Leren Economisch Redeneren in economie onderwijs

20
Onderzoek Meerstaps Economisch Redeneren Docentenopleiding VU Jasper Breebaart & Walter Smith Pagina 1 van 20 Economisch Redeneren een interventie Onderzoek Universitaire Lerarenopleiding, Vrije Universiteit Amsterdam, Docenten in opleiding Jasper Breebaart 1548301 en Walter Smith 2508503, begeleidster Wilma Jongejan, Januari 2014. 1.1 Introductie Common sense ofwel gezond boerenverstand zou voldoende moeten zijn om goede economische overwegingen te maken en economisch verantwoorde beslissingen te nemen. Helaas, niets is minder waar. In de examens van het voortgezet onderwijs schieten studenten juist op dit punt nog steeds te kort. Daarnaast is de huidige economie complex. Het is daarom van belang dat leerlingen leren met deze materie om te gaan. Het belang van economisch redeneren werd bevestigd met de herziening van de Tweede fasedoor de commissie Teulings 1 waarin de eis werd gesteld dat het vak economie een bijdrage dient te leveren aan de ontwikkeling van zowel algemene als vakvaardigheden. Een belangrijke aanbeveling van de Teulings: de leerling zou economische principes moeten herkennen in meerdere situaties. Uit didactisch oogpunt is het uitermate belangrijk leerlingen bekend en vertrouwd te maken met economische denkvaardigheden, (Teulings via Goudsmit, 2013). Hieruit kan men opmaken dat het redeneren met economische concepten een intrinsiek onderdeel van de economische onderwijs opdracht is. 1.2 Theoretisch Kader Stigler (1963) stelde 50 jaar geleden al dat de universitaire introductie tot economie en per saldo dus ook het vak economie in het voortgezet onderwijs, niet in staat is om de economische manier van denkente onderwijzen. De stelling van Stigler is nadien in vele onderzoeken bevestigd. Zo ook door Bach & Saunders (1980) die onderzoek deden onder alle high school studenten in sociale studies die een minor in economie deden, in 15 staten. Afgenomen werd de Test of Economic Understanding(TUE), een test die algemene maatschappelijke economische kennis meet. Zij vonden dat het economie onderwijs voor deze studenten niet effectief was. Daar waar zij incidenteel op de manco`s toegesneden effectieve instructieve interventies pleegden, bleek het probleem gedeeltelijk oplosbaar. Het NCEE (National Council of Economic Education), een Amerikaans instituut om economie onderwijs te verbeteren, heeft diverse programmas waarmee kennis en toepassing van economische concepten op verschillende niveaus worden getest. Deze testen 1 Ingesteld als onderzoeks commissie voor de herzien van het economie programma binnen de tweede fase

Transcript of Leren Economisch Redeneren in economie onderwijs

Onderzoek Meerstaps Economisch Redeneren Docentenopleiding VU

Jasper Breebaart & Walter Smith Pagina 1 van 20

 Economisch  Redeneren  een  interventie  

 Onderzoek  Universitaire  Lerarenopleiding,  Vrije  Universiteit  Amsterdam,    Docenten  in  opleiding  Jasper  Breebaart  1548301  en  Walter  Smith  2508503,    begeleidster  Wilma  Jongejan,             Januari  2014.  

1.1   Introductie  Common  sense  ofwel  gezond  boerenverstand  zou  voldoende  moeten  zijn  om  goede  economische  overwegingen  te  maken  en  economisch  verantwoorde  beslissingen  te  nemen.  Helaas,  niets  is  minder  waar.  In  de  examens  van  het  voortgezet  onderwijs  schieten  studenten  juist  op  dit  punt  nog  steeds  te  kort.  Daarnaast  is  de  huidige  economie  complex.  Het  is  daarom  van  belang  dat  leerlingen  leren  met  deze  materie  om  te  gaan.      Het  belang  van  economisch  redeneren  werd  bevestigd  met  de  herziening  van  de  “Tweede  fase”  door  de  commissie  Teulings1  waarin  de  eis  werd  gesteld  dat  het  vak  economie  een  bijdrage  dient  te  leveren  aan  de  ontwikkeling  van  zowel  algemene  als  vakvaardigheden.  Een  belangrijke  aanbeveling  van  de  Teulings:  “de  leerling  zou  economische  principes  moeten  herkennen  in  meerdere  situaties”.  Uit  didactisch  oogpunt  is  het  uitermate  belangrijk  leerlingen  bekend  en  vertrouwd  te  maken  met  economische  denkvaardigheden,  (Teulings  via  Goudsmit,  2013).  Hieruit  kan  men  opmaken  dat  het  redeneren  met  economische  concepten  een  intrinsiek  onderdeel  van  de  economische  onderwijs  opdracht  is.    

1.2   Theoretisch  Kader  Stigler  (1963)  stelde  50  jaar  geleden  al  dat  de  universitaire  introductie  tot  economie  en  per  saldo  dus  ook  het  vak  economie  in  het  voortgezet  onderwijs,  niet  in  staat  is  om  de  “economische  manier  van  denken”  te  onderwijzen.  De  stelling  van  Stigler  is  nadien  in  vele  onderzoeken  bevestigd.  Zo  ook  door  Bach  &  Saunders  (1980)  die  onderzoek  deden  onder  alle  high  school  studenten  in  sociale  studies  die  een  minor  in  economie  deden,  in  15  staten.  Afgenomen  werd  de  “Test  of  Economic  Understanding”  (TUE),  een  test  die  algemene  maatschappelijke  economische  kennis  meet.  Zij  vonden  dat  het  economie  onderwijs  voor  deze  studenten  niet  effectief  was.  Daar  waar  zij  incidenteel  op  de  manco`s  toegesneden  effectieve  instructieve  interventies  pleegden,  bleek  het  probleem  gedeeltelijk  oplosbaar.  Het  NCEE  (National  Council  of  Economic  Education),  een  Amerikaans  instituut  om  economie  onderwijs  te  verbeteren,  heeft  diverse  programma’s  waarmee  kennis  en  toepassing  van  economische  concepten  op  verschillende  niveaus  worden  getest.  Deze  testen  

