JOODSE MUZIEKCULTUUR IN SÃO PAULO EN RIO DE JANEIRO, CONTINUERING OF EEN INVENTIE VAN EEN TRADITIE
Transcript of JOODSE MUZIEKCULTUUR IN SÃO PAULO EN RIO DE JANEIRO, CONTINUERING OF EEN INVENTIE VAN EEN TRADITIE
Voorwoord 1
JOODSE MUZIEKCULTUUR IN SÃO PAULO EN RIO DE JANEIRO, CONTINUERING OF EEN INVENTIE VAN EEN TRADITIE? .
Masterscriptie Onderzoeksmaster
Kunstwetenschappen Universiteit van
Amsterdam
Jochanan (Jan) van Driel Willem Barentszstraat 19
4535BD Terneuzen Tel: 06-‐24924066
Scriptiebegeleider Dr. Wim van der Meer Studentnummer 0068500
Augustus 2010
Voorwoord. 2
Deze scriptie is opgedragen aan mijn zeer geliefde Tante Willie , Willemke Kroon-Hoogeveen
14 februari 1932 - 24 januari 2008
“Tante Wil wat was je gesloten maar voor mij toch een open boek! Daar kwam die rare student opeens bij je logeren nu ongeveer tien jaar geleden, je vond het goed en toch eigenlijk eerst ook maar niks. Wat had je aan een kostganger die een opleiding Hebreeuws, Aramees en later musicologie volgde en daarnaast ook nog musicus was. Soms zag je hem dagen niet, colleges, koorwerk in de avond, ‘s morgens al eerder weg dan dat jij beneden was. Een vreemde vogel en dat was ie! En toch, je hield van vogels en zeker van deze vreemde vogel die zo goed gebekt was. Je schrok van de dingen die uitgesproken werden die jij nooit durfde of kon uitspreken. Typerend waren onze discussies, ik voerde het woord en jouw weerwoord liet soms dagen op zich wachten echter als het serieus was dan was jouw weerwoord schriftelijk, want schrijven dat was Jouw Taal. Dat A-viertje geplakt op de keukenkast als ik na een middag college en een avond werken als koordirigent ’s avonds “thuiskwam”. Hierin verwoordde je echt hoe je dacht en wie je werkelijk was en dat papiertje op die kast, dat typeerde jou. Altijd las je ook mijn essays voor de Universiteit en je was terecht kwaad als ik het vergat om op je tafel te leggen voor ik het inleverde. Jammer dat je mijn afstuderen niet meer mag meemaken. Ik had dit graag gewild.”
Voorwoord.
Voor u ligt het resultaat van mijn veldonderzoek naar de Joodse muziekcultuur in São Paulo en Rio
de Janeiro en een dankwoord is op zijn plaats. Alle mensen en instanties die direct en indirect een
bijdrage hebben geleverd aan dit onderzoek wil ik graag van harte bedanken: mijn zus Carin, die het
onderzoek in Brazilië als mijn alerte assistente en aanspreekpunt, mede vorm gaf en kritisch
ondersteunde, de relaties in Brazilië die door hun informatievoorziening, niet aflatende hulp en
welwillende medewerking aan de interviewsessies, het onderzoek mogelijk hebben gemaakt,
mevrouw Ria Schrama voor mij RiaS die alle essays, papers, de Bachelorscriptie en de
Masterscriptie taalkundig minutieus heeft gecontroleerd, mijn docenten in de eerste en misschien
ook wel de laatste plaats Dr. Wim van der Meer, de staf van het onderwijsbureau Dhr. Ruud Stam
en de staf van de Onderzoeksmaster. Een speciaal woord van dank gaat uit naar de medische teams
van de verschillende ziekenhuizen die in de moeilijke periode na de diagnose kanker, samen met
mij gevochten hebben voor mijn gezondheid en die mij hebben gestimuleerd om door te zetten met
mijn studie. Een grote stimulans vormden ook, de zeer waardevolle adviezen, niet aflatende
aansporingen en ondersteuningen van mijn “Jiddische mamme” Geeske Hoogeveen, hiervoor dank!
Terneuzen, Augustus 2010,
Jochanan (Jan) van Driel
Abstract 3
Abstract.
The created political situation gave Jewish society the opportunity to integrate fully into German
society in the Haskalah (19th century) and the period before World War II. This development for the
first time in history, led to two things. Firstly, Jewish society, semi-orthodox and liberal, renewed
its synagogue liturgy and music, focusing on the rich Jewish music history of the past and also
focusing on the German music of the Romantic Period: Mendelssohn, Schubert. Several new
composers such as Lewandowski and Sulzer dictated the newly developed liturgy of that new era.
Secondly, Jewish society introduced the organ into liberal and also semi-orthodox synagogues, in
the German-speaking area of Europe. The organ became a status symbol for the Jews as a display of
their wealth. From 1845 an increasing number of major as well as smaller synagogues in Germany
started to build organs, which were used both as concert instruments and to accompany choir,
chazzan and rabbi during synagogue services, until the beginning of WW II. Because some
considered the organ’s symbolic value as a Western, Christian instrument, this development was
difficult for them to cope with emotionally. In the Jewish community there was an ambivalent
attitude to the use of the organ, which was reinforced after WW II.
My research concentrates on the Jewish music, the liturgical and the music subculture, in Brazil. I
discovered in the first place that the Conservative Ashkenazim in São Paulo and Rio de Janeiro who
fled from the German speaking countries in Europe and built a new future in Brazil had and have
the intention to conserve fully the musical liturgical tradition from the German Haskalah. They
focus mainly on Lewandowski and Sulzer. They find some renewing elements for their music in
North America and Israel but not in Brazil. In the development of their music, the Sephardim in
Brazil focus on the countries of origin around the Mediterranean Sea. The influence of Brazilian
music in liturgical Jewish music in Brazil is minimal, or maybe just starting. The influence of
Brazilian music in the Jewish music subculture in Brazil rises a little bit more, but it is also in a
beginning phase. The Jewish community in Brazil has a general fear of renewal and they are
frightened to lose their tradition. One does not oneself sufficiently realize that through the years
they have developed a variant on the “old tradition” that is a Brazilian tradition indeed. In my
research I also discovered the second largest synagogue organ in Latin America in the ARI
synagogue in Rio de Janeiro and two archives that need exploration, the Iuda Waichenberg Archive
São Paulo and the Nathan Mayer Archive in Rio de Janeiro.
Abstract 4 Key words.
Brazilian Jewish (Ashkenazim, Sephardim) chazzanoet, music subculture (19th century until the
beginning of the 21st century), Brazilian music influence, synagogue-organ tradition in ARI
synagogue Rio de Janeiro, synagogue music archives São Paulo and Rio de Janeiro.
Inhoudsopgave 5
Inhoudsopgave.
Voorwoord. 2
Abstract. 3 Key words. 4
Inleiding. 7 1.1. Introductie onderzoek, onderzoeksonderwerp en onderzoeksdoelen: 7 1.2. Beoogde onderzoeksdoelen: 8 1.3. Ik in de functie van onderzoeker, de aanloopperikelen van het onderzoek, de specifieke
problematiek van mijn veldwerk en de door mij hieraan aangepaste methodologie. 9 1.4. Theoretische kadering. 14
Hoofdstuk 1: Inleiding in de Joodse musicologie. 22 1.1. Algemene musicologische historische kenmerken chazzanoet. 22 1.2. Kavannah in Shteygers en Gustn, seizoensmodi, Te’amim. 25 1.3. Muziektheoretische specificatie van de gebruikte toonsoorten Shteygers of Gustn in de
Joodse muziek. 27 1.4. Vernieuwingen in de joodse muziek na de Barok, de Haskalah. 33 1.5. Verschillen Asjkenazisch en Sefardisch chazzanoet. 34
Hoofdstuk 2: De demografie van en de sociologische plaatsing der Joodse cultuur
binnen de cultuur van Brazilië. Joodse culturele identiteitsvorming,
gemeenschapsvorming en inbedding binnen de Braziliaanse cultuur. 35 2.1. Inleiding. 35 2.2. De algemeen geldende filosofie en ideologie betreffende etniciteit, Braziliaanse identiteit
en identiteitsvorming welke geprojecteerd werd op de immigratiepolitiek. 37 2.3. Overzicht van de immigratiegeschiedenis en de demografie van de Joden van Brazilië. 38 2.4. De Sefardische Joodse gemeenschap binnen de Braziliaanse cultuur. De Iberische koloniale
achtergrond van Brazilië veroorzaakt een natuurlijker inbedding van deze gemeenschap. 46 2.5. De doelbewuste isolering van de Joodse Asjkenazische cultuur ten tijde van het
Interbellum en de Tweede Wereldoorlog in Brazilië tijdens het regime van Getúlio Vargas
(1930-1945), Oorzaak van het isolationistisch cultureel denken tot op heden binnen de
Asjkenazische Joodse gemeenschap. 48 2.6. Deelconclusie. 50
Inhoudsopgave 6 Hoofdstuk 3: Culturele maatschappelijke institutionalisering van het Jodendom in São
Paulo, instituten als mecenaten van cultuur en religie. 51 3.1. Instituten zoals Centro da Cultura Judaica en Associaçau Brasileira A Hebraica, vormen de
ruggengraat in facilitair, financieel en promotioneel opzicht van de joodse cultuur. 51 3.2. De familie Safra en de Safra Financial Group als één van de belangrijkste mecenaten van
de joodse gemeenschap in Brazilië en daarbuiten. 63
Hoofdstuk 4: Chazzanoet, Leve de traditie! 66 4.1. Het Asjkenazisch chazzanoet in São Paulo en Rio de Janeiro. 66 4.2. Het Experimenteel chazzanoet, o.a. van Rabbi Nilton Bonder, in Brazilië voor velen nog
een brug te ver, Braziliaanse muziekinvloeden zijn sporadisch. 82 4.3. Het multiculturele Sefardisch chazzanoet. 83 4.4. Deelconclusie. 83
Hoofdstuk 5: Opkomst van de Asjkenazische en Sefardische muzieksubcultuur in
Brazilië. Leve de gemeenschap! Welke gemeenschap Joods of Braziliaans? 84 5.1. Inleiding. 84 5.2. De musici. 86 5.3. Deelconclusie. 93
Conclusie. 95
Glossarium. 101 Joodse terminologie. 101
Bibliografie. 106
Bijlage 1: Onderzoeksverslag van mijn veldwerk, samenvatting van mijn dagboek en
gedeelten van het dagboek van mijn zus. 118
Bijlage 2: Het Bohn synagogenorgel, het Bohn synagogenharmonium, in de ARI
synagoge in Rio de Janeiro. 135
Bijlage 3: het Nathan Mayer archief in de ARI synagoge te Rio de Janeiro, het
Waichenberg archief in São Paulo. 147
Bijlage 4: Beny Zekhry, Comunidade Shalom, zijn visie op chazzanoet, Portugese tekst
(website Comunidade Shalom) 161
Bijlage 5: CD-R met uitgewerkte interviews.
Bijlage 6: DVD-R met een selectie van muzieksessies en concerten.
Inleiding 7
Inleiding.
1.1. Introductie onderzoek, onderzoeksonderwerp en onderzoeksdoelen:
In het verloop van mijn studie heb ik nadrukkelijk het accent gelegd op de studie van de Joodse
talen: Bijbels Hebreeuws, Hebreeuws, Aramees, Jiddisch en de cultuur en muziek van de Joden, dit
is dan ook mijn specialisatie. Vanaf het begin van mijn toelating tot de Researchmaster Art Studies
aan de Universiteit van Amsterdam stond het vast dat ik veldonderzoek zou gaan doen naar de
Joodse cultuur en muziek in een specifiek nader te bepalen niet Europees land. Mijn docent Dr.
Wim van der Meer stuurde eerst aan op veldwerk in India, een onderzoek naar de cultuur van de
Bagdadi Joden aldaar was één van de opties. In februari 2006 werd mijn leven echter abrupt
stilgezet door de diagnose van kanker en deze harde realiteit zette een streep door de reeds
gemaakte plannen. Het lukte mij, ziekenhuis in ziekenhuis uit en met het uitstekende faciliteren
door de Universiteit, familie en vrienden om toch op een intensieve wijze mijn studie voort te zetten
en alles af te ronden uitgezonderd de scriptie. In het najaar 2008 en het voorjaar 2009 liet mijn
gezondheid het toe om plannen te maken voor het doen van wetenschappelijk onderzoek, veldwerk.
In enkele gesprekken met mijn docent werd ik door hem voorzichtig gestuurd om veldwerk te doen
naar de Joodse cultuur en muziek in Brazilië. Brazilië? Ik zag vele leeuwen en beren. Geleidelijk
echter groeide mijn acceptatie voor het doen van veldonderzoek in Brazilië en een tijd van
voorbereiding brak aan. Na de kerst 2008 kwam alles in een stroomversnelling en samen met mijn
docent besloten we in de eerste maanden van 2009 dat mijn veldwerk plaats zou vinden ergens eind
april begin mei 2009. Na overleg met mijn artsen verleenden zij toestemming voor een periode van
veldwerk van ongeveer vier tot zes weken, mijn oncoloog stond erop dat een ziekenhuis in São
Paulo door hem op de hoogte zou worden gesteld van mijn medisch dossier. Samen met hem koos
ik voor het Albert Einstein Hospital Israelita (AEHI), Sao Paulo, mede omdat deze kliniek indien
nodig top- oncologische zorg kon bieden. Ik besloot samen met mijn zus Carin het veldwerk te doen
in de laatste week van april en de eerste weken van mei. We hadden de buitenkans een mooi
appartement, via kennissen te huren, in het centrum van São Paulo. Ik won nog advies in bij Dr. M.
Wiesebron van de Universiteit van Leiden, een expert in de Braziliaanse taal en cultuur. Zij gaf mij
na een aanvankelijk afhoudende houding in een vriendschappelijke, gemoedelijke sfeer nuttige
adviezen voor mijn onderzoeksreis. Op 24 april vertrok ik met mijn zus met het doel onderzoek te
doen naar de Joodse muziekcultuur in de twee steden: São Paulo en Rio de Janeiro.
Veldwerk is zoals wordt gezegd door mijn scriptiebegeleider Dr. Wim van der Meer “Laat je veld
spreken” waarin hij het advies meegaf dat de dynamiek van het veld het verloop van veldwerk in
hoge mate bepaalt. Dit is echter makkelijker gezegd dan gedaan. Mijn eerste veldervaring leerde me
Inleiding 8 als onderzoeker om eerst zelf de nodige dynamiek aan te brengen door eenvoudigweg te
onderzoeken waar ik precies zou kunnen of moeten starten met mijn onderzoek. Ook diende ik te
zorgen dat er genoeg afspraken met relevante personen op mijn agenda stonden in de zeer beperkte
periode die mij gegeven was om veldwerk te doen. Zowel de exacte locatie van onderzoek als de
agenda met afspraken voor de eerste dagen, was bij mijn vertrek onvoldoende geregeld. Het enige
wat vaststond bij mijn vertrek was dat ik onderzoek zou doen naar de Joodse muziekcultuur in São
Paulo en Rio de Janeiro. Ook was de vlucht geregeld en betaald, ons verblijf en de eerste
elementaire opvang aldaar. John Blacking geeft kernachtig weer wat musicologisch
(veld)onderzoek in feite inhoudt (Blacking 1995:223):
An important task of musicology is to find out how people make sense of “music” in a variety of social
situations and in different cultural contexts, and to distinguish between the innate human capabilities
that individuals use in the proces of making sense of “ music” and the cultural conventions that guide
their actions.
1.2. Beoogde onderzoeksdoelen:
Het doel van mijn veldwerk was een goed beeld te ontwikkelen van de Joodse muziekcultuur in
Brazilië en te ontdekken of we wel echt kunnen spreken van een Braziliaanse Joodse
muziekcultuur. Ik deed onderzoek naar haar eigen identiteit en de specifieke karakteristieken, die
haar tot een Braziliaanse Joodse muziekcultuur maken. Ik onderzocht de muziek als een cultuur,
een complex multi- tekstueel object in de historie en hier dus specifiek in de historie van de Joden
in Brazilië (Born and Hesmondhalgh 2000: 37). In mijn onderzoek probeerde ik te achterhalen of
deze muziekcultuur werd en wordt beïnvloed door andere muziekculturen en zo ja hoe en wanneer
deze beïnvloeding plaatsvond. De volgende vraag hier direct aan gelieerd is de vraag of deze
beïnvloedingen bepalend zijn voor de eigenheid van deze muziekcultuur. Met andere woorden heeft
de Braziliaanse muziekcultuur de Joodse muziekcultuur in Brazilië direct of indirect veranderd en
hiermee dus een bijdrage geleverd aan het ontwikkelen van een specifieke Braziliaanse Joodse
muziekcultuur. Hierbij ging ik uit van de vraag of de Braziliaanse Joodse muziekcultuur in haar
constructie en verstevigen van een zeer eigen identiteit (kenmerkend voor diasporaculturen) niet de
andere muziek automatisch buiten zijn grenzen zou sluiten (ibid: 1). Hieraan direct gelieerd is de
vraag of de Joods Braziliaanse muziek de Braziliaanse volksmuziek heeft beïnvloed. Het aspect
hybriditeit zal ik hier behandelen. Ik onderzocht ook of er een interactie is tussen de Braziliaanse
Joodse liturgische muziekcultuur (het chazzanoet) en de Wereldlijke Braziliaanse Joodse
muziekcultuur; de Jiddische muziek, de Sefardische liederen en de klezmer. Tevens probeerde ik te
achterhalen of deze eventuele interactie van een zodanige betekenis is dat het de Braziliaanse
Joodse liturgische muziekcultuur en de Braziliaanse Joodse wereldlijke muziek cultuur verbindt tot
Inleiding 9 één muziekcultuur of dat we hier toch moeten spreken van twee gescheiden werelden, twee separate
joodse muziekculturen.
1.3. Ik in de functie van onderzoeker, de aanloopperikelen van het onderzoek, de specifieke
problematiek van mijn veldwerk en de door mij hieraan aangepaste methodologie.
De voorbereiding in Nederland was redelijk, maar mijn inziens nog te kort en het vertrek was
hectisch. Wel had ik vanuit Nederland o.a. van mijn docent enkele contacten om te starten in
Brazilië meegekregen. Ik noem mevr. Charlie Crooijmans die mijn eerste aanspreekpunt zou zijn bij
vragen en calamiteiten en enkele familieleden van mijn docent Dr. Wim van der Meer. Hier
vermeld ik mevr. Juliana Nagle Muniz die van meer dan onschatbare waarde is gebleken voor de
praktische zaken zoals het regelen van een mobiel telefoon abonnement in Brazilië en het
organiseren van een vliegticket naar Rio de Janeiro. Mevrouw Irene Aron zorgde vlak na mijn
aankomst in Brazilië voor de eerste contactadressen en zelf had ik reeds in Nederland enkele
afspraken met chazzaniem in Rio de Janeiro gemaakt en via deze chazzaniem in Rio werden ook
contacten gelegd met chazzaniem in São Paulo maar dit was alles en bij aankomst in Brazilië
overviel mij een totale paniek die met geen pen te beschrijven was; veldwerk hoe doe ik dit, waar
start ik in deze immense stad als São Paulo, hoe geef ik vorm, richting en structuur aan het
onderzoek terwijl ik nog geen of te weinig contacten heb, hoe red ik mij met de
taal, de immense stad, zou de onderzoeksperiode niet te lang zijn? Hoe maak ik als musicoloog
onderscheid tussen de subjectiviteit van het onderzoeksveld en de objectiviteit?
Moet ik de muziekculturele uitingen in metropolen als São Paulo en Rio de Janeiro principieel
anders benaderen dan soortgelijke culturen in meer rurale gebieden?
De vragen stapelden zich op maar er was een geluk bij een ongeluk, we arriveerden vrijdagavond,
hadden nog enkele dagen om te acclimatiseren ook werden we direct goed opgevangen door de
familie van mijn docent en we
hadden een heerlijke thuisbasis, ons
appartement. Samen met mijn zus
besloot ik de eerste zaterdag en de
zondag te gebruiken als intensieve
verkenningsdagen van de stad São
Paulo en maandag met het
onderzoek te starten. We konden
zaterdag gezien de Sabbat in de
Joodse gemeenschap geen afspraken maken. Fig. 1. Uitzicht vanuit ons appartement op São Paulo
Inleiding 10 Wel probeerde ik zondag al contacten te leggen via de telefoon en de mail voor interviews
en onderzoek. Voor het chronologische verdere verloop van mijn onderzoek verwijs ik hier naar
mijn uitgebreid onderzoeksverslag in bijlage één.
Ik ben opgegroeid in het spanningsveld van twee culturen. In mijn leven en studie oriënteer ik mij
nadrukkelijk op de Joodse traditie en cultuur en heb mij hierin verdiept. Dit bleek een voordeel te
zijn in mijn omgang met de Joodse relaties in Brazilië. De taal bleek voor mijn specifiek
onderzoeksveld geen probleem omdat de meeste van mijn Joodse contacten in Brazilië, of goed
Duits spraken of redelijk Engels. Een bijkomend gegeven is dat de muziektaal over alle grenzen en
talen heen gaat en de communicatie verliep dus boven verwachting. De organisatorische kant van
het onderzoek op orde krijgen was wel in meerdere opzichten problematisch dit omdat de praktijk
onverwacht weerbarstiger was dan we dachten. Ik wist via de hulp van de familie van Dr. Wim van
der Meer een mobiele telefoonverbinding te regelen maar een mobiele internetverbinding stond hier
nog in de kinderschoenen en was niet haalbaar. De nu door mij gebruikte e-mailverbinding was niet
geheel de mijne, ik werd tijdens mijn onderzoek noodgedwongen “gast” op een internetverbinding
van iemand die ik niet kende in de omgeving van ons verblijf (hiervoor dank!).
Mijn “kantoortijden” had ik afgestemd op de tijden dat ik een redelijke e-mailverbinding had, ‘s
morgens voor tien uur en meestal ‘s avonds na tien uur, de momenten dat het internet van mijn
“gastheer” niet in gebruik was. Dit waren mijn bel en e-mail momenten waarin nieuwe afspraken
werden gemaakt, afspraken bevestigd en dagroutes gepland. Ik had voor mijn afspraken een rood
klein notitieboekje, we noemden dit schertsend het boekje van Mao. Hierin werden alle namen,
telefoonnummers, e-mail adressen, adressen, notities, verslagen van gesprekken en door mij gedane
observaties genoteerd. Daar ik boven verwachting veel contacten kon leggen al in de eerste week en
bedolven werd onder de namen, telefoonnummers en adressen gaf dit mij de nodige
organisatorische uitdagingen. Hoe plan ik de agenda zo strak mogelijk en organiseer ik de afspraken
zo dat ik niet het ene uur in de ene uithoek van São Paulo zit en enkele uren later totaal aan de
andere kant van de stad moet zijn? Mijn concerttournees hadden mij en mijn zus die mij altijd
assisteerde de nodige reiservaring gegeven. Onze opgedane stedelijke ervaring kwam van pas, wie
Tokyo en New York aan kan moet ook zijn weg kunnen vinden in São Paulo. Het is echter een
immense stad, wel logisch, ze heeft een uitstekend metrosysteem en was naar onze bevindingen niet
onveilig. Ook in de avonduren ondervonden we geen veiligheidsproblemen en we konden ook in
deze uren afspraken maken. De uitstekende praktische organisatorische talenten van mijn zus
compenseerden de chaotische kwaliteiten die bij mij soms de kop op staken. Zij mist soms de
flexibiliteit en ik de planmatigheid dit maakte ons tot een goed functionerend team. Onze twee
meegenomen plattegronden van het centrum van de stad en de steeds gedownloade plattegronden
op Google Earth van de uithoeken van São Paulo waren onze trouwe stadsgidsen. We vertrouwden
Inleiding 11 op onze gedegen voorbereidingen en op onze intuïtie. De vraag bleef echter, hoe houd ik orde in de
afspraken? Dit loste ik op door elke dag in de morgen een lijst te maken op naam, adres en
afspraakmoment van de te concretiseren afspraken en doelen. Op het eind van de dag vinkte ik de
geconcretiseerde doelen duidelijk in een lijst af. Daarnaast onderhield ik een strakke dubbele
agenda op mijn laptop. Een andere probleem kwam voort uit de specifieke etiquette, die de joodse
cultuur kenmerkt. Men had de neiging om af te spreken op de vrijdagavond, de sabbat en de
zondagmorgen. Hierin speelt het sociale aspect en de religie in combinatie met de gastvrijheid een
belangrijke rol. Het is voor iemand als jood een grote eer uitgenodigd te worden door een relatie,
een gastheer, voor de sabbatviering op vrijdagavond in zijn synagoge waarna deze viering meestal
een vervolg krijgt met een uitnodiging voor de sabbatmaaltijd bij hem en zijn familie waarbij je als
gast de kiddush over de wijnbeker met de gastheer dient uit te spreken. Ook een uitnodiging voor de
sabbatmorgendienst, soms door dezelfde gastheer, is een grote eer en een vervolg op de afspraak
van de vrijdag, waarbij de gastheer zorgt dat je als gast in zijn synagoge wordt opgeroepen voor een
taak in de minjan (de tien joden die verplicht zijn voor het kunnen houden van een viering) in de
viering. De zondagmorgen is meestal de leermorgen voor de joodse gemeenschap en ook regelmatig
wordt deze morgen gebruikt voor één van de repetities van het koor. Het concrete probleem was dus
dat ik agenda-technisch nooit iedereen in hun verzoek kon honoreren om op deze drie momenten
van het weekend hun gast te zijn en het directe hieraan verbonden probleem was, hoe ik deze
relaties die mij uitnodigden voor de grote eer van sabbatsgast op een diplomatieke manier moest
vertellen dat ik hun uitnodiging niet kon accepteren daar ik al een afspraak had. De vraag die
vervolgens even belangrijk was, hoe kreeg ik de afspraken die niet door mij gehonoreerd konden
worden rondom de Sabbat gerealiseerd op andere momenten zonder mijn gasten voor het hoofd te
stoten. In mijn veldonderzoek heb ik dit ervaren als één van de grootste problemen.
Ik heb gebruik gemaakt van de methodieken van participerende observatie, archiefonderzoek,
instrumentenonderzoek en geluidstechnisch onderzoek. Veel van het gebruikte bronnenmateriaal is
uit het eigen, tijdens mijn onderzoek, gecreëerde archief: fotomateriaal en digitale opnames van
interviews, muzieksessies liturgische vieringen en concerten. Daarnaast heb ik gebruik gemaakt van
de door chazzaniem aan mij ter beschikking gestelde opnames uit hun privéarchieven (Alexandre
Edelstein en Beny Zehry uit São Paulo en Andre Nudelman uit Rio de Janeiro) Enkele oude foto’s
zoals die van chazzan Fritz Pinkuss zijn van het archief van ARI, de nieuwbouwfoto van
Comunidade Shalom is van de website van deze synagoge en de luchtfoto’s van Hebraica zijn van
de website van Hebraica. De foto’s van de Safrafamilie zijn van de website van de Edmund J. Safra
Philanthropic Foundation: Dignity en de Reuters AP, Mishpacha Archives.
Inleiding 12 Het zwaartepunt van mijn onderzoek lag bij het interviewen van de relevante personages binnen de
Joodse culturele en muzikale wereld in Brazilië en het vergelijken van deze interviews en de hierin
geventileerde opvattingen. Het destilleren van de relevante informatie uit de gegeven informatie
brengt mij bij een ander aspect dat kenmerkend is voor de Braziliaanse cultuur en waar ik terdege
rekening mee moest houden. Dit is een Braziliaanse mentaliteit die men ginga noemt en waarvoor
ik o.a. door dr. Marianne Wiesebron gewaarschuwd was en die de loop en mijn sturing van
bepaalde interviews sterk hebben beïnvloed. De Braziliaanse ginga, eigenlijk eerder een soort spel,
een strategie, dan een mentaliteit, impliceert een diplomatieke houding van informanten waaraan
een zekere argwaan ten grondslag ligt. Ook bij het maken van afspraken werd ik met deze ginga
geconfronteerd. Als een informant de afspraak in eerste instantie niet zag zitten werden er
vriendelijke excuses verzonnen om de afspraak uit te stellen of af te blazen. In het spel van vraag en
antwoord binnen een interview hield men wanneer men een antwoord niet wist of wenste te
beantwoorden een slag om de arm en antwoordde met, het zou zo kunnen zijn. Ook ontweken
informanten soms bepaalde door mij gevraagde essentiële vragen door diplomatiek over te gaan op
hun eigen verhaal, de materie waar ze meer inzicht in hadden, of waar ze diplomatiek over konden
praten zonder hun vingers te branden. Onderzoeksvragen kunnen en moeten vaak confronterend
zijn en om duidelijke antwoorden te verkrijgen moest ik dus standvastig door vragen. De juiste
vragen stellen was lastig mede omdat ik bepaalde vragen die gevoelig lagen diende te omzeilen en
mij niet moest laten afleiden door de ontwijkende verhalen voortvloeiende uit een vorm van een
hoffelijkheid om niet exact op de door mij gestelde vragen te antwoorden. Brazilianen zijn ware
meesters in afleidingsmanoeuvres, mondelinge informatie is wanneer het op zichzelf staat subjectief
te noemen en ik zocht de objectivering door het combineren van de resultaten van de verschillende
interviews. Mijn onderzoek is deductief en de theorieën die ik had gevormd tijdens mijn eerste
interviews zijn voortdurend getoetst aan de nieuw gegeven antwoorden op de zich steeds
herhalende vragen in de interviews die volgden. Concentratie op de lichaamstaal van de
geïnterviewde tijdens het antwoorden vond ik een belangrijk middel om te objectiveren. Het had
grote invloed op de type vragen die ik stelde, vooral de toonzetting, en bepaalde mede mijn strategie
inzake de interviewstijl; een open, gesloten of gestuurd interview of een combinatie van beide. Het
leverde mij daarnaast belangrijke indicatoren op om antwoorden op hun juistheid en waarde te
schatten en het gaf mij aanwijzingen om bepaalde vragen indien nodig binnen een interview te
herformuleren, aan te scherpen en indien nodig te herhalen in een volgend interview. Gegeven
antwoorden pareerde ik met gegevens die ik in eerdere interviews had verkregen. Het destilleren
van antwoorden op mijn onderzoeksvragen was dus een voortdurend proces van opbouwen van
relaties met personen en afstand nemen van deze personen en de gegevens die zij gaven in
interviews om te komen tot antwoordden die de Joodse muziekcultuur in São Paulo en Rio de
Janeiro, haar geschiedenis en ontwikkelingen zo objectief mogelijk zouden weergeven. Dit is een
Inleiding 13 valkuil omdat de relaties die je als onderzoeker opbouwt met de mensen in het veld soms tot echte
vriendschappen uitgroeien. De interviewsessies waren slopend en veelvuldig. Soms kwam er geen
relevante informatie omdat je een niet goed ingelicht persoon interviewde, soms kwam je in een
interview niet vooruit en ineens op het eind van het interview, op het moment dat de moed je totaal
in de schoenen zonk, kreeg je een stortvloed aan relevante informatie, dan werd je onderzoek echter
gefrustreerd omdat de tijd die je gereserveerd had met de persoon verstreken was. Vaak ook dacht
je dat bepaalde informatie binnen een interview niet relevant was maar in de uitwerking en in het
combineren van deze gegevens met gegevens uit andere interviews bleek deze oorspronkelijke niet
relevante informatie toch belangrijk. Veldwerk is in zijn essentie moeilijk te beschrijven. In
Shadows in the Field, New Perspectives for Fieldwork in Ethnomusicology, (Barz, Cooley 1997: 3,
7, 8, 206, 208, 209) wordt de metafoor musical shadows van Lévi- Strauss, uitgewerkt. Hij verstaat
onder musical shadows de door de onderzoeker veronderstelde en door hem geactualiseerde
onderliggende structuren in de door hem onderzochte muziekcultuur. Maar maken we jacht op
schaduwen in ons veld om ons bewust te worden van, inzicht te krijgen in deze onderliggende
structuren, de muzikale betekenissen? Is de jacht op schaduwen het eigenlijke proces van het
veldwerk? Zoeken we in ons veldwerk nog verder naar wat achter de schaduwen aan informatie
verborgen ligt? Zijn wij het en de onderzoekers die ons voorgingen die de schaduwen vorm geven
en gaven? Met andere woorden is de door ons veronderstelde en geactualiseerde onderliggende
structuur binnen in een muziekcultuur al niet per definitie gekleurd, door onze afkomst ons milieu
en de visies die wij aandragen, bewust of onbewust binnen ons onderzoek?
In de loop van mijn veldwerk werd ik verrassend geconfronteerd met twee zeer interessante grote
archieven en een uniek liturgisch instrument, het tweede grootste synagogenorgel in Zuid Amerika,
in de ARI synagoge in Rio de Janeiro. Dit gaf mij binnen het kader van mijn onderzoek te veel
onderzoeksmateriaal voor de relatief korte periode die ik in Brazilië verbleef. Het grote
synagogenorgel heb ik wel, mede in opdracht van de ARI synagoge, aan een zorgvuldig eerste
onderzoek onderworpen, mijn bevindingen heb ik aan ARI gerapporteerd. Het onderzoek, zowel
wat de archieven als het orgel betreft is, nog in een verkennend eerste stadium blijven steken. Dit
onderzoek zal grondiger moeten worden voortgezet. Promotieonderzoek is hiervoor een optie. In
twee bijlagen (bijlage twee en drie) introduceer ik deze onderwerpen hier bij de lezer. In het totaal
van mijn methodologische benadering van het veld hield ik in gedachten de generale
methodologische regels van de culturele analyse. Culturele processen gaan voor, staan boven
objecten (de muziek), intersubjectiviteit gaat voor objectiviteit (deze intersubjectiviteit dient
verwezenlijkt te worden zowel tussen de analist en zijn publiek en de analist en zijn object),
concepten prefereren voor theorie (Bal 2002: 44,45).
Inleiding 14 1.4. Theoretische kadering.
In het algemeen zijn de modellen voor de stilistische veranderingen in etnische kunst en muziek
(etnisch is een verouderde terminologie die ook nog door Graburn en Nettl wordt gehanteerd) in de
vakliteratuur stilzwijgend gebaseerd op de argumentering dat de stilistische veranderingen
plaatsvinden in een beweging die plaats vindt in één specifieke richting (unidirectional), zo niet in
een directe rechte lijn. Graburn baseerde zijn typologie in deze op het concept van acculturation,
dat is assimilatie van een cultuur die verschilt van de dominant aanwezige cultuur aan deze cultuur
(Graburn 1976). Nettl’s benadering spreekt in termen van traditie, syncretisme, modernisatie en
verwestering (Nettl 1983: 353, 354). Deze algemene theoretische kaders zijn wel bruikbaar voor de
bestudering van de kunst en muziek van een cultuur in het algemeen maar de vraag is of deze
voldoende bruikbaar zijn voor mijn zeer specifieke onderzoek.
Amnon Shiloah (1992: 233-239), een specialist in het onderzoek van de Joodse muziekcultuur, reikt
mij een betere theoretische kadering aan voor het onderzoek van de Joodse muziek. Hij benoemt in
de eerste plaats vier gevarieerde typen van stilistische dynamieken die ontstaan onder verschillende
omstandigheden:
1. Bestendigheid, traditionaliteit tegenover innovatie in muzikale productie en uitvoering; dit
verwijst naar de mate waarop muzikanten in hun werk bestaande stilistische elementen
reproduceren of nieuwe introduceren.
2. Orthogenese tegenover heterogenese; dit handelt over de mate waarin etnische muzikale
stijlen worden gekopieerd of verder ontwikkeld en uitgewerkt, dit onder volledig nieuwe
condities (orthogenese) of gecombineerd met vreemde cultuur- oneigen elementen om te
komen tot nieuwe originele muziekstijlen (heterogenese).
3. Intern en extern publiek; dit handelt over het publiek waarvoor de muziek en de
muziekuitvoeringen zijn bestemd, voor de eigen etnische groep, voor extern publiek of voor
beide. Het externe publiek kan in deze ook een groep zijn die wel in het geval van mijn
onderzoek behoort tot de Joden maar bijvoorbeeld niet tot de Asjkenazische joden.
4. Spontane muziek of gesponsorde muziek; dit verwijst naar de initiatiefnemer, de financier
van de muziekproductie, een zeer belangrijk aspect binnen mijn onderzoek en binnen het
geheel van de Joodse muziek.
Inleiding 15 Daarnaast onderkent hij verschillende muziekstijlen:
- Traditional music; dit is volgens hem in de Joodse muziek de bulk van de religieuze of semi-
religieuze muziek.
- Conserved music; muziekstijlen die nauwkeurig worden geconserveerd maar in het kader van de
promotie van de cultuur vaak worden aangepast voor een extern publiek, waarbij de aanpassing
(editing) vaak wordt begeleid door externe professionele westerse musici met een klassieke
opleiding, dit is in de Joodse traditie zeer vaak de Jiddische muziekcultuur.
- Museumized music; authentieke muziek die voor de interesse van wetenschappers wordt
gedocumenteerd, bewaard en uitgevoerd voor een vaak intellectueel select publiek.
- Neotraditional music; dit zijn vaak innovatieve nieuwe continueringen van traditionele muziek die
meestal spontaan ontstaan binnen de etnische groep maar niet ontkomen aan sommige muzikale
invloeden van buiten de etnische groep, de synthese is hier heterogenese. (Dit aspect komt men
vooral tegen in de klezmer).
- Transitional music; dit is de bulk van de etnische muziek in essentie van origine orthogenetisch
maar in de loop van de ontwikkeling steeds meer heterogenetisch wordend.
- Pseudo-ethnic music; gemuteerde etnische muzikale vormen die zover aangepast zijn aan westerse
muziekstijlen en vormen dat ze alleen nog maar een herinnering oproepen aan de oorspronkelijke
etnische muziek.
- Popular music; het door etnische groepen adopteren van externe muziekstijlen en deze uitvoeren
binnen de interne etnische groep.
- Ethnic fine music; etnische groepen die hun eigen etnische muziek consequent fuseren met
westerse muziekstijlen en andere muziekstijlen om een innovatieve muziek te creëren (onder deze
categorie kan men sommige muziek van de door mij later besproken muzikante Tania Grinberg
plaatsen).
- Fine music; moderne westerse muziek gecreëerd door westerse musici en componisten met een
formele muzikale training, die in hun composities etnische thematische elementen verwerken.
Mijn veldwerk confronteerde me met enkele vaststaande gegevens en begrippen die het Joodse
culturele en muzikale leven hebben bepaald en nog bepalen en die bij de Joden in Brazilië naar mijn
overtuiging stelliger leefden en in de gesprekken en discussies overtuigder werden besproken dan in
de Joodse culturen in Europa, Amerika en Israel die ik heb onderzocht. Voor de Joden in Brazilië is
Inleiding 16 het begrip muziek en dit in al haar facetten en uitingen, onlosmakelijk verbonden met de begrippen
geloof en geloofscultuur, dit vormt een eenheid en bepaalt het dagelijks leven; Judaïsme, haar
geloof, haar geloofscultuur en de hier mee verbonden muzikale uitingen zijn een manier van leven.
Wanneer we dan ook de Joodse muziekcultuur in Brazilië onderzoeken komen we er niet onder uit
om de relaties tussen de muziek en haar diepgewortelde religieuze achtergrond bij dit onderzoek te
betrekken omdat het Joodse concept van denken betreffende muziek volledig geïntegreerd is in het
systeem van haar religieuze denken. De door mij onderzochte muziek en haar muziekcultuur
functioneert niet onafhankelijk, volgens zijn eigen wetten, ook is de muzikant niet geheel vrij om te
handelen naar zijn eigen verbeelding. Het systeem van haar religieuze denken en de binnen dit
systeem ontwikkelde musicologische, muziekfilosofische en muziekesthetische denkbeelden
dicteren de Joodse muziek en haar ontwikkelingen in het verleden en heden.
Max Weber reikt ons in zijn werk (1922, herdruk 1993) enkele theoretische gedachten aan. Hij ziet
religie als één van de bronnen waaruit de dynamiek van sociale veranderingen ontstaat. Religie
beschouwt hij niet als een middel tot de versterking van de stabiliteit van gemeenschappen. Hij stelt
dat een geloof een geloofscultuur en de hiermee verbonden muzikale uitingen zijn ontstaan als de
concrete rationalisatie, de theologische betekenisgeving van de ruimte die de mens zichzelf geeft in
zijn leefomgeving en binnen het universum. Het zijn deze concepties die legitimatie geven aan de
oriëntatie van de mens in zijn wereld en hem ook zijn visies en doelen doen bepalen ten opzichte
van zijn leefwereld. Het gaat hier niet alleen over geloof maar ook over een praktische
gemotiveerde toegewijdheid, een bereidheid tot het ondergeschikt maken van en ten dienste stellen
van de eigen ideeën aan de totale geloofscultuur en haar uitingen. In deze gemotiveerdheid tot
toegewijdheid en het bereid zijn tot het ondergeschikt maken van een muziekcultuur aan de
(Joodse) religieuze doctrines is er altijd in de beschrijvende literatuur maar ook in de concrete
praktijk een spanningsveld te ontdekken. Er zijn conflicten tussen de concepten en esthetiek van
muziek en haar ideologieën en die van de religieuze doctrine. Ik kom tot mijn eerste
onderzoeksvraag: Wat is de concrete betekenisgeving die de Joodse religieuze doctrine aan het
concept muziek geeft en hoe is het concept muziek geïntegreerd in het geheel van ideeën, wat is dus
conform de Joodse ideologie muziek en waar moet dit aan beantwoorden? Een specifieke deelvraag
onlosmakelijk met deze bovenstaande vraag verbonden is de vraag of de door mij onderzochte
Joodse Braziliaanse muziekcultuur en traditie in zijn algemeenheid beantwoordt aan de
“Universeel geldende Joodse religieuze doctrine” en zo niet in welke opzichten wijkt zij dan af of
neemt zij een unieke positie in. Een hieruit afgeleide deelvraag is hoe de specifieke Joodse
muziekcultuur in Brazilië zich verhoudt tot haar religieuze Joodse doctrine in Brazilië en komen
eventuele spanningen, conflicten en fricties voort uit het muziekconcept in zichzelf of kunnen zij
gedetermineerd worden uit andere factoren?
Inleiding 17 In mijn onderzoek kwam duidelijk naar voren dat met name de Braziliaanse Joodse Asjkenazische
muziekcultuur in al haar facetten hecht aan de begrippen van authenticiteit en verbondenheid met de
overzeese Europese Joodse cultuur uit de periode van het Interbellum. Het begrip authenticiteit
wordt in deze traditie ook consequent verbonden met het begrip oorspronkelijkheid, het is de rode
draad binnen alle door mij gevoerde interviews. Deze traditie en muziekcultuur gaat er daarnaast
stellig van uit dat de door haar met zorg gecultiveerde en geconserveerde cultuur binnen de
bestaande Joodse tradities nog steeds het minst afwijkt van de “Oude” Europese Joodse Culturele
Wereld van de Haskalah en dus authentiek bewaard is gebleven. Dit manifesteert zich volgens haar
met name in haar Joodse religieuze muziekuitingen en alle muziekuitingen die in haar visie hiermee
direct of indirect verbonden zijn. We hebben hier te maken met een concrete grensafbakening door
een muziekcultuur waarbij deze zich argwanend opstelt of misschien wel afzet tegen elke
omliggende muziekcultuur en haar invloeden. Een factor die meespeelt is een sterk gevoel van het
zijn van een minderheid en het hebben van een cultuur met een duidelijk mindere autoriteit ten
opzichte van de geldende Braziliaanse cultuur. In dit kader doet Bhabha (2004: 50, 51) een
treffende uitspraak:
Through the concept of cultural difference I want to draw attention to the common ground and lost
territory of contemporary critical debates. For they all recognize that the problem of cultural
interaction emerges only at the significatory boundaries of cultures, where meanings and values are
(mis) read or signs are misappropriated. Culture only emerges as a problem, or a problematic, at the
point at which there is a loss of meaning in the contestation and articulation of every day life, between
classes, genders, races, nations. (...) The concept of cultural difference (also music-cultural difference)
focuses on the problem of the ambivalence of cultural authority.
Deze stellige overtuiging betreffende authenticiteit binnen de Joodse Asjkenazische gemeenschap in
Brazilië moet ik toetsen aan mijn onderzoeksmateriaal. Mijn tweede onderzoeksvraag dient dus
antwoorden te formuleren op de begrippen authenticiteit en oorspronkelijkheid: Is de Joodse
Braziliaanse Asjkenazische muziekcultuur in haar concrete muzikale uitingen, religieus en niet
religieus wel zo oorspronkelijk en authentiek geconserveerd als men binnen deze gemeenschap
beweert? Voor het beantwoorden van deze vraag en mijn volgende vragen hanteer ik de culturele –
musicologische methode van het bestuderen van muziek. Deze ziet muziek als een onlosmakelijk
onderdeel van een totale cultuur waarbij we de vier aspecten van dit levende organisme dat we
muziekcultuur noemen moeten belichten (Slobin 1996: 13):
1) het geloofssysteem, het dogmatische gedachtegoed betreffende de eigen muziekcultuur (hier heb
ik mijn eerste onderzoeksvraag reeds op gebaseerd).
2) de sociologische organisatie van de muziek en haar musici binnen de cultuur.
Inleiding 18 3) de directe en indirecte materialisatie van de muziekcultuur, de fysische belichaming van de
muziek, de instrumenten, de handschriften, de partituren en verdere bronnen zoals opnames en
literaire verwijzingen.
4) het concrete repertoire waarin we de bovenstaande drie componenten gereflecteerd zien .
Joodse cultuur is, vooral binnen de joodse gemeenschap, synoniem aan diaspora en diasporacultuur.
Het is door de eeuwen heen een reizende cultuur, vaak niet geheel vrijwillig maar door
omstandigheden gedwongen. Hier is het dus nodig om het begrip diaspora de definiëren en haar
betekenisgeving te belichten in het algemeen volgens haar begripsvorming binnen de culturele
musicologie en specifiek volgens haar begripsvorming binnen de Joodse wereld. Bohlman (2002:
114-116) beschrijft een diasporamuziekcultuur op een treffende wijze:
Diaspora is a condition of placelessness, and as such it has become one of the places most articulated
by world music. The music of diaspora at once describes the conditions of being displaced from a
homeland, and it inscribes the history and geography that connect displaced culture to that homeland,
or at the very least to a place claimed as “home”. The music of diaspora is about places of being and
places of becoming, of connecting the present with its absence of place to the past and the future,
where place can be imagined as real (...) Diaspora people have a double, or perhaps even multiple
consciousnesses.
Ik zal het begrip diaspora, diasporamuziek en haar betekenisgeving moeten toetsen aan mijn
bevindingen inzake de Joodse cultuur en de Joodse muziekcultuur in Brazilië en ik dien haar
betekenis zo nodig te nuanceren en te specificeren. Ik moet bij wijze van spreken zien te ontdekken
van welk vaderland men precies is ontheemd en wat voor cultureel vaderland men ook in
musicologisch opzicht claimt. Mijn belangrijkste vraag moet tevens zijn wat voor een imaginair
vaderland er is of wordt gecreëerd. Wanneer een joodse gemeenschap na de vaak toch wel
geforceerde migratie opnieuw een bestaan moet opbouwen te midden van een reeds bestaande
cultuur in een ander land hebben we in de bestudering van deze “hernieuwde” Joodse cultuur
aandacht te geven aan vele aspecten. We moeten onderzoeken of er interactie is tussen de joodse
cultuur en de cultuur van het land en tevens de mate en intensiviteit van deze interactie analyseren.
Hybriditeit is hier een noodzakelijk aandachtspunt. Het begrip hybriditeit is ontwikkeld in de
biologie en hier betekent het de kruisbestuiving tussen twee soorten waardoor een nieuw soort
ontwikkelt. In de 19de en begin 20ste eeuw, het tijperk van het imperialisme en het ontstaan van het
nazisme, kreeg dit begrip een uitermate negatieve connotatie. Afwijkende culturen en specifieke
culturen en volkeren die zich mixten werden onzuiver genoemd. Eindproducten van culturele en
vooral raciale vermengingen konden enkel leiden tot decadentie en destructie van de geciviliseerde
westerse maatschappij. In de geesteswetenschappen kreeg het begrip hybriditeit zeker in de
Inleiding 19 postkoloniale periode een positieve betekenis (Bal 2002: 24, 25). Essentieel is het nu ontstane
begrip dat een cultuur geen statisch geheel of een eindproduct is maar zich continu en in een zekere,
specifiek voor elke cultuur verschillende, dynamiek ontwikkelt. Deze zogenoemde muzikale en
culturele hybridisering, impliceert dus een continu en onophoudelijk proces van verandering.
Culturele verschillen en interactie tussen culturen krijgt nu een positieve waarde toegekend en deze
culturele verschillen en de interactie tussen culturen moet gekoesterd worden en niet geëlimineerd.
De stigmatisering van culturele verschillen heeft een positieve wending gekregen en de “hybride”
persoon kan dienen als een brug tussen culturen, de weldoener van een cultureel surplus, de
belichaming van een nieuwe synthese. Hybriditeit wordt gezien als een metafoor voor
identiteitsformatie. Hybriditeit kan volgens Papastergiadis alleen maar kritisch functioneren door op
zich tegengestelde krachten zoals de voortgaande lineaire beweging van culturen en het
overbruggen van culturen onderling, de vaak gedwongen verplaatsing van culturen en het ontstaan
van verbintenissen tussen de elkaar ontmoetende culturen door uitwisselen van gedachtegoed
(Papastergiadis 2007: 13-21). Hoe moeten we deze hybriditeit dan zien in het licht van een
minderheid een diasporagemeenschap wiens claimen op vrijheid en gelijkheid gemarkeerd worden
door een noodgedwongen claim op een recht tot het verschillend mogen zijn in de zogeheten egale
structuren van de maatschappij waarin men als minderheid verblijft of moet verblijven? Wat
moeten we met het begrip hybriditeit wanneer dit recht tot verschillend mogen zijn zich vaak alleen
maar beperkt tot de componenten van burgerschap; politiek, legaal en sociaal burgerschap? Hoe
werd en wordt het begrip hybriditeit en de hieraan gerelateerde term burgerschap concreet vertaald
richting de Joodse gemeenschap in Brazilië in een maatschappij die in het recente verleden tijdens
het Vargas regime werd gedomineerd door de vraagstelling of de aanwezige Joodse cultuur geen
bedreiging zou kunnen vormen voor de Braziliaanse cultuur? Een vraag die over de Joodse
diasporaculturen helaas vaker is gesteld (Bhabha 2004: X-XXV). We moeten in het licht van
bovenstaande kader dus zien of we dit begrip hybriditeit in haar musicologisch betekenisgevende
definitie wel kunnen toepassen op de door mij onderzochte specifieke Joodse cultuur en of het niet
problematisch is dit begrip te hanteren voor de muziek van de door mij onderzochte doelgroep. De
vraag die men, zeker wanneer het begrip hybriditeit problematisch zou zijn, in dit kader verder moet
stellen is of er wel een zekere synthese mogelijk is. Dat is een zekere gelijkwaardige vertaling van
en/ of uitwisselingen tussen twee culturen die tot een synthese tussen beide kunnen leiden. Als de
algemene mening in de wetenschap de syntheseoptie tussen twee culturen verwerpt en men in deze
meer kiest voor de discrepanties, het gebrek aan overeenkomst tussen twee culturen waarbij men de
overtuiging heeft dat de ene cultuur soms onvermijdelijk een duidelijk cultureel overwicht vertoont
op de andere dan komt men niet onder het gegeven uit dat het proces van uitwisseling tussen twee
culturen obstructie ondervindt of in het uiterste geval ondermijnd wordt door de onderlinge
verschillen. Deze constitutieve aanwezige dissonanten, deze overblijvende “momenten van stilte”
Inleiding 20 tussen twee culturen kan men echter niet definiëren als cross- culturele impasses maar meer als “de
derde ruimte, de tussenruimte” tussen twee culturen. Deze tussenruimte, in feite de
onderhandelruimte waarbinnen een cultuur zichzelf definieert, wordt steeds kleiner door de
globalisatie en het gemak waarmee men nu vaak tijdelijk of definitief kan “terugkeren” naar zijn
wortels, denkbeeldig of concreet nog aanwezig. Soms kon ik mij niet geheel aan de indruk
onttrekken dat de Asjkenazische Joodse gemeenschap in Brazilië zich actief aan de derde ruimte, de
tussenruimte wenst te onttrekken (Papastergiadis 2007: 100-121). Derde onderzoeksvraag: Is de
Joodse Braziliaanse Asjkenazische muziekcultuur en wel specifiek in haar religieuze en hieraan
direct of indirect gerelateerde uitingen een hybride muziekcultuur te noemen en zo ja wordt haar
hybriditeit gevormd door invloeden vanuit de Braziliaanse muziekcultuur of door invloeden buiten
de Braziliaanse muziekcultuur? Wanneer we tot de conclusie komen dat de interactie tussen de
Joodse cultuur en de cultuur van haar directe omgeving matig is of bijna niet aanwezig dan moeten
we ons vervolgens afvragen of deze cultuur zich historiserend archaïserend ontwikkelt of heeft
ontwikkeld. De vierde onderzoeksvraag is dan: Kunnen we de algemene theoretische beweringen
betreffende diasporaculturen en hun muziekculturen wel toepassen op Joodse diasporaculturen in
het algemeen en de Braziliaanse Joodse muziekcultuur in het bijzonder? In mijn onderzoek zal ik
moeten nagaan of deze cultuur in feite zijn eigen traditie niet hernieuwd uitvindt met wezenlijk
nieuwe of hernieuwde vormen en vormentaal die men binnen de gemeenschap wel het predicaat
authentiek geeft maar die dit predicaat niet echt verdienen, de zogeheten Invention of a tradition,
hetwelk een proces is van formalisering en ritualisering van een traditie, hier een muziektraditie,
waarbij deze formalisering en ritualisering gekarakteriseerd wordt door het refereren naar het
verleden al is het maar door het zich laten voordoen dat de “nieuwe traditie” een herhaling, een
repeteren is van een “denkbeeldige, veronderstelde” oudere traditie in een nu modernere
samenleving. Hierbij worden veelvuldig oudere materialen hergebruikt om deze Invented Tradition
te construeren (Hobsbawm and Ranger 2009: 1-6). Vijfde onderzoeksvraag: Is de Joodse
Braziliaanse Asjkenazische traditie in haar religieuze en hieraan direct of indirect gerelateerde
uitingen een neo- traditie, een hernieuwd uitgevonden traditie die in vele opzichten niet
beantwoordt aan de letterlijke authentieke traditie maar hier wel constant aan refereert? Gezien de
zuivere constatering dat het Braziliaanse regime van Getúlio Vargas (1930-1945), ten tijde van het
interbellum en de tweede wereldoorlog een dualistische politiek voerde ten opzichte van het nazi-
regime waardoor de Joodse Asjkenazische gemeenschap in een uitermate isolationistische positie
werd gedwongen moet ons doen afvragen of de Joodse gemeenschap pas recentelijk na de tweede
wereldoorlog tot een mogelijke uitwisseling tussen haar cultuur en de Braziliaanse cultuur is
gekomen. Zesde onderzoeksvraag: Hoe uit zich de emancipatie van de Braziliaanse Joodse cultuur
en de Braziliaanse Joodse muziekcultuur na de Tweede Wereldoorlog en de recentelijke
economische opbloei van Brazilië en wat zijn de remmende factoren van de economische crisis van
Inleiding 21 nu (2009) op deze emancipatie? Zevende onderzoeksvraag: Wanneer we zien dat concepten
betreffende culturen en cultuuruitingen in het algemeen en ook in het bijzonder, in de loop van de
historie van de mensheid veranderden zowel in betekenisgeving als in het praktische gebruik van
deze concepten, kunnen we dan specifiek via dit mijn onderzoek aangegeven of de concepten
betreffende het wezen van de Joodse cultuur en de Joodse muziekcultuur in het bijzonder binnen de
Braziliaanse Joodse muziekcultuur aan verandering onderhevig zijn of zijn geweest, zowel in
betekenisgeving als in gebruik, ten opzichte van de andere Joodse culturen? Ik hoop op deze vragen
en in het bijzonder op mijn laatste vraag in de loop van mijn betoog en verweven door mijn
hoofdstukken, concrete antwoorden te kunnen geven.
