Zelfredzaamheid: wat weten we al? - Instituut Fysieke Veiligheid

23
Onderzoeksgroep Community & Safety Maart 2011 Zelfredzaamheid: wat weten we al? Beknopt literatuuroverzicht over zelfredzaamheid

Transcript of Zelfredzaamheid: wat weten we al? - Instituut Fysieke Veiligheid

Onderzoeksgroep Community & Safety Maart 2011

Zelfredzaamheid: wat weten we al?

Beknopt literatuuroverzicht over zelfredzaamheid

2

“Zelfredzaamheid is hét kenmerk van een eilandsamenleving. De slagkracht van de professionele hulpverlening op Texel is beperkt en omdat we afhankelijk zijn van een

veerverbinding met het vaste land, kost opschaling bij grotere calamiteiten tijd. De burgers beseffen dat en de gemeente en de hulpverleningsdiensten ook. De eerste anderhalf uur

staan we er op het eiland alleen voor en die wetenschap heeft geleid tot een unieke samenwerkingsconstructie tussen de overheid en burgers.”

(Dhr. Jongeneel, commandant Brandweer Texel.

Interview in ‘de Brandweer over Morgen’, 2010: 77).

3

INHOUDSOPGAVE 1. DEFINITIES......................................................................................................................................... 4

1.1 Zelfredzaamheid ............................................................................................................................ 4 1.2 Burgerhulp of burgerparticipatie .................................................................................................... 5

2. PROACTIE EN PREVENTIE: ZELFREDZAAMHEID TER VOORKOMING VAN ZWARE ONGEVALLEN, RAMPEN EN CRISES ................................................................................................. 5 3. PREPARATIE: ZELFREDZAAMHEID TER VOORBEREIDING OP ZWARE ONGEVALLEN, RAMPEN EN CRISES............................................................................................................................. 7 4. RESPONS: ZELFREDZAAMHEID TIJDENS ZWARE ONGEVALLEN, RAMPEN EN CRISES .... 10 5. HERSTEL: ZELFREDZAAMHEID NA ZWARE ONGEVALLEN, RAMPEN EN CRISES............... 12 6. SOCIALE SAMENHANG EN ZELFREDZAAMHEID ....................................................................... 13 7. PRAKTIJKERVARINGEN ZELFREDZAAMHEID........................................................................... 14

7.1 Achtergrond ................................................................................................................................. 14 7.2 Pilot Amsterdam-Amstelland ....................................................................................................... 14 7.3 Pilot Provincie Gelderland ........................................................................................................... 15 7.4 Pilot Veiligheidsregio Zeeland ..................................................................................................... 16 7.5 Pilot Moerdijk ............................................................................................................................... 17

8. RELEVANTE ADVIEZEN.................................................................................................................. 18 LITERATUUR........................................................................................................................................ 20

4

1. DEFINITIES

1.1 Zelfredzaamheid Een bekende wetenschappelijke definitie over zelfredzaamheid van burgers voor, tijdens en na

rampen en zware ongevallen is dat dit alle handelingen betreft die door burgers verricht worden

(Ruitenberg en Helsloot, 2004: 9):

- ter voorbereiding op rampen en zware ongevallen;

- tijdens en na rampen en zware ongevallen;

- om zichzelf én anderen te helpen, de gevolgen van de ramp of het zware ongeval te beperken.

Toch kan deze definitie op twee aspecten worden aangevuld. Het eerste aspect is de toevoeging van

het begrip crisis aanvullend op rampen en zware ongevallen. Een ramp of zwaar ongeval is een

gebeurtenis waardoor een ernstige verstoring van de fysieke veiligheid is ontstaan én waarbij een

gecoördineerde inzet van diensten en organisaties van verschillende disciplines is vereist om de

dreiging weg te nemen of de schadelijke gevolgen te beperken (Helsloot e.a., 2010: 45). Maar

zelfredzaamheid richt zich ook op crisissituaties. Een crisis is een situatie waarin een vitaal belang van

de samenleving is aangetast of dreigt te worden aangetast (Wet veiligheidsregio’s, 2010, artikel 1).

Het tweede aspect waarop deze definitie kan worden aangevuld is dat zelfredzaamheid ook gaat over

het voorkomen van rampen, zware ongevallen en crises (Projectteam VRAA, 2010:52).

Als deze aanvullingen worden geïntegreerd in de definitie van Ruitenberg en Helsloot, is

zelfredzaamheid alle handelingen die burgers verrichten:

- ter voorkoming van zware ongevallen, rampen en crises;

- ter voorbereiding op zware ongevallen, rampen en crises;

- tijdens zware ongevallen, rampen en crises;

- na zware ongevallen, rampen en crises;

- om zichzelf én anderen te helpen, de gevolgen van het zware ongeval, ramp of crisis te beperken.

Deze verdeling heeft als gevolg dat zelfredzaamheid terugkomt in alle fasen van de veiligheidsketen

(Helsloot e.a., 2010: 42-43). Zie daarvoor tabel 1.

Tabel 1: Zelfredzaamheid en de veiligheidsketen Zelfredzaamheid Veiligheidsketen

Voorkomen van zware ongevallen, rampen en crises Proactie & preventie

Voorbereiden op zware ongevallen, rampen en crises Preparatie

Tijdens zware ongevallen, rampen en crises Respons

Na zware ongevallen, rampen en crises Herstel

In het begrip zelfredzaamheid zit ook het begrip redzaamheid verwerkt. Over redzaamheid wordt

gesproken wanneer het handelen van burgers tijdens en na zware ongevallen, rampen en crises zich

specifiek richt op het helpen van anderen (Ruitenberg en Helsloot, 2004: 10).

5

1.2 Burgerhulp of burgerparticipatie Andere gerelateerde begrippen aan zelfredzaamheid zijn burgerparticipatie en burgerhulp.

Burgerparticipatie of burgerhulp kan worden beschouwd als het verschijnsel dat mensen die officieel

geen deel uitmaken van de professionele rampenbestrijdingsorganisaties, tijdens en direct na een

grootschalig incident allerlei acties ontplooien om de gevolgen van dat incident zo beperkt mogelijk te

houden en daarmee zichzelf en elkaar te helpen” (Oberijé en Tonnaer, 2008: 7). Wanneer de definitie

van zelfredzaamheid hiermee wordt vergeleken, valt te constateren dat deze auteurs

burgerparticipatie gelijkstellen met een gedeelte van de definitie van zelfredzaamheid. Er wordt

gesproken over burgerparticipatie in plaats van burgerhulp omdat de term burgerparticipatie

suggereert dat burgers ondergeschikt zijn aan en meewerken met de hulpverleners, terwijl burgers

ook los van de rampenbestrijdingsorganisatie tijdens een ramp hulp kunnen verlenen (Groenewegen-

ter Morsche en Oberijé e.a., 2010: 11).

