel maar in ons denkbeeld. Dan schilderen wij ons die geneugelijke waan die wij als dan in on-derlinge gesprekken zullen doorbrengen. En dan, ja dan met eene frische koelte op de HarlingerBeurtman en onze Vriend daar voor laten opdraijen, hoort hij wij vertrokken zijn. Hij heeft volkjegenoeg aan huijs, om zich daar meede te diverteeren. Dit is eene schriftuur plaats, waar van ik den ge-heelen wel uitgewerkte preek aan mijnen Vriend aanbeveele. Hoe maakt het mijnen Vriend en des-zelfs Huisgenoten. Ik hoope alle volmaakt wel. Wij zijn behalven dat mijn Vrouw noch zukkelt metde Borst alle redelijk wel. Het begint heden met ernst bij ons koud te worden, en wij hebben al vrijwat sneeuw gehad. Wij beginnen onze jaren te krijgen; noch een kruysje dan zij[n] wij aan het tijdvakons door Mozes als bepaald, evenwel met eene anderen Held te genieten het Goede van onzen Ar-beidz enz enz enz is naar mijn inzien den besten zegen en ons dagelijks hoe langs hoe meer te confir-meeren met de dingen die buiten ons bereik zijn is dunkt mij noch wel het min slegste. Den GrootenBonaparte kan toch alles niet gelijk veranderen. Vergetelheid en Geduld met deeze dames voortwan-delende kunne wij noch al eene goede weg voort komen. En Mevrouwe de Hoop aan den gezichtein-der geplaast maakt de wandeling aangenaam. Dit zoude wel een lief Vignetje maken voor een werkjedat men zoude kunne noemen Wereld Burger.

Rein zegt vader is uwen Brief gereed, Jan is klaar met zijne Teekening en ik met mijnen Brief. DusLieve Vriend moet ik eindigen. Ontfangt onzer allen Groete en Dienstaanbieding en leeft zoo geluk-kig en gezond, als het Ued. mogelijk is. Denk tusschen de bedrijven eens aan Uwen Vriend

Amsterdam 12 Januari 1802 RVinkeles

x 1

MijnHeer & Hooggeachte Vriend! Amsterdam 21 April 1802

Uwe Vriendin, en de Vriendin van alle Brave, mijn zoo tederbeminde Huisvrouwe is in de EeuwigeHeerlijkheid ingegaan. 0 Mijn Lieve Vriend, wat een gemis voor mij. Voortaan zal mijne woning ee-ne spelonke der droefheid wesen. Het Licht dat warmte en genoegen versprijde is uitgedoofd. Ruimdrie en twintig Jaaren ben ik eene der gelukkigste stervelingen geweest, helaas geweest. Eene treiter-achtige aanhoudende koortze maakte een einde aan haar voor mij zoo dierbaar leven. Weynig dagte ikdoe wij laastelijk zoo vertrouwelijk als genoegelijk Ued. dat avondje bij ons zagen, dat haar einde zoonaabij was. Haar Ed: begon zoo Lief te beeteren en alle Doctooren gaave mij hoop haar Ed: deezeZoomer weder volmaakt zoude wel worden. Ja zelve Maandag avond half tien uuren wanneer ik voormij zelve groot gevaar rekende, verzekerde haar Doctor mij, daar noch geene vreese voor behoefde tehebben en dingsdagmorge halfnegen blies dien dierbaaren haaren laasten adem op de lippen van onsjongste Kindje. 0 God wat een Tooneel, eene vader en zeven kinderen zich te zien los rukken vanzulke eenen Engel. Tranen beletten mij voor te gaan.

Wees hartelijk gegroet van uwen bedroefden Vriend

RVinkeles

[vertikaal in de marge:]expresselijk om de eerste schok te leenigen geen rouwranden.

115

x11Waarde & Hooggeachten Vriend!

Uwe Letteren van Po dezer hebbe mij zeer veel genoegen gegeven. In dezelve vinde ik mijnen ou-den Vriend den gulhartigen en braven van der Plaats. Jonge Lief ontmoeten wij op onzen weg hier endaar een struijkel-blok laten wij als het mogelijk is daar over heen stappen. Kan het niet als met kwet-sing onzer geleederen, evenwel als Mannen dit ons getroosten en denken met Aristomenes

‘Hoe licht bedriegt men zich, die zonder meer te weten:‘naar het uiterlijk t’geluk van anderen af wil meeten.‘Hoe dikwijls voed hij van wiens Heijl ‘t Heelal gewaagt,‘een heymelijk vergif, ‘t geen hem de Ziel doorknaagt.

Wie leeft hier, of hij ontmoet op zijnen weg doorens. Deeze met eene lieve wederhelft zoo veel moge-lijk te ontwijken is draaglijk, maar als een Pelgrim rond te swerven, verbeel U zulk eene naare toe-stand. Dit is het geval van Uwen Vriend. Hoor van der Plaats, dit is maar waar, een Man moest nooydtrouwen of zoo dit moet wesen, mocht hij zijnen Vrouw niet overleven. God bewaar Ued. en allemanne voor die naare ondervinding. -Het is voor mij zeer vleijende dat Ued: in mijne ordonnantiennoch de Genie der jeugd ziet. Dit is waar wat mijne gezontheid en sterkte aangaat, ben ik noch den-zelfde als voor dertig Jaaren. Ik kan noch even zoo goed halve nachten zitten te teekenen, graveeren,enz enz, maar ik mis alles aan mijn lieve Vrouw. Was deeze noch mijne lotgenoote, dan was ik te-vreeden, maar nu, ach laste ik berusten in de Voorzienigheid. Murmereeren moogen wij niet, even-wel het behoort aan ons menschen28. Elendige tweestrijdt. Ik ben blijde alle Uwe kinderen van tijd tottijd geplaast worden. Maar ik dagte gehoord te hebben uwen tweeden Zoon in de Heelkunde studeer-dez’; en nu zie ik hij M. D’is geworden. Van het eerste houde ik veel, maar het laaste niemendal. Deeerste zien wat zij doen, en werken in het licht, daar de anderen altoos in het donker klungelen. Ued.zal zegge het Graf dekt hunne gebreken, ook noodzakelijk. Mij heugd een zegge van een VoornaamMan; deeze was van gevoelen als een Doctor op de eerste Duijzend zijne ondervinding konde beko-men, hij al een goed en gelukkig Doctor mogt genaamd worden. 0 wee die eerste Duijzend enz. -Doet mijne Hartelijke Compl. aan Ue. Lieve Wederhelft, en Braave Kinderen, en geloove ik steedtsben

Amsterdam Uwen Hoogachter en Vriend1 9 octo 1803 RVinkeles

Mijn Heer & HooggeEerde Vriend!x111

Ued: geEerde van 25e passato is mij door den Heere Warnars benevens het geheele winkeltje cum an-nex voorgisteren toegezonden, en om mijn Vriend met geene herhalinge te verveelen zoo zegge dat ikalles wel hebbe gevat; en het denke tot genoegen van de deelhebbers de mogelijke veranderingen tedoen plaats hebben3’. Maar ik hoop immers dat als ik maak dat de plaat in het laast van Sept: gereed is,dat het dan wel zal zijn. Ik vleije mij reedts in voorraad met een avondje van Ued. geselschap ten mij-nent te passeeren. Oude Vrienden geeven aan elkanderen gelegentheid om van vroegeren gebeurte-nissen te kouten, en waarlijk ik voor mij begin dat zwak ook al te krijgen dat oude Luij in mijn Jeugdzoo sterk caracterizeerden, namentlijk dat in haar Jeugd alle zaken beeter, ten minste anders waaren.Is dit niet alles waar, ten minsten daar zal wel iets van plaats hebben, als was het maar dat in onzeJeu[ddt de geselschappen van geene verdeeldhedens wisten, daar nu de Vrienden mal genoeg zijn,om zoo als de Ratelwagts in Gellerts fab” malkanderen te kloppen3’, ja te moorden, om het Modieuswoord Vrijheid dat zoo liefelijk grenst, of om juyster te spreeken zoo vloeyend zich vereenigt in Los-bandigheid.

Wij feliciteeren de Vrienden met de herstelling van de ingeënte, kunne wij niet wat van de Couragiete koop krijgen om er van de onze ook gebruik van te doen maken - want het is toch eene vreeselijkeziekte. Uit zoo een lange brief zal mijn Vriend besluiten dat ik thans veel tijd hebbe, maar schrijvenaan Vrienden is als haar bijzijn: dan vli[e]gd de tijd. Noch veel Compl. aan Mamatien van onzent

T.T. RVinkeles

116

XIV

Mijn Heer & Veelgeachten Vriend!

Het was met de grooste aandoening mijnes Harten dat ik moest verstaan dat wij deelgenooten in degrooste ziellesmarte zijn geworden. God is mijn Beede dat Ued: zal ondersteunen in Ued Lijden.Want waarlijk Lieve Vriend, denkt dat Ued. leven voortaan een altoosduurend lijden zal zijn. Tenminsten als ondervinding Ued: mach toelichten, zoo stel geene Rosen meer in uwen weg. Een GoedeVrouw is Licht en Vreugde. Neem nu deeze oorzaken weg, zoo zal donkerheid en droefheid in der-zelver plaats treeden. Onze Lieve Vrouwen zijn zeker gelukkig, en al wat ik IJ, en mij zelve kan zeg-gen, komt hier op neder, om op onze post getrouw te bleiven, en reikhalzende uitzien, dat dien God,die onze vrouwen het Heyl heeft aangebragt, ons ook van dien Eeuwige gelukstaat eerstdaags deelge-nooten zal willen maken. Ik wil Ued: wel verschonen dat Ued: zelve mij hier van geen berigt hebt ge-geven. Ik weet dat zulke schokken ons onbekwaam maken tot denken en werken. Maar als mijnVriend reis aan mij denkt, dan die denkbeelden op papier zet, zullen dezelve altoos aangenaam wesenaan dien Pelgrim die nu met Ued: voortaan de stille zandwoestijn moet betreeden. Als daar dan deneen den ander ontmoed en als is het slegts met de woorden Momentum Mozem in het voorbijgaantroost, zal het evenwel Balzem in onze wonden wesen.

Zoo draa als het winter saisoen geweeken zal wesen komt mijn zoon Reinier Ued: een bezoekbrengen. Hij mach door Uwe Provintie voor zijn Comtoir reizen, en zal dan denkelijk wel een paardagen tot Harlingen moeten toeven. Als hij dan het genoegen mach hebben Ued: en alle de uwen welte vinden zal mij verblijden. Ten minsten zoo wel als in Ued: geval wij wel kunnen wesen.

Naar Ued: in de Bescherming des allerhoogsten te hebben aanbevolen, ben ik Uw dienaar &Vriend!

Amsterdam Januarij 1804 RVinkeles

xvWaarde & Veelgeachten Vriend!

Uwe Letteren die mij altoos dierbaar zijn zoude zoo uwen Vriend vatbaar was wel doen gelovendat zijne vermogens op zijn 63e Jaar noch toenamen. Dankbaar, hartelijk dankbaar voor Ued. goed-hartig oordeel over uwen Vriend zijne kunstvermogens. Maar dit is zeker dat ik het opperwesen nietgenoeg kan danken voor zijn ondersteuning omtrend mijn Gezigt en Lichaamssterkte. De Geest,Lieve Vriend, gaat daarentegen vreeselijk gedrukt. Ik behoeve niet meerder te zegge aan een Vader alsdat zijn Kind zich zeer slegt gedraagt om hem als Vader dit geheel gevoel te doen beseffen. Dit is mijngeval; mijn tweede Zoon Johannes die volgens natuurlijke en verkreegene talenten de allergelukkigstemensch konde wesen, is door eigenen verkiesinge eene der slegste, en wat van hem worde zal is mijonbewust, want zederd heden drie weken is hij voortvlugtigd32. Door Goede Vrienden weete ik hij teBrussel is geweest en voornemens was, zoo hij op dien tijd sprak, om naar Paris te gaan. Mijn Hartbloed, ik kan van hem niet meer - Mijne oudste Zoon is noch te Londen. Gisteren hebbe ik van zijnEd: noch een brief gehad waar in hij mij zegt zeer gezond te zijn en hoope had van een goed Fortuijn,God geeve zulks. Mijne anderen 5 zijn wel varende. Lieve Vriend teregt zegt Vondel

Voed Kinderen op, voed wolven op.Opdat zij uw verslinden.33

Wat Vader heeft meerder gedaan en wat vader heeft meerder gelaten om het welzijn zijner kinderenals uwen Vriend en helaas wat is mijn loon: gestadige zielsmerte. God bewaaren Ued. en alle Vadersvoor het Lijden dat slegte kinderen ons aandoen. Ontfangt mijne Hartelijke groeten en doet dezelveaan alle uwe kinderen en en vertrouw ik altoos ben

Amsterdam Uwen waren Vriend1 Augus 1804 RVinkeles

117

XVI

Mijn Heer & Veelgeachten Vriend!

Het zal mij zeer aangenaam wesen zoo Ued. volgens de opgaave van den WelEdlen Heer A.G.Camper, voor mij gelieft te koopen, op de verkooping van den Heer Stijl, die NO volgens Notitiedoor mij opgegeven 34. Ik hebbe daar geene prijzen bij kunne zetten, alzoo ik mij refereeren aan hetoordeel van den Heer Camper omtrent de Drukken, want Ued: weete zoo wel als ik dat dezelfdePrent voor 10 st: gaat, daar als hij goed van druk is men gaarne f lO.- voor geeft. Ook veronderstel ikdat het goedje bij Ued: weynig koopers zal vinden, en ik dus door Ued: wel het meeste door mij op-gegevene voor ordentelijke Prijsen zal bekoomen. Want Lieve vriend, het is tegenswoordig geen tijdom veel Geld uit te geven.

Ik wensche deeze Letteren bij Ued in goede gezondheid zullen worden ontfangen. Ik ben heden re-delijk wel maar hebbe(e/en swaare ziekte gehad, waar in koortsen die mij 24 uuren bij bleven zodanigverswakte, dat ik het noch zeer sterk voele.

Naar in Uw Vriendschap te hebben aanbevoolen, en de Verzogte Compl. aan Ued. geEerde fa-mielje, verzogt te hebben; ben ik met Hoogachtig Uwen Vriend!

Amsterdam 20 octor 1804 RVinkeles

PS. zoo het den WelEdlen Heer Camper niet doenlijk is geweest in persoon aan mijn verzoek te vol-doen, zoo refereere ik mij in dat geval aan Ued. kundig oordeel enz.

XVII

Amsterdam 1 Febr 1806Waarde en voor mij altoos Geachten Vriend!

Uwe Letteren van den 15 Januarij waren voor mij als eene koelen dronk voor eene dorstigen reyzi-ger, in eene barre Zand woestijne. Het herdenken aan genoegens met zijne Vrienden genooten, bijherinneringen verwekt, door het zien of hooren van aanleidende gelegentheden hier toe, is, en maaktvoor onze Jaaren het zoud des Levens. Van der Plaats uwe en mijne weg, in het vooruitzien betekendweynig. Het terug zien is alleen in staat om ons het tegenswoordige draagelijk te doen worden. AlsMensch, ja, hebben wij zeeker moeten dwalen, maar dit weete ik nooyd gepremediteerd. Ik vertrou-we de minste onzer tijdgenooten dit zoo vrijmoedig kunne zegge. Als ik mij voor den Geest brengealle de lotgevallen dezer Globe, en dan vrage of ik bij het herdoen (zoo zulks in mijne keuse gelatenwierd) beeter zoude maaken, zoo geloove ik van neen - dus zagtjes tegemoed zien onzer allen Vriendden Dood, en blijmoedig verwagten zijne overvoering in die gewesten daar ik vastelijk vertrouwe wijhet beeter naar onzen smaak zullen vinden. Uit deeze introductie zal Ued. ligtelijk opmaken, hoeweynig ik mij thans bekreune, het oordeel der Recencenten. Stillekes het overige onzer dagen tennutte onzer kinderen, en Vrienden te besteeden is en bleift genoegen. Zegt aan Uwen Zoon ik zijnenbrief eerstdaags zal beantwoorden. En vertrouw niemand meerder uwen Vriend en Hoogachter is als

RVinkeles

118

XVIII

Aan den Heer Daniel van der Plaats.

MijnHeer & Veelgeachten Vriend!

Uwe GeEerde van 13 January heeft mij wederom bevestigd in het denkbeeld dat ik mij altoos vanUed. Caracter hebbe gevormd: een welgeplaaste Ziel kan niet verdragen zaken die of gedaan of ge-zegd worden strijdende met waarheid of deugd. Uit dit oogpunt hebbe ik Ued. leeren kennen, maarLieve Vriend, jeugdig bloed vloeyd met drift, wanneer het door omstandigheden wordt aangezet.Met hartelijke dankzegging ben ik vervuld voor de deelnemig in mijne reputatie, en ik betuige bijdeeze hier voor mijne erkentenisse. Uw hebt als Advocaat mijne Zaak met roem verdedigd. Maar dathet oude spreekwoord zegt, die aan den weg timmerd is aan opspraak onderhevig, moet den kunst-enaar zich getroosten het oordeel van het Edeldenkend Publicq. En uwen Vriend welks bloed gelijkdat van uwen waardigen Vader traager voortkruipt, als het uwe, getroost zich al lichtelijk het gekakelder kippen. Het zoude ons kwalijk staan Pogingen te doen deeze dieren tot swijgen te noopen. Waar-lijk van der Plaats, het is niet anders, onzen Vriend Vader Cats, heeft al in zijnen tijd gezegt om deWaereld te doen swijgen, heeft men veel brij nodig35. Maar Waarden Vriend waarom komt gij nieteens zelve over, dan konde wij bij eene warme ha[a]rt en onder het gebruik van een Amsterdamschsoupee daar vreedzaam over praaten. Uwen Heer Vader heeft het wel beloofd gehad maar tot nochniet gedaan. Het kan geen kwaad deezen waardigen Man dit eens te herinneren. Ik ben zoo verre ikweete, met de mijne in gezondheid, de zedelijke waereld levert ook meer betrokkenen dagen als hel-deren zonneschijn. Dat uwen leeftijd altoos het tegendeel zal toeschijnen is den wensch van uwenHoogachter, Dienaar & Vriend!

Amsterdam RVinkeles2 April 1806

Ik verzoeke wel mijn Hartelijke Compl. aan uwen Brave Vader en verders aan Ued. geEerde Broe-ders en Zuster.

N O T E N

1. A. Haga heeft al gewezen op Ledeboers onjuiste vermelding (noot 4, p. 135) van Volkert van derPlaats jr. als uitgever te Harlingen in de jaren 1769-1793. Na diens dood werd de zaak door zijnnog minderjarige zoon Meile (geb. 1787) voortgezet; A. Haga in De Nederlandsche Leeuw, 54(1936), pp. 189-190. In 1768 staat Van der Plaats jr. als uitgever vermeld op de titelbladen vanSimon Stijls De Mityleners en diens Onderzoek van het bericht en oordeel over het Treurspel DeMityleners.

2 . Vinkeles-brieven zijn ook aanwezig op het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie ende Koninklijke Bibliotheek te Den Haag en de Universiteitsbibliotheek, het Rijksmuseum en hetGemeente Archief te Amsterdam, alwaar in de bibliotheek tevens kopieën berusten van de hiergepubliceerde brieven. De brieven aan het echtpaar Van Winter-Van Merken, aangehaald doorE. de la Fontaine Verwey, waren toen in de collectie Six van Hillegom te Amsterdam; E. de laFontaine Verwey, De illustratie van letterkundige werken in de XVIIIe eeuw, Amsterdam 1934,p. 100.

3 . Eerstgenoemde prent is te vinden in deel 1 tegenover p. 52, de andere in deel 111 tegenover p. 118;de twee prenten in delen 11 en IV zijn 1777 gedateerd.

119

4. Ledeboer in zijn Alfabetische lijst der boekdrukkers, boekverkoopers en uitgevers in Noord-Ne-derland (Utrecht 1876, p. 39) noemt Conradi als uitgever te Amsterdam tussen 1740 en 1790;daarna werkte Van der Plaats vooral samen met Johannes Allart.

5 . Waarschijnlijk gaat het hier om de gravure met de voorstelling van een schrijver in een landschap(exemplaar in het Rijksprentenkabinet, Amsterdam, map 364 J), in 1786 door Vinkeles gemaakten eerder uitgegeven met het adres van Allart en Holtrop. Bij de heruitgave luidde het adres: ‘TeAmsterdam en Harlingen, bij Warnars, Allart en Van der Plaats MDCCCIII’. Ook heeft Vinke-les de titelprent gegraveerd, naar een tekening van J. Buys, voor Stijls Hedendaags& Historie of

stetegenwoordige staat van alle volkeren; XXIII deel behelzende de bescbryving der VereenigdeNederlanden, en wel in ‘t byzonder wan Friesland, Amsterdam Leiden Dordrecht en Harlingen1785.

6 . Proefdrukken van deze serie in het Rijksprentenkabinet; de Zaal der Natuurkunde afgebeeld bijJ. Knoef, ‘Het grafisch werk van Reinier Vinkeles’, Elsevier’s geillustreerd maandschrift, 43(1933), deel 86 pl. 84.

7 . R. van Eijnden en A. van der Willigen, Geschiedenis der Vaderlandsche schilderkunst, sedert dehelft der XVZZZ eeuw. Aanhangsel, Haarlem 1840, p. 182.

8 . De veiling van de nalatenschap vond plaats op 23 april en volgende dagen 1816 te Amsterdam(Lugt no. 8872). Aan Harlingse uitgaven werden slechts een drietal boeken geveild, waaronderhet Wagenaar-uittreksel; zie no’s 135, 156 en 227.

9 . P. Scheen, Lexicon Nederlandse beeldende kunstenaars 17jO-1880, Den Haag 1981, p. 550. Deals dochter van Reinier vermelde Elisabeth, die op 29 mei 1772 te Amsterdam werd gedoopt, iseen dochter van zijn broer Jan; zie G.A. Amsterdam doopregister Oude Kerk no. 29 fol. 911~.

10. G.A. Amsterdam puiondertrouwboeken 25 mei 1781 no. 752 p. 271 en de kerkondertrouwboe-ken van dezelfde datum no. 611 p. 162; E. de la Fontaine Verwey (a.w. p. 100) geeft 1778 als hetjaar waarin Vinkeles trouwde.

ll. De rectozijde is de gedrukte geboorteaankondiging van Elizabeth.1 2 . Blijkens het adres was Van der Plaats toen in Amsterdam; hij logeerde in de ‘Graaf van Holland’.1 3 . Herman Wouter Beekkerk? (Leeuwarden 1756-1796) landschapschilder. Zijn nalatenschap werd

op 30 augustus 1797 te Leeuwarden door Van der Plaats geveild; zie G.A. Wumkes, ‘Stads- enDorpskroniek van Friesland over de jaren 1785-1797’, De Vrije Fries, 24 (1916), p. 86. Volkertjr., geboren 28-2-1783, was Van der Plaats tweede kind; hij werd later arts te Makkum.

1 4 . Brief IV en V zijn aan elkaar gehecht; gezien het handschrift moeten ze voor 1800 worden geda-teerd. Brief IV is de enige geschreven met potlood.

15. Voor Tydeman zie I.H. van Eeghen, ‘Louis Splitgerber (1806-1879)‘, Maandblad Amsteloda-mum, 62 (1975), p. 7. Hij kocht in 1791 op de veiling van de nalatenschap van Jan van Dijk enigegrote gekleurde tekeningen van Vinkeles.

16. Jan Daniël, geboren 25 juni 1780, werd later notaris te Leeuwarden.17. D.R. Camphuyzen, Stichtelijke rymen om te lezen of? zingen, Amsterdam 1693 (ed. print.

1652), p. 346 ‘Mayschen Morgenstond’.18. Nicolaas Bauer, Harlingen 1767-1820, marineschilder. De verkoop van de collectie Gildemees-

ter vond plaats op 11 juni en volgende dagen 1800; C. J. de Bruyn Kops, ‘De Amsterdamse verza-melaar Jan Gildemeester Jansz.‘, Bulletin van het Rijksmuseum, 13 (1965), p. 109. De veilingca-talogus, met titelblad gegraveerd door Vinkeles, komt voor op de veiling van zijn nalatenschap,no. 66.

19. Paulus aan de Efeziërs 6:12.20. B. Huydecoper, Achilles treurspel (ed. C.J.J. van Schaik), Zwolle 1964, p. 55.21. J.C. Lavater, Uitzigten in de Eeuwigheid, Amsterdam Den Haag 1779; waarschijnlijk refereerde

Vinkeles aan de achtste brief ‘Van de opstanding der dooden’; veiling Vinkeles no. 39.22. Simon Fokke, Amsterdam 1712-1784, tekenaar-graveur.23. Meile, zie noot 1.24. Cornelis Sebille Roos, gestorven Amsterdam 1820, kunsthandelaar en makelaar in het Trippen-

huis.25. Schertsende verwijzing naar Volkert’s oudste zoon Daniël?

1 2 0

26. Prediker 3:13; 5:17.27. Aristomenes was toen vooral bekend door Marmontels gelijknamige toneelstuk; door H.J.

Roullaud vertaald, beleefde dit boek drie edities. De geciteerde regels komen daarin echter nietvoor.

28. Filippenzen 2:14.29. Volkert jr., zie noot 13.30. Zie noot 5, de gravure is gedateerd 1803.31. C.F. Gellert, Fabelen en vertelsels, 11, Amsterdam 1783, p. 16 ‘De twee nachtwachts’. Vinkeles

bezat twee Nederlandse edities; veiling Vinkeles no’s 80 en 83.32. Johannes was een leerling en medewerker van zijn vader; na 1804 is niets meer van hem bekend.33. J.F.M. Sterck ed., De Werken van Vondel, 11, Amsterdam 1929, p. 618 Klinckert (op de Palame-

des); een late editie van dit boek werd geveild als lot no. 37.34. Adriaan Gilles Camper, 1759-1820, zoon van Petrus Camper; hij woonde afwisselend in Den

Haag of op Klein Lankem, bij Franeker. Hij was ook de bezorger van zijn vaders nagelatengeschriften, zoals de Verhandeling over het natuurlijk verschil der wezenstrekken in menschenvan onderscheiden landaart en ouderdom (Utrecht 1791). Vinkeles heeft voor deze uitgave deplaten gegraveerd. Stijls nalatenschap werd door Van der Plaats, N. Bauer en zoon geveild op 29oktober en volgende dagen 1804 (Lugt no. 6862). A an verso-zijde van deze brief verzoekt Cam-per aan Van der Plaats om het huis van Stijl te mogen bezoeken.

35. J. Cats, Spiegel van den Ouden en de Nieuwen Tijdt, Den Haag 1632, p. 75 embleem XXV. Vin-keles bezat Feiths editie van Cats; veiling Vinkeles no. 79.

121

I J -VORST EN I JVERZUCHT

AMBITIES EN RIVALITEIT IN STADSBESTUUR EN GOUVERNEMENT

RONDOM HET BELASTINGOPROER VAN 1835

D O O R

D R S . A . F . J . V A N K E M P E N

INLEIDING

Hoewel de jaren dertig van de negentiende eeuw niet de meest indrukwekkendeperiode uit onze geschiedenis zijn geweest, zijn zij door historici toch ook welstiefmoederlijk behandeld. Alle aandacht ging uit naar de buitenlandse politiek diegedomineerd werd door het volhardingsstelsel van koning Willem I tegenover deopstandige Belgische provincies. De belangstelling voor de binnenlandse politieklijkt pas weer terug te keren met het jaar 1840, wanneer Nederland ontwaakt uit deslaap en het defaitisme van de Status Quo-tijd. Het Amsterdamse belastingop-roer, dat nu 150 jaar geleden, op 3 juli 1835 plaatsvond, vormt hierop toch wel eenuitzondering. De gebeurtenis is beschreven in tal van publicaties. Het onbetwistehoogtepunt hieronder vormt het heldere en zeer uitvoerige betoog van J.Z. Kan-negieter dat bij de honderdste verjaardag van het oproer, in de 32e jaargang van ditjaarboek is verschenen. 1 Met gebruik van talrijke ongedrukte bronnen en met veeloog voor de diepere politieke oorzaken van het incident schetst hij het oproer infelle kleuren met niet al te frisse politieke achtergronden.2

Het is geen behoefte tot herziening van deze vijftig jaar oude visie, die mij ertoeaangezet heeft dit artikel over hetzelfde evenement te schrijven. Deze publicatiezal slechts aanvullende gegevens opleveren, die naast en liefst na het werk vanKannegieter gelezen kunnen worden. Het zijn niet alleen nieuwe archivalia die mijtot deze aanvulling in staat stelden. Het artikel is ook een complement op Kanne-gieters accent op de politieke achtergronden. Vooral de persoonlijke rivaliteitenen intriges zullen in dit verhaal op de voorgrond treden.

Om deze reden begint het artikel met een beschrijving van de carrières van dedramatispersonae bij het oproer: die van Copes van Hasselt tot zijn benoeming alsgriffier in december 1827; die van gouverneur, later minister Van Tets van Gou-driaan; die van zijn opvolger als gouverneur, Van Tuyll van Serooskerken; en na-tuurlijk die van Van de Poll tot zijn benoeming als burgemeester van Amsterdamin december 1828. De vierde paragraaf beschrijft de situatie in de hoofdstad waar-in Van de Poll zou belanden: de moeilijke verhouding met de hogere overheden ende gebreken van het plaatselijk bestuur. Paragraaf vijf behandelt de tegenwerking

122

die de pasbenoemde Van de Poll van verschillende zijden ondervond en die deelsvoortkwam uit zijn moeilijke karakter en eigenaardige ambities. Ook komt hierzijn verhouding tot griffier Copes van Hasselt aan de orde. Van de Polls taakop-vatting als burgemeester van Amsterdam en de daaruit voortvloeiende onenighe-den met het hoger gezag worden in de volgende paragraaf verwoord. Paragraaf ze-ven gaat over de groeiende naijver en rivaliteit tussen Van de Poll en Copes vanHasselt, terwijl de onenigheden en intriges die hieruit geboren werden daarna aande orde komen. Paragraaf negen beschrijft het eigenlijke oproer van juli 1835 enparagraaf tien de vervelende nasleep daarvan voor Van de Poll. In de volgende pa-ragrafen worden de carrières van de hoofdpersonen na 1835 alsmede de verwikke-lingen rond enige vacante ambten geschetst: de opvolging van Van de Poll doorCramer, het ontslag van Copes van Hasselt als griffier, de herbenoeming van Cra-mer eind 1836 en tenslotte het aftreden van Van Tuyll en de benoeming van Van dePoll als gouverneur in Utrecht. De laatste paragraaf handelt over het roemlozeeinde van de carrière van de intrigant Copes van Hasselt.

Hoewel de rol van burgemeester Van de Poll in dit artikel niet altijd in even po-sitieve bewoordingen wordt geschetst, wordt hier wel recht gedaan aan een zorg-vuldig naar voren gebracht wens van hem. Zijn persoonlijk archief, dat berust inhet Gemeentearchief van Amsterdam, draagt de onmiskenbare sporen van zijn be-hoefte aan rechtvaardigen van zijn positie inzake het belastingoproer en het con-serveren van deze opvattingen voor het nageslacht. Deze bezorgdheid, die Van dePoll voor een historicus tot een dankbaar, maar tevens riskant object maakt, vielook A.R. Falck op, aan wie de ex-burgemeester in 1837 een memorie schreef overde kwestie. De staatsman en diplomaat kon hem vooralsnog geen openlijk eerher-stel in het vooruitzicht stellen. Wel zou de memorie voldoende zijn om Van dePoll in de toekomst van blaam te zuiveren: want, zo hield Falck hem troostendvoor, ‘voor den liefhebber der waarheid mag het niet onverschillig zijn dat ergenshet juiste aangeteekend zij omtrent een voorval dat op zijne beurt eens de aandachtder beschrijvers van de geschiedenis onzer dagen bezig houden za1.‘3

C . J . G . C O P E S V A N H A S S E L T , G R I F F I E R M E T S P R E E K W O O R D E L I J K E A M B I T I E S

Mr. C.J.G. Copes van Hasselt (1777-1860) zou een belangrijk stempel op hetAmsterdamse oproer van 1835 drukken. Hij stamde uit een oud Gelders juristen-geslacht, waarvan verschillende leden een plaats in het gewestelijk gerechtshof vanGelderland hebben vervuld. De juridische opleiding die hij in Utrecht genoot,was er dan ook op gericht deze familie-traditie voort te zetten. Zijn carrière begonechter in den vreemde, en wel in het vak van de militaire rechtspraak. In 1802 werdhij benoemd tot auditeur-militair in Zuid-Afrika, waar hij al snel in aanrakingkwam met de gouverneur van de Kaapkolonie, de luitenant-generaal J.W. Jans-sens (1762-1838), wiens dochter hij in 1804 tot zijn echtgenote wist te maken. Inditzelfde jaar werd hij lid en griffier van het opperste gerechtshof van de kolonieen hij behield deze functie totdat de Kaap in 1806 weer in Engelse handen kwam.

