Over schoonheid, nut en geld: Motieven in de stadsontwikkeling van Amsterdam’

24
n met bijbehorende kolken :r- en een aan de Wester- en Beetskoog no 2: Keurboek f) 103-104. 13) is dit stramien tijdens de : kaart van de Beemster zijn everschil van 50 em worden ijzerkoog en het maaiveld in le waarde gevondcn voor de . Borger, Besch oat, polder of Scriptie Vrije Universiteit te :hand aan de plannen toege- Over schoonheid, nut en geld Motieven in de 17e-eeuwse stadsontwikkeling van Amsterdam ]AAP EvERT ABRAHAMSE Inleiding De 17e-eeuwse stadsuitbreidingen van Amsterdam zijn vaak beschouwd als het beste wat er aan stedenbouw in de Republiek is gerealiseerd. Deze waardering geldt, vanzelfsprekend, het resultaat: het aangelegde stadsplan met bebouwing, zoals dat er na verloop van jaren uitziet. N aast de vele lyrische beschrijvingen is vooralsnog weinig onderzoek gedaan waarin naast esthetische ook andere motie- ven voor de stadsontwikkeling worden betrokken. In dit artikel wordt aan de hand van literatuur en stukken uit het gemeentearchief getracht enig inzicht te krijgen in de motieven en redeneringen die een rol hebben gespeeld in de besluit- vorming rand de stadsontwikkeling. Hierbij lijkt een hoofdrol weggelegd voor drie motieven: functionaliteit, esthetiek en financieel rendement. 'Tot cieraet deser stede': de stad als kunstwerk In 2000 werd in de Amsterdamse gemeenteraad een notitie besproken van de 'werk- groep Stadsontwikkeling' van de afdeling Binnenstad van D'66. In de notitie, ge- schreven door het raadslid G. Frankfurther, werd een voorstel gelanceerd om water terug te brengen in een aantal gedempte grachten in de Amsterdamse binnenstad. 1 Het raadslid zag het historische centrum als bestaande uit 'negentig eilanden'. 2 De grachten, die deze 'eilanden' van elkaar scheiden, zijn voor een deel gedempt en die- nen waar mogelijk te worden hergraven. Dit moest leiden tot 'de versterking van de identiteit van Amsterdam als waterstad'. De grachten zijn immers niet aileen aange- legd ten behoeve van het verkeer, maar ook en vooral 'tot cieraet deser stede', aldus het raadslid in zijn notitie. 'Identiteit' is in de visie van het raadslid een lineair begrip: hoe meer water, hoe meer 'identiteit'. En dat is goed voor het toerisme. In het aanhalen van de formulering 'tot cieraet deser stede' als historische legi- timatie van zijn voorstellen staat Frankfurther zeker niet aileen. De formulering komt ook vele malen voor in publicaties over de geschiedenis van stedenbouw en architectuur, vaak zelfs als boektitei.J Het is dan ook interessant om de motieven die in archiefbronnen worden ge- noemd, te vergelijken met de motieven die nu aan de 17e-eeuwse stedenbouwers Worden toegedicht, en de motieven die tegenwoordig worden aangevoerd bij in- grepen in de historische binnenstad.

Transcript of Over schoonheid, nut en geld: Motieven in de stadsontwikkeling van Amsterdam’

n met bijbehorende kolken :r- en een aan de Wester- en

Beetskoog no 2: Keurboek

f) 103-104.

13) is dit stramien tijdens de : kaart van de Beemster zijn

everschil van 50 em worden ijzerkoog en het maaiveld in le waarde gevondcn voor de . Borger, Besch oat, polder of Scriptie Vrije Universiteit te

:hand aan de plannen toege-

Over schoonheid, nut en geld Motieven in de 17e-eeuwse stadsontwikkeling van Amsterdam

]AAP EvERT ABRAHAMSE

Inleiding

De 17e-eeuwse stadsuitbreidingen van Amsterdam zijn vaak beschouwd als het beste wat er aan stedenbouw in de Republiek is gerealiseerd. Deze waardering geldt, vanzelfsprekend, het resultaat: het aangelegde stadsplan met bebouwing, zoals dat er na verloop van jaren uitziet. N aast de vele lyrische beschrijvingen is vooralsnog weinig onderzoek gedaan waarin naast esthetische ook andere motie­ven voor de stadsontwikkeling worden betrokken. In dit artikel wordt aan de hand van literatuur en stukken uit het gemeentearchief getracht enig inzicht te krijgen in de motieven en redeneringen die een rol hebben gespeeld in de besluit­vorming rand de stadsontwikkeling. Hierbij lijkt een hoofdrol weggelegd voor drie motieven: functionaliteit, esthetiek en financieel rendement.

'Tot cieraet deser stede': de stad als kunstwerk

In 2000 werd in de Amsterdamse gemeenteraad een notitie besproken van de 'werk­groep Stadsontwikkeling' van de afdeling Binnenstad van D'66. In de notitie, ge­schreven door het raadslid G. Frankfurther, werd een voorstel gelanceerd om water terug te brengen in een aantal gedempte grachten in de Amsterdamse binnenstad.1

Het raadslid zag het historische centrum als bestaande uit 'negentig eilanden'.2 De grachten, die deze 'eilanden' van elkaar scheiden, zijn voor een deel gedempt en die­nen waar mogelijk te worden hergraven. Dit moest leiden tot 'de versterking van de identiteit van Amsterdam als waterstad'. De grachten zijn immers niet aileen aange­legd ten behoeve van het verkeer, maar ook en vooral 'tot cieraet deser stede', aldus het raadslid in zijn notitie. 'Identiteit' is in de visie van het raadslid een lineair begrip: hoe meer water, hoe meer 'identiteit'. En dat is goed voor het toerisme.

In het aanhalen van de formulering 'tot cieraet deser stede' als historische legi ­timatie van zijn voorstellen staat Frankfurther zeker niet aileen. De formulering komt ook vele malen voor in publicaties over de geschiedenis van stedenbouw en architectuur, vaak zelfs als boektitei.J

Het is dan ook interessant om de motieven die in archiefbronnen worden ge­noemd, te vergelijken met de motieven die nu aan de 17e-eeuwse stedenbouwers Worden toegedicht, en de motieven die tegenwoordig worden aangevoerd bij in­grepen in de historische binnenstad.

104 ]AAP EVERT ABRAHAMS£

De formulering 't~t cieraet dese~. stede' is afkomstig uit 16e- en 17 e-eeuwse tck. sten, meestal resolutles van stedehJke colleges als vroedschap of thresoriercn. I de resoluties wordt niet alleen vermeld welke werken zouden worden uitgevoer~ op het gebied van stadsontwikkeling, infrastructuur, gronduitgifte of openbarc gebouwen, maar wordt daarnaast vaak kort aangegeven wat de red en was voor ec dergelijk besluit. Een bepaald werk, bijvoorbeeld de aanleg van een gracht of he~ oprichten van een groot stadsgebouw, zoals een stadhuis, weeshuis of poort, kon 'tot sieraad' van de stad worden uitgevoerd.

Wie echter in de resoluties van de Amsterdamse vroedschap kijkt, ziet dat drie al­gemene motieven, apart of in wisselende combinaties, worden genoemd bij het bc­sluit tot uitvoering van een bepaald werk: esthetiek, praktisch nu t en financieel reo­dement. Naast de formulering 'tot cieraet', komen de formuleringen 'tot dicnst' of 'tot profijte deser stede' veel vaker voor bij het nemen van beslissingen over stads­uitbreidingen, het aanleggen van grachten, straten, bruggen en sluizen en het verka­velen van grand tot bouwpercelen. Nu zou men kunnen aanvoeren dat het gaatom gemeenplaatsen, termen die met een zekere willekeur in ambtelijke stukken kunncn worden gebruikt, maar dat blijkt bij nadere beschouwing van de resoluties van de Amsterdamse vroedschap, thesaurieren en burgemeesters niet het geval te zijn. De formuleringen 'tot sieraad', 'dienst' of 'profijt' van deze stad werden uitsluitendge­bruikt als iets in de ogen van de bestuurders een esthetische waarde had, nuttig was of geld ging opleveren. Zo werd een brug over het algemeen. 'tot dienste' van de stad aangelegd. Een stenen brug kon daarnaast tot sieraad van de stad strekken, waarbij overigens ook wei werd vermeld dat stenen bruggen minder onderhoud vergden en dus op de lang ere termijn goedkoper waren, tot profijt van de stad.4 De verkoop van gebouwen of grond gebeurde altijd 'tot profijt' of 'tot het meeste profijt', maar de verkaveling kon tevens 'tot sieraad' dienen, net als bijvoorbeeld een (brede) straat1

Het gaat hier dus niet om gemeenplaatsen, maar om de werkelijke overwegingen die ten grondslag hebben gelegen aan besluiten van de Amsterdamse vroedschap.6

Waarom zou de vee! zeldzamer formulering 'tot cieraet deser stede' in demo­derne literatuur veel vaker worden aangehaald dan de andere? Vaak is her esthc­tisch effect van een stedenbouwkundige ingreep het enige dat nog kan worden waargenomen, in tegenstelling tot de functie ervan of het geld dater indertijd mec werd verdiend_ De functie van de verschillende infrastructurele werken en stads­delen is in de loop van de eeuwen vaak vele malen veranderd. Zo zijn de grachten a! in geen tijden meer de belangrijkste infrastructuur van de stad, is de waterstaat­kundige situatie nauwelijks te vergelijken met die in de zeventiende eeuw en wcrd het geld dat met de verkoop van grond werd verdiend, uitgegeven aan stadswcr­ken als straten, pleinen en fortificatiewerken. De architectuurgeschiedenis is va~.k sterk gericht op ontwerpers en ontwerpen en indeling daarvan in oeuvres of Sll)'

len, meer dan op stedenbouw of infrastructuur. Het veelvuldig gebruik van ?,c term 'tot cieraet deser stede' lijkt dan ook een symptoom te zijn van een te eenzw dig esthetische benadering van de stedenbouwkundige problematiek: iets dat rot sieraad van de stad strekt is blijkbaar interessanter dan een goed werkende inf~a­structuur, of, nog banaler en verder buiten het interessegebied van de (kunst)llls­torici, het grondbeleid waarmee a! dat fraais moest worden gefinancierd.

f1et inwom Massale im1 ring van de tal snel op <

1585-1586 ' random de ren gelegen In 1592 we1 aangelegd; <

veld en inge steeds voile zeer positie wordt gem< ende meert voor in de gaat.7 Het '1 len,namin' gatief bijve1 stadsverded maakte effe dictie leidd< werd dan O·

De eerste g westzijde v

del, de hui< drie havem stadsuitbre Juries is af t stad was ge te ambitieu begrepen'. 1

de westzijc Bij het a;

kening geh uit 1622 b moment al strum dat c men verwa wachten. P

)e- en 17 e-eeuwse tek­lap of thresorieren. In .en worden uitgevoerd 1duitgifte of openbare :de red en was voor een ~ van een gracht of hct ;veeshuis of poon, kon

ap kijkt, ziet dat drie al­len genoemd bij het be­:h nut en financieel ren­uleringen 'tot dienst' of beslissingen over stads­en sluizen en het verka­nvoeren dat het gaat om btelijke stukken kunnen van de resoluties van de 1iet het geval te zijn. De d werden uitsluitend ge­~ waarde had, nuttig was 1 'tot dienste' van de stad ie stad strekken, waarbij :r onderhoud vergden en de stad.4 De verkoop van : meeste profijt', maar de ·beeld een (brede) straat.5

·kelijke overwegingen die ·damse vroedschap.6

et deser stede' in de mo­ldere? Vaak is het esthe­ige dat nog kan worden geld dater indertijd mee

1cturele werken en stads­derd. Zo zijn de grachten _de stad, is de waterstaat­eventiende eeuw en werd uitgegeven aan stadswer­ctuurgeschiedenis is vaak laarvan in oeuvres of srij­·eelvuldig gebruik van ?.e n te zijn van een te eenzlJ· problematiek: iets dat tot

een goed werkende infra­:gebied van de (kunst)his­den gefinancierd.

