Genealogische verbanden onder de overmeiers van Asse tijdens de 15e eeuw.

62
Genealogische verbanden onder de overmeiers van Asse tijdens de 15 de eeuw. Frans J. Van Droogenbroeck Tot omstreeks het midden van de 17 de eeuw ressorteerde de jurisdictie van de heerlijkheid Asse voor de helft rechtstreeks onder de hertog van Brabant (die tevens fungeerde als heer van Asse), terwijl het andere deel in leen werd gegeven aan een vazal (de zogenaamde heer tot Asse). Beide heren beschikten voor de uitoefening van de rechtspraak over een meier die een schepenbank met zeven schepenen voorzat. De hertogelijke meier noemde men gewoonlijk overmeier, terwijl de magistraat die de heer tot Asse vertegenwoordigde met de titel van erfmeier werd onderscheiden. Naar feodaal gebruik verhandelde de hertogelijke administratie het ambt van meier als een financieel goed. Het contract kon de vorm aannemen van een eenvoudige pachtformule, maar ook verbintenis- sen gecombineerd met een renteloze borgtochtlening aan de landsheer (waarbij de borgtocht in vaste termijnen wordt afgelost) waren enige tijd in gebruik. De titularis van het ambt, die soms van de contracte- rende financier moet onderscheiden worden, ontving als vergoeding een derde deel van de geldsommen die hij in zijn functie kon innen. Over deze handelingen werd er dan ook een financieel rapport van de meier verlangd. Vanaf omstreeks 1403 werd de rekenstaat over vaste termijnen van zes maanden aan de hertogelijke Rekenkamer voorge- legd, met begin- en einddata in principe vallend op Kerstavond (24 december) en het feest van Sint-Jan de Doper (24 juni). Het verslag bestond uit een lijst van de courante inkomsten die de meier als ont- vanger van de landsheer verondersteld werd te incasseren, evenals de precisering van de door hem opgelegde boeten als gevolg van de uitoefening van de rechtspraak. Af en toe veroorloofde een meier zich een goedgunstigheid op de geldende boetetarieven, waarover desgeval- lend een korte verantwoording werd toegevoegd. In het hertogdom Brabant bestonden er tijdens de tweede helft van de 13 de eeuw al verscheidene controleorganen, waargenomen door diverse rentmeesters en ontvangers. Op hun beurt stonden deze onder het toe- zicht van een financiële sectie binnen de hertogelijke hofhouding. De

Transcript of Genealogische verbanden onder de overmeiers van Asse tijdens de 15e eeuw.

Genealogische verbanden onder de overmeiers van Asse tijdens de 15de eeuw.

Frans J. Van Droogenbroeck

Tot omstreeks het midden van de 17de eeuw ressorteerde de jurisdictie van de heerlijkheid Asse voor de helft rechtstreeks onder de hertog van Brabant (die tevens fungeerde als heer van Asse), terwijl het andere deel in leen werd gegeven aan een vazal (de zogenaamde heer tot Asse). Beide heren beschikten voor de uitoefening van de rechtspraak over een meier die een schepenbank met zeven schepenen voorzat. De hertogelijke meier noemde men gewoonlijk overmeier, terwijl de magistraat die de heer tot Asse vertegenwoordigde met de titel van erfmeier werd onderscheiden.Naar feodaal gebruik verhandelde de hertogelijke administratie het ambt van meier als een fi nancieel goed. Het contract kon de vorm aannemen van een eenvoudige pachtformule, maar ook verbintenis-sen gecombineerd met een renteloze borgtochtlening aan de landsheer (waarbij de borgtocht in vaste termijnen wordt afgelost) waren enige tijd in gebruik. De titularis van het ambt, die soms van de contracte-rende fi nancier moet onderscheiden worden, ontving als vergoeding een derde deel van de geldsommen die hij in zijn functie kon innen. Over deze handelingen werd er dan ook een fi nancieel rapport van de meier verlangd. Vanaf omstreeks 1403 werd de rekenstaat over vaste termijnen van zes maanden aan de hertogelijke Rekenkamer voorge-legd, met begin- en einddata in principe vallend op Kerstavond (24 december) en het feest van Sint-Jan de Doper (24 juni). Het verslag bestond uit een lijst van de courante inkomsten die de meier als ont-vanger van de landsheer verondersteld werd te incasseren, evenals de precisering van de door hem opgelegde boeten als gevolg van de uitoefening van de rechtspraak. Af en toe veroorloofde een meier zich een goedgunstigheid op de geldende boetetarieven, waarover desgeval-lend een korte verantwoording werd toegevoegd.In het hertogdom Brabant bestonden er tijdens de tweede helft van de 13de eeuw al verscheidene controleorganen, waargenomen door diverse rentmeesters en ontvangers. Op hun beurt stonden deze onder het toe-zicht van een fi nanciële sectie binnen de hertogelijke hofhouding. De

2 Frans J. Van Droogenbroeck

controle op de rekenplichtigen werd echter aanzienlijk eenvormiger gemaakt met de oprichting van de Rekenkamer van Brabant. Geïnspi-reerd op de werking van de Vlaamse instellingen en op initiatief van hertog Antoon van Bourgondië werd deze op 29 juni 1404 ingesteld.1 Na aanvankelijk in het slot te Vilvoorde zijn ondergebracht – en de verslagen ook te Rijsel een nauwgezette controle ondergingen – werd de administratie te Vilvoorde omstreeks 1419/1420 vervangen door een permanente vestiging te Brussel. Het kanselierschap werd tegelijk toegewezen aan Jan Bont († 1454), offi ciaal van Kamerijk en kanunnik van het Sinte-Goedelekapittel te Brussel, maar vanuit oogpunt van be-stuurlijke bekwaamheid en juridische onderlegdheid in de eerste plaats een rechtsgeleerde en niet van adel.2 De zetel van de gecentraliseerde Rekenkamer was nochtans niet defi nitief door Brussel verworven. In 1473 werd zij door Karel de Stoute voor enige tijd naar Mechelen overgebracht, dit in een (weliswaar mislukte) poging om ze met de rekenkamers van het graafschap Vlaanderen samen te slagen.

De Bourgondische hervormingen sorteerden eveneens als gunstig gevolg dat het oorspronkelijk overwegend mondelinge protocol bij de verantwoording van het beleid van de meiers resoluut werd vervangen door een schriftelijk gevoerde administratie met uniforme boetetarie-ven. Van dan af gold er ook een strikte procedure bij de benoeming van de titularissen. Voor de overmeiers van Asse kwam dit er op neer dat nadat een fi nancier een contract voor een zekere ambtsperiode had binnengehaald, een door hem voorgedragen titularis door de kanselier van Brabant formeel tot meier werd aangesteld en deze magistraat vervolgens de eed ging afl eggen in handen van zijn rechterlijke overste, de amman van Brussel.

1 Aerts E., 'De Rekenkamer van Brabant: een instelling en haar archief', De Hertog en de Staten, de Kanselier en de Raad, de Rekenkamer, ... Acht bijdragen tot de studie van de instellingen in het Hertogdom Brabant in de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd. Studia 128 Algemeen Rijksarchief (2011) 103-126.

2 Stein R., Politiek en historiografi e, Miscellanea Neerlandica 10 (1994) 172-206.

Afkortingen in deze bijdrage: KA = Kerkelijk archief; KB = Brussel, Koninklijke Bibliotheek (handschriftenverzameling); RA = Rijksarchief.

3Genealogische verbanden

Titularis3 Begin ambt Einde ambt

Jan van Merchten 25 dec. 1403 19 mei 1406# 20 mei 1419 24 mei 1421Jacob van Nyverseele 25 mei 1406 25 jul. 1406Jan van Merchten 25 jul. 1406 25 jun. 1407# 26 jun. 1407 31 jul. 1407Jacob van Nyverseele 1 aug. 1407 6 okt. 1415Willem van Assche Ø 7 okt. 1415 12 aug. 1417Jacob van Nyverseele 13 aug. 1417 24 jun. 1419# 25 jun. 1419 13 jan. 1421Jan van Droogenbroeck 14 jan. 1421 18 jul. 1423# 19 jul. 1423 3 jan. 1424Peter van Droogenbroeck 4 jan. 1424 3 jun. 1430# 4 jun. 1430 14 jul. 1430Jan van Coeckelberg 15 jul. 1430 7 jul. 1432Jan van der Hagen 7 jul. 1432 23 jan. 1434Hendrik van Drogenbosch 24 jan. 1434 17 jun. 1437Jacob van Droogenbroeck 17 jun. 1437 14 jun. 1438Hendrik van Drogenbosch Ø 15 jun. 1438 11 aug. 1438Jacob van Droogenbroeck 12 aug. 1438 18 apr. 1455# 19 apr. 1455 21 apr. 1455Hendrik Loenys 22 apr. 1455 23 jan. 1458Jan Schotelere 27 okt. 1457 5 feb. 1468Adriaan van Droogenbroeck 5 feb. 1468 31 aug. 1474Goosen van der Noot 1 sep. 1474 16 apr. 1477Adriaan van Droogenbroeck 16 apr. 1477 1 dec. 1487Jan Hardewyck 1 dec. 1487 8 nov. 1493Adriaan van Droogenbroeck 8 nov. 1493 24 jun. 1501

# ambt vacant of rekening ontbreektØ titularis bekend, maar rekening ontbreekt

3 De begin- en einddata zijn gebaseerd op de ambtsperiode opgegeven in de rekeningen. Zij stemmen echter niet altijd overeen met de data van de aanstelling of de eedafl egging. Zie in meer detail hierover verderop in de biografi e van de titularissen. In een paar gevallen is er een boekhoudkundige overlapping in de ambtstermijnen, doch zonder noemenswaardige weerslag op de rechtsgeldigheid van de gestelde handelingen. De data zijn ook steeds omgezet naar de nieuwe stijl, veronderstellend dat de jaarwisseling op Goede Vrijdag viel, volgens de in het hertogdom Brabant gebruikelijke Paasstijl.

4 Frans J. Van Droogenbroeck

Die

rik

van

Dro

ogen

broe

ck

re

ntm

eest

er v

an O

verz

enne

141

9-14

21

on

dera

mm

an v

an B

russ

el 1

422

Jaco

b va

n D

roog

enbr

oeck

A

dria

an v

an D

roog

enbr

oeck

over

mei

er v

an A

sse

1437

-145

5 ov

erm

eier

van

Ass

e 14

68-1

474,

onde

ram

man

van

Bru

ssel

145

5-14

61

1477

-148

7 en

149

3-15

01

sche

pen

te B

russ

el 1

490

burg

emee

ster

van

Bru

ssel

149

2

Egi

dius

van

Dro

ogen

broe

ck

Jan

van

Dro

ogen

broe

ck

(ver

mel

d te

Sin

t-M

arte

ns-B

odeg

em)

over

mei

er v

an A

sse

1420

-142

3 E

lisab

eth

van

Dro

ogen

broe

ck

Ger

trud

e va

n N

yver

seel

e ∞

Hen

drik

Spy

tael

alia

s de

Can

ter

m

eier

van

Affl

igem

(sc

hepe

nban

k va

n de

abd

ij) 1

427-

1459

Jaco

b va

n N

yver

seel

e

Mar

gare

tha

van

Dro

ogen

broe

ck

over

mei

er v

an A

sse

1406

-141

9

∞ J

an v

an C

oeck

elbe

rg

mei

er v

an A

ffl ig

em 1

422-

1427

ov

erm

eier

van

Ass

e 14

30-1

432

P

eter

van

Dro

ogen

broe

ck

Jan

van

Dro

ogen

broe

ck

Mer

ten

van

Dro

ogen

broe

ck

ov

erm

eier

van

Ass

e 14

23-1

430

mei

er v

an T

en B

roec

ke 1

531-

1532

(Sin

t-U

lrik

s-K

apel

le)

C

atha

rina

van

Dro

ogen

broe

ck

Hen

drik

van

Dro

genb

osch

Hen

drik

van

Dro

genb

osch

ov

erm

eier

van

Ass

e 14

34-1

437

m

eier

van

Affl

igem

(sc

hepe

nban

k va

n de

abd

ij) 1

415

5Genealogische verbanden

Tegen de achtergrond van het gebruik om een gerechtelijk ambt als een economisch goed te verhandelen, verrast het dat tijdens de 15de eeuw er onder de overmeiers van Asse nauwe genealogische verbanden zijn waar te nemen. Op enkele korte onderbrekingen na, blijkt het meierschap te worden waargenomen door telgen uit de familie Van Droogenbroeck of gunnen deze langs een vorm van onderpacht het ambt aan een derde.4

1. De bakermat te Sint-Martens-Bodegem.

De origines van het familiegeslacht Van Droogenbroeck bevinden zich niet te Asse, maar leiden ons terug naar de vroegste bewoners van het Hof te Droogenbroeck te Sint-Martens-Bodegem.5 Het gehucht Droogenbroeck omvat er een veldenblok dat zich langsheen de dorpsbeek6 uitstrekt vanaf de grens met Ternat en Schepdaal tot in de dorpskom van Bodegem. Als plaatsnaam heeft Droogenbroeck ongetwijfeld zijn naam te danken aan een drooggelegd drassig ge-bied. Het ontstond wellicht bij de rechtrekking en afdamming van de dorpsbeek bij de bouw van de watermolen omstreeks 1200. Als toponiem vinden we de variant Droghebroec voor het eerst vermeld in 1246, terwijl de daarvan afgeleide familienaam pas vanaf circa 1300 sporen in de archivalia achterlaat.7 De stamvader van het geslacht,

4 De meiers uit de 15de eeuw waarmee geen (nauw) genealogisch of contractueel verband kon worden aangetoond: Jan van Merchten (1403-1407), Heinric Loenijs (1455-1457), Jan Scotelere (1457-1467) en Goossen van der Noot (1474-1477). Jan van der Hagen (1432-1434) en Jan Hardewyck (1487-1493) ontvingen het ambt via een fi nanciering door een Van Droogenbroeck.

5 Over de precieze ligging van het gehucht Droogenbroeck: Van Droogenbroeck F. en Van Rossem P., Sint-Martens-Bodegem, van Franken tot Bourgondiërs (1997) 231-256.

6 De dorpsbeek wordt Zibbeek of Plankenbeek genoemd. Op het grondgebied van Bodegem noemt men ze doorgaans Zibbeek. Deze naamgeving is te danken aan het feit dat het langste traject van de beek zich situeert op het gehucht Zibbeke te Schepdaal. Ze vormt in het zuiden van Bodegem tevens de scheidingslijn met de gemeente Schepdaal. Op het grenspunt met Itterbeek vloeit ze er samen met de Plankenbeek die ontspringt op het hooggelegen Plankenveld (Spanuit) te Itterbeek. Dit verklaart waarom de dorpsbeek ook Plankenbeek wordt genoemd.

7 De Ryckman de Betz F. B., Thibaut de Maisières M. M., Dansaert G., L'abbaye cistercienne de la Cambre (1948) 217: apud Zytbeke (...) in fundo locum qui dicit droghebroec in een schepenbrief uit 1246 uitgevaardigd te Lennik ten voordele van de abdij van Terkameren, betreffende een stuk land te Zierebeke (onder Schepdaal) waarvan het uiteinde aan het gehucht Droogenbroeck grensde.

6 Frans J. Van Droogenbroeck

een zekere Jan de Drossate, schijnt zich omstreeks 1280 op het Hof te Droogenbroeck te hebben gevestigd.8 In tegenstelling tot de meeste andere hoeves te Bodegem vertoont de hofstede niet de gebruikelijke kenmerken van een typische landbouwuitbating. Tot ongeveer het midden van de 15de eeuw overweegt bij het Hof te Droogenbroeck integendeel de residentiële functie. Het wordt dan beschreven als een soort woontoren, die aan een boomgaard en een vijver was gelegen: bogaerde metten vivere achter thof ende metten cameren inde vivere op den berch staenend (1439).9

Zoals bij de vorming van zoveel familienamen omstreeks 1300, blijkt het toponiem ook in dit geval aanleiding te geven tot het ontstaan van het antroponiem. De twee gekende zonen van de stamvader Jan de Drossate, Jan en Dierik, vinden we in geschreven bronnen uitsluitend terug met de familienaam van Droogenbroeck.10 Oorspronkelijk ge-beurde dit vermoedelijk als een toegevoegde herkomstnaam, wat nog tot uiting komt in 1346 bij hun zus Margaretha, die met de meest uit-gebreide variant als s'Drossates van Droogenbroeck wordt geciteerd.11 Bij de keuze van het oorspronkelijk antroponiem de Drossate heeft men mogelijk inspiratie opgedaan in het gerechtelijk ambt van een voorvader. Een dergelijke naamvorming ligt nochtans niet voor de hand binnen het Land van Gaasbeek, waaronder Bodegem destijds ressor-teerde. De magistraat wordt daar immers al in de vroegste geschriften een baljuw genoemd. Hoe het ook zij, bleef de 13de-eeuwse toenaam de Drossate tot ongeveer het midden van de 15de eeuw in gebruik. Een belangrijke opwelling van het oude naamgebruik maakt zich bovendien

8 Jan de Drossate wordt al in 1296 te Bodegem geciteerd, waar hij verscheidene grondstukken pacht van de abdij van Groot-Bijgaarden: RA Leuven, KA abdij van Groot-Bijgaarden 7813, fol. 2v.

9 RA Leuven, KA Sint-Martens-Bodegem 2456 (8 sep. 1439).

10 KB, II-6527 fol. 184r: Diederick ende Jan, kinders Jans van Droogenbroeck, 1316, bij schepenbrieve van Lennecke. Vooral in de tak van de zoon Jan blijkt het nieuwe antroponiem standvastig verworven, zie bijvoorbeeld: Martens M., Le censier ducal pour l'ammanie de Bruxelles de 1321, 177 (onder Census apud Anderlecht): Item Johannes, fi lius Johannis de Droghenbroke, de bonis Theoderici de Dyvelschberghe. Omstreeks 1400 blijkt dit goed geschonken aan de kerk van Dilbeek: RA Brussel, Rekenkamer van Brabant I-008-44828 fol. 75v (onder Anderlecht): Item die erfcapellaen in die kerke te Dielbeke van goede dat was Jans vanden Droeghenbroeke, wilen Diederix van Duvelsberge (25 deniers).

11 RA Leuven, KA Sint-Martens-Bodegem 1346 (6 mei 1346).

7Genealogische verbanden

kenbaar onder de overmeiers van Asse, in het bijzonder bij meier Jan van Droogenbroeck (1420-1423) en diens zonen Jacob (meier tus-sen 1437-1455) en Willem (cit. 1448 tot 1469).12 Te Asse vindt men de Drossate als toenaam echter uitsluitend terug in de cijnsboeken, waarin de registratie van de inwoners wel eens meer op populaire naamgeving schijnt te berusten. Wat de ambtelijke stukken betreft, mag men stellen dat er strikt aan de familienaam van Droogenbroeck werd gehouden.13 De 15de-eeuwse vermeldingen van de Drossate te Asse blijken dan ook veeleer de herinnering te koesteren aan een oude traditie uit Bodegem.14 Vanaf het midden van de 15de eeuw verdwijnt de toenaam defi nitief en geeft iedereen voorkeur aan de familienaam van Droogenbroeck.15

De meierstraditie wordt te Asse ingezet met twee zonen van Gielis van Droogenbroeck uit Bodegem († voor 1405): de overmeiers Jan (1420-1423) en Peter (1423-1430). Dierik, genoemd naar zijn grootva-der Theodoricus en daarom vermoedelijk oudste zoon van Gielis, liet zich nochtans ook niet onbetuigd in de West-Brabantse gerechtelijke magistratuur. Hij fungeerde namelijk korte tijd als onderamman van Brussel. Hoewel hij niet deelnam in het bestuur van de meierij van Asse en naar alle waarschijnlijkheid te Brussel was gevestigd, zullen we zijn biografi e voor de volledigheid van het genealogische kader hier toch kort behandelen.

12 De toenaam de Drossate duikt ook op te Lennik in een neventak aan het meiersgeslacht: RA Brussel, archief stad Nijvel I-105-3664 (Reliefs et dénombre-ments 1364-1442): onder lenen van abdis Chrispyne van Franckenberge: Item Jan de Drossate van leen houdende een dachwant ghelegen op Roist ende dat heeft ontfaen Henric syn soen. Ibidem, I-105-3666, fol. 36r: Jehans li Drossate .i. fi ef

tenant .j. journal gissant à Roist (begin 15de eeuw). RA Brussel, archief abdij van Nijvel, I-034-1985 fol. 23v: Henric de Drossate ca. 1442 schepen van Lennik.

13 Als variant voor het meierschap treft men de titel drossaard te Asse ook aan tijdens de 17de en 18de eeuw. Van een eventuele verwarring met de hogere waar-digheid van Drossaard van Brabant hebben we geen tekenen aangetroffen.

14  Merken we volledigheidshalve op dat de familienaam de Drossate ook elders (o.a. Leuven, Diest, Gent, zelfs in Nederland) is terug te vinden, maar waar tot op heden geen verband met het West-Brabantse geslacht kon worden gelegd.

15 RA Brussel, Rekenkamer van Brabant, I-008 registers 44918 (fol. 8-15-18-144); 44920 (fol. 7-15-18-196-197-204-207); 44922 (fol. 7-14-49-50-56); 44929 (fol. 10). Ook in het leenboek van de heer tot Asse (1440-1474): I-257-45733, fol. 4-5-11 en voorlaatste katern fol. 7-8.

