Leesdossier Nederlands

23
Inhoud: Het Diner – Herman Koch De Verbouwing – Saskia Noort Kathy’s Dochter – Tim Krabbé De Dochter – Jessica Durlacher De Passievrucht – Karel Glastra van Loon De Eetclub – Saskia Noort Twee Vrouwen – Harry Mulisch Oesters – Rascha Peper Karel en de Elegast Max Havelaar Vanden Vos Reynaerde Herman Koch - Het diner Herkenbaar. Ik had niet gedacht dat ik dit woord ooit in een recensie zou gebruiken, want herkenbaarheid is nu niet direct een literair criterium. Maar de stukken die in de nieuwe roman van Herman Koch, Het diner getiteld, in een aanstellerig restaurant spelen - en eerlijk gezegd komen we het hele boek dat restaurant nauwelijks uit - zijn inderdaad bijzonder herkenbaar. Koch brengt er vier personen aan één tafel: een beroemde Nederlandse politicus, zijn vrouw, de broer van de beroemde Nederlandse politicus - hij vertelt het verhaal - en zíjn vrouw. Ze hebben iets te bespreken. Iets ongemakkelijks. Iets naars. Er moet iets worden opgelost. De herkenbaarheid zit niet zozeer in de inhoud van dat gesprek als wel in de wijze waarop de ambiance van het restaurant en het eigenaardige gedrag van het personeel worden geschetst. Treffende observaties zijn er daarbij volop, zoals deze: 'Alleen in Nederland staan ze om de haverklap aan je tafeltje, ze schenken je niet alleen bij, maar werpen ook nog eens peinzende blikken op de fles wanneer deze leeg dreigt te raken.' Tijdens het lezen van Het diner wordt bovendien snel duidelijk dat sprake is van een plot, en dat is ook al niet zo'n literaire eigenschap van een roman. We krijgen verwikkelingen te verwerken, toestanden, zaken waarop zeker nog terug zal worden gekomen. Geen handeling zal zonder betekenis blijken te zijn. Staart iemand naar het beeldschermpje van een mobiele telefoon en wordt niet meteen gezegd wat die persoon daar ziet, dan wordt dat, daar kun je op vertrouwen, enkele hoofdstukken later onthuld, en sta je er alsnog behoorlijk van te kijken. De schrijver zal kortom niets vergeten, nee, hij heeft zijn roman zelfs zo ingericht dat hij kleine dingetjes die schijnbaar terloops in het begin van het boek worden aangestipt, verderop in het boek kan uitwerken en zelfs kan uitbouwen tot betekenisdragende elementen die je volkomen verrassen. Koch is in Het diner een plotbouwer. Herkenbaarheid en een plot - zal het met dit boek nog goed komen? Eerst nog iets over die plot. Het diner heeft een dilemma als uitgangspunt, en wel het volgende: je weet dat je kind iets verschrikkelijks heeft gedaan, een ernstig

Transcript of Leesdossier Nederlands

Inhoud: Het Diner – Herman Koch De Verbouwing – Saskia Noort Kathy’s Dochter – Tim Krabbé De Dochter – Jessica Durlacher De Passievrucht – Karel Glastra van Loon De Eetclub – Saskia Noort Twee Vrouwen – Harry Mulisch Oesters – Rascha Peper Karel en de Elegast Max Havelaar Vanden Vos Reynaerde

Herman Koch - Het diner

Herkenbaar. Ik had niet gedacht dat ik dit woord ooit in een recensie zou gebruiken,want herkenbaarheid is nu niet direct een literair criterium. Maar de stukken die inde nieuwe roman van Herman Koch, Het diner getiteld, in een aanstellerig restaurant spelen - en eerlijk gezegd komen we het hele boek dat restaurant nauwelijks uit - zijn inderdaad bijzonder herkenbaar.

Koch brengt er vier personen aan één tafel: een beroemde Nederlandse politicus, zijnvrouw, de broer van de beroemde Nederlandse politicus - hij vertelt het verhaal - enzíjn vrouw. Ze hebben iets te bespreken. Iets ongemakkelijks. Iets naars. Er moet iets worden opgelost. De herkenbaarheid zit niet zozeer in de inhoud van dat gesprekals wel in de wijze waarop de ambiance van het restaurant en het eigenaardige gedragvan het personeel worden geschetst. Treffende observaties zijn er daarbij volop, zoals deze: 'Alleen in Nederland staan ze om de haverklap aan je tafeltje, ze schenken je niet alleen bij, maar werpen ook nog eens peinzende blikken op de fles wanneer deze leeg dreigt te raken.'

Tijdens het lezen van Het diner wordt bovendien snel duidelijk dat sprake is van eenplot, en dat is ook al niet zo'n literaire eigenschap van een roman. We krijgen verwikkelingen te verwerken, toestanden, zaken waarop zeker nog terug zal worden gekomen. Geen handeling zal zonder betekenis blijken te zijn. Staart iemand naar hetbeeldschermpje van een mobiele telefoon en wordt niet meteen gezegd wat die persoon daar ziet, dan wordt dat, daar kun je op vertrouwen, enkele hoofdstukken later onthuld, en sta je er alsnog behoorlijk van te kijken.

De schrijver zal kortom niets vergeten, nee, hij heeft zijn roman zelfs zo ingerichtdat hij kleine dingetjes die schijnbaar terloops in het begin van het boek worden aangestipt, verderop in het boek kan uitwerken en zelfs kan uitbouwen tot betekenisdragende elementen die je volkomen verrassen. Koch is in Het diner een plotbouwer.

Herkenbaarheid en een plot - zal het met dit boek nog goed komen?

Eerst nog iets over die plot. Het diner heeft een dilemma als uitgangspunt, en wel het volgende: je weet dat je kind iets verschrikkelijks heeft gedaan, een ernstig

misdrijf heeft gepleegd, maar niemand anders weet dat je kind dat heeft gedaan. Wat besluit je te doen? Ga je naar de politie of niet? In het verlengde daarvan spelen zaken als erfelijkheid - zorgen jóúw genen ervoor dat je kind zo'n boef is geworden?- geweten, opportunisme en loyaliteit een rol. Door zo'n dilemma centraal te stellenkrijgt je roman, zou je opgewekt kunnen stellen, als vanzelf een zekere gelaagdheid.

Literairder wordt die daar overigens niet echt van, want met dergelijke keuzes krijgen ook de hoofdpersonen van bekende (al dan niet op boeken gebaseerde) films als Sophie's choice en Indecent proposal te maken; en die herinneren we ons toch voornamelijk als een tikkeltje ordinair vermaak.

Maar één ding moet gelukkig ook worden vastgesteld: Herman Koch is het schrijven niet verleerd. Prachtig vervreemdend zijn bijvoorbeeld de bladzijden waar wordt beschreven dat de verteller buiten het restaurant staat te wachten op zijn op de fiets eraan sprintende zoon: 'Michel kwam langszij. Wat zag hij? Een man die op zijndooie akkertje door het park slenterde? Met een mobieltje aan zijn oor? Of zag hij zijn vader? Met of zonder mobiel?'De passages waarin de verteller thuis op de bank ligt te denken, behoren eveneens tot de hoogtepunten van dit boek: 'Iets fluisterde mij in dat ik met denken moest stoppen, dat ik vooral niet te ver door moest denken. Maar dat lukte nooit, ik dachtde dingen altijd door tot aan het eind, tot aan hun uiterste consequentie.'

