Post on 27-Jan-2023
ceci n’est pas une pyramide...
Een eeuw Belgisch archeologisch onderzoek in Egypte
PeetersLeuven2012
ceci n’est pas une pyramide… Een eeuw Belgisch archeologisch onderzoek in Egypte
Met bijdragen van:Laurent Bavay, Michèle Broze, Jean-Michel Bruffaerts, Marie-Cécile Bruwier, Wouter Claes, Erhart Graefe, Dirk Huyge, Dimitri Laboury, Luc Limme, Claude Obsomer, René Preys, Ilona Regulski, Inge Uytterhoeven, Philip Van Peer, Pierre M. Vermeersch, Harco Willems, Jean Winand
Coördinatie en eindredactie:Laurent Bavay (ULB), Marie-Cécile Bruwier (Musée royal de Mariemont), Wouter Claes (KMKG), Ingrid De Strooper (Belgische Ambassade in Cairo)
Vertalingen:Laurent Bavay, Raymond Bavay, Marie-Cécile Bruwier, Wouter Claes, Ingrid De Strooper, Liliane El Khoury, Luc Limme, David Lorand, Hugo Stevens, Isabelle Therasse
Grafisch ontwerp en vormgeving:Anja Stoll, Centre de Recherches en Archéologie et Patrimoine (CReA-Patrimoine), Université libre de BruxellesBoekomslag: Nathalie Bloch (CReA-Patrimoine)
Uitgever: Peeters, Bondgenotenlaan 153, 3000 Leuven
ISBN : 978-90-429-2693-6 Wettelijk depot D/2012/0602/83
Dit boek kwam tot stand met de steun van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Voorwoord van de Heer Didier Reynders Vice-Eerste Minister en Minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken 7
Foreword of Dr. Mustafa Amin Secretary General of the Supreme Council of Antiquities, Cairo, Egypt 9
Inleiding van de Heer Bruno Nève de Mévergnies Ambassadeur van België in Cairo 11
Kaart van Egypte 13
Chronologie van het Oude Egypte 15
Van Oude en nieuwe Belgen in Egypte 16
Dirk Huyge Conservator prehistorisch en vroegdynastisch Egypte, Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis
Harco Willems Gewoon hoogleraar aan de Katholieke Universiteit Leuven
Jean Capart, pionier van de Belgische opgravingen in Egypte 20
Jean-Michel Bruffaerts Doctorandus in de geschiedenis
El-Hosh en Qurta: De oudste Egyptische kunst op het spoor 32
Dirk Huyge
Wouter Claes Licentiaat in de archeologie, Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis
Elkab na Capart: Van prehistorische kampeerplaats tot Grieks-Romeinse nederzetting 46
Dirk Huyge
Luc Limme Ereconservator van de Egyptische verzameling van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis
In de entourage van de Farao. Kunst en archeologie in de Thebaanse necropool 62
Laurent Bavay Docent aan de Université libre de Bruxelles
Dimitri Laboury Maître de recherches van het Fonds de la Recherche Scientifique (F.R.S.-FNRS); Docent aan de Université de Liège
Archeologisch onderzoek in Luxor, Assassif (1970-1992) door het Comité voor Belgische Opgravingen in Egypte 80
Erhart Graefe Professor emeritus aan de Westfälische Wilhelms-Universität Münster
De Belgische epigrafische activiteit in de tempel van Karnak 92
Jean Winand Gewoon hoogleraar aan de Université de Liège
Michèle Broze Maître de recherches van het Fonds de la Recherche Scientifique (F.R.S.-FNRS), Université libre de Bruxelles
René Preys Gastdocent aan de Katholieke Universiteit Leuven; Onderwijsverandwoorelijke aan de Facultés universitaires
Notre-Dame de la Paix de Namur
Inhoud
Het epigrafische en archeologische project in de Romeinse tempel van Shanhūr 106
Harco Willems
Het Belgian Middle Egypt Prehistoric Project van de Katholieke Universiteit Leuven 114
Pierre M. Vermeersch Professor emeritus aan de Katholieke Universiteit Leuven; lid van de Klasse der Wetenschappen van de
Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten
Philip Van Peer Professor aan de Katholieke Universiteit Leuven
De opgravingen van de Katholieke Universiteit Leuven in de regio van Dayr al-Barshā 126
Harco Willems
De Hawara 2000 Survey (KU Leuven): Een Fajoemisch necropooldorp in kaart gebracht 148
Inge Uytterhoeven Doctor in de archeologie, Katholieke Universteit Leuven
Memfis (Kom Tuman) 160
Claude Obsomer Professor aan de Université catholique de Louvain en de Facultés universitaires Notre-Dame de la Paix de Namur
De 2de Dynastie: Vergeten en begraven in Saqqara 168
Ilona Regulski Doctor in de egyptologie; Post-doctoraal onderzoeker bij de Alexander-von-Humboldt-Stiftung, Freie Universität Berlin
“Op zoek naar de tempel van Cleopatra”. Opgravingen van het Koninklijk Museum van Mariemont in Alexandrië 178
Marie-Cécile Bruwier Wetenschappelijk directeur van het Musée royal de Mariemont
Het Egyptologisch Genootschap Koningin Elisabeth en het Nederlands-Vlaams Instituut in Cairo 189
Fotoverantwoording 191
Hawara aan de ingang van de Fajoem
De archeologische site van Hawara is gelegen aan de
Fajoem-ingang, ca. 12 km ten oosten van Medinet el-
Fajoem, de antieke gouwhoofdstad Krokodilopolis-
Arsinoe (fig. 2). In de Oudheid stond de plaats bekend
als Hw.t-wr.t, wat in het Grieks als Αὑῆρις (Haueris)
werd weergegeven. Deze oude Egyptische naam leeft
waarschijnlijk verder in het moderne Arabische toponiem
Hawarat el-Maqta, de naam van het dorp 2 km ten zuiden
van de archeologische site.
