Archaeology in an extremely dynamic environment: the Zakynthos Archaeology Project

8
TMA 37 2007 1ge jaargang prijs los nummer €8,- TMA is een onafhankelijk tijdschrift dat aan- dacht besteedt aan het actuele archeologische onderzoek in de mediterrane wereld, in het bij- zonder verricht vanuit Nederland en België. Het overnemen van artikelen is toegestaan mits met bronvermelding. Bijdragen van lezers zijn wel- kom en kunnen al dan niet verkort door de re- dactie worden . TMA verschijnt normaliter twee keer per jaar. Opgave kan schriftelijk of via onze website. IBAN: NL63 PSTB 0005 859344 BIC: PSTBNL21 Studenten betalen € 13,- (onder vermelding van studentnummer). De abonnementen lopen van 1 januari tot 31 december en worden automatisch verlengd, tenzij een maand van tevoren schriftelijk is op- gezegd. Tijdschrift voor Mediterrane Archeologie Poststraat 6 9712 ER Groningen e-mail: [email protected] www.mediterrane-archeologie.nl redactie: Tycho Derks, Chris Dickinson, Tymon de Haas (voorzitter), Tijm Lanjouw, Tanja van Loon, Ilona von Stein, Gijs Tol, Elly Weistra, Sarah Willem- sen. adviesraad: Prof. Dr. P.A.J. Attema (RUG) Dr. G.J.L.M. Burgers (KNIR) Prof. Dr. R.F. Docter (RUGent) Prof. Dr. E.M. Moormann (RU) Prof. Dr. J. Poblome (KULeuven) Dr. M.J. Versluys (UL) Dr. G.J.M. van Wijngaarden (UvA) ontwerp omslag: Siebe Boersma layout: Ruurd van der Weij druk omslag: 't Grafisch Huis druk binnenwerk: Grafisch Centrum RUG ISSN 0922-3312 81999/S000 TMA 37 (2007) Inhoud Redactioneel Frank Vermeulen Geoarcheologie en de Mediterrane Wereld Martijn van Leusen & Hendrik Feiken Geoarcheologie en Landschapsclassificatie in Midden- en Zuid-Italië 2 3 6 Tanja Goethals, Morgan de Dapper, Frank Vermeulen Synthetische rol van geomOlfologische kartering in de geoarcheologische studie binnen het Potenza Valley Survey project (de Marken, Italië) 17 Nienke Pieters, Anke Stoker, Melek Tendürüs, Gert Jan van Wijngaarden Archeologie in een extreem dynamisch landschap: het Zak;mthos Archeologie Project 26 Sarah Deprez, Morgan de Dapper, Frank Vermeulen Geoarcheologisch onderzoek van een historische goudmijnsite in de noordoostelijke Alentejo, Portugal Michiel Dekker, Renée van de Locht, Henk Kars 33 Nikopolis, Epirus, Griekenland: Een reconstructie van het Romeinse landschap met behulp van geomOlfologisch en geofysisch onderzoek 42 Lieven Verdonck & Frank Vermeulen Geoarcheologisch en geofysisch onderzoek in en rond de Romeinse stad Mariana en de benedellvallei van de Golo (Corsica) 49 Tijm Lanjouw Archeologisch onderzoek gepresenteerd op het internet: survey projecten 58 Sarah Willemsen Boekbespreking 62 Archaeologica 65 English summaries 66

Transcript of Archaeology in an extremely dynamic environment: the Zakynthos Archaeology Project

TMA 37 2007 1ge jaargang prijs los nummer €8,-

TMA is een onafhankelijk tijdschrift dat aan­dacht besteedt aan het actuele archeologische onderzoek in de mediterrane wereld, in het bij­zonder verricht vanuit Nederland en België. Het overnemen van artikelen is toegestaan mits met bronvermelding. Bijdragen van lezers zijn wel­kom en kunnen al dan niet verkort door de re­dactie worden .

TMA verschijnt normaliter twee keer per jaar. Opgave kan schriftelijk of via onze website. IBAN: NL63 PSTB 0005 859344 BIC: PSTBNL21 Studenten betalen € 13,- (onder vermelding van studentnummer). De abonnementen lopen van 1 januari tot 31 december en worden automatisch verlengd, tenzij een maand van tevoren schriftelijk is op­gezegd.

