�
Zoektocht naar onbekende buitenlandse archief-
stukken over de dekolonisatie van Nederlands-Indië
Nationaal Archief
ActueelMargaret Leidelmeijer
Johan van Langen
Afscheid
van Indië
�
Nederlands-Indië, met uitzondering van Sumatra,
viel onder het opperbevel van de Amerikaanse
generaal MacArthur. Sumatra behoorde tot de
regio waar de Britse admiraal Lord Mountbatten
het gezag voerde. De Nederlands-Indische
militaire staf viel dus onder geallieerd opperbevel
en had geringe invloed op de strategie.
Verpaupering, honger en ziektes
Tijdens de Japanse bezetting veranderde het
dagelijks leven in Nederlands-Indië drastisch.
Na de capitulatie maakten de Japanners de
militairen tot krijgsgevangenen en interneerden
ze de meeste overgebleven (Indo-)Europese
mannen in kampen. Deze mannen werden
tewerkgesteld, niet alleen bij werkzaamheden
binnen de archipel, maar in heel Azië. Velen
werkten aan de beruchte Birmaspoorlijn en in
de zout- en steenkoolmijnen in Japan. In een
later stadium van de oorlog ging de Japanse
bezetter over tot internering van vrouwen en
kinderen. Overigens werden niet alle Europeanen
geïnterneerd. Dit verschilde per eiland en zelfs
binnen een gebied.
Degenen die buiten het kamp bleven,
moesten zich maar zien te redden. Salarissen
en pensioenen werden niet meer uitbetaald,
banktegoeden werden bevroren. Voor sommige
bevolkingsgroepen, zoals de vrouwen van
Molukse en Indo-Europese KNIL-militairen,
zetten de Japanners daarom opvangkampen
op. Om toch aan geld te komen, verkochten
de meesten hun bezittingen of probeerden ze
inkomsten te vergaren door het opzetten van
een handeltje of de verkoop van snacks. Verder
breiden ze tegen een geringe vergoeding sokken
voor de Japanners of verrichtten ze fabriekswerk,
waarvoor de beloning vaak in natura (een portie
rijst) werd verstrekt.
Ook voor de Indonesische bevolking veranderde
er veel. Nationalistische bewegingen kwamen op
en de aanstaande onafhankelijkheid werd in hoog
tempo voorbereid onder leiding van Soekarno.
Maar de Indonesiërs ondervonden ook de nega-
tieve gevolgen van de Japanse bezetting. De
Japanners zagen hen weliswaar als een Aziatisch
‘broedervolk’, toch waren ze ondergeschikt aan
hun Japanse ‘grote broer’.
Met de komst van de Japanners werd het
gehele economisch leven ontwricht. Bovendien
werden honderdduizenden Indonesische mannen
door de gehele Indische archipel ingezet als
arbeidskrachten, de zogeheten romusha’s. Ook
zij werden over heel Azië verspreid. Hun levens-
omstandigheden waren vergelijkbaar met of zelfs
slechter dan die van de Europese geïnterneerden.
Zo troffen verpaupering, honger en ziektes het
grootste deel van bevolking in de archipel.
Moeizaam herstel van gezag
In de loop van 1944 werden delen van oostelijk
Nederlands-Indië bevrijd door Amerikaanse
en Australische troepen. De Australische
troepen leverden strijd op Borneo. In mei en
juni 1945 veroverden zij de voor Nederlands-
Indië belangrijke oliewinplaatsen Tarakan en
Balikpapan terug op Japan. De bevrijding van
Java stond op het programma, maar nadat
Borneo was heroverd, wijzigde Generaal
MacArthur zijn strategie en maakten de
Amerikaanse troepen direct opmars richting
Japan voor de grote invasie. Deze wending was
voor veel inwoners van Indië desastreus: een
hoog percentage stierf juist in deze periode aan
ondervoeding en ziektes.
Op 15 augustus 1945 capituleerde Japan.
