Prefiguraties, aanwezigheid en ontwikkeling van het Nederlandstalig protestantisme Situatie in enige...

26
Prefiguraties, aanwezigheid en ontwikkeling van het Nederlandstalig protestantisme Situatie in enige Vlaams-Brabantse steden (16 de eeuw) PREFIGURATIES - 1

Transcript of Prefiguraties, aanwezigheid en ontwikkeling van het Nederlandstalig protestantisme Situatie in enige...

Prefiguraties, aanwezigheid en ontwikkeling van het Nederlandstalig protestantisme Situatie in enige Vlaams-Brabantse steden (16de eeuw)

PREFIGURATIES - �1

De Reformatie heeft in de Zuidelijke Nederlanden het demografisch, cultuurhistorisch, economisch en religieus landschap grondig gewijzigd. Meesterlijk tekent Louis Paul Boon 1

deze veranderingen in Het geuzenboek. Dit werk is het derde deel van een trilogie over de 2

sociale ontwikkelingen in Aalst en Vlaanderen en beschrijft het epos van de bos- en watergeuzen die in de zestiende eeuw in Holland en in Vlaanderen strijden tegen de tirannie van de Spanjaarden en hun inquisitie. Boon schetst een spectaculair beeld van de zestiende eeuw en plaatst ze in een origineel bezield verband. Zijn werk getuigt niet van wetenschappelijke originaliteit, eerder van tendentieuze geschiedschrijving. Toch verdient hij alle eer met zijn poging om een onbekend en vergeten stukje Vlaams verleden bloot te leggen. Zijn conclusie die is vervat in de majestueuze slotwoorden, laat weinig aan de 3

verbeelding over: “En Vlaanderen was overwonnen en stierf, en alle geuzen waren er uitgeroeid, amen en uit”. 4

In dit artikel schets ik enkele aspecten van de evolutie van het protestantisme tijdens de door Boon zo meesterlijk beschreven bruisende zestiende eeuw. Ik spits mijn aandacht hierbij in het bijzonder toe op de antecedenten en enkele facetten van het verloop van de

Weinig voor de hand liggend was het om de territoriale omschrijving van dit artikel te bepalen. We hebben ons 1

daarom beperkt tot wat thans Vlaams-Brabant heet, om historische redenen Brussel inbegrepen.

L. P. Boon, Het Geuzenboek, Amsterdam 1979.2

Het Geuzenboek is een prachtig voorbeeld van identitaire geschiedschrijving, hoewel ik hier meteen aan toevoeg dat 3

(kerk)geschiedenis bedrijven zonder rekening te houden met de socio-economische problemen onmogelijk is. De existentiële en ideologische motivatie tot het schrijven van Boons monument van sociale geschiedschrijving is echter té manifest. Anders gezegd: “Le regard porté par le chercheur modifie la réalité qu’il élabore pour l’étudier”, maar het moet binnen te verantwoorden grenzen blijven. (Hubert Bost, Théologie et Histoire Au croisement des discours, Genève 1999, 11). Boons verhaal dient gelezen tegen de achtergrond van een ideologisch socialistisch discours. De eerste sporen van gelijkaardige ideologische geschiedschrijving ontwaren we in de Belgische geschiedschrijving al in het antiklerikale liberalisme van de negentiende eeuw. Het religieuze wordt ook daar naar de achtergrond verdrongen, ten koste van het primaat van de sociale en politieke structuren. Toch is Boons benadering waardevol, in zoverre ze niet alleen een alternatief voor de Vlaams-katholieke beoordeling van de zestiende eeuw in de Lage landen biedt, maar ook heeft gediend als kritische correctie voor de Nederlandse-protestantse visie op deze periode. En dat is geen geringe verdienste. De evolutie in de opvattingen over het protestantisme en de opstand der Nederlanden vangt aan in volksliedjes, martyrologia, gedenkschriften en later kronieken. (o.a. Crespin en Van Braght). Literaire werken van Guy de Brès, Marnix van St. Aldegonde, Willem van Nassau e.a. vulden ze aan. Daarna volgden de memoires en in de zeventiende eeuw de kronieken. In de 18de eeuw namen auteurs als Voltaire, Schiller, Goethe en Charles de Coster de fakkel over. In de 19de eeuw kwam de liberale en republikeinse gedachte op de voorgrond en na 1960 concentreerde de ene stroming zich op sociaal-economisch onderzoek met aandacht voor de levensomstandigheden van het stadsproletariaat en een andere stroming legde de klemtoon op de strijd tegen de bureaucratisering en het koninklijk absolutisme. Pas vrij laat traden historici in het licht die een verband legden tussen sociaal-historische elementen en religieuze spanningen. A. Goosens, ‘De religieuze politiek van Karel V en Philips II: kritiek en verdediging’, De grote mythen uit de geschiedenis van België, Vlaanderen en Wallonië, (A. Morelli red.), Berchem 1996, 95-106.

L. P. Boon (noot 2), 705.4

PREFIGURATIES - �2

Reformatie in Nederlandstalig Brabant en enige Vlaams-Brabantse steden, waarbij tevens enkele tot op heden onderbelichte aspecten van de voor-reformatorische geschiedenis naar voor worden gehaald.

De herontdekking van de anabaptistenDe geschiedenis van het protestantisme in Brabant in de zestiende eeuw is reeds eerder in een aantal monografieën, verspreide artikelen en ongepubliceerde dissertaties beschreven. Ik vat samen en wijs op een paar onderbelichte aspecten.

Beginnen we alvast met de belangrijke vaststelling dat de Reformatie niet overal en altijd op dezelfde manier is verlopen. Naast de bekende calvinisten en lutheranen, waren aanvankelijk ook de doopsgezinden in de Zuidelijke Nederlanden actief. Toch brak pas een halve eeuw geleden het besef door dat de geschiedenis van de wederdopers of anabaptisten een plaats in de geschiedschrijving van de Reformatie verdient. A.L.E. 5

Verheyden heeft aan het einde van de vijftiger jaren hierop als eerste gewezen: “Het gaat bijgevolg niet meer op”, schrijft hij, “nog langer over de zestiende-eeuwse hervorming te handelen zonder de geschiedenis van de doopsgezinde broederschap een ruime plaats toe te kennen”. J. Decavele en G. Marnef zullen in dat spoor verdergaan en de 6

doopsgezinden in hun onderzoek naar de geschiedenis van de Reformatie in Vlaanderen en Antwerpen verwerken. Eerstgenoemde wijst op de relatie tussen de Gentse rederijkersspelen in 1539 en het feit dat deze stad een groot aantal wederdopers in haar rangen telde in de voorafgaande jaren. En Marnef besteedt ruime aandacht aan de 7

ondergrondse gemeenschappen en het anabaptisme in Antwerpen. 8

Niet enkel signaleert men in de zestiende eeuw de aanwezigheid van veel protestanten in de Zuidelijke Nederlanden, men constateert onder de doopsgezinden ook het ontstaan van een eigen autochtone theologie, sterk beïnvloed door de Noord-Nederlandse doopsgezinde broeders. S. Voolstra merkt echter over hen op: “Opvallend blijft dat het 9

M. Blok, ‘Religious Text as a bridge to pluralism: The Epistemology of Flemish Anabaptist Martyr’s Literature’, onuitgegeven 5

doctoraat verhandeling, Universitaire Faculteit voor Protestantse Godgeleerdheid te Brussel (UFPG), nr. 53, juni 2000, 10.

A.L.E. Verheyden, Geschiedenis der Doopsgezinden in de Zuidelijke Nederlanden in de XVIde eeuw, Brussel 1959, 6.6

J. Decavele, De dageraad van de Reformatie in Vlaanderen, 1550-1565, vol. 1, Brussel 1975, 230. Guy Liagre, ‘De 7

Reformatietijd te Geraardsbergen in de XVIde eeuw’, Vereniging voor de Geschiedenis van het Belgisch Protestantisme (verder: VGBP),Bulletin VIII-10 (1981), 271-272.

G. Marnef, Antwerp in the Age of Reformation: Underground Protestantism in a Commercial Metropolis 1550-1577, 8

Baltimore/London 1996.

M. Reimer-Blok, ‘The Theology of the Flemisch Anabaptists, VGBP VII-10 (1979), 303-312. 9

PREFIGURATIES - �3

juist steeds weer de Vlamingen zijn geweest die open stonden voor theologische reflectie op het menniste (doopsgezinde G.L.) geloof. Ze waren ook intellectueel het best toegerust om tegenstanders weerwoord te geven...”. De kerkhistorica M. Blok heeft in haar 10

doctorale dissertatie gewezen op het feit dat de Vlaamse anabaptisten zich aanvankelijk zonder veel lawaai of opstand van het roomse juk bevrijdden. Juist dat onopvallende 11

karakter heeft ertoe geleid dat ze in de schaduw van de beeldenstormers zijn komen te staan en de facto een beetje vergeten zijn geraakt. In haar studie herstelt Blok hen in ere. In de conclusies vestigt ze er de aandacht op dat zowel het anabaptisme als het later verschijnende gestructureerde calvinisme niet uit het niets verschenen zijn, maar intellectueel en emotioneel werden voorbereid door tal van bewegingen die het terrein effenden: de “Broeders des Gemenen Leven”, het humanisme en de ontwikkeling en groei van de sacramentariërs. Men kan met andere woorden in de Reformatie van de 12

zestiende eeuw niet spreken van een eenvormige beweging met duidelijk afgebakende grenzen. De Reformatie krijgt vorm in “troebele wateren”, d.w.z. in een pluriforme ontwikkeling die pas retrospectief zal worden overschaduwd door de dominantie van het calvinisme. De belangrijkste voorwaarde voor een juist verstaan van de doopsgezinde beweging is het inzicht dat het hier om een hervorming van onderop gaat. Dat wijzigt 13

grondig het beeld dat we tot nu toe van deze belangrijke scharnierperiode in de Westerse geschiedenis hebben gehad. De wederdoperij was in tegenstelling tot bijvoorbeeld het latere calvinisme, geen importartikel maar een product van eigen bodem met de Zuidelijke provincies als zwaartepunt. De boekdrukkunst en het gewijzigde intellectuele en geestelijke klimaat lagen aan haar basis. R.R. Post merkt op: “Voor de devote ziel waren er talrijke ascetische boeken in omloop, welke stof boden voor overweging een geestelijke lezing. Zeer vele van deze boeken zijn in handschrift, vaak met miniaturen versierd, overgeleverd”. Deze werken die vaak werden gelezen in de scholen, vormden de “bestsellers” uit die tijd en bewijzen door hun ruime bekendheid dat de ascetische literatuur bij aanvang van de zestiende eeuw vrij algemeen verspreid was. Meer dan 14

fragmentarisch kan de beschrijving van de historie van de Belgische doopsgezinden die

S. Voolstra, Het Woord is vlees geworden, Amsterdam 1982, 76.10

G. Liagre, ‘Een nieuwe kijk op de geschiedenis van de wederdopers’ INFO Maandblad van de Verenigde Protestantse 11

kerk in België, 9 (2000), 13-14.