OVER SCHOONHEID, NUT EN GELD 105

Bevolkingsexplosie

J-Iet inwonertal van Amsterdam groeide zeer snel aan het einde van de 16e eeuw. Massale immigratie leidde in deze periode in eerste instantie tot een sterke verdich­ting van de bebouwing binne? de ?~staande stadsg~enzen en vervolgens tot een_ aan­tal snel op elkaar volgende U1tbre1dmgen van relauef beperkte omvang. In de Jaren 1585-1586 werd in combinatie met een nieuwe omwalling een smalle strook grond rondom de stad bestemd als bouwgrond. Hierbij werd de Lastage, het buiten de mu­ren gelegen havengebied aan de oostzijde van de stad, binnen de om walling gehaald. In 1592 werden buitendijks de haveneilanden Uilenburg, Valkenburg en Rapenburg aangelegd; dit leidde tot herontwikkeling van de Lastage, die opnieuw werd verka­veld en ingericht als woongebied. Dit bleek bij lange na niet voldoende: de stad werd steeds voller. In de vroedschap werd groei van de stedelijke bevolking altijd als een zeer positief verschijnsel gezien. In een resolutie van 21 januari 1602 bijvoorbeeld wordt gemeld dat 'men (God loff) dagelicx bevind, dat dese stad van tijt tot tijt meer ende meer toeneempt, ende volckrijker word'. Een term als 'godlof' komt nauwelijks voor in de resoluties, maar meermalen als het om de groei van de stadsbevolking gaat.l Het 'buitentimmeren', de bouw van huizen langs de paden buiten de stadswal­len, nam in deze tijd een grote vlucht. Deze vorm van bouwen werd gezien als een ne­gatief bijverschijnsel van de groei van de stad. Het was vooral schadelijk voor de stadsverdediging; het schootsveld werd dichtgebouwd en het ophogen van gronden maakte effectieve inundaties onmogelijk. Maar het wonen buiten de stedelijke juris­dictie leidde ook tot het op grote schaal ontlopen van de stedelijke accijnzen. In 1609 werd dan ook besloten tot een nieuwe stadsuitbreiding.8

De Derde Uitleg

De eerste grote 17e-eeuwse uitbreiding van Amsterdam werd gerealiseerd aan de westzijde van de oude stad en omvatte het westelijk gedeelte van de grachtengor­del, de huidige Jordaan, her stadsdeel aan weerszijden van de Haarlemmerdijk en drie haveneilanden in het IJ, bet Prinsen-, Bickers- en Realeneiland (afb. 1). Deze stadsuitbreiding wordt over het algemeen de Derde Uit!eg genoemd.9 Uit de reso­luties is af te leiden dat oorspronkelijk een enorme uitbreiding rondom de gehele stad was geprojecteerd. Dit plan voor een grote uideg rondom de gehele stad bleek te ambitieus: een aantalleden van de vroedschap vond het on twerp 'veel te groot begrepen'. 10 Daarom werd besloten de uitbreiding te beperken tot het gebied aan de westzijde van de stad, gelegen tussen het IJ en de Heiligewegspoort. 11

Bij het aanvragen van octrooi aan de Staten van Holland werd altijd expliciet re­kening gehouden met een grate uitleg rondom de gehele stad. 12 Uit een resolutie uit 1622 kan worden opgemaakt dat het idee voor een verdere uitbreid ing op dat moment althans niet officieel is verlaten. 13 Ook het vestingbouwkundige moo­strum dat op de plaats van de huidige Leidsegracht werd aangelegd, wijst erop dat men verwachtte dat een nieuwe stadsuitbreiding niet a! te lang op zich zou laten Wachten. Aan het einde van de westelijke gracbtengordel werd een stuk vesting-

106 ]AAP EvERT ABRAHAMS£

Afb. 1. Amsterdam rood 1625, met aan de rechterzijde de grate westelijke uitleg van 1612. De grachtengordel en de J ordaan zijn al vrijwel geheel bebouwd; de Westelijke Eiland en en de Haarlemmerbuurt nag niet. De nieuwe vestinggordel met elf bolwerken is ter plaatse van de huidige Leidsegracht op de oude fortificatie aangesloten.

wal zonder bolwerken aangelegd, dat ongeveer tweemaal zo lang was als de ove­rige courtines (de delen tussen de bolwerken). Het kon niet met strijkschoten van­af bolwerken worden verdedigd en was tegelijkertijd uitstekend bereikbaar van buitenaf, zowel over water als over de weg, door de parallelle Jigging aan de Over­toom of Heiligewegsvaart, een van de belangrijkste invalsroutes van de stad. 14

Maar er was in 1610 allereerst behoefte aan ruimte voor timmer- en breeuwwer­ven, pakhuizen en woningen voor de mensen die werkzaam waren in de haven. Daarom werd besloten tot een uitbreiding van het havengebied van de stad, de Nieuwe Waal.15 Op 5 maart 1613 werd besloten tot de uitvoering van de westelijke uitbreiding en de aanleg van twee grate grachten, met daaraan brede kades en erven van honderdvijftig tot tweehonderd voet diep. 16 In oktober 1613, dus ongeveer aan het eind van het seizoen waarin aan de vesting kon worden gebouwd, werd vastge­steld dat de nieuwe omwalling van de stad 'in redelijcke verseckering' was ge­bracht. Er werd besloten om een begin te maken met de sloop van de oude ves­tingwerken dieter hoogte van de huidige Herengracht lagen. 17 Dat wil niet zeggen dat de vestingwerken geheel voltooid waren, maar dat een groat deel van bet

grondverzet en het Een belangrijk mol voren: de oude wal slopen van de wallc gen en waar dus de de Herengracht en toe ongekende bret de verkoop te start< kavels valt op, maa1 hoogte: slechts de e zicht worden bebo voet, een maat die voorschrift leidde t, zijde van de Keizer op de westzijde twi

Stadsaanleg en vt tiek van stedenbou ruimte werd vormg problemen mee twt veling was in de eer bruikbare, voor de meesten dienste en< dee! van de enormc vestingwerken en h kens de resoluties, voor de beter gesitt worden bebouwd rr andere vermogende

'Gro

Hieruit blijkt dat WI

rakter, voor een dui1 hoe, dit streven doo voor zover het niet iedereen overtuigd: fabrieksmeester Pie1 een grate mouterij a nog geen publiekrec de grachten te regulc vende bestemminge1 Werd een exclusief ' weerd die geluids-, r de gevelwanden al t

uitlegvan 1612. !lijke Eilanden en n is ter plaatse

; was als de ove­rijkschoten van­. bereikbaar van ng aan de Over­'an de stad.14

· en breeuwwer­~en in de haven. van de stad, de

'an de westelijke e kades en erven lus ongeveer aan vd, werd vastge­kering' was ge­an de oude ves­t wil niet zeggen ot dee! van het

OVER SCHOONHEID, NUT EN GELD 107

grondverzet en het opwerpen van de bolwerken en gordijnen wei was uitgevoerd. Een belangrijk motief komt uit de resoluties over het slechten van de wallen naar voren: de oude wallen waren, vanzelfsprekend, in eigendom van de stad. Door het slopcn van de wallen kwam de grond vrij die het dichtst bij het centrum was gele­gen en waar dus de duurste bouwkavels konden worden afgestoken. Hier zouden de Herengracht en de Keizersgracht worden gerooid. De erven kregen een tot dan we ongekende breedte van 30 voet. Op 31 december 1613 werd besloten om met de verkoop te starten op 21 januari 1614.18 Niet aileen de breedte van de grachten­kavels valt op, maar ook de diepte (tot 190 voet) en het voorschrift over de bouw­hoogte: slechts de eerste 110 voet, vanaf de rooilijn gerekend, mocht naar eigen in­zicht worden bebouwd, daarachter mocbt niet hoger worden gebouwd dan tien voet, een maat die overeenkomt met een flinke schutting of een tuinhuis. 19 Dit voorschrift leidde tot de aanleg van enorme tuinen achter de huizen. Aan de oost­zijde van de Keizersgracht kregen de erven eveneens een breedte van dertig voet, op de westzijde twintig, net alsop de oostzijde van de Prinsengracht.20

Stadsaanleg en verkaveling kwam dus niet voort uit een Berlagiaanse systema­tiek van stedenbouw, waarin 'stadsbeeld' een grote rol speelde en de openbare ruimte werd vormgegeven met de gevelwanden.21 In de 17e eeuw had men er geen problemen mee twee zijden van een gracht verschillend te behandelen. De verka­veling was in de eerste plaats gericht op de rationele indeling van bouwblokken in bruikbare, voor de doelgroep betaalbare en dus goed verkoopbare kavels, 'tot meesten dienste ende proffyte van de stad'Y De stad moest op korte termijn een deel van de enorme kosten terugverdienen die werden gemaakt voor de nieuwe vestingwerken en het grondverzet voor de stadsuitbreiding.23 Wei bestond, blij ­kens de resoluties, de bedoeling om de grachten te bestemmen tot woongebied voor de beter gesitueerde Amsterdammers: de erven op de Herengracht moesten worden bebouwd met 'schoone woningen ende huysen voor den rentenieren ende andere vermogende luyden' .24

'Grote vuiligheden': het gebruik van de grachten

Hieruit blijkt dat werd gestreefd naar een gebied met een exclusief residentieel ka­rakter, voor een duidelijk onderscheiden sociale groep. Het is de vraag of, en zo ja hoe, dit streven door het stadsbestuur aan de kopers van de erven was meegedeeld, voor zover het niet in keuren of servituten was vastgelegd. In ieder geval was niet iedereen overtuigd: Jacob Pietersz. Nachtglas (nota bene de zoon van voormalig fabrieksmeester Pieter Jacobsz. Nachtglas25 ) was in 1615 bezig met de bouw van een grote mouterij aan de ruim bemeten Herengracht. Er bestond op dat moment nog geen publiekrechtelijk instrument om het gebruik van de verkochte grond aan de grachten te reguleren, hetgeen erop wijst dat de problematiek van de overlastge­vende bestemmingen betrekkelijk nieuw was voor het stadsbestuur: voor het eerst werd een exclusief woongebied aangelegd waarbij functies moesten worden ge­weerd die geluids-, rook- of stankoverlast zouden veroorzaken of het aanzien van de gevelwanden al te erg zouden onttakelen. De zaak rond de mouterij was met

108 ]AAP EVERT ABRAHAMSE

privaatrechtelijke middelen evenmin te regelen, want het stadsbestuur had op de verkochte erven geen servituten gelegd waarin bepaalde bestemmingen werden uit­ge~loten.26 ~~s toen de mouterij a.! in aa.~~ouv: was, werd nagedacht over een (pu­bhekrechtehJk) verbod op allerleJ bednJVIgheJd langs de Herengracht en de oosr­zijde van de Keizersgracht.27 Maar Nachtglas was niet van plan om de bouw stil re leggen en kwam niet tot overeenstemming met zijn buren of het stadsbestuur.28

