DE NAVORSCHER. - DBNL

398
DE NAVORSCHER. EEN MIDDEL TOT GEDACHTENWISSELING EN LETTERKUND1G VERKEER, TUSSCHEN ALL EN DIE LETS WETEN, LETS TE VRAGEN HEBBEN, OF JETS KUNNEN OPLOSSEN, Viresque Acquirit Eundo. ^....^..,•n••nn••n•••,,,,,,*- Z]ESTIEND]lE .T.A.A.1461FANG. NIEUWE REEKS. 6.. Or aura:it:Lg. ocaoganz Ti AMSTERDAM, BIJ C. M. VAN GOGH. 1866.

Transcript of DE NAVORSCHER. - DBNL

DE NAVORSCHER.

EEN MIDDEL TOT GEDACHTENWISSELING

EN LETTERKUND1G VERKEER,

TUSSCHEN ALL EN DIE LETS WETEN, LETS TE VRAGEN HEBBEN,

OF JETS KUNNEN OPLOSSEN,

Viresque Acquirit Eundo.^....^..,•n••nn••n•••,,,,,,*-

Z]ESTIEND]lE .T.A.A.1461FANG.

NIEUWE REEKS.

6.. Or aura:it:Lg.

ocaoganz

Ti AMSTERDAM, BIJ C. M. VAN GOGH.

1866.

Al gaande wint hij krachten.

Stoom-Snelpersdruk van GEBR. BINGER.

GESCHIEDENIS.

Omwenteling van 1813 (vgl. XIII. bl.298, 331, 367). De algemeene feestvieringter gelegenheid onzer verlossing van hetfransche juk wekt van zelf op, om degeschiedenis dier dagen nog eens na tegaan en te onderzoeken, wat er al zooin verschillende plaatsen is voorgevallenen door wie toen roemrijke daden van be-leid en dapperheid zijn verrigt. Het is welte betreuren, dat dit niet vroeger heeftplaats gehad, en dat b. v. op het grootevolksfeest te 's Gravenhage geene eervolleonderseheiding aan de nagedachtenis dierbraven is te beurt gevallen. Want, laatmen het niet 'anger verbloemen, dadenvan moed en dapperheid waren op verrena toen niet algemeen, en dus verdienende weinigen, die daarin uitblonken, te meerde vereering der nakomelingen. Opmerke-lijk is het, dat het meestal kleinere plaat-sen waren, die gewapenderhand hare vrij-heid poogden te heroveren ; terwijl degrootere, zoo als Leiden, de schrik om hethart sloeg, of men zich althans hoogstvoorzigtig gedroeg, gelijk te Haarlem, gafhet onbeduidende Brielle cen voorbeeld,dat eerbied inboezemt. Nergens in Holland,zoover mij bewust is, dan daar, hebbende inwoners, ofschoon slecht gewapend enonbedreven in den oorlog, de franschebezetting stoutmoedig aangevallen, hun ge-schut vermeesterd en de manschap gevan-gen gemaakt, en dit in weerwil dat mente vergeefs uit 's Gravenhage en bij deengelsche vloot aanzoek om bijstand ge-daan had. De naam van den maire derstad HEENEMAN en die van den magazijn-meester Lux, van den predikant PAULA,van NICOLAAS DEN BROEDER en eenigeanderen verdienen in geheel Nederlandmet eere herdacht te worden, en in denBriel mogt waarlijk wel een eenvoudigegedenksteen hunne namen vereeuwigen.

Ook in het dorp Beijerland hebben deingezetenen zich roem verworven door hetoverrompelen in den nacht van 20 op 30november van eene fransche batterij van elfstukken aan de Buitensluis, maar de namendier dappere mannen zoekt men in BOS-SCHA'S Geschiedenis der omwenteling te ver-geefs; misschien zijn nog eenigen hunnerin leven, in alien gevalle zullen hunnenamen nog wel in die plaats bekend zijn,en het is te wenschen, dat zip der verge-telheid ontrukt worden.

Wat de overige provincien betreft, heeftmen zich vooral te Groningen eenen eer-vollen naam verworven, en hebben daar

de voorzaten manmoedig den bisschop vanMunster afgekeerd, de nazaten hebben zicheervol met de Franschen gemeten. BOSSCHAdoet hun regt wedervaren, maar misschienzou een meer gedetailleerd verhaal thansnog wel wenschelijk zijn.

Ook van sommige aanzienlijke stedenontbreken in gemeld werk alle berigten.Zou er te Zwol, Kampen, Delft, Leeuwar-den en andere plaatsen niets merkwaardigszijn voorgevallen ? Zoo ja, waar kan menberigten daarover vinden ? Zelfs nopens's Gravenhage zijn nog vragen te doen. Ishet waar, zoo als mij verzekerd is, datvelen uit de garde van den prefect zichzonder weerstand door hunne stadgenootenhebben laten ontwapenen ? Is het waar, datde fransche generaal BOUVIER DES ECLATSzich vooraf met den kolonel TULLINGH hadverstaan om het dragen van oranje te's Gravenhage oogluikend toe te laten ?Wat is er bekend van den brand, die inhet Korte Voorhout een der gebouwen vande fransche administratie, ik meen hethotel der prefectuur, in de asch leide ?Wat is er in de omliggende dorpen Voor-burg, Rijswijk, Voorschoten en elders ge-beurd? Men ziet, er is nog zeer veel stoftot vragen. Mogten toch allen die daartoein staat zijn, nu het nog tijd is, naauw-keurige mededeelingen doen; er schuilenzeker nog vele bijzonderheden in het duister.

P. R.

Omwenteling van 1813. Een Dordrech-tenaar dezer dagen met belangstelling hetGedeinkstuk der Verlossing en Herstelling vanNederland in den fare 1813, door A. B.LASTDRAGER, bekroond en uitgegeven doorde Maatschappij Tot Nut van 't Algemeen,weder opslaande, leest daarin, met betrek-king tot zijn vaderstad, van den 24 nov.1813 het volgende : » Trouweloos naderdenevenwel, en niettegenstaande hunne belof-te, de Franschen Dordrecht, op den 248t",in den vroegen morgen, welke tot de leve-ring (van 200,000 Francs) bepaald was;verdreven, na eenigen wederstand, de aanhet Papendrechtsche Veer geplaatste endoor de gemelde booten niet doelmatig ge-noeg ondersteunde manschappen. Na dezenaftogt plaatste de vijand zijn geschut aanbet Veer, tegenover de stad, en ving eenhevig bombardement, twee uren lang du-rende, op haar aan. In den beginne werdhet vijandelijk vuur, door beide de gewa-pende vaartuigen, beantwoord, maar eenderzelve afdeinzende, vattede het andere post

1

2

over het Veer, en schoot van tijd tot tijdterug, ofschoon met zoo weinig nut, datder Franschen magt geene afbreuk iced,en het kruid en lood der onzen bijna ge-heel verbruikt geraakte. Nu klom de vrees,in aller harten reeds hoog gestegen, tentop; men stelde zich de aanstaande ijselijk-heden voor, zoo de Franschen de stad, nadozen wederstand, bemagtigden ; de ver-warring bekwam de overhand, en slechtsone kardoes was nog maar overig in deboot, welke bijna alleen de stad beschermde.Zoo deze laatste nu ook nutteloos verscho-tOu werd, dan!..,. Doch neen ! God zond,in dozen angst, een' man, die de rigtingdes geschuts beter kende. De heer MERKUSvroeg, en kreeg verlof, om het stuk op deFranschen aan te leggen en los te branden.Het thans zoo kostbare overschot van denvoorraad werd ingeladen, een daar liggendekoevoet er voor gestopt, en met dit schot,zeven ',Vanden te gelijk verdelgd. Nu meen-den de Franschen, dat het den onzen eerstregt ernst werd. Zij verschrikten over eenzoo wel bestuurd en moordend vuur. Hetophijschen der roode met wit doorstreepteDordsche vlag, door hen voor de Britschegehouden, deed hen de aankomst van en-gelsche hulpbenden vreezen, en zij vlugtten,na een verlies van ongeveer dertig hunneraan dooden en gekwetsten."

Bovengemelde vraagt, of gemelde heerMERKUS, aan wien Dordrecht, naast God,vooral zijne redding en verlossing dankt,nog in levee is ; zoo niet, wanneer en waardie heer is overleden?

J. H. P.

Omwenteling van 1813. De naam vanden bombardier, in de 3' zinsnede van hetartikel dl. XIII. bl. 331 bedoeld, was TIMONCORNELIS OELKERS, toen en lange jaren daar-na gewoond hebbende in de lange Potente 's Gravenhage, hock van de Bagijnestraat ;zijnde eenige jaren geleden in zijne woningin de Hekkelaan overleden.

Voor zijn moedig gedrag te Woerdenwerd hij door Z. M. WILLEM. I tot Broedervan den Nederlandschen Leeuw benoemd.

Hij had vroeger bij de rijdende artilleriegediend, en trad, ofschoon gehuwd, in 1830bij dat wapen als vrijwilliger op; doch bleef,zoo vex ik mij herinner, bij het depot teAmersfoort.

De heer CHAD, secretaris van het engelschgezantschap, woonde in 1814 nagenoeg overde deur van OELKERS, maar ik twijfel erAan, of hij dit geweten heeft.

's Gravenhage. v. R.

Onrwenteling van 1813. R. herinner mij,zokere beer BOUSQUET (uit Delft ?) zich,

in de dagen van november 1813, te Am-sterdam openlijk, met oranje-lint versierd,vertoonde, hetgeen veel invloed had op deontwikkeling van den toenmaligen yolks-geest. Ik heb dien heer over de Botermarkt,met oranje omhangen, in een rijtuig zienrijden, maar weet niet meer of het kortna den 15den van gezegde maand was. Dezaak maakte destijds nog al éclat, dochhet fijne er van ben ik kwijt. Wie komtmijn geheugen te hulp ?

9 Januarij.

Omwentcling van 1810. De heer P. J.ANDRIESSEN verhaalt in een artikel » No-vember 1813," geplaatst in het mengelwerkvan het tijdschrift de Nieuwe Recensentvoor 1863, XI. bl. 627, dat het voornemenvan het yolk om de woning van den graafDE CELLES, op den 16den nov. 1813 teplunderen en den graaf voor die woningop te hangen, door een schranderen, maarm. in die dagen veel gewaagden vondvan een hoofdambtenaar, die bij het yolkin groote adding stond, werd verijdeld.BOSSCHA, VAN DER PALM en anderen zwij-gen van dit voorval. Wat is hiervan ? Enwie was die hoofdambtenaar?

S. S. S.

Hendrick Zwaerdecroon en de invoeringder koffijkultuur op Java (vgl. A. R.). Meer-malen was er in dit tijdschrift sprakeover het aandeel, dat deze gouverneur-generaal gehad zoude hebben aan het in-voeren der koffijkultuur op Java. In hetjaar 1726 werd door hem, als oud-gou-verneur-generaal in rade van Indic eenverzoek ingediend, strekkende tot verhoo-ging van den prijs der koffij. In dat stukzien wij welk aandeel hij daarin heeft ge-had, en daar het niet onbelangrijk kan ge-acht worden dit meer van algemeene be-kendheid te doen zijn, nemen wij daaruithet volgende over.

Na gedoleerd te hebben over de vermin-dering in prijs van de koffij, geleverd of televeren aan de comp., vervolgt hij aldus :

„Nadien zulke posterieure verandering„en reductie omtrent 5 a 6 maanden na de„leverantie in geenen deele bij iemand was,,voorzien en zulks nog te min, daar bij den„eisch van retouren voor het vaderland„Anno 1716, zelfs qualificatie wordt gegeven„tot verhooging van den bovengemelden eerst-„gestatueerden prijs ; nadat bij de petitie van„anno 1708 alle benevolentie en gunst door„de Heeren Superioren was toegezegd voor„de geene die het hare tot de koffij kulture„mogten hebben gecontribueerd en dewijl„den bovengenoemden Oud Gouverneur zon-„der jactantie door de negotieboeken van

3

„Batavia vermeend te kunnen doceren niet„alleen dat den aanwasch van die boomen„in Jakatra onder zijne regering sedert„A°. 1718 eerst tot die florisance is op-„geklommen, als dezelve ten huidigen dage„zich laat aanzien, maar ook dat hij een„van de eerste uitvinders is geweest die,,het overbrengen van Mochase koffijboom-„pjes van Malabaar naar Java ten tijde dat„hij te dier kuste in 1697 en 98 was com-„missaris, gepracticeert en in trein heeft,,gebragt gehad, om in 's Compe. tuin te wor-

den voortgeplant ; gelijk als in het vader-„land zal kunnen blijken, bij een aparten„brief, door Zalr. den Heer Gouverneur-„Generaal JOAN VAN HOORN, aan de Hoog-„edele 17en in anno 1708, van hier ge-„schreven" enz.

Gouverneur-Generaal en raden van Indienamen hierop het volgende besluit: „Is na„resumtie van het zelve verstaan ten ge-„valle van welgemelde Zijn Edelheid eeniper„mate of te wijken van het secreet besluit„over het verminderen van den prijs der„Jakatrasche koffijboonen op den 15 dezer„genomen en aan zijn Edelheid, doch zon-„der consequentie omtrent andere leveran-„ciers voor 21 pikols dier vrugten bereids„in anno passato geleverd, dit maal te laten„betalen den vorigen prijs van acht zware„of tien ligte stuivers per pond en zulks„wel uit aanmerking, dat zijn Edelheid niet„kan betwist worden de eere dat in zijne„regering het gewas dier vrugten op dezen„eilande tot den presenten overvloed is aan-„gegroeid enz."

Daar nu, volgens het schrijven van SAX()SYLVIUS (Nay. Bijbl. 1854, bl. xxxiv), uiteen eigenhandigen brief van NICOLAAS WIT-SEN van den 17 september 1713 blijkt, datdeze reeds voor vele jaren den generaalVAN HOORN had gepord om de koffij te doencultiveren; en de gouverneur-generaal VANHOORN deze hooge waardigheid bekleeddevan 1704 tot 1711; terwijl men in het verzoekvan den oud-gouverneur-generaal ZWAAR-DECROON, hierboven medegedeeld, leest, datdoor hem reeds in 1697 en 1698, terwijlhij als commissaris op de kust van Malabarwerkzaam was, koffijplanten van Mocha naarBatavia werden gezonden, om aldaar in's comp. tuin te worden geplant, dan kanmen - zonder in het minste te kort tedoen aan de eere die NICOLAAS WITSENtoekomt, van den gouverneur-generaal VANH0oRN te hebben aangepord tot het doencultiveren der koffij op Java - aan denoud-gouverneur-generaal HENDRICK ZWAAR-DECROON den lof niet onthouden, dat hijeen der eersten is geweest, die deze zooonschatbare plant op Java hebben ingevoerd,en gedurende zijn bestuur tot de cultuur

der koffij zoo kraehtig heeft medegewerkt,dat zij reeds in 1726 tot een belangrijkenbloei was gestegen, zoo dat in dat jaar doorde comp. hier to lande de aantnerkelijkehoeveelheid van 4,342,157 g javakoffij konverkocht worden.

Het geslacht Zoete de Laeke (vgl. XII.bl. 265, 292, 322 ; XIII. bl. 3, 129, 166,196, 225, 322, 354). In de Beschripingvan Heusden, door JACOB VAN OUDENHO-

VEN, leest men, op blz. 53, 54 van deeerste uitgave : » Omtrent may [1574] wierdehet commando over de militie tot Heus-den ghegheven aen ANTONI GRENET, an-ders MUNS DE WERP [hierv., bl. 129, inaant. 3, vermeld], capiteyn over een Wal-sche compagnie, ende was dit de laetsteCommandeur onder den koningh, die uytkracht van de Pacificatie von Gent anno1577 vertrock uyt dese staat.

Alzoo de gheestelijkheydt hier Diet enwilde contribueren tot onderhoudinge vande militie hier in guarnisoen liggende,wierde de voorschr. Commandeur met denburghemeester naer den bisschop van 's Her.togenbossche ghesonden, om te versoecken,dat de gheestelijcke neffens de werelt.lijcke persoonen tot Heusden egael denlast van de militie souden dragen, welckenlast de burgerye alleen te lastigh viei."

JOOST VAN VILLERS werd in 1584 totstadhouder van -Utrecht aangesteld, opncommissie en instructie, den 11 den Sept.des gemelden jaars gedagtekend [ Utr.Plakaatb. Ie dl. bl. 156, 158]. VILLERSwas toen veldmaarschalk over 't krygs-yolk van den staat, beoosten de Maaze."Tegenw. Staat van Utr, l e dl. blz. 226.

Hiervoor, in aant. 15, dl. XIII, bl.131, staat [drukfout] : dd. Nijm. 19 febr.1587 stil. vet. » felldtmarschalck," enz.,lees : dd. Nijm. 19 febr. 1584 stil. vet.,reeds » felldtmarschalck," enz.

De hierv., dl. XIII. bl. 166, 167, ver-melde JAN VAN LAKEN, schepen te Gendin 1484, en HENDRIK DE LE LAZE zullentot het geslacht VAN LAKEN, waarvan DLL' ESPINOY, Recherch., pp. 749, 750, [zieook pp. 413, 466, 864, 870, 876, 958, 960,962, 965, 967, 969, 974, 976, 978, 979,983, 990, 995, 998, 1000] omstandig be-rigt geeft, behoord hebben, en niet tot datvan ZOETE. Dit geslacht VAN LAKEN voerded'or au saultoir endentd de gueulles a quatrosangsues de sable, volgens DE L'ESP. pag.750 en d'or a saulteur de gueulles en 4sansues de sable, volgens den Boomgaert derWapenen

Mr. ROLAND DE ZOETE wordt, bij PEL'ESPINOY, Diet in 1492, maar in 1497, 1499,1503, 1506, 1509, 1515, 1521, onder de

1*

4

schepenen van Gend genoemd 1 ). Mr. WIL-LEM ZOETE en ROLAND ZOETE, ridder, waren,de eerste in 1488, de andere in 1498,mede 's prinsen gemagtigden tot het ver-nieuwen van den magistraat te Gend, waarROLAND ZOETE in 1508 deken van de we-vers, en ADAM ZOETE, antlers VAN LAKE, 2)secretaris waren. Zie de L 'ESPINOY, pp.762, 780, 799; die voorts, pp. 376, 460,spreekt van de verwantschap van dit ge-slacht met die van DE PAPE en SERTHO-MAS, en ANTHOINE ZOETE [in 1508, 13, 20,24, 28, 31, 37], HENRY ZOETE [in 1553,58, 61, 63, 65, 67, 69, 74, 77. 85, 86,87, 88], ROGIER ZOETE [in 1576], JEANZOETE, Escuier, [in 15951, BARTHELEMYZOETE, Escuier, [in 1605, 8, 10, 12, 14,17], worden onder de schepenen, ontvan-gers en tresoriers van Gend vermeld.

Juffrouw MARIA DE SOETE, wed. wijlenJoncker CHARLES VAN DER HAEGEN, wordtgenoemd in de Utrechtsche Consultat. enAdvis. in zake de kwestie tusschen HIE-RONYM. VAN TUYL V. S., beer v. Bassevelde,Welland, enz., en JACOB MANMAECKER, ka-nunnik van Oudmunster te Utrecht, overde heerlijkheid van Cattendijck, Ie. dl. hi.381. Dat zij te Gend verblijf hield, blijktuit hare geregtelijke verklaring. » voorschepenen van Gent gepasseert op den21 febr. 1660."

)) JAN WILLEMSZ ZOETE, tailliu van [enmede Heerschap in] Vossemaer," wordtherhaaldelijk genoemd in de Acte van Con-demnatie by den Hoog. Raade te Meche-len uitgegeev., over het gemaakte accoorttusschen HENDRIK, grave van Nassau alsheer van Steenbergen, en de heerschappenvan Vossemaar over hunne wederzijdschelimietscheidingen, den 15 sept. 1511 enin een uitspraak over dezelfde kwestie metden heer van Bergen op den Zoom, van5 julij 1458; beide bij ERMERINS, ZeeuwscheOudheden (Vossemeer), bl. 24, 153, 210; welkeschrijver ook, in zijne Beschr. van Zuidbevel.2 st. bl. 79, gewag maakt van eenen » NI-COLAAS DE ZOETE, Stedehouder van denBailliu van Axel," in 1676.

Te 's Gravenhage is de naam DE ZOETEnog bekend. Zie Nieuw Dagbl. van 10 nov.

1) LOUISA DE ZOETE, ROELAND en ELISAB. VANVARNEWIJCK dr., wed. ADOLF VAN DEN HEETVELDE,hertrOUWde met WILLEM HINCKAERT, [ANTHONYS z.,hoogschout (laagschout, volgens OUDENHOV.) te's Hertogenbosch, en van ADRIANA VAN BALVEREN]hoogschout te 's Hertogenbosch, beschreven in deridderschap van Veluwe, o. a in 1555, en in datzelfde jaar gedeput. der landschap uit Nijmegennaar Brussel. D' ABLAING, Veluwsche Jonkers, bl. 3.

2) 't Komt mij aannemelijk voor, dat ZOETE dengeslachtsnaam van LAKE bij den zijnen heeft aan..genomen.

1863, n°. 265, onder de opgaven van denburgerlijken stand.

Mo.

De achtkante boer (vgl. XII. hi. 234, 321,358; XIII. bl. 34, 105, 138, 196, 228, 257).Dat deze beruchte persoon ook de wegenin het sticht van Utrecht onveilig gemaaktheeft, is mij niet bekend. Het door L--F--T.aangevoerde strookt volkomen met hetgeenverhaald wordt aangaande den bij ons be-kenden PIET VAN DER ROEST, die in zijntijd de schrik van Utrecht was. Het is derpolitie na lang sukkelen ten laatsten ge-lukt, hem door list in den strik te krijgen,want van zijne vlugheid bestond geen voor-beeld ; hij lachte zijne vervolgers uit engeen water verhinderde zijn vlugt, dewijlhij als het ware daarin te huis was. » Spronghij dikwijls van den straatweg op de voor-bijvarende trekschuiten," zoo als L-F- T.zegt, dan is zulks een bewijs, dat dit tot latertijd dan die van den achtkanten boer be-hoort, daar die straatwegen eerst onder deregering van keizer NAPOLEON I zijn be-gonnen, terwijl het bovendien meer strooktmet de bedrijven van onzen PIET, die veellater zijn handwerk begon te drijven.

U. C. KRAMM.

Begrafenis bij avond of bij nacht (vgl.XIII. bl. 234, 259, 322 en 353). Welligtis het overbodig pier nog op terug te ko-men, loch ik moet er nog bijvoegen, dathet genoemde gebruik niet van zulk eeneoude dagteekening is, als vermeld wordt.Ik heb veelmalen begrafenissen bij fakkel-licht te Utrecht gezien, en de laatste, diedaar met groote pracht heeft plaats gehad,was die van den eenig overgebleven zoon vanden bij ons zoo algemeen hooggeachten bur-gemeester, den heer mr. J. VAN DOELEN,naar ik gis, omstreeks 1820.

U. C. KRAMM.

Doodvonnis bij loting (vgl. XII. bl. 295,327, 363; XIII. bl. 1, 68, 106, 195, 290).Wil men nog van een paar exemplaren ge-diend zijn, men vergelijke BRANDT, Levenvan de Ruiter, bl. 361 en 409 (uitg. van 1699).

U. G. M. C. L.

J. C. Kock (vgl. XIII. bl. 365). J. C.DE KOCK, niet KOCK, geboren te Heusden,was broeder van den bekenden HENDRIKMERKUS baron DE KOCK, luit.-gouverneur-generaal van Nederl. Indio (1826-1830).

Een zoon van gez. J. C. DE KocK zou, zegtmen, de fransche romanschrijver PAUL DEKOCK zijn.

5

Mr. J. D. Meijer (vgl. XIII. bl. 367).De ouders van Mr. JONAS DANIEL MEIJERwoonden te Arnhem. 's Mans broeder Mr.ABBAHAM D. MEIJER, de oudste advocaatte Amsterdam (sedert 1808), zal aan A.L. T. A. de verlangde inlichtingen kunnengeven.

Verheergewaden met een paar wittehandschoenen (vgl. XIII. bl. 365). Nietseenvoudiger dan dat. De nieuwe leenmangaf, bij den aanvang van zijn leen, aanden leenheer een paar witte handschoenen,hetgeen oudtijds in natura, later veelal ingeld werd voldaan. Men verheergewaaddemet verschillende voorwerpen , met eenpaard, harnas, sporen, sperwer, enz. enz.

V. H.

Stoomschip van Blasco de Garay (vgl.VIII. bl. 33 ; IX. bl. 184). Onder den titelvan » Een Spaansche Bluf," schrijft DELTAin Notes and Queries (3d S. vol. I. p. 207):

)) FINCHAM' S History of Naval Architecture(p. 277) bevat een verhaal, volgens bewe-ren door T. GONZALEZ in 1825 wit officielestukken geput, en vermeldende, hoe zekereBLASCO DE GARAY, een Spanjaard, ten jare1543 en in de tegenwoordigheid van keizerKAREL V, een schip van 209 tonnenlastte Barcelona zou hebben weten voort testuwen door middel van raderen, in bewe-ging gebragt door stoom. Dit berigt werd(door den heer SCOTT RUSSELL) herhaaldin een artikel over » Stoomvaart" in de7de uitgave der Encyclopaedia Britanica, en,zonderling genoeg, in den juist verschenenachtsten druk op nieuw teruggegev en. On-dertusschen is het ongetwijfeld een praatjevoor de vaak, dat reeds verscheidene jarengeleden als zoodanig werd ten toon gesteld.Toen namelijk, in het jaar 1857, de heerJOHN MACGREGOR zich te Simancas beyond,nam hij de Mnige, voor zoover de spaan-sche ambtenaren wisten, nog aanwezigestukken, betrekking hebbende op de uit-vinding van DE GARAY, in oogenschouw,en beyond, dat de beweegkracht bestaanhad wit . .. . OSSEN!

»De brief van den heer MACGREGOR, ge-dagteekend januarij 1858, is openbaar ge-maakt in BENNETT WOODCROFT ' S Abridgmentof Specifications relating to Marine Propul-sion, 1858, part. II, pp. 105-6."

J. H. VAN LENNEP.

De heer van Enghien (vgl. A. R.). DEL'ESPINOY zegt in zijn Recherche des anti-quitez et noblesse de Flandres, pag. 521, ophet jaar 1365 : »En ceste anmie fut deca-pitd en la ville du Quesnoy le Seigneurd'Enghien, par la charge d' Albert Duc de

Baviere, Comte de Hollande, pour soupconqu'il eut que ledit seigneur d' Enghienauoit quelque familiarité anec la Comtessesa femme, pour lequel faict le seigneur deNamur et autres alliez dudit seigneur d'En-ghien susciterent vne cruelle guerre, brus-lant par tout oil ils pouuoyent le paysdudit Due." M°.

Gevolg van prins Willem II, bij zijnovertogt naar Engeland tot voltrekkingvan zijn huwelijk. In de Archives de laMaison d' Orange-Nassau, par Mr. Groen,van Prinsterer, deuxieme Serie, Tome III,1625-1642, vindt men op pag. 398 hetantwoord van prins FREDERIK HENDRIK opeen' brief van zijne gezanten in Engeland,betreffendc het voorgenomen huwelijk tus-schen zijn' noon WILLEM II en MARIA,dochter van den engelschen koning KAREL I.In dit antwoord leest men reg. 2 v. o. :X adjouste ici par avance la liste des per-sonnes qui l'accompagneront, comme vows mela demandes." Zoude iemand deze lijst, ookin haar geheel kunnen opgeven, of antlersmededeelen waar zij te vinden is ?

N. N.

Gijsbrecht van Amstel in Pruisen (vgl.XIII. bl. 253). Tilt de omstandigheid, dat't kasteel Doornenburg door Gysbrecht ge-sticht zou zijn en vroeger tot Pruisisch grond-gebied behoort kan hebben, en een Kleefschof althands een Duitsch leen geweest kanzijn, maakt SVINIAWA op, dat hieruit delegende van Gysbrechts vertrek naar Prui-sen kan zijn ontstaan.

Ik heb, met betrekking tot die gissing,alleen aan te merken, dat SVINIAWA eenvoorval wit het begin der XIV e eeuw wiltoelichten met behulp eener kaart van hethedendaagsch Europa. In het van hem aan-gehaalde komen bijna even veel dwaalbe-grippen als woorden voor.

1 e. Als Doornenburg een Duitsch leenwas, zou Gysbrecht Holland verlatende,niet gezegd hebben kunnen worden, naareen vreemd gewest te gaan; want dan wasby eenvoudig van 't eene Duitsche leennaar 't andere gereisd.

2e. Was er in Gysbrechts tijd geen anderPruisenbekend, dan hetgeen SVINTAWA thandsWestpruisen noerat, en konden evenminzij, die later, als Vondel by., de legendevermeldden, op het denkbeeld komen, datmen immer aan Kleefs- of Bergsland, ofaan andere streken langs den Rijn, dennaam van Pruisen geven zou.

3e. Behoorden wel Brandenburg en andereStaten van den Keurvorst, die later den tytelvan koning van Pruisen nam, tot Duitsch-land, maar juist Pruisen niet : — SVINIAWA

6

zie maar eene der onlangs herdrukte Haar-lemmer couranten van 1813, ja zelfs cou-ranten van veel later jaren, na, hij zal daarintwee geheel afzonderlijke rubrieken vinden,waarvan de eerie luidt : Duitschland en aan-grenzende rijken, de andere Polen, Pruisen enz.

J. VAN LENNEP.

[M°. verwijst naar VAN SPAEN, Hist. der Heerenvan Amstel, van Ysselstein en van 111:ynden, op bl.64, 66, 79-82.]

Generaal Rozecrans (vgl. XIII. bl. 298).Of er te Amsterdam nog leden zijner familieleven is mij niet bekend en evenmin wiezijne voorouders waren. Het onderstaandeechter kan welligt, wat het laatste betreft,eenig licht verspreiden.

In den Batavischen Romeijn, door P. DELANGE, Amst. 1661, bl. 249-250, leest men:» Daer de moedtwilliglie onhebbelijckheydtghepleeght wort, komt wel Bens schielyckeveranderingh. Langh hadden de Keijsersche,Koningsche, en andere soldaten, grootemoetwil en gewelt gepleeght, de Luijdenmeer schattinghen afdwinghende, dan moog-lijk was op te brengen, so dat alles om-trent Kleef, Gogh, Santen en andere plaat-sen, bedorven wierdt, de burgers dorstennauw buijten hurl poorte komen, of wier-den aangeranst of geplundert : maer in Len-temaendt, (1630 ?) heeft Colonel ROSEN-BRANS met sijn volck, bestaande in Sweedenen Deenen de stad Raterwaldt, leggendein Berghslandt bij Lennep, daer omtrentneghen hondert Keijsersche in laghen, over-vallen, en vermeestert, slaende veele doodt,die van soo haestigh overval niet en droom-den ; en bequam een grooten buijt. Ditheeft niet weijnigh de moetwil ghetoomt,en de soldaten in hun legherplaets doenblijven."

In den Gelderschen Vollcs-almanale voor1851, bl. 162, leest men : ,,Op den 4den Oct.1664 was Bulkestein de schouwplaats vande echtverbintenis van ELISABETH VANTUIJL, de dochter van den zoo even ge-noemden HENDRIK, met MAXIMILIAAN ROZE-KRANS, kapitein van eene compagnie voet-knechten binnen Maastricht. Zij had metopen deuren plaats en bragt aan collecteniet minder dan 115 gulden op."

Nog kan ik mededeelen, dat alhier, teVierlingsbeek, een jaar 10 of 12 geleden, isoverleden eene officiersweduwe, wier stief-vader, die te Venloo woonde, was genoemd... ROOSECRANTZ. Een zoon van dezen is, zooik meen, nog in leven en aldaar woonachtig.Welligt kan men bij hem informatie be-komen.

H. C. STRIK VAN WIJK.........,..........

Uitvinding van het kompas (vgl. XIII.bl. 259, 321). NEPTUNUS kan in TIRABOSCHI,t. IV, een aantal fragmenten uit oudedichters lezen, die de ongerijmdheid aan-toonen, van FLAVIO GIOJA voor den uit-vinder van het kompas te houden. Misschienheeft er nooit een individu van dien naambestaan. GUIOT DE PROVINS, fransch dich-ter, omstreeks 1200, geeft in een zijnergedichten de overtuigendste bewijzen vanzijn bekendheid met de magneetnaald. GIN-GUEN haalt (Hist. litter. de l' Italie) devolgende plaats aan uit GUINIZZELLI (leefdeomstreeks 1230):

In quelle parti sotto tramontana,Sono li monti della calamita,Che dan virtute all' aereDi trarre it ferro ; ma perchd lontana,Vole di simil pietra aver aita,A far la adoperare,E dirizzar so ago in ver la Stella.

De toepassing van de magneetnaaldop de scheepvaart was dien ouden dich-ters ook wel bekend, doch, zoo als het metalle nieuwigheden gaat, zij worden nooitspoedig in praktijk gebragt, en voor hetjaar 1403 vindt de spaansche geschied-schrijver PAPMANI het gebruik van 't kom-pas • nergens bevestigd. HALLAM betreurthet, dat een geschiedschrijver als ROBERT-SON stoutweg FLAVIO GIOJA nog voor denuitvinder houdt, na de talrijke nasporingen,die reeds het tegendeel hadden bewezen.(TIRABOSCHI, t. IV ; HALLAM, State ofEurope, etc.)

S. Trip (vgl. XIII. bl. 364). In de ge-slachtlijst der famine TRIP bij FERWERDA,in de 5de generatie, wordt vermeld SCATOTRIP, Z0011 van JOSEPH en van BEERTA

ELIZABETH GOCKINGA : hij huwde MARIALANT, waarbij hij had Brie zonen, als : JO-SEPH, raadsheer te Groningen, HENDRIKJAN, kolonel en generaal majoor van deinfanterie in dienst van den staat, HENDRIK

RUDOLPH, eerst kapitein van de infanterieen in 1762 griffier te Breda. Deze allewaren gehuwd en hadden elk een zoonmet den naam van SCATO ; verder berigtvind ik aldaar niet ; doch het zal een vandie kleinzonen van den ouden SCATO ge-weest zijn, van wien ons COLLOT D ' ESCURY

in Hollands Roem, dl. VI, st. 2, bl. 457/8mededeelt, dat hij als jeugdig krijgsmanden doctoralen eeregraad in de wijsbegeerteverwierf en in krijgsgewaad zijne akade-mische verhandeling, over de wetenschap vanhet werpen der bommen, te Groningen in 1771verdedigde, welke verhandeling de schrij-ver beschouwde als het begin van een meer

L—F—T.

7

omvattend werk, waarop hij deed hopen,loch hetwelk niet verscheen ; het werdwaarsehijnlijk veroorzaakt, doordien hij alsingenieur in dienst getreden, door denprins erfstadhouder naar Nijmegen tot denactiven dienst geroepen, de theorie met depraktijk in bet yak zal hebben moetenverwisselen. De door hem verdedigde ver-handeling had tot opschrift: Funclamentascientiae jactus bombarum regendi.

Mr. JAN TRIP, van Wien het portret is,met en zonder de holl. verzen, komt voorin de genoemde geslachtlijst, de 4de gene-ratie : hij was een zoon van JACOBUS envan MARGARITA MUNKER, geb. 31. oct. 1664,heer van Berkenrode, burgemeester, raadte Amst. 1707 en ver y. bewindhebber deroostind. comp. ; directeur van de Surinaam-sche Societeit; medestichter van het Trippen-huis en Corvershof te Amst. Als curatorder leidsche hoogeschool, 1728, wordt hijdoor SIEGENBEEK, Geschied. dier school ver-meld, d. II Toev. en bijl. bl. 21; hij hadgehuwd 1. MARGARITA CECILIA NEYS 1690,die stierf 1699 ; 2. ELISABETH TIELENS ; hijstierf 4 oct. 1732.

V. D. N.

Willem I, prins van Oranje, door Jau-regui gewond. Ik zou gaarne vernemen,van welken aard de wond geweest is, dieJAUREGUI aan WILLEM I heeft toegebragt ;alsmede wie den prins hebben behandeld,en hoe lang het geduurd heeft tot hij ganschgenezen was. Of anders eene aanwijzing,waar ik een en ander, zoo mogelijk, in alde bijzonderheden kan te weten komen.

NEPTUNUS.

Ridder St. Joris. Waar kan men de ge-schiedenis van den Ridder St. Joris (EDU-ARD STUART) beknopt en naar waarheidvermeld vinden ?

R. R. K.•••n••nn

St. Willebrord, Friesche Letterkunde.Zoude uw medewerker J. H. VAN LENNEPwel zoo goed willen zijn, mij te zeggen, ofer nog soms in de nabijheid van Utrechtonder 't yolk overleveringen of legendenvan eenig belang, aangaande wILLEBRORDen zijne gezellen bewaard zijn gebleven ?Toen ik verleden jaar in de buurt vanZeyst was, zoude ik het uwen berigtgeverzoo gaarne mondeling hebben gevraagd.

Zoude hij tevens de vriendelijkheid wil-len hebben mij den titel op te geven vaneene goede handleiding voor het Boeren-friesch ? Ook zoude ik mij gaarne een goed-

koop woordenboek voor die tag willenaanschaffen. Welligt kan hij mij tot heteen en ander behulpzaam zijn. — W. C. inNotes and Queries, 3d. S. Vol. II. p. 388.

E. 0. B. R.

Een middel om allen tevreden te stel-len. Predikantsplaatsen op het eiland Wal-cheren. Onder het stadhouderlijke bestuurin ons vaderland, was de bezoldiging vanheeren predikanten eene zaak, waarvan deregeling aan ed. mog. heeren staten vanelk gewest was opgedragen.

Bij besluit der staten van Zeeland vanden 7den april 1682 was vastgesteld, omdoor combination van gemeenten het getalvan predikanten in Zeeland te verminde-ren, en alzoo eenige tractementen uit tewinnen.

Al dadelijk trof dit besluit de gemeentenBiggekerke en Meliskerke, waarbij bepaaldwerd, dat, bij versterf of vertrek van eenender predikanten dier gemeenten, zij alsdankerkelijk gecombineerd en door den over-blijvenden leeraar bediend zouden worden.Hierdoor ontstond eene eerste combinatieop Walcheren, waarbij aan eene gemeentehet behoud van eenen eigen predikant ont-zegd werd.

Nu werd in 110V. 1682 BERNARDUS HE-RINCKHUIJSEN, predikant van Meliskerke,naar Ameide en Tienhoven beroepen, wer-waarts deze ook vertrok, zoodat nu de ge-meente van Meliskerke, volgens genomenbesluit der staten, kerkelijk met Biggekerkegecombineerd was, en door ABRAHAM HU-DENBROEK, predikant aldaar, moest bediendworden. Door beide gemeenten werd metde classis van Walcheren ijverig gewerkten herhaaldelijk bij de staten van Zeelandaangedrongen, dat het bewuste besluit in-getrokken en Meliskerke weder van eeneneigen leeraar voorzien mogte worden. Dan,de staten verijdelden alle aangewende po-gingen en bleven, 23 febr. 1683, bij hetvroeger genomen besluit. Er moest ten plat-ten laude op Walcheren ten minsten denpredikantstractement uitgewonnen worden.Desniettegenstaande bleef men ijverig werk-zaam om voor beide gemeenten eenen vol-len predikantsdienst te verwerven. De classisvan Walcheren vaardigde daartoe in 1683eene commissie of naar Z. H. den prinsvan Oranje, om door diens magtige tus-schenkomst doel te treffen. Het vorstelijkantwoord gaf hoop aan die van Meliskerkeom naar wensch te slagen. Maar dit enhet volgende jaar verliep, en den 4den dec.1684 overleed ds . ABRAHAM HUDENBROEK,zoodat nu ook Biggekerke vacant was. Mid-delerwijl was insgelijks door den dood vand'. VINCENTIUS OORTMAN de gemeente van

8

Serooskerke in sept. of oct. herderloos ge-worden en tot dusverre gebleven. Moeielijkviel het der classis van Walcheren om zoolangen tijd in de vacatuurbeurten van driegemeenten op dit eiland te voorzien, hoe-zeer ook te Biggekerke en Meliskerke, alsgecombineerd, slechts om de veertien dagenmoest gepredikt worden. In weerwil vandit alles bleven de zaken ook het geheelejaar 1615 aanhangig.

Toen evenwel in febr. 1686 d m. JOHAN-

NES DUVELAER op zijn verzoek als predi-kant van Aagtekerke ontslagen en alzooook deze gemeente vacant werd, waren devacatuurbeurten van vier gemeenten opWalcheren niet meer te rervullen, waarvanaan ed. mog. heeren staten van Zeelandwerd kennis gegeven, met verzoek om indezen nood toch tot een gunstig en hel-pend besluit te komen. En ziet, welk eenslim, zonderling en algemeen bevredigendbesluit door de staten werd genomen, waar-mede tevens hun oogmerk om het tracte-ment van ëdnen predikant uit te winnen,volkomen bereikt werd.

Den 88ten maart 1686 besloten ed. mog.staten van Zeeland aan elke der vier va-cerende gemeenten op Walcheren, aan Se-rooskerke, Aagtekerke, Meliskerke en Big-gekerke vrijheid te verleenen, om wederals vroeger eenen eigen predikant te be-roepen, loch aldus, dat die vier predikan-ten bij provisie slechts het beloop der gagie

van drie leeraars zouden genieten, met hetgewoon augmentum en de huishuur, enwel met bepaling, dat, na de vervullingdezer vier plaatsen, de eerste predikant,die ten platten lande van Walcheren zoudeberoepen en bevestigd worden, in dat vier-tal moest komen, om alsdan den predikantvan Serooskerke tot genot van voile gagiete brengen, en vervolgens alzoo de predi-kanten van Aagtekerke, Meliskerke en Big-gekerke, op welke wijze successivelijk doorden laatst te beroepen predikant telkens66n van de voornoemde opvolgende vierpredikanten in het genot van de gewoneen voile gagie moest gesteld worden.

Voorwaar, zulk een besluit mogt welfijn gesponnen en doeltreffend genoemd wor-den ! Al - de partijen worden bevredigd ;'s prinsen gunstige medewerking, zonderiemand te kwetsen, straalde duidelijk door;eene bijna vierjarige combinatie van Melis-kerke met Biggekerke werd opgeheven ; declassisbroederen kregen hunnen wensch,daar de vacatuurbeurten, bij onverwijldeberoepen, spoedig verminderden : en bij ditalles — de staten van Zeeland waren medetevreden, en geen wonder, ook zij handenhun oogmerk meesterlijk bereikt, dewijlalzoo de uitwinning van een predikants-tractement op Walcheren duurzaam verze-kerd was.

P. FRET.

OUDHEID-, 1VIUNT-

EN PENNINGKUNDE.

Eikenhouten schoorsteen to Dordrecht.In de Dordrechtsche Courant van 14 nov.11.leest men : nIn deze dagen van herinneringmag het wel eenigzins passend beschouwdworden opmerkzaam te maken op een kunst-product van vroegere dagen, afkomstig nitden Kloveniersdoelen te Dordrecht. Toendit gebouw, eenige jaren geleden, publiekvoor afbraak verkocht werd, bedong destedelijke regering, als verkooperesse, hetbehoud van al wat eenigzins naar kunst-product geleek en zich daarin beyond. Daar-onder beyond zich de antieke schoorsteenin de groote zaal. Deze werd in het ste-delijk magazijn ter bewaring nedergezet.Toen zich onlangs directeuren van het ste-delijk museum aldaar tot de regering wend-den, met verzoek om het eene meer pas-sende plaats in een der lokalen van datmuseum te geven, werd zulks volvaardigtoegestaan. Thans staat het ontdaan vanstof, vuil en verschillende verwlagen, enwij hebben voor ons een kunstproduct van

vroegere eeuwen, er uit ziende, of het zoouit de handen van den beeldhouwer kwam.Het is vervaardigd van eikenhout, met beeld-houwwerk en haut relief, zoo keurig en fijn,dat men niet alleen de uiterlijke vormender strijders, maar zelfs de gemoedsbewe-gingen op hun gelaat wedergegeven ziet.Wij laten aan meer bevoegden over, uit temaken den tijd van oorsprong en den maker.Ons Joel is alleen de zaak aan liefhebbersvan kunst en oudheid mede te deelen. Gaarnevoegen wij daar een woord van lof bij, aanden medebestuurder van het museum denheer A. J. LARME, voor zijne opwekking endoelmatige voorschriften tot welslagen enen aan den bediende van het museum, J.VAN DIJL, voor de getrouwe uitvoering."

Is iemand der oudheidkundigen in staateenige inlichting nopens den tijd van oor-sprong en den maker in den Navorscherte geven?

J. H. P.

9

GESCHIEDENIS DER LETTERKUNDE.

Locke te Utrecht (vgl. XIII. bl. 269,340). Dat LOCKE te Utrecht heeft gewoondis door mij geenszins uit de lucht gegre-pen, zoo als A. v. R. schijnt te onderstellen.Het is een overbekend feit ; men raadplegeslechts LOCKE'S biografen (lord KING' S Lifeof Locke, LE CLERC' S Life of Locke), wiergezag in deze kwestie natuurlijk hoogerstaat, dan NIEUWENHUIS, Woordenboek.Voorts moet ik A. v. R. doen opmerken,dat wanneer men minder algemeen bekendelevensbijzonderheden van beroemde vreem-delingen wil nasporen, men die niet in demeestal beknopte berigten van een ned.biogr. woordenb. moet zoeken.

Over LOCKE sprekende, zegt MACAULAY

in zijn Hist. of Engl.:» LOCKE was travelling on the continent

for his health when he learned that hehad been deprived of his home and of hisbread without a trial or even a notice.The injustice with which he had been trea-ted would have excused him if he hadresorted to violent methods of redress. Buthe was not to be blinded by personal re-sentment : he augured no good from theschemes of those who had assembled atAmsterdam; and he quietly repaired toUtrecht, where, while his partners in mis-fortune were planning their own destruc-tion, he employed himself in writing hiscelebrated Letter on toleration."

Er bestonden juist zeer gewigtige redenen,waarom LOCKE niet in Amsterdam of Rot-terdam verblijf wide houden, waar wel zijnmerle-refugies zich gevestigd hadden. (Vandaar misschien de opgave van NIEUWENHUIS.)

Ik herhaal nog eens mijne vraag : 1°.Wat is er van dat verblijf van LOCKE inUtrecht bekend, 2°. waar was hij gehuisvest ?

L--F--T.

Gedichten van Wouter Verhee (vgl. XIII.bl. 176, 220, 305, 338). Dat JAN VERHEE

vermoedelijk met WIJNTJE PIETERSDOCHTER

REIJNST gehuwd was, schijnt nailer te blij-ken uit het Puiaanteekenboek der HervorntdeGerneente te Amsterdam. » 22 Januarij 1594.» JAN JORIS REYNST, oud omtrent 33 jaren,» wonende in de Nes, geassisteerd met JAN

» VERHEE, schepen dezer stad, en REYNST

0 PIETERS zijne zuster, ter eenre ; en GEERTJEN

» REMMEN, oud omtrent '24 jaren, woont op. het Water, geassisteerd met MARIETJE DIRKS,

» haar moeder, en DIRK REMMEN, haar broe-» der, ter andere zijde." — Volgens opgavevan wijlen mr. Q. DE FLINES."

's Gravenhage. V. R..............,

Gedicht op Brands Historie der Refor-matie (vgl. XIII. bl. 47). R. zou mij zeerverpligten door de mededeeling van genoemdgedicht. G. M. C. L.

Gedichten van Susanna van Baerle (vgl.XIII. bl. 148). Ben vers, door haar injanuarij 1652 vervaardigd in antwoord opeen gedicht van GEERAERDT BRANDT op Karengeboortedag, vindt men in B RANDTS Poezy,dl. III. bl. 5 (uitg. v. 1725).

U. G. M. C. L.[Dit gedicht is van SUSANNA VAN BAERLE, doch-

ter van den hoogleeraar CASPAR VAN B kERLE, latermet GERARD BRANDT gehuwd. In de vraag echterwol dt gesproken van hare naamgenoot, de vrouwvan CONSTANTIJN HUYGENS.]

Lied: Al is ons prinsje nog zoo klein(vgl. XIII. bl. 370). De vier eerste regelsvan gezegd lied, dat zeker ouder is danvan 1752, maar vermoedelijk van de kindsch-heid van WILLEM III dagteekent, luiden :

0 Al is ons prinsje nog zoo klein,» Alevel zal hij stadhouder zijn.» Al buigt de stam, al kraakt het riet,» Alive' treurt Oranje niet."

waarbij men, waarschijnlijk in later tijd,dan liet volgen :

» 't Is Oranje, 't blijft Oranje, toch Oranje(bovenl"

9 Januarij.

Lied van 1799 (vgl. XIII. bl. 269, 336).Het is ons nog niet gebleken, dat het lied,naar hetwelk t. e. g. pl. gevraagd werd,uitgegegeven is. Wij waken daaruit op,dat het of niet gedrukt of, zoo het gedruktmogt zijn, weinig bekend is. Wij laten hetdaarom volgen, naar het afschrift, dat wij,gelijk wij vroeger reeds berigtten, van denvrager ontvingen.

POT-POURRI SUR L'EXPEDITION DES ANGLO-

RUSSES, AUX ORDRES DU DUC D ' YORK.

1.

Air: du cantique de St. Roch.

Guillame un jour revant It la Hollande,Se reveilla plein d'un noble courroux.George, dit-il, mon esperance est grande.J'en Buis certain, la canaille est pour nous.

Envoyez viteTroupes d'elite,d'Orange iraDiriger tout vela.

2

1 0

2.

Air : Accourez tous, petits et grands.

Le due de Yorck levant le ton :Je prends sur moi l'expedition,Ignore't-on mon savoir faire ?On m'a vu, dans plus d'une affaire,Montrer au fier republicain,Ce que je vaux sur le terrain.

3.

Air : De Joconde, etc.

Mon fils ! ne t'emportes done pas :Sur toi je me repose.

Qui pourroit sur un si bon choixFaire la moindre glose.

Si tu fus battu quelquefois,a Dunquerque, a Hondscoote,

C'est qu'a la guerre les faux pasNous jettent dans la crote.

4.

Air : De Malbrouck.

Qu'on equipe mes flottes!Mironton, ton, ton, mirontaine,

Messieurs les sansculottes!Vous en payerez les frail

Et tous les interets.Les calculs en sont faits.

Mais j'ai de l'indulgenceMironton, ton, ton, mirontaine,

Meritez ma cldmenceEn chassant les Francais.

5

Air : 0!

Orangistes ! ne pleurez plus,Je viens vous rendre le dessus,Biens, titres, rangs et cetera

Alleluia!

6

Air: Nous nous marierons dimanche.

Vous le voyez bien,J'ai pris comme rienLe Texel et la flotte!

Que ce soit artOu bien hasard,

n'Importe!Je vais en avant,C'est la tout mon plan

Sans faute.Je veux dans AlkmarEntrer sans retard,Ou j'enfonce la porte.

7.Air: Je suis Lindor, etc.

J'y suis enfin, mais quel morne silence !Que prdsumer d'un aussi froid accueil?Que les Francais y sont vus de bon oeil,Et qu'on desire au plusta notre absence.

8.

UN ESPION TOUT ESSOUFLi' ACCOURT ET DITA SON ALTESSE ROYALE.

Air : d' Annette et Lubin, Ah Monseigneur ! etc.

Ah monseigneur, Ah monseigneur!Je suis tout tremblant de frayeur.Au Beverwick sont arrivesDes soldats Francais par milliers,Qui jurent de nous desosser,Nous croquer tous, ou nous noyer.

9.

Air : A la facon de Barbarie, mon ami ! etc.

C'est bien cruel, en verite!De reculer si vite.

Des republicains sans pitieEvitons la poursuite.

Pourtant, si nous nous retirons,La faridondaine, la faridondon,C'est pour attraper l'ennemi,

Biribi,A la facon de Barbaric,

Mon amie.

10.

LE PRINCE D ' ORANGERL'OND AU DUC D'YORCK.

Pourtant vous avez bien promisA mon papa Guillaume,

De l'amener dans son pays,Dormir un petit somme.Et cependant noes en partons,La faridondaine, la faridondon,Apres avoir bien reussi

Biribi,A la facon de Barbaric,

Mon ami.

11.Air : Oui e'en est fait, je me marie !

Oui e'en est fait, je me retire.Fais, si tu veux, le fanfaron,Je t'abandonne a ce &lire,Moi je retourne a la maison (bis).

d'Orange, mon frere !Brune est en colere,Il pourrait nous faireBoire un coup a fond.Prevenons l'oragePar un doux message,Parfois it est sageD'être un peu poltron!

Un peu d'artifice,Quelque sacrifice,De ce precipicePourront nous tirer.Cela me demonte,J'en ai de la honte.Mais tout a bon compte,C'est prendre ou laisser.

Oui, c'en est fait, etc. etc.

11

12.

LETTRE DU GENERAL DUC D 3 YORCK AU

GENERAL BRUNE.

Air : du Confteor !

General, j'envoye devant vousFaire aveu de mon imprudence.J'ai provoque votre courroux.Mais vous aurez de l'indulgence (bas)

Pour un Anglais (bis)Si fier d' abord,

Qui vous dit son confiteor. (bis).

13.

Mea culpa, mea culpa,Vous m'avez en votre puissance.Je n' en serail pas reduit la,Si j'avais eu moins de jactance (bis).

Qu'il est cruel (bis)En pareil cas,

De dire son mea culpa (bis).

14.

LES PARLEMENTAIRES ANGLAIS AU GENERALBRUNE.

Air : ?

General, nous en convenons,Vos Francais sont de vrais demons!Ah s'il vous plait, capitulons !

15.

Huit mille hommes nous vous rendrons,Avec cent pieces de canons,Et puis nous nous rembarquerons.

16.

REPONSE DU GENERAL FRANCAIS.

Air : Allez vous en, gens de la noce!

Allez vous en, mettre a la voileFaites vos soldats, matelots,En tentes n'usez plus de toile,Ne guerroyez que sur les Hots !

Qu'en avirons,Vos mousquetons,Ne change-t-on ?

Allez vous en, etc.

17.

LE DUC D' YORCK AU PRINCE D ' ORANGE,EN RATIFIANT LA CAPITULATION.

Air : du menuet d' Exaudet.

J'obeisEt je fuis :

Car je trembleQu'un vent contraire soufflantNe nous fixe au continent,

Pour y jeuner ensemble,

Et qu'alors,Sans renfortsEt sans vivres,

Brune pour nous amuser,Nous apprenne a jouer

Du fifre !Du diable, si on m'attrappe

A remonter le Priape (=vaisseau Anglais)Pour venirConquerirLa Hollande !

Si je mors a l'hameconVraiment, je veux bien qu'on

Me pende !J'obeis, etc, etc.

18.

PLAINTES DES ORANGISTES

Sur l'air : de Madam Veto! etc.

d' Yorck nous avait bien promis (bis)De vaincre tous nos ennemis (bis);

Mais son coup a manqué,Il a le nez casse !

Au diable est sa parole,Ah! le poltron (bis)

Au diable est sa parole,Il a trop peur de canon.

Amsterdamsche predikanten (vgl. XIII.bl. 369). Ter beantwoording van de vraag,geteekend t, of er met betrekking tot deamsterdamsche predikanten (waarmede devrager bedoeld zal hebben die der neder-duitsche hervormde gemeente?) geen werkbestaat, waarin melding wordt gemaakt vanhun levensloop, hunne geschriften enz. —dient, dat in 1732 in het licht is versche-nen, in 1737 herdrukt en tot in 1792 ver-meerderd, in dat laatstgenoemde jaar uit-gegeven bij H. DIEDERICHS te Amsterdam :Kerkelijk register der Predikanten, die sedertde kerkhervorming de Gereformeerde Neder-duitsche Gemeenten te Amsterdam tot aan denfare 1759 bedient hebben. Behelzende hunnegeboorten, studien, standplaatsen, afsterven,nakomelingen, schriften en andere bijzonder-heden. Ten clienste der Amsterdamsche kerkeen hare liefhebberen opgestelt. Door HENDRIKCROESE GERARDSZOON. En na den flood vanden auteur vervolgt tot in het jaar 1792. Opdit thans zeldzaam voorkomend register ver-scheen in 1818 een Vervolg bij JOH. VANDER HEIJ te Amsterdam, loopende tot 1818;waarop in 1861 bij H. W. MOOIJ te Amster-dam een tweede vervolg verschenen is, on-der den titel : Kerkelijk Register der Predi-kanten, die sedert 1818 tot 1860 de Neder-duitsche Hervormde gemeente te Amsterdamgediend hebben, zamengesteld door Is. Prins,Pred. te Amsterdam. In beide die vervolgenwordt aangevuld, wat in de vorige niet had

2*

12

kunnen vermeld worden. In 1840 is doorA. B. SAAKES te Amsterdam uitgegeven eennaamlijst van al de predikanten, die totdat jaar in de amsterdamsche gemeente ge-diend hebben, met een kart verslag van devorming dier gemeente van 1566 tot 1578,waaraan toegevoegd is een naamlijst vande predikanten, die de waalsche en engel-sche gemeente gediend hebben. Zij prijktmet het portret van JOHANNES COCHLINUS,die de eerste predikant te Amsterdam isgeweest. E. A. P.

Daniel Jonctijs (vgl. XIII. bl. 368) schreefook ',Roza lijns Oogjes" in 8°. Alleen de hoofd-titel is mij bekend. Waar het is uitgegevenen wat de 1 nhoud behelst weet al ligt eenander navorscher.

Utrecht. A. v. R.

[Rozalijns Oochjes behoort niet tot de proza-maar tot de dichtwerken van JONCTIJS.]

Daniel Jonctijs. 1k ben V. D. N. zeerverpligt wegens de aanduiding, die ik vanhem ontving omtrent D. JONCTIJS. Nog meerzou hij mij aan zich verpligten als hij demoeite voor mij doen wilde, de werken,waarnaar ik gevraagd heb, op te geven,daar ik niet in het bezit ben van de doorhem aangehaalde schrijvers, noch die voor-eerst kan bekomen. Dit geldt ook mijnenavrage omtrent M. M. LA FARGUE. Het ge-achte bestuur zal, hoop ik, dit excel mijeens veroorloven. NEPTUNUS.

Geschiedkundige aanmerkingen. Is deschriiver bekend van de Geschiedkundige aan-merkingen op de geschiedkundige gedenkstuk-ken enz., door LODEWIJK BONAPARTE, Uit-gegeven te Deventer, bij V. SIGTENHORST,

in 1820? I.

Memoires sur la tour de Louis Napoleonet sur la Hollande. Dit boek verscheen in1828 als de eerste aflevering van » Memoirescontemporains," te Parijs, bij LADVOCAT. Kentmen den auteur ook? I.

Aanhaling.ll Vaarwel mijn vaderland!

Het schip doorklieft de baren."

Wie kan mij opgave doen waar ik 't vers,hetwelk met deze twee regels begint, kanterugvinden, wie de maker is, en zoo 'tslechts in manuscript bestaat, wie wil mijer dan aan helpen?

Utrecht. A. v. R.

Drukten de Elzevieren met ,,zilverenletters ?" ►► Deze overlevering", zegt U. 0.N. in Notes and Queries (2 nd. Ser. Vol. XI,

p. 208), "is zOOlang en zoo dikwijls dooroude boekverzamelaars herhaald geworden,dat het bijna letterkundige ketterij schijntdaaraan te twijfelen. Onder het bladerenin eene reeks van plaatselijke courantenuit het begin der vorige eeuw, viel echtermijn oog op eene aankondiging, die (beterdan eenige bewijsvoering tegen de onwaar-schijnlijkheid van het sprookje, of de opmer-king, dat dorstige letterzetters spoedig ge-noeg zouden hebben uitgevonden, hoeveel m'sParijsch Romein er in een gallon, 4 1 2 kan,bier gingen) wel in staat is de legendevoor goed nit de wereld te helpen. Deadvertentie beschrijft een boekwerk als» fraai, met elzevier-letters, op hollandschpapier gedrukt." Eenige weken later wordt» elzevier," door eene druk- of schrijffout,» zilveren", en, vOOrdat de Pout verbeterdwordt, is de advertentie verdwenen."

E. 0. B. R.

Prof. mr. Nicolaas Dedel. De hoogleeraarM. SIEGENBEEK, in zijne Geschiedenis derleidsche hoogeschool, Il de deel, bl. 113 en114 van de toevoeggelen en bijlagen, gewagmakende van prof. NICOLAUS DEDEL, zegt,» naar het jaar en de plaats van wiensgeboorte ik te vergeefs gezocht heb, werdin bloeimaand des jaars 1624, toen hij inden Haag de pleitkunst oefende, tot bui-tengewoon Hoogleeraar in de Regten aan-gesteld, en reeds in het begin des jaars1626, tot gewoon hoogleeraar bevorderd."Prof. NICOLAAS DEDEL was geboren teDelft, den 268"° januarij 1597 ; hij wasde vijfde zoon van mr. WILLEM JOOSTEN

DEDEL, een der eerste bewindhebbers deroostind. compagnie te Delft, en van YDA

BRUIJNSDR. VAN DER DUSSEN. NICOLAASwerd 17 mei 1616 student te Leiden. Hijhuwde den 28 julij 1630 met MARIA VAN

BLEISWIJCK, dochter van DIRCK EVERTSZ.

VAN BLEISWIJCK, burgemeester enz. teDelft, en van GRIETJE GERRITSDR. VAN DEREYCK. Uit dit huwelijk zijn drie kinderengeboren, die alle jong en ongehuwd zijngestorven. Van een jongeren broeder vandezen prof., NICOLAAS WILLEM genaamd,geb. 18 august. 1599 en griffier van denhoogen raad van Holland, Zeeland en West-friesland, stamt de thans nog bloeiendefamilie DEDEL af. NICOLAAS DEDEL stierf28 februarij 1646.

W. J. C. v. H.

Borger, Aan den Rijn. AP. J. VAN LEN-

NEP zegt in zijn uitgave van VONDEL

dl. II, bl. 144, sprekende van het gedichtTot lof van St. Agnes: »Het is mogelijk,dat wy hier te doen hebben met eengedicht, 't welk alleen door hem is nage-

13

zien en verbeterd geworden en waarinniet veel meer van het oorspronkelijkeaanwezig is gebleven, dan in den be-roemden lierzang » aan den Rijn" van BOR-GER." Is er inderdaad in laatstgenoemdgedicht zoo veel veranderd ? Wie heeft datgedaan ? en kent men het ook nog, zoo alshet uit de handen van BORGER is gekomen?

Oude nederlandsche gedichten. In betmerkwaardige hofje, in 1540 door den rid-der PIETER CLAESZ. PALING (wiens koperengrafzerk men in de Groote kerk vindt) enzijne vrouw JOSINA VAN FOREEST gesticht,waar hunne portretten en die van veleleden van hun geslacht, nevens eene heer-lijk geschilderde triptique en andere merk-waardige voorwerpen aanwezig zijn en vanwaar ook de bourgondische schrijn van hetKon. Oudheidk. Genootsehap herkomstig is,hangt ook in eikenhouten lijst een oud, opvele plaatsen haast onleesbaar, op perka-ment geschreven vers, dat eene schier uit-gewischte afteekening eener graftombe om-geeft. De hoofdletters dragen de blijkenvan met good en kleuren versierd te zijngeweest. De betrekkelijke waarde van deninhoud niet kunnende beoordeelen, zend ikhet met groote inspanning gemaakte af-schrift aan den in oude taal- en dichtkundeervaren redacteur van den Navorsc/ier, metverzoek het, van aanbelang geacht wor-dende, in dat tijdschrift op te nemen, deverloren woorden zoo mogelijk aan te vul-len en de corrupte lezing te verbeteren.

C. W. B.

I.

Hier beghint een waerdighe spieghel Baereen yghelic christe mesche he in spieghelesal om wel te leue ende die sonde te laten.

Kersten mensche die hier nu sijtSlaet op u oghe wie ghi sijt.Siet aen my beelt dat bid ick u;Dat schone was is lelic nu.Ick was een heer soe Hick soe groot,Dat niemät en was mijns ghenoot.Nu bin ick gheworde een arm katijfDie worme doir ride al my lijf.Si en doen niet anders dan si eten ende

knagheAl claechde ic al mijne vriende ende

maghen,Si en soudens dair om laten niet.0 here God wats mi ghesciet!Mijn vriende my maghe al sonder wasSi sijn my al nu afghegaeMy goet my schat my wyf my kintDie en gheue om mi niet een wintSi late mi nu allee int graf,Si en gheue om mi niet een caf,Si late mi allee -irotte

Onder die worme ende die motte.Och doe ic leefde in vreuchde grootDoe sorchde ic luttel al om die dootDie mi soe iainerlick heeft ghehädeltEnde in eeuwighe p..de ghewiidelt.Och mesche nu spieghelt u an mi:Dat ick nu bin wort ghi.Dat mi is gheworde sal u ghescien,W -dt niemat en mach der doot Otvlie.Dat ghi nu sijt plach ick te sijn.Nie mesche en leet soe grote pijnDie der doot niet mach ghelijckeDat segt den arme ende den rijeke.Och here God hoe is die mesche alsoe blitDat hi he selue niet en kent.Wät starflic is hi ende besOdicht sere.Roept ghenade mesche op onsen here.I-1 oirt hi di suchte ende kerme,Hi sal dijns sekerlic ontferme.Ende sal dijn sonde vergheueEnde brenghe u ten eweghen leuen. Amen.

II.

Waer sijn sy voghele ende hondeSijn lecker spise tot sine mondeSijn cleder sijn schat sijn ghesteente?Men vint hier niet dan sijn ghebeente.

Waer is sy ghe..ve cransDaer hi mede rende ande dans?Syn haer is wech, sy hooft is blootDus Gael maect he die bittere doot.

Twie worme sitte in sijn oghen.Si etense wt hi moetet ghedoghen.Sijn nose is verrot mit alien,Sijn lippe syn hem ontuallen.

Waer sy die schone ioncfrouwen,Die hi minde met groter trouwen,Daer hi mede hadde ghenoecht en feeste ?Si versmade hem nu als een beeste.

Waer sijn sijn pipers ende speelludenDie ionckere wellustighe cruden (?)Die hem volchde mit grote hope?Si sijn hem al nu afghelopen.

Waer sijn der ridders scharen,Die met hem plaghe te vareTen tornoy ende te stryde ?Si wyncke op hem als een pryde.

Waer sijn die here, die hoghe baroene,Die hem dienden alst was te doene ?Si gheve om hem nu min dan nietSi late hem legge als gi allegaer nu wel siet.

III.

EEN SCHONE VMANIGHE.

Karste mesche nu staet bi.Merct dit mesche, dat rade ic di.Die hier leit in het graftHet was een here va grot macht

14

Hi was soe machtich en soe rijcDat he ghee beef en was ghelijck.Hy was keiser ende coninck merle.Hij hadde meer lants, burghe ende stedeDan enich here die me nu vint.Mer dus heeft hem die doot ghe...Dat hi is gheworde een vuyle....Ende een onreyne stinckende....Dusdanich suldi alle werden,Den wech ten doot moeti terden.Sidi rijck starck ende coeneDie doot en acht nijt een voene (?)Si haet al wat dat haer ghenoecht :Aldus heuet onse heer gheuoecht.Mochtme den doot mit ghelt ofcopen,Dese keiser waer ha',)r al ontlopen.Hadde hi sine scat moghe verd....Men had he wt sterve niet moge....Merct waer si alle syn ghevarenDie hier rijck ende machtich ware,Die hier ware ooc in dit lant,Die doot heefse al in haren hantEnde elcken in sijn graf besloten :Men vint dair niet dan beene ende cote.Des va hare liue isser ghebleue.Wie die dit horen moghe wel leuen.Och mesche, laet dyn houerdie wyckenEnde wilt op uwe scarf dach cycken,Eer v die doot te male verniele:Het is oirbairlic an uwe siele.Die om sterue niet en denckenDien sal de doot ten leste crenckenEnde doe sterue sonder biecht ende tes-

tametEnde sonder dat heylighe sacrament.Doet penitenci, dat raeden wi :Te tide soe wort ghi vd sonde vri.

Wat ist dat ghi u tyt versuymet,Ghi wert eindlic Baer om verd....Bidt gode dat hi u gheue respijtU sonde te haete in deser qt. AmenIc rade u alle dat gi dair toe keertEnde gi alle daghe sterile leert :Wat god en heeft ons niet te wete gegeueHoe lange dat wi sullen leuen.Och hoe wijs is hi die gaert ende spaertTeghen die lange hellevairt :Wat die doot comt haestelic mit gewoutEnde op ionck ende op out.Dair om ist ons alle nootTe cone sterile als comt die doot.Och het is een swaer verb....Die al op sijn dootbedde sal....Alle bliscap heeft een vergancDan dat me hoirt de engelen clans,Ende alle vreucht heeft een eyndeDan de bitter hellen ellende.[Volgens de beschrijving van den heer C. W. B.

staat op het blad perkament bovenaan het gedichtno. 1. Het is geschreven op de wijze van proza.Wij meenen evenwel dat er geene reden bestaatom die voor den lezer lastige schrijfwijze hier tebehouden en hebben met elk vers eene nieuweregel begonnen. Daaronder n°. II in drie kolom-men : op de eerste het l e, 2e en 3e couplet, op detweede het 4e, en daaronder eene antieke tombe,wa'rop een naakt lijk : aan het hoofdeneind eenekeizerskroon. Op de derde kolom couplet 5, 6 en 7.Onder n°. II staat n°. III, insgelijks in drie ko-lommen. Aan de eene zijde van het opschriftstaat : „Leert wel sterven", aan de andere zijde :,.Schouet quaet." Aan het verlangen van den ge-achten inzender hebben wij voldaan voor zooverredit ons mogelijk was. Er blijven echter enkeleplaatsen over waar wij de ware lezing niet metzekerheid kunnen aanwijzen.]

KUNSTGESCHIEDENIS.

Schilderij van den toren van Babel(vgl. bl. 311). JAN MICKER Of MI-KEKER heeft den Torenbouw van Babel ge-schilderd ; de opvatting er van is geheelvreemd, en ik heb den babelschen torennooit zoo voorgesteld gezien , namelijk ,dat de hellende wegen, die op pleinen uit-loopen, alle met gebouwen zijn bezet, ende pleinen groote steden voorstellen, zoo-dat deze hemelhooge boog, wiens kruin verboven de wolken uitsteekt, als het ware,eene verheven wereld of koningrijk uitmaakt,waarop zeker een millioen menschen zou-den kunnen wonen, zoodat van deze bijbel-geschiedenis de bedoeling van den bouwnaar de letter opgevat zijnde, zeker eenjuist tafereel door hem geleverd is. Metduizenden van beelden, zoowel op den voor-grond, als op den toren, is de schilderijeigenaardig gestoffeerd, en alles met poetischeffectgevend licht bewerkt. Het stuk is in de

breedte, op paneel, ruim 12 palmen breed,en hoog naar evenredigheid, en in mijn be-zit geweest. Het heeft het aanzien als vanwerk van PIETER LASTMANS eersten tied enis zeer verdienstlijk geschilderd ; de toon,vooral wat de lucht betreft, wat koel vankleur. Deze voorstelling is zoo e6nig ennaar waarheid opgevat, dat alle anderebekende voorstellingen, in plaats van eenigenschijn van waarheid te hebben, daardoorgeheel vervallen. Nu kan ik mij voorstellen,dat het deze schilderij kan geweest zijn, diedoor HOOFT gezien is, en dat hij, door hettrotsche denkbeeld van den schilder getrof-fen, een bijschrift daarop heeft gemaakt.Is dit zoo, dan zou het, daar het, gelijk deheer LEENDERTZ stelt, waarschijnlijk nogvOOr 1598 gemaakt is, aangaande den bloei-tijd van den schilder meer licht geven, dantot dusverre met eenige zekerheid gegeven is.

U. C. KRAMM.

15

Portret van Koning Willem I met denmantel (vgl. XI. b1.174, 370; XIII. bl. 270,342, 372). In de Gedenkschriften van den Graafvan der Duyn van Maasdam, door Baron C. F.

SIRTEMA VAN GROVESTINS, 2 de druk (Amst.1857), bladz. 24, staat » De oneenigheidtusschen den Koning en den Graaf vanHOGENDORP dagteekende klaarblijkelijk vanhet jaar 1817, doch had, in waarheid,eene reeds veel vroegere dagteekening."En bl. 79 : »De onmiddelijke aanleiding tothet beslissende feit, waardoor de heer VAN

HOGENDORP genoopt werd, zijn ontslag alsvice-president van den Raad van State inte dienen, en het kabinet te verlaten, werdte weeg gebragt door een willekeurig ver-bod, hem van wege den Koning gedaan,om eene Memorie in het licht te geven, diehij Z. M. in April 1816 aangeboden had.Dit geschrift handelde over de nationaleschuld, de vereeniging van Belgic en Hol-land, het finantiewezen van het Koningrijk.den nationalen voorspoed en den volksgeest."HOGENDORP (altijd volgens het aangehaaldebock) toefde echter nog eenigen tijd met hetvragen, en de koning met het verleenenvan het ontslag, totdat met het einde vanseptember of october 1816 de zaak haarbeslag kreeg en de graaf zich alleen totde pligten als lid der tweede kamer bepaalde.

v. 0.

Afbeelding eener bloeiende aloe ame-ricana, te Leiden in 1735 (vgl. XII. bl. 220;XIII. bl. 90). Op de vraag „wat mag dereden geweest zijn waarom men deze tif-beelding deed vervaardigen?" kan ik toe-vallig antwoorden, dat zulks toen zeker nietvoor het eerst geschiedde, want ik beziteene zeer groote prent waarop is afgebeeldAloe Americana. Heeft gebloeid in de Uni-versiteyts-Kruyd-Hof tot Leiden, Anno 1698,T. of F. VAN SWYNEN fec., en ik heb denvervaardiger daarvan in mijn werk vermeld.

IT. C. KRAMM.

Jan Victor (vgl. XIII. bl. 342). De vraagnaar meer werken van JAN VICTOR dan diedoor IMMERZEEL zijn opgegeven zal wel over-bodig wezen, omdat er dienaangaande grovedwalingen bestaan, die nu voor het eerstdoor mij zijn teregt gebragt. In 't kort kantot inlichting dienen, dat alle historischeschilderijen in den trant van RUBENS ver-vaardigd, op naam van JAN VICTOR voor-komende, niet door hem maar door VICTOR

WOLFVOET zijn geschilderd, en dat alleende schilderijen in den trant van REMBRANDTop den naam van JAN VICTOR vermeld, vanhem of ook wel van JACOMO of LAURENS

VICTOR kunnen zijn. Zie over deze de his-torische teregtwijzingen op al de VICTORS

in het VIe deel van mijn werk, waar zijuitvoerig staan vermeld.

U. C. KRAMM.

Jan Victor. Zie over J. VICTOR hetwerk van w. BURGER, Musees de la Hol-lande, musee de van der Hoop, pag. 29 vgl.De schilderij van J. VICTOR in de collectievan J. J. DE BRUIJN stelde voor het af-scheid van Toms van zijne ouders (doormeest alle de leerlingen van REmBRANDbehandeld) op dock ; hoog 19, breed 25drum, oude maat, publiek verkocht in 1798voor f1300 aan GILDEMEESTER, en op diensverkooping in 1800 voor f700.

C.

Jan van der Meer, landschapschilder.Wie kan bijzonderheden opgeven aan-gaande dezen schilder, in het St. Lucas-gild te Haarlem aangenomen in 1684 ; niette verwarren met 3. VAN DER MEER denjongen, met JOHANNES VERMEER van Delft,en met J. VAN DER MEER van Utrecht ofSchoonhoven, alle schilders der 17 de eeuw?J. VAN DER MEER komt dikwijls voor alsschilder van duingezigten bij Haarlem. Inde beschrij ving van den heer C. KRAMM iseenige verwarring van dezen schilder metde andere van dien naam ; zonder opgaveder bronnen, waaruit de geboorte- en sterf-jaren geput zijn. Alleen op verkoopingenin Frankrijk in de vorige eeuw komenzeegevechten en batailles voor, die volgensden heer KRAMM door den schilder ge-maakt zouden zijn, wat ik echter betwijfel ;ik houd ze eerder voor het werk vanJ. B. VAN DER MEREN, insgelijks in hetgenoemde boekwerk van den heer KRAMMvermeld. C.

Van der Meer. Is er een schilder VANDER MEER bekend, die buurtjes of stadsge-zigten der 17de eeuw geschilderd heeft, welkesours op hedendaagsche verkoopingen voor-komen, als het werk van J. vERMEER vanDelft, ten onregte, naar mijn gevoelen?

C.

Beeld boven de Mariekerk te Utrecht.Dit gebouw der XIde eeuw is thans ver-vangen door dat van kunsten en weten-schappen op de Marieplaats. Op het dakboven het koor der kerk stond nog vooreenige jaren het standbeeld van den stich-ter, keizer HENDRIK IV, met kroon enzwaard. Omstreeks het jaar 1780 werd hetoude beeld door een nieuw vervangen ;het oude, zegt men, dat nog bewaard wordtin de kapittelkamer van St. Pieter. Dehoogte van het beeld zelve is mij onbekend;het zwaard was, meen ik, 1,30 el nederl.

16

lang. Dit is een tijd lang, niet zoo als oor-spronkelijk het geval was, in de hand be-vestigd geweest, maar hing op zijne. Nader-hand, zeker 25 jaren geleden, is bet opde oude plaats hersteld geweest. Door eenopmerkelijk en fijn berekend effekt van deoptica, scheen het beeld met dit zwaardden voorbijganger op militaire wijze tebegroeten, wanneer men uit de Mariestraatkwam, langs de huizenrij tegen over dekerk (die dan ter regterhand stond) naarde Lijsbethstraat gaande. De punt vanhet zwaard scheen te zakken, en wanneerde voorbijganger, in de Lijsbethstraatgekomen, zich omkeerde en naar het beeldopzag, was die punt schijnbaar geheel af-hellende. Teruggaande zag men het zwaardzich als 't ware weder opheffen. Duizendenonzer tijdgenooten hebben dit, met mij, zoowel als het voorgeslacht, gezien en bewon-derd. Zijn er meer zulke als 't ware groe-tende beelden bekend ? en wie was de uit-vinder ? A. L. T. A.

Dirk Raphaels Camphuysen (vgl. XIII.bl. 372) wordt door alle biographen geci-teerd als uitnemend landschapschilder, wienszeldzame aanleg voor de schilderkunst zichvroegtijdig ontwikkelde en die met eeneverwonderlijke getrouwheid de natuur wistterug te geven, zoo zelfs dat nog geen schil-der hem daarin heeft overtroffen. Wel degelijkkan hij de schilder zijn van een stukje,dat op 't Museum Boymans geexposeerd is,met den naam van den bekenden religieusendichter in gulden letteren daaronder. Inzijne jeugd toch werd hij tot kunstschilderopgeleid en waarom zou hij niet in zijne» jonkheid" iets kunnen geschilderd hebbenwat hij op rijperen leeftijd zeker niet zouhebben bezongen. Eene goede biographievan dien uitstekenden schilder en dichterals C. was, zal L—F—T zeker wel vanzijne verbazing doen terug komen. 1k be-.veel hem daartoe CHONIA' S Beeld van Kamp-huizen aan.

Utrecht. A. v. R.

TAALKUNDE.Het »Zeebaer" ,Calvaer Hayman" (vgl.

XIII. bl. 373). Dezelfde vraag deed ik inmijn jaarboekje Nehalennia (dl. IL bl. 321).'t Geschiedde naar aanleiding van eene be-lofte, mij door mijnen sedertoverleden vriendmr. S. DE WIND gedaan : » Voor den volgendenjaargang (van het genoemde jaarboekje) zendik u eenige kleine opstellen, waarondereene proeve ter verklaring van het zonder-ling berigt van REIJGERSBERGH over het„Zeebaer" of ” Calvaer Hayman." Er blij-ven mij nog dubia hieromtrent over. Weetgij er wat van te zeggen ? Of — laat Ne-halennia er in den aanstaanden jaargangliever eerst eens naar vragen, en deel mijde antwoorden mede, eer ik u mijn geschrijftoezend."

Een volgend deel van mijne Nehalenniaverscheen niet. Antwoorden worden mij niettoegezonden. Later vernam ik van mr. DE

WIND, dat hij den ► Calvaer" voor een schol-levaar (Colymbris) hield, een vogel bij dezeelieden nog als weervoorspeller bekend.Met de namen » Zeebaer" en » Hayman"(als » Calvaer" eene verminking van » schol-vaer" is) wist en weet ik nog geen raad.En zeker zal men er iets belangrijks overvinden in DE WINDS aanteekeningen op REIJ -

GERSBERGH, die zich in de bibliotheek vanhet Zeeuwsche Genootschap bevinden.

De heer J. H. VAN LENNEP noemt in dezeen andere aant. en vragen in hetzelfde n°.van den Ran BOXHORN, Chronyk van Zee-landt. Intusschen zijn zijne aanhalingen uit

de kronyk van REIJGERSBERGH, in het doorhem over de geschiedenis van Zeeland nit-gegeven work in haar geheel opgenomen.

H. M. C. VAN OOSTERZEE.

Nederlandsche geldbenamingen (vgl.XIII. bl. 377). Nader onderrigt zal 9 JA-

NUARIJ aantreffen bij SCHELTEMA, Geschied.-en Letterk. Mengelw., dl. V, st. 2, bladz. 50volg., en de aldaar aangehaalde, maar mijniet bekende Geschiedkundige tafel van deoude munten door w. WESTENDORP, geplaatstin het 2de stuk van het Jaarboek van envoor de Provincie Groningen.

V. 0.

Nederlandsche geldbenamingen. In eenboekje, getiteld: Handleiding tot de kennisder Nederlandsche Munten, welke sedert ruimBrie eeuwen hier te lande zijn geslagen,gangbaar waren, en thans geheel ingetrok-ken, of buiten omloop zijn gesteld, alsmedeover den oorsprong, de benaming, enz., nit-gegeven te Amst. 1850, in 8°., nu verkrijg-baar voor 30 cent bij den boekverkooperE. H. TASSEMEIJER te Rott., vertrouw ik,dat de vraag van 9 JANUARIJ volledigerzal beantwoord worden bevonden, dan zulksdoor middel van den Navorscher kan ge-schieden. V. D. N.

Spreekwoorden. » To talk like a DutchUncle" (vgl, III. bl. 61). Voor de tweedemaal wordt in Notes and Queries (3 d. ser.

17

vol. III. p. 471) naar den oorsprong de- ! Het is nogtans der opmerking waardig,zer spreekwijze, die te Birkenhead en te dat de uitdrukking »my uncle", in vrien-Liverpool zeer algemeen schijnt, onderzoek delijker zin, den Nederduitschers niet on-gedaan. Bet bestuur van dat blad ver- bekend is. lmmers zeggen ook zij niet:klaart, dat zij ook te Londen en ► hetgeen »rnijn horlogie is bij Jan-corn, d. i. inwij vroeger de Vereenigde Staten 110C111- den lombard?den," in zwang is : dat zij in bedreigendar » Who dwells at yonder three gold balls,zin moet worden opgevat, en het vooruit- Where poverty so often calls,zigt aanbiedt, van een geduchte sehrobbe- Guarding her offerings in hir walls,ring, even als » I'll comb your head for you" MY -UNCLE!"(»Ik zal je hear wel eons uitkammen voor

[» Wie is 't„ Wiens dour zoo gluipt naar straat,je! " =-- ons »lk zal je de ooren wel eel'swassehen !") en andere even uitgezochte en En de angstige alma binnenlant,volkseigene uitdrukkingen. En digtva,t als hear goedje staat?

» Ter verklaring van de spreekwijze : NVie? JANoomi")

» iemand aans:preken als een hollundsche oom," Tot zoover onze engelsche bentgenoot.moeten wij zegt het bestuur vel der — Wat ons betreft, het komt ons wel watvoor zooverre het woord »uncle" (nom) gezocbt voor, de uitdrukking » dutch" uncleaangaat, naar dagen van bet klassieke heel van 't heidensche Rome of te leiden.Rome terugklimmen. De uitdrukking »pa Niet, dat wij willen ontkennen, dat ookfruits," eigenlijk » een oom," had ook de &Ar de corns dikwijes hunne minderheidbeteekenis van » een gestreng berisper," van gezag door meerderheid van gezegen, als bijvoegelijk naamwoord gebezigd, (het waren maar thii, de ouders daaren-was » pcttruus" zooveel als » stroef, norsch, tegen pleegden te handhaven, maarhard." Zoo brengt ons het » I ?till talk to omdat voor een ieder, die weet wat inyou like a dutch uncle" plotseling terug tot roomsche landen — en ook nog gedeel-het »meuenter patruae verbera linguae" (be- telijk in ons protestantsehe Nederland —naauwd voor de geesels der oomlijke tong) het peetoomschap beteekent, de uitleggingvan HORATIUS Od. III, 12. Zie ook ERNEST], der engelsche spreekwijze geen zweem vanin zijne Claris Ciceroniana, op hot woord. moeielijkheid zal opleveren. Volgens het

Maar waarom a » dutch" /uncle (een »hol- canonieke regi-, traden de peten zddzeerlandsche" oom)? Wij zouden hier kunnen als plaatsvervangers der ouders, bij moge-antwoorden, dat » dutch" bier zooveel is lijk overlijden van deze, op, dat de huwe-als duitsch". In het roomsche Italie had liken tusschen peten en petekinderen,de betrekking van uomzegger of -zegster ofschoon elkander in den bloede niet ver-tot vaders- of moeders-broeder iets eigen- want, strengelijk verboden waren. Dit isaardigs, en gaf derhalve de spreekwijze nu wel bij ons protestanten het geval niet.» Caoere in grembo al zio" iets alleraange- maar de verpligtingen in aanmerking ge-naamst te kennen. Wat kon welkomer zijn, nomen, welke de peet bij den doop opdan in den schoot van een oom te vallen ? zich laadt, bestaat er toch ook in Neder-

» In het protestantsche Duitschland daar- land eene betrekking van gezag en ontzagentegen stonden de zaken geheel anders. (laat ons het liefde en .eerbied heeten)Aldaar nam de oom (zijnde maar een oom, tussehen peet en petekind. Zoowel tenen niets meer) nu en dan een klassiek onzent als in Duitsehland uit zich dezekarakter aan : dear was hij een » patrons", betrekking ook door het geven van pille-een »streng berisper," en vandadr de zegs- giften (pupillegiften ?) en andere geschen-wijze a » dutch" uncle, » dutch" voor doitsch ken : in Nedeiland is het woord » oom"gebezigd. een eeretitel (men denke aan »heer-oom,"

» Wij zouden in staat zijn nog andere aan » geef een handje aan oome" ) ; een hol-uitleggingen, even diepzinnrg, te leveren. landsche jongen, om geld verlegen (en welkeBeschouwen wij echter ons onderwerp hollandsehe jongen is dit niet op zijneslechts oppervlakkig, dan kunnen wij hier beurt!), klopt schoorvoetend bij zijn peet-volstaan met te doen opmerken, dat » dutch" oom aan, en krijgt, na een geduchte les, hetin het Engelsch (waarom weten wij niet, gevraagde: een ander, niet zoo gelukkig,en zeer ten onregte dunkt ons) vaak wordt en toch ook in geldnood, verzet zijn goedgebruikt, om iets van mindere gehalte, in den lombard, en noemt deze toevlugtiets min degelijks, uit te drukken : zoo in behoefte vergoelijkenderwijze » zijn, own"zegt men » dutch" myrtle, [» hollandsche" (het engelsche »my uncle") of Janoom. Inmint"] voor zeker onkruid : » dutch" pink Engeland daarentegen, waar men wel llgod-[»hollandsch" rood] voor een zekere grove fathers" en »godmothers" kent, maar zulkverfstof: » dbtch" gold voor klatergoud of een innige betrekking als bij ons niet on-spinsbek. Desgelijks » dutch" uncle. derhoudt, kan de peetoomschap, op hol-

3

1 8

landsche wijze uitgeoefend, zeer ligt totverwondering, en zoodoende, tot een spreek-woord aanleiding hebben gegeven. Daaris voor ons niets vreemds in.

En hoewel wij voorts, in dit geval, deverklaring van » dutch" met duitsch nietbeamen, erkennen wij gaarne, dat dit woordvaak door de Engelschen gebruikt wordtom eene herkomst uit Duitschland aan tewijzen. Zoo zeggen zij » dutch" quills (» hol-landsche" penneschachten,) » dutch" toys"(hollandsch" speelgoed) ofschoon een iederweet, dat de veeren pen uit Noordduitsch-land en het kinderspeelgoed uit Neurembergkomt. En hoelang zal men aan den over-kant nog spreken van » dutch" yeast (» hol-landsche" gest), nu reeds meer dan Bensdoor de engelsche beambten scheepsladingendaarvan als » bedorven en voor de gezond-heid nadeelig" over boord zijn gegooid ??Hetzelfde is een en andermaal met „hol-landsche" boter het geval geweest — diealthans onbruikbaar werd gekeurd —schande zij over de hollandsche trouw!

J. H. VAN LENNEP.

Absolute naamvallen (vgl. XIII. bl. 318en 345). De vraag van den heer VAN OOS-TERZEE is, of bij de taalzuivering reeds be-handeld is hetgeen hij kortheidshalve denablativus absolutus noemt, waarvan hij hetgebruik strijdig acht met onze taal. Daaropis geantwoord, dat die ablativus absolutusmet der daad tegen onze taal strijdt, in de17de eeuw uit de studie van het franschen latijn is ingeslopen en bij HOOFT vooral,maar ook bij VONDEL van tijd tot tijd voor-komt, doch dat onze latere en hedendaag-sche schrijftaal, met weinig uitzonderingen,daarvan bevrijd is gebleven.

1k twijfel, of het antwoord geheel vol-doende zij.

In de eerste plaats geloof ik niet, dater tegenwoordig groote behoefte bestaat omte ijveren tegen het gebruik van een casusabsolutus als door den heer VAN OOSTER-ZEE wordt bedoeld; zulke losse of absolutezeggingen, als door hem werden bijgebragt,hoe gebruikelijk anders ook in het fransch,worden bij onze goede schrijvers weinig ofniet aangetroffen. De verkeerdheid van der-gelijke zeggingen worth dan ook door WEI-LAND in zijne Nederduitsche Spraakkunst,dl. 2 § 282, aangewezen. Dat wij in onzetaal, intusschen, absolute naamvallen en lossezeggingen hebben, is, volgens BILDERDIJK,

niet te ontkennen. Men zie zijne Nederland-sche Spraakleer, bl. 308, en zijne Nieuwe taal-en dichtkuncliqe Verscheidenheden, dl. 3, bl.97 volgg. Maar, en dit wenschte ik in detweede plaats op te merken, een lossen ab-lativus of eigenlijk gezegd ablativus absolu-

tus hebben wij in onze taal niet en zulkeablativi zijn, meen ik, bij HOOET en VONDELook niet te vinden. Omtrent deze zaak isin de vorige eeuw tusschen voorname taal-geleerden een belangrijke strijd gevoerd.In zijne Aanleiding tot de kennis van hetverheven deel der nederduitsche sprake, redewis-seling XII § 27 en 28, had TEN KATEbeweerd, dat de ablativus absolutus geheelstrijdig was met ons taaleigen. Hij vondhevige tegenspraak bij B. HUYDECOPER, dieechter door G. o. REIZIUS, de gebroedersM. en J. VAN LEEUWAARDEN en z. H. ALE-

WIJN in het ongelijk werd gesteld. Menzie omtrent dien strijd HUYDECOPERS Proevevan taal en dichtkunde, de uitgave in 8v°van F. VAN LELYVELD, dl. 3, bl. 317 volgg.,en het op bl. 325 voorkomend citaat vanG. 0. REIZIUS; voorts den brief van MAT-

THEUS VAN LEEUWAARDEN aan B. HUYDE-

COPER en diens antwoord daarop, met hetnaberigt van JUSTUS VAN LEEUWAARDEN,een en ander te vinden in het eerste deel derWerken van de Maatschappij der Nederlandscheletterkunde te Leiden, en eindelijk de ver-handeling van Z. H. ALEWIJN in de NieuweBijdragen tot opbouw der vaderlandsche let-terkunde, dl. 2, bl. 341.

Ik geloof, dat de zaak van den ablativusabsolutus volkomen is uitgemaakt en alleennog maar een historisch belang heeft.

Bij de herlezing der stukken van datlitterarisch proces is mij in het oog geval-len, dat VAN LELYVELD of diens opvolgerN. HINLOPEN, in de noot op bl. 326 van HUY-

DECOPERS aangehaald werk, er dezen eenverwijt van maakt, dat hij, in zijn briefaan M. VAN LEEUWAARDEN, ALEWIJNS ver-handeling niet vermeld, veel minder dezewederlegd heeft. Dit verwijt komt mij even-wel niet gegrond voor, daar de bedoeldeverhandeling is van 1766, terwijl de briefvan HUYDECOPER in 1739 is geschreven.Deze brief is intusschen geplaatst in eenwerk, dat eerst in 1772 door de leidschemaatschappij is uitgegeven, en daar HUY-

DECOPER, die lid was dezer maatschappij,in de plaatsing de hand heeft gehad, komthet toch wel eenigzins vreemd voor, dathij bij die gelegenheid de verhandelingvan ALEWIJN niet ook ter toetse heeft ge-bragt. Maar HUYDECOPER was toen reeds77 jaar owl; en gelijk in of omstreeks dientijd zijn hooge ouderdom hem schijnt ver-hinderd te hebben de tweede uitgave (diein 8v0) zijner Proeve van taal- en dichtkundezelf te bezorgen, kan dit ook de redenzijn geweest, dat hij aan het wederleggenvan ALEWIJNS verhandeling niet heeft kun-nen denken.

Haarlem. DIXI.

19

Horendrager (vgl. A. R.; XIII. bl. 318).De byzantijnsche keizer ANDBONICUS, ikweet niet de hoeveelste, kon de vrouwenzijner hovelingen en van anderen niet ongemoeid laten en OM de mannen tevredente stellen, had hij veelal de gewoonte, hunde vrije jagt in de keizerlijke bosschen teverleenen. De erkenning van dit regt werdaangeduid door het plaatsen van een her-tekop boven de deur of in den gevel vanhet huffs dat men bewoonde.

S. S.

Houten Christoffel. Achter op eene oudelosse kaart van Gallia tot een atlas behoorende, is de beschrijving der Afbeeldingvan Oud Gallia gedrukt. Daarbij komt onderhunne manieren, wreedheden enz. voor:» inschelijks het slacht-offeren der Menschen,of met pijlen doorschooten, ofte aen eenkruys gehecht, ofte op een houte Christoffelnevens Beesten verbrand" enz. Welke ge-daante had toen een houten Christoffel? Moetmen hier aan een brits denken, die voorligte straffen bij de regtbanken nog in onzentijd in gebruik was?

U. C. K.

Oorsprong van den naam Holland. Alwat er tot heden toe over den oorsprongvan deze benaming is geschreven, geeft dennavorscher geene bevrediging. Holland bol-land, holtland schijnen wel verklaringen acontrario en tot nu toe heb ik geene beteregevonden. Daarom trof mij de aanhef vaneen verhaal in een duitsch tijdschrift, waarineene oude, nog standhoudende gewoonte bijeene verloving wordt beschreven, zoo alsdie plaats heeft, in eene streek aan de Elveniet verre van Hamburg. Die aanhef luidtals volgt :

Aan den linker oever van de Beneden-elve tusschen de bevaarbare stroomen Esteen Schwinge ligt een buitengewoon vrucht-baar stuk gronds, het Oude Land. Goedonderhouden, stevige dijken beschutten hettegen de dikwijls wederkeerende stormvloe-den der Noordzee, alsmede tegen de over-stroomingen der kleinere rivieren, die hetland in allerlei krommingen doorsnijden enlangs welke zich eene bevolking in groote,digt bewoonde dorpen heeft neergezet, diein taal, zeden, gewoonten en huiselijkeinrigting veel van hare naburen verschilt.Reeds de naam van deze merkwaardigelandstreek, door de natuur zoo gezegend,getuigt voor haren hoogen ouderdom, ennog voorhanden overblijfsels van oude oor-konden en fragmenten van lang vergetenkronijken maken het hoogst waarschijnlijk,dat deze vruchtbare marschstreek aan denlinker oever der Elve reeds voor onze

jaartelling ingedijkt en bewoond werd,toen het omliggende land nog woest lagen een chaos was van moerassen, poelenen schorren. Trotsch op de hooge oudheidhunner afkomst, noemen de bewoners vandit plekje zich nog heden Altenleinder, ofin het overal aan de Benedenelve gebrui-kelijke platduitsche taaleigen Ohlleinder, ter-wijl zij de door hen bewoonde streek datOhle Land noemen.

Als het nu waar is, wat SMIDS lilt SCRIVE-

RIUS aanteekent, dat de Denen, Gothen enandere noordlanders de namen van Hol-land en Zeeland hebben meegebragt, is hetdan zoo onwaarschijnlijk, dat zij wegensde gelijksoortige gesteldheid van den bodemden hun bekenden naam ook aan dit landhebben gegeven, die door aspiratie in Hol-land is overgegaan, gesteld namelijk datdat Elve-volkje toen reeds dien naam droeg,of dat ingedijkt land algemeen Ohl land heette.

SAX() SYLVIUS.

Holland. De afleiding van dezen naam,door SAXO SYLVIUS gegeven, is aardig ge-vonden, maar voor waar houd ik haarniet. Willen wij den oorsprong van eenwoord kennen, dan moeten wij, om zekerte gaan, eerst den oudsten vorm, waarinhet voorkomt, opsporen. Vooral, indien datwoord een eigennaam is, want eigennamenzijn meer dan andere namen aan verbas-tering onderworpen. Nu wordt Holland inde oudste stukken waarin het voorkomt,Holtland geheeten. Die stukken zijn vande 10de en 11 de eeuw. In dien tijd echterdroeg nog slechts een klein gedeelte vanhetgeen nu Holland heet dezen naam. Maarde graven van Holland breidden van tijdtot tijd hun gebied uit en het graafschap,hoewel het eigenlijke Holland in het eindeslechts een klein deel daarvan uitmaakte,bleef zijnen naam behouden. Eerst wasdat graafschap beperkt tot den omtrekvan Dordrecht, nog in het begin der 11leeeuw eene moerassige streek met bosch be-wassen. Is het nu niet zeer waarschijnlijk,dat dit bosch aan de landstreek harennaam gegeven heeft, met andere woorden,dat Holtland, (later Holland) niets andersis dan Houtland ? leder weet dat de twee-klank ou meestal ontstaan is uit al of ofen dat men in sommige deelen van onsland bij de oude uitspraak gebleven is enb. v. niet bout, maar holt zegt. leder, dieooit in den Haarlemmer of Alkmaarder houtgewandeld heeft, weet ook, dat die houtenbosschen zijn en kan daaruit afleiden, dathout in vroegeren tijd ook bosch beteekendheeft.

Men heeft in vroegeren tijd in ons landeen aantal namen van plaatsen gevonden,

3*

20

door Denen en Noormannen, Wilten en War-ner), Anglen en Hunnen, en wie weet hoeveel andere volken daaraan gegeven, na-men die dikwijls op hunne beurt wedervoor het verblijf van die volken in onsland ten bewijze moesten strekken. Aldie namen hebben echter of buiten twijfelof waarschijnlijk eenen anderen oorsprong.De namen Holland en Zeeland vooral, dieeenvoudig de gesteldheid Bier streken tekennen geven, zullen wel door geene vreem-delingen zijn medegebragt, ten minsten ikzou zeer goede historische bewijzen moe-ten hebben om het te gelooven.

P. L. Wz... n

Bedew, Zydcrachten, Sceye. In de By-dragen tot de Oudheidkunde en Gescitiedenis,inzonderheid van Zeeuivsch- Vlaanderen. Zesdedeel, tweede stuk, 1862, bl. 183, las ik metveel genoegen het stukje, de Engelschen voorSluis ten jare 1405, door J. H. VAN DALE;

maar meer bijzonder troffen mijne aandachtde daaraehter geplaatste aanteekeningen,die veel wetenswaardigs omtrent het geschuten wat daartoe behoort, nit lien tijd bevatten.

Maar vooral was bet de aanteekening (9)op hetgeen men op blz. 186 leest : » AanI) den zeekant, van waar de eerste aanval» dreigde, was de doortogt van het Zwin,► door een geducht paalwerk, tusschen den» toren van Bourgondie en het kasteel dwars»in den vloed geslagen onmogelijk gemaakt."Hier toch leest men van de materien vanpout en ijzer, daartoe gehezigd, van schaar-stokken,, wangen, coolzwin, berghout, beting,boegspriet, vullinghouten, zaathouten, behalvevan sparren, knieen, masten enz, : alle woor-den nu nog bij den scheepsbouw bekend.

Nu wenschte ik wel te weten, of die be-namingen toen reeds bij den scheepsbcuwin gebruik waren of eerst later zijn aan-genomen. Zoo mede wat men moet verstaanonder bedem, zydcrachten en sceye.

LABORANTER.

In de lijn loopen. In eene akte tusschende amersfoortsche burgerij en den bisschopvan Utrecht in 1496 gesloten, komt onderanderen voor: »Item als hy (de bisschop)inquam, en heeft hy hem niet onderwon-den eenige ballingen, uytgeweeckene of dieder stadt verboden oft van keuren oft vanbreucken uyt der stadt waren, metier lyndenin te brengen oft ingebroeht, oft hem onder-wonden metter lynden ymant in te brengen,oft voor ymant gebeden ofte lynden gehadt,ende als hij in was met syn heeren endegestoet, soe is die rayt hem volgende vanden poort, processijs gewyse mitten oudenrayt ende die gilden met hoir wimpelen,hem achter aen die peerden nagevolght, tot

in der kereken toe, enz." Hierop geven VANIIEUSSEN en VAN RIJN, Utrechts bisdom in8°. II. bl, 68 in eene noot, de volgendeverklaring : n Eer we van dezen brief schei-den, moeten wy een plaets of twee, dieden Lezer misschien zouden belemmeren,zoo wij best konnen ter loops ophelderen:Voor eerst zouden die woorden, zonder eenigeballinge, of uytgeweekene, metter lynde in tebrengen, eenige duysterheit schijnen te heb-ben. Dat de Bisschoppen en Vorsten, al vanlauds, op den dag van hunne blijde inkom-sten gewoon waren eenige uytgebannene,uytgewekene, of gekerkerde Borgers in hungezelschap mede te nemen, en wederom in't bezit van hun vaderlant, vrijheit, en bur-gerschap te stellen, zal misschien zoo vreemdniet voorkomen. Zoo schrijft de beruchteIvo, in een van zijne brieven : Wat den klerkbelangt, denwelken gy op den dag van uweintrede, volgens het gebruyk van uwe stadten op onze aanradinge, uyt den kerker ver-lost hebt, enz. Zoo vindt men ook bij CHA-

PEAUVILLE dat als ERARDUS, bisschop vanLuyk, zijne intreede deed, een groot getal vanballingen en misdadigers met een erbarme-lijk gekerm om bermhertigheit en genaderiepen ; dat hij hun alien ook vergiffenisheeft gegeven, en hen als triomfgewijs inde stad deed trekken Onder anderen isdeze gewoonte, rakende het verlossen dergevangenen, nosh gebruykelijk te Orleans;ja zelfs in 't jaar 1522 bevestigt door eenplakkaat van Bordeaux. Maar wat zullendan de woorden metter lynde willen zeggen?Zoo moet dan vorder geweten worden, dathet aan alle uytgewekene en uytgeban-nene burgers niet geoorloft was met dennieuwen Vorst in de stad te komen. Zijwierden op de voorspraak van deze en genevrienden naar dat ze het minder verbeurthadden, en somwylen naar dat de stad hetgoedkeurde, door den Vorst benoemt; danwierd' er als een kring gemaakt van eengespannen touw ; en daar wierden de bal-lingen, aan dewelken het gemelde rechtgegunt was, ingesloten. Zoo leest men bijW. HEDA, dat er te Utrecht, in de blijdeinkomste van ZUEDERUS, als de ballingennaar gewoonte in een touw besloten, dennieuwen bisschop volgden, een groot op-roer is gerezen ; dat het touw gebroken eneenige ballingen gedoodt wierden enz. Dittouw, in 't Latijn funiculus, zal bier in 'tDuytsch uytgedrukt staan door het woordlynden. Van dit inbrengen der ballingen,en van hun opsluyten in een touw of tenminste in een zeker afscheydzel, kan naar-der beseheit gevonden worden bij JOHANNES

NIDER, daar hij de verkiezing van RUDOL-

PHUS tot Roomsch keizer te passe brengt "Daar er veel mededeelingen over in het

21

touwtje, lijntje of otje loopen in den Navorschergedaan zijn, die zeer uit een loopen, en ookvolstrekt geen licht over den oorsprong vandit zoo oude spreekwoord in het touwtjeloopen verspreiden, zoo meen ik dat al dieberigten door de bovenstaande historischeaanfeekening zijn opgelost. Zoo dit gebruikthans nog bestond, de hemel beware onslegio zouden er in het touwtje loopen totspot, en ook tot medelijden van den toe-schouwer. Verder blijkt duidelijk, dat onderde in de lijn mee te voeren personen geengewone misdadigers, maar slechts dezulkenworden begrepen, die zich tegen de kerkof den staat hadden vergrepen. Men vindtdat lijntje ook wel in zinnebeeldige voor-stellingen ten tijde van het bestuur vanden hertog van Alba in de Nederlanden,ja zelfs op titelprenten afgebeeld. Onder an-deren herinner ik mij die voor de Historievan Karel V, door ALONSO DE ULLOA; Delft1610, in f°., waar de keizer op den troonzit, hebbende aan zijn regterhand den pansen koning FRANS I van Frankrijk, en aande linker drie andere vorsten in de kin,die hij onder zijne voeren vasthoudt. Deturksche keizer is er nog niet in, en ont-vlugt dien toestand.

V. C. KRAMM.

Isekeepe, Berbice (vgl. XIII. bl. 373). Nietalleen wordt in Zeeuwsch-Vlaanderen, wes-telijk deel vaak gehoord : 't Is naar Iesje-keep, maar ook, en even vaak: 't Is naarde Berrebiesjes, beide met de gelijke be-teekenis van : 't Is weg, gebroken, verloren,dood, of eenig zinverwant woord. In dr.A. DE JAGERS Archief (ik kan mij thansniet meer herinneren in welk deel) is dezezegswijze vroeger door mij ter sprake ge-bragt en toegelicht. Iesjekeep en Berbice,dit blijkt nit de zamenvoeging dier woor-den duidelijk, doelen op onze kolonien vandien naam, thans het eigendom der En-gelschen. Of de spreekwijs zinspeelt op hetverloren gaan dier kolonien, dan of zij doeltop het gevaar (ziekten, schipbreuk, ja, dendood), waaraan zij zich blootstelden, diezich er heen begaven, durven wij niet be-slissen. Het laatste komt ons het waar-schijnlijkst voor. J. H. V. D.

Vorming van het meervoud. In het laat-ste nommer van den Taalgids beweert de heerBRILL, dat toen de naarnvalsuitgangen derzelfstandige woorden verloren gingen, slechtse en en overbleven en dat men deze sedertdien tijd als kenteekenen van het meervoudbegon te beschouwen. Verder, dat toen dee daartoe niet voldoende bleek te zijn, zichtusschen het naamwoord en den meervouds-uitgang andere klanken indrongen, die later

achter dien uitgang kwamen te staan, enwel vooreerst de n, zoodat en in onze taalde algemeene meervoudsuitgang werd, ver-volgens de s, by. in ridders, bloesems, degens,en de r, by. in hoenre, waarvoor wij nu metbijvoeging van s of en, hoenders of hoende-ren zeggen, en dat eindelijk ook de j invlooijen en koeijen (eigenlijk moest het vloojeen koeje zijn) een kenteeken van het meer-voud is. Is dit wel waar? Zijn niet reedsvan ouds de s en de n meervoudsuitgangen?

0. F. P.

Woorden op byzondere plaatsen in ge-bruik (vgl. XIII. blz. 374). Lijsten vaneigenaardige woorden en uitdrukkingen,gelijk ons nu weder door den Heer J. KOU-

SEMAKER BZ. te Nisse, met betrekking totZuidbeveland geleverd werden, zijn voorden taalvorscher van groot belang, om datby door ze onderling te vergelijken tot eenoplossing kan komen van de vraag, welkewoorden, als vrij algemeen gebezigd, rechthebben om in een lijst van Nederlandschewoorden te worden opgenomen welke daar-en-tegen, als geheel tot plaatselijk gebruikbeperkt, of om dat zy louter als dialektvor-men moeten worden beschouwd, uit zoo-danige lijst behooren te worden geweerd.

By het doorloopen van dergelijke plaat-selijke lijsten ben ik telkens tot de voormy verrassende uitkomst geraakt, dat eenaantal woorden, die ik tot dien tijd als Am-sterdamsche, als Kennemerlandsche of West-friesche idiotismen had beschouwd, door densteller der lijst werden geacht byzondereigen aan de door hem bewoonde streekte zijn. Een dergelijke uitkomst levert we-derom de lijst op, door den Hr. KOUSEMA-

KER ingezonden. Immers wanneer ik byhet ontleden daarvan een schifting in 'twerk stel en er uitlicht al de woorden, diebloote dialektvormen zijn, al de bastert-woorden, en al de woorden, die elders ookin gebruik zijn, dan wordt het getal dereigentlijke idiotismen betrekkelijk onbedui-dend. Tot de dialektvormen behooren, inde eerste plaats, al die woorden, waar deZeeuw, even als de Londener, de aanvang-letter h van weglaat, als : handveger, hembd-rok, hengst, huiverig enz. voor welke byanveger, emdrok, ingot, uverig enz. zegt : voorts,ten anderen, die, waarin by de vokaal ver-wisselt of de konsonaat versterkt of ver-zacht, als in airen voor aarden, arzin voorazijn, besmossen voor besmoezen, op bezogvoor op bezoek, .faalje voor falie, ienkeldvoor enkeld, ingot voor inktpot, kammenetvoor kabinet, losse voor loads enz.. Onderde bastertwoorden rangschik ik kerve ('tFr. corvde), komineeren en petaten (patates)die men van de Vlamingen laeeft over-

22

genomen, voorts stravalje (travail), sikkeneu-rig (van chicaneur) en andere, die wij teAmsterdam in volkomen dezelfde beteeke-nis als de Zeeuwen op Zuidbeveland bezi-gen, benevens soebatten, dat Maleisch is, enofschoon te Amsterdam even gebruikelijkals in Zeeland, toch nimmer Nederduitschworden zal. En even als met deze is 'tnog met een veertigtal anderen. »Hy kanhier niet aarden" voor »niet gewoon wor-den" is een zeer algemeene uitdrukking.Besmoezen en besmoezelen beteekent by ons» bemorsen" even als in Z. B. de dialekt-vorm besmossen; enkeld (ienkeld) -wordt even-zeer te Amsterdam als te Nisse in den zinvan » zeldzaam" gebezigd ; breisel zal zoowel hier als daar » het gebreide" beteekenenen deurgaan »zich wegmaken." Reeds deoude Amsterdammer VONDEL schreef im-mers in zijn Gysbreght:

Nu al uw vyanden verbaest zijn doorge-gaen.

Dit op, voor » dezen weg op," zegt mengeloof ik 't heele Rijk door; en glintop wordt altbands in Holland genoeg ge-hoord: ja, 'k zou 't woord gunt, dat byonze schrijvers herhaaldelijk voorkomt enin de spreektaal voortleeft, niet willen missenen acht het althands voor verkieslijk bo-ven 't genige, »'t gunt" men ook wel hoort.Drossen voor » wegloopen" is mede echtAmstereamsch. Men denke maar aan 'tkoeplet nit een bekend liedje:

Vier gebraaien ossenDie nammen dienst als remplecant

En gingen drossenVan hier naar Engeland, enz.

Eeuwig en erfelijk is hier ter stede velenin den mond bestorven: gedoente voor » veelbeweging" evenzeer.

Van cen wiewauer (want het voorvoeg-sel gele, dat de Heer K. als een deel van't woord schijnt te beschouwen, is een blootadjektief) zal de volbloed Amsterdammerwel niet spreken, om dat by in den regelelken vogel, wiens naam by niet weet, eenvinkie noemt; maar wel de bewoner vanden duinkant. Ginnegappen en gichelen be-teekenen by ons even als elders, » onop-houdelijk (eigentlijk, » zonder genoegzamereden") lachen. » De laghlievende leverschud-der zal ongetwijfelt, naer ouwe gewoonte, bui-tenspoorigh ginnegabben," schreef de Am-sterdammer JACOB KOEMAN reeds in 1660:en een mijner bekenden, thands ia hoogebetrekking geplaatst, droeg in zijn jeugdden bynaam van Giechel, om dat by zoo goedlachs was en er zulk een kluchtig geluidby maakte (immers gichelen is een klank-nabootsend woord). »Aan griezelementenslaan" is een uitdrukking, die men overal

hoort, en even zoo punter, welk laatstemen, zoo wel als 't straks besproken gunt,niet alleen uit den mond der lagere yolks-klasse, maar desgelijks, ja ik zou bijnazeggen voornamplijk, uit dien van deftige,ouderwets opgevoede lieden zal hooren, enik voor my zou, kwam 't zoo in 't rymte pas, even min aarzelen gunter voor gin-ter als bedurven voor bedorven te schrijven.Janken is niet enkel te Nisse, maar, vrijalgemeen, de naam, dien men aan het ver-velend klaaggeluid der honden geeft. Watkittelsteen voor kiezelsteen betreft, verwijs ikden Hr. K: naar de vertaling door den Am-sterdammer wijlen J. NOMSZ van ivioLthasTartuj7e gemaakt, waar hy den huichelaarzeggen laat :

Natuur heeft my geen hart van kittelsteengescho 11 ken.

Kluppel en knuppel wisselen in den monddes yolks of als wesp en weps, rusp en cups,en 't een is. precies even goed als 't an-der. Een krummelaar en 't adject. krunime-liq hebben ten onzent gelijke ongunstigebeteekenis als te Nisse of elders. ► Zichkwalijk bevinden" voor » misselijk zijn", isook hier een geijkte term. Met de uitdrukking» wat let mij, of ik geef u om de ooren,"verstaat men hier hetzelfde als in Zuid-beveland. VONDEL in de voorrede van zijnLeeuwendalers spreekt reeds van oprachtvan leunen" voor : » prachtige leuningen".Voor mekken zegt men elders mikken, dochmeent er evenzeer » niet uitgezift tarwebrood"mede. » Wel menschenkinderen!" zou ik haastuitroepen, » ik dacht niet dat wy met deZuidbevelanders zoo veel uitdrukkingen ge-meen hadden." — Immers » de mier aan"of ► een pik op" of » tegen iemand hebben"is zoo echt Hollandsch als 't maar wezenkan, en daar schiet my, terwijl ik dit schrijf,een anecdote te binnen, die als voorbeeldkan worden bygebracht. Te Haarlem leefdevoor ongeveer 50 a 60 jaren een echtpaar, dateerlang zijn gouden bruiloft zoft vieren.Weinige dagen echter voor dit feest, komtde Ni rouw vrij onverwachts te sterven. leder-een is met dit geval begaan en de predi-kant MANGER haast zich naar den weduwe-naar, die tot zijn gemeente behoorde, teneinde den man te troosten ; hy houdt hemeen beweeglijke toespraak, waarin by, alsvan zelf spreekt, zinspeelt op het by zondertreffende van het verlies onder zulke om-standigheden. ll Och ja ! Dominee !" zegthierop de andere, „als men zoo vijftig jarensamen geleefd heeft, dan begint men ein-delijk zoo.... eeuwig de mier aan mekaerte krijgen, dat men maar te vrede moetzijn, als 't nit is." 't Was jammer van Do-minees mooie toespraak, die in 't watergevallen was, en by kon er de les uit trek

23

ken, dat men nooit iemand beklagen moet,voor dat men weet of hy beklaagd wil wezen.

Om nu tot de lijst terug te keeren — metvan een jonge juffrouw te zeggen, dat zymottig is, maakt men haar even min hier alste Nisse een kompliment: en de Holland-sche zoo wel als de Bevelandsche kinderenen kindermeiden roepen pielen ! pielen ! tegende eendjes. Peen voor » pochen" is thandshier verouderd ; doch in zijn llVeroveringvan Grol" schreef vONDEL nog :

Met poffen, blaesen, snorcken,gelijk hy ook elders, even als voor hemDATHEEN in zijn Psalmberijming, van pofbansen praat ; maar de vorm been is ten ontzentnog zeer in zwang : Schobber is, hier en overal,'t zelfde als » schavuit" ; maar schobberdebonkbezigt men hier voornamelijk in de uitdruk-king » voor schobberdebonk meedoen" of » mee-gaan", die vooral by 't spel gebezigd wordt,als iemand, die 't spel maar half verstaat,er toch deel aan neemt, of als iernand zich,met zwakker krachten, tot maat van eenander opwerpt even zoo zegt men, dat hy» voor schobberdebonk meevaart", van wiende schipper geen dienst of voordeel te wach-ten heeft. Schoer voor schouder is in onsGewest even als in dat, waar de Heer K.woont, in gebruik, en de boeren Jansen hierzoo goed een Schotsche Brie (een ecossaise)als tot zijnent. Een smisse was, meende ik

de naam, die overal in 't land aan de » werk-plaats van een smid" gegeven wordt. Trei-teren voor » sarren" behoort schier op alleplaatsen in ons land tot de spreektaal, envan teken hebben in Holland of Gelderlandde schapen even goed last als in Zeeland,gelijk wennen hier even onaangenaam zijnals daar. Eindelijk, men zal 't woord zekerop vele plaatsen in Noordholland krek een-der hooren bezigen als op Noordbeveland.

Men ziet alzoo, dat na de gemaakte schif-ting, de eigentlijke idiotismen zich tot eengering getal bepalen, en dat het aantal be-trekkelijk groot is van de woorden, die hoe-zeer door den Heer K. als zoodanig be-schouwd, om dat zy misschien in de thansbestaande onvolledige woordenboeken nietvoorkomen, toch als echt Nederduitsche rno-gen worden aangemerkt en in een volledi-ger woordenboek de plaats mogen innemendie hun toekomt. Het was dan ook voor-namelijk met het oog daarop, dat ik delijst analyzeerde ; ik heb er half berouwvan, dat ik zulks vroeger nog maar tenopzichte van een enkele gedaan heb ; dockhet is een arbeid waarvoor

°genoerf anderen

even goed als ik, zoo niet beter, berekendzijn, en ik blijf hun, in 't algemeen belang,dergelijke schifting en vergelijking, dringendaanbevelen. J. VAN LENNEP.

GESLACHT- EN WAPENKUNDE.

Wapenboek van T. Amaulry (vgl. XIII.bl. 222). De opgegeven titel is de ware.Mijn exemplaar is gedrukt te Lyon, bijTHOMAS AMAULRY, in 1722, en is, zoo alshet » Avertissement enz." blijkt, eene » Nouv.ddit. revue, corrig. et augm.," vervaardigddoor iemand, » qui passe dans l'esprit detous ceux qui le connoissent pour un deshommes de Fiance, qui entendent le mieuxle Blason."

Van Zuylen van Vleuten. Er is in dittijdschrift meermalen sprake geweest vanonderscheidene takken der familie VAN ZUY-LEN (zie o. a. XII. bl. 30, XIII. bl. 57 en159), maar van den tak VAN ZUYLEN VANVLEUTEN vond ik nog niets vermeld. Entoch vindt men in het Utrechts Placaat-Boekdl. I bl. 279 melding gemaakt van GIJS-BERT VAN ZUYLEN, die in 1506, als in hu-welijk hebbende EELGIS ADRIAANSDR. UTEN-HAM, met Vleuten werd beleend. Hun zoonSTEVEN wordt vermeld bij J. W. TE WATER,Verbond der Edelen, III. bl. 423. Weet ie-mand omtrent dien tr..k meer mede te deelen ?

9 januarij.

Wapen der [amsterdamsche] familie deWitt. In het weekblad » Notes and Queries"(3d S. Vol. IV, p. 287) verlangt HERALDeene naauwkeurige opgave der kleur vanhet St. Catharina-rad op een veld van zil-ver, in het wapen der gemelde familie,Welke, naar hij beweert, in de 17de eeuwte Amsterdam moet hebben gelecfd. Even-zeer verlangt hij de mededeeling van hethelmteeken en de wapenspreuk, door ge-noemd geslacht gevoerd.

Zeyst. J. H. VAN LENNEP.

Amsterdamsche familie de Witt. Deamsterdamsche familie DE WITT, waartoebehoorden de raden JAN PIETERSZ. DE WITTin 1609, PIETER DE WITT in 1702, mr. JOANDE WITT in 1721, mr. FRANCOIS DE WITTin 1743 en de later meer bekend gewor-den mr. JAN DE WITT in 1786, moet nietverward worden met de dordrechtsche fa-milie van dien naam, waartoe de beroemderaadpensionaris behoorde. De beide fami-lien voerden zeer verschillende wapens.Kan iemand ook de geslachtlijst van eerst-gemelde familie bezorgen ?

24

Wapen en geslacht van Manmaker (vgl.XIII. bl. 57, 285, 347). SEGELIJN VANALVERINGEN 1 ), zoon van SAMUEL, en vanMARIA JAKOBA VAN DER AA 2 ), en neefvan JOSUA 3 ), beide, heeren van Hofwegenin den Alblasserwaard, gaf in 1601 genoemdeheerlijkheid over aan » mr. JACOB MANMA-

KER 4), [raad in den raad van Brabant inden Haag], by wiens overlijden [1612] daermede anno 1613 verlijdt is ENGELBR ECHTMANMAKER, sijnen _sone, daer moeder ofwas LOWIJSE VAN OYENBRUGGE, [dr. vanENGELBERT, edelman van Mechelen en corn-mies van de finantien te Brussel, t 1611te Delft, en van ANNA V. D. DORPE, MT.

HIERONYMUS dr., raad van Vlaanderen] endeis nu heer van Hofwegen, JR. CHARLES VAN

MANMAKER, daer mede verlijdt den 27 oct.1643." OUDENHOV., Beschrijv. vanbl. 301, aangevuld met wat bij GOUTHOE-

YEN, op bl. 109, 164, te lezen staat. Vgl.TE WATER, Verb., 3e st. bl. 201-203.

ADRIAAN MANMAKER, aangesteld tot » The-saurier Generael der Oorloghen over dengeheelen Lande ende Graefscepe van Zee-lant," op lastbrief van prins WILLEM, ge-dagteekend den 20 oct. 1573 5 ), verwekte,bij KATH. VAN MARSELAER 6 ), eene doch-ter, ANNA, vrouw van KAREL V. D. NOOT,

gouverneur van Ostende en later van Sluis,t 13 Aug. 1614 [zie TE WATER a. p. 3 e st.bl. 167, 168, en hierv. bl. 130], en eenzoon, ADRIAAN, [wien DAMAS VAN BLIJEN-

BURGH den Areolus I zijner Veneres Blyen-

1) In de opdragt van den Areol. II der Vene-res Blyenburgicae wordt van eenen SEVERINUS abALVERINGEN, Domin. in Offireghen, gewag gemaakt.

2) Zie Geneal. de quelq. fain. des P.-B. pp. 9,10. Zij hertr. met den geleerden dortschen edel-man DAMAS VAN BLIJENBURGH HEIMANSZ.

3) SAMUEL en JOSUA VAN ALVERINGEN behoor-den tot de verbonden edelen. Zie over hen TE WA-TER, Verb., 2e st. bl. 148-152; GOUTH., bl. 102,111, 169, 200.

4) ADRIAAN VAN BLIJENBURGH droeg aan JA-COBUS MANMAKER J. C. verscheidene gedichten op.Poem., p. 46, 67, 91.

5) Bij ERMERINS, Z. 0. Vere. 2 e st. 4/. 4 Z.-„In dorso stont geschreven. Op den XXen dachwarty XVo , Brien 't zeventich stylo Holland. heeftden Eersamen ADRIAEN MANMAKER gedenommi-neert in 't witte van dese Commissie, comparerendevoor die van den Rade des Lants van Leel., na-meliek present wesende myn beer den GouverneurJonkh. CHARLES DE BOYSOT, naer presentatie endelecture van de voorsz., syne Commissie, den be-hoorlicken Eedt gedaen enz." - Lie over hemook ERMERINS a. p. Vere 3e st. bl. 69, 70

6) Dochter van ADRIAAN, kameraar van pausADRIAAN VI, en KATH. SCHOYTE, ARNOUD dr. rid-der, burgem. en schepen van Antwerp. Zie BUT-KISNS, Troph., Suppl. t. 2. p. 93. ADRIAANS broe•der WILLEM, beer van Opdorp, was gouvernr. vanOstia, en bevelhebber van de galeien van denzelf-den pans tot het ontzet van Rhodus, en in denslag van Pavia.

burgicae opdroeg, hem noemende: D. MAN-MAKERI, Qtistoris a rarij Zelandim meritis-simi, Filium unicum"] ridder [van St.Michiel?], over wien men raadplege SCHEL-TEMA, Staatic. Nederl., 2e dl. l e st. bl. 53,en de aid. aangeh. schrijv.; ook KOK, Woor-denb., i. v., ERMERINS a. p. Vere. 3e st. bl.79-84, Z.-Bevel. le st. bl. 40, SMALLEG.,Cron., bl. 425, 430, 489, GOUTH, bl. 199.Hij verkreeg, vermoedelijk van ENGEL-BRECHT, mr. JAKOBS zoon b. g. [zijn vadersbroeders zoon? zonder kinderen gestorven?]de heerlijkheid van Hofwegen, en was in1609 gehuwd met MARIA VAN BERCHEM,PIETERS dr. [burgemr. van Tholen, 1599,1600, 1602, 1603?] en van LIJSBETH RESEN,dr. van den rentmr. van ter Tholen 7 ) [zoonoemt hem GOUTH op bl. 199], » welk huwe-lijk door GIIOTIUS en IlEINSIUS (Poem., 14,147) is bezongen [VOLLENHOV. en SCHOTEL,Briev. v. Maria v. Reigersb., in 't register,Op MANMAECKER]. " Vermoedelijk sproten uitdit huwelijk,

a. CHARLES, die, als boven gezegd is,Hofwegen den 27 st" oct. 1643 verhief;» commandeur et sergent-major de MergesS. 1. Z. 8) ", volgens LE CARPENT.,de Cambray, pt. 3. pag. 731, die, pt. 3. pag.396, ook zegt, dat hij bij zijne eerste vrouw,ANNA MARG. VAN CHANTRAINE gez. BROUCK-SAULT 9 ), JAKOBS dr., [boven bl. 347 gend.]

7) Hare kwartieren staan op den lijksteen vanNaar broeders dochter, ISABELLA VAN BERCHEM[dr. van JACOB en van ELISAB. VAN SCHOOWEN],vrouw van WILLEM v. D. ltYT, in de kerk vanWestwesel, en zijn :

BERCHEM. REESEN [met een hartschildvan CORTENBACH]

RUYVEN. NISPEN. [Zie le GrandTheatre sacre de Brab.,t. 2. pt. I. p. 210, p1.no. 3.]

In de Hist. van de satisfactie der stad Goes,leest men, bl. 181, 182, dat de landvoogd REQUESENS, op den 4 deli dec. des jaars 1573, „door eenebezendinge der Staaten van Zeeland, des koningszyde houdende, plecbtig verwelkoomd werd." Diebezending bestond, behalve uit den heer van Se-rooskerke, wegens de edelen, o. a. nit „FRAN-COIS RESEN met zynen schoonzoon, wiens naamniet genoemd wordt [PIETER VAN BERCHEM?], we-gens Tholen." FRANCOIS RESEN was baljuw vanTholen in 1560 en 1579. en rentmeester der do-meinen over Tholen, „welke ampten, dus leestmen in den Tegenw. St. van Zeel. dl. I bl. 110 -schoon doorgaans by een en den zelfden persoonbediend wordende, egter van den anderen onder-scheiden zyn [vgl. BOXHORN op REIGERSB., I dl.bl. 442 ; SMALLEG. bl. 546]."

8) FAURE rept nog met een enkel woord vanzijne nakomelingen, op pag. 227 van zijne Dist.abr. de Berg. o. Z.

9) De stamlijst van dit geslaeht is bij LE CAR-

PENTIER, FERWERDA en, gedeeltelijk, in de Kron.v. h. Mr. Gen. 1852, bl. 39 en volg.

25

twee kinderen had, ADRIAN ") en ALIX, enbij de tweede, BERGHINA VAN LEVIN, WIL-

LEMS dr., zeven, waaronder EYTEL-FREEERIC,

GUILLAUME, CHARLES 11).

b. JACOB 12 ), kanunnik van Ondmtin-ster te Utrecht, wien ADRIAAN VAN TUYLL

V. S., heer van Welland, enz., » de heerlijck-heyt van Cattendijck, met het huys te Ca-pelle, ende alle ap- en dependentien van dien,gelegen in den Lande van ter Goes, paer-den, koets ende calesse," bij testament ver-maakte. Utr. Con sultat. en Adv., I. bl. 358 seqq.

\Vat het geslacht RE-EN betreft, hiervanspreekt DE LA RUE, in zijn Geletterd Zeel.,op bl. 271 en volg. Hem werd de inzagevergu nd van een Cort verh((el van 't oudegeslachte van RESEN, voornanentlyck dewelckein Zeelant bekent geweest syn, enz."), waarinvermeld worden : Hear PIETER 1 haddegetr. een edele Jonevrou van Bergen ge-naempt 'VAN DEN STEEN."

Heer PIETER 2 syn soon tr. Joncvr. MAR-

GARIETA VOS VAN CORTENBACHT, gesprotenuit de barons van Helmont 14) waer byby hadde 2 soonen als heer PIETER, enFRANCOIS [baljuw van Tholen in 1579].

Heer PIETER VAN RESEN 3. Dese seer ge-leert synde wert mede getelt onder de ge-leerde mannen van Zeeland." Zie verder overzijne ambten en bedieningen,DE LA RuEt. a. p.

SMALLEGANGE zegt niet [ten minsten nietop bl. 480 van zijne Cron.], dat dit geslachtgesproten was nit dat van ARKEL, doch :» Het geslacht RESEN is hier [in Middelburg]seer aensienelijk geweest, eenig bloet [doorde vrouwen?] halende uit de doorluchtigeHeeren van Arckel, gelijk men in de quar-tieringe van haer wapen siet. Sy voerden

10) JOSEPH VAN APPELDOORN [alias APPFLTORN]tot de Poll, kapitein, 28 dec. 1665, nam, 1663,in 2de huwelijk, JOHANNA SOPHIE FRENCK, HERMANen ANNA VAN LAWICK dr., wede. ADRIAAN MAN-DEMAKER [bovengenoemd?]. Zie D ' ABLAING, Ve-lwesche Jonkers, bl. 241.

11) I). N. zal, bij nader onderzoek, bevinden,dat CARPENTIER in dezen niet van onnaauwkeu-righeid te beschuldigen is.

12) De „Heer VAN MANMAAKER" en „Jonker JA-COB VAN MANMAAKER," waren den 13den OCt. 1632te Asperen tegenwoordig op de lijkstatie van RUT-GER WE,5SEL V. D. BOETZELAAR, volgens BEECKMANSBeschrijv. van Asperen, bl. 257.

13) 't Was hem afgestaan door mr. CORNELIS V.D. BRANDE, ridder baronet, hr. van Cleverskerke[wiens overoudgrootvader JAN PIETERSE V. D.BRANDE, wegens Tholen gecommitt. raad van Zeel.,getr. was met de dochter van den zeeuwschen ge-leerde PIETER RESEN], en „uit authentyke stukken,het geslagt der RESENS betreffende, getrokken."Zie zijn werk op bl. 272 in de aant., en overJ. P. V. D. BRANDE, ook SCHELTEMA t. a. p. in voce.

14)De stank. van CORTENB. is bij STEINEN, Westph.Gesch., I. p. 1240; vgl. FAHNE, Kiiln., Jul. Geschl.,I. p. 69, II. p. 24, TE WATER, a. p. 2e st. bl. 3253e st. bl. 506.

een keper van silver beladen net drie leeuws-hoyden van keel, op soodanigen veld, ge-partiert met Arckel. Voorm eels hidden sysich vermaegschapt met de edelen vanBERCHEM, waer door de heeren MANNEMAKER

ook hare neven waren." Zie verder genoem-den schrijver, die eindigt met te zeggen :I) Van welk. geslacht teg enwoordig geenmans-oir meer overig is." -- T. a. p. enbl., en op bl. 430. 549; ERMERINS, a. p.Tholen, bl. 160, 149, 154.

M°.

Wapen en geslacht van Manmaker.SUSANNA HOEFNAGEL, geb. 28 oct. 1561,eehtgenoot van den bekenden CHRISTIA AN

HUYGENS, had o. a. een broeder DANIEL

HOEFNAGEL, die tot vrouw had .IACOBAMANMAKERS.

W. J. C. V. H.

Geslacht van Dongen (vgl. XIII. bl. 218,252, 283, 319). De gissing van NENNO

aangaande de onbekende wapens n° 3 . 7 en 8komt mij voor joist te zijn. Onder n°. 7is nog even zigtbaar A . SE .. en wat hetverschil in kleuren bij n°. 8 aangaat, ditis geen reden om dit wapen niet voor datvan het geslacht SCIIEI.E te houden, daar erop dit wapenbord in andere wapens ook fou-ten in de kleuren voorkomen. Wat n°. 3aangaat hieronder staat B . . . . NHEMwat mij nog onbekend is.

Wat de wapens van LOOSEKAAT (beterLOSECAET), GRUIJS en TE NANSON (beter TOENANSUM) aangaat, die zijn aldus, LOSECAET:van azuur, beladen met een gegolfde fascevan goud, waarover een croissant van zilver. Ik gaf in mijne vraag naar dit geslacht(Navorscher XIII omslag van n°. 3) ditwapen foutief op.

GRUIJS, een en hetzelfde geslacht alsPOLMAN GRUIJS, gedeeld. Regts op azuureen zilveren toren met drie spitsen, waaropdrie gouden windvanen. In den toren eenzwart valhek. Links op sabel een halvegouden arend, uitkomendc nit de deelingslijn.

TOE NANsum : een links rijdende rui-ter, op dit wapenbord van goud op sabel,doch volgens andere afbeeldingen van sabelop goud. Dit laatste komt mij juister voor.Zou dit geslacht ook afstainmen van hetoude geslacht ADDINGA van Westerwolde,dat denzelfden ruiter, doch van good opazuur, voerde ? Dat de famille RIPPERDA,die een gouden ruiter op sabel had, daar-van afstamde is uit eene overlevering be-kend. H. v. I.

Pieter Kies, burgemeester van Haarlemin 1572 en vervolgens, was gehuwd metBREGJE RAMP, ook PROOSTEN genoemd, van

4

26

welke ITOOET in zijne vaderlandsche ge-schiedenis met veel lof gewag maakt. Wiewaren hare ouders?

C. P.

Van Sommerlatte (vgl. XIII. bl. 126,159). De SOMMERLATTEN werden in de Duit-sche Orde opgenomen. Zie VENATOR, YomTeutschen Ritter-Orden, pag. 502 ; ASTOR'S

Anenprobe, pag. 73.Onder de Namen der Hanau 111iinzenb.

vasallen aus der deduct. weg. der von Car-ben u. darinne befindl. lehns reversen zumbeweis des alters der geschlecAten, staat ookdie van „vox SOMERLADEN", en onder deoberseichsischen geschlechten, die van „SOM-

MERLAT" . Zie ASTOR, a. pl. pag. 397, 405,die voorts, pag. 407, voor de schrijvers,welke over den saksischen adel spreken,verwijst naar GEORG CHRISTOPH KREYSIGS

histor. bibliothec von Obersachsen, S. 303-884.HELLBACH noemt [in zijn Adelslexic.]

”SOMAIERLAT, SOMMERLATTE: ein Behr altesschon im 13ten Jahrh. in Thuringen undim Braunschweigischen in Ansehen gestan-denes Geschlecht," en verwijst naar KO-

NIG, Adelhist. d. Churseichsisch. Geschlechte,I. p. 909-920; ZEDLER, Universctl-Lexic.,38. Bd. p. 703-6 ; GEUHE, Adelslexic., I.p. 1733 [in mijn exempl., II. p. 2359];VON MEDING, Nachr. von adl. Wappen, I.N. 812.

ESTOR geeft [t. a. pl. pag. 380] het wa-pen aldus : .,Dis altadeliche wapen ist eineFranzOsische lilie im rothen schilde. Ausdem golden gekronten adelichen turnirshel-me wachsen 3. silberne und 3. rothe strazts-federn wechselsweise in die hOhe. Die helm-deken hingegen Sind roth und silbern."

M°.

Wapen gevraagd (vgl. XIII. bl. 280,350). Ik vermoed dat n°. 6 zal zijn : TERHELLE. Op een wapenbord, in mijn bezit,komen de kwartieren 2, 4 en 8 in dezelfdevolgorde voor als bier. Onder n°. 6 staatTER HELLE. Dat wapen is van goud, bela-den met een croissant van keel," vergezeldvan drie zespuntige sterren, 2 en chef en1 en pointe, mede van keel.

H. v. I.

Afstammelingen van Fil. v. Marnix v.S. Aldeg. (vgl. A. R. XIII. bl. 189, 219,254 en 350.) Bladz. 254 van dit deel zegtW. J. C. V. H., dat PLITTERSDORF, BLIT-

TERSDORF zal moeten zijn. 1k volgde FAHNE,

die PLITTERSDORF heeft. Onder beide na-men komt dit geslacht voor : zie o. a.GAUHE 'S en HELL BACH 'S Adels -Lexic. —Stommel of Stommeln ligt bij Keulen,

Hochstaden of Hochsteden, voormalig graaf-schap, met slot van dien naam, tusschenRhijn en Niers of Nerse.

Mo.

Van Schouwon (vgl. XIII. bl. 281, 349).In de kerk van Woest- of Westwesel [Zuid-brabant], ziet men, op een lijksteen metopschrift, een, met 8 stamdeelen omzet, ruit-vormig, door de wapens van VAN DER RYT

en VAN BERCHEM gedeeld schild.

Opschrift :

Cy gist noble dame Isabelle de Berchemdame d'Endegeest Vosmeir etc a vefve demessire Gvillavme van Riede seignevr deWvest weesel Westdoorn &ca. trespassal'an 1674 le 7 Ianvier.

Prie Dieu povr l'ame.

Stamdeelen:

BERCHEM

SCHOVWEN

REESEN

SANTHORST

RVIIVEN

ENDEGEEST

NISPEN

SWAENENBOR.

Het kwartierschild van SCHOUWEN ver-toont in rood een regtstaanden gouden ofzilveren dolfijn. Vermoedelijk is dit geslachtuit den stam van BRUXELLES, die in blaauween regtstaanden gouden dolfijn heeft.

Mo.

Geslachten de la Fontaine-dit-Wicart,enz. (vgl. XIII. bl. 188, 284, 380). In deonder mij berustende genealogie van defamilie DE LA FONTAINE staat bij den be-doelden PHILIPPE geen jaartal, maar zijnkleinzoon JEAN D ' ORVILLE word geboren23 aug. 1659. De overige vragen vanN. N. kan ik niet beantwoorden.

W. J. C. H.

Alva en Aylva. Uit eene aanschrijvingvan den hertog van Alva aan het kapit-tel van S" Marie te Utrecht van 11 mei1568, uitgevaardigd te Brussel, blijkt, dathid Zieh betitelde: » Don FERNANDO AIX-

)) AREZ VAN TOLEDO, hertoch van Alua, Lieu-» tenant Gouverneur ende Capitein gene-» rael". Zijne eigenhandige naamteekeningwas geschreven : 11 F. A. DUC DALUA" , waar-v6Or drie (voor mij onleesbare) pennetrek-ken. Het oorspronkelijke berust op 't ar-chief der oud roomsche clerezij te Utrecht

1 ) Zie Le Grand Theatre saere de Brabant, t.11. pt. I. pag. 210. pl. No. 3. — Het geslacht v.

RYT [RIEDE, RYEDE], nit het markgraafschapvan Antwerpen, aan Ti SERAERTS, LIERE, e. a., doorhuwelijk vermaagschapt, bezat, behalve de genoemdeheerlijkheden, ook Broechem, Oeleghem, enz. Deprachtige graftombe van WILLEM V. D. R. en zijnevrouw JUDITH VAN AESWIJN was vroeger in S. Geer-truids-kerk te Bergen op Zoom aanwezig.

27

en is afgedrukt met facsimile der hand-teekening in het tijdschrift van VAN DBRMONDE 1837 bl. 266. Ik meen dat hijhet yolk genaamd werd DUCDALF? of hoeanders? In Friesland noemde men den heerVAN AYLVA gemeenlijk VAN ALUWA. Be-stond er eenige stamverwantschap tusschenbeide familien ?

Alva en Aylva. De overeenkomst vandeze namen is geheel toevallig. FERNANDOALVAREZ VAN TOLEDO was hertog van Alba.De Spanjaarden spreken de b als v uit.In het schrift blijft meestal, niet altijd ech-ter, de b behouden. Men sprak dus altijduit Alva, en schreef ook somtijds zoo. Ducd' Alva werd in den mond van ons yolkDucdalf. De vrager kan lien naam bij schrij-vers uit het laatst der 16 de en het beginder 17de eeuw dikwijls zoo geschreven vin-den. AYLVA daarentegen is een naam vanfrieschen oorsprong. De namen der aan-zienlijke friesche geslachten zijn alle ge-vormd van voornamen. Zoo b. V. GALAMAvan GALE, HARINXMA van HARING, GOS-LIGA van GOSLIK. Op dezelfde wijze isALEWA, 00k wel ALUWA Of AYLVA, gevormdvan ALEF, een naam, door uitwerping derd en verplaatsing der liquida 1, ontstaanuit ADOLF. P. L. IT Z.

.•••n ••••n •

Geslacht Ruykhaver of Ruychaver (vgl.XIII. bl. 347). Eene geslachtlijst van dezefamilie weet ik niet aan te wijzen, en naar-dien de heer VAN DER SCHAAFF bekend ismet hetgeen .Nay. III. bl. 370, ook doormij, is medegedeeld, wil ik thans alleen daarnog bijvoegen, dat NICOLAUS en WILHELMUSRUYCHAVER broeders waren, hetgeen blijktuit het door hen geschrevene, in en omstreeks1600, in het album van eerstgenoemden,waarbij zij zich teekenden RUYCHAVER, nietRUYKHAVER ; ook ziet men in dat album hetwapen van R. met vier kwartieren, regts1 RUYCHAVER, 2 OUD SCHOTEN Of VAN SCHO-TEN (van lazuur, met een vogel (reiger?)de pals achterover gekeerd en een degensehuin in het bovenlijf gestoken, alles vanzilver), links 3 VAN DER LAEN, 4 BOELENS.Zie over dit album de Beschrijving van Ley-den, door mr. DAN. VAN ALPHEN, dl. III.Aanhangsel bl. 27*.

NICOLAUS en WILHELMUS waren alzoozonen van MAERTEN en van ALYD VAN DERLAEN, gehuwd 23 oct. 1570 te Hillegom ;MAERTEN was een zoon van WILLEM (denwatergeus van 1572, die tot de verdedi-gers van Haarlem behoorde) en van GEER-TRUID VAN OUD SCHOTEN PAULUS dr.,MAERTE'N, geb. 1544, werd burgemeester teHaarlem, alwaar dit geslacht inzonderheidbloeide, zoo als blijkt uit de regerings-

lijsten van die stad, alwaar voorkomen,onder meer anderen, GERARD RUYCHAVER,

kerkmeester 1579 tot 1584, thesaurier1580 , en deken van de oud-schutters-doelen, 1600.

NICOLAAS, hoofdofficier, hoogheemraadvan Rijnland 1581 tot 1597.

JACOB, luitenant, lid v. d. krijgsraad1586, kapitein 1587.

MAERTEN, hoogheemraad v. Rijnland1606 tot 1614, gecommitteerd raad 1611tot 1617.

PIETER, klerk 1613, secretaris 1615,commissaris v. h. collegie van de kleinezaken.

WILLEM, kapt., lid v. d. krijgsraad tenCloveniers Doele 1618, hoogheemraad v.Rijnland 1627 tot 1637.

Voorts worden ook nog genoemd:JACOB RUYCHAVER, gouverneur der kust

van Guinea omsteeks 1620.GERARD PIETERSZ., die voor het vader-

land gebleven is.Mr. NICOLAAS, raadsheer in den hoogen

raad v. Holl., Zeel., Westvr., wordt be-eedigd 13 febr. 1614, had gehuwd CORNE-

MA VAN DER PICK, Zij stierf 18 dec. 1614,hij stierf 14 julij 1620, beide zijn begravente 's Gravenhage.

Behalve de reeds vroeger opgenoemdeschrijvers over dit geslacht, zie men BOR, Ned.Hist., XIde bock bladz. 310 en volg. ; HOOFT

Xde bock, bl. 404 en volg. ; COLLOT D'ESCURY,

Holl. Roem, dl. II. 142 ; VAN GRONINGEN,

Gesch. lVatergeuzen, bl. 287 tot 293 en aan-teelo. bl. 470/1 ; TIMARETEN, Verzam. V.

Gedenkstukken, dl. II. bl. 41 en 57.De naam van RUYCHAVER is nog in aan-

wezen, dock of die personen van het haar-lemsche geslaeht afkomstig zijn en zulkskunnen aantoonen, is mij niet bekend.

V. D. N.

Jan Evertsen. Op het schip Batavia, ka-pitein FRANCOIS PELSAERT, op refs naarOostindie verongelnkt in 1628 of 1629,waarvan het verhaal in 1647 is uitgekomenbij JAN JANSZ. te Amsterdam, komt eenJAN EVERTSEN voor. Het kan, volgens hetLeven der Evertsen van DE JONGE, de laterelt.-adm. niet zijn, nosh zijn vader dekapitein. Was het een van hetzelfde ge-slacht of eenvoudig een JAN, zoon vanEVERT? Is dat uit te maken?

Utrecht. Dr. BROERS.

Rilland. Uit het in 1524 gesloten huwe-lijk van GERARD IJSEBRANT, ridder vanleruzalem, heer van Moere, Willemaers enMeulenackers, met CATHARINA NUIJT, sprooteene dochter voort, genaamd MARIA, diegenoemd wordt ►) dame de Rillant." Zij

4*

28

stierf ongehuwd te Antwerpen, hare beer-lijkheid nalatende aan haren neef JAN HAU-

WELL, schildknaap, zooli van GERARDINA

DE MUNCK of DE MUNINCK en CHRISTIAAN

HAUWEEL, en kleinzoon van CATHARINA

IJSEBRA NT en JACOB DE MUNCK, schildknaap,schout der stad I-Iulst en later groot-baljuwvan 't land van Beveren, overl. 19 nov. 1549.

Kwam MARIA IJSEBRANT aan de beer-lijkheid Rilland [in Zuidheveland ?] doorharen wader, door hare moeder, door erfe-nis of door aankoop ? lie weet nog meerheeren of vrouwen van Rilland in Zuid-beveland op te noemen dan SMALLEGANGE

geeft op blz. 709.Terneuzen. F. CALAND.

Signet van Luther. S. C. M. JEDER ver-haalt in zijne Geschiedkundige Verscheiden-heden, bl. 206 der hollandsche vertaling,» dat LUTHER in zijn signet voerde een lang-» werpig kruis met twee rozen en het om-» schrift, des Christens hart op rozen gaat,» als i t midden onder 't krvishout staut."Vindt men hiervan ook bij vroegere schrij-vers gewag gemaakt? t

Isaac da Costa in de 18e eeuw. In eensatyrisch werk, getiteld : » The Connoisseur,» by Inr. TOWN, Critic and Censor-general,"waarvan de 2e ed. to Londen is verschenenin 1777, vind ik in het 4e dl. blz. 210 on-der meer naar een nieuw model opgesteldefictieve gralschriften, het volgende zeer cu-rieuse : » Here lies ISAAC DA-COSTA, a con-,, vert from Judaism, aged 64. He was bornnand christened in his sixty-first year, and» died in the true Faith in the third year» of his age."

NA eet iemand of dit een bekend persoonis geweest en, zoo ja, of er eenige verwant-schap kan bestaan hebben tusschen dezenbekeerling en de voorouders van den neder-landschen dichter van dien naam ?

R. N.

Geslacht Hooft (vgl. XIII. bl. 346, 378).WILLEM JANSZOON HOOFT wordt door dendrost HOOFT genoemd als zijn overgroot-vader, zie zijne Nederl. Historie, bl. 996 ;hij komt ook alzoo voor in de geslachtlijstvan P. C. 1100FT, reeds vroeger door mij ver-meld in den Navorscher, dl. X. bl. 266, ente vinden in het Taal-, Dicht- en Letterk.-Magazijn van G. BRENDER a BRANDIS, dl. I.bl. 57-60.

Een zoon van dezen PIETER WILLEMS-

ZOON vestigde zich te Amsterdam, en had o.a.:CORNELIS PIETERSZOON , die de oudste

was, geb. in 1547, en gest. 1626, schepenin 1582, burgem. in 1588.

WILLEM PIETERSZOON was de derde zoon,

deze huwde 1578 GEERTRUID HAAK en stierf18 nov. 1605. Uit dezen tak was afkomstigburgemeester HENDRIK HOOFT DANIELSZ. ,

zoo als duidelijk is aangewezen, en waardoortevens beleefdelijk aan mijnen wensch inden Navorscher t. a. p. is voldaan,

JAN PIETERSZOON was de vijfde zoon endus hij, eveneens als zijne overige broe-ders, een oom van den drost. Of hij eenzoon gehad heeft, PIETER JANSZOON genaamd,blijkt niet uit genoemde Geslachtlijst, dochhij huwde 1579 GEERTRUY IONS, zoodat eenzoon van hen in 1606 geen dertig jarenoud zal geweest zijn.

Ook van den drost wordt geen broedermet den naam van JAN vermeld, zoodat debij WAGENAAR vermelde JAN CORNELISZOON

behoorde tot den tak van CORNELIS WILLEMS-

ZOON een broeder van de grootvader vanden drost.

Hoeveel ook in den Navorscher, dl. XIIen XIII, reeds over het geslacht QUEKEL

gezegd is, schijnt het nog onbekend te zijnwie IDA QUEKEL geweest, en wanneer zijmet WILLEMSZ. HOOFT gehuwd is.

Van de Kluchten van W. D. HOOFT zijnook, behalve de reeds opgenoemde, nog uit-gaven van Jan Saly in 1633 in 4°. ; vanStijve Piet in 1645, 4°. ; van Andrea de Pierede Peerdekoper, in 1634, 4°. ; alle bij DIRK

CORNELISZ. IIOUTHAAK verschenen ; zieNaomi. d. Nederl. Tooneelspeldigteren, Amst.1727, bl. 43, en VAN DER MALICE, Neder-duitsche Tooneelspellen, 1774, bl. 16 en 27.

V. D. N.

Le Leu de Wilhem(vgi.XIII. b1.220, 349),Ook mij is geen genealogie van dit geslachtbekend, doch ik vind dienaangaande aan-geteekend, hetgeen ik wil mededeeien.

Het geslacht LE LEU DE WILFIEM hezatsedert A°. 1096 in Artois en Cambresis veleheerlijkheden en goederen.

GFORGE van dien naam verliet Doornikbij den aanvang der godsdiensttwisten, wan-neer hij met vijf zijner broeders gebannenwerd; zij lieten hunne goederen aan deconfiscatie den 22"en december 1565, dochtrachtten die terug te bekomen na de paci-ficatie van Gent in 1576. — GEORGE huwdeGILLIFTTE VAN .0PAISENS JANSD. en vanJEANNE L'EMPEREUR D 'OPPYCK, waarbij hij6 zonen zoude gehad hebben, onder welke :

1. JACQUES, die naar Engeland trok, enhuwde a. MARGUERITE DE ZEGRE en b.MARIA DUETS; bij de eerste had hij:

T1MOTH gE, geb. 26 nov. 1565 te Louden;deze werd heer van Borgerie en Fingesles Courtrai ; bij de tweede vrouw :

MICHEL, geb. 27 sept. 1587, huwde teDelft in 1614 ANNA DE RECHTERE, en stierf,zijnde raad en schepen te 's Gravenhage

29

(sedert 1618, overt. 1646. Zie DE RIEMER,Beschrijving van 's Gravenhage).

2. DAVID, geb. 15 mei 1588 te Hamburg,oefende zich o. a. te Leiden, te Saumur,te Thouars, deed vele reizen ook naar deLevant, doch keerde naar Holland, en werd1631 raad van prins FREDERIK HENDRIK, in1634 raadsheer in het hof van Brabant, enin 1640 surintendant over Staats-Brabant,en stierf, na drie prinsen getrouw gediendte hebben, den 27 januarij 1658; hij hadgehuwd CONSTANTIA HUYGENS, de zustervan CONSTANTIJN, bij welke hij had driedochters en den zoon ; zij stierf 1 dec. 1667.Hun zoon

MAURITS vergezelde zijn oom HUYGENSin 1665 naar Oranje, werd aldaar doctorin de regten in 1666 ; in 1671 ging hij metVAN HAREN naar Zweden, werd 1673 bui-tengewoon gezant aldaar ; ook was hij raadin het hof van Brabant, en werd in 1674benoemd tot raadsheer in het hof van Hol-land ; hij huwde 1683 de oudste dochter vanMr. TIMMERS, burgemeester enz. te Rotterdam.

(NB. Op de vroedschapslijsten van Rot-terdam komt voor mr . PAUL SEBASTIAN LELEU DE WILHEM, van 1731 tot 1759 ; van1743 tot 1747 was hij ook dijkgraaf.)

3. PAUL US, geb. 21 febr. 1581 te Ham-burg, huwde 26 aug. 1614 te Amst. SARADE HAZE, geb. 16 januarij 1692 ; hun zoon

DAVID, geb. 1628, huwde 19 dec. 1662HILLEGONDA VAN BEUNINGEN DIRKSD., zustervan den ambassadeur, geb. 1632 ; hij stierf1707, was presid. schepen en ontvangerder stad Amsterdam ; hun zoon m r. COEN-RAAD, geb. 25 dec. 1667, huwde 12 april1701 MARGARETHA SORER, dochter van BER-NARDUS en van MARGARETHA DE RUYTER,hij werd secretaris van Amsterdam 1685,en stierf 26 dec. 1732.

De zoon van dezen, m r. DAVID, geb. 17oct. 1705, werd schepen 1732 ; een anderezoon BERNARDUS, geb. april 1713, werdschepen 1739.

4. SUSANNA, denkelijk eene dochter vanGEORGE, geb. 1595, van Hamburg, huwde8 junij 1621 met ADRIAAN NOIROT, vanBrugge ; zij stierf 24 julij 1680.

Voorts zie men LE CARPENTIER, Histoirede Cumbray, inzonderheid dl. II, pag. 159—161 en 1071, over de oude herkomst, degoederen en het waren van dit geslacht,zoo van LE LFU als van WILHEM, laterBILHEM genoemd.

Ook bij FERWERDA, Geslachtk. 147b. ziemen in de genealogien van BERCK, SIX, VANZYPESTEIN, personen van dit geslacht ver-meld, als :

SUSANNA LE LEU DE WILHEM, yr. V.CONSTANTIJN CORNELIS, beer van Abcoudeen Baarnbrug, huwde JACOB VAN BERCK

te Utrecht; zij was zijne derde vrouw. Zijhadden kinderen. Hij stierf 24 julij 1762.

JEANNE LE LEU, gezegd de BAATOUSEL,huwde JEAN SIX, die zich met zijne vrouwnaar Vlaanderen begaf. Onder weer kin-deren hadden zij een zoon, WILLEM SIX,die te Rijssel woonde.

HENRIETTE DE WILHEM huwde WILLEMVAN ZYPESTEIN; zij hadden een zoon, JANgenaamd, raad te Utrecht, 1 october 1596.

Mr. COENRAAD LE LEG DE WILHEM (vol-gens opgave in den Navorscher XIII, blz.349, zoude hij een zoon zijn van mr. DAVIDDE WILHEM, schepen te Amsterdam 1732)wordt raad in den hoogen raad v. Holland,Zeeland en Westfriesland ; doet eed den18" maart 1760, wordt president, doet eed2 december 1790, doch is in 1795 vanzijn post ontslagen. V. D. N.

Geslacht d'Orville. In het XIIIe dl. vanden Navorscher bl. 284, vond ik den naamvermeld van JEAN D'ORVILLE, volgens uwenberigtgever geboren te Altona, den 17denmaart 1626. Toevallig ben ik in het bezitvan eene geslachtlijst dier familie, v6Or1740 opgemaakt, waaruit blijkt, dat ge-melde JEAN D'ORVILLE is geboren te Al-tona den 17den september 1626, gehuwdin januarij 1656 met SARA DE LA FONTAINE

en overleden te Hamburg, den 23 3ten au-gustus 1694. Aan het hoofd van die lijst,op vijf vellen groot mediaan papier ge-schrev en en beginnende met GILLES seig-neur d'Orville, die in de laatste heeft derXVe eeuw leefde, staat het volgende :

1) In de Tafel van den ouden Arleldomvan het Landt van Cameryck wordt gewachgemaakt, dat D ' ORVILLE een geslagt is, het-welk ontrent het jaar 1300 is bekent ge-weest, en zedert vermaagschapt met datvan FLOQUET. MESUREUR, VAN DE LE WALLE,CHRESTIEN, BELLICQ, HENNIN, etc."

Op de boven vermelde geslachtslijst komto. a. voor :

ANNA CORNELIA (dochter van PHILIPPED 'ORVILLE en CORNELIA VAN DEN BOGAART),te Amsterdam geboren den 18den julij1649, overleden den 16d" oct. 1697, ge-huwd geweest met JEAN BIELER, uit wel-ken echt is gesproten MARTINA, geb. 11mei 1669, gestorven te Keulen (1 ,-n Wensept. 1719, die den 18den maart 1698 ge-huwd is met HIERONYMUS SIMONS VAN AL-PHEN, predikant te Amsterdam, later pro-fessor te Utrecht, geb. den 22`teu mei 1665.Deze waren, volgens de geslachtslijst, dievoor mij ligt, de ouders van den bekendengodgeleerde en beoefenaar der dichtkundeHIERONYMUS VAN ALPHEN, die zijn naam-genoot en neef, den geliefkoosden kinder-dichter, opgevoed en gevormd heeft

30

Voorts blijkt uit de geslachtlijst van defamilie D ' ORVILLE, dat deze ook vermaag-schapt was met verseheidene bekende ne-derlandsche familien ; als : MOENS, VAN DEVELDE, HOTSON (HODSHON?), VAN HERZEELE,VAN EWYCK enz.

Daar ik geenerlei betrekking op de ge-noemde familien heb, verklaar ik mij be-reid, de stukken, welke onder mij berus-ten, aan een der afstammelingen of te geven.

Rotterdam. J. J. R.

MENGELINGEN.Invloed der maan (vgl. A. R.). Het al-

gemeene volksgeloof schrijft aan den standder maan (nieuwe maan, eerste kwartierenz.) eenen invloed op het weder toe, on-eindig belangrijker dan dien de wetenschapop grond van naauwkeurige en lang voort-gezette waarnemingen gelden laat. Maarhet volksgeloof kent aan den stand dermaan in ontelbare andere opzigten eeneninvloed toe, dien de wetenschap eerst danregt heeft te verwerpen, als zij dit kandoen op grond van even zulke waarnemin-gen als ten opzigte van het weder zijn ge-daan ; gelijk ook omgekeerd het volksgeloofeerst dan regt heeft om verschijnsel enoorzaak zamen te verbinden, wanneer eenewelgestaafde ervaring uitspraak heeft ge-daan in iets, dat bij geen mogelijkheid doortheoretisehe grondstellingen is nit te maken.Door zoodanig eene ervaring wordt hetoordeel uitgesproken over volksvooroordeelof ervaringsleer.

Vreemd is het echter, dat dit, voor hetdagelijksche leven toch zoo gewigtige on-derwerp tot dusver zoo weinig degelijk on-derzoek heeft gevonden. Is het waar, datmen tot goed slagen in maart de tuinvruch-ten bij klimmende maan moet zaaien, be-halve de erwten die men groen wil pluk-ken, omdat deze, bij dalende maan gelegd,niet alle te gelijk, maar van lieverlede bloeienen vrucht geven ? Bijna alle tuiniers zullenhet bevestigen ; ik heb er jaren de proefvan genomen en meen het verschijnsel dergelijker of ongelijker rijpwording van eenerwtenbed aan andere oorzaken, mij onbe-kend, te moeten toeschrijven. Is het waar,dat van een varken, bij klimmende maangeslagt, de hammen onder het koken bol,kussenswijs oploopen, maar daarentegenplat nederslaan ingeval het dier met dalendemaan geslagt is? De zich verlicht noemendezal er misschien mede lagchen : op grondvan veeljarige opmerking meen ik het temogen bevestigen.

Zoo zijn er honderd Bingen meer, endaaronder welligt, ja waarschijnlijk, dozij-nen die als fabeltjes wegvallen, maar wel-ligt ook vele, die zich bij behoorlijke waar-neming bevestigen en van wege hun belangvoor de gezondheid, voor de landhuishoud-kunde enz. verdienen als zoodanig bekend

te worden. Het ware daarom, &mkt mij,wel aanbeveling waardig, indien de 1Vavor-scher zijne kolommen openstelde voor op-gaven van den invloed, dien het volksgeloofin verschillende streken aan de maan toe-kent, alsmede voor inededeelingen aangaandehet, een zorgvuldige en langdurige waar-nemingen omtrent het een of ander hebbengeleerd. V. 0.

De halve maan te Amsterdam. In denMartelaarspiegel van T. J. VAN BRAGHT,

uitg. 1683, lees ik op blz. 83 kol. 1, nadatvermeld is, hoe omtrent twintig personente Amsterdam in hechtenis zaten, besehul-digd van herdooperij, en hoe twee broe-ders van een der gevangenen, die in Water-land woonden, zich onder een wat al tezwaren dronk bij cede verbonden haddenden gevangene te zullen verlossen, — dezebeide broeders „een touw met een bloknamen, dat wel vet gemaekt was, opdathet block al te droog zijnde, geen geluytsoude geven, en 't in een mande paktenen 't brachten ten huyse van JAN JANSZ.

wonende tegen over de Boeyen in de halveMacn." Hoe deze waaghalzen later een don-keren avond waarnamen, een bootshaakin de vensters sloegen, daarbij opklommen,het blok met het touw stevig vastmaakten,met een koevoet de vensters openbrakenen omstreeks twaalf gevangenen langs hettouw wisten te doen ontsnappen, ga ikbier voorbij, om alleen te vragen , waarheb ik de Boeijen en waar de halve maante zoeken? 't Gebeurde in februarij ofmaart 1549.

CONSTANTER.

Huwelijken tusschen bloedverwanten(vgl. XII. hi. 256, 288 , XIII. bl. 287).Men zegt dat de gevolgen der huwelijkentussehen bloedverwanten, bij de Portugeeseh-Israeliten hier te lande zeer gewoon, na-deelig voor de physische ontwikkeling diergeloofsgenooten zijn. Zou dit waar wezen?

XX.

Een schip van Biezen. Den 9d" augus-tus 1554 kwam te Antwerpen van Bergenop Zoom oeen schip al van biesen gemaeckt,ende een peert Baer in met eene man,

31

ende die riemen, den mast, het roer, wa-ren al van biesen gemaeckt ende niet ge-peckt." Is er ook meer aangaande dit schipbekend, dan dit korte berigt. En zijn ermeer zulke schepen gebouwd ?

Stalen pennen (vgl. A. R. ; XI. blz. 187,285; XIII. b1.127). Het waarschijnlijk oud-ste voorbeeld dat metalen pennen vermeldworden, komt voor in het onderschrift vande Officia et Paraeloxa van CICERO, zo alsdat in den druk van 1465 gelezen wordt.Daar staat: Presens Marci tulij clarissi-mum opus Johannes fast Moguntinus civisnon atramento plumali canna neque aerea.Sed arte quadam perpulera. Petri manupueri mei feliciter effeci finitum. AnnoM.CCCC.LXV. — 11.

Tongblaar der koeien, In de Memorienof kort verhaal der gedenkwaardigste gescitie-denissen door w. BAUDARTIUS in 1624 nit-gegeven, schrijft hii op bl. 207 het volgende

Desen zomer (1617) isser een seldsameplage onder de koebeesten geweest inHolland, by namen in Waterland ; de koeyencregen sulcke groote vyericheyt in denmond dat se niet eten en conden, alsolatter vele van honger storven met eenghesont hart ; veeler weghe namen de boe-ren het gran en staecken het de koeyenin den hals; loch het en duurde nietboven eene week, daerrnede ging het over.

Hieruit schijnt te blijken, dat de tong-blaar toen ter tijde zeldzaam was. Vindtmen er reeds vroeger melding van gemaakt?

.. R. E.

Kabeljaauw bij de el verkocht. Onderde brieven van het archief te Harderwijk,vermeld in de Kronijk van het HistorzschGenootschap te Utrecht van 1862, bl. 76,is er een van 18 februarij 1545, waarbijde vischkoopers van Terschelling aan Har-derwijk, als stapelplaats van den visch, enniet gaarne elders ter markt gaande, de elzenden, waarmede zij den kabeljaauw meten,en met welke zij gaarne wenschten, datook bier gemeten werd.

Wordt de kabeljaauw nog aldaar ofelders bij de el verkocht? Welke el wordthiermede bedoeld?

.. R. E.

Apostelstraat te Amsterdam. Welke straatdroeg dezen naam? In de Ottdheden en Gestich-ten van Amstelland, dl. II. bl. 209, lezen wijden stichtingsbrief van het Regulierskloos-ter te Amsterdam van het jaar 1394. Daarinwordt melding gemaakt van een huis enerve in de Kerkstraat tusschen het erf vanGIJSBERT DOLT en SIMON ZALE, van achteren

zich uitstrekkende tot aan de straat ge-naamd de Burgwal, en van een ander erf,gelegen in de Apostelstraat tusschen heterf van PIETER VAN ZAANDEN en SIMON ZALE.

De laatstgenoemde heeft dus geweond inhet huis op den hock van de Kerkstraaten de Apostelstraat. De Kerkstraat kan destraat Diet zijn, tegenwoordig onder diennaam bekend, want de plaats waar dezenu gelegen is behoorJe in 1394 nog niettot de stad. Het moet de Warmoesstraat tus-schen de Oude Kerk en den Dam zijn, dietoen Kerkstraat heette, volgens WAGENAAR,Amst,, dl. II. bl. 439, wat wel overeenkomtmet de vermelding van den Burgwal daarachter in den stichtingsbrief, waardoor wijdan den Voorburgwal te verstaan hebben.De Apostelstraat is derhalve eene straatloopende van de Warmoestraat naar deVoorburgwal tusschen de Oude Kerk en denDam. Maar welke ?

Nederlandsche spot- en scheldnamen.Amsterdamsche Koeketers (vgl. A. R. ;X II. bl. 32, 95, 156, 286; XIII. bl. 223).LEEGHWATER het zich, volgens zijn kronijkje,door zekeren DIRK PIETERSZ. van Wormervertellen, dat deze een oud man te Am-sterdam gekend had, die hem verhaald had,dat er vroeger in die stad maar den goud-smit, maar den steenhouwer en maar denkoekbakker woonde en dat, wilden dezeleven, de steenhouwer er bij metselen ende koekbakker er brood bij bakken moest.Dit zal dan omstreeks het begin der 16eeeuw geweest zijn. Ik vraag, is dit waar?LEEGHWATER, het blijkt ten overvloedenit zijne geschriften, was iemand, die alleuien, welke men hem geliefde op te dis-schen, voor zoete koek opat : hetzij dusDIRK PIETERS, hetzij de onbekende oudeAmsterdammer kunnen hier dus gemakke-lijk van zijne ligtgeloovigheid misbruik ge-maakt hebben. En bij alle respect voor despaarzaamheid onder voorouders, kan iktoch kwalijk gelooven, dat in eenen tijd,toen Amsterdam reeds eene niet onaan-zienlijke en welvarende bevolking bezat,het artikel kook zulk een bijster slechtdebiet had. Maar is het tegen mijne ver-wachting waar, dan vraag ik, wanneer isbij de Amsterdammers de spaarzaamheidzoo verminderd of de trek naar zoetighe-den zoo toegenomen, dat zij zich den bij-naam van Koeketers verworven hebben?

Volksbijgeloof. Maartsche sneeuw. Mei-regen. Om welk voorval of welke genezing,kent men aan sneeuwwater van maartheilrijkc geneeskracht toe?

Evenzoo vernam ik gaarne den oorsprongvan 't zeggen tegen de kinderen : » wan-

32

neer ge blootshoofds in den regen gnat staan,zult ge groeijen."

A. v. R.

Rondheid der aarde (vgl. XIII. bl. 63).In het werk van BERGHAIJS: » Wat men vande aarde weet en hoe men tot de kennis daar-van gekomen is," vert. door P. VAN OS, vindik in het l e deel op bl. 6 der inleiding hetvolgende: » Ten tijde van den peloponne-sischen oorlog, 431-404 voor Chr., washet eindelijk dat de strijd tusschen hetpoetische volksbegrip van de platte opper-vlakte en het geleerde gevoelen van debolvormige gedaante der aarde zijn eindebereikte. Het laatste behield de overhanden vond, ondanks de pogingen der Epicu-risten om het te bestrijden, in alle scholenlangzamerhand ingang."

En verder bladz. 7: »Dit zij u ook noggezegd, dat ARISTOTELES 384-322 voor Chr.,terwijl hij het gevoelen van de bolvormigegedaante der aarde omhelsde, en alzoo degrondwet der geheele geographie vaststelde,het zware gewigt van zijn wetenschappe-lijken naam in de weegschaal der twist-vraag legde, enz.

C. VAN MAANEN.

Ongeluksdagen (vgl. XIII. bl. 255). Bijal de mededeelingen omtrent ongeluksda-gen kan ik nog eene copij voegen van eenmanuscriptje door mij onder mule familie-papieren gevonden en dat, zoo ik kan na-gaan, dagteekent uit het begin der 18e eeuw.

Maandtafel en aanwijzingen der 30 on-gelukkige dagen des jaars.

Januarij 1, 2, 4, 6, 11, 12, 20.Februarij 1, 17, 18.Maart 14, 16.April 10, 17, 18.Mei 7, 8.Junij 17.Julij 47, 21.Augustus 20, 21.September 10, 18.October 6.November 6, 10.December 6, 11, 15.De compacten zijn de allerongelukkigste.

Astrologische verklaring.

1°. Wie op een van deze dagen geborenwordt, die is ongelukkig en lijdtarmoede.

2°. Die ziek wordt krijgt zelden zijne ge-zondheid weder.

3°. Die zich verlooft of trouwt komt ingroote armoede en ellende.

4°. Men zal ook niet trekken van 't eenehuis in 't andere, want men heefter zelden geluk in.

5°. Men moet niet reizen, want men heeftgeen geluk op de reis, maar andersniet dan wederwarigheden.

6°. Men moet geen koophandel doen, wantdie gelukt zelden.

7°. Men moet ook in het minst geen pro-cessen beginnen, want die vallen zeerzelden goed nit.

Met moeite heb ik deze naauwkeurigecopij van het geschrevene, dat door ouder-dom en tijd zeer onduidelijk was gewor-den, kunnen maken. Het blijkt nu bier ookwederom uit, dat de geleerden, bier betergezegd profeten die brood eten," 't nietmet elkander eons zijn. Het strookt tenminsten niet met de opgave van L--F--T.

Utrecht. A. v. R.[Uit hetgeen omtrent dit onderwerp is medege-

deeld blijkt, dat men een aantal dagen als onge-lukkig beschouwde en ook dat er omtrent diedagen nog al versehil hestond. Wie verklaart onswaarop dit volksgeloof berustte, waarom jnist diedagen voor ongeluksdagen gehouden werden

Olievlekken uit papier weg te nemen.(vgl. XIII. blz. 351). Met uitmuntendenuitslag heb ik eenige jaren geleden, uit eenaan beide zij(len bedrukt stuk papier, datgeheel doortrokken, zelfs druipende vanpatent- of lampolie was,de olie op volgendewijze verwijderd, welk middel, naar ikvertrouw, ook op ouderevlekken met goedgevolg zal kunnen wor-den toegepast.

Men make eerie behoorlijke lioeveelheidpoeder van speksteen, hetwelk men ver-krijgt door de bekende figuren van dozensteen met een mes of te schrappen, bevoch-tige vervolgens de vlekken met zuivere ros-marijn olie (oleum roris marini), neme ,eenvel wit papier, legge dit onder het gesmetteblad en strooie r'daarop, ter plaatse waarde vlekken komen te liggen, speksteenpoe-der, ter dikte van 2 a 3 streep. Daarnadoet men poeder op de vlekken, legt ereen schoon vel papier overheen: indien beteen bock is slaat men het voorzigtig digt,er, zet het onder eene pers; is het een losblad, dan bedekke men het met een plankjeof persblad, en bezware dit met het eenof ander gewigt.

Na verloop van eenige uren zal de oliein den speksteen getrokken zijn: men neemtdit voorzigtig met het plat van een mesvan het papier en verwijdert het nog overigepoeder met eene veder. Mogten de vlekkenniet geheel verdwenen zijn, dan herhaaltmen dezelfde bewerking tot zoo lang hetvereischte resultaat verkregen is.

Fijn lederwerk laat zich ook op dezewijze met goed gevolg van olievlekken zui-veren. MENNO.

33

GESCHIEDENIS.

Stadsmusicus (vgl, XIII. bl. 328.) In 1618noemde JAQUES VREDEMAN zich: Musijck-Meester der stadt Leeuwarden op den titelvan zijn zeldzaam werkje Isagoge Musicae.Dat 2.8 Corte, per fecte, ende grondighe Instruc-tie, van de Principale Musijcke, soo die in alienCollegian der salver Const ghebruyckt werden,ende in de vertrefelijeke groote Schole derstadt Leeuwarden gheleert Wert enz., een merk-waardig geschrift, waarvan ik in ten vori-gen jare reeds, als bijdrage tot de ge-schiedenis der toonkunst in ons vaderland,een verslag in den Navorscher gaf. Ook hebik hem vermeld op bl. 113 en 125 deraanteek. op mijne Bloemlezing uit StartersFriesche Lusthof, welks eerste druk 's mansnaam en titel insgelijks draagt.

Uit de opdragt van dat werkje blijktook, dat hij onderwijzer in de muzijk op hetstedelijk gymnasium was, in welke betrek-king hij in 1639 opgevolgd werd door mr.JAN APKES BEINTING, die in 1674 opgevolgdwend door MEYNERT EGBERTS, organist, wiensopvolger EVERT IIAVERKAMP hem in 1683ook verving in deze betrekking, welke la-ter schijnt opgeheven te zijn.

Door stadssiusicus zal echter mijn vriendv. H. eerder bedoelen een stadsmuzijkant.Van zulke personen hidden sommige stede-lijke regeringen er wel eens 4 of 6 in dienstof op bevel, om bij feestelijke gelegenhedendienst te bewijzen, loch dit was geene be-trekking bij instructie geregeld. Wel dievan stads klokspeler, hetgeen genoemde HA-VERKAMP ook was, door mij vermeld bijde vernieuwing van liet stads klokkespel in1687, in de Geschiedkundige Beschrijving vanLeeuwarden, II. 146. Daar wordt ook mel-ding gemaakt van een stads trompetter of» toornblaser", waartoe in 1646 HANS WIL-LEMS van Alkmaar word beroepen, om alledagen een half uur op den nieuwen torente blazen, tegen een tractement van nietminder dan f 400 's jaars. Of onze vade-ren ook muzikaal waren!

W. E.—L.

Omwenteling van 1813 (vgl. bl. 298, 331,367 ; XIV. bl. 1). 1k geloof te kunnen yen-zekeren, dat » de bombardier, die het eenigestuk geschut aan de utrechtsche poort teWoerden zoo goed bediende en in tijdsliet vernagelen", door KONIJNENBURG te regtRIEL genoemd wordt. Ten minsten wend mijin mijne kindschheid (het eerste tiental ja-ren na de omwenteling) te 's Gravenhagede winkelier RIEL in de Schoolstraat altijdals die persoon aangeduid. Ik herinner mij

nog zeer goed, toen en welligt ook nog la-ter, lien „held van Woerden", die door dejaren wat zwaarlijvig was geworden, meestalin een dolce far niente, v66r de deur vanzijn winkel te hebben zien zitten.

NIL ADMIRARI.

Omwenteling van 1813. Aan het verlan-gen van P. R. (Nam XIV. bl. 1) is, watFriesland betreft, voldaan door den beerEEKHOFF. Het in het laatst des vorigen jaarsuitgekomen 106 dl., 3e stuk van den VrijenFries bevat van hem eene uitvoerige mede-deeling van » historische bijzonderheden om-trent hetgeen v66r en tijdens de verlossingen herstelling van Nederland van 1810 tot1813 in Friesland en inzonderheid te Leeu-warden is voorgevallen."

Begrafenissen bij avond of bij nacht (vgl.XIII. bl. 234, 219, 322, 353; XIV. bl. 4). Neenvoorwaar, niet in 1672 hidden die voor 'tlaatst plaats : ik herinner er my nog onder-scheidene gezien te hebben in het eerstevierde van deze eeuw en ook zelf wel merledaaraan te hebben deelgenomen. By zoo-danig,e gelegenheid vereenigden zich aan 'tsterfhuis de naaste verwanten, met gekleederok, korte broek enz., een zwarten mantel,en een lanfer aan den driekanten hoed menstond in een halven cirkel elkander aan te

sgapen, tot dat de namen werden gelezenen men zich achtereenvolgens naar de wach-tende rijtuigen begaf. Men zat met nietmeer dan twee personen in een rijtuig: dekoetsiers waren ook in 't zwart en de paar-den evenzeer aan weerszijden van iederrijtuig liepen mannen, die stokken droegen(geen fakkels), op weer punt zich een opzet-telijk voor de plechtigheid vervaardige zwartgeschilderde lantaren verhief. Na de begra-fenis keerde men in dezelfde orde naar hetsterfhuis terug, en als ieder weer zijn plaatsin den halven cirkel hernomen had, wendelk der aanwezigen een groene raemer aan-geboden met onden Rhinsehen i ) wijn ge-vuld. De naaste in bloede, die in 't mid-den stond, boog zich rechts en boog zichlinks en dronk dan zijn glas ledig : de ove-rigen Bogen insgelijks, dronken op hunnebeurt, en de plechtigheid was afgeloopen.

1 ) 1k schrijf Rhinsche wijn, zoo als ik als kindaltijd heb hooren zeggen : Rijnwijn is modern : 'tmoge even goed zijn; maar 't klinkt leelijk. Watechter niet goed, maar eenvoudig beiachlijk is, isde innovatie van 'kruidenwijn voor kruierwijn enWolvenstraat voor Wolverstraat.

5

34

't Was een lure liefhebbery, en ik durfniet stellig bepalen hoe vele duizenden ermede gemoeid waren.

J. VAN LENNEP.

representation nationale, assassiner les membreset detruire le gouvernement ripublicain pourdonner tin tyran a l' itat."

JANID...................

3. C. Kock lees de Kock (vgl. XIII. bl.365; XIV. bl. 4). De vrager kan inlichtin-gen bekomen bij 's mans eenigen nog le-venden, jongsten zoon, den bekenden roman-schrijver PAUL DE KOCK, die o. a. in zijnvertelling l' Homme aux trois culottes het uit-einde zijns vaders verhaalt — of, zoo hygeen Fransch verstaat, dan verwijs ik hemnaar een van 's mans kleinzonen te Amster-dam — Wier namen hy in 't adresboek vin-den kan, of naar zijn kleinzoon, den Direc-teur van het kabinet des konings, in denHaag. J. VAN LENNEP.

Jan Coenraad de Kook, geboren te Heus-den en sedert 1787 in Frankrijk woonach-tig, is den 4 germinal an 2 (23 maart 1794)te Parijs op het Plein der Revolutie geguil-lotineerd. Hij was met 18 anderen begre-pen in de zoogenaamde zamenzwering derHebertisten (a.ffaire Pere Duchesne). Hij woon-de te Passy en te Parijs (Rue neuve del'egalit6 n°. 314). ITOOr de omwenteling washij commies bij de bankiers GIRARDEAU,

ALLER et C°. en in 1792 deelgenoot vanhet bankiershuis SERTORIUS et C°. In 1793was hij lid van het Comite Batave. — Hijwas de vader van onzen gonverneur gene-raal DE KOCK, later minister van binnen-landsche zaken, wiens kinderen zijn : I. FRE-

DERIK DE KOCK, directeur van 's koningskabinet, II. KAREL DE KOCK, kapitein adju-dant van den prins van Oranje, III. HEN-

DRIK DE KOCK, luitenant ter zee. IV. me-vrouw DE STEURS, te 's Gravenhage. Ookwas de geguillotineerde de vader van denbekenden schrijver CH. PAUL DE KOCK, dieeen halve broeder was van den zoo evengenoemden generaal DE KOCK. Hij werd opdenzelfden dag geguillotineerd met den chefder zoogenaamde conspiratie JACQUES REINHEBERT, dit Le pere Duchesne, naar eendoor hem uitgegeven revolutionair journaal,met den halfdwazen ANACHARSIS CLOOTZ

en anderen. Hij was volstrekt niet beschul-digd van accaparement, maar stierf eenvou-dig als een slagtoffer van ROBESPIERRE,gedurende het ergste tijdperk van het schrik-bewind. Hij en de 18 anderen werden naarden officielen tekst van hun vonnis veroor-deeld als : » convaincus d' éltre auteurs etcomplices d' une conspiration, qui a existe con-tre la liberte, la suretd du peuple francais,tendante a troubler l' etat par tine guerre civileen armant les citoyens les uns contre les au-tres, par suite de la quelle les conjures de-vaient dans le courant de ventose dissoudre la

Mr. J. D. Meijer (vgl. XIII. bl. 367; XIV.bl. 5). Zijn Pleidooi in zake van LodewijkBonaparte enz. (betreffende het paviljoen inden Haarlemerhout) uitgesproken voor deregtbank te Haarlem 21-23 maart 1820,8°. 185 bladz. s. 1., a. et impr., is bij-zonder zeldzaam en sinds eene reeks vanjaren heb ik te vergeefs daarnaar uitge-zien, terwijl het mede gedrukte stuk vanmr. M. W. DE JONGE allerwege verkrijgbaaris. Onlangs gelukte het mij een exemplaarvan het eerst bedoelde under de oogen tekrijgen en ik zag daaruit, dat het gedruktwerd „ten gebruike der achtbare personen,„die zich met de zaak bezig te houden„hadden, gelijk mede voor eenige andere,„die het (den Schrijver) voorkwam wegens„hunne bijzondere betrekkingen tot het ge-„schil, tot de Hooge daarin vermelde par-„tijen of tot den S. zelven en die zich tot„een dertigtal bepaalden. De S. wilde daar-„door geene Openbare uitgave hebben ver-„staan.” Het werk is zeer merkwaardig.De beoefenaar der geschiedenis zal er welhet een en ander in aantreffen, dat belang-rijk kan geacht worden, al ware het al-leen om de bevestiging van het hem vanelders bekende uit den mond van dezenman te vernemen. De juridische waardelaat ik, als hier niet in aanm ,,,rking ko-mende, geheel onbesproken. De redenaarving aan met te herinneren CICERO ' S pleitredepro Rege Dejotaro. De geschiedenis van onsvaderland werd opgehaald tot het jaar 1787.De spr. zeide zich te herinneren uit zijnekindsche jaren, hoe de grootmoedige vorstin,bekend als de oude Princes, die het Pa-viljoen in vruchtgebruik had en er haarverblijf hield, het nederig huffs van zijnengrootvader (wien?), toen de wijkplaats vanhet doorluchtig en erfstadhouderlijk geslacht,verliet, om naar den zetel der hooge re-gering terug te keeren. Omtrent het eindevan den oorlog, op 1 februarij 1793 ver-kondigd, zegt hij, dat onze beveiliging doorde bondgenooten aan eene te geringe magtwerd overgelaten, en alvorens het yolk kon

worden te wapen gebragt, stond de over-winnende vijand, door ellende en gebrekgejaagd, zoowel als door moed en geest-drift bezield, van alle noodwendigheden ont-bloot, een akelig tafereel van menschelijkebehoefte, overal in ons midden. De over-winnaars deden weldra gevoelen, dat dekrijg door hen in schijn alleen tegenden erfstadhouder was gevoerd ; doch datzij lien tegen den staat zelven hadden

35

bedoeld. Onder kleine bijzonderheden merkik op wat thans zeker niet meer alge-meen bekend is, te weten, dat de orde,die op de paleizen werd in acht genomen(etiquette), wilde, dat op de kasteelen teSoestdijk en op het Loo al de ambtenarentot het hof behoorende, dat zelfs de eerstestaatsdienaren in een zoogenoemd jagtge-waad waren uitgedoscht, doch dat dit opdit Paviljoen onbekend was. (Vroeger wasdit Paviljoen bekend onder den naam van» de hofstede Welgelegen.") De spr. herin-nerde, dat hij met den voorzitter der regt-bank tot de vergadering van aanzienlijkente Amsterdam, die de grondwet van 1814op den 29 maart bekrachtigde, de eer hadgeroepen te zijn. Omtrent de grondwet van1815 zeide hij, tot het vervaardigen daar-van (merle) te zijn geroepen, en hij mogtopenlijk zeggen, — nimmer werd er geheim-houding opgelegd, — destijds was wel inbedenking geweest eene vrije inwoning vooreene koninginweduwe, aan haren rang ge-evenredigd, te bespreken ; doch onder goed-keuring van Z. M. ze!ven, opzettelijk opdeze afdeeling der grondwet geraadpleegd,was die bepaling weggelaten, omdat menvreesde het rijk te bezwaren met onder-houd en aankoop van gebouwen, die ge-ruimen tijd zonder eenig gebruik konden zijn.

Het is bekend, dat de eischer, voor wiende spr. optrad, het gelling verloor ; het is,naar ik meen, niet in hooger beroep voort-gezet. Intusschen wenschte ik wel, dat menomtrent den afloop dezer zaak en omtrentmeer reclames, die de eischer beweerde tekunnen maken op andere vaste goederenhier te lande, te Amsterdam, te Utrecht,enz., eenige opgaven kon verstrekken. Bijhet slot van de pleitrede betuigde spr.zich eenigermate te vleien, dat Z. M.(WILLEM I) » thands nader omtrent het regtvan den Hr. Eischer ingelicht", zeker be-sluit van 20 junij 1817 in zoo verre zougelieven in te trekken, als de aanvragevan den eischer daarbij werd afgewe-zen, en of de teruggave (deze is wel nietgevolgd) of eene geevenredigde schadeloos-stelling zou gelasten. Is daarvan iets ge-komen ? HORA RUIT.

Verheergewaden met een paar wittehandschoenen (vgl. XIII. bl. 365; XIV.bl. 5). In antwoord hierop moge dienenwat men leest bij DE PERPONCHER, A dstruc-tive Memorie, bl. 30 : » De leenen zijn inhun beginsel personeel geweest, daarna,om goede diensten Tossing of redemtie toe-gestaan, en vele aanwassen en schorrenuitgegeven tot onversterfelijk leen metgroote prweminentien, digniteiten en vrij-heden, naar gunst, verdienste of kwanti-

teit der kooppenningen, volgens inhoudder brieven, onder gifte van een' ring enhandschoen : welke manier van de oudeSaxen is voortgekomen." En verder, bijSMALLEGANGE, Chronijk van Zeeland, 1°deel, 5" boek. blz. 659 : (4k bevinde, datals dese Leenen verheven wierden, de Vasal-len aen den Heere meerendeels eertijtsschuldig waren, of eenen rink, of een paerwitte Handschoenen te geven. Welke ma-niere van de oude Saxen is voortgekomen,en veeltijts noch in Engeland gebruikt,werdende door den rink beteikent de ver-bindinge van den Vasal aen den Heere,en door de handschoenen, dat hij sijnenHeere, des nood zijnde, met gewapenderhand soude bijstaen."

Wolfaartsdijk. J. VAN DER BARN.

Jaarverdeeling gedurende de franseherepubliek (vgl. XIII. bl. 236, 258, 289,355). Met den Culendrier Legumaire zalA. L. T. A. den Calendrier Rural bedoe-len, waarin voor elken dag van het jaareen voortbrengsel der natuur of werktuigvan den landbouw werd aangewezen, b. v.voor den 2den venddmiaire, S tfran,, voor den15"n Ane, den 30eten Tonneau, enz.

De zesde feestdag der Sans-culottidesheette jour de la Revolution. — De periodevan vier jaren, waarna die dag aan deoverige moest toegevoegd worden, noemdemen la franciade, en het vierde jaar derfranciade werd sextile genoemd.

Van de feestdagen der Sans-culottideswas de eerste, de la Vertu, 2" du Genie,3de du Travail, Ode de l' Opinion, en de 5'des Recompenses. (Zie het decreet van deNat. Conventie van 4 frimaire, an II.) Bijdat zelfde decreet werd de dag in tiendeelen verdeeld, waarvan ieder deel we-derom in tien andere enz., doch wegensde moeielijkheden aan deze veranderingverbonden, werd die tijdrekening slechtsobligatoir van den eersten dag of van hetderde jaar der republiek.

Bij een wet van 23 fructidor, an VI(9 sept. 1798) werd verboden, op eeneboete van 10 francs voor bijzondere per-sonen en van 50 francs voor bezoldigdender republiek, om eenig ander annuairedan dat van de republiek te gebruiken.

Den 2den sept. 1805 werd het senatus-consult aangeboden, in hetwelk de motivenwerden uiteengezet, waarom men het wen-schelijk achtte, den nieuwen kalender wederdoor den gregoriaanschen te doen vervan-gen. — En in de zitting van 9 sept. 1805werd door den senateur LAPLACE uit naamder speciale commissie van onderzoek ver-klaard, dat zij met algemeene stemmen

5*

at;

het aannemen van het senatus-consultvoorstelde. — Hierop volgde dat van1 jan. 1806.

A. VER HUELL.

E. C. Staring (vgl. XII. b1.109, 162, 257,292, 323 ; XIII. bl. 35, 300). )) EVERT CHRIS-TIAAN STAERING is geboren den derden engedoopt den vijfden April van 't jaar 1739te Gendringen in 't Graafschap Zutphen."Dit schrijft de oude schout-bij-nacht zelf,bij gelegenheid zijner benoeming tot ridderder Orde van verdienste, aan zijn gewezenwapenbroeder van Doggersbank, den admi-raal VER HUELL, uit Gendringen den 7 fe-bruarij 1807. Uit den geleidebrief dezer op-gave zie ik: dat de grijze zeeheld alles be-halve verlangend was, om naar den Haagte reizen. Hij maakt allerhande difficultei-ten, weet niet of zijn oude montering nogwel van pas zal wezen, vraagt of hij hetniet met een zwarten rok klaren kan, ofhij zijn medaille wel mag dragen, hoe hetmet de hoeden staat en » of men ook laer-zen aan moet hebben ; ziet dit artikel zoudemij het ongelegendst komen : ik heb al vanlange jaaren een ongemak aan de voet 'twelk mij het gebruik van laerzen peijnlijkdoet zijn. — Gij weet, neef, ik woon hieraan de grense, en bepaald zijnde om mijndagen hier als een vergeten man te eindi-gen, heb ik mij nergens mede bemoeit, alsmet wat te Boeren, mijne denkwijze is uwbewust, bet gebeurt wel dat ik in geen zesweken een Briev ontvang, noch schreiv,loch men is verpligt zich na den gang van't werk te schikken, den Digter CATS heeftal geleerd

Dit is also geloovt, zelfs bij den wijste man,Kan hij niet als hij wil, hij moet zo als hij

kan."A. VER HUELL,

Mr. D. J. van Lennep en de landstorm(vgl. XIII. bl. 76, 103, 163, 202, 230,257, 356). Ik moet de vrijheid nemen 9JANUARIJ te doen opmerken, dat ik (W. 164)niet heb beweerd, dat de landstorm in 1815niet meer bestond. Ik heb t. a. p. alleenmijn' twijfel uitgedrukt nopens dat bestaan,en die twijfel words zeker niet weggeno-men, als 9 JANUARIJ zegt te meenen, bij denintogt van honing WILLEM in 1815, als lidvan den landstorm, te hebben dienst gedaan.

Ook heb ik niet gezegd (bl. 257), datde broeken der officieren boven de laarzenwerden gedragen. 1k heb alleen dit aan-gevoerd, dat de broek, naar ik meende, vandezelfde donkere kleur was als de jas ofrok, en dat, indien zij werkelijk grijs waregeweest, het wel kon zijn, dat de laarzen

niet over maar onder de broek werden ge-dragen.

wat bijzonder het eerste punt nog be-treft, ik heb beweerd, dat de landstorm, naden vrede van Parijs van mei 1814, zijnereden van bestaan had verloren. En, alsmen, bij hetgeen ik daaromtrent heb aan-gevoerd, bedenkt, dat, volgens art. 21 derpublicatie van 20 december 1813 (Staats-blad N°. 14), de landstorm van ieder kwar-tier bestemd was tot het bezetten van denaastbij gelegen vestingen en andere pos-ten, zoodra zulks noodzakelijk of raadzaamwerd geootdeeld ; tot het insluiten of blok-keren der vestingen of posten, zoolang dezezich bevonden in de magt der Franschen,en om bij aannadering van den vijand, zichop het bedreigde punt te begeven, en voortsdat, met uitzondering van deze gevallen,de pligten van den landstorm, volgens art.23, zich bepaalden tot de zondags-exercitien,voorgeschreven bij art. 7 der publicatie, dangeloof ik, dat er voor mijn twijfel nopenshet werkelijk bestaan van den landstormin maart 1815 nog al grond is. Het iszoo, de landstorm heeft nog andere dienstengedaan : wachten zijn betrokken en, bij plegtige intogten, zijn de wegen afgezet doorhet korps. Maar daaruit behoeft niet tevolgen, dat dergelijke diensten nog in 1815van de manschappen zijn gevorderd. Vol-gens art. 24 toch derzelfde publicatie, moestwaar, zoo als te Amsterdam, eene gewa-pende burgerwacht bestond, een deel vanden landstorm optreden als schutterij, aanwie, volgens art: 25, het betrekken derwachten en het doen van verdere gewonestedelijke diensten was opgedragen, en daardeze bepaling, na de overgave van Naar-den in mei 1814, voile effect kon hebben,ligt het in den aard der zaak, dat de land-storm, van Wien toch reeds meer dienstenwaren gevorderd dan wettig verschuldigdwaren, op den achtergrond is geraakt.