Hawara ligt aan het einde van de zogenaamde Illahun-
Hawara-engte, waarlangs de Bahr Joessef de Fajoem bin-
nenkomt en de watertoevoer van de semioase al sinds de
Oudheid wordt geregeld. Amenemhat III (ca. 1842-1797
voor Christus), de farao van de 12de Dynastie (Middenrijk)
die belangrijke irrigatie- en drainagewerken liet uitvoeren
in de Fajoem, koos precies deze symbolische plaats uit
als zijn begraafplaats. Ook zijn dochter Neferuptah werd
bijgezet in de grafkamer van de piramide van Hawara
(fig. 3).
Het Labyrint dat de piramiden van Gizeh overtreft…
Na zijn dood werd Amenemhat III onmiddellijk vergod-
delijkt onder de naam Pr-ʿȝ-Mȝʿ.t-Rʿ (‘farao Marres’).
Gedurende de gehele Faraonische Periode en ook later, in
de Ptolemaïsch-Romeinse tijd, toen hij bekend stond als
Πραμαρρῆς (Pramarres), werd de vergoddelijkte farao in
de Fajoem vereerd. Het gebied rondom de piramide van
Amenemhat groeide uit tot een omvangrijke necropool
met graven van overledenen, die zich zo dicht mogelijk bij
de faraogod wilden laten bijzetten.
De funeraire tempel van Amenemhat, die zich net
ten zuiden van de piramide bevond, functioneerde als
hoofdcentrum van zijn cultus, en raakte bekend als het
“Egyptische Labyrint”, waarnaar het toponiem Hw.t-wr.t (“groot bouwwerk”) verwijst. Verschillende antieke
auteurs vermelden dit Labyrint als een indrukwekkend
stenen bouwwerk, dat – afhankelijk van de schrijver –
functioneerde als een groot paleis met centrale admi-
nistratieve en religieuze functies of als graftombe (fig. 4).
Volgens de Griekse geschiedschrijver Herodotus uit de
5de eeuw voor Christus overtrof het Labyrint zelfs de
piramides van Giza (Historiae 2, 148).
De Hawara 2000 Survey (KU Leuven):
Een Fajoemisch necropooldorp in kaart gebracht
Inge Uytterhoeven
Fig. 2. Satellietfoto van de Fajoem met aanduiding van Hawara.
Fig. 1. Zicht op de necropool, het (laat-)Romeinse dorp met basilica en de piramide vanuit het noordwesten.
150 INGE UyTTERHOEVEN
Door deze mythevorming van het “Egyptische
Labyrint” deden al in de Oudheid zelf heel wat belangrijke
bezoekers de site aan. Zo bezocht de Romeinse
senator Lucius Memmius Hawara in 112 voor Christus
(P.Tebt. I 33) en stond het Labyrint in 199-200 na Christus
op het reisprogramma van de Romeinse keizer Septimius
Severus (Historia Augusta, Septimius Severus 17, 4). De
fascinatie voor het Egyptische Labyrint bracht ook in
latere tijden heel wat bezoekers en onderzoekers naar
Hawara.
Terreinwerk in Hawara: van schatgraverij tot
wetenschap
Vanaf het einde van de 18de eeuw werden in Hawara
archeologische campagnes uitgevoerd, waarbij telkens
het onderzoek van het Labyrint centraal stond (1799-
1800: Franse expeditie van Napoleon; 1819: G.B. Belzoni;
tussen 1821 en 1833: J.G. Wilkinson; 1827: J.J. Riffaud).
Later in de 19de eeuw werd ook de piramide bestudeerd
(1839: J.S. Perring). Vervolgens onderzochten K. Lepsius
(1843) en L. Vassali (1862) naast de piramide en het
Labyrint ook de omliggende structuren in leemtichel. Het
was echter pas W.M.F. Petrie die Hawara voor het eerst aan
echt systematisch archeologisch onderzoek onderwierp.
Tijdens drie campagnes in 1888-1889 en 1910-1911 kon
Petrie de piramide identificeren als die van Amenemhat III.
Daarnaast maakte hij de eerste reconstructies van het
Labyrint ten zuiden van de piramide, lokaliseerde hij een
Ptolemaïsch en een Romeins dorp in het noordelijke
gedeelte van de site en bracht hij in de necropool van
Hawara 146 Romeinse portretmummies aan het licht,
naast duizenden andere mummies uit de periode tussen
de 12de Dynastie en de Vroeg-Byzantijnse Tijd (fig. 5).
