'Toen het volk een hoop verwijfde slaven scheen'. Verleden en verval als zetstukken tijdens de...

7
"Toen \ volk een hoop verwijfde slaven scheen? Verleden en verva. 1 als zetstukken tij dens de Vierde Engelse Oorlog(i78o-i784]1 LiekevanDeimen Helaas!.... helaas! Waar is mijn roem gebleven! Waar is mijn magt, voorhenen zoo geducht? Help God! - help God! - men staat mij naar het leven!... Waar is de Moed? - is dan de Moed gevlugt? o Nederland! mijn tempel was a heilig!! Maar ach! Ik ben, bij u, niet langer veilig! Gij draagt de klink voor mijn gezag niet meer! Daalt! Englen! daalt! en voert mij weer naar boven! Help God! ik sterfl... hoe rilt mijn heiligdom!... Daalt! Englen! daalt! en voert mij weer naar boven! Bataven!... achf... s Bataafsche volk is srom!!2 Met deze strofe opent het zangstuk 'De Doggersbank' van de Zeeuwse dichter Jacobus Bellamy. Aan het woord is de klagende Vrijheid die met het uitbreken van de Vierde Engelse Oorlog de- fimdefeen einde ziet komen aan haar stabiele positie in de Republiek. Er rest haar niets anders dan het land waar voor haar niet langer plaats is te ontvluchten. Niet alleen in Bellamy's gedicht wordt aan de huidige stand van zaken. in de Republiek ge- twljfeld: de paniek die wordt geuic door de Vrijheid sluit aan bij een breder gedragen vervalsdis- cours dat reeds vanafhet einde van de zevenriende eeuw aan kracht won en in de tweede helft van de achttiende eeuw - en met name in her laatste decennia - alomtegenwoordig werd.3 In het laatste kwart van de achttiende eeuw werd de Republiek na enkele decenaia van rela- tieve rust getekend door toenemende politieke spanningen, die zich zowel binnen als buiten de landsgrenzen manifesteerden. Het vertrouwen in stadhouder Willem V daalde tot een diepte- punt en overal klonken steeds dreigender wordende patriomstische geluiden - waartoe ook de geciteerde versregels uit Bellamy's bundel Vadertantische gezangen [1782-1783] behoren. 4 Vooral het dramatische verloop van de oorlog onderstteepte het slulmerende gevoel dat de Republiek de ondergang nabij was. Deze polidserende maatschappij bleek een uitstekende voedingsbo- dem voor culturele natievormingsprocessen, die, zoals Nick van Sas reeds uitvoerig heeft be- schreven, op termijn zouden uitgroeien tot een ware vaderlandscultus.5 Binnen dit opkomend cultureel nationalisme speelde het verleden een centrale rol en in di- verse literaire werken uit deze roerige periode zijn reflecties op de landsgeschiedenis dan ook

Transcript of 'Toen het volk een hoop verwijfde slaven scheen'. Verleden en verval als zetstukken tijdens de...

"Toen \ volk een hoop verwijfde slavenscheen?Verleden en verva. 1 als zetstukken tij dens de Vierde EngelseOorlog(i78o-i784]1

LiekevanDeimen

Helaas!.... helaas! Waar is mijn roem gebleven!Waar is mijn magt, voorhenen zoo geducht?Help God! - help God! - men staat mij naar het leven!...Waar is de Moed? - is dan de Moed gevlugt?o Nederland! mijn tempel was a heilig!!Maar ach! Ik ben, bij u, niet langer veilig!Gij draagt de klink voor mijn gezag niet meer!Daalt! Englen! daalt! en voert mij weer naar boven!Help God! ik sterfl... hoe rilt mijn heiligdom!...Daalt! Englen! daalt! en voert mij weer naar boven!Bataven!... achf... s Bataafsche volk is srom!!2

Met deze strofe opent het zangstuk 'De Doggersbank' van de Zeeuwse dichter Jacobus Bellamy.Aan het woord is de klagende Vrijheid die met het uitbreken van de Vierde Engelse Oorlog de-fimdefeen einde ziet komen aan haar stabiele positie in de Republiek. Er rest haar niets andersdan het land waar voor haar niet langer plaats is te ontvluchten.

Niet alleen in Bellamy's gedicht wordt aan de huidige stand van zaken. in de Republiek ge-twljfeld: de paniek die wordt geuic door de Vrijheid sluit aan bij een breder gedragen vervalsdis-cours dat reeds vanafhet einde van de zevenriende eeuw aan kracht won en in de tweede helft

van de achttiende eeuw - en met name in her laatste decennia - alomtegenwoordig werd.3In het laatste kwart van de achttiende eeuw werd de Republiek na enkele decenaia van rela-

tieve rust getekend door toenemende politieke spanningen, die zich zowel binnen als buiten delandsgrenzen manifesteerden. Het vertrouwen in stadhouder Willem V daalde tot een diepte-punt en overal klonken steeds dreigender wordende patriomstische geluiden - waartoe ook degeciteerde versregels uit Bellamy's bundel Vadertantische gezangen [1782-1783] behoren. 4 Vooralhet dramatische verloop van de oorlog onderstteepte het slulmerende gevoel dat de Republiekde ondergang nabij was. Deze polidserende maatschappij bleek een uitstekende voedingsbo-dem voor culturele natievormingsprocessen, die, zoals Nick van Sas reeds uitvoerig heeft be-schreven, op termijn zouden uitgroeien tot een ware vaderlandscultus.5