Er zijn echter ook auteurs die burgerparticipatie tijdens zelfredzaamheid een andere betekenis

geven. Zo ziet Sievers burgerparticipatie nadrukkelijk als de samenwerking tussen burgers en

hulpdiensten (2009: 17-18). Het Projectteam Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland (VRAA) ziet

burgerparticipatie als alle handelingen die burgers verrichten om zichzelf en anderen tijdens

crisissituaties te (kunnen) helpen en de gevolgen te beperken op verzoek van overheden en haar

diensten” (2010: 52). Deze auteurs zien burgerparticipatie dus aanvullend op zelfredzaamheid, niet als

onderdeel daarvan.

2. PROACTIE EN PREVENTIE: ZELFREDZAAMHEID TER VOORKOMING VAN ZWARE ONGEVALLEN, RAMPEN EN CRISES Burgers

Proactie gaat over het voorkomen van structurele oorzaken van onveiligheid en preventie over de

maatregelen die worden genomen ter voorkomen van het ontstaan van crisis, en het beperken van de

gevolgen indien deze zich toch voordoet (Helsloot e.a., 2010: 42). De overheid kan bijvoorbeeld

proactief handelen middels een bepaalde indeling van ruimtelijke ordening of infrastructuur en

preventief handelen middels wettelijke kaders, voorlichting en toezicht (Helsloot e.a., 2010: 42). Maar

burgers zouden ook zelf proactief en preventief kunnen handelen ter voorkoming van crisis. Tot op

heden is echter in de wetenschappelijke literatuur nog nauwelijks wat bekend over zelfredzaamheid

van burgers ter voorkoming van crisis.

Overheid

In de toekomstvisie van zowel crisisbeheersing en brandveiligheid is zelfredzaamheid van burgers

nadrukkelijk gepositioneerd (Bureau Veiligheidsberaad, 2009; NVBR, 2010). De burger moet zelf

(weer) verantwoordelijkheid nemen voor zijn eigen veiligheid. Echter is de overheid ten aanzien van

zelfredzaamheid bij het voorkomen van crisis nog in de beginfase van daadwerkelijke initiatieven.

Bijvoorbeeld in het kader van brandveiligheid worden nu in den lande allerlei projecten uitgevoerd om

zelfredzaamheid in het voorkomen van brand te stimuleren (website NVBR, februari 2010). Veel van

deze initiatieven zijn geïnspireerd door de brandweer in Liverpool (DVD Brandweer Merseyside,

6

2010). Daar ging de brandweer alle deuren in de wijk Merseyside langs om samen met de bewoners

te bekijken of en hoe de (brand)veiligheid van de woning te verbeteren was. Indien de sociale, fysieke

of financiële leefomstandigheden daar aanleiding toe gaven schakelde de brandweer andere

instanties is. Ook onderhoudt de brandweer nu middels sportprojecten de contacten met de burgerij.

Met deze aanpak is het aantal ongevallen en branden teruggedrongen.

7

3. PREPARATIE: ZELFREDZAAMHEID TER VOORBEREIDING OP ZWARE ONGEVALLEN, RAMPEN EN CRISES Burgers

Preparatie gaat over de voorbereidingen op crisis (Helsloot e.a., 2010: 42). Burgers bereiden zich voor

op die ongevallen die zij als voldoende bedreigend ervaren om zich op voor te bereiden (Ruitenberg

en Helsloot, 2004: 14). De perceptie van veiligheidsrisico’s door burgers wordt bepaalt door een

aantal factoren (Slovic en Fischoff, 2000; Vlek en Stallen, 1996 in Ruitenberg en Helsloot, 2004: 17):

- de potentiële mate van rampzaligheid (‘catastrophic potential’ of ‘perceived dread’);

- onvrijwilligheid in de zin van onbillijkheid (wie profiteert, wie draagt de gevolgen?);

- onvrijwilligheid in de zin van gebrek aan persoonlijke invloed (onbeheersbaarheid);

- nieuwe risico’s versus bekende risico’s (dus bijvoorbeeld verbonden met nieuwe technologie);

- verborgen of uitgestelde effecten van het risico (bijvoorbeeld kanker vele jaren na blootstelling);

- onhelderheid over maatschappelijke voordelen van risicodragende activiteit;

- (gebrek aan) vertrouwen in of openheid van verantwoordelijke instanties;

- verwijtbaarheid van het risico, in de zin dat bewust onveilig of crimineel gedrag de oorzaak is van

het optredende geval.

Naast deze perceptie van risico’s is het ook zo dat de moderne burger minder geneigd is om risico’s,

die onvermijdelijk behoren bij de samenleving, te accepteren die worden veroorzaakt door anderen

(Ruitenberg en Helsloot, 2004: 18). Ook wordt de perceptie van risico’s beïnvloedt door een selectieve

berichtgeving van risico’s in de media (Gutteling en Caljé, 1993 in Ruitenberg en Helsloot, 2004: 18).

De perceptie van risico’s heeft gevolgen voor de wijze waarop burgers zich voorbereiden op

rampen en ongevallen. Zij bereiden zich enkel voor op een risico als de inspanning voor de

voorbereiding de moeite waard is (Ruitenberg en Helsloot, 2004: 18). Rationele redenen zijn

ondergeschikt aan de risicoperceptie als drijfveer voor burgers om zich voor te bereiden (Ruitenberg

en Helsloot, 2004: 18-19). Belangrijke conclusie is dat geobjectiveerde kennis over een risico géén

invloed heeft op de beleving van dat risico en daarmee op de voorbereiding op dat risico (Helsloot en

Ruitenberg, 2004: 19).

Er zijn diverse drijfveren voor burgers om zich wel op rampen voor te bereiden (Ruitenberg en

Helsloot, 2004: 19-24). Deze hebben te maken met de aard van de dreiging, ervaring met rampen, het

geslacht, de sociaal-economische positie en de sociaal-culturele achtergrond van de burger. Bij de

aard van de dreiging gaat het erom in hoeverre risico’s zichtbaar en eindig zijn. Is dit het geval, zoals

bij een natuurramp, voeren ze acties uit om zichzelf te beschermen. Zijn de aard en omvang van

risico’s onbekend, zoals bij stralingsgevaar, zal de burger zich niet voorbereiden omdat de perceptie

van de burger is dat deze risico’s catastrofaal, onomkeerbaar en effect hebben op de zeer lange

termijn. Bij ervaring met rampen geldt dat een persoonlijke ervaring met een gevaarlijke situatie zorgt

voor een accurate gevaarsperceptie van die situatie, maar dat dit niet per definitie betekent dat die

individuele burger zich beter voorbereidt op andere mogelijke gevaren. Bij geslacht is het van belang

dat mannen en vrouwen anders risico’s communiceren en risico-informatie ontvangen. Wat dit voor

effect heeft op de voorbereiding op rampen, is echter niet onderzocht. Bij de sociaal-economische

8

positie is bekend dat niet-minderheden en mensen met een hogere sociaal-economische status beter

zijn voorbeid op rampen en ongevallen dan anderen. Voorbereid zijn is wel wat anders dan ‘zich

voorbereiden op’. Bij de sociaal-culturele situatie gaat het erom dat mensen met verschillende

culturele achtergronden risico’s anders beleven. In gemeenschappen waar lange tijd geen ernstig

ongeval gebeurt kan men zich het overkomen daarvan minder goed voorstellen, mensen met

verschillende culturele bagage begrijpen niet altijd alle symbolen en signalen tijdens calamiteiten en in

sommige culturen (bijv. Oosterse cultuur) ziet men een crisissituatie als een persoonlijke falen. Deze

verschillen heeft als gevolg dat men zich verschillend voorbereidt op een ramp en zwaar ongeval.