Tijdschrift voor Mediterrane Archeologie Poststraat 6 9712 ER Groningen e-mail: [email protected] www.mediterrane-archeologie.nl

redactie: Tycho Derks, Chris Dickinson, Tymon de Haas (voorzitter), Tijm Lanjouw, Tanja van Loon, Ilona von Stein, Gijs Tol, Elly Weistra, Sarah Willem­sen.

adviesraad: Prof. Dr. P.A.J. Attema (RUG) Dr. G.J.L.M. Burgers (KNIR) Prof. Dr. R.F. Docter (RUGent) Prof. Dr. E.M. Moormann (RU) Prof. Dr. J. Poblome (KULeuven) Dr. M.J. Versluys (UL) Dr. G.J.M. van Wijngaarden (UvA)

ontwerp omslag: Siebe Boersma layout: Ruurd van der Weij druk omslag: 't Grafisch Huis druk binnenwerk: Grafisch Centrum RUG

ISSN 0922-3312 81999/S000

TMA 37 (2007)

Inhoud

Redactioneel

Frank Vermeulen Geoarcheologie en de Mediterrane Wereld

Martijn van Leusen & Hendrik Feiken Geoarcheologie en Landschapsclassificatie in Midden- en Zuid-Italië

2

3

6

Tanja Goethals, Morgan de Dapper, Frank Vermeulen Synthetische rol van geomOlfologische kartering in de geoarcheologische studie binnen het Potenza Valley Survey project (de Marken, Italië) 17

Nienke Pieters, Anke Stoker, Melek Tendürüs, Gert Jan van Wijngaarden Archeologie in een extreem dynamisch landschap: het Zak;mthos Archeologie Project 26

Sarah Deprez, Morgan de Dapper, Frank Vermeulen Geoarcheologisch onderzoek van een historische goudmijnsite in de noordoostelijke Alentejo, Portugal

Michiel Dekker, Renée van de Locht, Henk Kars 33

Nikopolis, Epirus, Griekenland: Een reconstructie van het Romeinse landschap met behulp van geomOlfologisch en geofysisch onderzoek 42

Lieven Verdonck & Frank Vermeulen Geoarcheologisch en geofysisch onderzoek in en rond de Romeinse stad Mariana en de benedellvallei van de Golo (Corsica) 49

Tijm Lanjouw Archeologisch onderzoek gepresenteerd op het internet: survey projecten 58

Sarah Willemsen Boekbespreking 62

Archaeologica 65

English summaries 66

Archeologie in een extreem dynamisch landschap: het Zakynthos Archeologie Project

Nienke Pieters studeerde Mediterrane Archeolog ie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zij is in de zomer van 2007 afgestudeerd met een scriptie over Mykeense graven op Rhodos en Kos. Anke Stoker volgde dezelfde studie en studeerde in het voorjaar van 2007 af met een scriptie over de in­zet van remote sensing technieken in het Zakynthos project. Melek Tendürüs volgt een masters opleiding in geo-archeologie aan de Vrije Universiteit; eerder studeerde zij technische mijnbouw aan de Technische Universiteit van Ankara . Gert Jan van Wijngaarden is docent Griekse archeolo­gie aan de Universiteit van Amsterdam.

Inleiding

In de zomer van 2006 is het Nederlands Instituut in Athene begonnen met een ar­cheologisch project op het Griekse eiland Zakynfhos. Het betreft een interdiscipli­nair onderzoek waarin verschillende ar­cheologische, historische en geo-archeolo­gische methodieken worden gehanteerd met als doel de ruimtelijke en diachrone verspreiding van archeologische vondsten op Zakynthos te relateren aan het dynami­sche landschap van het eiland. De basis van het project wordt gevormd door een vergelijking tussen drie afzon­derlijke gebieden op het eiland (figuur 1). Gezamenlijk omvatten deze drie gebie­den alle geologische zones op het eiland en een grote verscheidenheia aan land­schapstypen. Het project verkeert nog in een beginstadium en in dit artikel wordt slechts ingegaan op enkele geo-archeolo­gische aspecten van het project die te maken hebben met de bijzondere eigen­schappen van het Zakynthische land­schap.