En ja, zo is Koch op zijn best, schitterend denkend en schrijvend tot aan de uiterste consequentie en niet ingesnoerd door iets wat zo wezenlijk kinderachtig is als een verbazingwekkende plot. (ARIE STORM)

Het Diner –Herman Koch

Het recht een klootzak te zijnVolkskrant boeken

Recensie door Danielle Serdijn Gepubliceerd op 09-01-2009Het is ’s avonds, laat. Je bent man, nog geen twintig en je wilt geld pinnen. In hethokje van de pinautomaat ligt een zwerver in een slaapzak. Wat is je eerste reactie?Vloeken? En wat doe je vervolgens? Legio mogelijkheden, maar geslacht en leeftijd hebben hun dwingende invloed in Het diner, de nieuwe roman van Herman Koch (1953).Koch debuteerde met Red ons Maria Montanelli (1989), een roman die nog steeds graag gelezen wordt door scholieren. Hierin rekende de schrijver af met de periode die hijdoorbracht op het Montessori Lyceum in Amsterdam. In de jaren daarna verschenen verhalenbundels, verzamelde columns en de romans Eindelijk oorlog (1996), Eten met Emma (2000), Odessa Star (2003) en Denken aan Bruce Kennedy (2005). De publicatielijst vertoont een keurige regelmatigheid. Eens in de twee drie jaar een roman, precies zoals het hoort. En toch, in welk medium je ook nazoekt, wordt HermanKoch , die jarenlang met Kees Prins en Michiel Romeyn het trio Jiskefet vormde, meestal genoemd als de televisiemaker, die toevallig ook schrijft. De kracht van tv.In Het diner volgen we Paul Lohman, ex-leraar, gehuwd met Claire. De twee hebben eenzoon, de vijftienjarige Michel. Op zekere avond heeft het echtpaar afgesproken te dineren met Babette en Serge. Die laatste is, behalve Pauls broer, ook een beroemd politicus. Zo een met charisma wanneer de camera’s aan staan en er een publiek is omtoe te spreken. Maar tevens iemand die in familiaire kring vooral lompheid tentoonstelt, door zijn biefstuk in drie happen weg te schransen, te spelen dat hij over kennis van wijnen beschikt, en geen benul heeft hoe zich tegenover vrouwen te

gedragen anders dan aandacht te schenken aan hun ‘kont of tieten’. Zo’n type dus. Met sardonisch plezier tekent Koch deze figuur, die lijkt samengesteld uit verschillende bestaande politici. Hoewel, dat ‘windjack tijdens de verkiezingen’, het ‘lekkere kontje’; dat kan er eigenlijk maar een zijn. En toch ook weer niet, want ondanks al dit soort verwijzingen zijn de feiten in Het diner duidelijk fictief. De echtparen ontmoeten elkaar in een duur restaurant. ‘Ik ga niet zeggen in welk restaurant’, vertelt Paul op de eerste bladzijde, ‘want dan zit het de volgende keerwaarschijnlijk vol met mensen die komen kijken of wij er ook weer zitten’. Je hoort het Koch zeggen. Ook dat is de kracht van tv.De familie heeft het nodige te bespreken. De zonen van Paul en Serge hebben de dood van een zwerver op hun geweten. In flarden krijgen we te horen hoe de twee neven eerst vuilniszakken gooien naar de dakloze in het pinhokje, daarna een lamp en tot slot een lege jerrycan. De jongens vertrekken. Maar komen terug voor de apotheose: vlammetje erbij en boem! Binnen afzienbare tijd fikt de boel af. Jeugdige onnozelheid, zeg dat wel, maar hoe nu verder? Het programma Opsporing verzocht heeft beelden laten zien die met een veiligheidscamera in het pinhokje zijngemaakt. Ook op YouTube circuleren filmpjes. Die verdomde media ook. Niks blijft meer ongezien. De ophef in het land over het voorval is groot. Serge ziet zich genoopt de zaak op te biechten, voordat anderen zijn zoon herkennen. Hij wil terugtreden als lijstrekker. Zijn zoon kan dan gestraft worden en zich bezinnen. Moreel gezien lijktdit aanvankelijk de beste manier van handelen. Eerlijk is eerlijk. Maar dan werkt Koch het dilemma verder uit en komen we bij het hart van de roman, waar de vraag gesteld wordt of mensen werkelijk handelen uit eerlijkheid, altruïsme en opofferingsgezindheid. Of wellicht toch uit eigenbelang?Het is een lastig te beantwoorden vraag. Serge, minister in wording, denkt de schadete beperken door open kaart te spelen. De beloning zal (morele) waardering zijn ‘vande mensen in het land’, wellicht redt hij er deels zelfs z’n positie mee. Door te biechten toont hij het volk immers zijn eerlijkheid. Maar is het daarmee niet toch een show? Louter buitenkant en een staaltje egoïsme bovendien? Dan Paul en zijn vrouw. Die kiezen ervoor hun kind te beschermen door te zwijgen. Het offer dat zij brengen is even groot. Zij willen hun zoon toekomst bieden. Helaasis die dan wel gekleurd door een afschuwelijk voorval, maar, zo menen zij, als gezinkunnen ze die last dragen. Wat Koch zijn lezers toont is een eindeloos te keren medaille, met diverse gradaties van oprechtheid .Boeiend thema, vooral omdat Koch het uitwerkt aan de aan de hand van actuele en herkenbare situaties. Vermakelijk bijvoorbeeld is de scène waarin Serge in zijn tweede huis in Frankrijk een aantal prominenten uitnodigt voor een barbecue en schampert over die stomme Nederlanders die om zes uur aan de aardappels zitten: ‘Ditis het echte leven jongen’. Paul observeert de gasten en de maaltijd en concludeert dat ze ‘Frankrijkje spélen’.Even confronterend zijn de passages waarin Koch de quasi-deftige gewoonten van obersen restauranthouders tegen het licht houdt: gerechten met de pink aanwijzen, vertellen dat het lamsboutje van een boerderij komt waar de dieren gelukkig zijn. Geen restaurantbezoek zal meer hetzelfde zijn na lezing van Het diner. In Kochs laatstverschenen romans ging het ook over doen alsof, over veinzen. Onze cultuur lijkt ervan doordesemd, wanneer we de schrijver mogen geloven. Van hoog tot laag, van het onderwijs tot in de politiek, van het restaurantwezen tot in de mantelzorg; overal duikt diezelfde soort huichelachtigheid op. Vanuit dit perspectief wordt Pauls wens begrijpelijk: ‘het recht om een klootzak te mogen zijn’. Theoretisch helemaal mee eens. Voor sommigen is het misschien zelfs eenopluchting (lees in Nick Hornby’s How to be good uit 2001, het diapositief van Het diner, dat goed doen bepaald geen lolletje is voor je naasten) – ware het niet dat er iemand is omgekomen, de zwerver in dit geval.Valt er op dit boek dan niets aan te merken? Een kleinigheid: compositorisch komt het hoofdstuk over Pauls onderwijsverleden enigszins uit de lucht vallen. Maar

afgezet tegen de zorgvuldige bouw van de rest van het boek, Kochs opvallend effectieve timing, en bovenal de vele geestige observaties van menselijke ijdelheid,is dat beslist overkomelijk.

Saskia Noort - De verbouwing

HET PAROOLRECEHENSIE   Saskia Noorts vorige roman, Nieuwe buren, kreeg het van recensenten zwaar te verduren. De schrijfster werd verweten dat de personages, kennelijk niet gehinderd door hun beroepsleven, alle tijd aan zichzelf en elkaar besteedden. En sommigen merkten op dat de intrige voor een misdaadroman wel erg dun was.

Het lijkt erop dat Noort zich deze bezwaren heeft aangetrokken. Hoofdpersoon van De verbouwing, Mathilde van Asselt-Fortuin, is plastisch chirurg, en praat honderduit over haar vak. Ook voert Noort een onvervalste schurk ten tonele, waardoor het thrillerelement gegarandeerd is.

Het verhaal begint als Mathilde haar privékliniek Duinhoeve heeft geopend. Je eigen baas zijn, een interessant en lucratief beroep, wat wil een moderne vrouw nog meer?Maar de donkere wolken zijn bij Noort nooit ver weg. Echtgenoot Rogier, ooit een gevierd psychiater, is niet bestand tegen de bliksemcarrière van zijn jongere vrouw,en verliest zich in alcoholisch zelfbeklag.

Ondanks haar riante inkomen heeft ze een astronomische schuld opgebouwd. Ze heeft geen vat op haar tienerzoon. En dan is haar huis een bouwval omdat Rogier bij een groeicursus ene Hylke heeft ontmoet die het aannemersvak volgens holistische principes beoefent. Het werk ligt stil, omdat het wachten is op dure, milieuvriendelijke materialen.

Een schijnbaar toevallige ontmoeting met haar schoolliefde Johan lijkt een verandering ten goede aan te kondigen. Johan betoont zich een veelzijdig zakenman, met connecties in het aannemerswezen. Hij koopt voor één miljoen euro aandelen in dekliniek, en neemt de supervisie over de verbouwing op zich, geassisteerd door een legertje hardwerkende Polen. Dat klinkt te mooi om waar te zijn, en dat is het ook. Wanneer Hylke omkomt bij een aanrijding, beseft Mathilde dat ze de regie over haar leven is kwijtgeraakt.

De verbouwing had een onderhoudende thriller kunnen zijn. Als Mathilde maar niet zo'n navelstaarderige, besluiteloze zeurpiet was geweest. Het ene moment wil ze weg bij Rogier om even later te hopen dat alles op wonderbaarlijke wijze goed zal komen.Tientallen malen stelt ze haar blik op verleden, heden en toekomst drastisch bij. Daarbij bestookt ze de lezer met existentiële bespiegelingen. 'Hoe komt het dat ik hunker naar liefde en ik die toch niet meer wil van Rogier?'