Binnen dit opkomend cultureel nationalisme speelde het verleden een centrale rol en in di-verse literaire werken uit deze roerige periode zijn reflecties op de landsgeschiedenis dan ook

152 LIEKE VAN DEINSEN

nadmkkelijk aanwezig. Zo verscheen er in dejaren 1780 een ware hausse aan oorspronkelijkvaderlands-historisch toneelwerk op de boekenmarkt/ In de beginjaren van de Vierde Engel-se Oorlog vonden dergelijke toneelstukken ook hun weg naar de planken van de AmsterdamseSchouwburg/ Het verleden gold dus als een belangrijk orientatiepunt voor de duiding van deheersende politieke onrust.

Terwijl in de schouwburg de actualisatie van de geschiedenis ook van het inlevingsvermogenvan het publiek afhankelijk was, verschenen er eveneens literaire werken waarin de verbandentussen het heden en verleden expliciet werden gemaakt. Literatoren gingea naarstig op zoeknaar raakvlakken tussen historische strijdlustige vaderlaaders en de huidige voorvechters vande vrijheid van de Republiek. Vooral in de verdichtingen van actuele gebeurtenissen werdendeze parallellen frequent ingezet. Dit geldt niet in de laatste plaats voor de meest beschrevenepisode uit de Vierde Engelse Oorlog: de Slag bij de Doggersbank.

De overwinning van de Nederknders bij de Doggersbank verkreeg in diverse toneelstukken,Uederen en gedichten bijna myrfusche proporties. 8 Gevestigde namea als Hieronymus vanAlp-hen Juliana Cornelia de Lannoy, de reeds genoemde Jacobus Bellamy, Rhijnvis Feith en Johan-nes 1c Fnncq van Berkhey verdichtten en bezongen met veel tamboer de roemruchte daden vande Doggersbankers, zoals beschreven in het vorige hoofdstuk. " Het dappere optreden van deDoggersbankse helden bleek eveneens een goudmijn voor toneelauteurs als Johannes Nomsz,Simon Rivier en de Fransman Frangois-Mane Mayeur. 10 Daarnaast werden er talloze grafschrif-ten geschreven op dejammerlijk voor hun vaderland gesneuvelde helden. Zo wijdden ondermeer Pieter 't Hoen, Willem ten Houte, Pieter Vreede en Maria Geertmida de Cambon-van derWerken lovende woorden aan Walter Jan Gernt baron Bentinck, de heldhaftige kapitein van deBatavier, die drie weken na de skg alsnog aan zijn verwondingen overleed."

Naast de liederen, gedichten en toneelstukken die uit de pennen van literaire kopstukkenvloeiden, verscheen er eveneens een groot aantal anonieme literaire werken waarin zowel destrijd met de Engelsen als de oplopende interne spanningen werden verdicht. Bijzonder popu-lair werd het klassieke genre van het dodengesprek, waarin zowel helden uit het verleden als on-langs gesrorven krijgslieden konden reflecteren op de actuele gang van zaken. Het duurde danook niet lang voordat de helden van de Doggersbank een plekje verwiervea in het pantheon vangrote vaderlanders en door diverse literatoren in een adem werdea genoemd met voorgangersPiet Hein, vader en zoon Maarrea en Cornelis Tromp en - bovenal - Michiel de Ruyter. Het ver-leden werd in deze literatuur gebruikt om het imago van de Republiek als natie van (zee)heldenweer aan te zwengelen: aan de hand van de actuele heldendaden werdgei'llustreerd dat strijdlusten vrij heidsmin de Nederlanders nooit had verlaten. Hiermee werd een tegenwicht geboden aanhet heersendc beeld dat de Republiek na haar zeventiende-eeuwse gloriedagen haar glans hadverloren en was vervallen tot een slapende natie die werd gedomineerd door het slaafs navolgenvan on-Nederlandse trends als het dragen van pruiken en het verloochenen van de eigen taal."

De opgeklopte overwinning bij de Doggersbaak kan dan ook warden beschouwd als eenbroodnodige opsteker en moet hiermee, zoals ik in dit hoofdstuk zal betogen, niet alleen wor-den geduid binnen de directe context van de Vierde Engelse Oorlog, maar ook binnen het bre-

5 'TOEN TVOLKEEN HOOP VERWIJFDESLAVEN SCREEN' 153

HET MEUW VERMAKELYK SPEL. GENAAMD

DOGGERSBANKONDERR-IGTING HOE MEN OP DIT SPKL MOET SPELKN.

rlate"nt F""m/ *'ua"i.T'-cn'lCTi. /. S "^tf?""'s/A® xs'.Sf.yj»%£'»t an i caWtirmmi CT sui ho Ptismnro alf t ̂ mnc,i* an : h »«< d? fp» n'6u"t/J.»?£. m?"t/,

San taFTSft. mrt ^s.onRt^^^^^.,_^^i ^ »,, <- ^Bii, hon ^ijft cnbuc ijrt

OTljBSESWiE;