De vraag of de landstorm legaal ont-bonden is, met andere woorden, of hij bijde wet ontbonden vcrklaard is, moet, geloofik, haar antwoord vinden in de wet van27 febr. 1815 (Staatsblad N°. 20), waarbij,ter uitvoering van art. 125 en 126 dergrondwet van 1814, dienstdoende of stede-lijke en rustende of plattelands schutterijenzijn ingesteld, om in tijden van oorlogen gevaar gezamenlijk te dienen als eenlandstorm, ter verdediging van het vader-land. Deze bepalingen hebben den land-storm van 1813 wettelijk, ofschoon dan ooktacite, doen ophouden te bestaan en alzooontbonden.

Eene andere vraag is, of de landstormformeel is ontbonden, en de manschappenals het ware afgedankt zijn. Ik herinner

37

het mij niet en, met het oog op de toen-malige tijden, waarin men wat minder aanvormen hechtte en het regeren ook vrijwat gemakkelijker ging dan thans, zou ikhet betwijfelen. Ja, het zou mij niet ver-wonderen, indien men zelfs vergeten hadde pieken, die intusschen niet veel meerwaarde hadden dan brandhout, weder telaten inleveren. Ik heb de mijne niet inge-leverd. Trouwens ik had ze voor eene betereen fraaiere verwisseld en daardoor is deofficiele piek uit het gezigt, en, bij eeneverhuizing, in het gedrang en zoek geraakt.De geschiedenis van mijne pick bewijst dusniets tegen een naogelijk bevel van isle-vering.

Dat 9 JANUARIJ D. J. VAN LENNEP luitenant-kolonel noemt van het 9 d' bataillon is zekereene schrijffout. Het is een feit, dat VANLENNEP luitenant-kolonel was van het 18'bataillon.

Ik herinner mij ook niet, dat den batail-lons-kommandanten van den landstorm nogeen majoor ter zijde stond, en dat J. FABIUSbij het bataillon van VAN LENNEP als zoo-danig dienst deed. Het kan daarom welzoo zijn : de dienst heeft te kort geduurden was te onbeteekenend, dan dat zulkeene betrekking veel te beduiden kan heb-ben gehad en voor het geheugen iets tebewaren kon geven. Men zou kunnen op-merken, dat de instelling van den landstormdie betrekking niet kende, en daaruit afleiden,dat zij ook niet heeft bestaan. Maar dieinstelling kende ook geen luitenant-kolonelsof andere hoofd-officieren, en bepaalde zelfsniets omtrent de kaders of de indeelingin bataillons of regimenten. Zij sprak al-leen van eene indeeling in kompagnien.Volgens art 18 en 19 der meer gemeldepublicatie, moest de landstorm geoefendworden en, naar mate de manschappen indie oefeningen vorderden, zou, op hunneverdeeling in kompagnien en op de benoe-ming van officieren nit hun midden endoor hen zelven voor te dragen, orde wordengesteld. Van deze en andere organiekebepalingen nopens den landstorm is nogal afgeweken, en tat die bepalingen is dusDiet met zekerheid op te maken, wat deware staat van zaken is geweest. Voor hettegenwoordige geslacht moge dit wonderlijkschijnen, maar in die dagen was, zoo alsik boven zeide, het regeren vrij wat ge-makkelijker dan thans. De heugelijke enmet genoeg te waarderen verlossing vande ondragelijke en gruwelijke dwingelandijvan een' NAPOLEON had buitendien bij hetyolk de liefde tot het dierbaar Nederlandten top gevoerd ; het was een hart en eeneziel ; de overheid word op de harden ge-dragen en wat zij deed en beval kon niet

dan good wezen, al steunde het ook nietop het geschreven regt.

Haarlem. DIXI.

Kloekmoedige daad van een hollandschenvice-admiraal (vgl. XIII. bl. 331). Uit dehier aangehaalde plaats kan niet wel wor-den opgemaakt, waar en wanneer doze kloek-moedige daad heeft plaats gehad. Wij we-ten dus niet, of onze gissing gegrond is,dat hier bedoeld wordt het heldenfeit vanden vice-admiraal BASTIAAN DE LANGE, die,door vier spaansche galjoenen omsingelden aan den grond geraakt, na een langdu-rigen en bloedigen kamp, den brand in 'tkruid stak en zich tegelijk met de vijandenin de lucht deed vliegen. De bijzonderhe-den dozer gebeurtenis, door HOOFT en DE

JONGE vermeld, stemmen wel niet geheelovereen met die, welke in 't verhaal derSpanjaarden voorkomen, doch zulks is min-der to verwonderen, daar de laatstgenoem-den zelfs den naam van den held niet wis-ten op te geven. Voor het overige verdientde heldendood van dozen braven zeeuw-schen (niet hollandschen) bevelhebber,schoon minder algemeen bekend, editor nietminder geroemd to worden, dan die van zijnnavolger en lotgenoot REINIER KLAASSENS.

Trouwens, word de laatstgenoemde door HEL-

mERs, de eerste word (schooner nog) doorVAN HAREN in zijne Geusen bezongen.

NIL ADMIRARI.

Wolven in Nederland (vgl. A. R. ; XI.hi. 33, 84, 163, 258, 325; XII. bl. 3, 226,298 ; XIII. bl. 4).A. 1644. Op een moerwolffgeset 24 gulden.

) remmeler » 18

► ► vos 3(Overgeschreven nit de Recessen des Graaf-

schaps Zutphen.)A. VER HUELL.

De man met het ijzeren masker (vgl.XII. bl. 138, 289 ; XIII. bl. 1, 81, 105).Daar H. M. C. v. 0. terugkomt op zijnevraag, zij het ons vergund op to merken,dat de wager eene vraag doet, waarvande bepaalde beantwoording slechts van denpersoon to verwachten is, namelijk van densteller van het bedoelde artikel in het men-geliv erk der Letteroefeningen in 1847. Watis toch de vraag? De even bedoelde stel-ler gewaagde van eon dozijn onderstellin-gen, omtrent eene van welke het hoot,dat zij hier (in de Letteroefeningen) niet

mededeelbaar is." Daar er niets meer bij-gevoegd is, zoo kan alleen degeen, die deonmeedeelbaarheid beweerde, melden wathij bedoelde. Of zou H. M. C. v. 0 mee-nen, dat een ander stellig weten kon, wat

38

die steller bedoelde ? Men kan er enkelnaar raden, maar H. M. C. v. 0. wilgeene gissingen. Zeker zal men niet aan-nemen, dat er ergens voor 1847 eene on-derstelling zoude bekend zijn, waarbij ge-voegd ware : » Deze is degene, waaromtrenteen schrijver in 1847 zal zeggen dat zijonmeedeelbaar is."

Misschien kan een ander na 1847 ge-zegd hebben : » Dit is de veronderstelling,die in 1847 is aangewezen als onmeedeel-baar." Zulk een zeggen zou echter ookweder eene gissing geweest zijn, tenzij dezegsman redenen had bijgebragt, waardoorzijne aanwijzing bewezen werd. Het staatvast, dat, behalve de elf andere, in 1847aangewezene, onderstellingen, er nog meergemaakt zijn. Bijv. die, welke, half ernstig,half schertsenderwijze, wordt gevonden bijl'ami du pere Griffet, dat de persoon zougeweest zijn, de in 1687 onttroonde sultanMAHOMED IV ; of eene vrouw ; of een scho-lier van Clermont, die door de Jezatenwerd vervolgd ; of don JUAN DE GONZAGTJE,broeder van den hertog van Mantua. H.M. C. v. O. zal zich best kunnen vervoe-gen tot den uitgever der Letteroefeningen,om te trachten te vernemen, wie de stellerwas van het stuk in 1847, en zoo hij hetgeheim langs dien weg verneemt, zal hijzeker de overige navorschers verpligten metmededeeling er van, tenzij H. M. C. V. 0.het punt ook onmeedeelbaar ging achten.

In het Overzigt van F. ADAMI leest men:»De mededeeler van het eerste vermoeden,» dat door een in de Nederlanden versche-» nen vlugschrift in het midden gebragt» werd, is onbekend." (p. .a.) » Toen LODE-» WIJK XIII later achter het geheim kwam,»had hij den C. D. H. tot levenslange ge-»varigenis veroordeeld en het IJzeren Mas-»ker was dus, volgens deze lezing, slechts„eene symbolische boete voor den hem zoo» welkomen blinddoek, onder welks donker» hij in den bewusten nacht het pad van» zonde en majesteitsschennis betreden had."

Een en ander vereischt verduidelijkingen m. i. vergiste zich F. A. De BibliophileJACOB handelde over een in 1692 te Ken-len verschenen pamphlet in 12°, getiteld :» Les Amours d' Anne cl' Autriche — avec M.» LE C. D. R., le veritable pere de Louis» XIV" etc. (Er zullen 3 uitgaven zijn ge-weest tot in 1696.) Hij noemt het een pro-duct van eene door onzen stadhouder WIL-

LEM III gehuurde pen. De inhoud, volgensJACOB, stemt vrij wel overeen met diendoor F. A. opgegeven. Vermoedelijk alzoois dit het door F. A. bedoelde vlugschrift,dat in de Nederlanden verschenen zou zijn.Zoo ja, dan is 't onjuist, dat daarin ver-wijzing zou voorkomen op de eerste gis-

sing. Dit ware trouwens niet wel mogelijk.omdat tot dusverre men niet weet, dat in1692 reeds iets (allerminst onder het pu-bliek) bekend was van een zoogenoemdIJzeren Masker en het bedoelde keulschepersproduct er ook niets van zegt. Wel be-loofde de titel ook le denouement de la Co-mddie, maar deze treft men er niet in ; al-leen heet het in eene noot : psi cette his-» toire plait au public, on ne tardera pas0 a donner la suite, qui contient la fatale» catastrophe du C. D. R. et (de) la fin de» ses plaisirs qui lui couterent cher."

Waar blijkt nu iets van eene levenslangeopsluiting met een ijzeren masker? Het halfen half toegezegde vervolg schijnt niet tezijn uitgekomen. JACOB verzekert echter,dat ► quelques savants de Hollande se reu-» nirent pour accrediter un paradoxe base,» tout bien que mal, sur l'Histoire. Its annon-» cerent que le prisonnier ntasque etait cer-» tainement un jeune seigneur etranger, gen-» tilhomme de la chambre D ' ANNE d' Autri-» the et veritable pere de LOUIS XIV." Maardit beweren moet dan toch na 1745 zijnvooropgezet, toen er voor het eerst iets onderhet publiek kwam van den man met hetijzeren masker. Vrage nu: wie waren die9 quelques savants de la Hollande," of althans,waar, wanneer en hoe opperden zij de be-doelde gissing? A.—A.

Ridders van het Heelal en Concordiaet libertate. BILDERDIJK spreekt, Gesch.des Vaderlands, dl. XI. bl. 139 en 172),van Ridders van het fleelal, die in het mid-den der vorige eeuw te Amsterdam eenesocieteit (?) vormden en waaruit later hetgenootsehap Concordia et libertate (in de St.Luciensteeg?) zou zijn ontstaan. Wat warendat voor ridders? Zijn van hen nog anderebijzonderheden, dan die BILDERDTJK. t. a. pl.verhaalt, bekend ? Bezit b.v. iemand nogeen reglement, wetboek of iets dergelijksvan genoemde instelling?

R. R. K.

Gimmenich. Wie was GIMMENICH, die inhet midden der vorige eeuw te Amsterdamwoonde, tot de Doelisten behoorde en vanwien BILDERDIJK melding maakt, Gesch. desVaderlands, dl. XI. bl. 140 en 178.

R. R. K.

Hyacint van Nassau. BILDERDIJK spreektin het Xlde dl. van zijne Gesch. des Vaderl.bl. 3 en bl. 203, van HYACINT VAN NASSAUen diens nakomelingen, en zegt, dat de ge-schiedenis van een van hen merkwaardig is.Waar vindt men die geschiedenis ?

R. R. K.

39

Christus door heidensche schrijvers ver-meld. Mij zijn bekend TACITUS Ann. XV,44, Hist. V. 13 ; SUETONIUS, in Claud. XXV,(cf. SUID, in v. ZetartavOt et in v. Kleticl&o;)in Nerone XVI ; AELIUS LAMPRIDIUS, Aurel.,p. m. 194 (cf. JABLONSKI, III p. 44) FLAVIUSVOPISCUS in v. Aurel. p. m. 318, Saturninip. 360; PLINIUS, Epistt X. 97 et 98; CEL-SUS (bij ORIGINES) passim. Zeker zijn ernog meer plaatsen, vooral, bij de patres,die ik niet ken. JOSEPHUS mag, ofschoongeen heiden en ofschoon de locus niet zui-ver zijn moge, toch hierbij ook, als geenchristenschrijver, aangehaald worden : Antiq.,XVIII. 4, n°. 772. PHILO schijnt niets tehebben, zoo min als SENECA. In de reizenvan BJORNSTAHL (dl. VI) wordt gewaagdvan een oud handschrift, loch deze aan-haling kan ik niet juister geven. Vragenu, of er nog meer plaatsen bekend staan?De werken , zoo als van PERRET, Cala-combes de Rome, waar inscription in voor-komen, zijn voor mij ontoegankelijk, evenals TOB. ECKHARD, Collect. testimoniorum nonchristianorum de Christo.

HORA RUIT.

[E. GERLACH beweert in zijn ten vorigen jareuitgegeven werk, Die Weissagungen des A. T. inden Schriften des Flavius Josephus, dat de geheeleplaats bij dien schrijver, waar van CHRISTUS ge-sproken wordt, onecht is. Hij toont aan, dat, allaat men de woorden weg, die de meesten voorlater ingevoegd houden, JOSEPHUS toch zoo nietgeschreven kan hebben. Men zie Godgel. Bijdra-gen, 1863, 8e st. bl. 683-687.]

De oude van den Berg. Ik vond hetopperhoofd der Assassijnen den 0-ude vanden Berg genoemd; waar kan men omtrentdien oude meerdere bijzonderheden ver-nemen ?

S. S. S.[In de werken, die eenigzins uitvoerig over de

kruistogten handelen, vooral in dat van WILKEN.]

Bijdende bode van het hof van Gelder-land. In eene voor mij liggende genealogievan een geldersch geslacht ontmoet ikeen en andermaal de benaming van rijdendebode van het hof van Gelderland (in de 17'en 't begin der 18de eeuw). Wie kan mijzeggen, welk eene bediening dit was?

NIL AD:VIIRARI.

Prijs van de suiker in den aanvangder 16e eeuw (vgl. XIII. bl. 366). E. VANMEETEREN zegt in zijne Belgische of Neder-landsche historic, le dl., fol. 9: „Int jaer1508 quamen de twee eerste schepen vanZeelandt uyt Canarien met suyekeren terVere aen, ende de schippers en conden t'Ant-werpen het suycker voor geen twee blanc-ken t'pondt vercoopen." Het is dus wel

zoo, dat de suiker in het begin der 16°eeuw zeer goedkoop was, en dat de prij-zen van toen en nu zeer aanmerkelijk ver-schillen. Dat groot verschil kan niet enkelgelegen zijn in de qualiteit der suiker,noch ook daarin, dat het suiker-gebruiktoen op verre na zoo algemeen en dus devraag daarnaar ook zoo groot niet was alsthans; het zal wel hoofdzakelijk, zoo nietgeheel, gezocht moeten worden in de meer-dere waarde, die het geld in vroegereeeuwen had, waarvan in onze oude ge-schicdenissen menigvuldige bewijzen voor-komen en waardoor ook de levensmidde-len tot een prijs waren te verkrijgen, dieanders fabelachtig laag zou voorkomen.

Volgens COMMELIN, Beschrijving van Am-sterdam, kocht men in 1464 1 mud tarwe,1 mud rogge, 1 mud garst, 1 mud haver,1 ton appelen, 1 kan wijn en eene vettekalkoen te zamen voor 31 stuivers en in1473 een kinnetje boter voor 13 stuivers.Het mud was misschien gelijk aan 1,112ned. mud, de tonnemaat der appelen =2,43 ned. madden en het boterkinnetje = 80oude ponden. Volgens de Kronyk van VE-LIUS, kostte in 1482 een last rogge, waar-schijnlijk nagenoeg gelijkstaande met hetnederlandsche last, 90 rhijnsche goudgul-den, hetgeen, naar de tegenwoordige tij-den gerekend, goedkoop zou molten hee-ten, en toch staat dat jaar aangeteekendals een jaar zoo duur, dat vele lieden vanhonger omkwamen. Geen wonder, daar dearbeidsloonen zeer laag waren, zoodat inZeeland, omtrent dien tijd, een oppermanslechts een braspenning, een meesterknechtdrie groot en een landwerker nog geen stui-ver daags verdienden, en te Amsterdamhet daggeld van een werkman 1112 stui-ver en van een werkmeester (meesterknecht ?)2 stuivers beliep. In die tijden had eenpensionaris te Hoorn eene wedde van 26schilden = f18.70, dat is een stuiver daags,en voor 11 a 12 stuivers schijnt hij vanHoorn naar den Haag te hebben kunnenreizen. Toen in het jaar 1508 de stad Hoornvergroot werd, en vele menschen daaraanom niet arbeidden, ontvingen deze van destad eene gratificatie van een halven stui-ver daags. Deze en nog andere curieusebijzonderheden omtrent de vroegere goed-koope tijden vindt men verzameld in D.WILIANKS Amstellandsche Arkadia.

Het medegedeelde kon misschien ook ant-woord geven op de vraag in betrekkingtot de waarde der specerijen in de 16e eeuw,voorkomende in dezelfde aflevering van denNavovscher, blz. 364, en door denzelfdenmedewerker gedaan.

Haarlem. DIX'.

40

Willem I, prins van Oranje, door Jan-regui gewond (vgl. XIV. bl. 7). Ik meendat NEPTUNLS hetgeen hij wenscht te weten,kan vinden bij WAGENAAR, VaderlandscheHistorie, dl. 7, bl. 437 en volg. en bijde schrijvers door dezen aldaar aange-haald, waarbij ik voegen kan E. VAN ME-TEREN, Belgische of Nederlandsche Historie,deel 1, fol. 209 en 210.

Haarlem. DIXI.

Heidenen of Zigeuners. In de RevueBritannique van october 1863 komt op bl.464 en volgende het een en ander vooromtrent de Heidenen of Zigeuners. Het isontleend aan een onlangs verschenen werkvan den beer RICHARD LIEBICH, raadsheerin criminele zaken in het vorstendom Reuss,die, gelijk voor hem de bekende Engelsch-man BORROW, - in stele van over hetzonderlinge en raadselachtige Yolk, dat hemte refit belang inboezemde, de geheele boek-verzameling te raadplegen, welke hun oor-sprong en geschiedenis behandelt, en hon-derden van deelen beslaat, — zich de moeitegetroost heeft om tot de bronnen zelven, deZigeuners, te gaan, en alzoo uit eigeneoogen te zien en met eigene ooren te hoo-ren. De uitslag van dit onderzoek is, zoo-als wij zeiden, vervat in het bedoelde ge-schrift, ten titel voerende » De Zigeuneri;i:hunne zeden en taal, volgens mijne persoon-lijke waarnemingen." Een zeer uitgebreidwoordenboek van het Zigeunsch (of Bar-goensch?), mede in het werk opgenomen,verschaft aan de nasporingen van den heerLIEBICH eene dubbele waarde.

Men weet sedert ling, dat de zoogenaamdeHeidenen voor het eerst in Europa ver-schenen zijn ten jare 1417. [Volgens PICART,in diens Kronyk van Drenthe, zag men zereeds in ons vaderland ten jare 1914.] Deheer LIEBICH geeft toe, dat zij uit Indieverjaagd waren, loch gelooft, dat zij daarslechts eene ondergeschikte haste, en nieteen afzonderiijk yolk hadden uitgemaakt.Zonder zich echter door het op zoo ver-schillende wijzen ontraadselde vraagstuk vanhunne herkomst en verhuizingen te latenophouden, begint de schrijver zoodra mo-gelijk zijne beschouwing over de lotwisselin-gen der Heidenen op den duitschen bodem,een grond, die, gelijk men dadelijk zienzr,1, voor hunnen voet juist niet de aller-gastyrijste is geweest. In de jaren 1497en 1500 werden hen aangaande door hetHeilige rijk de allergestrengste wetten nit-gevaardigd. Daarin worden zij geschand-vlekt als spionnen der Turken, weshalvehun het verblijf in Duitschland wordt ont-zegd, en de rijksban over hen wordt nit-gesproken. Ten jare 1711 werd in het vor-

stendom Reuss eene verordening afgekon-digd, houdende, dat een iegelijk verpligtwas elken Heiden van het mannelijke ge-slacht te dooden, op welke plaats deze zichook beyond. De vrouwen werden gegee-seld en vervolgens op het voorhoofd, doormiddel van een gloeiend ijzer, met eenegalg gebrandmerkt. In 1725 gelastte koningFREDERIK WILLEM I van Pruissen, alle Hei-denen, die in zijne staten mogten komen,zonder onderscheid van geslacht, op te han-gen; alleen de kinderen bleven gespaard.In de Donau-vorstendommen zijn de Hei-denen nog ten huidigen dage slaven, enworden zij verkocht gelijk de Negers inAmerika.

Oogenschijnlijk moesten derhalve, de straf-heid der tegen hen uitgevaardigde wettenin aanmerking genomen, de Heidenen ge-heel en al van den duitschen bodem alsweggevaagd zijn. Volmaakt het tegendeelis echter waar. In geen gedeelte des aard-bols welligt hebben zij zich meer weten tenestelen en voort te planten. De redendaarvan ligt voor de hand : aan den eenenkant werden de keizerlijke wetten slechtsuitgeschreven om niet gehoorzaamd te wor-den, en, aan den anderen kant, onder deheerschappij der bijgeloovige vrees, die deHeidenen inboezemden, begunstigde hetlandvolk de vogelvrij-verklaarden op allerleiwijzen. De boeren-menschen lieten zichgaarne door hen waarzeggen trachtten, ophunne aanwijzingen, schatten te ontdek-ken, en waren vooral beangst om, bijaldienzij den Zigeuners eene gastvrije opnameweigerden, hunne kudden betooverd en hunnehuizen in den brand gestoken te zien. Doorden algemeenen waan werd aan de Heide-nen eene bovennatuurlijke magt toegedichtover vee en vuur: zij waren in staat, be-weerde men, de beesten van de ziekten, diezij hadden, te genezen, of hun ziekten, diezij niet hadden, te geven ; evenzeer kondenzij voor de genoten gastvrijheid de boeren-hofsteden en schuren door toovermiddelenvoor den » rooden haan" beveiligen. Menziet dus, dat er niets hevreemdends in is,dat deze verworpelingen der ambtenarende strafheid der wetten wisten te ontgaan.Ten alien tijde is de angst, met het bij-geloof tot bondgenoot, een magtige bescher-mer geweest!

Hetgeen het leven der Heidenen vooralkenmerkt, is de reis zonder end, de voort-durende vlugt. Geen wandelende .rood isgrooter zwerver dan zij. Bijkans nooit eenander dak hebbende dan den blaauwen hemel,of het graauwe zwerk, zijn ze gemeenza-mer met de natuur dan de meeste land-bewoners, en hebben zij vrij wat meer ken-nis dan dezen van de eigenschappen der

41

kruiden en de gewoonten der dieren. Hunlievelingsgeregt is egel, welk wild zij opduizenderlei wijzen verschalken. Eene oudeHeidin verhaalde op een dag aan den heerLIEBICH een droom, waarin haar geopen-baard was geworden, dat in het leven nadit leven de Heidenen niets anders zoudeneten dan egelvleesch. Men kan hieruit op -maken, dat ofschoon de Zigeuners voorhet uiterlijke zich steeds in den heerschendengodsdienst voegen, hunne innige denkbeel-den zich echter nog een anderen hemelvoorstellen dan den onzen. En echter, watmerkwaardig is, is er bij hen geenerlei her-innering, geenerlei plegtigheid, geenerleikenmerk uit eenigen heidenschen godsdienstovergebleven.

Men vindt bij de Heidenen zekere ge-bruiken, waarvan geene voldoende verkla-ring valt te leveren : van lien aard wasb. v. de lang door hen onderhouden gewoonteom de grijsaards en zieken, die niet meerbij magte waren den troep te volgen,levend te begraven, hetgeen deze, voor hetoverige, zelve begeerden. De heer LIEBICHheeft ettelijke Heidenen ontmoet, wien hetnog voorstond, dat zij hunne grootouders,ja zelfs hunne varier en moeder, haddenhooren spreken van zulke begrafenissen,waarbij zij tegenwoordig waren geweest.In 't digste van een heel donker wouddolf men in 't bijzijn van dengenen, dieverlangde te sterven, een graf (handako),en daarin werd vervolgens de levensmoedeZigeuner, in zijn beste kleederen uitge-doscht, langzaam nedergelaten, terwij1 on-dertusschen zijne magen en vrienden hemin koor toezongen Dscha tele, dscha tele,o palap4n baro wele!" Dit lied, dat werdaangehouden totdat de groeve met aardegevuld was, beteekent »Daal neder, daalneder, de wereld wordt groot", of, zoo alsde Zigeuners het zelve overzetten, »Laatu naar beneden glijden, laat u naar bene-den glijden, daar de wereld zoo vermeert ;"met andere woorden » Gij deugt tot nietsmeer : de wereld kan zonder u wel voort-gaan; gij moet voor de jongeren plaatsmaken." Volgens eene andere lezing, dochthe minder algemeen schijnt aangenomen,zong men in plaats van » De wereld ver-meerdert zich," » De wereld weegt u," of» De wereld is U boos." Voor het overigeis dit gebruik den Zigeuners alleen nieteigen : nog lang na de invoering van hetChristendom waren de oude Germanen, enzelfs de Duitschers, gewoon, zich zelvenvan kant te maken, of zich van 't levente doen berooven, wanneer zij zich doorouderdom verzwakt gevoelden. Zij reken-den het eene schande, een kwijnend levennutteloos voort te slepen. Aldus redde, in

den aanvang der 13de eeuw, op de Lunen-burger heide, eene gravin van Mansfeldeen grijsaard nit de handen zijner kinde-ren, op bet oogenblik, dat deze hem wil-den doodslaan.

Ten opzigte der verdeeling en maat-schappelijken toestand der Heidenen, is deheer LIEBICH de volgende bijzonderhedenmagtig geworden.

» De tegenwoordig in Duitschland verblijfhoudende Zigeuners (zegt hij) laten zich,naar mij gegeven inlichtingen, waarop staatkan worden gemaakt, in drie afzonderlijkeafdeelingen scheiden : de » oude Pruisen,"die vooral in Silezie en het Groothertog-dom Posen rcndzwerven : de nieuwe Prui-sen," en de » Hanoveranen." Elke dezerafdeelingen heeft hare eigene kleuren envereert een bijzonderen boom of struik. Dekleuren der oude Pruisen" zijn zwart enwit [in Pruisen nog de rijkskleuren], endoor hen wordt de den (volgens anderende hageroos) voor heilig gehouden. De nieuwePruisen hebben groen en wit voor hunnekleuren en besehouwen den mei- of pink-sterboom (pattersia-kro rukk) d. i. den berk,als heilig. De ll flanoveranen" voeren zwart,blaauw en goud en vereeren den hagedoorn,(jarriengero morinengero rukk). Alleen vanden laatsten heb ik de reden kunnen ont-dekken, waarom bepaalde Heidenen hemzoo bijzonder onderscheidden : doch hetheeft mij niet mogen gelukken uit te vin-den, waarom hij voor de » Hanoveranen"heiliger is dan voor de anderen, en slechtsdoor de » Hanoverailen" als zoodanig wordtbeschouwd. Naar luid eener legende, dieook thans nog in omloop is, zoude voorvele eeuwen een koning der Zigeuners,door zijne vijanden vervolgd, zich achtereen hagedoorn verstopt en zoodoende, ter-wijl alle de zijnen in de pan werden gehakt,zijn leven gered hebben. Het blazoen derHeidenen is voor alien hetzelfde : het ver-toont een egelvarken, doch onderscheidt zich,naar de afdeeling, door een dennetak, eenberke- of een doorneblad, die het beest inden snoet houdt. Elke afdeeling heeft haareigen opperhoofd, en verzamelt zich allezeven jaren met pinksteren om hem heen.

E. 0. B. R.

Willem van Braam (vgl. XIII. bl. 41,99, 164, 235). Het is ons gebleken, dat hett. 1. a. pl. medegedeelde niet in alien deelejuist is. Wij ontvingen daaromtrent hetvolgende berigt, dat wij alle reden hebbenom voor zeer naauwkeurig te houden.

» In de kerk te Brummen leest men opeenen grafsteen:Hier rust Vrouwe URSULA MARTHA FEYTH

Vrouwe van Engelenburg, Mevrouw van

6

42

den WelEd. Gestrengen Heer JACOB PIETERVAN BRAAM, Colonel en Kapitein ter zeeten dienste dezer Landen. — Overleden opden huize Engelenburg op den 24 Sept.1780 in den ouderdom van 29 jaar."

De inzender uit Brummen heeft den in-houd der twee bovenste regels van hetopgegevene niet kunnen lezen, als gedeel-telijk bedekt door de bank der diakenen,en is dus door den naam van VAN BRAAMen den titel van kolonel enz. ter zee ophet dwaalspoor gebragt. In het register vanden burgerlijken stand te Brummen wordtde naam der plaats van het overlijden enz.geconstateerd.

De beer PIETER VAN BRAAM was broedervan den held van Doggersbank. Den 20"ennovember 1780, dus kort na het overlijdenzijner echtgenoot, verkocht VAN BRAAM denEngelenburg aan R. J. VAN CAPELLE endeze laatste droeg in 1789 den Engelenburgover aan T. A. VAN DER HEYDEN. De beukenallee van den Engelenburg heb ik nooitde van Braams-allee hooren noemen. Dielaan is gepoot in 1786 en 1787."

Geschiedenis der Vrijmetselarij. De vrij -metselarij is thans geen geheim meer, endit zeggende spreek ik hier niet alleen vanhet doel der orde, bet geluk van den menschte bevorderen door hem beter te maken,den ruwen steen in een kubieken te ver-anderen, de erkenning van een oppermag-tig bouwheer des heelals en van het eeuwigeleven, de algemeene broederliefde enz.; maarook de ritualen, woorden en herkennings-teekenen, de allegorien en legenden en harebeteekenis : deze alle zijn in de boeken,door de broeders vrijmetselaren uitgegeven,te vinden. De oorsprong evenwel der ordeblijft mij steeds duister. Terwijl sommigentoch er de voortzetting van de mysteriender oudheid, anderen die der Tempelheerenin zien, brengen weder anderen die totde Johanniterorde of tot de •vereenigin-gen der werklieden bij het bouwen derkerken op het einde der middeleeuwen. Noganderen wijzen Engeland als het vaderlandder orde aan. Ware het zoogenoemde Char-ter van Keulen echt, zoo waren wij eengrooten stap verder. Er zijn evenwel ge-wigtige gronden om aan die echtheid tetwijfelen. Nu vraag ik: wanneer vindt menhet eerst in gedrukte boeken van de vrij-metselarij gewag gemaakt ? Zijn er reedssporen van te vinden in boeken van de16de eeuw ? In een brief van den bekendenaartsbisschop van Keulen HERMANN (febr.1532) aan n. C. AGRIPPA, vind ik wel dewoorden : Quare te hortamur ad nos, quam-primum tibi opportunum fuerit, venias, uttecum, quae Uteri s commendari non convenit,

conferamus, tuumque erga nos hucusque incog-nitum amorent mutuis collationibus firmenrig.De uitdrukking is evenwel te algemeen omtot eenig bewijs te strekken, evenzeer alseenige woorden, die in de brieven van ME-

LANCTHON voorkomen.A.

Stavoren. »Deze tijd was Stavoren nogeen zeer schoone ende vermaarde koop-stad, also dat de Inwoonders ofte Burgersvan dien in alle hoogheid en rykheidfloreerden, daar was den eenigen Stapel enKoophandel van geheel Friesland, zy leefdenin alle weelde en voorspoed, zo datze uitverwaande dertelheid schier niet wisten wat-ze deden, zy lieten haar Stoepen en Lee-ningen voor de Deuren vergulden, zo datmen daarom zeide, dat zy die met goudhesloegen. In zumma, zy deden alles, watbehaaglykheid en oogs zinnelykheid op gaf,waar om zy ook by velen, de verwaandeKinderen van Stavoren genoemt wierden,dog als het nu alles in voorspoed na harenwille dus gelukte , ende zy bykans tenoppersten en hoogsten graad gekomen wa-ren, alzo dat het glas des geluks nu meestuit en verlopen was, is haar het tegendeelweder bejegent, dat dog gemeenlyk in zoo-danige zaken altyd geschied, zo dat doordien haar grote hoogheid, schier tot deonderste nederigheid gekomen en wedergeraakt is.

De oorzaak van dien kwam uit de dar-telheid van een Weduwe, ofte ryke Koop-mans Vrouwe, die met haar goed geen eindewiste. Deze als zy eenen Schipper bevragthadde op Danswyk, hadde den zelven ookbevel gegeven, om van daar weder te bren-gen de beste ware, die al daar te bekomenwas. Ende vermits hy niet beter als Weitdaar wist te krygen, heeft hy daar merlezijn Schip geladen, 't welk brengende totStavoren, haar zeer mishaagt heeft, dat hyniet beters brogte, zeggende, had by hettot Bakboord ingenomen, by zoude hetstraks in 't aanzien van haar weder totStuurboord uitwerpen, 't welk zo terstondgeschied is.

Ende ziet een wonderlyk teken, Myra-kel en plage Godts, dat een gantsche Stad,ja 't gehele Land, door de overdaad vandeze eenige Vrouwe overkomt en geschied,want zo schielyk was deze Weit van deBoots gezellen . niet over Boord gesmeten,of daar schoot terstond een groot hoog Zandvoor, zo dat 'er na dien geen meer geladenSchepen aan kwamen, en word nog op dezentegenwoordigen dag, vermits het by haaroverdaad en toedoen daar kwam, het Vrou-wen Zand genoemt, en is nog zeer periculeusmet geladen Schepen daar omtrent te komen,

43

waar voor hem de Schippers nog zeer nauwmoeten wagten. .

En zo is Stavoren aldus met 'er tyd we-der vergangen, vermits daar geen meer ge-laden Schepen aan konden komen, is doordien de Stapel ende Koophandel daar ookte niete gegaan, alzo dat namaals deze rykeflorerende Stad, zo wel door twist, twee-dragt en Oorlog, als gebrek van Neringeten val, ende nedersten Ondergang gekomenis. De gene die daar woonden, wierden naverloop van de Nering, van velen zeer ge-haat, bezonder van de gene die uit denAdel waren, die de hoogmoedige Pompe-rye der Stavorsche 13urgers niet kondendragen, want door haar grote welvaart enNeringe zy schier al bedreven wat zy wou-den, en datze zo in alle praal te dryven,den Adel niet gelyk, maar ver te bovenwouden wezen, 'twelk ook geen kleyne zake 1hares ondergangs geweest is, want zy doorhare overvloedige Rykdom van vele bevog-ten en aangetast zyn."

Dit verhaalt OCKA SCHARLENSIS op hetjaar 1198 en bij verscheidene andere schrij-vers vinden wij nagenoeg hetzelfde. Hetspreekt van zelven, dat wij niet alles voorgoede munt kunnen aannemen. De ver-telling van de rijke, brooddronkene we-duwe heeft haren oorsprong waarschijnlijkin den naam Vrouwenzand, dien de bankvoor de haven draagt in verband met denrijkdom en de weelde der bewoners van diestad in vroegeren tijd. Maar welke zijn deoorzaken geweest van het verval van Stavoren? In hoeverre is die bank er de oor-zaak van geweest? Wanneer is die ont-staan en is die in lateren tijd toegenomen?De toegang tot de haven wordt er door be-.moeilijkt, dit is buiten twijfel; maar gela-den schepen van die soort, welke men inde middeleeuwen gehruikte, kunnen tochnog wel binnenkomen. 1k vraag dus wanneeris het verval van Stavoren begonnen ? Hoe-lang is het nog eene handelsstad gebleven?En in hoeverre hebben tot het verval vandie stad de volgende oorzaken medegewerkt?

Het Vrouwenzand.De weelde en overmoed der inwoners.De binnenlandsche twisten.De invallen der graven van Holland.De toenemende bloei van andere handels-

steden aan de Zuiderzee gelegen.

Wellington te Brussel in den nacht vanden 15d" junij 1815. Daar er verschillendeverhalen in omloop zijn omtrent de tegen-woordigheid van den hertog van Wellingtonop het bal der hertogin van Richmond, enmen daaruit allerlei gevolgtrekkingen heeftafgeleid — zij het ons vergund hier medete deelen, wat wij voor de waarheid houden.

De hertog had zijne eerste orders uitge-vaardigd op de aankomst van den prinsvan Oranje, en vervolgens wederom (bijde bevestiging van diens berigten doorgeneraal MUFFLING, den pruissischen staf-officier aan 's hertogs hoofdkwartier) spoe-dig na drie are des namiddags. Zijne eind-bevelen gaf hij des avonds ten 10 ure, enging toen naar het bal. De prins van Oranje,die mede op de danspartij was geweest,had vroeg in den avond, voor het souper,zijn afscheid genomen, en was naar zijnekwartieren te Braine le Comte vertrokken.De hertog van Wellington bleef: en bijhet souper, omstreeks te middernacht, ver-scheen de prins, die al twee uren was weggeweest, weder plotseling in het middender gasten, liep naar de plaats waar dehertog zat, en fluisterde hem eenige woor-den zoo zachtjes in het oor, dat niemandder omzittenden er iets van verstaan kon.Deze antwoordde daarop koeltjes, » dat hijgeene verdere orders te geven had," envoegde er bij : ll Ik geloof dat het best watgij doen kunt, is naar bed te gaan." Hieropverliet de prins het hotel , en de hertogbleef nog een twintig minuten daarna zit-ten praten met de dame aan zijne regter-hand. Daarna stond hij op, oogenschijnlijkom den hertog van Richmond goeden avondte wenschen, maar eigenlijk om hem tevensbinnensmonds te vragen, » of hij ook misschien eene kaart van het land had ?" Degastheer verliet den disch, als ware het omden opperbevelhebber uitgeleide te doen,en bragt in zijn studeervertrek do kaartvoor den dag. Zoodra zij alleen warenzeide WELLINGTON : » BONAPARTE heeft mijdaar bijna een dagmarsch afgewonnen !" —» En wat denkt gij nu te doen?" vroeghem de hertog van Richmond. » Hem teQuatre-Bras ontmoeten ," antwoordde degevraagde, » maar wij zullen hem daar nietkunnen ophouden, en, zoo wij eat nietkunnen, zal ik hem hier bevechten," enmet een trok WELLINGTON den nagel vanzijn duim op de kaart door de vlakte vanWaterloo. Hierop vertrok WELLINGTON.In de feestzaal teruggekeerd , deelde dehertog van Richmond onmiddellijk het ge-sprek, dat hij had gehad, aan onzen berigt-gever, dien hij aan het souper had ach-tergelaten, mede, en wees hem de kaartmet de nagelstreep door de bedoelde vlakte.

Wij hebben deze bijzonderheden uit denmond van een der meest uitstekende over-levenden van den veldslag bij Waterloo,die aan het souper, op eene na, het digstnaast WELLINGTON had gezeten. — Uit deEdinburgh Review overgenomen in de Lei-sure-Hour voor 1863, p. 208.

J. H. VAN LENNEP................

6*

44

Madame Krudener. Wie was madameKRUDENER, die zich in de vorige eeuw metmystiekerij schijnt te hebben afgegeven ?

t

Wonderkuren van Hohenlohe. Ik vondergens melding gemaakt van de wonderku-ren van HOHENLOHE. Wat waren dat voorkuren ?

GESCHIEDEMS DER LETTERKUNDE.

Lied van 1799 (vgl. XIII. bl. 336). Ikben in de gelegenheid SAX() SYLVIUS te kun-nen mededeelen den naam des dichters vanhet achttal . coupletten aldaar opgenomen enaanvangende met» Heft aan, regtschapen kroost der vadren,enz.

Zij zijn van mr. HENDRIK VAN ROIJEN ente vinden in den I'eestzang voor den 19December 1799. Bij het plechtig vieren vanden aftocht des vijands, en het geheel verla-ten van den Bataafschen grond, door de En-gelsch-Russische legerbenden. In den Haag,1799. (Zonder naam van uitgever of druk-ker.) In dien Feestzang zijn de genoemdecoupletten met een * geteekend en werdenop den dag van het feest, bij het houden derredevoering in de Kloosterkerk in den Haag,op het orkest gezongen. De muziek wasvervaardigd door den burger C. F. RUPPE.

Daar die gelegenheidszang waarschijnlijkniet veel meer voorkomt, deel ik hier deoverige Brie coupletten merle.

Achter het 3de couplet volgt:

Zij zijn geveld, die ons bestreden,Hun dreigend zwaard is afgeweerd,

En d' oever, dien zij rooken deden,Is in hun eigen graf verkeerd. —

Rijst statig opwaards, Hollands duinen !Gij draagt, op uw verheven krninen,

De tekens van Bataafschen moed : —Uw voet schraagt d' eerzuil onzer Helden,Die dankbaarbeid hun, in de Velden

Der Overwinning, stichten doet.

Bataven, Franken, echte ZoonenVan hun, wier beeldnis op u straalt!

De Laanwren, die uw schedels kroonen,Zijn Laauwren op den Brit behaald. —

U heeft geen laffe vrees gekluisterd,Geen schandvlek uwen naam ontluisterd,

De Vrijheid is door U bewaard : —Gij keert terug, met roem beladen,Het Vaderland bekroont uw' daden, —

Uw' deugd is zulk een' hulde waard ! —

En achter het Ede :

Juicht, Fransche Helden ! juicht Bataven !'t Geweld van Albion verdween,

Hij, die ons keetnen wilde, als slaven,Vlucht, voor het oog der Volken, heen:—

Zijn Noordsche Horden zijn geslagen,Hij zelf moest vrijen aftogt vragen,

Of vallen voor uw dwingend staal ;Mogt hij zich ooit Verwinnaar waanen :Ontrolt d' op hem verwonnen vaanen, —

En roemt in zulk een' Zegepraal.

Ten slotte een kort woord over den dich-ter. In 1761 te Leiden geboren, werd hijna 't voleinden zijner studien rector derlatijnsche school te Vlissingen. Tot lid vanhet wetgevend ligchaam in 1798 benoemd,verliet hij de geleerde loopbaan om voort-ann de staatkundige te blijven betreden.Na lid van den raad van marine gewordente zijn, werd hij in 1803 naar Vlissingenafgevaardigd om de uitrusting te bevor-deren der naar Boulogne bestemde flotilje.Onder de fransche overheersching was hijlid van het corps legiRlatif ; terwijl hij, nade gelukkige omwenteling van 1813, zichaan het hoofd zag geplaatst van het post-en vervoerwezen, en later staatsraad werdin buitengewonen dienst met zitting in denraad van state. Eerst ridder, werd hij laterkommandeur der orde van den Nederland-schen lecuw. — Hij overleed 16 Julij 1844(te 's Gravenhage?). Al gaf hij slechts weinigin 't licht, hij was toch een gelukkigbeoefenaarder oude en nieuwere letterkunde. Zijn car-men elegiacum in Michaelem de Ruyter werdbekroond ; voor J. ERNIERINS, Zeeuirsche oud-heden, IV, 222, vertaalde hij in nederduitscheverzen de latijnsche elegie ter eere vanJOHANNES GRUTERIUS, voornaamsten stich-ter van het Paradisus Mariae bij Homers-waal. Ik bezit een niet in den handel voor-komend gedichtje : Bij de tachtigste verjaringvan inijnen wader 183 28 10; later in denilluzen-almanalc van 1819 opgenomen. Reedsin zijn akademietijd met VAN DER PALM

bevriend, vierde mr. m. c. VAN HALL ineen krachtig gedicht het vijftigjarig feestdaarvan (v. Ged. II, 69) ; rigtte tot hemzijne Herinneringen en, uitnoodiging, naar aan-leiding van HORATIUS (Ged. II, 127); ter-wijl hij nogmaals de dichtlier besnaarde tengelukwensch bij VAN ROIJENS herstel naeen zwaren val (Ged. III, 94).

M. J. C. A.

Album van Petrus Hondius (vgl. XII.bi. 273). Dit album werd 11 april 1859op eene verkooping van handschriften enautographen, afkomstig van FR. VAN AER-

45

SEN VAN SOMMELSDIJK, te 's Gray enh. bij M.NIJIIOFF verkocht voor /140, trooper mijonbekend. FRISIUS SECUNDUS.

Liederen. Wie kent niet het lied in zijngeheel, hetwelk aldus begint:

Lorsque le Createur fit l'homme a son image,Il le mit cote a cote la femme qu'il cr6a etc.

En van een ander, waarvan het Pte cou-plet dus begint :

Ah, que de peine dans la vie ;Ah que de tribulation ! etc.

en een volgend couplet :

Chanter est un plaisir vulgaire;L'on chante dans tous les pays ! etc.

Het laatste heeft tot opschrift:

Le peintre au cabaret.

Die ze kent, zal mij zeer verpligten,ze op te geven.

Frederik Adami. In 1847 verscheen vandezen schrijver in het Mengelwerk der Va-derlandsche Letteroefeningen, bl. 276 vlg. eenebijdrage omtrent den man met het ijzerenmasker. Wat is er bekend omtrent denschrijver van dit opstel? Leeft hij nog, enzoo ja, waar ?

A.—A.

Synoptici. Wanneer is aan de drie eersteevangelisten in den canon deze qualifici-catie gegev en ? Of bij welken schrijver vindtmen hen het eerst aldus te zamen gevat ?

A. en L.

Helmers' Hollandsche Natie. De eerstedruk der Hollandsche Natie van HELMERSheeft. gelijk men weet, ten gevolge derfransche censuur, vele verminkingen onder-gaan, welke in de latere uitgaven hersteldzijn. Doch kan iemand mij de reden opge-ven, waarom in den eersten druk alleentwee regels voorkomen, die met de censuurniets to maken hadden en con lofspraakbehelzen op den admiraal van KINSBERGEN ?Waar de dichter bij de vermelding van denslag op de Doggersbank de schim van DEWATER uit de baron doet opstijgen, om denvaderlandschen schepelingen mood in teboezemen, voegde hij er bij :

Kinsbergen was het, die bij 't buld'render kartouwen,

Het eerst gewaardigd word dien holden-geest to aanschouwen.

Deze regels zijn in de latera uitgavenonderdrukt. Was het op verlangen van KINS-

BERGEN zelv en ; en kon diens zecligheid nietdulden, dat hij alleen van alle nog levendekrijgs- en zeelieden dus geroemd werd ? Wijhebben reden om dit zeer te betwijfelen.Of stond het welligt in verband met denonwil, bij velen, en denkelijk ook wel bijKINSBERGEN, tegen HELMERS opgewekt, doorden toon van verregaande minachting, waar-op hij zich in zijn dichtstuk uitgelaten hadover den bekenden amsterdamschen bur-gemeester » vader HOOFT" (door hem tenonregte een telq van den drossaard genoemd),wiens dochter met KINSBERGEN was gehuwdgeweest ? Wie weet mij zulks op to helderen ?

NIL ADMIRARI.

Hemsterhuis. Van een der geleerdenvan dezen naam verzekert BJORNSTAHL

(III. 177) dat hij aanmerkingen op de evan-gelien geschreven heeft. Waarschijnlijk zijndie nooit uitgegeven ; zoo ja, echter, danverzoekt men berigt, en anders inlichtingenof er inderdaad van zulke aanmerkingenergens een handschrift bestaat.

H. R.

Zang aen de Leydsche Burgery. Onlangsvond ik onder andere oude papieren eenvers in hs., getiteld : Zang aen de LeydscheBurger!! by 't begin van den Jaere 1789; tengevalle van de Weezen derzelve stad." zon-der den naam van den vervaardiger.

Als motto staan er deze regels vanL. W. VAN MERMEN voor :

»De Godheid-zelf slaet, vroeg en spade,Hem, die grootmoedig zich ontfermt,Lich over weeuwe en woes erbermt,Uit zijnen hoogen Hemel gade :Hij wordt door de Almagt steeds besehermt."

Het bestaat uit 20 coupletten, ieder van8 regels, waarin bier en daar verande-ringen zijn aangebragt, soms een geheeleregel.

Gaarne wensch ik to weten, van wienhet vers is, en of bet gedrukt is gevvor-den ; den geleerden leidschen archivaris,jhr. W. J. C. RAMMELMAN ELSEVIER, diezoo good bekend is met al wat Leidenbetreft, zal het misschien wel bekend zijn.

Als proeve deel ik het eerste coupletmede :

» Geeerde Burgery I die steeds uw mildewooning,

Voor lydende onschuld, bly, gewillig open-hieldt ;

Ontvang der Weezen hulde en schaemledankbetooning,

De zuivere erkentenis, die hen geheel be-zielt ;

46

Duldt, dat zy vrolijk tot u dringen,Uw' min een lied ter eere zingen;

Neem kransje gunstig aen, dat hunnehand U vlecht,

En in 't gewydst gevoel, op Uwen schedelhecht."

J. H. L. VAN DER SCHAAFF.

Papinianus of regtsgeleerden helden-moed. Mr. H. w. TYDEMAN zegt in zijneaanmerkingen op de verhandeling van denhoogleeraar mr. J. F. SCHEIDIUS, »over dendood van Papinianus, geveld door het zwaardvan keizer Caracalla," in het letterkundiggenootschap Prodesse conamur te Arnhemvoorgelezen, en, na den dood des schrij-vers, door mr. J. H. VAN DER SCHAAFFin de Mnemosyne van H. W. en B. F. TYDE-MAN geplaatst (dl. VII. bl. 231-268,Dord. 1826), dat het treurspel : Papinianusof regtsgeleerden heldenmoed, 1723, 4°, vanC. HOOFMAN, den vader van de begaafde,te weinig bekende ELISABETH HOOFMAN, 1S.

Nu staat echter in een werkje, te Dor-drecht in 1855 uitgekomen, getiteld : Hui-selijk leven en lotgevallen van ELISABETHHOOFMAN, " (wie is hiervan de schrijver?)dat dat treurspel niet van haar vader is,maar van haar broeder CORNELIS HOOF-MAN, die drie tooneelstukken schreef. Ik zougaarne willen weten, wie gelijk heeft.

J. H. L. VAN DER SCHAAF.

It aade Friesche Terp, of Kronyk derGeschiedenissen van de Vrye Friesen enz.Byeen gestelt voor de Liefhebbers der Yry-heid, als een korte jaartelling of chrono-logie, beginnende met den jaare 313 voorde geboorte van Christus, tot den jaare1677." Het bijvoegsel, dat de geschiedenisvervolgt tot 1712, zal vermoedelijk in deneersten druk niet voorkomen. De tweedeis van 1743.

Wie was de schrijver van dit werkje ?Onder de aan het einde bijgevoegde » Land-verdeeling van Friesland" staat » Geschre-ven in slaavernye, en gegeven in April in't Jaar onzes Heeren 1678." In welkeslavernij leefde de schrijver?

Eritis sicut Deus. Wie is de schrijvervan dit werk ? A.

Veri. Wil iemand mij eenige bijzonder-heden mededeelen omtrent den graaf VERIen diens ► vermaarde stellingen." (Zie VONFEUCHTERSLEBEN, Zur Didtetik der Seele, bl.97 der 13" editie.) A.

V. d. Aa, Biographisch Woordenboek.In het Biographisch Woordenboek van V. D.

AA, dl. II. bl. 690, wordt Querela inofficiosi.testamenti vertaald ► Over de bezwaren vaneen niet officieel testament"!

In een der laatst nitgekornen alleverin-gen (letter L) wordt de heer LOKE uitVlissingen, genoemd J. J. LOIN, geborente gestorven te . terwijl het toch alzeer weinig moeite zou gekost hebben, vanzijne familie eenige bijzonderheden omtrentzijn leven te weten te komen. Maar deopsteller van het artikel heeft niet eenshet werk dat hij vermeldt ingezien.

Dit zij hier gezegd, niet om de verdien-sten van het werk te verkleinen, maar omaan te sporen tot eenige meerdere naauw-keurigheid. A.

Don Jorge Manrique. Onder de gedich-ten van LONGFELLOW komt (dl. 1. p. 27der Tauchnitz-editie) eene vertaling vooreener ode van den spaanschen dichter donJORGE MANRIQUE. Gaarne maakte ik kennismet het oorspronkelijke gedicht. Is dit inNederland te bekomen? Vooral van de vierstanza's, die MANRIQUE na zijn dood ophet slagveld bleek bij zich te hebben (0World so few the years we live enz.),wenschte ik den spaanschen tekst te kennen.Welligt deelt iemand lien in den Navor-scher mede. A.

Verba valent usu, sicut nummi (vgl. XIII.bl. 243). De vraag van t wie dat ge -zegde het eerst in schrift heeft gebragt,kan ik niet beantwoorden, maar ik heb eenpaar opmerkingen. De eerste is, dat hetverzet van BILDERDIJK en DA COSTA te-gen het eerste lid, mijns inziens niet magworden aangenomen. Ook hier gaat depraktijk boven de leer van die heeren.Men vergelijke daarbij wat IlORATIUS, inzijne Ars poetica en in zijne Epistolae dien-aangaande zegt. De tweede opmerking, diemij eigenlijk de pen deed opvatten, is, dathet tweede lid dier uitspraak mij voorkomtverre van eene dwaling te wezen. Geld,zegt t 2 , ontleent zijne waarde niet vaneen willekeurig gebruik. Maar van eenwillekeurig gebruik is hier geen sprake. Hetadagium zegt eenvoudig, het gebruik be-paalt de waarde van het geld. Met anderewoorden: het geld is niet altijd even veelwaard : het is aan koers onderworpen. Dochom dit tegen te spreken, is het niet genoegzich te beroepen op de fixiteit der waarde,die de gulden (immers die van ons tegen-woordig muntstelsel ?) heeft, en die in iedergeval een standpenning is, en dus een muntniet aan koers onderworpen. Om de waar-

47

heid van het adagium te erkennen, moetmen hooger opklimmen en we] tot die tij-den, waarin de waarde van het geld al-les behalve vast stond en, zoo onze nudegeschiedenissen bewijzen, soms aanmerke-lijk verschilde, terwiji het in ieder geval

dan toch ook bekend is, dat de vreemdemuntspecien hier te lande niet altijd de-zelfde waarde hebben. De uitspraak moetdus cum grano salis worden opgevat.

Haarlem, DIXT.

KUNSTGESCHIEDENIS.

Camphuysen (vgl. XIII. blz. 372). Zalde arme KAMPHUYZEN (want zoo schreefbij zelf zijn naam) dan nog altoos ver-volp d worden voor een kreupeldicht, dathem niet aangaat, en dat dan nog wel opgrond van een schilderij, dat hem waarschijnlijk evenmin raakt. Met die laatstemeening spreek ik mijn eigen aanteeke-ning in mijn Inleiding op zijn Stichtel. Rijmen.(Schiedam, bij ROELANTS 1861; blz. X)tegen, waar hij nog als maker vermeldwordt; dit belet echter niet, dat de sedertaan 't licht gebragte naamteekening nietDIRK maar GOVERT KAMPHUYZEN als zoo-danig kennen doet. Daar hij dan ookreeds met zijn 18de jaar de schilderkunstvaarwel zei, om zich op de studie toe teleggen, is het niet denkelijk, dat hij reedsdergelijke proeven van zijn kunsttalent ge-geven hebben zou. Wat echter het straf-dicht op STARTER betreft, dit is hem heteerst in de langwerpige Amsterdamscheuitgave van 1647 (Amsterdam, bij coLom)toegedicht, maar zonder grond, en daaromook in een latere gewone uitgave (Rot-terdam, bij NAERANUS, 1658) met anderein een afzonderlijke vierde afdeeling onder-geschoven en KAMPHUYZEN niet toereken-bare verzen geplaatst. Een vierregelig slot-copletjen, bij coLom weggelaten, maar inApollo's Harp (1658) opgenomen, doet onszien, dat de maker in Langerak thuis hoorde,en ik heb daarom, in 't eerst volgend nom-mer der Dietsche Warande (VI. 6.) eengissing omtrent zijn naam gewaagd. Be-halve naar 't daar gestelde mag ik L-F-T.dien ik gaarne een waardiger dunk vaneen der edelste menschen zou bijbrengen,dan hij that blijkbaar heeft, naar de aan-gehaalde Inleiding en BUSKEN HUETS Kronielcen kritiek (in den Gids voor 1862, blz.941) verwijzen.

VAN VLOTEN.

De tooneelspeelster Lobe (vgl. XII. bl.245, 338 ; XIII. bl. 92). In het Tijdschriftvoor Geschiedenis en Oudheden enz., van,Utrecht 1845, vindt men blz. 97, eene bij-

1

drags omtrent de familie LOBE, afkomstiguit Vlaanderen, doch waarvan een takin 1576 reeds te Utrecht in aanzien was,en er veel vroeger zich gevestigd had.

Het geslacht breidde zich zeer uit ; althansPIETER LOBE, geb. 1640, had (bij tweevrouwen) niet minder dan twee en twin-tig kinderen verwekt. Een zijner zoons,die blijkt nog in 1780 in leven te zijngeweest, was vader slechts van de heeft,dus maar elf kinderen ; kan mile. Losf, hierbedoeld, een lid dier familie geweest zijn?

..............

Werken met prenten van Jan of Cas-per Luyken (vgl. XI. bl. 272, 310, 371;XII. bl. 19). In den Navorscher, dl. VIII.bl. 208, gaf ik te kennen, dat in een werkje,(ik vergat te melden in twee deelen) tentitel voerende : Lusthof der Goddelijlee His-torian, enz. de titelplaat was van JAN LUY-

KEN. Op een piedestal, daarop voorkomende,leest men : JAN LUYKEN invent. et fecit. 1)ittot herinnering.

H. C. STRIK VAN WIJK.

..............-.........

Portret door Frans Has. Voor mij ligteene gravure van P. DE MARE naar F. HALS,voorstellende een krijgsman, het gezigt regts,met knevels, een grooten hoed met breederanden op, en over zijne kleeding eenijzeren halskraag en daarboven een kantenkraag dragende. De eene hand rust in dezijne, terwiji de andere een degen schijntvast te houden. Aangenaam ware het mijte vernemen, wien dit portret voorstelt.

FRISIUS SECUNDUS.

Eene oude muurschilderij te Utrecht. Inhet Tijdschrift voor geschied. enz. van Utrechtbij N. V. D. MONDE, 1845, p 141, komt eenebijdrage met of beelding voor van dr. L. J. F.JANSSEN over de in 1840 in de Buurkerk teUtrecht weder ontdekte schilderij al fresco,(naar 't schijnt) voorstellende den boomvan Jesse of Isai (Jes. XI. 1, Matth. I. 6,Luc. III. 32). Toen waren niet bekend denaam van den schilder, noch de namender echtelieden, welke de schilderij hebbenlaten vervaardigen circa 1450. Is een enander nader aan het licht gekomen, of,zoo niet, kan eenig navorscher daarovernu licht verspreiden?

................

48

TAALKUNPE.Lichamelijke opvoeding, enz. (vgl. XIII.

bl. 377).Mijnheer de Navorscher !

Ik vind het zeer in A. A. te prijzen,dat hij gaarne » zuiver Neerduitsch " schrijft,en naar » inheemsche plaatsvervangers" vooruitheemsche en Latijnsche woorden zoekt ; ikzou alleen maar wenschen, dat, wanneer hijdeugdelijke Nederlandsche woorden vindt,hij dan daar niet zoo spijtig den neus vooroptrok, als waren ze niet an,nneemlijk. Watter wereld toch hebben hem krib en krijten,gedaan dat hij ze »leelijker" vindt dan crecheen crier. Ze drukken juist uit, wat hij ver-langt en zijn van oudsher daarvoor gebezigd.Er andere voor te willen is dus even on-billijk als onnoodig. Daarentegen heeft hijgroot gelijk voor tanding liever tandvormingen voor lichamelijke opvoeding liever eenzamenstelling te willen; wat zou hij bijv.van lichaamsleiding denken? Voor neonatesis pasgeborene uitnemend, maar kan metnieuw- en jong-geborene afwisselen, die beideeven bruikbaar zijn. Voor de vrouwemelkna de bevalling bezigt VAN BEVERWIJCK

de omschrijving van ubiestig" zog; waaromdus voor colostrum niet biest gebruikt? —De » normale zamenstelling"ware bier dan bestmet zuivering of natuurlijken staat vertolkt(» voor dat het zog gezuiverd, tot zijn natuurlij-ken staat gekomen is"). 1Vormaal toch dient,al naar den aard der zaken die men be-handelt, dan eens met geregeld, regelmatig,dan weder met een ander woord terugge-geven te worden. Gieren is zeker wel 'tbeste en sprekendste woord voor 't ,1vro-lijke kraayen" van een zuigeling, en A. A.behoeft dus naar geen beter te wachten.Over de voeding (niet het gerekte voede-ring, terwij1 we vo&ing in een geheel anderenzin bezigen) der kinderen kan hij een enander bij den gemelden VAN BEVERWIJCK

(Schat der Gesontheyt, cap. VIII en vv. bl.188-191) vinden. In 't algemeen zou ikhem de lectuur van dat werk, dat een schatvan onverbeterde, echt-Hollandsche woordennit de dagelijksche spreektaal bevat juistvoor het door hem beoogde doel ten zeerstedurven aanbevelen. Daar kindslieid niet metkindsch, maar met kind is zamengesteld, doethij wel het zoo te spellen.

VAN VLOTEN.

Ligchamelijke opvoeding, kindschheid enz.

Mijnheer A. A !De titel dien gij mij geeft deed mij den-

ken aan den beschuldigde, die den president

van de regtbank, die hem ondervraagde,gedurig den naam gaf van »mijnheer deregtbank. Hij had misschien geen ongelijkmet zoo te spreken, want die president waseen man van uitgebreide en grondige ken-nis en helder oordeel, en het gerucht ging,dat zijne medeleden daar zoo zeer van over-tuigd waren, dat zij gewoonlijk ja en amenzeiden op hetgeen de president sprak. Hierevenwel is het een ander geval. Bevat deNavorscher ook een aantal stukken doormij geschreven, de meeste zijn het werkvan anderen, voor een deel van manners inde geleerde wereld met roem bekend. Meestalworden zij onveranderd geplaatst. Ik magdus den titel dien gij mij geeft niet aan-nemen : hij komt mij niet toe. Duid hetmij niet ten kwade, dat ik eene kleinigheidals deze niet onopgemerkt voorbij ga. Ikwilde er even bij stilstaan, omdat men tenonzent vrij algemeen gewoon is, wat in eentijdschrift ongeteekend of met een pseudonymgeteekend voorkomt op de rekening van denredacteur te zetten, van het goede dat hetbevat hem de eere te geven en de schuld vande gebreken die het heeft op zijnen breedenrug te laden. Met het eerste zijn velen nietgediend : ten minsten er behoort of een be-krompen geest of een ruim geweten toe omzich te verblijden over eere die men nietverdient. Het laatste is niemand aangenaam.Kon YNTEMA uit zijn graf opstaan, hijzou het getuigen, wien, zegt men, eeneanonyme recensie in de Letteroefeningende eerste en scherpste kastijding van denHippoereen-ontzwavelaar bezorgde, hoewelde arme redacteur sedert jaren niets in zijntijdschrift had geleverd, dan nu en dan eenrijmpjen in het Mengelwerk. Gelukkig datde Navorscher geen recenserend tijdschrift is!

Gaarne zou ik reeds eene maand geledenuwe vragen beantwoord hebben, voor zoo-verre ik dat doen kon; maar er was toengeene plaats voor. Nu zou ik kunnen vol-staan met u naar het antwoord van prof.VAN VLOTEN te verwijzen, indien ik nietomtrent een punt met hem van gevoelenverschilde. Hij beweert namelijk dat menniet kindschheid schrijven moot, maar kinds-heid, omdat het eene afleiding, of zoo menwil zamenstelling is niet met kindsch, maarmet kind. Het bewijs van zijne stelling deelthij ons niet mede. Hij is echter niet deeerste die het woord zoo wil geschreven heb-ben: De heer OUDEMANS heeft er een opstelover geplaatst in het Magazijn van Neder-landsche taalkunde, dl. I, bl. 50-52.

Zijne bewijzen zijn de volgende:

49

1°. Men vindt het woord met enkele sgeschreven door KILIAEN, SPIEGHEL. HOOFT

en BREDERO, onze eeuw door BILDERDIJK,

VAN KAMPEN en VAN CAPELLE, terwijl WEI-

LAND het daarentegen met sch spelt.2°. Het woord drukt den toestand uit

van een kind, niet van iemand die kindschis. Men zou eigenlijk, even als onze voor-vaders deden, kindheid moeten zeggen, maarde s is voor do welluidendheid ingezet enrekent dus taalkundig niet mede.

3°. D3 tegenwerping, dat heid nooit danna een adj. kom!, is niet geldig. Want erzijn voorbeelden, dat doze uitgang ook metze!fst. naamwoorden verbonden wordt, zooals, godheid, menschheid, doiTerheid, man-held enz.

Het laatste bewijst alleen de mogelijkheiddat kind3chheid of kindsheicl van kind zouzijn afgeleid. Om te weten of dit Wier-daad zoo is, zullen wij de beide andere ar-gumenten moeten onderzoeken.

Wat het tweede betreft, de heer OUDE-

MANS zou gelijk hebben, indien hij beweerdhad, dat men in vroegeren tijd in anderetalen van duitschen stam kindheid zeide.Hij had dan kunnen wizen op het oud-hoogd. chintheit en het angelsaksische

Hij had er zelfs bij kunnen voegen,dat nog deden ten dage de Hoogduitschersvan kindheit en de Engelschen van childhoodspreken. Dit zou echter nog nict voldoendegeweest zijn om te bewijzen, dat men inons land in vroegeren tijd ook kindheid go-zegcl heeft. Want al de genoemde talon be-zitten een veel grooter aantal woorden dande onze, waarin heid ach:er een zelfst. naam-woord gevoegd is ; de onze daarentegen zeervele waarin held eon adjectivum, weinigesleehts waarin het een substantivum voorzich heeft. Dat onze voorvaders kindheidniet kindschheicl uitspraken en schrcven, isdos door den heer OUDEMANS wel beweerd,maar niet bewezen.

De s." zegt hij verder, ), is hier voorde welluidendheid ingezet." In sommigewoorden is zij dit. Hier evenwel is hetniet waarschiinlijk, dat zij zoodanigen oor-sprong heeft. Het verdient althans opmer-king, dat er onder de woorden, waarinheid een substantivurn voor zich heeft, goonenkel gevonden wordt met zulk cone tus-schengevocgde s.

1k hoed," zegt de beer OUDEMANS, »de

spelling k,indsheid voor de beste, omdat menden toestand van een kind en niet vaniemand die kindsch is wil uitdrukken."Maar wordt kindech dan alleen gezegd vanden stiffen grijsaard, die in eenen toestandverkeert, in menig opzigt aan dien vaneen kind gelijk? Dat is niet de eenigebeteekenis des woords. De eerste, oorspron-

keliike, is eene andere, namelijk : wat eenkind eigen is. Zoo vinden wij het bij onzevroegste schrijvers : b. v. MAERLANT, Dernaturen bloeme, b. I. vs. 17 en very. zegt:

Dander etaet die gaet in,Alst kint doet sprekens beghin ;

— — — —Deze kintsche etaet die strecket twaren,Als men seit, tote XV jaren.

Het daarvan afgeleide bijwoord kinssche-like vinden wij in het gedicht Eene dispu-tacie van onzer vroicwen ende van den heilighencruce, str. 41 (N. Werken der Maatsch. d.Ned. Lett., dl. V. st. 2 bl. 43.)

Hier zuget hi den zoeten traenEnde kinsschelike hi claget.

Zoo gebruiken wij het woord kindsch alswij spreken van kinclschen leeftijd, kindschejaren, kindsche spelen enz.

Wij komen eindelijk tot het eerste argu-ment van den hoer OUDEMANS. Dat hetberoep op het voorbeeld van BILDERDIJK,

VAN KAMPEN en andere schrijvers van dozeeeuw niets afdoet, dat het niets of zou doenook al kon men zich aan de andere zijdeniet op WEILAND en anderen beroepen,behoeft naauwelijks gezegd to worden. Dochook EILIAEN, HOOFT en hunne tijdgenootenhebben hier geen gezag. Want zij leefdenin eenen tijd, toen het onderscheid tusschens en sch aan het einde eener lettergreepreeds niet moor gehoord word. Zij kondenbier dus niet alleen even gemakkelijk alswij tot dwaling vervallen maar voorbeel-den van woorden met s geschreven, waarsch inoest geschreven zijn, vindt men bijhen in overvloed. Wij moeten dus terugtot den tijd toen het onderscheid tusschens en sch nog duidelijk gehoord en ten ge-volge daarvan bij het schrijven in achtgenomen werd, tot de XIII e en XIVe eeuw,en raadplegen wij de schrijvers van dientijd, dan blijkt het, dat men toen nietkindsheid, maar kindschheid zeide, en datderhalve dit woord geene zamenstelling ismet kind, maar met kindsch. Een pair voor-beelden zullen voldoende zijn. In de NieuweWoken van de illaatsch. der Nederl. Let-terkunde, dl. V. st. 2. bl. 84 vinden wij eengedicht uit de middeleeuwen, getiteld : Vano rts heren kijnscheide. Het 318tt vs. van ditgedicht luidt:

Alse zinc kynscheide was vergaen.

Der leken spieghel, b. II. c. 10. vs. 83wordt van Jezus gezegd:

Daewm vermochte zine godhedeAlso wel finder kintschede

7

50

Miracle te doen menichfout,Alse doe hi dertich jaer was out,Ofte als hi emmer toe doet.Daer hi willic n maken vroetWondere die Cristus wrachteMids zijnre godliker crachte,In sijnre puerre kintschede.

De lezing kinshede in de laatste regelin het hs. van CLIGNETT is aan de slordig-heid van den afschrijver te wijten 1).

Dat men in dien tijd niet kindschheidschreef, maar kindscheit met eerie h, is nietvreemd. Kindschheid is niet of naauwelijksuit te spreken, zoo men iedere letter willaten hooren. Onze ouders spraken dus uitkintscheit en, daar zij gewoon waren teschrijven zoo als zij spraken, zonder op denoorsprong der woorden te letten, schrevenzij even zoo. Menschheid en andere dergelijkewoorden vinden wij in oude hss. ook altijdmet ane h geschreven.

Ik hoop, mijnheer A. A., dat de antwoor-den in den Navorscher op uwe vragen gegevenu bij het schrijven van het belangrijke werk,waarop gij ons het uitzigt geeft, van eenignut moge zijn. Zij betreffen kleinigheden,zal misschien menigeen zeggen, en in zekeropzigt stem ik het toe. Maar het veron-achtzamen van zulke kleinigheden heefteenen onduidelijken en slordigen siij1 tengevolge ; er zijn stapels hoogduitsche enstapeltjes hollandsehe boeken, die het be-wijzen. En gij vooral zoudt, deedt gij dit,gevaar loopen tijd en arbeid te verspillenwant ons publiek weet, sedert dr. ALLEGEhet zoo voortreffelijk bewezen heeft, datmen over dit onderwerp in zuivere taal enduidelijken en aangenamen stijl schrijvenkan. Zonder deze zou daarorn uw bock,hoe goed het voor het overige mogt zijn,geene lezers vinden.

Hoogachtend Uw dienstv.P. LEENDERTZ WZ.

Goede en verkeerde uitspraak (vgl. XIII.bl. 185). De heer VAN LEM:EP zegt : ► staart,kaarsen, paarsch met den vollen en nog wel

I ) DE VRIES zegt Inleid. bi. CXXVIII van diths. : „Het levert ons een nieuw droevig bewijs hoedeerlijk latere afschrijvers de oude gedichten ver-knoeiden. Niet alleen dringt onze kopiist aanBOENDALE de onoogelijke spelling der 15 de eeuwop, en schendt hij telkens de wetten der oudegrammatica; maar dikwijls gaat hij verder enverhaspelt den zin op zoo wonderlijke wijze, dathij volslagen onzin, niet zelden dwaze ongerijmd-heden voor den dag brengt. Als men daarbij na-gaat, dat hij nu eons ecnige verzen uit achteloos-heid overslaat, dan Bens andere inlascht, die hijgerust achterwege had mogen laten ; dan zekermogen wij ons gelukkig rekenen, dat sedert dentijd van CLIGNETT, die slechts dit e6ne hs. kende,drie andere en betere aan het licht zijn gekomen."

verdubbelden a-klank zal geen beschaafdman zeggen. Zoo iets behoort in den platAmsterdamschen tongval t'huis. Ook hicreven als in peerd en paard, wereld en wa-veld, perel en parel, en ontelbare anderewoorden, wijst wederom dat verschil inde spelling op een uitspraak, tot welkerjuiste afbeelding ons onvolledig alfabet,by geniis van accenten in ons schrift, devereischte letterteekens niet weet te leve-ren. Wie nu cierlijk spreken wil, late indie woorden de vokaal noch als aa, nochals ee klinken, maar ongeveer als ai inhet fransche air, faire, luidt."

In den Navorscher heeft laatstgenoemdehewering geen tegenspraak, maar ook geeninstemming ontmoet. Ik neem dus nu de vrij-heid, en zij is tegenover den heer VAN LENNEPmisschien wel wat groot, daaromtrent mijnebedenkingen in het midden te brengen.De voile en verdubbelde a-klank in staart,kaarsen en dergelijke woorden behoort voor-zeker tot den plat amsterdamschen tongval,wanneer de klank gerekt en voortgebragtwordt met wijde opening en trage slui-ting van den mond. Wanneer de heer VANLENNEP voorts zegt, dat geen beschaafdman dien klank doet hooren, dan is ditook wel aan te nemen, mits het niet a lalettre behoeve te geschieden. Want ik heb,in mijn jongen tijd en later te Amsterdamen elders menschen gekend, welke dienklank alzoo voortbragten, en zelfs de zacht-lange a in dagen,, slapen en dergelijkeeven slepend deden hooren en waarlijkniet onbeschaafd waren to noemen.

Ik vraag echter, is het zoo, dat men omsierlijk te spreken, in de door den heerVAN LENNEP bedoelde woorden de vokaalmoet laten klinken ongeveer als ai in hetfransche air, faire? Behalve dat ik die voor-beelden minder gelukkig gekozen acht, ende heenwijzing naar de e in het franschefer of het hoogduitsche pferd verkiezenzou, terwijl in ieder geval de ai in airen de ai in faire niet gelijk zijn in quan-titeit, zou ik het daarvoor houden, en ikgeloof menigeen met mij, dat het gebruikvan dien klank, welke eigenlijk niet meerschijnt dan de vermomde en nit vroegerespelling afkomstige maar veroordeeldetweeklank ae, alleen ware toe te schrijvenaan gewoonte of onkunde, en soms ookaan gemaaktheid of zucht om zich in hetspreken van anderen te onderscheiden.

Indien men den langen verdubbelden a-klank niet antlers kan doen hooren danop zijn plat amsterdamsch, ik zou onge-twijfeld de voorkeur geven aan de uitspraakdoor den hoer VAN LENNEP voorgestaan.Maar gelukkig is dit niet alzoo ; men kandien klank als de a in het fransche art,

51

apart, en dus op beschaafde en gierlijkewijze doen hooren, De sierlijkheid dezeruitspraak is, als mijn gehoor mij niet ge-heel bedriegt, Diet minder dan die deraanbevolene, en heeft althans juistheid voorzich. Oischoon ik nu over eenige wanspraakniet zoo zeer zou treuren, ben ik echtervan gevoelen, dat ieder, die prijs stelt opzijne taal, zoo mogelijk tot hare opbouwingmoet medewerken. En dit leidt mij, om tedezer gelegenheid een paar andere puntenbetreffende de uitspraak op het tapijt tebrengen.

Eene gebrekkige uitspraak hoort menzelfs onder beschaafde lieden, en niet hetminste te Amsterdam, in betrekking totde verkleinwoorden. In de woorden, die,door achtervoeging van je of pje, verklein-woorden worden, als daar zijn die, uit-gaande op ch, cht, f, ft, g, gt, k, p, s, sch,en st, wordt je volkomen als ie uitgesproken,meestal met verzachting, soms met onder-drukking van de slotkonsonant. Hetwoord lath je wordt uitgesproken als lqggie,luchtje als luggie, hofje als hoffle, treeft alstreevie, kraagje als kraqie, togtje als toggle,stukje als stukkie, kopje als koppie, huis:eals huisie, fieschje als fessie, worstje alsworsie , artnpje als armpie en nog wel alsarrempie.

Dikwerf wordt ook de je der verklein-woorden, die van de naamwoorden op s,sch of st uitgaande worden gemaakt, uit-gesproken nagenoeg als je of ge in hetfransch, waarbij dan de slotkonsonant vanhet naamwoord niet wordt gehoord. Inhuisje, doosje, dasje, fieschje, vischje, kistje,kastje, worth sje, schje, stje, ongeveer uit-gesproken als je in veux-:;e, boil je of alsge in gage. Ook deze uitspraak komt mijverkeerd voor.

Intusschen ben ik er verre of van tewillen, dat men in de verkleinwoordentogtje, treeftje,ki8tje en dergelijke den slotkon-sonant van het oorspronkelijke of grond-woord doe hooren. Even zoo mag de chin .fleiicke niet gehoord worden.

Een ander punt betreft den o-klank.Naar de onderscheiding van WEILAND heb-ben wij in onze taal eene korte o, zacht,als in bat, dom; scherp, als in stof, zot.V6Or sommige letters geplaatst, klinkt deo bepaald zacht of scherp. Bijv. voor m,en n is zij zachtkort , voor ch, g en I;scherpkort. VOOr de b, f en p is zij echterzacht- en scherpkort. In dof, deer, troffelhoort men de zachtkorte : in of, ofer descherpkorte o. Op, pop heeft de zacht-korte, clop en prop de scherpkorte o. Iser voor dien tweederlei klank der o, voordezelfde letter geplaatst, eenige regel, ofis het bier ook de usus, penes quern jus est?

Moet in vocht, modder, morsen, tortel, wor -den de scherpkorte, in babel, knobbel,schqft, dol, wol, wortel de zachtkorte oworden gehoord?

Haarlem. DIXI..................

Pothuis (vgl. XII. bl. 57). Waarschijn-lijk is de naam daarvan afkomstig, dat toenoorspronkelijk de pothuizen een inganghadden in het huis waartegen ze aange-bouwd waren, men er het keukengereed-schap, potten en pannen enz. in bewaarde.

FRISIUS SECUNDUS.

Nederlandsche geldbenamingen (vgl.XIII. bl. 377; XIV. b1.16). De vraag van9 JANUARIJ, of, behalve de fictieve munten,door hem opgegeven als widr de invoeringvan het tegenwoordig muntstelsel in ge-bruik, nog andere in zwang zijn geweest,is vrij gemakkelijk uit eenig der bestaanderekenboekjes te beantwoorden. De vraagechter eenmaal in den Narorscher gedaanzijnde, kan daarin nu ook wel worden be-antwoord. Ik doe dat met eenige toelich-ting, waarbij ik echter, in zoo verre ooksteun op de trouw van een geheugen vanmeer dan vijftig jaar.

Behalve den reaal, den stooter, den bras-penning en den blank, door 9 JANUARIJ op-genoemd, als vroeger alleen in naam be-staande, had men ook de groot, het oortjeen den penning. De groot gold 4 duiten,het oortje 2 en de penning een' halven duit,die evenwel ook slechts in naam bestond.Met uitzondering van den penning geloofik niet, dat die oude geldbe,namingen bui-ten Amsterdam algemeen of veel in gebruikwaren. Bij verkoop van artikelen, die aldaarinzonderheid lungs de huizen of ventendeplaats had, sprak men als die artikelenslechts duiten-waarde hadden, en vraag ofbod in effene getallen van duiten moestworden gedaan, van oortjes, grooten, blan-ken, braspenningen, stooters en realen, metdien verstande, dat de Brie laatstgenoemdeen meestal ook de eerstgenoemde niet ge-bezigd werden orn cone geldswaarde aante duiden, meer dan een Bier stukken be-dragende, zoodat men niet rekende met 2of moor oortjes, braspenningen, stooters ofrealen. Met de groot en den blank was ditanders, doch het veelvoud word slechts inoneffen getallen genomen, en met deze be-perking, dat het, in betrekking tot den blank,zich bepaalde tot 3, en, voor zoo veel degroot aangaat, niet verder ging dan tot 7.Men sprak van :

1 oortje = 2 duiten.1 groot = 41 blank = 61 braspenning ---= 10

►)

7*

52

3 grooten 12 duiten.

3 blanken = 181 stooter of

grooten 205 1 reaal of

grooten 287

Tusschen den blank en den braspenninghad men den stuiver = 8 duiten ; tusschende 3 grooten en de 3 blanken, het dub-beltje 16 duiten ; tusschen den stooterof de 5 grooten en den reaal of de 7 groo-ten, de drie stuivers = 24 duiten. Hetvalt in het oog, dat alle deze fictieve mun-ten effene duitengetallen voorstellen. Hetis mij niet bekend, dat men ook voor on-effen getallen van duiten bijzondere be-namingen had. Evenwel meen ik, dat drieduiten wel Bens door een halven blank werduitgedrukt. Misschien werd vii, duiten oakwel door een halven braspenning aangednid,althans L. SMIDS in zijne Sehatkamer van Ne-derlandsche oudheden, inzien ik mij daaropbij gemis van andere werken beroepen mag,spreekt op bl. 97 van een' halven braspen-ning.

Dit voor zoo vcel de kleinere fictieve mun-ten betreft, die in vroegere tijden waar-schijnlijk alle werkelijk hebben bestaan.

Onder de groote munten kende men alleenhet pond vlaamsch = 6 gulden als fictievemunt, waaronder misschiel] mede de goud-golden moet worden gerangschikt, hoezeerook het geldstnk van 28 stuivers, niette-genstaande zijn laag gehalte, dien weidschennaam droeg.

De rekeningen (en immers ook de bere-keningen ?) waren gesteld in guldens, stui-vers en penningen.

Haarlem. DIXI.

Schamel (vgl. XIII. bl. 315). Dat ditwoord gebezigd wordt van iemantl die zichschaamt, of van iets, waarover men zichschaamt, blijkt uit de staten-overzetting vanDent. XXV : 11, waar gesproken wordt vanhet aangrijpen van de schamelijkheid eonsmans, waarvoor VAN DER PALM heeft: opeene heimelijke plaats. Ik vind Miter inhet woordenboek op de gedichten van G.AZ. BREDERO door A. C. OUDEMANS, uitge-geven in de Nieuwe reeks van werken vande maatschappij der Nederl. Letterkunde teLeiden, dl. IX. bl. 326, het woord schameldoor ongeluklcig verklaard, op grond vandezen dichtregel uit Kl. v. de Koe bl. 16,

Wil je t'huys komen, mijn schaaale moerkrijdt soo.

Hieruit schijnt te volgen, dat sehamelook nog eene beteekenis had, afwijkendevan zijn oorsprong en van het later ge-bruik; want zoo men in genoemden regel

8cLaam'le voor arme neemt, zon men denzin van het gezegde verzwakken.

E. A. P.••••nn •• nnnn••n

In de lijn loopen (vgl. XIV. hi. 20).In het citaat wordt vermeld, dat de bis-schoppen en vorsten al van ouds, op dendag van hunne blijde inkomsten, gewoonwaren » eenige uytgebannene, uytgewekeneof gekerkerde Borgers in hun gezelschapmede te nemen, en wederom in 't bezitvan bun vaderland, vrijheid en burgerschapte stellen," en verder, dat men bij w. HEDAleest, dat er te Utrecht in de blijde in-komste van ZUEDERUS, als de ballingen,naar gewoonte in een touw beslott ,n, dennieuwen bisschop volgden, een groot op-roer is gerezen ; dat het touw gebrokenen eenige ballingen gedood werden.

Het is misschien niet overtollig, ten aan-zien van het laatste aan te merken, datK. BURMAN in zijne Utrechtsche •aarboelcen,dl. 1, bl. 314 en volgg. duidelijk aantoont,dat als HEDA spreekt van sommige, die toendoodgeslagen werden, en wier flood de bis-schop op zich nam, dit kwalijk kan slainop de ballingen, die de bisschop ZUEDE-RUS er gebragt en als in zijne bescher-ming genomen had. In strijd met zijn stel-lig gegeven woord, had de bisschop underde ballingen ieinand in de stad gebragt,dien de rand er buiten wilde holden endan ook gevangen heeft doen nemen. Inbet oproer daardoor ontstaan, en dat dehevrijding van den gevangenen ten gevolgehad, schijnt de bisschop de hand te heb-ben gehad, en de moorden, bij die gele-genheid door het opgeruide y olk en alsvan zijnentwege, in spijt van orde en wet,gepleegd, heeft hij voor zijne rekeninggenomen.

Haarlem. DIXI,

Gereformeerde of gereformeerd wees-huis. Onlangs te Sehoonhoven zijnde, be-schouwde ik met aandacht bet in he y bouwzijnde Gereformeerde weeshuis. On wille-keurig trok bet mijne aandaeht, dat ditschoone gebouw, waarvoor den regentendaarvan alle cer toekornt, ontsierd werd, dooreen, riaar rnijn inzien, niet zeer taalkundig op-schrift. lk las daarop . Gereformeerde Wees-huis," alzoo GerVormeerd verbogen als stander het lidwoord het voor. Ik legde dadelijkmijne meening bloat aan een der regenten,maar kon hem niet overtuigen, dat Gere-formeerd zonder e moest zijn. Zelfs perso-nen, wier taalkennis groat is en er overgehoord werden, zijn in tweestrijd. Mogteen der navorschers deze k westie willenbeslissen, zoo zal dit waarschijnlijk eene

53

bijdrage zijn tot oplieldering eener duis-terheid in onze nederlandsche taal.

Utrecht. A. v. R.

Gereformeerde of gereformeerd weeshuis.De vraag is niet moeielijk, en indien per-sonen die den naam hebben van groote taal-kennis te bezitten er mee verlegen zijn, isdit een bewijs dat men wel eons zeer goed-koop aan zulk eenen naam komt. Het isbekend, dat de bijvoegelijke naamwoordensterk en zwak verbogen worden. Dc oude

ffreel daaromtrent is deze. Wanneer een ad-repe attributief gebruikt, een bepalend lid-

woord voor zich heeft, wordt het zwak ver-bogen ; heeft het een niet bepalend lidwoordof geen lidwoord voor zich, don wordt hetsterk verbogen. Deze repel geldt echter nietmeer waar het zelfst. naamwoord mannelijkof vrouwelijk is. Maar onzijdige zelfstandigenaamwoorden hebben nog het attributiveadjectivurn zwak verbogen bij zich wanneerdit voorafffegaan wordt door een bepalendlidwoord (behoudens eenige uitzonderingen),maar sterk verbogen wanneer noeh een be-palend lidwoord nod cen ander bepalendwoord voorafgaat. Men zegt dus : bet bruinepaard, maar een bruin paard en in den voca-tivus bruin paard. En zoowel als op de fleschvan den kastelein niet beyjersche maar beorschbier stoat en op de lade van den winkelierniet roode, maar rood zon voor de poortvan het in de vraag genoemde gesticht ookniet moeten gelezen worden gereform eerdemar gerefuimeerd weeshuis.

Zoo zou er moeten gelezen worden, zegik, indien er op dit opschrift niet nog ietsanders aan te merken was. Het is (lit : cengereformeerd weeshuis is, iets anders kan hetnict beteekenen, eon weeshuis dat eene re-formatie heeft ondergaan. Maar dat wil mener to Schoonhoven toch niet merle te ken-nen geven. Men wil zeggen dat bet is hetweeshuis der Gereformeerden.

Wij moeten derhalve in deze zaak beidepartijen in het ongelijk stollen. Nock gere-formeerd weeshuis noeh gereformeerde wees-huis is good. Men moet zeggen, indien menhet zoo kort mogelijk wil uitdrnkken, wat ineen opschrift om meer dan eerie reden wen-schelijk is, Gereforrneerden weeshuis. Gerefor-meerden is dan de genitives zonder artikel,die van weeshuis afhangt.

Zoo eischt het de acrd onzer taal en zoosprak en schreef men vroeger. WAGENAAR,o. a., spreekt in zijne Beschr. v. Amst. vanliVaalen-kerk, Remonstranten-kerk, Doopsge-zinden kerken. 13ij hem echter vindt men ooknu en dan dezelfde fout, die het opschriftte Schoonhoven heeft, b. v. waar hij dekerligebouwen der Lutherschen Lutherschekerken noemt. En nog zal geen edit Am-

sterdammer spreken van de waalsche ofremonstrantsche kerk, zoo als men niet zeldengeschreven vindt, maar altijd van de Wa-le (n), de Remonstrante (n) kerk,.

P. LEENDERTZ, WZ.

Schonissen. In een' leenbrief van 't Am-bacht van Stavenisse, van den-o rlon janiiarij1445, leest men: »Ende alle sehonissen,die den voorsz. Ambachte schuldich sijn tevolgen." Wat mag door het woord scho-nissen aangeduid worden?Wolfaartsdijk. • J. VAN DER BAAN.

• n••••n • n • n •••••n

Vorming van het meervoud (vgl. XIV.bl. 21). De bypothese van prof. BRILL om-trent den oorsprong der meervondsuitgan-gen in onzen tegenwoordige taal is vernuf-tig; maar ik geloof niet dat zij houdbaaris. In een vroegeren toestand had onzetaal voor elken naamval in enkel- en meer-voud eenen uitgang.

t'ite.anz. Deze sleten wee' se-,

den het meer en meer gewoonte werd doorvoorzetsels uit te drukken, wat vroegerdoor enkele naamvalsuitgangen werd uitge-drukt. Het onderscheid echter tussehenenkel- en meervoud kon door Beene voor-zetsels uitgedrukt worden en daarom waseon meervoudsuitgang onmisbaar. Hoe vondmen dezen?

,,Viet anders," zegt prof. BRILL, ,,dandoor het overblieifsel der naamvalsuitgangenkon dit geschieden. De toonlooze e en bijzwak verbogen naamwoorden de uitgangen, overgebleven van de rijke verseheiden-heid Bier uitgangen, welke ook bet verschilvan getal hidden uitgedrukt, worden aisnu,waar het naamwoord in het meervoud op-trad, minder verwaarloosd, minder als on-verschillig behandeld, dan in het enkelvoud.Zoo kregen de uitgangen e en en van lie-verlede een karakter van meervondsnitgan-gen. Maar waar de uitgang e, en bij zwakkesubstantieven in de verbogen Laamvallende uitgang en, ook in het enkelvoud wasblijven bestaan, was op deze wijze noggeenerlei onderscheid tussehen enkel- enmeervoud voorhanden, ten ware men (lienuitgang e of en in het meervoud meeropzettelijk en onderscheidenlijk liet hooren.Hoe nu kon men anders dit Joel bereikendan door eene zekere tusschenruimte tus-schen het naamwoord en den uitgang telaten en, bij voorbeeld, in I-Pt meervoudvan deure (deur) deur-e, in bet meervoudvan tonge, tong-en nit te spreken, ,gelijkwij nog het meervoud van jaar als jaar-enuitspreken, met den klemtoon op denb

nit-gang, om de veelvuldigheid te doen uit-komen." Gelijk men nu in sommige za-menaestelde woorden letters ingevoegdvindt, b. v. in ganzenei, godsdienst,

54

zoo hebben zich klanken als het ware in-gedrongen tusschen het naamwoord en denmeervoudsuitgang, waar het er op aankwamom desen uitgang onderscheidenlijk te doenhooren. Als zulke inlasscbingsklanken die-nen bij uitstek de n en de s, minder veel-vuldig de 7', die met de zachte s (z) ge-makkelijk verwisseld werd, en, na cennaamwoord dat op een vokaal eindigde,sours ook de j."

Ik geloof dat de geschiedenis ons biereenen anderen weg wijst. De naamvals-uitgangen sleten langzamerhand weg, wei-nig slechts bleef er van over. Het onder-scheid echter tusschen enkel- en meervoudmoest uitgedrukt worden ; hieraan had menbehoefte. Vandaar dat de vorm van dennominativus pluralis bestaan bleef. Dezeging nit op e, s, of en. Maar de e alsmeervoudsuitgang kon niet lang meer standhouden. Waar deze letter aan het eindevan cen woord kwam, werd zij al meer enmeet. weggelaten. Zoo zien wij b. v. de evan den conjunctivus verdwijnen ; cen groutaantal substantiva op die letter uitgaande,verliezen haar, het eene na het andere.Ook als nitgang van het meervoud konzij niet blijven ; bier echter mogt zij nietverdwijnen zonder dat er een andere uit-gang in hare plaats trad, en dit kon geeneandere zijn dan en, reeds van ouds demeervoudsuitgang van alle substantiva derzwakke deelinatie. Van eene n voor de evan het meervoud ingevoegd is mij nooitcen voorbeeld voorgekomen, en, ware demeening van dr. BRILL juist, dan moestenwij er voorbeelden in overvloed van kun-nen aanwijzen : want uit den tijd waarinde naamvalsuitgangen verdwenen en onzetegenwoordige meervoudsnitgangen ontstaanzijn, bezitten wij geschriften genoeg.

Als bewijs wordt dan ook alleen ditgegeven : de n vinden wij dikwijls inge-voegd our eenen hiatus te vermijden. vlii,vamachter den stam zie de uitgang er clan be-stond het gevaar, dat het dus afgeleidewoord de gedaante tier verkreeg, waardoorde twee lettergrepen zie-er van zelf ineen-smolten. Dit moest verlioed worden. Im-mers zoo ware het woord onkennelijk. Hetverstand onderscheidde duidelijk den ver-balen stam en den uitgang, aan welken debeteekenis verbonden is van den persoon,die de handeling verricht. Alzoo moestendan ook die twee bestanddeelen des woordsvoor het gehoor gescheiden blijven. Van-daar eene gaping tusschen beiden, en te-yens de inlassehing van den neusklank.In den woord : voor zie-er zeide men ziener,en evenzoo voor kwaadcloe-er, kwaaddoener,voor rede-er, redener (redenaar), voor tol-er,tolner (tollenaar). Op volkomen dezelfde

wijze nu ontstond nit tol-e, dat is, uit hetnaamwoord tol met onderscheidenlijk nit-gebrachten verbuiaingsuitgang, die het meer-voud moest beteerKenen, met inlassehing dern, tome. Wegens de bezwaarlijkheid om debeide vloeibare letters (ln) onmiddellijkachter elkaar uit te spreken, werd tolne,tollene. Zoo had men cen duidelijk van hetenkelvoud tol onderscheiden vorm verkre-gen, en de e achter de n, die bovendien inde e voor de n cone plaatsvervangsterseheen bekomen te 11 .3bben, kon wegvallenVandaar de meervoudsvorm tollen, die togereeder opgenomcn word, omdat men inde woorden met oorspronkelijk zwakke ver-buiging (als tongen) reeds het voorbeeldbezat van den uitgang en, bijzonder in hetmeervoud behouden. Zoo werd en de alp-meene meervoudsuitgang in onze taal enz."

De voorbeelden van epenthetisehe n, hiergegeven, zijn niet zeer gelukkig gekozen.Bij ziener en ktva , tddoener bestaat eene be-paalde reden, waarom de n en niet eeneandere letter wordt ingevoegd. Het is de e.De stam van onze werkwoorden eindigtbij na altijd op cone of moor consonanten.Ons yolk is daaraan zoo gewoon, dat het,waar zulk eene consonnant ontbreekt, gaarnecone andere inroept en b. v. vlieclen, ge-schieden, wijden zegt voor vlieen, gesch leen,?vi ten. Om dezelfde reden behoudt het veel-tijds in afleidingen der verba, wier infinitivusslechts eene syllabe heeft, de n van lieninfinitivus en zegt kwaaddoener, ziener, gaan-stok, staanplaats, tenzij het de oorspron-kelijke consonant behoudt als in Bader,zzgtbaar, ganybaar, standva6g. In redenaaris de n geene tusschengevoegde letter: wantdit woord is niet afgeleid vz,n rede, ratio,maar van reden, oratio, hoewel men tegen-woordig meestal verkeerdelijk leerrede, lof-rede, in plaats van leerredcn, lofreden sehrijft.Vgl. Navcrscher, XIII. bl. 56. Voorzekervinden wij de n menigmaal welluidendheids-halve ingevoegd, b. v. in weduwenaar, kun-stenaar, enz.; dat echter zulk cone n voorde e van bet meervoud is ingevoegd, daar-van ken ik geen enkel voorbeeld. De hoerBRILL noemt er een; van tol, zegt hij, wordop die wijze het meervoud tolne gevormden hiervan weder het subst. tollenaar. Dochjuist het omgekeerde heeft plaats: tolne isniet van tol; maar tol van tolne. Het iseen woord van vreemden oorsprong. Hetmidcleleeuwseh latijnsehe telonium (griekschTELLvtov) nam men in onze taal over enmaakte er tolne of toolne van. Dozen vormvan het woord vindt men bij onze oudendikwijls b. v. Roman v. Walewein, vs 1482:

Heden, alsoot wesen sondeInt begin van desen woude

55

Waendic liden die passaedse:In die felle toolne, in die usaedseWas mi gcnomen mijn goede swaert,Mijn halsberch ende ooc mijn paert.

aid. vs. 1688.

Hine wille niet dattie tolne bliveStaende, no die quade sede,Daer men den menighen pine dede.

MAERLANT, Rijmbijb., vs. 22572.

Bet voort so ghinc onse HereEnde vant Matheuse, die hiet Levi,Alpheus sone. Doe seide hi,Al daer hi ter toolnen zat :Volch mi.

Van dit tolne liet men later de laatsteletter weg, zoo dat het tol werd. Van tolnekomt tolner, tollenaar.

De s vindt men reeds in de middel-eeuwen als uitgang der naamvallen vanhet meervoud van sommige woorden. Watis dus eenvoudiger dan aan te nemen, dattoen de s bij die woorden de kracht vaneen meervoudsuitgang had gekregen, mendien ook gegeven heeft aan sommige an-dere woorden, die vroeger in het meervoudgeene s hadden ? Dat de s hier eene in-gevoegde letter is, dat men eerst gezegdheeft ridderse, netelse, degense, en later dee afgeworpen, zoo als dr. BRILL beweert,ook hiervan ken ik geene voorbeelden.

Dat er in kinderen, hoenderen, enz. wer-kelijk ingevoegd is, stem ik dr. BRILL toe.Dit is echter niet geschied om het meer-voud aan te duiden toen de naarnvalsuit-gangen waren verloren gegaan: integen-deel dit en werd reeds ingevoegd, toendeze nog in voile kracht bestonden, zooals nit het oudhoogduitsch blijkt. Of bierde r uit s ontstaan is of niet, durf ik nietbeslissen.

► Nog een klank", zegt eindelijk prof. BRILL,»komt in enkele woorden als schakel tus-schen den slotklank en den meervoudsuit-gang voor. Het is de j, de natuurlijke over-gang van de vokaal van den eenen greeptot die van den anderen. Ik heb de woor-den koe en vloo op het oog, die in het meer-voud koeijen (d. koq,e) en vlooljen (d. i.vlooje) vormen. In lateren tijel, toen geenmeervoud op e meer erkend werd, is den aan de vormen koeje, vlooje toegevoegd.Wat bier de j is, namelijk eene overgangs-letter tusschen ► e slotvokaal van bet woorden den meervoudsuitgang, dat zelfde schijntzij oorspronkelijk mede te zijn in sieradien,kleinoodiM, en in bet oude quadien van kwaud.Bij synkope zeide men siera', kleinoo', kwa'zoo zeggen wij nog gemeenlijk kwa' jongen.Het meervoud van die vormen moest van

I zelf luiden siera je, kleinoo-je, kwa-je. Latertoen de onderdrukking der d eene onver-gefelijke slordigheid scheen, en het meer-voud den uitgang n scheen te vereischen,werd de d teruggeroepen en de n aange-hecht, en zoo ontstonden de vormen qua-dien, kleinoodien, wien de opzettelijkheid dertoepassing van den taalregel als een onuit-wischbare trek aankleeft om hun iets kiesch-keurigs bij te zetten."

Dr. BRILL meent dus dat men oudtijdsin het meervoud gezegd heeft koee, vlooe,dat men daar later, om het meervoud dui-delijker van het enkelvoud te onderschei-den, eene j heeft ingelascht, zoodat het koeje,vino? werd, en dat nog later de uitgang ein en is veranderd. De geschiedenis van dezewoorden is echter eene andere. De oudstevorm van den nominativus pluralis moetgeweest zijn knee, vlooe, want koe en vloo zijnvrouwelijke zelfst. naamwoorden van de vierdesterke declinatie. Toen is eerst de tri&gange in en veranderd : men zeide dus loan,vlooen. Ten bewijze een paar plaatsen uit

MAERLANTS Rijmbijbel:

vs. 8630.

II coon, die nu hadden gedraghenJoc.

vs. 8635.

Ghaen die coen recht ende welJeghen dat lint van Israel,So dede ons darke dit verdriet.

vs. 8641.

Die coen ghinghen haerre straten.

vs. 8652.

Den waghen hiewen si al cleeneEnde bernden daer vor onsen HereBeede die coen, dor sine ere.

De j dus is later ingevoegd, en dit bewijstdat zij niet ingevoegd is om het onderseheidtusschen enkel- en meervoud duidelijker tedoen uitkomen, maar eenvoudig, zoo als invele andere woorden, om eenen lastigenhiatus te vermijden.

Lets dergelijks als met koeien en vlooienheeft, naar het gevoelen van prof. MULL; plaatsgehad met sieradien, kleinomien en kwadien.Het enkelvoud dier woorden onderging eersteene apocope, die ze maakte tot siera', kleinoo ' ,lewd , even als wij zeggen kwa'-jongen. Tengevolge daarvan ontstond het meervoud metingevoegde j, siera -j-e, kleinoo-j-e, kwa j-e.Eindelijk werd de uitgang e in en veran-derd en te gelijkertijd de d in het woordteruggeroepen met behoud der j. Zio

sierathen, kleinoodien, kwadien ontstaan.

56

Deze gang van taken is reeds a prioriniet waarschijnlijk. Vooreerst is die apocopeder din cnze taal zulk Gene gewone zaak nict,dat wij zonder cenig bewijs mogen aannemendat zij in deze woorden heeft plaats gehad. Enik geloof niet dat er bewijzen van geleverdkunnen worden. Ik heb althans noch klei-noo, noch siera ooit bij eenen onzer oudeschrijvers ontmoet. In lava jongen is ietsanders geschied, namelijk apocope niet derenkele d maar der syllabe de, en dit isiets wat niet zelden voorkomt. Ten anderen,dat men in het meervoud ooit gezegd heeftsiercje, kleinoje wordt door niets bewezen enis allezins onwaarschijnlijk. Ten derden, datde meervoudsuitgang deter woorden e dooren vervangen is, nadat de d er nit v erdwe-nen was, dat derhalve de meervoudsvormenelkander in deze orde zijn opgevolgd klei-node, kleinoje. kleinodien, is weder in strijdmet de geschiedenis der taal. De oude no-minat. plur. moet geweest zijn clenode, wanthet woord was onzijdig en werd steak ge-declineerd. Later zeide men cleinoden : dezeworm van de pluralis komt o. a. voor inder Minnen, Loep, I. 2244.

Hoer beste clenoden ende ghewaden.

en II. 3978.

Dat sy Amon weder sondeSijn clennoden senden van goude.

Nog later vindt men nevens kleinoodenook kleinodien. Ten vierden, dat men, be-grijpende dat de d tot het woord behoordeen daaraan hare plants teruggevende, tevensde ingevoegde ibehield, is iets zoo vreemds,dat het zonder bewijs niet kan aangeno-men worden.

Ik houd het er ook voor, dat de zaakzich geheel anders heeft toegedragen danprof. BraLL vermoedt. Kleinood (om metdit woord to beginners) is, met armoede, heteenige woord in onze taal met den nit-gang ood. Het staat in dit opzigt genoeg-zaam alleen : vandaar dat men reeds inde XV' eeuw, zoo niet vroeger, den oor-sprong er van niet meee begreep. Dit hadten gevolge, dat men bet verkeerd nit-sprak. In der Minnen Loep vinden wij betmet den klemtoon op de eerste (cid/pont,I. vs. 237) en op de tweede (clennodenII. vs. 3978), een bewijs, dat de dichtervan dit work ook het spoor reeds bijsterwas. En doze verkeerde klemtoon op hetwoord gelegd maakte weder, dat men hetafgeleid achtte van bet middeleeuwsch la-tijnsche clenodium, schoon juist bet omge-keerde waar was. Dat men nu moende inhet enkelvoud to moeten schrijven kleinoodje(zoo als IlOOFT onder anderen deed) en in

het meervoud kleinodien, is gemakkelijk tobegrijpen.

Even eenig in zijne soort als kleinood issieraad. Het ging er even zoo me& Menbegon met den klemtoon verkeerd to leg-gen, zoo als HOOFT b. v. (uitg. 1823, dl.II. bl. 15):

Als Venus rode spiegel haer siet met ditciera et,

Sy wenscht goon toverrieme noch cranssetot haer baet.

en men vervolgde met sieraad to rekenentot de woorden met den uitgang aadje ofagie, die toes in vrij groot getal in ge-bruik waren, en schreef sieraadje, meerv.sieradien.

En wat onzen goeden voorvaderen metdoze twee woorden gebeurd is, lets der-gelijks is prof. BRILL gebeurd met quadien.Door een verkeerden klemtoon to lcggen ishij van het spoor gebragt en houdt hij ditwoord voor geheel jets anders dan het in-derdaad is. Hij spreekt het blijkbaar uitquddien. Maar dat het uitgesproken mootworden quadien, leeren ons een aantal plaat-sen nit onze oude dichters, waar het alsrijmwoord voorkomt, b. v. D. Doetrin., B. H.vs. 874, 953, 3359 ; Roman der Lorreinen,B. II. vs. 4180; Roman van Limborch,B. II. vs. 251, V. vs. 75, 463, 1069; Leken-spiegel, B. I. cap. 29, vs. 14, cap. 44, vs. 86,B. II. cap. 43, vs. 8, B. III. cap. 12, vs. 196,waar het rUmt op mien, betien, castien, per-tien, partien, Normandien, perticn,ghedyen, dqen, Marien, mien. Om quadiento verklaren behoeven wij noch apocope,noch epenthesis eener nieuwe letter, nochterugrooping eener vroeger verworpene toonderstellen : het is doodeenvoudig het meer-voud van quadie. In het enkelvoud hebik van het woord de volgende voorbeel-den gevonden.

In de beteekenis van geboefte, Huon vanBourdeaux, _Nieuwe Reeks van werken v. d.Maatsch. v. Letterk., dl. V. bl. 291, vs. 40.

Here waert, waerdi zule van moede,Dat ghi hem een brievekijnWilt geven in die Vanden zijn,Hi sonde bin dagen drieTe niet doen al die quadieDat in dozen woude leit.

In de beteekenis van booswicht, Leven v.Jezus, hs. 1 ) f°. 217, v. a.

Doe gine, Pilatus tot hem nut ende seide:wat wroginge brenget gi toe tegens desenmensce? Si antwoorden ende seidcn hem :En hackle hi goon quadie geweest, wi en

1 ) Eigendom der Maatschappij v. letterkunde.

57

hadden hem niet over gelevert" (vgl. Joan.XVIII. 30).

ald. fol. 220. r. b.

Jesus gegeselt ende gecroentIs als een quadie den Joden getonet.

Brieven der Apost. enz. hs. 1) fol. 135.

r. b. Ende doe Paulus sinen mont op be-gan te doen, seide Gallio, die rechter, tot-ten Joden: 0 ghi mannen, ghi Joden,waert dat hi enighe brueke hadde ghedaenof dat hi een quadie waer, is Bede ju rechtover hem. (vgl. Act. XVIII. 14).

P. LEENDERTZ WZ.

GESLACHT- EN WAPENKUNDE.

Het adellijke geslacht de PerponcherSedlnitzk.y (vgl. XIII. bl. 348). Daar deheer J. VAN DER BAAN aanvulling vraagtvan het daar geleverde, zoo neem ik devrijheid hem oplettend te maken op PE-TER VAN SEDLNITZKY, een vrijheer, van Bo-hemen afkomstig, die in 1587 door dengraaf van Leycester en den raad vanstate tot overste luitenant wan het krijgs-yolk te voet en te paarde werd aangesteld,en die na 1597 ais wachtmeester generaalonder prins MAURITS voorkomt.

Te gelijk met eerstgenoemde aanstellingbenoemden gedeputeerde staten tot die be-trekking den hopman MICHIEL HOGELCKO.Dit misverstand had greote gevolgen, ookin een hevigen twist tusschen beide be-velhebbers, die van langen duur was enwaarin vele personen werden betrokken.Naar aanleiding van de friesche geschied-schrijvers en een aantal geschrevene engedrukte stukken (waaronder ook eeae ge-drukte verdediging van SEDLNITZKY) in hetrijks archief bewaard, heb ik van dit merk-waardige voorval reeds in 1838 een uit-voerig verhaal gegeven, getiteld : Geschied-kun(1ige Beschrijving van eene zilveren me-daille of Friesche Gelegenheidspenning voorMICHIEL HOGELCKO, geplaatst in het eerstedeel van den Vrjen Fries, Mengelingen vanhet Friesch Genootschap, Leeuward. 1839,bl. 321, waarheen ik verder verwijs.

W. EEKHOFF.

Oorsprong der familiewapens (vgl. XIII.bl. 349). Volgens het medegedeelde van 9JANUARIJ zou er verband bestaan tusschen hetvoeren van een familiewapen en het aan-nemen van een van of vasten familienaam.Hiervoor is geene zekerheid, dewij1 ookgeslachten zonder van reeds jaren lang inaanzien en betrekkingen geweest zijn, v66rzij een familienaam aannamen. Maar al wasdit niet het geval, bestaat dan de waarde

1) Vroeger in bezit van J. J. NIEUWENHIIIJZENen na zijnen dood met zijne overige boeken enhandschriften verkocht. Wie trooper geworden isweet ik niet.

van een wapen enkel in de oudheid ? Waseen deftige of burgerfamilie of persoon in1800 of 1700 niet even bevoegd een wapenaan te nemen als in 1500 of 1600? Waarzijn voorschriften of wettelijke bepalingendeswegens ? Waarom zou het usurpatie ofaanmatiging zijn van ieder, vroeger minder,thans meer in aanzien geklommen persoonof geslacht, om zich een wapen uit te den-ken, dit te laten graveren ais zegelringen het aan te nemen Ms een symbool voorzich en zijn geslacht? Hebben wij daartoeniet hetzelfde regt als de voorouders vanhen, die sinds een of meer eeuwen een wapenuitdachten 9 Ik zelf heb het gedaan in eenoogenblik van ijdelheid en in ieder der 4kwartieren eene figuur geplaatst van zaken,welke mij dierbaar zijn en waarvan mijnekinderen de beteekenis weten. En Ms ikdaaraan de waarde hecht, dat ik de eerstewil worden van mijn familietak, waarvande overige elders zijn gestorven, is dit daneene misdaad? Tegen ? Ik weet het nieten durf dit zelfde regt geen ander betwis-ten, en zon ongaarne zien, dat men eenwapen van een waardig man minder achtte,omdat hij niet kan bewijzen , dat zijnevoorouders het eeuwen lang gevoerd heb-ben. E.

Geslacht Voorhout of Voorholt (vgl. XIII.bl. 280, 350). In de Hist. des Comtes deFlandre, etc. [La Haye 1698, in 8°.] leestmen op p. 120: »Entre tant d'enfans qu'il[LOUIS DE MALE] eut, it ne laissa qu'uneseule fille legitime ; tons les autres ayantete procrdez dans l'adultere, & entr'autresLOUIS surnommd le Haze ou le Lievre acause de sa vitesse & de son agilitd ; JEANseigneur de Drinchamp, LOUIS le Frisonseigneur de Wastines, d'oil est descenduLOUIS DE FLANDRE baron de Prete [Praet] ;ces deux derniers morts en combattansvaillammant contre les Tures a la Journdede Nicopoli [1396] ; VICTOR & HECTOR VOR-HOLT qui furent bar.nis pendant quelquesannees en punition des pirateries & bri-gandages qu'ils exercoient sur la mer ; RO-BERT qui fut burgrave &Ypres; & deux

8

58

filles 1 )." Vgl. ERMERINS, Z. 0. Zuidbevel.,2e st. bl. 72 vlg., aan Wien DRESSELHUIShet door den vrager medegedeelde zal ont-leend hebben.

Op pag. 69 noemt DE L ' ESPINOY, onderde bastaarden van LODEWIJK VAN MALE,ook Messire VICTOR DE FLANDRES )) lequelfut un tres-vaillant & renomme chevalier,lequel fut marie a dame JENNE DE GAVERE,fille aisnee de messire ARNOULD DE GAVERE,

baron d'Escornais : leur manage fut con-tracts en l'an 1420 ; elle estoit vefve demess. PIERRE DOEMONT chev., sgr. de Cra-moisis, Doemont, Neufville, Berticourt &c.& fut ladicte dame appellee la dame deCramoisis & Lannays 2). Il porta d'argentau canton de Flandres." - Ik vermoed,dat deze bastaard met HECTOR VAN VOOR-ROUT nit Vlaanderen gebannen werd, endat beide zich naar Zeeland, waar de laat-ste t'huis behoorde, zullen begeven heb-ben. - LE CARPENT. zegt, 1. C. pt. III.p. 531, dat ADRIAAN VAN ZUYLEN [- SCHOUT-HEET] gen. VAN ERPE [of HERPE], tr. metMARGARETHA VAN VLAANDEREN, die VANDYCKE, 1. c. p. 536, eene dochter vanVICTOR noemt.

MARGARETHA [bOVell, bl. 280, gemeld alswed. van FLORIS VAN MALDEGEM, enz.] wordt

1) Zie over deze en andere bastaarden van VLAAN-DEREN en hunne nakomelingen, ook DE L ' ESPINOY,Rech. des antiq. et nobl. de Flandres, pp. 65-70,76, 79, 121, 127, 138, 180, 185, 206, 248, 302,314, 331, 376, 459, 486, 495; LE CARPENT., H.de Cambray, pt. III. pp. 269, 531, 720, 760, 767,843, 909; CHRISTIN., Jurispr. Her. pt. I. p. 395,pt. II. p. 36; GOUTHOEVEN, Citron. bl. 100, 101,156, 190, 203 ; BUTKENS, Troph. de Brab. t. II.pp. 112, 135, 194; DE ROUCK, Nederl. Herauldbl. 321 ; VAN DYCKE, Rec. herald. de Brug. pp.189, 286; l' Hist. de Flandr. cit. pp. 56, 113, 115.

DE L ' ESPINOY spreekt, pay. 70, slechts van eenenatuurlijke dochter van LODEWIJK VAN MALE,„CATHELINE DE FLANDRES, laquelle eut pour sonpremier mary PIERRE BOUDIN [BOUDENS], en eutun fils nomme PIERRE comme le pere, apres ladictedame CATHELINE, bastarde de Flandres, se remariahi CORNILLE VAN DEN EECHOUTE, [onderbaljuw1402, en daarna hoogbaljuw van Gend. DE L'ESP.pp. 189, 688 ] avec lequel dernier mary elle eutdebat contre ledit PIERRE BOUDIN son fils, pourles biens a luy escheus par la mort de son pere,comme se voit es registres des Parchons de Gand,en l'an 1386, et ledit PIERRE porta au canton deFlandres. [Zie zijn wapen bij SMALLEGANGE, DENEUFFORGE, Armorial, pl. 65, DE L ' ESP, p. 223]." -BEATRIX VAN VLAANDEREN, gehuwd met ROBERTTENCKE of TENCKE, ridder, maarschalk van Vlaan-deren, [wiens nakomelingen den naam van ditambt ten stamnaam namen] noemt hij, pp. 67, 512,eene natuurlijke dochter van LODEWIJK VAN NEVERS,en elders, p. 240, van diens zoon LODEWIJK VANMALE. Vgl. LE CARPENT. 1. C. pt. III. p. 760.

2) BUTKENS noemt haar ISABELLA, en haar moe-der ISABELLA VAN GISTELLES, des heeren dr. vanDutzeele ; haar cerste man PIERRE sire d' Aumont;den tweeden VICTOR bast. de Flandre. Troph. cit.t. II livr, III. pp. 80, 81.

door de L 'ESPINOY, op pag.,176, eene bast-aarddochter van LODEWIJK VAN MALE ge-noemd, doch op pag. 68 onder de bastaar-den van diens vader, LODEWIJK VAN NEVERSof CRECI, opgeteld. Hij zegt aldaar : //Itemledit comte de Flandres & de Nevers eutencore une autre fille bastarde nomineedame MARGRTETE DE FLANDRES, seconde dece nom 3), laquelle eut deux mans, dont lepremier estoit un tres-vaillant & noblechevalier, nommd messire HECTOR DE VEUR-HAUTE, & en eut un fils nommd HECTORDE VEURHAUTE comme le pere, & fut aussitres-vaillant & hardy chevalier, lequel fiten son temps beaucoup de services aucomte de Flandres 4 ) : apres la mort duditmessire HECTOR, ladicte dame se remariaa un autre noble & vaillant chevalier, ascavoir a mess. SOHIER DE GAND, & firentpar ensemble appoinctement touchant ledouaire de ladicte dame, & de leurs biensmeubles & immeubles, par levant les Esche-vins Parchons de la ville de Gand, le 8m'jour du mois de mars, en l'an 1392, auquelappoinctement assista de la part de HECTOR

DE VEURHAUTE, fils de ladicte dame & deson premier mary, ROULANT DE LOVENDE-GHEM (zie van dit geslacht, DE L ' ESP. 1. C.

p. 246 seqq.) comme un tuteur, ce qu' ap-pert plus amplement par ledit registre fol.liij." - HECTOR VAN VEURHAUTE, de va ,der, stierf dus v66r 1392, en niet in 1415,als boven, bl. 280, volgens DE L'ESPINOY,(pag. ?) gezegd wordt.

De stamlijst van VOORHOUT, bij VANLEEUWEN, Bat. Ill., f°. 1138, 1139, vangtaan met WILLEM VAN VOORHOUT, ridder, dieleefde ten tijde van graaf FLORIS III vanHolland 5 ), en in 1168 met den beer vanEgmond door de Friezen bij Schorel ver-slagen werd [vgl. MIERIS a. p. dl. I b1.108,166 ; GOUTH. a. p. bl. 283.], en loopt doortot DIEDERIK VAN VOORHOUT, die door keizerLEOPOLD I Rijks-ridder en vrijheer gemaaktwerd [vgl. Mobil. des Pays-Bas, p. 421]. -WILLEM vnd. liet na :

') De andere dochter, MARGARETHA genaamd,tr. [zegt DE L ' ESP. p. 67] met haars waders trou-wen schildknaap FLORIS VAN MALDEGEM, en gaf degraaf haar bij gelegenheid van dit huwelijk eenigerenten, zoo als blijkt uit zijne brieven daarvan gege-ven op kersdag des jaars 1373 [En graaf LODEWIJKvond in 1346 den flood op 't slagveld van Crecy !]

4) Deze HECTOR was hoogbaljuw van Kortrijkin 1412, hoogbaljuw [1439] en voorschepen vanGend in 1439 en 1449, en belette door zijne dap-perheid de ontscheping der Engelschen bij de stadHulst. Hij vernieuwde, van 's graven wege, dewet to Gend in 1414, 1416. Zie DE L'ESP. 1. c.pp. 176, 606, 654, 680.

5) Reeds vroegcr wordt van de plaats en hetgeslacht van dien naam melding gemaakt bij MIE-RIS, Charterb. dl. I. bl. 68, 70-72, 78, 80 (?),GOUTH., a. p. bl. 282, VAN LEECAVEN, t. b. a. p.bl. 156, 1197, 1100GSTRAT., Woordenb.

59

WILLEM, knape, 1201

HENDRIK, knape, 1235; tr. MARIA VAN SCHOTEN.

WOUTER, ridder, 1290 ; tr. ANNA I-IEERMAN VAN OESTGEEST.

VRANK, knape, 1330; tr. BARTHA UYTTENHAGE.

WOUTER of GAUTHIER, ridder ; tr. N. des heeren dochterVAN HALEWIJN uit Vlaanderen ; leefde 1357 6).

HECTOR, ridder, heer van Voorhout ; tr. MARGARETHAbastaarddr. van LODEWIJK VAN MALE, graaf van Vlaanderen,wed. van FLORIS VAN MALDEGEM. Ilij [zij ?] t 1415. [Ziehiervoor.]

PIETER, knape, leefde 1360,en plantte zijn geslacht inHolland voort.

HECTOR, ridder, hr. van V. ; tr. ALEID VAN BORSSELEN, CLAASdr. van Brigdamme 7). =MN,

ADRIAAN, ridder, hr. van V.; t zonder oir in 1499, en de overige, Nay. XIII.bl. 280, vermelde kinderen, waaronder 00k ANASTASIA die ZWEDER VAN CRUNINGEN deheerlijkheid van Voorhout schijnt aangebragt te hebben. [Naar wordt van dien ZWEDER

gewag gemaakt, en aangetoond, dat hij, en niet ARENT VAN CRUNINGEN, met de dochtervan Voorhout getrouwd was 8) ? — Wie was HECTOR VAN VOORHOUT, wiens weduwe,ANNA VAN BORSSELEN, — dr. van WOLFART, t 1502, zoon van PAULLTS den bastaard,hr. in Schellach, volgens ERMERINS, a. p. Heer. van Borsselen- Vere, hertr. metmr. JASPER DE VRIESE, pensionaris van Middelburg, en zonder descendenten natelaten,is overleden

6) Hij vernieuwde de wet te Gend in 1351.DE L 'ESP., 1. c. p. 485, die ook, p. 654, van devermaagschapping met HALEWIJN spreekt.

7) „Die HECTOR VAN VOORHOUT - zegt TE WA-TER in de Voorreede van 't Hoogadel. Zeel. b1.103 —was getr. met ALYD VAN BORSSELE, dr. van CLAESV. B. hr. van Brigdamme, [wiens grootvader —volgens GARGON, Welch. Arcad., l e dl. hi. 27 innotis — de machtigste beer van Walcheren was]uit welken hoofde zijn zoon ADRIAEN passeerdeeen procuratie in 't jaer 1491, op vrouw MARGA-RITA VAN BORSSELE yr. van Gruithuizen, OM teontvangen zijne erffenisse van vrouw MATRIX VANBORSSELE zyne gelyk door den hr. RUISCHDE BRUIN in zijn m. s. [geneal. v. d. huize vanB.] wort getoont. Hy stierf kinderloos in 't jaer1499, waer door Voorhoute quam aen het huis vanCruningen," enz. DE L ' ESP. noemt dezen ADRIAANbevelhcbber van Hulst en Saftingen, hoofdrnanvoor den hertog van Bourgondien tegen de weer-spannige Gendtenaren. Vgl. TE WATER, t. b. a.p1. en bl.

8) AARNOUD of ARENT VAN CRUNINGEN, hr. vanVoorhout, t 1561, [wiens vrouw JAKOBA VANSPANGEN in 1594 te Antwerpen stierf en begra-ven werd, vgl. Th. sacre de Brab. t. 2. pt. I. p. 41]rust, volgens ERMERINS, a. p. Zdbevel. 2e st. bl.65, in de kerk van Cruningen met volgendestamdeelen :

Cruninge, Cruninge,Vorhaudt, Gruthuse,Rommers2val, Ongeny,Sickkel, Rubenpre.

Men had deze stamdeelen, zoo ik mij niet be-ook aldus kunnen stellen : Cruninge, Rom-

merszval, Vorhaudt, Sickel, Cruninge, Ongeny [0g-nies], Gruthuse [-Winchester], Rubempre, en daar-door de afstamming duidelijker aangetoond. — Vol-gens BOXH. op REIGERSB. di. 2, bl. 352, stierf AAR-NOUD vnd. zonder kinderen ; volgens SMALLEG.,a. p. 714, 715, liet hij een zoon en twee doch-ters na. — Er heerscht veel verwarrin g, in destamlijsten ,- der zeeuwsche geslachten ; vooral indie bij SMALLEGANGE, welke TE WATER en ER-MERINS mistrouwen.

Dit geslacht van VOORHOUT, dat, volgensde wapenkaarten bij SMALLEGANGE en TE

WATER, hetzelfde wapen had als ASSCHE enMAELSTEDE, d'arg. a la fasce d'azur sautoirde geules brouchant sur le tout 9 ) en waarvaneen tak zich in Vlaanderen schijnt te heb-ben neergezet, ['t huis Voorhoute in Vlaand.,lag — volgens ERMERINS a. p. Zdbevel. 2e

st. bl. 73 — bij Kemseke in 't land vanWaes] kan dus — als zijnde reeds in deXIIde eeuw in Holland bekend onmo-gelijk van een bastaard des genoemdenvlaamschen graafs afstammen.

VICTOR en HECTOR waren bastaarden vanLODEWIJK VAN MALE, volgens den schrijvervan de boy, aangeh. Hist. des Comt. deFlandre en ERMERINS, „en hadden — zegtde laatste — den Vlaamschen Leeuw tenwapen." — Wie sprak, voor hen, van dezeafstamming, daar DE L ' ESPINOY niet vangewaagt, alhoewel hij de door hem [pag.176, 654, 680,] genoemde VOORHOUTEN tot

wapen geeft, d'argent au saultoir de gueullesengresle, a la fasce d'azur, au canton deFlandres ; welk canton bet gewone teekenvan bastaardij, zoowel voor de speelkinde-ren der vlaamsche graven, als voor die van

9) Volgens het Wapenboek van den heer vanMaelstede, [PHILIBERT V. TUYL V. S.]. Zie TEWATER t. a. p. bl. 5 (3), en in de Voorr. bl. 28,121. Ook VAN LEEUWEN zegt t. a. p. bl. 1139:„Het wapen van het geslagt van VOORHOUT iseen blauwe fasce, met een sautoir of St. Andriescruys van keel of root da,arover, op ecn silverschilt." Den Boomgaert der Wapenen geeft hetwapen als DE L' ESPINOY., a. 1. c., en SMALLE-GANGE, bij de afbeelding van het „hugs Voor-haute" in Zuidbeveland.

8*

6,0

andere vorsten en heeren was ")? Gewoon-lijk wend de ledige plaats in het schildaangevuld met het moederlijke wapen ofdat van een aangehuwd geslacht. Men zieDE L 'ESPINOY p. 65-70; en de wapens vanBLOIS VAN TRESLONG - en BOTLAND,

BRUELIS, VLISSINGEN, VAN DE POEL, CRO-

NENBURG, HOOGWOUDE, SCHAGEN, [bij SMAL-

LEGANGE, TE WATER, GOUTHOEVEN, VAN

LEEUWEN] AUDEJANS, [bij VAN DYCKE C.]

GLYMES - BERGEN, [bij BUTKENS en CHRISTIN.

1. c., en dd.] van de bastaarden van BAERS-

DORP, ASSCHE, BRABAND 11 ), bij SMALLE-

GANGE a. p. bl. 401, BUTKENS Troph. cit.t. I. p. 159, CHRISTIN. 1. C. pt. II pp. 35,36] en anderen. - Doch ook het omge-keerde had plaats. Ook namen vele geslach-ten, ten bewijze van hunne vermaagschap-ping met bastaarden van vorsten en anderevoorname huizen, het canton met het vader-lijke wapen dier bastaarden in hunne wa-penschilden op, zoo als duidelijk blijkt uitde wapens van BOUDIN of BOUDENS [zieboven] 12) en EESSENE, [bij VAN DYCKE 1. C.

p. 154 ; DE L 'ESP. 1. C. p. 85.] HINCKAERT,

[welk geslacht ook met BRABAND vieren-

10) Zie DE ROUCK a. p. bl. 55, 338; CHRISTIN.1. c. pt. II p. 30 seqq. - Ook jonger zonen, vanwettige geboorte, braken hunne vaderlijke wapensmet cantons zoowel als met barenstelen, boordsels,staken, enz., welke breuken, - volgens BUTKENS,Annal. d. 1. mats. de Lynden, livr. 2. - voor dentijd van de bourgondische hertogen, in Braband,Holland, en aangrenzende gewesten, bijna onbe-kend waren. Zie de menigvuldige wapens bijmeest alle de hierboven aangehaalde schrijvers ;ook LOYENS, Rec. herald. des bourgm. de Liege;

wapen van HUTS VAN HOLY, POMPE, enz.11) De bastaarden van BRABAND, gewoonlijk

hunne vaderlijke wapens brekende met een filetmis en bande, [de dwarsbalk of bande, de staak ofbaton, door de doorluchtigste huizen op hunnewapens gevoerd, zijn geenszins - als onkundigenbeweren - teekenen van bastaardij ; wel de streepof filet, en de barre of van den linker bovenhoekuitgaanden dwarsbalk] vierendeelden ook met dewapens hunner vrouwen en heerlijkheden. ZieBUTKENS 1. c. t. I. pp. 245, 335, 448, 534, 535,652 SVV., t. p. 280 ; P. DIVAEUS, Ben Lov.,pp. 52, 66, 77, 78; CHRISTIN. c. pt. I. pp. 165,290, 321, 324, 327, 378, pt. II. p. 41; Nobil. desP.-B. pp. 116, 343, 348; LE Roux, Rec. d. 1.nobl. de Bourgogne, Flandr., Zeel. etc. p. 73; LEBLOND, Quart. geneal pp. 16, 81, 82.

12) Zie van dit geslacht, DE L'SP. : I. c. pp. 198,216, 223, 225; SMALLEGANGE, bl. 403, 406. -Is het gesproten uit dat van DE LA WOESTYNE,

welk voerde de sable 21 un chevron & [chargede] trois escailles [le tout] d'argent, volgens DEL' ESP., pp. 311, 312, die BOUDENS D. L. \V. in1368 vermeldt? - BAUDIN of BOUDAEN, in Zee-land ook bekend geweest, voerde d'azur au cheer.d'arg. accomp. de 3 quintefeulles d'or, au chef d'orchargé de 3 merlettes de sable mises en fasce, [LECARPENT. 1. C. pt. III. p. 174; SMALLEG. a. p.bl. 483], VAN DER WOESTYNE to Brugge, d'arg.,au cheer. de sable, ch. de 3 coquill. d'or, et acc. de3 nzerlettes de sable [VAN DYCKE, 1. C. p. 514].

deelde,] HEETVELDE, RANST, VAN DER SPOUT,

[in Theatre sacre de .Grab. t. I. pp. 239, 254,383 n°. 2, t. II. pt. I. pp. 124, 150, in deafbeeldingen ; bij BUTKENS c. t. I. pp. 335,449, 450, 658, 662, Suppl. t. II. pp. 230,231; DE ROUCK bl. 307, 309; D'ABLAING,

Veluw. Jonk. pl. 3 n°. 39.] SERMACHELINS,

[bij DE L'ESP. 1. c. pp. 418, 439] en anderen.En dit zal ook het geslacht van VOORHOUT

gedaan hebben.De overeenkomst in de wapens van

VOORHOUT en MAELSTEDE, [aangenomen,dat dit geslacht voerde zoo als boven isopgegeven, en niet als F. CALAND, Nay. XIII.bl. 281, (volgens wien ?) zegt: in hermelijneen' blaauwen dwarsbalk en over alley keeneen rood St. Andries-Kruis] doet den vra-ger vermoeden, dat het eerste geslacht, dooreen jongeren zoon, uit het tweede is voort-gekomen. Doch ook andere huizen en ge-slachten voerden ditzelfde wapen, en wel :

1°. De huizen van GRIMBERGEN, ASSCHE,

HAMME : d'or, a la fasce d'azur, sautoirde gueules brochant sur le tout, „in plaatsvan d'or, a la fasce d'azur, voor 't oudehays van BERTHAUDT, " voegt DE ROUCK

[t. a. p. bl. 334] er bij. Zie BUTKENS 1. c.t. I. p. 220, 248, 249, 250, 276, 319, 340,378, 456, [waar het schild van zilver is]534, 629, 640, Preuv. p. 37, 227, 232,t. II. pp. 73, 154 seqq., Suppl. t. II. pp.20, 107, 140, 230, '233 ; P. DIVAEUS 1. cp. 32 n°. 52 ; Nobil. d. P.-B , p. 537,S. du Suppl. t. V. pp. 4, 9 ; Th. sacr. deBrab. t. I. pp. 284 n°. 1, 382.

2°. GODEFROI, heer van Cruningen, Wis-sendunek enz. : une fasce a un sautoir bro-chant sur tout. Zie BUTKENS, 1. C. t. I. p.263, 276 ; vgl. SMALLEGANGE a. p. bl. 713,714 ; TE WATER, a. p. 131. 94, 95 vig.,voorr. bl. 113, 120, waar staat, dat dezeGODEFROI in het jaar 1258 met dit wapenzegelde, „'t welk is - staat verder - hetwapen van MAELSTEEDE, waer aen geloovedat getrout zal zijn geweest ende daermeede Cruningen bekomen hebbende, zynmoeders naem en wapen zal aengenomenhebben, gelijk meerendeel geschiedt is inandere geslachten ( 13). Alle de naerzaetenhebben altoos gevoerdt d'or a trois pals desable, hervattende haer vaders wapen." Ziewat SMALLEGANGE - volgens BUTKENS

1. c. t. I. p. 263. - hiervan mededeelt

13) 't Huis Maelstede in Zuidbeveland zoudevolgens SMALLEG. a. p. blz. 725," ontrent denjare 1200, by een heer uit het geslacht vanMA ELSTEDE gekomen uit Vlaanderen," gebouwdzijn. - Waren de oudste heeren van Cruningenuit den stam van MAELSTEDE, en ook heeren vanVoorhout, 't welk, volgens denzelfden schrijver,blz. 713, mede „ontrent het jaer 1200," door eeneerfdochter, aan het geslacht van CRUNINGEN kwam9

61

op blz. 714 van zijne meergemelde Cronijk,de heeren van Cruningen doende afdalennit het huis van BERTHOUT-GRIMBERGEN-

ASSCHE, 't welk, als boven gezegd is, voerded'or a la fasce d'azur sautoir de gueulesbrochant sur le tout, en niet d'or a troispals de gueules, 't welk is het wapen vanBERTHOUT-MECHELEN. - WOUTER VAN

ASSCHE, vader van GODEFROI voorn. werdvolgens SMALLEGANGE t. 1. a. bl. -

heer van Cruningen »nit den hoofde vansijne vrouw, eenigste erfgenaem van Cru-ningen," en leefde in 1214. Hij zal dezelfdezijn als WALTERUS DE CRUNINGE, die incharters van 1213 en 1214, bij MIERIS,

a. p., dl. I. blz. 159, 162, vermeld enridder genoemd wordt. GODEFROI voor-meld, die to paard zegelde met het opge-geven wapen, liet bij ODA [nit een zeeuwschgeslacht ?] twee zonen na, HUGO, die heervan Cruningen werd en in zijn schildtrois pals voerde, 't welk de heeren vanCruningen van hem afstammende sedertgevoerd hebben, en WOUTER, beide, metden toenaam van CRUNINGEN, in verschil-lende charters van 1278, 1285, 1290, 1291,1292, 1293, bij denzelfd. a. p., dl. I blz.397, 453, 505, 542, 549, 551, genoemd. -Kan WOUTER VAN CRUNINGEN voorn., die,zoo als uit de aangehaalde charters blijkt, in1278, 1285 en 1291 vermeld wordt, dezelfdegeweest zijn als WOUTER VAN VOORHOUTdie, volgens de stamlijst bij VAN LEEUWEN,in 1290 leefde. - zijn stamwapen, datvan ASSCHE, behouden en gebroken heb-ben ?

3°. CATTENDYKE : d'azur au sautoir gueules& or. Alibi d'argent a la fasce a' azur, &un sautoir geules & or, brouchant sur le tout.Uit het Wapenb. van den Iieer van Mael-stede medegedeeld, door TE WATER a. p.,in de Voorreede bl. 123. - Waren de eersteheeren van Cattendyke, uit den stain vanBEEN VLIET, [die HOLLAND-VOORNE gebrokenvoerde] als genoemde schrijver, t. a. p. bl.135, beweert, hoe kan SMALLEGANGE dan,bl. 722, zeggen, dat deze heerlijkheid, metdie van Stavenisse, eerst in 1360, uithet borsselsche huis door huwelijk in hetheenvlietsche overging? Reeds v66r lientijd waren, volgens de stamlijsten, die vanVOORNE en CRUNINGEN door huwelijk metBORSSELEN verbonden. - Wanneer, en hoe,kwam Cattendyke aan BORSSELEN?

4°. Beer JAN VAN WOUWEN, WOEMEN ofwoomEN, ridder 1295, schepen van hetVrije van Brugge in 1283 e. v. j., en WOU-TER VAN WOOMEN, schepen a. V. in 1295:d'argent, a la fasce d'azur, au sautoir degueules brochant sur le tout. Zie VAN DYCKE1. c. p. 514.

5°. Heer HENDRIK DE HERTOGHE, ridder,

opperjagermeester van Braband in 1417:ecartele, au 1 & 4 d'or, a la fasce d'azur, ausautoir de gueules brochant sur le tout, datis BERTHOUT- GRIMBERGEN- of ASSCHE; au2 & 3 de gueules, au lion d'argent, dat isBAEXEN of BAX. Zie BUTKENS 1. C. Suppl.t. II. p. 230.

6°. VAN DEN EECHAUTE ANGERELLES,gen.

VAN GRIMBERGEN, heeren van Rumbeke,Aigremont, Ittre, burggraven van Roulers,schouten van Brugge, hoogbaljuwen envoorschepenen van Gend, enz., voerdend'argent au sautoir de gueulles, en riepenGRIMBERGE. Zie van dit geslacht, DE L 'ES-

PINOY, c. pp. 119, 189, 225, 283, 305,688, 748, 764, 766, 777, 844, 874; Nobil.des P.B. pp. 157, 336 ; LE CARPENT., VAN

DYCKE, 1, c. ; den Boomg. der Wapen.;LE ROUX, 1. C. pp. 228, 309 ; DE HERCKEN-

RODE, Collect. de tombes, etc., pp. 526, 633;en and.- Dan, dit geslacht kan ookgesproten zijn uit de oude kasteleinen vanBrussel, heeren van Aa, Anderlecht, Pol-laer en, sedert het begin der XIII de eeuw,door huwelijk met eene dochter van BERT-

HOUT-GRIMBERGEN, ook in Grimbergen,welke voerden de gueules au sautoir d'argent.JOOST VAN DEN EECHOUTE kocht in 1477onderscheidene heerlijkheden van MARIA,COSTENSdr. van der Aa en in Grimbergen.Zie BUTKENS 1. C. t. I. p. 220 svv., t. II.pp. 73, 105-112 LE ROY, Th. prof. duBrab.- Wall. p. 143. - Vele brabandsche,vlaamsche en zeeuwsche geslachten, alsHEVERLE, SUBLET, DAESDONCK, TOURNAY,

LANGLE, PRAET, WATERVLIET, WEMELDINGE

enz., voerden mede een St. Andries-kruisin hunne wapens.

Op bl. 124, 125, van 't Hoogadel. Zeel.,zegt de schrijver, van 't geslacht VAN DER

MAELSTEEDE sprekende » In een bezegeldenbrief van den jaere 1278, berustende on-der den heer van der Hooge, vind men data°. 1278, JAN VAN DER MAELSTEEDE, rid-der, en zyn broeder GEERAERT, borgen wae-ren voor PIETER VAN BORSSELEN, en dievan dat geslachte ; 't welk my doet pne-sumeeren dat MAELSTEEDE uit BORSSELENzal zyn voortgekomen, waer toe ook appa-rentie geeft het wapen van MAELSTEEDE 14),

zynde d'argent a la fasce d'azur au sautoirde veules brouchant sur le tout, waer vangeen ander bewys kan vinden als in demanuscripten van wapenen der edelen vanZeeland, die overal in Braband, Vlaende-ren, en Zeeland accordeeren ; als meede dezegels van de heeren van St. Jans Steenuit den huize van VILAIN, die getrouwt

14) In het m. s. van den naukeurigen heerRUISCH DE BRUIN vindt men niets dat dit gevoe-len begunstigt. Aant. bij TE W.

62

hebbende Jonkvr. MARIA VAN MAELSTEEDE,altoos au canton dextre (op de rechter zyde)MAELSTEEDE alzoo gevoerd hebben, 't geente zien is bij DU CHESNE, en la Geneal.d. 1. mais. de Gand."

Dat JAN en GEERAERT VAN DER MAEL-STEEDE in 1278 borgen bleven aan den beervan der Leck voor beer PIETER VANBORSSELEN, blijkt uit een charter bij MIE-BIS a. p. dl. I. bl. 397. Doch ook uit dat-zelfde charter blijkt, dat merle borgen wa-ren voor denzelfden heer PIETER VAN BORS-SELEN : Heere HUGHE, Heer WOUTER VANCRUYNINGEN, CLAEYS VAN BAIRSDORP, endeBOUDIN, '8 Heeren DANCKAERTS zone [VANBRIGDAMME, DUVELANT, JERSERKE, of STAE-VENISSE n

Dat BAERSDORP, 't welk voerde BORSSE-LEN, au sautoir de guezdes brochant sur letout, nit het huis van BORSSELEN is ge-sproten, schijnt genoegzaam zeker 15).

Dat MAELSTEDE uit hetzelfde huis is voort-gekomen, meent TE WATER uit den doorhem aangehaalden bezegelden brief van hetjaar 1278 en uit de gelijkheid der wapenste mogen opmaken, en zijn vermoeden schijnteenigermate bevestigd te worden door het-geen SMALLEGANGE in den stamboom vanMECHELEN zegt, namelijk: dat HENDRIKBERTHOUT II, heer van Duffel en Gele, diein 1270 stierf, getrouwd was met YMETJEVAN MAELSTEDE, uit den bloede van Borsse-len. En aan wien heeft SMALLEGANGE ditontleend ? Ik denk aan BUTKENS, die inzijne Troph. t. II. p. 137 zegt :" Il [HENRYBERTHOUT sire de Duffle & Gele] avoit afemme Imaine Dame de Malstede; la quelleen ran 1271 parle en ceste sorte, Univer-ses 4.c. Nos Imania, Domina de Malstede, re•licta Nobilis viri bonce memorise quondamHenrici, dicti Berthout, Militis, &c. [Zie ver-der den schrijver.]. Son seel represente uneDame debout & un petit escusson i unefasce au coste droict, & au coste senestreun autre escusson a trois pals."

En wat CRUNINGEN aangaat, hierover isreeds gehandeld en kan nog worden nage-zien DE ROUCK t. a. p. bl. 284, CHRISTIN. 1.C. pt. I. p. 117, VAN DER HEYDEN 1. c. t. I.p. 198, ERMERINS a. p. Zdbevel. 2e st. bl. 53vlgg, — Zijn dan ook deze heeren uit BORS-SELEN, en deze wederom uit den stam van.BERTHOUT voortgekomen? Waarom den oor-sprong van het Borsselsche huis in verre

15) Zie over dit geslacht en zijn wapen, TEWATER, t. b. a. p. bl. 140, 141, Voorr. bl. 47,120; SMALLEG. a. p. bl. 324, 399, 400, en in dewapenk.; DE L ' ESP. 1. c. p. 971, 977; KOK, Wa-pen- en Woordenb.; V. D. HEYDEN, Nobel. de Belg.t. I. p. 247 ; CHRISTIN. 1. C. pt. 1 p. 198; VANDYCKE 1. C. pp. 19, 188; BUTKENS 1. C. Suppl.t. I. p. 110; Annal. de l' Acad. d'archeol. de Belg.t. I. (1843).

landen gezocht, daar, en het wapen, en debreak voor jonger zonen, de sautoir in hetwapen van BAERSDORP, overeenkomstig zijnmet het wapen van BERTHOUT en de breukdoor dat huis gebezigd 16). Vgl. ook betms. van den Grimbergschen oorlog, [daarBUTKENS een uittreksel van geeft in zijnePreuv. du liar. IV. des Troph. de Brab. pp.36, 37], waarin men o. a. leest:

Te Grimbergen was daer een stoutHeere, hiet myn beer ArnoutMechtigh was by ende rikeVan goede van laude sekerlike :Twee sonen hadde dese ridder vryDie vrome waren ende stoutDeen hiet beer Wouter BerthoutDander Geeraert Draken-baertNa sinen ouden vader waert, 4'c.Ick wil u een deel namenNoemen, die daer te hulpe quamenHeer Arnoude, tien selven tide &c.Daer quam heer Geeraert van AsscheMet sinen magen wel t'harnassche,Te behoedene van goede den standaertMet eenre faetsche wel verclaert,Daer in gaende van lasuere.Dese heer Arnout was wel te cuere,Gewapent en rijckelijcScilt wapen-roc al gelijc,Sinen standaert dat wetEnde den ors coverturen metDaer van Grimbergen die heer op satEn sijn twee sonen, verstaet my dat,Heer Wouter ende heer GeeraertWaren gewapent ende wel bewaert,Heer Wouter doutste alzoo is lieDroech boven die faetsche wie (drie ?)Koecken van sable twee en een onder.Heer Geeraert die jonxste besonderDroech een sautoir van kelenIn 's vaeder wapen sonder helen, 4T.

Dan, BUTKENS houdt dien oorlog voor eenverdichtsel van den eenen of anderen schrij7ver, en verklaart voorts, dat te dier tijde zelfsin de zegels der vorsten geen teeken of wapengevonden werd en het voeren van wapensnoch zoo oud, noch de wapens zoo erfelijkwaren als men zich later verbeeldde, en naarde zegels te oordeelen de wapens in Brabanden aangrenzende gewesten slechts weinigvoor het jaar 1160 in gebruik kwamen. 1. c.t. I. p. 118-122.

Het huis van BERTHOUT schijnt dus aan-vankelijk slechts een enkelen balk [fasce] in

16) Ook vele andere huizen, als BEVEREN, AM-STEL, DUSSEN, enz. braken hunne wapens meteen sautoir of St. Andries kruis. Zie BUTKENS1„ c. t. I. pp. 610, 613, II. pp. 72, 281; DE L'ESP.1. c. pp. 72, 99, 324, 753; VAN LEEUWEN, a. p.

bl. 829, 832, 861 vlgg., 944, 995; VAN SPAEN,ffeeren van Amstel, bl. 35, 36, 121, 126.

63

't schild gevoerd te hebben, even als de hui-zen van LOTHARINGEN en LEUVEN, [waaruitde Brabandsche hertogen , de heeren vanPerweys of Perwez 17), en, vermoedelijk,ook de geslachten van MERWEDE, BEVEREN(van moederszijde) stamden], BOESSELEN,BETHUNE, BIERBEKE, JAUCUE, M ARBAIS enSOMBREF. [beide, als BAENST, met drie meer-len in 't hoofd], VAN DER GOUDE ; de burg-graven van Leyden, — en de daaruit voort-gekomen geslachten van SPANGEN, WEND,DORP, [KOK, Woordenb., haalt deze nit Fries-

land], SPOELBERCH, POELGEEST, OEM, [volgensSMA LLEGANGE, Wapen. d. sted. en gesl. vanHoll. en Westvriesq; en vele anderen.

Het aannemen van nieuwe stamnamendoor jonger zonen, naar de hun ten deelgevallen goederen, en het veranderen enbreken hunner wapens , noemt MONTAIGNE,livr. 1, des Essais, chap. 46 : Un vilain usage,,5, la chose du monde, qui faict plus mesler 4'mescognoistre les races.

M°.

MENGELINGEN.

Bijzondere geheugenkracht (vgl. A. R.).Thomas Fuller. Het geheugen van dezenman was zoo sterk, dat zijne tijdgenootenonderstelden, dat hij het door kunst hadvolmaakt. Om dit beweren te wederleggenschrijft de geleerde :

n Geen sterveling heeft mij ooit hoorenvoorgeven, dat ik de herinneringskunstbeoefende. Integendeel, in mijn boek noemik haar met den waren naarn van kunst-greep, en geen kunst — zijnde zij inder-daad meer een voortbrengsel der verbeel-dingskracht dan des geheugens. Ondertus-schen moet ik bekennen, dat een jaar oftien jaren geleden, toen ik in de kerk vanSt. Dunstan's East van den preekstoelkwam, iemand (die sedert een werk over't gemelde onderwerp geschreven heeft)mij in de consistoriekamer, voor geloof-waardige lieden, heeft toegevoegd, dat hijmij in Sydney college in de herinnerings-kunst had onderwezen. Ik gaf hem tenantwoord, dat hij dit mis had, want, datik mij niet herinneren icon, ooit zijn gezigtmeer gezien te hebben, hetgeen toch, naarik meen, een ware wederlegging was." —Appeal of Injured innocence , Part II,Book IV. § 94.

De plaats, waar FULLER de herinnerings-kunst uitmaakt voor een kunstgreep, komt

17) Deze stierven voor 1274 in het manlijk oiruit; doch GODFRIED, graaf van Vianden, ontroldein den slag van Woeringen op nieuw den roodenstandaard met den zilveren balk van het huis vanLEUVEN-PER'WYS, waaruit zijne moeder gesprotenwas, en verliet sedert zijn vaderlijk wapen, hetzilveren hartsclald in rood, 't welk ook de gravenvan Kleef voerden en de heeren van Brandenburgbehielden. — 't Nieuwe wapen van VIANDEN,prijkt nog in 't blazoen der NASSAU ' S. Zie BUT-KENS 1. c. t. I. pp. 109, 213, 248, 274, 276, 319,338, 376, 453, 591, 632, 636, 642, Preuves, pp.231, 232; BETHOLET, Hist. de Luxemb. t. III. p.423, svv., t. IV. p. 241 svv., t. V. p. 8, t. VI.pp. 149, 208 svv.; SCHANNATS Eiflia Ill., vonBaRSCH, 1. Bd. 2. Abth. p. 958, 2. Bd, 1. Abth. p. 67.

voor in zijn Holy and profane State, PartI, Ch. L. Zij luidt als volgt :

(De geheugenkunst is meer een kunstjedan een kunst, en strekt eer tot winst vanden onderwijzer, dan tot voordeel deronderwezenen. Het is daarmede, als methet opgooien en weder vangen van depiek, dat niet tot de handgrepen en debehandeling van dat wapen behoort, enmeer dient tot vertoon, dan tot wezentlijknut, om de kracht en vlugheid van denarm te doen blijken, en hetgeen dikwijlsdoor zwervende soldaten wordt gebezigdals eene inleiding van bedelarij. Pas ditnu maar toe op de kunstmatige voor-schriften, heden ten dage door de geheu-gen-kwakzalvers gegeven : want, zondertwijfel, kan er ook eene kunst wordengemaakt van datgene, waarin de wereldtot nog toe zoo gebrekkig is, en dat nogwel eene kunst, niet verderfelijker voorhet natuurlijk geheugen, dan brillen zijnvoor de oogen — de meisjes in Hollanddragen die wel met haar twaalfde jaar 1"

Niettegenstaande dit alles is het bijnaongeloofelijk, dat de herinneringstoeren, doorFULLER aan den dag gelegd (zoo als b. v.het herhalen van 500 vreemde woorden vanvoren naar achteren en van achteren naarvoren) het uitwerksel waren van een natuur-lijk geheugen, zonder bijstand der kunst.Dat PEPYS er geen geloof aan sloeg, bewijstdiens Dagboek, op den 224ten januarij 1660.

»Heden (schrijft hij) was ik in het gezel-schap van dr. THOMAS FULLER: hij verteldemij van zijn laatste en groote bock, datnu uitkomt, loopende over de Geschiedenisvan alle de Geslachten van Engeland, en zoudemij meer van mijn eigen geslacht kunnenmededeelen, dan ik er zelf van weet. Entevens, tot welk eene volmaaktheid hij nude kunst van 't geheugen heeft gebragt :zoodat hij onlangs aan vier uitstekende ge-leerden, over verschillende door hen opge-geven onderwerpen, te gelijk in 't Latijn

64

had gedicteerd, a% gaanw, dat zij hem nietkonden bijhouden, en tot dat zij vermoeidwaren ; en dat, mogt iemand eens van dewijs zijn geraakt, en den vorigen zin ver-geten hebben (iets dat hem nooit gebeurde)het diens laatste redmiddel was den nieuwenzin maar aan te vangen met een Ut Cu n q u e."Ook AUBREY (Letters, II. 354) getuigt vanhem » dat zijn natuurlijk geheugen zeersterk was, en dat hij het nog versterkt haddoor de herinneringskunst." nHij was instaat (zegt onze gezaghebber) u van vorennaar achteren en van achteren naar vorenal de uithangborden op te noemen, vanLudgate tot Charingcross."

En FULLER zelf, sprekende van den ge-leerden bisschop JEWEL, merkt aan :

s Verscheidene uitnemendheden ontmoe-teden elkander in dezen waardigen man,natuurlijke zoowel als door kunst verkre-gene (onder, welke laatste ik rangschik zijngestudeerd geheugen, dat, even zoo goed alsaan THEODECTUS den sophist, hem den eer-naam verdienen deed van Mnemonicus) enz.enz." Church History, 1837, II, 502.

Ik zal besluiten met eene anecdote, dieniet alleen ten bewijze kan strekken hoebij de hand onze FULLER was, maar tevensonmiddellijk op ons onderwerp betrekkingheeft :

Bij gelernheid, dat dr. THOMAS FULLER

eens een bezoek bragt aan de commissievan verbeurdverklaring, zitting houdendete -Waltham in Essex, vervielen deze hee-ren weldra in een gesprek en eene lofredeover het sterke geheugen van hun bezoeker.Dit gaf den heer FULLER aanleiding om huntoe te voegen : »» Het is waar, mijne heerendat de algemeene roep mij een voorbeeldig ge-heugen toeschrijft,en, als gij erniet tegen hebtzal ik er tt een klein staaltje van leveren."Gretig nam de commissie van verbeurdver-klaring dit voorstel aan, hem verzekerende,dat hij geen ondankbaren voorhad, en, allewerk voor het oogenblik op zijde schuivende,verzocht men hem to beginnen. » Heeren(zegt hij) ik zal u een bewijs van mijn goodgeheugen geven ten opzigte der zaken, waar-mode gij thans u bezig houdt. Uwe acht-baarheden hebben goedgevonden een eer-lijk, arm, maar koningsgezir d predikant,mijn buurman, uit zijn ambt to verwijde-ren en in de gevangenis te zetten : hij heefteen zwaar huishouden van kinderen, envan middelen loopt het bij hem niet over :als gij nu zoo genadig wildet zijn, hemuit den kerker te ontslaan en in zijne be-diening to herstellen, zal ik uwe goedheidonthouden zoo lang ik leef." Men zegt, datdeze aardigheid zulk een invloed op de

heeren van de commissie heeft gehad, datdezen den armen leeraar terstond met devrijheid zijne betrekking teruggaven."

De bovenstaande anecdote wordt mede-gedeeld in FEINAIGLE 'S Art of Memory,3rd. ed. p. 424, en is door dit werk ze-ker ontleend aan WANLEY 'S, Wonders ofthe Little World. — Verkort naar eene aan-teekening van den heer THOMPSON COOPER,

F. S. A., te Cambridge, in » Notes andQueries" 3d Se r. Vol. III, p. 383.

Zeyst. J. H. VAN LENNEP.

Olievlekken uit papier weg to nemen(vgl. XIII. bl. 351). Een beproefd middelis het aanwenden van magnesia. Men be-strooie de bevlekte bladen met goede fijnemagnesia, bezware ze een weinig en ver-werke die een paar keeren 's weeks. Lang-zamerhand verdwijnt de olie geheel.

Utrecht. A. v. R.

Olievlekken uit papier weg to nemen.Voor ettelijke jaren was bij mij een book,zijnde een deel van een vervolgwerk, op demeeste paginaas zeer met patentolie bevlekt ;ik nam toen munnikengraauw papier enbesmeerde dat dan met gewoon krijt, enlegde het in strooken gesneden tusschen demenigte bevlekte paginas, sloot het booken liet het alzoo een week in een gewonehuispers geperst rusten ; daarna nam ik hetex nit en door middel van de veeren vaneen bos schrijfpennen veegde ik de bladenaf, met het gelukkig gevolg, dat daarna hoe-genaamd niets moor van olievlekken tozien en het book geheel zuiver was alsvroeger.

J. DE B.

Olievlekken uit papier te verdrijven.Het geschiktste middel daartoe is misschienubenzol." G-edrukte letteren weerstaan 'tvrij good. Bij de eerste proof er mee zeker ;zoodat men die altijd gerust nemen kan.Opdat dit vocht zelve echter geene krin-gen achterlate in het papier, is 't hetbeste, er het geheele blad mee to drenkenen dit daarna tusschen filtreerpapier teleggen. De vetvlakken zelf wrijft men eenpoosje — met luchtige hand — door mid-del van een sponsje of watten, ruim metbenzol bedeeld. Het middel is niet duuren ieder apotheker levert 't af.

NEPTUNUS.

65

GESCHIEDEMS.

Omwenteling van 1813 (vgl. XIII. bl.298, 331, 367 ; XIV. bl. 1, 33). De beerBOUSQUET, die in November van gezegdjaar over de Botermarkt zou gereden heb-ben in een met oranje vercierde sjees, wasMt. J. C. BOUSQUET, bekend als schrijvervan Amsterdam in 1672 en de dood vanM. A. de 1?uyter, beide welke stukken opden schouwburg met goeden uitslag her-haaldelijk zijn opgevoerd. Hy heeft, zoo ikmy niet bedrieg, lang gewoond op hetSchapenplein alhier. Of het bovengemeldewaagstuk voor of na 15 November heeftplants gehad, weet ik my niet meer teherinneren ; wel dat ik er in der tijd veelover heb hooren spreken, hoewel juist nietmet goedkeuring en even min als van eengeschikt midddel om vinvloed op de ont-wikkeling van den volksgeest," nit teoefenen. J. VAN LENNEP.

Omwenteling van 1813. Het gebouw,dat in de dagen van november 1813 te's Gravenhage in de asch werd gelegd,was niet gelegen in het korte, maar in hetnieuwe of kleine Voorhout en was ookniet het hotel der prefectuur, Het werdbewoond door den procureur-generaal bijhet keizerlijke hof, JACQUINOT DE PAMPE-LUNE, die, naar men wil, den avond vanden brand eenige heeren bij zich te etenhad gehad. Deze omstandigheid geeft allereden om te gelooven, dat deze brand bijongeluk is ontstaan.

DIXI.

De achtkante boer (vgl. XII. bl. 234,321, 358; XIII. bl. 34, 105, 138, 196,228, 257 ; XIV. bl. 4). In de Histori oftePractijke der Dieven, Bestaende in ongehoor-de wreetheden en schelmerijen. &Mile bedrie-gerijen der Beursesnyders. Snoode Schallehe-den, en Stratagenien van Gauwdieven, enKleijers. Utrecht 1688 (zie Nay. XI. b1.159),en welk werkje sleehts eene vermeerderdeuitgave is der, Hay. XI. b1.160, vermelde,te Leiden bij DAVIDT LOPES DE HARO in1640 gedrukte Legende ofte Historije ....der Dieven enz., komt op bl. 645 tot 651voor: Het eijnde van den Achtkantigen Boer,opgehangen (omme verscheijden Dieverijen endehuijsbraken) binnen Rotterdam, daer benevenssiine vertellingen hoeclanigh by seecker Boerbuijten Leijden uijt den nood had geholpenmet het leenen van vier duijsent guldens aengeld, die de Boer den Schout van 't Dori) we-gens ongelden als anders schuldig was, endehoe den Achtkantigen Boer, de vier duijsent

gulden de Schout weder afhandigh maeckte,ende doen den Boer quijtscheelde.

C. P. L.

Stadsmusicus (vgl. XIII. bl. 328 ; XIV.bl. 33). Deze stadsmusici zullen waar-schijnlijk dezelfde geweest zijn als de stads-b ompers en pijpers, over welke men velebijzonderheden vermeld vindt door DODTV. FLENSBURG in het Archief van kerkelykeen wereldlijke Geschieclenis van Utrecht, in-zonderheid in dl. III. Zie het register opde woorden Musicalia, Pijpers, Trompers,Trompetten ; ook op Organist, dewijI dezedaaronder kunnen begrepen zijn.

V. D. N.

Begrafenissen bij avond of bij nacht (vgl.XIII. bl. 234, 259, 322, 353; XIV, bl. 4, 33).Deze moeten in vroegere jaren in Duitsch-land gebruikelijk zijn geweest, want in hettreurspel Julius van Sassen wordt aan dedochter van SPINDLER, op kosten van harenminnaar, eene statige begrafenis bij fakkel-licht gegeven. Ik zou zelfs mogen veron-derstellen, dat zoodanige begrafenissen ooknog in onze dagen in Engeland in gebruikzijn, en wel uit het volgende feit. — Tenvorigen jare had er ter gelegenheid van hethuwelijk van den Prince of Wales, te Londeneene algemeene illuminatie plants, die na-tuurlijk eene ontzettende menschenmassaop de straten deed bewezen. Het was daarbijechter onmogelijk anders dan te voet uit tegaan, want niemand durfde het wagen, uitvrees voor ongelukken, de straten in eenrijtuig te passeren. Voor 66ne klasse vanrijtuigen werd echter ongehinderd een weggebaand, te weten voor de lijkwagens, waarinzich nogtans op dien avond geene lijken be-vonden maar levende personen, die op hetillumineuse denkbeeld waren gekomen, geheelden Engelschman waardig, om in die soortvan rijtuigen — voor deze gelegenheid sleehtsmet een dun zwart waas bekleed — de illu-minatie in oogenschouw te gaan nemen ; iets,dat hun dan ook volkomen mogt gelukken.

ALEXANDER.

Verheergewaden met een paar wittehandschoenen (vgl. XIII. bl. 365; XIV. bl.5, 35). Onderscheiden van de gewone giften,die de leenman op gezette tijden zijnen leen-beer moest aanbieden, is de verheergewa-ding. De eerste bewezen de leenroerigheidder goederen, de laatste daarentegen was eenteeken van persoonlijke afhankelijkheid, be-rustende op het algemeene beginsel, dat de

9

Ga

zwakke de hulp behoeft van den sterke, endeze op zijne beurt, tot handhaving zijnermagt, de medewerking van zijne onderhoo-rigen niet missen kan. Met de verheerge-wading kocht men als ware 't de beschermingvan den strilere, en beloofde hem te gelij-ker tijd zijne hulp. Dit gesehiedde somtijdsdoor middel van geschenken in geld (salva-menta), somtijds met geschenken van zinne-beeldigen aard. HALLAM zegt hiervan in zijnState of Europe, etc. »L'investiture, on la»cession du fief, 6tait de deux especes, l'une»r6elle, et l'autre non rdelle. La premiere» etait la raise en possession effective, soit»par le seigneur, soit par son delegue; on»l'appelle dans nos lois »livery of seizin" ;»l'autre 6tait symbolique, et consistait dons„la presentation d'un morccau de gazon,» d'une pierre, d'une baguette, d'une branche» d'arbre, ou de tout autre objet dont l'usageavail etc introduit par le caprice des con-

» tomes locales. Du CANGE n'enumere pasmoms de quatre-vingt-dix-huit modes d'in-

» vestiture."De meening van V H., dat de geschen-

ken in geld van lateren tijd zijn, is nietjoist, want de geschiedschrijver SALVICS. diein de vijfde eeuw leefde, gewaagt er reedsvan. (Zie HALLAM.) Van de verheergewadingmet handschoenen enz. vindt men nog voor •beelden in het laatst der vijftiende eeuw.Het beginsel waarop de verheergewadingberustte komt nog duidelijker uit, wanneermen weet, dat zij zelfs na de wegschenkingof toeeigening der leenen nog voortbestond.Onder mijne geschiedkundige aanteekenin-gen vond ik daar een voorbeeld van :

»De Schaffelaar was een elgen leen, van» ouder tot onder aan de heeren VAN SCHAF-D FELAA11 behoorende, dat door hen, ofschoon»het gedeeltelijk onder het hertogdom van» Gelder lag, onmiddellijk aan de bisschop-» pen van Utrecht werd verheergewaad met» eene paar hertslederen handschoenen.''

leder vrij man was verpligt een bescherm-hoer te kiezen, loch in deze keuze was hijvrij. Zelfs las ik onlangs van een overblijfselvan verheergewading in de zestiende eeuw.De ridders van St. Jan, door KAREL V methet eiland Malta begiftigd, moesten hemjaarlijks op Allerheiligendag eon witten walkaanbieden, als blijk van onderdanigheid.(CAPEFIGUE, Francois I.) HALLAM, die deverheei gewading een » duister onderwerp"noemt, heeft in zijn voortreffelijk werk overde middeleeuwen over deze zaak veel lichtverspreid. L-F-T.

Verheergewaden met een paar wittehandschoenen. Hoeft V. H. nu de vraagdoor den beer J. H. VAN LENNEP gedaan,hoe, namelijk, dit verheergewaden met eon

paar witte handschoenen plants had, be-antwoord? Het woord zelf van verheerge-waden heeft een vreemd hoezecr ook modernaanzien, en is door mij alleen in het woor-denhoek van MARIN, 4e nitg. in 4° gevonden.KILIA AN heeft in zijn Etymo!ogicon TeutonicaeLinguae bet woord her-ghewede, her-ghe-?merle, her-ghewey de, en verklaart het in hetbreede. Het verheergewaden is er kennelijkvan gemaakt. In den Thesaurus TheutonicaeLinguae van PLANIIJN vied ik niets terzake. Het verheergewaden met handschoe-nen doet mij denken aan hetgeen K. BUR-

MAN in bet voorberigt van het eerste dcclzijner Utrechtsche Jaarboeken verhaalt, na-melijk dat hij in des kameraars rekeningder stall van het jaar 1402, gevonden had,dat op Marta-lichtmisdag (zijude de dogwaarop de regering verzet word) 0 van Stadts-wegen gegeven zijn negen en dertig dozynhandschoenen, die de Raadt oudt endsnieuwe, de Heeren, de goode luiden, derstadts knapen en knechten op lien doggedragen hidden, en dan noch zes paarzeemsche handschoenen, waarmede de Over-step , bepevens nog twaalf paar handschoe-nen, waarmede de Vrouwen van de Over-sten oude ende nieuwe beschonken waren."

Wat volt er omtrent de identiteit dergeschenken in de beide gevallen op to mer-ken ? Bestaat er eenige analogic ten dezen ?Zijn er moor voorbeelden bekend van der-gelijke vereeringen, als door PURMAN zijnvermeld ? lk herinner mij niet in zijnejaarboeken to hebben gelezen, dat ook inandere jaren dergelijke geschenken zijn uit-gereikt. Aileen zegt hij in dat zelfde voor-berigt, dat jaarlijks, op den dog der ver-kiezing van de regering, vooraf in de vijfkloosteren en de vier kerspelkerken conemisse gezongen word, waartoe aan lederdier kloosters en kerken van stadswege eonpond word gegeven, en dat aan de Buur-kerk nog twee ponden waskaarsen werdengezonden, terwijl daarenboven, zoo goatBURMAN voort » aan de Heeren, die daarmode in de kerk waren, vijf paar hand-schoenen geschonken wierden.” Het schijntdus, dat alleen aan die heeren (welke hee-ren in de beide citaten bedoeld worden ismij niet duidelijk) jaarlijks handschoenenwerden geschonken.

Haarlem.

Pe man met het ijzeren masker (vgl.XI I. bl. 138, 289 ; XIII. hi. 1, 81, 105 ;XIV. bl. 37). BENJAMIN FRANKLIN mootin Frankrijk van eenen zeer goeden kantvernomen hebben, dat de man met het ijzerenmasker een noon geweest is van ANI:A VAN

OOSTENRIJK On BUCKINGHAM. Hij geleek

67

zoo op LODEWIJK XIV, dat men hem, om ditte verbergen, een ijzeren masker voordeed.

Gimmenich (vgl. XIV. bl. 38). Zoo ikmij niet . bedrieg. dan is de Aro,vorscheroorspronkelijk ingesteld om een gelegen-heid te versehaffen, waarbij men, omtrentpersonen of zaken, zoodanig narigt zoukunnen ontvangen als niet, of niet volko-men, in alom bekende of alom verkrijg-bare werken wordt aangeboderL Maar dittijdschrift kon zijn formaat wel tienmaalverdubbelen, indien het zal antwoorden opal wat deze of gene maar verkiest tevragen, zonder de moeite te doen, voorafeens te onderzoeken of hij al te met hetantwoord op zijn vraag in 't een of 't an-dere bekende boek kan vinden. R. R. K.die vraagt wie GIMMENICH was, over wienhij in de Gesch. des Vaderlands van snr,-DERDIJK gelezen heeft, zal loch wel ookeen WAGENAAR in zijn bibliotheek bezit-ten. Indien hij e‘ en liet register op diensVaderl. Ilistorie had opgeslagen, zou hijhebben kunnen vinden, waar ter plaatse indat werk hij omtrent HENDRIK VAN GlIVI-MIG WAGENAAR den naam naar zijnegewone spelling verandert), de vereischteinlichtingen had kunnen bekomen. wil hijer nog meer van weten, hij raadplege betDichtkun dig Prael- Toon eel van NeMands won-deren, deel II, bl. 168 en deel IV, hi. 123,en voorts de verzamelingen van geschrif-ten, voor en tegen de Doelistea-bewegingen wat daarmede in verband staat, uitge-komen.

J. U. Z.

[Wij kunnen verzekeren, dat onze medewerkerR. R. K. niet alleen wel voorzien is van boekenover de geschiedenis van ons vaderland, maarook van kennis dier gesehiedenis. Wij twijfelenniet, of hij hezit eenen WAGENA AR en weet watdaarin omtrent GIMMENICH Of GIMNIG voorkomt.Zijne vraag zegt het wel niet dnidelijk, maar hijverlangt toch zeker alleen te weten wat in min-der algemeen bekende werken omtrent dien per-soon to vinden is.]

Willem I, prins van Oranje, door Jaureguigewond (vgl. XIV. bl. 7, 40). Terwiji JAU-REGUI na liet middagmaal den prins eenverzoekschrift Wilde overhandigen, had hijeen pistool achter zijn hoed verborgen. Hijmikte op 's vorsten hoofd. De kogel gingeen weinig beneden het regter oor naar bin-nen door 't gehemelte, neemt eenige tandenweg, en komt beneden het linker kakebeenweder te voorschijn. De keelader was ge-kwetst, en de wond ware doodelijk geweest,zoo niet de liitte van den kogel en van hetontstoken buskruid die ader oogenblik.kelijk had toegeschroeid. De Fins viel, nahet uitroepen : ik vergeef den misdadiger,

spaart hem het leven," in zwijm, en werdte bed gebragt. De wand werd bevonden nietdoodelijk te zijn. De aanslag geschiedde 18maart 1582. 'sPrinsen lijfarts (bier niet ge-noemd) was tegenwoordig. 's Anderen daagswerd per post uit Herentals gehaald mees-ter HANS, eenige chirurgijn in dit gewest.Den 31 maart sprang de wond open en ver-keerde de lijder in het uiterste gevaar. Dchertog van Anjou zond zijnen lijfarts LEO-NARD BOTAILI. Ook wordt JOSEPHO MICHIELIuit Lucca under de geneesheeren genoemd.Prins WILLEM deed zijn kerkgang op 2 mei.Op den 5 mei stierf zijne trouwe echtgenooten verzorgster CHARLOTTE DE BOURBON, dooruitputting en vooral ten gevolge van denschrik door het weder open springen derwood op 31 maart. Zie alles omstandigin het raderl. Woordenboek van KOK op dennaam JAUREGUI en nog omstandiger bijAREND 3 e deel. l e stuk.

Zutfen. W. A. H. G.

[Onze medewerker P. FRET verwijst den vragernaar WAGENAAR en VAN METEREN, C. P. L. naarMOTLEY en de door dezen aangehaalde werken.]

Willem I, prins van Oranje, door Jau-regui gewond Meer bijzonderheden kanNEPTUNI T S te weten komen nit WAGENAAR,

Vaderl. Hist., VIle dl., blz. 437-444, envooral uit de vlugschriften van dien tijd : Brefrecueil de l' assassinat commis en la personne duties illustre prince d' Orange par I. Jauregui.Anvers, 1582, in 4°, en Discours sur lablessure du Prince d' Orange. Anvers, 1582,in 4°. bide in het Hollandsch, mede teAntwerpen, in 1582 uitgegeven.

J. L. A. I.

Willem I, prins van Oranje, door Jau-regui gewond. BRANTOME, die in kleinebijzonderheden dikwijls goed is ingelicht,dock voor het overige wel eens »met speksehiet," zegt van deze wand :

Voicy venir ce galant (JAuREGui), quietoit si resolu en son fait, qu'il tire un

» coup de pistolet chargé d'une seule balle,» de laquelle ii l'atteignit au dessous del'oreille droite, et la perca de part enpart la balle estant passe par le palais,

» et sortie par la joue gauche, pres de la» masehoire de dessus. Ledit seigneur (eomme» depuis it dit) ne scavoit ce que c'etoit etpensoit qu'il y eust quelque mine d'une

► partie de la maison car it ne sentoit point0 n'avoir este frappe: toutes fois la veu8dui en fut ebloilie quelque temps.

I, • • • • • . On dit que cc Princeestant revenu a soy s'escria, Ah ! que sonAltesse peril aujourd'hui un bon serviteuren moi!

.. Cependant le Prince

9*

68

»se fit panser; et ft-tt si bien secouru qu'il» escbappa de cette blessure."

BRANTOME, enwires. Vies des HommesIllustres et grands Capitaines estrangers deson temps, article : Prince d' Orange.

L-F-T.

Geschiedenis der vrijmetselarij (vgl.XIV. bl. 42). A is een schrander diplomaat ;maar het kunstje, waar hij merle voor dendag komt, om achter het fijne van de zaakte geraken, is wat heel versleten. Zijn ge-schrijf komt eigentlijk hier op neer : ,,ikweet er alles van ; maar eilieve, vertel mijnu ook nog wat ik niet weet." — Hij vergtintusschen wat veel wanneer hij verlangt,dat men hem, die geen vrijmetselaar is,zoo maar goedwillig op de hoogte brengevan zaken waaromtrent ijverige en kundigeleden der orde, eerst na jaren naauwgezeten vlijtig onderzoek, een antwoord hebbenweten te krijgen, dat hen bevredigde. Al-leen dit willen wij hem zeggen, dat, hoemeer men den oorsprong der orde heeftnagespoord, hoe meer men tot de overtui-ging is gekomen, dat zich die in den nachtder tijden verliest. Het is met de geschiede-nis der vrijmetselarij als met de geschiede-nis van alle mogelijke staten en volkeren :gnat men terug, en zoekt men een aan-vangspunt, dan raakt men in de nevelender mythe verward, men vindt geen vastengrond meer en moet zich tot gissingen be..palen.

Wij willen aan A een goeden raad ge-ven. Is het hem met zijne vraag ernst, enis hij een liefhebber van historisch onder-zoek als wij moeten opmaken uit zijneaanhalingen van reeds door hem geraad-pleegde boeken en dokumenten, dan latehij zich in de orde opnemen en hij zalzich den toegang geopend vinden tot deboekerij van het Groot-oosten zoo wel alstot die, welke Z. K. H. prins FREDERIKheeft aangekocht uit de nalatenschap vandr. KLosz van Frankfort. In de laatstge-melde verzameling, de rijkste die ter we-reld bestaat, als niet minder dan 3000gedrukte en 2000 geschreven boekdeelenbehelzende, zal hij nieuwe stof vinden omaan zijn zucht tot onderzoek te voldoen,en, hopen wij, zijn weetlust te bevredigen.

EEN OUD VRIJMETSELAAR.

Het wonder van Josua en de chineschekronijken (vgl. XIII. bl. 365). Moeite mogemen zich geven om het wonder van JOSUA

tot eenheid te brengen met hetgeen de fa-belleer van Grieken en Romeinen ons vanPHAeTON en MARTINI van de eeuw vanden chineschen keizer YAO vertellen, tenaanzien van het volgende is die moeite wel

ijdelheid. Ik wil uit het niet algemeen be-kende, scboon niet onbekende Vaderboeck2' dr. Leiden 1511, fol. 58, kol. 1 en 2,letterlijk afschritiven wat daar op rekeningvan den 80jarigen priester COPRES ver-haald wordt aangaande den oudvader mu-ms.

,,Nu so gheboerde op een tijt, dat hiquam ghegaen wt die woestenye, ende woudesine monicken besien 1 ), na sine goede ge-woenten. Ende doe went hem ghcopenbairtvan Gode dat een van sine bruederen terdoot toe siec laghe ende woude sterven.Doe begonde hi gheringe 2) te gaen, daerhi den brueder gerne levendich had ge-vonden. Ende doe was dat also verre, dathi daer niet wel en conde gaen, ende datwas omtrent vespertijt. Ende doe by sachdat hem des daghes begonde te ontbreken,ende die sonne woude ondergaen, doe stonthi stille ende sprack totter sonnen : In denname onses Heren JESU CHRISTI so ghe-biede ic di, dattu stille staetste op diestede, daer du nu staetste, totter tijt datic tot minen brueder come. Ende altehant 3)doe stont die sonne stil, tot dat hi quamdaer hi wesen woude. Ende nu so begon-den al die luden te mercken, dat die sonneby den ondergange was, ende al so langestil bleef; ende hen verwonderde seer, watGod daer me menen mochte. Ende doe dieheilige vader MUCIUS wt die woestenienwas ghegaen, doe ginggen beyde, sine brue-deren ende ander luden, tot hem, endevraechden hem, ofte hi niet en wiste, watdat God, onse Heer, daermede menen mochte,dat die sonne so lange stille bleef staen.Doe antwoirde hi ende sprac : Ist dat ghinu soe groten gelove hebt als een mostertsaet groot is, so doet ghi meerder endegroter miraculen, dan ic voer u hebbe ge-daen. Altehant doe mercten die luyden,ende bekenden wel an sine woerden, datdie sonne van sine woerden stil was bli-ven staen, ende verscricten doe te maelseer; ende veel heidenen ende ander on-gelovighe menscen bekeerden hem totGode, ende worden sine discipulen. Endedoe hi totten crancken brueder quam, doewas by doot, ende lach op sine slaepstede.Do screyde die heilighe vader mums seerbitterlike, ende stont over hem, ende spraceen vuerich, andachtich ghebet over hem,ende kussede hem an den mont, ende sprac :0 lieve brueder, wilstu bier nedercomenende noch langher leven, ofte wilstu blij-ven, daer du nu gecomen biste ? Doe ant-woerde hem die dode brueder ende sprac:

1) = bezoeken.2) = -- met spoed, schielijk.3) = terstond.

69

0 lieve varier, en moyet mi nyet, langerte leven. Doe sprack Atuclus tot hem : Lievekint, so blivet in dine ruste, ende bidtGodt voir mi. Ende doe hi dat sprack,doe dede hi hem dat dootcleet an, endewaecten dea nacht met den anderen brue-deren bi hem mit sine ghebede. Ende doedye dach gecomen was, doe begroef hi hem,ende ghinc weder in die woestenie."

Daar is een wonder niet genoeg ; er moeteen tweede bijkomen. Wij schrijven 't eenen ander gaarne op rekening van den pries-ter COPRES; maar de kerkvader HIERONY-mus zou 't niet hebben opgenomen, als hetniet ook voor hem waarde had gehad. Hoe.'t zij, ieder zal gevoelen, dat hier een terug-slag is gegeven op het wonder van JOZUA.

Maar wat moeten wij omtrent het ver-haal daarvan denken ? Het zij mij ver-gund, van deze gelegenheid gebruik te makentot mededeeling van mijn gevoelen.

In het verhaal van JOSUA 'S strijd tegende vijf koningen der Amoriten, ten eindede Gibeoniten te ontzetten, komt niet alleende wensch des veldheers voor, dat de zonte Gibeon mogt stilstaan en de maan mogtstaan blijven in het dal Ajalon ; maar ookde verklaring, dat het alz66 werkelijk geschiedde, en de Beer naar de stem eensmans hoorde. Derhalve redeneerde men,vinden wij bier eene afwijking van de ge-wone regel, en moet die gewone regel duswezen, dat de zon om de garde heen loopt,en niet omgekeerd. De Copernicanen had-den tegen die redenering veel in te bren-gen. Met den gerezen strijd laat ik mij nietin. Ik wil alleen mijne verwondering erover uitdrukken, dat men zooveel knoopenin de biezen van 't verhaal heeft gevonden,terwijl de zaak, mijns bedunkens, eenvou-dig genoeg is.

De geschiedschrijver heeft, gelijk hij danook zelf te kennen geeft, cadge zinsnedenuit een oud, in zijnen tijd nog bekend, maarsedert verloren geznan book, het bode desOpregten getiteld, alpp in zijn verhaal

opgenomen. Gaat men die in het oorspron-kelijke na, dan bepalen zij zich tot Jos. X.12, 13, en maken een viertal koppelverzenuit van een gedicht, waarvan alleen betgeleverde fragment is overgebleven. Hetkomt mij echter voor, dat het eene volledigestrophe is, aldus gebouwd, 3, 3, 2, 2. Uit degewone vertalingen is dat niet te bespeuren.Genoeg evenwel dat we hier eene gebondenrede, dat we bier poezy voor ons hebben.

Het bedoelde fragment, behoorlijk ge-schreven, is dit :

» Toen smeekte Jhosuah Jhovah,»Den dag waarop Jehovah den Amoriter

prijs gaf

» Voor 't aangezigt der kind'ren Israels ;» En zei voor Isrels oogen:» Sta, zon, te Gibeon stil,»En maan in 't dal van Ayalon !"

»En stille stond de zon, ook stond de maan,» Tot dat het yolk zich op zijn vijanden

had gewroken.

n En stille stond de zon aan 's hemelsmidden,

»En haastte niet ten ondergang wanneerde dag voleind was."

Wat nu heeft JOSUA hier gewenscht? Enwat is er overeenkomstig zijnen wensch ge-schied ? Van het eerste vinden wij de ver-klaring in het te voren verhaalde. JOSUA,door de Gibeoniten te hulp geroepen, trekttegen den nacht van Gilgal op, om den vijandtegen den morgen onverwachts te kunnenovervallen ; zijn togt gelukt. Met de eerstemorgenschemering worden de belegeraarsaangegrepen, geraken in schrik en verwar-ring, vlieden den weg van Beth-horon op,en ondergaan bereids van de Israellers eenegroote slagting. De vlugtenden werpen zichnu in het dal Ajalon, en JOSUA, Gibeonen het oosten reeds in den rug hebbende,vervolgt hen van boven af. MiddelerwijIbreekt er over de verwarde vijandelijkelegerbende een verschrikkelijke hagelslaglos, alsof er van den hemel met steenenwerd geworpen, zoodat er meer yolks doorden bagel, dan door 't zwaard werd ge-dood. Dc reden kan bier dus niet zijn vaneene zon die reeds aan den hemel stondto gloeien. Er is integendeel nog geenezon aan den hemel zigtbaar gewordon. Maarde bui trekt over. Straks zal de zon bovenGibeon doorbreken. Josua wenscht dat hetniet gebeure, opdat geen zonnebrand zijnereeds half afgematte benden verhindere inhet vervolgen van den vijand. Hij wenscht,even als later een der dapperen van LE-ONIDAS in de schaduw der perzische pijien,zoo bij eene bedekte 'richt te kunnen vech-ten. Maar evenzeer wenscht hij, dat ookhet schijnsel der maan wegblijve, wanneerhij de vlugtenden door het dal Ajalon beenzal hebben vervolgd. Want als zijn strijd-genooten dan vermoeid nedervallen om rustto nemen, zal de in het oosten voor ver-derfelijk gehouden invloed der maan op hemdie onder den blooten hemel zich

hun het leven schaden. (Zie PsalmCXXI. 6.) Zon, sta stil to Gibeon, enmaan in het dal .Ajalon !" is derhalve eennatuurlijke uitroep van den verhitten veld-hoer, die het verderf zijner vijanden vol-tooid, en zich en de zijnen behouden wenschtte zien.

En naar zijnen wensch gebeurde het ver-

70

volgens ook : » en de zon stond stil, en de Gijsbrecht in VONDELS werken, dl. bl. 423maan stond, tot dat het yolk wraak had en 424.geoefend over zijne vijanden."

Ziedaar den dichterlijken terugslag op Generaal Runrans (vgl. XIII. bl. 298;JOSUA 'S uitroep, waarvan de parallelie of XIV. bl. 6). Op de Oude Turfmarkt tede voltooiing merkwaardig is: „en de zon f Amsterdam, tusschen de Doelenstraat enstond aan het midden des hemels, en haastte het (voormalig) Gasthuishof, naast hetniet ten ondergang toen de dag vol was ;" huis gemerkt B. 59, is een poort waar-dat beet: zij liet zich niet zien toen zij Dan boven een witte Steen. waarop een kranshet midden des hemels had moeten staan, is uitgehouwen, waaronder de woordenop den middagtijd zij liet zich niet zien staan de Rosecrans. Men heeft mij wel Benstoen de dag vol was, en zij dus had moeten gezegd, dat voornoe huis aan de tamilieondergaan. Zij bleef, in een woord, dien ROSECRANS zon hebben behoord.ganschen dag met haar schijnsel achter. C/4.

Die eenvoudige verklaring wordt onder-steund door hetgeen wij Habakuk III : 11 Generaal Rozecrans. OIRCK JACCBSZ.

in gelijken zin lezen. Daar wordt een vree- ROZECRANS was 15‘)-1 commissaris van hu-selijk onweder aldus beschreven : welijksch. zaken te Amsterdam. Zie WA-

Zij it, de Bergen, zij krimpen weg GENAA.11, dl. XIII. bl. 14 en 121, in 8°.

van angst,9 Januarij.

,, Dat der wateren vloed (hen) overstroome,» De oceaan verheft zijne stem, Keurslijf (vgl. XIII. bl. 238). De Fran-

» En heft zijne handen op omhoog. schen bezitten eene Histoire des modesfrancttise3, par G.-F.-R. MOLE, Paris, 1774,» Zon en maan staan stil in hun woning:

» Voor het licht Uwer pijlen vlieden zij, 2 v. in 12° ; doch, voor zoo verre mij be-

), het schitteren van den bliksem Uwer kend is, bestaat er in de nederlandscheans." taal geen bepaald werk over dit onder-l werp. Bijdragen zien echter te vinden in

Zon en maan staan stil in hun woning" VAN EFFENS Spectator, en vooral belang-beteekent toch ook daar niet, en kan daar rijke in het tijdschrift de Philantrope, datniet beteekenen verbreking van de orde van van 1756 tot 1762 nitkwam.dag en nacht, zoo als VAN DER PALM vvil. J. L. A. I.Wiens vertaling ik met opzet heb aange-haald, — maar eenvoudig: zon en maan Juffrouw Serklaas, de koppelaarster vanhouden haar schijnsel terug, zij komen niet 't bestand (vgl. XII. bl. 40). Ten eindete voorschijn. iets naders van haar te vernemen, zij het

Bij zulk eene eenvoudige verklaring, dan ook in 't bevallige doch plooibare kleedwaarbij aan geene enkele uitdrukking ge- van den historischen roman, kan J. L. A. I.weld is gedaan, en die slechts de taal des met vrucht scut:sinus Haagsche Jeer nale-gemeenen levens in dichterlijken vorm doet zen. Ook zullen de Letters to and from Sirhooren, ziet zeker niemand een buitenge- DUDLEY CARLETON during his embassy towoon wonder op het gebied der natuur. Bet Holland 1616-1620, uitgegeven door lordwonder dat bier werkelijk geschiedde, en HARDWICKE, hem eenig licht geven.dat ik ten voile erken, is geen ander dan L-F-T.'t geen in deze woorden des verhaals zelfligt : Baron de Zelandre (vgl. IX. bl. 33, 160,

n En de Heer streed voor Israel." 218). Men vergelijke Bulletin du BibliophileBeige, XVI. p. 25, XVIII. p. 69, waar men

Wie dat uit het oog verliest blijft alleen zien zal, dat JACQUES chevalier DE Zi7.LANDRE,aan den vorm hangen, gelijk zooveel eeuwen van 1614 tot 1621 te Weenen als residentten aanzien van 't zoogenaamde wonder vertoefde. C. P. L.van JOSUA is gesehied, en koestert eenedwaling, in strijd met hetgeen de natuur- Mr. D. J. van Lennep en de landstormkennis en het bijbelsch verhaal leeren. tus- (vgl. XIII. bl. 76, 103, 163, 202, 230,schen welke beide geen strijd is. 257, 356 ; XIV. bl. 36). Dat mr. J. FABIUS

S. J. majoor van het 9de bataillon van den land-_ storm in 1814 was, kan ik DIXI vcrzeke-

Gijsbrecht van Amstel in Pruissen (vgl. ren. Voor rnij ligt mijn bijXIII. bl. 299, 353 ; XIV. bl. 5). Lie : J. TER de lste compagnie van gezegd bataillon,GOUW, Gijsbrecht van Amstel en de opkomst door voormelden heer FABIUS, op den 10"van Amsterdam, bladzijde 157, aant. 39 ; en mei van, genoemd jaar, als majoor onder-mr. J. VAN LENNEP, aanteekeningen op den teekend. Of m r. D. J. VAN LENNEP, of wel

n•n••n• n•••

71

Mr. D. C. VAN LENNEP, luitenant-kolonelvan dat bataillon was, kan ik mij nietherinnereri. Ik ben door DIXI aan het twij-felen gebragt. Het is bijna 50 jaren ge •leven. 9 Januarij,

Mr. J. D. Meijer (vgl. XIII. bl. 367:XIV. bl. 5), Mogelijk marks m r . 11. C. VANHALL in zijn werk : Air. Joeinnes van derLinden en mr. Jonas Daniel Meijer, alsRegtsgeleerden lierinnerd." hier meldingvan ; ook komt in eenige nommers vanden ► Algemeenen Konst- en Letter . bode" voor1835, van de hand van mr. VAN DERSCHAAFF, een il Levensberigt van mr. J. D.Meijer" voor, doch ik kan daze beide werkennu niet naslaan.

J. LI. L. VAN DER SCHAAFF.

Schermmeesters in de XVIe eeuw (vgl.XIII. bl. 329). Zondag 15 november 1. 1.schreef ik in de groote kerk te Goes hetvolgende grafschrift over:

► Hier licht begraeven JOIIANNES HEN-DERIC MISPELBLOM. geslagen vechtmeestervan 't lange Sweerdt soone, in sijn levenStadtsschoolmeester van der Goes. overle-den 17 Jan. 1649, oudt 54 jaeren en sijnehuijsvrouw HESTER DE MOORS overleden 6maert 1669 oudt 74 jaeren ; HENDERICliner lieder oudste zoone in sin leven ge-admitteerd landmeeter overleden 2 january1648 oudt 29 jaeren.'‘ De varier was dusgeslagen vechtmeester van 't lange zwaard,de goon schoolmeester, de kleinzoon gead-mitteerd landmeter en eenige naneven naaralle waarschijnlijkheid predikanten, zoo alsik er van dien naam ken te Waarden,Axel, Serooskerke en Haamstede.

F. CALAND.

Aanteekeningen omtrent de zucht derHollanders van vroeger en later voor mo-nopoliegeest en uitsluiting van anderen.

1. n Niemand zal vermogen te handelenop Tonda, Madalen, Singies (voor-indie)dan die bescheid brengt van zijne Prince-lijke exeellentie ;" (MAURITS van Nassau,stadhouder der republiek). (Verbond, 29maart 1610, met den Naik en Aya vanSingies.)

2. ► Ook zal den konink niet vermogenhier (Palliakate, Voor-indie) te laten han-delen eenige europische natien, dan alleen,die bescheit van Syne Princelijke Excel-lentie brengen.'' (Verbond. 1610. met denvorst van Tarnatika, Voor-indie.)

3. ► Ook sal de Samorin niet vermogenhier te laten handelen met eenige Europe-sche Natien, dan alleen die bescheit van

sync Princelijke Excellentie brengen." (Ak-koord 1610, met den keizer van Malebar,koning van Kalikoet (Calcutta, India.)

4. »En werd de compagnie alleen, metuitsluiting van alle Europisehe natien, over-gegeven 't gebied van den vrijen handel,onder 't gebied van Makasser, sonder datook eenige in(liaensche natien, 't sy Moo-ren, Javanen, Malejers, Aetschynders (Atjie-ners), Simmers, geen uijtgesondert, hierter markt of te koope sullen brengen, Co-romandelselle, Suratsche, Persiaensehe, Ben-gaelsche. Chinesche koopmanschappen, daar-van de Compagnie alleen den aanbrengwordt toegelaten, enz. (art. 7, tractaat metden boning van Makassar, 18 november1667.)

5. „Beloovende in 't toekomende geenevreemden te zullen ontvangen, zonder ver-lof van de Compagnie." (Tractaat met Goa,Tello, Sandraboni (Celebes) 27 julij 1669,art. 2.)

6. ► De Soesoehoenang zal onder zijn ge-hied (Hidden-java) nooit eenige Makassaren,Maleijers, Mooren, toelaten handel te drij-yen, of zich neer te zetten." (Tractaat metMataram (Tagal-aroem), 25 febr. 1677,art. 10.)

7. »De Soesoehoenang zal in zijn landgeen Makassaren, Bouginezen, Maleijers,Baleijers. Boutonders, Mooren, Chinezenofte vreemde natien moogen admitteeren,dan met licentie van de Comp." ; enz. (Ver-bond 5 oct. 1705 met Poege-Bakoe 1 vanMataram, art. 9.)

8. Contracten met, de vorsten van ooste-lijk Borneo, Boeloengan, Berou, Koetei,Passier, van november 1850, art. 13, we-ren alle gemeenschap met buitenlanders,en verbieden de nederzetting van vreem-den (niet Hollanders).

9. In 1858 even als in 1845, bragt menalley in rep en roes, over de vestigingvan een Engelschman ter noordwestkustvan Borneo, en betwistte men een terrainen landschap, dat alleen den wettigen land •vorst van Broenai toekomt.

I. HAGEMAN, J. C.Z.

Koudekerk in Zuidholland. Wie kan mijzeggen, wanneer het dorp Koudekerk nabijLeiden het eerst vermeld wordt, alsmedecf er ook bijzonderheden omtrent den oor-sprong daarvan hekend zijn? Zijn er ook boe-ken, waarin ik omtrent de geschiedenis vandit dorp inliehtingen kan vinden, zoo ja,welke ?

