Archeologie voor het publiek. Een stand van zaken onderzoek in Nederland

37
Archeologie voor het publiek Een stand van zaken onderzoek in Nederland Céline Pas 10000364

Transcript of Archeologie voor het publiek. Een stand van zaken onderzoek in Nederland

Archeologie voor het publiek

Een stand van zaken onderzoek in Nederland

Céline Pas 10000364

i

Archeologie voor het Publiek

Een stand van zaken onderzoek in Nederland

12 juli 2013

Céline Pas 10000364 [email protected]

Bachelor scriptie Bachelor Archeologie & Prehistorie

Universiteit van Amsterdam Begeleider: H. van Londen

ii

Samenvatting Publieksarcheologie is een opkomend veld binnen de archeologie. Hoe men deze nieuwe ziens-wijze in Nederland toepast is echter nog vrij onbekend. Met deze scriptie wordt gepoogd te ach-terhalen wat de stand van zaken wat betreft publieksarcheologie in Nederland is, en wat eventu-ele verbeterpunten hierin zijn. Om een beeld te krijgen van publieksarcheologie in Nederland, moet eerst duidelijk wor-den wat het begrip inhoudt. In het buitenland wordt publieksarcheologie ‘Public Archaeology’ genoemd. ‘Community Archaeology’ is hier onderdeel van, maar behelst veel meer het advies en het meebeslissen van het publiek. Publieksarcheologie is kortweg het publiek betrekken bij ar-cheologie, door hen kennis te verstrekken, hen te laten meewerken, adviseren of mee beslissen. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door het organiseren van een lezing, een open dag, of het laten meegraven van vrijwilligers. De huidige staat van publieksarcheologie in Nederland is achterhaald door een enquête te verspreiden onder regionale, gemeentelijke en stedelijke archeologen. De vragenlijst kreeg een respons van 74% en ging in op onderwerpen die betrekking hadden op de organisatie van publieksarcheologie, de mening van de archeoloog, de activiteiten die georganiseerd worden en op toekomstwensen van de respondenten. Het blijkt dat in veel van de gemeentes in de archeologienota wordt verwezen naar pu-blieksbereik. Ook worden de archeologen daar geacht om met hun publiek te engageren. In een deel van de gevallen ontbreekt het echter aan tijd en geld om deze taak afdoende uit te kunnen voeren, waardoor dit ook niet goed gebeurt. De respondenten vinden publieksarcheologie zeker erg belangrijk, zowel voor het publiek als voor archeologie zelf. Het verstrekken van kennis aan het publiek en publiek laten deelnemen aan archeologie wordt door de meeste respondenten aangemoedigd, maar het publiek laten adviseren en laten meebeslissen wordt door heel wat minder mensen toegejuicht. De manier waarop publieksarcheologie momenteel is geregeld, wordt door veel mensen als te vrijblijvend ervaren. De activiteiten die door de respondenten worden georganiseerd zijn erg divers, maar lezingen, open dagen en rondleidingen en school-projecten zijn erg populaire activiteiten. Men organiseert dit soort activiteiten met enige regel-maat, vaak enkele keren per jaar, maar in veel gevallen ook maandelijks of vaker. De aantallen mensen die hierop afkomen wisselen zeer sterk. Toekomstwensen bestaan voornamelijk uit het meer doen van publieksarcheologie, het vrijmaken van gelden voor publieksarcheologie en het ervan vastleggen in een wet. Publieksarcheologie is in Nederland op redelijk niveau maar probleem is dat er vaak te weinig geld en tijd voor vrijgemaakt wordt, deels omdat het niet wettelijk verplicht is om het publiek bij archeologie te betrekken. Oplossingen voor deze twee problemen zijn tevens de aan-bevelingen in deze scriptie. Ten eerste zouden gemeentelijke beleidsmakers op het belang van publieksarcheologie gewezen moeten worden, waardoor zij dit deel van archeologie een rol bin-nen het beleid kunnen toebedelen. Ten tweede zou op gemeentelijk niveau budget specifiek voor publieksarcheologie gereserveerd moeten worden. Op deze manier kan het niet in andere potjes gesluisd worden, en is er altijd voldoende budget voor publieksarcheologie. Ten derde zouden gemeentelijk archeologen zichzelf doelen moeten stellen die zij met hun publieksarcheologie willen bereiken. Zo is helderder wat er gebeuren moet en waar budget voor nodig is. Deze drie aanbevelingen hangen nauw met elkaar samen.

iii

Voorwoord Voor u ligt het eindproduct van mijn driejarige bachelor opleiding. Een eindproduct waar hard voor is gewerkt. In het onderwerp kan ik mijzelf goed vinden. In mijn ogen is het belangrijk dat alle interessante kennis die we uit archeologie verkrijgen, voor iedereen toegankelijk wordt. Vooral voor mensen die denken dat archeologie iets is dat je alleen in Egypte, Italië of Grieken-land vindt. Mijn onderwerp heeft daarom zowel betrekking op publieksarcheologie, als op Ne-derland. Deze scriptie geeft een beeld van de manier waarop nu in Nederland aan publieksarcheo-logie wordt gedaan, en geeft tevens aanbevelingen ter verbetering van deze manier. Mijn scriptie is daarom niet alleen van belang voor academici, maar ook erfgoedprofessionals en lokale over-heden kunnen hiermee hun voordeel doen. Tot slot van dit voorwoord wil ik graag eenieder bedanken die mij tot steun is geweest tijdens het schrijven van deze scriptie. Met name Heleen van Londen, als mijn begeleider, en Robbert Jan Boom, als technische helpdesk en ontwerper van de diagrammen in hoofdstuk 3, zijn van groot belang geweest.

Céline Pas Rijssen, 20 juni 2013

iv

Inhoud Inleiding ................................................................................................................................................................................. 1

Hoofdstuk 1: Publieksarcheologie in literatuur .................................................................................................... 3

1.1 Inleiding ..................................................................................................................................................................... 3

1.2 Public Archaeology ................................................................................................................................................ 3

1.3 Het publiek en zijn significantie ...................................................................................................................... 5

1.4 Publieksarcheologie praktiseren..................................................................................................................... 6

1.5 Conclusie ................................................................................................................................................................... 7

Hoofdstuk 2: Onderzoeksmethode ............................................................................................................................. 9

2.1 Inleiding ..................................................................................................................................................................... 9

2.2 Criteria........................................................................................................................................................................ 9

2.3 Werkwijze ................................................................................................................................................................. 9

2.4 Enquête ................................................................................................................................................................... 10

2.5 Conclusie ................................................................................................................................................................ 10

Hoofdstuk 3: Publieksarcheologie in Nederland ............................................................................................... 11

3.1 Inleiding .................................................................................................................................................................. 11

3.2 Algemeen ................................................................................................................................................................ 11

3.3 Meningen ................................................................................................................................................................ 13

3.4 Activiteiten ............................................................................................................................................................ 17

3.5 Afsluitend ............................................................................................................................................................... 18

3.6. Conclusie ............................................................................................................................................................... 20

Hoofdstuk 4: Stand van Zaken ................................................................................................................................... 21

4.1 Inleiding .................................................................................................................................................................. 21

4.2 Algemeen ................................................................................................................................................................ 21

4.3 Meningen ................................................................................................................................................................ 22

4.4 Activiteiten ............................................................................................................................................................ 23

4.5 Afsluitend ............................................................................................................................................................... 23

4.6 Conclusie ................................................................................................................................................................ 23

Hoofdstuk 5: Conclusie en aanbevelingen ............................................................................................................ 25

Literatuur ........................................................................................................................................................................... 27

Verantwoording van afbeeldingen .......................................................................................................................... 28

Verklarende Woordenlijst ........................................................................................................................................... 29

Bijlagen ................................................................................................................................................................................ 30

Bijlage 1: Respons en non-respons lijst. ........................................................................................................... 30

Bijlage 2: Enquête publieksarcheologie ............................................................................................................ 31

1

INLEIDING

De laatste jaren is er een nieuwe trend gaande binnen de archeologie, waarin ‘het publiek’ steeds

meer wordt betrokken. In het buitenland wordt dit ‘Public Archaeology’ of ‘Community Archaeo-

logy’ genoemd, in Nederland noemen we het publieksarcheologie.

Deze publieksarcheologie is in opkomst vanaf de jaren ’70 van de vorige eeuw, maar

heeft vooral in de laatste jaren meer aanhang gekregen.1 Steeds meer leeft de gedachte dat het

weinig nut heeft om onderzoek te doen, als bijna niemand de resultaten van dat onderzoek te

horen krijgt.2 Men is dan ook volop bezig om te onderzoeken op welke manier men het publiek

bij archeologie kan laten aansluiten. Een voorbeeld hiervan is het project ‘archaeology in con-

temporary europe’ (ace). Dertien instituten uit heel Europa zijn hierbij aangesloten (Universiteit

Leiden voor Nederland). Men denkt na over vraagstukken voor de Archeologie in modern Euro-

pa, waaronder ook publieksbereik.

Ook in het verdrag van Malta, dat in 1992 ondertekend werd door verschillende Europe-

se landen, wordt bewustmaking van het publiek genoemd. In artikel 9 van dit verdrag staat het

volgende:

‘Iedere Partij verplicht zich ertoe:

1. voorlichtingscampagnes te voeren om bij het publiek besef te kweken en te ontwikkelen van de waarde van

het archeologische erfgoed voor het begrip van het verleden en de bedreigingen voor dit erfgoed;

2. de toegang van het publiek tot belangrijke bestanddelen van het archeologisch erfgoed, met name vind-

plaatsen, te bevorderen en het tentoonstellen aan het publiek van geselecteerde archeologische voorwerpen

te stimuleren’3

De meeste artikelen uit het verdrag, zoals het concept van ‘de verstoorder betaalt’, werden in de

vernieuwde Wet Archeologische Monumentenzorg van 2007 opgenomen. Het concept van be-

wustmaking van het publiek komt hierin echter niet voor. Archeologie is helemaal op gemeente-

lijk niveau geregeld, waardoor kan iedere gemeente voor zich bepalen of zij publieksarcheologie

belangrijk genoeg vinden om het uit te voeren.

Doordat publieksarcheologie niet wettelijk verplicht is, hoeft men hierover ook geen ver-

antwoording af te leggen. Het gevolg hiervan is dat er veel onbekend is over publieksinteractie

in Nederland. We weten dat her en der zeker publiek wordt betrokken bij archeologie, maar hoe

dit is geregeld en wat men precies organiseert, dat weten we niet. Het is dus niet bekend wat

momenteel de stand van zaken is wat betreft publieksarcheologie in Nederland. Dat is waar deze

scriptie uitkomst hoopt te bieden. Het hoofddoel van deze scriptie is het achterhalen van de hui-

dige stand van zaken in publieksarcheologie, en om hierbij eventuele aanbevelingen te doen.

Teneinde dit te bereiken, wordt eerst een literatuurstudie gedaan naar te precieze inhoud van

het begrip. Daarna wordt de publieksarcheologie in Nederland onderzocht aan de hand van een

enquête, gehouden onder stedelijke, gemeentelijke en regionale archeologen. Hierdoor kan een

overzicht van de stand van zaken in Nederland worden verkregen, kan worden gekeken naar de

sterke en zwakke punten en naar de eventuele verbeterpunten. Dit onderzoek gaat niet specifiek

in op de aard en de behoeften van het publiek voor archeologie, dat zou al een onderzoek op zich

1 Matsuda et al, 2011, 2. 2 Jameson et al, 1997,13. 3 Verdrag van Malta, artikel 9.

2

waard zijn. Wel komt de manier van interactie met het publiek aan bod, alsook de wijze waarop

dit georganiseerd wordt.

Het eerste hoofdstuk van deze scriptie bevat een literatuuronderzoek naar de betekenis van

publieksarcheologie, naar het belang ervan en naar de manieren waarop men het ten uitvoer

kan brengen. Hoofdstuk twee geeft een beschrijving van de gebruikte onderzoeksmethode. De

resultaten van de enquête worden besproken in het derde hoofdstuk, terwijl hoofdstuk vier die-

per op de betekenis van de resultaten ingaat. Het vijfde en laatste hoofdstuk geeft de conclusie

van deze scriptie en geeft antwoord op de hoofdvraag.