Tegen het eind van het boek beleeft Mathilde een uniek moment van zelfinzicht. Ze iseen angsthaas geweest, maar dat zal nu veranderen! Had ze dat maar tweehonderd bladzijden eerder bedacht. Dat had de lezer veel ergernis bespaard. (HANS KNEGTMANS)

Kathy’s Dochter – Tim krabbe Terug tot Kathy MelsenTim Krabbé over een opnieuw beleefde jeugdliefde

Vrijdag 8 februari 2002 door Pieter Steinz NRC Boeken

Een autobiografische roman van Tim Krabbé is net zoiets als een

sciencefictionverhaal van A.F.Th. of een western van Harry Mulisch. Tenminste, dat

zou je kunnen denken na het lezen van Krabbés laatste drie romans. De grot (1997) en

Vertraging (1994) waren perfect gecomponeerde en gestileerde verhalen die vooral

opvielen door de filmische plots. Het gouden ei, dat dankzij de verfilming door

George Sluizer (1988) zelfs bij literatuurliefhebbers bekend staat als Spoorloos,

was zelfs een fantastische vertelling in de traditie van Edgar Allan Poe en F.

Bordewijk. Je zou bijna vergeten dat Krabbé ook de schrijver is van de puur

autobiografische novelle De renner (1978), over een gedenkwaardige wedstrijd die hij

reed als wielercoureur.

Tim Krabbé: Kathy's dochter. Bert Bakker, 274 blz. €19,95Nederlandse literatuur

In zijn nieuwe roman is Tim Krabbé er voor het eerst sinds een kwart eeuw niet voor

teruggeschrokken om de verschillen tussen schrijver en hoofdpersoon op te heffen. De

hoofdpersoon van Kathy's dochter heet Tim Krabbé, is 56 (in 1999), schrijft boeken

en filmscripts voor zijn beroep, en houdt van sport en schaken. Ook zijn biografie,

die zich gaandeweg het verhaal deels ontvouwt, verschilt in niets van die van zijn

schepper. De Tim uit het boek lijkt dus de Krabbé die we kennen uit de

werkelijkheid. Namen van andere personages zijn, zo laat de auteur doorschemeren, om

privacy-redenen veranderd; maar het verhaal, hoe onwaarschijnlijk klinkend ook, is

Echt Gebeurd.

Kathy's dochter is het verhaal van een gefnuikte jeugdliefde, een groteske variant

op Vestdijks Terug tot Ina Damman. De roman begint overrompelend, met een op `1

oktober 1962' gedateerde proloog over de eerste momenten na het uitgaan van een

relatie. Twee bladzijden verder zijn we op 4 november 1999 en krijgt `meneer Krabbé'

een e-mail met het bericht van de dood van Tineke Melsen, met wie hij kort en hevig

verkering had toen ze zich nog Kathy noemde, en die hij daarna nooit meer heeft

gezien. De afzender is Kathy's dochter Laura, die Krabbé vraagt of hij haar kan

vertellen over het verleden van haar moeder; Kathy heeft haar ooit toevertrouwd dat

haar ex-geliefde `een stukje' over hun relatie heeft geschreven.

Flirten

Laura's e-mail zet Tims leven op zijn kop; hij kan aan niets anders meer denken dan

aan zijn altijd betreurde beslissing om de ideale relatie die hij met Kathy had te

verbreken, `zomaar, om niets, omdat het niet steeds even mooi kon zijn als op het

mooiste moment, een moord en een zelfmoord tegelijk.' Terwijl hij voor Laura (28)

het nooit gepubliceerde manuscript over zijn jeugdliefde tot een e-mailfeuilleton

bewerkt, neemt de correspondentie steeds intiemere vormen aan. Het flirten per

computer loopt uit in een ontmoeting; en hoewel Laura, die zo op haar moeder lijkt,

nog een gebonden vrouw is, blijkt het liefde op het eerste gezicht. Wederzijds nog

wel.

Kathy's dochter wordt gepresenteerd als non-fictie. Dat vergt nogal wat suspension

of disbelief van de lezer, die zich niet alleen herinnert dat Vertraging en De grot

allebei over verreikende jeugdliefdes gaan, maar ook dat het overkoepelende thema

van Krabbés romans valt samen te vatten als `echte liefde bestaat alleen in de

dood'. Krabbé is zich van die overeenkomsten bewust: op bladzijde 226 van Kathy's

dochter becommentarieert hij het toeval van de `hereniging na de dood' die hij met

Kathy/Laura beleeft. Hij maakt aannemelijk dat het juist de traumatische scheiding

in 1962 is geweest die zijn latere romans heeft overschaduwd en bepaald. Zonder Tim

en Kathy geen Rex en Saskia, geen Jacques en Moniek, geen Egon en Marjoke.

Ook de liefde van Tim en Laura is gedoemd – het leeftijdsverschil is te groot en

Laura wil het haar vader niet aandoen om thuis te komen met de ex van zijn overleden

vrouw. Het op een na laatste gedeelte van Kathy's dochter staat dan ook, in de

woorden van Tim, `in het teken van ons uit elkaar gaan.' En als de bijl eenmaal

gevallen is, neemt de schrijver zijn toevlucht tot een laatste, schrale troost: hij

herschrijft het verhaal van zijn `liefde in 1962' en geeft het een happy ending. Het

is een tournure die filmliefhebbers kennen uit Woody Allens Annie Hall, een

bitterzoete relatiekomedie waaraan Kathy's dochter in sfeer en onderwerp erg doet

denken. Zoals liefde sterker is dan dood, is de kunst sterker dan de werkelijkheid.

Krabbé is, zoals Laura hem aan het begin van hun relatie heeft geschreven, `de baas

van het verhaal'.

Spelletjes

Het slot van Kathy's dochter is overigens een mooie reflectie van het begin, dat bij

tweede lezing zowel kan slaan op de scheiding van Kathy in 1962 als op die van Laura

in 2000. Krabbé houdt van geraffineerde spelletjes, hij verloochent zijn

schakersverleden niet, en hij slaat zijn lezers af en toe uit het veld. Zo is deel

III van de roman, een lange flashback naar de liefde van de 19-jarige Tim en de 20-

jarige Kathy, anders van stijl dan de rest van het boek. Ik moet bekennen dat ik me

al behoorlijk ergerde aan de naïeve schrijftrant en de overstuurde puberromantiek in

dat hoofdstuk, toen ik besefte dat die door Krabbé zo bedoeld was, of misschien

veertig jaar geleden zo geschreven. Wat niet wegneemt dat de flashback het minst

spannende gedeelte van de roman blijft, al was het maar omdat je de samenvatting

ervan al in het voorafgaande opgediend hebt gekregen.

Kathy's dochter komt over als een eerlijk boek, een egodocument met Geheim dagboek-

achtige kwaliteiten. Op een humoristisch-aandoenlijke manier, die herinnert aan de

ik-verhalen van Kees van Kooten, geeft Krabbé een onbarmhartig beeld van zichzelf:

een snob en een nietsontziende romanticus op zijn negentiende, een met zichzelf

ingenomen versierder-op-leeftijd op zijn zesenvijftigste. Het is duidelijk dat hij

nog steeds niet kan verkroppen dat Laura hem voor een jongere minnaar heeft

ingeruild, bij hoeveel noodlotsfantasieën (`dit moest wel mislopen, want...') hij

ook steun zoekt. Achter de uitgebreid beschreven neukscènes waarmee Tim zijn

viriliteit bewijst en boekstaaft, gaat meer dan een hint van de angst voor het

verval schuil.

Via een omweg is Kathy's dochter een boek over sterfelijkheid, zoals het aan de

oppervlakte een roman over gemiste kansen lijkt. Maar Krabbé schreef in de eerste

plaats het verslag van een amour littéralement fou. Op het hoogtepunt van zijn

relatie met Laura fantaseert hij tijdens een verblijf in zijn eentje in Milaan dat

de mensen op straat hun kinderen over hem en Laura vertellen. `Oh, dat is zo'n mooi

verhaal, misschien wel het mooiste liefdesverhaal dat ooit echt is gebeurd,' laat

hij een nietsvermoedende Italiaanse moeder zeggen. Natuurlijk is die opmerking

overdreven, zoals wel meer in dit door de naweeën van tomeloze verliefdheid

geregeerde boek. Tim en Laura zijn geen Tristan en Isolde, Tim en Kathy geen Orfeus

en Eurydike. Maar het verhaal van Krabbé en zijn dubbelliefde is verrassend ongewoon

en intens op het ontroerende af. De aanstaande Boekenweek, die in het teken staat

van liefde, kan zich geen betere opmaat wensen.