Het eiland

Zakynthos is gelegen op ongeveer 18 kilo­meter van de westkust van de Peloponne­sos (figuur 1). De stromingen nabij het ei­land in de Ionische zee maken zeilverkeer in vrijwel alle richtingen mogelijk. Mede vanwege diverse goede havens was Za­kynthos bijvoorbeeld in de Late Middel­eeuwen een belangrijk station aan de Ve­netiaanse zeeroutes van en naar de ooste­lijke Middellandse zee. Het eiland is ook zeer vruchtbaar met een mild, relatief vochtig klimaat en uitgestrekte land­bouwgebieden die tegenwoordig vooral bebouwd worden voor olijven, druiven en citrusvruchten. Vanwege de weelderi­ge vegetatie op het eiland bespreekt Ho­merus het met de aanduiding "bebost" (vÀDEVo)en noemden de Venetianen het

Il fiore di Levante. De geografie van Zakynthos wordt gedo­mineerd door een westelijke bergrug, die bestaat uit Krijtkalksteen en bijna de helft van het oppervlak van het eiland beslaat (SoreI1993). De hoogste toppen in dit ge­bied zijn niet hoger dan 800 meter. Ten oosten van deze bergen ligt een uitge­strekte vlakte, die ten dele een alluviaal karakter heeft: de.sedimenten in de vlakte bestaan uit Holocene klei. Tot in de jaren zeventig van de vorige eeuw was er een moerasachtig meer in het gebied waar nu

26 Nienke Pieters, Anke Stoker, Melek Tendürüs, Gert Jan van Wijngaarden

Nienke Pieters, Anke Stoker,

Melek Tendürüs, Gert Jan van Wijngaarden

Figuur 1. Zakynthos. De gearceerde zones zijn de drie onderzoeksgebieden. De stippen stellen archeologische vindplaatsen voor (zie Van Wijngaarden et al. 2005).

TMA 37 (2007)

Figuur 2. Zakynthos op een

kaart van Milo Antonio, eind 16e

eeuw. Duidelijk zichtbaar door de vele bomen is de

intensieve landbouw.

TMA 37 (2007)

het vliegveld is gelegen. De overgang van de vlakte naar de bergen wordt gevormd door een heuvelachtig gebied, waaronder ook het zuidwestelijke schiereiland van Keri valt. Dit overgangsgebied heeft een zeer gevarieerde geologIsche samenstel­ling: de alluviale klei is gemengd met kalk­steenfragmenten die uit de hoger gelegen gebieden komen. Ten oosten van de cen­trale vlakte zijn er Miocene en Pliocene for­maties, waartoe ook het zuidoostelijke schiereiland van Vasilikos behoort. In vergelijking met het nabij gelegen ei­land Kefallonië en het westelijk deel van de Peloponnesos is er weinig bekend van de archeologie op Zakynthos. Voor een be­langrijk dee1 is dit het gevolg van een ge­brek aan systematisch. onderzoek (Van Wijngaarden et al. 2005, 59-62). De relatie­ve schaarste aan archeologische vind­plaatsen op het eiland is echter ook te wij­ten aan de extreme dynamiek in het land­schap.

Extreme landschapsdynamiek

In 1484 kwamen Zakynthos en de andere Ionische eilanden onder Venetiaans be­wind, dat zou duren tot aan de Napoleon­tische tijd (1779). Binnen het Venetiaanse rijk golden de Ionische eilanden als be-