3

HOOFDSTUK 1: PUBLIEKSARCHEOLOGIE IN LITERATUUR

1.1 Inleiding Sinds de term Public Archaeology in 1972 voor het eerst door McGimsey werd gebruikt is het

begrip veelvuldig ontleed en verklaard.4 Verder is naast Public Archaeology ook de term Com-

munity Archaeology geïntroduceerd. Hierbij kan Community Archaeology ofwel gezien kan wor-

den als een onderdeel van Public Archaeology, ofwel als een op zichzelf staande vorm van pu-

blieksarcheologie. In deze scriptie wordt Community Archaeology behandeld als een onderdeel

van Public Archaeology, omdat het in dezelfde richting gaat (het betrekken van publiek bij ar-

cheologie), hoewel het hierbij een wat andere insteek heeft.

Ook over wat Public en Community Archaeology nu precies inhouden bestaat geen direc-

te consensus. Daarom wordt in paragraaf 2 een beschrijving gegeven van de begrippen zoals die

over het algemeen uit vakliteratuur naar voren komen. De derde paragraaf geeft aan wat het

belang is van publieksinteractie en paragraaf 4 betreft mogelijkheden waarop publieksarcheolo-

gie gepraktiseerd kan worden. De vijfde paragraaf is de conclusie van dit hoofdstuk.

1.2 Public Archaeology Public Archaeology betekende ten tijde van de introductie van de term (in 1972) de inspanning

die archeologen leverden om archeologische resten te documenteren en preserveren in het be-

lang van en met de hulp van het publiek.5 Dat deze vorm van archeologie in de Verenigde Staten

is begonnen is niet verwonderlijk als men kijkt naar de enorme uitgestrektheid van het land en

het archeologisch potentieel dat daarin besloten ligt.6 Alleen archeologen konden al dit werk niet

alleen verzetten, er moest wel op de samenleving gesteund worden.

Wereldwijd adopteert men nu Public Archaeology, maar de betekenis is niet overal het-

zelfde. Dit hangt voor een groot deel af van wat met onder ‘public’ verstaat. Daarnaast zijn er

verschillende benaderingen naar Public Archaeology te onderscheiden die de invulling sterk

kunnen laten fluctueren. Op deze twee zaken wordt in onderstaande subparagrafen ingegaan.

Interpretatie van ‘public’

Uit het begrip Public lijkt het evident dat deze vorm van archeologie betrekking heeft op het pu-

bliek. In de Engelse taal heeft dit woord echter nog een betekenis, namelijk openbaar, van de

staat.7 Met deze tweeledige betekenis van dit begrip wordt duidelijk dat Public Archaeology op

meerdere manieren geïnterpreteerd kan worden. Public Archaeology kan zo namens, voor, of

door het publiek beoefend worden.8

Public Archaeology namens het publiek houdt in dat het publieke belang door de staat

behartigd wordt, archeologen werken namens de samenleving en registreren hun bevindingen

‘voor later’.9 Dit is in principe de vorm van Public Archaeology uit de jaren ’70. In deze vorm

heeft de doorsnee burger nog niet zoveel te maken met archeologie.

4 Matsuda et al, 2011, 2. 5 Ibidem, 2. 6 Merriman, 2004, 3. 7 Ibidem, 2. 8 van den Dries, 2012, 207. 9 Merriman, 2004, 3.

4

Daarentegen heeft archeologie voor het publiek wel te maken met de samenleving. De algemene

interesse wordt tegemoet gekomen door de resultaten van archeologisch onderzoek te presen-

teren aan de buitenwereld.10 Hierdoor kan het publiek kennisnemen van archeologische gege-

vens, maar het kan hierop geen invloed uitoefenen.

Deze invloed heeft de samenleving wel wanneer Public Archaeology wordt bedreven

door het publiek. Hierin worden de belangen van de gemeenschap meegenomen, en wordt er-

kend dat zij recht op inspraak hebben in de studie en interpretatie van ‘hun’ verleden.11 Deze

manier van Public Archaeology wordt ook vaak Community Archaeology genoemd.

Public Archaeology kan men dus zien als het bedrijven van archeologie zowel namens,

voor of door het publiek. Archeologie namens het publiek behelst echter veel minder publieksin-

teractie dan archeologie voor of door het publiek, en kan dan ook in mindere mate als publieks-

archeologie gezien worden.

Benaderingen

Binnen Public Archaeology is het mogelijk om twee verschillende doelen te onderscheiden die

men met de publieksinteractie wil bereiken, waarbij het een gericht is op archeologie, en het

ander op het publiek.

Het eerste doel van het betrekken van publiek bij archeologie, is dat mensen meer geïn-

teresseerd raken in archeologie en, waar het om gaat, meer begrip en waardering voor archeo-

logie kunnen opbrengen. Merriman noemt dit het ‘deficit model’: de gebrekkige burger heeft

behoefte aan opvoeding waardoor hij archeologie beter begrijpt, het leert waarderen en zelfs

(binnen de lijnen van goedgekeurde professionele praktijk) mag meewerken.12 Holtorf verdeelt

dit nog onder in het ‘educational model’ en het ‘public relations model’. Het educatieve model

houdt in dat een wetenschappelijke elite informatie vergaart en dit doorgeeft aan de burgers,

waardoor hiaten in hun kennis worden opgevuld en zij verlichte en competente burgers worden.

Het public relations model heeft tot doel om het imago van archeologie te verbeteren om het

recht tot opgraven te behouden, politieke en publieke steun te winnen en een positieve invloed

op archeologische wetgeving te verkrijgen.13 Zowel het deficit model als het educational en het

public relations model zijn gericht op de verbetering van omstandigheden voor archeologie.

Het tweede doel van de publieksinteractie is juist op verbeteringen voor het publiek ge-

richt. Het gaat ervan uit dat archeologie kan helpen bij de zelfontplooiing van het publiek te sti-

muleren. Het kan levens verrijken en reflectie en creativiteit bevorderen.14 Merriman noemt dit

het ‘multiple perspective model’. Het publiek zal volgens hem archeologische gegevens altijd

herinterpreteren zoals het hen uitkomt, hoe archeologen ook proberen dit te voorkomen. Het is

daarom beter om actief te werken met dit idee dan te proberen om hen ‘de juiste interpretatie’

op te dringen.15 Holtorf hangt een soortgelijke betekenis aan zijn ‘democratic model’, waarin hij

stelt dat archeologen iedereen zouden moeten uitnodigen en aanmoedigen, en iedereen de kans

moeten geven om het eigen enthousiasme en interesse voor archeologie te ontwikkelen.16 Dit

behelst mogelijk het risico dat een overbalans naar onkritische acceptatie van alle publieke be-

trekkingen plaatsvindt.17 Dit model doelt dus juist op de ontwikkeling van het publiek, waarbij

10 van den Dries, 2012, 207. 11 Ibidem, 207. 12 Merriman 2004, 5-6. 13 Holtorf 2007, 150. 14 Merriman 2004, 7. 15 Ibidem, 7. 16 Holtorf 2007, 119. 17 Merriman 2004, 7.

5

archeologie een middel is. Deze vorm van Public Archaeology, waarbij de samenleving wordt

betrokken in de besluitvorming, wordt ook wel Community Archaeology genoemd.

1.3 Het publiek en zijn significantie In paragraaf 2 is al veelvuldig gesproken over ‘het publiek’, maar daarbij is nog niet omschreven

wie daarmee bedoelt wordt. Tevens is nog onbekend wat het belang is van dit publiek voor ar-

cheologie. Hierover gaan onderstaande twee paragrafen.

Wie is het publiek?

Over het algemeen wordt er vanuit gegaan dat publiek voor archeologie wordt gevormd door al

diegenen die zich niet op professioneel vlak met archeologie bezig houden en die geen opleiding

in die richting hebben genoten.18 Hieraan voegen wij ook de personen toe die wel archeoloog

zijn, maar geen expert op het gebied waarover gecommuniceerd wordt. Het is daarmee een vrij

heterogene groep met een grote diversiteit aan opvattingen en ideeën, die vaak ook voortkomen

uit de variatie van culturen waaruit deze mensen voortkomen.19

Wanneer men dit publiek bij een project of opgraving wil betrekken, dan zijn er vaak drie

groepen in de samenleving die daarvoor in aanmerking komen. Dit zijn de volgende:

Lokale mensen: personen die bij of in de omgeving van de opgraving wonen.

Hierbij horen ook betrokkenen als landeigenaren. Deze mensen zijn geïnteres-

seerd vanwege hun relatie met hun huidige woonplaats.20

Lokale en niet-lokale afstammelingen: het nageslacht van de mensen die woon-

den op de plek waar onderzoek wordt gedaan, en die nog steeds in die omgeving

wonen of daar inmiddels niet meer wonen. Deze mensen worden betrokken

vanwege hun relatie met het verleden.21

Eenieder die geïnteresseerd is en eventueel wil meewerken.22

De tweede groep, die van afstammelingen, komt vooral naar voren wanneer opgravingcampag-

nes plaatsvinden in het buitenland (archeologen uit land A graven op in land B), vanwege de

cultuurverschillen tussen de archeologen en de lokalen. Ook in Amerika is dit een belangrijke

groep, wanneer onderzoek wordt gedaan naar de inheems-Amerikaanse bevolking. In deze

scriptie wordt deze groep verder achterwege gelaten, omdat dit voor publieksarcheologie in

Nederland niet van toepassing is.

De eerste persoon die voor Nederland een getalsmatige inschatting maakte van de om-

vang van het publiek voor archeologie, was Evert van Ginkel. Hij omschreef het archeologiepu-

bliek in 1993 als drie concentrische cirkels. Een harde kern van vijf à tienduizend personen

(amateurarcheologen en kopers van boeken), een groep van maximaal honderdduizend ‘alge-

meen geïnteresseerden’ en als laatste enkele honderdduizenden ‘Archeongangers’.23 Ook het

Sociaal en Cultureel Planbureau deed een onderzoek naar het publiek voor archeologie. Volgens

dit onderzoek uit 1996 gaat 4% van de Nederlanders wel eens naar een opgraving kijken. 2,8%

gaat naar archeologische musea en 5,1% bezoekt een zichtbaar archeologisch monument.24

18 Merriman 2004, 2. 19 Marshall, 2002, 215. 20 Marshall 2002, 216. 21 Ibidem, 216. 22 van den Dries 2012, 215. 23 van Ginkel, 1993, 241-251. 24 de Hingh, 2004, 13.

6

Significantie van het publiek

Voor sommige archeologen lijkt het betrekken van publiek bij archeologie overbodig. Er zijn er

zelfs die het als een bedreiging zien voor de kwaliteit van archeologie.25 Steeds meer archeolo-

gen zien publieksarcheologie echter als een essentiële ontwikkeling voor de toekomst van ar-

cheologie. Het is de enige manier waarop het verleden dat archeologen proberen te creëren de

samenleving kan verrijken.26 Bovendien laat het publiek archeologen met een andere blik naar

het verleden kijken en vragen stellen die anders niet overwogen zouden worden.27

Niet alleen archeologen, maar de hele samenleving leert met een andere blik om zich

heen kijken. Grotere kennis over het verleden en de notie waar dat verleden vandaan komt be-

vordert zelfontplooiing en bevredigt de culturele behoeften van de burger.28

De huidige marktgedreven economie laat ook het belang van het publiek voor archeolo-

gie zien. De kosten die gemaakt worden met archeologie moeten verantwoord worden aan pu-

blieke en private fondsen. Archeologen moeten het belang en de voordelen van hun werk de-

monstreren aan een bredere groep mensen dan slechts de selecte groep wetenschappers voor

wie ze dat de laatste eeuw hebben gedaan.29 Op die manier krijgt de samenleving iets terug voor

het (belasting)geld dat zij investeren en laten archeologen zien wat hun waarde voor de maat-

schappij is.