8 Frans J. Van Droogenbroeck

2. Dierik van Droogenbroeck, onderamman.

Het ambt van onderamman van Brussel werd in het leven geroepen in de nasleep van een confl ict tussen amman Willem van Assche en het stadsbestuur van Brussel (1418-1419).16 De gemoederen raakten zelfs dermate verhit dat de magistraat in de Vroente werd opgesloten, met als gevolg dat de rechtspraak geruime tijd niet werd uitgeoefend. Deze situatie keerde zich echter snel tegen de Brusselaars, meer be-paald bij de wisseling van het stadsbestuur. Op de eerstvolgende 24 juni, de traditionele aanstellingsdag van de nieuwe burgemeester en zeven schepenen (wat destijds volgens een strikte procedure onder de Zeven Geslachten jaarlijks roteerde) moest de samenstelling van het college zoals gebruikelijk door de amman bekrachtigd worden. Omdat het advies van de gevangen gezette magistraat vanzelfspre-kend uitbleef, weigerde ook hertog Jan IV het nieuwe stadsbestuur te herkennen. Omdat de impasse zich tegen het landsheerlijke gezag dreigde te keren, werd er uiteindelijk op 16 juli 1419 door de hertog een nieuwe amman benoemd. Om een soortgelijke blokkering van de instellingen in de toekomst te vermijden, besloot de hertog tevens een stadhouderfunctie in het leven te roepen (13 februari 1421). Bij onbe-schikbaarheid van de amman zou deze plaatsvervangende magistraat (onderamman of luitenant-amman genoemd) al diens bevoegdheden mogen overnemen.17 Tegen de achtergrond van het politieke getouwtrek te Brussel wordt Dierik van Droogenbroeck als (vermoedelijk) eerste onderamman van Brussel aangesteld. Hij was voordien reeds actief als rentmeester van Overzenne (tussen 1419 en 1421).18 In 1422 komt hij merkwaardig

16 De amman is de gerechtsmagistraat die in naam van de hertog de hogere recht-spraak waarneemt in het kwartier van Brussel. Hij bekommert zich vooral over de beteugeling van zware fi nanciële delicten en misdaden waarop lijfstraffen van toepassing waren (recht metten sweerde). In de Brabantse juridische hiërarchie stond de amman van Brussel op de tweede plaats na de hoofdmeier van Leuven, doch voorop op de schout van 's-Hertogenbosch, de grootbaljuw van Waals-Brabant en de grootdrossaard van Limburg. Binnen de stad Brussel oefent hij ook enkele administratieve taken uit, zoals de registratie van de poorters.

17 De evenwaardige bevoegdheden leiden in latere tijden soms tot getouwtrek tussen beide ambten: Van Hemelryck F., ‘De tweestrijd tussen de amman en de luitenant-amman van Brussel’, Eigen Schoon en De Brabander 57 (1974) 89-91.

18 RA Brussel, Rekenkamer van Brabant, I-002-4733 (19 dec. 1419 tot 26 aug. 1421). KB, Fonds Goethals, G-215-II, fol. 343.

9Genealogische verbanden

genoeg voor het stadhouderschap in aanmerking, waarvoor hij op 6 juli de eed afl egt.19 Hij oefent de functie uit onder de toenmalige amman en streekgenoot Jan van Diedegem.20 Al na enkele maanden wordt Dierik vervangen door een zekere Thomas de Rons (15 oktober 1422)21 en zet hij zijn loopbaan in gerechtelijke dienst verder als beheerder van de Vroente te Brussel.

Dierik van Droogenbroeck huwde met Elisabeth Meerte.22 Haar vader Amelric Meerte, een telg uit een Merchtemse familie, regelt voor het jonge koppel op 22 februari 1423 een mooie bruidschat.23 In december van hetzelfde jaar komt Elisabeths moeder, Lysbet van Schelle, echter te overlijden en vergadert de familie ter verdeling van haar nalatenschap.24 Enkele dagen later wordt er voor het zielenheil van de schoonouders en hun kinderen een jaargetijde gesticht in de Sinte-Goedelekerk te Brussel.25 Dierik treedt samen met zijn vrouw op in een indrukwekkend aantal zakelijke verbintenissen tussen 1424 en 1444.26 Tussen 1409 en 1431

19 KB, II-6490, fol. 1 nr. 12: Theodoricus de Droogenbroeck assertus est locumtenans Jois de Diedegem ammani Bruxellis et juravit anno XXII, 6 julii (6 juli 1422).

20 Jan van Diedegem werd amman van Brussel op 7 (of 27) dec. 1420. Na een korte onderbreking begin januari met Jan Clutinq als amman, wordt hij opnieuw op 2 (of 20) jan. 1421 door Filips van Saint-Pol aangesteld. Op 3 feb. 1426 wordt Jan van Diedegem opgevolgd door Gerard Pipenpoy. De begindata van de ambtsperiode verschillen tussen griffi er Druempt (KB, II-6490, fol. 87) en stadssecretaris Daneels (KB, II-6493, fol. 211 en 219).

21 KB, II-6490, fol. 1 nr. 12.

22 KB, Mss. 19460 (genealogie Spyskens) fol. 101. Goffi n R., Le Lignage de Serhuygs en 1376 – Meerte, Brabantica III, 162. Lindemans, J., ‘Meerte, Brusselse stam’, Eigen Schoon en De Brabander (1935) 132.

23 KB, II-6490 fol. 8 nr. 16: Amelricus meerte fi l. q. geldolphi, promisit dare theodorico de droogenbroeck fi lio q. aegidii in dotum et subsidii matrimonii (22 feb. 1422; 1423 nieuwe stijl).

24 KB, II-6487 fol. 228 nr. 17; II-6490, fol. 17 nr 8 en 9, fol. 189 nr. 12 (29 dec. 1423).

25 KB, II-6521 fol. 2 nr. 65 (31 dec. 1423).

26 KB, II-6487 fol. 228 nr. 12 (1440, vidimus 1436); II-6490 fol. 155 nr. 3 (28 jun.1425); fol. 170 nr. 10 (7 jul. 1444); fol. 189 nr. 2 (7 sep. 1424); II-6493 fol. 37 nr. 6 (11 jan. 1431) en nr. 8 (28 jun. 1431 vidimus verdeling van haar moeder-lijke goederen in 1425); II-6499 fol. 320 nr. 1 (26 mrt 1436) en fol. 365 nr. 6 (11 apr.1434); II-6496 fol. 57 nr. 11 (18 dec. 1439), fol. 143 nr. 10 (1 jul. 1440), fol. 144 nr. 8 (14 jul. 1440), fol. 154 nr. 3 (25 feb. 1440), fol. 160 nr. 7 (1441), fol. 557 nr. 3 (1444, vidimus van 8 apr. 1432); II-6497 fol. 196 nr. 11 (11 apr. 1434).

10 Frans J. Van Droogenbroeck

sluit hij ook enkele contracten af in eigen naam of is alleen aanwezig bij regelingen binnen zijn eigen familie.27 Merkwaardig is de deelname van Dierik aan een zakelijke overeen-komst op 27 juni 1431.28 De akte is enkel in regest overgeleverd, waardoor de werkelijke inhoud ietwat aan de verbeelding overlaat. Omdat bij de handeling drie gewezen of toekomstige overmeiers van Asse aanwezig waren, namelijk Jan van Droogenbroeck, Jan van Coeckelberg en Jan van der Hagen, denken we nochtans dat het document in verband stond met een onderpacht van het meierschap van Asse. Het suggereert zelfs dat Dierik (samen met zijn broers en schoonbroer) was betrokken bij de fi nanciering van de titel.

Dierik vestigde zich met zijn gezin te Brussel. Het echtpaar beschikte er over een eigendom in de Lange Ridderstraat, evenals een huis nabij de Poort van Bouchout dat zij via donaties in 1427 en 1434 aan de abdij van Grimbergen zullen schenken.29 In 1452 worden beide echt-genoten reeds als overleden opgegeven en blijken dan vier kinderen te hebben grootgebracht: Catharina, Jan, Margaretha en Mathilde.30

1. Catharina handelt samen met haar zus Mathilde al in eigen naam een contract af in 1456.31 Over haar verdere levensloop is echter niets meer geweten. Volgens de genealogische schetsen van J. B. Hauwaert (ca. 1680) zou zij in aanmerking komen als de echtgenote van een zekere Jan van Calster, doch verwarring met een homonieme Catharina lijkt hier niet uitgesloten.32

27 KB, II-6490 fol. 4 nr. 4 (schuldbrief van Jan van Winge, Petrus van Baardegem en Franco Vleugouv, 19 aug. 1422); II-6490 fol. 12 nr. 4 (akte samen met zijn broer Peter, 8 mei 1422); II-6493 fol. 149 nr. 10 (gift van zijn tante Margaretha van Droogenbroeck: Petrus et Theodoricus fi lii q. Egidii, fratrus de dicti margarethae, 10 apr. 1409).

28 KB, II-6493 fol. 202 nr. 18 (27 juni 1431).

29 Spillemaeckers C. I., ‘Het bezit van de abdij van Grimbergen in Brussel tijdens de late middeleeuwen’, Eigen Schoon en De Brabander (1980) 411-414. Het cijnsboek van Brussel van ca. 1499 vermeldt voor de abdij van Grimbergen een huis genaamd De Witte Leeuw in de Korte Ridderstraat: RA Brussel, Rekenkamer van Brabant I-008-44832, fol. 40v.

30 KB, II-6499 fol. 158 nr. 12 (18 mei 1452). Rond dezelfde tijd ook in een akte die mogelijk in verband staat met het overlijden van de ouders: II-6487 fol. 252 nr. 1 (priester Coenraedt Wielants alias van Lovene, 29 mei 1452).

31 KB, II-6499 fol. 120 nr. 11 (schuldbrief van Joannes Spruyte, 25 feb. 1456).

32 De daarvoor ingeroepen bron reveleert hoegenaamd geen verband met het

11Genealogische verbanden

2. Jan is de enige zoon die vermeld wordt in de ouderlijke nalaten-schap van 1456. Hij is wellicht te vereenzelvigen met de gelijknamige monnik uit de abdij van Affl igem die er in het necrologium op 1 augus-tus wordt herdacht.33 Hij werd geprofest in 1463 en had in 1473 reeds alle wijdingen ontvangen. Op chronologische gronden denken we hem ook te mogen vereenzelvigen met de Jan van Droogenbroeck die in 1478 een natuurlijke zoon verwekt bij een zekere Marie. Een neef van Jan, Adriaan van Droogenbroeck, omstreeks die tijd overmeier van Asse, fi nanciert in 1482 een lijfrente van 9 Rijnsgulden om in het levensonderhoud van het buitenechtelijke kind te voorzien.34 Misschien verklaart deze toestand ook waarom Jan naar een priorij van de abdij werd uitgestuurd. Abt Goswin Herdinck (1457-1493), die als schoonbroer van meier Adriaan van Droogenbroeck een verwante was, roept hem echter enkele jaren later naar Affl igem terug en stelt Jan er vervolgens aan tot prior (cit. 1485).35 In die functie overlijdt hij te Affl igem omstreeks 1499.3. Margaretha is nog ongehuwd in 1461 wanneer zij met haar zus Mathilde samenkomt ter registratie van een schepenbrief te Brussel.36 Zij trouwde met Herman Moyensoons geheten van An-derlecht. Hun vermoedelijk enige dochter Margaretha was in 1496 weduwe van Vranck van den Berge, van wie ze een zoon had.37

4. Mathilde wordt in 1456 samen met haar zus Catharina ver-meld. In 1461 verschijnt zij samen met haar zus Margaretha voor de schepengriffi e te Brussel en is dan al gehuwd met Jan van der Cammen.38 In 1472 wordt zij als zijn weduwe vermeld39 en in 1482

meiersgeslacht van Asse en lijkt ook chronologisch geen feilloze aansluiting te garanderen: KB, II-6500 fol. 496 nr. 6: Jacob van Calster, sone Jans, dat moeder aff was q. Cathelijne van droogenbroeck (21 apr. 1529).

33 Archief abdij van Affl igem, Catalogus Monachorum (ed. Beda Regaus), 885.

34 KB, II-6490 fol. 316 nr. 7 (1482): Ten lieven adriaen van droogenbroeck out 36 jaer, fs q. Jacops & moeder af was lysbeth Raspoets, ende Janne van droogenbroeck, out iiii jaer, sone naturalis heere Jans priester & moeder af is marie – ix R.

35 Abt Goswin liet zich wel meer op nepotisme betrappen: Verleyen W., ‘Abt Goswin Herdinckx († 1493) van Affl igem en zijn familie’, Vlaamse Stam 31 nr. 2 (feb. 1995) 71.

36 KB, II-6499 fol. 265 nr. 1 (5 jan. 1461)

37 KB, II-6490 fol. 437 nr. 1 (7 feb. 1496).

38 KB, II-6499 fol. 265 nr. 1 (5 jan. 1461).

39 KB, II-6499 fol. 505 nr. 4 (1472); II-6543 fol. 90 nr. 18 (1473). Hij is nog in leven

12 Frans J. Van Droogenbroeck

blijkt zij te zijn hertrouwd met Adam Peeters, zoon van Egidius.40

3. Jan Van Droogenbroeck, meier van Asse 1420-1423.

In de archivalia die over meier Jan van Droogenbroeck bewaard zijn gebleven, blijken hij en zijn twee zonen opvallend vast te houden aan de oude toenaam de Drossate die al omstreeks 1300 te Bodegem in gebruik was. Wellicht mag hij gelijkgesteld worden met de Jan de Drossate die in 1394/1395 zijn studies aan de universiteit van Keulen met succes afsluit.41

Ofschoon hij als eerste overmeier van Asse uit zijn geslacht in functie zal treden, is hij ongetwijfeld nog opgegroeid te Sint-Martens-Bodegem. Op 29 juli 1406, bij zijn inschrijving als poorter van Brussel, staat hij opgetekend als zoon van Egidius van Droogenbroeck uit Bodegem. Langs deze registratie komt er tegelijk een nauwe band met de heren van Asse tot uiting. Jan verschijnt er immers diezelfde dag samen met ridder Robert van Assche (heer van Opdorp), zoon van ridder Robert van Assche. Zoals gebruikelijk, bieden beide zich aan bij de amman van Brussel, op dat ogenblik Jan van Grimbergen, heer van Asse. In de volgende decennia zal deze eerste aanwijzing van solide vriend-schapsbanden met de heren tot Asse zich nog meermaals blijken te bevestigen.42

tot 1471: II-6496 fol. 230 nr. 3 (7 feb. 1470); II-6499 fol. 474 nr. 7 (2 sep. 1471).

40 KB, II-6490 fol. 297 nr. 7: Machtildis de droogenbroeck fi lia q. Theodorici, qua habuit a q. elisabeth d. meerte, sue uxore, et adam d. peeters, fi l. q. egidii eius maritus (26 jan. 1481; 1482 nieuwe stijl).

41 Keussen H., Die Matrikel der Universität Köln I (Bonn 1928) 77: Onder rector Ghiselbertus de Monte (verkozen 20 dec. 1394) onder de intitulati: Jo(h). de Drossate (1394/1395).

42 KB, II-6493 fol. 137 (titel: poorters ingeschreven amman. d. Joi. de grymbergen, domini de assche): Dominus Robertus de assche, dominus de opdorp, miles, fi lius q. domini Roberti de assche, militis. Joannis de droogenbroeck fi lius q. egidii de droogenbroeck de Boedegem (29 juli 1406).

13Genealogische verbanden

Voo

rlop

ige

aans

telli

ngsb

rief

(op

pap

ier)

van

mei

er J

an v

an D

roog

enbr

oeck

, ui

tger

eikt

te V

ilvoo

rde

op 2

2 fe

brua

ri 1

420.

14 Frans J. Van Droogenbroeck

Op 22 februari 1420 ontvangt Jan van Droogenbroeck zijn aan-stellingsbrief als meier van Asse vanuit de burcht te Vilvoorde, waar kort voordien een raad- en rekenkamer op bevel van Filips van Saint-Pol was geïnstalleerd. In de brief meldt men zelfs dat het landsheerlijk zegel er nog niet beschikbaar was.43 Filips van Saint-Pol fungeerde op dat ogenblik als ruwaard van Brabant, d.w.z. regent over het hertogdom ter vervanging van zijn broer, de zo goed als gezagsloze en overigens naar het graafschap Holland uitgeweken hertog Jan IV. De benoemingsbrief van Jan van Droogenbroeck geeft tevens te kennen dat de hertogelijke instellingen al in 1420 de aanstelling van de meiers van Asse met een schriftelijke procedure begeleidde. In dit geval moet zij nochtans op een eerdere mondelinge regeling zijn gevolgd, gezien de eerste rekening van Jan van Droogenbroeck al aanvangt op 14 januari 1420.44 Er is bovendien een lacune vast te stellen met de ambtsperiode van zijn voorganger Jacob van Ny-verseele, die zijn laatste rekenstaat had afgesloten op 24 juni 1419. Langs een ordonnantie van Filips van Saint-Pol uit 1422 blijkt dat de verslagen van de meiers van Asse ook te Rijsel werden gecontroleerd. Op 16 december 1422 wordt er daar een bedrag aangezuiverd van 100 pond (gerekend aan 40 Brabantse groten) dat Jan van Droogenbroeck als meier en ontvanger te Asse had moeten voorschieten. De begunstigde was Nicolaas van Sint-Geurickx, kamerheer van Filips van Saint-Pol, die het bedrag toekwam wegens het verlies van twee paarden tijdens de uitvoering van zijn dienst.45

Jan van Droogenbroeck sluit zijn laatste rekenstaat af op 18 juli 1423. Vreemd genoeg citeert men hem in een schepenbrief van 15 mei 1431 nog steeds in de functie van Meyer ons heeren van Assche op 21 fe-

43 RA Brussel, Rekenkamer van Brabant, I-002-12691 (los tussengeschoven stuk in het register): Die greve van Lyney [= Ligny] ende van Saintpoul, Ruwart des lants van Brabant, Lieve gemynde want wi nu onsen gemynden Janne van Drogenbroeck gemaect hebben onsen meyer van Assce, ende hem die meyerie aldair metten toebehoeren bevolen. So ontbieden wi (...) also schier wi onse Segel bi ons hebben onse opene brieve ende Condissie daer af geve sullen (...) gescreven te Vilvorde XXII dage in februari.

44 RA Brussel, Rekenkamer van Brabant, I-002-12691, fol. 178.

45 RA Brussel, Oorkonden van Brabant, I-241 (1415-1437), nr. 10.053.

15Genealogische verbanden

bruari 1431.46 Ook in het leenboek van de heer tot Asse vinden we hem op 23 november 1438 nog terug als meyer ende maender.47 Omdat er geen verwarring kan bestaan met zijn functie in hertogelijke dienst, vermoeden we dat hij hier optrad als meier van de heer tot Asse. Blijkbaar respecteerden de griffi ers te Asse niet altijd de correcte be-stuurlijke titulatuur en gunden de aan de hertog toebehorende titel 'heer van Asse' gemeenzaam ook wel eens aan hun werkgever, de heer tot Asse. Hoelang Jan van Droogenbroeck het mandaat van erfmeier van Asse heeft uitgeoefend, valt uit de sporadische vermeldingen echter niet nauwkeurig op te maken.

Langs de cijnsboeken weten we met zekerheid dat Jan van Droogen-broeck zijn woonplaats te Asse had gekozen.48 Hij betrok er een huis in de Kerkstraat (de huidige De Vironstraat) en beschikte verder nog over twee panden aan de Oude Markt.49 Zijn hofstede in de Kerckhofstraete (het straatje tussen de kerk en de Oude Markt) was cijnsplichtig aan het klooster van Ter Kisten te Brussel.50 Op het gehucht Heilborre (tussen Asbeek en Asse-ter-Heide) baatte hij een

46 De Smedt F., Het manuaal van Peeter Verhasselt (2000) 241 (tekstuitgave van een schepenbrief van 15 mei 1431): ten eenentwintichsten daege der maendt van februario inden jaere ons heeren Goidts duysentich vierhondert ende derticht [= 21 feb. 1431 n.s.] ... Jan van Droogenbroec, Meyer ons heeren van Assche.

47 De Smedt F. (ed.), Leenboek vanden Leenen gehouden vanden Heere tot Assche (2004) 23.

48 RA Brussel, Rekenkamer van Brabant, I-008-44909 (ca. 1400), fol. 3v: Jan de Drossate in de cerecstrate; fol. 5r: Jan de Drossate van eenen keldermonde; fol. 6r. Register 44910 (uit 1403) fol. 12: t'assche op de heyde; 18r: Jan de drossate inde cerecstrate van eenen stedeken in de kerckstrate die wilen was willem weermeers naest Heynen Smeets stede gelegen; fol. 21: Jan de drossate van synen huyse dair hij op woint inde kerckstrate / Jan de drossate van sinen keldermonde / Arend van wambeke, volgende tenant: debet den helicht Jan de Drossate en dander helicht bate van nyversele. Register 44912 (uit 1421) fol. 4r, 5r en 6r. Register 44913, fol. 7r, 10r, 14v, 16r: Jan de Drossate volgt nà Merten pinnox oer aen d oude merct vande hoffstat daer syn schure op staet.

Verbesselt J., 'De bevolkingslagen van Asse vanaf 1320 tot 1450', Eigen Schoon en De Brabander 46 (1963) 45.

49 RA Brussel, Rekenkamer van Brabant, I-008-44918, fol. 14v: Item Jan van Droogenbroeck over Lysbetten van Oudenairde dair hij woent van syne keldermonde aldair. Ibidem, fol. 15r: Item de selve dair syn schure op staet aen d'ouwe merct over Nelen Pinnox oir. Ibidem, fol. 19r: Item Jan de drossete over willem wevnere vander stede inde kercstrate naest Heynen Smets stede.

50 Brussel, archief OCMW, B 1461 fol. 35.

16 Frans J. Van Droogenbroeck

hoeve uit, die later zal overgaan op zijn zoon Willem.51 Mogelijk bezat hij ook een woning te Brussel in de toenmalige Herincstrate, naast de grote lakenhallen.52

Volgens het leenboek van de heer tot Asse (aangelegd in 1440) nam Jan van Droogenbroeck het vroegere leengoed over van wijlen Heinric van Coenborch. Daarmee wordt hoofdzakelijk een cijnsrol van 24 laten bedoeld, die een rente van drie schilden Brabants opbracht. Hij hield van de dorpsheer ook het Hof van Waarbeke in leen, vijf bunder groot.53 Een grondstuk van 175 roeden op Kalkhoven te Asse gaf hij in achterleen aan Rubbrecht van der Bruggen, evenals twee meersen gelegen aan de watermolen van Avenelle te Essene.54

Van 1408 tot 1410 pachtte Jan van de abdij van Affl igem de tiende van Asse tegen een vergoeding van veertig mudden rogge.55 Van de abdij van Groot-Bijgaarden huurde hij vanaf 1414 vrijwel 19 dagwand gronden (ongeveer 6 hectare).56

Het blijft enigszins gissen met wie Jan van Droogenbroeck in het huwe-lijk trad. Hoewel een bewijskrachtige akte ontbreekt, beschikken we toch over een paar continuïteitsgegevens via het grondbezit. Er dienen langs die weg zelfs twee echtverbintenissen in overweging te worden genomen, namelijk een eerste huwelijk met Gertrude van Nyverseele en vervolgens met Goedele van der Heyden. Deze laatste komt in aanmerking als zijn weduwe, omdat zij in de cijnsboeken te Asse als tenante volgt in de

51 Voor het bronnenmateriaal, zie verderop onder de gezinsreconstructie.

52 RA Brussel, Oorkonden van Brabant I-001, nr. 10.374 (6 okt. 1426). Verwarring met homoniemen is in dit geval niet uitgesloten. De inschrijving in de cijnsboeken om-trent een huis op Overmolen is toepasselijk op een wever Jan van Droogenbroeck, hoewel deze in sommige registers ook als Jan de Drossate staat ingeschreven (mogelijk gehuwd met Kerstine Uterpoorte): RA Brussel, Rekenkamer van Brabant I-008-44828 fol. 17r; vergelijk met registers 44829 fol. 16r; 44830 fol. 118r en 44831 fol. 23v.