Inleiding in de Joodse musicologie 22
Hoofdstuk 1: Inleiding in de Joodse musicologie.
1.1. Algemene musicologische historische kenmerken chazzanoet.
In mijn inleiding heb ik gezegd dat het Joodse concept van denken betreffende muziek volledig
geïntegreerd is in het systeem van haar religieuze denken. De Joodse muziek en haar muziekcultuur
functioneert niet onafhankelijk, volgens zijn eigen wetten, ook is de muzikant niet geheel vrij om te
handelen naar zijn eigen verbeelding. Het systeem van haar religieuze denken en de binnen dit
systeem ontwikkelde musicologische, muziekfilosofische en muziekesthetische denkbeelden
dicteren de Joodse muziek en haar ontwikkelingen in het verleden en het heden. Centraal staat in dit
hoofdstuk de betekenisgeving is die de Joodse cultuur geeft aan het concept muziek en hoe dit
concept geïntegreerd is tot in de wortels van het Joodse zijn. Wat is muziek en waar moet dit aan
beantwoorden. Het doel van mijn veldwerk was antwoorden te zoeken op de vraag of de door mij
onderzochte Joods Braziliaanse muziekcultuur, beginnend bij het chazzanoet waarop alle joodse
muziekcultuur is gefundeerd, voldoet aan het universele Joodse concept van denken betreffende de
muziek en zo niet in welke opzichten wijkt zij hier van af en neemt zij een unieke positie. Als zij
afwijkt bestaat er dan een specifiek Braziliaans Joods concept betreffende de muziek waaraan zij
wel voldoet of is hier ook een spanningsveld te constateren. Komen de fricties binnen het wezen
van het Braziliaanse chazzanoet en de hieraan gerelateerde Braziliaanse joodse muziekcultuur voort
uit het muziekconcept in zichzelf of liggen externe factoren hieraan ten grondslag. In mijn
onderzoek bleek dat in het bijzonder de Braziliaanse Asjkenazische muziekcultuur in al haar
facetten hecht aan de begrippen van authenticiteit en de verbondenheid met de “authentieke”
overzeese Europese Joodse (muziek) cultuur uit de periode van de Haskalah en het Interbellum,
waarin de introductie van de muziek van Lewandowski, Sulzer, de gemengde koren en het
synagogenorgel centraal stonden. Deze cultuur was in zichzelf hybride en ontstaan op een moment
van een historische omwenteling binnen het jodendom. Bhabha doet over dit verschijnsel een
treffende uitspraak (Bhabha 2004: 3)
The social articulation of difference, from the minority perspective, is a complex, on-going
negotiation that seeks to authorize cultural hybridities that emerge in moments of historical
transformation (...) The recognition that tradition bestows is a partial form of identification. In
restaging the past it introduces other, incommensurable cultural temporalities into the invention of
tradition.
Het begrip authenticiteit en de discussie rondom dit begrip is een steeds terugkerend gegeven en is
voor de Braziliaanse joden nauw verbonden met hun “herinnering” aan een oorspronkelijkheid, een
traditie, die van hun ouders en grootouders. Het bleek in al mijn gevoerde interviews hier te gaan
Inleiding in de Joodse musicologie 23 over een gevoelsmatig diep gewortelde oorspronkelijkheid, traditie die in vele opzichten de
kenmerken met zich mee draagt van een “Invented Tradition”. Begrippen als Kavannah, nesjomme
en religieuze emotiebeleving staan centraal.
Victor Zuckerkandl formuleert het proces van beluisteren, ervaren van muziek op een treffende
manier (Zuckerkandl 1976: 157):
To hear tones in motion is to move together with them, Thus, not just the tones I hear are “in
motion”; hearing them, too, is “in motion”. Not only the motion I hear but also the hearing itself is
“emotion”. What is wrong with the usual question about the respective shares of feeling and intellect
in musical experience should now be very clear. The intellect – the faculty of abstraction and
conceptualization- has no share whatever in structuring musical experience: the intellect does not
enter the picture until later, as a reflection on music. Similarly, “feeling” in the sense the term is
used in that context, as the singular of “feelings” enters the picture only afterward. Music is
experienced solely by being heard. The act of hearing is itself an act of feeling and understanding-
feeling in the sense of being in animate motion “in emotion”.
Wanneer ik de laatste zin vrijelijk interpreteer naar de Joodse filosofie betreffende muziek is het
actief beluisteren van muziek in zichzelf een daad, een intentie om Adonai’s alomtegenwoordige
aanwezigheid in deze wereld via de muziek te voelen, een begrip van het Hogere, het is een gevoel
in de zin van een daadwerkelijke levende beweging “een emotie”. Zuckerkandle benadert in zijn
betoog het Joodse begrip Kavannah, dat een centrale positie inneemt in de joodse gevoelswereld
zowel religieus, muzikaal als intermenselijk en die als term in zijn betekenisgeving in zekere zin
sterke raakvlakken heeft met de terminologie van de “Hemelse sferen” in de Middeleeuwen en de
affectenleer in de Barok. Deze term heeft binnen de Joodse traditie oneindig diepe betekenissen en
betekenislagen maar laat ik het hier proberen te formuleren: Het is het daadwerkelijke streven naar
het bereiken van hogere, bovenmenselijke en toch menselijke intenties en gevoelens in relatie tot
alle aspecten van het leven, de dood, de Schepper en de schepping en alles wat er zich in deze
schepping bevindt. Deze hogere menselijke intenties verbinden de mens met de Shekhinah, Adonai’s
alomtegenwoordige aanwezigheid in de wereld. Het blijven echter menselijke intenties en zij krijgen
in deze wereld nooit hun echte vervolmaking. De joodse gedachtegang is dat het deze Kavannah is
die juist in de muziek het meest subliem tot uiting kan komen. In de joodse filosofie is muziek
zonder Kavannah geen muziek en Kavannah zonder muziek geen Kavannah. Het woord Kavannah
wordt in de Joodse traditie dan ook per definitie met hoofdletter geschreven.
Rabbijn Jason Kimelman- Block van het PANIM institute voor Joods leiderschap verwoordt het
begrip op de volgende manier (The Jewish Exponent, Philadelphia: 2010) :
It’s about Intentition, ‘Kavannah’, Finding Holiness in Action.
Inleiding in de Joodse musicologie 24 Let's apply the analogy to Jewish service experiences. Jews simply doing service, even with other
Jews, doesn't make it a Jewish experience. It's also not about knowledge - knowing that Judaism
demands service to others is not particularly earth-shattering or even interesting. What makes a
Jewish service experience Jewish is the Kavannah that is brought to the work - and that can develop
from performing the service with a group of others who are developing the same intention. That
gives expression to the fact that I understand what I am doing to be a holy act and a Jewish act.
Kavannah is in het leven van de Joden een eerste levensbehoefte, een ademhalen, een manier van
leven net zoals Judaïsme geen godsdienst is maar een “way of life”. Sir Jonathan Sacks, de
opperrabbijn van Engeland verwoordt het denk ik het mooist (Friedmann, Stetson 2008):
Each text and each period of the year, has its own melody. Song charts the biorhytms of the Jewish
soul (...) There’s a reason for this. When language is invested with deep emotions, Kavannah, it
aspires to the condition of music. As I put it once: Words are the language of the mind. But song is
the language of the soul. Judaisme is a dialogue between earth and heaven, and when words become
holy, they become song (...) music is the closest we come to expressing the inexpressible.
Er is voor de Joden dus een kracht in de muziek, verbonden met de Shekhinah, die alle teksten, ook
de religieuze, ver te boven gaat en waar in de Kavannah het sterkst wordt gevoeld. Daarom waren
het de chassidiem die onder leiding van de chassidische rabbi Shneur Zalman of Liadi (1747-1813)
de teksten in de gezangen afschaften en de zogeheten nigoeniem ontwikkelden, neuriegezangen
zonder woorden. Naast het melodische “voorlezen” van elke tekst van de Thora en de Misjnah op
zijn eigen specifieke intonatie en melodie, de zogeheten cantilatie, is het de chazzan die met zijn
pioetiem, de berijmde en metrische hymnen, vitale expressie geeft aan de joodse esthetiek en de
algemene religieuze gevoelens. Het is typerend dat juist in de 16de tot de 18de eeuw ook de
christelijke lector o.a. binnen de nieuwe Lutherse kerk, in zijn functioneren parallellen vertoonde
met de werkzaamheden van de chazzan. Zowel de chazzan als de lector waren betaalde voorlezers
en voorzangers van hun instituut. De lutherse kerk, maar ook de synagoge hadden vaak zelfs twee
voorzangers in dienst. Eén voor de voorzang en één voor de cantilatie van de lezingen. Beide
culturen moeten elkaar in deze periode indirect sterk hebben beïnvloed. Dit verdient nader
onderzoek. De term cantilatie is geïntroduceerd door de invloedrijke auteur uit de 18de eeuw J.N.
Forkel in zijn Allgemeine Geschichte der Musik (Leipzig 1788). Hij was tevens de auteur van de
eerste biografie van J.S. Bach.
In de joodse cultuur is de rol van muziek sterk poëtisch geformuleerd. Muziek dient als voertuig om
onze gebeden tot Adonai te verheffen maar ook om het gebod van Psalm 96: “Zing Adonai een
nieuw gezang” te vervullen. Hier ziet men twee elementen van de joodse muziekcultuur
samenkomen, de traditie in de aloude gebeden en vernieuwing, conform het gebod van Psalm 96.
Inleiding in de Joodse musicologie 25 Het is in de Barok en de periode er na dat er zich binnen de joodse synagogale zang voorzichtig
vernieuwende tendensen ontwikkelen. Ik noem hier onder andere de chassidische stroming en de
vernieuwingen in de Haskalah bij de Reform beweging.
Hoe is de Kavannah verwezenlijkt in de modaliteiten, Shteygers (opsteigen tot het Hogere) of Gustn
(smaken) genoemd en hoe is het wezen van Kavannah verwerkt in de muzikale associërende
thematiek binnen de joodse traditie? Binnen de joodse muziektraditie zien we dat het complexe
geheel van de masoretische Ta’am (accent) of Te’amim (accenten) verwerkt als thematische
oercellen binnen de composities en in een bredere context door hun verbinding / koppeling aan de
specifieke bredere thematische muzikale (gevoels) codes, die op hun beurt weer verwijzen naar
intonaties van specifieke Torah of profetenlezingen, functioneert als affecten.
1.2. Kavannah in Shteygers en Gustn, seizoensmodi, Te’amim.
In de joodse muziek staat de melodie centraal, niet de harmonie. Alle melodieën, ook de wereldlijke
melodieën, zijn direct of indirect te herleiden naar de melodievorming binnen de synagogale
zangtraditie. De melodie is de basis van elke compositiestructuur en de verschillende Shteygers en
Gustn (modaliteiten) zijn hieraan ondergeschikt. Binnen een melodie worden de verschillende
gebruikte Shteygers of Gustn met elkaar verbonden door de typische joodse leidtonen of
leidtoongroepen. Dit zijn een serie aaneensluitende versieringsnoten, in de klezmer en de Jiddische
literatuur, de zogeheten “dreydlekh’s” of “krekhtsn” (kreunen, kreuners) genoemd, bestaande uit
vele ornamenteringen en glissando’s. We moeten in dit kader opmerken dat het systematische
gebruik van overwegend microtonen binnen deze loopjes kenmerkend is voor de joodse muziek en
sterk van invloed is op de manier van orgel of harmonium ondersteuning van de joodse muziek in
de periode van de Haskalah. De Shteygers of Gustn (de gebedsmodaliteiten) vertonen zich binnen
de joodse muzikale traditie dan ook voornamelijk aan het begin van de melodie als voorbereiding
op het improvisatorische middendeel en aan het eind als afsluiting. Deze toonsoortomlijsting noemt
men lahon, usuls of differentia (bij de Sefardim, res faciendas). De Shteygers of Gustn zijn dus geen
modi die allesbepalend zijn voor de totaalstructuur van de compositie maar meer een soort geleiders
waarlangs de organische groei van “de plant” van de compositie in een bepaalde richting wordt
gestructureerd. De Shteygers of Gustn vertonen dus in hun werking binnen de compositiestructuur
verwantschappen met de Raga en de Maqam. De improvisatie in het middendeel is bijvoorbeeld
bijna nooit in de gebedsmodus gedacht maar heeft een a- tonale structuur. Voorzichtig kunnen we
ook concluderen dat veel van de joodse muziek in de essentie van haar vormstructuur doet denken
aan het vrije barokrecitatief of de arioso. De functie van de joodse muziek is in essentie dus
Inleiding in de Joodse musicologie 26 retorisch, declamatorisch. De improvisatie binnen de toonsoortomlijsting noemt men de
schriftuurlijke cantilatie.
Naast de Shteygers of Gustn had men de seizoensmodi. Dit zijn een soort leidtoonmotieven in de
trant van Wagner. Nu heeft elke joodse feestdag een specifieke sfeer, ook muzikaal. Een vastendag
is zeker niet extrovert, vrolijk en opgetogen van sfeer, maar introvert. Het poerimfeest, ook wel
joods carnaval genoemd, staat echter bol van de opgetogenheid en is zeer extrovert ook in het
muzikale karakter. Toch heeft het ook een sterke ondertoon van sarcasme en heilige woede wat
wordt bepaald door het centrale thema van de Esther lezing. Door middel van de gebruikmaking
van een bepaald muziekmotief, fragment uit een melodie van een hoogfeestdag wordt verwezen
naar de periode in het liturgisch jaar waarin men zich bevindt. De luisteraar hoort de melodie, maar
wordt ook weer bepaald bij de sfeer van de feestdag. Het muzikale fragment functioneert dus als
een leidmotief.
De joodse muziek hanteert nog een geraffineerdere methodiek om te komen tot een nog verdere
verfijning van de opwekking van Kavannah. Het gebruiken van Te’amim in de muziek. Te’amim
zijn specifieke zeer korte uitgeschreven melodisch sterk geaccentueerde loopjes, genoteerd conform
het door de Masoreten (Hebreeuws voor overhandigers, doorgevers, overdragers) ontwikkelde
zangnotatiesysteem (soort neumen), boven de teksten in de boekrollen van de Tenach en dienend
als instructie voor de juiste melodische cantilatie door de voorlezer, van de specifieke Thora,
profeten, geschriften of Estherlezing. Deze Te’amim nu verder verwerkt binnen de muziek hebben
als doel te verwijzen naar, te associëren met de lezingen van een specifieke feestdag van een
specifieke periode van het liturgische jaar. Voor het voorlezen van de Thora, profeten, geschriften
of Estherlezing is het de aloude traditie om enkele joodse gemeenteleden op te roepen voor de
minjan, het volgens de joodse Mitswah (wet), verplichte tiental van voorlezers dat aanwezig moet
zijn rond de bima. Elke mannelijke jood heeft dus dit cantileren en dus ook de masoretische notatie
moeten leren voor zijn Bar Mitswa en doet er op de dag van zijn Bar Mitswa een soort examen in.
Door het onderbewust sterk associërende oproepen via de muziek van de specifieke cantilaties van
de lezingen van bepaalde Sabbatten of feestdagen wordt elke jood die Bar Mitswa heeft gedaan en
regelmatig de synagoge bezoekt via deze muziek direct bepaald bij zijn joods zijn en zijn joodse
traditie. Deze gebruikte methodiek is naar mijn mening geniaal en door de eeuwen heen verder
binnen de joodse muziekpraktijk geoptimaliseerd. Het is de uitwerking van Kavannah ten top
waarbij de joodse luisteraar in zijn onderbewustzijn associatief gebracht wordt tot de openbaringen
van Adonai in zijn gegeven Thora (boeken van Mozes), Neviiem (profeten) en Ketoeviem
(geschriften). Tijdens mijn onderzoeksreis in Brazilië kwam ik tot de ontdekking dat de orthodoxere
joden, zowel jong als oud en gepokt en gemazeld in de masoretische cantilatie, wanneer de chazzan
Inleiding in de Joodse musicologie 27 een bepaald melodiefragment uitvoerde dit feilloos associeerden met de cantilatie van de lezing
waaraan werd gerefereerd.
Om in de beeldtaal van een museumtentoonstelling te spreken wordt de luisteraar dus eerst via de
sfeer van de Shteyger of Gustn een specifieke tentoonstellingszaal binnengeleid, dan aan de hand
van de seizoensmodi bepaald bij de specifieke thematiek van een tentoonstellingswand en tenslotte
door de Te’amim bepaald bij de emotionele lading van een specifiek schilderij. Dit is in mijn opinie
een gebruikmaking van “affectenleer” in optima forma.
1.3. Muziektheoretische specificatie van de gebruikte toonsoorten Shteygers of Gustn in de Joodse
muziek.
Majeurtoonsoorten: Deze worden in de joodse muziek zeer sporadisch gebruikt. De reden hiervoor
is dat deze toonsoorten worden bepaald door de zogeheten leidtoon, de zevende noot van de
toonschaal die dwingend leidt naar de eerste noot van de toonschaal. (De joodse muziek gebruikt
geen leidtoon maar een leidmotief, dat is de overmatige secunde tussen de zesde en zevende graad
van een gebedsmodi. Dit geeft de joodse muziek haar melancholische Jiddischkeit). Ook is in deze
toonsoorten het akkoord op de vijfde toon dominant, dat wil zeggen: deze bevat de leidtoon en
dwingt naar een slotcadens die de toonsoort bevestigt.
Joodse muziek is zoals hierboven beschreven modaal. Modaliteiten typeren zich doordat zij
gestructureerd zijn rond een bepaalde melodienoot. Zij zweven rond deze centrale melodienoot
(noten) en werken er niet naar toe. Zij hebben dus geen duidelijke dominante dwingende leidtoon
die roept om een toonsoortbevestiging en in hun harmonisatie werken ze niet richting een
slotcadens.
Mineurtoonsoorten: Mineurtoonsoorten kenmerken zich door een specifiek verschil met de
majeurtoonsoorten. De afstand tussen de tweede en derde graad van deze toonsoorten is een halve
toonafstand (in de majeur een hele toonafstand).
We kennen in de westerse muziek drie mineurtoonsoorten, ik geef ze alle drie waarbij ik ze in de
sleutel D noteer.
De Natuurlijke of authentieke mineur toonladder: heeft twee wijzigingen in het normale hele en
halve toonafstanden patroon zoals we die vinden in de majeur toonladder.
D E F G A Bes C D.
Inleiding in de Joodse musicologie 28 De harmonische mineur toonladder: deze toonladder is het meest gebruikt in de tonale periode van
de westerse muziek (17de tot het eind van de 19de eeuw). Ook in de joodse muziek wordt deze
toonladder gehanteerd.
D E F G A Bes CIS D.
De melodische mineur toonladder: hier wordt de zesde en zevende toon verhoogd in de stijgende. In
de dalende wordt de zesde opnieuw verlaagd. Deze toonsoort wordt in de joodse muziek zeldzaam
gebruikt.
D E F G A B CIS D - D CIS Bes A G F E D.
De pentateuchmodus (thoramodus), de profetenmodus (neviiemmodus, variant: de ruthmodus en de
predikermodus) en de jobmodus.
Inleiding: Dit zijn typisch joodse toonsoorten die zowel in het chazzanoet als in de klezmer en de
gerelateerde Jiddische volksmuziek worden gebruikt. Zij kenmerken zich zowel door hun sterke
relatie met de traditionele oriëntaalse toonsoorten als met de gregoriaanse modi. Hierbij moet
opgemerkt worden dat we in het geval van de relatie met het gregoriaans niet zeker weten hoe de
wisselwerking werkte. Heeft de synagogale zang de gregoriaanse modi ontwikkeld of hebben de
gregoriaanse modi de synagogale modi ontwikkeld. Hierover bestaan er bij de onderzoekers
controversiële meningen. Ik ga van de stelling uit dat zowel de oriëntaalse toonsoorten als de reeds
in aanleg aanwezige toonsoorten in het chazzanoet er als eerste waren en dat deze de gregoriaanse
modi hebben gevormd maar dit is een hypothese mijnerzijds. De pentateuchmodus, de
profetenmodus en de Jobmodus kun je beschouwen als een soort brug tussen de middeleeuwse
kerktoonsoorten en de joodse gebedsmodi of psalmmodi.
De Pentateuchmodus (thoramodus)
Deze verwijst in zijn opbouw van twee opeenvolgende toonrijen van vier tonen, tetrachorden, ten
eerste naar het woord Thora (de vijf boeken van Mozes en het belangrijkste onderdeel van de
Joodse Bijbel, de Tenach, in de Christelijke traditie het Oude Testament) in het Hebreeuwse
acroniem met de vier letters tet, wav, resj, en hé en ten tweede naar de twee stenen tafelen van de
wet van Mozes. Haar grondvorm is:
Thora Thora
E F G A B C D E
1ste stenen tafel 2de stenen tafel.
Inleiding in de Joodse musicologie 29 Hij is een van de meest gebruikte modi in de joodse muziek naast de gebedsmodi.
De profetenmodus (neviiemmodus).
Deze modus is ten sterkste gelieerd aan de Dorische modus. Hij is bijzonder geliefd al basis voor de
synagogale muziek en de joodse volksmuziek.
Haar grondvorm is:
D E F G A B C D
De Jobmodus.
Deze modus is ten sterkste gelieerd aan de Hypolidische modus.
Haar grondvorm is:
F G A Bes.
De gebedsmodi, psalmmodi of Gustn.
De klezmer muziek gebruikt deze gebedsmodi op een manier die in bepaalde mate afwijkt van het
chazzanoet en binnen een eigen systeem. Men noemt ze nu “Gustn” (smaak). Deze Jiddische Gustn
kunnen op elke grondtoon opgebouwd worden, zolang de relatie tussen halve en hele tonen binnen
het systeem maar gehandhaafd blijft. Het is dus niet de grondtoon die de Gustn bepaalt maar de
verhouding tussen de hele en halve tonen binnen het systeem. De Gustn leiden de tonen binnen een
melodie, een frase, ze kleuren de aard en de wijze waarop de muziek wordt uitgevoerd. Elke Gust
heeft in zich een toonrij, een reeks van noten binnen een octaaf. Deze toonrijen hebben elk weer een
aantal flexibele noten, die elk naar de aard van het motief, de melodierichting en vooral conform de
persoonlijke smaak van een musicus verhoogd of verlaagd kunnen worden. Daarnaast heeft elke
Gust een reeks van vaststaande motieven die alleen maar binnen de desbetreffende modus gebruikt
worden. Deze motieven dienen als melodische basis, als fundament voor de Gust. Een melodie
binnen een Gust wordt afgesloten door zijn eigen typerende cadens.
Resumerend kunnen we zeggen dat het binnen de joodse muziek en de klezmer geen neutrale
toonsoorten geeft maar toonsoortmodellen, te vergelijken met de bouwsteentjes uit een lego-doos.
De Shteygers of Gustn zijn dus geen vaststaande modi zoals de kerktoonsoorten. Ze worden steeds
als bouwstenen gebruikt in verbinding met melodiewendingen die voor hun structuur typerend zijn.
Het wezen van een Gustn wordt gerealiseerd door de opeenvolging van motieven en melodieën en
hun onderlinge spanningsbogen, de karakteriserende opeenvolging van tonen en motieven, het
bijgevoegd ethos en de met de toonsoort geassocieerde gemoedsstemming dit zoals in de Arabische
maqamat.
Inleiding in de Joodse musicologie 30
Enkele belangrijke psalmmodi - Gustn:
Ahavah – Rabboh: (grote liefde)
De betekenis is afgeleid van het begin van een Sabbatsgebed, en geeft uitdrukking aan de
verhevenheid van Adonai door een ethos, een klankspectrum die het deemoedig bidden
symboliseert. De klezmerrevival noemt deze toonsoort Freygish afgeleid van de kerktoonsoort
Frygisch. Hij is ontwikkeld uit de neviiemmodus en is sinds de 13de eeuw gebruikelijk bij de joden
in de Balkan. Waarschijnlijk rond die tijd overgenomen van de toonsoorten van de Mongolen en de
Tartaren die rond die tijd de Balkan teisterden met hun invallen. Hij wordt voornamelijk in het
chazzanoet gebruikt tijdens de Hoge Feestdagen en op de Sabbat. Centraal staan de twee
overmatige secunden, Es/ Fis en Bes /C. Hij is bijna exact gelijk aan de Arabische Maqam: Hijaz.
De toonreeks:
Mi Sheberach (Hij die ons zegent).
Het ethos is hier heiliging en wijding. Deze Gust is bekend als de Oekraïnische of Ov Horachamim,
Vader van de barmhartigheid modus. Hij is sterk verwant aan de Turkse modus Nikriz en hij vormt
onder andere de basis voor de klezmer- improvisatievorm de Doina. Kenmerkend is zijn overmatige
kwart en de overmatige secundes tussen F/Gis en Bes/Cis. De Cis is hier de typerende verhoogde
zevende toon die veel wordt gebruikt in de Gustn. De harmonisatie van deze Gust is problematisch.
Er kan geen subdominant akkoord worden gebruikt. Daarom wordt er veel gewerkt op de grondtoon
terts en kwart met een verminderd akkoord gebouwd op de tonica.
Inleiding in de Joodse musicologie 31
Adonoy Moloch (De Heer regeert).
De basis van deze modus is de pentateuchmodus. Hij benadert verder sterk de Mixolydische modus.
In de synagogale zang wordt hij door de Sefardim ook wel de Tefillamodus genoemd
(gebedsmodus) en hij is een van de standaardmodi in de synagogale zang. In de klezmer wordt hij
echter op een eigenaardige manier gebruikt. Hier functioneert hij in het midden van de melodie
zuiver en alleen maar als doorgangsmodus tussen twee andere modi die in het muziekwerk worden
gebruikt. Hij is in essentie een majeur modus en de akkoorden die gebruikt worden op de I en IV
graad zijn majeur, maar het akkoord op de V graad zou conform de Mixolydische modus mineur
moeten worden gehouden. In de joodse traditie gebruikt men hier altijd een majeur akkoord op de V
graad met nu een duidelijke leidtoon gebruik (wat zeldzaam is in deze traditie).
Mogen Avos (Schild der vaderen).
In de tekst die in de synagogale muziek onder deze modus wordt gezet gaat het altijd om het leren
van de traditie en de belangrijkheid van de inhoud van de Sabbat. Het ethos van deze modus is dan
ook leren. Het is de oudste modus binnen de joodse traditie. In de klezmer wordt zij voornamelijk
gebruikt bij muziekwerken die dienen als begroeting of afscheidsmelodieën, zeldzamer in
dansmelodieën.
Inleiding in de Joodse musicologie 32
Yishtabach (het zal heerlijk, fantastisch worden!)
Deze toonsoort is de tweelingbroer van de Mogen Avos modus, de melodische cadensen van de
Mogen Avos worden ook in deze toonsoort gebruikt. Haar ethos is lofprijzing, dankzegging. Men
vindt haar in de Klezmer vaak in de zeer extroverte, snelle dansen en improvisaties.
Motivische schemata:
Enkele gebruikskenmerken van de Gustn.
Vaak worden verschillende Gustn binnen een frase gecombineerd, soms blijft ook een totale frase in
een modus staan, waarbij met de modus wordt gemoduleerd. Sterk contrasterende modi worden
gebruikt in verschillende afgebakende delen van een werk. Geliefd is de combinatie binnen een stuk
van verschillende modi die op de zelfde grondtoon zijn gebaseerd. Dit creëert een geweldig contrast
binnen een melodie. Elke Gust heeft een zo geheten modaal bereik waarbinnen hij moduleert, maar
niet in de klassieke zin van het woord. Bepaalde tonen worden voor het effect in de melodie
verhoogd of verlaagd, maar binnen de Gust, dus het is geen modulatie naar een andere Gust. Elke
melodie is opgebouwd uit twee tot vier delen, soms zes maar altijd een veelvoud van twee. De
wisseling van Gustn binnen een melodie geschiedt conform een bepaald vaststaand systeem. Men
Inleiding in de Joodse musicologie 33 wisselt tussen een verwante Gustn binnen twee paardelen van een melodie. Tussen deel A en B, C
en D, E en F.
Terts modulatie binnen verschillende Gustn.
Wanneer deel A in een mineur staat, bijvoorbeeld d klein, dan staat deel B in een majeur Gust die
zijn grondtoon een terts hoger heeft F groot. Deze wisseling kan ook op verschillende andere
manieren binnen een Gust gebeuren, waarbij de varianten legio zijn. Ik geef enkele voorbeelden.
Subdominant modulatie binnen een Gust.
Wanneer deel A in Ahava Raba staat in E dan wordt het tweede deel geschreven in de
mineurvariant van Ahava Raba in de subdominant in a klein.
Septiem modulatie binnen een Gust.
Wanneer deel A in Ahava Raba in E groot staat dan wordt het tweede deel geschreven in d klein.
1.4. Vernieuwingen in de joodse muziek na de Barok, de Haskalah.
De Duitse Barok en haar rijke muziekcultuur
hebben de joodse muziekcultuur indirect enorm
beïnvloed, maar zoals we hierboven hebben
gezien heeft de joodse cantilatietechniek ook de
Lutherse kerkmuziekcultuur sterk beïnvloed.
Het is deze wisselwerking die uitmondt in de
joodse orgelbeweging en de ontwikkeling van
de Joodse Reform traditie in de periode van de fig.2 Duitse bevolking en Duits taalgebied tussen 1910 en 1930.
Haskalah en die haar hoogtepunt vindt in de periode van het Interbellum tot 1938 in het toenmalige
Duitstalige gebied. Mijn eerder onderzoek gebiedt een kanttekening te plaatsen bij de tendensen in
de wetenschappelijke benadering van de Haskalah. De tendens binnen de wetenschap, vooral de
joodse is dat men de Reform beweging en haar muzikale cultuur ziet als een cultuur die sterk haar
oren liet hangen, zich liet beïnvloeden door de Lutherse traditie in Duitsland en in het Zuiden van
Duitsland ook in zekere mate door de Katholieke traditie. Het verwijt aan de Reformbeweging is dat
zij haar joods zijn in zekere mate verloochende. Deze wetenschappers zijn zich onvoldoende bewust
van de enorme culturele uitwisseling die door de eeuwen heen op muzikaal gebied heeft plaats
gevonden tussen de joodse en christelijke cultuur en de joodse musici en de musici binnen de
kerkelijke tradities. Zeker in het informele circuit van feesten, partijen en ceremonieën was de
wederzijdse uitwisseling en beïnvloeding van significante betekenis. Hier vond ook de grootste
kruisbestuiving tussen beide culturen plaats. De muziekcultuur van de Duitse Barok vormde de
Inleiding in de Joodse musicologie 34 opmaat voor de ontwikkeling van de joodse (muziek)cultuur in de Haskalah. Zij kon zich
ontwikkelen door de emancipatie van de Duitse Joden in deze periode. Hierbij is een belangrijk
gegeven dat de joden zich verhieven van een zeer arme bevolkingsgroep tot een groep van
middenklasse en de rijken, dit mede door de sterke opkomst van het bankwezen en de internationale
koloniale handel. Zij kregen nu het recht om nieuwe synagogen te bouwen op top locaties. Dit was
een geweldige stimulans voor de joodse emancipatie en het groepsgevoel. Voordien mocht men
alleen in zijstraatjes vrijwel onzichtbaar voor de buitenwereld bescheiden synagogen bouwen. Nu
verrezen er “kathedralen” van Joodse macht met in hun middelpunt het orgel als prestigeobject en
getuige van de joodse rijkdom. Het hoogtepunt van de joodse emancipatie en bloei van het
maatschappelijk leven in het Duitstalige gebied moeten we plaatsen tussen 1910 en 1938.
1.5: Verschillen Asjkenazisch en Sefardisch chazzanoet.
Het verschil tussen Asjkenazisch chazzanoet en Sefardisch is gradueel wanneer men elkaar
wederzijds veel beïnvloed heeft, zoals in West Europa, Israel, Noord en Zuid Amerika. In het
gebied rond de Middellandse zee waren de externe invloeden op de Sefardische muziek beduidend
minder, mede door de geslotenheid van de gemeenschappen. In de 19de eeuw ontwikkelden zich
twee Sefardische muziekstijlen, de Noord Westelijke Afrikaanse stijl, met nog steeds sterke banden
met de Spaanse en Marokkaanse muziekcultuur en de Ottomaans Arabische met sterke
beïnvloedingen van de muziek van de Balkan, Turkije en de Arabische wereld. Globaal gesteld
leunt het traditionele Asjkenazisch chazzanoet op de zigeunermuziekinvloeden uit centraal Europa
en de Westerse muziek, het traditionele Sefardische chazzanoet op de Arabische invloeden van de
maqamat en de zigeunermuziek uit Spanje, een belangrijke muziek vorm is de romanza. Door de
intensivering van de onderlinge contacten ook in muzikaal opzicht is de wederzijdse beïnvloeding
steeds sterker. Deze intensivering van onderlinge contacten vindt zijn oorsprong in de Joodse
Uitwijzing uit Spanje in 1492, zijn eerste hoogtepunt in de koloniale periode in de 19de eeuw en zijn
tweede na de terugkeer uit de Shoah. Deze tendens tot interactie signaleerde ik ook in Brazilië. Het
Braziliaans chazzanoet is in hoge mate een“multicultureel Joods” chazzanoet, alle variëteiten zijn
aanwezig.
Een belangrijke vaststelling: De modaliteiten en de versieringen die deze modaliteiten verbinden in
de Joodse muziek zijn te allen tijde gegrondvest in en afgeleid van de synagogale zang. Het is het
chazzanoet en de chazzan die door zijn versieringskunst en zorgvuldig gebruik van de modaliteiten,
alle joodse muziek heeft geïnspireerd, geformeerd en gefundeerd. De joodse muziekcultuur in al
zijn facetten, met uitzondering van sommige zionistisch georiënteerde melodieën, is dus in wezen
religieus van oorsprong.
De demografie van en de sociologische plaatsing der Joodse cultuur binnen de cultuur van Brazilië.
35
Hoofdstuk 2: De demografie van en de sociologische plaatsing der Joodse cultuur
binnen de cultuur van Brazilië. Joodse culturele identiteitsvorming,
gemeenschapsvorming en inbedding binnen de Braziliaanse cultuur.
“A popular saying in Brazil is that when a person from the Middle East first arrives, s/he is a turco. After getting a first steady job, s/he becomes a sirio.
If a shop or factory is purchased, s/he is transformed into a Libanese. But I always ask, when do they become Brazilian?” (Lesser 1999: 42)
2.1.Inleiding.
Voor hoofdstuk twee van mijn scriptie heb ik mij naast analysering van uitspraken uit de interviews
van mijn veldwerk mij in hoofdzaak gebaseerd op drie publicaties. Twee publicaties zijn van
Jeffrey Lesser: Welcoming the Undesirables, Brazil and the Jewish Question (1995) en Negotiating
National Identity, Immigrants, Minorities, and the struggle for Ethnicity in Brazil (1999). De derde
publicatie is van Daniel René Decol in Revista Brasileira de Sciences Sociales. Ouest. CI. Soc. Vol.
16 in 28.46 Sao Paulo June 2001. Voor het onderzoek naar de joodse demografie zijn ook de
jaarlijkse uitgaven van the American Jewish Year Book (AJYB) gepubliceerd in New York
onontbeerlijk te vinden op de website van AJC archives. De belangrijkste demografische
wetenschappers die ik hier moet vermelden zijn Sergio Della Pergola en zijn collega Uziel O.
Schmelz, autoriteiten in dit vakgebied onder andere door hun publicaties in vele edities van The
American Jewish Year Book en hun studies in opdracht van The Division of Jewish Demography
and Statistics verbonden aan The Harman Institute of Contemporary Jewry (ICJ) van The
University of Jerusalem en The Jewish Agency for Israel, Department for Jewish Zionist Education.
In dit hoofdstuk en het vervolg van mijn scriptie wordt door mij regelmatig het begrip ras en het
hiermee verbonden begrip etniciteit, begrippen helaas veelal onontkoombaar binnen de totale
context, gehanteerd. Dit doe ik met de nodige aversie omdat ik niet geloof in rassen maar alleen in
verschillen in mensen die zijn ontstaan door verschillen in culturele en geografische locaties door de
tijd heen. Men spreekt in de literatuur vrij generaliserend over rassen. De Duitse anatomist Johann
Friedrich Blumenbach (1752-1840) schreef in 1775/1776 zijn boek De generis humani varietate
nativa (Bendyshe 1865: 65-145). Dit boek vormde de bijbel voor de “eerste wetenschappelijke
racialisten”. Hij heeft het over vijf onderscheiden rassen, het Kaukasische (wit), Mongolische
(geel), Maleisische (bruin), Negroïde (zwart) en Amerikaanse (rode) ras. Hij stelde dat het gebied
rondom de Kaukasus de meest raszuivere en mooiste bevolking creëerde. Hij plaatste dit ras dan
De demografie van en de sociologische plaatsing der Joodse cultuur binnen de cultuur van Brazilië.
36
ook aan de top van de hiërarchie van rassen (Hitler gebruikte mede Blumenbach’s argumenten voor
zijn politiek van de Endlösung). Joseph Arthur de Gobineau (1816-1882) heeft het over het
Kaukasische, Europeïde ras (de blanken), het negroïde ras (de zwarten) en het Mongoloïde (gele)
ras. Hij vond het Kaukasische ras het verst ontwikkeld en stelde het gelijk aan de Indo-Europese
cultuur die bekend stond als die van de Ariërs, hij was tegen het overschrijden van rassenbarrières
want dit zou tot chaos leiden. Rassenvermenging zou leiden tot degeneratie van het superieure ras.
Hij realiseerde zich dat de joodse bevolking niet kon worden ingedeeld bij een van de hoofdklassen,
dit omdat de joodse gemeenschap sinds de diaspora zich al had gevestigd over de gehele wereld en
zich met bevolkingsgroepen had vermengd. Gobineau bedacht een mooie term voor
rassenvermenging, semitizatie. Hij vond de Semitische volken, Joden en Arabieren inferieur. Ik
merk nog op dat zowel Blumenbach als Gobineau het zwarte ras niet inferieur vonden. Als we het
echter over het begrip ras hebben moeten we dit begrip sluitend kunnen definiëren, in ieder geval
exacter dan Blumenbach en Gobineau. Cavalli Sforza, wiens visie ik deel, beschrijft treffend in
enkele alinea’s de problematiek rondom het begrip ras en onderbouwt tevens de absolute
onmogelijkheid om tot een sluitende definitie van het begrip ras en een hiermee verbonden
wetenschappelijke rassenclassificatie te komen:
A race is a group of individuals that we can recognize as biologically different from others. To be
scientifically “recognized” the differences between a population that we would like to call a race and
neighboring populations must be statistically significant according to some defined criteria. The
threshold of statistical significance is arbitrary (…)
The probability of reaching significance for a given distance increases steadily with the number of
individuals and genes tested (…) Our experiments have shown that even neighboring populations
(villages or towns) can often be quite different from each other. There is a limit to the number of
individuals in a given village populations who can be tested. But the maximum numbers of testable
genes is so high that we could in principle detect, and prove to the statistically significant, a
difference between any two populations however close geographically or genetically. If we look at
enough genes, the genetic distance between Ithaca and Albany in New York or Pisa and Florence in
Italy is most likely to be significant and therefore scientifically proven (…) Scientific attempts to
classify races continued through the end of the 19th century. The results often contradicted each
other, a good indication of the difficulty of such efforts. Different anthropologists come to
completely different tallies of races, from 3 to over 100 (Cavalli- Sforza 2001: 25, 27).
Brazilië kenmerkte zich tijdens het Interbellum en in de aanvang van WO II, zowel maatschappelijk
als politiek, ten opzichte van het opkomende Nazi Duitsland door een uitermate ambivalente
houding. Aan de ene kant wilde het zich niet volledig afzetten tegenover het Nazi regime en men
stond er in het begin gematigd sympathiek tegenover ook gedeeltelijk betreffende de door de
De demografie van en de sociologische plaatsing der Joodse cultuur binnen de cultuur van Brazilië.
37
Duitsers gevoerde rassenpolitiek. De handelsmogelijkheden met de As regimes waren hier mede
debet aan. Aan de andere kant voelde men de hete adem van de Verenigde Staten in de nek. Men
kon zijn politiek richting Duitsland verdedigen zuiver en alleen door het gegeven dat ook de
zittende presidenten van de Verenigde Staten niet zaten te springen om een oorlog met Duitsland en
tot op het laatste moment een diplomatieke oplossing zochten. Deze ambivalente houding had en
heeft grote gevolgen voor de Joodse Asjkenazische cultuur in Brazilië met name voor haar houding
tegenover de “buitenwereld” niet alleen in het verleden maar ook in het heden.
2.2. De algemeen geldende filosofie en ideologie betreffende etniciteit, Braziliaanse identiteit en
identiteitsvorming welke geprojecteerd werd op de immigratiepolitiek.
De algemene houding ten opzichte van immigranten in Brazilië was ambivalent sinds de
zeventiende eeuw. Officieel hanteerde de regering na de afschaffing van de slavernij de stelling dat
alle burgers in het land deel uitmaakten van de grote Braziliaanse natie, het masker van niet
discrimineren werd echter al gauw afgezet wanneer het ging om immigratie. Het discrimineren van
etnische identiteiten was een dagelijkse praktijk en werd de officiële politiek tot 1942 wanneer het
potentiële inwoners van Brazilië betrof. Belangrijkste argumenten na de afschaffing van de slavernij
om immigranten toe te laten was hun potentiële aanwezige werklust en de mogelijkheden om hen in
te zetten op de vrijgekomen “arbeidsplaatsen” op de plantages. De immigratievisie was ruraal.
Brazilië had door zijn koloniaal verleden waarbij het een Portugese kolonie was daarnaast een
lichtere voorkeur voor immigranten uit Azië en het Midden Oosten (o.a. Egypte, Libanon,
Marokko, Perzië en Turkije) onder deze immigranten bevonden zich de Sefardische Joden. Voor
alle duidelijkheid, de algemene politiek van restrictie werd alleen stringent toegepast op potentiële
immigranten en beduidend minder op de etnische groepen die zich op de één of andere manier reeds
gevestigd hadden in Brazilië. Asjkenazische Joden in Brazilië werden echter in alle opzichten de
dupe van de hierboven genoemde ambivalente politiek ten opzichte van de As mogendheden. Hier
kom ik later gedetailleerder op terug maar nu sta ik stil bij de enigszins problematische algemeen
geldende filosofie en ideologie betreffende etniciteit, Braziliaanse identiteit en identiteitsvorming
die werd verheven tot de algemeen geldende normering binnen de Braziliaanse politieke
besluitvorming en de besluitvorming betreffende immigratie.
“kolonisten worden Braziliaan, Brazilië wordt Europees”
Plantage-eigenaren in Brazilië, vaak op één of andere manier Europees of afstammend van
Europeanen klampten zich na de afschaffing van de slavernij aan deze ideologie vast. Voor hen was
het noodzakelijk dat in principe (nieuwe) blanke immigranten een op een Europese naties
De demografie van en de sociologische plaatsing der Joodse cultuur binnen de cultuur van Brazilië.
38
gelijkende identiteit moesten creëren, de nieuwe Braziliaanse identiteit, die op termijn de identiteit
van de zwarte meerderheid van de slaven moest domineren door de veronderstelde superioriteit die
de plantage-eigenaren aan deze nieuwe immigranten gaven. Door de niet te stuiten vloed van
immigranten echter, in totaal 4.55 miljoen vanaf 1872 tot 1949, werden de simplistische noties van
ras door de feiten achterhaald en min of meer noodgedwongen bijgesteld door de toevoeging van
het begrip etniciteit. Vooral de meer dan 400.000 Aziaten, Arabieren en Joden (Asjkenazisch en
Sefardisch), blank en niet blank tornden aan de elitaire stellingen van de plantage-eigenaren
betreffende een nieuwe Braziliaanse identiteitsvorming. Dominante elites en subdominante
immigranten kwamen tot een consensus, dat Brazilië was gewikkeld in een mythische zoektocht
naar een Braziliaans nationaal ras. Deze zou gecreëerd moeten worden uit de etnische
samenvoeging van de drie reeds aanwezige “hoofdrassen”, Afrikanen, Europeanen en Indianen.
Deze driehoekscombinatie werd een soort continuüm waarin etniciteit en huidskleur werden
gecombineerd, Afrikanen (zwart), Indianen (Euro- Aziatisch, geel) en Europeanen (blank).
Braziliaanse identiteitsvorming gebeurt nog steeds rondom dit continuüm. Hierbij werden
bevolkingsgroepen die niet tot Afrikaanse bevolkingsgroep behoorden automatisch ingedeeld bij het
Europese ras, welk ras zeker in de periode die ik hier bespreek, het interbellum tot 1949 als
superieur werd beschouwd. Dubbele assimilatie werd het sleutelwoord. Nieuwe kolonisten moesten
Braziliaans worden, Brazilië moest zich steeds meer als staat conformeren naar de Europese
normen.
Ik geef een overzicht van de immigratiegeschiedenis van de joden naar Brazilië, daarna focus ik
kort op de Sefardische joden, vervolgens verplaats ik mij in de uitzonderlijke positie van de
Asjkenazische Joden die alhoewel ze Europees waren werden achtergesteld door het Vargas regime,
dit alles plaats ik in het kader van hoe niet- Europese immigranten hun plaats binnen de
Braziliaanse maatschappij bevochten (Lesser 1999: 1-15).
2.3. Overzicht van de immigratiegeschiedenis en de demografie van de Joden van Brazilië.
Om de immigratiegeschiedenis van de Joden juist te beschrijven moet ik aangeven wat ik exact
versta onder het begrip Joods zijn. Met andere woorden wat voor criteria hanteer ik om een
bevolkingsgroep af te bakenen die in feite niet af te bakenen is naar etniciteit en/of huidskleur of
landenherkomst. Andere immigranten kunnen we bijvoorbeeld enigszins classificeren naar
landenherkomst, Italiaan, Griek, Japanner, Chinees, Koreaan, en/of naar huidskleur; Neger, Arabier,
Aziaat. Ook kunnen we bevolkingsgroepen nog eventueel proberen te classificeren naar godsdienst,
Protestants, Luthers, katholiek etc. Joden zijn sinds De Diaspora (de val van de eerste Tempel in
De demografie van en de sociologische plaatsing der Joodse cultuur binnen de cultuur van Brazilië.
39
Jeruzalem) afkomstig uit alle landen van de wereld, hebben alle huidskleuren en etniciteiten en toch
definiëren we ze als Joods en dus geven we ze een specifieke etnische classificatie (deze etnische
specificatie wordt door henzelf overigens ook, vaak met een zekere trots, gehanteerd). Deze
etnische specificatie wordt daarnaast echter zowel door de Joods als de niet-Jood zonder meer
gekoppeld aan de godsdienstspecificatie. De problematiek om tot een definitie te komen in het
kader van wetenschappelijk sociologisch empirisch onderzoek wie tot het Jodendom behoort is
uitgebreid geanalyseerd door Corinaldi, Sergio Della Pergola en zijn collega Uziel. O. Schmelz. Zij
geven twee, voor mij, bruikbare concepten om de Joodse bevolkingsgroep te classificeren en in het
algemeen worden deze twee concepten in de eerste plaats toegepast om hen demografisch te
classificeren:
1. De kern van de Joodse bevolking, dit zijn de joden die op concrete, relevante vragen
betreffende Jodendom, joodse religie en etniciteit, zich identificeren met het Jodendom,
zich joods voelen en dus joods zijn. Vaak behoren zij door hun identificatie met het
Jodendom en hun hiermee corresponderende levensstijl ook bij de Halachisch strikte
Rabbinale definitie van Joods zijn, dit conform de zogeheten terugkeerwetten van Israel,
maar dit hoeft niet.
Today’s, normative formulations for Jewishness persist at one extreme of the Jewish
definitional continuum, such as in Israel’s Law of Return, where “a Jew is who was born of
a Jewish mother or was converted (in Hebrew: nitgaiyer) and does not belong to another
religion (Corinaldi 2001).
Tot deze groep behoren dus alle uit Joodse ouders geboren joden, alle procedureel tot het
Jodendom bekeerde oorspronkelijk niet Joden, maar niet de joden die een andere
godsdienst hebben aangenomen.
2. De vergrote, uitvergrote Joodse bevolking, deze groep bevat de zogeheten echte kern van
de Joodse bevolking, alle andere joden afkomstig uit joodse ouders ook die niet meer
praktiserend zijn en alle tot het huishouden behorende kinderen en familieleden, ook uit niet
rechtstreekse joodse ouders (hier ook soms de tweede en derde generatie). Deze laatste
groep bevat niet de andere niet joodse familieleden die geen joodse achtergrond hebben en
die leven in een exclusieve niet joods huishouden.
Eerste immigratiegolf: De joodse aanwezigheid in Brazilië dateert vanuit de koloniale periode,
velen kwamen uit Spanje en Portugal maar ook uit Nederland in de 16de en 17de eeuw. Toen Brazilië
tot 1654 een Nederlandse kolonie vormde genoten ze grote godsdienstvrijheid en ondanks de
De demografie van en de sociologische plaatsing der Joodse cultuur binnen de cultuur van Brazilië.
40
protesten van zowel de in Brazilië aanwezige protestantse Nederlanders als de katholieke
Portugezen kregen ze verlof van graaf Johan Maurits van Nassau- Siegen om in Recife een
synagoge te bouwen. De synagoge werd voltooid in 1636 en kreeg de naam Kahal Zur Israel, Rots
van Israel. Rabbijn was hier sinds 1642 Isaac Aboab da Fonseca (de synagoge is nu een museum
voor de geschiedenis van de Joden in Brazilië). In 1645 telde Recife 1630 joden. De joden waren
ambachtslieden, bankiers, makelaars en suiker exporteurs, sommigen hadden een suikerplantage
maar ook verdienden velen hun brood met de handel in slaven. Ze maakten toen al een
fundamenteel onderdeel uit van de culturele Braziliaanse verscheidenheid. In 1654 werd Brazilië
weer Portugees en door hun angst voor strenge godsdienstige repressies vluchtten vele joden naar
Curaçao en in 1667 ook naar Suriname. Een groep van 23 joden probeerde naar Nederland te
vluchten, hun schip werd gekaapt en zij strandden in Jamaica, via een Frans schip belandden ze
uiteindelijk in New York waar zij de belangrijkste Sefardische gemeenschap van deze stad stichtten
die nu nog bestaat en nauwe banden met de Sefardiem maar ook met de Asjkenaziem in Brazilië
onderhoudt. Een andere groep vluchtte naar Middelburg en vormde daar sinds 1654 de belangrijkste
Sefardische gemeenschap die eigenlijk nog “Braziliaans” is gebleven tot 1725.
De tweede immigratiegolf : Deze begon in de 19de eeuw, startend nadat de Braziliaanse grondwet in
1824 godsdienstvrijheid introduceerde, maar zij kwam echt op stoom met de introductie van de
stoombootlijnen tussen Europa en Brazilië aan het eind van de 19de eeuw. Het hoogtepunt van de
Joodse immigratie moeten we situeren in het Interbellum in de tweede helft van 1920 toen
Argentinië en Amerika restricties invoerden op de immigratie van onder andere joden. Brazilië was
voor vele joden die het antisemitisme in Europa en vooral in de Duitstalige landen, maar ook in
Frankrijk zagen aankomen, het alternatief. Tussen 1921 en het begin van de WO II immigreerden
57.086 joden voornamelijk uit het Russische rijk, de Duitstalige landen, Centraal Europa en de
Balkan naar Brazilië. Hiervan immigreerden 23.445 joden tussen 1933 en 1942. Uit Polen 8018
joden, uit Duitsland 9431, uit Roemenie 1085 en 5019 uit andere landen. Brazilië nam van het totale
aantal van 270.000 joden dat immigreerde uit Duitsland tussen 1933 en 1942, dus maar een relatief
klein aantal op, namelijk 3.5 %. Vele Roemeense maar ook Poolse joden moeten we rekenen tot de
Jiddische of Asjkenazische joden, de meesten vestigden zich in São Paulo, een wat kleinere groep
in Rio en een relatief grote groep in het Federale District. Zij vormen de grootste groep joden tot
dan toe.
Interessant is het om te zien hoe groot het aandeel van de joden was in het totaalbeeld van de
immigranten in Brazilië tussen 1881 en 1942 (Lesser 1995: 180)
De demografie van en de sociologische plaatsing der Joodse cultuur binnen de cultuur van Brazilië.
41
Jaren Totale immigratie
naar Brazilië
Joodse immigratie
naar Brazilië
% % Wereldimmigratie
Joden
1881-1900 1.654.101 1.000 0,06 0,1
1901-1914 1.252.678 8.750 0,07 0,5
1915-1920 189.417 2.000 1,0 2,2
1921-1925 386.631 7.139 1,8 1,7
1926-1930 453.584 22.296 4,9 12,9
1931-1935 180.652 13.075 7,2 5,5
1936-1942 120.318 14.576 12,1 3,6
Totaal 4.237.381 68.836 1,62449
Tabel. 1.
De joden waren door hun verleden in Europa, waar ze geen grond mochten bezitten en alleen
beroepen mochten uitoefenen zoals handelaar, bankier en muzikant genoodzaakt zich sinds de
Verlichting steeds meer in de steden te gaan vestigen en dit deden ze vaak in eigen wijken, min of
meer gedwongen door de landelijke en plaatselijke overheden. Tijdens de industriële revolutie
profiteerden ze in Europa op grote schaal van de bloeiende handel in de steden en de hieraan
gekoppelde financiële markten. In Brazilië vestigden en vestigen ze zich voornamelijk in drie grote
steden, São Paulo, Rio de Janeiro en Porto Alegre. Ze vallen hier op door vier dingen; hun
stedelijke concentratie, hun samenklontering in joodse wijken, hun levenswandel (o.a. het houden
van de Sabbat) en hun handelsgeest en kapitaalkracht. Stedelijke concentratie, gettovorming,
levenswandel en kapitaalkracht werd in eerste instantie door de Braziliaanse elite en regering als
problematisch ervaren. Handelsgeest en kapitaalkracht werd in een later stadium echter ook als
positief ervaren en gewaardeerd als een belangrijke bijdrage tot de economische opbouw van
Brazilië. Dit ook omdat de geïmmigreerde joden in de praktijk geen politiek maatschappelijk
probleem bleken te vormen, mede door hun bewuste scheiding van “kerk en staat”.
Voor de volgende demografische vergelijkingen interpreteer ik tabellen of delen van tabellen van
Daniel René Decol, geplaatst in zijn artikel in Revista Brasileira de Ciencias Sociales (juni 2001).
Eerst een deel van een tabel waarin hij het aantal joodse immigranten afzet tegen de andere
immigranten die arriveerden tussen 1940 en 1972. Hier heb ik zelf het percentage joodse
immigranten berekend.
Periode Algemene immigratie Joodse immigratie %
1940-1949 114.085 8.512 7,4611
1950-1959 583.068 15.243 2,6142
1960-1969 197.587 4.258 2,1550
1970-1972 15.558 450 2,8924
Tabel. 2.
De demografie van en de sociologische plaatsing der Joodse cultuur binnen de cultuur van Brazilië.