Toevallig werd op deze datum ook het commando
over Nederlands-Indië overgedragen van
Amerikaans naar Brits opperbevel. Onder
commando van Lord Mountbatten bezetten de
Britse troepen Java en Sumatra. Deze troepen
waren verantwoordelijk voor het accepteren van
de Japanse overgave en de afvoer van Japanse
troepen. Daarnaast hadden zij tot taak de orde
en de rust te handhaven totdat de Nederlands-
Indische regering het gezag kon overnemen. Het
gezag in Oost-Indonesië berustte bij Australische
legereenheden. Zij werkten samen met de NICA,
die het herstel van het Nederlands burgerlijk
gezag moest bewerkstelligen.
Dat herstel verliep echter uiterst moeizaam.
Tijdens de Japanse bezetting had het nationa-
lisme zich sterk ontwikkeld. Op 17 augustus 1945
riepen Soekarno en Hatta de onafhankelijkheid
uit. In de daarop volgende maanden brak de
bersiapperiode uit, waarin Indonesische vrijheids-
strijders op verschillende plaatsen de macht
grepen. De Britse troepen stonden hier vrijwel
machteloos tegenover en konden het militair
gezag slechts op een beperkt aantal plaatsen
laten gelden. De bersiapperiode vormde één
van de gewelddadigste en bloedigste periodes
uit de laatkoloniale geschiedenis. Deze periode
heeft diepe sporen nagelaten in de Indische
gemeenschap. Naast de ongeregeldheden
die op grote schaal plaatsvonden, werden
vanaf oktober voornamelijk op Java grote
groepen met name Indo-Europeanen door
de nationalisten gevangen genomen en (vaak
opnieuw) geïnterneerd in de Republikeinse
kampen. Deze bevonden zich vooral op Midden-
en Oost-Java. Voorbeelden hiervan zijn het
Gunturkamp in de Bergenbuurt in Malang en het
kamp Soemobito. De meeste geïnterneerden
bleven tot juni 1946 in gevangenschap en werden
naderhand geëvacueerd naar Batavia, Semarang
of Soerabaja.
Collectie National Archives Londen, WO 106,
inv. nr. 4817
Deze kaart geeft weer hoe de Amerikanen en
Britten het opperbevel in de regio verdeelden.
Collectie National Archives Londen, WO 203,
inv. nr. 2519
De herovering van Bali in maart 1946 wordt op
deze kaart in beeld gebracht.
�
verdediging van de archipel was een groot
probleem. De kolonie beschikte met het
Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL)
weliswaar over een professionele strijdmacht,
maar die zou niet opgewassen zijn tegen een
tegenstander als Japan. De Indische regering
zocht daarom samenwerking met Groot-
Brittannië, de Verenigde Staten en Australië. Na
de aanval op Pearl Harbor op 7 december �9��,
werd het American-British-Dutch-Australian
Command (ABDACOM) gevormd. Het mocht
niet baten. Java viel op 8 maart �9�� in handen
van Japan. Drie maanden na de aanval op Pearl
Harbor was de Japanse overheersing van geheel
Nederlands-Indië een feit.
Na de val van Java weken restanten van het
Koninklijk Nederlands Indisch Leger, het KNIL,
uit naar Ceylon en Australië en werkten vandaar-
uit mee aan de bevrijding van de archipel. In de
loop van 1944 vestigde de Nederlands-Indische
regering in ballingschap zich in Camp Columbia,
dichtbij Brisbane. Hier werd de Netherlands
Indies Civil Administration (NICA) actief, die in het
kielzog van de geallieerde troepen het Neder-
lands bestuur in de veroverde gebieden moest
voorbereiden.
Het strijdtoneel in Azië was opgedeeld in
verschillende gebieden (zie kaart p. 6).
Collectie Archieven Strijdkrachten in
Nederlands-Indië, (1938 – 1939) 1941 – 1957
(1960), 2.13.132, inv. nr. 4780
Foto van de T-Brigade tijdens de eerste
politionele actie. De brigade bestond
voornamelijk uit Nederlandse vrijwilligers
die na de Tweede Wereldoorlog naar Indië
gingen.
Collectie Archieven Strijdkrachten in
Nederlands-Indië, (1938 – 1939) 1941 – 1957
(1960), 2.13.132, inv. nr. 4780
Soldaten op de kade nemen afscheid van
collega´s die uit Indië vertrekken.
