Verslag Onderzoek Hoogspringen impliciet expliciet Yannic Mulder en Zoe de Smet 3D
Transcript of Verslag Onderzoek Hoogspringen impliciet expliciet Yannic Mulder en Zoe de Smet 3D
Impliciet leren versus expliciet leren bij motorischevaardigheden in het Voortgezet Onderwijs
Onderzoeksverslag Effectief LesgevenZoë de Smet (500641702) & Yannic Mulder (500651890)Klas 3DAcademie voor Lichamelijke OpvoedingDomein Bewegen Sport en Voeding, Hogeschool van AmsterdamDatum: 09-01-20141e gelegenheid
Samenvatting
Het doel van het onderzoek was na te gaan of er aantoonbaar
verschil is in prestatieverbetering en bewegingsuitvoering van
de Fosbury flop, na het aanleren vanuit een lessenreeks van
drie lessen, enerzijds volgens de impliciete leertheorie en
anderzijds volgens de expliciete leertheorie, bij twee tweede
klassen in het Voortgezet Onderwijs. Daarnaast werd er ook nog
gekeken of het verschil in prestatieverbetering en
bewegingsuitvoering tussen de doeners en de andere categorieën
benoemd in de leerstijlen van Kolb groter was bij de impliciete
leertheorie of bij de expliciete leertheorie.
Er is een significant interactie-effect gevonden (p=0,049) bij
het meten van de prestatieverbetering van de interventiegroep
en de controlegroep. Bij de interventiegroep (impliciet leren)
is er een duidelijke significante prestatieverbetering
zichtbaar (p=0,036).
De controlegroep (expliciet leren) is qua kwantitatieve
prestatie achteruit gegaan p=0,387).
Voor beide groepen is er een significant verschil (p=0,000)
gemeten tussen voor-en nameting van de bewegingsuitvoering. Bij
de interventiegroep (p=0,002) en de controlegroep (p=0,034) is
er een significante verbetering van de bewegingsuitvoering
gemeten.
Er kan worden geconcludeerd dat de impliciete leermethode de
beste kwantitatieve resultaten oplevert bij het verbeteren van
de Fosbury flop. De interventie (impliciete leermethode) groep
scoorde op de nameting beduidend hoger dan op de beginmeting.
De controlegroep (expliciete leermethode) daarentegen scoorde
Onderzoeksverslag Effectief LesgevenZoë de Smet (500641702) & Yannic Mulder (500651890)Klas 3DAcademie voor Lichamelijke OpvoedingDomein Bewegen Sport en Voeding, Hogeschool van AmsterdamDatum: 09-01-20141e gelegenheid
2
op de nameting gemiddeld genomen lager dan op de beginmeting.
Ook op het gebied verbetering van de bewegingsuitvoering
leverde de impliciete leermethode de beste resultaten op.
InhoudsopgaveSamenvatting................................................2Inleiding...................................................4Methode.....................................................7Dataverzameling en statistische analyse....................10Resultaten.................................................11Verschil tussen de interventie- en controlegroep: prestatie.........................................................11Verschil tussen de interventie- en controlegroep; bewegingsuitvoering......................................13Verschil tussen de verschillende leerstijlen.............14
Discussie..................................................15Conclusie..................................................18
3
Literatuurlijst............................................19Bijlagen...................................................20Bijlage 1.1 Lesvoorbereiding lessenreeks interventiegroep (impliciet leren)........................................21Bijlage 1.2 Lesvoorbereiding lessenreeks controlegroep (expliciet leren)........................................24Bijlage 2.1 Plaatje voormeting bewegingsuitvoering.......27Bijlage 2.2 Plaatje nameting bewegingsuitvoering.........28Bijlage 2.3 Criteria bewegingsuitvoering.................29Bijlage 3 SPSS outputs...................................30
Inleiding
Tijdens de Olympische Spelen van Londen 2012 won zwemster
Ranomi Kromowidjojo goud op de 100 meter vrije slag en op de 50
meter vrij en één maal zilver op de 4x100 meter vrij. Deze
prestatie zou een gevolg geweest kunnen zijn van de innovatieve
trainingsmethoden van zwemtrainer en coach Jacco Verhaeren en
zijn team van specialisten. Waar Jacco Verhaeren een paar jaar
4
terug nog in zijn eentje met een stopwatch langs de kant van
het zwembad stond werkt hij nu samen met een heel team van
wetenschappers, fysiotherapeuten, voedingsdeskundigen en
psychologen. Het zwembad zit vol met camera’s en sensoren om
alle bewegingen zo nauwkeurig mogelijk te registreren en te
onderzoeken. Dit is een ware (r)evolutie in het zwemmen. Alle
Europese en Wereldrecords worden op dit moment uit de boeken
gezwommen.
In de atletiek bij het onderdeel hoogspringen is er de
afgelopen decennia ook erg veel veranderd. Waar men vroeger nog
middels een schotse sprong, waarbij de benen als eerste de lat
passeerden, en later met een straddle, waarbij men de lat
passeert via de buikzijde, de lat overwon, is de meest
gebruikte techniek tegenwoordig de Fosburyflop. Met deze
techniek passeert men de lat via de rugzijde. Deze
veranderingen in technieken bij het hoogspringen zijn mede het
resultaat van wetenschappelijk onderzoek. De Fosburyflop
blijkt namelijk uit onderzoek biomechanisch gezien de meest
voordelige sprong te zijn (Dapena, 1980). In het hoogspringen
wordt tegenwoordig veel met camerabeelden gewerkt, die de
beweging vanuit allerlei hoeken registreren. Deze beelden
worden vervolgens door trainers en wetenschappers geanalyseerd
om tot een zo effectief mogelijke sprong te komen. In dit
onderzoek willen we meten of deze expliciete manier van kijken
naar en aanleren van het hoogspringen ook positieve invloed
heeft op de prestaties van leerlingen in het Voortgezet
Onderwijs. Of hebben deze kinderen meer baat bij een impliciete
5
aanpak, waarbij bewegingen niet specifiek aangeleerd worden,
maar er voor een globalere leermethode wordt gekozen?
Motorisch leren wordt ook wel omschreven als het opdoen en
toepassen van kennis. In de literatuur wordt daarbij
onderscheid gemaakt tussen twee vormen van kennis, expliciete
en impliciete kennis. Expliciete kennis is bewuste kennis over
feiten en regels, deze kennis kunnen we benoemen. Impliciete
kennis is onbewuste kennis, deze kunnen wij dan ook niet
beschrijven. De motoriek van de mens bestaat voor het grootste
deel uit het toepassen van impliciete kennis. Tijdens het
uitvoeren van de meeste bewegingen weten we niet precies hoe we
deze uitvoeren en welke spieren wij daarbij gebruiken (Beek &
Roerdink, 2012).
Waar we bij expliciet leren bewust moeite moeten doen, gaat het
bij impliciet leren bijna vanzelf, het gebeurt onbewust.
Impliciet leren wordt ook wel de ‘gewone’ manier van leren
genoemd. We zijn dag in dag uit bezig met impliciet leren, alle
zintuigelijke prikkels worden door de hersenen verwerkt.
Hierdoor ontstaat een netwerk van wel 100 miljard hersencellen
en verbindingen in het (menselijk) brein. Een nieuwe verbinding
wil eigenlijk zeggen dat we iets geleerd hebben.
Expliciet en impliciet leren zijn twee verschillende processen.
Dit komt goed naar voren bij mensen die geheugenproblemen
hebben, zoals Alzheimer. Deze mensen zijn nog wel in staat om
impliciet te leren maar niet meer om expliciet te leren. De
hippocampus speelt hierbij een grote rol. Deze werkt bij deze
mensen niet meer goed waardoor het gedeelte waar expliciete
6
informatie wordt gemaakt en opgeslagen niet meer goed
functioneert (Hulstijn, 2003).
Dr. B. van Cranenburgh, neurowetenschapper bij het Instituut
voor toegepaste
neurowetenschappen (ITON), stelt dat kinderen doorgaans beter
impliciet dan expliciet leren. Het kinderbrein heeft geen oog
voor de bewegingen op zich, maar houdt zich liever bezig met
het bereiken van doelen (van Cranenburgh, 2009).
Uit een onderzoek van Richard Masters uit 1992 naar het leren
putten van een golfbal door middel van expliciet en impliciet
leren bleek dat de impliciet leren groep beter presteerde onder
stressvolle omstandigheden dan de expliciet leren groep.
Masters verklaarde dit door te stellen dat expliciete kennis
uit het begin van het leerproces, later wanneer de beweging is
geautomatiseerd, overbodig is geworden. Onder stressvolle
omstandigheden wordt deze expliciete kennis weer opgehaald
waardoor de beweging verslechtert (J. Maxwell, Masters, & Eves,
2000).
In een onderzoek van Daniel B. Willingham en Kelly Groedert-
Eschmann wordt een interactie aangetoond tussen impliciet en
expliciet leren. Zij stellen dat expliciet leren gebruikt wordt
aan het begin van een motorische vaardigheid en later om deze
vaardigheid te begeleiden. Tegelijkertijd leert men tijdens het
uitvoeren van de beweging (onbewust) via de impliciete weg
(Willingham & Goedert-Eschmann, 1999).
Er is nog weinig onderzoek gedaan naar het verschil in
resultaten tussen impliciet en expliciet leren bij het aanleren
van een nieuwe motorische vaardigheid. In dit onderzoek zijn de
7
verschillen gemeten bij het hoogspringen in twee tweede klassen
van het Voortgezet Onderwijs. Bij één klas wordt er gebruik
gemaakt van een expliciete leermethode en bij een andere klas
van een impliciete leermethode.
Onze onderzoeksvraag luidt: ‘Is er verschil in hoogte en
bewegingsuitvoering van de Fosbury flop tussen tweedejaars Havo
leerlingen van 13 en 14 jaar die drie weken les hebben gehad
volgens de expliciete leermethode en tweedejaars Vwo leerlingen
die les hebben gehad volgens de impliciete leermethode?’
Er wordt in ons onderzoek rekening gehouden met de
verschillende leerstijlen van Kolb.
We onderscheiden vier leerstijlen: doeners, bezinners, denkers
en beslissers.