langrijke landbouwgebieden en werden uitgebreide landerijen gesticht die ge­handhaafd bleven tot in de 19de eeuw (Gallant 2002: 5). Binnen dit landerijensys­teem was er op Zakynthos een sterke con­centratie op slechts enkele gewassen: olij­ven en druiven (figuur 2). De zeer intensie­ve landbouw gedurende vele eeuwen, waarbij onder andere grond over het ei­land werd getransporteerd, heeft waar­schijnlijk geleid tot de vernietiging van vele archeologische sites. De voortzetting van intensief grondge­bruik met macFûnale middelen en de in­tensieve ontwikkeling van het kustgebied voor toeristische doeleinden hebben er­voor gezorgd dat vindplaatsen die enkele decennia geleden nog herkenbaar waren nu verdwenen of niet langer herkenbaar zijn. De toegang tot archeo1ogische resten wordt bovendien belemmerd door de weelderige begroeiing van inmiddels ver­laten landbouwgronden. Daar waar het traditionele landschap en zijn archeolo­gisch erfgoed nog aanwezig is, is het vaak ontoegankelijk vanwege bebossing. Van cruciale betekenis voor de geologie en de geomorfologie van Zakynthos is de lig­ging van het eiland binnen het zogenaam­de Hellenic Trench System: de zone waar het Afrikaanse continentale plat onder het Eu­ropese plat doorschuift. Vanwege de hoge frequentie van aardbevingen wordt deze zone beschouwd als de seismisch meest actieve in Europa. De tektonische en seis­mische activiteit dragen in belangrijke mate bij aan de vorming van het landschap (Zelilidis et al. 1998). De kust van Zakyn­thos bestaat in het westen, het noorden en het zuidoosten uit steile kalksteemotsen die vaak tientallen meters boven de zee uitsteken. Deze geprononceerde kustlijn is het resultaat van verticale tektonische pro­cessen (up lift en subsidence) (Fouache 2006: 156-159). Een belangrijk formatieproces is ook de natuurlijke afbrokkeling van de kustlijn, die enorm wordt versneld door de vele aardbevingen. Ook hellingerosie wordt op Zakynthos versneld door de seismische activiteit. Ho­locene alluviale sedimenten worden naar de valleien van het eiland gevoerd en voor­al naar de centrale vlakte. In een twaalftal explorerende boringen met een Edelman handboor werden in 2005 op wisselende diepten Cerastoderma Edule schelpen aan­getroffen die op een maritiem milieu wij­zen. De zuidelijke kustlijn van het eiland lijkt zich dus terug te trekken en de baai van Laganas reikte eens veel meer land in­waards. Dit komt overeen met observaties elders in Griekenland, die laten zien dat al-

Archeologie in een extreem dynamisch landschap 27

luviale vlakten in Griekenland zich vul­den met sedimenten in de periode tussen 5.000 en 2.000 BP. De intensieve landbouw gedurende een zeer lange periode en de tektoniek hebben belangrijke gevolgen voor erosie- en sedi­mentatieprocessen op het eiland. Het landschap van Zakynthos kan hiermee worden beschouwd als extreem dyna­misch. De gevolgen van dergelijke extre­me landschapsdynamiek voor het archeo­logisch erfgoed op het eiland werden zichtbaar tijdens een pilot survey die door het Nederlands Instituut in Athene en de Griekse archeologische dienst in 2005 werd uitgevoerd (Van Wijngaarden et al. 2005). De archeologie op het eiland lijkt in hoge mate verstoord: de vondstversprei­ding is zeer dun en de vondsten zelf zijn klein en zeer gefragmenteerd. Het ont­werp van het Zakynthos Archeologie Pro­ject is erop gericht om te gaan met de karakteristieken van de archeologie in dit extreem dynamische landschap.

De verzameling van vondsten

De extreme landschapsdynamiek op Za­kynthos is onder andere de oorzaak van de zeer dunne verspreiding van archeolo­gisch materiaal. De vondsten zelf zijn bo­vendien vaak klein en zeer verweerd. Voor een optimale verzameling van vondsten is de methodologie van de intensieve survey aangepast aan het karakter en de versprei­ding van archeologisch materiaal op het eiland. De basis van de survey wordt ge­vormd door de tract, waarvan de grenzen bepaald worden door topografische ken­merken in het landschap. Hierbinnen wor­den de veldlopers op een afstand van 5 me­ter van elkaar geplaatst. De methodologie van de intensieve survey is gefundeerd op de veronderstelling dat een veldloper ar­cheologische artefacten binnen een 2 me­ter wijde baan registreert. Op deze manier wordt 40% van het opperv1akte van een tract gedocumenteerd. De totaliteit aan vondsten binnen een tract kan hiermee worden berekend. De keuze voor een afstand van 5 meter tus­sen de veldlopers houdt rekening met het feit dat de vondstverspreiding verstoord en uitgedund is door natuurlijke en cultu­rele processen. Zou de afstand tussen de veldlopers worden vergroot, dan bestaat de kans dat het beeld van de vondstver­spreiding niet representatief is. Onder­zoek naar de methodologie van archeolo­gisch onderzoek gericht op oppervlakte­vondsten, heeft uitgewezen dat een drietal factoren het oppervlaktebeeld kunnen