Het plan om de buitenlandse bronnen over
Nederlands-Indië op te sporen en bijeen te
brengen in een digitale onderzoeksgids kwam
van Fried Fischer, frequent studiezaalbezoeker
en representant van de Indische gemeenschap.
Fischer deed onderzoek naar de rol van Groot-
Brittannië tijdens de dekolonisatie en stuitte
op de beperkingen van het Nederlandse
archiefmateriaal. Hij stelde daarom voor een
schaduwarchiefbestand aan te leggen. In dit
archiefbestand zouden niet alleen kopieën
van Britse bronnen een plaats moeten krijgen,
maar ook relevant Amerikaans en Australisch
materiaal. Die droom ging in vervulling dankzij
een gift van het kabinet-Kok. Zo ontstond het
project Afscheid van Indië.
Sinds augustus 2005 werkt een team weten-
schappers uit het Nationaal Archief aan een
schaduwarchiefbestand met voornamelijk
geallieerde archiefbronnen uit de jaren
1940 – 1949. Deze gaan over de oorlogsperiode,
het verloop van het dekolonisatieproces en de
lotgevallen van de Indische samenleving. Het
einddoel is een digitale onderzoeksgids die deze
collectie grondig en gemakkelijk raadpleegbaar
zal maken op de website van het Nationaal
Archief. Naar verwachting is deze eind volgend
jaar klaar.
Nieuw licht
Hoewel het project nog volop bezig is, valt nu
al te verwachten dat het bronnenmateriaal op
sommige kwesties nieuw licht zal werpen. Om
te beginnen op de gecompliceerde verhouding
tussen de landen die in de jaren veertig betrokken
waren bij de dekolonisatie van Nederlands-Indië.
Al deze landen hadden hun eigen visie op het
dekolonisatieproces waarbij ze voornamelijk hun
eigen belangen nastreefden. In het verzamelde
materiaal komen deze belangen uitgebreid
aan de orde, waardoor een meer genuanceerd
en gedetailleerd beeld ontstaat. Daarnaast
zijn bronnen verzameld van de Australische
strijdkrachten over de bevrijding en bezetting
van Borneo, Celebes, de Molukken, de Soenda-
eilanden en Nieuw-Guinea. Deze regio’s staan
doorgaans veel minder in de belangstelling dan
Java of Sumatra. Het verzamelde materiaal over
deze eilanden kan een impuls geven aan nieuw
onderzoek, omdat het naast veel onbekend
materiaal ook zeer gedetailleerde informatie
bevat over de lokale situatie tijdens en vlak na
de Japanse overgave.
Regering in ballingschap
Na de bezetting in mei �9�0 verloor Nederlands-
Indië de verbinding met het moederland. De w
Na jaren van politiek getouwtrek maakte het kabinet-Kok in 2001 een langverwacht gebaar naar de Indische gemeenschap. Behalve geld voor individuele uitkeringen voor Indische mensen kwamen er fondsen beschikbaar voor collectieve doelen voor erfgoedbehoud. Het Nationaal Archief besloot toen om zijn eigen bijdrage te leveren aan de geschiedenis van en voor de Indische gemeenschap. In Britse, Amerikaanse en Australische archieven speurde een team wetenschappers naar onbekende documenten die de dekolonisatie van Nederlands-Indië van een andere kant kunnen belichten. Projectcoördinator Margaret Leidelmeijer en historicus Johan van Langen berichten van hun overzeese ontdekkingstocht.
De Britten bleken in de periode 1945 – 1946 niet
in staat om het gezag in Nederlands-Indië te
herstellen en het land kwam grotendeels in
handen van de nationalistische troepen. Uit deze
periode stamt het gevoel van twijfel aan de Britse
loyaliteit, dat nog sterk leeft bij een deel van
eerste generatie, die het verlies en de gevolgen
hiervan aan den lijve heeft ondervonden. Zij
hebben de indruk dat Groot-Brittannië niet
ingreep, omdat het op het punt stond zijn eigen
koloniale kroonjuweel India te verliezen en
Nederland zijn kolonie misgunde.