M. Blok (noot 5), 69-91.12

M.E.H.N. Mout, ‘Spiritualisten in de Nederlandse reformatie van de zestiende eeuw’, Bijdragen en mededelingen 13

betreffende de Geschiedenis der Nederlanden, 111 (1996), 297-313.

R.R. Post, Kerkelijke verhoudingen in Nederland voor de Reformatie van ong. 1500 tot ong. 1580, Utrecht/Antwerpen 1954, 14

458.

PREFIGURATIES - �4

begint rond 1530 en zijn terminus ad quem vindt in 1640 echter nooit worden. Daarvoor 15

ontbreken gezien hun orale cultuur (omdat het een basisbeweging was), de bronnen. 16

Bovendien vertroebelt de huidige natuur van het sterk intern verdeelde anabaptisme nog meer het onderzoek doordat het de identificatie van doopsgezinde groepen temidden van het bonte palet van religieuze strekkingen en stromingen bij de aanvang van de zestiende eeuw bemoeilijkt. Slechts enkele hoofdlijnen en achtergronden kunnen worden 17

aangegeven.

Voorlopers van het anabaptismeDe geschiedenis van het protestantisme in Vlaanderen en van de anabaptisten in het bijzonder, voltrekt zich langs grillige wegen. Om te beginnen stelt zich de vraag waar men moet inzetten. Het meest logische lijkt daarbij de zestiende eeuw te zijn. Toch hebben we 18

aangetoond dat de antecedenten van de Reformatie – in het bijzonder van de doopsgezinde beweging – veel verder terug liggen. Het protestantisme is het product van een evolutie die onderhuids al eeuwen bezig was. De spanningen die dat oproept laten zich al veel eerder in een aantal incidenten aflezen.

TanchelijnEen fraai voorbeeld is dat van Tanchelijn, die nog in 1958 Harry Mulisch inspireerde tot een toneelstuk tégen alle rationalisme en alle “redelijke” godsdienst en ook in 1989 in de roman De man die van nergens kwam van Hubert Lampo wordt opgevoerd. Tanchelijn was een lekenprediker die al in de twaalfde eeuw in Zeeland, Vlaanderen en het gebied van Antwerpen diepe indruk op het volk maakte door zijn kritiek op de Kerk, de kerkelijke leringen en de geestelijkheid. Van een georganiseerde beweging is in die tijd echter nog geen sprake. Het speculatief element is nog gering en de nadruk valt bijna uitsluitend op

K. Vos, ‘De doopsgezinden in Antwerpen in de zestiende eeuw’, Bulletin de la Commission Royale d’Histoire de Belgique, 15

LXXXIV (1920), 312.

M. Blok (noot 5), 92.16

Er tekenen zich thans wereldwijd twee stromingen af. Er zijn doopsgezinden (mennonieten) met een sterke 17

historisch verankering, en er zijn doopsgezinden die eerder de evangelische stroming - meestal gekenmerkt door een groot wantrouwen jegens de geschiedenis - aanhangen. Y. Bizeul, ‘Le rapport à l’histoire des réformés évangéliques et des mennonites’, L’Identité protestante – Etude de la minorité protestante de France, Paris 1991, 94-97.

W. Willems, ‘Van de Reformatie tot heden’, P.M. Bouman (red.), Een andere weg – Protestanten in de Vlaamse 18

samenleving, , Amstelveen 1986, 23-32.

PREFIGURATIES - �5

het actief-morele. Zijn moralistisch rigorisme is echter niet gering. Hij is vurig 19

pausgezind maar anti-keizerlijk. Hij verspreidt in Antwerpen een leer die de tegenwoordigheid van Christus in het sacrament van het altaar loochent en het volk tot ongehoorzaamheid tegen zijn bisschoppen en priesters aanzet. Hij verwijt hen de paus te 20

verloochenen. Tanchelijn identificeert zich volgens de kerkhistoricus J.N. Bakhuizen van de Brink in zijn apostolisch ijverende persoonlijkheid zo met Christus en met de Heilige Geest, dat zijn moralistisch rigorisme uiteindelijk in het tegendeel omslaat.

In hoeverre de tekening van Tanchelijns denken en ketterijen juist is kan nu uiteraard nog moeilijk worden uitgemaakt. Zijn geschriften zijn vernietigd en wij bezitten alleen de beschuldigingen en het beschuldigend materiaal van de tegenpartij, dat niet altijd het meest objectieve blijkt te zijn. Toch valt er nog iets van zijn invloed af te lezen aan de materiële relicten die we op enkele plaatsen in Vlaanderen nog aantreffen. Die invloed is niet gering, want kennelijk zo groot dat de heilige Norbertus veel moeite heeft om zijn Brabantse volgelingen tot het christelijk (katholiek) geloof terug te brengen. Voor de prediking van Norbertus kan hij echter geen stand houden. Op de vlucht over de 21

Zeeuwse stromen wordt Tanchelijn uiteindelijk in 1115 gedood. In de kerk van de Norbertijnen van Averbode vallen de sporen van deze strijd nog te ontdekken. Uit de periode rond 1518 is een kromstaf bewaard met aan de top de heilige Norbertus die de eucharistische beker in de hand houdt, terwijl hij aan de ene kant de duivel en aan de andere kant Tanchelijn onder de voet houdt. Dit beeld suggereert een duidelijk verband tussen de eucharistie en Tanchelijns ketterij. Ook in de prachtige contra-reformatorische kerk van het Norbertijnenklooster te Grimbergen (thans parochiekerk) leeft zijn gedachtenis voort onder de vorm van een houten beeld in het preekgestoelte. Norbertus staat zegevierend met de kelk van de eucharistie in de hand en houdt Tanchelijn hierbij stevig onder de voet. Diens kreet, vooral de discussie rond de inhoud en de betekenis van de eucharistie, is één van de vele signalen dat er onderhuids in Vlaanderen op het moment dat de Reformatie doorbreekt al meerdere eeuwen iets aan de hand is.

J.N. Bakhuizen van den Brink en J. Lindeboom, Handboek der kerkgeschiedenis, vol. 1, ’s Gravenhage 1943, 238-239.19

P. Fredericq, Corpus Institutionis haereticae privatatis Neerlandicae, vol. 1, Gent 1889-1906, 22. 20

Verwijzend naar de eerste kloosterstichting van Norbertus in het Noord-Franse Prémontré worden de norbertijnen 21

ook wel premonstratenzers genoemd.

PREFIGURATIES - �6

De Broeders des Gemene LevenIn welke mate en op welke wijze er doorheen de geschiedenis lijnen te trekken vallen die uiteindelijk uitmonden in de wereldwijde hervormingsbeweging van het protestantisme is blijkens de vorige paragraaf niet geheel duidelijk. Causale verbanden vallen in de geschiedenis gemakkelijk aan te tonen, maar moeilijker te bewijzen. In elk geval is het te simplistisch om de Reformatie alleen of zelfs ook maar voornamelijk aan Luther toe te schrijven. Het (kerk)historisch onderzoek heeft het inzicht verdiept in het uitermate ingewikkeld complex van godsdienstige, kerkelijke, culturele, sociale en politieke oorzaken, die met elkaar het “uitbreken” van de Reformatie hebben voorbereid en bevorderd. Het gevaar is echter dat men oppervlakkige gelijkenissen op 22

onwetenschappelijke en dus onverantwoorde wijze in causale verbanden vertaalt. De mogelijke reformatorische prefiguraties die we aangeven kunnen nooit meer zijn dan probeersels, gemaakt op basis van achteraf beschouwd intentioneel gelijklopende religieuze of maatschappelijke protestbewegingen. Historici hebben bepaalde verbanden verondersteld, maar er moet nog veel werk worden verricht om de ontwikkeling van het voor-reformatorische denken in de Lage landen bijvoorbeeld theologisch (de reformatie is ook een theologische beweging) te retraceren. 23

Onder de factoren die een rol hebben gespeeld in de verspreiding van de reformatie vallen te noemen: de kerkelijke 22

wantoestanden; het groeiend zelfbewustzijn van volkeren; nationalisme; autonomiestreven; vorstenbelangen; andere politieke factoren; economische situatie; boekdrukkunst. A.E. Mc. Grath, Johannes Calvijn – Verlicht hervormer of vormgever van een orthodox keurslijf?, Baarn 1994, 13-34.

R.R. Post (noot 14) 485. Ook de geschiedenis van de begijnhoven plaatst ons voor vragen, o.a. naar het verband met 23

de Albigenzen. Robert Collinet, La Réformation en Belgique au XVIme Siècle, Bruxelles 1959, 10. Ik ga hier niet diep in op de methodologische problematiek, maar wil om mijn standpunt duidelijk te maken (zie ook noot 3) nog onderstaande opmerking kwijt. De existentiële impuls die iemand aanzet om aan geschiedschrijving te doen is vaak bepalend voor zijn of haar resultaten. Ik heb persoonlijk vanuit een aanvankelijk theologische, later aangevuld door een wijsgerige, vooropleiding de problematiek van de geschiedenis opgepakt. Het spreekt vanzelf dat dit het geheel van de geschiedenis in een ander epistemologisch kader plaatst dan de historicus die vanuit de mentaliteitsgeschiedenis - of zoals Boon vanuit een bepaalde ideologie - de geschiedenis beschouwt. Ik meen dat geschiedenis niet “is”, maar “wordt gemaakt”. Het komt er vooral op aan dat de onderzoeker zich hiervan voldoende bewust is en beseft dat zijn specifieke kijk op de werkelijkheid deze wijzigt en in een welbepaalde zin interpreteert. De gedachte dat de niet-gelovige historicus bij de bestudering van de Reformatie a-priori objectiever is dan de gelovige kerkhistoricus, verwerp ik. Beiden, gelovige theoloog-historicus en niet-gelovige historicus, hebben gezien hun achtergrond, vorming en kennis toegang tot andere mentale beelden en socio-politieke, economische en geesteshistorische factoren die hun helpen om met meer finesse onderliggende en door de ander misschien nooit bevroede ethische, theologische en godsdienstige gedragingen en uitlatingen in kaart te brengen. Het weze echter ook duidelijk dat zij nooit zonder elkaar kunnen! De theoloog put uit het reservoir van door anderen ontwikkelde historische kennis en de historicus van de Reformatie put uit de door de theologen blootgelegde theologische inzichten. In die geest heb ik ook deze bijdrage geschreven.

