‘”God, huisgezin en eigendom”. De transformatie van de Nederlandsche Boerenbond van een...

19
MARI SMITS 'God, huisgezin en eigendom' De transformatie van de Nederlandsche Boerenbond van een christelijke naar een katholieke organisatie (1806-1020)* Mari Smits (1961), stu- deerde geschiedenis aan de Katholieke Universi- teit van Nijmegen. * Dit artikel vloeit voort uit het onderzoeksproject '100 jaar Katholieke Ne- derlandse Boeren- en Tuindersbond, 1896-1996', dat evenals de onderzoeks- projecten over 100 jaar Noordbrabantse Christe- lijke Boerenbond en 100 jaar Limburgse Land- en Tuindersbond wordt uit- gevoerd onder auspiciën van het Katholiek Docu- mentatie Centrum te Nij- megen. Mijn beide colle- ga's, Ton Dufïhues en Jan Korsten, ben ik erkentelijk voor hun commentaar. Voorts wil ik Jan Peet be- danken voor zijn op- en aanmerkingen betreffende de kwestie-Unitas. "Eén christelijke Boerenbond van katho- lieken en protestanten! Wie het heeft uit- gedacht, weet ik niet. Het doet ook niets ter zake. Maar het is een mislukking geble- ken. Het Christendom boven geloofs- verdeeldheid is ook in den Boerenbond uitgeloopen op wegdoezeling van alle ge- loof'. 1 2-33 I. INLEIDING Met de bovenstaande woorden trachtte geestelijk adviseur H.A.P.C. van der Waarden de katholieke boeren en tuinders, die voorheen lid waren van de christelijke provinciale boerenbonden in het aartsbis- dom (de Geldersche, de Overijsselsche en de Stichtsche Boerenbond), over te halen zich aan te sluiten bij de op 23 augustus 1917 opgerichte Aartsdiocesane R. K. Boeren- en Tuindersbond (ABTB). Het samen- gaan van katholieken en protestanten in één bond zou volgens Van der Waarden tot gevolg hebben gehad dat de katholieke boeren niet ge- leerd was het geloof toe te passen op het maatschappelijke leven, "en zijn heilzamen invloed ook daarin tot zijn recht te laten komen." 2 Voortaan zouden de katholieke boeren georganiseerd worden in pa- rochiële afdelingen, waarbij de pastoor of kapelaan als geestelijk advi- seur een prominente rol zou spelen. Ook in de andere bisdommen waren inmiddels katholieke boeren- bonden tot stand gekomen. Twee jaar eerder was in het bisdom Haar- lem de R.K. Diocesane Land- en Tuinbouwbond (LTB) opgericht, ter- wijl het werkgebied van de Noordbrabantsche Christelijke Boeren- bond (NCB) uitgebreid werd met Zeeuws-Vlaanderen en Gelderland ten zuiden van de Waal, zodat het samenviel met de bisdommen 's Hertogenbosch en Breda. In het bisdom Roermond veranderde er niets. Het werkgebied van de Limburgsche Landbouwbond kwam al overeen met dat van het bisdom. Enkele provinciale boerenbonden (zo- als de Noordhollandsche, de Geldersche en de Overijsselsche Boeren- bond) hebben aan de wieg gestaan van de nieuwe diocesane boeren- i Rijksarchief Utrecht, Archief van het Aartsbis- dom Utrecht (voortaan ge- citeerd: AAU), doss. ABTB, nr. 1.1, H.A.P.C. van der Waarden, 'Ter kennisma- king met de ABTB'. 2 Ibidem. Tmjecta, $ (1994), aflevering 5

Transcript of ‘”God, huisgezin en eigendom”. De transformatie van de Nederlandsche Boerenbond van een...

MARI SMITS

'God, huisgezin en eigendom'De transformatie van de Nederlandsche Boerenbond van een christelijkenaar een katholieke organisatie (1806-1020)*

Mari Smits (1961), stu-deerde geschiedenis aande Katholieke Universi-teit van Nijmegen.

* Dit artikel vloeit voortuit het onderzoeksproject'100 jaar Katholieke Ne-derlandse Boeren- enTuindersbond, 1896-1996',dat evenals de onderzoeks-projecten over 100 jaarNoordbrabantse Christe-lijke Boerenbond en 100jaar Limburgse Land- enTuindersbond wordt uit-gevoerd onder auspiciënvan het Katholiek Docu-mentatie Centrum te Nij-megen. Mijn beide colle-ga's, Ton Dufïhues en JanKorsten, ben ik erkentelijkvoor hun commentaar.Voorts wil ik Jan Peet be-danken voor zijn op- enaanmerkingen betreffendede kwestie-Unitas.

"Eén christelijke Boerenbond van katho-lieken en protestanten! Wie het heeft uit-gedacht, weet ik niet. Het doet ook nietster zake. Maar het is een mislukking geble-ken. Het Christendom boven geloofs-verdeeldheid is ook in den Boerenbonduitgeloopen op wegdoezeling van alle ge-loof'.1

2-33

I . I N L E I D I N G

Met de bovenstaande woorden trachtte geestelijk adviseur H.A.P.C.van der Waarden de katholieke boeren en tuinders, die voorheen lidwaren van de christelijke provinciale boerenbonden in het aartsbis-dom (de Geldersche, de Overijsselsche en de Stichtsche Boerenbond),over te halen zich aan te sluiten bij de op 23 augustus 1917 opgerichteAartsdiocesane R. K. Boeren- en Tuindersbond (ABTB). Het samen-gaan van katholieken en protestanten in één bond zou volgens Van derWaarden tot gevolg hebben gehad dat de katholieke boeren niet ge-leerd was het geloof toe te passen op het maatschappelijke leven, "enzijn heilzamen invloed ook daarin tot zijn recht te laten komen."2

Voortaan zouden de katholieke boeren georganiseerd worden in pa-rochiële afdelingen, waarbij de pastoor of kapelaan als geestelijk advi-seur een prominente rol zou spelen.

Ook in de andere bisdommen waren inmiddels katholieke boeren-bonden tot stand gekomen. Twee jaar eerder was in het bisdom Haar-lem de R.K. Diocesane Land- en Tuinbouwbond (LTB) opgericht, ter-wijl het werkgebied van de Noordbrabantsche Christelijke Boeren-bond (NCB) uitgebreid werd met Zeeuws-Vlaanderen en Gelderlandten zuiden van de Waal, zodat het samenviel met de bisdommen's Hertogenbosch en Breda. In het bisdom Roermond veranderde erniets. Het werkgebied van de Limburgsche Landbouwbond kwam alovereen met dat van het bisdom. Enkele provinciale boerenbonden (zo-als de Noordhollandsche, de Geldersche en de Overijsselsche Boeren-bond) hebben aan de wieg gestaan van de nieuwe diocesane boeren-

i Rijksarchief Utrecht,Archief van het Aartsbis-dom Utrecht (voortaan ge-

citeerd: AAU), doss. ABTB,nr. 1.1, H.A.P.C. van derWaarden, 'Ter kennisma-

king met de ABTB'.2 Ibidem.

Tmjecta, $ (1994), aflevering 5

bonden. De overige provinciale boerenbonden (zoals de Stichtsche ende Zuidhollandsche Boerenbond, alsmede de beide boerenbondenvoor Zeeuws-Vlaanderen) zijn na verloop van tijd van het toneel ver-dwenen.3

De omvorming van de christelijke provinciale boerenbonden in ka-tholieke (inter-)diocesane boerenbonden en het katholiek worden in1920 van hun landelijke federatie, de Nederlandsche Boerenbond(NBB), markeerde het einde van een ontwikkeling, die op 31 januari1896 was begonnen met de oprichting van de NBB als interconfessione-le organisatie. De NBB was niet de enige organisatie waarin getracht

234 werd katholieken en protestanten te verenigen. In tegenstelling totUnitas, dat in hetzelfde jaar werd opgericht als federatief samenwer-kingsverband van katholieke en protestantse textielarbeiders in Twen-te,4 is de omvorming van de christelijke boerenbonden in katholiekeorganisaties niet gepaard gegaan met conflicten met het kerkelijk ge-zag. Waarom werden de christelijke boerenbonden ongemoeid gela-ten, terwijl het de katholieke textielarbeiders door de bisschoppen tus-sen 1906 en 1912 langzaamaan onmogelijk werd gemaakt nog langer lidte zijn van Unitas? Waarom speelde de klerikale angst om de greep opde leken te verliezen5 geen rol bij de boeren?

Voorts wordt in deze bijdrage de vraag gesteld hoe de identiteit vande NBB en de daarin samenwerkende provinciale boerenbonden tussen1896 en 1920 vorm werd gegeven. Waarom kozen de oprichters van deNBB voor een algemeen-christelijke en niet - zoals oprichters van deBelgische Boerenbond in 1890 hadden gedaan6 - voor een specifiekkatholieke organisatie? Maakte de NBB zijn interconfessionele identi-teit werkelijk waar of bleef hij steken in een katholiek initiatief? Waar-om werd na 1910 de pretentie om zowel katholieken als protestanten inéén bond te organiseren opgegeven? Welke problemen bracht de om-vorming van de christelijke provinciale boerenbonden in katholieke(inter-)diocesane boerenbonden met zich mee?