De Romeinse mummieportretten die Petrie opgroef
hadden een enorme impact op het verdere onderzoek
van de site en zelfs van de gehele Fajoem. Naast papyri
maakten nu ook portretten, evenals vergulde Laat-
Ptolemaïsche en Romeinse mummiemaskers, Hawara
en andere Fajoem-sites bijzonder aantrekkelijk voor
– legale en illegale – opgravers. In 1888 ging Farag op
zoek naar portretten en maskers in Hawara, in 1892
groeven H. Brugsch en R. Von Kaufmann er op, net als
J. von Levetzau en von Niemeyer, en in 1910 volgde
Fig. 3. Zicht op het Labyrint en de piramide vanuit het zuidwesten.
151DE HAWARA 2000 SURvEy (KU LEUVEN) : EEN FAJOEMISCH NECROPOOLDORP IN KAART GEBRACHT
G. Lefèbvre. Na een lange tussenperiode hernam het
Inspectoraat van de Fajoem in de laatste decennia van
de 20ste eeuw de opgravingen in de necropool ten oosten
van de piramide (1968: H. Neseha; 1972: F. Melek en
H. Adib: 1974: M. Balboush; 1982: M. El-Zuyri; 1983:
A. el-Khouli) en in de Labyrintzone in het zuiden (1995
en 2000: A. Al Bazidy). In maart 2000 voerde een team
van de KU Leuven o.l.v. I. Uytterhoeven en W. Clarysse
een archeologische prospectie uit op de site als onderdeel
van een interdisciplinaire doctoraatsstudie over Grieks-
Romeins Hawara. Dit onderzoek kaderde binnen het
onderzoeksproject Historische topografie van de Fajoem in
de Grieks-Romeinse Periode (W. Clarysse). Acht jaar later
trok de Belgische kunstenaar L. De Cordier naar Hawara om
er binnen het kader van zijn Mataha-project het beroemde
Labyrint met geofysische apparatuur te scannen en zo
kunst en wetenschap samen te brengen (samenwerking
met Universiteit Gent en National Research Institute of
Astronomy and Geophysics in Cairo). Ook het Inspectoraat
van de Fajoem bleef tijdens de laatste jaren actief op de
site, o.m. in het Labyrint (fig. 6).
De Hawara 2000 Survey : Hawara in kaart
Hoewel de KU Leuven-studie van Hawara gefocust was op
de Grieks-Romeinse periode, werden tijdens de Hawara
2000 Survey álle oppervlaktestructuren in kaart gebracht.
Op deze manier konden de vroegere veldresultaten van
opgravers zoals Lepsius en Petrie niet alleen getoetst
worden op het terrein, maar ook worden aangevuld
met heel wat nieuwe informatie. Het merendeel van
de bewaarde gebouwtjes werd met een theodoliet
ingemeten, wat resulteerde in het eerste algemene plan
van de archeologische site (fig. 7). Individuele muren
in leemtichel en steen werden in detail geregistreerd,
wat het mogelijk maakte verschillende bouwfasen te
onderscheiden tussen grotere groepen van gebouwen
of binnen eenzelfde constructie (fig. 8). Verder werden
ook kleine oppervlaktevondsten opgetekend en werden
duidelijke architecturale entiteiten gebruikt als basis
voor de systematische inzameling en studie van de
oppervlakteceramiek. Dit ceramiekonderzoek leverde
naast een catalogus van het Hawara-aardewerk, dateringen
op voor zowel grotere deelgebieden van de site als kleinere
eenheden, zoals graven en huizen. Het materiaal dat werd
ingezameld, dateert van de 12de Dynastie rond 1800 voor
Christus tot de 10de eeuw na Christus en overspant dus
een periode van bijna 3000 jaar.
Hawara in de Grieks-Romeinse periode: een totaalbeeld
Naast de archeologische terreingegevens werden bij de
studie van het Grieks-Romeinse verleden van Hawara ook
andere bronnen betrokken. Dankzij de talrijke archeo-
logische data, literaire teksten, inscripties en papyri leent de
site zich uitermate goed voor ‘interdisciplinair’ onderzoek.
Archeologische informatie
Ondanks de eerder beperkte interesse van de 19de-eeuwse
wetenschappers voor Hawara, waarbij de studie van
het Labyrint en de piramide centraal stond, vormt hun
werk toch nog steeds een belangrijke bijdrage voor onze
kennis van de site. Zo is bijvoorbeeld het onderzoek van
Lepsius uit 1843 belangrijk, aangezien het plan dat hij
maakte van de Labyrintzone ten zuiden van de piramide,
verschillende constructies omvat die vandaag de dag
zijn verdwenen. Ten gevolge van natuurlijke en culturele
factoren onderging Hawara door de eeuwen heen ernstige
verstoringen. Zo brachten de – vaak onvoldoende of niet
geregistreerde – opgravingen de site heel wat schade
Fig. 4. Granieten fragmenten van het Labyrint vanuit het noorden.