Een man die een verhouding krijgt met de dochter van een geliefde – dat is talloze

malen gebeurd. Zevenendertig jaar later: minder vaak. Na nooit meer van haar te

hebben vernomen: zelden. Na haar dood, dóór haar dood, als een hereniging in de dood

– dat zoiets overkomt aan een schrijver wiens thema dat is, dat was nog nooit

voorgekomen, en zou nooit meer voorkomen. En dan had ik ook nog die oude liefde

bewaard, als een luchtbel in het verleden.

Uit Tim Krabbé: Kathy's dochter

Een man die een verhouding krijgt met de dochter van een geliefde – dat is talloze

malen gebeurd. Zevenendertig jaar later: minder vaak. Na nooit meer van haar te

hebben vernomen: zelden. Na haar dood, dóór haar dood, als een hereniging in de dood

– dat zoiets overkomt aan een schrijver wiens thema dat is, dat was nog nooit

voorgekomen, en zou nooit meer voorkomen. En dan had ik ook nog die oude liefde

bewaard, als een luchtbel in het verleden.Uit Tim Krabbé: Kathy's dochter

Door een oerwoud van leugen en bedrog

Jessica Durlacher – De Dochter

Gecompliceerde roman van Jessica Durlacher

Vrijdag 13 oktober 2000 door Elsbeth Etty www.nrc.nl

Max Lipschitz, de in de ik-vorm vertellende hoofdpersoon van Jessica Durlachers

roman De dochter, is allergisch voor het woord `tweedegeneratietrauma'.

Waarschijnlijk geldt dat ook voor de meeste lezers. Alles is nu toch wel zo'n beetje

verteld over de emoties van kinderen die zijn opgezadeld met het oorlogsleed van hun

ouders. Er zijn, ook in Nederland, betekenisvolle en indringende romans over

geschreven (denk aan het werk van bijvoorbeeld Carl Friedman, Leon de Winter, Ischa

Meijer, Chaja Polak) maar de thematiek is langzamerhand uitgekauwd. Tweede

generatie, oorlog? Herhaling, verveling en kitsch liggen op de loer.

Jessica Durlacher: De dochter.De Bezige Bij, 278 blz. ƒ39,90

Maar stel dat je als schrijver het kind bent van een joodse overlevende wiens

familie grotendeels is vermoord. Dan valt aan het trauma niet te ontkomen. Jessica

Durlacher (1961) is romanschrijfster en dochter van.

In de eerste plaats schrijfster of in de eerste plaats dochter? In haar debuut Het

geweten was zij nog vooral de dochter, en wel van de in 1996 overleden G.L

Durlachter die zelf hartverscheurend over zijn gevangenschap in Auschwitz heeft

geschreven. Eigenlijk had die eerste roman De dochter moeten heten, want hoe

ingenieus Jessica Durlacher ook probeerde om Het geweten op een getroubleerde

liefdesgeschiedenis te laten lijken, alles draaide om de verhouding van een na-

oorlogs kind tot haar door de oorlog psychisch verminkte vader. `Hij werd een zwart

gat, mijn vader, een woordvoerder van een rijk zo donker en gruwelijk dat alles

ervoor wijken moest. Ook ik,' schreef ze. En om het probleem van haar hoofdpersoon

te specificeren, voegde ze daar nog aan toe: `Ik ben jullie dochter, weet je wel,

Edna! En ik heb net zo veel recht op Auschwitz als ieder ander.'

Gefrustreerd

In De dochter is, hoe paradoxaal het ook klinkt, Durlacher niet langer de dochter.

Ze is romanschrijfster geworden. Weliswaar zijn in dit boek haar hoofdpersonen

opnieuw getekend door de oorlogsgeschiedenis van hun ouders, maar op een volstrekt

andere manier dan in egodocumenten tot welk genre Het geweten in wezen behoorde. Wat

haar in dat boek nog niet lukte: spelen met haar thema, afstand nemen, verrassende

invalshoeken vinden, daarin slaagt ze nu volledig. In deze roman doet de beheerste

introspectie van de hoofdpersoon geen moment afbreuk aan de spanning van het

gecompliceerde, vaardig vertelde verhaal.

In dat verhaal staat niet de dochter uit de titel centraal, maar haar vriend. De

vader van deze Max Lipschitz heeft het concentratiekamp overleefd dankzij zijn na de

oorlog naar Amerika geëmigreerde tweelingzus Judith, aan wie hij dus veel

verschuldigd is. Maar rond de rol van Judith bij de deportatie van haar broer hangt

tegelijkertijd een akelig geheim. Zoals veel naoorlogse joodse kinderen groeit Max

op in een gezin waarin veel wordt gezwegen over het verleden, waarin tot vervelens

toe wordt geweend om dingen die nooit voorbij gaan en waar de in begrip

onvermijdelijk tekortschietende kinderen zich gefrustreerd en machteloos voelen.

Max ontwikkelt een houding tot het verleden die het best te omschrijven valt als

verdringing. Ontkennen is niet mogelijk, maar het andere uiterste, zwelgen in

oorlogsleed, zich een slachtofferrol aanmeten, interessant doen op kosten van zijn

vader, past hem ook niet.

Tot hij zijn grote liefde ontmoet. Het is begin jaren tachtig en tante Judith is

voor het eerst over uit Amerika. Ter gelegenheid daarvan brengt het voltallige gezin

Lipschitz een bezoek aan het Anne Frankhuis, waar de opdringerige studente Sabine

Edelstein als gids werkt. Zij is het vleesgeworden tweedegeneratieslachtoffer en

stort zich vol overgave op het Grote Leed dat zij in één oogopslag in Max herkent.

`Nieuwsgierig keek ze, verlegen en tegelijkertijd beschermend, alsof ze me kende,

alsof ze iets in me opmerkte dat ik zelf was vergeten', zo beschrijft Durlacher de

eerste kennismaking.

Sabine koestert een ongezonde en suspecte, parasitaire belangstelling voor andermans

oorlogsellende en dat is ook precies de reden dat ze drie dagen per week in het Anne

Frankhuis werkt. Ze eigent zich het verdriet van joodse bezoekers met zoveel passie

toe, dat Max haar aanraadt er maar een fulltimebaan van te maken. Als ze hem

aankijkt met haar `we-zitten-in-hetzelfde-schuitje-blik', bedenkt Max dat hij nog

niet dood gevonden wil worden in het schuitje van iemand anders.

Tegen wil en dank komt hij vervolgens toch in haar vaarwater terecht. Ze krijgen een

verhouding. Twee jaar, van 1982 tot 1984, duurt de liefdesrelatie tussen Max en

Sabine. Zij slaagt erin zowel Max als diens vader open te breken, maar vertelt zelf

weinig over haar eigen familieleed. Slechts één verhaal krijgt Max te horen: haar

vader kreeg als onderduiker een verhouding met een lotgenote en beiden werden

vervolgens verraden door de jaloerse zoon des huizes.

Sabine weet Max met haar compassie een gevoel van veiligheid te geven. Zij is de

eerste die hij in de 23 jaar van zijn bestaan vertrouwt, maar op het hoogtepunt van

hun vertrouwelijkheid, als ze voor het eerst samen de sabbath zullen vieren, is ze

plotseling verdwenen. Maar liefst vijftien jaar blijft ze spoorloos. Naspeuringen

bij het Anne Frankhuis, bij Sabine's vriendinnen, bij haar moeder leveren niets op.

Spoorloos

Eind jaren negentig vindt hij haar terug in Frankfurt. Max bezoekt daar als uitgever

de jaarlijkse Buchmesse. Sabine is er in gezelschap van een filmproducent uit Los

Angeles, waar ze inmiddels blijkt te wonen. Ook deze filmproducent, de uit Nederland

geëmigreerde Sam Zaidenweber, draagt een oorlogsgeheim met zich mee. Ook hij heeft

over de onderduiktijd een verhaal van geschonden vertrouwen, misbruik en verraad.

Max raakt daarvan op de hoogte omdat hij Sam vraagt bij zijn uitgeverij memoires te

publiceren. Intussen heeft hij zijn liefdesrelatie met Sabine hervat, zonder

erachter te komen waarom zij hem indertijd heeft verlaten en zonder duidelijkeid te

krijgen over de aard van haar relatie met Sam.