Nachtglas was niet de enige gebruiker van de Herengracht die niet paste in het profiel dat her stadsbestuur voor ogen gehad moet hebben: in 1640 werd een steenkoper uitgeplaatst, die op de Herengracht handelde in steen, zand en kalk. We mogen veronderstellen dat her gebruik van de kade niet helemaal in overeen­stemming was met de allure van de omgeving. Zijn huis en erf kon hij regen taxa­tiewaarde overdoen aan de stad, maar hij mocht her ook binnen een jaar zelf ver­kopen, onder beding dat er niet opnieuw een steenkoperij mocht worden gevestigd.29 In datzelfde jaar werd de smederij van Henrick Jansz. opgedoekt, eveneens gevestigd aan de Herengracht. Hij had zich daartoe bereid verklaard in ruil voor een aanstelling als smid in stadsdienst, die hij ook kreeg. Hij moest belo­ven zijn huis niet aan een vakgenoot te verkopen of verhuren, dan onder.serviruut dater geen smederij meer mocht terugkomen.30

Waarschijnlijk werd ingegrepen op verzoek van omwonenden: uit de resoluties blijkt datal in 1622 klachten waren gerezen over de aanwezigheid van meerdere steenkoperijen, die blijkbaar gebruik had den gemaakt van de korte peri ode dat de erven aan de Herengracht onbebouwd waren blijven liggen. De grote vraag naar bouwmaterialen in de nieuwe stad in combinatie met de goede bereikbaarheid per schip moeten gunstige vestigingsvoorwaarden zijn geweest. In ieder gevalldaag­den bewoners over de belemmering, 011tsiering en beschadiging van de kades, die door de grote hoeveelheden steen die erop lagen voor sled en nauwelijks nog te ge­bruiken waren.Jl

Ook over de smederijen waren al eerder klachten geweest die in 1639 hadden ge­leid tot een vestigingsverbod op het Singe! en de Kloveniersburgwal en aan de oost­zijde van de Herengracht. De reden was de onrsiering van de 'aanzienlijkste plaatsen' in de stad.32 In 1652 werd besloten om 'de groote vuijligheden van stanck, roock ende andere inconvenienten meer, oock het oncieraed, dar dese stadt ontfangt, met bet op­recbten van suijckerbackerijen, seepziederijen, brouwerijen ende glasblaserijen, in 't midden ende beste van de stadt' re voorkomen door mid del van een algemeen verbod in bet stadshart. Bedrijven en bedrijfsbebouwing zorgden dus niet aileen voor over­last, maar werden blijkbaar ook lelijk gevonden.33 Regelgeving, zoals die stapsgewijs was ingesteld voor de nieuwe uitleg, werd nu ook in de oude stad van kracbt.34

Het succes van de Derde Uitleg

Ondanks de problemen die van tijd tot tijd speelden, kon de stadsuitbreiding van 1612, en met name de grachtengordel, beoordeeld op de aspecten scboonheid, functionaliteit en financieel rendemenr, rond het midden van de zeventiende eeuw niet anders dan een daverend succes worden genoemd.35 Dit blijkt niet alleen uit

de vele lyrische besc schenen, maar ook e sen schrijft in zijn Be dwarsstraten ertusseJ ren.36 Op de stadspla dat ook te zien: aan <

Op de kaart is ook ht Maar het succes va

bouwkundige system van bet eiland werd b IJ, was verzand en we tie getrokken door dE De Oude Waal, die st• ontstond het Waalseil nuari 1646 werden de bebouwing van de kav tegenstelling tot alle a van de haven, maar ee het eiland en de stedE sterk denken aan die v vels uitgegeven, verge Langs bet water werd· het bouwen van grote volbouwen van de grac sis van een ( ons niet be. vels, besloot er nog eer

Overlastgevende bee branderijen, koperslage Zesen gebeurde dit met hele lengte een 'sierlijke schoon gehouden were Deze aanpak was zeer binnen zes jaar na verkc ste !mizen, waarvan de l worden gesierd'. Het w< schouwen die alle, als d. en minstens drie, vier en

In de periode na de aar werkt aan uitbreiding v en Oostenburg werden combinatie met een vier

:tdsbestuur had op de mmingen werden uit­gedacht over een (pu­rengracht en de oost­an om de bouw stil te het stadsbestuur.ls tt die niet paste in het :n: in 1640 werd een t steen, zand en kalk. helemaal in overeen­

:rf kon hij tegen taxa­men een jaar zelf ver­perij mocht worden ck J ansz. opgedoekt, )e bereid verklaard in :reeg. Hij moest belo-1, dan onder servituut

1den: uit de resoluties zigheid van meerdere e korte periode dat de .. De grate vraag naar de bereikbaarheid per . In ieder geval klaag­sing van de kades, die nauwelijks nog te ge-

iie in 1639 hadden ge­lrgwal en aan de oost­tanzienlijkste plaatsen' van Stanek, roock ende t ontfangt, met het op-1de glasblaserijen, in 't rr een algemeen verbod : niet alleen voor over­~' zoals die stapsgewijs ;tad van kracht.34

~ stadsuitbreiding van aspecten schoonheid, 1 de zeventiende eeuw it blijkt niet aileen uit

O VER SCHOONHEID, NUT EN GELD 109

de vele lyrische beschrijvingen van de stad die in de loop van de 17e eeuw ver­schenen, maar oak en vooral uit de grondverkoop en bebouwing. Filips von Ze­sen schrijft in zijn Beschreibung der stadt Amsterdam dat de grate grachten en de dwarsstraten ertussen al vier jaar na de uideg, in 1618, bijna geheel bebouwd wa­ren.36 Op de stadsplattegrond van Balthasar Florisz. van Berckenrode uit 1625 is dat oak te zien: aan de grate grachten zijn nog slechts enkele lege kavels te zien. Op de kaart is ook het overgrote dee! van de Jordaan al volgebouwd.

Maar het succes van de stadsuitleg is eigenlijk nag beter te zien aan de steden­bouwkundige systematiek die werd toegepast op het Waalseiland. Tot de aanleg van het eiland werd besloten in 1642Y De Oudezijds Waal, de buitenhaven in het I], was verzand en werd verder het IJ in gelegd. De waal werd binnen de fortifica­tie getrokken door de aanleg van een extra bolwerk aan het Rijsenhooft in het IJ. De Oude Waal, die steeds ondieper werd, werd beschoeid en aangeland. Hiermee ontstond het Waalseiland; in 1645 moet het eiland bouwrijp zijn geweest.38 In ja­nuari 1646 werden de erven verkocht en kon begonnen worden met de verkoop en bebouwing van de kavels .39 Ondanks de Jigging aan de IJ-oever werd het eiland, in tegenstelling tot alle andere eilanden aan de oostkant van de stad, geen onderdeel van de haven, maar een exclusief woongebied. De indeling en de verkaveling van het eiland en de stedenbouwkundige regelgeving die er werd gehanteerd, doen sterk denken aan die van de grate grachten. In de dwarsstraten werden kleine ka­vels uitgegeven, vergelijkbaar met die in de dwarsstraten in de grachtengordel. Langs het water werden brede, diepe kavels afgestoken die geschikt waren voor het bouwen van grate woonhuizen met tuinen, net als aan de grate grachten. Het volbouwen van de grachten had er blijkbaar toe geleid dat bet stadsbestuur, op ba­sis van een (ons niet bekende) inschatting van een nieuwe vraag naar dergelijke ka­vels, besloot er nag een flink aantal te realiseren.

Overlastgevende bedrijvigheid, zoals brouwerijen, vetsmelterijen, brandewijn­branderijen, koperslagerijen en smederijen werden vooraf uitgesloten. Volgens Von Zesen gebeurde dit met vooruitziende blik, om te zorgen dat het eiland over de ge­hele lengte een 'sierlijke' gevelwand kreeg, niet overspoeld werd met mensen, goed schoon gehouden werd en dat brandgevaar, stank en lawaai werden voorkomen. Deze aanpak was zeer effectief, aldus Von Zesen: het resultaat was dat het eiland binnen zes jaar na verkoop van de erven was bebouwd met 'de schoonste en hoog­ste huizen, waarvan de gevels door in steen gehouwen beelden heerlijk en prachtig worden gesierd'. Het was, aldus Von Zesen, 'een lust zulke lange rijen huizen te aan­schouwen die aile, als door een man neergezet, op dezelfde wijze waren gebouwd, en minstens drie, vier en soms zelfs vijf verdiepingen hoog in de Iucht oprijzen' .40

De Vierde Uitleg

In de periode na de aanleg en bebouwing van het Waalseiland werd vooral ge­werkt aan uitbreiding van bet havenareaal. De eilanden Kattenburg, Wittenburg en Oostenburg werden aangelegd langs de in 1649 gegraven Nieuwe Vaart, in combinatie met een vierde eiland waarop de lijnbanen van de VOC en de Admi-

110 ]AAP EvERT ABRAHAMSE

Afb. 2. Amsterdam weergegeven met de Vierde Uitleg, zoals die in de jaren 1660-1662 werd ontworpen. De grachtengordel is doorgetrokken tot aan de zeedijk langs het IJ, de huidige Hoogte Kadijk. Door het stadsplan is de tekening van het onderliggende ontginnings­landschap te zien.

raliteit werden gebouwd en een verdedigingslinie met drie bolwerken, ver buiten de bestaande vestingwerken aan de oostzijde van de stad (afb. 2).

In 1657 werd voor het eerst weer gesproken over een nieuwe stadsuitbreiding, de allergrootste tot dan toe. In de vroedschap werd een kaart getoond, waarop was aangegeven hoe het gebied tussen de Leidsestraat en de Nieuwe Vaart zou kunnen worden omwald met een 'volkomen' fortificatie van negen bolwerken. 41 Net als bij de derde vergroting stond het ontwerp van de vesting volledig los van de civie­le inrichting van de nieuwe stad; de Lijnbaansgracht was al in 1652 voor een deel gegraven als verdedigingsgracht om de voorsteden.42 In 1660 werd besloten de gracht en de verdedigingslinie daadwerkelijk aan te leggenY

Recent archiefonderzoek geeft een beeld van de ontwerpfase van de stadsver­groting, naar aanleiding van een teruggevonden verslag van de commissie uit de vroedschap, die zich met het ontwerp bezighield.44 In grote lijnen verliep het ont­werpproces als volgt: na het besluit de stad uit te breiden, werden vijf verschillen­de 'concepten' gemaakt. Er werd een commissie ingesteld, die de vijf voorstellen moest onderzoeken om advies uit te kunnen brengen aan de vroedschap.

Afb. 3. Detail van een pia uit 1660 van de hand van sradslandmeter Cornelis Danckerts de Rij. De nie1 loop van de kades langs d rechtgetrokken Amstel ii ingetekend in de bestaan' situatie. (getint aangegevo bestaande, Iicht slingeren Amsteldijken).

In 1660 werd, naar aa sing genomen over e( den rechtgetrokken ~ zijden een 50 voet br, voor in alle vijf de cc (afb. 3).45 Voor dit be: genoemd. Allereerst Weerszijden van de ri· Dit had te maken mel de draagwijdte van h bolwerken kunnen w

aren 1660-1662 werd Lgs het IJ, de huidige de ontginnings-

lwerken, ver buiten 2). ve stadsuitbreiding, ~toond, waarop was ·e Vaart zou kunnen olwerken.41 Net als dig los van de civie­L 1652 voor een deel 0 werd besloten de

ase van de stadsver­de commissie uit de jnen verliep het ont­:den vijf verschillen­[e de vi jf voorstellen vroedschap.

OVER SCHOONHEID, NUT EN GELD

Afb. 3. Detail van een plankaart uit 1660 van de hand van sradslandmeter Cornelis Danckerts de Rij. De nieuwe loop van de kades langs de rcchtgetrokken Amstel is ingetekend in de bestaande situatie. (getint aangegeven de bestaande, Iicht slingerende Amsteldijken).

·.'L.-

Het rechttrekken van de Amstel

" ~<"· -­

:~-. _ _:.