Tenslotte wordt nagegaan welke betekenis aan het interconfessiona-lisme van de boerenbonden moet worden toegekend in het licht vande verzuiling van katholiek Nederland. In vergelijking met andere lan-den kwam de katholieke zuil in Nederland pas laat tot wasdom.7 Werder slechts met protestanten samengewerkt in afwachting van de op-richting van afzonderlijke katholieke en protestantse organisaties, of iser werkelijk gepoogd algemeen-christelijke organisaties tot stand tebrengen?

2. EENE DER CHRISTELIJKE BELIJDENISSEN

Hoewel in de jaren 1892-1895 in kranten, verschijnend in Noord-Bra-bant en Limburg, herhaaldelijk werd aangedrongen op de organisatievan de boerenstand, werd het initiatief voor de oprichting van de NBBin december 1895 genomen vanuit de Liemers (Gelderland). Te zamenmet J. L. Pauwen en Th. Pruis publiceerde L. Ridder de van der Schue-ren in verschillende dag- en nieuwsbladen een open brief, waarin hij

3 Zie voor een overzichtvan de provinciale en (in-ter-)diocesane boerenbon-den: Mari Smits, '"Doorfederatieve aaneenslui-ting". Ontstaan en ont-wikkeling van deNederlandsche Boeren-bond gedurende de eerstevijfentwintig jaren, 1896-1911', in: Jaarboek van hetKatholiek DocumentatieCentrum, 22(1992), p. 29.4 Zie voor de lotgeval-len van Unitas ondermeer: A.AJ. Thelen, Lam-bert Poell (1872-1957) en dekatholieke sociale beweging.Sociaal-klerikaal span-ningsveld in het Bosschediocees, 1806-1015 (Tilburg1990), p. 133-147.191-244.297-308 en 343-384; A.AJ.Thelen, 'Godsdienstigevervolmaking als hoogstedoel en lotsverbeteringvan het volk. Patronen enverhoudingen binnen dekatholieke arbeiders-beweging in Nederland,1888-1916', in: G.J. Schut-te (red.), Een arbeider iszijn loon waardig ('s-Gra-venhage 1991), p. 89-95.5 Hans Righart, De ka-tholieke zuil in Europa.Het ontstaan van verzui-ling onder katholieken inOostenrijk, Zwitserland,België en Nederland(Mep-pel 1986), p. 267.

6 L. van Molle, Iedervoor allen. De BelgischeBoerenbond 1800-1000(Leuven 1990), p. 58; L.van Molle, Katholieken enlandbouw, Landbouwpoli-tiek in België 1884-1014(Leuven 1989), p. 164.7 Staf Hellemans, Strijdom de moderniteit. Socialebewegingen en verzuilingin Europa sinds 1800 (Leu-ven 1990), p. m; Righart,De Katholieke Zuil in Eu-ropa, p. 265.8 G. van den Eisen, 'Degeschiedenis der stichtingvan den Ned. Boeren-bond', in: Officieel verslagvan het congres van den Ne-derlandschen Boerenbond,gehouden te Nijmegen den14 en 15 sept. 1004 (Hel-mond z.j.), p. 8-9.9 H. Küppers, 'Zur Ent-stehung des RheinischenBauernvereins', in: Zeit-schrift/ur AgrargeschichteundAgrarsoziologie,28(1980), p. 14.10 Ibidem, p. 31.11 Van den Eisen, 'Ge-schiedenis Ned. Boeren-bond', p. 9.ia Zie: De Standaard, 10en 27 febr., n en 14 maart1896.13 De Standaard, nmaart 1896.14 Ibidem.

sympathisanten opriep mee te werken aan de oprichting van een"Landbouwers-vereeniging" die tot doel had "het solidariteitsgevoel bijde landbouwers op te wekken, de maatschappelijke belangen harer le-den te bevorderen, de bijzondere belangen der landbouwers-grondbe-zitters in het vereenigingsgebied te beschermen en mee te werken tothet weer in 't leven roepen van een krachtigen landbouwersstand".8

Anders dan de bestaande maatschappijen van landbouw moest de opte richten vereniging zich vooral inzetten voor de sociale belangen vande boeren.

Wat betreft de inrichting en identiteit van de op te richten boeren-bond liet De van der Schueren zich inspireren door buitenlandse voor-beelden. In zijn oproep wees hij met name op de Rheinische Bauern-verein van Freiherr Felix Loë zu Terporten (opgericht in 1882.). Dezebond die in 1890 reeds 32.000 leden telde,9 combineerde de godsdien-stïg-zedelijke verheffing van de boerenstand met materiële belangen-behartiging. Evenals bij de in 1871 door Burghardt von Schorlemer-Alst opgerichte Westfalische Bauernverein konden zowel katholiekeals protestantse boeren lid worden van de Rheinische Bauernverein.Omwille van de militant-katholieke houding van Von Loë en het ge-ringe aantal protestantse boeren in het Rijnland bleef dit interconfes-sionele standpunt echter een "formale Deklaration".10 De van derSchueren nam dit interconfessionele standpunt over en stelde dat al-leen zij lid konden worden, die behoorden tot "eene der christelijkebelijdenissen".11

De oproep van De van der Schueren ondervond veel bijval. Ander-halve maand later, op 31 januari 1896, vond in Musis Sacrum te Arn-hem de eerste vergadering plaats van de NBB. Een commissie bestaandeuit mr. A. Baron van Wijnbergen, BJ. Hulshof en Th. Peters werdaangewezen om een algemeen reglement voor te bereiden. De initia-tiefnemers - De van der Schueren, Pauwen en Pruis - zouden tot devolgende algemene vergadering aanblijven als voorlopig bestuur.

Het initiatief werd met name toegejuicht door de katholieke dag-en nieuwsbladen. Op een enkele uitzondering na konden zij zich ookverenigen met het interconfessionele karakter van de bond. De protes-tantse pers reageerde daarentegen lauw. Het antirevolutionaire dag-blad De Standaard'zag weinig reden tot steun, aangezien het initiatiefvan katholieke zijde was genomen.12 Het bevreemdde de krant datmen desalniettemin wilde spreken van een christelijke boerenbond:"Op ander terrein heeft men, als er splitsing komt onder vakgenooten,in den regel een Protestantsche, een Roomsche en een liberale bond.(...) Zoo echter doet men thans niet".13 De Standaard bekritiseerdevooral het mogelijke klerikale karakter van de bond en ontraadde deprotestantse boeren dan ook om lid te worden: "In een ChristelijkenBoerenbond, die vanzelf onder de leiding der Roomsch-Katholiekegeestelijken zou komen, is voor onze orthodoxe boeren geen plaats.Immers ook in zulk een bond zouden die Roomsche boeren (...) ge-houden zijn, de wenken en wenschen van hun Bisschop op te vol-gen".14 Andere protestantse kranten stelden het claimen van het chris-telijk karakter door de katholieken gelijk met boerenbedrog: "Laat ons

235

2$ 6

hopen, dat protestanten die in eminenten zin aanspraak maken op denaam christenen, zich niet laten vangen in het net van Petrus".15

De katholieke pers had daarentegen weinig moeite met de beoogdechristelijke grondslag. Van actie voor zuiver katholieke boerenbondenwas nauwelijks sprake. Het Limburgse dagblad De Nieuwe Koeriervormde hierop een uitzondering. Ingegeven door de negatieve reactiesin de protestantse pers, pleitte de redacteur van de krant, kapelaan Th.van der Marck voor zuiver katholieke bonden: "Nu de ondervindingleert, dat van protestantsche zijde geen algemeenen steun te verwach-

ten is, en de katholieken niet van dien steun doen blijken, die de aan-vankelijke begroeting van het grootsche plan deed verwachten, aarze-len wij niet als ons gevoelen uit te spreken, dat samenwerking van allechristelijke partijen ongewenscht is, en gevaarlijk voor een duurzaambestaan. (...) Laten katholieken een katholieken bond vormen, danzullen de protestanten weldra met een protestantschen volgen".16

De discussie over de christelijke grondslag werd verder aangezwen-geld door de Sittardse onderwijzer J. Claessen. Onder het pseudoniemFrans van Dam had hij eerder in verschillende kranten gepleit voor deorganisatie van de boerenstand. Reeds in 1888 had hij op het 4ie Land-huishoudkundig Congres te Assen gewezen op de positieve werkingvan de Duitse Bauernvereine en de vraag gesteld of het oprichten vandergelijke verenigingen in Nederland niet gewenst was.17 Toen in 1896uiteindelijk het initiatief was genomen, meende hij Ridder de van derSchueren behulpzaam te zijn, door te pleiten voor een opbouw 'vanonder op'. Hij deed daarbij de suggestie "of U zich niet per gedruktecirculaire tot de Eerw. heeren pastoors, of tot de Hoogeerw. heeren de-kens zoudt wenden, die deze dan aan de parochies met uitsluitend of

Vergadering van de Ne-derlandsche Boeren-bond, ter gelegenheidvan het eerste congres,gehouden op 14 en 15september 1904 te Nijme-gen. In het midden (vanafde derde persoon vanlinks) zit het dagelijks be-stuur: J.L. Pauwen (on-dervoorzitter), pater G.van den Eisen (secreta-ris) en L. Ridder de vander Schueren (voorzit-ter). [KDC/KLJB, Nijmegen]