Publieksarcheologie heeft dus een positief effect voor zowel archeologen als voor de sa-

menleving. Het publiek verkrijgt kennis, kan zich optimaal ontplooien en weet dat de publieke

fondsen goed terechtkomen. Archeologen krijgen meer waardering, kunnen met een andere blik

naar het verleden kijken en doordat zij de zin van hun werk hebben bewezen, worden publieke

investeringen voortgezet.

1.4 Publieksarcheologie praktiseren Er zijn tal van manieren waarop archeologen het publiek met hun vakgebied in aanraking kun-

nen laten komen. Allereerst zijn er vier gradaties van betrokkenheid te onderscheiden, namelijk

kennis nemen, meewerken, adviseren en meebeslissen. Daarbinnen zijn er talloze mogelijkhe-

den waarop publieksarcheologie daadwerkelijk uitgevoerd kan worden. Deze twee onderwer-

pen worden in de volgende subparagrafen besproken.

Manieren van interactie

Er zijn vier manieren waarop het publiek deel kan hebben aan archeologie. Deze staan hieron-

der, in toenemende mate van betrokkenheid, beschreven.30

Kennis nemen: Door middel van de presentatie van archeologische vondsten kan het pu-

bliek kennis vergaren over een opgraving en archeologie in het algemeen. Het publiek

speelt hierbij een passieve rol. Dit is de meest voorkomende manier van publieksarcheo-

logie.31

25 King 2012, 7-8. 26 Marshall 2002, 218. 27 Ibidem, 218. 28 Smardz 1997, 103. 29 Matsuda et al. 2011, 9. 30 Hierbij geldt dat een manier van betrekken ook vaak de voorgaande manieren omvat. Waar het publiek mag meewerken, wordt informatie ook vaak gepresenteerd en waar het publiek mag meebeslissen wordt ook vaak om hun advies gevraagd, mogen zij meewerken én wordt de informatie gepresenteerd. 31 van den Dries 2012, 208.

7

Meewerken: Het publiek wordt actief betrokken bij een opgraving of project. Men mag

bijvoorbeeld meehelpen met opgraven, archeologische technieken leren of participeren

in experimentele archeologie. Het mee laten werken van het publiek komt minder voor

dan slechts het verstrekken van kennis.32

Adviseren: Het advies van het publiek wordt gezocht om hun ideeën en wensen voor een

project te verzamelen. Hierbij kunnen voorstellen van archeologen bediscussieerd wor-

den, of archeologen en publiek komen samen tot voorstellen. Dit komt veel voor wan-

neer toestemming van inheemse mensen nodig is.33

Meebeslissen: De laatste manier van betrekken en tevens de meest intensieve, is het la-

ten meebeslissen van het publiek. Hierbij heeft het publiek zeggenschap over de archeo-

logische agenda én over de invulling van publieksarcheologie. Dit wordt ook wel Com-

munity Archaeology genoemd en is de minst voorkomende vorm van publieksarcheolo-

gie.34

Het is te zien dat deze vier manieren steeds meer publieke invloed omhelzen, maar daarbij ook

steeds minder vaak voorkomen.

Concreet uitvoeren

Er bestaat tot nog toe geen standaard voor publieksarcheologie en veelal verschilt het per pro-

ject op welke manier men aansluiting wil zoeken bij het publiek. Toch zijn er veelvoorkomende

manieren van publieksinteractie over heel de wereld, die kunnen aantonen hoe divers publieks-

archeologie is. Vanwege het onderwerp van deze scriptie, publieksarcheologie in Nederland, is

ervoor gekozen om vormen van publieksinteractie die voor Nederland niet van toepassing zijn

weg te laten.

Voorbeelden van projecten zijn: een lezing en een open dag op een site35; een archeolo-

gisch dagkamp voor jongeren36; mensen laten meegraven in een echte opgraving, inclusief voor-

bereidende scholing37; Schoolprojecten en (werk)boeken voor kinderen; informerende folders,

fotoboeken of een website; optreden in radio- of televisieprogramma’s; meewerken aan films,

re-enactment, levende geschiedenis en experimentele geschiedenis; rondleidingen op opgravin-

gen en workshops; een expositie na een opgraving;38 buurtbijeenkomsten en determinatiedagen.

De mogelijkheden voor publieksarcheologie zijn eindeloos.

1.5 Conclusie Wat publieksarcheologie inhoudt hangt voor een groot deel af van interpretatie van de uitvoe-

rend archeoloog. Wereldwijd bestaat er geen consensus over. Het is in ieder geval duidelijk dat

publieksarcheologie te bedrijven is voor of door het publiek. Het kan zowel gericht zijn op de

verbetering voor omstandigheden voor archeologen als voor die van het publiek, maar dit kan

ook tegelijkertijd plaatsvinden. Dit publiek omhelst in principe eenieder die geen archeoloog is,

maar ook degenen die wel archeoloog zijn, maar op het betreffende gebied geen expert. Wan-

neer men kijkt naar wie men bij een project wil betrekken, dan zijn dit vaak lokale bewoners en

32 Ibidem, 208. 33 van den Dries 2012, 208. 34 Ibidem, 208. 35 Agbe-Davies 2010, 377. 36 Ibidem, 379. 37 Muraki 2011, 266. 38 van den Dries 2012, 208.

8

algemene geïnteresseerden. Het nut van publieksarcheologie wordt nog betwist, maar zowel

voor het publiek als voor archeologen zijn voordelen te ontdekken. Het publiek kan zich ont-

plooien en weet dat publieke fondsen goed terecht komen, terwijl archeologen zich meer ge-

waardeerd voelen en met een andere blik naar het verleden kunnen kijken en hun vakgebied

blijft door aanhoudende investeringen gewaarborgd. Het publiek kan op tal van manieren met

archeologie in aanraking worden gebracht, in wisselende gradaties van betrokkenheid. Hierin

zijn kennis nemen, meewerken, adviseren en meebeslissen te onderscheiden. Hoe meer betrok-

kenheid van de burger hier aan te pas komt, hoe minder deze vorm voorkomt. Concrete manie-

ren om het publiek deel te laten nemen aan archeologie zijn eindeloos, maar publieke lezingen

en open dagen zijn veelvoorkomend.

9

HOOFDSTUK 2: ONDERZOEKSMETHODE

2.1 Inleiding In het voorgaande hoofdstuk is een omschrijving gegeven van publieksarcheologie en een beeld

geschetst van de complexiteit van het begrip. In dit hoofdstuk wordt omschreven hoe verder is

gewerkt om een beeld te krijgen van de staat waarin de publieksarcheologie in Nederland zich

op dit moment bevindt.

2.2 Criteria In hoofdstuk 1 is gebleken hoe complex publieksarcheologie is. Er is geen eenduidige omschrij-

ving van de inhoud ervan te geven, maar sommige punten zijn van meer belang dan andere.

Waarop in het verdere onderzoek wordt geconcentreerd, is de scheiding tussen archeologie voor

en door het publiek. Er wordt onderzocht hoe archeologen in Nederland in deze scheiding staan.

Verder is een belangrijk punt de manier waarop met het publiek geïnteracteerd wordt. Daarom

is ook dit een speerpunt voor de rest van dit onderzoek. Ook de vraag wie van publieksarcheolo-

gie kunnen profiteren, en hoe dit kan gebeuren, speelt een rol binnen dit onderzoek. Een vierde

belangrijk punt dat uit het kader naar voren komt, is de samenstelling van het publiek. Hierop

wordt in dit onderzoek echter niet dieper ingegaan, deels vanwege de complexiteit van dit on-

derwerp, en deels omdat de vraagstelling over dit onderwerp in de enquête achteraf niet toerei-

kend bleek.

2.3 Werkwijze Om te kunnen onderzoeken hoe er op dit moment in Nederland over publieksarcheologie ge-

dacht wordt en hoe men ermee aan de slag gaat, is een enquête opgesteld. Deze enquête is ver-

zonden naar 57 regionale, stedelijke en gemeentelijke archeologen in Nederland. Voor gemeen-

ten is gekozen, omdat zij werken vanuit de staat, en daarom een grotere morele verplichting

hebben om iets voor hun burgers te doen dan commerciële opgravingsbedrijven. Een lijst van

alle plaatsen waar de enquête is verstuurd, is te vinden in bijlage 1.

In eerste instantie werd de enquête telefonisch afgenomen. Dit bleek echter een bijzon-

der tijdrovend procedé te zijn, waarop is besloten de enquête verder via e-mail te verspreiden.

De enquêtes zijn verstuurd op 4 en 5 juni. Op 10 juni is een reminder gestuurd, en binnengeko-

men resultaten tot en met 12 juni zijn meegenomen in het onderzoek. Men kon de enquête onli-

ne invullen, iedereen via een persoonlijke link, waardoor achteraf nog te zien is wie welke ant-

woorden gegeven heeft.

De enquête is door 45 van de benaderde personen ingevuld. Drie personen hiervan zijn

na vraag zes gestopt met invullen, waardoor hun gegevens komen te vervallen. Dit brengt het

totaal van geldige enquêtes op 42. Dit is een respons van 74%, wat over het algemeen als repre-

sentatief wordt beschouwd.39 Drie van de aangeschreven personen hebben niet kunnen reage-

ren door langdurige afwezigheid, twee personen hebben aangegeven zo nauw samen te werken

met een andere partij, dat slechts één van hen de enquête heeft ingevuld. Drie personen hebben

de enquête nog na 12 juni ingevuld. Van de overige vier personen is geen bericht ontvangen. In

de volgende paragraaf wordt nader ingegaan op de inhoud van de vragenlijst.

39 Baruch 1999, 429.

10

2.4 Enquête De vragenlijst bestond in totaal uit zestien vragen, die zijn in te delen in vier categorieën. De vol-

ledige enquête is te vinden in bijlage 2. Hier vindt u een samenvatting van de vragen.

De eerste zes vragen waren organisatorisch van aard. Er werd gevraagd naar de aanwe-

zigheid van een archeologienota en het voorkomen van een artikel over publieksinteractie daar-

in. Hierin werd ook gevraagd of het engageren met het publiek in de taakomschrijving staat en of

middelen, fondsen of uren beschikbaar worden gesteld om dit te bereiken.

Het tweede deel bestond uit vier vragen waarin de mening van de respondent werd ge-

vraagd. Deze gingen over de mate waarin het publiek invloed moet hebben op archeologie, of

archeologie en publiek elkaar positief kunnen beïnvloeden en over het al dan niet invoeren van

beleid of een wet over publieksarcheologie.

Deel drie vroeg in vijf vragen naar informatie over de publieksactiviteiten die georganiseerd

worden, zoals over de aard van de activiteiten, de frequentie, een schatting van het bereik en de

samenstelling van het publiek.

In het vierde en laatste deel van de enquête kwam nog één vraag aan de orde, over wen-

sen of een toekomstvisie wat betreft publieksarcheologie in Nederland.

Doordat 42 archeologen die voor overheidsinstanties werken de enquête hebben inge-

vuld, wordt een landelijk beeld gegeven van hoe op dit moment met publiek wordt omgegaan en

waarin de Nederlandse Publieksarcheologie nog kan groeien.

2.5 Conclusie Om te kunnen onderzoeken hoe in Nederland op dit moment publieksarcheologie wordt gedaan,

is een enquête opgesteld. Deze enquête geeft een beeld van archeologie in het beleid, van de me-

ning van de benaderde archeologen, van de manier waarop men momenteel omgaat met het

publiek en van de toekomstwensen die de archeologen hebben ten aanzien van publieksarcheo-

logie. Met een respons van 74% is de uitslag representatief te noemen voor alle gemeentelijke,

stedelijke en regionale archeologen in Nederland.

11

Ja 100%

Nee 0%

1. Bent u opgeleid tot archeoloog?

Ja 85%

Nee 15%

3. Is hierin een artikel opgenomen dat de informatieverstrekking aan of de

interactie met het publiek beschrijft?