De ontknoping komt na een etentje in Los Angeles. Daar krijgt Max het typoscript van

Sams memoires. Het boek blijkt opgedragen aan Sabine, die na één blik op Sams

autobiografie te hebben geworpen haar act van vijftien jaar eerder herhaalt: ze

vlucht zonder een spoor achter te laten. In het vliegtuig naar Nederland leest Max

op zijn beurt het verhaal van Sam dat tegelijkertijd het schokkende geheim van

Sabine blijkt te bevatten.

Een waanzinnige geschiedenis is het, waarin de waarheid voor zover die bestaat,

gevonden wordt door een oerwoud aan leugens en bedrog weg te kappen. Met De dochter

slaagt Jessica Durlacher erin om van een onaannemelijk melodrama een geloofwaardige

tragedie te maken. Dit verhaal dat gemakkelijk in oorlogskitsch had kunnen

ontaarden, wordt onder haar handen tot verontrustende realiteit. Wat moet je geloven

van tweedehands verhalen, van een verleden dat niet het jouwe is, hoe zit onze eigen

verhouding tot oorlogsleed in elkaar, wanneer slaat oprechte belangstelling om in

impertinente sensatiezucht?

Het zijn vragen die Max Lipschitz zich voortdurend stelt en die hij zonder larmoyant

te worden kan stellen, omdat ze lijken te zijn losgezongen van zijn persoonlijke

hang ups. Hetzelfde kan inmiddels worden gezegd van Jessica Durlacher, die na een

enigszins moeizaam geschreven, quasi-autobiografisch debuut een volwassen roman

heeft afgeleverd. Haar verhaal zit compositorisch goed en trefzeker in elkaar.

Hoewel haar stijl enigszins vlak en zelfs nogal gelikt is en ze literair geen

hoogstandjes laat zien, beschikt ze zonder meer over de gedreven, vaardige pen die

een ware verteller nodig heeft.

Deskundige Mening en RecensieSchrijver Glastra van Loon, Karel

Titel [Passievrucht], De

Jaar van uitgave

1999

Bron NRC Handelsblad

Publicatiedatum

06-08-1999

Recensent Pieter Steinz

Recensietitel In de martelkamer van de wetenschap

In het Huis van het Weten zijn heel veel kamers, zegt een vader tegen zijn zoontje. Je hebt de voorkamer van de Feitelijke Kennis, waarin je alles vindt wat je nu weet.Daarachter is de kamer van het Mogelijke, met alle dingen die je nog te weten kunt komen. Op de rommelzolder van de Kennis liggen grappige en onbruikbare weetjes, zoals 'de Theorie van de Platte Aarde en de Tien Gulden Regels voor Burgermeisjes.' En dan is er nog een piepklein vertrek zonder ramen, verlicht door een kale gloeilamp: 'de kamer van de dingen die je beter niet had kunnen weten. Ik noem hem de Martelkamer.' Geen enkele lezer van de eerste roman van Karel Glastra van Loon hoeft er na deze nadrukkelijk in hoofdstuk 2 verwerkte woorden aan te twijfelen: in De [passievrucht] zal de hoofdpersoon de Martelkamer binnengaan. En zo geschiedt. Door een routine-onderzoek in het ziekenhuis ontdekt Armin Minderhout dat hij vanaf zijn geboorte onvruchtbaar is geweest. Dat is erg voor zijn vriendin Ellen, die dolgraag kinderen van hem wil, maar veel schokkender voor hemzelf, aangezien hij al dertien jaar lang vader meent te zijn van een kind uit een vorige relatie. Zijn grote liefde Monika, die tien jaar eerder stierf aan hersenvliesontsteking, is hem dus op zijn minst één keer ontrouw geweest. In een originele variatie op het aloude Vatersuchermotiv, waarvan de Westerse literatuur doordrongen is sinds Telemachus naar Pylos reisde om Odysseus te vinden, gaat Armin op zoek naar de natuurlijke vader van zijn zoon. Zijn queeste brengt hem via de arts die Bo op de wereld zette naar enkele ex-vriendjes van Monika, aan wie hij liever niet herinnerd had willen worden. Maar hoewel hij lange tijd op dode en valse sporen zit, is het allemaal nietvoor niets. Armin rakelt het verleden op en breekt zichzelf tot op de laatste steen af. Als hij aan het eind van het boek het raadsel bij toeval heeft opgelost, is hij een beter mens, een betere geliefde en zelfs een betere vader. 'Het leven is een eindeloze aaneenschakeling van verbouwingen', luidt het slot van hoofdstuk 24 van De[passievrucht]. Het is maar een van de vele wijze en quasi-wijze zinnen waarin de hoofdpersoon grossiert. Armin, die werkt als corrector bij een wetenschappelijke uitgeverij, is een man die zich vastklampt aan kennis, iemand die grote woorden en brede verbanden nodig heeft om de wereld te begrijpen. Tegenslag wordt bij hem: 'Hetlot is wreder dan een kampbeul'; seks na een begrafenis is 'een gecompliceerde vorm van sadomasochisme'; en liefde stelt de mens in staat 'om juist meer zichzelf te worden door in een ander op te gaan.' Je zou Armin willen toeschreeuwen om eens een stap buiten de deur van het Huis van het Weten te zetten. De overdaad aan kwartjesfilosofie is een van de dingen in De [passievrucht] die zouden kunnen vervelen, net als het mulischiaanse aplomb waarmee natuurwetenschappelijke betogen en theorieën door de roman gevlochten zijn. (Wie het boek uit heeft, weet flink wat van ethologie en biologie, van genetische drijfveren, spermaoorlogen en ontkrachtingen van de evolutietheorie.) Maar vanzelfsprekend mogen we de euvelen vanliteraire personages niet verhalen op hun geestelijke vaders; Armin is een vreemde snijboon, maar allesbehalve ongeloofwaardig, Net als zijn vroegwijze zoon, zijn leugenachtige vriendin en zijn overspelige dode geliefde heeft hij iets sympathieks - zodat je het als lezer echt kan schelen wat hem overkomt. Journalist en televisiemaker Karel Glastra van Loon, die eerder met zijn verhalendebuut Vannacht is de wereld gek geworden (1997) werd genomineerd voor de ECI-prijs voor schrijvers van nu, is goed in het weergeven van scènes uit het dagelijkse leven: een pijnlijk bezoek aan twee verschrikkelijke schoonouders, een stukje slapstick in een dokterskamer, een mislukte expeditie van vader en zoon naar een Waddeneiland. Daarbij heeft hij een goede hand van dialoogschrijven en wisselt hij de gedragen citatenboekwijsheden van zijn hoofdpersoon af met mooi geformuleerde metaforen. 'Mijn geheugen is als het werk van een drankzuchtige archivaris', constateert Armin,'het vertoont gaten en verdichtingen, de kaartenbakken zijn omgevallen, de fiches inhaast weer bijeengeraapt.' En als hij willens nillens de vrouw van een rivaal het hof maakt: 'Ik overhandig haar het kistje met de wijn en denk: dit is een B-film. EnB-films lopen wel altijd goed af, maar zelf haal ik zelden het einde.' De [passievrucht] - een boek dat een minder woordspelige titel verdiend had - heeft eenmoraal die al zo oud is als Socrates. Armin achterhaalt de identiteit van Bo's vader, maar heeft zich daarvoor al gerealiseerd dat hij, met al zijn kennis,

eigenlijk niets weet. Ken uzelf, is zijn drijfveer, ken uw ex-vrouw, uw vriendin, uwzoon en uw vader. Toch zou dat alleen niet genoeg zijn geweest voor een roman die dwingt tot doorlezen. Daarvoor zorgt Glastra van Loons knappe plot, die handig gebruik maakt van beproefde romantische elementen als het Verborgen Verraad, het Argeloze Kind en de Mysterieuze Geliefde. De [passievrucht] kwam onlangs terecht op de longlist van de Generale Bank Literatuurprijs; het moet raar lopen als Glastra van Loon begin oktober niet een van de zes nominaties in de wacht sleept.

De Eetclub Saskia Noort

Met z'n allen aan de zuip

4 augustus 2004

Nadat Karen en haar man Michel verhuisd zijn vanuit Amsterdam naar het yuppendorp B.verwordt haar leven tot een dodelijk saaie sleur totdat ze Hanneke leert kennen, de moeder van een klasgenootje van haar dochter. Via Hanneke komt ze in contact met andere welgestelde echtparen en al snel vormt zich een soort eetclub die met elkaar eet, feestjes viert, tennist en vooral heel erg veel zuipt. Tot het moment dat eersteetclublid Evert en vervolgens ook Hanneke onder bijzondere omstandigheden komen te overlijden. Dan blijkt de club helemaal niet zo hecht te zijn: iedereen vertelt roddels over elkaar, meerdere vrouwen blijken het met andere mannen te hebben gedaanen de mannen zijn zakelijk veel te veel met elkaar verweven. Kortom: haat, nijd en achterklap onder het genot van veel te veel drank. En Karen probeert er achter te komen wat er nou echt gebeurd is, maar de vraag is of ze dat wel handig aanpakt...