                                                                                                               1  Ingesteld  als  onderzoeks  commissie  voor  de  herzien  van  het  economie  programma  binnen  de  tweede  fase  

Onderzoek Meerstaps Economisch Redeneren Docentenopleiding VU

Jasper Breebaart & Walter Smith Pagina 2 van 20

zijn  landelijk  ingevoerd  en  het  onderwijsveld  is  verplicht  op  diverse  momenten  een  pré-­‐  en  een  post  test  af  te  nemen  per  schooltraject  van  9  jarigen  tot  en  met  het  afsluiten  van  een  universiteit.  Zo  wordt  de  algemene  ontwikkeling  van  de  onderwezen  economie,  per  onderwijsniveau  landelijk  inzichtelijk  gemaakt.  Naast  graadmeters  voor  het  onderwijs  geven  de  gestandaardiseerde  testen  een  schat  aan  data  voor  onderzoekers.    Resultaten  van  de  NCEE  ‘Test  of  Economic  Literacy’  (TEL)  leidden  tot  de  conclusie  dat  economie  onderwijs  bij  middelbare  scholieren  in  de  Verenigde  Staten  wel  degelijk  zin  heeft  (Walstad  &  Rebeck,  2001).  Economische  instructie  zorgt  voor  een  beter  begrip  van  economische  concepten,  zowel  bij  de  excellente  als  de  gemiddelde  leerlingen.  Uit  de  data  kwam  tevens  naar  voor  dat  het  niveau  van  de  middelbare  scholieren  zeer  laag  is  en  niet  verbetert.  Leerlingen  die  economie  volgden  hadden  gemiddeld  slechts  61%  goede  antwoorden  op  de  TEL  post  test.    Een  middelbare  scholier  die  economie  volgde  zou  op  deze  test  100  %  moeten  scoren.  TUCE  (Test  of  Understanding  in  College  Economics)  exit  scores  van  economie  studenten  aan  de  universiteiten,  leverden  zelfs  een  regelmatige  curve  op  die  verloopt  van  78  procent  onvoldoende  in  1968  naar  93  procent  onvoldoende  in  2007  (Green,  Stone,  Yoho  &  Zegeye, 2013).  Ondanks  dat  de  test  drie  maal  is  herzien  is  er  alleen  bij  de  herziening  naar  TUCE-­‐3  in  1991  een  duidelijke  voor-­‐na  daling  waarneembaar.  Tevens  is  de  daling  ook  te  observeren  in  de  periode  dat  er  geen  nieuwe  versies  uitkwamen.  Hierdoor  lijkt  het  niveau  van  economische  kennis  welke  door  TUCE  wordt  getoetst  ook  daadwerkelijk  slechter  te  worden.  Zowel  Walstad  &  Rebeck  (2001)  als  (Green  et  al.,  2013)  concludeerden  in  hun  onderzoeken  tot  meer  economie  onderwijs  gericht  op  meer  specifieke  aandacht  voor  vaardigheden  om  met  de  economische  concepten  te  werken.      Kennen  de  Verenigde  Staten  een  sterke  resultaat  meting,  de  Nederlandse  onderwijs  en  onderzoek  cultuur  is  meer  gericht  op  de  didaktiek  en  mist  kwantitatief  onderzoek.  De  afscheidsrede  van  Prof.  Dr.  Bernadette  van  Hout-­‐Wolters  (2009),  directeur  Onderzoek  van  de  Interfacultaire  Lerarenopleiding  was  gewijd  aan  het  belang  van  het  leren  van  denkvaardigheden  door  leerlingen,  de  vaardigheden  noodzakelijk  voor  het  goed  uitvoeren  van  het  vak.  Hierbij  kan  men  denken  aan  redeneren,  uitleggen,  classificeren,  samenvatten  en  zo  voort.  Zij  meende  dat  denkvaardigheden  de  resultaten  verbeteren  en  een  betere  transfer  naar  de  belevingswereld  buiten  school  mogelijk  maken.  Van  Hout-­‐Wolters  constateerde  tevens  dat  docenten  het  moeilijk  vonden  om  leerlingen  “te  leren  economisch  te  leren  denken”  en  geeft  het  onderwijs  veld  in  overweging  denkvaardigheden  te  verheffen  tot  groter  onderwijsdoel  en  daar  nader  onderzoek  naar  te  doen.  In  het  algemeen  blijken  weinig  scholen  echt  expliciete  aandacht  te  geven  aan  denkvaardigheden,  die  bovendien  bijzonder  goed  aansluiten  bij  het  hogere  orde  denken  zoals  geformuleerd  door  Bloom  (1956).  Door  met  de  stof  te  redeneren  wordt  een  dieper  kennis  niveau  bij  de  leerlingen  aangeboord.      Deze  algemene  denkvaardigheden  trechterend  naar  het  economie  onderwijs,  refereerde  Lenie  Kneppers  (2013)  aan  de  afscheidsrede  van  van  Hout-­‐Wolters  en  richtte  zich  zowel  op  het  beleid  van  denkvaardigheden  in  het  economie  onderwijs  als  

Onderzoek Meerstaps Economisch Redeneren Docentenopleiding VU

Jasper Breebaart & Walter Smith Pagina 3 van 20

op  de  inhoud  van  het  leren  en  het  aanleren  van  economische  denkvaardigheden,  die  zij  mede  vorm  gaf  in  een  artikel  geschreven  met  Amagier  en  Westerberg  (Amagier,  Kneppers  &  Westerberg,  2010).  Het  katern  besteed  hoofdzakelijk  aandacht  aan  het  redeneren  per  stap  met  de  nadruk  op  het  beredeneren  van  een  economische  keuze.  Slechts  1  van  de  70  pagina’s  behandelde  het  economisch  redeneren  en  complexe,  meerstaps  redeneringen  werden  niet  behandeld.  In  het  huidige  voorgezet  onderwijs  is  expliciet  economisch  redeneren  vooralsnog  onderbelicht.    De  opinie  omtrent  het  onderbelichte  economisch  redeneren  is  door  de  auteurs  gepeild  onder  een  twintigtal  economie  docenten  (onder  andere  werkzaam  aan  de  onderzochte  scholen).  70  Procent  was  van  mening  dat  in  de  gangbare  methoden  van  het  voortgezet  onderwijs  het  meerstaps  causaal  economisch  redeneren  niet  voldoende  aandacht  krijgt.  10  Procent  meende  dat  het  in  het  geheel  niet  expliciet  aan  de  orde  komt.  Dit  is  opmerkelijk  omdat  dit,  zoals  voornoemd,  instrumenteel  is  in  het  curriculum  en  bij  elk  examen  nodig  blijkt.  Rekenvaardigheid  is  ook  instrumenteel  en  de  meeste  methoden  kennen  een  module  rekenvaardigheid.  Causaliteit  (één-­‐staps  redeneren)  krijgt  wel  aandacht  in  de  methoden,  maar  er  wordt  weinig  expliciet  een  transfer  naar  economisch  redeneren  met  meerdere  denkstappen  gemaakt.    Vijftig  jaar  na  Stiglers  stelling  is  er  nog  weinig  specifiek  onderzoek  naar  economisch  redeneren  gedaan.  Kourislky  (1985)  heeft  het  economisch  redeneren  van  middelbare  scholieren  geanalyseerd  en  kwam  tot  de  conclusie  dat  economische  instructie  het  economisch  redeneren  significant  verbeterde.  Het  ging  hier  opnieuw  over  het  één-­‐staps  beredeneren  van  een  keuze  in  een  gegeven  situatie  en  niet  de  meer  complexere  meerstaps  redeneringen.  

1.3   Effectief  Onderwijs  en  Deep  Learning  

1.3.1   Deep  Learning  In  1976  evalueerde  Martin  &  Säljö  (1976)  de  verschillende  manieren  van  studeren  onder  studenten.  Ze  vonden  dat  de  studenten  die  de  stof  echt  wilden  begrijpen  en  verbonden  met  de  kennis  die  ze  al  hadden  in  plaats  van  memoriseren,  de  stof  veel  beter  kenden.  Zij  noemden  dit  verschil  “deep  learning”  in  tegenstelling  tot  “shallow  learing”.  Entwisle  (2000)  stelde  dat  deze  distinctie  sindsdien  herhaaldelijk  is  aangetoond.  Pelegrino  en  Darling-­‐Hammond  (2012)  beschrijven  deep  learning  als  zodanig  conceptueel  denken,  dat  je  de  opgedane  kennis  kunt  toepassen  in  nieuwe  situaties.  Volgens  Fink  (2003)  is  dit  het  verschil  tussen  lange  en  korte  toepasbaarheid  van  de  kennis.  Hij  ziet  het  als  leren  dat  doorgaat.    Het  onderzoek  is  na  Martin  en  Saljo  (1976)  ontwikkeld  en  uitgebreid  door,  onder  andere:  Biggs  (1999),  Entwisle  (1988)  en  Ramsden  (1992).  Zij  komen  afzonderlijk  van  elkaar  tot  vergelijkbare  aanbevelingen  teneinde  deep  learning  te  bevorderen:  • een  toets  heeft  als  doel  de  toepassing  te  demonstreren  • meer  tijd  voor  de  belangrijke  concepten  • werk  samen  met  de  leerlingen  de  belangrijke  misconcepties  en  vergissingen  uit  • activeer-­‐  en  leg  het  verband  met  voorkennis  • (problem  based  =)  context  concept  benadering  