Commissie van Goede Diensten
Na de periode van Brits militair gezag probeerde
de Nederlands-Indische regering met onder-
handelingen en met militaire inzet haar autoriteit
te herstellen. Maar dat mislukte. Toen de
Nederlanders in de zomer van 1947 overgingen
tot de eerste politionele actie, bleek dat de
internationale gemeenschap weinig voelde voor
herstel van de oude koloniale verhoudingen.
De Verenigde Naties eisten meer invloed op
de onderhandelingen tussen Nederland en
de Indonesische Republiek. Een zogenaamde
Commissie van Goede Diensten werd in het
leven geroepen om een uitweg te vinden uit dit
slepende conflict. Deze commissie telde drie
leden: een Belgisch commissielid dat Nederland
vertegenwoordigde, een Australisch lid dat
Indonesië vertegenwoordigde en een Amerikaans
commissielid. Deze drie commissieleden voerden
besprekingen met vertegenwoordigers van
de Nederlands-Indische regering en met de
Republiek Indonesië. De regeringen van Australië
en de Verenigde Staten volgden deze onder-
handelingen nauwgezet en gaven waar gewenst
sturing. Samen met Groot-Brittannië waren zij
de hoofdrolspelers in het dekolonisatieproces
van Nederlands-Indië. Hun nationale belangen
en visies waren van grote invloed op het verdere
verloop.
Archiefonderzoek in het buitenland
In hun zoektocht naar documenten voor het
schaduwarchiefbestand hebben de onderzoekers
zich laten leiden door de betrokkenheid van de
verschillende landen in de periode 1940 – 1949 bij
een aantal thema’s. Wat betreft Groot-Brittannië
ligt het zwaartepunt van het onderzoek bij de
politieke en militaire samenwerking in het ABDA-
command, de commandowisseling in 1945 en de
periode van militair gezag in Nederlands-Indië.
Voor de Verenigde Staten zijn dezelfde thema’s
van belang en daarnaast is de Amerikaanse
houding tegenover Nederland en Indonesië na de
oorlog relevant, zoals die in haar rol als lid van de
Commissie van Goede Diensten. Australië was de
hele periode 1940 – 1949 nauw betrokken bij alle
ontwikkelingen in Nederlands-Indië, zowel bij de
oorlogsvoering als bij het dekolonisatieproces.
Vorig jaar heeft het team onderzoek verricht
in deze drie landen. Na een intensief onderzoek
met de zoekmachines van de betreffende
archiefinstellingen, hebben ze de relevante
series goed in kaart kunnen brengen. Voor het
schaduwarchiefbestand willen ze zoveel mogelijk
complete series reproduceren.
Zo hebben de speurders in de National
Archives in Londen prachtige bronnen gevonden
uit de periode van het Brits militaire gezag
op Java in de collectie War Office 203, South
East Asia Command: Military Headquarters.
Deze collectie bevat documenten die een
gedetailleerd beeld geven van deze periode, zoals
de situation reports waarin per dag of per week
de lokale situatie en ongeregeldheden werden
beschreven in verschillende plaatsen op Java.
Ze troffen bijvoorbeeld uitgebreide verslagen
aan van Britse militairen over de strijd tegen
de Indonesiërs. Zij beschreven de angst bij de
Brits-Indische manschappen voor de pemoeda’s,
nationalistische jongerengroeperingen. Daar-
naast vonden de onderzoekers documenten
waarin de ergernissen van Britse officieren
werden beschreven over de vermeende onwil
van de Nederlanders om hun Molukse troepen
onder controle te houden in Batavia/Djakarta.
Ook maakten zij melding van het vele geweld,
gepleegd door pemoeda’s tegen vrouwen
en kinderen. De Britse officieren vonden het
onbegrijpelijk dat de Nederlanders hierover niet
in de publiciteit traden.