HOOFDSTUK 3: PUBLIEKSARCHEOLOGIE IN NEDERLAND

3.1 Inleiding Hoofdstuk 2 gaf een omschrijving van de werkwijze en de inhoud van de enquête die gehouden

is onder 42 gemeentelijke, stedelijke en regionale archeologen in Nederland.40 Dit hoofdstuk

bevat een bespreking van de resultaten die uit deze enquête afkomstig zijn. Op de resultaten

wordt ingegaan per onderdeel. De vier onderdelen van de enquête waren Algemeen; Mening;

Publieksactiviteiten; en Afsluitend, zoals vermeld in Hoofdstuk 3. Hoofdstuk 4 gaat nader in op

de betekenis van de antwoorden.

3.2 Algemeen Ter controle werd de vraag gesteld of iedereen die de enquête

invulde opgeleid was tot archeoloog. Alle 42 respondenten ble-

ken dit te zijn. Zie hiervoor fig. 1.

Archeologienota

In 39 van de gemeentes is een archeologienota of gelijksoortig

document aanwezig, wat neerkomt op 93%. In de overige drie

gevallen (7%) is geen archeologienota aanwezig (Fig. 2). Van de

39 gemeentes met een nota, hebben 33 ook een artikel dat de

informatieverstrekking aan of de interactie met het publiek be-

schrijft. Dit is 85% van de gemeentes met een nota. In zes van de

gevallen (15%) ontbreekt een artikel over het publiek in de nota

(Fig.3). 32 mensen hebben een toelichting gegeven bij hun ant-

woord.

Van de 33 gemeentes die wel een archeologienota met een arti-

kel over publiek hadden, geven 28 mensen een toelichting, en

geven samen vijf verschillende redenen. Zie hiervoor ook Figuur

4. 32% (9) geeft aan dat het van belang is, vanwege het draag-

vlak dat de publiekstaak voor archeologie creëert. Hetzelfde

aantal respondenten geeft aan dat publieksarcheologie in de ge-

meente wordt gezien als een hoofdtaak van ofwel gemeente ofwel

archeologie, en daarom een belangrijke plaats in het beleid in-

neemt. Ook dat de bewustmaking van het verleden van de

stad/het de gemeente als belangrijk wordt gezien wordt door

negen (32%) personen als reden opgegeven. Vier mensen (14%)

geven aan dat zij in hun nota iets over het publiek hebben staan

omdat zij iets terug willen geven aan het publiek, op wiens kosten

veel onderzoek gedaan wordt. Ook geven twee respondenten

(7%) aan dat archeologisch onderzoek zijn maatschappelijke re-

levantie verliest als het verhaal niet verteld wordt.

40 Ter bevordering van overzichtelijkheid en ter voorkoming van verwarring, wordt naar alle responden-ten die de enquête hebben ingevuld – ongeacht of ze dit hebben gedaan voor een stad, gemeente of regio – verwezen als ‘persoon’ of ‘gemeente’. Wanneer ergens ‘gemeente’ staat, kan hier dus ook een stad of regio bedoeld worden.

Figuur 1

Figuur 2

Figuur 3

12

32%

32%

32%

14%

7%

Het is wat draagvlak creëert voor het vak

Het wordt gezien als een hoofdtaak van archeologie of de …

Bewustmaking van verleden van de stad is wordt als belangrijk …

Onderzoek op kosten van het publiek, er moet iets …

Zonder verhaal vertellen is arch. onderzoek maatschappelijk niet …

4a. Toelichtingen: Wel nota met publiek

Van de zes mensen die geen publiek hadden opgenomen in hun nota, gaven vier mensen een

toelichting. Zie hiervoor ook Figuur 5. Twee personen (50%) gaven aan dat er een voornemen

tot was, maar dat dit nog niet is uitgevoerd. Twee andere redenen waren het ontbreken van de

wettelijke verplichting (één persoon, 25%) en dat elders iets is opgenomen over publieksinter-

actie (ook één persoon, 25%).

Takenpakket en budget Het takenpakket of de taakomschrijving omvat in 35 van de

42 gevallen ook het omgaan met het publiek (83%). In zeven

gemeentes maakt het publiek geen deel uit van de taak van

de archeoloog (17%). Dit is ook te zien in Figuur 6. 32 ge-

meentes (76%) stellen wel middelen, fondsen of uren be-

schikbaar om het publiek te benaderen. In zes gevallen

(14%) wordt dit in beperkte mate beschikbaar gesteld, en in

vier gemeentes (10%) wordt helemaal niets verstrekt om het

publiek te bereiken. Zie hiervoor ook Figuur 7. 25 mensen

hebben hierbij een toelichting gegeven, deze staan ook weer-

gegeven in Figuur 8. Tien (40%) gaven aan dat de middelen

ervoor niet gespecificeerd zijn, maar dat een deel van het

totale budget er wel aan uitgegeven wordt. Zes mensen

(24%) geven aan dat er een klein (jaarlijks) budget, in uren of geld, voor beschikbaar is. In vier

gevallen (16%) is het publiek in het budget niet gespecificeerd, en komt het ook onderaan de

prioriteitenlijst te staan. Twee respondenten (8%) geven aan dat er middelen en uren beschik-

baar waren, maar dat deze door de crisis zijn gesneuveld. In één gemeente (4%) is 0.2 fte be-

schikbaar voor publiekstaken (ongeveer 1 dag per week) en in een andere gemeente is er zelfs

een speciale medewerker voor het publiek. Een laatste persoon (4%) geeft aan dat er in de ge-

meente geen budget voor is, en het ook niet tot de taakomschrijving behoort, maar dat er onder-

tussen wel aan publieksarcheologie gedaan wordt.

50%

25%

25%

Er is een voornemen tot, maar het is nog niet opgenomen, of

nog in de maak

Het is wettelijk niet verplicht

Het is elders opgenomen

4b. Toelichtingen: Geen nota met publiek

Figuur 4

Ja 83%

Nee 17%

5. Hoort het omgaan met het publiek volgens uw opdrachtgever tot uw takenpakket of taakomschrijving?

Figuur 6

Figuur 5

13

3.3 Meningen

Mate van betrokkenheid

Het publiek kan op verschillende wijzen betrokken worden bij archeologie. Deze zijn in Figuur 9

overzichtelijk weergegeven. Van de 42 respondenten gaf 100% aan dat zij vinden aan het pu-

bliek kennis moet worden verstrekt en uitkomsten van (lokale) opgravingen aan hen gepresen-

teerd moeten worden. 31 respondenten (74%) vond daarbij ook dat het publiek archeologie

moet kunnen ervaren en er aan moet kunnen deelnemen. Vijf personen (12%) vonden ook nog

dat het advies en de mening van het publiek (of de omwonenden van een site) gevraagd moet

worden bij een opgraving. Slechts één van de ondervraagden (2%) is daarbij ook nog van me-

ning dat het publiek moet kunnen meebeslissen over de archeologische agenda, en bij opgravin-

gen de onderzoeksvragen mede moet kunnen bepalen.

Ja 76%

Beperkt 14%

Nee 10%

6a. Worden vanuit uw opdrachtgever middelen, fondsen of uren beschikbaar gesteld om het publiek te benaderen?

Figuur 7

40%

24%

16%

8%

4%

4%

4%

Niet gespecificeerd, maar zit wel in pakket

Een klein (jaarlijks) budget, in uren of geld

Het is niet gespecificeerd en komt ook onderaan de prioriteitenlijst

Er waren middelen en uren, maar met de crisis gesneuveld

Er is 0.2 fte voor beschikbaar (1 dag per week)

Het hoort niet tot ons takenpakket, maar ondertussen wordt het wel gedaan

Er is zelfs een speciale medewerker voor

6b. Toelichtingen

Figuur 8

100%

74%

12%

2%

Aan het publiek moet kennis verstrekt worden en uitkomsten van (lokale) opgravingen moeten aan hen

gepresenteerd worden

Het publiek moet archeologie kunnen ervaren en er aan kunnen deelnemen door bijvoorbeeld te helpen

met opgraven of een workshop te volgen.

Het advies en de mening van het publiek (of de omwonenden van een site) moet gevraagd worden

bij een opgraving.

Het publiek moet kunnen meebeslissen over de archeologische agenda en moet bij opgravingen de

onderzoeksvragen mede bepalen.

7. In welke mate vindt u dat het publiek invloed moet hebben op archeologie? Deze stellingen gaan nog niet in op de manier waarop dit

georganiseerd moet worden.

Figuur 9

14

Ja 93%

Nee 2%

Geen antwoord

5%

9a. Denkt u dat het publiek positief kan bijdragen aan archeologie?

Archeologie voor de samenleving

De vraag of archeologie positief bij kan dragen aan

de samenleving beantwoordde iedere respondent

met ‘ja’ (Fig. 10). 37 personen gaven daarbij ook

een toelichting, deze staan weergeven in Figuur 11.

Het grootste aantal mensen zoekt het be-

lang van archeologie voor de samenleving in het

beleven van de omgeving en het vormen van de

identiteit, 19 mensen gaven een antwoord in deze

richting (51%). Zeven (19%) mensen stellen dat

archeologie een band schept en evenzoveel mensen

zeggen dat het verleden een positief effect op heden en toekomst heeft. Zes respondenten (16%)

denken dat archeologie kan leiden tot tros op de omgeving, waardoor men er wellicht ook beter

zorg voor gaat dragen. Dat kennis van het verleden belangrijk is voor de samenleving, wordt

door twee mensen (5%) als positieve bijdrage voor de samenleving gezien. Ook zorgt archeolo-

gie voor een aantrekkelijker stad en biedt sociale en economische voordelen, iets dat door één

respondent (3%) werd aangedragen. Ook door één respondent (3%) werd geantwoord dat ar-

cheologie de menselijke honger naar kennis kan bevredigen.

De samenleving voor Archeologie

De vraag werd ook andersom gesteld: kan het publiek

positief bijdragen aan archeologie? De antwoorden hier-

op staan weergegeven in Figuur 12. 39 van de 42 res-

pondenten (93%) beantwoordde deze vraag met ‘ja’. Één

persoon (2%) denkt niet dat het publiek iets voor arche-

ologie kan betekenen. Twee mensen gaven geen ant-

woord op deze vraag. In totaal gaven 33 respondenten

een toelichting bij hun antwoord, 32 van de jazeggers en

de ene neezegger. De toelichtingen staan in Figuur 13.

Ja 100%

Nee 0%

8a. Denkt u dat archeologie positief kan bijdragen aan de samenleving?

51%

19%

19%

16%

5%

3%

3%

Mensen beleven hun omgeving en dit draagt bij aan hun identiteit

Archeologie schept een band

Het verleden heeft een positief effect op heden en toekomst

Het leid tot trots op de omgeving, waardoor men er ook beter voor gaat zorgen

Kennis van het verleden erg belangrijk

Zorgt voor een aantrekkelijker stad en biedt sociale en economische voordelen

Bevredigt menselijke honger naar kennis

8b. Toelichtingen

Figuur 10

Figuur 11

Figuur 12

15

Van de mensen die de vraag met ‘ja’ beantwoordden, geven 13 mensen (41%) aan dat het pu-

bliek het draagvlak vormt voor archeologie, zonder dit draagvlak kan archeologie niet bestaan.

Zes personen (19%) gaven aan dat het publiek van belang is om het verhaal te kunnen doorver-

tellen. Door vijf mensen (16%) werd aangegeven dat het publiek (met name vrijwilligers) een

verlengstuk van de archeoloog vormt en extra handen kunnen bieden. Vier respondenten (13%)

stellen dat een enthousiast publiek het werk leuker maakt, wat stimulerend werkt voor archeo-

logen. Nog eens vier mensen (16%) geven aan dat het publiek kennis over de regio of bepaalde

onderwerpen kan verstrekken, wat weer bijdraagt aan de archeologie. Door drie van de archeo-

logen (9%) werd aangegeven dat het publiek voor archeologie van belang kan zijn als consu-

ment en doorgever, maar dat meewerken te ver gaat en nog eens twee personen (6%) stellen

dat meewerken nog wel gaat, maar dat onderzoeksprioriteiten laten stellen te ver gaat. Door

twee respondenten (6%) werd gesteld dat het publiek overheden kan aanspreken op onjuist

beheer van erfgoed, of hen om onderzoek kan vragen en dat daarin juist het belang van het pu-

bliek schuilt. Één persoon (3%) wijst op het belang van de vondstmeldingen van het publiek en

nog eens één persoon stelt dat het publiek kan meedenken over het beleefbaar maken van ar-

cheologie.