S.

72

OUDHEID-, MUNT- EN PENNINGKUNDE.

Opschriften op kerkklokken (vgl. A. R.XII. bl. 205; MIL bl. 1'2, 84). In den Gel-derschen Vo lks-Almanal, voor 1863 deelt debeer G. H(AASLOOP) W(ERNER) de opschrif-ten van de klokken in den toren van deSt. Odulphus kerk te Barneveld mede.

De groote klok heeft tot opschrift:» Zoo menigmael gib hoort den heldren

klockenslagh,Gedenck aendachtelijk aen den jongsten

dad].A°. 1665. Barneveld, F. HEMONY Fee."De tweede :Ik roep door myn geluit tot Jesu woord

zijn bruid,

De dooden ik beween, 't zy grooten, hetzy kleen.

ALTIUS. V. D. M.

KLAAS NOORDEN en JAN ALBERT DE GRAVE

me .fecerunt.Amsterdam A. 1711.

D2 Jonckeren des Ampts Barneveld, S.

VAN DELEN, II. VAN BROECKHUYSEN, L. J.BENTINCK, J. VAN WIJNBERGEN, II. VAN

ESSEN."Terwij1 de derde en kleinste klok zon-

der opschrift is.J. H. L. VAN DER SCHAAFF.

GESCHIEDENIS DER LETTERKUNDE.

Fransche Navorscher (vgl. VIII. bl. 355).Het is haast zes jaren geleden, dat eenonzer medewerkers de vraag deed: ,,be-staat er in Frankrijk een soortgelijk werkals Notes and Queries en de Navorscher ?"Eerst nu kunnen wij antwoorden, zulk eenwerk bestaat. Den 15" januarij dezes jaarskwam te Parijs het eerste nommer in hetlieht van l'Intermediaire des chercheurs etcurieux, (Notes and Queries francais) questionset reponses, communications diverses a 1'u-sage de tons litterateurs et gens du monde,artistes, bibliophiles, archeologues, genda-logistes, etc. — Na eene inleiding, waaringezegd wordt, dat de Intermddiaire worthuitgegeven in navolging van de Notes andQueries, den Navorscher, het Historical Maga-zine en den Philobiblion en voor Frankrijk bet-zelfde zijn wil, wat deze zijn voor Enge-land, de Nederlanden en Noordamerika,volgen vragen. Zij warden zooveel moge-lijk in deze orde geplaatst belles-lettres,philologie, beaux-arts, histoire, archdologie,numisrnatique, epigraphie, biographic, bi-bliographie, divers. Er zijn er onder, dieook voor onze lezers belangrijk zijn en diewaarschijnlijk eerder door onze medewer-kers dan door die van het fransche tijd-schrift beantwoord zullen worden. Gaarnezullen wij de zoodanige, door onze mede-werkers daaruit overgenomen, plaatsen ofdie zelve overnemen en zoo doende onzenfranschen medenavorschers helpen om te we-ten te komen wat zij wenschen te weten.Wij twijfelen niet, of zij zullen van hunnenkant hetzelfde doen. Eene is er reeds on-der de vragen in dit eerste nommer op-genomen (den sehilder TORRENTIUS betref-

fende), waarop men het antwoord in denNavorscher vinden kan.

Na de vragen vindt men het antwoordop een pair daarvan, eenige aanvragen omboeken en boekverkoopersadvertentien.

Van den Intermidiaire wordt vooreerstelke maand een nommer uitgegeven van eenvel gr. 8°. in twee kolommen gedrukt. Vol-doen de medewerking en het debiet aande verwachting, dan zal er twee malenin de maand een vel uitkomen.

BESTUUR.

Borger, Aan den Rijn (vgl. XIV. b1.12).Bid my bestaat er geen de minste twijfel,of in het dichtstuk Aan den Rijn is veelveranderd; want ik herinner mij zeer welde briefwisseling daarover gevoerd tusschenBORGER en TOLLENS, toen deze laatste redac-teur was van de eerste jaargangen van denNederlandschen Muzen-Almanak, waarin hetdichtstuk voor het eerst is opgenomen. Zooals het nit handen van BORGER is gekomen,is het met mss. toevoegsels te vinden inhet exemplaar van dat jaarboekje, hetwelkaan den lateren redacteur en uitgever immER-ZEEL heeft toebehoord, en welk eenig exem-plaar, met ingevoegde autographen der me-dewerkers, de originele teekeningen, ets- enproefdrukken der portretten en platen, uit-voerig is beschreven in den catalogns zijnernagelatene bibliotheek, in 1843 verkocht teAmsterdam door de boekhandelaren J. RA-

DINK en FREDERIK MULLER. Het exemplaarword alstoen toegewezen aan de heerengebr. VAN CLEEF, boekhandelaren te 's Gra-venhage, voor eene sornma van f 1050.

J. L. A. I.

Borger, Aan den Rijn, De vraag, vo‘3r-komende in den Navorscher t. a. p1., of erin BORGERS lierzang aan den Rijn, volgens

73

het beweren van mr. J. VAN LENNEP, in-derdaad zoo veel in dat gedicht is veran-derd en door wien dat is gedaan, kan ikniet beantwoorden. De eerste uitgaaf vandien lierzang werd door wijlen den boek-handelaar en dichter, den heer J. IMMER-

ZEEL Jr., in diens Nederlandschen Muzen-Al-manak van 1821 bezorgd.

Eenige der vele nadrukken door mij ge-lezen en met de eerste uitgaaf vergeleken,zijn door mij volkomen gelijk aan denGersten druk bevonden, en daar ik in hetbezit ben van een eigenhandigen brief vanprofessor BORGER, rakende zijn lierzangaan den Rijn, deel ik dezen brief hier in zijngeheel mede :

Mijn Heer !

UEd. is meer met mijn vers te vrede,dan ik. Zoo het nog tijd is, wenschte ikhet nog eens te redig6ren. In dat gevalverlang ik Uw antwoord, met de bepaling,hoe lang ik het uiterlijk houden mag.

UE. dienaar

Leyden den 2 Aug. 1820. E. A. BORGER.

Het adres luidt : Den Weledelen HeerIMMERZEEL, Boekhandelaar te Rotterdam.

Misschien heeft IMMERZEEL BORGER opeenige leemten in diens gedicht opmerk-zaam gemaakt en is, ten gevolge van dien,door BORGER aan IMMERZEEL het gedichtterug gevraagd om het te verbeteren ; hetzou ook kunnen zijn dat BORGER, ofschoonIMMERZEEL (zoo als blijkt uit den aanhefvan bovenstaanden brief) zijne goedkeu-ring had te kunnen gegeven , evenwel ,zonder daartoe door IMMERZEEL te zijnaangezocht, zijn gedicht heeft terug ge-vraagd om, waar hij het noodig achtte, teverbeteren ; maar hoe zich dat ook maghebben toegedragen, uit den hier medege-deelden brief blijkt duidelijk, dat BORGERzijn aan den Rijn, voor hij het naar dedrukkerij zond, ZELF heeft verbeterd.

Toen de Nederlandsche illuzen-Almanakvoor 1821, in de maand november van1820, in . het licht was verschenen, trokBORGERS aan den Rijn alter aandacht. Zijnehoogachtenswaardige moeder beyond zichtoen te Leiden en zoodra zij vernam dathaar zoons gedicht was uitgegeven, schreefzij aan IMMERZEEL den hier volgenden brief,welken ik meen hier niet misplaatst te zijn:

Leyden den 28 November 1820.

Mijn Heer !

Daar ik hoor dat reets het muzen alma-nak uitgegeven word, zo is mijn verlangener een van uw te ontvangen, daar het nogvoor mij van veel belang is weegens hetvers het welk er van de overledene in

staat, en dat mij ook volkomen toe kompt,waar rneede gij mij bier meede zult ver-pligte

UWE DienaressenS. T. weduwe BORGER.

Adres : Mijn Heer de Heer J. IMMERSEELte Rotterdam.

's Gravenhage. A. D. S.

Borger, Aan den Rijn. De zaak is deze.BORGER bracht zijn laatsten levenstijdgrootendeels door op een buitentje aanden Rijn. Na zijn dood werd dit ge-huurd door wijlen mijn vriend C. SANDENBERTH MATTLIIESSEN, toen student aan deacademie. Nu gebeurde 't, dat deze, zichverlegen vindende om scheurpapier tot ze-ker gewoon gebruik, van de huisbewaard-ster, aan welke hy zijn verlangen te ken -nen gegeven had, vernam, dat er nog eenmand op zolder stond, vol „met pampieren,die de erfgenamen van den perfesser" by't redderen van zijn boedel, hadden gescheurden daarin geworpen, en dat de inhoud vol-komen tot zijn dienst was. MATTIIIESSENmaakte van de vergunning gebruik, dochmeenende, dat handschriften, door BORGERnagelaten, toch altijd eenige waarde kondenhebben, keek by de papieren fragmentennog, eer hy ze bezigde, eens na en zoovond hy, tot zijn niet geringe blijdschap,het oorspronkelijke opstel van den beken-den Lierzang terug. Nu was BORGER nietmisdeeld van dichterlijk gevoel ; maar vande regels der versifikatie had hy geen be-grip, en daarom had hy zijn gedicht voorde uitgave eens laten nazien van zijn vrien-den TOLLENS en IMMERZEEL, met wier kor-rektien het in 't licht verscheen. Ik her-inner my op een voorjaarsachtermiddag byMATTHIESSEN met eenige andere studentenmy byzonder vermaakt te hebben met devergelijking van het opstel zelf met hetgedrukte gedicht. Toen de vondst rucht-baar werd en de famielje er achter kwam,was zij weinig gesticht in 't geval en eischtehet handschrift terug ; maar MATTHIESSENweigerde het of te geven en handhaafde erzijn goed recht op als in rem derelictam.

J. VAN LENNEP.

Verscheyde Nederduytsche Gedichten(vgl. XIII. bl. 370). Bij de vraag t. a. pl.gedaan wenschte ik eene nieuwe te voegen.Er wordt daar gesproken van het tweededeel der genuemde verzameling. Ik hebbier voor mij het eerste deel, in 1651 bijdenzelfden uitgever in het licht gekomen.Het is een wonderlijk boek. Eerst heeftmen bl. 1--144; daarna bl. 345-361 enhet verso van deze laatste bladzijde draagthet nommer 376. Nu volgen 16 ongepagi-

10

74

neerde bladzijden, vervolgens bl. 145-198en dan weder 16 ongepagineerde bladzijden.Op de eerste daarvan staat te lezen »ditmoet staan tusschen Fol. 198 en 199."Daarop volgen dan ook werkelijk bl. 199—238. Dat wij van deze wanorde niet eenenslordigen binder, maar den uitgever de schuldmoeten geven blijkt hieruit, dat op bl. 238met groote letters staat EYNDE. Dat hi.239-345 niet aan dit exempi. ontbre-ken, maar werkelijk nooit bestaan hebben,blijkt uit het register. Waarom heeft deman van dit boek zulk eenen doolhof ge-maakt? Maar vooral wie zijn de verzame-laars van dezen bundel ? Op den titel hee-ten zij J. V., J. S., T. V. D., B., G. P.,C. L. B. Ik vermoed dat B. geen anderzal zijn dan GERAARD BRANDT, van wienwij hier eenige gedichten met eene B. ge-teekend aantreffen. Maar wie zijn de ove-rigen ? Zijn J. V. misschien JAN VOS enJ. S. JAN SIX, van wie hier ook gedich-ten voorkomen ?

Gedicht op Brandts Historie der Refor-matie (vgl. XIII. bl. 47 ; XIV. bl. 9). Hetgedicht, dat onderteekend is P. V. T. 1673,luidt aldus:

Dit 's Brandts Histori-boeck van 't Neer-landts Reformeeren

Een Brandt te roockerigh door drift totvreemde leeren

Een Epidaursche slangh scherp-siend inviienden font

Een Cham om Noach naeekt te toonenwat te stout.

Die weynigh van 't hersteld' van 't ontsteld'veel kan dragen

En die van 't werelts-recht in kerck sooveel gaet wagen

Die dus nae waerheydt mickt, nae reek'-lyckheydt soo staedt

En nae toegeventheydt, die waerheydtschier verraedt

Quansuys om G'wetens-dwangh en oproerte vermijden

Den Afgodt op 't autaer en dwael in kerckkan lijden,

En als den Baiilyt al hinkende kan gaenEn Godt met d'Afgodt menght als de

Samaritaen.R.

Het boek der Conformiteiten (vgl. XIII. bl.180). De schrijver van dit werk is BARTHO-

LOMEUS ALBICIUS, een Franciskaner monnikdie omstreeks het jaar 1380 leefde. Zijn werkverscheen het eerst te Milaan in 1510, on-der den titel Liber conformitatum (vitaeS. FRANCISCI ad vitam J. C.). In folio. Erbestaan verscheidene uitgaven van. Zie BRU-

NET, Manuel du librctire ; EBERT, Bibliographz-sches Lexikon, en SAXE, Ono,nasticon Litera -rium, II. p. 385 en 572, benevens de veledoor hen aangehaalde werken.

C. P. L.

Het boek der Conformiteiten. BARTHO-

LOMEUS ALBIZZI, geboren in de XVe eeuwte Rivano in Toscane, en te Pisa in 1401overleden, is berncht als schrijver van hetzonderlinge boek der Conformiteiten vanSt. Franciscus met J.-C.. waarin hij zijn'held met Gods Zoon gelijk stelt. Voor deaanbieding aan het algemeen kapittel zijnerorde, vereerde men hem, ter betuiging vanerkentelijkheid, de volledige kleedij die deheilige stichter gedragen had. Het bock,ofschoon dikwijls herdrukt, is zeer zeld-zaam en de meeste uitgaven verminkt.ALBERUS, een discipel van LUTHER, heefter de bouwstoffen nit ontleend van zijnBarvoeter-monniken Alkoran, geschreven inhet Latijn, dat door COENRAAD BADIUS inhet Fransch, en door een ongenoemde inhet Nederduitsch is vertaald.

.1. L. A. I.

Monluk (vgl. XIII. bl. 341). Door MON-

LUK wordt waarschijnlijk bedoeld de maar-schalk van Frankrijk BLAISE DE LASSERAN-

MASSEN-COME, heer van Montluc, die, omzijne wreedheden, onder de regering vanKAREL IX gepleegd, den bijnaam verdiendevan boucher royalists, hem door de Pro-testanten gegeven. In 1564 vermenigvul-digde hij in Guyenne de vervolgingen te-gen de Gereformeerden, waarvan hij zelve,met een verfoeielijk zelfbehagen, de af-grijselijke bijzonderheden heeft verleven-digd in zijne Commentaires, ou memoires desa vie militaire (1519-1574). Bordeaux,1592. in folio. J. L. A. I.

Lied : Al is ons prinsje nog zoo klein(vgl. XIII. bl. 370; XIV. bl. 9). Als » 9Januarij" de vier aangehaalde regels devier eerste regels van gezegd volksliedjenoemt, en het reeds aan de dagen derjeugd van WILLEM III toekent, geloof ikdat hij zich in beide opzigten bedriegt.Wat den tijd aangaat ken ik nog geeneoudere aanhaling dan in 1787; maar 't wastoen reeds wie weet hoe lang bekend. Ikvraag daarom tevens welke vroegere aan-halingen worden er gevonden, die ons na-der brengen aan den oorsprong des lieds?En wat het lied zelf betreft, moet ik erop wijzen, dat de vier aangehaalde regels,die ook mij alleen bekend waren, met geenemogelijkheid uit hetzelfdc couplet kunnenzijn. Ik ben Seen muziekbeoefenaar, en kande melodic niet in notenschrift uitdrukken,

75

ook al wilde de 1Vavorscher zich daarmedebelasten of beballasten. Maar ik wil eenfragment van een Vlaggeliedje, dat op degezegde melodie geschreven is, mededeelen,op tweederlei wijze uitgedrukt.

1 •

Zij wappert weer, gelijk weleer,Van ooster- tot aan westerstrand ;Zij heeft hare eer en luister weer,

De vlag van Nederland.Zij slaat met klapp'rend feestgeluidOp nieuw haar drietal banen nit.En wijst ons weer, gelijk weleer,

Den weg der eer, vooruit!

2.

Geen schooner vlagVan top en stag

Dan Neerlands rood en wit en blaauw,Het zij de dagZich toonen mag

In zonneschijn of graauw.Zij teekent scherp zich op de lueht,De vlag, zoo roemrijk, zoo geducht,

En brengt nit zeeAan elke reeHaar zegen mee

En vrucht.

Beide schrijfwijzen vereenigen zich metde melodie. Het daarop dikwerf, vooral in ensedert 1788 en 1813, gevolgde: » 't Is Oranje!"enz behoort er niet toe, evenmin als deeven menigvuldig gehoorde kreet van» Hoezee !" die, naar 't schijnt, in den aan-yang der vorige eeuw uit Polen naar En-geland en de Nederlanden is overgewaaid,en allengs de phasen van Hussa, Huzza,Huzzee, Hoezee en Hoezee heeft doorge-loopen.

De door mij vrocger en nu gedane vra-gen blijf ik dus der aandacht aanbevelen.

S. J.

Aanhaling (vgl. XIV. b1.12). 't Gedichtje :

Vaarwel, mijn vaderland !Het schip doorklieft de baren, enz.,

is van dr. HEIJE, die daarbij ook een zang-wijze met piano-begeleiding componeerde.

Beide staan in een der Muzen-Almanak-ken, die omstreeks 't jaar 1830 't licht za-gen. In welk jaar weet ik niet.

[Een ander medewerker verpligtte ons doorde toezending van een afschrift en van een berigtvan gelijken inhoud met het bovenstaande.]

Lobedanius (vgl. XIII. bl. 47). Mij zijnals schrijvers A. en N. LOBEDANIUS bekend.A. LOBEDANIUS heeft anonym geschreven,en waarschijnlijk ook uitgegeven , Beschrij-

ving der vreugdeblijken, ilium. enz. ter in-stallatie van den Prins van Oranje (wIL-LEM IV) tot stadhouder (te Utrecht) Utr.,1747, in 8°. met pl. ; en N. LOBEDANIUS,Diss. Juris Publ. foed. Belgii de jure stapu-lae. Traj. 1757, in 4°.

J. L. A. I.

Laurens Steversloot is bekend als dich-ter van Jonas den Profeet, een der zooge-naamde bijbelsche heldendichten, waarvanin de vorige ceuw een groot aantal gedruktis en die tegenwoordig weinig meer gele-zen worden, DE VRIES, in zijne Proeve eenerGeschied. der Nederd. dichtk., dl. II. bl.74, zegt alleen, dat hij geboren is in 1672,overleden in 1736 en verscheiden werkenin onrijm in het licht heeft gegeven. Ikheb voor mij liggen een geschreven gedicht,dat ons wat meer omtrent hem mededeelt.Het beet: ,,Ter eere van den wispelturigenEenloopige Gezel LAURENTIES STEVERSLOOT."

Uit dezen titel leeren wij reeds, dat hij,toen althans, ongetrouwd was. Het gedichtzelve is wat long om het in zijn geheel inden Navorscher mede te deelen ; ik neemer dus het eerste gedeelte van over, waarinde levensloop van STEVERSLOOT verhaaldwordt.

Wat hoort en ziet men in ons dagenSehoeit men weer op den ouden leest,

Moet Holland weer een wargeest dragen,En vreezen voor een kerklijk beest ?

Pas vijftig jaren zijn verloopenDat men door papen wreveldaad

Den vrijen hulk van 't land zag slopenEn stuurlicn smijten uit den raad,

De vaders van het land verscheurenEn hitsen 't yolk tot razernij,

Dat Neerland eeuwig zal betreuren,Schoon 't namaals raakte bijna vrij.

Ziet, op dit spoor der oude helden,Die godsdienst, vrijheid, vrede en wet

En haar besehermers nedervelden,Stapt Steversloot met stouten tred.

Die nit het schuim van yolk gesprotenEn in een kroeg wierd opgebragt,

En door een hulp van stichtsclie grootenZijns vaders armoe heeft verzacht.

Zijn schrandere broeders dienden heeren ;Maar hij, omdat hij was wat bot,

Geoordeeld wierd dat tot een eereVerstrekken kon voor Levies rot.

Zijn varier na den raad der grijsenEn na de mode van het land,

Beval dat men hem onderwijsenZou naar den Voetianen trant.

Geklomrnen op de hooge scholen,Wat Grieks en wat Latijn geleerd,

Maar niet te veel, nit vrees voor doolen,Wierd Steversloot gerenommeerd.

10*

76

Die stompe geest, door talmerijenVan 't alderfijnste slag vervult,

Geraakt in duisent sufferijenEn tergde meestren ongedult

Doch door de Voetianen bendeBevorderd tot den predikstoel

Gebeurde 't dat die held zich wendeTot d' onbekende musenpoel.

Hier raakt het zwakke brein aan 't koldrenEn door de dichtziekt' afgemat

Was alles wild holder de boldren,En 't classis den poeet na 't gat.

Apol en Bacchus op haar toerenVerquikten onzen Kerkpropheet;

Maar 't druivennat deed aan de boerenHem schrijven als een dol poeet.

Hij, om zijn losheid glans te gevenStak zich in Coccejaans livrei

En onbeschaamd door al zijn levenDong na 't bewind in die partij,

En schold verwoed op VoetianenEn haar beschermers in den staat

En trok den streng der CoccejanenVeel sterker als ooit magistraat,

Hij waaide 't zwaard voor patriotten,Voor rechters van de goede zaak

Die met sint Juinen niet als spottenEn sette 't prinsen yolk ten kaak.

Zijn veersen vlogen bij dozijnenDoor 't land, zoo met als zonder naam,

En Hercules, de schrik der fijnen,Versloeg de Voetianen kraam.

De ernstgezinde ijverarenDie voelden mee de dolle vuist

Van dien bedwinger der leeraren,En leiden in het stof begruisd.

Maar toen die Phaeton geslagen,Viel van zijn holkaros in 't zand,

Liet ieder dezen zwetser plagenEn laeht met den dollen kwant.

De Voetiaan met hand en tongeBeguichelde den apostaat,

De Coccejanen liedjens zongenVan Joanus (?) langs deur en straat,

Die nit zijn stoel met bei zijn beenenGelicht door 't zware kerkorkaan

Maakt een cabale met zijn eenen,En sint alleen in 't Vaticaan

Veracht van trouwe landregenten,Voor stoel en banken preeken moet

Dies wendt zich naar de MalcontentenEn trekt met haar naar d' hoofsche stoet.

Soestdijk, de toevlugt der misnoep den,Die al wat naar verandring staat

Verwelkomt, is voor hem die zwoegdeVan hartsverdriet, een toeverlaat.

Daar trekt hij met zijn loome dichtenEn laffe vleierij ten hoof,

En meent dat 't al voor hem zal zwichtenDie 't hoofd bekranst met Midasloof.

Hier balkt die ezel in de zale,Misbruikend Gods geheiligd woord,

En trotsch op zwetsens zotte tale,Denkt dat hij 't prinsen hart bekoort

Maar zoo dien vorst zijn teedre jarenZich voor godlooze flatterij

Niet kunnen nog genoeg bewafen,Maar scheppen smaak in het gevlei :

Zoo zal de wijsheid van die mannenDien 's prins opvoeding is vertrouwd,

Dien huurling uit haar hof verbannenEer dat het hen te laat berouwt.

En 't puik van deftige prinsessen,De moeder zal wel wijzer zijn,

Dan dat zij zou janhagels lessenOntvangen van een dronken zwijn.

Geen smulpaap, die zijn pen of tongeVoor spijs en geld te huure veilt,

En openbaar voor oude en jongeMet een nat zeil en straat bezeilt,

Geen die m' in leege kerk hoort balkenIn onverstaanbre zwetsers klap

Is nooit bekwaam om te verschalken,Zelfs de onbedreven jonglingschap, enz.

Aan het slot het volgendePuntdichtje.

Een kijker op Soestdijk geweest,Gevraagd hoe 't Steversloot al maakte,

Zei, dat de hoogverlichte geestDen prins en 't gansche hof vermaakte,

En dat hij hooren zeggen had,Dat onze hoffelijke preker

Niet half zoo wel met 't heilig bladHad omgegaan, als, met den beker.

LAURENTIOPHILOS.

Nu vraag ik, is STEVERSLOOT in waar-heid zulk een deugniet geweest, als hijhier genoemd wordt? Zeker is zijn portrethier niet geflatteerd : 't is geen vriend vanhem geweest die het geschilderd heeft. Deomstandigheid vooral dat hij op Soestdijkzijn rol speelde, doet mij verlangen watmeer van hem te weten. Is er meer van hembekend?

Beschrijving der stad Amsterdam indichtmaat. Dit dichtstuk is te Amsterdam,in (1611), op 1 blad in f°., bij WILLEM JANSZ.,

denzelfden drukker die mede, in 1611, denl en druk en in 1618, den Zen druk van IIOOFTS

Emblemata, uitgaf. Wie is de dichter vande Beschrijving der stad Amsterdam? Kanhet HOOFT zijn ? J. L. A. I.

[De vrager zal ons genoegen doen, indien hij onsde eerste regels van dit gedicht mededeelt.]

Gedichten voor kinderen van van Alphenen Goeverneur. Wie wil zoo vriendelijk zijnons te zeggen :

1°. Welke der kindergedichtjes van VAN

77

ALPHEN vertaald zijn naar 't Hoogduitschvan C. F. WEISSE.

2°. Of al de Fabelen, Vertelsels en Kinder-versjes van GOEVERNEUR vertaald zijn naar't Hoogduitsch van W. HEY, dan of er ookoorspronkelijke, of naar andere dichters ge-volgde onder zijn ?

TWEE SCHOOLJONGENS.

G. Brandt, Leven van Hooft. Wanneeris dit voor het eerst uitgegeven ? Is bet ookbekend in welk jaar het geschreven is ?

Sermoenen van Broeder Cornelis (vgl.XII. bl. 18, 84). In den catalogus van oudeboeken, verkrijgbaar bij den boekhandelaarJ. MOONE, BZ., te Delft, januarij 1864, n°. 14,staat als aanteekening na den titel der His-torie van B. Cornelis Adriaensen het volgende:» Les auteurs des sermons obscenes, impri-Ines sous le nom de CORNEILLE ADRIAENSEN

de Dort, stint HUBERT GOLTZIUS et surtoutJAN DE CASTEELE OU CASTELIUS, cure deSt. Jaques a Bruges, cache sous le pseudo-nyme de Steph. Lindius.'

Steunt die bewering op het gezag vanBEAIJCOURT DE NOORTVELDE, Tableau fideledes troubles et revolutions en Flandre 1500—1585 ? De naauwkeurige JANSSEN heeft inzijne uitmuntende monographie : De kerkher-vorming, te Brugge, dl. II. bladz. 153-159,de echtheid der uitgegeven sermoenen vanBroeder CORNELIS, zoo uitmuntend gestaafd,dat men na de uitgave vau dat doorwrochtewerk vragen mag naar bewijzen voor eenbeweren als het boven aangehaalde.

H. M. C. v. 0.

De bruiloft van Kloris en Roosje. Ditbekende stukje, dat nog jaarlijks te Amster-dam eenige malen wordt vertoond, wordtdoor sommigen toegekend aan D. BUISERO,door anderen aan TH. VAN MALSEM. Vanwien is het?

Maleische en Javaansche letterkunde(vgl. VIII. blz. 65 ) Deze vraag is drie-ledig : 1°. of er eene geschiedenis van deletterkunde der Maleiers en Javanen isin 't Licht gegeven; 2°. op welke weten-schappelijke gronden en met welke taal-kundige zekerheid de christelijke zendelin-gen den bijbel vertalen in de verschillendedeelen van den archipel ; 3°. of die zende-lingen die kennis mededeelen aan hetBataviaasch genoolschap, dan wel, evenals de europesche christendompredikers,de nationale litteratuur met wortel en takuitroeien.

1°. De delfsche academie van oosterscheland- en volkenkunde zoude, in Holland,

als de bevoegde antwoordgeefster dienenop te treden, volgens hetgeen men in Indiedenkt omtrent europesche bekwaamheid intaal en geschiedkunde der eilanden vanden Archipel. — P. Q. R kan zich even-wel vergenoegen op dit punt, wanneer hijWERNDLEY, RAFFLES en CRAWFURD bij dehand neemt ; en wanneer hij ziet, dat dehistorie dezer beide volken nog al eenseen beoefenaar gevonden heeft aan de ooster-zijde des oceaans, dan zal hij het bestaanvan historische oorkonden op Java nietbetwijfelen. De javaansche letterkunde isouder dan de hollandsche. Toen de Neder-landen nog slechts JACOB VAN MAERLANTen MELTS STOKE hoorden en de SchottenOSSIANS Temora in den beginne zongen,was de javaansche litteratuur reeds opvol-gende tijdvakken ingetreden en vergrijsd.EMPOESADHE zou in de IXde eeuw der gewone(christelijke) tijdrekening de Broto-joedo ge-dicht hebben ; EMPOE KANWO in dat tijd-vak de Wiwoho, (Mintorogo); DJOYOBOYO dePralembango. Uit een voor ons liggend,onuitgegevcn, voor de delfsche academiebestemd en op Java geschreven werk over't oude Java tot op het eind der XVde eeuw,zoude wijders eene genoegzaam voldoendebeantwoording van het eerste gedeelte dervraag kunnen geleverd worden. Wij wagonhet echter niet, de geleerden in Hollandvooruit te loopen.

2°. De taalkennis en bijbelvertalingenkunnen, als volgt, hislorisch gewaardeerdworden ; bereids sinds 1623 begonnen pre-dikanten (RUIL, WILTENS, DANKAERTS, VANIIASEL, VAN MARNIX) bijbelstukken, psal-men, gebeden in 't Maleisch te vertalen, enprofessor WALAEUS dirigeerde nit Leiden(in Holland) de indische kerkdiensttaal.Voor de Molukkos werd een nieuw, ofgewijzigd maleisch-italiaansch alphabet uit-gevonden, waaruit heden ten dage de Amboi-nezen nog lezen, schoon het begrijpen reel-tijds evenmin gevonden wordt, als bij denhoofdman PHILIPPUS, of, bij den lezer vande bintang Oetara (een hollandsch-maleischblad.) Nog in onze dagen heeft het indischgouvernement deskundigen op ruime bezol-diging moeten benoemen, om een goedmaleisch woordenboek op te stellen, waar-nit volgt, dat de vroegere christelijke ver-taalde stukken voor de bekeerlingen » he-breeuwsch" moeten geweest zijn, even als't Latijn voor de Katholieken. Wat verderde andere vreemde talen aangaat, zij thenherinnerd, dat wel van sommige woorden-lijsten bestaan, maar in het land der blinder'6enoog koning is. (P. Q. R. leze het TO-schrift voor Ned. Indie, van 1837 af.) Hettal der talen en taaltakken in den Archipelis zeker boven de driehonderd.

78

3°. De vrees van P. Q. R is maar alte zeer gegrond. Het aanwezen van zende-ling-christen-leeraars op de eilanden is voorde geschiedenis dier landen en voor hareletterkunde, gelijk aan het aanwezen dervroegere spaansche priesters in Amerikaen van OMAR in de bibliotheek van dePTOLOMAEEN. Ik geloof niet, dat het Bata-viaasch genootscbap voor de wetenschapooit een letter aan hen gewonnen heeft.

J. HAGEMAN J.C.Z.

J. G. de Loches (vgl. XII. bl. 308, 373;XIII. bl. '204, 305). Op bl. 204 van dl. XIIIstaat vermeld, dat de eenige zoon vanMr. DANIEL FRANCOIS DE LOCHES, uit eenderde huwelijk, eenige jaren geleden onge-huwd gestorven is.

Die derde vrouw van mr. D. F. DE LOCHES

GEORGINE SEVERIJN geweest, daar ten'brief van haar, van Weltevreden bij Batavia,27 januarij 1833, voor mij ligt.

Zij moet de dochter van een' makelaarin effecten te Amsterdam geweest zijn, die,nadat haar varier naar Kleef verhuisd was,het gemaakte plan, om namelijk naar Oost-indie te vertrekken, ten uitvoer bragt. Ophet schip kreeg zij kennis aan een' Ame-rikaan, DROGER, met wien zij later getrouwdis, zoo dat mr . D. F. DE LOCHES de tweedeman is geweest. Behalve den zoon van DELocHEs, GEORGE genaamd, had zij ook nogeen meisje DOLPHA, van den eersten man.

Na DE LOCHES ' dood is zij naar het vader-land teruggekeerd, en heeft te Delft gewoondof zij nog leeft is mij onbekend.

J. H. L. VAN DER SCHAAFF.

KUNSTGESCHIEDENIS.

Ellison. Was zekere ELISON of ELLISONpredikant der engelsehe gemeente te Am-sterdam in 1634? Ik vraag dit naar aan-leiding eener vraag in l'Intermediaire, teParijs dd. 15 januarij j1., door W. BURGERover twee meesterachtige portretten vanREMBRANDT (1634), moetende voorstellenFUSON, engelsch predikant te Amsterdamen huisvrouw.

Deze portretten zijn afkomstig van sirW. C. EARDLEY, in 1860 te Londen ge-veild en onlangs door den heer kunstkoo-per J. NIEUWENBUYS aan den beer SCHNEI-DER, vice-president van den senaat, verkocht.Ik vind geen' ELISON, predikant te Amster-dam, maar vraag of dit portret niet kanvoorstellen P. J ELIAS, in 1622 kerkmees-ter der Nieuwe kerk en als zoodanig ookder Engelsche kerk te Amsterdam? ZieCOMMELIN, Beschr. van Amst., I. blz. 461en 483.

Het gewaad, ronde breede hoed, wittekraag zonder bef, is juist niet geestelijk.

De engelsehe uitspraak van ELISON enELIAS, bijna gelijkluidend, de betrekking,gaven misschien aanleiding tot den naamvan ► predikant ELISON."

Ik zie (a. w. bl. 483), dat er ook eenEngelsche Bruynisten kerk was ; zou daareen predikant ELISON geweest zijn ?

C.

Van der Meer (vgl. XIV. bl. 15). JANVAN DER MEER, als een verdienstelijk schileder bekend, werd in het midden der 17eeeuw te Schoonhoven geboren. Hij bragteen groot gedeelte van zijn leven te Utrechtdoor, en vertrok later naar Rome am zichin het schilderen van levensgroote beelden

te oefenen. Het jaar van zijnen dood isniet bekend. Deze moet dus niet verwardworden met JOHANNES VERMEER, te Delftin 1632 geboren en overleden voor hetjaar 1696. T 5.

Dirk Raphadls Kamphuyzen (vgl. XIII.bl. 372 XIV. bl. 16, 47). W. BURGER,heeft in zijn werk : » Etudes sur les peintresHollandais et Flamands. Muse'es de la Hol-lande. II. Musee van der Hoop, a Amsterdamet ;}fusee de Rotterdam," naar aanleidingvan KAMPHUYZENS schilderij op 't museumBoymans te Rotterdam, hierover ook ge-sproken.

Ook was er nog in december 1861, ineen kabinet van schilderijen te Deventer,sedert meen ik van de hand gedaan, eenstuk van D. RZ. KAMPHUYZEN, gelijk ernitdrukkelijk op vermeld stond.

J. H. L. VAN DER SCHAAFF.

De tooneelspeelster Lobe (vgl. XII. bl.245, 338 ; XIII. bl. 92 ; XIV. bl. 47).Onze ongenoemde medearbeider zegt, XIV.bl. 47, dat PIETER Lost, geb. 1640, tweeen twintig kinderen (bij twee vrouwen)verwekt had. Deze PIETER LOBE moet duseen under geweest zijn dan die PIETER

LOBE, van wien ik melding heb gemaaktin het Tijdschrift voor Geschiedenis en Oud-heden van Utrecht, t. a. pl., want laatst-gemelde, hoezeer ook in 1640 (den 20 maart)geb., had siechts eerie vrouw en twaalf kin-deren. Alle de descendenten van hem envan zijne eenige zuster zijn mij bekend,maar daartoe behoort de tooneelspeelsterLOBE niet. 1k kan dus X. X. X. (XII. N. 245)geen voldoend antwoord op zijne vraag

79

geven. De gezegde ongenoemde medearbei-der zou mij zeer verpligten, door mij inlich-tingen te geven omtrent den door hembedoelden PIETER LOBE en diens tweevrouwen en twee en twintig kinderen. Inde Kronijk van het Historisch Genootschapte Utrecht, X-VIe" jaarg. 1860, heb ik ge-tracht aan te toonen, dat het geslacht LOBE

VAN OSTENDE niet nit Vlaanderen, maaruit Zuidbeveland zifkomstig is. — Op dedoor den ongenoemden medearbeider aan-gehaalde plaats nit bovengemeld Tijdschriftvoor Geschiedenis, enz. blz. 99. wordt mijngrootvader WILLEM LOBE, Art. Lib. Mag. etPhil. Dr. en van 1748-1780 predikant te's Graveland, Verkeerdellik PIETERSZ. ge-noemd : dat moet WILLEMSZ. zijn, zoo alsbij eene aandacht : ge lezing blijkbaar is.In Ilelgie (b. v. te Brussel) leeft nog eenefamilie LOBE, die ik met de oude utrechtseheniet kan verbinden.

VV. J. C. VAN HASSELL

Rubens en Rembrandt. N. Maes te Ant-werpen. In welke betrekking hebben RU-BENS en REMBRANDT tot elkander gestaan?Beide leefden in denzelfden tijd en niet verrevan elkander: beide bekleedden de eersteplaats in de school waartoe zij behoorden,althans van 1630, toen REMBRANDT te Am-sterdam ging woven, tot 1640 toen RUBENSstierf.

De amsterdamsehe en de antwerpseheschilderschool stonden veelzins met elkan-der in betrekking. B. v. NICOLAAS MAES,een leerling van REMBRANDT, ging na 1660te Antwerpen schilderen, waar hij zich aanJORDAENS schijnt aangesloten te hebben.Wat weet men van het verblijf van MAESte Antwerpen ?

Intermddiaire.

Afbeeldingen van de Loterijzaal te 's Gra-venhage. T5 . zoude gaarne vernemen, welkeafbeeldingen er bestaan van de Loterijzaal te's Gravenhage zoo als die was in de 17e en18° eeuw. Hij verlangt dus te weten de na-men der schilders, teekenaars en graveurs,aan wie wij eene afbeelding dier zaal ver-schuldigd zijn, benevens eene opgave en be-schrijving dier schilderijen, teekeningen enplaten. T5.

Aert Antoniszoon. Zoude iemand in staaten zoo vriendelijk willen zijn op te geven,of omstreeks het jaar 1617 een schildervan dien naam bestaan heeft ? Wat mij aan-leiding geeft tot doze vraag, is het bezitvan eene schilderij, welke een niet onbe-langrijk felt uit onze vaderlandsche geschiedenis voorstelt.

Toen namelijk in het jaar 1617 door d

afgevaardigden van Dordrecht, Amsterdamen eenige noordhollandsche steden tervergadering der staten van Holland ern-stig en hij herhaling werd aangedrongenop het houden eener nationale synode,trachtten de andere steden daarvan de uit-voering te verijdelen, loch moesten Locheenmaal toi een afdoend besluit komen.

Als eene laatste poging zonden zij tweehunner laden (nit de edelen heer JOHAN

VAN DUIVENVOORDE. en uit de afgevaar-digden den hoer HUGO DE GROOT van Rot-terdam) naar Dordrecht, ten einde de rege-ring V an die stad, met het oog op de ge-volgen, te bewegen tot het intrekken ofwijzigen van haren eisch. Deze gecommit-teerde raden reisden in de eerste dagenvan anguish-is 1617 met het generaliteits-jagt van Rotterdam derwaarts. Voor hetkasteel en dorp van IJsselmonde gekomen,hegroetten zij den ambachsheer CAREL BEN-

TINCK met de gewone saluutschoten en trom-petgeschal.

Het is dit oogenblik hetwelk de schildertot zijn onderwerp van voorstelling heeftgekozen, voorzeker o last van eenig hooggeplaatst persoon of corporatie, welk ver-moeden hierdoor zeer wordt ondersteund,dat het jagt van Amsterdam (de grootemedestander te dezen aanzien van Dordrecht)hierbij is afgebeeld, in rust aan den walliggende, geheel onttakeld, met zijn oudevlag in top, en zijn wapen op den ach-terspiegel. Er moet dus eenige beteekenisaan te hechten zijn.

Op de vlag van een der overige hieropvoorgestelde vaartuigen, staat in duidelijkeletters AERT-AN-TON. De overige lettersschijnen in de plooien der vlag zich teverschuilen. In het water drijft een stukhout waarop ANNO 1617 staat. Bij Beender mij bekende schrijvers omtrent onzehollandsehe sehilders vind ik dien naamvermeld, en vrees tnij te veel aan te ma-tigen, wanneer ik in hem een kleinzoonmeen te zien van CORNELIS ANTHONISZOON,welke in 1536 eene schilderij leverde, bijden heer D. G. MULLER, Over den oorsprongder Nederl. vlag, bladz. 46, vermeld.

Ik rigt dus aan de heeren Navorschers eenbeleefd verzoek om mij in het verder naspo-men van dien naam behulpzaam te willen zijn.Meer bevoegde beoordeelaars dan ik zelveoordeelen dit stuk die moeite overwaardig,zoo wel om het penseel, als om de voor-stelling en het ontbreken van schilderijenin dat genre uit dien tijd.

S. P. L.

Maria M. la Fargue (vgl. XIII. bl.310, 341, 371; XIV. bl. 12). .Aan het ver-langen van NEPTUNUS, t. 1. a. pl. te kennen

80

gegeven, is reeds wat JONCTIJ3 betreft, dooranderen voldaan, zie Nay. XIII. bl. 368.Doch wat MARIA M. LA FARGUE aangaat, wilik hem gaarne mededeelen, dat uit de ge-noemde schrijvers, als VAN EIJNDEN en VAN

DER WILLIGEN, IMMERZEEL en KRAMM blijkt,dat zij eene zuster was van PAUL CONSTAN-

TIN en van K AREL LA FARGUE, beide schil-ders, dat zij te 'sGravenhage schijnt ge-boren te zijn en in 1771 aldaar werkte,van welk jaar fraaie teekeningen metbeeldjes van haar gezien zijn, dat zij ookkabinetstukjes schilderde, die geestig van or -donnantie, zonachtig en uitvoerig genoemdworden, gelijk die in 1783 op eerie ver-kooping te Amsterdam zijn voorgekomen enbeschreven. Behalve die binnenhuisjes, tee-kende ook geschiedkundige voorvallenuit haren tijd, die door anderen in het kopergebragt werden, en alzoo voor jaarboekjesof almanakken zullen gediend hebben;eenige van deze van het jaar 1788 wordenbij KRAMM. beschreven. Meer schijnt vanhaar niet bekend te zijn. V. D. N.

Prent van Paul Moreelse. Ik bezit eeneoude prent in langwerpig kwarto-formaat,een bosch voorstellende, waarin aan den voetvan een' boom een jongeling gezeten is, dieeen meisje een pijl uit den boezem trekt,terwijl hij haar hoofd in de hand heeft ;achter hem is een pijlkoker. Onderschrift iser niet op ; doch onderaan staat : PAUL MO-

REELSE (Of MORELSE of MORESSE, dewijlhet daar een weinig gescheurd is), Ultraject,invenit. CRISP. DE PAS Sculpsit et ex.

HUBER en ROST vermelden in hun Manueldes Amateurs, etc. vol. 5, dat van PAULUS

MOREELSE, schilder van Utrecht, geene gra-vures bekend zijn, maar alleen twee bout-sneden, en clair obscur, welke ten hoogstenzeldzaam zijn, en Cupido en Lucretia tenonderwerp hebben. Volgens mededeeling vanden heer N. C. DE GYSELAAR, bevinden zichhiervan twee uitmuntende exemplaren inhet kabinet van prenten, pleisterbeelden, enz.te Leiden. — Onder de graveurs worden door

HUBER ook vermeld CRISPIN et SIMON VAN

DE PAS. IMMERZEEL, 2 de deel bl. 240, enKRAMM, 3de afl. van deel IV, vermelden het-zelfde. Vrage; Wat stelt deze prent voor enis de prent zeldzaam? De prent is vastge-maakt op : Articulen genomen uijt de BrouwersGilde-Rolle der Stad Leeuwarden , volgensResolutie genomen bij Haar Achtbaarhedenden 24 December 1691.

Tevens zij bij voortduring HUYBERT

BRUINESZ en zijne glasschilderij, door mijop bl. 213 van dl. XIII. vermeld, waaropik geen antwoord ontving, aan de belang-stelling van hh. kunstliefhebbers opgedra-gen ! Zoude soms BRUINESZ ook de naamvan den maker van het versje kunnen zijn ?

J. H. L. VAN DER SCHAAFF.

Portret v. A. Pelt. Is ook bekend wie deschilder was van een portret in olieverw vanABRAHAM PELT, geboren te Antwerpen 7november 1573, gestorven te Amsterdam7 julij 1657 ? V. G.

Doopschgezinden onder de hollandscheschilders. Het eerste nommer van het tijd-schrift l' Intermediaire bevat de volgendevraag, die ik gaarne in den Navorscherherhaald zou zien. Wie zegt mij, hoe deDoopschgezinden dachten en leefden, waar-toe vele hollandsche schilders behoord heb-ben, als JACOB VAN RUISDAEL en waar-schijnlijk HOBBEMA, LAMBERT JACOBSZ vanLeeuwarden, en zijn leerling COVERT FLINK,

00k ZOO het SChijnt REMBRANDT? - Ston-

den de protestanten te Antwerpen, waarJORDAENS toe behoorde, ook in verbandmet de hollandsche Doopschgezinden ?

S. G.

[Het eerste gedeelte der vraag zal wel voornederlandsche lezers geen antwoord behoeven, tenminsten in lien het, zoo als wij meenen, de Doopsch-gezinden in het algemeen betreft, en niet die be-paalde afdeelingen der Doopschgezinden, waartoesommige schilders behoorden. Omtrent HOBBEMAvindt men lets Nay. XIII. blz. 273.]

TAALKUNDE.Schamel (vgl. XIII. bl. 315 ; XIV. bl.

52). KILIAEN vertaalt dit woord met pudens,pudicus en het daar tegen overstaandc, on-schamel met impudens. inverecundus, effrons.Dit laatste, thands buiten gebruik geraakt,treffen wy nog by VONDEL aan in zijnGulden Winkel XLII. (Deer I. biz. 483mijner uitgave)

Is d' Arent zoo onschamel(om namelijk een lam aan te grijpen enweg te voeren),

Wat hindert my, dat ick niet roof den v'etstenHamel ?

Een schaemle arme is alzoo wat de Fran-schen noemen un pauvre honteux.

Langzamerhand is echter ten onzent heteerste Bier beide woorden, in ongeveer ge-lijken zin opgevat als het tweede ; echterdoorgaands met die nuance van beteekenisdat men schamel zeide, waar wy nu acmesukkel of arme drommel zouden zeggen. Indezen zin vat ik dan ook den regel op,

81

uit BRTDERO aangehaald : mijn schaamle moeris, naar mijn gevoelen, niets antlers dan :mijn arme sukkel van een moeder.

In gelijken zin ongeveer vind ik hetwoord gebezigd in de Nieuwe Maren enz.van JOOST BUYCK by SCHELTEMA, Aemstel'sOudheid, II. Deel blz. 73 — en wel twee ma-len op dezelfde bladzijde. Eerst wordt daarvan den zoogenaamden bisschop der Weder-doopers, Jacob van Campen, gezegd, dathy seer obstinaet bleeff. ten eynde toe hem,niet leet wesende, dat hy den scamelen ver-doopt hadde, en later van hem gezegd, dathy syne quade leringe gesa:yt hadde onderder scamelen gemeente. — Beide reizen wordtvan armen" gesproken en wel van de zooda-nigen die in het oog des sprekers medelijdenverdienen. Wie echter schamel als synoniemvan ongelukkig beschouwt, gaat, dunkt my,te ver.

J. VAN LENNEP.

Kattegat (vgl. XI. bl. 117). In een werkje,getiteld : Beteekenis en afleiding van eigen-namen, door J. W. M., uitgegeven te Zalt-Bommel, bij NOMAN en zooN, 1840, leestmen (bl. 45) dat de geographische naamKattegat ongetwijfeld afkomt van katten, eeneoude soort van schepen, even als fluitsehe-pen, thans buiten gebruik."

Aangaande deze oude katschepen vindtmen ook een artikeltje in het supplementop het kunstwoordenboek, door WEILAND,n. 1. » Kat zonder ooren, ronde barken, welkegeschut en krijgsvoorraad aan de schepentoevoeren."

Volgens BILDERDIJK echter zou de naamkattegat van het celtische trade of borst-weer moeten afgeleid worden.

P. FRET.

Tuischen. Draaien met de spille. Ravot-ten op de ladders (vgl. XII. bl, 247). Ookdoor mij werd in onderscheidene nederland-sche woordenboeken het woord tuischen voorruilen aangetroffen. Ik herinner mij echterniet, dat woord ooit in die beteekenis gele-zen te hebben. Evenmin vernam ik, dat hetergens in ons vaderland alzoo in gebruikzoude zijn. Vermoedelijk zal het, als verou-derd, vroeger in gebruik geweest zijn. —Maar in de beteekenis van spelen, zoo alstuischen, bij HOOFT en KILIAEN voorkomt,vond ik dit woord in een authentiek ker-kelijk acteboek.

Den 19den junij 1664 n. 1. besloot hetkerkelijk bestuur op Walcheren zich te wen-den tot de ed. heeren der steden Middel-burg, Vlissingen, enz., met verzoek, dat doorhunne autoriteit goed3 orde mogte gesteldworden op de jaarmarkten tot wering van

alle batamentspelen, koordedanserijen, come-diantspelen, triffelen, draaijen met de spille,dat onchristelijk huichelen en ravotten op deladders, vertooningen, uit Gods heilig woord.Voorts zoude men verzoeken : verbod tegenhet schrikkelijk tuijschen en spelen met denteerlinck, kaarten en tick-tack-herd, hetwelkoveral in de herbergen bespeurd werd.

De verlangde wering dezer spelen moetevenwel nog zoo spoedig niet gevolgd zijn,want omtrent tien jaren later schreef ds.GEORGIUS DE RAET, predikant te Vlissingen,op verzoek des kerkeraads aldaar, eeneverhandeling tegen het spelen en tuijschen ophet tick-tack-herd, welke verhandeling, vanwege de classis Walcheren, door de predikan-ten DAVID DE MOOR en PETRUS VAN DERBURCHT onderzocht zijnde, den 15den feb.1674 werd goedgekeurd, om vervolgens inhet licht te verschijnen.

Hieruit nu blijkt duidelijk, dat tuischenweleer als eon spel bekend en, naar demeening van het kerkelijk toezigt, maar alte veel in zwang is geweest. Maar wiedeelt mij nu ook Bens mede, wat men teverstaan hebbe, door het draaijen met despille en het ravotten op de ladders, welkespelen, zoo als uit het bovenstaande blijkt,destijds als volksvermaken in zwang waren ?

P. FRET.

[ Tuischen is op de aangehaalde plaats uit deacte der classis niet de naam van een bepaald spel,maar eenvoudig een synoniem van spelen. Reedsde vergelijking van deze plaats met den titel derlater genoemde verhandeling bewijst het.]

nn•• nnn • n •••••n

Isekeepe, Berbice (vgl. XIII. bl. 373 ;XIV. bl. 21). Naar aanleiding van het ge-zegde : » Naar iisjekeep gaon, d. sterven",opgenomen in de » Woordenlijst," behoo-rende tot de bijdrage van d r. H. J. VAN ECK,H over het taaleigen der boeren van het kan -ton Axel" (DE JAGER, Archief voor Nederl.Taalk , dl. II, bl. 164), heeft de heer J. H.VAN DALE, in hetzelfde Archief, dl. III, bl.399, eene opheldering gegeven van de, oakin Z.-Vlaanderens westelijk deel gebruike-lijke spreekwijze: het is naar lesjekeep, ofvan de gelijke beteekenis hebbende : het isnaar de Berbiesjes, als bij verwisseling ge-bezigd wordende voor iets, dat verloren is.Gelijk de laatste slaat op onze voormaligevolkplanting Berbice, slaat de eerste opEssequebo, in VAN WIJKS Aardr. Woor-(lenb. ook Isequebo gespeld. Wat daarheengezonden werd, beschouwde men als ver-loren, en zoo kunnen die spreekwijzen ookvoor het sterven in gebruik geraakt zijn.

Hoezeer ik mij herinnerde eene ophelde-ring te dier zake ergens gelezen te hebben,was het mij evenwel ontgaan, dat ik die inDE JAGERS Archief had kunnen vinden. Dank

11

82

alzoo aan den heer J. H v. D. Moor zijneteregtwijzing.

Wolfaartsdijk. J. VAN DER BAAN.

Doe wel aan iedereen, al was het ookeen Fries (vgl. A. R.; XIII. bl. 96, 183,

D.311, 372

J. D). De heer zegt : » zelfs wil-

L.» len velen, dat dit spreekwoord omtrent de» Waal te Nijmegen in steen is uitgehOuwen» geweest. Doch wat mij aangaat ik heb het» nooit gezien en ook niemand gesproken» die het gezien heeft."

J. DWaarschijnlijk zal het den heer

D.

L.genoegen geven het bier volgende te ver-nemen.

Omtrent den jare 1825 was ik te Nijme-gen belast met het opzigt over de herstel-lingen aan de revetementsmuur buiten deHezelpoort en het afbreken der gebouwenboven die poort. Onder meer andere inzandsteen uitgehouwene wapens en inscrip-tion was ook, zoo ik meen, eene latijnscheinscriptie, het bovenvermeld spreekwoordbevattende. Deze steen is wederom bovenden sluitsteen van den boog van den bui-tenkant ingemetseld geworden, en zal dusaldaar waarschijnlijk nog aanwezig zijn.

Ik herinner mij nog, dat Coen de clirec-teur der 2e directie van fortification, degeneraal SIDERIUS (een Fries van geboorte)zijne najaars-inspectie deed, hem die steenwerd aangewezen, en genoemde generaalzeide : er staat te lezen , doet alle menschenwel al was het ook GEEN Fries.

Maastricht. A. C. CAMERLINGH.

Nederlandsche geldbenamingen (vgl.XIII. bl. 377 ; XIV. bl. 16, 51). Om hierbreedvoerig over te handelen, of er allewerken over op te geven, zoude van denNavorscher misbruik maken zijn.

De vrager kan genoeg werken over numis-matiek vinden in een' catalogus van MAR-TINUS NIJHOFF te 's Gravenhage; ook geeftF. MULLER er werken over op, in den cata-logus van Werken over de Nederl. Historieenz.

Het op bl. 16 door V. D. N. genoemdewerkje is van D. GROEBE, die nog meerover numismatiek schreef.

J. H. L. VAN DER SCRAAFF.

Nederlandsche geldbenamingen. In denNavorscher dl. XIV. bl. 51 spreekt DIRTvan Haarlem over fictive nederlandsche mun-ten, waaronder hij noemt scooters, braspen-ningen en oortjes.

Zoo DIXI zich aan mij bekend wil makenzal ik hem uit die dwaling helpen : een

stooter is eene zilveren munt ; dvenzoO eéribraspenning, hoewel de naam penning vanbras of braspenning ons doet denken aaneene munt van geel koper (Eng. bras).

Ik zal dien penningkundige dan nog (alsiets nieuws misschien) in kennis brengenmet de volgende munten, welke op hetnederlandsche eiland Curacao waarde heb-ben en in omloop zijn.

Een heel driekantje, vijfde deel eenerspaansche mat en waard tien stuiver s.

Een half driekantje, vierde deel van eennederlandschen gulden, waard vijf stuivers.

Een plaice, gestempeld » stuiver", dochslechts een halven nederlandschen stuiverwaard.

Haarlem. D. SCHELTEM A.

Coman (vgl. A. R.) Men denke bij 't geenNay. VIII. bl. 354 aan 't slot gezegd wordt,aan de drie rangen der ambtenaren in dienstder oostindische compagnie ; de hoogste,opperkoopman ; de middelste, koopman ; degeringste ambtenaarsrang , ender-koopman.De pas beginnende beambte erlangde denrang van boekhouder (geemployeerde, klerk,schrijver.) J. LIAGEMAN, J.C.Z.

Oorsprong van den naam Holland (vgl.XIV. bl. 19). — Het oude werk: » Van dieeygenschappen der clinghen" opslaande, las ikde volgende aardige beschrijving p Van Hol-lant." (X NT. 110.) : » Hollandia is een cleynprovincie, geleghen bi thecla (?) ostia daerdie zee ingaet, ende street vluehs om Bra-bant van die suytzyde. Ende is an Vrieslantvan d'oester zee ende van noerden an dieengelsche zee, ende Vlaenderen an die west-zyde. Het is een bollant ende brokich endewaterich, ter ma,nier van eenen eylant; wantdaer comen in 't lant veel armen van derzee in lopen, ende die Ryn mede an d'eenzyde ende die Mase mede, ende heeft veelmeeren ende staende wateren ende. goedeweyden, ende is vol beesten ende paerden,ende in sommighe steden is 't al vrucht-baer, ende heeft bosschen, ende daer is goetjaghen, ende daer syn veel steden daer meneenrehande eerde graeft, die goet te barnenis, mer si stinct meer dan 't hout doet. Endeis een rye vole dat ter zee ende te watervaert, om syn comenschap; wes hoefstatUtrecht hiet of Trajectum inferius in Latyn,ende hiet Utrecht in duytscher tonghen ;want het hoert tot Germanien, dat is totder Duytschen lande ende na der gelegen-heit, ende na de zeden, ende na der heer-scappien, ende oec na der tonghen soe ho-ret al tot Duytschlant. Het volck frisch isvan live, ende stare van craften, coen vanmoede, ende eersaem van ansicht, ende bil-lie (?) in den zeeden, ende Gode onderdanich,

83

ende is trouwe ende vreedsaem; ende daersyn min rovers dan erghent in Duytschenlande."

De derivatie van Hollant = bollant, de-wijl het » brokich ende waterich" is, laat ikvoor rekening van den schrijver.

J. H. L. VAN DER SCHAAFF.

Holland. Dat Holland verschilt van Holt-land schrijft BILDERDIJS, Geschiedenis des 1vaderlands, dl. I. bladz. 208, maar hij geeftweinige redenen voor zijn gevoelen.

E. S.

Koeskoes. In het dagelijksch leven wordtdit woord meermalen gebezigd van eenevermenging van allerlei, een mengelmoes,voornamelijk ten aanzien van spijzen. Dewoordenboeken hebben het niet opgenomen,waarschijnlijk omdat zij het onder die woor-den rekenden, welke geen anderen oorspronghebben, dan een onbeschaafd volksgebruik.Intusschen is de oorsprong wel degelijk aante wijzen. De couscousjou is in het Oosten,aan de boorden van den Nijl. aan die vanden Senegal en in Tunis, hetgeen in Spanjede olla podrida is, de geliefde schotel na-melijk van het yolk. Zijne verschillendebestanddeelen regelen zich naar de ver-schillende landstreken, en in Tunis vooralschijnt men di+, volksmaal zeer smakelijk,ook voor verfijnde monden, te bereiden.Zouden onze matrozen, ook wel zij, diedoor de Tunetanen en Algerijnen tot slavenwerden gemaakt, het woord niet herwaartshebben overgebragt ? Zie Notice sur la rd-gence de Tunis par J. H. DUNANT. Geneve1857. SAXO SYLVIUS.

Blaauwmaandag (vgl. A. R.). Ik vind inde Memoires d'un Livonien (LOEWENSTERN)het volgende :

»Les bourgeois poussent des cris de joiecomme si c'etait dimanche ou comme s'ilsfaisaient le lundi bleu." Bibl. Univ. Mars1861. p. 385. SAX° SYLVIUS.

Taalzuivering. Leggen, liggen. Het schijnt,dat zelfs onze gevierde schrijvers nog maargeen onderscheid weten te maken tusschende bedrijvende en onzijdige werkwoordenliggen en liggen, zetten en zitten, zogen enzuigen enz. Telkens lees ik, dat iemanddit of dat daar neder lag. Zoo nog onlangsin het rapport van het verhandelde in deTweede Kamer :

» Wanneer men de begrooting van bin-nenlandsche zaken zoo als die in het vorigedaar werd voorgedragen, naast die van 1863lag ! !

Maakt men dan zoo weinig werk vande grondige kennis onzer taal?

Namelijk voor met name. Men houdt heter thans voor, dat dit een germanisme isen ik geloof ook dat ds. TEMME in deLetteroefeningen, n°. 1, 1863, bl. 66, hetzuiver uit het Hoogduitsch heeft overgeno-men, als hij schrijft :

» dat er zich bij den beschuldigde allekenteekenen der zwaarmoedigheid toondenen dat hij namelijk volkomen door dit denk-beeld beheerscht werd."

Intusschen schijnt dit gebruik van betwoord in vroegeren tijd algemeen in zwangte zijn geweest, want in de brieven vanJAN DE WITT trof ik het meermalen aan,b. v. dl. II. bl. 117, » dat den koningh synmeester gaerne geesclairceert was op tweepointen: naementlierk in den eersten op detijding...."; en in dienzelfden brief: )' wes-halve ick wel gaerne daeromtrent UEds.soude willen verstaen, en naementlyck medeof...." ten ander, nu voor germanisme ge-houden gebruik vind ik daar ook : »al washet schoon" voor: al was het ook maar.Wat hij elders schrijft : ► dat by aen dieresolutie syn hinderste soude vegen" is eengezegde van een ander.

Veronderstellen. De misselijke tautologicvooronderstellen,vooronderstelltng schijnt handover hand toe te nemen ; weet men danniet, dat ver aan onderstellen toegevoegd,reeds eene volkomene onderstelling aanduidt,zoo als in verontschuldigen, verkondigen enz.?Aan het Oordeel gaat van zelf de onder-stelling vooraf en het is volstrekt noodeloosdit te vermelden. SAX° SYLVIUS.

Spelling. Verdubbeling der s. Met de he-den voorgestane spelling Lisel, Pruisen kanik mij onmogelijk vereenigen. De verdub-beling der medeklinkers ter aanduiding vande voile uitspraak der woorden in tegen-stelling eener zachte, ligt geheel in den acrdonzer taal. Wie zal anders dan assen, bes-sen, dassen, losse, mosses enz., schrijven enze met eene enkele s niet verzachtend uit-spreken ? LIsselijk komt van ijzen, maar oinde voile uitspraak aan te duiden, verkrijgthet de dubbele s, terwijl ijzel van ijs eenezachte uitspraak heeft, want ijsel is onuit-sprekelijk. Dus Ussel, Pruissen, Meissen,Rijssel.

SAXO SYLVIUS.

Verdubbeling der s. SAXO SYLVIUS stelthier twee gevallen gelijk, die inderdaad nietgelijk zijn. As, bes, los zijn woorden dieeene korte vocaal hebben. Komt daar-achter een lettergreep met eene vocaal aan-vangende, dan wordt de s in de uitspraakbij die volgende lettergreep gevoegd, menspreekt dan uit a-sen, be-sen, lo-se. In eengroot gedeelte van ons land echter is de

11*

84

uitspraak zoo bedorven, dat men in openelettergrepen bijna of in het geheel geenonderscheid meer hoort tusschen lange enkorte vocalen. Onze meeste taalgeleerdenverkiezen dat tegenwoordig beschaafde uit-spraak te noemen, en het is waar, onderhet beschaafde gedeelte van ons yolk neemtdie slechte uitspraak hoe langer hoe meertoe, en schoolopzieners en schoolonderwijzersdoen als om 'strijd hun best, om daar, waarmen nog aan eene betere uitspraak gewoonis, die lompe onbeschaafde manier van spre-ken (zoo als zij die gelieven te noemen) tedoen verdwijnen. Waar nu die zoogenaam-de beschaafde uitspraak doorgedrongen is,wordt iedere vocaal waar eene lettergreepmee eindigt lang uitgesproken : men hoortdaar geen onderscheid meer tusschen dizgenen jaren, schepen en dMen, 166len (carbones)en kalen (caules). Men zou daar deshalvehet meervoud van as, bes en mos, indienhet met ddne s geschreven werd, niet anderskunnen uitspreken dan als aasen, beesen ,moosen. Om aan te wijzen dat in deze woor-den de vocaal kort moet uitgesproken wor-den, is het daarom noodig ze met dubbeles te schrijven.

Die reden bestaat niet waar het woordeene lange vocaal of tweeklank heeft. InPruisen heeft ui denzelfden klank, als in Pruisin liefelijk denzelfden als in lief. En alhoud ik het er niet met onze statenvertalersvoor, dat de eerste en voornaamste spellingregel is, ► wees zoo zuinig mogelijk opuwe letters," ik zie niet, waarom wij let-ters zoude schrijven waar noch de etymo-logie, noch de uitspraak ze eischt. IJselvinden wij in de oudste stukken waar dienaam voorkomt Isla of Hisla geschreven :in Pruisen is de s vermoedelijk nit t ont-staan. Het zou dus alleen de uitspraak moe-ten zijn die ons tot verdubbeling der s be-woog : maar met eene dubbele s sprekenwij die woorden niet uit en kunnen wij zeniet uitspreken. Mij dunkt dus, dat wijhen moeten navolgen, die assen, bessen, mos-sen, maar Pruisen, IJsel en om dezelfdereden kousen, kruisigen, geeselen schrij ven.

Wil men Ijssel, Pruissen schrijven, dan moetmen ook aan de genoemde woorden de dub-bele s geven; en dit niet alleen, maar menmoet, wil men consequent zijn, nog verdergaan, men moet dan ten aanzien der f han-delen even als men handelt ten aanzien ders, en schrijven luiffel, twijffel, oefenen, lief-felijk. ja zelfs droeffenis en begraaffenis, enwie ter wereld, die zoo schrijft of schrij-ven wil ?

Ifsselijk is niet van ijzen, rnaar verkeerdespelling, voor eiselijk.

P. L. Wz.

Het ►, Zeebaer" Calvaer Hayman" (vgl.XIII. bl. 373; XIV. bl. 16). By BARTHO-

LOMEUS Engelman, in zyn boek van deEygenschappen der Dingen. Haerlem 1485,leest men boek XIII hoofdstuk XXVIII:►Item ethimius is een cleyn visch en is rume» enen halven voet lane, ende al ist dat hicleyne van lichaem is, nochtans is hi va.►groter craehten, wdt al clevede hout hi» een scip in der zee dattet nergent henen» en mach, en al waert sake dat die win)» starkeliken waijede ende die golven ghin-» ghen also grote als huzen, nochtans soudetdat scip also styf houden oft in den grondeghenagelt waer, ende dit doer dese vissche.

» want hi daer aen cleeft. Item die lombeer-» den ende dye romeyns hieten dese vissche» moroen. (Muraena = Lanzprei?) Ite van deselven vissche wort gheseijt, in exameron,

» dat dese vissche voer weet als daer een» grote storme comes sal, want so grijpt hi» enen machtighen steen daer hi aen blijfthanghen also vast of hi gheankert waer,►op dat hi niet gheslaghen en sal werden►vanden golven, ende als dat die scipluden» ghewaer werden, so sien si naersteliken» voir hem ende wachten hem voer die toe-» comende tempeest, als AMBROSIUS ende» BEDA segghen ; ende ARISTOTELES seyt»LIxiiij, dat die wijfkens langher sijn dan» dye mannikens, ende si sijn oeck harderteten, die mannikens syn hove hartste ende

» die wijfkens beneden." C. P. L.

GESLACHT- EN WAPENKUNDE.

Van Zuylen van Vleuten (vgl. XIV.bl. 23). De moeder van GIJSBERT VANZUYLEN VAN VLEUTEN was ELISABETH VAN

ZUYLEN VAN NYEVELD. Behalve STEVEN,

hadden GIJSBERT en EELGIS UTENHAM tenminsten nog eenen ZOOII ADRIAAN, dekenvan St. Jan te Utrecht (Utrechts Placcaat-Both, I. bl. 255) en eene dochter MARIA,gehuwd aan WILLEM LOIA VAN OSTENDE(Kronijk van het Historisch Genootschap te

Utrecht, XVISC jaarg.). De vader van GIJS-

BERT VAN ZUYLEN V. V. was vermoedelijkSTEVEN genaamd, welken naam ook eender zoons van MARIA bekwam.

v. H.

Amsterdamsche familie de Witt (vgl.XIV. bl. 23). De amsterdamsche familieDE WITT, door mij bedoeld, voerde tot wa-pen : azuur waarop een keper (chevron)

85

„van zilver, vergezeld met drie zilverenoklaverbladen, 2 en 1, en hebbende een,,zilveren vrededuif en chef.” Zij was duseene andere dan die waarvan de heer J. H.VAN LENNEP, ter zelfde plaatse, meldingmaakt.

Dit om verwarring voor te komen.

Amsterdamsche familie de Witt. Vandeze familie vind ik in een lavartierboekvermeld :

PIETER DE WITT, zoon van JAN en CILLAHERMANS, geb. 22 sept. 1593, trouwt 2 nov.1625 GEERTRUID DE HAZE, dochter van JE-RONIMUS en van HELENA VAN JUGTEREN, geb.1607; hij stierf 8 junij 1643, zij stierf 24febr. 1679 te Leiden. Hun Loon

JERONIMUS DE WITT, geb. 3 august. 1628,trouwt nov. 1649 CHRISTINA GERARDS, geb.11 maart 1629 ; zij stierf 27 oct. 1669 enhij stierf 28 sept. 1702. Hun zoon

PIETER DE WITT, geb. 4 julij 1652, raad1702, trouwt 27 nov. 1674 HELENA CONINCK,geb. 3 jan. 1658; hij stierf 7 jan. 1712, zij21 julij 1706. Hun zoon

M r. JAN DE WITT, geb. 24 feb. 1678, sche-pen 1717, raad 1721, stierf 25 nov. 1734;had gehuwd, 18 jan. 1701, ELIZABETH 1)EVROEDE, dochter van FRANCOIS en CLARAROETERS, geb. 1 maart 1682, zij stierf 12maart 1739.

PIETER DE WITT en CILLA HERMANS, hiervoren vermeld, hadden eene dochter CECI-LIA. DE WITT, geb. dec. 1629, gehuwd 1maart 1654 aan THEODOOR CONINCK, HEL-MICHSZOON, geb. 4 julij 1619. Deze warende ouders van HELENA CONINCK hier vorengenoemd ; hun .dochter GEERTRUID CONINCKhuwde 27 junij 1679 te Sloten GERARDROGGE van Dantzig.

Mr. JAN DE WITT en ELIZABETH DE VIMEDEhadden een zoon Mr. FRANCOIS DE WITT,

geb. 16 dec. 1706, schepen 1738, raad 1743 ;trouwt 2 mei 1743 ALIDA JOHANNA DE GRAAF,dochter van JAN en van JOHANNA HOOFT.

Het wapen van deze familie DE WITT isvan lazuur, beladen met een chevron of kepervan zilver, op de punt van welken een op-vliegende vogel (duif?) met een tak in denbek, alsmede drie klaverbladen, 2 en 1, allesvan zilver. V. D. N.

Bastaard van Bourgondie (vgl. XII. bl.58). ARNOLDUS, bastaard van Bourgondie,ridder, heer van Heijst en van Rostuijne,was zoon van JOHANNES, bastaard vanBourgondie, aartsbisschop van Kamerijk,die zoon was van JOHANNES den onver-saagden, graaf van Never& .en van zijnemaitres AGNES VAN CROY, dochter vanJOHANNES, graaf van Porcien, heer vanDammartin, en van MARIA VAN CHATILLON.

Bovengenoemde ARNOLDUS had twee ZO-

11C11: 1°. CORNELIS, en 2°. wiLHELmus.Hij behoorde dus niet tot de bastaarden

van den hertog PHILIPS den goeden, maarvan een bastaardbroeder van dezen.

JOHANNES, bastaard van Bourgondie, haddaarenboven nog tot maitressen : JOHANNA

VAN SPONTIN, CLARA VAN DER HOEVEN, CA-THARINA VAN SWIETEN, CATHARINA ARENTS

en LUCIA BRADS.Nijmegen. VAN EMDE.

Paus Adriaan VI en Willem Eggaert.Bij V. HEUSSEN en V. RIJN, Oudheden enGestichten v. Amstelland, 2de dl., bl. 293leest men : ,,Het wapen van Purmerend isdubbeld: aan de eene zijde is het eenkooggescheepje of binnelandsche galey ; aande andere zijde zijn drie weerhaken. Datonderscheid is groot ; maar komt hier vandaan dat de Purinerenders die wapens opverscheide tijden verkregen hebben. Hetkooggescheepje is het oudste wapen : dedrie weerhaaken hebben ze van WILLEMEGGERT gekreegen ; die zulke drie weer-haaken in zijn wapen voerde. Paus ADRIA -

NUS • heeft ook drie weerhaken in zijn wa-pen gevoert, en 't zeggen is ook, zoo alsZOETEBOOM (Beschr. v. Waterland, p. 127)schrijft, dat hij afkomstig zoude zijn vanWILLEM EGGERT. " Is er omtrent eene zoo-danige familiebetrekking jets bekend?

Oorsprong der familiewapens (vgl. XIV.bl. 57). Er is volstrekt geen wet, die E.verbiedt, aan zijn ijdelheid toe te geven, enzich een wapen nit te denken. Er is ookgeen wet, die hem verbiedt, een harlekijns-pak aan te trekken, en daarmede over straatte kuieren. Aileen loopt hij gevaar, in datgeval, door de straatjongens te worden nit-gejouwd en door het publiek beschouwd teworden als iemand, die voor dolhuis rijpis. — Intus .4chen, wij willen ter versehoo-fling van E. aanvoeren, dat hij gebandeldheeft

Uit on noozelheid, en zonder erg of list;immers het blijkt ten duidelijksten uit zijn na-ive vertelling van dat door hem uitgedachtewapen met vier kvvartieren en in ieder kwar-tier de figuur van eene hem dierbare zaak,dat hij zelfs niet de geringste notie heeftvan blazoen of heraldrie. Een gekwartileerdwapen met een verschillende figuur in elkkwartier, is geen wapen : 't is eenvoudig eenbord, met figuren beschilderd. Waarom hetgeen wapen is, en waarom iemand, in onzedagen, zich tot een voorwerp van billijkespotternij maakt, wanneer hij zich een wa-pen schept, althans er mede prijkt, zou iknu wel aan E. kunnen vertellen ; maar 'tzou even doelloos wezen, als dat ik aan

ienaand, die de beginselen der eijferknnstniet kende, de waarde eener algebraischeformule aan 't verstand zocht te brengen.E. leze 't een of 't ander handboek overheraldrie ; is hij dan nog niet overtuigd,dat zijn vragen even ongerijmd zijn als zijnhandelwijze, dan wanhoop ik, hem zulksimmer duidelijk te maken. L. U. Z.

Geslacht van Dongen (vgl. XIII. bl. 218,252, 283, 319 ; XIV. bl. 25). Uit de stam-lijst van DONGEN, bij FERWERDA, Wapenb.,en KoK, Wupen- en Woordenb., blijkt vol-gende afstamming :

DERK VAN DONGEN, tr. N. TEN BUSSCHE.

GERHARD, tr. N. VAN RECHTEREN-Ahne/O.

CORNELIS, hr. van Oldengaerden, tr. ANNAELISAB. VAN ECHTEN.

RUTGER, tr. RUT- CORNELIS hr. vanGERA VAN LOEN tot de 0., tr. N. VAN WYN-Klencke '). HORST 2).

NICOLAAS HERMAN, FREDERIK WILLEM,hr. van Entingen 3 ), hr. van Vledder; tr.tr. ANNA CHRISTINA EVA DE SIGERS THEEVAN ECHTEN. BURCH.

N. [JOH. AGNES], tr.den ritmeester ALBER-DA, hr. van Venne-broek 4).

1) Hij t 10 febr. 1710, en werd in de kerkvan Oosterhesselen begraven, waar ook zijn wapenmet 16 kwartieren opgehangen werd. Staml. alsbov. - Zijn broeder GERRIT JAN, kapt ., is te Hulstgest. en begraven, en zijn wapen met 16 kwar-tieren in de kerk aldaar opgehangen, Ib. a. b.

2) Begraven in de kerk te Dwingelo, met 16kwartieren. Ib. a. b. Zijne zuster MARIA, tr. N. SI-GERS THER BORCH, heer van Vennebroek. Ib. a. b.

3) Overl. in octb. 1742, en te Giesen (Gieten ?)in de kerk begraven ; hangende aldaar het wapenmet volgende 16 kwartieren : Dongen, Echten,Rechteren, Voerst, ten Bussche, Welvelde, Mon-ster, Monster. Loen, Welvelde, Loe, Rengers,Monster, Warmelo, Pyck, Sloet. Ib. a. b. Dezekwartieren toonen de afstamming aan, door zenaar hunne volgorde te rangschikken, als : Don-gen, ten Bussche, Rechteren, Monster [Munster :van rood en goud doorsneden], Echten, Welveld,Voorst, Monster. Loen [met den eenhoorn], Mon-ster, Lie, Pieck, Welveld, Warmelo, Rengers,Sloet. Vgl. VON STEINEN, Westph. Gesch., I. p.1004, II. p. 154, III. p. 967, en de staml. vanWELEVELD, bij FERWERDA, en RENGERS, in ' t Stamb.ran den Fr. add.

4) Geb. 2 febr. 1714, t jan. 1794, wed r . vanT. E. DE SIGHERS TER BORCH, t 10 junij 1747.Hij was een jonger broeder van MELLO, op Nijen-stein bij Zandeweer, [niet Zuidermeer, als Nay.XIII. blz. 283 staat]. Beider ouders waren ONNOTAMMINGA ALBERDA, op Nijenstein en Rensuma,t 1743, en JOSINA PETRONELLA CLANT, t 1746,dochter van Nijenstein. Ms. geneal. van Alberda.

Blijkt nu, uit de stamlijst van GRUIJS,het huwelijk van eene dochter van GRUIJSen ISSELMUDEN met een DEDEM 5 ),..dan zalmen gemakkelijk de afstamming vindendoor de kwartieren in hunne volgorde teplaatsen. als

Dongen. Sighers.Rechteren. te Nanson.Wijenhorst. 6 ) Loosecaat.Asselt. Bronckhorst.Echten. Dedem.Voorst. Beinhem.Lintelo. 7 ) Gruijs.Schele. 7 ) Ysselmuiden.

Over de heerlijkheid Dongen en hareeerste bezitters zie men voorts VAN GOOR,

Beschr. d. stadi en laude van Breda, 3. bk.4 hfdst. blz. 362-364 ; KOK, Woordenb., opDONGEN; MIERIS, Charterb., III. blz. 318,788; en over het geslacht zelve, oud-tijds 00k DAELLEM of DAELHEM geheetenGOUTHOEVEN, Citron. van Holl., bl. 119,121, 133-135, 149, 164, 173, 208, 376,380 ; BALEN, Dordr., bl. 1113, 1141, 1142,1200 [ook bl. 926, 1075, 1210, noemt hijeenigen van dien naam ; doch deze kunnentot een ander geslacht behoord hebben] ;DE LANGE VAN WIJNG., Heer. v. d. Goude,I. bl. 171 ; DE RIEMER, 's Gravenh , I. bl.354; MIERIS, a. p., III. bl. 454, 673 ; KEMP,

Heeren van Arkel en Gorinch., 1. b1.18, 22,106; II. bl. '225, 426, 435; en anderen.

Het wapen van LOSECAAT vind ik ondereene verzameling van geteekende wapens- vermoedelijk ontleend aan gehangen heb-bende of nog hangende wapenborden, in ker-ken in Groningerland aldus: in blaauween hoekige gouden balk (fusee vivree) en eenomgewende zilveren wassenaar over allesheen. Dat van TE NANSUM, mede aldaarvoorkomende, vertoont in goud een ridder,of ruiter, te paard, in de regterhand eenontbloot en opgeheven zwaard houdende,alles zwart en ongewend ; terwijl op dennaam » THENANSEMA " hetzelfde wapen [dochde figurers niet omgewend] voorkomt, enals helmteeken een ter halver lijve uitko-

5) De stamlijst van DEDEM, bij FERWERDA en

KOK, Ileeft : DEDEMBEINHEM DEDEM (EVA) tr. SIGHERS

(JOHAN). 1k vermoed dat hier eene generatie isovergeslagen.

6) Dit huwelijk blijkt uit Nay. XIII. blz. 282;(7 ) dit uit FAHNE, Köln. Jill. u. Berg. Geschl.,I. p. 382.

8) Het geslacht BEINHEM, BEYNHEM, ook BEINS-HEM, bezat den Appelenburg bij Hien, in hetkwartier van Nijmegen, en voerde, volgens eenein Nay. VI. hi. 36 gedane opgave, in zilver eenzwart kruis. Dit kwartier schijnt verkeerd geplaatst,en zal op n°. 14, no . 14 op n°. 13 moeten staan.Voor de overige dient men de stamlijsten teraadplegen.

87

mende krijgsman met gepluimden stormhoedop het hoofd, in de regterhand een ont-bloot en opgeheven zwaard houdende, ende linker op de heap latende rusten.

M°.

Geslacht Voorhout of Voorholt (vgl.XIII. bl. 280, 350; XIV. bl. 57). MariaDuitsch van Voorhout. De stichster, vrij-vrouwe van Rem woude, der drie funda-ties van lien naam heette van zichzelfMARIA DUITSCH Of DUYTSCH VAN VOOR-ROUT. Was zij alzoo ook eene afstammelingvan het geslacht hier besproken zoo niet,welke was dan hare afkomst en hoe verkan die met juistheid worden aangeduid?Verder wenscht men te weten of zij nim-mer descendenten heeft gehad en of haregansche nalatenschap aan de bedoelde driefundaties (in den Haag, Utrecht en Delft)is besteed geworden. NEPTUNUS.

Afstammelingen van W. J. Blaeu. iekan mij mededeelen de namen der kinderenen kleinkinderen van w. J. MARL' en tevensmet wie zij gehuwd zijn geweest ? Misschienbezit deze of gene eene genealogie vandeze familie en zoude dus in staat zijneene vraag te beantwoorden, (lie een navorscher gaarne opgelost had. Ook de be-sehrijving van zijn familiewapen zoudezeer welkom zijn. T5.

Signet van Luther (vgl. XIV. bl. 28).Over dit signet of liever over het zinne-beeldige wapen min LUTHER vindt men eenzeer breedvoerige beschrijving , benevensafbeelding, zoo op medailles, als antlers,in een werk de Goude en zilvere Eerge-dachten,is van Luther, met een voorbericht,geteekend uit Scbleusingen den 30 maart1706, zijnde in folio formaat. Bladz. 120ziet men een medaille op den sterfdag vanLUTHER, 1546 , met zijn afbeelding, en totrevers het bedoelde wapen, zijnde een ont-loken roos met een gekruist hart in 't mid-den ; bladz. 127 ziet men afgebeeldeenen eerepenning voor LUTHER, waaropzijn zinnebeeldig wapen, zijnde een roos meteen hart, waarin een verguld kruis, en hetomschrift in patientia suavitas, en tot revershet duitsche vers,

Des Christen Hertz auf Rosen gentWens mitten unter dem Creutz steht.

Voorts volgt bladz. 128 tot 132 eene op-gave van onderscheidene verklaringen vandit zinnebeeldige, zoo van het wapen alsvan het vers, doch waaronder, gelijk ge-zegd wordt, de beste verklaring van LU-THER zelf, in een brief aan zijn hoezem-vriend LAZARUS SPENGLER te Neurenburg,

en voorhanden in de boekerij te Gotha.Deze is uit Coburg den 8 julij 1530,en daaruit blijkt, dat LUTHER wilde, dathet een mart kruis zoude zijn op eenewitte, niet roode roos staande in een hemels-blatruw veld en om het geheel een goudenring.

Deze zaak is alzoo van genoegzame be-kendheid, en de opgave yaws JEDER nietnieuw. V. -Q. N.

Signet van Luther. Het wapen, waar-mede LUTHER zegelde, was in waarheidfamiliewapen, door keizer SIGISMUND aanzijnen grootvader geschonken tot belooningvan trorm e diensten ; en dat het een kei-zerlijke gift was, mogen wij, om tot hetware beeld terug te komen, niet over hethoofd zien. 't Was een met een een-voudig gouden kruis beladen hart van na-tuurlijke liggende in eene vijfblade-rige zilveren roar op blaauw. Daarbijheeft, meen ik, het oorspronkelijk wapenzich bepaald : en de gouden ruitkrans omalles heen, waarvan spraak is, zal daarwel niet toe hebben behoord, maar hetrandsieraact van een zegelstempel geweest,en daarna van 't zegel bij het wapen ge-komen zijn ; gelijk ik het er ook voor hood,dat het kruis eerst bij verloop van tijddoor den vromen zin des wapenvoerderstot een lang kruis is geworden. De kei-zerlijke sehenker zal toch wel aan eenridderkruis, en niet aan het kruis van denReiland hebben gedacht. Maar LUTHERSgeslacht was in welvaart teruggegaan ; ende eenvoudig opgevoede bergmans-zoonwas geen wapenkundige. Hij theologiseerdebij zijn wapen, en bedierf zoodoende beelden kleur. De vraag van zijnen vriend LA-ZARUS SPENGLER naar de juistheid van zijnzegelbeeld was dus allezins gegrond. LU-THER antwoordde daarop in den volgendenbrief uit Koburg:

Gnad und Friede in Christo.,,Ehrbar, giinstiger, Lieber Herr und

Freund!,,Weil ihr begehrt zu wissen, ob mein

Petschaft recht troffen sey, will ich euchmein erste Gedanken anzeigen zu guterGesellschaft, die ich auf mein Petschaftwollt fassen, als in ein Merkzeichen mei-ner Theologie. Das erste sollt ein Kreuzseyn, schwarz, im Herzen, das seine na-ttirliche Farbe hatte, damit ich mir selbstErinnerung Babe, dass der Glaube an denGekreuzigten uns Selig machet. Denn soman von Herzen glaubt , wird man ge-recht. Obs nu wohl ein schwarz Kreuzist, mortificiret, und soil auch wehe thun,noch lasst es das Herz in seiner Farbe,verderbt die Natur nicht, das ist, es tedtet

88

nicht, sondern behalt, lebendig. Justus enim Daar komt de gouden ring te voorschijn ;fide vivet, sed fide crucifixi. Solch Herz aber j en ook niets meer dan een gouden ring,soil mitten in einer weissen Rosen stehen,anzuzeigen, dass der Glaube Freude, Trostund Friede gibt, und kurz in eine weissefrithliche Rosen setzt, nicht wie die Welt zelf, LUTHER zou bij zijn theologiseren nietFried und Freude gibt; darumb soil die hebben kunnen nalaten er op te wizen,Rose weiss, und nicht roth seyn ; denn I en te verklaren dat hij niet waardig wasweisse Farbe ist der Geister und alter gekeurd om de martelkroon te dragen. Daar-Engel Yarbe. Solche Rose stehet im him- voor is ons zijn schrijven aan de Christenen

in Holland &c. van 1523 ten waarborg. Vandien brief' vindt men eene vertaling in 'tP" stuk der Btjdragen tot de Gesch. derLuth. kerk in de Nederlanden. Utrecht. 1839.

Als JEDER van een kruis tusschen tweerozen spreekt, verkeert hij in dwaling. Hijzou even goed van zeveri rozen hebben kun-nen spreken ; want in 1700 verscheen teSaalfeld een boekje van 6 vel in 4". vanJOHANN GOTTFRIED HOLTZHEY, predikant teMellenbach, in het graafschap Schwartz-burg, onder den titel van : D. Martini Lu-Uteri richtige Bildes- Verbleibung und wichtigeLebens-Beschreibung, unter der Figur einesmitten unter dent Creutz stehenden, und aufsiebenerley Rosen g ehe n den Christen- Her zen ,vorgestellet. Maar wie gevoelt niet, dat diesiebenerley Rosen eenvoudig zeven verschil-lende opvattingen zijn van dezelfde eenigeroos van LUTIIERS wapen ? Het tweetal iswaarschijnlijk bij JEDER geboren uit eeneal te letterlijke opvatting van het distiehon,dat LUTHER op zijn wapen dichtte :

» Des Christen Herz auf Rosen geht,Wenn's mitten unter dem Creuz steht." 2)

Dat disticlion heeft echter nooit tot rand-schrift van zijn zegel, en nog veel mindertot omschrift van zijn wapen gediend. BijJUNCKER vind ik het wapen Lien maal opverschillende gedenkpenningen afgebeeld.'t Heeft soms geenerlei randschrift; en waar't een randschrift heeft, luidt dat nu Bens :In silencio et spe Brit fortitudo vestra. Esa.30 ; en dan weder : In patientia suavitas, jaeenmaal zelfs : Pestis eram vivus, moriens eromorn tua, Papa. Dat is blijk genoeg, dat hieralleen willekeur in het spel was, en volstrektaan geen eigenlijk randschrift kan gedachtworden.

1) JUNCKER haalt S. 224 de beschrijving aan,die B. BAKIUS in zijne latijnsche Postille over deEvangelien, II. 99, heeft gegeven, en die aldusluidt : „Der Schild ist Himmelblau, welchen eingrimes Ranten -Krantzgen umgiebet, auf dem Schildeine weisse Rose, und auf demselben liegt einrothes Hertz, auf diesem aber ein giildenes Creutz,mit den Worten : Des Christen Hertz" vgl. Ookdie beschrijver is blijkbaar in de war, al ziet hijzeer goed, dat het Rauten-kriintzgen niet tot hetwapen zelf behoort.

2) De lezing , Wenn's mitten unterm Kreuzesteht" is van eene verbeterende hand van laterdagen.

door LUTHER als beeld van het eeuwige vanhet eindelooze opgevat. Ware de ring eengouden ') Rautkranz geweest op het veld

melfarben Felde, dass solche Freude imGeist und Glauben ein Anfang ist derhimlischen Freude zukunftig ; jtzt (ist) wohlschon drinnen begriffen und durch Hof-flung gefasset, aber noch nicht offenbar.Und in (umb) solch Feld einen giildenRing, dass solche Seligkeit im Himel ewigwahret, und kein Ende hat, und auchkOstlich Tuber alle Freude und Giiter, viedas Gold das hithest (,ede1st und) kOstlichstErz ist. Christus unser Heber Herr seymit eurem Geist (bis) in jenes Leben.Amen. Ex Eremo Grubok (bij letterkeervoor Koburg) 8 MDXXX."

Men vindt dezen brief, waarin fk de va-rianten heb aangewezen, in Dr. Al/Javan Lu-thers Briefe door dr. w. M. L. DE WETTE,

Th. IV. S. 79. 80 ; en evenzoo in DasGuldene und Silberne Ehren-Gedetchtniss DesTheuren Gottes-Lehrers D. Martini Lutherivan C. JUNCKER, Franckfurt und Leipzig,1706. S. 228, 229.

Het is, bij 't lezen van dien brief, blijk-baar, dat LUTHER zelfs de eerste heraldiekewet, van kleur op metaal en metaal op kleurte leggen, bij zijn theologiseren heeft ver-onachtzaamd. *Daarom maakt hij '1 goudenkruis zwart, en spreekt bij de zilveren roosvan de Witte kleur der engelen ; in een woord,alle metaal valt bij hem weg, op het goodvan den ring na. En wat is er nu van dienring? Volgens de lezing van DE WETTE ligtdie gouden ring op het veld, om de roosheen ; volgens de lezing van JUNCKER daar-entegen om het veld. Wie zal hier beslissen ?Ik geloof, dat we tot verklaring een' briefvan JUSTUS JONAS van 'tzelfde jaar 1530 tehulp mogen roepen, van Augsburg naarCoburg gezonden, en dus vallende in den-zelfden tijd. Jammer dat de dagteekeningvan dien laatsten brief niet door JUNCKER

wordt opgegeven, want het geldt bier eenevraag van prioriteit. Maar JUSTUS JONAS

berigt daarin aan LUTHER:

»Mein Gnadiger junger Herr" (hij meentdaarmede hertog JOHANN FRIEDRICH, dielater keurvorst van Saksen wend) » lasteuer Rosen in einen hiibschen Stein schnei-den und in Gold fassen. Wird ein schonPitschier." (JUNCKER S. 229.) Ik herinnerhierbij hetgeen de Navorscher reeds in denInd" jaargang, bl. 177, heeft medegedeeld.

E

C.)

b)

.CP

5 0;17+

89

'74

Ik zal wel niet behoeven te herinneren,dat wij van het werk van JUNCKER eenenederduitsche vertaling in folio bezitten,gewoonlijk toegevoegd aan het Hi de deel vande Hist. der Reform. van SECKENDORF, en in1730 te Delft uitgegeven.

S. J.

Isaac de Costa in de 18e eeuw (vgl,XIV. blz. 28). Toevallig kan ik R. N.eenige inlichting geven, daar ik mij onlangsdezelfde vraag deed. Na eenig onderzoekkwam ik tot het volgende resultaat. BEN-JAMIN DISRAELI noemt in het levensberigtzijns vaders (geplaatst vOOr de nieuwe uit-gaaf van ISAAC DISRAELI ' S werken), onderandere joodsche familien, die omstreeks1748 in Engeland bloeiden, ook de MEN-DEZ DA COSTA'S.

Dat deze van de hollandsche DA COSTA'Safstamden, vond ik bevestigd in de verta-ling van een hebreeuwschen brief (berus-tende in het British Museum), geschrevendoor SALOMON DA COSTA (31 mei 1759) aande directie van het British Museum, terbegeleiding van eenige boekgeschenken.

0. a. lees ik daarin :Moi SALOMON, fils de mon tres-honore

pare, le pieux, le dour ei venerable ISAAC1) DA COSTA, surnomme D ' ABLICAS, ci-devant

de la ville d' Amsterdam, l'un de ceux qu'on» appelle Juifs, qui sont disperses et repan-» dus chez toutes les nations, et descendu» de ceux qui ont ate men& en captivite de» Jerusalem en Espagne, salut.

D'autant que j'ai deja demeure cinquante-nquatre ans et plus, avec paix de coeur,contentement et confiance, et sans etre

» moleste ni inquiete dans cette fameuse»metropole, grande parmi les Nations. Prin-» cesse entre les Provinces, etc.

De onderteekening is :» Le plus petit d'entre les plus petits.

SALOMON DA COSTA."De brief is opmerkelijk door zijn ooster-

schen stijl, en den kruipenden toon waarinhij geschreven is.

Indien the Connoisseur nu eenig jaartalmededeelt, kan R. N. uit deze gegevensligt vinden, of de ISAAC DA COSTA van hetgrafschrift en de vader van onzen brief-schrijver een zijn.

Uit den brief blijkt echter, dat SALOMONhet geloof der vaderen omhelsde.

In hoever er verwantschap bestaat tus-schen den achtiende-eeuwer en den neder-landschen ISAAC, is denkelijk na te gaanin de mededeelingen van den laatsten overzijn en andere joodsche geslachten. (Zieo. a. Navorscher 1857-1859.)

L--F---T.

•4 0 W -,1, 0' ..t ,:s; g

',.) '' 41g 0 g, Pd ° '''' w 44, g = A Z 0 a9"4 e g .O 0 z .1 0 E.,F, pi -a. po =O tg 0 4.1 cp

z 4.1 N a .1 44 ' i ti) Pi Cc24)E . a cl) 0 '''' 4) gt c,) 0

t4 0 ez -L-1 •..- st;) in ,.0

cn g .t.t -5 `,.c.' .. g ,,P1.1-.;5 .,w E.,^o p,° W ^c),-)441

E ••• "ZS ) ciGV 0 4'' 1 ,.., a3 .1 c13 'd W '1

' t ' 4E - ' t ;4 . 0 : ; ' : : r: 4-;) 4.' 4:

0 4 , s. ci) 0 II, — , • ,.. cna.,. z

w• 8' m 4 8 m c) - L,, bp 8 i

-= - 0) N cn . ;., '''''4 C.) • -.- a , ,; , , 44

)4 ' W -= or4cn 0°' 2 r'' co 0 .<

u , ,

,S1 -. -SO :-.3: i- Nb 11 T, 42 x N q a c,.1 I'

0)

a

0

bD

00

.,L)

g .5, NCEL4 4 .4'.?00

C/2

12

90

HENDRIIC HOOFT DANIELSZ. vind ik niet inden tak van WILLEM FIETERSZ. HOOFT, mis-schien dat mijn geslachtboom niet laag ge-noeg afdaalt, wel HENDRIK HOOFT HENDRIKSZ.voornoemd, die zijn kleinzoon was.

Den datum van het huwelijk van WILLEMJANSZ. HOOFT met IDA QUEKEL kon ik nietopsporen ; alleen vind ik in een in mijnbezit zijnde familieregister van DE BEEN, datzij was dochter van CORNELIS JANSZ. QUE-KEL (die voor een goed edelman van Gel-derland werd gehouden) en van MACHTELD,dochter van PIETER JANSZ. DE BEEN en CATHA-

RINA VAN VLOOSWIJK. IDA QUEKEL had 1broeder en 2 zusters : JEAN ongehuwd over-leden ; CATHARINA tr. CORNELIS VAN CAM-PEN ; MARIA tr. ABEL MATHYSZE BURGT.

A. A. R.

Geslacht Hooft Ik dank den heer A. A. R.voor zijne uitvoerige mededeelingen. Zij ge-ven mij echter aanleiding tot eene nieuwevraag, deze namelijk. Ik ken van CORNELISPIETERSZOON HOOFT slechts Brie zonen entwee dochters. Zijn de twee andere zonen,hier vermeld, misschien jong gestor y en ? Zooniet, hoe heetten zij en wat is ei van henbekend ?

In de trouwboeken der Nieuwe kerk teAmsterdam heb ik gevonden, dat WILLEMJANSZ. HOOFT en IDA QUEKELS daar getrouwdzijn 28 junij 1605.

WILLEM DIRKSZOON HOOFT heb ik onder deregisters of hoofden van den schouwburg teAmsterdam in 1637 en 1638 vermeld gevon-den bij WAGENAAR, Amst., dl. VIII. bl. 744.

P. L. Wz.

Le Leu de Wilhem (vgl. XIII. bl. 220en 349 ; XIV. bl. 28). Ten vervolge mijnervorige opgave moge dienen, dat m r. DAVIDDE WILEIEM, zoon van COENRAAD en vanMARGARETHA SOMER, geb. 17 oct. 1705,huwde 2 maart 1728 CLARA SUSANNA BAC-KER, dochter van WILLEM en van MAGTE-LINA HENRIETTA VAN DER GOES.

V. D. N.

Le Leu de Wilhem. De adelyke stamLE LEU DE WILHEM, - zegt M. S[MALLE-GANGE I )] - oirspronkelyk nit Walschland,waer het stamhuis en leen harer naem nogin wesen zyn, in 't begin der troubelen indose Nederlanden, om de religie veel ver-volging met confiscatie van goederen gele-den hebbende , heeft sig met verscheidetakken in Engeland en Holland ter neergestelt. Sy voerden eerst slegts een blau-wen wolf op good, met een ster tot breuk••n•••••nn

1 ) Wapenen d. sted. en oud-adel. geslacht. 1. d.macht. republ. v. Holl. en Westvriesl.

tegen die van LE LEU DE BANTOUZEL ; maernaderhand heeft anno 1400 heer JAN DEWILHEM voor een gedeelte sijns moederswapen van MARKADE daer toe gevoegt,zynde een roode keper met twee swarterood-getongde wolfskoppen."

In zijne Cronijk van Zeeland zegt dezelfdeschrijver, in 't vijfde boek, op bl. 705, datANNA VAN REIMERSWALE, NICOLAES, ridder,hr. van Lodijcke, en ANNA VAN DEN SIC-

KELE 2 ) dr., getr. was, 1°. met ARENT VAN

CRUNINGEN, hr. van Voorhout, zonder kin-deren 3 ) ; 2°. met ANTHONIS LE LEU, hr. vanHamme, die bij Naar geteeld heeft ANTHO-NIS LE LEU, hr. van Hamme, getr. metANNA SERSANDERS 4 ), tot Aelst ; en JAN

LE LEU.

2) Een vlaamsch, oorspronkelijk normandisch,geslacht, door DE L ' ESPINOY, Recherch., p. 487, eneld., vermeld.

3) Volgens de stamlijst van CRUNINGEN, bij den-zelfden blz. 714, sproten nit dit huwelijk tweezonen, Joos, beer van V., wiens zoon ARENT ofA ARNOUD, t 1561, met 8 kwartieren in de kerkvan Cruningen begraven ligt [vgl. ERMERINS Z. 0.Zuidbevel. 2de st. blz. 65] ; en DIERICK, t 1558, metzijne vrouw, KATH. BERCKMANS, 1. 1538 (1558?),in de Augustijnen-kerk te Leuven begraven [vol-gens le Gr. Theatre sacre de Brab. t. 1, p. 119,met deze kwartieren : Cruyninghe, van Dieven,Berckmans, Wal.fiaers (Waeffelaerts) : vgl. 1. c. p.133]. Deze was dus vermoedelijk niet de zoonvan ARENT, maar van den beroemden geneesheerJAN VAN CRUNINGEN, wiens 2 de vrouw - volgensAnnal. de r acad. d' archeol. de Belg. t. 1, enV. D. HEYDEN, Nobil. de Belg., t. 1. p. 198 -GEERTRUID VAN DIEVE heette.

4) SERSANDERS was een van de aanzienlijkstegeslachten van Gend [zie DE L' ESPINOY 1. c. pp.241, 415-417], en werd in 1720, in den persoonvan FILIPS-FRANS SERSANDERS, tot de waardigheidvan markgraaf, onder den naam van LUNA, ver-heven ; als blijkt uit het Suite du suppl. au Nobil.d. P.-B., t. 5, p. 141 svv., waar de stamlijst ge-vonden wordt, die ook vermeldt het huwelijk vanANNA SERSANDERS b. g., met ANTHONIS DE LUU[ANTHONISZ, hr. van Hamme, en van ANNA VANREIMERSWAEL], en niet LE LEU; Welk geslachtDE LUU herhaaldelijk genoemd wordt door DEL ' ESPIN., 1. c. pp. 695, 713, 756, 794, 799, 805,811, 825, et aill., en tot wapen had : een goudenleeuw in een met rood omboord blaauw schild.Te 's Hertogenbosch zat ook een geslacht DE LUU,door BUTKENS, Troph. de Brab., t. 2, DE LEEUgenoemd, sedert 1395, volg. OUDENH., Beschr. v.'s Hbosch, blz 65-68, 71, in de regering. BUT-KENS vermeldt het reeds [1. c. pp. 543, 547], in1219, 1221, 1223, 1315, en o. a. in 1405 en 1415,THIERRY DE LEEUW, [verder, in 1418, 1422, 1426,THIERRY DE LEEU genoemd] in 1416, MARCELIS,en, in 1417, JAN DE LEEUW. - THIERRY DELEEU, in 1315 door B. schepen van den Boschgenoemd, was vermoedelijk dezelfde als TIIIRY DELUU, die, met zijn broeder DAENS, onder de Escviersen r Escoutterie de Pedelandt vermeld wordt, door DEL 'ESPINOY, in zijne naamlijst van Prelats, bar.,chev., ese., etc de cette, ill. duche de Brab., recueill.hors des vieulx registr., lettr. etc., des ran 1300 &la enuiron. Any. 1847 (reimpression). - Werd ditgeslacht ook LUW, LOUWE, LOUWE gez. MONTFOORT,

91

Fen LE LEU schijnt tot de verbondenedelen behoord te hebben. Zie TE WATER,Verb. d. Edel., 2de st. bl. 494.

Mo.

Aelman (vgl. XIII. bl. 350). In de Byv.op WAGENAAR leest men, dl. III. bl. 84.n Van de natuurlyke kinderen onzer Graa-ven zyn, sedert de vroegste tyden, zeeraanzienlyke familien gesprooten i ). Onderde oudsten, nog aanwezigen, behoort hetgeslagt van ALEMAN, gewonnen, doorLEM den III, by zekere Brabandsche Jong-vrouwe, gezegd DE MOOR. Hunne stamva-der, Heer JAN ALEMAN, wordt, door keizerinMARGARETE, WILLEM ' S dogter, haar bastaard-broeder genaamd 3 ). Het is, sedert, in

genaamd? Laatstgenoemden waren, volg. OUDENH.,Meyerije, blz. 14, met die van ROVER, VLIERDENe. a., uit &nen stam. Na de reductie, komtELBERT LE LION [LEONINUS], in 1632, 1633, 1636,1637, onder de schepenen van 's Hertogenbosch voor.Hij stierf den 24 octb. van laatstgenoemd jaar,en wordt in zijn grafschrift [in Theatre sacre deBrab., t. 2. pt. 2. p. 89] Joncker geheeten.

1 ) Als CUSER, CRONENBURCH, BRUELIS, VAN DENI'OEL, SCHAGEN, HOOGV 'OUDE. Zie over de bas-taarden der graven, o. a. MIERIS, Charterb., dl.II. blz, 19, 190, 355, 426, 454, 624, 625, 740,814; III. blz. 81. 110, 209; W. biz. 171, 282,311, 480, 590, 600, 602, 683, 689, 690, 730, 824,893, 980, 981, 985; GOUTH., Chron., blz. 77, 117,119, 120, 126, [vgl. met MIERIS, I. blz. 411, ende Bijv. op WAGEN. III, blz. 31 aant. a.], 135,140, 149, 162, 171, 177, 179, 188, 201, 210, 281,288, 331, 381, 415, 421, 431, 432, 461, 481, 537:v(AN) R(RYN), Oudh. v. Utr., 1. blz. 708; MARTIN,Geneal. d. forestiers de Flandre, p. 25, aangeh.bij DE LANGE, Heer. v. d. Goude, dl. I. blz. 755in not. ; Hist. d. Comt. de Flandr. (L. H. 1698) p.201 svv. ; ANSELME, Hist. d. 1. mais. roy. de France,t. 1. p. 126 svv.; LE CARPENT., Hist. de Cambray,pt. III. p. 577, 1081 et, suiv. ; V. HEMERT, Gray.,blz. 272, 330, 337; TE WATER, Adel. Zeel., blz. 132,174, Voorr. n°. 25, 33; ERMERINS Z. 0., Heerenvan Vere u. d. huize van Bourgond. ; Nobil. desP. B., p. 8,157-160, Suite du Suppl. audit Nobil.,I. p. 211 222; Troph. de Brab., II. p. 259, Suppl.,1. p. 358; DE REIFFENB., Hist. de l'ordre de latoison d'or ; DESORMEAUX, Abr. de l'hist. dII.. p. 6. IV. p. 6, 24, 33 et aill.; HEUTERUSin Geneal. Phil. bon. burgund., p. 6; CHRISTIN.,in Jurispr. Her. pt. I. II.; Nov. VI. bl. 379,Ix. blz. 39, 186, 187 volg., en het A. R., opOrde v. h. gull. vi., Juan (don) en Parma; enz. -De misslagen door GOUTHOEVEN en anderen begaan,worden door DE RIEMER, Beschr. v. 's Gray., I.blz. 379 [zie ook blz. 201, 232-235, 369-371 ;II. blz. 22-28, 30], en in deVaderl. (Aron. blz.862, aant. (t) [zie ook de volg. bladzz.] , verbeterd.

2) Hier stond Oom ; doch zie de Varbeter. voorde Byv v. het 3de dl., achter de Byv. v. h. 4de dl.

3) VAN RHYN, Oudh. van Utr., Ie . d. blz. 457--459, waar ook staat, dat S. Quintens Gasthuis, teUtrecht, gestieht werd door beer JANE huisvrouw,MECHTELD VAN WULVERHORST [uit een stichtsch,riddermatig, ook aan den stam van POLANEN ver-maagschapt geslacht Tegenw. st. van Utr., 2de d.blz. 239; GOUTH., blz. 139].

middelen en aanzien, vervallPn, doch, nogheden, by 't Jagtgerigt van Holland alsEdel erkend, en overgebleven op 't OudeDor, in 't Land van Goedereede. Een derzoonen van deezen stam, dient, sedert eenigejaaren, den Lande als Vaandrig."

DE JONGE dealt, op bl. 66 vlgg. van zijneHoek.- en Kabelj. tuisten, het volgende merle :» Op den 27 oct. 1346 gaf zij [keizerinMARGARETHA] te Ath zijnde, aan Karenbastaard broeder, Heer JAN AELMAN 4 ), voorhem en zijne nakomelingen het geheeleland van Woerden, met alle deszelfs reg-ten, renten en vervallen, en beval de in-.woners van dat land hem in alles onder-danig en behulpzaam te zijn, - Het wasook aan dienzelfden AELMAN, dat zij reedste yore'', op den 13 junij, 200 pondenjaarlijks nit de renten en 't verval vanWoerderland geschonken had 5 ), en nogandere 100 ponden, um op dien zelfdendag nit de renten van Amsterland jaarlijkste ontvangen ')." Vgl. b1.105. -- En t. a. p.,Op bl. 113 :

. In een twist ontstaan tussehen Heer TRO-VEYSE, heren VRIESENSOne, en Heer JAN AEL-MAN over eenige landen in Woerderland,"besliste 0 hertog WILLEM op den 18den febr.van het jaar 1348 7 )," en bepaalde hij, » datHeer JAN ALLMAN zijn bastaard-oom deze

4) „Hij stierf 8 febr. van het jaar 1367, en werdte Valenchiennes begraven, D ' OUTREMAN Hist. deValench p. 551, waar hij Licencie en Droits et Loixgenoemd wordt. Deze gift zelve komt voor inCod. E. L. 23. fol. 10. n. 41 et 42. Dat dezelvevan aanbelang was, kan men flier uit opmaken,datHeer JAN AELMAN, behaive de andere schulden,waarmede Woerderland bezwaard was, aan denHeer van Asperen eene schuld van 1900 pondenzwarte [tournoisen?] moest voldoen. Cod. O. R.BEYEREN n. 94, fol. 10, eene som, die voor dientijd zeer groot was." DE JONGE t. a. p. in de foot. -Woerderland schijnt niet lang in het bezit vanzijne nakomelingen geble v-en te zijn, want hertogALBRECHT bepaalde in zijn testament, gedagt, 10juny 1377 bij MIERIS III. bl. 3321, dat, na zijnflood, Woerderland, Oudewater, Muiden, met hetslot, enz., komen moesten aan zijn zoon JAN, denElect van Luik, die ook, bij 't zelfde testament,verkreeg, „les vines, terres, seignouries, possessyonsde Curies, 6- de Deming [in Henegouwen], dontAlemans Basters de Haynau nous oncles got apresentpour son vyage" [En hij stierf, als boven gezegdis, in 1367 !] Zie ook MIERIS, IV. bl. 1, 49, 136,139, 226, 513, 525, 583,641,682; en voorts de handy.bij denz., II. bl. 717, III. bl. 606, waaruit blijkt,dat Woerden en Oudewater nooit van de graaflijk-heid vervreemd mogten worden.

5) Cod. E. L. 23 Cas. C. n. 44. fol. 11.6) Cod. E. L. 23. id. n. 43. fol. 10. v. - Ook,

in 't zelfde jaar, gaf zij hem „alle dat poet dat JANBERTOUT van onsen lieven broeder, Baer Godt die sieleof hebben moet, te leen hilt [vgl. MIERIS, IV. bl. 294]ende onsen lieven broeder metten rechte anbesturf."Oudh. v. Utr., I. bl. 459, met verwijz. n. MATTHAEUS,Fundat. et fata eccles., lib. 1, p. 338, waar deze, en devorige gift, abusievel. op 't jaar 1364 gesteld worden.

7) Cod. O. R. BEYEREN, cit. n. 296. f. 39. v.

12*

92

goederen zoude blijven bezitten, ghelike dathi tander goet van den laude van Woerdenghebruickt soncler ander eenig gebod van hemte hebben [welke laatste woorden ten bewijzestrekken," dat de hertog de giften door zijnemoeder gedaan, welke geregistreerd waren 8),als regtmatig beschouwde]. » Zie nog overJAN AELMAN, MIERIS III. bl. 210, 211, 275,276. Nog vind ik bij MIERIS, IV. bl. 170,een brief van 11 julij 1411, waarbij » Her-tog WILLEM VAN BEYERE, Graaf van Hol-land, gunt aan WILLEM LIENRIC, AELMANSZoen, dat by zyne bastaardkinderen eenerfdeel uit zyne goederen mag geeven, 'twelkniet aen den Graaf, maar op de naeste erf-genamen zoude vervallen." Een FRANCO AEL-MAN was in 1367 schepen te Mechelen,[Suppl. aux Troph. de Brab., t. 2. p. 320];een WILLEM ALEMANS, geprofessyde van deabdij van Villers, de eerste vormer van het,op zijn aanzoek, door WOUTER VAN DENBEETVELDE, in 1474, in de heerlijkheid vanOphem bij Wesembeke, gestichte kloosterder Bogaarden van den derden regel vanSt. Franciscus [Theatre sacrd de Brab., t. 1.p. 328].

Het oorspronkelijke wapen van dit ge-slacht zal geweest zijn zoo als het hierbo-ven, bl. 350, is omschreven, doch laterschijnt het teeken van bastaardij [het va-derlijke wapen in den eersten hoek, in eenvalsch schild van metaal of kleur 9 )] weg-

8) Bij brieven van hertog WILLEM, gegeven den22 nov. 1346, werd den baljuwen van N.-Moll.,Kennemerl. en Vriesl. geboden, een bevel uit tevaardigen dat elk die brieven had van „mier vrott-wen der Keyserinne weghen die bringhen sondenin die haghe omme die te registreren." Graf. reken.van JOH. VAN NEDERHEIM, aangeh. bij DE JONGEt. a p. bl. 112.

9) Zie DE ROUCK, Herauld, tb . 55, 338; CHRISTIN.,1. C. pt. 2. p. 35, 36, 41. --- 't Was den bastaardengeensizns geoorloofd, — zelfs den gewettigden niet— hunne vaderlijke wapens zonder bastaard-breukte voeren ; en hunne nakomelingen moesten altijdin hunne wapens stellen, „eene remarquable note,verschey den vande ghene die ghebruyckt wordenby de jonghste sonen, descenderende van wettighenbedde." Zie het edikt van PIMPS II van 23 sept.1505, en dat van de Aartshertogen van 14 dec.1616, bij CHRISTIN. 1. c. pt. 1. p. 339, pt. 2.p. 30, waaruit duidelijk blijkt, zegt GERARD,

Legislat. nobil. de Bely., t. 1. p. 220, — dat voordie:i tijd de bastaarden met den naam hues vadersook diens wapen, zonder eenige breuk, voerden. —De naam en hoedanigheid van bastaard had oud-tijds niets onteerends ; ja velen waren zelfs trotschop dien, hunne afkomst uit doorluchtige huizen tekennen gevenden naam [vgl. o. a DE LANGE V.

W. a. p. dl. I. bl. 177 vlgg.]. Bastaardcn bekiom-men den keizerlijken, den franschen, den engel-schen, den castiliaanschen, den napelschen, densiciliaanschen, den portugeschen troon; en de ge-schiedenis leert ons de heldendaden kennen vaneenen ENZIUS, een DUNOIS, een • MANSFELD, eenVENDOME, een FITZ-JAMES, een maarschalk VAN

SABSEN, en anderen.

gelaten, — en het wapen van de stad Haar-lem tot hartschild genomen te zijn; als blijktuit de beschrijving van het wapen van ABRA-

HAM ALEMANS [die, bij-organiek besluit van28 aug. 1814, in de ridderschap van de prov.Holland geadmitteerd werd] bij WELEVELD

en, vollediger bij RIETSTAP, Handboek derWapenk bl. 350. Was 's graven zegel,sedert WILLEM VI, met eenen twin omheind,[zie MIERIS, VI. bl. 107 ; WAGEN. III. bl. 373,

bl. 77, 78, Naleez., I. bl. 198, en deald. aangeh. schrijv. ; WESTREENEN, Essais. 1. anc. ordr. de cheval. d. 1. P.-B., p. 20,21], 't schijnt door JAN ALEMANS nakome-lingen gevolgd te zijn.

Men moet dit geslacht niet verwarrenmet dat van ALEMAN Of ALLEMAN. n DeALEMANS, Zegt SMALLEGANGE in zijneBeschryv. v. d. Zeel. adel, — voorheen ingroot aanzien binnen Middelburg, waren uitSpanjen gesproten." — JOSINA VAN DER

HOOGE, ADRIAAN, hr. v. d. Hooge en in Cle-verskPrke, t 1548, en CLARA VAN EGMOND

Nyenburg dr., trouwde met Don JUAN GOMEZALEMAN, nalatende FERDINAND ALEMAN, ge-trouwd met ANNA GELEINS [dr. DE VROE]

die een zoon naliet 10 ) zonder oir overleden.Id., Cron. van Zeel., in de Stantlijst vanBorsselen, v. d. Hooge — Genoemde FERDI-

NAND was vermoedelijk dezelfde als donFERDINANDO GOMEZ ALEMAN, wegens Mid-delburg gecommitteerde raad van Zeelandden 2 jan. 1587, en den 2 julij 1590, diedaarna ging in den raad van state [Id. t.1. a. p. bl. 425], en burgemr. van Middel-burg was in 1575 [Id. t. 1. a. p. bl. 432].SMALLEGANGE zegt, dat hij een zoon naliet ;doch ik vind in de Staml. van HAERLEM,bij BALEN, blz. 1064, 1066, dat KORNELIAV. H., mr. JANS dr. en van MAGDAL. HAN-NEMAN geb, 1577, tr. 1. ADRIAAN ALLEMAN,zoon van den raadsheer FERDINANDUS ALLE-

MAN, mr. ingenieur, t 21 octb. 1604 ; 2.kapt. IERON131US BOVETILS, den Oude, t z.k. ; en bij den eersten had JAN ALLEMAN,

geb. 1603, luit. van een komp. voetknech-ten t. d. dezer landen, ongeh., en FER-

DINANDUS ALLEMAN, geb. 1604, contrerolleurvan de ingenieurs, tr. KATH. VAN LUCH-

TENBURCH [een geslacht van dien naamzat te Breda in de regering], GOVERD enKORNELIA VAN HAERLEM dr., en had bijhaar, JAN ALLEMAN, die, bij KORNELIAVAN OLDGAARDEN, [PIETERS dr., veertig inDordr. 1672, bij MARIA DIBBETZ (BALEN,blz. 982) ?], varier werd van JANNETTE,FERDINANDUS, WILI.EMINA en JAN ALLEMAN.

10) Vermoedelijk „mr. OHELEYN ALLEMAN, uytZeelant," door GOUTH., bl. 107, in 1610 vermeldonder de „Raedtsluyden van den hove van HO-landt, tzedert den laetsten oorloge inden Hagheresiderende."

93

KATH. V. LUCHTENB., FERDINANDS weduwe,hertr. met ABRAHAM BAKS [mogelijk dendichter, door dr. SCHOTEL, in Kerkel. Dordr.,II. blz. 190, en in zijne lustre school leDordr., biz. 135, 230, y en-yield], en baardehem eene dochter, SOFIA, die JAN SANTE-FORT [SANDEFORT] verscheidene kinderer,schonk, waaronder ook EDUARD, wiens nako-melingen, naar ik vennoed, door dr. SCHO-TEL, in Kerkel. Dordr., II. blz. 344 vlgg.,genoemd worden. M°.

Het adellijke geslacht van de heerende Perponcher Sedlnitzky (vgl. XIII. bl.347 ; XIV. bl. 57). SMALLEGANGE geeft opbl. 766 twee kommandanten van Sas vanGent nit het adellijke geslacht DE PERPON-CHER en wel WILLEM DE PERPONCHER DE

MAISONNEUVE en zijn broeder FERDINAND DEPERPCNCHER SEDLNITZKY. De eerste wasluitenant-kolonel en geh. met CATHARINAVAN DE STEENE, beide overladen van. 1681,nalatende eenige meerder- en minderjarigekinderen.

De tweede was kolonel van een zeeuwschregiment te voet, president van den hoogenkrijgsraad ; hij overleed in 1684 en zijn lijkwerd den 4 mei te Goes in het familiegrafbijgezet.

Den 21 jan. 1669 leende wiLLENY eenesom van 125 vl. van GIDEON BOUDERY;bij zijn sterven had hij nog eene schuldvan 245 gl.-12--8; hiervoor werd FERDI-NAND als voogd van de kinderen van WILLEMaangesproken, met dat gevolg, dat de hoogmog. heeren staten-generaal degen in arrestnemen 57 gemeten lands. gelegen in denpolder » de Boom" bij Aerdenburgh, metalle de ghevolgen en toebehooren ;" waar-nit dus blijkt dat het adellijk geslacht DEPERPONCHER SEDLNITZKY ook bezittingenhad in Zeenwseli Vlaanderen.

Axel. F. CALAND.

Perponcher Sedlnitzki. Over dit geslachtvindt men twee artikelen in het IlistorischHeraldisches Handbuch vim Taschenbuch derGreillichen Hauser, bl. 900--906 over SEDL-NITZKI en van bl. 1120--1123 over PER-PONCHER-SEDLNITZKI. De beide wapens, daarbeschreven, zijn gelijk aan die, welke SMAL-LEGANGE opgeeft. Bij SEDLNITZKI komt nogeen gravenkroon. Op den gekroonden helm

een paauwenveder, die door het wapenfi-guur doorboord is. Onder het wapen vanPERPONCHER SEDNITZKI komt de wapenspreuk : Ma patrie est au ciel."

Over de sage van het ontstaan van 'twapen van SEDLNITZKI zie HORMAYERS Ta-schenbuch fur Vaterla,?dische CreschichteJahrg. 1826.

In bet Taschenbach fir Freiherrl. Hauser.Jahrg. 1864 S. 768, komt een stamtafelvan dit geslacht voor.

M. D. V.

Geslachten de La Fontaine-dit Wicart, &c.(vgl. bl. 188, 284, 380; XIV. bl. 26).De wapens zijn : LA FONTAINE-DIT WICART :blaauw bezaaid met gouden bijen ; DU HEM :

zilver met een zwarte faas, daarboven eenroode leeuw; DE HENNE blaauw met eenzilveren degen, faaswijze geplaatst, het ge-vest links, begeleid van 3 zilveren sterren,2 en 1.

De 3 andere weet ik niet op te geven.Aangaande de familie DE HENNE zegt

CARPENTIER (Tableau du Pays et Comte deCambresis 1655): »Famille allide a celle deWISSART, de CRAWART l'an 1311 de MARCHELDE LAMELIN, de PICQUART, de la FONTAINE &.

Ruitkleuren der schotsche clans. Wel-ken oorsprong kent men toe aan de kleurender bekende ruiten van de schotsche clansen welke beteekenis aan ieder dezer kleurenin het bijzonder ? Vrager dezes meent teweten, dat ze in betrekking staan of ston-den tot hijzondere verrigtingen, zoo als wa-penfeitcli 42nz., of ook wel tot bezittingenzoo als bosch of meer, of beschikking overjagt of visscherij. Is dit zoo, en waar kan menda3romtrent nadere inlichting verkrijgen ?

D. KONING.

Witte. In vele nederlandsche familie-namen komt het woord WITTE voor, bijv.WITTE V. HAEMSTEDE, WITTE V. CITTERS

enz. Heeft dit eenige beteekenis. Zoo ja,welke ? M. D. V.

[Laatstgenoemde familie heet, meen ik, DE WITTEVAN CITTERS. IR den naam WITTE VAN HAEMSTEDEis WITTE voornaam. Men vindt lien nog in Fries-land, even als WISSE, WIJTTE, en WIJTJE, die den-zelfden oorsprong hebben.]

MENGELINGEN.Tongschrapper (vgl. XIII. bi. 351). Dit

werktuig, in het fransch racloir of ookcure- of gratte-langue geheeten, schijnt vroe-ger meer in de mode te zijn geweest danthans ; het diende om de tong te zuiveren

van slijm. Ik heb voor 50 a 60 jaar zulkeen werktuig wel Bens zien bezigen dooriemand die, vooral des ochtends, nog alvan tongslijm had te lijden. Het was vanschildpad en zeer ligt gemaakt en had de

94

gedaante eener T of, beter gezegd, vaneene hark zonder tanden. De steel wasplat en had, naar ik gis, eene lengte van6 a 7 duim, nederlandsch.

Haarlem. Dixi.

Tongschrapper. In eene complete fran-sche toileteassette wordt gewoonlijk eentongschrapper gevonden. Deze heeft de ge-daante van een stuk van een horologie-veer, doch regt, ter lengte van ongeveereen palm ; aan de einden zijn steeltjes ofknoppen vastgehecht, zoodat men dit in-strument kan buigen naar willekeur, ommet de bogt de tong school) te schrappenIk heb ze van balein, hoorn, staal en ookvan zilver gezien. Dit is duidelijk het opde aangehaalde plaats bij VAN MIERIS ge-noemde instrument, dewijl er juist voorafgesproken wordt van n een silveren tantstooc-ker." — Mag ik hier de vraag bijvoegen: alsmen een persoon een tongschraper noemt,bedoelt men daarmede iemand, die zich inalle bogten weet te wenden. om in zijneigen belang zijn evenmensch van dienstte zijn : zouden onze voorvaderen die zichzoo gaarne bij vergelijking uitdrukten, de-zen naam van het genoenide instrumenthebben afgeleid? Is dat instrument zelf ge-noegzaam verdwenen. het tongschrapen isdaarom niet minder in gebruik gebleven,en wanneer zal het ophouden?

C. K RA 31 .[Het instrument orn de tong van het rundvee

mede of te schrappen, hetwelk een onzer mede-werkers in eene verhandeling over de tongblaarvermeld en afgebeeld vond, zal wel een anderzijn dan waarvan in de vraag gesproken wordt.]

Voeden van paarlen (vgl. XI. blz. 320).Toen ik mij, ongeveer vijf jaar geleden,

bij goede vrienden op Poeloe-Pinang inde straat van Malacca be y ond, worden mijdoor eerie op dat eiland gevestigde dame,de vrouw van een hooggeplaatst koopmanaldaar, een yip al gewoon er uitziende kleinepaarlen getoond, die zich in haar bezitvoortgeplant en vermeerderd hadden. Zijhad ze voor een dozijn maanden in een

, klein houten schroefdoosie, zoowat 2 1 /2 en-gelsche duimen breed en 17, duim hoog,weggeborgen gehad, in watten en met eenstuk of zes korrels rijst. Bij het openenvan het doosje, na het verstrijken van hetgenoemde tijdstip, had zij vier parels erbij gevonden, die ik zelf gezien en bekekenheb, nadat de eigenaresse er de ontdek-king van bad gemaakt ; allerliefste dingetjeswaren het, nagenoeg van de grootte vankleine speldekoppen.

Mijn verhaal, zoo als het daar ligt, zalvoorzeker door nwe lezers met een scha-terend lagchen worden begroet, en ik kan

daartegenover slechts de plegtige verzeke -ring geven, dat ik de bedoelde pareltjeszelf aanschouwd heb, en dat ik niet denminsten twijfel voed omtrent de waarheids-liefde der dame, die ze mij gewezen heeft.Ik raadpleegde een aanzienlijk maleischkoopman van Pinang, den ouden HOER-ED-DIEN, over dit onderwerp, en hij ye, zekerdemij, dat een van zijne dochters in het bezitwas van een dergelijken parelteelt. Boven-dien heloofde hij, mij een stel van zoo-danige zich voortplantende parelen" (gelijkhij ze noemde) te zullen bezorgen, dochik vrees, dat de waardige nude beer, zoohij nog in leven is, mij vergeten heeft.Misschien kan sir EMERSON TENNENT eenzoodanig geval als het bovengemelde nitzijne ondervindingen omtrent de ceylonseheparelvisscherijen mededeelen."

Het bovenstaande wordt geschreven inhet weekblad Notes and Queries (35e Ser.II, p. 228) door A. L. te Monkstown bijDublin. en ik kan er tot bevestiging bij-voegen, dat ik hetzelfde meermalen in mijneeigene familie heb hoiren beweren. Het» voeden met rijst", waarvan mijne vraaggewaagde, berustte op eene dwaling, ge-boren uit verloop van tijd.

J. H. VAN LENNEP.

Staart, als bijnaam van den Engelschman(vgl. II. bl. 313; Bybl. .1853, bl. xv, cxiv; 1854,hi. cxix; VI. bl. 206). De verklaringen achter-eenvolgend in dit maandwerk gegeven vanhet woord staart of staartman loopen zoozeer niteen, dat het mij voorkomt, dat devolgende onderstelling, welke evenveel ofrneer grand van waarschijnlijkheid heeftdan die alle, hier een plaatsje verdient.

De Leo Belgicus van MICHAEL AITSINGERbe v at eene kaart der Nederlanden in denvorm van een brieschenden leeuw. Om-streeks dien tijd (1583) en later komt inatlassen enz., dezelfde kaart nagevolgd vooren trok zij natuurlijk nog al de aandacht.Opmerkelijk nu sehijnt het mij toe, dat destaart van dien leeuw steeds in Engelandbegint en eindigt, en niet onmogelijk is het,dat de Engelschen, als bewoners van datstaartland, van toen of staarten of staart-mannen zijn genoemd. —11.

Schaduw-aurèolen. Reeds een paar ma-len, dat ik in den maneschijn wandeldeen de dauw op het veld stand, werd ikplotselings verbaasd door te bespeuren, dathet hoofti van mijn sehaduw op het be-dauwde gras met een stralenkrans prijkte,geheel in den vorm der lichtkringen, waar-mede men de heiligen met afgebeeld. Hetverwonderde mij telkenmale, dat nog nie-mand mij op dit toch voorzeker niet on-

95

gewone versehijnsel had opmerkzaam ge-maakt, tot dat ik tot mijn groote genoegenin de Notes and Queries (3d S. vol. III,p. 306) de volgende vraag aantrof:

►, Kan ik bij eenigen schrijver van denouderen of nieuweren tijd ook de bevesti-ging sinden van hetgeen door sir EMERSON

TENNENT omtrent de „anthelia" of bijseha-duwen (halo shadows) van Ceylon wordtmedegedeeld ?

Immers, wat mijzelven betreft, moet ikde verklaring afleggen, dat niettegen-staande mijne ondervindingen van zeer velejaren zoowel in West- als in Oostindie,(en daaronder ettelijke bezoeken op Cey-lon) — ik nog nooit van zoo lets gehoordheb of gedroomd. Is doze lichtende schaduwwelligt alleen aan Ceylon eigen, en aanandere landen op dezelfde breedte en hoogteonbekend ? Dit zou toch slecht kunnen !"

Hierop antwoordt de heel . ROBT. TEM-

PLETON van Phoenix Park in hetzelfdedeel, bl. 415:

Het zij mij vergund den \Tager A. L.te verwijzen op KA14.MTZS Meteorology (daarik het boek niet bij de hand heb. kan ikdeel nosh bladzijde opgeven). Voor hetoverige meen ik, in verzet te moeten ko-men tegen (len naam \ an » bijschaduw"(halo shadow), welken hij aan het ver-schijnsel geeft. daar het gehe(yle wezen deranthelia" (bijzonnen) een lichtglans on-

derstelt, zonder eenige schaduw, hoedanigook. Inderdaad kan men hetzelfde verschijn-sel in zekere mate op elken helderen,zonnigen dag ten onzent waarnemen, wan-neer men, met den rug naar de zon gekeerd,langs kort, grof gras wandelt ; overal rondomhet donkere schaduwbeeld ziet men danhet gras fielder verlicht, zijnde er ontnid-dellijk voor den hezoeker geen schaduw,terwijl aan weerskanten, of verder op. deschaduwen van gras op gras het verschijnselmeer en meer wijzigen, naarmate de blik opmeer verwijderde punten rust. Mijne eerstekennismaking met de »anthelia" dagteekentvan ongeveer dertig jaren geleden, toen ikmij eens zeer vroeg in den morgen op hetBridlepath van Flacq naar Poudre d'orop het eiland Mauritius be yond. Ik over-viel het verschijnsel als het ware bij eendraai in den weg, en kor. mijzelven nietweerhonden van het hard op uit te schreeu-wen, — tot grooten schrik der vogels, die,voor zoo verre mij bewust is, mijne eenigetoehoorders waren -- zoo verrast was ikdoor de prachtige uitstraling en de schoon-heid van het schouwspel. Sedert heb ikslechts nog 66nmaal iets dergelijks gezien,dat daaraan in glans gelijk was."

Hierbij voegt de heer JAMES WARREN,M. A., te Dublin

» Anthelia" worden natuurlijk niet alleenop Ceylon gezien. Zij werken door BOU-

GUER in de Cordilleren, door BRAVAIS opSpitsbergen, door KAEMTZ op de Alpen,door RAMONF in de Pyreneen, door ()MA-I-Ars WHALLEY te Spa waargenomen.

)) FRAUNHOFER heeft het verschijnsel uit-gelegd door de spiegeling en daarop vol-gende straalbreking der lichtstralen op devochtblaasjes des nevels : de meeste natuur-kundige werken maken er melding van.Doch de volledigste beschrijving, die ik ervan ontmoet heb, vindt men in de Meteorologyvan KAEMTZ. " J. H. VAN LENNEP.

Vosseland. In het woordenboek van F.

GOETHALS staat : » la famine DE HUYTTENSest originaire de la Hollande, de Sud-Be-veland, de la Seigneurie de Vosseland, inon-dOe en 1530.

Na deze overstrooming, waarbij die fami-lie hare bezittingen verloor, waardoor dusde heerlijkheid Vosseland te niet ging, es-tigde zij zich in ter Vere, waar zij lang inde regering zat en waar een MARTINUS NOR-BERT, geb. 1578, t 20 feb. 1669, huwde metMARIA C kTHARINA VAN REIGERSBERG, dock-

ter van DIRK en van JOFIANNA CATHARINAVAN DUIVELAND.

Wie weet de ligging van die heerlijkheidVosseland in Zuid-Beveland? Zou Zuid-Beveland niet moeten zijn Tholen, waarinde polders Anne Vosdijk en oud-Vosmeerliggen?

Terneuzen. F. CALAND.

Friesche paarden te Rome. Wanneer ikmij niet vergis, dan is mij eens medege-deeld, dat de paus, ten minsten eenige jarengeleden, telken jaar een opkooper naar Fries-land zond om op eene der markten een spanechte friesche paarden te koopen en dat ditjuist ieder jaar moest geschieden, wijl depaarden langzamerhand verkwijnen en alzoogeen dienst meer kunnen doen. Is dit eenon dit" of kan ik dit voor waar aannemen

en is een der friesche navorschers ook instaat om rnij meer en juistere bijzonder-heden dienaangaande mede te deelen ? Ikmeen zelfs er bij gehoord te hebben, datde Italiaan 't Boerenfriesch zeer goed konverstaan, alhoewel de boer hem niet ver-stond. Ik geloof echter, dat dit niet vaneenige overdrijving vrij is.

Utrecht. A. v. R.

De steepen onzer heidevelden (vgl. A. R.;XI. b1.186). Na vriendelijke dankbetuigingaan mijn ongenoemden beantwoorder (Nay.XI. b1.186), neem ik de vrijheid nogmaals opmijne vraag in den Nay. (IX. bl. 335) terug tekomen. Weet niemand mij eene Handleiding

96

(is het al niet in het nederduitsch, dan wel-ligt in het fransch, hoogduitsch of engelsch)tot de kennis dezer genaturaliseerde vreem-delingen op onzen bodem aan te wijzen,eene handleiding met gekleurde platen? Be-staat er niet eene gelegenheid (ik geloof teBonn) om eene kleine verzameling minera-lien, karat en klaar te koopen? voor hoe-veel ? J. H. VAN LENNEP.

Mensehental op aarde. Van tijd tot tijdleest men van het aanzienlijke zielental opaarde thans levende, even als of er overalnaauwkeurige volkstellingen plaats haddengehad. Zoo verschillen echter de uitkom-sten aanmerkelijk. De verdeeling naar degodsdienstige gezindheden wordt meestaldaarbij opgegeven. Volg'ens de Alg. Kunst-en Letterbode van 1860 waren er toen Joden5,000,000, Mahomedanen 160,000,000, Hei-denen 200,000,000, Buddhisten (daaronderbegrepen volgelingen van Brahma, den Lamaenz.) 600,000,000, en slechts 335,000,000Christenen, te zamen 1,300 millioenen. Kortvoor 1843 gaf BJORNSTERNA de verdeelingvan 1,000 millioenen aldus op : Joden10,000,000 (het dubbeltal alzoo), Mahome-danen 120,000,000,Bhramisten 190,000,000,Buddhisten 380 , 000 , 000 , Heidenen70,000,000 en Christenen 230,000,000.

aarop berusten deze gegevens? en welkezijn approximatief de minst onjuiste ?

H. en R.

Stormseinen voor de 19de eeuw. Wij yin-den bij BIANCHINI de volgende zeer belang-rijke bijdrage tot de geschiedenis der electriciteit. Hij verhaalt, namelijk, dat er sedertonheugelijke tijden op een der bastions vanhet kasteel Duino (Duitsch Tibein,3'/ 2 Wrenten N. W . van Triest, aan de noordkust dergolf van dien naam) een puntige ijzerenstang werd onderhouden, die regt op enneer stond. Des zomers, wanneer het wederstormachtig dreigde te zijn, was het densoldaat, die op het bastion schilderde, op-gedragen deze slang waar to nemen, en despits van een ijzeren hellebaard, welke tendien einde altijd voor de hand was, daar-mede in aanraking te brengen. Bespeurdehij dan, dat de ijzeren stang vonken vanzich gaf of aan Naar punt een pluimpje vanvuur vertoonde, dan ging hij terstond eeneklok luiden, om het landvolk, dat bezig wasop het veld, of de vissehers op zee te waar-schuwen, dat er onweder in aantogt was.Deze gewoonte klom op tot hooge oudheid,en wordt vermeld door IMPERATI in eenbrief van den jare 1602. — W. J. S. H.in Notes and Queries, 3d S. vol. II, p. 209,uit den Times van 28 aug. 1862.

J. H. VAN LENNEP.

Camphy-eiland en Meston in Anglia. Inde Naamlijst van Uitlandsche Predikanten,voorkomende bij HuNmus, Zeeuwsche Buise,vindt men als standplaatsen vermeld, be-halve : Jarmuijen of Yarmouth en Isekeepe ofEssequebo, o. a., ook Camphy- eyland enMeston in Anglia. Men verlangt te weten,welke plaatsen met de beide laatstgenoemdebedoeld worden.

Wolfaartsdijk. J. VAN DER JUAN.

Huwelijken tusschen bloedverwanten(vgl. bl. 256, 288. XIII. bl. 287 XIV.bl. 30). Men zegt dat uit zoodanige huwe-lijken dikwijls idioten voortkomen. Ook hebik wel eens hooren beweren, dat huwelijkentusschen bloedverwanten gewoonlijk weinigvruchtbaar zijn in afstammelingen van hetmannelijk geslacht. Wat is hiervan waar?

ALIQUIS.

Huwelijken tusschen bloedverwanten.Als aanvulling van hetgeen reeds hieroveris gezegd, wijs ik er nog op, dat reeds de Brieaartsvaders, ABRAHAM, IZAAK en JACOB —

alle waren met hunne nichten getrouwdhebben ondervonden, dat zoodanige huwe-lijken niet spoedig met kinderen werdengezegend. SARA schonk ABRAHAM een zoon,toen beide reeds den ouderdom haddenbereikt, waarbij aan zoodanige gebeurtenisniet meer wordt gedacht. Eerst twintig ja-ren na IZAAKS huwelijk met REBEKKA wer-den ESAU en JACOB geboren. Ook JACOBShuwelijk met LEA was aanvankelijk on-vruchtbaar, hetgeen is op te maken uit dewoorden : r1tM ri rom ,) En hij opendehaar moederschoot." 1)

RACHEL bleef dit echter langeren tijd.Dat ook in onze dagen gezegde huwelijkenvele I. aandacht trekken, blijkt uit het volgendeberigt, voorkomende in het AmsterdamscheIlan dels- en Efectenblad, van dingsdag 24november 1863, n°. 23 : Parijs, 22 nov. 1863.De minister van landbouw, koophandel enopenbare werden heeft eene circulaire ge-zonden aan de perfecten, waarin hij hunverzoekt, am aan de maires speciale in-structien te geven, om een naauwkeurigrapport in te zenden, omtrent huwelijkentuschen bloedverwanten. De invloed vandie eehtvereenigingen op den physieken toe-stand van het menschelijk geslacht is zoogewigtig dat, een naauwkeurig onderzoekvan het hoogste gewigt is."

De vraag van X. X., betreffende de hu-welijken tusschen bloedverwanten bij dePortugesehe Israelieten, zal m. moeie-lijk zijn te beantwoorden.

ALEXANDER.

1 ) Gen. XXIX, 3I.

97

GESCHIEDENIS.

Tentonische orde (vgl. XIII. bl. 7, 70,106, 293, 358). C. VAN MAANEN noemt,Nay. XIII. bl. 293, den schrijver van deHist. de l' Ordre Teutonique, » vrijheer VONWAL." Uit zijne levensschets , door DE

STASSART 1 ), blijkt, dat hij de zoon was vanEUGENIUS ALBERTUS baron DE WAL, dietot een oud lotharingsch, sedert verschei-dene .eeuwen in Luikerland gevestigd ge-slacht behoorde 2), en van M. J. TH. I. U.gravin van ASPERMONT-LYNDEN.

Opgevoed bij de Jezuiten van Pont-a-Mousson, daarna in het » college de Louis-le-Grand" te Parijs, trad de jonge DE WAL,

na het voleindigen zijner studien, als lui-tenant bij het kavallerie-regiment Royal-Allemand in dienst, en woonde o. a. denveldtogt van 1762 onder SOUBISE bij. Naden vrede van Hubertsburg nam hij zijnafscheid, keerde naar zijn vaderland, Luik,terug, stond zijn regt van eerstgeboorte aanzijnen broeder ALEXANDER af, en liet zichin het begin van het jaar 1773 in de duit-sche orde opnemen. Eenige handschriftenover die orde, welke hij, gedurende zijnverblijf te Weenen, in de keizerlijke boe-kerij vond, bragten hem op het denkbeeldom er eene volledige beschrijving van tegeven ; doch het was in de balije van denOuden-Biesen, zijne nieuwe residentie, dathij de bouwstoffen, daartoe noodig, verza-melde en in orde bragt. Vele hoogstbe-langrijke berigten gewerden hem uit Italie,door den geleerden kardinaal GARAMPI, en,uit Pruisen, door den minister HERTZBERG-.Pater STEPHANI, bibliothecaris van het kloos-ter der ongeschoeide karmeliten te Luik,was hem merle van veel dienst. In 1793verkreeg DE WAL de kommanderij van Ra-mersdorf, doch werd er spoedig door defransche republikeinen van beroofd dan,men stelde hem schadeloos door hem dekommanderij van Miinnerstadt, in de balijevan Frankenland gelegen, op te dragen,welke hij tot in 1806 behield. Na de op-heffing van de orde verliet hij Duitschland

') Notice sur G.–E.–J. baron de Wal, command.de 1'0. T.; par le baron DE STASSART. Brux. 1848.(Extr. du tom. XV, n°. 6, des Bulletins de l'acad.roy. de Belg.)

2) tic vermoed, dat de ware naam van dit ge-slacht DUVAL was, en dat daartoe ook behoordede bekende keizerlijke generaal HENDRIK DUVAL,graaf van Dampierre, — door duitsche schrijversook HEINDRICH DUWAL en D' WAL, Graf von Tern-pier, genoemd, — een Lotharingsch edelman, diein 1620 voor Presburg sneuvelde, en wiens levens-schets en afbeeldsel o. a. te vinden zijn in Con-terfet zu Khevenhillers Annal. Ferd. t. II. p. 216.

en vestigde zich te Andenne, waar hij den1 6den mei 1818 overleed.

De heer DE STASSART, aan wien ik boven-staande bijzonderheden ontleen, zegt van hetwerk van den baron DE WAL : » Ecrit d'unstyle inegal, it manque de cette conceptionvigoureuse qui caracterise les grands ecri-vains ; l'auteur se traine sur son sujetlieu de le dominer. Toutefois, on y re-marque des documents pen connus, de Cu-rieux details et ce cachet d'antique loyautesi propre a commander la confiance. J'a-jouterai que plusieurs chapitres se font lireavec un veritable interet. Quoi qu'il ensoit, cette production n'etait pas de naturea provoquer un succes de vogue, mail elleobtint les suffrages de plusieurs critiquesdistingu6s, entre autres des redacteurs duJournal des savants et du severe Aristarquebeige , l'abbe DE FELLER 3). L'archiducMAXIMILIEN D ' A t7TRICHE, electeur de Colo-gne et grand maitre de l'ordre Teutonique,en avait accepte la dedicace avec l'expres-sion d'une bienveillance toute partieuliere.Un supplement (2 volumes in 8°.) — detitel is reeds door C. v. M. medegedeeld —fut publie chez JEAN-GEORGE THOMM, iM-primeur h Mergentheim, en 1807, dix-huitmois apres la suppression de l'ordre. Lepape PIE VII, par un bref du 30 mars1808, accueillit d'une maniere flatteuse celivre dont nidition, quoique fort incorrecte,s'epuisa rapidement. L'auteur avait obtenula meme distinction du pape PIE VI pour1' histoire de l'ordre Teutonique."

Men raadplege, behalve de reeds opge-geven werken, nog over die orde : JAC. DEVITRIACO, Hist. Hierosolynit., in Gesta Deiper Francos edit. JAC. BONGARS. Hanoviae.1611. 2 tom. in fol. ; JOH. GASP. VENATOR,

Hist. Ber. v. d. Marianisch-Teutschen Ritter-Orden. Numb. 1680; HOLLAND, Fr., deort:qine, jurib . ac privileg. ordinis Teutonici.Frankf. 1749 ; Descript. de la Livonie, ay.une relat. de l' orig., du progr., et de la de=cad. de l' Ordr. Teutoniq. Utr. 1705; DE

ROUCK, Nederl, Herauld, bl. 178, die zegt :» Die Order van Duytscher Heeren wordtgenoemt Order der Duytscher Heeren,Ridders van de Maget Maria, Porte Croix.

» Aengaende den naem van de Ridders van» de Maghet Maria, dien voeren sy van

3) Vgl. K. J. BACHEM, t. hierna a. te halen pl.„Vorerinner.," in notis. — In t. VIII, p. 532-541,handelt DE WAL over de balije van Utrecht enhare afscheiding van de orde. (Vgl. daarmedeMATTHAEUS, Fundat. eccles. 1. 2. fundat. 19, p.563-588; Utr. Volks-aim. voor 1843, bl. 107.)

13

98

» hunne kercke ende hospitael, die welcke» ter eeren Marie waren gebouwt. Worden» ghenaemt Duytsche Heeren, ofte Ridders,» om dat in 't begin een wet ghemaeckt is» dat alleen Duytschen in dese order sou-» den aengenomen werden van edelen ge-i) slachte. Voeghden 't Rosarii by haer» teycken, 't welck sy rondtom haer Cruys0 droegen ; ende uyt die reden gheheeten» Marianes, oft, Porte Croix; haren oor-» spronck werdt toegeschreven aen sommige» burgers van Bremen en Lubec, ten tyde» Henrici V. anno 1191. in de belegeringe» Ptolomaidis, oft Acconis, andere vroeger,» anno 1119. korts naer het overgaen van» Jerusalem aen de Christenen, by seecke-» ren Duytsch, (zijn naam schijnt onbekend),0 ende andere van hun natie , die daer» woonden. Welcken Duytsch, wesende rijck» ende machtich van middelen, hielde een» liberael huys, ontfangende als in een hos-» pitael, alle passagiers ende pelgrims die» gingen naer Jerusalem, soo dat hy ten» laetsten daer aen bouwde een schoone» kercke, die hy toeeygende de Maget Maria,» erigeerde dese ordfe, bevesticht door den» pans Celestin den III. (volgens de brie-» ven de date anno 1192. 22 febr. Romae))) ende Henrick den V. ;" en vooral, Chro-nyk van de Orde door MATTHAEUS uitgege-ven (in Anal. t. X. der leidsche uitg. van1710. 8. en t. V. der 2de uitg. H. C. 1738.4.), waaraan de beschrijvers van 't Utrecht-seize Bisdom (zie dl. I. bl. 707 en vlg.) envan den Tegenw. Staat van Utrecht hunneberigten over die orde ontleend hebben. -Men zoude deze lijst nog met vele anderewerken kunnen vermeerderen, ja ik geloofzelfs, dat men wel een geheelen jaargangvan den Navorscher met de titels van wer-ken, over die orde handelende, zoude kun-nen vullen, doch ik twijfel zeer, of dit hetbestuur en den lezers van dit tijdschriftwelgevallig zoude zijn.

Wat den eersten Grootmeester aanbelangt,VENATOR noemt hem, 1. c. p. 10, HEINRICHVON WALPOTT, » dessen alt-adeliches undanjetzo in unterschiedliche Zweige ausge-theiltes Geschlecht am untern Rhein undMosel-Strom annoch bliihet 4) ;" K. F. BA-

4) „WALPOT, urkundlich WALPODO, WALTPODO(zegt rAUNE, Gesch. d. Kan., Jul. u. Berg. Ge-schl. II. Bd. S. 189, art. WALPOD) ist ein Amt-name, und bedeutet den Gewaltboten, dem dieVollstreckung der peinlichen Urtheile, oft auch derVorsitz und die oberste Leitung der Gaudinge,spateren Manngerichte der Grafschaften, oblag, einAmt, welches urspriinglich die Gaugrafen selbstverwalteten, spitter aber andere zu Lehn gaben.(Vgl. GUDENUS Codex diplom. t. II. p. 496, STRAM-BERG Antiquarius Arnoldi Miscellaneen 1798). Esgiebt 13 Familien am Rhein, die den Namen Wal-pot flihren, von denen sich wieder einige in un-

CHEM, Vers. einer Chronol. d. Hochm. d. t. 0.5),p. 14, HEINRICH VON WALPOT (WALBODOvolgens gend. hs.) aus Uzbek 6), erwahltim Herbste 1190, t 24 Okt. 1200 zu Ac-kers. 7)

De eerste grootmeester der orde wasdus nit Lubeck, of liever, een burger vanLubeck 8 ). En niets onwaarschijnlijks heeft•nnnnnnnn •n•

zahlige Linien zersplittern, namlich : I. Walpodenv. Virneburg, Neuerburg und Reichenstein. 2. Wal-poden v. Mainz, sie treten von 1128-1340 aufund waren Walpoden d. Erzbischiife von . Mainzf. d. Bezirk d. Stadt Mainz. 3. Walpoden eonPommeren, Polch u. Bassenheim, sie schlieszensich in ihrem Uranfange an die 4. Walpoden vonWaltmanshausen. Diese treten 1273-1472 alsWalpoden der Grafschaft Dietz auf. 5. W. v.Lahnstein 1305. 6. W. v. Vallendar im 14. Jahrh.7. W. von Coblenz 1301. 8. W. v. Pfaffendorf.Ihr stammvater ist Rether 1158, sie erloschen1621. 9. W. v. Andernach, auch Pastor genannt,1340 u. 1359. 10. W. v. Girsenach, 1380. 11. W.v. Braubach, 1300. 12. Walpode von Ulmen,1350-1450. 13. W. v. liOnigsfeld. Alle dieseFamilien lassen sich auf drei Stimme zuriick-fiihren : Mainz, Virneburg und Waltmannshausen.Aus einem von den dreien musz also HENRICHWALPOD, der Hochmeister des deutschen Ordenszu Ptolemais, abstammen. Sammtliche Familiensind, bis auf die Bassenheim, ausgestorben."

5) Grootendeels getrokken uit een oud handschriftop perkament, waarschijnlijk uit de 14 de eeuw,(vermoedelijk van 1312-1348, met bijvoegselensedert het jaar 1382) tot de hooge ordes-archie-ven der balije Oudenbiesen behoorende, en tottitel hebbende : „Liber Anniversariorum EcclesiceOrdinis Teutonici Mosae- Trajectinae." Vgl. BACHEM,in de „Vorerinnerung," p. VII, VIII, die ookt. z. p. verwijst naar de meest volledige - hoewel,volgens DE WAL, t. VIII. p. 610, not. I, nog ge-brekkige - lijst der grootmeesters van de duit-sche orde, in het 2de dl. der Commentation. Acad.Elector. scientiarum et elegantiorum literarum Theo-dorae- Palatinae. Mannh. 1767. 4°. - Door maxBRISSEL, ,,Antiquar in Munchen," werd, op don-derdag den 5den nov. 1863, onder meer andere„manuscripte", ook het volgende geveild : „ VonUrsprung, Aufnehmen u. Bestettigung d. Ordens derBrfider von dem teutschen Hause unser. lieben Frauenzu Jerusalem. (aus d. 17. Jahrhdrt.) 4."

6)„taut S. 14 des Bremer Wapenbuchs (inmscpt.), welches der Herr JOHANN DUNZE zu Bre-men besitzt. Vgl. GUDENUS Codex Diplom. t. II.p. 483 et 499." Aant. bij BACHEM.

7) t 5 nov., volg. gend-. hs.8) Uit ontelbare gedenkstukken der oudheid, zelfs

van de vroegste tijden, blijkt, dat de bewoners dersteden, onverschillig of zij edelen waren of niet,eenvoudig burgers of poorters genoemd werden.DE WALS werk doorloopende, vond ik dit nognader bevestigd, en wel in eene aant. op p. 58du t. I, waar die schrijver zich aldus uitlaat :„C'est gratuitement que beaucoup d'historiens don-nent la qualite de marchands h ces habitans deBreme et de Lubeck (de eerste stichters van hethospitaal voor de duitsche natie in de legerplaatsder kruisvaarders voor Akra of Ptolemais, - aanwelke stichting de D. 0. vermoedelijk haar ont-staan to danken had) ; les marchands sont ceuxde tons les hommes qui se transporteroient leplus difilcilement dans une autre partie du monde,

99

deze meening, want FAHNE berigt ons (ineen door hem, in 1855, onder den titelvan : » Die Westphalen in Lubeck," uitzege-ven werkje), dat, volgens HELMOLDUS Chron.Slavor. 1. 1. c. 57, graaf ADOLF II van Hol-stein en Schauenburg, die de in 1138 doorde bewoners van het eiland Rugen verwoestestad Lubeck, twee jaren daarna, weder op-bouwde, » Botschaft gesandt (hat) in alleLander, sonderlich in Flandern und Holland,ins Stift Utrecht, in Westfalen und Frieszland,des Inhalts, dasz diejenigen, welchen es anLandereien fehlte, mit ihren Familien sichanhero begeben sollten, da ihnen denn einschtines, weitlaufiges und fruchtbares Landsollte eingeraumt werden, worin an Fischund Fleisch und an bequemer Weyde, gros-zer Ueberflusz zu finden ware." — Even-eens deed hertog HENDRIK de Leeuw, aanwien graaf ADOLF de stad Lubeck afgestaanhad, na den grooten brand die deze stad in1158 teisterde. » Auch dieser hat, (vervolgtFAHNE) nach HELMOLDI Zeugnisz (lib. 1. C.85) allenthalben hingesandt, fiirnemlich indie nordische Kiinigreiche, Denemark, Schwe-den und Norwegen, und hat den Einwohnernselbiger Lande andeuten lassen, dasz sie mitihren Waaren frey und ungehindert nachLubeck kommen, und daselbst harideln, oderauch sich zu Frohnen begeben kOnnten. » Hegaf " (sagt unser vorangeftihrter Minoriten-Lesemeister) » alien Copluden, mit ereme» Ghude, ouer Land, eder ouer Water, dar» to komende, dar to wonende, dar to bliuen-» de." Das haben auch dieselben mit Freu-den angenommen und sich haufig eingestellet.Darumm fart unser Minorite fort : » des» worden de Liide vro, vnde buweden dar» stene Hus, vnde uesteden de Stad, mit» Planken vnde mit Porten." Nun, wer willzweifeln (gaat FAHNE voort), dasz unter sol-chen aus der Fremde geholten und herge-kommenen Burgern der stadt Lubeck, nichtsollten auch viele Westfellinger mit gewesenseyn ? Denn Graf ADOLPH hatte ja in West-falen die Grafschaft Schauenburg an der............n

pour alter assister au siege d'une ville (zij woon-den het beleg van Akra bij, loch keerden voorde inneming dier stad naar hun vaderland terug,het door hen gestichte hospitaal aan de duitscheridders afstaande). Le nom de Bourgeois est em-ploye aujourd'hui i designer la classe qui tient lemilieu entre la noblesse & la populace : au lieuqu'autrefois, on nommoit citoyens & bourgeois tousles habitans des villes. L'histoire de l'Ordre enfournit une preuve : on verra un citoyen ou bour-geois de Magdebourg, nomme HITZHALS, chevalierTeutonique. Outre que sa qualite de chevalier del'Ordre prouve qu'il etoit Gentilhomme d'anciennerace, nous lisons ailleurs qu'il etoit d'une des pre-mieres maisons nobles de Magdebourg, ex prima-rid Magdeburgicei nobilitate. Acta Borussiea, torn.2. pag. 168."

Weser inne, und Herzog HINRICH herrschteiiber Sachsen-Land ; daher der eine so wohl,als der andere, die Stadt Lubeck zu be-setzen, fiirnemlich aus seinen eigenthiim-lichen Provincien wird Leute hergeholthaben. Und also ist es Bonder Zweifel ge-schehen, dasz nicht alleen die Ostwartswohnenden Sachsen, oder Ost-falen, sondernauch die Westwartswohnenden, oder West-phalen, sind berufen worden."

Onder die naar Lubeck verhuisde West-falingers, kan zich ook een WALPOT bevon-den hebben. M°.

•n••nn•1,

Geschiedenis der vrijmetselarij (vgl. XIV.bl. 42, 68). » De naam free-mason, free-stone-mason (d. i. vrijmetselaar) komt het eerstin een stuk van 1350, onder koning ED-WARD III voor en duidt den bouwkunste-naar tegpnover den handwerksman aan;gelijkerwijs ongeveer als zich ten onzenteen kunstschilder van een huisverwer on-derscheidt. In spijt van dien meer ver-heven naam, werden echter zij, die hemvoerden, tot de ambachtslui gerekend. Dewetten en verplichtingen hunner broeder-schap schijnen zij in het begin der vol-gende eeuw op schrift gesteld te hebben....Met het verval van den Gothischen bouw-stij1 ging dat van zijn inrichtingen gepaard,daar de nieuwe stijl geheel andere voor-schriften volgde, dan de zinnebeeldige bouw-bepalingen van vroeger eeuw. De grootebrand van Londen in 1666 deed wel vooreen tijd lang den bouw-ijver lichter-laaijeontvlammen, en de bouwhut van St. Paulzag zich als hoofdloge 1 ) erkend ; maar deonlusten onder JACOB I traden storend tus-schen beiden, en al duurden onder wiL-LEM III de vergaderingen nog voort, alwerd deze zelf, in 1695, als lid der broe-derschap (accepted mason) toegelaten, na zijndood werden zij steeds zeldzamer; na devoltooying der hoofdkerk verlieten de bouw-lieden de hoofdstad en voor een deel ookEngeland zelf, en de hutten of logies derbroederschap gingen te niet, om eenigejaren later in gewijzigden, zinnebeeldigenvorm te herrezen ; dien vorm, waarin zijnog heden voortbestaan. Als de eigenlijkestichters dier herrezen vrijmetselarij — dat-gene wat men thans alleen daaronder ver-staat, en dat met die der middeleeuwenniets dan den naam gemeen heeft,. mogende Engelsche predikant ANDERSON en deFranschman DESAIGULIERS beschouwd wor-den. ANDERSON zelf stelde in 1721 hetWetboek der nieuwe broederschap zamen,dat vervolgens gedrukt en in 1723 als al-

1 ) D logie is niets antlers dan ons loodse, loods

13*

100

gemeene grondwet werd aangenomen. Daar- boeken van ons vaderland, — zoo meenenbij trail, met behoud en uitbreiding op en- wij het volgende berigt, geschreven uitkele punten, der oude plechtigheden en Ooltgensplaat, den 20 december 1813 enzinnebeeldige voorstellingen, in plaats van van eene vertrouwde hand afkomstig, hierden vroegeren kerkbouw nit steep, een wel eene plaats te mogen gunnen.zedelijke tempelbouw, als doel der broeder- Vooraf wordt in het berigt aangemerkt,schap, waarbij zich deze den zinnelijken dat de inwoners van Ooltgensplaat eenigevan koning Salomo, als tegenbeeld stelde. dagen in de akeligste vooruitzigten omtrentIn Engeland en van daar uit naar 't vaste hunne personen en bezittingen verkeerdland breidde zich de nieuwe inrichting, die hadden, voortvloeiende uit den verbazendenmet de Deistische richting der eeuw in over- toestel ter verdediging van die plaats eneenstemming was, met verbazenden spoed het fort. Alles scheen vernieling aan teuit." Een en ander, met eenige bekorting kondigen ; eene menigte van troepen, vooraluit eene — nog onuitgegevene — lezing over zeesoldaten, be yond zich daar ; men hadde Vrijmetselarij, ten vorigen jare door mij voor deze reeds het weeshuis moeten in-gehouden, waarmede A. voorloopig genoe- ruimen, terwijl het eiland en de plaats ingen neme. staat van beleg verklaard zijnde, men reeds

VAN VLOTEN. 60 stuks rundvee, gerequireerd van de na-burige gemeenten op het eiland Flakkee,had zien slagten, inzouten en naar het fortHeidens in Nederland (vgl. A. R.; XI.

bl. 34 ; XII. bl. 353 ; XIII. bl. 164 ; XIV. transporteren. Het was op zaturdag den 4bl. 40). Zijn er hier in 't land ook nog, december, nadat reeds dag aan dag veleof zijn er afstammelingen bekend, die zich bewoners van deze plaats gevlugt en hunne

goederen ter berging naar elders vervoerdgevestigd hebben en christenen gewordenzijn? Aan de Heidens schrijft men thansz waren, dat men besloten had de sluizen te

de invoering van de kaartspelen toe, zoo openen en de dijken door te steken, tenik mij niet bedrieg. einde de polders te inunderen, alsmede de

A—A. barrieres te sluiten, en wel 's middags te1 ure, toen men omstreeks dien tied op hetonverwachtst het geroep hoorde : het fort

S. Trip (vgl. XIII. bl. 364 ; XIV. bl. 6). is over ! de hollandsche vlag waait reedsDe beide TRIPPEN, stichters van de Trip van hetzelve ! leder stond verbaasd en ge-penhuizen te Amsterdam, komen ook voor troffen. Men vernam al ras, dat een deta-in het fraaie werk van wijlen baron DE chement der 129 5" compagnie kustkanon-GEER VAN JUTPHAAS : Lodeivijk de Geer. niers, merle aldaar de bezetting uitmakende,Zoo de heer J. C. K. dit werk niet bezit, ongewapend, even als of zij gingen werken,dat niet in den handel is, en verlangt te naar het fort Duquesne zich begeven had-weten, wat er over hen in voorkomt, wil den, onder aanvoering van hunnen korpo-ik dit wel mededeelen. raal LAURENS VAN DER HELM, bevindende

J. H. L. VAN DER SCHAAFF. zich toevallig in het fort de generaal ROS-TOLLANT, commandant superieur van heteiland, terwiejl de gewapende magt in het

Omwenteling van 1813 (vgl. XIII. bl. 298, fort, bestaande uit zeesoldaten en hunnen331, 367; XIV. bl. 1, 33, 65). Mag ik den officier, gelijk stond met het aantal kust-schrijver van het artikel, dl. XIII. bl. 331, kanonniers, Dan , geene zwarigheid konopmerkzaam maken op de Hollandsche His- deze dapperen afschrikken ; deze en genetorische Courant van dingsdag 27 september der werklieden had zich bij hen gevoegd ;1785 n°. 116, uitgegeven te Delft bij 1VIJBO onder anderen had zeker jongeling CLAASFYNJE op de Wijnhaven. --Hierin komt JOHANNESZ. DE VOS de hollandsche vlag.nog een gedicht voor van prof. VAN DER - om zijn lijf gewonden en zijn buisje daar-PALM en een van zijnen vader. Beide stuk- over aangetrokken, en was zoo den fran-ken zijn welligt niet algemeen bekend. schen commandant en zijne wacht gepasseerd.

Djocjokarta. ARRIENS. De kustkanonniers overrompelden dadelijkde wacht in het fort en ontwapenden hen ;

Omwenteling van 1813. Aangezien men men haalde de brug op, en nu klom dezeer uiteenloopende berigten aangeteekend moedige CLAAS DE VOS langs de schietgatenvindt nopens het overmeesteren van het op den toren van het fort. en plantte daarfort Duquesne en het dien ten gevolge ont- de hollandsche vlag. De generaal ROSTOL-

ruimen van Ooltgensplaat door den com- LANT, stampvoetende door het fort loopende,mandant en de bezetting der Franschen in werd nu in verzekering genomen ; twee1813, en deze gebeurtenis met regt eene schoten tot een sein van het fort gedaanwaardige plaats verdient in de geschied- zijnde, liet de plaatselijke commandant alarm

101

slaan. Dadelijk kwamen de troepen op deplaats zich bevindende in de wapenen ; dezegeschaard staande, zag men de compagniestrangers, onder het geroep van : hoera!hoera ! en onder aanvoering van hunnensergeant LINDAU, met geweer en wapenennaar het fort loopen ; bij deze- voegdenzich nog 25 kustkanonniers, mede met ge-weer en wapenen. Nu bleef er niets daneen aantal zeesoldaten en eenige cohortenover. Men plaatste 4 veldstukken op devoorstraat ; deze werden geladen, en hetscheen, alsof zij eene attaque op het fortwilden wagen. Dan, men bedacht zich iedervlugtte ; de bezetting uit het fort eischtede plaats op en vorderde, dat men de hol-landsche vlag op de semaphore plaatsenzou. Doch, hoezeer de maire der plaatsdaarop aandrong bij den commandant, wei-gerde deze zulks ; nu bedreigde men deplaats te beschieten ; men deed nu en daneen schot van het fort. 's Namiddags om-streeks 4 ure naderde een schip het ha-venhoofd. De bezetting van het fort, mee-nende dat het een detachement Hollanderswas van de Buitensluis, riep bij herha-ling : Oranje boven ! Dan, men bespeurdeuit de scheldnamen, die men hun toeduwde,als van foetus Hollandais ! dat het fran -schen waren. Nu begon er een hevig vuuruit het fort, met dat gevolg, dat van de96 manschappen, met een' officier, slechts45 overbleven , onder welke nog eenigegekwetst waren, welke rnanschappen, zijndezeesoldaten, zich naar het dory begaven.Groot was de akeligheid en benaauwdheid,welke gedurende dien avond en den vol-genden nacht door de achtergeblevene in-gezetenen werd uitgestaan. Op bevel vanden commandant moest ieder in de voor-straat zijne deur openhouden, opdat mendie huizen zoude kunnen in- en uitgaan,terwij1 eenige manschappen met brandendelonten bij de veldstukken geplaatst waren.Dienzelfden avond en nacht naderde eenegroote menigte bewoners van het eiland,om tot hulp en verlossing toe te snellen ;dan, men oordeelde het veilig, wegens deduisternis, tot den volgenden dag te wach-ten, gelijk men ook toen eenen aanval opdeze en gene punten deed, eene en anderebatterij bemagtigde, schildwachten dooddeof zwaar kwetste, hoezeer ook soms voorhet geschut der Franschen moetende wijken.Intusschen werd de 5 december een voordeze plaats onvergetelijke dag, want dit wasopmerkelijk, daar men juist op dien dag,ingevolge ontvangene order een te Deumhad moeten aanheffen, mogt men nu denAlbestuurder danken voor de verlossingvan een juk, waaronder men reeds zoo veeljaren gezucht had. Nadat de maire der

plaats zich een- en anderrnaal naar de be-zetting in het fort begeven had, en eenewitte vlag had laten waaien, ten eindehun te smeeken, de plaats aan geese ver-woesting over te geven, wilden deze dap-peren gaarne uit liefde dezelve verschoo-nen, schoon zij, om de fransche bezettingvrees aan te jagen, een bom wierpen evenbuiten de plaats in den langen weg, eneenen kogel schoten in een huffs op de kaai,zijnde de herberg. Nu liet de bezetting nithet fort wederom boodschappen, en welvoor het laatst, dat, indien de commandantde plaats niet overgaf, men deze tot eenenpuinhoop zoude schieten, -- en werkelijkwaren de bomketels reeds gevuld en ge-rigt op de kerk, het arsenaal en anderegebouwen. De commandant, thans welligtvreezende, dat op den volgenden dag nogmeer bewoners van het eiland met ver -nieuwde magi zouden aanrukken, en deordonnances, ginds en herwaarts door hemom hulp afgezonden, overal opgeligt engearresteerd zijnde, voelde zich nu tot zijnehevige spijt gedrongen, aan den eisch ge-hoor te geven. Men bedong eene minnelijkecapitulatie. Het garnizoen zoude met krijgs-eer uittrekken, aan het hoofd der havende wapenen en bagagie nederleggen enalles achterlaten. Doch, in weerwil van hungegeven woord, namen zij niet alleen hunnewapenen en goederen mede, maar roofdenzelfs uit de huizen der ingezetenen de ge-weren en randsels der dappere kustkanon-niers, en namen ook de geldkist mede, in-houdende de gelden in die week, door degezamentlijke ontvangers op het eiland, opbevel van den generaal ROSTOLLANT gestortin handen van een door hem benoemdenontvanger-generaal over het eiland, welkegelden, uitmakende de maandelijksche be-lastingen, eene som van 16 a 17 duizendgulden beliepen. Des nachts omstreeks 12ure voeren zij of van het hoofd, en wer-den nu aldra nog hevig beschoten door defransche bezetting van het aan de overzijdegelegene fort de Ruiter, die meenden, dathet Hollanders waren, zoodat deze hunnevrienden nog verscheidene van hen zwaarkwetsten en het schip zeer beschadigden.

Aanmerkelijk werd ook de blijdschapvermeerderd, toen men op den 6 decembervernam, dat ook de forteres Hellevoetsluiswas verlaten, nadat de commandant dierplaats den vorigen dag te Goedereede tevergeefs den reeds gearresteerden generaalROSTOLLANT gezocht hebbende, naar Helle-voetsluis wedergekeerd was en den volgen-den nacht die plaats had verlaten. Opmaandag den 6 zag men dan ook te Oolt-gensplaat de geheele flotille van Hellevoet-sluis passeren, intusschen bedacht zijnde,

102

om, ingeval zij eene landing had willenondernemen, haar kloekmoedig te ontvan-gen, gelijk men ook van de batterij nogeenige schoten op haar gedaan heeft.

Wolfaartsdijk. J. VAN DER BAAN.

Bidder (van) St. Joris (vgl. XIV. bl. 7).In mijne bibliotheek bevinden zich de na-volgende werkjes :

Memoires du chevalier de St. George, trad.de l'anglois. A Cologne, chez Pierre Marteau,1712, (160 pp. ay. portr.) 8°.

Les promesses du roi de France au pre-tendant. Avec des reflexions, trad. de l'angl.Ib. 1712 (48 pp.) 8°.

Le cheval. de St. George, rdhabilite danssa qualite de Jacques III. Par de nouvel-les preuves. Avec la relation histor. des sui-tes de sa naissance. Par mr. ROUSSET, mem-bre de l'academie des sciences de St. Peters-bourg, &c. A Whitehall, de l'anc. imprim.du Cokpit. 1745. (388 pp.) 8°. »La dis-» sertation que l'on donne ici de nouveau» au public," dus leest men in het Au lec-teur, » a etë ecrite en 1713, par Mr. GIL-» BERT BURNET, fill du célèbre eveque de» Salisbury, lorsque le traite d'Utrecht aiant» banni de France le Pretendant & ses ad-» herans, it se retira en Lorraine, pendant» que les Jacobites en Angleterre remuoient» ciel & terre pour engager la reine ANNE»a le rapeller pour lui succeder, avec le» secours des Torrys a la tete desquels etoit» le Lord a qui elle est dediee." [In deopdragt » mylord vicomte de B * * * K."(BOLINGBROOK ?) genoemd.]

Revolutions d'Ecosse et d' Mande en 1707,1708 et 1709. Ou pieces origin. qui n'ontjamais e'te publ., & oit l'on decouvre les in-trigues les plus secretes du Cheval. de St.George 4. de ses principaux partisans. A laHaye, 1758. Ik bezit pt. 1 en 2 van datwerkje in 8°.

In l' Hist. secrete des intrigues de la Franceen diverses tours de l'Europe (Londr. 1713)wordt, t. 2, p. 209 svv., de korte in-houd medegedeeld van een Mdmoire desprotestans anglois presentd a L L. A A. Msr.le prince .5. Mad. la princ. d' Orange, oul'on deduit les sujets des plaintes de la na-tion, & la naissance du pretendu Prince deGalles. Adresse a Mr. BENTINK & impr.pour la prem. fois en nov. 1688. -- 00npeut dire (getuigt de schrijver van genoemde,uit het engelsch vertaalde Hist. secrete)que cet ecrit est compose d'une maniereegalement hardie & judicieuse ; & it pa-roit que ce n'est pas les pensees d'uneseule personne, mais l'accord de plusieurs ;c'est ce que l'on verra en l'examinant ex-actement. La veritd des faits qu'il con-

tient, & la justesse de ses raisons justifientsuffisamment l'usage que j'en veux faire." ')

Men raadplege nog: Hist. d. I success.a la couronne d. 1. Grande-Bretagne, (Londr.1715) p. 153-209 ; The live of James 11,(Lond. 1702) op het jaar 1688; AMEDEE

PICHOT, Hist. de Charles- Edouard, (Paris1830) t. 1, pp. 203, 209-216, 224. Pag.240 en volgg. bevatten de levensgeschie-denis van den ridder van St. furls, pag.XXVII en volgg. van het » Avant-propos",eene beschrijving van onderscheidene me-dailies, op hem, zijne zonen, KAREL, EDUARDen HENDRIK, en andere STUARTS betrek-king hebbende; de Mem. et souven. d HoraceWalpole ; en voorts de jaarboeken en ge-denkschriften, sedert 1688.

Doch R. R. K. noemt den Ridder vanSt. Joris EDUARD STUART, en bedoelt dus,waarschijnlijk, niet den gewaanden zoonvan JACOBUS II, maar den kleinzoon vanlien verjaagden koning, den pretendentKAREL EDUARD, zoo even genoemd. Zijne ge-schiedenis heeft AMEDEE PICHOT, als bovengezegd. is, geleverd, » parce qu'il etait leseul (zegt die schrijver, in het » Avant-propos,") qui n'etit pas encore servi detitre a aucun ouvrage sur les revolutionsde 1' Angleterre. Nous n'avons guere enFrance sur CHARLES-EDOUARD (vervolgt hij)que le precis brillant mais inexact deVOLTAIRE dans son Siecle de Louis XV,seule source on nos romanciers et nos au-teurs dramatiques ont puise lours renseigne-ments quand ils ont mis le dernier desStuarts en scene. Une histoire completede CHARLES-EDOUARD n'existe pas en An-gleterre, quoique les materiaux de cettehistoire y soient devenus depuis quelquesannees de plus en plus abondants." 2)

1) De „Catal. d. 1. biblioth de feu m. F. BUSCH'i(in 1856 te Staatsburg verkocht), vermeldt nogvolgende werkjes :

DE LA GRANGE, Actions de graces p. 1. naiss.et la conservat. du prince de Galles, prononc. aParis, le 20 juin 1689. Par s. a.

Les amours de Messaline, cy-devant reine del'isle d'Albion, oh sont decouveris les secrets del'imposture du prince de Galles, etc., trad. del'angl. 2e edit Col. (Roll.) 1689. 120.

Le batard decouvert, ou pleine et entiere de-monstrat. que le pretendu prince de Galles &ailfils de mile Marie Grey (par WILL. FULLER). Lond.1702. 120.

La cour de Saint-Germain, ou les intrigues ga-lantes du roy et de la reine d'Angleterre depuisleur sejour en France St. Germ. (Roll.) 1695. 12°.

2) PICHOT verwijst nog, in het „Avant-propos,"naar TURPIN, (Rdvolut. d' Angl.) in de „Archiv.litter. de l'Europ." (t. I.) een „auteur famelique",door LA HARPE „un phrasier", en door hem een,

'auteur ministeriel" genoemd ; naar JOHN HOME,

Hist. of the rebellion ; HENDERSON, Hist. of therebellion, „résumé exact des faits" („Le Jeune Cite-„valier, , ou récit de tout ce qui arriva apres Cul-„loden a Charles-Edourd (appele le Jeune Che-

103

Dm was niet, gelijk zijn vader, alge-meen bekend onder den naam van riddervan St. Joris. In 1720 geboren, kreeg hijbij den doop de namen van KAREL EDU-ARD LODEWIJK PHILIPS CASIMIR. Zijn vader,»l'enfant du miracle," heette JAKOB EDU-ARD FRANS; zijne moeder MARIA CASIMIRACLEMENTINA SOBIESKA (kleindochter van dengrooten JOHAN SOBIESKI, den schrik derongeloovigen. Wordt de vader weinig ge-roemd, de dapperheid en de deugden vanden Z0011 prijst ROBERT BURNS meer daneens in zijne balladen.

KAREL EDUARD is de voornaamste histo-rische persoon van WALTER SCOTTS romanWaverley, en heeft ook zijn hijzonder arti-kel in de Biographie Universelle. Hij stierfte Florence in 1788 (31 jan.), twee entwintig jaren na zijnen vader, en liet geenewettige kinderen na. M°.

Gesehiedenis der aziatische volken (vgl.XII. bl. 363 ; XIII. bl. 70,. De vragerzoeke in het beroemde werk van LASSEN,Indische Alterthamer, en het Journal desSavans van de laatste zes jaren, waar veelliteratuur te vinden is. A—A.

Claes Gz. Compaen (vgl. XI. bl. 231,270, 296; XII. bl. 193). In de levensbe-schrijving van dien beruchten zeeroover,leest men o. a.: » dewijl hij allerlei schuimvan yolk aan. boord had, was hij gedron-gen soms strenge maatregelen te nemen.Gebeurde het dat twee hunner aan 't vech-ten raakten, moesten zij daarmede zoo langvolhouden, tot een van beiden er het hachjebij inschoot." — Van soortgelijken barbaar-schen maatregel gewaagt ook c. DE JONGin zijne Reis naar de Middel. zee, in 1777-79,op het schip Thetis, ter beteugeling vanden vechtlust. » Wanneer er twee handge-meen worden, en naar geene vermaningwillen luisteren, bindt men ze binnen eenwijden hoepel vast, ieder met een korteindje touw voorzien, waarmede zij elkan-der naar believen kunnen afkloppen. Ditkan soms zoo verwoed toegaan, dat het

,,valier, comme fils du cheval. de St. Georges),„complete l'hist. d'Henderson, qui est aussi l'au-„tem- anonyms de cette suite"); CHAMBERS, Hist.of the rebellion, in 1827 verschenen : „tableau com-„plet, souvent pittoresque, et bien superieur sur-„tout it la troisieme serie des Contes d'un grand-„pere oh WALTER SCOTT (qui n'a guere fait qu'a-„breger l'ouvrage de HOME.) traite des 6venements„de 1745” ; BOYCE, MERCHANT, DOUG ALD, GRA-HAM,” qui appartiennent h l'opinion whig”; JOHN-STONE, „Ecossais jacobite,” wiens gedenkschriftenop nieuw, met ophelderingen, zijn uitgegeven dooreen „anti-jacobite”; en eindelijk, naar de Lockhart-en Culloden papers. — Vgl. ook Vie privee deLouis XV (par MOUFLE D 'ANGERVILLE), O. a. t.2, pp. 268, 269, 301, 302, 370-377.

ijsselijk is om te zien, hoe die twee alswilde dieren, in den hoepel, het ganschehalfdek ronddwalen, tot men hen eindelijk,geheel afgevochten, scheiden moest." bl. 10.

Komen er meer zulke voorbeelden in degeschiedenis van het zeewezen voor?

J . C. K.

Een poorterbrief van 1811 (vgl. XII. bl.6). De vraag is onbeantwoord gebleven.Vreemd genoeg ; daar menigeen toch meerhad kunnen melden, dan ik nu zal doenuit het weinige mij bekende. De omwen-teling van 1795 heeft zeker vele voorreg-ten afgeschaft of doen vervallen ; toch zijner nog verknocht, in menige plaats, aanhet oude poorterschap, zoo ik meen, watbetreft het opnemen in gestichten (burger-weeshuizen ?) en het deelen in stadsweiden(marken ?) ; misschien ook in andere op-zigten. A—Z.

• n••••••••n • n•• nn

Behandeling van hofdienstpersoneel inde Nederlanden in de XVIIe eeuw (vgl.XII. bl. 40). Deze vraag is onbeantwoordgebleven. Bij gebreke van den Familylieraldter inzage te hebben, houde ik het er voordat het bedoelde reglement zal zijn eenkoddig opgesierde of geglosseerde mede-deeling van de hand van een hoveling ofhofbediende, op wien het echte reglementongenadig was toegepast: Si quid noverisrectius istis, candidus irnperti, si non hisutere mecum. A—A.

Hulster ambacht (vgl. XII. bl. 201, 267,301). Door een bezoek op het archief vanHulst mijne aanteekeningen vermeerderdzijnde, geef ik CONCHA wat ik gevondenheb in een doopboek van 1699 tot 1761.

J. DE PAUW, schepen van Hulster am-bacht, geh. met JACOBA * VALCK ; in 1723komt hij voor als oud burgemr. van Hul-ster ambacht;

Mr. PIETER CAPPRON, regerend schepenv. Hulster ambacht in 1700 ;

PIETER BENJAMIN DE BEAUFORT, burgemr.van Hulster ambacht, geh. met BERNARDINAAMAMA in 1735 ;

YMAN DE VRIESE, griffier van Hulst enHulster ambacht, geh. met CORNELIA JO-HANNA VERSLUIJS in 1716 ;

Doktor GIJSBERTUS VAN ZUIJLEN, oudburgem r. van Hulst en Hulster ambacht in1716, geh. met BARBERA DRABBE, d r. vanJACOB;

Doktor LAURENS VAN LANKEREN, burgemr.van Hulster ambacht in 1717 ;

ADRIAAN JACOBUS VAN VLISSEGHEM, tre-sorier van Hulst, schepen van Hulster am-bacht in 1718, geh. met DINA DE PAUW;

JOHANNES HIEMES, doktor en schepen van

104

Hulster ambacht, met CATHARINA SCHOOCK,1705 schepen, 1707 griffier van Hulsterambacht;

CASPAR STRESO, geh. met ALIDA AGNESWIERTS ;

CORNELIS VAN GODDENIS, schepen vanHulster ambacht ;

CORNELIS VAN OBREEN, schepen van Hul-ster ambacht;

Mr. JOHAN MOORMAN, and burgemr. vanHulst en Hulster ambacht, in 1735 sche-pen van dat ambacht, geh. met ANNA ELIZ.VAN DER HEIJDEN ;

ADRIA AN BAKE, schepen van Hulster am-bacht in 1736, geh. met PIET A . CATHA.SPIERING ;

Mr. WILLEM VAN SONSBEECK, burgemr.van Hulster ambacht, geh. met SUZ A . CORN.DE VRIESE ;

JOHANNES VAN ANSSUM, schepen van Hul-ster ambacht, geh. met PIET A. CATHA . VANTWIST in 1736 ;

PIETER DE GRIJS, doktor en schepen vanHulster ambacht ;

DIGNUS NOLLENS, schepen van Hulsterambacht in 1723;

THEODOOR NETSCHER, oud schepen vanHulster ambacht in 1723;

ARNOLD EMMERI, oud schepen van Hul-ster ambacht in 1721;

BERNARD DE JAGER, oud schepen vanHulst en Hulster ambacht in 1722;

WILLEM DE GRIJS, regerend schepen vanHulster ambacht in 1722, geh. met suzANNAMARIA FRISCUS;

STEFANUS VAN ESSERS, stedehouder vanHulst en Hulster ambacht.

Wat is stedehouder? Is dat meer of min-der dan burgemeester? MATHIAS BEVERSvind ik als burgemr. en schepen en laterof vroeger ook stedehouder van Hulst enHulster ambacht.

Eindelijk uit een ander trouwboek :ARNOUD MACARE, burgemr. van Hulster

ambacht, geh. met CORNELIA WILLEBOORTS,broeder van PIETER MACARE, geh. metGIJSBERTA VAN HEUVELT.

Axel. F. CALAND.

Rouwbewijzen (vgl. VIII. bl. 33, 145).In Zwol bestaat nog het gebruik, wanneerhet overlijden plaats vindt van iemand vanden adel, dat deswegens alle edellieden deluiken of blinden sluiten. Sinds wanneerbestaat dit gebruik en heeft het nooit op-gehouden, bijv. in 1795 ? A— A .

Brandstapels (vgl. A. R.). De laatsteexecution van menschen door het vuur, mijbekend, zijn : ten eersten, op Java, onderDAENDELS : een zeeroover, die aan een paalgebonden met een ketting van ongeveer

een el lang, verder los staande, te Samarang levend is verbrand. Hij kon zich,rondom den paal, over den brandstapel be-wegen. 1809 of 1810 door ooggetuigen mijmedegedeeld. Zie ook ENGELHARD, Overzigt0. I. B. onder Daendels, 1816, bl. 196.Ten tweeden werd er in de laatste heeft dervorige eeuw, op last van de bataviascheregering, in Pekalongan een inlandsch op-perhoofd verbrand. (Uit de herinnering vaneen oud man.) Ten derden in Suriname,vonnis van 10 januarij 1833, executie den26gten daaraanvolgende, van de negers COJO,MENTOR en PRESENT. (De negerslaven inSuriname, door M. D. TEENSTRA, Dordrecht,1842.) J. HAGEMAN, JCZ.

Bocarrad (vgl. A. R.; VII. bl. 354; IX.bl. 87). De lezing van de brieven vanFALCK heeft tot deze vraag vrij eenvoudigaanleiding gegeven, even als tot de vraagno. 425, omtrent prof. BEIREIS en tot an-dere, als vraag 335, VIII. bl. 290 (of-schoon de bron daarbij niet werd vermeld).Van eenige bijbedoelingen bestaat hierschijn noch schaduw, zijnde de familie B.mij geheel onbekend, zoo als o. a. juistuit de vraag zelve blijkt, die intusschenonbeantwoord is gebleven. H. R.

Loslating van gevangenen op Paaschdag(vgl. VII. bl. 351). Waaruit weet men dattot in 1582 de bedoelde gewoonte plaatshad? Hield die gewoonte toen op? en zooja, waarom ? A—A.

Wapenborden in de verschillende ker-ken van Batavia. Vroeger hingen er, evenals in de kerken van ons vaderland, wa-penborden in de verschillende kerken vanBatavia. Zoude men mij ook kunnen op-gev en of daarmede gehandeld is gewordenals met die in onze kerken in of na 1795,of wel waar ze mogen gebleven zijn? Elkebijdrage hiertoe zal mij hoogst welkom zijn.

LABORANTER.

Eleonora van Bourbon. Deze weduwevan PHILIPS WILLEM, oudsten zoon van WIL-LEM I, stierf elf maanden na haren echt-genoot, 20 januarij 1619. op het kasteelMuret in Auvergne, een en dertig jarenoud. DE LA PISE, Tableau de l'histoire desprinces et princesses d'Orange, p. 602, zegtdat er bij haren dood dingen plaats hadden» qu'il n'est bon d'ecrire" en hij voegt erbij »le temps et les annees en donnerontdispense a quelque autre." Zijn die dingenlater aan den dag gekomen? Weet men zenit stukken van dien tijd mede te deelen ?

Intermddiaire............

105

1 ) of Joden (vgl. XIII. bl. 299).

altes Volk, das Jahrtausende iiberlebt hatund , obgleich zertriimmert und zersplittert,doch ein Gauzes, eine Einheit darstellt undmitten unter den VOlkern dem Gauge derWeltbegebenheiten zu trotzen scheint, ein un-zerstOrlyitres Gebaude des grauen Alterthums,beschrieben mit den rathselhaften Ziigen einerfernen Urgeschichte und im Innern durch einewundersame Kraft fortdauerend.METERS Conversations Lexicon ad voc. Hebrtier.

De vraag van t, » waarom men hier teande nog voor wenige jaren van Jodeniprak, terwijl men thans gewoonlijk Israe-ieten zegt ?" zou eenvoudig aldus kunnenvorden beantwoord : »Omdat men ook ingederland jegens de belijders van dennozaischen godsdienst of jegens de ledenTan het israelietisch kerkgenootschap —;elijk zij in dezen staat worden aange-luid — verdraagzamer is geworden."

Door dit antwoord zou nogtans onbe-4ist zijn gebleven, welk verschil er wer-kelijk bestaat in de namen Israeliet en Jood,

Om deze beslissing te kunnen erlangen,ware het welligt voldoende geweest, t teverwijzen naar de Jaarboeken der Israelieten1838, bl. 360-364, alwaar een artikelover dit punt voorkomt, getiteld : »letsover den naam van Israeliet of Jood," waar-in op eene voortreffelijke wijze wordt uit-eengezet, welk verschil er in beide bena-mingen is gelegen.

De schrijver gewaagt daarin echter alleenvan de boeken des 0. T. en zijne apo-cryphen, terwijl van de etymologie Biernamen niets wordt gezegd, evenmin als deoorzaken worden aangewezen, waarom inlatere dagen de naam van Jood steeds werdgebruikt, om er misbruik van te maken, enwaarom dit laatste nooit met dien vanIsraeliet het geval is geweest.

Alvorens nu de evengemelde oorzakenna te gaan, wil ik min of meer het voet-spoor van den schrijver in de Jaarboekenvolgen, en een kort overzigt houden vanhetgeen zoowel in het 0. T. met zijneapocryphen als in het N. T. aangaandede namen Israeliet en Jood is geboekstaafd.Hierbij acht ik het evenwel noodig, medekortelijk de andere benamingen te bespre-ken, die daarin aan de nazaten van Abra-ham, Izaak en Jacob zijn gegeven.

Den bijbel openslaande, ziet men, datzij hoofdzakelijk daarin voorkomen onderde namen van liebreers, Jacob of huis Ja-

1 ) Ik schrijf Israelieten (niet Israeliten), met wegla-tiwg van het trema boven de e, omdat buitendien dea en e afzonderlijk behooren te worden uitgespro-ken, daar ze niet aan elkander staan als ce ; enmet ie, even als men in het enkelvoud Israelietschrijft, omdat de enkele i mij te flaauw klinkt.

cobs 2), Israel, kind6reti of zonen Israelsi)en — Joden.

Hier en daar worden zij daarin noggenoemd Jeschurun pie) 4) ; ABRAHAM 5 ) ;

2) Onder huis Jacobs nloy 1142 wordt , naar-.—

veler gevoelen, het vrouwelijk personeel verstaan.Voor het minst zegt RASSI in zijne verklaring op:

"Ipm rum „hij zal verzoening doenvoor hem en voor zijn huis." (Lev. XVI : 6)ultitv It Ani3 (zijn huis, d. zijne vrouw). Mendenke hierbij slechts aan het nederlandsche huis-vrouiv., 3) De geslachtsnaam is voor het, mannelijkei'Vrir, en voor het vrouwelijke rioncir, als :

Israeliet, en rOvriir rwm Israe-lietin (vgl. 2 Sam. XVII : 25 en Lev. XXIV: 10).

Zonder de zelfstandige naamwoorden trtt en;Int komen nogtans beide, en ook het meervoud

Israelieten, nergens in den bijbel voor.In later tijden en ook nog in ooze dagen is bij

het woord 17Nut,/, het chaldeeuwsche woordje

gevoegd geworden, zoodat men in plaats van17x1v, .133 ') (kinderen of zonen/srae/s)VINVV,(zonen esraels of Israelieten) hoort zeggen.

Het is te duidelijk in den bijbel omschrei4n,waarom aan JACOB de naam van ISRAEL - doorGESENIUS zeer teregt vertaald met „Gottesktirnpfer" —is gegeven, dan dat er velen zullen worden ge-vonden , die met DE WETTE (Ifritik der Bibl.Gesch., I. 132) die naamsafleiding als eerie etymo-logische mythe zullen willen beschouwen.

In MEYERS Conversations-Lexicon, waarin menin de worsteling van JACOB met een onbekende,op zijne reis van Mesopotamia naar Kanaan, over-eenkc,msten met geschiedenissen uit HOMERUS endie van HERCULES meent te mogen waarnernen,wordt nogtans bij bet art. Jacob het volgendegezegd : „Nash der Biblischen Relation war eskeinesweges ein blosser Traum, sondern ein wirk-licher Vorgang von welchen die Name ISRAELhergeleitet wird, den JACOB seitdem fiihrt."

4) Het verdient opmerking, dat de naam vanJESCHURUN of JESSURUN, die slechts vier malen inden ganschen bijbel wordt aangetroffen, als inDeut. XXXII : 15; XXXIII : 5, 26, en JesayahXLIV : 2, bij LUTHER en vele andere bijbelver-talers niet schijnt bekend to zijn geweest; en zoodoor deze als door eene menigte beoefenaars derhebreeuwsche taal in een adjectief is hersehapen.Zelfs in CALMET, en wat nog meer is te ver-wonderen — in het WB. der Eigennamen in het0. T. van S. J. VAN R074REL, alsmede in de Con-cordantiae van BUXTORF en LANKISCH, en eenaantal der voornaamste Hebr. Lexica, zoeht ik tevergeefs naar dien naam. TROMMIUS heeft alleenirirr in Jes. XLIV : 2. Behalve in de doormij geraadpleegde vertalingen, door Israelieten be-werkt, heb ik nog in den bijbel van v. HAMELSVELDT(Amst. 1805) en in dien gedrukt bij PIETER en

*) In Bombay bestaat echter nog eene israel. kolonieBne Israel genoemd, die v. s. waarschijnlijk een perzischenoorsprong heeft. Zij Leven naar de oud-israelitische wet-geving, worden nog door oudvien geregeerd, bidden da-

gelijks ritr en houden streng aan den Sabbath'dag. Van tie israel. feestdagen vieteri zij alleen denGrooten Verzoendag. De reiziger BENJAMIN II trof, be-halve te Bombay den stam Bne Israel' Tiede aan iti Cochin(kust van Malabar) en te Calcutta. (Zie Ctinq annies de voyageen Orient. 1848-1851, p. 99.)

14

106

Zaad ABRAHAMS trirw Int 6) EPHRA-T T;

IM 7 ); ZION 8 ) enz.