Onze deelvraag luidt: ‘Is het verschil in resultaten tussen de
doeners en de andere leerstijlen groter bij de expliciete
leermethode of bij de impliciete leermethode?’
Er wordt verwacht dat de resultaten van de impliciete
leermethode beter zullen zijn dan die van de expliciete
leermethode. Uit eerder onderzoek blijkt dat het impliciet
aanleren van een motorische vaardigheid beter werkt bij
kinderen dan het expliciet aanleren daarvan (van Cranenburgh,
2009).
Er wordt verwacht dat de doeners positief opvallen bij de
impliciete leermethode en dat het verschil tussen de doeners en
de andere leerstijlen bij de expliciete leermethode gering zal
zijn (Kolb, 1984).
8
Methode
Er doen aan dit onderzoek in totaal 38 leerlingen mee. In de
interventiegroep zitten 15 meisjes (68,2%) en 7 jongens (31,8%)
met een gemiddelde leeftijd van 13,4 (0,5) jaar en in de
controlegroep zitten 4 meisjes (25%) en 12 jongens (75%) met
een gemiddelde leeftijd van 13,6 (0,4) jaar. Alle deelnemers
zitten in de tweede klas van het Cartesius Lyceum in Amsterdam.
Deze school is onderdeel van de Esprit Scholengemeenschap. Het
is een gemengde school gelegen in het hartje van Amsterdam. De
school biedt Havo en Vwo onderwijs aan voor leerlingen uit heel
Amsterdam en omstreken. Sinds drie jaar is het Cartesius Lyceum
9
een sport-actieve school. Dat houdt in dat op school veel
aandacht besteed wordt aan de lessen LO, maar ook dat er
meerdere mogelijkheden zijn om buiten de lessen aan sport te
doen (Cartesius Lyceum.2014).
Het vak Lichamelijke Opvoeding (LO) wordt zowel in de onderbouw
als in de bovenbouw gegeven. De leerlingen krijgen twee keer
per week 60 minuten LO. Voor de metingen in dit onderzoek was
geen toestemming van de ouders of van de directie van de school
nodig, dit omdat de metingen regulier onderdeel zijn van het
vak Lichamelijke Opvoeding.
In dit onderzoek wordt in drie weken tijd de Fosbury flop
aangeleerd en verbeterd.
De interventiegroep krijgt een lessenreeks vanuit de impliciete
leermethode aangeboden (zie bijlage 1.1). De eerste les start
met het bepalen van de voorkeurskant van de aanloop en afzet.
De leerlingen lopen ‘achtjes’ waardoor ze van beide kanten
aanlopen en zo voelen welke kant bij hen de voorkeur heeft. De
volgende oefening is het aantikken van een hockeystick waarbij
de leerling (impliciet) wordt gedwongen zijn armen in te zetten
tijdens de afzetfase. Daarna wordt de zweeffase geoefend. Dit
door middel van de ‘standflop’ waarbij de leerlingen in twee
rijen voor de mat gaan staan met de rug naar de mat toe en nu
door middel van het holtrekken van de rug (bruggetje maken)
achterwaarts over het touw proberen te springen en landen als
‘bolletje’.
In de volgende oefening wordt de aanloopfase met de zweeffase
gecombineerd. Er wordt van een verhoogd vlak afgezet zodat de
10
leerlingen meer tijd hebben voor het uitvoeren van de
(flop)beweging. In de tweede les is het doel dat leerlingen
‘zelf ontdekkend’ gaan springen. Ze denken zelf na over de
meest efficiënte manier om de lat te passeren. Daarbij geven we
de leerlingen een extra cognitieve taak zoals het oplossen van
sommen of terugtellen in stappen van 3 of 4. Op deze manier
hebben de leerlingen minder tijd om na te denken over de
techniek en wordt de beweging meer geautomatiseerd. Tijdens de
derde les vindt na enige oefentijd de kwantitatieve en
kwalitatieve eindmeting plaats, waarbij tijdens de
kwalitatieve meting gebruik wordt gemaakt van videobeelden en
bij de kwantitatieve metingen de hoogte van de sprong wordt
gemeten.
De controlegroep krijgt een lessenreeks vanuit de expliciete
leermethode aangeboden (zie bijlage 1.2). De eerste les start
net als bij de impliciete leermethode met het bepalen van de
voorkeurskant van de aanloop en afzet. De leerlingen lopen
‘achtjes’ waardoor ze van beide kanten aanlopen en zo voelen
welke kant bij hen de voorkeur heeft. Hierbij wordt expliciet
uitgelegd dat er vanaf de linkerkant met het rechterbeen moet
worden afgezet en vanaf de rechterkant met het linkerbeen.
Tijdens de volgende oefening wordt de knie- en arm inzet
geoefend. De leerlingen springen nu niet op de mat maar voor de
mat, waarbij ze een kwartdraai omhoog springen en knie en arm
heffen. Bij deze oefening wordt uitgelegd dat de knie- en arm
inzet bepalend is voor het creëren van hoogte. De kwart draai
is een rotatie rond de longitudinale as, deze is belangrijk om
11
in een goede uitgangshouding voor de zweeffase te komen. De
zweeffase wordt geoefend door de stand flop. De leerlingen
staan in twee rijen voor de mat met de rug naar de mat toe en
springen nu doormiddel van het holtrekken van de rug
(courbette beweging) achterwaarts over het touw. Didactische
aanwijzingen die hierbij worden gegeven zijn: heupen omhoog,
kin op de borst, geen armen en handen gebruiken bij de val. In
de volgende oefening wordt de aanloopfase met de zweeffase
gecombineerd. Er wordt van een verhoogd vlak afgezet zodat de
leerlingen meer tijd hebben voor het uitvoeren van de
(flop)beweging. Didactische aanwijzingen zijn: Afzet met het
been dat het verst van de lat weg is, zwaaibeen hoog opzwaaien,
arm- en knie inzet. In de tweede les wordt er toegewerkt naar
de eind vorm. Er wordt gestart met een korte aanloop (3-pas)
vanaf links: rechts, links, rechts en vanaf rechts: links,
rechts, links. Aandachtspunten bij de zweeffase en landing
zijn: landing op de rug, vouwactie in de heupen. Daarna wordt
er vanaf een 5-pas aangelopen en voor de leerlingen die de
techniek voldoende beheersen zelfs een 7-pas aanloop.
Aandachtspunten voor de aanloop zijn: Ritme en versnelling van
laatste drie passen, voetplaatsing bij de afzet in een hoek
van 30 graden ten opzichte van de mat. Tijdens de derde les
vindt na enige oefentijd de kwantitatieve en kwalitatieve
eindmeting plaats, waarbij tijdens de kwalitatieve meting
gebruik wordt gemaakt van videobeelden en bij de kwantitatieve
metingen de hoogte van de sprong wordt gemeten.
12
De beginmeting voor beide groepen wordt uitgevoerd tijdens de
eerste les. Na het doen van een klassikale korte warming-up
wordt de klas in twee groepen verdeeld. Eén groep gaat
volleyballen met een andere docent en de andere groep gaat
hoogspringen. Er wordt gestart met een kwalitatieve meting. De
leerlingen krijgen één voorbeeld (van beide aanloopkanten) te
zien. Ze mogen van beide kanten één keer oefenen. De volgende
sprong wordt opgenomen op video en houdt de kwalitatieve
beginmeting in. Hierna volgt de kwantitatieve meting. De
leerlingen krijgen per hoogte twee kansen en moeten zo hoog
mogelijk zien te komen. Het touw wordt steeds met stapjes van
vijf cm omhoog gedaan. Wanneer een leerling twee keer ongeldig
heeft gesprongen wordt de vorige hoogte genoteerd. De week
hierna wordt gestart met de lessenreeks. Er zit één week tussen
de tweede les en de laatste les van de lessenreeks, hier vindt
ook de nameting plaats. De nameting wordt op dezelfde manier
uitgevoerd als de beginmeting.
Voor de kwalitatieve begin- en nameting wordt gebruik gemaakt
van videobeelden. De beelden worden aan de hand van een lijst
met criteria beoordeeld. Deze criteria zijn: constante aanloop,
afzetbeen, knie-inzet, rotatie lengteas, rotatie breedte-as,
courbette en landing op de rug. Voldoet de leerling aan <2
criteria dan scoort hij/zij niveau 1 (onder gemiddeld). Voldoet
de leerling aan 2 tot 4 criteria dan scoort de leerling niveau
2 (gemiddeld). Voldoet de leerling aan 4 tot 6 criteria dan
scoort de leerling niveau 3 (boven gemiddeld). Voldoet de
leerling aan >6 criteria dan scoort de leerling niveau 4 (ver
boven gemiddeld). De videobeelden worden nauwkeurig
13
geanalyseerd door twee derdejaars ALO studenten. Voor de
kwantitatieve meting wordt gebruik gemaakt van een toverkoord
dat bevestigd is aan twee palen waarop een meetschaal
aangegeven is in centimeters.
Een van de studenten houdt nauwkeurig in de gaten of het touw
op de goede hoogte hangt en of het touw geraakt wordt tijdens
een sprong. De andere student houdt overzicht over de hele
situatie. Er wordt niet gekeken naar manier waarop de leerling
over het touw springt maar wordt het touw (licht) aangeraakt,
dan is de sprong ongeldig.
Doordat de meting uitgevoerd wordt door twee studenten kan deze
als betrouwbaar beschouwd worden. De metingen worden zo
betrouwbaar mogelijk gemaakt door de leerlingen per hoogte twee
pogingen te geven en bij twijfel nogmaals te laten springen. De
studenten zorgen ervoor dat de situatie steeds hetzelfde blijft
door deze constant te herstellen naar de oorspronkelijke staat.
Er wordt per leerling een globale inschatting van de
leerstijlen van Kolb gemaakt. Deze wordt samen met de
docent/stagebegeleider gemaakt en is gebaseerd op eerder gedrag
in de lessen LO.
Dataverzameling en statistische analyse
Alle data zijn verzameld op een Macbook en op papier.
Vervolgens zijn alle data ingevoerd in SPSS 22.0. De data zijn
vervolgens aan de hand van een boxplot en histogram met
normaalcurve op uitschieters en normaliteit gecheckt. Er werd
14
één uitschieter gevonden, dit bleek een leerling met een
uitzonderlijk hoge score zijn. De data zijn normaal verdeeld.