[.. KK, DuAihuUcit it) ifc fcowlil

A. Bouwens, 'Het Nieuw Vermakelyk Spel, genaamt Doggers-Bank', 1781-1785. Ryksmuseum Amsterdam.

dere vervalsdiscours dat al ruim een eeuw aan een opmars bezig was. '3 Ik zal dlt uiteenzettenaan de hand van een drieledige analyse. Ten eerste zal ik laten zien dat Nederlandse literatorende overwinning op de Engelsen niet kntiekloos bejubelden, maar deze gelegenheidjulst aan-grepen om het vermeende verval van hun geliefde vaderland aan de kaak te srellen: gafde com-merciele uitbuiting van de Doggersbanker helden niet te denken of de Republiek dergelijkeopofferingsgezindheid in haar huidige staat nog wel verdiende? Deze sceptlsche houding ten

154 LIEKE VAN DE1NSEN

opzichte van de huidige stand van zaken geeft de aaazet om, ten tweede, de rol die de vaderland-se geschiedenis speelde in de literaire verwerking van de Slag bij de Doggersbank te bestuderen.VersduUende teksten probeerden zoals gezegd een brag te slaan tussen de glonedagen van deRepubliek en de verzwakte, zo niet ontaarde gesteldheid die zy nu belichaamde. Door de held-haftige volksaard van weleer te transponeren naar de actualiceit kon een periode van algeheelverval warden overbrugd en daarmee - hopelijk - ook warden afgesloten. In het derde en faatstedeel van dit hoofdstuk zal ik aandacht besteden aan een specifieke literaire vorm die uitermategeschikt bleek om die gapende klooftussen heden en vededen ce overspannen en dan ook eenopmerkelijke opleving kende tijdens de Vierde Engelse Oorlog: de dodendialoog.

Verval, verfransing en het verloren vaderland

Het sombere besefdat de gloriedagen van de eens zo welvarende Republiek voorbij waren, zouruim een eeuw doorschemeren in het werk van veel Nederlandstalige auteurs. Reeds in en rond-om het rampjaar 1^72 verschenen er kritische reflecties op de snel afbrokkeleade reputade vande Republiek en in de decennu die volgden werd er volop gekbagd over de teloorgang van deeens zo ttotse volksaard. Hoewel de Slag by de Doggersbank een uitgelezen mogeUjkheid zoublyken om weerstand te bieden aan dergelijke diepgewortelde frustraties, betekende dit aller-minst dat het vervalsdiscours geen opgeld meer deed. In het merendeel van de dichtwerken diedirect na de Slag by de Doggersbank verschenen, speelt deze teloorgangsretoriekjuist een be-langrijke rol.

De mistroostige opvatdng dat de Nederlanders hun volksaard verloochenden valt bijvoor-beeld sterk afte lezen uit een aantal reacties dat naar aanleiding van het zogenaamde 'Zoutman-hoedje' verscheen. Kort na de gewonnen zeeskg werd her straatbeeld in de Republiek gekleurddoor dit zeer -Elegant en aardig met witte en muisvaale pluimen, bloemen, lauriertakken, linten,en een afhangende wimpel van rood, wit en blaauw gaas verderd' hoofddeksel. '4 Sommige vrou-wen gingen zelfs nog verder en tooiden hun hoofd met hoeden in de vorm van schepen. Dezeenigszins merkwaardigeverschijnmgenwaren voor een aancal literatoren reden om naar de pente grypen. In de Hutoruche Courant verscheen bijvoorbeeld een liedje over het modeverschijnsel:

ToenZoutmans donder bralde op schelmsch beroerde stroomen;Heeft hy der schoone Sexe een' hooge kruin ontnoomen;Thans draagtze een Hoofdsierraad, datNeerlands kruinen past,En schuuwt, vol vryheidsmin, een Babilonsche last. '5

Het dragen van de Zoutmaahoedjes werd dus niet simpelweg als een modegril ervaren, maardichtte een pijnlijke wond door tegenwicht te bieden aan een algemenere trend, waarbij Neder-landers zich steeds minder Nederiaads gingen gedragen. I(Al sinds het einde van de zeventiendeeeuw was het dragen van pruiken - 'een hooge kmin - een ergernis van diverse literatoren ener zijn dan ook diverse teksten waarin wordt gereflecteerd op het slaafs navolgen van deze Fran-

'TOEN 'T VOLK EEN HOOP VERWIJFDE SLAVEN SCHEEN 155

se modetrend. 17 De Zoutmanhoedjes vormden echter een vaderlandslievend alternatiefvoor de'Babilonsche' overheersing die Frankrijk de Europese cultuur had opgelegd in de vorm van kle-ding- en vooral ook taalvoorschriften. De auteur geeft een creadeve draai aan de problemarischebouwgeschiedenis van de toren van Babel: de Nederlandse dame die het Zoutmanhoedje droeg,mochtdan bewust kiezen voor een andere taal, ze zou in leder geval niet aan zelfverloocheningonderhevig hoeven te zijn.

Dat de kwestie desalniettemin heikel bleef, blijkt uit een aflevering van De Post van den Neder-Rhijii. Hoewel het dragen van de hoeden, evenals andere accessoires werd getypeerd als 'zeerprijslijk', vond de auteur het een kwalijke zaak dat slechts enkele winkeliers ofzelfs 'een enke-ten vreemdeling de winst opstreek. '8 Met het wegnemen van het verfransingselement ontstond

zo een nieuw probleem: commerdele exploitatie van vaderlaadsliefde door buitenlaaders. Datde redacteur hier de vinger op een zere pick legde, onderstteept een advertentie in de HaarlenueCourcmt van 8 September 1781. Hierin kunnen we lezen dat ene madame Clabout eenvrachda-

ding aan Zoutman-merchandise uit Parijs ontvmg. 15 Slechts een maand na de Slag bijdeDog-gersbank was deze 'Nederiandse' modegril dus de grens overgestoken en speelden ook de Fransefabrikanten handig in op de hype die in de Republiek was ontstaan rondom de Doggersbanksehelden.