42
Twee dingen vallen hier op, ten eerste zien we een enorme terugloop in immigratie vanaf 1960 en
ten tweede zien we dat het percentage joden vanaf 1950 ongeveer tussen de twee en drie procent
bedraagt. We hebben gezien dat de meerderheid van de joden in Brazilië tot voor kort tot de
Asjkenazische joden behoorde, deze hadden vaak gezinnen die intellectueel goed ontwikkeld
waren, ze behoorden tot de middenklasse, vaak zelfs tot de elite en hadden lage geboortecijfers
sinds de eerste decennia van de 20ste eeuw. In 1956, na de Suez- crisis en het rigoureus opkomende
Arabische nationalisme emigreerden meer dan vijfduizend joden, met name vele Sefardische
families, naar Brazilië vanuit Egypte, Algerije, Marokko, Syrië en Libanon. Zij waren wel
kroostrijker maar konden en kunnen de algemene tendens van de afname van het aantal joden in
Brazilië toch niet keren, wel ziet men dat de Sefardische joden waarschijnlijk in de toekomst de
meerderheid van joden in Brazilië zullen gaan vormen. Hoe de verhoudingen nu zijn is niet exact
bekend. De Sefardische joden worden in Brazilië goed opgenomen door hun Arabische buren
(zowel de Christelijke als de Islamitische) met name de Syrische en de Libanese gemeenschappen
introduceren hen binnen hun handelssystemen, daarnaast integreren ze ook steeds meer binnen de
oorspronkelijke Asjkenazische gemeenschap o.a. door gemengde huwelijken en zij vertonen een
grotere mate van flexibiliteit in deze dan de Asjkenaziem. De afname van het aantal joden wordt
vooral veroorzaakt door factoren als afname van geboortecijfers bij de Asjkenaziem, afname van
immigratie in Brazilië en toename van emigratie van joden naar andere landen zoals Israel en de
VS. Ook de toenemende assimilatie van joden, mede veroorzaakt door gemengde huwelijken, doet
het aantal joden die vallen onder de door ons eerder genoemde criteria, dalen. Een belangrijk
nevenaspect voor de demografische daling van het aantal joden moeten we nog aanvoeren, dat is het
feit dat Brazilië in 1964 een militaire dictatuur werd en bleef tot 1985. Dit had verscheidene
gevolgen voor de joodse gemeenschap. Aan de ene kant werden alle politieke bewegingen
onderdrukt en kregen antisemitische bewegingen dus ook geen kans, ook stond de joodse
gemeenschap, al was het maar door hun financiële positie aan de kant van de (regerende) oligarchie.
Door de sterke repressie van de linkse groeperingen door de dictatuur had de joodse gemeenschap
zelfs de illusie dat zij als minderheidsgroep wel sterk beschermd zou worden, maar het regelmatig
terugkerende politieke geweld deed vele joden zich binnen de Braziliaanse maatschappij wederom
min of meer teruggetrokken opstellen, een aanzienlijk aantal emigreerde ook (zie tabel) .
Data 1940 1950 1960 1980 1991
Aantallen 55.563 69.955 96.199 91.795 86.417
Tabel. 3.
Tussen 1948 en 1977 emigreerden 6.268 Braziliaanse joden naar Israel, een relatief kleine groep
ging naar de kibboets Bror Chail (hetgeen vertaald selecteren van soldaten betekent), gesticht door
De demografie van en de sociologische plaatsing der Joodse cultuur binnen de cultuur van Brazilië.
43
Egyptische joden in 1948, later in de jaren vijftig werd het steeds meer een Braziliaanse kibboets.
We zien ondanks de daling van het aantal joden tussen 1960 en 1990 in Brazilië dat de interesse van
joden voor immigratie naar Brazilië eind jaren 80 en de jaren 90 (na de val van de dictatuur) weer
toeneemt. Deze interesse toont zich in Europa maar ook in landen zoals Israel, Egypte, Argentinië,
Polen, Roemenie, Hongarije en Duitsland (hier het voormalige Oost- Duitsland). De immigratie
vanuit Israel bestaat deels uit Sefardische joden maar ook deels uit Braziliaanse Asjkenazische
joden waarvan een aantal na hun aanvankelijk aliyah naar Israel weer terugkeerde naar Brazilië.
Deze tendens werd en wordt deels veroorzaakt door de steeds toenemende onveiligheid in Israel in
de jaren tachtig en negentig. Ook de opening van het IJzeren Gordijn in 1989 doet vele joden
immigreren, Brazilië was één van de bestemmingslanden. De afname van de economie in
Argentinië en de enorme economische bloei van de Asjkenazische gemeenschap in Brazilië zorgt
voor een kleine Argentijnse immigratiegolf. Het is nu in 2010 niet exact bekend hoeveel joden er in
Brazilië wonen. Een factor die hierin meespeelt is de discussie binnen de joodse gemeenschap en
daarbuiten over de definitie wie zich echt tot het Jodendom mag rekenen. Naar mijn beste
informatie, de laatste officiële telling heeft plaats gevonden in 2001, zien we weer een duidelijke
toename van het aantal joden tot 96.200. Het aantal werd in 2009 geschat tussen de 120.000 en
150.000. De meeste studies richten zich op de aantallen joden die toenemen in orthodoxie en niet op
de “randjoden”, wel zich joden voelend maar geassimileerd en vaak niet meer godsdienstig.
De Joden die emigreerden naar de toch overwegend rurale maatschappij van Brazilië waren van het
begin af aan stedelingen en vestigden zich in de steden. De drie grote steden bevatten in 1980, 83%
van alle joden in Brazilië. Onderstaande tabel geeft de concentratie van joodse inwoners per stad
weer. De door mij toegevoegde schattingen in de kolom 2002 zijn van de Israëlische Consul
Generaal in Rio de Janeiro, Eltan Surkis (J.weekly. com van 4 januari 2002), deze zijn alleen voor
São Paulo en Rio de Janeiro. Professor Sergio Della Pergola geeft een totaalschatting van het aantal
joden in Brazilië in 2002 van 97.300.
Steden 1940 1950 1980 1991 2002
Sao Paulo 17.219 22.808 41.308 38.843 60/ 70.000 (Eltan
Surkis)
Rio de Janeiro 19.743 25.222 27.699 24.754 30/ 40.000
(Eltan Surkis)
Porto Alegre 4.331 5.557 7.051 7.118
Subtotaal 41.293 53.587 76.058 70.715
Totaal aantal in
Brazilië
55.563 69.955 91.795 86.416 97.300 (Sergio
della Pergola)
Tabel. 4.
De demografie van en de sociologische plaatsing der Joodse cultuur binnen de cultuur van Brazilië.
44
In 1980 is het aantal joden specifiek per wijk geteld in São Paulo en dit geeft duidelijke grote
concentraties aan in bepaalde wijken. Opgemerkt dient hier te worden dat in 1980 São Paulo
7.114.258 inwoners telde, maar in 1996 schatte men het aantal inwoners inmiddels al op 16,6
miljoen inwoners.
District Joodse populatie % Totale populatie
Sta. Cecilia 7.052 8,3 84.951
Bom Retiro 5.364 21,4 25.074
Cerqueira Cesar 4.223 6,5 65.451
Jardim Paulista 4.174 3,6 116.464
Consolaçao 4.079 5,6 72.359
Jardim America 2.096 3,8 55.286
Perdizes 2.022 1,6 127.938
Vila Mariana 1.644 1,5 108.289
Ibirapuera 1.266 0,8 158.409
Bela Vista 1.114 1,4 79.371
Andere 8.205 0,1 6.220.666
Totaal 41.239 7.114.258
Tabel. 5.
De joden wonen in São Paulo in een relatief klein en geconcentreerd gebied van de stad wat het
volgende kaartje aantoont.
Tot slot van het demografische gedeelte geef ik hier een
tabel van de totale joodse bevolking in Centraal en Zuid
Amerika wederom gepubliceerd door Prof. Sergio Della
Pergola in the American Jewish Yearbook (vol.107,
2007: 577). In de laatste kolom is aangegeven wanneer
de telling heeft plaatsgevonden.
Fig. 3.
De demografie van en de sociologische plaatsing der Joodse cultuur binnen de cultuur van Brazilië.
45
Tabel .6.
Deelconclusie demografische gegevens: Vele data betreffende de joodse bevolkingsgroepen zijn
niet van de laatste jaren en gezien de recente wereldrecessie die ook niet aan Brazilië voorbij gaat
en een grote impact heeft op de joodse gemeenschap, wat ik constateerde tijdens mijn
veldonderzoek, is het nu de vraag of het aantal joden in Brazilië sterk zal afnemen, dit of door
assimilatie of door emigratie, of dat het zal toenemen door immigratie. Een feit is echter dat de
joodse bevolking een kleine minderheid is op de totale bevolking en ook op de totale populatie van
immigranten die zich vooral vestigde en vestigt in steden en die zich duidelijk cultureel religieus
oriënteert op haar eigen gemeenschap (vaak ook door de externe factoren gedwongen). Haar cultuur
is dus introvert, gesloten van karakter. Enige nuance is hier op zijn plaats, ook de Italiaanse
gemeenschap en de Syrische gemeenschap zijn introvert en de Nederlandse immigranten in Brazilië
onthouden zich ook niet van een zekere “klompenmentaliteit”. Maatschappelijk is de Joodse
gemeenschap echter volop betrokken en geïntegreerd in de maatschappij, vele joden bekleden hoge
De demografie van en de sociologische plaatsing der Joodse cultuur binnen de cultuur van Brazilië.
46
posities in de politiek, de handel, het bankwezen, de wetenschap, maar ook op strategische militaire
posten. Haar houding is in deze in zekere zin volledig in lijn met de andere joodse
diasporagemeenschappen. Er is echter een graduele erosie waar te nemen in haar culturele identiteit
door de machtige krachten van algemene assimilatie en secularisatie in Brazilië, deze vinden ook
plaats bij de andere culturele religieuze bevolkingsgroepen. We zien deze tendens o.a. ook bij het
christendom in onze westerse maatschappij. Bij de joodse groeperingen zijn met name gemengde
huwelijken één van de grote problemen, naast de geboorteafname.
2.4. De Sefardische Joodse gemeenschap binnen de Braziliaanse cultuur. De Iberische koloniale
achtergrond van Brazilië veroorzaakt een natuurlijker inbedding van deze gemeenschap.
De eerste stroom Sefardische joden kwam uit Marokko, zij waren zeer jong, vaak nog tieners en
vooral in eerste instantie van het mannelijk geslacht. Zij vluchtten voor de armoede, het constante
oorlogsgeweld in Marokko, de droogte en de bijkomende cholera epidemieën. Ook verlieten zij
Marokko door de grote druk op de arbeidsmarkt doordat vele Spaanse en vaak beter geschoolde
arbeidskrachten hun de kans op arbeid in Marokko ontnamen. Zij vestigden zich vlak na de
onafhankelijkheid van Brazilië in 1822 in het Amazone gebied in steden zoals Cameta, Obidos,
Itacoatiara, Manaos, Tefe en Belem in Brazilië en in steden zoals Tarapoto, Yurimaguas, Pucallpa,
en Iquitos in Peru. Zij stichtten in Belem in Noord Brazilië een synagoge genaamd Porta do Ceu
(poort van de hemel). In 1824 stichtten ze ook een synagoge in Manaus. Hun belangrijkste
broodwinning was de rubberwinning. Vaak keerden ze na een periode regelmatig, als rijke joden,
kort terug naar Marokko waar ze dan soms een deel van hun familie ophaalden, in Marokko werd
de streek in Brazilië ook wel het Eldorado van de Amazone genoemd. Men kan hen dus
classificeren als gastarbeiders. Rond WO I waren hier ruim 800 joden met hun eigen culturele en
sociale instituten. Cultureel sociologisch moet men het emigratieproces van deze specifieke groep
Marokkaanse joden anders duiden dan de emigratieprocessen van de Asjkenazische en andere
groepen Sefardische joden. De Marokkaanse joden onderhielden steeds nauwe banden met hun
“ reële vaderland” waaruit ze waren vertrokken om zuiver economische redenen en niet om
discriminatie of rassenzuivering, uiteindelijk uitmondend in de Holocaust, te ontvluchten en in dit
opzicht tonen ze sterke vergelijkingen met de Bagdadi joden in India en Azië. Susan Miller zegt in
haar artikel in Goldberg (1996: 205-6):
Ordinarily, emigration is a complex process that entails leaving behind one identity and taking
another. Often it means a transfer of national loyalties, adopting a new language, undergoing a
cultural metamorphosis. Most important, often it requires cutting oneself off from the past and
De demografie van en de sociologische plaatsing der Joodse cultuur binnen de cultuur van Brazilië.
47
constructing the future on a new basis. In the European Jewish experience, such traumatic leave-
taking has become commonplace, but the northern Moroccan Jews who left for South America in the
19th century did not make such a break. Their movements were circular, and their return –if accident
or disease did not carry them off- was almost guaranteed. Repeated departures and arrivals did not
rupture the tie, but rather affirmed it (…) They created and validated patterns of association with
home base don the performance of certain ritual acts, the preference for within- group marriages, and
the preservation of emotionally charged memories that were implanted in the Moroccan Jewish
Psyche.
Na de Suez crisis in 1956 kwam er een tweede immigratiegolf van Sefardische joden naar Brazilië,
zij verlieten Syrië, Libanon, Egypte en andere Arabische landen. Hun cultuur was al bij aankomst
gemengd te noemen. Men was Sefardisch dus van oorsprong Spaans, Portugees maar aangezien de
gebieden waaruit zij kwamen direct of indirect vrij lang onder de Franse invloedsfeer stonden
hebben zij ook een Franse cultuur en een degelijke, vaak hogere, Franse opvoeding, zij waren
elitair, veelal tweetalig en hun cultuurtalen waren niet Arabisch en Spaans/ Portugees maar
Arabisch en Frans. Deze Sefardiem hadden drie voordelen om snel te integreren in Brazilië, een
goed opleidingsniveau, ze waren vermogend en hadden internationaal een uitstekend netwerk
opgebouwd. In de landen van herkomst verbleven ze reeds in de hogere regionen, ook in politiek
maatschappelijk opzicht behoorden ze daar tot de elite en in Brazilië continueerden ze deze traditie.
In de Arabische Christelijke/ Islamitische gemeenschap in Brazilië werden zij vlot opgenomen,
tevens werden zij geïntroduceerd in de door hen reeds opgebouwde handelscircuits. De Sefardische
gemeenschappen in Brazilië waren minder gesloten ten opzichte van de omgeving dan de
Asjkenazische en zij zochten naast de aansluiting bij hun eigen gemeenschappen ook aansluiting bij
de Asjkenazische gemeenschappen. Hun synagogen bouwden ze niet als zuiver Sefardische
synagogen maar als Sefardische etnische synagogen, dat wil zeggen ze creëerden Libanese,
Marokkaanse, Egyptische Sefardische synagogen. De belangrijkste steden van vestiging waren São
Paulo, Rio de Janeiro, Porto Alegre en Belo Horizonte. Kenmerkend voor de Sefardiem was dat ze
de joodse opvoeding primair in de familiaire sfeer doorvoerden, dit in tegenstelling tot de
Asjkenaziem die dit van oudsher in de eerste lijn aan de scholen overlieten. De algemene tendens is
dat de Sefardiem binnen de joodse wereld “armer” en significant cultureel en economisch, zuiver
door gebrek aan financiële middelen, achtergesteld zijn op de Asjkenaziem. In Brazilië is dit niet
het geval. Ik noem in dit kader enkel maar de zeer invloedrijke Sefardische Libanese Safra familie,
een bankiersfamilie, waar ik later nog op terugkom. De Sefardische gemeenschap had het grote
voordeel niet herinnerd te worden of de herinnering dwangmatig te koesteren aan een verleden waar
men omwille van de Jiddische en Duitse taal en cultuur onder het Braziliaanse Vargas regime
gediscrimineerd werd. Dit alles geeft hen in vele opzichten een grote voorsprong op de
De demografie van en de sociologische plaatsing der Joodse cultuur binnen de cultuur van Brazilië.
48
Asjkenazische gemeenschappen maar vooral een culturele onbevangenheid. De cultureel
maatschappelijke activiteiten van de Sefardiem vinden volledig plaats vanuit de synagoge en de
synagoge- instituten, in dit opzicht verschillen ze enigszins van de Asjkenaziem. In São Paulo
hebben ze bijvoorbeeld drie hoofdsynagogen die elk een specifieke taak hebben in het organiseren
van het publieke culturele leven. Congregacao Mekor Haim houdt zich bezig met de opleiding van
Yeshiva studenten, sponsort hun families, financiert de uitgave van religieuze boeken, geeft beurzen
voor talentvolle studenten en regelt de sociale zorg voor de wat minder bedeelde gemeenteleden.
Congregacao Mount Sinai heeft een groot vermaard audiovisueel centrum betreffende religieuze
onderwerpen. Congregacao Beneficente Sefaradi Paulista sponsort de zionistische jeugdbeweging
en levert de meeste universitaire studiebeurzen voor talentvolle joodse studenten. In São Paulo
hebben we nog een derde progressieve synagoge die een voorbeeld is van de samenwerking tussen
Sefardiem en Asjkenaziem, Comunidade Shalom (hier heb ik veldonderzoek verricht), deze
financiert een van de belangrijkste joodse instituten voor gehandicapte kinderen the Centro Israelita
de Assistencia ao Menor (CIAM). Met name in São Paulo is er een klimaat geschapen waarbij de
Asjkenaziem en de Sefardiem sterk fuseren zeker in allerlei joodse bestuurlijke, maatschappelijke
en religieuze zaken die beide gemeenschappen aangaan.
2.5. De doelbewuste isolering van de Joodse Asjkenazische cultuur ten tijde van het Interbellum en
de Tweede Wereldoorlog in Brazilië tijdens het regime van Getúlio Vargas (1930-1945), Oorzaak
van het isolationistisch cultureel denken tot op heden binnen de Asjkenazische Joodse
gemeenschap.
De joodse Asjkenazische gemeenschap in Brazilië werd in de jaren 1930 tot 1945 niet alleen
geconfronteerd met discriminerende factoren omwille van hun joods zijn maar vooral ondervonden
zij redelijk grote problemen om hun “Duits” zijn, hun gebruik van de Duitse taal en het Jiddisch,
een combinatie van Duits, Hebreeuws en Slavische talen. Deze talen gebruikten ze niet alleen in de
liturgie maar ook in hun dagelijkse omgang. De Asjkenazische joden noemden hun gemeenten met
trots “Yenta” gemeenschappen, dat is Jiddisch voor Duitse gemeenschappen en juist in deze hun
afstamming en de taal van hun afstamming werden ze sterk gediscrimineerd. In de periode voor
1940 sympathiseerde het Vargas regime sterk met het naziregime, de immigratie van joden in
Brazilië werd sterk aan banden gelegd. Vooral vele Asjkenazische joden hadden moeite om hun
bedreigde familieleden uit Duitsland te laten emigreren naar Brazilië. Intern, in Brazilië had men als
jood en wat het praktiseren van de joodse Asjkenazische cultuur betreft toen nog weinig problemen.
Dit veranderde ironisch genoeg echter toen het Vargas regime zich aansloot, met name onder sterke
druk van de Verenigde Staten, bij de geallieerde mogendheden en men binnen de geallieerden er
De demografie van en de sociologische plaatsing der Joodse cultuur binnen de cultuur van Brazilië.
49
van uit ging dat Duitsland duidelijk alles wat enigszins Duits was of uit Duitsland afkomstig in
Brazilië probeerde te ronselen voor hun vijfde colonne. Het Vargas regime werd nu argwanend
tegenover alles wat maar enigszins Duits, Italiaans, of in een later stadium Japans aandeed. De
regering nam wetten aan met als doel de Duitse, Italiaanse en Japanse cultuur te laten “oplossen” in
de Braziliaanse cultuur. Voor de Asjkenazische joden had dit tot gevolg dat het Duits en Jiddisch
spreken “not done” zo niet behoorlijk gevaarlijk werd in een publieke omgeving. De Jiddische
theaters, de Jiddische kranten en de Jiddische en Duitse scholen moesten per direct sluiten. Het rijke
Asjkenazische joodse leven, buiten de synagogen, stagneerde volledig tot ongeveer 1948. De
Braziliaanse grondwet had godsdienstvrijheid echter wel als een belangrijke recht in zich
opgenomen. Religieuze instellingen waren dus de enige vrijplaatsen voor het gebruik van deze talen
en het publieke gebruik van zowel Duits als Jiddisch beperkte zich tot de liturgie in de synagoge en
de activiteiten rondom de synagogen. De Duitse en zeker de Jiddische taal werden door het
ondergronds moeten gaan van beide talen in Brazilië, dode talen, archaïsch en losstaand van haar
levende oorspronkelijke Europese wortels. De Holocaust zorgde daarnaast voor relatief weinig
overlevenden die de Asjkenazische cultuur nog in haar “levende vorm” adequaat beheersten.
In Brazilië ontwikkelde zich na de WO II het merkwaardig verschijnsel dat de Asjkenazische joden
na dat zij zich eerst in zekere mate distantieerden van de cultuur van de overlevenden, in de jaren
zeventig van de vorige eeuw, opnieuw met volle overtuiging het Jiddisch en Duits en ook de
hiermee verbonden muziek en theatercultuur gingen gebruiken in de synagogen en daarbuiten, dit
echter nog steeds binnen haar eigen afgeschermde Asjkenazische gemeenschappen, zonder
voldoende feedback met een vergelijkbare cultuur waaraan men zich kon toetsen. De Braziliaanse
Asjkenazische cultuur was door haar jarenlange isolatie en discriminatie een Braziliaans, Duits,
Joodse cultuur geworden en stond en staat (dit ook naar mijn bevindingen) redelijk ver af van de
oorspronkelijke, ik classificeer haar dan ook als een cultureel dialect. Echter het bevreemdende is
dat de Asjkenazische joden in Brazilië na WO II de illusie hadden en nog steeds hebben dat haar
Jiddische, Duitse Cultuur zich nog erg dicht rondom de oorspronkelijke vooroorlogse cultuur
beweegt. De jarenlange angst voor de mogelijke repressie wanneer men de Duits Jiddische cultuur
publiekelijk zou gebruiken, heeft binnen de Asjkenazische joodse gemeenschap nu nog steeds grote
gevolgen. Men is gesloten en blijft gesloten en onderhoudt terwijl men in de buitenwereld volop
Braziliaan is, de Asjkenazische joodse cultuur zuiver en alleen binnen haar beschermende, toch wel
zeer erg gefortificeerde eigen gemeenschappen. Chazzan Alexandre Edelstein hierover in zijn
interview met David Goldblatt (2006: 5,6 ).
The Nazis did, however, influence the dictator Getuilo Vargas to initiate defensive measures which
forced all German-language based activity (both Jewish and non-Jewish) underground. These
De demografie van en de sociologische plaatsing der Joodse cultuur binnen de cultuur van Brazilië.
50
measures effectively decimated various elements of Jewish secular communal life in Sao Paulo, as
they were also directed at Yiddish-language activities (mainly because Brazilian authorities could
not discern the two languages from one another), Thus, it is plausible to assert that fear of losing
one’s German-Jewish identity effectively meant losing their Jewish identity, and the impetus to
sustain this identity through liturgical music and practice may have gained momentum behind CIP’s
closed doors.
De aanslag op het AMIA gebouw, een joods cultureel centrum in Argentinië, waarbij 85 joden het
leven lieten, op 18 juli 1994, doet de leefwereld van de Asjkenaziem die zich veilig waanden in
Zuid Amerika op haar fundamenten schudden. De geslotenheid van de Asjkenazische
gemeenschappen nam in Brazilië hierdoor opnieuw sterk toe. Alexandre Edelstein memoreerde in
ons gesprek nog een neveneffect, na de repressie rondom WO II ontwikkelt zich volgens hem een
tweede dreiging, namelijk de tendens tot totale assimilatie, het opgaan in het Braziliaans zijn. De
Asjkenazische gemeenschappen, zeker de liberale joodse, hadden volgens Edelstein voor WO II wel
de tendens om cultureel te assimileren, maar in religieus opzicht hadden zij deze neiging zeker niet.
Nu echter is assimilatie een groot probleem geworden en chazzan Alexandre ziet dit met name zich
manifesteren in het gebruik van steeds meer Portugese woorden binnen de Asjkenazische liturgie,
bij het vermelden van dit laatste indiceerde zijn lichaamstaal dat hij zich hier zichtbaar aan ergert
(persoonlijke communicatie, 30 April 2009). In mijn volgende hoofdstuk zal ik uitgebreid stil staan
bij de liturgische (muzikale) traditie in CIP.
2.6. Deelconclusie.
In dit hoofdstuk heb ik proberen aan te geven zowel in demografisch als in cultureel opzicht dat de
immigratieproblematiek in Brazilië wel terdege beïnvloed werd door de omstandigheden in de
wereld rondom het land maar daarnaast toch ook gekenmerkt werd door een eigen “Braziliaanse
cultuuropvatting” en een specifieke eigen immigratiepolitiek geweven rondom deze
cultuuropvatting. Ik heb ook proberen aan te geven dat de Sefardische Joden relatief minder
problemen ondervonden van deze immigratiepolitiek maar dat de Asjkenazische joden mede door
de wereldpolitiek, de opkomst van de As- mogendheden en de hieruit volgende Tweede
Wereldoorlog sterk werden getroffen in de “authentieke” continuering van hun eigen culturele
identiteit. De geslotenheid van deze gemeenschap tot op de dag van vandaag en de krampachtige
conservering van hun cultuur zijn naar mijn bevindingen in mijn onderzoek nog de helende wonden
van de in het verleden opgelegde belemmering.
Culturele maatschappelijke institutionalisering van het Jodendom in São Paulo, instituten als mecenaten van cultuur en religie.
51
Hoofdstuk 3: Culturele maatschappelijke institutionalisering van het Jodendom in
São Paulo, instituten als mecenaten van cultuur en religie.
3.1. Instituten zoals Centro da Cultura Judaica en Associaçau Brasileira A Hebraica, vormen de
ruggengraat in facilitair, financieel en promotioneel opzicht van de joodse cultuur.
Inleiding: In mijn veldwerk kwam ik vrijwel op mijn eerste onderzoeksdag tot de constatering dat
het Joodse cultureel maatschappelijk leven in Brazilië in grote mate wordt bepaald door grote en
vooral financieel cultureel- maatschappelijk machtige instituten. Het joodse leven is uitzonderlijk
geïnstitutionaliseerd en dit is één van de belangrijkste redenen dat het zo floreert met name in São
Paulo. Ik onderscheid twee typen instituten, zuiver culturele die ik in dit hoofdstuk bespreek en
religieus culturele, de synagogen, die ik in het volgende hoofdstuk behandel. Zij vormen
ontmoetingseilanden, ware oases, waarbij men in een veilige en besloten kring zijn identiteit als
jood in al haar facetten kan, maar ook wil beleven. Facilitair is er schijnbaar geen limiet aan de
mogelijkheden tot het zich uitleven zeker in een stad als São Paulo en in mindere mate in een stad
als Rio de Janeiro, dit omdat in Rio de Janeiro het Joodse leven minder geïnstitutionaliseerd is. In
São Paulo waande ik mij in dit opzicht in een cultureel, maatschappelijk joods paradijs. Alleen mijn
culturele ervaringen tijdens mijn frequente verblijven in Israel konden dit weldadige gevoel
enigszins in de schaduw plaatsen. Kenmerkend is dat alle instituten direct of indirect verweven zijn
met synagogen en synagogale tradities die in deze instituten of in de directe omgeving zijn
gevestigd. De culturele en religieuze beïnvloeding van deze instituten wordt gegarandeerd doordat
Rabbijnen en synagogale bestuurders (parnassiem) een directe of indirecte stem hebben binnen de
bestuurslagen van deze instituten eenvoudig omdat zij ook in deze besturen vaak een belangrijke
functie bekleden. Bestuurlijke verwevenheid van religie en cultuur in het Jodendom in Brazilië is
een gegeven. De culturele instellingen zijn bepalend voor het joodse muzikale leven, zuiver omdat
zij de belangrijkste podia leveren voor de joodse muziek in Brazilië. Zelfs joodse kunstenaars die in
vele opzichten geassimileerd zijn, ik noem hier Fortuna, zijn in hoge mate afhankelijk van hun
faciliteren en hun uitnodigingen. Opvallend is het dat al deze instituten van buiten geen uitnodigend
karakter uitstralen maar uitermate gefortificeerd zijn en afstotend werken. De beveiliging is extreem
te noemen en mijns inziens zelfs voor joodse maatstaven, gezien mijn ervaringen in het verleden,
overdreven. Eenmaal binnen de institutionele forten is het een wereld van verschil en ik ervoer er
een zeer ontspannen sfeer.
Culturele maatschappelijke institutionalisering van het Jodendom in São Paulo, instituten als mecenaten van cultuur en religie.
52
- Centro da Cultura Judaica.
fig.4. Centro da Cultura Judaica
Het gebouw: Het complex is gelegen aan Oscar Freire in de wijk Pinheiros in São Paulo gebouwd
door de architect Roberto Loeb en geopend in April 2003. Het gebouw is in de vorm van een Thora
rol die half is opengerold ontworpen en de architectuur geeft primair vorm aan de semi -permanente
tentoonstelling die mede is opgezet als een educatieproject voor middelbare en Hbo scholieren, die
de getuigenissen in woord, beeld en geluid bevat van Shoah overlevenden die geëmigreerd zijn naar
Brazilië. Dit project is opgezet in samenwerking met USC, Shoah Foundation Institute. Het gebouw
is ontworpen voor deze expositie. Men gaat in een lift naar de top van het gebouw en loopt dan in
een spiraalvormige betonnen weg naar beneden langs de wanden van de expositie. Dit concept heeft
men overgenomen van het Solomon Guggenheim Museum for Modern Art in New York. Het
gebouw heeft verder o.a. nog een theater en concertzaal, een congreszaal, één van de beste koosjere
restaurants in São Paulo, een opera café en een grote kunstgalerij voor het promoten van Joodse
kunst. Het heeft een departement van educatie, een departement kunst–educatie, een afdeling
plastische kunsten, een film departement, een afdeling muziek en een afdeling algemene productie,
de algemeen executieve directeur is Yael Steiner.
Culturele maatschappelijke institutionalisering van het Jodendom in São Paulo, instituten als mecenaten van cultuur en religie.
53
Mijn observatie van Centro da Cultura Judaica.
Op maandag 27 April 2009 besloten we spontaan in de eerste ontdekkingstocht van onze
onderzoeksreis in Brazilië naar het Centro te gaan en besloten dit te voet te doen om ook onze
oriëntatie in São Paulo zo snel mogelijk op orde te krijgen. Bij het gebouw aangekomen ontdekten
we dat het instituut maandags gesloten was. Net van plan teleurgesteld weg te gaan werden we via
de intercom aangesproken en ook stond er direct een beveiliger schuin achter ons al druk
communicerend via zijn oortelefoontje. Wij introduceerden onszelf en werden tot onze
verwondering vlot toegelaten en geïntroduceerd bij de vrouwelijke hoofdconservator Rosalie Vaz.
Zij was zeer behulpzaam, gaf ons de eerste nuttige adviezen voor ons onderzoek en suggereerde ons
ook contact op te nemen voor ons onderzoek met Roberto Ring, een van de muziekproducenten van
Centro da Cultura Judaica en met José Luiz Goldfarb van het instituut Hebraica. Zij zorgde per
direct voor een telefonische en e-mail introductie/ aanbeveling bij CIP (Congregational Israelita
Paulista) en een afspraak voor de volgende dag, dinsdag, om 13.00 met haar, de directeur Yael
Steiner en Felipe Paros die de hoofdfunctionaris was van de kunst - educatieafdeling. Het interview
op dinsdag was wat algemeen en niet geheel beantwoordend aan het doel. Het daarop volgend
gesprek met Yael Steiner wierp wel de nodige vruchten af. Zij vertelde dat je het instituut het beste
kan vergelijken met het Joods Historische Museum in Amsterdam en dit gecombineerd met
culturele activiteiten die te vergelijken zijn met de culturele activiteiten van het Amsterdams
Tropenmuseum (beide instituten kent ze goed). Spontaan nam ze haar Black Berry en telefoneerde
met haar neef chazan Alexandre Edelstein van CIP en de tweede musicus aldaar Marcello Ghelfi
voor een ontmoeting met hen voor de donderdag 30 April van 11.00-15.00. Het instituut is typisch
Joods in haar uitstraling, van buiten als een onneembare vesting, van binnen als een joodse
huiskamer, uitnodigend, waarbij de geur van de koosjere gerechten van het restaurant door het
gehele gebouw zweefden.
De centrale tentoonstelling was indrukwekkend en gaf een goed beeld van de verscheidenheid aan
“Joodse nationaliteiten” die voor en na de Shoah naar Brazilië zijn geëmigreerd en hun ervaringen
met de Shoah. De architectuur van het gebouw is groots te noemen en de activiteiten agenda
indrukwekkend.
De programmering van het centrum en de indirecte activiteiten.
Op cultureel gebied programmeert het instituut in de eerste plaats het klassieke gebeuren, opera,
dans, theater en klassieke muziek, waarbij men toch wel probeert om het accent te leggen op de
programmering van joodse musici en artiesten uit binnen- en buitenland. Men heeft daarnaast veel
aandacht voor de joodse muziekcultuur en dans. Het jaarlijks terugkerende filmfestival
Culturele maatschappelijke institutionalisering van het Jodendom in São Paulo, instituten als mecenaten van cultuur en religie.
54
programmeert men in samenwerking met het instituut Hebraica. De samenwerking met dit instituut
is trouwens uitgebreid. Hier dient opgemerkt dat Hebraica relatief over meer financiële middelen
beschikt. Het instituut organiseert daarnaast allerlei cursussen binnen het kader van het Jodendom,
variërend van kookcursussen tot cursussen Jiddisch, joodse geschiedenis en cultuur, folkloristisch
dansen, joodse mystiek en kabbala. Het direct betrekken van de Joodse jeugd in Brazilië en in het
bijzonder in São Paulo bij de joodse cultuur behoort tot de core-business van het instituut.
Het centrum geeft het doel van haar activiteiten in de volgende bewoordingen treffend weer:
“The Center promotes a broad scope of activities to foster a deeper understanding of Jewish
heritage, promote peaceful coexistence and preserve memory”.
-Associação Brasileira “A Hebraica” de São Paulo.
Het complex en de aangeboden faciliteiten:
Dit instituut kortweg ook Instituut Hebraica genoemd,
ontstaan in eerste instantie als sportpark is oneerbiedig
gezegd eigenlijk uitgegroeid tot een combinatie van
een religieus centrum, een cultureel centrum, een
sportpark en een pretpark binnen een stad.
fig. 5. Hebraica hoofdingang. Het is enorm groot en beslaat een oppervlakte van een
dorpje aan de Rua Hungria parallel aan de zuidwestelijke randweg van het centrum van São Paulo,
de Avenu das Nações Unidas. Een aanzienlijke financiële bijdrage werd en wordt geleverd door de
bankiersfamilie Safra. Het heeft twee theater/ concertzalen Teatro Arthur Rubinstein met een
capaciteit van 522 zitplaatsen en Teatro Anne Frank met een capaciteit van 252 zitplaatsen, Salão
Nobre Marc Chagall een congres-, college- annex feestzaal voor 1000 personen, een mega sporthal
die tevens snel omgebouwd kan worden tot een functionele congres en concertzaal, Centro Civico
Itzhak Rabin met een capaciteit van 2200 zitplaatsen of 5000 staanplaatsen. Daarnaast enkele grote
feestzalen die ook nog kunnen worden gebruikt voor vele culturele activiteiten.
Het centrum heeft vele sportfaciliteiten waaronder acht zwembaden, waarvan twee voldoen aan de
Olympische normen veertien tennisvelden, hier werden de ATP Grand Champions Brasil in mei
gehouden, atletiekbanen, enkele grote voetbalvelden met kunstgras, dit alles beslaat alleen al een
grote oppervlakte. Het instituut heeft een wetenschappelijk medisch instituut Centro Hebraica de
Avaliação Médico Esportivo waar o.a. de invloed van medicatie wordt bestudeerd op sporters, een
groot saunacomplex, uiteraard conform de normen binnen het Jodendom, gescheiden faciliteiten
voor dames en heren, een centrum voor dans met een afdeling voor het bestuderen van oude joodse
Culturele maatschappelijke institutionalisering van het Jodendom in São Paulo, instituten als mecenaten van cultuur en religie.
55
volksdanstradities, een kunstacademie waarbij de jeugd en de ouderen een opleiding kunnen volgen
in de beeldende kunst, een koorschool waarbinnen het twee koren traint. Het koor Shir Ha Shirim
(lied der liederen / het hoogste lied), een liturgisch jeugdkoor in de leeftijd van 15 tot 25 jaar
repeteert op dinsdag om 20.30 en op sabbat om 17.00 en Coro Da Hebraica, het grote Hebraicakoor
met koorleden in de leeftijd van 25 tot 50 jaar repeteert op zondag om 17.00 en op donderdag om
20.30. Beide koren zijn van een hoog niveau, het Coro Da Hebraica werkt regelmatig samen met
grote symfonieorkesten. Het instituut heeft een grote muziekacademie Centro de Música Naomi
Shemer die naast vele instrumentale opleidingen een goede opleiding heeft in het interpreteren van
Braziliaanse muziek en in het instrueren van bands. Zij organiseert een jaarlijks terugkerend festival
van Joodse bands, Festival de Bandas da Hebraica. In 2009 was dit georganiseerd op zaterdag
twintig juni. Het centrum bezit een grote bibliotheek Ben Gurion, een filmzalencomplex waar het
filmfestival Festival Cinema de Judaica plaats vindt. In de kinderopvanggelegenheden in Hebraica
wordt de jeugd in een bepaald leerproces voorbereid op het voor de joodse wet volwassen zijn op
dertienjarige leeftijd, Bar Mitzwa (zoon der wet) en Bat Mitzwa (dochter der wet). Cultuur,
vermaak en joodse opvoeding zijn binnen Hebraica een totaalconcept. Het religieuze hart van het
centrum wordt gevormd door de twee synagogen, de grote en de kleine, beide voltooid in 2002. We
vinden binnen haar terrein daarnaast een aantal
restaurants, deze variëren van orthodox koosjer tot zoals
ik het maar noem, Amsterdams koosjer, in deze laatste
versie wordt er soepel met de Halachische spijswetten
omgesprongen, alleen varkensvlees is verboden. Een
restaurant dat toch wel een zeer dominante plaats inneemt
binnen het instituut en dus voldoet aan de gestelde eisen
betreffende het handhaven van de spijswetten is van een
ook voor ons bekende Amerikaanse keten, echter het mag fig. 6. Semi-kosjere Mac. Donald in Hebraica
hier alleen ijs serveren.
De bestuursstructuur van Hebraica
Het instituut heeft vier grote departementen. Het eerste is het Sociale Departement, dit zorgt globaal
voor de meeste vaste inkomsten van het park al was het maar doordat het de intensieve contacten
onderhoudt met de clubleden en vrienden van Hebraica, Grupa Chaverim. Daarnaast zorgt het voor
de evenementen voor de joodse gezinnen voor jong en oud en voor elk wat wils. Het tweede, voor
mijn onderzoek het belangrijkste departement, is het Culturele departement. Het zorgt voor de
visuele kunsten, waaronder de beeldende kunsten, in de breedste zin van het woord, het beheert de
Culturele maatschappelijke institutionalisering van het Jodendom in São Paulo, instituten als mecenaten van cultuur en religie.
56
bibliotheek met veel materiaal betreffende Judaica, kunst, cultuur en muziek, dit vaak in relatie met
het Joods zijn. Het heeft de supervisie over de bioscopen en alle verdere culturele activiteiten:
concerten, theatervoorstellingen en academische lezingen in het kader van Jodendom en de Joodse
cultuur waarbij men er naar streeft om deze gegeven lezingen ook te relateren aan de
omgevingscultuur. Centrale activiteit is “Hebraica Meio Dia” (Hebraica tussen de middag). Dit
zijn wekelijkse programmeringen tussen de middag waarbij o.a. presentaties worden gehouden via
DVD’s op cinemaschermen, betreffende cultuur en Jodendom, maar deze bevatten ook live
concerten, musicals, operavoorstellingen, ballet en theatervoorstellingen. Soms worden ze
verschoven naar de avond. In het instituut worden in dit kader regelmatig wereldvermaarde orkesten
en andere gezelschappen uitgenodigd die afkomstig zijn uit alle continenten. Het culturele
departement verzorgt ook het jaarlijkse groots opgezette en vermaarde Joodse filmfestival, Het
Festival de Cinema Judaico de São Paulo. Dit festival diende als voorbeeld voor het Amsterdamse
Joods filmfestival en levert veel materiaal, o.a. de lay-outs voor de publiciteit aan zusterorganisaties
zoals die in Amsterdam. Het derde departement is het departement Cultura Judaica. Dit departement
heeft de verantwoording voor de synagogen, controleert of het instituut Hebraica in zijn
functioneren beantwoordt aan de doelstellingen van het ‘gemiddelde’ Jodendom. Het regelt verder
alle cursussen die worden gegeven in het kader van het Jodendom en daarnaast de speciale
programmeringen rondom het Jodendom, ik noem hier het Jiddische en het klezmer festival. Het
coördineert de sabbatvieringen en de joodse religieuze feesten binnen Hebraica, het ziet dus toe op
het wekelijkse functioneren van de synagogen, de rabbijn en de chazzan. In dit kader zorgt het voor
de jaarlijkse uitnodiging van een uitzonderlijke goede gast- chazzan (meestal afkomstig uit Israel)
voor de hoogfeesten van Rosh Hasjanah en Jom Kippoer. De viering van deze hoogfeesten in
Hebraica is een ware traditie geworden voor de joden in São Paulo, te vergelijken met “the Last
Night of the Proms” maar dan in religieus opzicht en trekt een groot publiek. Tot slot noem ik nog
het departement Relações Públicas, het departement dat de publieke relaties verzorgt. De omvang
van het instituut Hebraica, wat mijn inziens goed weerspiegeld wordt in de omvang van alleen al de
bestuurslagen. geeft aan dat het een spilinstituut is voor het culturele en sociale leven van het
Jodendom in São Paulo. President van het instituut, adviseur generale en religieuze zaken, tevens
rechterhand van Rabbijn Mauricio Mindrisz is door mij geïnterviewde José Luiz Godlfarb.
Mijn observatie van het instituut Hebraica (sabbat 2 en zondag 3 mei).
Op zaterdagmiddag twee mei werden we ontvangen in Hebraica door José Luiz Goldfarb. We
hadden een interview met hem op het balkon van zijn kantoor dat een overzicht gaf over het gehele
instituut, waarna hij ons rond leidde in Hebraica. Bijzondere aandacht gaf hij tijdens de rondleiding
Culturele maatschappelijke institutionalisering van het Jodendom in São Paulo, instituten als mecenaten van cultuur en religie.
57
aan zijn synagoge en de filmafdeling, zijn troetelkinderen. Na de rondleiding namen we deel aan de
Ma’ariv (avond) viering in de synagoge van Hebraica ter afsluiting van de sabbat. De dienst was
matig orthodox en chassidisch, wat mij verwonderde, ik werd uitgenodigd voor de Thoralezingen
die geen problemen gaven. Wel zat mijn zus naast mij en gezien de orthodoxe indeling van de
synagoge zat ze verkeerd, dit had ik dus absoluut moeten zien! Opvallend was dat vele aspecten in
de dienst mij herinnerden aan de door mij bijgewoonde chassidische vieringen o.a. in Antwerpen.
De gezangen bestonden in hoofdzaak uit nigoeniem, steeds herhalend gezongen melodische loopjes
op klanken, zoals ay,ay, ay, ay. Ook waren de toegevoegde gebeden binnen de normale
standaardliturgie, met een mystieke lading, typerend. De frivoliteit, de ongedwongen sfeer en de
genomen vrijheden binnen de liturgievolgorde, de ongeordendheid was kenmerkend chassidisch. Na
de dienst had ik een gesprek met de chazzan David Kullock en zijn vrouw Sylvia Lohn, zij
informeerden mij dat de dienst al jaren orthodox en chassidisch was. David voegde eraan toe dat hij
samen met de Rabbijn van Hebraica en het departement Cultura Judaica er voor zou blijven waken
dat dit zo bleef. Nigoeniem waren volgens zijn overtuiging het muzikale middel om de Kavannah,
het daadwerkelijk mystieke in elke oprechte jood aanwezige streven om door hogere menselijke
intenties, zich met Adonai te verbinden, te ondersteunen. David Kullock vermeldde in de loop van
ons gesprek nog dat hij onderzoek had gedaan naar het chazzanoet van de eerste Nederlandse joden
in Recife (persoonlijke communicatie, 2 mei 2009, Hebraica, São Paulo). José Luiz Goldfarb verliet
ons na de dienst en wij wandelden nog een keer door Hebraica en ik geef een impressie van onze
indrukken. Het gehele park met al zijn faciliteiten ademde de chassidische sfeer van de dienst. Een
soort uitgelatenheid, al was het maar door de prachtig aangelegde tropische tuinen waarin de
gebouwen zich bevinden. We kwamen José nog een aantal keren tegen tijdens onze wandeling en
wat opviel was dat hij iedereen kende en iedereen hem. Door mijn verdere ontmoetingen met de
joodse gemeenschap werd mij duidelijk dat hij als persoon uitermate geliefd en gewaardeerd is
binnen de gemeenschap in São Paulo. Binnen het instituut heerste een niet te definiëren
vanzelfsprekende gastvrijheid waardoor alle scheidsmuren tussen de verschillende richtingen van
het Jodendom omvielen. De diversiteit die buiten het instituut tot conflicten leidt, vloeide hier over
in een culturele maatschappelijke verbondenheid, een gemeenschappelijkheid. Chassidiem liepen in
hun zwarte zijden lange mantels met hoeden deftig te paraderen met hun vrouwen een pas achter
hen lopend, gematigd orthodoxen hadden hun zwarte keppeltje op, trendy Amerikaans
georiënteerde joden in spijkerbroek droegen een kunstig gehaakte keppel. De mate van orthodoxie
kan men meten aan de maat en kleur van de keppel, groter en donkerder is orthodoxer. Joden die
niets aan de sabbat deden liepen in tenniskleding, zwembroek en bikini op het terrein en ieder ging
zijn eigen gang zonder zich aan de ander te storen. Dit is zonder meer uniek binnen de
Culturele maatschappelijke institutionalisering van het Jodendom in São Paulo, instituten als mecenaten van cultuur en religie.
58
gedifferentieerde joodse wereld. Het instituut is qua oppervlakte enorm groot en straalt een
gedistingeerde luxe uit in al haar facetten. Een voor mij niet onbelangrijk detail is de weldadige
netheid, dit inclusief de toiletblokken.
Op zondagmiddag drie mei keerden we terug naar Hebraica en hebben we in het Theatro Arthur
Rubinstein van Hebraica een voorstelling in het kader van de herdenking van de auteur Sholem
(Sjalom) Aleichem (vrede aan u allen) bijgewoond (zijn eigenlijke naam was Sholem Naumovich
Rabinovich, een Jiddische auteur, novellist en theaterschrijver levend van 1859 tot 1916). De
Jiddische liederen werden gezongen door de Jiddische zangeres Sonia Goussinsky, de actrice
verteller was Sylvia Lohn. Wat opviel was dat het theater was uitverkocht, de gemiddelde leeftijd
van de bezoekers schatte ik op vijftig jaar en er was een grote groep geëngageerde jongeren. Jong
en oud zongen de bij hen bekende Jiddische liederen mee. Ik constateerde dat het Jiddisch leeft en
er is een ruime belangstelling voor. Nauwkeurige observatie leerde echter dat dit Jiddisch geen
Jiddisch was zoals ik het gewend was en had geleerd van Prof. Shlomo Berger. Het was een
duidelijk niet Europees Jiddisch dialect. Over dit aspect heb ik o.a. in het interview met Sonia
Goussinsky vragen gesteld.
De programmering binnen Hebraica.
Een rondgang langs de reclameborden voor festiviteiten en concerten en de programmaboekjes die
José ons toonde van het seizoen 2008/2009 toonde dat er naast een uitgebreide programmering van
sportactiviteiten ook een luxe programmering was van allerlei kleine en grote concerten,
theaterproducties, dansuitvoeringen, musicals, filmproducties, dit alles met artiesten komende uit
alle werelddelen, waaronder een programmering van Israëlische volksdansgroepen gekoppeld aan
de programmering van de volksdansschool lessen (harkadot) van Hebraica. De crisis had nog niet
zijn stempel gedrukt op de programmering van 2009. José vertelde echter dat er door de crisis nu
voor het eerst binnen Hebraica strak gebudgetteerd moest worden. Het instituut werd ook voor het
eerst in haar geschiedenis geconfronteerd met “armenzorg” binnen haar ledenkring. Dit was naar
zijn mening erg frustrerend voor alle partijen omdat men dit binnen de ledenkring van Hebraica, tot
nu toe een rijke gemeenschap, absoluut niet gewend was (persoonlijke communicatie met José Luiz
Goldfarb, 2 mei 2009 Hebraica, São Paulo).
Culturele maatschappelijke institutionalisering van het Jodendom in São Paulo, instituten als mecenaten van cultuur en religie.
59
Resumé van enkele uitspraken die de geïnterviewden gaven over het functioneren van het
institutionaliserend mecenaat binnen het Jodendom in Brazilië in het algemeen en het instituut
Hebraica in São Paulo in het bijzonder.
Korte toelichting werkwijze: In mijn interviews beperkte ik mijn vragen niet alleen tot de vragen
die betrekking hadden op het functioneren van mijn geïnterviewden in hun eigen
werkkring/omgeving maar ik verbreedde de vraagstelling zodanig dat ik inzicht zou krijgen in alle
aspecten van het joodse (muzikale) culturele leven in Brazilië. De eerste die ik interviewde, Roberto
Ring, een concertmanager binnen het instituut Sala (Julio Prestes Cultural Centre) in São Paulo,
deels ook verantwoordelijk voor de programmering van klassieke concerten binnen instituten als
Hebraica en Centro da Cultura Judaica, is zelf als cellist sterk georiënteerd op Europa, met name de
Duitstalige landen en deze oriëntatie krijgt vorm in de artiesten die hij uitnodigt. De tweede
geïnterviewde was José Luiz Goldfarb, een centrale figuur binnen Hebraica. In de loop van mijn
verblijf in Brazilië heb ik na mijn eerste gesprek op de zaterdag nog herhaaldelijk gesproken met de
chazzan van Hebraica, de heer David Kullock en zijn vrouw de Jiddische actrice, mevrouw Sylvia
Lohn, zij namen ook deel aan de vieringen in Communidade Shalom São Paulo en het is hier dat ik
hen nog twee keer heb ontmoet. Tot een direct en gericht interview is het niet gekomen, zij hielden
de boot wat af. Hier ligt nog onderzoeksmateriaal open betreffende de joodse muziek van Hollandse
oorsprong in Recife en de Jiddische cultuur. Mijn verdere onderzoek en met name de informatie van
de andere geïnterviewden, heeft mij indirect een goed beeld gegeven van de rol die de familie
Kullock van Lohn in de Jiddische cultuur in São Paulo en de synagogentraditie in Hebraica speelt.
Dit gaf mij de nodige aanvullende informatie betreffende Hebraica, Centro da Cultura Judaica en de
institutionalisering van het Jodendom in São Paulo.
Enkele aspecten betreffende de institutionalisering opgetekend uit het interview met Roberto Ring
(persoonlijke communicatie, 30 April 2009, Villa Roberto Ring, São Paulo. B.2.)
Het wordt door Roberto niet ontkend dat vele joden invloedrijke posten bezetten, maar dit houdt
volgens hem niet in dat zij de joodse cultuur op deze posten willens en wetens promoten. Het SESC
heeft een Joodse president- directeur Abraham Shaiman die over de handel gaat, cultureel directeur
is Danilo Santos de Miranda die niet joods is. Ook meldt hij dat bijvoorbeeld vele Arabieren hoge
posten bezetten, waarbij hij specificeert dat het hier ook om een aanzienlijk aandeel Arabische Joden
gaat. De mensen zijn gekozen om hun bekwaamheid in hun vak, niet om hun Joodse identiteit. Hij
wijst ook op vele belangrijke andere instituten etc. die beheerst of sterk beïnvloed worden door
andere bevolkingsgroepen, o.a. Italianen, Koreanen, en Japanners welke laatste groep ruim
Culturele maatschappelijke institutionalisering van het Jodendom in São Paulo, instituten als mecenaten van cultuur en religie.
60
1.000.000 bedraagt, hij schat het aantal Joden in de stad op 70.000 (hij probeert de joodse invloeden
dus te relativeren). Instituut Hebraica is volgens hem de joodse variant van het creëren van een
culturele oase en een pretpark in de stad zoals São Paulo, die als stad niet mooi is en ook andere
nationaliteiten creëerden vergelijkbare clubs, de Italianen, de Spanjaarden, de Japanners en zelfs de
Brazilianen hebben een zelfde soort instituut om te ontsnappen aan de hectiek van de stad. Hij
ontkende niet dat de joodse instituten vergeleken met andere landen in deze stad enorm groot zijn en
sterk vertegenwoordigd, maar Mexico City heeft ook enkele zeer grote Joodse instituten. Toen ik
sprak van een behoorlijk grote invloed van het Jodendom op het culturele leven in deze stad dit mede
gezien de relatief kleine Joodse bevolkingsgroep, zei hij dat ik “was jumping in to conclusions” (die
mening deel ik na mijn onderzoeksperiode zeker niet). Hij zei dat Pierre Max Rosenberg jaren
president- directeur van het Louvre was maar dit hield volgens hem niet in dat er een joodse politiek
werd gevoerd in het Louvre. Hij kon echter ook niet ontkennen dat de financiële macht van
instellingen zoals Hebraica en Centro da Cultura Judaica enorm groot is. Van een bepaalde culturele
Joodse dominantie in São Paulo wilde hij echter absoluut niet weten.
Over de functie, de invloed en de programmering van Hebraica zegt José Luiz Goldfarb het
volgende, ik kies er hier voor om het interview, taalkundig gebrekkig naar de letter te laten staan,
het geeft een goede indruk hoe de interviews verliepen. (persoonlijke communicatie, 2 Mei 2009,
directiekamer Instituut Hebraica, Rua Hungria, São Paulo):
J.P: So the institute starts as sports Centrum, you say?
J.G: Yea, this is directly to a Jewish option, because around the area, you have some other non
Jewish which where literally to limited, official, because you now that gentleman limitations for
Jewish people (halachische wetten) it was meanly for sports, social, parties, like time for young
people, things like that but because of being Jewish, I think, at that time I was not born, people
always worried about to have a library (…) In any case we have at the same time a very cultural live
in Hebraica, I am go to show you two theatres, one is from the very beginning the other a little bit
later. A, we have theatre we have dance, we have many activities. More that religions, (and)
chazanut have very late beginning (in Hebraica) about twenty years ago, and let say some people
start to be in Hebraica institutions, its for many families the last frontier, they are not related to any
synagogue anymore, to any other Jewish live. So at certain point we realized that if those families
wanted to have a Bar Mitswa for their kids we have to offer something inside Hebraica. So they
could come to the swimming-pool, (...) Today it is a holiday but most of the, you have much more
young people here learning for Bar Mitswa and Bat Mitswa.
J.G.: The plan is not to have a religious, not to have, to understand any-kind of control from the
religious people inside Hebraica even now I take care about this area, I am still very firm about this
part.
Culturele maatschappelijke institutionalisering van het Jodendom in São Paulo, instituten als mecenaten van cultuur en religie.
61
J.P: Yea not to have this taken in by religious, how do you say, yea, synagogue is synagogue but this
is another area.
J.G: O.k. We interact a lot with all the different manifestations of art, Jewish and non Jewish and
maybe for you, as I told you we are the place in São Paulo that people that are doing something
anything in Jewish music they will like to perform because of the theatres, because of the people
being here see we are a Jewish city here.
J.P.: (13.23) O.k. What can you tell us about the culture in this centre, is it focusing on Jewishness or
is it focusing on all the culture?
J.G.: We do both, it is a Jewish institution, very Jewish, we have groups of dance, not today because
it is Saturday (shabbat) we have from very young kids to eighteen twenty or so divided by groups,
around fife hundred people, very nice they prepare the whole year long for the Carmel festival, that's
one dance-festival we have here, we brought together and this become a big camping whole
Hebraica, we put a thousand, thousand and a half people, sleeping here Friday, Saturday and Sunday,
this is already twenty, this year it is becoming the twenty-two version. So this is to give you, what
kind of dance they do, they do Israelian dance but they create, mix with Brazilian dance, mix with
everything its one of our very strong and very proud activities because it is done here it is prepared in
Hebraica, it's the dance. We have the same phenomena with theatre, but not just Jewish, (...)so the
theatre is also very good organized and you know along we are going to complete sixty years. (...)