15 Provinciale Overijs-selsche en Zwolsche Cou-rant, 8 april 1896. Van denEisen kwalificeerde de

schrijver van dit stuk, ds.Bronveld, als 'de bekendepapenhater'. Van den Ei-sen, 'Geschiedenis Ned.Boerenbond', p.17. In eendoor Van den Eisen aange-legde map met kranten-knipsels, berustend in deAbdij van Berne, schreefVan den Eisen bij het be-wuste artikel: "Bestaan ergeen redenen om dezecourant wegens grove be-lediging gerechtelijk tevervolgen???".16 'Moeten de boeren-bonden katholiek of chris-telijkzijn', in: De NieuweKoerier, 28 maart 1896.17 Vraag nr. 35 op het4ie LandhuishoudkundigCongres te Assen (25-29juni 1888), in:Landbouwcourant, 17 mei1888.18 Fr. van Dam, 'Openbrief aan Jhr. L. Ridder devan der Schueren', in: DeNoordbrabanter, j maart1896.19 G. van den Eisen,'De Boerenbond', in; DeNoordbrabanter, 10 maart1896.2,0 Van Molle, leder voorallen, p. 58. Van den Elsenseerste oproep tot organisa-tie van de boerenstand,'De geduldige landman',verschenen in het Noord-brabantsch Dagbladvzn 24jan. 1892, lijkt te zijngeïnspireerd door artike-len die de oprichter van deBelgische Boerenbond, Ja-cob-Ferdinand Mellaerts,drieëneenhalf jaar eerder

overwegend kath. bevolking konden doen toekomen?" Zodoende zoumen tot een provinciale bond kunnen komen, ook al waren daarinverscheidene gemeenten nog niet vertegenwoordigd.18 Ook Pater Ger-lacus van den Eisen o.praem., de latere organisator van de Brabantseboerenstand, zag wel wat in deze werkwijze: "Gaarne zullen dus deEerw. pastoors of kapelaans met de hulp van de aanzienlijken hunnerparochiën de boeren vereenigen, en elkeen weet, dat zij aller vertrou-wen genieten, dat zij beter dan andere heeren gehoor zullen vinden endus het schoone werk gemakkelijk zullen doen slagen".19 Beide auteurshadden hierbij ongetwijfeld de werkwijze van de Belgische Boeren-bond, die als katholieke bond de deelname van de parochiegeestelijk-heid aan het bestuur van lokale gilden voorschreef, op het oog. Directbij de oprichting kon deze bond beschikken over een uitgebreid net-werk van propagandisten.20

De van der Schueren ging echter niet op deze suggestie in. Om deprotestanten warm te krijgen voor zijn initiatief wilde hij alles vermij-den wat aan die zijde aanstoot kon geven.11 Wel wilde hij vasthoudenaan de christelijke grondslag. "Elke andere opvatting, elke andere vlagdan 'Nederlandsche Boerenbond op christelijken grondslag' wijzenwij beslist van de hand. Moge dit sommigen van toetreding terughou-den, geen andere basis kan, bij deze overwegend christelijkeNederlandsche bevolking, door den Boerenbond worden aanvaard".22

Dat door de suggestie van Frans van Dam de argwaan van protestantsezijde verder werd versterkt, moge blijken uit de reactie van De Stan-daard: "Dat er metterdaad toeleg bestaat, om den boerenbond aan deRoomsche geestelijkheid te verbinden, blijkt uit een stuk in de DeNoordbrabanter, waarin men leest, dat verzocht is de circulaire ook aande pastoors te zenden".23

Kon men van katholieke zijde in het algemeen instemmen met hetchristelijke karakter van de NBB, minder was men te spreken over po-gingen om deze grondslag verder af te zwakken ten einde de protestan-ten te kunnen behagen. Met name in Noord-Brabant ontstond eindjuni onrust, na berichten als zou het voorlopig bestuur van de NBB wij-zigingen willen aanbrengen in het op 5 april gepubliceerde conceptvan het algemeen reglement. In plaats van te eisen dat leden dienden tebehoren tot 'een der christelijke belijdenissen' (artikel 9) zou iedereenlid kunnen worden die niet optreedt als bestrijder van 'God, Huisge-zin en Eigendom'. Ook zou in de doelstelling niet meer gesprokenworden over de behartiging van de 'zedelijke belangen'.24 Voórafgaan-

schreef in het katholiekeVlaamse dagblad HetLand. Mellaerts' pseudo-niem - Georgiphiel -ver-toont bovendien veel gelij-kenis met de later doorVan den Eisen gebruikteschuilnaam: Georgius. Ibi-dem, p. 51.

21 Zie: P. Hollenberg,Gerlacus van den EisenOrd.Praem. Emandpatorvan de Noordbrabantseboerenstand1853-1025 ('s-Hertogenbosch 1956),p. 48.22 L. Ridder de van derSchueren, 'Nadere toelich-

ting omtrent den Boeren-bond', in o.a. DeNoordbrabanter en HetCentrum, 13 maart 1896.23 De Standaard, 14maart 1896.24 Van den Eisen, 'Ge-schiedenis Ned. Boeren-bond', p. 21-22.

237

de aan de algemene vergadering van 4 juli 1896 besloten de Noordbra-bantse afgevaardigden eensgezind aan te dringen op handhaving vanhet christelijk karakter. Indien het hun niet zou lukken, zouden zij ver-trekken en los van de NBB een provinciale boerenbond in christelijkegeest oprichten.

Toen tijdens de vergadering het voorlopig bestuur voorstelde hetdoel van de bond te lezen als "de belangen van den boerenstand te be-hartigen" - dus zonder vermelding van de 'zedelijke en stoffelijke be-langen' - bracht Alphons van Rijckevorsel namens de Brabantse afge-vaardigden naar voren hieraan toe te voegen "gevestigd op christelijke

238 grondslag". Voorzitter Ridder de van der Schueren en medebestuurs-lid Pauwen lieten echter weten dat het bestuur, hoewel het geen be-zwaren had tegen het christelijk beginsel, gekozen had voor deze wijzi-ging om protestanten niet voor het hoofd te stoten: "Wij zouden alzootusschen protestanten en katholieken eene scheiding teweeg brengenen alzoo een nationalen bond onmogelijk maken".2-5 Nadat deBrabantse en Limburgse afgevaardigden bleven aandringen op opne-ming van het christelijk beginsel, stelde het katholieke Tweede Kamer-lid dr. H. Schaepman, die ook op de vergadering aanwezig was, voorom artikel twee te veranderen in "De Nederlandsche Boerenbond, hetchristendom als grondslag der maatschappij erkennend en huldigend"en onder artikel negen te lezen dat men om lid te kunnen zijn "als denoodzakelijke grondslagen der Maatschappij erkenne God, huisgezinen eigendom". Met dit voorstel, dat algehele instemming vond bij deaanwezigen,26 wist Schaepman een dreigende scheuring te voorko-men.

Met het wijzigingsvoorstel wÜde het bestuur proberen ook deprotestanten bij de boerenbond te betrekken. Betwijfeld mag wordenof dit ook werkelijk gelukt zou zijn. Herhaaldelijk hadden antirevolu-tionaire dagbladen, met De Standaard voorop, blijk gegeven van hunwantrouwen ten aanzien van het in hun ogen roomse initiatief. Na dealgemene vergadering schreef Abraham Kuyper in De Standaard fathij weinig waardering had voor de intenties van het bestuur. Ook al gafhij toe dat Schaepman de stichters van de bond op de betere weg hadgeholpen, toch bleef hij de NBB wantrouwen.27

Was het doel van het voorlopig bestuur om door wijziging van hetreglement meer steun te verwerven; het effect dat het bereikte, was datde betrekkelijke eensgezindheid die tot dusverre aan katholieke zijdebestond ten aanzien van het interconfessionele karakter van de bond,verbroken werd. Nog op 4 juli waarschuwde De Tijdvooi een neutralebond. "Beter niet dan niet christelijk", luidde het devies. Ook al wistSchaepman de christelijke grondslag te redden, voor velen bleef deuiteindelijk gekozen formulering te vaag. Volgens pastoor E.A. vanHooff uit Escharen (N-Br.) zou men te vroeg gejuicht hebben. Debond die in Utrecht definitief tot stand was gekomen, zou "op hetrandje af socialistisch" zijn geworden.28 Ook Frans van Dam was niettevreden. De omschrijving 'het Christendom als grondslag der maat-schappij erkennend en huldigend' noemde hij "te vaag en te nevelach-tig". Het zou de deur voor modernen, socialisten en joden wagenwijd

25 Ibidem, p. 26.2.6 Ibidem, p. 27; Nij-megen, KatholiekDocumentatie Centrum,Archief van de KatholiekeNederlandse Boeren- enTuindersbond (Voortaangeciteerd: Arch. KNBTB),nr. 432. Verslag van de al-gemene vergadering vande Nederlandsche Boeren-bond (voortaan geciteerd:Verslag AV NBB) (4 juli1896).27 De Standaard, 9 j ui i1896.28 Het Centrum, 13 juli1896.