PREFIGURATIES - �7

In deze context stelt ook de aanwezigheid van de Broeders des Gemene Leven, waarvan Erasmus de invloed heeft ondergaan, ons voor een aantal vragen. Uit deze 24

beweging die de godsdiensttwisten in de zestiende eeuw niet overleeft ontstaat de aan Thomas à Kempis toegeschreven Imitatio Christi. Het boek wordt op korte tijd razend 25

populair en dat zal tot op vandaag zo blijven. Meer dan negentig vertalingen en 26

vierduizend uitgaven van dit werk, dat ca. 1420 in de publiciteit komt en vanaf 1427 als één boek circuleert, zijn thans bekend. Het boekje is feitelijk een samenvatting van 4 traktaten: “Vermaningen, nuttig tot het geestelijk leven”; “Opwekking tot innerlijkheid”; “Het boek der innerlijke vertroosting” en tenslotte “Devote opwekking tot de heilige communie”. Of ze alle vier van de hand van Thomas à Kempis zijn is twijfelachtig. In elk geval wordt hem de eindredactie toegewezen. 27

Opvallend in dit devotionele werk is de sterke, bijna exclusieve accentuering van de ik-God (de mens-God) verhouding. Het accent ligt op een zeer sterk innerlijk gerichte spiritualiteit, wat meteen ook de reden is waarom het in de loop van de latere geschiedenis meermaals wordt afgewezen. Calvijn velt bijvoorbeeld vanuit het bijbels realisme dat zijn Reformatie kenmerkt een scherp oordeel over de Duitse vertaling. Maar ondertussen oefent het werk op de doopsgezinden een grote aantrekkingskracht uit. Het moet volgens Cornelis Krahn dan ook in gedachten worden gehouden wanneer de achtergronden van de doopsgezinde traditie ter sprake komen. De Broeders des Gemene 28

Leven hebben in vijftiende eeuw in België in elk geval zeven huizen, in Antwerpen, Leuven, Brussel, Luik, Geraardsbergen en Gent. In Brussel schenkt de Brusselse patriciër 29

Filips van Heetvelde hun in 1422 een huis in de Putteriewijk. Daar vestigen zij zich vanaf 1449. Het kapittel van St. Goedele legt hun in 1460 een statuut op, dat hun aantal tot 20

M. Blok (noot 5), 72-76. ‘Over hun werkelijk belang is veel geredetwist’, aldus R. Jacobs, Brussel, de geschiedenis van een 24

stad, Brugge, z.j., 126. Erasmus wordt door M. Blok op theologische gronden beschouwd als de enige echte doopsgezinde uit zijn tijd. M. Blok (noot 5), 75.

Het klooster Agnietenberg bij Zwolle waar Thomas à Kempis verblijf hield, behoorde tot het Windesheimer kapittel. 25

In zijn bloeitijd omvatte het kapittel van Windesheim bijna 100 kloosters, van waaruit in de vijftiende eeuw vaak reformaties van kloosters elders geschiedden.

De term ‘Moderne Devotie’ wordt algemeen op naam gezet van de zeer bekwame Jan Busch, een augustijner koorheer 26

van de congregatie van Windesheim en tevens geschiedschrijver van de Windesheimer congregatie. J. Acquoy, Het klooster te Windesheim, Amsterdam 1968, 289-328.

S. van der Linde, ‘Thomas à Kempis’, Christelijke encyclopedie, vol 4, Kampen 1957, 187-188. Geboren in Kempen, op ca 27

vijftien kilometer van Venlo, in het hertogdom Gelder, komt deze als jongen van ongeveer twaalf jaar naar Deventer om er zijn voorbereidende studie te doen, waarna hij intreedt als novice bij de koorheren van het klooster Agnietenberg bij Zwolle.

C. Krahn, Dutch Anabaptism – Origigin, Spread, Life and Thought (1450-1600), Den Haag 1968, 23.28

E. Persoons, ‘De Broeders van het gemene Leven in België’, Ons Geestelijk Erf 43 (1969), 3-30.29

PREFIGURATIES - �8

beperkt en hen toelaat handschriften te kopiëren. Rond 1480 verhuizen ze naar de St. Gorikswijk. Voor de latere hervorming is vooral van belang dat ze de boekdrukkunst in Brussel introduceren in 1476. In 1515 krijgen ze de toelating van het scholaster van het kapittel van St. Goedele om spraakkunst, logica en muziek te onderwijzen. Het belangrijkste huis was echter gelegen in St. Maartensdal in de buurt van Leuven. In 1433 30

wordt een verzoek naar Deventer verzonden met de vraag om enkele broeders daarheen te zenden, wat dan ook gebeurt. De broeders in Leuven houden zich zowel bezig met het kopiëren van manuscripten als met het onderwijs. Ze doen wat men vandaag de studentenpastoraal zou noemen. R. Jacobs beschrijft hen met het gezegde “dat ze geen tafelspringers waren zoals de militante bedelmonniken”. Ze streefden naar een verinnerlijking van het geestelijk leven, wars van alle uiterlijke schijn. Deze beweging overlapt later gedeeltelijk met het opkomende lutheranisme. Dat is vooral met het oog op de Leuvense situatie van belang, omdat daar een klooster wordt gesticht dat aansluiting vindt bij dat van Windesheim. De Broeders blijven weliswaar katholiek, maar M. Blok 31

toont aan dat ze als voorbereiding voor latere hervormingsbewegingen niet onderschat mogen worden. 32

De sacramentariërs Hoewel ook de sacramentariërs geen duidelijk af te bakenen stroming vormen en ze daarom soms met het anachronisme “evangelicalen” worden aangeduid, ziet Blok ze als tussenschakel tussen de Moderne Devotie enerzijds en de anabaptistische beweging anderzijds. Vanaf 1510 zijn berichten bekend over de afwijzing van het misoffer en de leer van de transsubstantiatie in het bijzonder. In de vijftiende eeuw horen we al van 33

verwerping van de transsubstantiatie in Leuven. Buiten de lutherse leer om worden er 34

W. Lourdaux, Moderne Devotie en Christelijk Humanisme. De geschiedenis van Sint-Maarten te Leuven van 1433 tot het 30

einde der XVIde eeuw, Leuven 1967.

De congregatie van Windesheim komt in 1395 tot stand. Als voorbeeld dient het klooster Eemstein bij Dordrecht, dat 31

weer teruggaat op het klooster van Ruusbroec, Groenendaal bij Brussel. De inwijding van de kerk te Windesheim vindt op 17 oktober 1387 plaats. Spoedig komt het klooster tot grote bloei dankzij prior Johannes Vos van Heusden, die van 1391 tot 1424 zijn taak vervult. Het klooster te Windesheim zal ca. 1580 ten tijde van de contra-reformatie te gronde gaan.

M. Blok (noot 5), 75.32

M. Blok (noot 5), 78-80. De transsubstantiatie is de wezensverandering die bij de eucharistie plaatsvindt bij de 33

verandering van brood en wijn in het lichaam en bloed van Christus, door de woorden van de consecratie volgens het dogma van de rooms-katholieke en Grieks-katholieke Kerk.

K. Vos (noot 15), 313. 34

PREFIGURATIES - �9

in Brussel tussen 1500 en 1518 door de magistraat verschillende processen behandeld van “ketters” die de sacramenten negeren. Tot vier maal toe wordt het doodvonnis uitgesproken: drie worden volgens A. Verheyden verbrand en één onthoofd. Ook de 35

eerste Brusselse martelaren verklaren in 1523 dat het lichaam van Christus niet wordt geofferd maar dat men slechts deelachtig wordt aan zijn herinnering. Na 1530 gaan de 36

sacramentariërs voor een goed deel in de anabaptisten op.

De eerste martelaren in BrusselDe kennis omtrent de Reformatie in Brussel is vrij beperkt. Volgens J. Briels blijft het Brussels protestantisme de hele 16de eeuw door sterk op Antwerpen georiënteerd, en is het in sterke mate van deze stad afhankelijk. Opvallend is verder dat de magistraat van 37

Brussel geen enkel doodvonnis schijnt te hebben uitgesproken tegen zijn eigen poorters. De martelaars waren volgens Briels waarschijnlijk allen uit andere steden afkomstig. Een 38

belangrijke stap in de geschiedenis van de Reformatie wordt gezet bij de verbranding van

A.L.E. Verheyden (noot 6), 53.35

De geschiedenis der martelaren stelt ons voor een probleem dat door H. Boudin in de titel van één van zijn artikelen 36

bondig wordt samengevat: ‘Les martyriologues protestants de la Réforme. Instruments de propagande ou documents de témoignage?’, Sainteté et martyre dans les religions de livre (J. Marx (red.), Bruxelles 1989, 67-75. Verder: L. E. Halkin, ‘Les martyrologues et la critique’, Mélanges historiques offerts à Jean Meyhoffer, Lausanne 1952, 52-70. J.-F. Gilmont, ‘Histoire des martyrs’, Geschiedenis en Ideologie, Liber Amicorum dr. Hugh R. Boudin, Brussel 1993, 117-126. Met de leer van het avondmaal of de eucharistie tijdens de reformatie betreden we een terrein vol voetangels en klemmen dat wordt besproken in W. Willems, Is is IS? Apologeticum scriptum van Maarten de Kleyne na een dispuut rondom het ‘Nachtmaal des Heren’ met Joachim Westphal in Hamburg anno 1554, onuitgegeven doctoraatsverhandeling, nr. 36, Universitaire Faculteit voor Protestantse Godgeleerdheid Brussel, 1993.

J. Briels, Zuid-Nederlanders in de Republiek 1572-1630 een demografische en cultuurhistorische studie, St. Niklaas 1985, 37

67-68.