123

Teruggekeerd in Nederland verwierf ook deze telg van het geslacht Van Hasseltzijn raadszetel in het gerechtshof van Gelderland. Door Willem 1 werd hij na 1813

C.J.G. Copes van Hasselt (1777-1860), g rl ter van Noord-Holland. Portret door G. Wappers, 1840,ffin particulier bezit. Foto Iconographisch Bureau, ‘s-Gravenhage.

124

echter niet in deze functie gehandhaafd, maar werd hij benoemd tot advocaat-fis-caal van de middelen te lande in Gelderland, het hoofd van een juridisch collegevoor belastingzaken. Via deze tussenstap kwam hij in 1819 in een geheel ander vakvan administratie terecht, dat der belastingen. Op 7 juni werd hij benoemd - eenpromotie was het niet te noemen - tot hoofdinspecteur der in- en uitgaande rech-ten en accijnzen in Limburg, standplaats Maastricht. Waarschijnlijk om hem vooreen te forse daling in salaris te behoeden, werd de jurist hierbij tevens de titel ‘di-recteur’ toegekend. Door deze rang was hij op gelijke hoogte gesteld als zijn supe-rieur, de directeur in Limburg, E. J. Veugen. ‘Botzingen en oneenigheden’ blevendan ook niet uit. Bovendien rezen moeilijkheden tussen Copes van Hasselt en zijncollega te Roermond over smokkelaffaires, terwijl hij met het lagere belasting-personeel op gespannen voet stond vanwege een inhouding op het salaris voor deambtskleding. Later, in maart 1830, zou de gouverneur van Limburg De Beeck-man nog uit onderhandse berichten vernemen, dat ‘zijne te zeer geopenbaarde ei-genliefde, zijne stoutheid, deszelfs aanhoudende zucht tot vordering, en geheimehandelingen, mede het gebrek aan onoprechtheid in de maatschappelijke betrek-kingen, trokken hem vijandschappen aan.‘4

Deze karaktereigenschappen en de daaruit voortvloeiende aversie jegens hemgaven aan het verloop van Copes van Hasselts carrière een grillig verloop. In Lim-burg maakte de inspecteur zich al spoedig onmogelijk. Door de militaire com-mandant van deze provincie werd hij op ‘eerkwetzende wijze’ behandeld en dooreen koopman werd hij publiekelijk vernederd. In 1822 verruilde hij Limburg voorWest-Vlaanderen, waar hij eveneens tot hoofdinspecteur was benoemd. Ook indeze katholieke provincie kon de Geldersman niet aarden. Reeds na enige maan-den vroeg hij om overplaatsing naar Den Bosch of Utrecht. De mogelijkheden tothet bekomen van een provinciaal directoraat, waarnaar Copes van Hasselts ambi-ties uitgingen, waren echter door voorgenomen bezuinigingen uiterst gering. Bo-vendien hadden de Maastrichtse affaires op de minister van Financiën Mr. J.H.Appelius een ‘zeer zotte’ indruk gemaakt en hadden zij de inspecteur in een slechtdaglicht geplaatst. Hoewel de minister van justitie Mr. C.F. van Maanen de oor-zaak voor de onpopulariteit van Van Hasselt gaarne wilde wijten aan de ‘welge-zindheid’ van het slachtoffer, waren diens kansen op promotie in het belastingwe-zen na 1822 vrijwel nihil. Op een opdringerige wijze trachtte Copes van Hasselt inzijn situatie verbetering te brengen. De koning werd door hem aangeschreven enaangesproken over het onrecht dat hij in de zuidelijke provincies zou hebben on-dergaan. Deze demarches werkten echter volkomen averechts. Willem 1 raaktegeïrriteerd over deze ‘opgesmukte verhalen’ betreffende ‘s mans verdiensten, diehij altijd zocht belangrijk te maken, over zijn verwoeste gezondheid en over zijnkinderen, die in het katholieke zuiden geen behoorlijke opvoeding konden genie-ten5.

De komst van Copes van Hasselt naar Noord-Holland is uiterst merkwaardig.Begin 1823 werd hem eindelijk een ambt aangeboden, dat van inspecteur bij de re-

125

gistratie en domeinen te Amsterdam. Hiervoor bedankte hij echter vanwege degeringere verdiensten en omdat hij nog steeds hoopte op een directoraat in een vande noordelijke provincies. Deze weigering is hem in Den Haag niet in dank afge-nomen. Wel solliciteerde Copes van Hasselt in februari 1823 naar het vacanteambt van auditeur-militair in Noord-Holland, waaraan hij tevens een verzoek omeen pensioen voor zijn vorige functies verbond. Van Hasselt was niet de enige ge-gadigde: ook lieden met nogal wat titels van aanspraak, zoals J. Schouten6 en D.van Foreest’ hadden zich gemeld. Toch wilde minister Appelius aan de wensenvan de inspecteur voldoen. Of hij in Van Hasselts sollicitatie een kans zag om deverlangde bezuinigingen kracht bij te zetten of dat hij gaarne van zijn lastige amb-tenaar ontslagen wenste te worden, moet in het midden gelaten worden. Het geldvoor de extra toelage - van pensioen kon gezien Van Hasselts leeftijd geen sprakezijn - meende de minister te kunnen vinden door de opheffing van een van de bei-de Westvlaamse hoofdinspectiën. Op advies van Van Maanen, die Copes van Has-selt beduidend beter gezind was dan zijn college op Financiën, is de koning ak-koord gegaan met dit voorstel, waarbij gedacht werd aan een jaarlijkse toelage vanf 1000. De veeleisende Van Hasselt meende echter nog hardere eisen op tafel tekunnen leggen: een toelage van f 1200 was toch wel het minimum waaraan viel tedenken, liet hij Van Maanen in een particuliere brief weten. Ook met deze hoog-gestemde eis is de koning, waarschijnlijk opnieuw op advies van de minister vanJustitie, akkoord gegaan. Op 2 mei 1823 maakte Copes van Hasselt zijn rentree inhet vak van de militaire justitie, voor een jaarlijks salaris van f 2600, aangevuld meteen persoonlijke toelage van f 12008.

Voor de buitenwereld, waarschijnlijk niet op de hoogte van de persoonlijke toe-lage, was deze nieuwe wisseling in Van Hasselts loopbaan bepaald geen promotiete noemen. In 1836 maakte de Leidse hoogleraar C. J. van Assen zijn collega J.R.Thorbecke opmerkzaam op de voortdurende degradatie die de Gelderlander vande Franse tijd tot na 1823 had moeten doormaken .9 Toch was juist in zijn excep-tionele toelage de oorzaak van een snelle promotie gelegen. Op 3 november 1826werd de griffier van de Staten van Noord-Holland, J.A. van Zuylen van Nyeveltbenoemd tot gouverneur van Friesland. Onmiddellijk werd de gouverneur vanNoord-Holland, A.W.N. van Tets van Goudriaan ‘besprongen met instantienvan allerlije kandidaten’. Onder deze gegadigden voor het vacante ambt bevondzich ook Copes van Hasselt, wiens verzoek werd ondersteund door zijn schoon-vader, de invloedrijke ex-generaal J. W. Janssens. Op een voordrachtslijst van Ge-deputeerde Staten van Noord-Holland stond de auditeur-militair echter slechtsals vierde geplaatst. Ook in een particulier schrijver, gedateerd 10 januari 1827 vangouverneur Van Tets aan de koning, werd hij niet als eerste genoemd. Slechts eneBackerio uit Amsterdam en A.H. van Wickevoort Crommelin achtte Van Tetsvoor dit ambt geschikt. Vooral naar de laatste, de zoon van de voormalige presi-dent van de Tweede Kamer, sinds vijf jaar privé-secretaris van Van Tets, ging devoorkeur van het ‘hart en de genegenheid’ van de gouverneur uit, bekende hij.

126

Minder geschikt achtte hij ene Bijleveld en een zoon van de oud-minister W.F.Röell, die het beiden aan jaren en ervaring ontbrak. Tenslotte de kandidaat Copesvan Hasselt. Over hem wilde de gouverneur eigenlijk niet veel zeggen. Enige na-speuringen zouden voldoende zijn voor de koning om hem ervan te overtuigen‘dat hij niet tot deze post behoord gekozen te worden! hij is meen ik bij de hoof-den van de administratie der middelen, b.v. den Minister Appelius en anderen ge-noegzaam bekend.’ Deze duidelijke taal van Van Tets ten spijt werd toch de audi-teur-militair benoemd. Reeds in december 1826 was de keuze op hem gevallen,omdat dit volgens de minister van Binnenlandse Zaken Van Gobbelschroy voorde schatkist ‘eene niet onverschillige bezuiniging’ zou opleveren. Het salaris voorhet griffiersambt van f 4000, waarbij nog eens de aandelen in de leges van zo’nf 800 à f 1000 zouden komen, was namelijk altijd nog meer dan de f 3800 die Co-pes van Hasselt momenteel ontving. Zodoende zou nu de extra toelage zonder be-zwaar kunnen vervallen”.

Gelukkig kon de koning gouverneur Van Tets en de familie Van WickevoortCrommelin een pleister op de wonde bezorgen. Ex-griffier Van Zuylen van Ny-evelt was namelijk ook belast geweest met het secretariaat van het college der zesNoordhollandse steden. Deze functie kon nu van het griffiersambt worden afge-scheiden en aan de jonge secretaris van Van Tets worden opgedragen’*. De bevor-dering van Copes van Hasselt moet vriend en vijand verbaasd hebben. De Gelder-lander kwam hierdoor terecht op een sleutelpositie in het bestuur van een zeer be-langrijke provincie. Hoewel gouverneur Van Tets al snel onder de indruk moetzijn geraakt van de intelligentie en bekwaamheden van de griffie+, hoefde hij quawerklust - zie de volgende paragraaf - toch niet voor hem onder te doen. Dit zouanders worden onder de opvolger van Van Tets, Van Tuyll. In zijn ambtsperiodekon Copes van Hasselt uitgroeien tot de werkelijke bestuurder van Noord-Hol-land, de man, zoals A.R. Falck in 1841 zou getuigen, ‘wiens rustelooze bedrijvig-heid sedert lang bij allen, die hem kennen, proverbiaal is, wien als ProvinciaalGriffier Noord-Holland te klein en de massa der zaken in de hoofdstad nauwelijksbeduidend genoeg voorkwam.“4

DE MOOIPRATER UIT DORDT EN DE DOMME VAN TUYLL

Mr. A.W.N. van Tets van Goudriaan (1771-1837) begon zijn carrière in 1794 alspensionaris van Dordrecht, in welke stad hij gedurende de gehele Bataafs-Fransetijd functies bleef vervullen. In de novemberdagen van 1813 behoorde hij tot deeersten die het gezag van de Oranjes in Nederland krachtdadig wensten te herstel-len. Op 3 december werd hij door de souvereine vorst benoemd tot commissaris-generaal voor het departement Monden van de Maas, in welke functie hij als op-volger van de prefect de plaatselijke besturen moest bewegen zich bij de opstandaan te sluiten en de administratie moest gaande houden. Naar de andere departe-menten werd meestal een tweetal notabele personen gezonden. Weloverwogenbenoemingen zijn dit niet geweest. Er is dikwijls, zo bekende later de begever van

127

ambten bij uitstek, A.R. Falck ‘uit de zich eerst voordoenden’ gekozen, of ‘uit dehoop gegrepen’is. Meer gepland lijken de benoemingen van de gouverneurs in deprovincies in april 1814, die de taken van deze commissarissen-generaal moestenovernemen. Toch valt ook in deze keuzen moeilijk één lijn te ontdekken. Van Tetswas de enige commissaris-generaal die ook definitief tot het hoogste provincialeambt is benoemd, zij het in het Noordelijk in plaats van het Zuidelijk gedeelte vanHollandi6. Voorts behoorde Van Tets noch tot de in 1795 uitgeweken groepOranjeklanten, waarvan nu 1. Aebinga van Humulda, B.H. Bentinck tot Buck-horst en J.C.E. van Lynden met het gouverneursambt in respectievelijk Friesland,Overijssel en Gelderland werden beloond, noch tot de voormalige patriotten diein 1814 een carrière in Bataafs-Franse dienst achter de rug hadden, zoals F.A. vanLeyden van Westbarendrecht en C.G. Hultman, nu gouverneurs in Zuid-Hol-land en Noord-Brabant. Samen met de laatstgenoemde, een Zutphenaar, was VanTets de enige gouverneur die geen ingezetene was van de provincie waarover hijwas benoemd”.

Echt geliefd is de Dordtenaar in Noord-Holland nooit geweest. In 1819 ginghet praatje dat hij als gouverneur door G. Fontein Verschuir, de impopulaire bur-gemeester van Alkmaar, vervangen zou worden. Ofschoon men in de provinciemet Van Tets ‘niet gek’ was, behield men hem liever dan hem voor deze burge-meester te ruilenis. Van Tets moet een bekwaam en diplomatiek politicus en eenwelsprekend redenaar zijn geweest. De ‘Dordsche mooyprater’ wist later als mi-nister met zijn beminnelijkheid en verbale handigheden vele Kamerleden ‘in hunzwak te tasten’iy.

Een zeer grote mate van activiteit kon Van Tets niet ontzegd worden. Tegen-over de algemeen secretaris van Staat J.G. de Mey van Streefkerk verklaarde hij in1825 dat hij in het bestuur weinig aan het college van Gedeputeerde Staten wensteover te laten. ‘Ik ben gewoon zelf de zaken te doen, en vind mij daar uitnemendwel bij. ‘20 Het is vooral deze werklust die hem in de smaak deed vallen bij koningWillem 1 en waardoor hij Haarlem kon verruilen voor Den Haag. Na het overlij-den van Appelius werd hij in mei 1828 benoemd tot minister van Financiën. Zijnpromotie betekende niet dat hij alle bemoeienissen met Noord-Holland wensteop te geven. Inzake zijn opvolging probeerde Van Tets een sterke stem in het ka-pittel te krijgen. Zijn voorkeur ging uit naar L.C.R. Copes van Cattenburch, eenhoge ambtenaar in het belastingwezen, sinds 1824 burgemeester van Den Haag, ofnaar de voormalige griffier Van Zuylen van Nyevelt. Om beide hooggeplaatstepersonen tot het aanvaarden van het vacante ambt over te halen, verzekerde hij dathet gouverneurschap van Noord-Holland de ‘belangrijkste en aangenaamste post’was die er in het koninkrijk te vinden was. Dat Friesland de bekwame Van Zuylenniet gaarne zag vertrekken, was Van Tets bekend, maar ‘wat zegt tog het kortston-dig lijden van vriesland bij het duurzaam behoud van ‘t zo magtige N.Holld?’ Zo-als bij iedere vacature op hoog niveau, gonsde het ook nu van de geruchten. DeGelderlander J.E.N. van Lynden van Hoevelaken, lid van de Raad van State, het

128

college waaruit zovele gouverneurs voortkwamen, werd genoemd, maar voorhem had Van Tets geen enkel goed woord over. In juni was sprake van een anderlid van dit adviescollege, R.W. J. van Pabst van Bingerden, maar deze bedankte dekoning voor de eer, evenals de gouverneur van Groningen, G.W. van Imhoff. Nadeze weigering verkeerde de koning in twijfel over een volgend aanbod. De Am-sterdamse ex-minister W.F. Röell maakte hem opmerkzaam op F. van de Poll, di-recteur der belastingen in Noord-Holland. Secretaris van Staat De Mey vanStreefkerk antwoordde hem dat de gedachte aan een Amsterdammer tot dusverrebij de koning niet opgekomen was, maar dat in tweede instantie zijn reactie vrijpositief was. Vanwege de moeilijke verhouding tussen monarch en hoofdstad zouwellicht in menig opzicht een Amsterdammer boven een vreemdeling te verkiezenzijn*l.

Toch viel de keus van Willem 1 uiteindelijk niet op een Amsterdammer. Na eenlange periode van twijfel, werd op 3 augustus 1828 J. M. van Tuyll van Seroosker-ken van Vleuten (1771-1843), gouverneur van Utrecht naar Haarlem verpLaatst.Twee jaar eerder, in augustus 1826, hadden de koning enige klachten over het be-stuur van deze gouverneur bereikt. Van Tuyll zou zich schuldig hebben gemaaktaan het begunstigen van familieleden met voordelige ambten en aan het bevoorde-len van enige vermogende personen in de personele belasting. Na een diepgaandonderzoek moest de minister van Binnenlandse Zaken in november 1826 de kla-gers in het gelijk stellen en de koning adviseren te zijner tijd tot een verandering inhet Utrechtse gouvernement over te gaan. 22 Dat geschikte moment achtte de ko-ning nu gekomen.

De verplaatsing van Van Tuyll maakte deel uit van een serie benoemingen, ver-plaatsingen en ontslagen van gouverneurs. Ontslag van hoge ambtenaren, met na-me van gouverneurs, die het gezag van de koning in de provincie vertegenwoor-digden, om andere redenen dan gezondheid was in het politiek bestel onder Wil-lem 1 een hoogst ongebruikelijke maatregel. Verplaatsing van een gouverneur naareen provincie van minder belang, zoals bijvoorbeeld die van E. van Vredenburchin 1826 van Noord-Brabant naar Zeeland, liet evenmin veel te raden over over hetminder gunstige licht waarin het slachtoffer bij de koning stond. Zelfs aan een ver-plaatsing van een gouverneur naar een provincie van meerdere allure, zoals die vanMr. B. J. Holvoet van ‘s-Hertogenbosch naar Gent, kleefde toch altijd een smet.Het regeringsstelsel van Willem 1 kende voor zijn hoogste dienaren maar amper demogelijkheid tot ontslag of verplaatsing zonder bij het publiek het beeld van onge-nade op te roepen. Zo ook op 3 augustus 1828. De benoeming in Haarlem ver-baasde velen. Van Tuyll zelf onderging door het besluit een ‘schok’ die hij eenweek later nog amper te boven was gekomen. Toen maakte hij van het pijnlijkevan de situatie handig gebruik door meteen een fikse vergoeding voor zijn verhuis-kosten en een lucratief ambt voor zijn zoon, die ook al in Utrecht het voorwerpwas geweest van al te ijverige en onregelmatige vaderlijke zorg, in zijn nieuwe pro-vincie te vragen*).

129

J. M. van Tuyll van Serooskerken (1771-1843),gouverneur van Noord-Holland.Litho door Clermans.

Foto Iconographisch Bureau, ‘s-Gravenhage.

Van Tuyll verstond een kunst die griffier Copes van Hasselt ten enemale miste:bij vele personen genegenheid op te wekken. De ‘zagtaardige bonhomie’ en hetgemoedelijke karakter van de gouverneur was bij vele bekend. Achter deze welle-vendheid ging echter een grote mate van lui-, laks- en oppervlakkigheid schuil. Alspoedig constateerde Copes van Hasselt dat zijn baas over bestuurszaken ‘nietdiep doordringende’ was, maar dit altijd wist te verbergen ‘met zijn inneemendeen aangenaam uiterlijk’. Hij was wel ‘aangenaam en hubsch’ - zoals indertijd eengebruikelijk adjectief luidde - in de omgang, maar liet al het werk aan de griffierover, omdat ‘hij zijne denkbeelden niet op ‘t papier kan brengen, en geen werkenheeft geleerd.’ Hoewel Copes van Hasselt gewoon was -vaak te pas en te onpas -zijn eigen werkzaamheden als groots en onmisbaar voor te stellen, spreekt hij overde gouverneur toch de waarheid. Burgemeester Fontein Verschuir meldde in ok-tober 1833 dat griffier Van Hasselt de mazelen had ‘en nu staat alles, godbetert!doodstil bij het gouvernement van Noordholland.’

Mede gezien deze grote mate van inactiviteit was Van Tuylls benoeming eenverrassing. Boze tongen beweerden dat hij was gezonden als een marionet van mi-nister Van Tets, die achter de schermen voort wenste te regeren over Noord-Hol-land. Anderen wilden dat het in werkelijkheid de koning zelve was die de touwtjesin deze provincie stevig in handen dacht te krijgen door Van Tuyll als zijn com-missaris te laten figureren. 25 Indien dit laatste praatje een kern van waarheid bevat,

130

is de koning bedrogen uitgekomen. De intriges van griffier Copes van Hasselt, dienu vrij spel had in Haarlem, zouden zeven jaar later aan de populariteit van het be-stuur van Willem 1 in ernstige mate afbreuk doen.

F. VAN DE POLL: DE CARRIÈRE VAN EEN WERKZAAM AMBTENAAR

Een volgende hoofdspeler is burgemeester Mr. F. van de Poll (1780-1853). Decarrière van deze Amsterdammer nam pas een aanvang onder Willem 1. In de Ba-taafs-Franse tijd was hij buiten het bestuur gebleven en kon hij door zijn ‘briljantepraktijk’ als advocaat in zijn bestaan voorzien. In 1814 werd Van de Poll advocaat-fiscaal van de middelen te water, in 18 19 directeur der belastingen in Noord-Hol-land en Utrecht, standplaats Amsterdam. In deze betrekking ondervond hij veeltegenwerking van de Amsterdamse handelswereld, vooral inzake de invoering vantwee nieuwe belastingen, die op koffie en thee. Toen al nam Van de Poll vele vandeze bezwaren hoog op en verdacht hij de handelaren ervan een persoonlijke wrokjegens hem te koesteren. ‘Er waren handelaars, die er voor uitkwamen dat zij . . .het zich tot stelregel maakten, die zwarigheden te vermenigvuldigen’, herinnerdede rancuneuze ambtenaar zich in zijn levensbeschrijving26.

Hoewel Van de Poll stamde uit een oud Amsterdams regentengeslacht behoor-de hij niet tot de eigenlijke ‘aristocratie’ - de term waarmee doorgaans de beslotengroep vooraanstaanden uit de handelswereld werd aangeduid. Hiertoe hebbennoch zijn financiële situatie - waarover later - noch het vak van administratiewaarin hij zijn carrière had opgebouwd hem recht gegeven. Ambtenaren der indi-recte belastingen werden door de Amsterdamse handel met argus-ogen bekeken.Van de Poll benadrukt in zijn bovenvermelde levensbeschrijving zeer duidelijk ditminder gunstige daglicht waarin hij ambtshalve bij deze handelslieden stond.Toch belicht hij hiermee slechts een kant van de medaille. In zijn functie heeft hijzich nogal wat moeite getroost op een dubieuze wijze in zijn slechte financiële si-tuatie verbeteringen te brengen. Nog onhebbelijker vond men zijn overdrevenzorg voor zijn naaste verwanten. In 1823 bereikte de koning een anonieme klachtover Van de Poll die door zijn eigenbelang alle rechtzinnige lagere beamten de lusttot nauwgezette plichtsvervulling ontnam en die op een onbillijke wijze zijn‘dommen broeder’ in lucratieve posten benoemde. Gouverneur Van Tets bericht-te op deze klacht dat niet ontkend kon worden dat een gedeelte ervan de waarheidwas. Een broer van de beschuldigde was namelijk boekhouder bij het belasting-kantoor en daarnaast nog conciërge van het stadhuis. Er bestond echter geen redenom de directeur van onoirbare praktijken te verdenken. De grote kooplieden vanAmsterdam, die overigens de directeur hoogachtten vanwege zijn knapheid, be-klaagden zich vooral over ‘zijne wettische gestrengheid’, zoals de gouverneur on-langs gebleken was uit de memories over het verval van de Amsterdamse handelz’.

In juli 1825 kwam in Amsterdam een wethouderszetel vacant. Gouverneur VanTets was er vast van overtuigd dat Van de Poll, sinds oktober 1822 raadslid, de eni-ge volkomen geschikte kandidaat voor deze functie was. Wel verwachtte hij, zo

131

deelde hij secretaris van Staat De Mey van Streefkerk mee, dat uit de vele ambtsbe-trekkingen van dit raadslid wel bezwaren zouden voortkomen tegen zijn benoe-ming, maar hij wimpelde dit argument af: hij ‘die werken wil en werken kan, ver-mag veel te presteren, en dit is ‘t geval van dien heer.’ Andere raadsleden kwamenniet in aanmerking. De Orangist Van Meurs was in Amsterdam niet geliefd en wasverwikkeld in enige vervelende procedures over een erfenis. Dit was, zo verklaar-de Van Tets, de enige reden waarom hij niet was voorgedragen, ‘want dat hij Gel-dersman is, dat hij een zeer burgelijke vrouw getrouwd heeft enz. enz. behoordtot de vooroordelen van Amsterdam, aan welke ik niet zoude toegeven.’ De huidi-ge burgemeester, D.W. Elias verlangde een man van zijn stempel, zoals C. Bac-ker. Hem wilde de gouverneur echter niet voordragen, als zijnde te veel gehechtaan het oude. Indien Van de Poll onbenoembaar was, ging Van Tets keuze uit naarde advocaat G.G. Clifford, die dan eerst in de Raad zou moeten worden geko-zen28.

Al spoedig bleek dat Van Tets’ pessimisme omtrent de benoeming van Van dePoll gerechtvaardigd was. Ondanks herhaalde pleidooien voor zijn protégé ketstede zaak af. De koning beschouwde in september 1825 de belastingfunctie van Vande Poll onverenigbaar met het wethouderschap. Deze had de negatieve beslissingal zien aankomen. Al enige tijd tevoren had hij Van Tets geschreven hoe hard deafwijzing zou vallen voor hem, die dit ambt nooit had geambieerd en die vanaf hetbegin een hard hoofd over zijn kansen had gehad. Slechts omdat het ‘spontaneelaanbod’ van Van Tets zo eervol was, had hij indertijd met de kandidatuur inge-stemd. Ronduit pijnlijk voor hem was nu dat de zaak niet geheim gebleven was enzijn mederaadsleden deze zelfs al als beklonken hadden beschouwd. In deze situ-atie zou de afketsing gemakkelijk aan andere redenen dan incompatibiliteit toe-geschreven kunnen worden. De affaire zou dus zeker een nadelige invloed hebbenop zijn carrière. Door ‘de schande van een voorbijgaan’ zou zelfs zijn waardigheidals raadslid in het gedrang komen, meende de zwaartillende Van de Pollas.

Wellicht heeft Van de Poll het ‘scandaal’ wat opgeblazen om zo de protectie vande gouverneur nog wat te bestendigen. In juli 1826 werd P. Huidekoper gekozentot lid van de Tweede Kamer. Nadat deze had bedankt, viel de keus van de Staten-leden, tot blijdschap van hun voorzitter Van Tets, op hun nieuwbakken medelidVan de Poll, die pas een maand tevoren naar de provinciale vergadering was afge-zonden. Na lange tijd ‘in diep gepijns’ verzonken te zijn geweest, aanvaardde hijhet Kamerlidmaatschap30. Twee jaar later, in juni 1828 werd, zoals we reeds heb-ben gezien, Van de Poll door W.F. Röell, gesteund door Van Tets, tevergeefs naarvoren geschoven als kandidaat voor opvolging van de laatstgenoemde. Een paarmaanden na de benoeming van Van Tuyll in het gouverneursambt deed zich eennieuwe kans op een belangrijke promotie voor. In november 1828 werd duidelijkdat burgemeester Elias van Amsterdam om gezondheidsredenen zijn ontslag zoumoeten vragen. Opnieuw genoot Van de Poll de protectie van Röell. Gesteunddoor diens aanbevelingen begaf hij zich ter audiëntie bij de koning. Deze meende

132

echter dat zijn onderdaan hem in zijn huidige betrekking nog veel diensten zoukunnen bewijzen. Van de Poll repliceerde dat hij als burgemeester veel nuttigerkon zijn, vooral nu daar ‘door eene langdurige slaperigheid’ - we komen hieropterug - de zaken zo ver achter waren. Werken was zijn lust en zijn leven, legde hijde koning uit. Ook Van Tets, nu minister van Financiën, zag in hem een goede enkrachtdadige kandidaat. Vanzelfsprekend deden zich echter vele concurrentenvoor, wist de minister Van de Poll te melden. De wethouders H.J. van Deutz vanAssendelft en D. Hooft zou men niet graag passeren, meende hij. Vooral de laat-ste, een ‘aristocraat’ van het zuiverste bloed 31, had oudere rechten dan Van dePoll. Een week later kon Van de Poll zijn protector Röell echter schrijven dat zijnbenoeming ‘in de molen’ zat. Het geval Hooft bleef wel moeilijk, ook omdat de-ze, indien gepasseerd ook zijn wethouderschap dreigde neer te leggen. Maar metminister Van Tets op zijn hand, achtte Van de Poll zijn eigen kansen hoger32.

De zaak was dus binnenskamers voor een groot deel beklonken toen de gouver-neur van Noord-Holland - lees: de griffier - zijn officiële voordracht inzond.Ook hier kwam Van de Poll als eerste uit de bus. Hij behoorde wel tot een oudAmsterdams geslacht, maar kon geen ‘ultra-aristocraat’ - een uiterst negatievekwalificatie in het koninkrijk van Willem 1 -genoemd worden. Bovendien was hijmet wethouder Hooft goed bevriend, zodat deze wellicht van zijn voornemen af-gebracht kon worden. Laatstgenoemde was echter voor het burgemeestersambt teweinig voorzichtig en diepgaand, terwijl zijn benoeming de verdeeldheid in Am-sterdam slechts zou vergroten. Een andere potentiële kandidaat, G.G. Clifford,zou te zeer geneigd zijn tot het opvoeren van de belastingen. Bovendien was hijniet rijk en bewoonde hij een klein huis, alle eigenschappen die volgens de gouver-neur de kwaliteit van zijn bestuur niet ten goede zouden komen. Sommige Am-sterdamse advocaten, waaronder P.A. Brugmans, wilden hun collega M.C. vanHall op de burgemeesterszetel. Deze keus moest de gouverneur echter afraden,evenals die van Van Meurs en de niet al te populaire Mogge Muilman33.

Bij deze voordracht heeft de koning zich aangesloten. Op 19 december 1828,twaalf dagen na het overlijden van Elias is de kandidaat van Röell en Van Tets totburgemeester van Amsterdam benoemd.

A M S T E R D A M S V E R A C H T E R I N G , A C H T E R S T E L L I N G E N A C H T E R S T A N D

Het was geen gemakkelijk ambt waarin Van de Poll benoemd was. De verhoudingtussen Willem 1 en Amsterdam was onmogelijk goed te noemen. De traditie vantegenstand der patricische regenten tegen Oranje-politiek werd versterkt door detegengestelde belangen tussen Amsterdam en het Verenigd Koninkrijk, met namede op protectionisme gerichte zuidelijke provincies. Dit gezegd zijnde, mag ditantagonisme tussen Oranje en Amsterdams handel ook niet worden overdreven.Zo lijkt de uitspraak van de historicus Gerretson, dat in de jaren twintig de oli-garchie, vooral in Amsterdam weer het hoofd begon op te steken en ‘den titel vanOranje’s soevereiniteit te betwisten’34 in strijd met de werkelijkheid, die minder

133

dramatisch was. Ook ten aanzien van de pejoratieven ‘Amsterdamsche cliquere-geering’, ‘oude aristocratische factie’ of ‘handelskaste’, begrippen die veelvuldigopduiken in eigentijdse brieven en missives, dient de lezer de nodige voorzichtig-heid te betrachten. Al te gemakkelijk werden onder de regering van Willem 1 dezewoorden in de mond genomen om een tegenpartij in al haar bedoelingen verdachtte maken35. Dit neemt niet weg dat er volop geklaagd werd in het Amsterdam vande jaren twintig. Het leed over de stagnerende handel werd vergroot door de op-vatting dat Amsterdam door de regering stiefmoederlijk werd bedeeld waar het devestiging van regeringsinstellingen, zoals de Hoge Raad en het Provinciaal Ge-rechtshof betrof. Ook de Nederlandse Handelsmaatschappij, in juni 1824 totstand gekomen, werd niet in het handelshart van Nederland, maar in Den Haaggevestigd. Dit tot groot ongenoegen van de Amsterdamse handelswereld, die bijmonde van de plaatselijke Kamer van Koophandel uitdrukkelijk om de vestigingin de hoofdstad had gevraagd. Zonder deze regeringsinstelling binnen de Amster-damse muren beschouwde de Kamer de stad als verloren. Gouverneur Van Tets,om advies gevraagd, reageerde wat nuchterder op het vermeende onheil dat zichover de stad zou uitstorten, maar kon niet ontkennen dat de vestiging van de maat-schappij voor de handel ‘een electrique schok’ zou betekene+.