De enige persoon die antwoordde dat het publiek niet positief kan bijdragen aan archeo-

logie, gaf daarvoor als reden dat het publiek niet genoeg kennis heeft om een bijdrage te kunnen

leveren.

41%

19%

16%

13%

13%

9%

6%

6%

6%

3%

3%

100%

Zij zijn het draagvlak

Zij kunnen het verhaal doorvertellen

(Vrijwilligers) zijn een verlengstuk van de archeoloog en bieden extra handen

Een enthousiast publiek maakt werk leuker, wat weer stimuleert

Het publiek kan kennis van de regio of bepaalde onderwerpen verstrekken

Als consument en doorgever, maar meewerken gaat te ver

Ja, maar onderzoeksprioriteiten gaat te ver, lokale onderzoeksagenda kan nog

Zij kunnen overheden aanspreken op onjuist beheer of om onderzoek vragen

Het publiek is een bestaansreden voor archeologie

Publiek is van belang voor vondstmeldingen

Het publiek kan meedenken over het beleefbaar maken van archeologie

Nee, omdat: Het publiek heeft niet genoeg kennis om een bijdrage te kunnen leveren

9b. Toelichtingen

Figuur 13

16

Ja 87%

Nee 13%

10a. Vindt u dat de uitvoering van artikel 9 van het verdrag van Malta, waarin wordt ingegaan op bewustmaking van het publiek, vastgelegd moet worden in bijvoorbeeld beleid of wet?

Malta

Aan de respondenten werd ook gevraagd of zij vinden dat de

uitvoering van artikel 9 van het verdrag van Malta, waarin

wordt ingegaan op bewustmaking van het publiek, vastge-

legd moet worden in bijvoorbeeld beleid of wet. 40 mensen

gaven antwoord op deze vraag.41 35 van hen vinden dat dit

zou moeten gebeuren, vijf personen denken dat dit niet

moeten. Dit is weergegeven in Figuur 14. 30 van de jazeg-

gers gaven een toelichting en alle neezeggers gaven een toe-

lichting. Deze toelichtingen staan in Figuur 15 en 16.

De mensen die ‘ja’ zeiden, gaven als belangrijkste re-

den dat zoiets essentieels voor archeologie vastgelegd moet

worden, tien respondenten (33%) gaven dit antwoord. Ne-

gen mensen (30%) stellen dat publieksarcheologie in de

huidige situatie te vrijblijvend is. Door vijf mensen (16%)

wordt gesteld dat als er iets vastgelegd moet worden, dit in beleid moet gebeuren, omdat het in

de wet niet te vatten is. Ook over het geld wordt nagedacht, want drie personen (10%) geven

aan dat dan ook vastgelegd moet worden wie betaalt, verstoorder of gemeente, en nog eens drie

mensen (10%) willen dat er dan ook geld vanuit de overheid voor beschikbaar wordt gemaakt.

Één respondent (3%) denkt dat het vastleggen van dit aspect een voorwaarde is om erfgoed

goed te kunnen beschermen. Nog eens één respondent (3%) denkt dat het wel wettelijk vastge-

legd kan worden, maar dat dit dan alleen een kader kan bieden, geen invulling. Een laatste per-

soon (3%) geeft aan dat hij publieksinteractie het liefst vastgelegd ziet worden in een wet.

Van de vijf mensen die vinden dat publieksinteractie niet vastgelegd zou moeten worden,

geven twee (40%) aan dat het niet uitvoerbaar is om dit te doen. Ook de mening dat regionale

overheden zelf het belang moeten inzien in plaats van dat het opgelegd wordt, wordt door twee

mensen onderschreven. Ook wordt gezegd dat het dan niet specifiek genoeg kan worden gesteld

(1 persoon, 20%) en dat er al genoeg regels en wetten zijn, ook voor archeologie (1 persoon,

20%).

41 De vraag werd in de enquête ingevoegd nadat twee mensen deze al ingevuld hadden.

Figuur 14

33%

30%

16%

10%

10%

3%

3%

3%

Zoiets essentieels voor archeologie moet vastgelegd worden

Zoals de situatie nu is, is publieksarcheologie te vrijblijvend

Wel in beleid, wet wordt lastig vast te leggen

Er moet dan wel vastgelegd worden wie betaalt (verstoorder of gemeente)

Er moet dan ook geld voor beschikbaar worden

Het is een voorwaarde om erfgoed goed te kunnen beschermen

Ja, maar in de wet kan dit alleen een kader bieden, geen invulling

Graag wettelijk

10b. Toelichtingen: Ja, omdat

40%

40%

20%

20%

Het is niet uitvoerbaar

Regionale overheden moeten zelf het belang inzien, i.p.v. dat wordt

opgelegd

Het kan dan niet specifiek genoeg worden gesteld

Er zijn al genoeg regels en wetten, ook voor archeologie

10c. Toelichtingen: Nee, omdat

Figuur 16 Figuur 15

17

100% 90%

83% 88%

83% 85%

41% 56%

83% 32%

22% 5% 5%

2% 2% 2% 2% 2% 2%

Lezing Open dag en/of rondleiding

Schoolprojecten Optreden in radio- of televisieprogramma’s (inclusief nieuwsitems)

Tentoonstelling Het publiceren van folders, brochures of ander informatief drukwerk

Determinatiedagen Het bijhouden van een website

Het laten meegraven van vrijwilligers Workshops

Buurtbijeenkomsten Open depot

Deelname open Monumentendag Social Media

Regelmatige artikelen / interviews in lokale krant Archeologie zichtbaar maken in de buitenruimte

Fiets- en wandelroutes Erfgoed introductie als onderdeel van de inburgering

(voor)leesboeken

12. Welk type activiteiten?

3.4 Activiteiten Er werden ook vragen gesteld over de activiteiten die men voor het

publiek organiseerde. Deze vragen begonnen met een inleidende vraag,

waarin werd gesteld of er wel eens activiteiten voor het publiek wer-

den georganiseerd, of dat dit wel eens is gebeurd. Zie hiervoor ook

Figuur 17.Van de 42 respondenten gaven 41 (98%) aan dat dit wel

gebeurde. Één persoon gaf aan nooit activiteiten te organiseren of te

hebben georganiseerd. Deze persoon heeft door routing in de enquête

de verdere vragen over activiteiten niet beantwoordt, en is meteen

doorverwezen naar de afsluitende vraag, waardoor het totaal van per-

sonen die de verdere vragen over publieksactiviteiten hebben beant-

woord op 41 komt te liggen.

Type activiteiten

Er werden een aantal activiteiten voorgesteld, waarbij de respondent kon aangeven of hij deze

georganiseerd had. Daarnaast kon de respondent nog aanvullende activiteiten aangeven. Bij

deze vraag waren meerdere antwoorden mogelijk. De antwoorden staan ook weergegeven in

Figuur 18.

Van de ondervraagden gaf 100% aan dat zij lezingen houden. Open dagen of rondleidin-

gen worden door 37 (90%) van de ondervraagden georganiseerd. 88% van de ondervraagden

(36 personen) geeft aan wel eens op te treden in radio- of televisieprogramma’s. Folders, bro-

chures, boeken, of ander informatief drukwerk wordt door 85% van de respondenten verspreid

(35 personen). Schoolprojecten, tentoonstellingen en het laten meegraven van vrijwilligers zijn

activiteiten die alle drie door 34 van de respondenten (83%) worden georganiseerd. 23 gemeen-

tes (56%) geven aan een website bij te houden waarmee zij het publiek informeren. Determina-

tiedagen, waarbij het publiek kan langskomen om hun voorwerpen te laten zien, worden door

zeventien gemeentes (41%) gehouden. Dertien respondenten (32%) geven workshops aan hun

publiek. Buurtbijeenkomsten worden in negen gemeentes (22%) wel eens georganiseerd. Veel

minder populaire activiteiten zijn een open depot en deelname aan de Open Monumentendag,

waarbij bij ieder maar twee respondenten (5%) aangeven dat ze hieraan meewerken. Gebruik

van Social Media, regelmatig plaatsen van artikelen of interviews in lokale kranten, zichtbaar

maken van archeologie in de buitenruimte, uitstippelen van fiets- en wandelroutes, erfgoed on-

derdeel laten uitmaken van de inburgering en het schrijven van (voor)leesboeken zijn de minst

populaire activiteiten, waarbij ieder activiteit door één gemeente (2%) wordt georganiseerd.

Ja 98%

Nee 2%

11. Organiseert u wel eens activiteiten voor uw publiek (de inwoners van uw gemeenten), of heeft u dit wel eens gedaan?

Figuur 17

Figuur 18

18

90%

90%

2%

Lokale bewoners

Geïnteresseerden

Hier heb ik geen zicht op

15. Als u hier zicht op heeft, tot welke categorie horen deelnemers aan deze activiteiten?

Frequentie, bereik en type publiek

De respondenten werd gevraagd hoe vaak zij activiteiten organiseren, hoeveel mensen zij daar-

mee gemiddeld bereiken en ook welk type mensen hier doorgaans op af komt.

De vraag hoe vaak de respondenten hun activiteiten organiseren, leverde bijzonder di-

verse antwoorden op. Er is gekeken naar hoe frequent een activiteit georganiseerd is, onafhan-

kelijk van wat die publieksactiviteit inhoudt. Wanneer dus elke maand een activiteit plaatsvindt,

maar dit iedere maand een volledig andere invulling heeft, dan nog geldt dit als het maandelijks

organiseren van een activiteit. De antwoorden hierop zijn ook weergegeven in Figuur 19.

Zeven respondenten (17%) geven aan dat zij bijzonder onregelmatig activiteiten organi-

seren. Door vier respondenten (10%) wordt slechts incidenteel een activiteit georganiseerd.

Jaarlijks een activiteit komt in drie gemeentes (7%) voor, terwijl in twaalf gemeentes (29%)

enkele keren per jaar iets wordt georganiseerd. In vier gemeentes (10%) komt één keer per

twee maanden een activiteit voor, en voor één keer per maand is dit getal even groot. Bij één

respondent was het aantal ‘één keer per twee we-

ken’. In 10% van de gevallen (4 gemeentes) word

bijna wekelijks iets ondernomen. Eén gemeente

(2%) gaf aan bijna continu bezig te zijn met pu-

blieksactiviteiten en ook één gemeente beant-

woordde de vraag niet.

De antwoorden bij de vraag hoeveel mensen zij

met hun activiteiten dachten te bereiken waren

dermate divers, dat dit onmogelijk is te specifice-

ren. Sommige activiteiten trekken maar een hand-

vol bezoekers, terwijl op andere activiteiten enkele

duizenden mensen afkomen. De aantallen ver-

schillen niet alleen per activiteit, maar ook per

keer dat dezelfde activiteit wordt georganiseerd.

Wel lijken bijna alle respondenten jaarlijks wel een

paar honderd, of een paar duizend mensen, te be-

reiken.

De respondenten werd ook gevraagd naar

het type mensen dat op hun activiteiten af kam.

Men kon een keuze maken voor ‘lokale bewoners’,

‘geïnteresseerden’ of ‘hier heb ik geen zicht op’.

Het was mogelijk om meerdere opties te kiezen.

Zie ook Figuur 20. Door 37 van de respondenten

(90%) werd hierop aangegeven dat zij lokale be-

woners op hun activiteiten ontvangen. Voor ‘geïn-

teresseerden’ werd even vaak gekozen. Eén per-

soon (2%) heeft geen zicht op zijn publiek.