Het onderzoek in de Verenigde Staten bij de
National Archives and Record Office verliep
een stuk moeizamer dan in Londen. Collecties
waren slecht ontsloten en daardoor slecht
toegankelijk. Vaak was het materiaal in de
betreffende collectie niet aanwezig of bestond
dit slechts uit fragmenten over Nederlands-
Indië. Het was duidelijk dat Nederlands-Indië
voor het Amerikaanse opperbevel aanzienlijk
minder interessant was dan bijvoorbeeld de
herovering van de Filippijnen en het veroveren
van Japan. Toch trof het team ook hier series aan
die zeer de moeite waard zijn voor het schaduw-
archiefbestand, bijvoorbeeld uit Record Group 59 w
7
Australian War Memorial, Canberra
Met het schilderij “Group of Dutch
Servicemen” uit 1943 heeft William Dargie
drie mannen van de in Australië aanwezige
Nederlandse krijgsmachtonderdelen
(Luchtmacht, Marine en KNIL) vastgelegd.
8
Collectie National Archives Washington
Twee hoofdrolspelers bij de bevrijding van
de Indische archipel: Lord Mountbatten en
generaal MacArthur.
National Archives Australia, Canberra
Japanse eedsaflegging van Jhr. A.W.L. Tjarda
van Starkenborgh Stachouwer, de
Gouverneur-Generaal van Nederlands-Indië
in het begin van de oorlog.
Department of State: Decimal Files 1945 – 1949. Deze
files betreffen de uitputtende correspondentie
tussen het Amerikaanse ministerie van Buiten-
landse Zaken en haar ambassades en consulaten
over de Indonesische kwestie. In totaal beslaat
deze correspondentie vijftien dozen, waarvan
inmiddels dertien zijn gedigitaliseerd. Tijdens het
digitaliseren werd er ook een serie fotoportretten
gevonden van de belangrijkste Indonesische
nationalisten.
Ten slotte overtrof Australië de stoutste ver-
wachtingen. Hier waren veel bronnen zowel op
politiek als militair gebied goed geordend in series
aanwezig. De onderzoekers vonden bijvoorbeeld
veel gedetailleerde informatie over Oost-
Indonesië: Borneo, Celebes, Halmaheira, Ambon,
Timor en Nieuw-Guinea tijdens de bevrijding en
de daaropvolgende periode. Daarnaast kwamen
de speurders bronnen tegen over de oorlogstijd,
afkomstig van inlichtingendiensten, zoals de
Service Reconnaissance Department en de
Netherlands Forces Intelligence Service (NEFIS),
respectievelijk de geallieerde inlichtingendienst
en de Nederlandse inlichtingendienst. Hoewel
er veel overlap is met bronnen bij het Nationaal
Archief, blijft hier nog veel uniek materiaal over
dat geschikt is voor het schaduwarchiefbestand.
Aansluiting bij het Nationaal Archief
Er moet nog hard gewerkt worden om het project
tot een goed einde te brengen. Na het onder-
zoek in de buitenlandse archieven wordt dit
jaar het schaduwarchiefbestand gerealiseerd.
OnderzoekerJohan van Langen zal de relevante
bronnen in Londen en Washington gaan foto-
graferen. De digitalisering van de bronnen
in Australië wordt uitbesteed aan de archief-
instellingen zelf.
Het schaduwarchiefbestand zal aansluiten op
de collectie van het Nationaal Archief, die op het
gebied van de dekolonisatie van Nederlands-Indië
heel veel te bieden heeft. Van bijzondere waarde
is bijvoorbeeld de collectie van het Ministerie
van Defensie, met name de collectie Archieven
Strijdkrachten in Nederlands-Indië, (1938 – 1939)
1941 – 1957 [1960] die pas is overgedragen. (Zie
ook Aanwinsten p. 26). Hierin zijn verschillende
archieven die voorheen aparte collecties vormden
in het Centraal Archieven Depot van het Ministerie
van Defensie, samengevoegd tot één collectie.
Hoewel de nadruk ligt op de periode na 1946, zijn
hier ook documenten aanwezig afkomstig van de
geallieerde commando’s en de geallieerde landen
(zie ook p. 26). Veel bronnenmateriaal is te vinden
in het archief van het Hoofdkwartier Militaire
Luchtvaart, Kantoor Inlichtingen, (1938 – 1939)
1942 – 1950. Daarnaast zijn in het archief van
schout-bij-nacht b.d. Salm, Liaison Officier/hoofd
Netherlands Forces Intelligence Service (NEFIS),
1941 – 1946 documenten aanwezig met informatie
over de oorlogsperiode.