Om de hoofdvraag te beantwoorden is er gekeken of er een
verschil is in prestatieverbetering tussen de beide
onderzoeksgroepen. Aan de hand van de tabel met de
beschrijvende statistiek zijn het gemiddelde, de
standaarddeviatie en het aantal proefpersonen afgelezen. Bij de
tabel ‘Tests of Within-subjects effects’ is bij
prestatieverbetering het hoofdeffect afgelezen (verschil voor-
en nameting). Hiervoor is de Repeated Measures Anova gebruikt.
Bij prestatieverbetering*leermethode is het interactie-effect
afgelezen (verschil tussen de groepen). Er bleek een
significant interactie-effect te zijn. Er is gekeken naar welke
groep de grootste prestatieverbetering had. In de tabel paired
sample t-test konden we de p-waarden aflezen.
Om de deelvraag te beantwoorden is er gekeken of er een
verschil is in prestatieverbetering tussen de doeners en de
andere categorieën van de leerstijlen van Kolb.. Als eerste
wordt in de beschrijvende statistiek informatie over de groepen
getoond (gemiddelde, std en aantal). In de tabel ‘Tests of
Within-subjects effects’ is bij
prestatieverbetering*leermethode*Kolb2 het interactie-effect
weergegeven (verschil tussen de verschillende leerstijlen).
Hiervoor is de Repeated Measures Anova gebruikt. Voor alle
analyses is er een significantieniveau van p<0,05 aangehouden,
bij een p<0,05 is de nulhypothese verworpen en de
onderzoekshypothese aangenomen.
15
Resultaten
In bijlage 3 zijn relevante SPSS outputs toegevoegd op volgorde
van de resultaten sectie.
In de interventiegroep (n=22) is bij 100% (n=22) de voormeting
gedaan en bij 100% (n=22) de nameting, in de controlegroep
(n=16) respectievelijk 100% (n=) bij de voormeting en bij 100%
(n=16) de nameting. Er zijn dus 0 missende waarden bij de
interventiegroep en 0 missende waarden bij de controlegroep. Op
basis van die gegevens is de gemiddelde prestatie en de
gemiddelde kwaliteit van de bewegingsuitvoering van de
interventie- en de controlegroep bepaald.
Verschil tussen de interventie- en controlegroep: prestatie
Er werd een prestatieverbetering gevonden tussen het moment van
de voor- en nameting (F (1,36) = 0,198;p = 0,659).
De gemiddelde prestatie van de interventiegroep was bij de
voormeting 106,81(11,29) cm en bij de nameting 110,23 (12,20)
cm, bij de controlegroep respectievelijk 110,94 (12,00) cm en
108,75 (12,71) cm.
Het verschil tussen de interventie- en de controlegroep in
verbetering was significant (F (1,36) = 4,149;p = 0,049).
Het verschil in de gemiddelde prestatieverbetering in hoogte in
cm van de interventiegroep tussen de voor- en nameting was
significant (t=-2,241;df=21;p=0,036). Het verschil in de
gemiddelde prestatieverbetering in hoogte in cm van de
controlegroep tussen de voor- en nameting was niet significant
(t=0,890;df=15;p=0,387).
16
In tabel 1 en figuur 1 worden deze gegevens grafisch
weergegeven.
Tabel 1: De prestatie van de interventie- en controlegroep bij de voor- en nameting
17
Voormeting
Hoogte (cm)
Nameting
Hoogte (cm)
p-waarde
voor- en
nametingInterventiegr
oep:
gemiddelde
(sd)
106,82
(11,29)
110,22
(12,19)
*0,036
Controlegroep
: gemiddelde
(sd)
110,94
(12,00)
108,75
(12,71)
0,387
p-waarde
hoofdeffect
0,659
p-waarde
interactie-
effect
**0,049
* p<0,05: significant verschil tussen voor- en nameting
** p<0,05: significant verschil tussen de interventie- en
controlegroep
Figuur 1.1.1 Prestatieverbetering controlegroep Figuur 1.1.2 Prestatieverbetering interventiegroep
18
Verschil tussen de interventie- en controlegroep; bewegingsuitvoering
Er werd een verschil tussen de kwaliteit in bewegingsuitvoering
gevonden tussen het moment van de voor- en nameting (F (1,36) =
16,422;p = 0,000).
De gemiddelde kwaliteit in bewegingsuitvoering op een schaal
van 1-4 van de interventiegroep was bij de voormeting
1,68(0,78) en bij de nameting 2,23 (0,81), bij de controlegroep
respectievelijk 1,81(0,75) en 2,19(0,98).
Het verschil tussen de interventie- en de controlegroep in
verbetering was niet significant (F (1,36) = 0,563;p = 0,458).
In tabel 2 en figuur 2 worden deze gegevens grafisch
weergegeven.
Tabel 2: De kwaliteit in bewegingsuitvoering van de interventie- en controlegroep bij de voor- en nameting
19
Voormeting
Kwaliteit (1-
5)
Nameting
Kwaliteit (1-
5)
p-waarde voor
en nameting
Interventiegr
oep:
gemiddelde
(sd)
1,68 (0,78) 2,23 (0,81) *0,002
Controlegroep
: gemiddelde
(sd)
1,81 (0,75) 2,19 (0,98) *0,034
p-waarde
hoofdeffect
*0,000
p-waarde
interactie-
effect
0,458
* p<0,05: significant verschil tussen voor- en nameting
** p<0,05: significant verschil tussen de interventie- en
controlegroep
Figuur 2.1.2 Niveauverbetering controlegroep Figuur 2.2.2 Niveauverbetering interventiegroep
Verschil tussen de verschillende leerstijlen
Van het totaal aantal leerlingen (n=38) is 31,58% (n=12)
ingeschat als doener en 68,42% (n=26) als bezinner, denker of
beslisser volgens de categorieën van Kolb. Op basis van die
gegevens is de gemiddelde prestatie en de gemiddelde kwaliteit
van de bewegingsuitvoering van de groep denkers en van de groep
met overige leerstijlen bepaald.
Uit de drieweg-interactie bleek dat er geen significant
verschil was tussen de verbetering in prestatie van de groep
doeners ten opzichte van de groep overige leerstijlen (F (1,34)
= 1,675;p = 0,204).
Uit de drieweg-interactie bleek dat er geen significant
verschil was tussen de verbetering in kwaliteit van de
bewegingsuitvoering van de groep doeners ten opzichte van de
groep overige leerstijlen (F (1,34) = 0,994;p = 0,326).
20
Discussie
Het doel van het onderzoek was na te gaan of er aantoonbaar
verschil is in prestatieverbetering en bewegingsuitvoering van
de Fosbury flop, na het aanleren vanuit een lessenreeks van
drie lessen, enerzijds volgens de impliciete leertheorie en
anderzijds volgens de expliciete leertheorie, bij twee tweede
klassen van het Voortgezet Onderwijs. Daarnaast werd er ook nog
21
gekeken of het verschil in prestatieverbetering en
bewegingsuitvoering tussen de doeners en de andere categorieën
volgens de leerstijlen van Kolb groter was bij de impliciete
leertheorie of bij de expliciete leertheorie. Er is een
significant interactie-effect gevonden bij het meten van de
prestatieverbetering van de interventiegroep en de
controlegroep. Bij de interventiegroep (impliciet) is er een
duidelijke significante prestatieverbetering zichtbaar. De
controlegroep (expliciet) is qua kwantitatieve prestatie
achteruit gegaan. Voor beide groepen is er een significant
verschil gemeten tussen voor-en nameting van de
bewegingsuitvoering. Bij beide groepen is er een duidelijke
verbetering van de bewegingsuitvoering gemeten. Er is geen
verschil in resultaten tussen de doeners en de andere
leerstijlen gemeten. Uit eerder onderzoek is gebleken dat
impliciet leren een effectieve methode is om motorische
vaardigheden aan te leren. Het voordeel van impliciet ten
opzichte van expliciet leren is dat er bij presteren onder druk
beter omgegaan kan worden met stress en gedachten (Liao &
Masters, 2001).
Ook in dit onderzoek heeft stress en gedachtenvorming een rol
gespeeld. Tijdens de nameting zou het kunnen zijn dat de
leerlingen uit de expliciet leren groep hier meer last van
hadden dan de leerlingen uit de impliciet leren groep. Uit
eerder onderzoek is gebleken dat lange verbale (expliciete)
uitleg onnodig is bij het aanleren van een motorische
vaardigheid. De regels bleken na een aantal weken nog wel
bekend maar de uitvoering zelf was minder goed dan die van een
22
groep die via de impliciete leermethode les had gekregen (J.
Maxwell et al., 2000). Ook in dit onderzoek zat er een week
tussen de laatste les van de lessenreeks en de nameting, dit
kan gevolgen hebben gehad voor de resultaten.
Uit eerder onderzoek is gebleken dat een aanpak volgens de
principes van “foutloos leren” bijdraagt aan een betere en
constantere motorische vaardigheid (J. P. Maxwell, Masters,
Kerr, & Weedon, 2001). In dit onderzoek is ook gebruik gemaakt
van foutloos leren, de interventie (impliciet) leren groep
heeft ook volgens deze theorie les gekregen. Bij deze groep is
er dus geen gebruik gemaakt van expliciete foutenanalyses.
De betrouwbaarheid van de meetmethode en de procedure was beter
geweest wanneer er gebruik zou zijn gemaakt van preciezere
meetinstrumenten. Nu werd er gebruik gemaakt van korfbalpalen
en een toverkoord. Hiermee was het moeilijk de nauwkeurigheid
van de metingen te waarborgen. Het toverkoord hing niet altijd
even strak en soms was het met het blote oog lastig waar te
nemen wanneer een leerling het touw raakte. Tevens zouden er
verschillen kunnen zijn geweest bij het verstellen in hoogte.
Het aantal herhalingen en de oefentijd werd nauwkeurig
bijgehouden en was bij beide klassen gelijk. Voor het meten van
de bewegingsuitvoering werd gebruik gemaakt van videobeelden.
Deze konden door twee studenten herhaaldelijk bekeken worden,
wat de betrouwbaarheid groot maakt.