Idem, 52.38

PREFIGURATIES - �10

de eerste martelaren op de Grote Markt, de Vlamingen Voes en Van Esschen. Ook hun 39

geschiedenis vangt aan in Antwerpen. Jacobus Praepositus wordt daar in 1519 prior van het augustijnenklooster en predikt fel tegen de aflaathandel, op dat moment in de koopstad Antwerpen een echte geldzwendel. In de loop van december 1521 doen die protesten Praepositus in de kerker belanden. Daartoe gedwongen herroept hij in 1522 in het openbaar in de St. Goedelekerk in Brussel waaraan op dat moment niet minder dan 100 geestelijken verbonden zijn, zijn dwalingen. Hij wordt in vrijheid gesteld maar 40

begint opnieuw tegen de aflaat te prediken en wordt dus weer gearresteerd. Ditmaal weet hij echter te ontvluchten en hij gaat regelrecht naar Luther in Wittenberg. In 1524 wordt 41

hij predikant in Bremen waar hij na een ambt van 38 jaar in 1562 overlijdt. Ondertussen is in Antwerpen zijn protest tegen de aflaatzwendel bij het kerkvolk echter zeer in de smaak gevallen. Italiaanse kooplieden gebruiken de priesters om hun koopwaar, de aflaten, aan te prijzen. Praepositus wordt als prior opgevolgd door Hendrik van Zutphen die aan zijn vervolgers weet te ontsnappen doordat hij wordt bevrijd door de volksmenigte. Na Praepositus en Van Zutphen wordt Lambertus Thoren prior. Tezamen met Hendrik Voes en Johannes Van Esschen wordt hij op 6 oktober 1522 gevangen genomen en naar Brussel

Aan de gevel van het broodhuis herinnert een plaquette aan deze episode. P. de Ridder, Brussel, Geschiedenis van een 39

Brabantse stad, Gent 1991, 30. ‘De eerste martelaren waren Vlamingen’, E. Pichal, De Geschiedenis van het protestantisme in Vlaanderen, Antwerpen 1973, 19-28. Ter gedachtenis van de Eerste Martelaren voor de Hervorming. Hendrik Voes en Jan Van Esschen om hun Evangelisch geloof levend verbrand op de Groote Markt te Brussel, den 1en juli 1523. De Herdenking op juli 1923, Brussel 1923. De gedachtenis van Voes en Van Esschen wordt door de protestanten later in ere gehouden. In december 1922 maakt het blad Le Lien ter voorbereiding van de lustrumfestiviteiten enkele maanden later, melding van de overhandiging van een glasraam voorstellende het offer van de eerste martelaren van de hervorming aan de Brusselse burgemeester Adolphe Max. ‘Nouvelles diverses’, Le Lien 1922 (jg 2 nr. 7), 1-4. Adresse des églises protestantes de Belgique à l’occasion du 4me centenaire de la mort des deux premiers témoins e la foi protestante en Belgique Henri Voes et Jean Van Esschen1er juillet 1523-1er juillet 1923. (Boodschap overgemaakt aan burgemeester Adolphe Max). De vrijzinnige predikant ds. P. Teissonnière schrijft naar aanleiding van de herdenkingsfeesten een open brief aan deze burgemeester waarin hij suggereert om ook katholieke vertegenwoordigers uit te nodigen. P. Teissonnière, ‘Lettre ouverte au bourgemestre A. Max’, L’Indépendance belge 1923 (29 06 1923).Verslagen van deze herdenking zijn o.a. naast de verslagen in interne protestantse publicaties te vinden in Het Christelijk Volksblad 1923 (09 06 1923), 2 en (23 06 1923), 1-3. P. Hymans, ‘Deux martirs’ en E. Hoyois ‘Une commémoration’ Le Soir 1923 (26 06 1923 en 30 06 1923); A. Rey, ‘Un centenaire protestant’, La Flandre libérale 1923 (27 06 1923). ‘Henri Voes et Jean Van Esschen’, La dernière Heure 1923 (01 07 1923). In 1823 werd in de hervormde kerk in Den Bosch al een eenvoudige gedenkplaat aangebracht ter herinnering aan de marteldood van deze twee jonge Vlamingen. In 1923 ontwierp de Zwitserse kunstenaar Louis Rivier een gebrandschilderd raam dat nog steeds kan worden bewonderd in Doornik en dat werd afgedrukt op de voorkaft van boek van E. Pichal.

P. de Ridder, Sint-Goedele geschiedenis van een monument, Brussel 1992, 21.40

Wittenberg aan de Elbe in Duitsland ontvangt in 1502 door keurvorst Frederik van Saksen een universiteit, ingericht 41

naar het voorbeeld van Tübingen. Tot haar hoogleraren behoort Johannes van Staupitz en al spoedig ook Maarten Luther door wie de universiteit tot grote bloei komt. Naast hem doceert sedert 1518 Melanchton het Grieks. Deze laatste wordt de leider van het christelijk humanisme dat veel heeft betekend voor het schoolwezen in Duitsland. Ook Karlstadt doceert een tijdlang in Wittenberg. In 1540 zijn er in Wittenberg (ondertussen overgegaan tot de reformatie) 2300 studenten. De crypto-calvinisten zwaaien er na de dood van Luther een tijdje de plak, maar worden na 1592 opgevolgd door de orthodoxe lutheranen. De universiteit wordt in 1817 verenigd met die van Halle.

PREFIGURATIES - �11

gebracht. Daar worden de mannen door Leuvense inquisiteurs verhoord. Prior Lambert Thoren wordt opgesloten in de Steenpoort, waarvan de laatste restanten in de buurt van de Rollebeekstraat-Trapstraat-Keizerlaan nog te zien zijn. Zijn reformatorische activiteiten kan hij vanuit de gevangenis voortzetten dankzij de bemiddeling van Antwerpse handelaren en Brusselse burgers, die hem komen opzoeken. Op 19 januari 1524 schrijft Maarten Luther hem een brief met nieuws over de broeders die in Duitsland een veilig onderkomen hebben gevonden. Uiteindelijk sterft hij in de gevangenis, waarschijnlijk door vergiftiging, en wordt op 15 september 1528 onder de galg op de Flotsenberg (nu Hoogtepunt Honderd te Vorst) begraven. Het proces na de arrestatie van de drie nieuw bekeerden duurt negen maanden. Twee van hen worden uiteindelijk op de brandstapel gebracht. Op 1 juni 1523 wordt het vonnis ten uitvoer gebracht. Volgens de beschrijvingen duurt de uitvoering van het vonnis vier uur, dus afschuwelijk lang. Het gevolgde ritueel is ons overgeleverd: eerst kwam de clerus aan de beurt om de beschuldigden te ontwijden. Ze werden van priesters tot leken gedegradeerd. Lambrecht Thoren vroeg onder druk van de inquisiteurs tijd om nog even na te denken en herriep. Voes en Van Esschen hielden kordaat stand en omringd door twee biechtvaders die er bleven op aandringen dat ze zouden herroepen, werden ze naar de brandstapel geleid. Na van hun hemd te zijn ontdaan werden ze met touwen aan elkaar gebonden. Om de marteling te verscherpen werd een half uur gewacht alvorens het hout in brand gestoken werd. Hun terechtstelling maakte diepe indruk op alle aanwezigen. Wanneer hij van die marteldood hoort schrijft Luther een “Open brief aan de christenen van Nederland” en hij dicht ter hunner ere een lied, waarvan de strofen in het Nederlands luiden:

Een nieuw gezang, wij heffen 't aan,Het klimt tot God de HereWij zingen wat God heef t gedaan,Tot Zijne lof en ere.Te Brussel, in Zuid-NederlandHeeft Hij er twee verkoren,Twee knapen, rood en rozenrood,Om van Zijn macht, zo goed, zo groot,De wereld te doen horen.

Hun as gloeit voort en laat niet af,Maar stuift van land tot lande,Hier helpt geen kloof, geen groef, geen graf,

PREFIGURATIES - �12

De vijand baart zij schande.Zij, die bij 't leven, door de moord,Tot zwijgen zijn gedwongen,Zij spreken thans in ieder oordEn door veel duizend tongen,Wordt blij hun lof gezongen.42

Verdere evolutie tot 1566In datzelfde jaar 1523 wordt ook Jan Severins uit Holland aangehouden. Hij wordt verbannen en al zijn goederen alsmede die van zijn vrouw worden verbeurd verklaard. 43

In 1527, het jaar waarin de overheid ruim 60 vonnissen uitspreekt, worden door ongeveer 75 nieuwgezinden lutherse samenkomsten bijgewoond. Men komt onder andere bij 44

elkaar in het huis van een zekere Nicolaas van der Elst. Op 27 juli 1534 wordt nogmaals een leidende figuur naar de brandstapel gevoerd: Isebrand Schol. Reeds tweemaal is hij 45

aangehouden en weer vrijgelaten, maar deze keer is het vonnis onverbiddelijk. Ook later worden nog aanhangers van het nieuwe geloof naar de brandstapel gebracht of ter dood veroordeeld. De in het Frans als “rue de l’Amigo” benoemde Vruntstraat (vriend = amigo) achter het stadhuis, herinnert aan het huis van bewaring waarin veel hervormden werden opgesloten vooraleer te worden berecht. Weinigen worden achteraf weer vrijgelaten, maar sommigen ontspringen toch de dodendans. Onder hen bevindt zich de vertaler van het Nieuwe Testament in het Spaans, Francisco Enzinas. Geboren in Burgos (Spanje) in 1520 sterft hij amper 32 jaar later in Straatsburg. In Leuven komt hij met de geschriften van Luther en Melanchton in contact en trekt in 1541 naar Wittenberg. Zijn in 1543 uitgegeven Spaanse vertaling van het Nieuwe Testament draagt hij op aan niemand minder dan Karel V. Hij weet uit de Brusselse gevangenis te ontsnappen en het is uiteindelijk Luthers ambtsbroeder en humanist Melanchton die hem aanraadt om zijn gevangenschap en bevrijding op schrift te stellen. In deze jaren is er naast lutheranen ook sprake van de reeds genoemde doopsgezinden en vanaf 1543 van calvinisten. Wat die eerste groep betreft vertoeft een ijverig propagandist van de doperse gedachte, de

Vertaling in: E. Pichal (noot 39), 27. H.R. Boudin, ‘Het Lutheranisme in België in heden en verleden’, (G. Liagre red.), 42

Perspectief op de Oeucumene, Schetsen en studies aangeboden aan dr. G.J. Lindijer, Brussel 1996, 29-36. een alternatieve vertaling is te vinden in P. Fredericq, ‘Het getal van de Nederlandsche martelaars der 16de eeuw’, VGBP, VI-5 (1975), 162.