Verschillende generaties
Net als Fried Fischer hebben veel leden uit de
Indische gemeenschap de periode 1940 – 1949
persoonlijk meegemaakt. Een tijd die niet
alleen bij de direct betrokkenen sporen heeft
nagelaten, maar ook bij latere generaties. Eén
van de gevolgen van de Japanse bezetting en de
soevereiniteitsoverdracht was de grote uittocht
van (Indische) Nederlanders en Molukkers naar
Nederland. De opvang in Nederland hebben velen
als slecht en kil ervaren. Er was weinig aandacht
en veel onbegrip voor de oorlogservaringen
van deze groep. Het oorlogsverleden werd diep
weggestopt.
Tegenwoordig gaan veel leden van de Indische
gemeenschap op zoek naar gegevens uit de
oorlogstijd en de naoorlogse periode om hun eigen
familieverleden beter te begrijpen. Het project
Afscheid van Indië wil hen hierbij helpen. In samen-
spraak met de wetenschappelijke begeleidings-
commissie en de klankbordcommissie wordt
de website daarom opgezet voor onervaren
tot minder ervaren onderzoekers, die zowel
oppervlakkige als diepgaande informatie willen
verwerven over het Indisch verleden. De website
wordt laagdrempelig en zal de bezoekers de weg
wijzen naar verschillende soorten informatie. Via
interactieve tijdsbalken, interactieve kaarten, een
Geraadpleegde overzeese archieven:
National Archives and Record Office
Washington, onder meer ‘Record Group
59 Department of State: Decimal Files
1945 – 1949’.
National Archives Londen, onder meer ‘War
Office 203, South East Asia Command: Military
Headquarters’.
National Archives of Australia, Canberra,
‘Service Reconnaissance Department en
de Netherlands Forces Intelligence Service
(NEFIS)’.9
Toegangen
Ministerie van Defensie, collectie
Archieven Strijdkrachten in Nederlands-
Indië, (1938 – 1939) 1941 – 1957 (1960)
2.13.132.
onderzoeksgids en een zoekmachine kunnen zij
steeds dieper graven. In de onderzoeksgids zal
bij de verschillende thema’s worden verwezen
naar zowel het schaduwarchiefbestand als
naar relevante archieven in de collectie van het
Nationaal Archief. Eind volgend jaar kunnen
bezoekers de onderzoeksgids via de website
van het Nationaal Archief raadplegen. Dan
gaat de wens van onze initiator Fried Fischer
eindelijk in vervulling. Helaas zal hij het niet meer
meemaken, hij overleed in november 2006.
Margaret Leidelmeijer is projectcoördinator
Afscheid van Indië bij het Nationaal Archief.
Johan van Langen is historicus en werkt bij
het Nationaal Archief.
Inhoudelijk wordt verder samengewerkt met
het project Voorouderlijke Sporen van Stichting
Pelita, het project Indisch Knooppunt van
het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en
Volkenkunde (KITLV) en met Museum Bronbeek.
Maar ook de toekomstige gebruikers van de
onderzoeksgids kunnen hun zegje doen. Het is
de bedoeling de gids op te zetten op basis van
vragen die leven bij leden van de Indische en
Molukse gemeenschap. Het projectteam verzoekt
lezers daarom vragen die hen bezighouden te
mailen of te sturen, zodat wij de onderzoeksgids
inhoudelijk hierop goed kunnen afstemmen.
U kunt uw vragen sturen naar: Afscheid van Indië,
Postbus 90520, 2509 LM Den Haag of e-mailen
naar: [email protected]
Denk mee en stel vragen!
Het Nationaal Archief voert het project
Afscheid van Indië niet alleen uit. Om de
kwaliteit te waarborgen en om de stem van
de Indische gemeenschap te doen gelden,
zijn twee commissies samengesteld die het
project ondersteunen: een wetenschappelijke
begeleidingscommissie en een klankbord-
commissie. Leden van deze commissies hebben
naast wetenschappelijke kennis over de Indische
geschiedenis affiniteit met, of zijn afkomstig
uit, de Indische gemeenschap. De directeur
van het Nationaal Archief, dr. Maarten van
Boven, is voorzitter van de wetenschappelijke
begeleidingscommissie.
Top Related