De ophefdie het Zoutmanhoedje veroorzaakte, is slechts een concrete illustratie van de wor-steling die de Republiek voerde om Franse invloeden afte schudden en de eigen landaard te her-vmden. " Ook in literaire bespiegelingen op de Slag bij de Doggersbank die niet over commera-ele uitwassen handelden maarjuist de heldendaden van de Nederkndse zeelui verheerlijkten,zette het vervalsdiscours opmerkelijk genoeg de toon. Zo liet Rhijnvis Feith zijn beklag over deteloorgang van de Republiek welhaast zijn bejubeling van's lands dappere voorvechters over-stemmen in zijn gedicht op het tragisch overlijden van baron Bentinck:

Toen 't volk, daar eens Euroop op staarde,Dat Spanjes kluisters dorst vertreen,Den nagebuur 't verachtste op aarde,Een hoop verwijfde slaven scheen;Toen 't zuiver bloed der achtbre vaadrenVerloren scheen in aller aadren,

En Neerland, in dien veegen stand,'t Beslissend oogenblik zag dagen,Dat van zijn grootheid zou gewagen,SderfBentink voor zijn vaderland!2'

Na het heldhafdg opueden van de Republiek djdens de Tachtigjarige Oorlog ('Dat Span) eskluisters dorst vettreen'] had Nederknd in Europas ogen haar glans vedoren en was zyverval-len tot 'een hoop verwijfde slaven' die hun voorvaderen verloochenden. Met de heldhaftige da-den van de Doggerbankse helden werd deze teloorgang volgens Feith echter op de valreep afge-wend: het heldenbloed bleek niet geheel verwarerd te zijn, want de Nederlanders toonden zich

156 LIEKE VAN DEINSEN

alsnog bereid om te sterven voor hun vaderland. Ook tegenslagen zoals de dood van Bentinckneemt men hierbij voor liefi met het wegvallen van deze zeeheld zal de lijn allerminst uitster-yen en het zal, aldus Feith, dan ook niet kng duren tot er een nieuwe Bentinck opstaat die Neer-lands hoop en redding zal zijn.

Feiths negatieve oordeel over de Republiek, die haar helden eigenlijk niet meer verdient, ge-tuigt dus van een diepgeworteld vervalsbesefdat desalniettemin gelogenstraft kan warden enin literaire teksten zelfs omgevormd kan warden tot een herleving van het roemnjke verledenen een belofte voor de nog onzekere toekomst. In de volgende paragraafzal ik dan ook analyse-ren hoe schrijvers als De Lannoy en Pieter Nieuwknd de literatuur een historische brugfunctietoe lijken re kennen: door de vaderlandse historic te omspannen en het verleden te actualise-ren, kon de huidige generatie Nederlanders een voorbeeld nemen aan haar grootse voorgangers.

Zyn zy alreeds vergeeten/... Wy zullen 't hen doen weeten

Een bekngnjk maar problematisch motiefin de Doggersbankerliteratuur was het idee dat hel-denmoed inherent was aan de Nederlandse volksaard en reeds vanafde Bataven van vader opzoon werd overgedragen. Het bewustzijn van die bloedband zou de tussenliggende eeuwenmoeten overbruggen en de hedendaagse strijders kuanen sterken. Hoewel dit heldenbloednog altijd door de aderen van de Nederlanders stroomde en ook de achtiende-eeuwse Repu-bliek dientengevolge nog als een heldennatie getypeerd zou moeten warden, was de historischelijn tussen de Bataven en de Doggerbankers niet geheel onomstreden. Zo srelde De Lannoy eenogenschijnlijk retorische vraag in haar lange en opzwepende gedicht -Eerzang voor 's lands verde-dyers, dat zij kort na de Slag bij de Doggersbank schreef:

Wie zijn ze, die beroemde Braaven,Daar gantsch Europa 't oog op vest?Triumfl triumf! het zijn Bataven:Men kweekt er nog in ons Gewest."

Lannoy zette de verwantschap tussen de Doggerbankse helden en de Bataven dik aan, maar haarblijdschap over het feit dat er uberhaupt 'nog Batavea bestonden, lijkt te impliceren dat er eenvervalsdiscours achter haar vaderlandslievendheid schuilging. De negatieve constmcue in eenanoniem gedicht getiteld De heldenmoedt der oude batavieren, Gezo^t en^evonden in deszelfs Nako-melmgen, waarm werd verkondigd dat 'Nederlandt nog dappre maanen voedt, / die niet ontaardzyn van der Oudren heldemoedt', onderstreept dat ogenschijnlijke gemis eveneens: de over-

geerfde dapperheid wordt bejubeld, maar het bestaan van Nederlanders die 'niet ontaard zyn'suggereert dat de algemene tendens weleens minder florissant zou kunnen zijn. 23