152 INGE UyTTERHOEVEN
toe, evenals de Bahr Abdullah Wahbi, het kanaal dat in
de 14de eeuw werd aangelegd en het Labyrint ten zuiden
van de piramide in tweeën snijdt (fig. 9). Ook door het
hergebruik van antieke bouwmaterialen, ondermeer
voor de aanleg van een treinspoor in de 19de eeuw, en
door de oprichting van grote hoogspanningspilaren,
werden grote delen van Hawara zwaar beschadigd
(fig. 10). Daarenboven zijn ook de sterk uitbreidende
landbouwvelden een voortdurende dreiging voor de site
en spelen de “sebakh”-activiteiten van de locale boeren,
die de antieke leemtichels hergebruikten als meststof,
een rol. Ondanks deze verstoringen was het mogelijk om
tijdens de Hawara 2000 Survey grotere chronologische
zones af te bakenen op basis van de oppervlakteceramiek.
Literaire bronnen
Hoewel verschillende antieke auteurs, zoals Herodotus,
Diodorus van Sicilië, Strabo en Plinius de Oudere,
melding maken van het “Egyptische Labyrint” dat in
Hawara gelegen was, blijven hun beschrijvingen over het
algemeen heel vaag en geven slechts enkelen van hen
informatie over dit bouwwerk tijdens de Grieks-Romeinse
Periode. De teksten illustreren enkel dat er – minstens
tot in de 2de eeuw na Christus – een imposant stenen
gebouw bestond aan de ingang van de Fajoem, in de buurt
van het Fajoem-meer en de hoofdstad Krokodilopolis-
Arsinoe. Voor de Grieks-Romeinse periode is de meest
interessante beschrijving van het Labyrint te vinden bij
Strabo, waarschijnlijk de enige auteur die de site zelf
bezocht in 25-24 voor Christus. Strabo vermeldt namelijk
een dorp nabij het Labyrint (17, 1, 37). Jammer genoeg
is het niet duidelijk of Strabo’s dorp hetzelfde is als
het dorp Hw.t-wr.t/ Αὑῆρις dat in de papyrologische
bronnen voorkomt.
Opschriften
Uit Hawara zijn Griekse en demotische opschriften
bekend die dateren uit de periode tussen de 3de eeuw
voor Christus (I.Fayum I 37) en de 7de-8ste eeuw na
Christus (SB XVIII 13651). Het grootste gedeelte van deze
inscripties is funerair en omvat stèles, mummielabels
en -windsels die de naam, leeftijd en het beroep van
de overledenen aangeven. Daarnaast zijn er ook wij-
opschriften en ostraka gekend. Een mooi voorbeeld van
een inscriptie die ons informeert over bouwactiviteit op
de site, is een dedicatie op een grote architraafblok uit
Aswan-graniet waarin de naam Cleopatra vermeld wordt
en na 194/193 voor Christus gedateerd kan worden
(I.Fayum I 33). Petrie merkte deze inscriptie al op en tijdens
de Hawara 2000 Survey werd het bouwblok getraceerd
ten noordwesten van de piramide. In de omgeving van
deze architraaf lagen verschillende bouwblokken uit roze
graniet, die sterk lijken op de architecturale fragmenten
in de zone van het Labyrint (fig. 4). Mogelijk verwijst
de inscriptie naar een herbouw- of herstellingsfase van
het Labyrint. Anderzijds kan de bouwblok hergebruikt
zijn in een nieuwe grote Ptolemaïsche constructie ten
noordwesten van de piramide. De huidige ligging van de
architraaf en de omliggende architecturale fragmenten
suggereren daarenboven dat deze bouwblokken later
ingebouwd werden in de 5de-eeuwse basilica die zich in
dezelfde zone bevindt (fig. 1).
Fig. 5. Mummieportret van een man uit Hawara, opgegraven door W.M.F. Petrie.
153DE HAWARA 2000 SURvEy (KU LEUVEN) : EEN FAJOEMISCH NECROPOOLDORP IN KAART GEBRACHT
Papyri
De belangrijkste categorie van geschreven documentatie
voor Hawara wordt gevormd door de demotische, Griekse
en Latijnse literaire en documentaire papyri uit de Grieks-
Romeinse Periode en een aantal Koptische teksten uit de
Byzantijnse occupatiefase van de site.
De ‘Archieven van de necropoolpriesters van Hawara’ zijn
van uitermate belang voor onze kennis van het leven en
werk dat zich afspeelde op de necropool en in het dorp.
Deze archieven bestaan uit 76 demotische en 5 Griekse
documenten uit de periode tussen 365 voor Christus, de
periode van farao Nectanebo (P.Chic.Haw. 1), en 30 voor
Christus, het laatste jaar van de bekende Cleopatra VII
en de Ptolemaïsche Dynastie (P.Ashm.D. 26 en 27).
Deze teksten werden teruggevonden tijdens illegale
opgravingen in 1911 en raakten nadien verspreid over
verschillende collecties (o.a. in Chicago, Oxford, Hamburg,
Kopenhagen, Brussel). De teksten omvatten o.m. huwe-
lijkscontracten, testamenten en verkoopscontracten waar-
mee de eigendomsrechten op huizen en graven in Hawara
en in nabijgelegen dorpen konden worden aangetoond.