A.L.E. Verheyden (noot 6), 53.43

Hun namen (van de veroordeelden) worden vermeld in Idem, 54.44

Idem, 55.45

PREFIGURATIES - �13

Nederlandstalige Cornelis van Valconisse, tussen 1533 en 1534 in de hoofdstad. Wat deze figuur vooral interessant maakt is dat hij enkele keren persoonlijk contact heeft met de Noord-Nederlandse Jan van Leiden, boegbeeld van antisociale wederdoperij die in Duitsland totaal uit de hand loopt. 46

J. Briels onderstreept in zijn studie over de Zuid-Nederlandse immigratie het intellectuele karakter van de hoofdstedelijke (Brusselse) hervorming. Ze wordt voornamelijk samengesteld door geestelijken, kunstenaars en intellectuelen. In de jaren 1550 komen zowel een Waalse als een Nederlandse calvinistische gemeente tot stand. Interessant is dat in de periode waarin de Raad van Beroerte in actie treedt en de druk op de protestanten toeneemt, de doopsgezinde gemeenschap haar grootste bloei kent. Naar de redenen hiervoor is het gissen, maar dat niet alleen religieuze motieven een rol spelen is zeker. Wouter van Stoelwijck ziet zich bijvoorbeeld genoodzaakt om te ontkennen dat sommigen uit winstbejag tot de broederschap toetreden, wat (leert ons een retorische lezing van historische teksten) betekent dat velen in die tijd deze opvatting dus waren toegedaan. Stoelwijk voelt er niets voor om op grond van een dergelijke verdachte sympathie een ruimere recrutering van broeders en zusters door te voeren. Verheyden merkt terecht op dat dit wel ondubbelzinnig impliceert dat er dus voldoende rijkdom in deze kringen aanwezig was. De wederdoperij slaat kennelijk ook in de hogere regionen 47

van de kleinstedelijke samenleving aan. Opmerkingen als van Th. Stevens, een rooms-katholiek geschiedschrijver die de magistraat laat optreden tegen “les anabaptistes communistes et autres bandits” en van de protestant Valkhoff die in 1953 de anabaptisten nog als “communistes ou bolcheviks du XVIe siècle” bestempelde, moeten definitief naar vergeethoek worden verwezen. De verdienste van o.a. M. Blok schuilt er in ter 48

ondersteunig van A. Verheyden te hebben aangetoond dat een veralgemening van de Munsterse levensbeschouwing de broederschap te onrechte de faam heeft bezorgd de armen als enig recruteringsveld te kennen. De sociale conditie van haar leden dient men 49

historisch uit te breiden tot alle lagen van de zestiende eeuwse maatschappij. Hagenpreken worden er rond Brussel voor het eerst gehouden enkele weken voor het

uitbreken van de beeldenstorm, vanaf 14 juni 1566. Onderzoek heeft ondertussen uitgewezen dat er dan ongeveer 5000 protestanten moeten geweest zijn.

Idem, 56.46

Idem, 57. Een brand heeft het archief van de hoofdstad alsmede van Vilvoorde geteisterd waardoor zeer veel 47

informatie over de ontwikkelingen binnen de doopsgezinde gemeenschap in die jaren verloren is gegaan.

A. Verheyden ‘Doopsgezindheid “Het protestantisme van de armen”?’, VGBP, Bulletin VI-4 1975, 125-131.48

Een belangrijk contingent Brabantse mennisten neemt onder druk van de omstandigheden in 1550-1551 de wijk naar 49

de noordelijke Nederlanden, waar ze alras een afgebakende groep vormen. Dat probleem laat ik verder rusten.

PREFIGURATIES - �14

Franciscus Junius in BrusselIn de huidige Karmelietenstraat, gelegen aan de Kleine Zavel, vindt in april 1566 (de preciese datum is onzeker) een belangrijke gebeurtenis plaats. Op de plaats waar zich 50

momenteel de Albertkazerne bevindt stond vroeger het huis Culenborg. Daar klinkt voor het eerst de strijdkreet van de Belgische protestanten: “Leve de geus!”. Op deze plaats wordt door een dozijn edelen, nadat dominee Franciscus Junius een gebed heeft uitgesproken, een verzoekschrift opgesteld. De rol van Franciscus Junius hierin is mogelijk eerder marginaal geweest, maar toch is zijn naam tot op heden blijven voortleven. De op dat moment 21 jaar oude en uit Bourges in Frankrijk afkomstige predikant, van nature bemiddelaar en vredestichter, wordt als opgejaagd hagenprediker op het moment zelf overstemd door het gebulder van de dogmatische en kerkelijke stormen. B.A. Venemans heeft in zijn proefschrift een goed portret van deze prediker nagelaten. Hij beschrijft Junius als iemand die na een tijdlang door de studie van Cicero’s geschriften atheïst te zijn geweest, het geloof door de overdenking van de Johannesproloog herontdekt. In maart 1562, hij is dan 17 jaar oud, trekt hij naar het 51

Calvinistische Genève om er - zeer tegen de zin van zijn vader - letteren (d.i. in die tijd hetzelfde als theologie) te studeren. Tijdens zijn studie komt hij in contact met de 52

predikanten Jean Crespin en Stephanus Mermier. Die zijn naar Genève afgezakt om er een voorganger voor de Franstalige gemeente in Antwerpen (waar op dat moment naar schatting al 16.000 protestanten zijn) te zoeken. En zo komt Junius na zijn studie als Franstalig predikant in Antwerpen terecht, op een moment dat in de stad het vreugdevuur in de pan slaat omdat de Spaanse vloot naar Portugal vertrekt. Men wil er de bruid voor Alexander Farnese, de enige zoon van de landvoogdes Margaretha van Parma, ophalen. Er heerst ook vreugde om de - naar men meent geslaagde - missie van graaf van Egmont. Die heeft op zich genomen om als afgezant van de Raad van State aan de koning in Madrid te vragen verandering in het bestuur te brengen. Hij verzoekt haar de Staten-Generaal bijeen te roepen en vrijheid van geloof en godsdienst af te kondigen. De ijdele Egmont wordt door de koning met eerbewijzen overstelpt, maar heeft niet door

B.A. Venemans spreekt zelfs van november, maar verwisselt twee gebeurtenissen. B.A. Venemans, Franciscus Junius 50

en zijn Eirenicum de Pace Ecclesieae Catholicae,Leiden 1977, 17.

Idem, 11.51

Idem, 12-15.52

PREFIGURATIES - �15

dat hij gepaaid en bedrogen wordt met nietszeggende woorden. Vanuit Antwerpen 53

bezoekt Junius ook Nederlandstalige gemeenten. o.a. in Brussel. En zo komt hij terecht in het huis Culenborg.

Leve de geus!‘Geuzen’ is de scheldnaam die in Brussel van in het midden van de zestiende eeuw aan de protestanten werd gegeven en tijdens de bijeenkomst in het huis van Floris van Palland, Graaf van Culemborg, is ontstaan. In april 1566 zijn een dozijn edelen daar samen om een smeekschrift aan de landvoogdes Margaretha van Parma op te stellen. Ze beraadslaagden hoe binnen- en buitenlandse hulp in te roepen tegen de woeste en barbaarse tirannie van de inquisitie. Meer dan duizend edelen ondertekenden het verzoekschrift, waarna het door driehonderd onder hen aan de landvoogdes Margaretha van Parma werd aangeboden. Begin april 1566 begeven ze zich in optocht van het huis Culenborg naar het paleis van de landvoogdes. Bij het overhandigen van het smeekschrift zou één der raadgevers aan Margaretha hebben gezegd: “Weest u niet bevreesd, mevrouw, het zijn maar geuzen”. Kort na de overhandiging vond op 8 april 1566 een groot banket plaats. Tijdens deze maaltijd citeerde Hendrik de Brederode deze woorden waarna hij zich een bedeltas om de hals hing en uit een houten nap dronk uitroepend: “Ik heb op de gezondheid van de geuzen gedronken! Leve de geus!” Later werd als herinnering aan deze belangrijke episode uit de vaderlandse geschiedenis op de kazernemuur een gedenkplaat aangebracht. Links van de derde poort vinden we de tekst: “Hier stond in de XVIde eeuw het huis van Culemborg waar den 6den april 1566 de Geuzen een gastmaal hielden. De Bloedraad deed het in 1568 tot de grond afbreken om de verdedigers der gewetensvrijheid te schandvlekken. Om hun gedachtenis te eren heeft het (op dat moment liberaal-maçonnieke G.L.) gemeentebestuur besloten deze gedenksteen te plaatsen in 1884.” Op deze gedenkplaat bevindt zich ook het teken van de geuzen: de halve maan, de nap en de bedelzak, alsook de verenigde handen. Ook vindt men er drie van hun lijfspreuken: “Liever Turx dan Pausch”; “Jusques à porter la besace” (tot het dragen van de bedeltas), “Libertas Vita Carior” (de vrijheid dierbaarder dan het leven). Op 28 mei 1568 liet de hertog van Alva het huis Culemborg met de grond gelijk maken om daarna ten teken van zuivering de plek met zout te bestrooien. Hij liet er een zuil oprichten met de volgende inscriptie: “Onder de regering van Philips II, de zeer katholieke koning van Spanje, liet Ferdinand Alvarez de Toledo, hertog van Alva, landvoogd der Nederlanden,

R. Fruin, ‘Het voorspel van den tachtigjarigen oorlog’, Verspreide Geschriften, ’s Gravenhage 1900 I, 353-357.53

PREFIGURATIES - �16

het huis dat op deze plaats stond tot de grond afbreken, omdat er werd samengezworen tegen de katholieke kerk en zijne majesteit, in het jaar 1568”. De geuzenpenning 54

herinnert de protestanten aan deze pijnlijke episode van het eedverbond der edelen. Dat 55

deze gebeurtenis in het Belgische protestantse historische besef tot op vandaag een belangrijke rol is blijven spelen, bleek onder andere nog bij de stichting van de Protestantse Kerk in België in 1969. Ter gelegenheid van een hem door koning Boudewijn verleende audiëntie op het koninklijk paleis, overhandigde de toenmalige synodevoorzitter, dr. A.J. Pieters, aan zijn zijne Majesteit een Geuzenpenning. Ook later 56

verzorgde het Protestants Documentatiecentrum (ProDoc) nog enkele met de geuzenpenning versierde uitgaven. In de loop van de negentiende eeuw werd de geuzenthematiek door liberale geschiedschrijvers weer opgediept en het geuzenblazoen in seculiere zin opgepoetst. Het geuzenmotief zal zo in de loop van de negentiende eeuw in geseculariseerde vorm ook buiten de protestantse kring opduiken als drijfveer en grond van legitimatie voor de vrijheidsstrijd van vrijdenkers en vrijmetselaars tegen de machtsaanspraken van de rooms-katholieke kerk. Ook in die betekenis is het geuzenmotief tot op vandaag blijven verder leven. Enkele jaren na de aanbieding van de Geuzenpenning aan de koning, werd het geuzenmotief in het zegel van de maçonnieke Vrije Universiteit te Brussel opgenomen…57

E. Pichal (noot 39), 87-93. Een protestantse wandeling door Brussel, folder uitgegeven door de Nederlandstalige 54

protestantse kerken in de Brusselse regio, Brussel 1979. Door de plaats met zout te bestrooien grijpt Alva terug op een gebruik dat o.a. in Richteren 9 vers 45 al wordt beschreven. Abimèlech strijdt volgens deze passage tegen Sichem, verwoest de stad en doodt al haar inwoners. Vervolgens breekt hij haar af en bestrooit de puinhopen met zout. Waarom? In de bijbel heet woest land ook soms ‘zout land’, daarom wordt het met zout bestrooien van de puinhopen in verband gebracht met de uiterste verwoesting en met de veroordeling om voortaan onbebouwd te blijven. Alva stelt een teken dat het gesloopte geuzengebouw nimmer zal herrijzen en zuivert meteen ook de plaats waar het had gestaan van alle demonische machten (de dopeling werd vroeger als vorm van exorcisme zout op de tong gelegd).