Ook Simon Rivier reflecteerde in het toneelspel Tnomfder Do^erbanluche helden veelvuldigop hec voortbestaan van een Nederlaadse heldentraditie waarvande fundamenten door de Ba-taven zouden zijn gelegd en plaatste daarbij zijn eigen kanttekeningen. Vrijwel de volledige

9 'TOEN TVOLKEEN HOOP VERWIJFDE SLAVEN SCHEEN' 157

openingsdialoog van het toneelstuk staat in het teken van deze kwestie en net als in Bellamy'szangstuk is het de Vrijheid die haar beklag doet over de hachelijke situade waarin de haar zo ge-liefde Republiek verzeild is geraakt. De Waarheid spreekt haar echter geruststellend toe: 'Schepmoed, roemwaarde Vrouw! Uw braave Batavieren/ Herhaalen d'ouden roem! zy doen hun scry-dbanieren/ Weer waaijen als voorheen'. 24 Ondanks deze opbeurende woorden ziet de Vrijheid devermogens van de Nederknders somber in en ze betwijfelt dan ook of de ingeslapen Republiekis opgewassen tegen het bruut geweld van de Engelsen: 'Dit overgeerfde bloed, is door de kngerust/ Verzwakt in heldekracht; het vuur is ultgebluscht'. Opnieuw verzekert de Waarheid haardat het goed met de Republiek zal aflopen, uiteindelijk zal de glorieuze uitkomst van de Slag bijde Doggersbank bewijzen dat het heldenbloed toch nog krachtig genoeg klopt in de aderen vande Nederknders.

De Bataafse mythe was niet de enige episode uit de vaderlandse geschiedenis die tijdens deVierde Engelse Oorlog prominent werd ingezet om de band tussen heden en verleden te verster-ken/5 Naasr de Bataven, die de Romeinen hadden weten te weerstaan en aan wie de Nederlandseheldenmoed zou zijn ontsproten, spraken vooral ook de zeventiende-eeuwse zeehelden tot deverbeelding. Zo zong men op de wijs van het Wilhelmus:

Hadt Neerland eertyds Helden,Die, vol van vuur en moed,

De trotscheid paalen stelden;Wy geeven ook ons bleedVoor 't Vaderland ten besten,

Alwaar 't de nood gebied,En tellen zulke pesten,Die Vreeverbreekers niet.

Zyn zy alreeds vergeetenWat Held De Ruiter deed,

Wy zullen t hen doen weeten2'

De heldendaden van De Ruyter warden aangewend om de geduchte slagkracht van het Neder-landse volk in herinnering te roepen: het lied slaat een brug tussen het heden en het verleden,dat zelfs als her door de vijand 'vergeeten' is in deze vervallen tijd nog steeds kan herleven. ZoalsDe Ruyter eertijds de Engelsen op hun plek wist te zetten, zo zouden de Nederlandse zeeliedenook nu zegevieren en de geschiedenis doen herhalen, om daarmee het teleurstellende tussenllg-gende tijdvak afte kunnen sluiten.

Dit proces van vergeten werd dus aiet alleen op het conto van de Nederlanders geschreven.Door te spelen met perspectiefwisselingen werden twijfels aan het (voortjbestaan van een Ne-derlandse heldennatie ook veelal in de mond van de vijand gelegd. Zo laat Van Alphen in zijnDe Do^ersbank. Eene cantate de Engelse aanvoerder Parker uitroepen: De Ruiter is vergeten;/De moed van Tromp is met zijn' dood vergaaa;/ Zou dit lafhartige volk van strijden weten?/De zege is ons!'27 Uiteraard overspeelt de Engelse vlootaanvoerder hier zijn hand: juist op het

158 LIEKE VAN DEINSEN

moment dat hy de strijd beslist acht zag men eerst den heldenaard herleven/ In't knseeteromaar onverwmbaar kroost'. Ook uit Van Alphens dichtregels spreekt dus het alomtegenwoo^dige vervalsbesef, maar met behulp van een literaire tmcklinkt uiteindelyk de hoop°toch~hetsterkstedoonParker blykt zich vergist te hebben en tegenover zyn vergeten en vergaan wordthet 'herleven' van de heldenmoed van de Nederlanders geplaatst.

Eenzelfde boodschap is terug te vinden in de reeds genoemde eerzang van De Lannoy, die deEngelsen eveneens (letterlijkej vraagtekens laat plaatsen by het voortbesfaan van de heldhaftieebloedlijn van het Nederlandse volk - om die vervolgens te kunnen weerleggen:

Vermeetlen, gij, die, zelfverbasterd,Mijn Volk zijn'ouden moed betwist:Ziet ge eindlijk, ziet ge, wie gij lastert?Is NeMands glorie uitgewischt?[...]En wy, in rust sints zoo veeljaaren,\Vij rukken 't zwaard pas uit de schee.28

De Lannoy schetst het beeld van een in slaap gesuste narie die door het wrede geweld van de En-gelsen wakker wordt geschud. 2' De brutale twyfels die de Engelsen in de mond zijn gelegdwor-den heldhafnggelogenstraft wat betekentdat hetgeconstateerde verval dus slechts schin was:

wanneer de Nederlanders onder druk worden gezet, ontwaakt de heldenmoed van weleer en zalde geschiedenis herleven tot meerdere eer en glorie van het vaderland.