In 1660 werd, naar aanleiding van de presentat[e van de vi jf concepten, een beslis­sing genomen over een belangrijk element in de stadsuitleg: de Amstel zou wor­den rechtgetrokken en versmald tot op een breedte van 300 voet, met aan beide zijden een 50 voet brede kade. Een dergelijke herinrichting van de Amstel kwam voor in aile vijf de concepten, en de uitvoering ervan lag blijkbaar voor d e hand (afb. 3 ).45 Voor dit besluit werden door de commissie de volgende beweegredenen gcnoemd. Allereerst was daar de praktische reden dat de bolwerken die aan weerszijden van de rivier kwamcn te liggen, niet te ver van elkaar mochten komen. Dit bad te maken met de verdedigingslijn van de vestingwal, die gebaseerd was op de draagwijdte van het geschut: vanaf een bolwerk moesten de twee naastgelegen

bolwerken kunnen worden bestreken.46

'

112 jAAP EvERT ABRAHAMSE

Een tweede reden, die vooral financieel van aard is, is dat met het gedeeltelijk aanlanden van de rivier vee! grond werd gewonnen, die in stadseigendom zou ko­men. Men ging er van uit dat de kavels aan de Amsteloever voor een goede prijs konden worden verkocht, zeker in verband met de 'aensienlijckheijt die de rechtc linie aen de stat sal toebrengen' .47 Verder werd nog een waterbouwkundig argu­ment genoemd: door de rivier te versmallen zou de stroming worden versterkt en de rivier op diepte blijven. Bij de belangrijke beslissing om de Binnen-Amstel tc versmallen en rech t te trekken werd dus een combinatie aangevoerd van estheti­sche, praktische en financiele argumenten.

Verdere planvorming

Vervolgens werd op basis van de vijf concepten een plan ontworpen.48 Een van de vijf concepten was gemaakt door stadsarchitect Daniel Stalpaert, een door burge­meester Joan Huydecooper en drie door onderfabriek Gerrit Barentsz. Swanen­burgh. De concepten zijn er niet meer en de enige waar we iets vanaf weten is dat van Stalpaert.49 Deze gaf de commissie een toelichting op zijn antwerp op 13 ok­tober 1660. Hij vertelde, blijkens het verslag, dat hij bij het opstellen van zijn ant­werp was uitgegaan van vier gegevens: de 'continuatie van de capitale grachten', de Amstel, de Nieuwe Vaart en de Oostelijke Eilanden.50 Deze drie laatste punten la­gen volstrekt voor de hand; het sprak vanzelf dat de nieuwe vergroting zich zou schikken naar deze pas uitgevoerde werken en dat de Amstel in het antwerp moest worden gei·ncorporeerd. Het doortrekken van de grote grachten verdiende blijkens het verslag van de vergadering nog een nadere motivering: de aanleg van de grote grachten was zeer goed voor de stad geweest en lag daarom voor de hand om eenzelfde ordening toe te passen in de nieuwe vergroting. Verder wilde Stal­paert zo weinig mogelijk bochten maken en de erven aan de Amstel haaks op de rivier leggen. De commissie besloot naar aanleiding van Stalpaerts betoog de vroedschap te adviseren de grachten en hun stadsuitbreiding voort te zetten naar voorbeeld van de Derde Vergroting.

Tussen de Leidsegracht en de Amstellag het stadsontwerp in hoofdlijnen vast na het besluit de grote grachten door te trekken. Aan de oostkant van de Amstel daarentegen lagen nog vee! keuzemogelijkheden voor de ontwerpers. Voor dit grote gebied werd het antwerp meermalen geheel herzien. Uit een aantal overge­bleven tekeningen blijkt dat in de periode na de presentatie van de vijf concepten absoluut niet vaststond hoe de stadsvergroting eruit zou zien. Net als in de Derde Vergroting, waar de bestaande structuur van ontginningssloten, paden en weren en prestedelijke bebouwing een vrij grate rol speelde, werd gespeeld met het idee om de bestaande structuur deels intact te Iaten. Dit streven is op een aantal ont­werptekeningen terug te zien.

Het belangrijkste element in het landschap ten oosten van de stad was de Sint An­tbonisdijk, de zeedijk die vanaf de stad in oostelijke ricbting liep, ongeveer in een recbte lijn tussen de Jodenbreestraat (waar nog altijd een waterkering loopt) via de plaats waar nude Muiderpoort staat, naar de Zeeburgerdijk.51 De Sint Antbonisdijk

Afb. 4. Ontwerpt< de bestaande loop werp, en diem als een zeer onregelm uitgangspunten va niet zijn terug te v

komt in een aanl (afb. 4 ). Dat was buurt rand de J c - de belangrijh blokken en hav< schetste oplossir oogmerk van zc Het lijkt in zijn ding in de Lasta~ cept gekomen to

de stadsplattegrc De belangrijk

plan, is bet verlE over de Hoogte waterhuishoudi legd. 52 Als dedi den tussen de A voordeel dat be1 dagelijks zou w dijks gelegen Jar ging.53 Dit zou

1et gedeeltelijk ~ndom zou ko­

.~en _goede prijs lJt dte de rechte wkundig argu­ten versterkt en men-Amstel te ~rd van estheti-

~n.48 Een van de !en door burge­~entsz. Swanen­naf weten is dat :werp op 13 ok­en van zijn ant­ale grachten', de l.atste punten la­;roting zich zou in bet ontwerp

.chten verdiende tg: de aanleg van >m voor de hand ~rder wilde Stal­tstel haaks op de •aerts betoog de >rt te zetten naar

hoofdlijnen vast 1t van de Amstel ·erpers. Voor dit ~n aantal overge­:le vijf concepten ~ t als in de Derde . paden en weren eeld met bet idee p een aantal ont-

d was de Sint An­•, ongeveer in een :ring loopt) via de Sint Anrhonisdijk

OVER SCHOONHEID, NUT EN GELD 113

... ' ~ l ~

Afb. 4. Ontwerptekening van stadslandmeter Cornelis Danckerts de Rij uit 1660, waarop de bestaande loop van de Sint-Anthonisdijk als uitgangspunt is genom en voor het stadsont­werp, en diem als radiale hoofdontsluiting van her oostelijk dee! van de stad. Dit leidt tot een zeer onregelmatig stratenplan, waarin de door stadsarchitect Stalpaerc verwoorde uitgangspunten van het doortrekken van de grachtengordel en een orthogonale vcrkaveling niet zijn terug te vinden.

komt in een aantal ontwerptekeningen voor als de hoofdas van de stad uitbreiding (afb. 4 ). Dat was in Amsterdam niet ongebruikelijk: in de Haarlemmerbuurt en in de buurt rand de Jodenbreestraat was de dijk- als waterkering en hoofdverkeersroute -de belangrijkste lijn in de stadsplattegrond. Langs deze hoofdas werden bouw­blokken en haveneilanden gegroepeerd. Maar de op de genoemde tekeningen ge­s~hetste oplossing voldoet absoluut niet aan het door Daniel Stalpaert verwoorde oogmerk van zoveel mogelijk rechte lijnen en orthogonale verkavelingen (afb. 5). Het lijkt in zijn stedenbouwkundige structuur meer op de spontane stadsuitbrei­ding in de Lastage uit de 16e eeuw. De vraag is nu: hoe is men van een dergelijk con­cept gekomen tot het antwerp dat uiteindelijk werd vastgesteld (de oplossing die op de stadsplattegrond van Daniel Stalpaert is weergegeven) en waarom?

De belangrijkste beslissing die ten grondslag lag aan de grate verandering in het plan, is het verleggen van de zeewering van zijn oude trace naar zijn huidige loop over de Hoogte Kadijk De mocivatie van deze beslissing heeft te maken met de waterhuishouding in de nieuwe stad en is in de resoluties zeer uitgebreid vastge­legd.52 Als de dijk zou blijven liggen waar hij lag, zou een groat dee! van de gran­den tussen de Amstel en de Nieuwe Vaart buitendijks blijven liggen. Dit had als voordeel dat het water in het geplande stadsdeel door de getijdewerking in het IJ dagelijks zou worden ververst. Daartegenover stand een aantal nadelen. Buiten­dijks gelegen land moest regen de hoogste vloeden worden verzekerd door opho­ging.53 Dit zou niet alleen op dat moment grate kosten met zich meebrengen,

114 jAAP EvERT ABRAHAMSE

Afb. 5. Gedrukte stadsplattegrond uit 1662, waarop het plan voor de Vierde Uitleg is weergcgeven zoals dar door de Vroedschap werd vastgesteld. De zeedijk is verlegd naar zijn huidige locatie op de Hoogte Kadijk en de grachrcngordel is doorgerrokken tot aan de dijk. Het oosrelijk decl van de grachten zou echter braak blijven Eggen rot 1682.

maar ook in de jaren daarna omdat de grond door het ophogen zou gaan zakken. Er zou dus over een langere periode moeten worden opgehoogd, met aile gevol­gen van dien voor beschoeiingen en kademuren, die 'bijna gedurigh zouden uijc­spatten' ofwel verzakken.

Daarom werd gekozen voor een middenweg, waarbij aan beide conflicterende belangen van de waterverversing en het voorkomen van de noodzaak tot voort­durende ophoging van het terrein zou worden tegemoetgekomen. De zeedijk zou blijven liggen totdat de nieuwe dijk geheel gerealiseerd zou zijn. Tussen de dijk en de Nieuwe Vaart zou precies voldoende (buitendijkse) ruimte overblijven voor huizen aan de dijk (die blijkbaar hoog genoeg kwamen te liggen om hoge vloeden te kunnen weerstaan) en daarachter houttuinen met de bijbehorende bebouwing. Het stadsdeel dat tussen de zeedijk en de achtersluizen zou komen te liggen, zou tot op twee voet hoger worden opgehoogd dan de rest van de scad . Het waterpeil in de grachten zou eveneens twee voet hoger komen. De nieuw aan te leggen bui­tensluizen in de (vedegde) zeedijk zouden dan bijna altijd geopend kunnen blij­ven. Aileen bij hoge (spring)vloeden zou geen waterverversing mogelijk zijn.

De beslissing de zeedijk te verleggen werd dus genom en om te Icemen tot een plan dat niet aileen geed functieneerde, maar tegelijkerrijd goedkoper en veel mooier zou zijn. Met een betrekkelijk ldeine ingreep kreeg de stadsuitbreiding een mathemati­sche regelmaat, een goede verkaveling en uitsluitend rechte radiaalstraten.

Ov

Afb. 6. Pronkkaart van de Plant: uitgevoerd in de jaren na 1682. I stad als tuin werden verhuurd. P ook die verdwenen, res ten ervan

Uitvoer

In de jaren na 1662 werkte mo uitvoering van het plan en d( stadsuitbreiding tot aan de A gende ecenomische crisis leic werken, de grondverkoop er meesters gelast hun arbeidsvc

Zo bleef een groot deel v< bouwd. In 1682 was het gen1 antwoord de enverkochte er ofte profijt aen deze stad to!

koopbare gebied opnieuw in tuinen en ze voor twintig ja~ bestend weer uit de element dezes stads ingesetenen' kor aan huur binnenhalen en bo'

s taar zijn de dijk.

:akken. gevol­~n uijt-

:erende voort­

ijk zou dijken n voor ·loeden uwmg. ~n, zou tterpeil en bui­~n blij­Jn. en plan 1erzou 1emati-

OVER SCHOONHEID, NUT EN GELD 115

Afb. 6. Pronkkaart van de Plantage uit 1773. Hierop is de Plantage te zien, zoals die werd uitgevoerd in de jaren na 1682. De blokken zijn opnieuw verkaveld tot erven die door de stad als tuin werden verhuurd. Aileen de Prinsengracht is doorgetrokken; tegenwoordig is ook die verdwenen, resten ervan zijn nog te zien in de vijvers in Artis.