Onderzoek Meerstaps Economisch Redeneren Docentenopleiding VU

Jasper Breebaart & Walter Smith Pagina 4 van 20

Bovenstaand  metaoverzicht  is  samengesteld  door  Houghton  &  Warren  (2004).      Volgens  Entwistle  (2000)  bestaat  deep  learing  uit  de  volgende  drie  primaire  concepten:  Perceptie,  Betekenis  en  Relevantie.  Verder  ziet  Entwistle  in  de  verzamelde  onderzoeken  op  het  gebied  van  deep  learning  als  meest  belangrijke  concepten:  1)  Er  is  de  intentie  om  betekenis  te  ontlenen  aan  het  onderwerp  en  dat  in  verband  te  brengen  met  voorkennis  2)  Het  vinden  van  patronen  en  principes  3)  Onderzoeken  van  het  bewijs  en  de  logica  van  het  argument  4)  Een  voortdurende  ontwikkeling  van  het  individu,  die  blijkt  uit  constante  monitoring  en  registratie.    Bain  (2004)  identificeert  de  toegevoegde  waarde  van  materiaal  en  methode  welke  de  student  met  het  onderwerp  verbinden  via  werkelijke  situaties.  Hij  ziet  deep  learning  als  leren  dat  conceptueel  begrip  en  kritisch  denken  in  zich  heeft  en  leidt  tot  adaptieve  expertise.  Bovenstaande  integratie  van  de  stof  is  treffend  onder  worden  gebracht  door  Palmer  (1997):    

 “Good  teachers  join  self,  subject,  and  students  in  the  fabric  of  life  because  they  teach  from  an  integral  and  undivided  self;  they  manifest  in  their  own  lives,  and  evoke  in  their  students,  a  “capacity  for  connectedness”  

1.3.2   Economisch  Redeneren  Uit  het  onderzoek  van  Kourilsky  (1985)  blijkt  dat  bij  de  onderzochte  methoden  dat  de  meest  effectieve  vorm  van  onderwijs  een  semester  ervarings-­‐programma  is  met  de  naam  “Maxi  Economy”,  waar  de  leerling  eerst  de  basis  krijgt  en  daarna  in  simulaties  aan  de  slag  gaat.  In  dit  onderzoek  was  de  volgorde:  beginnen  met  instructie  oefenen  via  uitvoeren/gebruiken  (o.a.  via  simulatie)  naar  een  evaluatie  met  metacognitie  als  expliciet  onderdeel.  

1.4   Beknopte  beschrijving  van  onderzoek  Om  het  gemis  aan  expliciete  economische  redenering  in  de  methoden  op  te  vullen  evenals  de  transfer  van  enkelvoudig  redeneren  naar  meerstaps  redeneren  te  bevorderen  is  één  les  expliciet  aan  het  meerstaps  redeneren  besteedt,  zodat  de  leerlingen  bekender  en  comfortabeler  zijn  met  verder  doordenken  van  redeneringen.  Op  deze  manier  zou  de  discrepantie  tussen  het  beperkte  aanbod  van  meerstaps  redeneren  in  de  methodes  en  de  noodzaak  van  deze  vaardigheid  verminderd  moeten  worden.    Er  is  gekozen  voor  onderzoek  in  Havo  4  klassen  omdat  daar  economie  als  vak  nog  betrekkelijk  nieuw  is.  Leerlingen  die  nog  niet  al  te  veel  kennis  hebben  van  economie  en  economisch  redeneren  geven  een  helderder  beeld  van  ontwikkeling  naar  aanleiding  van  de  interventie.  

1.4.1   De  interventie  en  de  theorie  Kern  van  het  onderzoek  was  de  interventie  les,  zoals  omschreven  in  het  lesplan,  (bijlage  3)  opgebouwd  met  toenemende  complexiteit:  1. Wat  is  economisch  redeneren?  2. Verbanden  leggen  tussen  twee  ontwikkelingen  en  klassikaal  modelleren  op  het  

bord,  

Onderzoek Meerstaps Economisch Redeneren Docentenopleiding VU

Jasper Breebaart & Walter Smith Pagina 5 van 20

3. meerstaps  redeneren  aan  de  hand  van  een  voorbeeld  uit  de  belevingswereld  van  de  leerlingen  zelf  middels  een  socratisch  klassengesprek,  

4. meerstaps  redeneren  aan  de  hand  van  economische  voorbeelden  middels  een  socratisch  klassengesprek,  

5. in  subgroepen  aan  een  vraagstuk  werken  en  als  docent  per  subgroep  instrueren  bij  stagnatie  en  per  subgroep  corrigeren  bij  misconcepties,  

6. plenair  samenvatten  en  metacognitie  bespreken.  

1.4.2   Economisch  Redeneren  Vanwege  het  tijdsbestek  (een  heel  semester)  is  een  semester  opzet  zoals  bij  Kourilsky    (1985)  niet  bruikbaar  voor  dit  onderzoek.  De  in  dit  onderzoek  gehanteerde  volgorde  bij  evaluerend  onderzoek  van  instructie  via  uitvoeren/gebruiken  naar  evalueren  is  wel  overgenomen  alsmede  de  inclusie  van  metacognitie  in  de  evaluatie.  

1.4.3   Denkvaardigheden  Van  Hout-­‐Wolters  (2009)  pleit  op  beleidsniveau  voor  expliciete  denkvaardigheden  voor  alle  vakken.  Op  concreet  niveau  kunnen  docenten  denk  gedrag  voordoen,  hardop  de  denk  stappen  uitspreken  en  per  stap  uitleggen,  modellen.  Op  deze  manier  krijgen  de  leerlingen  een  model  van  denken  aangereikt.  De  elementen  die  zijn  toegepast  in  de  interventie  van  dit  onderzoek  en  hieronder  opgesomd,  bedoelen  het  leereffect  te  versterken  en  zijn  ontleend  aan  het  verslag  van  de  afscheidsrede,  gebaseerd  op  divers  onderzoek:  (van  Hout-­‐Wolters,  2009  ;  Amagier  et  al.,  2010  &  Kneppers,  2013)    -­‐ Stimuleer  reflectie  op  een  denkactiviteit  -­‐ Overtuig  leerlingen  van  het  nut  van  denkvermogen  -­‐ Leg  uit  hoe  en  wanneer  te  gebruiken    -­‐ Oefenen  in  constructieve  feedback  -­‐ Stimuleer  interactie,  discussie  en  samenwerking    Bij  het  ontwerp  van  de  interventie  is  rekening  gehouden  met  alle  opgesomde  punten.  Tevens  wordt  de  activiteit  gemodelled  (Amagier  et  al.,  2010)  wat  als  een  belangrijk  onderdeel  van  denkvaardigheden  in  de  economie  wordt  beschreven.  

1.4.4   Deep  learning  De  interventie  bevatte  de  volgende  elementen  uit  het  hierboven  besproken  deep  learing  onderzoek:  het  verband  met  voorkennis,  misconcepties  behandelen,  problem  based  instruction  (Biggs  1999;  Entwisle  1988;  Entwisle  2000),  relevantie  en  betekenis  geïllustreerd,  duiding  van  de  belangrijkste  principes,  logica  achter  de  vaardigheid,  feedback  op  de  activiteit  (Entwistle,  2000)  en  de  relevantie  verbonden  met  de  belevingswereld  van  de  leerlingen  (Bain  2004).  

2.0   Onderzoeksvraag  en  methode  De  te  onderzoeken  vraag  luidt:  Wat  is  het  effect  van  een  les  economisch  redeneren  op  de  vaardigheid  van  meerstaps  economisch  redeneren  bij  Havo  4  leerlingen?    Het  antwoord  op  deze  vraag  is  gezocht  door  een  interventie-­‐les  te  geven  met  een  meting  vooraf  en  een  meting  achteraf,  een  evaluerend  onderzoek  derhalve.  