In sommige gevallen was er zelfs niet zozeer sprake van een histonsche reprise als wel van eensamenvloeung van verschillende tydvakken, waarbij de zeeliedea die bij de Doggersbank stnjd-"den zeer letterlijk werden bijgestaan door hun illustere voorgangers. Zo werd Zoutman volgenseen gedicht van Pieter Nieuwland in het heetst van de stryddoor '[e]en geest beziel[d]': De Ruy-ter zou zelfzijn dapperheid hebben aangewakkerd. 30 Vervolgens worden in Nieuwlands verzenook de helden van weleer aangesproken:

Uw roem, de Ruiter! Prikkelt zijn dapperheid!Schrik van Brittanje! uw roem, die onsterflijk is!Hij telt, als zijne, uw heldendaden,Tromp, die den vijand alom deedt siddren!

Verbaasd, vol eerbied opent zich 't stergewelf,U, o verslaagnen! waarom vertoont ons nietHet Vaderland der helden graven,Dat wij er dankbare tranen storten!

Nieuwlands wens om het Vaderkad der helden graven' te aanschouwen, stelt de huidige gene-ratie stnjders een nobel doel voor ogen: zij die voor hun vaderlaad gestorven zijn en d^mendegrootste dank is verschuldigd belichamen datgene waarvoor zij hun leven hebben opgeofferd.De heldengraven zijn de morele en historische fundermg van de nade. Een dergelijke haadrei-

9 'TOEN'TVOLKEENHOOPVERWIJFDESLAVENSCHEEN' 159

Hermanus VinkeIes. All^gorieopde ovenvinning in de sla,g by de Dtig-gersbank, 1781. Rijksmuseum Am-sterdam.

^- /; .^ -, ''

.;-^-' . :'/. ̂ Y. -^ -'^ "-,tj-^:% -" '."<'. . - r . /- ?:h^.-:

:.-~;"^-"-Is

',-'..'lsf%i^3iiil:: ^ 'r-''':.'SL1 .SS?

king naar de geesten van grote vaderlanders vinden we tevens terug in de vele dodengesprekkendie tijdens de Vierde Engelse Oorlog werden geschreven, maar met een belangrijk verschil: daarwaar Nieuwlands roep onbeantwoord blijft, voorzien de schrijvers van dodendialogen het ver-ledenjuist van eigenzinnige opvatringen over het heden.

Een literaire seance: de opleving van de dodendialoog

Een genre dat in dejaren 1780 bijzonder populair werd, was het dodengesprek. Vooral tijdensde Vierde Engelse Oorlog verschenen er enkele tientallen veelal anonieme pamfletten waarinfiaieve gesprekken tussen personen in het hiernamaals werden beschreven.31 In het uitvoerigeoverzichtsartikel dat Rene Veenman schreefover het dodengesprek in Nederland moet hij eenverkkring voor deze herleving van het genre schuldig blijven en hiermee blijft de precieze oor-zaak van de 'plotselinge' toename van het genre tot op heden onbesproken. 32 Mijns inziens is

160 LIEKE VAN DEINSEN

de opmars van het genre echter minderonverklaarbaar dan tot op heden is aangenomen, maarsluit zy nauw aan bij de hierboven reeds beschreven drang van literatoren om een penode vanvervake overbruggen en, vooral, om de verwantschap tussen de vaderlandse helden van weleeren de huidige strijders voor de vnjheid van de RepubHek te benadrukken. Naast de tradition^Ie gesprekkea uit het dodennjk verschenen er ook diverse monologen waann overleden vader-landse helden aan het woord kwamen. Hoewel deze teksten strike genomen niet voldoen aandegenrekenmerken van het klassieke dodengesprek, vertonen zij watbetreft hun verwerking vanhet verleden voldoende overeenkomsten om ze hieronder samen te behandelen._^wel. het dodenSesPrck als de minder traditionele dodenmonoloog bleken by uitstek ge-

schikt om een overbrugging mogelyk te maken tussen het roemryke verleden van de Republieken haar penibele huidige situatie. Vaderlandse helden uk het verleden koaden op deze manieret . tt7rdea aangesProken' maar verkrcgen binnea de grenzen van het genre een 'eigen'

stem. Naast de geest van Batavenleider Claudius Civilis vloeiden tijdens deze literaire seanrcdeschimmen van gevierde vaderlandse zeehelden als De Ruyter, Hein en Tromp uitdepennenvande pamflerrisren. Ook culturele vedettes werden opgeroepen zodat byvoorbeeldCats en Vondelaan het woord kwamen. Van al deze legendarische geesten werd overigens verwacht dat ze metbleven hangen in het idee dat 'de goede oude tijd' voorbij was, zy werden veelvuldig opgevoerdom te reflecteren op het actuele strijdgewoel waarin de Republiek zich bevond. Hieorbij<werdenvoortdurend parallellen getrokken tussen de heldenmoed van weleer en de heersende vechtlust^Zowegt Jacob Cats, in het pamfletDe^tvan den ndderjacob Ca&, zonder pardon de veronder-srelling van tafel dat er geen Nederlandse helden meer zouden bestaan:

En zou men nu ter tyd geen zulke helden vinden,Die even zoo als zy, hun Vaderland beminden,Die, even zoo als zy, die met gelyke moed,Noch waagden, voor het land, hun leven, goed en bloed.0 Ja! daar zyn 'er noch; daar zyn 'er, als voor deesea:En waarom zouden 'er geen helden thans meer weesen?Ik zeg het, zonder schroom: 't is zeker en gewis,Dat hun getal nice, door den tyd, verminderd is."