We have series of concerts of classic music, sometimes we bring someone from Tel Aviv, Jerusalem,
and the others are from Europe and some Brazilians as well, (...). For Rosh Hasjahnah, Jom Kippoer,
we transform some of the areas of Hebraica in normal synagogues.
J.G.: So people can come for Rosh Hasjahnah and Jom Kippoer in Hebraica, we maintain the same
scheme of our (normal) synagogue including the synagogue is open as well but we have another two
and this year we have another three (synagogues), we like to open a new one, and we have now rabbi
and we have chazzan, so it is another important thing.
J.P.: So you invited a chazzan to do the Rosh Hasjahnah.
J.G.: Yes.
J.P.: You get a famous chazzan from abroad or you?
J.G.: We used to do with Moshe Stern, many, many years but he was started to get a little old and we
have other Brazilians getting very well so I took the decision when one year the dollar was very up
because of the economy, I proposed to the director it is time to nationalize and it works, Moshe it
didn't like sure, but I thought it was a good move, we have done, we nationalize (20.51).
J.G.: Yea we have now one that was prepared by (Alexandre) Edelstein, we have another one who
where not supposed to be an chazzan, he was professor of Mathematic's Gershom Gerskovich but
then he became a chazzan, he is very good (...)
J.P.: O.k. To conclude you can say this is a cultural centre with a Jewish, how do you say, board of
Culturele maatschappelijke institutionalisering van het Jodendom in São Paulo, instituten als mecenaten van cultuur en religie.
62
directors, how do you say it, and they are trying to give so much culture as possible but maybe is it
40% Jewish culture and 60% other culture or is it 60% Jewish culture and 40% other culture? How
do I, can I, it is maybe a strange question but!
J.G.: It is difficult to measure, but a, let say,
J.P.: an indication!
J.G.: I don't know this was by chance, So I can tell you, maybe 70% and 30%, 70% Jewish and 30%
non Jewish. (...)
J.P.: Not to say o.k. they are promoting only Jewish things. I wanted to be real I asked the same
question also others persons so, I wanted really to have a clear view of it, thank you for the
indication, it is only an indication, allright (24.05).
De informatie uit o.a. het interview met Tania Grinberg vult de informatie gegeven door
José Luiz Goldfarb verder aan en is wat kritischer betreffende de instelling vooral betreffende de
regentencultuur. Ik vat het interview samen. (persoonlijke communicatie, 4 Mei 2009, Atelier
familie Grinberg, São Paulo.) :
Tania was in eerste instantie nogal enthousiast dat er een Joods muziekfestival werd georganiseerd in
Hebraica en probeerde met een concreet programmavoorstel een concert te organiseren voor haar
Yiddische groep Azdi. Het festival wilde alleen een programma in het Hebreeuws en/ of Portugees.
Tania werd vrij kwaad en wees erop dat het toch een Joods festival was en Jiddische muziek toch bij
Joodse muziek behoorde. Het eerste jaar schikte ze onder protest en zong in het Portugees over de
Joodse shtetl, over het Jiddisch en de Braziliaanse joodse gemeenschap. Het was een festival met een
concours en tot verbazing won iemand uit Israel Chassidisch gekleed, een samba vertolkend in het
Hebreeuws met de tekst “ Israel, Israel earth that become to honey”. Tania’s verbazing werd minder
toen ze na afloop tot de ontdekking kwam dat het geheel totaal gefinancierd was door The Jewish
Agency, een afdeling van het Israelisch Ministerie van cultuur. Tania probeerde het nog enkele
malen in het Joods muziekfestival maar kwam er met Jiddisch niet binnen, maar ook niet met ladino,
op zich toch een taal sterk gerelateerd aan het Portugees. Men wilde haar wel plaatsen in een
parallelle show, maar onbetaald. In het interview is ze er nog steeds kwaad over en zegt, waarom
noemen ze het dan niet het Israelisch Muziekfestival? Ze blaast stoom af en zegt dat het Hebraica
instituut verschrikkelijk is, even later corrigeert ze zich met de opmerking dat alle instituten
organisatorisch een ramp zijn. Ze vervolgt dat het moeilijk is aan de bak te komen als Joodse
kunstenares, ook in Joodse instituten omdat je binnen de programmering moet passen en de
instituten erg log en soms bekrompen functioneren.
Culturele maatschappelijke institutionalisering van het Jodendom in São Paulo, instituten als mecenaten van cultuur en religie.
63
3.2. De familie Safra en de Safra Financial Group als één van de belangrijkste mecenaten van de
joodse gemeenschap in Brazilië en daarbuiten.
- De Joodse Mitzvah tot Tzedaka.
Inleiding: het joodse culturele en religieuze leven wordt van oudsher in hoge mate gefinancierd
door het mecenaat principe. Na de Holocaust komt de geldstroom met name van rijke joodse
industriëlen en zakenlui uit Latijns Amerika en de Verenigde Staten, ook joodse financiers uit Azië
dragen steeds meer bij. Primair gaat er veel geld naar de Joodse Staat, maar daarnaast gaat er ook
veel geld naar de (weder)opbouw van het joodse leven in Europa. Het begrip tzedaka, liefdadigheid
is een belangrijk mitswa (gebod) binnen de joodse traditie, het neemt een enorme vlucht na de
Holocaust. De joodse filosoof Maimonides (1135-1204) had het over de acht verschillende
legitieme niveaus om te voldoen aan de religieuze verplichtingen van de tzedaka, hier in volgorde
van religieuze verdienste:
1. werk verstrekken aan een arm persoon (of de persoon geld lenen om een zaak te starten)
zodat deze niet meer van tzedaka of liefdadigheid afhankelijk is.
2. anoniem geven aan een onbekende ontvanger.
3. anoniem geven aan een bekende ontvanger.
4. publiekelijk geven aan een onbekende ontvanger.
5. publiekelijk geven aan een bekende ontvanger, voor het wordt verzocht.
6. publiekelijk voldoende geven aan een bekende ontvanger, nadat het wordt verzocht.
7. publiekelijk onvoldoende geven aan een bekende ontvanger, maar gewillig.
8. publiekelijk ongewillig geven aan een bekende ontvanger.
Het moet gezegd “tzedaka” is ook wel een belangrijk middel om invloed op de joodse cultuur uit te
oefenen en de meeste giften binnen het joodse mecenaat begeven zich duidelijk tussen niveau 4-6.
Met name joodse financiers uit de Verenigde Staten bepaalden tot voor kort een aanzienlijk deel
van de culturele en politieke beleidsvorming binnen het Jodendom met name in de staat Israel. Het
mecenaat in de Joodse cultuur en politiek wordt de laatste tientallen jaren echter in steeds
belangrijker mate overgenomen door joodse financiers uit Rusland, de Arabisch- joodse wereld,
Zuid Amerika en Azië. Met name de rijke Mizrahim, de joden van het Midden- Oosten en de Noord
Afrikaanse landen behoren nu tot de grotere financiers van het Jodendom, zowel in zijn culturele als
religieuze aspecten, tot deze groep behoort de invloedrijke Safra familie.
Culturele maatschappelijke institutionalisering van het Jodendom in São Paulo, instituten als mecenaten van cultuur en religie.
64
De Safra familie en hun “Edmund J. Safra Philanthropic Foundation: Dignity”
Eén van de belangrijkste financiers op dit moment binnen het Jodendom is het familie-imperium
Safra Financial Group, in het bezit van de bankiersfamilie Safra met bankfilialen verspreid over de
gehele wereld maar met drie hoofdvestigingen, één in São Paulo in Brazilië, één in Antwerpen en
één in Luxemburg (Banque Safra- Luxembourg S.A.). Het concern werd geleid door de vier broers
Edmund. J., Eliyahu, Joseph en Moise. Edmund kwam echter in 1999 bij een huisbrand in Monaco
om het leven, deze was aangestoken door zijn privéverpleegster.
Ter nagedachtenis aan hun broer heeft de familie de filantropische stichting naar hem vernoemd. De
Safra familie komt uit Beiroet in Libanon en de familiebank regelde het belangrijkste
betalingsverkeer tussen het Ottomaanse rijk en Europa. Men financierde voor en in het begin van de
oorlog vele vluchtpogingen van bedreigde joden in Europa. In 1949 verhuisde het imperium na de
stichting van de staat Israel, waardoor de relaties tussen Libanon, Syrië en Israel danig werden
verstoord, met hun gehele kapitaal naar Italië en later naar België, Luxemburg en São Paulo
Brazilië. Ze kochten met hun geld vele joden los uit gevangenissen in Syrië, die later belangrijke
zakenlui en mecenassen vormden
binnen hun Sefardische
gemeenschappen. De Safra familie is
orthodox Sefardisch, ze houden zich
streng aan de joodse wetten. In een
interview verdedigde Eliyahu de
tzedaka politiek van de familie met de
volgende stelling: “Hasjhem, heeft
ons getest met onze weelde, toen Hij
zag dat Hij op ons kon vertrouwen gaf
Hij ons steeds meer”. fig. 7. De gebroeders Safra van l.n.r. Edmond, Eliyahu, Joseph en Moshe
De broers financierden de bouw van de Beith Yaäcob, een Sefardische grote synagoge in São Paulo,
de synagoge is genoemd naar hun vader Yaäcob en de belangrijkste leden bestaan uit joden uit
Aleppo (Syrië). Daarnaast financierden ze vele kleine synagogen in Brazilië en daarbuiten, drie
synagogen van verschillende tradities in het stadje Shoam (Israel), de restauratie van de grote
Moscow Choral Synagogue in Moskou. Ze schonken fondsen voor restauraties en uitbreiding van
synagogen in steden als Amsterdam (hier o.a. de Portugese Synagoge), Napels, Boedapest, Parijs,
Wenen en New York. Daarnaast financierden ze belangrijke medische afdelingen en faciliteiten van
het Joodse Albert Einstein ziekenhuis in São Paulo, met name bijna de gehele kankerafdeling, dit
Culturele maatschappelijke institutionalisering van het Jodendom in São Paulo, instituten als mecenaten van cultuur en religie.
65
echter onder voorwaarde dat het restaurant in het ziekenhuis koosjer moest worden, de John F.
Kennedy School of Government aan de Harvard University en zo gaat de lijst nog lang door.
Belangrijk voor mijn scriptie is de constatering dat de Safra familie voor de ontwikkeling van het
culturele en religieuze Joodse leven in Brazilië van essentieel belang is en was. De hierboven
besproken instituten Hebraica en Centro da Cultura Judaica krijgen met name aanzienlijke donaties
van de familie, zonder dit mecenaat zou het joodse culturele leven binnen deze instituten en er
buiten, er zonder meer aanzienlijk armer uitzien. De folder van de “Edmund J. Safra Philanthropic
Foundation: Dignity” eindigt met de volgende woorden die ik aan het einde van dit hoofdstuk wil
meegeven dit omdat het in essentie de rabbinale filosofie weergeeft waarom Tzedaka, als mitzvah,
in al haar facetten essentieel is voor het culturele en religieuze leven binnen het Jodendom:
A man was walking along the shore. The falling tide revealed hundreds of starfish stranded on the sand. Up ahead, he saw a young girl picking up starfish one-by-one and throwing them into
the sea. The man overtook the child and asked her what she was doing. “They will die if I don’t get them into the water,” she explained.
“But there are so many,” said the man. “How can what you’re doing make any difference?” The girl threw another starfish into the sea and said,
“It made a difference to that one.”
Chazzanoet, leve de traditie, het chazzanoet in São Paulo en Rio de Janeiro. 66
Hoofdstuk 4: Chazzanoet, Leve de traditie!
4.1. Het Asjkenazisch chazzanoet in São Paulo en Rio de Janeiro.
- Instituten als Hebraica, Congregação Israelita Paulista (CIP), Comunidade Shalom in
São Paulo en de ARI synagoge in Rio de Janeiro.
Inleiding:
Het is voor een goed begrip van dit hoofdstuk noodzakelijk kort in te gaan op de structuur van een
joodse gemeente (kehilah) en de structuur van de liturgie. De synagoge noemt men de sjoel. De
kehilah, meervoud kehilot staan onder leiding van een raad met een voorzitter, de parnassiem. Deze
hebben zeer veel macht en zijn gekozen uit de notabelen van de kehilah. De kehilah heeft voor het
leiden van de diensten, het bewaken van leer en leven conform de joodse wet (halacha) en de
pastorale zorg één of meerdere voorgangers in dienst, spirituele leiders, de Rabbijnen (rabiniem,
raboniem). Direct verantwoordelijke voor de zang en de thoralezing (ook gezongen, gecantileerd) in
de liturgie is de voorzanger, de chazzan. Bij de meeste kehilot een beroepskracht. De parnassiem,
de rabiniem en de chazzaniem hebben vaak grote ego’s en als er conficten in joodse gemeenten zijn
is het meestal te herleiden tot dit bestuurlijk niveau. Centraal in de liturgie staan de thoralezingen en
de gezangen rondom de thoralezingen. Het liturgisch centrum bestaat uit een kast tegen de
achterwand gericht op Jeruzalem waarin de thorarollen zijn opgeborgen, de Aron Hakodesh (de
Heilige Arke), genaamd bij de Asjkenaziem, de Sefardim noemen hem Hekhál (paleis) en een
centrale grote liturgische tafel, de bima, rond deze tafel speelt alles zich af. De gemeenteleden,
kehilotiem, volgen de liturgie van uit een gebedenboek gestructureerd conform het liturgisch jaar
met de vermelding van alle gezangen en de thoralezingen, de sidoer.
Instituut Hebraica, São Paulo.
Instituut Hebraica heeft een grote en een kleinere synagoge, maar
men verbouwt bij de grote Joodse feesten, Rosh Hasjana en Jom
Kippoer de sportcomplexen tot synagogen en soms zelfs gebruikt
men de sportvelden voor dit doel. Op die momenten is het instituut
Hebraica afgeladen. Dan nodigt men ook grote chazzaniem uit het
buitenland uit zoals Moshe Stern. De laatste twee jaar bezuinigt men fig. 8. De grote synagoge in Hebraica
op deze uitgaven door chazzaniem zoals Alexandre Edelstein en Gershom Gerskovich, een
wiskunde professor maar ook groot kenner van chazzanoet uit de eigen regio uit te nodigen.
Chazzanoet, leve de traditie, het chazzanoet in São Paulo en Rio de Janeiro. 67 De synagogen zijn Asjkenazisch, Conservative. Mijn indruk naar aanleiding van de door mij
bijgewoonde dienst is dat deze gematigd conservatief zijn, bijna orthodox. De behoudende
mentaliteit van chazzan David Kullock ligt hieraan ten grondslag. Opvallend was dat men voorkeur
had voor chassidische melodieën met name nigoeniem, steeds herhalende gezongen loopjes op de
klanken, aye, aye, aye. De toegevoegde vrije gebeden waren typerend, de frivoliteit, de
ongedwongen sfeer en de genomen vrijheden binnen de liturgievolgorde, de zekere ongeordendheid
was kenmerkend chassidisch, zoals ik gewend ben in synagogen in Antwerpen. Na de dienst had ik
een gesprek met de chazzan David Kullock en zijn vrouw Sylvia Lohn, zij informeerden mij dat de
dienst al jaren orthodox en chassidisch was. David voegde eraan toe dat hij samen met de Rabbijn
van Hebraica en het departement Cultura Judaica er voor zou blijven waken dat dit zo bleef.
Nigoeniem waren volgens zijn overtuiging het muzikale middel om de Kavannah, het
daadwerkelijk mystieke in elke oprechte jood aanwezige streven om door hogere menselijke
intenties, zich met Adonai te verbinden, te ondersteunen. Tania Travassos is nu vier jaar werkzaam
als Sefardische componist /muzikant in de Asjkenazische synagoge van Hebraica. Zij vertelde mij
dat de financiële onafhankelijkheid van de synagoge, de synagoge vormt geen echte kehila en moet
haar financiën niet genereren uit het wekelijks terugkerende vaste aantal bezoekers, de mogelijkheid
biedt om vrijer om te springen met de liturgie ook in muzikaal opzicht. David Kullock is volgens
haar een traditionele chazzan die de traditie tot aan haar komst, koste wat kost, wenste te behouden
maar langzamerhand openstaat voor veranderingen en vernieuwingen binnen de liturgie. Ze merkte
wel op dat zij op de vrijdagavond met hem werkte en dat deze diensten vrijer waren, niet zo
chassidisch. Ze bevestigde dat de diensten op de zaterdag orthodoxer waren met in principe veel
meer chassidische melodieën en nigoeniem, waar zij niet van hield. Dit was de reden dat zij haar
werkzaamheden in Comunidade Shalom met chazzan Beny Zekhry had opgezegd. Alexandre
Travassos (Tania’s man) voegde nog toe dat er een tendens heerste om in de Braziliaanse
synagogen nigoeniem in te voeren. Nigoeniem zijn eenvoudig, gemakkelijk mee te volgen maar
vooral stimuleren ze tot zingen, of neuriën. Ze hebben “geen taal” maar klanken als tekst en
Hebreeuwse kennis is voor het meezingen dus niet nodig. Zijn mening hierover was tweeledig, ten
eerste hebben de weinige professionele chazzaniem, door de afwezigheid van een school voor
chazzaniem in Brazilië te weinig kennis en dus ook te weinig visie en ook functioneren er in
Brazilië noodgedwongen te veel amateur chazzaniem, ten tweede hebben de synagogenbezoekers
volgens hem geen begrip van historiciteit en traditie van Joodse muziek, ze zijn niet onderlegd en
doen daar ook niet de moeite voor en hebben daarom te weinig binding met de traditionele
synagogenmuziek. Wel heeft men bepaalde denkbeelden, vaak onvoldoende onderbouwd en het
resultaat is dat in vele synagogen een muzikale mix ontstaat, variërend van Chassidisch, Sefardisch
tot de muziek van Lewandowski en Sulzer. De familie Travassos vindt deze ontwikkeling uitermate
Chazzanoet, leve de traditie, het chazzanoet in São Paulo en Rio de Janeiro. 68 negatief (persoonlijke communicatie, 17 mei 2009, São Paulo). Sônia Goussinsky merkte op over
de synagoge van Hebraica (persoonlijke communicatie, 5 mei 2009 São Paulo):
De synagoge van Hebraica is meer een ontmoetingsplaats voor iedereen die zich Joods voelt maar
niet echt de cultuur volgt. Als je naar de synagoge gaat in Hebraica praat iedereen de gehele tijd met
vrienden men is niet echt betrokken bij de liturgie, men vraagt zich niet af waarom men daar is, ze
willen gewoon dat hun kinderen trouwen met andere joden en daarom gaan ze naar de synagoge (ook
een soort huwelijksmarkt dus). Ik ben negen jaar weg geweest en daarom ben ik misschien wat
rebels (...) Maar om terug te keren op Hebraica, ik merk dat ook daar een tendens heerst om terug te
keren naar de orthodoxe manier van leven, ook in de liturgie en de muziek.
Congregação Israelita Paulista (CIP) São Paulo.
Inleiding: Deze synagoge in het centrum van São Paulo is een groot synagogencomplex met twee
synagogen, een grote en een kleine en het geeft onderdak aan een grote kehilah. Het is een
Asjkenazische Conservatieve synagoge en heeft een beroepskoor. Alexandre Edelstein was voor
zijn aanstelling als chazzan ook lid van het koor. De leden van het koor zijn parttime in dienst, eerst
waren er zestien maar hun aantal is door bezuinigingsmaatregelen teruggebracht tot acht. Zij zingen
allen naast hun functioneren in CIP als operazangers in het Municipal Theatre of São Paulo. De
koorleden zijn niet Joods. De synagoge heeft een professionele koordirigent en begeleider Marcelo
Ghelfi, ook niet joods en hij begeleidt op keyboard (die meestal is ingesteld op pianoklank). CIP
heeft twee vaste chazzaniem, een vrij traditionele chazzan afkomstig uit Argentinië Avi Burszstein
die zich volledig in zijn muzikale interpretatie en muziekkeuzes focust op de oude Haskalah traditie
met de bekende componisten Louis Lewandowski en Salomon Sulzer en een jongere chazzan,
Alexandre Edelstein die voorzichtig vernieuwingen introduceert naast de bestaande traditie en hier
een evenwicht probeert te vinden. In deze vernieuwingen focust hij op de chazzanoet
ontwikkelingen in Amerika en Israel. Hij laat zich onder andere inspireren door de chassidische
zanger en Rabbi Shlomo Carlebach. In het interview met Goldblatt (2009) en in het interview met
mij (persoonlijke communicatie CIP, São Paulo 30 april 2009), geeft Alexandre aan dat CIP een
echte Yente synagoge is, dat is Jiddisch voor een Hoog Duitse synagoge, het grootste deel van het
gebruikte chazzanoet is volgens hem gebaseerd op de muziek van Louis Lewandowski (1821-
1894). Deze muziek is naar zijn mening een vermenging, een ideale combinatie, van de toen
bestaande stijlen van het Oost Europese en West Europese Asjkenazische chazzanoet. De muziek
van Lewandowski overbrugt zowel de tijd als de landsgrenzen. De kehilah verplicht Alexandre nog
steeds Lewandowski te zingen terwijl men in Noord Amerika, de muziek van Lewandowski al lang
vervangen heeft door muziek van hedendaagse Amerikaanse componisten. Deze muziek is over het
algemeen minder virtuoos en biedt ook ruimte aan het gebruik van andere instrumenten zoals gitaar.
De muziek van Lewandowski is geschreven voor groot gemengd koor, orgel en een virtuoze
Chazzanoet, leve de traditie, het chazzanoet in São Paulo en Rio de Janeiro. 69 chazzan. Alexandre en Avi proberen langzaam nieuwe melodieën in te voeren maar dit stuit op
weerstand in de kehilah, Alexandre in het interview met Goldblatt (2009: 3):
(The music of Lewandowski) (...)This was our model for years and years (...)Then, the other chazzan
and I tried to make some changes. Very, very slowly we succeeded in some changes of melody. We
had some problems. It’s not the exclusivity of our community. They did’nt always receive the
changes positively, because they are Jewish and we love traditions and it’s important for us. This is
our community. Then we had many difficulties. It was not easy to bring new melodies.
Goldblatt reflecteert in zijn paper op de uitspraak van Alexandre op de volgende manier (ibid: 4):
Hence CIP presents a conundrum in the sense that its aesthetic and cultural values nominally seem to
contradict one another. A “liberal” congregation that seeks to assimilate into Brazilian cultural could
logically create its own musical prayer settings in the Portuguese language given the fact that both
Germany and the United States immediately set some prayers in their respective vernacular
languages. Morever notions of reform and liberality can indicate a certain degree of flexibility in
musical praxise when younger generations of congregants perceive that the worship music does not
reflect their spiritual values (...) Yet, CIP’s congregation insist on perpetuating a specifically
Germanic liturgical and musical orthodoxy somewhat reminiscent of Brazilian Candomble.
Alexandre Edelstein geeft drie belangrijke aspecten waarom de veranderingen in de muziek binnen
CIP volgens hem zo moeizaam verlopen:
- Ten eerste is de traditie van de synagoge gebaseerd op de erfenis van
Rabbijn Fritz Pinkuss, uit Heidelberg, een vriend van Martin Buber en in
1936 de medeoprichter van CIP. Deze is Rabbijn geworden in CIP op
voordracht van zijn broer Rabbi Kurt Pinkuss die al in São Paulo
woonde (deze Kurt is de grondlegger van de ARI synagoge in 1942 in
Rio de Janeiro). Fritz was gepokt en gemazeld in de muziek van
Lewandowski, zeer intellectueel, hij leerde conform de moderne
methodieken van de Duitse Joodse gemeenschappen uit de periode fig. 9. Rabbi Fritz Pinkuss
van de Haskalah en dit sloot aan bij de toch wel enigszins elitaire gemeenschap van CIP.
Het referentiekader van deze grotendeels in het Interbellum geïmmigreerde gemeenschap
was de Hoogduitse Liturgie uit de Haskalah.
- Ten tweede veroorzaakte de politieke situatie, het Vargas regime dat in eerste instantie sterk
werd beïnvloed door het Naziregime in Duitsland en de Holocaust ervoor dat er binnen de
kehilah van CIP een beweging zich sterk maakte om deze Hoog Duitse liturgische muzikale
traditie te allen tijde te behouden, dit gezien het gegeven dat “het oude vaderland”
onvermijdelijk was veranderd en de nieuwe Paulistas nooit meer de mogelijkheid zouden
Chazzanoet, leve de traditie, het chazzanoet in São Paulo en Rio de Janeiro. 70 krijgen om terug te keren naar hun Duitsland waaruit ze waren geëmigreerd. Alexandre
nuanceerde hier nog enigszins door te memoreren dat naar zijn mening de Joodse
liturgische muziek in de periode 1940-1960 wereldwijd ook niet significant veranderde.
- Ten derde was en is het de angst van de sterk orthodoxe beweging binnen de kehilah van
CIP om hun Duits- Joodse identiteit te verliezen en dus hun Joodse identiteit die hen deed
en doet beslissen dit momentum van identiteit achter de gesloten deuren van CIP vast te
houden, te onderhouden en te versterken door de traditionele liturgisch muzikale praktijk.
Hier heeft ook de sterke gedachte bij de orthodoxe beweging binnen de kehilah postgevat,
dat in de laatste periode van de Haskalah de joodse liturgie en muziek te sterk is
geassimileerd (Goldblatt 2009 en mijn persoonlijke communicatie 30 April 2009).
Ik merk hier op dat dit aspect mij bevreemdt binnen de geldende gedachtewereld van de door mij
onderzochte grote Joodse Asjkenazische gemeenschappen in Brazilië, CIP in São Paulo en ARI in
Rio de Janeiro. Men tracht de traditie te behouden door vast te houden aan een liturgische muzikale
traditie die in hun ogen in het verleden juist te sterk is geassimileerd. Hier constateer ik een
duidelijke contradictie.
De problematiek van twee chazzaniem in CIP, hun onderlinge verschillen, de generatiekloof.
Duidelijk komt in mijn interview met Alexandre Edelstein maar ook in de interviews gevoerd met
andere informanten naar voren dat er binnen CIP een tweedeling is in de liturgische muziek en de
uitvoering hiervan. De oudere cantor Avi Burszstein, afkomstig uit Argentinië is een cantor van de
oude generatie, de oude traditie. Hij is een cantor die zingt en interpreteert in de operastijl van de
19de eeuw, misschien staat hij historisch gezien in zijn uitvoering wel het dichtst bij de in CIP zo
geliefde traditie van Louis Lewandowski, Salomon Sulzer, Yossele Rosenblatt, Moshe Kraus en
Samuel Alman. Het is opvallend dat de jongere generatie van degenen die ik geïnterviewd heb een
ambivalente houding aanneemt ten opzichte van deze oude stijl. Deze varieert van gematigd positief
tot negatief. Tânia Travassos vindt Avi Bursztein een van de beste chazzaniem op dit moment, met
een prachtige operastem, wel vraagt ze zich af of hij genoeg kennis van chazzanoet heeft
(persoonlijke communicatie,17 Mei 2009, São Paulo), Tânia Grinberg vindt dat Avi Bursztein te
veel gebruikt maakt van operatechniek in zijn stem, zij is er niet door gecharmeerd maar houdt veel
meer van het nasale klankidioom van de in haar ogen authentiekere uitvoerders (persoonlijke
communicatie 4 mei 2009, São Paulo). Sônia Goussinsky geeft een diplomatiek, filosofisch
antwoord. Zij vindt dat Alexandre Edelstein zijn stem op een natuurlijker manier plaatst, het is een
sprekend zingen en dit staat daarom dichter bij de mensen, zijn stemgebruik neigt naar de manier
van zingen in popmuziek en musical. Het zingen van Avi Bursztein is in haar ogen toch wel
conservatief, orthodox, het is een oude stijl maar met een techniek die met een grandioos volume
Chazzanoet, leve de traditie, het chazzanoet in São Paulo en Rio de Janeiro. 71 elke ruimte vult. Sônia is eerlijk en zegt dat ze een lichte voorkeur heeft voor de manier waarop Avi
zingt, heel erg mooi, als hij zijn mond open doet raakt het je tot in je vezels (persoonlijke
communicatie 5 mei 2009, São Paulo). Het is interessant om te constateren dat Alexandre Edelstein
die van het begin van zijn studie toch een zekere aversie tegen deze oudere stijl heeft, in een team
met Avi Burszstein samenwerkt en voorzichtig balancerend elke keer het evenwicht vindt tussen
zijn visie en interpretatie van het chazzanoet en de visie van zijn collega en de orthodoxere kehilah
leden. Het lukt hem zelfs om nieuwe muziek te introduceren. Ik laat nu een stukje interview volgen
waarin dit aspect door Alexandre wordt belicht (persoonlijke communicatie, 30 April 2009, CIP,
São Paulo):
Alexandre: Mijn persoonlijke ervaring was als volgt, ik was aan het studeren aan het Tel- Aviv
Conservatorium Chazzanoet Institute met chazzan Naftali Herstik, hij was de manager aldaar...
De Tel Aviv Cantorial Institute genaamd TACI. Dit is een orthodoxe joodse school en ik ging erheen
(gekleed) zoals nu (in spijkerbroek en T-shirt) als een nette hippie.
J.P: ik weet het dat is altijd het probleem, wat voor kleren doe je aan (bij verschillende joodse
groeperingen.)
Alexandre: he. Ik kom van Brazilië en ik wil chazzanoet studeren, zij keken naar mijn kleren, wat
komt hij hier doen? Om het verhaal kort te maken, ik had succes, zij accepteerden mij. Al het
chazzanoet waar ik daar mee in aanraking kwam was echter het oude chazzanoet uit de “gouden
eeuw” (de periode van de Haskalah). Je kan het aan mij horen, dit is niet mijn stijl! Het is niet
geschikt voor mijn stem! Dit is niet wat in mijn Kavannah, mijn mindset, mijn religieuze intentie van
bidden, in mijn missie, denk ik de beste manier is om de tekst van de Tefillot (de gebeden) muzikaal
te communiceren (...) Ik begon te zoeken naar niet orthodoxe gemeenschappen, naar niet orthodoxe
melodieën. Ik weet niet of je er bent geweest maar het is erg moeilijk deze te vinden.
J.P.: het is erg moeilijk te vinden.
Alexandre: je hebt er twee of drie of vier, Kol Ami Shama, we hebben Beth Daniel, The Center for
Progressieve Judaïsme in Tel-Aviv, Jaffa dat is alles en de melodieën die zij gebruiken zijn niet zo,
zo. In mijn onderzoek kwam ik tot de conclusie dat wanneer ik meer nieuwe congregatie melodieën
wilde hebben ik naar de USA moest gaan (...) Ik ging naar een heleboel chazzanoetconcerten in
Israel en ze zongen en droegen kleren zoals de mensen zestig jaar geleden (Alexandre begint op een
overdreven opera-achtige manier te galmen). O.k. het is prachtig om te horen, maar het is niet mijn
manier van doen. Het is niet zoals ik voel dat we het in de 21ste eeuw moeten doen.
De beïnvloeding door Braziliaanse muziek.
Alexandre geeft aan dat “Brazilianisatie” zoals hij het noemt, dat is de verregaande assimilatie en
secularisatie van joden, maatschappelijk en cultureel binnen de Braziliaanse maatschappij, steeds
meer toeneemt. Dit neemt het eerst vorm door een religieuze vermenging van joden, binnen het
Jodendom, door gemengde huwelijken tussen Asjkenaziem en Sefardim. Ten tweede door het
probleem van gemengde huwelijken tussen joden en niet joden. In muzikaal opzicht is
Chazzanoet, leve de traditie, het chazzanoet in São Paulo en Rio de Janeiro. 72 Brazilianisatie echter een zeldzaam gegeven binnen CIP. Alexandre meldt dat er alleen op bepaalde
Sabbat diensten een bepaalde Braziliaanse melodie wordt gezongen op de tekst van het afsluitende
gezang van de vrijdagavonddienst Adon Olam. Deze melodie wordt niet zoveel gebruikt in CIP, hij
is oorspronkelijk van het lied Asa Branca, een forro van de componist, zanger Luiz Conzaga en een
erg bekend lied (persoonlijke communicatie, 30 April 2009, CIP, São Paulo). Tânia en Alexandre
Travassos gaven verdere informatie over de oorspronkelijke melodie Asa Branca. De versdelen van
dit lied zijn alle gelijk en tekstueel past op deze melodie Adon Olam en Lecha Dodi waarvan ook de
versdelen gelijk zijn. Het lied is geschreven in het Braziliaanse baião ritme dat afkomstig is uit de
provincie Bahia, een staat in het Noordoosten. De begeleiding van deze vorm bestaat traditioneel uit
een accordeon en een triangel (persoonlijke communicatie,17 Mei 2009, São Paulo).
Ik constateerde in de loop van mijn onderzoek dat dit werk Adon Olam geplaatst op de melodie van
Asa Branca steeds weer terugkeert als het voorbeeld van een gebruikte Braziliaanse melodie in de
synagogenliturgie. Ik zal dan ook bij verdere vermelding dit Adon Olam niet meer elke keer
bespreken. Wel kan ik hier al constateren dat dit lied een liturgische muzikale hit is binnen de door
mij onderzochte Asjkenazische Conservatieve synagogen in São Paulo en Rio de Janeiro.
David Goldblatt merkt over dit gebruik van de forro vorm van Asa Branca voor Adon Olam op
(Goldblatt 2009):
While it is possible to simply dismiss Asa Branca’s presence in a stronghold of German- Reform
Judaism as an anomaly, it is also possible to argue that the use of this famous forro tune in São
Paulo’s liberal Jewish synagogue is interesting because (on some level) it represents a union of
disparate Brazilian musical elements that can (albeit indirectly) expose deeply embedded patterns of
Jewish/ Christian religious syncretism. This because the forro tradition (in its non nationalized,
religious form) forms a counterpart to the novena tradition of Northeastern Brazil, a manifestation of
folk Catholicism. Jews, whether or not they knew of their ancestry, had always been a part of
Northeastern Brazilian Culture since that country was founded in the early sixteenth century as a
Portuguese colony, including in (some cases) its rituals of folk Catholicism. Having left the Iberian
Peninsula and entered Brazil as Marranos, NovosChristaos, or “New Christians”, these Jews agreed
to convert to Christianity under penalty of death by agents of the Spanish Inquisition. By the time the
Portuguese crown abolished the threat of inquisitorial torture in 1773, the New Christians who had
not been executed had completely been absorbed by mainstream Brazilian catholic culture.
Persoonlijk vind ik hier de argumentatie van Goldblatt zwak en ver gezocht om twee redenen. Ten
eerste bestaat het grootste deel van de joden in CIP uit Europese Asjkenazische joden die
geëmigreerd zijn naar Brazilië. Uit joden uit het Duitstalige gebied en zij zijn niet Sefardisch en
hebben via hun grootouders of overgrootouders geen enkele binding met de Sefardische culturele
Chazzanoet, leve de traditie, het chazzanoet in São Paulo en Rio de Janeiro. 73 erfenis van de uit Amsterdam afkomstige Sefardim die de joodse gemeenschap in Noord Brazilië
stichtten. Ten tweede is de focus van deze gemeenschap volledig op de Hoog Duitse cultuur uit de
Haskalah en niet op de Sefardische cultuur en culturele invloeden. Hooguit kan men deze stelling
volhouden door het uitzonderlijk benadrukken van de door Goldberg gebruikte term “albeit
indirectly”. En hier kom ik op mijn argumentatie die mijn inziens meer aan de realiteit beantwoordt.
In mijn onderzoek in de gemeenschap Comunidade Shalom ontdekte ik dat de Sefardische musicus
aldaar Beny Zekhry de hier bovengenoemde Adon Olam op de melodie van Asa Branca veelvuldig
programmeert. Beny Zekhry is een grote vriend van Alexandre Edelstein, het gaat hier gewoon om
directe wederzijdse beïnvloeding. In mijn interview met Alexandre stelde ik in dit kader de vraag
waarom Braziliaans chazzanoet niet Braziliaans chazzanoet is en wat men als chazzaniem deed met
de cultuur, de muziek van Brazilië en of er interactie was en waar ik die kon tegenkomen. Ik bracht
Alexandre enigszins in verlegenheid en ik laat het fragment van het interview volgen (persoonlijke
communicatie, 30 April 2009, CIP, São Paulo):
Alexandre: o.k, o.k, dit is een goede vraag (zijn toon werd bedachtzaam), die persoon die mij
interviewde uit Florida (David Goldblatt) had dezelfde vraag. Mijn gevoel in deze is, dat jullie van
buiten Brazilië, de fantasie hebben dat we de Braziliaanse muziek kunnen mixen, die geweldig, blij,
rijk en melodisch is, een fusie kunnen maken met de Joodse traditie, maar wij doen dit hier zeker
niet!
J.P.: ik heb het zeker niet over een fusion, maar over een interactie. Fusion niet! Dit vindt je niet in
het chazzanoet van Hongarije, niet bij de Bagdadi joden, je vindt hier alleen een interactie tussen
muziekstijlen. Wat ik wil beargumenteren is: wat kan je gebruiken van andere muziekstijlen op de
juiste, Joodse manier in jouw traditie? Dat is mijn vraag. Heb je nooit eens gedacht soms, wat kan ik
gebruiken van de prachtige Braziliaanse lyriek in mijn vrije gedeelten, de improvisaties binnen de
cantilaties, waar je de ruimte en de vrijheid hebt?
Alexandre: ok. ik heb misschien twee antwoorden op deze vraag. Ten eerste de erg korte historie van
CIP, dit is het eerste antwoord. Het is een Duitse gemeenschap, een erg gesloten gemeenschap, een
muzikaal referentiekader naar de componist Lewandowski, ruzies met de synagogencommissie, in
deze specifieke gemeenschap kunnen we ons dit niet voorstellen om dit te doen. Je gaat naar Beth
Shalom morgen, (Comunidade Shalom), Shalom gemeenschap? Naar mijn vriend Beny Zekhry?
Daar ga je een andere realiteit zien!
Chazzanoet, leve de traditie, het chazzanoet in São Paulo en Rio de Janeiro. 74 Comunidade Shalom São Paulo.
Inleiding: Comunidade Shalom is gevestigd aan een
randweg vlak bij de Nationale Luchthaven van de stad
aan de Rua Coronel Joaquim. De huidige synagoge is
gevestigd in een relatief oud en te klein pand waarbij de
synagoge is gevestigd in de tuin achter het pand in een
soort semipermanente tent, bestaande uit kunststof
panelen en een bol plastic dak. fig.10. Noodgebouw synagoge Comunidade Shalom
Dit is muzikaal, akoestisch een ramp zeker gezien in het licht van de nabijgelegen luchthaven en het
lawaai van de vele over denderende vliegtuigen. Tijdens
mijn aanwezigheid was het plan voor de bouw van een
gloednieuwe grote synagoge goedgekeurd en de
opdracht voor de bouw gegeven. Het wordt een modern
groot glazen complex. De kehilah telt ongeveer
driehonderd families en bij maximale bezetting, onder
andere op hoogfeestdagen, zijn er veertienhonderd
aanwezigen in de dienst. Het is een financieel
fig. 11. Het nieuwe synagogencomplex. draagkrachtige gemeenschap met vele activiteiten. De
personele bezetting is de volgende. De synagoge heeft twee Rabbijnen, een mannelijke Rabino
Adrián Gottfried geboren in Argentinië die zijn opleiding heeft genoten in Buenos Aires en
Jeruzalem. Hij is de leidinggevende en heeft een vrouwelijke assistente Rabino Luciana Pajecki
Lederman die haar opleiding heeft genoten in New York. Beiden zijn Asjkenazische Rabbijnen.
Verder heeft de synagoge twee leraressen voor onder andere de Bar en Bat Mitswa, Daniela
Weintraub en Tânia Grinberg en een algemeen muziekdirecteur Beny Zekhry, de synagoge heeft
geen chazzan in de echte zin van het woord, deze functie wordt ook door Beny Zekhry vervuld.
Tânia Grinberg en Beny Zekhry zijn door mij geïnterviewd en ik heb met beiden een uitgebreide
muzieksessie gehad.
Het chazzanoet in Comunidade Shalom:
Hier de visie van Beny Zekhry gegeven in zijn commentaar A música no serviço religioso da
Shalom op de website van de synagoge, gegeven in het Portugees, hier met de naar mijn beste
vermogen gegeven vertaling (Portugese tekst, zie bijlage 4):
Het doel van onze diensten is het creëren van een atmosfeer waar mensen zich comfortabel voelen
om hun privé verhalen te delen met de gemeente. Als je een persoon bent die zich stoort wanneer het
Chazzanoet, leve de traditie, het chazzanoet in São Paulo en Rio de Janeiro. 75 Adon Olam wordt gezongen in een andere melodie dan de traditionele dan zul je je niet geheel happy
voelen in onze gemeenschap. In Comunidade Shalom compromitteren we met (muzikale)
vernieuwingen in een poging om de traditionele elementen van de eredienst te laten overeenkomen
met nieuwe benaderingen. Omdat de (muzikale) medewerking, participatie in onze diensten
gebaseerd is op vrijwilligheid kenmerken onze diensten zich in stijl en inhoud van week tot week
door een geweldige variëteit. Onze heilige ruimte biedt een constante opening/ ruimte voor de
inspanningen van onze mensen in relatie tot de traditie en de notie van Adonai. Om deze (vrijwillige)
inspanningen te delen in het publieke domein van onze diensten, is het altijd een belangrijk element
geweest om sterke onderlinge banden en een sfeer van spiritualiteit binnen onze gemeenschap te
creëren. Is er ruimte voor: traditioneel davenen binnen de eredienst van shalom? Ja, Voor
instrumentale intervallen? Ja, Solo’s van de Chazan? Ja. Meditatieve gezangen? Ja. Gebeden in het
Hebreeuws, Braziliaanse gezangen en melodieën? Ja. Braziliaanse zingbare woorden na gebeden in
het Hebreeuws? Ja Met de handen klappen in levendige melodieën? Ja. Trommels en tamboerijnen?
Ja. Stilte? Ja, Jiddisch? Ja. Portugees? Ja. Ik denk dat u ons standpunt begrijpt. Dit is wat onze
synagogendiensten transformeert tot iets unieks en iets eclectistisch. We hebben het grote geluk dat
onze rabbijnen het repertoire blijven uitbreiden het geeft aan ons uitdagingen om nieuwe manieren
van bidden te ontdekken, de stemmen van onze rabbijnen, het toetsenbord en de ziel van onze
muziekdirecteur Beny Zechry, Het “murmelen” van onze Mario (rabbijn) transformeert onze
gebeden tot een unieke gebeurtenis. Het grootste geluk is echter dat onze bima (daarnaast) blijft
openstaan voor participanten in de gemeente die wat voor vorm van een gebed dan ook wil
introduceren, onder de voorwaarde dat ze genoeg talent hebben. Natuurlijk heeft ieder zijn eigen
voorkeuren. Wat de ene persoon adoreert, vindt de andere persoon problematisch, het is niet altijd
even eenvoudig om een variëteit aan stijlen te faciliteren in een dienst. Maar hier in de Shalom
nodigen wij hen uit om (actief) deel te nemen in de dienst die bepaalde uitdagingen biedt, in plaats
van dat we blijven zitten in een volledig voorspelbare dienst in een uniforme (standaard) stijl. We
moeten realiseren dat enkele van de meest krachtige momenten van de gebeden in geen van onze
sidoer (gebedenboek) pagina’s wordt gevonden.
Ik vul deze zijn visie aan met enkele belangrijke elementen uit het interview tussen Beny en mij
hier in een samenvatting weergegeven (persoonlijke communicatie, 1 mei 2009 Comunidade
Shalom, São Paulo). Comunidade Shalom is een Conservatieve Synagoge, dit is naar de visie van
Beny een rechtse, orthodoxere vorm van de Reform Synagoge. Dus orthodox maar met dit
belangrijke verschil dat er geen orthodoxe scheiding is tussen mannen en vrouwen, ook niet in de
zitplaatsindeling in de synagoge en in de ambten, van rabbijn en chazzan. Het is dus een
pluralistische joodse gemeenschap waar men zichzelf kan zijn. Voor Beny is het een belangrijk
statement dat ook homoseksuele joden welkom zijn in Comunidade Shalom. De orthodoxe joden
gebruiken op de gewone dag wel instrumenten maar op de sabbat niet, dit omdat zij het idee
aanhangen dat na de verwoesting van de tweede Tempel de Joodse gemeenschap in rouw is en het
verboden is instrumenten te gebruiken op sabbat en feestdagen. Comunidade Shalom heeft hier een
Chazzanoet, leve de traditie, het chazzanoet in São Paulo en Rio de Janeiro. 76 duidelijk tegenovergestelde visie en prefereert en gebruikt meerdere instrumenten op sabbat,
hiervoor baseren zij zich op Psalm 150 die zij in een moderne versie van Ernesto Cardenai in hun
Sidoer hebben staan. De kehillah van Shalom is erg gemengd, het is van oorsprong een
Asjkenazische synagoge maar het Sefardische oriëntaalse ledenaantal groeit, Sefardiem afkomstig
uit Turkije, Syrië, Egypte, Marokko en Algerije. De Asjkenaziem in de gemeenschap zijn afkomstig
uit Polen, Rusland, Bessarabië, Bessarabia (het tegenwoordige Moldavië en een gedeelte van de
Oekraïne) en dus niet voor een groot deel uit het Hoog Duitse gebied zoals in de CIP en de ARI
synagoge. Dit is een belangrijk gegeven voor de gevoerde muziektraditie. Beny is zelf de zoon van
Egyptische, Marokkaanse ouders, Sefardisch en richt zich in zijn muziek en gebruik van
instrumenten aan de ene kant op de Sefardische oriëntaalse wereld, daarnaast is hij het verplicht aan
de synagoge om ook aandacht te schenken aan de muziek van Lewandowski en Sulzer. Hij heeft
naast het gebruik van traditionele melodieën, grote vrijheid om multiculturele Joodse muziek te
programmeren, zowel het rabbinaat als de kehilah staan hier voor open. Interessant is dat hij
aangeeft, het zo voelt, dat deze vrijheid hem juist geschonken is omdat er geen chazzan in de
kehilah functioneert en ook geen koor, men gekozen heeft voor een muzikaal, artistiek leider die in
eerste instantie de opdracht heeft de kehilah te laten zingen, het accent ligt op samenzang. De
kehilah van Shalom groeit juist door deze ongedwongen muzikale traditie die mede vorm krijgt
door de beleving van samenzang. Beny geeft aan dat een geschoolde chazzan volgens hem toch
eerder zal teruggrijpen naar de muziek van Lewandowski en Sulzer omdat deze zo goed voor een
solerende chazzan is geschreven. De aanwezigheid van een traditionele chazzan werkt in zijn visie
remmend op vernieuwingen binnen een gemeenschap. Door de multiculturele samenstelling van de
kehilah die uniek is zingt Beny liederen in het Portugees, Ladino, Engels en Jiddsch. Oude
Hebreeuwse streektalen worden in Comunidade Shalom nog levendig in de muziek onderhouden.
Beny noemt het Haquitía, Raquitía (Haka is Arabisch voor “vertel me”) een Ladino dialect, vroeger
gesproken in de steden Ceuta en Melilla, Spaanse enclaven in Marokko en in de steden Tetuán en
Tangiers in Marokko. Ook noemt hij het formele deftige Ladino uit Griekenland en Turkije, het
Judezmo genoemd. Deze laatste taalvorm staat het dichtst bij de taal van de gevluchte joden uit
Spanje en wordt in Spanje nog steeds Castellano of Espãnol Sefardita genoemd. Beny is trots op dit
taalgebruik binnen het chazzanoet en geeft aan dat de kehilah met name houdt van liederen in het
Haquitia omdat deze taal twee elementen met zich verbindt. Ten eerste leunt de klank heel dicht
tegen het Portugees aan ook in haar betekenis. Brazilianen kunnen de tekst evenals Ladino en
Spaans trouwens, verstaan, daarnaast verbindt deze taal immigranten met hun oorspronkelijke
wortels. Beny gebruikt naast melodieën uit het Sefardische en Asjkenazische traditionele
chazzanoet ook melodieën uit Turkije en Syrië, uit het Soefisme, de chassidische traditie
(nigoeniem) en hij richt zich daarnaast op nieuwe composities afkomstig uit het Joodse chazzanoet
in Israel en Amerika. Zigeunermelodieën en de Arabische toonsoorten de maqamat zijn voor hem
Chazzanoet, leve de traditie, het chazzanoet in São Paulo en Rio de Janeiro. 77 de grootste inspiratiebronnen. Over het gebruik van de maqamat wordt hij lyrisch en hij geeft blijk
van een grote kennis van deze Arabische toonsoorten. Hij legt uit dat je globaal een maqam met de
zelfde benaming kunt tegenkomen die in Egypte meer naar mineur neigt maar in Turkije meer naar
majeur. De onderling bepalende intervallen in een maqam, die de klankkleur, het “klankgevoel”
gestalte geven verschillen van regio tot regio, van dorp tot dorp, soms slechts enkele komma’s.
Wanneer hij met Arabische instrumenten in de synagoge speelt krijgt hij soms commentaar van
kehila leden, de ene uit een bepaalde regio merkt op dat de secunde in de maqam Bayati te hoog is
de ander vindt hem daarentegen te laag. Het gaat volgens Beny over het expliciete muzikale gevoel
van een streek die geworteld is in de persoon afkomstig uit die streek. Beny heeft groot bezwaar
tegen het effect die moderne instrumenten hebben op de klankkleur van maqamat, Shteygers of
Gustn. De moderne keyboards kunnen vaak geen kwarttonen genereren, de gebruikte
snaarinstrumenten bij de Sefardim zoals de Ud (Arabische luit) en de viool en de accordeon bij de
Asjkenaziem hebben wel die mogelijkheid. De vele verschillende toonsoorten worden in zekere zin
gestandaardiseerd, geëgaliseerd, als gevolg van het gebruik van het keyboard wat op termijn
problematisch wordt voor het behoud van deze unieke toonsoorten. Beny heeft op zijn synthesizer
een speciaal computerprogramma dat het instrument in kwarttonen kan omzetten naar elke maqam
of shteyger, dit programma is vrij prijzig. Volgens hem nemen de meeste muzikanten in andere
synagogen niet de moeite om dit aan te schaffen en/of hebben ze eenvoudigweg niet voldoende
kennis van de toonsoorten om dit toe te passen. Beny noemt nog een ander probleem dat het
egalisatie proces, de standaardisering van zowel de melodieën als de toonsoorten versnelt. De
moderne communicatiemiddelen waren er niet in zijn schooltijd en hij leerde de melodieën op de
manier van zijn school en zijn lerares, hij dacht dat hij deze traditioneel uitvoerde en waarschijnlijk
dachten leerlingen en leraren op andere scholen, in Brazilië, Argentinië en Uruguay dat zij dezelfde
melodie ook traditioneel uitvoerden. Dit was in zekere zin wel het geval maar het was de traditie
van de regio. Door de moderne communicatiemiddelen en de onderlinge uitwisselingen
conformeerde men zich echter steeds meer naar de chazzanoetscholen in Israel en Amerika en de
melodieën uniformeerden zich waardoor de onderlinge varianten in melodievoering door de tijd
vervagen en verloren gaan. Beny ziet deze uniformering als een grote verarming in de traditie. Hij
onderbouwt zijn betoog met een voorbeeld. Beide rabbijnen in zijn synagoge zijn zeer muzikaal en
zij houden bewust vast aan hun onderlinge variatie in de melodievoering van hetzelfde muziekwerk
omdat zij dit als een verrijking zien, Rabbi Gottfried zingt het op de manier van Buenos Airos, zijn
vrouwelijke collega zingt de melodie op de manier van haar locale opleidingsinstituut in New York.
Beny ontdekt ook een nieuw fenomeen dat hij interessant vindt. De twee melodievoeringen van de
rabbijnen kristalliseren zich regelmatig uit in een derde, nieuwe variant gezongen door de kehilah.
Hij wijst nog op een ander voor hem mooi verschijnsel in de samenzang van zijn kehilah. Hij noemt
het heterophonie, een vorm van zingen tussen eenstemmigheid en meerstemmigheid die in zijn
Chazzanoet, leve de traditie, het chazzanoet in São Paulo en Rio de Janeiro. 78 kehilah grotendeels wordt veroorzaakt door de verschillende manier van woordplaatsingen binnen
het chazzanoet door de kehilah leden afkomstig uit verschillende regio’s. Binnen de samenzang van
een bepaald gezang zingt de ene bijvoorbeeld Sha-lom Aleichem en de andere Sha-a-lom Alei-
eichem. Hij vindt dit verschijnsel opmerkelijk en een bewijs van verschillende tradities van
chazzanoet binnen een regio. Ik laat Beny aan het woord (persoonlijke communicatie, 1 mei 2009,
São Paulo):
Beny: It is a very interesting topic actually I had a very, very I had an experience on the other school
(where I teach). I teach in a school of Chalabim1 and the girls I teach Bat- Mitswa, for a
group of eighteen girls, so I said let me remember (Hij zingt: Jevor et chael (...)Elohenu
Barech-na otan), but I said (hij zingt verder) Elohenu Barechna otan, but they sang,
Elohenu Bare-echna otan together all of them! So they heard “Barechna” but they sang
Bare-echna, well so I changed it myself.
In zijn chazzanoet werkt Beny met verschillende muzikanten en men gebruikt verschillende
instrumenten. De klarinet, de saxofoon, de Egyptische nay (een soort dwarsfluit maar niet met een
mondstuk maar compleet hol, de Indische bansuri (een fluit van bamboe) en Arabische percussie
zoals de buka, of darabuka (een vaasvormige trommel met een geweldige doordringende klank) en
de daf (een uitzonderlijk grote tamboerijn).
Beny’s antwoord op mijn vraag of er ook Braziliaanse muziek wordt geïntroduceerd in het
chazzanoet in Shalom is dat dit wel gebeurt maar niet zoveel als de Sefardische en Arabische
melodieën. Hij noemt hier ook weer de Adon Olam op Asa Branca, een forro melodie van Luiz
Gonzaga en enkelen melodieën van Gilberto Gil.
In mijn interview met Tânia Grinberg, die werkt in Comunidade Shalom als lerares Bar en Bat
Mitswa, geeft zij aan dat ze in het chazzanoet en de vernieuwingen van Beny Zekhry twee dingen
mist ondanks het gebruik van een verscheidenheid aan instrumenten en de vernieuwingen binnen
zijn chazzanoet. Ten eerste de geborgenheid in de joodse traditie van haar grootouders.
Tânia (persoonlijke communicatie, 7 april 2009, São Paulo):
I teach in Shalom, I think my mother said I teach Bar en Bat Mitswa in Shalom, and I go to Shalom
also, but I didn’t find yet in my live in São Paul some synagogue that I go and feel that it is my way
to express Jewishness and the music. So I think it is beautiful it is new and there are other
instruments, but it is also something that takes me out of my roots in a certain way.
1 (Chalab= leren in de diepte, van de Thora, een Orthodoxe groep van Rabbinale families afkomstig uit Aleppo, Noord- Syrië nu ook levend in Israel, Brazilië, New York en Boekarest)
Chazzanoet, leve de traditie, het chazzanoet in São Paulo en Rio de Janeiro. 79 Even verder in dit interview kwamen zowel Tânia als ik tot de conclusie dat wij ten tweede een
echte chazzan misten in de liturgie van Comunidade Shalom. Misschien introduceert Beny ook wel
te weinig en niet de “echte” Braziliaanse muziek in zijn chazzanoet, te veel mengelingen (zonder
een concrete lijn, een nieuwe traditie) en worden er ook te veel nigoeniem gezongen, deze laatste
aspecten droeg Tânia Travassos aan als kritiekpunten betreffende het chazzanoet in Comunidade
Shalom (persoonlijke communicatie, 17 mei, São Paulo). Toch moet ik nu eerlijk zijn en objectief
aangeven wat deze vieringen ons deden in onze participerende observatie. In onze beleving van de
twee diensten die we hadden bijgewoond komen mijn zus en ik tot dezelfde constatering. Ons
bekroop het gevoel dat de liturgie en de liturgische muziek in Shalom je tot in je vezels betrok bij
het wezen van het Joods zijn. De afstandelijkheid het elitaire van het traditionele chazzanoet met
een chazzan zoals wij dat ervoeren in CIP en ARI was niet aanwezig, overwonnen misschien? De
vieringen inspireerden ons en het belangrijkste was dat ze ons emotioneerden, ze brachten ons tot
het Hogere, is dat niet het wezen van Kavannah?