Uitvoering en aanpassing van het plan

In de jaren na 1662 werkte men aan de uitvoering van de grote stadsuitbreiding. De uitvoering van het plan en de verkoop van grond verliepen goed en al snel was de stadsuitbreiding tot aan de Amstel volgebouwd. Het rampjaar 1672 en de erap val­gende ecanomische crisis lcidde tot een abrupt, maar voorlopig einde aan de stads­werken, de grondverkoop en de woningbouw.54 Op 10 juni 1672 werd aile stads­meesters gelast hun arbeidsvolk nog een dag te betalen, en vervolgens te ontslaan.55

Zo bleef een groot dee! van het gebied ten oosten van de Amstel bleef onbe­bouwd. In 1682 was her genoeg geweest: de vroedschap vond het niet Ianger ver­antwoord de onverkochte erven nog Ianger leeg te Iaten liggen 'zonder eenig nut ofte prafijt aen deze stad toe te brengen'.56 Er werd beslaten het moeilijkst ver­koopbare gebied opnieuw in te richten, de grond te bestemmen tot hautwallen en tuinen en ze voor twintig jaar te verhuren (afb. 6).57 De motivatie van dit besluit bestond weer uit de elementen sieraad, nut en geld: de grand zau 'tot gerief van dezes stads ingesetenen' komen te strekken, de stad zou jaarlijks een grate som aan huur binnenhalen en bovendien zou een en ander 'dienen tot merkelijke cie-

116 ]AAP EvERT ABRAHAMSE

ragie, vermaek en verbeteringe van de voorsz. stad'.58 Het programma werd pro. bleemloos aangepast aan de nieuwe economische situatie binnen hetzelfde esthe. tische ideaal: in plaats van mooie brede grachten met eindeloze rijen grote grach. tenpanden zou de stad nu worden voorzien van 'meenichte van schoone allees en vermakelijke gesichten'.

Het karakter van het stadsplan

De resoluties van de vroedschap geven een beeld van de besluitvorming over de stadsuitbreiding: die had een sterk fragmentarisch verloop. Nadat het besluit over een stadsuitbreiding eenmaal was genomen, moest het antwerp worden ingevuld, waarna vervolgens allerlei details werden aangepast of toegevoegd. We zouden kun· nen spreken van het tegendeel van wat in het huidige jargon 'integrale' planning wordt genoemd. Allerlei details werden in a parte resoluties vastgesteld, soms omdat ze nog niet waren geregeld, soms omdat iets op het laatste moment nog moest wor· den veranderd. Hierdoor kon snel en flexibel worden ingespeeld op veranderende omstandigheden en plotseling opkomende wensen van bewoners en bedrijven. Vooral werken die gericht waren op de vergroting van de bereikbaarheid van ver· kochte erven of bedrijven, zoals de aanleg van bruggen, straten, paden en doorgan· gen door de stadswal, werden op verzoek van bedrijven of particulieren aangelegd.

Het beeld van de stadsuitbreiding als groot Gesamtkunstwerk, goud uit madder, door een meesterhand geschapen, moet helaas als een romantisch verzinsel bij de vuilnis worden gezet. De Amsterdamse bestuurders wisten wat ze deden en waar· om; de systematiek van de stedenbouw maakte in de 17 e eeuw een snelle ontwikke­ling door. In werkelijkheid werd de stedenbouw bepaald door een combinatie van drie hoofdmotieven: functionaliteit, esthetiek en geld. Het is niet toevallig dat het beeld van de stad als groats kunstwerk werd gepropageerd vanaf de tweede helft van de 19e eeuw, to en de vraag opkwam hoe een nieuwe stadsuitbreiding eruit zou moe­ten zien en tegelijkertijd grote ingrepen in de oude stad werden uitgevoerd. Deze eerste golf van cityvorming leidde niet aileen tot de aanleg van nieuwe straten, de demping van grachten en een flinke schaalvergroting in de bebouwing, maar leidde ook tot tegenreacties en uiteindelijk tot de opkomst van de monumentenzorg.

Regelgeving en stadsbeeld

Ook moeten we ons afvragen wat de vaak geciteerde term 'tot sieraad van de stad' in de 17 e eeuw inhield: wat vond men mooi en in hoeverre komt het esthetisch ideaal, dat indertijd werd gehanteerd, overeen met dat uit latere perioden? Dit brengt ons op het volgende punt: werd in de 17 e eeuw getracht om via steden­bouwkundige regelgeving invloed uit te oefenen op de architectuur en het stads­beeld? Zouden we daaruit kunnen afleiden wat indertijd mooi werd gevonden en is dat ideaal nog te vergelijken met het onze? Uit de tekst van Von Zesen en de an­dere stadsbeschrijvingen komt een aspect Sterk naar voren: de schaal.59 Hier lijkt

Simpele regel van toeF ecn I-Jet spreekt vanzelf d:

~~ods Zeemagazijn en ho

0 het ideaal van de grot

a~tgegeven die over het a! Ul • J h' een sterk veruca e arc It<

and kon desondanks de w . . d bestuur zich 'tot s1eraa uniformiteit het streven: vels volgens een op de tt Dit gebeurd.e incident~cl koopcondiues v.~n dne • van 't patroon b1J de~er.~ Of dit ook gebeurd 1s, ~~ geen enkele 1 ~ e-.eeuwse leiden dat het m 1eder g<

Ook de bebouwing la In 1630 werd de stadstir lenstraat lag, verplaatst, bestuur koos hier uit dr werd in 1661 de houtw: bebouwd. De houtwall• en soms een wat chaoti: gen in eerste instanti~ b ker toen de Vierde U1tl gesluis over de Am~tel gevelwand op Vloment wallen mochten hun er voorwaarde dat ze dat' de thresoriers hadden door de achtergevels v: sen aan het belendende gebouwd, met een ge;•

Eenheid in de arch1t de andere kant kon he· stegen tussen de huize ben op het gebrui~ en de Derde Vergrotmg 1

Ook op dit punt were wing van pas uitgege' ming vroeg om een .. a: werd besloten dit bl) 1

Het smaldelen van <

den gebouwd en de be gemaakt, niet aileen d

•ma werd pro­etzelfde esthe­n grote grach­toone allees en

rmmg over de et besluit over rden ingevuld, e zouden kun­;rale' planning d, soms omdat )g moest wor­veranderende en bedrijven.

rheid van ver­n en doorgan­·en aangelegd. td uit madder, erzinsel bij de eden en waar­dle ontwikke­)mbinatie van evallig dat het ·eede helft van ruit zou moe­;evoerd. Deze we straten, de 5, maar Ieidde ttenzorg.

:1 van de stad' 1et esthetisch ·erioden? Dit n via steden­en het stads­gevonden en

:sen en de an­J.59 Hier lijkt

OVER SCHOONHEID, NUT EN GELD 117

een simpele regel van toepassing te zijn: groot is mooi, en nog grater is nog mooi­er. Het spreekt vanzelf dat gebouwen als het nieuwe stadhuis, de weeshuizen, 's Lands Zeemagazijn en het magazijn van de Oostindische Compagnie voldeden aan het ideaal van de grote schaal. Maar in de stad werden smalle, diepe percelen uitgegeven die over het algemeen werden bebouwd door particulieren en meestal cen sterk verticale architectuur kregen. Door uniformiteit te creeren in de gevel­wand kon desondanks de illusie van grootschaligheid worden gecreeerd. Waar her bestuur zich 'tot sieraad van de stad' bezighield met particuliere architectuur, is uniformiteit het screven: op bepaalde kavels werd bij servituut geregeld dat de ge­vels volgens een op de thresorie berustende tekening moesten worden gebouwd. Dit gebeurde incidenteel, bijvoorbeeld in 1615 op de Westermarkt, waar in de ver­koopcondities van drie erven stond dar gebouwd moest worden 'in confonnite van 't patroon bij deser stede meesters gemaeckt en den omstanders verthoont'.60

Of dit ook gebeurd is, is niet bekend. De betreffende gevelwand komt echter op geen enkele 17e-eeuwse afbeelding voor. Dit mag tot de voorzichtige conclusie leiden dat het in ieder geval geen heel bijzonder stadsgezicht geweest zal zijn.

Ook de bebouwing langs de Amstel had de volle aandacht van het stadsbestuur. In 1630 werd de stadstimmertuin, die bij het Rondeel op de huidige Nieuwe Doe­lenstraat lag, verplaatst, zodat de grond kon worden verkaveld en uitgegeven .. Het bestuu r koos hier uit drie plam~en het 'aldercierlycxte'.6 1 Verderop aan de Amstel werd in 1661 de houtwallangs het eiland Vlooienburg (waar nude Stopera Staat) bebouwd . De houtwallen, die meestal belegd waren met metershoge stapels hout en soms een wat chaotische bebouwing van schuurtjes en schuttingen hadden, la­gen in eerste instantie bijna overallangs de Binnen-Amstel. Vlooienburg was, ze­ker toen de Vierde Uitleg in gang gezet was, een gevoelige locatie. Wie bij de Ho­gesluis over de Amstel de scad binnenvoer kreeg over de rechtgetrokken rivier de gevelwand op Vlooienburg al van grate afstand te zien. De eigenaren van de hout­wallen mochten hun erven aanlanden in de Amstel en vervolgens bebouwen, onder voorwaarde dat ze dat allemaal 'onder een facciata' deden, volgens een tekening die de thresoriers hadden Iaten maken.62 Hier werd gestreefd naar monumentaliteit door de achtergevels van de woonbebouwing in schaal en uniformiteit aan te pas­sen aan het belendende Diaconiehuis. In 1683 werd stroomopwaarts de Amstelhof gebouwd, met een gevel van meer dan honderd meter breed.

Eenheid in de architecruur kon leiden tot lange, regelmatige gevelwanden. Aan de andere kant kon het smaldelen van erven in kleinere eenheden en de aanleg van stegen tussen de huizen deze continu'iteit doorbreken en een kwalijke invloed heb­ben op het gebruik en het stadsbeeld. De aanleg van stegen aan de grachten was in de Derde Vergroting niet gewenst, maar het gebeurde op een aantal plaatsen wei. Ook op dit punt werd in 1616 snel gereageerd op de ontwikkeling van de bebou­wing van pas uitgegeven kavels. Nadat een van de kopers van de erven toestem­ming vroeg om een aantal kleine huisjes te ontsluiten door middel van een steeg, werd besloten dit bij keur te verbieden aan weerszijden van de Keizersgracht.63

Het smaldelen van erven, waardoor meerdere kleinere huisjes op een perceel wer­den gebouwd en de bouw van een groter gebouw voor langere tijd onmogelijk werd gemaakt, niet aileen door de bebouwing, maar mogelijk ook door een splitsing van

118 jAAP EVERT ABRAHAMS£

het eigendom, was niet toegestaan. Dit had te maken met het gebruik van het achter­erf, maar ook met de continui'teit van de gevelwanden. Op het haveneiland Katten­burg, waar was voorgeschreven dat een huis niet smaller mocht zijn dan de kavel waar het op stond, waarmee het smaldelen oak was verboden, werd de regelgeving in 1661 versoepeld. Door een verzoek aan de thresoriers te richten, konden eigenaren ontheffing krijgen van het verbod. Ze mochten drie l1t1izen bouwen op twee aaneen­gesloten erven. Hierbij werd overigens expliciet vermeld, dat bet verbod op de aan­leg van stegen onverkart gehandhaafd blee£.64 Twee weken nadat deze beslissing was genomen, kreeg een eigenaar toestemming om bet vcrbod op smaldelen te negeren en vier huizen op drie kavels te bauwen, onder voorwaarde dat minstens drie van de huizen 'egale gevels' zouden krijgen en dat 'cierlijck' moest worden gebouwd.65