Ook heeft Amsterdam getracht de zetel van het provinciaal bestuur binnen haarmuren te krijgen. In deze poging werd de stad gedwarsboomd door gouverneurVan Tets, de man die, zoals zijn tegenstanders zeiden, ‘uit Haarlem lang Amster-damsche grootheid en ontwikkeling tegenhield’. Niettemin erkende ook hij dathet voor de doelmatigheid van zijn bestuur nadelig was zo vaak in Amsterdam deautoriteiten te moeten gaan raadplegen. ‘Alles wat belangrijk is, ligt buiten mijneresidentie’, klaagde hij in 1825 naar aanleiding van een nieuwe regeling van reis-kosten, die het regelmatig bezoeken van Amsterdam ernstig bemoeilijkte. Hetprovinciaal bestuur kon nu zijn gezag in deze stad met minder klem doen gelder?.

Reeds lang voorzag Van Tets dat hij als gouverneur ‘het zorgelijk middelpunt’zou worden van de moeilijkheden die nu en dan tussen koning en gemeenteraadvan Amsterdam bestonden. Vroeger kon hij, zo deelde hij secretaris De Mey vanStreefkerk in november 1826 mee, deze gemeenteraad nog wel in het gareel hou-den, zodat de grondwet in Amsterdam even stipt geëerbiedigd werd als in hetkleinste gehucht van het koninkrijk. Ook gaf de raad toen het gemeentebestuurvoldoende financiële armslag om in stand te houden wat door de wet verlangdwerd. Deze houding was veranderd met het opkomende geklaag over het vervalvan de handel. Vanaf toen trachtte de raad op alle mogelijke wijzen het gemeente-bestuur in zijn veerkracht te kortwieken en werd een ‘geest van wrevel en tegen-stand geboren, welke alles belet wat goed is, en alles stijfhoofdig behoud, watminder doelmatig is.’ Eerdere voorspellingen van de gouverneur waren nu uitge-komen: omdat het stedelijk bestuursreglement alle wetgevende macht toekendeaan de raad, waaraan burgemeesters en wethouders onderworpen waren, warenverordeningen uitgevaardigd die in strijd waren met het ‘monarchaal beginsel’. De

134

gouverneur had helemaal geen macht over de raad en hij kon zelfs geen toegang totzijn vergaderingen krijgen. De raad liet ‘zig door overtuyging noch drang leiden’.Van Tets kon zoveel voordrachten doen als hij wilde, het haalde niets uit, ‘omdatdat ligchaam eenemaal tot overdrevene bezuijnigingen gestemd, alles afslaat, watuijtgaaf is. ‘38 Nu, in 1826 bestond er voor de regering een keus uit twee mogelijk-heden: men kon de onwillige raad zijn gang laten gaan, of men kon deze vergade-ring, omdat alle eerdere overredingspogingen op onwil gestrand waren, gelastende door de regering gewenste verbeteringen uit te voeren, ook waar die niet geheelmet Amsterdamse begrippen zouden overeenstemmen.

In een postscriptum van dezelfde brief gaf Van Tets duidelijk zijn mening tekennen over de onwenselijkheid van de verplaatsing van de rechtbank, waarvoorAmsterdam zo vurig had gepleit en waarover een Haarlemse deputatie de gouver-neur haar bezorgdheid had kenbaar gemaakt. Al eerder had hij aan de koning ont-vouwd hoe onstaatkundig deze verhuizing wel niet zou zijn. Haarlem kon menbeschouwen als de centrale plaats tussen Amsterdam en Den Haag. Zij was ‘devoormuur van N.Holland, de voorstad als ‘t ware van Amsterdam’.

Onmiddellijk na het vertrek van Van Tets naar het ministerie van Financiën inmei 1828 ondernam het Amsterdamse stadsbestuur een nieuwe poging het provin-ciaal gouvernement naar zich toe te halen. Vier dagen na deze poging had het be-stuur van Haarlem al lucht gekregen van het gevaar en wendde het zich tot de ko-ning. Ook Gedeputeerde Staten van Noord-Holland adviseerden tegen zulk eenverplaatsing. Slechts in de jaren 1811-1813 was Amsterdam de hoofdstad van hetdepartement geweest, maar daarvoor en daarna was Haarlem ‘in het stil-rustig envredig bezit’ van de bestuurszetel geweest. De gouverneur van Noord-Hollandzetelde op minder afstand van Amsterdam dan zijn ambtgenoot in het zuidelijkgedeelte van Holland van Rotterdam. Bovendien bevond zich in Amsterdam,sinds in 1823 de gouverneur was belast met het beheer van de belastingen, een ge-delegeerd commissaris - aanvankelijk in de persoon van F. van de Poll - om allesin naam van het gouvernement met spoed te kunnen afhandelen39.

Mede gezien dit negatieve advies had de poging van Amsterdam weinig kansvan slagen. Het was in deze maanden, dat de Amsterdammer Röell zijn protégéVan de Poll als opvolger van Van Tets naar voren trachtte te schuiven (zie pag.129). Zijn benoeming zou, nu de Amsterdammers hun hoop op een gunstige be-slissing andermaal in rook zagen opgaan, deze stad een ‘pleister op de wond’ kun-nen geven40.

Door de door Van Tets bekritiseerde, benepen houding van de Amsterdamsegemeenteraad, die altijd de knip op de beurs trachtte te houden, waren verbeterin-gen in het brandwezen, de schutterij, het arm- en vooral het politiewezen langdu-rig uitgesteld. Bovendien liet de verhouding tussen de burgemeesters en de politieveel te wensen over. Deze onprettige relatie leidde meermalen ‘tot zeer onaange-name bejegening van de commissarissen’ door de stadsbestuurders. Aan het hoofd

135

van deze commissarissen stond sinds I SI 3 een directeur, de uit de Bataafse tijd ZO

bekende Mr. S.I. Wiselius (1769-1845). Zijn gezag was echter slecht afgebakendvan dat van de burgemeester en uit de vele onduidelijkheden kwamen dan ook eni-ge ‘bevoegdheidsquaesties’ voort. Of Wiselius’ kwaliteiten als wetenschapper endichter nu eenmaal moeilijk verenigbaar waren met de krachtdadige leiding dievereist werd in het politiewezen, zoals de beschrijver der geschiedenis van hethoofdstedelijke politiekorps H.J. Versteeg beweerde moet in het midden gelatenworden, maar zeker is dat de directeur geen toonbeeld vormde van een slagvaardigbeleid41. Ook met takt was de voormalige patriot niet rijkelijk bedeeld, getuigeeen ‘zeer onaangename twist’ in maart 1823 met de schutterij, die door de politie-directeur ‘eene bandeloze en muijtzieke hoop’ genoemd was. Deze boude uit-spraak had het gehele korps ‘op de agterste beenen’ gebracht. ‘Wiselius,’ zo be-richtte gouverneur Van Tets in verband met deze affaire, ‘heeft een goed hart, iseen warm digter, maar blijft een geexalteerd hoofd, die door zijnen secretaris Falléopgezet en verleid wordt.’ Indien de directeur ‘eene voegsaame post’ kon krijgenen de gouverneur het bestuur van de Amsterdamse politie mocht organiseren, zouorde op zaken in dit vak gesteld kunnen worden, meende Van Tets42. Het is zeerwel mogelijk dat naar aanleiding van deze kwestie de secretaris B.A. Fallée43 hetveld heeft moeten ruimen en in april 1823 is opgevolgd door J. Grevelink, een oudmarine-officier.

Het gemeentebestuur zelf leek onmachtig in het politiewezen, evenals in de an-dere instellingen die door de gemeente werden bestuurd, verbeteringen aan tebrengen. Niet in het minst was de oorzaak van dit manco te zoeken bij de persoonJhr. Mr. D.W. Elias (175%1828), sinds de invoering van het nieuwe bestuursre-glement in 1824 de enige burgemeester van Amsterdam. De geringe energie vandeze burgemeester was alom bekend. Wiselius omschreef hem als ‘omslagtig, be-angst, praatziek’, terwijl griffier Copes van Hasselt voortdurend wees op ‘de staatvan verwarring, ja heerloosheid, bij gebrek aan eenheid’, die heerste in de Amster-damse burgemeesterskamer. Zijn opvolger Van de Poll kenschetste hem als eenman van het oude stempel: ‘De Heer Elias, doordrongen van het gevoel der oudeAmsterdamsche grootheid en van den invloed, welke die Stad op den gang van‘s Lands zaken had, had zich moeijelijk aan den bestaanden gang van het bestuurkunnen aansluiten. Van daar vele botsingen, vele niet of ten halve en daardoorslecht ingevoerde maatregelen en instellingen.‘44

T E G E N K A N T I N G E N B E V O O R R E C H T I N G : V A N D E P O L L S I M P O P U L A R I T E I T

I N A M S T E R D A M

Juist vanwege deze wanorde en achterstand in de bestuurszaken aarzelde Van dePoll het burgemeesterschap op zich te nemen. ‘Is het voorgevoel geweest, of washet een gevolg van mijn zwaarmoedig gestel, ik herinner mij nog dat toen ik vanBrussel [waar hij verbleef in verbleef in verband met zijn Kamerlidmaatschap] ko-mende en Amsterdam binnentredende om die functie te aanvaarden, een gevoel als

136

dat van een mij wachtend groot ongeluk mij op het hart viel, en helaas! de onder-vinding heeft het bewaarheid’, schreef hij jaren later in zijn autobiografie45.

Een bezwaar vormde ongetwijfeld ook Van de Polls hoge salaris in zijn huidigefunctie als gedelegeerd belastingcommissaris in Amsterdam, tevens rijksadvocaatin Noord-Holland. Tesamen met zijn presentiegelden voor de kamervergaderin-gen genoot hij hiervoor jaarlijks f 8500, terwijl het salaris als burgemeester slechtsf 5000 bedroeg. Aan dit bezwaar is door de koning tegemoetgekomen door eenmiddel dat hij maar al te vaak ter hand nam: de toekenning van een persoonlijke,jaarlijkse toelage, in dit geval groot f 3000.

Nog voor zijn benoeming werd Van de Poll aangeklampt door Copes van Has-selt, die hem op de man af vroeg of hij bereid was het burgemeesterschap te aan-vaarden. Geheel overeenkomstig zijn conspiratieve aard liet de griffier aan heteind van zijn brief volgen: ‘Verscheur deze na genomen lectuur - uw antwoord zalhet zelfde lot deelen, want littera scripta manent -‘46. Het antwoord van Van dePoll luidde positief, al moest hij wel enige bezwaren aan Copes van Hasselt toe-lichten. Hij had nu een goedbetaalde betrekking die hij niet gaarne wilde opgeven.Belangrijker nog was echter het vooruitzicht op tegenwerking en haarkloverijen,dat Van de Poll meende te hebben. De bijstand van goede wethouders was daaromvoor hem noodzakelijk. D. Hooft moest in elk geval overgehaald worden als wet-houder aan te blijven. Verder moest de hoofdstedelijke politie beter geregeld wor-den en moesten de bevoegdheden van de burgemeester verruimd worden. Met ditverlanglijstje kon Copes van Hasselt volkomen instemmen. Inderdaad moest in deAmsterdamse burgemeesterskamer een krachtdadig persoon komen. Bij al dezeinstemming liet de griffier niet na te benadrukken, dat het op zijn voordracht,waarop gouverneur Van Tuyll ja en amen had gezegd, was geweest dat Van de Pollbenoemd was. Of de aangeschrevene dit ook zo heeft gevoeld, moet in het onze-kere blijven47.

De frequentie waarmee Copes van Hasselt zich aan de pasbenoemde burge-meester opdrong, is opmerkelijk. In februari 1829 schreef hij hem, als betrof heteen oude vriend, een vertrouwelijke en zeer openhartige brief over de moeilijke ja-ren die hij achter de rug had. De periode 1819-1827 was een tijd geweest ‘waar inhet zich aan liet zien, dat de gelukstar niet meer voor mij zou schijnen - misken-ning en ongeluk viel mij ten deel.’ Hoewel hij nu de achting van velen had weten teverwerven, kon hij een compliment nog wel gebruiken. Om deze reden vroeg hijVan de Poll om bij de koning ‘een woord ten mijnen gunste’ te spreken en hem be-kend te maken met de moeilijke taak die hij had te verrichten, opdat hij eens eenbeloning zou krijgen voor zijn ‘slavenwerk’4s.

Copes van Hasselt was een meester in het naar de mond praten van personen.Het vergde niet veel van zijn mensenkennis om te doorgronden waar het verlan-gen van Van de Poll naar uit ging: een vergroting van het gezag van de burgemees-ter. Meermalen heeft deze tegen de griffier geklaagd over de beperktheid van zijnhuidige gezag. Van Hasselt kon hem in april 1829 antwoorden over deze kwestie

137

te hebben gesproken met minister Van Tets, die hij vanwege zijn grote invloedvergeleek met de Franse staatsman Villèle. Zonder aarzelen zou Van Tets toen ge-zegd hebben: ‘Ik wilde Van de Poll meer gezagh geeven, en dit door Gouverneuren Koning ernstig doen ondersteunen, dan vervallen alle malerijen of verkeerdepractijken van zelfs.’ Uiteraard had Copes van Hasselt zich met deze zienswijzevolledig kunnen verenigen. Indien Van de Polls gezag ‘door woelingen of brutali-teiten van anderen geparalyseert of geneutraliseerd kan worden’, kon deze onmo-gelijk nuttig zijn, beaamde de griffier49.

Ook later bleef Van de Poll Van Hasselt openhartig verslag doen van de moei-lijkheden in zijn bestuur. In juli 1830 vond de griffier het nodig zijn ongelukkigevriend een hart onder de riem te steken: ‘Wat baat al het tobben en zwoegen, wan-neer de beste pogingen voor kleingeestige denkbeelden optornen?’ Nog in juni1833 - de vriendschap tussen beide functionarissen was toen al lang bekoeld -trachtte Copes van Hasselt de burgemeester te troosten. Het bedroefde hem datVan de Poll zich de ambtszaken zo aantrok. De moeilijkheden zouden echter nietaltijd blijven aanhouden. De burgemeester moest hem altijd blijven raadplegen,maar mocht in elk geval nimmer bedanken voor zijn functie5c.

Vanaf het begin van zijn ambtsperiode heeft Van de Poll tegen ieder die het ho-ren wilde geklaagd over de tegenwerking die hij volgens eigen zeggen bijna dage-lijks ondervond en heeft hij gezinspeeld op zijn aftreden. De reden voor dezedwarsdrijverij was duidelijk voor Van de Poll: zijn inzicht dat de noodzakelijkehervormingen in het stadsbestuur doorgevoerd moesten worden. Geen wonder,verklaarde hij, dat deze voornemens weerstand opriepen ‘bij de oude sleur ge-woon zijnde Ambtenaren’. Bovendien stond hij tegenover een gemeenteraad die,zoals Van Tets al had geconstateerd, de financiële armslag van het stadsbestuurniet wenste te vergroten. De raad vroeg nooit naar het nut van een maatregel, maarlouter naar de kosten. Een sprekend voorbeeld herinnerde Van de Poll zich in1839, bij het opstellen van zijn levensbeschrijving. Toen de stad Amsterdam doorde koning een geschenk, een kostbaar kabinet werd aangeboden, weigerde de raaddit te aanvaarden. Men wilde de kosten van het plaatsen van het meubel en het on-derhoud niet op zich nemen. Een derde oorzaak voor de tegenwerking zag Van dePoll in zijn krappe financiële situatie en in de vooroordelen die dit bij de ‘GeldAristocratie’ opriep. ‘Velen hunner zagen op mij met een zeker dedain neder, alsin hun oog minder zijnde, daar ik niet zoo als zij met schatten was begiftigd.‘51

Toch zijn voor deze tegenkanting ook oorzaken aan te wijzen die voortkomenuit enige eigenaardigheden van Van de Poll. Een aantal karaktertrekken maaktenhem niet zo populair bij het Amsterdamse publiek: zijn overgevoeligheid, die hemalle kritiek in hevige mate deed aantrekken, als gold deze niet zijn ambt maar zijnpersoon; zijn ‘driftig karakter’, dat hij voor het nageslacht nooit onder stoelen ofbanken heeft gestokensz; zijn onzekerheid en gebrek aan zelfvertrouwen; wellichtuit dit laatste voortkomend: zijn onhandigheid waardoor hij erin slaagde iedereentegen zich in te halen; zijn gemis aan conversatietalent53. Ook in zijn huidige func-

138

tie regende het klachten over Van de Polls bevoorrechting van vrienden en ver-wanten. De hoogleraar C. J. van Assen merkte in 1830 schamper op dat de burge-meester twee studentjes een goedbetaald ambt had bezorgd. Van oktober 1834 da-teert een anonieme klacht, gesteld in erbarmelijk Nederlands, over de moeilijkhe-den die de Amsterdamse middenklasse ondervond bij het bemachtigen van amb-ten. Men moest, zo leek het, begunstigde van een minister, gouverneur of burge-meester zijn om in een post benoemd te worden. Gouverneur Van Tuyll en burge-meester Van de Poll deden voor elkaar bij het protegeren van verwanten niet on-der. Enige dagen geleden, zo vervolgde de anonymus, was de broer van Van dePoll - de ‘domme’ - overleden. Deze persoon had door de invloed van de burge-meester maar liefst zeven posten weten te vergaren. Ook de zonen van Van de Pollzouden met vele ambten begunstigd zijn, die zij door plaatsvervangers lietenwaarnemen. Later, tijdens de turbulente gebeurtenissen van 1835 zou Van de Polluitgejouwd worden door het publiek, dat hem ervan beschuldigde zijn vriendenen hun,magen goed verzorgd te hebben. Nog in december 1840 werd door eenanonieme schrijver geklaagd over het nepotisme van Van de Poll++. Deze talrijkeklachten bewijzen dat de genegenheid en achting van de mindere klassen, waaropVan de Poll zich gaarne beriep om de afgunst van de ‘aristocratie’ te kunnen com-penseren, voor een groot deel aan het brein van de begunstigde ontsproten zijn.

De Belgische Opstand van 1830 deed Van de Polls populariteit nog verder da-

F. van de Poll (1780-18J3), burgemeestervan Amsterdam.Steendruk naar een tekening van Lui@Galamatta, 1832.

Historisch-topografische atlasGemeentelijke Archiefdienst Amsterdam.

len. Terwijl de Amsterdamse handel, die in de havenstad Antwerpen altijd een ge-duchte concurrent had gezien en die nu voor een belangrijk deel de ‘Amsterdamsegeest’ bepaalde, de Belgische afscheiding al dan niet heimelijk verwelkomde, be-treurde de eerste burger van deze stad deze oprecht. In afwachting van de beslui-ten van de koning nam Van de Poll, een trouw Orangist, dan ook een gematigdehouding aan. Dit standpunt werd hem niet in dank afgenomen door lieden als deadvocaten M.C. van Hall en P.A. Brugmans, die behoorden tot zijn felste tegen-standers. Onder het vaandel van het ‘oude Nederland’ drongen zij aan op krachti-ge maatregelen ten behoeve van de strijd tegen de muiters. Ook het volk mengdezich in deze kwestie, waarbij ook godsdienstige gevoelens een rol gingen spelen.Het kwam zelfs tot oplopen voor de woning van Van de Poll, om hem tot eenmartialere houding over te halen. Toen eenmaal de afscheiding van de zuidelijkegewesten een onherroepelijk feit bleek te zijn, begon de Amsterdamse handel, diede nadelige gevolgen van de oorlogstoestand aan den lijve begon te voelen, aan tedringen op vredesonderhandelingen. Opnieuw waren het de regering van Willem1 en haar getrouwen die deze scheiding niet wilden erkennen en hun heil zochtenin een politiek van volharding. En opnieuw haalde de regering zich hiermee hetongenoegen op de hals van de handelswereld en haar spreekbuizen, waaronder het‘Algemeen Handelsblad’, dat al de handelingen van Van de Poll in zijn kolommengispte55.

Van de Poll deed het gaarne voorkomen alsof hij het was die de belangen van hetkoninkrijk tegen de aanmatigingen van de ‘aristocratie’ verdedigde. Deze voor-stelling van zaken werd bestreden door de Amsterdamse notaris Mr. J. Fabius(17776-1 SSO), een regelmatige correspondent met minister Van Maanen, met wiehij zeer bevriend was. De brieven van deze ‘nieuwtjesspeurder’ liepen volgensKannegieter over ‘van hatelijkheden aan het adres der oude regentengeslachten’.De historicus vond Fabius’ uitlatingen typerend voor ‘de wrok van een vroegeronderliggende maar thans bovendrijvende groep van intellectuelen.. . . tegenovereen eertijds machtige klasse, welke men vernietigd dacht te hebben, doch die thanshet hoofd weer opstak.‘56 Het lijkt voor de hand te liggen, dat deze notaris zijnsteun had gegeven aan de door de ‘aristocratie’ belaagde burgemeester. Niets isechter minder waar. Van de Poll werd door hem op een hoop gegooid met de ver-derfelijke ‘aristocraten’. In september 1832 schreef Fabius Van Maanen over degroeiende ontevredenheid onder het publiek, die vooral te danken was aan de ‘on-handigheden’ van de ‘stedelijke magnaten’. Niet zozeer uit plichtsverzuim van deregenten kwam deze onrust voort, als wel uit hun ‘groenheid’. De notaris zag detoekomst met enige zorg tegemoet, ‘dewijl hier niemand in functie is die de nodigepopulariteit of knapheid bezit om met overleg den winkel te beredden.’ Onlangswas in Amsterdam het gerucht verspreid dat Van de Poll overleden was. Hetpraatje had volgens Fabius niets te beduiden en het was alleen gericht ‘personeeltegen vdpoll, die door zijne verkeerdheid de burgers meer en meer tegen zich moetinnemen.‘57

140

Ongetwijfeld had Fabius een aversie tegen Van de Poll. Zijn afkeer deelde hijmet enige andere personen, waaronder Wiselius en de procureur-crimineel inNoord-Holland, Mr. P.W. Provo Kluit. De felheid waarmee deze laatste enige ja-ren later tegen Van de Poll zou uitvaren, deed Kannegieter vermoeden dat er tus-sen hem en de burgemeester een persoonlijke vete bestondss. Hoewel ook deze te-genstanders van Van de Poll het onderling niet eens waren, hadden zij met elkaargemeen dat zij allen in een vriendschappelijke of ambtelijke betrekking stondentot minister Van Maanen. Een ander spoor leidt eveneens naar deze minister: in debrieven van Copes van Hasselt aan zijn patroon en protector werd in toenemendemate kwaad gesproken over Van de Poll, die ook hier als eerste man onder de ‘aris-tocraten’ werd afgeschilderd. Op hun persoonlijke vijandschap zal later terugge-komen worden. Eerst zal worden belicht hoe Van de Poll erin slaagde eveneenshet landelijk bestuur tegen zich in te halen.

V A N D E M A C H T D E S B U R G E M E E S T E R S : V A N D E P O L L C O N T R A

H E T H O G E R E G E Z A G

Op een aantal punten botsten de opvattingen van Van de Poll met de inzichten vande regering. Ten eerste miste de stad waarover hij regeerde in zijn ogen al het voor-deel dat aan een hoofdstad van een rijk zou moeten toekomen. De residentie vande koning lag in Den Haag, evenals de meeste ministeriële bureaus. Amsterdamstond alleen met zijn handel, die vrijwel de enige bron van bestaan vormde. Omdeze reden, redeneerde Van de Poll, moest de stad wel geïsoleerd raken in het Ko-ninkrijk. Kreeg Amsterdam het provinciaal bestuur of gerechtshof binnen haarmuren, dan zou alles ‘niet langer Handel & Geld zijn’. De ‘rampzalige jalousij’tussen handelswereld en bestuur zou verminderd worden. Er zou een vermengingvan denkbeelden ontstaan en niet langer zou alles uitsluitend vanuit een handels-optiek worden beschouwd59.

Inzake deze verlangens kreeg Van de Poll een bondgenoot in gouverneur VanTuyll, die daarmee van de mening van zijn voorganger afweek. Hoewel hij er per-soonlijk eigenlijk niet zoveel voor voelde uit Haarlem te moeten verhuizer+, is hijin 1832 door zijn griffier overgehaald om aan de minister van Binnenlandse Zakende verplaatsing van de bestuurszetel naar Amsterdam te verzoeken. Vooral sinds1830, zo luidde zijn argument, was dit in het algemeen belang. Grote steden wa-ren nu eenmaal het brandpunt waarop alle ogen in een land zijn gevestigd. Doorde gouverneur zou dan de volksgeest in dit centrum nauwlettend kunnen wordengeobserveerd. Ook bracht de verhuizing enige bezuiniging in de kosten van hetbestuur: het aantal gedeputeerden zou tot vijf kunnen worden teruggebracht enaan de griffier hoefden voor zijn wekelijkse inspectiereizen naar Amsterdam geenreisgelden meer te worden toegekend. Haarlem, zo stelde de gouverneur, konschadeloos worden gesteld door de overbrenging naar die stad van het Hoog Mili-tair Gerechtshof, thans te Utrecht, of van de Koninklijke Militaire Academie,thans te Breda. Minister van Binnenlandse Zaken H.J. van Doorn van Westcapelle

1 4 1

raadpleegde over deze kwestie zijn collega’s G.G. Clifford van Waterstaat, Nati-onale Nijverheid en Koloniën en Van Tets van Financiën. Geen van beiden zageen enkele reden tot deze ondoelmatige en onstaatkundige verhuizing. De laatstemeende hierbij te kunnen spreken uit ondervinding. Aan een gouverneur zetelendin Amsterdam zouden wat betreft stand, geldelijk vermogen, bekwaamheid envoorzichtigheid zoveel eisen gesteld worden, dat zo’n persoon een witte raaf zouzijn. Al deze bezwaren werden door minister Van Doorn in zijn rapport aan dekoning onderstreept. Van de verplaatsing van het gouvernement is ook deze keerniets gekomen6i.

Een tweede meningsverschil betrof de inrichting van het stadsbestuur. Van dePoll was uitermate ongelukkig met de verdeling van macht over de verschillendeautoriteiten in Amsterdam: naast het college van B & W kende de stad een militai-re commandant, een directeur van politie, een arrondissementsinspecteur van be-lastingen en een Kamer van Koophandel. Over al deze machtshebbers had het ste-delijk bestuur geen zeggingskracht. De onduidelijkheid over de onderlinge hiërar-chie verminderde de klem en slagvaardigheid van het bestuur. Als nu de burge-meeste krachtdadig wilde optreden, werd hem dit volgens Van de Poll onmiddel-lijk door het publiek kwalijk genomen62. Om deze reden moest er volgens de bur-gemeester in een stad van 200.000 inwoners een machtscentrum bestaan, waaraanalle andere stedelijke autoriteiten ondergeschikt zouden zijn.63 Opnieuw nam hetprovinciaal bestuur in deze kwestie een vergelijkbaar standpunt in. Hoe tegenge-steld echter de bedoeling van Copes van Hasselt met de oprichting van zo’n cen-trum was, zal in de volgende paragraaf besproken worden.

Een derde doorn in Van de Polls oog betrof zijn beperkte en beknotte macht alsburgemeester. In juni 1834 schreef hij aan de koning een lange, particuliere brief,voornamelijk tot doel hebbend te klagen over de vele narigheden die hij vanaf zijnbenoeming in toenemende mate in zijn ambt had ondervonden. Nu kon Van dePoll zijn stilzwijgen niet langer bewaren. Hij was in Amsterdam de ‘vrijfpaal’ vanhet publiek, dat niet altijd even beschaafd optrad. Voortdurend moest hij aan al-lerlei ‘onaangename ontmoetingen’ blootstaan. Een voorname oorzaak hiervanzag hij in de tweeslachtige positie waarin hij was geplaatst. Naar buiten toe werdhij beschouwd als de verantwoordelijke persoon voor de daden van het stadsbe-stuur, terwijl hij in werkelijkheid op de beslissingen van de gemeenteraad slechtseen ‘zedelijke invloed’ kon uitoefenen. Als andere oorzaak voor zijn precaire po-sitie zag Van de Poll de weinige vrijheid die hem door het hogere gezag in de be-handeling van zaken werd gelaten. De bemoeizucht van het gewestelijk en lande-lijk bestuur, ‘eene albemoeijing’ maakte de behandeling van zaken omslachtig,haalde de vaart uit het bestuur en verminderde het effect van maatregelen. Eenaantal zaken die bij het hogere bestuur nog onafgedaan waren gebleven belichtteVan de Poll om zijn ongenoegen te rechtvaardigen. De eerste zaak betrof de bur-gerlijke stand, de tweede een belastingsvraagstuk. De meeste ergenis had een der-de affaire bij Van de Poll opgeroepen. Op 6 maart 1834 hadden B & W van Am-

142

sterdam een voordracht ingezonden om de pas benoemde havenmeester J.H. Fis-scher ook de functie van waterschout, de commissaris van politie belast met dewaterzaken, op te dragen. Toen het college vier maanden later nog niets op ditvoorstel had gehoord, zond het de gouverneur een herinnering waarin de teleur-stelling werd uitgesproken dat het provinciaal bestuur de zaak ‘zóó lang heeft ge-traineerd’64.

Van de Poll liet het voorlopig bij de vermelding van de drie kwesties. Hij zou dekoning nog wel vele andere bezwaren kunnen opsommen, doch, zo voegde hij ermet een uiterst opmerkelijke en ongebruikelijke openhartigheid aan toe, ‘deze zijnof personeel en liggen in mijn weinig toeschietend caracter, dat zich moeilijk naaralles schikt, of in personele belangen’ welke hij al eerder aan de koning bekend hadgemaakt. Op deze voet kon Van de Poll onmogelijk voortgaan. Met het naderenvan de periodieke aftreding in december 183.4 dacht hij er meer en meer over zichniet voor een tweede ambtstermijn beschikbaar te steller+.

Minister Van Doorn was uitermate gepikeerd over dit dreigement. Het ge-schrift als geheel schetste volgens hem exact de geest die hij al eerder bij de burge-meester had waargenomen. Van de Poll wenste niets minder dan ‘eene magt en on-afhankelijkheid te verkrijgen zoo als nog onder geene Regering in ons land bestaanheeft’.66 Hij wenste aan zijn zijde geen wethouders, geen raad, maar wilde een af-zonderlijke en onafhankelijke macht. Wat de burgemeester bovenal hinderde wasde tussenkomst van het hogere bestuur. De toon waarop Van de Poll deze klachthad geuit, kenschetste hem volgens Van Doorn als een lastpost ‘die zich niet ont-ziet . . . . de tusschenkomst van het algemeen Bestuur, een dbemoeijing te noe-men’. Het drietal concrete klachten meende Van Doorn eenvoudig te kunnenweerleggen. De burgemeester had er immers ‘geen zweem van bewijs’ voor aange-dragen. Bovendien was volgens de minister vaak de ‘toon van correspondentie’van het stadsbestuur schuld aan de weinige medewerking van de hogere autoritei-ten, die door Van de Poll vaak in het harnas werden gejaagd. Volgens Van Doornlag Van de Polls bekentenis over zijn stugge karakter dicht bij de waarheid. Ver-kregen inlichtingen en eigen ondervinding hadden deze ontboezeming bevestigd.Het was juist ‘s mans onverzettelijkheid die als hoofdoorzaak van al de geuiteklachten moest worden beschouwd. Al de moeilijkheden die hij in Amsterdamondervond, zouden dan ook blijven bestaan, ‘indien hij in de behandeling van za-ken met geene meerdere bedaardheid, heuschheid en deferentie voor hoogere kol-legien en ambtenaren weet te werk te gaan.‘67

De klacht van Van de Poll werpt licht op zijn karakter, op zijn positie in Am-sterdam, maar ook op de weinig gunstige mening die men in Den Haag over dezelastige en brutale burgemeester had gevormd. Bovendien maakt zijn klaagbriefvoor het eerst gewag van de tegenwerking van het provinciaal bestuur, die later tengrondslag zou liggen aan de ongeregeldheden bij de invordering van belastingen.