19 Fr. van Dam 'Openbrief aan het hoofdbestuurvan den Ned. Boeren-bond' in o. m. De Tijd, 14aug. 1896 en DeNoordbra-banter, 13 aug. 1896.30 He t Huisgezin, geci-teerd in: Het Centrum, 22aug. 1896.31 L. Ridder de van derSchueren, 'De Boeren-bond en het christendom',in o.a. Het Centrum, 25aug. 1896 en De Noord-brabanter, 23 aug. 1896.

openzetten. Hij vroeg het bestuur dan ook om een 'ronde en ridderlij-ke verklaring'. "Zou het hoofdbestuur echter hardnekkig blijven zwij-gen, dan zal het zeer veel locale boerenbonden van zich vervreemdenof verwijderen en dus zijn eigen werk vernietigen. Aan het hoofdbe-stuur de verantwoordelijkheid en de keuze!"29

Tegenover de critici namen anderen het NBB-bestuur in bescher-ming. Zo meende de Noordbrabantse krant Het Huisgezin dat de NBB'lastige vrienden' had, waarvan men "niet altijd het meeste plezierheeft". Deze vrienden - waarbij Het Huisgezin zowel personen (met

L. Ridder de van derSchueren (1842-1921), op-richter van de Nederland-sche Boerenbond envoorzitter van 1896 tot1911. [KDC/KÜB, Nijme-gen]

name Frans van Dam) ais bladen op het oog had - die pretendeerdende grootste voorstanders van de Boerenbond te zijn en ook 'op loffelij-ke wijze' voor de totstandkoming hadden geijverd, "schijnen hem nu,tot overmaat van ijver, weer te willen afbreken". De gekozen formule'God, Huisgezin en Eigendom' zou zelfs beter zijn, omdat hierdoor ge-vaarlijke elementen ('joden, vrijmetselaars, socialisten') zouden wor-den buitengesloten, zonder dat onderzoek behoefde te worden gedaannaar iemands christelijke belijdenis.30

Uitgedaagd door Frans van Dam meende Ridder de van der Schue-ren niet meer te kunnen zwijgen. Op persoonlijke titel verklaarde hij,dat diegene die toe zou treden tot de boerenbond, daarmee erkende"Christen te zijn, zoo niet voor het uiterlijke dan toch in zijn hart, enkomt hij er openlijk en ridderlijk voor uit, het Christendom en mits-dien ook de christelijke grondstellingen te eerbiedigen als den eenigenwaarborg voor het bestaan der Maatschappij".31 Ook Ridder de vander Schueren twijfelde aan de goede bedoelingen van zijn critici: "Zoumen nu, om te beginnen, met verdachtmaking en twistgeschrijf detotstandkoming van den Boerenbond meenen te bevorderen? Neen,

239

duizendmaal neen; niet het Hoofdbestuur dat zwijgt en de vragen -van onbekenden - naar den bekenden weg onbeantwoord laat, ver-vreemdt van zich locale boerenbonden, maar juist zij, die door spits-vondige interpretaties het standpunt van het Hoofdbestuur trachtente verzwakken en het Algemeen Reglement, het fundament van denNed. Boerenbond, trachten te ondermijnen; zij mogen dus de verant-woordelijkheid hunner daden dragen".32

Terwijl verschillende scribenten kritiek leverden of juist deze kritiekbestreden, gaven anderen het NBB-bestuur de raad gewoon aan hetwerk te gaan. Daartoe behoorde onder meer Van den Eisen33, die

240 meende dat reglementen weinig nut hadden, als er in het bestuur geenchristelijke geest aanwezig was. In plaats van verdere discussie over de-finities moest men flinke lokale en provinciale boerenbonden stichten,"van wier gehalte en werkzaamheid de aard en de werking van denCentralen Bond geheel en al zal afhangen".34

Nadat de polemiek over het christelijk karakter in de katholieke perstot een einde was gekomen, kwamen organisatorische kwesties op devoorgrond te staan. Hoog oplopende conflicten tussen de bestuurdersvan de op 17 augustus 1896 opgerichte Noordbrabantsche ChristelijkeBoerenbond (NCB) en het centraal bestuur van de NBB hebben ertoegeleid dat de Nederlandsche Boerenbond in 1899 werd omgezet in eenfederatie van provinciale boerenbonden.35 De identiteit was daarente-gen geen strijdpunt meer. Aan de Brabantse en Limburgse boerenbon-ders werd de vrijheid gelaten hun afdelingen zo katholiek mogelijk inte richten. Bij de oprichting van veel Noordbrabantse en Limburgseafdelingen was de plaatselijke geestelijkheid betrokken. In het noor-den waren het vooral de plaatselijke notabelen die het initiatief na-men. De geestelijkheid hield zich grotendeels afzijdig: "de heren regel-den hun eigen zaakjes wel en waren geen verantwoording schuldig aande bisschop".36 Door de afzijdigheid van de geestelijkheid ontbrak hiereen duidelijke katholieke dominantie. Anderzijds had dit tot gevolgdat veel katholieke boeren geen lid werden van de boerenbonden.

3. PROTESTANTEN IN DE NEDERLANDSCHE BOERENBOND

De inspanningen van Ridder de van der Schueren c.s. om ook protes-tanten voor de boerenbondsgedachte te winnen, hadden maar in be-perkte mate succes. Een aantal vooraanstaande protestanten, zoals A.Baron van Dedem, mr. A.P.R.C. Baron van de Borch van Verwolde(beiden lid van de Tweede Kamer) en W.H.E. Baron van de Borch tra-den in 1897 op als bestuurslid van de NBB (Van Dedem werd zelfs ge-kozen tot ondervoorzitter)37, maar trokken zich na korte tijd terug alsbestuurslid. Een van de weinige protestanten die voor langere tijd deeluitmaakte van het bestuur was mr. J.C. von Briel Sasse, voorzitter vande Zuidhollandsche Boerenbond (1901-1912).

Het ontberen van de steun van de katholieke geestelijkheid en degeringe aantrekkingskracht voor protestanten hadden tot gevolg dat

32 Ibidem.33 Zie: Van den Eisen,'Geschiedenis Ned. Boe-renbond', p. 34 en Hollen-berg, Van den Eisen,, p. 59-éo.34 Noordbrabanter, ^aug. 1896.35 Smits, 'Door federa-tieve aaneensluiting', p. 19.36 J.M. van Marrewijk(red.), Blijvende dynamiek:/jjaar geschiedenis van deKatholieke Land- enTuinbouwbond LTB, Dl. I:1915-194$ (Haarlem 1991),p. 27.37 Arch. KNBTB, nr.432, Verslag van de verga-dering van het centraal be-stuur van de NBB, (20 mei1897).

38 AAU, doss. KNBTB,nr. 1.1, Brief van L. de vander Schueren, H.A. Plegten A. Hendriks aan deAartsbisschop vanUtrecht, 17 dec. 1900.39 Bron: Verslagen enmededeelingen van de Di-rectie van den Landbouw(1910) en gegevens religi-euze samenstelling ge-meenten op basis van devolkstelling van 1920 (be-werkt door Instituut voorSociale Geografie Amster-dam). Voor de provinciesUtrecht, Noord- en Zuid-Holland zijn vanwege hetuitstrekken van het werk-gebied van enige afdelin-gen over meerdere ge-meenten, de cijfers van diegemeenten bij elkaaropgeteld. * exclusief afde-ling Utrecht (stad).40 Van Marrewijk (red.),Blijvende dynamiek I, p. 27.41 AAU, doss. ABTB, nr.1.1, H.A.P.C. van derWaarden, 'Ter kennisma-king met de ABTB', p. 5.

de boerenbonden in het noorden slechts moeizaam tot ontwikkelingkwamen. In 1904 telden de bonden gezamenlijk 42836 leden; 73%daarvan (31276 leden) was afkomstig uit Noord-Brabant of Limburg,terwijl de overige provincies slechts 11.560 leden (27%) telden. Hetaantal afdelingen vertoonde eenzelfde beeld. Van de 428 afdelingenbevonden zich 291 (68%) in de twee zuidelijke provincies. In 1900 pro-beerde Ridder de van der Schueren met twee andere voormannen vande boerenbonden in Gelderland en Overijssel dit te veranderen doorde aartsbisschop van Utrecht om medewerking te vragen van de gees-telijkheid in het aartsbisdom. Vanaf de oprichting was dit reeds het ge-val in Noord-Brabant en Limburg. De ondertekenaars gaven daarbijaan de aartsbisschop de verzekering dat de provinciale en afdelingsbe-sturen "op enkele uitzonderingen na", geheel katholiek waren, "terwijlde enkele niet-katholieke leden toch ook Christendom, Huisgezin enEigendom als noodzakelijke grondslagen der Maatschappij moetenerkennen".38

GRAFIEK: Het aantal boerenbonden in de provincies Overijssel, Gelderland,Utrecht*, Noord- en Zuid-Holland, afgezet tegen het percentage katholieken inde gemeente van vestiging, i9io.39

120afdelingen

100-

OBB GBB SBB NHBB ZHBB Totaal

• 0-25% kath. E223 25-50% kath. SB > 60% kat h.