Onderzoek Meerstaps Economisch Redeneren Docentenopleiding VU

Jasper Breebaart & Walter Smith Pagina 6 van 20

 De  noodzaak  om  meetbare  data  te  verkrijgen  van  zowel  het  redeneren  op  zich  als  de  mate  van  het  meerstaps  economisch  redeneren  leidden  tot  de  volgende  twee  deelvragen:  1. Wat  is  het  effect  van  een  les  economisch  redeneren  op  het  aantal  goede  

antwoorden  op  meerkeuze  vragen  inzake  meerstaps  economisch  redeneren?  2. Wat  is  het  effect  van  een  les  economisch  redeneren  op  het  aantal  correcte  denk  

stappen  in  antwoord  op  open  vragen  inzake  economische  redeneren?    De  vragen  gaan  gepaard  aan  de  hypothese  dat  het  met  meerdere  stappen  beredeneren  van  oorzaak  en  gevolg  binnen  de  economische  vakken  zal  verbeteren  door  er  expliciet  aandacht  te  geven  in  de  vorm  van  een  interventie  les.  In  dit  onderzoek  valt  deze  hypothese  uiteen  in:  De  nul  hypothese:  een  interventie  les  in  meerstaps  economisch  redeneren  veranderd  de  vaardigheid  in  meerstaps  redeneren  van  leerlingen  niet.  De  alternatieve  hypothese:  een  interventie  les  in  meerstaps  economisch  redeneren  bevorderd  de  vaardigheid  in  meerstaps  redeneren  van  leerlingen.    Het  onderzoek  was  vorm  gegeven  in  de  volgende  stappen:  • een  voormeting  vragenlijst  onder  4  klassen  4  Havo,  zie  bijlage  1  

a. met  7  meerkeuze  vragen    b. per  vraag  3  antwoorden  waarvan  1  goed  c. met  3  open  vragen  

• een  interventie  in  Purmerend  en  in  Oss  in  twee  van  de  vier  klassen  4  Havo  • in  twee  klassen  4  HAVO  geen  interventie;  zij  dienden  als  controle  groepen  • De  nameting  vragenlijst  onder  4  klassen  Havo  4,  zie  bijlage  2  

a. met  7  meerkeuze  vragen  b. per  vraag  3  antwoorden  waarvan  1  goed  c. met  3  open  vragen  

2.1     Participanten  Het  evaluerend  onderzoek  werd  uitgevoerd  bij  vier  klassen  4  Havo  op  de  scholen  waar  de  auteurs  zelf  les  geven:  Het  JEL  (Jan  van  Egmond  Lyceum)  te  Purmerend  en  het  TBL  (Titus  Brandsma  Lyceum)  te  Oss.    Het  TBL  was  van  huis  uit  katholieke  school  en  goed  aangeschreven.  De  kwaliteits-­‐  kaart  voor  2011-­‐2012  liet  slagingspercentages  zien  van  92  voor  HAVO  en  90.2  voor  VWO.  De  beide  deelnemende  4  Havo  klassen  hebben  dezelfde  docent  met  dertig  jaar  ervaring.  De  klassen  zijn  de  interventie  4H3  klas  met  32  leerlingen  ,  waarvan  2  ongeldig  en  niet  gemeten  en  de  controle  klas  4H1  met  32  leerlingen,  waarvan  1  ongeldig  voor  de  meting    Het  JEL  is  een  algemeen  toegankelijke  HAVO/VWO  school  welke  onderdeel  is  van  de  Purmerendse  Scholengemeenschap.  Het  slagingspercentage  voor  HAVO  is  80%  en  VWO  83%.  De  beide  deelnemende  4  Havo  klassen  hebben  dezelfde  docent  met  10  jaar  ervaring.  De  interventie  klas  4HF/G  met  23  leerlingen  ,  waarvan  1  ongeldig  en  

Onderzoek Meerstaps Economisch Redeneren Docentenopleiding VU

Jasper Breebaart & Walter Smith Pagina 7 van 20

niet  gemeten  en  de  controle  klas  4H3  met  29  leerlingen,  waarvan  2  ongeldig  voor  de  meting.    Het  totale  aantal  geldige  respondenten,  verdeeld  over  4  klassen  4  Havo  kwam  daarmee  op  110.  De  check  bij  mentoren  en  zorgcoördinatoren  leverde  geen  bijzonderheden  op  in  de  verdeling  jongens,  meisjes  en  “rugzakken”.    

2.2   Interventie  De  interventie  werd  gedaan  middels  bovengenoemde  “chalk  &  talk”  les.  Het  onderzoek  werd  zowel  in  Oss  als  in  Purmerend  uitgevoerd  door  twee  docenten  aan  de  hand  van  één  lesplan,  zie  bijlage  3.  Om  verschillen  in  de  interventie  te  voorkomen,  werd  het  lesplan  woordelijk  uitgeschreven  en  tevoren  door  beide  docenten  besproken  en  geoefend.  Gedurende  het  onderzoek  is  in  de  beide  controle  klassen  het  reguliere  lesprogramma  gevolgd  en  buiten  de  interventie  is  tijdelijk  vermeden  bezig  te  zijn  met  economisch  redeneren  met  het  doel  de  vergelijking  tussen  interventie  en  controle  zo  zuiver  mogelijk  te  houden.    

2.3   Instrumenten  Het  instrumentarium  bestond  uit  een  voormeting,  de  interventie  en  een  nameting.  Voor-­‐  en  nameting  (bijlagen  1  en  2)  waren  verschillend  van  inhoud  en  gelijk  van  vorm  en  bestonden  uit  10  vragen:7  meerkeuze-­‐  en  3  open  vragen.  Bij  de  meting  van  de  scores  van  meerkeuze  vragen  werden  de  goede  antwoorden  geteld.  Bij  de  meting  van  de  open  vragen  werd  gemeten:  een  punt  voor  elke  stap  in  een  correcte  keten  denkstappen  (in  successie),  alsmede  de  juistheid  van  de  gehele  redenering  en  een  negatieve  score  bij  geen  antwoord.  Conform  de  NCEE  testen,  Walstad  &  Rebeck,  (2001)  en  Green  et  al.  (2013)  zijn  de  vragen  in  de  voormeting  niet  gemakkelijker  gemaakt  dan  in  de  nameting.  

2.4   Procedure  &  dataverzameling  Het  onderzoek  van  voormeting  via  interventie  tot  en  met  nameting  vond  plaats  in  de  maand  november  2013  met  een  maximale  interval  van  één  week  tussen  de  pré-­‐  en  post-­‐testen.  De  voormeting  was  identiek  bij  alle  vier  deelnemende  4  Havo  klassen  en  duurde  20  minuten,  waarbij  de  vragen  lijsten  op  naam  werden  ingenomen,  zodra  een  leerling  er  mee  klaar  was.  Dikwijls  waren  niet  alle  20  minuten  nodig.  Het  volgende  data  verzamelmoment  was  bij  de  nameting  en  verliep  net  zoals  bij  de  voormeting.  De  interventie  vond  uiteraard  plaats  tussen  voor  en  nameting  bij  de  twee  van  de  te  onderzoeken  4  Havo  klassen.  De  scores  van  voor-­‐  en  nameting  zijn  op  dezelfde  wijze  verzameld  en  gescoord.  De  ene  onderzoeker  keek  alle  tests  na  en  de  andere  onderzoeker  fungeerde  als  tweede  corrector.  

2.5   Data  Analyse  Eerst  werd  het  aantal  correcte  meerkeuze  antwoorden  geëvalueerd,  de  accuratesse.  Daarna  werd  bij  de  open  vragen  de  lengte  van  een  juiste  redenatie  keten  bekeken,  het  aantal  denkstappen.  Deze  lengte  is  gecorrigeerd  bij  een  foutieve  uitkomst  door  middel  van  halveren  van  het  aantal  stappen.  Er  wordt  dus  een  lengte,  gecorrigeerd  op  juistheid,  berekend.  Op  deze  manier  wordt  bij  de  open  vragen  beoordeeld  hoe  lang  de  leerlingen  goed  kunnen  redeneren  naar  een  doel.    