E.M. Braekman, Les Médailles des Gueux et leurs résurgences modernes, Bruxelles 1972. 55

E.M. Braekman en A.J. Pieters, ‘Remise d’une replique en or de la médaille des Gueux à sa majesté le Roi Baudouin’, 56

BSHPB, V/5 (1969), 146-147. ‘ProDoc en haar Numismatische uitgaven A.M.B.R.E.’, J. Temmerman, Van Reveil tot Liberaal Protestantisme, Geschiedenis van de Protestantse Brabantdamkerk te Gent tijdens de 19de eeuw, Brussel 1996, 197-198.

“Toen de raad van beheer van de VUB zich moest uitspreken over het door mij voorgestelde embleem van de VUB – 57

het schild met de bedelzak van de Geuzen, het oranje-blanje-bleu van de Princenvlag en de oude leuze Scientia (ablatief!) vincere tenebras deed een zeer ‘linkse’ vertegenwoordiger van de studenten een tegenvoorstel. Hij liet een ontwerp circuleren met – zwart op wit – de gebalde vuist van Che Guevara en de marxisten. Het bleef zijn eigen stem”. A. Gerlo, Noch hoveling noch gunsteling – een levensverhaal, Kapellen 1989, 181.

PREFIGURATIES - �17

De beeldenstorm van 1566

De beeldenstorm die enkele maanden later uitbreekt, bekleedt een zeer belangrijke plaats in vulgariserende werken en schoolboeken. Over deze feiten werd de afgelopen eeuwen in vlammende betogen, kronieken en memoires heel wat geschreven. De woorden waarmee deze gebeurtenissen worden beschreven zijn meestal dezelfde: er is sprake van heiligschennis, barbarij, fanatisme. De beeldenstormers vernielden om het woeste plezier ervan. Dit beeld is maar ten dele correct, want tendentieus en ingegeven door de plaatselijke situatie in de Zuidelijke Nederlanden. Vanaf mei 1566 vindt er inderdaad ook in Zuid-West Vlaanderen een verheviging van het aantal hagenpreken plaats en in de zomer van 1566 keren heel wat vluchtelingen en predikanten weer naar huis. De taal van 58

de geloofsverkondigers wordt echter grimmiger. Ze eisen een bestaansrecht op voor het calvinisme, dat volgens de gematigden naast het katholicisme moet kunnen bestaan en volgens de radicalen in plaats van het katholicisme dient te komen. Het succes van de hagenpreken mondt uiteindelijk uit in een hysterische uitbarsting van geweld die de geschiedenis is ingegaan als de beeldenstorm. Toeval of niet, maar het begin van de brekerij wordt ingeluid in Steenvoorde op de feestdag van de heilige Laurentius. Op 15 59

augustus, weer een roomse feestdag, raast de verwoestende storm in alle hevigheid verder over de ambachten van Belle en Cassel om uiteindelijk ook andere steden in Vlaanderen en in de Noordelijke Nederlanden aan te tasten. Uit angst dat de zaak compleet uit de hand loopt, staat Margareta van Parma op 23 augustus een voorlopige en zeer beperkte godsdienstvrijheid toe aan de nieuwgezinden. Niet overal zal het echter zo een vaart lopen. In Zwitserland wordt in bepaalde onder de invloed van de Reformatie staande cantons een verordening afgekondigd, die voorziet dat bepaalde beelden na de sluiting van de kerken verwijderd kunnen worden. Op de meeste plaatsen worden de schenkers van votiefstukken in de gelegenheid gesteld om hun goederen te recupereren, op voorwaarde dat ze er geen publiek gebruik meer van maken. Overigens gaat de Reformatie in haar verwijdering van beelden op veel plaatsen zeer selectief te werk. Sommige beelden worden gespaard, andere beelden worden weggehaald of vernietigd. 60

Van bosgeuzen tot beeldenstorm – De Geuzen in het zeventiende-eeuwse Westkwartier, Cultuurhistorische brochures 58

provincie West-Vlaanderen, z.j. (Deze brochure bevat voorstellen voor historische wandel- en fietstochten in het Westkwartier)

Laurentius is een diaken te Rome die op 10 augustus 258, drie dagen na Sixtus II, de marteldood sterft onder keizer 59

Valerianus. Een overlevering zegt dat hij, gevraagd naar de schatten van de gemeente, wees op de armen van de kerk. Reeds vroeg is Laurentius in de oude kerk vereerd. Eén der zeven hoofdkerken van Rome heet San Lorenzo fuori le mura (S.L. buiten de muren).

B. Reymond, Le protestantisme et les images- Pour en finir avec quelques clichés, Genève 1999, 11-28.60

PREFIGURATIES - �18

In de regel sneuvelen de driedimensionale beelden, terwijl de tweedimensionale kunst blijft bestaan of zelfs nog wordt verbeterd: Rembrandt en Lucas Granach zijn kinderen van de Reformatie en de eerste geïllustreerde bijbels zien in protestantse kring het levenslicht.

Alva en zijn BloedraadBij de komst van Alva (1567-1573) vluchten veel Brusselaars de stad uit. Vermoedelijk rond 5 september 1567 richt hij de Raad van beroerten op, met als eerste bedoeling om de onruststokers van 1566 op te sporen en te berechten. Een ware vloedgolf van vonnissen en executies volgt. Een gedeelte van hen die in Brussel zijn gebleven wordt in 1568 gevangen genomen en 114 worden in 1569 terechtgesteld. Overigens moet men met die cijfers voorzichtig omspringen: de meeste visies uit die tijd zijn de neerslag van de angsten en van het fanatisme van tijdgenoten en hierdoor niet altijd accuraat. Later zal de kritiek 61

zich vooral richten op Alva’s repressiemiddel, eerder dan op zijn persoonlijkheid. In die geest blijft ook de nagedachtenis van Lamoraal, graaf van Egmont en Philips de Montmorency, graaf van Hoorne levend. Ze worden op 5 juni 1568 op de Brusselse Grote Markt onthoofd. Egmont brengt zijn laatste nacht door in het broodhuis, recht tegenover het stadhuis. Hoorne zal de laatste uren van zijn leven aftellen in “de Engel”, vier huizen 62

verder. Het slot van de kroniek die hun einde vertelt luidt: “Egmont en Hoorne worden geprezen als helden en verdedigers van het vaderland en zijn de ongelukkige slachtoffers van de hertog”. De negentiende eeuw trekt deze lijn door en het negatieve cliché over 63

Alva en de zijnen wordt wijdverspreid door de liberalen, meer bepaald ter gelegenheid

A. Goosens, ‘De religieuze politiek van Karel V en Philips II: kritiek en verdediging’, De grote mythen uit de geschiedenis 61

van België, Vlaanderen en Wallonië, (A. Morelli red.), Berchem 1996,102-105.

Een protestantse wandeling door Brussel, folder uitgegeven door de Nederlandstalige protestantse gemeenten in de 62

Brusselse regio, 1979. (De tijdsduur van deze wandeling zonder bezichtigingen is ongeveer 1 uur.) De figuur van Lamoraal van Egmont stond sinds de Reformatie regelmatig in de belangstelling. Vierhonderd jaar na zijn executie werden in 1968 diverse manifestaties op touw gezet, waarvan achteraf kan beweerd worden dat ze in feite voor de zoveelste maal de confrontatie van bewonderaars en tegenstrevers van genoemde historische personaliteit tot stand hebben gebracht. H. van Nuffel bundelde bij deze gelegenheid de uiteenlopende appreciaties uit de 20ste eeuw in een voortreffelijk overzicht. H. van Nuffel, ‘De figuur van Egmont vierhonderd jaar na zijn terechtstelling’, VGBP V-3 (1968), 73-79. A. Verheyden, ‘Het geval Egmont’, VGBP VI-1 (1974), 23-31. E.M. Braekman, ‘Le comte de Hornes, un martyr méconnu’, VGBP VII-7 (1978), 215-227.

In Nieuwkerke (Heuvelland) prijkt op de voorgevel van het vroegere gemeentehuis het wapenschild van Egmont, 63

Heer van Nieuwkerke.

PREFIGURATIES - �19

van de herdenking van de pacificatie van Gent in 1876. De twee edelen worden sinds de 64

zeventiende eeuw geprezen als patriottische helden en verdedigers van de vrijheid tegen de Spaanse onderdrukker. Hun beeld wordt in de achttiende eeuw definitief vastgelegd en via schoolboekjes gepopulariseerd. Ze worden op 5 juni 1568 in Brussel op bevel van Filips II geëxecuteerd. Het populaire beeld van hen, dat aanvankelijk unaniem positief was, verandert vanaf de tweede helft van de 19e eeuw. Charles de Coster schildert hen in 1869 niet meer zo vleiend als Goethe en Schiller dat een eeuw eerder had gedaan. In de negentiende eeuw wordt ter nagedachtenis van Egmont en Hoorne een monument opgericht dat aanvankelijk onder het burgemeesterschap van Jules Aspach op de Grote Markt staat. Aan het einde van de negentiende eeuw krijgt het bij de herinrichting van de kleine Zavel daar een plaats.