Over het aantal niet-katholieke leden van de diverse provinciale boe-renbonden bestaan geen betrouwbare gegevens. De weinige gegevensdie er zijn, geven aan dat het om een kleine minderheid ging. In 1915telde de Noordhollandsche Boerenbond 200 protestanten onder zijn2500 leden40 (8%); voor de Geldersche Boerenbond betrof het 2500van de 16500 leden (15,2%), en voor de Overijsselsche Boerenbond 500van de 3700 (i3,5%).41 Uit de situering van de afdelingen in de noorde-lijke provincies blijkt dat zij zich vooral bevonden in gemeenten waar-in de katholieken de meerderheid van de bevolking vormden (zie gra-fiek). De afdelingen van de Geldersche Boerenbond bevonden zichvrijwel uitsluitend in overwegend katholieke gemeenten. De Overijs-

241

selsche, de Stichtsche, de Noord- en de Zuidhollandsche Boerenbondwaren ook actief in gemeenten waar de katholieken in de minderheidwaren.

Uit de vergelijking van de ledencijfers van de afdelingen met de om-vang van katholieke bevolking in de gemeente van vestiging blijkt dater ook een drietal afdelingen waren waarin het aantal leden het aantalkatholieken in de desbetreffende gemeente overtrof. Dit was het gevalbij de Overijsselse afdelingen Bathmen en Holten en de Utrechtse af-deling Bunschoten. Na het opheffen van de Overijsselsche Boeren-bond in 1917 en de Stichtsche Boerenbond in 192,3 hielden deze afde-

242 lingen op te bestaan. Ook afdelingen die gevestigd waren in overwe-gend katholieke gemeenten konden veel protestantse leden tellen. Inveel gevallen waren de economische activiteiten van een afdeling eenreden voor aansluiting.42

Op basis van de gegevens over de samenstelling van de leden en deplaats van vestiging van de afdelingen, kan men het interconfessionelekarakter van de NBB in twijfel trekken. Al laten deze cijfers zien dat deachterban van de NBB grotendeels katholiek was, toch werd dechristelijke identiteit in de eerste vijftien jaar van zijn bestaan nauwe-lijks serieus ter discussie gesteld. Bovendien trachtte de bond tijdensde in 1904 en 1907 gehouden nationale congressen inhoud te gevenaan deze identiteit door het aan de orde stellen van zijn taak ten aan-zien van de zedelijke verheffing van de boerenstand: "Daarom zal deBoerenbond al wat daartoe strekken kan, krachtig hebben te bevorde-ren, o.a. Zondagsrust, bestrijding van het drankmisbruik, aankweekenvan spaarzin, verstrekken van goed degelijk onderwijs, niet in hetminst de instandhouding van het christelijk huisgezin".43 De christe-lijke identiteit betekende ook het ijveren voor een corporatieve,'solidaristische' maatschappelijke orde. Ridder de van der Schueren:"De Nederlandsche Boerenbond is christelijk. Van alle boerenveree-nigingen, welke zich bij hem wenschen aan te sluiten, eischt hij dat zijsteunen op het christelijk beginsel, overtuigd als hij is, dat alleen datbeginsel krachtig bestand is tegen de stroomingen, welke deMaatschappij trachten te ondermijnen. Christelijk is de boerenbond,omdat hij geen verwijdering, geen verdeeldheid, geen klassenstrijd wil;hij vereenigt bezitters en niet-bezitters; hij ijvert voor de instandhou-ding der samenleving en voor den vooruitgang der Maatschappij, voorde eerbiediging van het gezag, voor de heiligheid van het huwelijk enhuisgezin, voor de verzoening van kapitaal en arbeid, voor devriendschappelijke samenwerking van pachtheer, boer en arbeider.(...) Christelijk is de Nederlandsche Boerenbond, omdat hij aan hetegoïsme, de zelfvoldoening, de eigen /^heid, die alle deelen der Maat-schappij uit elkander rukt, tegenover stelt de christelijke naastenliefde,de christelijke rechtvaardigheid met hare opvoedende, opbeurende,versterkende, bezielende en levenwekkende kracht".44

Kon de bond in 1896 slechts rekenen op wantrouwen van anti-revolutionaire zijde, elf jaren later stak De Standaard naar aanleidingvan het tweede congres van de bond zijn waardering niet onder stoelen

42 In een aantal gevallenleverde dit moeilijkhedenop bij de omzetting naarkatholieke bonden, metname als het ging om deoverdracht van economi-sche activiteiten zoals decoöperatieve aankoop vanveevoeren meststoffen. In1917 deden zich dergelijkeproblemen voor t.a.v. deafdelingen Breedenbroek(85 kath. en no prot.),Gendringen (146 kath. en112 prot.) en Silvolde (140kath. en 80 prot.) van devoormalige GelderscheBoerenbond. AAU, doss.AJBTB, nr. i.i, Brief Dijk-stra c.s. aan Aartsbisschopvan Utrecht, dec. 1917.43 Officieel verslag vanhet 2de congres van denNederlandschen Boeren-bond gehouden te Nijmegendan 2 en 5 october 1007(Helmond z.j.), p. 1944 Ibidem, p. 36.

of banken. Werden in 1896 de orthodox-protestantse boeren nog afge-raden om lid te worden, nu zag dit blad in het als klerikaal brandmer-ken van de bond door liberalen de oorzaak van het niet-toetreden vanprotestantse boeren: "Die Boerenbond, zoo heette het toen, is een cre-atuur van de Roomsch-Kathoüeke geestelijkheid. Geen Protestantschgrondeigenaar, boer of boerenarbeider kan lid van dien bond wordenzonder zijn eerstgeboorterecht te verkoopen. En zoo hield men hetdoordringen van den Bond in het overige [noordelijke] deel van onsvaderland tegen".45 De NBB, zo schreef/)? Standaardhad "ook nu weerfier en moedig zijn christelijk karakter" gehandhaafd, "en geweigerdzelfs in zijn meer oeconomische stichting dat karakter te verlooche-nen".40 De krant sprak daarom de hoop uit dat nu ook in de noordelij-ke provincies het aantal afdelingen zou gaan vermenigvuldigen. Onbe-kend is of deze plotselinge positieve houding van De Standaard inder-daad geleid heeft tot het toestromen van protestantse leden.

243

45 De Standaard, 2 okt.1907.46 De Standaard, 7 okt.1907.47 Mgr. van de Wete-ring op het R.K. Vakcon-gres van 21 en 22 septem-ber 1903 te Utrecht, geci-teerd door J. DJ. Aenge-nent, Leerboek der Sociolo-gie (Leiden 1911, 2e druk),p. 151.48 Officieel Verslag vanden Bredaschen Katholie-kendag te Breda op 6sep-tember 1903, p. 130.

4. VAN CHRISTELIJK NAAR KATHOLIEK

De toegenomen waardering in protestantse kringen heeft echter nietkunnen beletten dat de NBB en de daarbij aangesloten provinciale boe-renbonden zich meer en meer ontwikkelden in katholieke richting. Infeite had Ridder de van der Schueren reeds in 1896 hiervoor de ruimtegecreëerd door de leden van de Brabantse en Limburgse boerenbondde vrijheid te laten hun bonden zo katholiek mogelijk in te richten. Nade eeuwwisseling hebben de Nederlandse bisschoppen de ontwikke-ling in deze richting verder gestimuleerd. Hoewel zij aanvankelijk hetbestaan van gemengd-christelijke organisaties toestonden, gaven zijaan dat daar waar de vorming van katholieke verenigingen mogelijkwas, deze de voorkeur hadden boven christelijke. Tijdens een bijeen-komst van katholieke arbeiders in 1903 verklaarde de aartsbisschop vanUtrecht, mgr. H. van de Wetering, dat het soms wenselijk en nodigwas om met andersdenkenden samen te werken. "Maar als katholiekevereenigingen mogelij k zij n", zo voegde hij er aan toe, dan "moet mengeen christelijke vereenigingen oprichten".47

Wat de boerenbonden betreft, werd eenzelfde richtlijn neergelegdin een conclusie die datzelfde jaar aangenomen werd op de eerste ka-tholiekendag in het bisdom Breda. Overwegend dat vakverenigingenvoor een gemengde bevolking tenminste christelijk behoorden te zijn,maar dat het omwille van een homogeen-katholieke bevolking bijnaoveral mogelijk zou zijn in het betreffende bisdom een katholieke af-deling op te richten, werd als wens uitgesproken in alle plaatsen vanhet bisdom Breda een afdeling van de NCB "op zuiver katholiekengrondslag te richten, tenzij gewichtige plaatselijke omstandighedeneen christelijke noodzakelijk maken".48

Kort daarop werd dit de officiële richtlijn van de NCB: katholiekeboerenbonden op plaatsen waar geen of nauwelijks protestantenwoonden (de enkele protestanten die er waren konden dan contribu-erend lid zijn), terwijl in plaatsen waar voldoende "geloovige" protes-