Onderzoek Meerstaps Economisch Redeneren Docentenopleiding VU

Jasper Breebaart & Walter Smith Pagina 8 van 20

De  resulterende  data  wordt  via  beschrijvende  statistiek  (Gemiddelde,  standaard  deviatie,  kurtosis  en  scheefheid)  geanalyseerd  op  bruikbaarheid  en  bij  de  accuratesse  data  wordt  middels  een  t-­‐score2  bekeken  of  de  resultaten  significant  verschillen  van  wat  men  kan  verwachten  bij  het  gokken  van  de  vragen.  Het  gokken  van  7  meerkeuze  vragen  met  3  antwoorden  zou  resulteren  in  een  gemiddelde  van  2.33.    De  data  is  statistisch  geëvalueerd  door  van  beide  data  series  een  t-­‐score  en  een  repeated  measures  ANOVA  te  berekenen.  Beoordeeld  wordt  of  de  hypothese  via  statistisch  significantie  kan  worden  verworpen.    

3.0   Resultaten  

3.1   Beschrijvende  statistiek  Bij  het  statistisch  analyseren  van  de  verkregen  data  valt  op  dat  de  dat  de  score  van  de  post  test  minder  goed  is  dan  de  score  van  de  pre  test  en  de  distributie  heeft  een  negatieve  scheefheid.  De  resultaten  zijn  significant  afwijkend  van  wat  men  zou  verwachten  als  puur  gokresultaat  (zie  tabel  1).    Tabel  1     Beschrijvende  Statistiek  Accuratesse  

Beschrijvende Statistiek     Totaal            Totaal        .              Totaal        .   Interventie      Controle    .           Pre   Post   Interv.   Controle   Pre   Post   Pre   Post  Gemiddelde   4.11   4.21   4.02   4.23   4.01   4.24   4.22   4.18   3.84  Standaarddeviatie   1.27   1.31   1.22   1.20   1.32   1.19   1.23   1.43   1.19  Kurtosis   -­‐0.20   -­‐0.21   0.07   -­‐0.18   -­‐0.28   -­‐0.18   -­‐0.07   -­‐0.32   0.23  Scheefheid   -­‐0.03   -­‐0.34   0.32   0.15   -­‐0.11   -­‐0.11   0.38   -­‐0.44   0.25                                          Verschil  van  gok  gem.   1.78   1.87   1.69   1.90   1.68   1.91   1.89   1.85   1.51  T-­‐score     20.44   14.68   14.24   15.74   13.45   11.35   10.81   9.67   9.49                                            Tabel  2  laat  geen  vreemde  resultaten  zien.  De  scheefheid  is  opnieuw  negatief  wat  laat  zien  dat  er  wat  meer  afstand  tussen  de  resultaten  onder  het  gemiddelde  dan  boven  het  gemiddeld  is.      Tabel  2     Beschrijvende  Statistiek  Aantal  Denkstappen  

Beschrijvende Statistiek     Totaal            Totaal        .              Totaal        .   Interventie      Controle    .           Pre   Post   Interv.   Controle   Pre   Post   Pre   Post  Gemiddelde   1.57   1.46   1.68   1.56   1.57   1.42   1.73   1.51   1.62  Standaarddeviatie   1.02   1.02   1.00   1.01   1.02   0.96   1.06   1.10   0.92  Kurtosis   0.68   0.47   1.15   0.90   0.52   0.32   1.02   0.55   1.40  Scheefheid   -­‐0.47   -­‐0.27   -­‐0.68   -­‐0.53   -­‐0.42   -­‐0.18   -­‐0.70   -­‐0.37   -­‐0.72                                          

                                                                                                               2  T-­‐score  =  (Gemiddelde  –  verwachte  gemiddelde)  /  (Standaarddeviatie  /  wortel  N)      Bij  een  t-­‐score  van  1.645  is  95%  en  2.576  is  99%  significantie  

Onderzoek Meerstaps Economisch Redeneren Docentenopleiding VU

Jasper Breebaart & Walter Smith Pagina 9 van 20

Bovenstaande  informatie  illustreert  dat  de  data  bruikbaar  is  om  te  de  effectiviteit  van  interventie  lessen  bij  meerstaps  economisch  redeneren  te  meten.  

3.2   Meerkeuze  vragen  /  Accuratesse  Bij  de  gemiddelden  in  tabel  3  valt  opnieuw  op  dat  de  nameting  door  beide  groepen  minder  goed  is  gemaakt  dan  de  voormeting.  Het  verschil  bij  de  interventie  groep  is    beduidend  kleiner.  Tabel  4  laat  zien  dat  dit  verschil  via  een  T-­‐test  significant  is.  Als  kanttekening  valt  wel  op  dat  het  verschil  relatief  klein  is.  De  ANOVA  resultaten  in  Tabel  5  laten  geen  significant  verschil  zien.    Tabel  3     Gemiddelden  Accuratesse  

Gemiddelde Test Resultaten         Verschil  Interventie  Pre-­‐test   4.240  

-­‐0.020  Interventie  Post-­‐test   4.220    Controle  Pre-­‐test   4.179    

-­‐0.339  Controle  Post-­‐test   3.839                Tabel  4     T-­‐score  Accuratesse  

T-test resultaten        Verschil  pre-­‐post  Interventie  &  Controle   0.319  T-­‐score     3.666  P  waarde      

0.00092    

 Tabel  5     repeated  measures  ANOVA  Accuratesse  

ANOVA resultaten     Tijd   Tijd  &  interventie  F-­‐score   1.586   1.253  PR  >  F   0.20925   0.26430              

3.3   Open  vragen  /  Aantal  Denkstappen  Het  verschil  tussen  de  gemiddelden  in  tabel  6  laat  duidelijk  zien  dat  er  een  groter  verschil  bij  de  interventie  groep  is  dan  bij  de  controle  groep.  Tabel  7  laat  zien  dat  het  verschil  tussen  de  groepen  statistisch  significant.  De  ANOVA  resultaten  in  Tabel  8  laten  opnieuw  geen  significant  resultaat  zien.    Tabel  6     Gemiddelden  Aantal  Denkstappen  

Gemiddelde Test Resultaten         Verschil  Interventie  Pre-­‐test   1.420  

0.307  Interventie  Post-­‐test   1.726  Controle  Pre-­‐test   1.507  

0.112  Controle  Post-­‐test   1.619              

Onderzoek Meerstaps Economisch Redeneren Docentenopleiding VU

Jasper Breebaart & Walter Smith Pagina 10 van 20

Tabel  7     T-­‐score  Aantal  Denkstappen  T-test resultaten

       Verschil  pre-­‐post  Interventie  &  Controle   0.194  T-­‐score     4.797  P  Waarde      

0.00001    

 Tabel  8     repeated  measures  ANOVA  Aantal  Denkstappen  

ANOVA resultaten     Tijd   Tijd  &  interventie  F-­‐score   7.899   1.700  PR  >  F   0.00510   0.19272              