143

R I V A L I T E I T O M D E H O O G S T E M A C H T I N A M S T E R D A M E N N O O R D - H O L L A N D

In zijn levensbeschrijving noemt Van de Poll als voorname schuldige voor demoeilijkheden die hij ondervond Copes van Hasselt. Terwijl gouverneur VanTuyll een ‘zeer lakoniek karakter’ had, was de griffier druk doende hem tegen tewerken en was ‘zeer bevriend met vele van mijne tegenstanders’.65 Aanvankelijkleek alles goed te gaan. Zelfs inzake de omstreden verplaatsing van het gouverne-ment had de griffier een positief advies gegeven en ook inzake de hiërarchie vanmachten in Amsterdam had Copes van Hasselt de instelling van een hogere machtbepleit. Toch liepen in beide kwesties de ware bedoelingen van burgemeester engriffier volledig uiteen. In maart 1833 vroeg Van Hasselt in een brief aan VanMaanen om de vestiging in de hoofdstad van een autoriteit waaraan alle anderemachten onderworpen zouden zijn, ‘tot daarstelling van een tegenwigt aan Aris-tocratie en vermeend uitsluitend gezag’. Ook in een advies over de reorganisatievan de hoofdstedelijke politie pleitte de griffier voor de oprichting van een ‘gecen-traliseerde magt’ in Amsterdam, een directie van een algemene rijkspolitie. De di-recteur-generaal van deze nieuwe instelling zou zelf ‘kunnen en moeten handelen,zonder aan de mignatuur autocratie van eenen Amsterdamschen Yvorst onder-worpen te zijn’.69 Met deze IJ-vorst werd niemand anders bedoeld dan burge-meester Van de Poll die in deze tijd juist poogde zijn gezag boven dat van de ande-re Amsterdamse autoriteiten te kunnen doen gelden. Door de vestiging van dezehoge politiedirecteur dacht Copes van Hasselt de ambities van de burgemeester tekunnen beteugelen en tevens de inspanningen van zijn rivaal te kunnen weerstre-ven.

Ook is duidelijk wie volgens Copes van Hasselt dit directoraat-generaal zoumoeten bekleden: hijzelf, die door de honderden geheime rapporten aan de minis-ter van Binnenlandse Zaken over de publieke geest in Amsterdam die sinds okto-ber 1830 uit zijn pen waren gevloeid, zo bedreven was geworden in het gadeslaanvan de gevoelens in de hoofdstad 70. Een indicatie voor deze gekoesterde wensgeeft een ingezonden stuk in ‘De Avondbode’, de Amsterdamse regeringsgezindekrant die door toedoen van Copes van Hasselt was opgericht en in het geheimdoor Van Maanen werd gefinancierdTi, van 30 mei 1840. Hierin werd gepleit vooreen algemeen bestuur van politie, waaraan alle stedelijke, justitiële en politiëleautoriteiten regelmatig verslag zouden moeten doen. Het stuk liet niet na eenvreemde indruk in regeringskringen te wekken. De hoofdredacteur C.G. Wit-huys, om inlichtingen verzocht, kon als vermoedelijke inzender Copes van Has-selt aanwijzen, met wie hij over dit onderwerp een gesprek had gevoerd. Het ideeleek Withuys overigens niet slecht. Door zo’n hoge ambtenaar kon ten tijde vanoproer slagvaardig worden gehandeld, onafhankelijk van het stadsbestuur. ‘Alshet gemeen de keijen uitgraaft, of brand sticht moet er niet lang beraden, maar snelgehandeld worden . . . Straatsteenen stuiten niet af op formaliteiten; kogels wordenniet door complimenten gepareerd’. Mocht de regering het met deze opvattingeens zijn, dan wist Withuys ook al een kandidaat te noemen voor dit ambt: dezelf-

1 4 4

de Copes van Hasselt, die hem deze suggestie hoogstwaarschijnlijk ingefluisterdhad72.

Ook aan de pleidooien van burgemeester en gouverneur voor de verplaatsingvan de gouvernementszetel, een kwestie waarbij zoveel eenstemmigheid aanwezigleek, lagen tegengestelde belangen te grondslag. Het positieve advies van Copesvan Hasselt, de feitelijke ‘auctor intellectualis’,toond73,

zoals Kannegieter heeft aange-was opgesteld om de positie van de Amsterdamse burgemeester te ver-

zwakken. Het was niet het positieve uitstralingseffect dat van de herberging vanhet provinciaal bestuur zou uitgaan, dat Copes van Hasselt beoogde, maar het te-genwicht dat door een gouverneur ter plekke tegen de usurpatie van Amsterdamsearistocratie geboden kon worden.

Niet alleen inzake de hiërarchie der machten in de stad Amsterdam lagen Copesvan Hasselt en Van de Poll elkaar dwars. Ook kan worden aangenomen dat zij el-kaar beconcurreerd hebben om de bekleding van het hoogste gezag in Noord-Holland. Dat de griffier het gouverneurschap begeerde, was snel duidelijk vooriedere Noordhollander. Zoals hij vroeger al zijn zinnen had gezet op een directo-raat in het belastingwezen, zo ambieerde hij nu op een bijna mateloze wijze eengouvernement. Wat zijn voorganger als griffier, Van Zuylen van Nyevelt was ge-lukt, zou hem ook lukken. Tegen het einde van 1829 werd de naam Copes vanIlasselt steeds vaker in verband gebracht met een vacerend gouverneurschap. Zijnschoonvader J.W. Janssens schreef hierover aan zijn vriend Röell: ‘V.H. verbeis-terd zich reeds in en door de grootheid’. De generaal hoopte dat het gerucht nietbewaarheid zouworden, want deze bevordering van zijn schoonzoon zou ‘voorde zeden en geldelijke belangens schadelijk werken.‘74

Copes van Hasselts brieven aan ‘amice’ Van de Poll geven een indruk van de ge-slepen wijze waarop hij aan zijn ideaal gestalte trachtte te geven. Op 26 december1829, toen overal werd gesproken over een op handen zijnde mutatie onder degouverneurs, gaf hij de burgemeester, na hem zoals gebruikelijk te hebben gewe-zen op zijn grote werkzaamheid en ondankbare positie als griffier, openhartig zijntoekomstverwachting te kennen: ‘Op den duur blijft Tuyll niet, en hij kan nietblijven, want hij doet in den letterlijken zin van het woord niets, en moet mij danniet billijker wijze het gouvernement van Noord Holland ten deel vallen [?]‘. Ditvooruitzicht maakte alle andere ambten minder aanlokkelijk voor Copes van Has-selt. De tijd was aan zijn zijde: het mocht dan nog even duren voor zich dit alleszou verwezenlijken, voorlopig vond hij ‘voedzel genoeg voor mijne eigenliefde’ inhet griffierschap onder de inactieve Van Tuyll. In elk geval hoefde hij, gesterktdoor deze zekerheid, niet om te zien naar een gouvernement in een kleinere pro-vincie dan Noord-Holland75’.

De openhartigheid is slechts schijn. Copes van Hasselt vertelt in deze brief nietde gehele waarheid. Al in oktober 1828 had hij gesolliciteerd naar een gouverne-ment, dat van Drente dat vacant leek te worden door de aanhoudende ziekte vanP. Hofstede. In februari 1830 vroeg de griffier de koning om het gouvernement

145

van Groningen en later dat jaar om dat van Overijssel en Utrecht76. Het heeft er al-le schijn van dat Van Hasselt met deze brief, gericht aan een persoon die zich in1828 de kandidatuur voor de opvolging van Van Tets had laten welgevallen, zijn ,rivaal wilde wijzen op zijn oudere rechten en zijn betere kansen op de successievan Van Tuyll. Overigens is hij na al de vermelde sollicitaties griffier gebleven.Het was echter niet zo dat hij een minder lucratief aanbod heeft afgeslagen, veel-eer dat hij door de regering, die inlichtingen had ingewonnen over zijn persoon -vide het resultaat van deze navorsingen op pagina 125 -, te licht bevonden is.

Een tweede aanwijzing voor de rivaliteit tussen griffier en burgemeester geefteen brief uit oktober 1833 van de Amsterdamse zakenman P.J. Ameshoff aan Mr.C.F. Wesselman, districtscommissaris van Helmond, waarin deze verhaalt vanenige geruchten die in Amsterdam de rond deden over aanstaande benoemingenen waaruit blijkt dat ookVan de Poll het gouverneurschap ambieerde. De Amster-dammer Clifford, sinds 1829 ad interim directeur-generaal van het departementvan Waterstaat, Nationale Nijverheid en Koloniën, zag zijn taken in Den Haagbeëindigd. Voor Koloniën deden zich twee gegadigden voor, W.A. Schimmel-penninck van der Oye en J. van den Bosch, gouverneur-generaal van Nederlands-Indië. Deze vacature vormde volgens Ameshoff de inleiding tot enige verschui-vingen: ‘Clifford h e eft 1we eens gewenscht Burgemeester van Amsterdam te wor-den; vdPol1 onze burgemeester heeft men sedert lang als Gouverneur gedood-verft; doch met de Griffier vHasselt zou hij niet te regt kunnen. Deze laatste zouGouverneur van Noord-Brabant worden, Ge zult hem zeker uit Gelderland ken-nen; een klein, hoogst bekwaam doch intriguant man, veelal vol schulden; en wienmen niet goed bespelen kan’.77 Begin 1834 is Van den Bosch op Koloniën geko-men; Clifford werd minister van Staat, tevens lid van de Eerste Kamer; de overigegeruchten, waarbij de nieuwe plaats voor Van Tuyll overigens onduidelijk bleef,zijn niet bewaarheid geworden.

‘ V O G U E L A G A L È R E ’ : D E G R O E I E N D E O N E N I G H E I D T U S S E N C O P E S V A N

H A S S E L T E N V A N D E P O L L

Sinds 1833 was Copes van Hasselt er alles aan gelegen Van de Poll in Den Haag ineen slecht licht en in Amsterdam in een moeilijk parket te plaatsen. Tegen zijnvriend Van Maanen klaagde hij over het onoordeelkundig handelen van de burge-meester, die door ‘laakbare toegevendheid en mededoogen’ de positie van de rege-ring in de hoofdstad in gevaar bracht. 78 Het was tegen de achtergrond van dezegroeiende onenigheid in het bestuur, waar ijverzucht, verdachtmakingen en ani-mositeit hoogtij vierden, dat in maart 1833 de belastingwet op onroerende goede-ren werd afgekondigd, waarvan de uitvoering in Amsterdam in juli 1835 zou lei-den tot het bekende belastingoproer. De rol van de ministers in deze kwestie en deontsporing is onduidelijk. Al eerder is gesuggereerd dat Van Maanen Van de Pollslechtgezind was. Dit kan niet gezegd worden van zijn collega Van Tets. Toch washet deze minister die door zijn ambitie de burgemeester in moeilijkheden zou

146

brengen. Van Tets was er namelijk alles aan gelegen, zoals in oktober 1835 dooreen anonieme briefschrijver werd opgemerkt, om zich door het nemen van popu-laire maatregelen bij de koning onmisbaar te maken als de man ‘die alles kan ge-daan krijgen en wel zonder éclat te maken’. Hij wilde de belasting ‘gewillig enzonder morren’ innen, waardoor hij het oproer in de hand heeft gewerkt, aldus deanonymus. 79

Het verzet tegen de nieuwe belasting won spoedig terrein in Amsterdam in1833. Een genootschap van onwillige belastingbetalers kreeg de steun van de gou-verneur - lees : de griffier - van Noord-Holland die in oktober toezegde de belas-tingswet voorlopig niet ten uitvoer te leggen. In maart 1834 zond Copes van Has-selt zelfs schriftelijke toezeggingen aan het genootschap, die hem volgens Kanne-gieter, indien ze bekend waren geworden, danig zouden hebben gecompromit-teerd.80 Vanaf dit moment stond het als een paal boven water dat, wanneer men inAmsterdam tot de inning zou overgaan, dit niet zonder ernstige moeilijkhedenzou gebeuren. Op de een of andere wijze moet de griffier bij zijn laakbare conces-sies door minister Van Tets zijn gedekt. Ook de boven geciteerde anonymus weeshier op. Copes van Hasselt zou als handlanger van de minister opgetreden zijn.Niettemin heeft de griffier ook zijn eigen bedoelingen met de toezeggingen gehad.Het was Van de Poll, als burgemeester verantwoordelijk voor de openbare orde inzijn stad, die nu de zwarte piet in handen kreeg gespeeld. Op deze wijze werd ditook door hem begrepen. In een later verslag schreef hij nog met ergernis over desluier van geheimzinnigheid waarmee de onderhandelingen tussen Copes vanHasselt en het genootschap omhuld waren. De toezeggingen waren volgens Vande Poll nergens anders voor bedoeld dan om de geest van ontevredenheid in Am-sterdam op te wekken.81

Nieuwe onenigheden tussen burgemeester en provinciaal bestuur deden zichvoor. In december 1833 was er sprake van een ruzie over de benoeming van zettersder indirecte belastingen in Amsterdam, functionarissen die de gezamenlijkeplaatselijke lasten over de inwoners moesten omslaan. Gouverneur Van Tuyll, dieook na zijn onvrijwillig vertrek uit Utrecht het protegeren niet kon laten, maaktezich sterk voor een neef met een zwak gestel, de 28-jarige C.J. van Tuyll, al achtjaar op het bureau van de gouverneur werkzaam.82 Van Tuyll had, zo schreef hijde minister Van Maanen, in de vijf jaar van zijn gouverneurschap nog niemand,geen vriend of verwant aan een baan geholpen. Nu moest dat eindelijk maar eensgebeuren, vond hij. In deze kwestie was de gouverneur echter op de onwil van B& W van Amsterdam gestuit, die beweerden dat de zetters geen rijks- maar ge-meenteambtenaren waren, van wie de voordracht aan hen toebehoorde.83 Copesvan Hasselt heeft de zaak van de gekrenkte en verbolgen gouverneur tot de zijnegemaakt. In januari 1834 reisde hij af naar Amsterdam om Van de Poll hierover tespreken, waarin hij echter niet slaagde. Toch drong de griffier aan op ‘eene minne-lijke schikking, die hoe eer hoe beter met opoffering van weêrzijdsche eigenliefdetot stand moet worden gebragt’. Uit het meningsverschil mocht geen ‘personele

147

vete’ ontstaan, zoals nu het geval was, aldus de bemiddelende griffier.84 De be-middeling is niet geslaagd: later dat jaar speelde zich de waterschoutskwestie af,waarbij Van de Poll het provinciaal bestuur openlijk van tegenwerking beschul-digde (zie pagina 143).

In januari 1835 besloot het provinciaal gouvernement de omstreden belastingtoch te innen. De reactie van Van de Poll, verbolgen over deze plotselinge zwen-king, klonk wanhopig. Hij schreef dat hij bij gebrek aan morele overtuigings-kracht wel zijn toevlucht moest nemen tot hardere maatregelen bij de inning.Hiertoe ontbraken volgens hem echter eveneens de middelen. Van de politie wasgeen werkelijke steun te verwachten. De houding van de schutterij zou twijfelach-tig zijn, vooral nu het een onderwerp betrof dat door zovelen in Amsterdam werdafgekeurd. Ook had de regering tot dusverre geen gehoor gegeven aan eerdere ver-zoeken van hem om de plaatsing van een garnizoen in de hoofdstad. 85 Toch heeftVan de Poll ook op deze nieuwe noodkreet om assistentie van de gewapendemacht nimmer antwoord gekregen. Men heeft hem, zo klaagde hij later, in zijnbenarde positie gelaten en is intussen voortgegaan met de tenuitvoerlegging van debelastingwet.

Helemaal weerloos heeft Van de Poll de ontwikkelingen niet aangezien. Eeneerste reactie was de gedachte aan ontslag, of althans het dreigement dat hij ditspoedig zou nemen. Meer bezonnen was een tweede reactie, waarmee hij in het te-genoffensief ging: door rond te bazuinen dat van inning der belastingen opstandzou komen, werkte hij natuurlijk daadwerkelijke tegenstreving in de hand. In datgeval zou hij dan de persoon zijn die de autoriteiten hiervoor al vele malen ver-geefs had gewaarschuwd. Inderdaad zou de burgemeester later, in juli 1835, te-midden van het oproer zijn handen in onschuld wassen: ‘Het ziet er donker uit,doch het is gevreesd en voorzegd’, schreef hij toen aan de gouverneur.87 Tenslotteeen derde reactie, waarmee Van de Poll het provinciaal bestuur een koekje van ei-gen deeg trachtte te geven. Toen op 6 maart 1835 de eerste deurwaarders daar wa-ren en hun plicht gingen vervullen, heeft hij zich tegenover het samengestroomdevolk, dat hem het vuur aan de schenen legde, zeer halfslachtig gedragen. Hij be-loofde de menigte de zaak der belastingschuldigen nog eens bij de koning te gaanbepleiten. J. Fabius, de felle tegenstander van Van de Poll, weet deze geringe ‘be-daardheid en fermeteit’ aan het gebrek aan zelfvertrouwen van de burgemeester:tot kordaat optreden was Van de Poll, ‘die zich zelven nooit vertrouwt, niet instaat, en kan dat ook nooit leeren’.ss Al moge dit dan inderdaad een karaktertrekvan de burgemeester zijn, aannemelijk is voorts dat deze door zijn toezeggingenhet provinciaal bestuur, dat hem door de eerdere concessies zo in moeilijkhedenhad gebracht, met gelijke munt trachtte terug te betalen. Later erkende Van dePoll dat hij tot het doen van deze belofte onbevoegd was, maar anderzijds, zovoerde hij aan, bedacht hij hoe onheus de belastingschuldigen door het gouverne-ment waren behandeld. Inderdaad hebben Van Tuyll en Van Hasselt, om metKannegieter te spreken, hun oude vrienden in 1835 de rug toegekeerd en hen laten

148

verzinken in het moeras waarin zij, mede door hun toedoen waren beland.89Fabius vond intussen het verzet van de belastingschuldigen slechts een onbedui-

dend voorval en niets verontrustends hebben. Wel gaf ‘de constellatie van ons be-stuur’, waarin hij niet het minste vertrouwen meer had, hem enige reden de verde-re verwikkelingen rond deze kwestie met enige bezorgdheid tegemoet te zien.90Zijn wantrouwen bleek gerechtvaardigd. Door tweedracht, naijver, laksheid enwanorde verloor het bestuur steeds meer aan veerkracht. De ruzie tussen Copesvan Hasselt en Van de Poll liep steeds hoger op. Van 19 mei 1835 dateert de laatstebrief van de griffier aan de burgemeester, die, hoewel nog steeds beginnend met degebruikelijke aanhef ‘amice’, eindigde met het opzeggen van de vriendschap. Eenverzoening was Van Hasselt oprecht aangenaam geweest, maar deze was door dehalsstarrige houding van de burgemeester onmogelijk geworden. ‘Gij sloeg dit af. . . . Nu zeg ik vogue la galere !‘si

V A N P R U L L E N E N S C H O B B E J A K K E N : D E H O U D I N G V A N D E

G E Z A G S D R A G E R S T I J D E N S H E T O P R O E R

Op 3 juli 1835 vonden in Amsterdam ongeregeldheden plaats die eindigden in debrandstichting in een loods waar enige in beslag genomen goederen werden be-waard. De affaire kwam de regering van Willem 1 slecht van pas. Het was eenschandaal, waarover ‘de Belgen en hunne vrienden juichen zullen’.92 Voor deEuropese staten moest het lijken alsof de regering cavalerie op de hoofdstad moestafsturen om de belastingen te kunnen innen. Kannegieter heeft de houding van en-kele gezagsdragers op deze gedenkwaardige dag geanalyseerd, waarbij hij henweinig lof kon toezwaaien. Aangaande burgemeester Van de Poll kon hij zichvoorstellen dat zijn lust om de orde met kracht te handhaven danig was vermin-derd door de intriges van het provinciaal bestuur. Zijn weinig energiek, paniekerigoptreden was dus begrijpelijk, maar niet vergeeflijk. Hij liet te laat gebruik makenvan de schutterij, wier houding hij niet vertrouwde. Niettemin bleek op de derdejuli dat voor dit wantrouwen geen enkele grond was. De schutterij kwam ‘s nachtsvrijwel voltallig onder de wapenen, aldus Kannegieter.93 Inderdaad is deze arg-waan hem door de regering het meest kwalijk genomen. Omtrent één punt heeft ugedwaald, schreef A.R. Falck hem desgevraagd twee jaar later: door namelijk telicht te geloven dat men niet kon rekenen op de schutterij. Was dit korps niet mis-trouwd, dan had volgens de diplomaat het echec en de hilariteit die de oproepingvan kurassiers overal in Europa veroorzaakt had, vermeden kunnen worden.94

Van de Poll toonde zich tijdens het oproer halsstarrig en weinig veerkrachtig.Ook tijdens het oproer bleef hij zich beklagen, alsof de gebeurtenissen zijn grievenalleen maar bevestigd hadden. De cavalerie, waarom hij zo vaak gevraagd had,kwam te laat in de stad en zijn macht als burgemeester was te beperkt, ‘terwijl menhem alles weet en voor alles verantwoordelijk stelde’.95 Het gedrag van Van dePoll werd verschillend beoordeeld. De zakenman P.J. Ameshoff weet de ongere-geldheden aan de slechte instructies voor en de geringe financiële armslag van de

149

politie, die niet in staat was geweest inlichtingen in te winnen. Dezelfde persoonherinnerde zich ‘n tijd later hoe Van de Poll het oproer had zien aankomen en her-haaldelijk om consignes had gevraagd. ‘Het antwoord was onbeduidend, somsontwijkend’. Men hield het in Amsterdam er dan ook voor dat hij het slachtofferwas geworden van de intriges van Copes van Hasselt, ‘de man die eigenlijk gou-verneur is’. Ook de hoogleraar C.J. van Assen signaleerde dat de burgemeestersinds januari 1835 de regering gewaarschuwd had. Hij betoogde het gevaarlijkevan de belastingwet, doch ‘ontving geene syllabe tot antwoord’. Daarentegenmoest Mr. H. van Zuylen van Nyevelt, de minister en diplomaat, die zijn oudestudievriend Van de Poll nog steeds zeer genegen was, tot zijn spijt verklaren dathij geen mens kende die zich tijdens het oproer niet over diens zwakheid had be-klaagd: ‘niet één, die geheel zijn partij nam’. H.J. Koenen merkte op hoezeer hetvertrouwen van de burgerij in de stadsregering een schok had ondergaan. ‘On-kundigheid kenteekent alle maatregelen voor orde en recht genomen.’ Laterschreef dezelfde persoon hoezeer de openbare mening in Amsterdam ten nadelevan de burgemeester veranderd was. Tenslotte was ook M.C. van Hall van me-ning dat Van de Poll op 3 juli zijn hoofd verloren had.96

Het gedrag van de burgemeester werd zelfs het onderwerp van veel spotternij.Nog in 1840 maakte een anonieme schrijver de koning opmerkzaam op zijn laffeoptreden: tijdens het oproer was hij nergens te vinden, terwijl hij zijn eigen huis‘door een legioen dienaren van Politie liet bewaken!’ C.G. Withuys spotte in het-zelfde jaar met de besluiteloosheid van Van de Poll. Pas geruime tijd na de brand-stichting in de loods, ‘toen niemand meer op straat, maar alles in rust was, hoordemen de geheele stad door, alarm trommelen, op het gevaar af, dat dit wettige alarmnu zelve de onlust, die reeds ingeslapen was, weder wakker zou maken’.97

Fel waren de verwijten van de tegenstanders van Van de Poll. Copes van Hasseltdeed uiteraard al het mogelijke zijn concurrent nu definitief uit te schakelen. Kan-negieter kan zijn afkeer over het gedrag van de griffier, die nu in gezwollen taalzijn beschuldigingen uitte, nauwelijks verbergen. Een ware scheldkanonnadekreeg Van de Poll van notaris Fabius te verduren. 9s Voor alles stelde hij de burge-meester aansprakelijk, ‘brillerende door jesuïtisme, domheid, onkunde en pol-tronnerie’. Tegenover Van Maanen deed Fabius zijn best oude staaltjes van Van dePolls nepotisme en andere ‘smerigheden’ nog eens naar boven te halen. De burge-meester was ‘door en door een prul’, die te kwader trouw had gehandeld. Invloedop de Amsterdamse burgerij had hij volgens Fabius niet, omdat ‘het hem onmoge-lijk is, populair te zijn en men nooit eenig credit voor hem heeft gehad’. Vroegerhad de notaris hem op de man af verweten dat hij de koning bedroog, doch Van dePoll had hem geantwoord: ‘Wat wilt gij, dat ik doe; ik kan mij niet brouilleren metde stad’. Dat hij een instrument van de Amsterdamse ‘aristocratie’ was, stond voorFabius dan ook als een paal boven water.99

Een laatste klacht betrof niet alleen de burgemeester, maar zowat alle gezags-dragers in Noord-Holland. Zij is gesteld in twee anonieme brieven die de koning

150

in juli en oktober 1835 bereikten. Naar de persoon van de afzender valt slechts tegissen. Zeker is het een goed geïnformeerd, notabel Amsterdammer, voorzien vaneen snedige pen, meedogenloos in zijn kritiek en met een voorkeur voor personendie niet in het ‘aristocratische’ kamp thuishoren en die als bekwaam gekenmerktkunnen worden. Hij pleitte voor het voortzetten van de executies tegen de onwil-lige belastingbetalers, maar dan niet onder leiding van de huidige ambtenaren. Vande Poll was niet meer bruikbaar in Amsterdam. Al lang had hij door zijn nepotis-me in deze stad alle populariteit verloren. ‘Een burgemeester zonder geld die op il-legale wijze.. . . in zijn uitgaven moet voorzien, deugt in Amsterdam niet.’ Ergernog, ‘ja meer dan erger’ was de publieke opinie gekant tegen Copes van Hasselt: ‘-deze is hier in excréatie, word om zijne intrigues verfoeid en bitter gehaat, zoozelfs... dat zijn zoon en neef . . . . het hoofd hebben gestoten om leden te wordenvan sommige societeiten om de haat die men de vader toedraagt’. Helaas was hetdeze Van Hasselt die de provincie regeerde, in de meest letterlijke zin, daar de fei-telijke gouverneur, ‘het lichaam zonder ziel de Heer van Tuyll slechts figurant is’.Minister Van Tets bleef evenmin buiten schot. Al tijdens zijn bestuur in Noord-Holland zou hij zeer verdachte handelingen ten eigen voordele hebben verricht,waarbij zijn handlangers Van Hasselt en de belastinginspecteur L.D. Tengnagellde Raadt waren geweest. De laatste dreigde, nu hij in de kijker liep, een boekjeover de minister open te doen. Als minister had Van Tets door zijn clemente hou-ding - waarvan hierboven al sprake was - het oproer in de hand gewerkt. De poli-tiefunctionarissen in Amsterdam deugden al evenmin. Wiselius was volkomen on-geschikt en had zich alleen staande weten te houden door zijn geheime dienstenaan de koning. Zijn secretaris Grevelink ten slotte was een ‘allergemeenst voor-werp’, omkoopbaar en algemeen gehaat.

Zo werden Amsterdam en Noord-Holland door onbekwamen en intrigantengeregeerd, concludeerde de anonymus. De burgerij was de koning goed gezind,maar verfoeide de knoeierijen van de ambtenaren, die allen ontslagen moestenworden. In deze wantoestand kon namelijk geen verbetering komen ‘zoolang vanHasselt gouverneert, Van de Poll burgemeestert en zoo veel schobbejakken vanmindere beambten de menschen plagen’. Welgezinde en capabele personen warenvolgens de briefsteller de jonge wethouder F. van de Oudermeulen, het oppositi-onele lid van de Tweede kamer Op den Hooff, Doude van Troostwijk en JacobDankerts. Aanbevelenswaardige personen uit de rechterlijke macht vond hij derechter Graafland en de officier van justitie Cramer. Als opvolger voor Van Tuyllzag de schrijver gaarne L. van Toulon, thans gouverneur van Utrecht, een ‘fik-sche, bekwame’ bestuurder. In de plaats van Wiselius moest Fallée, diens voorma-lige secretaris, nu politiedirecteur in Den Bosch, benoemd worden.100

‘ONVERHOORD VEROORDEELD’: HET ONTSLAG VOOR BURGEMEESTERVAN DE POLL

Voor Van de Poll en alle andere ambtenaren leek het oproer met een sisser af te lo-

1 5 1

pen. Er werd door de regering slechts een onderzoek ingesteld naar het waarheids-gehalte van een ingezonden stuk in het ‘Algemeen Handelsblad’, waarin beweerdwerd dat de brandstichting in de loods reeds lang tevoren bij velen bekend was.Naar aanleiding van een rapport hierover van Copes van Hasselt verlangde de ko-ning in september 1835 van zijn minister van Justitie adviezen hoe in de toekomstplichtsverzuim kon worden vermeden. Van Maanen werd door deze opdracht ineen lastig parket geplaatst. Kannegieters vermoeden dat de minister het plan hadopgevat Van de Poll van het kussen te stoten, lijkt gerechtvaardigd, gezien de het-ze van zijn cliënten Van Hasselt en Fabius - van de frontale aanval van een derdepersoon uit deze hoek, Provo Kluit wordt hieronder verhaald - tegen de burge-meester. Ook is aannemelijk dat Van Maanen zijn oude vriend Wiselius voor ont-slag wilde behoeden. De moeilijkheid was nu, dat Van de Poll bij koning Willem 1personu grata was, terwijl de politiedirecteur deze eer duidelijk niet had. MinisterVan Doorn van Westcapelle was door vriendschapsbanden of door zijn cliëntèleminder direct in de zaak betrokken dan zijn collega’s van Justitie en Financiën.Hoewel hij geen reden had om bepaald sympathiek tegenover de burgemeester testaan - zie zijn ongenadige rapport over Van de Poll op pagina 143 - gebood deeerlijkheid hem de meeste schuld voor het oproer te leggen bij Wiselius. Om dezeklippen te omzeilen, moest Van Maanen met omzichtigheid te werk gaan. Voorlo-pig leek het hem geraden met het uitbrengen van het gevraagde advies te wach-ten. lol

Het was Van de Poll zelf die uitkomst bood. Aan zijn heetgebakerde aard is hette danken dat het onderzoek een andere wending nam. Op 14 december 1835, tij-dens een rechtzitting tegen de oproerkraaiers van de derde juli, maakte de procu-reur-crimineel Provo Kluit ernstige aantijgingen over het gedrag van de burge-meester op de bewuste dag. De verongelijkte Van de Poll schreef onmiddellijk ophoge poten over de aantasting van zijn eer, geschied door een ambtenaar die innaam van het openbaar ministerie sprak. Hij verzocht de koning om een onpar-tijdig onderzoek naar zijn gedragingen tijdens het oproer. In de uitweiding overde argumenten die Van de Poll later gebruikte om dit rekest aan de koning terechtvaardigen, kan men een aanwijzing zien voor het indiscrete en ongebruikelij-ke karakter van zo’n verzoek. Een nog vreemdere indruk op de koning maaktende opmerkingen van Van de Poll tijdens een audiëntie twee dagen later. De burge-meester meende een onderzoek naar zijn gedrag te kunnen ‘vorderen’. De koningantwoordde dat het eigenlijke doel van de uitlatingen van Provo Kluit hem nietbekend was, maar dat men de procureur-crimineel in elk geval niet kon dwingenzijn uitspraken terug te nemen. Hierop vroeg Van de Poll driftig of zo’n aanklagerdan kon doen en laten wat hij wou? Ook na deze uitval bleef de koning ernstig,maar vriendelijk tegen zijn burgemeester. Dat veranderde toen hij hoorde van eenzeer onvoorzichtige stap die Van de Poll intussen had ondernomen. In de ‘Am-sterdamsche Courant’ had hij zijn verzoek om een onderzoek ‘bijna officieel doenaankondigen’. Hoewel het zijn bedoeling niet was, naar hij later zei, op de beslis-

152

sing van de koning vooruit te lopen en nog minder om deze in de verplichting tebrengen aan het rekest te voldoen, werd dit in Den Haag wel zo opgevat. Willem 1was woedend over deze ‘drift of overijling’. Zelfs de familie van Van de Poll wasvan mening dat deze hiermee ‘een dwaas stuk’ had begaan. Nu moest van rege-ringswege een beslissing vallen in een zaak die geen autoriteit lekker zat en die‘men gaarne in het midden had willen laten’.102