vertekenen, namelijk de toegankelijkheid van de tracts, het karakter van de artefac­ten zelf en de zichtbaarheid van de artefac­ten aan het oppervlak (Schiffer et al. 1978; Meyer & Knapp 2003: 12). In archeologisch onderzoek waarbij de verspreiding van oppervlaktevondsten het uitgangspunt is, is het van groot belang kennis te hebben van de hierboven genoemde biases om te bepalen in welke mate zij het beeld van de originele vondstverspreiding beïnvloe­den. In het bijzonder bij de relatief dunne vond­stenspreiding zoals die op Zakynthos voorKomt, is het nodig inzicht te hebben in de invloed van de factor 'zichtbaarheid'. Om deze reden worden bepaalde repre­sentatieve tracts opnieuw bezocht in sei­zoenen waarin de zichtbaarheid, vanwege vegetatieverschillen, is gewijzigd. In okto­ber 2006 zijn twintig tracts die in juli van hetzelfde jaar gesurveyed waren, opnieuw onderzocht. Deze bezoeken wijzen uit dat verandering in vegetatie weinig tot geen invloed heeft op de verzameling van ar­cheologisch materiaal. In figuur 3 is te zien dat ondanks de slechte zichtbaarheid, weergegeven met lage getallen, toch een hoge vondstdichtheid is waargenomen. In april 2007 is deze groep tracts opnieuw on­derzocht om er zeker van te zijn dat de mo­mentopname een representatief beeld weergeeft. Dit systeem waarbij tracts meeraere malen gedurende het jaar syste­matisch gesurveyed worden, wordt op elk onderzoeksgebied toegepast. Het voor­deel van deze onderzoeksmethode is ook dat de betrouwbaarheid van de gegevens getoetst wordt. De factor 'zichtbaarheid' is van groot be­lang voor de interpretatie van áe survey gegevens. Omdat er op Zakynthos geen positieve correlatie is vast te stellen tussen het niveau van zichtbaarheid en het aantal vondsten per tract wordt er binnen het ZAP geen statistische correctie voor zicht­baarheid toegepast. Wel wordt in de uit­eindelijke interpretatie en presentatie van gegevens de invloed van' zichtbaarheid' in digitale kaarten weergegeven als getal (1-6) in een tra ct of als zes tinten van een kleur (figuur 3).

Remote sensing: satellietopnamen en luchtfoto's

Naast de seismische activiteit en de inten­sieve landbouw in het verleden is ook de weelderige begroeiing in het huidige land­schap een probleem voor de ontdekking en interpretatie van archeologische gege­vens. Om de relatie tussen de vegetatieont-

28 Nienke Pieters, Anke Stoker, Melek Tendürüs, Gert Jan van Wijngaarden TMA 37 (2007)

'. "''''

Legend

Densily

1 10.000

I i 0.001

t ! ! 0.002 - 0.003

r· -j 0.004 - 0.005 1.7,000

Figuur 3, Kaap Gerakas in

onderzoeksgebied C: vondstdichtheid (in verschillende tinten

grijs) per tract in relatie tot het

zichtbaarheidsniveau (in cijfers 1-6),

TMA 37 (2007)

wikkeling op het eiland en de archeologie nader te onderzoeken worden binnen Ftet Zakynthos Archeologie Project satellie­topnamen en luchtfoto's geanalyseerd. Een multispectrale SPOT-opname van het zuidelijk áeel van het eiland is de meest recente weergave van dit door mens en natuur voortdurend veranderende land­schap. De pixelresolutie van 2,5 bij 2,5 me­ter maakt deze opname ook geschikt voor het ontdekken van geologische verschijn­selen en van grootscnalige archeologische fenomenen (Vermeulen & Verhoeven 2004). Daarnaast kunnen bijvoorbeeld muren en steengroeven worden ontdekt in dichtbegroeide gebieden. In één van de drie multispectrale banden zijn fenome­nen op de zeebodem goed zichtbaar. Verticale en grootschalige zwart-wit lucht­foto's uit 1945, 1960, 1972 en 1986 worden gebruikt voor vergelijkend onderzoek naar veranderingen in landschap en land­gebruik. Deze analoge opnamen zijn op Ftoge resolutie gedigitaliseerd (meer dan 1200 dpi) om verlies van informatie en de­tail zoveel mogelijk te beperken. Daarna