   4.0   Conclusie  en  discussie  Er  is  geanalyseerd  of  een  interventie  les  in  meerstaps  economisch  redeneren  de  vaardigheid  in  meerstaps  redeneren  van  leerlingen  veranderd.    Bij  het  analyseren  van  de  resultaten  valt  als  eerste  op  dat  de  meerkeuze  vragen  in  de  nameting  moeilijker  waren  dan  in  de  nameting,  geïllustreerd  door  de  lagere  score.  Bij  de  creatie  van  de  test  is  specifiek  gelet  op  het  niet  makkelijker  maken  van  de  voormeting    (Walstad  &  Rebeck,  2001;  Green  et  al.,  2013),  wat  resulteerde  in  een  moeilijker  nameting.  Het  is  vrijwel  onmogelijk  om  een  gelijk  niveau  te  creëren  daar  de  vragen  afhankelijk  zijn  van  de  stof  welke  de  leerlingen  reeds  hebben  gehad,  wat  in  4  havo  aan  het  begin  van  het  jaar  nog  beperkt  is.  Deze  uitkomst  heeft  geen  invloed  op  het  resultaat  maar  is  wel  opvallend.      De  resultaten  van  de  meerkeuze  vragen  illustreerden  een  significantie  volgens  de  T-­‐test  maar  niet  bij  de  ANOVA.  Daar  een  ANOVA  een  meer  robuuste  analyse  techniek  is,  kon  maximaal  gesteld  worden  dat  er  een  marginaal  verschil  is  tussen  de  controle  en  de  interventie  klas.  De  nul  hypothese  kan  niet  verworpen  worden  en  er  kon  niet  met  zekerheid  geconcludeerd  worden  dat  een  interventie  les  het  meerstaps  redeneren  positief  beïnvloed.  Ook  de  data  van  de  open  vragen  geven  een  significant  verschil  bij  de  T-­‐test  en  niet  bij  de  ANOVA  waardoor  we  ook  hier  de  nul  hypothese  niet  kunnen  verwerpen.  Hoewel  de  nul  hypothese  statistisch  niet  verworpen  kon  worden,  bleek  in  dit  onderzoek  een  indicatie  van  een  positieve  effect  van  de  interventie  les  op  de  uitkomsten,  een  marginaal  verschil.  Het  onderzoek  concludeerde,  deels  in  lijn  met  Bach  &  Saunders  (1980)  dat  economisch  onderwijs  niet  effectief  was,  contrastrerend  met  het  onderzoek  van  Walstad  &  Rebeck  (2001)  die  wel  een  positief  effect  observeerden.  De  resultaten  contrasteren,  gedeeltelijk,  tevens  met  Kourislky  (1985)  waar  redenatie  instructie  wel  invloed  op  de  resultaten  had.    

Onderzoek Meerstaps Economisch Redeneren Docentenopleiding VU

Jasper Breebaart & Walter Smith Pagina 11 van 20

Door  de  beperkte  omvang  van  het  onderzoek  en  de  kleine  verschillen  is  het  effect  niet  statistisch  significant.  Het  is  de  vraag  of  dit  gebrek  aan  significatie  bij  een  grotere  populatie    met  meer  vragen,  blijft  bestaan.  Daarvoor  was  in  dit  onderzoek  geen  ruimte,  maar  zou  in  vervolg  studies  moeten  worden  onderzocht.      “Een  vaardigheid  het  best  geleerd  als  er  herhaaldelijk  aandacht  aan  besteed  en  geoefend”(van  Hout-­‐Wolters,  2009  ;  Amagier  et  al.,  2010  &  Kneppers,  2013).  In  de  opzet  van  dit  onderzoek  is  geen  ruimte  voor  herhalingen.  Het  zou  interessant  zijn  dit  onderzoek  te  vervolgen  met  een  lange  termijn  studie  met  meerdere  aandacht  momenten.  Mogelijk  wordt  daarmee  het  verbeterde  resultaat  duidelijker  zichtbaar.    Een  andere    interessante  vervolgstudie  zou  een  herhaling  van  dit  onderzoek  op  een  later  tijdstip  in  het  schooljaar  zijn,  bijvoorbeeld  aan  het  einde  van  4  Havo.  De  leerlingen  zijn  op  dit  punt  verder  in  de  economie  en  hebben  meer  kennis  waardoor  de  constructie  van  de  testen  sneller  groter  en  de  vaardigheid  al  vaker  is  geoefend.      De  interventie  heeft  dit  onderzoek  een  aantal  vormen  van  instructie  toegepast  zoals:  het  principe  van  economisch  redeneren,  klassikaal  en  in  groepen  oefenen  met  voorbeelden,  verbanden  leggen  tussen  twee  ontwikkelingen,  klassikaal  modelleren,  voorbeelden  uit  de  belevingswereld  van  de  leerlingen,    socratisch  klassengesprek  en  het  corrigeren  van  misconcepties.  Behalve  herhaling  zou  nader  onderzoek  naar  welke  vorm  van  instructie,  het  meest  effectief  onderwijs  is  in  economisch  redeneren,  temeer  nu  de  commissie  Teulings  in  de  onderwijsopdracht  expliciet  heeft  opgenomen  dat  de  leerling  in  staat  moet  zijn  economische  principes  in  meerdere  situaties  te  herkennen.  De  gevraagde  vaardigheden  worden  getoetst  op  de  examens.  Maar  er  is  vrijwel  geen  onderzoek  gedaan  naar  de  onderwijsmethoden  van  deze  vaardigheden.    Als  laatste  is  er  bij  het  onderwijs  in  economisch  redeneren  nog  een  vraag  betreffende  het  passende  abstractie  niveau,  wellicht  gedifferentieerd  naar  schoolniveau  en  leeftijd.  Het  is  evident  dat  een  verschil  in  leeftijd  een  verschil  in  benadering  vraagt.  Nader  onderzoek  naar  een  passender  abstractie  niveau  in  het  voorgezet  onderwijs  alsmede  naar  de  meest  effectieve  (combinatie  van)  instructie  methoden  zou  een  onderwerp  voor  vervolgonderzoek  kunnen  zijn.      

 

     

Onderzoek Meerstaps Economisch Redeneren Docentenopleiding VU

Jasper Breebaart & Walter Smith Pagina 12 van 20

Literatuur        Amagier, A., Kneppers, L., & Westerberg, H. (2010). Denkvaardigheden Amsterdam, Nederland: Landelijk Expertisecentrum Handel en Economie. Bach, G. L. & Saunders, P. (1980). Economic Education: Aspirations and Achievements. American Economic Review, Juni 1965, pp. 329-359. Bain, K. (2004). What the best college teachers do. Cambridge, MA: Harvard University Press. Biggs, J. (1999). Teaching for Quality Learning at University. Buckingham, Verenigd Koninkrijk: Open University Press. Bloom, B.S. (1956). Taxonomy of educational objectives: The classification of educational goals, Handbook 1: Cognitive domain. New York, NY: David McKay.

Entwistle, N. (1988). Styles of learning and teaching. New York, NY: David Fulton. Entwistle, N. (2000), Promoting deep learning through teaching and assessment: conceptual frameworks and educational contexts. Proceedings at the 2000 TLRP Conference, Leicester, November 2000 Fink, L. D. (2003). Creating significant learning experiences: An integrated approach to designing college courses. San Francisco, CA: Jossey-Bass. Goudsmit (2013). Vakdidactiek Economie en Management & Organisatie. Amsterdam, Nederland: Vrije Universiteit. Green, J. J., Stone, C. C., Yoho, D., Zegeye, A. (2013). “Will students ever learn economic principles? Are they really that obTUCE?” Muncie, IN: Ball State University. Houghton, W., (2004). Engineering Subject Centre Guide: Learning and Teaching Theory for Engineering Academics. Loughborough, Verenigd Koninkrijk: HEA Engineering Subject Centre. Van Hout-Wolters, B. (2009). Afscheidsrede 21-Century Skills. Alphen aan de Rijn, Nederland: Kluwer. Kneppers, L. (2013). Meer aandacht voor denkvaardigheden van leerlingen. Factor D nummer 2, pp. 22-23. Kourislky, M. (1985). Economic reasoning and decision making by high school students: An empirical investigation. The Social Studies, March/April 1985, pp. 69-75. Marton, F. & Säljö, R. (1976). On qualitative differences in learning: I – Outcome and Process. British Journal of Educational Psychology volume 46, pp. 4-11.

Onderzoek Meerstaps Economisch Redeneren Docentenopleiding VU

Jasper Breebaart & Walter Smith Pagina 13 van 20

Palmer, P. (1997). The heart of a teacher: Identity and integrity in teaching. Change Magazine, Vol 29 - issue 6, pp. 14-21. Pellegrino, J. & Darling-Hammond, L. (2012). The Deeper Learning Report. Washington DC: the National Research Council of the National Academies of Science. Ramsden, P. (1992). Learning to Teach in Higher Education. London, Verenigd Koninkrijk: Routledge. Stigler, G. L. (1963). Elementary Economic Eduction. American Economic Review, Mei 1963, pp. 653-659. Walstad, W. & Rebeck, K. (2001). Assessing the Economic Understanding of U.S.High School Students. American Economic Review, Mei 2001, pp. 452-457.    