3.5 Afsluitend De respondenten kregen als laatste de vraag of zij nog wensen of een visie voor de toekomst

hadden, wat betreft publieksarcheologie in Nederland. Deze vraag werd beantwoord door 42

mensen, waarvan er zes (14%) aangaven dat zij geen wensen hadden. Vier respondenten (10%)

hebben geen antwoord gegeven op deze vraag. Door 32 mensen (76%) werd deze vraag met ‘ja’

17%

10%

7%

29%

10%

10%

2%

10%

2%

2%

Onregelmatig

Incidenteel

Jaarlijks

Enkele keren per jaar

Één keer per twee maanden

Maandelijks

Één keer per twee weken

(Bijna) wekelijks

Continu

Geen antwoord

13. Hoe vaak organiseert u dergelijke activiteiten?

Figuur 19

Figuur 20

19

beantwoord. Dit staat weergegeven in Figuur 21. De

mensen die de vraag met ‘ja’ beantwoordden, gaven

hierbij een toelichting. Deze toelichtingen werden, naar

strekking, in elf categorieën gedeeld. Eén persoon kan

een antwoord in twee verschillende categorieën hebben

gegeven.

Vooral veel mensen geven aan dat zij vinden dat

er in de toekomst veel meer aan publieksinteractie moet

worden gedaan. 12 mensen (38%) zijn deze mening toe-

gedaan. Zes personen (19%) vinden dat er meer gelden

voor publieksinteractie beschikbaar moet worden gemaakt. Door 13% van de respondenten

(vier personen) wordt aangegeven dat zij publieksarcheologie graag vastgelegd zouden zien in

een wet. Twee respondenten (6%) willen dat ook publieksarcheologie voortaan verhaalbaar

wordt op verstoorders. Nog eens twee van de respondenten vinden dat er volop geparticipeerd

mag worden, maar niet in beleid of inhoudelijk werk. In twee gevallen (6%) gaf men een heel

lokale toekomstwens. Er waren vier toekomstwensen die ieder door één respondent werden

ingegeven (3% per wens), namelijk de wens dat de commerciële sector ook actiever wordt naar

het publiek; dat archeologie ook binnen de geschiedschrijving een plek krijgt; dat archeologisch

nieuws meer door reguliere media wordt opgepikt en dat de negatieve ontwikkeling, waarbij

strengere wetgeving rondom milieu en veiligheid ervoor zorgt dat mensen niet langer op sites

mogen komen om te kijken of mee te helpen, wordt gestopt.

Ja 76%

Geen antwoord

10%

Nee 14%

16. Heeft u nog wensen of een visie voor de toekomst wat betreft publieksparticipatie in Nederland?

Figuur 22

38%

19%

13%

6%

6%

6%

6%

3%

3%

3%

3%

Er moet veel meer aan publieksparticipatie en publieksarcheologie gedaan worden

Er moeten meer gelden voor beschikbaar worden gemaakt

Publieksarcheologie moet vastgelegd worden in een wet

Ook publieksarcheologie verhaalbaar maken op de verstoorders

Er mag volop geparticipeerd worden, maar niet in beleid of indhoudelijk werk

Lokale overheden moeten zich meer bewust worden van de toegevoegde waarde van publieksparticipatie en er meer op inzetten

Enkele lokale wensen

De commerciële sector moet ook actiever worden naar het publiek

Archeologie moet ook een plek krijgen binnen de geschiedschrijving

Archeologisch nieuws moet meer door reguliere media worden opgepikt

Wetgeving rondom milieu en veiligheid voorkomt dat mensen op sites mogen komen,ofwel met open dag of om mee te helpen. Deze …

16b. Toelichtingen

Figuur 21

20

3.6. Conclusie De enquête over publieksarcheologie in Nederland is ingevuld door 42 gemeentelijke, stedelijke

en regionale archeologen. De respons op de enquête is in totaal 74%. Het doel van de enquête

was het onderzoeken van de huidige stand van zaken van de publieksarcheologie in Nederland.

De enquête ging daarom in op de manier waarop publieksarcheologie op dit moment in de ge-

meentes is georganiseerd, hoe de gemeentelijk archeologen tegen publieksarcheologie aankij-

ken, hoe men precies het publiek tegemoet treedt en wat de wensen voor de toekomst zijn. In dit

hoofdstuk zijn alle resultaten weergegeven. In het volgende hoofdstuk wordt de betekenis van

deze resultaten geanalyseerd. Voor weergave van de antwoorden in diagrammen, zie bijlage 3.

21

HOOFDSTUK 4: STAND VAN ZAKEN

4.1 Inleiding In het eerste hoofdstuk van deze scriptie was te lezen hoe breed de invulling van publieksarche-

ologie kan zijn, en hoe moeilijk het is om een korte, bondige definitie van het begrip te geven. Dit

leidt ertoe dat publieksactiviteiten al snel ook als publieksarcheologie te zien zijn. Het is in ieder

geval duidelijk dat archeologie is te bedrijven namens, voor of door het publiek, waarbij archeo-

logie namens het publiek eigenlijk geen publieksarcheologie mag heten. Publieksarcheologie kan

zowel uitgevoerd worden om het draagvlak voor archeologie te vergroten, als om de levensom-

standigheden van het publiek te verbeteren. Uit de literatuur blijkt dat het publiek bij specifieke

projecten vaak bestaat uit lokale bewoners en geïnteresseerden. Voor zowel het publiek als voor

de archeologie lijkt publieksarcheologie nut te hebben. Voor het publiek bestaat dit vooral uit

zelfontplooiing en verzekering van de goede besteding van publieke fondsen, terwijl voor arche-

ologen het nut bestaat uit het geven van nieuwe inzichten, het voelen van waardering en blij-

vende steun voor financiering. De literatuur gaf aan dat het publiek in wisselende gradaties met

archeologie in aanraking kan komen, van kennisnemen naar meewerken, naar adviseren en naar

meebeslissen. Hoe groter de betrokkenheid van de burger, hoe minder de vorm voorkwam. Uit

de literatuur kwamen veel manieren om het publiek concreet te betrekken, waaruit de meest

voorkomende lezingen en open dagen waren.

Bovenstaande zijn conclusies die uit literatuur getrokken zijn, en het geeft aan hoe er

wereldwijd over publieksarcheologie gedacht wordt. Maar, hoe zit het met Nederland? Gelden

hier dezelfde algemene regels, of gaat het er in de publieksarcheologie in Nederland heel anders

aan toe? In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe publieksarcheologie in Nederland in elkaar zit.

Waar mogelijk wordt een vergelijking gemaakt tussen de definitie van publieksarcheologie die

uit de literatuur is gehaald, en publieksarcheologie in Nederland.

4.2 Algemeen Hoewel het in Nederland niet verplicht is om archeologische gegevens met het publiek te delen,

heeft toch een bijzonder groot aantal gemeentes een archeologienota met daarin aandacht voor

het publiek. Maar liefst 85% van de gemeentes met een archeologienota heeft een artikel opge-

nomen dat de interactie van het publiek beschrijft. Men kiest vooral voor publieksarcheologie

omdat het draagvlak voor het vak creëert, het als een hoofdtaak van archeologie of gemeente

wordt gezien en omdat er in de gemeente belang wordt gehecht aan bewustmaking van het ver-

leden van de stad. Ook ziet men het als een manier om de samenleving iets terug te geven voor

het (belasting)geld dat in archeologie wordt geïnvesteerd.

Naast de opname van publieksarcheologie in de nota, is ook het percentage van gemeen-

tes waarin omgaan met het publiek volgens hun werkgever tot het takenpakket behoort vrij

hoog. In 83% van de gevallen is dit zo. Budget om hier ook daadwerkelijk iets mee te doen is in

minder gevallen aanwezig, wat de uitvoering in sommige gemeentes moeilijk maakt. In drie-

kwart van de deelnemende gemeentes krijgt men wel budget, maar in sommige gevallen is dit

budget vrij klein, of maakt het deel uit van de volledige begroting en is het de laatste post waar

geld of uren naartoe gaan. In één geval heeft de archeoloog één dag in de week om publiekstaken

te verrichten en in een ander geval is er zelfs een speciale medewerker voor publieksarcheolo-

gie. In de meeste gevallen is het wel de taak van de archeoloog om met het publiek te engageren,

maar hier is geen tijd of geld vanuit het budget voor gereserveerd. Dit is een groot probleem

22

voor het daadwerkelijk uitvoeren van de taken. Zonder budget is publieksarcheologie onuit-

voerbaar, waardoor het blijft liggen.

Het hoge percentage van gemeentes dat publieksinteractie onderdeel van de archeolo-

gienota heeft gemaakt, geeft aan dat Nederland al op de goede weg zit wat betreft het willen la-

ten participeren van de burger. Dit daadwerkelijk uitvoeren levert in sommige gevallen, waar er

geen middelen, fondsen of uren voor beschikbaar worden gesteld of waar ze niet overblijven,

problemen op.

4.3 Meningen De mening van de huidige archeologen over het publiek zal waarschijnlijk terug te zien zijn in

hun beleid.. Daarom werd gevraag hoe men denkt over de mate waarin het publiek betrokken

moet worden bij de archeologie. Uit de literatuur kwam naar voren dat het publiek in archeolo-

gie kan engageren door kennis te nemen, mee te werken, kennis te nemen en mee te beslissen.

Ook liet de literatuur zien dat naar mate de betrokkenheid van de samenleving groter wordt, dit

type betrokkenheid minder voorkomt. Nederland spiegelt zich volledig aan dit beeld. Alle res-

pondenten gaven aan dat zij vinden dat het publiek kennis moet kunnen nemen van archeologie.

Driekwart van de ondervraagden vindt ook dat het publiek eraan zou moeten kunnen deelne-

men, en archeologie zou moeten kunnen ervaren. Dan volgt een sterke daling, want maar 12%

vindt daarbij ook dat het advies en de mening van het publiek moet worden gevraagd bij een

opgraving. Slechts 2% van de respondenten vindt dat het publiek ook mee zou moeten kunnen

beslissen. In deze percentages is duidelijk te zien dat een hogere mate van betrokkenheid een

lagere mate van steun door archeologen kan genieten.

Het literatuuronderzoek liet ook zien dat publieksarcheologie vaak wordt gedaan om

twee verschillende doelen te bereiken. Ten eerste om de zelfontplooiing van het publiek te ver-

groten, en ten tweede om het draagvlak voor archeologie te vergroten. Om de huidige opvattin-

gen hierover in Nederland te peilen, werd in de enquête gevraagd of men dacht dat archeologie

positief kan bijdragen aan de samenleving, en vice versa. Hierin gaf iedereen aan dat zij vinden

dat archeologie positief kan bijdragen aan de samenleving. Men gaf als belangrijkste reden de

vorming van identiteit van het publiek, wat sterk overeenkomt met de zelfontplooiing die in de

literatuur genoemd wordt. Ook tweede reden, de band die archeologie schept, kan onder die-

zelfde noemer geschaard worden. Daarnaast geeft men in Nederland ook aan dat het verleden

een positief effect op heden en toekomst heeft, en dat archeologie tot trots op de omgeving leidt.

Dit zijn doelen van publieksarcheologie die niet uit de literatuur naar voren komen, maar in Ne-

derland wel een rol spelen. Het positieve effect van het publiek op archeologie wordt niet door

iedereen onderschreven, maar wel door 93% van de respondenten. De belangrijkste reden hier-

voor komt overeen met wat uit de literatuur blijkt, namelijk het vormen van het draagvlak. Het

doorvertellen van het verhaal, de tweede belangrijke reden in Nederland, komt niet in de litera-

tuur voor, en juist de tweede reden uit de literatuur, het bieden van nieuwe inzichten, wordt in

Nederland niet van belang geacht.