Naast deze “Hawara-archieven” zijn ook 16 literaire
en 497 documentaire Griekse papyri uit Hawara gekend,
die een periode tussen de 3de/2de eeuw voor Christus en de
7de eeuw na Christus bestrijken, maar toch grotendeels uit
de Romeinse tijd dateren. Deze “Hawara-papyri” werden
in 1888-1889 opgegraven door Petrie en worden nu
bewaard in University College London. Hoewel de teksten
zeker teruggevonden werden in de graven van Hawara,
verwijst niet één ervan expliciet naar Hawara of het
Labyrint. Sommige papyri kunnen in verband gebracht
worden met de hoofdstad Krokodilopolis-Arsinoe en met
dorpen in het noordoostelijke deel van de Fajoem (bv.
Bakchias, Karanis, Philadelpheia), maar vooral Tebtynis
in het zuidwesten en Theadelpheia in het noordwesten
zijn prominent aanwezig. Chronologisch en typologisch
gezien vormen deze ‘Hawara-papyri’ een heel heterogene
groep (brieven, lijsten, literaire teksten…). Aangezien de
band tussen de papyri en Hawara daarenboven niet zeker
is, dragen deze teksten weinig bij tot de reconstructie van
de activiteiten op de necropool en in het dorp tijdens de
Grieks-Romeinse Periode.
Fig. 6. Zicht op het Labyrint ten westen van het kanaal na ‘heropgraving’ vanuit het zuidwesten (situatie november 2011).
154 INGE UyTTERHOEVEN
Tijdens de opgraving van de kerk ten noordwesten
van de piramide ontdekte Petrie in 1889 drie Griekse
teksten die deel uitmaakten van het archief van de
monnik Eulogios. De drie papyri uit 511, 512 en 513 na
Christus hebben betrekking op de hypotheek of verkoop
van een monnikcel in het klooster van Nabla/Labla nabij
Arsinoë (P.Dublin 32, 33 and 34).
Hawara in de Grieks-Romeinse periode: leven en dood
in een necropooldorp
Van het grafcomplex dat Amenemhat III tijdens de
12de Dynastie liet aanleggen in Hawara, zijn enkel de
piramide en de funeraire tempel, het zogenaamde Labyrint,
nog gekend. De schaarse architecturale fragmenten van het
Labyrint in Aswangraniet, zandsteen en kalksteen die nu
nog aan de oppervlakte liggen, verraden de oorspronkelijke
grootsheid van het bouwwerk, waar de vergoddelijkte
Amenemhat werd vereerd samen met de krokodilgod
Sobek (Souchos) en andere Fajoem-goden (fig. 4). Beelden
van deze godheden werden door Petrie opgegraven en
kwamen terecht in musea. Rond het graf en de funeraire
tempel ontwikkelde zich vanaf de 12de Dynastie een
necropool die ook gedurende de rest van de Faraonische
Periode in gebruik zou blijven, zoals blijkt uit de talrijke
– vaak heel rijke – graven die door Petrie werden
onderzocht. Dat ook het Labyrint belangrijk bleef tijdens
deze hele tijd wordt geïllustreerd door opschriften,
zoals die van Amenemhat’s dochter en opvolgster
Sobekneferou, en door de oppervlakteceramiek.
Tijdens de gehele Grieks-Romeinse occupatieperiode
die volgde op de Faraonische tijd, werd het dorp
gekenmerkt door een regelmatige lay-out met een NW-
ZO-oriëntatie (fig. 7). Zowel de archeologische informatie
als de demotische papyri getuigen van regelmatige
geplande woningen. De huizen hadden vaak meer
dan één verdieping en werden geflankeerd door een
binnenkoer. De studie van de survey-ceramiek heeft
echter uitgewezen dat dit regelmatig aangelegde dorp
verschillende verschuivingen onderging tijdens de Grieks-
Romeinse Periode.
Tijdens de Ptolemaïsche periode werd het grootste
deel van de Hawara-bevolking gevormd door een aantal
families die actief waren in het funeraire proces, met
inbegrip van de mummificatie, de begraving en de doden-
cultus, of die verbonden waren met de cultus in het
Labyrint. Deze priesters zijn gekend dankzij de hoger
vermelde “Hawara-archieven”. Opvallend is dat de leden
van de vier families van necropoolpriesters die optreden
in de papyrusteksten, een bewuste huwelijksstrategie
voerden om hun bezittingen binnen de familie te houden:
huwelijkspartners werden nl. gezocht binnen de eigen
familie. (Half )neven en -nichten huwden elkaar geregeld,
terwijl ook huwelijken tussen halfbroers en -zussen werden
toegestaan. Deze necropoolpriesters woonden in huizen
uit leemtichel in de zones ten noorden en noordwesten
Fig. 8. (Laat-)Romeins dorp ten noordwesten van de piramide – Muur in leemtichel.
Fig. 7. Plan van Hawara.
155DE HAWARA 2000 SURvEy (KU LEUVEN) : EEN FAJOEMISCH NECROPOOLDORP IN KAART GEBRACHT
van de piramide en in het zuidelijke gedeelte van de site
(fig. 11). De doden werden – al dan niet voorzien van een
mummiemasker – begraven in schachtgraven, grafputten
of bovengrondse grafgebouwtjes die zowel qua vorm als
qua bouwmateriaal sterk leken op huizen, en gelegen
waren in het gebied ten noordoosten van de piramide, in
het zuidwesten en op noordoostelijke hoek van de site.