Een mooi tijdsbeeld van de totale leegte onder de rijken in een Goois matrasachtig dorp (Bergen? Blaricum? Bloemendaal?): als jij zegt hoe leuk ik ben, zeg ik hoe leukjij bent en dan nemen we er nog één om te vieren dat we allebei zo leuk zijn. Maar owee als er iets onverwachts gebeurt. Een boek dat lekker wegleest, alleen vond ik het einde wat onverwachts en niet goed af te leiden uit de gebeurtenissen die in de rest van het boek beschreven staan. En er wordt wel hinderlijk veel gezopen, het is niet leuk om constant de conversaties van bezopen mensen te moeten lezen.

Harry Mulisch twee vrouwenEen mooie stoomcursus Mulisch

Vrijdag 17 oktober 2008 door Arjen Fortuin nrcboeken.nl

Harry Mulisch: Twee vrouwen. Stichting CPNB. 145 blz. Tot 14 november gratis voor de bezoekers van de

Nederlandse bibliotheken. Handelseditie € 10,– Marita Mathijsen: Twee vrouwen en meer. Over het werk van

Harry Mulisch. De Bezige Bij, 160 blz. € 16,90

Achteraf beschouwd ligt de keuze erg voor de hand. Twee vrouwen, de komende maand de

meest gelezen roman van Harry Mulisch, is een vlot verteld verhaal over de liefde.

‘Een liefdesroman van Harry Mulisch’ stond er op het achterplat van de

oorspronkelijke uitgave.

Bovendien biedt de roman ruimschoots discussiestof voor de landelijke leesclub die

de Stichting CPNB met de actie ‘Nederland Leest’ voor ogen staat: homoseksualiteit,

de verschillen tussen mannen en vrouwen, Orpheus en Oedipus, de tijdgeest van de

jaren zeventig en, vooruit, ook de liefde zelf. En voor de geoefende Mulischvorser,

die weet dat geen getal zonder betekenis blijft in zijn romans, is er veel

puzzelwerk. Het speciaal voor de gelegenheid (bij vlagen op devote toon) geschreven

Twee vrouwen en verder. Over het werk van Harry Mulisch van Marita Mathijsen biedt

daarbij een schat aan basismateriaal, aanknopingspunten en suggesties – tot en met

vergelijkingen tussen verkeerssituaties en de Orpheusmythe. Afgezien van het

ontbreken van de Tweede Wereldoorlog als thema is Twee vrouwen een mooie stoomcursus

Mulisch, laat Mathijsen zien.

Maar is de roman ook een hoogtepunt in het oeuvre van Harry Mulisch? Nou nee.

Mulisch is op zijn best op de momenten waarop hij invoelbaar maakt wat Bas Heijne

enkele jaren geleden in de Leesclub van NRC Handelsblad ‘de naakte kern’ van Mulisch’

schrijverschap noemde: ‘de angst voor het niets’. Dat doet hij in Het stenen bruidsbed,

waarover Heijne destijds schreef, maar ook in Het zwarte licht (1956), in Siegfried (2001)

en soms in De ontdekking van de hemel. Die laatste roman is overigens het boek waarin

Mulisch zijn mooiste liefdesscènes schreef, tussen Onno en Max – ook een liefde

tussen mensen van hetzelfde geslacht, en ook een die in het teken van ouderschap

komt te staan.

Het niveau en de intensiteit van die romans, of van De aanslag, haalt Twee vrouwen

niet. De roman is spannend van opzet en vaardig geschreven, maar de ideeën die erin

worden uitgewerkt, bijvoorbeeld over de verschillen tussen mannen en vrouwen, zijn

weinig opzienbarend.

Komt Laura overeen met de droogstaande Harry Mulisch?

Daarbij komt dat Laura weliswaar een geloofwaardig personage is, maar dat dat veel

minder geldt voor haar zwijgende geliefde Sylvia en haar schietende ex-man Alfred.

Tekenend is dat het hoofdstukje dat Mathijsen wijdt aan ‘de psychologische leeslaag’

goeddeels gevuld is met de aanduiding van symbolische aanwijzingen in de roman, met

name fallussymbolen.

Misschien dat het voortschrijden van tijd en technologie hier tegen het boek werkt.

De kern van Mulisch’ tragedie wordt gevormd door Sylvia’s besluit zich stiekem te

laten bezwangeren door de ex van haar vriendin omdat zij haar een kind wil schenken.

Zowel de keuze voor deze spermadonor als haar zwijgen doet vreemd en ongeloofwaardig

aan, wat ongetwijfeld wordt versterkt doordat er nu, dertig jaar later, zoveel

alternatieve oplossingen voorhanden zijn.

Gelukkig kun je ook over een mindere Mulisch lang doordenken. In zijn nawoord bij de

handelseditie van Twee vrouwen schrijft Onno Blom uitvoerig over de

ontstaansgeschiedenis van de roman. Daaruit komt onder meer de oorspronkelijke titel

naar voren (‘Het afwezige kind’) en wordt duidelijk dat Mulisch zijn boek in één ruk

schreef. Blom roept ook weer in herinnering dat Twee vrouwen Mulisch’ eerste roman was

na een lange periode waarin hij amper fictie publiceerde. Zelf heeft de schrijver

altijd volgehouden dat het hier ging om een bewuste keuze, dat de wereld non-fictie

eiste, maar het ligt in de rede om een zekere blokkering te vermoeden.

Treffend is dan dat het boek waarmee Mulisch terugkeerde een roman was waarin

creatie, schepping, het centrale thema is. Twee vrouwen was niet alleen Mulisch’

eerste romanschepping in jaren, het boek gáát er ook over, over de mogelijkheden om

iets te scheppen onder moeilijke, schijnbaar onmogelijke omstandigheden.

Zo gezien wordt ook de rolverdeling interessant. Laura komt dan overeen met de

‘droogstaande’ romanschrijver Mulisch. Via een omweg blijkt haar onvruchtbaarheid

toch tijdelijk te zijn. In die omweg is de rol van Alfred Boeken, de jaloerse, naar

K.L. Poll (1927-1990) gemodelleerde criticus, opmerkelijk. Die is in de eerste

plaats een noodzakelijke schakel in de creatie van het kind. Hij moet, zoals

Mathijsen schrijft, ‘de tekst als lezer tot leven wekken’. Verwekken is echter niet

het enige wat Boeken doet, hij doodt het kind ook. Waarmee Mulisch lijkt te

benadrukken dat de criticus in staat is een boek te maken én te breken. Dat is

trouwens een wijsheid die de afgelopen dertig jaar danig is genuanceerd.

Je kunt dus een zekere onderdanigheid ten opzichte van de kritiek lezen in Twee

vrouwen (dat goed werd ontvangen). Al hebben we hier misschien te maken met een

bijeffect van een ander kenmerk dat de meeste Mulisch- interpretatoren bindt: het

vermogen tot inbeelding.

Rascha Peper OestersKrant: De GelderlanderPublicatiedatum: 03/04/1991Omschrijving: Rascha Peper : ”Oesters '

Verbeeten t - Een fijnzinnige kleine roman - Rascha Peper legt in ”Oesters ' diep verdriet bloot - ”Inzicht, verzoening, overgave, het zijn allemaal woorden die haar pas later ter beschikking zullen staan _ en die dan nog zo weinig zeggen.'

Zo luidt het slot van het verhaal ”Een poging tot beschrijven' van Rascha Peper . Zij debuteerde vorig jaar met de verhalenbundel ”De waterdame'. Nu ligt er de roman ”Oesters '.De opmerking over de geringe kracht van grote woorden staat er als een verklaring achteraf bij drie beschrijvingen van bijna ongrijpbare en nauwelijks vast te houden momenten van ”helder inzicht in de dingen des levens dat je zomaar ten deel valt'. Die momenten vallen respectievelijk een volwassen vrouw, een pubermeisje en een kindvan acht ten deel.Je mag zo'n opmerking ook lezen als een aanzet tot een beginselverklaring van de schrijfster.Grote woorden schieten hun doel voorbij. Ze plakken als een etiket op het onbenoembare en benemen je het uitzicht op enig inzicht. De taal die het onzegbare omcirkelt en in zich opneemt, geeft wel uitzicht op inzicht.De kleine roman ”Oesters ' stoelt op zorgvuldige hantering van dit principe. Het verhaal is beeldend zonder opsmuk. De taal is helder en wordt nergens nadrukkelijker. Binnen het perspectief van een terugblik op het ontstaan en het verloop van een niet bepaald alledaagse liefde, vertoont de opbouw van de roman een rustig ritme tussen heden en vroeger. De feitelijke informatie is zo gespreid dat jevoortdurend geboeid blijft. Alles sluit als een bus.Bovenal echter legt ”Oesters ' zonder enige geforceerdheid, maar onontkoombaar het diepe verdriet bloot over een verloren liefde. Dat mag gerust een groot thema genoemd worden. Bovendien heeft het een klassieke geschiedenis. De toon mag licht blijven, de lezer ontkomt niet aan een gevoel van mededogen met haar hoofdpersoon.