De respondenten werd ook nog gevraagd of zij vinden dat publieksarcheologie zoals ge-

noemd in het Verdrag van Malta vastgelegd zou moeten worden in beleid of wet. Het merendeel

van de ondervraagden was het hiermee eens, omdat zij vinden dat iets dat zo essentieel is voor

archeologie vastgelegd moet worden. Ook vind men publieksarcheologie in de huidige situatie te

vrijblijvend. Verder maakt men zich zorgen over het geld dat ervoor beschikbaar is, en wie daar-

voor moet zorgen. Degenen die het niet met de stelling eens waren, gaven aan dat dit was omdat

zij het niet uitvoerbaar achten, regionale overheden zelf het belang in moeten zien in plaats van

23

dat het van bovenaf opgelegd wordt en omdat men vindt dat er al genoeg regels en wetten zijn.

Over vastlegging van publieksinteractie in beleid of wet en de wensen daarover is niets uit lite-

ratuur bekend.

4.4 Activiteiten Uit de literatuur kwam naar voren dat de mogelijkheden om publieksarcheologie toe te passen

haast eindeloos zijn. Lezingen en open dagen of rondleidingen leken activiteiten te zijn die in de

praktijk het meest uitgevoerd werden. In Nederland lijkt dit beeld overeen te komen. Van de

personen die activiteiten voor het publiek ondernemen, Organiseerde iedereen wel eens een

lezing, en 90% organiseerde open dagen of rondleidingen. Iedereen organiseert wel meer dan

één soort activiteit en in totaal zijn er 19 manieren aangegeven waarop contact met het publiek

wordt gezocht.42 Opvallend is dat 83% wel eens vrijwilligers mee laat graven, terwijl bij de vraag

over de mate van betrokkenheid van het publiek 74% van de respondenten aangaf dat zij von-

den dat het publiek mee mocht werken. Dit komt wellicht doordat de respondenten meteen

dachten aan vrijwilligers van de Archeologie Werkgroep Nederland (AWN), terwijl eigenlijk

vrijwilligers uit het gehele publiek werden bedoeld.

De frequentie waarin deze activiteiten worden georganiseerd wisselt sterk. Het grootste

aantal respondenten organiseert enkele keren per jaar een activiteit (29%), maar een kwart

zoekt maandelijks of vaker contact met het publiek. Daarentegen heeft ruim een kwart slechts

incidenteel of onregelmatig contact met zijn publiek. De hoeveelheid mensen die op de activitei-

ten afkomen wisselt sterk per activiteit en per gemeente. Veel gemeentes hebben ook geen over-

zicht over het aantal mensen dat zij bereiken. Men denkt dat er soms enkele tientallen komen,

soms duizenden, wat kan afhangen van de activiteit en van de dag, maar slechts weinigen heb-

ben idee hoeveel mensen zij op jaarlijkse basis bereiken. Over de frequentie waarop activiteiten

worden georganiseerd is uit literatuur niets bekend. Wel weten we dat ongeveer 4% van de Ne-

derlanders wel eens bij een opgraving gaat kijken, maar voor de meeste andere activiteiten zijn

dergelijke gegevens niet beschikbaar.

Uit de antwoorden van de respondenten bleek dat de deelnemers aan de activiteiten be-

staan uit lokale bewoners of geïnteresseerden, of een combinatie van deze beide groepen. Dit

komt overeen met de samenstelling van het publiek die in literatuur gevonden is.

4.5 Afsluitend Alle respondenten werd gevraagd of zij nog wensen of een toekomstvisie hadden wat betreft

publieksinteractie in Nederland. Het merendeel van de respondenten gaf hierbij aan nog één of

meer wensen hadden. De belangrijkste uitkomst was dat er vooral méér publieksarcheologie

moet plaatsvinden. Ook zou men er graag meer geld voor vrijgemaakt zien en wil men graag dat

publieksarcheologie wettelijk vastgelegd wordt. Over toekomstwensen wat betreft publieksar-

cheologie is uit de literatuur niets bekend.

4.6 Conclusie Wat is nu de stand van zaken? In Nederland heeft men wel de intentie om het publiek veel bij

archeologie te betrekken, wat blijkt uit het feit dat bijna iedereen het heeft opgenomen in de

archeologienota. Er worden echter niet vaak genoeg, of niet voldoende middelen, fondsen of

42 Zie voor al deze manieren hoofdstuk 3.4.

24

uren beschikbaar gemaakt om de publiekstaak goed uit te kunnen voeren. Hierdoor is de daad-

werkelijke uitvoer van publieksarcheologie in Nederland beneden de maat.

De mate waarin archeologen in Nederland vindt dat het publiek invloed op archeologie moet

kunnen uitoefenen, komt overeen met wat in literatuur beschreven staat. Iedereen vindt dat

publiek kennis moet kunnen nemen, driekwart vind dat ze eraan moeten kunnen deelnemen.

Voor adviseren en meebeslissen zijn veel minder aanhangers, hier is maar respectievelijk 12%

en 2% het mee eens.

Archeologen zien het nut van publieksarcheologen zeker in. Voor het publiek is de toege-

voegde waarde de vorming van identiteit en de vorming van banden, wat overeenkomt met de

zelfontplooiing die in de literatuur wordt gezien als het voordeel van publieksarcheologie voor

het publiek. Voor de archeologie ziet men vooral de vorming van een draagvlak voor archeologie

als positief effect, wat ook precies in de bronnen naar voren komt.

Publieksarcheologie wordt dus als bijzonder zinvol gezien, maar de manier waarop dit

nu is vastgelegd, wordt als te vrijblijvend ervaren. Het beleid voor archeologie wordt in Neder-

land op gemeentelijk niveau bepaald. Het zou gewaardeerd worden als de inhoud van artikel 9

van het Verdrag van Malta op grotere schaal vastgelegd zou worden in het gemeentelijk archeo-

logiebeleid. Op deze manier zou publieksarcheologie een meer vanzelfsprekend onderdeel van

archeologie worden, en kan hier ook specifiek budget voor gereserveerd worden.

Het blijkt dat nagenoeg alle respondenten wel eens iets voor hun publiek organiseren,

waarvan lezingen, open dagen en rondleidingen en schoolprojecten heel populaire activiteiten

zijn. Deze activiteiten komen ook als veelvoorkomend uit de bronnen naar voren. De activiteiten

worden over het algemeen regelmatig georganiseerd en men bereikt hier behoorlijke aantallen

mensen mee. De meesten die hierop afkomen zijn lokale bewoners en geïnteresseerden.

De laatste vraag uit de enquête geeft aan dat er in Nederland wat betreft publieksarcheo-

logie nog wel wat te wensen is. Men geeft vooral aan dat er méér aan publieksinteractie moet

worden gedaan, dat er meer geld voor vrij moet worden gemaakt en dat het wettelijk vastgelegd

zou moeten worden.

Nederland heeft de archeologie voor het publiek zeker opgepakt, maar er is nog wel wat

ontwikkeling nodig voordat de archeologie in Nederland helemaal toegankelijk is voor het pu-

bliek.

25

HOOFDSTUK 5: CONCLUSIE EN AANBEVELINGEN Dit onderzoek is begonnen om de stand van zaken van publieksarcheologie in Nederland te be-

palen. Tevens was het de insteek om enkele aanbevelingen te doen. In dit laatste hoofdstuk ko-

men deze twee zaken aan bod. Tevens worden de gegevens uit alle voorgaande hoofdstukken

nog even besproken.

Publieksarcheologie

De definitie van publieksarcheologie is vaag omlijnd. Duidelijk is dat het inhoudt dat archeolo-

gen niet sec hun taak verrichten voor de academische wereld, maar dat iedereen in de samenle-

ving kan meegenieten van wat archeologen vinden over ons verleden. Het publiek kan dit doen

door bijvoorbeeld kennis te verkrijgen, mee te helpen, te adviseren of mee te beslissen.

Daarbij kan publieksarcheologie verschillende doelen hebben. Het kan de omstandighe-

den van het publiek willen verbeteren, of die van de archeologen. Het kan ook zijn dat beide doe-

len tegelijk gediend worden en dat zowel archeologen als publiek profiteren van publieksar-

cheologie.

Dit profijt is voor het publiek een kans op ontplooiing, en de wetenschap dat publieke

fondsen goed terecht komen. Voor archeologen is er erkenning, een nieuwe manier om naar het

verleden te kijken en de blijvende investeringen in hun vakgebied.

In de praktijk zijn er verschillende manieren voor het publiek om met archeologie in

aanraking te komen, in wisselende gradaties van betrokkenheid, die eerder al genoemd werden.

Concrete publieksactiviteiten zijn er in eindeloos veel variaties. Veelgebruikte vormen zijn lezin-

gen en open dagen bij opgravingen.

Stand van zaken

In Nederland wil men graag aan de slag met publieksarcheologie. Verreweg de meeste van de

archeologen die hebben gereageerd op de enquête hebben in hun archeologienota al opgenomen

dat informatie aan heb publiek een belangrijke plaats moet innemen. De uitoefening is soms nog

problematisch, omdat er niet voldoende middelen, fondsen of uren beschikbaar zijn om de pu-

bliekstaak ook daadwerkelijk uit te kunnen voeren.

De mate waarin de respondenten vinden dat het publiek bij archeologie betrokken moet

worden, komt overeen met wat men in de literatuur aangeeft. Dat het publiek kennis moet kun-

nen nemen van de uitkomsten van archeologisch onderzoek wordt door iedereen onderschre-

ven. Driekwart van de ondervraagden gaf aan dat het publiek daarnaast ook aan archeologie

moet kunnen deelnemen. Bij grotere mate van betrokkenheid zakt het aantal onderschrijvingen

meteen drastisch. Slechts 12% van de respondenten vindt dat het publiek zou moeten kunnen

adviseren, en 2% vindt dat het publiek moet kunnen meebeslissen.

Door de ondervraagde archeologen wordt het nut van publieksarcheologie zeker ingezien. Voor

het publiek wordt de toegevoegde waarde gezien als een manier van vorming van identiteit en

het smeden van banden, wat overeenstemt met de zelfontplooiing die in de literatuur wordt

aangehaald. Voor archeologie zelf ziet men het nut vooral in het vormen van een draagvlak voor

archeologie, wat ook in de bronnen naar voren komt. Geen enkele archeoloog noemt hier echter

de wetenschap dat het gemeenschapsgeld goed terecht komt als voordeel voor het publiek, of

het bieden van nieuwe inzichten als voordeel voor de archeologie.

De voordelen van publieksarcheologie worden dus door alle deelnemende archeologen

onderschreven, maar de manier waarop dit nu is vastgelegd, wordt als te vrijblijvend ervaren.

Men geeft aan dat er zeker behoefte is aan een zekere vastlegging van publieksarcheologie.

26

Nagenoeg alle respondenten organiseren wel iets voor hun publiek, waarvan bijvoor-

beeld lezingen, open dagen en rondleidingen en schoolprojecten heel populaire activiteiten zijn.

Ook in bronnen kwamen deze activiteiten vaak naar voren. De activiteiten worden over het al-

gemeen vrij regelmatig georganiseerd en er worden behoorlijke aantallen mensen mee bereikt.

Publiek voor de meeste van de activiteiten zijn lokale bewoners en geïnteresseerden, de twee

belangrijkste publieksgroepen uit de literatuur.

Uit de laatste vraag van de enquête kwam naar voren dat er in Nederland wat betreft

publieksarcheologie nog wel wat verbetering mogelijk is. Men geeft aan dat er vooral méér pu-

blieksinteractie zou moeten plaatsvinden, dat er meer geld voor vrij gemaakt moet worden en

dat publieksarcheologie meer vastgelegd zou moeten worden.

In Nederland heeft men de publieksarcheologie zeker goed op gepakt, maar er is nog wel

wat ontwikkeling nodig voordat archeologie in Nederland helemaal goed toegankelijk is voor het

publiek. Hierin wordt dieper ingegaan in de paragraaf ‘aanbevelingen’. Op dit moment is het

niveau van publieksarcheologie in Nederland redelijk hoog, en men heeft de wil om ermee aan

de slag te gaan. Uit de vergelijking met de literatuur blijkt dat Nederland vrij synchroon loopt

met veel andere landen, maar publieksarcheologie is hier zeker nog niet zo’n ‘hot item’ als in

Groot-Brittannië en de Verenigde Staten.