53 Meurisse F., Het kasteel van Waarbeek (Asse 2002) 33-39.

54 De Smedt F. (ed.), Leenboek vanden Leenen ... (Asse 2004) 23.

55 Archief abdij van Dendermonde, archief van de oude abdij van Affl igem, Tiende 1410 (boek II; nr. 30) fol. 32v: thiende van Asse XL mudde rox. Tot minen hier Jan de Drossete anno quinquagesimo... gherekent met Jan den Drossette van Assche van den jaren VIII, IX ende thien.

56 RA  Leuven, KA abdij van Groot-Bijgaarden 8108, 1e bundel fol. 41v: de inschrijving van de pacht van Jan de Drossete t'Assche wordt afgewisseld met Jane van Drogebroch wonende t'Assche.

17Genealogische verbanden

belangrijkste familiebezittingen, niet in het minst het woonhuis in de Kerkstraat.57 In een paar gevallen is zij tussentijds eigenares alvorens het goed overgaat op Jacob van Droogenbroeck (respectievelijk Jacob de Drossate), die ontegensprekelijk als zoon van Jan moet worden be-schouwd.58 Dezelfde Goedele van der Heyden neemt later haar intrek in het begijnhof te Brussel, wat in die tijd niet ongewoon was voor de weduwe van een begoed patriciër.59

Merkwaardig genoeg wordt de voornaam Goedele in de familiestam niet overgedragen, wat doet betwijfelen of er uit deze echtverbintenis kin-deren zijn voortgesproten. Via een andere continuïteit in het grondbezit werkt zich Gertrude van Nyverseele als waarschijnlijke eerste echtgenote in de kijker.60 Haar familienaam relateert haar trouwens aan Jacob van Nyverseele, die aan Jan van Droogenbroeck als overmeier van Asse

57 RA Brussel, Rekenkamer van Brabant, I-008-44918, fol. 14v: Item Jan van Droogenbroeck over Lysbetten van Oudenairde dair hij woent van syne keldermonde aldair. Ibidem, fol. 15r: Item de selve dair syn schure op staet aen d'ouwe merct over Nelen Pinnox oir (...). Item noch de deselve over gielys semers dat meester Jan de Smet, maerscalc te brussele placht te houden. Ibidem, fol. 19r: Item Jan de drossete over willem wevnere vander stede inde kercstrate naest Heynen Smets stede. Bij deze vier registraties staat telkens als volgende tenante: Goedele vander Heyden.

Dezelfde inschrijvingen vindt men ook hernomen in het register 44920, fol. 8r (de hofstede naast de kerk), fol. 15v (het huis met de keldermond in de Kerkstraat) en 19r (de woonstede in de Kerkstraat).

58 RA Brussel, Rekenkamer van Brabant, I-008-44918, fol. 7r: Item de selve noch van vourvange (d.w.z. de belasting op een stenen voorgevel). Boven deze inschrijving werd later als volgende tenante bijgevoegd: Jouffrouwe Goedele vander Heyden, gevolgd door Jacop de drossate.

59 RA Brussel, Rekenkamer van Brabant, I-008-44918, fol. 15r: Jouffrouwe goedele vander heyden te brussel int begynhof.

60 De volgende inschrijving lijkt aan te geven dat Jan van Droogenbroeck het huis in de Kerkstraat langs het huwelijk met Gertrude van Nyverseele heeft verworven: RA Brussel, Rekenkamer, I-008-44912, fol. 5r: Item Jan Drossate daer hij op woent. Item Lysbet van Oudenaerde over Gertrude van [N]yversele. Tenet Jan de Drossate. Item Jan de Drossate van sine keldermonde.

Een aanpalend perceel bezit hij voor de helft met Barbara van Nyverseele, wat op een onverdeeldheid in de eigendom onder de erfgenamen van Nyverseele zou kunnen wijzen: RA Brussel, Rekenkamer, I-008-44913, fol. 11v: Jan de Drossate ende dander helicht Bate van Nyverseele. Zo ook hernomen in registers 44914, fol. 11v en 44915, fol. 13r en 44918, fol. 15r.

18 Frans J. Van Droogenbroeck

voorafgaat (van 1406 tot 1419)61 en ook enige tijd als meier de schepen-bank van de abdij van Affl igem voorzit (1422-1427)62. Het is dus niet uitgesloten dat Jan van Droogenbroeck langs zijn huwelijksband voor het meierschap werd warm gemaakt. De hypothese dat hij met Gertrude van Nyverseele trouwde zou bovendien in de voornamentraditie onder zijn afstammelingen een en ander kunnen verklaren. Zijn zoon Jacob zou in deze logica de naam hebben gekregen van de vermoedelijke grootvader, Jacob van Nyverseele. De voornaam Gertrude van zijn po-tentiële eerste echtgenote vinden we anderzijds terug bij een kleinkind van Jan van Droogenbroeck, namelijk de dochter van Margaretha van Droogenbroeck en Jan van Coeckelberg.Voor de gezinsreconstructie beschikken we jammer genoeg niet over een akte van een erfverdeling waarin de kinderen gezamenlijk optre-den en moeten we ons behelpen met een collage van fragmentarische afstammingsgegevens.1. Jan, vermoedelijke oudste zoon, is wellicht te identifi ceren met de geestelijke Johannes van Droegenbroec, die intrad in de abdij van Affl igem. In 1417 begon hij zijn priesterstudies, die hij uiterlijk in 1424 had voltooid. We geloven hem tevens te mogen identifi ceren met de kapelaan van het Sint-Pieterskapittel te Leuven, die deze instelling medevertegenwoordigde bij de uitvaardiging van een oorkonde op 7 november 1426. Bij die gelegenheid droeg de kapittelschool haar jurisdictie te Leuven over aan de rector van de universiteit, Willem van Assche63, dit ter uitvoering van de beslissingen van paus Martinus V (1417-1431) ter oprichting van universiteit in 1425.64 De necrologie van Jan van Droogenbroeck staat te Affl igem op 26 februari inge-schreven onder het abbatiaat van Hendrik IV van Asse (1426-1457),

61 RA Brussel, Rekenkamer van Brabant, I-002-12691, fol. 25 (20 mei tot 25 juli 1406), fol. 45-177 (1 aug. 1407 tot 24 jun. 1419 met korte onderbreking tussen 6 okt. 1415 en 13 aug. 1417 met Willem van Asse).

62 Coppens C. (ed.), Liber feudorum Affl igemensis, Fontes Affl igemenses 16 (1975) 6, 10, 13, 21 en 24.

63 Bij de grondlegging van de universiteit van Leuven waren meerdere persoon-lijkheden uit de omgeving van Asse betrokken. Naast de bekende rol van Willem van Assche (zoon van ridder Jan II van Assche) en Jan t'Serjacobs, abt van Affl igem en hertogelijk raadsheer, zijdelings vanwege de kapittelschool kennelijk ook de zoon van de meier van Asse.

64 Reusens E., Actes ou procès-verbaux des séances tenues par le Conseil de l'Université de Louvain (1903) 5-7: in predicta sancti Petri ecclesia capellano Johanne de Drogenbroeck.

19Genealogische verbanden

waardoor hij uiterlijk in 1457 zou zijn overleden.65

2. Margaretha (cit. 1447) was getrouwd met Jan van Coeckelberg die optreedt als overmeier van Asse tussen 1430-1432. We bespreken de biografi e van dit echtpaar verderop.3. Jacob († 1463), wellicht genoemd naar de moederlijke grootvader Jacob van Nyverseele. Hij zal te Asse in het meierschap opvolgen tussen 1437-1455 en wordt aansluitend ook onderamman van Brus-sel (1455-1461). De uiteenzetting over zijn levensloop en nageslacht volgt in meer detail verderop.4. Elisabeth vinden we geattesteerd als dochter van Jan van Droogen-broeck en als echtgenote van Hendrik Spytael in een schepenbrief van 2 september 1498. Haar zoon, Jan Spytael alias de Canter, herinnert bij die gelegenheid een schenking aan de kerk van Asse die door zijn ouders op 22 augustus 1437 was ingesteld.66 De echtverbintenis van Elisabeth met Hendrik Spytael vindt ook bevestiging langs een cijnsboek van de abdij van Affl igem, waaraan zij in 1433 de cijns voldoet over een half dagwand gelegen te Mazits (Hekelgem).67 Haar echtgenoot is wellicht ook te vereenzelvigen met de Hendrik Spytael die tussen 1427-1459

65 Archief abdij van Affl igem, Catalogus Monachorum (ed. Beda Regaus), 847.

66 Asse, Archief Ascania, schepengriffi es 15de eeuw (kopie van een register schepen-brieven uit het familiearchief notaris Crick, kasteel Borchstadt te Asse, transcriptie F. De Smedt), 398: Jan Spytael alias de canter (...) heeft gegeven in puurder aelmoessenen om der minne Goidts der kercken van Assche tot behoeff der cotidianen oft der sevender ghetijden Onsses Liefs heeren Jhesu alle jaren een mudde coors op St Andriesmesse. Dit mudde was hem vertsorven van lysbethen van drogenbroeck zynder moeder, dochter wijlen Jans van drogenbroeck (...) met consente van Henric Spytael, haren wettighen man ende momboir, vader des voorschrevene Jans Spytael (...) verpant op de forneye met 1½ boender lant gelegen op de vyverbeke groot zynde 18 dagwand lant. De forneye is gelegen met eender zyde neven Jan Rampaerts forneye ende metter ander zyden neven tGasthuys van Assche forneye ende metten eynde comende aende eenoedecouter. Ibidem, 608 voor de verkoop van kennelijk hetzelfde grondstuk, waarbij aan een bepanding wordt herinnerd uit 1418: Henrick den crancken diemen heet Staes zoon van wylen Staes tsCrancken heeft verpant Jan diemen heet van droghebroeck fs. wylen Gielis gelijck de scepenbrief dat merckelijck begrypt zynde vanden daten 1418-03-01 te weten op een hofstadt metten huysen en alle toebehoirten groot 75 royen gelegen te Borchele in Assche metter eenen inde aen troedeken.

67 RA Leuven, KA abdij van Affl igem 4678, fol. 3v: Lysbet van Droeghenbroec henricx Canters wyf: ½ payment op ½ dachwant lants te masits gheleghe by magr. sbaeckeleers aen deen zyde ende Joes van Seeghershoeve over dander zyde.

20 Frans J. Van Droogenbroeck

fungeert als meier van het leenhof en de schepenbank van Affl igem.68

5. Willem (cit. 1448 tot 1469). We treffen deze zoon aan met de naam Willem Drossete op 20 november 1448 in de pachtregisters van de abdij van Groot-Bijgaarden, waarvan we reeds wisten dat zijn (vermoedelijke) vader, meier Jan van Droogenbroeck, eveneens pachtgoed hield.69 Er reveleert zich bovendien een bezitscontinuïteit omtrent de hofstede te Heilborre die omstreeks 1435 nog toebehoorde aan meier Jan van Droogenbroeck, doch tussen 1461-1469 zich in het bezit bevindt van Willem Drossaten.70 Willems afstamming van meier Jan bevestigt zich ten slotte ook langs grondbezit te Asbeke (en dus kennelijk in de nabijheid van de hoeve te Heilborre). Daar paalt de eigendom van Willem van Droegenbroeck aan een grondstuk dat door Isabella van Zeebroeck (weduwe van zijn broer Jacob) in 1464 aan het ambacht van de vettewariërs te Brussel wordt verkocht.71 De samenloop van omstandigheden suggereert dat Jacob en Willem op deze plaats ouderlijk erfgoed deelden.

68 Coppens C. (ed.), Liber feudorum Affl igemensis, Fontes Affl igemenses 16 (1975) 5: als Heynric de Cantere (1438); passim ook als Hendrik Spytael, zie hiervoor de inhoudstafel bij het artikel. Hendrik Spytael is ook leenman van 2½ mudde rogge bepand op een diverse grondstukken te Meldert: ibidem, 7.

69 RA Leuven, KA abdij van Groot-Bijgaarden, nr. 8108, fol. 40.

70 Brussel, OCMW-archief, Sint-Janshospitaal, cartularium bezittingen te Asse. Een viertal te Asse uitgevaardigde schepenbrieven hebben betrekking op een aanpalend bezit te Heilborre: in die prochie van Assche te Heilborre gheheeten, metter eender sinde neeven Jans van Droeghenbroec hoffstat, dair straetken tus-schen beide gheet, Ende metter eender siden Heynrix sBeeren hofstat (28 dec. 1435); een stede gelijc datse gelegen ende gestaen is te Heylborre in de prochie van Assche aen Jans Baillieus stede ter eenre zijden ende Willems Drossaten goet ter ander. Item noch aen een half dachwant lants letter men ofte meer gelegen ter voirscreven plaetsen op den heylboryserwech metter eenre zijden aen des voirscreven Jan Baillieus goet ende metter ander aen des voirscreven Willems Drossaten goet (14 maart 1461); Aen een stede met huer toebehoirten gelegen in de prochie van Assche te Heilborre neven Jans Baillieus stede deen zijde ende Willems Drossaten goede in dander.(...) Item noch aen een half dachlands gelegen op de heylborreyserwech neven Jans Baillieus goede in deen zijde ende Willems Drossaten goede ter ander (9 maart 1469).

71 RA Brussel, archief Ambachten-Gilden, Vettewariërs, T-082-583, fol. 7-13. Luidens een afschrift van een schepenbrief te Asse van 14 sep. 1464: Inde prochie van assche t'aschbeke (...) In deen zyde ende neven Willems van Droegenbroeck goede.

21Genealogische verbanden

Van meier Jan van Droogenbroeck is geen nauwkeurige sterfdatum bekend. Langs een processtuk uit 1498 vernemen we dat hij in 1440 een testament liet opmaken, waarbij hij een rente aan de kerk van Asse schonk.72 Hij was in 1440 nog in leven tijdens de registratie van zijn leengoed te Asse, maar wordt reeds als overleden opgegeven in een schepenbrief van 4 augustus 1447. De laatstgenoemde akte regelt een cijnspacht van twee mudden koren op land van de abdij van Affl igem te Asse. Zijn dochter Margaretha had deze geërfd en schonk ze op de-zelfde dag aan het Sint-Elisabethklooster van de Berg Sion te Brussel.73 Uit de kerkrekeningen uit 1477-1478 blijkt ten slotte nog dat er voor Jan van Droogenbroeck en zijn echtgenote in de kerk van Asse een herdenkingsmis was gesticht. De eredienst moest ieder jaar worden gecelebreerd op 19 februari met vigiliën ende misse van requiem. De dienstdoende priester ontving daarvoor een vergoeding van 4 schel-lingen en 6 deniers.74 Wellicht heeft op meier Jan van Droogenbroeck ook het jaargetijde betrekking dat werd gesticht in het klooster van Groenendaal voor de nagedachtenis van Johannes Drossate, jaarlijks

72 Archief Ascania, schepengriffi es 15de eeuw (kopie van een register schepen-brieven uit het familiearchief notaris Crick, kasteel Borchstadt te Asse, trans-criptie F. De Smedt), fol. 372 (20 jun. 1498): Het proces, met een zekere Jacob de Deckere als aanlegger en Janne van Buysseghem als verweerder, handelt omtrent de onduidelijke ligging van een stuk grond dat ten tijde van Jan van Droogenbroeck was bepand, vermoedelijk ten behoeve bij de stichting van een jaargetijde in de kerk van Asse: Scepenen dair op ghemaent zynde ende op al rypelyc gelet ende met malcanderen beraden, hebben ghewesen metten vonnisse ende ghedeclareert Aeghesien des aenleggers gront daer questie om is zynen oudervader [Jan van Buysseghem beschouwt Jan van Droogenbroeck als zijn "grootvader": hij was via zijn huwelijk met Maria Bogaert immers schoonzoon van Jacob van Droogenbroeck geworden] toebehoirde xxvii jaer al eer dbeset Jans van Droghenbroeck ghedaen is ende ghesuccedeert is van grade te grade op den selven aenleggher. (...) Maer wilt de kerke van Assche ofte kerckmeesters altyts in tyde zynde ennighe Rente oft possessie volghen ende eysschen, dat zy dan mogen sueken ende vinden hueren gront die de voirscreven Jan van Drogebroec int jaer duyst iiiic ende xl achtyervolghende den testamente gegeven ende belast heeft, totter tyt toe datmen ons een beter leert.

73 RA Brussel, KA Mont Sion, T-193-20.559 (4 aug. 1447). Op 8 augustus 1447 wordt hij ook als overleden opgegeven in een schepenbrief ten voordele van zijn broer Jacob: KB, II-6496, fol. 578 nr. 12.

74 RA Leuven, Griffi es en Gemeenten, Oud archief Asse A 42, Kerkrekeningen pag. 10: Item de priester betailt vande jairgetiden (...) den selve vanden jairgetide te doene wilen Jans van droogenbroeck ende sijns wijfs dwelc men jairlicx doet XIX february met vigiliën ende misse van requiem. IIII S. VI d.

22 Frans J. Van Droogenbroeck

uit te voeren op 25 mei. Daarvoor werd de aanzienlijke som van 50 Rijnsgulden in klinkende munt neergeteld.75

4. Peter van Droogenbroeck, meier van Asse 1423-1430.

Peter van Droogenbroeck, eveneens een zoon van Gielis van Droogenbroeck uit Bodegem76, fungeert tussen 4 januari 1423 en 3 juni 1430 als overmeier van Asse.77 Spijts het opnemen van het bestuurlijk ambt schijnt hij niet te Asse hebben gewoond, maar blijft integendeel verknocht aan het patriarchale landgoed te Sint-Martens-Bodegem. Daar staat hij geboekstaafd als eigenaar en bewoner van het Hof te Droogenbroeck. In zijn tijd wordt het hof nog beschreven als een soort woontoren, gelegen aan een vijver en een boomgaard.78 Vermoedelijk heeft Peter het ouderlijke huis dankzij het recht van jongerschap verworven. In de costume van Sint-Pieters-Leeuw die te Bodegem vigeerde, had de jongste zoon bij de erfverdeling namelijk het voorrecht op de overname van de ouderlijke woning.79

Afgezien van enig leengoed van de plaatselijke dorpsheer bezat Peter van Droogenbroeck te Bodegem nog ongeveer 6½ bunder landbouwgrond. Dit areaal is tot het einde van het Ancien Régime in één blok verenigd gebleven, wat te danken is aan de schenking van de volledige eigendom aan het Sint-Salvatorklooster van de berg Thabor te Mechelen. In de nalatenschap van Peter van Droogenbroeck († ca. 1440) waren zijn Bodegemse bezittingen namelijk aan de kinderen Jan en Cathelijne toegewezen. Jan verkocht zijn helft in 1478 aan priester Jan Trappaert, zoon van de befaamde Brusselse steenhouwer Jan Trappaert.80 Cathelijne verpachtte haar deel aanvankelijk voor 4 Rijnsgulden per jaar aan een zekere Gysbrecht de Wilde die in 1494

75 Dijkmans M., Obituaire du Monastère de Groenendael dans la Forêt de Soignes, 181 (op 25 mei): Item Johannis Drossate, nostri quondam familiaris, reliquit nobis in promptis denariis ultra 50 fl . Ren. pro anniversario.

76 KB, II-6490 fol. 12 nr. 4: P’r de droogenbroeck fs q gielis et theodori frater d. petri (8 mei 1422). II-6499 fol. 414 nr. 8 (3 jul. 1423).

77 RA Brussel, Rekenkamer van Brabant, I-002-12692, fol. 2-25.

78  RA Leuven, Schepengriffi es Sint-Martens-Bodegem 801, fol. 298r.

79 Van Droogenbroeck F. en Van Rossem P., Sint-Martens-Bodegem, van Franken tot Bourgondiërs (1997) 289-290.

80 Stadsarchief Mechelen, klooster van Thabor Q6, fol. 61r-63r (11 dec. 1478).

23Genealogische verbanden

er voor opteerde om het gepachte goed af te kopen.81 De twee helften van de Bodegemse bezittingen komen vervolgens gezamenlijk aan het klooster van Thabor, het ene deel als legaat van priester Jan Trappaert en het andere deel bij testamentaire beschikking van zijn zuster Marie Trappaert, echtgenote van bovengenoemde Gysbrecht de Wilde.82 Tot de opheffi ng van het klooster van Thabor zullen te Bodegem veertien grondpercelen aan het Hof te Droogenbroeck verbonden blijven en steeds in één geheel aan een plaatselijke landbouwer worden verpacht. Het eigenlijke pachthof werd omstreeks 1684 echter tot de grond toe verwoest door de troepen van Lodewijk XIV, waarna het niet meer werd heropgebouwd.83

Afgezien van het meiersambt te Asse blijft Peter van Droogenbroeck vooral in de herinnering bewaard als vermaard goudsmid en munt-meester van Brabant. Reeds in 1418 maakt hij te Brussel deel uit van de meesters van den gesellen van den goutsmeden.84 Bij die gelegen-heid wordt een nieuw reglement voor de goudsmeden uitgevaardigd, waarop in de toekomst iedere nieuwe gezel de eed zal moeten afl eggen om tot het ambacht te worden toegelaten.Kennelijk dankzij zijn kunstzinnig talent sleept Peter van Droogenbroeck ook enkele merkwaardige opdrachten in de wacht aan het hertogelijk hof. Voor hertog Jan IV mag hij een zilveren wapenzegel vervaardi-gen.85 Het juweel werd tussen 1418-1419 administratief gebruikt door de toenmalige zegelbewaarder Jacob van Abcoude, heer van Gaasbeek, wiens wapen als tegenzegel eveneens in de matrijs was aangebracht. In juni 1418 ontvangt Peter het bedrag van 6 gouden kronen als ver-goeding voor het geleverde smeed- en graveerwerk.86

81 Stadsarchief Mechelen, klooster van Thabor Q6, fol. 63r-64v (pachtbrief van 22 maart 1489) en fol. 68v-69v (verkoopakte 9 aug. 1494).

82 Stadsarchief Mechelen, klooster van Thabor Q6, fol. 65r-67r (testament van Marie Trappaert, 17 sep. 1489).

83 Van Droogenbroeck F. en Van Rossem P., Sint-Martens-Bodegem, van Franken tot Bourgondiërs (1997) 277-280.

84 Stadsarchief Antwerpen nr. 4488 (12 apr. 1418: Rolle van het goud- en zilver-smedenambacht (vidimus van een stuk uitgevaardigd onder Petrus de Sluyter, stadssecretaris van Brussel, 1467-1492). Tekstuitgave: Bonenfant-Feytmans A.-M., La Corporation des Orfèvres de Bruxelles au Moyen Age (1950) 134-136.