Niet altijd kwam het initiatief om een groat ensemble te creeren van het be­stuur. Het esthetisch ideaal was blijkbaar zadanig ingeburgerd dat overheidsin­grijpen niet altijd noodzakelijk was. Een van de grootste series grachtenhuizen, op de Herengracht tussen de Utrechtsestraat en de Reguliersgracht, ontstond echter op initiatief van de eigenaren. Hier werd een reeks classicistische dubbele grach­tenhuizen onder een kraonlijst gebouwd.66 Dat gold oak voor de ache huizen aan de Herengracht en de Amstel, in de 'strakke stijl' ontworpen door Adriaan Dons­man en gebouwd in 1674. Dit ensemble, waarvan de gevelwand aan de Heren­gracht in het midden werd gemarkeerd door een balkan met hardstenen reliefs, is eveneens het resultaat van een particuliere projectontwikkeling, waar in de archi­tectuur gestreefd werd naar eenheid en grootschaligheid, naar 'ryen van Paleyzen' (afb. 7).67 Uit het feit dat van dit ensemble nag slechts twee panden resteren, mo­gen we concluderen dat de eenvormigheid ervan in later tijd aanmerkelijk minder op prijs werd gesteld dan in de 17e eeuw.68

Het esthetisch ideaal

Het screven naar uniformiteit in de gevelwand leidde tot het doorzetten van de ma­thematische regelmaat van de grachtenverkaveling in de gebouwen. Dit gebeurde in de monumentale, streng-classicistische grachtenarchitectuur: door de opeenvol­ging van betrekkelijk vlakke, vaak natuurstenen gevels ontstonden strenge, lange grachtenwanden. Daarnaast bestond nag een tweede traditie van vee! minder re­presentatieve programma's, zoals pakhuizen of volkswoningbouw. De 'sobere stadsstijl' waarin ze werden uitgevoerd kenmerkt zich door het overheersend ge­bruik van baksteen. Monumentaliteit in de schaal gecombineerd met klassieke ver­houdingen en minimale ornamentiek van kmonlijsten, dakkapellen en muuran­kers . Een voorbeeld zijn de 211 wevershuisjes die vanaf 1670 in de Weteringbuurt werden gebouwd naar antwerp van Philips Vingboons.69 Dit is een van de grootste ensembles van Amsterdam. In tegenstelling tot de vijftig jaar eerder bebouwde Jordaan, waar de bebouwing geheel werd overgelaten aan het particulier initiatief, werd in dit woningbouwproject gestreefd naar eenheid in architectuur. Zowel voor de rijke grachtenarchitectuur als voor de veel soberder baksteenarchitectuur geldt dat in de achterliggende esthetiek geen angst voor saaiheid bestond.

Afb. 7. De Amstel, door ja1 honderd meter lange gevel uitbreiding rechtgetrokken overzijde bestaat uit grote ( hoek een dee] van het comr Herengracht nog een tweec

Dat is tegenwoordig ; de grachtengordel word het beleid: in het stedenl als beschermd stadsgezi het belangrijkste aspect historische parcellering van de kavel als indiv wordt zoveel mogelijk :

We mogen dus vastste binnenstad van Amsten 17e-eeuwse schoonheid wordt nu zoveel mogeli en uniformiteit werden van het bouwvolume in

Niet alleen de architec vandaag de dag om anc

In de 17e eeuw were stonden, om esthetisch

.k van het achter­eneiland Katten­~ijn dan de kavel de regelgeving in :onden eigenaren . op twee aaneen­erbod op de aan­:ze beslissing was ~len te negeren en stens drie van de 1 gebouwd.65

eren van het be­dat overheidsin­tchtenhuizen, op ontstond echter

= dubbele grach­: acht huizen aan r Adriaan Dorts-1 aan de Heren­istenen reliefs, is waar in de archi­en van Paleyzen' en resteren, mo­nerkelijk minder

:etten van de rna­en. Dit gebeurde :>or de opeenvol­en strenge, lange 1 vee! minder re­mw. De 'sobere )Verheersend ge­net klassi.eke ver­Jlen en muuran­[e Weteringbuurt n van de grootste erder bebouwde ticulier initiatief, tuur. Zowel voor rchitectuur geldt td.

OVER SCHOONHEID, NUT EN GELD 119

Afb. 7. De Amstel, door Jan van Call, in 1689. Aan de linkerzijde is in perspectief de honderd meter lange gevel van de Amstelhof te zien. Op de voorgrond van de met de stads­uitbreiding rechtgetrokken Binnen-Amstelligt de Blauwbrug. Ook de bebouwing aan de overzijde bestaat uit grote ensembles. Aan de rechterzijde ligt de Herengracht, met op de hoek een dee! van het complex van Adriaan Dortsman. Hiertegenover ligt aan de Herengracht nog een rweede groot ensemble, ontworpen door Dorrsman.

Dat is tegenwoordig anders: juist het afwisselende, schilderachtige karakter van de grachrengordel wordr vanaf de 19e eeuw continu benadrukt.70 Dat is te zien in het beleid: in her stedenbouwkundige regime dat de binnenstad met de aanwijzing als beschermd sradsgezicht heefr gekregen, is de bescherming van de kleine schaal het belangrijkste aspect. Her middel om dit te bereiken is her handhaven van de hisrorische parcellering: de ontsluiting, archirectonische invulling en her gebruik van de kavel als individuele eenheid. 71 Ook de differentiarie in bouwhoogtes wordt zoveel mogelijk gehandhaafd .

We mogen dus vasts tell en dat de esthetische doelstellingen die het bestuur voor de binnenstad van Amsterdam tegenwoordig hanteert diametraal staan tegenover her 17e-eeuwse schoonheidsideaal. Wat in de 17e eeuw 'tot sieraad' van de stad strekte, wordt nu zoveel mogelijk bestreden, en vice versa. Waar indertijd grootschaligheid en uniformiteit werden bevorderd, worden tegenwoordig parcellering en geleding van het bouwvolume ingezet om uniformiteit zoveel mogelijk te vermijden.

Epiloog

Niet aileen de architectuur van Amsterdam, maar ook de grachten zelf worden vandaag de dag om andere redenen op waarde geschat dan in de 17e eeuw.

In de 17e eeuw werden vooral de grote grachten, waar rijen grote woonhuizen stonden, om esthetische redenen gewaardeerd. Deze grachten hadden in veel min-

120 }AAP EVERT ABRAHAMSE

dere mate een doorvaartfunctie en de kades war en verkeersluw omdat ze geen dee) uitmaken van doorgaande verkeersroutes, zoals bijvoorbeeld goed te zien is in de locatie van de bruggen over de Amstel: zowel de Blauwbrug als de Magere Brug liggen aan de doorgaande achterstraten en niet aan de grachten. 72 De woonomge­ving voor de echte welgestelden beperkte zich tot de Heren- en Keizersgracht: ai­leen op die twee grachten en het dee! van de rechtgetrokken Binnen-Amstel dat ertussenin ligt, zijn 'dubbele' grachtenpanden gebouwd.

Maar deze grote, veelbezongen grachten zijn een uitzondering. Over het alge­meen was de aanleg van grachten, tegenwoordig aangeprezen als de grootste kwa­liteit van de Amsterdamse binnenstad, in de 17e eeuw een absolute noodzaak: de aanleg werd als volstrekt normaal werd gezien. De grachten in de Jordaan bij­voorbeeld waren verbrede poldersloten; de functies die ze in de polder hadden, namelijk de berging en afvoer van water, hadden ze ook in de stad. Ze dienden daarnaast als verkeersverbinding.

Hoe staat het ondertussen met het opengraven van grachten in de binnenstad? Uit de lange lijst van in de loop der tijd gedempte grachten is inmiddels een 'short­Jist' van vijf opnieuw te graven grachten samengesteld. Een van die vijf zal nog in de huidige collegeperiode, die in 2006 eindigt, worden gegraven. Op deze lijst staan vier grachten in de Jordaan en de Falckstraat, een klein dee) van de Achter­gracht bij het Frederiksplein. 73

Welke functies hebben de gedempte grachten? Laten we de 'shortlist' even langs­lopen: de Falckstraat is vorig jaar ingericht als plantsoentje en valt daarom a£.74 De Palmgracht, de Elandsgracht, de Lindengracht en de Westerstraat dienen tegen­woordig vooral als parkeerplaats. De laatste twee dienen daarnaast als weekmarkt. Verder staan op een aantal gedempte grachten bomen.75 De Elandsgracht is par­keerplaats, maar is daarnaast bovenal bekend als beeldentuin.76

Het moge duidelijk zijn dat de grachten tegenwoordig andere functies hebben dan die waarvoor ze gegraven zijn. Een historische legitimatie voor het opengra­ven van grachten voldoet dan ook niet: de motivatie om nu een gracht te graven heeft niets te maken met de beweegredenen van de 17e-eeuwse stadsbestuurders. Dit wordt onderkend in de Startnotitie Hergraven Grachten, die in 2003 het Iicht zag: 'Het hergraven van grachten mag zeker geen doe! op zich zijn. Het mag ze­ker geen product zijn van een sterke hang naar nostalgie'. Daarorn is, aldus de no­titie, gezocht naar 'elernenten die in verband gebracht kunnen worden met het voornemen grachten te ontdempen'. Deze zijn gevonden in een verbetering van 'de gebruiksmogelijkheden van het water, [ ... ] zoals de doorstroming en de be­vaarbaarheid van de stad. Met andere woorden: het is mooi en nuttig tegelijk'.

Hier doemen de contouren op van een retorische figuur die opvallende gelijkenis vertoont met de motivering van werken in de 17 e eeuw. Volgens de gevolgde redene­ring is de aanleg van grachten niet aileen om esthetische redenen een goed idee, maar is ook goed voor het toerisme (en Ievert dus geld op) en is daarnaast functioned: de aan te leggen gracht zal dienen als waterberging en zorgen voor de verbetering van de doorstroming van het water door de stad. 77 Deze redenering is opgebouwd langs klassieke lijnen: de combinatie van functionaliteit, schoonheid en financieel rende­ment is altijd gezien als het fundament van verantwoorde stadsontwikkeling.

c

1. 'Notitie van het raadslid F dempte grachten', Gemee1 www.amsterdam.nl. Dit is 1

den werd het plan opgevat c

terpartij aan te leggen. Dit' de welstandscommissie. Zi< 30 september 1998, te raadf

2. Dit beeld is waarschijnlijk c melin.

3. Er zal in het Nederlandsc t; nen die als titel iets in deze ser Stadt: Bouwtrant en bou pen 1993 ); D. van der H01 historische kern van Amsu aensien deser stede: Arent · Leiden 2001.

4. Zic bijvoorbeeld Gemeente 263 (2 januari 1615).

5. Zie bijvoorbeeld GAA 502~ renmarkt, of GAA 5025-8, komt naar voren dat niet all ook de burgemeesters en vr• factoren die die waarde bel beeld GAA 5025-32, fol. 34 schiedde over het algemeen gen. Dat was blijkens de bijvoorbeeld GAA 5025-8, • 648 (9 december 1600); 502 1615), fol. 362-363 (5 decem 104 ( 6 december 1623 ).

6. De resoluties hebben in vel sche opbouw. Niet aile bes lang niet allemaal gemotivet

7. GAA 5025-8, fol. 770 (21 ja 8. GAA 5025-9, fol. 448 (6 feb 9. De oostelijke uitbreiding di

vatte en de uitbreiding ron bouwkundige redenen were Als 'nulpunt' in de stadsont· van het einde van de 15e ee Geldersekade. Dit lijkt niet l matige stadsuitbreiding van

10. GAA 5025-9, fol. 448 (6 feb 11. GAA 5025-9, fol. 468 (15m 12. GAA 5025-10, fol. 163-164

breiding van het stedelijk n friesland, werd aangevraagd tus 1609). Zie ook L. ] Amstelodamum 52 (1960) 4;

13. GAA 5025-12, fo l. 135 (10 ~ der vragen toestemming voc

geen dee[ !nisin de sere Brug 'onomge­;racht: al­mstel dat

het alge­tste kwa­dzaak: de daan bij­~ hadden

)

! dienden

menstad? !n 'short­:al nag in deze lijst ~ Achter-

·enlangs­n a£.74 De ~n tegen­ekmarkt nt is par-

s hebben opengra­te graven tuurders. het Iicht

:mag ze­us de no­. met bet !nng van :n de be­elijk'. selijkenis e redene­:fee, maar oneel: de ngvande wd langs el rende­g.