Ook de graven die Petrie aantrof ten zuidoosten van de
piramide gaan mogelijk terug tot deze tijd.
Het Labyrint uit het Middenrijk lijkt in de Ptolemaïsche
periode verkleind te zijn, aangezien de zuidelijke
woningen deels bovenop het Labyrinten deels rondom het
nog bestaande deel van de Middenrijkstempel gebouwd
werden. Desondanks bleef het Labyrint een bloeiend
cultuscentrum voor de vergoddelijkte Amenemhat en
voor de krokodilgod Souchos. Een groot aantal inwoners
uit Hawara werd overigens genoemd naar Marres (de
vergoddelijkte farao) of Souchos.
In de Romeinse periode zetten de necropoolpriesters
hun activiteiten in Hawara verder. De Ptolemaïsche woon-
zones ten noorden van de piramide bleven grotendeels
tot in de Vroege Keizertijd (1ste eeuw na Christus) in
gebruik (fig. 11). Daarnaast werden er nu ook huizen
gebouwd in het gebied onmiddellijk ten noordwesten
van de piramide (fig. 8). Anderzijds was de Ptolemaïsche
woonzone ten zuidwesten van de piramide ook nog in
gebruik. Waarschijnlijk kan deze geïdentificeerd worden
met het dorp dat Strabo in zijn beschrijving van de
Labyrintsite vermeldt. De necropool van Hawara bereikte
nu een absoluut hoogtepunt en strekte zich uit in het hele
gebied ten noorden en noordoosten van de piramide.
De doden, van wie enkel de gegoeden een duur verguld
mummiemasker of een mummieportret kregen – slechts
1 tot 2% van de duizenden Romeinse mummies die Petrie
opgroef had een portret – werden nu netjes begraven
in bovengrondse grafgebouwtjes uit leemtichel of op
een slordige manier bij elkaar gegooid in massagraven.
Deze laatste behandeling viel vooral te beurt aan de
portretmummies. De sterke tegenstelling tussen de ver-
fijnde portretmummies en de ruwe manier waarop ze
doorgaans werden begraven suggereert dat de mummies
binnen het kader van de dodencultus werden opgesteld
Fig. 9. Zicht op de Bahr Abdullah Wahbi, het kanaal dat het Labyrint door midden snijdt, vanuit het zuidwesten.
156 INGE UyTTERHOEVEN
in grafgebouwtjes of funeraire kapellen alvorens na een
paar generaties “opgeruimd” te worden. Het beperkte
aantal grafstèles en offertafeltjes, evenals de inscripties
op de mummies zelf (op windels, kartonnage, maskers en
portretten, zegels, mummielabels) die in Hawara werden
teruggevonden, geven aan dat het merendeel van de doden
een Griekse naam droeg. Ook de kledij en opsmuk van
de personen die afgebeeld zijn op de mummieportretten,
stellen de overledenen als Grieks voor. Soms werd dit
‘gehelleniseerde’ karakter niet tot uiting gebracht door
een portret, maar door een – literaire of documentaire –
Griekse papyrus mee te geven in het graf.
Inscripties en antropologisch onderzoek duiden aan
dat de gemiddelde leeftijd van de Hawara-doden bij hun
overlijden slechts 22.5-25 jaar oud was. Deze lage levens-
verwachting wordt ondersteund door andere teksten uit
Grieks-Romeins Egypte. Mummieportretten geven in
sommige gevallen juiste aanduidingen over de leeftijd
van de overledenen, zoals is gebleken uit de radiografische
en CAT-scanning (Computerized Axial Tomography) van
een aantal Hawara-mummies. Toch was dit niet bij alle
portretmummies zo, aangezien de portretten de dode
vaak trachtten te heroïseren of idealiseren door hem/haar
in de bloei van zijn/haar leven voor te stellen. Soms beeldt
het portret een jonge persoon af, terwijl de inscriptie
op de mummie aanduidt dat de dode een hoge leeftijd
bereikte, zoals in een aantal gevallen door radiografisch
onderzoek van de mummie zelf werd bevestigd.
Op basis van de mummieportretten wordt al te vaak
gesteld dat Hawara functioneerde als de necropool van
de Griekse elite van de gouwhoofdstad Krokodilopolis-
Arsinoë. Opschriften en papyri duiden echter aan dat alle
rangen en standen vertegenwoordigd waren, gaande van
fruitverkoper tot belangrijke magistraat. Naast inwoners
van het dorp Hawara zelf waren een aantal doden zeker
afkomstig uit de hoofdstad, maar de begraafplaats oefende
ook een aantrekkingskracht uit op andere, verder gelegen
Fajoem-dorpen. Dorpen waar Pramarres een belangrijke
plaats innam in de cultus en waar bewoners vaak genoemd
werden naar de vergoddelijkte farao (bv. Maresisouchos;
Tamarres), duiken meermaals op in de “Hawara-papyri”. Zo
zijn er in de teksten vaak verwijzingen naar Philadelpheia,
waar een Pramarres-tempel stond, evenals naar andere
dorpen, zoals Kerkesoucha, Euhemereia, Theadelpheia
en Tebtynis, die de cultus van Pramarres onderhielden.