Overheid

De Nederlandse rampenbestrijding werd na de Tweede Wereldoorlog gezien als civiele verdediging

(Helsloot en Van ’t Padje, 2010: 40). Derhalve is de planvorming ter voorbereiding op rampen

gebaseerd op een militaire doctrine (Helsloot en Van ’t Padje, 2010: 40). Deze doctrine heeft als

uitgangspunt dat “bij crisis chaos ontstaat en dat command en control de middelen zijn om weer tot de

‘normale’ gang van zaken terug te keren” (Helsloot en Van ’t Padje, 2010: 40). Hoewel in de jaren

tachtig de overgang is gemaakt van civiele verdediging naar rampenbestrijding, is de huidige

rampenstructuur nog (deels) gebaseerd op de militaire doctrine (Helsloot en Van ’t Padje, 2010: 40-

41). Dynes argumenteert een ander model dat uitgaat van het principe dat mensen zonder het

‘command and control-model’ waarschijnlijk een betere reactie ontwikkelen in crisissituaties (1994 in

Helsloot en Van ’t Padje, 2010: 41-42).

Er zijn verschillende (Angelsaksische) voorbeelden te noemen op welke manier zelfredzame

burgers in de rampenbestrijding een plek kunnen krijgen (Helsloot en Van ’t Padje, 2010: 43-44). Zo

worden in de Verenigde Staten ‘Community Emergency Response Teams’ (CERT) samengesteld.

Deze teams, die worden gezien als verlengstuk van professionele hulpdiensten, bestaan uit

buurtbewoners en worden getraind voor de eerste levensreddende handelingen en het doen van ‘the

greatest good for the greatest number’. Een ander voorbeeld is in Nieuw-Zeeland waar ‘recovery

managers’ worden getraind om lokale groepen te begeleiden die na een ramp (spontaan) hun

gemeenschap herstellen. Weer een andere methode is het bevorderen van zelfredzaamheid via

checklists gericht op de lokale overheid, bedrijven en de bevolking. Deze checklists gaan, met name in

westerse landen, vooral over het voorlichten van burgers over de maatregelen die zij ten behoeve van

zelfredzaamheid moeten nemen.

In Nederland probeert de overheid zelfredzaamheid te bevorderen middels de Denk Vooruit-

campagne. Deze campagne was gericht op het aanleggen van noodvoorraden. Echter bleek deze

weinig succesvol (Helsloot en Van ’t Padje, 2010: 44-45). Verder houden hulpdiensten in Nederland

nauwelijks rekening met de zelfredzaamheid van burgers tijdens crisis (Oberijé en Tonnaer, 2008: 36,

Tonnaer, 2008: 49). Zelfredzaamheid wordt niet meegenomen in plannen, beleidsstukken en

‘realistische’ rampenoefeningen (Tonnaer, 2008: 49; Helsloot en Van ’t Padje, 2010: 46), terwijl dit juist

wél de realiteit is. Dit komt niet zozeer omdat hulpverleners zelfredzaamheid tijdens een incident tegen

willen gaan of afwijzen (professionals staan juist positief tegenover zelfredzaamheid!), maar is

variërend van ‘nog niet aan gedacht’ tot ‘burgerparticipatie valt niet te plannen’ (Oberijé en Tonnaer,

9

2008: 13-14; 36). Zo wordt er bijvoorbeeld ook geen rekening gehouden met het type burger die

professioneel hulpverlener is, maar geen dienst heeft of uit een andere regio komt of met vrijwilligers

die in de herstelfase na een ramp slachtoffers begeleiden (Helsloot en Van’ t Padje, 2010: 46-47).

10

4. RESPONS: ZELFREDZAAMHEID TIJDENS ZWARE ONGEVALLEN, RAMPEN EN CRISES Burgers

Bij rampen komt zelfredzaamheid op grote schaal voor (Tonnaer, 2008: 43). Dit komt omdat “burgers

direct na een ramp voor hulp vooral op elkaar aangewezen [zijn], aangezien het voor de overheid

onmogelijk is om in korte tijd voldoende personele en materiële middelen ter plaatste te hebben om

aan de totale hulpvraag te kunnen voldoen” (Tonnaer, 2008: 43). Hulpdiensten zijn tijdens het eerste

uur van een ramp of zwaar ongeval bezig met het opstarten van hun eigen calamiteitenorganisatie

(Kuipers en Meuleman, 2003:14 in Helsloot en Van ’t Padje, 2010: 45).

Tijdens de alarmeringsfase van een ramp moeten burgers veel beslissingen nemen

(Ruitenberg en Helsloot, 2004: 24). Het wel of niet ondernemen van maatregelen hangt af van de

interpretatie van de situatie door de burger (Ruitenberg en Helsloot, 2004: 24). De volgende

denkstappen zijn hierbij te onderscheiden (Ruitenberg en Helsloot, 2004: 24):

- beoordeling van de waarschuwing: betrouwbaarheid en effect;

- besluit tot mogelijke zelfredzame maatregelen.

Als een waarschuwing wordt gegeven kan dit voor verschillende mensen een andere betekenis

hebben. De dominante perceptie van het risico bepaalt welke activiteiten men onderneemt

(Ruitenberg en Helsloot, 2004: 25). Individuen gaan nadenken om iets te ondernemen als zij de ramp

als ‘echt’ beschouwen (Ruitenberg en Helsloot, 2004: 25). Als een burger overweegt om daadwerkelijk

actie te ondernemen om zichzelf te beschermen, is het van belang: of de waarschuwing tijdig is

afgegeven om te kunnen reageren op de rampsituatie, wat de situatie is van familie(leden) en of er

een bestaand ‘veiligheidsplan’ aanwezig is.