Het provinciaal gouvernement, door de koning om advies gevraagd, ontraaddede instelling van een onderzoek. De zaak was immers al van alle kanten bekeken.Minister Van Doorn beaamde dit. Wel moest de burgemeester schriftelijk ver-maand worden omdat hij zich in juli te ‘lijdelijk’ had gedragen. Aan Wiseliusmoest als directeur van politie ontslag worden gegeven. Nu was het de tijd voorVan Maanen om voor de dag te komen met zijn opinie over de betrokkenen. Dehouding van de koning ten aanzien van Van de Poll was door diens onhandige ennaïeve gedrag zozeer ten nadele veranderd, dat de minister, zoals Kannegieter hetuitdrukte, ‘alle persoonlijke animositeit’ kon laten varen. Immers, ‘uit de gering-ste berisping zou de hevig geprikkelde Van de Poll zelf de consequenties wel trek-ken’. Van Maanen pleitte Wiselius van schuld vrij. Bovendien zou diens ontslagVan de Poll nog meer reden geven de beledigde onschuld te spelen. De burge-meester had zich tijdens het oproer ‘hoogst angstvallig’ gedragen. Toch was hetvolgens de minister ook niet geraden hem ongevraagd zijn ontslag te geven. Ten-slotte was in deze kwestie niet één ambtenaar verantwoordelijk te stellen. Welmoest de koning het gedrag van zowel Wiselius als Van de Poll onbewimpeld af-keuren.103

Willem 1 aarzelde lang welk advies te volgen. De conferentie die over deze zaakmet de betrokken ministers is belegd, getuigt inmiddels van de opmerkelijke me-ningsverschillen binnen de regering. Uiteindelijk heeft de koning gekozen voor deberisping van beide hoofdschuldigen. le4 Van de Poll werd op 1 februari 1836 inge-licht dat hij op 3 juli 1835 ‘gebrek aan voorzorg en veerkracht’ had getoond. Hetverzoek om het nader onderzoek naar zijn gedrag kon niet worden ingewilligd.‘Als door de bliksem getroffen’, nam deze kennis van deze tijding. Hij achtte zich‘onverhoord veroordeeld’. Nooit was hij in de gelegenheid gesteld zich over zijnbewuste gedrag uitvoerig te kunnen verantwoorden. Alles was in het geheim be-handeld en met een sluier van geheimzinnigheid omhuld gebleven. Hem restteniets anders dan zijn ontslag als burgemeester te vragen. Zijn eergevoel was ge-krenkt. In ‘duidelijke en onuitwischbare bewoordingen’ was zijn beleid veroor-deeld. Voor het nageslacht zou zijn burgemeesterschap in de stadsarchieven ‘alsmet een donkere kool geteekend’ staan.105

Het verzoek om ontslag, een wanhopige daad, werd door de koning gehono-reerd. Op 13 februari 1836 kwam aan het burgemeesterschap van Van de Poll eeneinde. De gelovige Amsterdammer moest zich gelaten schikken in ‘de wispelturig-heid van het fortuin’, die hem opnieuw de ‘nietigheid van alle grootheid’ had doenbeseffen.106

153

‘WANNEER HET PATRICIAAT ZICH RETIREERT, DAN ABDICEERT HET ZIJNSTAND’

Door Van de Polls vertwijfelde pogingen zijn eer te redden, was de stemming inAmsterdam ten aanzien van zijn persoon toch wel omgeslagen. De ex-burgemees-ter mocht dan eerst angstvallig en later onhandig hebben gehandeld, oprechtheidkon hem toch niet ontzegd worden. M.C. van Hall constateerde hoe de ongunsti-ge mening over hem nu werd overschaduwd door medelijden met zijn persoon.Ook C.J. van Assen had ‘deernis met dien verdienstelijken man’. De diplomaatH. van Zuylen van Nyevelt signaleerde hoe Wiselius de vermaning van de koningnaast zich neer had gelegd, terwijl de ‘gentelman’ Van de Poll zijn ambt verliet.Geen gunstige ontwikkeling, vond hij. Al te gemakkelijk zou het publiek nu kun-nen geloven dat ‘onze burgemeester wordt opgeofferd, en de politie zegeviert!‘.Niettemin, de kogel was door de kerk en er moest een opvolger voor Van de Pollgezocht worden. 107 Reeds eerder, in de herfst van 1835 was al sprake van de aftre-ding van de burgemeester. Mogelijkerwijs was dit gerucht, waarop Fabius VanMaanen opmerkzaam maakte, afkomstig van de familie Van de Poll zelf. Volgensde notaris had deze familie overal rondgebazuind dat het gouvernement de burge-meester wilde overhalen een aanzienlijke post - de zwager van Van de Poll sprakzelfs over een ministerschap - aan te nemen. 10s Wie hem als burgemeester zou op-volgen, wist Fabius in een andere brief aan Van Maanen ook al te melden: D.Hooft. Aan deze ‘aristocraat’ van de eerste rang wijdde hij een forse scheldpartij,die reeds door Kannegieter is weergegeven. Direct na het ontslag van Van de Pollwerden in Amsterdam andere namen gefluisterd. Floor van Hall, de zoon vanM.C. van Hall werd naar voren geschoven, maar aan hem wilde de regering hetstadsbestuur niet ‘ten prooi’ geven. Ook de Kamerleden J. Corver Hooft en H.Backer, naast Ananias Willink en opnieuw D. Hooft werden genoemd, allen le-den van oude patricische families. Hoewel het volgens H. van Zuylen van Nyevelthet voornemen van de koning was zich bij zijn keuze te bepalen tot de leden vanhet patriciaat, werd al spoedig duidelijk dat de belangstelling voor het vacanteambt in die kringen uiterst gering was. De invloedrijke ex-minister, die zijn ‘aver-sie van de homines novi’ voor posten als de onderhavige nooit onder stoelen ofbanken stak, vreesde het ergste, gezien deze desinteresse: ‘wanneer het patriciaatzich retireert, dan abdiceert het zijn stand.. .‘lOs

Tussen 24 en 27 februari 1836 voerde een afgezant van de koning in Amsterdameen aantal gesprekken met een vijftiental notabelen over de opvolging van Van dePoll. Deze persoon - zijn identiteit is mij onbekend - had de grootste moeite eengeschikte kandidaat te vinden. Hij constateerde dat in vooraanstaande kringen een‘huiverigheid’ bestond om het ambt te aanvaarden. De redenen hiervoor warendeze adviseur ook bekend. Uiteraard speelden hierbij de moeilijkheden en verant-woordelijkheid van het ambt een voorname rol, maar ook weerhield de ongunsti-ge opinie van velen over het provinciaal gouvernement - lees Van Tuyll maarvooral Van Hasselt - en over het personeel der plaatselijke politie - lees Wiselius

154

en Grevelink - hen ervan zich een benoeming te laten welgevallen. Van de wet-houders achtte de informant niemand geschikt. A.A. Reaal was te veel wikkend enwegend. Bovendien wist deze katholiek dat hij geen enkele kans maakte en hij zoual tevreden zijn als zijn stadgenoten zijn niet-benoeming aan zijn religie zoudenwijten. P.J. van Naamen van Scherpenzeel was een onbekwaam persoon, vooraldoor zijn ‘langwijlerigheid en praatzucht’. Ook H.J. Deutz van Assendelft konniet in aanmerking komen. F. van der Oudermeulen was nog de geschiktste vandit viertal, maar hij was driftig en met zijn 38 jaar nog te jong. Van de raadsledenbesprak de adviseur vier kandidaten: Vaillant, die lastig en humeurig was, UitwerfSterling, een te ambitieus persoon over wie hij niets goeds had gehoord, en Hooften Backer, die beiden niet in aanmerking wilden komen. De laatste vond hij bo-vendien minder bekwaam dan Hooft, wiens benoeming echter in Amsterdam be-paald geen algemeen genoegen zou geven. Hij betwijfelde overigens of er uit depatricische families wel iemand te vinden was van wie men dit wel kon zeggen.Onder de personen buiten de gemeenteraad sprong een kandidaat met kop enschouders boven zijn concurrenten uit: de officier van justitie Mr. W.D. Cramer(1788-1856). D eze jurist werd door de meeste van de gesprekspartners aangera-den. Sommigen van hen meenden zelfs dat geen andere keuze mogelijk zou zijn.De conclusie van de informatieve gesprekken kon dan ook niet anders luiden dandat Cramer kandidaat nummer één was. Als tweede noemde de adviseur J. Op denHooff, een uiterst bekwaam jurist en parlementariër. De zwakke gezondheid vanCramer, wellicht zijn zwaarmoedig gestel of zijn verlangen in de rechterlijkemacht carrière te maken, zouden deze persoon wellicht vele bezwaren tegen hetburgemeestersambt doen maken, verwachtte de informant. Daarom achtte hij hetgeraden hem niet eerst hierover te polsen, maar hem meteen te benoemen.“0

Verschillende bronnen bevestigen de inlichtingen van ‘s konings adviseur. Cra-mer kon de goedkeuring van de zo standsgevoelige H. van Zuylen van Nyevelt envan diens correspondent, de bankier A. van der Hoop wegdragen. De jurist be-hoorde dan wel niet tot de kaste der patriciërs, de lieden van het ‘eerste water’,maar kon niettemin wel onder de ‘honoratiores’ gerekend worden. Ook Van Zuy-len besefte dat Cramer wel zijn bedenkingen zou hebben. Het was dus van belangdat iedereen hem zou ‘permoveeren tot aanneming van die post.. .’ De contempo-raine historicus J. de Bosch Kemper, die onder Cramer had gediend, sprak in al-lerlovendste bewoordingen over de jurist, maar vond hem juist vanwege zijn inte-griteit en scrupuleusheid geschikter als raadsheer dan als burgemeester. Om de-zelfde reden, vertelde P.J. Ameshoff, moest iedereen die het beste met Cramervoor had hem wel het aannemen van het burgemeestersambt afraden. De zaken-man vond hem knap en nauwgezet, doch zo zwaartillend ‘dat hij om de minstezaak, zich zoodanig bemoeijelijkt, dat zijne nachtrust benomen wordt’.“’

De koning heeft het advies van zijn informant opgevolgd. Slechts twee dagen nade gesprekken in Amsterdam is Cramer benoemd tot burgemeester. De reden vandeze haastige keus was duidelijk voor Ameshoff: de koning ‘schijnt gaarne iemand

155

uit de regtbank op het kussen te zien, om de politiezaken op een beteren voet tekunnen krijgen’. Bovendien kwam door deze benoeming een bekwaam persoonin het stadhuis, ‘zonder daardoor de patriesche familien die . . . . meenen een hoo-gen borst te kunnen dragen, het hoofd te stoten’.112

E E N G O U D E N H A N D D R U K : C O P E S V A N H A S S E L T S B E N O E M I N G I N D E

R A A D V A N STATE

Cramer heeft zijn benoeming niet zonder slag of stoot aanvaard. De voornaamstevan het vijftal condities dat hij aan minister Van Doorn kenbaar maakte, toont detegenzin waarmee hij de rechterlijke macht vaarwel zei. Voorlopig moest zijn postals officier van justitie onvervuld blijven en tijdelijk worden waargenomen doorde subsituut S.B. Zweerts, opdat hij deze functie weer eenvoudig op zich zoukunnen nemen.113 Cramers aarzeling was voldoende om in Amsterdam een ge-ruchtenstroom op gang te brengen. Veelbetekenend is het praatje dat de jurist deverwijdering van griffier Copes van Hasselt als voorwaarde tot aanneming had ge-steld. Het is niet onmogelijk dat Cramer deze eis in een mondelinge conferentiemet Van Doorn naar voren heeft gebracht. In elk geval is het gerucht kenmerkendvoor de ongunstige stemming in de hoofdstad jegens Van Hasselt. Twee dagen la-ter werd de griffier inderdaad verplaatst, en wel naar de Haagse Raad van State.

Op zich genomen, betekende deze benoeming een aanzienlijke promotie. C. J.van Assen maakte zijn collega J.R. Thorbecke in maart opmerkzaam op de wijzewaarop Copes van Hasselt na het dieptepunt in 1823 aan zijn carrière zo’n schitte-rende wending had weten te geven. li5 Niettemin was de griffier zelf verre van te-vreden: ‘zonder het te gissen of te verlangen’, werd hij van het Amsterdamse to-neel verwijderd en in de ‘bijna werkelooze Raad van State’ gebracht. Hijzelf weetzijn ‘slinksche’, ja vernederende verplaatsing aan zijn ferme oppositie tegen ‘detoenemende aanmatigingen van de stedelijke regerings-aristocratie en Amster-damsche geldheerschappij’, ‘twee te mijden klippen’, die voortdurend aan demacht van het koningschap wilden knagen. Bovendien schreven Van de Poll en dezijnen ten onrechte de berisping die de burgemeester had ontvangen aan hem toe.Vandaar Van de Polls onverzettelijke haat jegens hem, verklaarde Van Hasselt.Zijn verplaatsing nu zou licht als resultaat van deze tegenstand worden gezien.Voor zijn ‘talloos vele geheime diensten’ die hij vanaf 1830 aan het vaderland zouhebben bewezen en die ‘geheel vreemd’ waren aan zijn eigenlijke betrekking alsgriffier, zou minister Van Tets hem indertijd tot tweemaal toe een beloning vanf 25.000 hebben aangeboden. De griffier had deze som echter geweigerd, zeggen-de dat hij zich door een gewestelijk bestuur beter voor zijn verdiensten zag be-loond. Zo’n gouverneurschap zou hem toen, volgens eigen zeggen, ‘een en ander-maal op hund en woord toegezegd zijn’. Het wachten was slechts op een geschiktegelegenheid, die echter nooit was gekomen. Gezien deze beloften vond Van Has-selt dat hij nu door zijn benoeming in de Raad van State was weggepromoveerd.Een groot bezwaar tegen zijn nieuwe ambt vormden ook de verdiensten. Als grif-

156

fier had hij behalve zijn eigenlijke salaris van f 4000 aanzienlijke neveninkomstengenoten: f 1875 jaarlijks als aandeel in de leges en f 2120 als overschot op de hemtoegekende reisgelden in verband met het gadeslaan van de publieke geest in Am-sterdam en de waterstaatsinspecties. Het salaris voor een lid van de Raad van Statebedroeg daarentegen slechts f 5000. Dit verlies van inkomsten meende Copes vanHasselt zich niet te kunnen permitteren, zo deelde hij op 11 maart de secretarisvan Staat mee. Hier heeft minister Van Tets het voor hem opgenomen. Zijn be-moeienis doet opnieuw vermoeden dat hij niet geheel vreemd is geweest aan detoezeggingen voorafgaande aan het belastingoproer. ‘Ik geloof dat ‘t goed is, zoschreef hij minister Van Maanen eigenhandig, dat gij morgen een woord ten goedevan onzen vriend Van Hasselt bij den Koning zegt. Ik twijffel (dit onder ons) ofonze Binnenl. Collega hem niet ten behoeve van TuyZZ heeft agtergesteld. Dit zouniet billijk zijn’, meende de minister, die met lede ogen moest aanzien hoe velenvan het Noordhollandse toneel verwijderd werden. Op voorspraak van deze in-vloedrijke schatkistbewaarder is aan de ex-griffier uiteindelijk boven zijn salarisals staatsraad een persoonlijke en geheime, jaarlijkse toelage van f 2500 toege-kend. Pas over deze ‘goude brug’ was Van Hasselt bereid zijn verplaatsing naarDen Haag te aanvaarden.116

Copes van Hasselts ontslag als griffier gaf aanleiding tot nog een ander gerucht,dat minder waar dan het voorgaande bleek te zijn. Hij zou namelijk in de Raad vanState zijn benoemd om plaats te maken voor Van de Poll, zo wist C. J. van Assen temelden. Het was echter niet deze Amsterdammer, maar de Maastrichtenaar Mr.W.A. Pillera die het vacante griffiersambt kon vervullen. Net als in 1827, toenVan Hasselt werd benoemd, werd door deze keus een voordracht van Gedepu-teerde Staten gepasseerd. De voorgedragen nummer één op hun lijst, S. van Stra-len had alsnog te kennen gegeven niet in aanmerking te willen komen. Nummertwee, A.H. van Wickevoort Crommelin, die ook negen jaar geleden op de voor-drachtslijst van Gedeputeerde Staten stond, was afgevallen vanwege zijn verwant-schap met G.J.A. van Palland, lid van dit bestuurscollege. Pillera, sinds 1807 alsambtenaar verbonden aan verschillende departementen en sinds 18 15 werkzaamin Limburg, waar hij in 1816 tot griffier der Staten werd benoemd, was dan ook‘aardig uit de lucht komen vallen’, constateerde de Amsterdammer J. de Vos inmei 1836 niet zonder ergenis. Zijn benoeming zou ‘een streep door de rekening’van menig concurrent hebben getrokken. Op geen lijst kwam de naam van dezebuitenstaander voor. De Vos had ook vernomen ‘dat de koning hem eigener au-thoriteit heeft benoemd’. l17 Dit gerucht kan niet bepaald dienen als illustratie voorde populariteit van Willem 1’s besluiten in de hoofdstad.

V A N D E P O L L S D E M A R C H E S T O T H E R B E N O E M I N G E N E E R H E R S T E L

In april 1836 verbleef de koning vijf dagen in Amsterdam, mogelijk met de wenshet wederzijds vertrouwen, dat door het oproer danig was aangetast, weer wat opte vijzelen. Oud-burgemeester Van de Poll kreeg volop de gelegenheid om met de

157

koning te spreken. Al op de eerste dag van zijn verblijf gaf Willem 1 hem ‘op eenzeer vaderlijke toon’ te kennen, dat het gebeurde hem waarlijk pijn had gedaan.De volgende dag betuigde de koning opnieuw zijn spijt over de afloop van het op-roer, want er had bij hem niet de minste genegenheid bestaan zijn trouwe onder-daan als burgemeester te ontslaan. Van de Poll, op dat moment gemeenteraads- enstatenlid, antwoordde dat hij gaarne weer in een werkzame functie zou wordengeplaatst. Hierna zou de koning hem het lidmaatschap van de Raad van State -waarin Copes van Hasselt juist zitting had genomen! -hebben aangeboden, maarVan de Poll zag zich liever in het college van Gedeputeerde Staten gekozen, metbehoud van zijn uit 1828 daterende persoonlijke toelage van f 3000, die hij kenne-lijk ook na zijn ontslag nog van de koning mocht ontvangen. Aan deze wens isdoor de koning, bij wie de ex-burgemeester ook na al zijn onhandigheden noggoed stond aangeschreven, gehoor gegeven. ‘s Konings wil geschiedde, ook in deStatenvergadering van Holland. Op 7 juli 1836 werd Van de Poll, reeds na de eer-ste stemming gekozen tot lid van het college van gedeputeerden.118

Toch was Van de Poll met deze positie niet tevreden. Zijn verlangens gingen, al-le vorige moeilijkheden ten spijt, weer uit naar het burgemeesterschap van Am-sterdam. In zijn autobiografie vermeldde hij hoe kort na zijn ontslag Wiselius aanhem had gevraagd of hij niet genegen zou zijn dit ambt weer op zich te nemen.Van de Poll zou toen dit aanbod afgeslagen hebben, maar geloofwaardig komt de-ze bewering niet over. Andere stukken uit zijn archief tonen namelijk aan dat hijin de laatste maanden van 1836 serieuze stappen, waarover zijn levensbeschrijvingzwijgt, heeft ondernomen om weer op het Amsterdamse kussen te geraken. Hier-toe heeft hij zelfs een conceptbrief aan de koning opgesteld, waarin de datum vanhet benoemingsbesluit nog slechts ingevuld hoefde te worden. Volgens dit stukzou Van de Poll het ambt aanvaarden, maar wilde hij tevens de koning bij deze ge-legenheid bekend maken met een aantal moeilijkheden aangaande het bestuur vanAmsterdam, waarmee wij op pagina 141 e.v. al zijn vertrouwd geraakt. De gede-puteerde blijkt door tegenkanting en oproer niet veel wijzer te zijn geworden. Hijbleef aandringen op de vergroting van zijn macht, een verlangen dat hem eerder inAmsterdam zoveel aan populariteit had doen verliezen. li9

Van de Poll heeft de datum van het Koninklijk Besluit niet aan zijn memoriekunnen toevoegen. De voorkeur van de regering bij de periodieke aftreding van deburgemeester op 1 januari 1837 is uitgegaan naar een herbenoeming van Cramer,die in Amsterdam een grote populariteit in brede kringen genoot.120 Net als in fe-bruari 1836 diende men volgens H. van Zuylen van Nyevelt alle overtuigings-kracht te gebruiken om de onwillige Cramer tot aanvaarden over te halen. Hiertoemoest zelfs gouverneur Van Tuyll met zijn zachtaardig karakter meewerken. Op-nieuw leek er sprake te zijn van een merkwaardige eis van deze bescheiden jurist:de verwijdering van een ander persoon die de aantrekkingskracht van het burge-meesterschap zo gering maakte, politiedirecteur Wiselius. Deze zou volgens VanZuylen verplaatst en door ‘een knap actief man’, bijvoorbeeld Uitwerf Sterling

158

vervangen moeten worden. Hier bleef het echter bij een gerucht. Wiselius heeftzijn post als directeur van politie tot 1840 vervuld. Cramer heeft zich uiteindelijkeen herbenoeming laten welgevallen, niet zozeer ‘omdat de demon der ambitie inhem gevaren zou zijn’, maar eenvoudig omdat de man nu eenmaal uit plichtsbesefniets kon weigeren wat in zijn vermogen lag te doen.121 Pas na zes jaar burgemees-terschap kon Cramer naar de rechterlijke macht terugkeren. In december 1841 ishij door de koning benoemd tot vice-president van het gerechtshof van Noord-H o l l a n d .

Ook na deze mislukte kandidaatstelling bleef Van de Poll uit op een eervolle be-noeming of openlijk eerherstel. Tot dit laatste doel schreef hij in september 1837een apologie over zijn rol bij het oproer twee.jaar geleden, gericht aan de diplo-maat A.R. Falck. Deze kon echter de gedeputeerde zijn gewenste rehabilitatie nietgeven. Van de Poll had onmiskenbare fouten gemaakt in juli 1835. Overigens zaghij niet in dat de afloop van de affaire, het eervol ontslag op eigen verzoek, Van dePoll zoveel reden tot ontevredenheid kon geven. De ex-burgemeester had vroegerin zijn functie al geruime tijd van meer dan een zijde tegenwerking ondervonden.Door zijn aftreden was hij uit zijn ondankbare positie verlost, zonder dat zijnbanden met Amsterdam waren verbroken. Om zich van blaam te zuiveren,troostte de staatsman, zou Van de Poll noch zijn nageslacht een dergelijk ver-weerschrift nodig hebben. 122 Na 1837 kwam de gedeputeerde meer in de gunst vande regering te staan. In het voorjaar van 1838 werd hem door Van Doorn vanWestcapelle, nu secretaris van Staat, gevraagd of hij in aanmerking voor het lid-maatschap van de Tweede Kamer wilde komen. Zoals gebruikelijk moest Van dePoll, althans naar eigen zeggen, weer lang aarzelen over dit aanbod, dat opnieuwgetuigt van de grote mate van invloed die de regering op de keuze van de Provinci-ale Statenvergaderingen kon uitoefenen. Na lang aandringen van Van Doorn envan de koning zelf gaf de Amsterdammer toe, niet in het minst omdat hij hooptedat dit bevorderlijk zou zijn voor de carrière van zijn zonen, ‘die toch door hetgouvernement moesten voortgeholpen worden’. Ook zou zijn weigering lichtworden opgevat als voortkomende uit een ‘veete’ tegen de regering over zijn be-handeling na het juli-oproer. 123 Na zijn toestemming is Van de Poll inderdaad injuli 1838 door zijn medeleden in de Statenvergadering naar de Tweede Kamer af-gevaardigd.

D E L A A T S T E G O U V E R N E U R S B E N O E M I N G E N V A N K O N I N G W I L L E M 1

Bij zijn afscheid als griffier had Copes van Hasselt dreigend gewaarschuwd dat‘eene beduidende schakel uit de gewestelijke ketting gelicht’ werd. De verwarringzou in de kortste tijd dan ook zeer groot zijn, hoopte hij. Dat deze wens van destaatsraad is uitgekomen, is niet aannemelijk. Wel is het bekleden van het griffiers-ambt Pillera zwaar gevallen. Reeds in november 1838 wilde hij zijn functie neer-leggen. Op de tegenwoordige voet kon hij dit ambt onmogelijk blijven vervullen.In april 1839 herhaalde hij zijn klacht. In de tussentijd was er geen verbetering in

159

zijn werkomstandigheden opgetreden, integendeel, de belangen van de provincievereisten ‘al meer en meer dienstprestatie en ingespannen zorg’, terwijl zijn ge-zondheid steeds slechter werd. Zijn verzoek om ontslag met toekenning van eenpensioen werd echter afgewezen. De reden van deze negatieve beschikking wasdezelfde als de oorzaak van Pillera’s klachten: de lichamelijke maar vooral geeste-lijke verzwakking waaraan gouverneur Van Tuyll al geruime tijd leed en die al hetwerk op de griffier deed neerkomen.124

De toestand van de gouverneur verslechterde snel. In het najaar van 1839 moestPillera naar aanleiding van een gesprek met Van Tuyll aan Van Doorn melden datdeze wel geen onzin had uitgekraamd, maar wel geleek op ‘een Idiot, lagchende enbadinerende’, die geen ernstige zaken zocht aan te roeren. De gedeputeerde S. vanStralen werd benoemd tot interimair gouverneur, in afwachting van het herstelvan Van Tuyll, maar ook deze situatie werd onhoudbaar. Het probleem was ech-ter de gouverneur te overreden zich tot de koning te wenden met het verzoek omeervol ontslag - van een ongevraagde demissie mocht onder Willem I geen sprakezijn. Voor deze delicate zaak werd de hulp van Pillera ingeroepen, die het echterniet gelukte Van Tuyll persoonlijk te spreken. Diens kinderen hadden hem onderverschillende voorwendsels daarvan weerhouden. Pillera weet deze ‘draling entergiversatie’ aan de geldzucht van deze familie, die trachtte haar hoofd in functiete houden tot 1 janauri 1840, om zo het salaris voor het nieuwe kwartaal nog tekunnen opstrijken. Bovendien had de familie een ‘zeer hooge gedachte’ van deverdiensten van de gouverneur. Zij koesterde ‘eenigszins overspannen denkbeel-den . . . van het daar uit ontsprooten regt op belooning, verheffing, en wat al nietmeer’. 125

Op 28 december 1839 kwam aan deze toestand een einde. Van Tuyll kon ont-slag worden verleend en in zijn plaats werd benoemd de ambtenaar D.J. vanEwijck, laatstelijk gouverneur van Drente. Al een paar dagen daarvoor, na de af-ronding van zijn lastige overleg met de familie Van Tuyll, kreeg Pillera eindelijkzijn eervol ontslag toegezegd. Voor de opvolging van Van Tuyll had secretaris vanStaat Van Doorn een lijst opgesteld voor de koning met personen die voor het va-cante ambt in aanmerking konden komen. Ook de oude concurrenten Van de Pollen Copes van Hasselt bevonden zich tussen de kandidaten, en wel in hun functiesals lid van de Tweede Kamer en van de Raad van State, twee gebruikelijke recrute-ringsbronnen voor het gouverneursambt. 126 Geen van beiden werd benoemd. Welzou Van de Poll in februari 1840 door Van Doorn van Westcapelle het minister-schap van Financiën - Van Tets van Goudriaan was reeds in januari 1837 overle-den - zijn aangeboden, waarvoor hij echter bedankt zou hebben. Bij die gelegen-heid gaf Van de Poll de secretaris van Staat te kennen dat het gouvernement vanUtrecht, vacant geworden na het overlijden van Van Toulon op 5 januari 1840,hem wel welkom zou zijn. De voorziening in deze vacature liet echter maandenop zich wachten. De hele zomer van 1840 bleef Van de Poll in ‘eenen dobberendentoestand’ van onzekerheid over zijn kansen. De geruchten over deze benoeming,

160

evenals over die in Friesland, waar gouverneur J.A. van Zuylen van Nyevelt op 29maart 1840 was gestorven, waren dan ook niet van de lucht. De uiteindelijke be-noemingen op 15 september 1840 maakten deel uit van een serie geruchtmakendebesluiten waarmee Willem 1 op een eigenzinnige wijze afscheid van de troon nam.J.D. van Rechteren van Ahnem, gouverneur van Drente, maakte promotie tot de-zelfde functie in Overijssel, waar hij zijn broer J.H. van Rechteren van Appelternopvolgde, die naar Friesland werd verplaatst. Deze benoeming werd door delaatstgenoemde niet geaccepteerd en koning Willem 11 moest kort daarop M.P.D.van Sytzama in Leeuwarden aanstellen. Niet minder sensationeel was de benoe-ming van Van de Poll in Utrecht. Voor dit gouvernement waren gedurende hetjaar 1840 verschillende namen genoemd: J. A. van der Heim, griffier in Zeeland,en de bovengenoemde Van Rechteren van Appeltern. Ook P. Gericke, hoewel devoorkeur gevend aan het gouvernement van Limburg, zou ervoor in aanmerkingwillen komen. De benoeming echter van Van de Poll moet bij iedereen alle reste-rende twijfel over zijn ongenade hebben weggenomen.127

Van de Poll heeft deze functie in Utrecht bekleed tot 1850. In dat jaar heeft hij,op voorstel van de minister van Binnenlandse Zaken Thorbecke, zeer nadrukke-lijk tegen de wil van de koning in, zijn ontslag gekregen. Een nieuw tijdperk wasaangebroken en ieder zou het weten ook! Dat bleek niet alleen uit de procedurevan het - ongevraagde en ongewenste! - ontslag, maar ook uit de reden die hier-voor werd aangevoerd. Volgens Thorbecke moest deze vooral gezocht worden inVan de Polls conservatisme en ook in zijn gebrek aan slagvaardigheid, invloed engezag. 128

H E T O N T S L A G E N D E V A L V A N C O P E S V A N H A S S E L T

Naar het gouvernement in Noord-Holland was ook gesolliciteerd door Copesvan Hasselt. Immers, zo verklaarde hij tegenover Willem 1, zijn onversaagde ar-beid als griffier had mede ten doel gehad eenmaal een gouvernement te krijgen,‘het toppunt mijner wenschen’. De benoeming van Van Ewijck in Haarlem heeftde staatsraad ‘heete tranen’ doen vloeien. Ook zijn sollicitaties in 1840 om hethoogste ambt in Utrecht, Friesland en het hertogdom Limburg bleven zondersucces. Om zijn plaats in de Raad van State werd hij wellicht benijd door lieden dieliever ‘hun pijp in vrede roken’, maar hijzelf zou deze functie gaarne ruilen vooreen werkzaam ambt. Intussen ontmoette Van Hasselt,in de Raad van State en inDen Haag veel tegenstand. Zijn medeleden in dit adviescollege hadden hem in1836 op een voor zijn gevoel kwetsende wijze ontvangen. De geldelijke tegemoet-koming voor zijn verhuizing naar de hofstad had nieuw voedsel voor afgunst ge-geven. ‘In het donker werkende . . . ellendelingen . . . . drukten het zegel op mijnongeluk.’ Zijn vijanden deden het publiek geloven dat hij een regeringsspion was.Deze tegenstand mondde uit in een vernederende deballotage als kandidaat voorhet lidmaatschap van een Haagse sociëteit. Zijn vijanden, klaagde hij bij de ko-ning, handelden als een ‘adder, die zich bij het uitwerpen van zwadder, onder het

1 6 1

gras verschuilt’. Indien de koning hem tot gouverneur zou benoemen, zou dit deregering de f 2500 schelen, die hij nu als jaargeld van de koning ontving.129