Het calvinisme in Brussel na 1566Wat het calvinisme betreft, dat bestaat in Brussel omstreeks 1572 in georganiseerde vorm. Vanaf 1575 wordt er openbaar vergaderd. Tijdens de calvinistische republiek, van 1577 tot 1585, worden de kerkgebouwen van de stad met inbegrip van de St. Goedelekathedraal gebruikt voor de protestantse eredienst. En wat in het kader van dit artikel belangrijk is: er wordt in het Nederlands gepredikt. De veel minder talrijke Franstalige protestanten houden hun erediensten aanvankelijk in de Nassaukapel en daarna in de Magdalenakerk aan de voet van de Kunstberg. In 1578 signaleert men zelfs een gebrek aan predikanten, maar het tij keert snel. Hoewel: terwijl de protestanten langzaam uit de stad beginnen weg te trekken, zijn er in 1583 nog steeds zes dominees in Brussel werkzaam. Eén van hen is Petrus Plancius die vermeldt dat er eind 1582 op zondag elf predicaties worden gehouden, die allen goed worden bezocht. Ook de lutheranen hebben in 1581 in Brussel een gemeente. Die wordt heftig bestreden door de calvinisten, die in hen grotere vijanden zien dan de “papisten”. Vanaf 1581 komt de exodus uit de stad definitief op gang. Op 10 maart 1585 volgt de protestantse zwanenzang. De stad capituleert voor de Spanjaarden en honderden protestanten trekken naar het buitenland. Men zal ze later terugvinden in Frankenthal, Keulen, Aken, Holland en Zeeland. De stad blijft door deze uittocht nog jarenlang in armoede gedompeld, zodat op 21 maart 1591 zelfs wordt gesproken over ontvolking en de hiermee gepaard gaande grote daling van de prijzen van het onroerend goed. Toch is het protestantisme nog niet geheel uitgeroeid. In 1591 is er volgens sommige

G. Liagre, ‘Philips van Marnix heer van Sint Aldegonde en het protestants-liberaal antiklerikalisme in de 64

negentiende eeuw’, Analecta Bruxellensia, Jaarboek van de Universitaire Faculteit voor Protestantse Godgeleerdheid te Brussel, nr. 4, 1999, 172-201.

PREFIGURATIES - �20

bronnen nog steeds sprake van ketterse bijeenkomsten in de herberg t’Vleugsken, net buiten de Lakense poort.

Philips van Marnix heer van St. Aldegonde In één van de huizen in de buurt van de huidige Koninklijke bibliotheek wordt in 1539 Philips van Marnix heer van St. Aldegonde geboren. Niet in het hoekhuis van het 65

museumstraatje zoals wel eens wordt beweerd, omdat dit huis pas in 1548 eigendom wordt van Jacob van Marnix, vader van Philips. De statuur van Marnix gaat de enge 66

grenzen van Vlaams Brabant te buiten. Ook voor hem zal later op 20 juli 1890 op de kleine Zavel te Brussel een standbeeld worden onthuld. Dit plein is aangelegd in de vorm van een antieke urn op een voetstuk, met handvatten en met een hals. Ze symboliseert de as van de martelaren waarop de geschiedenis werd gebouwd. Men treft er beelden aan van de geestesadel en van de intellectuele elite uit de zestiende eeuw. Achteraan in een halve 67

cirkel zien we de beelden van Willem van Oranje, het hoofd gebogen en misnoegd; links Philips van Marnix, een beeld vervaardigd door Paul de Vigne, de blik naar omhoog, verzekerd dat hij zal slagen. Aan zijn voeten liggen grote boeken, die het letterkundige werk van Philips van Marnix moeten uitbeelden. Op die boeken ligt een helm, die de bezoeker aan de militaire carrière van Philips van Marnix moet herinneren. In zijn handen houdt hij een opengeslagen bijbel. Zijn leuze: Repos ailleurs – rust elders.68

Vilvoorde als haard van protestants verzetWe verlaten Brussel en gaan naar Vilvoorde. Vilvoorde neemt in de geschiedenis van het protestantisme in Vlaams Brabant een aparte plaats in. Het kasteel doet in de reformatietijd dienst als gevangenis waar de eerste martelaren van de Reformatie, Jan van Esschen en Hendrik Voes, worden opgesloten. Ze beklimmen zoals reeds geschreven op 1

Over zijn geboortedatum is discussie. De data op het standbeeld van de Kleine Zavel te Brussel zijn waarschijnlijk 65

mis. In plaats van 1538-1593 zou daar moeten staan 1539-1598.

E. Pichal (noot 39), 85.66

E. Trachsel, Brussel Park van de Kleine Zavel, Brussel, z.j. (De beelden van de graven van Egmont en Hoorne stonden 67

aanvankelijk, onder het burgemeesterschap van Jules Anspach, op de Grote Markt). Het geheel is ontworpen door architect H. Beyaert en schilder Xavier Mellery. E. Pichal (noot 39), 97.

Een foto is te vinden in: VGBP, november 1938, 89-99.68

PREFIGURATIES - �21

juli 1523 op de Brusselse Grote Markt de brandstapel. Enkele jaren later wordt de inquisiteur van Leuven er in 1528 nogmaals bij gehaald om een groep gevangen lutheranen aan een scherp verhoor te onderwerpen. De stad blijft zich echter vooral de 69

Engelse bijbelvertaler William Tyndale herinneren. Een monument ter zijner nagedachtenis werd onder impuls van de Trinitarian Bible Society op 20 oktober 1913 ingehuldigd. De man sterft in Vilvoorde de marteldood op 6 oktober 1536. Vermoedelijk 70

is hij enkele tijd daarvoor gearresteerd samen met Thomas Poincts, die evenwel een gelukkiger lot kent: dank zij cipier J. Baers slaagt hij er in de kerker te ontvluchten. De 71

eerste sporen van Lutherse aanwezigheid in Vilvoorde en de eerste aanklachten tegen de bepaalde poorters, gaan terug tot 1523. Zij hielden stand tot bijna 1555. De jonge Lutherse gemeente van Vilvoorde wordt vanuit Brussel geleid en brengt zelfs een spilfiguur voort: Gillis Tieleman. Hij sterft als bezieler en organisator van de eerste lutherse gemeente samen met negen andere voorgangers uiteindelijk de marteldood. Tussen 1530 en 1570 kent Vilvoorde, net als Brussel, ook een doopsgezinde gemeenschap. Sommige leden nemen deel aan het avontuur in Munster en bekopen dat uiteindelijk met de dood. In het voorjaar van 1534 maken enkele doperse heethoofden zich namelijk meester van deze Westfaalse stad. Ze wordt uitgeroepen tot het nieuwe Jeruzalem, waar Christus uit de hemel zal neerdalen om het laatste oordeel te vellen. Maar de stad, gezegend met dikke muren, is ook een bisschopsstad. Na inname door de wederdopers is de bisschop gedwongen tot een beleg. Terwijl ze verschillende aanvallen afslaan voeren ze de ene na de andere spectaculaire maatregel na de andere door: geld en bezit worden afgeschaft, “veelwijverij” wordt doorgevoerd, de kleermaker Jan van Leiden wordt tot koning

A.L.E. Verheyden (noot 6), 54.69

In Gloucestershire wordt in 1866 een eerste gedenkteken voor Tyndale opgericht, op een heuvel 70

niet ver van waar hij zijn jeugd doorbracht. In 1884 krijgt hij een standbeeld in de Engelse hoofdstad, langs de oevers van de Theems in de Embankment Gardens. In Vilvoorde besluit men om het monument op te richten recht tegenover de hoofdkerk, waar Tyndale de marteldood stierf. De initiatiefnemers (te zoeken in de kringen van Engelse Bijbelgenootschappen) krijgen groen licht van de gemeenteraad en op 7 september 1911 krijgt het verzoek de officiële steun van de Engelse kroon. Via de gouverneur van de provincie Brabant geeft de Belgische minister van Buitenlandse zaken Davignon op 22 september 1911 aan het stadsbestuur de toelating om met het project te starten. Op 19 december 1911 geeft het gemeentebestuur groen licht voor het starten van de bouw. Het wordt uiteindelijk op zondag 26 oktober 1913 ingehuldigd, o.a. in aanwezigheid van de latere activistenleider ds. Jan Derk Domela Nieuwenhuis uit Gent. De plechtigheid wordt beschreven in: R. Camphyn, William Tyndale. Het verhaal van de priester uit Wales die omwille van zijn overtuiging in Vilvoorde op de brandstapel werd gezet, Vilvoorde z.j., 158-166. ‘Engels intermezzo’, E. Pichal (noot 39), 35-44.

De literatuur over de veroordeling van Tyndale is overvloedig. O.a.: Brian H. Edwards, God’s Outlaw, The Story of 71

William Tyndale, Grand Rapids 1976, 148-170 (geïllustreerd).

PREFIGURATIES - �22

gekroond en de profetie van de beloofde stad vindt zijn weg naar de Noordelijke Nederlanden. 72

Later, tussen 1560 en 1585 zal ook het calvinisme in Vilvoorde de nodige aanhangers tellen. Er is zelfs sprake van het begin van een calvinistisch bewind dat door verraad van de stadssecretaris wordt verijdeld. Hagenpreken worden gehouden aan de boorden van de Zenne ten zuiden van de stad, en vanuit Mechelen en zelfs vanuit Middelburg komen rondreizende predikanten in Vilvoorde de sacramenten bedienen. Zoals gezegd zal de stad echter niet als religieus centrum, maar als centrum van repressie de geschiedenis ingaan.