Burgers kunnen bij gevaar besluiten op basis van gevoel en analyse (Ruitenberg en Helsloot,

2004: 28). Tijdens een ramp dat zich plotsklaps voordoet waarvoor weinig tot geen voorbereidingstijd

is, treden burgers adequaat en zelfredzaam op (Ruitenberg en Helsloot, 2004: 29). Burgers raken

vrijwel nooit in paniek, zijn niet hulpeloos en afhankelijk van hulp van buiten en plunderen vrijwel niet

kort na rampen en ongevallen (Perry en Lindell, 2003; Quarantelli, 1969, 1993, 1999; Dynes, 1994,

Tierney, 1989 in Ruitenberg en Helsloot, 2003: 30).

Het Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid (NIFV) heeft onderzoek gedaan naar

praktijkervaringen met burgerhulp (zelfredzaamheid) bij tien rampen en incidenten in Nederland

(Groenewegen-ter Morsche en Oberijé e.a., 2010). Op basis van dit onderzoek zijn diverse conclusies

te trekken. Zo blijkt o.a. dat burgers in bijna alle rampenbestrijdingsprocessen handelingen hebben

verricht1, veel burgers een BHV- of EHBO-diploma of relevante functie hadden, hulpdiensten blij

waren met de burgerhulp en dat er is samengewerkt tussen burgers en hulpverleners. Er zijn zowel

positieve als negatieve punten van burgerhulp door respondenten benoemd (Groenewegen-ter

Morsche en Oberijé e.a., 2010: 112-114). Zie daarvoor tabel 2.

1 Een totaaloverzicht hiervan is opgenomen in bijlage 1.

11

Tabel 2: Positieve en negatieve aspecten van burgerhulp Positieve aspecten burgerhulp Negatieve aspecten burgerhulp

1. Burgers zijn snel ter plaatse. 1. Burgerhulp verloopt vaak onoverzichtelijk.

2. Burgers zijn vaak in grote aantallen aanwezig. 2. De coördinatie of begeleiding van burgerhulp kost

tijd of capaciteit.

3. Burgers beschikken vaak over bijzondere kennis

of specialistisch materieel.

3. Helpende burgers kunnen de hulpverlening

belemmeren.

4. Burgers voorkomen of beperken letsel en schade. 4. Door burgerhulp kan de informatievoorziening

worden beperkt.

5. Burgers kunnen informatievoorziening

bevorderen.

5. Er is op het moment van het incident geen inzicht

in de capaciteiten van helpende burgers.

6. Helpende burgers bevorderen de verbondenheid

tussen mensen.

6. Burgers kunnen gevaren soms slecht inschatten

en lopen risico’s.

7. Helpen zorgt voor een goed gevoel en mogelijk

betere verwerking bij burgers.

7. Helpende burgers zijn niet getraind op de

emotionele impact.

8. In het geval van opvang en nazorg zijn burgers

toegankelijk.

Overheid

Tijdens een crisis is de overheid voor een grote mate afhankelijk van de inzet van deskundige,

vrijwillig opkomende burgers (Helsloot en Van ’t Padje, 2010: 47). Dit bleek bijvoorbeeld doordat de

logistiek tijdens de bergingsoperaties op 9/11 mogelijk werd gemaakt door een spontaan gegroeide

vrijwilligersorganisaties (Voorhees, 2008: 4-16 in Helsloot en Van ’t Padje, 2010: 47) en dat na Katrina

de operaties werden voorzien van onmisbare geografische informatie door vrijwilligers. Tijdens crises

ontstaan er zogenoemde ‘spontane burgerhulporganisaties’ (Helsloot en Van ’t Padje, 2010: 47). Dit

zijn redzame burgers die zichzelf spontaan organiseren.

12

5. HERSTEL: ZELFREDZAAMHEID NA ZWARE ONGEVALLEN, RAMPEN EN CRISES Burgers

Burgers weten zichzelf na een ramp vaak prima te redden; slechts een klein gedeelte heeft

professionele hulpverlening nodig (Te Brake, 2008: 54). Zelfredzaamheid in de nafase heeft onder

andere te maken met veerkracht van burgers. Veerkracht wil zeggen dat burgers de capaciteit hebben

om te kunnen omgaan met onverwachte gebeurtenissen wanneer deze zich manifesteren, oftewel

leren om terug te veren (Wildavsky, 1988: 78). Wildavsky geeft aan dat mensen hebben in het

omgaan met risico’s twee strategieën hebben: anticipatie en veerkracht. Veerkracht verdient de

voorkeur, omdat anticipatie richt zich op het voorkomen van alle mogelijke potentiële gevaren en

veerkracht staat voor een adaptieve reactie op veranderingen en variabiliteit. Tabel 3 geeft een

overzicht van de verschillende strategieën van Wildavsky (1988).

Tabel 3: Veerkracht en anticipatie Geringe kennis over wat te doen Veel kennis over wat te doen

Hoge voorspelbaarheid van verandering

Meer veerkracht, minder

anticipatie

Anticipatie

Lage voorspelbaarheid

van verandering

Veerkracht Meer veerkracht dan anticipatie

Veerkrachtige mensen hebben een zekere ‘hardiness’ (‘taaiheid’), een zekere zelfbekrachtiging

(zelfoverschatting), een zekere onderdrukkende (repressieve) coping (zonder emotie rationeel

handelen) en tot slot een zekere positieve emotie en humor (Bonanno, 2004 in Te Brake e.a., 2008:

56).

Als mensen na een ramp echter wel hulpbehoevend zijn, is het goed te realiseren dat ook

burgers zelf in die begeleiding een grote rol in spelen (Helsloot en Van’ t Padje, 2010: 46). Een

voorbeeld hiervan is Slachtofferhulp Nederland. Deze organisatie helpt slachtoffers na een misdrijf,

verkeersongeluk of calamiteit en heeft 1800 medewerkers waarvan 1500 vrijwilligers zijn (Website

Slachtofferhulp Nederland, 2011). Dit is dus meer dan 80% van de organisatie.

Overheid

Veerkracht is een beïnvloedbaar proces (Luthar e.a., 2000 in Te Brake e.a., 2008: 55). Een voorbeeld

hoe de overheid veerkracht heeft gepoogd te bevorderen is het EU-project ‘Citizens and Resilience –

the balance between awareness and fear’ dat tussen 2005-2007 is uitgevoerd. In dit project zijn drie

concrete producten ontwikkeld: 1) een handreiking voor hulpverleners, 2) een musical met

lesmateriaal voor kinderen op de basisschool en 3) een Europees symbool2 voor veerkracht (Te Brake

e.a., 2008: 57-65). Wat de precieze werkzaamheid van deze producten is (geweest), is vooralsnog

niet te benoemen (Te Brake, 2008: 65).