JACOB KEUR (Leiden 1730) en bij ANTONI en ADRI-AAN SCHOONENRURG (AMA. 1744), alle in 80 .; als-ook- in een italiaanschen van MATTIA D'ERBERG(Neuremberg 1712, fol.), in eene engelsche (Oxford1796), mede den naam van Jessurum als eigennaamaangetroffen. MICHAELIS beeft echter, naar hetvoorbeeld der chaldeeuwsche overzetters, den naamvan ISRAEL, en (vreemd genoeg) de Septuagintain Deut. XXXII : 15 JACOB en in Jes. XLIV : 2 —alwaar in den tekst buitendien de naam van JACOBvoorkomt — ISRAEL daarvoor genomen. In eenfransch bijbeltje (Amst. 1770, 80.) is de naamJESSURUN vertaald met droiturier (!). Naar hetvoorbeeld van ABEN EZRA en ABRABANEL leidt,GESENIUS het woord of van *). Hij spreektaldus daarvan : „Jeschurun, Sehmeichelwort fur„Israel Es ist eigentlich Deminutivuin„(welches hier charitative steht wie **)

r -„Hdlschen) von Vel = 11,e, (die Passivform im

T

„Verb° intransitivo mit Activbedeuting) bray ,„fromm, also : rectulus, das Liebe fromme (Volk).„Mu, 5YMM. THEOD. Zu gleicher Zeit ist,,,wohl eine gewisse Aehnlichkeit mit den Namen„ iNtltr selbst beabsichtigt. Die Form ist wie

„thni„nm4. And. nehmen es geradehin fur: .

' ,dentin. von ‘IN'r, Gr. Venet '1"0-vcs1co-stoff."

PAGNINI noemt (in zijn Epitome Thesauri L. S.Antw. 1578) den radix daarvan SIMONISnoemt den naam : „Nomen populi laraeliticl mys-ticum," MOSER Rectus, aut Derain. Rectulus, Synon.Israelis, en eindelijk LEOPOLD, (demin.) nom. poet.populi Israel., rectulus, justulus.

5) Micha VII : 20 ; vgl. 2 .iron. XXX : 6;Ps. XLVII: 10.

6) Jes. XLI : 8 ; Ps. CV : 6.7) Onder EPHRAIM werd nl. bedoeld het rijk der

10 stammen, waarvan de stam EPHRAIM het hoofdwas. Zie Jer. XXXI: 9 („en EPHRAIM is mijneerstgeborene "), vgl. v. 20. In tegenoverstellingtot het rijk van JUDA, treft men den naam van.EPHRAIM 0. a. aan in Jes. XI : 13, en in dichter-lijken zin in het bijzonder in Hosea XII : 1, 2;

*) Volgens sommigen heeft het woord ire volstrekt

geene vleiende, maar veeleer eene ongunsti 6e beteekenis,wat uit de woorden En Jesehurun werd vet en week te-

rug genoegzaam is op te maken, terwijl ook ,Tr. in

ongunstigen zin kan warden apgenarnen als in Rigt. XVII : 7;XXI : 25, ;wiry= vn Int ',leder deed naar eigenwelgevalleu ;" waaruu men on wilieKeurig aan de uitdrukking

1±,nrrizt unaar den lust zijns harten" (Deut. XXIX: 18

en a.pl.)denkt. Lange!' tijd heerschte er ook te A msterdam on-der de orthodoxe Israelieten een zeker vooroordeel tegen dennaam van Jcssurun, omdat de zoogenaamde nieuwe gemeente,die onder de fransche heerschappij nit staatkundige rede-nen ontstaan was, doch later zich met de oude gemeente ver-eenigde, den naam van irret Any had aangenomen.

* *) Zoodanige verkleiningswoorden zijn in het Hebr.

niet vreemd, behalve (1417 n3) peN oogappel, eigen-

lijk het mannetje in het oog (Deut. XXXII : 10, Prov. VII : 2.)kan men ook 71=1 zuigeling, voedsterkind,ald. VIII: 30jet'

en j1n^`11 rin,vp schelletje en granaatappeltje (Exod.

XXVIII : 33 ; XXXIX : 25, 26) daaronder rangschikken.

De naam van Hebreers Graz is, naar• :

het algemeen gevoelen, ontleend aan dienvan 'EBER of HEBER, Z0011 SELACHS 9 ), vanwien ABRAHAM een afstammeling was inhet zesde geslacht. Volgens sommigen werdaan ABRAHAM (die het eerst tin/7 wordt

genoemd 10)) en de zijnen de naam vanHebreers gegeven, omdat zij van over denEuphraat — lzro -- waren geko-

men (vgl. Jos. XXIV: 2, 3). Er zijn zelfs,die met een letterkeer, in den naam vanriv1:37, dien van rj, -137 (nomadenvolk) 11)

meenen te mogen vinden, doch ik houd heter voor, dat men eeleer die benaming alsde oorspronkelijke der Arabieren mag be-schouwen. btaat het nu vrij tot een letterkeer zijn toevlugt te nemen, aisdan moetmen het ook met den Buell Haturim (JO-SEPH KARO) geheel eens zijn, als hij inde uitdrukking 1713 — Ex. XXXII: 23 -

T :

een letterkeer van Izr ald. XII : 38 —

wil vinden waaruit volgt, dat de vreem-delingen, die met de Israelieten uit Egyptetogen, lien tot de misdaad van het goudenkalf hebben verleid.

Uit een en ander kan echter wordenaangenomen, dat onder den naam vanHebreers — waarmede JACOBS nakomelingeninzonderheid in Egypte steeds werdenstempeld, nogtans niet alleen de aarts-vaders, maar ook hunne stam- en bondge-nooten en dienstboden, als LOTH, 0NkR,ESKOL 7 MAMREH, 141141eZER, MALCHIZEDEK enz.,die met hen reeds den ëdnigen God erken-den, zijn bedoeld geworden. Het gezegdevan den profeet JONAH (I : 9) hij spraktot vreemdelingen » Ik ben een Hebreer,en den Eeuwige, den God des hemelsvrees ik" (vgl. Gen. XLII: 18) pleit geheelen al voor zoodanig vermoeden.

Immers toen JOSEPH zich bij POT1FARbeyond, waren JACOBS kinderen (eerst bijhunne gezamenlijke komst in Egypte totzeventig zielen geklommen) niet talrijk ge-

XIII: 15, en eindelijk enkele malen als het landIsrael, vgl. Jes. VII : 2 ; Hos. V: 9.

8) Jes. XL: 9 en LX: 19; Zach. II: 11.9) Gen. X : 24. In Gen. X : 21 vindt men ech-

ter reeds de woorden : "Mg 413 „Alle kinde-

ren EBERS," voor dat nog EBERS geboorte is gemeld,waaruit ligt kan volgen, dat aanvankelijk allenakomelingen van SEM Hebreers zijn genoemd ge-worden. In dichterlijken zin komt de naam "pp

als Hebreer voor in Num. XXIV : 24.10) Gen. XIV : 13.11) Ex. XII: 38.

107

noeg, om toen reeds een volksnaam te heb-ben kunnen erlangen ; en toch noemdePOTIFARS vrouw JOSEPH een hebreeuwschenman en een hebreeuwschen knecht (Gen.XXXIX : 14, 17). Ook JOZEF zelf zeidetot zijne medegevangen, den schenker enden bakker, »uit het land der Hebreerste zijn gestolen," en eerstgenoemde bevalhem bij FARAO aan als een jongen He-breeuwschen knecht (ald. XL : 15 ; XLI : 12),terwijl later (XLIII: 12) wordt gemeld, dathet den Egyptenaren een gruwel was metde Hebreers te spijzen ").

Honderden jaren daarna luidde het gebodvan FARAO (nl. van » den nieuwen koning,die JOSEPH niet gekend had" (Ex. I: 8) enden eenigen der egyptische koningen diede Israelieten l'Aintr +n noemde 13 ) (v. 9))

tot de hebreeuwsche vroedvrouwen, » de zo -nen, die den Hebreers werden geboren, inde rivier te werpen" (v. 15, 16, 19).Ook FARAO 'S dochter sprak van een derhebreeuwsche kinderen, waarvoor zij eenehebreeuwsche voedstermoeder zocht (II: 6, 7).En toen MOZES en AARON later bij den op-volgenden FARAO pogingen begonnen aante wenden, tot bevrijding hunner verdruktegeloofsgenooten, en van den God Israels ende kinderen Israels spraken, zeide deze » dienGod niet te kennen enz.," waarop zij danook onmiddellijk van den God der Hebreersgewaagden (Ex. V : 1, 2, 3), hetgeen aanMOZES ook werkelijk vroeger door den Heerwas bevolen (ald. III: 18), als zijnde waar-schijnlijk in dien tijd de eenige bekendebenaming van de G-odheid.

Na den uittogt nit Egypte geraakte even-wel de naam Hebreer al meer en meer inonbruik, en slechts in enkele boeken vanhet 0. T., te weten in Samuel I, Jeremiaen Jonah, en van de apocryphen alleenin Judith wordt die naam nog aangetroffen.Datzelfde is van toepassing op de boekendes N. T., waarin de naam van Hebreer

12)Hoewel het als een anachronisrne kan wordenaaangemerkt, dat JONATHAN [?], die elders, even alsONKELOS' chaldeeuwsche vertaling steeds den naamvan Nirpp of ritrpp heeft, hier ter plaatse D1337met 'Ornrr, Aden, vertaalt; doch juist komt hier

het eerste geval van vooroordeel tegen de hebreeuw-sche natie voor.

13)Voor de vrees, die de koning omtrent Is-rael koesterde, dat het zich in oorlogstijd aan dezijde des vijands zou scharen, heeft niet alleen inEgypte, maar ook nergens de minste grond be-staan ; want zoowel de oude als de latere geschiedenisheeft bewezen, dat de Israelieten zich nooit in eenigopzigt aan verraad schuldig maakten jegens hetland dat zij bewoonden, al was de bodem daarvanook gedrenkt geworden met het bloed hunnerbroederen.

hoogst zelden voorkomt, en nog wel enkelemalen om de Israelieten van de Grieken teonderscheiden, gelijk in Hand. VI : 1 enz.

Ook in latere tijden, toen de belijdersder mozaische leer over den aardbodemwerden verspreid, werden deze alleen nogsomtijds door dichters of prozaschrijversnu en dan met den naam van Hebreersbestempeld, en behalve in de ukasen vanRusland 14 ) alsmede enkele malen in deeerste decreten betreffende het franscheisrael. consistorie, geloof ik niet, dat zijin eenig land officieel aldus zijn genoemdgeworden.

Het mag derhalve als eene bijzonderheidworden beschouwd, dat de gewijde taalalleen den naam van hebreeuwsche heeft be-houden, schoon die in het gansche O. T.nergens under dien titel wordt gevonden.Wel is waar wordt die taal — bij de Is-raelieten de heilige genoemd, in tegenstel-ling met de profane talen, waarmede dechaldeeuwsche, syrische en grieksche wer-den verstaan — enkele malen de doodsche 15)geheeten, doch ook dit vond plaats in te-genstelling met het Syrisch en het Asdodisch— de laatste was de taal der Filistijnen —(vgl. 2 Kon. XVIII : 26, 28 ; Jes. XXXVI:11, 13 ; Neh. XIII: 24; 2 Kron. XXXII: 18).

In het 2 e boek der Maccabeen — welhet meest apocryphe der apocryphe hoe-ken — wordt voor het eerst, en later inJoh. V: 2 (vgl. XIX : 13, 17, 20) vaneene hebreeuwsche taal, en in Lukas XXIII:38 van hebreeuwsche letters gewag gemaakt.

De gewijde taal is ligt daarom de he-breeuwsche genoemd geworden, nadat bij debabylonische spraakverwarring hoogst waar-schijnlijk die taal alleen bij EBERS nako-melingen was bewaard gebleven. Die taal,verwant met de overige semitische spraken,als het Syrisch, Chaldeeuwsch en Arabisch,schijnt nogtans niet uitsluitend door de

14)Zie de Jaarboeken voor Israelieten , 1835,no. V. bl. 5-8.

15)Men denke echter hierbij niet aan de zoo-genaamde Joodsche taal, waarmede wordt bedoeldde. taal, die door de hoogduitsche Israelieten, be.halve in andere staten, ook in ons land werd in-gevoerd, en die als zoodanig Joodsch-Duitsch werdgeheeten. Hierover is reeds door een der mede-arbeiders van den Navorscher eene hoogst belang-rijke bijdrage geleverd in den V. jaargang, bl. 252—2 5 7 .

Ala een staaltje hoezeer zij, die niet van voor-oordeel vrij zijn, ook ten opzigte van de taal kun-nen mistasten, deel ik het volgende mede. Eenigejaren geleden speelde er eene duitsche opera teLeeuwarden. Een burger jufvrouw was ook eensdaar been gegaan, en toen een harer kennissenhaar een volgenden dag vroeg, of zij zich hadgeamuseerd, antwoordde zij : „Ja, het zingen wasmooi, maar ze vond 't akelig, dat er niets danjoodsch was gezongen! !"

14*

108

aartsvaders en hunne nazaten te zijn ge -bezigd. RACHEL en LEA (alsmede JUDA'Seerste vrouw, SUA 'S dochter en THAMARSvroedvrouw) bewezen o. a. door het gevender namen aan de pas geboren kinderen,daarmede goed bekend te zijn geweest, algaf beider vader LABAN (een afgodendie-naar) een syrischen naam aan den hoopsteenen, die door JACOB in het Hebreeuwschwerd genoemd (Gen. XXXI: 47). Ditzelfdeis van toepassing op FARAO ' S dochter, dieaan het door haar uit het water gereddehebreenwsche kind den naam van MOZES;Iwo gaf 16 ) » omdat zij hem uit het water

had gehaald" (Ex. II : 10).

Na de verlossing uit de egyptische sla-vernij komen JACOBS nakomelingen, zoowelgedurende het twintigjarig [?] zwerven in dewoestijn, als later onder JOSUA, de rigteren,ja zelfs tot onder de regeringen van DAVIDen SALOMON in de regel voor onder denamen van kinderen ISRAELS of Israel, totop het tijdstip der afscheiding van destammen JUDA en BENJAMIN van de overigetien stammen, waarbij elk dezer een afzon-derlijken staat vormde, en onderscheidenlijkhet rijk JUDA. en het rijk ISRAEL werdengeheeten.

Uit dit feit is nu genoegzaam op te ma-ken, dat, zoolang JACOBS nakomelingenschier uitsluitend » kinderen ISRAELS" wer-den genoemd, zij ook het roemrijkste tijd-perk huns bestaans doorleefd hebben, zoo-dat de naam van Israel onmiddellijk hunnevoormalige grootheid herinnert. Hierdoorwordt het dan ook bijna onmogelijk eeneongunstige beteekenis daaraan te geven, zooals dit met den naam van Aden is ge-schied (gelijk pier beneden zal wordenmedegedeeld), en dadrom zullen de ISRAE-LIETEN wel immer gaarne ISRAELIETENwillen heeten.

De naam van Joden, Vinrit , komt eerst

voor, nadat het rijk Juda reeds eeuwenlang had bestaan, nl. ongeveer 170 jarenvoor CHRISTUS, toen de assyrische koningRAZAN en de koning nit het rijk Israel,PEKAH, Z0011 REMALJAHS, de mannen uitden stam JUDA - gelijk deze steeds wer-den genoemd, om hen van die nit het rijkISRAEL te onderscheiden uit Elath had-den verdreven (2 Kon. XVI: 6).

Doch zoo uit deze als uit andere plaat-sen, waarin de naam van Joden voorkomt

") ABEN-EZRA beweert evenwel, dat de egypti-sche naam van MOZES „ momus, 01.41n" luidde, waarbij

men zich onwillekeurig MINOS van Creta herinnert.

(hetgeen nogtans slechts enkele malen hetgeval is in Jeremiah, Ezra, Nehemiah,Daniel en Esther 17)) blijkt, dat waar vanJoden sprake is, ook tevens aan hunneellende en vernedering moet gedacht worden.

De bewijzen hiervoor treft men niet al-leen aan in het 0. T. en zijne apocryphenmaar ook vooral in het N. T. VolgensRANAN en vroegere schrijvers liet PONTIUS

PILATUS, tot ergernis van de Joden zelven,boven het kruis de woorden plaatsen : » JE-SUS van Nazareth, Koning der Joden"(Joh. XIX: 19).

Wilde men nu ddarom de Joden Jodenblijven noemen, omdat, na de verwoestingdes eersten tempels, alleen aan de stammenJUDA en BENJAMIN (het voormalige rijk JUDA)

door CYRUS vergunning was gegeven, omin Palestina terug te keeren en den tem-pel weder op te bouwen, en het gevoelenblijven aankleven, dat, bij den ondergangvan bet rijk Israel, ook de Israelieten alsyolk ophielden te bestaan, en dus na dittijdstip geen aanipraak meer konden makenop den naam van Israelieten, dan zeg ik,dat de geschiedenis sedert de verwoestingdes eersten tempels volkomen het bewijslevert, dat de Israelieten bij voortduringeene natie bleven uitmaken, en dienvolgensgerustelijk Israelieten mogten blijven ge-noemd worden.

Hen, die daaraan twijfelen, verwijs iknaar hetgeen CALMET bij het art. Juifs zegt,nl : » Depuis la captivite de Babylon, qui» est le temps oa ils ont commence a etre» proprement appeles Juifs, cette nation s'ap-» pliqua a retablir le Temple du Seigneur,» et la ville Sainte, sous ESDRAS et NEHEMIA,

» comme nous le voyons dans les livres,), qui portent le nom de ces deux saintes» personnages. Depuis le temps ils Brent» plus de zele pour l'observance de leurs Lois,» plus de fidelite a la pratique de leurs devoirs,» plus d'eloignement, de l'IdOlatrie qu'ils» n'en avaient temoigne auparavant. Les» Israelites des dix Tribus qui revinrent de»la captivitó en differens temps, furent con-» fondus avec ceux de Juda, et porterent le nom

17) Wat het boek Esther betreft, verlieze men nietnit het oog, dat de daarin verhaalde gesehiedenisvoorviel toen de Joden, uitsluitend mannen uit hetvoormalige rijk Jude, zich onder de perzisch-me-dische heerschappij bevonden, en dat het dus onderdien invloed werd geschreven, Welligt treft mener dalirom noch den naam van Israel, noch dienvan het Opperwezen aan (iets dat in geen dergewijde boeken het geval is), omdat in het per-zisch-medische rijk het geloof aan een God nogmaar alleen bij de joodsche leden daarvan bestond.Opmerkelijk echter is het, dat in de stukken uitEsther, behoorende bij de apocryphen, de naamdes Heeren en die van Israel reel, loch dievan JODEN niet wordt aangetroffen.

109

» de Juifs, peut 4tre par des vues de politique» parse que la permission accordOe par Cyrus» aux captifs Hebreux, de retourner dans leers» pays, n'avait Ote expressement qu' a ceux» du royaume de Juda, ou parse que tous les» Hebreux se trouvant apres la captivite» reunis sous une meme Monarchie, et n'y» ayant plus en ce sens de distinction entre Juda» et Israel, ils prirent tous les noms de JUDA,

» comme de la plus considerable partie et» celle oil residait le chef de la religion"etc. 18).

Buitendien komt de naam van Joden,gelijk ik reeds hierboven aanmerkte, slechtsbij uitzondering voor in de boeken van het0. T., en zelfs in de apocryphen, diealle geschreven zijn nadat het rijk Israelop zich zelven reeds lang niet meer bestond.

Teregt zegt dan ook de schrijver in deJaarboeken der Israelieten (aan het hoofddezes vermeld) het volgende •

»De slotsommen, welke uit een en ander» kunnen worden opgemaakt, zijn de vol-» gentle : [lit de scheiding van het rijk Is-» rael en Juda vloeide, bij het einde van»het laatste rijk voor de onderhoorigen van» hetzelve de naam van Joden voort. Daar,» wanneer zij zich in betrekking tot andere» volken vertoonden, zich nevens deze als» yolk voordeden, heeten zij Joden. Overal» echter, waar van inwendige aangelegen-» heden sprake is, heeten zij Israelieten.»Nooit en nergens is van een God der Joden,► van eene leer, van eene wet der Jodenh enz. de rede, maar altijd van een God»Israels enz. Volgens de Heilige Schrift» kunnen dan ook de nakomelingen van dit» yolk, zoodra zij een afgescheiden voor zich» zelven bestaand y olk zijn, hoedanig zij toch» niet kunnen worden beschouwd, Joden ge-» heeten worden. Zij moeten echter Israe-» lieten in alle opzigten van de Godsdienst,» als godsdienstige gemeenschap heeten";terwijl aan het slot nog door den schrijverwordt gezegd : »Na het vorenstaande kan»men de overtuiging erlangd hebben, dat»het allezins op geschiedenis en gebruik»berust, om het woord Joden, waaraan eene»kwade beteekenis gehecht wordt, hoe lan-» ger hoe meer te laten waren, en de na-» zaten der aloude Israelieten ook in hunnen» tegenwoordigen toestand over de wereld,» waar zij te zamen slechts eene godsdien-» stige gemeensehap zijn, den naam hunner» voorvaderen, dat is Israellers of Israelie-» ten te doen behouden."

De Joden zelve zouden nogtans uit de

18) In lien zelfden zin worden de Nederlandersin het buitenland Hollanders genoemd, omdat deprovincie Holland steeds het voornaamste ge-deelte van Nederland uitmaakte.

bijbelsche en volgende geschiedenissen nooiteenigen grond hebben gevonden, zich voordien naam te schamen, zoo niet in laterdagen, eeuwen lang, door hunne vijandeneene kwade beteekenis daaraan was gege-ven. De naam van Jood (afgeleid van het"duitsche Jude, die ook het meest aan denoorspronkelijken nabij komt) is immers ont-leend aan dien van den stamvader Juda,rim een naam, waarin men met weg-

T

neming der 4e letter, de 1, die zelf ookhet getal 4 vormt, de vier letters aantreft,die den naam uitmaken van Hem, die Was,Is en Eeuwig zal zijn ; een naam, die alleendoor den hoogepriester op den GrootenVerzoendag slechts enkele malen in hetHeilige der Heiligen werd uitgesproken, enwanneer deze naam van des priesters lip-pen kwam, viel de gansche gemecnte, dieom het heiligdom stond geschaard, aanbid-dend voor den Heer neder ; een naam, diewel is waar door niet-Israelieten geschre-ven en uitgesproken wordt, loch nooit goedzal kunnen worden uitgesproken, omdat devocalen, die daaronder . staan, slechts aan-wijzen, dat de naam 'YIN , Adonai, moet

T -,

worden gelezen, als er , en otri*

' . .::ElOhim, zoo er v.: bij staan aange

wezen, bewijzen genoeg, dat de naam van'food, tilrit , voor den Jood zelf niets stui-

tends bezit, en ware dit door de hem vijan-dige volken begrepen, nooit zou aan dennaam van Israeliet de voorkeur zijn gegeven.

Ik sprak er hier boven van, dat in vroe-gere tijden aan den naam van Jood eenehatelijke beteekenis werd gehecht ; hierbij hadik bepaald op het oog — de middeneeuwen.

Immers welke aartsvijanden van het hei-dendom, hoe groote tegenstanders van denKoran, de Joden ook waren, zij werdendoor de Romeinen en Mohamedanen nogmeer als menschen beschouwd dan in demiddeneeuwen door de regeringen en vol-keren der christenheid. In het rijk derArabieren hebben hunne akademien ensynagogen het meest gebloeid , en geenMuzelman zag ooit in den naam van

6 ,)(Jehud) of z (Hud) naar het chald.

)Y I,-nry , vgl. Ezra V: 1, 8; VI : 14 ; Dan. II:

25) een scheld- of schimpnaam.Het is hier geenszins de plaats, om een

terugblik te werpen op die tijden, waarinde Israelieten — niet op enkele plekkenvan den aardbodem, gelijk de Cophten, destammen der Banianen, Parsen en Gue-briers — maar in de onderscheidene staters

110

der christenheid eeuwen lang aan verdruk-king en smaad, ellende, verbanning en watal niet meer ten prooi waren, zOOdanig,dat, zoo niet eene goddelijke hand daar-voor had gewaakt, zij welligt evenzeer vanhet wereldtooneel zouden zijn verdwenenals de Romeinen, de oude Grieken en zoo-vele andere volkeren.

Ik wil derhalve bij geene feiten stilstaan, die aanleiding hebben gegeven tothet geven van allerlei scheldnamen aan deJoden en tot het heehten van een betee-kenis aan den naam zelven van Joden, ver-achtelijker dan ooit met de benamingen vanParias bij de Indianen, van Heloten bij deLacedemoniers, van Periciers bij de Creten-sers en van Penesten bij de Thessaliers,alle nog minder dan slaven beschouwd,ooit het geval was.

Ik wil alleen nog eenige staaltjes leve-ren van de wijze, waarop zelfs de beoefe-naars der wetenschap — die voor het overigehet eerst er toe hebben bijgedragen, omvooroordeelen te doen verdwijnen nietgeschroomd hebben, zich aan het gemeldeuvel schuldig te maken. JUVENALIS reedsschildert de Joden of als » ellendige bede-laars." MARTIALIS en vele anderen methem beijverden zich, de verachtelijkste be-namingen voor hen uit te denken. Hieren daar werd dit door de stedelijke rege-ringen zelfs op de straten, waarin de Jodenverblijf hielden, en op hunne inrigtingentoegepast. In Parijs wordt nog eene straat,die thans een gedeelte van het kloosterSt. Mery beslaat, en alwaar vroeger eenesynagoge stond, Pet-au Diable genoemd.Boven een der poorten van het Ghetto tePadua » prijkten" nog in het begin dezer'eeuw- de woorden : Ne populo arlestis regniheredi usus cum exherede esset." En velenheugt het nog bij den ingang eener publiekewandelplaats te Frankfort a/M. het opsehriftte hebben gelezen : » Aden and Schiveinendarfen nicht hereintreten."

Meermalen heb ik zelfs gehoord (hetgeenik ter liefde van mijn vaderlaild gaarnezou willen betwijfelen), dat ook in Neder-land in enkele steden hier of daar het op-schrift was te vinden van : » Honden enJoden bier buiten." Hoe ver echter de ver-achting, die men aan het woord Jood,vooral in Spanje, Portugal, Italie en Frank-rijk had verbonden, zich moet hebben uit-gestrekt, moge het onderstaande bewijzen,door mij nit onderscheine woordenboekengeput. Men leest nl.

1°. In den fransch-ital. dictionn. van AN-

TOINE OUDIN, vervolgd door LAURENS FE-RETTI: Juif: parmi les juifs »fr a ladri;"monnaye qui passe par les mains des juifs :»moneta a tosata."

2°. In den duitsch-spaanschen en spaansch-duitschen diet. van E. A. SCHMIDT (Leipzig1795): Jude; H Judio , Hebr do ," Wucherer»Usurero."

dia, ein Jude, eine Judin. (EineBenennung welche die Knaben den geben,die in Processionen der H. Woche dieTrompete blasen), »ist in Sp a n i e n e i n»verachtliches and beleidigendes»Wort, womit man demand in Zorn»belegt."

30. In een portugeesch-engelschen diet.van ANTONY KEYSER, 4e ed. verbet. doorJ. P. AILLARD (Londen 1813), Juddo, a Jew:»Also an inj urious and contemp-tible name in Portugal."

4°. In den fransch-ital. diet. van denabt LAM* 5e ed. (Paris et Lyon 1834, —let wel in 1834!) Juif. Ebreo, » usurajo."

5°. In den Nouveau Vocabulaire franc.van Mess. DE WAILLY (Paris 1811): luif, ,Juive ; qui professe le Judaisme. — Fig.»homme qui prete a usure, qui vend»trop cher."

Ziet men nu wat in laatstgemeld woor-denboek bij het art. Israelite staat, nl.:0ancien peuple, les hebreux, — » C'e s t unbon Israelite; un homme simple,pl ein de can deu r," dan is daaruit reedsduidelijk genoeg op te maken, welk eenhemelsbreed verschil er in de namen vanJood en Israeliet vooral in Frankrijk moethebben bestaan, in welk rijk, gelijk ik hierbeneden zal aanwijzen, het eerst het denk-beeld is uitgegaan, den naam van Joodvoor dien van Israeliet te verwisselen ").

Na al hetgeen door mij is aangevoerd,acht ik het bijna onnoodig, aan t de redenop te geven, waarom men in de laatstejaren — dus nog met lang — in NederlandIsraelieten zegt, in plaats van Aden. Uitdeze omstandigheid schijnt intusschen minof meer de gevolgtrekking te mogen wor-den gemaakt, dat, naar het voorbeeld vande reeds genoemde staten, in vroegere da-gen de naam van Joden een onaangenameklank moet hebben gehad. Dit schijnt temeer waar te zijn, omdat ook in Neder-land — voor het overige schier de eenigeplek van Europa, alwaar men ten alien

19) In Duitschland schijnt de naam van Judennooit ongunstig te zijn beschouwd, daar die bena-ming door de Israelieten zelven steeds algemeenis gebezigd. Ditzelfde kan van Engeland aangaandehet woord Jews worden gezegd, daar bijna allealdaar bestaande periodieke werken, inrigtingen,enz. dien naam hebben behouden. Men vindt ereen Jewish Chronicle, Jewish College, Jewish Free-schools. In DYCHE'S Dictionary (London 1744)lees ik zelfs bij het artikel Jews het volgende :„ — —, their confessions are general, and onlyused in their devotion to God Almighty and notto any particular priest."

111

tijde in den food ook den mensch zag —zeer lang een vooroordeel tegen de Israe-lieten bestond, waardoor zij van vele nut-tige inrigtingen bleven nitgesloten.

Eerst in het begin der negentiende eeuwschijnen de Israelieten zelve de eersteimpulsie er aan te hebben gegeven, om dennaam van food in dien van Israeliet te doenveranderen. Toen LODEWIJK NAPOLEON, dieden Joden zeer genegen was, koning van Hol-land was, werd door zijn broeder, den keizer,een algemeen Israelietisch concilie bijeen-geroepen. De eerste vergadering daarvanwerd gehouden te Parijs, den 26 sten julij1806, onder voorzitterschap van den be-roemden ABRAHAM FURTADO, van Pour-deaux. Eene deputatie van de israel. ge-meente Adath Jeschurun te Amsterdam,waarbij zich mr. J. D. MEYER beyond,woonde de vergaderingen bij, waarin o. a.werd besloten voortaan den naam van Israe-lites te dragen in plaats van Juifs, omdataan laatstgenoemden steeds eene ongunstigebeteekenis werd gehecht. Van daar wel-ligt, dat sedert dit tijdstip, naar het voor-beeld van Frankrijk, ook in Nederland bijalle officiele stukken de naam van Israe-lieten werd aangenomen in stede van » Joodenofte Smoussen")," onder welke titels zijvooral in publication voorkwamen, schoonhunne algemeene benaming meer die van» Joodsche of Hebreeuwsche natie" was. Be-halve door de regtzinnigen, die »Israel ofhet Volk der belofte" zeggen, hoort men ookin onze dagen nog dikwijls » de natie" be-zigen, als men op minachtende wijze vande Israelieten wil spreken.

Zelfs mr H. J. KOENEN spreekt in zijnebekroonde verhandeling » Geschiedenis derJoden in Nederland" nog van hen als eenenatie, van de Joodsche natie, waarbij hijnogtans uit het oog verloor, dat reeds langde Israelieten in Nederland van staatswegeleden van het Israelietisch kerkgenootschapwerden genoemd. Doch hij schreef » uiteen christelijk-nationaal oogpunt." Ter op-heldering echter waarom hij van Jodenspreekt, zegt de schr. in een foot op bl. 33het volgende : » Immers dan, wanneer zij

20 ) Aangaande het woord smous, waarvan ik gaarneden oorsprong zou willen vernemen, wil ik alleenaanstippen, dat reeds in het begin van 1863 doormij een artikel is ingezonden in Notes and Queries,waarin de heer J. H. VAN LENNEP , te Zeyst, eenantwoord had ingezonden nopens het gezegde :„Whip up Smouchy or pont," en waarbij doordien heer wordt gezegd, dat met smouchy kanworden bedoeld een smous-konclje, „dat zoo wordtgenoemd, omdat het even als de Joden (zeggesmousen) sterk gebaard is ! !" — Daar ik geenegelegenheid had om de N. & Q. ter inzage te be-komen, is het mij onbekend of mijn artikel daarinis opgenomen.

» zich in betrekking tot andere volkeren» vertoonden, heeten zij Joden. Overal,) echter, waar van inwendige aangelegen-» heden, nog meer van godsdienstige be-1) trekkingen sprake is, heeten zij Israelieten."

Wat het laatste betreft, hierin had schr.volkomen gelijk, loch daar de Israelietenin Nederland zich tegenover den staatnooit als een bijzonder yolk, als » een yolkin het midden eens yolks" tli nprZ tl

(Dent. IV : 34) voordeden, mogen zij ookgerustelijk in Nederland Israelieten blijvengenoemd.

Uit al het medegedeelde is thans, mijnsoordeels, duidelijk of te leiden, dat alleenhet vooroordeel den naam van Joden, als.ware het, verdacht heeft gemaakt, zonderdat er intusschen eene bepaalde oorzaak iste vinden waarom dit nooit ten opzigtevan den naam van Israelieten heeft plaatsgehad. En de zaak uit dit oogpunt be-schouwende, mag men gerustelijk aannernen,dat door de Christenen zelven het onregt,jegens hunne medeburgers gepleegd, werdingezien en datirom de naam van Israelietensteeds meer algemeen wordt gebezigd, endie van Joden bijna in onbruik is geraakt,vooral in Nederland, het oord der vrijheiden godsdienstige verdraagzaamheid sederteeuwen her, trots of misschien ook juistom de vele godsdienstige gezindten, diemen er aantreft.

Leeuwarden. ALEXANDER.

Synode der Doopschgezinden in 1649.In junij of julij 1649 werden CLAES PIE-.TERSZ en GERRIT HERMENS van Alkmaar af-gevaardigd naar Haarlem, ter bijwoningeener synode van Doopschgezinden. Watgaf aanleiding tot zoodanige synodale bij-eenkomst?

Cour Batave te Parijs. Onlangs trof ikeen uittreksel aan nit den Nouveau Con-ducteur de l' Etranger a Paris, 1820, parF. M. MARCHANT, luidende : » Cour Batave,rue St. Denis, nO. 24, sur les ruines deFancienne eglise du chapitre du S t. Se-pulcre, des negocians Hollandais (uitgewe-kenen) firent batir en 1795, par M. M.SOBER et HAPPE, architectes, plusieurs mai-sons, destinees au commerce, sur un planregulier dont l'execution leur couta 185,000francs en numeraire. Sa façade de vingt-huit toises sur la rue S t. Denis est decoreede sept arcades au rez-de-chaussees, repa-rees par de petits entre-colonnemens d'or-dre ionique, un seul balcon embrasse toutle premier etage. La meme ordonnanceregne au pourtoir de la cour. Au-dessuss'dlevent trois &ages couronnes d'une cor-

112

niche dorique et surmontes d'une mansarde.Une figure du lieu du commerce y est pla-ede sur le sommet d'une petite campanille.Au fond de la seconde tour est un vasteBassin dispose pour recevoir une fontaine ;une figure assise de rabondance s'y trouveplacee.

De vervaardiger van het uittreksel haddaarbij geschreven:

»Dat heet Vaderlandsliefde !"

A. L. T. A.

Mr. D. J. van Lennep en de Landstormvan 1813 (vgl. XIII. bl. 76, 103, 163, 202,230, 257, 356 ; XIV. bl. 36, 70). Ik kan9 JANUARIJ bepaald verzekeren, dat mr.D. J. VAN LENNEP luitenant-kolonel wasvan het 18' bataillon landstorm. Ik hebnog mijne twee inlijvingsbiljetten, respec-tivelijk van 3 en 27 maart 1814. Bat van27 maart vermeldt mijne henoeming totkorporaal bij de 6de kompagnie. Beide zijngeteekend : D. J. VAN LENNEP. Het heeftzeker zijne bijzondere oorzaak, dat het in-lijvingsbiljet van 9 JANUARIJ de dagteeke-ning draagt van 10 mei 1814. De orga-nisatie van het korps was toen toch reedsTang afgeloopen, en voor nieuwe inlijvin-gen kon er op dat tijdstip kwalijk meerreden bestaan.

Haarlem. DIXI.

Mad. Krudener (vgl. XIV. bi. 44). Eenmijner vrienden, de heer EYNARD heeft hetleven van deze zonderlinge, doch interes-sante dame zeer breedvoerig en waar be-schreven in : Vie de Madame de Krudener,par CHARLES EYNARD, Paris, chez CHER-BULIEZ, Lausanne, G. BRIDEL, Geneve, CHER-BULIEZ, 1849.

In dit werk zal de belanghebbende allewerken, welke over haar en door haar ge-schreven zijn, vinden aangehaald. Niet tenonregte vraagt t naar Madame de Krude-ner, die zich met mystiekerij schijnt te heb-ben afgegeven.Pau, Basses Pyrenees. V OORHOEVE.

Madame Krudener. JULIENNE WITTING-

HOFF, baronne DE KRUDENER werd geb.1766 te Riga uit een adellijk geslacht, eender vermogendste van dien omtrek. Haarvader ging metter woon naar Parijs, al-waar zij vroegtijdig schitterde in den kringder beoefenaars van wijsbegeerte. Zij huwdeden baron DE KRUDENER, met wien zij eenigejaren te Venetie, alwaar hij afgezant was,leefde, doch in 1791 werd hun echt ge-scheiden, waarna zij menigte van avontu-ren gehad heeft, waaromtrent vele bijzon-derheden voorkomen in den roman, dien zij

heeft uitgegeven onder den titel van Va-lerie ou Lettres de Gustave de Linar, Paris1803, waarvan eene 3de uitgave in 1805,in 2 din. in 12°, en waarop een vervolgdoor den prins DE LIGNE werd gegeven in1807 in 12°. Van haar is nog een geschrift,getiteld Le Camp de Vertus, 1815 in 8°.Zij werd eene leerling van JUNG STILLINGen was zeer ingenomen met de Hernhut-ters, doch zij overdreef en verviel in mys-tikery, zoo zelfs, dat zij te Riga, alwaarzij weder eenigen tijd rust had gevonden,het voornemen opvatte om naar de Krimte reizen, ten einde aldaar een christelijkverbeteringgesticht op te rigten. Zij stierfop reis daarheen te Karason Bazar 13 dec.1824. Zie de Biograph. Universelle.

Mr. J. D. Meijer (vgl. XIII. bl. 367,XIV. bi. 5, 34, 71). In de Jactrboeken voor deIsradieten in Nederland, n°. II. maart—april1835, vindt men eerie levenschets van mr.JONAS DANIEL MEYER.

Daarin wordt op bl. 19 gezegd, dat hijden 15den september 1780, te Arnhem, niteen deftig, burgerlijk geslacht is geboren,en dat zijne ouders, den israelietischen gods-dienst toegedaan, hem eene voortreffelijkeopvoeding schonken.

ALEXANDER.

Mr. J. D. Meijer. In den t. 1. a. p. aan-gewezen Konst- en Letterbode voor 1835is geen melding gemaakt van het verlangde:de schrijver zegt zelf met de jeugd en op-voeding van MEYER geheel onbekend tezijn ; en evenmin in den Konst- en Letter-bode van het voorgaande jaar 1834, alwaarin n°. 54 een woord over MEYER door L.,een bijzonder vriend van hem, is geplaatst,blijkt daarvan niets ; ook niet in de Han-delingen van de Maatsch. van Letterkunde teLeiden 1835, alwaar bl. 16 en very. eenlevensberigt, van hem wordt gevonden dochtevens worth verwezen naar de Notice surla vie et les ecrits de mr . J. D. MEYER, parP. SIMONS, etc., waarvan een verslag gege-yen wordt in den Konst- en Letterbode 1835bl. 258-264 en 282-286.

V. D. N...._

Alva te Brussel (vgl. XIII: bl. 262, 292,328 ; ( XIII. bl. 3). Eene derde lezing over's hertogs » posada", zoo als hij zijn logieste Brussel noemt in een brief aan zijn ko-ninkiijken meester de dato 30 augustus 1567(GACHARD, Precis de la Correspondance dePhilippe II), vinden Wij in GROEN VAN PRIN-STERERS » Archives ou correspondance ineditede la maison d' Orange-Nassau," derde deel.De ongelukkige ANTHONY VAN STRALEN (heervan Merxem en Dambrugge, burgemeester

113

van Antwerpen) schreef op den 19 en augus-tus 1567 (brief CCLXXXI bij GROEN) aanORANJE onder meer andere bijzonderhedenover de aankomst van ALVA.

» Le diet Due doibt le 20 ou 21 de cemois estre en cette ville (Brussel) et se lo-gera au logis de Monsieur de HOOCHSTRA-TEN, ou desja beaucoup de ses Muletz etbagaige sont arrivez."

MARS......n•n•n••

Generaal Rosecrans (vgl. XIII. bl. 298 ;XIV. bl. 6, 70). Dat het geslacht ROSE-

CRANS vroeger in Amsterdam te hu;s behoorde is ons door de volgende voorbeeldengebleken :

1608. 12 jan. ROOSECRANS (HANS) vanUtrecht apotheker oud 21 jaren, wonendebij de Jan Rodenpoort geassist. met FRAN-cois PERRIJN zijn neve vertonende des moe-ders consent ter eenre en ANNETJE GERRIT

CALVEN van Alkmaar out 19 jaren, wonendeop 't Rokkin, geassist. met MARITGEN DIRKShaar moeder ter andere zijde.

1630. 30 maart, ROSECRANS (BENEDIC-

TUS HENRICI) van Amst. oud 22 jaren,boekbinder geassist. met zijn vader HENDRIK

JAN ROSECRANS, wonende op den Dam tereenre en GRIETJE LAURENS van Aurick oud25 jaren, wonende op 't Water vertonendehaar vaders consent.

1630. 21 junij. ROSECRANS (HENDRIK

JANSZ) van Amst., haeve meester wed r. vanJUDITH VAN RIJNEVELD, wonende op deDijkstraat ter eenre, en IMMETGEN VAN WES-

TRENEN van Amersfoort wede. van PIETER

CORNELISZ., zijnde over 't jaar wed e. geweest,wonende op 't Wale-pad ter andere zijde.

1637. 22 april. ROOSENCRANS (SACHARIAS)van Amst., oud 26 jaren, diamantslijper,wonende in de Dijkstraat geassist. met DA-

NIEL ROSENCRANS zijn vader, ter eenre, enSWAENTJE WILLEMS van Steynvorden, wede.van PIETER JANS, wonende op de Groene-burgwal ter andere zijde.

1637. 31 jan. ROSEKRANS (JAN HEN-DRIKSZ.) van Amst., goudsmit zijn oudersdood zijnde geassist. met zijn broeder BE-

NEDICTUS HENDRIKSZ., ten eenre en GEER-TRUIJ GERRITS HOEFF van Amst., oud 18jaren, geassist. met JANNETJE JANS, haarmoeder, wonende op de Oude zijts voorburg-wal ter andere zijde.

1641. 12 jan. ROOSEKRANS (BENEDICTUS

HENRICI) van Amst., kaeskoper, wed r. vanGRIETJE LAURENS, wonende op den Damten eenre en YTGE CLAES van Amst. oud34 jaeren geen ouders hebbende wonendein de Anne dwarsstraet ter andere zijde.

1641. 23 jan. ROOSECRANS (JAN HEN-DRIKSZ.) van Amst., goudsmit, wede. vanGEERTRUIJD GERRITS, wonende op de Oudezijts voorburgwal ter eenre en EVA JANSvan .A mst., oud 18 jaeren, geassist. methaer moeder LIJSBETH WIJEKERS, wonendeop de Turfmarkt ter andere zijde.

1654. 12 novb. ROOSECRANS (JOANNES) vanAmst., goudsmit wedr. van EVA JANS VAN DER

CLEIJ, geassist. met BENEDIKTUS ROOSEKRANS

sijn broeder, wonende op de Koningsgragtter eenre en MARIA LEENDERTS van Amst.,wede. van ADRIAEN FRANKEN, wonende alsvoren geassist. met MARITJE LUMENS haermoeder ter andere zijde.

In een oud bock met geteekende wapensvonden wij het wapen van ROSENKRANS af-gebeeld, zijnde ecartele, 1 en 4 een klim-menden leeuw van goud met een tong vankeel op azuur, 2 en 3. Een bare gebloktsabel en zilver op goud.

C. K. V. S.

OUDHEID-, HUNT- EN PENNINGKUNDE.

Penning met komeet (vgl. XIII. bl. 367).Op de lijst der penningen in het laatstejaar aan de verzameling van het Friesch ge-nootschap toegevoegd (35e Verslag 1862/63,bl. 76) vind ik o. a. »Penningje op degroote comeet van 1744." Er staat geenebeschrijving bij - zelfs wordt niet vermeldvan welk metaal de penning is. Misschienheeft een onder medewerkers te Leeuwar-den den penning gezien en kan ons dusmededeelen of het deze of een andereis, waar de heer VAN LENNEP t. a. pl. naarvraagt.

Penning met komeet. Deze penning her-innert mij, dat er onder de papieren, vroeger

behoord hebbende aan den raadpensionnarisJOHAN DE WITT, eene teekening met depen gevonden wordt, waarop men aan debovenzijde leest :

Comete dont l'apparition a commence aRome le 13 Aoust a minuit A°. MDCLIVet continue le 14 et 15 a la despesche du.Courier de Paris. Daaronder eenige wol-ken, waaruit aan de linkerzijde eene rol,waar eenige figuren uit vallen, uitsteekt.In het midden is een cirkel getrokken,waarop men ziet twee oogen ; op de plaatsvan den neus een kruis, daaronder den vormvan een mond, benevens nog eene figuur ;aan de regterzijde van den neus staat eenhand, die een bol schijnt vast te hou1en,

15

114

aan de linkerzijde een hart, waardoor eenzwaard steekt en eindelijk aan de regter-zijde boven aan en binnen den cirkel eenigeonregelmatige figuren. Aan de linkerzijdebuiten den cirkel en onderaan leest menhet volgende.

A. Gouttes de Sang (de onregelmatigefiguren.)

B. Coeur perce et ensanglante.C. Main ensanglante qui tient une globe.D. Croix de Malthe.E. Verges qui degouttent encore le sang.Onder aan de regterzijde als boven :Les crins ? de ce comete ont paru fort

estincillants.En verder wordt nog het volgende ge-

zegd:On a envoye ceste relation de Rome au

General des Jacobins et mantle t on quele 15 Aoust grand la nouvelle fust escrittele Comete paroissoit encore et que le Papes'estoit porter en personne pour le voir.Les interpretations qui se donnent dessussont diverses, plusieurs en augurent malpour les ') chevaillers de Malthe contre lesquels on a . . . . 2) parle que les Angloisavoient faicts quelque desseing etc.

Over een luchtverschijnsel, dat eenige da-gen later te Sedan werd waargenomen,vindt men in dezelfde papieren nog den vol-genden brief :

De Sedan le 3 de Septembre 1654.

Le Samedy 22 Aoust le dimanche et lelundy suivant entre huict et neuf heuresdu soir apparut au ciel un meteore assezextraordinaire. C'estoit une forme d'estoillequi paroissoit presques grande comme lerond de la lune et rendoit une clairte apro-chante de Celle d'un eclair, mais qui estoitplus nette et plus blanche, elle avoit unegrande queue que l'oeil jugeoit large dequatre doigtz et longue de trois ou quatrepiedz et alentour d'elle encore paroissoitcomme une couleur d'eau.

Elle fit un grand chemin par le cielvenant de divers l'orient d'este et prenantsa route entre le midy et le couchant. Enmarchand sa queue serpentoit et it en torn-boit de grosses etincelles, non pas de cou-leur de feu, mais qui ressembloient a despetittes estoilles, et apres avoir faict quel-que chemin en droicte ligne, elle tira droicten hault et se perdit. Le dernier jour ellen'estoit pas en tout sy claire que les pre-miers et ne prenoit pas tout a faict lamesme route. La duree de son aparitionestoit comme le temps qu'il faudroit pourmarcher dix ou douze pas. Ce meteore a

1 ) .Onduidelijk.Onleesbaar.

este veu en mesme temps a Stenay, ou itrendoit la mesme clarte, ce qui fait ju-ger qu'il estoit et grand et haut. Je ne stays'il n'aura point este veu plus loing.

Cette lettre est de LOUIS LE BLANC Sr.de Beaulieu, ministre et professeur a Sedan.

Buiten op dezen brief staat met de ken-nelijke hand van DE WITT : Miss. van Sedan.

LABOHANTER.

Twee zoogenaamde oude opschriften.1. Opschrift te Montmartre. Het is eene over-bekende anecdote, slat te Montmartre eenoude steen gevonden was met een opschrift,dat men van romeinschen oorsprong achtte.De oudheidkenners werden er over geraad-pleegd, en na onderscheidene geleerde envernuftige gissingen kwam men eindelijktot het resultaat, dat de Franschman, diehet geschreven had, niet geweten had datmen de woorden slechts bij geheele letter-grepen mag afbreken, en zoo de geleerdeheeren in de war gebragt, en dat er nietsanders stond dan Ici est le chemin desasnes." Nu vragen wij met DOCTUS SINE

LIBRO in den Intermódiaire, p. '22, of datwerkelijk gebeurd is of niet, van welkentijd het verhaal is en of dat opschrift pre-cies zoo lnidde ?

2. Opschrtft in het romeinsche Amphithe-ater te Nimes. Omtrent 40 jaren geledenontdekte men op een steen in het romein-sche amphiteater te Nismes het navolgendeopschrift:

SIMILITER. CAVSAQVE. EGO. AMBO. TE.

FVMANT. CVM. DE. SVIS.

Nadat deze zinsnede aan oudheid- en taal-kundigen ontzagehelijk veel hoofdbrekensgekost had, werd zij eindelijk opgelost dooriemand, die, met meer Fransch dan Latijntoegerust, het waagde met zijne ooreti telezen, en verklaarde, dat er stond . . . .

Ja, wat stond er?E. 0. B. R.

Drinkglazen (vgl. XIII. bl. 109, 264).Op de delfsche tentoonstelling in 1863 zagik een groot aantal zoogenaamde » gepoin-tilleerde" glazen. Wie kan omtrent dezekunst en de geschiedenis er van jets mede-deelen ? A—A.

Hunnebedden, enz. Welk onderscheid iser tusschen : 1. Dolmens. 2. Menhirs.3. Peulvans. 4. Gasgals. 5. Barrows.6. Lichaevens, en onze drentsche hunne-bedden, zoo in constructie, omvang en oud-heid, als in bestemming ?

MARS.

115

GESCHIEDENTS DER LETTERKUNDE.

Repertorium van verhandelingen en bij-dragen betreffende de geschiedenis desvaderlands, in mengelvverken en tijdschrif-ten tot op 1860 verschenen, door R. FRUIN,J. T. BODEL NYENHUIS, L. J. F. JANSSEN,

W. N. DU RIEU, W. J. C. RAMMELMAN EL-SEVIER en J. DE WAL, leden van de Com-missie voor geschi?d- en oudheidkunde vande maatschappij der nederlandsche letter-kunde te Leiden. — Wij vest igen de aan-dacht van onze lezers en medewerkers opdit nuttige werk, waarvan onlangs de derdeaflevering verschenen is: de vicrde en laatstezal weldra volgen. »Het werk dat hierbijhet licht ziet," zegt het Voorberigt, »is be-stemd om in eene behoefte, althans in eeneleerate te voorzien. Bet ontbrak in onzevaderlandsche letterkunde aan een syste-matisch Register van alle verhandelingenen bijdragen, de geschiedenis des vader-lands betreffende, die in honderde Mengel-werken en Tijdschriften geborgen, maarniet afzonderlijk uitgegeven waren. Hetnut van zoodanig werk voor den beoefe-naar onzer geschiedenis zal wel geen be-toog behoeven. De historische verhande-lingen en bijdragen afzonderlijk in het lichtgegeven, zijn veel meer bekend en toegan-kelijk dan die in Tijdschriften en Mengel-werken besloten zijn. Slechts zeer weini-gen kunnen die Tijdschriften en Mengel-werken telkens opslaan, en zijn zij al inde gelegenheid er eenige te raadplegen,dan is het nog tijdroovend in zulke om-vangrijke werken naar bepaalde onderwer-pen onderzoek te doen. En toch zijn erzoo vele belangrijke bouwstoffen, zoo velemonographien over bijzondere tijdperken,gebeurtenissen, personen en plaatsen te y in-den, dat de gesehiedvorscher ze niet danmet schade voorbij zien en ongebruikt la-ten zou.

Het is gebeurd, dat een geschiedkundigetot opheldering van een duister onderwerpeen omslagtig onderzoek in het werk stelde,en eerst na .afloop daarvan onderrigt werd,dat in een weinig bekend Tijdschrift ofMengelwerk hetzelfde onderwerp reeds naarbehooren was toegelicht."

Dadrom besloot de historische Commissievan de Maatschappij der NederlandscheLetterkunde in die behoefte te voorzien.Zij heeft dit op eene voortreffelijke wijzegedaan. Hoe veel tijd en arbeid zij er aanheeft te koste gelegd, blijkt nit de lijst vanmengelwerken en tijdschriften die zij daar-toe heeft doorzocht, eene lijst die niet min-der dan 22 bladzijden beslaat. Zij heeft

daarvoor den dank verdiend van alle be-oefenaars der geschiedenis, wien dit boekmenig kostbaar uur zal besparen, dat an-ders in het doorzoeken van een aantal tijd-schriften en dergelijke werken zou moetenbesteed worden, wien het menige bron zalaanwijzen, die hun antlers onbekend zoublijven.

Na de geschiedenis en inrigting van ditRepertorium te hebben toegelicht, waarinzij onder anderen heeft doen opmerken, datzij meende in betrekkelijk korten tijd zichvan de opgevatte taak te moeten kwijtenen dat vele, vooral buitenlandsche verza-melingen niet gemakkelijk op te sporen ofte bekomen zijn, besluit de Commissie haarVoorberigt aldus: »Zij wenscht niets meerdan dat zich binnen een niet te langen tijdde behoefte aan eene tweede oplaag zaldoen gevoelen, en heeft bij voorraad be-sloten haren arbeid, van het jaar 1860 af,bij te werken en bij te houden, ten eindebinnen tien jaren een Supplement in hetlicht te geven. Daarin zullen dan tevensde overgebleven leemten aangevuld en dearbeid zoo volledig mogelijk gemaakt wor-den. Daarbij echter rekent zij met beschei-denheid op de ondersteuning van alien, diezich tot aanvulling en verbetering in staatmogten gevoelen. De geringste bijdragenzullen haar welkom zijn en met dankbaar-heid ontvangen worden. De ondervindingvan zulk eene belangstelling zal zelfs doorhaar beschouwd worden als eene vergoe-ding voor den tijd, aan dezen eerstelingop dit gebied besteed ; ja, als eene beloo-ning voor de eenige verdienste, die zij zelvezich toekent, zulk eene omvangrijke taakop te vatten en (zij het dan ook zeer on-volkomen) ten einde te brengen."

Wij twijfelen niet, of ieder die de hoogewaarde van dit Repertorium voor den be-oefenaar onzer geschiedenis weet te schat-ten en die zich voorstellen kan hoe veeltijd en hoe veel niet aangenamen en voorhen zelven weinig vruchtbaren arbeid deleden der Commissie er aan besteed heb-ben, zal zich verpligt rekenen hun allehuip te bieden waartoe hij in staat is.

BESTUUR.

P. J. Harrebomee, Spreekwoordenboek,Wij ontvingen dezer dagen een vel van deeerstvolgende aflevering van dit werk. Hetbevat onder anderen het volgende:

»Het Spreekwoordenboek begint titans zijneinde te naderen, en zal weldra voltooidzijn. De tijd nog voor de verdere bearbei-

15*

116

ding der Bijlage noodig, client dan tevensgebruikt te worden tot de verzameling dernog niet opgeteekende spreekwoorden, opdathet grootst mogelijke getal er van in hetboek tot een geheel gebragt worde. Datdoel kan op tweederlei wijze bereikt worden,en door het vinden van nog niet gebruikteverzamelingen van spreekwoorden, en doorhet opsporen der spreekwoorden zelven,hetzij door het excerpeeren uit gedruktewerken (waaronder vooral onze oude kluch-ten en liederenboeken eene voorname plaatsbekleeden), hetzij door ze uit den monddes yolks op te teekenen. Heb ik geens-zins te klagen over te geringe ondersteu-ning, vol vertrouwen doe ik thans eenlaatste beroep op den ijver van elk, diezich in staat gevoelt, met mij zijne krach-ten daartoe aan te werden."

Na vermeld te hebben wie hem reedshunnen bijstand verleend hebben en watdoor hem zelven verrigt is, gaat de heerHARREBOMEE voort :

»En wat ik thans van u verlang, mijneletterkundige vrienden !

1°. Den weg te willen opsporen ter ver-krijging der overige mij ontbrekende ver-zamelingen, aangewezen onder de n°. 20,45*, 17, 52*, 57 en 76.

2°. Uwe portefeuilles eens te doorsnuf-felen naar spreekwoorden, die in mijn boeknog niet zijn opgenomen, en uwe vriendentot eene dergelijke verrichting aan te sporen.

Voelt iemand zich door mijne aanvrageopgewekt tot de toezending van een groo-ter of kleiner aantal spreekwoorden, hij zijonbekommerd, of daarvan niet reeds veeleene plaats onder de duizenden in hetSpreekwoordenboek zal hebben ingenomen.Dit onderzoek neem ik gaarne op mij en —ook slechts een enkel spreekwoord is aan-winst."

Wij brengen dit verzoek van den heerHARREBOMEE ter kennisse onzer medewer-kers en lezers, en hopen dat velen onderhen er door opgewekt mogen worden, denijverigen verzamelaar de bouwstoffen aante brengen, die hij tot voltooiing van zijnenarbeid noodig heeft.

BESTUUR.

Borger, Aan den Rijn (vgl. XIV. b1.12,72). Men heeft, naar 't mij voorkomt, steedsveel te veel ophef gemaakt van de wijzi-gingen, door TOLD ENS en IMNIERZEEI„ zoo

't heette, in BORGERS overbekend gedichtaangebracht. Ziet hier, wat rnij dienaan-gaande uit de brieven van TOLLENS aanIMMERZEEL zelf gebleken is.

Julij 1820 schrijft gene, dat het hem alsI. verheugt, » dat prof. BORGER zulk eenallerfraaist versje heeft ingezonden. Het

moet echter" zoo vervolgt hij » heeten, zooals het eerst geheeten heeft: Aan den Rijn,"enz. Het telde toen blijkens een laterenbrief van T. twee copletten minder danthans ; beiden laatsten werden er later doorB. bijgevoegd. In 't eerste coplet is voortsde 10e regel,

De stranden kust of scheurt de dijken,eene verbetering van TOLLENS; bij BORGERluidde hij eerst:

Zijn gunst of zijn geweld doet blijken,vervolgens : en effen vloeit, dan breekt

rustig i door dijken.In 't 2e coplet reg. 8 verbeterde TOLLENS

lustplaats in lusthof.In 't 3e coplet reg. 6 evenzoo mijn hoofd

veranderd in het hoofd, en regel 10 om onste plagen in nit lust tot plagen.

In 't 5e coplet verbeterde TOLLENS reg. 1groet ook het lieve kind, dat de aarde ingroet ook het kind, welks lijkjen de aarde,en regel 8 Aan moeders borst in En aan deborst.

In 't 6e coplet eindelijk verbeterde hijreg. 1 Noem vrij in Noem hij, en den laat-sten regel : waar 's drijvers stem niet wordtgehoord, gelijk wij hem thans kennen : bij't overschot dat mij behoort.

Uit een en ander blijkt hoe ver het eraf is, dat er (naar de aangehaalde woordenvan mr. v. L.) » niet veel meer van hetoorspronkelijke aanwezig is gebleven." —Door BORGER zelf trouwens — gelijk mijvan elders gebleken is — zijn enkele wij-zigingen en verbeteringen in 't oorspron-kelijke afschrift van zijn vers gemaakt;daar deze echter niet mijn eigendom zijn,en mij slechts voorwaardelijk werden mee-gedeeld, heb ik geene vrijheid ze hier tevermelden. Zij zijn echter merle, hoe be-langrijk dan ook voor de wording en vol-tooying van 't gedicht, zeer luttel in aan-tal, en doen tot de hier gedane vraagniet af.

VAN VLOTEN.

Hemsterhuis (vgl. XIV. bl. 45). BJORN-STAHL bedoelt TIBERIUS HEMSTERHUIS, denleidschen hoogleeraar. Van dezen werdenmisschien ook elders, maar althans in debibliotheek van prof. J. W. TE WATER, Leiden,1823, pars 2a, pag. 41 en volg. n°. 101,108 et 111 verkocht : T. H. Dictata inEvangel. Lucae, idem ad Luc. I et II. adLuc. 1—IX., ad Acta App. I—IV et X.in Epp. Pauli ad Gal., Eph. Philipp. etColoss. item ad Hebraeos. Die over de Gal.,Eph., Philipp. en Coloss. werden destijdsgekocht door den boekhandelaar HERDINGH ;de andere door den engelschen boekhan-delaar BOHN.

Wil men nog meer weten, bij prof. J. VAN

117

VOORST, Leiden, april 1834, werden ver-kocht, bl. 91, n°. 17, T. H. Dictata in ActaApost. aan den heer student BERNS, laterpred. te Renswoude ; — n°. 21, T. H. in Epp.ad Rom. et Judae, aan den boekh. MULLERte Arnhem; — n°. 26 en 27, T. H. ad utram-que Pauli Ep. ad. Timotli. et ad num ; inEpist. ad. Coloss., Titum, Philemonem, et inEp. Judae, aan den heer P. A. BORGER,later pred. te Amerongen, thans op den huizeHoogstede bij Arnhem.

L.

It aade Friesche Terp (vgl. XIV. bl. 46).Het doet mij genoegen, op deze vraag tekunnen antwoorden door de mededeelingvan de volgende aanteekening, welke ik,eerst in de vorige maand, heb geschrevenv66r het ex. van dit zeldzame werkje, datde stedelijke bibliotheek van Leeuwardenbezit.

Toen de heer J. VAN LEEUWEN in 1834een verbeterden druk bezorgde van It aadeFriesche Terp, of Chronijk van de Geschie-denissen der vrije Friezen, verklaarde hij inhet voorberigt, dat dit werkje, waarvan deeerste druk in 1677 verscheen, ► een be-knopt verhaal bevat van de meest belang-rijke voorvallen, uit de verschillende frie-sche geschiedschrijvers getrokken." Hijvoegde er bij : ► Wie echter de schrijvers ofopstellers zijn geweest, is mij niet gebleken."

't Is mij echter gelukt te ontdekken wiede schrijver was. Uit verscheidene aandui-dingen is mij gebleken, dat hij Been anderwas dan mijn oude vriend, de rector JO-HANNES HILARIDES, van wien ik in 1854eene levensschets bewerkte en in DE JAGERSNieuw Archief voor Ned. Tualkunde, mede-deelde. De gronden voor deze beweringzijn de volgende :

1°. Sedert 1671 was HILARIDES, een Leeu-warder van geboorte, rector, schoolmeesteren koster te Hindelopen. Zeide ik vroeger,dat hij daar als van de wereld afgezon-derd leefde, hij zelf schijnt zijn toestandaldaar niet van den lichtsten kant beschouwdte hebben, toen hij achter dit werkje plaatste:

► Geschreven in slaavernijje ; en gegeevenin April, in 't 1678 jaar."

2°. In dat zelfde jaar gaf hij te Leeu-warden bij .r. DE RUITER uit zijn Hindeloo-per Zeemans-Almanak voor 1679, in 13 AL-BERTSMA, Hulde aan Gijsb. Jap., dl. II,herdrukt.

In de daartusschen geplaatste Hinde-looper Kronijk komen nu joist dezelfdeplaatsen voor, met gelijke bewoordingen,als in deze kronijk, en het was GUTBER-LETIL in GABBEMA 'S Watervloeclen, bl. 275,304 en 317, die HILARIDES als schrijvervan dien Almanak noemde.

3°. De vreemde naam : It aade FriescheTerp, waarvan nog nooit iemand de bedoe-ling begreep, plaatste hij bij 't begin vanhet drukken, in 1677, op den titel ; doch bijhet eindigen van den druk, in 1678, voegdehij er een anderen titel achter, luidende :Chronijk der Geschiedenissen van de ?HoyeFriezen, en gaf daarbij een vers met op-schrift :

Aanspraak op Naaspraak, beginnende :

Wiens breinkas, gestoffeerd met puik vanwaarde stoffen ;

Zal ooit op eenge staff, wiens loff maar stoffis, stoffen.

Die gezochte en klanknabootsende ma-nier van uitdrukking en de spelling vandit vers, vergeleken met den Almanak enmet zijne latere uitgaven van NEPOS, PHAE-

DRUS, Uithangbord en andere geschriften,verraden duidelijk denzelfden persoon. Vandaar ook, dat zijne vreemde spelling is ver-beterd in den 2den druk, die, tot 1711 aan-gevuld, in 1743 te Haarlem werd uitgegeven.

40 . De genoemde aanspraak is onderge-teekend met zijne spreuk: 't Kan niet beter,welke hij later, bij zijn taalkundige vitte-rijen, veranderde in : Ik geev het mijn ombeeter. Achter den brief aan W. DEURHOFF,

vOcir zijn PHAEDRUS, zegt hij zelfs, dat ditwas : ► zijn oopenbaare deurspreuk," of wel-ligt het opschrift van zijn boekwinkel teDokkum in 1696.

De lof, door den geleerden VON UFFEN-

BACH ( Vrije Fries VI. 357) aan HILARIDES

wegens zijne kennis van de geschiedenisen wegens zijne rijke kaarten- en kunst-verzamelingen toegekend, verheffen 's manswaarde zeer, bij al het vreemde en gekun-stelde van zijne manieren.

W. EEKHOFF.

Clotilde (vgl. XIII. hi. 266, 303, 339).Omtrent dit onderwerp doet G. B. in denintermediaire eene vraag, en deelt tegelijkhet volgende mede wat den lezers van denNavorscher misschien nog niet bekend, al-thans in dit tijdschrift nog niet vermeld is.Prof. A. MACE te Grenoble heeft in hetbegin des vorigen jaars echte stukken me-degedeeld, tot dien tijd toe onbekend, dieeen nieuw Licht over de zaak verspreiden.Hij plaatste namelijk in het Journal del' Instruction publique de brieven door VAN-DERBOURG (den uitgever der gedichten vanCLOTILDE) in 1808 gewisseld met de we-duwe van SURVILLE, den brief door SUR-VILLE, den dag voor zijnen dood aan zijnevrouw geschreven en andere belangrijkestukken. Maar er blijft hier toch nog veelduisters over. MACE schijnt niet te wetenwat NODIER omtrent de gedichten van CLO-

B. N.

118

TILDE gezegd heeft. Volgens dezen heeftSURVILLE zich in 1798 eenigen tijd heime-lijk te Besancon opgehouden en heeft NO-

PIER, die toen jong was, hem daar heelebrokken uit CLOTILDES gedichten hoorenopzeggen. Doch men weet dat NODIERSgeheugen omtrent de gebeurtenissen uitzijnen jeugdigen leeftijd hem dikwijls be-driegt. Hij houdt SURVILLE voor den auteurder gedichten die op naam gaan van CLO-TILDE; maar MACE, die een aantal verzenvan dezen onder de oogen heeft gehad,zegt dat zij alle beneden het middelmatigezijn. De gedichten van CLOTILDE daaren-tegen getuigen van wezenlijk talent; hoezouden die dan het werk kunnen zijn vaneen man wien het aan alle dichterlijke be-kwaamheid ontbrak? NOD`ERS getuigeniswordt echter bevestigd door DU PETITTHOUARS, die beter te vertrouwen is en dieverzekert dat hij in 1790 SURVILLE ge-dichten van CLOTILDE heeft hooren opzeggen.

De zaak verdient dus een nieuw onder-zoek. Om dit tot een goed einde te brengen zullen o. a. deze vragen moeten op-gelost worden : heeft er in het laatst der15e eeuw eene CLOTILDE DE SURVILLE ge-leefd, en : kan het bewezen . worden dat,ZOO als NODIER zegt, SURVILLE zich in 1798eenigen tijd heimelijk te Besancon heeftopgehouden?

Vondelen Starter (vgl. XIII. bl. 308, 335).Achter VONDELS Kuysheyts-Kamp wordenvan J. J. STARTER geene gedichten gevon-den, maar wel Brie gedichten geteekendH. S.. (dat 1S HANS STARTER); en of dezeaan eerstgenoemden vermaagschapt was, ismij onbekend. J. L. A. I.

Mr. H. v. Roijen (vgl. XIV. bl. 44).De heer J. C. A(LTORFFER) spreekt in denNavorscher over de dichterlijke verdienstenvan mr. H. VAN ROIJEN. De maatschappijder Nederl, Letterkunde bezit nog van hemeen Gouden-bruiloftsclicht voor zijnen neefLOKE, gedicht in 1819, 8°.

Zie voorts over hem nog vrij uitvoerigprof. M. SIEGENBEEK in zijne aanspraak bijde jaarl. vergad. van de maatsch. der Ned.Letterk. voor den jare 1845 in Hanclelingenvan dat jaar, bl. 8-15, waarheen ik verwij-zende er bij voeg, dat de hoogl. VAN ASSEN, VROIJENS schoonzoon, op den 9 januarij 1846 ineene maandelijksche vergadering dierzelfdemaatsch. over hem eene mededeeling hielden wel in het bijzonder betreffende eeneverhandeling over de versmaat der Ouden,met proeven van navolging in het neder-duitsch ! V6Or zijne benoerning te Vlissin-gen leverde hij reeds een adoniurn in ruin)230 verzen, zijnde eene nederlandsche ver-

taling in het metrum der ouden van eenlatijnsch gedicht van professor CAMPEGIUS

VITRINGA, den vader, op den ontijdigenflood van zijnen noon HORATIUS. VAN RO-

IJENS uitgebreide briefwisseling bestaat nogen wordt bewaard ten huize zijner jongstedoubter mevr. de wed. VAN ASSEN Zij moet,volgens deskundigen, zeer belangrijk voorde kennis van v. R's mannelijke jaren zijn.

L. B. N.[Nog ontvingen wij over VAN ROIJEN een arti-

kel van den heer ARRIENS te Djocjokarta: het isvan gelijken inhoud met dat van J. C. A. op bl. 44van dit deel.]

Weesverzen (vgl. XIV. bl. 45). In deri-ike verzameling leidsche weesverzen derGereformeerden, bij de Maatschappij derNederl. Letterkunde bewaard (zie Catal. I.blz. 301), komt op het jaar 1789 niet voorhet door den heer JEAN JACOB VEREUL tendien jare ingezondene. Ingezonden, zeg ik,want er werd destijds naar gedongen eneen eerepenning aan het beste toegewezen.Op den titel tech van VEREULS gedichtstaat : wien de uitgeloovde eerepenning is toe-geweezen. Het is, ten blijke van echtheid,door een der meesteren regenten ondertee-kend, bezit een motto van DIRK SMITS enis 15 blz. grout. De 2 eerste regels zijn :

De trotsche Rijkaert staere, in zelfminopgetogen,

Verrukt zijn breed Paleis — zijn marm-ren zuilen aen ;

L. B. N.[Het bl. 45 door den heer VAN DER SCHAAFF

vermelde is dus waarschijnlijk een ingezondenmaar niet bekroond gedicht van dat jaar.]

Geschiedkundige aanmerkingen (vgl.XIV. bl. 12). De schrijver van de Ge-schieclk. aanmerkingen op de geschiedk. ge-denkstukken, enz. door koning LODEWIJK

BONAPARTE uitgegeven, is niemand andersdan HENDRIK GALLOIS, geb. to Deventer,predikant der herv. gemeente to Vriesen-veen, en aldaar overleden den 14 jan. 1858.Ik heb dit uit den mond van den uitgeverV. D. SIGTENHORST. J. C. K.

Schaakspel in Nederland (vgl. III. bl.220). Ilierbij werd een aardig latijnschdichtstukje medegedeeld van wijlen prof.SPEIJERT VAN DER EIJK. Wanneer is ditstukje vervaardigd? Kan men niet de juistedagteekening geven, dan is die toch welten naastenbij to melden, en zoo niet, wan-neer is de maker overleden ?

Wijders wordt er gewaagd van Bibliogra-phische zeldzaainheden als titel van een stukjein den Bosch uitgekomen 1818. Kan dit ookter inzage worden verstrekt? A.—A.

119

Lied. Ah que de peine dans la vie(vgl. XIII. bl. 45). Dit lied heeft tweecoupletten en is te vinden in eene fran-sche vaudeville, die vijftig of zestig jarengeleden werd gespeeld, en den titel droegvan Lantara ou le peintre au cabaret. Erbestaat eene hollandsche vertaling van ditstukje onder den titel van Lantara of deschilder in de herberg. Ik heb het stukjezien spelen op eene liefhebberij-komedie,die op den Nieuwendijk in het Groot Kei-zershof gevestigd was, ()rider de kenspreukArbeid en Uitspanning, in de jaren 1834of 35 of daaromtrent. Er woont op denhoek van de Osjessluis te Amsterdam eenhorologiemaker MEUSER, die daarin de rolvan Schoonman speelde.

H. H. R.

Laurens Steversloot (vgl. XIV. bl. 75).De nijd speelde eertijds, naar het schijnt,hier te lande een groore rol: ieder auteurwapende zich in het voorberigt zijner schrif-ten als bij voorraad tegen lien vijand endus kon het bijschrift door DANIeL VAN

DAMME onder het portret van STEVERSLOOT

mij niet verwonderen, al luidt het:

Beschouw hier, Leezer, 't Licht van JEZUS

Boetgezanten,Het wonder onzer Eeuw, den Nijd en Tijd

te groot,Hoe bits de wangunst zig 'er ook mag tee-

genkanten :Den roem der Priesterschaar, den wakk'ren

STEVERSLOOT.

Na de mededeeling t. a. p. moet ik er-kennen, dat deze dichtregelen meer dancone daagsche zegswijze en, om het Licht,het Wonder en de Roem nu daar te la-ten, wat den Nijd en de Wangunst betreftwaarheid bevatten. Op kerkelijk en staat-kundig gebied beurtelings beide partijen tedienen gaf in die dagen aanleiding genoegom met een schotschrift vereerd te worden,maar VAN DAMME heeft in die verander-lijkheid gewis geen kwaad gezien. Vol-gens bedoeld portret, in folio, manier vanV. GUNST, had STEVERSLOOT een deftig enminzaam uiterlijk. Hij werd geboren teMontfoort 10 oct. 1672, werd predikantte Kudelstaart 21 jan. 1697, te Hamburg24 junij 1703, te Gouda 9 julij 1713, teLeiden 23 nov. 1715. C. W. B.

Stelsel en verdeeling van wetenschap-pen. Volgens een arabisch werk zijn er zeshoofdvakken, die weder onderverdeelingentoelaten, ten slotte waarvan er driehonderdzeven worden opgeteld. Dit werk beet (bijdr. J. TH. ZENKER, Bibliotheca Orientalis) deMiftah esseadet van TACHKENPRIZODE, waar-

van melding gemaakt wordt in de voorredevan den Kechef essounoun des beroemdenHADJI KHELFA. Under de kleinere afdee-lingen, troffen de volgende onze aandacht :no. 39 de kunst vorsten aangenaam te on-derhouden, n°. 67 de kennis der hemelzie-len, n°. 94 de kunst van vlekken weg tenemen, n°. 100 de kennis der begeerlijkhe-den, n°. 117 die der sympathien, n°. 119die der genezingen door sympathische for-mules verkrijgbaar, n°. 123 de kunst zichonzigtbaar te maken, if. 127 de kennis vanbegoochelingen, n°. 128 de kunst ligtge-loovige menschen te bedriegen, door hente doers gelooven dat men kennis heeft vande verborgene dingen, n°. 129 die van hetgebruik der tooverkrachten in de genees-kunde. Een groot aantal betreffen den Ko-ran, en de waarde der overleveringen, waar bijno . 235 wordt gezegd, dat er personen zijngeweest, die den Koran geheel van buitenkennen en wisten op te zeggen.

Men zou wel wenschen iets naders om-trent den leeftijd van den verdeeler en dewaarde der bron voor de wetenschap teleeren kennen.

A—A.

Cicero, de republica. In den catalogusder verkooping van DE VRIES staat bij ditwerk : n avec one note ms. tirde du journalKonst- en Letterbode, constatant que M. MAI

a omis quelques passages du ms. de CICERON,

qui auraient 6t6 ddsagreables au gouverne-ment papal." Welke zijn die plaatsen ? Zijnzij er in latere uitgaven bijgevoegd? Zooja, in welke ?

G. Ryk. Wie was G. RYK, die in 1797een boekje schreef over de onverdraagzaam-hei d. T. T.

Simplicius Verinus, J. Pacius. SIMPLICIUS

VERINUS schreef in 1646 tegen H. DE GROOT,en eene Epistola en een liber de transub-stantiatione, beide gerigt aan J. PACICS. Wieverborg zich achter den pseudoniem vanSIMPLICIUS VERINUS ? En Wie was J. PACIUS ?

T. T.

Vesalius Mobachius en Wilhelmus Mo-bachius. Voor weinige jaren verscheen ereen roman onder den titel: Van gelijice be-wegingen als gij, geschreven door VESALIUS

MOBACHIUS. Ik heb altijd in de meeningverkeerd, dat deze pseudoniem door den wel-bekenden schrijver van dezen roman was uit-gevonden. Doch dezer dagen heb ik ontdekt,dat er werkelijk een VESALIUS MOBACHIUS

heeft geleefd. Zekere WILHELMUS MOBACHIUS

uit Alkmaar heeft in 1687 aan de academiete Franeker stellingen verdedigd over de

120

Meditationes van CARTESIUS, en deze o. a.opgedragen aan zijn bloedverwant VESALIUS

MOBACHIUS, die toen te Alkmaar gymnasiarchen ouderling der hervormde gemeente was.Is er van beide MOBACHIUSSEN iets meerbekend? T. T.

Oorspronkelijke en vertaalde gedichtenvan Hooft. In VONDELS gedicht op hethuwelijk van HOOFT en LEONORA HELLE-

MANS komen o. a. deze regels voor :

't Sij dat als Sofokles met overouden laersenHy trad op treurtoonneel, en klagelijeke

vaersenTen ooren innesond, en raeckte 's volex

gemoed,En mengelde onder een de traenen en het

bloed :

't Sij dat met bruyloftsang hy volgde billy-lofttortsen :

Of beelden, die den aerd der heete min-nekortsen

Na 'et leven druckten uyt, toewijde aenkerckpylaer,

En wieroockte met rijm als priester voor't autaer :

't Sij dat hy op een' halm met harderlijckelinden

Holp Daifeloos en Dorileaes bloed aen 'tsieden :

Of dee den dageraed beklappen 't luye Goy.Of dreef, voor ondier bang, de kudden na

de koy:Of Pan by maneschijn en schaduwende lindenAen harderinnenrey sijn' Roosemond dee

vinden :Het sij verwinnings feest den zanglust mee

bekoort :Of dat vertooning wenckt princes van ze-

gepoort :Of op een rijck bancket by schemering uyt

mommenHy hanthaeft Jonffrendans, en 't adelijcke

brommenVan hoffelijcke pracht.

't Sij dat met heldensangHij hen herleven dee, al die gewetens dwangEn felle tyranny van harten vyand waeren,Bestuwende den leeu in 't bruysen van den

baeren ;Wanneer 't sijn vrydom scheen te gelden

heel of half,Daer quam dan, wie 't oock was, Leycester

of Ducdalf;Of tot onsterflijcke eer van 's Vaderlands

bescharmer,Hy goude letters sneed in grafgewijden

marmer ;'t Sij sijn erkaeude spreuck voor statelijck

gebouw

Des wijsen hart bequam als dorren beemdde douw :

Het sij sijn sinlijckheen uytheemsche taelontkleeden,

En wisselden Marots uytmuntenste aerdig-heden

In moederspraeck: of met de luytpen vanyvoir

Verweckten Vecht en Y te luistren na deLoir.

Of dat hy Tasso broght hooghdraevenduyt Italien :

Of vloeyde uyt Ariost: of jonffers, die uyttralien

Vast lonckten, groete met de klinckmaetvan Petrarch,

En kroonde een dartel kind tot opperstenmonarch :

Of der Poeeten God, wien self August ver-eerde,

Met lofdicht suyver Duytsch en Neerlandschspreken leerde :

Of leende aen Seneca de kiescheyd synervijl.

VONDEL was in dien tijd met HOOFT be-kend en bevriend. Hij kende zijne gedich-ten, niet alleen de uitgegevene, maar ookongedrukte. Nu vinden wij bier eene reeksvan HOOFTS gedichten genoemd ; eerst zijnetreurspelen, die toen alle vier reeds uitge-geven waren ; daarna zijne bruiloftsdichten.Van de zes die mij bekend zijn, vallen ervijf voor november 1627, en ten minstentwee daarvan, die op w. J. HOOFT en PLEMP,

waren gedrukt, twee andere, die op TES-

SELSCHADE en HUYGENS, konden aan VON-

DEL niet onbekend zijii. Very olgens wor-den genoemd de Emblemata Amatoria, Gra-nida, en een der velddeuntjes. De woorden„het sij verwinningsfeest den zanglust meebekoort" zou ik niet met den heer VAN

LENNEP toepassen op de sonnetten op deverovering van Grol — deze toch zijn aanbijzondere personen gerigt en niet bij ge-legenheid van eene feestviering gemaakt —maar op de bijschriften op de vertooningente Amsterdam gehouden bid de afkondigingvan het bestand. Het bestand was wel zelvegeene overwinning, maar toch een gevolgder overwinningen op de Spanjaarden be-haald en daarom kon het feest waarmededit gevierd werd een verwinningsfeest hee-ten. Daarboven wordt het in eenen ademgenoemd met het gedicht op de zegepoortbij het verblijf te Amsterdam van prinses(niet AMALIA, als de beer VAN LENNEP gist,maar) ELIZABETH, dochter van JACOBUS Ivan Engeland, vronw van den paltsgraafFREDERIK. Ik vind hierin eene reden temeer om aan de bijschriften op de vertoo-

121

ningen bij de afkondiging van het bestandte denken.

Maar, en ziedaar mijne eerste vraag,waar moeten wij de heldenzangen zoekenop hen die de tyrannij, hetzij van ALVA,

hetzij van LEYCESTER, weerstonden ? Ik weetze niet te vinden. Slechts een gedicht vanHOOFT ken ik, dat hiertoe te brengen zouzijn, de Lijkklacht op Hasselaer. Maar hadVONDEL hierop het oog, dan moet hij tochbovendien nog andere gedichten van HOOFTgekend hebben, waarin deze de tegenstan-ders van LEYCEST ER en watergeuzen of hol-landsche zeehelden van lateren tijd ver-heerlijkte. Bestaan er misschien nog hierof daar in handschrift zoodanige, die mijonbekend gebleven zijn ?

Na het grafschrift op HEEMSKERK en deopschriften op gebouwen, die bekend zijn,vermeld te hebben, spreekt VONDEL vanvertalingen van verzen van MAROT. Wieweet mij die aan te wijzen of kan en wilmij voor korten tijd MAROTS gedichten lee-nen en mij zoo in staat stellen het zelve teonderzoeken ? En zijn er onder HOOFTSgedichten, die ik reden heb om voor ver-talingen uit het Fransch te houden.

Eindelijk spreekt VONDEL van HOOFTS

vertalingen uit het Italiaansch en Latijn.Hij toont daardoor zeer goed met HOOFTS

gedichten bekend te zijn. Onder de son-netten van laatstgenoemde zijn verschei-dene vertalingen van PETRARCA. VanARIOSTO begon hij de Isabella te vertalen,welke vertaling later door SAMUEL COSTER

voltooid is. Van een gedeelte der Medeavan SENECA bestaat eene vertaling in hand-schrift. Maar waar zijn die vertalingen vanVIRGILIUS? Ik heb er nooit iets van kun -nen ontdekken. Naar die van TASSO ? Ikheb wel eens hooren beweren dat er inde Granida vertaalde stukken uit TASSOOS

Aminta voorkwamen. Is dit zoo en weetmen mij die aan te wijzen ? Ik herinnerze mij niet en heb den Aminta niet meer.Wel herinner ik mij in den Pastor Fidogansche bladzijden gevonden te hebben, doorHOOFT in het eerste bedrijf zijner Granidaovergenomen.

P. LEENDERTZ, WZ.---...

Verbeterd schaakspel. In 1770 verscheen,naar luid van opgaven die wel vertrouwenverdienen, te Praag een baekje groot 75bladzijden in 8° getiteld : » Neues Kriegsspiel,» oder verbessertes Schachspiel." De schrijverwordt aangeduid, of verborgen, onder deletters M. M. en tegenover de bladen inhet oorspronkelijke vindt men de fran-sche vertaling, luidende : ►, Le jeu de la guerreou Rafinement du feu des Echecz. Het schijntwel hetzelfde als » The game of war, or im-

» proved game of chess, translated from the0 German, and rectified by a (dutch) Notary» publicq. Londen 1798 16 pag." Deze laatsteaanwijzing noopt mij alhier nadere inlich-tingen van deskundigen te verzoeken. Wiewas die notaris ?

A. L. T. A.

Almanak van 1460. Het bestaan er van isaannemelijk ; althans vindt men bij FISCHER,Typographische Seltenheiten, p. 34 en 69, eeneNotice du premier monument typographique,ook aangehaald bij A. BERNARD, De l' originede l'imprimerie, p. '206, luidende de titel :» Particula prima de drio ani et significatiO» eius, atque humana ratio f•tingere potest,» consideratis singulis planetarum dignitati-» bus, figura revolucionis ani LX. In 1804waren nog zes gedrukte bladen van dit oudetij(lschrift te Darmstadt in de hofbibliotheek ;doch zij schijnen later te zijn verdwenen.In zooverre als een kalender een tijdschriftis,met kronijk meestal en weerkundige nieuws-tijdingen, kan dit drukwerk misschien datzijn, onder den naam van courant bedoeldNay. II : 247 en IV.- 383. Ook vindt menbij BERNARD 1.1. aangehaald een oude kronijk,vervolgd door PH. DE LIGNAMINE (gear. teRome 1474) waarin staat op het jaar 1458:» Jacobus cognomento Gutenbergo patrio Ar-gentinus (een en ander sic) et quidam alter» cui nomen Fustus, imprimendarum littera-» rum in membranis cum metallicis formis» periti, trecentas cartas quisque eorum, PER

» DIEM facere innotescunt apud Moguntiam,» Germaniae civitatem." Deze 300 dagelijksgeleverde drukbladen waren wel geene dag-bladen ; doch wie weet wie er zich bij ver-aiste ?b

De gemelde schrijver BERNARD brengt ophet jaar 1473 Utrecht tot Frankrijk I (IPdeel 3e hoofdstuk France § 6 Utrecht.) Deredenering schijnt te zijn : Utrecht behoordetoen tot Bourgogne; Bourgogne werd latereene fransche provincie. Dus kon men in1473 Utrecht onder de rubriek Frankrijkopnemen ! Jammer dat de major al dadelijkvalseh is, daar Utrecht nooit tot het huisvan Bourgondie heeft behoord, en DAVID,de bastaard van hertog PHILIPS, wel bis-schop was in 1473, maar zonder dat het bis-dcm daarom aan het huis van Bourgondiekwam. Zonderling is het bij vergelijkinghiermede, dat bij den aanvang van het derdehoofdstuk, waar de rubriek Frankrijk be-gint, de schrijver aanvangt met te zeggen :» si nous en exceptons Strasbourg, qui faisait» partie de l' Allemagne au XV° siècle et dont» nous avows parle precedemment, Paris est la" premiere ville de France qui ait recu l'im-» primerie." Van Straatsburg was dan ook ge-handeld in het eerste deel, vooral in het

16

122

derde hoofdstuk en in het tweede deel, eerstehoofdstuk § 3.

A. L. T. A.

Gedichten van Geeraardt Brandt. Deeerste uitgave der gedichten van dezen isvan 1649, kl. 8°. De titel is: Gedichtenvan Geeraardt Brandt de Jonge, verzamelten uitgegeven door N. B. A. Hij wordt hierG. BRANDT de Jonge geheeten, omdat zijnvader (die misschien nog in leven was, dezoon was 22 jaren oud) ook den naam vanGEERAARD droeg. Wie is deze N. B. A.,die, zoo als uit de voorrede blijkt, metverlof, maar tegen den zin des dichters,de uitgave bezorgde?

Revolutions-almanach. Van 1793-1804verscheen deze te Gottingen bij J. cH. DIE-TERICH in kl. 8°. De titel van 1803 luidt :» Friedens-almanach, als Schluss und Sup-) element des R. As." en die van 1804:9 Kriegs- und Friedens-almanach." Alle jaar-gangen zijn voorzien van vele portrettenen andere plaatjes. Wie was de redacteur?Is het tijdschrift na 1804 niet voortgezet?Zijn omtrent dit tijdschrift minder bekendebijzonderheden mededeelbaar?

A. L. T. A....._

Dertig dagen heeft September. Heeftmen de bakermat wel eens opgespoord vandat overoude en praktische rijmpje ?

Lang heb ik gedacht, dat Nederland ophet vaderschap van die regelen kon Bogen;immers zij behoorden reeds tot de eerstevruchten van den Parnassus, waarmedeonze over-grootouders in hunne jeugd ver-kwikt werden.

Hetzelfde rijmpje wordt echter gevondenin een engelsch tooneelspel n The Returnefrom Parnassus. Londen 1606" :

Thirty days hath September,April, June, and November;

February has twenty-eight alone,All the rest have thirty-one,

Excepting leap -year; that's the timeWhen February's days are twenty-nine.

(Nursery rhymes of England, edited byHALLI WELL).

Waar of wanneer komt het hollandscherijmpje voor 't eerst in druk voor?

L—F—T.

Arzahelis Arabis tabulae astronomicae.In de bibliotheek der groninger hoogeschoolkomt een hs. onder dezen titel voor, op perka-ment in kl. fO. Door eene veel latere handdan die van het hs. is vdOrin bijgeschre-ven : » Vixit circiter annum Christi 1070."

De taal is de latijnsche ; na vier met cij-fers, in kolommen, beschreven bladzijdenleest men : » Incipiunt canoes universalesarzahelis quos transtulit magister GHERAR-DUS DE CREMONA ". Het tweede beslaat 36bladen, waarop volgen, tot en met blad 73,tabellen met cijfers ; het slot van eene veellatere hand luidt : » Epocha annorum ara-» bicorum incipit a meridie decimi-quinti diei» Julii labente anno Christi 622, Aerae» Hispaniae 660, et anno Alexandri 933."Daaraan zijn gehecht tien bladen, waarvande paginering aansluit aan het werk vanARZAHEL, en welke bevatten » excerpta ca-nonum Johis de Limeriis"; aan het einde leestmen met eerie andere hand: » friburgi 47cid 50 tii 1332. » Nog volgen met doorloo-pende paginering tot en met blad 133eenige astronomische tabellen, bij eene vanwelke (p. 88) is bijgeschreven » Videtur» haec tabula ordinata ad directionem AL-» PHONSI circa annum Domini 1252." Ein-delijk vindt men er nog zes bladen bij,ook met astronomische tabellen, van ara-bischen oorsprong, doch zonder doorloo-pende bladaanwijzing.

Dit alles schijnt de aandacht van des-kundigen waardig, vooral indien de in-houd dezer handschriftelijke werken nietgedrukt of anders niet algemeen bekendmogt zijn. Wie weet daaromtrent, als ookten aanzien van de schrijvers en van denvertaler eenige nadere bijzonderheden medete deelen? A. L. T. A.

Tobias Tegnei, te Leeuwarden geboren,verdedigde in 1617 te Bremen onder MAT-THIAS MARTINIUS eenige godgeleerde stel-lingen. Is er van dezen TEGNEI jets meerbekend? H.

Johannes a Ceulen. Zekere JOH. a CEU-LEN verdedigde in 1668 te Jena eene dis-sertatie de ratione formali justificationis. Hijwas te Enkhuizen geboren. Is hij later ookergens predikant in Nederland geweest?Was hij familie van JOH. COLONIUS, die inhet Biogr. Woordenb. wordt vermeld?

H.

Da San Chirico komt voor als schrijvervan een zeldzaam werk, getiteld : » Capitolodel gioco della primiera col comento di M. PIE-TRO PAULO D. s. CH. 1834. Impr. Venetiisper BERN. DE BINDONIS de l' Isola de LagoMaggiore. MDXXXIIIJ, 40 ff. in 8°. Deopdragt is geteekend GELASINO DE FIESOLE.Het wordt ook vermeld bij CASANOVA, Me-moires, II. p. 2. Is er jets naders bekendomtrent dit spel of de personen hier bovengenoemd ? LINIUS.

123

Pistis Sophia. In dit opus gnosticum leestmen volgens de vertaling van M. G. SCHWART-ZE, al dadelijk in den aanhef: » Factum» vero est, quum JESUS resurgeret e mor-» tuis, et transigeret undecim annos loquens» cum suis ,uotOlircu; et docens eos" etc.Zijn er meer sporen van eene meening, datJ. C. langer dan 40 dagen na de opstan-ding op aarde zou hebben vertoefd ? Deonderrigting der discipelen hierboven be-doeld wordt voorgesteld plaats te hebbengegrepen op den Olijfberg. Daarop volgtde hemelvaart. »Factum igitur est, quum» vis luminis venisset super JESUM, circum-» dedit eum paulatim. Tunc JESUS evectus» est, aut volavit in altitudinem, lucens mag-» nopere, lumine immenso. Atque 1,taOlta&» intuiti sunt pone eum, nullo eorum lo-» quente, usquedum JESUS adscenderet in coe-» lum.... Haec igitur facta aunt decimo quinto» lunae, die, quo impletur, mense Tobe.... post» tertiam horam," Den colgenden dag » ho-,) ra nona coela aperta sunt atque viderunt» JESUM descendentem". Dan volgen er ge-sprekken met MARIA (niet des Heeren moe-der) en meer anderen, te breed om te mel-den. De vertaling beslaat 242 bladzijden.Het werk verscheen in 1851 te Berlijn in8°. volgens een te Londen genomen af-schrift van een koptisch hs. Het wordt

btoeaeschreven aau VALENTINUS en is eenwonderlijk zamenstel. Wie mag er eenigeophelderingen over geven ? A—A.

J. C. Bulengerus en C. Calcagninus.CAESAR BULENGERUS, Societ. Jesu, dr. theol.schreef een stukje de ludis veterum, het-welk opgenomen is in GRONOV., Thes. gr.antiquit. VII. 906-39 (a°. 1699).

C. CALCAGNINUS, van Ferrara, protonot,apost. schreef: de talorum ac tesserarum etcalculorum ludis ex more veterum (ibid).

Wanneer leefden de schrijvers ? Waarkan men iets naders omtrent hen vernemen ?

A—A.

Oude dichtstukken. Is de collectie » ThePhoenix-nest" 1593 herdrukt en zoo ja, ofzoo niet, waar is die verzameling verkrijg-baar of kan die worden ingezien ?

A. A.

Jacobus Artopoeus. Wie was JACOBUS

ARTOPOEUS? Ik zag van hem eene theolo-gische dissertatie van 1655, De satisfac-done Christi. Hij werd te Woerden ge-boren.

T. T.

Petrus ab Andlo. Wie was de schrij-ver van een geschrift, dat in 1672 verscheenonder den titel: PETRI AB ANDLO Batay. Spe-cimina Bombomachiae Samuelis Maresii cet.?

T. T.

KUN ST GESCHIEDEMS.

Sterfdag van Teniers den jongen (vgl.VI. bl. 40). Wij ontvingen van den heerC. DE BROU eenen overdruk uit het Bulle-tin d'art et d'archeologie, waarin hij over-neemt wat de Navorscher aangaande BER-CHEM en JACOB VAN RUYSDAEL aan zijnelezers heeft medegedeeld, hetgeen eveneensovergenomen is door de Revue Britannique1864, Fevr. p. 487. Hij neemt daarin ins-gelijks over wat onze geachte medewerker W.,volgens de Haarlemsche Courant van 1685,t. a. pl. omtrent den sterfdag van TENIERSden jongen berigt. De heer VAN LERIUShad dit berigt van weinig beteekenis ge-acht. De redactie van den Navorscher, meendehij, wilt zeker niet, dat DAVID TENIERS,behalve DAVID, nog andere zonen gehadheeft die schilders waren, en dat met be-trekking tot den vader ieder zijner zonenTENIERS de jonge was. Had zij dit gewetendan zou zij zich nog eens bedacht hebben,eer zij aan lien TENIERS uit de HaarlemscheCourant den naam van DAVID gaf. Wijantwoorden hierop, dat de heer VAN LERIUS,

eer hij zulk eene aanmerking maakte, welmogt zorgen wat beter met onze taal be-kend te zijn. De Franschen en fransch-sprekende Belgen zijn gewoon vader enzoon te onderscheiden door bijvoeging vanpore en fils, wij daarentegen door bijvoe-ging van den voornaam, en slechts daarwaar vader en zoon denzelfden voornaamdragon heet de eene bij ons de oude, deandere de jonge. Wij spreken niet van

VOSSIUS den ouden en den jongen, maar vanGER ARD JOANNES en ISAAC VOSSIUS, nietvan HEINSIUS den ouden en den jongen, maarvan DANIEL en NICOLAAS HEINSIUS. MaarGEERAARDT BRANDT b. v. noemde zich inzijnen eersten tijd GEERAARDT BRANDT denjongen, omdat zijn vader ook GEERAARDT

heette ; later toen ook hij weder eenen zoonhad, die GEERAARDT heette, liet hij dit bij-voegsel weg. TENIERS de jonge, derhalve,zoon van DAVID TENIERS, kan geen anderenvoornaam gehad hebben dan DAVID.

Voor ons dus was door het artikel vanden heer W. de zaak uitgemaakt. Het on-

16*

124

derzoek van den beer DE BROU heeft be-wezen dat wij daarin gelijk hadden. Hijheeft namelijk de kerkelijke doodregisterste Brussel doen onderzoeken en daarin hetvolgende gevonden:

»Le 11 fevrier 1685, sieur DAVID TENIERS[inhume] dans l'eglise de Caudenberg, [de-meurant] rue haute, a cote de la Porte-Rouge."

In die zelfde kerk was T. den 2 Ptenoctober 1656 hertrouwd. Niemand zal nuzeker meer twijfelen, zelfs de heer VANLERIUS niet, of de TENIERS, die op genoem-den dag te Brussel begraven is geworden,is dezelfde wiens nagelatene schilderijenden 46° junij van dat jaar daar ter stedezijn verkocht. Ook in de advertentie inde Haarl. Courant wordt het sterfhuis aan-geduid als staande in de Hoogstraat.

De heer DE BROU heeft de waarde vanzijn opstel verhoogd door bijvoeging eenerafbeelding van dit huis. Het steegje waarhet hoekhuis van is heet nog Porte Rouge,welken naam het heeft ontvangen naar hetpoortje aan den eenen ingang, die in vroe-geren tijd 's avonds gesloten werd en datnog rood geverwd is. Het huis zelve isvan buiten nog niet veel veranderd : hetheeft nog den ouden trapjesgevel. De deurschijnt echter van .wat lateren tijd te zijnen de winkelkast daarnaast is dat zeker.

BESTUUR.

Kamphuyzen (vgl. XIII. bl. 372; XIV. bl.16, 47, 78). Dat KAMPHUYZEN in zijn jeugdvoor de schilderkunst werd opgeleid, enzelfs veel aanleg toonde, is bekend. DatA. v. R. hem als » onovertroffen landschap-schilder" heeft leeren waarderen, is ietsantlers. Wanneer de schimmen van RUIS-DAEL en HOBBEMA zich dat oordeel wildenaantrekken, dan zou ik niet gaarne in delaarzen van A. V. R. willen staan ! Maardat men die bijzonderheid nog wel in CHO-NIA ' S Beeld van K. heeft ontdekt! Dat boekwordt aanbevolen, ten einde den dichterook als kunstschilder van den eersten rangte leeren kennen. Het exemplaar door dienmedewerker met zooveel vrucht gelezen, isongetwijfeld rarissime : daarom zullen eenigebibliographische bijzonderheden mij wel-kom zijn!

Dat A. v. R. ten minsten naar een juisteopvatting en beantwoording der vragenstreve ; dan zeker zal hij den Navorseherverpligten. De meening van den heer dr.VAN VLOTEN, dat men de schilderij in kwes-tie niet aan DIRK, maar aan GOVERT KAMP-

HUYZEN moet toeschrijven, bevestigt de op-gave van den catalogus van 't MuseumBoymans. Men wijst daar als schilder aan» GOVERT CAMPHUYSEN, " dateert het stuk

van »1650", — en toch schijnen deze be-rigten niet te verhinderen de schilderij metden naam van DIRK RAFAeLS KAMPHUYZEN"te doen prijken, tot verwondering of er-gernis van alle vereerders van dien ge-moedelijken dichter. Het in den catalogusmedegedeelde facsimile van den schilderluidt » P. CAMPHUYSEN."

Ongetwijfeld zouden een paar woordenvan den heer KRAMM deze zaak kunnentoelicliten en waarschijnlijk de vriendenvan DIRK RAFAeLS gerust stellen.

Daar de beer VAN VLOTEN het doel vanmijn geschrijf misduidt, moet ik zulks toeschrijven Of aan eene onduidelijkheid mijnent-wege, of aan een verkeerde opvatting zij-nentwege. Mijn doel was niet K. als ma-ker van zulk een stukje voor te stellen;geen oogenblik verdacht ik hem daarvan;ik wilde juist eene verkeerde beoordeelingvan K. voorkomen, door de feil op 'tMuseum Boymans als een » literary blunder"mede te deelen, en langs dien weg trach-ten den naam van DIRK RAFAeLS KAMP-HUYZEN en het stukje in kwestie voor al-tijd gescheiden te zien.

L—F—T.

Jan Victor (vgl. XIII. bl. 342; XIV.bl. 15). Indien N. N. N. het derde deelvan IMMERZEEL goed gelezen had, dan warede vraag, wat n°. 3 voorstelt, onnoodig ge-weest. Verder kan ik mededeelen, dat ernog eene fraaie schilderij van dien meesterbij den heer D. V. BLOKHUIJZEN te Rotter-dam berust, voorstellende eene pleisterplaatsin een dorp,. waarop een span paarden inhet verkort, van ongeveer 30 ned. duimen,en een elftal andere figuren.

X

Portret van Wollebrand Geleynsz deJonghe. Kan men mij ook opgev en of hetportret, dat van dezen gewezen directeur vanden handel in Perzie te Alkmaar aanwezigis, prijkt met eene medaille aan een ketenhangende, zoo mede door wien dat portreten de schilderij, voorstellende de retour-vloot van 12 schepen, door hem in 1648te huis gebragt, en mede te Alkmaar aan-wezig, geschilderd zijn ? Men zal hiermedezeer verpligten

LABORANTER........_

Geschilderde glazen in de Zuiderkerkte Amsterdam. Bij den bouw dezer kerkgav en vijftien gilden elk een geschilderdglasvenster ten geschenke, waarbij de admi-raliteit van Amsterdam een zestiende voegde.Volgens een besluit van kerkmeesters in1658 werden die glazen weggenomen om-dat de kerk er te donker door werd. Zie

125

WAGENAAR, Amst. dl. VII. bl. 444. Bestaandie glazen nog? Zoo ja, waar zijn zij en watstellen zij voor?

Gesehilderde glazen. Over de geschilderdeglazen heeft men meer dan eens in dit tijd-schrift en elders geschreven, en heeft daarbijde goudsche glazen op het oog gehad. Invroegere dagen had men in de Gasthuis-kerk 1 ) te Arnhem insgelijks van die glazen,alsmede nog heden ten dage in de Oudekerk te Amsterdam. Weet mij ook een derheeren navorschers te zeggen of er meervan die glazen bestaan, of van welke schil-ders; en welke vooral als kunstwerken vanbelang zijn.

HERBERT EVERTS.

Portret van Guy de Brez. Bestaat ereen oud portret, geschilderd of gegraveerd,van GUY DE BREZ, geboren te Bergen inHenegouwen omtrent 1515, ter flood ge-bragt te Valenciennes 1567, schrijver deroudste nederlandsche geloofsbelijdenis?

Intermódiaire......._

Sehouwburg to Buiksloot. — De liefdevan Amintas en Amarillis, muzijkstuk doorD. LINGELBACH, is, volgens den titel (zieCatal. der Maatsch. van Lett. I. b. b1.136),► vertoond op de Nederduitsche Opera teBuiksloot." Wie weer mij omtrent dienschouwburg te Buiksloot iets mede te deelen ?Het gemelde stuk is gedrukt: Amst. 1686.

Bejart aine. Heeft de troep van moLIEREtusschen 1670 en 1680 te Amsterdam too-neelvoorstellingen gegeven ? Zoo ja welke,waar en wanneer?

Een der voornaamste acteurs van hetgezelschap, B gJART aind, moet te Amster-dam gestorven zijn, hij was vroeger pro-cureur geweest, liet vier-en-twintig-duizendkroonen in goud na en liep mank, welkelaatste omstandigheid hem toch niet beletteom de knechtsrollen op onnavolgbare wijzete spelen. Wie geeft ons uit het amsterdam-sche stalls of kerkarchief BgJARTS juistedoodacte ? Wij zullen uit dat gegeven kun-nen opmaken wanneer de troep van mo-

LIERE hier was : of zou BWRT alleen eenspeelreisje naar Holland gemaakt hebben ?Het is niet denkelijk. MARS.

Lijst van geschilderde portretten (vgl.IX. bl. 299). Vijf jaren geleden maakte deheer D. FRANKEN DZ. t. a. pl. de lezers vanden Navorscher .opmerkzaam op de behoeftedie er bestond aan eene lijst van geschil-derde portretten van vermaarde personen,die hetzij in openbare verzamelingen hetzijin die van bijzondere personen gevondenworden. Niemand echter heeft nog getrachtin die behoefte te voorzien. Hij zelve heeftdaarom nu de hand aan het werk geslagen.Hij heeft eene lijst opgemaakt van 257 zoo-danige portretten met aanwijzing van deplaats waar zij te vinden zijn. Deze lijstis niet in den handel ; zij is op kosten vanden verzamelaar gedrukt en door hem tengeschenke gezonden aan hen die hij meentdat hem in zijn onderzoek behulpzaam kun-nen zijn. Volledig is zij niet: zoozeer alsiemand is de heer FRANKEN zelve daarvanovertuigd : hij geeft die ook alleen als proeveen voegt er het verzoek bij aan alien inwiens handen zij komt om, indien zij ge-schilderde portretten kennen, die hem onbe-kend gebleven zijn, hem daarvan opgavete willen doen.

Er zullen er waarschijnlijk ander delezers van de Navorscher zijn, die van dezelijst nog geene kennis dragen. Wij twijfe-len niet of het zal de heer FRANKEN aan-genaam zijn, dat wij hun kennis geven vanden arbeid door hem ondernomen en hunnewelwillende medewerking daartoe inroe-pen. Die medewerking is noodig, zal delijst eenigzins volledig worden. Hoe menigraadhuis toch of ander publiek gebouw iser waar een enkel merkwaardig portrethangt, hoe menig bijzonder persoon die eenportret bezit van een beroemden man, datslechts aan weinigen bekend is.

Wij vertrouwen dat onze lezers die zoo-danige portretten weten aan te wijzen, gaarnebereid zullen zijn aan het verlangen vanden beer FRANKEN te voldoen.

BESTUUR...............

TA ALKUNDE.Pothuis (vgl. XII. bl. 57; XIV. b1.51).

De gissing van FRISIUS SEC(JNDUS, dat pot-huis afgeleid zou zijn van de gotten en

I ) Deze kerk stond op de Beek en werd, nadatde Koepel- of Nieuwe Kerk op de St. Jansplaatsvoltooid was, enkel voor de waalsche gemeentegebruikt.

pannen voorheen aldaar bewaard, is nog algewaagd. Op dien grand zou men zeg-gen pottenhuis, even als onze niet-geernan-cipeerde hollandsche huismoeders van pot-tenkast, waar nooit van potkast spreken.Het woord duidt dus een huis aan, waarden pot bewaard werd, dat dan ook wer-kelijk het geval was. Die pot, een vuur-

126

pot, moet iets met de vroegere verlichtingder straten te doen hebben gehad.

Een ander navorscher zal daaromtrentmet meer zekerheid kunnen spreken, eniets over de pothuizen mededeelen.

L—F---T•

[Pothuis, voor een huis waar potten bewaardwerden, is zeker niet goed. Maar er zijn meerwoorden, waarin ons yolk de wetten der zamen-stelling overtreedt. L—F—T. denke b. v. aanweeshuisd

Nederlandsche geldbenamingen (vgl.XIII. bl. 377 ; XIV. bl. 16, 51, 83). Deheer D. SCHELTEMA vermeent, dat ik in eenedwaling vervallen ben, en wil er mij uithelpen indien ik mij aan hem bekend maak.Ik ben hem erkentelijk voor zijne heusch-heid ; maar het is mij duister waarin mijnedwaling bestaat. 1k geloof, dat ik de vraagvan 9 JANUARIJ met juistheid heb beant-woord. Die vraag was, of er, behalve denreaal, den stooter, den braspenning en denblank vthir de invoering van het tegen-woordige muntstelsel nog andere geldbena-mingen waren; met andere woorden : of erbuiten die denkbeeldige of fictive muntennog andere bestonden. 1k heb daarop on-der anderen geantwoord, dat, behalve deopgenoemde, ook nog in naam bestondenen als zoodanig in gebruik waren : degroot, het oortje en de penning. Ben ik hier-omtrent in dwaling, de heer SCHELTEMAzal mij en anderen verpligten met haaraan te wijzen ; maar, in het belang derzaak, zou het in dit tijdschrift behooren tegeschieden. Ik ben geen nurnismaticus, ditblijkt trouwens genoeg uit mijne bijdrage ;maar, om de vraag te kunnen beantwoor-den, behoeft men het toch ook niet tewezen.

Haarlem. DIXI.

Ooievaren (vgl. XII. hi. 28). Ook inandere woordenboeken vindt men het werk-woord ooijevaren met gelijke verklaring alsin het Handwoordenboek van WEILAND. Zooleest men in het Beredeneerd NederduitschWoordenboek van n. MARTIN letterlijk het-zelfde. En de heer D. BOMHOFF, die inhet illagazijn van Nederlandsche Taalkunde,bij de gebroeders BELINFANTE te 'S Gra-venhage uitgegeven, het gemelde Hand-woordenboek van WEILAND artikelsgewijzeheeft nagegaan en beoordeeld, schijnt geenebedenking tegen het werkwoord ooievaren,noch tegen de daarvan gegevene verklarin-gen gehad te hebben, zoodat wij en hetwerkwoord, en de verklaringen, als goeden gewettigd te beschouwen hebben,

Ooievaren dan moet als werkwoord tekennen geven, doen zoo als de ooievaars,n. I. verzamelen, met kunstjes nemen. Zooook hoort men in Zeeland, onder jonge lie-den, van eksteren, d. i. hurkende (op de hie-len zittende) springen als de eksters. En be-kend is het werkwoord gieren, d. i. metalle magt bijeenschrapen als de roovende gier-vogels.

Eveneens nu, dunkt mij, zijn ook de ge-gevene verklaringen van ooievaren wel teverstaan, ja zelfs niet oneigenaardig.

Vooreerst verzamelen. Vat zien wij aldadelijk van de ooievaars, als zij in hetvoorjaar bier te laude aankomen? Onver-wijld beginners zij de verouderde nesten teherstellen, of, bij verstoring, nieuwe tebouwen. Daartoe verzamelen zij met on-vermoeiden ijver, dagen achtereen, allerleitakken en stukken van bout- heester- enrietgewas, hooi, mos, lompen, enz. Zit hetwijfje vervolgens te broeien, dan verzamelthet mannetje van rondom op het veld, uitpoelen, moerassen en andere wateren, zoovoor zich zelven als voor het steeds broei-ende wijfje, allerlei insekten en klein ge-dierte. Verlaten de jongen de nesten, danhouden de ouden ze steeds bij elkanderverzameld. Staan de ooievaars in de maandseptember ons land te verlaten, dan ver-zamelen zij zich van heinde en ver, soms ingroot getal, bij elkander, om daarna, alsin gezelschap van velen, de groote vlugt-reis naar Egypte en elders te ondernemen.

Ten anderen: dit verzamelen der ooie-vaars is niet zelden een met kunstjes ne-men, of bemagtigen. Vaak moet men lag-chen, als deze dieren takken voor het nestverzamelen en aanvoeren, om de aardigesprongen en draaien, welke zij maken bijhet wikken en wegen van het voorwerp,waarmede zij willen wegvliegen ; hebbenzij de vracht niet in balans, dan tuimelenzij soms op de aardigste wijze naar be-neden.

Bij het nemen of bemagtigen van aller-lei klein gedierte vertoonen de ooievaarsveeltijds verschillende grappen, vooral metkikvorschen. palingen, enz. ; de eerste sprin-gen zij aardig na, en met de laatste draaienzij den hals in allerlei rigtingen ; terwijlzij met dergelijk gedierte naar de nestenvliegende, dikwijls de aardigste vallen ma-ken, om hunne prooi magtig te blijven.

Bij dit alles en meer, hetgeen de land-lieden vaak lagchende waarnemen, zal welte verstaan zijn, dat WEILAND en anderenbet werkwoord ooievaren, bij zinspeling, te-regt door verzamelen, met kunstjes nemen,verklaren.

P. FRET.

127

Pamflet. Wie kent den oorsprong vandit woord? De Intermediaire n°. 2 bevateene vraag daarnaar en ook reeds een ant-woord, waarin wij echter niets anders vin-den dan de volgende gissingen.

1°. De vrager zou het liefst afleiden vannen, en chit), het zou dan zijn pip,q)Xescro;,geheel vlammende, geheel brandende. Hoede boekjes, die wij pamfletten noemen, aandezen naam zouden gekomen zijn, begrij-pen wij nog niet.

2°. Pamflet, vent dire a peu pres dansle lens dtymologique, ce qui court a tows ;sorte de contrefacm de ces mots fran-cais: par un filet, dont les Anglais auraientfait d'abord paunflet et ensuite pamphlet,c'est-h-dire un petit livre attaché par unsimple filet, compose seulement d'une ouplusieurs feuilles. Dictionnaire de la conver-sation, 1857.

3°. L'origine de ce mot, qui est d'intro-duction anglaise, m'est restee inconnue. Ila l'apparence d'une facture Grecque; maissans donnees historiques, je n'aurai garded'invoquer ni pampflektos, ni pamphalao.Diet. d'Etymol. franc. d'apres les re'sul-tats de la science moderne, par AUG. SCHE-LER, 1862. Hier wordt dus van eene tweedeafleiding uit het Grieksch gewag gemaakt,die althans niet waarschijnlijker is dan deeerste.

4°. Mot emprunte de l'anglais qui paraitlui-meme derive du hollandais pampier, pa-pier. Diet. francais illustre par DUPINEY

DE VORREPIERRE. Zeker de ongelukkigstegissing van alien.

Het schijnt dat het woord in Engelandontstaan is. Weet iemand, in welken tijdhet daar het eerst voorkomt, hoe het toengeschreven werd en wat de juiste betee-kenis was, die men er toen aan gaf? Ditzal ons misschien op den weg helpen omden oorsprong van het woord te vinden.

Parijsche scheidnamen. Wie geeft hetequivalent in onze taal voor de volgendebenamingen onder de smalle gemeente vanhet Parijs der middeleeuwen ?

1. Cagoux. 11. Coquillards.2. Marcandiers. 12. Sabouleux.3. Rifodes. 13. Courtauds.4. Polissons. 14. Marpauds.5. Capons. 15. Millards.6. Malingrerix. 16. Drilles.7. Franc-mitoux. 17. Narquois.8. Callots. 18. 1VIauvais Garcons.9. Hubains. 19. DrOles.

10. Pietres. 20. Coquins.Wij hebben het voor eenige, raden het

voor andere, maar wenschten het beter engoed te weten.

MARS.

Schagcheren. In de regel wordt onderde woorden : schagcheren, schagcheraar, ver-staan woekeren, woekeraar, dikwijls genoeg,schoon meestentijds onverdiend, op jood-sche kooplieden toegepast. Van daar danook de duitsche benaming Schacherjude.

In SURINGARS Bibliotheek voor het Huis-gezin 1862 , bl. 337, zag ik evenwel deuitdrukking : „Nicks zu handeln ?" (voor-komende in een vertaald stuk nit AUER-BACHS Volkskalender fur 1863, getiteld Le-derherz) in onze taal overgebragt met dewoorden : Niets te verschagcheren ?" 1)

Daardoor kwam ik tot het besluit, datschagcheren even als het duitsehe schachern 2)inderdaad toch niets anders dan handelenof handel drijven kan beteekenen. Als nude sch niet al te scherp wordt uitgespro-ken, komt men onwillekeurig op het he-breeuwsche woord 'MD handel drijven, inlien zin herhaalde malen in den bijbel voor-komende. Hieruit zou gerustelijk kunnenworden opgemaakt, dat het woord schag-cheren — in eene gunstige beteekenis ge-nomen — daarvan is afgeleid.

In eenen italiaanschen Telemachus, in 1769te Venetie uitgegeven, vond ik in eene nootop bl. 41 nog het volgende : „L' Isola diFeaci 6 1' isola di Corfu, chiamata antica-mente Schoria. Ella 6 in faccia all' Epiro.J. Fdacii 1' avevano chiamata Schoria daschara the significa luogo di negozio." HetHebr. ;nri (schora) beteekent koopwaar;en dit woord hoort men onder de minver-mogende joodsche kooplieden nog vaakgenoeg uiten. ALEXANDER.

.................

Douar. Wie geeft de juiste vertaling inhet hollandsch van dat arabische zelfstan-dig naamwoord?

X + Y.

Passer par Bardelot. BRANTONIE zegt inzijn 0 Vies des Hommes illustres," etc., arti-kel Charles V, na eerie zijner vele uitwei-dingen : Il a fallu que j'aye fait cettedigression, it faut qu'elle passe par BAR-DELOT sans payer peage." De zin van datspreekwoord is ligt te gissen, maar wiekan mij den oorsprong mededeelen, wie ofwat was BARDELOT?

L—F—T.

1) De Huisvriend leverde daarvan ook eene ver-taling, doch deze heeft eenvoudig : „niets te hande-len" behouclen.

2) Vgl. MEIJERS Conv.-Lexicon art. Schachern.

128

GESLACHT- ENHeeren. van Axel. (vgl. XIII. bl. 188,

254, 381). Onder mij zijn berustende :1. »Inventaris van de stucken acten ende

►andere munimenten, den hove van Hol-»landt overgegeven uit den naeme ende van» wegen EDU ART FRANCHOIS VAN SCHUIREN

VAN HAGOORT heere van Dussen, ende» JOHAN LOUIS VAN SCHUIREN VAN HAGOORT,

» heere van Heyndonck ') ged ns. in R. A.» ter eenre op ende jegens PIETER JACOT

»geseijt CADIJCK woonende in Elshout on-» der Outheusden, sich noemende natuere-» lijcke soon van wijlen EDUARDT JACOT in» sijn leven mede heere van Dussen ver-» weckt aen JOHANNA DU BOIS, wede van» wijlen N. VAN BORSSELEN, impt. int voorsz.» cas ter andere zijne."

2. » Inventaris vande stucken, acten," enz.den zelfden Hove, » overgegeven uijt den» naem ende van wegen PIETER JACOT, ge-osetjt CADIJCK, (bovengenoemd) impetrant,» contra E.-F en TAN SCHUIJREN VAN

» HAGOORT," heeren als voorsz.3. Een )> advis" en eene » conclusie" (copie)

daartoe betrekkelijk het eerste van 1 apr.1689.

Bij die Inventarissen is gevoegd volgend» Geslacht Boomtie" :

» EDUAERT JACOT VAN AXELEN lire. van»Dussen heeft onder schriftel. trouwbelofte» verweckt aen JOHANNA DU BOIS, wede. van» N. VAN BORSSELEN,

» PIE1ER JACOT geseijt CADIJCK eerst getr.» met LUCIA EMONTS daer bij verweckt EDU-

1 ) Vermoedelijk dezelfde, die in het Suite duSuppl. au Nobil. des Pays-Bas, t. IV. p. 153,genoemd wordt „JEAN-LOUIS, baron van Schuren,„de Haeghoort du St. Empire, sgr. de Dus-„sen de Dussen- Munsterkerck” ; wiens dochterELIZAB.-KATH.-BARBARA (haar moeder was nit betnog in Westfalen bekende geslacht van HEER-

MAN-VAN- ZUYDWYCK), den 20 aug. 1727, trouwdemet ALEX. ANDR. FRANS, grave van Groesbeeck,des H. R. R. en van Wemelingen (of Wemel-dingen), burggraaf van Aublain, die een achter-kleinzoon was van JAN, baron van Groesbeeck,eersten grave van dien naam, des H. R. R. envan Wemelingen, uit den jongeren tak van zijngeslacht, (de oudste tak verkreeg den titel vangrave van G. en des H. R. R. reeds in 1610) envan KATHARINA, dr. van JAKOB SMIDT, beer vanBaarland, Dirksland en Bouchout. Door voorzegdehuwelijken schijnen vele goederen in Zeeland, ende heerlijkheden van Haagoort, Dussen-Munster-kerk, enz., in bet geslacht van GROESBEECK ge-komen te zijn. Vgl. SMALLEGANGE, Oudh. v. Teel.;Tegenw. Staat van Holl. ; enz. — Van eene verhef-fing van een V. D. SCHUEREN tot rijksvrijheer ismij niets gebleken. WELEVELD vermeldt ze metden titel van ridder. Cf. Nobil. des P.-B. pp. 644,763 ; ook p. 469, 470, waar staat, dat de groot-vader van ELIZAB.-KATH.-BARB. V00111., in 1664,door keizer LEOPOLD, rijksvrijheer van Schuerenen van Hagoort gemaakt werd.

WAPENKUNDE.» AERT JACOT geseijt cAmx adt. woonende»tot Gorinchem. Ende nu getr. met N.,» hebbende int leven verscheijde kinderen►aen zijne tweede huijsvrouwe verweckt."

» P,. JACOT, ges. C. impt."»Deselve EDUAERT JACOT VAN AXEL Hre.

» van Dussen, is daer na getr. met N. endeheeft aen deselve verweckt twee kinderen,

MAERTEN JACOT VAN AXELEN,

» IDA JACOT VAN AXEL getr. met HER-

» MAN VERSCHUIJREN VAN HAEGHOORT ende» hebben t' saemen verweckt twee kinde-» ren, EDUAERT VAN HAGOORT hre. van DUS-

» sen ende JAN VAN HAGOORT hre. van Hein-» donck gedaeghdens." M°.

Nakomelingen van M. Luther (vgl. A.R.).In het Handelsbl. van woensdag 15 julij1857, n°. 7980, leest men onder de duit-sche berigten :

» In het dorp Colzau op het eiland Wol-lin, woont nog een ware afstammeling vanden hervormer LUTHER, genaamd KORSOLTH

MARTIN LUTHER. De gemeenteraad van Stet-tin heeft met veel zorg de echtheid derpapieren, waaruit zijne afstamming bleek,dcen onderzoeken en, nadat aldus de ge-grondheid van zijne aanspraken gestaafdwas, hem het huis, dat hij bewoont, ineigendom geschonken." M°.

Het huis te Hatert of de Hatertschetoren (vgl. A. R.). Zie nog over dit huisen geslacht C. TEN HOET, Het Gelderschlustoord, 2de dr., bl. 61, en de kwartierenvan ANNA ELISAB. VAN BASSEN, t 18 dec.1758, vrouw van FRED. JAC. DERK V. D.CAPELLEN, hr. van Appeltern, Boelenhamenz., t 1 jan. 1780 (zoon van HANS CHRIS-

TOFFEL en E. L. SWEERTS DE LANDAS), in

de staml. van V. D. CAPELLEN bij KOK,

Wapen- en Woordenb. ; welke stamlijst ookafzonderlijk, in 1783, is uitgegeven.

M..

• Geslachten Huigens en Sluisken. Er be-staan twee portretten, waarop staat: » WIL-

HELM HUIGENS en IDA SLUISKEN (Of SIL-

VISKEN) heer en vrouwe van Overhagenen Watergoor, geboren in 1640 en 1650."

Hunne dochter MARIA trouwde in 1698met den generaal-majoor VINCENT VAN GLIN-

STRA, commandeur ,der stad Emden.Kan iemand inlichting geven omtrent de

ouders en grootouders van dezen WILHELM

H. en IDA S. en omtrent hunne betrekkingtot de familie BUIJGENS?

Men meent dat Overhagen een klein kas-teel was in de nabijheid van Biljoen inGelderland. B. D.

129

GESCHIEDENIS.

Geschiedenis der vrijmetselarij (vgl. XIV.bl. 42, 68, 99). Dat een OUD VRIJMETSELAAR

mij den raad geeft om mij in de orde tedoen opnemen ten einde hare geschiedeniste leeren kennen en gebruik te kennenmaken van de boekerij van het Groot-Oosten,is zeer naief. Ik voor mij geloof, dat deorde met de opgave van zulk eene redenweinig gediend zou zijn. Op zijn verdergeschrijf zij het mij vergund te antwoorden,dat hij zich in mijne bedoeling vergist heeft.Zoo onze oude vrijmetselaar werkelijk mogtvermeenen, dat het zoogenoemde geheim derorde, voor wie onderzoeken wil, nog eengeheim is, gaarne gun ik hem dat genoe-gen, loch raad hem aan eens te lezen devoorrede van het Vergleichendes Handbuchder Symbolik der Freimaurerei, mit besonde-rer Racksicht auf die Mythologien und Mys-terien des Alterthums von Dr. Jos. SCHAUBERG

in Zurich. Schaffhausen 1861.Ik wil er enkele bladzijden uit overschrij-

ven, omdat er mijns inziens nog al wat uitte leeren valt. » Sicherlich," zegt de schrij-ver bl. VI, » ware die Maurerei vor vielenVerirrungen und Tratimereien bewahrt ge-blieben, wenn ihr stets die allgemeine Wis-senschaft und vorziiglich die unbefangeneGeschichtschreibung, die Alterthumskundein ihrem ganzen ITmfange, fOrdernd, warnendund schtitzend zur Seite gestanden ware, —die Maurerei mehr in der Wissensehaft undwahren Geschichte, und diese mehr in jenergelebt und gewirkt hatte, — wenn die Mau-rer gelehrter und die Gelehrten Ofter Mau-rer gewesen waren. Statt dessen zog sichdie Freimaurerei, zumal in Deutschland, inden Schleier und das Dunkel des Geheim-nisses der Logen und der Briider zuriick,und schwarmte, traumte, phantasirte nachHerzens Lust und Durst, was um so schad-licher und verderblicher urn sich gruff, alsin dem Bruderkreise die slecht angewandteund missverstandene briiderliche Liebe undMilde nicht gestattete, Irrthum Irrthum,Thorheit Thorheit und Unwahrheit Un-wahrheit zu nennen, sondern mit saucergeduld die seltsamsten und unglaublichstenDinge angehOrt und gelesen werden mussten,urn ja nicht als unbriiderlich zu gelten undgetadelt zu werden...... Der wahre Frei-maurer sollte aber durch offenen und inder Sache riicksichtlosen Tadel am wenig-sten verletzt werden, da es seine heiligstePflicht ist, nur die Wahrheit zu erforschenund auszubreiten. — Unternahmen es ein-zelne Briider, wie KRAUSE, MOSSDORF undAndere, ilber die Freimaurerei Offentlich

und wissenschaftlich zu schreiben, wardensie als Verrather geachtet und verfolgt ;denn sie hatten mit frevelnder Hand die sogemiithlichen und theuern Traumgebildezerrissen, — waren aus der beliebten brii-derlichen Rolle und Sprache gefallen. Zuverrathen war und ist jedenfails in derFreimaurerei dermalen Nichts, einerseitsweil dieselbe niemals iiberhaupt wirklichegeschichtliche Geheimnisse besass und mitdem Vorgeben solcher Geheimnisse nurdie Thoren hingehalten und getauscht wor-den waren ; andererseits aber in Englandund Frankreich, selbst in Deutschland Alleslangst im Drucke verOffentlicht und fur je-den sich darum Bektimmernden in alien.Buchhandlungen erhaltlich ist, was nur im-mer verOffentlicht und gedruckt werdenkann. Es ist eine kaum glaubliche unddennoch vollkommen wahre Thatsache dassviele Logen diesseits und jenseits des Oceansihre Rituale, Catechismen u. s. w. aus denim Buchhandel verOffentlichten Ritualen,Catechismen entlehnt und abgeschriebenhaben, namentlich das bekannte englischeBuch : » Jachin and Boaz, an authentic keyto the door of Free-Masonry, both ancientand modern," in England, Schottland undNord-Amerika von den Logen und von denBriidern in Stillen als ein fOrmliches Hand-buch gebraucht wird ; ..... ... allein dennochwird vorziiglich von den Deutschen Logenihren Mitgliedern als eine strenge Pflichtauferlegt, die Rituale u. s. w. nicht Offent-lich zu besprechen und als unverbriichlichesGeheimniss zu bewahren.

Unter diesen Umstanden oder bel dieser1VItiglichkeit, Alles und selbst das Geheim-ste aus efentlichen, dazu nicht einmal mau-rerischen Quellen und Bucher erfahren zukennen, furchte ich daher auch nicht, etwader Verletzung des Geheimnisses beschul-digt und verdachtigt zu werden, u. s. w.....Die Freimaurerei als etwas Bestehendesund Geiibtes kann und soil kein Geheim-niss sein und ist es an keinem Orte, woLogen sind ; wohl aber kann and soil wasim stillen Innern der Logen sich begibtand dort an guten Werken, an Werkender Liebe and Barmherzigkeit gethan undvollbracht wird, nicht prunkend zur Schaugetragen werden......... Der nun in denewigen Osten eingegangene Br... HOTTIN-GER, gewesener erster Grossmeister derAlpina, sprach sich vor der versammeltenGrossloge iiber das Geheimthun dahin aus :.) Wir werden gut than zu bedenken, dassin unserer Zeit der wachsenden Oeffent-

17

132

dearbeiders aan dit tijdschrift te vernemenomtrent hare juistheid.

De veldtogt van 't jaar 1813 was ge-eindigd, de bondgenooten waren voortge-rukt tot aan den Rijn, bier hielden ze stand;bier moest bij den volgenden veldtogt hetwerk weder worden aangevangen, indienmen in dien tusschentijd den vrede niettrof. Noordwaarts van den Rijn stond deuiterste regtervleugel der geallieerden (lochmet de te Hamburg gekampeerde armedvan DAVOUST in den rug) in het tegenwoor-dige koningrijk Hannover ; bet terrein vanhier tot aan den IJssel lag voor hen bloot,want het fransche leger had het ontruimd,nit eene strategische noodzakelijkheid.Daarom hadden de geallieerden echter terhelft van november nog in 't minst geenplan om met een eenigzins aanzienlijkemagt naar de IJssellinie op te rukken.`'Vie het mogt meenen, leze, om van hettegendeel te worden overtuigd, het verslagvan de reis van den heer V. D. HOEV EN(bij CHAD, pag. 120-126) en hetgeen TRIERSschrijft in zijn Histoire du Consulat et del'Empire (torn. XVII. pag. 101) omtrent deweinige geneigdheid van BERNADOTTE (diemet het front tegen DAVOUST en de De-nen gekeerd stond) om naar Holland opte rukken, zoodat men zelfs niet dan metgroote moeite van hem verkreeg, dat hijde divisie BULOW naar den IJssel deta-cheerde en dan nog (CHAD pag. 67) metorder om den IJssel niet over te trekken.

Het verschijnen van benden kozakken inonze noordoostelijke provincien was dushoegenaamd geen bewijs, dat de geallieerdentoen reeds voornemens waren om de Ne-derlanden nog dien winter gewapenderhandaan de Franschen te ontrukken.

En evenmin waren deze (zelfs toen DA-VOUST er niet, zoo als men hoopte, in ge-slaagd was, door een capitulatie met BER-NADOTTE op Holland te replieren) van voor-nemen om een zoo belangrijk strategischpunt als de Rijn-delta zonder verdedigingop te geven. NAPOLEON was bezig een» leger van het noorden" zamen te stellen,dat 40,000 man moest bedragen, om Utrechten 't daarachter gelegen land te dekken(TRIERS, XVII. 59). Bit leger was welis waar nog niet gereed, toen het corpsvan BULOW naar den IJssel oprukte, maarhet voornemen om het zamen te stellen,bewijst in elk geval , dat het volstrektniet een begin van ontruiming van Hol-land was toen MOLITOR met zijn troepenAmsterdam verliet. Hij concentreerde slechtszijn troepen te Utrecht, als het geschiktstehoofdkwartier, van waar hij ze naar eenigpunt van de IJssellinie dat bedreigd wordenmogt, in den kortsten tijd konde zenden.

Hij ontruimde Amsterdam, omdat hij deweinige troepen, die hij had, alle tegende geallieerden noodig bad en omdat hijvan de zijde van Amsterdam geen gevaarduchtte. Aan de kans om door een yolks-opstand in den rug te worden bedreigd,dacht hij in het minste niet. Of, zoo hijer al aan dacht, te Parijs dacht men erniet aan. Men had (lair anders wel be-ter begrepen hoe dringend de nood was,die den linker vleugel der fransche positiebedreigde. Maar men meende, dat de burge-rijen met den besten geest waren bezield, enmen dwaalde. Maar die dwaling was ver-gefelijk, althans begrijpelijk : Holland wasgeen met geweld veroverd land: de Fran-schen waren er gekomen als vrienden engebleven als vrienden ; de steden haddennog onlangs betuigingen hunner getrouw-heid naar Parijs gezonden ; de burgerijenhadden zelve er op aangedrongen met debewaring van rust en orde te worden be-last; zij hadden o. a. te Leiden getoond,volstrekt niet gezind te zijn, zich door betgepeupel het herstel van Oranje te laten op-dringen, — zoo redeneerde de Fransch man,en in de dier natie eigene laatdunkendheiddacht hij aan mogelijkheid van, noch aanneiging tot verzet tegen het nooit volpre-zen bestuur van NAPOLEON den Grooten.En trouwens in geen der plaatsen, waaruitde Franschen waren verdreven, had meniets dergelijks bespeurd, als in Holland zougebeuren ; men mogt de geallieerden metblijdschap hebben ingehaald als de Fran-schen weg waren, — geen stad of provinciehad nog eenig verzet beproefd zoo langde Franschen het land bezet hielden.

Ten onregte dus zagen de AmsterdammersMOLITORS vertrek aan voor een bewijs vanvrees of magteloosheid, maar dat vertrekgaf hun (wien het doortrekken der uit Fries-land vlugtende ambtenaren en douaniersreeds een hart onder den riem gestokenhad) den cooed om de oranjevaan uit testeken. Nog dacht MOLITOR er niet aanom de hollandsche departementen te ont-ruimen, maar de opstand in den Haag, inRotterdam, in Dordt, zijne onbekendheidmet de middelen, waarover de opstande-lingen konden beschikken, deden hem in-zien, dat het onmogelijk was, op deze wijsbet hoofd te bieden aan den aanval op deIJssellinie en hij retireerde op de Waal.

De aanval op de IJssellinie werd nuook niet uitgesteld en weldra met de ver-overing van Zutfen en Arnhem bekroond.

Maar er was een nog merkwaardigergevolg verbonden aan den volksopstand inHolland en de gebeurtenissen aldaar. THIER8

zegt het uitdrukkelijk (XVII. 98-108) :de onderhandelingen van Frankfort wer-

133

den er door afgebroken, de bondgenootenkwamen er door tot het besluit, den oor-log voort te zetten en in Frankrijk bin-nen te dringen, want de gebeurtenissen inHolland hadden, behalve haar strategischgewigt, hun nog dit voordeel verschaft, datzij hen hadden ingelicht omtrent den warenstand van zaken en de stemming der bevol-kingen aan deze zijde van den Rijn, ookomtrent de zwakheid der fransche magt,welke zwakheid grooter was dan zij ver-moedden 2). De winterveldtogt van 1814 washet gevolg der gebeurtenissen in Holland :die winterveldtogt, die zulke groote gevol-gen heeft gehad en met zulk een gunsti-gen uitslag werd bekroond, hoofdzakelijkdoor dat hij NAPOLEON den tijd niet lietom gedurende den winter de grootsche plan-nen ten uitvoer te brengen, die hij hadopgevat tot reorganisatie en versterkingvan de magt, die hij den geallieerderi kontegenover stellen, plannen, die men lezenkan bij THIERS, XVII. 55-65.

Kleine oorzaken hebben soms groote ge-volgen. De omwenteling in Holland heeft,als mijne beschouwing juist is, een beslis-senden invloed gehad op de wereldgeschiede-nis, daar ze meer dan iets antlers oorzaakis geweest van den val van NAPOLEON. Enals men bedenkt, dat zonder den volksop-stand te Amsterdam in den avond van den15den 3) die omwenteling of mislukt zou

2) Volgens het voor de Hollanders zoo vereerendgetuigenis van BERNADOTTE daaromtrent (CHAD,pag. 123).

3) De volksopstand deed de fransche ambtena-ren op de vlugt gaan, dwong de aanzienlijke Am-sterdammers een provisioneel bestuur aan te stel-len en stelde hen in de mogelijkheid zulks tedoen, zonder zich bij 't fransche bestuur te corn-promitteren. Zonder de woeste oploopen van hetyolk zou men zich daarmede zoo niet gehaasthebben. En wanneer HOGENDORP en zijne mede-standers op den 17en hadden doorgetast zoo alszij deden, zonder dat er te Amsterdam iets wasvoorgevallen, den franschen beambten en den Ge-neraal BOUVIER zou niet zoo spoedig de schrikom 't hart geslagen • zijn, maar nog veel meervrees en besluiteloosheid zou geheerscht hebbenonder de Hagenaars, en de omwenteling zou hoogst-waarschijnlijk zijn mislukt. Maar 110GENDORP ende zijnen zouden gewis op den 17 en nog nietshebben beproefd,. zonder den magtigen zedelijkensteun dien het onislaan van Amsterdam hun schonk.Want zij rekenden en wachtten (behalve op debuitenlandsche hulp — die niet kwam opdagen)alleen op het yolk (dit blijkt, want zij hadden na-gelaten zich vooraf te verzekeren van de mede-werking van die manners' wier medewerking vanhooge waarde was en die ze, zoo als later bleek,niet zouden hebben geweigerd — wij bedoelen vanKRAIJENHOFF, van KIKKERT, van VERDOOREN).Zij hadden slechts gerekend op het volk, en hetyolk stelde hen niet te leur. Eere dus aan hunmoed, aan hun vertrouwen, aan hun zelfsopoffe-

zijn bf te laat gekomen om de onderhan-delingen van Frankfort te doen afbreken,dan komt men tot het resultaat, dat devarensgasten en schuitenvoerders uit deWieringerstraat en de Olofspoort hebbenbehoord tot de magtigste werktuigen in Godshand tot nedervelling van den franschenkolos.

Ten slotte nog een paar mededeelingenvoor hen die kleine bijzonderheden omtrentbelangrijke epoques in de gesehiedenis nietversmaden :

Toen de amsterdamsche gardes d'hon-neur door de Weesperpoort vertrokken,beyond zich onder hen ook de heer EBELING.Deze was regent van 't Hersteld-lutherschenweeshuis, en hem werd door een grootaantal weeskinderen (bij wie hij zeer be-mind was) onder 't geroep van » Vader !Vader!" al schreiende tot aan de Schulp-brug uitgeleide gedaan. Men kan zich eenig-zins denken, of dit ook 't gevoel van hetyolk moet opgewekt hebben.

Dr. JORISSEN vraagt op den omslag vanzijn verdienstelijk werk : De Omwentelingvan 1813, ook naar den prijs der levens-middelen in dien tijd. Ik kan hem mede-deelen dat door het continentaal-stelsel denavolgende koloniale artikelen in de win-kels werden verkocht tot deze enorme prij-zen : broodsuiker 72 stuivers, bruine suiker,56 stuivers, koffij 66 stuivers, stroop eengulden, alles Rer amsterdamsch pond (5ned. ons); de peper kostte 14 duiten hetlood. Het brood was ten gevolge vanden russischen oorlog gestegen tot denprijs van acht stuivers van een » lang tarwe-brood" (van 75 ned. lood).

Het navolgende versje, dat men in 1813op de tabaksdoozen liet schilderen of gra-veren, geloof ik niet dat nog ergens ge-drukt is:

Rdgie tabak ! wat nare kost !Oranje heeft er ons van verlost.De fabriqueur is op de loop —Op Elba likt hij bietenstroop.

CHR.

Omwenteling van 1813. In antwoord opde vraag van 9 JANUARIJ dient, dat zekereheer CHARLES BOUSQUET uit 's Gravenhagemaandag den 22sten november 1813 in Am-sterdam is gekomen, en dat deze verschij-ning, voor zoo verre mij bewust is, nietste beduiden gehad heeft.

P. n°. 3.

ring, aan hun verstandige leiding van den opstand,maar ook eere aan het yolk voor het initiatief,genomen, zoo als het toen scheen, te vroeg, maar,zoo als thans blijkt, te goeder ure.

134

Madame Krudener (vgl. XIV. bl. 44,112). De baronesse JULIA VAN KRUDNER,geb. VAN WITTINGHOFF, werd in 1766 teRiga geboren, en overleed in de Krim in1824 of 1825. Op 14jarigen leeftijd huwdezij met den baron VAN KRUDNER, en wasreeds moeder van twee kinderen, toen haarechtgenoot in 1791 gedwongen werd, doorechtscheiding zich van haar te verwijde-ren. Na eene reeks van zonderlinge lot-gevallen leerde zij den beruchten geesten-ziener JUNG STILLING kennen, wiens mys-tieke denkbeelden zij weldra verre overdreef.In 1814 kwam zij te Parijs, zich aankon-digende als eene gezant Gods, bestemd omhet rijk van CHRISTUS op garde te herstel-len. Hare voorspellingen van NAPOLEONSval, zijne .terugkomst van het eiland Elbaen de gebeurtenissen van Waterloo, dochwelligt meer nog andere redenen, bragtenhaar in zeker vertrouwen bij keizer ALEXAN-DER, die inderdaad bij de plegtige bedie-ning der mystieke oefeningen van de door-luchtige priesteresse meermalen tegenwoor-dig was, en zoodanig scheen alstoen danook het gewigt, dat voorname lieden hecht-ten aan de rol Welke de baronesse VANKRUDNER wilde spelen, dat bezadigde schrij-vers niet aarzelen, het eerste denkbeeldvan het heilige verbond te houden voor eenuitvloeisel van den invloed der droombeel-den dezer geestdrijfster op den geest vanRuslands alleenheerscher. Hare voornaamsteingewijden waren twee jonge godgeleerden :HENDRIK LODEWIJK EMPAYTAZ en LINDNER,de schrijver van Mac-benac, een werk tengunste harer gevoelens, dat door BILDER-DIJK in het Nederlandsch is vertaald. Dedoor haar uitgegevene werken zijn : Vale-rie, ou Lettres de Gustave de Linar a Er-nest de G ..... , le Camp de Vertus. Kortvoor het verschijnen van LINDNERS Mac-benac, gaf prof. KRUG zijne gesprekken uitmet de baronesse VAN KRUDNER, en MA-RIGNEE, in 1817, Sur madame de Krudner,en reponse a l' article sur cette dame et con-tre M. de Bonald insere dans le Journal deParis (nO. du 30 mai 1817). Haar briefaan BERNARDIN DE ST.-PIERRE vindt menin diens Oeuvres, par AIMS-MARTIN, Paris,1826. J. L. A. I.

Madame Krudener. De levensbijzonder-heden dezer sibylle chretienne, zoo als LAMAR-

TINE haar noemt, die zulk een grooteninvloed op keizer ALEXANDER van Ruslanduitoefende, zijn in de Conversations- enandere woordenboeken, waaraan onze eeuwin alle talon zoo rijk is, te vinden ; en ikacht het daarom onnoodig, die hier medete deelen. In hare jeugd van een zeerhartstogtelijk karakter en in velerlei lief-

des-intrigues gewikkeld, heeft zij een deelharer eigene lotgevallen in haar romanValerie geschetst. Zij was toen zeer ver-maard : » pour la legerete adrienne de sataille, la beaute de ses traits, le charmede son esprit," gelijk ALEXANDER zelf zulksuitdrukte in eene schets, die hij van haargegeven heeft. Men verhaalde dan ook,als een blijk van 't onwederstaanbare ha-rer schoonheid, dat geen man haar nade-ren kon, zonder van liefde weg te kwijnen.En zij zelve, van hare talrijke aanbidderssprekende, voegde er bij : » een bevindtzich nog te Lausanne, die niet dood is,maar hij zal 't ook niet lang meer maken."In later leeftijd verviel zij van het roman-tische tot een verregaand mysticisme enspeelde hare rol te Parijs, vooral na denslag van Waterloo (zij was toen 45 jarenoud, volgens anderen 49). Zij bewoondealdaar een hotel van de voorstad St. Ho-nore, waar zij de aanzienlijkste personenbij zich ontving , zoowel Franschen alsvreemdelingen, die zich toen in grootengetale te Parijs bwonden. ALEXANDER

kwam dikwerf incognito bij haar door eengeheime deur in den tuin van 't hotel. Degesprekken, in haar salons gevoerd, meestvan staatkundig-godsdienstigen, maar altijdmystieken aard, eindigden steeds met ge-beden. CHATEAUBRIAND vertelt ons in zijneMemoires, dat hij een Bier zamenkomstenbijwoonde ; maar dat het gansche tooneel —de vurige gebeden niet uitgezonderd —hem bitter verveelde. » Je ne trouvais riena dire a Dieu — zegt hij — et le diableme poussait a rire." De welwillendheid,door ALEXANDER na de honderd dagen je-gens Frankrijk aan den dag gelegd, werdgrootendeels aan mad. KRUDENER toege-schreven. Zij had hem » uit naam van God"bevolen zich gunstig jegens Frankrijk enLODEWIJK XVIII te betoonen. Zij over-leed, na langdurige omzwervingen, in deKrim, in 1824.

NIL ADMIRARI.

De prins van Hohenlo (vgl. XIV. bl.44). De wonderkuren van dezen vorste-lijken en geestelijken kwakzalver, die inhet tijdvak van 1820-1830 zooveel op-spraak verwekten, hadden veel overeen-komst met die van zijn tijdgenoot hier telaude, den bekenden VAN DER LEE; met

dit onderscheid, dat de laatste zijne zoo-genaamde genezingen door 't magnetisme,de prins daarentegen door gebeden en mis-sen verrigtte. Er zijn in der tijd veleberigten en attesten openbaar gemaakt vande wonderdadige genezingen, in hospitalenen aan badplaatsen waargenomen en aanHOHENLOOS geestelijke bemoeingen toege-

135

schreven. Nu en dan ook kwam onze won-derdoctor met de politic in aanraking, enmoest zich dan door de vlugt aan stren-gere maatregelen onttrekken. Velen ech-ter, ook die geen geloof sloegen aan HO-HENLOOS wonderkuren, meenden, dat hij zelfter goeder trouw en slechts door dweep-zucht verblind, en op dit punt zelfs eeni-germate in zijne hersens gekrenkt was. Endit laatste had te meer schijn, omdat zijnvader, de erfprins KAREL ALBRECHT, tengevolge eener soortgelijke krankte gestor-ven was, zonder de regering aanvaard tehebben. Het is ons onbekend, of HOHENLO,die het achttiende kind zijner ouders enin 't laatst der vorige eenw geburen was,zich nog onder de levenden bevindt.

NIL ADMIRARI.

Begrafenissen bij avond of bij unlit(vgl. XIII. bl. 234, 259, 322, 353 ; XIV.bl. 4, 33, 65). Den 2 den mei 1843, desavonds, werd te Utrecht, door zijne medealdaar studerende landgenooten, begravende student FRIEDRICH HAAS, nit Castellaunin Rijnpruisen, en wel met fakkellicht,treurmuziek enz. Men zie over deze pleg-tigheid het jaarverslag over de utrechtschehoogeschool in den Utrechtschen Studenten-almanak voor 1844.

C. P. L.

Wolven in Nederland (vgl. A. R. ; XI.bl. 33, 84, 163, 258, 325 ; XII. bl. 3, 226,298 ; XIII. bl. 4; XIV. bl. 37). Wil meneen veel later voorbeeld, dan de tot dusverbijgebragte, van het aanwezen dezer roof-dieren in Nederland, zoo begeve men zichnaar het dorpje Reuver, in Limburg aande Maas gelegen. Men zal in de dorps-herberg aldaar tegen den wand eene naam-lijst opgehangen vinden van dertien kinde-ren, die in den winter van 1810-11 doorde wolven verslonden zijn. Het stuk isvan alle blijken van authenticiteit voor-zien. Het moet te meer verwondering wek-ken, dat nog in den loop dezer eeuw onzeover 't algemeen min boschrijke gewestendoor wolven bezocht werden, daar wij inMACAULEY'S History of England vermeldvinden, dat de laatste wolf, die het brit-sche eiland doorkruist heeft, kort voor 'teinde der regering van KAREL II in Schot-land verslagen werd.

NIL ADMIRARI.

Evert Christiaan Staringh of Staering(vgl. XII bl. 109, 16?, 257, 292, 323;XIII. bl. 35, 300 ; XIV. bl. 36). In 't Levenvan den dichter Staring door prof. LULOFS,wordt de kloekmoedige daad vroeger in dittijdschrift vermeld, toegeschreven aan des

dichters vader, DAMIAAN HUGO STARING,kolonel ter zee, equipagemeester van deoostind. comp., t 1783. Deze was een broe-der van JAC. GER. STARING, schrijver van 'tBijbelsch Woordenboek, neef van den kapi-tein ter zee E. C. STARING en van den bur-gemeester van Zutfen R. J. STARING. Zijnvader was A. H. STARING, predikant te Gen-dringen, zijne vrouw SOPHIA WIJNANDAVER HUELL, dochter van Q. M. VER HUELL,burgemeester van Doetichem, en halve zus-ter van E. A. VER HUELL, burgemeester vanDoetinchem, c. H. graaf VER HUELL, admi-raal, pair van Frankrijk enz., M. A. VER-

HUELL, in russischen dienst, C. A. VER HUELL,gezant in Spanje, JOOST VER HUELL, luitt.ter zee (verdronken).

CHR.

Titulaturen (vgl. XI. bl. 105, 194, 290,354; XII, bl. 1, 67, 130, 162, 266; XIII.bl. 4). In den Catalogue de Manuscrits, etc.in de maand december 1862 verkocht te's Gravenhage, door den boekhandelaarM. NIJHOFF, komt, onder n°. 547, voor :Hooge en laege titulen, eerampten en bedie-dingen zoo kerkelijke als buryerlijk,e in Neder-land en andere landen. In alphabetische orde,door F. VAN LIMBORCK, 211 pp. fa.

J. L. A. I.

Schermschool to Amsterdam (vgl. XIII.bl. 169, 240). Het hier bedoelde locaal is debovenverdieping van het voormalige kerkjevan 't St. Margaretha-klooster over hettegenwoordige stadhuis. Thans wordt ditgebouw voor commissariaat van policie ge-bruikt, terwijl boven het geneeskundige toe-voorzigt zitting houdt. In 't begin der 176eeuw echter, was het beneden een vleeschhal,terwijl het bovenlocaal voor drie zeer ver-schillende doeleinden werd gebruikt. Port-TANUS zegt er van (Hist. beschr. van ilmst.blz. 150) : n op den oppersolder wordt deRhetorijck-Camer gehouden. ....Ende deseCamer is tweederleij ende onderscheijden,namelick van ingheborene Rhetoresijns (deoude kamer, de Eglantier, onder de zin-spreuk : In liefde bloeyende," waar HOOFT,REAEL, SPIEGTIEL, VISSCHER en alle grooteletterkundigen van dien tijd leden van warenen waar :

» KOSTER, VONDELEN BREPRO en VICTORIJN,Toen al toonden wat ze namaels zouden zijn")

ende van de Brabanders (de kamer dewitte Lavendelbloem, onder de zinspreuk :» Uit levender jonst").... ER dese Rheto-resijns zijn mannen van lustigen ende poe-tischen geeste, die in hare moedertale indicht comedien, tragedien," enz... o ver-tooghen".

136

» Daer is noch op denselven oppersoldervan S. Margriete het Auditorie, oft plaetsevoor de Studenten van de Chirurgie" (ditTheatrum anatomicum kwam later boven deWaag op de Nieuwmarkt)....

» Ende daer beneffens, soo hebben oockop dese plaetse de Schermers haere oefenin-ghen, ende hare Schermschole."

Men ziet dus, dat dit locaal toen ter tijdniets minder was dan de schouwburg vanAmsterdam, en het bleef zulks, zoo 't schijnt,tot in 1632, toen de oude kamer (de bra-bandsche was te niet gegaan) met COSTERSacademie in het gebouw van laatstgemeldeop de Keizersgracht bij de Runstraat werdvereenigd.

Dat BREtRoOs Moortje nog in september1637 op de schermschool werd ten tooneelegebragt, was slechts door eene toevallige om-standigheid, t. w. de verbouwing van denschouwburg op de Keizersgracht. Door dezeeerste verbouwing, die geschiedde onderopzigt van NICOLAAS VAN CAMPEN, kwamhet tooneel in den staat, waarin het is afge-beeld bij DOMSELAAR,VAN ZESEN, DAPPER enz.,en waarin het bespeeld werd van 1 januarij1638, toen het met VONDELS Gijsbrecht vanAmstel werd ingewijd, tot in 1664, toen mende hand sloeg aan eene algemeene ver-nieuwing,waardoor men, zoo als DOMSELAAR,die zelf regent van den schouwburg was,het uitdrukt, een nieuw tooneel verkreeg, » nad'Italiaanze manier, als men nu te Venetiengebruijkt, met alle bedenkkelijkke en schie-lijkke veranderingen van Perspectiven ofInzichten en veelderlei vliegende werkken, diemen Machines noemt." M. a. w.: het tooneel,vroeger met vaste » nit en ingangen, poor-talen, galderijen, kolommen en diergelijketoerustingen opgemaakt," werd toen voorcoulisses ingerigt.

CHR.

Belasting op het haarpoeder (vgl. XI.bl. 228, 292, 323 ; XII. bl. 130 ; XIII. bl. 6).» Toute personne qui porte de la poudre,tant femme qu'homme, doit prendre uncertificat et payer par an 6 fl. 12 s. Cetacte s'etend meme aux strangers qui res-tent plus d'un moil en vil+e, d'apres laloi du 14 Janv. 1806. Personne n'en estexempt que les militaires dont l'uniformeexige des frisures poudrees." (WITSENGEIJSBEEK , Tableau d' Amsterdam , 1807 ,pag. 52.) CHR.

Uitgewekenen in 1787-1795 (vgl. XIII.bl. 236, 259). Er zou een lang artikel inantwoord op deze vraag te schrijven zijnover de redenen, die een betrekkelijk zoogroot aantal Nederlanders toen ter tijdbewogen te emigreren.

In verbanning bij regterlijk vonnis isde reden niet te zoeken en evenmin be-hoeft men te denken, dat bet den patriot-ten in het dagelijksche leven te lastig werdgemaakt;

» 't Beledigt grauw gaf hen misschien eendril om de ooren,"

(zoo als de schrijver van Oranjes eer ver-dedigt het kernachtig uitdrukt) bij het bin-nentrekken van de Pruisen, sommige pro-fessoren en predikanten werden afgezet,maar de patriotten hadden te veel de meer-derheid onder de bevolking, dan dat zijgevaar liepen dat hunne medeburgers hunhet leven zoo zuur zouden gemaakt hebben,dat zij daarom zouden hebben moeten uit-wijken. En de regering durfde hen ookweinig te bemoeielijken, zoodat zij in staatwaren om tout a leur aise de omwentelingvan 95 voor te bereiden, zoo als zij danook deden.

Maar in den eersten schrik waren velenuitgeweken ; velen uit onberedeneerde vrees.Zelfmisleiding was een der grootste gebre-ken van dien tijd. En nu had men prinsWILLEM zoo lang gescholden voor eentiran, bloeddorstiger dan ALVA en PHILIPS,tot dat . . . men zelf was begonnen te ge-looven dat het waar was en het daaromdringend noodig rekende het hazepad tekiezen toen de reactie van 87 kwam. Ver-standige lieden bleven in 't land, doch velenhadden zulk eene hooge gedachte van zichzelven dat zij meenden, dat de vijand schrik-kelijk bevreesd voor hen was geweest enzich daarom nu ook schrikkelijk zou wre-ken. Zeer belangrijk is hieromtrent te lezende correspondentie tusschen C. VAN LENNEP

(een der bekwaamste hoofden der patriot-ten, doch die het daarom juist niet noodigvond om bij de zegepraal der andere partijde vlugt te nemen) en den heer v. CASTRI-

CUM, te vinden in het Leven van C. v. Len-nep door Mr. J. V. LENNEP.

Maar er behoorden ook vele uitgeweke-nen tot de mindere klassen der maatschappij.Het waren meest lieden, die, door het exer-ceren met de wapengenootschappen 1 ) enbemoeiingen met de politick, hun zakenhadden laten verloopen, » die door hunne va-derlandsliefde zoo ver waren gekomen dathun boel op was 2);" anderen, die zich aan

1) „Den Burger door uw taal misleidVerliet Beroep en Arbeid

Ging uit zijn kring, liep, op uw wenk, Zoldaatjespelen,

En kwam dus • doende met gemakAllengskens tot den Bedelzak

Zo waard Gij tot ruine en ondergang van velen."(Oranjes eer verdedigd.)

2) Nawnlijst der Keezen en Keezinnen te 's Gra-venhage.

137

de patriotsche beweging hadden aange-sloten, om een postje te bejagen en wierhoop nu in rook vervlogen was; nog an-deren bij wie de politiek slechts voorwendsel was om zich door de vlugt aan hunneschuldeischers te onttrekken. Dergelijkelieden namen kaal en berooid bij hoopende vlugt naar Brabant, vooral toen zijhoorden, dat daar eene commissie gevestigdwas tot ondersteuning van behoeftige pa-triotten. Zie hier wat een ijverig patriotdaarvan schrijft : » Veelen onder de laag-ste classen van Menschen, door werkloos-heid als anderzins te uwent geen of geengenoegzaam bestand vindende, en vernee-mende, dat men zo te Antwerpen als teBrussel geld ontving, om onderhouden teworden, of om verder naar Vrankrijk tereizen en aldaar jaargelden te trekken,kwamen herwaards afzakken, onder voor-wendzel van genoodzaakt te zijn om hunLand te moeten verlaaten. 't Was ten uiter-sten moeilijk, of liever 't was onmogelijk,om juist onderzoek te doen naar de om-standigheden van deeze Luiden, welkenmen veelal op hun woord van eer geloo-ven moest.

» Verscheiden onder deezen maakten eengroot misbruik N an de penningen, die zijontvingen. Zij waren alleen, en zondereenige noodzake, herwaards gekomen omeen lui lekker leven te leiden" enz.

Van de betere klasse van uitgewekenenkeerden velen terug ; anderen bleven zijvonden het leven in Belgie goedkooper,het land schooner, den omgang gezelligerdan in het vaderland en gewenden zichzeer spoedig aan het leven in den vreemde.Men vindt in boven aangehaalde » Reize"blijkbaar door een der voornaamste uitge-wekenen (wien ?) geschreven, verscheideneplaatsen, die daarvan ten bewijze strekken.Eindelijk lachte velen (men leefde in dentijd der sentimentaliteit) het romaneskedenkbeeld toe, in 't vreemde land eene soortvan kolonie te stichten, waar men in eenebekoorlijke natuur het genot van vrijheid,eendragt en vrede zou smaken. Men hooreden schrijver van gemelde reize zelven:» Ik heb de heer V. aangetroffen, die waar-dige man heeft in de nabuurschap vanS(t. ?) 0(mer ?) een kasteel gehuurd waarhij, zijn vrouw, kinderen en eenige boe-zemvrienden in stilte gaan leeven. Deezeromanesque wooning ligt op een berg diebekwaamlijk bij een uit den Hemel daalendParadijs kan vergeleeken worden. 't Is dezetel van Vrugtbaarheid en Overvloed, alles

3) Reize door de Oostenrijksche Nederlunden, ge-daan door een voornaam hollandsch vlugteling inden jaare 1788.

voortbrengende wat het gezigt en de smaakdoor alle jaargetijden heen streelen kan.Een slingereride opgang leidt den Bezoe-ker naar dit kasteel... Heeft van buiteneen eerwaardig oud aanzien en is in desmaak der Kasteelen van vroeger eeuwengebouwd. In hetzelve vindt men 19 ver-trekken, de uitzigten overtreffen alle ver-beelding. Elk der deelnemers zal eenigevertrekken tot eigen gebruik hebben. Eender zaalen is geschikt om er des morgenswanneer men lust heeft bij elkander tekomen, een vriendlijke pijp te rooken engoeden morgenwijn te drinken. . . De Moes-hof levert overvloed en versehot van groen-ten en vrugten op. . . terwiji het brood bijuitstek good en tot geringe prijs te beko-men is. Eenige buitengoederen van voor-name franschen liggen niet verre af, duszal het aan geen gezelligheid ontbreken...Dit gelukkig leeven moet den hoogstengraad van menschlijke volkomenheid engenoegen bereiken wanneer men de Deel-nemers zelve in opmerking neemt. Gij kentde inneemende vriendlijkheid van K., hetvernuft van F." enz. enz... » Hoe gerust,hoe vrolijk en weltevreden zal dit G ezel-schap het gewoel der ondankbaare Sterve-lingen vergeeten". enz. Zulk eene bal-lingschap was zeker nog al dragelijk.

CHR.

De achtkante boer (vgl. XII. bl. 234,321, 358; XIII. bl. 34, 105, 138, 196, 228,257 ; XIV. bl. 4, 65). Op bl. 138, van dl.XIII, vraagt C/4 of het vierde geraamte,door mij op bl. 34 bedoeld, ook dat vanSCHINDEREIANNES kan zijn geweest of dienhebben voorgesteld.

Dezer dagen werd mij bekend, dat inhet jaar 1804 bij WIJBE WOUTERS te Gro-ningen en J. F. NIEMANN te Amsterdam isuitgekomen een tweede druk in 2 dln. vanTHISSOT, Leven, laden en uiteinde van denberuchtert roover JOHANNES BUKLER,naamd SCHINDERHANNES, en van zijne die-venmakkers, getrokken uit de c..iminele pro-cedures van het Liffstraffelijk gerecht vanMentz.

De teregtstelling van dezen misdadigerheeft alzoo niet te Amsterdam plaats gehad, en het is derhalve ook niet te den-ken, dat dat vierde geraamte, waarvan mij,zoo als ik gezegd heb, de naam is ontscho-ten, het zijne wezen of hem voorstellenzou. En dat dit ook zoo moet zijn, daar-voor heb ik, voor mij zelven nog een grond.Zeer jong zijnde, namelijk, heb ik, in eenwassenbeeldenspel op de Botermarkt, SCHIN-DERHANNES in effigie gezien, aan handenen voeten met ketenen beladen en geleiddoor een geregtsdienaar of gewapend man,

18

1 38

die even als SCHINDERTIANNES er vrij barschuitzag. Deze voorstelling heeft op mij, alskind, een' zeer diepen indruk van akelig-heid gemaakt en lang achtergelaten, en,zoo levendig als hij was, kan hij de heuge-nis van den naam van dat geraamte on-mogelijk hebben doen verloren gaan, in-dien het werkelijk dat van SCIIINDERHAN-

NES ware geweest of hem hadde voorge-steld.

Haarlem. DIRT.

Peter de Groote te Vlissingen. ToenPETER I of de Groote, keizer van Rusland,in 1716 andermaal eenigen tijd in Hol-land en weder voornamelijk te Zaan -dam en Amsterdam had doorgebragt, omvervolgens Belgie en Frankrijk te door-reizen, toen verzuimde de wijdvermaar-de vorst niet, ook de aloude en merkwaar-dige stad Vlissingen met een bezoek tevereeren. Dit bezoek schijnt weinig be -kend te zijn, en is althans door mij nogin geene van 's keizers levens- of regerings-beschrijvingen aangetroffen. Vermoedelijkis het alzoo bij velen, gelijk bij mij, totdusverre te eenenmale onbekend.

Thans evenwel lees ik, aangaande 's kei-zers komst en vertoeven te Vlissingen,eene vrij naauwkeurige en allezins geloof-waardige aanteekening, in eene uitvoerigeBeschrijving van Vlissingen, zamengesteld enin handschrift nagelaten door iemand nitde familie der voormaals welbekende pre-dikanten VAN LAR, van welke leeraren ookeen drietal te Vlissingen in bediening isgeweest.

Uit dit belangrijke handschrift, thansmijn eigendom, deel ik hier gaarne hetvolgende, betrekkelijk dit keizerlijke be-zoek, mede :

» Den 16d" April 1716 kwam de groote» Czaar van Moseovie,pETER (ALExmw ascii),» vergezeld met den prins CURAKIJN en» verderen adel, te Vlissingen aan, om de» zeewerken te bezigtigen. Hij werd ver-» welkomd door den 1VIagistraat ; men loste» het kanon van de wallen tot drie reizen.» Hij bezag de zeewerken ; daar werd een» zware paal ingeheid, waar hij bijkwam» om te zien, hoe dat behandeld werd. Voorts» trok hij naar de drooge dokke, waar een» schip was ingezet, en stond droog op de» blokken, hetwelk hij bezigtigde, en ging» naar zijn jagt, liggende in de dokke,» daarin hij logeerde. Den derden dag ver-» trok hij weder naar Antwerpen. Men»loste weder het kanon, en herhaalde het» weder driemaal."

Voorzeker is deze aanteekening, nit weerdan tidn oogpunt, belangrijk te noemen.Bepaalde men toch destijds 's keizers aan-

dacht in het bijzonder ook op het werkin het drooge dok, dan zal dat dok, in 1705aangelegd, toen reeds gewigtige dienstenhebben bewezen, gelijk het ook thans nogzijne diensten aan de vaderlandsche zee-vaart bewijst.

Aileen de tijdsbepaling van 's keizerskomst te Vlissingen, door VAN LAREN aan-geteekend, schijnt niet wel overeen te ko-men met den tijd, welken andere schrij-vers, doch ook weder verschillend, voordeze buitenlandsche reis des keizers stel-len. Zoude dit evenwel in elkander te pas-sen zijn, of, wie heeft hier de juiste tijds-bepaling ? P. FRET.

De hofstede Welna. Bij BILDERDIJK enandere schrijvers over de geschiedenis vanhet vaderland lees ik, dat de hofstede Welnaaan den Amstel Karen naam ontving terherinnering aan den bekenden aanslag vanWILLEM II op Amsterdam in 1650 (alszijnde de vijand, of ten minsten eene vijan-delijk gezinde krijgsmagt, tot wel nabij destad genaderd). WAGENAAR echter maaktvan deze naamsafleiding geen gewag, nochin zijne Vaderl. Geschiedenis, noch in zijneGeschied. van Amsterdam, waar hij 's prinsenaanslag uitvoerig behandelt. Ook meendeik mij te herinneren, -dat mij die naamreeds voorgekomen is in stukken van ouderdagteekening dan 1650. Wie kan mij hier-omtrent inlichten ?

NIL ADMIRARI.

Bernard, een geleerde, die in het laatst. der 18" of begin der 19" eeuw te Leidengewoond heeft. Vermoedelijk was hij eenvlugteling nit Italie, afstammeling der her-togen BERNARDINI, hebbende hij dezen naamveranderd in BERNARD. Men meent, dat hijook gouverneur van een der prinsen geweestis. Kan ook iemand te Leiden of elderseenige narigten omtrent dien persoon, zijnelotgevallen en afstamming geven ?

P. W. 2.

Escheder tiende. Aan welk huis wasdeze tiende leenroerig?

Wie zijn in de 17" eeuw met die tiendebeleend geworden ?

D. L. R.

Ledenberg. De secretaris LEDENBERG hadeen zoon, die zich bij hem in de gevangenisbeyond, toen hij zijn leven door zelfmoordeindigde. Kan iemand mij ook zeggen, water geworden is van dien knaap, die slechtseven in de geschiedenis voorkomt, en danspoorloos (sit venia verbo) verdwijnt ?

NIL ADMIRARI.........M....

139

Columbus. Men weet, dat COLUMBUS,van zijn eerste ontdekkingsreis naar Spa*terugkeerende, op zee door een geweldigenstorm overvallen werd, die hem in grootgevaar bragt van te vergaan ; en dat hijtoen, voor 't geval, dat hij den flood in degolven vinden mogt, een kort verhaal vanzijn togt en ontdekkingen op een blad per-kament schreef, hetwelk hij, na 't met was-doek omwonden en in een grooten klompwas besloten te hebben, in een houten vatin zee wierp. Op deze wijze hoopte hij,dat voor 't minst de roem zijner ontdek-kingen en de vruchten daarvan voor despaansche souvereinen niet zouden verlo-ren gaan. Deze bijzonderheid wordt in allelevensbeschrijvingen van den grooten ont-dekker vermeld. Nergens eater vond ikiets meer betrekkelijk dit vat aangestipt.Eerst zeer onlangs den Christophe Colomb vanLAMARTINE doorbladerende, las ik daarin,dat voor eenigen tijd (het werkje verscheenin 1853) aan de afrikaansche kust tegen-

over Gibraltar die kostbare schat door eenmatroos van een europeesch schip zou ge-v onden zijn ; en dat het perkament, metgothische letters beschreven, niet zondermoeite door een geleerde van Gibraltarontcijferd was, enz. »De oceaan — voegtde schrijver er bij — had gedurende 358jaren dit berigt in zijn schoot bewaard"(het moet dus in 1851 teruggevonden zijn)» en schonk het niet eer aan Europa, voordat Amerika, met volkplanters vervuld,bloeiende en vrij, met het oude vaste landwedijverde."

Is dit verhaal waar, of behoort het wel-ligt tot die talrijke verdichtselen, waar-mede de levendige verbeeldingskracht vanden schrijver zijne historische werken,vooral zijne Geschiedenis der Girondisten,opgesierd heeft. In het eerste geval zouik gaarne vernemen, welke dagbladen inder tijd dien belangrijken vond vermeldhebben. NIL ADMIRARE.

OUDHEID-, MUNT- EN PENNINGKUNDE.

Penning met bloeiende aloe. Behalve degekleurde afbeelding op een plant, hoog60, breed 40 ned. duim, van de te Regens-burg in 1735 gebloeid hebbende 32 voethooge aloe met 7872 bloemen, zoo als inden Navorscher, dl. XIII. bl. 90, vermeldwordt, die geteekend is door I. I. RAID,

bezit ik op een zilveren medaille de af-beelding van een te Gotha in 1710 met10 stengels gebloeid hebbende aloe, welkeplant vermeld is in WEINMANN, Register v.Bloandragende gewassen, dl. I. 2, blz. 47.

De aloe vertoont tien stengels en opieder een naam, welken ik vertrouw dekinderen van den hertog te moeten aan-duiden, zij zijn niet duidelijk meer te lezen:

De l e iS EMANUEL.2e

CHRIST WIL. H. 3.3e OL. M U.4e

SOPHIA.5e ALBERT US.

68 ►, CARL FRID.o 7e » ABER.

8e » LUD AUGUST.» 9e » CHRISTIAN.

» 10e » LUD ERNST.De plant is in een vierkanten bak geplaatst

en daarop leest men :FLORET

CULTORI

G. J. KUNTZIG.

lager de graveur C. WERMUTH F.aan weerszijden van de aloe is een bloem-pot, waarin een ananas staat : op ieder pie-destal A NA NAS. Omschrift :

MVNDI SIC TRANSIT GLORIA LENIS

(maakt 1710)

aan de keerzijde leest men :

SPECTATOR.MIRARE. MIRANDAM,

ALOES. AMERICANAE FIGURAM.NUMEROSIS. FRUCTIBUS, ORNATAE.

RARAM. NON. MINUS: QUAM.CURIOSAM. QUAE. SOLO. EXTERO.

ANNOS XXXIII.RIGATA. AC. ENUTRITA.

OMINE. NON. VANO.FAVIT. SUMMUS. FAUSTO.

IN. IIORTO. QUI. GOTH AE. VIGET.SERENISS. SAXONICI. DUCIS.

AC HEROIS. FRIDERICI.NUMERUM. LIBERORUM. HUJUS.

SERENISSIMAE. DOMUS.PROLIFERAE.

NON. MINUS. AC. HUJUS. SAECULI.ANNORUM.

PER DECEM. CAULES.EX RADICE. EXSURGENTES.

AEMULATUR. AUT IMITATUR.HAEC.

RAMIS. CC. ET. RAMUSCULIS.HINC. PROTENSIS. M.

FLORIBUS. ULTRA. XXX M.QUI. NUNC. APPARENT.

MIRIFICE. SUPERBIT.FLORET. MENSE.

SEPTEMB. ETOCTOBR.

Gaarne verneem ik, of het meermalen

18*

140

voorkomt dat men in bloei zijnde plantenop medailles afbeeldt.

Ik heb nooit vermeld gevonden, dat dealoe (agava americana L.) met meer danden steng bloeide : is deze misschien eeneandere soort geweest?

Gaarne vernam ik ook de namen dertien kinderen van den hertog FREDERIKvan Saxen-Gotha.

L. A. P. H. K.

Zilveren munt. Vz. Drie hertogs (ofmarkiezen ?) kroonen, twee boven, een on-der ; de laatste tusschen het jaargetal 1666.Kz. een cirkel waarin X: daarboven eenkoningskroon: alles omgeven door een krans.Welke munt is dit ? K. W.

T.

Tombe van Adriaan Wrijburg. In eender kerken van Rome bevindt zich de graf-tombe van ADRIAAN WRYBURG van Alx-maar. Wie is in staat dit sobere berigt wataan te vullen ?

Tegels te Alkmaar gevonden. Bij deafgraving vac een gedeelte vest te Alkmaarzijn vele tegels gevonden van een bijzon-der maaksel. Slechts een van de vele wasnog ongeschonden. Hij is rood, onverglaasd,met 30 tot zekere diepte ingebakken, re-gelmatig geplaatste en hier en daar vaneenig blaauw verglaas omgeven pijpen-steeltjes. Waertoe kunnen dergelijke zon-derlinge tegels gediend hebben ?

GESCHIEDENIS DER LETTERKUNDE.

Borger aan den Rijn (vgl. XIV. b1.12,73, 116). De mededeelingen van Mr. VANLENNEP doen ons zien, langs welken na-tuurlijken weg hij tot zijne meening overal de veranderingen in BORGERS gedichtgekomen is, maar verhinderen ons niet,waarin niet TOLLENS ', maar BORGERS eigenhand te herkennen. Het » oorspronkelijkeopstel," door den student MATTHIESSEN ge-vonden, was zeker het eerste blad, doorBORGER ontworpen ; maar (gelijk uit mijnemededeelingen blijkt) hij zelf heeft daarvervolgens de voornaamste wijzigingen inaangebracht en het met twee couplettenvermeerderd. Eerst het aldus door zijneigen hand verbeterd vers werd toen nog,op de Brie of vier door mij aangegev enplaatsen, door TOLLENS beschaafd.

VAN VLOTEN.

Hemsterhuis (vgl. XIV. bl. 45, 116).De bedoelde annotationes zijn, onder dentitel Anecdota, met die van VALCKENAER,door den Leidschen Academie-Bibliothecaris,Prof. GEEL, uitgegeven. V.

Laurens Steversloot (vgl. XIV. bl. 75,119). In mijne verzameling komen tweeportretten van hem voor, n°. 1: Ter hal-ver lijve in ov. met lang krullend haar, inambtsgewaad, met zijn wapen. Daar onder:» LAURENTIUS STEVERSLOOT, geb. te Mont-foort den x Oct. 1672, pred. geworden teKudelsteert den 21 Jan. 1697; te Hamburgden 24 Junij 1703, te Gouda den 9 Julij1713, te Leiden den 23 Nov. 1715" envierregelig gedicht van DAN. VAN DAMME 1)zonder nm. v. schild. of gray.

1 ) Reeds op bl. 119 medegedeeld en om diereden hier weggelaten, BESTUUR.

Dit portret ook in F. MULLERS Gatalogus,waar er bijgevoegd wordt : in 't verschietde St. Pieterskerk te Leiden, met den in1512 (sic) ingestorten toren. Mijn exem-plaar heeft ook dat verschiet ; maar geeningestorten toren. Van waar heeft MULLER

deze bijzonderheid ?N°. 2, dat MULLER niet heeft, stelt hem

voor met eene groote krulpruik, verder alsno. 1, behalve dit 4 reg. vers van KATH.

LUSIA VAN RAVESTEIN :

Beschouwt dien Letterheld, den wakk'renSTEVERSLOOT,

Hem, die de Huichelschaar doet blozendoor zijn reden,

De Amegtelingen troost, de Hardsten weette kneeden,

Dit wonder onzer eeuw is nijt en tijt tegroot.

Naar N. VAN NISPEN, door R. BLOKH(UIJ-SEN,, adres II. VAN DAMME.

Behalve Jonas de profeet, gaf hij ooknog Mengelstoffen, en eene berijmde preek :Jerusalem en Zion ofte dankdag over Ps.147 : 12, 13 en 14. Utr. 1697, waarbijoveral de poetaster uitkijkt. Dat hij aanhaat en wangunst blootstond, blijkt nietslechts uit de medegedeelde bijschriften en't geen in den Navorscher van hem gezegdwordt, maar ook uit de zoogenoemde do-mine's versjes van zijn tijd, waar in hetluidt

» Louw hangt zijn huikje naar de wind,Dan is hij prins- dan staatsgezind."

Geene koe wordt bont genoemd of eris een vlekje aan, zegt het spreekwoord.In hoe ver dit op hem toepasselijk is, durveik niet bepalen, dewijl nadere berigten mij

141

ontbreken. Hij stierf in 1736 en heeft oaknog andere werken uitgegeven, van welkein J. V. ABKOUDE'S en R. ARRENBERGSNaamregister van Nederd. boeken, bl. 410,de titels voorkomen ; wITSEN GEIJSBEEKgeeft er in zijn Biogr. Woordenb. der Ned.dichters eenige van op.

J. C. K.[C. P. L. noemt nog zijne Onsterfelijke Heiden,

Leid. 1720, Amst. 1630 en verwijst naar FER-WERDA, Naanilijst van Boeken.]

Laurens Steversloot. Dat LAURENTIUS STE-

VERSLOOT in waarheid zulk een deugniet ge-weest is, als hij in het medegedeelde verswordt genoemd. is niet te denken ; veeleer magmen veronderstellen dat hij een streng zede-prediker zal geweest zijn, die in zijnen tijd,den haat en nijd van sommigen zich daar-door heeft veroorzaakt. Dit is vooreerst tevermoeden uit de schriften door hem uit-gegeven, en die vermeld zijn in het Naam-register van JOH. VAN ABKOUDE, l ste en 2dedl. 1743, 45, ook in de vermeerderde nit-gave door R. ARRENBERG, 2 de druk 1788 ;nog in de Naamrol van B. MOURIK, waar-onder genoemd wordt Jonas de Boetgezant,op rijm, in 4°. Leid. 1730, later te Amster-dam ; ook vermeld door WITSEN GEIJSBEEK,

Biogr. Woordenb. der Ned. Dichters, die hetwerk echter niet schijnt gekend te hebben;maar ook uit de onderschriften van tweezijner portretten , waarschijnlijk behoordhebbende bij zijne genoemde schriften, beidegenoegzaam gelijk, doch het een met, naarhet schijnt, eigen, zeer lang Naar, waaron-der een vierregelig vers, als volgt :

Beschouwt bier lezer, enz. 1)

Het andere portret, met groote afhan-gende krulpruik en denkelijk van latertijd, heeft het volgende vierregelig vers :

Beschouwt dien Letterheld, enz. 2)

C, KRAMM, Leven en werken der schilders,in voce NISP, vermeent dat het in 1713zoude vervaardigd zijn, doch het moet latergesteld worden, ook wegens het onderschrift.

STEVERSLOOT stierf te Leiden in 1736.Het gunstig vermoeden omtrent hem wordtdoor de aanzienlijke standplaatsen, die hemten deel gevallen zijn, versterkt.

In den Konst- en Letterbode van 1848, inde Bijdrage tot de Lijst der NederlandscheDichters door GILLE HERINGA, wordt ver-meld een Lijkdicht en Grafschrift van hemop • G. ROOZEN, doopschgezind leeraar teHamburg, te vinden in H. SCHIJN, Gesch.der Mennonieten, dl. III, bl. 416. Bid YPEY,

1) Zie bl. 119. BESTUITR.2) Zie het vorige antwoord. BESITUR.

Gesch. der Christ. kerk 186 eeuw, noch bijYPEY en DERMOUT, Nederl. Herv. kerk enGLASIUS, Godgeleerd Nederl. is hij vermeldgeworden. V. D. N.

Beschrijving der stad Amsterdam indichtmaat (vgl. XIV. bl. 76). Dit gedichtis niet in mijn bezit, doch waarschijnlijkin dat van mr. J. T. BODEL NYENHUIS, inwiens Topographische liist der Plaatsbeschrij-vingen het, onder n°. 1451, wordt vermeld.

J. L. A. I.

Gedichten voor kinderen, enz. (vgl. XIV.bl. 76). De TWEE SCHOOLJONGENS kunnen

het eerste gedeelte van hunne vraag be-antwoord vinden in den Konst- en Letter-bode voor 1855, bladz .....

G. Brandt, leven van Hooft (vgl. XIV.bl. 77). In 1677 is door G. BRANDT eeneuitgave bezorgd van HOOFTS Nederl. Hist.Voor het eerst komt daarin voor het levenvan den drossaart door G. BRANDT, waar-schijnlijk in hetzelfde jaar door hem ge-schreven. J. L. A I.

De bruiloft van Kloris en Roosje (vgl.XIV. bl. 77). WITSEN ITSEN GEIJSBEEK zegt inzijn Woordenboek, dat THOMAS VAN MALSEM

hiervan de schrijver is.J. H. L. VAN DER SCHAAFF.

De bruiloft van Kloris en Roosje. Hetis er nog erger mede gesteld dan de vragermeent. Behalve BUISERO en VAN MALSEM

is er nog een Wien men voor den dichterhoudt. Het bleek mij uit een exemplaar,eigendom der Maatschappij van Letterk.(Amst. 1707), waarin geschreven staat : e toe-geschreven door dezen aan TH. VAN MALSEM,

door genen aan J. VAN RIJNDORP. " De ver-vaardiger van den catalogus dier maat-schappij heeft bet loffelijke voorbeeld vanonpartijdigheid, door den wijzen koningSALOMO gegeven, nagevolgd en het goed,waarvan hij den regten eigenaar niet vin-den kon, onder de mededingers eerlijk ver-deeld. Van de drie exemplaren die demaatschappij bezit, heeft hij aan elk derpretendenten een toegewezen.

J. F. Lottinus, Sansovin, enz. (vgl. XIII.bl. 341 ; XIV. bl. 74). In het najaar 1583verscheen to Venetie, en in 1598 werdaldaar herdrukt: Considerationi in materiadi cose di stato, di FR. GUICCIARDINI, G. F.

LOTTINI e FR. SANSOVINI. In 4°. (Zie Bibli-°theca Hulthemiana n°. 4775 en 4777.)

Over SANSOVIN zie men : NIaRON, Me-moires; Nouv. Dict. Hist. ; SAXE, Onomasticon ;JOCHER, Gelehrten-Lexikon ; MORRI, Diet.

142

Hist. In 1575 verscheen Avvedimenti Civilidi M. GIOUAN FRANCESCO LOTTINI da Volterra,ne' quail si contengono molti arnmaestramentiutili per la vita Politica, per le Consulte, eper li governi degli Stati. Venezia, JA C.

LEONZINI. In 8°. (Zie Catalogue des livresde CREVENNA. Amst. 1789 in 8°. n°. 1415.)

C. P. L.

Gedichten van Balthazar Bekker (vgl.XIII. bl. 339, 368). Behalve de reedsmedegedeelde, zijn mij van BALTH. BEKKERS

gedichten bekend, het 6regelig holl. versonder het portret van DOMIN. GOLTZIUS,

hervormd predikant te Hinlopen ; het 4rege-lig vers onder dat van den dichter en rei-ziger J. NOREL, over wien in Nay. XIII.biz. 207 en 265, is gehandeld ; en, het 4-regelig lat. vers, onder het portret vanBERN. SOMER, herv. predikant te Amster-dam en schoonzoon van den admiraal DE

RUYTER.

J. L. A. I.

Tobias Tegnejus (vgl. XIV. bl. 122),werd in 1617, als candidaat, op getuigenisvan de kerk en scholen te Bremen, beroe-pen te Warns en Scharl, 1618 te Sneek,1628 te Leeuwarden, 1642 te 's Graven-hage. Hij is emeritus verklaard 11 decemb.1663, overleden 13 april 1668. Zijne zusterwas de moeder van FRANS HEMSTERHUIS.

Zie DE CRANE, Bijzonderheden de familieHemsterhuis betreffende, bl. 14, 15, Letter- en,geschiedkundige verzameling van eenige biogra-phische bijdragen en berigten, blz. 54, 55.

Turnbull de Mikker (vgl. XI. bl. 111,266). Uit een onlangs in den Tijdspiegelgeplaatst artikel : Wat de geest alzoo ge-

tuigde in 1813, blijkt, dat hij de gezegendeomwenteling nog mogt beleven, en toen nogeen paar geestesvruchten te voorschijnbragt, die bewezen, dat de goede man in't beklimmen van den Parnas niet heelhoog gekomen was.

CHR.

[Van zijne Mengelpoezye, 's Gravenh. 1789 is terbibliotheek der Maatschappij van Letterkunde eenexemplaar te vinden. Zie Catal., dl. III. bl. 94.]

J. Jz. de Dood (vgl. XIII. bl. 243, 305,339). DE DOOD was werkelijk poeet. Voormij ligt een afschrift van eene notarieleacte, gepasseerd ult. mei 1651, ten verzoekevan sieur HENDRIK MIRON, woonachtig totUtrecht, voor PIETER DE BARY, not. publ.,waarbij DE DOOT, » wonende in de engelschesteeg, out omtrent 30 jaren" (er staat nietvan waar hij geboortig was), verklaart, dathij op den 5" april 11. » hemselve van desteen gesneden heeft daar geen mensch bij

was als zijn leerjongen, verklaart voortsdat hij van papier gemaakt en aan denRequirant gegeven heeft de groote en degelijkenisse van den steen en de afteeke-ning van 't oud en gebroken mes waarmeehij de incisic heeft gedaan, mitsgaders dathij het gedichtje dat op de afteekening vanden steen geschreven staat zelfs met zijn eigenhandt heeft geschreven gedigt ofte gecompo-neert."

Ik ben zoo gelukkig den heer H-g. me-dedeeling te kunnen doers van het boven-bedoelde gedichtje ; 't luidde aldus :

Anno 1651.Door pijn en noodt

Heeft jonge JAN DE DOODT

Koeragie gehadt,En 't mes gevadt ;Gaf hem een snee,Niet sonder wee,Heel ongemeenKreeg self de steenAl uit sijn lijfDoor Godes segenEen Eeuwige naamDa ardoor verkregen

De 4 Maartden 5 dag.

De afbeelding van den vorm des steens,waarop het bovengemelde geschreven staat,is ruim 1 palm hoog en bijna V, palm breed.

CHR.

Een kinderleesboekje (vgl. XIII. bl. 306,340). Het door H. R. bedoelde boekske isgetiteld : » Leeslesjes behoorende bij de ver-handeling over het kunstmatige lezen, uitgege-ven door de Maatschappij tot Nut van 'tAlgeineen. Te Leiden bij D. DU MORTIER & ZN.

en te Deventer bij J. H. DE LANGE. " Dezamensteller was MARTINUS NIEUWENHUIJ-

ZEN, de zoon van den oprigter der Maats.tot Nut van 't Algemeen. In 1807 ver-scheen de zevende druk, welke eindigt metde zamenspraak tusschen Jochem en Kama-cho, uit LANGENDIJKS Don Quichot op deBruiloft van Kamacho. Deze druk is 56 blz.groot. CHR.

Historie van Slenner Hincke (vgl. XI.bl. 174). Amsterdamsch honden-mirakel.De schrijver was de heer.... van Bever-voorde, overijsselsch edelman.

Waar het betrekking op heeft weet ikniet, misschien is er jets over te vindenin den Konst- en Letterbode 1826, I. b1.125.

In mijn bezit is de Voorloper van ge-denkschriften behelzende het leven van den,Jongen Slenner Hincke en zijn gemaalin Louil-lone Salopje geboortig van Nonchalante, be-vattende een koddige besch,rijving van derzelver

143

hooge geboortens, zeldzame gevallen enz., opeen vrijen trant geschreven, verrijkt met eenopdragt aan de Genootscha,ppen der HeerenVrij-Macons. Op het klinkend eilancl, bijHANS HENDRIK STULTUS, daar de man metden ezel uithangt. Op de laatste pag. staat:» te Amsterdam, bij PHILIPPUS DOOREIVAART.

Bij denzelven is nog te bekomen van den-zelven schrijver : Amsterdamscke Honden-Mirakel, of de Geest van Schout Bondt op't Honde-Congres" enz.

Gaarne zou ik omtrent dit werkje eenigeinlichtingen van hh. navorschers ontvangen.

POES.

Petrus ab Andlo (vgl. XIV. bl. 123).Te vergeefs zal T. T. naar het geboorte-en sterfjaar van PETRUS AB ANDLO onder-zoek uitlokken. De man heeft niet bestaan.De schrijver van de Specimina BombomachiceSamuelis Maresii se clefendentis clypeo or-thodoxiae, waarin de geleerde, strijdlustigeSAMUEL DES MARETS hevig werd aangevallen,bleef voor DES MARETS zelven een onbe-kend persoon. De naam van ANDLO waspseudoniem. BAYLE oppert als zijn vermoe-den, dat onder dien naam school REINTERMANSVELDT, hoogleeraar in de wijsbegeertete Utrecht, over]. 1671. Van dit gevoelenis 00k CASP. BURMAN in Trajecti erud. p. 208,met wiens grootvader, FRANCISCUS BURMAN,MANSVELDT naauwe vriendschapsbetrekkinghad onderhouden. En toch, de zoon vanFRANCISCUS BURMAN verklaart, dat hij nooitden waren naam van PETRUS ANDLO heeftmogen ontdekken, en dat hij zekerenALLINGA daarvoor hield (PETRUS ALLINGA

predikant te Wijdenes t 1692, over wienz. Biogr. Woordenb. ad. v.) Het werkvan dezen modernen utrechtschen ANAS-TASIO berokkende DES MARETS veel zorgen veel verdriet, zoo als blijkt uit denbrief van GRAEVIUS aan HEINSIUS in Syn.epist. ed. a P. BURMANNO, t. 4, p. 256. vgl.met de aanteekening op pag. 257. Zie verderover het twistschrift : NICERON, XXVIII.p. 88. en BAYLE, Dict., in v. ANDLO.

QUIESCENDO.

Simplicius Verinus, J. Pacius (vgl. XIV.bl. 119). T. T. verlangt den waren naamte kennen van SIMPLICIUS VERINUS, vermeldals schrijver van zekeren brief tot J. PA-CIUS gerigt tegen HUGO DE GROOT, in 1646uitgekomen en handelende de transsubstan-tiatione. De brief, waarop T. T. doelt, ismeermalen in druk uitgegeven. Enkele her-drukken, bijv. die van Straatsburg 1654 enLeiden 1666, voldoen aan den wensch vanden vrager. Zij melden op den titel dennaam van den waren schrijver, zijnde deberoemde CLAUDIUS SALMASIUS. J. PACIUS

zal wel een denkbeeldig persoon geweestzijn. De inhoud van het genoemd twist-schrift en van de daartegen in het lichtverschenen verweerschriften wordt beschre-yen in het bekende werk van P. A. LEH-MANN, Manes Hugon. Grotii vindicati, p. 835.Ook vindt men daarvan uitvoerig gewagbij PAQUOT, Mem. litter., t. XV. p. 396. Hetmag intusschen niet bevreemden, dat T. T.in het onzekere verkeert omtrent den eigen-lijken naam, schuilende achter SIMPLICIUSVERINUS. Na de uitgave van den brief Weekhet voor SALMASIUS niet wenschelijk, zijnauteurschap aan den dag te brengen. Naarhet oordeel van de letterkundige wereldvan dien tijd was het voor een man alsSALMASIUS tamelijk onvoegzaam, openlijkals tegenstander op te treden van een ge-leerde, die vroeger SALMASIUS belangrijkediensten had bewezen, zijn roem had hel-pen vestigen, en nu door overlijden tottegenspraak onmagtig was geworden. Vooralwekte zulk smadelijk geschrijf algemeeneopspraak, dewifiSALMASIUS bij het leven vanDE GROOT gewoon was geweest telkens methoogen lof van hem te gewagen. Geenwonder, dat mevrouw DE GROOT zich overdat min edelmoedig bedrijf van SALMASIUSgrootelijks gebelgd toonde. Zij was, zooschreef zij aan den bekenden geleerdenparijschen raadsheer CLAUDE SARRAU, in

het bezit van een reeks van brieven vanSALMASIUS aan haren echtgenoot, overvloei-ende van betuigingen van bewondering entoegenegenheid. Voor haar was dus hetlater schrijven van den leidschen hoogleer-aar een onverklaarbaar verschijnsel. CLAUDESARRAU achtte zich verpligt zijnen vriendsALmAsius deswege met kennisgeving vanmevrouw DE GROOTS klagt vriendbroeder-lijk te onderhouden, en... SALMASIUS trachttehet verwijt van inconsequentie en zelfs vanondankbaarheid van zich of te weren doorte ontkennen, dat hij de schrijver was. Hoezou SALMASIUS zich met verachting hebbenmogen uitlaten over den man, dien hij vroe-ger in zijne brieven (SALMASII Epist. adGrot. ed. CLEMENT, p. 65, 66 caet.) met denuitroep bejegende : Vir maxime faciende,maximisque comparande ! Vir es, et virorumquidem suavissimus. Praestantissime Groti !Zijne ontkenning baatte echter weinig. SAR-RAU het zich niet om den tuin leiden. Destijl verried den schrijver. Hij meldt ditaan SALMASIUS in een brief van 15 mei1646, met deze woorden: SIMPLICIUS VERI-NUS SALMASIO sedere potest proximus hullointervallo ! De briefwisseling, waarin overeen en ander wordt gehandeld, is bewaardgeworden onder de GUDII et SARRAVII epistol.ed. P. BURMAN, p. 165 sqq. QUIESCENDO.