Mechelen en de ReformatieOok in de oude hoofdstad van de Nederlanden, Mechelen, vallen tijdens de Reformatie rake klappen. Vanuit Antwerpen komen de eerste ketterse publicaties de stad binnen. 73

Vrij spoedig rollen in Mechelen zelf de eerste geschriften van de persen. Johan Pupper van Goch, die in 1475 als rector van een Mechels augustinessenklooster overlijdt, neemt kennis van de lutherse leer en publiceert een opstel getiteld “Over de Christelijke vrijheid”. Dit is een kernthema in de lutherse reformatie, die hier vrij sterk vertegenwoordigd is. In zijn 74

boekje stelt hij de bijbel boven het kerkelijk leergezag. Ook meent hij dat het monnikkenwezen geen hogere levensvorm is dan het lekenbestaan. Zijn voorbeeld zal spoedig door anderen worden gevolgd. Omstreeks 1525 verschijnen de eerste geschriften van Willem van Zwolle in Mechelen. Hij staat in dienst van Sigbritta Willems, de moeder van de geliefde koning Christiaan II en keert zich in zijn geschriften fel tegen de rooms-katholieke leer. In 1528 verhuist hij, zoals de meesten van zijn lotgenoten, naar de gevangenis in het kasteel van Vilvoorde. Vrijgelaten, wordt hij opnieuw aangehouden maar weigerde hij te herroepen. Als hij na verhoring door Leuvense theologen de roomse leerstellingen en het pauselijk gezag blijft loochenen, wordt hij op 20 oktober 1529 als ketter op de brandstapel gezet. De vrouw van de net vernoemde Deense koning Christiaan II, Elisabeth, was niemand minder dan de zuster van Karel V. Uit hun land verjaagd, hadden ze in de Nederlanden een onderkomen gezocht. Christiaan fungeerde in

Dit epos wordt beschreven in Luc Panhuysen, De beloofde stad, Opkomst en ondergang van het koninkrijk der wederdopers, 72

Antwerpen 2000.

E. van Autenboer, ‘De Hervorming te Mechelen 1566-1585’, Noordgouw XIX-XX (1979-1983), 45-110 en 133-147. Briels, 73

Zuid-Nederlanders in de Republiek 1572-1630, een demografische en cultuurhistorische studie, St. Niklaas 1985, 68-69. C. Vandensavel-Du Meunier, de geschiedenis van het protestantisme te Mechelen, onuitgegeven scriptie, Protestantse Theologische Faculteit te Brussel, 1975.

E. van Autenboer, Het wonderjaar te Mechelen (1566-1567), niet gepubliceerde dissertatie 1943, 19-20.74

PREFIGURATIES - �23

dit deel van de Nederlanden als een soort beschermheer en zo kon in 1524 in Antwerpen een Deense uitgave van het Nieuwe Testament gedrukt worden, door hem zelf gefinancierd. In 1525 volgde de alom bekende Liesfelt bijbel. Er bleek ook in Mechelen dus een vruchtbare voedingsbodem voor de reformatorische invloeden te zijn. De repressie was later navenant. Enkele decennia nadat het protestantisme er was doorgedrongen, beklommen in 1536 Johannes en in 1555 Frans en Nicolaas Thijs op de Grote Markt de brandstapel. Ze hadden, via handelscontacten, in Duitsland kennis gemaakt met de Reformatie en wilden die ook in Mechelen verder uitdragen. Ondertussen was er een geheime lutherse gemeente ontstaan, die spoedig door het calvinisme werd verdrongen. De Mechelse schoenmaker Gaspar van de Heyden werd in 1557 officieel in Antwerpen als calvinistische predikant aangesteld. Hij was een goede vriend van Marnix van Sint Aldegonde en zou later, in oktober 1571, zelfs de synode van Emden voorzitten. Van de in de Zuidelijke Nederlanden zoals hierboven reeds beschreven ruwe beeldenstorm in 1566 is Mechelen, enkele incidenten daargelaten, in de hevigste vorm gespaard gebleven. 16 personen worden wel terechtgesteld en er worden 83 banvonnissen uitgesproken. In dat 75

jaar werd door de graaf van Hoogstraten aan allen vrijheid van godsdienst toegekend. Martinus Smetius, die vroeger pastoor was geweest in Sleidinge, werd prompt als vast predikant naar Mechelen gestuurd. Buiten de stad predikte hij tot 2 februari 1567. Hij eindigde uiteindelijk zijn pastorale loopbaan op 8 februari van dat jaar als gehangene aan een eikenboom. Hagenpreken werden zowel buiten de inmiddels tot zetel van het aartsbisdom uitgeroepen stad als in Bonheiden gehouden. Op 2 oktober 1572 leverden de burgers de stad over aan de Spaanse troepen. De goederen van elders verblijvende Mechelaars werden aangeslagen en bij het in 1574 verleende algemeen pardon kregen de vluchtelingen het bevel om binnen de drie maanden terug te keren. Het aantal dat zich aanmeldde was echter miniem in vergelijking met dat van hen die waren weggetrokken. 76

Een Mechels volkslied in Valerius’ ‘Nederlandtsche gedenck-clanck’ heeft de herinnering aan deze episode bewaard: slechts drie woningen bleven ongeschonden, de rest werd geplunderd of verbrand. Enkele jaren later werd de Pacificatie van Gent ondertekend. 77 78

Ze luidde een periode van relatieve rust in. Relatief, want Mechelen was in deze jaren schouwtoneel van schermutselingen en strijd om het behoud van de godsdienst. De strijd

E. van Autenboer, ‘Bijdragen tot de geschiedenis van de hervorming te Mechelen (tot 1566)’, Handelingen van het 41ste 75

Congres (Mechelen 3-6 sept. 1970) van de federatie van de Kringen voor Oudheidkunde en geschiedenis van België, Mechelen, Vol. I (1971), 70-95.

E. van Autenboer, ‘Het Algemeen pardon van 1574 en Mechelen’, Mechelse bijdragen Tijdschrift van de Mechelse kring 76

voor Oudheidkunde, Geschiedenis en Folklore, II (1949),62-75.

A. Valerius, Nederlantsche gedenck-klanck herdrukt naar de oorspronkelijke uitgaaf van 1626, Amsterdam 1942, 65-66.77

Opstand en Pacificatie in de Lage Landen, Bijdrage tot de studie van de Pacificatie van Gent, Gent 1976.78

PREFIGURATIES - �24

om politieke en economische vrijheid werd gekoppeld aan de strijd om gewetens- en godsdienstvrijheid. Half juni 1577 werd de Mechelse kleermaker Peter Panis ter dood veroordeeld en onthoofd, omdat hij had gepreekt in Bonheiden. Toch waren er in 1578 drie predikanten in Mechelen werkzaam: twee calvinistische en één lutheraan. Een tijdlang had zelfs de beroemde predikant-geograaf P. Plancius er de verantwoordelijkheid voor de protestantse gemeenschap. In 1578 kende Willem van Oranje de kapel van 79

Pitzenburg toe aan de protestanten. Er bestond in die periode, onder leiding van Lieven Massis, opgevolgd door Jacques de la Drève en vanaf 1582 door Michiel Forest, ook een Waalse gemeente die onder de toepasselijke schuilnaam La Meule (de hooimijt) opereerde. Deze kerk leunde nauw aan bij de Franse synode, in tegenstelling tot haar Vlaamse volksgenoten die aangesloten waren bij het Nederlandse protestantisme. In 1580 werd Mechelen bevrijd van de Spanjaarden. Het Mechelse stadsbestuur werd omgezet in een calvinistisch bewind. Het calvinistische bewind zou vijf jaar duren, in welke periode volgens E. van Autenboer van protestantse zijde even meedogenloos werd vervolgd al wie rooms-katholiek was. Nederlandstalige erediensten werden zelfs in de Sint-80

Romboutskathedraal gevierd. Ook Willem van Oranje vierde er, temidden van meer dan duizend gelovigen, meermaals de eredienst. Het protestantisme had echter gezien de explosieve groei te kampen met een nijpend predikantentekort. Vanuit Middelburg werd op verzoek van de Mechelse protestanten hulp aangeboden, maar het calvinistisch bewind hield slechts vijf jaar stand. Op 15 juni 1585 viel voor Mechelen het doek. De protestanten kregen twee jaar tijd om tot de rooms-katholieke kerk terug te keren of hun bezittingen achter te laten en de stad te ontruimen. Velen zijn naar het buitenland vertrokken. Of er in Mechelen na deze datum continu protestanten zijn blijven vergaderen is onbekend. Wel zijn er in de achttiende eeuw sporen teruggevonden van protestantse aanwezigheid, maar dan zijn we al een eeuw later….

Tot slotHet protestantisme in Vlaams Brabant in één artikel beschrijven is uiteraard onmogelijk. Slechts enkele sporen konden worden geduid. Hierbij is opgevallen dat zowel Brussel, Mechelen als Vilvoorde bij de aanvang van de Reformatie in de zestiende eeuw een cruciale rol hebben gespeeld. Belangrijk is de constatering dat de Reformatie niet als één

S.H. Fuite, In een straat genaamd de Rechte. Geschiedenis van de protestantse kerkgemeenschap Mechelen-Noord 1844-1994, 79

Mechelen 1994, 15-29.

E. van Autenboer, ‘Het OLV Gasthuis te Mechelen, tijdens de Calvinistische overheersing (1580-1585)’, Bijdragen tot de 80

geschiedenis bijzonderlijk van het oud Hertogdom Brabant, reeks III VI (1954), 30-36.

PREFIGURATIES - �25

beweging, maar in meerdere golven over Vlaams Brabant heen is gespoeld. De poging om de aanvangen te traceren is mogelijk gebleken, de oorsprongen nagaan bleek echter ingewikkelder. Al in de vijftiende eeuw waren er in Vlaams Brabant bepaalde groepen en mensen actief die de aanzet gaven tot wat later als “de Reformatie” bekend zou worden. In deze Vlaams-Brabantse steden worden na 1517, de aanvang van de Lutherse hervorming, belangrijke stappen gezet in de voortgang van de beweging. De beeldenstorm (1566) die als een orkaan over de Nederlanden woei, blies ook in Vlaams Brabant, al bleef al bij al de schade in een stad als Mechelen redelijk beperkt. Terwijl in de zeventiger jaren van de zestiende eeuw in veel Vlaamse steden de calvinisten het bewind voerden en de meerderheid van de stadsbevolking achter zich hadden, was het Spaanse repressieparaat zo bloedig dat Vlaanderen intellectueel en cultureel, economisch en sociaal werd onthoofd en voor enkele eeuwen zowat doodbloedde. In latere jaren verdwenen de meeste protestantse kernen van de religieuze kaart. In elk geval vallen vandaag nog weinig sporen van een permanente en ononderbroken Vlaamse lijn van de Reformatie tot op heden terug te vinden. Vlaanderen werd speelbal van hoven en vorstendommen, van verdelingen en uitdelingen, tot en met het Nederlandse regime tussen 1815 en 1830. De lange weg daarheen en de gebeurtenissen daarna vallen echter buiten het bestek van deze bijdrage. Ik hoop deze verdere geschiedenis, als zich de gelegenheid voordoet, in een ander artikel verder uit te belichten.

PREFIGURATIES - �26