2 Denk aan het lieveheersbeestje als Nederlands symbool tegen zinloos geweld.

13

6. SOCIALE SAMENHANG EN ZELFREDZAAMHEID Eén aspect dat rondom het onderwerp zelfredzaamheid regelmatig wordt benoemd, is sociale

cohesie. Sociale cohesie is de interne bindingskracht van een sociaal systeem (Schuyt, 1997). De

Hart legt sociale cohesie uit als: “de mate waarin mensen in gedrag en beleving uitdrukking geven aan

hun betrokkenheid bij maatschappelijke verbanden in hun persoonlijke leven, als burger in de

maatschappij en als lid van de samenleving” (2002: 12). Het is bekend is dat sociale cohesie bij

sociale veiligheid (criminaliteit en veiligheidsgevoel) een belangrijke rol speelt (De Hart, 2002: 17-21;

Timmer, 2006). Een hogere sociale cohesie in de buurt gaat samen met een lagere slachtofferkans

van criminaliteit en een geringere beleving van onveiligheid (Maas-de Waal en Wittebrood, 2002: 279-

308). Echter wijzen sommige auteurs op het feit dat sociale cohesie niet per definitie een positieve

bijdrage levert aan veiligheid (Van Stokkem en Toenders, 2010). Het kan zelfs zijn dat een hoge

sociale cohesie een negatief effect heeft op veiligheidsgevoelens, omdat mensen zich bewuster

worden van mogelijke dreigingen (De Hart, 2002: 24).

Er zijn diverse projecten en onderzoeken geweest naar sociale zelfredzaamheid (Denkers,

1993; Zoomer, 1993; Toenders e.a., 2002 in Van den Brand, 2005: 54-56). Sociale zelfredzaamheid

is: “het vermogen en de bereidheid van mensen om conflicten of problemen in relatie met anderen tot

een oplossing te brengen vanuit de opvatting dat het niet uitsluitend de verantwoordelijkheid van de

overheid – of de politie – is om problemen tussen burgers op te lossen, maar ook de

verantwoordelijkheid van die burgers zelf” (Denkers, 1993 in Van den Brand, 2005: 14). De ervaring

met sociale zelfredzaamheid leert dat zelfredzaamheid niet begint met overheidsinitiatieven (Van den

Brand, 2005: 57). De bijdrage van burgers, bijvoorbeeld in de planvorming, dient van burgers zelf uit

te gaan met als voorwaarde dat de overheid concreet aanwezig en aanspreekbaar is ‘in de wijk’ (Van

en Brand, 2005: 59; Van Stokkem en Toenders, 2010: 223).

In relatie tot fysieke veiligheid wordt vermoed dat sociale cohesie een positief effect op de

zelfredzaamheid. Dit vermoeden bestaat onder andere in het beroepenveld, want professionals

denken dat er een relatie zit tussen de mate van sociale cohesie in een gebied en de mate van

burgerparticipatie bij rampen en zware ongevallen (Oberijé en Tonnaer ,2008: 32). Uit een recente

universitaire bachelorthesis blijkt dat sociale cohesie ook op zelfredzaamheid een positief effect heeft

(Newton, 2010). Verder blijkt uit het proefschrift van Haverkamp dat tijdens noodsituaties op sociale

netwerken wordt vertrouwd omdat dit zorgt voor vertrouwen tussen burgers onderling wat weer positief

bijdraagt aan de betrokkenheid (2005: 88, 158).

Wat ook te maken heeft met sociale samenhang is kleinschaligheid. De Raad voor

Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) geeft aan dat veiligheid voor burgers een grote zorg en publiek

goed is (2000: 54). Van belang is dat burgers bereidt zijn om alleen of samen met anderen in ieder

geval hun directe woonomgeving te beschermen (RMO, 2000: 54). Wanneer een risico dus de directe

woonomgeving van de burger raakt en door de burger als voldoende bedreigend wordt ervaren

(Ruitenberg en Helsloot, 2004: 14), zal deze zich voorbereiden. Het is raadzaam om zelfredzaamheid

te bevorderen middels kleinschalige, buurgerichte initiatieven.

14

7. PRAKTIJKERVARINGEN ZELFREDZAAMHEID

7.1 Achtergrond Het Nationaal Crisiscentrum (NCC) van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (MvVJ) heeft een

project zelfredzaamheid (website NCC, 2011). In dit project wordt ingezet op drie sporen:

1. Creëren van risicobewustzijn 2. Gebiedsgerichte pilots voor instrumenten die zelfredzaamheid versterken 3. Onderzoek Het creëren van risicobewustzijn is vormgegeven in de Denk Vooruit-campagne van 2008 en is

voortgezet in 2009. Hoewel deze campagne een positief effect heeft op het risicobewustzijn, ontbreekt

de stap naar de daadwerkelijke voorbereiding (NCC, januari 2011). Daarom zijn vier pilots gestart om

te onderzoeken welke instrumenten deze gedragsverandering wel kunnen bereiken. Deze pilots zijn

uitgevoerd in Veiligheidsregio’s Amsterdam-Amstelland, Provincie Gelderland, Veiligheidsregio

Zeeland en Veiligheidsregio Midden- en West Brabant (Moerdijk).

7.2 Pilot Amsterdam-Amstelland Alle informatie uit deze paragraaf is afkomstig uit de eindrapportage van het Projectteam

zelfredzaamheid Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland (2010). De pilot is uitgevoerd in de periode

april 2009 tot en met mei 2010. In die periode zijn onder andere de volgende activiteiten uitgevoerd:

brainstorm- en werksessies, nulmeting, congres over samenwerking professionals en burgers,

publiekscampagne, evaluatie van producten door professionals en effectmeting bij bevolking.

In de pilot is aan de ene kant gewerkt aan manieren om overheden en hulpdiensten te leren

hoe zij (zelf) redzaamheid beter kunnen benutten tijdens incidenten. Aan de andere kant zijn nieuwe

producten ontwikkeld die burgers en bedrijven helpen bij het versterken van hun (zelf)redzaamheid.

De volgende producten zijn in deze pilot ontwikkeld:

Flexibele crisisbeheersing

• Notitie Schade- en Aansprakelijkheidsvraagstukken: aansprakelijkheid is een verzekerd risico en

geen belemmering voor het benutten van (zelf)redzaamheid.

• Competentieprofiel: de professional die (zelf)redzaamheid benut is communicatief en speelt

effectief in op de omgeving.

• Werkwijze Samenwerken: multidisciplinaire werkafspraken om operationele professionals in

gelegenheid te stellen effectief met aanwezige burgers te kunnen samenwerken.

• Proceschecklists: processpecifieke tips om (zelf)redzaamheid te benutten.

• Basistraining zelfredzaamheid voor OvD’s.

• Oefenscripts (zelfredzaamheid) die in reguliere, multidisciplinaire oefeningen kunnen worden

ingevoegd.

• Evaluatiecriteria om te beoordelen of er slim met de (zelf)redzaamheid is omgegaan.