ARI synagoge Rio de Janeiro (Botafogo).
Inleiding: Het chazzaoet in CIP en het chazzanoet in Ari vertonen veel overeenstemming, beide
synagogen zijn in hun chazzanoet traditie verbonden doordat het fundament van de tradities van
beide instellingen is gelegd door de gebroeders
Pinkuss, rabbijnen afkomstig uit Heidelberg.
Kurt Pinkuss, die als eerste in Brazilië kwam,
fundeerde de muzikale, liturgische traditie van
ARI, hij was daar kapelmeister en organist. Hij
introduceerde zijn broer Fritz Pinkuss als
rabbijn in São Paulo en deze fundeerde de
muzikale liturgische traditie van CIP. Beide
synagogen hadden en hebben onderling nauwe
contacten. fig. 12. De ARI synagoge Botafogo, Rio de Janeiro.
De synagogen zijn in hun chazzanoet-traditie historisch verbonden maar toch zijn ze ieder een
enigszins ander richting ingeslagen. Dit heeft mede zijn oorzaak in het gegeven dat de kehilah leden
in CIP uit een andere regio in Europa afkomstig zijn dan de kehilah leden in ARI, hier kom ik nog
op terug. Globaal kunnen we nu constateren dat CIP onder leiding van chazzan Alexandre Edelstein
muzikaal evolueert tot een iets progressievere traditie. In de ARI synagoge wordt over vernieuwing
voorzichtig nagedacht en het blijft naar mijn mening enigszins daarbij. Men is hier duidelijk
traditioneler, conservatiever dan in CIP, de remmende factoren zijn hier ten eerste de conservatieve
raad van parnassiem (synagogenbestuurders) hierin is Silvyo Harburger betreffende beslissingen
Chazzanoet, leve de traditie, het chazzanoet in São Paulo en Rio de Janeiro. 80 rondom chazzanoet de dominante factor, mede omdat Andre Nudelman door hem deels is
geschoold en ook door hem als chazzan is voorgedragen aan de kehilah. De tweede remmende
factor is naar mijn mening de vrij conservatieve assistent chazzan Oren Boljover uit Argentinië, die
alhoewel hij niet de leidende functie heeft, hij in mijn observatie de jongere chazzan Andre
Nudelman toch enigszins mentaal overheerst.
Het chazzanoet in ARI.
Ik geef hier de belangrijkste elementen weer van het vier uur durende interview met parnas Silvyo
Harburger en chazzaniem Oren Boljover en Andre Nudelman. Silvyo neemt in dit gesprek duidelijk
de leiding. (Persoonlijke communicatie, 9 mei 2009, ten huize van de heer Silvyo Harburger,
Ipanema Beach Rio de Janeiro).
De ARI synagoge is gesticht in januari 1942. Chazzan Schmitt was de eerste chazzan. Zijn jongere
assistent was chazzan Aaronson. Aaronson werd Kantomor, de term in Rio voor Oberkantor. Rabbi
Kurt Pinkuss was de organist en kapelmeester van de Synagoge. Dr. Heinrich Lemle werd de
leidinggevende eerste rabbijn, de Grandrabino in 1949 of 1950 (Silvyo heeft deze datum niet meer
precies paraat). Silvyo vertelt dat het chazzanoet twintig jaar geleden nog voor 99% uit de muziek
van Lewandowski en Sulzer bestond. De ARI synagoge had een beroepskoor met professionele
zangers die in ook in de theaters en opera een functie hadden. Dit koor zong vanuit de ruimte in de
linker orgelkast, de koorkast. De rabbijnen en chazzaniem zongen nog regelmatig met hun rug naar
de kehilah en het gezicht op de Thorakast gericht tijdens de diensten. Dit was dus erg formeel,
deftig, traditioneel en de kehilah had dan ook het vriendelijk verzoek aan de parnassiem, rabboniem
en chazzaniem om de liturgie een beetje minder “solemn” minder formeel en ceremonieel te
houden. Wanneer ik de vraag stel wat er veranderd is in de liturgische muziek binnen ARI in de
afgelopen twintig jaar en of er ook Braziliaanse muziekinvloeden zijn breekt de discussie los. De
kampen zijn verdeeld, Oren is absoluut behoudend en niet voor vernieuwing, Andre geeft aan dat er
wel vernieuwingen plaatsvinden, dat hij ook wel naar vernieuwing streeft maar dat de kehilah nog
te jong en te behoudend is om veel vernieuwingen door te voeren. De vernieuwingen, ook de
muzikale komen volgens hem vaak van de rabbijnen die in Amerika of Israel hebben gestudeerd.
Sylvio merkt op dat men in CIP in São Paulo in eerste instantie chazzaniem had uit de Hongaarse
traditie, die hielden van coloraturen en vrijheden in chazzanoet, misschien is dit de reden dan men
in CIP nu wat vrijer met het chazzanoet omgaat dan bij ons. Hier in ARI houden we niet van
overdreven coloraturen en operastemmen. Toen chazzan Fleischman een Hongaarse chazzan die
eerst in CIP werkte hier in Rio kwam werken veranderde hij zijn zangstijl geheel naar onze traditie,
hij werd een Hoog Duitse chazzan. Ik denk dat Rabbi Heinrich Lemle die sterk vasthield aan
Lewandowski en de stijl van Lewandowski en Sulzer, chazzan Fleischman de opdracht gegeven
heeft om in de stijl van de ARI te gaan zingen. Oren vult Sylvio aan met de opmerking dat de
Chazzanoet, leve de traditie, het chazzanoet in São Paulo en Rio de Janeiro. 81 kehilah en ook de rabbijnen de voorkeur hebben, vasthouden aan de Lewandowski traditie. Uniek
is het echter in het kader van dit interview te noemen dat het in de periode van chazzan Fleischman
is dat Nathan Mayer zijn handgeschreven archief van zijn kennis van de muziek van Lewandowski
heeft genoteerd en dit in nauwe samenwerking met Fleischman (zie bijlage 2). Opmerkelijk is dat
Oren dit archief heeft bekeken, de harmonieën niet vond voldoen aan zijn traditionele kennis van
Lewandowski en het archief vervolgens nooit heeft bestudeerd omdat hij het de moeite niet waard
vond. Op mijn vraag of de muziek en de harmonieën niet goed waren moest hij ontkennend
antwoorden, ze waren goed zelfs zeer goed, maar voldeden niet aan zijn opvattingen over
Lewandowski binnen het kader van zijn kennis van de partituren. Nathan Mayer kende de partituren
van Lewandowski en de uitvoering van zijn muziek vanuit zijn tijd in Europa en noteerde deze in
schitterend handschrift, gedeeltelijk voor zijn emigratie en gedeeltelijk na zijn emigratie, toen in
samenwerking met chazzan Fleischman. Tijdens mijn interview en onderzoek in ARI kwam ik tot
de conclusie dat de chazzaniem niets met deze visie op de muziek van Lewandowski hadden
gedaan.
Een vraag die ik nog niet kan beantwoorden is, alhoewel Fleischman volgens de informatie gegeven
door Silvyo en Oren zijn zang volledig aanpaste aan de traditie van ARI, wat heeft Fleischman
mogelijk niet in zijn interpretatie en visie op Lewandowski veranderd tijdens zijn werkzame periode
in ARI en welke elementen zijn hiervan nu nog bewaard gebleven in het chazzanoet van ARI.
Onderzoek van het Mayer archief gecombineerd met onderzoek van opnames van chazzanoet-
uitvoeringen van ARI uit deze tijd en het verleden zouden hier antwoorden kunnen geven. Het kan
verifiëren of de chazzanoet traditie in ARI een constante is en was, het kan de vraag beantwoorden
of de traditie van het chazzanoet in ARI niet een “invented tradition” is die in zekere mate van haar
oorsprong verwijderd is.
De synagoge heeft geen beroepskoor meer omdat men vindt dat het koor de kehilah niet uitnodigde
om deel te nemen aan de samenzang. De afschaffing van het koor is voor mij bevreemdend. Men
zegt Lewandowski en zijn stijl traditioneel te willen uitvoeren. Nu wordt deze muziek juist
gekenmerkt door het gebruik van een groot koor en orgel in de stijl van Mendelssohn waarbij de
melodielijnen in het koor deels geïnspireerd zijn door de liedkunst van Schubert, het ligt dus zeker
niet in de lijn van deze traditie om het koor af te schaffen. Op de vraag of de afschaffing van het
beroepskoor een bezuinigingsmaatregel is zoals in CIP krijg ik niet een duidelijk antwoord. De
synagoge heeft een vrouwelijke organist, Regina Lacerda, die niet joods is maar al ongeveer twintig
jaar de diensten begeleidt. Als ik informeer of er Braziliaanse invloeden gebruikt worden in het
chazzanoet in ARI, is het antwoord van alle drie nee, totaal niet. Ik voel direct dat ik hier een zeer
gevoelig punt raak, in eerste instantie niet vermoedend waar het probleem ligt. Men haast zich te
zeggen dat men wel jeugddiensten houdt met gitaar en andere instrumenten en dat daar kleine
Chazzanoet, leve de traditie, het chazzanoet in São Paulo en Rio de Janeiro. 82 Braziliaanse muziekelementen worden geïntroduceerd, waaronder het door mij eerder genoemde
Adon Olam op de melodie van Asa Branca. Toen de naam rabbi Nilton Bonder viel werd mij de
gevoeligheid van het onderwerp duidelijk. Silvyo legde uit dat Nilton Bonder vroeger als rabbijn in
de ARI synagoge werkte en veel vernieuwingen met name op het muzikale vlak wilde doorvoeren,
waaronder meer Braziliaanse invloeden. Hij hield in eerste instantie alternatieve diensten naast de
hoofddiensten in de kleine synagoge. Dit werkte niet binnen ARI, ongeveer tweederde van de
kehilah was fel tegen Nilton Bonder en een derde was voorstander van hem. Nilton Bonder verliet
de kehilah in december 1990, stichtte een nieuwe, nu zeer bloeiende synagoge en nam zijn
aanhangers mee. Ook de chazzan, chazan Alhadeff volgde hem. Een zeer pijnlijke situatie dus voor
de ARI kehilah. Het was de leerling van Alhadeff, Andre Nudelman die hem in de haast moest
opvolgen op de volgende sabbat.
4.2. Het Experimenteel chazzanoet, o.a. van Rabbi Nilton Bonder, in Brazilië voor velen nog een
brug te ver, Braziliaanse muziekinvloeden zijn sporadisch.
Tijdens mijn onderzoeksperiode is het me niet gelukt ondanks verschillende pogingen om contact te
leggen met Nilton Bonder, ik heb zijn visie niet kunnen vastleggen en alleen indirecte informatie
over hem. Ik vind dat ik geen recht doe aan zijn opvattingen en werk wanneer ik er hier in deze
scriptie uitgebreid op in ga. Ik gebruik de informatie die Silvyo Harburger mij heeft gegeven over
Nilton Bonder, dit in de eerste plaats omdat hij het conflict met hem betreffende chazzanoet in ARI
zelf heeft meegemaakt en in de tweede plaats omdat hij nu met zijn kleinzoon regelmatig geniet van
de diensten van Nilton in Rio, Andre Nudelman gaf deze informatie aan. De kehilah van Nilton is
een grote bloeiende kehilah. Hij volgt de liturgische muziekstijl die ook gebruikt wordt in de
synagoge van Marsha Mayer en B’nai Jeshurun in New York. Bonder is naast rabbijn ook muzikaal
artistiek leider van zijn synagoge. Hij gebruikt in zijn diensten Sefardische muziek, Asjkenazische,
nieuwe composities uit Amerika en Israel, maar ook Braziliaanse muziekinvloeden schuwt hij niet.
Hij laat veel instrumenten toe in de dienst en nodigt ook prominente musici, zangers, en
zangeressen uit. Ik noem hier Fortuna en Tânia Grinberg. De diensten duren lang, twee tot drie uur.
Ik had het over mijn bezoek aan Beny Zekhry en over zijn chazzanoetstijl en stelde dat je Nilton
Bonders stijl hiermee zou kunnen vergelijken. Andre geeft mij gedeeltelijk gelijk maar komt met
een belangrijke opmerking. Nilton Bonder houdt geen rekening met de traditionele toonsoorten de
Shteygers, de Maqamat. Beny Zekhry houdt wel rekening met deze toonsoorten. Volgens Andre
brengt Nilton in zijn diensten de joodse mensen wel cultureel dichter bij het Jodendom maar niet in
muziektraditioneel opzicht. Het chazzanoet van hem is experimenteel, de diensten trekken veel
jeugd, het is een happening, geen traditie, Andre en Silvyo stellen dat het experimenteel chazzanoet
nog een brug te ver is voor de meeste joden in Brazilië zeker voor de meeste kehilah leden van CIP
Chazzanoet, leve de traditie, het chazzanoet in São Paulo en Rio de Janeiro. 83 en ARI. Sylvio besluit met de opmerking dat hij soms naar de diensten van Bonder gaat, met zijn
kleinzoon, de eerste keer toen deze acht jaar was (nu is hij zeventien). Wat hem opvalt is dat zijn
kleinzoon daar aandachtig meeviert en stil zit. De liturgie in de ARI synagoge boeit hem echter niet.
Op mijn directe vraag hoe hij, Silvyo, de diensten van Bonder en zijn muziekstijl ervaart wordt hij
stil. Dan antwoordt hij volmondig, ik voel me er erg goed! (Persoonlijke communicatie, 9 mei 2009,
ten huize van de heer Silvyo Harburger, Ipanema Beach Rio de Janeiro).
4.3. Het multiculturele Sefardisch chazzanoet.
Ik werd op een hiaat in mijn onderzoek gewezen door de familie Travassos door hun vraag of ik
ook onderzoek had gedaan naar het multicultureel Sefardisch chazzanoet in Brazilië. Ik moest
hierop ontkennend antwoorden. Ik had in deze gemeenschappen geen contacten kunnen leggen door
twee factoren, de geslotenheid van deze gemeenschappen en mijn gebrek aan tijd. De familie
Travassos wees mij erop dat mijn onderzoek in deze dan nog niet compleet was en dat zij mij voor
een vervolgonderzoek aan de nodige contacten konden helpen (persoonlijke communicatie, 17 mei
2009, São Paulo). De eerlijkheid in dit mijn onderzoek gebiedt mij dus geen uitspraken over dit
chazzanoet te doen in deze scriptie, maar dit open te houden voor een vervolgonderzoek. Ik volsta
hier met de opmerking dat ik misschien wat van het multiculturele Sefardische chazzanoet heb
mogen proeven in de liturgie van Comunidade Shalom.
4.4. Deelconclusie.
Chazzanoet en chazzanoet, hoe de joodse traditie staat tegenover chazzanoet hangt in belangrijke
mate af van hoe men dit benadert. Vanuit de traditie of vanuit de filosofisch joodse gedachte van
Kavannah. Opmerkelijk is dat in de (Asjkenazische) instituten in Brazilië waarin ik het chazzanoet
heb onderzocht het accent toch ligt op traditie en het behouden van traditie. Soms is dit behouden
van de traditie een eilandenmentaliteit, waarbij men in de ultieme wil tot het behouden vergeet dat
muziek levend is en niet als een kunstwerk in een museum geconserveerd kan worden.
Muziek verandert en kleurt door de tijd, de interpretatie en de afstand in de geschiedenis tot de tijd
van het ontstaan van de “oorspronkelijke traditie”. Traditionele muziek, ook chazzanoet is door de
tijd en de uitvoering in de tijd, organisch en dus per definitie veranderend. De daadkracht om de
tradities te behouden zonder de nodige reflectie op het uiteindelijk te realiseren doel maken deze
tradities tot “Invented Traditions” zonder dat men zich hiervan bewust is.
Opkomst van de Asjkenazische en Sefardische muzieksubcultuur in Brazilië. 84
Hoofdstuk 5: Opkomst van de Asjkenazische en Sefardische muzieksubcultuur in
Brazilië. Leve de gemeenschap! Welke gemeenschap Joods of Braziliaans?
- Cross-over en elementen van hybridisering binnen de joodse muzieksubcultuur.
- Het Braziliaanse muzikale element is dit aanwezig en waar vinden we het?
5.1. Inleiding.
Joodse, Jiddische en klezmer muzieksubcultuur is een semireligieuze muziekuiting.
Voor een goed verder begrip is het nodig hier eerst mijn definitie te geven van de Joodse
muzieksubcultuur: onder de Joodse muzieksubcultuur versta ik alle uitingen van joodse muziek,
uitgezonderd het chazzanoet, die in meer of minder mate geworteld zijn in de Joodse traditie.
Tot de jaren vijftig van de twintigste eeuw was de joodse muzieksubcultuur primair financieel en
qua locatie van uitvoering afhankelijk van de semireligieuze synagogencultus. Ik bedoel hiermee
dat men voornamelijk zich als muzikant kon laten horen op Bar / Bat Mitswah feesten en choepot
(bruiloften). Joden deden hun Bar/ Bat Mitswah of choepah in de synagoge en hielden het feest
daarna in de bijruimten van de synagogen. Hiervoor huurde men muzikanten in. Was men rijk dan
huurde men veel muzikanten in, vaak beroeps, was men arm dan moest men zich beperken tot
enkele en vaak minder goede muzikanten. Op feesten van rijken was en is het de gewoonte om een
scala van muzikanten in te huren waaronder ook Braziliaanse musici met uitsluitend Braziliaans
repertoire, tot het vaste onderdeel van de feestvreugde behoorde daarnaast klezmer en Jiddische
muziek, uitgevoerd door joodse musici of gemengde muziekgroepen. Je positie in de maatschappij
werd mede afgelezen uit de muzikale omlijsting die je als familie kon permitteren op de Bar/ Bat
Mitswah of choepah van je zoon of dochter. Deze traditie zien we al in de middeleeuwen in
Duitsland waar de minnezangers en de zigeuners onderdeel uitmaakten van de gehuurde musici
tijdens joodse feesten. Het is ook in de eerste plaats in dit informele circuit dat de onderlinge
uitwisseling door de eeuwen heen tussen joodse muziek en niet joodse muziek plaats vond. De
joodse muziekcultuur zoog hierbij als een spons elementen uit andere muziekculturen op. We zagen
in de geschiedenis in Europa dat met name de zigeunermuziek, bij de Asjkenaziem en de Spaanse
muziek bij de Sefardiem de joodse muziekcultuur hebben gestuurd. Ongetwijfeld zullen we ook in
Brazilië in de toekomst zien dat met name door dit informele circuit van feesten en partijen de
joodse muziek zal worden beïnvloed door de Braziliaanse muziekcultuur. Direct plaats ik hier de
kanttekening dat er nu nog relatief weinig beïnvloeding door de Braziliaanse muziekcultuur binnen
Opkomst van de Asjkenazische en Sefardische muzieksubcultuur in Brazilië. 85 de Joodse muziek plaats vindt. Alle door mij geïnterviewden geven als belangrijkste reden dat de
Braziliaanse joodse cultuur nog te jong is maar vooral te gesloten, in zichzelf gekeerd en angstvallig
protectionistisch.
De heropleving van het Jiddisch, de Jiddische muziek en de klezmermuziek, het ontstaan van een
nieuwe Jiddische taaluiting, het Braziliaanse Jiddische dialect.
Invloeden van andere culturen dan de Joodse werden tot voor kort buitengesloten, wel laat men zich
beïnvloeden door alles wat maar Joods kan zijn onder andere uit Israel of Amerika, zeker binnen de
Asjkenazische gemeenschap. Twee oorzaken zijn hiervoor aan te wijzen: ten eerste werd de
Asjkenazische gemeenschap door het Vargas regime gedwongen, door het verbod op het gebruik
van de Duitse en Jiddische taal in het openbaar, deze behoudende Shtetl mentaliteit aan te kweken.
Hun dialect, het Jiddisch, tevens de taal van hun muzieksubcultuur, mocht alleen nog in de
synagogen en thuis gebruikt worden. Men onderhield het Jiddisch en de Jiddische muziek nog
enigszins, maar het was geen dagelijks gesproken taal meer, het werd een weekendtaal en een taal
voor de feesten en de feestmuziek. Na de Shoah emigreerden vele toen nog Jiddisch sprekende
Joden naar Brazilië, zij geneerden zich echter voor het gebruik van deze taal, het was immers mede
om dit dialect, zo heerste de gedachte, dat men in de kampen was beland. Zij spraken de taal niet
meer, leerden zo gauw mogelijk Portugees en werden Braziliaan met de Brazilianen. Deze generatie
sprak geen Jiddisch met hun kinderen en kleinkinderen alleen nog sporadisch met hun
leeftijdgenoten. Het Jiddisch werd van een levende taal, een vergeten taal en een dode taal tot de
recente revival bij de derde en vierde generatie Joden. De Braziliaanse Joodse jeugd heeft op dit
moment en grote interesse voor de taal en de muziek van hun grootouders, de Jiddische taal en
muziek en de klezmermuziek. Vele joden willen terugkeren naar een orthodoxer leven en dit
verschijnsel brengt met zich mee dat binnen de orthodoxere groeperingen van de joden in Brazilië
de belangstelling opnieuw toeneemt. Jiddische zangers en zangeressen proberen het Jiddisch weer
op te pakken van hun grootouders dit om de goede uitspraak te hervinden voor hun uitvoeringen.
Een merkwaardig verschijnsel doet zich nu voor, het Jiddisch van hun grootouders is een Jiddisch
geworden uit de herinnering, een dode taal die voorzichtig weer tot leven komt, maar nu in een
Braziliaanse dialectvorm. Deze is archaïsch en (nog) niet levend. Mijn onderzoek toont aan dat er
signalen zijn dat het Braziliaanse Jiddisch voorzichtig is ontloken, zeker in de uitvoeringen door
plaatselijke musici die veelal zingen in dit nieuwe dialect. Bovenstaande informatie is gedestilleerd
uit de persoonlijke communicatie met: Nancy Rozenchan, 1 mei 2009, São Paulo, Daniel Spitalnik,
10 mei 2009, Rio de Janeiro, Sônia Goussinsky, 5 mei 2009, São Paulo, Tânia Grinberg, 4 mei
2009, São Paulo, Iakov Hillel, 15 mei 2009, São Paulo).
Opkomst van de Asjkenazische en Sefardische muzieksubcultuur in Brazilië. 86 Cross-over elementen en hybridisering binnen de Joodse muzieksubcultuur.
Opvallend is ook hier dat de Joodse muzieksubcultuur zich naar verhouding erg weinig laat
beïnvloeden door elementen uit de Braziliaanse muziekcultuur of uit andere omliggende culturen.
Ik spreek hier dus over Jiddische muziek, klezmer en Sefardische muziek. De door mij
geïnterviewde Joodse musici begeven zich wel op de terreinen van de Braziliaanse muziek en leven
zich daarin ook uit maar houden de muzikale vormentaal redelijk gescheiden, zodat je in hun
muziekuitingen slechts sporadisch cross-over en hybride vormen vindt. In hun concerten zingen ze
soms wel een gemengd programma. De zangeres Fortuna is de enige die samen met haar manager
Iacov Hillel het aandurft om op een wat ruimere schaal cross-over en hybride vormentaal te creëren
in haar muziekuitingen.
De institutionalisering van het Jodendom met name in São Paulo, met instituten als Centro da
Cultura Judaica en Associaçau Brasileira A Hebraica, zorgt voor faciliteiten, promotie en financiële
middelen voor de nieuwe generatie van de Joodse muzieksubcultuur.
Hier kan ik kort zijn, daar ik dit onderwerp in hoofdstuk drie uitgebreid heb behandeld. Ik volsta
hier met het vermelden dat het de hierboven genoemde instituten met hun zeer ruime financiële
middelen zijn die de jongere generatie met hun Joodse muzieksubcultuur nu voorzichtig durven te
programmeren en te promoten.
Het SESC, Serviço Social do Comércio.
In dit kader moet ik nog een niet joods instituut vermelden dat ook in voorkomende gevallen de
jonge generatie joods musici een podium biedt, het SESC. Dit instituut is een overheidsinstelling
waaraan alle bedrijven verplicht deelnemen. Eigenlijk de Braziliaanse Kamer van Koophandel. Dit
instituut financiert, promoot in haar Culturele Centra cultuur in de breedste zin van het woord,
beeldende kunst, muziek en theater zolang het valt onder een Braziliaanse cultuuruiting van een
Braziliaanse bevolkingsgroep. Ook de Joodse cultuur heeft hier een onafhankelijk podium mits ze
kunnen vallen onder een bepaald project van SESC, bijvoorbeeld een presentatie van verschillende
(semi) religieuze muziekuitingen binnen de Braziliaanse cultuur.
5.2. De musici.
- Fortuna.
In alle opzichten hebben we hier binnen de joodse muziekwereld, maar ook binnen de totale
muziekwereld in Brazilië te maken met een eigenzinnige markante kunstenares die door haar
fortuin, deels verworven uit de erfenis van haar Sefardische familie deels door de opbrengsten uit
Opkomst van de Asjkenazische en Sefardische muzieksubcultuur in Brazilië. 87 haar radioprogramma’s het zich kon veroorloven in de muziekwereld haar eigenzinnige wegen in te
slaan. Het is mij met uitzonderlijk veel moeite gelukt om door te dringen in haar privéwereld en een
interview met haar te hebben. Ook lukte het me een uitgebreid interview te hebben met één van de
grootste concertmanagers in Brazilië, Iacov Hillel tot voor kort de manager van Fortuna. Ik begon
mijn interview met Fortuna met een vraag die, door haar gegeven antwoord, naar mijn mening
direct doordrong tot het wezen van haar muzikaal denken en haar staan als kunstenares in de joodse
wereld. (Persoonlijke communicatie, 7 mei 2009, appartement Fortuna, São Paulo, letterlijke
weergave).
J.P: What do you think about the Jewish music in total in Sao Paulo and specially synagogue music,
your relation with it or not your relation with it? The ambivalentie?
F: I don’t care about if the music is Jewish or not, at a certain point in my life it was in1992. In 1992
I had a lot of visions concerning my Jewish roots. I used to work with Brazilian popular music but
what happened is that when I started to have these dreams/ visions I changed my whole way of
singing of having a new vision of my whole musical path. Then I met Iacov Hillil the guy I told you
the director. I knew him from childhood. He gave an eye-opener on it, theatre, dance, including all
the experience I have had with dance, (...) So we started this 15 years ago the compilation I gave you
is 15 years of a compilation. And we started this and I couldn’t care if it is Jewish or not. I couldn’t
care less. Today I care even less because I think there is awful people in Jewish community and
awful people in other communities, there is nice people in Jewish community and I mean I care
about human being and I couldn’t care less if you are Jewish or not, make no difference at all.
What I heard about Jewish music (Ladino) was very boring and very not artistic very ethnologic and
I am not ethnologic, I thank the ethnomusicologists because they keep this tradition alive. I am not
ethnologic I am performer an artist. I had to give a different vision to this universe2.
J.P: How is your different vision to the Ladino music, Sephardic music how do you give it a
fundament?
F: I like the Ladino the Sephardic stuff because it is a mixture of elements, very interesting from
Turkey from all the places where the Jews spread after the inquisition, so that is nice. I think it is
interesting because it has this mixture of elements that is very rich the music is very good like a
bread that grows.
J.P: So you certainly don’t want to interpretate it authentic, historical in a frozen way?
F: No I couldn’t care less.
J.P: But what are you doing new in it?
F: First the arrangements are different; I mean we have Brazilian flavours in the percussion. I have
2 Fortuna bedoelt hier, naar mijn mening, aan te geven dat zij haar muziek niet wenst te vertolken op een puur wetenschappelijke, cultuur- musicologische verantwoorde manier, dat is niet haar ding. Zij gebruikt de term etnologic, in een negatieve connotatie, zij vindt deze manier van vertolking museaal.
Opkomst van de Asjkenazische en Sefardische muzieksubcultuur in Brazilië. 88 Brazilian musicians that played, which gives it another flavour. I am not only the Ladino singer; I am
a Brazilian first of all, Ladino singer, Jewish singer.
Fortuna geeft aan dat zij in de eerste plaats een Braziliaanse musicus is en daarna pas een joodse
zangeres. Waarbij ze de joodse muziek absoluut niet op een authentieke etnomusicologische manier
wenst te interpreteren. Ze combineert vele muziekvormen in haar shows en cd’s waarbij ze het niet
schuwt om opnames te maken met de monniken van São Bento waarbij ze de Sefardische
liturgische gezangen laat afwisselen door het Gregoriaans van de monniken. Zij ziet verbanden
tussen de Braziliaanse frevo en de klezmermuziek en gelooft in wederzijdse beïnvloeding van
culturen en stijlen waarvan het fundament mede is gelegd door de Nederlandse Portugese
Sefardische gemeenschap uit Amsterdam en uit New Amsterdam (persoonlijke communicatie met
Fortuna, vervolg)
F: What happens is that if you think that the Jewish people that went out from Spain and Portugal
they came here a lot of them came here to Brazil and many times they opened the first synagogues of
the Americas it was here in Recife. So the Jewish people from New Amsterdam they came here I
think they left a “seed” of Klezmer you know and this seed of Klezmer has a lot of musical
coincidences with the “Frevo” which is a Brazilian rhythm ok from Recife from this part of Brazil.
So is this a coincidence that you (…)
J.P: No
F: can sing a Frevo and a Klezmer, you understand?
J.P: Yes
F: So this is in my cd “Novo Mundo” in the track “Ai Se Eu Tivesse” nr. 10, which is a Brazilian
song with a Klezmer ambiance. Do you think it is coincidence that there is a rhythm called Romanza,
a style, from Sefardic.
J.P: No.
F: And this Romanza appears here in Brazil in the city “Porto Guarde” into Rio Grande North it is
not? (11:55)
J.P: No, you have it in Portugal and Spain, this (North Brazil, Recife) were colonies from Holland,
so we have also Jewish music influences here in Brazil from Holland because the first society of …
F: yeah
Fortuna benadert haar artiest zijn vanuit een existentialistische visie, zij heeft door haar grote
financiële draagkracht, haar mogelijkheid tot het promoten van haar albums via haar eigen
radiozender en door de zeer goede verkoop van haar albums ook de luxe om op deze manier met de
kunst om te gaan. Zij benadert de joodse muziek dan ook als wereldmuziek, waarbij ze zich relatief
weinig wil of hoeft aan te trekken van haar eigen joodse achtergrond en de mening van deze
achterban. En toch! In haar cd Caelestia heeft ze bewust een voorwoord laten opnemen geschreven
door rabbijn Henry L. Sobel van CIP. Achter haar ogenschijnlijke onverschilligheid richting haar
Opkomst van de Asjkenazische en Sefardische muzieksubcultuur in Brazilië. 89 Joodse milieu schuilt naar mijn mening hoofdzakelijk een verwijt richting de orthodoxie. Zij meldt,
enigszins schamper, dat de orthodoxen haar muziek niet zullen beluisteren, of in ieder geval nooit
zullen toegeven dat ze haar muziek zullen beluisteren. Even later memoreert ze met enige trots dat
ze regelmatig in de synagogendiensten van Nilton Bonder als Sefardische “chazzan” de liturgie met
haar stem muzikaal mag kleuren.
- Iacov Hillel.
Hij is een zoon uit een gemengd huwelijk, Sefardisch zowel als Asjkenazische ouders en om die
reden voelde hij zich enigszins achtergesteld bij beide richtingen, die naar zijn mening beide erg
gesloten zijn in Brazilië. Zijn carrière begon hij als concertpianist, daarna werd hij danser en was
vervolgens de lichtdesigner van de Brazilian Dance Company. Hij wierp zich op het
artiestenmanagement als theaterdirecteur. Hij promoot naast andere musici ook joodse musici, zoals
de familie Travassos en hun Banda Klezmer Brasil band en tot voor kort ook Fortuna. Hij is de
producer van vele musicals in São Paulo en de “Joop van den Ende” van deze stad. Hij heeft een
duidelijke visie over de invloeden van de joodse muziekcultuur in Latijns Amerika en is er onder
andere van overtuigd dat de bandoneon muziek en de tango hun oorsprong vinden in de klezmer.
Hij wijst in dit verband op de vrouwenhandel van joodse vrouwen uit Polen en Duitsland in Brazilië
en Argentinië, zij werden geëxploiteerd in bars. Het is juist in die bars dat de bandoneon muziek en
de tango haar oorsprong vond. De beroemde Braziliaanse artiest Jacob do Bandolim zijn moeder
behoorde tot één van die vrouwen. Hij gelooft in de onderlinge relaties en verbanden tussen
Sefardische muziek, Jiddische muziek, klezmer, tango die samen komen in de smeltpot van de
Braziliaanse muziek. Zijn benadering van muziek is dan ook niet isolationistisch maar hij kijkt ook
in de benadering van zijn artiesten naar de mogelijkheden om de invloeden van de ene muziek op
de andere via zijn programmering op de voorgrond te brengen. Ik laat Iacov deze zijn visie tot slot
hier verwoorden in een fragment van ons interview (persoonlijke communicatie 15 mei 2009,
appartement Iacov Hillel São Paulo, letterlijke weergave).
J.P:But this is terrific how you are interacting with the culture of music from different backgrounds and
you combine it with the Jewish, how do I say it, central background, not central but one way or
another connect it with the Jewish background.
I.H.: Or! I try to find a connection, what, what is intelligence? Intelligence is to find connections, what is
the synapse? Synapse are really when you find something from the other side of the world, over
there, there is something that is connected to you. Blavatsky use to say this, you now Madame
Blavatsky an old spritualist (theosophicus) say: You now, why do you have to defend your own
little something, territory, you just have to connect in the world if you had the other people over
there.
Opkomst van de Asjkenazische en Sefardische muzieksubcultuur in Brazilië. 90 - De familie Travassos, Alexandre Fracalanza en Tania Frenkiel.
Beiden zijn Sefardisch en erg religieus ingesteld, Tania werkt als musicus verbonden aan de
synagogen van Hebraica en doceert daarnaast Bar en Bat Mitswa aan zowel wel Sefardische als
Asjkenazische instituten. Alexandre verdient zijn brood als componist en als klarinettist in het
Municipal Symfonieorkest verbonden aan het Municipal Theatre.
In hun gedachten zijn beiden erg gefocust op de joodse muziek, de toonsoorten en de praktijk van
deze joodse muziek en zij houden zich naast hun gewone werkzaamheden bezig met Sefardische
muziek en klezmer. Zij hebben het idee opgevat om deze muziek te combineren met muziek uit
Brazilië, modern en klassiek, een soort fusie waarbij het hoofdaccent de joodse muziek is en blijft in
haar textuur; ritme, harmonie, tonaliteit.
Hun eerste experiment was een klezmerband, Banda Klezmer Brasil, waarmee ze een cd hebben
opgenomen met de titel mishmash a brasileira, waarvan Iacov Hillel de producer was. Alexandre en
Tania vertellen hierover in ons interview (persoonlijke communicatie 17 mei 2009, huize Travassos,
São Paulo):
J.P.: het is erg interessant wat u doet met de interactie tussen beide (Joodse en Brazilaanse muziek).
Alexandre: we creëerden een klezmerband in 1994, origineel was het alleen maar een traditionele
klezmerband en dan in 2000, het jaar 2000 kregen we het idee om wat muziek te mixen met
traditionele klezmer en Braziliaanse muziek zoals de choros (chorinhos = kleine schreeuw,
klaagzang) je zult het horen (op de cd)
J.P.: waarom koos u de choro om deze te mixen met klezmer muziek. Waarom specifiek deze
muziek? Alexandre: Het is muziek die erg dansbaar is .
J.P.: het is zoals de Hora (de Israelische cirkeldans).
Alexandre: lokaal is het de soort van volksdans.
Tania: Ik wil dat je luistert naar zijn muziek, ik herinner me dat iemands grootvader, toen we een
grote show deden, bij de presentatie van de cd, hij stond op en ging naar buiten en hij werd
emotioneel. Hij deed een echte Mishmash met Braziliaanse en joodse muziek en hij, deze
opa begon te huilen hij hoorde de Hatikvah in het midden van het lied en hij vond dat je dit niet
kon doen. Herinner je je dit nog? (richting Alexandre) Er is een heleboel muziek gemixt
maar ik zal de laatste opzetten, dat is de grote mix.
Alexandre: het is een gek arrangement, veel klezmergroepen doen dingen zoals dit (de muziek wordt
gedraaid).
Tania: het is Braziliaanse muziek met Joodse muziek, o.a. Villa Lobos, Folkloristische Braziliaanse
muziek, met Braziliaanse kindermuziek, Hava Nagila, een Frevo een Brazilaans ritme,
J.P.: (de muziek draait door) een Frevo dat is ritme of ook een lied?
Tania: frevo is een Braziliaans ritme (muziek die nu draait wordt becommentarieerd) dit is een
Opkomst van de Asjkenazische en Sefardische muzieksubcultuur in Brazilië. 91 erg beroemd carnaval lied “chiquinha Gonzaga”
J.P: Chiquinha Gonzaga, je moet het weer voor me opschrijven.
Alexandre: (de muziek draait door en wordt verder becommentarieerd) Dit is van een Braziliaans
opera “O Guarani” van Carlos Gomes (wordt gemengd met de Hatikwah)
Tania: Dit deel, dat wilde ik niet, maar hij (de opa) ging naar buiten, hier gaat hij weer verder met
“O Guarani”
J.P.; (men lacht) het is leuk, het is een medley, de opera die je gebruikte, welke opera gebruikte je
ook weer?
Alexandre: “O Guarani”
J.P.: ok schrijf het op (iedereen lacht)
Tania: hij (Alexandre) is een erg grote componist hij is een componist voor symfonische groepen
voor de staat van São Paulo.
De familie Travassos zou nog graag een tweede productie maken, een nieuw project waarin zij het
thema voedsel centraal willen stellen en hoe dit thema in de Jiddische muziek en klezmer wordt
behandeld en dit dan vergelijken met hoe dit thema in de Braziliaanse muziek wordt gebruikt. Dit
kan een leuk project worden omdat het in Jiddische muziek en klezmer in vele gevallen gaat over
voedsel en hoe vrouwen hiermee omgaan. Men wil dit project samen opzetten met Sônia
Goussinsky waarbij het taalaspect de taalwetenschap ook een plaats moet krijgen. Alexandre merkt
in dit kader nog op dat het uitermate moeilijk is omdat de Joodse muziek modaliteiten heeft en de
Braziliaanse niet, hij is als componist erg vindingrijk en componeert klezmermodaliteiten binnen de
Braziliaanse muziekstructuur zoals de choro, chorinho.
- Sônia Goussinsky.
Zij houdt zich in de Joodse muziek primair bezig met de Jiddische muziek, daarnaast is zij als
klassiek zangeres een groots interpretator van de Renaissance en de Barokmuziek. Zij benadert de
Jiddische taal en muziek vanuit een combinatie van de taal en muziekwetenschap en zij doet dit
samen met haar promotor Prof. dr. Nancy Rozenchan. Ik heb haar in een concert gehoord in
Hebraica met een programma rondom Sholem Aleichem op 3 mei 2009. Zij brengt de Jiddische
muziek op een geweldig gevoelige wijze, maar het dialect van het Jiddisch is een Braziliaans
Jiddisch, zij werkt regelmatig samen met de familie Travassos en Tânia Grinberg. Zij geeft aan dat
sinds ze terug is in Brazilië na negen jaar in Europa te hebben gestudeerd zij ondervindt dat de
Joodse gemeenschap zich steeds meer afsluit van de buitenwereld, fortificeert binnen haar eigen
cultuur en orthodoxer wordt. Zij vindt deze houding uiterst onprettig maar de belangstelling voor
het Jiddisch en de Jiddische muziek neemt toe vooral bij de jeugd en dit is voor haar loopbaan als
Jiddische zangeres niet onverdienstelijk.
Opkomst van de Asjkenazische en Sefardische muzieksubcultuur in Brazilië. 92 - Tânia Grinberg.
Zij is een muzikale duizendpoot, progressief Joods en docente Bar en Bat Mitswa aan Comunidade
Shalom. Ze is primair zangeres en werkt daarnaast als zangeres met twee muziekgroepen, sommige
musici spelen in beide groepen. Een zuiver Braziliaanse muziekgroep, in oprichting, waar de naam
ons beiden van ontschoten is en de Sefardische, Askenazische muziekgroep Azdi. Wij hebben de
repetitie van de Braziliaanse muziekgroep bijgewoond en opgenomen (bij Tânia in haar studio)
evenals een concert van Azdi in het theater van de Higienópolis Mall in São Paulo. Tânia benadert
primair zoals ze zelf zegt alles vanuit haar Joods zijn, haar joodse opvoeding en denken. In de
Braziliaanse groep is ze Braziliaans met de Brazilianen maar vanuit haar joodse identiteit, in de
groep Azdi die zich toelegt op Jiddische, Sefardische en klezmer muziek staat de Joodse muziek
centraal maar niet op een archaïsche manier. Tânia zegt dat ze al gauw van de historische
etnomusicologische manier van interpreteren is afgestapt, ze is Braziliaanse en dat kan ze ook in
haar muziek niet verloochenen. Ze vertelt in haar interview over haar studie bij een Canadese
Sefardische musicologe het volgende (persoonlijke communicatie, 4 mei 2009, studio Grinberg, São
Paulo, letterlijke weergave):
T.G: I know a musicologist of Canada but she works at I think Philadelphia University and she
researched Portuguese Sepharadic and also, well do you know this woman?
J.P.: I don't know, if I know here maybe I have a cd of her but I don't know if I.
T.G.: I don't remember her name now but I met her in London and I said o love your cd that you
have, one of the cd's and I sing one of the songs, “Adonde the vas senor chitzak” and she said
ok o so we'll do it and you sing with me. And the ok she gave a lecture there and she ask me
to sing with her and I was singing with her, (she) said no, no, no, no, it is not adonde, it is
adoondee, (klankaccenten zijn anders) yea making the way,
J.P.: The old way!
T.G.: The way that she captured from the root of the thing from the spot, and I said o.k, o.k.
J.P.: You said, ok, ok, but tomorrow I do it my way! Or?
T.G.: Yes! Because I am not interested in that! I am interested in about revealing what comes to me
of the song! And it is not like to take the song really make it different; it is the way I sing it.
Tânia werkt met een vaste kern van muzikanten in haar beide groepen, ik geef hier de bezetting van
haar groep Azdi: Tânia (joods), vocals, Leonardo Padovani viool en altviool (deze muzikant is
vooral een tango en New-Age specialist), Daniel Richa gitaar, mandoline en banjo, Danny Tauszig
(joods) accordeon, Itamar Pereira contrabas, Rafael Mota percussie. Op sommige opnames vinden
we nog op gitaar en mandoline Leon Bucarechi en percussie Pricila Brigante. Ze geeft aan dat het
soms moeilijk is om sommige niet joodse muzikanten het gevoel van de klezmer, de Jiddischkeit
mee te geven. Als ik de manier van werken van Tânia moet formuleren dan is deze eclectisch
Opkomst van de Asjkenazische en Sefardische muzieksubcultuur in Brazilië. 93 waarbij de joodse muzikale invloeden op de achtergrond duidelijk voelbaar zijn in de Braziliaanse
muziekgroep, hier geeft zij echter meer ruimte aan haar muzikanten en zichzelf om Braziliaans te
zijn. In haar werk met de groep Azdi zijn de joodse stijlkenmerken dominant, waarbij zij de musici
duidelijker stuurt. De Braziliaanse muziekinvloeden, stijlkenmerken blijven hier echter ook
duidelijk voelbaar aanwezig. Tânia creëert in haar muzikale uitingen ook binnen haar groep Azdi
die alleen joodse muziek programmeert, duidelijk een opening naar de Braziliaanse muziekcultuur
en muziekinvloeden.
- Daniel Spitalnik
Hem heb ik geïnterviewd in Rio de Janeiro. Hij is een muziekwetenschapper van gemengde ouders,
zijn moeder is Sefardisch zijn vader is Asjkenazisch, hij voelt zich het beste thuis in de
Marokkaanse synagoge in Rio dicht bij zijn huis. Hij is een musicus die onderzoek heeft gedaan
naar chazzanoet in Rio de Janeiro en daarnaast zich bezig houdt met Braziliaanse en Sefardische
muziek. Hij werkte ook voor een bepaalde periode in de synagoge van Nilton Bonder als gitarist. In
de cd die ik van hem heb gekregen wisselt hij Sefardische liederen af met Braziliaanse muziek. In
het interview heb ik het primair over zijn onderzoek betreffende chazzanoet gehad. In de kantlijn
bevestigde hij het gegeven dat er binnen de joodse gemeenschap meer openheid en meer waardering
ontstond richting jonge musici die de joodse muzieksubcultuur, Jiddische muziek, Sefardische
muziek en klezmer opnieuw en nu soms vernieuwend uitvoerden. Ook hij gaf aan dat het juist de
verrechtsing van de joodse cultuur is, de terugkeer naar een orthodoxere leefwijze die deze
hernieuwde interesse voor de eigen muziekcultuur initieert (persoonlijke communicatie 10 mei
2009 Rio de Janeiro).
5.3. Deelconclusie.
De joodse muzieksubcultuur is een semireligieuze muziekcultuur en ontstond als opluistering van
de joodse feesten binnen de synagogen. Hij evolueerde in de 20ste eeuw ook in Brazilië tot een
cultuur die naast haar gebruik binnen de joodse feesten ook in de theaters wordt geprogrammeerd.
Het blijft mijn inziens nog steeds een cultuur die verbonden is en blijft met de Joodse religie. We
zien dat na de Shoah de belangstelling voor de joodse muzieksubcultuur en de talen die hiermee
verbonden zijn, het Jiddisch en de verschillende vormen van het Ladino tanende waren, ook in
Brazilië. De oudere generatie onderhield wel angstvallig haar synagogencultus, maar dit is en was
een interne aangelegenheid.
De muzieksubcultuur, de muzikale poort naar, de verbinding met de buitenwereld werd slecht
onderhouden zo niet verwaarloosd. Het was een soort schaamte, een angst misschien, het niet
kunnen hanteren van de eigenheid, na de verschrikkingen van de Shoah. We zien in Brazilië evenals
Opkomst van de Asjkenazische en Sefardische muzieksubcultuur in Brazilië. 94 in Europa en Amerika het proces van verregaande assimilatie plaatsvinden. Hierbij zijn gemengde
huwelijken, het niet weten dat men joods is (vele ouders vertelden het hun kinderen ook niet na de
Shoah) of het niet willen weten dat men joods is kenmerkende symptomen van de joodse
gemeenschappen.
Sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw zien we langzaam maar zeker een kentering die in de
jaren negentig doorzet. Men wordt zich bewust van het joods zijn en kiest voor twee opties, of men
keert zich volledig af van de joodse traditie en de joodse wortels of men keert terug naar deze
traditie. Men ontwortelt of wortelt dieper in de eigen cultuur. De bewuste worteling in de eigen
cultuur, in zekere zin dus het orthodoxer worden, brengt met zich mee dat men ook de op de
achtergrond geraakte cultuuruitingen opnieuw gaat waarderen en ontplooien. De joodse
muzieksubcultuur komt tot leven, ook in Brazilië. Mijn onderzoek toont aan dat deze joodse
muzieksubcultuur in Brazilië in de knop staat en zeker nog niet tot volle bloei is gekomen zoals in
de Verenigde Staten, Europa en Israel.
Conclusie 95
Conclusie.
Voor ik mijn eindconclusie formuleer wil ik hier direct aangeven waar volgens mij de
onvermijdelijke hiaten in mijn onderzoek aanwezig zullen zijn. Deze hiaten zijn aanwezig door
verschillende in elkaars verlengde liggende oorzaken. Ten eerste was mijn onderzoeksperiode door
mijn gezondheid en de hieruit voortvloeiende restricties door de behandelend artsen aan mij
opgelegd beperkt tot een relatief korte periode van drie weken, van 24 april 2009 tot en met 18 mei
2009. Het onderzoek verliep zeer voorspoedig zodat de hoeveelheid materiaal en te bezoeken
locaties overweldigend waren, hierdoor legde mijn agenda en de planning van mijn agenda met de
agenda’s van mijn contactpersonen mij de nodige beperkingen op, zeker niet het gebrek aan
contactadressen en materiaal. Enkele interviews zijn mij niet gelukt om te plannen, ik noem hier
bijvoorbeeld mijn interview met David Kullock, de chazzan van Hebraica. Er blijft nog relatief veel
onderzoeksmateriaal liggen. Ik noem in de eerste plaats het Nathan Mayer archief in de ARI
synagoge in Rio de Janeiro en het Iuda Waichenberg archief in São Paulo. Belangrijk is hier ook te
vermelden dat ik niet voldoende ben toegekomen aan het onderzoeken van het Sefardisch
chazzanoet. Hiervoor zijn twee redenen, het te laat geattendeerd worden op deze doelgroep en het te
laat verkrijgen van de nodige contactadressen, hierdoor ontbrak mij de tijd voor verder onderzoek.
Ik had zelf wel de nodige moeite gedaan om aan contactadressen te komen, maar deze Sefardische
gemeenschappen zijn in sommige opzichten nog meer gesloten dan de Asjkenazische. Het
verbaasde de Sefardische familie Travassos niet dat het mij in deze korte periode niet was gelukt
om de nodige contacten te realiseren. Ongetwijfeld zal daarom verder onderzoek mijn conclusies,
die hier geformuleerd zijn, meer kunnen verdiepen en waar nodig nuanceren. Dit weerhoudt mij
echter niet om toch enkele, voorlopige, conclusies te trekken. Ik begin met de hieronder gegeven
stelling.
- Kavannah, verbondenheid door de muziek in al haar facetten met het Hogere en met de traditie
van de vorige generaties is het centrale begrip in de muziekcultuur van de Joden in Brazilië.
Chazzanoet.
De joodse gemeenschap in Brazilië, zowel de Asjkenaziem als de Sefardiem, verbinden hun muziek
en muziekcultuur onlosmakelijk met het Hogere. Joods zijn is geen religie maar een “ way of live”
en in deze manier van leven neemt de muziekcultuur een voorname plaats in. Muziek is namelijk in
de joodse filosofie het belangrijkste voertuig, middel om de mens te verbinden met het Hogere en
met de tradities van de vorige generaties. In Brazilië is door het gebrek aan grondige kennis van het
chazzanoet, het gebrek aan chazzanoetscholen, de invloed van vooral orthodoxe chazzaniem uit
Argentinië het accent komen te liggen op het verbinden met de traditie(s) van de vorige generaties.
Voor de Asjkenaziem houdt dit in, een Hoog Duitse Joodse rite, een synagoge met chazzan, koor en
Conclusie 96 indien mogelijk orgel, of keyboard en de muziek van Lewandowski en Sulzer. Er is een diep
gewortelde angst ontstaan om van de traditie af te wijken. Hierbij gaat men van de veronderstelling
uit dat de traditie van de vorige generaties statisch bewaard kan worden en door de tijd en
uitvoeringspraktijk niet verandert. Men benadert muziek en muziektraditie als een statisch gegeven
en is in zekere mate blind voor het organische element van de muziek en de muziekpraktijk die
onontkoombaar is. Gebleken is in mijn onderzoek dat deze traditie echter door de tijd duidelijk is
geëvolueerd tot een Braziliaanse traditie. Vooral in de praktijk van het chazzanoet en de
chazzanoetbeleving in Brazilië is het deze angst om het traditionele te verliezen die zorgt voor een
spanningsveld waarin vernieuwingen en veranderingen binnen het chazzanoet veel weerstand
oproepen, waardoor deze vernieuwingen binnen het chazzanoet in Brazilië in veel mindere mate
aanwezig zijn, (zo niet afwezig) dan in de Verenigde Staten, Europa en Israel. Men gaat echter hier
aan het feit voorbij dat, zoals gebleken is in mijn eerste globale onderzoek van het Nathan Mayer
archief, traditie in een vloeiende manier wordt overgegeven van generatie op generatie. Deze
manier van overdracht brengt veranderingen met zich mee. Het is om hier een metafoor te
gebruiken, als een rivier die zijn stroom verlegt door de tijd en dit naar de condities van het
veranderende landschap. Het chazzanoet, de rivier, blijft chazzanoet in de lijn van de traditie van
vorige generaties, maar in haar uitvoeringen, soms subtiele nieuwe nuances en veranderingen,
exploreert zij andere beddingen. Deze nieuwe beddingen, veranderingen binnen de muziek zou de
vorige generatie, indien zij nog leefden, aanmerken als een verandering van de loop van hun rivier.
De Jiddische cultuur en muziek.
Het semireligieuze joodse muziekrepertoire, met name de Jiddische muziek ondergaat dezelfde
tendensen in Brazilië. Met name de jonge generatie, de derde generatie na de Shoah heeft
hernieuwd interesse voor de taal, het Jiddisch en de muziek van hun grootouders, de Jiddische
muziek. Doordat deze taal en haar muziek in Brazilië dertig, veertig jaar volledig op de achtergrond
is geraakt doen jonge studenten en musici, geholpen door hun professoren, nu hernieuwde pogingen
de taal weer te doen opleven, dit door symposia, concerten en literaire uitgaven. Ook hier heeft men
het idee, de illusie, dat men het oorspronkelijke Jiddisch dat door de grootouders uit Europa is
meegebracht weer herontdekt, tot leven brengt en conserveert. Mijn onderzoek heeft uitgewezen,
hetgeen ook door mijn informanten na confrontatie is bevestigd, dat er een zeer interessante
verandering heeft plaats gevonden. De herontdekte Jiddische cultuur en muziek, van oorsprong
meegenomen door de grootouders van de huidige generatie en Duits van oorsprong is in haar taal
door de tijd omgevormd tot een Jiddisch Braziliaans dialect, dit dialect is naar mijn mening op zich
uniek te noemen. We hebben nu een ontluikende Braziliaans Jiddische muziekcultuur.
Het diepgewortelde Diaspora gevoel van de Joodse gemeenschappen in Brazilië.
Interessant is het om te kijken naar het begrip Diaspora en hoe de joodse gemeenschappen in
Conclusie 97 Brazilië zich mentaal en in de praktijk verhouden tot dit begrip. Hier keer ik terug naar de
formulering van dit begrip door Philip Bohlman en vraag me af in welke mate de constateringen
van Bohlman van toepassing zijn op de Braziliaanse Joodse gemeenschap (Bohlman 2002: 114-
116):
Diaspora is a condition of placelessness, and as such it has become one of the places most articulated
by world music. The music of diaspora at once describes the conditions of being displaced from a
homeland, and it inscribes the history and geography that connect displaced culture to that homeland,
or at the very least to a place claimed as “home”. The music of diaspora is about places of being and
places of becoming, of connecting the present with its absence of place to the past and the future,
where place can be imagined as real (…) Diaspora people have a double, or perhaps even multiple
consciousnesses.