Wie is er nu beter in staat om tegenwicht te bieden aan het zo dommante beeld van een natie inTCrval daniemand die zelfde betere djden heeft gekend? Dergelyke autonteitsargumentenzyndanook veelvuldig te vindea in de dodengesprekken die naar aanleiding v.in de°VierdeEngel"se Oorlog verschenen Juist binnen de kaders van de dodendialoog konden temporele gren^envervagea en in de djdloze Elysische Velden raakten helden van weleer in gesprek met°recenteslachtoffers van de srrijd voor het vaderland.

Een intercssant gesprek is opgetekend in het pamfler Samenspraakgehouden m ha ryk der dood-en en betreft de ontmoeting tussen Piet Hem en Willem Krul, de recentelijk overleden admiraaldie het bewind voerde tijdens het eerste treffen tussen de Engelsen en de NederTaaders, dat be-gin 1781 plaatsvond. In het pamflet wordt beschreven hoe de geest van Kml het hiemamaals

"TOEN 'T VOLK EEN HOOP VERWIJFDE SLAVEN SCHEEN' l6l

bereikt. Hij treft daar een dooie boel aan: de enige ziel die hij ziet is een sobere man die met eenbreiwerkje op een rots zit. Krul blijkt op zoek naar de 'Verzamelplaats van de Ouden Helden',maar heeft werkelijkgeen flauw benul waar hij deze moet zoeken. Tegen beter weten in vraagthij de kousenmaker rmr de weg ['Al noem ik de rmmen der Aloude Helden, 't is te denken hygeen wetenschap van hun hebben zou ).34 Het antwoord blijkt vele malen gecompliceerder danKrul zich voor ogen had gehouden. Het dodenrijk wordt namelijk, zo vertelt de man hem, be-volkt door ralloze soorten helden en het is maar net de vraag naar welk type Krul op zoek is. Ove-rigens, zo fluistert de man hem in, zijn niet alle helden even heldhaftig als hun heldenstatusdoet vermoeden. Zo zijn er 'Vorstelijke helden', die doofzijn voor de waarheid en slechts horenwat hen goed in de oren klinkt. Ook zijn er staatkundige helden, maar die handelen dan weermeer uit eigenbelang dan voor het algemeen goed. Verder kent het dodenrijk 'Godgeleerde' hel-den, maar de man vermoedt dat Krul niet naar dit slag op zoek is: zij doen namelijk niets an-ders dan twisten of de Verboode Boom in het paradys Apelen ofPeeren droeg'.35 Dan zijn er nogde Rechtsgeleerde helden, maar daarvan heeft slechts een klein deel zich nuttig gemaakt voorde mensheid. De rest stelde zich in dienst van een duister bewind en heeft slechts aangezet totmuiterij en tweespalt. Uiteindelijk blijkt er een type held over te blijven, namelijk de 'Krygs-helden: Nederlanders die wilden sterven voor hun vaderland. Het treft Krul, want ook deze

man zit al enige tijd op deze heldenschaar te wachten. Hij vermoedt echter dat een zeer gewich-dge kwestie hen ophoudt, anders hadden ze hem nooit zo lang latea wachten.

Krul begint zich nu toch wel afte vragen wie deze rare snuiter is, die denkt dat hij op deachting van de grote vaderlandse helden kan rekenen. Hierop onthult de kousenmaker zijnidendteit: het blijkt, zoals de lezer reeds weet, Piet Heln te zijn. Zijn misschatting geneert Krulzichtbaar en ter compensane onrsteekt hij in een uitgebreid rekas over de grootsheid van de ver-overaar van de Zllvervloot. De complimenten wegwuivend, vraagt Hein naar de actuele standvan zaken in de Republiek en de oorzaak van Kruls voordjdige aankomst in het rijk der doden.Het affreuze berichr van Kruls overlijden stemt Hein droevig, maar tegelijkertijd beschouwt hijzich als bevoorrecht hem 'als een waar Lorgenoot' in het hieraamaals te kunnen onrmoeten.3'Zo blijkt de ruim anderhalve eeuw die tussen het overlijden van beide mannen ligt na hun doodvolledig uitgewist en kunnen zij elkaar als broeders in de armen sluiten.

Besluit

De slag van 5 augustus 1781 verkreeg haar mythische proporties doordat zij niet alleen als lichtin de oorlogsduisternis fungeerde, maar tevens deel uitmaakte van een veel complexer en wei-nig bestudeerd vervalsdiscours. Op deze manier kan warden verklaard hoe een salonremise opzee de katalysator werd van een golf van euforie die stad en land overspoelde. De literaire ver-working van de Slag bij de Doggersbank probeerde het historisch besefvan het Nederlandsevolk te herijken door een ruime eeuw van vermeend verval te overbmggen en het glorieuze tijd-perk dat daaraan voorafging te actualiseren.

l6l LIEKE VAN DE1NSEN

In de verscheidenheid aan gedichten, toneelstukken en liederen die naar aanleiding van deSlag bij de Doggersbank verschenen, werd het roemrijke verleden van de Republiek ingezet omde Nederlanders moed te geven in de oorlog tegen de Engelsen, waardoor tegelijkertijd een afre-kening plaatsvond met de last van het morele en culturele verval dat het land bijna een eeuwTnzyn greep had gehouden. Hierbij werd het idee dat de Republiek in een periode"van teloorgaverkeerde overigens niet oader stoelen ofbanken gestoken en de literatuur die verscheenonaa&raanleiding van de Slag bij Doggersbank handelde dan ook met alleen over de gloneuze overw^ning, maar bood eveneens kntische refleccie op het verval van de voorbije eeuw. De heldenmoeddie de Nederlanders by de Slag hadden doen gelden gafechter aanleiding om een streeptetek"ken onder dit negadeve verleden en literatoren grepen de overwinningvooral aan om te illus-treren dat de gloriedagen van de Republiek allerminst geteld waren.