Onderzoek Meerstaps Economisch Redeneren Docentenopleiding VU

Jasper Breebaart & Walter Smith Pagina 14 van 20

Bijlage  1   Pre-­‐test   Pagina  1:  

naam                   klas     dd              

1. Als  bedrijven  meer  willen  investeren  dan  ze  op  de  bank  hebben,  wat  gebeurt  er  dan  met  de  rente?  

A. Daalt  B. Stijgt  C. Blijft  gelijk    2. Als  het  inkomen  van  werknemers  stijgt,  wat  verwacht  je  dan  dat  er  gebeurt  met  de  

(nationale)  productie?  A. Daalt  B. Stijgt  C. Blijft  gelijk    3. Als  de  overheid  de  loonbelasting  verhoogt,  wat  is  dan  het  effect  op  de  prijzen  in  dat  land?  A. Dalen  B. Stijgen  C. Blijven  gelijk    4. Als  de  Amerikaanse  overheid  de  import  van  buitenlandse  auto”s  verbiedt,  wat  is  dan  het  

effect  op  de  winst  van  Amerikaanse  autofabrikanten?  A. Daalt  B. Stijgt  C. Blijft  gelijk    5. Als  in  Nederland  olie  gevonden  zou  worden  en  we  exporteren  de  olie,  wat  doen  de  prijzen  

dan  in  Nederland?  A. Dalen  B. Stijgen  C. Blijft  gelijk    6. Als  de  overheid  bedrijven  dwingt  om  te  voldoen  aan  dure  regelgeving,  wat  gebeurt  er  dan  

met  de  export  van  de  producten  van  deze  bedrijven?  A. Daalt  B. Stijgt  C. Blijft  gelijk  

 7. Als  de  export  in  een  land  stijgt,  wat  verwacht  je  dat  er  met  de  lonen  in  dit  land  gebeurt?  A. Daalt  B. Stijgt  C. Blijft  gelijk    Uitleg  specifieke  begrippen:    

• Import:  Het  kopen  en  invoeren  van  goederen  uit  het  buitenland  om  in  het  eigen  land  te  verkopen.  (aan  consumenten)  

• Export:  Het  kopen  en  uitvoeren  van  goederen  uit  het  eigen  land  naar  het  buitenland.    • Loonbelasting:  Belasting  welke  de  overheid  heft  over  het  inkomen  van  de  werkenden.  • Winstbelasting:  Belasting  welke  de  overheid  heft  over  de  winst  die  bedrijven  maken.  

 Pagina  2:    OPEN  VRAGEN    

Onderzoek Meerstaps Economisch Redeneren Docentenopleiding VU

Jasper Breebaart & Walter Smith Pagina 15 van 20

 8. Leg  in  stappen  uit  hoe  de  verhoging  van  de  winstbelastingen  in  Nederland  leidt  tot  een  

hogere  prijs  van  fietsen.        9. Leg  in  stappen  uit  hoe  de  verlaging  van  de  rente  leidt  tot  een  verhoging  van  de  vraag  naar  

machines.        10. Leg  uit  hoe  de  stijging  van  de  prijs  van  tractors  leidt  tot  een  verhoging  van  de  prijzen  

bijMcDonalds.    

Onderzoek Meerstaps Economisch Redeneren Docentenopleiding VU

Jasper Breebaart & Walter Smith Pagina 16 van 20

Bijlage  2   Post-­‐test   Pagina 1:  

naam             klas     dd        

1. Als  de  rente  daalt,  wat  gebeurt  er  dan  met  de  vraag  naar  investeringsmogelijkheden  (bijv.  aandelen)?  

A. Daalt  B. Stijgt  C. Blijft  gelijk    2. Als  het  inkomen  in  een  land  stijgt,  wat  verwacht  je  dan  dat  er  gebeurt  met  de  (nationale)  

productie?  A. Daalt  B. Stijgt  C. Blijft  gelijk    3. Als  de  overheid  de  Loonbelasting  verlaagt,  wat  is  dan  het  effect  op  de  prijzen  in  dat  land?  A. Dalen  B. Stijgen  C. Blijven  gelijk    4. Als  de  Amerikaanse  overheid  de  import  van  buitenlandse  auto”s  verbiedt,  wat  is  dan  het  

effect  op  de  prijs  van  auto”s  in  Amerika?  A. Daalt  B. Stijgt  C. Blijft  gelijk    5. Als  een  land  olie  vindt  en  dit  exporteert,  wat  verwacht  je  dan  dat  er  gebeurt  met  de  

werkeloosheid  in  een  land?  A. Daalt  B. Stijgt  C. Blijft  gelijk    6. Als  de  overheid  alle  lonen  bij  wet  verhoogd,  wat  gebeurt  er  dan  met  export  van  de  

producten?  A. Daalt  B. Stijgt  C. Blijft  gelijk  

 7. De  binnengrenzen  van  de  Europese  Unie  gaan    open  voor  de  Roemenen  en  de  Bulgaren,  die  

hier  willen  werken.  Wat  zal  het  gevolg  zijn  voor  de  werkeloosheid  in  Nederland?  Zal  de  werkeloosheid:  

A. Dalen  B. Stijgen  C. Gelijk  blijven      Uitleg  specifieke  begrippen:    

• Import:  Het  kopen  en  invoeren  van  goederen  uit  het  buitenland  om  in  het  eigen  land  te  verkopen  (aan  consumenten)  

• Export:  Het  kopen  en  uitvoeren  van  goederen  uit  het  eigen  land  naar  het  buitenland.  

Onderzoek Meerstaps Economisch Redeneren Docentenopleiding VU

Jasper Breebaart & Walter Smith Pagina 17 van 20

• Loonbelasting:  Belasting  welke  de  overheid  heft  over  het  inkomen  van  de  werkenden.  • Importbelasting:  Belasting  welke  de  overheid  heft  op  de  producten  die  worden  

geïmporteerd  (ingevoerd)  uit  het  buitenland    

 Pagina  2:    OPEN  VRAGEN      8. Leg  in  stappen  uit  hoe  de  verhoging  van  de  importbelasting  van  energie  in  Nederland  leidt  

tot  een  verhoging  van  de  prijs  van  fietsen.        9. Leg  in  stappen  uit  hoe  de  verhoging  van  de  rente  leidt  tot  een  verlaging  van  de  vraag  naar  

auto”s.        10. Leg  in  stappen  uit  dat  de  stijging  van  de  prijs  van  delfmachines  (om  grondstoffen  uit  mijnen  

te  delven)  leidt  tot  een  verhoging  van  de  prijzen  van  auto”s.        