244

tanten woonden, die met de katholieken wilden samenwerken, het be-ter was een christelijke boerenbond op te richten. Van den Eisen acht-te samenwerking heel goed mogelijk omdat de boerenbonden geengodsdienstige verenigingen waren, maar ingesteld waren "eerst envooral om de sociale toestanden in tijdelijk opzicht te verbeteren".Bovendien waren de zedelijke deugden die de voornaamste middelenzouden zijn om de sociale toestanden te verbeteren (christelijke naas-tenliefde, matigheid, spaarzaamheid en arbeidzaamheid) volgens Vanden Eisen geen specifiek katholieke deugden.49 Samenwerking op

christelijke grondslag had vooralsnog de voorkeur. Conform de NCB-richtlijn werd in de daaropvolgende jaren het merendeel van deafdelingen geplaatst op een katholieke grondslag. In 1908 constateerdeVan den Eisen dan ook dat de NCB een federatie geworden was van lo-kale bonden, die bijna allemaal katholiek waren.50

De eerste gewestelijke bond die zich expliciet op een katholiekstandpunt plaatste, was de in 1904 opgerichte R.K. Boerenbond vanZeeuwsen-Vlaanderen, Oostelijk Deel. Voor de Nederlandsche Boe-renbond vormde dit expliciet-katholieke karakter aanvankelijk een re-den om de bond niet aan te nemen. In 1904 gaf het NBB-bestuur devoorkeur aan een algemeen-christelijk standpunt.51 Twee jaar laterwerd de bond echter alsnog aangenomen.52

De ontwikkeling van de boerenbonden in katholieke richting werd in-gezet door het op 7 juli 1906 door de bisschoppen gepubliceerde

49 Weekblad van denNoordbrabantschen Chris-telijken Boerenbond (voor-taan geciteerd: WeekbladNCB), 29 okt. 1904.50 Weekblad NCB, 14nov. 1908.51 Arch. KNBTB, nr.432, Verslag BV, NBB (15okt. 1904).52 Arch. KNBTB, nr.432, Verslag BV, NBB (31aug. 1906).

Bestuur van de R.K. Boe-renbond van Zeeuwsch-Vlaanderen, OostelijkDeel. Vermoedelijk is defoto gemaakt t.g.v. dewijding van het vaandelin 1909. De bond was vijfjaar eerder opgericht.[KDC/KLiB, Nijmegen]

53 De Tijd, 7 juli 1906.54 Thelen, 'Gods-dienstige vervolmaking',p. 89-95.55 Aengenent, Leerboekder Sociologie, p. 259,

communiqué "dat het hun ernstig en uitdrukkelijk verlangen is, dehun onderhoorige katholieken te vereenigen en vereenigd te houdenin katholieke organisatiën".53 Hoewel deze verklaring een algemenestrekking had en betrekking had op alle maatschappelijke standen enbovendien nog eens bevestigd werd door verklaringen in juni 1909 endecember 1911, werd aan de interconfessionele boerenbonden voorals-nog een uitzondering toegestaan. Waarom hebben de boerenbondendeze uitzonderingspositie kunnen innemen? Deze vraag is niet eendui-dig te beantwoorden. Een eerste verklaring moet gezocht worden inhet feit dat zij werden opgericht in een tijdvak waarin zuiver katho-lieke organisaties nog niet gebiedend werden voorgeschreven. Geïn-spireerd door buitenlandse voorbeelden kozen de oprichters voorchristelijke bonden. Deze keus werd bovendien gesteund door het me-rendeel van de katholieke voormannen van die tijd (bv. Schaepman)en de katholieke pers. De bisschoppen hebben lange tijd niet willeningrijpen in een historisch gegroeide situatie. In het geval van Unitasdeden de bisschoppen dat wel door de opbouw van een katholiekeconcurrent te stimuleren en daarmee te beletten dat Unitas ook buitenTwente afdelingen zou trachten op te zetten. Vanaf 1906 maakte hetepiscopaat de katholieke textielarbeiders het steeds moeilijker nog lan-ger lid te zijn van Unitas. In 1912 werd het katholieken uitdrukkelijkverboden lid te blijven.54

Een tweede verklaring moet gezocht worden in de samenstellingvan de boerenbonden. Hoewel zij in principe open stonden voor zo-wel katholieken als protestanten, waren de katholieken veruit in demeerderheid. Ook de besturen van de plaatselijke en provinciale bon-den bestonden voor het overgrote deel uit katholieken. Voor de bis-schoppen moet deze wetenschap een geruststelling geweest zijn.

Een derde en mogelijk de belangrijkste verklaring vormt de plaatsvan de boeren in de Nederlandse samenleving. De vorming van eenkatholieke, door geestelijken geleide vakbeweging werd vooral gesti-muleerd door de angst dat de katholieke arbeiders zouden afglijdennaar het socialisme. Zij zouden een bedreiging kunnen vormen voorde maatschappelijke orde en ontsnappen aan het kerkelijk regime. Deboeren golden daarentegen als steunpilaren van de maatschappelijkeen kerkelijke orde. Door hun binding aan grond en bedrijf waren zijnauw verbonden met de lokale parochiegemeenschap. Bovendien stel-den de christelijke boerenbonden aan hun leden eisen betreffende hunreligieuze gezindheid. Vertrouwend op de gezagsgetrouwheid van deboeren en het feit dat de boerenbonden voor het merendeel werdengeleid door katholieken, hebben de bisschoppen lange tijd genoegengenomen met interconfessionele boerenbonden. Interconfesskmalis-me was geen "intrensiek kwaad, doch alleen principieel minder goed",zo verklaarde J.D.J. Aengenent in zijn Leerboek Sociologie de houdingvan de bisschoppen tegenover de boerenbonden.55 Ook het feit dat en-kele bisschoppen waaronder mgr. Van de Wetering van boerenafkomstwaren, kan een rol gespeeld hebben bij de tolerante houding van hetepiscopaat jegens de christelijke boerenbonden.

Hoewel de bovengenoemde bisschoppelijke uitspraken niet expli-

245

ciet gericht waren tegen de boerenbonden, hebben deze uitsprakenook voor hen gevolgen gehad. Voorstanders van het interconfes-sionalisme in de vakbeweging gebruikten de uitzonderingspositie vande boerenbonden als legitimatie voor hun handelen. Zo verweet éénvan de aanwezigen tijdens een vergadering van Unitas op zo december1909, waarbij ook Alphons Ariëns aanwezig was, de kerkelijke autori-teiten te meten met twee maten. "Waarom worden altijd de textielar-beiders aangepakt? Waarom nu niet de Christelijke Boerenbond? Ofhebben de boeren andere rechten en vrijheden dan wij textielarbei-ders?"^

246 Tegen de achtergrond van het kerkelijk streven naar zuiver katho-lieke organisaties moesten de bestuurders van de NBB en de provincialeboerenbonden zich herhaaldelijk verweren tegen critici die zich af-vroegen waarom de boerenbonden niet katholiek waren. Ook Van denEisen moest zich herhaaldelijk verdedigen.57 Daarbij wees hij er op datde gekozen beleidslijn - indien mogelijk lokale afdelingen omzetten inkatholieke bonden - in overeenstemming was met het standpunt vande bisschoppen.58 Deze zouden begip tonen voor de bijzondere om-standigheden waarin de boerenbondsbeweging was opgekomen. Hethad de initiatiefnemers al genoeg moeite gekost om het christelijk be-ginsel te doen zegevieren. Bovendien wees hij op het feit dat de meestelokale bonden inmiddels omgezet waren in zuiver katholieke vereni-gingen met een eigen rechtspersoonlijkheid. Hierdoor was de NCBevenals de Nederlandsche Boerenbond een federatie geworden waarinniet enkel katholieke maar ook christelijke afdelingen samenwerkten.Zolang niet alle afdelingen katholiek waren kon de federatie zich nietkatholiek noemen.59 Tenslotte wees Van den Eisen er op dat deuitspraken van de bisschoppen enkel betrekking hadden op hetinterconfessionalisme in de arbeidersbeweging, niet onder de boe-ren.60

In De Boerenstand, het weekblad van de Geldersche, Stichtsche enOverijsselsche Boerenbond werd in een ingezonden brief nog een an-der argument voor katholieke bonden gegeven: de vergaderingen kon-den dan geanimeerder verlopen. Het samen vergaderen van katholie-ken en protestanten zou op veel plaatsen niet gaan. Het christelijkstandpunt had tot gevolg dat slechts gesproken werd over stoffelijkezaken als gezamenlijke inkoop en onderlinge verzekering: "Voor deverheffing van het godsdienstige en zedelijke wordt niets gedaan overhet algemeen".61

Hoe de samenwerking tussen katholieken en protestanten werkelijkverliep, kan onderzoek op lokaal niveau uitwijzen. Wij kunnen danook te weten komen of protestanten er 'geen aard' in hadden62 tefunctioneren binnen een katholieke meerderheid. Ongetwijfeld zal ditop veel plaatsen in de hand zijn gewerkt door de houding van deze ka-tholieke meerderheid. Een voorbeeld daarvan vormde de gang van za-ken rond de oprichting van de afdeling Gendt van de GelderscheBoerenbond (1909-1910). Daar wilde een aantal boeren een christelijkebond oprichten, terwijl anderen onder aanvoering van de pastoor eenkatholieke vereniging wensten. Na bemiddeling door het bestuur van

Kop van de eerste uitga-ve van het weekblad De

R.K, Boerenstand (W23),met het symbool bij uit-

stek van de katholiekeboerenbonden: Cruce et

Aratro (met kruis enploeg).