144

J. C. Bulengerus en C. Calcagninus (vgl.XIV. bl. 123). Wanneer leefden deze schrij-vers en waar kan men iets naders omtrenthen vernemen ? JULIUS CAESAR BULENGE-RUS, een fransch priester, , geboortig uitLoudun in 1558, trail tot de orde der JezuIten over in 1582, en werd bekend dooreen tal van oudheidkundige schriften, vooreen deel vermeld in de Biographie Univer-selle van MICHAUD, t. V. p. 335. Uitvoe-rig is de opgave van bronnen, waarin overBOULENGER wordt gehandeld bij SAXE, Onom.lit., t. IV. p. 86-88. Hij overleed in 1628.Niet minder bekend is CAELIUS CALCAG-

NINUS (geboren te Ferrara 17 sept. 1479,overleden 17 april 1541 en niet 1540, zooals SAXE aanteekent). Behalve de schrijversdoor SAXE aangehaald, III. 83, zal menover C. met vrucht raadplegen TIRABOSCHI,

Storia della Litterat. Ital., t. VII. 162, 477en 858. Daarin wordt C. beschreven alseen streng voorstander van het coperni-caansch wereldstelsel. Kort vOOr zijn over-lijden stond hij zijne kostbare verzamelingvan handschriften ten gebruik of aan dedominikaner bibliotheek te Ferrara. Menschatte destijds het getal hss. op 3584. La-ter verminderde de verzameling tot op 1187,zoo als TIRABOSCHI meldt. CALCAGNINI

was tevens in het bezit van eene rijke ver-zameling munten, waarvan elk exemplaarzoodanig in daartoe met veel zorg ingerigtekasten was ten toon gesteld, dat men daar-van de beide zijden, zonder het stuk inhanden te nemen, met gemak kon aanschou-wen. Van CALCAGNINI ' S verzameling inharen tegenwoordigen toestand geeft BLUME

verslag, in Iter Italicum (Berlin 1824) Th. 2,S. 181 en 4, S. 239.

QUIESCENDO.

Vesalius Mobachius (vgl. XIV. bl. 119)volgde te Alkmaar JANUS ERASMUS als con-rector en 5 jaren later REINERUS NEUHU-

SIUS als rector der latijnsche school op.Hij bekleedde het rectoraat 13 jaren envertrok toen in gelijke betrekking naarGroningen, loch overleed, daar naauwe-lijks 66n jaar geweest zijnde.

In dec. 1679, nog conrector zijnde, kochthij hier een graf op het koor der Grootekerk ; of hij er werkelijk in begraven iskan ik niet verzekeren, al draagt de zerkhet volgende opschrift: Vesalii MobachiiRectoris Alcm. MNHMEION. AnchoraChriste mea es sub imagine vise colubris. InMeritis toto corde recumbo tuis. In 1729ging dit graf over op VES. MOB., oud sche-pen alhier, met toestemming van diens broe-der DANIEL MOB., med. doct., beide klein-zonen van den rector. Hij schreef: Legeset Jura triumphi Romani in 8°., en in verzen :

Lucretia, Anion en Buda en Jacobus koning,maar verrader van Engelund.

Nog is bij P. DE WEES, te Alkmaar vanhem gedrukt in folio een latijnsch vers vanmeer dan 200 regels, op het huwelijk vanmr. JAC. ZEEMAN, J. U. D. en subst. secre-taris van de admirt. van W.-Friesland, enjonkvr. CORNELIA SONCK, 12 febr. 1679.

ARRENBERGS NaaldiiSt vermeldt geenwerken van v., wel van J. MOB., die o. a.in 1746 uitgaf: De lang gewenschte en rasaanstaande bekeering der Joden, benevens dewgze van diet verklaard uit leremia XXXI.

Van een deftig woonhuis te Wormerveerwerd, zoo als blijkt uit een marmeren ge-denksteen, de eerste Steen gelegd door een'V. M., denkelijk den bovengenoemdenkleinzoon. C. W. B.

G. Rijk (vgl. XIV. b1.119). De schrijvervan een boekje over de onverdraagzaam-heid, in 1797 uitgegeven, en waarnaar T. T.vraagt, zal wel zijn GABRIEL RIJK, toenpred. te Nieuwendam.

E. A. P.

C. Alutarins, F. Abbema, P. Allinga,S. Doekes, Catalogus A. de Vries. Vragennaar aanleiding van den catalogus derbibliotheek van d°. A. DE VRIES.

1°. Wie was C. ALUTARIUS, die op n°.527 voorkomt als schrijver van Schriftu,yr-Articulen van de noodtsaekelyckheyt der sich-baerlijcker gemeynte J. C. enz. Fran. 1604, envan Onderscheyt des Christendoms ende Onchris-tendoms deses tijdts, ald. 1604, alsmede vaneene Onderwysinghe enz., ald. 1605 ?

2n . Wie was F. ABBEMA, op n°. 529, alsverklaarder of uitgever van Davids Harp-sangen, Emmerick 1697?

3°. Wie was P. ALLINGA, wien n°. 791vermeldt als tegenschrijver van WITSIUS ?

4°. Wie was s. DOEKES, de levensbe-schrijver van P. SCRIVERIUS bij diens ge-dichten. Amst. 1738 (n° 4197)?

Hoe voortreffelijk de catalogus ook isopgemaakt, zoo is het den bekwamen bewer-ker vast ontkomen, dat bij

N°. 4285 gelezen wordt JELGERSMA. Menleze daarvoor JELGERHUIS.

N°. 4419 gelezen wordt BURCKFIARDT.

Men leze daarvoor SCHWE1CKHARDT.

N°. 4422 gelezen wordt KLIJN. Men lezedaarvoor J. DE KRUYFF

N°. 4705 gelezen wordt AELHUYSEN. Menleze daarvoor ALTHUYSEN.

[0mtrent P. ALLINGA wordt boven bl. 143 dooronzen medewerker QUIESCENDO iets medegedeeld.]

E. N°. 2.

Vondels geboortehuis. De vernieuwdebelangstelling in den vorst onzer dichters

145

uit de zeventiende eeuw opgewekt, en diezich openbaart niet alleen in de twee nieuweuitgaven zijner werken door de h.h. VAN

LENNEP en VAN VLOTEN, maar ook in 'tplan dat men gevormd heeft, om een ge-denkteeken, den grooten man waardig, voorhem op te rigten, herinnerde mij de pogin-gen, in vroegeren tijd door mij aangewend,om het geboortehuis van VONDEL te Keu-len op te sporen. De aanduiding, doorBRANDT daarvan gegeven, was voor zijntijd zeker allezins voldoende, maar is inonze dagen weinig geschikt, om ons totwegwijzer te dienen. In zijn leven desdichters zegt hij, dat deze geboren werd» in de straat genaamt de Wijsgas, daar deviool uithing. ' Nu is er meer dan eenestrait te Keulen, welke dien of een soort-gelijken naam draagt ; en die viool is na-tuurlijk ver te zoeken in eene stad, dievooral in de laatste tijden zooveel verande-ringen heeft ondergaan als de oude Agrip-piner vest. Intusschen na vragen en weer-vragen en 't raadplegen van Keulenaars,die met den vroegeren staat hunner ge-boorteplaats van nabij bekend waren, meendeik met vrij wat zekerheid eene ouderwet-sche en bouwvallige woning in de de grooteWitsch- of Weisgasse te mogen houdenvoor 't geboortehuis van onzen dichter. Ikwerd in deze meening nog versterkt dooreen berigt, voor den of twee jaren in deKOlnische Zeitung geplaatst, dat het bedoeldehuis voor afbraak verkocht, en waarschijn-lijk door den stadsraad aangekocht zouworden, die voornemens was daar een ge-dachtenissteen of eenige andere herinneringaan den dichter te plaatsen. Kort daarnate Keulen zijnde, deed ik dienaangaandeonderzoek, en vernam toen door een be-kwaam oudheidkundige aldaar, d r. WEIDEN,leeraar aan 't gymnasium, zoo ik meen, dathet berigt in de K. Z. geheel uit de luchtgegrepen was, en afkomstig, zoo als mijverzekerd werd, van iemand, meer bekenddoor de talrijkheid dan wel door de naauw-keurigheid van de door hem in dat dag-blad geleverde artikelen ; en dat mijne mee-ning aangaande VONDELS geboortehuis bo-vendien geheel ongegrond was. Hij wasmeermalen door Hollanders over dit puntgeraadpleegd, en meende te kunnen verze-keren , dat VONDEL geboren was in deWaisengasse, achter de kerk van St. Gereon,doch dat die straat en dus ook 's dichtersgeboortehuis verdwenen was. Een later be-rigt in de Keiln. Zeitung bevestigde dezemededeeling. Ik las daarin 't volgende :D Wie bekannt, ist der grOsste niederlandi-sche Dichter JOOST VAN DEN VONDEL 1587in Köln geboren, and zwar in der Waisen-gasse (platea orphanorum) an St. Gereon,

eine Strasse, die jetzt dem Namen nachnicht mehr besteht." Een woord tot lofvan VON DEL en eene opwekking aan deKeulenaars om ook van hunne belangstel-ling te doen blijken in den dichter, die metwarme liefde aan zijne geboortestad hing,besluit het artikel.

Nu is mijne vraag, of inderdaad met vol-komene zekerheid uitgemaakt is, dat VONDELin de thans verdwenen Waisengasse, nietin de Witschgasse geboren is, en of deplaats van zijn geboortehuis, sedert eenigentijd door geheel nieuwe gebouwen ingeno-men, nog zou kunnen aangewezen worden?Hebben welligt de bovengenoemde uitge-vers van VONDELS werken dit punt aaneen opzettelijk onderzoek onderworpen?

NIL ADMIRARI.

Vondels gedenkteeken. Het gedenktee-ken, voor VONDEL op te rigten, is reedseen en andermaal, zoowel in dit tijdschriftals elders, ter sprake gebragt. De schrijvervan een dier artikelen, zoo ons geheugenzich niet bedriegt, de heer A. VER HUELL,opperde de vraag, of 't wel gepast wareeen gedenkteeken op te rigten voor iemand,die wel het grootste gedeelte van zijn levente Amsterdam gewoond had, maar toch niethier te lande geboren was. Wanneer zulksniet bij voorkeur in de geboorteplaats moestgeschieden — vroeg hij — hoe had mendan te Dordrecht een standbeeld kunnenoprigten voor ARIE SCHEFFER, die daargeboren was, maar even als VONDEL reedsin zijn vroegste kindschheid zijn geboorte-plaats verlaten had, en die geheel zijnoverige leven in Frankrijk had doorge-bragt ? Deze vraag daargelaten, en zonderte onderzoeken, in hoe ver de oprigtingvan een gedenkteeken voor VONDEL ookin Keulen gepast zoude zijn (waartoe, zoomen wil, het voornemen bestaat), zoo ge -looven wij toch dat zulk eene vereeringvan 's dichters nagedachtenis nergens meergepast zijn kan, dan in ons land. VON-DEL toch was Hollander van top tot teen,en een dier krachtige figuren, die ons degetrouwste voorstelling geven van onzevaderen in de roemrijke zeventiende eeuw.Niemand meer dan hij verdient dus, enals dichter en als Nederlander, dat zijnstandbeeld of eenig ander zijner waardiggedenkteeken in onze hoofdstad prijke. Deschrijver van 't zoo even genoemde artikel,die, zoo als wij zagen, van een ander ge-voelen is, noemde HELMERS, als in zijnoog meer waardig, om voor deze onder-scheiding in aanmerking te komen. Wijhebben alien eerbied voor de nagedach-tenis van HELMERS, als Nederlander vanden echten stempel, die, niet in zijne verzen

19

146

alleen, maar ook in zijne gesprekken enhandelingen zijne zucht voor de vrijheiden zijnen afkeer van de fransche dwingelandijaan den dag legde. Als dichter evenwelheeft hij, naar ons oordeel, veel minderaanspraak wij zeggen niet, dan vox-DEL - maar dan vele andere onzer vader-landsche zangers, om op die wijze vereerdte worden. Het is niet ons gevoelen alleen,maar ook dat van meer bevoegde kunst-regters, dat HELMERS zijn dichterlijken roeminzonderheid te danken had aan den tijd,waarin hij leefde en zong ; en dat men inzijne verzen te veel leemten en gebrekenmoet over 't hoofd zien, om hem op denpiedestal te handhaven, waarop de tijds-omstandigheden hem geplaatst hadden.

NIL ADMIRARI.

Homoet, Encomium linguae Aramaeae.Doorluchtige school te Middelburg. Onlangsvond ik een los vel, behoord hebbende totde oratio, Encomium linguae Aramaeae,van ALBERTUS HOMOET, de jonge ; 4°. ge-houden in Middelburgs Doorluchtige Schoole,waarachter lofverzen zijn in de hollandschetaal van G. VAN BEUNINGEN, in het Latijnvan ALBERTUS VOGET, S. S. theol. doct. enprofessor, en ook een in de grieksche taal.

Vrage : in welke bibliotheek is hiervaneen exemplaar voorhanden? Wat was die» Middelburgsche Doorluchtige Schoole?" HeeftHOMOET later meer over de oostersche talengeschreven, en is de oratie belangrijk omte weten, op welken trap toen ter tijdde kennis der oostersche talen stond ?

J. H. L. VAN DER SCHAAFF.

Plaatsbeschrijving van Lochem. Mr.J. T. BODEL NYENHUIS zegt in zijn werk :Lijst van Nederlandsche topographien, datover Lochem een oud werk bestaat, geti-teld : II Geschiedenissen van de ontstellinghevan de stad Lochem, 1589, 4°.", loch schijnthet niet te kennen. Vrage : welke neder-landsche of belgische bibliotheek bezit hiereen exemplaar van ? Gaarne wilde men ditkennen, ten behoeve eener nieuwe plaats-beschrijving van Lochem.

J. H. L. VAN DER SCHAAFF.

Werken van Tib. Hemsterhuis over devaderlandsche historie. Heeft prof. TIBE-

RIUS HEMSTERHUIS ook werken over onzehistorie in het licht gezonden, in de neder-landsche of in de latijnsche taal, dewijl ik

1 ) VOOr jaren zijn ons daarvan vele bijzonder-heden medegedeeld door een vertrouwd vriendvan H,, onzen goeden ouden leermeester prof.J. TEN BRINK.

meen, dat hij in het laatst der vorige eeuwdaar een collegie over hield ; of berustenze hier of daar in handschrift ?

Dr. BERGMANS editie van zijn levendoor RUHNKENIUS heb ik niet bij de hand.

J. H. L. VAN DER SCHAAFF.

Slatius. De zamenzweerder tegen 't le-ven van prins MAURITS, de afgezette pre-dikant SLATIUS, heeft onder anderen doendrukken een klaarlichtende fakkel, om degemeente tegen den prins en de toen-malige regering op te zetten. Dat pamflet,niet algemeen verspreid en spoedig onder-drukt, was kort daarna zoo zeldzaam, dateen schrijver uit diezelfde eeuw (wij mee-nen BRANDT, schoon wij de plaats op 'toogenblik te vergeefs bij hem zoeken) zegt,er slechts een exemplaar van gezien tehebben. Zou dat of eenig ander exemplaarnog aanwezig zijn, en waar te vinden ?

NIL ADMIRARI.

Ottho Casman. Wie was OTTHO CASMAN?

Zijn naam komt niet voor in het Biogr.Woordenb. van V. D. AA. Toch heeft hijzich bekend gemaakt door een geschrift,getiteld : Des swaermoedigen conscientie troost.Ik zag van dit werkje een 3 den druk, ver-schenen te Amsterdam in 1638. Wanneerzagen de 1 ste en 2de druk het licht?

T. T.

Wallesius, Ruyl, Manglierius. Kan ie-mand mij ook zeggen of JOANNES WALLE-

SIUS, PHILIPS CORNELISZ. RUYL en EUSTA-

TIUS MANGLIeRIUS, die in het begin der175e eeuw geleefd hebben, predikanten zijngeweest ? En zoo ja, waar zij gestaan hebben?

T. T.

Justus Clarendonk. Ten jare 1673 werder tegen den bekenden predikant van Sluis,JACOBUS KOELMAN, een boekje in het lichtgegeven, getiteld : Naakte waarheyt schy-nende door de nevelen van misverstant, metwelke Koelman de gemeinte bewolkt heeft.De schrijver noemt zich JUSTUS CLAREN-

DONK L. A. M. Wie was hij ? Of is heteen pseudoniem, waarachter zich misschieneen der antagonisten van KOELMAN heeftverscholen? T. T.

Th. Paludanus. Was zekere TH. P A.LU-

DANUS in 1663 gereformeerd predikant, enkan hij een brief in het licht gegevenhebben over eene vereeniging tusschenRemonstranten en Contraremonstranten ?

T. T.

147

KUNSTGESCHIEDENIS.

Dirk Raphaels Kamphuyzen (vgl. XIII.bl. 372 ; XIV. bl. 16, 47, 78, 124). Hetbedoelde schilderij is een landschap en be-rust in de verzameling van Mr. M. E. HOUCK

te Deventer, die in de eerste helft vanApril aanstaande verkocht wordt. Hoeweler de R. met deal toenaam des schildersduidelijk op zichtbaar is, mag men toch be-twijfelen, of het stuk ,van de hand desdichters herkomstig is. Wanneer hij, 't zijvoor of na zijn 18e jaar zoo schilderenkon, zou het te verwonderen zijn, dat hijin later dagen, bij broodsgebrek, zich niet,in plaats van aan 't weven aan 't schilde-ren gezet had ; er ware zeker meer geldmee te verdienen geweest, dan met zijnweefstoel of gedrongen Psalmvertaling. Devraag omtrent die schilderijen en hun makervereischt en verdient, in elk geval, nog eennader onderzoek. Ook in Cassel heb ik,in een particuliere verzameling een stukvan CAMPHUYZEN gezien.

VAN VLOTEN.[Het doet ons leed dat wij dit artikel te laat

ontvingen om het nog in het aprilnommer te kun-nen opnemen].

Ellison (vgl. XIV. bl. 78). J. C. K. heeftover deze portretten reeds navraag gedaanin den Navorscher, dl. X. bl. 290, vraag 505 ;of er antwoord op gekomen is weet ik niet ;mogelijk zoude daar over zijne kerkelijkebediening kunnen gehandeld zijn.

Te Londen moeten zij verkocht zijn ge-worden, als : » overheerlijk in den sti,j1 vanREMBRANDT vervaardigd," terwijl J. C. K.vraagt : » Wie is de schilder ?" Zijn zij latervoor werk van REMBRANDT verklaard?

J. H. L. VAN DER SCHAAFF.[Op gemelde vraag van J. C. K. is geen ant-

woord ontvangen.]

J. Jordaens en N. Maes. De vrager inden Intermddiaire over de betrekking dezerbeide schilders dwaalt geheel, door vast testellen het verblijf van MAES te Antwerpenals leerling van JORDAENS.

N. MARS heeft zich slechts weinige da-gen te Antwerpen opgehouden op een kunst-reisje en aldaar JORDAENS eens gezien. Deverwarring is zeker ontstaan door de ge-dachte aan een naamgenoot, G. MAAS, schil-der te Antwerpen. Onze MAES, leerlingvan REMBRANDT, heeft in zijne vroegere enlatere manier niets gemeen met JORDAENS.

De parijsche vrager kan de oplossingvinden bij HOUBRAKEN, II. 175, als stad-en gedeeltelijk tijdgenoot van MAES, hetmeest gezag hebbende.

Deze schrijver is, volgens mij, onverdiendte veel verworpen door latere schrijvers,daar zijn werk alle blijken draagt, dat hijniet alleen alle beschrijvingen van steden,als : Delft, Haarlem, Leiden, enz. raad-pleegde, maar ook zich wendde tot de tijd-genooten en betrekkingen der schilders doorhem aangehaald. C.

Afbeeldingen van de Loterijzaal to's Gravenhage (vgl. XIV. bl. 79). Ik kanT5 . slechts aanwijzen, dat in den catalogusvan eigenhandige brieven, van wijlen jonkhr.G. J. BEELDSNIJDER van Yoshi, te Utrecht(niet in den handel), en onder diens erfge-namen berustende, zich een brief bevindtvan den poeet ROB. HENNEBO, waarbij ge-voegd is de teekening van de Loterijzaal,die voor de gravure heeft gediend.

J. L. A. I.

Adam van Vianen (vgl. XIII. bl. 311,342). De V. VIANENS waren in de zeven-tiende eeuw goudsmeden te Utrecht en, voorzoover bekend is, de grootste kunstenaarsonder de vele groote kunstenaren in datvak, die ons land heeft opgeleverd. Opde oudheidkundige tentoonstellingen in delaatste jaren gehouden, heeft men stukkenvan hunne hand kunnen bewonderen, dieluide getuigen, dat niet in alle industrie de19e eeuw de 17e overtreft.

CHR.

Geschilderde glazen in de Zuiderkerkte Amsterdam (vgl. XIV. bl. 124), Deopgave van WAGENAAR schijnt niet naauw-keurig te zijn. Onder de zestien door hemvermelde geschilderde glazen, kennen wijdat van het kramersgild en dat van deadmiraiiteit uit de bijschriften van HOOFT(Geri. uitg. BILD. dl. II. bl. 237 en 239).Het eerste stelde de geregtigheid voor, hettweede den zeeslag bij Gibraltar. MaarHOOFT maakt ons nog met een geschilderdglasvenster bekend bij WAGENAAR niet ge-noemd. Het was geschonken door de stadAmsterdam en stelde insgelijks de gereg-tigheid voor, (t. a. pl. bl. 227.) Zij wasechter op het eene glas anders afgebeelddan op het andere. Op dat der koopliedenwas het de geregtigheid die elk het zijnegeeft met weegschaal, gewigt en maat; opdat der stadsregering de geregtigheid diezonder aanzien des persoons het kwadestraft, met het zwaard in de hand.

P. L. Wz.

19*

148

Portret van Wollebrand Geleynsz deJonghe (vgl. XIV. bl. 124). Het bedoeldeportret, waarvan eene nabootsing geplaatstis voor De Alkmaarsche Wees van mevr.BOSBOOM, en dat den commandant ten voe-ten uit, in zijden kleedij en vergezeld vaneen zwarten bediende, voorstelt, toont wer-kelijk eene medaille aan de thans nog te's Gravenhage bewaard wordende keten, enis geschilderd door CESAR VAN EVERDINGEN.

Van de retourvloot is de schilder nietbekend. Beide stukken berusten in hetburgerweeshuis te Alkmaar.

C. W. B.

De tooneelepeelster Lobe (vgl. XII. bl.245, 338 ; XIII. bl. 92 ; XIV. bl. 47).Welligt kan voor verdere nasporing dien-stig zijn te weten, dat te Huissen bij Arn-hem onlangs woonde en waarschijnlijk nogwoont de beer GERRIT WILLEM LOBE, zoonvan wijlen de in vroegeren tijd te Amster-dam gewoond hebbende echtelieden GERRITL014 en MEIJNSJE PLOOS VAN AMSTEL.

Gemelde heer G. W. LOBE is geboren in1812 of daaromtrent. v. A.

Voet en Luyt. In z. C. VON UFFENBACHSMerkwurdige Reisen durch Niedersachsen, Hol-land and Engelland, vindt men vele bijzon-derheden, wel waardig de aandacht der le -zers van den Navorscher. Gedurende zijnverblijf te Haarlem in febr. 1711, zag hij0. a. in een der benedenvertrekken vande stads-bibliotheek eene schilderij, waaropeen man zoodanig geknield ligt, dat mentegen de voetzool van zijn linkerbeen konzien. Die voet was zoo natuurlijk geschil-derd, dat een liefhebber of schilderijen-gek(sic), met name LUYT, 600 guldens bood,wanneer men hem wilde toestaan, dien voeter uit te snijden, onder belofte, de openingweder aan te vullen en zoodanig te latenbeschilderen, dat niemand, behalve grootekenners, het zoude opmerken. De vrouw,die hem rondvoerde, reciteerde een zinrijksatirisch versje, daarop gemaakt, dat wijletterlijk mededeelen:

» Tot Haerlem is een voet, daar LUYT tothondert pondt voor biet,

Tot Uytert is er een die geeft man (sic)wel voor niet.

Hoe ! die voor niet, en die so veel, wat heeftdit stuck voor reden ?

Tot Uijtert wil de voet met (sic) op hetstadthuijs treeten."

Er wordt bier gezinspeeld op GIJSBER-

TUS VOETIUS, hoogl. to, Utrecht in de god-geleerdheid en oostersche talen, bekend doorzijne onzalige twisten met COCCEJUS enanderen, bekend als streng Calvinist, alsijverig voorstander van het kerkelijk be-beer der geestelijke goederen, en als hevigtegenstander van het patronaatregt. Voegtmen daarbij, dat verdraagzaamheid omtrentRoomschgezinden, Jansenisten, Remonstran-ten, Cartesianen, Coccejanen en andere anen,niet in zijn woordenboek stand, dan zalmen met UFFENBACH instemmen wat de uit-drukking: » op het stadhuis treden" betee-kent, namelijk: dat hij gaarne zou gezienhebben, dat de burgerlijke magt, alle dieanen en isten trachtte uit te roeien. De plaatswordt gevonden dl. III. bl. 530 en 531.Bestaat de vermelde schilderij nog? Is erook iets naders bekend omtrent den heerLUYT?

J. C. K.

De tooneelspeler Corver. In de Levensge-schiedenis van mr. D. J. van Lennep, door zijnzoon mr. J. VAN LENNEP, vind ik onder deuitstekendste hollandsche acteurs, die ge-durende het verblijf van Napoleon te Am-sterdam in 1811 voor het keizerlijke echt-paar optraden, ook CORVER genoemd. Waser toen een acteur van dien naam ? Inieder geval kan bier toch wel niet de grooteCORVER bedoeld zijn, die in de tweede helftder vorige eeuw leefde, en van wien VANDER PALM (in zijne Herinneringen aan Bel-lamy) zegt, dat TALMA bij hem ter schoolbad kunnen gaan. Deze immers was in 1811reeds lang overleden ?

TA ALKUNDE.Schamel (vgl. XIII. bl. 315; XIV. bl. 52),

door KILIAEN teregt door pudicus, pudensvertaald, beteekent, meen ik, bedeesd (zoo-dat men zich niet op den voorgrond durftplaatsen), en zulks ten gevolge van eengemis, waarvan men zich zelf bewust is,by. van verstand, geld, of goede manierenenz. Ik zou dan VONDELS vers :

»Is d'Arent zoo onschamel" enz.aldus willen weergeyen : »Is de arend zoo

weinig schroomvallig, in het bewustzijn vanhetgeen hij vermag; wat hindert mij" enz.Schaamle mar bij BREDERO : eenvoudige enten gevolge daarvan bedeesde nper. Zooook in Aemstels Oudheid, bier tevens aan-gehaald : Schamele gemeente, ten gevolge vangemis van verstand en geld, bedeesde, endus eenvoudige gemeente.

VT

Dz.

149

Tuischen (vgl. XII. bl. 247; XIV. bl. 81)voor ruilen wordt nog wel degelijk in devolkstaal in ons land gebezigd, even als inde oude woordenboeken. Ik zal alleen noe-men den omtrek van Deventer, waar ditwoord echter als toessen wordt uitgesproken.

V. Dz.Conran (vgl. A. R ; XIV. bl. 82). De

pas beginnende beambte (der oostindischecompagnie) erlangde den rang van » ad-sistent," met f 20 tractement in de maand.Hij kon echter op eene nog lagere sportbeginnen, die van ► jong adsistent," metf 12, zoo als by. de gouverneur generaalJAN VAN HOORN. Zie O. a. § 35 en 37 vanden eersten Titul van het ► Generaal Reg-lement omtrent de bevordering der Dienarenvan d' E. Compagnie, enz." van 31 julij I 753.

n ADRIA AN BACKER, van Vlissingen, A°.1681, hier te lande gekomen per 't schipTidor, voor jongen en f 5 — Iegenwoor-digh adsistent winnende 20 gl. ter maend,dog in 't laast van vergange jaar door d'Hr. directeur JACOBUS HOOGCAMER, endeden raad tot Gamron om desselfs bequaem-heijt en ervarentheijt in de persiaensetale tot secunde van Spahan aangesteltzijnde, wert als nu bij deesen op sijn over-gesonden versoekschrift en vermits t ruijmetijts expiratie geadvanceert tot de qualiteijtvan Ondercoopman met veertig guldenster maent, onder een nieuw verband vandrie jaren, te samen dato deser ingaende.Batavia in 't Casteel den 30 SeptemberA°. 1700. Geteekend w. VAN OUTHOORN."(Acteboeken van verbeterde personen.)

Maj oor K.

In de lijn loopen (vgl. XIV. bl. 20, 52).Met de spreekwijze in de lijn loopen staatongetwijfeld in verband het aan de lijnhouden, waarvan melding wordt gemaakten voorbeelden bijgebragt door G. VANHASSELT, Arnhemsche Oudheden, dl. II. bl.219, alwaar deze zegt, dat dit onderwerpis behandeld door de hh. J. A. VAN THIJEBANNES en J. A. R0eLL in hunne acade-mische dissertation. Voorts herinnert .hij,reeds in zijn geschrift Oorsprong van hetHof van Gelderland, blz. 35, een voorbeelddaarvan voor den dag gebragt te hebben,waarbij hid nu een ander van hetzelfdejaar 1546 voegt, zijnde » een getuych der» waerheit dat THONIJS DIE BECKER, achter» aan Keys. Mt. perdt gehalden end alsoemyt Keys. Mt. bynnen Arnhem gekomen» iss :" — een ander voorbeeld uit eene re-kening is dat » van JACOB BECKER en an-» deren, eenen nederslagh by Henl. geper-» petreert, welcke nederslagers ten incom-e men van Keyserl. Majest. in de stat Arnhem» Hair den alden Costumen mit an die Lyne

» gehouden hebben, ende mitsdien veylich endevrij gepasseert syn." — Uit dit voorbeeld

blijkt tevens, dat de meening, dat dit ge-bruik niet aan gewone misdadigers zoudezijn toegestaan, wordt weersproken.

V. D. N.

Smous (vgl. XIV. bl. 111, aant. 20).Ter voldoening aan den wensch van ALEX-ANDER, om den oorsprong van het woordsmous te vernemen, strekke wat VAN HA-MELSVELD, Aardridkskunde des Bijbels, III.268, 269 schrijft : » Misschien weten slechts» weinigen wat deze naam eigenlijk betee-» kep t, die doorgaans in de beteekenis van» schacheraar, bedrieger genomen wordt, en» waarvan zelfs een werkwoord smoun'en» gevormd wordt. De heer BACHIENE (Heil.» Geogr. I. 1 bl. 376) heeft gemeend, in» navolging van dr. JANSONIUS, dat smous» niet anders zijn zou dan schemosche, leer-» ling of aanhanger van MOZES. Dit is ech-» ter geheel onwaarschijnlijk. Beter is de» meening van den beroemden oosterschen» letterkundige J. J. REISKE (Acta Soc. Lat.lenensis, IV. 161), die het woord smous

» vergelijkt met het arabische smaas, het-» welk een dienstknecht, een slaaf beteekent."

E. A. P.

Calcutta en Calicut. Niet zelden wordtde vergissing aangetroffen, dat men dezebeide namen voor die eener enkele plaatsaanziet. De heer HAGEMAN J.C.Z. haalt inzijne » Aanteekeningen omtrent de zucht derHollanders van vroeger en later voor mono-poliegeest en uitsluiting van anderen" (Nay.XIV. 71), ook het contract aan, door deoostindische compagnie met den samorijngesloten, noemt dezen » keizer van Male-baar en koning van Kalikoet", en voegt erter verduidelijking bij » Calcutta, Indict." Dr.s. KEYZER, in zijne gesnoeide uitgave vanVALENTIJNS onschatbaar werk, begaat den-zelfden misslag (Oud- en Nieuw Oost-Indien,I. 21 en 106). Kalikoet of, volgens engelscheschrijfwijze » Calicut" is een oude, bekendeplaats en zeehaven op de kust van Mala-bar, op 11° 15' noorderbreedte en 75° 52'oosterlengte. Calicut was de eerste plaatsin Indict door VASCO DE GAMA in 1498bezocht. In 1606 verscheen daar VAN DENBROEKE. De samorin of vorst van Mala-bar had er zijn zetel.

Calcutta, de tegenwoordige hoofdplaatsvan Britsch Indio, ligt noordoostelijk vande eerstgenoemde plaats, op 22° 33' 5"noorder breedte en 88° 17' oosterlengte,aan de Houghly, en is eerst meer algemeenbekend geworden na de overwinningen vanlord CLIVE en de herovering van fortWilliam in 1757, dat toen herbouwd werd

150

op de grondslagen van de sterkte, die reedsin 1696 door de Engelschen bij het dorpjeCaly- Cu tta gesticht was.

Majoor K.

Geslachtsregeling der naamwoorden. Daarde Navorscher ook voor taalknndige beden-kingen plaats inruimt, wensch ik de vraagte doen, of de bewerkers van het aan-staande woordenboek ook regelen hebbenopgegeven voor de geslachten der zelfst.naamwoorden, even als zij voor de spellinggedaan hebben, of dat dit onderwerp nogonaangeroerd is ? Hebben zij hunne ge-dachten daarover uitgesproken, dan gelievemij iemand te zeggen waar, mij toch is erniets van bekend en zoo waag ik hier eenigebescheiderie vragen.

1°. Moeten de woorden, die nit het Latijnontleend zijn, het oorspronkelijke geslachtbehouden of om den uitgang in onze taaleen ander geslacht aannemen : school b. v.is vrouwelijk, even als het lat. schola, enstraat even als strata, maar hoe is hetnu met persoon, van persona, dat ook in hethoogd. en de romaansche talen vrouwelijkis, en hoe met uur, van Nora, dat bij onsalleen nog op den kansel vrouwelijk is ?Hoe zal men dan ook met spiegel van hetlat. speculum (ook nog in het Deensch on-zijdig speilet), met tempel van templum, metwal van vallum, met paard onz. van het lat.paraveredus? Men ziet, er is tot nog toegeen vaste regel ingevoerd, en er zijn evenzoo vele woorden, die het geslacht hun inhet Latijn toegekend, behouden, als die hetvoor een ander verwisselen. Nu heeft zekerhet Latijn voor die geslachtsbepaling eenegeldige reden gehad, onafhankelijk vanden uitgang is nu die reden onzen woor-denboekmannen bekend, en zullen zij dieeerbiedigen of verwerpen?

2°. Er zijn substantiven, die voorheentot een ander geslacht behoorden dan thans ;tijd b. v. was vrouwelijk, ook zoo ik meennacht, even als in alle verwante talen, voorzoover deze het geslacht uitdrukken, thansechter zijn beide mannel. Daarentegen wasdienst mannel., en is vrouwelijk gewordendoor een gril van BILDERDIJK, zoo als datwoord in zijn bekend adres aan het Koninkl.

Nederl. Instituut met klem van redenenheeft aangetoond. Oorlog was even als inhet IJslandsch onzijdig en is nu mannelijk.Hoe zal dat nu geregeld worden in hetwoordenboek en zal men de redenen voorde beslissing niet vooraf leeren kennen ?

3°. Enkele woorden hebben in den eenentongval een ander geslacht dan in dien eenernaburige provincie. Graafschap b. v. isin het Geldersch, even als in het Hoogd.vrouwelijk, maar in het Hollandsch onzijdig;haas is in jagerstaal onzijdig. Waarschijn-lijk kent ook het Vlaamsch en Brabandschzulke afwijkingen. Nu zou het toch jam-mer zijn, zoo die eigenheden ter liefde vanhet Hollandsch afgeschaft werden. Reedste veel hebben onze zuidelijke taalgenootenzich naar ons geschikt ; hun tongval is tegoed, om in den onzen onder te gaan. Zalhet woordenboek, voor Noord en Zuid ge-schreven, hiertegen waken en wat taalkun-dig goed is ook als zoodanig erkennen,om het even waar het gehoord wordt ?

Eindelijk de bastaardwoorden, vooral uitde romansche talen, die bij ons nog niethet burgerregt verworven hebben ; hoe staathet met deze ? In den regel behoudenzij hun oorspronkelijke geslacht, maar erzijn hierop vele uitzonderingen. Journaalis onz., ook kabinet, kantoor, bureau, fruit,request of rekwest, adres en een aantal ande-re. Welke regel zal nu voortaan hierbijgelden ? Zal de grammatica of zal hetgezag van achtbare schrijvers hier beslissen ?Of zal men misschien zoowat laveren ? Ikgeloof inderdaad, dat een goed geslotenstelsel iets onbereikbaars is, en dat menbij den tegenwoordigen toestand der taal,vroeger door onbevoegden dikwijls ver-knoeid en bedorven, maar trachten moet dezaak zoo goed mogelijk te maken, zonderzich te veel aan inconsequentien te storen,loch ik wenschte, zoo dit nog niet geschiedis, dat prof. DE VRIES, die met zijn mede-arbeider thans als wetgever voor de taalis opgetreden, eens voor het publiek zijnedenkbeelden over dit onderwerp ontwik-kelde, alvorens het woordenboek de zaakvoor goed tracht te regelen,

DONATUS.

GESLACHT- EN WAPENKUNDE.

Geslacht Hooft (vgl. XIII. bl. 346, 378;XIV. bl. 28). Ter beantwoording der nieuwevraag van den heer P. L. Wz., dient,dat, volgens mijn geslachtboom, CORNELISPIETERSZOONHOOFT en ANNA JACOBS BLAEUW,zeven kinderen hebben gehad.

1. PIETER CORNELISZ. HOOFT, drossaardvan Muiden.

2. AGATA CORNELISD. HOOFT, tr. PIETERDIRKS HASSELAER, anno 1626 schepen enraad, 1635 burgemeester en 1646 schout.

3. JACOB CORNELISZ. HOOFT, obiit coe-lebs (waarschijnlijk zeer jong).

151

4. MARGARETHA CORNELISD. HOOFT, tr.HARMEN THOLINCX, daarna JAN HAGHE.

5. JACOB CORNELISZ. HOOFT tr. ANNA

WILLEMSD. VEROUTER.

6. JOHANNA CORNELISD. HOOFT tr. mr.PIETER KLOECK, raad 1649.

7. HENDRIK CORNELISZ. HOOFT, Obiit

coelebs.A. A. R..

Geslacht van Dongen (vgl. XIII. bl. 218,252, 283, 319; XIV. bl. 25, 86). In eenduitsch wapenboek, van de vorige eeuw,vond ik, bij de bladzijde waarop het wa-pen van SCHONLEBEN afgebeeld was, eenstuk papier waarop, met eene oude hand,het volgende geschreven was:

vaders siet moeders sietSIEGERS LOSEKAT CLANT SCHONLEBENDEDUM GRUIS WIGGERINK AL BERDA.

Onder stond met dezelfde hand geschreven:» SCHONLEBEN dat is een Sakse famielie."

Over de meeste onder deze kwartierenvoorkomende geslachten is reeds in dittijdschrift gesproken. — Dat van SCHONLE-

BEN, nit Hongarije herkomstig, was ook inhet hertogdom Karniole bekend 1 ) en yes-tigde zich in de 16 d' eeuw te Freiburg inMeissen, waar het de aanzienlijkste stede-lijke ambten bekleedde, en in den omtrekvele goederen, als Tattendorff, Langerinne,Freibergsdorff e. a. bezat. Zeer verdienste-lijk maakte zich dit geslacht door zijnegroote kennis der bergwerken, waarin voor-al uitmuntten MICHAEL en zijne beidezonen ERNST (1640) en JONAS. Laatstge-noemde verkreeg van keizer FERDINAND III,

voor betoonde dapperheid gedurende Frei-bergs strenge belegering door TORSTENSON(in 1643), voor hem en zijn geslacht, eenenadelbrief en wapenv ermeerdering 2 ) (zie The-atr. Europ. t. IV). Eerst zijn jongste zoon,JOHAN ERNST, liet dien adel gelden, nadathij aan het hof van Anhalt Zerbst tot dehoogste waardigheden, ja zelfs tot ministerverheven was geworden. Deze stierf in 1714en liet een eenigen zoon na, die zondernakomelingen overleed. Een tak van ditgeslacht zette zich in den Opper-Lausitz,te en bij Bautzen, neder en van daar inSilezie, en heeft o. a. voortgebragt LODE-WIJK V. S., keizerlijk overste-luit. in 1681,en JOH. BENEDIKTUS V. S., geb. te Bautzen

1) (lit dezen tak sproot de geschiedschrijverJOH. LODEW. SCHONLEBEN.

2) HENDRIK PANCRAS en EASTIAAN SCHONLEBEN,de eerste keizerlijk veldoverste, de ander pauselijkprotonotarius, werden door keizer MAXIMILIAAN Ireeds in 1490 (volgens GRUBLER, in 1494) in denadelstand verheven, volgens KNAUT, Prodrom. Mis-nens., BECKMANN, Hist. d. F. Anhalt, Th. II. 268 u.E, SINAPIUS, Schlesischer Curiosittit. enz.

in 1613, generaal bij de zweedsche ruiterijen gouverneur van Gothenburg, die totzweedschen rijks-baron verheven werd enin den hoogen ouderdom van 93 jaren, zon-der gehuwd geweest te zijn, overleed. ZieGAUHENS Adels- u. Heldenlexic. i. v. scHON-LEBEN. Het wapen van JONAS SCHONLEBENvoorn., die, ten tijde der belegering doorde Zweden, burgemeester te Freiburg was,vindt men (zonder aanduiding van metaalen kleur) afgedrukt achter het » Festpro-gramm : Die Feier d. 17 Febr. 1843 als des200 jdhr. Jubelfest. d. Entsetz. Freib. v. d.schwed. Belager. (Freib. 1843)" 3), P. II.Het komt overeen met dat, hetwelk SIEB-MACHER Wapenb. Th. IV, S. 166) aldusafbeeldt: gevierendeeld: 1 in zilver eenevan de doorsnijdingslijn uitkomende, in 'trood gekleede jonkvrouw, met loshangendhaar, de handen op de heupen latenderusten ; 2 in zwart een klimmenden goudenleeuw; 3 in goud een zwarte zwijnskop,uitgaande van den schildsrand ; 4 in zilverdrie roode bollen of kogels. Op den ge-kroonden, aanzienden helm, de jonkvrouwvan het eerste kwartier, tusschen eene vlugt,de regtervleugel doorsneden van rood enzilver, de linker van zwart en goud.

Het geslacht WIGGERINK, Of WICHERINGE,dat men niet moet verwarren met dat vanWIFRING, Of WIJFRINCK, zat sedert onheu-gelijke tijden te Groningen in 't bestuur.Zie EMMIUS, Ser. Consul. ; Kron. van Gron.bl. 53 ; SMIT, Gesch. v. d. prov. Gron., bl. 89,waar : — door eene aan den corrector tewijten drukfout — » WICHERS ", in pl. van)) WICHERINGE" staat 4). Het wapen van

3) Op bl. 10 en 18, wordt van JONAS SCHON-LEBEN gewag gemaakt, en op bl. 32 opgave ge-daan van schrijvers, die van hem spreken, en vanop hem vervaardigde lijkredenen. Hij was ookmonsterheer te Freiburg en keurvorstelijk fiend-heifer. Zijn grafschrift, met bijgevoegde levens-bijzonderheden, leest men in GRUBBERS Ehre d.Freyberg. Todten Griifte, I. p. 146 ff.

4) Dat dit eene drukfout is, blijkt uit eene mijdoor den heer H. J. WICHERS (met goedvinden vanden schrijver van bovengemeld werk) schriftelijk ge-dane mededeeling, onder bijvoeging : dat de familieWICHERS afstamt van „WICHER ROTOERS, vaandrik„des borgerlijken regements, sedert 1629 geswo-„ren der stadt Groningen en voornaam coopman„aldaar in lakens en andere manufacturen, geb.„1584, gest. den 29 dec. 1648, oudt 64 jaaren,„begraven in Martiny kerke agter het omlander„gestoelte n°. 442, bij zijne vrouw, BEERTA SCHO-„NINCK of SCHOENINCK, geb. 1588, gest. den 21„sept. 1647, oudt 59 jaaren.”

SCHELTEMA zegt (in Staatk. Nederl., 2” dl. 2dest. bl. 475, art. WICHERS (JOHAN) ), dat deze ech-telingen om het geloof voor de vervolging doorden bloedraad nit Antwerpen gevlugt waren enzich te Groningen hadden neergezet ; loch de heerW. verzekert mij, dat zijne familie-aanteekeningendaarvan geene melding maken. Heeft SCHELTEMA,die in zijne berigten over Groningers dikwijls zeer

152

WICHERINGE (over welk geslacht men nogkan raadplegen: SCHELTEMA, Staatk. Nederl.i. v,; Bijdr. t. d. Gesch. en Oudheidk. vande prov. Gron. (Gron. 1864,) I. bl. 206 vlg.)komt o. a. voor, op de door JOH. en CORN.BLAEU uitgegeven kaart van Overyssel, enis : in blaauw drie, van den boven-, regteren linker schildsrand uitgaande, zilverenhalve lelien, en op den half-aanziendengoud-gekroonden helm , eene vlugt vanblaauw en zilver, gedeeltelijk bedekt meteene zilveren lelie, die uit de kroon op-rijst 5 ). WIFRING daarentegen voert : ge-deeld van goud ; het cerste beladen meteen halven zwarten adelaar, uitgaande vande deelingslijn ; het tweede met drie zwartejagthoorns ; en op den helm een uitkomen-den opvliegenden adelaar, met opwaartschevlugt. (Volgens eene ms. verzamel. wa-pens) 5). Ook dit geslacht zat te Gronin-gen op het kussen en stierf in 1678 uit,als blijkt uit de volgende aanteekening ophet, door mr. H. o. FEITH, in 1850, uitge-geven Regeringsboek der prov. Groningen,bl. 26, jaar 1678: » Den 11 octob. toege-» staan dat, vermits Jr. ALBERT WIJFERINGE,» als het laatste mannelijk oir van zijn ge-» slacht, gestorven zij, deszelfs wapen voor►de kist werde gedragen, en in het graf►werde nedergelegd."

Mo.

Willem van Asselt (vgl. XIII, bl. 29,125, 217, 251, 281). Tot aanvulling vanhet vroeger medegedeelde aangaande hetgeslacht van ASSELT strekt, dat in het werkGeschichte der S4Adt and des Amtes Geldernvon FRIEDRICH NETTESHEIM, Bd. I. Crefeld1863, voorkomt :

dat de stad en burgt Geldern van 26junij tot 1 septb. 1423 door leenmannenbewaard werd, waaronder ook :

onnaauwkeurig is, ook hierin misgetast? — Welvond ik bij HARKENROHT (Oostjr. Oorspr., 2dedruk. I. bl. 137, 138), dat JOHAN SCHOENINCK enJOHAN ROTGERS met SIGER SIGERS en vele ande-ren, na RENNENBERGS verraad, uit Groningen naarEmden vlugtten.

5) In het zegel van LUERT WICHERINGHE, „voogd„over de kerke van St. Marten binnen Gronin-„ghen", in 1616 (bij mij voorhanden), bevindt zichop den gekroonden helm alleen eene ouderwetschevlugt. Zie nog over dit geslacht COENDERS No-biliar. Groning. mss.

6) Vier geteekende stukken, op perkament, van1649, 1655, 1666 en 1676, met uithangende zegels,van JOHAN WIFRINGK, zijn in mijn bezit. Dehoorns in deze zegels zijn niet gesnoerd, ergo(volgens RIETSTAP) geen jagt-, maar posthoorns;het helmteeken : een regtopstaande adelaar metopwaartsche vlugt. — THEODORUS HENRICI WIJ-FRING werd, volgens BRUCHERUS, Gedenkb. vanStad en Lande, bl. 146, in 1634 predikant teAndel in Groningerland, en overleed in 1653.

de voogd van Gelderland (waarschijnlijkWOLTER, VAN ASSELT) met 3 paarden;

JOHANN VAN ASSELT (van den huize Bergof Semont onder Schaephuysen) en RUT-GER VAN ASSELT, ieder met 2 paarden ;

FREDERIK VAN ASSELT, met een paard.In 1498 was JOHAN VAN ASSELT schout

te Straelen.Van 1612-1624 waren ten landdage

uit de geldersehe ridderschap beschreven,uit het ampt Geldern :

LIEFFART VAN ASSELT van den huizeGestelen onder Wetten uit het ampt Strae-len : JOHANN VAN ASSELT van den huizeC0111, LIEFFART VAN ASSELT van den huizeAyendonk.

Wapen en geslacht van Manmaker (vgl.XIII. bl. 57, 285, 347 ; XIV. bl. 24). DatJACOB MANMAKER, kanunnik van Oudmun-ster, voorn., een zoon was van ADRIAANen van MARIA VAN BERCHEM, blijkt, m. i.nog nader uit zijn wapen, 't welk is : gevie-rendeeld : 1 en 4 in blaauw drie zespun-tige zilveren sterren 1 ), vermeerderd in hethart met eene (de fransche ?) zilveren (gou-den ?) lelie : 2 en 3 in zilver, drie roodepalen (dat is BERCHEM). Dit wapen komtaldus voor, onder die van de » geeligeer-den uit de vijf capittelen in den jaare 1674by den Prince aangestelt", in 1708, bijC. SPECHT, te Utrecht, uitgegeven. Hij(JACOB) stierf in 1683.

't Is niet waarschijnlijk, dat tot dit geslachtook behoorden :

a. EVERT MANDEMAECKER mit zyn huys-frow, vermeld, A. D. XVe ende XI, op delijst der Bruderen ende Susteren van sunterClaes, die der zyn in den Leven, in der moederkercken t' Arnhem; bij VAN HASSELT, Arnh.

Oudh. II. hfdst. 29, blz. 107. Deze lijstvan » Broederen en Zusteren van het kramergilden", bevat o. a. de namen van hertogKAREL, zijne gemalin, en van s zeer veeleadelyke (en geestelyke) Heeren en Jeersvan zynen tyd."

b. JACOB DE MANDEMAKER en JAN DEMANDEMAKER, met andere burgers van Gorin-chem, als DIRK VAN HELIX 2 ), AARND PIER,DIRK VAN UYTWIJK 3), GIELIS VAN AME-

1) SMALLEGANGE beeft : in blaauw drie zespun-tige gouden sterren ; welk wapen ook het Pte en4de kwartier uitmaakt van dat van het, in Zeelandbekende, loch, volgens genoemden S., nit Wals-land herkomstige geslacht van LE SAGE, van welkgeslacht die schrijver nader berigt geeft op blz. 488van zijne Cron. van Zeel.

2) Zie over dit geslacht VAN SPAEN, Inl. t. d.Hist. van Gelderl., III. blz. 305.

3) De stamlijst van PIECK, of PIEK (bij STEINEN,Westph. Gesch., II. p. 153-161), vermeldt veleARNDEN of A RNOLDEN. - CLAES PIEK was gast-huismeester (d. i. regent) in Gorinchem, in 1360,

153

RONGEN 4), GIELIS VAN MALSEN 5 ), enz., uitdie stad gebannen, gedurende den grootentwist aldaar voorgevallen om de visscherijvan de Merwe, in het jaar 1453. 6 ) KEMP,

Beschrijv. van Gorinchern ende lande vanArkel, II. blz. 278.

Mo.

Van Zuylen van Vleuten (vgl. XIV. bl.23, 84). Het geslacht VAN ZUYLEN schijntslechts korten tijd in het bezit geweest te zijnvan de ridderhofstad Vleuten; bij VAN HOOG-

STRATEN, Alg. Woordenboek, op het art. Vleu-ten of Yloten, leest men, dat EELGIS ADRI-

AANSDR. UTENHAM, huisvrouw van GIJS-

1378, 1380. KEMP, t. b. a. p. I. 89, 111, 112. -Ook het geslacht van UYTWIJCK was te Gorinchembekend (Dez. II. 435), en vermocjelijk hetzelfdeals UTERWIJCK, ' Welk Uit de EGMONDEN sproot.UTERWICK in Westfalen, voerde, volgens SIEB-MACHERS Wapenb. III. 134, in rood drie zilverenschenkkannen. - Zie over eenigen van dien naam :MIERIS, Charterb. II, blz. 25, III. 85, 652, IV.693; GOUTHOEVEN, blz. 106, 120, 158; Bat. Ill.blz 881, 897; Kron. v. h. Utr. Gen. II. 100; VII.50, 176, 177, VIII. 117, 118, 345; D'ABLAING,Veluw. Jonk., in 't naamregist.

4) Vermoedelijk uit het te Dordrecht, te Utrechten elders bekende geslacht van AMERONGEN, 't welk,volgens Connaissance de la noblesse d' Utrecht,voerde : in goud 3 omgekeerde, paalswijze ge-plaatste, zwarte droogscheerdersscharen. Deze AME-RONGENS worden onder Hollands edelen opgeteld(bij GOUTH. bl. 480, 556, VAN LEEUWEN, Bat. Ill.,bl. 750, 751, 754), zaten te Dordrecht, sedert hetjaar 1351 en very ., op het kussen, en waren metde oudste en aanzienlijkste geslachten dier stad,als HALLINCG, OEM, VAN NAERSSEN, MOL, en eldersmet BRECHT, CROESING, VAN DER DOES, STERCKEN-BURG, VAN DORSSEN, EGMOND C. a , door huwelijkvermaagschapt. Eene dochter uit dit huis was,sedert 1439, non in de adellijke abdij van ter Lee,en stierf in 1485. Men zie BALEN. Dordr., bl. 86,149, 241 vlgg., 274 vlgg., 360, 758, 1069, 1149,1171, 1174; GOUTH., hi. 106, 116, 119, 160, 168,212; Bat. Ill., bl. 926, 930, 914, 958, 1037, 1313,1324, NIBBELINK, Handy. v. d. Zwijndr. waard,bl. 68, 96; LE BLOND, Quart. geneal., p. 259; LEROUX, Rec. d. 1. nobl, de Bourg, etc., p. 78; Suitedu Suppl. au Nobil. d. P.-B., I. p. 34, II. p. 148,III. p. 176. - Ook te Gorcum waren, volgensKEMP, bl. 412, 435, eenigen van dien naam in deregering. - Men zie ook FERWERDA en 't Stamb.v. d. Friesch. adel, in de registers.

5) Een geslacht VAN MALSEN zat, sedert 1315,te Gorcum in den magistraat. KEMP, bl. 62, 82,102, 290, 298, 401, 448 vlgg. - Geslachten vandien naam waren in Gelderland, Noordbrabanten ook te Dordrecht bekend. VAN SPAEN, a. p.III. bl. 309-318; GOUTH, a. p. bl. 116, 178, 20();TE WATER, Verb., 3de st. bl. 2-4, 4de st. bl. 440;FAHNE, Köln. and Jul. Geschl., I. p. 267, II. p. 90;BALEN, a. p. bl. 361. - Het geldersch geslachtvan dien naam bloeit nog in Beieren. Zie VONLANG, Adelsb. d. KOn. Baiern, p. 183; Freiherrl.Taschenb. f. 1854 u. f.

6) De drossaart van Gorcum, HENDRIK BEKKER,uit 's Hertogenbosch (waar zijn geslacht wel be-kend was), speelde toen zijne rol. GIJSBERT QUE-KEL was toen slotvoogd aldaar.

BERT VAN ZUILEN, in het jaar 1506 op St.Luciendag, door opdragt van haar vaderFREDRIK UTENHAM, met het huis te Vleutenwerd beleend, dat na haren flood haar zoonJOLIA.N VAN ZUYLEN, den 9 junij 1540 daar-mede beleend zijnde, die beleening afstondaan BERENT DIE KONINCK, op den 75en dec.1576, van wien het den 20 mei 1590gekomen is aan BERENT UTENENG : en zie-daar dan ook de zeer waarschijnlijke reden,dat van dezen tak der VAN ZUYLEN VAN

VLEUTENS, als zoodanig geen vermeldingwordt gcmaakt.

.............n

Geslacht Knijff (vgl. XIII. bl. 320). Velenuit dit geslacht vindt men genoemd inBURMANS Utrechtsche Jaarboeken van de 15'eeuw, voorzien van bladwijzers van perso-nen, van welke in die Jaarb. gewaagd wordt.Men vgl. voorts Utr. Volks.-Alm. voor 1843en de ald. aangeh. schrijv., als HEDA, deEpisc. Traject. edit. BUCHELII, p. 145 ; HEELURifinkron. d. wira:Ems, vs. 6920, bl. 235 ;Batavia Illustrator, bl. 897 ; Iron. v. h. Utr.Gen. III. b1.104, VI. bl. 329 ; VAN DER HEY-DEN, Nobil. de Belg., t. I. p. 495, 496.

PIETER KNIJF was in 1462 procuratorvan het klooster Eemstein bij Dordrecht.Zie BALEN, Beschr. van Dordr., bl. 139 ;V. LEEUWEN, Bat. Ill., bl. 1322.

In de 16de eeuw vestigde dit geslachtzich te _Antwerpen, verkreeg in 1719, 1734(met erkenning van zijnen ouden geslachts-adel) en in 1756, den titel van ridder enin 1826 van koning WILLEM. I dien vanbaron. VAN DER HEYDEN, 1. C. t. I. p. 496svv.; Nobil. des P. B.

Mo.........!...

Afstammelingen van W. J. Blaeu (vgl.XIV. bl. 87). Van zijne zonen zijn mij be-kend :

1. CORNELIS, mathematicus en typogra-phus. Uit een huwelijksdicht van BARLA EUS

blijkt, dat zijne vrouw ELISA heette.2. JOAN, gehuwd met GEERTRUID VER-

MEUL, wier afbeeldingen, door JOAN DE

BRAY geschilderd, zich nog te Haarlem be-vinden in het kabinet van jonkheer J. QUAR-

LES VAN UFFORD. Overleden 20 dec. 1673,volgens 't bekende grafschrift van VONDEL.

Hij had tot zonen:a. WILLEM, geboren in 1635, gehuwd den

3den mei 1659 met ANNA WILLEMS VAN LOON.

b. PIETER, gebcren in 1637, gehuwd 16febr. 1670 met MARTINA PIEMONT, en her-trouwd den 24'ten Sept. 1690 met GEER-

TRUYD ALEWIJN.C. JOAN, gehuwd met ELISABETH VAN

THYR (?), en den 223"n dec. 1707 hertrouwdmet MARIA SAUTIJN.

V. D. N.

20

154

Hunne afstammelingen zijn mij onbekend.Het wapen van dit geslacht komt voor in

het wapenboek op het stads archief aanwe-zig : een zilveren voet op een veld van azuur.

Eene der in Amsterdam gevestigde fa-milien BLAAUW voert een wapen eenigzinsdaarop gelijkend.

Amsterdam.

A fstammelingen van W. J. Blaeu. Aan-gaande de noordhollandsche familie BLAEU,

of BLAAUW kan T 5 alle inlichtingen beko-men, die hij verlangt, bij mr. M. A. H. UNDER-

WATER te Dordrecht, in Wiens bezit eenegenealogie van die familie is.

Geslacht Blaeu to Enkhuizen. Wie kanmij het wapen van dit geslacht opgeven, als00k of WILLEM en WIGGER BLAEU, die op deNaamrol van Regenten in verschillende be-trekkingen voorkomen, verwant waren metde gelijktijdig bloeiende BLAEUEN te Am-sterdam ? X2.

Het geslacht Teylingen. De geschied-en geslachtrekenkundigen houden het ervoor, dat het oudadellijk geslacht van diennaam uitgestorven is. Deze naam wordtdan ook noch bij L. A. VAN WELEVELD,

Handb. Nederl. Adel, 1848, op de lijst deroude riddermatige geslachten, bl. 18, nochbij eenige oude schrijvers gevonden.

In 1815 werd een geslacht van diennaam (zie WELEVELD, 1. e. bl. 175), in denadeistand verheven, omdat, zoo als de Na-vorscher dl, X. bl. 269 zegt, » zij tot een oud,sedert bijna drie eeuwen regeringspostenbekleed hebbend geslacht behoorden."

Nu komt de heer D. G. VAN TEYLINGENVAN KAMERIK in den Tijdspiegel van no-vember 1863, bl. 371, tegen een bewerenvan den heer J. B. HOOGEWEGEN en tegeneen ander beweren van m r. J. VAN LENNEPop, als zouden de beide door hen genoemdepersonen de laatste van een geslacht TEY-

LINGEN geweest zijn.De heer D. G. v. T. v. K. spreekt, in

zijn opkomen tegen beide heeren, van hethuis TEYLINGEN in betrekking tot den moordvan graaf FLORIS V en laat het voorko-men alsof het in den Tijdspiegel besprokengeslacht, zonder tegenspraak, uit het aloudadellijk stamhuis van dien naam zou voort-gesproten zijn. De uitdrukking, daar gebe-zigd : » De afkomst is zoo menigmaal be-schreven, dat het voor den lezer vervelendzoude zijn zulks van den beginne af wederop te halen" overtuigt en bewijst niet.In het belang van geschied- en geslacht-rekenkunde willen wij die verveling onswel eens getroosten en wenschen wij, datde beer D. G. v. T. v. K. de bewering

van den heer V. D. N., in den Navorschergeuit, wederlegge.

Hoe kan men denken, vraag ik mij, dateen geslacht, dat bewijzen in handen zouhebben van uit het aloud adellijk huisTEYLINGEN af te stammen, zich eene ver-heffing in den nederlandschen adel aanleu-nen en zich met een praedikaat van jonk-heer vergenoegen laat?

Wij verwachten ophelderingen in dezenen houden het er tot zoo lang voor, dathet oude huis van gelijken naam sedertlang uitgestorven is.

EEN VRIEND VAN WAARHEID

EN ONDERZOEK.

Het geslacht van van Laren, eene ver-maarde predikanten-familie. Vindt menbij VROLIKHERT, in zijn' irliss. Kerkhemel,1758, vrij uitvoerige levensberigten mede-gedeeld aangaande JOOST VAN LAREN denouden (blz. 64-73), DANIEL VAN LAREN,

joostz. (blz. 73-81) 611 JOOST VAN LAREN,

den jongen, (blz. 91-98), alle in leven pre-dikanten te Vlissingen, gelijk ook DE LA

RUE, in zijn Gelett. Zeeland, 1741, van denlaatstgenoemden melding maakt (blz. 255-258), en tevens van diens jongsten zoonABRAHAM (blz. 224), ouderling en stads-drukker te Vlissingen, waar hij geborenwerd den 16den of 2 6 sten junij 1633 (zie ookVROLIKHERT, blz. 93), — belangrijke bijzon-derheden omtrent dit geslacht zijn tevensaan het licht gebragt uit oorspronkelijkefamiliepapieren, opgenomen in het Archie!.voor Kerkel. Geschiedenis, verzameld doorKIST en ROYAARDS, dl. XX. blz. 49-72.

Te bejammeren is het intusschen, dataan dit oorspronkelijke handschrift reedsverscheidene bladen ontbraken, waardoorwelligt nog menige onbekende bijzonder-heid is verloren gegaan ; aismede, dat hieren daar enkele schrijf- of drukfouten zijningeslopen, welke tot misvatting gereedelijkaanleiding geven, zoo als, b. v.

Blz. 54. geb. te Arnemuiden, 30 febr.1586, — lees : 27 febr.

Blz. 65. bevest. te Vlissingen, 8 aug.1608, — lees : 10 aug.

Blz. 67. in 1653 te Axel, — lees : 1633,of liever nog, 1634.

Blz. 67 (in notis), JOOST VAN LAREN, dejonge, heeft in 1650 de gemeente van denHoek niet bij leening bediend, — maarzijn zoon JODOCUS of JOOST is aldaar wer-kelijk predikant geweest van 1642-1653,welke gemeente toen nog den naam droegvan Mauritsfort, gelijk zulks ook vermeldis, blz. 68-70, waar deze echter verkeer-delijk als JACOB of JACOBUS vernoemd staat.

Blz. 70. Een kind van laatstgen., op denHoek geb. met name JOHANNES, geb. 24 junij

155

1648 en over]. 21 maart 1648. Blijkbaaris een dezer data foutief.

Uit de hier aangehaalde bronnen is alzoovan dit predikantengeslacht hoofdzakelijkhet volgende bekend :

I. JOOST VAN LAREN, JOOSTZ., geb. teComene (hebbende 3 zusters : JANNEKEN,

CATELIJNE en TANNEKEN VAN LAREN), huwdein febr. 1561 met JAQUEMIJNTJE VAN DAMME,

Jacobsdr., overlijdende beide aan de pestte Yperen in 1583. Zij hadden 8 kinderen,van welke de meeste jong stierven, zoodatdus alleen in aanmerking komt :

II. JOOST VAN LAREN, de oude, geb. teComene, 15 aug. 1563, eerst predik. te Ype-ren,1584, daarna teAntwerpen,1581-1585,te Arnemuiden, 1585-1608 en te Vlissin-gen, 1608 -1618, in welk jaar hij 21 oct.aldaar overleed. Hij was 4 dec. 1583 teYperen getrouwd met MAEIKEN KNOCK-

AERDTS, JANSDR., welke vrouw den 5 septb.1599 te Arnemuiden overleed, 2 dagen tevoren verlost zijnde van haar 10 de kind.Met 8 kinderen overblijvende (van welke6 zonen alle pred. geworden zijn) hertrouwdehij 21 nov. 1599 met KATELIJNE LE BOUK

(LE BLONK), wed. van LOUIS LANGLETS, die30 octb. 1602 overleed, waarna hij 10 aug.1603 weder trouwde met MAAYKEN BA-

RENDS, van Middelburg, uit welk huwelijknog geboren zijn, 1 zoon (d°. BERNARD) en1 dochter.

Deze kinderen waren :a. DANIEL, geb. te Antwerpen 3 jan.

1585, pred.te IJzendijke,1606, te Vlissingen,1609, en te Arnhem, 1623. Hij was 29aug. 1609 te Vlissingen getrouwd metJANNEKEN VAN BELOIS, uit welk huwelijkaldaar 9 kinderen geboren werden, Hijliet na een zoon, JOOST, geb. te Vlissingenin 1612, die pred. te IJsselstein geweestis, terwijl een zoon van dezen, mede JOOST

genaamd, pred. te Tricht was, van wienin 1755 nog nazaten te Rotterdam leefden.

b. 300ST, de jonge, geb. te Arnemuiden27 febr. 1586, eerst pred. te Ellewouts-dijk en Oudelande, 1608, daarna te IJzen-dijke, 1610, Koudekerke, 1616, en Vlissin-gen, 1619-1653; in welk jaar hij 6 oct. al.daar overleed. Zijne 1 e vrouw was MAGDA-LEENKEN LAMBRECHTS, met wie hij julij 1608trouwde, doch die 18 sept. 1609 overleed ;de 2e, SARA BAGGAERT, met wie hij 11 april1610 te Vlissingen huwde, en die hem 9kinderen schonk, van welke de jongste wasABRAHAM, geb. te Vlissingen 16 of 26 junij1633, te welken dage de moeder in het kraam-bed overleed ; de 3e was ZOETJE SCHOUTENS,wed. JAQUES ROZE, met wie hij trouwdeden 11 den sept. 1635.

C. JOHANNES, geb. te Arnemuiden, 18nov. 1587, over]. 1 dec. 1588.

d. SUSANNA, geb. te Arnemuiden, 8 oct.1589, over]. 12 dito.

e. JEREMIAS, geb. te Arnemuiden, 12oct. 1590, werd pred. te 's Heerarendskerke,1615, te Koudekerke, 1619, en bij de nederd.gem. te Londen, 1632, waar hij overleed in1638. Hij was getr. met LIJSBET JANS. Hunzoon AERNOUDT komt voor als theol. stu-dent, bij KIST en ROYAARDS, dl. XX. bl. 68.

f. SAMUEL, geb. te Arnemuiden, 29 junij1592, was pred. te Ellewoutsdijk en Oude-lande, 1617, te Baarland, 1618 en te Hein-kenszand, 1629-1640. Hij was getr. metADRIAENKEN CATS.

g. MAEYKEN, geb. te Arnemuiden, 8maart 1594 ; was getr. met ELIAS MORRIS,pred. te Borsselen, 1618, en te Kruinin-gen, 1625-1637, in welk jaar hij den 5 oct.aldaar overleed.

h. JACOBUS, geb. te Arnemuiden, 29sept. 1595 ; werd pred. te Renesse en Noord-welle en was getr. met ADRIAENKEN JAS-PERS.

i. PETRUS, geb. te Arnemuiden, (den...?);pred. te Nisse, 1620-1638, in welk jaarhij 16 april op de synodale vergadering teTholen overleed. In 1621 huwde hij te Goesmet PIETERNELLA DE JAEGER.

j. JAQUEMIJNKEN, geb. te Arnemuiden,3 sept. 1599, trouwde den 19 febr. 1630met BASTIAEN JANSSEN.

k. (uit het 3e huwelijk) BERNARDUS, geb.te Arnemuiden, was eerst pred. op de groen-landsche vloot, en daarna te Axel, 1634-1657. Hij was gehuwd met LYSEBET QUJN-TENS.

Van de kinderen van (b) JOOST zijn be-kend:

1. JODOCUS of JOOST, geb. te Vlissingen,16 april 1621. Eerst pred. te Ovezande enDriewegen, in 1642, en daarna te Mauritsfortof den Hoek, 1642-1653, in welk jaar hij inmaart aldaar overleed. Hij was getrouwd9 junij 1643 te Vere met TANNEKEN LEEN-AERDTS, ADRIAENS dr., die 3 maart 1651te Hoek overleed. Uit dit huwelijk werdenald. geboren:

a. JOOST, geb. 13 maart 1644, over].22 januarij 1653.

b. ADRIAEN, geb. 2 oct. 1645.c. JOHANNES, geb. 24 junij (januarij ?)

1648, overt. 21 maart 1648, gedoopt doorzijns vaders jongsten broeder, DAVID, pred.te Moerspui, en vernoemd naar diens oud-sten broeder, JOHANNES.

2. DAVID, geb. te Vlissingen. Eerst pred.te Moerspui, 1648, en daarna te Oostsouburg,1649, waar hij 17 sept. van dat jaar reedsoverleed, 22 jaar oud zijnde.

Intusschen is het nog niet bepaald uit-gemaakt, hoe de volgenden met dege familievermaagschapt waren :

20*

156

1. NICOLAAS LARENUS, of VAN LAREN,

pred. en tevens rector te Schoonhoven.(pred.-lijst Bier gemeente).

2. JODOCUS LARENUS, of JOOST VAN

LAREN, omstreeks 1586 notaris te Middel-burg (VROLIKH., bl. 73).

3. ARNOLD VAN LAREN, als nederd. pred.te Veghel in N.-Brabant tot pred. bij deengelsche gem. te Vlissingen beroepen 1651en in 1676 ald. overt. (VROLIKH. bl. 328en 401).

4. JACOB VAN LAREN, pred. te Melis-kerke,1633-1652 a 53. (HUNNIUS, Naantrol).

5. JACOBUS VAN LAREN, pred. te Elle-woutsdijk en Oudelande, 1653, en te Wol-faartsdijk, 1657-1661, in welk jaar hij ald.overt., nog voor zijn vertrek naar Sas vanGent, werwaarts hij beroepen was.

6. JOOST VAN LAREN, pred. te Ellewouts-dijk, 1657, en te Westsouburg, 1668-1673,in welk jaar hij 16 oct. aldaar overleed, nala-tende tot weduwe CATELIJNTJE VAN DEYL.

7. JOHAN ZUIDHOEK VAN LAREN, pred.te Aardenburg, 1766, Oudvosmeer, 1772, teRotterdam, 1772-1786, in welk jaar hij17 junij aldaar overleed., 46 jaar oud zijnde.

Ten einde bij te dragen tot volmakingvan dit geslachtregister, moge het volgendedienen, door mij uit echte bescheiden ont-leend :

Uit de doop- en trouwregisters te Axel:ds. BERNARDUS, of BARENT VAN LAREN, wasgetrouwd met ELISABETH DIRRICKS SCHEUFS,

uit welk huwelijk te Axel geboren zijn:

ELIAS, ged. 5 nov. 1634; CORNELIS, ged.10 febr. 1636 ; MAEICKEN, ged. 29 maart1637; MADALEENTIEN, ged. 27 maart 1639;JOHANNES, ged. 7 april 1641 ; ELYSABETH,

ged. 1 febr. 1643 en FERDINANDUS, ged.4 nov. 1646.

Als weduwnaar van ELISABETH DIRRICKS

SCHEUFS iS dn . B. VAN LAREN (geb. te Ar-nemuiden) ondertr. te Vlissingen 3 dec.1655 en vervolgens 21 dec. aldaar getr.met SUSANNA BLOMMAERTS (geb. te Oost-souburg), wed. van JACOB GLEYNS, wonendeop de Kleine markt te Vlissingen.

Uit de doop- en trouwregisters te Wol-faartsdijk: JACOBUS VAN LAREN, alspred. te Wolfaartsdijk staande, was gehuwdmet MAGDALENA ENGELS, uit welk huwe-lijk ald. geboren werden :

JODOCUS, ged. 11 aug. 1658, get. MARIAVAN LAREN.

ENGEL, ged. 7 dec. 1659,JOHAN, ged. 20 febr. 1661.Als wed. van d'. JAC% VAN LAREN, her-

trouwde MAGDALENA ENGELS, 9 Sept. 1662te Wolfaartsdijk, met JAN MATTHIJSSE

VAN MAROM, wedr. van NEELKEN ERASMUS.Aangenaam zal het mij zijn, bijaldien

deze mededeelingen aanleiding mogen ge-ven, dat anderen zich opgewekt gevoelentot het leveren van bijdragen, ter aanvul-ling en opheldering.

Wolfaartsdijk. J. VAN DER BAAN.

MENGELINGEN.

Olievlekken uit papier weg to nemen(vgl. XIII. bl. 351 ; XIV. bl. 32, 64). Hiertoewordt op blz. 32 poeder van speksteen aan-geraden, na vooraf de vlekken met zuivererosmarijnolie te hebben bevochtigd.

Zonder lets te kort te doen aan de voor-gestelde methode, meen ik toch tot genoemddoel te mogen aanraden het gebruik vanfijne pijpaarde, magnesia, witten bolus ofdergelijke, die, meer veelvuldig in den han -del voorkomende en alom verkrijgbaar, nietzullen te leur stellen. De speksteen tochkomt weinig voor, is op vele plaatsen zelfsniet te verkrijgen en te duur als men be-langrijke olievlekken moet verwijderen.

Ditzelfde geldt niet minder van de zui-vere rosmarijnolie, en ik geloof in plaatsdaarvan benzol te kunnen aanraden, dieslechts een derde van den prijs kost, waar-voor zuivere rosmarijnolie te bekomen is.

Versche olievlekken worden reeds ver-wijderd door een weinig magnesia (koolzuremagnesia) met water tot een dikke brijaan te roeren, deze op de vetvlekken te

brengen en te laten uitdroogen ; naarmatehet water verdampt, trekt de olie in demagnesia.

U. G. DUFFER BLOM.

Olievlekken. Een eenvoudig middel isdoor mij probaat bevonden, ook ten aan-zien van papier, waarop drukletters voor-komen. Men neemt pijpaarde, en maakt diedoor afschrapping, of hoe men anders betervindt, tot poeder, zonder dat die bijzonderfijn behoeft te zijn. Men strooit er van opde bevlekte bladen aan beide zijden, enzet ze dan in de pers, waar zij fang inmoeten blijven staan. Daarna verwijdertmen met eene penneveder of zachte borstelde pijpaarde, het papier zal schoon bevon-den worden zonder schade voor de letters.Wanneer ik dit middel probaat noem, danis dit ten aanzien van versche olievlekken ;omtrent verouderde heb ik geene proef ge-nomen. De olie eener lamp was uitgestortover een deel van het nieuwe testament,Vertaling Van VAN DER PALM, 1830; meer

157

dan 150 bladzijden (of 75 bladen) in 8°.waren met olie doortrokken, zoozeer datop sommige de vetstof dreef (zoo als mendat noemt). Toch is alles genoegzaam ver-dwenen, en met vernieuwde zorg zoudeneenige gele tinten op het titelblad ook welweggevaagd zijn, doch het is er toen bijgelaten. Ik meen, dat dadelijk na de olie-storting, door zuigpapier, de vetstof is ver-wijderd, en daarna de pijpaarde tusschende bladen is aangebragt ; doch het is velejaren geleden en ik kan dit niet stellig ver-zekeren ; of alle papiersoort evenzeer de wer-king der pijpaarde bevordert, is mij onbe-kend. De soort, die tot de proef diende isdoor de voormelde uitgaaf aangewezen. Bijoude vlekken, kan men misschien de olieeerst weder vloeibaar maken en daarna depijpaarde aanwenden.

HORA RUIT.

Hooge ouderdom (vgl. A. R. ; XII. bl.60 ; XIII. bl. 127, 192). In het AlgemeenIlist. Geogr. en Geneal. Woordenboek doorA. G. LLISCIUS, 's Gravenhage en Delft 1726,leest men : » CZARTAN (PETRACH), Griek vanreligie, in den jare 1539 geboren, en inden jare 1724 den 5 Januarij te Kofrosch,dorp vier mijlen van Temeswar, op denweg na Karansebes gesturven ; heeft alzoogeleeft hondert vier en tachtig jaren. Wan-neer de Turken Temeswar van de Chris-tenen veroverden, had hij zijnes vaders veegehoed. Hij hadde nog weinig dagen voorzijn dood gegaan met een stok, eischendevan de reizigers aan 't posthuis te Kofroscheen aalmoes. Zijne oogen waren rood in.'t vleesch, doch gaven hem nog eenig ge-zicht. Zijn hooft en baard waren groen-agtig-wit, gelijk verschimmelt brood ; ookwas hij nog van eenige tanden voorzien.Zijn zoon. zeven en negentig jaren oud zijnde,heeft verklaart, dat zijn varier voor dezeneen kop Langer geweest was, dat hij inzijn hogen onderdom voor de derde maalwas getrouwt, • en in dit laatste huwelijkdezen zoon verwekt had. Hij was gewoon,na de wetten van zijne religie, de vasten-dagen zeer streng te onderhouden , ennooit andere spijze, als melk en zekere koe-ken, bij de Ongaren kollatschen genaamt, tenuttigen, nevens een goede slok brandewijn,zoo als ze daar te lande gemaakt word.Hij hadde agter-kinderen in de vijfde ge-boorte, met dewelke hij dikwijls speelde,dezelve op zijne armen dragende. Zijnzoon van zeven en negentig jaren wasnog zeer gaauw en frisch. Wanneer develdmaarschalk-luitenant graaf van WALLIS,commandant van Temeswar vernam, dat dezeoude man onpasselijk was geworden, liethij hem uitschilderen ; en als 't afbeeldsel

bijkans voltooid was, quam hij te sterven.Bit bovenstaande is getrokken uit een briefvan den 29 Januarij 1724, door den hereEn voyd HAMELBRUNINCX geschreven uitWenen, aan de Hoogmogende Heeren Staten-Generaal der Vereenigde Nederlanden."

H. C. STRIK VAN WIJK.

Hooge ouderdom. Tot verdere aanvul-ling der voorbeelden van hoogen ouderdom,deelen wij uit VAN HEUSSEN en VAN RTJN,

Beschr. van Haarlem, IV. bl. 136, in f°.het volgende mede : 0 Omtrent het jaar 1150,eenige jaren vroeger of later, heeft te Eg-mont op den Hoef gewoont, zeker mans-persoon, met namen JOHAN KLOPPER; dewelke140 jaren oud geworden was en geen spijsplagt te nuttigen voor zonnenondergang."

C. KRAMM.

Hooge ouderdom. In de Beschrijv. vanRotterdam, door s. Lois, leest men, bl. 157 :» Op dit jaer (1659) was hier tot Rotterdameen out man van 118 jaren, genaemt JANOTTELE, was tot Hoy in 't lant van Luyckgebooren op den 27 sept. 1542. hy haddesyn memory en verstant noch seer wel,sprack vierderhande talen, en hadde syngehoor en gesicht seer wel, en syn montvol nieuwe tanden, was noch wel ter been,at noch met goede smaeck out gesoutenvlees dat 4. a 5. jaren halt gesouten ge-weest en paerde boonen in water gekoocktmet sout, en dronck wyn, bier en watersoo 't de gelegenheyt van den tyt mee bracht.Desen man was geloogeert in den Oppertin een achterhuys recht over de banck vanleening, uitkomende op de Slickvaert: hyhadde in de eerste troubelen schoolmeestertot Hillegersberg geweest, en was getroutgeweest met een weduwe ELISABET VANAERSCHOT is oock schoolmeester tot Oude-water geweest, en is na de Munsterse vreedeweder na Brabant getrocken en in anderelanden, en nu tot Rotterdam."

M°.Hooge Ouderdom. Voor 8 Ngr. wordt

aangeboden : LEUCKFELD, J. G., hist. Nachr.v. 79 gelehrten Mdnnern, welche d. 80. u 90.Jahr ihres Alters erlebet haben.. O. O. 1723.4. Zie Verzeichniss d. Antiq. Lagers vonH. HARTUNG in Leipz., 1864, nr. 76.

Apostelstraat te Amsterdam (vgl. XIV.bl. 31). Zoude de Apostelstraat na 1394de tegenwoordige St. Jansstraat niet kun-nen zijn, en toen misschien de ApostelJohannes straat geheeten hebben, zoodatmen die straat bij verkorting de Apostel-straat en later St. Jansstraat noemde ? InJ. TER GOCW' S Oorsprong en ajleiding der

158

grachten, straten enz. van Amsterdam, Zen

druk, bl. 63, lezen wij : » dat de St. Jans-straat zeer oud is en al in de 15e eeuwonder dien naam bekend was."

T 5.

Een oude Blondin (vgl. XII. bl. 342 ;XIII. bl. 127, 222, 255, 351). Ofschoondeze titel den man wel niet gelden mag,die er in den vorigen jaargang meermalenonder is ter sprake gebragt, blijf ik er mijechter gemakshalve van bedienen, nu ikmijne vraag (XIII bl. 255) herhaal en ernog eene tweede bijvoeg. In de beschrijvingen mededeeling door VAN ORDEN in denLetterbode 1847 over het vliegende schip enden inventeur SCHIJF gegeven, wordt hethoogst zeldzame lofdicht op dat schip ver-meld, in de verzameling des heeren BODELNIJENHUIS berustende. In dat lofdicht komteene noot voor, die naar den HollandsclienPraatvaar P deel bl. 296 verwijst. Ik bezitdien » Praatvaar" niet. Mogten er onderde lezers van den Navorscher zijn, die inde gelegenheid wezen mogten, dat bockna te slaan, gaarne zou ik van hunne be-vinding kennis dragen ; 't zij door middelvan ons tijdschrift, 't zij op eene anderewijze. H—g.

Zonderlinge Drukfouten. (vgl. A. R. ;XIII. bl. 58, 128), Het volgende stukjeplaatste ik in der tijd in het Nieuwsbladvoor den Boekhandel en het werd kort daarnaook door het tijdschrift ► Laurens Coster"overgenomen.

D De Errata waren voor de uitvinding derboekdrukkunst geheel onbekend. Er wasdan ook niets gemakkelijker dan de foutente verbeteren, die soms in de handschriftengeslopen waren. Wanneer de copiisteneene fout bemerkten voor dat de inkt op-gedroogd was, zoo wischten zij dezelve met.een sponsjc nit, maar wanneer dit nietmeer mogelijk was, haalden zij het woordof d3 woorden door en plaatsten puntenonder de foutive letters. Deze verbeteringengaven dus Beene de minste zwarigheid.

» Moeijelijker ging dit echter met gedruktewerken. Men behielp zich eerst door defouten met de pen te veranderen, loch doorhet groot aantal in de meeste werken aan-wezig, was dit middel te tijdroovend enkwam men al spoedig op de gedachte omde verbeteringen op een lijst achter hetbock te voegen, onder den naam van er-rata. — Het eerste aldus verschenen werkdagteekent van 1478 en werd gedrukt doorGABR. PIERRE, te Venetic. Spoedig vonddit veel navolging en weldra verscheen ergeen werk zonder van eene grootere ofkleinere errata voorzien te zijn. Jammer

was het echter, dat de meeste uitgavenzulke groote errata noodig hadden, zooalsonder anderen de eerste editie van PICCUS

VAN MIRANDOLA, uitgegeven in 1507 toStraatsburg, welk werk zooveel fouten be-vatte, dat de errata 15 bladzijden folio be-sloeg. Ook waren van de 172 bladzijdenvan een work, in 1562 uitgegeven tegenhet pausdom, ruim 15 bladzijden errata,waarover de zamensteller zich verontschul-digt als zou de duivel allerlei kunstgrepengebruikt hebben om het goede, dat ditwerk kon voortbrengen, tegen to gaan.

»Een blijk echter, dat het groot aantalfouten den drukkers niet aangenaam wasen zij het ongaarne zagen, dat hunne wer-ken daardoor ontsierd werken, geeft eenbrief van ALDUS MANUTIUS aan LEO X,

waarin hij zegt, gaarne een gouden 'croonte willen afstaan voor iedere fout die hijdaardoor nit zijne uitgaven kon verwijderen.

Enkele drukfouten hebben vele werkenin prijs doen stijgen, ja, zelfs tot eenegroote zeldzaamheid gebragt. Vooral isdit het geval met vele bijbels, waarvanbier enkele voorbeelden :

In een to Londen uitgegeven bijbel, in1634, staat: » De dwaze zegt in zijn hart,daar is een God," in plaats van » daar isgeen God". Deze uitgave werd echter oplast van den koning vernietigd.

»Hetzelfde lot trot eene editie in 4°. van1710, waarin men het zonderlinge, nooitgehoorde gebod leest : »gii zult echtbreken".

» Ook is er een bekend onder den naamvan Azijn-bijbel, uithoofde het opschriftvan de gelijkenis van den Wyngaard (Vi-neyard) vervangen is door (Vinegar) Azijn.

» Verder verhaalt men van eene vrouweens drukkers in Duitschland, die de aar-digheid had om des nachts in de vorm vaneen bijbel, bij hen ter perse, het vonnisvan de echtelijke onderwerping, uitgespro-ken tegen Eva, geheel to veranderen. Zijnam de twee eerste letters van het woordHerr (meester) weg en stak er het woordNa in, zoodat er nu, in plaats van: „hijzal uw meester (Herr) zijn" stond » hij zaluw gek (Narr) zijn". Deze spotboeverij, zegtmen, kostte haar het leven.

» Gelukkig zijn tegenwoordig groote erratazeldzaam, daar schrijver, corrector enz..zooveel mogelijk fouten zien to voorkomen,Het is echter te wenschen, dat het gezegdevan CHEVILLIER tot de drukkers, of lieverde uitgevers der 17de eeuw, niet toepasse-lijk op die der 19 de moge zijn of worden.Immers zegt hij : » Zoo de drukkers al eenerrata geven, dan doen zij het nog van hetkleinste gedeelte der fouten, wijl zij zichanders zouden schamen over de verregaandeslordigheid, die in hunne werken heerscht ;

159

tevens besparen zij vele kosten, daar delange lijst van fouten den prijs van de uit-gave zeer zou vermeerderen en daarenbo-ven ieder afgeschrikt zou worden om zichzulke slechte werken aan te schaffen."

Daar ik echter twijfel of al deze feiten,welke ik aan het aardige werkje: CuriositesBibliographiques et Litteraires", 2 deeltjes,ontleende, waarheid bevatten, zoo noodigik de medewerkers van den Navorscher uitmij te wilier,. opgeven :

1°. Welke histories er nog meer bekendzijn omtrent boeken en vooral bijbels metcurieuse errata? Ik herinner mij nog eenAzenbijbel en ook nog een Corpus jurismet Pars Secundus in plaats van Pars Se-cunda.

2°. Of al deze feiten waar zijn? zoo ja,welke verdere bijzonderheden men daarom-trent dan nog weet, of er nog exemplarenbestaan en de waarde daarvan ?

en 3°. Zoo slechts enkele van die histo-rian nit de vorige eeuwen onvervalscht totons zijn overgekomen, welke dan wel enwelke dan niet waar zijn ?

Zeer zeker zal de beantwoording vandeze vragen menige aardige bijdrage leve -ren tot de kennis der bibliographie.

Utrecht. A. v. R.

[Van de vier drukfouten in bijbels, welke A. v. R.vermeldt, zijn twee reeds vroeger in den Nay. dl.X. bl. 381 vermeld. — Beide, de Vinegar bible en diemet „thow shalt commit adultery", bestaan in-derdaad. Het Corpus Juris met pars secundus isbekend en niet bijzonder zeldzaam.]

Rondheid der aarde (vgl. XIII. bl. 63 ;XIV. bl. 32.). Is het wel juist, wat t. 1.a. pl. gezegd wordt dat » ten tijd van denpeloponnesischen oorlog de strijd tusschenhet poetische volksbegrip van de platte opper-vlakte en het geleerde gevoelen van debolvormige gedaante der aarde zijn eindebereikte?" Werd niet nog in de middel-eeuwen het geloof aan den bolronden vormder aarde en aan het bestaan van tegen-voeters voor eene gevaarlijke ketterij ge-houden ?

Eetbare Vogelnestjes. Onlangs las ikin een buitenlandsch tijdschrift, dat de reg-ten, door het indisch bestuur op deze be-kende lekkernij bij het inzamelen gehev en,niet minder dan f400,000 jaarlijks zoudenbedragen. Is dit juist? en kan iemand 't eenen ander wetenswaardigs bijbrengen omtrentde comsumptie van dit artikel in ons koning-rijk en andere landen, omtrent de natuur-lijke geschiedenis van de vogelsoort, dewijze van inzameling enz.?

Oud opschrift to Amsterdam. Onder oudepapieren vond ik ook deze aanteekening :»Het volgende is naar een Latijnsche in-scriptie van eene CAZERE MANSON LEM Anno1500 op een glas in de Nieuwe Gerefor-meerde Kerk te Amsteldam ontdekt dooreene G. H. TRACHEL Med: Dr: loch is eruitgenomen, door dien de aandacht vaneenigen er op gevallen was.

Na dat vervuld zal zijn 't jaar duizendzeven honderd,

Zoo als de Christen de tyd van Christussteld,

Zal 't elfmaal achste jaar, van iedereenbewonderd,

Gantsch treurige dagen zijn, wijl 't groo-ten rouw voorspeld.

Zoo niet dat aklig jaar de waereld zaldoen kraaken,

Zoo niet de aarde en zee verwisselen zalin Niet,

Zal echter , alle Rijk het onderst bovenraaken

En algemeene smart alom zijn, wat menziet.

Wordt van dat opschrift door eenig schrij-ver gewag gemaakt ?

Mo.

[Hetzelfde gedicht met dezelfde vraag daarom-trent werd ons door X. toegezonden, geschrevenmet eene oude hand op propatria-papier. Volgensdit stuk is het gedicht „na eene Latijnse inscrip-tie gemaekt door JOHAN CASARE MONZON LEIVE(staat er dit, of Leeve met een schrapje er boven,voor leevende of iets anders ?) Ao. 1500 en thansontdekt door G. II. TROCHELL, Medicinae Doctor,maar is op den 21 December passato om den toe-loop van het yolk daaruyt genomen." Het jaarwaarin die inscriptie ontdekt en weggenomen werd,vinden wij in geene der beide vragen vermeld.]

De Mate of Paraguay-thee (vgl. A. R.).Bij ULLOA, Zuid-Arnerilca, 1745, dl. I. bl.256, worth de bereiding beschreven alsvolgt : »De mate, in dit deel van Amerika» (Quito) yerba de Paraguay geheeten, is de»gewone drank in plaats van thee. De►wijze van toebereiding bestaat hierin, dat» men eene zekere hoeveelheid van dit kruid» doet in eene kalebas met zilver omkleed,» genaamd mate, totuma of calabacito. Men» doet er wat suiker bij, giet er een weinig»koud water op om het kruid te doen wee-» ken en de suiker te doen smelten ; ver-» volgens giet men dien kelk vol kokend» water : en vermits dit kruid zeer teeder►is, zuigt men den drank door een naauw» geopend pijpje. Naarmate het water ver-» mindert, wordt er weder bijgedaan met►wat suiker, en dit wordt zoo lang her-» haald, tot dat het kruid, wat anders boven

160

n drijft, begint te zinken : alsdan heeft het» zijne kracht verloren. Men mengt somsn het sap van bittere oranje appelen, — van» citroenen, of van welriekende bloemen inD den drank. Men drinkt dien gemeenlijk» 's morgens, nuchter ; ook wel bij het eten.»Hoe groat het gezelschap ook moge we-» zen, zoo drinkt men echter uit en door» dezelfde pijp, beurtelings. De europeanen» vinden in dien drank geen smaak; deD creolen zijn er op verzot. Als zij op reis» gaan, nemen zij er een voorraad van mede,» om voor 't eten te nuttigen." Dit geldtQuito ; omtrent Lima wordt gezegd, dl. II.bl. 95, dat aldaar de mate tweemaal daagswerd klaargemaakt met meer toestel enomslag dan te Quito, loch de nuttiging ingezelschap was dezelfde.

I. HAGEMAN, JCZ.

Cochenille (vgl. A. R.). Voor de lief heb-bers schrijf ik hier af uit JOSE DE ACOSTA'S

Amerilca, 1556-1589. » De tunal in Nieuw-0 Spanje is mede een zeldzaam gewas, in» Europa nooit bekend geweest (hierop volgt» eene natuurkundige beschrijving der nopal-» planten). De tamme tunal krijgt onder aan» de struik of den stam, vijgachtige vruch-» ten, rood en wit ; de wilde tunal niet; ook» vindt men tunals die hooger geacht wor-» den, alzoo zij greinen voortbrengen aan0 beestjes gelijk, die de Indianen zeer behen-» dig weten af te nemen. Dit zijn de ver-» maarde couchenilla, waarmede men de» fijne stoffen verwt. Eer ze verkocht wordt»laat men ze droogen. Iedere aroba (25 pond» amst.) wordt op vele ducaten geschat. In» 1587 werden 5677 arroben couchenille» naar Spanje gezonden, die 283;750 pesos» of realen van achten (a f 1,60—f 1.70)» waarde hadden, en dit gaat zoo jaarlijks."

De nopal- en cochenille teelt op Javaheeft haar oorsprong te danken aan driediertjes, overgebleven van de bevolking van26 planten, die in 1828 met het fregatde Leye van Cadix naar Batavia warenovergebragt, en die uit Mexico waren aan-gevoerd geworden. Eene andere overleve-ring zegt, dat er nog slechts een beestjeoverbleef. Deze cultuur wordt gemeenlijkde wandl.... cultus genoemd, om het over-eenkornende van den vorm van beide insec-ten. Voor geen tak van nijverheid wordter zoo veel leven opgeofferd. Men moetvoor een pond zwaarte zeventigduizend in.secten hebben ; de uitvoer van Java is 240pikols of 30,000 pon den voor gouvernements,en ongeveer evenveel voor particuliere re-kening, zoodat circa 4,200 millioenen in-secten moeten vermoord worden, geroosterdin ovens ! Over de cochenille, zie Iljds. van

N.-Indic, We jg. lie dl. 362, IXe jg. IP dl.207. en Indisch Magazijn 1845, stuk 1X—X.hi. 57. J. HAGEMAN JCZ.

Inv-bed der maan (vgl. XIV. bl. 30).Ik heb ruim veertig jaren het warmoeze-nieren als een stokpaardje bereden, en berijhet nog, ofschoon op kleiner terrein. Hetwas mijn lust alle proeven te wagen, ombij de uitkomst het goede te behouden.Helaas! hoe dikwijls ben ik te leur gesteld !In het eerst ook van het hondje gebeten,dat geloof slaat aan den invloed van de maanop de tuingewassen, waarvan men mij heteen en ander mededeelde, of waar oudetuinboeken van gewaagden, heb ik naauw-keurig ze alle op de proef gesteld, nieteens, maar meermalen. En toen en altoosheeft de uitkomst mij geleerd, dat prof.UILKENS de waarheid aan zijne zijde had,toen hij betuigde, dat dit altemaal warmoe-zeniersbijgeloovigheden waren, waarmedeeen knap tuinman zich niet moest ophou-den. Weer en wind moeten in acht geno-men worden en niet de stand van de koudemaan. Wie meer wil weten over den in-vloed van de maan op het weer, leze hetbelangrijke stukje, dat vourkomt in denVolksalmanak voor 1856, uitgegeven doorde Maatsch. tot nut van 't Algemeen, bl.74 enz. Ook sommige heiligen spelen hunnerol in den tuin. B.v.: n Wilt gij in 't na-jaar heerlijke staakslaboontjes plukken, danmeet gij die 's avonds in de voor leggen,opdat er 's nachts de St. Jans dauw opvalle, dan zult gij tevens zien, dat ze veelmilder dragen, dan wanneer gij zulks opuwe gewone wijze doet. Om nu te weten,in hoe ver die raad steek hield, liet ik overde eerie heeft der rij St. Jans dauw gaan,over de andere helft niet, welke toegedektwerd. En toen de boontjes opgroeiden, envruchten droegen, gaf ik het den bekwaam-sten tuinman te raden, over welk gedeeltede St. Jans dauw gevallen was. Ook dezeproef is door mij herhaald, omdat het eenejaar het andere niet zegt. Van daar hetspreekwoord : » Een boer van an jaar iszoo wijs als een boer van honderd jaar."Ik ben al voor lang geheel van alle war-moezeniers-bijgeloovigheden genezen , enlath wel eens in mijn vuistje, als ik stijfen steek hoor beweren, dat men appels enperen meet plukken bij voile maan, wijlze dan minder rotten. Ik vraag dan weleens : » Ook als het dan regent dat hetgiet ?" — Daarenboven heb ik de droevigeondervinding opgedaan, dat menschen, dievan dat bijgeloovig hondje gebeten zijn,zich moeilijk laten genezen.

J. C. K.

161

GESCHIEDENIS.

Geschiedenis der vrijmetselarij (vgl. XIV.bl. 42, 68, 99, 129). De Heer VAN VLOTEN,zelf geen Vrijmetselaar, wil aan anderen,die 't ook niet zijn, de geschiedenis leerender Vrijmetselary. Hy vergeve 't my, zoohy my daarby doet denken aan den blinde,die aan blinders den weg wijst. Ik wilgaarne toegeven, dat ieder, die wat overde Orde gelezen heeft, al is hy er juist geenlid van, eenige historische feiten daarom-trent zal kunnen aarigeven, en wat de fei-ten betreft, door den Heer VAN VLOTEN op-gegeven, ik wil de juistheid van sommigedaarvan niet betwisten. Zoo is het b. v.volkomen waar, dat de Grondwet der Orde,en als die thands vrij algemeen overal wordsnageleefd, is opgesteld geworden door denEngelschen predikant ANDERSON ; maar watvolkomen onwaar is, is de bewering, dateerst in die Grondwet een zedelijke tempel-bouw den stoffelificen kerkbouw als Joel derOrde zou hebben vervangen, en verkeerdis de voorstelling, welke de Heer VAN VLO-TEN zich van de Orde schijnt te maken, alsof aan die Grondwet een deistische strek-king kon worden toegekend. Omtrent ditlaatste kan ik alleen zeggen, dat indienzulks het geval ware, niet zoo vele evan-geliedienaars in Engeland en Schotland ledender Orde zouden zijn en by de Loges debetrekking van kapellaan vervullen, en zulksmet voorweten en goedkeuring der hoogorthodoxe kerkgenootschappen, waartoe zybehooren ; terwiji ik hem voorts verwijs naarhet uittreksel der zeer ernstige preek, dooreen Bier geestelijke heeren voor de Pro-vinciale groote Loge in Engeland in dekerk gehouden, en waarvan ik de vertalinggeplaatst heb in een jaarboekje, ten vorigenjare binnen de plaats zijner inwoning uit-gekomen, en dat hem wel niet onbekendzal zijn. — Wat de oudheid der zedelijke toe-passing der symbolen betreft, zoo kan hydaarover raadplegen zeker handschrift uitde 15" eeuw, in het Britsch Muzeum aan-wezig, getiteld The history and articles ofMasonry en waarvan door den Heer MAT-THEW COOKE in 1861 een prachtige uit-gave is bezorgd. Dit wat Engeland be-treft ; maar maakte de Heer VAN VLOTENkennis met de geschiedenis der moderneVrijmetselary in Schotland ; haar wieg enbakermat, dan zou hy nog sterker van deonjuistheid zijner begrippen aangaande dezaak zijn overtuigd geworden. De Konin-gen van Schotland toch waren, van de vroeg-ste tijden af, Grootmeesters der Orde in hunrijk eene der Loges bezit nog een char-

ter, door Koning MALCOLM CANMORE, haarin 1057 gegeven — en dit ware wel niethet geval geweest indien de Loges uit blootevereenigingen van arbeiders hadden bestaan :en toen, in 1460, JACOBUS II, bet Groot-meesterschap afstond aan WILLIAM ST.

CLAIR, Graaf van Orkney en Coithness omerfelijk door hem en zijn nazaten te wor-den bezeten, waren het, als uit de officieelestukken blijkt, lieden van alien rang enstand, geen bouwkunstenaars dan by uit-zondering, die tot de Orde behoorden. Docher is meer. De Koninklijke Orde van Schot-land, door ROPIBERT BRUCE, in 1314 inge-steld op het eiland I-kolm-hill of Iona,van waar volgens de overlevering ST. COLUM-

BAAN voor 't eerst de Orde op Schotschenbodem heeft overgebracht, is niet antlersdan een hoogere graad der Vrijmetselary,waarin al hare symbolen een zedelijke ver-klaring bekomen. Ik ben in 't jaar 1843te Edimburg in die kon. Orde opgenomen,en, zoo ik aan den Heer VAN VLOTEN zoomin als aan eenigen oningewijde mag ver-halen wat hare ritualen bevatten, zoo kanik hem toch de verzekering geven, dat detaal, waarin zy en vooral de waarin voor-komende rijmpjes geschreven zijn, van eenhooge oudheid getuigt.

Eindelijk, om op eigen bodem te komen,toen Prins FREDERIK HENDRIK in 1637 aande Loge Frederilcs Vreedendal te 's Graven-hage, in 't byzijn o. a. van Graaf JAN vanNASSAU, den Markies D' ESTAMPES en denGraaf van Northampton, zijn elfjarigen zoonvoorstelde, en deze als kind der Broeder-schap werd ingeschreven, zal er toch welgeen sprake van eenige arbeiders-vereeni-ging of kerkbouw geweest zijn.

J. VAN LENNEP.

Mad. Krudener (vgl. XIV.b1.44, 112, 134),die eerst Venus, toen de politiek en eindelijkGode offerde, is eene damestype ook nunog niet out of season. In JULIA KAVANAGHSinteressant boekske French Women of Letters(TAUCHNITZ 1863) vindt men over haar eenezeer lezenswaardige essay.

L—F—T.

Heidens in Nederland (vgl. A. R. ; XI. bl.34; XII. bl. 353 ; XIII. bl. 164; bl. XIV.40, 100). A—A. vraagt t. 1. a. p.: zijn er hierin 't land ook nog? of zijn er afstammelingenbekend, die zich gevestigd hebben en chris-tenen geworden zijn ? Wij verwijzen A—A.naar onze Geschiedkundige onderzoeicingenaangaande het verblijf der Heidens of Egyp-

21

162

tiers in de Noordelidke Nederlanden, Utrecht1830, bl. 153. De aldaar genoemde scha-renslijpers-familie is nog niet uitgestorvenen oefent nog steeds het oude beroep uitte Leeuwarden. Wij vragen op onze beurtvan waar A.—A. het berigt ontleende, datmen thans aan de Heidens de invoering vanhet kaartspelen toeschrifft?

J. D.

L.

Heidens in Nederland. Het verwondertmij, dat de steller van het artikel (b1.40) geenmelding maakt van de Heidens in ons vader-land, die er zich nog in de 17 de en zelfs18de eeuw ophielden. In Amsterdam woondevoor een 80 jaar nog eene vrouw op hetPrinsen-eiland, de Heidin bijgenaamd ; debevolking van het Rukveens-heitje tusschenEtten en Bergen op Zoom, was er waar-schijnlijk nog een overblijfsel van ; voor 30 a40 jaren leefden zij nog in holen onder dengrond, stonden in zeer kwaad gerucht enhadden een dubbelzinnig bestaan : zij wareninderdaad Heidens, in welken toestand sints,door de onvermoeide zorg van een r. k.geestelijke vele verbetering is gekomen, zoo-dat het er, meen ik, thans zeer veilig is.

Het Heitje bij Oosterhout verkeerde on-geveer in denzelfden toestand.

A. Br.

Tweegevecht aan boord. Claes Gz. Com-paen (vgl. XI. bl. 231 ; XII. bl. 363; XIII.bl. 70; XIV. bl. 103). Aan boord van eenschip waarop ik diende in de jaren 1828-1830, was ik meermalen getuige van hetuitmaken van een onderlingen twist op dewijze waarvan op b1.103 melding wordt ge-maakt. Vooral werd dit in toepassing ge-bragt, als van de twistenden, de eene ma-rinier de ander matroos was ; gewoonlijkwas de marinier de lijdende partij, wantdaar hij met het endje niet zoo wel te regtkon als zijn partij in den hoepel, vielen demeesten slagen hem ten deel.

LABORAN TER.

Hulsterambacht (v gl. XII. bl. 201, 267,301; XIV. b1.103). Tot beantwoording vanhet gevraagde door den beer F. CALA ND, inzijn t. 1. g. pl. geleverd antwoord, dient, dathet stadhouderschap eene betrekking was on-dergeschikt aan den hoogbaljuw, terwijlde stedehouder weder de chef was van de'sgravendienaars, of dienaars van de justitie.

Wolfaartsdijk. J. VAN DER BAAN.

Israeliten of Joden (vgl. XIII. bl. 299 ;XIV. bl. 105). Dat er voor het aangehaaldeopschrift: s Honden en Joden hier buiten,"helaas! maar al te veel waarschijnlijkheid

is, en dat de Israeliten ook hier te landedikwijls beleedigende uitdrukkingen moestenhooren, zal ALEXANDER in het volgende be-vestigd vinden. Het is bekend, dat de Isra-eliten voorheen in sommige steden nietmogten overnachten. Het regtzinnige Utrechtmaakte waarop geen uitzondering ; want opgezette tijden 's avonds en 's ochtends gafde klok van den Buurttoren den Israelitenhet teeken de stall te verlaten of binnente trekken. Zij overnachtten gewoonlijk teMaarsen. Ofschoon het gebruik gelukkigtot den » goeden ouden tijd" behoort, heeftde gewoonte van de klok te luiden tot voorweinige jaren voortbestaan. In de wande-ling werd zij de » boefklok" genoemd, enmeer dan den Stichtenaar heeft mij verze-kerd, dat zij aldus was getiteld naar de» Joden" of » Boeven", ten wier gerieve, ofliever ongerieve, zij voorheen geluid werd.Daar deze afleiding van » boefklok" uit denmond is van lieden, die geen etymologenzijn, heb ik haar altijd zeer aannemelijkgevonden.

Zijn dergelijke staaltjes schijnbaar moei-elijk te vereenigen met de van oudshervermaarde nederlandsche verdraagzaamheid,men moet tijden en zeden niet uit het oogverliezen, en dan zal Nederland toch immerallergunstigst bij de andere natin afsteken.

L—F—T.

Joden en Israeliten. Er bestaat eene cir-culaire van het departement van justitie,in den tijd dat wijlen mr. ASSER referenda-ris was, uitgevaardigd, waarbij verbodenwerd in signalementen van verdachten zichvan de uitdrukking » Jood" te bedienen.Wie geeft den juisten inhoud of althansde dagteekening op? .

Het woord smous is een populaire woord-vorm, ontstaan uit 's moses (des Mozes) natieof geloovige.

Synode der Doopschgezinden in 1649 (vgl.XIV. b1.111). Omtrent deze zamenkomst (sy-node klinkt in doopschgezinde ooren al tehierarchisch, dan dat het ooit genade kanvinden) kan men het nadere vernemen bijBLAUPOT TEN CATE, Gesch. der Doopsgez.in Holland enz., dl. I. bl. 330. Ze diendetot bevestiging en uitbreiding van den vrede,die reeds tien jaren vroeger tusschen dezoogenaamde Vlamingen en de zoogenaamdevereenigde Friezen en Hoogduitschen ge-sloten was.

CONSTANTER.

[lletzelfde werd ons medegedeeld door den heerJ. VAN DER BAAN.]

Koudekerk in Zuidholland (vgl. XIV.bl. 71). De heerlijkheid Koudekerk is in

163

het jaar 1331 door WILLEM III, graaf vanHolland, aan jonkheer GERRIT VAN POEL-GEEST uitgegeven voor een regt leen ; dochmet dit voorregt, dat dit regt of kwaadleen, bij gebrek van zonen, ook op dedochters zoude mogen versterven.

De heerlijkheid Koudekerk zou, volgensBOXHORN, eene volkplanting zijn van deoude Cauchi. Zie omtrent deze heerlijkheid :Oudheden en Gestichten van Rhijnland, doorH. v. H.; Aardrijkskundig Woordenboek,door A. J. VAN DER AA ; BOXHORN, Oudh.en Gestichten van Rhijnland.

K. v. S. n°. 2.[Een antwoord, voor een deel van denzelfden

inhoud, ontvingen wij van CONSTANTER, die ver-wijst naar den Tegenwoord. staat van Holland,dl. III. bl. 360.]

Een.e vergaderplaats (vgl. XIII. bl. 36).De Pottebakkersgang, die in de vraag alsde plaats der godsdienstige zamenkomstenwordt aangeduid, komt uit op de Heeren-gracht tusschen de Oude Leliestraat en deBergstraat te Amsterdam. De eenige wo-ning die er in is diende tot voor zeer kor-ten tijd tot alles behalve stichtelijke zamen-komsten. Maar, vergis ik mij niet, danverleende die gang in de 17 e eeuw ooktoegang tot het kerkgebouw der doopsch-gezinde gemeente bij den Toren, de zoo-genaamde vereenigde Waterlanders. Aan-genaam zou het mij zijn, indien H. C. R.nog iets naders daaromtrent wist merle tedeelen : gelds het ook een zamenkomst vanCollegianten ? CONSTANTER.

Soevenhaven. Jan Beukelsz. van Leiden(vgl. XIII. bl. 255, 260 en voorts de artt.Mislukte aanslag der Wederdoopers op Leidenald. bl. 325, Wederdoopers in 1535 en Janvan Geelen, ald. bl. 327). Met grooten dankaan den archivaris van Leiden voor zijneallerbelangrijkste mededeelingen, voeg ikhierbij nog een en ander, dat mij aangaandeJAN BEUKELSZ. van Leiden is voorgekomen.

Op 't rijksarchief te Brussel berust eenbrief van 't hof van Holland aan de land-voogdes d.d. 24 januarij 1535, berigtendedat de leidsche regering het huis van JANBEUKELSZ. heeft laten doorzoeken en daareenige doopers gevangen genomen heeft» ende zyn die voirsz. van der Weth noch» doende breeder inquisitie, ende meynen» noch meer te vinden, ende zulcx soe heb-» ben sy de poirten desen dach gesloten» gehouden." Hoe het toen met MARITJEYSBRANDS, de huisvrouw van JAN BEUKELSZ.,die hij te Leiden had achtergelaten, gegaanis, kan misschien uit het leidsch archiefblijken. Ze had den 7den sept. 1534 metmeer anderen teregtgestaan voor het hof

van Holland (zie het Register der Crimin.Sententien van dat hof) en was, nadat zijbekend had » onbedachtelicken op reyse ge-» togen te zijn, om mit menichte van den» herdoopten ende doopers uyten Lande te» trecken" en daarover haar berouw had tekennen gegeven, vrij gekomen met eeneboete van Brie carolusguldens. Bij die ge-legenheid beweerde zij niet herdoopt tezijn, schoon het tegendeel volgt uit de be-kentenis van haren man, afgedrukt bij COR-NELIUS, Geschichtsquellen des Bisthums Man-step, s. 370. Het » op reyse" gaan met» menichte van den herdoopten" doelt ken-nelijk op den grooten optogt naar Munsterin maart 1534, die geheel en al mislukte.Later, nadat haar man de veelwijverij hadgeproclameerd en practisch ingevoerd (julij1534), ontwaakte waarschijnlijk haar be-rouw.

Het vonnis van het hof van Holland,waarbij JAN BEUKELSZ ten eeuwigen dagegebannen en al zijn goed verbeurd ver-klaard wordt is van 6 oct. 1534. Hij wordtdaarin beschuldigd » zeer besmet te zijn„van den Lutersse ende Melchiorite secte,» welcke secte by gesayt ende geleert hadde» binnen der stede van Leyden aen diver-» sche persoenen, herdoopende wel luyden» binnen zijnen huyse, ende vertogen te syn» nae Munsterlant, hem Baer uytgevende» voor een propheet, ende als een propheetDgeschreven te hebben diversche brieven» herwaerts over, omme dondersaten deser» Landen binnen Munster te trecken, mits» twelcken diversche persoenen binnen Ley-» den, Haserswoude ende daerontrent zoe» verleyt ende bedrogen waren, dat zy hem» op wech gestelt hadden na Munsterlant)) te trecken."

Als een bijzonderheid teeken ik nog aan,dat onder de penitenten voor 't Hof vanHolland den 16d" mei 1534 ook voorkomteen andere JAN BEUCKELSZ. van Leiden, » die» uyt simpelheyt door valsche leringe ver-» leyt ende bedrogen hem hadde laten we-» derdoopen ende andere quade dwalinghe» ontfangen had, bekennende daeraen mis-» Jaen ende gedwaelt te hebben." 't Schijntdus, dat de naam BEUKEL in Leiden nietongewoon was. CONSTANTER.

Pruiken (vgl. XII. bl. 232, 289, 321;XIII. bl. 35, 81, 105, 196, 257). Tot depruiken-literatuur behoort in de eerste plaatsde Encyclopódie perruquiere, door J. H. MAR-CHAND, 1751, in 12°; en verder: C. J. RANGO,de Capillamentis, vulgo Perruques, liber sin-gularis. Magdeb., 1663, in 12°; C. F. NICOLAI,Recherches hist. sur l'usage des cheveux pos-tiches et des perruques dans les temps ancienset modernes, trail (par JANSSEN). Paris, 1809,

21*

164

in 8°., waarvan het oorspronkelijke in hethoogduitsch geschreven werk, te Berlijn,in 1801, met 17 platen of 66 afbeeldingenwerd uitgegeven. Le docteur Akerlio, doorV. D. N. (XII. bl. 321) genoemd, als schrij-ver van den Eloge des perruques, is de pseu-doniem van den letterkundige en dichterJ. N. M. DEGUERLE. De hollandsche verta-ling kwam uit te Amsterdam, 1800, in 8°.

J. L. A. I.

Vaderlandsche vrouwen. — CatharinaQuestiers (vgl. XII. bl. 307, 324, 359 ; XIII.bl. 73). CATHARINA HOEST, geboren QUES-TIERS, werd den 21 8ten novemb. 1637 ge-boren, en door VONDEL de tweede SAPHOgenoemd. Zij heeft uitgegeven : De geheimeminnaar, blijspel, opgedragen aan CHRIS-TINA, koningin van Zweden. Amst., 1655,in 4°., hoogst zeldzaam ; Casimier, of ge-dempte hoogmoet, 1656 ; De ondankbare Ful-vius of getrouwe Octavia, 1665; en, metCORNELIA DE VEER, LauwerstriA Amst.1665. Behalve de boetseer- en schilder-kunst, beoefende zij tevens de etskunst, zooals blijkt uit de titelprent, van De geheimeminnaar, en de prentjes, die van haarin de Koddige Olipodrigo oft nieuwe Kermis-host, Amst., 1655, 2 dn. in 12°, voorkomen.Zie verder de werken van IMMERZEEL enKRAMM, Levens der Schilders, WITSEN GEYS-BEEK en het aanhangsel door V. D. AA.

J. L. A. I.

Lodewijk XIV en de Nederlanden. H.MARTIN, Histoire de France, XII. 512, geeftop het jaar 1658 de volgende beschouwin-gen te lezen: » Le droit coutumier du Bra-bant, suivi par Namur, l'Artois, le Lim-bourg, la Gueldre et le Cambresis, statuaitque, lorsqu'un maxi ou une femme venaitde mourir, les fiefs, appartenant et a l'6pouxdecedd et a l'epoux survivant taint ddvolusen nue-proprietes aux enfants, de sorte que,si le survivant se remariait, les enfants dusecond lit n'avaient aucune revendication aexercer. (Coutumes de Brabant, C. I., art.2, 15, 16, 17.) MARIE THRESE 1 ) etaitfille du premier lit : l'enfant nouveau-neetait fils du second. CHARLES-QUINT, ayantdeclare les Pays-Bas reunis a la monarchieet soumis aux lois de l'Espagne, les Es-pagnols ne songeaient plus a ce vieux droitqui n'avait pas eu occasion d'etre appliquea la souverainete du Brabant depuis leXIIIe siècle ; mais it est probable que MA-ZARIN le deterra par la main de LIONNE etcomprit qu'il y avait la des prdtentions tresspecieuses a acqu6rir sur la partie des pos-

1) De koningin van Frankrijk, echtgenoot vanLODEWIJK XIV.

sessions espagnoles incomparablement laplus desirable pour la France".

Wil iemand hieromtrent eenige toelich-tingen verstrekken ?

Reize van Willem II naar Engeland totvoltrekking van zijn huwelijk (vgl. XIV.bl. 5). Reeckeninghe van de onckosten van S.118. Kamer, ghevallen op de Reyse van Enghe-lant, t' zedert den 19 Apprillis 1641, totende met de maent Junijus daeraenvolgende.

Deze rekening bevat, wat betreft zakenen personen, met naam en toenaam daarinvoorkomende, zoo vele bijzonderheden, dathet belangrijk genoeg mag geacht worden,daaruit een en ander merle te deelen.

Elk kapittel daarvan is geteekend doorA. VAN DORP (AREND VAN DORP, ZOOrl vanFREDERIK en van ANNA SCHETS, gehuwdmet IDA VAN BAARLE ; hij was gedurende34 jaren raad en hofmeester van drie prin-sen van Oranje).

Het eerste kapittel betreft Clederen vansyne Hoocht. Prince WILHELM, als :

N°. 1. EDWARD BASSE heeft den 4den maybinnen Lonnen, ten dienste van S. H. aenMonsr. DU NOIS, kamerlingh ghelevert, 2paer Deekentgens om in rabbatten te dra-ghen, yder paer a 2 Engelsche Schell.: — noch10 paer, doch van 2 1 /2 tot 6 Schell. het paer.

2 rabatten gemaect a 3 Schell. voor yder,en gewassen ; — fijn lijwaet tot 2 paerponnetten;

een halve jart kant ; — zes paer deeken-tgens a 31/2 schell. ; kanten tot de po-netten, te zamen Engelsch £ 4-8-7. IsHollants ghelt, het pont sterlings ghereec-kent op thien guldens, ende de Schell. opthien stuiv°., de penn. naer Advenant, isde somma van f 44,7,0.

N°. 2. ARTHUR KNIGHT heeft, door ordrevan den Heer VAN BEAUVOYER ghelevert,Een Beveren Hoet, den Eden Mayus, daervoor bedonghen dry pont, thien schell. En-gels ghelt, is Hollants f 35,—, —.

N°. 3. Monsr. DU NOIS kamerlingh, heeftbinnen Lonnen betaelt voor een paer muy-len voor S. H. te maecken, aen Leer enarbeytsloon, 4 Schell., een paer SpaensleereSchoenen 4 Schell., een paer Laerssen 2pont; te zamen f 24,—, —.

N°. 4. DAVID JUWERY, kleermaecker vande Prince van Gallas, ghemaect ende gelevertde naervolgende Cleederen ; den 4° May,Een mart ghedruct Sattyne Cleet ende Mantel,daertoe aen Kanefaes en Styvingh ; — 12V,jards, ghedruct Sattyn a 16 Schell. de jart; 61/2Ellen ploys; 1472 dozijn Ellen swart sydepassement a 12 schell. het dozijn Ellen ; —3 1/, Ellen swart armoisyn a 14 schell. d'Elle; — Ghallon, Syde, knoopen, haecken enooghen ; maeckloon 5 pont 10 schell.

Den Wen mayus ghemaect, een Cleet

165

en Mantel van groen Brockade Taubyn ghe-boort met Silvre Kantgens, daertoe aan Can-nefas en styvingh ; 12 1 /2 Ellen groen BrockadeTaubyn a 24 Schell. d'elle ; 20 1 /2 dosynEllen Silvre Kantgens, wegen 73 Oncen a 51/2schell. de Once; — 2 Ellen groen Armoisyn ;etc. Silvre knoopen, 5 Schell. 6 penn.; witSattyn om de Craech te voeren; voor Sacken,voor maekloon; als voren etc.

Een fluweele Cleet dat S. H. verandertwilde hebben, daartoe 3 1/2 dozijn ellen zydekantgens om in de naden te naeyen, a 12schell. het dozijn Ellen kant ; syde; maeckloon2 pont 10 schell.

Den 16" Mayus ghemaect een Cleet enMantel, daertoe Rosenkouleur Taubyn, kane-faes en styvingh; — 5'12 jards rosenkleurtaubyn a 24 schell. ; 9 1 /2 jards Silver Taubynen een Wambais a 32 schell. de Jart voort,wambais ende voeijeringe in de mantel ; 31/2jards Armoisyn, syde, stick en naeysyde ;styvingh tot de Craech en borstgens ; wit sat-tyn om de craech te voeren ; 14 dozijnEllen silvre kantgens, weghende 62 oncena 5 1 /2 schell. de once ; silvere knoopen, kan -nefaes ende styvingh tot de mantel, voormaeckloon als voren 5 pont 10 schell.

Ghemaect een graeuw laeckens kleet, daar-toe 2 1/4 jarts fijn graeuw laecken a 2 pontde jart ; 4 1/2 jarts Taubyn tot een wambaisen de voeijeringe in den mantel a 22 schell.;2 Elle Armoisyn ; 20 oncen Silver passementa 5 1/2 schell.; syde,, silvre knoopen, wit sat-tyn tot de craghe ; cannefaes ende styvingh,haecken en ooghen, voor maeckloon van ditCleet ende mantel 3 pont 10 schell.-

Ghemaect eenen silveren laecken nachttabbert, hemtrock, SlIplutse, nachtpacquet entoebehooren, daartoe 26jards silver laeckena 28 schell de jart ; —107 jards pluys omde tabbert en de veste te voedren a 22 schell.de jard ; — 8 dozijn ende 9 jarts Silvre karateweghende 102 oncen, a 5 1/2 schell. d' once,syde, kanefaes ; silvre knoopen tot de Hemt-rock ; 1'/2 El Armoisyn om de Hemtrock tevoederen ; Een spiegel en maecken van eenkamkoocker ; 24 oncen Silvere franghe tot hetnachtpacquet a 5 1 /2 schell. d' once; silvrebanden en toebehooren tot de nachtsack,voor het maecken van die sack 1 pont2 schell. ; voor het maecken van de nacht-tabbaert, hemtrock en slaepmutse 5 pont10 schell. ; voort maecken vant nachtpac-quet en de Cleersack met 2 breede silvrepassementen, en het nachtpacquet met silverefranghe versien 3 pont 10 schell., tzamen£ 258-1--0.

Bij den Dispencier is hem met grootemoeijelyckheyt afgetrocken 2 pont, alsoode Heer van BEAUVOYER dit alles hadbestelt en op 't versoeck hem toesont,enz. blijft £ 256-1-0, in Holl. ghelt voor

alle de cleederen te zamen f 2560-10-0.N°. 5. HUMPHRY BADBORN ghelevert door

ordre van Monsr. DU NOIS, kamerlingh, denlen Mayus voor S. H. 9 Jarts heel ryck ghoutende silver lint, a 472 schell. de jart ; — Eenpaer fransse Hantschoenen met het selve lintghestoffeert. Diverse Ellen kouleur Sattynlint, d°. Inckornaet sattyn lint ; d°. Isabellesattyn lint; — Een paer Hantschoenen rijckvan ghout gheborduurt ; —

den 25en Mayus een paer swarte satyneHosebanden met binnewercken ende kantendicht beseth met een paer rosen ; — eenpaer Korduaen Hantschoenen ghestoffeert metswarte Syde !range ende ghevoedert metswart sattyn ; — een paer Hantschoenen ka-britten ghestoffeert met swart sattyn lint endemet swart sattyn ghevoedert ; — drie paerwitte en dry dosyn beste witte Hantschoenen; —Elff stucken ghout ende silvere lint van 'tnieuwste fatsoen, ghemengelt met zyde, yderstuck houdende 18 jarts a 3 pont 12 schell.ende ses pens het stuck ; — thien EllenGroedelyn en ghout en silvere lint a 4 schell.en 2 pens d' Elle ; 5 stucken Sattyn lint vanverscheide kouleuren ; een dozijn paer wittehantschoenen ; een paer gheperfumeerde hant-schoenen, daertoe 474 jarts rosenkouleur ensilver lint;lint; -

den 6den Mayus 7 jarts inckornaet sattynlint, een paer gheperfumeerde hantschoenen,daertoe 23/4 jarts inckornaet en Silver lint;

—een paer grasgroene en silvre hosebanden,rondom met kleyne silvre kantgens versien,en aen de eynden met groote silvre kanten,met een paer rosen;

den 104" Mayus een paer geperfumeerdehantschoenen met groen en silvre franghe enlint ghestoffeert ; noch diverse ellen lint engeperfumeerde hantschoenen, waaronder eenpaer ghestoffeert met heel ryck Isabelle zydeen silver lint; — 2 dozyn sattyne nestelinghen,a 5 schell. het dozyn;-

den 15den Mayus Olyffkouleur sattyn lint,en geperfumeerde hantschoenen daertoe Citroen-kouleur sattyn lint ; noch diverse ellen lintvan diverse kouleuren, en geperfumeerdehantschoenen daermede ghestoffeert ; — eenpaer kouleure syde en silvre hosebanden rond-om met cleyne silvre kantgens en aen de eyn-den met groote kanten,

Den 19den Mayus noch hantschoenen enlint als voren, beloopende te samen Enghels£ 95-17—, of in Hollants gheltf 958.10. —.

N°. 6. HUMPHRY BADBORN noch ghele-vert door ordre van denzelfden den 208tenMay 6 stucken Seer ryck Zyde en silver lintvan 't nieuste fatsoen te samen 108 jarts lanck,a 4 schell. de jart ; noch 108 El d°. a 41/2schell. noch 108 El d°. a 5 schell.; noch 108El d°. 4 1 /2 schell.; noch sattyn lint a 33 schell.;een stuck inckornaet sattyn lint; noch di-

Guldens.B. Ct. Gd.

---

4

Meijten.

1318

183

2412

---18

9

1512

Stuivers.

---

18

10

1610

12

110

12

8

45

37

4

1

6

86

Duiten.

.........

6

166

verse stucken sattyn lint van verschillendeprysen ; noch 9 Stucken breed sattyn lint; —6 dozyn witte hantschoenen a '24 schell. hetdozyn ; noch een saecken met extraordinaryewelruyckende cruyden gheperfumeert; nochdiverse paer hantschoenen waeronder eendozyn paer hartsleere ; noch diverse ellenlint, waeronder Swart lint, bedragende tezamen, Enghels £ 133-0-6 of f 1330,6,0.

N°. 7. ABRAHAM BROUWN koopman den20 Mayus voor S. H. ghelevert een do-zyn geperfumeerde hantschoenen ; 65 jartsSyde en Silver lint a 3 schell. de Jart, te zamenEnghels £ 11-11-0 of f 115,10,0.

N°. 8. FREDRICK DE WOUSY of MOUSYkoopman, voor S. H. ghelevert ; 17 paervrouwe zyde hoosen, a een pont Sterling hetpaer ; noch 12 paer zyde hoosen en 6 paerzyde hoosen, noch 10 paer d°., alien vandifferente prysen ; een paer groote mans-hoozen van syde 1 pont 10 Schell., en een

paer mans Syde hoosen 1 pont 4 schell., tesamen £ 41,12,0 of f 416,0,0.

N. 9. HUMPHRY BADBORN ghelevert den2den Junyus 36 jarts karinoisyn sattyn lint, a9 pens de jart; Een paer hantschoenen ghe-stoffeert met silver, en noch 6 Ellen lint ;te zamen £ 2,6,0 of f 23,—.7---.

N°. 10. Den 5 Junyus heeft Mons'. DUNOIS kamerlingh te Kantelbury doenmaecken voor S. H. een paer Hantschoenenmet silvre en ghoude kanten en frange ghe-stoffeert, met noch 2 paer hantschoenen on-ghestoffeert, te zamen £ 2,4, of f 22,— .-----

N°. 11. HUGHO RICHARDS ghelevert voorS. Hoocheyt zes Koralyne Ringen, a 1 pontsterl. yder, komt £ 6.—.— of Holl. gheltf 60.—.

Somma de Cleederen van S. II. en andrefraey-heden, bedragen de somma van f 5589 ,3,0.

(Wordt vervolgd). V. D. N.

Zuidelijk Nederland in 1582 en 1586. De hieronder volgende extracten acht menter mededeeling niet onbelangrijk.

a. Uit het Groot aktboek der stad Lier (provincie Antwerpen).

PRIJS WAARVOOR ZIJ VERKOCHT ZIJN.

VERKOCHTE GRANEN, EETWAREN, &C. &C.in 1536. 11 in 1586.

Tarwe 1).Haver.Rogge.Gerst ..Boekweit .1 veertel ervten .1000 eiken mutsaart1 g hollandsche kaas1 V hamele vleesch .2 kiekens .1 konijn .1 ei ...Een kabeljaauw. .1 g ossenvleesch1 q keerssen .1 stoop olie .1 stoop smout .1 stoop kavis .1 stoop wijn./, zout ..1 g zalm ..1 koppel duiven1 g boter .1 c zeep ...1 pot zoet melkEen kapuin . .

Guldens.B. Ct. Gd.

176

199

121646

5

21

1

2

Stuivers.

166

1295

14

1/21/2

41

5

1/2

64

41

1/2

1/2

1

5

b. Uit het Landboet der stad Lieren tachtig.

(provincie Antwerpen) van het jaar 1500 twee

1) Voor welkg hoeveelheid deter granen werd de genoemde som besteed ? BESTUUR.

Stuijvers.

18

•••••n • n

1 6 7

Het Landboet bij de Borgers der stad Liere betaelt ten tijde van de Reductie der-zelver stad an. 1582. ende dat in gereede penn.

i:

► 1

Antwerpsche straet .Nouwelandt .Ruijsbroekstraet .De Gasthuispoorte tot aen de Lovensche poortDen Bruel . . .Het BegijnhofLisperstraete ............Kerkhofstraete, Moesdijck ende de VischmerktRegte straete . . .Strijpensvelt . .Eeckelstrate .Mechelstrate .

Guldens.

19,9873,174

15,1506,0936,812

1,239 9

22,626 58,336

19,503

3,802

19

4,848

11

12,718

10

f 124,291 12

M. A. v. D. K.

Uit het archief van Lier 1582-1586.Het zeer groote verschil der prijzen vanlevensmiddelen tusschen de jaren 1536 en1 586 strekt ten bewijze van den treurigentoestand, waarin de zuidelijke provincienten gevolge der spaansche tirannij ver-keerden. De prijzen van eenige jaren vroe-ger zouden het echter beter bewijzen. Wanttot de duurte in 1586 werkten andere oor-zaken mede. In aanteekeningen de stadGent betreffende, genomen uit stukken vandien tijd, door WILLEMS in het BelgischMuseum, dl. VIII. bl. 414-431 medegedeeldvindt men daaromtrent het v olgende

» Op den XX augusti 1585 trock onsvolck binnen Antwerpen, ende het landvan Vlaenderen, soo steden als dorpen,was overal plat, ende in eenen soberenstaet, dat niet om spreken ende schryvenen is, ja niet te ghelooven, van de grootedierte, niet alleen van eten en drincken,maer ooc van lijnen ende wollen om hetlichaem te decken ; noch negotien, nochwinninghe ; want 't derde van dhuysenwaeren te coopen, of te hueren of ledichende onbewoont. Gijnck eenen borgher watbuyten de poorten by wiert gherooft ofghevanghen van die van Ostende ofte vanSluys ; ja, dat meer is, men ginck gheenmijle buyten Bonder perickel van van de wol-ven verbeten te worden, dat schrommelijckwas. Ende waer men buyten quam, allehuysen, casteelen ende schuren waeren ghe-renueert ; alle velden waeren bosschen vanginst, doornen, ende ander wildernissen; delanden waeren zoo woest, acht a thien mijlenrontom Gendt, dat het niet te heschrijven enis ; de dorpen rapassen, die van te voorenbehuyst ende bewoont waeren, ende daar enwas niet een huys meer heel. Woonde daerimandt, sij woonden in hutten, niet sonderperickel. Om noch meer te betoonen de ver-woestheyt van de steden, daer stonden twee

peerden op eene van de principaelste strae-ten van Ghendt, weydende van het gras,dat de straete overgroyt hadde. Men seydedat er IX duysent pasporten geschrevenwaeren, om soo veel huysghesinnen uytGhendt te vertrecken, dat ghenoech wasblijkende van de huysen, die ten huereende te coope waeren hanghende.

(October 1585). Alsnu wart al diere datetelijck ende drinckelijck was, met grootevreese van noch dierder te worden ; 't washoogh waeter ; in veel plaetsen en cost menniet sayen ; in 't landt van Aelst wierden devruchten vande sleeken afgheeten, dat menwederom sayen moest ; in veel quartierenen costen noch menschen noch beesten leven,van vreese van de wolven ende ander ghe-dierte. Ontrent Brugghe vamp noch uytvan de wolven ende dierte van granen.

(February 1586). Op desen tijt was inGhendt sulck een desolatie van quaede nee-ringhe als het noch oyt gheweest hadde.Daer trocken x a xij c huyshoudens uytGhendt, waer door dat wel het derde vande huysen onbewoont bleven ; een huys vanses of seven pondt voor ses of seven guldens.

Nietteghenstaende wiert op den iij maerteghestelt op ider sack tarwe xij st., op eenensack rogghe viij st.; ja, dat meer is, wiertdaerenboven gheconsenteert een leeninghe,die de borghers moesten opbringhen, som-mighe x sc. sommighe viii sc. sommighevj sc. ter maendt, vier maenden ghedurende,soo dat de menschen soo arem ende bystierwierden, dat niet uytsprekelick en is.

Den XXIIII mey waeren alle de per-soonen uyt de stadt gheseyt dieder gheenhalf jaer en hadden inghewoont, ende wasooc verboden niet om Godts wille te gheventsavons naer den neghen uren, ende dat gheenpersoonen mochten in de stadt commen danmet consent van overheyt. Den hongherende armoede groyden noch daegelicx.

168

Den X juny vast collatie, ende menseyde dat het was am den vijfden penninckop te bringhen, ghelijck het ghebeurde ;maer wiert verandert op den thienden pen-ninck, die gheconsenteert wiert. Boven lienwierden belooft de leeninghe den eenen totdry hondert guldens, dander twee, dandereen, ider naer sijn qualiteyt, om korren tebesorghen voor de arme ghemeente van destadt van Ghendt.

Acht daeghen naer dat den thienden pen-ninck gheconsenteert was, ist verandert opden vijfden penninck, ende moest den XXVIende (X)XVII ghereet sijn, waer over grootedroefheyt was onder de ghemeente.

Den XXVIII (julij) was gheboden dat idersijnen vijfden penninck soude commen be-taelen op peyne van executie.

Den 1 augusti vercocht men de rogghete Gendt acht guldens den sack, ende hetwas noch goeden coop. Den IIII augustisloech den rogghe op VIII sc. op den sack,ende den VII augusti wel XII sc. De armemenschen en costen geen brood om gheltcrijghen.

Den XXVII augusti 1586 wiert eenensack korren te Ghendt vercocht ses pondengroot, ende den XIII september 1586 vierpondt vier schellingen, ende veel warenderdie haer contenteerden met geerste endeboucquij tbroot.

Den XXII april 1587 golt binnen Ghendteenen sack taerwe IIII ponden groot; roggheen wasser niet te vinden of luttel : de ertenIX schell. het meuken, de peerde boonenVIII sc. Daer starf een vrouwe op Wan-nekensarde van ghebreck.

Den XV mey golt te Ghendt eenen sacktaerwe vijf ponden groot; dheelft van demenschen aten gheen broodt van koorenof taerwe; maer meest van vitsen, boonen,boucquijt, erten, gerste, haver ende ooclijssebroot, surkel, ende meer andere groen-sel, dat noeyt ghesien noch ghehoort enwas.

Den V juny 1587 begonst het kooren opde mert van Ghendt te lichten VI sc. opden sack, om datter te Calis ende te Ostendeveel oosters kooren was anghecommen.

OUDHEID-, MUNT- EN PENNINGKUNDE.

Twee zoogenaamde oude opschriften(vgl. XIV. bl. 114).

I. Opschrift te Montmartre.

In een zeer lezenswaardig werk, getiteld :le Nouveau Paris, door EMILE DE LABDOL-

MERE, wordt verhaald, dat in de maand oc-tober 1779 te Montmartre eene zaak voor-viel, welke eene scherts schijnt te zijn, maarwaarvan de echtheid is verzekerd. Men vondaldaar namelijk een steen, waarop menbijna onleesbare letters bespeurde. Na tevergeefs de hulp te hebben ingeroepen vanverscheidene geleerde genootschappen envan COURT DE 13ELIN, iemand die zeerervaren was in de kennis van het beeld-schrift, kwam men niet verder dan dieletters te ontcijferen, loch om er een ge-heel van te vormen, slaagde men niet, totdat de misdienaar van de kerk te Mont-martre, die van deze zaak had hooren spre-ken, verzocht, dat men hem den steen zoudelaten zien, en toen zonder moeijelijkheidde vraag oploste, door eenvoudig de let-ters naast elkander te plaatsen, waardoormen deze fransche woorden verkreeg :

»Ici le chemin des apes" (zoude dit nietgeweest zijn : » Icy le chemin des asnes") ?

Er waren namelijk in die streken steen-groeven en deze steen diende tot aanwijzingvoor de pleister- of steenverkoopers, diemet hunne ezels (die zij daarvoor gebruik-ten) aldaar kwamen om ze er mede te be-

vrachten." (Zie hetzelfde antwoord doormij geplaatst in den Intermódiare.)

't Opschrift te Nismes mij en anderenhebbende doen voorlezen, konden wij erniets anders uit hooren dan :

» Six militaires cosaques eigaux en beautefumant comme des Suisses ;" ik twijfel ech-ter of dit wel juist is.

Ts. — D. G. J.

Twee zoogenaamde oude opschriften.Het eerste heb ik altijd voor een verzinselgehouden van gelijk allooi als de aardig-heid, dat hollaiidsche geleerden zich stompzouden gedacht hebben op een dergelijkopschrift, dat : DITI SE ENSE

CREETluidde, en door enkelen alzoo zou verklaardzijn ; dat de steen, die het opschrift droeg,half gebroken zou zijn, zoo dat achter ENSE,

op 't gedeelte dat verloren was gegaan,TRADIDIT of DEVOVIT moest gestaan heb-ben, en daaronder achter CREET de eigen-naam van den man, wien het opschriftgold, terwijl dan CREET de beginletterswaren van zijn titel: Cohortis RauracorumEt Eburonum Tribunus. De zin ware danvolgens die slimme archeologen : » N. N. be-» veThebber van de Rauracische en Ebu-n roonsche cohorte heeft zich met het zwaard» aan Pluto overgegeven." leder kent, al-thans ieder schooljongen kent de ware op-lossing.

169

Maar wat het tweede opschrift aangaat,herinner ik mij 't in vollediger vorm, danE. 0. B. R. opgeeft, gevonden te hebbenin eene fransche illustratie of courant, dochdaar vermeld als niet te Nismes maar teFamars gevonden. Het luidde :

SEU. QUO. TEMPLA. FAMARS.

SI. BELLA. CURIOS!. TE.APPELLAVERUNT. OYES.

TIBULLI. MOBILE. SOLIDO. POST.SIMILITER. CAUSA. QUAE. EGO.AMBO. TE. FUMANT. CUM. DE.

SUIS.Wie nu dit Latijn volgens de fransche uit-

spraak leest, zal terstond de oplossing vin-den, zoo hij alleen maar zijne ooren raad-pleegt, en diezelfde klanken in gewoonfransch schrift overbrengt. Aldus : » Ceux» qu'au temple a Famars si bel la curiosite» appela, verront au vestibule immobiles,» solides au poste, six militaires cosaques,» egaux en beaute et fumants comme des» Suisses."

CONSTANTER.

Penning met komeet (vgl. XIII. bl. 367;XIV. bl. 113). De ter laatst aangehaalderplaatse vermelde penning is niet de tereerst aangehaalder plaatse beschrevene.

J. D.

L.

ltedaille met het jaar 1572 (vgl. A. R).Deze medaille, die ik op de tentoonstellingte Delft (Catal. no. 76), bezigtigde en diedoor den heer H. C. STRIK VAN WIJK, teVierlingsbeek, was ingezonden, kan niet,zoo als ik in Nay. VIII. bl, 148 vermoedde,op den St. Bartholomeusnacht toepasselijkzijn. Welligt geeft L. VAN DER BURCH,deken van het kapittel van de H. Mariate Utrecht, in zijne Aedis Divae MariaeVirginis Ultraj. Origin. Utr., 1617, in 4°.,daaromtrent betere inlichting ; en zij die inde gelegenheid zijn dit werkje te raadple-gen, zullen mij verpligten indien zij datwillen on derzoeken.

J. L. A. I.

GESCHIEDENIS DER LETTERKUNDE.

Clotilde de Surville (vgl. XII. bl. 266,303, 339 ; XIV. bl. 117). Ik zoude ge-neigd zijn te gelooven, dat CLOTILDE DESURVILLE in de 15 6 eeuw geleefd heeft, daarik in het bezit ben van een copy van eenmanuscript van genoemde CLOTILDE, zijndeeen vers getiteld : » Verselets a mon pre-mier-ne" en hetwelk aldus aanvangt 1):0 cher enfantelet vray pourtraict de ton pareDors sur le seyn que ta bousche a presseDors petiot cloz amy sur le seyn de ta mere,Tien doulx oeillet par le Somme oppresse.

Bel amy cher petiot que ta pupille tendre etc.(signd) CLOTILDE DE SURVILLE (156 siècle)en lager staat :

Petites Heures d' .Anne de Bretagne.en, zoo ik meen : de la Bibliotheque Royale).

De getuigenis van NODIER, bevestigd doorDU PETIT THOUARS dat hij in 1790 denmarkies de SURVILLE gedichten van CLOTILDEheeft hooren opzeggen, bewijst, dunkt mij,nog niet genoeg, dat deze er de maker vanwas, vooral daar de verdiensten van CLOTILDEen den markies de SURVILLE zoo veel vanelkander verschillen, zoo als M. MACE ge-tuigt. (Zie het antwoord in den Intermódiaire).

D. G. J.

I) Deze kopij bevindt zich onder meer anderekopijen en manuscripten in een cahier, waaropstaat : Ornementation et manuscrits du moyen age, des-sins de G. TOUDOUZE. H. JEANNIN editeur, place duLouvre 20. Paris.

Sansovino (vgl. XIII. bl. 34; XIV b1141).SANSOVINO werd in 1521 te Rome geborenen overleed in 1586. Door zijn' vader, denberoemden beeldhouwer en bouwkundige,opgeleid om zijn voetspoor te volgen en deeeuw van LEO X luister bij te zetten, steldehij diens al te streelende verwachting teleur, door de beoefening der schoone kun-sten vaarwel te zeggen, en die der letterente omhelzen, waarin hij evenwel ondankszijne vruchtbare pen slechts eene middel-matige hoogte mogt bereiken. NICERONgeeft in het 22e dl. zijner Memoires pourservir a l'hist. des hommes illustres de la republ.des lettres, een der nuttigste werken diein Frankrijk over de letterkundige geschie-denis zijn uitgegeven, eene zeer breedvoe-rige opgave zijner geschriften, waarondergenoemd worden : Del governo de' regni edelle repubbliche antiche et moderne, Venezia1561, in 4° ; vertaald in het Fransch doorF. N. D., Const. 1611 in 8° ; Dell' Arteoratoria, ib., 1561, in 4°; Istoria dell' imperioe origine de' Turchi, ib., 1568 ; Veneziadescritta, ib., 1604, in 4°.

J. L. A. I.

Tobias Tegnejus (vgl. XIV. bl. 122, 142).Deze geleerde werd in 1628 van Sneek beroe-pen naar zijne geboortestad Leeuwarden; vanwaar hij in 1642 vertrok naar 's Gravenhage,waar hij in 1664 schijnt overleden te zijn.Hij was een alumnus van Leeuwarden, en

22

170

alzoo aan de provineie Friesland verbon-den, om welke reden de magistraat hemniet Wilde dimitteren, maar houden, evenals hij vroeger J011. BOGERMAN deed, uitgelijke oorzaak, schoon deze bij herhalingnaar de aanzienlijkste steden van Hollandberoepen werd. TEGNEJUS (zoo schreef hijzich) vertrok evenwel.

Het eenige geschrift dat van hem bekendis, was eene vertaling uit het Engelschvan JAN DOWNAAM, Oor-Kussen der WereldscheMenschen, ende Rust-Peuluwe der KinderenGodes : dat is een Tractaat van de Vleesche-iycke ende Geestelijee Sorgeloosheyd. Leeuw.1634, kl. 8°. 258 en 58 bl., opgedragen aande gedeputeerde staten van Friesland enden magistraat van Leeuwarden.

W. E.—L

Tobias Tegnejus. Hij gaf uit eene vertalingvan : De Goede conscientie ontdeckt in haerNature, middelen, merck-tekenen, weldadenen noodwendigheyt. In het Eng. beschrevendoor JEREM DUKE, Leeuw., bij D. ALBERTS

1632, VIII, 19 en 165 bladz,J. D.

L.

J. Pacius (vgl. XIV. bl. 119). Onge-twijfeld zal JULIUS PACIUS bijgenaamd DE

BERIGA de bedoelde zijn, een regtsgeleerde,geb. 1550 te Vicenza. Hij studeerde tePadua, verliet zijn vaderland, ging naarGeneve alwaar hij den protestantschen gods-dienst aannam en de regten onderwees,daarna te Heidelberg, te Sedan en veleandere plaatsen. Hij werd ook te Leidenverlangd, doch ging in 1608 naar Padua, envan daar naar Valencia, alwaar hij in 1635is overleden, nadat hij tot de roomsche kerkwas teruggekeerd. Menigte van schriftenzijn door hem in het licht gegeven.

V. D. N.

Petrus ab Andlo (vgl. XIV. bl. 123,143) moet niet worden verward met PETRUSDE ANDLO, Wiens geschriften in den fare 1603werden uitgegeven. AB ANDLO is een aan-genomen naam van iemand die langen tijdis onbekend gebleven ; hij is aan verschil-lende personen toegeschreven geworden.BAYLE in zijnen Diction?? aire op het art. AB

ANDLO, noot (c), meent echter, dat de schrij-ver zal geweest zijn REGNERUS MANSVEL-

Dills, hoogl. in de wijsbegeerte te Utrecht.Uit zijne opgave blijkt, dat, onder dezenpseudoniem van AB ANDLO, nog andereschriften, behalve de Specimina, zijn in hetlicht gegeven o. a. Animadversiones ad Vin-dicias dissertationis quam Samuel Maresiusedidit, de abusu Philosophiae Cartesianae,

Leiden 1671 in 4°. Ook bij ADELUNG, Fort-setz. zu JOCEIERS Gelehrten-Lexicon wordt ABANDLO vermeld, doch aan hen was de schrij-ver toen (1784) nog niet bekend. Zie voortsC. BURMAN, Traject. Eruditum in voce Mans-veldius.

V. D. N.

J. C. Bulengerus en C. Calcagninus(vgl. XIV. bl. 123, 144). Jul,. CAES. BU-

LINGER wordt vermeld bij KIST en ROYAARDS,

Arch. voor kerkel. gesch., dl. IV. bl. 197,200, en XIII. bl. 316, waar van hem, uitzijne Hist. sui temporis, fol. 357, wordtaangetoond, dat hij behoort tot die schrij-vers, welke het verhaal van Ahasverus, deneeuwig wandelenden Jood voor eene fabelhouden.

Wolfaartsdk. J. VAN DER BAAN.

3. C. Bulengerus en C. Calcagninus. Opde vraag, waar men iets omtrent deze schrij-vers kan vernemen, te antwoorden : in bijnaalle Biogr. Woordenboeken, en die aan tewijzen, zal denkelijk niet voldoen : daaromwil ik daarbij voegen, dat JULIUS CAESAR

BULENGERUS, de schrijver van het stukjeDe ludis Veterum en van vele andere wer-ken, heeft geleefd van 1558 tot 1628, toenhij den 3 augustus in meer clan 70 jarigenouderdom te Cahors is overleden. Hij waseen jezuiet van Loudun in Frankrijk, enstudeerde te Pisa.

COELIUS CALCAGNINI, schrijver van Com-ment. de talorum, etc. ludis en meer anderevooral dichtwerken, waarin hij het meestheeft uitgemunt, werd geboren te Rome,en was, onder meer, canonicus te Ferrara,alwaar hij geruimen tijd de wetenschappen(de humaniora) onderwees, tot dat hij teRome de waardigheid van protonotariusapostolicus verkreeg. Hij stierf te Ferrarain 1541 den 7den april, zijnde den 17d"september 1479 geboren.

J. C. Bulengerus en C. Calcagninus.CELLO CALCAGNINI was de natuurlijke zoonvan een geestelijke van Ferrara. Na onderde keizerlijke troepen en onder JULIUS IIte hebben gediend, werd hij kanunnik eneindelijk protonotarius van LEO X. Hijoverleed te Ferrara in 1541, en vermaaktezijne bibliotheek aan het dominikaner kloos-ter, waarin hij, volgens zijn' laatsten wil,begraven moest worden, met het opschriftboven de zaaldeur : COELIUS CALCAGNINI

ubi vixit ibi sepeliri voluit. Zijne nagelatenelatijnsche geschriften, die over taal-, zede-,ontleedkunde enz. handelen, zijn gezament-lijk uitgegeven te Bazel, in 1544 en 1614,in fo., ook is door hem opgesteld de Cata-

V. D. N.

171

logos der verzameling van gouden gedenk-penningen der familie van Este, waarvan heths. berust in de bibliotheek te Modena.Zie verder P. JOVIUS in Elog., FABRICIUS,

Bibl. latin., p. 122.J. L. A. I.

G. Rijk (vgl. XIV. b1.119, 144). G. RIJKwas V. D. M. Bij Welke protestantsche ge-zindte in Nederland weet ik niet. Hij schreef1797 over de Onverdraagzaamheid, beschouwdals een vloek voor het menschdom (eene leer-rede), Amst. ALLART ; in 1800 : Beschou-wing van den invloed der wetenschappen enkunsten op de vorming en 't geluk van denmensch, Amst. en Leeuwarden, eene rede-voering ; in 1802: Aan de nagedachtenis vanG. Brender a Brandis, Secretaris der M. T. N.v. 't A. (in dat jaar overleden), Leiden.

Maar vooral maakte hij zich bekend alsdichter van een niet onaardig vers, De ont-dekte schat, eene romance uit de verlichte eeuw,geheeten. Amst. J. VAN DER HEY, 1800. Hetbeleefde in een jaar twee drukken, en be-trof het destijds zoo veel spotlust gaandegemaakt hebbende bedrog van den schatbij Muiden en den bedrogenen commandantvan Muiden.

L. B.

Schaakspel in Nederland (vgl. III. bl. 220 ;XIV. b1.118). De hoogleeraar SPEYERT VAN

DER EYK, geb. te Brielle, 26 maart 1771, over-leed te Leiden, 20 sept. 1837. Hij maaktegeheel zijn leven latijnsche verzen, ja steldeveel liever in poezij dan in proza. Hij kandus dit vers in den aanvang dezer eeuwof iets later vervaardigd hebben.

L. B.

Cicero de republica (vgl. XIV. bl. 119).Welk nommer van den Konst- en Letterbodebedoelt men ?

Gedichten van Geeraardt Brandt (vgl.XIV. bl. 122). Ik vermoed, dat N. B. A.dezelfde is, die in 1663 eene vertaling gafvan het werk van M. BELLIUS, onder dentitel : Het gevoelen van verscheyden zo oudeals nieuwe schrijvers aeng. de ketters, enz.door N. B. A. Onder de voorrede van ditgeschrift, met dezelfde initialen geteekend,lees ik : )) Maasland 20 nov. 1662." Ik ver-moed dat hij aldaar predikant was. Dochvan de gemeente te Maasland ken ik geengedrukte predikanten-lijst.

H. C. R.

Dertig dagen heeft September (vgl. XIV.bl. 122). L-F-T. is mij voorgekomen methet inzenden van bovengenoemde vraag.Behalve het door hem opgegevene in het

Engelsch, schreef ik in Portugal het vol.-gende af:

Trinte dias tem SetembroAbril, Junho e NovembroVinte e oito FeraumOs outros de trinta et um.

Zoo ook te Toulon het provencaalsche

Trente jour an SetembreAbrieu, Jun e NouvembreDe vinte-e-tui? n'i a qu'unLes autre soun de trente un.

LABORANTER.

Arzahelis Arabis tabulae astronomicae(vgl. XIV. bl. 122). Nach SACCUTO inJuchasin (ed. Krakau, pag. 132) wie nachGANS in der Vorrede zu Nechmad we-Naimhad ISAC IBN SAID auf Befehl des KonigsALPHONS des X die Tafeln des PTOLEMAEUS,die der Araber ALBATTINI 875 bereits ver-andert hatte (cf. Zemach David a. s.), imJahre 1252 oder 55 spanisch umgearbeitet,und sie Alphonsinische Tafeln genannt.Diese hat JACOB ALKARSI 1260 auf Befehldesselben KOnigs aus dem Spanischen in'sHebraeische, und DAVID GANS (gest. 1613)fur den auf Schloss Banach bei Prag woh-nenden TYCHO DE BRAHE aus dem Hebrai-schen in's Deutsche tibertragen. Cf. MeorEnajim.

Mogen diese wenige Notizen den gelehrten Fragesteller zu weiteren Untersuchun-gen veranlassen !

Zwolle. Dr. Fr.

Arzahelis Arabia tabulae. Genoemd werkzal zijn van ARZACHEL of ARSACHEL, eenarabisch philosooph, die in de hebreeuwschetaal een wiskundig boek heeft geschreven,onder den titel van Plinthus Arzachalidae,hetwelk EDUARD BERNARD, een engelschschrijver, in zijne verzameling over de oudewiskunstenaren zoude hebben opgenomen,doch hetwelk in hs. is gebleven. In de Bi-bliotheca Hebraica van WOLF wordt vanARZACHEL gewag gemaakt.

In de Biblioth. Universelle wordt vermeldABRAHAM ARZACHEL, een voornaam sterre-kundige ; doch deze leefde in de 12e eeuw,was geboren te Toledo en heeft geschreven,sur l' obliquitd du Zodiaque. Welligt eehterwordt met dezen dezelfde persoon bedoeld.

V. D. N.

Johannes a Ceulen (vgl. XIV. bl. 122)was. waarschijnlijk van 1671 af, tot 1678predikant bij de luthersche gemeente teLeeuwarden ; van 1678-1680 te Monniken,dam; en van 1680-1697 te Middelburg,waar hij gestorven is. Zie Bijdr. tot de

22*

172

Gesch. der Ev. Luthersche Kerk in de Neder-landen, 5de stuk, bladz. 187, 56 en 112.

S. J.

Johannes a Ceulen. Een JOHANNES COLO-NIUS (VAN CEULEN) kwam in 1670 als pre-dikant van Lillo in den Briel, en stierf aldaar1693. Dit is de eenige persoon, welke om-streeks dien tijd van dezen naam in deregisters voorkomt, zie SOERMANS, Zuid-Holl.,blz. 110, en VAN ALKEMADE, Beschr. vanden Briel, bl. 99. Meer vind ik over hemniet opgeteekend ; doch hij kan de door H.genoemde verdediger der dissertatie te Jena1668 geweest zijn. Of hij tot de familievan JOHANNES in het Biogr. Woordenb. ofwel van DANIEL of van PAULUS behoorde,blijkt niet ; meest waarschijnlijk was hij eenzoon van den laatsten, die in 1656 hoog-leeraar te Harderwijk geworden is, en afstam-meling was van DANIEL COLONIUS ; zie ookCHALMOT, Biogr. Woordenb. in voce.

V. D. N.

Pistis Sophia (vgl. XIV. bl. 123). Devrager zal zijn weetlust voldoende bevredigdvinden door hetgene w. MOLLER over ditboek geschreven heeft in HERZOG ' S RealEncyclop., XP dl., bl. 688, waar hij tevensverwezen wordt naar een verhandeling vanKOSTLIN, in de ?Winger Jahrb. van 1854.Voor de lezers van dit tijdschrift is demededeeling genoeg, dat het in de vraagbedoelde werk niet van den gnosticus VALENTINUS, maar eerst in het midden der derdeeeuw vervaardigd is.

Naar aanleiding van 't geen A—A in dePistis Sophia vond, vraagt hij ook : zijn ermeer sporen van eene meening, dat J. C.langer dan 40 dagen na de opstanding opaarde zou hebben vertoefd ? Ten antwoordwijs ik op 't geschrift van J. A. BRENNECKE,Bibl. Beweis, class J. noch seiner Aufer-stehung noch 27 jahre leibhaftig auf Erdengelebt habe, in 1819 uitgekomen, dat eenegroote menigte tegenschriften uitlokte.

CONSTANTER.

Jacobus Artopoeus (vgl. XIV. bl. 123),was zoon of mogelijk kleinzoon van JOHAN-NES ARTOPOEUS, van 1613 tot 1637, het jaarzijns floods, predikant bij de lutherschegemeente te Woerden. JACOBUS werd 3 julij1656 bij de luthersche gemeente te Hoornen 9 aug. 1660 bij die te Haarlem be-roepen, waar hij in 1674 is gestorven. Ikbezit het facsimile zijner handteekening,zoo als hij die te Haarlem den 15 den sept.1660 heeft geschreven. Voorts verwijs iknaar de Bijdragen tot de Gesch. der Evang.Luth. Kerk in de Nederlanden, 3de stuk,blz. 129. S. J.

Jacobus Artopoeus. In het Biogr. Woor-denb. van V. D. AA, dl. I. bl. 401-402,worden vermeld FRANCISCUS en RUDOLPHUSARTOPOEUS. De eerstgemelde ook bij KO-BUS en DE RIVECOURT, Beim. Biogr. Hand-woordenb. dl. I. bl. 60-61. Bij KIST enROYAAIIDS, Arch. v. kerkel. gesch., dl. IX,bl. 495, vindt men als theol. doctor ooknog genoemd : WIBBO JANSON ARTHOPAEUS,

Embdanus, 1636.Wolfaartsdijk. J. VAN DER BAAN.

Maleische en javaansche letterkunde(vgl. VIII bl. 65 en XIV bl. 77). Vorschenonze navorschers ook den Gids na? ik maghet onderstellen. Wel nu, dan zal hunuit het overzigt door prof. VETH over oost-indische literatuur enz., gegeven in de nom-mers van februarij en maart, overtuigendgebleken zijn, hoe onbillijk het oordeel vanden heer J. HAGEMAN J. CZ. is (Nay. XIV.bl. 77) over degenen die ter verbreidingvan het evangelie en ter vertaling van denBijbel naar den Indischen archipel wordenuitgezonden. Juist aan deze hebben wijde uitnemendste spraakkunsten, woorden-boeken en chrestomathien der polynesischetalen te danken.

CONSTANTER.

Lied: Al is- ons prinsje nog zoo klein(vgl. A. R.; XII. bl. 9 ; XIII. bl. 370;XIV. bl. 74). Indien S. J. zich de moeitewil getroosten het algemeen register en dedeelen van dit tijdschrift, die ik aanwijs,te raadplegen, zal hij bevinden dat overdit lied bereids breedvoerig is gehandeldgeworden. J. L. A. I.

Synoptici (vgl. XIV. bl. 45). Vergis ikmij niet, dan is deze naam allereerst ingebruik gekomen sedert J. GRIESBACHzijne Synopsis evangeliorum Matthaei, Marciet Lucae una cum its Joannis pericopis quaehistoriam passionis et resurrectionis J. Cti.complectuntur in 1776 in 't licht gaf. Lan-gen tijd v66r hem waren er echter reedsdergelijke evangelien-harmonien beproefd,van de dagen van TATIANUS den Syrieren THEOFILUS den Antiochener af. Toenechter en later heeten zulke werken o-vva(ps&a,avyariLpi, TO at« Teao-aycov, harmonia, con-sensus, concordia, collatio et unio, mono-tessaron enz. CONSTANTER.

Eritis sicut Deus (vgl. XIV. bl. 46).Van dit werk, door een duitsch geleerdetegen de pantheIstische en ongeloovige rig-ting geschreven, vindt men een uitvoerigen beredeneerd verslag in de Revue desdeux Mondes, zoo ik meen van 1856.

A. BR.

173

Eritus Sicut Deus. In der tijd hebbenwij hooren beweren, dat dit werk door eenevrouw zou geschreven zijn ; den naam ech-ter, dien men opgaf, zijn wij vergeten.

ALIQUIS.

Abelard (vgl. XI. bl. 110, 170, 207, 264;XII. bl. 146 ; XIII. bl. 15). Behalve doorPHILIBERT PAPILLON (XII. bl. 146), is betleven van ABELARD en HELOISE opzettelijkbeschreven geworden door F. A. GERVAISE,Parijs, 1720, 2 dl. in 12° en door LOAISELDE PRAOGATE, Parijs, 1802, 2 dl. in 12°.

J. L. A. I.

Nederlandsche dagbladen — LeydscheCourant (vgl. A. R.; XI. bl. 8, 89 ; XIII.bl. 338). J. v. R. vraagt : Kan iemand mijook mededeelen, wanneer de (hollandsche)Leydsche Courant is overgegaan aan FELIXDE KLOPPER, en hoe lang zij in die familiegebleven is? Zijn er nog historische bij-zonderheden (behalve die reeds in der tijdin den Navorscher vermeld zijn) omtrentdeze courant, b. v. uit den franschen tijd

CXCXCbekend." Door (XI. bl. 89), is de

3vrager, om antwoord uit te lokken, ver-wezen geworden tot onzen medewerkerjhr. W. J. Cb RAMMELMAN ELZEVIER, arcbi-varis te Leiden ; doch, aangezien daarophet stilzwijgen is bewaard, doet het mijbijzonder genoegen het volgende te kunnenberigten, waarmede ik vermeen dat de vraag,tot het jaar 1819, ten voile is beantwoord.

»Hoe zeldzaam het ook zijn moge, dathet bedrijf van eene familie eene eeuw langdaarin gevestigd blijft, is dat toch hedente beurt gevallen aan de achtingwaardigefamilie van DE KLOPPER, daar het hedenhonderd jaren geleden is, dat het drukkenvan de Leydsche Courant, bevorens uitge-oefend door den beer VAN HUISDULNEN,overging aan den heer FELIX DE KLOPPER,die op den Nate' november van den jare 1719de Leydsche Courant voor de eerste maaluitgaf, en daarmede voortging tot den 12d"julij des jaars 1737, wanneer zijn zoon,mr. ANTHONY DE KLOPPER, daarin het deel-genootschap bekwam, en de Courant ge-drukt werd ten name van FELIX en AN-THONY DE KLOPPER ; doch welke firma,door het overlijden van den eerstgenoem-den, niet langer duurde dan tot den 28"enmaart 1738, wanneer de uitgave geschieddeop naam van den laatstgenoemden, tot den6d" januarij 1772 ; waarna de Courant uit-gegeven werd door vrouwe LEN INA WES-TERBAAN, zijne nagelatene weduwe, op defirma van de weduwe ANTHONY DE KLOPPER,

tot in den jare 1780, wanneer, met de deel-

neming in dat bedrijf, door wijlen mr. FELIX

DE KLOPPER, de Courant werd gedrukt opde firma van de weduwe ANTHONY DE KLOP-

PER EN ZOON, en welke nog heden wordtgecontinueerd.

In die honderd jaren van het aanwezender .Leydsche Courant, heeft dezelve nietmeer dan Brie eerste redacteurs gehad ;namelijk de oude heer SCHUTZ, die in denjare 1736 werd opgevolgd door den beerJOHANNES LEVINUS STAMMETZ, geboortig vanWeenen, welke dien post den tijd van 44jaar bekleedde, en, in den jare 1780 over-leden zijnde, opgevolgd werd door den noglevenden eersten redacteur JAN CYFVEER,

bereids in dienst zijnde van de achting-waardige familie DE KLOPPER, sedert den8 8t" december 1777.

Even als alle ondermaansche zaken heeftook dit bedrijf voorspoeden genoten, enrampspoeden ondergaan ; inzonderheid tentijde der fransche overheersching, door dewillekeurige bevelen van dat gouvernement,ter invoering van een zoogenaamd Adver-tentie-blad, met den aanvang van het jaar1812 tot den 19 den november 1813, wanneerde gelukkige omwenteling van zaken deeigenaren weder herstelde in de uitoefeningvan hun bedrijf, doch tevens niet zondergevoel van de drukkende belasting onderhet vorig gouvernement op de dagbladengelegd, en welke nog werkelijk blijft voort-duren. Voor overige is de verjaring vandit eeuwgetijde, naar tijdsomstandigheden,dezen dag met hartelijke deelneming her-dacb t door mevrouwe SARA CATHARINA

KROEF, weduwe van wiilen mr. FELIX DE

KLOPPER, hare aanhoorigen, de redacteurs,de knechts ter drukkerij, onder uitboeze-ming van den wensch :

Dat, daar men 100 jaar, deez' Courantheeft mogen drukken,

Dit weder nog eene eeuw den Nazaat moog'gelukken!

Dat jaar op jaar dien druk met zegen zijbekroond,

En dus de noeste vlijt op 't ruimste zijbeloond !"

Afgeschreven uit de Leydsche Courantvan vrijdag den 19den november 1819,n°. 139, J. L. A. I.

Franciscus Raarda (vgl. XI. bl. 364;XII. bl. 87). Waar was FRANCISCUS RAARDApredikant, toen hij in 1659 eene predikatieuitgaf over Joh. I vs. 12? Hij droeg dezepreek op aan de toenmalige remonstrant-sche predikanten van Leiden. T. T.

Roger Williams (vgl. XII. b1.17). Mijnevraag of ROGER WILLIAMS ' Actions of the

174

Lowe Countries vertaald is, onbeantwoordzijnde gebleven, heb ik later ontdekt dater in hs. eene vertaling van bestaat, voor-komende in de Bibliotheca Musschenbroekiana,die, in 1826 te Leiden is verkocht ge-worden, en wel ondcr nommer 32 der Hand-schriften in fo., aldus beschreven : Sommigeactien in de Krijchsgeschiedenissen der Neder-landen, in 't Engels bescreven door Sr. RogerWilliams Ridder, beginnende van 't jaer 1567tot 1574, in 't Nederl. overgeset door J. W.Handschr. der 17e eeuw 116 bladz. Kanmen nu navorschen waar dit hs. is beland,en door wien het werk is vertaald ge-worden ?

J. L. A. I.

Anonyme werken (vgl. A. R.). Bij hetdoor mij (V. bl. 212) reeds geleverde, voegik nog F. DAHLMAN, Schauplatz der mas-quirten and demasquirten Gelelirten. Leipsig,1710, in 8°. ; C. H. HEUMAN, De libris anony-mis ac pseudonymis schedia,sma complectensobs. gener. et spicilegium ad Vincenti Placedtheatrum anonymorum et pseudonym. Jena,1711, in 8°; G. M. MERATI, Gli scrittori d' ItaliaMascherati, hs. in 2 dn. in fo., zijnde dechronologische catalogus der anonyme enpseudonyme werken door de Italianen, sedertde uitvinding der boekdrukkunst tot hetjaar 1770 uitgegeven ; J. B. BONARDI, Die-tionn. des anonymes et pseudonymes, ms.

J. L. A. I.

Jan de Munek (vgl. A. R.). Deze sterre-en bouwkundige, geboortig van Hulst,woonde te Middelburg op den Zuidcingel,werd aldaar aangesteld tot examinateur derlandmeters bij de grafelijkheid van Zeeland,1728 ; tot erfscheider, 1730 ; tot generalebrandmeester, 1731 ; tot stads-architeet, 1731,en werd benoemd tot astronomus van Z. D. H.den prins stadhouder, 1747. Zijn zoon LAU-RENS DUNEWEY DE MUNCK werd in 1752aangesteld tot examinateur der landmetersbij het hof en den raad van Vlaanderente Middelburg. (Middelburgsche Naamwyzervoor 1755.)

Wolfa art sdijk. J. VAN DER BAAN.

Etat politique de 1'Europe (vgl. V. bl. 95).De schrijver van dit werkje is de arbeidzame compilateur A. A. BRUZEN DE LA MAR-TINIkRE, geboren te Dieppe in 1662, ente 's Gravenhage in 1746 overladen. Doorzijne welgemanierdheid en schranderen geestwas hij zeer in aanzien bij lieden van denhoogsten rang, door Wier aanbeveling hijdan ook de eeretitels verwierf van raads-heer van den hertog van Parma, van secre-taris van den koning der beide Sicilian envan eersten aardrijkskundige van den koning

van Spanje. Onder het aantal zijner nage-latene werken, bekleedt zijne Diet. geogr.,hist. et critique, die meermalen herdrukt is,de eerste plaats. J. L. A. I.

Vesalius lliobachius en Wilhelmus Moba-chins (vgl. XIV. bl. 119). VESALIUS waseen zoon van PETRUS MOBACH, predikant teDieren C. a., en MARGARETA RINGELBACH ;hij was laatst rector te Groningen, waarhij overleed den 13den october 1691. Hijen zijn kleinzoon Kamm zullen eerlangnader vermeld worden bij VAN DER AA,Biogr. Woordenb.

WILHELMUS MOBACH was de oudste der5 zonen van VESALIUS en van WILHELMINAFREDERICA HACHIJN; hij werd predikant teWormerveer in mei 1691, en overleed daarden 13den november 1707.

T. A. R.

Hogeschans. Wie was HOGESCHANS ? Hijschreef over De leere der Messiahyten om-streeks 1708. Misschien heeft hij nog meerin het licht gegeven. T. T.

Almanak uit de veertiende eeuw. BijLE LONG, Besclaijving van de Reformatie, bl.255, komt een bijzonder opmerkelijke ka-lender voor, in facsimile van een perkament.Het beschrij yen daarvan zou te breed nit-loopen. Aileen twee vragen : 1°. kan eendeskundige uit de gegevens van dezitn al-manak het juiste jaar waarvoor hij diendeberekenen en met eene beknopte aanwijzingvan gronden mededeelen ? 2°. kan en wiliemand ter inzage (of in koop) verstrekkenhet werk van OLAUS WORMIUS, H De fastisDanicis," waarin, volgens LE LONG t. a. pl.bl. 260, soortgelijke almanakken zijn be-schreven en afgebeeld? H. R.

Lambert Joosten. Zou ook iemand instoat zijn mij iets ointrent LAMBERT JOOS-TEN merle te deelen ? Ik heb het Biogr.Woordenb. der Nederlanden opgeslagen endaarin tot mijne verwondering alleen ge-vonden : » L. JOOSTEN schreef, Verdediging vande wesentheyd en werking der engelen Gods(Amst.) 1696 8°. Ik vermoed dat hij predikantwas bij de Doopschgezinden, ofschoon zijnnaam niet voorkomt in het Naamregisterder Doopsgezinde schrijveren.

T. T.

Georgics Zeaemannus. War kan ik jetsvinden over GEORGIUS ZEAEMANNUS ? Hijwordt ergens » pastor Campidonensis" ge-noemd en schrijver van een boek De ima-gine Dei in primp homine, dat omstreeks 1620werd uitgegeven. T. T.

175

Peter Martyr de Angleria. Deze moeteen berigt hebben gegeven, dat bij de ont-dekking van Amerika bleek, dat het schaak-spel er bekend was.

Wie was die persoon en waar kan menzijne werken vinden ? Hij was toch welniet P. MARTYR VERMIGLI.

H. R.

Handschrift van Beverland. ADRIAANBEVERLAND deed in de tweede heeft der16e eeuw veel van zich spreken door zijnegevoelens omtrent de erfzonde. Zijn onder-zoek strekte zich bij voorkeur uit tot onder-werpen van scabreusen aard en men heeftgezegd, dat hij een sulk opgesteld heeft deprostibulis veterum, waarvan VOSSIUS eengroot deel in zijnen commentaar op CATtrL-LUS 1684. 4°.) zou overgenomenhebben. Het is echter gebleken, dat die uit-gave niet bevatte wat men hoopte of vreesdedaarin te vinden. Men heeft beweerd, dat BE-VERLAND het handschrift van zijn niet zeerstichtelijk bock zou hebben vernietigd, ande-ren integendeel houden het er voor, dat hijhet aan de bibliotheek der academie van Lei-den vermaakt heeft. Dit althans zegt ADE-LUNG in zijn artikel over BEVERLAND (His-toire de la folie humaine) en hij voegt erbij, dat dit handschrift op den catalogusder genoemde bibliotheek vermeld wordt.Gaarne zou ik weten of dit work nog be-staat en of het zich daar ter plaatse bevindt.

D. C. (Intermddiaire.)

C. Regthart. Wie was c. REGTHART ?Hij gaf in 1731 een boekje in het licht overde bulle Unigenitus.

T. T.

Aanhaling : Experto crede Ruperto. Wiewas die RUPERTUS ?

Saint Simon in Holland. Volgens eenuittreksel uit de Revue germanique 1864, p.49, schreef hij : » je suis parti de France» pour l'Amerique a dixhuit ans; j'ai com-» battu pendant cinq ans pour la libertd des» Americains et je suis revenu dans ma► patrie des l'instant que leur independance» a ete reconnue par l'Angleterre. Peu de» temps apres mon retour en France it se» manifesta un mouvement politique en Hol-» lande et le resultat de cette revolution fut» l'expulsion du stadhouder. Je m' dtais ren-» du dans ce pays, oil je suis reste pen-,, dant tout le temps que cette revolution» a dure. J'ai voyage ensuite pendant plu-» sieurs annees en Angleterre, en Espagne,» en Allemagne et dans plusieurs autres

» parties de 1'Europe. Je suis revenu en» France en 1789 et depuis cette époque» je n'en suis point sorti." » C'est en 1797a l'age de trente sept ans [zoo gaat de Revueverder door] qu'il commenca a travaillerdirectement a l'organisation d'un nouveausysteme philosophique." Hierin heerscht ver-warring. ST. SIMON die in 1789 in Frank-rijk terugkeerde en dat land niet weer ver-liet, kon in 1795 niet hier te lande zijn.Ik meen dat hij 17 oct. 1760 geboren iste Parijs. Hij schijnt reeds in 1779 uitNoordamerika te zijn vertrokken naarMexiko. In 1785, wil men, dat hij zichnaar Holland begaf om eene fransch-hol-landsche expeditie tegen de engelsche Oostop touw te zetten hetgeen evenwel afsprong,naar men zegt door 't ongeschikt bedrijfvan den franschen gezant in den Haag.Daarop zou hij in 1786 naar Spanje ver-trokken zijn en in Frankrijk eerst na het uit-barsten der omwenteling teruggekeerd zijn.Hij is wel te onderscheiden van den Marquisvan denzelfden naam (zie Nay. V. bl. 259enz). Hij kan een zoon van dezen geweest zijn.De hier bedoelde heette CLAUDE HENRI CteDE SAINT SIMON en was de grondlegger vanhet moderne socialismus Wat is er bekendomtrent zijn verblijf en zijne gedragingenin Holland ?

A. L. T. A.

Spelen in verzen beschreven. Kan iemandmij opgeven, welke fransche dichter eenigegedichten heeft geschreven, waarin hij denloop, enz. van eenige bekende spelen (o. a.van het billard- en het trictracspel) be-schreven heeft, en, zoo ja, of die gedich-ten op zich zelven staan, dan wel een ge-deelte van andere gedichten uitmaken.

S. te L. B.

(De Monconys) een toerist in de XVIIeeeuw. — In het Nederlandsch magazijn 1864,bl. 84 v. v. worden, onder voorgaanden titel,fragmenten medegedeeld uit de beschrijvingvan eene reis door de Nederlanden, in 1663gedaan door den franschen staatsraad mon-sieur DE MONCONYS. In dat belangwek-kende artikel wordt evenwel de juiste titelvan die reisbeschrijving niet vermeld. Gaarnezag ik dien door een der h. h. navor-schers in dit tijdschrift medegedeeld.

M. J. C. A.[Op den omslag van Nay. XI. no. 10 wordt

vermeld : Voyages de Balthazar de Monconys enEurope, en Asie et en ,Afrique, publids par GASFA.RDE MONCONYS, son hls, avec figures Paris, DELAULNE (Hollande) 1695, 4 vol. in 12°, en verwezennaar DE ELME, t. I., p. 194, no. 4247. Waarschijn-lijk is dit de titel dien J. C. A. wenscht te kennel*

176

Anonyme werken. Ik bezit een bandjein 80., waarin de drie volgende kleine ge-schriften voorkomen:

Conspicilia batavica. Brillen, pro doctoribusvallis umbrosae per GOMMARUM MUIJSENHOL.

Zonder jaar.Catechismus calvinisticus, 1609.

Vae victis, lusus rhetorum Advaticorum ad-versus Leydenses eructationes munerario Gode-frido Vrancken 1659.

Is de schrijver of zijn de schrijvers dezerstukjes bekend ? En met welk Joel werdenze in 't licht gegeven T. T.

KUNSTGESCHIEDENIS.

Ellison (vgl. XIV. bl. 78, 147). Ik geloofdat het wel vergeefsche moeite zal zijnnaar een engelschen predikant ELLISON hierte lande omstreeks 1634 te zoeken. Hoeveel namen van engelsche predikanten ge-durende dien tijd ons bekend zijn uit deBelijdenis en kerkenordene der congregationaleoude Engelsche gemeente in de Barndesteeq teAmsterdam 1680, T. VELTHUSIUS, Belijdenisder kerken van Engeland enz. 1651, Apolo-gie der Brounisten 1612, STEVENS Historyof the Scottish church in Rotterdam en an-dere : nergens is er een ELLISON te vin -den. Maar in 1630 was leeraar bij deDoopschgezinden te Haarlem HANS A LENSON,wiens sterfjaar mij tot nog toe onbekendis. Kan hij 't ook geweest zijn ? Opmerke-lijk althans is het, dat zijn amsterdamscheambtgenoot en geloofsgenoot CORNELIS KLAAS -

ZOON ANSLO, geb. 1592 gest. 1646, doorREMBRANDT juist in hetzelfde gewaad isafgebeeld ni. » met een ronden, breedenhoed en witten kraag zonder bef."

CONSTANTER.

Schouwburg te Buiksloot (vgl. XIV bl.125). Behoort deze titel niet tot de quasi-aardigheden onzer voorouders, die zich al-lerlei onkiesche woordspelingen met Buik-sloot, Broek, Bilderdam, en aan de overzijdevan het IJ met de Muiderpoort veroorloofden

CONSTANTER.

Schouwburg to Buiksloot. 1k geloof nietdat wij hier aan zoodanige toespelingenmoeten denken als CONSTANTER vermoedt.De auteur van het stuk op welks titel deopera te Buiksloot vermeld wordt, DAVID

LINGELBACH, was in 1687 met JAN KOE-

NERDING, huurder van den schouwburg teAmsterdam. Beide waren tooneeldichters,even als hunne voorgangers dr. LODEWIJK

MEYER, JOAN PLUYMER EN PIETER DE LA

CROIX, die den schouwburg zes jaren lang,van 1681 af, in huur hadden gehad. Hetstuk is gedrukt » voor den auteur," en eenman als LINGELBACH zal zich op den titelvan een zijner stukken, voor zijne rekeningen dus onzer zijn toezigt uitgegeven, welgeene onkiesche woordspeling veroorloofdhebben. Het is gedrukt in 1686, het jaar

voor dat hij huurder van den schouwburgte Amsterdam werd. Had hij misschientoen reeds een gezelschap acteurs verza,meld, door wie hij te Buiksloot nu en danvertooningen liet geven ? Vielen deze inden smaak, dan kon men er ook veel toe-schouwers uit Amsterdam verwachten. Invroegeren tijd toch werd Buiksloot doorAmsterdammers druk bezocht.

P. L. Wz.

Platen betreffende de geschiedenis desVaderlands in den jare 1622 (vgl. XIII.bl. 213, 269). De namen van de hoofd-lieden der haarlemsche schutters, die meteenige 's gravenhaagsche schutters in 1625naar Heusden in bezetting trokken, en opde plaat, door JAKOB MATHAM gegraveerd,worden voorgesteld, vindt men vermeld inden 2den druk van VAN OUDENHOVENS, Be-schr. v. Heusden, bl. 201.

J. L. A. I.

Portretten van Coenraad Mel en Hen-riens a Friesen (vgl. XIII, bl. 22, 92, 118).Bereids heb ik, in dl. XIII, bl. 92 eenigebijzonderheden medegedeeld aangaandeCOENBAAD MEL, en ben thans in de gele-genheid ook omtrent HENRIC US A FRIE-

SEN, het volgende te kunnen berigten.HENDRIK, graaf VAN FRIESEN, erf beer

van Schiinfeld, Pusgau, Jessen, Kraupauen Praschwits, was de zoon van HENDRIK

vrijheer VAN FRIESEN, om welke reden hij,zijn vader nog in leven zijnde, op zijnportret junior wordt genoemd. Na in Ne-derland als ov erste te hebben gediend,werd hij daarna, geheimraad en krijgspre-sident van den koning van Polen en keur-vorst van Saksen, en, vervolgens, luitenantgeneraal veldmaarschalk, bevelhebber vanLandau, welke vesting hij wakker verde-digde, en generaal veldtuigmeester in dienstvan den keizer. Hij was gehuwd metAMALIA CATHARIN A, dochter van FREDERIK,

grave VAN DOHNA, en overleed in Rastadden 25 8"n august. 1706. Zie verder LUIS-

CMS, Woordenboek.J. L. A.

177

TAALKUNDE.

Doe wel aan iedereen, al was het ookeen Fries (vgl. A. R. ; XIII. bl. 96, 183,311, 372 ; XIV. bl. 82). Ik dank den heer A.

C. CAMERLINGH zeer voor het medegedeeldein den Navorscher XIV. 82, maar moet mijtoch twee opmerkingen veroorloven. Teneersten zijn de woorden, mij aldaar in denmond gelegd, » zelfs willen velen, dat ditspreekwoord omtrent de Waal te Nijme-

» gen is uitgehouwen geweest. Doch watmij aangaat, ik heb het nooit gezien en

» ook niemand gesproken die het gezienheeft," niet van mij maar van den Nijme-

genaar ARKSTEE, te vinden in zijn Nijme-gen, 's Gravenhage 1738, bl. 179. Tentweeden zou eene in zandsteen uitgehou-wen latijnsche inscriptie het bovengemeldspreekwoord bevat hebben. Kan dit Beenemisvatting zijn ? Het klinkt toch vreemd,dat eene latijnsche inscriptie dit nederduit-sche spreekwoord zou bevat hebben. Washet welligt ook de inscriptie : Huc usqueJus Stauriae, die ook te Nijmegen moetgestaan hebben. Intuschen, hoe het zij, aannijmeegsche navorschers zij het overgelatenom het door den heer CAMERLINGH ver-melde al of niet te bevestigen, » te wetendat de steen met het spreekwoord weder-

» om boven den sluitsteen van den boog» van den buitenkant aan de revetements-» muur buiten de Heselpoort is ingemetseldgeworden." Die den steen vindt deele het

in den Navorscher mede.J. D.

L.

Tuischen (vgl. XII. bl. 247; XIV. bl.81, 149). Dat woord heb ik in paarden-tuischer meer dan Bens bij onze nederland-sche schrijvers aangetroffen, en het is, meenik, nog niet in onbruik. In deze zamen-stelling toch heeft het de beteekenis vanruilen of koopen, zoo als onze nederduitschewoordenboeken opgeven. Paardentuiseher zaltoch geen germanisme zijn?

L—F—T.

schagcheren (vgl. XIV. b1.127). Zondereenigen twijfel is dit woord van 't hebr.

afkomstig en uit het Joodsch-Duitschin onze taal overgenomen. Dat het echterniet de algemeene beteekenis van handeldrijven, maar de ongunstige van inhalig enbedriegelijk koopmanschap drijven kreeg, magten deele aan den aard van den joodschenkleinhandel worden toegeschreven, maar tendeele ook aan de toevallige overeenkomst

die dit schagcheren heeft met schaken, roo-ven, waarvan het frequentatief schakeren inde vonnissen der 16de eeuw dikwijls voor -komt. Opmerkelijk is het dobberen vanschagcheren of (door verwisseling der liqui-dae 1 en r) schachelen tusschen de beteeke-nissen rooven en handel drijven in den aan-hef van 't oude volkslied van Mooi Aaltjeen koning Alewijn (bij HOFFMAN VAN FAL-LERSLEBEN, Horae Belg., II. bl. 164).Daar was 'er een oolijke schachelaar,Hij schachelde een koning zijn dochter,Hij schachelde ze hier, hij schachelde ze daar,Dat hij ze zoo duur verkochte.

CONSTANTER.

Spreekwoorden en spreekwijzen 'tspoockt als Boukens geest (vgl. A. R. ; R.van dl. XI, XII en XIII, en XIV. b1.16).

Gedurende den Gelderschen Oorlogh, dieAnno 1497 begon ende Anno 1528 eyndighde,vielen de Gelderschen onder den OverstenBOUDEWIJN in 't Landt van Heusden, maerwierden van de Heusdenaers tusschen Herpende Hedickhuijsen geslaagen ende ver-slagen, ende wierden ter plaatse, noch ghe-seyt Boukens-lcerckhof, begraven, daar menseght dat het eertijds seer ghespoockt heeft,ende komt Baer van 't oudt seggen : 't Spoocktals Bouleen's geest." OUDENHOVEN, Beschr.der stadt Heusden, uitgave van 1743, b1.190.

J. L. A. I.

Douar (vgl. XIV. bl. 127). De vraagvan X + LT over het arab. woord douar iszoo algemeen gesteld, dat men daarop moeie-lijk eenig voldoend antwoord kan geven. Aris geen arabische uitgang. Dur of dairoun,dauroun, dauroun, zijn woorden, die inhet Arabisch wel voorkomen, maar zeervele beteekenissen hebben. De vrager zoudemoeten opgeven, in welken zin het woordwordt gebruikt, of in welken zamenhanghet wordt gevonden. Dan wil men de af-leiding naauwkeuriger opgeven, wanneerhij dit mogt wenschen.

Pamflet (vgl. XIV. bl. 127). MYLESDAVIS, de schrijver van Icon Libellorum,or a Critical History of Pamphlets, vindtden oorsprong van de pamflettei in dekofte geschriften van de rabbijnen, aie eerstlater verzameld werden, om den 1 almudte vormen.

MYLES DAVIS zegt verder, dat, hoe vreemdhet woord pamphlet" ook klinken moge,het toch een zuiver engelsch woord is, inandere talen weinig bekend of aangenomen.

23

178

Men zal het moeielijk vroeger ontmoeten,dan in geschriften uit de laatste jaren vande regering van koningin ELISABETH.

JOHN MINSHEW leidt in zijn Guide intoTongues (1617) »pamphlet" uit het Griekschaf. Blijkbaar werd het woord toen slechtsin eene ongunstige beteekenis gebruikt.Ten minsten de definitie van MINSHEW luidt :» Pamphlet," d. Opusculum Stolidorum,zelfs den naam van libel onwaardig ; ver-der heet bet : vliegende bladen bemorst en»besmeerd" met de onreine dampen vandrinkgelagen ; in den mond of in de handvan iederen schurk. De afleiding, die deIntermediaire opgeeft, als zou »pamphlet"van het hollandsche » pampier" af komen, ishet eerst geopperd door dr. SKINNER in zijnEtymologicon Linguae Anglicanae. Zij iswederom een bewijs hoe de vreemdeling,wanneer hij radeloos is, zijn laatste toe-vlugt bij den »Dutchman" neemt, en charmet een » saut perilleux" den gordiaanschenknoop doorhakt, met het gelukkig gevolgvan bij zijn landgenooten, die geen » Dutch"verstaan, als een » monstre de science" be-schouwd te worden. Het loon van onzegastvrijheid is dan nog wel minachting, of,wat nog erger is, bespotting. Indien deafleiding van dr. SKINNER gegrond was,zou zij dat voor hebben, dat men dan allelosse bladen, zoo als couranten, proclama-ties, edicten, adressen, enz. onder de pam-fletten kon rangschikken, zonder aan deradikale beteekenis van dat woord te kortte doen. Dat is niet bet geval met de af-leiding van JOHNSON. Deze beweert in zijnDictionary dat » pamphlet" eene zamentrek-king is van de fransche woorden »par unfilet", en steunt vooral op eene spellingvan CAXTON (1410-1491), die »panty/et"schrijft, dat werkelijk veel met de engelscheuitspraak van ((par un filet" overeen komt.De definitie uit deze afleiding voortgevloeidis »a smalle stitched book," en sluit dus allelosse bladen uit.

Hoe aardig de afleiding van JOHNSONook is, begrijp ik echter niet waarom deEngelschen, een »stitched book" willendeaanduiden, zich van de fransche woorden»par un filet" bedienden ; of was dat vroe-ger een fransche drukkersterm, die doorCAXTON uit Vlaanderen, waar hij de druk-kunst had geleerd, misschien naar Engelandis overgebragt ? Dat zal de Intermediairehet best kunnen uitmaken. De bekendeoudheidkundige PINKERTON heeft aan ISAAC

DISRAELI het volgende medegedeeld: »Deafleiding van iipamphlet" is mij onbekend ;maar dat het woord ouder is dan men ge-woonlijk meent, bewijst het volgende nitden beroemden Philobiblon, toegeschrevenaan RICHARD DE BURL, bisschop van Durham,

en te boek gesteld amstreeks 1344. In hetachtste hoofdstuk heet het :

Sed, revera, libros non libras maluimus ;codicesque plus dileximus quam florenos :ac panfietos exiguos phaleratis praetulimuspalescedis."

Het woord is ten minsten nit LYDGATE'S

tijd (gestorven omstreeks 1460); onder zijnegedichten (medegedeeld door WARTON) iser een : » translated from a pamflete inFrenshe." (Zie DISRAELI, Complete Works,I. 343.)

Men ziet, er zijn z(56 vele spellingen enz66 vele afleidingen, dat men bezwaarlijktot een resultaat zal kunnen komen.

L-F-T.

Pamflet. In den Dict. des Sciences et desarts, par M. LUNIER, Paris 1806, Tom. III.p. 44, lees ik bij het art. pamphlet het vol-gende : » Mot emprunt4 de l'anglois ; maisque JOHNSON nous renvoie, en le regardantcomme une contraction de ees mots francaispar un filet, dont les Anglois auroient d'abordfait paunflet et ensuite pamphlet, c'estdire, un livret attache par un simple filet."

Daar deze uitlegging evenmin juist is tenoemen, als die, reeds in den Intermediarevermeld, moet de oorsprong elders wordengezegd. En daarom vraag ik op mijnebeurt, kan het woord ook zijn afgeleid vanpampre (lat. pampinus, spaansch pampano)gelijk de bladen aan den druivenboomworden genoemd, die aan de takken vast-zitten. In aanmerking nemende, dat hetwoord feuille, zoowel het blad van een boomals dat van een boek beteekent, waarvande meerv. vorm in onze taal en het Hoog-duitsch alleen verschilt, is het niet onwaar-schijnlijk, dat men de bladen (pampres) aaneen draad (filet) vast gemaakt, pamflet heeftgenoemd, waaronder in de regel eenschot- of hekelschrift wordt verstaan. Nogstip ik aan, dat een spaansch gezegde gur-rar of tocar la pampana in fig. zin betee-kent : » een kind afrossen, of met slagen be-dreigen, alsmede iemand kastijden," Erniet het minst aan denkende, dat door hetmedegedeelde het raadsel is opgelost, kandit welligt eenigermate er toe bijdragen,dat deze of gene op bet regte spoor wordtgebragt.

Mogt het nu evenwel aan niemand ge-lukken den waren oorsprong van het woordte vinden, dan zal men over 100 jarenmisschien durven beweren, dat het woordin de wereld is gekomen, door lord PAL-

MERSTON, die in de spotschriften, welke inlegio over hem in het licht zijn gekomen,old Pam of eenvoudig Pam wordt genoemd.

ALEXANDER.

i9Kerk. Kirche. Komt dit woord van xvpxsoj;

of welke andere afleiding verdient de voor-keur ?

T. en A.

Cockelneuse? DE L'ESPINOY zegt in zijnRecherches des Antiquitez et Noblesse de Flan-

dres 1631, pag. 606. En ceste annde (1414)moururent plusieurs personnes d'une ma-ladie qu'on nommoit Cockelneuse." Weet eender lezers van dit blad mij de ziekte, diebedoeld wordt, op te geven ?

M. Dr. F.

GESLACHT- EN WAPENKUNDE.

Geslacht van Diemen. Men verlangt be-rigten aangaande de VAN DIEMENS te Cu -lemborg. Van waar (uit Dordrecht of Delft)en wanneer zijn zij daar gekomen? ANTONIEVAN DIEMEN, zoon van een burgemeesterte Culemborg, negende opperlandvoogd vanNederl. Indie (1635), was gehuwd met ANNAVAN AALST. Bij VOET VAN OUDHEUSDENvindt men alleen HUIJBERT VAN DIEMEN,1614 secretaris, Mr. CORNELIS VAN DIEMEN,raad en dijkgraaf, overt. 25 mei 1675, enMr. HUGO VAN DIEMEN, raad (tusschen 1680en 1702).

Nog verlangt men te kennen de her-komst van WILLEM VAN DIEMEN, 1508 teRotterdam geboren, in 1583 te Utrechtoverleden, alwaar hij president was, envan ELISABETH VAN DIEMEN, te Utrechtonthoofd in 1568, omdat zij in 1566 eenpredikant had gehuisvest.

[Wij nemen deze vraag over een geslacht, dateen tweetal vermaarde personen heeft opgeleverd,over van den omslag van dl. XIII. n°. 12, enlaten het antwoord, daarop ingezonden, volgend

De van Diemens to Dordrecht, to Utrecht,to Delft, to Gorinchem, en elders. Vol-gens LOIS, Cron. van Rotterdam, blz. 75,is in 1508 d tot Rotterdam geboren, eenenWILHELMUS DIEmENUS : was een geleert manin de rechten, en in 1583 , den 9 nov.,raetsheer en president tot Utrecht ge-storven."