15

Risicocommunicatie & zelfredzaamheid

• Communicatiestrategie: burgers activeren om aan de slag te gaan. Er is met behulp van de

volgende middelen geactiveerd:

- Website

- Handelingsperspectieven (14)

- Noodeditie (lokale krant)

- Posters (6)

- Folders (4)

- Spandoeken (4)

- Risicocafé (buurtbijeenkomst)

• Zelfredzaamheid van burgers:

- Burgercurriculum: opsomming van kennis en vaardigheden, spullen en afspraken die mensen

in staat stelt zelf (zelf)redzaam te zijn.

- Wat doe je in nood?: nieuwe cursus om de basis van eerste hulp en brandbestrijding te leren.

- Urban survival: nieuwe cursus om te leren met langdurige uitval van nutsvoorzieningen om te

gaan.

Mensen met een beperking

• Veiligheidsgesprek: iemand die een beperking heeft, wordt in een gesprek geholpen te bedenken

hoe hij of zij de eigen (zelf)redzaamheid kan versterken.

• Netwerken in crisis: crisisbeheersingsorganisatie van de overheid maakt gebruik van bestaande

zorgnetwerken in de buurt voor het vinden en helpen van mensen met een beperking.

Kwetsbare organisaties

• Zelfredzame ontruimingsoefeningen: zorginstellingen leren dat hun gasten ook (zelf)redzaam

kunnen zijn.

• Zelftest veiligheidscultuur: organisaties krijgen inzicht in de sterke en zwakke punten van hun

veiligheidscultuur en tips om deze te verbeteren.

• Zelftest kwaliteit BHV: organisaties krijgen inzicht in de sterke en zwakke punten van hun BHV-

organisaties en tips om deze te verbeteren.

7.3 Pilot Provincie Gelderland Alle informatie uit deze paragraaf is afkomstig uit de eindrapportage van de pilot (Provincie

Gelderland, 2010). In de periode van 1 maart 2009 tot 15 juni 2010 zijn er een zestal realistische

ontruimingsoefeningen georganiseerd op een particulier landgoed, een camping en een recreatiepark.

Tijdens de oefeningen is uitgegaan van een scenario van een onbeheersbare natuurbrand waarbij is

gekeken naar de mate van zelfredzaamheid van burgers en welke instrumenten dit zelfredzame

gedrag kunnen versterken, wanneer vluchten bij natuurbranden aan de orde is.

De belangrijkste instrumenten en verbetermaatregelen die op de recreatieterreinen werden

ingezet ter aanvulling op hun ontruimingsplan waren:

16

• Vroegtijdige SMS-alarmering van de eigenaren.

• Posters op locatie met een publieke gebruikersfunctie.

• Emmer met ontruimingsinstructies.

• Vroegtijdige alarmering van de eigenaren.

• Groepswijze SMS-alert van bewoners, bezoekers en personeel.

• Omroepen met megafoon.

• Handmatige bediende brandweersirene.

• Placemat met plattegrond en calamiteiteninstructies.

• Vluchtrouteaanduiding.

• Gecheckt & leeg sticker.

Op basis van de oefeningen kan het volgende worden geconcludeerd:

• Respondenten geven aan dat zij in de toekomst beter zullen reageren en dat nadenken en

voorbereiding als zeer belangrijk worden ervaren.

• Communicatie blijft een aandachtspunt.

• Door de oefeningen is de staf beter voorbereidt en kennen de cliënten de verzamelplek. Mensen

met een beperking kunnen prima meedoen aan een ontruimingsoefening.

• De oefeningen hebben effect gehad op planvorming: een ontruimingsprotocol wordt opgesteld.

• Een presentielijst is een prima instrument.

• Het lokaliseren van alle in het bos is een moeilijk punt. GPS-telefoons kunnen hiervoor een

oplossing zijn.

• Wegens het gebrek aan open waren zouden op het landgoed putten moeten worden geslagen of

boeren in de omgeving moeten beschikken over giertanks.

• De vluchtwegen moeten goed vrij zijn voor de hulpdiensten en vluchtende burgers.

7.4 Pilot Veiligheidsregio Zeeland Alle informatie in deze paragraaf is afkomstig uit de eindrapportage van de pilot in Veiligheidsregio

Zeeland (Veiligheidsregio Zeeland, 2010). In Veiligheidsregio Zeeland is gekeken of een reeds

ontwikkeld alerteringssysteem voor overstromingen ook toepasbaar is voor andere ramptypen, hoe de

informatie digitaal kan worden ontsloten en hoe verschillende doelgroepen met dit middel kunnen

worden bediend. Het reeds ontwikkelde alerteringssysteem is een “alerteringssysteem waarbij de

overheid de bevolking op tijd eerlijke en duidelijke informatie geeft over de weersverwachting, de

verwachte stand van het water en de kans op een overstroming. Aan het weer- en waterscenario

worden bepaalde maatregelen van de overheid gekoppeld, zowel voor het voorkomen van een

overstroming als het beperken van de schade bij een daadwerkelijke overstroming. Tevens geeft de

kleurcode aan wat de inwoners zelf kunnen doen om hun schade zo veel als mogelijk te beperken en

om zichzelf in veiligheid te brengen” (Veiligheidsregio Zeeland, 2010: 1).

Naast overstroming is er voor de ramptype nucleaire veiligheid, weerdreiging en de uitval van

nutsvoorzieningen een website ingericht waar informatie is te vinden over maatregelen die burgers

kunnen treffen, welke maatregelen de overheid treft en waar ze meer informatie kunnen vinden. Alle

17

informatie over dreigingen en handelingsperspectieven is samengebracht in de website

www.zeelandveilig.nl. De website heeft de volgende uitgangspunten:

• Korte informatie over dreigingen die van toepassing zijn op de Zeeuwse regio.

• Korte informatie over handelingsperspectieven voor de inwoners.

• Korte informatie over de maatregelen die de overheid kan treffen.

• Gegevens voor meer informatie.

7.5 Pilot Moerdijk Tijdens dit schrijven (februari 2011) is de eindrapportage van de pilot in Moerdijk nog niet bekend.

Hierdoor kan nog worden ingegaan op de ervaringen en uitkomsten van de pilot. De pilot heeft zich

gericht op maatregelen en technieken om de zelfredzaamheid te vergroten op bedrijventerrein

Moerdijk (Ter Horst, 2009). Tijdens de pilot is geëxperimenteerd met een instrument waardoor

laagdrempelig en vrijblijvend sms-alert informatie kan worden gedeeld (MvVJ, 2010). Dit met als doel

om de onderlinge BHV-structuur tussen verschillende bedrijven te versterken. Tijdens incidenten is

namelijk een veelgehoorde klacht dat er gebrek is aan informatie. Na een calamiteit wil men elkaar zo

snel mogelijk kunnen informeren over het ontstaan daarvan.

18

8. RELEVANTE ADVIEZEN Er zijn diverse onderzoeken uitgevoerd naar zelfredzaamheid. Op basis van deze onderzoeken en de

recent uitgevoerde pilots zijn een aantal algemene adviezen bekend die relevant zijn om de

zelfredzaamheid te bevorderen.