In dit onderzoek was er een verschil in opleidingsniveau tussen
de twee groepen. De interventie groep betrof een VWO klas en de
controle groep een HAVO klas. Dit is een bewuste keuze geweest
omdat er werd verwacht dat dit de verschillen tussen het
23
impliciet en expliciet leren duidelijker naar voren zou
brengen. De verwachting was dat de HAVO klas meer moeite zou
hebben met de expliciete leermethode omdat die een groter
beroep doet op cognitieve vermogens.
De Kolb meting, het bepalen van de leerstijl van de
proefpersonen, was minder betrouwbaar. Er is geen gebruik
gemaakt van bestaande Kolb testen maar samen met de
stagebegeleider/docent is er een grove inschatting gemaakt van
de voorkeursstijl van elke proefpersoon.. Er kan een groot
verschil zijn geweest tussen de leerstijlen van de interventie
en de controle groep, dat van invloed kan zijn geweest op de
resultaten. In dit onderzoek is alleen rekening gehouden met de
doeners ten opzichte van de andere categorieën van Kolb (Felder
& Spurlin, 2005).
In vervolgonderzoek zou er onderzocht kunnen worden of de
verschillen tussen impliciet en expliciet leren bij de
prestatieverbetering net zo groot zouden zijn wanneer de
interventie en de controle groep van gelijk opleidingsniveau
zouden zijn. Of wanneer de expliciet leren vorm gekoppeld zou
worden aan VWO en impliciet aan HAVO. In vervolgonderzoek zou
ook nog meer aandacht besteed kunnen worden aan het leren op
lange termijn, bijvoorbeeld hoe deze groepen een half jaar
later zouden presteren, zogenaamd retentieonderzoek. Er zou ook
nog onderzocht kunnen worden of er verschil in prestatie is
tijdens het uitvoeren van dubbeltaken of het uitvoeren van een
motorische vaardigheid onder stressvolle omstandigheden (Liao &
Masters, 2001). Bij een volgend onderzoek zou er gebruik
gemaakt kunnen worden van het geven van rapportcijfers voor de
24
prestaties. Dit voorkomt dat leerlingen ongemotiveerd raken.
Dit was nu wel eens het geval omdat leerlingen de activiteit
niet altijd even interessant vonden, zeker na drie weken
dezelfde activiteit. In dit onderzoek is naar voren gekomen dat
de impliciete leermethode de meeste prestatieverbetering geeft.
Dit bevestigt onze hypothese, gebaseerd op veel eerder
uitgevoerd onderzoek, waarin deze resultaten naar voren zijn
gekomen (J. P. Maxwell et al., 2001). Op basis van deze
onderzoeken zijn er voor de leraar Lichamelijke Opvoeding in
het algemeen goede redenen om het impliciete lesgeven te
integreren in zijn/haar vakgebied.
25
Conclusie
Er kan worden geconcludeerd dat de impliciete leermethode de
beste kwantitatieve resultaten oplevert bij het verbeteren van
de Fosbury flop. De interventie (impliciete leermethode) groep
scoorde op de nameting beduidend hoger dan op de beginmeting.
De controlegroep (expliciete leermethode) daarentegen scoorde
op de nameting gemiddeld genomen lager dan bij de beginmeting.
Ook voor verbetering van de bewegingsuitvoering levert de
impliciete leermethode de beste resultaten op. Voor de
beroepspraktijk van het vak Lichamelijke Opvoeding, zouden wij
op grond van dit onderzoek kiezen voor de impliciete
leermethode.
26
Literatuurlijst
Beek, P. J., & Roerdink, M. (2012). Nieuwe inzichten in
motorisch leren voor de fysiotherapeut. Beweging in Training, 2,
17.
Cartesius lyceum. (2014). Retrieved, December, 2013, from
http://www.cartesius.espritscholen.nl/cat/3222/LO
Dapena, J. (1980). Mechanics of translation in the F osbury-
op.fl Medicine and Science in Sports and Exercise, 12(1), 37-44.
Felder, R. M., & Spurlin, J. (2005). Applications, reliability
and validity of the index of learning styles. International
Journal of Engineering Education, 21(1), 103-112.
Hulstijn, J. H. (2003). Vakwerk! achtergronden van de NT2-
lespraktijk. Beroepsvereniging Van Docenten Nederlands Als Tweede Taal, ,
44.
Kolb, D. A. (1984). Experiential learning: Experience as the source of learning
and development Prentice-Hall Englewood Cliffs, NJ.
Liao, C., & Masters, R. S. (2001). Analogy learning: A means to
implicit motor learning. Journal of Sports Sciences, 19(5), 307-319.
Maxwell, J. P., Masters, R., Kerr, E., & Weedon, E. (2001). The
implicit benefit of learning without errors. The Quarterly
Journal of Experimental Psychology: Section A, 54(4), 1049-1068.
27
Maxwell, J., Masters, R., & Eves, F. (2000). From novice to no
know-how: A longitudinal study of implicit motor learning.
Journal of Sports Sciences, 18(2), 111-120.
van Cranenburgh, B. (2009). Welke leerstrategie, en waarom?
Physios, 2, 13.
Willingham, D. B., & Goedert-Eschmann, K. (1999). The relation
between implicit and explicit learning: Evidence for
parallel development. Psychological Science, 10(6), 531-534.
Bijlagen
28
Bijlage 1.1 Lesvoorbereiding lessenreeks interventiegroep (impliciet leren)
Gegevens stageschoolNaam: Cartesius Lyceum
Klas: 2V2 Aantal : 26
Stagedocent: Dirk van der Zouwen
Gegevens studentNaam: Yannic Mulder en Zoë de Smet
klas: 3D Studentnummer:500651890 & 500641702
Datum:13-10-2013
Beschrijving van de beginsituatie m.b.t. de lesDe aangeboden leerlijn(en)/activiteit(en)zijn………….
Springen, hoogspringen , Fosbury flop
Welke ervaring, kennis heeft de klas met deze leerlijn/activiteit(en).Doe navraag…………
De klas heeft al een aantal hoogspring lessen gehad, ze hebben daarin vooral de schotse sprong geleerd en een begin gemaakt met de Fosbury flop.
Doelen in concreet waarneembaar gedrag (S.M.A.R.T. = specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch, tijdgebonden)Doelen voor de leerlingen (beschrijven per activiteit)
lesdoel(en) student Aan welk leerdoel ga jijwerken?
De leerlingen boeken over een lessenreeks van drie lessen zoveel mogelijk persoonlijke progressie zowel kwantitatief als kwalitatief. Dit is meetbaardoor een begin- en eindmeting aan de hand van beeldmateriaal.
Tijdens deze lessenreeks hanteer ik een impliciete leermethode. Ik kan vervolgens de data en videobeelden verzamelen en analyseren.
Bronvermelding, waar heb jij de info vandaan: De kick in atletiek
START VAN DE LES Inhoud OrganisatieBeginmeting: uitleg lessenreeks, Hoe start je qua organisatie de les op:
29
voorbeeldLes 1: Uitleg lesLes 2: Uitleg les en herhaling vorige lesLes 3: Uitleg les en herhaling vorige les
De leerlingen zitten dicht bij elkaarvoor een algemene uitleg.
KERN(EN) VAN DE LESLeerinhoud methodisch
Didactiek Differentiatie Tijd
Beginmeting
Les 1:Voorkeurskant bepalen
Hockeystick aantikken
De standflop
De Fosbury flop met afzet van verhoogd vlak
Alle leerlingen springenna een voorbeeld op hun eigen niveau een Fosburyflop. Van elke leerling wordt een video opname gemaakt.
Van rechts beginnen met aanlopen, op de mat springen om vervolgens van links aan te lopen (achtjes lopen).Welke kant voelt het beste aan.
Zelfde systeem, alleen nu niet op de mat springen maar proberen de hockeystick die wordtvastgehouden aan te tikken + kwart draai.Knie volgt de arm inzet (onzichtbaar draadje).
In 2 rijen voor de mat gaan staan met de rug naar de mat toe en nu door middel van het holtrekken van de rug (bruggetje maken) achterwaarts over het touw proberen te springen. Landen als ‘bolletje’.
45min.
(2x30min)
30
Les 2Korte aanloop
Lange aanloop
Les 3:
Korte aanloop- omhoog- arm naar plafond- knie naar je neus-bruggetje maken. Afzet van kast deel. Zo hebben de leerlingen meer tijd voor het uitvoeren van de beweging en ze hebbeneen vaste afzetplaats.
Warming up en zelf ontdekkend springen.Doel = lat passeren, hoedoe je dat het meest efficiënt? Zelf nadenkenen toepassen!
De leerling cognitieve taken meegeven tijdens het springen.Terugtellen met stapjes van 2,3,4Sommen oplossen tijdens het springenZoveel mogelijk namen uit de klas opnoemen etc.
Eindmeting: kwantitatiefen kwalitatief.Herhalen eind vorm
(2x30min)
(2x30min)
AFSLUITING VAN DE LES Inhoud OrganisatieNa elke les een kleine evaluatie enbespreken wat er de volgende les gedaan wordt. Afsluiting van Les 3:Kort vertellen wat er met de
31
resultaten en het onderzoek wordt gedaan.
AANDACHTSPUNTEN Beschrijving van de aandachtspunten per activiteit. Wat moet je zeggen,(laten) doen om de lesdoelen te bereiken?Gezicht naar de zaal (indraaien)Hockey stick aantikken (arminzet)Volg de pionnen bij de aanloop (Afzet met goede been)Bruggetje maken (courbette)
ORGANISATIETEKENING VAN DE KERN VAN DE LES Materialen
32
Bijlage 1.2 Lesvoorbereiding lessenreeks controlegroep (expliciet leren)
Gegevens stageschoolNaam: Cartesius Lyceum
Klas: 2H1 Aantal : 28
Stagedocent: Dirk van der Zouwen
Gegevens studentNaam: Yannic Mulder & Zoë de Smet
klas: 3D Studentnummer: 500651890 & 500641702
Datum: 13-10-2013
Beschrijving van de beginsituatie m.b.t. de lesDe aangeboden leerlijn(en)/ activiteit(en)zijn………….