Voor de Asjkenazische joodse gemeenschappen in Brazilië (in mindere mate voor de Sefardische)
is zeker het chazzanoet maar ook de Jiddische taal en muziekcultuur sterk gerelateerd aan de
plaatsen van het zijn in het verleden. Het decorum is de Hoog Duitse Joodse cultuur in de
Duitstalige gebieden in Europa ten tijde van het Interbellum. De muziekcultuur is voor hen een
cultuur geworden een “Invented Tradition”, mischien beter gezegd een re- invented tradition die het
heden, met zijn gevoelsmatige verwijderd zijn van een vaderland verbindt met het imaginaire
vaderland uit de herinnering, het verleden. De angst voor het verlies van de band met de cultuur van
het imaginaire vaderland uit de herinnering, zorgt voor een verstarring van het Asjkenazische
chazzanoet in Brazilië, het is een bevroren cultuur, zoals informanten aangaven. De verschrikkingen
van de Shoah hebben zeker hiertoe bijgedragen. Naar mijn overtuiging is Asjkenazische chazzanoet
dat ik vond in de ARI synagoge en in iets minder mate in CIP een neo-traditie, die niet meer
beantwoordt aan de oorspronkelijke traditie, duidelijk is veranderd, maar toch constant naar de oude
traditie refereert. Deze verstarring vinden we in duidelijk mindere mate bij de Asjkenazische
gemeenschappen in Europa, Amerika en Israel en niet of nauwelijks bij de Sefardische
gemeenschappen. Als we als één van de kenmerken van Diaspora gemeenschappen moeten
aangeven dat zij naast het behouden van hun eigen identiteit ook invloeden uit de direct omliggende
culturen, ook invloeden uit de muziekcultuur, verwerken binnen hun cultuur, dan moeten we ons de
vraag stellen of de Asjkenazische joodse gemeenschap in Brazilië in dit opzicht wel voldoet aan een
diasporacultuur. Deze gemeenschap heeft door haar algemene mentaliteit van conservering en de
mijn inziens ongefundeerde angst voor het verlies van haar traditie, de pioniersmentaliteit die
joodse diasporagemeenschappen door de eeuwen hadden toch enigszins verloren.
Hybriditeit.
Hybriditeit als verschijnsel binnen de Joodse muziekcultuur in Brazilië komen we sporadisch tegen,
dit als men onder hybriditeit verstaat die vorm die bestaat uit verbintenissen en uitwisselingen van
Conclusie 98 muzikale ideeën tussen twee in elkaars omgeving levende culturen, hier de Braziliaanse en Joodse
cultuur. Wanneer we zien dat de algemene wetenschap de syntheseoptie tussen twee culturen
verwerpt en men in deze meer kiest voor discrepanties, het gebrek aan overeenkomst tussen twee
culturen waarbij men de overtuiging heeft dat de ene cultuur soms een onvermijdelijk en duidelijk
cultureel overwicht vertoont op de andere, dan is een vaststaand gegeven dat het proces van
uitwisseling obstructie ondervindt of dat deze uitwisseling in het uiterste geval ondermijnd wordt
door de onderlinge verschillen. Deze dissonantie tussen twee culturen hoeft niet een cross-
culturele impasse te zijn maar kan in zich een derde ruimte van onderhandeling bieden waarin een
cultuur zich definieert. Na de definitie van de eigen cultuur kan het via deze derde ruimte de
invloeden van de andere cultuur die men wenst in te kaderen in zijn gedefinieerde cultuur tot zich
nemen en toepassen binnen de eigen cultuur. De onderhandelingsruimte van de derde ruimte wordt
door de globalisatie echter steeds kleiner of men laat deze zeer bewust vervallen. Het is immers
eenvoudiger om terug te keren naar zijn wortels, denkbeeldig of concreet aanwezig en dit
concretiseren door samenwerking, uitwisseling te zoeken met identieke of bijna identieke
gemeenschappen over de wereld (Papastergiadis 2007: 100-121).
Tot de jaren zeventig van de vorige eeuw leefde met name de Joodse Asjkenazische gemeenschap
in Brazilië geïsoleerd, zoals mijn informanten mij meldden, op een eiland. Men creëerde geen derde
onderhandelingsruimte waarin men mogelijke invloeden van Braziliaanse muziekcultuur tot haar
eigen cultuur toeliet. Dit isolationistisch gedrag vond haar oorsprong in het discriminatiebeleid van
het Vargas regime in de decennia daarvoor. Als er al externe invloeden aanwezig waren of zich
openbaarden kwamen deze vooral van de ingehuurde Argentijnse rabbijnen en chazzaniem. De
grote welvaart van de Joodse Asjkenazische gemeenschappen in de jaren tachtig van de vorige
eeuw, de ontwikkeling van de moderne telecommunicatie, het gemak van het reizen, deed de
Asjkenazische joden zich in hun muziekcultuur focussen, met name in het chazzanoet, op de
aanwezige tradities in de Verenigde Staten en Israel en de vernieuwingen die zich in deze tradities
voordeden. Als men al kan spreken van vormen van hybriditeit dan is dit tussen de Joodse
muziekcultuur in Brazilië en de Joodse muziekcultuur in de Verenigde Staten en Israel. Braziliaanse
invloeden zijn in vergelijking met deze invloeden nog minimaal te noemen. De Sefardische
gemeenschappen hadden doordat ze op geen enkele manier gediscrimineerd werden tijdens het
Vargasregime, dit omdat hun semireligieuze taal niet het Jiddisch, maar het Ladino was en als
Latijnse taal redelijk dicht bij Portugees staat, een duidelijk minder gesloten houding ten opzichte
van de Braziliaanse cultuurinvloeden. De Sefardische gemeenschap in Brazilië en haar
muziekcultuur is door haar vele cultuurachtergronden, multicultureel te noemen, we kunnen niet
spreken van een enkele Sefardische traditie maar van vele. Toch wordt ook hun muziekcultuur maar
in zeer beperkte mate beïnvloed door de Braziliaanse muziekcultuur. Zij hadden immers nog een
Conclusie 99 bestaand “vaderland”, gebieden waar nog familieleden woonden. Hun invloedssfeer is de Turkse
cultuur en de Arabische culturen in het Middellandse Zeegebied waar zij altijd contacten mee zijn
blijven onderhouden. Hun muziekcultuur is hybride maar hij wordt ook nog nauwelijks beïnvloed
door de Braziliaanse muziekcultuur. Een belangrijk gegeven is dat de Sefardische cultuur in veel
mindere mate het Zionistische gedachtegoed en de daarmee samenhangende focus op Israel
koestert. Dit gedachtegoed stempelt de Asjkenazische progressieve gemeenschappen. Om de
imaginaire vaderland gedachte nogmaals te schetsen, de progressieve Asjkenaziem hebben “Die
Heimat” van voor de Shoah en het nieuwe vaderland Israel, de Sefardiem hebben hun vaderland in
het land waar ze verblijven en hun tweede thuis in de gebieden rond de Middellandse zee waar ze
hun wortels hadden en nu soms nog familiebanden onderhouden, Israel neemt voor hen geen
prominente plaats in. En toch, wanneer we het in Brazilië, met name in chazzanoet, over hybriditeit
moeten hebben dan is het de hybriditeit tussen het Asjkenazische en Sefardische chazzanoet. We
zien dat er regelmatig uitwisselingen zijn tussen Sefardische en Asjkenazische chazzaniem, musici
en rabboniem in de onderlinge gemeenschappen. Sefardiem worden aangesteld in Asjkenazische
kehilot en omgekeerd. De uitwisselingen van muzikale ideeën tussen de Asjkenazische en
Sefardische musici, in de wat progressievere synagogen, creëert aandacht voor de muziek van
elkaars culturen en zorgt voor uitwisseling van elkaars muzikale rites. Belangrijker nog is dat juist
door deze samenwerking tussen Asjkenaziem en Sefardiem er een positievere aandacht komt voor
de potentie die de Braziliaanse muziek heeft om toe te passen binnen de joodse muziekcultuur. De
synagoge Comunidade Shalom in São Paulo met Beny Zekhry en de Congregação Judaica do Brasil
in Rio de Janeiro met Rabino Nilton Bonder nemen in deze ontwikkelingen het meeste initiatief.
De Joodse muzieksubcultuur en Braziliaanse invloeden.
De Jiddische muziek, de Sefardische muziek en de klezmer vertoont een duidelijke opleving in
Brazilië binnen de joodse cultuur en haar directe omgeving. De belangstelling neemt toe en er zijn
ook goede artiesten in het veld werkzaam. Ook hier is men echter met Braziliaanse
muziekinvloeden ronduit voorzichtig. Experimententen vinden plaats op een bescheiden schaal
zoals in de cd, mishmash ã brasileira van de Banda Klezmer groep van de familie Travassos, ook
Tãnia Grinberg probeert wat Braziliaanse invloeden in Joodse muziekuitingen uit, maar zij houdt
haar praktijk van de Braziliaanse muziek en haar praktijk van de Joodse muziek toch in hoofdzaak
van elkaar gescheiden. Sônia Goussinsky richt zich hoofdzakelijk op de Jiddische muziek. De enige
die het zich kunnen permitteren wat meer te experimenteren met Braziliaanse muziek binnen de
joodse tradities zijn de zangeres Fortuna en de rabbijn Nilton Bonder. Dit omdat zij niet direct
afhankelijk zijn van de joodse gemeenschappen door hun zeer ruime financiering uit andere
bronnen. Beiden zijn echter toch wel controversieel te noemen binnen de joodse gemeenschap in
Brazilië, ze worden of geadoreerd of verguisd, een middenweg is er niet.
Conclusie 100 Institutionering joodse culturele leven.
De joodse culturele wereld wordt met name in São Paulo gepromoot maar vooral gefinancierd door
machtige joodse instituten, zoals Hebraica, Centro da Cultura Judaica, en de Safra Finance Group,
zonder dit mecenaat zou het joodse culturele leven er in deze stad stukken saaier uitzien. Rio de
Janeiro ontbreekt het in zekere mate aan deze instituten. Wel moet gezegd dat de synagoge van
Nilton Bonder hier een belangrijke rol als mecenas vervult, de ARI synagoge in mindere mate.
Mijn conceptie van de joodse muziekcultuur in Brazilië.
Naar mijn mening is de joodse (muziek)cultuur in Brazilië uniek te noemen in de invulling die zij
geeft aan een diasporagemeenschap. Aan de ene kant is zij isolationistisch, afgeschermd met name
in haar synagogentraditie heeft zij een echte Shtetl mentaliteit. De Asjkenaziem en de Sefardiem
staan nog niet echt open voor Braziliaanse muzikale invloeden, niet in hun chazzanoet en niet in
hun muzieksubcultuur muziek. Alleen al dit gegeven maakt deze gemeenschap geen joodse
diaspora gemeenschap in de echte zin van het woord. Het excuus dat men hiervoor in het algemeen
geeft is dat de joodse gemeenschap in Brazilië nog te kort aanwezig is. Maatschappelijk cultureel
behoort de Joodse gemeenschap in Brazilië, zowel Asjkenazisch als Sefardisch tot een van de best
geïntegreerde gemeenschappen binnen de Braziliaanse cultuur, men is Braziliaan met de
Brazilianen, joodse componisten componeren voor het jaarlijkse carnaval, op de televisie vindt men
vele joodse soapsterren, in de culturele zakenwereld zoals het concertmanagement en de
theaterwereld zijn de joden erg actief.
Het blijft een open vraag waarom men zich in deze korte tijd dat men in Brazilië aanwezig is zo
heeft aangepast aan de Braziliaanse cultuur en dan toch de meeste invloeden van de Braziliaanse
muziekcultuur nog heeft geweerd uit de eigen traditie. De geschiedenis van Europa toont het
omgekeerde. Integratie van de joden binnen de maatschappij was door de extreme beperkingen in
de meeste gevallen onmogelijk en zij hebben in hun muziekcultuur invloeden uit de muziekculturen
die hen omgaven dankbaar opgenomen. Misschien was het hier zo dat door het verbod op
uitoefening van de meeste andere beroepen, men het sociaal isolement door muziek probeerde te
doorbreken. De Joodse muziekcultuur functioneerde hier als communicatiemiddel met de culturen
in de omgeving. Men probeerde door de interactie tussen de eigen muziekcultuur en die van de
omgeving contacten met de buitenwereld te intensiveren.
Glossarium 101
Glossarium.
Joodse terminologie.
Adon Olam “Heer van de Wereld” een gezang dat veel in de synagoge gezongen wordt.
Aron Hakodesj Heilige Ark, kast met Thorarollen
Asjkenazisch Hoog Duits
Asjkenaziem Hoog Duitse joden
Beit Knesset Sjoel, synagoge
Bima Verhoogd platform, grote tafel in synagoge waar de chazzan staat en de Thora wordt voorgelezen.
Bar Mitswa “Zoon der wet ” feest ter gelegenheid van de religieuze meerderjarigheid van een dertienjarige joodse jongen.
Bat Mitswa “Dochter der wet” feest ter gelegenheid van de religieuze meerderjarigheid van een dertienjarig joods meisje.
Cantor, cantomor Zelfde betekenis als chazzan.
Chabad Chassidische stroming.
Chassidim Joodse mystieke, orthodoxe stroming met vele afsplitsingen zoals Chabad, die in de muziek de nigoeniem hebben ingevoerd.
Chazzan, chazzaniem Voorzanger (voorzangers) in de synagoge, degene die de dienst muzikaal leidt.
Chazzanoet Joodse synagogale zang.
Diaspora 1.Verstrooiing van het joodse volk over de toen bekende wereld na de val van Jeruzalem in 70 CE. 2. Verstrooiing van een volk over een groot gebied buiten zijn
Glossarium 102 eigen oorspronkelijk woongebied.
Dreydl , Dreydlekh’s Dreydl is Jiddish voor een vierkant tolletje, dreydlekh’s is de meervoudsvorm, betekent in de muziek rondtollende noten.
Gustn “Smaken” Jiddische term voor de modi, toonsoorten binnen de joodse muziek, zie ook Shteygers.
Halacha, halocha Het totaal van goddelijke en menselijke wetgeving die gefundeerd is in de Thora en genoteerd in de Rabbijnse literatuur sinds de 4e eeuw.
Haskalah Joodse Verlichting van eind 18e tot eind 19e eeuw.
Haquitía Dialect van het Ladino uit de streek van de stad Tetuán in Marokko
Holocaust “Totaal verbrand” Griekse en nu algemene term voor de Sjoah.
Jiddisch Een taal die bestaat uit een combinatie van Duits, Hebreeuws en een derde streektaal waar men verbleef, vaak een slavische taal. De taal bestaat voor ongeveer 70% uit Duits en Hebreeuws.
Jom Kippoer Grote Verzoendag. Voluit geschreven Jom Ha-kippoerim, Hebreeuws voor “Dag van de Vergevingen”
Kabbala Joods religieus filosofisch systeem dat inzicht geeft in en nader brengt tot Adonai.
Kavannah Hogere mystieke intentie om dichter bij Adonai te komen, door muziek of de Kabbala. Het is in de joodse leer een streven maar wordt nooit in dit leven bereikt.
Kehillah, kehillot Synagoge gemeenschap, gemeenschappen.
Ketoeviem Onderdeel van de Tenach namelijk de geschriften.
Glossarium 103 Kibboets Collectieve
landbouwnederzetting in Israel.
Krekhtsn Snikkend kreunen, Jiddische term voor kreunende versieringsnoten, vaak kwartnoten.
Masoreten “Overhandigers” van het Hebreeuwse werkwoord Masar, zij die de Thora overhandigden. Het waren schrijvers die deThora voorzagen van klinkers en cantilatietekens.
Maqam, maqamat Systeem van melodische modi binnen de Arabische muziek, sterk verwant aan de Shteygers en Gustn.
Mishmash Term voor grote puinhoop, rotzooi. Ook wel spottend in de muziek gebruikt in klezmer voor een potpourrie.
Misjna “ Mondelinge overlevering” geschriften die naar zeggen mondeling overgeleverd zijn en later op schrift gesteld en commentaar leveren op de Tenach.
Mitswa, mitzvah, mitswot Gebod, geboden, de wet.
Neviem Onderdeel van de Tenach, namelijk de profeten.
Nigoeniem Lange liturgische woordloze gezangen op klanken als ay, ay, ay, met korte melodische motiefjes die zich steeds herhalen. Worden bij de Chassidim gezien als “muzikale voertuigen” die je tot Adonai brengen.
Parnassiem Parnas is het Hebreeuwse woord voor leider, dit zijn de bestuurders van de synagoge.
Rabbijn, nasie Nasie is de oudste term ook nog gebruikt in het Jiddisch het is een Joodse geleerde, expert in de Halacha, tevens voorganger en pastoraal werker binnen de synagoge.
Glossarium 104 Rabino Portugese term voor rabbijn.
Rosh Hasjanah “ Hoofd van het Jaar” Hebreeuwse term voor het Hoogfeest van Nieuwjaar.
Sabbat, Sjabbat, Shabbat Joodse wekelijkse rustdag, feestdag die duurt van vrijdag na zonsondergang tot zaterdag na zonsondergang.
Sefardim, sefaradim Joden oorspronkelijk afkomstig van het Iberisch schiereiland, ook wel de Spaans, Portugese joden.
Shul Hoog Duitse term voor synagoge.
Shekhinah Adonai’s alomtegenwoordige aanwezigheid in deze wereld.
Sjoel Jiddische term voor synagoge
Sjoah, shoah “Vernietiging”, Hebreeuwse term voor de uitroeiing van het joodse volk door de Nazi’s door de joden gebruikt, de Griekse term Holocaust gebruikt men niet.
Snoge, esnoge Portugees voor synagoge
Shteygers Jiddisch voor “ opstijgen tot het Hogere” dit zijn de toonsoorten, modi van de joodse muziek. Men noemt ze ook wel Gustn (Jiddisch voor smaak).
Synagoge Grieks voor “ huis van samenkomst” Joods gebedshuis .
Taamim Masoretisch muzikale leesaccenten voor de cantilatie van de Thora.
Talmoed Mondelinge leer, het is een commentaar op de Misjna en in die zin minder gezaghebbend.
Tenach, Tanach TeNaCH, het woord is een acroniem en staat voor het Joodse Oude Testament: Thora, Neviem, Ketoeviem.
Thora “Leer, instructie, wet” bevat de vijf boeken van Mozes en is geschreven op de Thorarol van
Glossarium 105 perkament waarvan elke synagoge er meerdere heeft.
Tsedaka De verplichte liefdadigheid volgens de mitswot.
Yenta, Yente Jiddische term voor Duits.
Bibliografie 106
Bibliografie.
- Abicht, Ludo, Geschiedenis van de Joden van de Lage landen, Antwerpen: Meulenhoff, Manteau,
2006.
- Aptroot, Marion, Holger Nath, Einführung in die Jiddische Sprache und Kultur, Hamburg: Helmut
Buske Verlag, 2002.
- Bal, Mieke, Traveling Concepts in the Humanities, A Rough Guide, Toronto: University of
Toronto Press Incorporated, 2002.
- Barnavi, Eli, A Historical Atlas of the Jewish People, from the times of the patriarchs to the
presents, New York: Schocken Books Inc, 1992.
- Bendyshe, Thomas, The Anthropological Treatises of Johann Friedrich Blumenbach, with
memoires of him by Marx and Flourens and an account of his anthropological museum by
Professor E. Wagner, translated and edited from the Latin, German, and French originals by
Thomas Bendyshem, London: Longman, Green, Longman, Roberts & Green, 1865.
-Barz, Gregory F., Timothy J. Cooley, Shadows in the Field, New Perspectives for Fieldwork in
Ethnomusicology, New York, Oxford: Oxford University Press, 1997.
- Bhabha, Homi, K, The Location of Culture, New York: Routledge Classics, 2004.
- Birnbaum, Pierre, Ira Katznelson, Paths of Emancipations, Jews, States, and Citizenship,
Princeton: Princeton University Press, 1995.
- Blacking, John, Music, Culture & Experience, selected papers of John Blacking, edited and with
an introduction by Reginald Byron, with a foreword by Bruno Nettl, Chicago: The University of
Chicago Press, 1995.
- Bloom, Herbert, I, A study of Brazilian Jewsih History 1623-1654, based chiefly upon the findings
of the late Samuel Oppenheim, in: Publications of the American Jewish Historical Society 33, 1934.
- Blum, Stephen, Philip, V, Bohlman and Daniel, M, Neuman, Ethnomusicology and Modern Music
History, Urbana, Chicago: University of Illinois Press, 1991.
- Bodian, Miriam, Hebrews of the Portuguese Nation, Conversos and Community in Early Modern
Amsterdam, Bloomington: Indiana University Press, 1999.
- Bohlman, Philip, V, Traditional Music and Cultural Identity: Persistent Paradigm in History of
Ethnomusicology, Yearbook for Traditional Music, vol.20 (1988) 26-42.
- Bohlman, Philip, V, The land where two streams flow, Music in the German – Jewish Community
of Israel, Urbana, Chicago: University of Illinois Press, 1989.
- Bohlman, Philip, V, Bruno Nettl, Comparative Musicology and Anthropology of Music, essays on
the History of Ethnomusicology, Chicago: The University of Chicago Press, 1991.
- Bohlman, Philip, V, World Music, A Very Short Introduction, Oxford: Oxford University Press,
2002.
Bibliografie 107 - Bohlman, Philip, V, Jewish Music and Modernity, Oxford: Oxford University Press, 2008.
- Born, Georgin, David Hesmondhalgh, Western Music and its Others, Difference, Representation
and Appropriation in Music, Berkeley: University of California Press, 2000.
- Boxer, Charles, R, The Dutch in Brazil, 1624-1654, Oxford: Clarendon Press, 1957.
- Braun, Joachim, Music in Ancient Israel/Palestina, Archaeological, Written and Comparative
Sources, Grand Rapids, Michigan: William B. Eerdmans Publishing Company, 2002.
- Carmi, T, The Penguin Book of Hebrew Verse, New York: Penguin Books U.S.A., 1981.
-Castelló, Elana, Romero, Uriel Macias Kapón, Joden en Europa, Cultuur, Geschiedenis, Leuven:
Davidsfonds, 1996.
- Cavalli- Sforza, Luigi, Luca, Genes, Peoples and Languages, London: Penguin Books, Clays Ltd,
St. Ives pk, 2001.
- Clayton, Martin, Trevor, Herbert, Richard, Middleton, The Cultural Study of Music, a critical
introduction, New York: Routledge, 2003.
- Cohen, Steven, Lauren Blitzer, Jews and their Distinctive Patterns of Religiosity – and Secularity,
Storss: Mandell L. Berman Institute North American Jewish Data Bank, Center for Judaic Studies
and Contemporary Jewish Life, University of Connecticut, 2008.
- Cohen, Robin, Global Diasporas An Introduction, Seattle: University of Washington Press, 1997.
- Consalves de Mello, José Antonio, Nederlanders in Brazilië (1624-1654). De invloed van de
Hollandse bezetting op het leven en de cultuur in Noord Brazilië, Zutphen: Walburg Pers, 2001.
- Corinaldi, The Enigma of Jewish Identity: The Law of Return, Theory and Practice, Serigim-
Leeon: Nevo, 2001 (Hebrew version)
- Dahn Cohn-Sherbok, Atlas of Jewish History, London: Routledge, 1998.
- Dantas Silva, Leonardo, ‘ Zur Israel: A Jewish community in Dutch Brazil’, in: Paulo Herkenhoff
(ed.) Brazil and the Dutch 1630-1654, Rio de Janeiro: Sextante Artes, 1999 p. 176-191.
- Dunk, H, W, Voorbij de verboden drempel, Amsterdam: Ooievaar, 1999.
- Decol, Daniel, René, Revista Brasileira de Sciences Sociales. Ouest. CI. Soc. Vol. 16 in 28.46, São
Paulo: June 2001.
-Decol, Daniel, René, A Demographic Profile of Brazilian Jewry, in Journal Contemporary Jewry,
Volume 29, Number 2/ Augustus 2008, Springer Science + Business Media B.V. Published
online:13 May 2009.
- Deutsch Rabbi David, Die Orgel in der Synagogue, Schrau: 1863.
- Dombrowsky, D, Vortrag: Synagogenmusik in Osterreich, Burg Schleining, 1990.
- Driel van Jochanan, De Haskalah en het Chazanoet, het chazanoet ten tijde van de Haskalah, in
het Duitstalige gebied. Desintegratie of reorganisatie van een muziekstijl, Bachelorscriptie,
Amsterdam: UvA, 2005.
- Driel van Jochanan, De Tenach en de Muziek, Paper Hybriditeit, Amsterdam: UvA, 2006.
Bibliografie 108 - Driel van Jochanan, De synagogenorgelbouw in het Duitstalige gebied in de periode van de
Verlichting (de Haskalah) tot de aanvang van de Tweede Wereldoorlog, paper Musicology VI,
Amsterdam: UvA, 2007 p. 10-14.
- Driel van Jochanan, Klezmer, een Mishmash, identiteit of identiteitscrisis van een diaspora
gemeenschap, paper Tutorial I, Onderzoeksmaster Art Studies, 2009 p. 39-57.
- Driel van Jochanan, Orgelrapportage aan parnassiem ARI synagoge Rio de Janeiro, Terneuzen:
2009.
- Edelman, Marsha Bryan, Discovering Jewish Music, Philadelphia: Jewish Publication Society,
2003.
- Eliach, Yaffa, There once was a World, a 900- Year Chronicle of the Shtetl of Eishyshok, New
York: Little Brown and Company, 1998.
- Ephrous, Gershon, Cantorial Anthology of Traditional and Modern Synagogue Music, New York:
Bloch Publishing, 2000.
- Falbel, Nachman, Judeos no Brasil, Estudos e Notas, São Paulo: Humanitas, Edusp, 2008.
- Feiner, Shmuel, David Sorkin, New Perspectives on the Haskalah, Oxford: The Littman Library of
Jewish Civilization, 2004.
- Feiner, Shmuel, Chay Naor, The Jewish Enlightment, Philadelphia: University of Pennsylvania
Press, 2004.
- Forkel, Johann, Nicolaus, Allgemeine Geschichte der Musik, Leipzig: im Schwickertschen
Verlage, 1788: Einleitung §29-§51 p. 21-29, Drittes Kapitel p. 99-184.
- Franck, Daniel, H, Olivier, Leaman, History of Jewish Philosophy, London, New York: Routledge
Taylor & Francis group, 2003.
- Friedmann, Aron, Dem Andenken Eduard Birnbaums, Sammlung Kantoralwissenschaftlicher
Aufsätze, Berlin: C. Boas Nachf. 1922.
- Friedmann, Jonathan, Brad Stetson, Jewish Sacred Music & Jewish Identity, Continuity and
Fragmentation, St. Paul, MN: Paragon House, 2008.
- Frühauf, Tina, The Organ and Its Music in German- Jewish Culture, Oxford: Oxford University
Press, 2009.
- Fuks- Mansfeld, R.G, De Sefardim in Amsterdam tot 1795. Aspecten van een Joodse minderheid
in een Hollandse stad, Hilversum: Uitgeverij Verloren, 1989.
- Gell, A, Art and Agency, Oxford: Clarendon Press, 1998.
- Gerber, Jane, S, The Jews of Spain, A History of the Sephardic Experience, London: The Free
Press, 1994.
- Gidal, Nachum, T, De Joden in Duitsland van de Romeinse Tijd tot de Weimar Republiek, Keulen:
uitgaven Könemann Verlag, mbH, 1998.
- Ginio, Alisa, Meyuhas, Jews, Christians, and Muslims in the Mediterranean World after 1492,
Bibliografie 109 Oregon: Frank Cass Publishers, 2004.
- Goldberg, David, John D, Rayner, The Jewish People, their History and their Religion, London:
Penguin Books, 1989.
- Goldberg, Harvey, E, Sephardi and Middle Eastern Jewries, History & Culture in the Modern
Era, Bloomington: Indiana University Press, 1996.
- Goldblatt, David Nathan (University of Florida), Congregação Israelita Paulista (CIP): Musical
Traditions in Sao Paulo’s Liberal Jewish Community, According to Alexandre Edelstein, Second
Hazzan1 of Congregação Israelita Paulista (CIP), Portland, Oregon: Paper for the 2009
CMS/ATMI Conference.
- Goldhagen, Daniel, J, Hitlers gewillige beulen, Antwerpen: Standaard Uitgeverij, 1996.
- Gottfried, Rabino Adrián, Sidur Chadash, Sidur para o dia a dia, Communidade Shalom, São
Paulo: Grunebaum, Mário, Arcuschin, Liliana, 2005.
- Graaff, F, Spinoza en de crisis van de Westerse Cultuur, Den Haag: Uitgeverij J.N. Voorhoeve,
1977.
- Gradenwitz, Peter, The Music of Israel, from the Biblical Era to Modern Times, Portland, Oregon:
Amadeus Press, 1996.
- Grayburn, Nelson H.H. (ed), Ethnic and Tourist Arts: Cultural Expressions from the Fourth
World, Berkeley: University of California Press, 1976.
-Grinberg, Keila, Os judeus no Brasil, inquisição, imigração e identidade, Rio de Janeiro:
Civilização Brasileira, 2005.
- Grünwald, Max, Kampf um die Orgel Wien, Osterreichische Wochenschrift, 1919, (14 maart: p.
164, 21 maart: p. 175)
- Hall, Stuart, Paul du Gay, Questions of Cultural Identity, Los Angeles: Sage Publications, 2008.
- Hertzberg, Arthur, Aron Hirt- Manheimer, Joden, Identiteit en karakter van een volk, Amsterdam:
Ambo, 1998.
- Heskes, Irene, Passport to Jewish Music, New York: Tara Publications, 1994.
- Hess, Jonathan, M, Germans, Jews and the Claims of Modernity, London: Yale University Press,
2002.
- Hobsbawn, Eric, Terence Ranger, The Invention of Tradition, Cambridge: Cambridge University
Press, 2009.
- Hoffman, Lawrence, A, Janet, R, Walton, Sacred Sound and Social Change, Indiana: University
of Notre Dame Press, Notre Dame, 1992.
- Idelsohn, Abraham, Zebi, Jewish Liturgy and Its Development, eerste druk: New York: Henry
Holt, 1932, laatste druk, New York: Dover Publications, Inc, 1995.
- Idelsohn, Abraham, Zebi, Arbie Orenstein, Jewish Music, Its Historical Development, eerste druk,
New York: Henry Holt and Company, 1929, laatste druk, New York: Dover Publications Inc, 1992.
Bibliografie 110 - Isaac, Ronald, H, Jewish Music, Its History, People, and Song, New Jersey: Jason Aronson Inc,
1997.
- James, J, The Music of the Spheres, Music, Science and the Natural Order of the Universe,
London: Abacus Books, 2003.
- Koehler.Ludwig, Walter Baumgartner, A bilingual Dictionary of Hebrew and Aramaic Old
Testament, London, Boston, Keulen: Brill, 1988.
- Krausz, Dr, S, Zur Orgelfrage, 1919.
- Küng, Hans, Judaisme, Between Yesterday and Tomorrow, New York: Continuum Publishing
Company, 1996.
- Lauko, Dr, Die Jüdische Musik, Sh’re Israel, Bratislava: Buchdrucherei Moritz Kalisch Nové
Zámky, 1926.
- Lesser, Jeffrey, Welcoming the Undesirables, Brazil and the Jewish Question, Berkeley:
University of California Press, 1995.
- Lesser, Jeffrey, Negotiation National Identity, Immigrants, Minorities, and the Struggle for
Ethnicity in Brazil, Durham &London: Duke University Press, 1999.
- Levy, Elkan, D, Derek Taylor, The Jewish Yearbook 2010, 5770-5771, London: Vallentine
Mitchel in association with The Jewish Chronicle, 2010.
- Lisowsky, Gerhard, Hans Peter Rüger, Konkordanz zum Hebraïschen alten Testament, nach dem
Masoretischen Text, Stutgart: Deutsche Bibelgesellschaft, 1993.
- Mann, Th, Die Orgel der neuen Synagoge zu Berlin, in: Urania, Ein Musikalischen Beiblatt Zum
Orgelfreunde, hrsg. v. Gotthold Wilhelm Körner, Erfurt und Leipzig, Jg.1866.
- Meir, Halevi, Leateriem, Sefer Torah, Neviem, weketoviem, Hebrew Bible, Wenen: Adolf
Holzhausen, 1874.
- Merriam, Alan, P, The Anthropology of Music, Evanston: Northwestern University Press, 1980.
- Mizrahi, Rachel, Imigrantes Judeus do Oriente Médio, São Paulo e Rio de Janeiro, São Paulo:
Safra Instituto Cultural, Atelié Editorial, 2003.
- Nadler, S, Spinoza, Uitgeverij Contact, 2001.
- Nettl, Bruno, The Study of Ethnomusicology, Twenty-nine Issues and Concepts, Chicago:
University of Illinois Press, 1983.
- Papastergiadis, Nikos, The Turbulance of Migration, Globalization, Deterritorialization and
Hybridity, Cambridge: Polity Press, 2007.
- Pattel, Aniruddh, Music, language and the Brain, Oxford: Oxford University Press, 2007.
- Rodeland, Jürgen, Beitrage zu Erfassung der Orgeln in Deutschen Synagogen bis zum Ende der
Weimarer Republik, Mainz: Johannes Gutenberg- Universität Mainz, 1994.
- Ross, James, R, Escape to Shanghai, A Jewish Community in China, New York: The Free Press,
Macmillan, Inc., 1994.
Bibliografie 111 - Rothmüller, Aron, Marko, The Music of the Jews, a Historical Appreciation, London: Vallentine,
Mitchel & CO., LTD, 1953.
- Rozenblit, The struggle of Religious Reform in Nineteenth Century Vienna, AJS review, vol 14,
no. 2, 1989: p. 179- 221.
- Saalschütz, J, L, Geschichte und Würdigung der Musik bei der Hebräern, Jerusalem: Appendix on
the Hebrew Organ in Jerusalem, 1829.
- Said, Edward, Oriëntalisme, London: Penguin Books Ltd, 2003.
- Sendrey, Alfred, The Music of the Jews in the Diaspora, London: Thomas Yoseloff, Publisher,
1970.
- Schagen, Martin, Alle de Werken van Flavius Josephus behelzende Twintig Boeken van de
Joodsche Oudheden, het Verhaal van eygen LEEVEN, de Histori van den Oorlog der Joden tegen
de Romeynen, de Twee boeken tegen Apion, en de Beschryvinge van den Marteldoodt der
Machabeeen, Waarby komt het Gezantschap van Philo aan den keyzer Kaligla, het voorheen
onvertaalde Geschrift van Philo tegen Flakus onder ‘t opzigt en door Sigbert Haverkamp, de Vijf
boeken van Egesippus, t’ Amsterdam: Martin Schagen, Boekverkoper, 1732.
- Schechter, Solomon, Aspects of Rabbinic Theology, reprint, previously published, New York:
Schocken Books 1961, Woodstock, Vermont: Jewish Lights Publishing, 1993.
- Scherman, Rabbi Nosson, Rabbi Meir Zlotowitz, Rabbi Sheah Brander, Nusach Sefard, the
complete Art Scroll Siddur, New York, Brooklyn: Mesorah Publications, ltd, 1995.
- Schmelz, Uziel, O. and DellaPergola, Sergio, The Demography of Latin American
Jewry, in: American Jewish Year Book, Vol. 85. New York-Philadelphia, 1985, pp. 51-102
- Schreiber, B, D, ‘The Woman‘s Voice in the Synagogue’ Journal of Jewish Music and liturgy 7
(1984-1985): 27-32.
- Schreiner, Claus, Musica Brasileira, A history of Popular Music and the people of Brazil, New
York: Marion Boyars Publishers, 2002.
- Scholem, Gershom, Major trends in Jewish Mysticism, New York: Schocken Books, 1995.
- Scruton, R, The Aesthetics of Music, Oxford: Oxford University Press, 1999.
- Shapiro, Sidney, Jews in Old China, New York: Hippocrene Books, 2001.
- Shepherd, John, Music as Social Text, Cambridge: Polity Press, 1991.
- Shiloah, Amnon, Jewish Musical Traditions, Detroit, Michigan: Wayne State University Press,
1992.
– Shiloah, Amnon, The Dimension of Music in Islamic and Jewish Culture, Burlington, USA:
Ashgate Publishing Company, 2003.
- Singer, Josef, Dürfen alte Synagogenmelodien modern harmonisiert werden? Artikel in het
tijdschrift ‘ Wahrheit’ 1911.
- Slobin, Mark, American klezmer, its roots and offshoots, Berkeley: University of California Press,
Bibliografie 112 2002.
- Slobin, Mark, Chosen Voices, The Story of American Cantorate, Chicago: University of Illinois
Press, 2002.
– Slobin, Mark, Tenement Songs, The Popular Music of the Jewish Immigrants, Chicago:
University of Illinois Press, Illini Books edition, 1996.
- Sorkin, David, The Transformation of German Jewry, 1780-1840, Oxford: Oxford University
Press, 1987.
- Sorkin, David, The Berlin Haskalah, and German Religieus Thought, Orphans of Knowledge,
London: Vallentine Mitchel, 2000.
- Spitalnik, Daniel, Um Canto Para o In finito, Dissertação apresentada ao Curso de Mestrado da
Escola de Communicação da Universidade Federal Rio de Janeiro, Rio de Janeiro: Universidade
Federal do Rio de Janeiro, Centro de Filosofia e Ciências Humanas Escola de Comunicação, 1998.
- Stephenson, Bruce, The Music of the Heavens, Princeton: Princeton University Press, 1994.
- Stokes, Martin, Etnicity, Identity and Music, The Musical Construction of Place, Oxford, New
York: Berg Publishers, 1997.
- Storr, Anthony, Music and the Mind, London: Harper Collins Publisher, 1992.
- Sulzer, Salomon, Denkschrift and die hochgeehrte Wiener Israelische Cultus- Gemeinde, Wien:
1876, p.17
-Topel, Marta, F, Jerusalém & São Paulo A nova ortodoxia judaica em cena, Rio de Janeiro:
Topbooks Editora e Distribuidora de Livros LTDA, 2005.
- Tremmel, Erich, Die Orgel in der Synagoge, Eine Betrachtung aus musikwissenschaftlicher Sicht,
in: 2, International Festival der Jüdischen Musik, (hrsgr.v Andor Izsak) Augsburg, 1989.
- Wätjen, Hermann, Das holländische Kolonialreich in Brasilien, Den Haag: Martinus Nijhoff,
1921.
- Weber, Max, The Sociology of Religion, Boston: Beacon Press, 1993.
- Werner, Eric, The sacred bridge, New York: Columbia University Press, 1959.
- Werner, Eric, A Voice Still Heard, The Sacred Songs of the Ashkenazic Jews, Pennsylvania: The
Pennsylvania State University Press, 1976.
– Winkler, Georg, Klezmer, Merkmale, Strukturen und Tendenzen eines musikkulturellen
Phänomens, Bern: Peter Lang AG, 2003.
- Wiznitzer, Arnold, Os Judeos no Brasil Colonial, São Paulo: Editôra da Universidade de São
Paulo, 1966.
- Zohar, Zion, Sephardic & Mizrahi Jewry, from the golden age of Spain to Modern Times, New
York: New York University Press, 2005.
Bibliografie 113 - Zuckerkandl, Victor, Sound and Symbol, Music and the External World, Princeton: Princeton
University Press, 1973.
- Zuckerkandl, Victor, Man, the Musician, Princeton: Princeton University Press, 1973.
Websites:
http://www.jhm.nl/
http://www.jmwc.org/jmwc_resmusic.html.
http://www.cip.org.br/index.jsp
http://arirj.com.br/
http://www.shalom.org.br/
http://www.hebraica.org.br/sitenovo/
http://culturajudaica.uol.com.br/
http://www.faqs.org/periodicals/201001/1952911311.html
http://imgbase-‐scd-‐ulp.u-‐strasbg.fr/displayimage.php?album=813&pos=0
http://www.ajcarchives.org/main.php?GroupingId=10136
http://www.archive.org/details/anthropologicalt00blumuoft
http://www.jafi.org.il/education/100/concepts/demography/demjpop.html
http://www.jewishdatabank.org/
http://www.springerlink.com/content/7741210923r6418x/?p=db4d0ac08f1e4b9598864a210a13c64e&pi=3
CD opnames:
- A Hanuka Celebration ‘Traditional Songs and Original Settings by Samuel Adler, Michael
Isaacson, Leo Low, Alexander Olshanetsky, Zavel Zilberts and others’ (American Classics,
Milken Archive) Naxos, iTunes download
- Alberstein Chava ‘Yiddish Songs’ Hemisphere, iTunes download
- Attia, Adolphe ‘Chants de la Synagogue’ Le Chants Du Monde LDX2741104
- Attia, Adolphe ‘Le grandes fêtes liturgiques Juives’ Le Chant du Monde LDX2741033
Bibliografie 114 - Banda Klezmer Brasil ‘mishmash à brasileira’ MCD 036
- Bloemendal, Hans ‘The Amsterdam Synagogue, The Jewish Song, Kedushah’ (Universal
Classics a division of Universal Music BV, The Netherlands) Philips 468 098-2
- Burning Bush ‘Klezmer & Hassidic Music’ ARC Music Productions Int. Ltd
5019396146129
- Burning Bush ‘Best of Yiddish, Klezmer and Separdic Music’ ARC Music Productions Int.
Ltd 5019396137523
- Bursztein, Avi ‘Chazanut in Concert, Tsor Jisrael, Rocha de Israel’ Produzida no Pólo
Industrial de Manaus CAV00002008
- Chekroun, Alain & Taoufik Bestandji ‘Chants des Synagogues du Maghreb’ Magda, iTunes
download.
- Craimer, Shimon Cantor, Cantor Naftali Herstik, Chorus Viennensis, Vienna Chamber
Orchestra, Gerald Wirth, Conductor ‘Vienna Choir Boys A Jewish Celebration in Song,
Sholom Kalib, The Day of Rest, Abraham Kaplan, Psalms of Abraham’ (American
Classics, Milken Archive) Naxos, iTunes download
- Crasser, Jürgen ‘ Es wird nicht Untergehen, Jüdische- Liturgische Gesänge aus Berlin aus
den Jahren 1909-1937’ Barbarossa LC 4022 Edba 01317-2
- David, Antoine ‘Concert Chazzanoet, Choeur D’hommes de la communaute Israélite de
Lausanne’ Doron Music DRC 3003, Edition SX 29 K 48178
- Edelstein, Alexandre, Avi Burszstein ‘Shirá Chadashá, Bar Mitswa, Shacharit’ CIP juli
2008, eigen productie
- Evans, Winsome, The Renaissance Players ‘The Sephardic Experience, volume 1 Thorns of
Fire, volume 2 Apples and Honey, volume 3 Gazelle and Flea ’Celestial Harmonies, iTunes
download
- Fortuna ‘Novo Mundo’ MCD 303
- Fortuna, e coro de Monges Beneditinos do Mosteiro de São Bento de S. Paulo ‘Caelestia’
MCD 136
- Fortuna ‘15 anos 1993/2008’ MCD 433
Bibliografie 115 - Grinberg, Tânia, Azdi ‘Shpraiz ikh mir’ Azdimusic, eigen productie, promotie cd.
- Grinberg, Tânia ‘Na Paleta do Pintor’ Agata Technologia Digital Ltda CPF 289.803.498-31
- Halberstam Rabbi Laizer & Chassidic Chorus ‘Songs of the Bobover Chassidim’ iTunes
download
- Herstik, Naftali, Alberto Mizrahi, Benzion Miller ‘Cantors a faith in song, filmed live at the
historic Portuguese Synagogue in Amsterdam for Public Television’ TV Matters B.V.
U.S.A. DVD. Cat. No: MUM9040
- Kamti Lehallel ‘The Musical Tradition of the Spanish and Portuguese Jewish Communities
of Amsterdam, London and New York’ (Jewish Musical Heritage, Jewish Historical
Museum Amsterdam) Beth Hatefutsoth records BTR 0701
- Kol Nidrey, ‘Rosenblatt, Jolson, Koussevitzki, Sirota, Waldman, Unger, Kwartin, Peerce’
A Comparative Disc, iTunes download
- Leipziger Synagogal Chor, Collegium Instrumentale Lipsiense, Helmut Klotz ‘Judische
Gesänge, Jewish Chants and Songs, Lewandowski, Alman, Naumbourg, Rossi, Dunajewski
& Amiran’ Berlin Classics, iTunes download
- Malovany Cantor Joseph, Noam Sheriff, Hungarian State Orchestra ‘The famous Cantor
Joseph Malovany’ Hungaroton Classic HCD 18178
- Miller, Cantor Benzion Miller, London Synagogue Singers & Schola Hebraeica ‘The First
S’ Lihot, The Entire Midnight Service According to Orthodox and Traditional Ritual’
(American Classic, Milken Archive, American Jewish Music) Naxos, download iTunes.
- Oberman, Abraham, cantor, tenor, com coro e orquestra sob a regência do maestro Carlos
Slivskin ‘Shema Elokim rinati hadeshivah tefilatie, ouve, o deus a minha suplica atende a
minha oração’ fabr. por. gravaçôes elétricas s/a discos continental 10.34-404-001-B (1977,
LP)
- Pucci, Magda ‘Mawaca pra toda canto’ Ethos Music, ethosprodutora AMCD 284
AB0001000
- Rohde, Ira, Hazzan, Schola Hebraeica, The New London Children’s Choir, Neil Levin,
conductor ‘Jewish Voices in The New World, Chants and Prayers from the American
Colonial Era’ (American Classics, Milken Archive) Naxos, iTunes download
Bibliografie 116 - Rosenblüth, Leo ‘Jewish Liturgical Music’ BIS Sweden 7 318590000014
- Roth, Leo, Werner, Sander ‘Kol Nidrei, Sakral Musik der Synagoge’ Emi classics 7243 5
65457 2 4
- Savall, Jordi, Hespèrion XXI ‘Music from Christian & Jewish Spain 1450-1550’ Virgin
veritas X2, iTunes download
- Savall. Jordi, Hespèrion XXI, Montserrat Figueras ‘Diáspora Sefardí’ Alia Vox cd 1, 2,
iTunes download
- Shelim, Eli & Sydney Bet Josef Sephardi Synagogue Congregation ‘Jewish Out of
Babylon- the Music of the Bagdadi- Jewish Migrations Into Asia and Beyond’ Celestial
harmonies, iTunes download
- Spitalnik, Daniel ‘Para visitantes, amigos e seus afins’ Produzida no Pólo Industrial de
Manaus 03-DS-01 AA1000
- Turetsky Mikhael ‘Hatikva, hope, Jewish Sacred Music from the Male Choir of the
Moscow Choral Synagogue’ London KNIGA MK 427003
- Verhoeff, Rene, Ludwig van Gijsegem ‘Jewish Liturgical Music, The Royal Male Voice
Choir and the Residential Orchestra’ Mirasound 399214
- Wimmer, Thomas, Esemble Accentus ‘Sephardic Romances, Traditional Jewish Music
from Spain’ Alte Musik, Naxos 8.553617
- Yiddish Songs ‘Yiddish songs – Jiddisch lieder, traditionals (1911-1950) cd. 1-4’
Membram International GmbH 222047-354
- Zekhry, Beny, Rabino Adrian Gottfried ‘Nigunim: A música da alma judaica’ Comunidade
Shalom, Kislev 5765, eigen productie.
- Zekhry, Beny, Rabino Adrian Gottfried ‘Refuá Shlema, A Música do Healing Judaico’
Comunidade Shalom, eigen productie.
Bijlagen:
1. Onderzoeksverslag
2. Het Bohn synagogenorgel en het Bohn harmonium in de ARI synagoge in Rio de Janeiro
Bibliografie 117 3. Het Nathan Mayer archief in de ARI synagoge te Rio de Janeiro, het Iuda Waichenberg archief in
São Paulo.
4. Portugeese tekst, Beny Zekhry met visie over zijn musiceren, website Comunidade Shalom.
5. Cd-R met uitgewerkte interviews
6. DVD-R met een selectie van opnames van muzieksessies en concerten.
Bijlage 1. Onderzoeksverslag 118
Bijlage 1: Onderzoeksverslag van mijn veldwerk, samenvatting van mijn dagboek en
gedeelten van het dagboek van mijn zus.
Week 1: Maandag 27 april tot zondag 3 mei. Eerste week van mijn onderzoek in de stad Sao Paulo:
In deze week werden twee dingen direct duidelijk; de taal was niet een echt probleem omdat de
meeste van mijn Joodse contacten in Brazilië, of goed Duits spraken of redelijk Engels. Een
bijkomend gegeven is dat de muziektaal over alle grenzen en talen heen gaat en de communicatie
verliep dus boven verwachting. Ook is de stad Sao Paulo wel immens groot maar uitermate logisch.
De stad heeft een redelijk metrosysteem en is naar onze bevindingen een niet echt onveilige stad.
Zelfs in de avonduren ondervonden we geen enkel probleem. De stad is best gezellig. De route naar
onze contactadressen deden we grotendeels te voet. De organisatorische kant van het onderzoek
kreeg steeds beter vorm. Ik had een rood klein notitieboekje, we noemden dit schertsend het boekje
van Mao. Hierin werden alle namen, telefoonnummers, e-mail adressen, adressen, notities,
verslagen van gesprekken en door mij gedane observaties genoteerd.
Mijn “kantooruren waren ‘s morgens voor tien uur en meestal ‘s avonds na tien uur. Dit
waren de bel en e-mail momenten waarin nieuwe afspraken werden gemaakt, afspraken bevestigd
en dagroutes gepland. Deze “kantoortijden” had ik afgestemd op de tijden dat ik een redelijke e-
mailverbinding had. Het moet gezegd dat deze e-mailverbinding niet geheel de mijne was en ik dus
“gast” was op een andere verbinding. De voornaamste reden hiervoor was dat het wel mogelijk was
voor mij in Brazilië een mobiele telefoonverbinding te verkrijgen maar mobiel internet stond nog in
de kinderschoenen en werkte niet. Daar ik boven verwachting veel contacten kon leggen al in de
eerste week en bedolven werd onder de namen, telefoonnummers en adressen doken er vrijwel
direct een aantal extra praktische problemen op. Hoe plan ik de agenda zo strak mogelijk en
organiseer ik de afspraken zo dat ik niet het ene uur in de ene uithoek van Sao Paulo zit en enkele
uren later totaal aan de andere kant van de stad moet wezen? Hier kwam onze gezamenlijke
internationale stedelijke ervaring enorm van pas, wie Tokyo en New York aan kan moet ook zijn
weg kunnen vinden in Sao Paulo. Ik memoreer hier nog in het bijzonder de uitstekende praktische
organisatorische talenten van mijn zus die, een chaoot die ik soms ben, goed van pas kwamen. We
vormden een fantastisch team, dit naast de plattegronden van Google Earth voor de uithoeken van
Sao Paulo en de plattegrond van Sao Paulo centrum, vertrouwden op onze gedegen voorbereidingen
en daarnaast vooral op onze intuïtie. De vraag bleef echter, hoe houd ik orde in de afspraken? Dit
loste ik op door elke dag in de morgen een lijst te maken op naam, adres en afspraakmoment van de
te concretiseren afspraken en doelen. Op het eind van de dag vinkte ik de geconcretiseerde doelen
duidelijk in een lijst af. Daarnaast onderhield ik een strakke agenda op mijn laptop. Een door ons
redelijk groot ondervonden probleem was dat de joodse connecties alle de neiging hadden om hun
afspraken te willen maken op de vrijdagavond, de Sabbat en de zondagmorgen. Hierin speelt het
Bijlage 1. Onderzoeksverslag 119 sociale aspect en de gastvrijheid in de joodse traditie een belangrijke rol. Het is voor iemand als
jood een grote eer uitgenodigd te worden door een relatie voor de Sabbatviering in zijn synagoge
waarna deze viering meestal een vervolg krijgt met een uitnodiging voor de Sabbatmaaltijd bij hem
en zijn familie thuis. Ook een uitnodiging voor de Sabbatmorgendienst is een grote eer waarbij men
je dan als gast oproept voor een taak in de minjan (de tien joden die verplicht zijn voor het kunnen
houden van een viering) op Sabbat zelf. De zondagmorgen is vaak de leermorgen voor de joodse
gemeenschap en ook regelmatig wordt deze morgen gebruikt voor één van de repetities van het
koor. Het probleem hier was dat ik agenda-technisch nooit iedereen in hun verzoek kon honoreren
om op deze drie momenten van het weekend gast te zijn en het hieraan verbonden probleem was,
hoe vertel ik de relaties die mij uitnodigen op een diplomatieke manier dat ik hun uitnodiging niet
kan accepteren daar ik al een afspraak heb. De vraag die vervolgens even belangrijk was, hoe kreeg
ik de afspraken die niet door mij gehonoreerd konden worden rondom de Sabbat geregeld op andere
momenten zonder mijn gasten voor het hoofd te stoten. Het lukte mij echter in deze week een zeer
goede start te maken met het onderzoek en een reeks van concrete doelen te realiseren.
Op maandag 27-04 besloten we naar het Centro da Cultura Judaica te gaan. Dit was nog zonder
dat we een afspraak gemaakt hadden en toen we het gebouw naderden, het is gebouwd in de vorm
van een Thorarol, deinsden we enigszins terug voor de extreme beveiliging rondom het gebouw.
We belden aan en introduceerden ons aan de bewakers. We overvielen hen met ons doel,
mede omdat het instituut eigenlijk gesloten was op maandag, maar we werden na screening toch
binnen gelaten en geïntroduceerd bij de conservator, Rosalie Vaz. Zij gaf ons het advies afspraken
te maken met de muziekproducer van het instituut Hebraica en Centro da Cultura Judaica, Roberto
Ring en met de directrice van Centro da Cultura Judaica, Yael Steiner. Ook raadde ze ons aan om
naar de Congregational Israelita Paulista te gaan, CIP. De volgende dag konden we bij Rosalie Vaz
terecht om 13.00 en dan zou zij ons ook introduceren bij een zekere Felipe die ons zou rondleiden
in het Centro da Cultura Judaica. Wij besloten op de terugweg naar ons appartement langs CIP te
gaan. Dit was geen succes. De idioot rigide beveiligingsbeambten waren ongemanierd, grof en
kleinerend en deden mij sterk denken aan enkele beveiligers van de Mosad die ik had meegemaakt
op mijn reizen naar Israël toen ik daar was op uitnodiging van het Ministerie van Cultuur van Israël.
We kwamen niet binnen in CIP en ik was woest. Niet over de noodzakelijke beveiliging maar over
de manier van beveiligen. Was dit soms een voorteken, een symbool van de algemene culturele
geïsoleerdheid die ik later constateerde bij de Joodse Asjkenazische gemeenschap in Brazilië? Zeer
geërgerd kroop ik ‘s avond in de pen en stuurde een e-mail op poten naar deze organisatie, waarbij
ik duidelijk maakte dat ik niet gecharmeerd was van de manier van behandelen, wat moest mijn
Universiteit in Amsterdam hier wel van denken en dat het nuttig zou kunnen zijn voor hen mij als
onderzoeker op mijn mobiele telefoon te bellen met de nodige excuses. Ook refereerde ik aan mijn
Bijlage 1. Onderzoeksverslag 120 e-mail verkeer vanuit Nederland met de chazzaniem van Sao Paulo en Rio, waaronder de chazzan
van CIP zich bevond. Ik vermeldde daarnaast dat ik geïntroduceerd was bij hen door mevrouw
Rosali Vaz van het Centro da Cultura Judaica hun gevoegelijk bekend en dat ze hun e-mail hadden
moeten bekijken, dan hadden ze haar introductiemail gezien die zij aan hen had gestuurd met de
melding dat ik die dag zou komen. Deze avond maakte ik nog een afspraak met Magda Putzi voor
morgen en telefoneerde ik o.a. Irene Aron die mij een aantal adressen gaf om te benaderen.
Dinsdag 28-04 stonden we ontspannen op en deed ik eerst mijn “kantoorwerk”. Ik werd
aangenaam verrast door het telefoontje van het hoofd van de beveiliging van CIP, die zich
honderduit verontschuldigde voor zijn beveiligingsbeambten in lagere rang. Ik kreeg twee geheime
telefoonnummers van de top van de beveiliging, hemzelf en zijn plaatsvervanger. Als ik deze van te
voren belde zouden alle deuren bij CIP voor mij ten allen tijde opengaan. Mijn e-mail had dus
gewerkt. We gingen om ongeveer 10.30 naar Centro da Cultura Judaica waar we een afspraak
hadden voor een interview met Rosali Vaz en een rondleiding met Felipe. Het interview was wat
algemeen en niet honderd procent beantwoordend aan het doel. Ik probeerde via Rosali Vaz de
directeur van het instituut, Yael Steiner te spreken en toevallig zat ze in het restaurant waar wij ons
ook bevonden. Het gesprek met haar wierp wel de nodige vruchten af. Zij zou ons introduceren bij
haar neef Alexandre Edelstein, de chazzan van CIP en bij musicus Marcello Ghelfi, de koorleider
van CIP. In de avond had ik een interview met Magda Putzi en bij terugkomst in het appartement
werd ik nog gebeld door Alexandre Edelstein voor een eerste ontmoeting met hem en Marcello
Ghelfi op donderdag van 11.00 tot 15.00. Tijdens deze ontmoeting zou nog een jonge gastchazzan
aanwezig zijn en zou er concreet geoefend worden voor Yom Kippoer.