Stilleven

Dat Rascha Peper de lezer mondjesmaat van informatie voorziet waarvan de betekenis pas later op zijn plaats valt, blijkt al meteen in het eerste hoofdstuk. De hoofdpersoon Olga loopt door de stad Wenen. Ze heeft zojuist een bezoek aan haar psychiater gebracht. De man heet Kroch en ”tot in de diepste krochten van uw ziel!',vind ik dan toch iets te gewild en dat geldt ook voor de korte, maar onmiskenbaar door Freud ingegeven beschrijving van zijn gezicht.Maar goed. Olga loopt door de stad Wenen en raakt duidelijk geschokt door de onschuldige aankondiging van een tentoonstelling van stillevens uit de negentiende eeuw. Drie (korte) hoofdstukken later blijkt de kamer van haar geliefde vol te hangen met stillevens.Deze man, Frank, is al jaren dood en ze spreekt nooit over hem. Niet met haar man, niet met haar moeder. Enige uitzondering was de internist in het ziekenhuis in Nederland waar ze enige tijd geleden was opgenomen. Ze is, zoals dat heet, herstellende van een ”gemene ziekte' en dat lijkt haar onbesproken verdriet te verhevigen.

Gesloten

De schaarse bezoeken aan haar psychiater leveren benauwend weinig op. Ze stopt er ook mee. Je krijgt de neiging om de titel van het boek, ”Oesters ', als een beeld voor de geslotenheid van de hoofdpersoon op te vatten. Dat is mogelijk al te voor dehand liggend. In ieder geval zegt de schrijfster dat nergens expliciet. Frank at graag oesters , Olga gruwde ervan. Dat is alles wat er staat.Olga heeft Frank ontmoet toen ze 19 jaar was, bijna 20.Hij zestig. De wederzijdse verliefdheid ontwikkelt zich tot een diepe liefde. Olga studeert dan in Amsterdam. De schrijfsters tekent met luttele verwijzingen de opstandige universitaire sfeer, ]e]en jaar na de bezetting van het Maagdenhuis. Elkeveertien dagen reist Olga naar het Zeeuwse Breskens, waar haar geliefde een kunsthandel heeft en waar het leven heel anders is.Onvermijdelijk komt er een jongere man in haar leven. Met hem trouwt ze _ en is ze nu nog getrouwd _ maar nergens krijg je de indruk dat die liefde, als daar al sprakevan is, het haalt bij die ene grote. Ze geeft haar bezoeken aan Frank aanvankelijk ook niet op. Dat gebeurt door omstandigheden, wanneer haar man in de Verenigde Staten gaat werken. Daar ziet ze in een drie dagen oude Nederlandse krant de overlijdensadvertentie van Frank.Maar het verdriet was er al voor zijn dood, vervat in ”herinneringen die zijn als pijn in een al lang geamputeerd been'. En met de duidelijke aanwijzing dat dit verdriet zich niet laat verdrijven, eindigt het boek. Je kunt je leven niet ongestraft door de omstandigheden of door zoiets als conventies laten regeren.”Oesters ' is een fijnzinnige kleine roman.Rascha Peper , ”Oesters ', Veen, Amsterdam, 1991, | 22,90.

Gedichten

DeadlineIk ondervond het sterven aan den lijve,in dagelijkse omgang met de dood;ik leef nog; en ik kan er idiootgenoeg niets dieps of zinnigs over schrijven.

De meeste grote woorden zijn te grootvoor zoiets doodgewoons: in leven te blijven.Maar toch, ik kan de liefde nog bedrijvenen bijna alles doen ‘wat god verbood’.

Zo is het dus, jezelf te overleven;ik kijk naar buiten door dezelfde ruit,

ik schrijf zoals ik altijd heb geschreven,ik denk, voel, wind mij op en maak geluid,

maar ik besef: door stervende omgevenschuif ik alleen mijn deadline voor mij uit.

Waar gaat het gedicht over?Dit gedicht heeft betrekking op zijn eigen leven, toen hij door zijn drankprobleem in het ziekenhuis terecht kwam en op het randje van de dood balanceerde. Hij voelt dat er niets veranderd is, hij doet alles nog precies hetzelfde, ondanks dat hij bijna dood was. Maar hij beseft wel dat

er ooit een dag komt dat hij wel dood zal gaan. Er waren geen zinnen of woorden die ik niet begreep. Het gedicht bestaat uit twee kwatrijnen en drie distichons.

RitueelIk houd het kleine ritueel in ere,opdat je elk moment terug kunt keren. Iedere dag wanneer het avond wordt,maak ik de tafel klaar: een extra bord, bestek, je eigen stoel, een kaars, een glas,alsof je enkel opgehouden was.

Ik hoor (hoe kon ik denken dat hetgenewaardoor ik ben, voor altijd was verdwenen?), ik hoor, alsof de woning nog bestond,het grind, de klink, het aanslaan van de hond, en je komt binnen op het ogenblikdat ik de lamp ontsteek, de bloemen schik. Ik hoop alleen dat ik dan rustig blijfen haast niet opziend van mijn stil bedrijf de woorden vind, als was het vanzelfsprekend:Schuif aan; tast toe: er is op je gerekend.

Waar gaat het gedicht over?Het gedicht gaat over iemand die er niet meer is, misschien een geliefde die overleden is of een relatie die is afgelopen. Het was altijd zo vanzelfsprekend dat diegene er was, maar nu diegene er niet meer is, merk je pas hoe erg je diegene mist. Je was eerst altijd samen met het diner, maar nu eet je alleen. Ook in dit gedicht begreep ik alles. Het gedicht bestaat uit acht distichons.

ZendelingIk heb hem niet gekend, maar zijn portretstond bij mij mijn grootmoeder (een strenge damewaar wij ongaarne op visite kwamen)in zilver ingelijst op het buffet. En zo, verstard tot een momentopname:heilsofficier met snor, maar zonder pet,is hij in mijn geheugen bijgezet.Ik ben zijn kleinzoon en ik draag zijn namen. Hij is voor mijn geboorte overleden;dat ik op hem zou lijken werd beweerddoor tantes die aan zielsverhuizing deden.

 Waarschijnlijk ging er ergens iets verkeerd.Wel heb ik nog de wandelstok waarmedehij naar verluidt half Java heeft bekeerd.

Waar gaat het gedicht over?Het gedicht gaat over een opa die hij nooit heeft gekend, omdat die al overleden was voordat hijzelf geboren was. Zijn opa was een missionaris, die het evangelie ging verkondigen op Java. Het enige dat hij van zijn opa heeft als herinnering, is zijn wandelstok. Er wordt gezegd dat zijn tantes aan zielsverhuizing deden. Dit betekent dat zijn tantes dachten dat hij zo op zijn opa leek, dat het leek alsof zijn opa’s ziel was overgegaan in zijnlichaam. Dit gedicht is een sonnet, want het bestaat uit een octaaf en een sextet.

Intensive CareVolgens de dokters wordt zij weer gezond,En rond haar sponde waken apparatenDie pompen, bloeddruk meten, aderlaten,van alles doen waarvan ik niets doorgrond.

Een dikke slang die ademt door haar mondMaakt dat wij geen van tweeën kunnen praten,Maar zij heeft alles alweer in de gatenEn kijkt met kleine oogjes in het rond.

Ik kan slechts met mijn hand wat clandestienOver een blote arm en schouder strijken,En ben nog nooit zo dol op haar geweest.

Maar toch, als voor mijn boze oog bevreesd, Durf ik niet naar de monitor te kijkenWaarop mijn moeders hartslag is te zien.