Ook als staatsraad gaf Copes van Hasselt blijk van een ongebreidelde ambitie enintrigezucht. In 1839 werd hij als lid van een delegatie naar Antwerpen gezondenom te onderhandelen over het eindverdrag met België. Volgens verschillende ge-ruchten zou hij zijn opwachting hebben gemaakt bij het hof in Brussel om bij deBelgische regering in het gevlei te komen. Ook zou hij zich bij een diner gunstighebben uitgelaten over de Belgische grondwet, inzake de godsdienstvrijheid. Destaatsraad heeft zich inderdaad in alle bochten gewrongen om zich in België ge-liefd te maken. Het kon nauwelijks een geheim worden genoemd dat hij in dit landde post van consul-generaal van Nederland begeerde. De Belgische minister Le-beau maakte ambassadeur Falck - zie het vermakelijke verslag in diens Ge-denkschriften - in 1841 attent op de talrijke pogingen van ‘monsieur Copès’ ompopulair te worden: ‘- zijn gestadig en alternatief verschijnen in en verdwijnen uitBrussel en Antwerpen; zijne overvrijzinnige uitstootingen des harten in de Logesvan Vrijmetselaren, en bovenal zijne nauwgezetheid in het aannemen van alle di-ners en ville, van wien ook, klein of groot, de gastvrije noodiging afkomstig mogezijn. C’est au péril de compromettre sa santé; lui un sexagénaire! un digne père defamille!‘130

Van Hasselt heeft zijn ambities altijd ontkend. Hij weet de beschuldigingen aanfanatieke protestanten, die ‘in hun waanzin dollen en dwalenden ijver tegen deR.C. te velde trekken, denkende dat hun uil een valk is’. Na de terugkomst uitAntwerpen meende hij niettemin te kunnen bespeuren dat koning Willem 11 ge-loof hechtte aan deze lasterpraat. Hij werd niet meer aan diens tafel uitgenodigden bij gesprekken werd hij door hem genegeerd. Door deze gevoelens overmand,beging hij in juni 1843 een blunder: hij verzocht de koning om hem na de ratifica-tie van het verdrag in Antwerpen ontslag als staatsraad te verlenen. Wat Copes vanHasselt nu precies voor heeft gehad met deze manoeuvre is niet duidelijk, maar opeen daadwerkelijk ontslag, zonder benoeming is een vervangende functie heeft hijstellig niet gerekend. Op zijn verzoek werd opmerkelijk snel gereageerd. Reedstwee dagen later adviseerde minister van Financiën J. J. Rochussen dat het rekest,hoe vreemd ook, wel te verklaren viel: met het beëindigen van zijn opdracht inAntwerpen wilde de staatsraad ook zijn carrière afsluiten. Toen Van Hasselt luchtkreeg van dit advies heeft hij zich in een nader adres gehaast te melden dat zijn eer-dere verzoek als niet-ingekomen diende te worden beschouwd. De directeur vanhet kabinet des Konings, A.G.A. van Rappard 131 legde echter dit nieuwe adresvan de spijtoptant naast zich neer: er was reeds door de koning een besluit geno-men waarop men niet wenste terug te komen. Op 21 juli 1843 volgde het ontslagvan de staatsraad, dat merkwaardig veel overeenkomsten had met dat van zijn te-genspeler Van de Poll in februari 1836. In beide gevallen ging het om een gevraagdontslag, dat door beiden, nog voor het besluit gevallen was, is betreurd. In 1835zat Van Maanen op het vinkentouw om de Amsterdamse burgemeester te wippen,

162

nu was het de regering van Willem 11 die schoon schip wenste te maken onder alleduurbetaalde protégés van de vorige koning, die door intriges of geheime diensteneen persoonlijke toelage hadden weten te bemachtigen. Mogelijkerwijs heeft ookCopes van Hasselts grote rol in het geldverslinderde avontuur van ‘De Avondbo-de’, dat in maart 1841 op een debâcle was uitgelopen, bij het ontslag een rol ge-speeld. De Antwerpse intriges zullen ook wel van invloed geweest zijn, maar debelangrijkste reden moet gezocht worden bij het personeel van de regering zelve.Op 1 april 1842 was de protector van Van Hasselt, Van Maanen, als minister vanJustitie opgevolgd door Mr. F.A. van Hall, de Amsterdamse advocaat die van na-bij bekend moet zijn geweest met de Haarlemse intriges in de jaren voor 18351836. Onmiddellijk werd er gesproken over het ontslag van Van Hasselt.G. Groen van Prinsterer maakte C.J. van Assen er nog dezelfde maand attent op.Het voornemen van de regering hiertoe was stellig aanwezig. Het wachten was,net als in 1835, op een gunstige gelegenheid, die zich voordeed op het ‘oogenblikvan overspanning en gemoeds-aandoening’ van de staatsraad. De kans is door deregering onmiddellijk aangegrepen. 132

Copes van Hasselt zou nog dieper vallen. Het geheim archief van het Kabinetdes Konings bevat vele van zijn brieven waarin hij zijn spijt betuigde over zijn on-doordachte stap. Zijn vrouw was kennelijk in tranen weggesmolten en zijn klein-kinderen hadden gevraagd wie er toch overleden was. Deze en andere smartelijkegebeurtenissen werden breeduit ver- en vooral herhaald in lange brieven. Vaakzeurde Van Hasselt over de mededeling van zijn ontslag in de ‘Staatcourant’,waarbij de gebruikelijke dankzegging evenmin als zijn benoeming tot staatsraad inbuitengewone dienst vermeld was. Deze openbare vernedering zou het nodig ma-ken dat de koning ‘weldoende balzem’ in zijn ‘wijd opengeretene wonden gieten’zou. Wensen om een gouverneurschap, lidmaatschap van de Eerste Kamer enRaad van State, of adelstitel werden ook talloze malen kenbaar gemaakt. Op al de-ze verzoeken, klachten, gelukwensen en andere nonsens werd door de regeringbegrijpelijk koel gereageerd. Copes van Hasselt was in 1843 reeds voldoende be-loond met het commandeurskruis in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Zijnhuidige positie was bepaald door een vrijwillig genomen ontslag. Bovendien voer-de hij de titel ‘staatsraad in buitengewone dienst’. Men zag niet in welke verlan-gens hij nu nog meer kon hebben.133

Copes van Hasselt ging op een steeds verongelijktere toon schrijven. In ruilvoor zijn terugkeer in de Raad van State was hij zelfs bereid afstand te doen vanzijn geheime toelage, die hij sinds 1836 genoot. Aan dit jaargeld kwam in april1848 een einde, maar dan zonder de gevraagde tegenprestatie. Na lang dreigen metgerechtelijke procedures heeft Van Hasselt zich in augustus 1849 bij deze maatre-gel neergelegd, in de hoop dat nu dan een openlijk*eerherstel zou worden uitge-sproken. De minister van Financiën P.Ph. van Bosse wilde hem zelfs deze rehabi-litatie niet toestaan. Hiertoe bestond geen enkele noodzaak: de geheime toelagewas te beschouwen als een gunst, zonder enige verplichting voor de regering,

163

vond hij. Het afstand doen van dit jaargeld leverde geen grond op voor een of an-der blijk van welgevallen van de koning. Sinds 1846 woonde Copes van Hasselt inMaastricht, waar hij in februari 1847, op bijna zeventigjarige leeftijd, de eed alsadvocaat heeft afgelegd. Hij overleed op 1 mei 1860 in Haarlem, de stad waar hijzo lang het gouverneurschap had geambieerd.134

A F K O R T I N G E N

A.R.A.Bizaexh.G.A.Just.K.d.K.Van MaanenP.A. 183R.G.PSt.secr.z.d.

Algemeen Rijksarchief, Tweede Afdeling, ‘s-GravenhageBinnenlandse Zakenexhibitum (dagtekening van een stuk)GemeentearchiefMinisterie van Justitie, 1813-1876Kabinet des Konings, 1841-1897Algemeen Rijksarchief, Particuliere Collecties, 18 Van Maanen, aanwinst 1900Gemeentearchief Amsterdam, Particuliere Archieven, 183 Van de PollRijks Geschiedkundige PublicatiënStaatssecretarie, 1813-1840zonder dagtekening

N O T E N

1. J.Z. Kannegieter, ‘Het belastingoproer te Amsterdam in 1835’, /aarboek oun het GenootscbupAmstelodumun, XxX11 (1935), p. 249-313. Aan het historiografisch overzicht dat Kannegieterop p. 249-250 geeft, dient te worden toegevoegd: Dr. G. Pikkemaat, Regenten en magistraten,Alphen aan den Rijn 1967, waar in het hoofdstuk over ‘Willem Daniël Cramer, meer bourgeoisdan regent’ de juli-gebeurtenissen van 1835 worden geschetst.

2. Wel springt Kannegieter in zijn 74 pagina’s tellend artikel nogal luchtig om met de chronologieder gebeurtenissen en is zijn bronnenaanduiding vol lacunes.

3 . G.A. Amsterdam, Particuliere Archieven, nr. 183 [hierna: P.A. 1831, (niet geïnventariseerd,voorlopig portefeuillenummer) 3, A.R. Falck, 24 oktober 1837.

4. Nieuw Nederlundsch Biografisch Woordenboek, P.C. Molhuysen, P.J. Blok e.a. eds., Leiden1911-1937, VII, p. 533; A.R.A., Biza Kabinet 1817-1877, 26, K 1014, gouverneur Limburg, 13maart 1830.

5 . Ibidem; A.R.A., Biza Kabinet 1817-1877, 26, K 920, gouverneur West-Vlaanderen, 10 maart1830, G; A.R.A., Just., 166, exh. 14 april 1823, 146, Van Maanen, 24 maart 1823.

6 . Mr. Jan Schouten, eerst auditeur-militair in Noord-Brabant, later rechter ter instructie te Alk-maar.

7 . Mr. Dirk van Foreest (1792-1833), 1824 wethouder in Alkmaar, 1827 lid Tweede Kamer.8 . A.R.A., Just. 166, exh. 14apriI1823, 146,VanMaanen,24maart1823;A.R.A.,St.secr. 1651,

exh. 2 mei 1823, 22.9 . J.R. Thorbecke, De briefwisseling van1.R. Tboubecke (uitgegeven door G.J. Hooykaas), deel 11,

1833-1836, R.G.P. kleine serie 47, ‘s-Gravenhage 1979, p.467.10. Welke Backer is bedoeld, valt niet uit te maken. Mogelijk de advocaat C. Backer (1798-1864), de

stadssecretaris W.J. Backer (1798-1851) of het raadslid H. Backer (1792-1846).ll. A.R.A., St.secr. 6030, nrs. 2838’ en 2851c; A.R.A., St.secr. 2644, exh. 9 januari 1827, 40.12. A.R.A., St.secr. 6030, nr. 2851c, De Mey van Streefkerk, 14 januari 1827.1 3 . Ook de Limburgse gouverneur De Beeckman erkende zijn administratieve kunde, in het bijzon-

der zijn ‘vloijende stijl’.14. A.R. Falck, Gedenkschriften (uitgegeven door H.T. Colenbrander), R.G.P. kleine serie 13,

164

‘s-Gravenhage 1913, p. 684.1 5 . Ibidem, p. 124; Vgl. mijn doctoraalscriptie, Tussen provincie en gemeente. Een politieke geschie-

denis van het districtscommissariaat in Nederland, 1813-1850 (machineschrift), Tilburg 1981,waarin ik de benoemingen van de arrondissementscommissarissen, de opvolgers van de onder-prefecten heb geanalyseerd.

16. Slechts te elfder ure was J.H. Schorer, de uiteindelijke gouverneur in Zeeland, aan het tweetaleerder benoemde vertrouwensmannen in dit gewest toegevoegd.

17. Vgl. mijn artikel ‘De afkoop van het bestuurlijk deel der heerlijke rechten in Noord-Brabant,1814-1819’, Varia Historica Brabantica, X1 (1982), p. 137-194, waarin over de benoeming vangouverneur Hultman wordt gesproken. Over de eerste vier gouverneurs in deze provincie bereidik een studie voor, die zal uitkomen in 1986 in de serie ‘Bijdragen tot de geschiedenis van het Zui-den van Nederland’.

18. A.R.A., Particuliere Collecties, 18 Van Maanen, Aanwinst 1900 [hierna: Van Maanen], 80,A.W. Philipse, 1 juni 1819.

1 9 . Groen van Prinsterer, Schriftelijk nalatenschap (uitgegeven door C. Gerretson en A. Goslinga),Tweede deel, Briefwisseling I 1808-1833, R.G.P. grote serie 58, ‘s-Gravenhage 1925, p. 791,Jeronimo de Vries; J. de Bosch Kemper, Geschiedenis van Nederland na 1830, 11, Amsterdam1874, 448.

20. A.R.A., St.secr. 6028, nr. 1873’, Van Tets, 19 juli 1825.21. A.R.A., St.secr. 6031, nrs. 3684c en 3695c, VanTets, 7 en 10 mei 1828; P.A. 183, aanwinst 1972,

3, W.F. Röell, 5 juni 1828.22. A.R.A., St.secr. 5696, exh. 4 november 1826, 124, minister van Biza, 1 november 1826, 1 ge-

heim.23. Gedenkstukken der Algemeene Geschiedenis van Nederland van 1795 tot 1840 (uitgegeven door

H.T. Colenbrander), deel IX, Regeering van Willem I, 1825-1830 11, R.G.P. grote serie 37,‘s-Gravenhage 1917, p. 921, Van Zuylen, 11 september 1828.

24. A.R.A., St.secr. 5979B, exh. 31 oktober 1836, 0 36 bis; P.A. 183, 8, CopesvanHasselt, 11 juni1829; Van Maanen, 89, Copes van Hasselt, 3 november 1830; Van Maanen, 91, G. Fontein Ver-schuir, 26 oktober 1833.

25. A.R.A., St.secr. 5781B, exh. 8 juli 1835, G 23, anonieme brief, z.d.26. A.R.A., St.secr. 6028, nr. 2036 “c, Van Tets, 25 september 1825; P.A. 183, aanvulling 1972, 2,

Levensbeschrijving. Het Nieuw Nedevlandsch Biografisch Woordenboek wijkt hiervan op enkelepunten af.

27. P.A. 183, aanvulling 1972, 2, Levensbeschrijving; Voor Van de Polls geringe mate van populari-teit. zie ook: N.C.F. van Sas. ‘Een Amsterdamse realist: Willem Frederik Röell 1767-1835’. Fi-guren en figuraties. Acht opstéllen aangeboden aan J.C. Boogman, Groningen 1979, 81; A.RlA.,St.secr. 6026, nr. 602c, anonieme brief, z.d. en Van Tets, 18 december 1823.

28. A.R.A., St.secr. 6028, nr. 1880”, Van Tets, 19 juli 1825.29. ibidem, Van de Poll, 22 juli 1825, Van Tets, 23 juli 125; A.R.A., St.secr. 6028, nr. 1948’, Van

Tets, 20 augustus 1825; A.R.A., St.secr. 6028, nr. 2036”“, Van Tets, 25 september 1825.30. A.R.A., St.secr. 6029, nr. 2593’, Van Tets, 29 juli 1826.31. Kannegieter, ‘Belastingoproer’, p. 299.32. A.R.A.. St.secr. 5716. exh. 10 november 1828. F 31. voordracht Röell: A . R . A . , Particuliere

Collecties, 78) Röell, í20, Van de Poll, 7, 13 en24 november 1828.33. P.A. 183, 19, gouverneur Noord-Holland, z.d.34. Groen van Prinsterer, Briefwisseling 1808-1833, p. 259’.35. Vgl. de overspannen verwijten van koning Willem 1 na het verwerpen van de Domeinwet door de

Tweede Kamer in 1822 aan het adres van Amsterdam en het nuchtere antwoord hierop van Röell:Van Sas, ‘Röell’, p. 84.

36. A.R.A., St.secr. 6027, nr. 934c, Van Tets, z.d. (= 2 juni 1824); Vgl. Van Sas, ‘Röell’, p. 96.37. Groen van Prinsterer, Briefwisseling 1808-1833, p. 791, Jeronimo de Vries; A.R.A., St.secr.

6028, nr. 1873c, Van Tets, 19 juli 1825.38. A.R.A., St.secr. 6029, nr. 2769’, Van Tets, 29 november 1826; Voor deze stand van zaken had

165

3 9 .

40.41.

42.43.

44.

45.46.

47.48.49.50.51.52.

53.54.

55.

5 6 .57.58.59.60.61.62.

63.

Van Tets inderdaad al eerder gewaarschuwd, en wel in 1815, toen hij protesteerde tegen het doorde Raad van State opgestelde ontwerp voor een bestuursreglement, waarin door de verschuivingvan alle macht naar de raad het gezag van de burgemeesters aanzienlijk werd aangetast: C.W. vander Pot, ‘Gemeentelijke bestuursorganisatie 1815.1819’, Tijdschrift VOOY rechtsgeschiedenis, X11(1933), p. 251-252.A.R.A., St.secr. 5750, exh. 7 juni 1832 R 15, B&W Amsterdam, 16 mei 1828, B&W Haarlem, 20mei 1828, Kamer van Koophandel Amsterdam, 20 mei 1828, Gedeputeerde Staten Noord-Hol-land, 2 juni 1828, 1.P.A. 183, aanwinst 1972, 3, W.F. Röell, 4 juni 1828.H.J. Versteeg, Van Schout tot Hoofdcommissaris. De politie voorheen en thans, Amsterdam1925, p. 156, 167 en 188; Vgl. de klacht van Van Tets op zekere nalatigheid van Wiselius, Ge-denkstukken, deel VIII, Regeeuing van Willem I, 181j-1821i 11, R.G.P., grote serie 27, ‘s-Gra-venhage, 1915, p. 215, 2 mei 1819; Vgl. ook Kannegieter, ‘Belastingoproer’, p. 287.A.R.A., St.secr. 6026, nr. 139’, Van Tets, 4 maart 1823.Voor Fallée, zie Versteeg, Van schout tot Hoofdcommissaris, p. 158, H.J. Zomerdijk, Het mu-ziekleven in Noord-Brabant 1770-1850, Tilburg 1981, p. 204.Gedenkstukken, deel IX, Willem I, 1825-1830 ZZ, p. 47, Wiselius, 13 oktober 1825; P.A. 183,aanwinst 1972, 2, Levensbeschrijving; P.A. 183, 19, Copes van Hasselt, 9 december 1828.P.A. 183, aanwinst 1972, 2, Levensbeschrijving.P.A. 183, 19, Copes van Hasselt, 1 december 1828. De lezer begrijpt dat de geadresseerde dezeaansporing gelukkig naast zich heeft neergelegd.ibidem, concept, z.d., Copes van Hasselt, 9 en 21 december 1828.Ibidem, Copes van Hasselt, 5 februari 1829.P.A. 183, 8, Copes van Hasselt, 28 april 1829.ibidem, Copes van Hasselt, 4 juli 1830 en 5 juni 1830.P.A. 183, aanwinst 1972, 2, Levensbeschrijving.Ik ben ‘altijd nog al hevig van imborst geweest’, bekent Van de Poll in zijn Levensbeschrijving,ibidem.Pikkemaat, ‘Cramer’, p. 197-199.Groen van Prinsterer, Briefwisseling 1808-1833, p. 291, C.J. van Assen, mei 1830; A.R.A.,St.secr. 5775, exh. 15 december 1834, A 42; Gedenkstukken, deel X, Regeeving van Willem I,1830-1840 V, R.G.P., grote serie 50, ‘s-Gravenhage 1922, p. 578, Copes van Hasselt (bijlage), 26maart 1835; A.R.A., K.d.K. 4133, exh. 19 januari 1841, B 2; vgl. de eerder vermelde klachtenover Van de Poll en Van Tuyll, p. 131 en 129; De Amsterdammer P.J. Ameshoff berichtte in de-cember 1834 dat men de burgemeester beet had genomen. Na het overlijden van zijn broer hadhij zijn zoon met het doodgraversambt bij de Lutherse Kerk begunstigd. De kerkmeesters wei-gerden de benoemde echter een toelage te geven, zodat deze er zelfs geld moest bijleggen, G.A.Helmond, Familiearchief Wesselman, voorlopig inventarisnummer 93, 12 december 1834.P.A. 183, aanwinst 1972, 2, Levensbeschrijving; A.J. Veenendaal, ‘De advocaat Lipman expo-nent van de Amsterdamse geest in 1830’, Bijdragen en mededelingen betreffende de geschiedenisdeu Nederlanden, LXXXIII (1969), p. 116-149.Kannegieter, ‘Belastingoproer’, p. 263 en 295.Van Maanen, 91, J. Fabius, 3 september 1832.Kannegieter, ‘Belastingoproer’, p. 305-306.P.A. 183, 3, Bouwstoffen voor eene memorie.P.A. 183, 8, Copes van Hasselt, z.d. (dinsdag).A.R.A., Stsecr. 5750, exh. 7 juni 1832, R 15.Inderdaad vond het publiek de bemoeienissen van Van de Poll te ver gaan. In december 1829zouden enige dames in een Comité van Weldadigheid benoemd worden. ‘Dadelijk heeft de Bur-gemeester, die een ware bemoeijal is, zich van alles meester gemaakt’, schreef ex-generaal J. W.Janssens aan zijn vriend Röell, A.R.A., Particuliere Collecties, 78 Röell, 119 (correspondentieH-L), J.W. Janssens, 3 december 1829.P.A. 183, 3, Bouwstoffen voor eene memorie.

166

64. A.R.A., St.secr. 5771, exh. 27 juli 1834, A 25, B&W Amsterdam, 12 juli 1834.65. Ibidem, Van de Poll (particulier), 27 juni 1834.66. Bij deze uitlating schreef de koning in de marge: ‘NB Maire!?‘.67. A.R.A., St.secr. 5771, exh. 27 juli 1834, A 25, minister Biza, 25 juli 1834, 1 geheim.68. P.A. 183, aanwinst 1972, 2, Levensbeschrijving.69. Van Maanen, 91, Copes van Hasselt, 17 maart 1833; Van Maanen, 240, Copes van Hasselt, 25 ju-

li 1835; Vgl. Kannegieter, ‘Belastingoproer’, 298-299.70. A.R.A., Biza Kabinet 1817-1877, K 240-244. In totaal zou Copes van Hasselt tot maart 1836

240 geheime rapporten schrijven.71. A.F. J. van Kempen, Een regeringsgezind reuzengevaarte. ‘De Avondbode’ van Mr. C.J. G. C o -

pes van Hasselt en C.G. Withuys, 1840-1841, (bijvakscriptie, machineschrift) Tilburg 1983.72. A.R.A., St.secr. 5855A, exh. 7 augustus 1840, X 40, CG. Withuys, 3 juli 1840.73. Kannegieter, ‘Belastingoproer’, p. 298-299.74. A.R.A., Particuliere Collecties, 78 W.F. Röell, 119 (correspondentie H-L), J.W. Janssens, 3 de-

cember 1829.75. P.A. 183, 8, Copes van Hasselt, 26 december 1829.76. Sollicitaties van Copes van Hasselt om een gouverneurschap: A.R.A., Biza Kabinet 1817-1877,

26, K911, K920; Biza Kabinet 1817-1877, 30, K 1008, K 1011; A.R.A., St.secr. index, exh. 18oktober 1828, 123.

77. G.A. Helmond, familiearchief Wesselman, 93, P.J. Ameshoff, 18 oktober 1833.78. Van Maanen, 91, Copes van Hasselt, 17 maart 1833.79. A.R.A., St.secr. 5783A, exh. 15 oktober 1835, K 35, anoniem, 6 oktober 1835.80. Kannegieter, ‘Belastingoproer’, p. 259-263. Geheel geheim waren deze toezeggingen beslist niet

gebleven: verscheidene personen wisten ervan.81. A.R.A., St. secr. 57834, exh. 15 oktober 1835, K35, anoniem, 6 oktober 1835; P.A. 183,3, Ver-

slag van de ongeregeldheden (130 pagina’s folio), 13 april 1836.8 2 . Het gestel van het kantoorkneusje, dat niet zoals twaalf (!) van zijn neven in het leger zijn bestaan

vond, belette hem overigens niet een kapiteinsrang bij de Amsterdamse schutterij te bekleden.83. Van Maanen, 239, J.M. van Tuyll, 10 december 1833.84. P.A. 183, aanwinst 1972, 3, Copes van Hasselt, 18 januari 1834; C.J. van Tuyll is wel tot de zet-

tersfunctie benoemd.85. P.A. 183, 3, burgemeester Amsterdam, 29 januari 1835, n. 6093.86. P.A. 183, 3, Verslag van de ongeregeldheden.87. Ontslag: Gedenkstukken, deel X, Willem Z, 2830-1840 V, p. 578, Copes van Hasselt, 26 maart

1835; Voorspelling: Kannegieter, ‘Belastingoproer’, p. 273.88. Gedenkstukken, deel X, Willem I, 1830-1840 V, p. 579, J. Fabius, 23 maart 1835.89. P.A. 183, 3, Verslag van de ongeregeldheden; Kannegieter, ‘Belastingoproer’, p. 284.90. Gedenkstukken, deel X, Willem I, 1830-1840 V, p. 579, J. Fabius, 23 maart 1835; Van Maanen,

92, J. Fabius, 15 maart 1835.91. P.A. 183, aanwinst 1972, 3, Copes van Hasselt, 19 mei 1835.92. Kannegieter, ‘Belastingoproer’, p. 2977.93. Ibidem, p. 284-285 en 289-290.94. P.A. 183, 3, A.R. Falck, 24 oktober 1837.95. P.A. Brugmans, z.d., geciteerd door Kannegieter, ‘Belastingoproer’, p. 282.96. G.A. Helmond, familiearchief Wesselman, 94, P.J. Ameshoff, 22 augustus 1835; 95, P.J. Ames-

hoff, 17 februari 1836; Groen van Prinsterer, Schriftelijke Nalatenschap (uitgegeven door C.Gerretson en A. Goslinga), Derde deel, Briefwisseling II 1833-1848, R.G.P., grote serie 114,‘s-Gravenhage 1964, p. 142, C.J. van Assen, 5/7 januari 1836; ibidem, p. 122, H.J. Koenen, 1augustus 1835; ibidem, p. 149, H.J. Koenen, 13 februari 1836; Gedenkstukken, deel X, WillemZ, 1830-1840 V, p. 599, Van Zuylen, 16 februari 1836; M.C. van Hall: A.R.A., St.secr. 5789,exh. 11 maart 1836. E 9.

97. A.R.A., K.d.K. 4133, exh. 19 januari 1841 B 2, anoniem, 22 december 1840; A.R.A., St.secr.5855A, exh. 7 augustus 1840, X 40, C.G. Withuys, 3 juli 1840.

167

98. Kannegieter, ‘Belastingoproer’, p. 284; J. Fabius, 18 juli 1835, geciteerd door Kannegieter, ibi-dem, p. 298; Van Maanen, 92, J. Fabius, z.d. en 8 november 1835.

90. Kannegieter , ‘Belast ingoproer’ , 300.p.100. A.R.A., St.secr. 5781B, exh. 8 juli 1835, Gz3, anoniem, zd.; A.R.A., St.secr. 5783A, exh. 15

oktober 1835, K 35, anoniem, 6 oktober 1835; In een brief van P.J. Ameshoff was eveneenssprake van de vervanging van Wiselius door Fallée, G.A. Helmond, familiearchief Wesselman,94, 22 augustus 1835.

101. Kannegieter, ‘Belastingoproer’, p. 304-305. Fabius’ vermoeden dat Van de Poll minister VanDoorn had ‘ingepakt door laffe vleijerij’, Van Maanen, 92, J. Fabius, z.d., lijkt uit de lucht ge-grepen.

102. P.A. 183, 3, Verslag van de ongeregeldheden; Gedenkstukken, deel X, Willem I,1830-1840 V,p. 599, Van Zuylen, 16 februari 1836; ibidem, p. 600, Van Zuylen, 19 februari 1836.

103. Kannegieter , ‘Belast ingoproer’ , 308-310.p.104. Ibidem, p. 311. Dat de koning, zoals Kannegieter beweerde, zou hebben gekozen vóór minis-

ter Van Doorn en tegen Van Maanen, is mij niet duidelijk geworden uit de weergave van de ad-viezen in dit artikel.

105. Ibidem, 311-312; P.A. 183, 3, Verslag van de ongeregeldheden.p.106. P.A. 183, 3, Verslag van de ongeregeldheden.107. A.R.A., St.secr. 5789, exh. 11 maart 1836, E 9; Groen van Prinsterer, Briefwisseling 1833-

1848, p. 142, C.J. van Assen, 5/7 januari 1836; Gedenkstukken, deel X, Willem I, 1830-1840 V,p. 599, Van Zuylen, 16 februari 1836; ibidem, p. 600, Van Zuylen, 19 februari 1836.

108. Van Maanen, 92, J. Fabius, z.d.109. Kannegieter, ‘Belastingoproer’, p. 299-301: Hooft was een slecht mens, een ‘brouillon’, fielt,

en een ‘Urbeber’, en dan nog wel ‘in slechtheid geconfijt’; Gedenkstukken, deel X, Willem Z,1830-1840 V, 600, Van Zuylen, 16 en 19 februari 1836.p.

110. A.R.A., St.secr. 5789, exh. 11 maart 1836, E 9.111. Gedenkstukken, deel X, Willem 1, 1830-1840 V, 600 Van Zuylen, 2 maart 1836; J. de Boschp.

Kemper, Geschiedenis van Nederland na 1830, 111, Amsterdam 1875, letterkundige aanteke-ningen, p. 77; G.A. Helmond, familiearchief Wesselman, 95, P.J. Ameshoff, 6 maart 1836.

112. Ibidem.113. A.R.A., Biza Kabinet 1817-1877, 44, K 1248, Cramer, 4 maart 1836.114. J.R. Thorbecke, Briefwisseling II, 1833-1836, 525, J. de Vos, 25 mei 1836.p.115. Ibidem, 467, C.J. van Assen, 9 maart 1836.p.116. A.R.A., St.secr. 6044, nr. 530K, CopesvanHasselt, 15 september 1840;A.R.A., K.d.K. 4146,

exh. 31 mei 1842, E 20, Copes van Hasselt, zd.; A.R.A., K.d.K. 4159, exh. 1 1843 Xaugustus27, Copes van Hasselt, 28 juli 1843; A.R.A., St.secr. 6039, nr. 74V, Copes van Hasselt, 9 maart1836, nr. 85V, Copes van Hasselt, 11 maart 1836; Van Maanen, 92, Van Tets, z.d. (maandag).

117. J.R. Thorbecke, Briefwisseling ZZ, 1833-1836, p. 467, C.J. van Assen, 9 maart 1836; ibidem, p.525, J. devos, 25mei 1836;A.R.A., BizaKabinet 1817-1877,45, K1319, W.A. Pillera, 15april1839.

118. P.A. 183, 3, Audiëntie bij Z.M.; ibidem, Verder verbaal van gebeurtenissen.119. P.A. 183, aanwinst 1972, 2, Levensbeschrijving; P.A. 183, Bouwstoffen voor eene memorie;

ibidem, concept-brief aan de koning, 1836.120. H. Brugmans, Geschiedenis van Amsterdam, deel 5, Stilstaand getij 1795-1848, Utrecht 19732,

p. 200.121. A.R.A., St.secr. 5979B, exh. 31 oktober 1836, 0 36bis, Cramer, 8 oktober 1836, H. van Zuy-

len, 16oktober1836,B...., 18oktober1836;A.R.A.,BizaKabinet1817-1877,44,K1248,VanTuyll, 6 november 1836.

122. P.A. 183, 3, A.R. Falck, 24 oktober 1837.123. P.A. 183, aanwinst 1972, 2, Levensbeschrijving.124. A.R.A., Biza Kabinet 1817-1877, 45, K 1319, PiIlera, 15 april 1839 en 17 1839.augustus125. Ibidem, Pillera, 14 december 1839; A.R.A., St.secr. 6043, nr. 449K, Verslag bijeenkomst met

griffier Pillera.

168

126. Ibidem, notitie secretaris van Staat Van Doorn.127. P.A. 183, aanwinst 1972, 2, Levensbeschrijving; P.J. Blok, Geschiedenis wun het Nedevland-

sche Volk, deel IV, Leiden, 19152, p. 361; Groen van Prinsterer, Briefwisseling, 1833-1848, p.149, Groen, 21 januari 1840; A.R.A., Stsecr. 6044, nr. 526K, P. Gericke, 12 augustus 1840.

128. G.J. Hooykaas, ‘Het ontslag van de Kommissaris des Konings in de provincie Utrecht in 1850’,Jaarboek Oud-Utrecht, 1976, p. 204-215.

129. A.R.A., St.secr. 6044, nr. 530K, Copes van Hasselt, 15 september 1840; A.R.A., K.d.K. 4146,exh. 31 mei 1842, E 20, Copes van Hasselt, z.d.