Op woensdagmorgen 29-04 heb ik een afspraak gemaakt voor donderdagavond om 17.30 met
producer Roberto Ring. Ook heb ik een afspraak gemaakt met Professor Dr. Nancy Rozenchan, een
Jiddische docent en autoriteit in de Joodse wereld van Sao voor vrijdagmorgen van 10.00 tot 12.00.
Zij bleek in het verloop van het onderzoek door haar autoriteit van onschatbare waarde doordat ze
mij bij vele mensen introduceerde. Yael Steiner van Centro da Cultura Judaica mailde mij dat zij
mij geïntroduceerd had bij Jose Goldfarb, één van de belangrijkste directeuren van het Culturele
Joodse Instituut Hebraica. Jose Goldfarb mailde mij kort daarna dat hij bereid was tot een interview.
Daar we wel de nodige afspraken hadden gemaakt maar geen verdere concrete afspraken hadden
voor de woensdag namen we een vrije dag en bezochten Centro (het centrum van Sao Paulo).
Donderdag 30-04 ‘s morgens afspraak gemaakt met Jose Goldfarb van Hebraica en geprobeerd
de zangeres Tania Grimberg en chazzan Andre Nudelman in Rio te bereiken. Om 11.00 werden we
in CIP met alle egards ontvangen, zelfs door de beveiliging, en hadden een geweldig interessante
repetitie, waarin we de muziek van Yom Kipoer doornamen met chazan Alexandre Edelstein,
Marcello Ghelfi en de gastchazzan waarbij ik om in musicologische termen te spreken
“participerend observeerde”. Daarna een interview met Alexandre Edelstein en een partituren
Bijlage 1. Onderzoeksverslag 121 studiesessie.
fig. 13. Sessie met chazzan Alexandre Edelstein (links), leerlingchzazan (tweede van links), chazzan en koordirigent Marcello
Ghelfi (tweede van Rechts) en ikzelf (rechts).
Met veel materiaal verlieten we om ongeveer 15.30 de synagoge, gingen gauw eten en hadden
daarna een afspraak met Roberto Ring, de producer van Hebraica en Centro da Cultura Judaica. Hij
woont in een schitterende villa, maar als persoon en musicus was hij niet echt aangenaam, hij liet te
duidelijk merken dat hij belangrijk was en de informatie die hij gaf in zijn interview over het
instituut Hebraica en de Joodse synagogale muziek werd in de vele andere interviews eerder geheel
of gedeeltelijk ontkracht dan bevestigd. Het interview met hem moeten we als het minst bruikbare
beschouwen.
Vrijdag 01-05. Na de gebruikelijke ‘kantoorsessie’ gingen wij naar de afspraak met Prof. dr.
Nancy Rozenchan van 10.00 tot 12.00. Een geweldig interview, wat een kennis, daarnaast ook een
zeer sympathieke vrouw. Na afloop van het interview kreeg ik nog enkele adressen om te
contacteren en zij beloofde mij verder te helpen. Zoals gezegd: zij bleek in de loop van mijn
onderzoeksperiode de belangrijkste spil voor mijn Joodse connecties in Sao en heeft door haar
invloed en haar introducerende e-mails richting haar relaties mij enorm geholpen om vele
belangrijke afspraken te realiseren. In de middag begonnen we onze sessie met chazan Benny
Zekhry, geboren in Egypte echter van Marokkaanse afkomst, van de progressieve synagoge
Bijlage 1. Onderzoeksverslag 122 Communidade Shalom. Eerst een lang interview met hem voor we deelnamen aan de
vrijdagavonddienst. In het interview met hem veel informatie over hoe deze synagoge en deze
musicus stond tegenover invloeden van Braziliaanse en andere muziek in de synagoge muziek. Hij
is in zijn hart sterk gericht op de muziek van de oriëntaalse joden en hij gebruikt instrumenten uit
Turkije, het Midden Oosten en Afrika, zoals de santour, een klein psalterium, de tabla, de
tamboerijn, de bendir (een Noord Afrikaanse zeer krachtige trommel). De sas, een Turkse klarinet
vindt hij geweldig voor de joodse muziek en ook voor de synagogenmuziek, dit omdat de sas
kwarttonen kan produceren omdat hij geen Bohm of Alfred kleppensysteem heeft. De
zigeunermuziek, de flamenco en de Arabische muziek zijn essentieel voor zijn muzikale
ontwikkeling. Maar daarnaast gelooft Benny dat muziek zoals Rock en Funck en misschien in de
toekomst ook wel de Braziliaanse muziek haar stempel op de joodse synagogenmuziek zal drukken.
Ook is Benny gecharmeerd van de Jiddische muziek en de klezmer. Hij was in deze, naar later uit
mijn onderzoek bleek, een van de meest progressieve synagogenmusici van allen in Brazilië, maar
wel een roepende in de woestijn. Zijn roem werd voor hem uitgebazuind door zijn medestanders, de
progressieve joden, die naast een door hen uitdrukkelijk gewenste redelijk orthodoxe liturgie niet
afwijzend staan tegen vernieuwing in de muziek. De gematigde joden en orthodoxen verguizen hem
echter. Deze kunnen ook zijn nog progressievere collega musicus en Rabbijn Nilton Bonder in Rio
niet echt waarderen. De avonddienst was naar mijn gevoel vrij modern en muzikaal werd er niet
volledig teruggegrepen op de aloude Duitse traditie. Wat mij trof was de niet formele geweldige
ontspannen intieme sfeer binnen het totaalkader van de Joodse traditionele huiselijkheid, een warm
bad. Ook werd hier voorzichtig geëxperimenteerd, binnen de algemene kaders van de
synagogentraditie, met enkele nieuwe muzikaal liturgische ideeën.
Zaterdag 02-05. Deze dag was extra druk, we gingen weer vroeg naar Communidade Shalom
voor de zaterdagochtenddienst. Deze was in tegenstelling tot de vrijdagavonddienst muzikaal
ronduit conservatief te noemen, hij ademde absoluut niet de sfeer van de vrijdagavond. In de
middag had ik een studiesessie met Benny in zijn studio en hier kwam hij met zijn progressieve
ideeën goed los, maar hij gaf gelijk aan dat het in het toch wel conservatieve muzikale joodse
klimaat in Brazilië erg moeilijk is om nieuwe muziek voor de liturgie te introduceren. Om 16.00
had ik een interview en rondleiding met de directeur van Associaçau Brasileira A Hebraica, door
mij in het vervolg instituut Hebraica genoemd, Jose Louis Goldfarb. Het werd mij zeer gauw
duidelijk dat deze Jose Louis Goldfarb de spin in het culturele web van het Joodse leven van Sao
Paulo is, een uitermate machtig man. Ook is het instituut Hebraica een zeer machtig cultureel
maatschappelijk instituut, eigenlijk een Joods pretpark, met alle voorzieningen die je wilde, van
zwembaden, tennisvelden, bioscoopzalen tot een synagoge, het is een kleine stad in een stad met
zelfs een eigen “koshere” Mac Donald. Het doel van het instituut is om naast de joodse
gemeenschap, ontspanning en sportgelegenheid in een ongedwongen sfeer te geven, ook de joodse
Bijlage 1. Onderzoeksverslag 123 cultuur te promoten. Toen ik hem vroeg of bij de programmatie van de concerten en
theatervoorstellingen alleen maar joodse cultuur wordt geprogrammeerd, haastte Jose zich om te
zeggen dat dit niet het geval is maar dat er ook niet joodse cultuur wordt gepromoot. Ik vroeg echter
door, wetend dat ik in deze niet het geheel juiste antwoord kreeg. Ik had van hem graag de juiste
percentages, die hij dan ook concreet kon geven aan de hand van programmaboekjes van de
afgelopen jaren. Het instituut promootte 70% joodse cultuur en 30% niet joodse cultuur. Van deze
30% was een belangrijk deel de programmatie van films op het beroemde filmfestival van instituut
Hebraica. Wij woonden de dienst bij in de synagoge van Hebraica, ter afsluiting van Sabbat. Hier
werd ik opnieuw volledig verrast, het was een volledige chassidisch getinte dienst. Als gast werd ik
uitgenodigd voor de lezing aan de bima. Vreemd! Wij waren vrij orthodox gekleed, zowel mijn zus
als ik hadden onze gebedsmantel om, een kipah op en baden trouw mee met de gebeden in het
Hebreeuws, deze aanwijzend in onze gebedenboeken. We maakten ook veel minder fouten in het
meedoen met de gebeden dan in de Communida Shalom, want deze dienst was erg traditioneel, we
bevonden ons liturgisch op bekend terrein en kenden de volgorde van de liturgie uit het hoofd.
Waarom gonsde het dan in de synagoge, vooral bij de vrouwen. Ik hoorde ze ook in het Hebreeuws
en Jiddisch fluisteren: die daar zijn niet orthodox! Ik geneerde me want we deden toch echt niets
fout, aan onze manier van gebeden zeggen in het Hebreeuws konden ze met hun Braziliaans dialect
een puntje zuigen, wij deden het immers volgens de nauwgezette “Antwerpse school”. Het werd me
snel duidelijk: mijn zus Carin zat naast mij, aan de rechterkant in de synagoge, wat normaal kon in
een liberale en zelfs ook in een vrij orthodoxe synagoge. Dan had je de keus, heren en gemengd
rechts, dames links. Dom van me: deze synagoge was volgens de ultra orthodoxe traditie in drieën
gedeeld, gemengd mocht in het midden zitten, een soort coulance regeling voor de niet orthodoxe
gasten, de heren rechts, de dames links. Ik gedroeg mij door het plaatsnemen aan de rechterkant als
een uitermate orthodoxe jood, het was in dit opzicht dan ook een grote fout dat mijn zus bij mij zat
aan de rechterkant, zij had links moeten zitten. Dit was voor mij erg vreemd en het paste niet in
mijn totale impressie van het instituut Hebraica. Iedereen van liberaal tot zeer liberaal, van orthodox
tot zeer orthodox chassidisch, stoorde zich in het instituut niet aan elkaars manieren, kleding en
overtuigingen en vermaakte zich als jood in dit joodse paradijs, ze liepen er rond zowel in
zwembroek en bikini als in chassidische kledij compleet met hoed en lange zijden mantel. Waarom
dan in de synagoge van dit instituut ineens dit uitermate orthodoxe gedoe? Niet zeuren! Het was
gewoon dom van mij, ik had het moeten zien. Na afloop sprak ik met de chazzan David Kullock en
zijn vrouw Sylvia Lohn, beiden Duits sprekende joden. In het interview werd me duidelijk dat het
chazzanoet in Hebraica conform de Duitse Asjkenazische rite verliep met een sterke invloed van de
chassidische nigoeniem en ook dat de synagoge erg orthodox was. Op de valreep van het interview
vertelde David mij dat hij in het kader van 500 jaar Braziliaanse muziek op een van de cd’s de
muziek van de eerste geïmmigreerde joodse gemeenschap uit Nederland in Recife had
Bijlage 1. Onderzoeksverslag 124 gereconstrueerd en hier ook wetenschappelijk mee aan de slag was gegaan en de partituren hiervan
had. Ik drong aan om een afspraak met hen hierover te maken voor een interview, partituren en
muziekonderzoek. Zij stonden er welwillend tegenover, maar agendatechnisch is het ons niet gelukt
deze afspraak voor deze onderzoekssessie te realiseren. Deze openstaande afspraak zal in het kader
van een eventueel vervolgonderzoek nog geconcretiseerd moeten worden. We verlieten om 22.00
het Instituut Hebraica.
Zondag 03-05 hadden we een relatief rustige dag. We zijn eigenlijk alleen maar in de middag
van 12.00 tot 14.30 naar een concert geweest in het kader van de herdenking van Sholem Aleichem
in Hebraica. Hier was de actrice Sylvia Lohn de Jiddische verteller en Sonia Goussinsky was de
Jiddische zangeres van Poolse afkomst. In een later stadium op dinsdag 05-05 heb ik nog een zeer
waardevol interview gehad met deze zangeres.
Week 2. Maandag 4 mei tot donderdag 7 mei, vervolg van mijn onderzoek in Sao Paulo.
Maandag 04-05 afspraak met de zangeres van de enorm aan de weg timmerende groep Azdi, Tania
Grinberg. De afspraak was in het prachtige huis, annex studio van haar moeder, kunstenares en
Professor in de keramische kunst aan de Universidade de São Paulo, Escola de Comunicações e
Artes, Departamento de Artes Plásticas Norma Tenenholz Grinberg. De sessie van 09.30 tot
ongeveer 14.30 was ontspannen en bestond uit een lang interview, waarbij ik al gauw koos voor een
open interview met weinig gerichte vragen omdat zij veel te vertellen had. Naast dit interview
woonden we een oefensessie bij met haar Braziliaanse muziekgroep, waarvan ook leden in Azdi
speelden. Tania combineerde Sefardische, Jiddische en klezmer met invloeden uit de Braziliaanse
muziek. Een geweldig muzikante met klasse musici die haar omringden, wat een kwaliteit en
kunde. Zij streeft naar hybride diasporamuziekvormen met zoals zij stelde als basis de joodse
nesjomme, de joodse ziel. Zij is niet alleen een praktiserend musicus, maar geeft ook prioriteit aan
het doen van gedegen onderzoek naar de muziektradities en vormen die zij in haar
uitvoeringspraktijk integreert. We hebben nog gezellig gegeten in het appartement van Tania’s
moeder dat uitkijkt over geheel Sao Paulo en konden door de ongelofelijk zware onweersbui pas na
enkele uren weer naar de metro richting ons eigen appartement. De rest van de dag hebben we privé
doorgebracht.
Dinsdag 05-05. De hele morgen heb ik vanaf mijn bureau de zaken geregeld voor
ons verblijf in Rio de Janeiro; chazzan Andre Nudelman gecontacteerd, hotel Santa Clara
aan de Copacabana geregeld en Juliana Muniz gevraagd het vliegticket te regelen. De
planning was om vrijdag rond de middag richting Rio te vliegen daar we ‘s avonds reeds
om 18.00 een afspraak hadden in de ARI synagoge in Rio. Nadat we deze administratieve zaken
hadden geregeld gingen we nog even in het prachtige tropenpark zitten bij de MASP (Museu de
Arte de São Paulo) en snel eten in ons favoriete restaurantje omdat we een interview hadden met de
Bijlage 1. Onderzoeksverslag 125 Jiddische taalstudente en zangeres Sonia Goussinsky om 14.00. Zij wordt in Sao Paulo gezien als
een autoriteit op het gebied van de Jiddische muziek en wij hadden haar reeds gehoord in het
programma ter nagedachtenis aan “Sholem Aleichem” in instituut Hebraica. In dit programma was
het mij opgevallen, evenals in verscheidene opnames van haar en Tania die ik gehoord had dat het
Jiddisch dat men in de Joodse traditie gebruikte in Brazilië sterk afweek van het oorspronkelijk
Jiddisch. In mijn interview met Prof. Nancy Rozenchan en met Tania Grinberg heb ik hier reeds op
doorgevraagd en zij bevestigden mij dat het gebezigde Jiddisch in Brazilië een Braziliaans Jiddisch
dialect is dat bewust door de gemeenschap wordt gekoesterd. Hier moet ik het dus ook nog met
Sonia Goussinsky over hebben. Toen we haar ontmoetten viel ons op hoe klein deze dame is en dit
was ons op het podium niet opgevallen. Sonia is een echt introvert type, bedachtzaam, uitermate
filosofisch en op elke vraag zorgvuldig antwoordend. Zij is in haar persoonlijkheid totaal
verschillend van de extroverte Tania Grinberg. Het werd echter wel een diepte-interview waarbij er
weer heel veel puzzelstukjes in mijn totaalvisie over de joodse muziekcultuur op zijn plaats vielen,
voor mijn onderzoek als interview een schot in de roos. Het Braziliaanse Jiddisch wordt in haar
tegenwoordige vorm volgens haar nu sterk gekoesterd en geïdealiseerd omdat vele joden die Duits
of Jiddisch spraken en uit Oost Europa kwamen tijdens een bepaalde periode voor en in de tweede
wereldoorlog sterk werden gediscrimineerd tijdens het Vargas regime. Eerst omdat het regime pro-
Nazi was en een sterke economische band had met Duitsland en antisemitische tendensen
vertoonde. Later toen het Vargas regime een alliantie sloot met de geallieerden en alles wat maar
enigszins Duits sprak aanzag als een vijfde Colonne, werden de Jiddisch/Duits sprekende
Asjkenazische Joden hier wederom de dupe van. Het Jiddisch en Duits werd alleen nog in de privé-
sfeer en in de synagogen gesproken en gezongen. De Jiddische cultuur en taal en met name de
grammatica werd hierdoor ongemerkt een archaïsche dode taal. In de jaren vijftig en zestig werd het
Jiddisch en Duits weer openlijk gepropageerd en steeds meer gesproken, maar zeker het Jiddisch
was geworden tot een Jiddisch Braziliaans dialect, ondertussen behoorlijk verwijderd van het
oorspronkelijke Jiddisch, zeker in zijn uitspraak. Bovenstaand sociologisch gegeven dat sterk
bepalend is geweest voor de gehele ontwikkeling van de Joodse muziek in Brazilië en de houding
tegenover invloeden van buitenaf zal ik uitgebreider moeten behandelen in mijn scriptie. In de
avond zijn we naar het concert van AZDI in Teatro Folha aan de Avenue Hiegienopolis gegaan.
Verassend en verfrissend was het hoe Tania met haar groep in haar Jiddische, Ladino en
Klezmermuziek elementen uit de Braziliaanse muziekcultuur integreerde.
Woensdag 06-05. In de morgenuren weer geprobeerd een afspraak te maken met Fortuna. Deze
dame is een meesteres in uitvluchten en smoezen, zij verhief het tot een ware kunst om afspraken
elke keer weer op te schuiven. Ik heb nu een principeafspraak voor donderdagmiddag om 13.30.
Daarnaast Daniel Spitalnik gemaild in Rio de Janeiro met het verzoek om een interview. Hij heeft
zijdelings onderzoek gedaan naar de invloeden van Braziliaanse muziek op de joodse
Bijlage 1. Onderzoeksverslag 126 muziekcultuur. Deze dag hebben we een vrije dag genomen. In de avond vonden we weer een mail
van Fortuna dat ze niet wist of de afspraak morgen door kon gaan omdat haar dochter ziek was.
Donderdag 07-05. Ik noem dit maar de Fortunadag. Vanmorgen de afspraak met Fortuna via de
e-mail bevestigd gezien en we stonden om 13.45 voor haar appartement. Na wat problemen met de
beveiliging aldaar, het was weer een echte fortificatie, werden wij bij haar binnengelaten in een
ronduit schitterend appartement. We hebben een ontspannen interview gehad, deels open deels
gestuurd waarbij ik een goed inzicht heb gekregen over haar artistiek denken en haar plaats zoals zij
die persoonlijk ziet binnen de joodse muziekcultuur. Haar chocolademousse was trouwens een
klasse appart. Aan de hand van mijn inzichten, verkregen uit de andere interviews, moet ik zien of
de plaats die Fortuna volgens haar inzien inneemt in de Joodse muziekcultuur in Brazilië door
derden bevestigd wordt. In de avond heb ik een afspraak geregeld met Daniel Spitalnik in Rio op
zondag 10-05 om 17.30. Dit ook even gecommuniceerd met mijn gastheer in Rio, Andre Nudelman.
Week 2 en begin week 3, vrijdag 8 mei tot dinsdag 12 mei, mijn onderzoek in Rio de Janeiro.
Vrijdag 08-05. Om 12.40 vlucht naar Rio de Janeiro. Bij aankomst in Rio ons hotel opgezocht, hier
zijn we voor het eerst en definitief het laatst financieel afgezet door een taxichauffeur. Even
ontspannen op het strand van de Copacabana en in de avond om 18.20 aanwezig in de ARI
synagoge (de grootse synagoge van Rio) bij de Cabalat Sabbat viering van mijn gastheer chazzan
Andre Nudelman. Chazzan Andre Nudelman is een typische figuur met lang haar in een
paardenstaart zo weggelopen uit een rockconcert, maar het klikte gelijk. Hij bracht ons in de
synagoge waar mij gelijk drie dingen opvielen. Ten eerste hoe geweldig groot deze synagoge is en
hoe rijk tevens haar uitstraling. Ten tweede dat de architectuur van de synagoge en zelfs de lezenaar
(bima) volledig aangepast is aan het centrale, voor een synagoge, gigantische pijporgel. Het orgel is
de synagoge, de synagoge het orgel je blik wordt er volledig door in beslag genomen. Ten derde dat
het synagogenorgel niet meer gebruikt wordt in de dienst, maar dat er een Allan Digital organ wordt
bespeeld. De dienst werd gezongen door twee beroepschazzaniem die voornamelijk Lewandowski
en Sulzer interpreteerden, je merkte echter direct een soort subtiele wrijving tussen de twee. Waar
was het koor trouwens dat normaal voor deze muziek nodig is? Dit alles fascineerde mij van de
eerste minuut en na afloop van de Cabalat Shabat dienst in het eerste interview met Andre stelde ik
direct een serie gerichte vragen: waarom werd het hoofdorgel niet gebruikt maar een digital organ?
Waarom was er in deze zeer rijke synagoge geen beroepskoor? Is hier een conflict gaande tussen de
aloude reform richting en de mensen die een meer orthodoxe muziektraditie willen? Hieruit
voortvloeiend: is er misschien een verschil in visie tussen de chazzaniem en de synagogenleiding,
de Parnassiem? Is het orgel in verval geraakt en is er geen geld voor de restauratie door de recente
kredietcrisis? De eerste antwoorden die Andre mij gaf op mijn vragen waren duidelijk maar
absoluut niet bevredigend en enigszins ontwijkend. Voor de orgelrestauratie is er een enorm
Bijlage 1. Onderzoeksverslag 127 geldbedrag beschikbaar gesteld door enkele privé donateurs maar het synagogenbestuur vindt de
restauratie te duur en een bijkomende zaak is dat er maar een orgelbouwer in Brazilië is die niet erg
betrouwbaar is en niet het verstand van zaken heeft die nodig is voor deze restauratie (deze twee
dingen werden mij het verloop van mijn onderzoek in Rio bevestigd). Men heeft geen aversie tegen
het orgel, naar bleek in de praktijk, omdat er een digitaal orgel als alternatief voorlopig werd
geïnstalleerd. Het synagogenbestuur (de parnassiem) had ook als argument voor het niet uitvoeren
van de orgelrestauratie aangevoerd dat het immense pijporgel te veel volume heeft, dus te groot is
voor de synagoge. Dit is mijns inziens geen argument omdat de organiste op het Allan digital organ
met zijn immense boxen ook enorme crescendo’s geeft. Het te hard spelen op een groot pijporgel
ligt dus volledig aan de inzet en kwaliteiten van de organist. Ook is het zeer vreemd dat het orgel in
de jaren zestig door een enorme schenking met het advies van een beroemde Zwitserse organist
Fritz Hoffer is geïnstalleerd voor een in die tijd gigantisch bedrag en nu om mijns inziens niet
steekhoudende redenen wordt verwaarloosd.
Het beroepskoor was opgeheven, wederom niet om financiële redenen maar het bestuur van de
synagoge vond dat het koor de volkszang niet genoeg zou stimuleren. Dit is zeer bevreemdend
omdat zoals gezegd de muziektraditie van deze synagoge niet is gewijzigd nadien en men de
muziek van Lewandowski en Sulzer blijft propageren en deze muziek schrijft naast chazzaniem en
orgelbegeleiding ook een groot koor voor. Ik voelde dat ik hier de vinger op de zere plek had
gelegd. Moe maar vol met vragen keerden we na afloop terug naar ons hotel.
Zaterdag 09-05 werden wij opgehaald door Andre Nudelman voor de synagogendienst om
9.00. Deze was erg traditioneel, en toch: wat was het dat mij dwars zat en mij zo opviel? De zang
van de chazzaniem werd gekenmerkt door een enorme individuele zangkwaliteit, maar niet door een
zang - eenheid. Het ontbrak hen in de uitvoering van de door mij gekende werken ook enigszins aan
de mijns inziens gedegen kennis van de stijlkenmerken en het historisch inzicht dat nodig was voor
de gewenste uitvoering. Ik observeerde dus een dualistische opvatting, een stijlverschil tussen de
stijl van chazzan Andre Nudelman (de Senior chazzan, maar niet in leeftijd) uit Brazilië en chazzan
Oren Boljover die uit Argentinië kwam. Een soort rivaliteit, een competentiestrijd, nog net geen
conflict. Vreemd toch, twee van oorsprong “traveling Asjkenazische musiccultures”, één
neergestreken in Brazilië, één neergestreken in Argentinië en nu elkaar in de werksfeer ontmoetend
in Brazilië en toch zo verschillend van elkaar in uitvoeringswijze en muzikale opvattingen, een
culturele kloof binnen een traditie in één synagoge. In de avond had ik een gedegen interview met
de chazzaniem Andre Nudelman en Oren Boljover en de parnassus die grotendeels
verantwoordelijk is voor het muzikale beleid en ik denk ook deels voor de financiële ondersteuning
van dit beleid in de synagoge Silvyo Harburger. Ik vuurde een serie zeer gerichte vragen af. Ik
kwam al gauw tot de ontdekking dat met name Silvyo een groot kenner van chazzanoet is maar een
traditionalist en dat hij in de discussie rond het orgel ondanks dat hij twijfelde over de
Bijlage 1. Onderzoeksverslag 128 orgelrestauratie, als autoriteit zwichtte voor de argumenten tegen deze restauratie. Enkele
argumenten van de tegenstanders van de restauratie waren ook dat de immense ruimte die het orgel
inneemt beter gebruikt kon worden voor het creëren van lokalen en dat het geld in de tijd van
economische crisis beter gebruikt kon worden voor goede doelen. Het was een goed gesprek, en
discussie tot ver in de avond, bijna nacht, waarbij ik immens veel te weten ben gekomen over de
muziekcultuur binnen de ARI synagoge. Ook kwam ik tot de ontdekking dat er handschriften in
deze synagoge bestaan van de muziek van Lewandowski die de visie van de uitvoering van
Lewandowski weergeven zoals deze chazzan ze kende vanuit zijn synagoge in Duitsland voor de
tweede wereldoorlog, unieke documenten dus. Deze zou ik de komende dagen ook aan een
onderzoek onderwerpen. Daarnaast heb ik de vrijheid genomen te lobbyen voor het behoud van de
architectuur van de synagoge en de restauratie van het orgel. Als eerste resultaat vroegen de drie
heren of ik maandag het orgel zou willen inspecteren. Ik merkte dat Silvyo toch wel terugkrabbelde
op zijn besluit om voor te stemmen om het orgel niet te restaureren en deze Silvyo heeft macht.
Moe van het interview maar vooral van het geluid van het beuken van de oceaan, dat een enorme
stoorzender was tijdens ons interview in de kamer aan zee bij Silvyo keerden we terug naar ons
hotel.
Zondag 10-05. De gehele dag een vrije dag, we hebben genoten van Rio. In de vroege
avonduren een interview gehad met Daniel Spitalnik. Ik liet het een vrijwel open interview zijn met
weinig vragen omdat deze Daniel uit zichzelf heel veel te vertellen had die mij de houding van de
Joodse muziekcultuur tegenover de invloeden van de Braziliaanse muziekcultuurinvloeden
verduidelijkte en verder aanvulde. Daniel Spitalnik is een Sefardische jood en zijn visie met name
op de Asjkenazische synagogentraditie is daarom mede verhelderend, in mijn scriptie werk ik dit
nog verder uit.
Maandag 11-05. Deze dag besteedde ik ten eerste aan het onderzoeken van het oude
harmonium in de ARI synagoge, gemaakt door de bouwer J. Edmundo Bohn, dezelfde bouwer als
de bouwer van het grote synagoge orgel in de ARI synagoge. Het harmonium viel op door zijn
enorme grootte voor een harmonium, het heeft voor een harmonium een groot aantal registers, een
sterke windvoorziening en het hout van het kastwerk is mooi tropisch hout. Ook viel de interessante
transpositie inrichting op die hetzelfde werkt als bij een vleugel, het klavier schoof door deze
transpositie inrichting op. Het harmonium is gebouwd voor de synagoge wat op zich weer uniek is.
Hierna dook ik met mijn zuster in de orgelkasten van het grote synagogenorgel en documenteerde
zoveel ik kon met mijn fotocamera het pijpmateriaal en de windlades. Wat ten eerste opviel was dat
het orgel en de ruimte binnen de kasten immens groot is. De kasten zijn erg hoog, ik schat het
tussen de 10 en 15 meter, en hier en daar was het dus gevaarlijk klauterwerk. Binnen in deze kasten
kon je met wat verbeelding best wel enkele appartementen bouwen. Wat ik ontdekte was aan de ene
kant geweldig, wat een prachtig pijpmateriaal is er nog bewaard gebleven, wat een immens
Bijlage 1. Onderzoeksverslag 129 romantisch orgel is dit. Aan de andere kant was het ontluisterend. De orgelbouwer die zijn vak
absoluut niet verstaat en dit orgel in onderhoud heeft gehad, heeft in zijn “wijsheid” gedacht om, nu
het orgel toch eventueel niet gerestaureerd zou worden, het instrument maar te ontdoen van enkele
van zijn mooiste registers, enkele tongwerken zoals de trompet. Ik meldde Andre Nudelman dat dit
je reinste roof was. In mijn scriptie kom ik in een apart hoofdstuk terug op dit instrument, zijn
geschiedenis en zijn staat. Gelukkig zijn er opnamen bewaard en in mijn bezit van het gebruik van
het orgel, met nog het beroepskoor in deze synagoge. Aansluitend op dit onderzoek dook ik in de
handgeschreven partituren van Nathan Meyer, sommige daterend uit 1942, andere uit 1957, die zijn
visie weergaven over de uitvoering zoals hij die kende van de muziek van Lewandowski. Dit is zeer
belangrijk materiaal en verdient uitgebreid en gedegen onderzoek, wat nog niet ter hand is genomen
en wat ik samen met Andre Nudelman wens te verwezenlijken hopelijk in een Phd. De drukken van
de muziek van Lewandowski kennende en vele malen bestudeerd hebbende in mijn archief in mijn
computer, kwam ik al gauw tot de ontdekking dat zowel in de harmonisatie als in het algemeen
notenbeeld deze handschriften in vele kleine en ook grotere details in belangrijke mate afwijken van
de druk van Lewandowski. De begeleiding is meestal soberder maar veel meer ter zake doende,
waarbij de chazzan, dit in tegenstelling tot de druk, in grote delen niet wordt begeleid. Ook zijn de
afsluitende cadensen elementairder. De begeleiding van het koor gebeurt obligaat, in de druk van
Lewandowski niet of veel weelderiger. De begeleiding is “more basic” maar geeft het orgel
wanneer het soleert meer ruimte. De centrale vraag die we kunnen stellen is of we hier een
handschrift hebben van iemand die de uitvoeringspraktijk in de hoogtijdagen van de uitvoering van
Lewandowski voor de Tweede Wereldoorlog grondig heeft gekend en heeft hij misschien ook nog
de autografen gekend? Bij thuiskomst heb ik enkele cd’s van uitvoeringen van de muziek van
Lewandowski beluisterd die opgenomen zijn ten tijde van het interbellum in der Neuen Synagoge in
der Oranienburger Straße in Berlijn. Deze uitvoeringen beantwoorden eerder aan de door mij nu
geziene handschriften dan aan de drukken van Lewandowski. Deze handschriften verdienen dus een
gedegen onderzoek. In de avond werd mij gevraagd een deel van de avond de leiding te nemen van
het amateurkoor van de synagoge dat recentelijk was opgericht. De stemkwaliteit liet sterk te
wensen over. Ook was de scholing door de dirigente /organiste al in de beginfase mijns inziens niet
goed ter hand genomen, de organiste was wel een organiste maar als dirigente kon ze nog wel wat
elementaire scholing gebruiken. De alten konden geen partij houden en de tenoren zongen met de
bassen mee en de bassen met de tenoren. Er was dus geen gedegen afbakening van partijen en men
was zelfs in de gekende werken onzeker. Dit komt omdat men als dirigent te lang met elke partij
apart aan het studeren is en tot in den treure details herhaalt zonder dat men in een vroeg genoeg
stadium het koor traint op samenklank, de meerstemmigheid. Na ongeveer een uur met het koor
gewerkt te hebben sprak Silvyo mij in de pauze van de koorrepetitie aan (hij is een bas in het koor)
met het verzoek om een rapport te maken van de staat van het synagogenorgel en mijn visie op een
Bijlage 1. Onderzoeksverslag 130 eventuele restauratie, waarbij het verslag de uniciteit van dit instrument centraal diende te stellen,
dit om een eventuele restauratie te verwezenlijken. Silvyo had dus over de gesprekken nagedacht en
er was een kleine opening tot behoud van dit instrument gecreëerd. Andre en ik trokken ons terug
en doken nogmaals in de handschriften van Nathan Meyer. We besloten dinsdag een praktijksessie
met deze handschriften te houden, waarbij Andre zou zingen en ik zou begeleiden en hem o.a. mijn
visie over de interpretatie zou geven.
Dinsdag 12-05. Na een rustige morgen had ik weer een afspraak met chazzan Andre
Nudelman, in deze korte tijd waren we eigenlijk vrienden geworden, we hielden een intensieve
sessie waarbij we al uitgebreid musicerend onze gedachten lieten gaan over de interpretatie van de
handschriften van Nathan Meyer. We vergaten bijna dat we een vliegtuig moesten halen naar Sao
Paulo. Het was een emotioneel afscheid toen Andre ons bij de luchthaven afzette. We verlieten Rio
om 18.40. Terug in Sao Paulo was het, nadat we onze boodschappen hadden gedaan, toch weer fijn
om in het vertrouwde appartement te zijn.
Week 3 en 4, woensdag 13 mei tot en met maandag 18 mei, laatste onderzoeksweek in Sao Paulo.
Woensdag 13-05 hielden we een vrije dag. Dit hadden we wel verdiend na de intensieve sessies in
Rio de Janeiro. Deze dag heb ik wel verschillende afspraken geregeld voor mijn verder onderzoek,
o.a. met Iacov Hillel de producer van Fortuna, Tania en Alexander Travassos, een sefardisch
echtpaar, beiden werkzaam als componisten zowel voor de officiële joodse synagogenmuziek als
voor hun tijdelijke klezmerband “Bandaklezmer”. In de muziek van deze band hebben ze
Braziliaanse muziek verweven met joodse muziek. Via Prof. Nancy Rozenchan werd ik gemaild
door de dochter van de beroemde, inmiddels overleden chazan Iuda Waichenberg, de chazan van de
Große Schüle Bethel in Sao Paulo en tijdens zijn leven een veel gevraagde chazan door geheel
Brazilië, wiens huis door de jaren heen tevens een belangrijke officiële en officieuze
ontmoetingsplaats was voor de chazzaniem uit Brazilië. Zij stond erop dat ik bij haar thuis zou
komen en de vele handschriften en documenten bekeek die haar vader had nagelaten. Ze had al
verscheidene keren gemaild maar ik had nog niet met haar afgesproken omdat ik nog geen ruimte
had kunnen vinden in mijn agenda. Nu dus ook een afspraak met haar gemaakt voor morgenochtend
om 10.00.
Donderdag 14 -05. We moesten ons haasten voor de afspraak met de dochter van
chazan Iuda Waichenberg. Ze woont in een zeer riant appartement en het was een geweldig
interview. Daarna werd ik meegetroond om in enkele van haar archiefkasten te kijken. Wat een
reusachtig archief. Al neuzend in diverse dozen werd ik steeds enthousiaster, dit had ik nog nooit
gezien. Dit was fenomenaal wat hier verzameld was. Vele handschriften bevattende muziek van
chazzaniem uit het ghetto van Warschau. Daarnaast veel Pools chazzanoet, met namen van
chazzaniem waarvan ik tot nog toe niet gehoord had. Wat een prachtige handschriften, een zoals ze
Bijlage 1. Onderzoeksverslag 131 het in het Engels zeggen, met painstaking precieze notatie van alle versieringen, zelfs de kwarttonen
waren genoteerd. Ik werd gretig en dook steeds dieper in de vele dozen en verloor mijn tijdsbegrip.
Ook waren er vele oude drukken aanwezig van Jiddische muziek, daarnaast veel oud fotomateriaal
van vergaderingen, bijeenkomsten en zangmiddagen van Braziliaanse chazzaniem en vele
documenten van discussies tussen de chazzaniem van Brazilië betreffende het chazzanoet gevoerd
in de “salon voor chazzaniem” in Waichenbergs woning. Ook waren er vele geluidsopnamen van
het Braziliaanse chazzanoet door haar vader verzameld. Wat ik in korte tijd te zien kreeg was echt
het topje van de ijsberg omdat er nog enkele kasten vol in haar huis aanwezig zijn en bleek ook nog
een groot archief in Israël te zijn. Het archief was naar mijn indruk chaotisch en dient nodig
onderzocht te worden. Ook was het archief nog niet echt professioneel opgeborgen en van de
manier van bewaren werd ik hier en daar niet echt vrolijk. Zij vroeg aan mij of het archief
waardevol was. Ik antwoordde haar dat hetgeen ik had gezien musicologisch van uitermate belang
is voor de geschiedenis van het chazzaniem van Brazilië maar ook voor de geschiedenis van het
chazzaniem buiten Brazilië. Ik maakte enkele detailfoto’s van het archief en we brainstormden hoe
we dit moesten aanpakken. Zij verzekerde mij dat zij de nodige fondsen voor een eventueel
onderzoek geheel of gedeeltelijk kon verwerven. Ook wil zij het archief in Brazilië bewaren en haar
Universiteit wilde hier wel aan meewerken, de uitdagingen zijn echter legio: hoe begin je met het
immense dossier te archiveren, te documenteren voor de buitenwereld en zorgvuldig te conserveren.
Het geluidsarchief dat aanwezig is baart ons de meeste zorgen. Het zijn meestal tapes of
cassettebandjes en deze kwetsbare geluidsarchieven dienen uiterst zorgvuldig gedigitaliseerd te
worden. Ook vind ik het problematisch dat zij een groot deel van het archief ergens in Israël heeft
ondergebracht bij een vaag instituut voor onderzoek naar chazzanoet. Ik vroeg haar of er al wat met
het materiaal gedaan was. Zij was er in de afgelopen jaren enkele keren naartoe gegaan en het
archief ligt daar te verkommeren zonder onderzoek, gaf zij enigszins verontwaardigd en
teleurgesteld toe. Mijn zorgen waren gegrond. Ik adviseerde haar het gehele archief, terug te
vorderen en centraal onder te brengen in Brazilië waar het thuishoort. De voorzichtige intenties zijn
om conform haar wil eerst een tentoonstelling in te richten, met een selectie van het archief van haar
vader en algemeen materiaal over chazzanoet in Brazilië, als start voor de verdere promotie van het
wetenschappelijk onderzoek. Daarnaast te komen tot het publiceren van een boek, eigenlijk een
standaardwerk aan de hand van het archief van haar vader en de research door mij (en anderen
verricht) of nog te verrichten inzake het Braziliaans chazzanoet, over het Braziliaanse chazzanoet.
In ons overleg kwamen we tot de conclusie dat dit standaardwerk zowel gedeeltelijk in het
Braziliaans, Engels als het Hebreeuws zou moeten geschreven voor de internationale
toegankelijkheid binnen de (Joodse) wetenschappelijke wereld. Ze dacht ook aan geluidspublicaties
(cd’s) via hernieuwde uitvoeringen van de manuscripten. De Universiteit van Sao Paulo zou een
centrale rol kunnen spelen binnen het onderzoek, ook heeft zij relaties met de Universiteit van Tel
Bijlage 1. Onderzoeksverslag 132 Aviv. Misschien zou de Universiteit van Amsterdam, faculteit musicologie ook een rol binnen dit
project kunnen krijgen indien hiervoor bij dit instituut belangstelling zou bestaan, maar dit vraagt
nadere uitwerking, misschien in de vorm van een Phd. Ze stond er op dat er een centrale leidende
coördinerende functie voor mij weggelegd zou worden binnen het research team en het totale
project. Ik heb haar toegezegd deze rol onder bepaalde voorwaarden te willen vervullen. In mijn
gedachten stond ik er bij stil dat de huidige economische crisis ons enthousiasme door een
eventueel gebrek aan fondsen flink kon temperen. Deze maand moest ik hier op terugkomen en de
details met haar beginnen uit te werken. Het was al met al een goed gevulde dag en om een uur of
vier verlieten we haar huis.
Vrijdag 15-05. Tijdens mijn kantooruren ontving ik de volgende mail met van de dochter van
chazzan Waichenberg: “Hi Jochanan I was so excited with our talk that I didn’t invite you and your
sister for dinner tomorrow. Every Friday night we have “shabes” dinner with my son and my
daughter in law so if you come you will meet them. Best regards for you and your sister, hope to see
you tomorrow.” Ik antwoordde haar dat dit geen probleem was maar dat ik vanavond eerst naar de
CIP synagoge zou gaan voor de Cabalat Shabat viering. Dit had ik beloofd aan chazzan Alexandre
Edelstein. Daarna zouden we komen voor de shabes maaltijd. Het was dus weer een drukke dag.
We verlieten om ongeveer 12.00 ons appartement voor het interview met de stagedirector Iakov
Hillel (de manager van Fortuna). Hij woont zoals vele van onze contacten in de joodse elitewijk
Hiegienopolis. Het interview verliep erg chaotisch, hieraan debet was het uitzonderlijk ADHD
gehalte van Iakov Hillel. In het grote appartement liep hij al dansend, springend en vertellend rond.
Het ene moment anticiperend op mijn vragen, het andere moment instructies gevend aan de
aannemers die zijn twee appartementen aan het verbouwen waren tot één appartement. Het
volgende moment instructies gevend aan zijn schoonmaakploeg. Wij volgden hem van kamer tot
kamer, al interviewend doorliepen wij het appartement meerdere keren. In het interview kreeg ik
echter wel vele bevestigingen van mijn nu gevormde visie over de Joodse muziekcultuur in
Brazilië, maar ook best wel enkele zeer interessante gedachten rondom de invloed van Braziliaanse
muziek op de Joodse muziekcultuur. Hierbij moet opgemerkt dat deze visie duidelijk de visie was
gezien door de bril van Iakov en ik deze nog moet toetsen aan de opnames van de gesprekken
gevoerd met mijn andere geïnterviewde contacten. Het interview met Iakov Hillel was het
vermoeiendste interview door mij gevoerd in geheel mijn onderzoek. Bekaf bekwam ik in Starbuck
onder het genot van een koffie van deze ervaring. Wij begaven ons vervolgens naar CIP en maakten
de Cabalat Shabat viering aldaar mee. Deze viering was een mengeling van de Duitse chazzanoet-
traditie in de lijn van Lewandowski en de vernieuwingen naar Amerikaans en Israëlisch voorbeeld,
doorgevoerd door Alexandre Edelstein. De viering was muzikaal levendig, waarbij de
uitzonderlijke mooie, natuurlijke stem van Alexandre de twee tradities op een artistieke en
vieringtechnisch correcte manier aan elkaar verbond. Ook was het kleine beroepskoor van 10
Bijlage 1. Onderzoeksverslag 133 mensen klanktechnisch zeer hoogstaand. Wel vond ik het klankidioom van dit koor te Amerikaans.
We verlieten om 20.30 de synagoge en spoedden ons naar de shabbesmaaltijd bij de familie van
Waichenberg. Het was een hele eer, de maaltijd was uitstekend verzorgd en de gesprekken waren
wederom intensief.
Zaterdag 16-05. In de morgen gingen we weer naar de CIP voor de morgenviering. Hier
hadden we zoals we de afgelopen periode wel vaker hadden meegemaakt op Shabat een viering met
Bar Mitswa. De dienst was uitzonderlijk lang en veel traditioneler, ook in muzikaal opzicht, dan de
viering op de vrijdagavond. Ik werd weer uitgenodigd voor functies bij de Torahlezing aan de
bimah. Wat mij opviel was dat men zich ook hier streng hield aan de constante aanwezigheid van de
Minjan bij de bimah. Daar ik tot deze minjan behoorde en meedeed in sommige gebeden die mij
toegewezen waren, moest ik me wel erg concentreren om constant bij de les te blijven om
op tijd in te vallen. Na de viering afscheid genomen te hebben van Alexandre Edelstein, de
Rabbijn en de beveiligers die ons nu als behorende tot de inventaris van CIP rekenden en
uitzonderlijk vriendelijk en correct waren, namen we de rest van de dag vrijaf.
Zondag 17-05. Deze dag besteedde ik in de morgen aan het inventariseren van mijn bereikte
onderzoeksresultaten. Ik moest tot de conclusie komen dat ik zeer tevreden kon zijn. Ik had boven
verwachting veel mensen geïnterviewd en naar mijn idee een goed beeld verkregen van de Joodse
muziekcultuur in Sao Paulo en Rio de Janeiro. Wij begaven ons na wat rondzwalken in de stad in de
namiddag naar een buitenwijk van Sao voor een interview met het componistenechtpaar Tania en
Alexander Travassos. Zij zijn ook de artistieke leiders en medemuzikanten van Banda Klezmer
Brasil. Voor de cd Mishmash a Brasileira (letterlijk vertaald: een Braziliaans zootje) hebben zij de
muziek geschreven of gearrangeerd. Tania speelde in de band tevens synthesizer en Alexander de
klarinet. Het interview kwam enigszins moeilijk op gang doordat Tania, het extroverte type van de
twee, constant het woord voerde en zelfs de antwoorden gaf op de vragen die ik uitdrukkelijk aan
het adres van Alexander gericht had. Het lukte mij uiteindelijk toch dit te doorbreken en de
gewenste antwoorden van de zeer introverte Alexander los te peuteren. Ik werd ook geattendeerd op
nog enkele hiaten in mijn onderzoek. Had ik ook al genoeg chazzaniem in de Sefardische
gemeenschap geïnterviewd en was ik al naar Recife en Porto Alegre geweest. Deze laatste
gemeenschap telde immers 13.000 joden en was de derde grote gemeenschap in Brazilië. Zij
konden mij ook, als ik nog een tweede onderzoeksreis ondernam, helpen aan de nodige contacten
binnen de Sefardische gemeenschappen. Dit allerlaatste interview en tevens afsluiting van mijn
onderzoeksreis in Brazilië gaf mij naast de nodige aanvullingen betreffende mijn informatie over de
beïnvloeding van de Joodse muziekcultuur door de Braziliaanse muziekcultuur ook de nodige
nieuwe vragen. Toen we laat in de avond door Tania met de auto werden teruggebracht naar ons
appartement, dook ik nogmaals in mijn totale onderzoeksmateriaal en kwam toch tot de
slotconclusie dat ik ondanks de hiaten die mijn onderzoek zou vertonen en waaraan ik niet kon
Bijlage 1. Onderzoeksverslag 134 ontkomen op dit moment, ik toch voorzichtig kon concluderen dat ik op 75% van de in de loop van
mijn onderzoek gerezen vragen een bevredigend antwoord zou kunnen geven met mijn
onderzoeksmateriaal.
Maandag 18-05. Deze dag besteedden we aan de schoonmaak van het appartement en we
namen de taxi naar de luchthaven en vlogen allebei in een zeer tevreden stemming over het verloop
van het wetenschappelijk onderzoek en ons verblijf in Brazilië terug naar Nederland.
Bijlage 2. Bohn synagogenorgel en Bohn harmonium ARI synagoge Rio de Janeiro. 135
Bijlage 2: Het Bohn synagogenorgel, het Bohn synagogenharmonium, in de ARI
synagoge in Rio de Janeiro.
2.1. Het tweede grootste synagogenorgel in Zuid Amerika.
2.1.1. Inleiding: Mijn observatie van de synagogenarchitectuur.
Op vrijdag 8 Mei 2009 hadden we om 18.20 een afspraak met chazan Andre Nudelman in de ARI
synagoge (Associacao Religiosa Israelita) in Rio de Janeiro, we zouden de dienst van Kabbalat
Shabbat bijwonen, de mystieke
vrijdagavonddienst ter
verwelkoming van de Shabbat als
bruid. Daarna interviewde ik Andre.
Toen ik in de ARI synagoge kwam
vielen mij enkele dingen op.
Het gebouw dateert uit de beginjaren
zestig en is gebouwd als een enorme
rechthoekige doos, de Ark van
Noach stijl, met aan beide zijden
glazen wanden met gekleurde
moderne gebrandschilderde ramen.
. fig.14. De orgelfronten en de bima van de Ari synagoge.
De voorkant van de synagoge zaal (aan de kant waar ook de kantoren zijn) wordt in het midden
ingenomen door de bima (de Thora lezenaar), de Aron Hakodesh (de ark van het verbond= een
grote kast waarin de Thora-rollen zijn opgeborgen) met aan de wand de tien geboden, de beide
zijkanten worden ingenomen door de twee enorme orgelkasten van het
Bohn orgel die elk wel tien meter hoog zijn en bestaan uit twee
verdiepingen. Op de bovenste verdieping van de linker orgelkast vind
men een unieke ruimte, de zogeheten koorkast. Dit is een ruimte waarin
het complete toenmalige beroepskoor achter een façade van niet
sprekende orgelpijpen zat, boven in de orgelkast (zie foto). Wat mij naast
deze koorkast fascineerde was de totale eenheid van de architectuur, de
orgelkasten zijn geïntegreerd in het totaalontwerp van de
synagogenarchitectuur, de synagogenarchitectuur is eigenlijk fig. 15. Linker orgelfront, koorkast
gefocust op het liturgisch centrum met dit Bohn orgel. Het donkere tropische hout van de orgelkast
en de Aron Hakodesh contrasteren met het lichtere tropische hout van de synagogenbanken, in de
gebrandschilderde ramen keren de bruine kleurtinten van de banken en de orgelkast en Aron
Hakodesh terug afgewisseld met blauwe, gele en paarse tinten die de synagogenarchitectuur maken
Bijlage 2. Bohn synagogenorgel en Bohn harmonium ARI synagoge Rio de Janeiro. 136 tot een uitbundig lichte ruimte.De achterkant van de synagogezaal (wanneer men van af de bima de
zaal inkijkt) wordt ingenomen door een groot
balkon en een volledige glazen wand
verbonden met de glazen zijwanden. Het
aantal zitplaatsen schat ik rond de 1250 daar
de ARI synagoge 850 meelevende gezinnen
heeft. Het is dus gezien het gebouw en de
meelevende gezinnen één van de grootste en
rijkste kehilot in Rio de Janeiro.
fig. 16. Achterbalkon grote synagogezaal ARI.
We vinden onder het gebouw nog over de gehele lengte een kelderruimte met grote feestzalen. Aan
de achterkant van de synagoge en aan de rechterzijkant, als men naar de bima en het orgel kijkt, zijn
in een omgekeerde L- vorm vier verdiepingen kantoren en vergaderruimten rondom de synagoge
gebouwd.
2.1.2. Het Bohn orgel in 2009, haar functioneren binnen de liturgie toen en nu, een situatieschets,
mijn visie en het door de parnassiem gevraagde advies in deze.
Het Bohn orgel heeft een relatief jonge geschiedenis evenals het synagogengebouw en is
geschonken in 1964 door een uitermate rijke familie,
de familie Ornstein- Gottlieb, deze familie maakt nog
steeds deel uit van de kehila (synagogengemeenschap)
en bekleedt belangrijke posities. De plaquette vermeldt
de volgende tekst: “Dit orgel is gedoneerd in
memoriam aan generaal- consul Hugo Ornstein en
zijn onvergetelijke moeder Hedwig Ornstein, geboren
(meisjesnaam) Subak , met de medewerking van haar fig.17. Gedenkplaat schenkers Bohn synagogenorgel.
man Adolf Gottlieb gedaan (gedoneerd) door Dora Ornstein- Gottlieb”. Het orgel is conform de
gegeven informatie in het door mij afgenomen interview met Sylvio Harburger (parnas), Oren
Boljover en Andre Nudelman (chazaniem) (persoonlijke communicatie zaterdag 9 Mei 2009, 22.00-
01.30), specifiek geschonken en gebouwd voor de liturgische traditie in ARI die volledig gebaseerd
is en was op Lewandowski en Sulzer. Het is deze traditie die een groot synagogenorgel vereist, dit
naar het voorbeeld van de Asjkenazische traditie in de Duitstalige landen ten tijde van de Haskalah
en het Interbellum. De dispositie is geïnspireerd op de grote Walcker en Sauer instrumenten die in
die tijd in de synagogen werden gebouwd en tijdens de Shoah verloren zijn gegaan waarbij de
orgelkasten en de registraties specifiek werden aangepast aan de architectuur en de muzikale
Bijlage 2. Bohn synagogenorgel en Bohn harmonium ARI synagoge Rio de Janeiro. 137 wensen van de synagoge. De orgeladviseur in 1964 was de toen beroemde Zwitserse organist Fritz
Hoffer. In dit Bohn orgel zien we een unieke voortzetting van de traditie welke duidelijk tot stand is
gekomen door een heimwee naar de verloren gegane traditie in de Duitstalige landen. De joden in
de ARI synagoge, de reeds voor de Shoah aanwezige, de aan de Shoah ontvluchte en de
overlevenden zagen de installatie van dit instrument als een verrijking van hun bestaande
Asjkenazische liturgische Haskalah traditie die ingevoerd was in het Interbellum in 1937 door
Rabbijn Pinkus (toen ook Rabbijn van CIP) in Rio, dit nog voor de officiële stichting van de ARI
synagoge op 13 januari 1942 en doorgevoerd en angstvallig geconserveerd in de periode erna. De
ARI traditie is een traditie die focust op het muzikale erfgoed van Zuid Duitsland, de Vogezen en
Straatsburg met duidelijk invloeden uit Frankrijk. Zowel de eerste chazaniem, chazan Herr Schmitt
en chazan Herr Friedlander en één van de rabbinale grondleggers van ARI, Dr. Heinrich Lemle
kwamen uit kleine shtetl in de Vogezen (Rabbi Lemle en zijn gehele gezin werden vrijgekocht uit
Buchenwald in 1941 door lady Lilly Montagu in Londen). Overlevenden in de ARI synagoge
kenden elkaar soms uit Buchenwald (de systematiek van de Nazi's bracht o.a. Joodse kunstenaars en
wetenschappers uit de regio van de Vogezen in dit kamp) en zij ontmoetten elkaar weer in Rio. De
dispositie van dit Bohn orgel, het klankideaal gehanteerd, een duidelijke combinatie van Duitse en
Franse stijlen waarbij men ziet dat de orgelbouwer Bohn zich ook liet inspireren door de beroemde
Franse orgelbouwer Cavaillé- Coll, is dan ook in het licht van bovenstaande verklaarbaar. Het orgel
werd in ieder geval gebruikt in de liturgie tot 2005 (beschikbare opname Prelude RH_2005). Het
orgel begon zoals gebruikelijk bij achterstallig onderhoud van een elektro-pneumatisch mechaniek
gebreken te vertonen, toetsen die bleven hangen, registers die er niet meer bijgetrokken konden
worden omdat de elektro-pneumatische bedieningselementen niet meer functioneerden. Op de een
of andere manier ontstonden er sommige disputen over het functioneren van het orgel binnen de
liturgie en de noodzakelijkheid van de restauratie. De synagoge kreeg een nieuwe gift in de vorm
van een Allan- digital orgel en dit instrument wordt nu gebruikt ook in de diensten die wij hebben
bijgewoond. De muziek werd verzorgd door twee beroepschazaniem, Oren Boljover en Andre
Nudelman, een beroepsorganiste Regina Lacerda. Er was geen koor. De synagoge en zijn musici
propageren een Asjkenazische traditie waarbij de muziek van Louis Lewandowski op een zo
traditioneel mogelijke wijze uitgevoerd centraal dient te staan, in de muziek van Lewandowski is
het gebruik van een synagogenorgel en een redelijk groot (beroeps)koor de norm. Het bestaande
Bohnorgel in de synagoge was gebouwd specifiek conform de traditie in de Haskalah ten tijde van
Louis Lewandowski en hiervoor waren in 1964 kosten nog moeiten gespaard. De orgelkast heeft
een unieke koorruimte (koorkast) gebouwd en voorzien voor een beroepskoor. De aangetroffen
situatie riep bij mij enkele vragen op. Waar was het koor dat voor de muziek van Lewandowski en
Solomon Sulzer onontbeerlijk is? Waarom is er in deze zeer rijke synagoge geen beroepskoor? Is
hier een conflict gaande tussen de aloude Reform richting en de mensen die streven naar een meer
Bijlage 2. Bohn synagogenorgel en Bohn harmonium ARI synagoge Rio de Janeiro. 138 orthodoxe muziektraditie? Hieruit voortvloeiend is er misschien een verschil van visie tussen de
chazaniem onderling en/of de chazaniem en het synagogenbestuur, de parnassiem? Is het Bohnorgel
in verval geraakt omdat de synagoge te kort aan fondsen heeft (misschien ook vanwege de
kredietcrisis) om tot restauratie over te gaan? Is er geen vakkundige orgelbouwer voorhanden in die
regio om de restauratie te realiseren en heeft men gezien de slechte ervaringen met de aanwezige
bouwer (verteld in interview) besloten tot de gemakzuchtige optie van het digitale orgel? Heeft men
eenvoudigweg niet het geld voor de restauratie over? De antwoorden die de geïnterviewden en
direct verantwoordelijken mij gaven op de avond van 9 mei 2009 en daarna waren bevreemdend en
niet bevredigend:
− Voor de orgelrestauratie was de volledige hoofdsom beschikbaar gesteld, inclusief een
reservefonds, door enkele privédonateurs binnen de kehila waardoor de restauratie in
principe door de beste orgelbouwers in de wereld zou kunnen worden verwezenlijkt.