worden de foto's digitaal bewerkt en ge­karteerd in een GIS op basis van digitale topografische kaartlagen (Johnson & Wil­son 2003). De luchtfoto's geven een goed beeld van de gevolgen van bijvoorbeeld aardbevingen, mechanisatie van de land­bouw, bodemegalisatie, grondverplaat­sing, voortschrijdende Kusterosie en bouwactiviteiten in de afgelopen 60 jaar. Ook de aan- of afwezigheid en de conditie van terrassen kan op deze manier onder­zocht worden, zeker in gebieden die tegen­woordig dicht begroeid zijn. Dit levert be­langrijke informatie op voor de analyse en reconstructie van erosie- en sedimentatie­processen. De luchtfoto's tonen ook aan dat de vegeta­tie op het eiland in de laatste zes decennia sterK is toegenomen. Behalve door herbe­planting is dit ook het gevolg van vermin­derde begrazing door het afgenomen aan­tal geiten en schapen. Gebieden die nu dicht begroeid zijn, kunnen middels (his­torische) luchtfoto's wel bestudeerd wor­den (figuur 4). Ook gebieden die nauwe­lijks belopen kunnen worden, zoals steile hellingen, bergachtige hooglanden en moerassen (wetlands), Kunnen middels op­namen bestudeerd worden. Op deze wijze kunnen de luchtfoto's gebruikt worden om vertekeningen (biases) in de intensieve survey te verminderen. De luchtfoto's worden ook onderzocht op afwijkingen in begroeiing of bodem, die het gevolg zijn van bijvoorbeeld begraven greppels of muren. Twee parallelle rechte fijnen in een akker blekenbijvoorbeeld de greppels van een verdwenen wegtracé aan te geven. Andere sporen die op een lucht­foto van 1986 nog zichtbaar zijn, bleken bij controle in het veld recentelijk te zijn afge­graven. Slechts een dichte verspreiding van pre- en protohistorisch aardewerk op deze plek en iri de profielen van de nieuw aangelegde terrassen gaven een indicatie voor de betekenis en cruonologie van deze verdwenen sporen.

Aardbevingen en archeologie

Het is opvallend dat de rol van aardbe­vingen in de formatie van archeologische processen zelden doel van onderzoek is geweest. In gevallen waar archeologische vindplaatsen in seismisch actieve gebie­den zijn gelegen, zijn archeologen vaak geïnteresseerd in de mate waarin architec­tuurresten beschadigd zijn door aard­bevingen (Pavlides 1996). De rol van aard­bevingen in de vernietiging van gebou­wen, dorpen en steden is eveneens bestu­deerd. De wijze waarop seismische acti-

Archeologie in een extreem dynamisch landschap 29

viteit archeologische vindplaatsen over een langere periode post-depositioneel beïnvloed, is echter nog onbekend. Het ei­land Zakynthos is uitermate geschikt om dit te onderzoeken. Een aardbeving is een schuddende bewe­ging van de aardkorst die wordt veroor­zaakt door het plotseling vrijkomen van spanningen langs de onderaardse breuk­lijnen (Day 2002). Dit veroorzaakt schok­golven die gegroepeerd kunnen worden in twee soorten: oppervlakteschokken en in­terne schokken (Turcotte & Schubert 2002; Stein & Wysession 2003). Oppervlakte­schokken resulteren over het algemeen in meer schade vanwege hun langere duur en hogere amplitude. Andere variabelen die een effect nebben op de mate van scha­de aan archeologische vindplaatsen zijn de nabijheid tot het epicentrum van be­vingen, de acceleratie en de mate waarin de ondergrond de beving versterkt of juist dempt (Darragh & Shakal 1991). Elk van deze factoren Kan geografisch verschillen, waardoor een ruimtelijk patroon in seis­mische activiteit te reconstrueren is. Op basis van seismologische gegevens is een kaart van Zakynthos gecreëerd (figuur 5), die de Peak Ground Accelleration aang­eeft over de periode 1963-2006 (vgl. Theo­dulidis & Papazachos 1992). Deze kaart laat duidelijk zien dat het destructieniveau afneemt van het zuidoosten naar het noordwesten. Het ligt in de bedoeling