Bewoners van deze ‘Pramarres-dorpen’ werden mogelijk
bijzonder aangetrokken door de piramide en hoofdtempel
voor de cultus van de vergoddelijkte farao en verkozen
dan ook begraven te worden in Hawara omwille van de
religieuze band tussen de site en hun eigen dorp van
herkomst. Dit wordt mooi geïllustreerd door een brief
van een anonieme bewoner van de gouwhoofdstad, die
in Tebtynis woonde. Deze man vermeldde expliciet in zijn
testament dat hij wilde begraven worden “bij het Labyrint”
(SB VIII 9642 (4) – 117-138 na Christus).
Na de Romeinse periode bleef de necropool van
Hawara verder in gebruik. Wel werden er nu minder
doden gemummificeerd en werden er ook minder
grafgiften meegegeven. De bewoners van het nu christe-
lijke dorp bleven ook in deze periode hun band met
Fig. 10. Zicht op de necropool, hoogspanningskabels en piramide vanuit het noordoosten.
Fig. 11. Huizen van het Ptolemaïsch-Romeinse dorp ten noordwesten van de piramide.
157DE HAWARA 2000 SURvEy (KU LEUVEN) : EEN FAJOEMISCH NECROPOOLDORP IN KAART GEBRACHT
de begraafplaats behouden. De huizen die rond een
5de-eeuwse kerk ten noordwesten van de piramide werden
gebouwd, grensden aan de grafzones (fig. 8). Bovendien
lijkt het erop dat voormalige grafgebouwtjes nu werden
hergebruikt als woningen. Daarnaast dateren uit deze
periode ook de drie 6de-eeuwse teksten van het archief
van Eulogios, een Melitiaanse monnik die zich bekeerde
tot de Orthodoxie en zijn monnikscel in het nabijgelegen
Labla verkocht (P.Dublin 32, 33 and 34). Verder zijn er uit
deze tijd ook een aantal Koptische papyri gekend.
Fig. 12. Zicht of de laat-antieke basilica ten noordwesten van de piramide.
Wat er in Hawara precies gebeurde na de Vroeg-
Byzantijnse Periode is niet duidelijk, maar de opper-
vlakteceramiek duidt aan dat er ook nog tijdens de
Arabische periode, minstens tot de 10de eeuw na Christus
en dus tot 28 eeuwen na de bouw van Amenemhat’s
grafcomplex, activiteit was op de site. Het was precies de
dodentempel van deze farao, het ‘Egyptische Labyrint’,
die eeuwen later opnieuw een grote aantrekkingskracht
zou uitoefenen op reizigers en onderzoekers.
158 INGE UyTTERHOEVEN
Bibliografische oriëntatie
- C.R. Lepsius, , Denkmäler aus Aegypten und Aethiopien, Genève, 1975 (herdruk van Leipzig 1904).- W.M.F. Petrie, Hawara, Biahmu, and Arsinoe, London, 1889.- W.M.F. Petrie, Kahun, Gurob and Hawara, London, 1890.- W.M.F. Petrie, Roman Portraits and Memfis IV, London, 1911.- W.M.F. Petrie, The Hawara Portfolio: Paintings of the Roman Age, London, 1913.- W.M.F. Petrie, G.A. Wainwright, E. Mackay, The Labyrint, Gerzeh and Mazghuneh, London, 1912.- E.P. Uphill, Pharaoh’s gateway to eternity: the Hawara labyrint of King Amenemhat III, Studies in Egyptology, London, 2000.- I. Uytterhoeven, I. Blom-Böer, « New Light on the Egyptian Labyrint. Evidence from a Survey at Hawara », Journal of Egyptian Archaeology 88, 2002, p. 111-120, pl. XII-XV.- I. Blom-Böer, Die Tempelanlage Amenemhats III. in Hawara. Das Labyrint. Bestandsaufnahme und Auswertung der Architektur- und Inventarfragmente, Egyptologische Uitgaven 20, Leiden, 2006.- I. Uytterhoeven, « Hawara in the Graeco-Roman period », in: M. Capasso, P. Davoli, (eds.) New Archaeological and Papyrological Researches on the Fayyum. Proceedings of the International Meeting of Egyptology and Papyrology. Lecce, June 8th-10th 2005, Lecce, 2007, p. 313-344.- I. Uytterhoeven, Hawara in the Graeco-Roman Period. Life and Death in a Fayum village, Orientalia Analecta Lovaniensia 174, Leuven, 2009.