Springen, hoogspringen , Fosbury flop
Welke ervaring, kennis heeft de klas met deze leerlijn/activiteit(en).Doe navraag…………
De klas heeft al een aantal hoogspring lessen gehad, ze hebben daarin vooral de schotse sprong geleerd en een begin gemaakt met de Fosbury flop.
Doelen in concreet waarneembaar gedrag (S.M.A.R.T. = specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch, tijdgebonden)Doelen voor de leerlingen (beschrijven per activiteit)
lesdoel(en) student Aan welk leerdoel ga jij werken?
De leerlingen boeken over een lessenreeks van drie lessen zoveel mogelijk persoonlijke progressie zowel kwantitatief alskwalitatief. Dit is meetbaar dooreen begin- en eindmeting aan de hand van beeldmateriaal.
Tijdens deze lessenreeks hanteer ikeen expliciete leermethode. Ik kan vervolgens de data en videobeelden verzamelen en analyseren.
Bronvermelding, waar heb jij de info vandaan: De kick in atletiek
START VAN DE LES Inhoud Organisatie
33
Beginmeting: Uitleg lessenreeks, voorbeeldLes 1: Uitleg lesLes 2: Uitleg les en herhaling vorige lesLes 3: Uitleg les en herhaling vorige les
Hoe start je qua organisatie de les op:De leerlingen zitten dicht bij elkaarvoor een algemene uitleg.
KERN(EN) VAN DE LESLeerinhoud methodisch
Didactiek Differentiatie Tijd
Beginmeting
Les 1:“gewoon op de mat springen”(voorkeurskant bepalen)
Knie+arm inzet
De standflop
3-pas met afzet vanaf een verhoging
Alle leerlingen springenna een voorbeeld op hun eigen niveau een Fosburyflop. Van elke leerling wordt een video opname gemaakt.
Van rechts beginnen met aanlopen op de mat springen om vervolgens van links aan te lopen (achtjes lopen).
Zelfde systeem alleen nuniet op de mat springen maar voor de mat (kwartdraai) omhoog springen. Doel van de oefening: afzetbeen/hoogte, arm inzet, knie inzet + indraaien.
In 2 rijen voor de mat gaan staan met de rug naar de mat toe en nu doormiddel van het holtrekken van de rug (courbette) achterwaartsover het touw proberen te springen. (afzet met 2 benen). Aandachtspunten: heupen omhoog, kin op de borst,
45min
(2x30min)
34
Les 2:De 3-pas
De 5-pas
Les 3:
geen armen en handen gebruiken bij de val.
Afzet met het been dat het verst van de lat wegis.Zwaaibeen hoog opzwaaien. Arm inzet.De leerlingen hebben door de verhoging meer tijd voor het uitvoeren van de beweging en ze hebben een vaste afzetplaats.
Met een 3-pas aanloop (L, Rechts Links Rechts)(R, Links rechts links) de Fosbury flop techniek. Aandachtspunten: landingop de rug, vouwactie in de heupen.
Met een 5-pas aanloop deFosbury flop techniek springen.Aandachtspunten voor de aanloop: Ritme en versnelling van laatste drie passen. Voetplaatsing bij de afzet in een hoek van 30graden ten opzichte van de mat.
Eindvorm (3-pas, 5-pas, 7-pas ) herhalen.Eindmeting: Kwantitatiefen kwalitatief.
De 7-pas aanloop.Voor de leerlingen die detechniek voldoende beheersen.
(2x30min)
(2x30min)
AFSLUITING VAN DE LES Inhoud OrganisatieNa elke les een kleine evaluatie
35
en bespreken wat er de volgende les gedaan wordt. Afsluiting van Les 3: Kort vertellen wat er met de resultaten en het onderzoek wordt gedaan.
AANDACHTSPUNTEN Beschrijving van de aandachtspunten per activiteit. Wat moet je zeggen,(laten) doen om de lesdoelen te bereiken?Afzetten met 1 voet.Afzetten met het goede (buitenste) been.Arm inzetKnie inzet (recht)Rugwaarts over het touw. (flopbeweging)Holtrekken van de rug. (courbette)Landing op de rug in bolle houding (zonder hulp van armen)
ORGANISATIETEKENING VAN DE KERN VAN DE LES Materialen
36
Bijlage 2.3 Criteria bewegingsuitvoering
Niveau:
1. onder gemiddeld: voldoet aan <2 criteria
2. gemiddeld: voldoet aan 2 tot 4 criteria
3. boven gemiddeld: voldoet aan 4 tot 6 criteria
4. ver boven gemiddeld: voldoet aan >6
Criteria:
1.Constante aanloop
2.Afzetbeen
3.Knie inzet
4.Rotatie lengte as
5.Rotatie breedte as
6.Courbette
7.Landing rug
39
Bijlage 3 SPSS outputs
Output 1: Prestatie descriptive
LeermethodeCase Processing Summary
Leermethode
CasesValid Missing Total
N Percent N Percent NPrestVoor Expliciet
(Controlegroep)16 100,0% 0 0,0% 16
Impliciet (interventiegroep)
22 100,0% 0 0,0% 22
PrestNa Expliciet (Controlegroep)
16 100,0% 0 0,0% 16
Impliciet (interventiegroep)
22 100,0% 0 0,0% 22
Case Processing Summary
Leermethode
CasesTotalPercent
PrestVoor Expliciet (Controlegroep) 100,0%Impliciet (interventiegroep) 100,0%
PrestNa Expliciet (Controlegroep) 100,0%Impliciet (interventiegroep) 100,0%
Descriptives
LeermethodeStatisti
cStd.Error
PrestVoor
Expliciet (Controlegroep)
Mean 110,9375 3,0006595% Confidence Interval for Mean
Lower Bound 104,5418Upper Bound 117,3332
5% Trimmed Mean 109,9306Median 110,0000Variance 144,063Std. Deviation 12,00260Minimum 100,00
40
Maximum 140,00Range 40,00Interquartile Range 17,50Skewness 1,235 ,564Kurtosis ,926 1,091
Impliciet (interventiegroep)
Mean 106,8182 2,4072795% Confidence Interval for Mean
Lower Bound 101,8120Upper Bound 111,8244
5% Trimmed Mean 106,4646Median 105,0000Variance 127,489Std. Deviation 11,29111Minimum 95,00Maximum 125,00Range 30,00Interquartile Range 21,25Skewness ,374 ,491Kurtosis -1,313 ,953
PrestNa Expliciet (Controlegroep)
Mean 108,7500 3,1787195% Confidence Interval for Mean
Lower Bound 101,9748Upper Bound 115,5252
5% Trimmed Mean 108,6111Median 105,0000Variance 161,667Std. Deviation 12,71482Minimum 90,00Maximum 130,00Range 40,00Interquartile Range 22,50Skewness ,375 ,564Kurtosis -,910 1,091
Impliciet (interventiegroep)
Mean 110,2273 2,6003195% Confidence Interval for Mean
Lower Bound 104,8196Upper Bound 115,6349
5% Trimmed Mean 110,2273Median 112,5000Variance 148,755Std. Deviation 12,19653
41
Minimum 90,00Maximum 130,00Range 40,00Interquartile Range 16,25Skewness ,159 ,491Kurtosis -,954 ,953
Extreme Values
Leermethode Case Number ValuePrestVoor Expliciet
(Controlegroep)Highest 1 15 140,00
2 6 130,003 16 125,004 11 120,005 3 110,00a
Lowest 1 12 100,002 10 100,003 9 100,004 5 100,005 4 100,00
Impliciet (interventiegroep)
Highest 1 26 125,002 31 125,003 32 125,004 17 120,005 38 120,00
Lowest 1 35 95,002 30 95,003 28 95,004 27 95,005 24 95,00b
PrestNa Expliciet (Controlegroep)
Highest 1 11 130,002 15 130,003 6 125,004 16 120,005 3 115,00c
Lowest 1 8 90,002 13 95,003 7 95,00
42
4 5 95,005 2 100,00
Impliciet (interventiegroep)
Highest 1 26 130,002 31 130,003 38 130,004 21 125,005 17 120,00
Lowest 1 23 90,002 35 95,003 28 95,004 24 95,005 22 100,00d
a. Only a partial list of cases with the value 110,00 are shown in thetable of upper extremes.b. Only a partial list of cases with the value 95,00 are shown in the table of lower extremes.c. Only a partial list of cases with the value 115,00 are shown in thetable of upper extremes.d. Only a partial list of cases with the value 100,00 are shown in thetable of lower extremes.
PrestVoor Histograms
43
Output 2: Uitvoering descriptive
LeermethodeCase Processing Summary
Leermethode
CasesValid Missing Total
N Percent N Percent NUitvVoor
Expliciet (Controlegroep)
16 100,0% 0 0,0% 16
Impliciet (interventiegroep)
22 100,0% 0 0,0% 22
UitvNa Expliciet (Controlegroep)
16 100,0% 0 0,0% 16
Impliciet (interventiegroep)
22 100,0% 0 0,0% 22
Case Processing Summary
Leermethode
CasesTotalPercent
UitvVoor Expliciet (Controlegroep) 100,0%Impliciet (interventiegroep) 100,0%
UitvNa Expliciet (Controlegroep) 100,0%Impliciet (interventiegroep) 100,0%
Descriptives
LeermethodeStatist
icStd.Error
UitvVoor
Expliciet (Controlegroep)
Mean 1,81 ,18895% Confidence Interval for Mean
Lower Bound 1,41Upper Bound 2,21
5% Trimmed Mean 1,79Median 2,00Variance ,563Std. Deviation ,750Minimum 1Maximum 3Range 2
47
Interquartile Range 1Skewness ,334 ,564Kurtosis -1,004 1,091
Impliciet (interventiegroep)
Mean 1,68 ,16695% Confidence Interval for Mean
Lower Bound 1,34Upper Bound 2,03
5% Trimmed Mean 1,65Median 1,50Variance ,608Std. Deviation ,780Minimum 1Maximum 3Range 2Interquartile Range 1Skewness ,652 ,491Kurtosis -,992 ,953
UitvNa Expliciet (Controlegroep)
Mean 2,19 ,24595% Confidence Interval for Mean
Lower Bound 1,66Upper Bound 2,71
5% Trimmed Mean 2,15Median 2,00Variance ,963Std. Deviation ,981Minimum 1Maximum 4Range 3Interquartile Range 2Skewness ,547 ,564Kurtosis -,390 1,091
Impliciet (interventiegroep)
Mean 2,23 ,17395% Confidence Interval for Mean
Lower Bound 1,87Upper Bound 2,59
5% Trimmed Mean 2,20Median 2,00Variance ,660Std. Deviation ,813Minimum 1Maximum 4
48
Range 3Interquartile Range 1Skewness ,126 ,491Kurtosis -,358 ,953
Extreme Values
Leermethode Case Number ValueUitvVoor
Expliciet (Controlegroep)
Highest 1 6 32 11 33 15 34 1 25 3 2a
Lowest 1 14 12 10 13 8 14 5 15 4 1b
Impliciet (interventiegroep)
Highest 1 17 32 26 33 33 34 34 35 18 2a
Lowest 1 35 12 32 13 30 14 28 15 27 1b
UitvNa Expliciet (Controlegroep)
Highest 1 6 42 11 43 9 34 15 35 16 3
Lowest 1 14 12 10 13 8 14 7 15 13 2c
49
Impliciet (interventiegroep)
Highest 1 32 42 17 33 26 34 31 35 33 3d
Lowest 1 35 12 28 13 24 14 19 15 37 2c
a. Only a partial list of cases with the value 2 are shown in the table of upper extremes.b. Only a partial list of cases with the value 1 are shown in the table of lower extremes.c. Only a partial list of cases with the value 2 are shown in the table of lower extremes.d. Only a partial list of cases with the value 3 are shown in the table of upper extremes.