56 H.J. Stins, Waar hetUnitas om gaat. Beknopteschets van den strijd tegenUnits(z.pl., z.j.), p. 25.57 Hollenberg, Gerlacusvan den Eisen, p. 205-209.58 Ziebv. WeekbladNCB, 14 nov. 1908.59 Weekblad NCB, aomaart 1909.60 Weekblad NCB, 20maart, 10 en 24 juli 1909.61 De Boerenstand, geci-teerd door: WeekbladNCB, 20 maart 1909.6z Ibidem.63 Arnhem, RijksarchiefGelderland, Archief van deAartsdiocesane Boeren- enTuindersbond (voortaangeciteerd: Arch. ABTB, nr.i, Verslag van het dagelijksbestuur van de GelderscheBoerenbond (voortaan ge-citeerd: Verslag DB, GBB)(28 dec. 1909).64 Archief ABTB, nr. i,

Ie Jaargang No. 1

de Geldersche Boerenbond, die "het goed recht eener christelijkevereeniging"03 kwam bepleiten, werd alnog een christelijke boeren-bond opgericht. Kort daarna bleek dat de moeilijkheden nog niet dewereld uit waren: bij de verkiezing van het bestuur waren de protestan-ten buitengesloten.64

De transformatie van de boerenbonden in katholieke richting kreegbegin 1912 nieuwe impulsen toen bekend werd dat men van protes-tantse zijde bezig was met de voorbereiding van een eigen boerenbond.In maart van dat jaar werd onder leiding van mr. P.B. Bouwman een

Zaterdag 7 April 1923 247

DEDKBOEPEM5TANDOfPICietL 'QRCiAAN VAM DEN

.VCBCCNiCilNCi DER PK BOCRCNCM TUINDCRS IM NtDCBLAMD.REDACTIE-SECRETARIS N" H V.flAASIfOT

ABONNEMENTENPer jaar en bij vooruitbetalingf3.50, franco per post. Lossenummers 10 cent. Men gevezich op als abonné. bij deAdministratie van „De R.K.Boerenstand" Emmnpleln2,

's-Hcrtogenbosch.

Redactie-adres:

ADVERTENTIËN25 et. p. regel, bij contract bijzon-dere zeer verlaagde prijzen. VoorH.H. Notarissen, Deurwaardersen Rentmeesters, 15 et. p regel.KlelneAetvertsntlën: iet.perwoord, roinimumSO et. Adverten.uiierlijk voor Woensdag 12 uur.

Admlnlstratle-adres t

OFFICIEEL ORGAAN VAN DE BOEREN EN TUINDERS ONDERLINGE,. VtREENIGlNO VOOR ONGEVALLEN-VERZEKERING VAN DENNEDERLANDSCHEN BOERENBOND, GOEDGEKEURD BIJ KONINKLIJK BESLUIT VAN 16 MAART 1923, No. 47

Verslag DB, GBB, (7 jan. en25 febr. 1910. Zie ookW.F.P. Boshouwers, In hetspoor van kruis en ploeg.Vijftig jaar AartsdiocesaneR. K. Boeren- en Tuinders-bond 1917-1967 (Arnhem1967), p. 17-18.65 Zie: De Veldbodes 10febr., 16 maart en 8 juni1911.66 Weekblad NCB, 3 fe-bruari 1912.6j Uit andere bronnenblijkt dat veeleer de moei-lijkheden rond de coöpe-ratieve lijn- en oliekoeken-fabriek van de bond de re-den vormden voor dit ont-slag.68 Arch. KNBTB, nr.431, Verslag BV, NBB (4nov. 1912).

comité gevormd dat de oprichting van een 'Christelijke Landbouwers-bond' moest voorbereiden.65 Van den Eisen juichte dit initiatief directtoe, aangezien de boerenbond toch weinig opgang had gemaakt bij deprotestanten: "Als er scheiding komt, zal het beter gaan en dan kan on-ze bond met den protestanten federatief samenwerken".66

Binnen de NBB kwam de scheiding tussen katholieken en protestan-ten voor het eerst ter sprake tijdens de bestuursvergadering van 4 no-vember 1912. De aanleiding vormde de bestuurscrisis in de Zuidhol-landsche Boerenbond, die geleid had tot het aftreden van de protes-tantse voorzitter mr. J.C. von Briel Sasse.07 Alle bestuursleden warenin principe voor scheiding, maar waren het nog niet eens over de wijzewaarop dit moest gebeuren.68 Tijdens de daaropvolgende algemenevergadering van de bond werd de vraag gesteld of het niet gewenst wasde NBB op een zuiver katholiek standpunt te plaatsen. Deze vraag werdechter ontkennend beantwoord, daarbij wijzend op het federatieve ka-rakter van de NBB, waardoor zowel katholieke als protestantse bondenlid konden worden. Voor de plaatselijke en provinciale boerenbondenachtte men het echter wel wenselijk dat zij katholiek zouden worden.Deze omschakeling diende evenwel in de minne te geschieden omdat

het moeilijk met het christelijk beginsel in overeenstemming was tebrengen "leden die eenmaal toegetreden zijn, getrouw hebbenmedegewerkt en recht hebben op verschillende fondsen, met geweld teverwijderen".09

Ook al werd de Nederlandsche Boerenbond in 1912 niet omgezet ineen katholieke bond - dit gebeurde pas in 1920, nadat eerder deaangesloten gewestelijke bonden waren voorgegaan - in de praktijk af-ficheerde de bond zich sinds die tijd als een katholieke organisatie. Zowerden vanaf 22 december 1913 de vergaderingen van de NBB geopendmet een 'christelijke groet'. Tijdens dezelfde vergadering besloot de

248 bond een gift van honderd gulden beschikbaar te stellen aan de jubile-rende Katholieke Sociale Actie.70 Toen in 1917 de oprichting van deChristelijke Boeren- en Tuindersbond (CBTB) in voorbereiding was,zocht het NBB-bestuur direct contact met de initiatiefnemers, omdatmen zelf erkende dat de NBB zich - hoewel opgericht en bedoeld alschristelijke organisatie - had ontwikkeld in katholieke richting.71 DeNBB en de CBTB onderhielden vanaf het begin nauwe contacten. Na1922 voerden zij samen met het Koninklijk Nederlandsen Landbouw-Comité regelmatig overleg over landbouwpolitieke aangelegenheden.

Hoewel de transformatie van de NBB en de daarbij aangesloten ge-westelijke boerenbonden van christelijke in katholieke ingrijpende or-ganisatorische gevolgen had, heeft het nergens geleid tot ernstige con-flicten. Wel hebben enkele provinciale boerenbonden geweigerd op tegaan in een (inter-) diocesane boerenbond. Zo weigerde de Zuidhol-landsche Boerenbond in 1915 op te gaan in de R.K. Diocesane Land-en Tuinbouwbond (LTB). Na het overlijden in 1920 van voorzitter RH.van Wichen hield deze zieltogende bond op te bestaan. De Christelij-ke Boerenbond van Zeeuws-Vlaanderen, Westelijk Deel, die geleidwerd door Alphons de Milliano, gaf er na enkele jaren aangesloten tezijn geweest bij de NCB, de voorkeur aan zelfstandig voort te bestaan.Zowel de NCB als de bisschop van Breda lieten deze circa 300 leden tel-lende bond verder ongemoeid.

Anders verging het de Stichtsche Boerenbond (SBB). Deze^bond wasniet betrokken bij de oprichting van de Aartsdiocesane R.K. Boeren-en Tuindersbond (ABTB) in 1917. Hoewel de bond niet paste in denieuwe opzet met (inter-)diocesane boerenbonden, slaagde hij er in1919 in de goedkeuring van de aartsbisschop te verwerven over de ge-wijzigde statuten. De SBB werd hierdoor een katholieke boerenbondmet een eigen geestelijk adviseur. De ABTB nam echter geen genoegenmet deze uitzonderingspositie en onderhandelde met de SBB over aan-sluiting van de laatstgenoemde bond als Kring Utrecht van de ABTB.72

Toen bleek dat de SBB hiertoe niet bereid was, greep mgr. Van de Wete-ring in. Aan de geestelijk adviseur van de SBB, kapelaan Th.J. vanWijk, liet hij weten dat het "Onze uitdrukkelijke wensch is, dat er inons Aartsbisdom één onverdeelde R. K. Standsorganisatie voor boerenen tuinders zij".73 De SBB verkoos liquidatie per i juli 1923 boven eenopgaan in de ABTB. Dit betekende, dat de afdelingen van de SBB blevenvoortbestaan als plaatselijke landbouwverenigingen en de ABTB zelfnieuwe afdelingen moest gaan oprichten.

69 Verslag AV, NBB (i 6 en17 dec. 1911), in: WeekbladNCB, 18 jan. 1913.70 Arch. KNBTB, nr.431, Verslag BV, NBB (22dec. 1913); Verslag AV, NBB(22 en 23 dec. 1913), in:Weekblad NCB, 3 jan.1914.71 Arch. KNBTB, nr.431, Brief bestuur NBB aanRA. Diepenhorst (1917).72 Bosbouwers, In hetspoor van kruis en ploeg,p. 41-42.73 Stichtsche Boeren-stand, 9 maart 1923.