Onderzoek Meerstaps Economisch Redeneren Docentenopleiding VU

Jasper Breebaart & Walter Smith Pagina 18 van 20

Bijlage  3   Lesplan  Interventie   Doestelling:  Het  uitleggen  van  economisch  redeneren    0-­‐3  min.   We  gaan  het  vandaag  hebben  over  economisch  redeneren    Wat  Economisch  redeneren  is  het  doordenken  van  een  gebeurtenis.  Door  een  toename  of  afname  van  iets,  verandert  er  iets  anders.  En  wat  verandert  daardoor?  En  wat  daardoor,  en  zo  voort.      Bijvoorbeeld:  als  het  aantal  koeien  in  Nederland  afneemt,  dan  gaat  het  aanbod  van  vlees  naar  beneden,  dan  gaat  de  prijs  van  vlees  omhoog,  dan  wordt  een  hamburger  duurder.    Waarom  Waarom  is  dit  belangrijk?  Als  eerste  neem  ik  aan  dat  jullie  dit  type  redeneringen  van  de  vragen  uit  het  boek  en  de  toets  herkennen.  Vaak  moet  je  op  deze  manier  denken  om  een  vraag  te  beantwoorden.      Deze  vragen  kom  je  ook  buiten  school  tegen,  in  jullie  eigen  leven.  Ik  kom  hier  later  op  terug    3-­‐10  min.   Modelleren  /  in  schema  zetten  Leg  uit  dat  de  vraag  naar  uitkeringen  daalt  als  de  prijzen  in  een  land  stijgen.    Aan  de  ene  zijde  tekenen  we  de  prijzen  die  omhoog  gaan;  dan  associëren.  Met  een  pijl  tekenen  we  dat  de  productie  omhoog  gaat,  of  de  vraag  omlaag.    Aan  de  andere  zijde  tekenen  we  dat  de  uitkeringen  in  aantal  omlaag  gaan;  dan  associëren.  Er  zijn;  dan  associëren  dat  er  meer  vacatures/banen  zijn  of  de  uitkeringen  gaan  omlaag.      Wat  verbinden  beide  zijden?  Meer  productie  leidt  tot  meer  vraag  naar  arbeid;  dus  meer  vacatures.  Het  is  dus  de  vraag  naar  arbeid  die  beide  zijden  verbind.    Schrijf  dit  op  het  bord  met  aan  de  linker  kant  Prijzen  omhoog  met  pijlen  naar  associaties  naar  rechts  en  aan  de  rechterkant  Aantal  uitkeringen  omlaag  met  pijlen  naar  de  associaties  naar  links.  In  het  midden  kan  je  dan  de  verbindede  factor  aangeven.  Leg  ook  het  begrip  associëren  uit.    10-­‐20  min   Klassikaal  relevant  voorbeeld  

Onderzoek Meerstaps Economisch Redeneren Docentenopleiding VU

Jasper Breebaart & Walter Smith Pagina 19 van 20

 Wanneer  kom  je  dit  in  je  eigen  leven  tegen?  Hier  een  voorbeeld  uit  de  werkelijkheid:  Stel  je  wilt  een  tweedehands  PS3  (PlayStation3)  kopen.  Koop  je  de  PS3  nu  of  wacht  je  een  paar  maanden?  Dan  wil  je  dus  weten  of  de  prijs  later,  hoger  of  lager  is  dan  nu.    Wat  is  van  invloed  op  de  prijs?  Vraag  en  aanbod  hebben  invloed  op  de  prijs.  Wat  zal  de  vraag  en  het  aanbod  van  PS3  in  de  komende  maanden  beïnvloeden?  De  introductie  van  PS4  zal  vraag  en  aanbod  van  PS3  zeker  beïnvloeden.  Wat  gebeurt  er  met  de  prijs  van  de  PS3  als  de  PS4  geïntroduceerd  wordt?  Mensen  willen  een  PS4  in  plaats  van  een  PS3.  Daardoor  gaat  de  vraag  naar  PS3  omlaag.    Diegenen  die  een  PS4  kopen,  zullen  hun  PS3  willen  verkopen.  Dat  leidt  tot  een  verdere  verhoging  van  het  aanbod  van  PS3  en  dat  zal  de  prijs  van  PS3  nog  verder  omlaag  brengen.      Concluderend:  Het  aanbod  gaat  omhoog  en  de  vraag  gaat  omlaag.  Dus  gaat  de  prijs  omlaag.  Je  kunt  dus  beter  wachten  met  het  kopen  van  een  tweedehands  PS3.   [datum  en  console  introductie  of  voorbeeld  aanpassen  aan  het  moment]    20-­‐30  min.   Klassikaal  redeneren    Schrijf  de  stappen  op  het  bord  en  verbind  ze  met  pijlen,  zodat  elk  verband  tussen  de  stappen  duidelijk  wordt.  Leg  uit  welke  associatie  je  maakt,  ofwel:  vertel  welk  verband  je  legt.  Als  je  al  een  idee  hebt,  kan  je  gewoon  bij  het  begin  beginnen  en  de  logica  uitschrijven.  Als  dit  niet  het  geval  is,  kun  je  het  doen  zoals  ik  voor  heb  gedaan.  Begin  met  associëren  met  A  om  B”s  te  krijgen  en  met  E  om  D”s  te  krijgen.  Kijk  dan  of  je  een  C  kan  vinden  welke  twee  begrippen  verbind.      Deze  klassikale  redeneringen  komen  via  een  klasleergesprek  tot  stand.  De  docent  stelt  voornamelijk  vragen  en  gebruikt  de  antwoorden  om  de  redenering  op  het  bord  te  ontwikkelen  (uiteraard  met  behulp  van  het  pijlenschema)    Schrijf  meerdere  associaties  op  het  bord  en  zorg  dat  onderstaande  associaties  er  in  elk  geval  bij  zijn  om  de  connectie  inzichtelijk  te  maken.    Leg  uit  dat  de  prijs  van  Uggs  omhoog  gaat  ingeval  er  minder  weilanden  beschikbaar  komen.  

Onderzoek Meerstaps Economisch Redeneren Docentenopleiding VU

Jasper Breebaart & Walter Smith Pagina 20 van 20

Stap  1  is  associëren  met  het  lagere  aanbod  van  weilanden.  Dat  leidt  tot  een  hogere  prijs  van  weilanden.    Stap  2  is  het  associëren  met  de  prijs  van  Uggs  en  dus  ook  met  de  prijs  van  schapenwol    Stap  3  is  het  verbinden  van  de  associaties:  Als  het  duurder  wordt  voor  de  boeren  om  schapen  te  houden,  gaan  de  kosten  voor  de  boeren  omhoog  en  dan  gaat  dus  ook  de  prijs  van  de  wol  omhoog.    Wat  gebeurt  er  met  de  rente  als  de  prijzen  in  Nederland  omlaag  gaan  Stap  1  is  associëren  met  dalende  prijzen  à  mensen  houden  meer  geld  over  Stap  2  is  associëren  met  renteà  de  verandering  van  vraag  en  aanbod  van  geld  Stap  3  is  het  proberen  te  verbinden  van  de  associaties  à  meer  sparen  leidt  tot  meer  aanbod  van  geld.  Als  het  aanbod  stijgt,  gaat  de  prijs  naar  beneden  en  dus  gaat  de  rente  omlaag.    Welke  begrippen  gebruiken  we  het  meest  als  we  redeneren?  Dat  zijn  de  begrip-­‐  pen:  vraag  en  aanbod.  Bedenk  steeds  wat  er  gebeurt  met  vraag  en  aanbod.    30-­‐45  min   Interactie  Als  de  lonen  in  Nederland  stijgen,  wat  verwacht  je  dan  dat  er  gebeurt?  Maak  5  denkstappen  na  het  stijgen  van  de  lonen.    Overleg  en  bediscussieer  met  je  buurman  jullie  beider  redeneringen.  Onthoud  dat  het  hier  gaat  om  de  keten  van  redeneringen.  Er  zijn  een  aantal  verschillende  uitkomsten  mogelijk.  Het  gaat  om  de  logica  van  de  causale  keten.  Loop  rond  en  motiveer/stuur  het  gesprek  van  de  leerlingen    Klassikaal  de  groepjes  die  er  niet  uitkwamen/geen  overeenstemming  hebben  behandelen.  Waarom  kwamen  ze  er  niet  uit?  Zouden  andere  mensen  uit  de  klas  hun  kunnen  helpen?  Door  middel  van  andere  leerlingen  en  hulp  van  de  docent  de  problemen  bespreken  en  inzichtelijk  maken.  Op  deze  manier  verifieer  je  direct  of  de  leerlingen  de  associaties  begrepen  hebben.    45-­‐50  min.   Samenvatting  en  Metacognitie   Wat  hebben  we  geleerd  dit  uur?    Het  is  belangrijk  bij  redeneer  vragen  te  denken  aan  de  logica  van  elke  stap:  • Als  a  omhoog  gaat,  dan  gaat  b  omlaag,  en  zo  voort,  • Volg  de  logica  van  de  opgaven,  • wat  heeft  ermee  te  maken,  • hoe  kom  ik  van  A  naar  B,  • Als  je  het  niet  weet,  bedenk  dan  eens  wat  er  met  de  prijs  gebeurt.