UitvVoor Histograms
50
Output 3: Prestatieverbetering
Within-Subjects FactorsMeasure: MEASURE_1Prestatieverbetering
DependentVariable
1 PrestVoor2 PrestNa
Between-Subjects Factors
Value Label NLeermethode 1 Expliciet
(Controlegroep)
16
2 Impliciet (interventiegroep)
22
Descriptive Statistics
Leermethode MeanStd.
Deviation NPrestVoor Expliciet
(Controlegroep)110,9375 12,00260 16
Impliciet (interventiegroep)
106,8182 11,29111 22
Total 108,5526 11,61941 38PrestNa Expliciet
(Controlegroep)108,7500 12,71482 16
Impliciet (interventiegroep)
110,2273 12,19653 22
Total 109,6053 12,26848 38
Multivariate Testsa
Effect Value FHypothesis
df Error dfPrestatieverbetering Pillai's Trace ,005 ,198b 1,000 36,000
54
Wilks' Lambda ,995 ,198b 1,000 36,000Hotelling's Trace
,005 ,198b 1,000 36,000
Roy's Largest Root
,005 ,198b 1,000 36,000
Prestatieverbetering * Leermethode
Pillai's Trace ,103 4,149b 1,000 36,000Wilks' Lambda ,897 4,149b 1,000 36,000Hotelling's Trace
,115 4,149b 1,000 36,000
Roy's Largest Root
,115 4,149b 1,000 36,000
Multivariate Testsa
Effect Sig.Prestatieverbetering Pillai's Trace ,659
Wilks' Lambda ,659Hotelling's Trace ,659Roy's Largest Root ,659
Prestatieverbetering * Leermethode Pillai's Trace ,049Wilks' Lambda ,049Hotelling's Trace ,049Roy's Largest Root ,049
a. Design: Intercept + Leermethode Within Subjects Design: Prestatieverbeteringb. Exact statistic
Mauchly's Test of Sphericitya
Measure: MEASURE_1
Within Subjects Effect Mauchly's W
Approx. Chi-Square df Sig.
Epsilonb
Greenhouse-Geisser
Prestatieverbetering
1,000 ,000 0 . 1,000
Mauchly's Test of Sphericitya
Measure: MEASURE_1
Within Subjects EffectEpsilon
Huynh-Feldt Lower-bound
55
Prestatieverbetering 1,000 1,000
Tests the null hypothesis that the error covariance matrix of the orthonormalized transformed dependent variables is proportional to an identity matrix.a
a. Design: Intercept + Leermethode Within Subjects Design: Prestatieverbeteringb. May be used to adjust the degrees of freedom for the averaged tests of significance. Corrected tests are displayed in the Tests of Within-Subjects Effects table.
Tests of Within-Subjects EffectsMeasure: MEASURE_1
SourceType III Sumof Squares df Mean Square
Prestatieverbetering Sphericity Assumed 6,912 1 6,912Greenhouse-Geisser 6,912 1,000 6,912Huynh-Feldt 6,912 1,000 6,912Lower-bound 6,912 1,000 6,912
Prestatieverbetering * Leermethode
Sphericity Assumed 145,070 1 145,070Greenhouse-Geisser 145,070 1,000 145,070Huynh-Feldt 145,070 1,000 145,070Lower-bound 145,070 1,000 145,070
Error(Prestatieverbetering)
Sphericity Assumed 1258,878 36 34,969Greenhouse-Geisser 1258,878 36,000 34,969Huynh-Feldt 1258,878 36,000 34,969Lower-bound 1258,878 36,000 34,969
Tests of Within-Subjects EffectsMeasure: MEASURE_1Source F Sig.Prestatieverbetering Sphericity Assumed ,198 ,659
Greenhouse-Geisser ,198 ,659Huynh-Feldt ,198 ,659Lower-bound ,198 ,659
Prestatieverbetering * Leermethode
Sphericity Assumed 4,149 ,049Greenhouse-Geisser 4,149 ,049Huynh-Feldt 4,149 ,049Lower-bound 4,149 ,049
Error(Prestatieverbetering) Sphericity Assumed
56
Greenhouse-Geisser
Huynh-Feldt
Lower-bound
Tests of Within-Subjects ContrastsMeasure: MEASURE_1
SourcePrestatieverbetering
Type III Sumof Squares df Mean Square
Prestatieverbetering Linear 6,912 1 6,912Prestatieverbetering * Leermethode
Linear145,070 1 145,070
Error(Prestatieverbetering)
Linear1258,878 36 34,969
Tests of Within-Subjects ContrastsMeasure: MEASURE_1Source Prestatieverbetering F Sig.Prestatieverbetering Linear ,198 ,659Prestatieverbetering * Leermethode
Linear4,149 ,049
Error(Prestatieverbetering) Linear
Tests of Between-Subjects EffectsMeasure: MEASURE_1Transformed Variable: Average
SourceType III Sumof Squares df Mean Square F Sig.
Intercept 883407,330 1 883407,330 3484,003 ,000Leermethode 32,330 1 32,330 ,128 ,723Error 9128,196 36 253,561
Profile Plots
57
Output 4: t df en p waarden Prest voor na
Leermethode = Expliciet (Controlegroep)
Paired Samples Statisticsa
Mean NStd.
DeviationStd. Error
MeanPair 1 PrestVoor 110,9375 16 12,00260 3,00065
PrestNa 108,7500 16 12,71482 3,17871
a. Leermethode = Expliciet (Controlegroep)
Paired Samples Correlationsa
NCorrelatio
n Sig.Pair 1 PrestVoor &
PrestNa16 ,685 ,003
a. Leermethode = Expliciet (Controlegroep)
Paired Samples Testa
Paired Differences
MeanStd.
DeviationStd. Error
Mean
95%ConfidenceInterval of
theDifference
LowerPair 1 PrestVoor -
PrestNa2,18750 9,82662 2,45666 -3,04874
Paired Samples Testa
PairedDifferences
t dfSig. (2-tailed)
95% ConfidenceInterval of
the DifferenceUpper
59
Pair 1 PrestVoor - PrestNa 7,42374 ,890 15 ,387
a. Leermethode = Expliciet (Controlegroep)
Leermethode = Impliciet (interventiegroep)
Paired Samples Statisticsa
Mean NStd.
DeviationStd. Error
MeanPair 1 PrestVoor 106,8182 22 11,29111 2,40727
PrestNa 110,2273 22 12,19653 2,60031
a. Leermethode = Impliciet (interventiegroep)
Paired Samples Correlationsa
NCorrelatio
n Sig.Pair 1 PrestVoor &
PrestNa22 ,818 ,000
a. Leermethode = Impliciet (interventiegroep)
Paired Samples Testa
Paired Differences
MeanStd.
DeviationStd. Error
Mean
95%ConfidenceInterval of
theDifference
LowerPair 1 PrestVoor -
PrestNa-3,40909 7,13582 1,52136 -6,57294
Paired Samples Testa
PairedDifferences
t dfSig. (2-tailed)
95% ConfidenceInterval of
the DifferenceUpper
60
Output 5: Bewegingsuitvoering
Within-Subjects FactorsMeasure: MEASURE_1Bewegingsuitvoering
DependentVariable
1 UitvVoor2 UitvNa
Between-Subjects Factors
Value Label NLeermethode 1 Expliciet
(Controlegroep)
16
2 Impliciet (interventiegroep)
22
Descriptive Statistics
Leermethode MeanStd.
Deviation NUitvVoor
Expliciet (Controlegroep)
1,81 ,750 16
Impliciet (interventiegroep)
1,68 ,780 22
Total 1,74 ,760 38UitvNa Expliciet
(Controlegroep)2,19 ,981 16
Impliciet (interventiegroep)
2,23 ,813 22
Total 2,21 ,875 38
Multivariate Testsa
Effect Value FHypothesis
df Error dfBewegingsuitvoering Pillai's Trace ,313 16,422b 1,000 36,000
62
Wilks' Lambda ,687 16,422b 1,000 36,000Hotelling's Trace
,456 16,422b 1,000 36,000
Roy's Largest Root
,456 16,422b 1,000 36,000
Bewegingsuitvoering *Leermethode
Pillai's Trace ,015 ,563b 1,000 36,000Wilks' Lambda ,985 ,563b 1,000 36,000Hotelling's Trace
,016 ,563b 1,000 36,000
Roy's Largest Root
,016 ,563b 1,000 36,000
Multivariate Testsa
Effect Sig.Bewegingsuitvoering Pillai's Trace ,000
Wilks' Lambda ,000Hotelling's Trace ,000Roy's Largest Root ,000
Bewegingsuitvoering * Leermethode Pillai's Trace ,458Wilks' Lambda ,458Hotelling's Trace ,458Roy's Largest Root ,458
a. Design: Intercept + Leermethode Within Subjects Design: Bewegingsuitvoeringb. Exact statistic
Mauchly's Test of Sphericitya
Measure: MEASURE_1
Within Subjects Effect Mauchly's W
Approx. Chi-Square df Sig.