130. A.R.A., K.d.K. 4199, exh. 2 januari 1848D, Copes van Hasselt, 6 december 1847, adres 76 pa-gina’s; A.R. Falck, Gedenkschriften, p. 684, Falck aan Verstolk van Soelen, 13 januari 1841;Vgl. hiermee de bewering van Copes van Hasselt tegenover Van Maanen: Men heeft ons op eendiner te Brussel gewaand, terwijl wij stil en nederig in Antwerpen waren. ‘Ik onthoude mijvoorbedachtelijk van het bijwonen van festiviteiten.‘, Van Maanen, 92, Copes van Hasselt,Antwerpen, 9 september 1839.

131. In die functie de opvolger van secretaris van Staat Van Doorn van Westcapelle.132. A.R.A., K.d.K. 4199, exh. 2 januari 1848 D; Ontslag Copes van Hasselt: K.d.K. 4157, exh. 30

juni 1843, G 23; K.d.K. 4158, exh. 8 juli 1843, K 24 en exh. 25 juli 1843, 0 26; K.d.K 4159,exh. 1 augustus 1843, X 27 en Y 27; A.R.A., Particuliere Collecties, 213) A.G.A. van Rappard,35, Copes van Hasselt, 8 juli 1843; Groen van Prinsterer, Briefwisseling, 1833-1848, p. 446,Groen, 13 april 1842.

133. Eenselectie:A.R.A., K.d.K. 4165, exh. 8februari 1844, V5;K.d.K. 4166, exh. 23maart1844,M 13; K.d.K. 4183, exh. 26 januari 1846, G 4; K.d.K. 4188, exh. 22 oktober 1846, W 31.

134. A.R.A., K.d.K. 4209, exh. 2 september 1849, B 24; K.d.K. 4210, exh. 9 november 1849, N 30;K.d.K. 4211, exh. 24 februari 1850 U 3; K.d.K. 4538, nr. 682KdK en nr. 757KdK.

169

KRONIEK VAN AMSTERDAM OVER 1984

S A M E N G E S T E L D D O O R

W . JAGERMAN

J A N U A R I 1 9 8 4

Het aantal inwoners van de hoofdstad is gedaaldtot 687.499; in Amsterdam wonen momenteel127 verschillende nationaliteiten, vanaf een en-kele Mozambikaan en Kambodjaan tot , alsgrootste nationale minderheid, 22.626 Marok-kanen, gevolgd door 15.666 Turken. Inclusiefde Nederlanders die van oorsprong ook een bui-tenlandse nationaliteit hebben zijn er in totaal79.197 buitenlanders. Verder wonen er in Am-sterdam nog zo’n kleine 40.000 mensen van Su-rinaamse afkomst. zondag 1

7 Mr. J. Oranje; initiatiefnemer van verschillendeinstellingen op het gebied van restauratie en mo-numentenzorg in de hoofdstad, op de leeftijdvan 55 jaar. woensdag 4

Opening van de expositie ‘70 jaar Beursplein 5’door wethouder E. Heerma t.g.v. het 70-jarigbestaan van de Amsterdamse Effectenbeurs.

donderdag 5

De Amsterdamse sterrenkundige dr. J. van Para-dijs krijgt de Pastoor Schmeitsprijs voor Sterren-kunde; hij ontvangt deze prijs voor zijn werk ophet gebied van röntgenbronnen in het heelal.

vrijdag 6

Wethouder E. Heerma neemt de ‘opengewerktetekening van het Stadhuis/Muziektheater’, ver-vaardigd door de Amsterdamse Grafische Be-drijven, in de Nieuwe Kerk in ontvangst.

maandag 9

t Paul Brandt, oprichter van het gelijknamige Am-sterdamse veilinghuis; op de leeftijd van 83 jaar.

maandag 9

Stefan van der Meer van het Amsterdamse Okura-hotel wint de Zilveren Koksmuts, een jaarlijkse

170

onderscheiding voor de beste kok; de uitreikingvond plaats op de Horecava, de horeca-vak-beurs. donderdag 12

Het fregat HMS Leander van de Britse marinebrengt een informeel bezoek aan Amsterdam.

donderdag 12

t Dirk Kersbergen, poppenkastbespeler op deDam; op de leeftijd van 57 jaar. vrijdag 13

De Amsterdamse kleinkunstkenner Wim Ibo en deUtrechtse student J. Nugteren hebben het initi-atief genomen voor de oprichting van een bron-zen beeld van de cabaretier Wim Kan en zijnvrouw Corry Vonk, te plaatsen op het Leidse-plein; volgens initiatiefnemers hebben B. en W.hiervoor al toestemming gegeven. maandag 16

In de vrouwengevangenis De Singel, onderdeel vande Penitentiaire Inrichting Overamstel, is eenstaking onder de gedetineerden uitgebroken;ongeveer 45 van de 70 vrouwen weigeren hunwerk uit te voeren omdat zij door nieuwe bezui-nigingen beknot zijn in de recreatieve mogelijk-heden. dinsdag 17

De Amsterdamse politie heeft bij invallen in dehoofdstad de grootste partij verdovende midde-len ooit in Nederland aangetroffen in beslag ge-nomen; het gaat om een partij hasjiesj en mari-huana met een verkoopwaarde van ongeveer 30miljoen gulden. woensdag 18

B. en W. maken ingrijpende plannen bekend voorhet Rembrandtplein en omgeving. Vanaf 1986zal dit gebied grotendeels voetgangersgebiedzijn. Het voorstel bevat maatregelen voor de re-constructie van: Muntplein, Amstel, Reguliers-breestraat , Amstelstraat , Rembrandtplein enThorbeckeplein. woensdag 18

Onder grote belangstelling ging de inventaris vande bekende Amsterdamse nachtclub The BlueNote onder de hamer; de nachtclub maakte in dejaren 50/60 opgang door het optreden van toon-aangevende artiesten op het gebied van cabaret,variété en striptease. donderdag 19

Een groep van ca. 100 jongeren dringt het gebouwvan de Nederlands-Zuidafrikaanse Verenigingaan de Keizersgracht binnen en richt daar vernie-lingen aan, de gehele bibliotheek wordt in hetwater van de gracht gedeponeerd, dit alles in hetkader van een actie tegen racisme en apartheid.

donderdag 19

Ter gelegenheid van het 25-jarig jubileum van hetAmsterdams Grafisch Atelier is in Arti et Amici-tiae een jubileumtentoonstellingingericht.

vrijdag 20

De overvloedige sneeuwval heeft de avondspitsveranderd in één grote verkeerschaos; praktischalle snelwegen stonden vol, Amsterdam raaktevolledig geïsoleerd doordat alle autowegen ver-stopt waren. maandag 23

Wethouder Walraven slaat de eerste paal voor deSporthal Zeeburg tegenover het Flevo Parkbad.

maandag 23

Mevrouw Van Oss viert in het verpleeghuis DeAmstelhof haar 105e verjaardag. maandag 23

In een vanmorgen gepubliceerd onderzoek Am-sterdamse arbeidskrachtentelling blijkt de werk-loosheid in Amsterdam tussen begin 1981 en eind1983 nagenoeg te zijn verdubbeld. dinsdag 24

Start van de 2-daagse Prinsenhof-conferentie overracisme en discriminatie in de hoofdstad. Tijdensde eerste discussies laaiden de gemoederen hoogop en kreeg het gemeentelijk beleid er flink vanlangs van de diverse vertegenwoordigers.

donderdag 26

De Stichting V.O.C.-schip Amsterdam maakt deplannen bekend voor mogelijke uitgraving vanhet 235 jaar geleden bij Hastings gezonken

V.O.C.-schip ‘de Amsterdam’. Een proefgra-ving moet uitmaken of het de moeite waard is.

donderdag 26

Op een feestelijke wijze worden door Lisa Gerthgerestaureerde wandschilderingen met Amster-damse taferelen in de eetzaal van Die Port vanCleve aan de N.Z.Voorburgwal opnieuw ont-huld. De voorstellingen dateren van 1964 toendirecteur D. Kapelle de kunstenaar Nico Rolle,winnaar van de Prix de Rome, tot vervaardigingopdracht gaf. donderdag 26

De Amsterdamse bierbrouwer A. Heineken heefteen van de hoogste Franse onderscheidingen ont-vangen; hij kreeg deze wegens zijn genegenheiden belangstelling voor Frankrijk. vrijdag 27

t Pierre Myin, toneelspeler in Amsterdam, op deleeftijd van 91 jaar. vrijdag 27

Uit het gepresenteerde structuurplan ‘De Stad Cen-traal’ blijkt dat Amsterdam binnen de stadsgren-zen tot het jaar 2000 zo’n 140.000 woningenmoet bouwen wil het de terugloop van de bevol-king - van 875.000 in 1958 tot 687.000 nu - eenhalt toeroepen; gebeurt dit niet dan zal de stadmaar 600.000 inwoners overhouden. vrijdag 27

Mr. H. Smit enMr. W.D.C. ter Haar zijn benoemdtot vice-president van het Amsterdamse ge-rechtshof. vrijdag 27

Auschwitzherdenking bij het Spiegelmonument opde Nieuwe Oosterbegraafplaats. BurgemeesterVan Thijn hield een korte herdenkingstoespraak,wijzend op het fascisme en racisme van heden.

zondag 29

B. en W. gaan ermee akkoord dat de (Utrechtse) ge-meente Abcoude wordt uitgebreid met het noor-delijk deel van de oevers langs het riviertje hetGein. Dit deel hoort nu nog bij Amsterdam, hetzuidelijk gedeelte valt onder Abcoude. Door degrenswijziging verliest de stad 169 inwoners dievoor aansluiting bij Abcoude hebben gekozen.

dinsdag 31

171

FEBRUARI 1984

In aanwezigheid van H.M. Koningin Beatrix enburgemeester Van Thijn viert de NederlandseVereniging van Journalisten in het KoninklijkInstituut voor de Tropen haar Ioo-jarig bestaan.

donderdag 2

De dirigent Thomas Sanderling (41) is benoemdtot artistiek adviseur van het Amsterdams Phil-harmonisch Orkest. donderdag 2

t Ronny Bierman, cabaretière en actrice, op deleeftijd van 45 jaar. vrijdag 3

De President van de Franse Republiek, FrançoisMitterand, en zijn echtgenote brengen eentweedaags Staatsbezoek op uitnodiging vanH.M. Koningin Beatrix en Z.K.H. Prins Claus.

maandag 6

Bij een schietpartij op de Oudezijds Voorburgwalworden twee mannen doodgeschoten, e e nvrouw wordt zwaar gewond. woensdag 8

Onder de titel ‘Flora Exotica’ is in Artis een bloe-menexpositie te bezichtigen; in de verwarmderuimten van de dierentuin is de eerste grote bloe-mententoonstelling in de hoofdstad sedert velejaren te bewonderen. donderdag 9

t Jos F. Steussy, publicist over Amsterdam; op deleeftijd van 84 jaar. donderdag 9

Burgemeester Van Thijn onthult de plannen voorde manifestatie Sail Amsterdam 1985, die wordtgehouden van 1-6 augustus. donderdag 9

De ‘Dag van de Onrust’, die vandaag over Amster-dam was afgeroepen door groepen actievoer-ders, leidt tot grote schade en vernielinzen: uit-

” ,

eenlopende groepen als krakers, scholieren, stu-denten, anti-fascisten, ex-gedetineerden, bui-tenlanders en vrouwengroepen namen aan de ac-ties deel. vrijdag 10

t Prof.dr. G.Th.J. Delfgaauw, emeritus-hoogle-raar aan de Faculteit der Economische Weten-schappen van de Universiteit van Amsterdam,drager van de zilveren ere-medaille van de StadAmsterdam, op de leeftijd van 78 jaar.

vrijdag 10

172

Burgemeester Van Thijn stuurt vanochtend, in eenuiterste poging geweld en rellen te voorkomen,nog een zogenaamde vredesmissie naar hetkraakcomplex Wyers aan de Nieuwezijds Voor-burgwal; de missie moet de bewoners en gebrui-kers vragen vreedzaam te vertrekken opdat desloper het complex kan omhalen. Na het mis-lukken van de missie begon de politie met hetontruimen van het complex, de Mobile Eenheidsleepte enkele honderden actievoerders uit hetcomplex. dinsdag 14

Bij de behandeling van de gemeentebegrotingmaakt burgemeester Van Thijn bekend dat er ditjaar 66 cellen bij zullen komen; tevens zal deAmsterdamse politie ingrijpend worden gereor-ganiseerd. maandag 20

Twee Amsterdamse politievrouwen maken huneerste surveillance ‘te paard’; half september vo-rig jaar was hun opleiding begonnen.

donderdag 23

t Frans Halsema, cabaretier, zanger en acteur, opde leeftijd van 44 jaar. vrijdag 24

Op het hoofdbureau van politie is op raadselachti-ge wijze een bedrag van f 150.000 uit een kluisverdwenen. zaterdag 25

De Amsterdamse politie heeft een zeer negatiefoordeel over haar eigen stad, zo blijkt uit een on-derzoek onder het uitvoerend personeel; tweederde van de politiemensen woont buiten dehoofdstad; van de wel in de stad wonenden geeftslechts 37 procent te kennen er te willen blijven.

zaterdag 25

Herdenking van de Februari-staking bij het monu-ment van de Dokwerker. zaterdag 25

Het Tuschinski-concern is verkocht aan een Isra-elisch-Amerikaanse maatschappij Cannon-In-ternational. De verkoop omvat ook alle 15 bio-scopen in Amsterdam, Rotterdam, ‘s-Graven-hage, Utrecht en Hilversum, behorend tot hetconcern. zaterdag 25

Opening van het nieuwe kunstverkoopcentrum‘Park Plaza’ aan het Rokin, gevestigd in de voor-

t Prof. dr. D. Durrer, pionier op het gebied van dehartchirurgie, oprichter van de hartkliniek in hetWilhelmina Gasthuis; op de leeftijd van 67 jaar.

zaterdag 3

Nu een aanvang is gemaakt met de sloop van deNieuwe Amstelbrug is voor de overtocht vanvoetgangers en fietsers een tijdelijke pontverbin-ding in het leven geroepen. maandag >

Het Andreasziekenhuis heeft een nieuw kunstnier-centrum in gebruik genomen. De capaciteit voorde behandeling van nierpatiënten in Amsterdammet een zgn. kunstnierbehandeling, die was ver-minderd door de sluiting van het W.G., is daar-mee weer op peil gebracht. dinsdag 6

Officiële opening van het tehuis ‘Stichting vrou-wen 40-60’ aan de Nicolaas Witsenkade. Het te-huis is bedoeld voor vrouwen in de leeftijdscate-gorie tussen de 40 en 60 jaar met problemen.

donderdag 8

t Dr. P. Bakker, oud-directeur van de BurgerlijkeStand, op de leeftijd van 73 jaar. vrijdag 9

Aan het eind van de Levantkade in het OostelijkHavengebied maakt het circus Renz, dat daartussen schepen, containers en hijskranen hadoverwinterd, zich weer reisvaardig; in de afgelo-pen jaren hebben enkele tientallen gezinnen vancircusartiesten en kermisklanten de winter door-gebracht op het voormalige veemarktterrein.

zaterdag 10

t Magdalene Sothmann, Amsterdams galeriehoud-ster, op de leeftijd van 78 jaar. zaterdag 10

Wethouder Heerma slaat de eerste paal voor denieuwe behuizing van Geveke Electronics aan deDonauweg. woensdag 14

De Amsterdamse biochemicus dr. P. Borst ont-vangt de Westduitse Paul Ehrlich- en LudwigDarmstädterprijs , een van de hoogste onder-scheidingen voor medisch onderzoek, voor hetjarenlange onderzoek naar de verwekker van dein Afrika gevreesde slaapziekte. vrijdag 16

Opening van de tentoonstelling ‘Hoppe bij Krik-haar’ als hommage aan de overleden legendari-sche eigenaar van café Hoppe aan het Spui, Har-ry Mustert. zaterdag 17

Naar schatting tienduizend katholieken hebben inde nacht van zaterdag op zondag deelgenomenaan de 103e Stille Omgang. zaterdag 17

In de Kweekschool voor de Handel in Amsterdamstart een onderwijsprojekt ‘Verpakt’; het betrefto.m. de verkoop van stukjes ‘brug-herinnering’van de gesloopte Hembrug. woensdag 21

t Bert van der Linden, acteur, op de leeftijd van 75jaar. woensdag 21

t W. van het Schip, oud-fractievoorzitter van deC.P.N. in de Amsterdamse gemeenteraad, op deleeftijd van 65 jaar. vrijdag 23

H.M. Koningin Beatrix brengt in gezelschap vanburgemeester Van Thijn een werkbezoek aan hetCentraal Belastinggebouw aan de Wibautstraat.

maandag 26

173

malige kunsthandel Van Wisselingh en Co. en inde voormalige Nieuwe Zijds Kapel. Zondag 26

werd vrijgelaten. Deze vrijlating leidde tot groteberoering en heftige discussies bij vrouwenorga-nisaties in de hoofdstad.

Ongeveer 2500 mensen, merendeels vrouwen,zondag 26

demonstreren tegen seksueel geweld tegen vrou- In Parijs worden twee hoofdverdachten van dewen en tegen het justitiebeleid bij de behande-ling van seksuele misdrijven. Directe aanleiding

Heineken-ontvoering bij verrassing gearres-

tot de demonstratie was de vrijlating van eenteerd; zij zullen aan Nederland worden uitgele-verd.

zesvoudige aanrander, die wegens cellengebrekwoensdag 29

MAART 1984

Na jarenlang touwtrekken krijgt de Universiteitvan Amsterdam er vandaag een nieuwe hoogle-raar bij: dr. C. Hamelink zal voortaan collegegeven in de internationale communicatie, zijnleerstoel, die uniek is in de wereld, wordt nietbetaald door de Universiteit, maar komt ten las-te van de Stichting Derde Wereld Communica-tie. maandag 26

Feestelijke ingebruikneming van het Bätzorgel inde Ronde Lutherse Kerk (tegenwoordig SonestaKoepel); aan het inwijdingsconcert, georgani-seerd door het Amsterdams Sonesta Hotel sa-men met de Evangelisch-Lutherse Gemeente,nog steeds eigenares van de kerk, verleenden deorganisten E. Kooiman en A. de Klerk hun me-dewerking. dinsdag 27

H.M. Koningin Beatrix en Z.K.H. Prins Clauswonen de gala-première bij in het City Theatervan de Nederlandse speelfilm Ciske de Rat.

dinsdag 27

B. en W. stellen de gemeenteraad voor om duizendAmsterdamse schoolverlaters bij de gemeenteAmsterdam een stage te laten doorlopen ten-einde werkervaring op te doen. Een en ander inhet kader van de bestrijding van de jeugdwerk-loosheid. woensdag 28

Burgemeester Van Thijn heeft de waterval over despiegels in werking gezet en de schoolkinderenhebben samen met wethouder Heerma bomengeplant. En zo is de inrichting van het Zuider-kerkhof voltooid. De Nieuwmarktbuurt heefter een pronkstuk bij; een pleintje tussen Zuider-

kerk, Hoogstraat en St. Anthoniebreestraat.woensdag 28

Het Concertgebouw hoeft niet dicht tijdens de in-grijpende renovatie, die uiterlijk juli 1985 zal be-ginnen. De ontwikkelde constructie is zo goeddat de akoustiek van Grote en Kleine Zaal nietwordt aangetast. donderdag 29

Wethouder Heerma opent de ‘nieuwe’ juweliers-zaak van Bernard Schipper aan de Kalverstraat38; deze firma, die het slachtoffer was van tallo-ze inbraken en overvallen, heeft nu een zeer gea-vanceerd beveiligingssysteem aangebracht.

vrijdag 30

Ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van hetAllard Pierson museum opent burgemeesterVan Thijn een expositie getiteld: ‘Drank, Dra-ma, Dood, Dionysus’ . De Vereniging Rem-brandt schonk het museum een stenen doodskistuit de tweede eeuw na Christus met afbeeldin-gen van de wijngod Dionysus. vrijdag 30

Wethouder Van den Klinkenberg opent de nieuwebrandweerkazerne aan de Ringdijk; de nieuwekazerne moet als vervanging dienen voor de ou-de aan de Nieuwe Achtergracht. vrijdag 30

De pianist Ronald Brautigam (29) ontvangt in hetConcertgebouw de Nederlandse Muziekprijs.

zaterdag 31

t Mevrouw G. van Tholen, oprichtster, in 1947,van de eerste Mytylschool in Amsterdam, op deleeftijd van 75 jaar. zaterdag 31

APRIL 1984

Heden treedt de nieuwe gemeentelijke Dienst Par- viteiten in zijn ontvoeringszaak een half miljoenkeerbeheer in functie; de toepassing van de zgn. gulden aangeboden. De schenking is bedoeld‘wielklem’ zal worden uitgebreid. maandag 2 voor aankoop van verbindingsmiddelen voor

depolitie. dinsdag 3Oud-burgemeester W. Polak is benoemd tot voor-

zitter van de Nederlandse Orkeststichting tot Het grondig verbouwde flatcomplex De Gliphoe-beheer van het Concertgebouworkest als opvol- ve, omgedoopt in Geldershoofd, is gereed; deger van prof.mr. A.G. Lubbers. maandag 2 eerste sleutel voor een nieuwe flat werd door

wethouder Van der Vlis aan de bewoonsterover-De bierbrouwer A. Heineken heeft de Amster- handigd. donderdag 5

damse politie uit erkentelijkheid voor haar acti-

174

Wethouder Schaefer heeft minister Brinkman vanW.V.C. een groot deel van de Beurs van Berlageaan het Damrak aangeboden als onderkomen

voor het Architectuurmuseum. donderdag li

Amsterdam krijgt in totaal 15 locaties voor de in-richting van kleine centra voor woonwagenbe-woners; dit najaar wordt met het werk een be-gingemaakt. woensdag 11

De nieuwste attractie van Amsterdam, de grach-tenfiets, is in gebruik genomen; burgemeesterVan Thijn was één van de eersten, die zijn be-hendigheid met de grachtenfiets aan het publiek-toonde. donderdag 5

Amsterdam heeft zich bij de Nederlandse tuin-bouwraad aangemeld als kandidaat voor de Flo-riade in 1992. Deze Internationale tuinbouwten-toonstel l ing wil Amsterdam houden in eennieuw park, dat van het huidige Westerpark totSloterdijk loopt. vrijdag 6

t Dr. Willem Sandberg, oud-directeur van het Ste-delijk Museum, op de leeftijd van 86 jaar. Sand-berg kreeg vele Nederlandse en buitenlandse on-derscheidingen en ere-doctoraten voor zijn acti-viteiten op het gebied van de moderne kunst.

zondag 8

Oud-burgemeester W. Polak is benoemd tot lidvan de Raad van State. maandag 9

Een groep vooraanstaande Amsterdammers heeftin een open brief geprotesteerd tegen het planvan minister Deetman om de studierichtingenAramees en Hebreeuws aan de Universiteit vanAmsterdam af te schaffen. Dit dreigt het einde teworden van 300 jaar beoefening van Semitischetalen aan deze Universiteit. dinsdag 10

Het Gcmeentelijk Energiebedrijf heeft vorig jaarbij 7200 Amsterdammers de gas- of electrici-teitsmeters wegens wanbetaling afgesloten. Er iseen betalingsachterstand van in totaal 13,3 mil-joen gulden. dinsdag 10

Bij de bouw van de uitbreiding van het Gemeente-archief aan de Amsteldijk wordt het hoogstepunt bereikt. woensdag 11

In september zal worden begonnen met de bouwvan de brug-tunnel in het Buiten-IJ; in 1991moet het bouwwerk, dat dichtbij de oude Schel-lingwoudebrug komt te liggen, klaar zijn, aldusminister Smit-Kroes op een bijeenkomst van deNed. Mij. voor Nijverheid en Handel in Am-sterdam. woensdag 11

De spelers en medewerkers aan het toneelstuk ‘Hetdagboek van Anne Frank’ krijgen uit handenvan voorzitter Houwaart van de Anne FrankStichting de Anne Frankpenning. maandag 16

De Gemeenteraad heeft de verdeling van de nieu-we woningen in de stad voor de komende driejaar vastgesteld. Er is o.m. een plan om 1300koopwoningen te bouwen vlak bij het Gein.

woensdag 18

Amsterdam gaat discriminatie door Horeca-be-drijven hard aanpakken, aldus burgemeesterVan Thijn. Als een bedrijf discrimineert wordtde nachtvergunning ingetrokken. woensdag 18

t Guus Oster, acteur en oud-directeur van Carré,onderscheiden met de zilveren legpenning vande Stad Amsterdam, op de leeftijd van 68 jaar.

donderdag 19

Het echtpaar Nivard van de Amsterdamse Kinder-boekwinkel krijgt de J.H. Gottmerprijs 1984vanwege zijn oorspronkelijke initiatief te komentot een speciale boekwinkel voor kinder- en-jeugdboeken. donderdag 19

Wethouder Luimstra ontvangt t.g.v. het 80-jarigbestaan van de LTC Festina een kastanjeboomvoor het Vondelpark, aangeboden aan de ge-meente Amsterdam zaterdag 21

Feest in het Amsterdamse Bos t.g.v. het 50-jarigbestaan. Bij het Bosmuseum luidde burgemees-ter Van Thijn met een bel de volgende 50 jaar inmet de zekerheid dat het park even functioneelzal zijn als in de afgelopen periode; tevens wordthet vernieuwde Bosmuseum in gebruik geno-men. maandag 30

De actrice Conny Stuart ontvangt uit handen vanburgemeester Van Thijn de zilveren legpenningvan de stad Amsterdam bij haar afscheid van hetactieve theaterleven. maandag 30

175

M E I

Opening van de eerste digitale telefooncentralevoor internationaal verkeer; burgemeester VanThijn stelt deze officieel in gebruik door metburgemeester Kollek in Jeruzalem te bellen.

woensdag 2

Pastoor J.M.E. Keet (68) neemt afscheid als dekenvan Amsterdam; als opvolgers worden de pas-toors J.C. Suidgeest en H.A.J. Dürr geïnstal-leerd. donderdag 3

Wethouder Heerma opent de ‘ambachtelijke tin-negieterij’ van de firma Lach Tollenaar in deNieuwe Hoogstraat; het is de enige tinnegieterijdie Amsterdam rijk is. maandag 7

Z.K.H. Prins Claus opent in het Atlasgebouw eenexpositie waar het resultaat te zien is van een in-ternationale prijsvraag voor het ontwerpen vanwoningen in de sociale sector; in totaal 277 ar-chitecten uit 16 landen deden mee. dinsdag 8

Opening van het nieuwe gebouw van de Gemeen-telijke Sociale Dienst aan de Polderweg hoekLinnaeusstraat. donderdag 10

Wethouder Schaefer opent een symposium t.g.v.het 30-jarig bestaan van het wijkopbouw-orgaanBos en Lommer. zaterdag 12

De atleet Gerard Nijboer wint de InternationaleMarathon van Amsterdam. zaterdag 12

Voetbalster Johan Cruyff (37) speelt zijn laatstewedstrijd in het actieve voetbalgebeuren.

zondag 13

In aanwezigheid van H.M. Koningin Beatrixopent burgemeester Van Thijn in de NieuweKerk een Antillen-manifestatie. dinsdag 15

‘Heerlijk helder Amsterdam’; deze reclamekreetbezigde burgemeester Van Thijn toen de ge-meenteraad unaniem akkoord ging met het ac-tieplan van de Stadsreiniging voor een schone(binnen)stad. woensdag 16

Burgemeester Van Thijn opent de gerenoveerdePalmschool in de Jordaan. woensdag 16

B. en W. hebben de gemeenteraad voorgesteld

176

1 9 8 4

voor de presentatie van Amsterdam als kandi-daat voor de Olvmoische Soelen in 1992 een mil-joen gulden te besieden ais bijdrage van de ge-meente. De presentatie moet deze zomer in LosAngeles plaatsvinden; voor die promotiecam-pagne wordt een boek in vier talen (waaronderRussisch) gedrukt en een videoband gemaakt.

woensdag 16

t Wessel Couzijn, beeldhouwer, op de leeftijd van71 jaar. woensdag 16

Bezoek van de burgemeesters van Belfast en Du-blin; ondanks de bestaande conflicten tussenNoord en Zuid in Ierland waren zij samen inAmsterdam om Ierland te ‘promoten’.

vrijdag 18

Opening door wethouder Heerma van de week-markt op het Stadionplein; 90 marktkramengaan er ca. 2 jaar op proef draaien. zaterdag 19

Bij de presentatie van het rapport ‘Wetshandhaverof Wetsontduiker’ stel len burgemeester VanThiin en hoofdcommissaris Valken dat hetnormafwijkende gedrag van de Amsterdamsepolitie harder aangepakt moet worden.

maandag 21

Wethouder Van den Klinkenberg opent RIAGG-Oost (regionale instel l ingen voor ambulantegeestelijke gezondheidszorg) aan het Linnaeus-hof. woensdag 23

De burgemeester opent de nieuwbouw van de Ne-derlandse Crediet Verzekering Maatschappijaan de Keizersgracht 283. woensdag 23

Wethouder Heerma opent het nieuwe winkelcen-trum aan de Eerste Oosterparkstraat hoek Wi-bautstraat; 11 winkels en 57 woningen zijn ge-vestigd in dit geheel vernieuwde blok.

donderdag 24

De auteur A. de Swaan ontvangt van het Amster-dams Fonds voor de Kunst de ‘Busken Huet-prijs’ 1983. vrijdag 25

Mevrouw dr. E. van Loghem ontvangt van de Uni-versiteit van Lund (Zweden) een eredoctoraat inde geneeskunde voor haar belangrijke bijdrage

aan het onderzoek van de erfelijke kenmerken tiek leidervan het Publiekstheater.van menselijke eiwitten, verricht in het Centraal

zaterdag 26

Laboratorium van de Bloedtransfusiedienst inAmsterdam.

t Prof.dr. A. van Biemen, hoogleraar aan de Fa-zaterdag 26 culteit der Godgeleerdheid van de Universiteit

De acteur Ton Lutz ontvangt de Zilveren Medaillevan Amsterdam, op de leeftijd van 69 jaar.

van de stad Amsterdam bij zijn afscheid als artis-zondag 27

J U N I 1 9 8 4

Opening van de manifestatie ‘Foto 84’ door de Mi-nister van WVC in de Nieuwe Kerk. vrijdag 1

t Drs. D.A.M. Binnendijk, criticus en dichter,oud-hoofd van de afdeling Kunstzaken van degemeente Amsterdam, op de leeftijd van 81 jaar.

vrijdag 1

Op de Dam wordt het Festival of Fools geopend,dat tot en met 17 juni verspreid door de stadplaats vindt; vrijwel geruisloos gingen ook hetHolland Festival en het Internationale Foto-fes-tival van start. vrijdag I

De Jacques Vonk Prijs, een prijs voor pianisten diezijn afgestudeerd aan het Amsterdams Swee-linck-conservatorium, is na een openbare finalegewonnen door de pianiste Nabuko Nagaoka.

vrijdag 1

Heden verliest het rangeerterrein in de Water-graafsmeer na 80 jaar zijn functie als sorteerter-rein in de goederendienst. De Westhaven wordthet nieuwe goederenknooppunt in en om Am-sterdam. zondag 3

Aktievoerders bezetten het Stikkerhuis van dehoofdstedelijke VVD-afdeling; een protest van37 personen tegen het kabinetbesluit kruisraket-ten te plaatsen. In het gebouw werd door de ak-tievoerders grote schade aangericht. maandag 4

De openbare school van Zunderdorp viert haar100-jarig bestaan, maar 1984 is tevens het jaarvan de opheffing; de meester en zijn elf kinderengaan dan over naar de nieuw in Ransdorp ge-bouwde streekschool. maandag 4

Burgemeester Van Thijn opent de tentoonstelling

‘Herdenking Jordaan Oproer 1934-1984’ in hetLucas Bolshuis aan de Rozengracht.

woensdag 6

Het Amerikaanse reclamebureau Young and Rubi-tam gaat de publiciteitscampagne van Amster-dam verzorgen. Onder de slogan ‘Amsterdamheeft ‘t’ gaat de campagne in september vanstart. De promotie van Amsterdam is een ca-deautje van de reclamewereld aan de hoofdstad.

dinsdag 12

t Dieuwke Bakker, galeriehouster van de GalerieMokum, op de leeftijd van 48 jaar. woensdag 13

Beeldend kunstenaar Dick Elffers (73) uit Amster-dam ontvangt de Johannes Vermeerprijs 1984.

woensdag 13

H.M. Koningin Beatrix verricht de officiele ope-ning van het Academisch Medisch Centrumdoor haar handtekening te zetten in het gasten-boek. woensdag 13

t Ir. H. Voorham, belangrijk initiator voor de res-tauratie van de Oude Kerk, op de leeftijd van 89jaar. donderdag 14

/Ter gelegenheid van de opening van het Acade-

misch Medisch Centrum krijgt de Amsterdamseoogarts J. Delleman (60) een eredoctoraat. Hijgeldt als nationaal en internationaal erkendeautoriteit op het gebied van de erfelijke oogaf-wijkingen. vrijdag 15

Wethouder Heerma opent in de Koopmansbeursde expositie van de Oosterdokontwerpen n.a.v.de stedebouwkundige ideeënpri jsvraag uit-geschreven door de gemeente Amsterdam. Win-

1 7 7

naars van de eerste prijs werden Henk de Boer,R. van den Bosch, A. Hosper en P. van Kreel.

vrijdag 15

Wethouder Walraven reikt de prijzen uit van de 5eAmsterdamse Grachtenloop. zondag 17

Wethouder Heerma slaat de eerste paal voor deherbouw van de Nieuwe Amstelbrug. In 1986zal deze verbinding tussen Ceintuurbaan enOosterparkbuurt gereed zijn. De brug wordt inde oude vorm herbouwd omdat de raad in 1972heeft besloten de brug als een monument te be-schouwen. Kosten 28 miljoen gulden.

maandag 18

Opening van de kunstafdeling van het voorlopigeVerzetsmuseum, Nieuwe Batavierstraat 2, doorW. Polak, voorzitter van het 5-mei-comité te-Amsterdam. maandag 18

De Amsterdamse hoogleraar dr. E.A. van Slootenontvangt de Prof. dr. P. Muntendamprijs (eenlegpenning met oorkonde) wegens zijn bijzon-dere verdienste als ontologisch chirurg verbon-den aan het Nederlands Kankerinstituut.

maandag 18

Commissaris van poli t ie G. Toorenaar verlaatm.i.v. 1 juli de Amsterdamse politie. De politie-man, die door zijn specifieke en dikwijls ge-ruchtmakende wijze van optreden als een om-streden persoonlijkheid te boek staat, gaat eenprivé detective-bureau beginnen. woensdag 20

Het Tuschinski theater biedt zijn vermaarde tapijtte koop aan. Het in 1954 in de hall gelegde tapijtvan 150m2 is versleten en zal eind van dezemaand worden vervangen door een in Marakechhandgeknoopt exemplaar. donderdag 21

J U L I

Met ingang van vandaag zijn de bootjes, die meerdan 70 jaar veel Koninklijke Shell-personeelover het IJ zetten tussen het Centraal Station enhun werk, afgeschaft uit kostenbesparendeoverwegingen. zondag 1

Secretaris-generaal W. Lemstra van WVC geeft hetstartsein voor de restauratie van de Westerkerk.