Mr. WILLEM VAN DIEMEN, president t 'U-trecht, Wiens vader (zegt GOUTHOEVEN, blz.78) van Dordrecht was", schijnt dus teRotterdam geboren te zijn. Zijn wapenvindt men onder die der D Praesidenten enOrdin. Raaden in den hove provinc. vanUtrecht", (in 1714, te Utrecht, bij JOH.KANNEMAN, uitgekomen), en is : gebalkt vanacht stukleen goud en rood, de roode balkenbeladen met tier zilveren geplaatst 4,3, 2 en 1. IIij komt aidaar, niet als pre-sident, dock, sedert 1535, als raad voor.

Juist dit wapen doet ons denken, datdeze WILLEM VAN DIEMEN niet tot het be-kende , dordsche , oud-patricische geslachtvan VAN DIEMEN ( ' t Welk ook to Delft inde regering zat) behoorde, welks stamlijstbij BALEN (blz. 1037 1043) en KOK (Wapenb.,

en Woordenb., voorkomt, en dat tot wapenhad : in blaauw twee als een bourgondischkruis geplaatste hellebaarden (strijdbijlen ?),met zilveren naar buiten gekeerde bijlijzers,en gouden steelen 1).

Er schijnen verschillende geslachten vandien naam, zelfs te Dordrecht, bekend ge-weest te zijn, want gemelde stamlijstenmaken geen gewag van :

a. FLORYS VAN DYEMEN. schepen, 1441,1444, te Dordrecht. BALEN, blz. 290.

b. GEERLOF VAN DIEMEN ROELOFSZ.,schepen te Gorinchem, in 1460. KEMP, Go-rinch., blz. 307.

c. GEERLOF (BEvERWIJCK noemt hem :GEROLF) VAN DIEMEN ROELOFSZ., bestuurdervan 't pesthuis, 1471, schepen, 1481, 1482,1485, 1486, 149, turgar.r., 1482, 1483-1488, te Dordrecht. BEVERW. blz. 179,202-204 BALEN, blz. 163, 246, 247,298-300

d. Heer JAN VAN DIEMEN PIETERSZ. teDordrecht, bij GOUTH. (blz. 556) en VANLEEUWEN, Bat. Ill., blz. 753) onder de hol-landsche edelen van 1477 tot 1r)00 bekend, -met andere Dortenaren, uit de geslachtenvan AMERONGEN, RATINGEN, BRAKEL, BEU-KELAER, V. D. TYMPEL, LOON, MERWEDE, -opgeteld. - Nog zegt dezelfde blz.206 : «Heer GIJSBERT VAN SWETEN, ridder,BOUDEWIJNS (rentmr. van Voorne, in 1410, enrentmr.-generaal van Holl. en Zeel., 1429,hr. van Loendersloot, en LUTGARD VANNYENRODE) middelste sone, hadde te wijvevrou N. VAN DIEMEN, voerende een fasce metdry boeyen (zie ook VAN LEEUWEN, blz. 1113,en SMALLEG., beide t. a. p1.). Haer moederwas OESTGEEST (HEERMAN ?), leefden an.1445." - Lie nog GOUTH., blz. 151, 201.

Voorts hebben geleefd :FLORIS VAN DIEMEN, (MIERIs, Charterb.,

III, biz. 280, noemt hem : FLOM VAN DERDUNE), vermeld in eene overeenkomst be-treff. het onderhoud der bruggen binnen

1 ) ALMSTEIN voerde, volgens SM ALLEGANGESWapen. v. d. boll. adel, in goud twee als een bourg.kruis gepl. roode hellebaarden. Het slot van diennaam, in het ambacht van Eem gelegen, is in dengrooten watervloed van het jaar 1421 vergaan.Zie VAN LEEUWEN, Bat. ill., bl. 1212 ; VAN SO-MERLE, De St. Elizab. nada, bl. 79, 81, 82.

2;i*

180

Rotterdam, van 23 juny of july 1373 ; bijLois (blz. 266), VAN SPAEN (blz. 370), VANREYN (I. bijl. 13 t. h. l ate boek, op blz. 54),Beschrijv. v. Rotterd. - Vermoedelijk wordthier FLORIS VAN DER DUYN bedoeld, die inde 3de gen. VAN DER DUYN, bij FERWERDAen KOK voorkomt. Een ander geslachtvan dien naam was ook te Rotterd. be-kend, en in 't bestuur.

HUYCH VAN DIEMEN, een der Brie en der-tig voornaamste burgers (meest edelen) vanHaarlem, uit welke, krachtens brieven vanhertog ALBRECHT, van 4 maart 1402 en 1403,de schepenen en raden ieder jaar gekozenzouden worden. MIERIS, a. p., III. bl. 775.Cf. Vaderl. Chron., bl. 604 vlgg.

JAN VAN DIEMEN, schepen, 1430, JAN IA-COBSZ. VAN DIEMEN, raad, 1496, schepen,1497, HERMAN ALBERTSZ. VAN DIEMEN, sche-pen, 1550, 1552, 1554 (t 1556), WOLFERTVAN DIEMEN, comm. V. d. desolate boedels,1644, 1645, te Amsterdam. WAGEN. en and.,Amsterd. regeer. Te Gouda was JAN VANDIEMEN, » waarschijnlijk oud schepeE," om-straeks 1476 bekend, en een JOSUA NOACHVAN DIEMEN in 1744 onderschout. De LANGEV. W., Beschr. v. d. Goude, II. bl. 175, 221.

Heer WOUTER VAN DIEMEN, vermeld onderde edelen die in Holland en Zeeland wa-ren ten tijde van hertog FILIPS van Bour-gondien. GOUTH., bl. 479 ; Bat. Ill., bl. 749.

N., dochter van heer WOTJTER VAN DIE-MEN, ridder, vrouw van HENDRIK UTERLIERGIJSBERTSZ., gen. VAN DORP, bij MARG. V. D.BOUCKHORST. Ib. bl. 171, 935.

Heer JAN VAN DIEMEN, ridder, schepender stad Breda, van 1516 tot 1522, en in1524, toen hij stierf. VAN GOOR, Beschr. vanBreda, bl. 218, 219.

ZWEER VAN DIEMEN, man van MARG. PIN-SEN V. D. AA, FLORIS (JACOBSZ., bij AMEL-BERG VAN PALLAES van Utrecht) en BATH.(van ?) WYHE dr. . FERWERDA en KOK, 7degen. V. D. AA.

HELMICH VAN DIEMEN, in Brabant, manvan JOHANNA VAN ZYPESTEYN WILLEMS(JANSZ., die leefde in 1440, bij WILLEMINAVAN DRAKENBORG) dr. - FERWERDA, 9degener. SYPEST.

KOK, die in zijn Woordenb., dl. XI. bl.380-385, ook de stamlijst der dordscheVAN DIEMENS mededeelt, zegt verder :

» DIEMEN, een ander geslacht van dien» naam, afkomstig uit Gelderland, heeft zig» mede in Holland ter nedergezet, zijnde» daarvan bekend WILLEM VAN DIEMEN, ge-» boren te Rotterdam, en werd als een der» geleerde mannen van die stad aangemerkt:►, hij was doctor in de beide rechten, en» heeft aanzienlijke eerampten (welke?) inI, zijne geboortestad bekleed ; zijnen naam» is door zijne schriften echter nog meer

►vermaard geworden: hij stierf, oud en►blind geworden zijnde, in het jaar 1583."Vgl. hiermede het art.: DIEMENS, (WILLEM)in HOOGSTRATENS Woordenb., waar staat :dat hij van adelyken stamme uit Gelder-landt (2) was; te Leuven studeerde ; teOrleans den doctoralen graad in de regtenverwierf; door keizer KAREL V tot raad enpresident der kleine Rota bij 't hof vanUtrecht aangesteld werd : in welke bedie-ning by zich 48 volle jaren deftig gedra-gen heeft ; den 9 d" nov. 1583 overleed ;en verscheidene schriften naliet, die vanzynen zone AARNOUT uitgegeven zyn. Vgl.VAL. ANDR/E, Bibl. Belg. ; Oudh. van Zuid-Holl., bl. 483, 484, waarin ook, bl. 416,420, 435, 437, melding gemaakt wordt vaneenen mr. JAKOB VAN DIEMEN, onderpas-toor en vikaris van S. Laurens kerk teRotterdam, in 1522.

De president WILLEM VAN DIEMEN ver-wekte, behalve een zoon, den genoemdenAARNOUT 3 ), ook twee dochters : MARIA, eerstevrouw van PIETER, heer van Roon en Pen-drecht, t 1596, (PIETERSZ. bij JOHANNAvan SCHOONHOVEN van Wanroy) en MAR-GRIET, t 1609, vrouw van PIETER vanASPEREN, heer van Vuren, t 1618, (JANSZ.,ridder, hr. van Vuren, ambtman van Born-melerwaard, t 1576, bij MARIA VAN ROOK,

t 1584, PIETERS dr. bij JOH. V. SCHOON-HOVEN voorn.) Zie GOUTH., bl. 172 (152),201 ; Bat. Ill., bl. 853, 1074. »De afbeel-ding van VAN DIEMEN (zegt V. D. AA, Biogr.Woordenb., dl. 4, bl. 162) komt, hoewelzeldzaam, voor ; zijne zinspreuk was : Jus-titia et prudentia." Zie over hem nog BOR,

2) Wafir wordt van het geldersch geslacht VANDIEMEN melding gemaakt? - Wel wordt men, inhet Register op de kron. v. h. Hist. Gen. te Utr.,voor een CLAES en JACOB en eene TRUDE VANDIEMEN, die in 1432 eene gift aan de Vrouwe-kerkte Hardewijk deden, naar dl. X. bl. 370 van diekronijk verwezen , doch in het oorspronkelijke,aldaar afgedrukte, stuk worden deze personenniet : DIEMEN, maar : DIEREMEN genoemd. Hunzegel vertoonde een ossenkop en een arend tothelmteeken in groen was. Een „CLAIS VAN DIE-REM ende NVOLTER sijnen sone," worden vermeldin de Aanspr. en vorder. van Reinald, hertog vanGelder, tegen Gijsbert Piek, 1418 (toen 's hertogenraad, en vroeger zijn rentmeester), in Kronijka. b., dl. VI. bl. 383. Zie over dit geslacht VANDIERMEN te H., 0. a. Nay. VI. bl. 234. Behoor-den daartoe ook de in NIJHOFFS Regist. op h.arch. v. h. voorinal. hof van Gelre, bl. 262, 290,294, genoemde DIERMENS, en de generaal A. L.VAN DIERMEN, in 1 767 te Elburg geboren (v. D,AA, Biogr. woordenb., IV. bl. 165) ? - „Een WIL-

LEM VAN DIEMEN, wordt in de Arnh. kondschapp.,uit bet Scheepen Actenb. beg. met 1570 en eind.met d. 21 jail. 1581," (bij van II ASSELT, Arnh.oudh., hfdst. 72, bl. 209) vermeld ; een HENRIK

VAN DIEMEN, medegeerfde des kerspels Ruurlo,in eene „Civ. Sent. 's Hofs van Gelderl." 20 mei1648 (NIJHOFF, t. b. a. p., bl. 137).

I 81

I. dl. IL boek bl. 90, 300; Kron. v. h.Hist. Gen. te Utr., XIV. bi. 265-267.

Anders denkt dr. SCHOTEL over de af-komst van WILLEM VAN DIEMEN. Na, inzijne Gesch.-, lett.- en oudhk. uitsp. (Utr.1840): Het slot Develstein, gezegd te heb-ben, dat dit slot van de DUVENVOORDENSaan de BRAKELS kwam, en van deze, inhet laatst der 15 de eeuw, door koop, aanJOHAN DUYCE , heer van Wieldrecht enOudelands-Ambacht 4 ), (die gehuwd wasmet BEATRIX VAN DE COULSTER, WILLEMSdr., rentmr.-generaal van Zuidholl. enslotvoogd van Schoonhoven), vervolgt hijaldus: »Beide, JOHAN en BEATRIX, bewoon-» den Develstein, maar overleden, de eene»in 1497, de andere in 1501, sander blijc-» kende geboorte, en vermaakte het aan hunne»jongste zuster, MARGARETHA DUYCK, die»met HENDRIK VAN DIEMEN " (niet in destaml. der DIEMENS, bij BALEN, voorko-

3) Onder de Vikarissen van de Parochi-kerke teRotterdam, wordt in de Schiel. Oudh., bl. 438,op het jaar 1573 vermeld : „ARENT VAN DIEMEN,door het afsterven van heer PIETER PIETERSZ. vika-ris geworden van St. Michiels outaar."

4) Mr . JAN of JOHAN DUYCK, schepen, 1462,1496, tresorier, 1474, 1475, 1484, 1487-1489,1493, 1494, burgemr., 1488, 1489, 1496, te Dor-drecht, was zoon van WILLEM DUTCH, schepen, 1429,1433 en very ., tot 1443, burgemr., 1440-1442,

voren, en van vrouwe ANSSEN MATTHYS dr.,en kleinzoon van ARENT DUYCK en van yr. N.VAN NAERSSEN, en stamde in regte lijn of vanheer JAN DE VRIESE, gez. DUKING, die in oor-spronkelijke stukken van 1278, 1288 en 1294(bij MIERIS a. p., I. bl. 397, 557 ; V. D. BRAN-DELER, Invent. v. h. arch. te Dordr., I bl. 66)vermeld wordt., en zoon was van heer GYSEN,gen. DUKINGE, ridder, die in 1278 de gruit teDordrecht van graaf FLORIS in leen kreeg, en vanN., vrouwe (FERWERDA noemt haar : gravinne)VAN DER MARK. - Het geslacht van DUYCK, eenvan de aanzienlijkste van Zuidholland, en, alsGOUTH. (bl. 76) wil, reeds in 1230 te Dordrechtaan 't roer, was, behalve met de genoemde, nogvermaagschapt met de stammen van OEM, WAS-SENAER (de burggraven), WIJK, STRIEN, ABCOUDE,WIELDRECHT, RATINGEN, SLINGELANDT, DE HER-TOGE e. a., en heeft de hoogste waardigheden, zoote Dordrecht als in Holland, bekleed. De stam-lijst, is bij BALEN, vAN LEEUWEN, FERWERDA, KOK(Wapenb.), HOOGSTRATEN; zie ook MIERIS, a. p.,I. bl. 397 (waar, in een charter van 1278, eenGHYSEBRECHT MALEGHYS, schepen in Dordr„ voor-komt, lien ik houd voor den stamvader van hetgeslacht DUYCK. waaraan die namen niet vreemdwaren), 557, 560, 576, II. bl. 289, III. bl. 26,79, 98, IV. bl. 724; v. D. WALL, Handr. vanDordr., bl. 95, 102 in noot, 150, 167 in noot,364, 367, 396, 402, 406, 488, en eld. ; GOUTH.,bl. 76, 107, 112, 119, 136, 162, 480; BALEN,bl. 85-87, 140, 149, 419, 714 en eld.; SMITS enSCHOTEL, Dordr., I. bi. 63, 165, 210, 211, II. bl.17, 60, 64; SCHELTEM A, Staatk. Nederl., in voce ;NIBBELINk, Handy. v. d. Zwijndr. waard, bl. 53,56, 65, 67, 68, 73; V. D. BRANDELER, a. p., bi. 9,66-69, 73, 81 ; Vaderl. Chron., bi. 312; WAGENAARen and. geschiedschrijv. ; vele biogr. woordenb.; enz.

mende) » huwde 5 ), en op hetzelve haar ver-» blijf nam. De afstammelingen van dezen

VAN DIEMEN bewoonden het slot tot het» begin van 1570, toen de binnenlandsche»onlusten en de strooperijen der krijgslie-» den hen bewogen, om zich te Dordrecht» neder te zetten."

Na verder verhaald te hebben, hoe De-velstein, in het begin van april 1572, doorde soldaten van BOSS! in brand gestokenwerd, » waardoor het (volgens ADAM VANBROECKHUYSEN, den lateren bezitter vandit, door den heer van Streveishoek her-stelde slot) »geheel verwoest is, behalve den0 toren en de muren van het regter paviljoen,"gaat hij aldus voort:

»In dezen toestand bleef het slot gedu-» rende het leven van WILLEM VAN DIEMEN»GYSBRECHTSZ., raad provinciaal bij den» Hove van Utrecht. Na zijn overlijden (1593)[de raad in 't hof van Utr., WILLEM VANDIEMEN, stierf in 1583 I], »besloten zijne» kinderen, te Utrecht gevestigd, zich van»hetzelve te ontdoen, en lieten het, volgens» vestbrief (nog voorhanden ?), den 12 mei.»1594, door AREND VAN DIEMEN overdra-» gen aan WILLEM VAN BEVEREN, hr. van), Strevelshoek."

SCHOTEL noemt hem dus uitdrukkelijk:WILLEM VAN DIEMEN Gysbrechtsz., en zegtverder (in aant. 16 op bi. 101 van zijnmeergemeld werkje), dat hij gehuwd wasmet »BEATRIX, CORNELIS dochter, die hemvele kinderen schonk, door BALEN, bl. 1040zijner B. v. D. genoemd ;" dat hij bevriendwas met FLORIS I. graaf van Culenborg ;meermalen in tresoriersrekeningen vanDordrecht, o. a. in die van 1574, voorkomt;en dat VIGLIUS van hem gewaagt in eenbrief aan HOPPERUS (bij HOYNCK V. P.Analect. t. I. pt. II, p. 527).

BALEN opslaande, vinden wij, in de stam-ljjst van DIEMEN, volgende afstamming:

FRANK, of VRANK, VAN DIEMEN 6).GIJSBERT Vrankensz., 1350.

VRANK Gijsbertsz., 1386.sommemummormaimm.••n•••n•nn..........

5) Een HEYNRICK VAN DIEMEN, werdt in derekening van den utrechtschen schutmeester JANHERMANSZ., van 't jaar 1511, vermeld. Zie Kron.v. h. Utr. Gen. IX. bl. 384.

AERT VAN DIEMEN HEYRIX soen, was raad, 1493,1494, te Dordr.; AGNIESE VAN DIEMEN HENRICSdr., priorin, 1477, en GEERTRUYD VAN DIEMENHENRICS dr., non, 1477, in St. A gnieten kloosterte Dordr. BEVERW., bl. 205, 206; BALEN, M. 148,149, 301; Oudh. v. Zuidholl., bl. 74, 76; VANLEEUWEN, a. p., bl. 1324.

6) Het kan zijne dochter (ELISABETH) geweestzijn, die ten man kreeg, CLEYS OEM, ridder, CLEYSZ.,schepen te Dordr. in 1230, en van KATH. DUYCK,GYSENS dr., ridder. Staml. van OEM, bij GOUTH.,BEVERWYCK, BALEN, VAN LEEUWEN, FERWERDA,KOK ( Woordenb.) ; H000STRATEN.

182

GIJSBERT Vrankensz., tresorier in Dordr. 1450 7 ), tr. IDA VAN DOENEN.

VRANK Gijsbertsz. tr. N. GIJSBERTS dr. tr.MARG. DE HAAS, LAM- MARTEN DUYK.BERTS dr. 8).

VRANK Vrankensz.,t 1482 ; van wiende VAN DIEMENS teDelft.

,INI•1111n

WILLEM VAN DIEMENGijsbertsz. "), tr. BEA-

TRIX KORNELIS dr.

JAN V. D. Gijsbertsz.,tresorier van Dordr.,1455 "), tr. JACOBAV. D. POEL.

GIJSBERT Vrankensz.,tr. ERMGARD VAN

GOEREN ARENDS dr. 9).

AREND VAN D. Gijs-bertsz

1. MARGARETHA tr. KOR-

NELIS Hermansz.3. KORNELIS, priester.

5. GIJSBERT, had kinde-ren bij ALETTA N., o.a.een zoon WILLEM.

8. KORNELIS, had kin-deren bij N. N.

7) Deze wordt in dat jaar op de lijst der tre-soriers van Dordr. (bij BALEN, bl. 377 vlgg.) nietgevonden, wel in het jaar 1400 een „GIJSBERTVranckensz.", die ook schepen Bier stad was, in1399, 1400-1402, raad in 1406, en kerkmr. vande Groote Kerk in 1398. — Vele geslachtboonten bijBALEN laten, naar het berigt van SMITS en SC110-TEL, a. p., I. bl. LXXVIII, vooral ten aanziender eigennamen en jaartallen, veel te wenschenover. Het geslacht zijner vrouw, VAN DOENEN,was ook te Dordrecht bekend, (V. D. WALL, t. a. p.,

1404bl. 389. Privil. van 20 maart

05). Een GIJS-

BERT VAN DYEMEN was, 13 jan. 1426. getuige bij't verlij van den grooten korentiend te Borch-malsen enz., ten behoeve van JAN (VAN ARKEL,hr.) van Heukelem en Ackoy. (Kron. v. h. (htr.Gen., VIII. bl. 294.)

8) Hij verwekte, volgens BALEN, elf kinderen,en had een ouderen broeder, ADRIAEN, priester 1465,en een jongeren, MAARTEN genaamd.

Een VRANK Ghijsbrechtsz bezat een schrootam-bacht te Dordrecht ten erfleen, „ende na sijnreloot so hi gheen wittachtige kinderen after enliet, so waren heere Adaem ende Martijn sijnbreeders dair om tweedrachtig ende elc meynde,dat hi daer toe gericht was." Zie Uitspr. van Her-tog Jan van Beieren, weg. de erfvolg. in een schroot-ambt te Dordr., bij MIERIS, a. p., IV. bl. 724, env. D. WALL ; a. p., bl. 487. Het is opmerkelijk,dat de namen van deze drie broeders overeen ko-men met die in de stamlijst. Wel beet ADAM inde „Uitspr." de oudste broeder genoemd, — in destaml. ADRIAEN, doch men zie wat hierboven vanhet geslachtkundig gedeelte van BALENS werk ge-zegd wordt ; ook blijkt uit het woord : voorzijn naam, dat hij een geestelijke was, te meer,daar hij onder de schepenen, die te Dordrechtook heeren genoemd werden (als uit ontelbarecharters en andere echte stukken blijkt), niet ge-vonden wordt. De in gezegde Uitspr. vermeldeVRANK Ghijsbrechtsz. kan een oudere broeder vanden in de 5de gener. DIEMEN voorkomendm VRANKGysbertsz. geweest zijn, of wel er schuilt eenefont bij BALEN. - Een VRANK VAN DIEMEN was in1410 schepen te Gorinchem. KEMP., a. p., bl. 175.

2. ISABELLA, tr. FRANSAnthonisz.

4 JOHANNA, tr. JORISVAN IMMERVELD.

6. MARIA.

7. PIETER, had kinderenbij N. N.

9. ERMGARD, tr. HEN-DRIK Jansz.

9) Een AERT, Of AERNT, VAN GOER (OMR, 00kGOIRL) Aertsz., was veertig, 1456, schep., 1456e. v. j., burgemr., 1457-1460, 1465, 1466, teDordr ; een JAN VAN GOER Aertsz, kanunnik, 1485,ter Grooter Kerk BALEN, bl. 87, 243 seq.,292 seq , 360. — KEMP noemt, bl. 435, onder deoudste en aanzienlijkste regerings-geslachten vanGorinchem, ook dat van GOERL, en, hi. 124, 142, 157,161, een AARND VAN GOERL Of GOER, in 1386, 1398,1405, 1407, onder de schepens. Deze VAN GOORShoud ik gesproten te zijn uit een jonger zoonvan HOORNE, heeren van Altena, wier stamlijstbij BUTKENS, Troph., t. II. p. 99-101, voorkomten velen met de voornamen AERNT en JAN, ver-meldt. Men vgl. TE WATER, Verb., in 't regist., opGlioir, Kron. v. h. H. G. te Utrecht, VII. bl. 50-54,en verde: in 't regist.; Theatre sacre de Brab.,I. p. 79 : Grafschrift met kwartieren (de vermaag-schapping met DIEMEN aantoonende) van ELISAB.DE BORGREEFE, t 6 apr. 1615, wed. van DOMINICUS

ROORDA, in de kerk der arme klarissen te Meche-len; welke kwartieren zijn Borggreef, Clootwyck,Kettelere, van Staele, ,:Eempt (Eem ?), Wynck(Wyck), Diemen, Ghoer.

Onder de kwartieren van het geslacht VAN ERP,in de kerk van Vechel, en onder die van KATH.RATALLER, t 11 sept. 1628, vrouw van HUGO MUYSVAN HOLY, burgemr. van Dordr., t 28 mei 1626,op een lijksteen in de groote kerk te Dordr., komtde naam DIEMEN, merle voor. Zie Theatre sacrede Brab., t. II. pt. II. p. 129; Bat ill., bl. 1015.

10)Was zijn jonger broeder, JAN, in 1455 reeds_tresorier te Dordr., dan kan deze w ILLEM GIJSBERTSZ.onmogelijk dezelfde zijn met den president WILLEMVAN DIEMEN. Ook zijn kleinzoon heette WILLEMGysbertsz., volgens BALEN, die, bl. 178, onder debegunstigers van 't Arme Weeshuis te Dordrecht,ook eene „HEYLTJE PIETERS dr., WILLEM VAN DIE-MEN Gijsbrechts zoens wed." noemt, welke aan't voorz. gesticht twee rentebrieven schonk, in 1588en 1531 (?). Vermoedelijk is er bij BALEN eenegeneratie te veel.

11)Een JAN V. D. was tres. van Dordr., 1455,1456-1460, 1462, 1463, schep , 1460-1466, bur-gemr., 1461, 1467, veertig, 1456. BEVERW. enBALEN, in de lijsten.

183

Deze stamlijst vermeldt dus geen HENDRIK

VAN DIEMEN, wiens afstammelingen, alsSCHOTEL wil, in de eerste jaren der 164eeuw in het bezit van het huis Develsteinbij Dordrecht kwamen, onder welke af-stammelingen die schrijver ook den presi-dent WILLEM VAN DIEMEN telt. Wel vindtmen in deze stamlijst een WILLEM VAN DIE-

MEN GIJSBERTSZ. genoemd, die o. a. tweedochters had (MARGARETA en MARIE, hier-boven genoemd), wier doopnamen dezelfdewaren met die van de dochters van denpresident ; maar waaruit blijkt nu, datdeze WILLEM VAN DIEMEN GIJSBERTSZ.

dezelfde was met WILLEM VAN DIEMEN, pre-sident van het hof van Utrecht? waar heeftdr. SCHOTEL den president GIJSBERTSZ, ofGYSBRECHTSZ., genoemd gevonden ? - Ookvermeldt die staml. onder zijne zonen geenA A RNO UT Of ARENT ; wel onder zijne broeders.

WLLEM VAN DIEMEN, de president, enWILLEM VAN DIEMEN GIJSBERTSZ. zullen dusniet dezelfde persoon, noch uit hetzelfdegeslacht geweest zijn.

ELIZABETH VAN DIEMEN, n de vieren-tachtigjarige weduwe van Heer ADAM VAN

DIEMEN, " die op last van ALVA te Utrechtonthoofd werd, wordt in hare sententie,» gepronunchieert op den 25 Augusti 1568,binnen Utrecht" (zie MARCUS, Sentent. enIn daging bl. 325): ELISABETH VAN DEN

KERCKE, wed. ADAMS VAN DYEMEN, genoemd.GIJSBERT VAN DIEMEN (KORNELISZ., burgem. te

BESEMER 15 ) ) die tr. ANTHONIA VAN BEAUMONT,dr., en had

JOHAN, wiens kinderen KORNELIS.bij BALEN en KOK

genoemd worden.

Dordr. in 1578, en van LIDUWYJOHAN en JOHANNA OEM (t 1574)

JACOB, tr. MARIADU BOIS.

» Tiet kalf is vet" zei ze, onder de teregt7stelling, naar VAN VLOTENS berigt, n op harenALVA niet ongevalligen rijkdom zinspelend,het moet geslacht worden. Ook vroeg ze denbeul : of zijn zwaard wel scherp was, daarzij een taayen hats had 12)." VAN VLOTEN,Neerlands opstand tegen Spanje (1567-1572),bl. 95 ; zie ook : VOET, Beschr. van Culem-borg, I. bl. 233 ; VAN METEREN, hi. 55 C. ;duthent. stukken bij BOR, I. bl. 129; PERS,Ontstelde leeuw, bl. 244, 337. ELIZABETH zaltot het te Utrecht bekende geslacht van VANDER KERK of KERCKE (of, volgens : BUCHE-llus, Descript. urb. Rheno-Traiect.,p. 41, 101 :VERKERK) behoord hebben 13), en haar manvermoedelijk die ADAM VAN DIEMEN geweestzijn, die in de Schutmeesters-rekening vanUtrecht, van het jaar 1515, vermeld wordt '4).Ook in de stamlijst der DIEMENS, bij BALENen KOK, komt een ADAM voor, doch dezeFan hier o. b. niet bedoeld worden, daarhij eerst na 1509, uit het tweede huwelijkzijns vaders, mr. BARTHOLOMEUS VAN DIE-MEN, (schepen, 1498, 1499, 1501, tresor.,1503, 1518, burgemr., 1513 en v. j., te Delft,t 1533 ; , geboren werd.

Wat de VAN DIEMENS te Culemborg be-treft, hunne voor- of doopnamen sprekensterk voor hunne afstamming van de VANDIEMENS in Dordrecht, en wel naar hetons toeschijnt, van

,Ilimmialwwwn••nn

(Van deze beide broeders staat in de stamlijst verderniets aangeteekend.)

ANTHONIE voor. Hij heeft zijn bijzonderartikel in vele biogr. woordenb., doch dezrlaten ons nog altijd in het onzekere oveezijne afkomst. Staat zijn wapen niet bijzijn afbeeldsel in de Vies des Gouvern.

ANTHONIE VAN DIEMEN, de 9de opper-landvoogd van Neerl. Indie (1635), t 19april 1645, is hoogstwaarschijnlijk een zoonvan KORNELIS of van JAKOB geweest, wantonder de kinderen van JOHAN komt geen

12) Op de in 1857 te Utrecht gehouden ten-toonst. van oudh. bevonden zich : twee mesjes metzilveren geemaill. heften, toebehoord hebbende aanELISAB. VAN DIEMEN, ten jare 1568 te Utrecht ont-hoyd, en ingezonden door den heer A. VAN DIEMEN,op den huize Snellenburg bij Benschop. Zie bl. 4van den (Fatal. op n°. 98.

13) Zie BURMAN, Utr. Jaarb., III. bl. 510. -RUTGER VAN KERKE, f 1548, raad in 't hof vanUtrecht, voerde : in goud een klimmende roode hags.Zie de wapen. v. d. presid. en raad., bov. aangeh.Een JAN VAN DER KERKE was, 1466, timmer-meester van den hertog van Bourgondie in Hol-land. Kron. v. h. Utr. Gen. VIII. bl. 297. TeDordrecht was een geslacht VERKERK bekend(BALEN, bl. 95, 931, 933.)

14) Zie Kron. v. h. Utr. Gen. IX. bl. 479. - In.de 12de gen. RENESSE, bij FERWERDA, wordt ge-zegd, dat MARIA, ADRIAAN VAN RENESSE van Wul-

ven, f 1559, en ANNA VAN ABKOUDE VAN MEER-TEN, f 1597, dr., vrouw van PIETER RUISCH, raadshr.in 't hof van Utrecht (1580), volgens eenigen eene„natuurlyke dochter was, verwekt by MABELIA, ofIZABELLA VAN DIEMEN, eene dochter van ADAM VANDIEMEN." Vgl. KOK, Woordenb., dl. 24, bl. 175.

15)Het geslacht BESEMER voerde in goud vijfzwarte ruiten, geplaatst 3 en 2, en sproot uit denedelen stain van ALBLAS. - JAN VAN ALBLAS,(alias BESEMER,) REYERSZ., ambachtsheer van Dub-beldam, was schepen in Dordrecht. BALEN, bl. 1070;vgl. bl. 920 en 1141 (waar zijn zoon eerst heervan D. en de Myl genoemd wordt, a°. 1496), 1120,1138, 1176, 1258, en BEVERW., a. p., bl. 71, 333.VOPPEN BIEZEMAER, 's graven knape van Holland,wordt in 1319 vermeld, bij MIERIS, a. p., bl. 209.Te Rotterdam zaten BEZEMERS in de regering. -Een geslacht van lien naam bestaat nog, en voert :ALBLAS VO1?

184

gener. aux Indes Orient., of bij dat 't welkop het ministerie van kolonien aanwezigis ? VAN DER AA zegt (Biogr. Woordenb.IV. blz. 159), dat hij in 1593 geborenwerd, en dat zijne moeder ELISABETH HOE-VENAAR heette, en verwijst voorts naar velewerken die hem vermelden. -- Op detentoonstelling van oudh., in 1857 te Utrechtgehouden, beyond zich o. a.; een speeldoos,toebehoord hebbende aan ANTHONIE VAN DIE-MEN, Gouvernr. Gen. van Indie, ingezondendoor A. VAN DIEMEN, op den huize Snellen-burg, te Benschop.

Voorwerpen, aan ELISABETH en ANTHONIEVAN DIEMEN toebehoord hebbende, warendus in 1857 nog in het bezit van deneigenaar van den Snellenburg bij Benschop.Voorzeker zullen ook daar de beste berigtenover die beide personen te verkrijgen zijn.

M°.

De van Diemens. Bovenstaande berigtenover de VAN DIEMENS waren reeds aan hetbestuur van dit tijdschrift ingezonden, toenmij in het Grand Theatre sacre de Brabant,tom. I., pag. 233, onder de Epitaphes 6,Inscript. sepulchral. dans l'Eglise Paroissialede St. Gery a Bruxelles, ook het volgendevoorkwam :

D. O. M.Nobiliss. ac Pientiss. (?) Matrona D. MARLE

DE VAULX vidua quondam Dom. & M. GUM-MI' VAN DIEMEN J. U. Doctoris eximii,dum viveret olim C aesar. & Reg. May' s apudUltrajectinos Consiliarii Primarii, ibidem-que Parva rota Presidis Equiss (?).

D. ARNOLDUS VAN DIEMEN eorum filiusac hares matri dulciss. sibi posterisque hocsaxum P. C.

Visit annos LXX. & menses VIII. (kiltAnno Domini cio. io. xci, die Iv.

Octobris. Requiescat in Pace.Quartiers,

Vaulx, du Gardt,. . . Deschamps. Mo.

Afstammelingen van Hugo de Groot.Men leest in een opmerkelijk werk bijzon-derheden, die niet algemeen bekend zijn. Ikbedoel dat van C. J. DE LANGE VAN WIJNGAER-DEN, Geschiedenis der Heeren en beschrijvingder stad van der Goude, die op bl. 472 zegt :» Om een sterk voorbeeld te geven, hoeda-nig men in de afgeloopen eeuw al meer enmeer op titels en vreemde afkomst gesteldgeraakte, zelfs bij lieden van zulke geslach-ten, die door aanzienlijke ambten in denstaat verheven, en vermaard waren gewor-den, kan ik aanhalen, dat zelfs de drostvan Bergen op den Zoom HUGO DE GROOT,de eenige zoon van den ambassadeur PIETER

DE GROOT, kleinzoon van den alom ver-

maarden en dubbeld veredelden HUGO DE

GROOT, met regt de roem onzes vaderlandsgenoemd, een kwaad voorbeeld heeft gege-ven, met, alsof men den naam van DE

GROOT niet edel en aanzienlijk genoeg achtte,omdat daar geene vreemde zwier van adelbij was, den naam van CORNETS weder aante nemen, ofschoon die van DE GROOT, vanKraaijenburg, aan de Haagweg bij Delft,van die oude regenten geslachten der ste-den was, waarvan velen uit goeden adelgesproten zijn, en gemeenlijk patrice (Dezebenaming is eene navolging der Romeinenbijzonder in Holland in de 17e eeuw aan-genomen, waarmede de geslachten, evengelijk die van` ode bouwing van Rome ofrekenden, worden bedoeld, en onderschei-den, die van het daarstellen van het ge-meenebest en 's lands vrijheid hunne voor-voorvaders onder de regenten des landskunnen tellen) geslachten genoemd wierden,welke benaming is ingevoerd, om de re-genten geslachten, die tot den adel nietkonden gerekend worden, met den gemee-nen burger niet gelijk te stellen, die, zooals ik reeds heb aangemerkt, meest uitvreemdelingen en landlieden voortsproten,terwijl de toenaam CORNETS, afkomstig isvan eenen jonker CORNELIS DIRKSZOON

CORNETS uit Picardien, die om eene rijkedelfsche burgemeestersdochter te trouwen,zoo weinig op zijn geslachtnaam gesteldwas, dat hij zich verbonden had, bij hetaangaan van zijn huwelijk, dezelve nietdoor zijne , kinderen te zullen laten voeren,maar dien van DE GROOT te zullen latenaannemen, welken noch de vader van HUGO

DE GROOT, noch hij, noch zijn zoon, PIETER,

de ambassadeur in Frankrijk, immer be-grepen hebben met de bijvoeging van COR-

NETS te moeten schrijven, terwijl zij alleen,gelijk meer andere geslachten, naar 's landsgebruik in hun wapenschild den oorsprongvan hunne vaderlijke afkomst bleven aan-duiden.

De oude burgerlijke Delfsche geslacht-naam was ook te Loevesteinsch, was teeenvoudig, en veraanzienlijkte niet genoeg,naar het begrip van eenige zijner manne-lijke afstammelingen. Hetwelk van die uit-werking is geweest, dat de zoon van.ADRIANA JACOBA DE GROOT, de kleindoch-ter van den grooten HUIG, daarover ver-ontwaardigd, bij zijrien uitersten wil heeftbepaald, dat het metselaars-pakje, waarmedeHUGO DE GROOT is gevlugt, hetwelk hij bijerfenis had verkregen, nooit mag komenaan die CORNTES DE GROOT schrijven, zekerwegens den boon, welken hij meende, datzij zulk eenen uitstekenden man, een sie-raad en de verwondering der wereld, aan-deden."

185

Geslachten Huigens en Sluisken (vgl.XIV. bl. 128). Als bijdrage tot de Dennisvan bet geslacht SLUISKEN moge strekken,dat JOHAN SLUIJSKEN van 15 julij 1586 tot15 julij 1589, rigter was van het rigter-ambt Oldebroek (Gelderland) ; dat waar-schijnlijk deze zelfde JOHAN SLUIJSKEN den16den augustus 1588, scholtus van Elburgwerd, daar het destijds niet ongewoon was,dat een rigter elders woonde en tevens anderebetrekkingen bekleedde; dat als scholtus vanHarderwijk vermeld worden :

in 1626 PAUL SLUIJSKEN.

» 1627 GERHARD SLUIJSKEN.

n 1679 PAUL SLUIJSKEN.Op eene grafzerk in de kerk te Olde-

broek staat :Reinien Sanders, huisvrouwe van Jan Sluis-

ken sterf anno 1581.Deze JAN SLUISKEN is waarschijnlijk de-

zelfde als de voormelde JOHAN SLUIJSKEN.

V. A.

Geslachten Huigens en Sluisken. WIL-

LEM HUYGHENS, 20011 van EVERARD en MA-

RIA VAN OMMEREN, geb. 27 junij 1640, heervan Overhagen, Watergoor en Camminga,commissaris ordinair van de monstering vanGelderland, kwartier van Veluwe, burge-meester van Arnhem, en brooder van 'tSt. Nicolaas hospitaal, tr. IDA SLUISKEN,dr. van EVERARD SLUISKEN, burgemeestervan Arnhem, en NALEKEN VAN DANS totPierikhart. Hij stierf 30 junij 1700.

Hij liet 5 kinderen na, waarvan eenedochter MARIA, geb. 22 junij 1671, tr. metjr. VINCENT VAN GLINSTRA, generaal-majooren colonel van een regiment cavallerie indienst dezer landen en commandeur der stallEmden.

Zijn zoon EVERARD HUIJGHENS, heer vanOverhagen, Watergoor en Camminga, geb.26 sept. 1673, stierf ongehuwd, 23 maart1719 : zijne overige kinderen zijn jong enongehuwd overleden. Zijne ouders en groot-ouders zijn op nevensgaand schema te vinden.

.....,ANNA

BUDDINGH.WILLEM HUYGHENS, hr. vanSchoonderlocht en Opvoorst,burgemeester van Arnhem,obiit 13 aug. 1616.

------.......EVERARD HUYGHENS, hr. v.

Schoonderlocht en Overhagen,burgemeester van Wagenin-gen.

JOHAN VANOMMEREN.

........i..111.11111r

WILLEM HUYGHENS, hr. v.Overhagen, Watergoor, enz.geb. 27 junij 1640, f 30junij 1700.

WILHELMINATULLEKEN.

---..--

MARIA VANOMMEREN.

,1111•1•nn•-----...

Mogt men meer berigten omtrent defamilie HUIJGHENS verlangen, dan is deondergeteekende daartoe bereid.Nijmegen. VAN PABST VAN BINGERDEN.

.................Dochters van Maarten van Rossem (vgl.

XIII. bl. 364). In de kerk van het dorpNieuwkuik bij Drunen hingen vroeger, ofhangen welligt nog, de wapens met 8 kwar-tieren van ODA VAN ROSSEM, t 18 julij1638, en van JOSINA VAN ROSSEM, t 6maart 1647, beide Joeffers te Rijnsburg.

Kwartieren :Rossem, Zuylen van Nyvelt, Hemert,

Broekhuysen,Malsen, Blaesvelt, Haestrecht, Ruygrock

van de Werve ').GOUTHOEVEN noemt, in zijn Byv. op de

Divisie-Chron., blz. 115, onder de Abdissenvan Rijnsburg : Vrou STEVINE VAN ROSSUM,uyt Ghelderlant, dochter van heer JAN VANROSSUM (beer MAARTEN VAN ROSSUMS broe-der) beer van Poderoyen, en van vrou ODA,

1 ) Zie le Grand Theatre sacr€ de Brabant, tom.2, pt. 2, (l'Eveche de Bois-le-Duc), p. 126).

erfdochter van Brouckhuysen, [Sy was deleste die in d' abdye woonde, also die ghe-duerende haer regeering verdestrueert Wert,ende sy sterf te Leyden 27. dec. 1603, seer outzijnde s).], en onder de Joufren : IOSYNEVAN ROSSUM, MAERTENS dr. 1571, met ODA

haer suster, zijnde haerlieder moeye Abdisse.Dr. SCHOTEL schijnt beide, JOSINA en ODA,

voor dochters van den beruchten gelder-schen veldoverste, MAERTEN VAN ROSSEM(t 1555), te houden, ofschoon uit het, doorGOUTHOEVEN, achter hare namen gevoegde:zijnde haerlieder moeye Abdisse, dui delijk blijkt,dat zij geene kinderen van genoemden veld -

2) So men segt, bij de honderd jaren, leest menbij PARS, Rijnsb. Oudh., bl. 350, 446, 453 (waarzij eene zuster van MAARTEN (den veldoverste)genoemd wordt). — SCHOTEL zegt, in zijne Abdijvan Rijnsb., bl. 29, 207, dat zij met groote pleg-tigheid in de abdijkerk begraven werd, en dat opNaar prachtig gesteente de volgende kwartierenstonden :

Rossum,Hemert,Groesbeek,Herlaer.

Nievelt,Broeckhuysen,Montfoort,Groesbeek.

24

186

C.) otti X 't,

O a) W4:1 1 G° Z1-4 41

iii .1 0..W ;:' M hi)O FiO ...• 0 .1:1'g P:1-4' • Pi 5 regO z ii" :,-•

z Igiir o E-4-

at a ....ri 0 :21 41

....a c., ,:l0Ce , k

0).1 ...a r.-4 ...i

X A co ril g

.4E.

cp

P-*144 Q tifJ -4

CL) W bAr4 LI)CD . 7 2

O E 4 a 't:1 =r... ..1 ag N.0 4 r„. 1-; -

to .... cd c6)

1 ,0 ga> ,... •k1 .--,; 0

w 0

cA bp A evD:p 'RI

g 01 r.

X 4,,. ...... g

41 a ,...., S ; g.4 filo ,4

z• g

444 144 .4. 0PIW)

CS 0 A g 0 r*Q._a) E. .4

O zi Al 41 Pt] ceD ,..,o El rn tn 8C.1 w it"

r, to▪ w a gtab gs r-iE. ,.1 Z' •

O rE3a) =▪ 4,m CDMS 41 0 141)• 44 Pi on g 'W

a> 1:$

en X '44 21 E74

:,--,g C, (4)0 CD =

bA

c/4 • n-+C) g '4

z 0 o ci.) e,3 p-:- PI fr4 0 `g bo o 0

O ..4 r4 i'';CO

a>E. ,-: va 0O A 4 t. A,

0 w H00

CD alCD

..e.

I.441 .4 01

GO 04144 r4

X °

A 1 X 4

i Ill" 1

E'') '4 c.)

'' n• . r9 Z

a) a4 b0.-.

c w g 01"CI 0 WI CI) 0C. 1..Z WIr....4 o 4 ”0 '''a) gg o a) (15N

X n g .-tzc.) .4Pcs :7.7.,41 ;%. 4 N P,a) A FA • . = .00 co 51 y.10.4 p.

..

tz, 41 0 co tO gZ:10 g g o ;-,0 66 .t,4 p.1 .4' 4? pi 00 ,r.9 4:);.,

4.. . P' 5 '''''..1 g . o -wt.-4,v0 . Et 4 c,.. 4) =elo CD 0 '-

tl..r.1 otO CO 0 ,

.4 rn i-c, 0A * gr." 0 =

N4) d3 2 ...,' cl.)

t- pc2 Zia Fg."-I :g g,.4 Cd

C.) ,_,:p cdg) N cci frl. 2 " '--1 d C.)•,.., 4 . ,;: ---k ' " bil ?...If. 0 T1 Z ID th :pp .c..,N . g rs:2 •vc.i.,c4N75 Z

W

W i.wP4r.... es E , (:.?

r 7. bp 0 '-'"t:1 Q 00.1 E'

(1) t,d''' b i4cd N cZ 0ce g.4 rn 7, c)pc, ra o '`)

/D cv .•~...4) ZtoR

4' Q., q 0 4:1:;:',. e7Zi ;-nay .-, 0

g , Z Z-.aal . 4 '4' 1 ... EW. [110 x A z co x , ,- a) P.

4 41 ZX 44 X.' e g /(4) ,c, PI z .4 CO )..I

2 - 4 f. . ,z

bi) M 0 Z 7 `.43 ' • •--- :,-- ‘e o 4- g *,:.' 8 n:1

x g .a,2, t t. 4 i P.'c oP'"0 W Id 3 ro ct - ;-4o 'n a.)g al , Qc,) Z

O I <I) C)

g g 0, cp 0 fr4G1

,. 's--; ,91-'7,,ti IA c_, '''''.4.,r•W cp E.41 .4 o44 0 ;..,

(I) .c?... 41 111 P-4 (1) .4 a) cv 0....., .4. a) E Fi. ;_, 0 o .-. ra: <4s. 0 g -P1- 4- 0

0 E o 'Ao rg -4-a bg,

JOHAN VAN ROSSEM nu, was rand vanhertog KAREL VAN GELRE, stierf in 1568te Bommel, en had, volgens PAPE, bij eenejonkvr. VAN ZUYLEN VAN NIJEVELT twaalfkinderen, onder welke drie zonen 3), dielater mede zijn gehuwd en afstammelingenhebben nagelaten. Mo.

Overhage (vgl. 'XIV. bl. 128), is eeneadellijke havezate, als zoodanig vroeger dande veertiende eeuw bekend, en in 1711door koop aan Biljoen gehecht.

L. B.

Wapen van Middelhoven. Op den graf-steen van den pred. JONA VAN MIDDELHOVEN in de kerk te Axel, staat zijn wapenuitgehouwen : » tierce en. fasce, 1° de. .. .au lion naissant de ..... , 2° de .....a 3 arbres de (sin ?), 3° de ..... a 3fleurs de lis de ..... " . Wie kan mijde kleuren opgeven ? F. CALAND.

Joos de Moor en zijn geslacht (vgl. A.R.; XIII. bl. 357). Misschien behoort weltot de afstammelingen van den vice-admi-raal JOOS DE MOOR Mr. JOHAN DE MOOR vanVlissingen, te Goedereede gehuwd in 1639na 5 mei en vaOr 9 julij met CORNELIA DELEU, dochter van den baljuw DE LEU. Zijhidden deze kinderen :

1. DINA, ged. te Axel, 17 junij 1640,hierbij stond als getuige mr. JOH. DE MOOR,raadsheer.

2. JOHAN, ged. 30 mei 1642.3. DAVID, ged. 21 julij 1644.

F. CALAND.

Heeren van der Nisse - van Watervliet.III SMALLEGANGE, Cron. V. Zeel., bl. 733, leestmen, dat » A°. 1686 in de heerlijkheid vanCloetinge verheven zijn op Jonker ISAAC

DE PERPONCHER SEDLNITZKY 55 gem. 27roed., laatst gekomen van zijn moeders broe-der, den heer EMMERY VAN WATERVLIET. Na-derhand is deze partij mede verheven opden heer GERARD VAN DER NISSE, des hee-ren WATERVLIETS neef van 's vaders zijde."

3) STEVEN, de tweede zoon (die ook heer vanNyvelt was), verkocht, volgens VAN SPAEN, Inl.,III. bl. 283, Poederoijen in 1577 aan OTTO VANAPPELTERN, hr. van Persingen, terwijl PAPE, t. a. p.bl. 93(1), beweert, dat die heerlijkheid na MAARTENSflood aan zijnen neef JOHAN VAN ROSSEM kwam.Onder de dochters vied ik, behalve STEFANIA, deabdis, genoemd : ANNA, geh. 1. met FREDR. VANREEDE, 2. met FREDR. V. D. BOETSELAER, en JOHANNA,yr. van BROECKHUYSEN, geh. met DERK VAN DORTHtot Dorth. Zie FERWERDA, 9e gener. REEDE; D' A-BLAING, Velum. honk., in 't naamregist. - In hetSticht van Utrecht bezaten de ROSSEMS ook Rynau-wen, Hardenbroek, Vuylcoop. Zie den Tegenw. Staatvan Utrecht, Connoiss. de la nobl. d' Utrecht, enHOOGSTRATENS Woordenb., op die woorden.

187

Bekend is het mij, dat EMMERY VAN WA-

TERVLIET de 00m was van ISAAC DE PERPON-CHER SEDLNITZKY, doordien ANNA MARIA.

VAN WATERVLIET, de moeder des laatstge-noemden, eene zuster was van EMMERY

VAN WATERVLIET; maar gaarne zag ik mijaangewezen, op welke wijze GERARD VANDER NISSE vermaagschapt was met de fami-lie van V. WATERVLIET.

W olfaartsdij k . J. VAN DER BAAN.

Ret geslacht van Merwede. Eenigedorpskerken in de provincie Groningen be-zoekende, vond een mijner vrienden, ophet schutblad van den bijbel, door den pre-dikant van Noordwolde bij de godsdienst-oefening gebruikt, de volgende aanteekenin-gen gesehreven :

Anno 1628 den 27 september is Hinderickvan der Merwen gebooren.

Anno 1631 den 14 november is AlbertJan van der Merwen gebooren. En is in denHeere gerust den 19 septembris 1686.

Anno 1635 den 24 feberwaery is AnnaSybilla van der Merwen gebooren.

Anno 1676 den 17 december, ben ickwederom getreden in het tweede houwelyck,met de Hoogh Eedel gebooren vrouw SophijaOgijnsky, en bennen yetrout tot bedom (Bedum?).

Den '25 April ovdestil is mijn soon JanWillem neck sailer (?) gestiiven, en den 5 maynie stiel, hid' is begraven binnen brussel inhet jaer 1691.

Den 17 Januarij 1681 is mijn soon Rou-dolph vander Merwen in den Heere gerusten is begraven tot .Delfzyll in de kercke ').

Den fabelachtigen oorsprong van dit ge-slacht daargelaten, zij het genoeg te weten,dat de MERWENS, of MERWEDENS, reeds inde 12' eeuw onder de aanzienlijkste hol-landsche edelen gerekend werden. NICOLAUSDominus a Merwen beyond zich in 1179 ophet tournooi te Keulen (mIERis, Charterb.I. bl. 120). - DANIEL IV, die in 1252 leef-de, werd de stamvader van de geslachtenvan TOLLOYSEN,CLOOTWIJCK en MUYLWYCK 2).

1) In Groningerland waren de MERWEDES ook,in de 17e en 18e eeuw, door huwelijk, vermaag-schapt met de geslachten van ALBERDA, COENDERSen GRIMM, volgens het Stamb. v. d. Frieschen adel,in 't alphab. regist., op Merwede, en de Geneal.van Alberda ms.

2) Van het eerste wordt luttel gewag gemaakt. -Dat van CLOOTWIJCK zat te Heusden (1551, 1555),te Gorinchem (1560), te Geertruidenberg (1573 enlater), dat van MUYLWIJCK, te Dordrecht (1420-1467), te Gorinchem (1461-1571), te Rotterdam(1553-1625), te Delft (1681, 1704), en te Schie-dam in de regering. Beide takken namen, in de17e eeuw, het voile wapen van MERWEDE wederomaan. Vgl. BALEN, bl. 50, 286, 1106, 1112-1121,SMITS en SCHOTEL, Beschr. van Dordr., I. bl. 112,116,123-126, en verder de Beschr. van genoemdesteden.

DANIEL IX, die in 1403 zonder mannelijkenakomelingen stierf, was de laatste heer vande Merwede uit zijn geslacht, gaande dezeheerlijkheid, na zijn flood, door het huwe-lijk van zijne dochter, aan de BREDERODESover 3 ) ; vervolgens in 1424, door koop,aan het geslacht VAN PRAET ; van deze,door erfenis, aan de BOETSELAERS ; en ein-delijk in 1604, door koop (voor f 38000),aan de stad Dordrecht, welks burgemees-ters, sedert, ook den titel van baanderheervan de Merwede gevoerd hebben. Vgl. BA-LEN, bl. 37, 1105 vlgg. ; SMITS EN SCHOTEL,a. p., I dl., 26 aflever. ; VAN DE WALL, Handy.van Dordr., blz. 134, 135.

Het wapen van MERWEDE schijnt aanvan-kelijk een zilveren balk in een rood schild(het wapen der lotharingsche vorsten) ge-weest te zijn, en is, zoo men wil, in 1204,gedurende de vermeestering van Constan-tinopel (Byzantium) door de kruisvaarders,waarbij ook DANIEL III, heer ter Merwede,tegenwoordig was, met 15 gouden pennin-gen of byzantijnen (muntstukken, welke teByzantium geslagen werden) vermeerderdgeworden 4). Dit vermeerderde wapen wordtvolgenderwijze omschreven in zeker Wa-pendicht op 's graven (WILLEM IV) ridders,gesneuveld bij Stavoren, den 26 of 27 Sept.1345, onder welke zich zeven baenrodsen,of baenderheeren, - en onder deze ook heerDANIEL VII VAN DER MERWEDE 6 ) ---- be-vonden.

Den vyfsten suldi dus verstaen,Hi droech van keel doergaenEen faes van silver, gebisanteertVan goude, soe wart geblaseneert. 6).

3) In 1409 wordt van die dochter en haar man,WILLEM VAN BREDERODE, gewag gemaakt bij MIE-RIS (a. p., IV. bl. 129), en de laatste, o. a. in 1413,1416, 1417, 1420, heer tot Steyn ende ter Merwedegenoemd (Ibid., a. p., IV. bi. 256, 384, 462, 464,542, 554, 556).

Wie was nu DANIEL, heer van d'Merwede, die,13 febr. 1416 n. s., voor schepenen van Dordr.beleed (volgens m. s. Actenb. d. stad Dordr. van1403-1425, aangeh. bij SMITS en SCHOTEL, a. p.,I. bl. 136, Bijl. G.) dat hij 17 marghe lants, geleghein Zwindrecht, verkocht had, en, 13 febr. 1418,

tegenwoordig was op het bestand te Woudri1c4h1e9m(MIEms, a. p., IV. bl. 526) ?

4) Zie BALEN, bl. 37, 1106; Bat. ill., bl. 1006;SMITS en SCHOTEL, a. p., I. bl. 119, 120.

5) DANIEL was door graaf WILLEM tot Baenroedsverheven geworden en zijne heerlijkheid Merwede,bij brief van 9 april 1341, van een kwaad tot eengoed, onversterfelijk, leen gemaakt (MIER's, a. p.,IV. bl. 649), - eene gunst, zeggen SMITS en SCHOTELt. a. p., I. bl. 97, welke hij, near het ons toeschijnt,aan den invloed zijner zuster die 's graven bijzitwas (zie Nay. IX. bl. 187) te danken had.

6) Zie WILLEMS, Belg. Museum 1841, bl. 107;vgl. BALEN, bi. 37, 1107; Bat. ill., bl. 1007 ; #100G-STRATEN, Woordenb., VII. bl, 213; VAN DEN BERou,Nederl. Wapenk., bl. 46.

24*

188

Het verdient hier opmerking, dat in SIB-

MACHERS Wapenbuch, Th. III. S. 12, eenwapen van eenen graf VON PEVDRECHTvoorkomt, 't welk veel overeenkomst metdat van MERWEDE heeft, zijnde : in rood eengouden balk (fasce), vergezeld van 21 goudenpenningen, geplaatst 5 en 4 boven, en 5, 4en 3 onder den balk.) Het schild is gedektmet een aanzienden gekroonden helm, waaropzich tot helmteeken een vleugel volgenshet schild bevindt.

MATTHIJS VAN cLooTwucK,heer van Cloot-wijck, met wien de stamlijst bij BALEN ein-digt, nam, volgens denzelfden schrijver, hetvoile wapen van MERWEDE wederom aan.Hij leefde in 1626 (SMITS en SCHOTEL. t. a.p., I. bl. 125), en verwekte bij DEBORA

SPRONSSEN drie zonen, ADRIAAN VICTOR,

JOHAN JACOB, en DANIEL, door VAN LEEU-WEN, t. a. p., bl. 996, genoemd. Een HUI-

BERT VAN KLOOTWIJK was in 1711 lid vanden kerkeraad te Driel. Zie NIJHOFFS Regist.o. h. arch. v. h. voormal.hof van Gelre, enz.,bl. 255.

BOUDEWIJN VAN MUYLWIJCK (m r. WILLEMS

zoon, raad in den hove van Holland 1624,t 1644. VAN LEEUWEN, a. p., bl. 1477) tr.ADRIANA VAN SANTEN (FRANCOIS dr., schoutvan Delft), en had bij haar:

1. WILLEM VAN DE MERWEDE VAN MUYL-

WIJCK, die 't voile wapen van MERWEDE

wederom aannam ; raad en vroedschap teDelft in 1601 en schutterkoning aldaarin 1672 en 1679 (Beschr. van Delft, bijBOITET, bl. 90, 520).

2. MARIA VAN MUYLWIJCK, getr. met mr.

PAULUS JANSZ. BALLING, raad en vroedschapte Delft, in 1672, t 24 dec. 1679 (Beschr.a. b., bl. 90).

3. FRANCOIS VAN DE MERWEDE VAN MUYL-WIJCK, schutterkoning 1675, en raad envroedschap 1704, te Delft, t 20 dec. 1707(Beschr. a. b., bl. 91, 520). - Zijne vrouw,KATHARINA JANSdr. HALLING, moeder (re-gentes) van 't Nieuwe Weeshuis te Delft,8 jan. 1684 (Ibid. bl. 454), zal eene zustervan mr. PAULUS voorn. geweest zijn. Vgl.BALEN, bl. 1081.

De bastaardtakken van dit geslacht ko-men van heer DIRK VAN DER MERWEDE, rid-der (DIRKSZ., die leefde in 1393 7 )), heervan Eethen, Meeuwen en Baardwijk, bal-juw van Zuidholland, 1413-1418, slot-voogd van Geertruidenberg, 1414, 1418,1421 (VAN DE W ALL, a. p., bl. 448, aant.8; MIERIS, a. p., IV. bl. 297, 298, 311,344, 356, 360, 384, 406, 456, 512, 520,528, 578), raad van vrouw JACOBA en her-

7) Deze was zoon van DIRK, ridder, in 1344 teDordr. vermeld, en broeder VAN DANIEL, t 1345bij Stavoren, Wiens vader, DANIEL VI, in 1341 stierf.

tog PHILIPS, 1428, kamerling en raad vandenzelfden hertog en kastelein - drossaartvan Heusden, 1431-1447 (MIERIS, a. p.,IV. bl. 931, 945, 998 ; OUDENH., a. p., uitg.van 1651, bl. 35, van 1743, bl. 53, 61,90, 251, 271, 375, 394 ; dez., Beschr. v. h.landt van Heusd., b1.14, 18, 24, 25). Hij stierfin 1459, hoog bejaard 8) en liet, volgensGOUTH., bl. 189 en BALEN, bl. 1109, driebastaarden na, KLAAS, JAN en DANIEL 9).

I. KLAAS, hr. van Baardwijk, met JANende DANIEL sijn bastaard broeders, onderde hollandsche edelen, 1477 tot 1500 be-kend, vermeld (GOUTH., bl. 556), t 1505.Trouwt, 1447, MARGRIET BOGAARD, of BO-GAERT, uit een der oudste en aanzienlijkstegeslachten van Dordrecht (vgl. NavorscherVII. bl. 119), t 1473, en had bij haar o. a. :JAN, die kinderen naliet, en MACHTELD, t

1507, die mr. KORNELIS DE JONGE, raad enrekenmr. van Holland, t 1504, Baardwijkten huwelijk bragt. Vgl. GOUTH., bl. 110;BEVERWIJCK, Dordr., bl. 46, 49; BALEN, bl.1097 ; OUDENHOV., 't Landt van Heusd.,bl. 14.

II. JAN, die volgens SMITS en SCHOTEL,t. a. p. I. b1.115, afstammelingen naliet. Tentijde van den grooten twist te Gorinchem,in 1453, om de visscherij van de Merwe,kwamen, met den domproost GIJSBERT VANBREDERODE, in die stad : JAN en CLAAS VANDER MERWE, natuurlijke sonen van den vro-

8) Onder de in 1468, gedurende den geldersch-kleefschen oorlog, ten strijd opgeroepen heeren,beyond zich ook : heer DERICH VAN DER MEERWE-DEN. Mededeeling uit het archief van Buren, in Kron,v. h. Utr. Gen., dl. VI. bl. 32. Hij stierf dan niet,als GOUTH. en anderen willen, in 1459?

Volgens SMITS en SCHOTEL, a. p., I. bl. 115,hield hij ook 's`graven herberg Henegouwen, teDordrecht, van hertog ALBRECHT in leen; doch bijMIERIS staat (a. p., III. bl. 520), dat hertog ALBRECHT,den 24 april 1389, DIRC VAN DER MERWEDEN,HEYNRIC WAES soen, op zijn verzoek, ontsloeg vanden dienst, welken hij schuldig was wegens 's gravenherberg Henegouwen te Dordr., en hem tenzelfdendage beleende met de goederen van beer DANIELVAN TOLLOYSEN, op hem verstorven. Waarom dezeDIRC, dies ik houd voor den vader van DIRC denslotvoogd, Heynric Waes soen genoemt wordt, ismij niet duidelijk, daar mij niet bekend is, dat hetgeslacht VAN WAES (een HENRIC VAN WAES wasschepen, 1358-1364, burgemr., 1366, te Dordr.BALEN ; ook MIERIS, a. p., III. bl. 205) tot dat vanMERWEDE in betrekking stond.

Een JAN VAN DER MERWEDE wordt nog genoemdin den

24

V

jan.

l4ergiffenois7brief.. van de regeerders van Dordr.

van jan bu BALEN, bl. 76, MIERIS, IV.1408'

bl. 47, V. D. WALL, bl. 406; t. a. p.9) Volgens de in Nay. VI bl. 200, 356, VII.

bl. 204, gegevene berigten en kwartieren, is tenminsten den van deze bastaarden verwekt bij eenedochter uit het geslacht van UYTWIJK (zie over ditgeslacht, 't welk te Gorcum in de regering zat,MIERIS, a. p., III. bl. 652, IV. bl. 693).

189

men adder, heer DIRK VAN DER MERWE, zal.KEMP, Gorinch., bl. 275.

III. DANIEL 1°), t 1512, tr. AGNES VANBRUHESE, (dochter van RUTGER bij MARG.VAN WIJCK. Natl. VI. bl. 373), en had bijhaar twee zonen, JAN en DIRK.

I. JAN, met DANIEL en DIERC sijn sonentot Vyanen ende Heusden, onder de hol-landsche edelen vermeld, die, in 1549, bijde inhuldiging van FLIPS II, te Dordrecht,tegenwoordig waren (GOUTH., bl. 620). Sterftin 1580, oud 92 jaren. Tr. 1. N. VAN DE

WERVE, dochter van RAAS, t 1519, bij OATH.

COLINS (Bat. ill., bl. 1167), zonder oir ; 2.ELISAB. VAN SANDWIJCK, en had bij haar :

1. DANIEL, tot Vyanen 11 ), vermoedelijkde vader van HENDRIK, drost te Vianen. -Komen van dezen DANIEL de MERWEDENSin het hoofd dezes vermeld, en de tak, dievolgens berigt, door den heer BUIIMANIAaan TE WATER medegedeeld, reeds in 'teinde der 16e eeuw te Kampen en eldersbloeide ? - nit welken tak, volgens denzelf-den .berigtgever, ook gesproten waren FRE-

DERIK baron VAN DER MERWEDE, lt. kol.in 't regiment van Baden-Dourlach , enHENDRIK LODEWIJK baron VAN DER 11ER-WEDE, burgemr. te Kampen ( Verb. d. edelen,3e st. bl. 137) ; en zeker ook, de doorD 'ABLAING, Veluw. Jonk., bl. 352, onder destamdeelen van het geslacht van REEDE,vermelde JAN WILLEM VAN DER MERWEDE,kapitein, ged. te Kampen, 19 mei 1680,en aldaar, den 26 nov. 1706, getr. metGEERTRUID ANNA VAN REEDE, t 1740, doch-ter van ERNST tot Parkeler en IDA LU-

CRETIA VAN DER BEECK.

2. DIERC of DIRK, schepen te Heusden,in 1577 (OUDENH., Heusden (1743), bl. 157);tr. N. VAN NIEUWEKUYCK 12 ), en liet na :

SMITS en SCHOTELS willen (t. a. p., I. bl. 115), datvan deze bastaarden ook afstamt : DANIEL DANIELSZ.van DE MERWEDE, die, na oneenigheden met destall Dordrecht gehad te hebben, in 1451 beloofde,voortaan eenige mijlen uit hare nabuurschap tezullen blijven ; doch het komt mij meer aannemelijkvoor, dat hij een zoon was van DANIEL, heerenWILLEMS soon VAN DER MERWEDE, bastaert, die in1423 in 't Gulden Hooft te Dordrecht woonde(M*ERIS a. p. IV. bl. 694), en, 4 april 1429/

het1430

ambacht van Dubbeldam pachtte (Ibid., a p., IV.bl. 973).

10)Volgens de stand. van DRONGELEN, bij KOK,Wapenb., was deze DANIEL : heer van Zuydewijn,en ging die heerlijkheid, door het huwelijk vanzijne dochter MARGARETHA, over in het geslacht vanNUTSSENBURG. Vgl. BALEN, bl. 1167.

11)Heeft de grafzerk van DANIEL VAN DER MER-WEDE, t 1615, in de kerk te Vianen - volgensQ. v. U. - nog aanwezig, (zie Nay. VI. bl. 373),geen opschrift ?

12)Zie Stamboek v. d. Frieschen adel, aant. 80op de staml. van DOYS. - Behoorde Nieuwkuikdestijds niet aan het geslacht van WYCK ?

ADRIAAN, schepen, 1599, 1601, burgemr.1599-1618, en kastelein-drossaart, 1618,te Heusden (OUDENH., a. p., bl. 128, 162,vlgg.) ; tr. ELISABETH DOYS, dochter vanJOHAN thoe Bruyn.erlew, schout van Dalfsent 1636, en SOPHIA VAN HOLTHE "), en hadbij haar :

DIRK, of DIEDERICK, lieutenant in eencompagnie van een zeeuwsch regiment, f20 junij 1653, aan eene langdurige tering.Trouwt den 7 nov. 1649, te Koeverden,AGNIETA PICCARDT, geb. te Egmond aan Zee,den 18 april 1627, dochter van JOHAN enROCA VAN BREDERODE 14), en had bij haar :

1. ADRIAAN, geb. 2 maart 1651. In 1666door zijne moeder en haar vader, JOHANPICCARDT, naar het hof van Bentheim ge-bragt, om graaf ERNST WILHELM te dienen,werd hij vervolgens colonel der garde enkamerheer van den prins van Oranje.Trouwt TITIA RENGERS, t 3 julij 1693 15);sterft den 11 aug. 1688, en wordt teSlochteren bijgezet.

2. ROCA ELISABETH geb. 1652, t 15 april1653. - Volgens familie-aanteekeningen, bijSMITS en SCHOTEL, t. a. p., I. bl. 116, 117,in noot.

II. DIRK, f 1526 te Dordrecht ; tr. N.(VAN HEEMSKERK ?) VAN BEKESTEIN, te Haar-lem, en verwekte Brie dochters, van welke

13)Zie Stamb. a. b., staml. van DOTS, gener. 9en aant. 80. - GEERTRUYDT DOYS, zuster van ELI-SABETH b. g., tr. GERHART VAN REXSEL (?), zoonvan OUDART en N. VAN DER MERWEDE, luit. in 'tregim. van HENDRIK VAN NASSAU, stadhouder vanFriesland. Staml. en gener. a. b., en aant 79.

14) „JOHAN PICCARDT, geb. te Bentheim, 5 febr.1600, f te Koevorden, 21 mei 1670, werd in 1623predikant te Egmond op zee, en trouwde, 21 oct.1625, ROKE VAN BREDERODE, geb. te Haarlem, 16april 1603, f te Koevorden, 3 maart 1666, eenigedochta van JAN CORNELIS VAN BREDERODE en vanAGNIETA MUYS VAN HOLY. In 1641, of 1642, ver-trok hij uit Holland naar Ree, niet verre van Vriesin Drenthe, werd, 1643, predikant to Koevorden,en was de schrijver van het bekende werk : Overde oudheden van Groningen en Drenthe. Zij hadden7 kinderen, van welke evenwel geen verder man-nelijk oor," Stamb. a. b., aant. 34 op de staml.van SICCAMA.

15)Uit eene „Uytspraeck over de nalatenschapvan OSEBRANT JAN RENGERS, heer van Slochteren,en vrouwe WILLEM ANNA LEWE, eebluyden, gedaenin Groningen den 6 sept. 1680 (gedrukt tot Gron.in 1680)," blijkt, dat TITIA RENGERS, oudste dochtervan de ,,eehluyden" voorn., gehuwd was met denE. E. Capiteyn ADRIAEN VAN DER MERWE. - OSE-BRANT JAN RENGERS, - overbekend door zijn gehou-den gedrag ten tijde van den munsterschen inval inGroningerland, - bewoonde den Fraeylernaborgte Slochteren, en verwekte, bij zijne gezegde huis-vrouw, behalven TITIA voorn., en meer anderekinderen. ook ANNA ELISABETH, die ten man kreegHENRICK PICCARDT, syndicus der Ommelanden (broe-ders zoon van JOHAN, in de voorg. aant. genoemd),Wiens leven, en avonturen in Frankrijks hoofd-stad, in den Gron. Volks-Alm. voor 1840 beschre-ven worden.

190

joffr. AGNES non was te Loosduinen, in 1572(vgl. GOUTH., bl. 116 ; Bat. Ill., bl. 1317).

Uit welken tak van het geslacht VANDER MERWEDE sproten de MERWEDENS, zooin het Oldenbroek, als in het koningrijkHanover bekend geweest (zie SMITS enSCHOTEL, t. a. pl., I. bl. 116), en tot welkentak behooren de thans nog levende vrou-welijke afstammelingen van dit geslacht?

Behoorde tot dit geslacht ook mr. SIMONFRANSZ. VAN DER MERWEN, schepen derstall Leiden, die, in januarij 1600, totleeraar in de wiskunde te Leiden aange-steld werd (volgens de Kron. v. h. hist. ge.zelsch. te Utr., dl. II. bl. 355, 358, 359)?

Mo.

Geslaoht Kuijst. Kan een der heerennavorschers mij ook eene genealogie gevenvan BALDEWIJK KUIJST, eersten heer vanHeeswijk, af, tot dat de KUYSTEN den naamen het wapen van Wijk hebben aangeno-men, of eenige inlichting daaromtrent ?

BALDEWIJN KUIJST was de tweede zoonvan ARNOUD, dertienden beer van Heus-den. In 1403 werd BOUDEWIJN KUYST heervan Wijk.

Welligt ware er iets te vinden in de Be-schrijving van het omliggende land van Heus-den, doch deze is tot heden toe buitenmijn bereik.

J. C. V. W.

MENGELINGEN.

L' Homme pore-epic (De man met eene!mid als die van een egel). »EDWARD»LAMBERT n4 en 1717 de parens parfaitement» sains ne presenta rien de remarquable pen-» dant les neuf premieres semaines qui sui-» virent sa naissance. A cette époque sa peau» commenca a brunir et s'epaissit de plus» en plus. A quatorze ans it fut pthentd a la» Societe royale de Londres, Le visage, la» paume des mains, et la plante des pieds» ne presentaient rien d'anormal, mais tout»le reste du corps etait couvert d'une sorte» de carapau brunatre, epaisse d'un ponce et» plus, irr6gulierement fendillee et qui vers» les flancs etait divisee de maniere a figurer» grossierement les piquans d'une pore-epic.» Tous les ans cette carapau tombait par» . . . . d'une espece de . . . . ; la peau repa-» raissait saine et lisse, mais bientOt elle» s'epaississait de nouveau et reprenait son» &range enveloppe. BAKER revit EDWARD»a l'Age de cinquante ans ; it etait tres gai,» bien portant. Il cut six enfans qui tons» acquirent les memes particularit6s que lui.» Cinq moururent. Le survivant cut six filles» et deux fils. Ceux-ci examines en 1802» par TILESIUS lui montrerent la carapau» dont ils avaient h6rite. Depuis on peril» de vue cette families"

Zoo las men een berigt in de Revue desdeux Mondes 1861. p. 957. Kan iemand hier-omtrent iets wetenswaardigs mededeelen ?

H. R...........n••

Commissaire ordinaire des montres auxPays-bas. Met dezen titel komt in de 17°eeuw JEAN BALTHAZAR DE VISSCHER voor.Zie G. R. DE VISSCHER Nobiliaire, tom. I.p. 305. Wat was dat voor eene betrekking?

Letterkundige eigendom. Zouden wettenen tractaten tot verzekering van den let-terkundigen eigendom, wel van onzen tijdzijn ? Ik betwijfel het.

Kan een uitgever van een tijdschrift denauteur, die zijne bijdragen zonde1 honora-rium afstoud, beletten de stukken later af-zonderlijk uit te geven ?

X -I- Y.

Voornamen. Iemand, te Brussel geboren,doch sedert jaren hier te lande ingezeten,staat in de militie-registers en verscheideneauthentieke stukken bekend als : WILLEMJOZEF.

Hij moet later eene geboorte-acte over-leggen. In dat stuk staat hij vermeld als :GUILLAUME JOSEPH. Moeten nu alle vroe-gere stukken daarnaar veranderd worden ?

Kan een ambtenaar van den burgerlij-ken stand het kind van dien man in deregisters inschrijven als zoon van WILLEMJOZEF, of hoe moet dat ?

Een man legt, bij zijn huwelijk, eenedoop-acte over (1806), waarin zijne voor-namen, volgens de vroegere gewoonte, inhet Latijn zijn vermeld.

Kan de voormelde ambtenaar die een-voudig in het Hollandsch vertalen, zooalsde belanghebbende ze trouwens altijd ge-dragen heeft ?

X + Y.

Staart, als bijnaam van den Engelsch-man (vgl. A. R. ; XI V. bl. 94). Na al deuitleggingen en conjecturen, reeds in denHavorscher opgegeven, moge nog de vol-gende onderstelling een plaatsje innemen ;zij heeft ten minsten de eenvoudigheid voorzich. Zou staart niet Ain eene straatjon-gens-uitspraak van STUART ? (stjoewaart, cou-

191

tracte staart. Wanneer ik bedenk, dat debenaming na den flood van KAREL I, tentijde van het protectoraat van CROMWELLschijnt opgekomen te zijn, dan heb ik erslechts bij te gissen, dat de scheldnaam heteerst op de koningsgezinde vlugtelingen istoegepast, om de conjectuur zeer aanneme-lijk te vinden. S. V. VOLL.

Deventer koek. Vele onzer vaderlandschesteden zijn door het een of ander voort-brengsel der koek- of suikerbakkerijen ver-maard. Men kent de haagsche beschuit enhopjes, de haarlemmer halletjes, de delfschejaapmaat, de arnhemmer jongens (en meisjes)enz., enz. Vooral beroemd is de deventerkoek. Zou iemand ook kunnen opgeven,van welken tijd het begin dier industriedagteekent ? Dat zij reeds zeer oud moetzijn, blijkt onder anderen lilt WAGENAARSGeschied. van Amsterdam, waar wij lezen,dat, bij de vreemde bezoeking, die de kin-deren in 't weeshuis aldaar in 1566 trof,de weezen den burgemeester PIETER PIE-TERSZOON voor deventer koek uitscholden(zie ook HOOFT, Nederl. Hist. Illde boek,bladz. 91.)

NIL ADMIRARI........_

Stalen pennen (vgl. A. R. ; XI. bl. 187,285 ; XIII. bl. 127 ; XIV. bl. 31). T.1. a.pl. wordt gewezen op een onderschriftvan een Cicero bij JOHANNES FUST in 1465gedrukt, als zou daarin sprake zijn van sta-len pennen. Dit onderschrift is evenwel eenvan die geheimzinnige onderschriften, doorde eerste mentzer drukkers onder hunneuitgaven geplaatst, en behelst het volgende :» Dit voortreffelijke werk van MARCUS TUL-LIUS CICERO heb ik JOHANNES FUST, burgervan Mentz, niet met schrijfinkt, noch meteen koperen stiftje, maar door zekere zeerfraaie kunst door de hand van mijnen zoonPIETER (PETER SCHEFFER VAN GERNSHEIM)doen uitvoeren.

Een dergelijk onderschrift vindt men inhet Liber Sextus Decretalium van 1465, het-welk zegt : » niet met schrijfinkt noch meteen koperen stiftje of pijpje maar, enz."(Non atramento, plumali canna nequa aerea,etc.). Zie over deze onderschriften : KONINGVerhandeling over de Boekdrukkunst, bl. 239en v. J—o.

De Navorschers mesthoop ! In den Gidsapril 1862. Bibliograpltisch album, bl. 625 env. v., bij de beoordeeling van den Utrecht-schen Volks-almanak voor het jaar 1862,schrijft dr. EELCO VERWIJS.

» Het kleine hoopjen archiefsnuffelaars,oudheidliefhebbers en rariteiten-opdelverszal men toch wel niet als het Volk wil-

len beschouwen. Op den Navorschers mest-hoop mogen dergelijke stukken".... (het kloo-ster Chartroise; een utrechtsche oculist by denkoning van Marokko in 1659) en wat er danverder te lezen staat.

Nu is de vraag: heeft dr. EELCO VERWIJSgelijk, is de Navorscher een mesthoop ? —Bagatellen, eenvoudigheden, naiviteiten ont-moeten wij er en geven ze, vuilnis nooit !

MARS.

Ongeluksdagen. (vgl. A. R.). De vraagdoor 't Bestuur aan de Navorschers gerigt,was reeds vroeger dikwijls bij mij opgekomen.

Het resultaat bij een dergelijke gelegen-heid na eenig zoeken, vergelijken en gis-sen verkregen, wil ik gaarne mededeelen,al wordt de kwestie daarmee ook niet ge-heel opgelost. Het geloof aan gelukkige enongelukkige dagen vindt men in alle eeuwen,in alle wereldstreken, bij beschaafde en wildevolkeren. Dit is, dunkt mij, een bewijs, dathet in verband staat met de oude goden-leer, en zijn oorsprong neemt in de alge-meene vereering van het goede en kwadebeginsel, de aanbidding van beminde engevreesde godheden. Den data, waarop zijvereerd werden, kende men waarschijnlijkeen goeden of kwaden invloed toe, al naarde eigenschappen der gevierde godheden.Immers was, en is dat nu nog wel met dedagen der week het geval. Wie heeft nieteens zijn » planeet getrokken," en werd nietbij dergelijken kermis-nonsens op een proefjeoude godenleer vergast? Is men b. v.op woensdag geboren, dan zal men geluk-kig in den handel zijn : woensdag (mercredi)toch staat onder bescherming van Mercu-rius. Maar dat zijn geen bepaalde data, zalmen mij tegenwerpen. In een uittreksel vaneen saksisch hs. in de Cotton-collectie, me-degedeeld door CHAMBERS, vindt men mel-ding gemaakt van Brie ongeluksdagen, of,zoo als men ze daar noemt, n Egyptian Days" :den laatsten maandag in april, den Ptenaugustus, en den eersten maandag in detweede helft van december. Hieruit zietmen, dat de data dikwijls van de dagen derweek afhankelijk waren, en dus daaromzoo dikwijls verschillen: zij versprongen tel-ken jare, even als nu nog de meeste onzerchristelijke feesten. De in den Navorschermedegedeelde opsommingen behooren niettot hetzelfde jaartal, noch tot hetzelfde yolk.

De verschillende volkstammen aanbadenniet dezelfde goden, noch vereerden zij dieop denzelfden dag. Kan men daarin eentweede 000zaak van niet-overeenstemmingzoeken ? Door onderwerping, verkeer, alsanderzins nam de eene stam de godhedenvan den anderen over. Hierdoor werd huncollectie ongeluksdagen verraeerderd , en

192

tegelijk ontstond eenige overeenkomst in data.Wel verre van zich over een verschil teverwonderen, moet eene overeenkomst onsveel eer bevreemden. Het geloof aan on-geluksdagen behoort ongetwijfeld tot de veleoverblijfselen van heidensch bijgeloof enheidensche gewoonten, die de predikers vanhet Christendom lieten voortbestaan teneinde den nieuwen godsdienst te nationa-liseren.

Ofschoon ik voor zeker houd, dat deoorsprong van menigen ongeluksdag nogopgespoord kan worden in de oude goden-leer, is van anderen het christelijk gewaadwaarin zij gehuld werden niet even gemak-kelijk open te slaan. Dikwijls zal men inden chaos van profetien en volksvooroor-deelen vergeefs den draad zoeken. Vele data,die men op een togtje door dat labyrinthzou ontmoeten, nemen hun oorsprong in devoorspellingen van NOSTRADAMUS, LILLY (denSIDROPHEL In BUTLERS Hudibras), ASHMOLE,

enz., aanvoerders van de talrijke benderssterrekijkers in de dagen van CATHARINA

DE MEDICIS, KAREL I, enz. Data, die zichtoevallig eenige keeren door rationale ram-pen hadden gekenmerkt, werden door dieheeren ook tot de kategorie » dies mali" ge-bragt. Vele vorsten, en ook minder aanzien-lijke personen, hielden er vroeger een bij-zonderen geluks- of ongeluksdag op na.Reeds vele heeft men in den Navorscheropgeteekend.

» Charles V aimait le jour et la feste deSaint-Matthais," etc., zegt BRANTOME. Dedonderdag werd door HENDRIK VIII zeergevreesd. Het is aannemelijk, dat ook hunnehovelingen en het yolk die dagen herdach-ten, en dat de hof-sterrekijkers het nietmeer dan pligt achtten ze met een zwartekool in hunne .prognostications" aan te tee-kenen, en tot algemeene ongeluksdagen tedoemen. Heeft een der navorschers mis-schien toegang tot de vele astrologischewerden, oude almakken, enz., die de pro-gnostiek vooral in de zeventiende eeuw op-leverde?

Weet een der h. h. genealogen misschiente zeggen, wat er van de naneven of familie-documenten van don ANTONIO MAGINO ge-worden is ? Nog voor weinige jaren wasde oude don ijverig correspondent van onzeroode-letter-almanakken ! Uit die bronnenzou men zeker veel tot de kennis der onge-luksdagen kunnen putten ! Ook de Zigeu-ners, die sedert ruim vier eeuwen doorEuropa zwerven, zullen het hunne hebbenbijgebragt tot dit alom verspreide bijgeloof.Ik zal nog een paar gissingen wagen, dietevens bewijzen, dat men zelfs bij een opper-vlakkig onderzoek naar de geboorteregistersder ongeluksdagen, dikwijls van het noorden

naar het zuiden, en van het oosten naar hetwesten geslingerd wordt.

De vrijdag staat bij de landlieden in hetnoorden van Engeland in zeer slechten reuk,en menigmaal treft men bij de engelschedichters plaatsen aan, die op fiat oude yolks-geloof zinspelen. Vooral de » rustic beauties"van A Old England" huiveren op het denk-beeld van een huwelijk, op vrijdag gesloten.Zou men den oorsprong moeten zoeken in,de rol, die FREYA in de noordsche goden-leer speelt ? FREYA toch, de godin derliefde, was niet gelukkig met haren ODUR.Of zou de vrijdag, eerst onder de bescher-ming van FREYA, een geluksdag, later bijde invoering van het Christendom in eenongeluksdag hervormd zijn, omdat de pre-dikers der nieuwe leer den invloed derheidensche goden wel erkenden, maar dienaan den duivel toeschreven ?

Wanneer men zich tevens herinnert, datFREYA bij de oude Scandinaviers voor demaan werd gehouden, en, zoo als bovengezegd is, de maandag dikwijls 66k voor eenongeluksdag gold, vindt men hierin eenetreffende overeenkomst met den invloed vanoudsher aan de hemelligchamen toege-schreven.

Dat de ongeluksdagen vooral op dat geloofzouden steunen, vind ik bevestigd in hunouden bijnaam van » egyptische dagen." Deinvloed, aan de ongeluksdagen toegeschre-ven, stemt ook volkomen overeen met dienwelken men den hemelligchamen toekent.Eeri relaas van dien invloed te geven, zounog al langwijlig zijn ; men vindt het opiederen okermis-planeet" , bovendien kanmen dl. XIV. bl. 32, nalezen. Indien daarniet gesproken werd van eene » naauwkeu-rige kopij van een manuscriptje uit het beginder achttiende eeuw," dan zou men daarinonmiskenbare familietrekken met die kermis-blaadjes in meenen te ontdekken.

De volgende regels uit BUTLERS geestigenHudibras zijn ook op de ongeluksdagen vantoepassing. Zij bevatten menig volksvoor-oordeel, ook hier te lande verspreid.He with the Moon was more familiar

Than e'er was almanack well-wilier;Her secrets understood so clear,That some believ'd he had been there ;Knew when she was in fittest moodFor cutting corns, or letting blood ;When for anointing scabs or itches,Or to the bum applying leeches ;When sows and 'bitches may be spay'dAnd in what sign best cyder's made;Whether the wane be, or increase,Best to set garlic, or sow pease." etc.

(Hudibras. Part. II, Canto III.)L--F--T.

193

GESCHIEDENIS.

Zotten (vgl. XIII. bl. 298, 353). REN-

GERS van ten Post teekent in zijne Kronific(door FEITH), II. bl. 178, 179, de volgendedaad van WIGBOLD VAN EUSUM aan, voor-gevallen gedurende de oneenigheden tus-schen de st.d Groningen en de Ommelan-den, na het door de nieuwgekozen gede-puteerden dier Ommelandea den 16 den april1579 uitgegeven » generaal gebod aan alleingezetenen der 0., om des Oldermans vanGroningen mandaten aan te zien als atten -taten tegen de 0. gerechtigheden, met lastom aan dezelve niet te gehoorzamen," enz.:

»Der Gestr. her WIGBOLT VAN EUSUM

» hefft sinen Narren proprio motu et con-silio geschicket anden olderman van Gron-

» ningen, HERMEN WIJFFERING, mit desen» warschou

» Het is nu in den April.» Dat sich alle ding verkeren wil.

» Vnde dat de Narren worden schrander.Daromme sende ick den enen tot den ander.

» vnd mit wider scrifftlick bescheet deses» vngelijckes, des oldermans b o e c k darin» nomende, des oldermans b r o e c k." Vgl.WICHERS, Tract. van reductie d. stadt Gron.,I. bl. 243.

WIGBOLD VAN EUSUM, een vermogendedelman uit de Ommelanden, was, volgensde stamlijst van zijn geslacht (in het Stamb.v. d. Friesch. adelj, de derde zoon vanROELOF V. E. en van LUTS HARINXMA, doch,volgens den Gron. Volks-Alm. 1844, bl. 117,de jongste zoon van WIGBOLD V. E., heervan Ewsum, Roden, Rasquert en den Nijen-oord, en van BETICA, ASINGA dr. van Ras-quert. Hij was ridder van het H. Graf l),en na zijn ouderen broeder HIDDO, (t. 1.

1 ) Volgens den oorspronkelijken, nog voorhan-den, brief van verheffing, dd. Jerusalem, 17 aug.1549, afgedrukt in de Bijdrage t. d. Gesch. enOudhdk. v. d. pron. Gron., dl. I, bl. 70. — Zieover de ridders van het H. G. : DE ROUCK, Nederl.Herauld, bl. 168; DE LANGE V. W., Ileer. v. d.Goude, dl. I. bl. 520. Hoe dit ridder slaan toeging,verhaalt heer ADR. DE VLAMING in zijne Reys naJerusalem, gedaan in 1565 en uitgegev. onder deVerscheyde voyagien ofte Reysen 1652, 8°. — Zijdie Jerusalem en het Heilige Graf bezochten, wer-den gemeenlijk Jerusalems Heeren en JerusalemVrouwen genoemd, als blijkt uit de grafschriftenan ADRIAEN DE VLAMING bOVell genoemd, zijne

huisvrouw en anderen, in 0. L. V. kerk te Dor-drecht, door BALEN (Beschr. van Dordr., bl. 103,109, 110) vermeld. Dat ze ook wel Ridders (oud-tijds hetzelfde als Heeren beteekenende) van Jeru-salem werden genoemd, meen ik uit het door DELANGE (t. b. a. p. en bl.) en het in den Navorscherover B. PALUDANUS (zie het A. R. op dezen naam)medegedeelde te mogen opmaken.

a. p., bl. 117, verkeerdelijk ridder van hetGulden Vlies genoemd ), heer van denNijenoord en Vredewold. Hij stierf in 1584,binnen het, in het begin van datzelfdejaar, door de Spaanschen vruchteloos be-stormde Oterdum, en werd, volgens REN-

GERS, t. b. a. pl., II. bl. 261, » den 14 febr.» in een loeden kisten dar finder kercken» to Oterdum begraven, mit sijnen eenen» soon." BOR getuigt van hem, in het18de book zijner Nederl. Hist., bl. 402 (34):► hy is een kloek en seer couragieus edel-» man geweest, en een groot liefhebber van» zijn vaderland, stout van bestaen, seervroom van gemoed hy was op die van

» Groeningen seer verbittert, doch het ge-» luk wilde hem altijds niet dienen hyheeft by den krijg niet verovert, maer

» sijn eigen goederen seer belast, en in de» oorloge vermindert." — Bij GEERTRUID

VAN WILICH, dochter van HENDRIK, heertot Rosaw, Brost te Isselburg en in denHetter 1538, en van ANNA VAN PALANT

tot Sellem 3 ), verwekte hij, onder meerandere kinderen, ook CASPER, heer van denNijenoord, bekend door zijne dappere ver-

2) De brief van 5 jan. 1546, waarbij HIDDO VANEWSUM, door keizer KAREL V, op het dien dag teUtrecht gehouden kapittel van de orde van hetGulden Vlies, tot de ridderlijke waardigheid, tegelijk met vier friesche edelen (volgens WINSEMIUS,

Chron. v. Friesl., b. 16, f. 519), werd verheven,berust thans op het groninger archief en is afge-drukt op de zoo even aangehaalde bl. 117 en vlgg.van gemelden Volksalm. Uit dien brief blijkt,m. b., geenszins, dat gezegde HIDDO tot vliesridderis verheven geworden; ook vindt men hem, even-min als de door W. met name genoemde friescheedelen, onder de destijds met die orde begiftigdeheeren, 22 in getal, en, o. a., door CHRISTINAEUS,in furispr. Her., part. I, p. 189, 489, en GUIC-CIARDYN, in zijne Beschr. der Nederl., bl. 64 envolg., vermeld. Dat bij dergelijke plegtige gele-genheden iemand ridder geslagen werd, en deherauten van wapenen, daarbij tegenwoordig, daar-van „breven van attestatie ende getuygenisse" ga-ven, blijkt uit een werkje van FRANCOIS MENESTRIER,getiteld : De la chevalerie anc. et moderne (Par. i 683),waar, p. 88-91, de „lettres d attestation" te lezenstaan, gegeven ten behoeve van VIGOUREUX DECORTEVILLE (of CORTEWYLE) die, op denzelfden dagals HIDDO VAN EUSUM, bij dezelfde gelegenheid,door denzelfden keizer ridder gemaakt en geslagenwerd. — Hoe een brief er uitzag, waarbij iemandtot ridder van het Gulden Vlies werd verheven,kan nagezien worden bij CHRISTINAEUS, t. a. p.,part. I, p. 500; hoedanig iemand ridder dier ordegemaakt (niet geslagen) werd, blijkt uit hare sta-tuten, bij Benz., Part. I, p. 446 seqq., bij GELBKE,Ord. van Gold. Vliess, en and.

3) Volgens de stamlijst van WILLICH, bij STEINEN,

Westph. Gesch., I. Bd. 2. St. S. 700.

25

194

dediging van Coevorden tegen VERDUGO,

in 1593-1594.Het geslacht VAN EUSUM, ook genoemd

EWSUM, EWSSUM en, oudtijds, EWSMA, wasstout op zijne oude herkomst en zijn grootaanzien, 't welk heer WIGBOLD voorn., opden in 1580 (9 april) te Winsum gehou-den landdag, waar de landschap, bijmonde van den vermaarden BARTOLT EN-

TENS, voorgehouden werd, of WIGBOLD VAN

EUSUM ook meer stemmen had dan een an-der edelman of gedeputeerde der Omme-landen, niet onduidelijk te kennen gaf,zeggende, » dat adel vnd adel was twijer-D leije, men most de van Eusum dar vor» achten, dat hoer voervaderen weren vorvijffhondert jar geachtet west 4), vnde

» latter weren neffens hoer oeck sommige» als Ripperden (RIPPERDA ' S) Onsten (oN-» STA 'S) vnd andern, de meer stemmen had-» den als andere edelingen, de hoer an goet» vnd bloet niet gelijck weren : want Eu-» sums weren in goede breuen genoemt» Wolgeborne vnd Edele. Hoer were niet» in deputeerscap off adel gegeuen, so mocht» men hoer oeck niet nemen, vnd wes se» meer weren als ander van adel des wol-» den se oeck beholden."

De gewoonte om er een zot op na tehouden bestond reeds in de vroegste tij-den. Zoo leest men o. a. in de Rekeningvan Blois, door JANNES TOLNAAR gedaanin het jaar 1364: Te landrech. (Landre-chies) gegeuen htoghen aelbr. (ALBRECHT VAN

BEIEREN) zot I rider. Zie DE LANGE V. W.,

Heeren v. d. Goude, I. bl. 574. — » In hetjaar 1362 wierd te Schoenh. gegeven hanneden ghee van Zedericzee tot mijn jonch.(VAN BLOIS) beuelen 6 0, en in het jaar1365 te Geertruidenberg 2 hen. (hene-gouwsche) riders aan enen schallcen zot diemit eenre vossenre mutse ghinc." Uit dez.Reken. medegedeeld door denz., t. a. pl.,I. bl. 571.

Over de hofnarren raadplege men inzon-derheid : FLOGEL (K. F.), Geschichte der Hof-narren, mit Kupf. Liegn. u. Lpz. 1789. 8°.;over dien van keizer KAREL V, paap THEUN,

die, toen hij wegens al te groote vrijmoe-digheid voor eenige dagen uit de keukenverwijderd werd, alle privaten van hetpaleis digtspijkerde, ze overbodig achtende,daar er, volgens zijne meening, aan hethof niet meer gegeten werd : Elite de bons

4) In de Kronijk van RENGERS, meergemeld,waaruit het bovenstaande genomen is, staat (II,bl. 305) hiernevens ter zijde : „dit kumt van een„brieff van Wijtwert credo, de loch niet dan 300,,jar is oh." Vgl. over het al of niet gegrondevan EUSUMS pretentien, het stuk van dr. ACKER

STRATINGH, over de Ommel. edelen en hoofdel., inde hierbov. noot 1) aangeh. Bijdr., dl. I. bl. 25vlgg., 49.

mots (Amst. 1745. 8°.) tom. 2, p. 279; overdien van HENDRIK II van Frankrijk, BRUS-

QUET, die daarna 's konings kamerdienaar,"en vervolgens postmeester te Parijs werd :Perroniana, p. 46-48, (waar staat, dat hijvan advocaat nar werd); Vie du mardchalDE STROZZI par BRANTOME, t. 5, disc. 52 ;LACRETELLE, Hist. d. guerres de relig. enFrance, t. I. p. 151 over dien van HEN-DRIK III en IV van Frankrijk, CHICOT

Perroniana, p. 62; Thuana, p. 410, 411:» CHICOT etoit un bon Francois, (zegt DETHOU) & grand bouffon, & fort vaillant.Il disoit les veritez aux grands de la touravec toute liberte. Il etoit de Gascogne, &avoit ete au mareschal DE VILLARS. Il mou-rut riche." CHICOT Stied in 1592, gedu-rende het beleg van Rouaan, aan eenewonde, hem tdegebragt door den graaf VANCHALIGNY (nit het huis van LOTHARINGEN),

dien hij in een gevecht gevangen genomenhad. » Il y avait long temps (verhaalt DA-NIEL, Hist. de France, in 4°., t. p. 436)que CHICOT, a qui le duc de Mayenne(KAREL VAN LOTHARINGEN) avoit une foildonne des coups de canne, cherchoit l'oc-casion de s'en venger sur le duc ou surquelqu'un de sa maison ; & D ' AUBIGNE ditque ce boufon avoit eu en deux ans cinqchevaux tuez sous lui en diverses rencon-tres, ou it s'exposoit aux plus grands dan-gers pour se satisfaire. Le comte ayant etepresente au roy, lui temoigna le chagrindu malhcur qu'il avoit en, d'être pris parun homme de cette sorte : le roy en plai-santa avec lui, & lui dit pour le consoler,que CHICOT tout boufon qu'il etoit, etoithomme de coeur. L'aventure de ce comteappreta a rire a toute l'armee francoise."Den losprijs van 30,000 kroonen, dien degraaf VAN CHALIGNY moest betalen, bekwamde hertogin VAN LONGUEVILLE, die, in hetbegin van den oorlog met hare dochtersin Pikardije aangehouden zijnde, op eeneven hoog rantsoen gesteld was. — Nogin zijne laatste levensdagen roste CHICOTeen geestelijke of en schopte hem de deuruit. De reden daarvan was, dat deze gees-telijke weigerde de absolutie te geven aaneenen stervenden soldaat, die zich in de-zelfde kamer beyond waar CHICOT ziek lag,omdat hij des konings zijde hield. (Thuana.)

DE LANGE V. w. zegt in zijn voormeldwerk, I. bl. 633, dat hij in de bourgondischeboekzaal te Brussel, in een handschrift,waarin miniaturen geschilderd waren metde afbeeldingen der huishouding en hof-bedienden van hertog FILIPS VAN BOURGON-

DIEN 5 ) de kleeding van den zot diens hertogs

5) Is dit hetzelfde handschrift, waarvan in deBylaage tot de Byv. op het 3de deel van WAGE-

NAARS Vaderl. Hist. verslag wordt gegeven?

195

zag, zijnde » in vieren verdeeld ; hebbendeden regter arm, het halve lijf en linkerbeen rood, en het tegenovergestelde geel"(de oud-bourgondische kleuren ?).

Op den »Inventaris" van hetgeen na hetoverlijden van FILIPS VAN BOURGONDIE, bis-schop van Utrecht, » opten huyse Duerste-den gevonden is" (bij MATTHAEUS, Anal.,tom. I. p. 330 seqq.), staat ook (onder hetbinnen 's bisschops » slaepcamer" gevon-dene) : Een tafreel van Neellcen die sottinnevan myn Vrouw ; een bewijs, naar het mijvoorkomt, dat ook voorname dames er eenezotlin op na hielden.

Mo.

Omwenteling van 1813 (vgl. XIII. bl.298, 331, 367 ; XIV. bl. 1, 33, 65, 100,130). De door den heer ARRIENS ge-noemde gedichten van prof. J. H. VAN DERPALM en van zijnen vader K. VAN DER PALM,voorkomende in de Hollandsche HistorischeCourant, van dingsdag 27 september 1785,n°. 116, zijn ook afzonderlijk uitgegeven,met nog een derde gedicht van G. J. LONCQ,op dezelfde gelegenheid.

Het gedicht van J. H. VAN DER PALM ISgetiteld : » Aen het genootschap van wapen-handel, onder de zinspreuk pro aris et focis,te Delfshaven, toen hetzelve een vaendel entwee koperen trommen ten geschenke ont-ving, (22 Septb. 1785.)"

Het komt niet voor onder de opgave dergeschriften van prof. VAN DER PALM, in zijnLeven door dr. N. BEETS.

J. H. L. VAN DER SCHAAFF.

De hofstede Welna (vgl. XIV. bl. 138).NIL ADMIRARI heeft zeker eene andere uit-gave van WAGENAAR, daar ik in de mijne,deel 5. bl. 115, bet volgende lees : » Mid-» lerwij1 was graaf Willem, met een gedeelte» der ruijterije laat op den voordemiddag tot» digt onder Amsterdam genaderd, sommigen» schrijven tot zelfs onder het bereik van» het geschut der stad, doch 't schijnt vol-»gens anderen (AITZEMA), dat hij zich ver-» der of omtrent de hofstede van DIRK WUI-» TIERS, Welna genaamd, onthouden heeft."Verder op b1.118 : » De heeren van MAARSSE-» VEEN en VAN DER DOES, in een gewapend» jagt ter stele uit vertrokken, troffen graafo WILLEM aan voor de hofstede Welna, aan» den Amstel", enz.

Men zou hieruit de gevolgtrekking kun-nen waken, dat de plaats dien naam toenalreeds voerde.

Peter de Groote te Vlissingen (vgl. XIV.blz. 138). Van dit bezoek wordt meldinggemaakt door Mr . JACOBUS SCHELTEMA in zijnwerk Peter de Groote, Keizer van Rusland,

in Holland en te Zaanda?n in 1697 en 1717.Utrecht 1842 (2de druk), dl. II. bl. 24.

C. P. L.

Het ringrijden, een edit zeeuwsch yolks-vermaak (vgl. A. R.). West- en Oost-Souburg (vgl. XIII. bl. 225 en 226).Nog een ander bewijs dat het dorp en deheerlijkheid West-Souburg ook nog bij heteinde der XVIIe eeuw als het bloeiendsteen voornaamste gedeelte van Walcherenbeschouwd en bezocht werd, vond ik ineene echte aanteekening van kerkelijkenaard uit het jaar 1687, handelende overhet ringrijden, destijds reeds als volksver-maak op de walchersche dorpen bekend.

Thans met Pinksteren dacht ik aan hetweder plaats hebbende ringrijden te Souburgen aan deze aanteekening, welke mij dermededeeling wel waardig toescheen.

Dit ringrijden, afkomstig van de wed-loopen of renspelen te paard, bij den krijgs-zuchtigen en strijdbaren adel der middel-eeuwen in gebruik, is vervolgens in Zeeland,en inzonderheid op Walcheren als eenjaarlijksch landelijk volksvermaak in zwanggekomen en tot heden ook gebleven.

Bij het opkomen dezer volksfeesten schij-nen de kerkelijke besturen er weder zeertegen geijverd te hebben. De aanteekeningdaaromtrent van het jaar 1687, bovenge-meld, luidt als volgt :

» 11 Junij 1687. Ingebragt bij Classis0 Walcheren, een geschrift des kerkeraads» van Middelburg van den 7 Junij 1687,» houdende klagten, dat voorleden Pinkster» op verscheidene dorpen op Walcheren van» de boersche jeugd en andere, dien het» minst betaamt, den ring gestoken is, en» bij ge'volge van dien vele wulpsch- en» ongerijmdheden van danserijen, drinkerijen» enz. gepleegd worden — ook met verach-» ting van der predikanten vermaningen» daartegen. Is na deliberatie goedgevon-» den, dat van wege onze kerke dit geval» als een gravamen in de Classe zal gebragt» worden, ten einde daartegen te voorzien."

. De Classis verneemt zulks met droef held» en zal op middelen daartegeft bedacht zijn."

Hit het vervolg der aanteekening enhandeling der classis van Walcheren vanden 17 julij 1687 is het duidelijk, dat inbovengemelde klagt voornamelijk het dorpWest-Souburg bedoeld wordt, » alzoo de» Classis besloot gedeputeerden te stellen om» met den ambachtsheer van West-Souburg,»de heeren Gecomm. Raden, de heeren van» Middelburg en Vlissingen te spreken, als» ook den kerkeraad te West-Souburg te» bevelen 't hare bij de respective magistraat» te doen, ten einde die spelen, die tegen-» woordig vertoond worden, mogen ge-

25*

196

» weerd — en bij den droevigen toestandP van Gods kerke, weggenomen worden."

Het verslag dier gedeputeerden van den31 julij 1687 luidde aldus :

»De gesprokene heeren hebben hunne► medewerking ter wering dier spelen be-» loofd. De ambachtsheer van West-Sou-» burg heeft evenwel gezegd, dat hij niet» vermoed zoude hebben, dat zulks bij de» Classis zoo hoog zoude opgenomen worden,» daar hij anders uit respect voor dat be-» stuur geen volksvermaak zou toegelaten» hebben. Dat hij evenwel liever zijne ei-» gene genegenheid wilde tegengaan dan de»Classis geen contentement te geven."

D In midd els werd evenwel vernomen dat» ook vroeger plaats gehad hebbende come-» dien nog dagelijks voortgingen, waarom»gedeputeerden verzocht worden alle mid-» delen aan te wenden tot wering dier bui-» tensporigheden."

Uit deze oude aanteekening merkenwij op :

l e. Dat de toenmalige ambachtsheer vanWest-Souburg, de beer IZAAK VAN PERE,geheel anders over volksvermakelijkhedendacht dan de kerkeraad van Middelburgen de classic van Walcheren. Het zaldien heer duidelijk geweest zijn, dat ge-oorloofde vermaken ook hun nut hebben,en niet behoeven geweerd te worden omhet mogelijke misbruik van sterken drank,evenmin als het gebruik van spijs, niet-tegenstaande veelvuldig overdadig misbruik,ooit is afgeschaft, waarom hij dan ook deklagten der geestelijken zich niet al te zeerschijnt aangetrokken te hebben ; althans decomediespelen, waartegen reeds in 1682klagten waren ingekomen, hadden in 1687nog voortgang, en het ringrijden . schijntvan dien tijd, voornamelijk te West-Sou-burg jaarlijks op pinksteren plaats gehadte hebben tot het jaar 1834, wanneerWest-Souburg, door kerkelijke en burger-lijke vereeniging met Oost-Souburg, uitden rang der dorpen viel, en het jaarlijk-sche ringrijden naar laatstgemeld dorpwerd overgebragt.

2e Merken wij op, de oudheid en denduur van dit ringrijden, hetwelk als zeeuwschvolksvermaak op Walcheren nog vrij alge-meen in gebruik is.

Voorts, dat dit volksfeest, voor zooveelde Souburgen betreft, van het begin af,altijd op den derden Pinksterdag (in Zee-land van ()lids aan de beide eigenlijkefeestdagen toegevoegd) is gevierd, terwij1het op andere dorpen mede op denzelfdendag, of ook wel op andere tijden, naar ge-lang der invallende kermissen, plaats heeft.En ook blijkt nog, dat dit ringrijden vanouds te West-Souburg den meesten luister

had en aldaar, gelijk thans te Oost-Sou-burg, het drukst bezocht werd.

Dit laatste is evenwel niet zoo zeeraan den voormaligen luister van West- enden tegenwoordigen bloei van Oost-Souburgtoe te schrijven, als wel aan eene meergunstige ligging van beide plaatsen tusschende steden Middelburg en Vlissingen, vanwaar men, in het schoonste jaargetijde, bijeene aangename wandeling dit landelijkvolksfeest kan bijwonen.

Voorwaar, nog heugt het velen onzer tijdgenooten, hoe weleer, bij gunstig weder, jongen oud van alle kanten naar West-Souburgin aantogt was, hoe aldaar na den mid-dag de volksmenigte gedurig aangroeide,terwijl een groot getal van wagens vanalle oorden des eilands, gevuld met zingendespeelrijders, kwamen aansnorren, om medeplaats onzer de menigte — en deel aande algemeene feestvreugde te nemen. Dochhoeveel yolks ook tegenwoordig was, hetruime dorp was daarvoor uitmuntend ge-schikt. Van daar, dat van ouds en bij ge-durige herhaling het lied der west-sou-burgsche ringrijders in de ooren klonk,aanvangende :

» Vindt men wel ooit een dorpje in het ronde,» Dat er zoo schoon en sierlijk ligt,

» Als Wester Souburg met Aldegonde!"

Van daar ook, dat onze zeeuwsche dich-teres ELIZABETH BEKKER, bijna eene eeuwgeleden, dit volksvermaak te West-Souburg,in haar dichtwerk: Walcheren in vier zangen,zoo eigenaardig heeft bezongen, waarbij deverstandige vrouw ook niet verzuimde, hetgevoelen van voornoemden ambachtsheerJ. VAN PERE, tegenover de nimmer ontbre-kende aanvallers op onschuldig vreugde-genot, te huldigen, als zij zich dus liethooren :

» Om niet, o Norsaart, smaalt ge op deezonnoozle vreugd,

» U lastig heeklen spruit uit geemlijkheid,geen deugd,

» 't Verstand verbiedt ons niet in zulk ver-maak te deelen ;

» Die nooit den boog der zorg ontspant,»Die krenkt gezondheid en verstand:

» Speel, wandel, kaats, 't is eve onschuldig :'t kan niet scheelen,

» Gewaande Philoosooph, gij kent de men_schen niet

» Ontzegt gij hun 't verniaak," .... '

Trouwens alle weldenkenden en de over-groote volksmenigte betoonen door deelne-ming, dat zij den jeugdigen landlieden, bijhunnen vaak zwaren arbeid, gaarne zulk

197

eene ontspanning, zulk eenen dag van ge-meenschappelijke vreugde gunnen.

Men moet die vreugde der ringrijderszien en hooren, wanneer hun prijzen voorhunnen kampstrijd geschonken, of doorhen bij overwinning behaald worden. Vanverre klinkt hun gejuich in aller ooren.Deze prijzen, gewoonlijk van goud en zil-ver, overeenkomstig de versierselen welkenog steeds door de zeeuwsche landliedengedragen worden, deels onderling door deringrijders gekocht en deels van begunsti-gers gekregen, hangen den geheelen dagbij den ring ten toon. De laatste prijsevenwel is, naar oud gebruik, altijd eenhouten potlepel. Wordt een prijs gewon-nen, dan heeft de volksmenigte zich tebergen voor de woeste, ongeordende gym-nastische spectakels, welke men dan inhet stof, op ladders of met kruiwagensenz. ziet plaats hebben. Bij elken prijswordt den overwinnaar een breed gekleurdlint omgehangen, waarmede hij blijft pron-ken tot hij des avonds, in gezelschap zijnerbeminde, daarvan beroofd wordt.

Zoo levert zulk een dag vaak een veel-zijdig genot voor stee- en landlieden. Enwanneer Neerlands vorsten Zeeland be-zochten en naar gelegenheid bier en daarop zulk een volksvermaak onthaald wer-den, — zoo als prins WILLEM V den 1 julij1786 te Domburg, koning WILLEM I den14 junij 1823 te Vrouwepolder, en den 1julij 1837 te Westkapelle, WILLEM II den24 aug. 1841 merle te Westkapelle, en WIL-LEM III den 11 junij 1851 in den Wilhel-minapolder — dan lieten de beminde vor-sten ook hun welgevallen in dit volksver-maak blijken en schonken den ringrijderskostbare prijzen, waarbij bet dan ook nooitontbrak aan een daverend en menigmaalherhaald: leve de koning ! leve het huis vanOranje, enz.

P. FRET.

Een Papoea in Holland (vgl. XII. bl.295). Omtrent de hoofdvraag kan ik geenantwoo0 geven doch de bedoelde Nieuw.•guineer is niet de eenige inboorling derbedoelde gewesten die in Holland is ge-weest, zoo hij er althans geweest is : wanthet zij mij vergund op te merken, dat uithet bijgebragte extract uit de monsterrolvan 1707 niet blijkt dat de bedoelde PIE-TER GEEL werkelijk in Holland is aange-komen Ik zelf heb in 1832 (ook vroegeren later) een meisje gezien uit NieuwGuinea, overgebragt door den heer ba-ron VAN DER CAPELLEN van Berkenwoucle,oud gouverneur generaal van NeerlandsIndia, en op het buitengoed van z. exc.was nog een zwarte jongman, die naar ik

meen, een landgenoot van het meisje was.Dit meisje heette OURIKA, zij is gehuwdmet een blanken jongman en leeft mis-schien nog omstreeks de Bildt (provincieUtrecht). A. L. T. A.

Ridderorde van den huize van Bour-gondie (vgl. XII bl. 201). In het octrooidoor KAREL V den 20 december 1521 opverzoek van IZABELLA VAN GHISTELLE, toenreeds wede. van mr. JAN VAN DER GRACHT,

gegeven aan de boogschutters van Zuid-dorpe, komt voor, dat ze moesten » dra-» ghen up haerlieder paltrocken en rock» unse liverije van 't vuerstael met St. An-» dries crux." Nu is de halsband van deorde van 't Gulden Vlies, dat under bescher-ming stond van den heiligen ANDRIES, wel:» de doubles fusils et de pierres a feu en-trelacees", doch gemelde parure, aan bewo-ners van een gering dorp geschonken,kan wel eenige betrekking hebben op dien or dre fameux," waarvan ieder » recipien-daire dut prouver quatre generations denoblesse tant paternelles que maternelles".Den tijd echter waarin de gift geschiedde,in aanmerking nemende, toen de orde nogin vollen bloei was, is dat haast niet aante nemen en zou men er eerder uit moetenbesluiten, dat er nog eene andere ridder-orde bestond dan die van 't Gulden Vlies ;b. v. die van » 't vuurstaal", die alleen ge-geven werd aan hen die geene ridderswaren en aan ridders of adellijken, die geenevier adellijke kwartieren konden aanwijzen.

F. CALAND.

Hulster-ambacht (vgl. XII. bl. 201, 267,301; XIV. bl. 103 en 162). Uit een register,handschrift in folio, op de notulen van denmagistraat over Hulster-ambacht, a°. 1645 —1789, is mij gebleken, dat de regering vande stall Hulst en die van Hulster-ambachtuit twee onderscheidene collegien bestond,hoezeer meermaals dezelfde personen inbeide collegien zitting Madden. De ma-gistraat van Hulster-ambacht bestond uit :1 baljuw of opperschout met zijn' luitenant-en substituut-baljuw of stadhouder, 1 bur-gemeester, 6 schepenen, 1 griffier en tre-sorier ; terwijl er tevens een collegie vannotabelen was, zamengesteld uit de voor-naamste en gegoedste ingezetenen, tot eenbepaald getal, welk collegie door den ma-gistrarit in alle extraordinaire en gewigtigegevallen, het financiewezen rakende, voorafmoest gekend worden en verzocht tot hetverleenen van consent en aggreatie. Uitgezegde notulen, vervat in 19 resolutie-boeken, kunnen al de leden van den ma-gistraat over Hulster-ambacht en van hetcollegie van notabelen volledig opgespoord

198

worden. Intusschen vermeldt het registerop die notulen, zoo niet alle, dan Loch welde meeste dezer regeringspersonen, welkeik alzoo hier laat volgen:

Bailjuw en Opperschout :LIEVEN VAN OVERMAALE, tot de reductie

van 1645.PHILIP ERNST VEGELIN, aangesteld 8 nov.

1645.Mr. ROELAND CAU, id. 19 jan. 1658- 1)FREDERIK WILLEM baron VAN WASSENAAR,

id. 11 junij 1695. 2).AARNOUT baron VAN WASSENAAR tot Voor-

schoten, id. 19 aug. 1703. 3)STEVEN VAN DER DOES, heer van Lan-

geveld, id. 28 febr. 1722.WILLEM AUGUSTIJN VAN SLOOTERDIJK, id.

8 nov. 1732, t 1762.DIRK WOLTER baron VAN LIJNDEN, id.

26 maart 1763.Voorts: SIGISMUNDUS LIMMER, aangest.

als luit.-bailjuw 15 maart 1646.ADRIAAN WIELAND, id. als stadhouder

20 maart 1646.JEAN HOJEL, id. als subst.-baljuw 4

junij 1658.. SOUTE, aangest. als subst.-baljuw 13

april 1671, afgedankt 19 junij 1673.VALENTIJN OOSTWALD, id. als stadhouder

9 junij 1674, t 1679.PIETER ST. AMANT, id. als subst.-baljuw

26 april 1679, ontsl. 4 dec. 1681.MICHIEL SCHUYT, id. als stadh. 16 febr.

1682.GIJSBERTUS VAN DER PLAS, id. als stadh.

10 oct. 1691.Mr. MATTHIAS BEVERS , id. als subst.-

baljuw 25 aug. 1698, t 22 april 1704.W. PIETER DE BEAUFORT, id. als stadh.

19 mei 1704, t 1711.Mr. DIGNUS NOLLENS, id. als stadh. 13

julij 1712.DANIeL SAUTIJN, id. als stadh. 30 aug.

1721, ontsl. 20 junij 1723. 4)

I ) Mr. ROELAND CAU, geb. 30 nov. 1633, f teHulst 18 mei 1695, huwde 17 julij 1658 ANTHONIASCHADE (f 22 april 1703), dochter van WILLEMen van diens 2e gade, AMALIA VAN KINSCHOT, bijwien hij 7 kinderen verwekte. Zie GeslachtsregisterCAU, handschrift.

2) F. W. baron VAN WASSENAAR DUVENVOORDE,heer van Rosanden, zoon van ARENT en van ANNAMARGARETA VAN SCHERPENZEEL, trouwde met MA-RIA VAN LEYDEN VAN LEEUWEN, loch f zonderkinderen. Zie 'cox, Vaderl. Woordenb., dl. XXX.bl. 283.

3) A. baron VAN WASSENAAR DUVENVOORDE totVoorschoten, zoon van JACOB en van JACOBA baronesse VAN LIER, geb. 1669, f te 's Gravenhage15 dec. 1721. Hij was geh. met ANNA MARGARETAVAN BENTINCK, bij wie hij 7 kinderen verwekte.Zie KOK, Vaderl. Woordenb., dl. XXX. bl. 284.

4) D. SAUTYN, Z0011 van JOHAN en van CATHA-BINA SNOUCK, geb. te Middelburg 2 oct. 1679,

STEPHANUS VAN ESSERS. id. als stadh.19 aug. 1723.

..... WOUTERS, id. als stadh. .....Dr . G. 0. RAUWERTZ, id. als stadh.....,

t 1789.Mr. JAN ADRIAAN JACOB RAUWERTZ, id.

als stadh. 14 nov. 1789.Burgemeester :

PIETER NUYTS, t 1655.PHILIPS VAN ZIJLL,

JOHAN LENTYNCK.BENJAMIN DE BEAUFORT.

BENJAMIN BEVERS, t 23 sept. 1679.IMAN DE WAEIJER, t 1701. Was als sche-

pen beeedigd 1 aug. 1682.ALEXANDER VAN KERVEL, t 4 april 1693.ADRIAAN CAU. 5)

6 ) Mr . JOHAN HENDRIK BORNIUS, beeedigd7 aug. 1699 en vroeger als schepen 10aug. 1684.

Mr. PIETER BALLENDONK.

Mr. CASPARUS STRESO.

Mr. PIETER CAPPRON. Was als schepenaangesteld 18 januarij 1708.

Dr . GIJSBERTUS VAN ZUIJLEN.PIETER BENJAMIN DE BEAUFORT.

Dr. LAURENS VAN LANKEREN, t 1724.ADRIAAN VAS MEURS, 1 1719.Mr. IMAN DE VRIESE, t 1735.Mr. ADRIAAN JACOB VAN VLISSEGEM, aan-

gest. 26 januarij 1728.Mr. JOHAN MOORMAN, 7 ) aangest. 9 mei

1735.ADRIAAN SEBASTIAAN VAN FENEMA, t 1784.OTTO OBREEN.

J. B. D. VAN VLISSEGEM.

PETER LENSHOEK tot Kerkwifie. Was alsschepen aangest. 7 decb. 1782.

Schepenen (buiten degenen, reeds alsburgemeester vermeld)

MISPAD ; JEAN HOJEL ; ADRIAAN BRAND-WIJK ; DE SMYTERE ; STA.VIJNCK ; CRIECK-AERT : ARNOUD MACAI& ; ADRIAAN WIELAND

huwde 27 julij 1700 te Kapelle in Z. Bevel. metCATHARINA ISEBREE, geb. te Goes, dochter vanJAN en van SUSANNA SMALLEGANGE. Zie KOK,Vaderl. Woord., dl. XXVI. b1. 160 en 161, alsmedeTrouwregister der Nederd. Herv. Gem. te Goes.

5)• ADR. CAU, zoon van LIEVEN en van LIJSBETHLIEVENS, huw,le 10 april 1613 met ELISABETH VANGALISSIE, geboortig van Middelburg, bij wie hij 11kind. verwekte. Zie Geslachtsreg. CAU, handschrift.

6) J. H. BORNIUS Was geh. met CATHARINA KANT,en vermoedelijk een zoon van prof. HENR. BORNIUSdie a°. 1675 overleed. Zie Geslachtsreg. CAU, hs.en v. D. AA, Biogr. Woord., dl. IL bl. 938.

7) Mr . JOH. MOORMAN, zoon van JOHAN en vanCATHARINA VAN DER SLAERT, geb. te Hulst, 22 dec.1696 en ald. 22 sept. 1743, wat eerst geh. a°.1723, met WILHELMINA CORNELIA VAN OUDERKERK,en daarna, 1734, met ANNA ELISABETH VAN DERHEYDEN, bij welke laatste hij 4 dochters verwekte.Zie Gedichten van J. MOORMAN, voorberigt vanP. BODDAERT.

199

(aangest. 13 dec. 1655); mr. JACOB DEVRIESE ; GERARD HT:EL (beeedigd 13 maart1659, t 1664); JAN VAN LEIJEN (beeedigd24 dec. 1664); mr. JULIUS VAN AITSMA ;YSBRAND VERDOELE (beeedigd 16 oct. 1666);VAN VRIJBERGEN ; JACOBUS DE VRIESE 8)(beeedigd 23 junij 1674); GORDON (aangest.31 mei 1677) ; PIETER STEENAERT (aangest.10 april 1679) ; BEUKHOLD ; mr. PIE1 ;;R DE

BEAUFORT (aangest 18 dec. 1679); dr. AL-

BERTUS KIEVITS, t 1704 ; PA SSCHASIUS DEGRAUW (aangest. 7 dec. 1680, t 1687);CORNELIS VLAM ; SIGISMUNDUS BLANKAERT(beeedigd 7 julij 1685) : ROELAND CLOECK(beeedigd 16 julij 1685) ; GIJSBERTUS SPIE-RING, t 1701; mr . GODEFRIDUS WESSEMST. AMANT ; ENGELBERT BOLLAND (beeedigd13 april 1693); JOHAN VALCK ; BENJAMINDE BEAUFORT 9), aangest. 28 januarij 1704);DENICK (beeedigd 19 julij 1706) : LAMMENS

(beeedigd 12 aug. 1713); m r. ALBERTUS

VAN TWIST (aangest. 13 oct. 1727) ; THEO-

DOOR NETSCHER ; m r. P. J. DE GRAAFF

ROUSE, t 1731; BERNARD DE JAGER (aan-gest. 2 sept. 1724) ; VAN DORTMONT enCAPRON (aangest. 26 jan. 1728) ; JOHANMOORMAN 10 ); mr . J. W. VAN SONSBEEK (aan-gest. 1 mei 1728); WILLEM DE GRIJS (aan-gest. 14 maart 1733); dr . JACOBUS DOEDENS

(aangest. 11 mei 1735, t 1743); ADRIAANBAKE (beeedigd 9 julij 1735) ; EWOUD JACOBSTRESO, 1735 ; PIETER BENJAMIN DE BEAU-FORT (aangest. 16 jan. 1736, ontsl. 1739);mr. JOACHIM FERDINAND DE BEAUFORT (aan-gest. 31 oct. 1739); CORNELIS NAASTHOVEN

(id. 24 aug. 1743) ; mr. HENDRIK DE BEAU-FORT van Duivendijke (id. 23 sept. 1743);HENDRIK SCHULDENS (id. 21 dec. 1743) ;mr. LODEWIJCK HILLEGARD STRESO ADRIAAN

ANTHONIJ WOUTERS (id. 6 julij 1761); CORN,JACS. VERSLUYS, t 1761 ; dr. WILLEM TIBE-RIUS HATTINGA (aangest. 15 maart 1762,t 12 nov. 1764); J. P. BODEL ; Mr. D. P. RAU-

WERTSZ, f 1782; HENDRIK AMBROSIUS BACOT(aangest. 15 mei 1784) PIETER VAN DENBOGAARD, t 1784 ; JAN JACOB VAN DORT-MOND (aangest. 7 junij 1784) en TEGELBERG.

Griffiers : GLAUDE PEDANCE, voor de re-ductie van 1645.

Mr. JOHAN VAN GELRE, aangest. 8 nov.1645 en ontsl. 29 april 1673.

8) JACOBUS DE VRIESE, zoon van JACOB, huwdein nov. 1682 met LOUISA AMELIA CAU, dochtervan ROELAND en van CATHARINA SCHADE, bij wiehij 3 kinderen verwekte. Zie Geslachtsreg. CAU, hs.

9) B. DE BEAUFORT, te Hulst 1 julij 1716. ZieSCHELTEMA, Oud en Nieuw, blz. 27.

10) JOHAN MOORMAN was geh. met CATHARINAVAN DER SLAERT, dochter van ds. JOHANNES VANDER SLAERT en van CONSTANTIA STRESO. Zie Ge-dichten van J. MOORMAN, voorberigt van P. BOD-DAERT en J. VAN LANSBERGHE, Beschr. der stadHulst, bl. 96.

Mr. PIETER BALLENDONK, beeedigd 15mei 1673.

JOHAN THEODOOR WIERTZ, aangest. alsadjunct 12 aug. 1694 en beeedigd als grif-fier 6 aug. 1699, bedankte 1707.

Mr. CASPARUS STRESO, aangest. 14 jan.1708, t 1727.

PIETER BENJAMIN DE BEAUFORT, id. 10jan. 1728 ; deed afstand 1735, ten voordeelevan zijn zoon

Mr . JOACHIM FERDINAND DE BEAUFORT, id.15 aug. 1735 ; deed afstand 2 dec. 1782.

Mr. EMANUEL CASPARUS JACOBUS PARIS,aangest. als adj. 24 mei 1766 en beeedigdals griffier 6 jan. 1783.

Wolfaartsdijk. J. VAN DER BAAN.

Reize van Willem II naar Engeland1641 (vervolg van XIV. bl. 166).

Leverijen ende andre onkosten vanPaghens ende Lacqueyen.

N°. 12. Door ordre van den Heere BEAU-

VOTER is betaelt aen de acht Lacqueijenvan S. H. voor bun ordinaris maentgeltvoor de maent Appril 1641, tot onderhoutvan hantschoenen, Linten, nestels, etc., desomma van f 32.0.0.

N°. 13. JOHAN GHER1VIEYN heeft door or-dre vanden Stalmeester, monsr. DU MOIRE

ghelevert voor den Lacquey NOOREMAN diegheen lijwaet hadde ghehat, doen by zijnlevereij creech, eerstelijck 4 hemden, 6 paarponnetten, 6 neusdoecken, 2 paar linde hosenende 4 rabatten, monterende te samen, tersomme van (hollants ghelt) f 16.0.0.

N°. 14. AMBROSIUS BARENTS heeft doorordre vanden Stalmeester, monsr. DU MOIRE

voor de koetsiers doen zy de nieuwe levereijaendeden den 12 may 1641, alsoo versuymtwas Leenssen, koussens, enz. te versorghenby de Leverijen, t'ghene volcht, Eerstelijcktwee paer laerssen, ende een paer schoenen,dry paer hantschoenen, twee paer spooren,twee paer graeuwe hoosen, Baer voor hol-lants ghelt f 24.12.0.

N°. 15. JOHN KORNER heeft door ordreals boven ghelevert voor de Lacqueijen vanS. H. aen verscheyde paren Lindehosen,bedongen te samen, holl, ghelt f 9.0.0.

N°. 16. DAVID ADELOT Schoenmaeckerheeft door ordre als vooren, voor de Pa-ghens van S. H. gemaect eerstelyck eenpaer ghewaste Laerssen, een paer nieuwerosetten in oude leersen ghemaect, noch Briepaer ghewaste laerssen, 3 paer nieuwe ro-setten aen oude laersen, en een paer laers-sen ghewast, komt holl. ghelt f 34,10,0.

N°. 17. JACKOT LE SERVE Lacqueij heeftvoor hem ende noch seven zijne kamene-raden ontfanghen voor hun ordinarij maent-ghelt van de maent Maijus 1641, tot onder-

200

hout van hantschoenen, Linten, nestels, etc.door orde van den Hr. VAN BEAUVOIJER,

f 32.0.0.N°. 18. IDA WOLFF Chirurghijn heeft in

de maent Appril ende Maijus, met ken-nisse vanden Stalmeester DU MOIRE ghekureert een koetsier die van een peert eenquetsure inde hant gheslaghen was, daeraen verdient van meesterloon de somme vanf 5.0.0.

N°. 19. PIETER WRIGHT, Lacqueij heeftvolghens attestatie van den Heere DoctoorROMPH ende met kennisse van den Stal-meester monsr. LE MOIRE betaelt aan denChirurghyn die hem ghekureert heeft eenwonde int hooft, en hem verscheyde malenAader gelaten, daeraen by denzelven ver-dient was de somme van f 27.17.8.

N°. 20. MOURIS VALET, Lacquey heeftmet kennisse van den Stalm r. in syne siectebinnen Lonnen in zijn Loghement aen Extra-ordinarye onckosten betaelt, hollants gheltf 2.10.0.

N°. 21. IDA woLFF Chirurghyn heeft metkennisse van den Stalmr. twee Lacqueyenghekureert van S. H., die accydenten inde handen hadden, ende heeft noch eenpalfrenier ende een Lacquey ghelaten, daeraen by hem verdient de som van f 6.0.0.

N°. 22. PIETER WRIGHT, Lacquey heeftint wederomkomen vuyt Enghelant optschip vanden Admijrael met kennisse vanden Stalmr. monsr. LE MOIRE betaelt aende chirurghyn vant zelve schip voor dathy hem de wonde int hooft, die noch nietvolkomen ghenesen was, verscheyde malenheeft verbonden, de somma van f 2.13.0.

N°. 23. Den zelven heeft noch met ken-nisse als boven binnen Bueren betaelt aenden chirurghijn die hem kureerden van eenAppostomatije in den arm, de somme vanf 4.0.0.

Somma de Levereijen, ende andere onkostvan Paghens ende Lacqueijen bedraghenf 196,2.8.

Extraordinarije pertijen vande Kamervan Syne Hoocht.

N°. 24. GHLOUDE LE NOBLE, Barbierheeft door ordre vanden Heere van BEAU-

VOTER, ten dienste van S. H. gheleverttwee Ivoore kammen, een palmhoute kamme,een beene kamme, een pont poeijer, aenLint en koorden, kosten te samen f 18.18.

Noch heeft de heere van BEAUVOYER

hem toegevoucht de somme van 30 karolusgls. tot gaghe voor dat hy vanden 14 appril-lis tot en met den 14 maijus S. H. heeftghedient als Barbier, dus alhier f 30.0.0.

N°. 25. DHeere DE KNUYT heeft betaeltende ghedebourseert ten dienste van S. H.t'ghene volcht, als eerstelyck alsoo Syne Ed.

omme het inpacken vande Juweelen ghe-nootsaect was 1 uijre ofte twee naer S. H.,inden Hage te blijven, ende overzulx vol-ghen moste, oock doen de moste brack ge-sonden zijnde naer den Hage omme S. H.Rapport te doen, s'avonts tot groote kostencito met een pontge te Schevelinghe affghe-varen met ordre van S. H. nopens 't vor-deren vande reijse, oock voor hare Hoocht.in Engelant ghekocht twee blaeuwe fluweelekaskens met silver gheboort, daer aen altsamenverschoten, blijckende bij Syne Ed. decla-ratije f49.16.0.

N°. 26. Den Ontfangher JOHAN VAN VOL-

BERGHEN heeft den tae maijus 1641 betaeltdoor ordre van S. H. aen mons r. JONVILLE

Eedelman die van S. H. ghesonden wierdevan Lonnen naer den Haghe, omme daer-mede zijne reijs ende teerkosten te betalen,onderweghe, de somme van f92.10.0.

N°. 27. THOMAS CLOUS is den 2den maijusdoor last van S. H. by den Secretaris VAN

DER LEE affgesonden met brieven, aen denVice Admyrael DE WITTE, leggende op derhee, voor Gravesent, ende heeft wederomantwoort op dezelve ghebracht van den Vice-Admirael voornt., waer voor de secretarisVAN DER LEE hem heeft betaelt de som vanf 17.10.0.

N°. 28. JOANNES VAN LANGHENHOVEN

Dispencier heeft betaelt door orde vandenHeere VAN DORP, aen die schipper, die deBagghage vanden Grave VAN SOLMS voerde,van Gravesent naer Lonnen, voor vrachtf 15.0.0.

noch den 2den maijus betaelt aen ver-scheyde Poorters ofte arbeyders binnen Lon-nen die met hun sevenen den 1 ne en 2maijus alle de kamerbaggaghe vuyt de schuy-ten int huys van den Grave van Aroundel,op de kamers arbeyden f 35.0.0

noch aen de arbeyders die eenijghe Bag-gaghe die naer quam, op S. H. kamersarbeyden I 7.10.0

noch aen den Onderkamerlingh betaelt dathy onderwege aen arbeytsloonen vandeBaggage verschoten hadde, f 2.17.0 maectte samen f 60.7.0.

Wordt vervolgd. V. D. N.

Naamlij sten van de leden der statenvan Holland. Aan heeren navorscherswordt gevraagd : bestaan er naamlijstenvan de leden, die zitting hadden in de ver-gaderingen van de e. g. mog. heeren statenvan Holland en Westfriesland ? Zoo niet,waar zou men dan kunnen vanden, Welkeleden ter vergadering tegenwoordig waren?

B. N°. 3.

Een Amsterdammer en Frederik de Groote.Dr. KARL VON WEBER deelt in zijne

201

treksels van de archieven van Dresden(Leipzig, BROCKHAUS) het volgende mede:

Een rijk Amsterdammer dreigde, ten ge-volge van eenen familietwist, eenige zijnerbloedverwanten in Pruisen met onterving.Deze rigtten zich tot den koning FREDERIK

den Grooten met het verzoek hun rijkenneef naar Pruisen te lokken, en hem levens-lang in Spandau gevangen te houden. FRE-

DERIK zou daarvoor eenige grosse Kerls tengeschenke ontvangen. De overeenkomstwerd gesloten, en de rijke Amsterdammer,onder een of ander voorwendsel naar Prui-sen gelokt, werd gearresteerd, en in Span-dau gevangen gehouden tot aan FREDERIKS

flood.'' Ofschoon de trek wonder wel over-eenstemt met FREDERIKS mane voor grootesoldaten en zijn excentriek (om niet ergerte zeggen) karakter, is het toch moeielijkdeze mededeeling onvoorwaardelijk te ge-looven.

Wie was die Amsterdammer? Wat heeftAmsterdam gedaan om dezen stadgenoot nitzijne gevangenis te ontslaan? Of is de ge-heele mededeeling een verdichtsel?

L-F-T.

Vergadering te Keulen in 1535. Welkegeheime vergadering van 19 der hervor-ming toegedane mannen is in de maandjunij des jaars 1535 te Keulen gehouden?De driehonderdste gedenkdag van die ver-gadering is in december 1835 te Amster-dam gevierd, en bij die gelegenheid eengedicht voorgedragen door m r M. c. VANHALL, dat onder zijne uitgegevene gedichtengevonden worth. Is er van dat feest teAmsterdam ook nog iets bekend?

J. G. O.

Wederdoopers to Munster. Is men ookin staat nog andere namen dan de onderstaande op te geven van de voornaamsteherdoopers en hunnen aanhang, ten tijdevan het oproer te Munster?

1. BERNARD KNIPPERDOLLING, een rijk la-kenkooper.

2. BERNARD ROTTMAN uit Stadtlohn inWestfalen, r.-k. priester, en kapel-laan aan de St. Maurits kerk buitenMunster, bijgenaamd : Stuten Berndt,omdat hij in de plaats van de hostiestuten (d. weiten of tarwebrood) ge-bruikte. Hij verbood aan zijne secte,► bei unglaiibigen Herren als Knechteand Magde zu dienen."

3. HERMAN BISPINK, vroeger veroordeeldwegens valschheid in gesehrifte.

4. BRIXIUS,"predikant uit Norden.5. JOHANN VAN WIJCK, oud-syndicus te

Bremen.

6. JAN MATTHIJSZOON (Enoch), bakker uitHaarlem.

7. JAN BEUKELSZOON (Elias), kleermakernit Leiden. Zijne moeder was eenelijfeigene uit Stadtlohn. Te Leiden washij gehuwd met de weduwe van een'kleermaker en had twee kinderen. TeMunster komende was hij 26 jarenoud, huwde met de weduwe van J. mAir-THYSZOON en nam later 16 der schoonstemeisjes van Munster, die niet boven 20jaren oud mogten zijn, tot zijne vrouwen.

8. HENDRIK ROLL, een ontvlugte monnikuit Haarlem.

9. HENDRIK STRAPEDIUS nit MMUS.10. THEODOR FABRITIUS.11. J0HAN LENING.12. JOHAN SCHRODER, smidsknecht uit

Werne.13. KLOPRIS

predikanten.14. STRAHL15. BERNd . MUMMEN.16. ARNOLD BELZ, trachtte bij de belege-

ring over te loopen.17. GEORG ZUM BERGE, kleermaker en zijne18. 16 jarige dochter, die openlijk predikte.19. PETER SCHOMAKER, die zich uitgaf

voor den zoon Gods.20. JAN VAN GEEL, beproefde een' aanslag

op Amsterdam.21. HUBERT RUSSCHER, Sraid.22. HEINRICH REDECItER, aanzienlijk bur-

ger te Munster.23. HERMAN TILBECK.24. HEINRICH MOLLENHECKE, aanvankelijk

herdooper, verzette zich het eerst te-gen de veelwijverij, en was oorzaakdat de profeet, KNIPPERDOLLING, ROT'r-MANN, SCHLACHTSCHAP, KLOPRIS enVINNIUS in de gevangenis geworpenwerden.

25. SCHLACHTSCHAP.26. VINNIUS.27. JOHANN VAN UTRECHT, kanunnik.28. DUSENTSCHUR, goudsmid uit Warendorf.29. NILAND, scherpregter.30. WILLEM BART, schoorsteenveger.31. HILLA FELicKEN, eene jeugdige schoone

uit Sneek, die den bisschop wildevergeven, doch gevat en te Bevergernonthoofd werd.

32. BERNARD KRECHTING, vroeger lutherschpredikant te Gildehaus bij Munster.

33. JOH. DIED. BATTENBURG, burgemeestervan Steenwijk.

34. Een groot aantal ontvlugte nonnen.HEINRICH TILBOCK, de toenmalige bur-

gemeester van Munster, was den herdoo-pers heimelijk genegen.

De abdisse IDA VON MEERFELD was eeneder grootste tegenstandsters vat' de herddoopers.

26

202

Na eene belegering van 16 maandenkwam de stall door verraad, gepleegd doorHANNSCHEN von der langen Strasse, in hetbezit van den vorst bisschop FRANZ VON

WALDECK.Mr. D...

Oorsprongder collectantenzakjes metschelletjes bij de godsdienstoefeningen ingebruik. Het allereerst vinden wij hiervanmelding gemaakt ten tijde der herdoopers,te Munster omtrent den jare 1533. Depredikers der nieuwe leer hadden aanvan-kelijk aan alles gebrek, zoodat men zichgenoodzaakt zag, mannen die de nieuweleer zeer waren toegedaan, gedurende de

preek, in den kerk rond te laten gaanmet zakken van roode stof, aan lange stok-ken bevestigd, ten einde geld tot onderhoudder predikanten te verzamelen.

KERSTENBROICK, die als ooggetuige degeschiedenis Bier dagen beschreven heeft,zegt hieromtrent : ,Da aber die mehrestenZuhOrer so begierig auf die evangelischeLehre waren, dass sie, in andachtigenBetrachtungen vertieft, zu schlafen schie-nen, so befestigte man an den Enden derBeutel kleine Schellen, durch deren G eklin-gel sie aufgemuntert and mildthatig zusein erinnert wurden."

Mr. D...

OUDHEID-, MUNT- EN PENNINGKUNDE.

Hunnebedden, enz. (vgl. XIV. bl. 44).Ik herinner mij, dat in de vroegere jaar-gangen van het Nederl. Magazijn of beel-dingen en beschrijvingen gestaan hebbenvan dolmens, menhirs, peulvans, enz., dochkan die nu niet naslaan.

Aan MARS be v eel ik aan te lezen, watwijlen de geletterde koning van Denemar-ken, FREDERIK VII, over het bouwen van

het Hunnebed medegedeeld heeft in hetAntiquarisk Tidsskrift, 1852-54, bl. 6-8;en vooral de verhandeling van dien vorstover de vraag: Op welke wijze men inden ouden tijd de Hunnebedden heeft ge-bouwd ; door jhr. Mr. M. DE HAAN HUTEMAuit het Deensch vertaald ; Leeuwarden 1863.

J. H. L. VAN DER SCH4AFF.

GESCHIEDENIS DER LETTERKUNDE.

Het doodshoofd (vgl. A. R.). De vraagnaar den schrijver van dit vers werd, naveel besproken te zijn, eindelijk uitgemaaktin den Xen jaargang bl. 70 van dit tijd-schrift. Niet B. NIEUWENHUIZEN, noch FEITH

bleek de autheur te zijn, maar M. w. w. NOODTDe zaak kon dus als afgedaan beschouwdworden; doch ik kom er op terug naar aan-leiding van de ontdekking, welke ik zooeven doe, dat namelijk gemeld gedicht in1823 reeds in druk verschenen is. Het iste vinden in het Alg. Letterlievend Maand-schrift VIP dl. 2e afd. (Mengeiwerk) bl. 267,en luidt aldus :

Gedachten bij een Doodshoofd.

Ziedaar dan 't overschot van ons kortston-dig leven,

De beeldt'nis van ons lot in 't aardschejammerdal,

Verschrikk'lijk bekkeneel! uw aanblik doetmij beven,

Daar gij, als bait des grafs, 't verderf tenprooi gegeven,

Mij thans met nadruk leert, wat ik eensworden zal.

Een huiv'ring grijpt mij aan! het bloedstolt in mijn aderen !

Ja, dit ontvleeschde hoofd was eens ge-lijk aan 't mijn.

Hoe snel kan ook voor mij het vreess'lijktijdstip naderen,

Dat zich mijn stof vergaert bij 't stof vanmijne vaderen,

En, door natuur gesloopt, daaraan ge-lijk zal zijn !

Ja mensch! zoo waar gij leert, daalt ge ookeens in de groeve;

De wieg staat naast het graf, de doodbedreigt u steeds.

Uw uur is onbekend! ligt dat het jarentoeve,

Maar, denk nogtans, wat tot die wiss'lingu behoeve,

Want dat onzeker uur staat moog'lijkmorgen reeds!

Kom, gij, wiens trotsche waan de stem dermenschheid smoorde,

Dat vrij uw scherpe blik op dezen sche-del staar'!

Verklaar me, aan wien weleer dit bekkeneelbehoorde,

Of 't, levende, afschrik baarde, of dat hetelk bekoorde?

Is 't van een magtig vorst, of schaam'lenbedelaar?

203

Gij zwijgt? dit dor gebeent ontluistert danuw waarde?

Ach, ja! van 't geen het was, is geengelijk'nis meer !

Bloos, trotsche sterveling ! leert Goden vandeze aarde!

Hoe, wat bij uwe pracht en grootheid zichook paarde.

Hoe klein de mensch hier is, hoe ijdelwereldsche eer!

Spreek zelf, ontvleeschde kop! zeg, watwaart gij voor dezen?

Ontvingt ge een diadeem van 't noodlotten geschenk,

En deed uw trotsche blik een halve we-reld vreezen,

Hing, als ge, in purperglans, waart op uw'troon gezeten,

Het leven of den [lees: de] dood eensmenschen van uw' wenk?

Ach! dan moet u mijn hart vervloeken, ofbeklagen !.

Vervloeken, wen ge uw roem in bloed-vergieten zocht ;

Beklagen, wijl ge uw rust, 't genoegenuwer dagen,

Door ongetemden lust, steeds spoorloosbleeft verjagen,

En lien zoo dierbren schat voor ijd'lenwaan verkocht.

Of was de slavernij uw bitter lot op aarde?Geluk dan ! want den dood nam u de

kluisters af,En hij, wiens ijz'ren juk u zoov eel jamm'ren

baarde,Aan rampspoeds somb'ren nacht de wreed-

ste slagen paarde,Ligt moog'lijk, diep verfoeid, reeds onder

u in 't graf.

Misschien dat eens een krans van zegepalmu kroonde,

En heerschzucht teugel gaf aan wreedespoorloosheen:

Wie weet toch, hoeveel plans verbeeldingschlep en toonde,

Hoe menig trotsch ontwerp deez' hersen-schaal bewoonde,

En, tot des menschdoms heil, in ijd'lendamp verdween

Of lonkte eens liefde en vreugd uit dezenschedel neder,

Thans levenloos, misvormd, de droevebeeldtenis,

Hoe eens de zoon van stof keert tot zijn'oorsprong weder,

Zeg, doodshoofd! was uw blik weleer zoozacht en teeder,

Ale hij thans huiv'ring baart, en ijzing-wekkend is?

B.

Men ziet dat dit gedicht nog al veelverschilt van dat, hetwelk op bl. 267 vanden t en jaargang werd medegedeeld, ofschoonbet klaarblijkelijk dezelfde gedachten bevat:de zeven laatste coupletten werden er waar-schijnlijk later bij gevoegd, terwij1 het cou-plet: » Gij zwijgt?" enz. is weggelaten. Had.H. v. K. (X. bl. 70) niet zoo stellig ver-klaard, dat het in het daar vermelde bun-deltje als vers van den heer NOODT voor-komt, ik zoude nog twijfelen of achter dieB. geen ander dichter verborgen was.

D. te D.

De Politieke Blixem (vgl. XII. bl. 271).Mag ik op nieuw de vragen voorstellen ?Het geldt hier punters der geschiedenis onzerpolitieke drukpers, die niet zonder belangzijn. Ik bedoel de vragen in den aanvanggesteld. Op die ten slotte gedaan (bl. 272)kan ik zelf antwoord geven ten gevolge vannasporingen. Den 30 junij 1802 namelijkwerden de persen in beslag genomen.

H. R.

Stukken over de Drostendiensten (vgl.XII. bl. 147). FRANK DE VRIJE Of DE VRIJwas immers PIETER VREEDE? H. R.

[Was het niet LE FRANCQ VAN BERKHEY?]

Georgius Zeaemannus (vgl. XIV. b1.174).Deze was een luthersch godgeleerde. Hijwerd den 17den mei 1580 te Hornbach ge-boren. Hij stndeerde te Wittenberg enwerd, 23 jaren oud, professor in de god-geleerdheid te Lauingen. Vervolgens werdhij leeraar te Kempten en hield aldaar in1628 eene leerrede over den 7den psalm,waarvoor hij gedurende 62 weken werdgevangen gezet. Eindelijk stierf hij alssuperintendent te Straalsund, den 7den Octo-ber 1638. Zijne geschriften worden opge-noemd bij JOCHER, Gelehrten-Lexicon, aanwien het bovenstaande is ontleend.

C. P. L.•nn•••n• n••nn

Peter Martyr de Angleria (vgl. XIV.bl. 175) werd geboren in het Milanescheanno 1455 en is gestorven in 1525. Hijwas raadsheer van FERDINAND den Eatho-Veen, koning van Spanje, en geschiedschrij-ver. De bedoelde plants over het schaak-spel zal moeten gevonden worden in zijnwerk, De navigatione Oceani seu de Insulisa CHRISTOPHORO COLUMBO nuper inventislibri XXX. 1502.

Men zie over hem : SAxE, Onomasticon,III. p. 5 en de door dezen aangehaaldewerken ; verder het uitgebreide artikel bijCHAUFEPI, Nouveau Diet. Mist. et Grit.;NICIiRON, Mem. des Homm. Ill., XXIII. p.

26*

204

202; Now,. Dict. hist. et crit.; HOOGSTRATEN,Algeria. Woordenboek ; MORERI, Diet. Hist.

Over zijne werken en de verschillendeuitgaven daarvan, zie men : DE BURE, Bi-bliographie instructive, n°. 4141, SupplOm.,no. 2567; Catal. d, livres du duc DE LA VAL-LIERE, n°. 4452; Catalogus Bibliothecae Rheno -Trajectinae ; Bibliotheca Halthemiana, n°.14386, 19262 en 19264; BRUNET, Manueldu libraire; EBERT, Bibliographisches Lexi-kon, n°. 13319, 13320 en 13321; FOURNIERDict. de bibliographie ; Dict. bibliogr. hist. etcritique; VOGT, Cat. libr. ray ; OSMONT, Dict.typographique; BAUER, Bibl. libr. rar., III. p.35 en 3,6 ; eerste supplement, II. p. 201; enz.

C. P. L.

Peter Martyr ab Angleria moet geens-zins verward worden met PETER VERMILIOMARTYR. De eerste, te Anghiera nabij Mi-laan geboren, leefde op het laatst der XVdeen in het begin der XVlde eeuw. Hij israadsheer geweest ten hove van FERDI-

NAND van Spanje en werd wegens zijnegeleerdheid en uitgebreide kennis de PLI-NIUS zijner eeuw genoemd. De tweededaarentegen werd geboren te Florence den8 aten sept. 1500, en was een der eersteitaliaansche monniken, die de hervormdeleer omhelsden. Van 1547-1553 bekleeddehij een professoraat in de godgeleerdheidte Oxford, doch moest Engeland verlatenuithoofde der vervolgingen van MARIA TU-DOR, bijgenaamd bloody Mary." Zie overbeide mannen MORERI, (1740) vol VI. pag.186, voce » Martyr" en vol. VIII. pag. 80,voce » Vermil."

Eene opgave hunner werken is te vin-den bij BRUNET, Manuel du Libraire, 5e edit.vol. I. col. 292 en vol. V. col. 1143, zooook, voor zooverre die werken in Engelandzijn uitgegeven, bij LOWNDES, BibliographersManual, part VI. pag. 1495.

Van PETER MARTYR ANGLERIUS heb ikvoor mij liggen eene editie in fol. »PETRIMARTYRIS AB ANGLERIA Mediolanens. OratorisClarissimi, Fernandi et Helisabeth Hispani-orum quondam. Regum, a Consiliis, de RebusOceanicis et Orbe Novo Decades tres et prae-terea eiusdem Legationis Babylonicae LibriIII. Basileae apud JOANNEM BEBELIUM, pridieCal. Sept. 1533, benevens eenige anderevroegtijdige werken over Amerika in den-zelfden band, en eene editie in 8°., DeRebus Oceanicis et Novo Orbe Decades tresPETRI MARTYRIS AB ANGLERIA Mediolanensisitem eiusdem de Babylonica legatione LibriIII et item de rebus Aethiopicis DAMIANI

A GOES. Coloniae apud CALENIUM et haere-des QUENTELIOS 1574. Men kan niet zeggendat deze werken door stijl en duidelijkeuiteenzetting van , feiten of door fraaie lati-

niteit uitmunten. Op fol. 72 sqq. van eerst-genoemde uitgave en op pag. 348 sqq. dertweede vindt men eene beschrijving vande aankomst der Spanjaarden in de land-streek Yucatan, en hun wedervaren in destall Potinchanum en verdere naburige ge-westen. Na op pag. 354 en 355 van boe-ken en schrijfgereedsehap der bewoners tehebben gesproken, en daarna hunne zedenen instellingen te hebben vermeld, wordenop pp. 357 en 358 de koninklijke sieradenbeschreven, welke zoo prachtig waren dat►quid oculos hominum sua pulchritudine» acque possit allicere, meo iudicio, vidi» numquam."

Alles was zoodanig met goud en zilver,edelgesteenten en prachtige veeren bedekt,dat de oogen van den schrijver er doorverblind schijnen te zijn geworden. Einde-lijk maakt hij gewag van » Lodices varias» gossampinas candido nigro et flavo colo-» ribus intextas, duas aura et gemmis dites,» tresque alias pennis et gossampino intex-» tas Scacorum ludo, quod argumentum est►et Scacorum fritillos habere eos in usu."Dit waren dus katoenen spreien met witte,zwarte en gele kleuren afgezet, waarvantwee rijkelijk met goud en edelgesteentenvoorzien en Brie andere met veeren eneen wollen schaakbord doorweven, strek-kende tot bewijs dat ook het schaakspelbij hen in gebruik is.

Dit is het eenige wat er van het schaak-spel gezegd wordt, of echter het » gossam-» pino intextas scacorum ludo" werkelijkeen argumentum is dat de » Scacorum fri-tilli" in Yucatan bekend zouden zijn ge-weest ten tijde van de ontdekking vanAmerika, zij aan het oordeel van hh. navor-schers overgelaten.

u--H.

Vesalius Mobachius (vgl. XIV. bl. 119,174). Het deftige woonhuis, waarvan C.W.B.schrijft, en welks eerste steen door VESA-

LIUS MOBACHIUS den 2 9 sten maart 1706 gelegdis, was en is nog de pastorij der hervormdegemeente te Wormerveer, waardoor zichten onzent alras de schrijver raden liet, diezich onder den pseudonym van VESALIUS

MOBACHIUS in Van gelifice bewegingen alsverborg.

C. W. B. heeft gelijk met lien eerstensteenlegger te houden voor den kleinzoonvan zijn alkmaarschen rector. Hij toch wasde zoon van WILHELMUS MOBACHIUS, die,als proponent, van Alkmaar den 1 Wien mei 1691te Wormerveer beroepen werd, en aldaarden 13den nov. 1707 overleed. Hij was eenleeraar, die niet alleen bij zijn gemeente,maar, zoo als d'. VAN HEIJMENBERG in Wor-merveer8 Kerkjubale zegt : „bij al degenen,

205

die van ons verschillen, geliefd was." Zijnekinderen waren VESALIUS bovengenoemd,), der beide rechten docter en schepen teAlkmaar," en DANIEL, med. dr. en schepente 's Hertogenbosch.

Het genoemde woonhuis, als VAN HEIJ-

MENBERG schrijft, is een gedenkteeken hoelief de gemeente demin6 MOBACHIUS had,want het werd gesticht, » in erkentenisse,dat 145 een beroep na Nijkerk op de Veluwehad afgeslagen, ja zoodanig ingerigt, dathet nog lang kan strekken tot een bekwaamverblijf voor zijne volgende ambtgenooten ;genietende daarenboven nosh een aangenaamgezigt, hoewel alleenlijk noordwaarts, langsde voorbij vlietende Zaanstroom". D s . HEIJ-

MENBERGS naive tusschenvoeging, heeft totheden geene uitwerking gehad, daar hetbeletsel, dat zijn eerw. het vrije uitzigtbenam, steeds gebleven is.

H—g.[De heer T. A. R. meldt ons, dat in zijne mede-

deeling omtrent VESALIUS MOBACHIUS eene font isingeslopen,, en dat zij aldus behoort verbeterd teworden. „VESALIUS MOBACHIUS is bijna veertienjaren rector geweest te Alkmaar. Hij vertrok vandaar (wanneer is mij onbekend) naar Groningen,waar hij 18 oct. 1694 gestorven en met veel pleg-tigheid begraven is."]

C. Alutarius, P. Abbema, P. Allinga,S. Doekes (vgl. XIV. bl. 144). Wie wasC. ALUTARIUS? Dit moet zijn HENRICUS ALU-

TARIUS, die als props. beroepen werd teBlankenham in Overijssel omstreeks 1612, teOuderkerk a. d. Amstel 1616, te Woerden1619, te Rotterdam 1629, aldaar ontslagen, teGorinchem 1632, alwaar hij stierf 1634.Hij wordt vermeld als de schrijver derSchriftuur Articulen, en meer andere schrif-ten, zie VAN ABCOUDE, Naamregister Aanh.en Vervolg, bl. 8, alwaar echter de schriftenvan dezen en die van HIERONYMUS ALUTA

RIUS, den zoon van HENRICUS, van wienGorinchems watersnoot, 1656/57, onder eenzijn gemengd.

Wie was. F. ABBEMA ? FREDRIK ABBEMA,

ook ABBAMA in sommige registers, was pre-dikant te Oudewater, uitgediend 1636. Zijnzoon FREDERIK werd pred. te Polsbroek, teMoordrecht, te Vianen, en vertrok 1655 naarOost-indie ; doch wie de uitgever vanDavids Harpzangen geweest is blijkt mijniet. Op geen register, ook niet bij AN-DRIESSEN, Naamlijst der vervaardigers vande Psalmen, vind ik hem.

Wie was P. ALLINGA ? PETRUS ALLINGA

werd, zoo als reeds is medegedeeld door v. D.

AA, Biog. W. B., 1658 pred. te Wijdenesen stierf aldaar 1692. Hij was een hevigvoorstander van het cartesiaansche cocceja-nisme, zoonala blijkt uit zijne schriften tegenEts. WITS1LS. Meer andere werken zijn er

van hem. Zie de opgave bij van ABCOUDE,

Naamregister Aanhang. en vervolg; voortsover hem YPEY en DERMOUT, Geschied. derNed. Herv. kerk, dl. II en aanteek.

Wie was S. DOEKES? SIMON DOEKES, geb.18 maart 1672 te Embden, doch die teAmsterdam geleefd heeft als een echt Ne-derlander en trouw vaderlander. Zijn ge-dicht op den munsterschen vrede van 1648,door hem opgesteld in zijn 76jarigen ouder-dom, bevat inderda,ad fraaie en krachtigeregels, volgens het gevoelen van WITSEN

GEYSBEEK, die meer andere verdienstelijkedichtstukjes van hem had aangetroffen. Ziezijn Anth. Biog. Grit. W. B. der Nederl.Dichters in voce. V. D. N.

Ottho Casman (vgl. XIV. bl. 146). Van0. CASMANNUS worden de volgende schriftenvermeld: Vande ydelheid des werelds, in 8°.;Kentekenen vande verkiezing der kinderen Gods,in 8°.; Rijkdom der Christelijke Gerustheid,in 12°.; Godliike .Liefde, 12°.; Spiegel dervolmaakte schoonheid, in 12°.. Van het doorT. T. genoemde geschrift vind ik geen ver-melding, hij had echter in hetBiogr. Woor-denb. een plaatsje verdiend ; maar nu is devraag ook, wie was hij ? V. D. N.

Wallesius, Ruyl, Manglierius (vgl. XIV.b1.146). Waren deze predikanten ? Het ant-woord moet bcvestigend zijn. JOANNES WAL-

LESIUS, over wien vele berigten in de Remon-strantsche Broeclerschap van prof. TIDEMAN,

die hem WALESIUS noemt (zie het register),werd, proponent zijnde, beroepen te Boven-karspel 1595, van daar te Hoorn 1608, dochvan zijn dienst ontslagen 1619. Hij teekendehij den 21 "e sept. de acte van stilstand, endaardoor is het te betwijfelen of hij dezelfdezoude zijn, van wien bij TIDEMAN gesprokenwordt, alwaar gezegd wordt, dat WALLESIUS

in 1652 te Brielle en in 1654 te Vlaar-dingen predikant werd, in den dienst vanWelke laatste gemeente hij (1697) overleed.

Van J. WALLESIUS worden eenige schriftengenoemd ; zie V. ABCOUDE, Naamregister,Aanhang. en Vervolg, bl. 232.

PHILIPPUS CORNELII RULAEUS Of RITYL

werd, als proponent, beroepen te Zevenhovenin 1601, van daar naar Naarden 1620, denUithoorn in 1619, en is aldaar overl. 1649.

EUSTACIUS MANGLERIUS, volgens ADAMI enook VEERIS, werd eerst predikant, naarADAMI te Loppersum in Groningerland, naarVEERIS te Wittewierum, onder de classisvan Loppersum, in 1595, toen te Oostvlie-land in 1604, te Wormer 1608 en is aldaaroverleden 1614. V. D. N.

[0mtrent MANGLERIUS werd ons hetzelfde doorH—g. medegedeeld.]

206

Th. Paludanus (vgl. XIV. b1146). Wasdeze gereformeerd predikant? Hij was THEO-DORUS PALUDANUS, een zoon van RUTHGE-RUS P., werd 1667 beroepen te Nederhorst,en stierf aldaar den 14 mei 1709, zie VOETNaemlijst v. Predikanten in de prov. Utrecht;doch een ander van lien naam werd 1652predikant te Gaast en Ferwolde, in 1658 tePingjum en Surich, in 1668 te Harlingen,en in 1675 te Leeuwarden en is aldaaroverleden 15 julij 1683.

Deze zal welligt de schrijver van denbedoelden brief geweest zijn, dewijl vanhem eenige uitgegeven schriften worden ver-meld, doch daarbij wordt geen brief genoemd.

V. D. N.

Zang aan de Leydsche Burgerij. Wees-verzen. (vgl. XIV. bl. 45, 118). Op bl. 118schrijft de heer B. N. te L., dat in de rijkeverzameling leidsche weesverzen der Gere-formeerden bij de Maatschappij der Nederl.Letterk. bewaard, het vers ten jare 1789door den heer JEAN JACOB VEREUL inge-zonden ontbreekt-

Daarna spreekt de heer B. N. over eenbekroond gedicht van mr . J. J. VEREUL,

zonder te vermelden van welk jaar dat is,daar ik niet kan denken, dat het dat van1789 is, hetwelk bij de Maatschappij vanLetterk. ontbreekt. Het bestuur zegt ein-delijk, dat mijn gedicht waarschijnlijk duseen ingezonden maar niet bekroond gedichtvan dat jaar zal zijn, maar ik heb redente vermoeden, dat het het gedicht vanmr J. J. VEREUL is, dat de Maatsch. v.Letterk. niet bezit; — 1° heb ik het ge-dicht gevonden onder meer andere ge-drukte verzen van en aan mr. J. J. enABRAHAM VEREUL, en 2°. was dat paketpapieren afkomstig van een mr. VEREUL,die regtstreeks van hen afstamde, en voorkorten tijd is overleden.

Het schrift zal het wel niet uit kunnenwijzen, zoo namelijk de verzen door eenenandere hand dan die van den dichter ge-schreven ingezonden moesten worden.

Aangenaam zal het mij dus zijn te ver-nemen, of mijne veronderstelling waar is;en is mijn vers dat van JEAN JACOB VER-

EUL, dat de Maatschappij van Letterkundemist, zoo bied ik het aan de » Maatschappijvan Nederlandsche Letterkunde te Leyden"voor de verzameling Leidsche weesverzen,in de bibliotheek der Maatschappij berus-tende, ter completering dier serie ten ge-schenke aan.

J. H. L. VAN DER SCHAAFF.

Dirk Rembrands van Nierop (vgl. A. R.).Voor eenigen tijd te Nieuwe Niedorp zijnde,vond ik in het koor der aanzienlijke kerk,

het graf van den meermalen in ons tijd-schrift ter sprake gebragten DIRK REMBRANTS.Daar ik nergens zijn grafschrift vermeldgevonden heb, deel ik het afgeschreveneom de zerk hier' mede.

DIRK REMBRANTSENout ontrent 72 Jaer.Mr. in de Wiskonst.

Hier rust dat Schrander HooftDie d Eclips Recht verlichtenD' Astronomi wist te stichten,

Sijn Glory nooijt verdooft.Hij Toond ons dat de Son

Stil stond, d'aardkloot draaijde,En hoe de Dwaalder Swaaijde

Uijt waare Wijsheyts bron.Schoon Meenich hier mee spot

Sijn wijser der planeetenDoet elck de waarheijt weeten

Nu rust Sijn Siel in Godt.

den 4 November 1682.

Beneden dit vers is een graadboog nit-gehouwen.

H—g.•

Johannes a Lasco (vgl. XIII. bl. 87).Handschriften kan ik van hem niet aan-wijzen, maar mag ik dr. A. KUYPER op-merkzaam maken op het hoogst zeldzamewerkje van J. UTENHOVE, getiteld : » simplexet fidelis narratio, caet., te Bazel in 1560gedrukt, waarvan mogelijk de duitsche ver-taling van B. RHONDINGUS, Herborn 1603,vermeld op bl. 81 van de : » ReformationsJubelrede, nebst Geschichte der FranzôsischReformirten Gemeinde in Emden von PHILIPP.

J. WENZ, prediker 1619", gemakkelijker teverkrijgen is, als in welk werkje veel voor-komt over de hervormde gemeente onderden poolschen edelman J. a LASCO. Hetwerkje van UTENHOVE is uiterst zeldzaamte krijgen, doch men kan over den inhoudvan het boekje veel vinden in het KortHistorisch verhaal door is. LE LONG, Amst.1751, waar ook op bl. 57 in de noot, detitel van dat boekje, beschrijvende de reisvan J. a LASCO en zijn gezelschap, breed-voerig wordt medegedeeld. Wijien m r. VAN

HASSELT, wiens biblioth. onlangs geveild is,bezat het zeldzame boekje van UTENHOVE.

Ook vindt men nog vele uittreksels uithet werkje van UTENHOVE in : MEINEN, Ver-haal van Oost-Vrieschlandts Kerkelijke Ge-schiedenissen, Gron. 1738. Ook komt veelover a LASCO voor, in het werk vanJ. J. HARKENROTH, Oostfriesche Oorspron-kelijkheden, Gron. 1731, en in HARKEN-

ROTHS Waarschouwinge. Nog kan menover hem naslaan : T. D. WIARDA, Ostfrie-sische Geschichte, dl. III. 1797 ; JOHN SOU-

207

THEDEN BURN, Kist. of the French, Walloon,Dutch, and other Foreign Protestant Refu-gees, settled in England, etc. London 1646 ;Londens tweemalige Nederduitsche psalm-verwisseling beschouwd en beredeneerd, in eeneLeerrede over Col. III. vs. 16, door H. PUT-

MAN, V. D. M. te London. Leiden 1784,over welk werkje een verslag moet staanin de Vaderl. Letteroefening. voor 1785; lestuk, bi. 539.

In de biblioth. van wijlen d1. A. DE VRIESte Haarlem, onlangs geveild, was een keu-rig exemplaar van werken van en overA LASCO.

J. Is. L. VAN DER SCHAAFF.

Le compere Matthieu (vgl. A. R. ; XI.bl. 46). In de belangrijke bijdrage vanMARS troffen wij niets aan omtrent de rela-tien van den schrijver met personen, doorhem in ons vaderland aangeknoopt, b. v.of CREVENNA de bedoelde Bibliophile was.

Onze gissing omtrent RUYSCH blijkt ech-ter nu onjuist te zijn ; maar wic kan dande bedoelde savant zijn?

Volgens den aanhef van het werk schijntde schrijver geboren te zijn in 1709 (is1719 bij MARS, soms eene drukfout in zijnebronnen ?) en verzekert hij in 1728 zijnereizen te hebben aangevangen.

H. en R.

Angilbert. In een duitsch tijdschrift lasik dezer dagen, dat ANGILBERT, hovelingvan keizer KAREL den Grooten, twee ker-kelijke tooneelstukken of mysterien in hetfriesch heeft geschreven. NV eet iemand ietsnaders omtrent den titel en inhoud daarvan ?

Jan Sort. In de Bibliotheek van Nederl.pamjletten komen onder n°. 8151 en 8275spotrijmen voor van zekeren JAN KORT, tegenden predikant KOELMAN gerigt. Heette dezerijmelaar werkelijk KORT, of is het eenpseudoniem?

T. T.

A. Willemzonius. Als student in de god-geleerdheid schreef A. WILLEMZONIUS in1741 een boekske tegen den deurhoviaanBOUMAN. Heeft hij zich verder als schrijverdoen kennen ? En waar is hij predikantgeweest ? T. T.

Cephas Pistophilus. Onder den naamvan CEPHAS PISTOPHILUS zijn er tegen VOE-TIUS en HULSIUS onderscheidene latijnschegeschriften in het licht verschenen. Is ookbekend, ,wie zich achter dien pseudoniemverborgen hield ?

T. T.

Lud. Caelii Rhodigini lectionum antiqua-rum libri XVI. Dit werk ligt voor mij inf°. Basileae apud JO. FROBENIUM 1517 ;862 bladzijden, met eene praef. ad clariss.D. JOANNEM GROLIERIUM chr. GallorumRegis secretarium, nec non Insubriae pri-marium Quaestorem.

Wanneer leefde de schrijver ? Wat is erwetenswaardigs omtrent hem bekend ? Be-staan er meer uitgaven dan de evengemelde ?

Bij GUSTAVUS SELENUS, Das Schack- oderKonigspiel, Lps. 1516. p. 24 leest men :» Wollen etliche den Aegyptiern dieses Spie-les Erfindung zuschreiben : wie solches auszdem CAELIO RHODIGINO lib. 20. c. 14. Antiq.lection. — zu vernehmen ist."

Hieruit blijkt, dat er eene andere uitgaafmoet zijn, met andere boekenindeeling naar 'tschijnt ; immers de hierboven aangehaaldeuitgaaf heeft enkel zestien boeken en SELE-NUS haalt een twintigste boek aan ; buiten-dien is het werk van SELENUS gedrukt eenjaar voor den hierbovengemelden druk vanRHODIGINUS.

MASSMANN, Geschichte des Schachspiels(1839) p. 19 n. 81, haalt almede aan LUD.COELIUS RHODIGINUS, XX. 19. (alzoo naar 'tschijnt, ook het twintigste boek, maar meteen ander hoofdstuk).

ANTON SCHMID, Literatur des Schachspiels(1847), heeft : »RHODIGINUS (LUDOVICUS» COELIUS).... Antiquae lectiones IV. 11. XX.» Der Verfasser schreibt in dieser Stelle die»Erfinding des Schachspiels den A egyptern» zu." — Volgens deze aanwijzing is in denhierboven aangehaalden folio-druk niets terzake dienende gevonden.

Welke zijn de woorden van RHODIGI-NUS ten aanzien der uitvinding van hetschaakspel ? LINIUS.

Geschriften van Caspar Sibelius. Wijlende hoogleeraar TYDEMAN heeft in het le-vensberigt van CASPAR SIBELIUS, in levenV. D. M. te Deventer, door hem uit SI-BELIUS ' onuitgegevene eigenhandige levens-beschrijving zamen gesteld, den wenschte kennen gegeven, dat eenig geletterd theo-loog, als BERGMAN, SCHOTEL, OOSTERDIJK,uit SIBELIUS' manuscripten, die op de bi-bliotheek te Deventer berusten, het een enander zoude willen uitgeven, vooral het-geen S. geboekt heeft over het Athenaeumaldaar en de professoren, als zijnde zeernaauwkeurig en verder gaande dan REVIUS.Vrage : is aan dien wensch voldaan ge-worden ? en dan : hoe, wanneer, door wien ?

Waar heeft TYDEMAN die levensbeschrij-ving van SIBELIUS geplaatst ? Ik heb voormij een overdruk, presentexemplaar, liggen.

J. H. L. VAN DER SCHAAFF,

208

Don Quijote. Welke was de eerste drukder vertaling in 't hollandsch?

Hendrik ter Haer van Ruurlo. Mr. P.BOSSCHA deelt in den Gelderschen Folks-Almanak voor 1837, 3en jaarg., eenige le-vensbijzonderheden mede van HENDRIKTER HAER van Ruurlo, of HENRICUS HA-RIUS Sicamber, geb. + 1550, en zegt al-daar, dat er van hem, behalve Tristia, diedoor H. CANNEGIETER uitgegeven zijn, ooknog zouden bestaan Elegiae heroicae, vol-gens getuigenis van JOACHIMUS FELLERUSte Keulen in 1585 in 8°. gedrukt, dochdoor niemand gezien ; bestaat dit boek wer-kelijk, en waar dan ?

Ook zoude van hem een handschrift be-staan, get.: Descriptio Dioecesis Paderbor-nensis. Is dit sedert ook voor den daggekomen ? En is, sedert B. dit schreef, meervan TER HAER bekend geworden, of overhem geschreven ? Dr. HUBERTS geeft van1572-75, als rector der lat. school te Zut-fen, HENDRIK TER Of HARIUS op(Gymn. Bijdr. .1862-63).

J H. L. VAN DER SCHAAFF.

Oude Almanakken. Voor mij heb ikeen zeer klein, dun, almanakje, get. : Al-manach voor het jaar 1759, te Amsterdambij B. MOURIK EN JAC. HAFFMAN ; Metprivilegie."

Het begint dadelijk met de maanden, optwee blaadjes, op ieder 15 dagen, waar-tusschen een prentje, met een vierregeligversje er onder, terwijl hierachter 16 raad-zels in versmaat staan, en alles geeindigdwordt met een : sleutel der raadzels.

De prentjes stellen voor: 1. De Hovaar-dige Narrin. 2. De Heerschende Narrin.3. De Hoepelrok Narrin. Het versjehieronder is.

»Ik heb al overlang gezogtOm ook een hoepelrok te dragen,En om daarin na wensch te slagen,

Heb ik de wijdste soort gekocht."

4. De Nieuwsgierige Narrin. 5. De Arg-listige Narrin. 6. De onstandvastige Nar-rin. 7. De klappende Narrin. 8. De Ver-liefde Narrin. 9. De loogen Narrin. 10.De Leedige Narrin. 11. De BijgelovigeNarrin. 12. De Knorrende Narrin. Bui-tendien zijn er nog 2 prentjes in, gemerkt:13. De Snoepende Narrin, en op 14 iseen tafeltje van 't luiden der poortklok teAmsterdam.

Wat is er van dit almanakje bekend ;bestaan er meer jaargangen van en is hetzeldzaam?

Vele oude en zeldzame almanakken zag.ik op de tentoonstelling te Delft, zie Cata-

logus; een : Eeuwigdurende liefdes almanak,met pl., in 1721 te Cyprus gedrukt. EenKoninglyke almanak, enz. , te Parijs in dedrukkerij van de klijne Louis gedrukt, (zeerzeldzaam) ; een J. BOUHONY, Almanach del'arrond. d' Orange. Orange 1610, en meerandere zeldzame jaarboeken, zijn onlangsuit de biblioth. van mr. VAN HASSELT doorWEDDEPOHL te Amst. geveild.

J. H. L VAN DER SCHAAFF.

Hendrik Woutelaar. De naam van dezenHattemist komt in het over 't algemeen zeeronvolledig Godgeleerd Nederland van GLASIUS

niet voor. Toch heeft hij zich als schrij-ver doen kennen. Voor de kennis van den toe-stand der nederl. here. kerk in de 18 6 eeuw,zijn ook zijne strijd- en verdedigingsschrif-ten van belang. Wie kan ze opgeven eneen en ander mededeelen omtrent den per-soon des schrijvers?

T. T.[Korte mededeelingen, hem betreffende, vindt

men Nay. VIII. bl. 62.]

Gedicht van 1748 op W. en 0. Z. vanHaren (vgl. XII. bl. 49). Deze vraag isonbeantwoord gebleven, mi sschien omdat devrager (zoo als vele vragers) verzuimde zijnebron, of een paar regels van het gedichtmede te deelen. Deelt hij er iets van mede,dan zou dit aanleiding tot opheldering kun-nen geven

A.-J.

Gediehten van Geeraard Brandt (vgl.XIV. bl. 122 en 171). Waarschijnlijk ishet vermoeden van H. C. R. t. 1. a. p. zeerjuist, omdat in 1662 predikant was teMaasland NIKOLAAS BORREMANS, van Wiendenkelijk de initialen onder de voorredevan het genoemde werk.

Hij was welligt een noon van REYNIER

BORREMANS, predkt. te Rhoon, in 1619 afge-zet ; hij werd in 1648 proponent bij deremonstrantsche broederschap, in 1649 pre-dikant te Nieuwkoop, doch in 1650 reedste Maasland, alwaar hij tot in 1679 bleef,wanneer hij door ligchaamskwalen onbe-kwaam was geworden om zijn ambt ver-der waar te nemen. Hij worth genoemdeen ijverig beoefenaar der geschiedenis, dieonderscheidene werken uit het Latijn heeftovergebragt. In 1677 verschenen to Gommzijne Histor. Jaarboeken, door vossms inhet Latijn beschreven, en in 1659 te Amstd.,een Bloonkrans van gedichten, enz. Zie overhem BRANDT, Reform., TIDEMANS Rem. Broe-ders. ; VAN DER AA, Biogr. Woordb.

V. D. N.

209

S. Dassevael (vgl. A. R.). Deze staats-man is geboren te Goes, niet zeker in 1770,ZOO als vermeld wordt in VAN DER AA,

Biogr. Woordenb. der Nederl., dl. IV. bl. 62,maar in 1770 a 1771, gelijk zulks blijktuit de Doopboeken der nederl. herv. gem. teGoes, waar ik aangeteekend vond, dat hij,geboren uit JOHAN PIETER DASSEVAEL enLEVINA MYSERAS, den 27 januarij 1771gedoopt werd.

W olfaartsdijk. J. VAN DER BAAN.

Philips Cornelisz. Ruijl (vgl. XIV. bl.146), in 1577 te Alkmaar geboren, was dezoon van CORNELIS ALBERTSZ. RUIJL, oud-burgemeester en zouthandelaar aldaar, envan MAURITIE (sic) PHILIPS, dochter vanPHILIPS PIETERSZ., secretaris van St. Mar-ten 1 ), »in die tijdt een gauw, getrouw en» dienstig Man in 's Landts Regeeringe, die» groote correspondentie hield met WILHELM

» de Eerste, Prins van Orangie, zijnde ge-» noechsaem als sijn secreten Raedt omtrent» de saeken van Noord-Hollandt." 2) PEII-

LIPPUS RUIJL studeerde te Leiden onderTRELCATIUS, JUNIUS en GOMARUS, en werdin 1601 tot predikant te Sevenhoven beroe-pen. In 1610 vertrok hij, na voor ver-scheidene dorpen, als Egmond, Assendelft,Bovenkarspel e. a. bedankt te hebben,naar Naarden. Hij overt. in 1648. — Verg.het pamflet van zijnen zoon HENRICUS RUIJL,

pred. te Amsterdam, getiteld : G. BrandtsStoute Geveijnstheijt en Liefdeloose Geest, enz.Amstd. 1675, bl. 79 en 80 en G. BRANDT,

Hist. der Ref., dl. II. bl. 139.If. G. M. C. L.

Aanhaling. Lange jaren geleden las ikergens de beide volgende latijnsche regels,welke ik nimmer terug heb kunnen vinden ;weet iemand de bron aan te wijzen ?Fer facile quod fata ferunt : si ferre recusas,Ipsum te crucial, nec minus illa trahunt.

Gerhard Nicolaas Brouwer. Is ook aaniemand zekere GERHARD NICOLAAS BROUWERbekend ? Hij leefde in den aanvang der18de eeuw en werd te Middelburg geboren.

T. T.

Scheunenus. In den cartesiaanschen strijd,die omstreeks 1680 aan de akademien teUtrecht en Franeker door DE VRIES, REGIUSANDALA. en anderen werd gevoerd, mengdezich ook zekere c. SCHEUNENUS. Wie washij en wat heeft hij geschreven?

T. T.

Dirk Smout. Wie was DIRK SMOUT ? Ikweet niet of hij zich als oorspronkelijkschrijver bekend heeft gemaakt, maar weldat hij in 't begin der 18 de eeuw verschil-lende geschriften, o. a. eene redevoering vanprof. LAMPE vertaalde. T. T.

Ernestus Zimmerman of Timmerman.Zekere ERNESTUS ZIMMERMAN gaf in 1646 teLeiden uit » Explanatio" van Ps. LXXXIV,vs. 5-8 in 't Hoogduitsch. Hij noemtzich op den titel van dit geschrift : //Sch.o. G. Rect." Wie was hij ? Onder de opdragtaan Brie amsterdamsche kooplieden noemthij zich E. TIMMERMAN.

T. T.

KUNSTGESCHIEDENIS.Mr. Pieter van Veen (vgl. XI. b1.116,

270; XII. bl. 151, 241, 276, 338). De beerE., die Nay. XII. bl. 244 bewezen heeft,dat PIETER VAN VEEN in 1629 of 1630 moetoverleden zijn, heeft ons nu verpligt doorde volgende mededeeling.

In het register der graven van de Grootekerk te 's Gravenhage, fol. 129, vindt menop den zesden regel in het eerste kruiswerkvan noorden aan het 16 e graf vermeld, als» behoorende de wed. van KLAES BEUCKE-LAER", en daarbij aangeteekend : ,geopendden 4 December 1629, voor den heereMr. PIETER VAN VEEN, advocaet."

De tijd van het overlijden van PIETERVAN VEEN wordt daardoor vrij naauwkeurtgbepaald. BESTUUR.

••••••n •••n •• n •

') St. Maerten,2) Waar vindt men weer aangaande dezen?

Afbeeldingen van de Loterijzaal to's Gravenhage (vgl. XIV. bl. 79, 147).Van het uitwendige van dit gebouw bestaanverschillende afbeeldingen ; wij geloovenevenwel niet, dat die door den vrager be-doeld zijn.

Op het raadhuis te 's Gravenhage bestaatthans een gemeente-museum, waar men, inportefeuille 6 van den atlas, de platen vindthet Binnenhof en de Loterijzaal betreffende.

Van het inwendige :N°. 25. Vier teekeningen, de juiste afbeel-

ding der zaal aantoonende, voor de afbraak,door w. N. ROSE.

N°. 26. De loterijzaal in 1809, teekeningdoor H. CARBENTUS.

N°. 27, 28 en 29. Het trekken derloterij in de vorige eeuw, door B. MAURIKen H. BLANK, de laatste met het vers : »Elkoort om voordeel."

27

210

De gravin van Desmond en Rembrandt.D eze gravin wordt gezegd in 1464 te zijngeboren en in 1612 te zijn overleden, zoodatzij 148 jaren zou hebben geleefd. Anderenstellen haar leeftijd op 162 jaren. Zijschijnt althans ouder dan 140 jaren tezijn geworden. Van haar bestaan vele por-tretten ; onder anderen komt er een voor,waarachter met een pen geschreven staat)) REMBRANDT. " Dit portret komt in » TheStandard Closet, Windsorcastle" voor.Sommigen hebben beweerd, dat het demoeder van REMBRANDT zou voorstellen endat REMBRANDT toen de oude dame (inIerland) overleed nog een kind was. Wel-ligt deel ik nader nog eenige bijzonderhe-den merle, doch vrage thans of iemandophelderingen kan geven omtrent het aanonzen REMBRANDT toegeschreven portret?

A. L. T. A.

Beschilderd glas. Vrouwenportret. Inmijn bezit is een » portret van miss DRUM-MOND, " dat op eene voor mij vreemde wijzevoorkomt. Het schijnt dat eene plaatgravure(gekleurd of ongekleurd) is geplakt tegeneen langwerpig vierkant stuk glas, en vanachteren is daarover heen gestreken metruwe verfstof, die door het glas heenschijnt,en een goed effect maakt. Alleen heeft dehuidkleur eenigzins geleden. Het portretis dat van eene »beauty", en bijna eeneeeuw geleden vervaardigd. De onderschrif-ten luiden : »Miss DRUMMOND, daughter ofROBERT, Archbishop of York. M. BLACK

pinxit 1766. Jo. WATSON fecit. London prin-ted for ROB', SOGER at n°. 53 in Weelstreet.Price 2 S. De gevierde dame heeft eenhalfgeopend gezangboekje in de linkerhand.Kan iemand zich verledigen ophelderingente geven omtrent de bedoelde wijze van glas-beschilderen, omtrent de dame hier voor-gesteld, en omtrent den schilder en graveur ?

A. L. T. A.

Onbekende prent. In mijne prentverza-meling is er eene, waarop in een bosch opden voorgrond een voetstuk van een stand-beeld is geplaatst, met een vrouwelijk wezener op ; in het verschiet is een tempel. Man-nen, vrouwen en kinderen komen aan enbekransen het standbeeld of brengen vruch-ten. Onderschrift is er niet op, alleen staatop het voetstuk : Dies 16 Nov. 1809. Utilitatipubl. sacer. en er boven : 25 ann. ; onderde prent staat : W. HENDRIKS, del. A. LOOS-

JES excud., L. PORTMAN, Seldp.

Vrage : waarop ziet deze prent, en watstelt zij voor ?

J. H. L. VAN DER SCHAAFF.

Christusbeeld te Kuilenburg. In de r.-k.kerk te Kuilenburg hing voorheen, bovende doopvont, een fraai ivoren christusbeeldaan een kruis van ebbenhout, met het vol-gende versje er boven :

»Dit Christusbeeld den Spanjaard door PIETHEIN ontnomen,

Toen hunne rijke vloot was in zijn machtgekomen,

Is met de Vond vereerd. Die deez vereeringdeed

Is JACOB, die DE WAAL met zijnen toe-naam heet.

Is dit beeld, aan welks vereering eenehistorische herinnering schijnt verbonden tezijn, nog te dier plaatse aanwezig, en is erook iets meer van de herkomst er van envan den schenker bekend ?

H.

Hendrik Voerman. In het jaar 1803werd te Londen ter bezigtiging gesteldeen uit papier vervaardigd model vande St. Pieterskerk te Rome, waarvan alsmaker zekeren WOODMAN genoemd werd.Die WOODMAN nu was, naar ouder gewoonteder Engelschen om onze hollandsche namente verknoeien, niemand anders dan HEN-

DRIK VOERMAN, die in het laatst der 18deeeuw overleed, en hoofdgaarder van hetmiddel van tabak te Amsterdam geweestmoet zijn. Behalve dit kunststuk van deSt. Pieterskerk, moet hij op dezelfde wijzehet stadhuis van Amsterdam, de Grootekerk te Rotterdam en meer dergelijke ge-bouwen in sierlijke modellen van vrij grooteafmetingen vervaardigd hebben. VOERMAN

moet in zijn tijd door die kunststukken hierte lande eenigen roem verkregen, doch invroeger tijd vrij kommerlijk geleefd hebben.Er zijn er welligt die oordeelen dat 's manslandgenooten zijne talenten niet op prijsstelden, en dat dit in 1803 door Engelandgedaan werd, toen daar de expeditie vanzijne St. Pieterskerk plants had, en die daarinreeds eene aanleiding vinden, om den Brithooger kunstgevoel dan ons Hollanders toete schrijven. Denzulken geven wij het ver-haal ten beste : dat VOERMAN reeds in vroe-ger jaren zich met het model, dat later deaanschouwers in verrukking bragt, naarLonden begeven had, in de hoop om doorhet laten zien of den verkoop, zich voorzijn arbeid en moeite schadeloos te stellen,maar zich toen deerlijk bedrogen vond.Niemand kwam het kunststuk zien; niemandliet zich aan den kunstenaar gelegen liggen;

ja toch, hij vond op zekeren morgen op zijndeur geschreven: _» Dem the Dutchmen!"En jaren daarna, nadat men in Amsterdamreeds door het versehaffen eener betrekking

211

den ijverigen en genialen man te hulp ge-komen was, na zijnen dood, met vermin-king van den naam des kunstenaars, oogstde kooper de vruchten in van een arbeid,die als een wonder der kunst geacht wordt,na eenmaai door dezelfde natie als niets-beteekenend voorbij te zijn gegaan?

Zijn er hier te lande nog van de kunst-stukken, door VOERMAN vervaardigd, be-waard gebleven? Is er jets meer van hemof zijn arbeid bekend?

H—g.

Schilderijen behoorende aan de oost-indische compe. Bij resolutie van bewind-hebbers der oostindische compe in de ka-mer Amsterdam, van den 26 sten april 1688,werd goed gthmden: dat zijn keurvorste-lijke doorluchtigheid van Saxen zal mogendoen copieren de schilderijen, hangende inde zaal, daar de gewone vergaderingenworden gehouden.

Welke schilderijen waren dit, en zoudende copien daarvan nog aanwezig zijn?

LABORANTER.

TAALKUNDE.

Ameide. »Beide poorten waren vO6r debrug aan den singelkant van zware voor-poorten voorzien, welke ieder nog door eenameide beschermd werden." Zoo leest men inhet Utr. Tijdschrift 1843, p. 120. Wat be-teekent » ameide" in dien zin?

[Ameide, hameide, hameie is een horizontaal lig-gende balk tot afsluiting dienende. Hier zal menwaarsehijnlijk niet aan een sluitboom van de poort(wat het woord ook zou kunnen beteekenen) maaraan eene op zich zelve staande hamei moetendenken.]

Veldscheerder. In een trouwboek dernederd. herv. gemeente te Goes vond ik aan-geteekend : M. HENDRICK MINNAERT, j m.van Capelle , Veldscheerder onder Cap.POTTEY, en CATHARINE DE LUCIANE, j. d.van Goes, ondertr. te Bieselinge 31 Julij1621 en vervolgens aldaar getrouwd."

Welk eene betrekking moet men doorveldscheerder" verstaan?Wolfaartsdijk. J. VAN DER BAAN.

[ Veldscheerder is barbier en chirurgijn (wantin dien tijd waren deze beide altijd in een persoonvereenigd) bij het leger. Men zie KILIAEN o. h. w.]

••••n••n•n

GESLACHT- EN WAPENKUNDE.

(geslacht Westenberg. Onder meer an-dere, onder mij berustende papieren overhet oude geslacht WESTENBERG of QUES-TENBERG, dat nog bestaat, bevinden zichook de stamboeken en stamboomen van datgeslacht. Dewij1 echter de berigten over deleden dier familie in die stamboeken staandekort, en de jaren ook niet altijd juist, veleook niet zeer duidelijk meer zijn en ikdeze geslachtslijst gaarne wilde aangevulden vermeerderd zien, zoo zal het mij zeeraangenaam zijn, alle berigten over de le-den van het geslacht WESTENBERG te ver-nemen, die hier of daar voorkomen. Ofgeschilderde of gegraveerde portretten vanhen ergens aanwezig zijn, is mij onbewust.Daar vele predikanten, ook professoren enandere geleerde mannen in die familie voor-komen, is het niet onwaarschijnlijk, dat erook wel geschriften van hen bestaan ; gaarnevernam ik ook dit. Voor de predikantenzoude men mogelijk het werk van dr. GLA-SIUS, en ook de verschillende » naamlijstenvan predikanten" kunnen naslaan; van denleidschen hoogleeraar WESTENBERG moetnog steeds een juridisch werk gebruiktworden, mogelijk wel dat, wat o. a. in

deel I N an den Navorscher bl. 85 is aan-gehaald : » WESTENBERGII Princ. furls; ook

zullen hunne dissertation wel in eenige aka-demische of andere bibliotheek berusten;zeker ook wel op de arnhemsche, die daarinnog al rijk moet zijn, als afkomstig vande akademie te Harderwijk. Ook zal men mijverpligten door te vermelden, welke schrij-vers van woordenboeken biogr. berigtenomtrent WESTENBERGEN gegeven hebben,en in welke geschriften zij worden vermeld.

Uit de stamlijsten is mij gebleken, datde eel' ste WESTENBERGEN afkomstig zijn nitDuitschland, omtrent Weenen, en dat zijtot den adelstand behoord hebben, daar zijbarons en vrijheeren waren. Sommigen hun-ner zijn later in den gravenstand verhe-yen loch daar ik werken over den adelvan Duitschland, als VON KRANTZ, Geschichtedes Deutschen Adels, FA HNE, HEN NIN GIUSen meer andere, hier niet kan naslaan,zoo zoude ik gaarne vernemen, wat in diewerken over de duitsche adellijke ge-slachten omtrent de WESTENBERGEN v er-meld is.

In het stamboek staat ook: dat nog he-den ten dage (ik denk dat dit ongeveer

27*

212

1700 zal zijn) de WESTENBERGEN in Duitsch -land graven zijn, zoo als de jaarboekenen kronijken, en de Doorluchtige waereldvan JOHANNES DE VRIES ons aanwijzen ;(wat staat daarin?), die melding maken vaneen HERMANUS Baron of Vrijheer van WES-TENBERG, die verscheiden zoons en, doch-ters heeft nagelaten, waarvan er ons tweezijn voorgekomen, als: MARIA CONSTANCIAVAN WESTENBERG, die in 1652 met JOHANFRANCISCUS, graaf van LAMBERG is getrouwd,waaruit vele graven en gravinnen geborenzijn, zoo als uit hun geslachtsregister tezien is (waar is dit te vinden ?), en : ISA-BELLA CONSTANCIA VAN WESTENBERG, over-leden 1685, in leven gehuwd geweest metJOHAN, graaf van DITRICHSTEIN (?) geb.1623, gest. 1690." Nog staat in het stam-boek : » dat sommigen tot den Gravenstandzijn verheven geworden, is ons nog onlangsuit Weenen en Praag gemeld, gelijk uit deAmsteldamsche Dingsdagsche Courant n°. 134te zien is. » Anno 1723, den 27 October.Het langdurig proces tusschen de Gravenvan WESTENBERG en van COZALDO (?) vanzijne keizerlijke majesteit KAREL VI, is tennadeele van COZALDO uitgevallen en op denGraaf van WESTENBERG gekomen. Na deuitspraak van het proces heeft hij van zijnekeizerlijke majesteit het ambt van keizer-lijk geheimraad en rijkshofraad bekomen."Wat is dat voor een proces geweest, enzoude men die courant ook nog kunnennaslaan? De eerste der WESTENBERGEN, diebovenaan staat, is genaamd geweest WES-SELUS ; hij is in 1482 aan het hof vankeizer FREDERIK III in betrekking geweest;doch nadat hij in 1491 zijn ambt dooroneenigheid en tweespalt, die aan het hofdes keizers onder de hofbeambten ontstaanwas, nedergelegd had, is hij naderhand on-der het bestuur van keizer MAXIMILIAAN Iin 1496 met een zoon uit Duitschland ver-trokken en heeft zich in het graafschapBentheim, ongeveer bij Gildehaus, geves-tigd, en heeft aldaar in stilte en eenzaam-heid zijne dagen geeindigd, nadat hij daareen huffs of hoeve gekocht had, welke plaatstot heden toe nog genoemd is de Hof tenWestenberg, zoo als de landkaarten onsaanwijzen" (?).