− De parnassiem vonden de orgelrestauratie te duur, daarnaast was er maar één orgelbouwer
beschikbaar in Brazilië die naar hun mening niet erg betrouwbaar was. Men was tevens de
mening toegedaan dat men het enorme restauratie bedrag beter kon gebruiken voor andere
doeleinden.
− De onafhankelijke kennis in dit kader, een goede orgeladviseur, was niet in de
gemeenschap en niet in het land aanwezig.
− Het immense orgel zou te groot zijn en te veel volume produceren voor de synagoge en
haar zang.
− De schenker van het Allan-digital orgel zou beledigd zijn wanneer zijn orgel niet meer werd
gebruikt en het Bohn orgel gerestaureerd.
− De jeugd zou niet meer geïnspireerd raken door de klanken van het Bohn orgel.
− De ruimte van de orgelkasten zou indien leeggemaakt gebruikt kunnen worden als extra
vergaderruimten.
De parnas Sylvio Harburger vroeg mij voor we weer vertrokken naar São Paulo, namens de kehila
om een gedetailleerde rapportage van de toestand van het orgel te geven; de kwaliteit van haar
bouw, mijn visie op haar functioneren binnen de liturgie en mijn advies inzake restauratie. Hiervoor
heb ik het orgel aan een eerste grondig onderzoek onderworpen op maandag 11 mei 2009. Enkele
aspecten van dit onderzoek, verzonden aan de synagoge in een vertrouwelijke rapport, bespreek ik
in dit hoofdstuk. Uit de interviews kan ik voorzichtig destilleren dat Sylvio Harburger als één van
de meest invloedrijke parnassiem binnen de synagoge uiteindelijk als groot liefhebber van het Bohn
orgel is gezwicht voor de argumenten van de anderen om de restauratieplannen voorlopig in de
ijskast te zetten. Ik kon mij niet geheel aan de indruk onttrekken dat hij nu zijn twijfels heeft
betreffende zijn zwichten voor de meerderheid.
Bijlage 2. Bohn synagogenorgel en Bohn harmonium ARI synagoge Rio de Janeiro. 139
Mijn visie op de restauratiemogelijkheden:
− Geld voor de restauratie is en was aanwezig dus is dit geen argumentatie om de
restauratieplannen te bevriezen, wel moet men zorgvuldig afwegen of het instrument de
restauratie waard is en of het instrument heeft beantwoord aan de synagogentraditie in het
verleden en zal beantwoorden aan de synagogentraditie in de toekomst. In dit kader heb ik
de geluidsopnames die nog aanwezig waren van het orgelgebruik binnen de liturgie met de
begeleiding van de zang van de chazaniem, het toen nog aanwezige beroepskoor en de
kehilazang opgevraagd en geanalyseerd. Het betreft hier vijf opnames van 1992 tot 2005.
Na zorgvuldige bestudering moet ik concluderen dat het orgel uitermate goed overkomt
binnen de traditie die de ARI synagoge muzikaal hanteert, Lewandowski en Sulzer, dat het
koor en de chazaniem professioneel en historisch redelijk verantwoord de muziek uitvoert.
Een kanttekening die ik wel moet plaatsen is dat de organist (organiste) duidelijk tekort
schiet in het verantwoorde gebruik van dit instrument, niet in haar technisch spel maar in
het instrumentengebruik en kennis van de “orgeltraditie”. In concreto geeft de door mij
bestudeerde klankkleur van het instrument, de uitermate verantwoorde bouw van het
instrument, dit geheel in de traditie van de Haskalah, haar plaatsing binnen de
synagogenarchitectuur en de muzikaal gehanteerde traditie binnen deze synagoge mij de
overtuiging dat restauratie van dit instrument verantwoord is en zelfs gezien de uniciteit
wenselijk, niet alleen voor de ARI synagoge maar ook voor het gehele Braziliaans Joods
cultuurerfgoed. De hoge kosten voor restauratie zijn gezien deze aspecten absoluut zowel
cultuur historisch, als in het kader van de functionaliteit van het instrument binnen de
traditie van ARI verantwoord. Mijns inziens is het dan ook onverantwoord om beschikbare
fondsen die voorhanden zijn voor de restauratie voor andere doeleinden te gebruiken, blijft
hier nog onverlet hoe een schenker over deze beslissing denkt.
− Het door mij geconstateerde onverantwoord gepleegde onderhoud van het orgel door de
Braziliaanse orgelbouwer, het slordig omgaan met het pijpmateriaal, het niet verhinderen
van het systematisch laten verdwijnen van uniek pijpmateriaal, doen mij niet de
constateringen van de synagoge bestuurders bevestigen dat de desbetreffende orgelbouwer
niet vakbekwaam genoeg was om dit te voorkomen. Deze orgelbouwer heeft naar alle
waarschijnlijkheid waardevol pijpmateriaal ontvreemd en voor andere doeleinden gebruikt.
Er moet in dit kader echter worden opgemerkt dat de bestuurders van de synagoge in dit
opzicht ook niet zorgvuldig genoeg op hun cultuurbezit hebben gelet. Hier is onwetendheid
en ondeskundigheid misschien de oorzaak. De kennis inzake deze instrumenten en de
vakbekwaamheid voor het restaureren van instrumenten van deze omvang vindt men naar
mijn mening dan ook alleen in Europa.
Bijlage 2. Bohn synagogenorgel en Bohn harmonium ARI synagoge Rio de Janeiro. 140 − Het argument dat het orgel te groot zou zijn qua klankspectrum voor de synagoge en de
aldaar gevoerde liturgie pareer ik met drie argumenten. Ten eerste heeft het orgel van 1964
tot 2005, dus in totaal eenenveertig jaar, in de liturgie in ARI conform de mij beschikbare
informatie en documenten zonder problemen gefunctioneerd en ook de historische opnamen
geven een evenwichtige klankverhouding tussen koor, orgel, chazaniem en kehila weer.
Recentelijk, sinds enkele jaren, nadat het orgel technisch niet meer goed functioneert en
tijdens de periode van de organiste Regina Lacerda wordt het probleem van het mogelijke
te grote klankspectrum van het Bohnorgel als argument tegen de restauratie aangevoerd.
Vergelijkende bestudering van de opnames met het Bohn orgel met die van het nieuwe
Allen- digital orgel doen mij echter constateren dat ook het Allan-digital orgel een
vergelijkbaar volumeniveau heeft waarbij de organiste ook zeer forse klankspectra durft
neerzetten, die dan naar mijn mening in hun digitaliteit niet natuurlijk overkomen en een
kwaliteitsvermindering geven ten opzichte van de klank van het Bohnorgel. Enige scholing
in het gebruik van een groot romantisch orgel met zwelkasten, zou na de eventuele
restauratie van het Bohn orgel hierin bij de organiste wonderen kunnen doen.
− Het argument dat de schenker van het Allan-digital orgel gepikeerd zou zijn bij restauratie
van het Bohn orgel zou men in het perspectief kunnen zien van de mogelijke huidige
frustratie van de familie Ornstein- Gottlieb bij het zien van de verpaupering van hun
geschonken Bohn orgel.
− De ruimte binnen de orgelkasten ombouwen tot vergaderruimten is gezien de enorme
ruimte binnen de orgelkasten pragmatisch een oplossing maar voor mij als
musicus/musicoloog een gotspe.
2.1.3. Het Bohn orgel, een bespreking en documentatie van mijn bouwtechnische bevindingen.
Algemeen: Het orgel is een tweemanualig instrument, elektro-pneumatisch in de overbrenging van
de toetsen naar de orgelkast. Het pijpwerk is verdeeld over twee identieke symmetrische
orgelkasten, een linker pendant en een rechter. De klankkleur is romantisch, Duits/ Frans naar
voorbeelden van Walcker, Sauer en Cavaillé- Coll instrumenten, maar met duidelijke aanpassingen
van registerkleuren voor het specifieke gebruik binnen de synagogenliturgie.
De dispositie van het orgel is de volgende: Great organ, het tweede klavier: bordao 16’, principal 8’, flauto 8’,
bordao 8’, viola 8’, oitava 4’, cornamuse 4’, nazardo 2.2/3, pifaro, 2’,
terca 1.3/5, picolo 1’, sequialt 2fls, cimbalo 5 fls, mistura 7 fls, oboe 8’,
trombeta 8’ clarim 4’ (tremulo) Also with a big swellcase (expressao).
Small organ, het eerste klavier: couple 11-1, couple 11-1 super, 1-super,
fig. 18 Deel van de registers van de speeltafel. 1-sub, principal 8’, salicional 8’, flauto 8’, oitavo 4’, flauto 4’,
Bijlage 2. Bohn synagogenorgel en Bohn harmonium ARI synagoge Rio de Janeiro. 141 quinta 2.2/3 , XVA 2’ (?), mistura 7fls, trombeta 8’, clarim 4’
Pedal-work: contrabaixo 16’, subaixo 16’, bordao 16’, bordao 8’, 11-pedal, 11-pedal super, 1-pedal, 1-pedal super.
Setzers, combinations : normal, comb 1, tutti, 11-ped, 1-ped, 11-1,
Expressao pedal and general crescendo.
De speeltafel: De speeltafel is verdwenen en de mij beschikbare foto's van de speeltafel geven mij enige twijfels over het goede functioneren van deze speeltafel in het verleden. Sommige registers werden langs elektro-pneumatisch weg verdubbeld van het tweede manuaal naar het eerste manuaal en het is hier dat vaak de gebreken bij elektro-pneumatiek zich openbaren. Het pijpwerk van het hoofdwerk, het tweede manuaal (the great organ) geplaatst in de orgelkast aan de rechterkant van de bima (dit indien men er voorstaat) is relatief het best bewaard gebleven. Het pijpwerk van het eerste manuaal in de linkerkast het slechtst. fig. 19. Eikenhouten zwelkasten.
De zwelkasten:
De aanwezigheid van de enorme zwelkasten, dit zijn vanaf de speeltafel bedienbare zware
eikenhouten jaloezieën, die binnen de bestaande orgelkast een interne kast vormen en het geluid
respectievelijk kunnen dempen en laten aanzwellen (zie foto), maken het orgel nog specifieker
geschikt voor de verschillen in klankkleuren en gradaties van volumes binnen de Asjkenazische
synagogenmuziektraditie van de Haskalah. Wat opvalt is de vakkundige bouw en massieve
degelijkheid van de zwelkasten van het Bohn orgel.
Bijlage 2. Bohn synagogenorgel en Bohn harmonium ARI synagoge Rio de Janeiro. 142
Het pijpenmateriaal:
Hier begin ik met het positieve, 3/6 van het materiaal is in redelijke tot goede conditie, 1/6 is in
gematigde conditie, 1/6 in slechte conditie, 1/6 waaronder zich kostbare tongwerken bevinden is
verdwenen, beter gezegd gestolen voor ander gebruik. Tongwerken zijn met name als kleurstemmen
erg gewild door orgelbouwers voor gebruik in andere te
bouwen of te restaureren instrumenten. Een deel van het
pijpwerk dat mist is ook erg klein pijpwerk, deels nog door
mij verwoest teruggevonden in hoeken van de orgelkast.
Het deel van het pijpwerk dat in slechte conditie is bestaat
voor 75% uit klein pijpwerk, dat op zich al kwetsbaar is
maar in dit orgel heeft men er gewoon met de voeten
opgestaanom de boxen van het Allan-digital orgel te
fig. 20. Deel van het missende kleine pijpwerk kunnen plaatsen, deze zware boxen zijn verder op
sommige zeer kwetsbare windladen geplaatst waardoor deze als het ware door het gewicht van de
boxen zijn geïmplodeerd. 2/6 van het pijpenmateriaal is gemaakt uit zink, 3/6 van hout, deels hoog
kwalitatief deels minder, 1/6 van een
legering van lood en tin, ik schat het
tingehalte op ongeveer 60%, dit omdat een
lager tingehalte typerend is voor het
verkrijgen van een warme romantische
klankkleur. De materiaalkeuze voor de
pijpen is typisch voor een neoromantisch
orgel uit de jaren vijftig, zestig van de
vorige eeuw. Er bevindt zich nog een
aanzienlijke hoeveelheid pijpenmateriaal
van tongwerken in de orgelkast, sommige fig.21. Houten tongwerkbekers op metalen voet.
hebben houten klankbekers (resonators) op een metalen voet. Ik denk dat deze behoren tot de
Trombeta 8' en/of the Clarim 4', de houten bekers geven hen een sonore en mooie klank (dit heb ik
getest door ze met de mond aan te blazen).
Bijlage 2. Bohn synagogenorgel en Bohn harmonium ARI synagoge Rio de Janeiro. 143 Ook was het pijpenwerk van de contra baixo 16' nog
grotendeels aanwezig, gemaakt van massief hout. De
bordao 16' en de bordao 8' waren nog op hun plaats.
Het grootste deel van de gedekte houten 8' en 4' zijn
nog in goede conditie. Voorzover ik kon zien was
van het eerste klavier de principal 8', de salicional 8'
de flauto8', de octavo 4' de flauto 4' nog grotendeels
aanwezig, de conditie van de quinta 2 2/3 en de
mistura 7' is twijfelachtig, veel van dit klein
pijpwerk is beschadigd. Van het tweede manuaal is
een groot deel van de 8' en 4' nog intact, hier heb ik
echter mijn twijfels over het kleinere pijpwerk:
nazardo 2 2/3, pifaro 2’, terca 1 3/5, picolo 1,
sequialt 2fls, cimbalo 5 fls and mistura 7 fls,
fig.22. Pijpen van de contra baixo 16’ zeker mist er een aanzienlijk deel van de sequialt 2 fl.
Resumé van de toestand van het pijpwerk:
Het meeste pijpwerk van het orgel was tijdens mijn onderzoek 11 mei 2009 nog aanwezig, mijn
analyse is dat 4/6 van het materiaal nog bruikbaar is in een restauratie, het meeste nog bruikbare
materiaal bevindt zich op het tweede manuaal en het pedaal, 1/6 van het materiaal is niet meer
bruikbaar, 1/6 is verdwenen.
Resumé van de toestand van het andere materiaal van het orgel:
De speeltafel is totaal verdwenen, de elektro-pneumatiek is deels aanwezig maar zwaar beschadigd
en niet meer bruikbaar, de conditie van de windtunnels moet worden verbeterd maar deze zijn nog
aanwezig, de blaasbalgen zijn nog in positie en redelijk intact bruikbaar voor restauratie, de
orgelkasten zijn schitterend, de zwelkast is van de hoogste kwaliteit en volledig intact.
2.1.4. Deelconclusie:
Ik citeer hier de conclusie van mijn rapport betreffend het Bohn instrument, verzonden aan de ARI
synagoge.
The Bohn organ is a cultural heritage of the synagogue of ARI, the city Rio de Janeiro, Brazil
and South America in general. There is a necessity of conserving and restoring this unique
instrument as a Jewish instrumental monument a symbol of the preservation of the musical Haskalah
tradition of the Ashkenazim within the ARI synagogue in Brazil. In my rapport I hope I have made it
clear that the Bohn organ in its uniqueness has to be saved and restored. It is the second greatest
Bijlage 2. Bohn synagogenorgel en Bohn harmonium ARI synagoge Rio de Janeiro. 144 synagogue organ in South America. It is one of the finest examples in organ building in the tradition
of the Haskalah. In Europe there is almost nothing left in this design anymore. And I find it in Brazil!
The architecture of the synagogue and the architecture of the organ are a total unity and unique. If
you destroy the organ, you destroy in my vision the architecture of the synagogue, and a part of the
heritage handed over by your families. The carefully studied sound material in my possession didn’t
confirm at all some arguments that the organ in it self was too loud. It confirmed an organ in a bad
condition and a very good organist that tried to cope with the bad condition of this instrument but
who also needed however to learn to work with the swell cases in a proper way. What I found in ARI
was a organ build in the best way of the traditions of the Jewish culture in Germany of the Haskalah
before the holocaust, but I found, sorry to say, also people that had in one way or another a serious
problem with coping with this tradition.
2.2. Het Bohn synagogenharmonium.
Inleiding: Zowel parnas Sylvio Harburger als chazan
Andre Nudelman attendeerden mij onafhankelijk van
elkaar op een instrument ergens verscholen in een
opslagruimte onder een paardendeken. Ze hadden het
over een synagogenharmonium dat vroeger in
combinatie met het hoofdorgel werd gebruikt, het
harmonium begeleidde de chazaniem wanneer zij
soleerden. Het hoofdorgel, soms ook gecombineerd fig.23. Logoplaatje bouwer harmonium
met het harmonium: begeleidde alleen elke vorm van zang in combinatie. chazaniem met koor,
chazaniem met koor en kehila. Ik herkende deze manier van werken met het harmonium uit de
Franse traditie in de 19de eeuw. We kwamen dit gebruik tegen in veel kerkelijke muziek in deze
periode.
Het instrument: Toen het harmonium werd onthuld viel mij direct op dat het een kolossaal
harmonium betrof met een groot aantal registers, het had een sterke
windvoorziening en het hout van de kast was van mooi tropisch hout.
Met name de dispositie en de omvang van het harmonium was veel
groter dan de bij mij bekende Franse, Duitse en Amerikaanse
harmoniums. Het instrument had een specifiek transpositiemechaniek
fig. 24. Speeltafel Bohnharmonium. onder het klavier dat het klavier verplaatste langs de vaste
tongblokken en het per halve toon kon transponeren. Dit was toen het instrument nog functioneerde
volgens Sylvio erg handig want elke chazan had zijn specifieke intonatie van een bepaald gezang
zijn eigen toon en volgens Sylvio werd er wat afgeschoven met het klavier.
Bijlage 2. Bohn synagogenorgel en Bohn harmonium ARI synagoge Rio de Janeiro. 145 Het instrument verkeerde in een slechte staat maar de synagoge wenste dit instrument vrijwel zeker
weer in ere te herstellen, ook hier had men weer het probleem dat er geen vakkundige restaurateurs
voor harmoniums in het land aanwezig waren en dat deze volgens Sylvio zelfs in de Verenigde
Staten zeldzaam waren. Misschien moet er hiervoor in Europa worden gezocht. Sylvio had zeer
goede herinneringen aan het gebruik van het harmonium binnen de synagogenliturgie (persoonlijke
communicatie 11 mei 2009, ARI synagoge Rio). Hij merkte op dat de klank van het harmonium in
zijn expressie de menselijke stem van de chazan zeer dicht benaderde en in combinatie met de
strijkende stemmen van het hoofdorgel en het koor verkreeg men de gewenste Nesjomme (ziel), de
klank van het harmonium bracht de kehila dichter bij Adonai, met dit instrument werd volgens
Sylvio beter voldaan aan de Kavanah, Dit is het daadwerkelijke streven naar het bereiken van het
hogere, bovenmenselijke en toch menselijke intenties en gevoelens in relatie tot alle aspecten van
het leven, de dood, de Schepper en de schepping en alles wat er zich in deze schepping bevindt.
Deze hoger menselijke intenties verbinden de mens met de Shekhinah, Adonai’s alomtegenwoordige
aanwezigheid in de wereld. Het blijven echte menselijke intenties en zij krijgen in deze wereld nooit
hun echte vervolmaking. De joodse gedachtegang is dat het deze Kavanah is die juist in de muziek
het subliemst tot uiting kan komen. In de joodse filosofie is muziek zonder Kavanah geen muziek
en Kavanah zonder muziek geen Kavanah. Sir Jonathan Sacks, opperrabbijn van Engeland,
verwoordt dit begrip op deze manier (Friedmann/Stetson, 2008): Each text and each period of the year, has its own melody. Song charts the biorhytms of the
Jewish soul (…) There’s a reason for this. When language is invested with deep emotions,
kavanah“, its aspires to the condition of music. As I put it once: Words are the language of the
mind. But song is the language of the soul. Judaisme is a dialogue between earth and heaven, and
when words become holy, they become song (…) music is the closest we come to expressing the
inexpressible”
De dispositie.
Het instrument is éénmanualig en heeft een uitzonderlijk grote dispositie die ik hier laat
volgen:Forte, Bourdon 16’, Dolce 8’, Chava de Oitavas, Viola 4’, Diapason 8’, Gamba 8’,
Salicional 8’, Aeoline 8’, Vox Humana, Chava de Oitavas, Aeoline 8’, Salicional 8’, Gamba 8’,
Melodia 8’, Viola 4’, Voix Celesta 8’, Flauto 8’, Violoncello 16’, Forte 1’.
De dubbele namen die men ziet betreffen hetzelfde register alleen kan men deze gesplitst gebruiken,
of wel in het bas gedeelte, of wel in het sopraangedeelte of wanneer men ze beide opentrekt over
het gehele klavier. Wat opvalt in de dispositie is dat we geen tweevoet register aantreffen maar dat
het allemaal grondstemmen betreft en ook heeft het instrument twee zestienvoeten. De dispositie is
samengesteld op verzoek van de ARI synagoge.
Bijlage 2. Bohn synagogenorgel en Bohn harmonium ARI synagoge Rio de Janeiro. 146 2.3. Conclusie: De invloedrijke parnas Sylvio Harburger had duidelijk een grotere voorliefde voor
het Bohnharmonium dan voor het Bohn orgel, hij vond de klank van het harmonium in samenhang
met de klank van de chazaniem en het koor beter beantwoordend aan de mitswa tot kavanah, het
geheel van de liturgie had volgens hem bij het gebruik van het harmonium in samenspel met het
Bohnorgel meer nesjomme en dit miste hij. Dit vond ik een opmerkelijk gegeven in dit gedeelte van
mijn veldwerk en het wekt mijn nieuwsgierigheid om het gebruik van het harmonium in de Joodse
traditie verder te onderzoeken. In het geheel van dit hoofdstuk kunnen we concluderen dat de ARI
synagoge in het verleden heeft geprobeerd om een in hun geheugen bestaande en door de Shoah
grotendeels vernietigde muzikale traditie die verweven was rondom de componisten Lewandowski
en Sulzer, een synagogenorgel en een beroepskoor met beroepschazaniem, te reconstrueren,
heruitvinden (invention of tradition). De investeringen die men hiervoor in het verleden gedaan
heeft zijn enorm te noemen. Helaas moest ik constateren dat er enige haarscheuren zo niet breuken
bestaan in het draagvlak om dit hernieuwd uitgevonden totaalconcept van de traditie in zijn geheel
te behouden. Voor het behoud van hun heruitgevonden traditie is naar mijn mening de restauratie
van hun naoorlogse instrumentale culturele erfgoed, het Bohn synagogenorgel en het Bohn
harmonium een noodzaak.
Bijlage 3. Het Nathan Mayer archief in de ARI synagoge te Rio de Janeiro, het Iuda Waichenberg archief in São Paulo.
147
Bijlage 3: het Nathan Mayer archief in de ARI synagoge te Rio de Janeiro, het
Waichenberg archief in São Paulo. 3.1. Inleiding:
- De onmogelijkheid om de archieven gericht te onderzoeken, door het ontbreken van de tijd
op deze mijn eerste onderzoeksreis.
- Deze archieven hebben genoeg potentie voor een Phd, in dit hoofdstuk een korte impressie.
Archieven en archiefonderzoek, dit doe je gericht en is tijdrovend. Beide aspecten, het gerichte en
de tijd waren niet aanwezig. In mijn veldonderzoek kwam ik de archieven tegen op een voor mij
totaal onverwacht en niet gepland moment, eigenlijk hebben de archieven mij opgezocht. Een
criticus zou kunnen opmerken, veldonderzoek is toch ook het doen van archiefonderzoek, waarom
is de uitwerking in deze scriptie dan summier? Dit moet ik beamen, veldonderzoek is
archiefonderzoek echter drie onverwachte factoren speelden mij parten, ten eerste was de tijdsduur
van mijn onderzoeksreis door mijn gezondheidstoestand en de hieraan door mijn behandelde artsen
verbonden voorwaarde van een maximaal als verantwoord geachte periode beperkt tot een kleine
vier weken, van 24 april tot 18 mei 2009, ten tweede kwam ik pas in aanraking met de archieven op
het eind van mijn onderzoeksreis, ten derde verliep mijn onderzoeksreis bovenverwachting
voorspoedig en werd ik overspoeld met onderzoeksmateriaal. Chazzan Andre Nudelman en de
parnas Sylvio Harburger van de ARI synagoge attendeerden mij terzijde op het eerste archief, het
Nathan Mayer archief (persoonlijke communicatie 11 Mei 2009, ARI synagoge, Rio de Janeiro).
Men had nog iets in de kast liggen, een muziekarchief, of dit soms iets van betekenis zou kunnen
zijn voor mijn onderzoek en of ik er mijn mening over kon geven op de bewuste maandagmiddag
11 mei 2009, de middag dat ik kwam voor het technisch onderzoek van het Bohn synagogenorgel
en het Bohn synagogenharmonium. Ik heb dit archief een eerste vluchtige bestudering gegund, op
de avond en in de vroege nacht heb ik dit archief aan een vervolgonderzoek onderworpen samen
met Andre Nudelman. De dinsdagmiddag voor mijn terugvlucht naar São Paulo heb ik samen met
Andre nog een intensieve muzikale sessie gehouden waarin we al musicerend onze gedachten lieten
gaan over deze handschriften, de interpretatie en de overeenkomsten en de verschillen met de
uitgegeven drukken van deze muziek van Lewandowski. Het tweede archief, het
Waichenbergarchief, werd op een andere manier onder mijn aandacht gebracht. Via één van mijn
eerdere contacten Prof. dr. Nancy Rozenchan werd ik per herhaling geattendeerd op het feit dat de
dochter van de volgens haar zeer beroemde en inmiddels overleden chazzan Iuda Waichenberg van
Bijlage 3. Het Nathan Mayer archief in de ARI synagoge te Rio de Janeiro, het Iuda Waichenberg archief in São Paulo.
148
de Große Schüle Bethel in São Paulo er op stond dat ik bij haar langs kwam voor een visite waarbij
ik enkele documenten moest inzien. Mijn agenda was echter overvol zodat ik moeite moest doen
om hiervoor tijd te vinden. Mevrouw Rozenchan bleef echter via de mail aandringen dat dit bezoek
toch echt voor mijn onderzoek noodzakelijk was en dat de bewuste mevrouw die ook haar vriendin
was er op stond dat wij haar ook met een bezoek vereerden. Wij bezochten en interviewden haar op
donderdag 14 mei 2009 om 10.00. Het werd een hartelijk bezoek en liep enorm uit, ook werden we
de volgende dag per mail uitgenodigd om met de familie Langer de Sabbat te vieren, hetgeen
binnen de Joodse traditie een grote eer is.
3.2. Het Nathan Mayer archief (Rio de Janeiro)
.
fig. 25. v.l.n.r. Chazzan Oren Boljover, chazzan Andre Nudelman en Jochanan van Driel,
gebogen over het Nathan Mayer archief in de ARI synagoge Rio de Janeiro.
Het Nathan Mayer archief in de ARI synagoge is met de hand geschreven in de periode tussen
1942 en 1957. Het geeft zijn visie weer betreffende de verschillende uitvoeringen van de muziek
van Louis Lewandowski zoals hij het zich onder andere herinnerde in uitvoeringen in Europa in het
Interbellum. Het is door hem genoteerd deels tijdens zijn vlucht en in de periode na zijn vlucht in
Rio de Janeiro. Er zijn ook invloeden aan te wijzen van de toen dienstdoende chazzan Fleischman.
Bijlage 3. Het Nathan Mayer archief in de ARI synagoge te Rio de Janeiro, het Iuda Waichenberg archief in São Paulo.
149
Dit archief is naar mijn bescheiden overtuiging belangrijk materiaal om twee redenen. Ten eerste
geeft het een verhelderende visie op de muziek van Louis Lewandowski vanuit de denk- en
leefwereld van een overlevende van
de Shoah, een visie die significante
afwijkingen vertoont ten opzichte
van de uitgegeven drukken, die nauw
aansluit bij en de
uitvoeringspraktijken bevestigt van
de weinige nog bestaande en
gedocumenteerde opnames van
uitvoeringen van de muziek van
Lewandowski die onder andere
hernieuwd uitgebracht zijn .
vanuit het weinige nog bestaand
fig.26. Titelpagina Nathan Mayer archiefstuk archiefmateriaal door Beth
Hatefutsoth (research instituut verbonden aan de Universiteit van Tel Aviv). Ten tweede doet het
ons kritisch stilstaan bij de uitvoeringspraktijken in onze tijd, die door de kehilot vaak als de
traditionele uitvoeringspraktijken worden bestempeld. Het materiaal zou aanleiding kunnen geven
tot de veronderstelling dat de uitvoeringspraktijk die de tegenwoordige uitvoerders als de originele
en traditionele uitvoering beschouwen als een hernieuwd uitgevonden traditie moet worden
beschouwd. Om overhaaste conclusies te voorkomen moeten we echter rekening houden met het
feit dat de Duitse Joden de gewoonte hadden om hun muzikale expertise mee te brengen vanuit hun
eigen persoonlijke achtergrond. Zij hadden als musici niet altijd de beschikking over alle benodigde
partituren van Lewandowski’s muziek. Vanuit de herinnering werden de Lewandowski-partituren
gereconstrueerd, men kan er van uit gaan dat er wellicht afwijkingen zijn opgetreden tussen de
opnieuw genoteerde versies en de originele composities van Lewandowski. Daarnaast moeten we
ons de vraag stellen of Lewandowski zijn partituren, gezien de constatering van de bovenstaande
gewoontepraktijk, had bedoeld als eindresultaat. Het is aannemelijk dat hij zijn composities alleen
als een basisnotatie zag, wetende dat de chazzaniem toch naar hun persoonlijke vrijheden te werk
zouden gaan. Dit verdient nog nader onderzoek in een later stadium. Hierbij zal in een vergelijkend
onderzoek achterhaald dienen te worden hoe men Lewandowski op verschillende locaties in het
verleden uitvoerde en hoe de uitvoeringen in het heden zijn. Deze uitvoeringen zullen onderworpen
moeten worden aan de drukken en handschriften rondom Lewandowski waarbij het Nathan Mayer
Bijlage 3. Het Nathan Mayer archief in de ARI synagoge te Rio de Janeiro, het Iuda Waichenberg archief in São Paulo.
150
archief in Rio de Janeiro als één van de mogelijke vertrekpunten kan functioneren. Het archief is in
een redelijke conditie maar de manier waarop men het bewaart en er mee omgaat laat te wensen
over en onderzoek en digitale vastlegging en ontsluiting van het archief is op korte termijn mijns
inziens noodzakelijk.
3.2.1 Enkele aandachtspunten in het archief:
- Het archief bestaat uit begeleidingsboeken, dirigenten partituren en zogeheten koorboeken.
- Het verschijnsel van de grote koorboeken die per partij zijn uitgeschreven is interessant,
mede omdat in de synagoge ook nog enkele traditionele grote lezenaars voor het koor
aanwezig waren in dezelfde houtsoort als de orgelkasten. Het toenmalige beroepskoor stond
dus per partij gegroepeerd rond een centrale lezenaar en zong op deze manier gezamenlijk
uit de koorboeken. Een vraag die men moet stellen is of deze traditie te doen gebruikelijk
was in de synagogen in de Duitstalige landen ten tijde van de Haskalah en het interbellum.
Een andere vraag die hieruit voortvloeit is of deze traditie nu nog steeds in andere
synagogen voorkomt en ook is het interessant uit de zoeken of het een beïnvloeding vanuit
de kerkelijke tradities betreft. Deze vragen zijn door mij in beperkte kader van deze scriptie
nog niet onderzocht en beantwoord en geven openingen voor een verder specifiek
deelonderzoek in een vervolgstadium van het onderzoek van deze archieven.
fig.27. Fragment waarbij cantor en koor unisono zingen.
Bijlage 3. Het Nathan Mayer archief in de ARI synagoge te Rio de Janeiro, het Iuda Waichenberg archief in São Paulo.
151
- Het algemeen notenbeeld van de handschriften en de gehanteerde harmonisatie in de
handschriften wijkt significant af van de mij beschikbare uitgaven van de partituren van
dezelfde muziekwerken van Lewandowski. Dit zowel in kleine als in grotere details. Dit
werd door mij en de chazzan Andre in het verloop van ons onderzoek door vergelijking met
de drukken van Lewandowski, aanwezig in mijn laptop en aanwezig in het archief van ARI
vastgesteld. Over het algemeen kan men constateren dat de genoteerde orgelbegeleiding
door Nathan Mayer soberder is dan in de uitgegeven drukken maar in haar uitwerking
efficiënter en aan het doel beantwoordend. De begeleiding volgt het koorritme, meer naar
de letter, obligaat en dit is in de druk van Lewandowski niet altijd het geval. Ook de
cadensering is subtieler, minder romantisch en vaak verassend anders dan in de drukken
van Lewandowski.
fig.28. Begeleidingsvoorbeeld waarbij het orgel duidelijk een basso continuo rol vervult.
De begeleiding in de handschriften van Nathan Mayer is vrij basaal, het geeft het orgel
echter meer ruimte, meer virtuositeit in notenbeeld en klankspectrum wanneer het in
passages moet soleren. Hierdoor wordt er een plannendynamiek gecreëerd, dit typisch naar
de traditie van de Duitse Barok en Neobarok, die in de uitgegeven drukken van
Lewandowski duidelijk minder tot uiting komt, dit zowel in de door mij bekende
uitvoeringen van deze drukken als in de partituren zelf.
Bijlage 3. Het Nathan Mayer archief in de ARI synagoge te Rio de Janeiro, het Iuda Waichenberg archief in São Paulo.
152
- Interessant is het dat de chazzan in de handschriften van Nathan Mayer in bepaalde
passages van de partituren uitdrukkelijk niet door het orgel wordt ondersteund zoals ook
sommige koorpassages hier soms direct aan voorafgaand of volgend, er is hier dus geen
uitgeschreven begeleiding genoteerd en geen akkoordenschema. In de gedrukte versies van
Lewandowski vindt men in deze gedeelten wel regelmatig een orgelbegeleiding en deze is
volledig uitgeschreven.
fig.29. Onbegeleide koor en chazzanpartij in partituur Nathan Mayer archief.
Hier blijven mij nog enkele vragen open. Werd de chazzan niet begeleid? Werd de chazzan
door een harmonium begeleid waarbij er een tweede organist aanwezig was die de chazzan
in een soort basso continuo stijl begeleidde waarbij de noten voor deze passages niet
werden uitgeschreven maar als bekend werden geacht voor de begeleider en het niet
uitschrijven hem de ruimte gaven om al improviserend te anticiperen met de chazzan? Het
viel mij op dat in de uitvoeringen van deze niet uitgeschreven passages vaak wispelturig
werd geïmproviseerd door zowel chazzan Andre Nudelman als Oren Boljover. Het is ook
mogelijk dat bij gebrek aan een harmonium de organist de chazzan in deze basso continuo
methodiek begeleidde op het zachtere klavier van het hoofdorgel (veelal het klavier met de
zwelkast). In onze studiesessie van de handschriften op de dinsdagmiddag hebben we
geëxperimenteerd met het in basso continuo begeleiden van de chazzan en het weglaten van
Bijlage 3. Het Nathan Mayer archief in de ARI synagoge te Rio de Janeiro, het Iuda Waichenberg archief in São Paulo.
153
de ondersteuning. Wij kozen voor een combinatie waarbij ik in sommige expressieve
passages de chazzan liet gloriëren in de intieme expressieve klank van zijn hier vaak vrije
improvisatorische stijl en in deze keuzes zaten we opmerkelijk op één lijn. Tot slot merk ik
nog op dat we bij een vervolgstudie moeten onderzoeken in hoeverre chazzan Fleischman
invloed heeft uitgeoefend in de notatie van Nathan Mayer.
3.3. Het Iuda Waichenbergarchief (São Paulo).
Inleiding: Iuda Waichenberg, de vader van mevr. Dr. Eliane Langer, was volgens haar zeggen in het
interview (persoonlijke communicatie donderdag 14 Mei 2009, om 10.00, huize Langer, São Paulo)
een semi- professionele chazzan en hij werkte in de Große Schüle Bethel in São Paulo (deze
synagoge had een orgel en een beroepskoor, maar is nu
buiten gebruik en wordt omgebouwd tot museum). Hij
werd als chazzan ook gevraagd in heel Brazilië. Hij was
een chazzan van de oude garde, verdiende zijn brood als
kledingfabrikant en reisde vanwege zijn beroep ook veel
door Brazilië. Als hij ergens moest zingen, vertelde
Eliane, ging af en toe heel de familie mee, het gezin is
dus met chazzanoet opgegroeid. fig. 30. Große Schüle Bethel in São Paulo
Hij vroeg geen geld voor zijn zingen, alleen reiskosten maar volgens Eliane werd hij regelmatig
vereerd met een enveloppe met een vaak naar zijn gevoel te vorstelijke inhoud. Uniek was volgens
haar het feit dat Iuda werd gezien als een autoriteit betreffende chazzanoet en een gezaghebbende
leermeester. Het huis zat regelmatig vol met chazzaniem uit geheel Brazilië en er werd dan heftig
gediscussieerd over het chazzanoet, de uitvoeringsmogelijkheden en -onmogelijkheden. Volgens
Eliane noteerde haar vader alle verschillende uitvoeringswijzen van de chazzaniem die hij in de
huiselijke kring en daarbuiten ontmoette op een nauwgezette manier en verwerkte dit in zijn archief.
Van de meeste huiselijke chazzaniem besprekingen liet hij notulen, besluiten en discussielijsten
maken die in het archief aanwezig zijn, naast het nodige fotomateriaal van de vergaderingen.
3.3.1. De problematische dubbele locatie van het archief, de staat van het archief in huize Langer
zoals ik het bevonden heb en vluchtig onderzocht.
Het archief bevindt zich op twee locaties, een groot deel in het huis van de dochter van Iuda
Waichenberg, mevr. Dr. Eliana Langer, een niet onbelangrijk deel heeft zij in een archief van een
instituut achtergelaten in Israel, helaas niet in Beth Hatefutsoth dat in de regel redelijk met
archieven omspringt, maar in een instituut in Israel dat naar haar mening niet zo goed met het
archief omgaat en de belofte niet nakomt om dit archief naar behoren te catalogiseren en te
Bijlage 3. Het Nathan Mayer archief in de ARI synagoge te Rio de Janeiro, het Iuda Waichenberg archief in São Paulo.
154
conserveren. Uit haar woorden begreep ik dat er waarschijnlijk geen budget was en dat men het
mede om die redenen ondanks de gedane toezeggingen in de kast liet liggen. Mevr. Langer is trots
op de erfenis van haar vader en wenst dat het archief op de beide locaties waar het zich bevindt,
wetenschappelijk wordt benaderd, gecatalogiseerd, bestudeerd en zo mogelijk ook gedeeltelijk in
opnamen wordt uitgegeven. Zij is zelf docent aan de Universiteit en bijna met vervroegd pensioen.
Na haar pensionering wenst zij de nodige aandacht aan het archief te schenken, ook heeft de familie
in eerste aanleg de nodige beschikbare fondsen voor een oriënterend onderzoek.
3.3.2.Staat van het archief in huize Langer.
Na het door mij afgenomen interview toonde Mevr. Langer mij het archief met het duidelijk
verzoek om een objectieve mening over de waarde van het archief en tevens verzocht zij mij met
een eerste opzet te komen tot een plan voor conservatie en catalogisering.
Mijn bevindingen:
- Het archief is nog ongeordend: het archief lag er redelijk slordig bij, zeker niet uitgezocht
op bijvoorbeeld, data, componist of op volgorde van het joodse muzikale jaar. Het zat
waarschijnlijk nog precies zo in de dozen waarin men het na het overlijden van haar vader
uit zijn huis had vervoerd. Echter de schriftjes van Iuda Waichenberg die ik in de dozen
vond gaven wel een zeker grondidee inzake de door Iuda gewenste orde aan en er stond
veel nauwkeurig genoteerd. Hier vinden we een eerste aanknopingspunt om met het
ordenen te beginnen.
fig.31. Archiefdozen Iuda Waichenbergarchief in huize Mevr. Langer.
- Het archief bevat zeldzaam chazzanoet uit het getto van Warschau, deels in handschriften:
Na het snuffelen in enkele dozen en het ter hand nemen van de stukken kwam ik al snel tot
de ontdekking dat dit archief uitermate waardevol is, ik werd enthousiast: dit was groots
Bijlage 3. Het Nathan Mayer archief in de ARI synagoge te Rio de Janeiro, het Iuda Waichenberg archief in São Paulo.
155
wat hier verzameld was aan chazzanoet. Een stilte en ontroering omsloot mij toen ik
realiseerde dat ik vele tientallen handschriften uit het getto van Warschau tastbaar in
handen had, dit was er nog en in Brazilië! De Shoah had het niet vernietigd.
- Het archief bevat veel chazzanoet uit Polen uit het Interbellum en uit de eerste jaren van de
Tweede Wereldoorlog: Al verder snuffelend in de dozen gleden delicate handschriften en
drukken door mijn handen van Pools chazzanoet uit het Interbellum en de Tweede
Wereldoorlog en dit in ongekende grote hoeveelheden. Vele ook opgetekend door Iuda
tijdens zijn ontmoetingen en vergaderingen met collegae chazzaniem.
fig.32. Pools chazzanoet van voor mij onbekende componist Wassilkowsky.
- Het archief bevat niet de geijkte componisten Lewandowski, Sulzer maar vele ook voor mij
onbekende componisten: De onbekende componisten aanwezig in het archief dragen in
belangrijke mate bij tot de wetenschappelijke waarde van het archief, dit omdat vele van
Bijlage 3. Het Nathan Mayer archief in de ARI synagoge te Rio de Janeiro, het Iuda Waichenberg archief in São Paulo.
156
deze composities naar mijn mening, doch dit verdient verder onderzoek, niet meer in andere
archieven aanwezig zullen zijn.
Het archief bevat chazzanoet waarbij met name de versieringen zoals die door
verschillende chazzaniem werden uitgevoerd zorgvuldig en tot in de kleinste details, soms
tot op de kwartnoot zijn genoteerd: Dit is mijn inziens uniek te noemen, de versieringen van
de chazzaniem werden niet genoteerd, dit was en is niet de traditie, ze werden mondeling
overgeleverd van leraar op leraar. Daarom moet men na de Shoah in zekere mate gissen hoe
men het chazzanoet heeft uitgevoerd in het Interbellum en daarvoor.
fig.33. Partituur van chazzanoet van Rabinowitz met zeer gedetailleerde genoteerde versieringen.
Alleen de weinige beschikbare opnames konden tot voor kort uitsluitsel geven. Groot was
dan ook mijn verbazing om hier in dit Waichenbergarchief tot de ontdekking te komen dat
zich hier vele variëteiten in uitgeschreven versieringsversies bevonden van chazzanoet zoals
Bijlage 3. Het Nathan Mayer archief in de ARI synagoge te Rio de Janeiro, het Iuda Waichenberg archief in São Paulo.
157
deze door verschillende chazzaniem waren uitgevoerd. Werden er dan toch meer notaties in
partituren verzorgd door chazzaniem en moeten we, indien verder onderzoek dit aangeeft,
tot nieuwe conclusies komen, dat de mondelinge overlevering van de chazzaniem traditie
deels ook schriftelijk was en is?
- De handgeschreven partituren in de archieven geven de nodige aanwijzingen over de
verschillende uitvoeringspraktijken in de regio’s in Polen en Warschau: Dit kenmerkt zich
onder andere door de duidelijke verschillen in genoteerde versieringen maar ook door de
mate/intensiteit van het noteren van de versieringen door diverse chazzaniem en dit in
dezelfde alom gekende melodieën.
fig. 34. Een partituur van Berkowitsch, hierin zijn de versieringen rustiger.
Bijlage 3. Het Nathan Mayer archief in de ARI synagoge te Rio de Janeiro, het Iuda Waichenberg archief in São Paulo.
158
Je kon dus een Lecha Dodi versie in het ene gedeelte van Polen tegenkomen dat duidelijk
afweek van de Lecha Dodi in het andere gedeelte van Polen. In Warschau verschilden de
versieringen soms van wijk tot wijk.
- Het archief bevat zeldzame originele drukken van Jiddische muziek uit het Interbellum:
Hier gaat het niet alleen zuiver om de drukken, deze zullen wel meer bewaard gebleven
zijn, wetenschappelijk zijn de aantekeningen die de uitvoerders ten tijde van het
Interbellum op hun partituren hebben geschreven veel interessanter. Deze aantekeningen
kunnen ons een beter beeld geven van de uitvoeringspraktijk van de Jiddische muziek in het
Interbellum en van de uitvoeringen vlak na WO II in Brazilië.
- Het archief heeft een aanzienlijk aantal vergaderstukken van de chazzaniem bijeenkomsten
ten huize Waichenberg en veel fotomateriaal: De vergaderstukken en de foto’s van
chazzaniem zijn uniek te noemen omdat zij een tastbaar beeld geven van één van de
belangrijkste regelmatige samenkomsten van chazzaniem in Brazilië in het verleden.
Mijn eerste voorlopige aanbevelingen tot het behoud en de conservering van het Iuda
Waichenbergarchief en de doelstellingen die de familie in gedachten heeft inzake de exploratie van
het archief:
- Het archief dient bij elkaar gebracht te worden op één locatie. In de korte discussie die we
hierover hadden waren we het er beiden over eens dat het Israëlische gedeelte weer zo vlot
mogelijk naar Brazilië moest komen, het is immers Braziliaans Joods erfgoed.
- Prioriteit heeft het om in eerste instantie het archief in kaart te brengen op een globale
wijze. Waarna het bij verdere archivering wenselijk is het te digitaliseren.
- De conservering van het archief op een verantwoorde wetenschappelijke wijze heeft
prioriteit, de slordige opeenstapeling in dozen doet geen goed aan het kwetsbare vaak dunne
papier van de handschriften, ook de oude drukken hebben hier en daar lichte
schimmelvertoning en bruine verkleuring die de drukken op termijn zullen aanvreten.
- Het archief is groot te noemen, alleen al het deel dat nog in Brazilië aanwezig is, er zullen
dus fondsen gevonden moeten worden maar ook een wetenschappelijk team om het te
archiveren te conserveren en te “exploreren” dit laatste door middel van lezingen,
uitvoeringen en één of meerdere tentoonstellingen waar bij het materiaal wordt getoond aan
het groter publiek. In de door ons gevoerde discussie dachten we dat, om een
Bijlage 3. Het Nathan Mayer archief in de ARI synagoge te Rio de Janeiro, het Iuda Waichenberg archief in São Paulo.
159
fondsenwerving te realiseren, het nuttig kon zijn een beperkte selectie uit het archief ten
toon te stellen onder andere in de Universiteit van São Paulo en tevens enkele opnames te
maken van de muziek zodat het geïnteresseerde publiek er een eerste kennismaking mee
kon hebben.
- Het Waichenbergarchief en het leven en werk van Iuda Waichenberg brachten de familie,
na het overlijden van Iuda, tot de intentie om in de nabije toekomst te komen tot het
publiceren van een wetenschappelijke uitgave rondom het leven en werk van Iuda
Waichenberg met het archief als uitgangsmateriaal. In onze discussie opperde ik het idee
om de chazzaniem bijeenkomsten van Iuda als centraal thema te nemen en de thematiek te
verbreden tot het chazzanoet van Brazilië. Mevr. Langer stelde dat indien er uitgaven
gerealiseerd zouden worden de familie er op stond dat deze een vorm van tweetaligheid
moesten krijgen, Engels en Hebreeuws, dit om het voor de Joodse wereld toegankelijk te
maken. Ik voegde er aan toe dat het handig was om ook het Portugees niet te vergeten. De
familie heeft daarnaast uitdrukkelijk de wens om een serie opnames te verzorgen die enkele
essenties van het archief muzikaal presenteren. Mevr. Langer heeft naast haar relaties
binnen de Universiteit van São Paulo ook goede contacten met de Universiteit van Tel-
Aviv, dit is voor verder onderzoek voor de toekomst handig. De familie stond erop dat ik in
een verder onderzoek een centrale coördinerende functie binnen het geheel van de
conservering en exploitatie van het archief zou gaan vervullen.
3.4. Conclusie: Het Nathan Mayerarchief en het Waichenbergarchief geven gezien de beperkte
onderzoektijd die ik eraan heb kunnen wijden mij op dit moment nog meer vragen dan antwoorden.
- Enkele dingen zijn verhelderend, het Nathan Mayer archief geeft significante nieuwe
inzichten betreffende de gedrukte partituren van Lewandowski en de algemene nu geldende
uitvoeringspraktijk van deze partituren, dit archief geeft in ieder geval aan dat er in de
periode van het Interbellum een andere uitvoeringspraktijk gelding deed dan de ons
bekende, belangrijk is hoe deze uitvoeringspraktijk in relatie stond en staat met de
uitgegeven partituren van Lewandowski. Een analyse door de tijd is essentieel. Het orgel
werd in de begeleiding meer Barok en in de solistische improvisatorische gedeelten van de
chazzan, volgens dit archief, subtieler gebruikt dan de gedrukte partituren doen vermoeden.
Vreemd is te constateren dat de chazzaniem van de ARI synagoge de Nathan Mayer
archieven wel globaal kennen maar in hun uitvoeringspraktijk binnen de ARI synagogen
niet praktiseren, laat staan dat zij het archief voldoende hebben bestudeerd. In hun
Bijlage 3. Het Nathan Mayer archief in de ARI synagoge te Rio de Janeiro, het Iuda Waichenberg archief in São Paulo.
160
uitvoeringen conformeren zij en zeker de organiste zich grotendeels naar de letter van de
drukken van Lewandowski, echter in de versieringen constateerde ik dat Andre Nudelman
regelmatig wel de versieringen gebruikt die ik in het archief tegenkwam. Hij heeft binnen
de synagoge zijn opleiding genoten en hij laat zich toch door dit verleden, bewust of
onbewust beïnvloeden. Dit in tegenstelling tot Oren Boljover, de chazzan uit Argentinië die
Lewandowski uitvoert conform partituurnotatie. Een andere vraag die nog onbeantwoord
blijft is hoe het harmonium binnen de gemeenschap van de ARI in het licht van het Nathan
Mayer archief in het verleden heeft gefunctioneerd binnen de liturgie. Misschien zouden de
chazzaniem binnen de ARI synagoge de moeite moeten nemen om hun traditie te
heruitvinden door bestudering van de Mayerarchieven en toepassing van de hierdoor
verworven inzichten in hun chazzaniempraktijk. Hierdoor zou een symbiose kunnen
ontstaan tussen de inzichten van het verleden en het heden in een vernieuwd chazzanoet.
- Het Waichenbergarchief focust in zijn bestanddelen deels op de Jiddische muziek en het
chazzanoet uit Warschau en Polen. Het geeft aan dat er binnen de wereld van de
chazzaniem veel persoonlijke versieringsstijlen/methodieken bestonden. Opmerkelijk is ook
dat de versieringen in dit archief door de chazzaniem zijn genoteerd. Het archief focust niet
op de alom gekende en veel uitgevoerde composities van Lewandowski en Sulzer maar
verlegt het accent naar voor mij nog vaak onbekende componisten die binnen het
Asjkenazisch chazzanoet in Brazilië werden uitgevoerd. Dit geïmporteerd Asjkenazisch
erfgoed is in der haast ontrokken aan de vernietigingszucht van Nazi-Duitsland. De
Jiddische drukken en de aantekeningen in deze drukken geven ons daarnaast een inzicht in
de uitvoeringspraktijk voor de Shoah en hoe overlevenden na deze periode de Jiddische
muziek deden herleven in hun nieuwe vaderland Brazilië.
Bijlage 4. Beny Zekhry, Comunidade Shalom, zijn visie op chazzanoet, Portugese tekst. 161
Bijlage 4: Beny Zekhry, Comunidade Shalom, zijn visie op chazzanoet, Portugese
tekst (website Comunidade Shalom). O objetivo dos nossos serviços é criar uma atmosfera na qual as pessoas se sintam confortáveis para
compartilhar suas histórias mais particulares com a comunidade.
Se vocês forem o tipo de pessoa que fica incomodada quando o Adon Olam é cantado numa melodia
diferente da tradicional, vocês não serão felizes em nossa comunidade.
Na Comunidade Shalom estamos comprometidos com a inovação - numa tentativa de combinar os
elementos tradicionais do serviço com novos enfoques, que poderiam tocar a alma das pessoas.
Sabemos que isto tem as suas armadilhas. Entretanto, não deixamos de experimentar.
Devido ao nível de participação voluntária em nossos serviços, há uma tremenda variedade - de
semana a semana - no estilo e conteúdo dos serviços. A constante é a abertura do nosso espaço
sagrado para os esforços das pessoas em relação à tradição e à sua noção de Deus.
Compartilhar destes esforços, no domínio público dos nossos serviços, tem sido um elemento crítico
para planejar fortes vínculos em nossa comunidade e um senso de espiritualidade.
Será que há lugar no serviço da Shalom para o davening tradicional? Sim. Para intervalos
instrumentais? Sim. Solos de chazan? Sim. Cantos meditativos? Sim. Preces em hebraico cantadas
em melodias brasileiras? Sim. Palavras brasileiras cantáveis na preces em Hebraico? Sim. Bater
palmas em melodias animadas? Sim. Tambores e pandeiros? Sim. Silêncio? Sim. Idish? Sim.
Ladino? Sim. Português? Sim.
Acho que vocês entendem o nosso ponto de vista. Parte do que transforma o serviço da nossa
sinagoga em algo único é o seu ecletismo.
Temos a maior sorte de que o nossos rabinos continue ampliando permanentemente o seu repertório
para nos desafiar a descobrir novos modos de oração. As vozes dos nossos rabinos, o teclado e a
neshama de nosso director Musical Beny Zechry, os sopros de Mário tornam nossa tefilá numa
experiencia única. Mas, a maior sorte é que a nossa bimá continua aberta aos participantes da
congregação que podem introduzir qualquer forma de oração, contanto que tenham talento
suficiente.
É claro que cada um tem as suas próprias preferências. O que uma pessoa pode adorar, a outra pode
achar problemático. Nem sempre é fácil combinar uma variedade de estilos em um único serviço.
Entretanto, aqui na Shalom, nós optamos por participar de um serviço que apresente alguns desafios
ao invés de estarmos sentados num serviço completamente previsível e de um único estilo. Devemos
perceber que alguns dos momentos de oração mais poderosos não são encontrados em nenhuma
página do nosso Sidur.