1. Zorg dat professionele hulpverleners zelfredzaamheid van burgers willen en kunnen benutten.

Het is een misvatting dat professionele hulpverleners niet positief staan tegenover het concept

zelfredzaamheid, zo blijkt uit het onderzoek van Oberijé en Tonnaer (2008: 36). De wil is er dus! Toch

wordt zelfredzaamheid nog niet meegenomen in planvorming en oefeningen (Tonnaer, 2008: 49;

Helsloot en Van ’t Padje, 2010: 46). Omdat de beste voorspeller van gedrag in noodsituaties het

gedrag voorafgaand aan noodsituaties is (Ruitenberg & Helsloot, 2004: 51), is “het niet goed denkbaar

dat een overheidsprofessional [die] in zijn dagelijks werk niet samen met burgers problemen probeert

op te lossen, dat wel zou doen in rampsituaties” (Van ’t Padje en Groenendaal, 2008: 33). Het is

belangrijk dat wordt aangesloten bij de dagelijkse praktijk; in overheidsorganisaties en hulpdiensten is

dit met name het voorbereiden op een ramp. Daarom wordt aanbevolen om:

• tijdens oefeningen en opleidingen aandacht te besteden aan de zelfredzaamheid van burgers

(Tonnaer, 2008: 53; Groenewegen-ter Morsche en Oberijé e.a., 2010: 115). Betrek bijvoorbeeld

tijdens oefeningen helpende burgers. Dit is ook relevant, omdat “het handelen van burgers tijdens

rampen strijdig kan zijn met de bestaande werkwijzen en procedures die de overheid in de

voorbereidingsfase ontwerpt” (Van den Brand, 2005: 58).

• naast het opdoen van werk en ervaring universele (vuist)regels te ontwikkelen hoe de

samenwerking van tussen hulpdiensten en burgers kan worden bereikt (Van ’t Padje en

Groenendaal, 2008: 34; Tonnaer, 2008: 53). Met regels kan namelijk in een korte tijd aan veel

mensen worden aangegeven wat de bedoeling is. Enkele voorbeelden van dergelijke regels zijn:

Laat burgers helpen, vertrouw op de capaciteiten van burgers, coördineer burgerhulp waar nodig,

geeft helpende burgers erkenning en waardering, betrek burgers bij de evaluatie en nazorg

(Groenewegen-ter Morsche en Oberijé e.a., 2010: 115).

2. Zorg dat burgers hun kennis en vaardigheden vergroten.

Het is belangrijk om de kennis en vaardigheden van burgers te vergroten (Groenewegen-ter Morsche

en Oberijé e.a., 2010: 115-116). Daarom wordt aanbevolen om:

• bij burgers het bewustzijn te vergroten wat hun mogelijkheden tijdens een incident zouden kunnen

zijn.

• de kennis en vaardigheden van burgers te vergroten. Bijvoorbeeld middels EHBO-diploma’s of

lessen op scholen.

• afspraken te maken over veiligheid en aansprakelijkheid. Voor hulpverleners is het onduidelijk

waar ze burgers wel en niet voor kunnen inzetten en hoe zich dit verhoudt tot eventuele

aansprakelijkheid.

19

Wanneer burgers worden gestimuleerd om zich voor te bereiden op een ramp, is aan te bevelen om

(Ruitenberg en Helsloot, 2004:

• te richten op risico’s die burgers zelf ook als echt risico ervaren.

• voorbereidende handelingen van burgers écht de moeite waard zijn.

• te realiseren dat geobjectiveerde kennis over een risico géén invloed heeft op de beleving van dat

risico en daarmee op de voorbereiding op dat risico

3. Bevorder veerkracht.

Zoals duidelijk is geworden kunnen mensen omgaan met risico’s door te anticiperen of veerkracht

(Wildavsky, 1988). Veerkracht verdient de voorkeur, omdat anticipatie richt zich op het voorkomen van

alle mogelijke potentiële gevaren en veerkracht staat voor een adaptieve reactie op veranderingen en

variabiliteit. Daarom is aan te bevelen om de veerkracht van een gemeenschap te bevorderen. Hier

dient rekening te worden gehouden met de persoonskenmerken van veerkrachtige individuen.

4. Begin kleinschalig en gebruik bestaande sociale samenhang.

De Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling geeft aan dat veiligheid voor burgers een grote zorg en

publiek goed is (2000: 54). Van belang is dat “burgers bereidt [zijn] om alleen of samen met anderen

in ieder geval hun directe woonomgeving te beschermen” (RMO, 2000: 54). Wanneer een risico dus

de directe woonomgeving van de burger raakt en door de burger als voldoende bedreigend wordt

ervaren (Ruitenberg en Helsloot, 2004: 14), zal deze zich voorbereiden. Het is raadzaam om

zelfredzaamheid te bevorderen middels kleinschalige, buurgerichte initiatieven.

Een ander aspect dat hieraan gerelateerd is, is sociale cohesie. Sociale cohesie is de interne

bindingskracht van een sociaal systeem (Schuyt, 1997 in Timmer, 2006: 13) en heeft een positief

effect op de sociale veiligheid (Maas-de Waal en Wittebrood, 2002: 279-308). Ook vermoedt dat er

een positieve relatie is tussen sociale cohesie en zelfredzaamheid bij rampen en crisis (Oberijé en

Tonnaer, 2008: 36; Bouma e.a., 2010; Newton, 2010). Zo zijn bijvoorbeeld sociale netwerken, die

kunnen worden beschouwd als een vorm van sociale cohesie, tijdens rampen en crisis belangrijk

(Haverkamp, 2005). In noodsituaties wordt namelijk op sociale netwerken vertrouwd en “sociale

netwerken en participatie genereren vertrouwen tussenburgers onderling en dat vertrouwen bevordert

weer de betrokkenheid” (Haverkamp, 2005: 88, 158).

5. Ondersteun burgerinitiatieven.

Er is al veel ervaring opgedaan met sociale zelfredzaamheid. Hiervan is geleerd dat zelfredzaamheid

niet begint met overheidsinitiatieven (Van den Brand, 2005: 57), maar juist vanuit de burger zelf dient

te komen. Belangrijk is wel dat de overheid burgerinitiatieven ondersteunt en aanspreekbaar is in de

wijk (Van en Brand, 2005: 59; Van Stokkem en Toenders, 2010: 223).

20

LITERATUUR Bureau Veiligheidsberaad (2009) Samenwerking in een ander perspectief. Naar een multidisciplinaire

visie op de ontwikkelingen van de veiligheidsregio, Den Haag: Bureau Veiligheidsberaad.

Groenewegen-ter Morsche, K. en Oberijé, N. (2010) Burgers bij de bestrijding van

rampen: betrokken, beschikbaar, bekwaam, Arnhem: Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid

(medeauteurs Aulman, L., Leunk, M., Van Rooij, T., Van Rossum, W., De Ruwe, S., In ’t Veld,

M., Vos, W., Van de Weert, M.).