De zoon van lien WESSELUS en zijnkroost zijn in den burgerstand getreden enzijn zoonszoon is de eerste van het ge-slacht geweest, die de hervormde religieomhelsd heeft ; want zij zijn nog katho-lijk, die in Duitschland wonen ; maar alleWESTENBERGEN die in Nederland gevestigdzijn, zijn protestanten. De zoon van WES-

SELUS WESTENBERG is JOHANNES genoemdgeweest; van hem is niets antlers bekend,dan dat hij ongeveer 70 jaar moet bereikt

hebben, en dat zijne vrouw ELISABETHALEIDA BEKKER geweest is.

Onder hunne kinderen komen o. a. voor :I. BERNARDUS WESTENBERG, die hofmees-

ter van FREDERICUS I (of ENICUS), bisschopvan Munster en hertog van Saxen-Lauen-burg is geweest, en wiens vrouw KUNI-

GUNDA DE HAAN was ; hij stierf in 1518.Deze beidelebben in 1518 te Ahaus (?) eenevicarij opgerigt, waarvan de inkomsten deelsin het graafschap Bentheim, deels in Mun-sterland te bekomen zijn ; welk vicariaatof aan eenen der naaste bloedverwanten,of aan eenen anderen, zoude gegeven wor-den, wat vice-versa (sic!) zoude gaan, ge-lijk de copij der fundatie, die onder mijberust (zegt hij, die het stamboek schreef)klaar aantoont. Die copie bestaat nu nietmeer, doch zoude men die niet in een ofander werk kunnen vinden ? Want CHRIS-

TIANUS WESTENBERG, broeder van BERNAR-

DUS, is de eerste geweest, die daarmedelevenslang is begiftigd geworden, daarnais zij aan de andere zijde begeven gewor-den, en zoo is vervolgens geschied vantijd tot tijd, tot in december 1715, toen er,door verzuim, daar deze vicarij opengeval-len was, door de heeren van den magi-straat van Ahaus over is beschikt geworden.

II. Genoemde CHRISTIANUS WESTENBERG,vicarius tot Ahaus ; verder onbekend.

III. WESSELUS WESTENBERG, de eerste pro-testant uit het geslacht. Niets is van hembekend, dan dat hij te Gildehaus zondereenige betrekking gewoond heeft, en datzijne vrouw MARIA ELISABETH WERNINKSvan Gildehaus was. Onder hunne kinderenkomen o. a. voor:

I. LAMBERTUS WESTENBERG, V. D. M.te Nordhorn of Noorthoorn.

II. JOHANNES WESTENBERG, rector en pro-fessor te Bentheim, gest. 1580 aan pest-ziekte (wat was dat voor eene akademie (?)bestaan daar ook werken over?) Deze JO-HANNES had twee zonen : a. WESSELUS WES-TENBERG V. D. M. te Oehne (?) in 1583,die de eerste geweest is, die de gezuiverdeleer openlijk aan de burgers van Oen ofOehne heeft geleerd, alzoo de reformatiein 1564 onder de Bentheimers doorbrak,en die in 1607 ook aan pest is overleden,en b. JOHANNES WESTENBERG V. D. M. teOmmen, overleden 1644. De vrouw vanWESSELUS WESTENBERG, predikant te Oehne,was SOPHIA SUTORIS, geboren uit een aan-zienlijk geslacht van Emsburen (?) gelegenin Munsterland, onder de stad Rheinen.Tot dit geslacht behoorde JOHANNES SU-TORIS, die den naam van SCHOEMAKER ge-voerd heeft. Deze familie heeft zeer velepredikanten opgeleverd. Behalve de driereeds genoemde, treffen wij o. a. nog aan:

213

ELBERTUS WESTENBERG, in 1618 V.D. M.te Diepenheim, en in 1624 te Deventeroverleden en begraven.

BERNAHDUS WESTENBERG, geb. 1601, in1623 V. D. M. te Neede, ob. 1664.

WESSELUS WESTENBERG, geb. 6 dec. 1637,in 1669 tot predikant te Aalten beroepen,wat echter, hoewel het beroep wettig was,geen voortgang had ; daarna op 19 febr.1671 te Neede beroepen en aldaar 12maart daaraanvolgende bevestigd ; onge-huwd gestorven 11 febr. 1689.

JOHANNES WESTENBERG, V. D. M. teDalfsen 1652, ob. 1678.

BERNARD WESTENBERG, geb. 1697, V.D.M.te Lochem sedert 28 aug. 1722, ob. 1777.

BERNARD OORTWIJN WESTENBERG, geb.1729, V. D. M. te Geesteren in 1762.

DANIEL WESTENBERG, V. D. M. te Del-den in 1773, geb. 1744.

Gaarne vernam ik van deze en anderendie men mogt vinden de data van aan-vaarding van hun ambt, heengaan, ver-schillende standplaatsen, enz., uit de naam-lijsten van die tijden gemakkelijk na te slaan.

Onder de verdere leden der familieWESTENBERG treffen wij o. a. aan :

Dr. JOHANNES WESTENBERG, med. doctoren professor te Steinfort (wat is van die aka-demie bekend ?), overleden te Oldenzaal.

Dr. JOHAN OORTWIJN WESTENBERG, geb.1628, ob. 1675, med. doct. te Steinfurt enBentheim, eerste arts van den graaf %anBentheim.

Mr . JOHAN ARNOLD WESTENBERG, geb.1662, overl. 1728, sedert 1701 verwalterdrossaart van het graafschap Lingen.

HELENA WESTENBERG, geb. 1668, getr.met dr . DANIEL LUISCIUS, med. doct. enapothecar te Zanten, en aldaar in 1719burgemeester.

Dr. OORTWIJN WESTENBERG, med. doct.en burgemeester te Wezel, sterft aldaar in1652.

Dr . BERNAHDUS WESTENBERG, geb. 1683,overl. 1731, med. doct. te Emden.

Mr. JOHANNES OORTWIJN WESTENBERG,geb. 1666, overl. aan eene beroerte in 1737,gepromoveerd in 1687, eerst professor inde beide regten te Steinfurt in 1691,daarna in 1693 te Harderwijk, vervolgensin 1716 te Franeker, en eindelijk in 1723te Leiden. (Voor Harderwijk zal menBOUMANS Gedenkboek der Ge ldersche Aka-demie kunnen naslaan ; voor Franeker : VRIE-MOET, Athenarum Frisicarum libri duo.Leovardiae, 1758, en voor Leiden : MEUR-SIUS, Athenae Batavae ; SOERMANS, Acade-misch register der universiteit tot Leijden,1704; SIEGENBEEK, Gesch . der Ley dscheHoogeschool. Over Steinfurt is mij geenwerk bekend.)

Dr. ERNESTUS WILHELMUS WESTENBERG,geb. 1670, geprom. 1695, sedert 1701 boog-leeraar in de de geneeskunde aan de hooge-school te Harderwijk, op zee verongelukttusschen Zwolle en Amsterdam, 16 dec.1712. (Hierover na te slaan BOUMAN ; ishet bekend door welk toeval hij verdronk ?)

Dr. GERHARDUS WESTENBERG, geb. 18maart 1738, overl. 14 oct. 1794, med.doct. te Deventer. (Hiervoor zal men denieuwere werken over het Athaneum teDeventer, van BOSSCHA, DUIJMAER VAN

TWIST enz. dienen na te slaan.)Mr . STATIUS REINIER WESTENBERG, geb.

te Lochem 19 jan. 1685, overl. 14 junij1758 op het kasteel Dedingsweerd bijLochem, geprom. te Harderwijk in 1709in de beide regten, aan welke akademietoen ter tijde 2 leden zijner familie hethoogleeraarsambt bekleedden. Hij is in1718 burgemeester van Lochem gewordenen in 1740 raadsheer in den hove vanGelderland. Hij huwde in 1724 met EL-

SASE ANNA CATHARINA OLMIUS, geb. 1693,overl. 1760, dochter van GERHARD OLMIUS,stadhouder en richter van het schoutambtLochem, en van JOHANNA VAN DAM, dr. vanBRUNO VAN DAM, burgem. van Lochem.

Hunne dochter was : SOPHIA MARGARETHA

WESTENBERG, geb. 1725, gest. 1771, geh.in 1751 met WALRANDUS FERIET, geb. 1727,overl. 1791, luitenant-kolonel en kapiteineffectief van eene compagnie infanterie tendienste dezer landen, zoon van den luite-nant generaal LOUIS FERIET en MARIA VANDER DUSSEN.

Van hunne kinderen huwden o. a. :I. MARIA LOUISA FERIET, geb. 1752,

gest. 1810, in 1777 met den generaal ma-joor H. VAN HOOFF, en hunne dochter w.SOPHIA L. VAN HOOFF, met den hoogleer-aar C. FRANSEN VAN ECK te Deventer.

II. ANNA REINIRA ELSABA FERIET metprofessor dr. J. W. TILANUS in 1785.

ANNA SOPHIA WESTENBERG, geb. 1646,gehuwd in 1683 met ANTONIUS BIJLARDT,geb. te Zutfen in 1642 S. S. theol. cand.en die aldaar van 25 jan. 1670 tot 7 sept.1674 aan de latijnsche school werkzaam isgeweest i ); daarna was hij in 1680 V. D. M.te Geesteren, in 1683 conrector te Deven-ter, in 1689 rector te Lingen en in 1692tot rector te Kampen beroepen, waarvoorhij echter bedankte, en toen in 1693 alsV. D. M. en prof. eloq. te Lingen benoemdis, alwaar hij dan ook den 28 aug. 1712overleed.

GERHARDA JOHANNA WESTENBERG, gel).2 mei 1728, gest. nov. 1814. Zij huwde

1 ) Zie HUBERTS, De oude Latijnsche school te Zut-fen, in Bijdragen voor de gymnasia van 1862-1863.

214

in 1754 met Mr. JOHAN SCHRASSERT, geb.1729, gest. 11 oct. 1794, momboir desFurstendoms Gelre en der graafschap Zut-fen, schepen der hooge en vrije heerlijk-lijkheid het Loo, enz, enz.

Ook de stad Lochem, waar de familieWESTENBERG op het kasteel Dedingsweerdwoonde, is veel aan hen verpligt, daarverscheidene leden van het geslacht burge-meester van Lochem geweest zijn.

Behalve den reeds genoemden m r . STATIUSREINTER WESTENBERG, die in 1718 burgem.van Lochem was, heb ik ook nog de vol-gende gevonden :

Mr. JOHAN OORTWIJN WESTENBERG, geb.1701, burgem. van Lochem in 1724, over].te 's Gravenhage 9 aug. 1738 als ordi-naris gedeputeerde van de hoogmogendeheeren staten.

Mr. JOHAN WESTENBERG, geb. 12 julij1642, burgemeester der stad Lochem, enstadhouder en landschrijver van het schout-ambt Lochem , over]. 31 dec. 1732.

Mr . BERNHARD RUDOLF WESTENBERG,(zoon van mr. STATIUS REINTER), geb. 16sept. 1726, over]. 14 dec. 1812. Hijwas in 1737 op den ouderdom van elf ja-ren door de burgers tot burgemeester vanLochem gekozen. De oorspronkelijke stuk-ken van deze benoetning, die wegens denleeftijd zeker merkwaardig en zeldzaamkan geacht worden, berusten onder mij.

Mr . CHRISTOFFEL HENDRIK WESTENBERG,geb. 1730, burgemeester van Lochem in1790, ob. 1807.

GERHARD WESTENBERG, geb. 1694, over].1763, secretaris en landschrijver van Lo-chem. Hij huwde in 1728 MARIA VALENTIJN,

dochter van FRANCOIS VALENTIJN, predikantop Amboina in Oostindie, den bekendenschrijver. Zij overleed in 1762.

WILLEM JAN WESTENBERG, geb. 1763,over]. 1816, burgemeester van Lochem, rig-ter van Verwolde, enz. Hij behoorde o. a.ook onder de 500 notabelen, te Amsterdambijeengekomen, ter goed- of afkeuring dergrondwet, en komt als zoodanig voor in hetwerk van mr. R. METELERKAMP, De Rege-ringsvorm der Vereenigde Nederlanden, waarmen ook zijn fac-simile ziet.

HENDRIK WESTENBERG, geb. 1766, over].1842, burgemeester van Lochem : hij was eenvoornaam kruidkundige.

Niet alleen van Lochem, maar ook vanandere plaatsen, vinden wij hen burgemees-ters, als :

C OF NRA AD HENDRIK WESTENBERG, geb.1644, over]. 1725, burgemeester te Neede.

Mr . GIJSBERT WESTENBERG, geb. 1721,over]. 1792, geprom. 17 sept. 1745, bur-gemeester van Hattem in 1749.

Mr . JOHANNES WESTENBERG, geb. 1694,

over]. als lid der staten generaal in 1746,is burgemeester van Zwolle geweest.

Dr. OORTWIJN WESTENBERG, geb. 1645,over]. 1727, eerst med. dr. en gemeensmante Zutfen, en daarna stads med. dr. enburgemeester te Bredevoort.

LOUIS BRUNO WESTENBERG, geb. 1732,schout van Brummen in 1765, over]. 1811.Ook vinden wij verscheidene WEST ENBER-

GEN, dienende in het staatsche leger, zoodathieruit blijkt, dat niet alleen de kunsten desvredes door hen beoefend werden. Ik teekenslechts de volgende aan :

WESSELUS WESTENBERG, geb. 26 dec.1691, is als kapitein van eene compagnie inhet regiment VAN BRAKELL, den 10den aug.1747 bij het dorp Wouw, een uur van Ber-gen op Zoom, door een kogel der Franschengedood. (Mogelijk vermeld bij BosscsA,Negri. lieldendaden.)

HERMAN HENDRIK WESTENBERG, geb. 1699,over]. 1775, kapitein in het regiment vanBROECKHUIZEN, en later grootmajoor vanBredevoort.

BERNHARD LOUIS WESTENBERG, geb. 1730,over]. 1780, kapitein in het regiment VAN

RAND WIJCK.JAN OORT W IJN WESTENBERG, geb. 1726,

overl. 1808, overste in het regiment van NAS-

SAU-WEILBURG ; - zijn zoon was :JAN JOSIAS WESTENBERG, geb. 12 oct.

1764, generaal majoor, maakte den slag bijWaterloo mede.

Onder de laatste WESTENBERGEN, die inhet stamboek vermeld zijn, behoort GERHARD

WESTENBERG, geb. 1768. In 1791was hij vaandrig bij het regiment VAN QUADT,

doch nam in 1795 zijn ontslag. Daar hijzich vooral op de theorie van het militairehad toegelegd, benoemde men hem in hetvolgende jaar tot luitenant-ingenieur, en in1799 tot kapitein-ingenieur. In die jarenmaakte hij drie veldtogten mede, als in 1793en 1794 in Belgie, en in 1799 in Noord-holland, waarbij hij verschillende gevech-ten, o. a., dat bij Werwick op 13 septb. 1793,bijwoonde. Daarna heeft hij veel voor degenie gedaan in verschillende vestingen, o. a.te Heusden, waarvan de toenmalige generaalmajoor en directeur der vierde directie vanfortification E G. VAN DER PLAAT de yen-

eerendste getuigenis heeft afgelegd.Door ziekte, op verzoek zijn eervol ontslag

uit den militairen dienst gekregen hebbende,heeft hij, door zijne grondige kennis vangenie en vestingbouw, nog vele belangrijkezaken tot stand gebragt, o. a., op verzoekvan den toenmaligen gouverneur van Gel-derland, in die geheele provincie de water-passing gedaan. Zich te Warnsveld, bijZutfen, met der woon nedergezet hebbende,was hij aldaar reeds tot burgemeester be-

215

noernd, toen de dood hem belette dat ambtte aanvaarden. De schoone kunsten bemindehij zeer, vooral de schilderkunst, waarvanhij zelf een gelukkig beoefenaar was, het-geen zijne stukken bewijzen, die nog steedsbij zijne familie bewaard worden. Of hijook het een of ander in hel licht gaf, is onsonbekend ; alleen weten wij dat hij ook totde medewerkers van het toen uitkomendeWoordenboek van NIEUWENHUIS heeft be-hoord. De aanhoudende bezigheid en ver-moeiingen hidden zijn niet sterk gestelzoodanig ondermijnd, dat hij den 27""n maart1822 te Warnsveld overleed. In 1800 washij gehuwd met ALIDA CATHARINA HESSEL-BERG, geb. 6 april 1779, hoog bejaard over-leden 29 nov. 1863, dochter van FREDERIKHESSELBERG, kapitein ten dienste dezerlanden, en THEODORA PETRONELLA SLICHER.Hunne kinderen en kleinkinderen plantenhet geslacht voort. De familie KONINCKWESTENBERG behoort ook tot deze familie.Dat mr . B. 0. T. WESTENBERG, secretaris vanlegatie te Frankfort, ook tot deze familiebehoort, is zeer waarschijnlijk, doch ons nietgebleken ; vermoedelijk van een tak, die inhet stamboek niet voortgezet is. Het zalmij dus zeer aangenaam zijn, niet alleen demeest uitvoerige berigten omtrent de hieropgenoemde WESTENBERGEN, maar ook om-trent alle andere, die men mogt vermeldvinden, te vernemen.

Het wapen van DE WESTENBERGEN bestaatuit : » Drie achtereen liggende groene kla-verblaadjes in een gouden of zilveren schuinliggenden balk op een rood veld ; boven opden helm zijn twee vleugels, de regterzijderood en de linkerzijde goud, en in iederenvleugel de gouden (of zilveren) schuin lig-gende balk, met de drie achtereenliggendegroene klaverblaadjes; de helmdekken zijnrood en goud."

J. H. L. VAN DER SCHAAFF.

Willem van Asselt (vgl. XIII. bl. 29,125, 217, 251, 281; XIV. bl. 152). Naaraanleiding van het t. 1. a. p. op nieuw overdeze personen medegedeelde, kan nog wor-den vermeld hetgeen ik hen aangaande nithet Leenregister van Gelderland heb opge-teekend, als volgt : Met den Hoff terNeijersdom, en de vierdonkshoff ter Nijer-kerke ; ook met de thiende tot Ouderoorthebbende 24 mtr. Coorngelts werden be-leend tusschen 1326 en 1379 BODE, JOHAN,en WOLTER VAN ASSEL; WOLTER tugtigtsijn wijf HILLEGON D, dochter STEVEN S V.D. EGER 1405. — STEVEN VAN ASSEL 1424,tugtigt sun vrouw GRIETE VAN BELLINC-HAVEN 1439. — WILLEM VEL VAN WEVE-LINCKHAVEN 1466, 1473. — In 1539 werdhet klooster Nazareth binnen Gelder be-

leend met de genoemde thiende tot Ouder-voet, hebbende 24 mtr. Coorengelts.

Met het Kermers goed te Nijekerekenwerden beleend JOHAN VAN ASSEL 1 379,STEVEN VAN ASSEL 1424, DAAM VAN SEGGEN-HAVE 1473.

JOHAN VAN ASSEL WOUTERSZOON werd be-leend 1410 met Pannekoecks goed ensyn toe-behooren onder Aldenkercken ; dezelfde 1410en 1424 met den Hoff oppen Berge by Neers-dam, en WOLTER VAN ASSEL 1460, deze tug-tigt syn vrouw FIJE van WOLFCULEN 1465.

Voorts blijkt nog dat STEVEN VAN EGERen later 1408 zijne weduwe STIJNE VANKEDICHEM, en in 1424 en ook in 1465 zijn noonSANDER ; alsmede dat DIRCK VAN BELLINCK-HAVEN in 1402, JOHAN VAN BELLINCKHAVENin 1436 en 1473, en DIRK VAN BELLINCK-HAVEN in 1522 beleend zijn geworden metgoederen onder Stralen.

V. D. N.

Geslachten Huigens en Sluisken. Over-hagen (vgl. XIV. bl. 128, 185). Overha-gen, een oud adellijk goed, was reeds voorde 14e eeuw bekend ; in 1401 verkochtJOH. MOMPELIER, ridder, Overhagen aanJOH. DE COCQ VAN OPIJNEN ; in het beginder 16e eeuw behoorde het goed aan denbannerheer jonkheer GIJSBERT VAN WISCH,die het in 1525 bij testament naliet aanzijne beide, buiten echt verwekte, zoons,zoo als uit het archief van Bilioen blijkt;zie mr. G. VAN HASSELT in zijn: Roozendaul.In 1711 kocht het een voorvader van dentegenwoordigen eigenaar van Bilioen. Lateris het geheele kasteel afgebroken, en opde plants, waar eenmaal het kasteel Over-hagen met de bijgebouwen stond, staat nuhet tuinmanshuis, enz. van Bilioen. (Sictransit!) De oude regtlijnige grachteu zijnsedert nieuw, slingerende aangelegd.

Watergoor is mij in die streek niet bekend ;of er soms Nederhagen, dat reeds in 1528bekend was, waarvan ook een zekere VANHOEVELINCK eigenaar geweest is, en datin 1661 in handen der familie VAN SPAANVAN BILIOEN kwam, onder bedoeld is, ismij onbekend.

Ik herinner mij, op de tentoonstelling teDelft in 1863, gezien te hebben een por-tret van FRED. SLUIJSKEN, pres. van denHove van Holland en Zeeland, 1696, doorC. DE MEER geschilderd, volgens den catal.(n°. 2737) bij mevr. de wed. ONDERWATER,geb. DE JONGH, te Dordrecht berustende,die misschien over dat geslacht een en an-der kan mededeelen.

J. H. L. VAN DER SCHAAFF.

Geslacht van Laren (vgl. XIV. b1.154).Uit de kerkelijke registers te Vlissingen

216

teekende ik het volgeude op, betreffendedeze familie.

Uit de huwelijksregisters.1618 junij. JEREMIAS VAN LAREN van

Arnemuyen, predikant te Seraerskercke, metLYSBETH JAIRS j. d. van Vlissingen.

1618 junij. SAMUEL VAN LAREN, predi-kant te Ellewoutsdijck, met ADRIAENTGENTAETS, beide van Arnemuyen.

1618 sept. Mr. ELIAS MORIS j. g. vanVlissingen, predikant binnen Borselen, metMAYKEN VAN LAREN j. d. van Arnemuyen.

1621 oct. Mr. JACOBUS VAN LAREN j. g.van Arnemuyen, dienaar des goddel. woorts,met ADRIAENTJEN JASPERS J. d. van Vlis-singen.

1626 jan. BARENT VAN LAREN j. g. vanArnemuyen met LYSBETH DIRCX SCHEUFSj. d. van Vlissingen.

1635 aug. Mr. JOGS VAN LAREN, dien.des goddel. woorts alhier, weduwnaar vanSAERTGEN BAGGAERTS van Arnemuyen, metSOETGEN SCHOUTENS van Middelburg, wed.van JAQUES ROOSE.

1636 nov. Mr. SAMUEL VAN LAREN, wedr.van ARIAENTJE TAETS, predikant tot Hein-kensant, met ARIAENTJE PIETERS ACKERS-DYCK, wed. van DIRCK TEN COCKE.

1654 junij. Mr. JACOBUS LARENIUS j. g.van Vlissingen, D. d. G. W. tot Elfsdyckmet MAGDALENA ENGELS (INGELS ?) j. d. vanMiddelburg, ondertrouwd alwaar.

1654 nov. CORNELIS AERNOUTSE TROMPj. g. van Zierikzee met SARA VAN LAREN, j. d.van Vlissingen.

1655 dec. Mr. BERNARDUS VAN LARENvan Arnemuyen, D. d. G. W. tot Axel,wedr. van ELISABETH DIRCX SCHEUFS, metSUSANNA BLOEMAERT van Oost-Souburg.

1659 sept. Mr. JOGS VAN LAREN j. g.van Koudekerck, D. d. G. W. tot Elle-woutsdyck, met PETRONELLA LUCAS j. d. vanVlissingen.

1674 dec. JACOBUS HUYERT j. g. van Zie-rickzee met MARIA VAN LAREN j. d. vanVlissingen.

1698 maart. CORNELIS VAN LAREN j. g.van Vlaerdingen op Macasser (Celebes) metELISABETH VAN LAREN j. d. van Vlissingen.

TTit de Lidmaatregisters.1608 oct. Joos VAN LAREN, predicant

en MAYKEN BARENTS syn huysvrouw, MAY-

KEN VAN LAREN j. d. met attestatie vanArnemuyen.

1609 sept. JEREMIAS VAN LAREN j. g.van Arnemuyen.

1611 maart. SAMUEL VAN LAREN j. g. vanArnemuyen.

1614 sept. JEREMIAS VAN LAREN en SAMUEL

VAN LAREN, studenten in de theologie metattest. van Franeker.

1616 maart. JACOB VAN LAREN en PIE-

TER VAN LAREN, studenten, beyde van Ar-nemuyen.

1630 april. JOHANNES VAN LAREN j. g.van IJsendycke.

1631 dec. PERNELLETJE VAN LAREN j. d.van IJsendycke.

1631 dec. MACHIEL VAN LAREN van KOU-dekercke.

1638. JOGS VAN LAREN.1647 Jan. DAVID VAN LAREN, student

met attestatie van Utrecht.Aan de huwelijksregisters ontbreken eenige

jaren, zie het 10° deel van dit tijdschriftbladzijde 61.

LABORANTER.

Heeren van Axel. (vgl. XIII. blz. 188,254, 381 en XIV. blz. 128). In het werkvan mr. MARCUS VAN VAERNEWIJCK, De His-.torie van Belgis of kronifice der Nederl. Oud-held. Nieuwe editie. Gent, bij D. J. VAN DERHAEGHEN, dl. II, lees ik het volgende :» JUDOCUS VAN GHISTELE, bijgenaamd degroote Reiziger, ridder en heer van Axele,van der Moere, Maelstede, enz., was zoonvan Jkhr. GEERAERD VAN GHISTELE, ridderhoogbailliu der stad Gent, en van Jonkvr.ELISABETH DE WILDE, vrouw van Maelstede,dochter van Jkhr. JAN DE WILDE, burggraafvan Zeeland, van het huis Cruyningen.Hij kwam in 1446 ter wereld, en werd 27Oct. 1467 in den veldslag van Tongeren doorden Hertog van Bourgondie, KAREL denOnversaagden, tot ridder geslagen. Na dendood van dien Vorst trad hij in de Magis-trature der stad Gent, alwaar hij reedstweemaal het Voorschependom van der Keurehad bekleed, toen hij den 15 November1481, vergezeld door zijn' kapellaan, deneerw. heer JAN VAN KONINGSLANDT, endoor de edellieden JORIS VAN GHISTELE,

JAN VAN VAERNEWIJCK, beide van Gent, enJORIS PAELDINCK, van Yperen, naar hetH. Land vertrok. Van deze reis terugzijnde, werd hij in 1486 Voorschepen vanGedeele, en zag zich 12 Aug. 1492 tothoogbailliu van Gent benoemd. Daarenbo-ven was hij erfelijk schout van Hulst- enAxelambacht, en Raad en Kamerheer vanMAXIMILIAAN en van PHILIP den schoonen.Hij was gehuwd met Jonkvr. MARGARETA

VAN RAVESCHOOT, dochter van Jkhr. JACOB

VAN RAVESCHOOT en van Jonkvr. JUDOCA

VILAIN, en verwekte bij Naar 3 dochters,n. 1. 1. ISABELLA VAN GHISTELE, getr. metjkhr. DIRK VAN DER GRACHT, heer vanMoorsele, Leeuwerghem en Heule, zoonvan Jkhr. WOUTER VAN DER GRACHT envan Jonkvr. ISABELLA VAN HEULE ; 2. MAR-

GARETA VAN GHISTELE, getr. met Jkhr.JAN VAN CURTENBACH. burggraaf van TerVere, heer van Helmont, zoon van Jkhr.

217

JAN VAN CURTENBAC11 en van Jonkvr.JUDOCA HINCKAERT, en 3. MARIA VAN

GHISTELE, getr. met Jonkhr. VAN PALLANT.

Men heeft van JUDOCUS VAN GHISTELE ver-scheidene werken o. a. zijne Reis naar hetH. Land, eene vertaling van Ovidius, eenevertaling van Terentius, alsmede van Plautus".

Zou men mij nu ook kunnen opgeven,wanneer deze JUDOCUS VAN GHISTELE, ofJOOST VAN GISTFLLES, die te Zuiddorpebegraven werd, overleden is?

Wolfaartsdijk. J. VAN DER BAAN.

Geslacht van Voorhout (vgl. XIII. bl.280, 350 ; XIV. bl. 57, 87). Voeg bij dehiervoor, bl. 60, 61 opgegeven wapens,nog die van JAN MASSCHEREEL, ridder, dros-saart der stad en laude van Breda, in 1493en schout Bier stad, in 1523, en van WY-NAND MASSCHEREEL, drossaart als voren,in 1513, zijnde : d'hermines a la fasce d'azur,au sautoir de gueulles brochant sur le tout.Zie VAN GOOR, Beschryv. van Breda, in dewapenpl. tegenover bl. 208, en verder overeenigen van lien naam, bl 51, 79, 97,139, 212.

Vermoedelijk hebben deze MASSCHEREELSeen ander wapen aangenomen, want in destamlijst van MASCHERELL, MASCHEREEL,MARSCHERAIL of MASSCHEREEL, 1 ), welk ge-slacht een van rood en blaauw geschakeerdwapen had, komen omstreeks denzelfdentijd een WINAND en JOHAN VAN MASCHE-REEL (vader en zoon), ridders, heeren vanWinantsrade 2 ), voor.

M°.

Le Leu de Wilhem (vgl. XIII. bl. 220,349; XIV. bl. 28, 90). De heerlijkheid vanBerlicum, in Noordbrabant, werd bezetendoor Mr . MAURITS LE LEU DE WILHEM, voor-zitter van den raad en leenhove van Bra-bant, te 's Gravenhage, en in 1754 doorMr. DAVID LE LEU DE. W., wiens weduwe,geb. baronnesse PIECK 3 ), ze vier jarendaarna bekwam. Zie N.-Brab. Volksalm.1844, bl. 165.

I ) Bij VON STEINEN, Westph. Gesch., IV. Th.,26. St., S. 526 ff. ; FAHNE, Köln., Jill. v. Berg.Geschl., I. Th., S. 269; zie ook VAN SPAEN, Inl.,IVe dl., bl. 101, 102.

2) Een WYNANT MASCHEREEL was in 1526 drostte Heusden. OUDENH., Beschr. van Heusden., uitg.van 1651, bl. 35. — Wijnandsrade kwam vanlien aan de BONGARDEN. Vgl. TE WATER, Verb.,4e st., bl. 229. - DAESDONCK voerde d' herininesau sautoir de gueulles. Zie CHRISTYN, Jurispr.Her., pt. I. p. 127.

3) Het geslacht PIECK komt, sedert 1629, her-Ivaldelijk onder de schepenen van 's Hertogen-bosch voor. De gebrekkige en onvolledige stam-lijst is bij STEINEN, Westph. Gesch. II. p. 153-161.

Men vindt bij BUTKENS, Troph. de Brab.,t. II. livr. VII. pp. *383, 384*, onder dePremiers Conseillers President du Conseil dela Cour Rodale de Brabant &c. rOsid, a laHaye, genoemd:

Mr. MAURICE LE LEU DE WILHEM nonundle 13 sept. 1703; it s'est demis de la qua-lite de President le 22 may 1717.

En onder de Conseillers in denzelfdenraad en leenhove.

Mr. DAVID DE WILLEM 110MMe le 1 juil-let 1634; mort le 28 janv. 1658.

Mr. MAURICE LE L. DE W. nommd le30 aoust 1672 ; it s'est demis de la qualitede President le 22 may 1717.

Mr. DAVID LE L. DE W. nomme le 29may 1717.

ivp.

Aelman (vgl. XIII. bl. 350 ; XIV. bl. 91).Onder de voornaamste aanvoerders derhulptroepen, die den brabandschen hertogWENCESLAS in den slag van Bastwiller ofBas-Villers (1371) bijstonden, noemt BUT-KENS (Troph. de Brab., t. I. I. IV. p, 491,1. IX. p. 667) ook : ALLEMAND Bastard deHAYNAUT. 't Kon zijn, dat, en hier, en inhertog ALBRECHTS testament voorz., vaneenen anderen bastaard dan JAN AELMANsprake was, zoo niet een charter van 16dec. 1372 (bij MIERIS, Charterb., III. bl.276) het tegendeel bewees.

Dat WILLEM HENRIC, AELMANS Zoen, hier-voor bl. 92, door mij genoemd, tot het ge-slacht van dezen bastaard zoude behooren,is niet zeker, daar in een charter bij MIE-RIS (Charterb., IV. bl. 771), van 27 maart1424/1425, ook van eenen AELMAN, HEYN-RICS zoen, ende BEYER, HEYRICS zoen, ge-broeders, uten Oesterlande van Rymerswale,gewag gemaakt wordt.

Waar vindt men » zeker advies, den 5densept. 1761, door den advoc.-fisc. m'. F. VANLIMBORGH, aan het jagtgeregt van Hollanden Westfriesl. uitgebragt," waaruit, vol-gens *** (zie Nam VII. bl. 279), zoudeblijken, dat zekere WILLEM DE MOOR, t 1421,en te Noordwijkerhout in de kerk begra-ven, onder eene zerk met het wapen derbastaarden van Henegouwen—Holland, eenafstammeling van heer JAN ALEMAN was ?

M°.

Het geslacht van Erp (vgl. XIII. bl. 280,319, 350). LE ROY geeft, onder zijne Ade-.lyke Lusthoven van Braband, eene afbeeldingvan het kasteel Frisselsteyn, met volgendebeschrijving: » Frisselsteyn, is een oud kasteel,gelegen onder de Meyery van Pelant, in hetdorp van Vechel, voor deeze aan de huyzevan ERP, en tegenwoordig, door huwelyk,aan de graaf van BERLO toebehoorende. De

28

218

hertogen van Brabant, hebben ook eertydsaan de huyze van ERP, de dorpen Vechelen Erp verpand, waardoor het geslagt lan-gen tyd in 't bezit is geweest, doch naderhanddoor de Staaten Generaal afgelost, ten welkeneinde GRAMAY, in zyn beschryv. van Pelantaldus spreekt : Op d'andere zyde legt eenkasteel en een dorp, Erp genaamd, het geende bynaam is van een adelyk buys, eenoud erf, en tegenwoordig een heerlykheid,waar van de berugte WALRAVEN, heer is,toebehoorende al de twee rechtbanken, zowel hier als tot Vechel, welkers parochiedoor haar persoonnaatschap, en eenige graf-stede, van edelluyden, die daar begraven zyn,heel aanzienelyk is."

»Erp, - zegt OUDENHOVEN, in zijne Be-schrieiv. van de Meyerije, bl. 20, - is eertijdtseen Stamhuys van een vermaert adelijckgeslacht geweest dat den naem van ERPgevoert heeft, in vele oude stucken endebrieven bekent."

Den naam » VAN ERP" ontmoet men reedsin 1233 onder de schepenen en, in 1382 en1513 onder de schouten van 's Hertogen-bosch 1 ), en uit de schepen-zegels, welketen archieve dier stad bewaard worden 2),zal kunnen blijken, of deze VAN ERPEN hetin Nay. XIII. bl. 319, volgens RI ETSTAP 3),

omschreven wapen : in zwart een St. An-drieskruis, geblokt van rood en zilver 4),voerden.

Ook in Kleefsland, te Langenfeld, warende ERPEN (met bovenstaand wapen) gegoed,en hadden zij, volgens F AHNE (Kan., Jul.u. Berg. Gesch., II Bd. S. 39), tot helm-teeken : een zwarten paardenkop met tweerood en wit geblokte halsbanden. - Vol-gende afstamming vied ik onder de 32kwartieren (in Ms.) van CATHARINA VAN

ZEELANDT, JAN en AGNES VAN GERWEN dr..

1) Volgens BUTKENS, Troph. de Brab., t. II. p.542, 544 s vv., en OUDENHOVEN, Beschr. van denBosch, bl. 56, 57, 62 vlgg.

2) Zie Handel. v. h. Prov. Gen. van K. en W.in Noord-Brab., over 1847, Bqi.... 1. - Het warete wenschen, dat meer dergelijke opgaven van stads-en schepenszegels gedaan werden, in het belangder sphragistiek. - Jammer, dat ook het pracht-werk van jhr. DE COURT VAN HEECKELINGEN, ge-titeld : Namen en Wapenen (geteekend naar de oor-spronkelijke zegelen) van Heeren Schepenen en Radender stad Dordrecht (zie K. en Letterb., 1848, n°.44), het licht niet heeft mogen zien.

3) R. zegt niet, als V. D. N. ons verzekert, dathet geslacht VAN ERP uit Limburg was, doch vermeldt, naar 't schijnt, alleen het wapen van denin de ridderschap van Limburg, in 1842, volgensWELEVELD, verschreven baron VAN ERP.

4) Of: van zilver en rood. - Het leuvenscheregeringsgeslacht VAN NETHENEN, reeds in 1194en 1281 aldaar bekend, voerde hetzelfde wapen.Zie P. DIVAEUS, Rer. Lovan., p. 74, n°. 12,

ERP. HERLE. il ERW EN. V LI ERDEN.-- ,---'n....-.__--

ERP (JAN V.). GERWEN (ANNA V.).',..11n1n11. .......,,,,•n•••••n•n•nn•n• nn•,

AGNES V. ERP, tr. HENDRIK V. GERWEN.

Kwartieren van dit geslacht, in de kerk vanVechel, Nieuwkuik, Berlicum, St. Michiels-Gestel, staan in Le Gr. Theatre sacre deBrab., t. 2, pt 2, pp. 126, 128, 129, 131.Het wapen geeft ook SMALLEGANGE, achterzijne Cron. van Zeel.

Het was vermoedelijk ook uit dit geslachtvan ERP, dat de edelen van dies naam ge-sproten waren, door BUTKENS (Troph. t. I,pp. 88. 117, 128, 141, 277, 448), reeds in1086, 1173, en vervolgens vermeld ; ten zijdat deze behoorden tot het geslacht VAN

ERPS (ERPENSIS), terzelfder tijd bekend ensedert 1197 te Leuven in den schepenstoel,'t welk (volgens P. DIVAEUS, 1. c., lib. 2,p. 25, n°. 13.) voerde : DE LIEMINGEN (d. i.d'or a 3 pals d'azur, au chef de gueules)gebroken.a

LE C A RPENTIER (Hist. de Cambray) spreektbehalve van de eerstgenoemde familie VAN

ERP, nog (pt. 3, p. 531, 532) van eene anderefamilie VAN ERPE, ook HERPE genaamd, inzilver een rooden leeuw met blaauwe na-gels en tong voerende, welks naam doordat van Z UYLEN-SCHOUTHEET aangenomenwerd. Vgl. DE L'ESPINOY, Recherche d 1.nobl. de Flandr., pp. 260, 266, 267, 322,755 ; LE BLOND, Quart. genial.. p. 54 ; Nay.XIII. bl. 159 ; DE JONGE, Unie van Brussel,bl 195 ; v. D. AA, Biogr. Woordenb., i. v.ERPE. De heerlijkheid van Erpe of Herpe,(in Vlaanderen), vroeger in haar bezit,schijnt in 1713, door koop, aan het geslachtvan WAEPENAERT gekomen te zijn, volgensVAN DYCKE, Rec. herald. de Brug., p. 491.

De hoogleeraar THOMAS ERPENIUS of VAN

ERP, geboren te Gorinchem den 3 5" of den11 den sept. 1584, » was (volgens VAN DER

AA, Biogr. woordenb., i. v.) de zoon vanGERARD JAN VAN ERPE en BEATRI X DE

BIJE, beide afkomstig uit aanzienlijke ge-slachten te 's Hertogenbosch, welke woon -plaats zij echter met Gorinchem haddenverwisseld 5 ), wegens de vervolging derProtestanten. Hij stierf te Leiden den.13 d'n nov. 1624, en werd in de St. Pieters-kerk begraven, waar men hem ter eere eengrafteeken heeft opgerigt, waarvan het uit-

5) Van 1639 tot 1655 komen onder de vroed-schap, schepenen, fabrijkmrs., tresoriers en bur-gemrs. van Gorinchem voor : PIETER, PIETER DEN

OUDEN, JAN en JOHAN VAN ERP. Zie KEMP, Be-schrijv. van Gor., II. bl. 469 vlgg. - Fen geslachtDE BIE zat ook, sedert het jaar 1429, en very ., teGorinchem in de regering, en o. a. van 1552 tot

1570, een PIETER DE BIE CORNELISZ. Dez., t. a.p., bl. 240, 435, 448 vlgg.

219

voerig opschrift bij FOPPENS (Bibl. Belg.) 6)wordt medegedeeld." - Zijn wapen, datzich nog op een der beschilderde glasramenvan het huis van ABRAHAM DAETSELAAR 7),koopman in lint en garen (wiens vrouwJOANNA Of JANNEKEN VAN ERP, eene zustervan den hoogleeraar was), te Gorinchem,bevindt, vertoont in blaauw vijf zespuntigegouden sterren, 3 en 2, en verschilt dusvan dat van het adellijke brabandsche ge-slacht van VAN ERP ('t welk nog in 1586te 's Hertogenbosch in den schepenstoel zat)en die van de andere hierboven genoemdegeslachten van dien naam.

ERPENIUS ' moeder, BEATRIX DE BIJE ofBIE, wier wapen zich mede op de voor-melde geschilderde glasramen bevindt,voerde in goud Brie bijen, 2 en 1, terwijlhet brabandsche geslacht van dien naam,afkomstig uit het huis van SCHOTEN, voerdein goud een beurtelings gekanteelden zwartenbalk (fasce), vergezeld van zeven zwartebijen, 4 boven en 3 onder den balk, naastelkander 8 ). In de stamlijst van DE BIJE,bij KOK, Wapenb., wind ik deze BEATRIXniet genoemd. - Eene stamlijst der DE BIE'S,aanvangende met » ARNOULD DE BREDA, sgr.de Schoyte, fils de GODEFROI, " en eindi-gende met » JOSEPH-MARIE DE BIE, ne le 2avril 1813, recu docteur en droit a 1'Uni-versitd de Liege au mois de mars 1834,et &cede a Bordeaux le 30 nov. 1842,"komt voor in de Annal. de l' Acad. d' Ar-cheol. de Belg. t. I. (1843), waar ook hetwapen volgenderwijze opgegeven wordt:coupe d'argent et de sinople a une ruche et

6) Ook bij VAN MIERIS, Beschr. van Leyden, I.bl. 56.

7) ADRIAEN DAETSELAER. MATTHIJSZN., noemenhem VOLLENHOVEN en SCHOTEL (Brien. van Mariavan Reigersb., in 't reg., bl. 11, op den naam D.)onder bijvoeging : „In de Manes Grot. wordt hijverkeerdelijk DAVID, en door VAN WIJN, achterWAGEN., Vad. Hist., d. X , ABRAHAM genoemd " -Men vindt gezegde glasramen beschreven en afge.beeld aehter de Bye. op het 10e dl. van WAGENA AR'SVaderl. Hist., en in de Geschiedk. aant. betr. hetslot Loevestein, (Gor. 1840), bl. 81, 82, 100.

8) Zie RIETSTAP, Dandb. der Wapenk., bl. 366. -Het geslacht VAN BIESTRATEN voerde ditzelfdewapen, loch in plaats van zeven, zes zwarte bijen,3 boven en 3 onder den balk, naast elkander, en.in 't hoofd een rooden barensteel. Zie de kwar-tieren van JOHANNA VAN MORCHOVEN gez. VAN DERSTRIePEN, t 23 oct 1587, wed. van PIETER MADOETS,

t 23 oct. 1572, op een lijksteen in de kerk van0. L. V. t. K. te Brussel, in Theatre Sacre deBrab., t. I., tegenov. p. 226. - Het geslacht VANKINSCHOT, mede nit het huis van BREDA, door datvan SCHOTEN, voortgekornen , en tot de hoogsteeeretitels en waardigheden verheven, voert in goudeen dergelijken balk, vergezeld van 3 natuurlijkehonigbijen. De stamlijst is bij FERWERDA en inde Annal. de l' Acad. d' Archeol. de Bel ay., t. IV(1847).

deux abeilles volantes d'or au chef 9 ); en te-yens mededeeling gedaan wordt van een» Fragment genealogique conc. la branchede la famille DE BIE qui s'est dtablie enFlandres, ayant pour armes: d'or it la fascebretessee et contrebretessee de sable, accomp.de sept abeilles de merne, dont 4 au chef et3 en pointe." Deze tak vangt aan met)) THOMAS DE BIE, ecuyer, natif d'Auden-arde," gehuwd met ANNA V. D. KERCKHOVE

gez. DE LATTRE, en telt onder hare leden00k LOUIS-JOSEPH-AUGUSTE DE BIE DE WEST-

VOORDE, die, bij kon. besluit van ...... ,erkend werd als tot den adelstand deskoningrijks te behooren. Vgl. VAN DYCKE,

Rec. hdral. de Bruges, p. 47-49. - Zie vandit geslacht en dezen naam : MIERIS, Char-terb., dl. I. bl. 422, III. bl. 368, IV. bl.172, 991, 1001; GOUTH., Citron. van Holl.,bl. 103, 112, 152,163 ; VAN LEEUWEN, Bat.ill., bl. 845, 904, 923, 943, 967, 1130,1135, 1192; Beschr. van Bommel, bl. 76,222; BALEN, Beschr. van Dordr., bl. 1064,1264, 1277; VOET, Beschr. van Culemb., bl.277; Regist. o. d. krone v. h. Hist. Gen teUtr., jaarg. 1846-1854, op BIE en BYE;

VOLLENHOV. en SCHOTEL, t. b. a. p., in 'treg. ; de lijsten van den magistraat van Ant-werpen, 's Hertogenbosch, Delft, 's Gra y en-hage, enz.; BUTKENS, Troph., t. I. p. 670(bat. de Baswilre); LE CARPENT., Hist. deCambray, pt. III. pp. 575. 1041 ; Theatr.sacrd de Brab., in 't reg., op BIE en BYE;Suite du Suppl. au Nobil. des P. B., t. I. p.83, II. 155,238, IV. 60, 171, V. 223, 224.

Tot welk geslacht VAN ERP, de vrouwvan PIETER CORNELISZ. HOOFT, wiens eerstehuwelijk PLEMP in een fraai latijnsch ge-

9) Tot dit geslacht behoorde ook JOZEF-FRANS

DE BIE, geboortig van Antwerpen, bijzittende raadin de bank van leening aldaar, die, als blijkt uit deListe des lab, patent. de nobl. enreg. h la Charnbreherald. des Pays-Bas, de 1783 a 1794 (geplaats4 inde Annal. de l' Acad. d'archeol. de Belg., t. II), den3 mei 1784 in den adelstand werd verheven. HetComite de redaction van gezegde Annales voegt erde volgende aanteekening bij : „L'anoblissement deJOSEPH-FRANC. DE BIE ne doit porter aucune at-teinte a l'anciennete de noblesse de sa farnille. Nousavons acquis la certitude que cette famine DE BIE,regard& de tous temps comme une des plus hono-rables d'Anvers, est de tres-ancienne noble ex-traction, et nous osons assurer que sa genealogie,publiee dans la premiere livraison des annales del' Academie, a ete redigee sur des preuves irreeu-sables. Que d'exemples ne trouve-t-on pas depersonnes, appartenant a l'ancienne noblesse, qui sesont fait anoblir, soit par indifference, soit par erreur,soit par defaut de connaissances en blason, soit parperte de preuves soit par diffieultes que leur suseitait lavenalite de herauts d'armes (zie daarover Annal. a.b., t. II. p. 410-424; Liste des titr. de nobl. (Brux.1847), Introd., p. V svv.; DE LANGE V. W., Heerenv. d. Goude, dl. I. bl. 471, 472.) ou d'autres hommescharges de la direction des affaires lAraldiques 9"

28*

220

dicht bezong 10 ) ], behoorde, is mij tot he-den niet gebleken. JUSTE schreef een ge-dicht aan de (eerste ?) ") bruid van den dros-saart, over zijn wapen (Gedicht. van P. C.HOOFT. Amst. 1664, bl. 294) 12 ). Konst- enLetterb. voor 1848, dl. I. bl. 179. M°.

Afstammelingen van host van (den)Vondel [vgl. A. R. XII. bl. 185, 252 XIII.bl. 187]. Ik kan geene afstammelingen vanden beroemden VONDEL opgeven, doch meenin den Navorscher niet onvermeld te moltenlaten, dat een geslacht van dien naam teAxel heeft gebloeid van het einde der XVIdetot het begin der XIXde eeuw. Uit mijneaanteekeningen wil ik dan hier aanstippenwat mij belangrijk toescheen.

In 1594 was PIETER VAN DEN VONDELen in 1686-1696 JAN vaN DEN VONDELschepen van Axel;

NIKOLAAS VAN DEN VONDEL wedr. vanMAYKEN JANS, huwde den 7den julij 1657ANNA STRUIJF;

ANNA VAN DEN VONDEL huwde 1°. 13julij 1672 P. C. EECKMAN en 2°. 23 nov.1695 P. ADRIAANSEN ;

LAURENS VAN DEN VONDEL huwde 1713JANNA wIJLAERT;

JAN VAN DEN VONDEL huwde 20 aug.1749 ELIZABETH DE JONGE en eindelijk

MICHIEL VAN DEN VONDEL huwde 11 dec.1763 CORNELIA BAKKERS.

Te vergeefs heb ik in de oude rekenin-gen, waarin gewoonlijk een hoofdstuk voor-komt der aangenomen n haeghpoerters," ge-zocht van waar PIETER VAN DEN VONDELof diens varier te Axel gekomen zijn ; mis-schien wel nit Antwerpen en welligt waseen van beide de broeder van den oudenJOOST, die naar Keulen de wijk nam.

Sas van Gent. F. CALAND.

Godevaart Montens (vgl. A. R.). Bij hetinzien van de eerste jaargangen van denNavorscher, lees ik eene vraag over GODE-

VAART MONTENS te Breda ; mogt de vragerdaarin nog belang stellen, zoo kan ik hemopgeven, dat GODEVAART de zoon was vanHENDRIK MONTENS en van GEERTRUI, doch-ter van PIETER, JAN GODERTZ, en van CATA-

RINA BETTEN. GODEVAART MONTENS kangetrouwd geweest zijn met AGNETA VAN

DER HAAGEN. B.

10)C. G. PLEMPII Quisquil., pag. 95. Zie WITSENGEYSBEEK, B. A. C. Woordenb., 5e dl., op PLEMP.

11) Tweede. BESTUUR.12)Waarschijnlijk is 1664, schrijffout voor 1644;

althans wij kennen geene uitgave van HOOFTSGedichten van eerstgemeld jaar. De auteur vanhet bruiloftsdicht, geteekend Juste, is VONDEL.

BESTUUR.

Wapen van Driel (vgl. A. R.). Op hetgedenkteeken, voor GERARD WELHOEK in deoude kerk te Delft opgerigt, bevinden zichook de wapens van zijne beide vrouwen,MARIA VAN LODESTEIN en PETRONELLA SPIE-RING i ). Het wapen van de laatste nu, heeft,voor zoover het zigtbaar is, veel overeen-komst met dat van AGNETA VAN DRIEL, bijBALEN, bl. 1156 ; 't welk mij doet vermoe-den, dat de vergissing hierin bestaat, datbij BALEN op de aangewezen bladz. abusi-velijk een wapen is geplaatst dat op bl.1150 van zijn werk had moeten staan, alszijnde dat van de aldaar vermelde KOR-NELIA SPIERING Uit Delft 2).

De VAN DRIELS, zoo te Dordrecht als teRotterdam bekend en in de regering ge-weest, voerden in good een dubbelen roo-den adelaar 3 ), welk wapen ook door deadellijke geldersche geslachten VAN DRIEL

en VAN DE POLL gevoerd werd (volgensVAN SPAEN, Inl. t. d. Hist. van Gelderl., III.bl. 252, en FAHNE, Kan., Jul. u. Berg.Geschl., I. S. 335) ; beide schijnen dus uitalien stam oorspronkelijk. Vele regerings-geslachten te Dordrecht waren van eldersin die stad gekomen. M°.

Geslacht Schovel. J. 5CHARP zegt in hetvoorberigt van zijne Geschiedenis en Costumersvan Axel, deel I., bladz. 57, dat de zeeheldCLOUDESLY SHOVEL, f nov. 1707, een dervoorouders is geweest van den toenmaligengriffier van Axel, JACOB ELIAS SCHOVEL.KOK geeft in zijn Vadeilandsch woorden-boek wel een register der familie SCHOVEL,doch dat begint slechts nadat APPOLLONIAELIZABETH SAUTIJN den 20sten april 1734gehuwd was met LOUIS SCHOVEL, dien hijnoemt schepen van Axel, alhoewel die naammij nooit onder de schepenen is voorge-komen.

Bestaat er ergens een ander register Bierfamilie dan bij KOK ? Gaarne zou ik we-ten willen hoe die CLOUDESLY SHOVEL

verwant was met JACOB ELIAS voornoemd ?Uit het archief van Axel heb ik het een

en ander omtrent die familie aangeteekend,dat ter aanvulling dienen kan van het re-gister bij KOK.

JACOB ELIAS SCHOVEL, griffier van Axelhad bij MARIA JACOBA VAN BRUSSEL dezekinderen :

a. RUTTERIA PIETERNELLA, geb. 12 mei

1779.

1) Zie Verzamel. van gedenkst. in Nederl., I. bl. 42.2) SPIERING, te Delft, voerde in blaauw drie zil-

veren visschen. Zie Nay. V. bl. 284. — In hetwapen van JACOB DELFF, raad enz. te Delft, be-vinden zich ook drie vogeltjes. Zie Verzamel. a. b.,bl. 40.

3) Zie BALEN, Dordr., bl. 1045; Nay. V. bl. 285.

221

b. ANNA MARIA JACOBA, geb. 28 feb. 1781.C. CORNELUS BAAS, geb. 7 julij 1784 (get.

CORN. BAAS uit Middelburg).d. DAVID, geb. 4 julij 1786 (get. DAVID

VAN VISVLIET, burgem. van Middelburg).e. SUZANNA HUBERDINA VROUWTJE, geb.

25 dec. 1787.CATHARINA VROUWTJE SCHOVEL had bij

JOHAN DE SMIDT deze kinderen :A. HENDRIK LOUIS, geb. 20 nov. 1757.B. CATHARINA APOLLONIA, geb. 7 DOV.

1759.C. JOHAN JACOB, geb. 27 mei 1761.D. CATHARINA APOLLONIA, ged. 6 julij

1763.E. MARIA CATHARINA APOLLONIA, ged. 5

jan. 1765 (get. MARIA SCHAAK, wed. ARNOUD

SCHOVEL).F. SUZANNA JACOBA VROUWTJE, ged. 13

julij 1766.G. HENDRIK LOUIS, ged. 11 nov. 1767.H. ELIZABETH VROUWTJE, ged. 16 nov.

1768.I. JACOB CORNELUS SAUTIJN, ged. 27 sept.

1772.K. JOHAN SAUTIJN, ged. 2 aug. 1777.MARIA CATHARINA APOLLONIA SCHOVEL

(E.) huwde met ABRAHAM HUBErT VAN WIJN,

kapitein, groo tmajoor van Axel en had dezekinderen :

Aa. ABRAHAM HENDRIK SAUTIJN, ged. 10junij 1788 (get. H. VAN WIJN, oud-pensio-naris van Gouda).

Bb. CATHARINA VROUWTJE, ged. 11 julij1789.

IJzendijke. F. CALAND.

Wapen van het ambacht het Nieuwlandof de Vier Polders. ), Toen de hertog vanAlva hier te laude den tienden penning wildeinvoeren, bedagten de ingezetenen van deVier Polders tot hun wapen een rood veldmet een zilveren degen, naast welken zyter eener zyde vyf en ter anderer zyde vier,te samen negen gouden penningen plaats-ten en den tienden boven de punt van dendegen Hier mede gaven zy te kennen, datde hertog den tienden penning by hen vande punt van den degen zou moeten haalen.Dit is sedert hun wapen gebleven." Tegenw.staat van alle volken, 17 de dl. (Holland),bl. 91. M°.

Van Gameren. FRANS VAN GAMEREN,commissaris van z. k. majesteit, zoon vanJAN III VAN GAMEREN, ontvanger van destaten van Brabant in 't kwartier van Ant-werpen en van KATHARINA HANICAERT, wasgehuwd met eene vrouw, wier naam nietbekend is ; zij voerde echter dit wapen :» d'argent a 2 merlettes de sable, une a» senestre en chef et une en pointe ; au franc

» canton de gueules charge d'une etoile aD six rais d'argent."

Kan iemand mij inlichten door welk ge-slacht dit wapen gevoerd werd?

F. CALAND.

Geslacht van Amelroys [Ammerzooien?]Volgens een register van het geslacht VAN

GAMEREN voerden de heeren VAN AMELROYS[AMMERZOOIENn : » de gueules, a 3 pals devair, au chef d'or au renard passant degueules ; stamden zij ook of van het bekendegeslacht van CHATILLON, dat » de gueules a3 pals de vair au chef d'or" voerde?

F. CALAND.

Wapen van de Crauwelaer. Wie kanmij het wapen opgeven van het geslachtDE CRAUWELAER, waarvan eenige leden denrang hebben bekleed van burgemeester enschepen van Axel, baljuw van Dreischoren verwant waren aan de geslachten :

DE HUIJBERT, DE VASSIJ, DE LEU uitGoedereede, VAN HESSE VAN PIERSHIL,

DE MEPSCHE, ANDERSON enz.Sas van Gent. F. CALAND.

Geslacht van Baerle. In den Navorscher1863, bl. 319. (het geslacht VAN ERP)

geeft de heer V. D. N. op, dat DAVID VAN

BAERLE, gehuwd met SARA VAN ERP, ge-boren is in 1595; wordt gevraagd, of menook aangeteekend vindt, waar hij geborenis of vermoedelijk geboren zou kunnen zijn?

B. n°: 3.[De ouders van DAVID VAN BAERLE woonden

te Amsterdam.]

Maria Duijst van Voorhout (vgl. XIV.bl. 87). De stichster der drie fundatienheette MARIA DUIJST VAN VOORHOUT ; in devraag is de naam geheel verkeerd geschre-ven. Zij was eene afstammeling uit hetbedoelde geslacht. Op hetgeen verder ge-vraagd wordt vindt men bet antwoord inde »Fundatien van Renswoude te Delft,Utrecht en 's Gravenhage," te Delft in 1854,en in ), Het Burgerweeshuis en de Fundatieder vrijvrouwe van Renswoude te '8 Gra-venhage," uitgegeven bij w. P. VAN STOC-KUM in 1844.

Haar vermogen vermaakte zij niet aandie drie fundatien, daar deze niet beston-den, maar aan drie weeshuizen, in iederder genoemde steden een ; doch omtrent dehelft van dit vermogen moest in legatenuitgekeerd worden.

Geslacht van Diemen (vgl. XIV. bl. 179).Eene kleine verbetering behoeft het aldaarter nedergestelde, te weten, dat de 9 e gou-verneur-generaal van Nederl. Indiè gehuwd

222

was met ANNA VAN AALST. Uit een regis-ter der stad Batavia blijkt : dat op den 17januarij? 1630 aldaar gehuwd is de heer» ANTONIO VAN DIEMEN, raad van Indie, ge-boortig van Cuylenburg met juffrouw MA-

RIA (VAN) AELST, wede. van Sr. BARTHOLO-

MEUS CUNST." Zie ook het algemeen regis-op den Navorscher. LABORANTER.

Geslacht van Diemen. Zouden tot ditgeslacht ook kunnen behooren?

I t. JOHAN VAN DIEMEN, aangesteld alssecretaris van Sas van Gent, 13 maart 1661,van welke betrekking hij vrijwillig afstanddeed 8 sept. 1678. (Zie Nay. XI. bl. 261.)

of 2e. BARTHOLOMEUS ARNOLDUS VAN DIE-MEN, luitenant bij het regiment van dencolonel CLAUBERGE, die, als weduwnaarvan ADRIANA VAN DIJK, hertrouwde metELIZABETH DEYS, jonge dochter, geboortigvan Waarde in Zuidbev el., ondertr. te Nisse7 mei 1693 en vervolgens aldaar ook ge-trouwd. Zie het trouwregister der nederd.herv. gem. te Goes.

Wolfaartsdijk. J. VAN DER BAAN.

Van Cats en van Brederode. Volgensde opgaven, voorkomende in de geslacht-registers bij BOXHORN op REYGERSB., Chr.v. Zeel., dl. II. bl. 357 ; KOK, Vaderl.Woordenb., dl. VIII. bl. 1027, IX. bi. 222en XXX. bl. 287-288, en Kronific, van

het hist. genootsch. van Utrecht, Ben jaarg.1852, bl. 35-37, ZOU THEOPHILUS VANCATS, heer van hello, Coulster en Oestdom,of wel PHILIBERT VAN CATS, heer van Bruelis,gehuwd geweest zijn : 1 e. met DELIANA VANBREDERODE VAN WEZENBURG (dochter vanREINOUD III, baron van Wezenburg, heer vanVeenhuizen, en van diens tweede gade, MARIAVAN DUIVENVOORDE), hilt Welk huwelijk isgeboren ANNA VAN CATS (later de 1 ste gadevan PIETER, baron VAN WASSENAAR STERRENBURG), en 2de met MARIA DE BEY (dochtervan GEORGE, thesaurier-generaal van de Ver-eenigde Nederlanden, en van MARIA IVANALMONDE), uit welken echt werd geborenGEORGE VAN CATS, heer van Coulster etc.(later gehuwd met JUSTINA VAN NASSAU,dochter van JUSTINUS, natuurlijken zoon vanprins WILLEM I).

Intusschen vond ik dezer dagen in een derkerfiel. trouwregisters van de nederd. herv.gem. te Goes aangeteekend, dat PHILIBERTNaN cars, heer van Bruelis, wonende teGoes, ondertr. te 's Gravenhage, den 10 Pn

april 1853, en in mei daaraanvolgende tedierzelfde plaatse huwde met ANNA CATHA.-RINA VAN BREDERODE VAN WEZENBURG.

Wie zou mij deze schijnstrijdigheid kun-nen ophelderen, en mij tevens opgeven, vanwien THEOPHILUS en PHILIBERT VAN CATSzonen waren.

Wolfaartsdijk. J. VAN DER BAAN.

MENGELINGEN.Eetbare vogelnestjes (vgl. XIV. bl. 159).

De geachte vrager zal zijn weetlust kun-nen bevredigen, wanneer hij in de verhan-delingen van het Bataviaasch Genootschapvoor kunsten en wetenschappen, deel III,blz. 145-165, Batavia 1787, het hierovergeschreven artikel van den predikant derluthersche gemeente aldaar, JOHANNES HOOY-

MAN, wil nazien.In het Indisch Archie f, dl. II. bi. 158—

164, Batavia 1850, zal hij mede een be-schrijving vinden van de vogelnestgrottenbij Wirotarie, in de afdeeling Grobogan,residentie Samarang.De verpachting der vogelnest-

klippen op Java en Madurabragt op in 1863 . . . . f 62,916,00

Op de buitenbezittingen . . » .132,00De verhuring ...... » 3,058,00

te zamen f 66,106,00

LABORANTER.

Eetbare vogelnestjes. Ik meen wel eonsgehoord te hebben, dat er in 't Willems-park te 's Gravenhage een heer woont, die

daarin handel drijft en er duizenden inomzet, terwijl het zulke goede winsten geeft,dat die heer (de naam is mij ontschoten)duizenden 's jaars kan verteren. Ik vernamnog daarbij, dat er drie soorten in dievreemde lekkernij bestaan : 1°. die, waarinnog geen eitjes gelegd zijn, 2°. die, waarineitjes gelegd maar nog niet uitgebroeid zijnen 3°. die, waarin eitjes gelegd en uitge-broeid zijn. Doze laatste soort is de minstein waarde, terwijl de 1°. supra fijne qua-liteit is. Die handel worth gedreven opChina en onze kolonien.

Utrecht. A. V. R.

Groote Diamant (vgl. A. R.). In de Haar-lemsche Courant van den 26 januarij 1747,komt een berigt voor uit Londen, dat, vol-gens brieven van Lissabon, aan den koningvan Portugal uit Brazilie gezonden waseen groote diamant, ovaal, van 1680 caraat,of 12 1 /, once wegende, waarvan de waardegeschat werd op 224 mill. p. sterling : » nooit» te voren zwaarder gezien, als die van den» Heer PITT die maar 127 caraten woog en» voor 125,000 pond sterling verkocht werd."

223

Hiermede stemt het volgende overeen :» La collection actuelle de diamans et de

pierres precieuses du Prince regent est laplus belle et la plus riche qui existe, onl'estime a un million de livres sterling;mais on ne comprend pas dans ce calcul lediamant de la refine de Portugal, le plusgros qui est au monde, it pese 1680 caratset vaut seul 224 mill. sterling, suivant l'esti-'nation de lord MACARTNEY (Voyage en Chinepremiere partie)."

Overgenomen uit L' Oracle, journal dudepartement de la Dyle, Bruxelles 14 aofit1813 N°. 226, onder de berigten uit Lon-den van den 711 augustus van dat jaar.

Onder de papieren, afkomstig van dengewezen directeur in Perzie, WOLLEBRAND

GELEYNSZ. DE JONGE, in 1648 in het vader-land teruggekeerd, wordt gevonden, datPAULUS CROOCQ op den 22 november 1640te Suratte van hem heeft overgenomen :

» Het groot juweel van importantie, toe-» behoorende de weduwe van zal. GASPAR

» BOUDAEN, in zijn leven coopman tot Am-» sterdam, synde een Triumphe van dengrooten ALEXANDER in agaet gesneden in

» silver vergult geset en met robynen, paar-» len, agaeten, saphieren enz. rontomme ver-v ciert."

Dit kostbare stuk was reeds eenige jarente voren naar de vaste kust van Indict ge-zonden, om aldaar aan dezen of genen vorstve rkocht te worden, waarin men echter nietgeslaagd was.

LABORANTER.

Bijzondere geheugenskracht (vgl. A. R.;XIV. bl. 63). Men verhaalt van HUGO DE

GROOT een dergelijk voorbeeld van sterkgeheugen. Als afgevaardigde der staten vanHolland in Amsterdam geweest zijnde,werd hem door leden van den raad uitge-leide gedaan en wel te voet, naar het een-voudig gebruik dier tijden, gaande van hettoenmalig stadhuis, het Damrak langs, naarden Buitenkant waar het statenjagt lag. Daargekomen gaf het een of ander aanlei-ding om van zijn geheugen te spreken enverhaalde hij, al pratende, al de uithang-borden en opschriften of benamingen vanhuizen, die toen menigvuldig en dikwijlszeer uitvoerig waren, onthouden te hebben,een der raadsleden vond dit zeldzaam ge-noeg om het te verifieren en nu gaf DE

GROOT ze, voor het gemak van dien heer,in omgekeerde orde op en deze beyondhet op zijn terugweg naauwkeurig en zon-der dat er een overgeslagen was.

Of het historisch is weet ik niet, mij ishet voor 40 a 50 jaar geleden verhaald.

H. Bz.

Bijzondere geheugenskracht van Hugode Groot. Ik heb het ook menigmaalhooren verhalen, maar herinner mij niethet ergens gelezen te hebben. De GROOTS

levensbeschrijver ADR. VAN CATTENBURCH

heeft het zeker of niet geweten of niet ge-loofd, anders toch zou hij er melding vangemaakt hebben op bl. 428, waar hij vanDE GROOTS bijzonder sterk geheugen spreekten verhaalt dat toen deze » op zekeren tijduit last der Grootmogende Heeren Statenvan Hollandt, eenige krygsbenden mon-sterde, hy, tot een teeken van zijn weer -galoze memorie, niet alleen terstont daarnaalle de krygsknechten, noit vow heen vanhem gezien van wezen kende ; maar ookzonder hapering hen alle by namen konnoemen." P. L. Wz.

Een geweven hemd. In den Catalogus dertentoonstelling van voor Nederl. belangrijkeoudheden te Delft enz., bl. 96, n°. 2367 wordtgemeld r Een hemd, door een wever inBorculo geweven, 1747. De wever was erdrie maanden aan bezig en verkocht het voor40 ducaten. — Ingezonden door mevr. dewed. BLUME (te Leiden ?)" Zou de naamvan dien wever ook zijn nit te vorschen ?

J. C. K.

Weerkuiide. MILLERS Kruidkundig Woor-denboek (de vertaling is van 1745) bevat,behalve over de kruiden of bloemen en boom-gewassen, ook vele bijdragen, die men er nietzoeken zoude. Het komt mij voor, dat debeoefenaars der meteorologic wel zoudendoen, aan de minkundigen enkele aanwijzin-gen te verstrekken, omtrent de waarde, dieof nog zou zijn toe te kennen, of nu zoude zijnte ontzeggen, aan de bijdragen, vervat onderde woorden :regen (bevat waarnemingen van 1700-1708),wind—aarde—zon—damp—iis—,war—dauw—donder—lucht,vorst—verzengingen (blights)—,en meer andere van dien aard. Omstandigis de beschrijving van den gestrengen win-ter van 1728 op 1729, waarbij de hortusvan BOERHAAVE veel te lijden had. Ergensin Schotland viel de sneeuw in eenen nachtter dikte van acht a negen voeten, zoodatveehoeders er reddeloos onder begravenraakten. De thermometer zakte tot 20 gra-den onder vorst. Men leest veel van koudewinters en heete zomers ; doch zijn er veleaaiwijzingen bekend, omtrent de juiste gra-den van de temperatuur in de betrekkelijkejaren ? Het nuttige werk van CHOMEL enCHALMOT (Huishoudelijk Woordenboek) ver-diende ook wel, dat deskundigen er zichmede bezig hielden, aanwijzing (bijv. in eensupplement van hetzelfde formaat), wat nog

224

bruikbaar is, en wat stellig als onjuist mogtte verwerpen zijn.

Een jong onderwijzer. G. SPLIKERMAN,in oct. 1790 te Staphorst in geringen standgeboren, maakte als kind en leerling terschool zulke veel belovende vorderingen,dat zijne ouders weldra besloten aan zijneleergierigheid bot te vieren en hem voorden onderwijzersstand op te leiden. En reedsin maart 1805, slechts ruim 14 jaren oud,werd hij te Genne tot hoofdonderwijzer derjeugd benoemd. Wel mogt men hierbij den-ken : hoe zal een kind de kinderen leidenen vormen ! Dan, alzoo was het ten aan-zien van SPIJKERMAN mis gedacht. De jeug-dige onderwijzer beantwoordde boven aller-verwachting aan het doel, en reeds vanden aanvang zijner bediening was hij, hoejong ook, een waardig onderwijzer, die rasaller aandacht trok en aller achting ver-wierf. Slechts een paar jaren werkzaam ge-weest zijnde, waren de versiagen van zijnenoordeelkundigen arbeid zoo gunstig, dat hij,gelijk later bij herhaling, door den minis-ter van binnenlandsche zaken met aanzien-lijke geschenken vereerd werd. Ook kreeghij weldra gelegenheid om tot ruimer work -kring over te gaan. Van Genne vertrok hijnaar IJhorst, van daar naar Zwolle in deschool der weezen, en eindelijk in 1816naar de school der maatschappij tot Nutvan 't Algemeen aldaar. In deze betrek-king vierde SPIJKERMAN in 1855 zijnen vijf-tigjarigen dienst, en werd bij die gelegen-heid van wege den koning en de maat-schappij met zilveren medailles vereerd.Kort daarna werd hem de verzochte en welverdiende rust toegestaan. Hij overleed teZwolle, den 5den februarij 1864, oud ruim73 jaren.

Onder 's mans nuttige schriften telt menvoorzeker zijne Opstellen tot schriffvoorbeel-den, in 3 stukjes, ten jare 1851, te Gro-ningen bij 0031IIENS uitgegeven.

P. FRET.

Een najaarsvogel. Bij MILLER, Kruid-kundig woordenboek, leest men II. bl. 351:»In de maand September komt een kleineVogel, grooter dan een Cijsje en kleiner daneen Leeuwerk, de Inwoners van de bergenin Bourgondie voorzien met het lekkerstegeregt, dat op een Konings tafel komen kan.Deze is de Wheatear (dat is, Koorn-air) dieuit de Bossen komt, wanneer de druivenrijp zijn. Ze vliegen naar de wijngaard-plantazien, en mesten zich met de druiven,die ze pikken met hunne scherppuntigebekken, en waaruit ze het sap zuigen, waar-mede ze zich regt dronken maken. Dezevogels komen in de wijngaard-plantagien

klein en mager, en worden in korten tijdvet, zelf tot aan het end van hunne vleu-gels, zoodat ze niet meer, dan 8 of 10 stap-pen kunnen voortvliegen, wegens de zwaartevan die grootte, welke ze op de wijngaard-takken gekregen hebben.

Men geeft voor en ik geloof het ook,dat deze kleine Vogel het lekkerste geregtis in Europa ; ik heb er zeer vele in En-geland gezien en ze ook uit liefhebberij ge-dood, maar dewijl ze dezelfde vogt en het-zelfde voedsel niet hebben als in Burgun-dian, hebben ze niets van denzelfden smaak."

Bedoelt men ortolanen? of welke anderevogelsoort ?

Friesche paarden to Rome (vgl. XIV.bl. 94). Dat een italiaansche paardenkooperboerenfriesch zou verstaan is eene aardig-heid, waarvan HERODOTUS in zijn tijd zougezegd hebben : ik geloof het niet ; dat depaus tot voor weinige jaren friesche hard-dravers zou hebben gekocht, acht ik evenminwaarschijnlijk. Maar zeker is het, dat totop het laatst der vorige eeuw toe de koningenvan Portugal 6 of meer roodbonte frieschepaarden jaarlijks lieten overkomen : jaar-lijks, want na weinige weken stierven dearme dieren, die zich niet t'huis gevoeldenin een klimaat, beter voor het andaluzischeras dan voor hen berekend. Toch hieldende koningen vol. Wie er wel bij stonden,waren de heeren JAN DANIELS EN ZONEN teAmsterdam, die doorloopend crediet voordeze commissie hadden en een hunner kof-schepen voor den overtogt dezer paardengeheel hadden ingerigt. 't Was trouwensin denzelfden tijd, dat de portugeschemarine geen ander touw gebruikte, dan datin de hollandsche lijnbanen geslagen was.Maar de engelsche oorlog maakte aan al dezeaardigheid een einde. CONSTANTER.

Luchtverschijnsel (vgl. A. R. ; XII. bl.155). Brief geschreven nit Oranje, 13 Mei1665, waarin verhaelt wordt een wondevlijckgesichte van een croone in de lucht verschenenden 7 Mei 1665 omtrent den middagh, metklaer ende helder weder ; wanneer aldaer doororde van Z H. den Prins van Oranje (wIL-Lem III) een generale Amnestie ende eennieuwen eedt van de ingesetenen van lien ge-presteerd wierden. 1665. Prof. L. G. VISSCHERheeft bij dezen gedrukten brief aangetee-kend. » Met een Latijnsch puntdichtjen vanCONSTANTIJN HUYGHENS, die tevens de brief-schrijver schijnt te zijn, en het geval eenig-zins nader toelicht in het 2 boek van zijnVita propria. Zie verder: Hist. verhael vanC. en J. de Witt, Amst. 1677, bl. 76.

J. L. A. I.

225

GESCHIEDENIS.

Brief van J. B. Petersen aan den lui.tenant-admiraal Cornelis Tromp, 1677. Watis er bekend van de zaken door PETERSENden admiraal TROMP te taste gelegd enwaarvan in dezen brief gesproken wordt?Wie was deze PETERSEN ? Het origineelvan dezen brief zag ik eenige jaren geledente Amsterdam en mogt daarvan een copijnemen.

Utrecht 1677 den 8/18 Juni.

Aan den Lieut. Admiraal CORNELIS TROMP.

Terwyl soo als het schynt ghy op mynvoorgaande missive van den 9 / 19 May geende minste ordre tot bevordering van desententie by haar Edl. Mogende de Heerenvan den Hoogen Rade van Hollant in uvuyle saken hebt gestelt, maar gelyk ver-leden jaar onder pretext in Landts dienstenaar Deenmarcken te gaan noch voor eenjaartie vermeynt een Eschappade te makenom u vuylicheyt noch langer verborgen tehouden en myn hoe langer hoe meer dooruw en uwer vrouwen opgecierden falseachterclap te blameren, gelyck ghy, soo alsick verstaan heb voor uw vertreck tot Rot-terdam op 't gastmaal van Haar Edel mo-gende de Heeren van de Admiraliteyt soutgedaan hebben, om deselve der door tedoen gelooven, dat ick u op het 's Grave-lant over de Hondert duysent rycxdaaldershad schade gedaan, daar doch uw selver,en veel menschen bekent is, dat al uw, enuwer vroomen huysvrouwties goederen, terselver plaatsen gelegen in den goeyen tytgeen hondert duysent gulden syn waartgeweest en daar en boven syn alle de stee-nea van de verbrande huysen beneffens deLanderyen van den vyant niet weggeno-men, maar aldaar blyven leggen, alsmedede beyde schoone Bogarts, en veel planta-gie, van een seeckere Frans officier, sonderde alderminste schade geleden te hebben,doch myn voor f 200-0-0 syn geredimeert,en tot der tyt de Francen wt het lant wa-ren tot uwen besten geconserveert, dochnaderhant, door uw, en uwer vrouwen or-der, en misschien uyt vuylaardicheyt, desegedachte bogaarts van de boeren t' eenen-maal affgecapt en verwoest geworden, endaar en boven is uwer selven en veel an-dere eerlycken lieden overvloedigh bekent,dat dese verbranding en verwoestingh vanden vyant en niet door myn is geschiet endat uyt die redenen terwyl gy en uw soetehuysvrouwtie, uyt het accoort dat ick volgensSieur HENDRICK MELGERSEN InterrogatoriaLitt. A. op uw versoeck met den vyant

had gemaakt syt gescheyden, doch nader-hant, gelyck wt uwer vrouwen drie brie-ven, Lett. E. aan -Mevrouw van RENOUWEgeschreven te sien is, het weder willen her -vatten, maar uyt consideratie van die dooruwe vrouwe schriftelycke gepresenteerdeklugtige conditien, heeft den vyant nietmeer daarnaar willen luystren, maar hettweede buys verbrant en een deel plantageaffgecapt, dat nu aldus in der daat soosynde en daar en boven door 60 a 70gelooffwaardige attestatien wort. bewesen,dat alles op uw en uwer vrouwen versoeck,door my tot uwen diensten en besten sygeschiet, en daar en boven maar bagatellenter waardy van ongevaar f 250-0-0voor soo veel uw en myne kneghten diehet goet gebergt hebben, aan myn doenbekent maken, syn geborgen, waar komennu die 100,000 Rycxd. die ghy vuylaar-dighe.... voorgeeft ick uw soude hebbenschade gedaan van dane, doch de waereltkenne uw Illuster verstant en boosaardig-heyt die ghy somtyts niet alleen hebt be-toont tegen uw eygen Heeren en meesters,maar oock tegen diegeenen, die de geheelewaerelt tot alien tyde voor eerelycke enbrave Heeren, ja trouwe patriotten hebbengehouden, en die het finder daat in alienacxien hebben bewesen te syn, te weten deoverledene Hooggebooren Heer AdmiraalDE RUYTER en den Luitenant AdmiraalSWEERS, en andere voorname Heeren meer,die eendeels, indien se geleeft hadden uwsouden hebben getoont, dat gy die man,waar voor gy by veelen in de waereldpasseert niet en syt, wt dese en anderebovengemelden consideratien, soo moet ickmet uw en uwer soete huysvrouwtie eeni-gher mate compassie hebben, en over uwverstandige discoursen en groote conduitealle verstandige eerlycke, vroome, onpar-tydige laten sensureren, doch Baer beneffensnoch maals waarschouwen, dat by aldiengy voor uw vertreck tot bevorderinge vande sententie geen ordre stelt, ick alsdanvan wegen uw en uwer huysvrouwtiesoveral gehouden vuyle discoursen sal ge-dwongen syn, mynen voor desen aan uwgesonden brieff van den 9/19 may beneffensdesen en eenige bewysen als een voor-loopertie van het beloofde manifest metden Bruck gemeen te maken, om door 'tselven de waerelt aan te wysen, hoe men,op uw woorden kan betrouwen, met seec-kerlycke belofte, dat indien ick niet ge-noechsaam satisfactie in 't corte van uwbecomen, ghy indien 't niet gedurent myn

29

226

leven soude kunnen geschieden, dan noghna mynen doot van anderen voor dese mysoo valselyck en Godloos aangedane be-schuldigingh, der recompens sonder fouctte verwacrten hebt. Actum ut Supra.

(get.) J. B. PETERSEN.

Samuel van de Putte (vgl. A. R. XIII.bl. 36 en 292). Bij het doorzoeken vande trouwregisters der Nederd. Herv. gem.te Goes, vond ik dezer dagen eene aan-teekening, welke mij volkomen ophelderinggaf ten aanzien van eene strijdigheid, ver-oorzaakt door eene verkeerde opgaaf inHay. VIII. bl. 329. Uit de trouwboekenvan Vlissingen werd aldaar opgegeven :»1645, Jan. Mr. HEYNDRICK DE RIDDER,van Remmerwale, d. d. G. W. tot Haem-stede, ende CATARINA VAN DE PUTTE, vanVlissingen, wed. van Mr. JOANNES BOS-SCHAERT, zij wonende te Goes." — Te Goesvond ik genoteerd : »Mr. HENDRICK DE RID-DER, J. M. van Reymerswale, dienaar desGoddel. Woords tot Haemstede, en CHRIS-TINA VAN DE PUTTE, wed. van Mr. JACO-BUS BOSSCHAERT, ondertr. te Vlissingen 20Jan. 1645 en oock getr. aldaer." — Hier-nit blijkt alzoo duidelijk, dat CHRISTINAVAN DE PUTTE eerst getrouwd was met ds.JACOBUS BOSSCHAERT, pred. te St. Anna-land en laatst te Goes, en daarna met ds.HENDRIK DE RIDDER, pred. te Haamstede;terwijl hare zuster CATHALYNE VAN DE PUTTEeerst huwde met ds. HENDRIK ZUERIUS BOX-HORNIUS, pred. op de Cruysschans en daarnate Neuzen, en vervolgens met ds. JOHAN-NES BOSSCHAERT [broeder van ds. JACOBUSvoorn.], pred. te Lillo en eindelijk te Vlis-singen.

Verder kan ik hierbij voegen, dat inhet koor van de Herva kerk te Haamstedetwee naast elkander liggende grafzerkenzijn, van de volgende opschriften voorzien:

1. Sepultura van KAREL VAN DE PUTTE,geboren tot Tienen, sterft 5 sept. 1648,oud 79 jaer.

2. HENDRIK DE BIDDER, in leven predi-kant van Haemstede en Burgh, ge-storven 14 januarij 1646 en CHRIS-TINA VAN DE PUTTE, zijne huysvrouw,gestorven 26 november 1645.

Wolfaartsdijk. J. VAN DER BAAN.

Reeckeninghe van de onckosten van deReyse van Willem de II naar Engeland1641. (Vervolg van bl. 200.)

N°. 29. JOACHIM VANDER PLASSE Hal-bardier heeft betaelt door ordre vandenHeere van BEAUVOYER voor een Cedan ofteStoel daer S. Ed. zoon jonckheer MARLOT,mede gedragen wiert van S. H. vuytge-sonden worden. 2 schell.,

noch heeft hy betaelt voort arbeyden vaneenige packen, die in Somersythouse al-waer de Princesse logheerde ghebrochtwierden ende ontpackt zynde de zelve we-der in Aroundelhouse laten brenghen, voorarbeytsl. 12 schel., te zamen Holl. gheltf 7.0.0.

N°. 30. Monsr. DE MARTYNET heeft metkennisse van den Heere VAN DORP verscho-ten aen Barghes ende Cedans alsoo hy ver-scheyde reysen van S. H. vuytgesondenwiert, Holl. ghelt de somma van f 2.5.0.

N°. 31. Jonckheer SAIR Eedelman vanS. H. is door ordre van S. H. verscheydemalen vuytghesonden gheweest ende heeftsoo aen vraehten van Barghens, als Cedansbetaelt te samen f 11.0.8.

N°. 32. HUYBRECHT DE KINDEREN Hal-bardier heeft door ordre van den Heerevan BEAUVOYER betaelt t' zedert den 1emaijus tot den 23' ditto voor vracht vanverscheyde Cedans, ofte draechstoelen daermede Jonckheer MARLOT ghedraghen was,als hij tdt verscheyde tyden van S. H.wierde vuytghesonden, te samen Holl. ghelt.f 10.10.0.

N°. 33. NICLAES BASLE, Lacquey hee ftmet kennisse van den Stalmr. ende d orordre van S. H. zelve als S. H. door° destat reet soo hier en daer aen arme 1 uy-den ghegeven tot verscheyde tyden t e sa-men Holl. ghelt f 4.0.0.

N°. 34. GLAUDE LE NOBLE Barbier heeftdoor ordre van den Heere van BEAUVOYERghedient als Barbier van S. H. de maentvan mayus 1641 namentlijck t' zedert den14e tot den lesten der zelver, daer voorhem tot gaghe by den Heere VAN BEAU-

VOTER voornt. is toegeleyt de somma van30 carolus guldens, dus hier f 30.0.0.

N°. 35. Den Secretaris VANDER LEEheeft door ordre van S. H. gheweest op't Buys te Syon om aldaer met den Gravevan NOORTHUMBERLANT van weghen S. H.te spreecken. Daer aen ende aen andre ver-scheyde onckosten verschoten samen Holl.ghelt f 16.5.0.

N°. 36. BERNHARD BORCHT onderkamer-lingh heeft verschoten door ordre van S. H.aen verscheyde cleijnicheden soo nu endan blyckende by syne declaratije daer-van synde dus hier de somma van f 7.16.0.

N°. 37. HUYBRECHT DE KINDEREN Hal-bardier heeft door ordre van den Heerevan BEAUVOYER tot verscheyde reysen be-taelt aen eenige Barghes daer mede S. H.hadde ghevaren te samen f 7.4.0.

N°. 38. Den Secretaris VAN DER LEEheeft door ordre van S. H. tusschen Ro-chester ende Kantelbury aen de arme luydenghegeven 10 schell.

noch tot verscheyde tyden door ordre

227

als voren soo bier ende daer betaelt 18Schell., te samen Ho11. f 14.0.0.

N°. 39. BERNHARD BORCHT onderkamer-lingh is den 12 Junyus door ordre vanS. H. ghereyst van Buren naer den Hagheomme eenige Cleederen, aldaer te brenghen,ende eenyghe nieuwe te laten maecken, endezelve wederom te Buren te brenghen,eerstelyck betaelt voor arbeytsloon van 'tkoffer alsoot verscheyde malen heen en we-der op verscheyde plaetsen moste gebrochtworden, om 't goet daer in te packen f 2.6.0.

Voor vijff maeltijden in den Haghe be-taelt f 3.10.0.

noch voor S. H. ghekocht dry Rottin-gen betaelt f 15.0.0 te samen f 20 .16.0 .

N°. 40. GLAUDE LE NOBLE Barbier heeftmet kennisse vanden Heere van BEAU-VOYER doen wy van Lonnen naer Duynsreysden, onderweeghe voor huerpaerdenverschoten alsoo hy geen plaetse in de ka-rossen konde krijgen f 6.15 .0 .

noch heeft de Heere van BEAUVOYERvoornt. hem toegeleyt zijn Gage als Bar-bier voor de gheheele maent Junyus zyndede somma van f 36 .0 .0 .

N°. 41. Monsr. BOUCQUET Paghe, is den18 Junyus door ordre vanden Stalmr., tendienste van S. H. des nachts met een .peertghereden van Buren naer Utrecht ende soovoorts naer den Haghe ende van den Haghewederom tot Bueren ghekomen onderweghebetaelt aen Tollen ende overvaren en ver-teerde kosten samen de somme van f 6.10.0.

N°. 42. Monsr. DU No's kamerlingh heeftt' zedert den 19 d" Appril 1641 als wan-neer S. H. naer Enghelant vertrock totop den 26 Junij daeraenvolgende door ordrevan S. H. soo hier ende daer aen verscheydeminutes als oock aenden poortier van deKonincx Kamer tot verteeringe arbeijtsloo-nen en anders betaelt blijckende by synedeclaratie daer van de somme van/27.7.0.

N°. 43. PHILIPS STAETS, Halbardier heeftbetaelt doen hy door ordre van den Heerevan BEAUVOYER doen wij vertrocken op-sicht hadde op de Bagghage van de Ka-mer die mede te lant ghevoert wierde vanGravesant in Duyns, ende heeft alle denwech nevens de karren met Baggaghe tevoet gheghaen, oock heeft hy voor den on-derkamerlingh BERNHARD BORCHT ghehuerttwee postpaerden daervoor ende voor ver-teerde kosten soo voor hem als de kar-luijden onderweghe samen betaelt volgenssyne Declaratye daer van synde de sommevan f 17 .18.0.

N°. 44. JOACHIM VANDER PLASSE Hal-bardier heeft betaelt ghehat, alsoo hy den13 Juny door ordre van den Stalmr. monsr.LE MOIRE naer den Haghe reysden vanHellevoetsluis, en van daer naer Rotter-

dam om een Baggasy schip te hueren datS. H. zoude dienen int Legher, met het-zelve schip ghevaren naer de schansse'van de Voorde ende van daer gheredennaer Buren, om naerder ordre te verwach-ten alwaer hem belast wierde mette zelveBaggage te varen naer 't Huys te Mid-deler by Ghennep op welcke reyse hyheeft verschoten soo aen vlaggens voor 'tschip, reys ende teerkosten, arbeytsloonenende anders volgens declaratie f 46.16.0.

N°. 45. PHILIPS STAETS, Halbardier, heeftverschoten 't zedert ons vertrek vuyt denHage tot onse wederkomste vuyt Enghe-lant door ordre van den Heere van BEAU-VOYER, alsoo van Hellevoetsluys wierde ge-sonden naer den Korendyck omme naerden Boeijer die aldaer Brooch lach te ver-nemen, eenige Baggage daer vuyt te halen,Soo daer als te Lonnen ghekomen zynde,ende int wederom komen vuijt Engelantals arbeytsloonen, vrachten, van de Bag-gage, ende reys ende teerkosten soo hierende daer betaelt blyckends declaratief 30.8.0.

N°. 46. EELIJAS LEEMONS, Arbeyder heeftmet zyne kameraden als de Bagghage ghe-scheept worden in den Hage de zelve van't Hoff alt samen t' scheep ghebracht inde lichters die de zelve naer Rotterdamaende Boeijers voerden, daeraen by hemverdient is met zyne kameraden voor ar-beytsloon de som f 9.0.0.

N°. 47. VALENTYN VOGHAERT Cleermaec-.ker heeft int Leger voor Ghennep doorordre vanden Heere van BEAUVOYER ver-maect voor S. H. een broeck ongherlijneen mantel daeraen verschooten aen zijdeende aen maeckloon verdient de sommevan f 3.12.0.

N°. 48. PHILIPS STAETS, halbardier heeftint Leger voornt. door ordre van den Heerevan BEAUVOYER verschoten alsoo hy meteenige soldaten moste rijden om rijsen enhout te halen om S. H. Loghement te be-vrijen, soo voor arbeytsln., Bier, spyckers,te samen de somme van f 11.8.0.

N°. 49. BERNHART BORCHT Onderka-merlingh heeft int Legher voor Ghennepbetaelt eerstlyck voor eenich lint voor S. H.f 1.16.0: voor een Rottinghe f 2.10.0. nochvoor arbeytsloon van een koffer f 0.19.0.

N°. 50. HUYBERT DE KINDEREN halbar-dier heeft betaelt in den Briel doen wynaer Engelant reysden f 7.13.0.

welcke onckosten by hem zijn ghedaendoor ordre van den Heere VAN DORP intpressen van een en veertich waghens dieallent volck ende de Bagghasy naer Hel-levoetsluys voerden dus hier aen f 7.13.0.

N°. 51. PHILIPS STAETSEN halbardierheeft betaelt door ordre van den Heere

29*

228

VAN DORP doen wy naer Engelant reysdenverscheyde malen van den Briel op Hel-levoetsluys ghesonden wordende aen Boortvan de Oorlogschepen ende Boeyers, sooaen revs en teerkosten volgens syne decla-ratye de somma van f 22.4.0.

N°. 52. JOACHIM VAN DER PLASSE hal-bardier heeft betaelt, alsoo hy door ordrevanden Heere VAN BEAUVOYER ghekom-mandeert wiert in de Boeyer te blyven byde Baggaghe, soo doen wy naar Engelantreysden aen kostgelde voor hem ende deandre Dienaers in de Boeyer zynde, alsoock voor vrachten, ende arbeytsloonen,ter saecke van de zelve Baggaghe soo bierende daer blyckens syne declaratie daer-van f 65.13.0.

N°. 53. JAMES HOUW heeft den eerstenJuny alsoo wij op 't vertrecken stondenmet zyne twee lichters alle de meeste Bag-gaghe vande hofhoudinghe ghebrocht doorde Lonnenbrugghe aen de Boeyers die de-zelve souden voeren naer Hollant, endeheeft alsoo hy den ghehelen dach mostelegghen wachten voor ijder lichter bedon-ghen 21 Engelsch schell.

noch heeft hy den 2" Juny met eenlichter de resteerende Bagghage die denvorigen dach niet gereet was aen boort vandezelve lichters gebracht komt daer voor10 schell. te samen Holl. ghelt f 26.0.0.

N°. 54. JOHN WESTHUT heeft den 1" en-de den Zen Junyus alsoo door 't affloopenvan de revieren de lichters mosten gaenlegghen midden op stroom om aldaer deresteerende Baggage te verwachten , metzijne Barghe de baggage die naer quamaen dezelven Lichters ghevoert ; daer voorbedonghen, Holl. ghelt f 4.0.0.

N°. 55. PIETER RATER heeft met nochseven poorters ofte arbeyders die len endeden 2" Juny voornt. alle de voorsch. bag-ghaghe vuyt de kamers ende Loghemen-ten ghehaelt, ende aende Lichters ghe-bracht zynde twee daghen voor den eenendach is hun belooft yder vier Engelschschell. ende den andren dach yder 3 En-gelsch schell. is samen voor de 2 daghen,Holl. ghelt f 28,0.0.

N°. 56. *JAKOB VAN DE SANDE knechtvant Schippers Ghilde in Lonnen heeftdoor ordre vanden Heere VAN DORP dieten ende Zen Juny met de halbardier 5TAETS

door de Stat overal ghesocht naer bequameboeyers om de baggage ende Peerden vanS. H. naer Hollant te voeren waervoorhem tot een vereeringe is toeghevoucht sesEngels. schell. Holl. ghelt f 3.0.0.Somma de Extraordynary pertyen f 751.8.0.

V. D. N.Wordt vervolgd.

Hattinga (vgl. A. R. en XI. bl. 296;XIII. bl. 235). In een Register, ms.in folio, op de notulen van den magistraatover Hulster-ambacht, 1645-1789, vondik vermeld:

W. T. HATTINGA, aangesteld tot med.doctor van Hulster-ambacht, den 16 dec.1748, legde die bediening neder 29 maart1763; was 15 maart 1762 aangesteld totschepen van Hulster-ambacht en overleedin die betrekking den 12 nov. 1764.

D. w. C. HATTINGA vertoonde zijne acteals landmeter aan het collegie van denmagistraat over Hulster-ambacht den 24nov. 1766.

Wolfaartsdijk. J. VAN DER BAAN.

bl. 265, '292, 322; XIII. bl. 3, 129, 166,Het geslacht Zoete de Laeke (vgl. XII.

196, 225, 322, 354 ; XIV. bl. 3). Men leestbij LE CARPENTIER, Hist. de Cambray, Part.III, p. 808 :

de Sclassins appartenoit>) L'Advouerieauparavant a un Sr. de la maison de BOI-

LTA uwE '), puise de Celle de VELLEROUX

d'oa sont aussi descendus les BRIFFOS S.de Villers en Condrois, les S. DE LA

CHAPELLE au mesme pals, dont les biensentrerent depuis dans la maison de BER-

LAIMONT."En bij denzelfden, t. a. p., part. III,

p. 1068 :» RASSE DE DAMMARTIN Sr. de Warfusee

procrea deux fills, scavoir LIEBERT & HUGUES,& de ces deux freres sont issues les fa-milles de BRIFOS et autres qui portent desvaires ou des lions."

JACQUES DE HODEIGE-DEL -CHAINE, bur-gemr. van Luik in 1567 en 1578, was ge-huwd met MARIE DE LA NEUFFORGE, wiermoeder N. VAUX-RENARD eene dochter wasvan NICOLAS VA UX-RENARD en van de doch-ter van WARMER BRIFFOZ, heer van Villers-aux-Tours. Zie Rec. herald. des bourguem.de Liege, p. 303.

» Villers, en Condroz," heeft ook gerui-men tijd aan het geslacht van EVE toebe-hoord. Zie DE REIFFENBERG, Renseignem.

1) BOILIAUWE, BOILLEAUW, Of BOILEAU, voertde vair, au sautoir de gueules chargé en abime d'unecusson d'or au lion de gueules. Zie DE HERCKEN-

RODE, Collect. de tombes etc., p. 581. — Dit ge-slacht was, o. a., verwant aan dat van JACQUES

DE HEMRICOURT, den schrijver van den Miroir desNobles de la Hesbaye, in welk werk van hetzelveveelvuldig gewag wordt gemaakt. lb. pp. 459, 616.

2) Zie over dit geslacht, DE H., t. a. p., p. 560SVV. - JAN BOILEAU, jonger mon van REINTER

den Ouden, heer van Velroux (gesproten uit hethuis van BIERSEZ), verliet zijn vaderlijk wapenen nam dat van AWANS (de vair) aan, 't welk hijvermeerderde, of brak, met een sautoir de gueules.lb. pp. 135, 560, 561.

229

8. d. noms de famille 4 . de lieux, ment. d. 1.1er vol. d. monum. p. s. a l'hist. d. pron. deNamur, Hain. et de Luxemb., p. 73, op Eve.

Mo.

___....._

Omwenteling van 1813 (vgl. XIII. bl.298, 331, 367 ; XIV. bl. 1, 33, 65, 100,130, 198). Mijnheer de redacteur van denNavorscher ! Dezer dagen in handen krij-gende het P nummer van den 14 den jaar-gang van uw maandwerk, zoo viel mijnoog dadelijk op de geschiedkundige herin-neringen van 1813. Daarbij wordt gemeldhoe in het oog loopend het was, dat dekleinste plaatsjes het voorbeeld gaven, omde fransche bezetting te verjagen, en aan-getoond dat het onbeduidende I ! Brielle 1)een voorbeeld gaf, dat eerbied inboezemt.

Dat de maire HEENEMAN, de magazijn-meester Lux, de predikant PAUW, N. DENBROEDER genoemd worden is goed, ookanderen waren er nog, wordt geschreven,maar waarom daarbij vergeten den heerA. H. VAN KRUYNE, die de aanvoerder dergewapende burgerwacht op den 1sten de-cember 1813 geweest is, een man zeer ver-dienstelijk aan stall en vaderland, en, diedaarom ook van den souvereinen vorst,voor zijnen heldenmoed en vaderlandsliefde,de zilveren medaille ter herinnering daarvanheeft ontvangen ? Waarom een man verge-ten te vermelden, die in 1830 wederom dewapenen opnam, ter verdediging van onsrijk tegen Belgie, en aan het hoofd eenercompagnie schutterij uittrok, zoo ik meen,van 125 man, waarvan, op het voorbeeldvan denzelfden heer A. H. VAN KRUYNE,er ongeveer 100 vrijwilligers waren ?

Is dit de geschiedenis getrouw zijn, ofniet? of bestaat er bij P. R. iets persoon-lijks om de verdiensten van dien man teverkleinen of te verduisteren?

Hierbij komt nog, dat dit stuk eenegroote onwaarheid of duisterheid behelst ,daar de predikant PAUW, reeds eenige da-gen voor 1°. december, gelukkig ontvlugtwas, en dus de verovering van Brielle opde Franschen niet heeft bijgewoond,

Zij die op den 1 "en december 1863 deblijde feestviering van het zoo onbeduidendgenoemde Brielle hebben bijgewoond, zul-len beter weten, welke hulde en ovatienook aan dezen jubilaris van 1813 zijn toe-gebragt, en waarvan de beide RotterdamscheCouranten in het begin van december heb-ben melding gemaakt.

Daar ik een vriend van regt en waar-heid en een vijand van miskenning ben,

1 ) Het wapen van Brielle prijkt met het om-schrift PRIMITIAE LIBERTATIS. IS dit zoo onbe-duidend ?

zoo heb ik vermeend bovenstaande aan-merkingen op dat stuk der geschiedenisin het late nummer dezes jaars te moeteninzenden, en U Ed. te verzoeken, het on-der dezelfde rubriek Geschiedenis, in heteerstvolgend uitkomend nummer te willenplaatsen.

P..r ..... 128 junij 1864.[Wij plaatsen gaarne het artikel van V. D. B.,

want wij wenschen onzen lezers waarheid merlete deelen en daarom is alle toelichting of teregt-wijzing ons welkom. Wij doen het echter nietzonder onze verwondering te kennen te gevenover de poging om de verdiensten van den beerVAN KRUYNE te verkleinen of te verduisteren,waarvan P. R, bier verdacht wordt. Wij zien nietdat er iets is, wat regt geeft hem daarvan te ver-denken. Dat iemand die elders woont niet juistbekend is met hetgeen in 1813 in den Briel heeftplaats gehad, is waarlijk zoo vreemd niet. Wijverwachten ook dat V. D. B. de eenige zal zijn, diein het artikel op bl. 1 zulk eene poging meent teontdekken ; maar mogten er tegen onze verwach-ting meer gevonden worden, dan geven wij bunde verzekering dat de achtenswaardige geleerde,die zich P R. noemt, te verstandig is om temeenen dat het gemakkelijk valt het publiek om-trent het gebeurde in 1813 te bedriegen en datnog wel door middel van den Navorscher, waareerder dan in elk ander tijdschrift tegenspraak enteregtwijzing te wachten is, en te rechtschapenom iemand de eere te willen onthouden die hemtoekomt.]

Zotten (vgl. XIII. bl. 298, 353 ; XIV.bl. 193). Dat emplooi werd voorheen nietalleen door mannen bekleed ; ten alien tijdeheeft men ook van » zottinnen" of » nar-rinnen" gewag gemaakt. Men kent dernarren zelfs het eerstgeboorteregt toe ;toch heeft zij haar jongeren broeder over-leefd. In JAMBE heeft men de stammoe-der van de vrouwelijke narren gevonden.Toen de bedroefde CERES haar dochterPROSERPINA zocht, kwam zij op een harerzwerftogten bij CELEUS , koning van Eleu-sis. Om CERES uit hare droevige mijme-ringen te wekken, moest JAMBE, de vrolijkedienstmaagd van CELEUS, haar op eenigepotsen vergasten , en zij was gelukkig ge-noeg de bedroefde godin aan het lagchente brengen. Naar JAMBE hebben wij onzespotachtige en in op een vrolijke maat ge-schrevene verzen »jambisch" genoemd. Inverschillende beschrijvingen van reizen doorhet Oosten , zelfs in eene van 1858 : „Inand about Stamboul" door mrs. EDMUNDHORNBY , spreekt men van slavinnen , diebij de maaltijden van pachas aan tafel be-dienen, en de pauzen tusschen de ver-schillende geregten met hare fratsen aan-vullen en opvrolijken, Onze voorouderswaren ook duchtige eters en wisten zekerbij ondervinding, dat lagchen den eetlustopwekt en de spijsvertering bevordert.

V. D. B.

230

Aan Been disch mogt dus de nar ontbre-ken. Hij bekleedde als 't ware de plaatsvan hofmedicus. Wilde men van hem eendefinitie geven , dan zou ik hem niet beterkunnen noemen dan » een wandelend mix-tuur ter bevordering der spijsvertering."Schijnbaar kleine oorzaken hebben nietzelden groote gevolgen!

Sedert het verdwijnen van den officie-len nar is het aantal doctoren zeker nietverminderd.

ERASMUS verhaalt in zijn Gesprekken ietsvan vrolijke dienstmeisjes, die hij in eenherberg te Lyon ontmoette. Haar werkbestond in het bedienen der gasten, enaan tafel moesten zij met haar luim despijzen kruiden. In een brief (1685) vanmadame DE MAINTENON aan haar broeder, ,vond ik eens melding gemaakt van » JEAN-NE, la boufonne de la Dauphine." Gaarnewilde ik dat een onzer memoiren-lezersmij iets naders van die JEANNE mede-deelde. L —F—T •

Ringrijden (vgl. A. R. ; XIV. bl. 195).Wanneer men onze tegenwoordige yolks-klasse nog zoo geheel thuis ziet bij derge-lijke tooneelen, dan zou men al ligt ver-geten, hoe ook onze voorouders van 1559een wellust in zulke volksspelen vonden.Onder de volksvermaken die bij gelegen-heid van den vrede in 1559 te Antwer -pen plaats hadden, vindt men o. a. mel-ding gemaakt van mastklimmen , geblind-doekt najagen en vangen van varkens, zak-loopen zoowel door vrouwen als door man-nen , enz. (VAN METEREN).

L—F—T.

Israelieten of Joden (vgl XIII. bl. 299.XIV. bl. 105 en 162). Smogs (vgl. bl.111, aant. 20 en bl. 149). Uithoofde iknog steeds in het onzekere blijf verkeerenof mijne aanmerkingen op des heeren JOHN

H. VAN LENNEPS antwoord op het spreek-woord of gezegde » Whip up smouchy orpont (N. 6, Q. 2nd. S. XII. 48 ; 3d. S. I. 171 —3d. S. I. March 22, 1862, p. 239), al dan nietin Notes and Queries zijn opgenomen, achtik het niet ondienstig, de zaak op het ter-rein van den Navorseher over te brengen.

De heer VAN LENNEP schred daarin nl.het volgende : » Smousje (for thus it ought

to be written) is the popular Dutch deno-» mination of a rough terrier ; smous beingp the common invective used against German» Jews (from Moses, by them pronounced» Mousyee) and the shaggy exterior of the» dogspecies mentioned, recalling to mind the» bearded individuals aforesaid etc."

Mijn aanmerkingen hierop geef ik nuhierbij in het nederduitsch terug; te weten :

»Daar de heer JOHN H. VAN LENNEP zoo» goed was eene overeenkomst te willen» vinden in de nederduitsche benamingen» van een hondenras en een menschenras —» de Joden — misschien alleen daarom, omdat» beide gebaarde wezens voorstellen, zou ik» gaarne van dien heer willen vernemen,» hoe hij is te weten gekomen, dat smous,» inderdaad een scheldnaam algemeen voor» de hollandsche — doch niet voor de hoog-» duitsche Joden gebezigd, is afgeleid vanMozes ;Iwn? ___ Want ware dit het geval,

» die benaming zou evenmin een scheld-» naam zijn, als die van Christenen, gelijk» alien die in CHRISTUS gelooven, worden

genoemd. Immers uit de gansche geschie-» denis der Israelieten kan geenszins worden» verondersteld, dat de Joden, te eeniger» tijd, even als de Christenen, den naam van» hunnen wetgever hebben aangenomen 1).» Ofschoon het mij nu onmogelijk was den» waren oorsprong van het woord smous tevinden, geloof ik, dat het welligt kan

» zijn afgeleid van het hoogd. schmaus 2),» smulpartij, daar de Joden, door alle tijden

1) In het Aedificium Salomonis iin) vanS. E. BLOGG, Hannover 1831, welk werk ik totmijn innig leedwezen eerst in handen kreeg, nadatmijne bijdrage „Israelieten of Joden" reeds langentijd was afgedrukt, en waarin over de onderschei-dene benamingen der Israelieten veel wordt ge-sproken, zegt de schr. § I. bl. 3 : „Viele meiner Glau-„bensgenossen finden sich heut zu Tag beleidigt,„wenn man sie Juden nennt. Dieses kOnnen aber„nur Laien glauben, die nicht wissen, was fur eine„herrliche Bedeutung dieser Name hat ; dean er ist„unser Ehrename — und stolz kOnnen wir darauf„sein, diesen Prachtnamen zu fiihren. In uralten„Zeiten war Jude ein hoher Ehrentitel, auf den der„Nationalstolz sich viel zu gute that. Jude bezeich-„nete ehemals ein aufgeklartes, tapferes Volk. Er„war der Gegensatz von Heiden, die fur dumm und„blind, fur abgottisch, gottlos, und von Gott ver-„worfen gehalten worden, enz.” en voorts vraagtschr. zelf, bij § 4. s. 7 : „Aber warum nicht„Mosaiten, nach dem Stifter der Religion 9 Denn„so wie alle Bekenner Christi, Christen, und alle„Bekenner Muhamed, Muhamedanen heissen, so„konnte man uns auch Mosaiten nennen. Die Mo-„saiten waren es, die am ersten die SchOpfung und„Einrichtung der Welt, die Begriffe von einen ein-„zigen ewigen Wesen und der Religion erkannten....„und ohne sie worden noch vide Volker in ewigen„Nacht gewandelt haben.”

De reden echter, waarom de Israelieten nooitMozaleten wilden genoemd zijn, mag wel wordengezocht in het begrip, dat zij van MOZES ' persoon,— de nederigheid zelve — hebben gekoesterd, dieniets voor zich, alles voor zijn heer en schepperverlangde (vgl. Numeri 12 ; 3).

2) Dit woord heeft veel overeenkomst met hetjoodsch duitsche simmes, waarmede de groenten(gemiise) worden verstaan. Sommigen leiden hetwoord simmes of van het chald. rime dienen.

(Dan. 7 : 10) [waarover later meer] evenals hetfransche woord service ook geregt beteekent.

231

» heen,wel van een goed maal hielden, schoon►hun nimmer dronkenschap kon worden te» laste gelegd. In Belgie worden, naar men» mij verzekerde, de protestanten meermalenN smo u se n genoemd, terwijl inzonderheid te» Antwerpen, der Joden scheldnaam smaasie» moet zijn. In de provincie Groningen wordt» een Jood eenvoudig Jeude of Jeud ge-t' noemd, welke benaming in Friesland en» andere oorden van Nederland veeltijds voor» een scheldnaam geldt, Het is mij onbe-» kend, of de Joden ook in andere staten» scheldnamen dragen 3 ), doch het is waar,» dat nog tot in onze dagen, in Holland, dat» zoozeer op zijne verdraagzaamheid boogt,» de Joden een bijnaam bezitten, waarvan» de oorsprong algemeen onbekend is."

» Deze regelen waren reeds ter neer ge-» schreven, toen ik in de Jewish Chronicle van» 17 octb. 1862, n°. 409, in eene beschrij-» ving van de Joden in de West-Indian en» in Amerika, van voor veertig jaren, nopens►hunne vestiging in Jamaico het onder-» staande las :

» They are divided into two parties, one» of them is called the Smouch-Jews, which►is an ephitet of contempt. Their brethern►regard them as heretics, because they are» relaxed in the observance of some of their» rites, and have formed alliances by marriage» with Christians, etc. De redacteur van de»Jewisch Chronicle voegde bij het woord» smouch de volgende noot :

» We are unacquainted with the meaning» of this word."

» Later las ik nog in een roman, geti-» teld Der Lange Isaak, van JULIUS VON WIC-

), KEDE, Bd. I. S. 91., de volgende uitdruk-» king, tegen den Jood, den langen ISAAK,» gebezigd : Was hat der Schmuser 4) hier» fur Liigen zu verbreiten ?"

3) Bij het schrijven dezes had ik geen erg inhet woord mauschel, een in Duitschland voor deJoden gebezigden scheldnaam. Velen zullen gaarnehet woord smous daarvan willen afleiden, doch hoekomt dan de s bij het woord, en de el daarachterweg? Hoogst waarschijnlijk is mauschel gegrondop het hebr. mosche, daar vele bijbelsche en laterenamen der Joden, zoo van manners als van vrouwen,de uitgangen van el, ele en le hebben verkregen,als Aberle, (Abraham), Tdwele (David), Mschel,(Jhoschuah), Jouzele (Jossef, Jozef), Mendel (Ema-nuel,) Hinzel (Heinrich), Koessel (Jekoessiel), Lemle(Lehman), etc. ; en Serle (Sahra), Zipperle (Zippora),Brendele (Berendina), Hindele of Hitzele (Hen-drika), Krijndle of Grijnle (Carolina), Beile (Ber-tha), enz. enz.

4) Dit woord beteekent bij de hoogd. Joden „bab-belaar, van schmusen, babbelen, dat wederom vanhet hebr. ;Tote, gerucht, gezegde enz. is afgeleid.

ABR. TENDLAII (SprichwOrter und RedensartenDeutsch-Jiid. Vorzeit. Frankf. aiM., 1860 § 108),zegt : Von „Schmues" hat men das Zeitwort „be-schmusen" iiberreden, und veilleicht ist auch das

Tot zoover mijne op het laatst van 1863bij N. & Q. ingezonden aanmerkingen, die,ik moet het bekennen, nogtans weinig lichtover den oorsprong van het woord smousverspreidden, om welke reden ik dan ookin mijne bijdrage » Israelieten of Joden"mijn verlangen te kennen gaf, van anderenmeer daarvan te mogen vernemen.

Ik betuig E. A. P. nu mijn dank voorzijne welwillendheid, om mij, zoo mogelijk,op de hoogte te brengen, doch hoeveelwaarschijnlijkheid er bij den eersten oog-opslag ook voor het gevoelen van REISKE

moge bestaan, als zou het woord met het.

arabische smaas ( ..:--) 5 ) dienstknecht ofslaaf zijn te vergelijken, is het ter naauwer-nood denkbaar, dat een zoodanige scheld-naam als smous, die geheel en al van » hetyolk" schijnt te zijn uitgegaan, uit hetArabisch zou zijn geput. Ging men vanzoodanig gezigtspunt uit, dan zou veeleermogen worden verondersteld, dat het woordsmous is afgeleid van het Chald. 111MTV

T - T

(schamatha) anathema, excommunicatio (evenals het Maran-atha I Cor. 16 ; 22.) ; over-

° ....., feenkomende met het arab. t....41. (schamas)

en het syrische i..iLfi.,,: (schmutho), die beide

verbannene of banneling beteekenen.Meer weet ik voor het oogenblik niet

over het woord smous te zeggen, en het zalmij aangenaam zijn, dat een ander de warebeteekenis er zal van kunnen vinden, vooraleene betere dan die, welke daarvan door hetbestuur (?), b1.162, is gegeven, alwaar wordtgezegd : » het woord smous is een populairewoordvorm, althans uit 's MOZES (des Mozes)natie of ongeloovige." — Wie beschouwdeooit MOZES' natie en ongeloovige als sy-noniem ?

Hoe weinig echter aan de circulaire (waar-van terzelfde plaatse wordt gewag gemaakt),door het departement van justitie toen wijlenmr. ASSER referendaris was uitgevaardigd,

schwierige Wort, „beschummeln," betriigen, nur eineVersetzung fur „beschmueln", eben von „schmue"gebildet. — Hij neemt dus het woord beschmusenin den zin van het nederd. aanpraten, aansmeeren.Het bij ons gebezigde woord smoesjes vindt mededaarin zijn oorsprong (vgl. Nay., 5e jaarg. blz.252, noot 15).

5) Dit woord stemt overeen met het reeds innoot 3 aangehaalde chald. woord 'jP (Syr.

,,,LZA,,,) dienen, waarvan wederom de bij de Israelie-ten gebruikelijke termen van ere , koster,

temet npr.ifx of 111'4101tVil itv.nx, dienstbare

letters, litterae serviles (nl. 217Z1 rnm imp), enz.zijn gekomen.

232

waarbij werd verboden om in signalementenvan verdachten zich van de uitdrukkingJood te bedienen, ook in onze dagen wordtgevolg gegeven, kan daaruit blijken, datbij zeker regtsgeding, nog slechts weinigemaanden geleden, door mr. D. LEON tegendeze gewoonte is geprotesteerd.

Het Weekblad voor Israelieten, waarin hetberigt voorkwam, heb ik thans niet voorde hand, doch het is te kort geleden, dandat de lezers daarvan zich deze omstandig-heid niet zullen kunnen herinneren. Datook elders nog dit gebruik bestaat, vind ikbevestigd in een berigt uit Amerika, voor-komende in het evengemelde Weekblad van17 junij 11., n°. 48, het volgende behelzende :

» Generaal BUTTLER had 5 ter flood ver-» oordeelde smokkelaars in een offlcieel stuk» onder de benaming van » Joden" aangeduid.» Hierover beklaagde zich de eerwaarde» heer ISAAKS, redacteur van den Jewish» Messenger. De generaal antwoordde, dat0 hij niet de godsdienst, maar de nationali-» teit op het oog had gehad, en die lieden» op dezelfde wijze Joden had genoemd, als» hij anderen Duitschers, Italianen, enz. zou» noemen, daar de Joden inderdaad eene» natie zijn, ofschoon zij thans geen vader-» land hebben, enz. enz. De eerw. heer» ISAACS schreef hierop een antwoord, waarbij» hij 's generaals dwaalbegrip hieromtrent» uiteenzette, en deze was loyaal genoeg te» erkennen, dat hij gedwaald had, en voor» de teregtwijzing zijn dank te betuigen."

Nopens het door L.-F.-T. medegedeelde,betreffende het langen tijd in Utrecht be-staan hebbende verbod voor de Joden, omin Utrecht te overnachten, enz., zij het mijvergund te doen opmerken, dat dit blijkvan onverdraagzaamheid zich in andereplaatsen alleen tot Roomsch .Katholijken be-paalde. Een mijner vrienden, een geborenMeppeler, verzekerde mij nog onlangs, dathet hem nog zeer goed voor den geest stond,dat dit verbod in Meppel bestond, alwaarook geen roomsche kerk mogt worden ge-bouwd. De tegenwoordige roomsche kerkte Meppel telt gewis geen vijftig jaren.

Leeuwarden. ALEXANDER.

Israelieten of Joden. Smous. Het artikelover dit onderwerp' op bl. 162 is, even als

de meeste andere ongeteekende, niet vanonze hand, en wij zouden ook niet gaarnede verdediging daarvan op ons nemen. Wijmerken nogtans op, dat het door ALEXANDER

gegevene argument niet geldig is. In demiddeleeuwen vinden wij de Joden gedu-rig tot de ongeloovigen gerekend, en metregt : want wie meent in het bezit der voilewaarheid te zijn, moet alien voor ongeloovighouden, die niet juist hetzelfde geloovenwat hij gelooft.

Dat de scheldnaam smous ontleend zouzijn aan een woord, dat geene ongunstigebeteekenis heeft, is niet onmogelijk. Verbavalent usu. Geus beteekent oorspronkelijkjets slechts, en het is een eerenaam ge-worden. Griek, een volksnaam, is bij onsals scheldnaam in gebruik. Er is een tijdgeweest dat men trotsch was op den naamvan Farizeer, in onzen tijd is er naauwe-lijks leelijker scheldwoord te vinden.

BESTUIJR.

De man met het ijzeren masker (vgl.XII. bl. 138, 289 ; XIII. bl. 1, 81, 165 ,XIV. bl. 37, 66). Volgens A. J. in denIntermddiaire is de zaak op voldoende wijzeopgehelderd in een werkje in 1825 uitge-geven : Histoire de l' homme au Masque defer, accompagnde de pieces authentiques et defac-simile par JOSEPH DELORT. Deze schrijverzegt dat hij van den hertog van RICHELIEU,

minister van buitenlandsche zaken, verlofheeft gekregen om in de archiven van datministerie te snuffelen. Hij heeft gevondendat de man met het ijzeren masker eenitaliaansche graaf is geweest, die in eenediplomatische onderhandeling LODEWIJK

XIV had bedrogen : hij werd door CATINAT,toen kolonel, gevangen genomen en in han-den gesteld van DE SAINT MARS, gouverneurvan Pignerol. Hij bleef onder bewakingvan dezen ook toen hij gouverneur van deBastille was geworden. De gevangene droegtoen hij daarheen gebragt werd een fluwee-len masker. Dit alles blijkt uit de in hetgenoemde werk medegedeelde correspon-dentie tusschen LOUVOIS en SAINT MARS,

die (altoos volgens A. J. en den door hemaangehaalden QUERARD in zijne Francelittdraire) buiten alien twijfel echt is.

1.1.1............

OUDHEID-, MUNT- EN PENNINGKUNDE.

Penning met bloeiende aloe (vgl. XIV.bl. 139). Uit de brievenbus van n°. 5, 1864,bemerkt A. P. H. K., dat het, opschrift vanden penning, bl. 139, nog verbetering eischt.

Het is op nieuw vergeleken met den ge-drukten tekst van de keerzijde, en daarinnog viermaal verschil bevonden.

gedrukt staat er : op den penning :regel 10. favit. faxit

» 12. Saxonici. Saxoniae.O 24. protensis. protrusis.» 27. superbit suberbit.

Het opschrift is heel klein, zoodat het metde loup gelezen moet worden, de diameter

233

van de medaille maar 43 streep, en zijweegt 27, 34 wigtje.

A. P. K. H.[Indien"er werkelijk gelezen wordt suberbit, heeft

de graveur zich vergist.]

Twee zoogenaamde oude opschriften (vgl.XIV. bl. 114, 168). Er bestaat reden, ommet D. G. J. de anecdote aangaande hetopschrift te Montmartre voor meer dan eenlouter verzinsel te houden. Behalve zijnantwoord komt er in hetzelfde nommer vanden Intermediaire nog een voor uit Parijs,waarin gezegd wordt, dat het verhaal tevinden is in de Nouvelle description des

environs de Paris van DULAURE , 28 ed.1787 t. II. p. 113. Ook deze verzekert,dat het in 1779, dus slechts acht jaren voor-dat de tweede druk van zijn werk nit-kwam, geschied is. In eene aanteekeningvoegt hij er bij : » qu'un critique, en colere,a public que cette annecdote dtait con-trouvee, mais comme ce critique a gardel'anonyme, et qu'il n'a donne aucune preuve,je ne sais si je Bois plutOt me confier asa lettre imprimee qu'aux ouvrages oil j'aipuisse ce fait." Er zijn dus nog oudereboeken, waarin het verhaal voorkomt, lochDULAURE zegt niet welke.

GESCHIEDENIS DER LETTERKUNDE.

Amand van Zirixee (vgl. I. bl. 220 ; II.bl. 320). Het komt mij voor dat allen,die over dezen en zijne Chronica hebbengeschreven, eenvoudig elkander hebben na-geschreven, zonder zijn werk onder deoogen te hebben gehad. Dit komt dan trou-wens ook zeer zeldzaam voor; zelfs in derijke Bibliotheca Hulthemiana werdt het nietgevonden. De volledige titel is : Chronicacompendiosissima ab exordio mundi usque adannum Domini Millesimum, quingentesimum, tri-gesimum quantum: per venerandum patremF. AMANDUM ZIERIXEENSEM, ordinis FratrumMinorum, regularis observantiae, virum in Di-vinis et humanis rebus peritissimum,. Ejusdemtractatus de septuaginta hebdomadibus Danie-lis. Adjectae sunt epistolae duae Christianiregis Aethiopiae, DAVID'S, ad CLEMENTUMseptimum, Rhomanum pontificon, anno Domini1533 destinatae, cum articulis quibusdam de

fide et moribus Aethiopum Christianorum. Aliaequoque tres epistolae ex nova maxis OceaniHispania ad nos transmissae, de fructu mira-bili illuc surgentis novae Ecclesiae, ex quibusanimus Christianus merito debeat laetari. Ant-verpiae apud SIMONEM COCUM. Anno Domini1534 Mense Maio, in 12°.

Hierop volgt aan de ommezijde de Epi8-tola nuncupatoria, waarmede FRANCISCUS TI-TELMANNUS I) dit bock opdraagt aan denbekenden MATTUYS WENTSEN. Zij is gedag-teekend uit Leuven, den Eden mei 1534, endaar hij overal spreekt van AMANDUS, alszijnde overleden, blijkt hieruit duidelijk, datdeze onmogelijk den 8"" junij 1534 kangestorven zijn. Hij maakt ons daarin be-kend met de uitstekende deugden en be-gaafdheden van AMANDUS, en verhaalt ons

1 ) Over dezen zie men : VALERIUS ANDREAS,Bibliotheca Belgica ; A. MIRAEUS, Elogia Belgica ;JOCHER, Gelehrten-Lexikon ; PAQUOT, Mein. Litt. ;BECDELIkVRE, Biographie Liegeoise, I. 195.

tevens dat deze, gedurende de laatste jarenzijns levens, veel Teed aan podagra en chi-ragra (voeteuvel en handeuvel), zoodat hijzich naauwelijks bewegen kon. Hij geeftons order eene lijst van de door AMANDUSnagelatene schriften, en uit daarbij denwensch, dat deze eenmaal ad Dei omnipo-tentis gloriam et studiosorum utilitatem hetLicht mogen zien 2).

Nu volgt eene Premonitio Lectoris seuproé.mium in sequentem tractatulum, qui inti-tulari potest scrutinium aut venatio veritatishistoricae, ex diversarum pentium annalibus inannorum numero concordantis.

Verder Sequitur Generalis et summaria sup-putatio annorum mundi usque ad Christum, perquinque aetates, juxta concordiam annalium di-versarum pentium.

Eindelijk begint nu op folio 1 recto deChronica zelve. (Het geheele werkje bevat 'van hieraf tot het einde toe 128 bladzijden,recto en verso.) Deze, verdeeld in sex aetates,eindigt op folio 100 recto.

Alsdan volgt op folio 101 verso : De sep-tuaginta hebdomadibus Danielis scrutinium vene-randi patris, Fratris AMANDI ZIERXEENSIS,ordinis Fratrum Minorum, regularis obser-vantiae.

Op folio 108 verso Sequuntur quaedamnotatu digna de Sophi rege Persarum, _HosteTurcarum, collecta per eundem venerandumpatron AMANDUM ZIERXEENSEM, ordinis Mino-rum. 3)

2) Hij zelf schijnt dezen wensch gedeeltelijk tehebben vervuld, ten minsten er bestaat van hemCommentarii in Ecclesiasten Salornonis. Antv. 1536in 120. Paraphrastica Elucidatio in librum Job. Antv.1547 in 12°. (Beide meermalen herdrukt.) Daar ikdeze werkjes echter niet bezit, kan ik niet beoor-deelen of TITELMANNUS zijn eigen work, dan weldat van AMANDUS heeft gegeven.

3) Dit kleine geschrift wordt dus ten onregte alsongedrukt opgegeven.

30

231

Op folio 111 recto : Exemplar literarumquas DAVID rex et imperator magnae Aethi-opiae, per oratorem et legatum suum propriumFRANCISCUM ALVAREZ, Pli8it ad CLEMENTEM

septimunt pontificent Rhontanorunt ad praestan-darn ei, more caeterorum regum Christianorum,debitam obedientiam et reverentiam : quas literaspraedictus orator, anno Domini 1533, MenseJanuario, eidem CLEMENT', tune Bononiae cumCAROLO quinto, de rebus Christianae fidei trac-tanti, in publico Cardinalium et patrum ad idspecialiter celebr ato consessu, nornine sui regiset imperatoris exhibuit ; praesente ibidem D.

MARTINO a PORTUGALLIA, nepote et oratoreregis Portugalliae, qui ilium jussu sui regisPortuyalliae, qui ilium jussu sui regis ad Pon-tificis praesentiam adduxit. In quibus literismire apparet Imperatoris illius erga Christifident et Sanctani Rhomanam Ecclesiam devo-tio, ardensque zelus adversus inimicos catho-licae fidei. Quae quidem literae primum exAethiopico idiomate quo erant conscriptae inLusitanicum, ac deinde in Latinum sunt trans-latae.

Op folio 113 recto. dlterae literae ejusdemserenissimi DAVID Aethiopiae regis ad sanctis-simunt D. N. CLEMENTEM Papant septimum perD. FRANCISCUM ALVAREZ, ejus oratorem per-latae et ex Aethiopico in Lusitanum, indequein Latinum traductae.

Op folio 117 recto. De fide et religionemoribusque et caeremoniis praedicti Aethiopiaeregis et subditorum ejus, ex certa fide digno-rum relations (ut infra declarabitur) nonnullascitu et memoratu digna ad gloriam Christianinominis et Christianorum consolationem quambrevissime collecta per Fratrent FRANCISCUM

TITELMANNUM Hassellensem.Op folio 122 recto. Exemplar epistolarum

aliquot ex nova maris Oceimi Hispania, quamCAROLO Quinto Imperatori semper Augustosubegit FERDINANDUS CORTESIUS, ad nostrasprovincias destinatarum : ex quibus surgentisillic novae Ecclesiae praeclara initia Christi-anus lector videbit et gaudebit, ad laudem Do-mini nostri Jesu • Christi, en wel:

ibidem. Epistola vener a n di P atris F. MARTINI

DE VALENTIA, ordinis Fratrum Minorum regu-laris observantiae, custodis sanctia Evangelii interra praemissa ad Reverendum Patrem F. MAT-

THIAM WEYNSSEN, generalent CommissariumCismontanum eorundem Fratrum scripta, annoDomini 1531.

Op folio 123 recto. Epistola altera ejusdemarqumenti a Reverendo in Christo patre etdomino D Episcopo civitatis illius magnae innova Hispania, quae dicitur Tentixtitan, adReverendum Patrem, Commissarium generalemCismontanum, ordinis Fratrum minorum caete-ros patres in capitulo generali Tholosae, annoDomini 1532 congregatos, una cum superioribusliteris transmissa, atque ibidem publice recitata.

Op folio 124 verso. Epistola alia ejusdemargurnenti frairis PETRI DE GANTE, alias DE

MURA, cujus in priori epistola D Episcopimentio facta est, scripta ante priores binasliteras, Anno videlicet Domini 1529, MensisJunii die vicesima septima, quam ex idiomateHispanico in quo scripta erat, in Latinumverti curavimus, ad tandem Domini nostri JesuChristi et oblectandos ex ea Christianorum ani-mos. Missa autem fuit generaliter ad patreset Fratres Provinciae Flandriae, et caeterosin vicinis locis commorantes.

Verder volgen op folio 127 verso tot heteinde toe eenige bijbelteksten.

De plaats over de pausin JOANNA, ver-meld in het Archie! voor Kerkelijke geschie-denis door KIST en ROYAARDS, XIV. bl. 112,komt voor op bl. 73 recto, en luidt aldus :Anno Domini 853. JOANNES Anglicus dictus,qui esset hujus nominis octavus : sed fuisse dici-tur foemina et peperisse in platea, uncle noncomputatur. 8edit annoy duos, menses tres.

Volgens J. F. LE PETIT in zijne Neder-lantsche _Republycke, enz. Arnhem 1615, b1.187,moet AM ANDUS ook vele schoone Poematdhebben gemaakt.

C. P. L.

Mr. Gerrit van Lennep (vgl. dl. IX. bl.161. vr. 233 en bl. 279). In het negendedeel van den Navorscher is gevraagd naarGERRIT. VAN LENNEP, die in 1794 te Leideneen bundel Jeugdige Gedicliten uitgaf, enwat er meer van hem bekend was, danWITSEN GEIJSBEEK iti zijn Woordenboek overhem mededeelde.

Op bl. 279 van datzelfde deel gaf deheer B. N. daarop een kort antwoord ; dochdaar dit niet in alles joist en er geenverder antwoord op gekomen is, en wijdoor de vriendelijkheid van jonkvrouweZ. C. C. VAN LENNEP te Zutfen, dochtervan wijlen mr. G. VAN LENNEP, in staat ge-steld zijn, eenige meerdere berigten overhem merle te deelen, zoo achten wij hetniet onhelangrijk, die in dit tijdschrift teplaatsen.

Mr. GERRIT VAN LENNEP zag den 13denapril 1774 te Almelo het eerste levenslicht ;zijn vader JACOB ROETERS VAN LENNEP,

afstammeling van het oude en aanzienlijkehollandsche geslacht van dien naam, be-hoorde tot den ouden, deftigen handelsstandte Amsterdam, en was aldaar gevestigd,maar zette zich, kort na zijn huwelijk metmejufvrouw C. COSTER te Almelo, ten ge-vaile zijner vrouw aldaar neder.

Nadat de jeugdige GERRIT VAN LENNEP

zich met ijver op de voorbereidende weten-schappen had toegelegd, studeerde hid aan-vankelijk aan het athenaeum te Amsterdam,en later onder de hoogleeraren mr. D. G. VAN

235

DER KEESSEL en mr. F. W. PESTEL aan deakademie te Leiden, alwaar hij op 27 decb.1797, op drieentwintigjarigen leeftijd, totdoctor in de beide regten promoveerde, naonder den hoogleeraar d r. SEBALD FULCOJOHANNES RAU een Specimen juridicum inau-gurale ad fragmentiim Scaevolae in lege LXXdig. de procuratoribus et defensoribus open-lijk verdedigd te hebben.

Hierna zette hij zich als advocaat teAmsterdam neder, waar hij reeds met goedgevolg de juridische loopbaan begonnenen eenigen naam gekregen had, toen hijzich in 1808 tot onderbibliothecaris vande koninklijke bibliotheek te 's Gravenhagebenoemd zag, en dus, naar het scheen, deregtsgeleerde loopbaan verliet, om zich ge-heel aan de beoefening der letteren, waar-voor hij steeds vurige Heide koesterde, toete wijden. Scheen het, dat VAN LENNEPzich van nu of bepaald op de letteren zoudetoeleggen, daar hij met roem in zijne nieuwebetrekking werkzaam was, en die met ijververvulde, het varietas delectat bleek ookop hem van toepassing te zijn, daar hij in1811, na, de inlijving van het koningrijkHolland in het fransche keizerrijk, de hemaangebodene betrekking van regter van in-structie (juge d'instruction) in het arron-dissement Almelo aannam.

Doch slechts weinige maanden vervuldemr. G. VAN LENNEP dezen post, en ten twee-den male triomfeerden de letteren overde regtsgeleerdheid, door zijne benoemingtot inspecteur van den boekhandel en derdrukkerijen in het arrondissement Gronin-gen, waartoe de vijf noordwestelijke pro-vincien des lands behoorden.

Bij de vervulling van dit ambt, beweesmr. G. VAN LENNEP gewigtige diensten aan's lands boekhandel, en poogde zooveelmogelijk de strenge maatregelen te tempe-ren, die de drukpers in die dagen belem-merden.

Door het beleid, de gematigdheid en hetdoorzigt, waarmede hij vele voorkomendemoeielijkheden wist uit den weg te ruimen,verwierf hij zich niet alleeen de achting derletterkundigen, maar ook evenzeer de gun-stige onderscheiding van het gouvernement,zoodat hij zich omstreeks bet einde van1813 naar Parijs zag opontboden om alwaarmet den directeur generaal van den boek-handel en der drukkerijen, den staatsraadbaron DE POMMEREUL, te beraadslagen overde nieuwe verordeningen, welke het franschegouvernement van plan was voor den boek-handel uit te vaardigen. Door de spoedigdaarop gevolgde omwenteling, in dit voorNederland zoo hoogst gedenkwaardige jaar,verviel, tegelijk met de fransche overheer-sehing, de post van inspecteur van den boek

handel, enz., door mr. VAN LENNEP tot dus-verre bekleed ; — doch, daar hij in die be-trekking vele gewigtige diensten aan denstaat en de letteren bewezen en getoond had,hoe goed aan hem de belangen van die zakenwaren toevertrouwd geweest, zoo droeg menhem nu het redacteursehap op van deAlgemeene Nederlandsche Courant — La Ga-zette gadrale des Pays-Bas, die te Brusselin de nederlandsche en fransche taal hetlicht zag.

Toen omstreeks het einde van het jaar1818 dit blad was opgeheven, ondernammr. G. VAN LENNEP in de fransche taal eeneven nuttig als nationaal werk, de uitgavenamelijk, van de redevoeringen, gehoudenin de zittingen van de tweede kamer derstaten generaal. Tot bewijs hoezeer die arbeidin dank ontvangen en erkend is gewordenkan dienen, dat mr. G. VAN LENNEP, bijkoninklijk besluit van 17 sept. 1820, be-noemd is geworden tot redacteur der zit-tingen van de tweede kamer der staten-generaal, waarvan het verslag in de staats-courant kwam te staan. Deze betrekkingvervulde hij tot aan zijnen dood, zoodathij niet, gelijk de heer B. N. schrijft, sedert1830 ambteloos te 's Gravenhage leefde.

De werkzaamheden, aan laatstgemelde be-trekking verbonde'n, werden in maart 1829aanmerkelijk vermeerderd, daar de koninghem de taalkundige herziening en correctieder nieuwe wetboeken voor het koning-rijk der Nederlanden opdroeg ; eene zeermoeielijke taak van hoogst kieschen aard,daar het, gelijk van zelven spreekt, volstrektniet geoorloofd was, iets in den grondtekstte veranderen, afkomstig van de wetgevendemagt, zonder dit gezag vooraf te raadplegenen de uitdrukkelijke goedkeuring te hebbenverworven ; hierbij kwam vooral ook, dater in den nederlandschen tekst eene menigtetaalfouten waren, welke de eer des yolksen der nationale letterkunde niet gedoogden,dat zouden blijven bestaan.

Dit werk, dat mr. G. VAN LENNEP metden meesten ijver en ingenomenheid behar-tigde , waartoe hij , en als regtsgeleerde ,en als letter- en taalkundige volkomen be-voegd was , en waarmede hij mogt hopenduurzame en welverdiende eer in te leggen,heeft hij niet molten voltooien ; de doodoverviel hem , toen de herziening en cor-rectie op nog slechts weinige bladen na,voleindigd was , en mr. AMER , secretarisvan justitie onder den minister VAN MAANEN,voleindigde het door den dood afgebrokenwerk van mr. G. VAN LENNEP.

Hij stierf te 's Gravenhage op 19 sep-tember 1833 , in 59jarigen ouderdom.

Behalve dat mr. G. VAN LENNEP lid wasvan het Taal- en dichtlievend genootschap ,

30*

236

onder de spreuk : Kunst wordt door arbeidverkregen , te Leiden , en van de : Bataaf-sche maatschappij van taal- en dichtkunde,was hij ook lid van de Maatschappij vannederlandsche letterkunde te Leiden ; of hijnog tot meer geletterde genootschappen enmaatschappijen in betrekking gestaan heeft,is ons onbekend.

Als lid van de Maatschappij van neder-landsche letterkunde, vermeldt de hoogleeraarSIEGENBEEK hem , in zijne jaarlijksche toe-spraak aan de vergadering der maatschappij,1834, bl. 18, en verwijst er tot den Konst-en Letterbode voor 1833, n°. 45.

Na dus kortelijk zijn leven en werkzaam-heden vermeld te hebben , zullen wij ein-digen met een overzigt te geven van devoornaamste geschriften door mr. G. VANLENNEP van tijd tot tijd in het licht gegeven.

Onder zijne eerste geschriften, behoortvoorzeker een bundel gedichten , ten op-schrift dragende : Jeugdige gedichten van GER-

RIT VAN LENNEP , te Leiden in 1794 uitge-komen , toen de vervaardiger naauwelijkstwintig jaren telde.

Niet slechts J. W. VAN SONSBEECK plaatsteeen lofdicht voor dien bundel , maar zelfsmr. JERONIMO DE BOSCH, de fijne en smaak-voile kenner en beoefenaar van poezy enfraaie letteren , keurde deze dichtstukjeseen loffelijk en aanmoedigend gedicht in delatijnsche taal waardig , en ook dit versprijkt voor in den bundel. Het was voor-namelijk toegevende aan de opwekking enaandrang van mr. JEROMINO DE BOSCH, datde jeugdige zanger zich liet overhalen zijnwerk aan de openbare meening prijs tegeven ; GERRIT VAN LENNEP zelf hechttenimmer groote waarde aan deze dichtproe-yen, en schreef in latere jaren , op meerbezadigden leeftijd , de toegevendheid vanJEROMINO DE BOSCH over deze jongelings-verzen grootendeels toe aan de voorliefdevan DE BOSCH voor elk die VAN LENNEP

heette en zich aan studie wijdde. Steedsbleef G. VAN LENNEP in zijne ledige uren,die echter, , door trouwe vervulling en be-hartiging zijner ambten , niet talrijk waren,de dichtkunde beoefenen, en offerde bij voor-keur aan de erotische muze.

Onder zijne onuitgegeven nagelaten pa-pieren berusten nederlandsche vertalingender gedichten van ANACREON, en der Kusjesvan JANUS SECUNDUS ; zoowel hieruit, alsuit de ook nog in handschrift bestaandevertalingen van de Hecuba en Hippolytusvan EURIPIDES, blijkt, hoe hij voortdurendeen getrouw minnaar en beoefenaar deroude talen is gebleven.

Eenige zijner zoowel oorspronkelijke alsvertaalde dichtstukjes, in teederen en be-valligen trant, werden met gunstige ver-

melding opgenomen in de werken der Haag-sche maatschappij van taal- en dichtkunde;doch een veelbewogen leven en naauwge-zette , onvermoeide vervulling van menig-vuidige ambtsbezigheden beletteden hem,zich verder .als dichter bepaald te ontwik-kelen en later waardiger op te treden.

Toch waren zijne dichtoefeningen voorhem niet zonder vrucht geweest, daar zijhem een meer volkomen meesterschap overde taal, ook in het proza, deden verwerven.

Scheen dus de poezy weinig meer vanVAN LENNEP te zullen ontvangen , hij zoudezich , door de verschillende maatschappelijkebetrekkingen , die hij bekleedde , in prozameer en beter doen kennen.

In 1807 schreef mr. G. VAN LENNEP een:Mdmoire over de poezy bij de Grieken, waaraande zeldzame eer te beurt viel, van doorTeylers genootschap te Haarlem hoogst lof-felijk vermeld en gedrukt te worden in hetXVe deel der werken van voornoemd ge-nootschap.

In 1809 voerde mr. VAN LENNEP een'letterkundigen strijd met den beroemdenJACOBUS KONING over eenen ouden letter-vorm, dien men voorgaf, dat van LAURENS

COSTER afkomstig zoude geweest zijn , ietswat VAN LENNEP bestreed , en waarbij hijhet gezag van den beroemden MEERMAN

en de meening van meer andere uitstekendevaderlandsche geleerden voor zich had. —De stukken , dezen letterstrijd betreffende,komen voor in den Konst- en Letterbode voor1809.

In zijne betrekking van inspecteur vanden boekhandel en van de drukkerijen be-greep hij , dat er behoefte was om de wet-ten , op den boekhandel betrekking hebbende,te verzamelen ; weshalve mr. G. VAN LENNEPin 1812 in de nederlandsche en franschetaal de verzameling der wetten daaroveruitgaf.

In 1814 leverde mr. G. VAN LENNEP eenegoede vertaling van het werk van DE CHA-TEA UBRIAND , getiteld : De Bonaparte, desBourbons, et des allies. Nog vertaalde hij vandien zelfden schrijver : Le Bernier des Aben-cerages ; ook een werk van den heer MEIJER,

Tafereelen van Italie, 2 din. in 8°., en schreefin die jaren nog eenige politieke vlugschrif-ten en brochures.

In 1816, gaf mr. G. VAN LENNEP eeneGrammaire Hollandaise d'apres Weiland, metgoedkeuring van het gouvernement, te Brus-sel uit ; een werk, dat terstond in de bel-gische scholen is ingevoerd geworden. Alsblijk van de degelijkheid van dat werkmoge dienen , dat nog heden ten dage inBeigie, bij het onderwijs der nederlandschetaal, mr. G. VAN LENNEPS Grammaire ge-bruikt wordt.

237

In 1824 , toen de pennen van vele neder-landsche geleerden bezig waren , om de eervan Haarlem , als de bakermat der boek-drukkunst , waardiglijk op te houden enCOSTERS roem tegen naijverige mededingerste handhaven , met het oog op de aanstaandefeesten in die stall te houden, schreef mr.G. VAN LENNEP : Aanmokingen op de Gedenk-schriften , wegens het vierde eeuwgetijde derBoekdrukkunst, waarin hij aantoonde , datdoor de uitgave dier Gedenkschriften aan dezaak van Haarlem nadeel was toegebragt.

Dat mr. G. VAN LENNEP daarin een grootbelang stelde, blijkt niet alleen uit die ge-drukte Aanmerkingen, maar nog meer hieruit,dat hij zich jaren lang bezig hield met hetmaken van aanteekeningen over de uitvin-ding der boekdrukkunst , en de kritiek dierzaak, met het doel om er een groot werkover te schrijven ; tot een zamenhangend ge-heel heeft hij het echter niet mogen bren-gen ; maar zoowel uit deze, als uit anderenagelaten papieren , is wijlen de geleerdeA. D. SCHINKEL te 's Gravenhage in staatgesteld, in 1840, eene : Beschrijvin,g van hetin de Koninklyke Bibliotheek berustende hand-schrift der Batavia van Junius, met facsimiles,uit te geven, welk werk, niet in den Ilan-del zijnde, aan VAN LENNEPS nagelaten, on-uitgegeven papieren ontleend is i).

Daar mr. G. VAN LENNEP, ook al naaraanleiding der tijdsomstandigheden, de fran-sche taal voor zijne geschriften gebruikte,en even als zijn tijdgenoot en vriend, deberoemde advocaat mr. J. D. MEIJER, eenezeer grondige kennis dier taal bezat, endeze met groote vaardigheid goed en vloeiendschreef, zoo bewerkte hij in 1817 en devolgende jaren voor AUGUSTE WAHLEN deartikelen over de meeste Noord- en Zuid-nederlanders, in de, door dezen te Brusseluitgegevene: Galerie historique des contem-porains. Dat het niet alleen biographien vanNoordnederlanders waren, zoo als in denNavorscher dl. IX vermeld was, blijkt daaruit,dat o. a. de biographien van DE STASSART,DE CELLES, GEELHAND DE LA FAILLE, en vanmeer andere Belgen van VAN LENNEPS handzijn. Onder de voornaamste biographien vanNoordnederlanders van de hand van VANLENNEP behooren o. a. die van: mr. R. J.SCHIMMELPENNINCK, mr. w. BILDERDIJK, mr.G. K. VAN HOGENDORP , mr. D. J. VAN LEN-NEP, mr. H. W. TYDEMAN, BLANKEN, MEER-MAN, P. J. DE BYE, enz. enz.

Nog nam mr. G. VAN LENNEP voor den-zelfden uitgever op zich, de taalkundigecorrectie van de prachtuitgave van de Grond-

1 ) Een brief door ons daarover aan den heerSCHINKEL geschreven, trof dien geleerde op zijnsterfbed aan.

wet voor het Koningryle der Nederlanden ,in 1825 , in folio ; eene hulde van den uit-gever aan den koning en zijne staatsdie-naren, van welke uitgave der grondwetslechts dertig genummerde exemplaren ge-drukt zijn , die door den uitgever als ge-schenken werden uitgereikt.

In bovengenoemde Galerie historique descontemporains , deel VI. bl. 244, en in hetsupplement, komt een artikel voor over mr.G. VAN LENNEP, van de hand van mr. JULIEN,advocaat te Brussel, loch welk artikelslechts tot 1830 voortgezet is, en dus delaatste levensjaren van mr. G. VAN LENNEPniet vermeldt.

Dit artikel is, op weinige uitzonderingenna, vrij naauwkeurig, en dus eindigen wij,met ook daarheen te verwijzen.

J. H. L. VAN DER SCHAAFF.

Lud. Coel. Rhodiginus (vgl. XIV. bl. 207)heeft geleefd tusschen 1450 en 1525. Hijwas geboren te Rovigo in Italie, en be-kleedde een leerstoel in de oude talen teMilaan en later te Padua. Zie MORERI edit.1740, v. » Rhodiginus", en andere biogra-phische schrijvers, zoo ook BAYLE, Dictionn.6dit. 1740, v. ), Erasme". vol. 11, 389.

Zijn voornaamste werk is geweest de Lee-tiones Antiquae, waarvan de Pte editie ver-scheen in 1516 te Venetie bij ALDUS, welkeeditie in 1517 te Basel werd nagedrukt.In 1566 werd het werk op nieuw uitgegevenonder den titel :

LUDOVICI comm. Rhodigini, Lectionumantiquarum Libri XXX, recogniti ab auctore.Francofurti et Lipsiae, sumtibus C. GERLACHIIet S. BECKENSTEINII. fol. (zie BRUNET, Manuel5de editie, vol. IV; col. 1269). Deze uit-gave, welke behalve de praefatie 1720 colom-men of 860 blz. bevat, is echter volgensRENOUARD, Annales des Alde, I. 179, nietvollediger dan de l ste seditie, zijnde dehoofdstukken slechts antlers verdeeld. Deverlangde woorden over het schaakspelkomen voor in libr. XX. c. 14, zijnde col.1114 of blz. 557. Bij eenig naauwkeurigzoeken zal LINIUS dan ook in zijn exempl.,hetwelk mede 862 bl. bevat, op die hoogtehet verlangde vinden.

Het komt mij intusschen bij uitstek ge-zocht voor, om die plaats op het schaakspeltoe te passen, te meer, omdat ATHENAEUS, diegeciteerd wordt, eene beschrijving geeft vanhet bewuste 7rsTre1ce spel (Deipnosoph. I. 14).Dit spel, namelijk, werd naar aanleidingvan het getal der aanbidders van PENELOPEmet 108 stukken of schijven (pi/Tot) ge-speeld, 54 ter weerszijden, en eene kleinetusschenruimte in het midden. Aldaar werdeen stuk geplaatst, hetwelk men Penelopenoemde. Naar dat stuk werd bij loting

238

gemikt. Die Penelope omverwierp, zoodatzij in het kamp der tegenstanders bleef lig-gen, zette zijn eigen stuk in hare plaatsen zette Penelope overeind ter plaatse, waarzij was heengerold ; dan wierp of miktehij andermaal, en werd Penelope nu opnieuw getroffen, zonder een der haar omrin-gende stukken te raken, zoo had hij het spelgewonnen. Men zou hier dus veeleer aanknikkeren of kegelen, dan aan schaken den -ken. — Zie merle over dit spel BOUILLET,Histoire de l' Antiquitd, Paris 1828, vol. II;v. »pettenterion", alwaar echter eene geheelandere beschrijving voorkomt.

Wat eindelijk het werkje van GUSTAVUSSELENUS betreft, dit is niet uitgekomen in1516, maar in 1616, en is, gelijk men weet,geschreven door AUGUSTUS, hertog vanBrunswijk-Lunenburg.

Dit werkje behoort tot de rarissima derschaaklitteratuur, wordende voor een ex. der2de editie, Leipsic 1617, door den boek-handelaar SIMPSON te Londen, in zijne tenvorigen jare uitgegeven Bibliographie ofChess, niet minder dan 5 £ 15 sh. 6 d. ge-vraagd. (Zie VOGT, Catal. Libr. rar., editie1793, p. 777 ; BRUNET, 1.1. v. » Selenusr' enLOWNDES, Bibliographer's Manual, 1863;voce » Sarrath".)

w.-H.

Het doodshoofd (vgl. A. R. ; XIV. bl.202.) In Nay. I. bl. 267 komt voor, eendichtstukje, getiteld : het doodshoofd. Opblz. 268 van deel IX is door mij medege-deeld, dat er een dichtstukje bestond, vaneen' ander' dichter, loch met hetzelfde opschrift.

Van dat stukje heb ik t. a. p. het eerstecouplet opgegeven en als dichter daarvangenoemd : mr. w. w. NOODT.

In het nummer , dat den l eten julij ver-schenen is , komt nu weer voor : eene ge-wijzigde lezing van het eerstbedoelde.

Thans zal mij vertrouw ik , mijn ver-zoek , om een plaatsje voor de door mijaangehaalde dichtregelen van mr. NOODT,niet geweigerd worden.

Zij luiden als volgt :

» Wat waart ge, ontvleeschde kop , waarinde wormen spelen ?

Versierde een diadeem uw vorstelijkekruin ?

Of moest ge in 't aklig lot eens armenbeedlaars deelen,

En baadt ge een bete broods aan Bevelsvan arduin?

Waart ge eens der maagden roem , toenjeugd en vreugd u sierden ,

Der jongelingen stoet aan uwe wenkenhing ,

Toen om de rozenwang de dart'le lokkenzwierden ;

Of waart ge aan 't maagden harte eendierbaar jongeling?

Dan, waartoe 't u gevraagd? Gij antwoordtslechts met zwijgen ;

Maar, , ach ! dit zwijgen zelfs, drukt 'ttreffendst antwoord uit ;

Bij 't fluistrend windgeruisch, door bleekewilgent w ijgen ,

Roept r elk van 't kerkhof toe :wordt het graf ten bait !

Het graf, dat is dan eens ons aller, , allerwoning ;

War is de grenspaal dan van mensch-lijke ijdelheid ;

Ddar knaagt een zelfde worm aan bedelaaren koning ,

En beider bekkeneel vertoont geen on-derscheid.

War kwijnt eens 't purperrood van lievemaagdelippen ;

Het tintlend vuur der jeugd is daar eenszielloos koud ;

Daar zal geen enkle zucht der koude Borston tglip pen ,

Waar 't somber , 't zwijgend graf hetstof geketend houdt.

Hier vindt gij , sterveling! den maatstafvan uw waarde ;

Ruk dan van 't stof u los en streef naarhooger kring ;

Dan zink' vrij 't zielloos lijf in 't dompigstof der aarde ;

Uw geest juicht op dien stond , want —die is hemelling.

En nu zal m. i. de slotsom van al hetover genoemde gedichtjes medegedeelde welhier op nederkomen:

Er bestaan twee dichtstukjes , die nage-noeg hetzelfde opschrift hebben.

Van het eerst bedoelde is de maker B.

NIEUWENHUIZEN en van het andere m r. w.

W. NOODT.

H. v. K.

Vondels geboortehuis (vgl. XIV. bl. 144).T. a. p. lees ik , dat men VONDELS geboor-tehuis te Keulen zoekt, terwijl ik meende,dat het in de laatste jaren uitgemaakt was,dat hij te Antwerpen het eerste levens-licht gezien had; hoe is het hiermede ge-steld ? J. H. L. VAN DER SCHAAFF.

[VONDELS vader was een Antwerpenaar ; ookde familie zijner moeder was uit die stad naarKeulen gevlugt. Wij meenen echter dat er geengrond bestaat voor het gevoelen, dat VONDEL zelvete Antwerpen zou geboren zijn.]

239

Wallesius (vgl. XIV. bl. 146 , 205).Zekere predikant WALLESIUS vertrok tus-schen de jaren 1601 en 1610 van Boven-carspel naar Hoorn, en gaf zich veel moeiteom PHILIPPUS RUYL zijne plaats te Boven •carspel te doen innemen. — Vergel. H.RUYL, Brandts stoute Geveynstheyt en Lief-deloose Geest, enz. Amst. 1675, bl. 80.

U. G. M. C. L.

Knipzangen. In de uitgave van VON-

DELS werken bid WESTERMAN, dl. XII. bl.389, lezen wij :

Onder de Knipzanghen door verseheideRymers gedicht, schreef VONDEL 't geenvolght :

Knipzangh.

Rozemont zagh op , en riep ,Met de doot op haere lippen,

Toen de wangh haer verf verschiep ,Bocksvoet , wat bediet dit knippen ?Zoeck in wouden en op klippen

Andre jacht en minnestof,Zonder onzen slaep te steuren.Magh ons dan geen rust gebeuren !

Och, och, och ! dit is te grof.

Slot der Knipzangen.

Laet het kostlijckste van alU niet reuckeloos ontslippen ,Dat 's de tijdt die snel gaet glippen ,

Zonder dat by keeren zal.Och , hoe dun is het getal ,

Dat zijn uuren meet by stippenEer de doot den draet komt knippen,

Van hun leven onverwacht.Meest verlooren , minst geacht.

Blijkbaar zijn dit navolgingen van hetvolgende Velddeuntjen van HOOFT :

Rosemondt die lag en sliepBlies violen wt haer lippen :

Pan die sach 't en ijling liepSoetjes op haer borsje knippen.Mit dat hij sijn duim liet slippen

Viel een moorbej van het lof,Die recht op haer boosem mickte :Dies hij riep , want hij verschrickte ,

Och och och de speen is of.

Het is van 9 februarij 1611.Vrage : wie zijn de overige n rij m erg"

die Knipzangen gedicht hebben en waarzijn deze te vinden ?

P. L. Wz..............n

Geschriften van Caspar Sibelius (vgl.XIV. bl. 207.) De levensbeschrijving van K.-BELIUS door nu wijlen prof. H. W. TYDEMAN,

vindt men in de Godgeleerde Bijdragen van

1849, bl. 481-522. Ik herinner mij niet,dat aan den toen geuiten wensch voldaan is.

E. A. P....................

Dirk Smout (vgl. XIV. bl. 209) is genoegbekend door zijne psalmberijming (1710), eneen Leven van Jens in dichtmaat (1728).

L—F—T.

Don Quijote (vgl. XIV. bl. 208). JACOBCAMPO WEIJERMAN (1677-1747) gaf onsde eerste vertaling van de » Gevallen vanDon Quichot." Dat boek schijnt toen wei-nig in den smaak onzer landgenooten tezijn gevallen, want het vond geen gunstigonthaal. L—F—T.

De Groninger Raarekiek. Onder de voort-brengselen van de pamphletaire drukpers derlaatste helft van de vorige eeuw verwektedeze » Raarekiek" eene schier ongehoordesensatie, althans in loco, die er ten deelenog voortduurt. De verzameling is caterhoogst zeldzaatn, en een volledig exemplaarder stukjes, die van tijd tot tijd verschenenzijn, in druk, welligt in niemands handen,terwijl ook slechts enkele personen een ofander stukje bezitten. Het satyriek geschriftwas in rijm opgesteld. De schrijver is nietbekend. Men gist er alleen naar

Het verscheen vooreerst in 1777 en vingaldus aan :

Ik zal jou eens vertoone de fraaye stadGroninge,

Met alle zyn mooye en ook aklige woninge,

en eindigde met de regels :

Vriende 'k schey uit, 'k heb lang u verteltNaderhand wat nieuws ; pas nu maar je geld.

't Eerste » Vervolg" verscheen in 1782 enwel (zoo gezegd) by SICCA THYLO te 's Hee-renveen.

De eerste regels zijn :

Ik heb nu in vier jare met myn rarekiekeNiets hier vertoon in deze republieke

en de laatste :

'k Heb jou nu ook al vrij wat verteltEn schuif nu mijn kast toe en vraag om de

gelt.

Daarop noemt zich de schrijver 0 STEVENWALON, " (een pseudonym).

Het tweede vervolg heeft in mijn af-schrift geen jaartal, loch behandelt het be-zoek der stad door de vorstelijke familie,beginnende met :

Daar ben ik al weder met mijn rarekieke,

240

en sluitende met:

Je dienaar my Vrienden, nu maak ik een end.

In 1784 kwam het » derde vervolg" uit ;het tooneel wordt geopend met:

Aja, nu liefhebbers, ik kom weer voor 'tligte,

En wilje vertoon ganst nieuwe gezigte.

Het gordijn valt aldus :

't Is goed dat een ider worde bekent ;Op dit pas myn vrienden maak in nu een end.

Eindelijk ligt voor mij het » vierde ver-volg", waarvan de aanhef is :

Wijl veele laatstmaal heb getoond heur ge-noege,

Koom ik my, Myn Vrienden weer by u ver-voege.

Terwij1 het besluit is:

Ik vertone al veel en byna om sonst'k Verzoeke in 't vervolge dan wedre je

gonst.

Het is mij niet bekend, dat er nog meervan is uitgekomen. De bezitters van exemplaren kunnen uit mijne opgaven afmeten,of er soms nog andere stukken moeten zijn.

De vijf stukjes bevatten ruim 1700 vers-regels. Misschien deel ik nog wel 't eenen ander mede. Het wemelt van persona-liteiten ; maar ook van puntige schilderin-gen der zeden van dien tijd, en van deverhoudingen, bemoeiingen en intrigues dertoemalige politiek. De bedoeling is nu al-leen de aandacht der Navorschers op dezelettervruchten van onzen noordelijken, inhet vaderland anders, wat die tijden betreft,minder algemeen bekenden bodem, te yes-tigen, met verzoek van mededeeling van het-geen hieromtrent aan hen bekend mogt zijn.

J. B. J. S.

De Groninger Rarie kilcas.

Ik zal jou eens vertoone de fraaije stadGroninge ,

Met alle zijne moije, en ook aklige WoningeKijke daar de St. Martens tooren en kerke,En die groote kurieuse pleyne en merke ,

Die lijke nu wel wat trieste, en schampere,Maar als het believe de batze Heer Campere :

Ach die tweede Steeven' van der Klokke,Die het met vill niet hebbe zoo drokke ,

Zal die commandere een fraaije GebouweOf de Borgemeestere spel ons wat op de

mouwe:Kijke daar de madelle, hoe 't omtrent zal

weeze,En de kurieuze trappe, heb maar geen'

vreeze,

Want jij behoeve daer niet op te loope,En dat met het breeke van jou halze bekoopen

Als die trappe weg is, dan kan ik jouvertoone

De nieuwe Raadhuize , zoo fraaije , zooschoone ;

Maar 't zal nog in vijftijn jaare niet lukkeDat je hier zult zien pronke die Campere

stukkeDe Raad kan 't wel harde in Bottringe

straateIk zal jou ook laat zien, faaaije en accuraate

De plaatze , daar nu vergadre de HeereDie na onze Prins , de stad hier regeere.

Kijk hoe ze daar met de roo mantele prijkeEn net als heure advocate gelijke.

Liefhebbere, voor ruim zeeven en twintigjaare

Gingen zij in 't zwart , en met beffe vergaareZoo de Kykere daartoe wel had begeer-

lijkheidZoude ik hem vertoone die oude beer-

lijkheidMaar ou ba! de kykere zou kunnen beswymeWy wil ook niet meer daar van spreeke

of rymeAch se kijke daar nu ter deeg, daar heb

je spadilleDie speele wel zyn rol , en winne ook

meest codilleDie hebben wil revenge van deze IdoleDen troeve by zoo braave, dat by kryg de vole.

Kyke daar hoe dat zyn meeste kamerrateHem kijk naar de ouge, maar 't kan niet

baateEer dat zy wat kryg, ben zy haast ver-

sleeteHy helpe eerst zijn luis, en dan koom de

neeteKyke nou hoe deftig de geheele SenaateLuister na dispuit der Heere Advocaate

Schoon veele het Latyn nooit hoort hebdoceere

Zoo kan zy dog fix alle zaake decideereDie niet te wys zyn, die spreek wel de

sententieEn zegge heur advys naar wyze conscientie

Zy volge de praate der aaksters en papegaayeDat 's mooy en kurieus, voorzigtig en fraaye

Ik zal jou nou vertoon , een andere kaamerDaar houdse Commissie, daar doogt 't niet

een haamerKijke daar in de hoek, hoe dat die groote

tangeHeb de figuur van een kromme slommeslange

Dat doe een oude Kryger, die speul daarvoor nikkere

En doe de kameraat daarmee spring alsde knikkere

En als die arme weerloose Raads HeereNiet wil naar zyn fantasye adviseeren

Zoo kloppe en poft by met tange en stoele

241

Zoo lange dat Rudolph is door de gevoeleKyk hoe hy hem nog dwinge, om elk voor

te praateDat hy al dees wond heb geval op de straate

Hy is nog zoo gekke, hy belooft getrouweEn loopt nog na huis met monsieur Be-

rent KlouweDat 's regte kurieus, dat 's nooyt hier gehoortDat d' eene Raads Heere de andere heb

vermoortNooit is hier gebeurt een geval desgelykeHet staat ook al in de schandaleuse

KronykeKykre nu zal wy verandre van wooningEn ik zal jou laat zien een andre vertooning

Kyke maar eens schuins over deze straateDaar is het niet heel pluis voor de IIeeren

van de Raate.De Hooftmannen die kyke hen bats onder

d' oogeEn willen van haar geen abuse gedooge

Maar kykre 't is een roe, die zy selvs hebgemaakt

Tot hun eigen neers! zy roep nu wel omwraak

Maar 't help niet, al knor en mor zy daarteegen

Die Hooggestrenge ben om hun niet verleegenKyk hoe se daar lag om de Heere van

de RaateMaar by haar speelt de baas heur eyge

Ady okaateDie wil sig niet binden aan goede ReglementeMaar stroope vel en vleesch van heure cliente

En doen die tortuure eene halve eeuweduure

En lag dan nog om haar vermaledyde kuureKyke heur eens na, hoe run sy na de merkeMaar gants niet om voor de cliente te werke

Zy loopt om chandoedle , digt by deComptoore

En tier daar en schreeuw daar dat elkekan hoore

Wy loope haar eens na, ey kyk eens heurkamme

Zoo rood als de haan, zoo heet als de vlammeDe Edelman, de Borgere , se heb al een

kleureMinistre, Officiers, se stinke al een genre

0 kykre maak plants, daar rysen deeskwanten

En slieren na haar huyse als dronkeBachanten

Kyke hoe se syn welkom by heur vrouweten huise

Net als by de kykre een legioen van luizeHoor se daar eens knor en kyve : o JemieWy stappe liefst terug en kyke de Academie

Daar zal ik jou laat zieu de hoog geleerdeDaar zijn er bij die elk houd in weerde

Dog een daarvan die niet mee wond zingenAls Classis wou hebbe, die moest na Lingen

Kijk Paulus, Franciscus, St. Petrus, Ger-hardus

Hoe dat die belag den ouden LeonardusKyke daar nog twee, die lag braaf als gekkeZij spring al van vreugd over Adolfs vertrekke

Zij hiet sig regtsinnig, maar draag heurals Sotte

Kyke daar een Arabier, zoo loos als deRotte

Hy praate wel niet veel, maar volgt St.Antoon

Die neem zy al te scam voor Paus en PatroonDie doe ook mirakle, en rigt uit veel kuureHy vervolgt 't natuurrecht, maar volgt

zyn natuureHy heet ook orthodox, hy leev ook seer

heyligMet hem en zyn slaav is de kerke ook veilig

Kyke daar nog een mooye jonge Munnikin de kappe

Wat heb die gedaan en spronge en trappeHy ente de ziekte in beesten bevoorensNu ent hy de pok in by Hoog Wel Ge-

boorensHy is gansch galant zeer buigzaam en

aardigSt. Petrus die agt hem de tabbert ook

waardigKyke nu wat terug in die andre hoekeDaar heb je een lage die lyke wel als koeke

Zoo soete, dog hy help mee als alle deBaasen

Dat kost hem somwijlen wat vensters englaasen

Dat's deftig, hy houde de fatsoene dog opVan zyne faculteit, en geeft mee den schop

Aan Adolf den Wyzen, hy kyk wel nietvinnig

Dog al wat Coccejaans is, hiet hy onregt-zinnig

Kyke nu in 't midden wat buig daar diekleine

Dat manneke was goed, toe hy was RomeineMaar nu hy een natuur regt selvs heb

gesmeedIn zyn duitse harsens, nu word hy zoo

heedDat hy den grooten Wolf durft krygen by

d'OorenJe kunt wel zien hoe hy zich zelve kan

bekoorenKyke maar hoe by gnyze over zyne werkeHy waan zig zeer nut voor schoole en

kerke.Kykre geef agt, zy gaan nu m.areheereWy volg ze naar de kerk om daar het pro-

movereVan een Candidaat tot Doctor te zien.Hoe struive sig die knaap. Hy duur 't

hoofd bienAan een groote party gehuurde StudenteEn om de lekkere smul discreete opponente

31

242

Het kom daarom altoos daar op uiteDat by triomfeer met een gekogte Dispuite

Daar keer die letterhelt in triomfe weer heenHy lag in zyn vuist dat 't Groninger Atheen

Zyn yver en vlyt, schoon beide arrem-hartig,

Met de bul heb bekroont : 0 se handelenbarmhartig

Die maar een half jaar hier hebbe studeertMits by maar geef splint, word de bulle

vereert.Wat groeyt bier ter steed de goede negotieMen koop hier latyn, men handle promotie,

Dat maak ook veel klant, dat geef ook braafneering

Het kost wel wat geld maar spaart ookveel leering

Kyke nu daar booven een groote bultvryers

Se lyke wel Bakkers of Smeeden en SnyersDog sy voer de naam van theologanteZy houd haar fatsoen als geestlijke kwante

Hoe sedig en stil loop zy daar voor anAls nugtre Kalvre en Stiere van Basan

Zy leere dog met vreugt het ambagt vanpreeke

En belpe ook heur meesters de glase te brekeZij preeke dog daarna by napraat een

baaneWaarop zy heur leve nooit voor heb

gegaaneMaar kykre denk niet dat zy alle gelyk zijnIk prate maar van 't gros. Daar zyn er

die ryk zynBegaaft met geleerdheid, Wier wandel en

leeveHoop geeft om vervolgens goe Prekers

te geeve.Kyke nog een klein hoopje die loope te

kwyneZy hiet te studeer in de kunst der medicyne

Dat geeve maar eene armhartige vertoningIk wilse maar passeer, en bidde om ver-

schoningZoo het in 't vervolg daarmede verkeerdeEn er hier tweederhande Hooge Geleerde

In die faculteit mogte kome opdageHoop ik de Kijkre wat beter te behage

Kijke nu nog een troep suisebollende HeereDie wil draag de naam van schrandre wijs-

geereHoe arbeid zy in 't wild met zonne en

maaneZy laate 't firmamente in orde niet gaane

Hoe dwaal na heur sin de starre en planeeteZy vertel er veel meer van als zy er van weete

Zy praat van 't vacuum, maar denk nietom heur bolle

Dat die ledig zyn en veeltyds op het honeDat zou men die schrandre hoogvliegende

HeereDoor een syllogismus kunne demonstreere

Zoo wel dat Adam wel Sorg draagt,och arme

Dat 't vacuum niet zy in zyn maag ofdarme

En met experimenten elk wil vereereOm al wat men heeft te doen eclipseere.

Collega Antoon doet zich ook niet te kortDat blijkt aan zyn corpus en fraay uit-

hangbort.Wij stappen van hier, want kykre ik rekeDat dit al wat lang van jou is bekeke.Wy hebben buiten dat hiertoe ook wel rede

Om dat er nog meer te kyk is hier ter stele.Kyke nu de Heere Boere, die loope met

gedruisWy volge haar eens na in het Provinciehuis

Kyke hoe ze daar sitte te geeuwe en tegaape

Zy geve heur stem met roncke en slaapeIk kan jou niet vertel wat daar al ommegaatDat blyve heel secreet dat worde nooit

verpraat't Blyve al hier ter stee in diepe silentie.Hebt dan liefhebbre nog wat patientie

En blyve by de deure zoo lange maarv erbeide

Tot zy heb gedaan en beginne te scheideDan zal ze jou vertel wat daar is passeertEn hoe dat een ieder daar heb adviseert

Kykre wy wenschen haar eendragt ensterkte

En zal jou brengen aan die groote merkteEn jou daar vertoon de illustre societeitKyke daar de Directeurs die met vlyt en

beleitZeer obstinaat 't hier al dirigeereEn zoo sy selfs meen de font remediere

Die andre heb gemaakt, en zy nu volvoere.Wat kyke se attent, wat sit se te loere

En niets zoo gering of het verdient hunnesorge

Ze zit ook daarom hier van de vroege morgeTot aan de laate avond om te spionnereEn te wete al de zaak, die daar passere.

Kijke nu eens in 't rond, wat murmlede speelders

Wat schreew daarom toe een party ver-veelders

Wat gasp daar na 't spel veel scbranderevente

Zy zeg ongevraagd onwyse sentimenteElk woord dat zy praat is by heur een

sententieMaar de Speeldre verlies daardoor de

patientieNu word het ons hier te benaauwt en

verwardWy loope daarvan weg en kyke de billard

0 dat noble spel, dat maak hier veel kaaleZy zoek door 't hazard hun schaa weer te

haaleKyke maar hoe ze daar heel stille afdruipe

243

En in de geheime vertrekke gaan sluipeWy soudse wel volge maar moog daar niet

ingaanWy hoor by 't complot niet en blyv dus

aan de deur staanJe kunt daar niets zien maar hebt dog

wel ooreEn kunt het gerammel der beendre wel hoore

Die met een tremblant gegooit uit t cornetVoor een pool het gehoor van 't vloeken

beset.Hoor je wel hoe klinkede goude metaleDie al hun verstant en sinne doen dwale •

floor hoe daar een lagt, en weder tiendie knorre

Dus is de grootste part staag doende metmorre

Dat alles te zaam maakt 't accoord vryverwert

En geeft een curieus en stigtelijk helschconcert.

Wy pakke ons ook weg wy kun daar nietna danse

En kyke liever de kaamer daar ze sit teschran se

Wat kan ze gaauw bidde, wat kan zeras slok

Al morrend op de kost, al knorrend opde kok

Daar veeg zij hun mond, daar gaan se mar-chere

Vele loopen na huis om sig te coeffereTegens d'assemblee, Redoute ofte BalIk weet niet of de kykre dees woorden

by gevalWel regte versta, voor my is 't barbaarsDog 't klinke dog heel mooy, en 't is nog

wat raarsWy wil dat ook zien. Voort na vijf uureKan je al de schoone der stad daar begluure

Kyk daar rytse mooy opgetoyet al heene't Is goed dat zy zit en spaare heur beene

Zy moet die gebruiken van vyve tot agteEn moet daarmee springe ver boven heur

kragteDat zulje straks zien, je zult zyn verwondertDat kreuple en lamme, niemant uitgezondert

Jonge wyfe en oude manne jaareVlasbaarde en kinder te jong om te maare (?)

't Zy slap als een slet, 't zy styf als een lanceDaar alle spring tegens of na de cadence

Kyke nu wel toe eer zy sig gaan paareJe kunt nu nog op haar tooysel wat staare

Kyke eerst wat omhoog na 't stelsel van't hoofd

Dat heure tronie van goede figuire berooftEn maak de gedaante zoo mooy en zoo

eyrontAls vensters der kerke of koppe der wint-

hontKyke nu haar kleedere en verdere tooyselsBelade met strikke, en poffe en plooysels

Het Fransch en Engelsch is nu niet meerraare

Zy volg nu de Turk, de Pool en BarbaareMaar houd dog 't fatsoen en naam van CristeDat mag heur geen Pfarheer van de cansel

betwiste.Daar rysse, en zal heur beenen nu roereDog kyker je moet maar uitscheid met

loereWant al dat gehaspel en mateloose springeDie poging om zig in bogte te wringe

Waar mede zy meene de Heere te behageMaar daar zij helaas niet altoos in slage

En al wat zy verder minnelyks verrigteDat alles dunkt my kan de kykre niet stigten

Alzoo min als 't gesigt van Messieursdie thans

Coquet uitgedost als regte CharletansIn kakelbont gewaad met bezoeken van vrouweDie moetje ais Sardanapale beschouwe

Wy stappen van hier, want 't schijnt haastverrigt

En geeven haar over aan pleuris en jigtAan 't breeke van beene, of 't krake van

lendeDat bal en redoute redoutable doet endenWy scheiden ook uit met redoute en baaleEn kyke in de huize van twee der G-eneraale

Die houd heur fatsoen en vaste assembleeEn geve ook op hogtijd partye en sou*

't Is niet heel plaisant en kykre haast nietwaard

Se heb altoos hun oog gevest op de kaartEn winse dan kyk ze vry vlug en aardigMaar loopt het heur teegen, dan kykse

quaadaardigDat beurt al :wat veel beschouw maar heur

tronieHoe verschiet die van kleur, de een als

mahonieZoo bont en zoo rood, d' andre als de laakeZoo witte en fletse met beevende kaake

Een derde is cache en diep in gepeinseEn meen heur verdriet door stil zyn t' ont-

veinse.Kyke twee, die vertrek gans kaal na haar

huizeEn klaage daar over een werelt vol kruise

Zij laaven heur hart met grootvaars jeneverOf danse en springe en schudde heur lever

Na de Cadence van 't ambolt heurs voor-ouders

Ach drukte het gewigt daarvan hunneschouders

Zy zou dan heur hoofde zoo hooge nietsteeke

En door heur figuur elk van haar doenspreeke

Dog zijn er wel meer hier in deze stadDie meer als zy moet zich hange om

heur gatDat doene zoo wel de Daam als de Heere

31*

244

En wil hier de Adel en groote trotseereEn agt die heur niet, zij schat dog zig

zelveZy volgt zoo die train een diepe put delve

En zal daar zoo lang in wroete en slaaveTot zy en 't Credit daar in zyn begraave

Ik kan u liefhebbere nu al niet laat kykeWat hier al passeert by arme en ryke

Pedanten, moesjonkers,petit-maitres,coquetteBy dienstbaare en vrye by meiden en slette

Wat die al verrigte op straate en kerkeMeer als de kykre zou denken of merke

Ik weet nog veel meer, maar wil dat watspaare

Want waarheid, die kan de haate ligt baareVriende 'k schey uit, 'k heb lang u verteltNaderhand wat nieuws; pas nu maar uw

geld.

Luthersche predikanten. Is er ook ietsbekend omtrent het leven der navolgendeluthersche predikanten : DAVID LUDEKINGH,GEORGE HENDRIK PETRI, LAURENS LANGE,

JOHANNES BOEKEN, PETRUS STAPPENBEEK,

JOHAN EVERHARD MEIJER en MICHAEL TA-

TINGHOF ?TOT.

Illartinus Boconius. Is ook van elders ze-kere MARTINUS BOCONIUS bekend ? Hij ver-taalde in 1617 eene disputatie van een bo-heemschen boer, in 1471 met de roomschengehouden.

TOT.

W. Sewel. Wie was w. SEWEL? Hij heeftop het laatst der 17e eeuw vele brochuresvertaald en geschreven.

TOT.

Hendrik ter Haar van Ruurlo (vgl. XIV.bl. 208). Toen mr. P. BOSSCHA in 1837schreef dat niemand de uitgave in druk vande Elegiae Heroicae van HARIUS, Keulen1585, schijnt gezien te hebben, was hij ver-moedelijk niet bekend met hetgeen prof.PEERLKAMP in zijn Liber de Vita etc. Neder-landorum qui Carmina Latina composueruntin 1838, pag. 139 en 140 in voce HENRI-

CUS HARIUS, mededeelt, na de uitgave vande Tristia, door H. CANNEGIETER in 1766vermeld te hebben. Hij maakt daar name-lijk melding van de Elegiae Heroicae, dieCANNEGIETER te vergeefs gezocht had, en ookhij PEERLKAMP nooit gezien had en laat danvolgen : D Cognovi tamen e Bibliotheca Era-»» diti orbis (Boekzaal der geleerde wereld))) A°. 1767, mens octobr., pag. 460, CAN-

DNEGIETERUM brevi post hunc libellum esse» nactum." Indien„ alzoo de opgave der Boek-

zaal naauwkeurig is, zou te onderzoekenzijn, wat er van de verzameling CANNE-

GIETER geworden is, ten einde op hetspoor te komen waar het door hem verkre-gen exemplaar gebleven of verdwaald is.HENDRIK CANNEGIETER overleed aug. 1770te Arnhem. TER HAAR of HARIUS is ookvermeld door HOEUFFT, Parnass., D'ESCCRY,Holl. Roem, en door V. D. AA, Biogr. Woor-denboek in voce Harius.

V. D. N.

Georgius Zeaemannus (vgl. XIV. bl. 174en 203). Eenigzins verschillend van het reedsmedegedeelde antwoord is hetgeen men vanhem leest in het werkje van ERDMANN UH-

SEN, Leben der beriihmtesten Kirchen-Lehrerand Scribenten, Leipzig 1710 in voce, al-waar gezegd wordt, dat hij een noon was vanCHRISTOPH Z., eerst prof. aan het gymna-sium te Tweebrugge, later kerkleeraar (pas-tor) te Burglengenfeld en Schwandorff, envan ANNA ROTHARIN. Hij studeerde eerstte Tweebrugge en Lauingen, daarna in 1598te Wittenberg, alwaar hij magister werd.In 1601 ging hij met HUNNIUS naar Regens-bury; 23 jaren oud werd hij aan het gym-nasium te Lauingen als hoogleeraar in detheologie geplaatst, in welk vak hij hetvolgende jaar (1604) te Tubingen totdoctor bevorderd werd. In 1607 toen depaltzgraaf den katholieken godsdienst aan-nam, kreeg hij ontslag uit zijne betrekking ,doch werd te Kempten pastor primarius,alwaar hij echter scherp predikte en schreeftegen de Katholieken, zoodat hij op detyrolsche vesting Ehrenberg werd gevan-gen gezet, op den 12den dec. 1628. — In1630 werd hij superintendent en hoogleer-aar te Straalsund, en stierf aldaar den 5densept. 1638. Van hem worden een 12talschriften opgenoemd, waaronder het ver-melde, De imagine Dei in primo homine, alshet 7de voorkomt. Zijn portret op 49jarigenleeftijd behoort tot een boekwerk met af-beeldingen.

Jan Kort (vgl. XIV. bi. 207). Deze zalwel dezelfde zijn als J. J. KORT, die ge-dichten leverde in 't Hoorns vermaecklyckTreck Schuytje, 1663, 24°, waarvan eenproefje is geleverd door VAN DER AA, Ned.Dichters, Aanhang op Witsen Geysbeek, in voce.Meer schijnt van hem niet bekend te zijn,doch op de vraag van T. T. mag, dunktmij, geantwoord worden, dat een rijmelaarmet den naam .van KORT werkelijk heeft be-staan.

V. D. N.....................

V. D. N.

245

KUNSTGESCHIEDENTS.

Onbekende prent (vgl. XIV. bl. 210).Mij dunkt het is vrij duidelijk, dat dezeprent ziet op het 25jarig bestaan der maat-schappij Tot nut van 't algemeen. Zij tochwerd opgerigt 16 nov. 1784.

C. J.

Schilderij van Rubens, de Romeinsche

maagden voorstellende, den Tiber over-zwemmende (vgl. XIII. bl. 311). Er staatmij iets van voor, dat ik die schilderij ineen museum te Londen, op het TrafalgarSquare heb gezien. Maar het is een dozijnjaren verleden, en 't is dus heel wel mogelijk,dat ik mij vergis. NEPTUNUS.

nnn•nnnnn

TAALKUNDE.Pamfiet (vgl. XIV b1.127, 177). Bij de

opgegevene gissingen over den oorsprongvan dit woord, wil ik er nog twee voegen,die ik vond in den Imperial Dictionary.

» The spanish word papaleta signifies aslip of paper, on which any thing is written,and papel volante is a small pamphlet."

Deze afleiding laat ik voor hetgeen zij is.De tweede brengt ons terug tot het par unfilet. »This word has also been deducedfrom paunflet, pagina filata, a word said tohave been used by CAXTON. " Afleidingenals deze doen onwillekeurig denken aan dievan poltron — pol(lice) trun(catus), vancadaver— ca(ro) da(ta) ver(minibus), vanfromage — foras missa aqua en dergelijke ;bij nader inzien schijnt die van » paginafilata" nog zoo kwaad niet, vooral in ver-band gebragt met het citaat uit den be-roemden Philobiblon. v. M.

Taalzuivering (vervolg van bl. 83). Daar-stellen. Sedert ik, in Themis, 2e verz. dl. 10, bl.385, beweerde, dat » daarstellen" geen Nederl.is, springt mij dat leelijke woord onophou-delijk in de oogen. Men kan geen dagblad,geen tijdschrift, geen wetboek, geene rede-voering doorloopen, zonder dat men vanspoorwegen — van wetten, — van inrigtin-gen daarstellen leest, of van feiten, die mis-drijf daarstellen, enz. Is dit woord inder-daad een hollandsch woord, men zal hetmet al zijne leelijkheid moeten dulden. Maarik kan het als zoodanig in geen der totmijner beschikking staande woordenbockenvinden, en moet het er, tot dat ik beterzal zijn ingelicht, voor houden, dat hetniets antlers is dan een kwalijk aangewendgermanisme, en dat men het van de Duitschers,die het in den zin van voorstellen, vertoo-nen, betoogen gebruiken, heeft overgenomen,om er een zin aan te hechten, die bij hengeheel ongebruikelijk is.

't Is mogelijk, dat ik het mis heb ; en ikben in dat geval bereid amende honorablete doen jegens den schrijver, dien ik (ter

aang. pl.) een al te kwistig gebruik vandat woord verweet.

Maar dwaal ik niet, dan roep ik de man-nen van den Navorscher op, om mij bij testaan in mijnen kruistogt tegen het gebruikvan dit onhollandsch woord. Edn hunnerzal, hoop ik, wel de goedheid willen heb-ben, mij en het publiek te onderrigten ofdaarstellen al dan niet Nederlandsch is.

Mr. G. A. FOKKER.

Dischgoederen, dischrekening Bij JANSSEN, St. Anna ter Muiden, beschouwd alsplaats en als ChKstel. gemeente, op blz. 55,59, 60, 89 enz., en in andere werken overkerkel. geschiedenis, ontmoette ik meerma-len de woorden : dischgoederen en dischre-kening. Worden hiermede bedoeld de di-aconie-goederen en de rekening of verant-woording daarvan ?Wolfaartsdijk. J. VAN DER BAAN.

Wetsteen. »Ey, langet hem een wetsteen,dat by die ogen droeghe." Bij dat spreek-woord geeft prof. MEIJER op : » Wetsteen,een tufsteen, die het water inzuigt, antlersbeteekent dit woord ook wel een slijp-steen." Is die verklaring joist, noemde mentufsteen voorheen wetsteen ; gebruikte menhet woord wetsteen meer in den zin vantufsteen, dan in dien van slijpsteen?

L—F---T.

Smous (vgl. XIV. b1.111, 149, 230). VONZESEN, Beschreib. der Stadt Amsterdam, zegtbl. 157, sprekende van eene der bruggenop Vlooienburg : » and heisset die Schmaus-jes-briikke, weil sich alda die Schmousjens(wie man die Hochdeutschen Alden zu nen-nen pfleget) versamlen." Het blijkt dus datdit een naam is, die vroeger alleen op dehoogduitsche Joden werd toegepa7st. Mis-schien dat deze opmerking iemand op denweg helpt om er den oorsprong van tevinden. ALIQUIS.

........n••n••n

246

Uitspraak van composita. In den Tijd-spiegel 1862, bl. 336, leest men, dat menmoet schrijven »Beth-lehem, Beth-horon" (nietBethlehem of Bethhoron), daar de Hebreerzijne stedenamen natuurlijk als compositauitsprak. Kan iemand zoo goed zijn aande hand te geven, hoe men te werk moetgaan om zoodanige uitspraak te doen boo-ren bijv. in Goejanverwellesluis, Pietgijzen-brug enz.? A—A.

Lares en penates. In het Handwoorden-boek door J. L. TERWEN word gezegd, datde eerstgemelde veel overeenkomst hebbenmet de laatstgemelde. Zonder dit te be-twisten, vraag ik waarin het kenmerkendonderscheid bestond? en bestaat er geenonderscheid, van waar dan de onderschei-dene benamingen?

H. R.

GESLACHT- EN WAPENKUNDE.

Geslacht van Diemen (vgl. XIV. bl. 179).Ook op de , julij-augustus 1863, te Delft ge-houden tentoonstelling van oudheden, wer-den de mesjes, aan ELIZAB. VAN DIEMEN toe-behoord hebbende (zie hierv. b1.183, noot 12),ingezonden door mevr. VAN DIEMEN, geb.VAN DE POOL 1 ), te Pijnacker. Zie n°. 2470van den catal., en naamlijst der inzenders.

Mo.

Geslacht van Diemen. Naar aanleidingvan het breedvoerig medegedeelde over ditgeslacht, waag ik het eenige opmerkingente maken, als : vooreerst, dat indien het debedoeling is, na te gaan tot welk geslachtde opperlandvoogd van Neerlands Indict,VAN DIEMEN genaamd, heeft behoord, hetwapen, bij het afbeeldsel van dezen gevoegd,nog al van eenig belang gerekend zalworden. Dit nu zou doen vermoeden, dathij tot geen der vermelde geslachten zalkunnen gerekend worden. M°., die daarnaarvraagt, kan het vinden onder zijn portretdoor JONGMAN mar BALEN bewerkt in kl. fol.zijnde een schild van keel met twee dwars-balken, geschakeerd van zilver en keel, heb-bende tot helmdek een vlugt (denkelijk vanzilver en keel). Dat echter de wapens on-der die portretten der gouverneurs van N. I.niet altijd juist zijn, blijkt ook nit het doormij beschreven wapen, alwaar de schake-ring van zilver en keel op een schild vankeel, zoo ik meen, in heraldie eene Poutzoude zijn; maar bovendien geloof ik, datbij alle soortgelijke burgergeslachten zeerweinig bewijs in de wapens moet gezochtworden, daar vele voorbeelden van verwis-seling, verandering en afwijking zouden aante wijzen zijn, ook zelfs bij het door M°.vermelde geslacht. Hij zegt namelijk, dat hetdelfsche geslacht VAN DIEMEN uit het dord-sche is voortgekomen, terwijl, volgens de

1 ) Den 9den dec. 1860 overl. op den huize Rus-tenburg te Benschop de heer ADRIANUS VAN DIE-MEN, echtg. van yr. A. L. VAN DE POEL. Haarl.Ct. van 12 dec. 1860, n°. 293.

wapenkaart van Delft, BARTHOLOMEUS V. D.in 1518, zijn zoon VRANK in 1538 t 1562,en deioon van dezen laatsten, HENDRIK, 1567,t 1606, voerden een schild van keel bela-den met een vijfpuntige star van goud, enalzoo geheel verschillend van het wapen bijBALEN, Dordrecht, en bij FERwERDA. Hetwapen van WILLEM VAN DIEMEN te Utrechtziet men op de wapenkaarten van Utrechten van Holland en in (le laatste een wapenmet gouden schild en eene fasce benevens drieboeien van sabel, welk wapen ook voor-komt in een bock met geteekende wapensvan burgerlijke geslachten in Gelderland,tot welke provincie ook Culemborg vroegerbehoorde. Nog bestond er een geslacht DIEMof DYEM, tot hetwelk mr. SIMON en JAN, ledenaan de vroedschap te Gorkum, behoorden,die tot wapen voerden van azuur met eenkeper van goud en drie rozen, 2 en 1, vanzilver.

Voorts, dat bij mij aanleiding bestaat tevermoeden dat WILLEM V. D., de presidentte Utrecht, behalve de genoemde kinderen,nog eene dochter gehad heeft JOHANNA ge-naamd, daar ik in het bezit ben van eenbrief van JOHANNA VAN DIEMEN uit Utrechtden XI Meert na den ouden stijl, zonderjaar, doch blijkbaar schrift uit de 16 de eeuw,» aan den eersamen seer discrete COERNELISBISSCHOP woenende binnen Rotterdam," be -vattende schrijven over het regt dat deweeskamer aldaar zoude hebben op eenejaarlijksche rente uit eene huizinge waarinBISSCHOP toen ter tijd woonde, waarvan zijbegeert » de stukken en gerechtelijke bliekevan de weeskamer te hebben, tot haren kos-ten ;" zoodat het schijnt dat die huizingeNaar in eigendom toebehoorde, hetgeen teverklaren is , naardien WILLEM VAN D. voor-noemd in 1508 geboren is ,te Rotterdamen aldaar gewoond heeft , terwijl uit betgemeentearchief o. a. blijkt, dat AREND VAN

DIEMEN in 1522 woonde op den Middendam,thans een gedeelte van de Hoogstraat teRotterdam.

In het Archief van kerkelijke en wereldlifice

247

geschiedenis inzonderheid van Utrecht, doorDODT VAN FLENSBURG uitgegeven, komenonderscheiden personen voor van den naamvan VAN DIEMEN Of DYMEN 00k DEYMEN,waaronder mr. WILLEM VAN DIEMEN meer-malen.

V. D. N.

Geslacht van Diemen. Kan tot dit ge-slacht ook behooren de luitenant ADRIAAN

VAN DIEMEN, die, als wed'. van ELIZ. DRI-

TITERS, den 12den aug. 1668, te Yzendijkeondertrouw deed met ANNA CHASSIJN Of

SASIJN van Filippine ? Het huwelijk werdte Goes voltrokken, doch te Yzendijke werdhet eerste kind gedoopt, genaamd : ANNA

JULIANA, den 27 junij 1669.F. CALAND.

Het geslacht van Merwede (vgl. XIV.bl. 187). Aldaar staat, kol. 1, r. 26 v. b. :tweede, lees : twede; r. 30 v. b. : r. eck sailer,lees : reck of rech sailer (zoo stond er inhet oorspronkelijke), 't geen waarschijnlijkregt zalig zal moeten beteekenen ; r. 33 v.b. : January, lees : Januwaery.

Mo.

Het Huis te Hatert of de HatertscheToren (vgl. VIII. bi. 321; IX. bl. 55, 119, 139 ;XIV. b1.128). In het Copie Leenregister vanGelderland, wordt genoemd » den Hof teHavert geheiten ter Borch in den Landevan Millen, met de Laten te Luttelrode ente Havert, met de molen te Isenbroik,"waarmede worden beleend : ARNOLD VANDER HATART 1379 ; HENDRIK VAN MEERLARgnt. VAN DER HOUTART, » dat Leen Gadertweertscheyden (?) was 1401, 1424 ; PIETERVAN DER HATERT erft op zijn Soon ; HEN-DRIK VAN DER HATERT 1467, 1474 ; RUTGERTMONCKEN erf HENDRIKS voorn. 1513 ; JOHANBOLLART Of BELLART, ontfing de helfte nasyn praetensie 1521; ANNA MONKENS huis-vrouw HENDRIK VAN DER LYNDEN als erveharer moeder PATE VAN DER HATERT, 1541,1544. ERMGART VAN DER HATERT gcefthet leen in hylick haar dogter ELSE VANBARLESTEYN huisvrouw van JOHANS VANALEGEN, die sulx ontfangt by refutatieJOHANS VAN BULLER haars broeders 1554,1557 ; ANNA MUEKEN erve haars moeye ELSEdoor Naar vaeder HENDRIK VAN DER LIN-DEN 1561."