85 Laurent R., Sceaux des Princes Territoriaux Belges (Xe S.-1482). Uitgave Algemeen Rijksarchief (1993) deel I/1, 285 (nr. 61); deel II, 145.

86 RA Brussel, Rekenkamer van Brabant I-002-2401 (rekening van rentmeester-generaal Willem van den Berge, heer van Orbays), fol. 112v: om te hebben

24 Frans J. Van Droogenbroeck

Klein wapenzegel van hertog Jan IV (gebruikt tussen 1418-1419) vervaardigd door goudsmid Peter van Droogenbroeck. Let op het merkteken

van de zegelsnijder (de kleine letter "d") tussen de poten van het linkse everzwijn.

Wat later strijkt Peter van Droogenbroeck de royale som op van 97 pond 3 gulden en 9 deniers, ditmaal voor het vervaardigen van allerhande zilveren sieraden en eetgerei voor de hertog: 87

- een zilveren ketting ter waarde van 34 pond en 10 gulden: Primo een zilveren ketene XXXIIII £ X g.

- 28 gespen en lasnagels voor het zwaard van de hertog voor een bedrag van 27 pond: Item XXVIII gespen en lesnagele voor den heeren zweert ... XXVII £.

- 2900 zilveren lovertjes die verwerkt werden aan de punt van een rode mantelkap, ter waarde van 25 pond: Item MMCM zilveren loveren die gearbourt waren aen eene tote van eenen roden cap-pruyne XXV £.

- een zeker aantal bewerkte zilveren plaatjes om op het overkleed van de hertog te worden bevestigd: Item zilveren plackene gearbourt (...) voor heeren Rock.

- vier doosjes zilver schakeltjes voor het wambuis van de hertog (bovenste stuk van het onderkleed): Item IV dosien silveren maillen

gemaect inde voorschreven maent van Juno XIIIIcXVIII, II segelen wegen t'samen VI-VI-V½, ende van graveren ende van maken ... VI gulden cronen.

87 RA Brussel, Rekenkamer van Brabant I-002-2401, fol. 112.

25Genealogische verbanden

(...) voor heeren wambays.- voor 5 pond vergulde zilveren knopen die de hertog aan een dame

wilde schenken: Item silveren vrouwenknoppen, vergult, om die te gevene dant hem geliefde, V £.

- een zilveren lepel en een zilveren fruitvork: Item een zilveren lopele. Item een zilveren grepe omt peeren te eetene.

Ook met het ontwerp van gouden juwelen blijkt Peter van Droogenbroeck faam te vergaren. Voor Nieuwjaars- en Driekoningendag 1419 levert hij op het kasteel te Gorinchem allerhande kostbaarheden. Hertog Jan IV had deze besteld om ze als nieuwjaarsgeschenk aan zijn getrouwen uit te delen:88 Diversche partien van juwelen van goude ende van gesteente, die mijn genedigen heer de hertoge dede copen om te geven heren ende vrouwen, ridderen ende knechten, ende sinen huisgesinde, tot hoinder Nuwen Jaire, te Jaersmis XIIIIcXVIII [1418], als hier na volgt:- Peeteren van Drogenbroeck, goudsmyt, die leverde mine voorschreven

hoeve te Gorchem opden Dertiendach sesse gulden spannen voir IX gulden cronen.

- Item van XVI ander gulden spannen XVI gulden cronen.- Item van XVIII gulden ringen te III½ gulden croonen.- Item noch IX gulden ringe.

Bij de beruchte hertogin Jacoba van Beieren, gravin van Henegouwen, Holland en Zeeland, vallen de kunstwerken van Peter van Droogen-broeck eveneens in de smaak. In 1419 gaat zij bij hem inkopen doen voor de niet onaardige som van 280 Franse kronen. Zij beweert de gouden juwelen als geschenk van haar echtgenoot te hebben ont-vangen en beveelt op 10 december aan de ontvanger te Valenciennes de rekening te voldoen.89 De afbetaling liet niettemin nog enige tijd op zich wachten, want tijdens het regentschap van Filips van Saint-Pol moest er nog steeds een achterstal van 1170 pond aan Peter van Droogenbroeck worden uitgekeerd.90

In 1420 wordt Peter opgenomen in de selecte kring van de munt-meesters van hertog Jan IV voor het slagen van gouden en zilveren

88 RA Brussel, Rekenkamer van Brabant I-002-2401, fol. 111.

89 RA Brussel, Oorkonden van Brabant I-241, nr. 9.756 (10 dec. 1419).

90 RA Brussel, Rekenkamer van Brabant I-002-2404 (rekening van Jan van Rotselaar 1420-1423), fol. 49.

26 Frans J. Van Droogenbroeck

drielanders.91 Zijn atelier te Brussel bevond zich toen aan de Steenweg (via lapide),92 dicht bij de hertogelijke Munt.93

Peter van Droogenbroeck huwde Machteld van Muysene, dochter van Jan van Muysene uit diens eerste huwelijk met Elisabeth van Schooneycke.94 Wellicht bevond haar ouderlijke woning zich op het Hof te Poddegem te Grimbergen.95 De stiefmoeder van Machteld, Margaretha van Neeralfene, was de dochter van Steven van Neeralfene, rentmeester-generaal van hertogin Joanna van Brabant (1355-1404). Peters schoonbroer, gehuwd met Beatrix van Muysene (halfzuster van Machteld van Muysene), is te vereenzelvigen met ridder Claes van Heetvelde, heer van Corbais.96 Deze laatste fungeerde ook enkele jaren als schepen en burgemeester van Brussel.97

Uit het huwelijk van Peter van Droogenbroeck met Machteld van Muy-sene zijn zes kinderen voortgesproten.98 In 1430 worden er slechts vier

91 RA Brussel, Oorkonden van Brabant I-241, nr. 9.791 (Antwerpen, 30 april 1420): De hertog benoemt in dit stuk Jan de Vriese als muntmeester en voegt hem toe aan de eerder benoemde Jan Michiels, Peter van Droogenbroeck en Jan van Arraz. Zij hadden als opdracht de nieuwe gouden en zilveren munten te slagen voor de Drie Staten van Brabant (de zogenoemde drielanders).

92 RA Brussel, Rekenkamer van Brabant I-008-44829 (cijnsboek stad Brussel uit 1427), fol. 29v: Peter van Droegenbroeck van Henrix swegen van Molembeke van een voervange neven syn porte voir syn huys inde Steenwech, paymente tegene den blaesbalch over III dr. RA Brussel, Rekenkamer van Brabant I-008-44830 (cijnsboek Brussel 1432), fol. 11v: In Sinte-Goedelen prochie ende daer omtrent ... Pet' van Droegenbroeck, goutsmet, van Henrix wege van Molenbeke, bastaert, van eenen voervange neve syne poorte. De volgende tenant van Peter is zijn zoon Philips van Droogenbroeck.

93 De hertogelijke Munt was gevestigd ter hoogte van de daar naar genoemde Muntschouwburg, op de hoek van de Ridderstraat.

94 KB, II-6487 fol. 151 nr. 6 (16 okt. 1416); II-6493 fol. 160 nr. 14 (16 okt. 1416); II-6601 fol. 434.

95 Delestré, D.J., ‘Het Hof te Poddegem te Grimbergen’, Eigen Schoon en de Brabander (1938) 430-431.

96 KB, II-6496 fol. 256 nr. 12 (het erfdeel van Margaretha van Nederalphene gaat over op Claes van Heetvelde en Beatrix van Muysene, 25 jan. 1491).

97 Van Parys, Anne de Molina, Spelkens, De Cacamp, Généalogie des familles inscrites au Lignage de Sweerts en 1376, Brabantica V (1959), 490-491en 493.

98 KB, II-6493 fol. 238 nr. 8 (27 aug. 1434); II-6601 fol. 322.

27Genealogische verbanden

van de kinderen genoemd: Peter, Christiaan, Philip en Cathelijne.99 Twee jongere zonen, Jan en Hendrik, werden vermoedelijk omwille van hun minderjarigheid op dat ogenblik nog niet vermeld. Op 19 januari 1472 vindt de verdeling van de ouderlijke nalatenschap plaats, waar-aan nog slechts de kinderen Jan, Philips en Cathelijne deelnemen.100 De twee geestelijken uit het huisgezin, Peter en Hendrik, hadden al voordien hun part gekregen.1. Peter wordt in 1430 als de oudste zoon aangeduid. In 1434 en 1436 ontvangt hij als geestelijke, evenals zijn broer Hendrik, een voorschot op het ouderlijke vermogen.101 Wellicht is hij te vereenzelvigen met de kanunnik van de priorij van Zevenborre die als Petrus Droogenbrugh staat ingeschreven in het necrologium.102

2. Christiaan vinden we slechts vermeld in 1430. Hij schijnt jong te zijn gestorven.3. Philips maakt deel uit van het gezin in 1430 en 1442.103 Hij volgt te Sint-Martens-Bodegem zijn vader op in het leengoed van de heer te Bodegem. Langs de telling van het hertogelijk leengoed in 1470 beschikken we over drie aangiftebriefjes waarop zijn zegel relatief goed bewaard is gebleven.104 Het toont het traditionele familiewapen (uit-geschulpt schuinkruis, gekantonneerd met vier Sint-Jakobsschelpen) dat ter verpersoonlijking werd gebroken met een zespuntige ster in het

99 KB, II-6493 fol. 215 nr. 9: petrus fi lius senior (samen met Christianus, Philippus en Katharina als kinderen van Peter van Droogenbroeck en Mathilde van Muysene; 14 feb. 1430); II-6491 fol. 300 nr. 8 (vidimus uit 1480).

100 KB, II-6490 fol. 302 nr. 6 (19 jan. 1472, vidimus 1481); II-6496 fol. 462 nr. 8 (19 jan.1472); II-6497 fol. 123 nr. 4 (19 jan. 1472, vidimus 1480). Ook in 1474 heeft een samenkomst plaats van de drie erfgenamen Philips, Jan en Kathelijne: II-6499 fol. 552 nr. 4 (12 mei 1474).

101 KB, II-6493 fol. 238 nr. 8 (27 aug. 1434). KB, II-6491 fol. 304 nr. 8: petrus de droogenbroeck nom. et ex parte petri et henrici religiosi, suorum fi lorum quos habet a machtilde de muysene (27 aug. 1434); II-6489 fol. 419 nr. 9 (16 nov. 1436).

102 (De Ridder C.), ‘Liste des prieurs et des chanoines réguliers de l’ordre de Saint-Augustin, du prieuré de Sept-Fontaines dans la Forêt de Soignes’, Analectes pour servir à l’histoire ecclésiastique de la Belgique 2e série 1 (Leuven 1881) 458 (inschrijving na de 7e prior Gysbertus Wessel).

103 KB, II-6496 fol. 575 nr. 9 (9 mei 1442): Philips is er aanwezig met zijn moeder Machteld van Muysene.

104 RA Brussel, Leenhof van Brabant I-013/02 nrs. 1096, 1104, 1106 (allen eigen-handig ondertekend met Philips van Droghenbroeck). Op de aangiftebriefjes 1096 (23 mei 1470) en 1104 (26 mei 1470) bleef zijn zegel bewaard.

28 Frans J. Van Droogenbroeck

hart van het wapen. In 1464 draagt hij zijn deel van het Hof te Kester-beke (onder Dworp) over aan zijn zuster Catharina.105 Deze hofstede is wellicht via zijn moeder Machteld van Muysene in het familiebezit gekomen.106 Een laatste vermelding van Philips dateert uit 1474 wan-neer hij te Brussel een grote hofstede in de forhouvstrate verkoopt.107 Binnen de stad Brussel is hij nog met cijnsgoed terug te vinden in de Sint-Goedeleparochie, waar voordien ook zijn vader woonde.108 Zover we konden nagegaan, schijnt Philips niet te zijn getrouwd en kunnen we hem ook geen nakomelingschap toeschrijven.109

4. Cathelijne maakt deel uit van de meerderjarige kinderen in 1430 en 1434.110 Zij trouwt eerst met Machiel Vinck en had van hem twee kin-

105 KB, II-6496 fol. 613 nr. 5 (18 dec. 1464).

106 Uit de cijnsboeken blijkt dat de cijns voldaan wordt door zijn broer Jan, waaruit blijkt dat deze aansluitend het Hof te Kesterbeke bewoonde: RA Brussel, Rekenkamer van Brabant I-008-44830 (cijnsboek van 1432 tot 1491) fol. 106r: (Onder Te Rode ende t'Alsenberghe) Jan van Musen van Katheline vand' Rosen wegen her Wouters dochter was van I hofstede te Kest’beke ende II goeden aldaer V S; tenet Pet’ van Droegenbroec goutsmet. Volgende tenant: Jan van Droeghenbroec goutsmet; volgende tenant: Philips de Pape. Ook herhaald in register 44831 (uit 1491), fol. 130v; 44832 (uit 1499), fol. 262r: Philips de pape, van wegen jans ende peeters van droogenbroeck, goutsmeden, van eenre hoffstadt te kesterbeeck ende twee gothen aldaer (5 schellingen lovens); 44833 (uit 1563) fol. 300r.

107 KB, II-6499 fol. 540 nr. 1: Ph’lis de droogenbroeck fi lius q. petri [versus] Francisci de frigidomonte d. Rollibuc fs q. Joh’is et dom. Catharina de muysene sue uxore, magna mansiorii suis in forhouv strate.

108 RA Brussel, Rekenkamer van Brabant, I-008-44830 (cijnsboek van 1432 tot 1491) fol. 11v (staat onder ‘boven aen sinte goedelen trappe’): Pet’ van Droegenbroeck goutsmet, van henrix wegen van molenbeke bastaert, van eenen voervange neve syne poorte (3 schellingen). Volgende tenanten zijn: Philips van Droogenbroeck [de zoon van Peter], Lanceloot vander talen, mr Jans ende anthonys vand talen, lanceloots zone.

109 In het Liber Familiarum van J. B. Hauwaert, ca. 1680 (KB, II-6601 fol. 322), worden aan Philips van Droogenbroeck drie kinderen toegeschreven: Jacob, Gertrude en Jan (afgaande op: II-6491 fol. 416 nr. 13, 26 aug. 1534). Deze kinderen worden ons inziens verward met een gezin uit Molenbeek. Een kleinkind Frederik heeft er immers cijnsgoed te Molenbeek en Ukkel: RA Brussel, I-008-44831 (cijnsboek 1491) fol. 72r en 150r. Spijts de overeenkomst in de voornamen blijkt er zich geen bezitscontinuïteit voor te doen en lijkt de voorgestelde afstamming dan ook niet afdoende bewezen. Ook te Bodegem is er omstreeks dezelfde tijd een Philips te vinden, doch ook deze kan men in afstamming en nakomelingschap duidelijk onderscheiden (cit. 1480-1499, zoon van Jan van Droogenbroeck en Lysbet Lothermans).

110 KB, II-6490 fol. 247 nr. 10 (23 dec. 1434).

29Genealogische verbanden

deren, Hendrik en Isabella.111 In 1460 vermeldt men Cathelijne reeds als weduwe en citeert men haar als gehuwd met Judocus de Kegel, zoon van Egidius de Kegel en Beatrijs van Wayenberge.112 Judocus was enige tijd schepen te Sint-Pieters-Leeuw en had zijn woonplaats op het Hof te Stalle.113 Op 18 juni 1479 schenkt Cathelijne aan de aalmoezenarij van de abdij van Affl igem een jaarlijkse erfrente van 7 schellingen en 6 deniers, die waren bepand op haar helft in de Bodegemse bezittingen, gelegen rondom het Hof te Droogenbroeck.114 In 1508 wordt zij opnieuw als weduwe geciteerd.115

111 KB, II-6495 fol. 588 nr. 3: Jouffr. Machtelt van Muysene, dochter q. Jans, weduwe q. Peeter van Droogenbroeck, ende Cathelyne van Droogenbroeck, hare dochter, weduwe machiel vincks (19 okt. 1461); II-6496 fol. 427 nr. 14 (14 aug. 1478): Domicella Catharina de droogenbroeck fi lia q. petri quam habuit a q. dom. mahtildi van muysene, eius uxor, et Judocus de kegel eius maritus, obtul. henrico et ysabelle vincs, libris q. mychaelis vincke, quos hab. a prefate q. dom. Catharina de droogenbroeck, sue uxore (14 aug. 1478). II-6490 fol. 302 nr. 6: Juff. Kathelene wed. q. machiels vincke, ende nu wettig wijf Jois de kegel (19 jan. 1472, bij de nalatenschap van haar ouders Peter van Droogenbroeck en Machteld van Muysene). Idem in II-6497 fol. 123 nr. 4 (19 jan. 1472).

112 KB, II-6496 fol. 542 nr. 7 (10 jul. 1460); II-6487 fol. 251 nr. 17 (20 mrt 1472); II-6490 fol. 334 nr. 11 (6 feb. 1483); II-6490 fol. 368 nr. 2 (lening van 38 Antwerpse gulden aan Lanceloot van Gindertalen, 9 mrt 1486); II-6492 fol. 240 nr. 8 (31 aug. 1493); II-6492 fol. 187 nr. 3 (22 aug. 1497). Ook reeds gehuwd met de Kegel bij de ouderlijke nalatenschap van 1472 en in een akte samen met haar broer Jan in 1479: II-6490 fol. 262 nr. 9 (1 okt. 1479). II-6491 fol. 381 nr. 16 (vidimus uit 1505 van een schepenbrief te Sint-Pieters-Leeuw).

Verscheidene andere akten bevestigen het huwelijk met Joos de Kegel, zoals blijkt uit de schepengriffi e van Sint-Pieters-Leeuw (1484-1514), waarvan regesten in KB, II-6523 fol. 32 nr. 3 (25 mei 1489), fol. 37 nr. 4 (14 mrt 1501: Joos de Kegel, zoon van Gillis & Beatrijs van Wayenberge), fol. 38 nr. 5 (13 mei 1505), fol. 38 nr. 9 (22 jan. 1506), fol. 39 nr. 17 (11 nov. 1508, Katharina weduwe van Joos de Kegel). RA Brussel, Familiearchief Fourneau de Cruquembourg I-109-347 (censiers d’Assche): cijnsboekje uit 1440 fol. 16 (op den wallenberch).

113 Lindemans L., ‘Aanvullingen bij de genealogie Evenepoel. Nr. 17 De Kegel’, Eigen Schoon en De Brabander (1989) 448-449. De auteur laat Catharina eerst trouwen met Gielis de Kegel, zoon van Gielis, en vervolgens diens broer Joos. Deze interpretatie wordt tegengesproken door de akten waarin Machiel Vinck uitdrukkelijk als eerste man van Catharina van Droogenbroeck wordt vermeld en waar over een vorige echtgenoot Joos de Kegel niets wordt losgelaten.

114 Laurent R., Het cartularium en het oorkondenboek van de abdij van Affl igem. Facsimile van cartularium I. Kerkelijk archief 4627 (Brussel 2000) 418-419 en 544-545.

115 In 1508 herhaalt men de erfverdeling onder de kinderen Catharina, Philips en Jan van Droogenbroeck, evenals onder Cathelijnes kinderen uit haar eerste

30 Frans J. Van Droogenbroeck

5. Jan wordt nog niet vermeld in 1430, maar verschijnt eerst in 1479 in een akte samen met zijn zus Cathelijne. In navolging van zijn vader blijkt hij voor het goudsmedenambacht te hebben gekozen.116 Hij trouwde met Mathilde van Wachelgem, dochter van Jan van Wachel-gem en Cathelijne van den Dorpe, waarmee hij samen al optrad in 1483.117 In het cijnsgoed blijkt hij zijn vader op te volgen als eigenaar van het Hof te Kesterbeke onder Dworp.118 In 1490 wordt Jan van Droogenbroeck reeds als overleden opgegeven, wanneer zijn weduwe haar neef Jan van Wachelgem als volmachthouder aanduidt.119 In 1492 is zij al hertrouwd met meester Jan Mydi, procureur postularis in de Hoge Raad te Mechelen.120 In 1506 is zij opnieuw weduwe en wijst in 1512 haar schoonzoon Peeter Martens (x Helene Mydi) als gevolmachtigde aan.121 Uit het huwelijk van Jan van Droogenbroeck met Mathilde van Wachelgem is slechts één zoon bekend, Merten van Droogenbroeck. In 1518 verdeelt deze samen met zijn stiefzusters Helene Mydi (x Peeter Martens, xx Jacob Goossens) en Catharine Mydi (x Philips de Doncker alias Salaerts) de ouderlijke nalatenschap. Daarin bevond zich Brabants leengoed te Erpe en een leen van de heer van Aa, evenals grondstukken met hofsteden te Itterbeek, Sint-Ulriks-Kapelle (Hof te Overbroeke) en Grimbergen (Hof ten Dorpe te Heyenbeke).122 Merten blijkt ook nog leengoed te bezitten dat ressorteerde onder het leenhof van Zittert en Ginderommen, gelegen

huwelijk: Hendrick en Isabelle Vincx: KB, II-6488 fol. 128 nr. 6 (9 dec. 1508). KB, II-6488 fol. 138 nr. 1 (2 jan. 1508).

116 KB, II-6495-600 nr. 7 (14 apr. 1485).

117 KB, II-6497 fol. 149 nr. 16 (14 apr. 1483); II-6497 fol. 44 nr. 3 (loting van haar vader Jan van Wachelgem, 1519). Archief Leo Lindemans, handschrift de Jonghe VII, fol. 17.

118 RA Brussel, Rekenkamer van Brabant, I-008-44830 (cijnsboek 1432 tot 1491) fol. 106r; I-008-44831 (cijnsboek 1491 tot 1499) fol. 130v. Het Hof te Kesterbeke werd reeds voor 1491 verkocht aan Philips de Pape.

119 KB, II-6490 fol. 394 nr. 8 (18 dec. 1490).

120 KB, II-6497 fol. 175 nr. 12 (16 feb. 1492); II-6500 fol. 12 nr. 12 (7 jan. 1502).

121 KB, II-6501 fol. 72 (2e katern) nr. 12 (19 aug. 1506); II-6488 fol. 208 nr. 10 (3 jun. 1512); II-6534 fol. 471 (ca. 1518).

122 KB, II-6500 fol. 157 nr. 8 (7 jan. 1518). Een origineel afschrift van het testament ten voordele van Kathelyne Mydi en Philips de Doncker bevindt zich ook in RA Brussel, Familiearchief de Negry, T-191/24/7. KB, Fonds Goethals, G-1863 fol. 142 (Hof ten Dorpe te Heyenbeke).