deze kaart te verfijnen door er Palaeo-seis­mologische gegevens in op te nemen. Het resultaat zal dan worden gecombineerd met de lokale geologische en geografische karakteristieken van elk van de onder­zoeksgebieden. De mate van verwering van archeologische vindplaatsen kan ver­volgens mogelijk worden gerelateerd aan de geografische variatie in seismische acti­viteit. De eerste onderzoeken in deze rich­ting wijzen inderdaad op een correlatie tussen de wijde verspreiding en grote ver­wering van archeologische vondsten in het zuidoosten van het eiland en duidelijker

30 Nienke Pieters, Anke Stoker, Melek Tendürüs, Gert Jan van Wijngaarden

Figuur 4. De vindplaats bij Palaeokastro in 1960 (links) en in 2005 (onder). Duidelijk is het verschil in begroeiing te zien.

TMA 37 (2007)

l 'J

0 1t 5km I I

32 34

36

~9

+1

Destruction level Low

Figuur 5. Kaart van

Zakynthos die de cumulative peak

ground acceleration (PGA m. s-2)

aangeeft in de periode

1963-2006.

gearticuleerde vindplaatsen in het westen en het zuidwesten.

Tenslotte

Vanwege de extreme landschapsdyna­miek op Zakynthos is .te verwach.ten dat de huidige geomorfologIe op het eIland h~~l anders is dan die in het verleden. MogelIjk bestond het huidige eiland zel~s uit me~r­de re eilanden. Het is de bedoelmg om bm­nen het Zakynthos Archeologie Project de diachrone ontwikkeling van het land­schap te bestuderen. De basis van dit pro­gramma zal bestaan uit boringen in de centrale vlakte, waarbij sedimenten zullen worden gedateerd, hopelijk met behulp van luminescentiedateringen. De kalkste­nen klippen op diverse plaatsen aan de kust laten mogelijk voormalige z~e­niveau's zien, die kunnen worden gebruikt om de verticale beweging van het ei~and te bestuderen. Historisch kaartmatenaal en luchtfoto's kunnen mogelijk aanwijzingen geven omtrent de snellieid van erosie van de kust. De extreme dynamiek in het landschap van Zakynthos is ten dele ver?orza~kt door menselijk handelen: de zeer mtensle­ve landbouwmethoden over een lange pe­riode, gevolgd door het verlaten v~ vele gebieden en bebouwing voor toensme. Andere oorzaken staan in verband met de ligging van het eiland in een seismisch zeer actief gebied. Als gevolg van de extr~­me landschapsdynamiek is de archeologIe

van het eiland in hoge mate vernietigd en zeer moeilijk toegankelijk. De archeolog.i.e van het eiland is hierdoor slechts te begnJ­pen door integratie van geologische, fy­sisch-geografische en archeologische on­derzoeksmethoden, waarvan een deel hier is beschreven. De archeologische omstan­digheden op Zakynthos zijn ongetwijfeld niet uniek. De methodiek en de resultaten van het Zakynthos Archeologie Project kunnen dus meer in het algemeen van belang zijn voor extreem en dynamisch onderzoek!

Dankwoord

Het project wordt uitgevoer~ ond~r auspi­ciën van het Nederlands Instituut m Atne­ne in een samenwerkingsverband met de 35ste ephorie vru:t Prehistor~~.che en K~as­sieke Oudheden m Kefallorue. Het project wordt geleid door Gert Jan van Wijngaar­den (UvA) en Andreas Sotiriou (35ste YPPO). Binnen het project wordt boven­dien samengewerkt met het Amste~dan:s Archeologisch Centrum van de D.ruyersl­teit van Amsterdam (Prof. Dr. V. StiSSI), het Griekse Instituut voor Geologische en Mi­neralogische Exploratie (Dr. P. Tsombos & Dr. E. Chiotis) enhet Instituut voor Geo-en Bioarcheologie van de Vrije Universiteit (Prof. Dr. H. Kars). Het Project wordt fi­nancieel mogelijk gemaakt door genereu­ze bijdragen van de Stichting Nederlands Wetenschappelijk Onderzoek (N~O),. de Universiteit van Amsterdam, Stichting UTOPA en het Institute for Aegean Prehis­tory. Tot slot willen de auteurs Frank Vermeulen bedanken voor de uitnodiging om dit artikel te schrijven en voor zijn geduld.