OVER SCHOONHEID, NUT EN GE LD 121

No ten

1. 'Notitie van her raadslid Frankfunher, gctiteld: Een voorstel voor het hergraven van ge­dcmpte grachten', Gemeenteblad Amsterdam (2000), afd . 1, no. 466, te raadplegen via www.amsterdam.nl. Dit is niet her eersrc omdempingsplan in Amsterdam: enige jaren gele­den werd het plan opgevat om boven het mcrrostation Rokin van de noord-zuid!ijn een wa­tcrpartij aan te leggen. Dit werd gesteund door monumentenzorg, maar sterk ontraden door de welstandscommissie. Zie het vcrslag van de Commissie voor Welstand en Monumenten, 30 september 1998, te raadplegen via www. welstand.amsterdam.nl.

2. Dit bceld is waarschijnlijk ontleend aan de sradsbeschrijvingen van Van Domselaer en Com­melin.

3. Er zal in her Nedcrlandse taalgcbicd langzamerhand cen aardige Stapel studies zijn versche­ncn die als titel ices in deze tram hebben mcegekregen, bijvoorbccld R. Tijs, Tot Cieraet de­ser Stadt: Bou.wtrant en bou.wbeleid te Antwerpen van de middeleeuwen tot heden (Antwer­pen 1993); D. van der Horst en M. Pruijs, Tot cieraet deser stede: 20 monumenten in de historische kern van Amsterdam (Amsterdam 1994); G .H.P. Stecnmcijer, Tot cieraet ende aensien deser stede: Arent van 's-Gravesande architect en ingenieur (ca. 1610-1662) (diss. Leiden 2001.

4. Zie bijvoorbeeld Gemeente Archief Amsterdam (GAA) 5025-10, fol. 219 (5 maart 1614) en 263 (2 januari 1615 ).

5. Zie bijvoorbeeld GAA 5025 -10, fol. 260 (6 december 1614), over de verkaveling op de Hc­rcnmarkt, of GAA 5025-8, fol. 213 (19 januari 1596), over de Ridderstraat. Uit de resoluties komt naar voren dat niet aileen de thesaurieren, die de stedelijke financien beheerden, maai· ook de burgemeesters en vroedsehap zich zeer bewust waren van de waarde van grond en de factoren die die waarde bepaalden, zoals Jigging, bestcmrning en verkavcling. Zie bijvoor­beeld GAA 5025-32, fol. 343 (29 maart 1679). De verkoop van vastgoed in Amsterdam ge­schicdde over het algemeen rond de 'rwaalf nachten', de periodc tussen Kerst en Driekonin­gen. Dat was blijkens de resoluties ook de tijd dat grond het meest opbracht. Zie bijvoorbceld GAA 5025-8, fol. 579 (7 december 1599), fol. 637-638 (27 november 1600), fol. 648 (9 december 1600); 5025-9, fol. 381 (14 februari 1609); 5025-10, fol. 294 (17 november 1615), fol. 362-363 (5 december 1616); 5025-11, fol. 201 (3 januari 1620); 5025-13, fol. 103vo-1 04 ( 6 december 1623 ).

6. De resoluties hebben in vergelijking met moderne vergaderstukken een weinig systemati­sche opbouw. Nict aile beslissingen worden genoemd; de genoemde beslissingen werden lang niet allemaal gemotiveerd.

7. GAA 5025-8, fol. 770 (21 januari 1602). 8. GAA 5025-9, fol. 448 (6 februari 1610) en 468 (IS mei 1610). 9. De oostelijke uitbreiding die de haveneilandcn Uilcnburg, Valkenburg en Rapenburg om­

vatte en de uitbreiding rondom de gchele stad van 1585 en 1586, die vooral om vesting­bouwkundige redencn werd uitgevoerd, worden resp. de ecrste en tweede uitleg genoemd . A Is 'nulpunt' in de stadsomwikke!ing wordt in dcze terminologie de stad binncn de grenzen van het eindc van de 15c eeuw gcnomcn, dat wil zeggen her Singe!, Klovenicrsburgwal en Geldersekade. Dit lijkr niet gehcel toevallig; de 'ecrste uideg' is ook de eerste werkelijk plan­matige stadsuitbreiding van Amsterdam.

10. GAA 5025-9, fol. 448 (6 februari 1610). 11. GAA 5025-9, fol. 468 (15 mei 1610). 12. GAA 5025-10, fol. 163-164 (29 juni 1613). Het octrooi, waarin toestemming voor de uit­

breiding van het stcdelijk rechtsgebicd werd gevraagd aan de Staten van Holland en West­friesland, werd aangcvraagd in 1609, zie GAA 5025-9, fol. 413 (10 juli 1609) en 416 (3 augus­tus 1609). Zie oak L. Jansen, 'De derdc vergroting van Amsterdam', ]aarboek Amstelodamum 52 (1960) 42-89.

13. GAA 5025-12, fol. 135 (10 september 1622). De molenmeesters van de Buitenvelderse Pol­der vragen toestemming voor de vcrplaatsing van ecn verlaat naar 'de rhing van de geconci-

122 JAAP EvERT ABRAHAMSE

pieerde stadtsvergrotingc' of een andere geschikte plaats. Dit wil niet zcggen dater co I b d d

. b . . . . ncrcte p annen eston en voor een ver ere utt retdmg; een dcrgeltjk rekest wcrd in de resol · vaak Jenerlijk hcrhaald. Uttcs

14. In 1630 we~·d ee~1 ex:ra b.olv.;~rk op de hoek vat~ deze wal aangeleg?. Hiermee werd dit dec] van de foruficaue emgsztns 111 staat van defens1e' gebracht, maar dtt mag oak niet mee d een tijdelijke oplossing heten. r an

15. GAA 5025-9, fol. 474 (9 juni 1610) en 477 (5 juli 1610). 16. GAA 5025-10, fol. 147-148 (5 maart 1613). 17. GAA 5025-10, fol. 177 (28 oktober 1613). 18. GAA 5025-10, fol. 184 (29 november 1613) en 196 (31 december 1613). 19. GAA 5025-10, fol. 201 (4 januari 1614). 20. GAA 5025-10, fol. 186 (31 december 1613). 21. Deze werkwijze is ?oor vee! a~teu~s vanuit hu n eigen tijd teruggeprojccreerd op her 17c­

eeuwse.sradsp~an. Zte over de h~stonografie van de sradsuirbreidingenJ.E. Abrahamse, 'Stad op pap1er: vtstcs op de zevenrtende-eeuwse sradsontwikkeling van Amsterdam', Bulletin KNOB 102 (2003) 148-162.

22. GAA 5025-10, fol. 184 (29 november 1613). 23. GAA 5025-10, fol. 339 (11 augustus 1616). 24. GAA 5025-10, fol. 286 (13 juli 1615). De bouw van grote huizen werd gcstimuleerd door d

koper van een erf de mogelijkheid te bieden her naastgelegen erf voor dczelfde prijs te kopcnc Zie GAA 5025-10, fol. 196 (31 december 1613). ·

25. Zie Jansen, 'De derde vergroting', 66-67. De fabrieksmeester stood aan her hoofd van de stadsfabriek, de voorloper van de Dienst Publieke Werken.

26. GAA 5025-10, fol. 288 (21 augustus 1615). . 27. Hieruit blijk~ opnieuw dar ~ooral gedacht werd vanuit een functionele indcling van het

bouwblok, met zozeer vanlllt het 'stadsbceld' dat zou ontstaan na het bebouwen van de

28. 29. 30. 31. 32. 33.

34.

35.

36.

grachten. GAA 5025-10, fol. 288 (21 augustus 1615). GAA 5039-1, fol. 112vo (5 januari 1640). GAA 5039-1, fol. 113 (17 april1640). GAA 5025-12, fol. 120 (18 juli 1622). GAA 5025-16, fol. 250vo-251 (22 juli 1639). Dat zou mede kunnen blijken uit het feit dat ook 'schone' industrie in deze resolutie wordt genoen~~· De suikerindusrrie was v~lgcns W.D. Voorthuysen zo'n schonc bedrijfsrak en dus nauweh!ks aan regcls g~bonden. Z1e W.D. Voorthuyscn, Koopman Amsterdam: Beknopte economHche geschtedeniS van Amsterdam 1200-1795 (Amsterdam 2001) 133-134. Na lezing van de paragraaf over de suikcrindustrie in Jan de Vries en Ad van der Woude, Nederland 1500-1815: De eerste ronde van moderne economische groei (Amsterdam 1995) 385-389, moeten we aannemen dar Voonhuyscn ongelijk hecft. Volgens De Vries en Van der Woude 'braakten [de suikcrraffinaderijcn] walm en stanl1 over de omgeving uit', tot 'onlijdelijck groo.r v~rdriet, quellinge en ongerijf van de geburen'. De enormc fabrieksgcbouwen, tot zes verdtepmgen hoog, had den juist na hun verdrijving uit grote delen van de stad- hetgeen.lcid­de tot concentratie elders - een enonnc invlocd op het stadsbeeld, omdat juist in de tijd na 16.52 de suike.t:ind.ustric cen grote bloei doormaaktc; in de periode na 1652 groeide her aanral sutkerbakkenJen 111 Amsterdam van veertig naar honderd . Met het 'midden en beste' van de srad werd bet gebied bedoeld dar lag tussen de lijn Wierin­gerstraat/ Keizersgracht en de Regulicrspoort/ Halvemaansbrug/ Kloveniersburgwal/ Gcl­dersekad~: De ~werkgebieden' werden met deze maatrcgel teruggcdrongen naar de Jordaan, de westeh_Jke etlandcn, de.~astage en de eilanden Uilenburg, Rapcnburg en Valkenburg, her havengebted aan de oostZtjdc van de stad. GAA 5025-19, fol. 208vo (27 januari 1652). Stadsarchirect Daniel Sralpacrt meldde in 166 1 in een commissievergadering over de volgen­de stadsuitbreiding dat de stad zich 'bij hct maecken van de [ ... ] graclnen seer welbevonden hecft' en stelde voor op dezelfde voct verder te gaan. GAA 5039-217, 13 oktober 1660. Filips von Zesen, Beschreibung der stadt Amsterdam (Amsterdam 1664) 165.

o,

J7. GAA 5025- 17, fol. 106 (11 j;

)8. Boudewijn Bakker, Jan Peet< wijn Bakker e.a. (red.), Het (Bussum/ Amsterdam/ Parij

39. Von Zesen, 'Beschrcibung', woordelijk uit de stcdenbou gekocht heeft en wat ervoor kavels op de hoogte gestcld betaaldc prijzen in handen g

40. Von Zesen, 'Beschreibung', ser zu schauen: welche alle/ <

und weise gebauet/ und zun lufr steigen'.