31Genealogische verbanden

nabij het klooster van Groot-Bijgaarden en te Walfergem (Asse).123 Tussen 1524 en 1531 zetelt hij als erfl aat van het klooster van Groot-Bijgaarden en omstreeks 1531-1532 als meier van het laathof van Ten Broecke (Sint-Ulriks-Kapelle).124 Zoals zijn vader en grootvader was hij eveneens goudsmid. Zijn werkplaats bevond zich wellicht op het Hof te Overbroek te Sint-Ulriks-Kapelle. Daar was toen een vueroven aanwezig, wellicht een oven om edelmetalen te smelten.125 Merten schijnt kinderloos te zijn gestorven. Zijn leengoed onder de heer van Ten Broecke gaat in 1540 over op zijn schoonbroer Philips de Doncker alias Salaerts.126 In de hertogelijke cijnsboeken wordt hij in het af-lossen van de cijns over zijn eigendommen steeds gevolgd door een zekere Barbara Keermans.127 Waarschijnlijk was zij zijn echtgenote.6. Hendrik wordt nog niet als gezinslid vermeld in 1430, maar ver-schijnt wel in 1434 voor de schepenbank te Brussel samen met zijn zuster Catharina.128 Als geestelijke merken we hem in 1436 op samen

123 RA Brussel, Familiearchief Boisschot, T-108-22 (28 dec. 1530). RA Leuven, KA abdij Groot-Bijgaarden, I-061-887 (leenboek Sittaert): in de kolom Pr. Puttaert: te beckersele …’t goet van Merten van Droogenbroeck.

124 RA Leuven, Schepengriffi e Sint-Ulriks-Kapelle 2412: als lid van het laathof van de abdij Groot-Bijgaarden fol. 39, 69, 76; als meier van het laathof Ten Broecke: ibidem, 133-134.

125 RA Brussel, Rekenkamer van Brabant, I-008-44831 (cijnsboek van 1491) fol. 100r: Machtilt van Wachelgem van Conraedts van Wachelgem wege, her Jans zone, van eenen hove gheheeten thof t overbroeck ende van eenen vueroven aen dander ghelegen te sint ulrics capelle, xii schellingen lov. 1 cap. Volgende tenant: Merten van droigenbossche [lees: van Droogenbroeck!].

Diverse bezittingen gelegen te Sint-Ulriks-Kapelle: RA Leuven, Schepengriffi e Sint-Ulriks-Kapelle 2412: 59, 88 en 92.

126 KB, II-6450 fol. 352r (leenboek van de heer van Ten Broecke te Sint-Ulriks-Kapelle, fol. 25: 4 feb.1540). D’Anethon R., ‘Les Salaerts dit de Doncker’, Brabantica IX (1968) 252.

127 RA Brussel, Rekenkamer van Brabant, I-002-44831 (cijnsboek van 1499) fol. 114bis: Machtilt van Wachelgem van Eeveraerts van Wachelgem wege, her Jans sone, van eenen hove gheheeten thof t'overbroeck ende van eenen vivere deen aen dander ghelegen sint ulrics capelle, xii S lov 1 cap. Volgende tenant: Merten van droigenbossche [lees: Van Droogenbroeck!] gevolgd door Berbele keermans; I-44833 (cijnsboek van 1563) fol. 227; I-008-44834 (cijnsboek 1599-1657) fol. 194 (recapituleert de cijns van 1569, waarbij nog steeds Barbara Keermans stond ingeschreven). Zie ook KB, II-6450 (uittreksels uit leenboek van Ten Broecke onder Sint-Ulriks-Kapelle), 352r (4 feb. 1540).

128 KB, II-6490 fol. 247 nr. 10 (23 dec. 1434).

32 Frans J. Van Droogenbroeck

met zijn broer Peter.129 Hij kreeg de kans om in de prestigieuze abdij van Affl igem in te treden. In haar necrologium wordt hij herdacht op 30 april. Men preciseert in zijn biografi e dat hij na zijn humaniora nog rechten studeerde. In 1478 wordt hem de leiding toegewezen van de priorij van Neerwaver.130 Zijn zus Cathelijne, gehuwd met Judocus de Kegel, schenkt op 18 juli 1479 aan de aalmoezenarij van de abdij van Affl igem een lijfrente ten zijn gunste van 7,5 stuivers grooten Brabants.131 Hendrik mocht wegens zijn gelofte deze schenking niet in persoonlijke naam ontvangen. Ze werd daarom geacteerd ten gunste van een sterffelyc laet, in dit geval zijn neef Adriaan van Droogenbroeck, die op dat ogenblik meier van Asse was. Bij de verdeling van de ou-derlijke nalatenschap in 1472 is Hendriks naam onvermeld gebleven, hoewel hij zeker nog tot 1479 in leven was. Zoals destijds gebruikelijk, ontving hij waarschijnlijk al een erfdeel bij zijn kloosterintrede.

Tot 1439 realiseert de gewezen meier van Asse, Peter van Droogenbroeck, nog verscheidene onroerende transacties en fi nanciële overeenkom-sten, nu eens als fi nancier en een andere keer als schuldenaar.132 Bij de verkoop van een grondstuk te Bodegem wordt hij in 1448 als vorige bezitter van een aanpalend stuk land als overleden opgege-ven.133 Zijn weduwe sluit in eigen naam reeds contracten af tussen 1442 en 1468.134 Hier op afgaande zou de goudsmid tussen 1439 en

129 KB, II-6489 fol. 419 nr. 9 (16 nov. 1436).

130 Archief abdij van Affl igem, Catalogus Monachorum (ed. Beda Regaus), 874.

131 Laurent R., Het cartularium en het oorkondenboek van de abdij van Affl igem. Facsimile van cartularium I. Kerkelijk archief 4627 (Brussel 2000) 418-419 en 544-545.

132 KB, II-6490 fol. 241 nr. 4 (29 jan. 1434); II-6490 fol. 247 nr. 10 (23 dec. 1434); II-6490 fol. 250 nr. 1 (schuldbekentenis van Jan van Rotselaar, heer van Vorselaar en Rotselaar, 22 mei 1434); II-6489 fol. 425 nr. 5 (schuldbrief aan Catharine Speyen, 3 jun. 1436); II-6496 fol. 322 nr. 2 (kwitantie aan Ywain van Cotthem, kleermaker, 31 aug. 1437); II-6496 fol. 60 nr. 2 (verkoop van een hofstede aan Gillis Madoets, kleermaker, 27 feb. 1439); II-6489 fol. 28 nr. 5 (vidimus van voorgaande uit 1465).

133 RA Brussel, familiearchief de Fourneau 229 (27 mrt 1448, schepenakte voor Jan van Rode en Margriete Gobens: ... die goede der weduwe ende erfgenamen wijlen peters van Drooghenbroeck).

134 KB, II-6496 fol. 575 nr. 9 (9 mei 1442: Machteld van Muysene met haar zoon Philips); II-6499 fol. 454 nr. 6 (19 jul. 1446); II-6495 fol. 588 nr. 3 (19 okt. 1461); II-6499 fol. 264 nr. 2 (7 nov. 1461) en fol. 237 nr. 14 (15 feb. 1468).

33Genealogische verbanden

1442 zijn gestorven. Als vorm van laatste wilsbeschikking regelde hij op 9 september 1439 een uitzonderlijk gulle schenking aan de kerk van Bodegem. Het Hof te Droogenbroeck werd toen als onderpand gegeven om ten eeuwigen dage (sic!) jaarlijks 13 potten miswijn te bekostigen. Deze hoeveelheid stemt overeen met ongeveer 17,6 liter, wat heden ten dage zou overeenkomen met twee dozijn courante fl essen wijn per jaar.135

Spijts zijn prestigieuze realisaties als edelsmid heeft Peter van Droogen-broeck zijn ambachtelijke activiteit zonder noemenswaardige tekenen van onverenigbaarheid gedurende zeven jaar kunnen combineren met het meierschap te Asse (1423-1430). Zoals gezegd, volgde hij in de voetsporen van zijn broer Jan (1420-1423). De overmeier die Peter opvolgt, Jan van Coeckelberg, blijkt de schoonzoon van meier Jan van Droogenbroeck te zijn.

5. Jan van Coeckelberg, meier van Asse 1430-1432.

Jan van Coeckelberg volgt op als overmeier van Asse van 15 juli 1430 tot 7 juli 1432.136 Bij een akte uit 1431 wordt hij gepreciseerd als zoon van Leonius van Coeckelberg.137 Zijn verwantschap met de familie van Droogenbroeck laat zich gemakkelijk doorgronden langs de bezitsgeschiedenis van een paar grondstukken te Asse. In 1437 bezat de abdij van Affl igem te Asse drie bunder op de Forneye en anderhalf bunder op Vijverbeke. Deze percelen waren belast met een cijnspacht van twee mudden tarwemeel (ongeveer 100 kg), die toen aan Jan van Droogenbroeck, zoon van Egidius uit Bodegem, verschuldigd waren. Het is deze typerende belasting tarwemeel die het verband met het meiersgeslacht aan het licht brengt. De voormalige meier Jan van Droogenbroeck liet immers dezelfde cijnspacht over aan zijn dochter Margaretha. De Affl igemse archivalia onthullen hierbij over Margaretha dat zij met een Jan van

135 Van Droogenbroeck F. en Van Rossem P., Sint-Martens-Bodegem, van Franken tot Bourgondiërs (1997) 271-278.

136 RA Brussel, Rekenkamer van Brabant, I-008-12692 fol. 26-44.

137 KB, II-6493 fol. 202 nr. 18: Theodoricus et Jo’es de Droogenbroeck, fratris, fi lii q. egidii, Jo’his fi l. q. leonii de Coeckelberge, Johis vander hagen fi l. q. Jo’es (27 jun. 1431). Mogelijk is Jan van Coeckelberg ook bedoeld in II-6487 fol. 19: Jan van Coeckelberge, fi l. q. loonij (12 dec. 1439).

34 Frans J. Van Droogenbroeck

Coeckelberg was getrouwd.138 De huwelijksband bevestigt zich ook in 1447, wanneer dezelfde cijns van twee mudden tarwemeel door hun dochter Gertrude aan het Brusselse Sint-Elisabethklooster wordt overgedragen,139 blijkbaar ter gelegenheid van haar intrede in de kloostergemeenschap.140

Jan van Coeckelberg is binnen de genealogieën over zijn eigen geslacht niet probleemloos te onderscheiden van verscheidene andere tijdge-noten met dezelfde populaire voornaam. Verwarring is bijvoorbeeld niet uit te sluiten met de gelijknamige Jan van Coeckelberg, die van 1432 tot 1455 als onderamman van Brussel fungeert.141 Wanneer de Assesse Jan van Coeckelberg (zoon van Leonius) zich in 1455 als poorter van Brussel laat registreren, wordt deze uitdrukkelijk geciteerd als schoonbroer van de toen net tot onderamman benoemde Jacob van Droogenbroeck.142 In Jacobs aanstellingsbrief staat evenwel dat zijn ambtelijke voorganger Jan van Coeckelberg te Brussel was komen te overlijden.143 De onderamman Jan van Coeckelberg (1432-1455) mag dus in geen geval vereenzelvigd worden met de gelijknamige overmeier van Asse.

138 Archief abdij van Affl igem, hs. 5A1, Bona et Jura Monasterii Haffl ighemensis (ed. Beda Regaus ca. 1780), 53 (Ascha temporalia): 1437, modo habebamus 3 Bonaria op de forneije, item sesqui bonarium op de Viverbeke, sed gravata erant censu 2 modiorum siliginis erga Jo’em fi l. Egidii van Drogenbroeck, qui censum illum transportavit Margaritae fi liae suae, nuptae Jo’i van Kockelberge, quorum fi lia Gertrudis censum illum donavit 1447 monasterio S. Elisabethae in monte Sion Bruxellis, nos vero dictum censum redemimus anno 1768, 30 martii pro summa fl . 631 – 9 ½ ambialibus et expensae fuerent fl . 3-8-0.

139 RA Brussel, KA Mont Sion, T-193-20.559 (schepenbrief Asse, 4 aug. 1447): Jan van Kockelberghe, twee mudden goets pachts corens die Margrieten van Droegenbroeck, wilen Jans voorschr. wett. wive ghegevenen waren van Janne van Droegenbroeck, Margr wilen wett. vader.

140 RA Brussel, KA Mont Sion, T-193-13.081, fol. 27.

141 KB, II-6490 fol. 225: Jois de Coeckelberge effectus est locumtenans ammanni et juravit anno XXXII, 7 aprilis (7 apr. 1432).

142 KB, II-6495 fol. 608 (oppidani 1454): Johannes de Coeckelbergh enim uxoris fratris est locumtenans ammani Jacobus de droogenbroeck (12 mei 1454).

143 RA Brussel, Rekenkamer van Brabant 2865: Comissie des Onder-Ammans Jacobs van Droegenbrouck (8 apr. 1455): wilen Jan van Cockelberge (...) in onse stad van bruessel nv cortelings afl ivich is geworden.

35Genealogische verbanden

6. Jan van der Hagen, meier van Asse 1432-1434.Jan van der Hagen heeft in het Assese bronnenmateriaal weinig sporen nagelaten. Hij blijkt afkomstig te zijn uit Ossel, een gehucht onder Brussegem. Mogelijk is hij te vereenzelvigen met de Jan van der Hagen die omstreeks 1427 meier te Hamme was en in die functie in 1429 werd opgevolgd door Hendrick van der Beke.144 In 1429 tekent Jan van der Hagen een schuldbekentenis van 60 pond grote tornoisen aan de gebroeders Jan, Peter en Dierik van Droogenbroeck, evenals aan zijn broer Robert van der Hagen.145 In 1431 verschijnt hij nogmaals samen met een gewezen en een toekom-stige meier van Asse, namelijk met Jan van Droogenbroeck en Jan van Coeckelberg.146 Ofschoon deze twee contracten slechts via uiterst be-knopte regesten bewaard zijn gebleven, blijken zij onmiskenbaar onder meiers van Asse te zijn afgesloten. We vermoeden dan ook dat er toen onderhandeld werd over de onderpacht van het ambt. Van eventuele genealogische verbanden tussen Jan van der Hagen en de familie van Droogenbroeck hebben we echter geen aanwijzingen aangetroffen.147

De rekeningen van deze meier lopen van 7 juli 1432 tot 23 januari 1434. Op 14 januari 1434 blijkt Hendrik van Drogenbosch hem op te volgen, waarbij wordt toegelicht dat Jan van der Hagen te Luik om het leven was gekomen.148

144 Archief abdij van Dendermonde, archief van de oude abdij van Affl igem, hs 6, Directorium abbatiae Haffl ighemensis, col. 393.

145 KB, II-6527, fol. 16 nr. 13 (jongere bladnummering 191v): Jo’es vander Haegen de ossele recognovit de debere Jo’e, petro et Theodorico de droogenbroeck, fratibus, et Roberto vander haegen fratris d. Jo’is, 60 lib. groete Turnois. – 1429 sub loviani. Het jaartal 1429 is later overschreven met 1411. Rekening houdend met de goed situeerbare meiers van Asse, moet het jaartal 1429 toch als correct beschouwd worden.

146 KB, II-6493 fol. 202 nr. 18: Theodoricus et Jo’is de Droogenbroeck fratris fi lii q. egidii, Jois fi l. q. leonii de Coeckelberge, Joh’is vander hagen fi l. q. Jo’es (27 juni 1431).

147 Uit de fragmentarische vermeldingen kan men slechts opmaken dat hij een broer Robert had en dat hun vader eveneens Jan heette. KB, II-6527, fol. 16 nr. 13. Zie ook II-6610 fol. 120 en II-6487 fol. 413 nr. 7, waar een Robertus van der Hagen, zoon van wijlen Jan, wordt vermeld. In 1435 is deze gehuwd met Marie Bruylants. Hij had ook een broer Bartholomeus (x Heylwigis van Lennnicke) en een zuster Katharina. Het is echter onduidelijk of het om hetzelfde familieverband gaat. Het ontbreken van zijn hypothetische broer Jan kan hier nochtans verklaard worden door diens overlijden in 1434.

148 RA Brussel, Rekenkamer van Brabant I-002-12692, fol. 62: dat de selve jan vander hagen van luic ter doot quam.

36 Frans J. Van Droogenbroeck

Coeckelberg 7. Hendrik van Drogenbosch, meier van Asse 1434-1437.

De aanstellingsbrief van Hendrik van Drogenbosch, meier van Asse van 14 januari 1433 tot 17 juni 1437, werd integraal overgepend in zijn rekening.149 Het loont de moeite om de lofbetuigingen in herinnering te brengen waarmee een nieuwe meier destijds door de kanselier van Brabant werd aangekondigd: van goeden aanbringen ons gedaen van der adelheyt ende expieriencien ons genedich henrix van droogenbroeck. Tegelijk komt in deze brief ook een naamsver-warring tot uiting, want het in de meierij al vertrouwd klinkende van Droogenbroeck heeft de betrokken griffi er toen klaarblijkelijk met van Drogenbosch verward. Deze vergissing heeft zelfs een aantal historici op het verkeerde been gezet, die het bestaan hebben aangenomen van ene Hendrik van Droogenbroeck als overmeier.150 De betrokken reke-ningen vermelden nochtans herhaaldelijk Henricx van drogenbosche als titularis. Zoals meteen zal duidelijk worden, dient hij te worden vereenzelvigd met een nauwe verwante van de voorgaande meiers Jan en Peter van Droogenbroeck. Het genealogische verband laat zich ditmaal ontsluieren langs een schuldbrief uit 1416 waarmee Peter en Dierik van Droogenbroeck, evenals hun zuster Catharina, een lening van 100 gulden toekennen aan de kleermaker Ywain van Cotthem.151 Catharina van Droogenbroeck heeft op dat ogenblik vijf kinderen uit haar huwelijk met Hendrik van Drogenbosch.152 Hun oudste zoon draagt echter ook de populaire voornaam Hendrik, zodat er nog moet worden uitgemaakt of de zoon, dan wel de vader, aan het meierschap van Asse dient te worden gerelateerd.

149 RA Brussel, Rekenkamer van Brabant I-002-12692, fol. 66-95.

150 De Grave D., Geschiedenis der Gemeente Assche (1900), 140. Lindemans J., ‘De rechtspleging in de Meierij Assche gedurende de XVe ende XVIde eeuw’, Bijdragen tot de Geschiedenis (1914) 1-24.

151 KB, II-6490 fol. 167 nr. 1: Heylwig sNagelmaeker dr. q. Jan & Ywanus de Cotthem, factor (cleedermaeker), fs nat. Henricx van Cotthem (11 april 1429).

152 KB, II-6493 fol. 168 nr. 11: Ywanus de Cotthem fi lius henrici promittit dare petro et theodorico de droogenbroeck fratribus, et ad opus henrici, petri, johannis, egidii et elisabeth de droogenbosch, liberi henrici, quis habet a Catharina de droogenboschbroec [sic! met doorhaling en verbetering] sue uxore, sorore petri et theodorici predicti, 100 fl s d. aureus (12 feb.1406). De datering is wellicht foutief: het jaartal moet waarschijnlijk 1416 zijn, want het regest staat in de jaargang 1416 onder stadssecretaris Boene geordend.

37Genealogische verbanden

Er wordt in 1416 al een Hendrik van Drogenbosch vermeld in de Brusselse werkomgeving van goudsmid Peter van Droogenbroeck. Wellicht door bemiddeling van zijn schoonbroer werd hij aangesteld als bewaarder van de hertogelijke Munt.153 We vermoeden dat deze Hendrik van Drogenbosch ook te vereenzelvigen is met de Hein vanden Droeghenbossche die in 1400 zijn tiende aan de abdij van Affl igem voldoet over meersen gelegen te Bleregem (Hekelgem)154, evenals over weiland op Heelkensbroec te Asse in 1416.155 Wellicht is hij ook de gelijknamige meier van het leenhof van de abdij van Affl igem, die deze administratie voorzit in 1415.156 Al deze vermeldingen blijken zich ongeveer twintig jaar vroeger te situ-eren dan de ambtsperiode van de Hendrik van Drogenbosch die tussen 1434-1437 als meier van Asse optreedt en die daardoor veeleer schijnt aan te sluiten bij de generatie van de meiers Jan van Coeckelberg en Jacob van Droogenbroeck. Op chronologische gronden verkiezen we hem dan ook te identifi ceren met de zoon van Catharina van Droogenbroeck, veeleer dan zijn gelijknamige vader die tussen 1400-1416 fl oreert. De jonge Hendrik van Drogenbosch schijnt ook in zijn vaders voetsporen te treden in het bestuur van het leenhof van de abdij van Affl igem, waarvan hij deel uitmaakt tussen 1427-1437.157

8. Jacob van Droogenbroeck, meier van Asse 1437-1455.

De rekenstaten van meier Jacob van Droogenbroeck vangen aan op 17 juni 1437, de datum dat zijn neef Hendrik van Drogenbosch van het

153 RA Brussel, Oorkonden van Brabant, inventaris A-213, 58 (20 dec. 1416).

154 Coppens C., Bibliothecae Affl igemensis Liber Censuum, Fontes Affl igemenses 13 (1973) 27: Henricus vanden Droegbossche et Johannes Leerberch III ½ fl or. de vivariis retro Beatricem Beckeneels ad spacium XII annorum. Solvit primo anno XIIIIc [1400]. Ook zo vermeld in RA Leuven, KA abdij Affl igem 4678, fol. 12v

155 Coppens C., Bibliothecae Affl igemensis Liber Censuum, Fontes Affl igemenses 13 (1973) 68: Tenet Heinric vanden Droegbosch. II fl or. out de VII jorn. tam terre pasture quam paludis dicte Heelkensbroec cum pertinenciis uis et recepit sicut dantur domistadia.