Waar gaat het gedicht over?Het gedicht gaat over zijn moeder die in het ziekenhuis op de intensive care ligt. Door de manier waarop ze daar ligt, kan hij niet praten, hij heeft een brok in zijn keel, door haar zo te zien liggen. Maar hij beseft nu hoeveel hij eigenlijk van zijn moeder houdt. Het enige wat hij kan doen is clandestien over haar schouder strijken. Clandestien betekent zoiets alsstiekem of heimelijk. Eerst dacht ik dat het over zijn dochter ging, door de zin: ‘En kijkt met kleine oogjes in het rond.’ Maar aan het einde van het gedicht blijkt dat het zijn moeder is. De laatste terzine kan twee dingen betekenen, of dat zijn moeder is overleden of dat hij bang is dat zeoverlijdt. Dit gedicht is een sonnet, het bestaat uit twee kwatrijnen en twee terzinen.

AdieuOok deze liefde deed ik uitgeleide,en weer was het: Adieu, mijn hart, aanstondsis het gedaan met jou, met mij, met ons,

en schuiven tijd en ruimte tussen beide.

Ach, hoeveel treinen heb ik weg zien rijdenvan andere, van eendere stations?Ik draai mij om en mompel binnensmondswat wij elkaar ook deze keer niet zeiden.

Zelfs voor wie weinig heeft geleerd te hopenneemt de illusie gaandeweg de wijk.Weer liggen stad en wereld voor mij open;

maar liefste, ik zie enkel, wáar ik kijk,in elke winkelruit een vreemde lopenop wie ik sinds je weggegaan bent lijk.

Waar gaat het gedicht over?Het gedicht gaat denk ik over het eindigen van een relatie, diegene stapt op de trein om nooit meer terug te komen. Hij heeft het vaker meegemaakt enweer kan hij niet zeggen, dat hij wil dat ze blijft. Dan is hij weer alleenen zijn hoop om gelukkig te worden, neemt steeds verder af. Nu hij weer alleen is, is hij een vreemde voor zichzelf, omdat zij een deel van hem was. Zonder haar voelt hij zich anders. Dit gedicht is een sonnet, het bestaat uit twee kwatrijnen en twee terzinen.

KwatrijnenDe winters, zeg je, lijken elk jaar kouder.Zo is het niet; wij worden merkbaar ouder.Ik huiver, kind, omdat ik nog zo houdVan je grijzend hoofd tegen mijn schouder.

Het ijzelt, en de struiken zijn van glas.Wij lopen samen door het witte gras.Er zijn van die momenten dat ik wildeDat alles nu maar bleef zoals het was.

Wij zijn – vergrijsd en het gelaat doorgroefd – Niet dikwijls meer ten dode toe bedroefd,Alleen van tijd tot tijd een beetje treurig,Omdat het allemaal niet meer zo hoeft.

Waar gaat het gedicht over?Hij wandelt met zijn vrouw door een park, hij merkt dat ze ouder worden. Hij weet dat het een dag afgelopen zal zijn, samen lopen met zijn vrouw. Enhij wilde dat het bleef zoals het was. Ze zijn oud en hebben niet meer zo vaak groot verdriet, maar zijn soms nog wel een beetje treurig. Dit gedichtbestaat uit drie kwatrijnen.

De sterren’s Nachts zijn alle steden Verblindend verlicht,En heb je beneden

Op boven geen zicht.

De hemellichamenDie daar met elkaarOns noodlot beramen,Je neemt ze niet waar.

Maar tienduizendtallenVoltooien hun baan, en duizenden vallen,Ontstaan en vergaan.

In wat er daar grilligOntbrandt en verschiet,Volmaakt onverschilligOf iemand het ziet,

In al dat geflonkerHeeft één ster gestraaldDie nog in het donkerMijn leven bepaalt.

Ik weet dat ze schijnen,Hoog boven mijn hoofd,En ook dat de mijneAllang is gedoofd.

Waar gaat het gedicht over?Het gedicht gaat, zoals de titel al zegt, over sterren. In de stad kun je de sterren niet zien, omdat er in de stad te veel licht brandt. Maar je weet dat ze er zijn. Elke minuut ontstaan en vergaan er sterren en je hebt het niet eens door. Tussen al die sterren, staat een sterrenbeeld dat een horoscoop en een leven bepaald. Hij weet dat ze er zijn, maar zijn leven isal voorbij, hij leeft niet meer echt. Het gedicht bestaat uit zes kwatrijnen.

Vertaling van een gedicht van Luís Vas de CamoensWanneer ik terugblik over mijn verleden,Blijkt dat mij niets gebleven is dan spijt;Ik zie nu dat ik de verloren tijdMet wat ik deed maar jammerlijk besteedde.

Steeds bezig met verkeerde bezigheden,Tot wat mij schaadde meer en meer bereid,Geraakte ik, door valse hoop misleidEn steeds ontgoocheld, in het ongerede.

Soms leek het even of ze stevig stonden,De luchtkastelen door mijn geest gebouwd,Maar geen hield langer stand dan een seconde.

Al wat de droom berekend had, is fout, Want alles gaat in dood, in wind te gronde;Wee die iets hoopt, of ergens op vertrouwt!

Waar gaat het gedicht over?Het gedicht past goed bij de rest van de bundel, ook al heeft hij het niet zelf geschreven. Het is volgens mij best moeilijk om een gedicht te vertalen, je moet namelijk wel de goede woorden zoeken en het moet hetzelfde gevoel weergeven. Het gaat over spijt, teleurstelling en je nutteloos voelen. Hij vindt dat hij niets nuttigs gedaan heeft in zijn leven en daardoor zijn leven heeft weggegooid. Daar heeft hij achteraf gezien spijt van. Hij deed dingen die niet mochten en had steeds hoop op iets beters in zijn leven, maar dat kwam niet. En de dromen die hij had, kwamen niet uit. Hij geeft in de laatste terzine een advies om geen hoop ofdromen te hebben, want alles gaat kapot. Het gedicht is een sonnet en de volta ligt bij de eerste zin van de eerste terzine, dan gaat het over de dromen van de dichter.

Vertaling van een gedicht van Lope de VegaWat heb ik, dat Gij naar mijn vriendschap haakt?Wat is er U, mijn Jezus, aan gelegen, Dat Gij daar voor mijn deur in kou en regen Al deze donkre winternachten waakt?

Ach hoe verhard was mijn gemoed geraakt,Dat ik niet opendeed! Langs welke wegenHeeft ijs, door mijn ondankbaarheid verkregen,De wonden van Uw voeten drooggemaakt!

Hoe dikwijls zei mijn Engel niet: ‘Ziel, kijk, Zie zelf vanuit het raam hoe liefderijkHij je gedurig over poogt te halen!’

En ik gaf, Allerschoonste, telkenmaleMet ‘Morgen doen we open’ hem gelijk,Om morgen weer hetzelfde te herhalen!

Waar gaat het over?Ook dit gedicht is een vertaling, dit gedicht is anders dan de meeste gedichten in de bundel. Dit is het enige gedicht waarbij het geloof expliciet naar voren komt. Het gaat over niet willen toegeven aan het geloof. Diegene denkt dat het altijd nog wel kan, dat het niet meteen nu hoeft. En zelfs als de mensen denken dat ze Jezus niet nodig hebben, Hij zal altijd op ze wachten. De Engel wijst hem erop dat Hij er altijd voor hem zal zijn, maar dan nog wijst diegene het geloof af. Dit gedicht is een sonnet, bestaande uit een octaaf en een sextet. De volta ligt bij de eersteterzine, daar praat er een Engel tegen hem.

Vertaling van In Morte Di Nicea van Ciro di Pers

Op de dood van NiceaWreed troffen mij uit laffe hinderlagenDe pijlen van de liefde en de dood;Maar ook al is mijn leed onmeetbaar groot,In stomme smart slijt ik mijn levensdagen.

Waar elke ongelukkige zijn noodLuidkeels en tegen iedereen kan klagen,Moet ik in het verborgene verdragenWat mij tot in mijn diepste ziel verdroot.

En als ik dan tenminste aan het grafWaarin haar lieve leden zijn gelegdMijn tranen vrijelijk kon laten stromen;

Maar zelfs die ene troost wordt mij ontzegd:Al wat ik liefhad heeft het lot genomen,En ook de klacht neemt mij het lot nog af.

Waar gaat het gedicht over?Het gedicht gaat over het verliezen van een geliefde door de dood. Hij werdeerst getroffen door de liefde. En daarna werd die geliefde geraakt door dedood. En hij kan met niemand zijn verdriet delen, misschien komt het doordat die relatie een geheim of verboden. Zijn verdriet is nog erger doordat hij het met niemand kan delen. Hij mag zelfs niet op de begrafenis komen. Alles wat hij liefhad is weg. Dit gedicht is ook een sonnet, want het bestaat uit een octaaf en sextet. De volta ligt bij de voorlaatste zin van de terzine, het is een soort conclusie.