41. Zie over de stedenbouwkun< rjes, 'De optimale stad: gron tiende-eeuwse stadsuitbreid 108.

42. G. van Essen, 'De eerste fas zicn',]aarboek Amstelodam

43. Van Essen, 'De eerste fase', 1

44. Van Essen, 'De eerste fase'.

45. GAA 5039-217,3 december

46. Zie over de systematiek en bouwkundige termen (Zutp:

47. GAA 5039-217: Notulen dt hoef, mr. Joris Backer, Corn Coenraat Burg, dr. Joan B); Burgermeesteren en ses end concepten van de circumval we vergrootinge, volgens re:

48. GAA 5025-23, fol. 175vo (3 49. Van Essen, 'De eerste fase', · 50. GAA 5039-217, 13 oktober 51. Bij de aanvang van de werk2

delen, werd stadslandmeter 1

Op deze kaarten moesten d worden aangegeven. Zie Var

52. GAA 5025-23, fol. 176vo (3 53. Ook nu nog is te zien dat d<

54. telijke Eilanden, vee! hager : Zie J.I. Israel, De Republiek

55. GAA 5039-5, fol. 42-43 (10 had desondanks grote gevol

56. GAA 5025-34, fol. 121 (16 j 57. AI bij het vasts tell en van he

arm gehouden: het antwerp Zie GAA 5025-23, fol. 175v• Zie GAA 5025-34, fol. 121 grand werd verhuurd (en ni de grondenlater alsnog een; den de huurcontracten niet

58. Die huursom werd opgedre de Plantage niet worden ge' kleine tuinmanswoning was

r concrete resoluties

rd dit dec) · meer dan

? her 17e-mse, 'Stad ', Bulletin

·d door de : te kopen.

,fd van de

g van het en van de

I tie wordt taken dus Beknopte Na lezing 1/ederland I 385-389, er Woude nlijdelijck en, tot zes geenleid­de tijd na het aantal

n Wierin­wal/ Gel­e Jordaan, 1burg, het 52). le volgen­bevonden _660.

J7. J8.

J9.

40.

41.

42.

43. 44. 45. 46.

47.

OVER SCHOONHEID, NUT EN GELD 123

GAA. 5025-17, fol. 106 (11 januari 1642). Boudewijn Bakker, Jan Peeters en Eri k Schmitz, 'Zes wandelingen mer Rembrandt', Boude­wijn Bakker e.a. (red.), Het landschap van Rembrandt: wandelingen in en om Amsterdam (Bussum/ Amsterdam/ Parijs 1998) 156-161. Von Zesen, 'Beschreibung', 177-178. Von Zesen blijkr :z.eer goed op de hoogre: hij citeerr woordelijk uit de stedenbouwkundigc regelgeving en weer precies re verrellen wie de kavels gckochr hcefr en war ervoor betaald wcrd. Mogelijk is hij ter plaatse door eigenaren van de kavels op de hoogre gesteld en heeft hij een geannoteerdc uitgifrekaart mer de op de veiling betaalde prijzen in handen gehad. Von Zescn, 'Beschrcibung', 177-178: 'Es ist in wahrheit eine groBc lust so lange reihcn heu­ser zu schauen: welche aile/ eben als wan sic cin einiger man sczenlaBcn/ fast auf einerlei ahrt und wcise gebauct/ und zum wenigstcn drei- oder vierfach/ja oftmals fuenffach hoch in die tu ft steigen'. Zic over de sredenbouwkundige principes van de stadsvergroting J.E . Abrahamse en H. Bat­tjes, 'De optima le stad : grondgebruik, strucruur en sredenbouwkundige theorie in de zeven­ticnde-ecuwse sradsuitbreid ingen van Amsterdam',]aarboek Amstelodamum 92 (2000) 95-108. G. van Essen, 'De ecrste fasc (1650-1662) van de Vierde Vergroting van Amsterdam herbe­zien',Jaarboek Amstelodamum 94 (2002) 90-109; speciaal94-95. Van Essen, 'De eerste fase', 99. Van Essen, 'De cerste fasc'. GAA 5039-217, 3 december 1660; zie ook GAA 5025-23, fol. 99 ff (6 januari 1661). Zie over de systematiek en wcrking van dcrgelijke fortificatiewerken A.H. Mohr, Vesting­bor~wkundige termen (Zurphen 1983 ). GAA 5039-217: Notulen der bcsoignes van de heeren dr. Gerard Schaap, heer van Corte­hocf, mr. Joris Backer, Cornel is de Graaf, vrijheer van Suijtpolsbroeck, dr. Cornelis Witsen, Cocnraat Burg, dr. Joan Blaeuw en Gerard Hassclaer, als gecommittcerden van de hecren Burgcrmeesteren en ses en dertich raden der stat Amsterdam om re examineren vijf distincte concepten van de circunwallatie der selver stat ende de royinge om te timmeren in de nieu­we vergrootinge, volgen resolurie van den 27 augusti 1660.

48. GAA 5025-23, fol. 175vo (30 januari 1662). 49. Van Essen, 'De eerste fase', 104. 50. GAA 5039-217, 13 oktober 1660. 51. Bij de aanvang van de werkzaamheden van de commissie die de vijf concepten moest beoor­

delen, werd stadslandmeter Cornelis Danckerts de Rij gelast twaalf ondergronden te leveren. Op deze kaartcn moesten de bolwcrken, wateren, dijken en stadsgrondcn met stippellijnen worden aangegevcn. Zic Van Essen, 'De eerste fase', 100.

52. GAA 5025-23, fol. 176vo (30 januari 1662). 53. Ook nu nog is re zien dat de buitendijks gclegen stadsdclen, :z.oals de Westelijke en de Oos­

tclijke Eilanden, vee! hoger liggen dan de delen die acluer de IJdijken liggen. 54. Zie ].I. Israel, De Republiek 1477-1806 (F raneker 1996) dee I II, 904-916. 55. GAA 5039-5, fo l. 42-43 (1 0 juni 1672). Deze beslissing werd later decls teruggedraaid, maar

had desondanks grote gevolgen voor de stadsuitbreiding. 56. GAA 5025-34, fol. 121 (16 januari 1682). 57. AI bij het vaststellen van het plan voor de Vierde Uitleg had de Vroedschap een slag om de

arm gehoud en: het on twerp mocsr, als dar nodi g was, op punren veranderd kunnen worden. Zie GAA 5025-23, fol. 175vo (30 januari 1662). De huur liep van 1 mei 1683 tot 31 april1703. Zie GAA 5025-34, fol. 121 (16 januari 1682). We mogen ervan uitgaan dat de reden dat de grond werd verhuurd (en niet werd verkochr, zoals gebruikelijk) lag in de mogclijkheid om de gronden later alsnog ecn andere bcstemming te geven. Dit gebeurde pas in 1850; tocn wer­den de huurcontracten nice Ianger verlengd en werd de grond uitgegeven als bouwgrond.

58. Die huursom werd opgedreven door een slim me rcgeling van de bcstemmingen: er mochc in de Plantage niet worden gcwoond, en ook aile bedrijvighcid was verboden. Uirsluitend een kleine tuinmanswoning was toegestaan, met toestcmming vooraf van Burgemeesters en The-

124 ]AAP EVERT ABRAHAMSE

saurieren. De beste erven, die op de hoek en, werdcn uitgezonderd van huur; deze werden la­ter aparr verhuurd met de mogelijkheid om er herbergen te vestigen.

59. Voor een overzicht van de stadsbcschrijvingen zic J. van der Zande, 'Amsterdamse stadsge­schicdschrijving v66r Wagenaar', Holland 17 (1985) 218-230; E.O.G. Haitsma Mulier, 'De zeventiende-eeuwse stadsbeschrijvingen van Amsterdam ', Maandblad Amstelodamum 85 (1998) 107-115.

60. Jansen, 'De derde vergroting' 87. 61. GAA 5025-15, fol. 174 (11 december 1630). 62. Het is niet bekend wie de tekening gemaakt heeft. GAA 5039-2, fol. 86vo (22 juli 1661). 63. GAA 5025-10, fol. 307 (18 januari 1616). Zie ookJansen, 'De derde vergroting', 66. 64. GAA 5039-2, fol. 84vo, (2 juli 1661). 65. GAA 5039-2, fol. 86 (15 juli 1661). 'Egaal' betekent hier 'identiek'; 'cierlijck' betekent niet

'geornamenteerd' maar 'mooi'. 66. De borstweringen zouden 8 voet hoog zijn, de eerste verdieping 16 voet 1 duim, de tweede

14 voet. De decoratie van de gevcl stond vrij. Zie H.]. Zantkuijl, 'De ontwikkeling van het bouwblok', in : J.M. Baart e. a. (red.), Amsterdam, het beschouwen waard (Amsterdam 1993). In het rijtje ging overigcns een aantal nauw bij het bestum bctrokken mensen woncn.

67. Zie over de ontwikkeling van dit ensemble: Pieter Vlaardingerbroek, 'Adriaen Dortsman en Jan Six: Architectuur en interieurs van Dortsman aan de hand van Herengracht 619', Bulle­tin KNOB 95 (1996) 146-169.

68. Dortsmans balkon werd later overgebracht naar het Rijksmuseurn. Zie Vlaarderingerbroek, 'Adriaen Dortsman' 163.

69. Oorspronkelijk waren 400 van dcrgelijke huisjes gepland. Zie over dit project Koen Otten­hcym, Philips Vingboons (1607-1678), Architect (Zutphen 1989) 145-148.

70. Er wordt vaak zelfs een morele duiding aan gegeven: de afwisseling van individueel vormge­geven grachtenhuizen werd vaak gezien als uiting van burgertrots en een meer democratische instelling, in contrast met de barokke ensembles die elders in Europa door absolutistische re­gimes werden aangelegd.

71. Gerneente Amsterdam, Toelichting op de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht (Am­sterdam 2000).

72. Die is hun oorspronkelijke plaats; er hebbcn nooit andere bruggen over de Amstel gelegen. Zie J.E. Abrahamse en H. Battjes, 'De optimale stad'.

73. Stadsdeel Amsterdam-Centrum, Startnotitie Hergraven Grachten (Amsterdam 2003) 4. Dit stuk is op 18 september 2003 besproken in de Commissie van Advies.

74. De herinrichting van de Falckstraat heeft miljoenen euro's gekost; in tijden van economische slapte, zoals de huidige, zou de aanleg van een gracht op deze locatie a! snel als kapitaalver­nietiging worden aangeduid. Dit wordt terecht onderkend in de startnotitie.

75. Die zou complicaties op kunnen leveren bij de grachtaanleg. Op het omhakken van bomen rust in Amsterdam niet aileen een taboe, er is ook een vergunning voor nodig, met aile be­stuursrechtelijke gevolgen van dien.

76. De fraaie bronzen van Johnny Jordaan, Tante Leen en Johnny Meijer, waarvan de 'grote emotionele betekenis' in de startnotitie wordt onderkend, krijgen bij eventuele ontdemping van de Elandsgracht een nog promincntere plaats in het stadsbeeld dan ze nu al hebben, na­melijk op een extra brede brug over de gracht.

77. De Startnotitie geeft geen inzicht in de kosten van de ontdemping en de aanleg van kades, bruggen en parkeergarages. Volgens de notitie zou een kleine verbetering van het 'door­stroomprofiel' kunnen worden bereikt door het ontdcmpen van een van de grachten. Op de zin en kosteneffectiviteit van het realiseren van waterberging in de Amsterdamse binnensEad kan hier nier verder worden ingegaan.

De stedebo

Amster dan 20e eeuw

De plattegrond van Arr nis van de ruimtelijke c pese hoofdsteden als Lc lijkheid. Door een hist1 17e-eeuwse handelsmet

Afb. 1. Plattegrond van Am~

Geordend Landschap 3000 jaar ruimtelijke ordening in Nederland

Onder redactie van R.M. VAN HEERINGEN

E.H.P. CORDFUNKE

M. ILSINK

H. SARFATIJ

Geordend Landschap 3000 jaar ruimtelijke ordening in Nederland

Redactie R.M. VAN HEERINGEN

E.H.P. CoRDFUNKE

M. lLSINK

H. SARFATIJ

Hilversum Verloren

2004