178

Het Concertgebouw wordt well icht uitgebreidmet een nieuwe vleugel tegen de zijgevel van hetJ. W. Brouwersplein, bestemd voor een nieuwehoofdingang, een bespreekkantoor en loop-ruimte voor de bezoekers. Aldus de presentatievan de plannen van de Concertgebouwdirectie;in het voorjaar van 1988, als het Concertgebouween eeuw bestaat, moet het werk klaar zijn.

donderdag 21

Officiële opening in het Academisch MedischCentrum (AMC) van het ‘Museum Vrolik’; hetis een permanente expositie van 400 embryologi-sche en anatomische preparaten. Het museum isgenoemd naar de hoogleraar G. Vrolik (1775-1859) en zijn zoon W. Vrolik (1801-1863), diehet grootste deel van de huidige collectie bijeenhebben gebracht. vrijdag 22

Wethouder Heerma en gedeputeerde Van Gelderverrichten de officiële ingebruikneming van eenwaterspeelplaats in het Gaasperpark.

zaterdag 23

Op deze dag wordt herdacht dat het 200 jaar gele-den is dat de ‘R.K. Statie de Liefde buiten deRaampoort’ in Amsterdam-West werd opge-richt. zondag 24

De bouw van de Stopera bereikt vandaag zijnhoogste punt; het laatste stuk van de 33 meterhoge toneeltoren wordt geplaatst. dinsdag 26

H.K.H. Prinses Juliana en Z.K.H. Prins Bernhardreiken in het Paleis op de Dam de Zilveren An-jers uit. dinsdag 26

Wethouder Schaefer opent het gerenoveerde tuin-complex ‘de Molen’ in Amsterdam-Noord.

zaterdag 30

1984

Het werk is naar verwachting in 1990 voltooid;kosten ruim 10 miljoen gulden. woensdag 4

Eerste steenlegging door wethouder Schaefer vooreen woningcomplex aan het Arthur Meerwald-pad, waarin composiet als isolatiesteen wordt-toegepast donderdag fi

ti A. Koppejan, oud-commissaris van politie, opde leeftijd van 73 jaar. zaterdag 14

De Japanse ambassadeur opent de nieuwe Japanseschool in Amsterdam. maandag 16

t Geert Lubberhuizen, oprichter en oud-directeurvan uitgeverij De Bezige Bij, voortgekomen uitde illegaliteit, houder van de eremedaille van destad Amsterdam, op de leeftijd van 68 jaar.

woensdag 18

t Han Wezelaar, beeldhouwer o.m. van het Rem-brandtbeeld aan de Amstel en van het standbeeldvan Wibaut voor het Wibauthuis, op de leeftijdvan 82 jaar. zaterdag 21

Wethouder Jonker opent een schaakevenement opde Dam t .g .v . het i5-jarig bestaan van deschaakbond Groot-Amsterdam; 10 internatio-nale schaakgrootmeesters en schaakmeestersspelen simultaan tegen passanten. zaterdag 21

t Prof. dr. H.L.C. Jaffé, kort voor zijn officiële af-scheid als hoogleraar Kunstgeschiedenis aan de

Universiteit van Amsterdam, oud-directeur vanhet Joods Historisch Museum, op de leeftijd van69 jaar. dinsdag 24

Minister Brinkman van WVC verricht de officiëleopening van de Nachtwachtzaal en de Eregalerijin het Rijksmuseum na een ingrijpende restaura-tie. Naar het ontwerp van Cuypers was deNachtwachtzaal overvloedig versierd: 4 marme-ren zuilen werden bekroond door vrouwenfigu-ren, die het dak droegen; deze figuren zijn op-nieuw geplaatst; ze symboliseren Morgen, Mid-dag Avond en Nacht en verwijzen naar Rem-brandts weergave van licht en donker.

dinsdag 24

Wethouder Luimstra woont de viering bij van het75-jarig bestaan van de VolkstuinverenigingTuinwijck te Schellingwoude. zaterdag 28

In Amsterdam arriveert het S. S. Norway, hetgrootste passagiersschip ter wereld, dat voor heteerst de Amsterdamse haven aandoet.

maandag 30

AUGUSTUS 1984

Opening van de expositie van promotiemateriaalvoor de Olympische Spelen 1992 in het informa-tiecentrum van de Dienst Ruimteli jke Orde-ning, Keizersgracht 440. In het paviljoen Am-stelpark tevens presentatie van de Amsterdamseplannen voor de Floriade 1992. donderdag 2

Burgemeester Van Thijn ondertekent in Managuasamen met zijn collega van de Nicaraguaansehoofdstad een zgn. ‘Stedenbandovereenkomst’.Dit gebeurde tijdens de tweede wereldconferen-tie ‘Steden en Vrede’. woensdag 8

De Stichting Centrale Groothandelsmarkt heeftt.g.v. het 50-jarig bestaan van de markt aan deJan van Galenstraat een gelegenheidsmunt latenslaan, de zgn. ‘Mokumdaalder’ . WethouderLuimstra ontving het eerste exemplaar. Tussen11 en 15 september viert de Centrale het jubi-leum met een Festival of Food en op 14 en 15september is de markt bij uitzondering voor hetpubliek open. donderdag 9

Mevrouw C. Kanteman ontvangt uit handen vanwethouder Heerma op de modebeurs Modam inde RAI de ‘Grand Seigneur’ prijs vanwege haarvele verdiensten voor de stimulering van textiel-industrie en modevakgebied. maandag 20

Een rondvaartboot met 40 toeristen wordt in deLeliegracht met verf, vuurwerk en rookbommenbestookt door een groep activisten uit de kraak-beweging, die hiermee de aandacht willen vesti-gen op hët negeren door de Amsterdamse over-heid van de belangen van de Amsterdamse be-volking ten gunste van de toeristenindustrie.

maandag 20

Start van de voor de derde maal te houden Uit-markt rond Dam, Rokin en Nes; deze 3-daagsemarkt geeft een overzicht van het nieuws op hetgebied van theater, muziek, film en dans voorhet nieuwe’seizoen ‘84/85. vrijdag 24

Vertrek van een 30 man sterke delegatie o.l.v. bur-

179

gemeester Van Thijn naar Jakarta. De delegatie Onthulling in het Vondelpark van het monumentbestaat uit vertegenwoordigers van verschillen- ter nagedachtenis van Kerwin Duinmeijer, diede sectoren van het Amsterdamse bedrijfsleven vorig jaar in de Damstraat om zijn huidskleuren de gemeentelijke overheid. zaterdag 25 werd doodgestoken. De oprichting van het mo-

nument ‘een vrouwenfiguur’ is een initiatief vande Antilliaanse welzijnsorganisatie Fundashon

Wethouder Luimstra verricht in het kader van het Antiano. zaterdag 2fi75-jarig bestaan van de Rabobank de openings-zet van ‘Dammen op de Dam 1984’. Wethouder Luimstra opent een tweede blok van

zaterdag 25 nieuwe winkels en woningen in de Kinkerstraat.donderdag 20

SEPTEMBER 1984

Onder het motto ‘Vreemde Vogels’ trekt het Aals-meers bloemencorso door de straten van Am-sterdam. zaterdag 1

Oud-minister J. van Kemenade benoemd tot voor-zitter van het college van bestuur van de Univer-siteit van Amsterdam zaterdag 1

t Mr. M. Knap, oud vice-president van de Arron-dissementsrechtbank, op de leeftijd van 70 jaar.

zaterdag 1

t Prof. mr. H.J. van Eikema Hommes, hoogleraaraan de Vrije Universiteit, op de leeftijd van 54jaar. maandag 3

De woningbouwvereniging Eigen Haard viert haar75jarig jubileum met een receptie in het Okura-hotel. donderdag 6

Start van het 15e Jordaanfestival, dat duurt tot enmet 16 september. vrijdag 7

t Theo Dobbelman, beeldhouwer en keramist ;oud-lector aan de Rijksakademie van BeeldendeKunsten, op de leeftijd van 77 jaar. vrijdag 7

Een actiegroep, die vindt: ‘dat het tijd wordt dat deAmsterdamse bevolking maatregelen gaat ne-men tegen het grootschalige toeristenbeleid vande gemeente’ besmeurt de gevel van het Amstel-hotel met verf. vrijdag 7

In aanwezigheid van Z.K.H. Prins Claus wordt inhet Concertgebouw het eerste zgn. ‘renovatie’-concert gegeven door het Boston SymphonyOrchestra. zaterdag 8

Wethouder Luimstra opent de manifestatie ‘Am-sterdam modestad’ in de Nieuwe Kerk.

zaterdag 8

Uitreiking van de Sweelinckprijs, vorig jaar inge-steld, aan vier musici, leerlingen van het Swee-linckconservatorium. zaterdag 8

De Hoofdstad Operette bestaat 40 jaar. Wethou-der Luimstra reikt directrice Netty Hamel degouden broche van de Stad Amsterdam uit.

zaterdag 8

Vier daar spelende Amsterdammertjes zijn aan dedood ontsnapt bi j een aanslag op het VanHeutszmonument. De aanslag werd gepleegdmet vier staven dynamiet, waarvan er slechts éénontplofte. De aanslag is opgeëist door de zgn.groep Koetoh Reh en bedoeld als protest tegenhet akkoord dat de steden Amsterdam en Jakartaonlangs hebben bereikt over het uitwisselen vankennis en specialisten op tal van vakgebieden.

dinsdag 11

Op feestelijke wijze herdenkt de Roei- en Zeilver-eniging ‘De Amstel’ haar 1 lo-jarig bestaan.

dinsdag 11

Bij archeologische opgravingen is een uniek beelduit de 15e eeuw gevonden; het beeld stelt Mariamet Christus voor en weegt volgens stadsar-theoloog J. Baart enkele honderden kilo’s. Devondst werd gedaan aan de Nieuwezijds Voor-burgwal, waar in de 15e eeuw het Sint-Geertrui-deklooster stond. woensdag 12

Wethouder Luimstra opent in het voormalige be-

180

jaardenhuis van de Elisabeth Otter Knol1 Stich-ting aan de Derde Oosterparkstraat de ArtoteekOost, een afdeling van het Stedelijk Museum.

vrijdag 14

De bewoners van een kraakpand aan de FerdinandBolstraat hebben onder bescherming van de po-litie het pand verlaten. De krakers voelden zichbedreigd door knokploegen van boze buurtbe-woners, die het pand met harde hand wildenontruimen. De moeilijkheden ontstonden nadateerder op de dag voor tienduizenden guldensschade aan winkels in de Ferdinand Bolstraatwas aangericht door krakers en sympathisanten.

maandag 17

De Israëlische president Chaïm Herzog woont tij-dens zijn 4-daags bezoek aan Nederland een bij-eenkomst van de joodse gemeenschap in de Por-tugees-Israëlitische Synagoge bij. dinsdag 18

Minister Deetman van Onderwijs verricht de offi-ciële opening van het nieuwe gebouw van de Fa-culteit der Letteren aan de Universiteit van Am-sterdam. Het gebouw aan de Spuistraat, waarvoorheen de Twentsche Bank stond, werd giste-ren nog door protesterende studenten bezet,maar op verzoek van de UniversiteitsvoorzitterVan Kemenade door de politie ontruimd.

woensdag 19

Burgemeester Van Thijn opent in het Spaanse stad-je Jerez het 37e sherry oogstfestival. Hij deed ditomdat dit festival dit jaar officieel aan Amster-dam is opgedragen. vrijdag 21

Met de onthulling van een tegel in het voormaligeAMVJ-zwembad gaf H.K.H. Prinses Christinahet sein voor de verbouw van het AMVJ-ge-bouw aan het Leidsebosje tot het Barbizonhotel.

vrijdag 21

O K T O B E R 1 9 8 4

t J.G. van Schaik-Willing, schrijfster en toneelre- Wethouder Heerma opent op feestelijke wijze hetcensente, houdster van de zilveren medaille van eerste ‘drijvende’ Chinees-Indische restaurantde Stad Amsterdam, op de leeftijd van 88 jaar. Sea Palace aan de Oosterdokskade. Een en ander

maandag I ging gepaard met vuurwerk en een traditioneledrakenoptocht door de Chinese wijk. dinsdag 2

181

De Jordaanse kindervereniging ‘De Lindeboom’bestaat 50 jaar. De vereniging werd opgericht inde crisistijd met als doel o.m. de ‘bleekneusjes’een week vakantie buiten de stad te bieden.

zaterdag 22

Onverwacht rust ig, na recente studentenacties,wordt met een rede van burgemeester Van Thijnhet Academisch jaar van de Universiteit vanAmsterdam geopend. maandag 24

Wethouder Jonker opent de nachtopvangaccomo-datie voor jongeren ‘Het Poortgebouw’ aan deWeesperzijde 110. maandag 24

Minister Smit-Kroes slaat de eerste paal voor hetproject Zeeburgertunnel; bouwkosten 80 mil-joen gulden. woensdag 26

Na lang touwtrekken zijn het Rijk en de GemeenteAmsterdam het eens geworden over de financie-ring van het Joodse Historisch Museum, dat destatus van een nationaal museum heeft gekregen.Vanwege de problemen rond de financiën is deverhuizing van het Waaggebouw naar het Syna-gogecomplex aan het Jonas Daniël Meijerpleinmet een jaar vertraagd. donderdag 27

Prof.mr. LA. Diepenhorst neemt afscheid alshoogleraar aan de Vrije Universiteit. ‘Na eenkleine 40 jaar hoogleraarschap zal de Vrije Uni-versiteit een ander gezicht hebben’, aldus de rec-tor magnificus dr. Drenth in zijn toespraak totde scheidende hoogleraar. vrijdag 28

Wethouder Schaefer verricht de opening van heteerste deel van het tot woningen verbouwde En-trepotdok; architect Joop van Stigt droeg sym-bolisch een hijskraan aan hem over, die zal blij-ven staan als herinnering aan de oude functie vanhet dok. zaterdag 29

Wethouder Van den Klinkenberg opent officieelhet gezondheidscentrum ‘de Koempoelan’ in deMakassarstraat. Het karakter van dit medischcentrum in de Indische buurt is uniek in zijn sa-menwerkingsverband van buurt en gezond-heidszorg. woensdag 3

Z.K.H. Prins Bernhard reikt aan de AmsterdamseMaatschappij tot Stadsherstel N.V. de 2-jaar-lijkse prijs voor de Monumentenzorg uit wegenshaar vele activiteiten op dit gebied. Dit is de eer-ste maal dat deze prijs, groot ,f 100.000, wordt-toegekend. woensdag 3

Wethouder Jonker woont de opening bij van het‘nieuwe hoekhuis’ (het hoekhuis is een groepvoor langdurig verblijf van jeugdhulpverle-ningscentrum Amstelstad) aan de le Helmers-straat 205. donderdag 4

Staatssecretaris Brokx van Volkshuisvesting opentofficieel de bouwwerkzaamheden voor het toe-komstige stadshart van Amsterdam Zuid-Oost:‘Amsterdamse Poort’. Het bouwplan omvat to-taal 42OOOm* winkelruimte, 500 woningen50.000 m* kantoorruimte en 10.000 m* sociaal-culturele en medisch-maatschappelijke ruimten.

vrijdag li

Mr. G.J.P. Cammelbeeck (65) neemt na 12 jaar af-scheid als voorzitter van het college van bestuurvan de Universiteit van Amsterdam. Hij wordtopgevolgd door dr. J. van Kemenade, die hemde erepenning van de Universiteit van Amster-dam uitreikt. maandag 8

H.K.H. Prinses Margriet opent de Kinderboeken-week 1984 in de Meervaart door het uitreikenvan toegekende Griffels en Penselen.,

woensdag 10

H.M. Koningin Beatrix reikt in het Paleis op deDam de koninklijke subsidies voor de VrijeSchilderkunst uit aan de bekroonde jonge kun-stenaars. vrijdag 12

Feestelijke opening van de totaal vernieuwde sta-tionshal, zijvleugels en middentunnel van hetCentraal Station. Talrijke feestelijke evenemen-ten vinden in en rond het Centraal Stat ionplaats. zaterdag 20

De poli t ie ontruimt het krakersbolwerk Singel114; na afloop van de ontruiming ontstondenrellen en werden op verscheidene plaatsen in destad vernielingen aangericht. De politie verricht-te arrestaties. dinsdag 23

Ex-internist dr. W. Drukker uit de De Lairesse-straat is door de directeur van de StadsreinigingJ. Boersma benoemd tot ‘onbezoldigd-ere-rei-niger’ van de Stadsreiniging. Dr. Drukker maaktiedere ochtend zijn eigen straatgedeelte schoonen dat was aanleiding om hem op z’n Amster-dams te huldigen. woensdag 24

Zes gedetineerden slagen er in te ontsnappen uit dePenitentiaire Inrichting Overamstel, vier Ne-derlanders en twee buitenlanders. Allen, ‘zwarejongens’, zijn nog voortvluchtig. donderdag 21i

Burgemeester Van Thijn onthult aan de synagogein de Lekstraat een bord, waarop bekend ge-maakt wordt dat deze in 1937 gebouwde syna-goge verbouwd gaat worden tot verzetsmu-seum. vrijdag 26

Burgemeester Van Thijn opent in het Rembrandt-huis de tentoonstelling: ‘Bij Rembrandt in deleer’. vrijdag 26

Wethouder Walraven opent het Marokkaans Jon-gerencentrum ‘Daar Chabab’, een stichting voorsociaal-cultureel werk voor Marokkaanse jonge-ren in de Haarlemmer Houttuinen. vrijdag 26

Finale van het straatvoetbalkampioenschap op deDam; burgemeester Van Thijn verricht de af-trap. zaterdag 27

Feestel i jke bi jeenkomst in het De Mirandabadt.g.v. het 75-jarig bestaan van de Rode KruisKolonne, afdeling Amsterdam. zaterdag 27

182

N O V E M B E R 1 9 8 4

Bij het polit iebureau Warmoesstraat heeft het25.000e slachtoffer van de criminaliteit in ditdeel van de binnenstad aangifte gedaan. Chefrecherche E. Jagerman spreekt van een triest re-cord. In 1983 werden in totaal 22.430 aangiften-gedaan. donderdag 1

Burgemeester Van Thijn bezoekt het R.C. OudeArmenkantoor aan de Keizersgracht 384, waar-bij hij tevens een beeldengroep aldaar onthult.

donderdag 1

Burgemeester Van Thijn verricht de officiele ope-ning van een vestiging van de Amsterdamse Ka-mer van Koophandel in het Holland TradeHouse te ‘s-Gravenhage. vrijdag 2

Officiële opening door wethouder Van den Klin-kenberg van het nieuwe Gezondheidscentrum‘Staatslieden/Hugo de Grootbuurt’ in de Van-Hallstraat. vrijdag 2

Feestelijke opening door burgemeester Van Thijnvan een nieuwe afdeling van de Walenburg, eenopvanghuis van Hulp voor Onbehuisden aande-Oostenburgervoorstraat . vrijdag 2

Dit weekeinde zullen in een aantal buurten zgn.‘burgerwachten’ patrouilleren om kleine crimi-naliteit te voorkomen. Initiatiefnemer hotelierWijnschenk van het Sarphatipark verwacht dateen en ander een succes zal worden. De Amster-damse politie zal de activiteiten van deze burger-wachten nauwlettend volgen; men is er niet zogelukkig mee, maar de politie kan niet optredenzolang de wet niet wordt overtreden.

zaterdag 3

Tot directeur van de Rijksakademie voor Beelden-de Kunsten is benoemd drs. J.W. Schrofer (39).

woensdag 7

Bij besluit van B. en W. mogen alle woonboten, le-gale en illegale, in de wateren in en om Amster-dam op de huidige ligplaats blijven liggen, alleenals zich onaanvaardbare situaties voordoen zalversleping worden doorgevoerd. Het besluit isgenomen omdat zich in de loop van enkele de-cennia een belangrijke wijziging in het denkenover woonschepen heeft voltrokken.

woensdag 7

Burgemeester Van Thijn verricht de officiele her-openmg van de Stichting Nederlands Instituutvoor Nijverheid en Techniek (NINT), dat vanRozengracht 224 is verhuisd naar Tolstraat 129.

woensdag 7

Het Institut für Bildungsreisen in het WestduitseKonstanz organiseert voor de komende week-einden zogenaamde Kriminal Safaris naar Am-sterdam om toeristen een indruk te geven vanAmsterdam en zijn rosse leven. In het 3-daagsprogramma is o.m. een rondleiding opgenomenlangs de Wallen. donderdag 8

Symposium in het Concertgebouw t.g.v. het 96jarig bestaan van het Gemeentelijke Bureau voorde Statistiek onder de titel: ‘90 jaar Statistie-kamsterdam’. donderdag 8

Bij het eerste officiële overleg etnische groepen-politie Bijlmermeer hebben zich chaotische tafe-relen afgespeeld. Tijdens felle discussies en tal-rijke incidenten, die zich voordeden na de offi-ciële opening door burgemeester Van Thijn, konmen nauwelijks tot constructieve ideeën envoorstellen komen. De organisatoren hopen dathet overleg niet voorgoed is gefrusteerd.

maandag 12

t Coby Riemersma, zangpedagoge, oud-hoofddo-cente solozang bij het Sweelinckconservatori-urn, op de leeftijd van 78 jaar. dinsdag 13

De Wibautprijs van het Amsterdams Fonds voorde Kunst wordt verleend aan de bouwkundigeTheo Bosch voor zijn grote inzet bij de nieuw-bouw in de Nieuwmarktbuurt. dinsdag 13

Met de opening van een fiets- en voetgangersbrugover de Nieuwe Gouw in Amsterdam-Noord iseen belangrijke schakel in een veilige fietsroutetussen Amsterdam en Landsmeer in gebruik ge-nomen. woensdag 14

Burgemeester Van Thijn begroet Sint Nicolaas opde Dam tijdens diens feestelijke intocht in de-hoofdstad. zaterdag 17

Ontvangst door wethouder Wolffensperger vaneen Russische onderwijsdelegatie, waaronder device-minister van Onderwijs in de USSR.

maandag 19

183

Z.K.H. Prins Bernhard reikt in de Burgerzaal vanhet Paleis op de Dam de Erasmusprijs 1984 uitaan Massimo Pallottino, wegens diens verdiens-ten voor de klassieke archeologie. woensdag 21

Burgemeester Van Thijn en wethouder Luimstrazijn in het Concertgebouw aanwezig bij het ju-bileumconcert in het kader van het 100-jarig be-staan van het Sweelinck Conservatorium.

donderdag 22

Officiële opening door wethouder Walraven vande totaal vernieuwde Apollohal. Het gebouw isnu tevens geschikt voor gehandicapte sportersen gehandicapte bezoekers. vrijdag 23

Op Schiphol verricht burgemeester Van Thijn deofficiële opening van een door de gemeente ge-organiseerde foto-expositie over de hoofdstad.

vrijdag 23

Opening van de Centrale Werkplaatsen van deStadsreiniging in het Westelijk Havengebied. Bijde nieuwe werkplaats is een 16 meter hoogkunstwerk van Margot Sanstra geplaatst. Het iseen abstracte rood en wit gekleurde stalen con-structie en dient als ‘herkenningspunt’, aldus dekunstenares, hetgeen ook een eis van de gemeen-te bij de opdracht was. Ook bij het Slotervaart-ziekenhuis, langs de Einsteinweg en in de me-tro-ingang bij het Centraal Station staan werkenvan Margot Sanstra. maandag 26

Burgemeester Van Thijn woont in het Concertge-bouw het jubileumconcert bij t.g.v. het 25jarigbestaan van Amsterdam Cargill. maandag 26

De gemeenteraad besluit dat Amsterdam er in 1987vier nieuwe stadsdeelraden bijkrijgt: de Pijp,Zuid-Oost , Buitenveldert en de Watergraafs-meer; de verkiezingsdatum is vastgesteld op 18maart 1987. woensdag 28

DECEMBER 1984

Wethouder Walraven opent het nieuwe bondsbu- Sinds korte tijd is het Realeneiland weer via dereau van de K.N.V.B. afdeling Amsterdam op Zandhoeksbrug bereikbaar; in het najaar vanhet Sportpark Riekerhaven. zaterdag 1 1985 komt ook de Petemayenbrug gereed en dan

Landelijk Noord moet bij Amsterdam blijven; de-ze al eerder uitgesproken mening vertolken B.en W. in een preadvies op het herindelingsplanvoor Waterland, waarover door GedeputeerdeStaten van Noord-Holland de mening van dehoofdstad is gevraagd. woensdag 28

Het Instituut Sociale Raadslieden in Amsterdambestaat 35 jaar. In plaats van feestelijke bijeen-komsten hebben de raadslieden in de verschil-lende stadsdelen extra voorlichtingsdagen geor-ganiseerd. woensdag 28

Burgemeester Van Thijn en de wethouders Heer-ma en Etty ondertekenen in de raadszaal op offi-ciële wijze de intentieverklaring ‘EconomischHerstel Zeedijk’, samen met een aantal banken.Voor het herstelplan is een speciale N.V. opge-richt met als doel om van de Zeedijk weer eennormale en gezonde woon-, werk- en uitgaans-buurt te maken. Belangrijk onderdeel van hetplan is de bouw van een hotel op de kop van de-Zeedijk. donderdag 29

Wethouder Schaefer opent de gerenoveerde biblio-theek aan de Brink in Betondorp; de renovatiewerd uitgevoerd door de zoon van de architectOnno Greiner. Eind volgend jaar is tevens deeerste groep van 314 gerenoveerde woningenklaar. donderdag 29

Een begin is gemaakt met de restauratie van deHaarlemmerpoort (officiëel Wil lemspoort) aanhet Haarlemmerplein. Het gemeentebestuurheeft besloten deze negentiende-eeuwse stads-poort voor bewoning geschikt te maken; er zul-len 16 HAT-eenheden en één driekamerwoningin worden gebouwd. vrijdag 30

Wethouder Luimstra verricht de opening van debinnen- en buitententoonstelling van beeldendekunst van de Stichting Macadam in Artis.

vrijdag 30

zijn alle drie de bruggen naar het Realeneilandvernieuwd. De derde brug, de Drieharingen-brug, kwam in september 1983 al gereed.

dinsdag 4

Burgemeester Van Thijn ontsteekt op de Dam deverlichting in de Kerstboom, aangeboden doorhet gemeentebestuur van Trondheim. vrijdag 7

t Milly van Duivenboden, schilderes, op de leef-tijd van 83 jaar. woensdag 12

Feestelijke opening van de Joke Smit Scholenge-meenschap aan de Reinier Vinkeleskade door destaatssecretaris van Onderwijs mevrouw Gin-jaar-Maas, in aanwezigheid van wethouder-Wolffensperger. vrijdag 14

Wethouder Schaefer slaat de eerste paa! voor hetnieuwe hoofdkantoor van B.V. Uitgeversmaat-schappij Bonaventura aan de Hoogoorddreef.

vrijdag 14

Tijdens een door de actiegroepen aldaar georgani-seerd ‘Staatsliedenbuurttribunaal’ wordt het ge-meentebestuur en met name de burgemeesterveroordeeld voor hun wanbeleid inzake destadsvernieuwing in deze buurt. zaterdag IJ

Afscheid van mr. E.L.L. de Wilde als directeur vanhet Stedelijk Museum. Uit handen van burge-meester Van Thijn ontvangt hij de gouden mu-seummedaille van de Stad Amsterdam; tevensopening van de door De Wilde samengesteldetentoonstelling ‘La Grande Parade’.

zaterdag 11,

t Tilly Perin-Bouwmeester, actrice, op de leeftijdvan 91 jaar. maandag 17

Wethouder Heerma onthult het s traatnaambordvan de A.S. Onderwijzerhof, gesitueerd aan deachterzijde van het voormalige synagogecom-

plex aan het J.D. Meijerplein, ter herdenkingvan de Opperrabbijn A.S. Onderwijzer, die van1888 tot 1934 rabbijn en opperrabbijn was vande Joodse Gemeente Amsterdam (NIHS).

woensdag 19

‘Een rechtstreekse aantasting van het culturele kli-maat in Amsterdam, de argumenten van de mi-nister zijn verwerpelijk’, de gemeente Amster-dam legt zich niet neer bij het besluit van WVC-minister Brinkman het Nationale Instituut voorArchitectuur en Stedebouw in Rotterdam te ves-tigen in plaats van in de hoofdstad; ‘het gemeen-tebestuur van Amsterdam kan zich niet voor-stellen dat de Tweede Kamer deze ongehoordebeslissing voetstoots zal accepteren’. Dit zijn deeerste reacties die geuit werden bij het bekendworden van het ministeriële besluit.

donderdag 20

Burgemeester Van Thijn wordt door een groep vanruim honderd actievoerders op brute wijze ge-dwongen zijn werkbezoek aan de Staatslieden-buurt af te breken ten einde verdere escalatie tevoorkomen. Hij wilde in gesprek treden met debuurtbewoners over de problemen die dezebuurt kenmerken, maar dit werd hem door deactivisten onmogelijk gemaakt. donderdag 20

De letterkundige J. Bernlef (47), pseudoniem voorH.J. Marsman, ontvangt voor zijn gehele oeuvrede Constantijn Huygensprijs. vrijdag 21

In de dierentuin Artis is de slingeraap Pimmetjeoverleden. De aap, die vooral bekend is van deaffiches voor de actie ‘Artis moet blijven’ in1970, is ruim 25 jaar oud geworden en was daar-mee voor zover bekend de oudste slingeraap ingevangenschap ter wereld. dinsdag 25

In het afgelopen jaar 1984 kwamen in Amsterdam61 personen door heroïnegebruik om het leven;50 mannen en 11 vrouwen. maandag 31

185