156 Coppens C., Liber feudorum Affl igemensis, Fontes Affl igemenses 16 (1975) 37 (naar RA Leuven, KA abdij van Affl igem 4650, fol. 1v, 17 okt. 1415):

157 Coppens C., Liber feudorum Affl igemensis, Fontes Affl igemenses 16 (1975) 17 (10 nov. 1427) en 27 (7 jan. 1428 en 30 jun. 1437):

38 Frans J. Van Droogenbroeck

ambt werd ontlast. Tijdens het volgende ambtsjaar is er van 14 juni tot 12 augustus 1438 een onderbreking in de verslagen op te merken en wordt het meierschap zowaar opnieuw opgenomen door Hendrik van Drogenbosch. De reden van deze herbenoeming wordt er jammer genoeg niet toegelicht. In ieder geval legt Jacob ongeveer twee maand later opnieuw de eed af in handen van kanselier Jan Bonte en herneemt het ambt op 12 augustus 1438.158 Wanneer hij uiteindelijk zijn laatste rekening afsluit op 18 april 1455, zal Jacob het meierschap van Asse ongeveer 18 jaar hebben uitgeoefend. Hij stapt dan meteen over naar een hogere positie in de West-Brabantse magistratuur. Daarvoor diende zich een opportuniteit aan als gevolg van het overlijden van onderamman Jan van Coeckelberg. Jacob wordt in de vacante functie op 8 april 1455 aangesteld door Goessen van de Ryt, kanselier van Brabant.159 Op 12 mei 1455 legt hij de eed af bij amman Jan van Edingen, heer van Kestergate.160 Deze had het amman- en onderammanschap voor het leven in pacht gekregen van hertog Filips de Goede. De jaarlijkse vergoeding aan de door hem voor te dragen onderamman werd toen vastgelegd op 40 blauwe kronen, waarvan 6 kronen bestemd waren voor kleding-kosten.161 Jacob van Droogenbroeck zal de functie van onderamman tot 10 mei 1461 ononderbroken blijven waarnemen. Omdat hij al kort nadien in het voorjaar van 1463 sterft, ligt mogelijk een tegenvallende gezondheidstoestand aan de basis van zijn ontslag. Te Asse maakt Jacob tussen 1440 en 1453 ook deel uit van het leenhof van de heer tot Asse, maar schijnt dit evenals het meier-schap te hebben opgegeven om zich volledig aan zijn taak van onderamman te kunnen wijden.162 Hoewel van de gerechtelijke

158 RA Brussel, Rekenkamer van Brabant, I-008-12692 fol. 113.

159 RA Brussel, Rekenkamer van Brabant 2865 (acquits de Bruxelles): Comissie des Onder-Ammans Jacobs van Droegenbrouck (8 apr. 1455): Jacop van droogenbrouck die ons wiletijts bedient heeft onse myerie van asssche.

160 KB, II-6489 fol. 354: Jacobus de Droogenbroeck effectus est locumtenans ammani legitimi et juravit (12 mei 1455). Op dezelfde dag wordt zijn schoonbroer als poorter ingeschreven: II-6495 fol. 608 (oppidani 1454): Johannes de Coeckelbergh enim uxoris fratris est locumtenans ammani Jacobus de droogenbroeck qui hic facit juramentum coram scab. brux. (12 mei 1455).

161 Wauters A., Histoire de la ville de Bruxelles I (1845) 261.

162 De Smedt F., (ed.), Leenboek vanden Leenen ... (Asse 2004) 6, 21, 22 (1453), 27 (1452), 28 (1451), 34 (1442), 37 (1448 n.s.), 40 (1452), 51 (1453).

39Genealogische verbanden

administratie uit deze periode zo goed als geen archief is bewaard gebleven, schijnen de amman en zijn stadhouder door hun functie kennelijk toch voltijds in beslag te zijn genomen.

Jacob van Droogenbroeck dient net als zijn vader als een inge-zetene van Asse te worden beschouwd. In de Kerchofstraete be-schikt Jacoppe den Drossaet over de ouderlijke woning die toen bekend stond onder de naam Camerstat. Hetzelfde huis zal later ook nog door zijn zoon Adriaan worden bewoond.163 In dezelfde omgeving erfde Jacob nog een andere woning met stenen voor-gevel (voervange), gelegen nabij de kerk van Asse, tegenover de plaatselijke residentie van de heer van Asse. Over dit huis werd de cijns aanvankelijk voldaan door Jacobs stiefmoeder, Goedele van der Heyden.164 Uiterlijk in 1456 wordt deze hofstede aan de abdij van Affl igem verkocht.165

Aan de Zuivelmarkt (nu het Gemeenteplein) verwerft hij van Jan Creeuwer het huis genaamd De Valck, gelegen op het hoekperceel tussen de huidige Mollestraat en de Huinegemstraat.166

163 RA Brussel, Rekenkamer van Brabant, I-008-44918, fol. 15r: Item noch de selve [= Jan van Droogenbroeck] over Rufaerde dair gielys de fi el op te woenen plach aen peters meyers stede (21 schellingen en 1 capuyn). Volgende tenant: Jacop de drossete, vervolgens Adriaen van droegenbroeck. Zo ook overgepend in latere registers: I-008-44920, fol. 16r: Adriaen van droegenbroeck over Jacop de drossaet (...). I-008-44922 (cijns van Overzenne), fol. 24r: Peeter vanden bossche over adriaen van drogebroec, over Jacoppe den drossaet, dair gielis de fi el op te woenen plach, aen peeter smeyers stede.

164 RA Brussel, Rekenkamer van Brabant, I-008-44922 (cijnsboek van Overzenne 1514), fol. 11: Joes van berssele ende Matte Spekaerts zijn huysvrouwe, over Mijnheer van haffl ighem, heere tot Assche, over Jouffr. goele vander heyden, over Jacop de drossaet, van voervanghe liggende aen hueer hofstat neven der kerkcken van Assche, tegenover den huyse der weduwen wijlen Jans van Assche ende naist her Jan bierlijn (3 deniers, ½ braspenning). Ook reeds vermeld in registers 44918 fol. 8 en 44920 fol. 7r (toen slechts 3 deniers cijns).

165 RA Leuven, schepengriffi e Asse 9675, brief gedateerd 21 feb. 1455 (1456 nieuwe stijl): een hofstede tAssche binnen der vryheit op den horic vande cattenstrate, palende metten eynde neven doumerct, metten eender ziden neven tgodshuys hoffstede van haffl ighem die Jacops van droegenbroeck was, ende metten andere zide aen de cattestrate.

166 Bois-de-Lessines, kasteel de Lestriverie, familiearchief d'Yve de Bavay, cijnsboek van Jan de Cotereau, heer tot Asse (register uit 1497, vernieuwd naar een vorig cijnsboek uit 1449), zie inventaris Thilly L., Inventaire des archives de la famille d'Yve (1996) 56, microfi lm nr. 142182 (ongepagineerd handschrift): Adriaen van

40 Frans J. Van Droogenbroeck

Onder de overige cijnzen die ten laste van Jacob vallen, rest nog als bijzonderheid een opstal te Coensborch. Het betreft een nogal symbolische belasting van één obelen (een halve denier) omwille van twee palen aen zyn stede, wellicht de gemetselde hoofden van een toegangspoort.167 Langs deze weg komen we evenwel te weten dat Jacob op het gehucht Coensborre over een hofstede beschikte. Ze is wellicht te identifi ceren met de hoeve met brouwerij die in 1507 door zijn zoon Adriaan van de hand wordt gedaan aan Jacob van den Nuwenhove.168

In het leenboek van de heer tot Asse staat Jacob van Droogenbroeck opgelijst als leenman van een blok landbouwland van 4½ dag-wand (ongeveer 1,4 hectare). Het was gelegen op de Vosdriesch te Mazenzele en bracht een jaarlijkse pacht op van 2 mudden rogge. Deze leenpacht gaat in 1463 over op zijn zoon Adriaan, waarbij de graanopbrengst van twee mudden dan aan een geldwaarde van 2 Bourgondische gulden en 7 stuivers wordt getaxeerd.169

Drogebroeck over Jacop de Drossaet van eender hofstat aende merct geleghen die Jans Creeuwers was (2 schellingen; 2 cappuyen ende de hoydagen) [het huis De Valck is herkenbaar aan de karwei van de hooidagen]. Aansluitend meldt het cijnsboek nog twee hofsteden, waarvan de ligging niet is gepreciseerd: De zelve vander selver hofstat die Lysbetthen tZergeerts was (6 schellingen en 6 cappuynen). De zelve vander selver stede die Jans Scoteleren was (10 pond 2 deniers, 5 cappuynen).

167 RA Brussel, Rekenkamer van Brabant, I-008-44920, fol. 197r: Jacop de drossate van eenen opstalle te Coensborch aent weddewater (1 obelen); fol. 204v: Jacop de drossate van twee paelen aen zyn stede (1 obelen).

168 Bois-de-Lessines, kasteel de Lestriverie, familiearchief d'Yve de Bavay, cijnsregister van de heerlijkheid Asse (28 maart 1519, rentmeester Jan van Bakele voor de graaf van Nassau), zie inventaris Thilly L., Inventaire des archives de la famille d'Yve (1996) 56, microfi lm nr. 142411 (ongepagineerd handschrift): Jacop vanden Nuwenhove orye over Jacop de drossate van twee paelen aen syn stede te coensborch, ob. lo.

169 De Smedt F. (ed.), Leenboek vanden Leenen ... (Asse 2004) 11, 65 en 123.

41Genealogische verbanden

Inschrijving van het leengoed te Mazenzele van Jacob van Droogenbroeck, gevolgd door het leenverhef van zijn zoon Adriaan.

Jacob van Droogenbroeck is tweemaal getrouwd geweest. Hij ging een eerste echtverbintenis aan met Elisabeth Raspoot, dochter van Jacob Raspoot en Elisabeth van den Nuwenhove.170 Zij is wellicht overleden tijdens of kort na de geboorte van hun zoon Adriaan. Deze kwam namelijk omstreeks 1446/1447 ter wereld en zijn vader Jacob wordt al op 8 augustus 1447 met zijn tweede vrouw geciteerd.171 Het betreft de welgestelde Isabelle van Zeebroeck, dochter van Daniël van Zeebroeck. Zij was voorheen al tweemaal weduwe geworden, namelijk eerst van Egidius van Ghysem († voor 1438)172 en vervolgens van Arnoldus van Meghem geheten Bogaert († voor 1443)173, geldwis-

170 De huwelijksband wordt nauwkeurig beschreven bij de toetreding van Adriaan van Droogenbroeck tot het geslacht Roodenbeeckx: KB, II-6490 fol. 387 nr. 2 (9 mei 1488). Andere bronnen ter staving van het huwelijk met Raspoot: Brussel, KB-6490 fol. 408 nr. 6; II-6601 fol. 263; II-6510 fol. 74-75.

Over de voorvaderen van Elisabeth van den Nuwenhove: Lindemans L., 'Genealogie van Nieuwenhove', Oude Opwijkse geslachten (2002) 449.

171 KB, II-6496, fol. 578 nr. 12: Jacobus de Droogenbroeck fi lius quondam Johannis, et domicella Ysabelle de Zeebroeck, eius uxor, qui fuit relicta quondam Arnoldi Bogaert (8 aug. 1447). II-6489 fol. 41 nr. 9 (21 jul. 1451).

172 KB, II-6496, fol. 336 nr. 11: Domicella Ysabelle de Zeebroeck, fi lia quondam Danielis, relicta quondam Egidii, Jacops sone, dicti van Ghysem, et Arnoldus Bogaert eius nunc maritus (14 jan. 1438).

173 KB, II-6490, fol. 163 nr.3: Arnoldus d. Bogaert, campsor, fi l. q. Willelmi & Ysabelle domicella de Zeebroeck (13 aug. 1428). Isabella was al weduwe van Arnoldus Bogaert in 1444: II-6490, fol. 208 nr. 4 (8 feb. 1443, n.s. 1444); II-6499, fol. 449 nr. 11 (22 mei 1444). Latere vermelding als weduwe van Jacob van Droogenbroeck: II-6497, fol. 157 nr. 14 (1486, samen met haar dochter Marie Bogaerts en schoonzoon Jan van Buyssegem).

42 Frans J. Van Droogenbroeck

selaar te Brussel.174 Deze laatste bezat een woning te Asse aan de Zuivelmarkt, waarbij toen een vijver behoorde.175

Er zijn van Jacob van Droogenbroeck slechts nakomelingen bekend uit het eerste huwelijk. De kinderen worden in 1463 samen vermeld, kort na het overlijden van hun vader:176

1. Margaretha huwde op 10 augustus 1489 met Willem van Belle in de Sinte-Goedelekerk te Brussel.177 Haar echtgenoot bekleedt tussen 1509-1530 namens de Natiën verscheidene functies in het stadsbestuur van Brussel. Hij fungeert meerdere jaren in het college als rentmeester (in 1509, 1510, 1523, 1524, 1528, 1530 en 1531) en in 1529 als raads-heer. In 1532 bereikt Willem het toppunt van zijn loopbaan wanneer hij tot onderburgemeester wordt benoemd (d.w.z. de burgemeester die door de Natiën werd afgevaardigd). Hij overlijdt evenwel in deze functie op 28 juli 1532.178

2. Adriaan (°1446/1447, † 1508)179, zet vanaf 1468 de traditie van het meierschap van Asse verder. Zijn biografi e volgt in meer detail verderop.Jacob van Droogenbroeck is waarschijnlijk in het voorjaar van 1463 gestorven. Zijn zoon Adriaan doet het verhef van zijn vaders leen-goed te Asse op 23 maart 1463.180 Isabelle van Zeebroeck verleent

174 Kort na het overlijden van Jacob van Droogenbroeck: KB, II-6489 fol. 20 nr. 14: Jouffrouwe Ysabeele van Zeebroeck, dochter Danielis, weduwe Jacops van Droogenbroeck, heeft machtiging gegeven Janne van Buyssegem dicti Buys, hare behuwden sone (17 apr. 1463).

175 RA Brussel, Rekenkamer van Brabant I-008-44948, fol. 7 en I-008-44922, fol. 11 (later bezet door zijn schoonzoon Jan van Buysseghem).

176 KB, II-6489 fol. 20 nr. 15: De voorschrevene Jouffrouwe Ysabeele, ende Adrianus en Margarethe van Droogenbroeck, kinders quondam Jacops, die hy hadde van quondam Lysbeth Ranspoots, syn wyve (17 apr. 1463).

177 Intermédiare (nov. 1955) 421 nr. 15 (mededeling van barones de Werve de Schilde; de bron is niet gepreciseerd).

178 KB, II-2345, deel 1 (zie jaren 1509-1530); voor zijn overlijden, zie ibidem, deel 3, fol. 125v.

179 Ter staving van de afstamming: KB, II-6497, fol. 131 nr. 15: sone q. Jacops & Lysebeth Ranspoots (1481); fol. 140 nr. 3: fs q. Jacops & Lysbeth Ranspoot (1482); II-6490, fol. 303 nr. 3 (1481) en fol. 316 nr. 7 (1482). Ook bij de staving voor toetrede tot het geslacht Roodenbeeckx: II-6490 fol. 387 nr. 2 (9 mei 1488).

180 De Smedt F., Leenboek vanden Leenen ... (Asse 2004) 11: Item dit voerscreven leen heeft ontfaen van doeyer hant Adriaen van Droeghenbrouc (23 maart 1462; 1463 nieuwe stijl).

43Genealogische verbanden

als weduwe op 17 april 1463 machtiging aan haar schoonzoon Jan van Buyssegem, die gehuwd was met Maria Bogaert, een dochter uit haar huwelijk met Arnoldus van Meghem geheten Bogaert. Een gelijkaardige machtiging wordt ook toegekend aan Adriaan en Margaretha van Droogenbroeck, de nog minderjarige kinderen van Jacob uit diens eerste huwelijk met Lysbeth Raspoot.181 Later zal Isabelle van Zeebroeck in eigen naam nog verscheidene contracten afsluiten tussen 1463 en 1486.182 Bij de telling van het hertogelijk leengoed in mei 1470, declareert zij enkel datgene wat zij te Asse in eigen naam in leen hield.183

Jacob werd naar alle waarschijnlijkheid te Asse in de kerk begraven. Door een speling van het lot is zijn grafsteen zelfs bewaard gebleven, zij het niet in de beste condities. De deksteen werd omstreeks 1984 ontdekt bij een landbouwer aan de Edingse Steenweg, waar deze toen was ingemetseld in de bovengrondse leuning van een waterput.184 Het opschrift bevestigt dat Jacques van Drooghenbroeck 18 jaar als overmeier zetelde. Uit de nog leesbare inscripties is nog op te maken dat hij op een 18e overleed, wellicht dus 18 maart 1463.Uit de kerkrekeningen uit 1477-1478 vernemen we ten slotte nog dat ter zijner nagedachtenis en deze van zijn echtgenote in de kerk van Asse een jaargetijde was gesticht.185

181 KB, II-6489 fol. 20 nr. 14 en 15 (17 apr. 1463).

182 KB, II-6489 fol. 20 nr. 11 (10 jun. 1463). II-6497 fol. 157v nr. 14 (13 apr. 1486).

183 RA Brussel, Leenhof van Brabant, I-013/02, nr. 1059: Ysabeele van Zeebroeck, weduwe Jacops van Droegenbroecke (24 mei 1470), daaronder een eussel van een half bunder en een vijvertje, beide overgemaakt aan haar schoonzoon Jan van Buyssegem.

184 Spanhove J., 'Waterput en Grafsteen', Ascania 27 (1984) 112-113. Enige tijd na het verschijnen van het artikel heeft men de grafsteen van de waterput verwijderd en als decoratieve zitbank opgesteld in een grasperk. Het sterk weggesleten en gedeeltelijk onleesbaar opschrift luidt als volgt: Hier leydt begraeve den eersaemen Jacques van Drooghenbroeck ghestorven den XVIII (...) XXX (...) oudt (...) XVIII jaerene overmeyere gheweest ende scepen der bancke der vryheyt van assche [de inscriptie is volledig in kapitalen gebeiteld].

185 RA Leuven, Griffi es en Gemeenten, Oud archief Asse A 42, Kerkrekeningen pag. 10: Item de priester betailt vande jairgetiden (...) Item den voirs. priesteren van de jairgetide Jacops van droogenbroeck en zijns wijfs elcke als van de soe verre zij commen.

44 Frans J. Van Droogenbroeck

9. Adriaan van Droogenbroeck, meier van Asse 1468-1501.

Zoals hierboven al duidelijk werd, dient Adriaan beschouwd te worden als zoon van meier Jacob van Droogenbroeck uit diens eerste huwelijk met Elisabeth Raspoot. Spijts de sterk verankerde familietraditie volgt hij nochtans niet aansluitend aan een familielid in het meiersambt op. De verklaring hiervoor is eenvoudig te zoeken in zijn nog jeugdige leeftijd. Uit lijfrentecontracten ten voordele van een aantal onder zijn hoede genomen kinderen, was Adriaan 36 jaar oud omstreeks 1482. Op die basis zou hij tussen 7 april 1446 en 1447 geboren zijn.186 In 1460 stond hij overigens nog ingeschreven voor de studies in de artes aan de universiteit van Leuven.187

Op 5 februari 1468 (blijkbaar op 23-jarige leeftijd) engageert Adriaan zich resoluut voor het in stand houden van de familietraditie en neemt het meiersambt op voor een eerste termijn van zes jaar (tot 31 augustus 1474).188 Op 1 september 1474 verwerft Goossen van der Noot niettemin voor een tussenperiode van drie jaar het meierschap. Hiervoor had deze een borgtochtlening aan de hertog van Brabant toegezegd, die jaarlijks zou afgelost worden met een bedrag van 13 pond 10 schellingen en 5 stuivers. 189

Bij de volgende ambtsperiode wint Adriaan opnieuw het contract. Op 16 april 1477 ontvangt hij uit hoofde van hertogin Maria van Bourgon-dië een nieuwe aanstellingsbrief, waarvoor hij in ruil een lening aan het landsbestuur aangaat voor een bedrag van 50 pond (ieder pond te rekenen aan 40 grooten Vlaams), die hem over vier jaar zouden worden terugbetaald. Per halfjaarlijkse termijnen werd hij door de Rekenkamer

186 Wegens de in Brabant gangbare paasstijl is de spildatum van het administratieve jaar in dit geval Pasen 7 april 1482, waarvan 36 jaar moet worden teruggeteld.

187 Schillings A. (ed. Wils, J.), Matricule de l’Université de Louvain II (Brussel 1946) 77 nr. 33, onder rector Johannes Varenacker: Adrianus de Droghenbrouc, Cam. Dyoc., stud. in art (25 okt. 1460).

188 RA Brussel, Rekenkamer van Brabant, I-002-12693 (1468-1474).

189 Goossen van der Noot is te identifi ceren met de zoon van Jan van der Noot en Johanna t'Serjacobs. Hij huwde in 1480 met Elisabeth Daneels, geheten van Watermaele: de Cacamp F., Brabantica (deuxième partie) VI (1962) 596 (met verwijzing naar KB, II-6489 fol. 461 nr. 5). Aansluitend bij het meierschap wordt hij ontvanger van Overzenne: RA Brussel, Rekenkamer van Brabant, I-002-4736 en 4737 (van 1 okt. 1477 tot 1 sep. 1489). Een verwantschap met het meiersgeslacht Van Droogenbroeck lijkt er o.i. niet aanwezig.

45Genealogische verbanden

31 schellingen en 3 deniers grooten Brabants (of 6¼ Rijnsgulden) uitgekeerd. De lening was weliswaar renteloos, maar het contract gaf de titularis anderzijds wel recht op een deel van de boeten. Volgens de ordonnantie van 29 november 1478 verkregen de magistraten een derde deel uit het totaal van de gerealiseerde inningen. Voor de meierij Asse resulteert dit omstreeks die tijd in een bedrag van gemiddeld 55 schellingen per jaar, waaruit de meier derhalve 18 1/3 schelling per jaar ontving. De aanstellingsbrief van Adriaan werd op 29 mei 1477 te Leuven uitgereikt en zijn rekeningen zouden worden geverifi eerd door de Rekenkamer te Mechelen.190

Op 8 september 1480 wordt het contract vernieuwd, ditmaal tegen een borgtochtlening van 24 pond, die het landsbestuur zou afkorten over vier jaar. Op 14 december 1481 volgt er een gelijkaardige over-eenkomst voor 18 pond, af te lossen in drie jaar. Op 1 oktober 1484 sluit hierop een lening aan van 24 pond, die zal terugbetaald worden met vaste bedragen van 31 schellingen en 3 deniers grooten Brabants. Tussendoor verricht Adriaan ook enkele bijzondere opdrachten, zoals de optekening van de rechten van de heer van Asse, omdat deze ken-nelijk door de heer tot Asse dreigden ingepalmd te worden. Voor deze prestatie worden hem afzonderlijk drie Rijnsgulden uitgekeerd.191

Op 1 december 1487 wordt Adriaan voor zes jaar in het meierschap opgevolgd door Jan Hardewyck.192 Deze ontvangt zijn benoemings-brief op 12 november 1487 uit handen van kanselier Jan van Houthem. Aan de toewijzing van het meierschap was er ditmaal een lening van 25 pond gekoppeld, die over vier jaar ging afgelost worden. 193 De borgtocht van 25 pond blijkt evenwel op 20 oktober 1487 te zijn ge-stort door Adriaan van Droogenbroeck, wat lijkt aan te geven dat hij de uitvoering van het ambt over deze periode aan Jan Hardewyck had uitbesteed.194 Adriaan heeft de functie wellicht tijdelijk opgegeven om zich voor te bereiden op zijn carrière in het stadsbestuur van Brussel.