Haverkamp, G. (2005) Vuur als gemeenschappelijke vijand, ’s Gravenhage: Reed Business

Information bv.

Helsloot, I., Martens, S., Scholtens, A. (2010) Basisboek regionale crisisbeheersing. Een praktische

reader voor functionarissen in de regionale crisisorganisatie. Arnhem: Nederlands Instituut

Fysieke Veiligheid Nibra.

Helsloot, I. en Van ’t Padje, B. (2010) Zelfredzaamheid bij crisis in de fysieke veiligheid,

p. 23-53, in: Helsloot, I. en Van ’t Padje, B. (red.) (2010), Zelfredzaamheid. Concepten,

thema’s en voorbeelden nader beschouwd, Den Haag: Boom Juridische uitgevers.

Ministerie van Veiligheid en Justitie (2010) Uitnodiging. Regiobijeenkomsten zelfredzaamheid.

Maas-de Waal, C. en Wittebrood, K. (2002) Sociale cohesie, fysieke buurtkenmerken en onveiligheid

in de grote(re) steden, p. 279-308 in: de Hart, J. (red.) Zekere banden. Sociale cohesie,

leefbaarheid en veiligheid, Den Haag: Sociaal Cultureel Planbureau.

Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR) (2010) De brandweer

over morgen. Strategische reis als basis voor vernieuwing, Arnhem: NVBR.

Newton, F. (2010) Zelfredzaamheid bij rampen en crisis. Stimulerende beleidsinstrumenten van de

overheid, bachelorscriptie Bestuurskunde, Universiteit Twente.

Oberijé, N. en Tonnaer, C. (2008) Hulpverleners en burgerhulp, Arnhem:

Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid Nibra.

Projectteam zelfredzaamheid VRAA (2010) Flexibele hulpverlener ontmoet (zelf)redzame burger.

Proefproject benutten en versterken van (zelf)redzaamheid – een buurtgerichte aanpak,

Amsterdam: Veiligheidsregio Amsterdam – Amstelland.

21

Provincie Gelderland (2010) Pilot Zelfredzaamheid bij Natuurbranden Noord-Veluwe. Eindrapportage,

Arnhem: Provincie Gelderland.

Ruitenberg, A.G.W. en Helsloot, I. (2004) Zelfredzaamheid van burgers bij rampen en

zware ongevallen, Den Haag: Kluwer.

Sievers, L. (2009) Burgers als bondgenoten. Zelfredzaamheid en burgerparticipatie bij rampen en

crisis door samenwerking met de brandweer, Scriptie Masteropleiding Crisis and

Disastermanagement NIFV/NSOB.

Bouma, G., Jolink, E., Tibboel, G., Sievers, L., Van Son, B. (2010) Angst en vertrouwen, thema:

burger en overheid, groepsscriptie MCDM 11.

Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (2000) Aansprekend burgerschap. De relatie tussen de

organisatie van het publieke domein en de verantwoordelijkheid van burgers, Den Haag: Sdu

Uitgevers.

Schuyt, K. (1997) Sociale cohesie en sociaal beleid. Drie publiekscolleges in De Balie, Amsterdam: De

Balie.

Te Brake, H., Van der Post, M., De Ruijter, A. (2008) Veerkracht. Van concept naar praktijk, Tijdschrift

voor Veiligheid, (7) 2, p. 54-68.

Ter Horst, Brief zelfredzaamheid bij rampen en crises, Minister Ter Horst, 4 juni 2009, 2009-

0000285982.

Timmer, J. (2006) Burger, buurt en bondgenoten. Praktijkonderzoek naar veiligheidsaspecten en

sociale samenhang in de leefomgeving, Zwolle: Christelijke Hogeschool Windesheim.

Tonnaer, C. (2008) Burgerhulp bij rampen: op waarde geschat?, Tijdschrift voor

Veiligheid, 2008 (7) 2, p. 42-53.

Van Stokkem, B. en Toenders, N. (2010) De sociale cohesie voorbij. Actieve burgers in

achterstandswijken, Amsterdam: Pallas Publications – Amsterdam University Press.

Van den Brand, R. (2005) Lessen uit de praktijk van sociale zelfredzaamheid, p. 49-58 in: Van den

Brand R., Duyvis, M., Kobes, M., Oberijé, N., Silem, S., Verhallen, P. (2005) Zelfredzaamheid

en fysieke veiligheid van burgers. Verkenningen, Arnhem: Nederlands Instituut voor

Brandweer en Rampenbestrijding.

22

Van ’t Padje, B. en Groenendaal, J. (2008) Redzame burgers als vliegwiel van verandering, Tijdschrift

voor Veiligheid, (7) 2, p. 25-41.

Veiligheidsregio Zeeland (2010) Eindrapportage project Zelfredzaamheid, Middelburg:

Veiligheidsregio Zeeland.

Wildavsky (1988) Searching for safety, USA: New Brunswick.

Wet Veiligheidsregio’s (2010), Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden, 145.

Film- en beeldmateriaal Brandweer Merseyside (2010) Community Safety, voor Nederland NVBR en Veiligheidsregio

IJsselland.

Provincie Gelderland en Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland (2010) Zelfredzaamheid bij

natuurbranden, productie Christelijke Hogeschool Ede.

Websites Nationaal Crisiscentrum, januari 2011: http://www.nationaalcrisiscentrum.nl/document/

zelfredzaamheid-bij-rampen-en-crises-een-goede-voorbereiding-essentieel

Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding, februari 2011:

http://www.nvbr.nl/wat_doen_we/thema_(brand)veilige/(brand)veilig_leven/projecten

Slachtofferhulp Nederland, februari 2011: http://www.slachtofferhulp.nl

23

Bijlage 1: overzicht van burgerhulp bij rampen Totaaloverzicht van burgerhandelingen (Groenewegen-ter Morsche en Oberijé e.a., 2010: 91-94). Hoofdproces Deelproces Burgerhulp wel/niet

Bestrijden van brand en emissie gevaarlijke stoffen

Redding en technische hulpverlening

Ontsmetten van mens en dier

Ontsmetten van voertuigen en infrastructuur

Brandweer

Waarnemen en meten

Geneeskundige hulpverlening - somatisch

Preventieve gezondheidszorg

GHOR

Geneeskundige hulpverlening - psychosociaal

Afzetten en beschermen

Verkeer regelen

Handhaven van de rechtsorde

Identificeren van slachtoffers

Begidsen

Politie

Strafrechtelijk onderzoek

Uitvaartverzorging

Registratie van schade

Gemeente

Registratie van slachtoffers

Waarschuwen bevolking

Toegankelijk maken en opruimen

Ontruimen en evacueren

Voorlichten

Opvang en verzorging

Multidisciplinair

Voorzien in primaire levensbehoeften