Bij de oprichting van diocesane boerenbonden in het aartsbisdomUtrecht en het bisdom Haarlem speelde de geestelijkheid een belang-rijke rol. Zij wisten katholieke boeren die tot dusverre buiten de boe-renbondsbeweging waren gebleven, er toe te bewegen zich aan te slui-ten. Het resultaat van de inspanningen van geestelijken was de oprich-ting van veel nieuwe afdelingen (met name in religieus-gemengde stre-ken) en de toestroom van veel nieuwe leden.

Als sluitstuk van het katholiek worden van de christelijke boeren-bonden werd in 1920 ook de Nederlandsche Boerenbond een katholie-

G.J. van den EisenO.Praem. (1853-1925), se-cretaris van de Neder-landsche Boerenbondva n 1902 tot 1918.[KDC/KLiB, Nijmegen]

ke organisatie. Na de statutenwijziging, die nodig geworden was doorde vestiging van een permanent secretariaat in Den Haag, werd debond een "federatie van zelfstandige diocesane of gewestelijkeRoomsch-Katholieke Bonden van boeren en tuinders, die de leidingvan het bevoegd Kerkelijk Gezag aanvaarden".74 Enkele jaren laterwerd de naam van de bond vervanderd in Katholieke NederlandscheBoeren- en Tuindersbond (KNBTB).

2-49

74 Artikel i, lid ï van detijdens de algemene verga-dering van de NBB op 17december 1920 vastgestel-de statuten.

5. BESLUIT

Het interconfessionalisme is in Nederland vooral bekend gewordendoor de moeilijkheden rond Unitas. Deze bond, die in 1896 in Twentewas begonnen als federatie van vakafdelingen van katholieke en pro-testantse textielarbeiders, ontwikkelde zich na 1900 tot een centralisti-sche organisatie met landelijke aspiraties. Mede omdat Unitas een ge-duchte concurrent bleek te zijn voor de met medewerking van de bis-

schoppen opgerichte diocesane textielarbeidersvakbonden in de bis-dommen Den Bosch (1904) en Utrecht (1907), werd Unitas fel bestre-den door de kerkelijke autoriteiten. Ook het feit dat de geestelijkheidniet betrokken werd bij sociaal-economische kwesties, maakte Unitasverdacht bij de bisschoppen.75 Toen bleek dat de katholieke leden nietuit eigen beweging overgingen naar de katholieke textielarbeiders-bond, werd in 1912 het lidmaatschap van Unitas door de bisschoppenvan Den Bosch en Utrecht verboden verklaard. Anders verging hettwee andere interconfessionele organisaties in Nederland, de in 1907opgerichte Algemeene Bond voor Christelijke Mijnwerkers (CMB) en

250 de Nederlandsche Boerenbond met zijn provinciale boerenbonden. Integenstelling tot Unitas werd het de katholieke mijnwerkers en boerenniet onmogelijk gemaakt lid te blijven van hun interconfessioneleorganisaties. Pas nadat de protestantse boeren en mijnwerkers kenbaarhadden gemaakt hun eigen organisaties op te gaan richten, transfor-meerden zij zich tot zuiver katholieke organisaties.

Wat de boeren met de textielarbeiders en mijnwerkers gemeen had-den, was dat zij zich bij de keuze voor interconfessionele samenwer-king tussen katholieken en protestanten lieten inspireren door gelijk-soortige organisaties in Duitsland. Bovendien valt uit de vroegste ge-schiedenis van Unitas en de NBB op te maken dat er van een kerkelijkstreven naar zuiver katholieke organisaties nog geen sprake was. Hetfeit dat Alphons Ariëns betrokken was bij de oprichting van Unitas endat H. Schaepman een doorslaggevende rol speelde bij het vastleggenvan de christelijke identiteit van de NBB, kan hiervoor als bewijs die-nen. Slechts enkele geestelijken uit het zuiden, zoals Th. van derMarck, hebben in 1896 gepleit voor een zuiver katholieke boerenbondnaar Belgisch voorbeeld.

Pas na de eeuwwisseling was er sprake van een kerkelijk streven naarzuiver katholieke organisaties. Binnen dit streven paste de strategievan de NCB om overal zuiver katholieke afdelingen op te richten, tenzijplaatselijke omstandigheden een christelijke noodzakelijk maakten.Het interconfessionele karakter van de NBB en de aangesloten provin-ciale boerenbonden werd pas onhoudbaar toen de bisschoppen zichbij herhaling gingen uitspreken over de wenselijkheid van zuiver ka-tholieke organisaties. Zo werd binnen Unitas de vraag gesteld waaromde bisschoppen aan de boeren toestonden wat ze bij de textielarbeiderswilden bestrijden. Ook de Christelijke Mijnwerkersbond verkeerde indezelfde tijd in een weinig confortabele uitzonderingspositie.70

De NBB heeft tot circa 1910 serieus getracht ook protestantse boerente organiseren en daarmee het interconfessionele karakter werkelijk in-houd te geven. Voor de nationale congressen van de bond (1904 en1907) bestond weliswaar ook in protestants-christelijke kringen veelwaardering, maar dit heeft niet geleid tot het toestromen van veel pro-testantse boeren. Desalniettemin kenden verschillende afdelingen inhet noorden een gemengde samenstelling. Met name de economischeactiviteiten van afdelingen waren voor protestantse boeren een redenom lid te worden. Dat ondanks de economische voordelen slechts wei-nig protestantse boeren lid werden, had vooral te maken met het feit

75 Jan Roes, 'Katholiekearbeidersbeweging in his-torische banen. Inleidendebeschouwingen overachtergronden, fasen enaspecten', in: Jan Roes(red.), Katholieke arbei-dersbeweging: studies overKAB en NKV in de econo-mische en politieke ontwik-keling in Nederland na 1045(Baarn 1985), p. 35; GerHarmsen, Jos Perry, Floorvan Gelder, Mens-en-werk.Industriële vakbonden opweg naar eenheid(Baain1980),p. 63-64.76 Thelen, LambertPoelL, p. 368-369.

77 Ibidem, p. 242.

dat zij het door de katholieken genomen initiatief wantrouwden. Datde geestelijkheid al vanaf de oprichting een vooraanstaande rol heeftgespeeld in de boerenbondsbeweging, heeft de interconfessionele zaakook geen goed gedaan. Pas nadat in 1912 de voorbereiding van een pro-testants-christelijke boerenbond ter hand werd genomen, liet de NBBde illusie varen dat hij protestantse boeren organiseerde. In de daarop-volgende jaren werden de christelijke provinciale boerenbonden ver-vangen door katholieke (inter-)diocesane boerenbonden. In 1920werd ook de NBB katholiek. Niet alle provinciale boerenbonden schik-ten zich in dit transformatieproces. Zo heeft het met name de ABTBveel moeite gekost om voet aan de grond te krijgen in de provincieUtrecht.

De periode 1906-1916 is wel eens "incubatietijd van de katholiekeverzuiling"77 genoemd. Vanaf het eerstgenoemde jaar spraken de bis-schoppen zich bij herhaling uit over de wenselijkheid van katholiekesociale organisaties en de wijze waarop deze organisaties moesten wor-den ingericht. Hoewel zij zich nooit tot de boerenbonden hebben ge-richt met publieke verklaringen, hebben de uitspraken ten gunste vankatholieke organisaties ook invloed gehad op de boerenbonden. In1916 waren de boerenbonden druk bezig zich om te vormen tot zuiverkatholieke organisaties. Daarmee schaarden zij zich in het proces vankatholieke verzuiling. Gedurende het eerste decennium van hun be-staan hebben de boerenbonden echter getracht zowel katholieken alsprotestanten te organiseren. Dat het hun niet gelukt is, doet echterniets af aan hun poging een interconfessioneel alternatief van de grondte tillen.

251

SutnmaryThis article describes the developments that oc-curred between 1896 and 1920 in the NederlandscheBoerenbond (NBB) and in the associated provincialfarmers' unions, with regard to their identity. In-spired by German examples the founders of the NBBdecided upon a generally Christian organisation-in-stead of a purely Catholic one. From the start thisidentity proved controversial. Nevertheless the lead-ers of the union made a serious attempt to organiseProtestant farmers as well. That this attempt was notsufficiently successful had to do with the fact thatCatholics had taken the initiative and that the Cath-olic clergy had a prominent role within the organisa-tion. Episcopal pronouncements favouring purelyCatholic organisations and plans for the foundationof a Protestant farmers' union finally led the NBB and

the provincial farmers' unions to abandon their pre-tence of organising both Catholics and Protestantsand to transform themselves into purely Catholic or-ganisations.

PersonaliaM.G.M. Smits (geb. 1961), studeerde geschiedenisaan de Katholieke Universiteit te Nijmegen en is nuonderzoeker van het project 'Geschiedenis van deKatholieke Boeren- en Tuindersbond', bij het Ka-tholiek Documentatie Centrum te Nijmegen. Hijpubliceerde eerder Met Kompas emigreren, katholie-ken en het vraagstuk van de emigratie in Nederland,1946-1972 (1989), en Holambra. Geschiedenis van eenNederlandse toekomstdroom in de Braziliaanse werke-lijkheid, 1948-1988 (1990).Adres: Aldenhof 3302, 6537 AP Nijmegen.