190 RA Brussel, Rekenkamer van Brabant, I-002-12694, fol. 1-2.

191 Een kopie van zijn notuleringen heeft men bij de rekening bijgevoegd: RA Brussel, Rekenkamer van Brabant, I-002-12694, geheel gepagineerd als fol. 82, doch dit omvat een bundel van 32 bladzijden.

192 Wellicht betreft dit de gelijknamige heer van Drogenbos, o.i. nochtans zonder verwantschap met Adriaan van Droogenbroeck. Een broer van Jan Hardewyck, Michiel Hardewyck, fungeert rond dezelfde tijd als meier te Vilvoorde.

193 RA Brussel, Rekenkamer van Brabant, I-002-12694, fol. 97-137.

194 RA Brussel, Rekenkamer van Brabant, I-002-12694, fol. 102.

46 Frans J. Van Droogenbroeck

In 1490 fungeert hij er namelijk als schepen om vervolgens in 1492 tot het fel begeerde burgemeesterschap op te klimmen. In vergelijking met de rekenstaten van vorige meiers vallen de prestaties van Jan Hardewyck opmerkelijk ondermaats uit, mogelijk als gevolg van het ontbreken van een fi nanciële stimulans. De inkomsten uit de boeten bedragen tijdens zijn bestuur aanzienlijk minder en ter beteugeling van de misdaden blijkt Hardewyck zich nauwelijks te vertonen in de kleine dorpskernen rondom Asse.Na afl oop van zijn Brusselse periode dingt Adriaan opnieuw naar het ambt van overmeier. Amper ontslagen van het burgemeesterschap van Brussel, vernieuwt hij op 8 september 1493 de eed in handen van kanselier Jan van Houthem. Zijn functie ging formeel in op 8 november 1493, de dag dat zijn voorganger Jan Hardewyck het ambt neerlegde. De borgtochtlening aan de landsheer (op dat ogenblik Rooms koning Maximiliaan van Oostenrijk) bedroeg ditmaal 25 pond, terugbetaalbaar in drie jaar.195

Vanaf 1495 verlaat de fi nanciële administratie het systeem van de borgtochtleningen (althans toch wat de meierij Asse betreft) en schakelt over op pachtovereenkomsten. Voor een termijn van drie jaar legt men het halfjaarlijkse pachtgeld vast op 9 pond groten Brabants. Boekhoud-kundig gezien, sorteerde dit in een aanzienlijk lucratievere situatie voor de titularis, want in vergelijking met de voorgaande ambtsperiodes overstijgt de vergoeding aan de meier moeiteloos het pachtgeld van 9 pond, ook al bestond deze nog steeds uit het reglementaire derde deel van de inningen.196 De hertogelijke controlediensten blijken zich ech-ter snel bewust van de hogere ontvangsten, want bij het eerstvolgende contract in 1498 wordt het halfjaarlijkse pachtgeld opgetrokken tot 13 pond. Van dan af stelt men in de rekeningen vast dat de drempelwaarde niet altijd wordt gehaald. Adriaan van Droogenbroeck blijkt het tegen-vallend resultaat te compenseren met een hogere onkostenrekening, onder meer voor meerdaagse verblijven te Brussel. Hij realiseert ook opvallend hogere ontvangsten uit de tiende penning (d.w.z. 10 %) op de boeten van de strafzaken die naar de amman van Brussel werden doorgestuurd. In dit fi nancieel minder aantrekkelijk pachtregime zal Adriaan zijn laatste rekening afsluiten op 24 juni 1501 en blijkt hij zijn

195 RA Brussel, Rekenkamer van Brabant, I-002-12694, fol. 138-150.

196 RA Brussel, Rekenkamer van Brabant, I-002-12694, fol. 151-176.

47Genealogische verbanden

belangstelling voor het meierschap defi nitief op te geven.197

Tijdens zijn derde ambtsperiode als meier van Asse (1493-1501) valt in de verslagen van Adriaan van Droogenbroeck op dat hij zich aanzienlijk betrokkener opstelt ten aanzien van de plaatselijke aangelegenheden te Asse. Hij bekommert zich ook sterk over de instandhouding van de hertogelijke rechten binnen de heerlijkheid, die hij in het voordeel van de hertog van Brabant in 1484 persoonlijk op schrift stelde. In dit verband beklaagt hij in 1496 er zich over dat het Kruisbroederschap van Asse haar rekeningen niet meer traditiegetrouw aan de overmeier voorlegt. Dit was in het verleden nochtans gebruikelijk, doch geraakte verwaarloosd tijdens de interimperiode van de niet bijster arbeidslus-tige Jan Hardewyck (1487-1493). De rekeningen van het Kruisbroe-derschap werden zelfs aan de in principe onbevoegde meier van de heer tot Asse aangeboden.198 In 1500, naar het einde van zijn loopbaan, laat Adriaan de vierschaar van Asse onderbrengen op een vaste plaats bij de kapel van het Gast-huis. Daarvoor werd het nodige meubilair en een standaard met de vlag van Brabant aangeschaft.199 De nieuwe vestiging van de vierschaar situeert zich dus op ongeveer dezelfde locatie waar zich thans het Vredegerecht van het kanton Asse bevindt.

197 RA Brussel, Rekenkamer van Brabant, I-002-12694, fol. 177-200.

198 Lindemans J., 'De Cruysbrueders te Assche in de XVde eeuw', Eigen Schoon (1914) 72-73. Ockeley J., 650 jaar Heilig Kruis te Asse (1987) 247.

199 RA Brussel, Rekenkamer van Brabant, I-002-12694. Lindemans J., 'De rechtspleging in de Meierij Assche gedurende de XVe en de XVIde eeuw', Bijdragen tot de geschiedenis 14 (1923) 407-431.

48 Frans J. Van Droogenbroeck

Inschrijving van het leengoed van Adriaan van Droogenbroeck (kennelijk eigenhandig) in het leenboek van de heer tot Asse (12 september 1474):

Item Adriaen van Droeghenbroeck hout te leene vanden heere van Assche een buender lants oft daer omtrent gelegen in de prochie van Assche metter eender

zijden neven des goidshuys goet van haffl igem ende metter ander zijden neven de vosdriesstrate, ende is den voorsscreven Adriane jairlijcx weert . I . mudde rox. Overgevende int jair xiiii C – lxxiiii den xii dach Septembris in kennisse mijns

hantteekens hier op geseet. A. droeghenbroek S[ignum]

Tussen 1466-1506 zien we Adriaan af en toe aanwezig als lid van het leenhof van de heer tot Asse.200 Onder deze heerlijkheid hield hij een vrij omvangrijk stuk grond in leen van ongeveer één bunder gelegen aan de Vosdriesstrate en naast de Vosdries te Mazenzele. Over dit goed had hij het leenverhef vervuld na de dood van zijn vader Jacob. Via de inschrijving van het leen op 12 september 1474 bleef zelfs zijn eigenhandige ondertekening bewaard.201

Ofschoon Adriaan ongetwijfeld als een ingezetene van Asse moet wor-den beschouwd, liet hij zich op 6 juli 1484 registeren als poorter van de Vrijheid van Asse.202 De reden waarom hij zich aan de procedure

200 De Smedt F., (ed.), Leenboek vanden Leenen ... (Asse 2004) 18 (1481), 26 (1468), 30 (1466), 34 (1468), 72 (1480), 131 (1506) en 138 (s.d.).

201 De Smedt F., (ed.), Leenboek vanden Leenen ... (Asse 2004) 11 (25 nov. 1465), 60-61 (11 sep. 1474), 64 (s.d. in leenboek van 1440, waarschijnlijk ingeschreven in 1463 kort na de dood van zijn vader Jacob; volgens deze inschrijving gaat het om een leen van 4,5 dagwand met een opbrengst van twee mudden rogge), ibidem 123 (28 maart 1483).

202 Archief Ascania, schepengriffi es 15de eeuw (kopie van een register schepenbrieven uit het familiearchief notaris Crick, kasteel Borchstadt te Asse, transcriptie F.

49Genealogische verbanden

onderwierp, is niet volledig duidelijk. De akte geeft overigens geen aanduiding dat Adriaan het poortersgeld betaalde. Evenmin wordt van zijn poorterschap melding gemaakt in zijn meiersrekening, hoewel de hertog in principe recht had op een derde deel van het poortersgeld.203 Mogelijk drong voor Adriaan de registratie zich op in verband met de vrijstelling van tolrechten, in het bijzonder voor de handel met Brussel.204 We weten dat Adriaan te Asse een brouwerij bezat. Het voorleggen van een poortersbrief kon hem derhalve een economisch voordeel hebben opgeleverd.

Adriaan beschikte te Asse over meerdere bezittingen. Als woonhuis koos hij aanvankelijk de ouderlijke woning in de Kerchofstraete, die in die tijd bekend stond onder de naam Camerstat.205 Tijdens zijn bewoning wordt het huis vanaf zeker ogenblik in de cijnsboeken als leegstaand gekwalifi ceerd (een ydel stede).206 Het gebouw werd in-derdaad in 1489 in brand gestoken door een legerbende van Albrecht van Saksen, tijdens de beteugeling van de opstand van Vlaanderen en Brabant tegen Maximiliaan van Oostenrijk.207 Het huis, of wat daarvan overbleef, werd in 1492 van de hand gedaan aan Peeter van

De Smedt), fol. 113 (6 jul. 1484): Wij scepenen vander Poirth etc. dat commen is voer ons Adriaen van droogenbroeck sone wilen Jacops van Droogenbroeck, ende is poorter wordden ende poorter gemaect in onse vriheyt van Assche by synder trouwen ende by synder eedt gelyc hy schuldich was te doene ende daer is toe gheschiet al datter na onsen banck recht schuldich was toe te geschiene. In kennissen etc. Actum op den viten dach July anno xiiii c lxxxiiii. Scepenen bac, berssele.

203 RA Brussel, Rekenkamer van Brabant, I-002-12694, fol. 71r: in het ambtsjaar 1283/1284 waren er zelfs geen poorters ingeschreven. Merk trouwens de randnota van de controleur van de rekenkamer: certifi ceert dat binnen den tide van deser rekeneing tot assche gheen poirters gemaect en ziin.

204 Bijzonderheden over het poorterschap zijn te vinden in het gewoonterecht van Asse: Verbesselt J., Het ontstaan en de ontwikkeling van Asse (1966) 236-237. De Pauw F., De Costumen van Asse van 1642 (1952) 58.

205 RA Brussel, Rekenkamer van Brabant, I-008-44918, fol. 15r (21 schellingen en 1 capuyn). I-008-44920, fol. 9 (14 schellingen en 1 obelen). I-008-44922 (cijns van Overzenne), fol. 11 (9 deniers, 1 capuyn) en fol. 24 (21 deniers, 1 cap.).

206 RA Brussel, Rekenkamer van Brabant, I-008-44920, fol. 26r: Adriaen van droegenbroeck over Jacop de drossaet (...) Dit is een ydel stede die inden oorlogen verbrant is, gelegen in de kerckhoffstraete (...).

207 Ook de kerk van Asse werd toen in brand gestoken: Kurth G., Geschiedenis der Mirakuleuze Kruisen van Assche (1912) 37.

50 Frans J. Van Droogenbroeck

den Bossche.208

Ondertussen had Adriaan zich een nieuwe woning aangeschaft, de haast gelijknamige Camstad, gelegen aan de Zuivelmarkt (het huidige Gemeenteplein). Het gebouw paalde aan een huis dat zijn vader Jacob van Droogenbroeck al bezat en waarop deze de cijns voor een voervange (een stenen voorgevel) voldeed.209 Aan dezelfde Zuivelmarkt verwierf Adriaan verder nog een hofstede met keldermond.210 We vermoeden dat het gehele complex van wel-licht aaneensluitende huizen zich bevond aan de noordwestelijke kant van de markt, links aan het begin van de huidige Mollestraat. 211 Aan de overzijde van dezelfde straat (het hoekperceel tussen Mollestraat en Huinegemstraat) erfde hij overigens het huis De Valck (de latere afspanning De Keyser), dat al ten tijde van zijn vader in het familiebezit was gekomen. Adriaan moet het uitzicht en de functie van het gebouw aanzienlijk hebben laten wijzigen, aangezien het vanaf zijn eigenaar-schap extra wordt belast omwille van baildien ende steenen.212 In 1501 stemt Adriaan in met de uitvoering van heerlijke karweien waartoe de

208 RA Brussel, Rekenkamer van Brabant I-008-44920 fol. 16r (inschrijving van volgende tenant: Peter vanden bossche). I-008-44922 (cijnsboek Overzenne van 15 okt. 1514) fol. 24r: Peeter vanden bossche, over adriaen van drogebroec, over Jacoppe den drossaet (21 schellingen; 1 capuin).

209 RA Brussel, Rekenkamer van Brabant, I-008-44918, fol. 7: Peter tSmet over her Jan Stompe van synre camstad (9 schellingen, 1 capuin), met volgende tenanten: Lysbet Vaenkens en vervolgens Adriaen van droegenbroeck. Volgende inschrijving: Item noch de selve noch van vourvange (3 schellingen), met latere tenant Jacop de Drossate en Jouffrouwe goedele vander heyden (Adriaans vader en grootmoeder). Register 44920 fol. 8r: Adriaen van droegenbroeck over lysbeth vaenkens over peters t Smet over her Jan Stompe van zynder camerstad (9 schellingen 1 cap.).

210 RA Brussel, Rekenkamer van Brabant, I-008-44920 fol. 9v: Adriaen van droegenbroeck, over godevaert plumoen, over ingel de brasser, over peeter pinnock, over margrieten tsmeets, over henrick de Smet, van hunnen hoffsteden ende keldermonde aende merct aen gielis coomans goet (14 schellingen, 1 obelen).

211 Lindemans J., Toponymie van Asse, 134 en Verbesselt J., Het ontstaan en de ontwikkeling van Asse, 272 schijnen de Camstadt (aan de Zuivelmarkt) en de Cammerstadt (aan de Oude Markt) door elkaar te halen. Afgaande op de aanwijzing dat de eigendom later overgaat op Jan t'Kint, zou de locatie van de Camstadt aan het huidige Gemeenteplein te vereenzelvigen zijn met meerdere percelen gelegen links van de ingang van de Mollestraat.

212 RA Brussel, Rekenkamer van Brabant, I-008-44922, fol. 49r: Adriaen van Drogebroeck van eenen voervange voore zijn huys aende merct t assche mette baildien ende steenen (...).

51Genealogische verbanden

houder van het betrokken perceel zich traditioneel verplichtte (meer bepaald hooidagen op de meersen van de heer tot Asse), doch die blijkbaar tijdens zijn meierschap in onbruik waren geraakt.213 In 1515 bevindt het huis De Valck zich in het bezit van zijn weduwe, die het liet bepanden met een rente van twee Rijnsgulden.214 Langs het cijnsboek uit 1519 is geweten dat de impressionante afspanning vervolgens in het bezit komt van Hendrik de Moer.215

Op 21 januari 1507, kort voor zijn overlijden, laat Adriaan samen met zijn echtgenote een belangrijke verkoop registreren, die uitzonderlijk in gezamenlijke zitting van de schepenen van Asse en Affl igem werd

213 Asse, Archief Ascania, schepengriffi es 15de eeuw (kopie van een register schepenbrieven uit het familiearchief notaris Crick, kasteel Borchstadt te Asse, transcriptie F. De Smedt), 581 (9/2/1500; n.s. 1501): Appointement ghemaect tusschen Jan vanden Witriet in naem en als meyer van mynen heer van Assche ter causen vanden hoydaighen gaende vut eenen huysse staende op de merct buyten vryheyden gheheeten gemeynlyc den Valck, dwelck in recht hinck, (...). Soe heeft de selve Adriaen van Droghebroeck wettelyc bekent sculdich zynde den hoydaghen gaende vuyt zynen huysse jaerlycx om te doen hulpen hoyen sheeren van Assche laet hoymersch soe ende als dat behoeren sal ende gelyc de andere van ghelycken laethoyers doen sullen ende moeten.

214 Ibidem 709 (22 feb. 1514; n.s. 1515): Jouffrouwe Johanna Herdincx, weduwe van wylen Adriaen van Droegenbroec met consente van meester Janne Pepercoren haer naman beloeft een rente van 2 Rg. aen Heer Joese van Ghindertalen, rentmeester vanden voerscreven heer tot Assche ende tot behoef van den heer tot Assche. Verpant op een hofstadt geheeten de Valck met noch een cleynder hofstad daer neven gelegen met allen de huysingen te Assche buyten vryheyden in de wagestrate tusschen de hofstad van Merten Wellekens aen deen zyde, dmollestraetken aen dander, commende achter tegen den Mol, voer aen de wagestrate. Noch op een ½ bunder op de vyverbeke de goeden van de heer tot Assche in deen en deze van Jan van Buysseghem in dander metten eynde aen gasthuysgoeden van Assche.

215 Bois-de-Lessines, kasteel de Lestriverie, familiearchief d'Yve de Bavay, cijnsregister van de heerlijkheid Asse (28 maart 1519, rentmeester Jan van Bakele voor de graaf van Nassau), zie inventaris Thilly L., Inventaire des archives de la famille d'Yve (1996) 56, microfi lm nr. 142411 (ongepagineerd handschrift): Henrick de Moer by cope van ende tegen de momboeren van wylen Adriaenen van Droghebroeck van eenen voirvanghe voere syn huys aende merct tassche metten baillien ende steenen vervoeren mynen genedichen heere ten profyte i d. lo. (1 denier Leuvens). Het recht van opstal op dit perceel valt nochtans aan andere personen (Ibidem, microfi lm 142765-142806, onder nr. 26): D’erffgenamen van Lucas van Langenhove over de kinderen Mertens Mettengelde van eenen voorvange voor hun huys genoempt de Valck tAssche aen de merct metter baillen ende steenen (cijns: jaerlijcx 1 ob.). Volgende tenanten: meester Henric vanden Bossche, vervolgens Joannes vanden Bossche.

52 Frans J. Van Droogenbroeck

opgetekend. De akte onthult het bezit van een hoeve met boomgaard en een brouwerij met de benodigde watertoevoer. Het bedrijf was volgens de verkoopakte gelegen op de Calckhoven te Asse en de voorgevel gaf uit op het kerkhof.216 Hoewel dit op het eerste gezicht op een ligging aan de kant van de huidige Nieuwstraat lijkt te wijzen, vermoeden we dat het perceel zich aanzienlijk verder westwaarts moet hebben uitge-strekt. Wellicht mag het worden geïdentifi ceerd met de hofstede die zijn vader Jacob van Droogenbroeck reeds beheerde, doch die volgens de cijnsboeken steeds op Coensborch wordt gesitueerd. De brouwerij op Kalkhoven gaat in 1507 immers met zekerheid over op Jacob van Nuwenhove,217 terwijl dezelfde tenant ook blijkt op te volgen in de cijns op de hofstede op Coensborch (met de typerende extra belasting voor de opstal van twee palen).218 De verkoopakte van de brouwerij uit 1507 vermeldt een paar interes-sante clausules waarmee er aan de verkopers een beperkt vruchtgebruik voorbehouden bleef. Zo zullen zij hun leven lang uit de brouwerij wekelijks een aam bier geleverd krijgen voor een tegenwaarde van 14 stuivers. Ze behouden ook het recht om in de boomgaard te wan-delen en ontvangen tevens het vierde deel van het fruit dat er jaarlijks gewonnen werd.219

216 RA Leuven, Griffi es en gemeenten, Oud archief Asse JUR-2532 (21 jan. 1506, 1507 nieuwe stijl): een bogaert met den huyssen, schueren stallen, met oick den watere ende savoeren met alle de vrughtboemen mits oick den brouvketel cuypen vaten ende alle ander werck der brouwerijen te Assche aen sheren strate twee zijden aenden calchoven met den voirganghe teghen kerckhoff inden voirscreven bogaert oft kamme inne te rydenne ende te gane teeuwighen daghen.

217 Vermoedelijk betreft deze Jacob van Nuwenhove de hoofdmeier van Merchtem (1489-1506). Zijn vader Philips (burgemeester van Brussel in 1458) had de toetreding van Adriaan van Droogenbroeck tot het geslacht Roodenbeeckx gestaafd. Voor de genealogische identifi catie: Lindemans L., 'Genealogie van Nieuwenhove', Oude Opwijkse geslachten (2002) 449-450.

218 Bois-de-Lessines, kasteel de Lestriverie, familiearchief d'Yve de Bavay, cijnsregister van de heerlijkheid Asse (28 maart 1519, rentmeester Jan van Bakele voor de graaf van Nassau), zie inventaris Thilly L., Inventaire des archives de la famille d'Yve (1996) 56, microfi lm nr. 142411 (ongepagineerd handschrift): Jacop vanden Nuwenhove orye over Jacop de drossate van twee paelen aen syn stede te coensborch, ob. lo.

219 RA Leuven, Griffi es en gemeenten, Oud archief Asse JUR-2532 (21 jan. 1506, 1507 nieuwe stijl): (...) heurder beyder leven lanck ende de lancxte levende van hen beyden ende niet langher te geven alle weeken een aem biers weert zijnde veerthien stuvers gelijck men op ende tale brouwen sal binnen Assche. Ende sal Jacop den voirscreven Adriaen en zijnder huysvrouwen bewijsen ende voldoen

53Genealogische verbanden

Afgezien van de huizen in de dorpskern valt uit een aantal pachtcon-tracten uit 1486 nog af te leiden dat Adriaan in de omgeving van Asse over ongeveer 25,1 dagwand (7,8 hectare) landbouwgrond beschikte. Deze werden toen aan twee plaatselijke pachters (Jan Driese en Jan van Uwijk) verhuurd.220

Adriaan huwde uiterlijk in 1481 met Joanna Herdinck, dochter van Goessen Herdinck en Catharina van Glabbeke.221 Deze echtverbinte-nis gaf aanleiding tot verwantschappen met een aantal West-Brabantse adellijke families. Ingelbertus Herdinck, broer van Joanna, was heer van Glabbeke (Clabecq) en zetelde omstreeks 1486 als kastelein op het slot van Gaasbeek.222 Via Joanna's zuster Margaretha Herdinck, getrouwd met Robert de Cotereau, hofmeester van Karel de Stoute, ontstond er een rechtstreekse band met de hertogelijke hofhouding en de familie de Cotereau als heren tot Asse. Hun dochter Johanna

die aem biers op eenen kerff aen een van sinen tappers tAssche te halenne ende soe verre de voirscreven Adriaen ende zijn huysvrouw met hueren huyssghesinne niet al en haelden dbier ghedraghende alle weken tot der amen biers toe, sal Jacop gehouden zijn tsurplus in gelde opte legghenne (...).