Epsilonb
Greenhouse-Geisser
Bewegingsuitvoering
1,000 ,000 0 . 1,000
Mauchly's Test of Sphericitya
Measure: MEASURE_1
Within Subjects EffectEpsilon
Huynh-Feldt Lower-bound
63
Bewegingsuitvoering 1,000 1,000
Tests the null hypothesis that the error covariance matrix of the orthonormalized transformed dependent variables is proportional to an identity matrix.a
a. Design: Intercept + Leermethode Within Subjects Design: Bewegingsuitvoeringb. May be used to adjust the degrees of freedom for the averaged tests of significance. Corrected tests are displayed in the Tests of Within-Subjects Effects table.
Tests of Within-Subjects EffectsMeasure: MEASURE_1
SourceType III Sumof Squares df Mean Square
Bewegingsuitvoering Sphericity Assumed 3,924 1 3,924Greenhouse-Geisser 3,924 1,000 3,924Huynh-Feldt 3,924 1,000 3,924Lower-bound 3,924 1,000 3,924
Bewegingsuitvoering *Leermethode
Sphericity Assumed ,135 1 ,135Greenhouse-Geisser ,135 1,000 ,135Huynh-Feldt ,135 1,000 ,135Lower-bound ,135 1,000 ,135
Error(Bewegingsuitvoering)
Sphericity Assumed 8,602 36 ,239Greenhouse-Geisser 8,602 36,000 ,239Huynh-Feldt 8,602 36,000 ,239Lower-bound 8,602 36,000 ,239
Tests of Within-Subjects EffectsMeasure: MEASURE_1Source F Sig.Bewegingsuitvoering Sphericity Assumed 16,422 ,000
Greenhouse-Geisser 16,422 ,000Huynh-Feldt 16,422 ,000Lower-bound 16,422 ,000
Bewegingsuitvoering * Leermethode
Sphericity Assumed ,563 ,458Greenhouse-Geisser ,563 ,458Huynh-Feldt ,563 ,458Lower-bound ,563 ,458
Error(Bewegingsuitvoering) Sphericity Assumed
64
Greenhouse-Geisser
Huynh-Feldt
Lower-bound
Tests of Within-Subjects ContrastsMeasure: MEASURE_1
SourceBewegingsuitvoering
Type III Sumof Squares df Mean Square
Bewegingsuitvoering Linear 3,924 1 3,924Bewegingsuitvoering *Leermethode
Linear,135 1 ,135
Error(Bewegingsuitvoering)
Linear8,602 36 ,239
Tests of Within-Subjects ContrastsMeasure: MEASURE_1Source Bewegingsuitvoering F Sig.Bewegingsuitvoering Linear 16,422 ,000Bewegingsuitvoering * Leermethode
Linear,563 ,458
Error(Bewegingsuitvoering) Linear
Tests of Between-Subjects EffectsMeasure: MEASURE_1Transformed Variable: Average
SourceType III Sumof Squares df Mean Square F Sig.
Intercept 289,722 1 289,722 254,956 ,000Leermethode ,038 1 ,038 ,034 ,855Error 40,909 36 1,136
Profile Plots
65
Output 6: Uitvoering waarde t df pLeermethode = Expliciet (Controlegroep)
Wilcoxon Signed Ranks TestRanksa
N Mean Rank Sum of RanksUitvNa - UitvVoor
Negative Ranks
1b 4,50 4,50
Positive Ranks
7c 4,50 31,50
Ties 8d
Total 16
a. Leermethode = Expliciet (Controlegroep)b. UitvNa < UitvVoorc. UitvNa > UitvVoord. UitvNa = UitvVoor
Test Statisticsa,b
UitvNa -UitvVoor
Z -2,121c
Asymp. Sig. (2-tailed)
,034
a. Leermethode = Expliciet (Controlegroep)b. Wilcoxon Signed Ranks Testc. Based on negative ranks.
Leermethode = Impliciet (interventiegroep)
Wilcoxon Signed Ranks Test
Ranksa
N Mean Rank Sum of RanksUitvNa - UitvVoor
Negative Ranks
0b ,00 ,00
Positive Ranks
10c 5,50 55,00
67
Ties 12d
Total 22
a. Leermethode = Impliciet (interventiegroep)b. UitvNa < UitvVoorc. UitvNa > UitvVoord. UitvNa = UitvVoor
Test Statisticsa,b
UitvNa -UitvVoor
Z -3,051c
Asymp. Sig. (2-tailed)
,002
a. Leermethode = Impliciet (interventiegroep)b. Wilcoxon Signed Ranks Testc. Based on negative ranks.
68
Output 7: Prestatieverbetering doeners tov restWithin-Subjects Factors
Measure: MEASURE_1Prestatieverbetering
DependentVariable
1 PrestVoor2 PrestNa
Between-Subjects Factors
Value Label NLeermethode 1 Expliciet
(Controlegroep)
16
2 Impliciet (interventiegroep)
22
Kolb2 1 Doener 122 rest 26
Descriptive Statistics
Leermethode Kolb2 MeanStd.
Deviation NPrestVoor Expliciet
(Controlegroep)Doener 112,5000 12,14496 6rest 110,0000 12,47219 10Total 110,9375 12,00260 16
Impliciet (interventiegroep)
Doener 113,3333 12,11060 6rest 104,3750 10,30776 16Total 106,8182 11,29111 22
Total Doener 112,9167 11,57158 12rest 106,5385 11,29329 26Total 108,5526 11,61941 38
PrestNa Expliciet (Controlegroep)
Doener 108,3333 12,90994 6rest 109,0000 13,29160 10Total 108,7500 12,71482 16
Impliciet (interventiegroep)
Doener 120,0000 8,36660 6rest 106,5625 11,50634 16Total 110,2273 12,19653 22
69
Total Doener 114,1667 12,02901 12rest 107,5000 12,02082 26Total 109,6053 12,26848 38
Multivariate Testsa
Effect Value FHypothesis
df Error dfPrestatieverbetering Pillai's Trace ,011 ,390b 1,000 34,000
Wilks' Lambda ,989 ,390b 1,000 34,000Hotelling's Trace
,011 ,390b 1,000 34,000
Roy's Largest Root
,011 ,390b 1,000 34,000
Prestatieverbetering * Leermethode
Pillai's Trace ,142 5,634b 1,000 34,000Wilks' Lambda ,858 5,634b 1,000 34,000Hotelling's Trace
,166 5,634b 1,000 34,000
Roy's Largest Root
,166 5,634b 1,000 34,000
Prestatieverbetering * Kolb2
Pillai's Trace ,001 ,049b 1,000 34,000Wilks' Lambda ,999 ,049b 1,000 34,000Hotelling's Trace
,001 ,049b 1,000 34,000
Roy's Largest Root
,001 ,049b 1,000 34,000
Prestatieverbetering * Leermethode * Kolb2
Pillai's Trace ,047 1,675b 1,000 34,000Wilks' Lambda ,953 1,675b 1,000 34,000Hotelling's Trace
,049 1,675b 1,000 34,000
Roy's Largest Root
,049 1,675b 1,000 34,000
Multivariate Testsa
Effect Sig.Prestatieverbetering Pillai's Trace ,537
Wilks' Lambda ,537Hotelling's Trace ,537Roy's Largest Root ,537
Prestatieverbetering * Leermethode Pillai's Trace ,023
70
Wilks' Lambda ,023Hotelling's Trace ,023Roy's Largest Root ,023
Prestatieverbetering * Kolb2 Pillai's Trace ,825Wilks' Lambda ,825Hotelling's Trace ,825Roy's Largest Root ,825
Prestatieverbetering * Leermethode *Kolb2
Pillai's Trace ,204Wilks' Lambda ,204Hotelling's Trace ,204Roy's Largest Root ,204
a. Design: Intercept + Leermethode + Kolb2 + Leermethode * Kolb2 Within Subjects Design: Prestatieverbeteringb. Exact statistic
Mauchly's Test of Sphericitya
Measure: MEASURE_1
Within Subjects Effect Mauchly's W
Approx. Chi-Square df Sig.
Epsilonb
Greenhouse-Geisser
Prestatieverbetering
1,000 ,000 0 . 1,000
Mauchly's Test of Sphericitya
Measure: MEASURE_1
Within Subjects EffectEpsilon
Huynh-Feldt Lower-boundPrestatieverbetering 1,000 1,000
Tests the null hypothesis that the error covariance matrix of the orthonormalized transformed dependent variables is proportional to an identity matrix.a
a. Design: Intercept + Leermethode + Kolb2 + Leermethode * Kolb2 Within Subjects Design: Prestatieverbeteringb. May be used to adjust the degrees of freedom for the averaged tests of significance. Corrected tests are displayed in the Tests of Within-Subjects Effects table.