- http://www.trismegistos.org/fayum/fayum2/hawara: website met de resultaten van de Hawara 2000-survey- http://www.louisdecordier.com/mataha.htm: website van kunstenaar Louis De Cordier met informatie over het Mataha-project
159ABSTRACT - ملخص
The ‘Hawara 2000 Survey’ (KU Leuven): Mapping a Necropolis Village in the Fayum
Inge Uytterhoeven
In the 12th Dynasty pharaoh Amenemhat III (ca. 1842-1797 BC) built his pyramid at Hawara, a site near the entrance of the Egyptian Fayum oasis. From that time onwards into the Graeco-Roman Period the pyramid and funerary temple of Hawara, the so-called Labyrinth of the ancient sources, as well as its extended necropolis would attract numerous adherents of the cult for Pramarres, the deified Amenemhat III, and many other visitors. The ‘Egyptian Labyrinth’ became the focus of the first researchers and archaeologists who investigated the site from the late 18th century onwards. Later on, also the Hawara pyramid and its extended necropolis received attention, especially under impetus of W.M.F. Petrie (1888-1889 and 1910-1911), whose mummy portrait discoveries became world famous. The archaeological survey carried out by the K.U.Leuven at Hawara in 2000 intended to map all surface structures still visible on the terrain and to create a chronological framework for the different topographical units of the site. This ‘Hawara 2000 Survey’ was part of an interdisciplinary study of Hawara during its Graeco-Roman occupation phase. The combination of archaeological data, both the results of earlier researchers and those of the ‘Hawara 2000 Survey’, literary texts, inscriptions and papyri has resulted in a general overview of the occupation and functioning of the village and necropolis of Hawara between the Ptolemaic and Early Byzantine periods. The main population group of Hawara was during this time period formed by undertakers and priests involved with mummification and cult activities. As the central cult place for the deified Amenemhat III (‘Pramarres’) the necropolis of Hawara not only attracted dead from the provincial capital Krokodilopolis, but also inhabitants of Fayum villages where the Pramarres cult took a central place. Apart from a small élite group who could afford mummy portraits or expensive gilt-faced masks, people of all ranks and positions found their final resting place near the Hawara pyramid and the Labyrinth.
مسح هوارة 2000 )جامعة لوفن الكاثوليكية( : رسم خريطة لقرية مخصصة للمقابر فى الفيوم
اإنجه اأويترهوفن
قام الفرعون اأمينمحات الثالث ) 1797 – 1842 قبل الميلاد ( فى فترة ال�أسرة الثانية عشر بتشييد الهرم الخاص به فى » هوارة « وهو موقع
بجوار مدخل واحة الفيوم المصرية . منذ ذلك الوقت وصاعدا اأثناء الفترة غريقية الرومانية هذا الهرم والمعبد الجنائزى فى هوارة ، اأى الذى كان ال�إضافة اإلى الجبانة يطلق عليه كلمة » المتاهة « فى المصادر القديمة ، بال�إ
الممتدة التابعة له ، كان يجزب اأعداد كبيرة من اأتباع طائفة » براماريس « ضافة وهى طائفة كانت تعطى للفرعون اأمينمهحات صفات اإلهية ، بال�إاإلى زائرين كثيرين اآخرين اأصبح التركيز على » المتاهة المصرية « من
قبل الباحثين ال�أوائل وال�أثريين الذين قاموا بفحص الموقع منذ اأواخر القرن الثامن عشر فصاعدا . اأيضا فيما بعد لقى هرم » هوارة « واإمتداد الجبانة
التابعة له اإهتمام وبال�أخص بعد اأن تحمس » بترى « ) 1888-1889 و 1911-1910 ( الذى نالت اإكتشافاته الخاصة بصور المومياوات
شهرة عالمية ، كان هدف المسح ال�أثرى الذى قامت به جامعة » لوفان « الكاثوليكية قى » هوارة « سنة 2000 هو رسم خريطة بالتفصيل لجميع المسطحات الهيكلية التى ل� تزال ظاهرة على ال�أرض واإنشاء اإطار زمنى
لمختلف الوحدات الطوبوغرافية للموقع . يعتبر » مسح هوارة لسنة 2000 « جزء من دراسة فى تخصصات عدة لموقع » هوارة « خلال فترة
غريقي الروماني . عند تجميع البياانات ال�أثرية والنصوص التواجد ال�إال�أدبية والنقوش واأوراق البردى ، اأعطت نتائج الباحثين التابعين لفترات سابقة ونتائج الباحثين فى » مسح هوارة لسنة 2000 « لمحة عامة عن التواجد و سير ال�أمور فى القرية وجبانة » هوارة « فى الفترة ما بين زمن
تواجد البطالمة والفترة البيزنطية المبكرة . المجموعة الرئيسية للسكان فى » هوارة « فى هذه الفترة من الزمن كانت مكونة من متعهدو دفن الموتى
والكهنة الذين كانوا يشتركون فى عملية التحنيط وال�أنشطة المرتبطة بالعبادة . جبانة » هوارة « التى كانت تعتبر مكان العبادة الرئيسى للفرعون
لهية ) » براماريس « ( كانت » اأمينمحات « الثالث ذات الصفات ال�إتجزب ليس فقط الموتى من عاصمة المقاطعة » كروكوديلوبوليس « ولكن
اأيضا كانت تجزب سكان قرى الفيوم حيث اأن طائفة » باراماريس « كانت تتخذها موقعا رئيسيا لها . و بصرف النظر عن مجموعة صغيرة من النخبة
التى كانت تستطيع القيام بعمل صور للمومياوات اأو اأقنعة لوجوه هذه المومياوات مطلية بالذهب غالية الثمن ، فاإن ال�أفراد من جميع الطبقات
والمناصب كانت تجد فى هذا المكان بجوار هرم » هوارة « و » المتاهة « مكانا للراحة ال�أبدية .