Als argument werd temggegrepen naar meer roemmchte epi soden uit de vaderlandse ge-schiedenis. Hierby spraken de Bataafse oorsprongslegende evenals de zeventiende-eeuwse zee-helden in het byzonder tot de verbeelding van de literatoren, die dergelyke vaderlands-histo-nsche thematiek veelvuldig iazetten om aanaemelijk te maken dat het Nederlandse volk haarheldenmoednooit echt had verlaten. Er werden dan ook directe parallellen getrokken tussen devaderkndse helden van toen en de stnjders van nu en de opleving van het aloude genre van dedodendialoog, waarin deze genenmes helden met elkaar het gesprek aangingen over de standvan zaken in de Republiek en de toekomst, kan als een illustratie warden gezien van het gegevendat deze vaderlanders op gelijke hoogte stonden.

Toen de klooftussen verleden en heden eenmaal was overbrugd, lag ook de weg naar de toe-komst weer open: de eer van grote zeehelden als Tromp en De Ruyterwas weer opgeleefden dedapperc strijders die m dienst van het vaderknd by de Doggersbank waren gestorven zoudeneenzelfde roem deelachtig kunnen warden. Na hun dood zouden ook zij worse n opgenomeninde Nederlandse heldensdmr en deel uit te gaan maken van een levendige [want airijd groeien-de) herinneringscultuur.

10 Oorlog? Welke oorlog?Hennneren en vergeten in het Digt Memoriaal [1762-1815]van Cornelis van der Schelling

NellekeMoser

De periode tussen 17^0 en 1815 was misschien wel de roerigste periode in de polirieke geschie-denis van Nederland. Staatsvormen volgden elkaar in snel tempo op en de machtsbalans ver-schoofvoortdurend, van Oranjegezinde aanhangers van stadhouder Willem V die in 1766 werdbenoemd en die na groeiende kritiek van pamotten in 1787 met hulp van het Pruisische leger detouwtjes in handen hield, naar patriotten die - gesteund door de Fransen - in 17^5 de 'BataafseRepubliek' vesdgden, gevolgd door het koningschap van Lodewijk Napoleon in 1806 en de inlij-ving van Nederland bij het Franse keizerrijk in 1810, met uiteindelijk her vertrek van de Fransenin 1813 en de benoeming van koning Willem I (de zoon van Willem V) in 1815.

In deze woelige tijd leverden binnenlandse en buitenlandse conflicten stofop voor veel dich-ters, zoals uit verschillende hoofdstukken in deze bundel blijkt. De dmkpers speelde een be-langrijke rol in de verspreiding van deze teksten, van satirische tijdschriften tot felle pamflet-ten/ In onderzoek naar het collectieve geheugen, opinievorming en begripsgeschiedenis is deaandacht van [literatuur-]historid tot nu toe vooral uitgegaan naar deze gedrukte teksten, van-wege de wijde verspreiding en het openbare karakter ervan. Maar er waren ook teksten die dedrukpers nook bereikten, ofdaar ook helemaal niet voor bedoeld waren. Dat werk is uitsluitendm handschrift overgeleverd. Voor het bovengenoemde type onderzoek lijken handgeschreveateksten weinig relevant vanwege hun veronderstelde geringe bereik. Toch verdienen ook dezeteksten aandacht omdat zij juist een nieuw perspectiefkunnen bieden op bestaande kwesties,en nieuwe vragen kunnen opwerpen. Hoe functioneerden literaire teksten in handschrift? Watis de omvang en aard van het publiek dat zij bereikten? Hoe kan een auteur met handgeschre-yen gedichten bijdragen aan groepsvorming en identiteitsvorming in de eigen kring? Hoe ver-houdt her standpunt van een individuele auteur zich tot de collectieve herinnering?

Dit hoofdstuk richt zich op een dichter wiens werk alleen in handschrift is overgeleverd: Cor-nelis van der Schelling [1735-1817], schoolmeester en bestuurder in het Zuid-Hollandse Zeven-hoven. Tussen 1762 en 1815 schreefhij gedichten die hij verzamelde in een handgeschrevenbundel in een eenvoudig kartonnen bandje: Dyt Memoriaal van verscheyde vei-sen en Gezan^en Bi)Differente gekgendheden in Rijmgebragt En voor Eiye Memone hier in Gere^utreerd door mij C. v. d.Schellmg Schoolmeester te Zevenhoven van denjaare i/fo ap Met deze dtel presenteert Van der Schel-ling zijn verzameling als een persoonlijk archiefvan gedichten en liederen naar aanleiding vanuiteenlopende gebeurtenissen. Toch schreefhij niet alleen voor zichzelf Hij voegde een voor-