Tests of Within-Subjects Effects
71
Measure: MEASURE_1
SourceType III Sumof Squares df Mean Square
Prestatieverbetering Sphericity Assumed 13,712 1 13,712Greenhouse-Geisser 13,712 1,000 13,712Huynh-Feldt 13,712 1,000 13,712Lower-bound 13,712 1,000 13,712
Prestatieverbetering * Leermethode
Sphericity Assumed 198,236 1 198,236Greenhouse-Geisser 198,236 1,000 198,236Huynh-Feldt 198,236 1,000 198,236Lower-bound 198,236 1,000 198,236
Prestatieverbetering * Kolb2
Sphericity Assumed 1,737 1 1,737Greenhouse-Geisser 1,737 1,000 1,737Huynh-Feldt 1,737 1,000 1,737Lower-bound 1,737 1,000 1,737
Prestatieverbetering * Leermethode * Kolb2
Sphericity Assumed 58,950 1 58,950Greenhouse-Geisser 58,950 1,000 58,950Huynh-Feldt 58,950 1,000 58,950Lower-bound 58,950 1,000 58,950
Error(Prestatieverbetering)
Sphericity Assumed 1196,302 34 35,185Greenhouse-Geisser 1196,302 34,000 35,185Huynh-Feldt 1196,302 34,000 35,185Lower-bound 1196,302 34,000 35,185
Tests of Within-Subjects EffectsMeasure: MEASURE_1Source F Sig.Prestatieverbetering Sphericity Assumed ,390 ,537
Greenhouse-Geisser ,390 ,537Huynh-Feldt ,390 ,537Lower-bound ,390 ,537
Prestatieverbetering * Leermethode
Sphericity Assumed 5,634 ,023Greenhouse-Geisser 5,634 ,023Huynh-Feldt 5,634 ,023Lower-bound 5,634 ,023
Prestatieverbetering * Kolb2 Sphericity Assumed ,049 ,825Greenhouse-Geisser ,049 ,825Huynh-Feldt ,049 ,825Lower-bound ,049 ,825
Prestatieverbetering * Sphericity Assumed 1,675 ,204
72
Leermethode * Kolb2 Greenhouse-Geisser 1,675 ,204Huynh-Feldt 1,675 ,204Lower-bound 1,675 ,204
Error(Prestatieverbetering) Sphericity Assumed
Greenhouse-Geisser
Huynh-Feldt
Lower-bound
Tests of Within-Subjects ContrastsMeasure: MEASURE_1
SourcePrestatieverbetering
Type III Sumof Squares df Mean Square
Prestatieverbetering Linear 13,712 1 13,712Prestatieverbetering * Leermethode
Linear198,236 1 198,236
Prestatieverbetering * Kolb2
Linear1,737 1 1,737
Prestatieverbetering * Leermethode * Kolb2
Linear58,950 1 58,950
Error(Prestatieverbetering)
Linear1196,302 34 35,185
Tests of Within-Subjects ContrastsMeasure: MEASURE_1Source Prestatieverbetering F Sig.Prestatieverbetering Linear ,390 ,537Prestatieverbetering * Leermethode
Linear5,634 ,023
Prestatieverbetering * Kolb2 Linear ,049 ,825Prestatieverbetering * Leermethode * Kolb2
Linear1,675 ,204
Error(Prestatieverbetering) Linear
Tests of Between-Subjects EffectsMeasure: MEASURE_1Transformed Variable: Average
73
SourceType III Sumof Squares df Mean Square F Sig.
Intercept 788208,582 1 788208,582 3338,389 ,000Leermethode 19,857 1 19,857 ,084 ,774Kolb2 591,986 1 591,986 2,507 ,123Leermethode * Kolb2
426,369 1 426,369 1,806 ,188
Error 8027,552 34 236,104
74
Output 8: Bewegingsuitvoering doeners tov restWithin-Subjects Factors
Measure: MEASURE_1Bewegingsuitvoering
DependentVariable
1 UitvVoor2 UitvNa
Between-Subjects Factors
Value Label NLeermethode 1 Expliciet
(Controlegroep)
16
2 Impliciet (interventiegroep)
22
Kolb2 1 Doener 122 rest 26
Descriptive Statistics
Leermethode Kolb2 MeanStd.
Deviation NUitvVoor
Expliciet (Controlegroep)
Doener 1,67 ,816 6rest 1,90 ,738 10Total 1,81 ,750 16
Impliciet (interventiegroep)
Doener 2,33 ,816 6rest 1,44 ,629 16Total 1,68 ,780 22
Total Doener 2,00 ,853 12rest 1,62 ,697 26Total 1,74 ,760 38
UitvNa Expliciet (Controlegroep)
Doener 2,17 1,169 6rest 2,20 ,919 10Total 2,19 ,981 16
Impliciet (interventiegroep)
Doener 2,67 ,516 6rest 2,06 ,854 16Total 2,23 ,813 22
75
Total Doener 2,42 ,900 12rest 2,12 ,864 26Total 2,21 ,875 38
Multivariate Testsa
Effect Value FHypothesis
df Error dfBewegingsuitvoering Pillai's Trace ,272 12,708b 1,000 34,000
Wilks' Lambda ,728 12,708b 1,000 34,000Hotelling's Trace
,374 12,708b 1,000 34,000
Roy's Largest Root
,374 12,708b 1,000 34,000
Bewegingsuitvoering *Leermethode
Pillai's Trace ,003 ,103b 1,000 34,000Wilks' Lambda ,997 ,103b 1,000 34,000Hotelling's Trace
,003 ,103b 1,000 34,000
Roy's Largest Root
,003 ,103b 1,000 34,000
Bewegingsuitvoering *Kolb2
Pillai's Trace ,001 ,035b 1,000 34,000Wilks' Lambda ,999 ,035b 1,000 34,000Hotelling's Trace
,001 ,035b 1,000 34,000
Roy's Largest Root
,001 ,035b 1,000 34,000
Bewegingsuitvoering *Leermethode * Kolb2
Pillai's Trace ,028 ,994b 1,000 34,000Wilks' Lambda ,972 ,994b 1,000 34,000Hotelling's Trace
,029 ,994b 1,000 34,000
Roy's Largest Root
,029 ,994b 1,000 34,000
Multivariate Testsa
Effect Sig.Bewegingsuitvoering Pillai's Trace ,001
Wilks' Lambda ,001Hotelling's Trace ,001Roy's Largest Root ,001
Bewegingsuitvoering * Leermethode Pillai's Trace ,750
76
Wilks' Lambda ,750Hotelling's Trace ,750Roy's Largest Root ,750
Bewegingsuitvoering * Kolb2 Pillai's Trace ,854Wilks' Lambda ,854Hotelling's Trace ,854Roy's Largest Root ,854
Bewegingsuitvoering * Leermethode * Kolb2
Pillai's Trace ,326Wilks' Lambda ,326Hotelling's Trace ,326Roy's Largest Root ,326
a. Design: Intercept + Leermethode + Kolb2 + Leermethode * Kolb2 Within Subjects Design: Bewegingsuitvoeringb. Exact statistic
Mauchly's Test of Sphericitya
Measure: MEASURE_1
Within Subjects Effect Mauchly's W
Approx. Chi-Square df Sig.
Epsilonb
Greenhouse-Geisser
Bewegingsuitvoering
1,000 ,000 0 . 1,000
Mauchly's Test of Sphericitya
Measure: MEASURE_1
Within Subjects EffectEpsilon
Huynh-Feldt Lower-boundBewegingsuitvoering 1,000 1,000
Tests the null hypothesis that the error covariance matrix of the orthonormalized transformed dependent variables is proportional to an identity matrix.a
a. Design: Intercept + Leermethode + Kolb2 + Leermethode * Kolb2 Within Subjects Design: Bewegingsuitvoeringb. May be used to adjust the degrees of freedom for the averaged tests of significance. Corrected tests are displayed in the Tests of Within-Subjects Effects table.
Tests of Within-Subjects Effects
77
Measure: MEASURE_1
SourceType III Sumof Squares df Mean Square
Bewegingsuitvoering Sphericity Assumed 3,118 1 3,118Greenhouse-Geisser 3,118 1,000 3,118Huynh-Feldt 3,118 1,000 3,118Lower-bound 3,118 1,000 3,118
Bewegingsuitvoering *Leermethode
Sphericity Assumed ,025 1 ,025Greenhouse-Geisser ,025 1,000 ,025Huynh-Feldt ,025 1,000 ,025Lower-bound ,025 1,000 ,025
Bewegingsuitvoering *Kolb2
Sphericity Assumed ,008 1 ,008Greenhouse-Geisser ,008 1,000 ,008Huynh-Feldt ,008 1,000 ,008Lower-bound ,008 1,000 ,008
Bewegingsuitvoering *Leermethode * Kolb2
Sphericity Assumed ,244 1 ,244Greenhouse-Geisser ,244 1,000 ,244Huynh-Feldt ,244 1,000 ,244Lower-bound ,244 1,000 ,244
Error(Bewegingsuitvoering)
Sphericity Assumed 8,342 34 ,245Greenhouse-Geisser 8,342 34,000 ,245Huynh-Feldt 8,342 34,000 ,245Lower-bound 8,342 34,000 ,245
Tests of Within-Subjects EffectsMeasure: MEASURE_1Source F Sig.Bewegingsuitvoering Sphericity Assumed 12,708 ,001
Greenhouse-Geisser 12,708 ,001Huynh-Feldt 12,708 ,001Lower-bound 12,708 ,001
Bewegingsuitvoering * Leermethode
Sphericity Assumed ,103 ,750Greenhouse-Geisser ,103 ,750Huynh-Feldt ,103 ,750Lower-bound ,103 ,750
Bewegingsuitvoering * Kolb2 Sphericity Assumed ,035 ,854Greenhouse-Geisser ,035 ,854Huynh-Feldt ,035 ,854Lower-bound ,035 ,854
Bewegingsuitvoering * Sphericity Assumed ,994 ,326
78
Leermethode * Kolb2 Greenhouse-Geisser ,994 ,326Huynh-Feldt ,994 ,326Lower-bound ,994 ,326
Error(Bewegingsuitvoering) Sphericity Assumed
Greenhouse-Geisser
Huynh-Feldt
Lower-bound
Tests of Within-Subjects ContrastsMeasure: MEASURE_1
SourceBewegingsuitvoering
Type III Sumof Squares df Mean Square
Bewegingsuitvoering Linear 3,118 1 3,118Bewegingsuitvoering *Leermethode
Linear,025 1 ,025
Bewegingsuitvoering *Kolb2
Linear,008 1 ,008
Bewegingsuitvoering *Leermethode * Kolb2
Linear,244 1 ,244
Error(Bewegingsuitvoering)
Linear8,342 34 ,245
Tests of Within-Subjects ContrastsMeasure: MEASURE_1Source Bewegingsuitvoering F Sig.Bewegingsuitvoering Linear 12,708 ,001Bewegingsuitvoering * Leermethode
Linear,103 ,750
Bewegingsuitvoering * Kolb2 Linear ,035 ,854Bewegingsuitvoering * Leermethode * Kolb2
Linear,994 ,326
Error(Bewegingsuitvoering) Linear
Tests of Between-Subjects EffectsMeasure: MEASURE_1Transformed Variable: Average
SourceType III Sumof Squares df Mean Square F Sig.
79