Aanbevelingen In Nederland is er, vooral onder archeologen, wel de wil om het vakgebied met de rest van Ne-

derland te delen. Er wordt echter lang niet zoveel met het publiek gedeeld als zou kunnen. Dit

heeft verscheidene oorzaken, waar ook oplossingen voor zijn.

Ten eerste wordt publieksarcheologie als te vrijblijvend ervaren. Artikel 9 uit het ver-

drag van Malta is niet in de Monumentenwet van 2007 terecht gekomen, en daar hebben veel

mensen moeite mee. Archeologie wordt in Nederland echter op gemeentelijk niveau georgani-

seerd, waardoor het niet haalbaar is om publieksarcheologie op landelijk niveau wettelijk vast te

leggen. Wel zouden gemeentelijk beleidsmakers van het belang van publieksarcheologie bewust

gemaakt kunnen worden, waardoor zij het een belangrijker plaats in het gemeentelijk beleid

geven. Naar de manier waarop zij op dit belang gewezen worden, moet nog verder onderzoek

worden gedaan.

Ten tweede worden publiekstaken op gemeentelijk niveau vaak wel opgenomen in een

archeologienota en behoort het ook tot de taken van de archeoloog, maar er is in praktijk onvol-

doende tijd of geld voor beschikbaar. Om dit op te lossen, zou in de begroting die per regio, ge-

meente of stad wordt opgesteld, naast budget voor archeologie op zich, ook een apart budget

voor publieksarcheologie wordt aangemaakt, of zou een deel van het archeologiebudget speci-

fiek voor publiekstaken bestemd moeten zijn. Hierdoor is er altijd geld en tijd beschikbaar voor

dit belangrijke onderdeel van archeologie.

Ten derde zouden de archeologen die de activiteiten in hun gemeentes organiseren sys-

tematischer te werk moeten gaan. Zij zouden doelen kunnen stellen die zij willen bereiken in een

bepaalde periode, bijvoorbeeld het aantal te bereiken personen, of het aantal te organiseren

activiteiten. Hierdoor krijgen archeologen meer grip op wat ze willen organiseren, wordt het

transparanter en kan het beter werken.

Op deze manier kan de derde belangrijke wens van de archeologen, namelijk het sim-

pelweg méér uitvoeren van publieksarcheologie, ook vanzelf bewaarheid worden.

27

LITERATUUR Agbe-Davies, A.S., 2010: Concepts of Community in the Pursuit of an Inclusive Archaeology, in International Journal of Heritage Studies, Vol. 16, No. 6 (373-389) Baruch, Y., 1999: Response rate in Academic studies – A comparative Analysis, in Human Relati-ons, April 1999 52 (421-438), Norwich (UK) Dries, M. van den, 2012: Public Archaeology, in Kok, M. de/H. van Londen/A. Marciniak, E-learning Archaeology, the Heritage Handbook, Amsterdam (207-216). Ginkel, E. van, 1993: Belangstellende leken gevraagd. Archeologie in Nederland en publiek, in: Westerheem, jaargang 42, no. 5, oktober 1993 (241-251) Hingh, A. de, 2004: Publieksarcheologie binnen de archeologie in 2005 grootschalig aangepakt, in: Archeobrief, herfst 2004 (12-15) Holtorf, C., 2007: Can You Hear Me At the Back? Archaeology, Communication and Society, in European Journal of Archaeology 10 (149-165). Jameson, J. (ed.), 1997: Presenting Archaeology to the Public: Digging for truths, Walnut Creek King, T.F, 2012: Forum. Is Public Archaeology a Menace? In AP: Online Journal in Public Archaeo-logy Vol 2 (5-23). Marshall, Y., 2002: What is Community Archaeology?, in World Archaeology, Vol. 34(2) (211-219). Matsuda, A / K. Okamura, 2011: Introduction: New Perspectives in Global Public Archaeology, in Okamura, K./A. Matsuda (eds.), New Perspectives in Global Public Archaeology, New York (1-18).

Merriman, N. 2004: Introduction: Diversity and Dissonance in Public Archaeology, in Merriman, N. (ed.), Public Archaeology, New York (1-18). Muraki, M., 2011: Sharing the Pleasure of Excavation: the Public Archaeology Program at the Miharashidai Site, Japan, in Okamura, K./A. Matstuda (eds.), New Perspectives in Global Public Archaeology, New York (263-272). Smardz, K., 1997: The past through tomorrow: interpreting Toronto’s heritage to a multicultural public, in Jameson, J. (ed.), Presenting Archaeology to the Public. Digging for Truths, London (101-113). Verdrag van Malta, 1992

28

VERANTWOORDING VAN AFBEELDINGEN Afbeeldingen van de voorpagina Van links naar rechts Kinderen met metaaldetector: Ex-Situ Archeologie organiseert publieksactiviteiten, zoals ‘detectorles’ voor kinderen. http://www.ex-situ.nl/site/pages/public/page.php?hg=16 (op 20-06-2013) Poster: In 2011 organiseerde het RMO in de zomervakantie opgraafdagen voor kinderen. http://www.sleutelstad.nl/nieuws/archief/2011/06/kinderen-aan-de-slag-als-archeoloog-bij-oudheden (op 20-06-2013) Publiek rondom put: Meer dan 10.000 mensen bezochten de opgraving van een schip in oktober 2003 http://www.woerden7.nl/Publiek/openDagen.htm (op 20-06-2013) Lezing: In Barendrecht werd in september 2011 een lezing gegeven door Bureau Oudheidkundig Onder-zoek Rotterdam. http://www.deweekkrant.nl/artikel/2011/september/01/lezing_archeologie_op_herhaling (op 20-06-2013) Determinatietafel: In Friesland werd een determinatiedag georganiseerd. http://www.aerdenplaats.nl/archeologisch/62/verslag-determinatiedag-10-12-%2711.html (op 20-06-2013) Kinderen aan het werk: Er is een draaiboek met archeologie voor kleuters opgesteld http://fryskerfgoed.wordpress.com/2012/07/25/archeologie-met-kleuters/

(op 20-06-2013)

29

VERKLARENDE WOORDENLIJST Community Archaeology Een onderdeel van Public Archeology, waarin het publiek een gro-

tere rol speelt en archeologen kan adviseren bij onderzoek, en zelfs onderzoeksvragen mede kan bepalen.

Publiek Dat deel van de bevolking dat niet in zijn levensonderhoud voor-

ziet door het praktiseren van een archeologisch beroep, of wel ar-cheoloog is, maar geen expert op het desbetreffende gebied.

Publieksinteractie Het laten deelnemen van publiek aan archeologie, op welke wijze

dan ook. Publieksarcheologie Een opkomend veld binnen archeologie, waarin archeologische

kennis aan het publiek wordt verstrekt, het publiek met archeolo-gie kan meewerken, advies kan geven en over bepaalde vraag-stukken mee kan beslissen.

Public Archaeology Engelse term voor publieksarcheologie. Het betrekken van het

publiek bij archeologie.

30

BIJLAGEN

Bijlage 1: Respons en non-respons lijst. Op de enquête is gereageerd door de volgende gemeentes, steden en regio’s: Alkmaar Almere Amersfoort Apeldoorn Bergen op Zoom Breda Delft Den Bosch Den Haag Deventer Dordrecht Emmen Groningen Houten Katwijk Leeuwarden Leidschendam Oss Regio Achterhoek Regio Amersfoort Regio Arnhem

Regio Eindhoven Regio Foodvalley Regio Nijmegen Regio Noord-Veluwe Regio Noord-Overijssel Regio Oost-Overijssel Regio Parkstad Regio Regio Walcheren Regio West-Brabant Regio West Friesland Regio Zeeland Rijswijk Rotterdam Sittard-Geleen Tiel Tilburg Utrecht Utrechtse Heuvelrug Vlaardingen Zaanstad Zutphen

Van de volgende steden of regio’s zijn de resultaten niet meegenomen in het onderzoek, ofwel omdat zij niet gereageerd hebben, ofwel om een andere reden (zie ook hoofdstuk 2.3). Arnhem Amsterdam Assen Haarlem Hattem Hoorn Kampen Leiden Maastricht Nijmegen Oosterhout Regio Midden-Holland Regio Utrecht Venlo Zwolle

31

Bijlage 2: Enquête publieksarcheologie Publieksarcheologie In het kader van mijn scriptie over publieksarcheologie houd ik een enquête onder stedelijke, gemeentelijke en regionale archeologen. Het onderzoek bestaat uit 17 vragen en kost ongeveer 5 minuten om in te vullen. 1. Bent u opgeleid tot archeoloog?

o Ja o Nee

2. Heeft uw gemeente een archeologienota of gelijksoortig document?

o Ja o Nee

3. Is hierin een artikel opgenomen dat de informatieverstrekking aan of de interactie met het publiek beschrijft ?

o Ja o Nee

4. Is hier een specifieke reden voor? Nee/ Ja, namelijk: 5. Behoort het omgaan met het publiek volgens uw opdrachtgever tot uw takenpakket of taakomschrijving?

o Ja o Nee

6. Worden vanuit uw opdrachtgever middelen, fondsen of uren beschikbaar gesteld om het publiek te benaderen? Ja of nee, met eventuele toelichting Hiermee eindigt het organisatorische deel. Nu volgen enkele vragen over uw mening. 7. In welke mate vindt u dat het publiek invloed moet hebben op archeologie? Deze stel-lingen gaan nog niet in op de manier waarop dit georganiseerd moet worden. (meerdere antwoorden mogelijk)

o Aan het publiek moet kennis verstrekt worden en uitkomsten van (lokale) opgravingen moeten aan hen gepresenteerd worden.

o Het publiek moet archeologie kunnen ervaren en er aan kunnen deelnemen door bij-voorbeeld te helpen met opgraven of een workshop te volgen.

o Het advies en de mening van het publiek (of de omwonenden van een site) moet ge-vraagd worden bij een opgraving.

o Het publiek moet kunnen meebeslissen over de archeologische agenda en moet bij op-gravingen de onderzoeksvragen mede bepalen. Het is immers hun verleden.

8. Denkt u dat archeologie positief kan bijdragen aan de samenleving? Ja/Nee, want: 9. Denkt u dat het publiek positief kan bijdragen aan archeologie? Ja/Nee, want:

32

10. Vindt u dat de uit voering van artikel 9 van het verdrag van Malta, waarin wordt inge-gaan op bewustmaking van het publiek, vast gelegd moet worden in bijvoorbeeld beleid of wet ? Ja/Nee, omdat: Hiermee zijn de vragen over uw eigen mening beëindigd. Er volgen nog enkele vragen over pu-blieke activiteiten. 11. Organiseert u wel eens activiteiten voor uw publiek (de inwoners van uw gemeente) of heeft u dit wel eens gedaan?

o Ja o Nee

12. Zo ja, welk type activiteiten?

o Lezing o Open dag en/of rondleiding (bij opgraving) o Schoolprojecten o Optreden in radio- of televisieprogramma's (inclusief nieuwsitems) o Tentoonstelling o Het publiceren van folders, brochures of ander informatief drukwerk o Determinatiedagen o Het bijhouden van een website o Het laten meegraven van vrijwilligers o Workshops o Buurtbijeenkomsten o Anders, namelijk...

13. Hoe vaak organiseert u dergelijke activiteiten? Jaarlijks, maandelijks, etc. 14. Hoeveel personen bereikt u ongeveer met deze activiteiten? Een schatting per activiteit, per keer: … 15. Als u hier zicht op heeft , tot welke categorie horen deelnemers aan deze activiteiten?

o Lokale bewoners. o Geïnteresseerden. o Hier heb ik geen zicht op.

Dit waren de vragen over publieksactiviteiten. Hierna volgen nog twee afsluitende vragen. 16. Heeft u nog wensen of een visie voor de toekomst wat betreft de publieksinteractie in Nederland? Ja/Nee, namelijk: 17. Stelt u het op prijs om de uiteindelijke scriptie opgestuurd te krijgen (per mail)?

o Ja o Nee

Dit is het einde van de enquête. Hartelijk dank voor uw medewerking.