Literatuur

Darragh, R. B., Shakal, A.F. (1991) The site response of !wo rock and soil station pairs to strong and weak ground motion. BIlIIetin of the Seismological Society of America 81 (5), pp. 1885-1899.

Day, R. W. (2002) Geotecllllical Earthqllake Engineering Handbook. New Vork, McGraw - HilI.

Fouache, E. (2006) 10000 ans d'évolutiondes paysages en Adriatique et en Méditerranée orientale. Lyon: Maison d'Orient et de la Méditerranée Orientale.

Gallant T.w. (2002) Experiencing Dorninon. Culture, identity, and power in tbe British Meditteranean. Notre Dame, University of Notre Dame Press . . .

Johnson, 1., Wilson, A. (2003) Making tbe Most ofMaps: Field survey on tbe island of Kytbera, the Australian APKAS project. JOl/mal of GIS in Archaeology, Vol. I, pp. 79-89.

Meyer, N. M., Knapp, A. B. (2003) Tbe Goals ofa Regio­Dal Survey. In: Given, M. & Knapp, A. B. Eds. The Syd­ney Cyprus SlIrvey Project, Los Angeles, University of

TMA 37 (2007) Archeologie in een extreem dynamisch landschap 31

Califomia at Los Angeles, pp.7-13 . Pavlides, S.B. (1996) Palaeoseismology : a branch ofNeo­

tectonics linking geologieal, seismological and archac­ological data - an introduction. 'In: Stiros, S.C., Jones, R.E. eds. Archaeaseismalagy, Fitch Laboratory Occasi­on al Paper, Athens: British School at Athens, pp. 15-21.

Schiffer, M.B, Sullivan, A.P. & Klinger, T.C. (1978) Tbe Design of Archaeological Survey. War/d Archaealagy 10, pp 1-28.

Sorel, D. (1993) Ta yE<pÀOlKá "tau OXTH.ta"tlml "tllÇ v~au ÇUKUVSu. In: Ol OIKa~li 11lÇ pp. 17-21.

Stein, S., Wysession, M. (2003) Anlntrodl/clian la Seis­malagy, Earlhql/akes and Earlh Slrucll/re. London, Blackwell Publishing Ltd., UK.

Theodulidis, N. P., Papazachos, B.C. (1992) Dependence of strong ground motion on magnitude-distance, site ge­ology and macroseismic intensity for shallow earthqua­kes in Greece: 1. Peak horizontal acceleration, velocity and displacement. Sai! Dynamics and Earlhquake Engi­neering 11, pp. 387-402.

Turcotte, D. L., Schubert, G. (2002) Geadynamics. Cam­bridge, Cambridge University Press.

Van Wijngaarden, GJ.M., Arapogianni, X., Tourloukis, V. & Rink, R. (2005) Tbe Zakynthos Survey 2005. Prelimi­nary report ofa pilot survey. Pharas. JOl/mal aflhe Ne­Iherlands lnstitl/le in Alhens 13, pp. 59-76.

Vermeulen, F. & Verhoeven, G. (2004) The contribution of aerial photography and field survey to the study ofurba­nization in the Potenza valley (Picenum). JOl/mal afRo­man Archaeology. Vol. 17, Fascicule J, p.57-82.

Zelilidis, A., Kontopoulos, N., Avramidis, P., Piper, PJ.w. (1998) Tectonic and sedimentological evolution of the Pliocene-Quartemary basins ofzakynthos island, Gree­ce: zase study of the transition from compressional to extensional tectonics. Basin Research 10-4, 393-408.

32 Nienke Pieters, Anke Stoker, Melek Tendürüs, Gert Jan van Wijngaarden TMA 37 (2007)