220 Asse, Archief Ascania, schepengriffi es 15de eeuw (kopie van een register schepenbrieven uit het familiearchief notaris Crick, kasteel Borchstadt te Asse, transcriptie F. De Smedt), 174 (2 jan. 1486): Adriaen van droogenbroeck, meyer van Assche heeft in pachte vuytgegeven aen Jan Driese drye dw lant gelegen op den borrevael commende aende wech streckende te Bruessel waert, hem bewijst ten incomme van februario 1481 voor 24 jaer jaerscharen om 5 Rijnsgulden. Na zijn pacht zal hy het met roggestoppelen achterlaten en mag gedurende de leste drye jaren niet verandzaden.

Ibidem 178-180 (1 sept. 1486): Adriaen van droogenbroeck en heeft in pachtinge bestaydt en vuytgegeven Janne van Uwyc fs. + Goessens 4 dw lant opten grootcouter, 2½ dw op de muurvelt boecvos, 2 dw opt muurvelt, 2 dw te Waerbeke, 2 dw 25 r. int block aen thof van Assche alle besaeyt met witten coorene. dw. op de vijverbeke, 2 dw opt selve velt, 1/3 van een boender op de vijverbeke, 4 dw op den borrevael alle besaeyt met evenen, 4 dw. lant op den calckhoven waervan een half dw aen den H. Geest toebehoort, dese liggen brake voor een termijn van 12 jaren om 12 mudde en 2 st. rox, 2 mudde terwen en 2 mudde witten terwen, 6 veertel bonen 6 veertel erwten. Hij zal de schuer van Coensborch gebruken en die onderhouden (...).

221 KB, II-6490 fol. 316 nr. 8: Johanne Herdincx, out 31 jaer, dochter Goessens ende moeder af is Katerine van Glabbeke (1482). De echtverbintenis werd al eerder opgemerkt door Spanhove J., 'Hardinckx-Van Droogenbroeck', Ascania 29 (1986) 36.

222 KB, II-6492 fol. 187 nr. 9 (met Imbrecht Herdinckx, zwager van Adriaan van Droogenbroeck, 26 sept. 1497); II-6496 fol. 212 nr. 9 (13 sep. 1486)

54 Frans J. Van Droogenbroeck

de Cotereau huwde overigens Hendrik van Schoonhoven, zoon van Hendrik en Beatrix t'Serclaes. Langs dit echtpaar bestonden er wel-licht al vroeger zakelijke banden te Bodegem. In 1420 erfde Beatrix t'Serclaes van haar vader immers de heerlijkheid Bodegem. Zij zal deze tot 1448 zelf besturen en vervolgens gaat de heerlijke titel over op haar zoon Jan van Schoonhoven. Adriaan van Droogenbroeck was dankzij zijn huwelijk ten slotte ook schoonbroer geworden van Goswin Herdinck, abt van Affl igem (1457-1493), bekend als gezant van Maria van Bourgondië (hertogin van Brabant 1477-1482) en Maximiliaan van Oostenrijk († 1519).223

Familieverbanden hebben Adriaan van Droogenbroeck ook een handje toegestoken om toe te treden tot de roemruchte Zeven Geslachten van Brussel. Zijn genealogische aansluiting bij het geslacht Roodenbeeckx kon hij moeiteloos bewijzen langs zijn moederlijke grootmoeder, Eli-sabeth van Nuwenhove. Bij uitzondering bleef de volledige inhoud van zijn geloofsbrief met het detail van de genealogie bewaard.224 De toetreding tot de Zeven Geslachten wierp hem snel vruchten af. Tijdens het ambtsjaar 1490 werd Adriaan als schepen in het stadscol-lege opgenomen, om vervolgens in 1492 tot burgemeester van de Brabantse hoofdstad te worden benoemd. Zijn beeltenis staat dan ook vereeuwigd in een gevelnis van het stadhuis van Brussel.

223 Verleyen W., ‘Abt Goswin Herdinckx († 1493) van Affl igem en zijn familie’, Vlaamse Stam 31 nr. 2 (feb.1995) 57-71. Verleyen W., Negen eeuwen Affl igem (1983) 32.

224 KB, II-6490 fol. 387 nr. 2 (9 mei 1488): Bethoen dat Adriaen van Droogenbroeck gedaen heeft als dat hij geboren is vuyt der Roodenbeecx geslacht.

55Genealogische verbanden

De beeltenis van Adriaan van Droogenbroeck, burgemeester van Brussel in 1492, staat in de zijgevel van het stadhuis van Brussel (zijde van de

Karel Bulsstraat, tegenover het monument van Everard t'Serclaes). Het beeld is historisch gezien niet echt origineel, daar het slechts tussen

1885-1892 werd vervaardigd door de Mechelse beeldhouwer Joseph Willems.

Adriaan blijkt binnen het geslacht Roodenbeeckx tussen 1487-1507 overigens een leidinggevende rol te vervullen bij de jaarlijkse interne verkiezing van de dignitarissen voor het stadsbestuur.225 Hij treedt ook op als getuige ten gunste van streekgenoten om hun toetredingsrecht tot het geslacht te staven.226 Hoewel Adriaan geen nakomelingen

225 KB, II-6537 (in 1507 wordt Adriaan als afwezig opgegeven, evenals bij de interne verkiezing van nieuwe leden voor het stadsbestuur op 13 juni 1508, zonder aanduiding evenwel dat hij zou gestorven zijn).

226 KB, II-6489 fol. 36 nr. 4 en II-6492 fol. 190 nr. 5 (toetreding van Joos Moyensoen, zoon van Jan en Lysbeth van Nuwenhouv, 6 apr. 1497). II-6492 fol. 190 nr. 5. II-6490 fol. 408 nr. 6 (toetrede van Philips de Vos, 27 jun. 1496). II-6496, fol. 249 nr. 4 (Jan Ranspoot, zoon van Ghijsbrecht die een moederlijke oom was van Adriaan van Droogenbroeck, 4 dec. 1490).

56 Frans J. Van Droogenbroeck

had, werd zijn prominente positie binnen Roodenbeeckx door crea-tieve genealogen ook wel eens geïnterpreteerd om op basis van een huwelijksalliantie met een Van Droogenbroeck een toetreding tot Roodenbeeckx te legitimeren.227

In 18de-eeuwse wapenboeken wordt het traditionele familiewapen als variant voor Adriaan van Droogenbroeck ingekleurd als volgt: van keel met uitgeschulpt schuinkruis met vier schelpen van goud.228 Waar men deze kleuren vandaan heeft gehaald, is een raadsel. Voor zover men nog kan nagaan, wordt het embleem immers uitsluitend langs zegelafdrukken overgeleverd. 229

Zoals hierboven al werd gesuggereerd, zijn er geen afstammelingen bekend uit het huwelijk van Adriaan van Droogenbroeck met Joanna Herdinck. Wellicht in het besef dat zij geen kinderen ter wereld konden brengen, heeft het echtpaar verscheidene lijfrenten voor neefjes en nichtjes gecreëerd. In 1481 regelen zij een lijftocht van 10 Rijnsgulden voor de toen 10-jarige Adriaan de Maeyer geheten Middelborch, zoon van Jan de Mayer en Olivia Ranspoots. Hetzelfde geschiedt voor de eveneens 10-jarige Jan Herdinck, natuurlijke zoon van Imbrecht Her-dinck (broer van Joanna) en Cornelia Herdewyc.230 In dat zelfde jaar wordt er trouwens ook onder de echtelingen een wederzijdse lijfrente gecreëerd voor een bedrag van 30 Rijnsgulden.231

227 Beslist foutief is de uitleg die J. B. Hauwaert ca. 1680 (II-6601 fol. 382) geeft voor de toetrede van van Waelhem tot het geslacht Roodenbeeckx, namelijk uitgaande van het huwelijk van een voorvader Jan van Waelhem met Maria van Droogenbroeck (cit. 2 dec. 1393). Dit echtpaar leefde immers een eeuw vooraf aan de toetreding van Adriaan van Droogenbroeck, die zelf zijn afstamming had bewezen langs Elisabeth van Nuwenhove, zijn moederlijke grootmoeder.

228 KB, II-2345, deel 1, fol. 111v en fol. 113v.

229 De Raadt J. Th., Sceaux armoríes des Pays-Bas et des pays avoisinants 4 (1901) 428: "un sautoir engrêlé, cantonné de quatre coquilles; Cimier = un haut chapeau pointu, garni de deux huchets, contournés, les embouchures en bas: Légende = S. Adriaen van Droeghenbroeck" (de beschrijving van De Raadt gebeurt hier naar een archiefstuk uit RA Brussel, Sinte-Goedelekerk VI, 18c).

230 II-6490 fol. 303 nr. 4 (1481 sub tSerclaes). Kortere regest ook in II-6497 fol. 131 nr. 16 (1481 sub Sluyter).

231 KB, II-6490 fol. 303 nr. 3 (1481 sub tSerclaes): Ten lievens van adriaene van droogenbroeck, out xxxvi jaer, fi lius quondam Jacops, daer moeder aff was Lysbeth Ranspoets, ende van Johanna Herdincx, out xxxii jaer, dochter gossinus, daer moeder aff was katerine van glabbeke, xxx R. Ook summierder in II-6497 fol. 131 nr. 15 (1481).

57Genealogische verbanden

In 1482 sluit het echtpaar nog twee gelijkaardige verbintenissen af, telkens voor een bedrag van 9 Rijnsgulden. Adriaan (toen 36 jaar oud) bekommert zich om het welzijn van de vierjarige Jan van Droogen-broeck232, natuurlijke zoon van zijn neef Jan van Droogenbroeck die monnik was in de abdij van Affl igem.233 Joanna Herdinck (dan 31 jaar oud) begunstigt hun twaalfjarige nichtje Catharina Raspoot, dochter van Jacob Raspoot en Gertrude Vrancx. 234

De overlijdensdatum van Adriaan van Droogenbroeck is niet nauw-keurig gekend. Hij was alleszins nog in leven op 14 december 1506, wanneer hij aanwezig was tijdens een zitting van het leenhof van Asse.235 Kort daarna, op 21 januari 1507, verkoopt hij de brouwerij op Kalkhoven, wat misschien aangeeft dat hij zijn oude dag wilde voorbereiden.236 De uiterlijke datum van zijn afsterven moeten we afl eiden uit een samenkomst van de uitvoerders van zijn testament, zoals blijkt op 12 december 1508 in verband met een legaat aan de Huisarmen van Asse, bepand op een stuk land van 2 dagwand gelegen op Vijverbeke.237 We vermoeden dan ook dat Adriaan kort voor 12 december 1508 is overleden.In de loop van 1510 doet zijn weduwe veruit alle nog resterende familiebezittingen te Asse van de hand. Het vroegere woonhuis aan de Oude Markt was in 1492 al verkocht aan Peeter van den Bossche,238 waaruit mocht worden afgeleid dat het echtpaar zijn intrek had inge-nomen in de zogenoemde Camstat aan de Zuivelmarkt (in navolging van het huis aan de Oude Markt in sommige stukken ook Cammerstat

232 KB, II-6490 316 nr. 7 (1482). II-6497 fol. 140 nr. 3 (1482).

233 Zie hierboven: Jan, zoon van Dierik van Droogenbroeck en Elisabeth Meerte.

234 KB, II-6490 fol. 316 nr. 8 (1482). II-6497 fol. 140 nr. 4 (1482).

235 De Smedt F. (ed.), Leenboek vanden Leenen ... (2004) 131.

236 RA Leuven, Griffies en gemeenten, Oud archief Asse JUR-2532 (niet geïnventariseerd archief).

237 Het testament hebben we niet teruggevonden. Er wordt naar verwezen in een schepenbrief van 28 februari 1532: RA Leuven, Schepengriffi e Asse 212, fol. 79: Laureys Thielman ende Janne Daneels als t'executieven van den testamenten wijlen Adriaene van Droeghebroeck, opden 12 december 15' viii°.

238 RA Brussel, Rekenkamer van Brabant I-008-44920 fol. 16r (inschrijving van volgende tenant: Peter vanden bossche). I-008-44922 (cijnsboek Overzenne van 15 okt. 1514) fol. 24r: Peeter vanden bossche, over adriaen van drogebroec, over Jacoppe den drossaet (21 schellingen; 1 capuin).

58 Frans J. Van Droogenbroeck

genoemd). Op de verkoop van dit pand, samen met nog een tweede daar gelegen huis, verleent Joanna op 2 oktober 1510 defi nitieve kwijting aan Jan t'Kint, zoon van wijlen Peter t'Kint uit Baardegem. De transactie ging blijkbaar terug op een eerder door Adriaan getrof-fen regeling uit 1492.239 Langs de cijnsboeken bevestigt zich dat Jan t'Kint de twee huizen inderdaad in bezit neemt.240

Joanna Herdinck moet omstreeks 1508 ongeveer 57 jaar oud geweest zijn. Het mag dan ook niet verwonderen dat zij nog een tweede huwe-lijk aangaat.241 Uiterlijk in 1515 was zij al hertrouwd met meester Jan Pepercoren.242 Hij is circa 1506 als schepen te Asse in de archivalia terug te vinden.243

239 RA Leuven, Schepengriffi e Asse 211/1, los stuk ter hoogte fol. 111-112 (2 oct. 1510): jouffr. Johanne Herdinc, wwe Adriaen van Drogebroeck draagt op t.b.v. Jan Kint f.+ Peeter van Bardegem, alle recht in een stede daer af Adriaen tanderen tijde wel toe comen is dd. 1492 op 29.1. Ibidem 117v (14 sep. 1510 verwijzend naar een vercryghbrief van 29 jan. 1492; deze acte ook voor schepenbank van Brussel, in regest in KB, II-6526, fol. 264): Joufr. Johanne Herdincx wwe Adriaen van Drogebroeck draagt op ale recht in een woenstede te Assche binnen vryheyt geheeten de Cammerstat met eenen voervanghe daer toe behoerende gelegen neven Claes vanden Broecke stede en Jan Kints stede vorsten eynde aende merct van Assche gelijk de vercryghbrief van 29.1.1492 inhoudt dit behoeve van Jan Kint.

240 RA Brussel, Rekenkamer van Brabant I-008-44922 (cijnsboek Overzenne van 15 okt. 1514) fol. 9: Jan kint, over adriaen van Droegenbroeck (...) van zyne camerstat (9 schellingen, 1 capuin); fol. 14v: Jan kint, over Adriaen van Drogenbroeck (...) van hunnen hoffsteden ende keldermonde (14 sch., 1 obelen).

241 Voor haar leeftijd baseren we ons op de lijfrenten uit 1481 en 1482, waar het leeftijdsverschil met Adriaan vijf jaar bedraagt. Een afwijking hierop vinden we in de lijftocht gecreëerd in 1479 (KB, II-6499 fol. 595 nr. 8), volgens dewelke Adriaan dan 32 jaar oud is en Joanna 25 jaar.

242 Asse, Archief Ascania, schepengriffi es 15de eeuw (kopie van een register schepenbrieven uit het familiearchief notaris Crick, kasteel Borchstadt te Asse, transcriptie F. De Smedt), 709 (22 feb. 1514; 1515 n.s.): Jouffrouwe Johanna Herdicnkx, wwe van + Adriaen van Droegenbroec met consente van meester Janne Pepercoren haer naman (...).

KB, II-6488, fol. 250 nr. 8: Jouffrouwe Johanne Hardincx ende Mr Janne Pepercoren, haeren man (14 mrt 1515 ante Passcha; 1516 nieuwe stijl) betreffende een erfrente aangegaan met Jan van Buyssegem en Margaretha Mathijs (het echtpaar is verwant via het tweede huwelijk van Jacob van Droogenbroeck met Isabella van Zeebroeck).

243 KB, II-6510 fol. 126. In zijn genealogische schetsen identifi ceert J. B. Hauwaert (ca. 1680) deze Jan Pepercoren met een zoon van Jan Pepercoren en Margaretha

59Genealogische verbanden

Jan,

mon

nik

te A

ffl ig

em x

Mar

ie ..

.

Jan

°14

78

D

ieri

k C

athe

lijne

Elis

abet

h M

eert

e M

arga

reth

a ∞

Her

man

Moy

enso

one

alia

s va

n A

nder

lech

t

Mat

hild

e ∞

Ada

m P

eete

rs

C

atha

rina

Hen

drik

van

Dro

genb

osch

Ja

n, m

onni

k te

Affl

igem

, kap

elaa

n Si

nt-P

iete

rska

pitte

l te

Leu

ven

Jaco

b de

Dro

ssat

e †

1463

A

dria

an †

1508

∞ J

oann

a H

erdi

nck

∞ E

lisab

eth

Ras

poot

∞∞

Isa

belle

van

Zee

broe

ck

Mar

gare

tha

∞ W

illem

van

Bel

le

Egi

dius

Ja

n de

Dro

ssat

e †

ca. 1

440

van

Dro

ogen

broe

ck

∞ G

ertr

ude

van

Nyv

erse

ele

Mar

gare

tha

∞ J

an v

an C

oeck

elbe

rg

† <

140

6 ∞

∞ G

oede

le v

an d

er H

eyde

n E

lisab

eth

∞ H

endr

ik S

pyta

el a

lias

de C

ante

r

Will

em d

e D

ross

ate

Pet

er, k

anun

nik

te Z

even

borr

e

Jan

∞ M

athi

lde

van

Wac

helg

em

Mer

ten

∞ B

arba

ra K

eerm

ans

P

eter

Mac

htel

d va

n M

uyse

ne

Chr

isti

aan

Cat

helij

ne ∞

Mac

hiel

Vin

ck, ∞

∞ J

udoc

us d

e K

egel

e

Hen

drik

, mon

nik

te A

ffl ig

em

60 Frans J. Van Droogenbroeck

Besluiten

Tijdens de 15de eeuw domineren de afstammelingen van Egidius van Droogenbroeck uit Sint-Martens-Bodegem in het bestuur van de meierij Asse en participeren ook korte tijd via het onderammanschap van Brussel in de hoogste West-Brabantse magistratuur. Het meierschap van Asse komt nochtans pas in 1420 in de familietraditie, vermoedelijk door een gezamenlijke fi nanciering van de gebruikelijke waarborglening ten gunste van de hertog van Brabant door de gebroe-ders Jan en Peter van Droogenbroeck en mogelijk zelfs met inbreng van hun broer Dierik en hun schoonbroer Hendrik van Drogenbosch. De lange familiale verankering verraadt een zekere ervaring met de reële fi nanciële opbrengst die uit de pacht van het ambt kon behaald worden. De lange traditie veronderstelt ook een ongeschonden gebleven reputatie ten aanzien van de diverse overheden waarmee een meier goede relaties diende te onderhouden: de kanselier van Brabant, de amman van Brussel en een aantal bestuurlijke instellingen zoals de Rekenkamer en de Ontvangerij van Overzenne.

van Vorschelaer. Hij neemt ook aan dat Jan Pepercoren na de dood van Johanna Herdinck hertrouwde met Margaretha van den Driele (cit. 1527), van wie hij twee kinderen had die in 1531 in de ouderlijke nalatenschap delen. Deze conjectuur lijkt evenwel niet te stroken met de inhoud van een schepenbrief uit Lennik. Daaruit blijkt het bestaan van een homoniem echtpaar omstreeks 1509, doch dat onmogelijk vereenzelvigd kan worden met de echtelieden Jan Pepercoren en Johanna Herdinck uit Asse. KB, II-6527 fol. 108: Jan Pepercoren, sone q. Jans, in houwelyck met Margarethe vanden Driele – acta 20 jul. 1509.

61Genealogische verbanden

Ongetwijfeld hebben in de toewijzing van het meierschap ook secun-daire factoren in het voordeel van de kleine patriciërsfamilie meege-speeld, niet in het minst de vriendschapsbanden met de heren tot Asse. Het geslacht Van Droogenbroeck voert tevens een relatief gunstige huwelijkspolitiek, waardoor zij niet enkel verwant worden aan de dorpsadel van Asse en Sint-Martens-Bodegem, maar ook met andere ambtsgenoten, in het bijzonder de meiers van de schepenbank van de abdij van Affl igem. De complexe familieverbanden brengen hier en daar zelfs tekenen van nepotisme en economische collusie aan het licht.Merkwaardig is de begunstiging van de ambachtelijke kwaliteiten van goudsmid-juwelier-muntmeester Peter van Droogenbroeck en dit dan nog vanuit de naar het graafschap Holland uitgeweken hofhouding van de zo goed als gezagsloze hertog Jan IV van Brabant. Het ver-baast trouwens dat Peter van Droogenbroeck spijts zijn ambachtelijk beroepsprofi el niet minder dan zeven jaar zonder noemenswaardige moeilijkheden het meierschap van Asse heeft weten uit te oefenen. Dit uitzonderlijk geval kan misschien een bijdrage leveren tot het debat over de doelmatigheid van een fi nancieel instrument bij de toewijzing van een rechterlijke functie. Ofschoon juridische bekwaamheidscriteria tijdens de 15de eeuw niet blijken te prevaleren bij het verwerven van een gerechtelijk ambt (noch in de ammanie, noch in de meierij), doen een aantal telgen uit het As-sese meiersgeslacht zich niettemin opvallen met een degelijke scholing. Dit geldt alvast voor meier Jan van Droogenbroeck, die aan de univer-siteit van Keulen studeerde, en meier Adriaan van Droogenbroeck die te Leuven de artes succesvol beëindigde. Opvallend is ook het aantal geestelijken dat de familie heeft geleverd, waarbij in het bijzonder de abdij van Affl igem in de gunst viel. De vele geestelijken binnen het relatief kleine familieverband heeft ongelukkig genoeg de kansen op een omvangrijk nageslacht gehypothekeerd. Dit komt in extreme mate tot uiting met de kinderloze laatste telg uit het meiergeslacht, Adriaan van Droogenbroeck. De opportuniteiten voor creatieve genealogen om een afstamming te ambiëren van de hier besproken patriciërsfamilie zijn dan ook zeer gering. Er bestaat ons inziens slechts een theoretische mogelijkheid om nakomelingschap te ontdekken via Willem van Droogenbroeck, alias Willem Drossate (cit. 1448-1469), zoon van meier Jan van Droogenbroeck, evenals het buitenechtelijke kind Jan van Droogenbroeck (° 1478).

62 Eigen Schoon en De Brabander, jg. 94, 2011