Nu volgt daarop :»Den Hof van Havert ontvangen 1428

GERRIT VAN HAVERT 1462; HENDRIK VAN DERKRANKEN, als Momber van GERRITS wyf VANHAVERT 1468, 1474." Hierop volgen nogvele anderen, doch niet van den naam VANHAVERT Of HATERT, welke beide namen 66nen hetzelfde geslacht schijnen te betreffen,

doch waarschijnlijk dat het niet duidelijkschrift der oude registers bij de overschrij-ving verschil heeft doen ontstaan ; welkverschil van naam veroorzaakte, dat doormij niet eerder dit in antwoord op de vraagvan K. V. S. n°. 2, werd opgemerkt enmedegedeeld. Moge het nog niet te laat zijn.

V. D. N.

Geslacht Schovel (vgl. XIV. bl. 220).In KOK, Vaderl. Woordenb., dl. XXVI.,wordt in het geslachtregister van SAUTIJN,

op blz. 162-163, melding gemaakt vanLOUIS SCHOVEL, griffier van het gemeenelandsregt, schepen-commissaris van stad enamb. van Axel, en eerste klerk ter secre-tarie van de admiraliteit in Zeeland, getr.20 april 1734 met APLONIA ELISABETH SAU-TIJN (oudste dochter van ABRAHAM SAU-TIJN en VROUWTJE ELIAS, en geb. te Am-sterdam 20 aug. 1709), met opgaaf te-yens van de beide kinderen uit dit huwe-lijk geboren, n. 1.:

1. CATHARINA VROUWTJE SCHOVEL, geb.te Middelburg 27 Sept. 1735 ; getr. metJOHAN DE SMIDT, commies van 's lands ma-gazijnen, licentmeester etc. te Axel. Van2 dochters, in dezen echt verwekt, is deeene echtgenoot geworden van A. H. VANWIJN, groot-majoor der stad Axel en ka-pitein van eene comp. voetvolk, onder hetregiment van den luit.generaal baron VANMONSTER.

2. JACOB ELIAS SCHOVEL, geb. te Mid-delburg 6 april 1745, griffier der stad enamb. van Axel, vader van 3 zonen, vanwelke de oudste den staat te lande diendeals officier, .onder het regiment van denluit.generaal baron VAN DOPFF.

In eenen Middelb. Naanzwyzer van 1755wordt LOUIS SCHOVEL vermeld, als wonendeop den Kinderdijk te Middelburg, sedert1733 eerste klerk ter griffie van de ad-miraliteit in Zeeland, en sedert 1739 grif-fier van 't landrecht. Het verdient intus-schen wel opgemerkt te worden, dat hij inKOKS Woordenb. niet vermeld wordt alsschepen, maar als schepen commissaris vanAxel.

Over den britschen admiraal ridder CLOU-DESLEY SHOVELL, wordt uitvoerig gehandeldin DE JONGE, Gesch. van het Nederl. Zee-wezen, nieuwe editie, dl. III. en IV.

Wolfaartsdijk. J. VAN DER BAAN.

Geslacht Bax (vgl. A. R.). In een over-dragtsbrief, gepasseerd te Groningen, den22sten maart 1655, voor JOHAN WIFRINCK,joncker ende Hovelinck, wordt melding ge-maakt van den E. MATTHIAS BACKX en MAR-GARETA sijn huisfre. M°.

.....n•••nn

248

Geslacht Cabeljauw (vgl. A. R.). KATH.JOH. DE WITH vervaardigde een Veltzangop het afsterven van de ed. juffrou JOHANNAKABELLAU, huisvrouw van den ed. heer Jo-HAN VAN DER HEIDEN, te vinden achterhare Getrouwe Herderin (Rott. 1719), pag. 3.

M°.

Wapen van sinopel met drie goudenlelien. Welke hollandsche familien (behalvede familien DEDEL en TYBAULT - alle of eeni-ge hunner) voeren tot wapen 3 gouden lelienop veld van sinopel ? Stellig zijn er meerdan de 2 bovengenoemde, want ik beziteen geslachtswapen, mi-parti uit : . . . en de3 gouden lelien op een veld van sinopel be-staande, terwijl het ontwijfelbaar is, datzulks op geen der bovengemelde familenkan betrekking hebben.

Had de familie van MIDDELHOVEN nieteen zoodanig wapen , en wie kan daar-omtrent eenige naauwkeurige inlichtingengeven?

A. B.

Heeren van der Nisse—van Watervliet(vgl. XIV. bl. 186). Door hetgeen menmij op eene verpligtende wijze regtstreekswel heeft gelieven mede te deelen, tenopzigte van de vermaagschapping dezeradellijke familien, aanleiding bekomen heb-bende tot eene nadere opsporing van dezegeslachten, mogt ik hieromtrent, inzonder-heid uit de doop-, trouw- en begrafenis-registers te Goes, de volgende aanteeke-ningen opzamelen :

1. CORNELIS GILLISSE VAN WATERVLIET,burgem. van Goes, sedert 1589, overt. aid.in junij 1612.

2. GILLES (zoon van n°. 1), heer vanEllewoutsdijk etc., ridder, getr. te 's Graven-hage, in april 1618, met JOZINA VAN DERDOES van Noordwijk , lid der rekenkamervan Zeeland wegens Goes sedert 1629,overt. 19 febr. 1635 te Middelburg (?)

3. CORNELIS (zoon van n°. 1), heer van'sHeer-Hendrikskinderen, burgem. van Goessedert 1634, overl. 10 febr. 1636 te Goes (?).Twee kinderen van hem werden te Goesbegraven, op 13 sept. 1627 en op 27januarij 1633.

4. CORNELIA (dochter van n°. 1) huwde,15 mei 1602 te Goes, met DAVID VAN DERNISSE, sedert 1607 burgem. van Goes.

5. CORNELIS (zoon van n°. 2), heer vanEllewoutsdijk, etc. en achtervolgens baljuwen burgem. van Goes, en daarna lid vangecommitt. raden van Zeeland wegens Goes,over'. 10 octb. 1669 te Middelburg (?)

6. FREDERIK (zoon van .... ?), heer vanEllewoutsdijk etc., wegens Goes lid van derekenkamer van Zeeland sedert 1669 en

daarna van gecommitt. raden dezer provin-cie, overt. 2 sept. 1677 te Middelburg (?).

7. EMMERY (zoon van .... ?), heer van's Heer-Hendrikskinderen, burgem. vanGoes sedert 1669, trouwde in oct. 1669te Waarden in Z. Bevel. met CORNELIA VANDER NISSE, beide geboortig van Goes, uitwelk huwelijk te Goes eene dochter geborenis, ANNA MARIA (ged. 14 nov. 1670). Hijovert. te Goes 13 oct. 1685, en zijne wed.hertrouwde te 's Heer-Hendrikskinderen innov. 1688 met JOHAN OCKERSSE, heer vanSchoonewalle, geboortig van Middelburg.

8. ANNA MARIA (zuster van n°. 7) huwde(waar en wanneer ?) met FERDINAND DEPERPONCHER SEDLNITZKY, Uit welk huwelijkte Goes 4 kinderen geb. werden, n.l. ISAAK,CORNELIS, ELISABETH en WILLEM EMMERY.Hij overt. te Sas van Gent in mei 1684.

Te Goes overt. in dec. 1684 ANNA MARIA

VAN WATERVLIET ; doch het blijkt niet, ofhiermede n°. 8 dan wel de dochter vanno. 7 aangeduid wordt.

1. Mr. NICOLAAS VAN DER NISSE, medic.doctor, wonende te Goes 1474 a 75, en wasleenman van Zeeland bewester Schelde.

2. DAVID VAN DER NISSE, GERRITSZOON,heer in Yerseke, burgemeester van Goes,sedert 1607, en overt. aldaar 26 sept. 1652,huwde, als geboortig van Nisse, 15 mei 1602te Goes met CORNELIA VAN WATERVLIET,CORNELIS dr., uit welk huwelijk o. a. te Goesgeb. werd GILLES, ged. 8 jan. 1616.

3. GERARD VAN DER NISSE, heer vanNisse, Kruinigen, Zaamslag, enz., burgem.van Goes sedert 1636, gecommitt. raad vanZeeland wegens Goes, 1661, en eindelijkgecommitteerde ter generaliteit wegens Zee-land te 's Gravenhage, overleden 1669 te .... ?Hij trouwde (waar en wanneer ?) met.... DE PERPONCHER, welke gade te Goesovert. in sept. 1645 en een kind van henmede aldaar in maart 1638.

4. CORNELIA (dochter van n°. 3), vrouwvan Zaamslag enz., huwde 17 mei 1656 teGoes met JOHAN HUYSSEN, JOHANSZ., heervan Kattendyke, Vossemeer etc., uit welkeneeht (te Middelburg?) 3 kinderen geborenwerden, n.l. JOHAN HIERONYMUS, MARIA

SUSANNA en CORNELIA CLARA. Zij hertrouwde(waar en wanneer?) met ANTHONY DE HUY-

BERT, PIETERSZ., heer van Kruiningen (geb.januarij 1645 en overt. te 's Gravenhage1702), en had bij dezen echtgenoot nog 2kinderen, n.l. WILHELMINA ALBERTINA, vrouwven St. Pietersdamme, ongeh. overleden,en ANNA ELISABETH, later geh. met CHAR-

LES FILIPS VAN DORP, beer van Maasdam,etc. Zij overleed in 1681 (waar ?).

5. Cams (zoon van n°. 2), was nit zijngeslacht de eerste heer van Waarden ; hijhuwde in nov. 1643 te Amsterdam, als

249

geboortig van Goes, met GEERTRUID VAN

ALTEREN, simoNs dr., geboortig van Mid-delburg, uit welken echt te Goes 2 kin-deren begraven werden, op 15 april 1652en op 10 sept. 1653, en waar ook hij zelf,1 april 1657, begraven werd, als omgekomenbij gelegenheid van een oproer aldaar.

6. CORNELIS, burgem. van Goes sedert1640, trouwde, als geboortig van Goes, insept. 1635 te Amsterdam met ELIZABETHVAN ALTEREN, geboortig van daar, welkeechtgenoot te Goes overl. in febr. 1639, zoomedeeen kind van hem in januarij 1645,en hij zelf den 15den dec. 1658.

7. GERARD, - vermeld bij SMALLEG.,Chron. van Zeel., bl. 733.

8. ELIZABETH (dochter van n°. 6)trouwde in febr. 1664 te 's Gravenhagemet WILLEM ADRIAAN VAN NASSAU, heer vanOdijk, Cortgene, enz., gecommitteerde inde vergadering der staten van Zeeland,wegens den eersten edele.

9. CORNELIA huwde, als geboortigvan Goes,in oct. 1669 te Waarden in Z. Bevelandmet EMMERY VAN WATERVLIET, burgem. vanGoes, en hertrouwde in nov. 1688 te 's Heer-Hendrikskinderen met JOHAN OCKERSE, heervan Schoonewalle, geboortig van Mid-delburg.

10. DAVID (zoon van n°. 5) , heer vanNisse, Waarden enz., burgem. van Goessedert 1670 en daarna gecommitt. raad vanZeeland wegens Goes, van 1678-1705,trouwde, als geboortig van Goes, te Middel-burg in aug. 1669 met CLARA VAN BORS-SELEN VAN DER HOOGE, ADRIAANS dr., ge-boortig van daar, uit Welk huwelijk o. a.te Goes geb. werden : GEERTRUID, ged. 21maart 1674, SUSANNE, ged. 10 mei 1676,en CLARA ADRIANA, ged. 1 110V. 1686.Hij hertr. in april 1693 te Middelburg metSARA DE MUNCQ, wed. van ADRIAAN VANRIJMSDYCK, in leven schepen van Mid-delburg.

11. CATHARINA, trouwde, als geboortigvan Goes, in maart 1670 te 's Gravenhagemet JOHAN VAN RUYTENBURGH, WILLEMSZ.,heer van Vlaardingen, gecommitt. ter admi-raliteit wegens Zeeland, en hoogheemraadvan Delfland. Hij overl. 21 febr. 1719 enzij 28 junij 1722.

12. GEERTRUID (dochter van n°. 10)trouwde, als geboortig van Goes, in januarij1694 te Middelburg met JACOBUS DE MUNCQ,wed'. van MARGRIETA . . . . . PLOOS VANAMSTEL, kiesheer van Middelburg en grif-fier der staten van Walcheren.

13. SUSANNA CORNELIA, trouwde in mei1696 te Middelburg met CORNELIS VER-SLUYS , raad en pensionaris van Middel-burg.

14. GILLES CORNELIS, heer van Nisse,

Waarden, enz., burgem. van Goes, sedert1747, overl, aldaar den 17 aen oct. 1757.

15. JOHANNA (dochter van n°. 14)trouwde met WILLEM NIJSSEN, leenman vanZeeland bewester Schelde en rentmeester derexploiter van Vlaanderen.

Deze twee geslachtlijsten gaarne aan-gevuld of vermeerderd wenschende te zien,zal het mij bijzonder aangenaam zijn, allemogelijke narigten ten aanzien van de levendeter beide familien en onderlingen zamen-hang te vernemen.

Wolfaartsdijk. J. VAN DER BAAN.

Geslacht van Laren (vgl. XIV. b1.154,215). Van dit geslacht zijn mij nog devolgende personen voorgekomen :

Gedoopt bij de ned. herv. gem. te Goesden 11 aug. 1662 MARGRIETA, dochter vanIzAaK JANSEN BROUWER en JACOMINA VAN

LAREN, getuigen : JOHAN VAN LAREN enOLYMPIA PRINCE. (Doopb. aldaar).

JOHANNES MEEUSEN VAN LAREN komt voorals diaken, a°. 1677 en 81, en als ouder-ling 1685 en 89. (NAGTGLAS, de Alg. kerker.der Ned. Herv. gem. te Middelburg, bl. 83,84, 159 en 160),

JANNES VAN LAREN, commissaris van kleinezaken te Middelburg, a°. 1692 a 93, enPIETER VAN LAREN, zee-kapitein, sedert a°.1666. (SMALLEG., Chron. van Zeel., bl. 567en 772.)

Wolfaartsdijk. J. VAN DER BAAN.

Geslacht van Laren. WILLEM COMMAN-TIUS, denkelijk zoon van WILLEM COMMAN-TIUS, predikant te IJzendijke en van dienseerste of tweede vrouw ANGELINA MORRISof RACHEL VLASMANS, welke laatste hij teMiddelburg huwde den 15 dec. 1627,was eerst gehuwd met GEERTRUIDA VANLAREN, denkelijk de dochter van den twee-den predikant te IJzendijke, JOOST VAN LA-REN JOOSTZOON, en voor de tweede maalden 5 aug. 1676 met CORNELIA SW[JGERSwed. van JAN ROIJAART.

F. CALAND.

Van Cats en van Brederode (vgl. XIV.bl. 222). De schijnstrijdigheid in de op-gave van dit geslacht, veroorzaakt door hetvermelde in de Kronijk van het Historischgenootsch. v. Utrecht, t. a. p., lost zich zeerspoedig op, bij inzage van de geslachtlijstvan CATS bij FERWERDA, en ook bij KOKop FERWERDA, waaruit blijkt dat de naamvan PHILIBERT, zoo als in de genoemde.Kronijk bl. 36 staat, had moeten zijn THE-

OPHILUS, gelijk reeds door mij daar terplaatse was aangeteekend.

32

250

THEOPHILUS VAN CATS, zoon van WIL-LEM en van CATHARINA SANDELIN VAN HE-

RENTHOUT, trouwde 1618 DELIANA VANBREDERODE van Wezenberg, eenige erf-dochter van REINOUT en van ADRIANA VAN

OLDENBARNEVELT JOHANSDR., zie de 16degeneratie geslacht van CATS.

PHILIBERT VAN CATS, Heer van Bruelis,zoon van VERUS en van GEERTRUI VAN DU-

VENVOORDE, trouwt ANNA VAN BREDERODEvan Wesenberg. Zij hadden een eenigenzoon PIETER, zie 17de en 18de generatie vanCATS. V. D. N.

MENGELINGEN.

Oud opschrift te Amsterdam (vgl. XIV.bl. 159). Een afschrift van hetzelfde versis mij door een bestendigen lezer vertoond,meldende dat het schrift oorspronkelijk inhet Latijn was vervaardigd door JOHAN CA-REL MANKONIA in 1500, en dat het glasa°. 1787 er is uitgenomen, omdat er deaandacht van velen te veel op viel.

A. H. G. FOKKER.

Stalen pennen (vgl. A. R. ; XI. bl. 187,285 ;XIII. bl. 127; XIV. bl. 31, 191). R. DEBELLE, 1) La premiere campagne d' Edouar d III

en France, zegt op p. 95, sprekende van val-8che documenten die ROBERT van ARTOIS

iiet maken ; » Un clerc de JEANNE dcrivitles pieces et se servit d'une plume d'airainpour mieux ddguiser son ecriture." Hierwordt buiten twijfel van een stalen pen ge-sproken. Vindt men ook nog vroeger mel-ding gemaakt van metalen pennen ?

Intermediaire.

Stalen pennen. Een nog oudere metalenpen worth vermeld in den Vieux- Veuf vanED. FOURNIER, t. II. not. p. 22., namelijkeene » plume d' airain", die in de stukkenvan het proces van ROBERT VAN ARTOISvoorkomt, » avec laquelle les faussaires auxordres du Comte ecrivirent les actes faux dontit avait besoin."

Veelwijverij (vgl. A. R. ; XII. bl. 60).Bij de reeds door mij over dit onderwerpgeleverde kleine bijdragen (VI. bl. 242 ; VII.bl. 172), kan ik nog het volgende voegen :SINCERUS WAHRENBERG (de pseudoniem vanJ. LEYSER), Korte zamenspraalc, over de Po-lygamie, in 't Hoogd. ; THEOPH. ALETHAEUS

(andere pseudoniem van J. LEYSER,) Dis-cursus politicus de polygamici, 1676, in-8°.,herdrukt, met breedvoerige aanteekeningen;getiteld : Polygamia triumphatrix, Lund, 1682,in-4°., welke druk zeldzaam voorkomt. Desehrijver was de zoon van POLYCARPUS

Li:YSER II, werd in 1631 te Leipzig gebo-ren, omstreeks 1654 tot doctor in de god-geleerdheid bevorderd, en in 1664 herdereener parochiekerk bij Leipzig. Alstoenzette hij zich in het hoofd de polygamievoor te staan, en het was zijn vriend, een

zweedsche graaf, die hem aandreef de leerte gaan verkondigen, dat, in sommige ge-vallen, de menschelijkë en goddelijke wet-ten, aan een man de verpligting opleggen,meer dan eke vrouw te gelijk te huwen.Dit ongerijmd gevoelen was oorzaak, dathij uit alle plaatsen, waar hij zich Wildevestigen, werd verbannen : achtereenvolgensverstieten hem Denemarken, Zweden, Italie,Engeland en Holland, en hij overleed, ineenen ellendigen toestand te Parijs in 1684. —G. WERNSDORF, De Polygamia, Vittenb.,1716, in-4°. — N. BONDT, De Polygamia,eene doctorale regtsverhandeling. — PA-

TRICK DELANAY, Gedachten over de Poly-gamie, 1738, in 't Engelsch. — FROUMAN-

TEAU (de synoniem van BARNAUD), Tr. dela polygamie sacree ; loch men twijfelt of ditwerk gedrukt is geworden.

J. L. A. I.

Buitengewone vruchtbaarheid (vgl. A. R.;XI. bl. 25, 186, 320 ; XII. bl. 128 ; XIII.

bl. 128). BALEN zegt in zijne Beschr. van,Dordr. bl. 73, aan het slot van zijne » Aan-wyzing van eenige aaloude, voorname enaanzienlike gestichten, gebouwen en huy-zen, binnen Dordrecht" :

;Ey I datwe hebben overgeslagen, de Huy-zen in de Drie Zeyl-dragers, omtrent 'tNieu-Poortje, en de Drie Snellen, (staendetegen over Mijns-Heeren-Herberg, of Leeu-wenburg 1 ), by ons vergeten !) daar in 't

') Onze graven plagen, zoo wel ten plattenlaude als in de voornaamste steden, hunne bijzon-dere opene huizen te hebben. Zoodanige huizen nu,tot bergplaats der heeren strekkende, droegen oud-tijds den naam heerebergen (van waar ons her-bergen), onder welken naam zij reeds bij de Fran-ken en Saksen bekend waren. Zie VAN WYN, fist.Avondst., 2de bk., bl. 55—.57. Te Dordrecht wer-den onderscheidene dergelijke graaflijke verblijvengevonden, en onder deze ook het hierboven, doorBALEN, vermelde, „werdende," volgens lien schrij-ver, t. a. p., bl. 763, „in schepenen brieven, enandere beschey den genoemd, de Poorte Malburg,.211ijns-heeren-herberg en Leeuwenburg : In welke huy-zing (welk wel eer, met zijn erf, strekte tot in S.Pieters- en Pouwels-gasthuys, veer dat de Steen-straat, in 't jaar 1613, daar door was gebracht)zijn in de glazen te zien, de overblijfzelen der wa-penen van Beyeren, als antlers." Vgl. bl. 770, 774,864; VAN DE WALL, Hand. v. Dordr , bl. ' 322. Ze

251

jaar Ons Heeren 1588, op ten 27"en vansprokkelmaand, en den 9"e van zomermaand1621, in de Snellen, vier zonen , en in 'tander, eene zoom, met drie doehteren, t'eenerdracht, zijn geboren. Welke op 'er tijd,behalven een, (reeds gestorven, onder devier laatste,) met groote staci en plechte-likheyd ten doop geleyd, in de Augustinenkerk zijn gedoopt." Vgl. bl. 626, 636, 864,en vooral bl. 874, waar de ouders van laatst-vermelde kinderen (die bij den doop denamen van PIETER, JANNETTE en MARIAontvingen), JACOB KOSTERUS, PIETERSZ. enCORNELIA. JANS dochter, genoemd worden.

n Den 8 jan. 1642, hebben JAN PIETERSZ.ende JOSIJNTJE DAVIDS, vier kinderen tendoop aangeboden ; w., SUSANNEKE, PIE-TER, LYDIA, DAVID. " BALEN, t. a. p., bl. 651.

In 1557 was non in St. Agnieten-kloos-ter te Dordrecht : » Jonkvr. ISABELLE STOOP,heeren WILLEMS dochter, Welke metter broe-der, Br. ADRIAAN STOOP, heeren WILLEMSzoon, Ierusalems Heer, en noch zeventienkinderen, verwekt zijnde by mr. WILLEMSTOOP, ADRIAANSZ., burgemr. binnen Dord-recht, en kerkmr. in heer DANIELS ambacht(VAN DE MERWEDE) ter Nieuwerkerk, uytJuffr. ADRIANA VAN ROON, JANS dochter,alle knielende, kunstig uytgebeeld zijn, ineen Outer-Tafel, te zien by d' heer mr.NIKOLAAS STOOP, heeren JACOBSZ., jegen-woordig burgemr. van Dordrecht, en kerk-meester daar alomme, ontfanger der ge-meene rniddelen van Holland." BALEN, t. a. p.bl. 149, vgl. bl. 1244. Dit altaarstuk werdop de jongste tentoonstell. van oudh. te Delftingezonden, en behoort thans, volgens N°.156 van den Catalogus Bier T., aan A. DEHOOP, dien ik op de » Naaml. der Inzen-ders" echter niet genoemd vied. Het ge-slacht STOOP, sedert 1367 te Dordrecht inde regering, was, volgens deszelfs stamlijst(bij BALEN), of komstig van Alkmaar, waarhet mede regeringsposten bekleed heeft, eneertijds in het bezit van bet huis Stoopof Stoopenburg, gelegen buiten Leiden,

werden ook door de graven ter leen uitgegevenCf. MIERIS, Charterb., II. bl. 546, III. bl. 520. —Het geslacht VAN MALBMIG, dat het voorzegde huisbezat, of in leen hield, is een der oudste regenten-geslachten van Dordrecht, en komt aldaar reeds in1389, onder de schepenen, en in 1432, onder deschouten, voor. Zie BALEN, a. p., bl. 149, 236,279-281, 758, 770, 776, 1117; MIERIS, a. p.,III. bi. 729, IV. bl. 46, 474, 672; Rey. op deKron. v. h. H. G. te Utr. ; TE WATER, Verb.,st. bi. 1, die echter mistast, met den bond-genoot, die nit Luxemburg was, een hollandschedelman te noemen. -- Of dit geslacht uit de oudedynasten van dien naam, door BERTHOLET, BaRSCH,FAHNE, VAN SPAEN, vermeld, gesproten was, durfik, het wapen niet kennende, verzekeren nochloochenen.

onder Hazerswoude, door GOUTHOEVEN. (bi.82) en VAN LEEUWEN (Costum. van Rign1.4

bl. 40), onder de » Adelijke slooterten ridderlijke hofsteden in Rijnland" opge-teld. Zie nog GOUTH., bl. 120, 158, 169. —Men moet dit geslacht niet verwarren metdat van denzelfden naam, uit Brabant her-,komstig, en in Zeeland ook bekend geweest,'t welk in 1562 (den 13 maart), met vermeer-dering van zijn wapen, door keizer FERDI-NAND I, tot den rijks adelstand werd verhe-ven, zoo als blijkt uit bij mij voorhanden af-schrift van eene copie authent. der openebrieven van nobilitatie. Het wapen van ditgeslacht, aan hetwelk ook de heerlijkheidvan Riviere, in Brabant van 1467-1478schijnt toebehoord te hebben (als in hetSuppl. aux Troph. de Brab., t. II. 1. 1. p. 66,gezegd wordt), is bij. SMALLEGANGE, onderdie van Zeelands geslachten, en komt over-een met dat, in den adelbrief omschreven.

Op den zoo even genoemden Catal. d.T. v. 0. te Delft, komt, onder n°. 1014,mede voor : Een portret in olieverw, metwapen en volgend bijschrift ter regterzijde:HEINDR1CK JANSZB . VAN AECKEN, 1594. HYWAS VADER VAN TWINTICH SOONEN VER-HEVEN, SYNDE ALTEMAEL DECKERS, EN EENDOCHTER DAERNEVEN. Zie ook n°. 3172van denz. Catal.

JOHAN VAN NYENBORGH spreekt in zijnWonder-toneel ofte Lusthof der Histori-paerlen(Gron. 1657), in het 16 de cap., ook van devruchtbaarheid van MARGARETA, gravin vanHolland, en zegt verder : » so bracht des gra-ven VIRBOSLAI huysvrouw a°. 1269 tot Kra-cou ook 36 kinderen 't eender dracht ter we-relt ; en seker duytsche vrou bracht 15 kin-deren 't eender dracht voorts. Ende 1598leefde tot Leyden noch een vrou die in viermalen 18 kinderen gehadt hadde; een andervrouw, SALUSTE geheten, had in 2 drachten18 kinderen, maar AVICENNA schrijft van eenvrou die 70 kinderen 't eender dracht voort-brachte : en BOCXHORN vermelt van een vrouvan Mutina de 42 sonen tot eender drachtgebaert soude hebben. A. PARE schrijft vaneen vrou, DOROTHEA geheeten, de in 2 ma-len van 20 kinderen gelagh. Ende a°. 1613leefde tot Hoorn een vrou JANNEKEN ge-heeten, die by haer man 36 kinderen ge-wan. Ende een franse vrouw, gelagh in 'teerste jaer van 2 het 2 van 3 het 3 van4 het 4 van 5 het 5 jaer van 6 kinderen,en also in 5 jaer 20 kinder. A°. 1592 woondeoock tot Helseneur in Denemarken, eenSchotte, die by sijn eerste vrou, 54 kinde-ren had, en by sijn twede 11, t saem 65;dan noch soo hadde GEDEON 71 sonen ;ARTAXERXES 115 kinderen, den coninghACHAB 71 en ROBOAM 72 kinder, den MOS-cowijter hertogh CONRAD ende den coningh

32*

252

SCILURUS, hadden jeder 80 sonen, doch nietalle echtlijken ; ende een ZIAMBA geheten,had 325 kinder. Maer om weer tot de vrou-wen te koomen ; (voor by gaende al hierhet kindt of meysjen van Emden van 9jaren, dat een kint baerde, a°. 1649. )soleyt in 't graefschap Essex in Engelant eenseecker vrouwe, MARIA WATERS genaemt,begraven, die by haer leven 367 wettelijckekinderen en kints-kinderen gesien heeft ;desgelijcks schrijft BARTAS van een duytsevrouw, die 166 van haer kinderen en kints-kinderen sach : en een ander vrouw tot Pa-rijs, so an. 1514 overleden, sach 188 harenaekomelingen ; gelijckerwijs GOULART medevan een adelijcke vrouw verhaelt, die vanhaer afkomste sagh, tot in den sesten graet:dan vivEs vertreckt mede van een Spaen-sen boer, diens afkomst binnen sijn leveneen heel dorp, van omtrent hondert huysen,bevolckte."

Mo.

Een andere Blaauwbaard. In Le GrandTheatre sacre de Brabant, tom. II. pt. II.p. 74, wordt volgend grafschrift, in de hoofd-kerk van Oirschot, medegedeeld:

Hier leyt begraven JASPAR van ESCH metsyn seven huysvrouwen, sterft den 23.tenoct. 1554.

Die eerste huyvrou sterft 1523.De tweede was N...., sterft 1528.De derde was N..... sterft 1540.De vierde was N.....De vyfde was MECHTELT NOETLIBALX, die

sterft.....De sesde was N.....De sevende was ELISABETH VAN DER

SCEIOOT, die sterft.....M°.

Drukfouten. Er bestaat eene uitgave vande Vulgata door SIXTUS V. Z. H. wilde ietsuitmuntends leveren. leder nieuw vel druksging door zijne harden, en werd met demeeste naauwkeurigheid van feilen gezuiverd.

VOOr het eerste deel was eene bul ge-voegd, welke een ieder die de pauselijkeuitgave met veranderingen zou overdrukkenmet den banvloek bedreigde.

De Vulgata verscheen, en tot aller ver-bazing overtrof zij alle vorige uitgaven —in drukfouten ! Spotters meenden hierin hetbewijs te ontdekken van de pauselijke on-feilbaarheid. Om het gewrocht toch nietgeheel onbruikbaar te laten, beplakte mende foutieve plaatsen met reepjes papierwaarop de verbeterde tekst. DISRAELI zegt,dat zulk een gelapt exemplaar omstreeks1790, in Engeland 800 gulden gold.

Errata hebben zelfs bevestigd dat nietsop aarde nutteloos is, al springt dat nut ons,

kortzigtige stervelingen, niet dadelijk in deoogen. Er was een tijd , dat de inquisitiehet gebruik verbood van het woord jatumof fata. Om de opmerkzaamheid te ont-duiken schreef men, in plaats van fatum,factum, en in de rubriek errata vond men :» voor factum leze men steeds fatum." SCAR-

RON, de bekende burleske dichter, plaatsteboven eenen lofzang op het hondje van zijnezuster : » a Guillemette, Chienne de ma Soeur,"doch gedurende de uitgave zijner werkenmet haar in onmin rakende, las men in deerrata : » voor Chienne de ma Soeur te leven :ma Chienne de Soeur."

L--F--T.

Zonderlinge drukfouten (vgl. A. R.; XIII.bl. 58, 128 ; XIV. bl. 158). Tot antwoordaan A. v. R. over zonderlinge druk-fouten zij medegedeeld, dat hij, behalve inde geciteerde werkjes van LALAUNE, daaroverook nog het een en ander kan vinden bijDISRAELI, Curiosities of Literature, London1863. Vol. I. p. 78-82 en vol. III. p. 428,

zoo mede bij TIMPERLEY, Encyclopedia ofliterary and typogr. anecdotes, London 1842p. 161, bij BAYLE, voce Gryphius en Verge-rius, bij PROSPER MARCHAND, Histoire del' Imprimerie, p. 100-109, enz. enz.

Het zou te wijdloopig wezen om alhiereen uittreksel uit al deze schrijvers bij tevoegen ; alleen eenige mij bekende curieuseerrata in bijbels wil ik hier nog laten volgen :

In den beroemden bijbel van 1462 vanFiiST en SCHOFFER leest men in psalm 93» et vos stulte aliquando sapite" voor » stulti."

In den duitschen bijbel van LUTHER teWittenberg bij ZACHAR. SCHURER, 2 B. 4°.

1624 leest men in Openb. XIV. 6. Ich seheeinen Engel fliegen durch den Himmel,der hatte ein neu Evangelium", in plaatsvan » ewig".

In eenen bijbel te Neuremberg van 1670is in Epist. Judae V. vs. 23 het woord » Feuer"veranderd in » Fege-Feuer", weshalve er staat» machet etliche mit Furcht seelig, and rile-ket sie aus dem Fege-Feuer."

In eenen poolschen bijbel te Dantzig 1632moet ook op Matth. I. 4. eene merkwaar-dige drukfout voorkomen, waarom alleexempl., welke men magtig kon worden,werken verbrand. Z. GRAESSE, Trósor deLivres rares, en BRUNET, Manuel, I. col. 904.

In den zeldzamen bijbel van NICOLAUS DE

LYRA in de nedersaksische taal, te Lubeckgedrukt in 1494, leest men in Genesis III,achter de woorden » uri he schal aver dyherschupe" de curieuse toevoeging » dy va-kene to pynighende uri to sldde."

Men zie verder de Boekzaal van LE LONG

over de verschillende zonderlinge marginaleannotation in de zoogen. bijbels van Deux-

253

Aes van 1562, 1565 te Embden en later in 11579 te Delft, enz., gedrukt.

Het was in eenen Bijbel van 1632 teLonden bij BARKER en LUCAS, dat het woordje» not" bij het zevende gebod was weggela-ten. De uitgevers werden tot eene zwaregeldboete veroordeeld en de gansche oplaagvernietigd. Door den boekh. H. STEVENS

werd in het jaar 1855 aan the Society ofAntiquaries een exempl. vertoond, hetwelkhij voor 50 guin. in Holland had gekocht.

In het » Newe Testament" van WILLYAM

TYNDALE van 1536, 4°. waarschijnlijk bijSIMON COCK te Antwerpen gedrukt, ontbre-ken in I Corinth, cap 11 de woorden thiscup is the newe testament in my blonde."

In eene editie in 12°., insgelijks van TYN-

DALE en mede van 1536, staat II Corinth,cap. 10. » Let him that is such think onhis wife" voor » on this wise," welke zelfdedrukfeil ook voorkomt in de uitgave van1549. In het eng.-lat. N. T. van 1548 bijWYLLIAM POWELL moeten insgelijks menig-vuldige fouten worden gevonden ; o. a. ishet woordje » not" overal gespeld » nat".

Volgens DISRAELI zijn het vooral de zoo-gen. pearl Bibles, en de engelsche bijbelsnit Holland, welke tal van drukfeilen be-vatten ; wegens drie daarvan werd eenegroote oplaag verbrand.

t. w. Genes. XXXI. 24. » This is thatass that found rulers in the wilderness"voor » mule."

Ruth IV. 13. » The Lord gave her cor-ruption" voor » conception".

Lucas XXI. 28. » Look up, and lift upyour hands, for your condemnation drawethnigh" in plaats van » redemption".

Zoo bevatte ook de bijbel van FIELD van1653 Cambridge, 24°. navolgende erger-lijke feil :

1. Corinth. VI. 9. »Know ye not that theunrighteous shall inherit the Kingdom ofGod ?" voor » shall not inherit."

De dusgen. Vinegar (of Azijn) bijbel isdie van Oxford bij J. BARKETH, 1717, 2vol. folio.

Ten slotte zij bier nog medegedeeld de na-volgende typographische raadgeving, voor-komende in een oud engelsch werkje, ironthe noble art and mystery of printing".

If there be such a Chance as this,Shat any Letter batter'd is,Being come unto thy View,Take it out, put in a new;Or if Satan, that foul Fiend,Marr, with a Pretence to Mend,And being at thy Goodness vext,Makes Blasphemy of thy pure Text,Find it out, 0 Lord, and then,Print our Hearts new o'er again.

W--H.

Koning van Holland in 1766 (vgl. XII.bl. 222). De vraag door mij gedaan, zou,dunkt mij, wel kunnen beantwoord wordendoor iemand, in 't bezit zijnde van den oor-spronkelijken tekst des briefs, waarvan devertaling van 1861 in het Fransch aanleidinggaf tot de vraag. Immers de vertaling kanonjuist zijn. H. R.

Hooge ouderdom (vgl. A. R. ; XII. bl.60; XIII. bl. 127, 192; XIV. bl. 157).CAROLINA HERSCHEL, de beroemde zustervan den grooten sterrekundige HERSCHEL,

is bijna 98 jaar geworden ; schertsend zeidezij wel eens, dat de flood haar vergat, endat zij ten minsten eene eeuw oud zouworden. Zij was den 14de maart 1750 ge-boren, en overleed in januarij 1848. ZieAlgem. Konst- en Letterbode voor 1848, dl. I,bl. 145, 146, waar meer bijzonderheden,haar betreffende, vermeld worden.

De Prov. Gron. Cour. van 10 mei ji., no.56, en andere dagbladen, spreken van dewed. STIKKEL te Wageningen, die op den10den mei j1.100 jaren oud werd, en bevattenook het volgende berigt, gedagteekend uitMeppel, den 6 mei dezes jaars : » A. S. COHEN

(het onmisbare woord : beer staat natuurlijkvoor zijn naam) en echtgenoot alhier, vierenmorgen, zaturdag, hun 50jarige echtver-eeniging. De 78jarige jubelaris behoort toteene familie, die het zeldzame voorregtvan een buitengewoon hoogen ouderdom ge-niet. Ilij heeft 6 broeders en eene zuster;de zuster is 95, de oudste broeder 92, dedaarop volgenden zijn : 89, 85, 82 en 80jaren oud ; terwiji verleden jaar een broederis overleden, die ook den zeldzamen ouder-dom van 87 jaren had bereikt. Deze per-sonen, die tot eene groote Israelietischefamilie behoorden (sic.), zijn alien gezonden vlug en doen dikwijls nog verre voet-reizen."

In BALENS Beschr. van Dordr., op hetlaatste blad, onder de Byvoegingen, leest men :

» Opten 28 maart 1677, heeft MAYKENBOEFF, ADRIAANS dr., oud 93 jaren, (zustervan LEONARD BOEFF, ADRIAANSZ., boven fol.867 vermeld als over-over-grootmoeder,

1 ) Men leest aldaar, dat, gedurende Ostende'sstrenge belegering, door den aartshertog ALBERT,die van Dordrecht, benevens anderen, niet nalietenvalle toevoer daar in te brengen, waar door eenharer inboorlingen, LEENAARD BOEF, ADRIAANSZ.,toen matroos, onder die onvertsaagheyd, met eenkogel, beyde zijn handen, en 't grootste gedeeltezijner voorste ellepijpen, kwijt raakte ; genezenzijnde, was daar na noch zoo meesterlijk in 't kol-ven, van net, en wis, den bal te slaan, dat 'erzijn weerga niet en wierd gevonden. Kost metzijn stompen, den hoed lichtende, eerbiedigheydbewijsen, bescheyd doen, enz. Hij is overledenin 't jaar 1638."

254

in de Nieu-kerk, ten doop gepresenteerd, enzelfs getuyge gestaan, over 't kind vanADRIAAN HOEVENAAR, JANSZ., en van MAR-GARETHA VAN WAGENINGEN 2), JANS dr. :en werde 't voorsz kind, door Dom. ANTHO-

Nius VAN OOSTRUM, gedoopt, en LUCIA ge-noemd." M°.

Honderdjarigen. De Nieuwe Rotterdam-sche Courant van 8 maart maakte opmerk-zaam op de te dien dage invallende 106de

verjaring van Rotterdams oudsten inwoner,den bekenden JACOB FORMER, woonachtigin de Baan, schuin over de Zevenhuissteeg,wijk 3 n°. 684. Belangstellenden weten ,dat er voor 6 jaren een portret van hem isuitgegeven. Dezelfde courant berigtte ook,dat te Belleville, in Opper-Kanada, onlangsin den ouderdom van 120 jaren is overledenmevrouw CHARLOTTE BOUCHER, die v66rharen dood het zeldzaam voorregt mogt ge-nieten van de achterkleindochter harer ach-terkleindochter in hare armen te sluiten.

Honderdjarigen hebben steeds de aan-dacht getrokken. Ze behooren dan ook totde uitzonderingen. Daarom staat het reeds,--ik ga met opzet alle voorbeelden uit denbijbel voorbij, — als merkwaardig aange-teekend, dat THEOPHRASTUS 107 jaren is ge-worden. Toch beklaagde hij er zich overdat hij pas begon wijs te worden nu hijuit het leven moest scheiden. En evenzoowordt het als iets bijzonders genoemd, dater bij de volkstelling onder den romein-schen keizer VESPASIANUS, in 't jaar 76,eenige ouden van 120, 125, 137 en 140jaren werden gevonden, en MARCUS APONIUS,

te Arimini, zelfs den leeftijd van 150 hadbereikt.

De aanteekeningen, die omtrent zulkehonderdjarigen zijn gehouden, zijn gewoon-lijk verstrooid. Uit eene lijst van 1700--1748, maar die nog enkele vroegeren op-neemt, wil ik opgave doen, maar geregeldnaar den klimmenden leeftijd, en met voor-bijgang van zulke naamloos opgeschrevenen,die zich niet door iets bijzonders kenmerken.Voor aanvulling mogen anderen zorgen diedaartoe lust en gelegenheid hebben. Mijontbreekt de laatste, ook al wilde de Na-

2) Zie over deze familie, die te Dordrecht totden geringen burgerstand schijnt behoord te heb-ben [JAN V. W. woonde, in BALENS tijd, in „'t huysdes kosters" van de Nieuwe kerk aldaar (a. p.,bl. 72)], Nay. VI. bl. 341, VII. b1. 17, en 't Stamb.v. d. Frieschen adel, aant. 116 op de staml. vanDOYS. - De in Friesland gevestigde tak, was,in 't laatst der voorgaande eeuw, o. a., door huwelijkvermaagschapt met de familie HOUTH nit Steinfurt,aan een van welks leden, med. dr. en apothekerte Steinfurt, de aldaar, onder den naaan van delioutsche Garten, bekenden lusttuin, zijn ontstaante danken had. (Vgl. Nay. VI. bl. 295. yr. 455.)

vorscher nog meer ruimte besehikbaar stel-len dan ik nu reeds moet vragen.

Digt aan de grenslijn staan CORNELIS

JANSSEN GEESTHUIZEN, die 21 dec. 1725 teMaasland, niet verre van het meer bekendeMaassluis, overleed, en sleehts 5 maandenop de eeuw te kort kwam ; en de generaalder cavallerie SCHULTZ VAN HAGEN, die in1748 stierf, omtrent 100 jaren oud; maarzij mogten de grens niet overschrijden. Naasthen sta echter nog de kapitein luitenantTHOMAS DE L4 HAYE, dien de Staten Generaalden 13den maart 1739 tot kapitein van 'tregiment van MATTHA aanstelden toen hijreeds 95 had bereikt, en daarvan 73 inmilitairen dienst was geweest. Hij had eenekrachtige stem, ging regt op, zat vast tepaard en was nog in alien deele soldaat.Zijne ouders waren in Luxemburg gegoedelandlieden geweest, en zijn vader was 112jaren geworden. Of de zoon het zoover ge-bragt heeft, staat er niet bij vermeld.

En nu verder, van de 100 af.100. MARGARETHA LEQUIEN, weduwe van

een oud-officier der marechaussee vanPicardie, t te Amiens in 1725 opharen 100"en verjaardag.

- JOACHIM BLOTLINCK, gegageerd kor-poraal, 1- 29 april 1702 als kostkoo-per in het gasthuis te Zutfen, oudover de 100 jaren. Den 30"en aug. 1694had hij aan de luthersche gemeentealdaar het nachtmaalszilver, in 1699nog eens 600 gulden geschonken; enook bij zijnen dood liet hij haar nietonbedacht. Ook onder de weldoenersder rotterdamsche gemeente staat hijaangeteekend.De honderdjarige ALLARD, te Marseille,noodigde in 1727 zijne bloedverwantentot zijn gouden bruiloft, en beloofdehun daarbij, niets antlers te zullen op-disschen dan wildbraad, door hem zel-yen gedood.De abtdisse van Montech, onder Mon-tauban, t in aug. 1719, oud 100 j.

- URSULA TOWSEND, over de 100, stond14 april 1728 als meter over dendoop van haar betachterkleinkind JOHN

MARRIOT, te Whitney in Oxfordshire.Zij bezat reeds meer dan 150 afstam-melingen.ABRAHAM LE ROU, Arabier van ge-boorte, fransch officier bij brevet, die62 veldtogten in 's konings dienst hadmedegemaakt, over de 100 jaren wasen nog las zonder bril, be yond zichin 1730 in 't hospitaal der verminktente Parijs.

- THEODORE DE CHAREISIEU, Donne derreforme van St. Clara te Lions, t 3nov. 1734, oud 100 j. en 6 m.

255

KC De koning van Frankrijk 13 sept.1736 naar de misse gaande, ontvingvan een zijner officieren, die 100 ja-ren telde, eene memorie, waarin hijaanspraak rnaakte op het kruis vanden heiligen LODEWIJK.

- YDA VALKENIER, eerst weduwe vanSAMUEL WESELIUS, pred. te Zalt-Bom-mel, daarna van JOHANNES COLONIUS,pred. te Brielle, f 16 Febr. 1738 teKleef, 100 j. oud.GEERTRUID PIETERS , huisvrouw vanRUDOLPH LAM, t te Delft 8 Junij 1739,oud 100 j. en 8 m.

- JACOMIJNTJE IJZERMAN , weduwe vanLEENDERT VERMEULEN, gedoopt te Heen-vliet 23 nov. 1646, t te Brielle injanuarij 1747, en werd den 15den Biermaand in de Groote of Catharijne kerkbegraven. Bij die begrafenis adsisteer-den de 3 krijgsraden, en 't graf werdkosteloos verleend.

— Graaf WARRO , generaal majoor engouverneur van Leuven, t 16 dec.1724 te Brussel op een leeftijd van100 en eenige jaren. Hij was reedsbij de infante ISABELLA, die in 1630te Brussel overleed, page geweest. Inden veldslag van Rocroy, in 1644. washij Ritmeester.

101. Eene vrouw in het sacraments-gast-huis te 's Gravenhage, t 16 febr. 1736,oud 101 j.

- HENDRIK VERBRUGGE, geb. 4 oct. 1636,t te Haarlem, 21 febr. 1738, oud 101j. 4 m. 17 d. In zijn 51ste jaar washij voor de tweede maal gehuwd. Uitdien tweeden echt, die ruim 50 jarenhad geduurd, waren hem 10 kinderengeboren.

— In 1739 huwde te Londen moederSPRINGER, oud 101 j., met THOMASASHMNA, oud 89 j.

- JAMES SCOLT, predikant, t 15 januarij1748 te Sheldan-Moor, in 't graafschapKent, oud 101 j.

102. FRANCOISE HARDY, t te Parijs, 27 april1725, oud 102 j., 11 m. 12 d.

- BEATRIX PAPATANA CITADELLA, gravinvan Onara, die zich door hare dicht- enprozawerken naam heeft gemaakt, t tePadua 15 april 1729, oud 102 j., 7. m.

- NIELS HANSEN SCHWARTZ, t in 1731te Wexioe, in 't stift Cronburg, inZweden, oud 102 j. Hij was in 1629in Schoonen geboren, en had het jaarvoor zijnen dood nog twee kerken metlood belegd.

- CHARLES VERNIER t te Varenne inChampagne, in augustus 1735, oud 102 j.

- BAARTJE PIETERSE t te Amsterdam inJanuarij 1736, oud 102 j.

102. RIJK VAN BENNEKOM f in julij 1736in 't Bloklands-gasthuis te Amersfoort,oud 102 j.

- MARIE HARRISSON, te Crockhorn inSomershire, huwde in 1738 voor de7de maal, oud 102 j. met een jongenman van 27 j.

- OLOF mousoN, een zweedsche boer inhet tierpische kerspel, 10 of 12 mijlenvan Stokholm, t in 1737, oud 102.Zijn varier was 106 geworden.

- ' BEATRIX CLAAS dochter t in 1740 inhet gasthuis te Gouda, oud 102 jaar. Ophaar 100"e had zij nog het voorkomenvan eene vrouw van 40.SUSANNA HUGUETAN , weduwe vanGLAUDE RENAUD DE LA PIEMENTE, tentijde der godsdienstvervolgingen uitFrankrijk herwaarts gevlugt, werd 10dec. 1745 in haar huis in 't Voor-hout te 's Gravenhage vermoord. Zijhad toen 102 jaren bereikt.

— De beide broeders STOKTON, de een102, de ander 101 j., stierven in 1748te Nantwich in 't graafschap Chester.

103. STEVEN LOMAN, geboortig van Alen,in Munsterland, t 18 julij 1741 teHaarlem, oud 103 j., 7 in.

— Te Luik huwde 12 nov. 1747 zekereschoenlapper van 103 j. met een meisjevan 15 j.Juffer ARMSTRONG t in junij 1748 teLonden, oud 103 j.

- CATHARINA RATCLIF t in oct. 1748 teNew-Castle, almede 103 j.

104. FRANCOIS DE SANTON DE MONSTRON fin mei 1720 op zijn landgoed in Lan-guedoc, oud 104 j.

— In dec. 1724 was te Wertin, bij Halle,in Saksen, nog in leven een zekereGROSCH, opzigter van de kolenmijnen.Uit zijn eerste huwelijk had hij 9 kin-deren verwekt. In 1710 hertrouwd,had hij nog 6 kinderen gekregen. In1722 had de koning het peterschapover zijn jongsten zoon aanvaard, enhem bij die gelegenheid rijkelijk beschonken.

— In febr. 1729 werd in de St. Gilles-kerk te Londen een man van 124 j.begraven, bij welke gelegenheid 6 hon-derdjarigen de slippen van 't lijkkleeddroegen, en 2 anderen van denzelfdenleeftijd het lijk voorafgingen.

_ ANDRIES FLIESERS, Zwitser van ge-boorte, sedert 30 jaren gegageerd, enlaatstelijk tot portier van de schans overde Maas te Grave aangesteld, t aldaar9 febr. 1730. In 1667 was hij bij debelegering van Candia door de Turkengevangen genomen. Hier te lande hadhij 30 jaren gediend bij de compagnie

256

van kapitein DE BIJ, in 't regimentvan AMELISWAARD.

104. Den 31"" aug. 1732 werd te Clumetz,in de heerlijkheid Fiinfkirchen in Bo-hemen, een gouden bruiloft gevierd,waarbij nog tegenwoordig was een derspeelnooten van het trouwfeest, VOND-KERKA geheten, die reed 104 jaren telde,en vergezelschapt was van eene derbruidsjuffers van 88 j.

- FRANCISCO CORDEIRO t in 1732 tePalmela, in Brazilie, oud 104 jaar.

- GLAUDE DOMBAL f in maart 1738 te's Gravenhage, oud 104 j., 3 m.

- SIMON MODICE t te Utrecht 10 januarij1741, oud 104 j. 6 m.

— Den 13den april 1746 werd te Augsburgeene weduwe van 104 jaar 13 d. be-graven, die zelve maar 5 kinderen,maar toch 82 afstammelingen hadgehad.

- JUDITH L' ENFANT t 11 febr. 1747 teDelft, oud 104 j., 9 m.

— Jufvr. ADAMSON t in oct. 1748 teGrange, in Essex, die vijfmaal gehuwden vijfmaal weduwe geworden was.

105. CATHARINA BEECKX, weduwe van REI-

NIER DE WOLF, t te Amsterdam, 16septb. 1720, oud 105 j.

- PAULUS WIJNTJES t in julij 1722 inde abdij van Rijnsburg, nabij Leiden,oud 105 j. 4 m.

- ANNA POLLARD t 24 december 1725te Boston oud 105 j., en nalatende130 in leven zijnde afstammelingen.

- DOROTHEA LINTON t in septb. 1728 tcTurnham-Green. Zij was vijfmaal ge-huwd geweesd, en liet 30 kinderen enkindskinderen na,

— Te Fredrichow, in 't ambt Otelberg,nabij Koningsbergen, t in 1728 eenman van 105 j., die nog al zijn tandenhad. Hij had 113 afstammelingengeteld.

- LUDOVICA DE WISE'. t te Parijs in 1730,oud 105 j. 3 m., aan de kinderpok-ken, die zij in 1692 nog eens hadgehad.

- HANS HOF t te Camentz, in Opper-Lausnitz, 19 febr. 1732, oud 105 j.Hij was 82 jaren in krijgsdienst ge-weest, had 36 veldtogten bijgewoonden was op zijn 100s" jaar voor de derdemaal gehuwd.

- SARA PIETERS t in junij 1732 te Am-sterdam, in 't diaconie-oudevrouwen-huis, oud 105 j.

- JEAN DE THOU, fransch zeekapitein, tin julij 1738 te Marseille, oud 105 j.

— Mr. JENNINGS, vermaard architect, tte Windsor 13 april 1739, oud 105jaar.

105. JOHN HOLLAND, die van CROMWELLS

tijd of tot in het 6ae jaar van ko-ningin ANNA als soldaat had gediend,kwam in januarij 1740 van ellendeom. Hij was met zijne 85jarige vrouwdoodgevroren.

- TRIJNTJE MATHIJS t to Enkhuizen injanuarij 1741, oud 105 j. 6 m. 11 d.

-- In 1748 kreeg de weduwe van denhofmedicus NOSTI te Berlijn, reeds 105jaren oud, weder nieuwe tanden.

106: PIERRE COURTOIS, korenkooper in devoorstad van St. Germain, t in aug.1719, oud 106 j.

- Mr. JOHN BURNETT, een der grootstepachters te Bowater, t in dec. 1734.Hij was zesmaal gehuwd geweest,waarvan driemaal na zijn 100" e jaar.Zijne laatste vrouw was zes wekenvoor hem gestorven.

- JOHAN HACKERSON JOIS, oud soldaat,t in 1736 in het stift Elsborg, in Zwe-den. Kort voor zijn dood had hij nog4 mijlen te voet afgelegd.

— Jufvr. EDMOND t te Kingston, in mei1738, oud 106 j., nalatende 4 kin-deren, — waarvan de jongste reeds70 had bereikt —, en over de 60kindskinderen en achterkindskinderen.Twee jaren voor haren dood had zijnog zonder bril kunnen lezen.

- ANDR. BIPPARD, priester, nit Ierland,t in 1739 te St. Germain en Laye,oud 106 j.

— In 1742 t te Nesperal, bij Cartan, inPortugal, eene vrouw van 106 j., dievier jaren te voren nog zonder brilhet fijnste naaiwerk kon verrigten.

-1JANNETJE STEVENS, laatst weduwe vanHENDRIK DE VIET, t in januarij 1747te Amsterdam, oud 106 j. 2 m.

107. GEERTRUID NASSAU t 3 nov. 1722 te's Gravenhage, oud 107 j.

- PAUL PERREUL, notaris in Bourbon-nois, f 10 januarij 1724, oud 107 j.Den 3den januarij 1734 werd aan dekoningin van Engeland eene jufvrouwvan 107 jaren voorgesteld. De ko-ningin deed haar bij die gelegenheideen geschenk van groote waarde.

— De huisvrouw van THOMAS SIMPSON,

opzigter van het park van Busby, byHamptoncourt, t in 1732, oud 107jaren. Zij was in 1625 te Cardigangeboren. Den 1"e° oct. 1731 had dekoningin van Engeland haar bezocht.Haar man, die 27 oct. 1734 te Lon-den stierf, mogt slechts 99 jaren be-reiken.

(Wordt vervolgd.)

267

GESCHIEDENIS.

Reize van Willem II naar Engeland1641 (vervolg van XIV. bl. 228).

Gheschencken.

N°. 57. Monsr . LE MOIRE Stalmeestervan S. H. Prince WILHELM heeft door S. Hs.ordre betaelt den 21 Aprillis 1641 op 'tHuys te Heenvliet alwaer S. H. ten eetenghenodicht was tot Bellechere voor de Die-naers aldaer f 30.0.0.

noch aen den koetsier van den HeereBaillieuw van Briel die S. H. heen endeweder op Heenvliet voerden, tot vereerin-ghe f 5.0.0,

noch tusschen den Hage ende Maeslant-sluys door ordre van S. H. vereert aen diemeijsgens die met koeckgens aen de schuytquamen f 2.10.0.

.noch aen S. H. ghegeven f 2.10.0.N°. 58. Den 24 Apprillis heeft den Tre-

sorier JOHAN VAN VOLBERGHEN, door ordrevan den Heere VAN DORP tot een veree-ringe ghegeven aen de vier Statsboodenvan den Briel yder vyff guld. of f 20.0.0.

N°. 59. Op ditto heeft de Tresorier voornt.door ordre van S. H. betaelt aen de twaelfftambourijns van de Burgherij in den Brielyder tot vereringe 2 guld, is samen f 24.0.0.

N°. 60. Noch heeft den Tresorier voornt.door ordre van den Heere VAN DORP be-taelt aen de knechten en maechden in 'tHuijs van den Ontfanger VAN DER GOESbinnen den Briel alwaer S. H. ghelogeertheeft tot vereeringe de som van f 200.0.0.

N°. 61. JOANNES VAN LANGHENHOVENdispencier heeft betaelt den 20 Apprillisdoor ordre van S. H. en rapport van denPaghe BORMANIJA, in den Briel aan diearme vrouwe ende man f 2.10.0.

noch door ordre van S. H. ende rapportvan den zelven Paghe, aen den man diedrij groote Creeften aen S. H. brachte totvereering f 5.0.0.

noch aen vijff Tambourijns van 't Guar-nisoen in den Briel door ordre van S. H.ende rapport van den Halbardier GROENE-VELT tot een vereering f 5.0.0.

Den 26sten Appril opt schip van den vice-admijrael door ordre van den Heere VANDORP betaelt aen den Lootsman die 't schipbuytent Ghoereesse ghat over de Banckenghebrocht hadde gegeven f 15.0.0.

den 28sten ditto voor Marijgat in Englantgheanckert legghende door ordre van denHeere VAN DORP ghegeven aen een persoondie van weghen de Heeren vant Lantaldaer quam versoucken dat S. H. aldaersouden willen landen alsoo daer alreede

paerden en karossen ghereet stonden omS. H. te voeren naer Lonnen tot vereeringaen den zelven ghegeven de somme vanI 38.17.0.

Ditto aen JAN, Lacqueij van S. H. ge-geven voor S. H. thien ryxdaelders f 25.0.0.

N°. 62. Den Heere VAN DORP heeft be-taelt t'ghene volcht : Eerstelijck den 30Apprillis door ordre van S. H. tot Grave-sande betaelt tot vereeringe aen de koet-siers van Sijne Maij t. die S. H. met dekarossen van daer naer Lonnen voerdentot een vereeringhe ghegeven sestien pisto-letten a 9 gl. f 144.0.0.

noch op ditto aldaer aen eenyge speel-luijden die voor S. H. quamen speelenvereert f 18.18.0.

noch aen eenyge Trompetters die voorS. H. quamen blasen tot vereeringe gege-ven f 27.6.0.

noch aen de Schuyftrompetters van denGrave VAN LINSE die voor S. H. bliesentot een vereering f 13.13.0.

Aen een Schipper die met zyn Barghealle de Pagens vant Oorlochschip aen lanthaelde f 6.6.0.

Voor de Dienstboden int Huys daer S. H.te Gravesande Logheerden tot vereeringvyff pistoletten f 45.0.0.

Aen de Constabels van beyde de kas-teelen leggende van beyde de zijden vande Reviere by Gravesant die eerschotenvoor S. H. deden f 72.0.0.

Aen de Vice admyrael DE WITTE tot eenvereering voor alle het scheepsvolck op synSchip daer S. H. mede overgevaren was,gegeven f 153.0.0,

Int Huys daer de Hoffmeesters tafel ghe-houden wierde tot Gravesant tot vereeringef 9.0.0.

Den 1' maijus tot Londen aan de speel-luijden van Lord Meyer die voor S. H.quamen speelen f 54.0.0.

Voor de Barghes luijden van des koningsBarghes die S. H. met de Prince van Waleslanghs den Teems playsieren roeijden doorordre van S. H. f 24.0.0.

den aen ditto aen de speelluijden endeschuijftrompetters van den koninck syndesamen 19 perssoonen sterck die binnenLonnen voor S. H. quamen speulen tot eenvereeringe gegeven f 174.0.0.

Den 4den ditto aan een Sergheant endethien Trompetters van den koninck die voorS. H. quamen speulen en blasen tot ver-eeringe f 132.0.0.

noch aen een man die van wegen deGraeffillile VAN ARONDELLE eenijge soete

33

258

Orange appelen aen S. H. bracht tot ver-eeringen f 12.0.0.

noch aen twee Juifrouwen die in S. H.eetsael quamen singen tot vereeringef 25.4.0.

Den 5den ditto aen thien Tambourijns vanden koninck die voor S. H. geslagen had-den tot een vereering f 48.0.0.

ditto aen acht Trompetters ende dry Tam-bouryns van den Prince van Wales tot eenvereering f 96.0.0.

N°. 63 Den Tresorier JOHAN VAN VOL- •BERGIIEN heeft door ordre van S. H. enderapport van den Stalmeester DU MOIRE be-taelt den vyffden May 1641 aen een Pagheten dienste van S. H. f 6.0.0.

Den Eden ditto aen Monsr LE MOIRE voorn'.voor S. H. gegeven f 12.0.0.

Den 7den ditto aen een Jaghermeester dievan weghen den koninck eenich wilt aenS. H. brachte tot vereering f 32.8.0.

N°. 64. Den Tresorier voorn t heeft doorordre van de Heere VAN DORP op S. H.Commandemt . den 8sten Mayus betaelt, aenmucijcijns van den koninck tot een ver-eeringe vyff ponden sterlijngs is hollantsghelt de somme van f 50.0.0.

N. 65. Den Tresorier JOHAN VAN VOL-

BERGHEN heeft op den 9 maijus door lastvan den Heere VAN DORP tot een vereeringeghegeven aen die man die in S. H. Eetsaelghedurende de maeltyt op de Harp speeldevier ponden sterlings is hollants ghelt desom van f 40.0.0.

N°. 66. Den Tresorier voornt. heeft nochbetaelt den 11 den maijus , door ordre vanS. H. tot een vereeringe aen de Backstervan den koninck , die de Bruijloftskoeckaen S. H. vereerden , vier pont thien sch.sterl., is hollants f 45.0.0.

N°. 67. Syne Ghenade de Grave VANsoLms, heeft aen monsr DU MOIRE gheleentten dienste van S. H. dry ponden sterlings,dewelcke ditto DU MOIRE door ordre vanS. H. gaff aen eenijghe ghevanghenen, sit-tende op een poorte daer S. H. door reet,dewelcke de Tresorier JOHAN VAN VOLBER-GHEN aen den dispencier van Syne Ghe-nade VAN SOLMS, heeft gherestitueert dushier dezelve in hollants gelt f 30.0.0.

N°. 68. Den Tresorier voorn t. heeft nochbetaelt den 20 maijus, door ordre van S. H.aen die vrouwe welcker man van den Turckghevangen was, tot een Aelmoes 2 p. ster-lings is hollants ghelt de somma van f 20.0.0.

N°. 69. HENDRICK JONCKMAN, Lacqueyvan S. H. heeft door ordre van S. H.ende met kennisse van den Stalmr. DU MOIRE,op verscheyde tyden zoo hier ende daer,aen arme luyden onderweghe als S. H.door de Stat reet, verschoten te samen vyffEng. Sch. is Holl. i 2.10.0.

N'. 70. Op ditto heeft den Tresorier

voornt. door last van S. H., ende ordrevan den Heere VAN DORP betaelt tot eenvereeringe aen de Clerquen van des Ko-ninx Cappelle alwaer S. H. ghetrout isthien peeves ofte ponden sterlings , is hol-lands ghelt de som van f 100.0.0.

N°. 71. HENDRICK JONCKMAN Lacqueyheeft door ordre van den Heere VAN BEAU-

VOYER , onderweghe als S. H. door deStat reet aen verscheyde arme luyden ge-seven samen de somma van f 5.13.0.

N°. 72. RALPHE NICKOLS Marechal deCeremonijes van den koninck heeft ont-fange van den Tresorier VOLBERGEN voorde naervolghende 13 koetsiers die S. H.t' zyner aenkomste , tot Gravesant met dekarossen inhaelden , tot vereeringe doorordre van S. H. t' ghene volcht als van denHertog VAN LENOX, van Grave VAN PER-

BROECK, van den Grave VAN HOLLANT ,

van den Grave \TAN ESSEX, van MelordHERBERTS, van S. HENRY VANE, van Me-lady DINGBY, van S. FREDRICK KORNWALS,

van Melord STRANGHERS, van den GraveVAN LINSE, van Milord GRADS, van denGrave VAN WARTWIJCK, van S. JAN FU-

MET maistre des Ceremonijes van den Ko-ninck ieder een pont sterlings, samen 13pont, of Holl. f 130.0.0.

N°. 73. De Heere VAN DORP heeft doorordre van S. H. betaelt de naervolgendevereeringhen, als aen de Matrosen van desKoninx Barghe die S. H. mette Barghevan Lonnen heen en weder te Pottoneroeijden, twee Jackobussen is 2 pont 4 sch.

noch tot Hantingkeere aen de Conciergeen twee andre dienaers die S. H. het huijslieten sien, vijf Jakobussen comt 5 p. 10sch., Aen den Hovenier aldaar 2 p. 4 sch.,Op 't huijs van Melord MORRE tot een ver-eering 2 p. 4 sch., noch voor oversettenvan den ghehelen train over de Revierebetaelt 13 sch., te zamen 12 p. 15 sch. ofHoll. f 127,10.0.

N°. 74. De Tresorier VOLBERGHEN heeftbetaelt door ordre van S. H. als Sijne Hooch'.de Coninxhuijsen was besichtijghen als: aenHENDRICK JONCKMAN Lacqueij voor S. H.ghegeven drij pond sterling.

Aen den Secretaris VAN DER LEE dat bydie dach door ordre van S. H. op den wechhadde verschoten, 10 schell.

Tot Huntingkeert int huijs daer S. H.s'middachs maeltyt hielt, aen de dienstbo-den 1 pd. 2 sch.

Aldaer voor Stallingh, voer voor de paer-den ende vereeringe aen de stalknechtsbetaelt 1 p. 1 sch. 5 d.

Aen den parckeeper alwaer vereert1 p. 0 sch.

Voor een parrevos (sic) van vracht be-taelt 2 sch.

259

Te samen 6 p. 15 sch. 5 d. of Holl.f 67.15.0.

N°. 75. De Heere VAN DORP heeft be-tacit den 22en maij 1641 doen S. H. s'mid-dachs tot Greenwits int Huijs van Sr . VANDER CRUIJSSEN maeltyt hielt, door ordrevan S. H. aen de dienstboden int zelvehuijs tot een verteeringe ghegeven 6 pond.

Ditto binnen Lonnen aen eenige speel-luijden die s'avonts voor S. H. quamespeelen tot vereeringe ghegeven 10 sch.

Noch te Lambeth voor overvaren be-taelt 5 sch.

Te samen 6 pd. 15 sch. of Ho11. gheltf 67.10.0 V. D. N.

Wordt vervolgd.

Nederlanders-ridders in de XVII e eeuw(vgl. XIII. bl. 140.) Wat aanleiding gafdat verscheidene Nederlanders, vooral dich-ters, in de XVIIe eeuw in den vreemde meteen ridderteeken werden vereerd, is eenevraag die moeielijk is te beantwoorden;want, indien men de aanleiding uitsluitendzou willen vinden in de gelegenhedenwaarbij personen tot de ridderlijke waar-digheid worden verheven, dan zou, in velegevallen, de beoordeeling omtrent de onder-scheiding die hen te beurt viel, nog al aaneenige kritiek onderhevig zijn; loch nemenwij liever aan, dat bij de verheffing alleenaan de vorsten en niet aan het algemeen,vooral ten opzigte van geheime diploma-tieke zendingen, verdienstelijke en uitstekende antecedenten bekend waren en inaanmerking kwamen, die hen daartoe de-den besluiten.

Evenmin kan ik eene volledige lijstmededeelen van die door vreemde vorstengeridderde nederlanders van de XVIIeeeuw. Als eene bijdrage daartoe geef ikeater het volgende:

AERSSENS (FRANCOIS), ambassadeur naarFrankrijk, werd, in 1606, door HENDRIK IVridder van st. Michiel geslagen. De aan-leiding vindt men vermeld in het woorden-boek van Lurscius.

BOREEL (JACOB), ambassadeur naar Enge-land, in 1613, werd, in 1623, door JABOB Iridder geslagen.

BOREEL (JOHAN), zoon van JACOB BOREEL,raadpensionaris van Zeeland, werd, den20sten april 1622, door JACOB I ridder vanst. Joris geslagen.

BOREEL (WILLEM), extraordinaris ambas-sadeur naar Engeland in 1642, werd in1619, door JACOB I ridder geslagen.

BEIJE (AREND DE) was ridder van St.Michiel.

CABELIAU (J.) werd door GUSTAAFADOLF ridder geslagen. Zijne ridderordeberust in de nagelatene verzameling van

rariteiten van jonkh. G. J. BEELDSNIJDER,

te Utrecht.CATS (JACOB), dichter, ambassadeur naar

Engeland, werd, in 1627, door KAREL Iridder van St. Joris geslagen.

COENDERS VAN HELPEN (BERNARD) werddoor LODEWIJK XIII ridder van St. Mi-chiel geslagen.

DIJCK (JACOB VAN), ambassadeur naarZweden, werd, in 1620, door GUSTAAF

ADOLF tot ridder verheven.EVERTSEN (JAN), luit.-adm. van Zeeland,

werd, in 1646, onder de regering van denminderjarigen LODEWIJK XIV, ridder vanSt. Michiel geslagen.

FORREEST (JAN VAN), burgemeester vanHoorn, werd door LODEWIJK XIII riddervan St. Michiel geslagen.

GLARGES (CORN. DE), zoon van den pen-sionaris GILLES DE GLARGES, geb. te 's Gra-venhage, in 1599, was ridder van St. Mi-chiel. Zijne eigenhandig geschr. en get.memorie , waarbij hij zijne bewezene dien-sten in rekening brengt, om op de lijstvan de ridders van St. Michiel te komen,werd op de tentoonstelling te Delft in1863 ingezonden door mr. C. GERLINGS, teHaarlem.

GRASWINXEL (THEODORUS Of DIRK) werddoor de republiek van Venetie, tot riddervan St. Marcus benoemd.

HEIN SIUS (DANIEL) werd door den raadvan Venetie met de ridderorde van St.Marcus vereerd.

HOOFT (ARNOLD HELLEMANS), zoon vanP. CZ. HOOFT, werd, in 1648, door LODE-WIJK XIV tot ridder van St. Michiel be-noemd. In de nagelatene verzameling vanautographen van jonkh. G. J. BEELDSNIJ-DER, te Utrecht, berusten de twee daartoebetrekkelijke stukken.

1°. De originele , dato Parijs 18 aug.1648, door LODEWIJK XIV geteekende endoor DE AMENIE gecontrasigneerde aanstel-ling, waarbij hij zijnen resident BRASSETgelast aan ARNOLD HELLEMANS HOOFT, metinachtneming der gewone ceremonien, dencollier te overhandigen : »sur quoy je vousescrie cette lettre pour vous advertir quevous vous rendrez pros de lui au jour etlieu qu'il vous dira pour recevoir cettehonneur."

2°. Eene, op perkament, door den resi-dent BRASSET, geteekende en bezegelde, endoor DULAURENS gecontrasigneerde verkla-ring, dat, bij het overhandigen van de orde,de eed en de gewone ceremonien in achtzijn genomen.

HOOFT (P. C.). De originele, le dernierjour de Mars 1624, door LODEWIJK XIVgeteekende en door DE AMENIE gecontra-signeerde brief, waarbij P. c. HOOFT tot

33.

260

ridder van St. Michiel wordt benoemd, be-rust mede in bovengenoemde nagelateneverzameling van autographen.

HUYGENS (CONSTANTIJN). Aangaande zijneridderlijke waardigheld wordt in het nietalgemeen verkrijgbaar werkje van wijlenden geachten medewerker in dit tijdschriftA. D. SCHINKEL, Nadere bijzonderheden vanConstantijn Huygens, enz., Gravenhage),1851, 8°., de volgende aanteekening gevon-den, geschreven door MAURITS HUYGENS,jongsten zoon van LODEWIJK en JACOBATEDING VAN BERKHOUT :

Anno 1632 den 4e December, is deHeer CONSTANTIJN HUYGENS van Zuylichemmyn grootvaeder, vereert geworden met deridderorde van St. Michiel, ingesteld doorkoning LODEWIJK den Elfden."

» Anno 1665 bevonden zijnde, dat mer-kelijke abuisen waren ingesloopen, en datvele onwaardige menschen, door verkeerdeweegen, die ordre voor sigh hadden wee-ten to verkrijgen, soo is door Coning LO-DEWIJK DE XIVe een soodaenige reformedaarin gemaakt dat alle de gegeevene or-ders syn ingetrokken op honderd nae, vanwelke eene Lijste is geformeert, op de welkemijn grootvaeder de derde in rang is.

JOACHIMI (ALBERT), ambassadeur naarEngeland , werd , in 1610, door JACOB Iridder van St. Joris geslagen.

KOCK (FRANS BANNING) was ridder vanSt. Michiel. Eene notariele copie zijnerbenoeming berust in de nagelatene verza-meling van autographen van jonkh. G. J.

BEELDSNIJDER, te Utrecht.KNUIJT (JOHAN), ambassadeur naar Frank-

rijk, werd door LODEWIJK XIII riddervan St. Michiel geslagen.

LAMPSINS (CORNELIS) werd, in 1662, doorLODEWIJK XIV ridder van St. Michielgeslagen. Zijn ordeteeken beyond zich opde tentoonstelling te Utrecht, in 1857, enwas ingezonden door jonkh. -J. J. LAMPSINS

VAN DEN VELDEN.MANMAKER (ADRIAAN VAN) was ridder

van St. Michiel.OLDENBARNEVELT (ELIAS VAN) broeder

van JOHAN , werd door JACOB I riddervan St. Joris geslagen. De originele be-noeming, in het Latijn, door JACOB I onder-teekend, berust in de nagelatene verzame-ling van autographen van jonkheer G. J.

BEELDSNIJDER, te Utrecht.OLDENBARNEVELDT (JOHAN VAN). De met

gewerkt ijzeren gevest en met zilver in-gelegde degen, waarmede hij door HEN-

DRIK IV tot ridder van St. Michiel werdgeslagen, beyond zich op de tentoonstellingte Utrecht, in 1857, en was ingezondendoor G. MUNNICKS VAN CLEEFF.

PAUW (ADRIAAN) ambassadeur naar

Frankrijk, werd door LODEWIJK XIIIridder van St. Michiel geslagen.

PAUW (CORNELIS), ambassadeur naar Zwe-den, werd door GUSTAAF ADOLF riddergeslagen.

REEDE (GODAERT VAN) was ridder vanden Olifant.

RUITER (ENGEL DE) werd, als kapitein,den 15den aug. 1668, door KAREL II rid-der van St. Joris geslagen, en den 4denmaart 1674 daarin bevestigd met eenopen brief, in denwelken een treffelijkgetuigenis wordt gegeven tot lof van denluit.-adm., zijnen varier. Zie BRANDT, Levenvan de Ruiter, bl. 619 en 907.

RUTTER (MICH. AZ. DE), luit.-adm. vanHolland en Westfriesland, werd, in 1666,door LODEWIJK XIV tot ridder van St.Michiel benoemd. De stukken tot zijne be-noeming betrekkelijk, vindt men bij BRANDT,

Leven van de Ruiter, bl. 529--533.TROMP (CORNELIS), luit.-adm. van Holl.,

werd, in 1676, door CHRISTIAAN V riddervan den Olifant geslagen.

TROMP (MARTEN HARPERTZ.), luit.-adm. vanHoll., werd, in 1639, door LODEWIJK XIIIridder van St. Michiel geslagen.

WASSENAAR (JAC. VAN), luit.-adm. vanBoll., werd, in 1556, door CHRISTIAAN Vridder van den Olifant geslagen.

WESTERBAEN (JACOB) was ridder vanSt. Michiel. J. L. A. I.

Samuel van de Putte (vgl. A. R. ; XIII.bl. 36, 292 ; XIV. bl. 226). Bij het nazienmijner aanteekeningen omtrent het huwelijkvan Mr. HERMAN DE RIDDER zie ik overalCHRISTINA en niet CATHARINA voor dennaam zijner vrouw, , maar daar de Navorschermij wegens mijn vertrek naar zee eerstlater gezien werd is die fout door mij on-opgemerkt gebleven.

LABORANTER.

Aanteekeningen uit de trouwboeken teVlissingen (vgl. X. bl. 61). In de opge-nomene opgaven uit die trouwboeken in dittijdschrift , komen eenige drukfouten voor,die nog altijd verbeterd dienen , zoo als bl.62 bij de familie DE MOOR staat 1602-1604 LEUWKEN BUIJS, moet zijn LEUNKEN

LENAERTS BUIJS.1626 staat AELTKEN TAETS, moet zijn

AECHTIEN TAETS.1649 staat 1649 SERVAES LAMBRECHTS,

moet zijn 1669 SERVAES LAMRRECHTS.

De .familie BANCKER.

1606 staat FRANVISE DUYNON moet zijnFRANCOIS DURPION.

1655 staat 1655 DANISE PIETERSEN BOUT,

moet zijn 1654 DANIEL PIETERSZ. BOUT enin de noot 1657 moet zijn 1653.

261

De familie INGELSEN (ENGELSEN).1624 staat MARIA SCHUTT , moet zijn MA-

RIA SCHOTT.1655 staat CATHALIJNKEN MAVISSEN ,

moet zijn CATHALIJNKEN MAERSEN.De familie CRIJNSEN.1628 staat LORIJTKE VERHELLE, moet zijn

GRIJTKE VERHELLE.1634 staat LEIJRETJE TIELMANS , moet

Ain LTJNTGE TIELMANS.Bl. 64.1637 staat LORIJTKE VERHELLE, moet

zijn GRYTKE VERHELLE.De familie MANGELAER.1627 staat RODRUS ABRAHAMSZ , moet zijn

ROCHUS ABRAHAMS.LARORANTER.

Aanwijzing van charters (vgl. I, bl.321). Dertien jaren geleden verlangde A.A. A. eene aanwijzing van charters. Thanskan ik opgeven , dat die voorkomen in deCatalogue d'une collect. remarquable de Ma-nuscrits, d' Autographes etc., welke autogra-phen gedeeltelijk herkomstig waren vanden gewezen minister van justitie C. F. VANMAANEN, en in 1862 verkocht zijn gewor-den door den boekhandelaar M. NIJHOFF, te's Gravenhage.

Het verdrag tusschen Gelre en Zutfen,en den hertog van ANJOU, d°. 3 april 1582,no. 70, werd voor f 26.— aan genoemdenboekhandelaar toegewezen. Onnaauwkeu-rig staat op den catalogus vermeld , datdit verdrag met de Estats-Gen. was geslo-ten. Het moet zijn met de Deputes de Guel-dres , want, met de Staten-generaal , washet reeds afzonderlijk gesehied den 19densept. 1580.

Den openen brief van HENDRIK IV, waar-bij het droit d'aubaine wordt opgeheven ,Amiens , aug. 1597 (n o. 75) , kocht medede beer M. NIJHOFF voor f 3.— Een der-gelijk stuk berust op het rijksarchief. Ein-delijk werd de baron B. J. HEEMSTRA VANFROMA EN FIBERSBUREN , te Leiden , mettwee voorgaande nommers (53-54), voorslechts f 3.— , eigenaar van de Ordonnan-cie van KAREL V , omme te demolieren eenigehuizen , enz. in Vrieslandt en Overijssel, d°.12 sept. 1531.

Is het vermoeden ongegrond , dat ge-noemde stukken vroeger in het Rijks- ofGeldersch archief hebben te huis behoord ?

J. L. A. I.

Hervormde predikanten van den poldervan Namen (vgl. A. R.). Als predikanten,bepaaldelijk op het fort St. Anna in denPolder van Namen, komen voor:

1. JOHANNES BOSSCHAERT, beroepen alsprop. 22 dec. 1632, vertr. naar Lillo en

Liefkenshoek, werwaarts hij 10 nov. 1637beroepen werd.

2. ABRAHAM VAN DE WEELE, beroepenals prop. onder de el. v_ Z. Bevel. 4 jan.1638, overl. 2 nov. 1655.

3. ADRIAAN BAKE, beroepen als prop.onder de el. v. Z. Bevel. 30 nov. 1655,overl. 3 mei 1679. Zijne wed., CORNELIABORSSELAER, wordt als buitenmoeder vanbet weeshuis te Hulst, a°. 1687, vermeldbij LANSBERGHE, Beschr. van Hulst, bl. 96.

4. JEREMIAS VAN TRADT, beroepen alsprop. onder de el. v. Z. Bevel. 13 junij1679 ; ontsl. 12 mei 1682, als beroepennaar Yzendijke.

Nadat de Herv. gem. van den poldervan Namen onder de class. van ZuidBeveland was gebragt, werd die gem. be-diend door:

1. FRANCISCUS ROOSEBEEK, als prop. on-der de el. van Walcheren tot eersten pred.hier beroepen 19 nov. 1647 ; ontsl. 8 junij1649 als beroepen naar Bekerke.

2. PAULUS VESARDUS, als prop. onderde class. van Waleheren beroepen 1 julij1649, mits zich 2 jaar vast verbindende.Ber. naar Ritthem den 6 april 1650, dockeerst 18 januarij 1651 ontsl.

3. JACOBUS LOPSEN, als prop. onder deel. v. Tholen beroepen 31 jan. 1651; ver-roepen naar Waarden in Z. Bevel. 4 nov.1653.

4. CHRISTOFFEL MAETEN, als prop. onderde el. van Tholen beroepen 1 jan. 1654 ;ontsl. 27 dec. 1655, als ber. naar 's Heer-Arendskerke.

5. FRANCOIS TURCK, als prop. onder declass. van Tholen beroepen 6 febr. 1656;ontsl. 10 mei 1666, als ber. naar Bergen-opzoom.

6. JACOBUS BOERBERGEN, als prop. onderde class. v. Tholen beroepen 8 junij 1666,overl. 1670 (voor 30 april).

7. HENRICUS VOSHOL, als prop. onder decl. v. Tholen beroepen 2 julij 1670; be-diende sedert 1682 ook het fort St. Anna,en werd emeritus 13 julij 1706.

8. JOHANNES ROLLIDES, als legerpredikantberoepen 19 dec. 1706, overl. 18 aug. 1716.

9. NICOLAUS WOUTERS, vroeger pred. teOud-Vossemeer en daarna te St. Jansteen,als legerpredikant beroepen 22 sept. 1716,werd 15 mei 1717 politiek gedeporteerddoor den Raad van State.

22 januarij 1652 werd den pred. vanden polder van Namen provisioneel toege-legd 25 gull. 's jaars tot een gratuiteit.

17 junij 1652. Den schoolmeester vanden polder van Namen zonder consequentietoegelegd f 12-10 stuiv. 's jaars voor huis-huur.

262

26 maart 1657. Den predikant vereerd18 gulden.

25 mei 1658. Idem 25 gulden.8 junij 1659. Idem 21 gulden.7 junij 1660. Idem 22 1 /2 gulden.2 mei 1661. Idem 24 gulden.

27 junij 1665. Voor de laatste maal aanden schoolmr. toegelegd f 25 voor huishuur.

4 januarij 1666. Rapport van den pred.van zekeren ondertrouw, waarvan de brui-degom bevonden is geen man te zijn, envan het verzoek der bruid om de procla-mation te vernietigen. Resolutie, dat ge-melde personen zich aan het Collegie zul-len moeten adresseren.

6 julij 1668. Aan den pred. toegelegdals gratuiteit 24 gulden.

6 mei 1669. Idem 25 gulden.16 junij 1671. Het verzoek van den

pred. en den schoolm r. om huishuur engewone gratuiteit, afgeslagen.

Deze aanteekeningen zijn ontleend aaneen register, m. s. in folio, op de notulenvan den magistraat over Hulster-ambacht.

Wolfaartsdijk. J. VAN DER BAAN.

Vergadering te Keulen in 1535 (vgl.XIV. bl. 201). Vertrouwende dat J. G. 0.niet naar den hem bekenden weg vraagt, zoovermeen ik best te doen, hem te verwijzennaar het over deze zaak belangrijke geschriftvan den, weleerw. heer G. H. M. DELPRAT,

De Keulsche maconnieke oorkonde van 1535;medegedeeld in de Bijdragen voor de vader-landsche Geschiedenis en Oudheidkunde doorI. A. NIJHOFF, nieuwe reeks 3° dl. 2e stuk1862, alwaar hij zeer veel zal vinden, ookover het feest in 1835 te Amsterdam ge-vierd, waavan een Gedenkboek het licht zag,hetwelk zijne weetgierigheid kan voldoen.

V. D. N.

Het ringrijden, een echt zeeuwsch volks-vermaak (vgl. A. R.; XIV. bl. 195). Tot ver-betering en aanvulling van het t. I. a. pl. ge-ste'de, diene, dat het ringrijden, door koningWILLEM III den 11 junij 1851 bijgewoond,heeft plaats gehad te Goes, en niet in denWilhelminapolder ; dat bij 's konings jongstereis door Zeeland, en bij gelegenheid datZ. M. 23 mei 1862 Westkapelle bezocht,ook daar naar den ring gereden werd, o. a.om 2 gouden horologien, en d°. kettingen,door den koning geschonken en in persoonaan de overwinnaars uitgereikt ; terwijl ookdit volksvermaak met genoegen werd bij-gewoond den 7den junij 1856 door Z. K.en K. H. FERDINAND MAXIMILIAAN, broe-der van den keizer van Oostenrijk. ZieJ. H. DE STOPPELAAR, Willem III in Zeel.Gedenkboek. bl. 142-143. Middelb. cour.n°. 71, van donderdag 12 junij 1856, en

vooral het artikel in de Goesche cour. n°.52, van maandag 18 julij 1864.

Wolfaartsdijk. J. VAN DER BAAN.

Hattinga (vgl. A. R.; XI. bl. 296,XIII. bl. 235 , XIV. bl. 228. Bij het doormij t. 1. a. pl. medegedeelde omtrent ditgeslacht , kan nog gevoegd worden :

Bij NAGTGLAS , de Algem. Kerker. derNed. Herv. gem. te Middelburg , wordt opbl. 63 , 84 en 85 als ouderling a°. 1685, 89,93, 97 en 1701 vermeld CLAUDE COUTRY ,

vermoedelijk de vader van d 8 . DAVID COU-

TRY , wiens dochter gehuwd was met drw. T. HATTINGA.

J. VAN DER BAAN.

Het stertaar van Gustaaf Willem baronvan Imhoff, gouverneur generaal van Ne-derlandsch Indie. De nieuwere schrijversover de geschiedenis van Nederlandsch Indiemelden , dat de genoemde gouverneur ge-neraal den 1 nov. 1751 is overleden. Zie.Ill. VAN KAMPEN , Gesch. der Ned. buitenEuropa , deel III. st. I. bl. 79; A. POMPE,

Gesch. der Ned. Overzeesche bezittingen, bl.215. Zij volgen daarin waarschijnlijk J. P.

J. DU BOIS, Vies des Gouverneurs Generauxaux Indes Orientales p. 343 , wiens werkin 1763 het licht heeft gezien. Het is echterniet twijfelachtig , dat in plaats van 1751het jaar 1750 moet gelezen worden. Inhet begin van mei 1651 was toch reedsin de Nederlanden het zekere berigt vanden flood van IMHOFF ontvangen (Ned.Jaarb. v. mei 1751 p. 385). Daarenboven,ook volgens den heer POMPE . was JAKOB

MOSSEL door prins WILLEM IV tot opvol-ger van IMHOFF benoemd; maar indienIMHOFF den 1 nov. 1751 was overleden ,zou de prins niet in staat zijn geweest omeen opvolger van hem te benoemen , daarde prins zelf den 22 oct. 1751 overleden is.

Die benoeming is dan ook niet , gelijkde beer POMPE schrijft , in oct. 1752 doorMOSSEL ontvangen ; maar de benoeming isden 8 oct. 1751 gedaan , en den 20 april1752 te Batavia bekend geworden. Reedsden 20 mei 1752 besloot dan ook de raadvan Indie , dat de publieke voorstelling vanden nieuw benoemden gouverneur generaalaan het yolk op 24 julij 1752 zou plaatshebben (zie de acte van den raad van Indiein de Ned. Jaarb. v. 1753 p. 553).

J. W. E. VAN VRIJBERGHEN.

Ambassadeurs bij de republiek der Ver-eenigde Provincien en hollandsche ambas-sadeurs aan vreemde hoven. Bestaat ereen naamlijst van al de ambassadeurs derverschillende mogendheden, die sedert devestiging der republiek tot 1795 hier te

263

lande zijn geweest, alsmede een naamlijstder nederlandsche gezanten in het buiten-land? Zoo niet, zou dan de Navorscher onsook zulke lijsten kunnen geven ?

P. t. P.

Atlas bij J. Danekers. Van wien is deuit honderd kaarten bestaande atlas, byJUSTUS DANCKERS in de Calverstraet in deDancbaerheyt uitgekomen ; in welk jaarzag hij het licht, en is het book zeldzaamof niet ?

Kaart van 1757. Voor mij ligt een zeernet geteekend kaartje, geheeten : Positionde l'armde des Suisses et Grisons campeedans le Hessenwal sur le Salisbeeck le pre-mier Aoust 1757.

Twee a Brie dorpen zijn, behalve 't campretranche, op dit blad genoemd : Herculen-hoff, Hessenssoss en Peltirmeulen. Geenvan al deze namen is te vinden in dewoordenboeken over Zwitserland. Waarergens hoort het thuis in Zwitserland ? ofin Hessen? en welk feit betreft het ?

L. B.

Een israelitisch geneesheer in 1618. Umdas 'Jahr 1618 wurde ein Isr. Arzt inAmst., zugleich Vorsteher der Gemeinde,wegen seines mit der Religion nicht iiber-einstimmenden Denkens and Handelns inden Bann gelegt von den drei Assessoren,die sich zur Best4tigung des Bannes indi-rect an JOeL SIRKES, Rabbiner in Brceskgewendet, doch vergebens, da dieser ihnennicht beipflichtete (S. Gutachten 4). Zurselben Zeit lebte in Amst. URIEL ACOSTA,geb. 1594, Laugner, wie auch DE SILVA,Vertheidiger der Unsterhlichkeitslehre indem Buche : De immortalitate animarum1623. — Der erstgenannte stand zu fern,der zweite zu nahe der Religion, um hiergemeint zu sein ; wer also war dieser Arzt ?

Zwolle. Dr. FR.

De man met het ijzeren masker (vgl.XII. bl. 138, 289 ; XIII. bl. 1, 81, 165 ;XIV. bl. 37 , 66 , 232). De brief vanFRANKLIN op bl. 66 vermeld, maakt, indienhij echt is, de zaak uit. Doet hij het niet,dan zullen de nieuwsgierigen, willen zijzekerheid erlangen, nog eenige jaren ge-duld moeten hebben. In 1878 mogen deMemoires van VOLTAIRE uitgegeven wor -den en deze zullen waarschijnlijk den sluiervan geheimzinnigheid opheffen, die tot nuden man met ijzeren masker bedekt heeft.VOLTAIRE toch heeft meermalen laten blij-ken, dat hij met de zaak wel bekend was.Vergelijkt men alles wat hij van dat on-derwerp gezegd heeft, dan komt men tot

het vermoeden, dat ook hij den gevangenevoor eenen broeder van LODEWIJK XIVgehouden heeft.

Platte Tijs (vgl. XI bl. 138). Tot nogtoe zijn er in den Navorscher geene bijzon-derheden medegedeeld, die ons nailer totinlichting konden dienen aangaande den per-soon en de geschiedenis van den in mijnejeugd dikwijls genoemden Platten TIJS. Hetscheen toen wel alsof hij zich bepaaldelijkin Noordholland, en somtijds ook hier inde Beemster plag op te houden, en zichinzonderheid bezig hield met afzetterij endiefstal. Wanneer hij hier verkeerde, wistniemand; men geloofde toen reeds dat hetal zeer lang geleden moest zijn; het konwel in het laatst der 17de of in het beginder 18de eeuw geweest zijn.

Dat de naam van Platte TIJS al in hetbegin der 18de eeuw bekend was, is nietonwaarschijnlijk ; immers vindt men dienvermeld in de Echo des Weerelds, van JACOBCAMPO WEIJERMAN, bladz. 374, d.d. 1726.Dat hij tot de klasse der bedelaars, land-loopers of vagabonden behoorde, zou menook uit het gezegde van WEIJERMAN kun-nen afleiden.

Zou zijn naam ook kunnen voorkomenin de » Histori ofte Practijk der dienen", ge-drukt te Utrecht 1688, of andere dergelijkegeschriften? Zie Nay. XI. bl. 159 en XIV.bl. 63. Dat hij dezelfde geweest is als diemen Achtkanten boer plag te noemen, achtik niet waarschijnlijk.

J. BOUMAN.

Orde van Sint Peter. Wat was dat vooreene orde ? Voor mij ligt een boekje in8°. De titelplaat (J. C. WALDORP inv. et del.Is. DE WIT JANSZ., sculps. 1781.) heeft Lie-deren der orde van St. Peter, zonder naamof woonplaats van den drukker, en zonderjaartal, behalve het bovengemelde achterden naam van den graveur. De franschetitel heeft Liederen der orde van St. Petervoor de loge de Zon. Een losse franschetitel ligt er in met de woorden Liederender orde van St. Peter V007' de Loge Prudentia.Deze is zonder twijfel bi)gedrukt om denanderen te vervangen toen de loge de Zonhad opgehouden te bestaan en Prudentiain hare plaats was getreden. Want dezelaatste was inderdaad de opvolgster derandere. Het bleek mij uit een geschrevenstuk waarin de overgeblevene leden dergedissolveerde loge de Zon, orde van St.Peter (zes en twintig in getal) aan de op-rigters der loge ./32 udentia overdragen» alle de meubelen, decoration, kleynodienen cieraeden" van eerstgenoemde loge. Dezeacte (het voor mij liggende stuk is eene

264

kopij door den secretaris PIETER BROUWERvoor kopij conform geteekend) en draagtden datum van 28 febr. 1789.

Nog liggen voor mij een viertal gedich-ten, deze loges betreffende, namelijk : Terverheffing van ABR. EV. DE WITT tot groot-meester in de loge de Zon, Amst., 22 feb.1787. Ter tweede aanvaarding van het groot-meesterschap der Loge Prudentia, door P. BROU-

WER, 22 feb. 1792. Eerezang aan w. J. LOB,

die (zoo als mij uit een door hem ander-teekend diploma bleek) in 1787 Groot-meester van de Zon was, en Aan de ledenvan de maatschappij de voorzigtigheid (Pru-dentia) z. j. — Zoowel de Zon als Pru-dentia schijnen (voor zooverre een oninge-wijde er over kan oordeelen) vrijmetselaars-loges geweest te zijn. Maar van waar denaam Orde van St. Peter? Wie kan, wil en

mag er wat meer van mededeelen ? Hijzal daarmede den eigenaar genoegen doen,die hem, zoo hij er belang in stellen mogt,de genoemde stukken wel wil afstaan.

GEEN VRIJMETSELAAR.

Vitriool. De vergadering der zeventie-nen besloot 29 maart 1791, aan parti-culieren toe te staan, » am voor hunne re-kening, in 's Compagnies Schepen te ladenallerlei Goederen, waaren en koopmanschap-pen, uitgezonderd Amunitie van Oorlog,Opium, en 01. Vitriol, welke contrabandeworden verklaard, na Batavia, Ceylon, Cor-mandel, Bengaalen en Cabo de Goede Hoop."Waarom mogt daarheen geen vitriool v er-voerd warden ?

GESCHIEDENIS DER LETTERICUNDE.

Oude nederlandsche gedichten (vgl. XIV.bl. 13). In het Kerkhistorisch Archief , dl.IV. bl. 78, komen de volgende regels voor,gevonden op een blaadje papier in 1575beschreven :

Och , hoe wijs is hi , die daer gaertTeghen die langhe heenevaert ,Want het is een sorchelick verbeiden ,De het op sijn dootbedde all sail bereiden.Hoet u nau ende wacht u well ,De tijt is cort , de doot is Snell.Daer om so weest alltijdt bereidt ,Dat u de ewighe doot niet en scheidt.Och , wat freude daer wesen mach,Daer duysent jaer is enen dash ,.Bi datter is te sijn aldaer, ,Daer eenen nacht is dusent jaer,Ende nimmermeer sail wesen morgen.Voor de nacht moghen wi well sorgen!

Men zal zien, dat de inhoud dezer regelsovereenkomt met dien van het laatste t. a.pl. medegedeelde gedicht , dat zelfs vierverzen geheel gelijk zijn.

Brief van Marcus van Wese , proost vanEst (vgl. A. R.). Als eene bibliographischezeldzaamheid en tevens als bijdrage tot depamfletten- of liev er vlugschriften-literatuur, ,deel ik mede , dat de belangrijke brief , doorMARCUS VAN WESE , proost van Elst , ge-schreven aan zijnen broeder CHRISTOFFEL ,

die Met MAARTEN VAN ROSSEM , in 1528,'s Gravenhage had helpen plunderen , waar-van door jonkhr. ELSEVIER de inhoud, naarde copy in het archief van Leiden berus-tende , wordt medegedeeld (VIII. bl. 247),niet alleen is afgedrukt in de Historie vande Utrechtsche geschiedenissen , door LAMBE1-3,-

TUS HORTENSIUS van Montfoort , 1625 , in.4°. (IX. bl. 285) , maar dat daarvan boven-dien een afzonderlijke druk bestaat , die,ten tijde der plundering van 's Gravenhage,alom is verspreid geworden. In de Biblio-theca Musschebroekiana , L. B., 1826 , wordtdeze brief, onder n°. 901, in 8°. aldus be-schreven : Brief gescreven van MARCUS VAN

'PEES , officiael van Utrecht , aen dije Gel-derschen doe sij in den Haghe waren (1528).

J. L. A. I.

Vondels grafschrift op Jan van Amstel(vgl. XI. bl. 173, 300 ; XIII. b1.15). Eenamsterdamsch tourist bezocht in 1772 deMeierij, en ontdekte toevallig in de kerkte Schijndel den grafsteen van JAN VAN

AMSTEL. Doch, laten wij hemzelven hoorenspreken. » Van al mijn wedervaaren TIE.een breedvoerig verslag te geeven, denk ikonnoodig, daer zekerlijk die zeldzaeme ge-vallen, welke sommige Leezers alleen in deReisbeschrijvingen zoeken, in de mijne ont-breeken zouden. Ik heb egter eene ont-dekking gedaan, die mij alleraangenaemstgeweest is, en als noch allerwaerdigstvoorkomt om voor de vergetelheid bewaerdte worden, waerin ze zekerlijk voor hetgrootste gedeelte al gevallen is, en geheelzal storten, indien ik het niet afweere. Mijnebestendige gewoonte zijnde op mijne rei-zen, ter plaetzen, die mij werkwaerdigvoorkwamen, of al was 'er niets van be-lang te zien, zo 'er mijne paerden maarmoesten rusten , Raadhuizen, Kerken, Ka-pellen en andere openbare Gebouwen tebezigtigen, wijl men 'er dikwijls noch aliets in vindt, dat men niet zou verwagten,tradt ik, .gekomen zijnde in het Dorp

265

Schijndel, dat men mij zeide en ik ookondervondt meer in uitgestrektheid danin schoone gebouwen, gelijk ons Alphenen andere Dorpen, uit te munten, aldaerin de Kerk.. Niet verwagtende, en ookniets ontdekkende, dat mijne bijzondere op-merking waerdig was, stondt ik, na eenedoorwandeling, gereed om nit dat grootGebouw weg te gaen, toen mijn oog juistop een grooten Grafsteen viel. Dien metaanzienlijke letters beschreven beschou-wende, tradt ik nader toe om te weeten,wie toch, wijl 'er de grafzarken gansch nietgemeen zijn, daer mogt begraven liggen.Schielijk ontdekte ik aen den onderstenrand den naem van VONDEL., dat mij inde daed verbaesde. Hoe, zeide ik tegenden Koster, die mij verzelde; hier, op zulkeene afgelege plaats den naem van VON-

DEL op enen grafsteen te vinden, zoumen gewis niet verwagten, veel min zoe-ken : wie is hier toch begraeven ? Eer degoede man mij antwoordde, was ik in mijndrift al aan het leezen en mijn potloot metmijn Memorieboekje nit den zak haelende,schreef ik dit volgende Grafschrift op :

Ter euwige gedachtenisse

van den

EDELEN, VROMEN, MANHAFTEN

ZEHELD

JOAN VAN AMSTEL,

Zeekaptain onder 't Edele mogende collegieter Admiraliteit te Amsterdam , over-

leden te Schijndel den 29 in deHerfstmaand A°. 1669.

PARS INGENS BELLI.

Hier rust d'eer der Amstelheren,Die Turken won en ook den Sweed,

Hielp met kragt de Funen keren,En GUSTAVUS Zemagt sleet.

TROMP de hand boodt twee paar dagenIn den slagh met Brittenland

Zwaar gewond, maar nooit verslagen,Streed voor d'eer van 't Vaderland.

Looft dien vromen Zee-beschermer,Schrijft zijn naam in euwig marmer.

J. V. VONDEL.

Hierop volgt de levensloop van denzeeheld, en het vertoog eindigt met debewoordingen :

n Daer juist in het Doodboek van hetDorp, van mij ook ingezien, het blad, waer-op zijne begraeffenis zou moeten aengete-kend staen, door ouderdom vermist word,

heb ik niets anders daervan kunnen ont-dekken , nog uitvinden hoe zijn eigen naam(JAN VAN AMSTEL was een versierden naam,)eigenlijk geweest zij." Deze bijzonderhe-den leest men in het tijdschrift de Denker,10de dl., bl. 394-399.

Door het medegedeelde is dus bewezen,dat de lezing van het grafschrift, uitge-houwen op den thans bedolven grafsteen,in MARTINETS Zeemans handboek niet, zooals L. J. vermoedt, door hem bedorven, of,uit zijn geheugen,lin vaderlandsehen geestmaar onkritisch veranderd, maar de warelezing is; en de Schijndelaars zijn werkelijkmet den, huns inziens, ingetogen lof, doorVONDEL aan hun dorpsgenoot toegebragt,ontevreden geweest, en hebben daarom dedoor hen afgekeurde versregels met de af-keurenswaarde vervangen.

Het is mij een streelend genoegen, devraag, die de heer J. H. VAN LENNEP eenniet onbelangrijk letter- en (mag ik hetzoo zeggen ?) menschkundig vraagstuknoemt, en die L. J. vreesde dat niet zoo ge-makkelijk beantwoord zou worden, zelfsdoor daartoe de tusschenkomst van hetwerkzame Noord-Brabandsche genootschap inte roepen, te hebben kunnen beantwoorden.

J. L. A. I........n

Leven van Vondel door Brandt (vgl.XI. bl. 174 ; XII. bl. 81, 141). Het bewijs,dat dit Leven van Vondel door BRANDT isgeschreven, zal welligt te vinden zijn inHet Leven van G. Brandt, door J. DE HAES,'s Gravenhage, 1740, in 4°.; of wel, in hetonlangs verschenen werk over BRANDT vanden heer LOEFF, uitgegeven te Utrecht bijKEMINK EN ZOON. Overigens lees ik inhet tijdschrift De denker, Xde dl., bl. 37,eene Overdenking Bij het oprichten van hetGrafteeken voor Joost van den Vondel, in deNieuwe Kerk te Amsterdam, den 1 st" Febr.1772, waarin gezegd wordt, dat » BRANDT,meer dan iemant geschikt om het vereu-wigen van naamen eerier waerdigen luisterbij te zetten, den levenswandel van dituitgescheencn licht der dichtkunde den na-komelingen edelmoedig aanboodt en dusde waereld toereikte wat de kundige sixaan dit heiligdom vereerd hadt."

J. L. A. I.

Oudste nederlandsche kookboeken (vgl.A. R.). Eerie der staatkundige listen, die,vOdr den opstand tegen Spanje 1564—1567, KAREL V en PHILIPPUS II, gebruik-ten om de voornaamste en rbkate neder -

I landsche edellieden van hen a.fhankelijk itmaken, was deze, dat zij, zonder een pen-

34

266

ping daarvoor te genieten, met aanzienlijkewaardigheden en gezantschappen bekleeden met hooge titelen vereerd werden, waar-van het gevolg was, dat zij genoodzaaktwaren een veel kostbaarder staat te voerendan hun vermogen toeliet, in zware schul-den en lasten vervielen, en een berooidenboedel nalieten.

Ten bewijze hiervan voer ik eene bijzon-derheid aan, die ons een denkbeeld geeftvan de prachtige hofhouding van prinsWILLEM I, ontleend uit zijn Leven, doorL. F. DE BEAUFORTU, waar deze zegt : » datmen verhaelt, dog het schijnt wat breedopgegeven te wezen, dat hij op seekeretijd syn al te Kostbaere Hof houding wil-lende verminderen, en bysonder sijn over-vloedige taefel wat besnoeijen wel acht- entwintig koks te gelijk afdankte. Daer enboven, dat de meeste Duijtsche Vorstenhaer koks uijt syn Hof haelden, als of synkeuken de beste leerschole voor de kokswas."

Zoodanig voorbeeld is ongetwijfeld op demindere standen van invloed geweest, daarjuist binnen Delft, reeds in 1599, een He-derlandsch Kookboek is gedrukt, waarvaneen afdruk op den Catalogus van VAN

DAMME, 1769, wordt beschreven ; doch ofdit het oudste kookboek is, dan of er vroe-ger een kookboek het licht zag, is mij on-bekend; wel, dat, in 1659, De verstandigeKok, en te Leiden in 1701 en 1725, Degeoefende en ervaren Keukenmeester en HetHollands of Neerlands Kookboek, door eenRoomschgezinde, is verschenen.

J. L A. I.

Oorspronkelijke en vertaalde gedichtenvan Hooft (vgl. XIV. bl. 120). Er nogeens over nadenkende is het mij duidelijkgeworden, dat het gedicht, waar mijne eerstevraag betrekking op had , geen ander is danhet Lijkdicht op Hasselaar. VONDEL zegt :

't Sij dat met heldensangHij hen herleven dee, al die gewetens dwangEn felle tyranny van harten vyand waerenBestuwende den leeu in 't bruysen van de

baeren;Wanneer 't sijn vrydom scheen te gelden

heel of half ,Daer quam dan, wie 't oock was , Leycester

of Ducdalf.

Hij spreekt van vijanden van gewetens-dwang en tirannij, die den leeuw in hetbruisen van de baren bestuwden. Die leeuwis de hollansche leeuw. Stuwen is digt opelkander pakken ; derhalve den leeuw bestu-wen, zich tot een digten kring om den leeuw

zamenpakken ten einde hem te verdedigen.In 't bruysen van de baeren beteekent hiereenvoudig in het hevigste van het gevaar.VONDEL heeft zich hier ongelukkig uitge-drukt : hij heeft twee beelden door elkan-der gehaspeld. Immers zich om den leeuwte scharen ten einde hem te beschermen iszeer verstandig wanneer men eenen vijandof wil keeren ; maar tegen het bruisen vande baren zou dat niet veel helpen , al washet mogelijk in het water zulk een kringte formeren. Wat in de volgende regelsgezegd wordt past geheel op HASSELAAR.

HOOFT vermeldt in zijn Lijkdicht niet alleenwat HASSELAAR bij de belegering van Haar-lem tegen ► Ducdalf" verrigt heeft , maarspreekt hem ook aan als die,

doen met list de boose vyandt quamIn Enghels schijn , moest helpen hoeden

AmsterdamVoor 't juck, 't welek men vergeefs had van

den hals gaen treckenSoo 't weer met vreemden dwang sou blut-

sen once necken :Met raedt en rustigheit deedt ghij niet wei-

nich baetsIn dat gevaer, altijdt Nassaus, en altijd Staets.

Die booze vijand, die kwam in engelsschijnen tegen wien Amsterdam zich , met goedenuitslag gehoed heeft , is LEICESTER. Daarnu VONDELS woorden in alien deele op hetlijkdicht passen en geen ander gedicht vanHOOFT bekend is , waarop zij betrekkingkunnen hebben , geloof ik dat bier niet meerte twijfelen valt.

P. L. Wz.

Lud. Coelius Rhodiginus (vgl. XIV. bl.207, 237). Van zijne Lectiones Antiquaeschijnen onderscheiden uitgaven te bestaan.EBERT, Algem. Bibliogr. Lexicon in voce Rho-diginus (L. Coelius) noemt van de Antiqu-arum lectionum commentarii, als eerste uit-gave die te Venet. bij ALDUS et AND. SOCER

1516 fol, en als laatste die te Frankforten Leipzig in 1666 1 ) fol. ; bij POPE BLOUNT,

pag. 531-34 leest men » Immortale sibinomen peperit TRIGINTA Antiquarum Lecti-onum Libris" en » Extant ejus Lectionum An-tiquarum Libri 30 Francofurti et Lipsiae 1666in fol." De schrijver werd geb. 1450, en stierf1520. Zie voorts de menigte van schrijversover hem aangewezen bij SAXE, Onom. Li-ter. t. III. p. 61, Anal., 587.

V. D. N.

1 ) In het antwoord op bl. 237 wordt deze uitgave in het jaar 1566 gesteld.

BEST.

267

Dirk Smout (vgl. XIV. bl. 209, 239).Deze heeft zich inzonderheid bekend ge-maakt door zijne uitgave van Davids Psal-men en andere Lofzangen volgens de gebrui-kelijke zangmaten in Rijm gestelt, Utrecht 1710,zonder zangnoten. In de Opdragt aan jonk-vrouw AGNES KRIEX zegt hij, » getracht te» hebben zich dichte aan de woorden onzer» Overzetting te houden, te vergezochte►toepassingen te mijden, zo wel als enen» hoogdravenden Stijl en Poetische vindin-» gen ; dat o. a. zommige ledige uren die» hem ter plaatze, alwaar een gedeelte van» zijn beroep legt, mogen gebeuren, hem» aanleiding tot dit werk hebben gegeven."In 1714 te Amst. verschenen van hemDank- en Treurgezangen ; te Leiden 1728 hetLeven van J. C., zie WITSEN GEYSBEEKWoordenboek d. Dichters.

V. D. N.

Dirk Smout. Bij het door mij over dezenreeds gegeven berigtkan gevoegd worden, dat'tot de door hem vertaalde geschriften ook be-hoort de redevoering van prof. FABRICIUS,

in 1725 te Leiden uitgesproken en bij V.

D. AA uitgegeven in 4°. met afbeeldingenen portretten. Uit de opdragt van die ver-taling blijkt, dat hij door den hoogleeraar daar-toe was, » verzocht en daartoe zijn woord►gegeven had, ofschoon hij een Stichtenaar» was en meer dan eens heeft moeten zien» dat men de Stichtsche school van het puik►harer mannen en k weekelingen beroofde."

Ongetwijfeld was hij een afstammelingvanADRIANUS JORISZ. SMOUTIUS Of ADRIANUS

GEORGIUS SMOUTIUS, zeer bekend in de kerk-geschiedenis, over wien men zie BRANDT, Re-form.; KOK, Vad. W. B. ; GLASIUS, Godg.Ned.; V. HARDERWIJK, Naaml. pred. Rotter-dam, bl. 20, 145.

V. D. N.

Hip von Zesen (vgl. A. R.). Deze zegtin zijne Beschreibung der Stadt Amsterdam ,en wel in de » Vorrede, an die Weltberfthm-ten, im handel und wandel zu wasser undlande, um den gantzen Erdkreis maclitigenAmstelinnen, die schOnsten und herlichstenTOchter des gesamten Niederlandes" (1663),dat hij 22 jaren te Amsterdam gewoondheeft, en het vorige jaar door de 0 machtigenAmstel- Vetter" met het poorterschap is ver-eerd geworden. Welke betrekking had VONZESEN te Amsterdam , en waardoor heefthij zich zoo verdienstelijk gemaakt, dat menhem het poorterschap heeft geschonken ?

Cerisier (vgl. A. R. ; XIII, bl. 206). Debeoordeeling van P. H. MARRON van cERI-SIERS Tableau de l'hist. gener. des Prov.-

Unies is gunstiger dan die van BILDERDIJK.In de zeer belangrijke aanteekeningen, diemen vindt achter het werk van MIRABEAU,Aux Bataves Sur le Stadhouderat, door MAR-

RON geschreven , toen hij prediker wasvan H. H. M. gezantschap bij het hof vanFrankrijk , zegt hij : » Ouvrage vraimentestimable par les principes et les intentionsde l'auteur."

J. L. A. I.

Gedichten op Willem en Onno Zwiervan Karen (vgl. XII. bl. 49 ; XIV. bl. 208).Het gedicht wordt aangehaald in de Reve-rie praiminaire der Reveries poetiques, diehet 3de deeltje uitmaken der Epitres diverses,par (DE BARR), Amst., 1750 ; over welkengeestigen en taalkundigen schrijver gehan-deld is in Nay. X. bl. 324, en XI. bl. 45.

J. L. A. I.

Gedichten v. G. Brandt (vgl. XIV. bl. 122,171, 208). Bedoelt de heer H. C. R. aldaar,dat hij geene gedrukte predikantslijst derherv. gem. te Maasland kent, zoo kan ikmelden, dat SOERMANS die heeft opgegeven,doch geen predikant N. B. A. vermeldt.Maar N. B. A. was in 1675 vertaler vanPETRUS CUNAEUS ' geschrift Gekken te koop,Rotterdam, H. NAERANUS. 8°.

B.

Gedichten van Geeraardt Brandt. Hetvermoeden van H. C. R. dat de vertalervan het werk van M. BELLIUS, onder devoorrede van welke vertaling te lezenstaat: Maasland 20 nov. 1662, (get.) N. B. A.,aldaar predikant zou zijn geweest , is blijk-baar onjuist. Op dat tijdstip was de pre -dikantsbetrekking te Maasland vacant, ten-gevolge van het overlijden , op den 11september 1662, van de HENRICUS VELDHUIJ-

SEN, wiens opvolger d e CORNELIUS BOSCH,beroepen van Rhijnswoude, den 12 febru-arij 1663, bevestigd werd 15 april d. a. v.Ook kan hierbij worden vermeld, dat onderde predikanten, sedert de reformatie teMaasland bevestigd, er geen is wiens naamof voornamen met de oggegeven initialenkunnen worden overeengebragt.

Maasland. P.

Berijmd verhaal van 't beleg van Neussin 1474 (vgl. II. bl. 252). Indien het doorA. A. A. bekende exemplaar nog in hetbezit is van den toenmaligen eigenaar, als-dan kan ik een tweede exemplaar aanwijzen.Het komt, onder n°. 123, voor in den Cata-logue d'une Collection remarquable de Manu-scrits, etc., in 1862, te 's Gravenhage, door

34*

268

den boekhandelaar M. NIJHOFF verkocht,en werd, in commissie, voor f 31.50,f 1.50meer dan d6 bepaling was, toegewezen aanden boekhandelaar HEUSSNER, te Brussel,Er is bij aangeteekend : » Tres rare, cit4par aucun bibliographe. Voir sur l'auteurHARTZHEIM, Bibl. Col. p. 57. L'exempl.provient des bibliotheques de VAN WACHEN-DORF et P. VAN MUSSCHENBROEK, et contientquelques annott. bibliogr. de W. A VANSPAEN. " In de Bibliotheca Musschenbroekiana,in 1826, te Leiden verkocht, komt het ech-ter niet voor.

J. L. A. I.

Roger Williams (vgl. XIV. bl. 17, 173).Tot geruststelling van den vrager kan ikberigten, dat deze vertaling sedert 1842onder mij is berustende, en men er weldrameer van hooren zal.

L. B. N.

Leven van Esopus (vgl. -XI. bl. 110 ;XIII. bl. 15). In het Fransch, is het Le-ven van Esopus opzettelijk beschreven doorC. G. BACHET, en, in 1632, in 't licht ge-geven. Ook de fransche ESOPUS (LAFON-

TAINE) beschreef zijn leven, dat zijne Fabelenvoorafgaat.

J. L. A. I.

Handschrift van Beverland (vgl. XIV.bl. 175). Ten dienste van D. G. schrijfik of al hetgene er van de werken vanADRIAAN VAN BAARLAND Of BEVERLAND

voorkomt in den ouden catalogus van deacademische bibliotheek te Leiden, waar-uit hij zien zal, dat het bewuste handschrifttoen althans daar nog aanwezig was Dentegenwoordigen catalogus heb ik niet bijde hand.

Bl. 94. Adr. Barlandi joca vetera etrecentiora. Ants'. 1529. 8°., (zaamgebondenmet twee theologische werken).

Bl. 333. Hadr. Barlandi sive Beverlandiepistolae, in 8°.

Eiusdem Exhortatio ad pudicitiam et casti-tatem. 8°.

Fasciculus continens eius scripta de pro-stibulis veterum.

Alter fasciculus, in quo varii argumentiscripta eiusdem.

Bl. 334. Had. Barlandi de prostibulisveterum chirographo eius scriptus liber.

Bl. 399. Hieroclis facetiae, chirographoHad. Beverlandi. In charta.

Wanneer ik het artikel van D. C. overdezen man vergelijk met hetgene VALERIUSANDREAS in zijne Bibl. Belg. van hem ver-meldt, dan ontwaar ik daarin eene tegen-strijdigheid, die ik niet weet op te lossen,

tenzij ons bepaalde bronnen en aanduidin-gen worden opgegeven, waarin het beweer-de wordt gestaafd. Volgens ANDREAS tochontving ADRIAAN (geb. 1488 te Baarland,op Zuidbeveland en vandaar zijn tweele-dige naam) het eerste onderwijs te Gent;begaf zich vervolgens naar Leuven en ver-kreeg er den graad van artium magister.Hij was de eerste, die aan het daar nieuwopgerigte Collegium trilingue van BUSLIDIUS

het Latijn onderwees, maar eerlang vertrokhij naar Engeland, om den jongen ANTONIEVAN GRIMBERGEN, zoon van den prins vANBERGHE, op reis te vergezellen. Terugge-keerd werd hij als opvolger van J. PALU-

DANUS bij de academie aangesteld, vormdeeen groot aantal bekwame leerlingen enbleef er tot aan zijn flood, 1542. Hij heefteene menigte werken geschreven, waarvanANDREAS een twintigtal opsomt : maar dezezijn alle van paedagogischen, literarischenen historischen aard. Zij moeten in 1603te zamen in 8°. te Keulen zijn uitgegevenbij A. GUALTERUS : de ioca vetera et recentiastaan er niet vermeld, evenmin als die wer-ken op de Leidsche bibliotheek.

Dusverre had ik geschreven, toen ik debron ontdekte, waaruit ik geloof, dat debij mij gerezen twijfel kan worden opge-lost en die tevens aan D. C. ten verderenweg bij zijn onderzoek kan strekken, sitanti est in re tam putida. In het Manuelvan BRUNET worden de drie volgende wer-ken opgegeven. HADR. BEVERLANDI Pee-catum originale, philologice lucubratum aThemidis alumno. Eleutheropoli in hortoHesperidum, 1678, kl. 8°. — Eiusdem destolatae virginitatis iure lucubratio academics,Lugd. in Bat. 1680, kl. 8°. • - Eiusdem defornicatione cavenda admonitio. Lond. 1697,kl. 8°. Den tijd der uitgave in aanmer-king nemende, is er naauwelijks twijfel, ofwij hebben hier te doen met iemand, diezich achter den naam van H. V. B. heeftwillen verbergen. Maar hoe kwam hij aandien naam ? Eerst dacht ik, dat hij mis-schien een kijkje had genomen van de bo-vengemelde hhss. op de Leidsche biblio-theek en dat hij naar aanleiding daarvanzich dien naam had toegeeigend : doch toe-vallig iets antlers naslaande in VOGT, Cala-logus libr. rar. zie ik daar een uitvoerigartikel over de drie en nog andere bestaan-de werken van HADR. BEVERLAND. Terwijlik nu den vrager naar dat werk verwijs,teeken ik er kortelijk uit op, dat deze be-faamde schrijver is geweest een Engelsch-man van zeer bedorven zeden, maar vangroote geleerdheid, die te Leiden schijntgestudeerd te hebben : dat aan hem ookwordt toegeschreven het werk de tribesimpostoribits, waarmede hij drie engelsche

269

bisschoppen zou hebben bedoeld, die ge-tracht hadden, hem op den goeden wegterug te brengen : dat hij ten laatsten wer-kelijk tot betere inzigten zou zijn gekomenen daarvan zou hebben doen blijken inzijn laatstgenoemd werk ; de fornic. cav„waarbij eene opdragt is gevoegd, waarinhij zijne grove verkeerdheden openlijk be-lijdt en verklaart zijne handschriftcn zelfte hebben verbrand, maar zijn werk deprostibulis veterum aan den rector der leid-sche akademie te hebben ter hand gesteld.

Men ziet het, deze schrijver heeft nietsgemeens met onzen eerzamen ADRIAAN VAN1AARLAND of BEVERLAND, den geleerde teLeuven, en deze heeft geen deel aan dehhss. te Leiden, maar hoe komt de En-gelsehman juist aan dienzelfden naam? Washet zijn eigene of een pseudoniem ? Mijnebronnen geven geen licht.

SAX() SYLVIUS.

Cephas Pistophilus (vgl. XIV. bl. 207)was PETRUS ALLINGA, (over wien op bl. 205gehandeld wordt), volgens EMIL WELLERSIndex Pseudonymorum.

D. te D.

W. Sewel (vgl. XIV. bl. 244). Kandeze ook sours onderwijzer in Amsterdamzijn geweest ? De volgende werken, Welkevan hem bekend zijn, als NederduitscheSpraakkunst ; Korte Wegwyzer tot de Engel-sche taal; Korte Wegwijzer van de Engelschetot de Nederduitsche taal, en Volkomen Woor-denboek der Engelsche en Nederduitsche talen,2 dln., die alle te Amsterdam bij WESSINGvan 1756 tot 1760 't licht zagen, gevenwel eenige aanleiding dit te gelooven. Moge-lijk brengen deze mededeelingen TOT op

eenig spoor. A. v. R.

Willem Sewel werd geboren te Amster-dam, in 1654. Hij was niet alleen his-toricus en lexicograaf, maar ook een ver-maard chirurgijn.

Hij sprak de meeste europesche talen metv eel gemak, en overleed in 1720.

Hij was schrijver van onderscheidenewerken.

Nijmegen. VAN EMDE.

W. Sewel werd geboren te Amsterdam1654. Hij schreef in 1708 eeue Nederd.Spraakkunst, in 1717 de Historie der Kwa-kers, en gaf voorts eene vertaling uit vanFLAVIUS JOSEPHUS, Joodsche Gesch. Hij over-leed 13 maart 1720.

FRISIUS SECUNDUS.

W. Sewel. Over dezen, geboren te Am-sterdam in 1654 en aldaar overleden den

13 maart 1720, zie men : WITSEN GEIJS-BEEK Woordenboek der Nederd. Dichters, V.bl. 282 ; DELVENNE, Biographie du Royaumedes Pays-Bas, II. p. 405 ; VAN KAMPEN,Gesch. d. _Lett. en Wetensch., II. bl. 194 ;WAGENAAR , Beschr. van Amsterdam, III.bl. 234 (uitgave in folio).

C. P. L.

Stukken over de Drostendiensten (vgl.XII. bl. 147; XIV. 203). FRANK DE VRYEof DE VRY was niemand anders dan de be-kende FRANCOIS ADRIAAN VAN DER KEMP.Het blijkt ten overvloede uit de opnamevan alle onder lien naam geschreven stuk-ken in de lijst van Stukken over de Drosten-diensten in Overyssel meest uitgegeven en big.-eenverzameld door Fit. ADR. VAN DER KEMP.Leyden 1785. D. te D.

Vondels standbeeld (vgl. XII. bl. 93,185; XIV. bl. 145.) Mag ik de medewer-kers tot dit tijdschrift MARS en CHR., naaraanleiding hunner artikelen over VONDELSstandbeeld, opmerkzaam maken, dat in hetniet algemeen bekende tijdschrift de Denker,twee vertogen worden gevonden betrek-kelijk het oprigten van het Grafteken voorVondel, in 1772, namelijk in het lo de dl.bl. 33 : eene Overdenking bij het oprich-ten van het Grafteeken voor JOOST VAN DENVONDEL, in de Nieuwe Kerk te Amsterdam.Den late February 1772 ; en, op bl. 145,'t Gedenkteken op 't Graf van VONDEL tegenberispingen verdedigd ; zoomede, dat er overhetzelfde onderwerp gehandeld wordt in hetzeldzame werkje : De Naamlooziana, of ver-toog zonder naam, over vragen zonder vinding,enz. Amst. 1772, in 8°.

J. L. A. I.

Philip Angels (vgl. XI. bl. 174). Evenals de Neer c. VOSMAER, heb ik tot nogtoe te vergeefs Het lof der schilderkunst,door PHILIP ANGELS, gezocht, en mijn ver-langen dat ter lezing te bekomen is nogvermeerderd nu ik in den Guide des amateursde tableaux, pour les dcoles allemande, fla-mande et hollandaise, door GAUET DE SAINT-GERMAIN, die den schrijver echter ENGELSnoemt, lees : » PHILIPPE ENGELS, dans sonEloge de la peinture, publie en 1642, n'apoint oubli6 ce celebre artiste, it loue avectoute l'impartialite d'un historien connois-seur et sans passion, son tableau qui faitl'ornement de la Galerie ducale de Bruns-wick, representant Abraham avec son filsIsaac, apres le sacrifice du Mier; en verder :PHILIPPE ENGELS cite avec autant d'inte-ret le sujet de David et Bethzabee.”

J. L. A. I.

270

Salomon van Rustingh. Ik bezit eenwerkje in kl. oct. getiteld : » Barbarologiasijnde de Sleutel der Grandiloquentia paga-nismi; ofte Boeren latijn. So als bij voor-name boeren en sommige stedelingen inZuyd- en Noord-Holland seer geleerdelijkvan haer gesproken wort. Als merle eenkroeg-praatgen, daar al de aardigheden van't boeren-latyn in getoont werden. Uyteygen ondervinding zamen gestelt doorSALEMON VAN RUSTINGH Med. Docter.Te Amsterdam by JOHANNIS ROTTERDAMboekverkooper in de Hartestraat , 1733."Met opdragt, berigt enz. 100 bladzijden.Tegenover het slotvers van H. RAMPENleest men : » Bekentmaking aen alle lief hebbers.

»De snaakse geesten worden versogt, omte garen sodanige woorden (van dese voor-beschreven taal), als zij bevinden bij sulkeTaalkundigen in ordinaar gebruyk te zijn.En noch in dese Barbarologia niet besehre-yen.

» Ik woon tot Grootschermer, de schuytlegt tot Amsterdam aan de Haringpakkerstoren en vaart van daar Dingsdagh enVrijdagh , 's middags ten twaalf uren.

» Ettelijke van sodanige woorden vergaarthebbende versoeke datse mij die sendenmits betalende 't port, opdat ik se francqkryge, vermits de schippers de brieven son-der port sullen wijgeren. Of anders aanmyn Boekdrukker JOH. ROTTERDAM in deHartestraat. Vale.'r

Weet men meer van dien Grootscher-mer doctor. Ik vind zijne handteekeningop het titelblad en perkamenten omslagvan een exemplaar van een kwarto bockvan E. VAN DER HOEVEN, getiteld: AeloudeVryheid, onder welke handteekening hetjaartal 1708 staat.

J. BOUMAN.

Adriana van Overstraten. Deze dich-teres gaf in 1786 gezamenlijk met PETRO-

NELLA MOENS een dichtstuk, getiteld : Esther,uit, waarvoor de parnassijns der portu-geesche israel. gemeente te Amsterdam, haarmet een gouden eerepenning ( Vervolg vanLOON , IXde stuk , plaat LXIV, N°. 649)beschonken. WITSEN GEYSBEEK in zijnBiogr. Anth. en Critisch Woordenboek derNederl. dichters (V, bl. 39-41) vermeldt nietsvan haar geboorte- of sterfjaar of van haarhuwelijk met een heer van CUYLENBORCH

(zie den Alg. Konst- en Letterbode, 1828, I. 34.);toch wordt zij » Mevrouw VAN CUYLENBORCH"

genaamd. Was dit Mr . NICOLAAS VAN CUY-

LENBORCH, drossaart van de Zuid- en West-quartieren van het Markiesaat van Bergenop Zoom, die in 1786 uitgaf Brieven enz.?Zie V. D. AA, p. 943. ADRIANA VAN OVER-

STRATEN toch was ook in Bergen op Zoom.geboren. Wie kan meer over haar mede-deelen aan J. D.

L.

Beschrijving van Amsterdam door PieterVlaming. WAGENAAR verhaalt in de voor-rede tot zijne Beschr. van Amsterdam, datPIETER VLAMING in 1726 eene beschrijvingder stad ondernomen heeft. Hij had daartoezeer veel , vooral uit ongedrukte stukken,verzameld, zoodat zijn werk dat zijner voor-gangers verre had kunnen overtreffen. Hijstierf echter toen er nog slechts een kleingedeelte van het werk gereed was. Zesbladen er van, zegt WAGENAAR, zijn afge-drukt, het grootste gedeelte van de beschrij-ving der Oude Kerk behelzende. Zijn diebladen vernietigd of is er misschien nogergens een exemplaar van te vinden ?

L. F. de Beauforth. Deze wordt alsschrijver genoemd van het Leven van PrinsWillem I, in 1732, anonym uitgegeven. Opwelken grond steunt deze bewering? Welkebeoordeelingen gaan over het werk uit?Prof. J. P. DE WATER is van oordeel, dathet met omzigtigheid moet worden geraad-pleegd. Wat is er van den schrijver verderbekend, en bestaat er eene betere levens-beschrijving van prins WILLEM I?

J. L. A. I.

J. Hellendoorn Cramer was tusschen 1789en 1791 predikant der herv. gemeente teSt. Omer. Van waar kwam hij ? Waar-heen vertrok hij ?

B. N.

J. B. Christemeijer. Is Het Tweegevecht,eene vrolijke vertelling, in dichtmaat, doorJ. B. CHRISTEMEIJER, afzonderlijk gedrukt,of in een zijner werken te vinden ?

J. L. A. I.

De Groninger Rarekiek (vgl. XIV. bl.239). 1).

Tweede vervolg van de Groninger Rarekiek.

Daar ben ik al weder met .myn RarekiekeMet nieuwe gesigte, so als je diergelykeNergens kunt vinden soo mooye soo raare,Als bier ter steede, als ik gaa verklaare,Kyke en luyster dan maar na de vervolge.Maar ik versoeke de kykere niet worde

verbolgen,Als ik wat vertoon, dat haar niet en

smaake :

1 ) Het eerste vervolg zal waarschijnlijk in hetvolgende nommer medegedeeld worden.

271

Men kan 't al de mensch na de sin nietmaake.

'K sou je graag laate lien de Campere stuk-ken,

De nieuwe stadhuise : maar het wil nog nietlukken.

St. Antoon die kan nog niet krygen synwille,

Om daar door de Comptoire der stad watte ville,

En daar van te bewerken de gansche ruine,Dat geeft hem nu ook veel smarte en pyne.Kyke hoe hy daar zyn hoofd braav klouwe,Och arm ! hy moet uit zyn eigen gebouweAan Husley betaalen , dat loopt uit de gis-

sing,En kan nog niet krygen een vaste verge-

wissingDat hy in 't vervolg nog beter zal slaagen,Want de Prinse die wil hem daar niet in

draagen,En veel van syn oude slaafse creature,Wil sig niet langer soo blinde laaten stuure.Wat kykt hy nu Swart en bose ay lacie!Nou 't is ook voor de man een bittre tem-

tatie,Want hy is gewent om 't al te beheere,En syn haen is Koning in al te regeere.Kyke daar syn Soone en Amptman en Rig-

tereLief hebbere die word hoe langer hoe ligtere,Geen wondre, die Scherminkle die mest sig

met sandeDat levre hy duur koop de mensehe te lande.Hy geeve wel syn klante gewigte nog maate,Maar de veulheid der praame kome weder

te baate.Hy luister na de raade van syn loose

vaadre,Hem straale ook dezelve bloede door de

afire.Hy kyke niet schrander : maar kuure mer-

veilj eOp Tryntje Chandoule, en op de boutelje,So hem in 't vervolg de Heere van de ka-

mereNiet breidle en teugle, dan moge de Ha-

mereIn Sapmeer,'t Hoogezand en 't Goregt woone:Dog de meeste in de Raad, die moet hem

verschoone,Die durve niet kikke, nog straffe het kwaade,Uit vreese te verliesen syn vaders genade,En dat hem dan gaa als de Schrandre Re-

gentDie om syn wel denken aan de galg is

geprent.'T is wel een vervloekte maniere van doenneDog 't doe hem niet seer, en beneme geen

fatsoenneEn 't is ook een sack, die juist niet soo

raar is.

Syn Overoud-Oom de RaadpensionarisJohan de Wit en syn broeder CornelisSyn slimre gemartelt, soo dat dit niet veel is.'T loopt nu zoo hooge niet dat de oude

PatriottenHeur leeve verliese aan galge of schavotten.De baas had deese maar in Roosendal ge-

steken,Om hem wat betere te leeren het reeken,Maar het manneke is daar niet veel mee

gebruit,Want met een jaare kruipt hij daar weer uit.Dan is er voor andre braave weer kanseDie na St. Antoon syn pype niet danse,Er syn nog veel meer onder T.... geslagteDie heur eed en pligt vrymoedig betragte.Och kwam dit ons Prinse eens regt onder

de ooge,Hy zou die monarchic niet langer gedooge.Wy willen dan daar het beste van wenschenEn hoope daar op met alle goede menschenElk hebbe syn tyd, elk hebbe syn deeleOm goed of kwalyk syn rol te specieHet kan haast verandre, men kan het niet

weete,De baes hebbe ook syn luise en neeteMeest alle geholpen, dog eenige maar halfWaar onder helaas syn schoonsoon dat kalfDie behalven syn gratie niet hebbe veel

besondersEn nodig moet staan onder voogden en

voormonders.Die bloed van syn bloede was ook al wees-

heereZoo L. 't niet fijntjes had weete te weere.Kyke nu nog ter deeg op dien Heer Ont-

fanger,

.... ... .....Kyke hem eens deftig daar heene mar-

cheereMet 't nageaapte air van Antoon syn Heere,Die neeme hy geheel tot patroon en modelleEn blyve hem gans blinde verslaaft en fidelleHy hebbe nog veel meer sulke Jaffe Cam-

merateMaar kykere, wy wille van die alle niet

praateDit maake maar een stoffe voile van miserie.Allon dan wel denkers een andre materie.Wy willen lievre bekyke hoe hier ter steedeDe hulde is 'geschied van Hunne Hooghede'T is waare Liefhebbre ik maak staat en

rekenDat dit van de meeste toen wel is bekeke.Maer bier in myn fraeye Curieuse Rarekyke,Daar hebje de eerboog en bal en alles te

gelyke.De laaste is toch veule by gebrek van

faveure

272

En door bittre partieschappe der HeereDirecteure

Belet om te zien : de meeste wraake haarhandele

Omtrent lui van geboorte en braave inwandele,

De source die koomt uit de botteringe straateDit maake agter na geen vrindschap maar

haate.Kyk nu de mengelmoese die op 't bal ver-

schynenVan oude en jonge, godloose en fynen.Elk begrype dat by by dit heuglijke gevalleMet goede consciensie kunne dienen den

balle.Kyke eerst die dames met heur groote

panj ee.En eenige daar by in demi coeffeeTen signaale dat sy niet behooren tot de

booseEn kenbaer te zyn by de troep der godloose.Ook willen sy daar mee niet sitten te

schranseVeel mindre te aanschouwen heur ydele

danse.Daar druppe sy stil af, en gaane EclipseerenKykse daar met een effene gesigte mar-

cheerenKyke nu gaan sy, die andre aan 't smulleDe dames alleen kunnen de tafel wel vullen.Daar swiere om toe onedele en EdeleElk doe syn beste om een brokske te

bedele.Sy grype 't ook selve, het krygen is konste.Sy doene seer wel, sy hebbe het om sonste.Met die raere en confuse maniere van eetenDaer worde geen lange tyd mee versleetenMet bidden en danken, helaes I nog veel

minderElk reppe sig maer braeve, kyke de sere

als de vlinderDaer vliege naar de dans, wat kyke sy

grilleElk hoope dat de Prinse met heur danse

sal wille,Dog de Menuet moete sy meeste maar aan-

schouwenKyke hoe die beginne met de piepe jonge

vrouweDes ouden Burgermeestre, die houde de

fatsoeneDer stad hier mee oppe : heur knelle wat

de schoeneDaarom danse sy wat styve : sy moete tog

nog aardigVoor byna vyftig jaar deed sy 't ruime

soo vaardigDaar nyge sy met gratie : de Prinse ga

heeneEn vrage weer een andre, maar loope de

scheeneSo blaauw als die leye by eene adelyke dame

Die vreese daar door heur eerlyke naameTe sulle verliese, en door de danse te verrigteIs sy bange voorwaar te sulle ontstigteDe Hoog geleerde met hunne effene vrouwenDie door de spleete der deure dees ydel-

heid aanschouwenOnder een gemummel van o jemie, o jemieWaar wil dat tog heene met onse AcademieMaar staake jou klagte : de bestuirdere der

SchooleEn de Staaten van 't land die bakken jou

de koole.Daarom hande op de monde Heere pro-

fessore,Laate hebje het harte uwe klagte eens hoore,En breng uw gemurmele eens vry op de

kansele,Vreese eens geen mensche , geen straffe,

nog ransele,Je sult dan, desk ik, uwe monde wel snuereEn hier van geen woorde nog reppe nog

ruere.Maar wy keeren tot de danse : kyke dat

Adelyke ventjeJuist nu by geval Omlands Presidentje,En daarom alleene heeft by nu die eere,Dat hy syne halide de Princesse presenteereTer danse : hoe kyke hy batse I hy draage

daar moet opDat blyve hem by, al is al syn goed op.Hy hebbe nu geen nood, al raakt hy uit

de sadeleHy behoude dog vier nullen, en daarby

syn adele,En datte is genoeg om op te braveeren,En sig ongestoord te laete affronteeren.D' ambitie belette hem om sig te slaene,Met een burgerlyk heer, of adeloose Gar-

diaene.Hy kruipe veel lievre in syn adelyke schulpeOf retireere sig na syne Baronnige stulpe.Wy laete hem daar ook sitte. 't spel loopt

nu ten endeDe kykre gelieve 't gesigte nog te wendeNa de mooye Contredanse, ja kyke maar

vrye'T spel van Jan Claassen is er niemedal bye.Daar huppele alleene maar redeloose poppeEn bier springen gevleeste op heure beene

en proppe.Haast is 't nu op : elk druppe naar syn

huiseSonder Complimente soo stil als de muise.De klokke speele nu ook al drie uure,Wat is dat pleysterig, dog korte van duure,En dat het veel IFoste, de Heere DirecteureHebbe sig daar ook niet veel aan te steure,De beurse der Provincie die kan het wel

lyen,En tot sulke festeins en brillante partyenSyn hunne Hoogheeden benieuwe, die ge-

beure haar selden

273

Schoon ons de Courant contrarie vaakemelden.

Ik sou de kykere nu wel vertoon de fraayeIlluminaties

De pragtige eerpoort, de curieuse decoraties,De vuurige wagen met syn gloeyende

kwantenEn van binnen en buiten verschroeide Mu-

sikantenMet Charon op de bok speelende nu voor

koetsiere,Om mede te parten in al dat plaisiere,Vervaardigt op ordre van doorgroene Coc-

ciaane,Ter eere van Oranje, in spytte der Chris-

tiaeneOp Sabbath en dankdag, by daage en nagteMet aflaet voor alle, die de wet niet betragte,Die geef nu de Pauslyke schulde aan GodeOnder renuntiatie van s' Heeren geboode.Dog curieuse liefhebbere, ik achte en reke,Dat dit van jou alle toen wel is bekeke,Ook kan ik de kykre al het mooye te gelykeNiet behoorlyk laate zien in myn rarekyke.'K sou jou anders nog vertoon onse lieve

BurgereieGans lustig uitgedost, geschaart in twee reyeSoo regt als de slange: heur marcheeren seer

netElke met syn natuirlyke aangeboorne tred,In 't vuire heb sy ook wat nieuwe versonnen,Sy schieten een voor 44n by heele platonnen,Dat maake meer geklater en langre allarmeDog hoe vreemt sy 't verrigten, soo synse,

och arme,Dog vriendelyk bedankt om wigtige reedenMet ordre om niet weer voor hunne Hoog-

heedenBy derselver vertrekke te sullen paradeeren

Nog met haar raare gevuire hun weer te ver-eeren.

Dog my dunkt, de tyd is nu ook verstreekeEn de kykere hebbe ook al vry lange gekeekeIk hebbe anders wel meere om jou te ver-

tooneMaar de liefhebbre gelieve my nu te ver-

schoone,Tegens de Winter hoop ik hier te retour-

neere,En wil my als dan recommandere,Daar sulle in die tyt wel curieuse gevalleGebeure hier ter steede, die ik hoop jou dan

alleTe sullen vertoonen seer net en pertinent,Je Dienaar nu, Vrienden, nu maek ik een end.

Don Quijote (vgl. XIV. bl. 208, 239).De oudste nederlandsche vertaling is dievan LAMBERT VAN DEN BOS, onder den titelvan Den verstandigen vroomen Ridder DonQUICHOT DE LA MANCHA. Dordrecht 1657en opgedragen aan de gebroeders PIETERen DIRCK DE SONDT. De zevende drukverscheen in 1732. C. P. L.

Nicolaas van Wassenaar (vgl. A. R.) Hetdunkt mij buiten twijfel te zijn dat deze teAmsterdam geboren is, wanneer hij in zijneEnarratio obsidionis urbis Harlemi zegt :

Sed mihi non palpebras invasit caras pla-cidus somnus.

Cogitanti in animo, quomodo patriam Am-stelodamum,

Redderem hominibus etiam futuris admira-bilem.

C. P. L.

KUNSTGESCHIEDENIS.Onbekende prent (vgl. XIV. bl. 210,

245). De heer dr. C. EKAMA te Haarlem,berigt ons hierover het volgende :

► De onbekende prent, door den beer VANDER SCHAAFF vermeld, is eene prent, diegeenszins zeldzaam voorkomt. Zij is uit-gegeven bij gelegenheid van het 25jarigbestaan der maatschappij tot nut van 't al-gemeen, die den 18den november 1784 isopgerigt, en waarvan het 50jarig bestaanalhier den 18den nov. 1834 in de Doopschge-zinde kerk is gevierd. Indien hij daarinbelang stelt, ik ben in het bezit (voor mij-nen historischen atlas van Haarlem) vaneenen gewonen en van eenen rooden afdruken ook van de teekening in originali.Welligt zou ik ook in staat zijn om hemeene gedrukte verkiaring gratis te doentoekomen."

...........nnn•

M. Corver (vgl. XIV. bl. 148). Deze be-roemde tooneelspeler, geb. 1727, is in 1793gestorven en heeft dus met TALMA in 1811niet kunnen wedijveren : toen was A. SNOEKde groote man op het amsterdamsche too-neel. De misvatting is misschien ontstaanuit een gezegde van N. G. VAN KAMPENin zijne Gesch. der Ned. Lett. en Wet. ,)) dat CORVER, volgens nog levende, bevoeg-de rechters, in meer dan een opzicht, deNederlandsche TALMA moet geweest zijn."Ook BILDERDIJK. SIEGENBEEK en COLLOTD 'ESCURY gewagen van hem met grooteulof. Wil de vrager meer over hem enover het tooneel hier te laude weten, hijschaffe zich dan aan de keurige Bijdragentot de geschiedenis van het tooneel, de too-neelspelkunst en de tooneelspelers in Neder-land, door Mr . A. VAN HALMAEL Jr. Leeuw.bij SURINGAR, 1840. SAXO SYLVIUS.

35

274

Portret van een neger (vgl. XIII. bl.272). In mijn bezit is een gr. 8°. werkje,bevattende 365 bladzijden , ten titel voe-rende Merkwaardige levensgevallen van OLAU-

DAH EQUIANO of GUSTAVUS VASSA , denAfrikaan , door hem zelven beschreven , enz.Uit het Engelsch vertaald. Te Rotterdam, byPIETER HOLSTEIJN, 1790. — VOOr dezentitel treft men het portret aan waarnaarB. N. t. a. p. gevraagd heeft. Onder het-zelve echter leest men : OLAUDAH, enz. enniet OLANDA enz. Uit zijn verhaal be-merkt men dat hij niet door een zweedschzendeling bekeerd is , maar wel door denomgang met godvruchtige Engelschen. Inhet Navorschers Bijblad, 1853, bl. xxxv-xxxvi, vindt men den engelschen titelopgegeven.

H. C. STRIK VAN WIJK.

Afbeelding der St. Laurens-kerk te Rot-terdam. Bestaat er eene plaat , of teeke-ning, of schilderij van de groote St. Laurens-kerk te Rotterdam, van binnen te zien, v6Orde Reformatie , toen die nog als r. c.kerk in gebruik was?

Rotterdam. 0.

Familieschilderij van de Ruiter. E. M.

ENGELBERTS, zegt in de voorrede zijneruitgave van BRANDTS, Leven van de Ruiter,dat hij bij mevr de wed. ELIAS te Amster-dam eene groote familieschilderij van DE

RUITER heeft aanschouwd, geschilderd doorWEENIX. Kan men mededeelen wat dieschilderij voorstelt, waar zij thans berust,en of er eene prent naar uitgaat ?

J. L. A. I.

Anna Maria Schuurman. Wie kan mijinlichten over twee in mijn bezit zijndeportretten met potlood, gekleurd en zeeruitvoerig geteekend, voorstellende » GISBER-

» TUS VOETIUS, S. S., Theol. prof. in acad.

Ultraject, en MEINARDUS SCHOTANUS S. S.,Theolog Professor in acad. Ultraject," zooals van achteren vermeld staat, waarondertevens » ANNA MARIA DE SCHUURMAN pinxit."

Heeft A. M. SCHUURMAN deze beide god-geleerden met olieverf geschilderd? Of be-staan er andere portretten met potlood ofkrijt door haar geteekend? C.

Elias Nosti. FIL. VON ZESEN spreekt inzijn bekend, maar niet dikwijls voorkomendwerk over Amsterdam, bl. 209, van de Lau-riergracht, en zegt o. a., eene vrij flaauwewoordspeling, aan den naam Bier gracht ont-leend voortzettende : » Auch hat SeinerDurchleuchtigkeit, des Hertzogs vonHolstein,beriihmter Hof-Kunstmaler, JOHAN OVENS,auf eben derselben graft, da er nunmehr, imberiihmten Mahlerhause, zwei jahr gewohnet,wie such nicht weit darvon der KunstreicheBOhmer, ELIAS NOSTI, von gemeltem Baumeeinen Lorbeer-zweig des unverganglichenpreises erlanget : jener durch seine unver-gleichliche Mahlerkunst, dieser aber durchseine noch nie zuvor geschene, in verein-bahrung vieler buchstaben, gekiinstelte wun-derziige, und giildene kunst-schriften inschwartzen tutstein davon , zu seinemewigem ruhme, eine nie genug geprieseneTafel in der Biirgemeister Beizimmer aufdem Rahthause zu sehn. Diese Kunst-tafeldadurch ihr Kiinstler das ganze Lobgedichtdes unvergleichlichen Hernn von Seulichem,Ritter HUGENS, auf gemelten Raht-hausesflirtrefflichen ban gerichtet, der immerwah-rende ewigkeit hat einverleiben wollen, istin wahrheit eines der allerfiirtreflichstenKunst- und Meister-stiikke, die in diesemherrlichen und prachtigem bane zu finders."Is die tafel met het gedicht van HUYGENSnog in wezen ? Zoo ja, waar is zij te vin-den ? En wie weet ons wat meer aangaandeELIAS NOSTI mede te deelen ?

TAALKUNDE.Taalzuivering (vervolg van XIV. b1.245).

Over woorden als » daarstellen", » doorvoe-ren" en andere liefelijke germanismen, bar-barismen, » taalverknoeijing en gedachten-leegheid", leze men vooral het geestigestukje van dr. JONCKBLOET, » Taal en gezondverstand", geplaatst in den Volksalmanak voor1862. Men leest daar o. a. :

» Wijs mij een wetenschappelijk werk,een roman, een bundel gedichten, een vlug-schrift, een dagblad aan, waarin het liefe-lijke germanisme daarstellen niet gevondenwordt, en gij kunt er trotsch op zijn, datge een witte raaf ontdekt hebt ! En let

wel, dat dit daarstellen van de meest uit-eenloopende handelingen of bewerkingengebruikt wordt dat het eene onafzienbarerij van eigenaardige werkwoorden heeftvervangen, neen, verdrongen. Vroeger werdeen monument opgerigt, eene woning ge-bouwd, eene gracht gegraven, een park aan-gelegd, eene brag geslagen, een beeld qebei-teld ; men sprak van een kunstwerk scheppen,een geleerd werk schrijven, eene vereeni-ging vormen, een fonds tot stand brengen,eene gemeente stichten; iets maakte ons ge.luk, iets antlers het schoone nit, enz.

Maar dat was veel te omslagtig ; die

275

omhaal van woorden werd over boord ge-worpen, en thans wordt dat alles daarge-steld. De goede Hollandsche burgers, dieons voorgeslacht sedert eeuwen trouw ge-diend hadden, werden weggejaagd, als on-bruikbaar aan den dijk gezet, en de vreem-deling werd allerwege ingehaald en gevierd.

En waarom ? Omdat hij ons het schrij-ven, spreken en denken gemakkelijk maakte;omdat hij ons onthief van de moeite omde puntjes op de i's te zetten ; omdat hijonze slordigheid in de hand werkte. Ofwas die bemoeial, die omnis-homo welligteene aanwinst ? Eilieve, zeg mij dan tocheens, welk helder begrip voor een gewoonHollandseh verstand wel wordt vertegen-woordigd door uitdrukkingen als: het gelukdaarstellen, een geleerd werk daarstellen, hetschoone daarstellen, een kunstidee daarstellen?Wat zijn ruwe daarstellingen, kunstdaarstel-lingen? Waar blijft hier die schoone eigen-schap onzer taal, waardoor wij de betee-kenis harer woorden vatten, omdat onzeafleidingen en zamenstellingen uit bekendebestanddeelen vormen te voorschijn bren-gen, Wier inhoud ons terstond duidelijk is?"

De heer F. vindt alzoo in dr. JONCK-BLOET een duchtig legerhoofd; doch hoedapper te dier plaatse reeds tegen derge-hike taalverbastering te velde is getrokken,valt er voor hem die 't wel meent met onzenederlandsche taal nog genoeg te lezen, alzijn het dan geen korenaren. leder dagblad,iedere zoogenaamde » overzetting in het hol-landsch" brengt den kruisvaarder digtebosschen om neder te sabelen. Zuchtenddenkt men aan de lernasche hydra ; voorelken afgeslagen kop komen twee nieuwein de plaats, en zelfs HERCULES zou metzulk eene taalverslindende hydra zeker bijzijn tweede werk gebleven zijn.

Tot een » amende honorable", vooral wan-neer zij het verwijt betreft van een » al tekwistig" gebruik van het woord daarstel-len, behoeft de heer FOKKER nog niet ofte dalen. L—F—T.

Daarstellen. De heer FOKKER komt an-dermaal tegen dit woord op. Of het hemgelukken zal het uit onze taal te verban-nen ? Ik twijfel er aan. Men heeft ermenigen aanval op gewaagd, terwijl maareen enkele er partij voor getrokken heeft,en niettemin krijgt men bijna geen boek,geen tijdschrift, geen dagblad onder deoogen, of men ziet dat in Nederland nog,evenveel, ja misschien nog wel meer daar-gesteld wordt dan voor vijftig jaar. Hoekomt dat?

Toen had men er toch nog eenig respectvoor. VAN DER PALM (men weet, hij waseen zaehtmoedig en voorzigtig man) noemde

het zeer bescheiden » een woord niet vanden besten stempel". SIEGENBEEK bragt hetop zijne Lyst van woorden en uitdrukkingenmet het Nederlandsch taaleigen strydende, maarwas toch nog inschikkelijk genoeg om toete laten » dat men het des noods bezigdevan voorwerpen, welke voor het oog tentoon gesteld zijn." Later echter begon menminder vriendelijk te spreken. NASSAU re-kent het tot de woorden, die » de taal ver-armen, aan de tale haar eigene kleur engeur ontnemen, ze voosch, kleur- en kern-loos maken." JONCKBLOET noemt het een» algemeen, nevelachtig, onduidelijk, eigen-lijk onverstaanbaar en zeer zeker onhol-landsch woord." En, wat erger is, die beideheeren zeggen dat niet alleen, maar zij be-wijzen het ook.

't Is waar, eens heeft zich een verdedi-ger opgedaan. Wie is er ook zoo slechtaan toe, dat hij niet ten minste eenen en-kelen weet te vinden die zijne zaak be-pleit ? Toen in 1799 onze representanten be-sloten de pijnbank naar de musea vanantiquiteiten te verbannen, was er een on-der hen, een man die zich later grootennaam gemaakt heeft, die er zwarigheid inzag, omdat hij het geen kwaad middel vondom den patient tot , bekentenis te brengen,en ik herinner mid nog flaauw, hoe, toende geeselpaal veroordeeld was om den-zelfden weg te gaan, een onzer regtsge-leerden een boekjen uitgaf, waarin hij diegevaarlijke nieuwigheid ten hoogsten af-keurde.

Dat echter de heer OUDEMANS, toen hijde zaak van daarstellen tegen SIEGENBEEKbepleitte, velen overtuigd zal hebben, ge-loof ik niet. Zijne bewijzen zijn zwak. Hetzijn er maar twee.

1°. Daarstellen komt voor bij de besteschrijvers van onzen tijd.

2°. het komt voor in de statenvertalingvan den Bijbel.

Laten wij zien, hoeveel gewigt die autoriteiten in de schaal leggen. Dat BRILLen DE VRIES (deze noemt de heer OUDE-MANS) twee mannen die aan onze academienhet ambt van hoogleeraar in de nederland-sche taal met eere bekleeden , het woordgebruiken, — inderdaad, dit schijnt zwaarte wegen. Maar 't is toch niet meer danschijn. Men bedenke slechts, dat jarenlang allerlei oorzaken hebben zamengewerktom onze taal te bederven en haar te over-laden met woorden, woordvormen en con-struction, die niet deugen , dat niet alleende schrijftaal, maar ook de spreektaal ervreeselijk door bedorven is. Vandaar dathet moeielijk , zeer moeielijk geworden isonze taal zuiver te schrijven. Wie het doe nwil, moet aanhoudend op zijne hoede zijn,

35*

276

zal hij zich niet nu en dan een woord latenontvallen dat niet goed is, maar waaraanhij, door bet dagelijks te hooren en te lezenzoo gewoon is geworden , dat het hem ineen oogenblik van onbedachtzaamheid alligtuit de pen vloeit. Experto crede Rupert° !Ik heb ook het grootste deel van mijn leventoegewijd aan grondige studie van onzetaal, ik heb er mij altijd op toegelegd dietaal zuiver te schrijven ; en toch zal ik ervolstrekt niet vreemd van opzien, indieniemand mij bier en daar op eene uitdruk-king betrapt, die niet door den beugel kan.Ja, zoo moeielijk is het, dat ik niet geloofdat men mij denen onder onze schrijvers, denbesten niet uitgezonderd, zal kunnen noe-men , die meer dan vijftig bladzijden ge-schreven en nooit een woord of eene con-structie , die niet hollandsch is, gebruiktheeft. Dat derhalve DE VRIES en BRILLeene enkele maal het woord daarstellen heb-ben geschreven of laten staan, bewijst nogniet dat het goed is.

Het andere argument van den heer OUDE-MANS, dat reeds de statenvertalers hebbendaargesteld is even zwak. Eene der drie plaat-sen, waar men het woord vindt, namelijk 2Cor. XIV. vs. 4 komt niet in aanmerking,want daar is er bijwoord van plaats. Erblijven dus twee plaatsen over, maar dievoor niet meer dan eene kunnen gerekendworden , want op beide Jerem. XXIII. vs.20 en H. XXX. vs. 24 lezen wij bijna het-zelfde, namelijk : » Des Heeren toorn en salsich niet afwenden, tot dat hy sal hebbengedaen, en tot dat by sal hebben Baer ge-stelt de gedachten sijns herten." Bewijstdit echter, dat daarstellen goed hollandschis? 't Is verre van daar. Men weet dat destatenvertalers bij hun werk eene hoog-duitsche vertaling gebruikt hebben. 't Zouzeker wel vreemd zijn, indien zij, ondankshunne bekende keurigheid op de taal enondanks alle beraadslagingen daarover ge-houden, niet hier en daar een hoogduitschwoord in hunne vertaling hadden laten in-sluipen. En gaan wij hun werk met aan-dacht na, dan vinden wij menige plaats dieons leert, dat dit inderdaad bet geval ge-weest is, en dat zij menig woord, menigeconstructie gebruikt hebben , die wij hunniet zullen nazeggen of naschrijven, indienwij er althans prijs op stellen goed Hol-landsch te spreken en te schrijven. Of zalmen, om uit zeer vele maar een paar voor-beelden to kiezen, met hunne vertaling vanLevit. V. vs. 16 : » Soo sal hy, dat hy zon-digende heeft ontwendt van de heyllgedingen, weder geven" willen bewijzen datontwenden in onze taal ontnemen, stelen be -teekent ? Of het afschnwelijke: » Wat maecktgy hier, Elia" goed Hollandsch durven hee-

ten, omdat het daar 1 Kon. XIX. vs. 9 telezen staat ? Men gevoelt dat de plaats uitJeremia even weinig voor daarstellen bewijst.

En blijven wij niet bij autoriteiten staan,maar bezien wij het woord zelf eens vannabij, dan blijkt het ontwijfelbaar, dat hetbij ons niet te huis behoort. In het Hoog-duitsch heeft men verscheidene werkwoor-den met dar zamengesteld , waarin ditwoordje eene zeer zwakke beteekenis heeft,darbieten, darbringen, dargeben, darlegen, enz.Maar bij ons is dit het geval niet. Wan-neer wij iemand hooren spreken van daar-leggen of daarbrengen, dan verstaan wij, dathij het voorwerp, waar hij van spreekt, leg-gen of brengen wil op eene plaats, die hijte gelijk aanwijst of reeds vroeger aange-wezen heeft. Zoo niet dan vragen wij ,waar? Daarstellen kan dus in goed Hol-landsch niets anders beteekenen , dan : opeene bepaalde , door des sprekers woordenof gebaren aangewezene plaats stellen.

Voegen wij hierbij al het kwaad doorNASSAU en JONCKBLOET van het woord ge-sproken, waarvan het voornaamste in hetvoorgaande artikel door cnzen medewerkerL--F— T. onzen lezers herinnerd is, danmogen wij wel vragen, hoe komt het, dateen woord, zoo slecht befaamd, bij schrij-vers en sprekers zoo in gunst staat ?

De reden is niet ver te zoeken. Hoe hetook door velen moge afgekeurd worden,het woord is veel te goed om verworpente worden. Men bedenke maar, om te be-ginnen, hoe veel moeite en hoofdbreken hetons spaart. Men zeide te voren, er zijner die het nog doen : een kerk bouwen, eenetent opslaan, eene brug slaan of leggen, eenkanaal graven, eene kolonie stichten, gele-genheid verschafen, een plan ontwenden, —ja nog een aantal andere werkwoorden,voor een gedeelte door NASSAU en JONCK-

BLOET opgenoemd, bezigde men, die nu alledoor daarstellen vervangen worden. Datdene woord helpt ons in honderd gevallen,waarin wij anders genoodzaakt zouden zijnte denken en te zoeken om het juiste woordte vinden. En denken is een zwaar werk.Hoe moeilijk valt het dikwijls den armenschilder om de juiste nuances van blaauwte vinden, die hij op verschillende plaatsenvan zijne lucht noodig heeft. Vrij wat ge-makkelijker heeft het zijn buurman de klad-schilder, wien een uithangbord voor eenekroeg is besteld. Zonder zijne hersens metdenken te vermoeien, grijpt hij zijn kwast, be-strijkt de geheele lucht met eenerlei blaauw ---en het werk is gereed. Zullen wij ons dannoodelooze moeite geven, om bij het eenenaamwoord dit, hij het andere dat werk-woord te zoeken, en het fraaie daarstellenover boord werpen, dat ons van al die

277

moeite ontslaat ? Dat zou te veel gevergdzijn. Laten wij liever onze hoogduitschenaburen dankzeggen, dat zij ons aan dienonwaardeerbaren passe - partout geholpenhebben.

Behalve die moeite bespaart het ons ooktijd, tijd die het kostbaarste is van alles !Eer zijn buurman met eerie schilderij ge-reed is, heeft onze kladschilder twaalf uit-hangborden daargesteld. Zoo kunnen wijeen schat van tijd besparen, indien wij onsniet ophouden met het zoeken naar het werk-woord dat eigenlijk bij het naamwoord datwij gebruiken behooren zou, maar al zulkehaarkloverijen ter zijde zetten en ons metdaarstellen en andere woorden van die soortvergenoegen. Wij kunnen dan maar onop-houdelijk voortschrijven, en eer een andereen paar vellen heeft geschreven, zijn wijten einde van ons boek.

Eindelijk zal, wanneer men er zich optoelegt zulke woorden in te voeren, onzetaal vrij wat eenvoudiger worden. Waar-toe stiebten, leggen, bouwen en honderd andereverschillende woorden, indien wij het methet eene woord daarstellen af kunnen ? Latenwij dat onschatbare woord behouden, endit niet alleen. Neen laten wij voortgaanop den goeden weg, waarop dit de eerstestap is. Er is een menigte ballast, dienwij op dezelfde wijze over boord kunnenwerpen. Men zegt b. v. een reisje doen,een boek schrijven, een request opstellen,twee en drie is vijf, wij hebben giste-ren avond een quartet gespeeld, wij heb-ben zeven uren in drie uren afgelegd.Aan al die verschillende werkwoorden kun-nen wij gerust den zak geven : alle kun-nen wij ze vervangen door maken. Om er nogeen enkel voorbeeld bij te voegen , wij eteneen broodje, drinken een glas wijn, houdenden maaltijd, nemen pillen in, dragen eenbril, nemen een bad, nemen de gelegenheidwaar, wij spreken van twintig bunders landdie wij bebouwen, een huis dat wij eenigentijd bewoond, een paard dat wij een jaar ge-reden hebben, een vaartuig dat de schip-per vier jaren bevaren heeft, van een be-speelde piano, een half sleten wagentje. Aldie omhaal van woorden is overbodig, nietea is er dat wij niet vervangen kunnendoor gebruiken. Zoo voortgaande kunnen wijeene groote opruiming houden, die onze taalmerkelijk vereenvoudigen zal. 't Is welwaar, wij zullen ons dan zoo precies nietuitdrukken, als die vieze schrijvers, diewillen dat hunne lezers terstond begrijpenwat zij geschreven hebben; als wij sprekenvan menschen die een genootschap daar-gesteld hebben, zal men wel Bens vragenwat die menschen eigenlijk hebben gedaan,of zij stichters of leden van dat genootschap

zijn geweest, en als wij spreken van dedaarstelling van een gebouw, zal men nietaltijd begrijpen of wij denken aan den bouw-meester die het plan gemaakt, aan de werklie-den die het gebouw getimmerd en gemetseldhebben, aan den eigenaar die het betaald, ofaan den schilder die er een afbeelding vangegeven heeft. Doch dit zijn kleinigheden, bijde onberekenbare voordeelen die zulk eenevereenvoudiging oplevert. Het leeren vanonze taal zal daardoor veel gemakkelijkerworden : vreemdelingen, die er nu tegenopzien, zullen, als het zoo weinig moeitekost, zich er op gaan toeleggen. Onzeboeken zullen in geheel Europa gelezenworden en door het vermeerderd debiet inprijs verminderen. Onze jongens zulleneen half jaar minder noodig hebben omonze taal te leeren, wat tijd uitwint enschoolgeld. En wat zullen onze woorden-boeken veel dunner en veel goedkooperworden ! P. L. Wz.

Eene obscoeniteit (vgl. X. bl. 225). Ofde aardigheid, waarvan SUFFRIDUS PETRUSt. a. pl. spreekt, nog gedebiteerd wordt,weet ik niet. Evenmin is mij de naams-oorsprong van Schalsum bekend ; maar zekeris het, dat die naam wel geschikt was, omtot eene obscoene aardigheid aanleiding tegev en. Men zie slechts bij KILIAEN het woordschalle, door hem als Friesch opgegeven.

Voornamen (vgl. XIV. b1.190). Ten aan-zien dezer, naar mij dunkt , regtskundigequestie, wil ik echter mede iets in 't middenbrengen, omdat de opgegeven gevallen teAardenburg en in geheel Zeeuwsch Vlaan-deren niet nieuw zijn, Wij vertalen der-gelijke namen of eenvoudig, of vermeldenze met de vertaling. Veel hangt in dezenvan den heer officier van justitie af. EenBier ambtenaren stelde den oud-secretaris L,deswegen (wegens de vertaling namelijk)in 't gelijk, een ander maakte er aanmerkingop, doch berustte er in. -Wettig zijn voorhet overige alleen die vertalingen, welkedoor een beeedigd vertaler (zoogenaamdentranslateur) gegeven zijn.

G. P. ROOS.

Schamel (vgl. XIII. bl. 315 ; XIV. bl. 52).Kan het woord schamel ook hetzelfde aan-duiden, wat men ten platten lande Schimmelheet, of ook wel schimmeli g, beschimmeldin den zin van verlegen, schroomvallig ofvreesachtig ?

Men noemt ook een driepootig voetstukin den vorm van een winkelhaak, waaropde waschtobbe geplaatst wordt, schamel ; evenzoo ook een driezijdig voetstuk met driekorte pooten, dienende voor de kaastobbe.

278

Insgelijks heet een gedeelte van het onder-stel van een wagen schamel ; ook wel eengebroken as, of liever een vooras uit tweestukken bestaande, waarvan het bovenste,gedeelte door middel van een ijzeren pin,op het onderste stuk bevestigd en beweeg-baar is ; men noemt zulk een wagen scha -melwagen.

Bestaat er eenig verband tusschen dezegelijknamige woorden ?

J. BOUMAN.

[Dat schimmelig in de hier vermelde beteekeniseene verbastering is van schamel, komt mij nietonwaarschijnlijk voor. Het zelfst. naamw. schamel(in Friesland schammel) is van het latijnsche sca-helium.]

Kruidenwijn, Wolvenstraat (vgl. XIV.bl. 33). )) Wat echter niet goed, maar een-voudig belachlijk -is, is de innovatie vankruidenwijn voor kruierwijn en Wolvenstvaatvoor Wolverstraat," zegt t. a. p. de beer VAN

LENNEP. Maar ik lees toch op het naam-bordje Wolvenstraat en ik meen dat die straatnaar de wolven zoo geheeten is, even alsandere in dezelfde beurt naar herten, reeen,beeren en elanden. En ik heb altijd ge-meend dat men kruidenwijn moest zeggen,omdat dit wijn is op kruiden getrokken ofmet een aftreksel van kruiden gemengd.Xruierwijn zou wijn zijn door den kruiergefabriceerd of verkocht. Heb ik het mis,zoo helpe men mij teregt !

GERRIT.

Varende vrouw. In het journaal vanGUILLAUME DE ZOETE gheseght HAUTHAIN,luitenant admiraal van Zeeland, over hetvervolgen van de zeeroovers in 1611 en1612, lees ik op den 17 januarij 1612, hetvolgende :

Den XVII ditto smorgens den wint N.Wy seylden N. 0. Op den middach cregenwy een varende vrouwe (son men die noemt)die na ons toequam, met een groote buyewint ende reghen dat wy alle onse seyleninnaemen. Doch deselve achter om onsschip dreeff, ontrent een boochschoote son-der schade te doen, ontrent ten twee vuyrenhebben wy 't gewendt den wint N. t. 0.,wy seylden N. W. ten W."

Moet men onder deze varende vrouwe eenhoos verstaan ?

LARORANTER.

[„Vaerende wyf. vetus. j. draeyenden wind. Turbo,vortex," zegt KILIAAN. Dat het woord echter niet,zoo als deze meende, verouderd was, blijkt uit hetdoor LABORANTER medegedeelde.]

Kneppelgeld. In Westfriesland wordtsomtijds bij het verhuren van landerijenen andere voorwerpen, zelfs stoelen in de

kerk, boven den huurprijs een som be-dongen, het eerste jaar te voldoen. Ditlaatste geld wordt kneppelgeld geheeten.Vanwaar dit gebruik en de naam dien hetdraagt?

Nederlandsohe taal. en letterkunde inDuitschland. Er is een tijd geweest, datonze oude taal- en letterkunde hier te landejammerlijk verwaarloosd werden. Men stondin kennis onzer taal ter naauwernood op de-zelfde hoogte, waarop LAMBERT TEN KATEhonderd jaren vroeger gestaan had, en werdeen enkele maal een nederlandsch werkuit de middeleeuwen uitgeven, die uitga-ven waren zoo, dat HUYDECOPER, had hijmogen opstaan uit zijn graf, het hoofd zougeschud hebben over het kreupele geslachtdat hem zoo jammerlijk nahinkte op denweg, waarop hij met vasten stap was voor-uitgegaan. Toen begon men in Duitsch-land, wat men hier schandelijk naliet: menbegon zich met ernst op onze taal toe teleggen. JACOB GRIMM, al had hij niet meerdan MELIS STOKE, den Esopet, den Reinaerten de Brie eerste deelen van MAERLANTSSpiegel Historiael, voor een deel vrij gebrek-kige teksten, ter zijner beschikking, nam inzijn uitvoerig grammatisch werk ook hetNederlandsch op, en al behandelde hij hetook niet zoo uitvoerig, als sommige andereduitsche talen, hij gaf toch zoo veel, dat uitzijne Grammatik met eenige aanvulling,wijziging en verbetering eene goede, gron-dige etymologie van het Middelnederlandschzou zijn zamen te stellen. De onvermoeideHOFFMAN VON FALLERSLEBEN spoorde mid-delnederlandsche bandschriften op en gaf zeuit — uitgaven, die al valt er op zijne naauw-keurigheid wel wat of te dingen, al lietzijne kritiek in meer dan een opzigt ietste wenschen over, boven de meeste vroegereverre uitmunten. Maar zoo kon het nietblijven : een jonger geslacht vatte met krachtde te lang verwaarloosde studie op en vande voornaamste gedichten uit de middel-eeuwen, weinige uitgezonderd, bezitten wijthans , meestal goede of althans bruikbareuitgaven, en wij willen hopen dat het prozauit dien tijd, waaronder meer belangrijks isdan men gewoonlijk meent , nu aan debeurt ligt. Toch blijven onze hoogduit-sche broeders ons nog de hand bieden.De studie onzer oude taal blijft daar ij ve-rige en gelukkige beoefenaren tellen. Ditbleek ons weder uit de MittelniederländischePsalmen, Hymnen and Gebete , aus ZweiBreviarien der herzoglichen Bibliothek zu Gothaim auswahl mitgetheilt and sprachlich beleuch-tet von KARL REGEL, Gotha 1864, 30 blad-zijden 4° groot. Het bevat de zeven boet-psalmen in proza, acht vertalingen van

279

bekende latijnsche kerkliederen en eene be-rijming der tien geboden , volgens tweenederlandsche getijboeken, die zich in debibliotheek te Gotha bevinden.

Van bijzonder groot belang zijn dezestukken niet, maar zij zijn ons toch welkom,en wij danken den geleerden uitgever, dathij ze ons heeft medegedeeld. Uit allesblijkt, dat hij ze met de meeste naauwkeu-righeid heeft afgeschreven : zelfs is dienaauwkeurigheid somtijds overgroot, jagrooter dan wij zouden verlangen. Wantonder den tekst, die uit het beste der tweehandschriften genomen is, zijn alle verschil-lende lezingen van het andere aangeteekend,zelfs die, welke geheel onbelangrijk zijn.Verschillen .13. v., als vleische en vleysche,eerde en aarde, volre en vulre, zijn de moeitevan het opteekenen niet waard ; het is de-zelfde klank, maar door den eenen afschrij-ver op deze, door den anderen op genewijze uitgedrukt. 't Is waar, eerde en aardeschijnen eene verschillende uitspraak te ken-nen te geven : maar ik geloof toch niet, datzij het doen. Ik houd het er voor, dat mende a en as v6Or de r in de middeleeuwennooit zoo uitgesproken heeft als wij die inbijna alle woorden uitspreken, maar nage-noeg met den klank, dien wij laten hoorenin wereld, en velen, vooral ouden van dagen,in paard, staart, rechtvaardig, enz. Slechtseenmaal heeft de uitgever stellig verkeerdgelezen, indien althans zijn handschrift diefout niet reeds be%atte. In het Salve reginanamelijk lezen wij bij hem :

wy ellendighe evenkynder ')roepen tot didroenende ende screyendesuchten tot diin desen screyendael.

Droenen, verklaart hij door gemere (zuch-ten) en verwijst naar ons dreunen. Vreemdis het niet , dat hij , die onze taal slechtsuit boeken kent, zich hier vergist en nietweet dat dreunen niet te kennen geeft eengeluid door personen voortgebragt, maarde trilling en ook wel het daarmede ge-paard gaande geluid, veroorzaakt door eenzwaren slag of stoot. Het is buiten twijfel,dat hier geene n maar eene u behoort testaan en men dus lezen moet droeuende(droeuende). Droeven, voor bedroefd zijn, iseen woord dat veel voorkomt : men zie o.a. de woordenlijsten op Lekenspiegel, illin-nenloep en Rijmbijbel. — Bovendien heb iknog eerie aanmerkingop den tekst. Wijvinden , namelijk, daarin overal de y, ner-gens de ij. Dat de handschriften het zoohebben, kan ik naauwelijks gelooven. Zeer

1 ) D. i. : kinderen van Eva.

oud zijn zij wel niet ; volgens den uitgeveris het eene van het einde der 14e of hetbegin der 15 e, bet andere uit het middender laatstgenoemde eeuw; maar men maaktetoch ook in dien tijd een zeer duidelijk on-derscheid tusschen y en ij: de eerste werdals korte i, de laatst e als lange i uitgespro-ken. Dynre, myn, verblyt, syn, tyt, ghelyc,systu, ryc, — noch toen , noch later sprakmen zoo.

De teksten evenwel vullen slechts eenderde van het getal bladzijden De overigebevatten opmerkingen de taal betreffende.Eerst vinden wij hier verzameld de sub-stantiva met het achtervoegsel te, de vrou-welijke substantiva op ster, , de adverbiavan nominalen oorsprong , en de eigenlijkzamengestelde partikels, niet alleen in deuitgegevene stukken, maar ook in het ove-rige deel der getijboeken te vinden. Daneene lijst van de vreemde en eene vande oorspronkelijk nederlandsche woordendie er in voorkomen en opmerking ver-dienen. Dat wij er daaronder verscheidenevinden, die voor ons niets opmerkelijks heb-ben, omdat wij ze nog dagelijks gebruikenen hooren gebruiken, b. v. berispen, berou-wen, bespotten, verblijden, versunaden, schreienenz., verwondere ons niet. Het zijn woor-den die in het Hoogduitsch of niet , of al-thans niet in dezelfde beteekenis als bij onsvoorkomen. Misschien bevatten daarentegende getijboeken wel andere , die inderdaadmerkwaardig zijn , maar die om deze ofgene reden de aandacht van de uitgever nietgetrokken hebben. Zoo vind ik op bl. 19uit eene vertaling van Psalm 8 deze woor-den aangehaald: ► een luttel hebste hem ghe-minret beneden den enghelen." Zij wordenaangehaald om den wille van het voorzet-sel beneden , dat ieder Nederlander kent.Doch wat daarentegen in deze aanhalinginderdaad opmerking verdient , is het woordminren , dat niet ongewoon is in de betee-kenis van minder worden en ook wel voor-komt voor minder maken, verminderen (tran-sitive) , van voorwerpen gezegd, maar datik nooit meer, , zoo als hier, in de betee-kenis van geringer maker?,, op personen hebtoegepast gevonden. Misschien is het ookniets antlers, dan eene al te woordelijke ver-taling van minuisti, zoo als de Vulgata tedeter plaatse heeft. Op de lijst mogten ookwel opgenomen zijn de woorden onkundig(= incertus), gestadigen (,---,- confirmare),voertkundigen (= annuntiare) en het deel-woord bewegen , alle in de Psalmen voor-komende , indien wij althans dit laatsteniet aan onnaauwkeurigheid van den af-schrijver te danken hebben, wat niet on-waarschijnlijk is. Want het afschrift, datde heer REGEL bij zijne uitgave ten grond-

280

slag gelegd heeft, is wel tamelijk zuiver,maar toch in het geheel niet vrij van fou-ten. Zoo b. v., om niet te spreken vandie welke nit het oudere handschrift ver-beterd kennen worden, moet men voor inden doden Ps. 6 vs. 5 lezen in den dode(in mote), voor al bistu vroet, in de tiengeboden vs. 10, so bistu vroet, voor ont-stet dat Licht in den sinners, in den 6den

hymnus, ontstec enz. De heer REGEL twij-

felt of dit laatste een font is. Hij meent,bet oudfriesche onsteta, dat dezelfde betee-kenis heeft, geeft regt een mnl. ontstetenaan te nemen. Dit is echter zoo niet,want onsteta zou in onzen taal niet ontste-ten, maar ontstooten luiden.

De woorden, zoowel die in de uitge-gevene stukken voorkomen, als die boven-dien uit de getijdeboeken medegedeeld wor-den, zijn door den uitgever goed begrepen,en goed verklaard. Slechts op enkeleplaatsen is dit het geval niet. Ik heb hierhet oog niet op beanxte, in » sy moetenworden confuus en beanxte, die myn sielesoeken", dat onder de adverbia opgenomenwordt, maar met de opmerking, dat hetmisschien staat voor het adject. beanxst, welklaatste, dunkt mij, vrij zeker is ; ook nietop voerhoefde (atrium) in » hi sal inwonenin dinen widen voerhoefde", dat onder desubstantiva met het achtervoegsel de ge-rangschikt wordt, omdat ik niet durf be-slissen of wij hier de letter d aan slordig-heid van den afschrijver of aan dialectver-schil te danken hebben. Maar ten onregtezeker wordt hier onder9 dezelfde soort vansubstantiva het woord bedroeft vermeld. Erstaat Ps. 37 vs. 6, » al den Bach ghinc is

in bedroeft." Bedroeft is hier echter deel-woord, en het woordje in, dat hier den uit-legger van het spoor heeft gebragt behoortniet daarbij, maar bij ghinc. Ghinc is inis vertaling van ingrediebar, bedroeft vancontristatus.

Tot de woorden waarvan, zoo het schijnt,de beteekenis wel, maar de vorm niet goedbegrepen is behoort blixem. Uit de verge-lijking althans met het mhd blicze, bligze,zou ik opmaken, dat het hier voor eenafgeleid woord gehouden wordt. Het isevenwel geene afleiding, maar eene zamen-stelling.

Ik geloof nu genoeg gezegd te hebben,om onzen lezers het boek te doen kennen.Het heeft veel waardoor het zich aanbe-veelt. De teksten zijn goed gelezen ennaauwkeurig overgeschreven, het latere hs.is met zorg vergeleken. De bijgevoegdeaanteekeningen over woorden en woord-vormen getuigen van ernstige studie engrondige taalkennis. Slechts dit ontbreektden beer REGEL, dat het Nederlandsch nietde taal is waarin hij denkt en spreekt endie hij dagelijks hoort spreken. Tast hijbier en daar mis , dit is er gewoonlijk dereden van. Zijn werk , ons reeds welkomals een blijk van de voortdurende belang-stelling der Duitschers in onze moedertaal,is het te meer, omdat bet ons in hem eenenkundigen en naauwkeurigen geleerde heeftleeren kennen , die wij hopen dat ons nogmenige goede bijdrage tot de kennis onzertaal en letterkunde zal' schenken.

P. LEENDERTZ WZ.

GESLACHT- EN WAPENKUNDE.

Geslacht Cabeliau (vgl. A. R. en XIV.bl. 248). Bij al hetgeen in den Navorscherover dit geslacht bereids is geleverd, zullen,naar ik vertrouw, ook de volgende opgaven,ontleend nit de Doopboeken der Nederd. Herv.gem. te Goes, nog wel niet ondienstig be-vonden worden :

1. IMAN, ged. 17 dec. 1662, ouders :kapitein jonkh. JOHAN CABELIA0 en jonkvr.ADRIANA VAN BORRENDAMME. Getuigen :

jonkhr. FRANCOIS CABELIAU, PIETER CAMPE,

secretaris van Vlissingen, mevr. JOHANNA

CABELIAU, echtgen. van jonkhr. ABEL VAN

HESSE, heer van Piershil enz., en pred. bijde herv. gem. te Kappelle in Zuid Bevel.,ANNA MARIJ SCHOTTE, wed. van jonkhr.ridder WILLEM JAN CABELIAU.

2. WILLEM JAN, ged. 30 dec. 1664, oudersdezelfde. Getuigen : ADRIAAN HARDEMEE,

raad der stad Zieriksee, mr. JOHAN DE JAGER,

oud burgemr. van Goes, jonkvr. HELENA VAN

BORRENDAMME, echtgen. van den heer HAR-

DEMEE voormd.3. ANNA WILLEMINA, ged. 17 oct. 1666,

ouders dezelfde. Getuigen : jonkhr. JACOB

CAMPE van Bruhese. kaptn. en luitt.-kolonel,kommandeur van Biervliet, jonkvr. LEONORA

SEYS, echtgen. van kaptn. CABELIAU, kom-mandeur van de Cruysschans.

4. LAURENS, ged. 17 april 1671, oudersdezelfde. Getuigen, niet aangeteekend.

Wolfaartsdijk. J. VAN DER BAAN.

Geslacht Schovel (vgl. XIV. bl. 220, 247).Louis SCHOVEL komt bij NAGTGLAS, de Alg.Kerker. der Ned. Herv. gem. te illiddelburg,op bl. 87, 88, 163 en 164, voor, als diakena° 1705 en 9, en als ouderling a° 1714 en 18.

Wolfaartsdijk. J. VAN DER BAAN.

281

Van Borsselen van Brigdamme — vanVoorhoute. In de genealogie van v. Botts-SEIEN V. BRIGD., zoo als die bij SMALLEG.

Cron. v. Zeel., bl. 294-395, en overeen-komstig hiermede bij KOK, Vaderl. Woor-denb. dl. VII, 2de geslachttafel, tegen overblz. 811, voorkomt, heeft men :

1. KLAAS V. BORSS. V. BRIGD., trouwtJENNE VAN SEVENBERGEN , nalatende5 kind., o. a.:

2. ALBERTUS V. BORSS. V. BRIGD., trouwtMARIA VAN ARNEMUIDEN, nal. 2 kind.o. a. :

3. KLAAS V. BORSS. V. BRIGD., trouwtBEATRIX VAN DOMBURG, nal. 3 kind.o. a. :

4. JACOB V. BORSS. V. BRIGD., trouwtANNA VAN RENNIN, nal. 1 zoon :

5. ADRIAAN V. BORSS. V. BRIGD., trouwt1 e MARIA VAN CATS en daarna ANNA,

bastaarddochter van hertog FILIPS

VAN BOURGONDIO. Hij liet na 2 bas-taardzonen, KLAAS en JAKOB.

Intusschen blijkt nit authentieke schrifte-lijke bescheiden van de voormalige heer-lijkheid Hongersdijk, in der tijd aan dievan Wolfaartsdijk palende, dat hertog WIL-

LEM VAN BEIEREN den 8 maart 1497 zijnaandeel in de aldaar aangewassen grondenverkocht aan CLAES V. BORSS. V. BRIGD.,

ALBRECHTSZOON, wiens dochter ALEID (opandere plaatsen HEATRIX genaamd), gehuwdmet HECTOR VAN VOORHOUTE, in gemeen-schap met andere geregtigden, als daartoeop den 24 junij 1429 vergunning verkre-gen hebbende, deze nieuwe gronden lietenbedijken, onder den naam van Hongcrs-dijkschen polder, welke bezitting ondertusschen door den watervloed van 14 januarij1551 weder verloren ging. In de i ste Do-meinrekening van GUY DE BAENST, rentm.-generaal van Zeel. bewest. Schelde, over1469, staat deze polder of heerlijkheid danook ten name van » Jonevrouwe V. BORS-

SELEN, Canonesse tot Bergen in Henegou-wen, Hr. CLAES V. BORSSELEN dochter," enin zijne 5 e rekening, op naam van harenzoon ADRIAAN VAN VOORHOUTE, HECTORS-ZOON ; terwijl na den dood van dezen ADRI-

AAN VAN VOORHOUT, die in 1499 kinder-loos stierf, deze heerlijkheid overging inhet geslacht van VAN SEROOSKERKE. Zieook : V. D. AA, Aardr. Woord. der Nederl..dl. V, blz. 740 en dl. XII. blz. 447 en 581,zoo mede BOXHORN, Chron. v. Zeel.. dl. II.blz. 192.

Deze opgaven nu vergelijkende met de

aangehaalde genealogie slit SMALLEG., danontdekt men, dat daarin geen melding ge-maakt wordt van eene dochter van KLAAS

V. BORSS. V. BRIGD., die ALEID, ALIDA ofBEATRIX heette, die Kanones was van Ber-gen in Henegouwen, en die, gehuwd metHECTOR VAN VOORHOUTE, een' zoon had,ADRIAAN genaamd, die in 1499 kinderloosstierf.

Gaarne ontving ik te dezer zake nadereophelderingen, dewijl mij bereids geblekenis, dat de aangehaalde genealogie uit SMAL-

LEGANGE niet heel naauwkeurig schijnt tezijn.

Immers wordt bij BOXHORN, Chron. v.

Zeel., dl. II. bl. 179, duidelijk gezegd, datCLAES V. BORSS. V. BRIGD., gehuwd was metMARIA VAN ARNEMUIDEN, hetgeen ook over-eenkomt met TE WATER, Hoog - Adel. enAdelr. Zeel., bl. 45, die er nog bijvoegt,dat CLAES stierf 5 januarij 1411 en zijnevrouw, MARIA VAN ARNEMUIDEN, den 14dec - 1404 ; gelijk ook zelfs bij SMALLE-

GANGE, Chron. v. Zeel., op bl. 393 en 669vermeld staat, dat MARIA V. ARNEMUIDEN deechtgenoot was van CLAES, en dus niet vanALBERT V. BORSS. V. BRIGDAMME; terwijizulks mede bevestigd wordt in de opgaaf,ten aanzien van het geslacht VOORHOUTE,

in Navorscher, , dl. XIII. bl. 280.Verder wordt door TE WATER, a. w. ,

Voorr. bl. 103 --104, medegedeeld, datHECTOR VAN VOORHOUT gehuwd was metALIJD V. BORSSELEN, dochter van CLAES V.

BORSS, V. BRIGD., en dat deze zijne echt-genoot eene zuster had, BEATRIX VAN BOBS

SELEN geheeten, welke laatstgenoemde al-zoo een moei was van ADRIAAN VAN VOOR-

ROUT , Hectorszoon.Deze strijdige opgaven, ten aanzien van.

CLAES V. BORSS. 17 . BRIGD. en zijne echtge-noot, en vooral van ALEID of BEATRIX ,

Kanones te Bergen in Henegouwen, ge-huwd met HECTOR VAN VOORHOUTE , endiens zoon ADRIA AN, - zooveel mogelijkopgeteekend te zien, zal hoogst aangenaamzijn aan

Wolfaartsdijk. J. VAN DER BAAN.

...............n

Geslacht Buis. Kan iemand iets mede-deelen over de afkomst en de nakomelin-gen van den beroemden PAULUS BUIS ?

Bestaat er eene genealogie van zijn ge-slacht ?

B. D.

86

282

MENGELINGEN.

107. Honderdjarigen. ( Vervolg van blz. 256).- JEAN PRESQUA, in de parochie van

Algiers, te Parijs, t in 1740, oud 107 j.Zijn vader was 103, zijn grootvader132 geworden. Zijn oudere broeder,MATTHIEU PRESQa, t in 1741 te Tou-louse, en bereikte 110 j. Er warentoen nog drie jongere broeders vanhen in leven, die ieder reeds ruim100 telden.

- De douariere DE NEUFVILLE, uit hetadellijk geslacht van ORIGONE, dat inhaar uitstierf, f 22 nov. 1746 te Tir-lemont, oud 107 jaren.

108. JOHANSON FRISK, kr0On-matrons, t in1736 in het zweedsche stift Anger-manland, oud 108 jaren.Made. PLATENBERG, superiores van 'tsticht Tererquen, t in maart 1738 (teBrussel?) oud 108 j.JAMES LOGAN, t 7 april 1748 in West-minster abdij te Londen, oud 108 jaren.

109. JAN PIETERSZ. VOS f 1 OCtb. 1727 teAmsterdam, oud 109 j. 4 m. 21 d.Hij was 10 mei 1618 geboren te Hit-teroe, een der noorweegsche eilanden,en in 1640 in dienst gekomen bij deadmiraliteit te Amsterdam. Nog injanuarij had hij de werf van 't collegiebezocht, dat hem tot zijnen dood toegageerde.

- GILLES LE BLOW, geboortig van Hen-nines, bij Jodogne, t in dec. 1735, teWaes, bij Genappe, oud 109 j., 5. m.

- KONAU t op 't eiland Jersey in febr.1738. Hij was de uitvinder geweestvan de machine, waarmede de Engel-schen St. Malo in Bretagne dachtenin brand te steken, doch die zelve,digt onder de forteres, in brand ge-raakte, en zoo de uitvoering van hetplan verijdelde.

- JOHANN DIETRICH t te Bautzen inOpper-Lausitz, in mei 1742, oud 109jaren, waarvan hij 42 onder Pruisen,Hollanders en Saksers als soldaat hadgediend. Verder was hij geruimen tijdin Oost- en Westindie, en ook in Tur•kije geweest.

110. Toen de keizer van Oostenrijk op don-derdag 14 april 1718, ouder gewoonte,aan een 12tal oude mannen de voet-wassching verrigtte, was onder heneen grijsaard van 110 jaren, die nogonlangs in de wijngaarden had gewerkt.Hij had een zoon van 75, en dezeweder een van 50 jaren, die reedsgrootvader was.

JOHAN ERICHSON f in 1729 in Upland,in Zweden. In zijn 93 8th jaar had hijnog eene dochter verwekt, en kortvoor zijn -dood nog een half uur kun-nen gaan.Vrouw GOLLIN, eene der eerst aan-gekomenen op St. Domingo, toen deFranschen zich daar nederzetteden, tte Leogane in julij 1730, oud 110 jaren.

- DIEGO DE VIDAMA, gewezen opper-kapellaan van 't koningrijk Napels, tte Napels 18 aug. 1732, oud 110 jaren:

- MARTIN CARIULE t in 1735 te Bes-plas, een dorp in 't bisdom van St.Papoul, oud 110 jaren.

- GIJSBERT SNELLERS, hoevenaar op deBaasterhoeve van den heer VAN DERDOES, t te Oostelbaars, in de majorievan 's Hertogenbosch, 29 januarij 1740.Zijne moeder was van hem zwangeigeweest, toen prins FREDERIK HENDRIK's Hertogenbosch belegerde.

- MATTHIEU PRESQUA. (zie bij 107).— De weduwe MARTEL t te Dieppe, in

augustus 1743, oud 110 jaren.MEREY, ritmeester bij 't regiment vanden graaf van THORING, t te Mun-chen in 1747, oud 110 jaren, Hij had36 veldtogten bijgewoond.

111. Den 20sten april 1723 schonk de ko-ning van Frankrijk de orde van St.Louis aan den heer NICOLAS DE CA-ROEL, oud 1117, jaren. Hij was ge-boortig van Mauberfontaiiie, by Roc-roy; op zijn 17de jaar in krijgsdienstgetreden, had 5 jaren sergeant en 2jaren als luitenant gediend, toen hij28 januarij 1636 door LODEWIJK XIIImet eene compagnie te voet werd be-giftigd , en commandeerde nog in 1712een gedeelte der militie in Champagne,dat de overkomst der rivieren moestbewaren.

— V. rouwe MANCOMBLE I. f 4 nov. 1735te Alencon, op 't kasteel d'Eponne,toebehoorende aan den raadsheer vanstaat HERAULT, oud 111 jaren. Zij wasgeweest de gouvernante van dien heer,alsmede van zijn' vader en grootva-der. Zij had nog een broeder van 108,die nog zonder bril schreef, en eendergenen was, die 't convooi escor-teerden dat de prins van CONDE inRocroy liet brengen vOar hij dien be-ruchten slag leverde, die voor de spaan-sche monarchic zoo doodelijk was.

— De journalist LE DOUX t in 1737 inde parochie van St. Martin van Brad-

283

lancourt, onder de jurisdictie van Lions,in Normandie, oud 111 jaren, nala-tende eene weduwe, die reeds 105 telde.

113. SILVAIN PRUNAU, metselaar in de pa-rochie van St. Nicolas-des-Champs teParijs, t in februarij 1731, oud 111j. Acht dagen v66r zijn dood had hijzijn beroep nog waargenomen.

— Zekere BLACKMORE, te Worchester, tin 1740, oud 111 jaren. Onder koningKAREL I was hij door de rebellen ge-prest, om langs de Severn eene liniete helpen formeren. Later diende hijals jager in den omtrek van Worces-ter. In 1728 had hij, toen 99 jarenoud, nog eene weddingschap aangegaanmet den apotheker BETTERSON, een jongen vlug man, dat hij met hem naarSpeckley, op 2 engelsche mijlen af-stands, zou wandelen.

112. In 't ambt Wordingborg, in Denemar-ken, t 30 dec. 1724, een musketeervan 112 jaren, waarvan hij den ko-ning 50 j. gediend en 35 j. pensioenhad getrokken.

— Te Belfast, in Ierland, was in 1732nog in leven eene vrouw van 112 j.,die kort te voren nieuwe tanden hadgekregen.

- MARGUERITE DE TILLOY, nude vrijster,t 2 april 1734 te Parijs, oud 112jaren.In febr. 1737 t te Amsterdam eenevrouw van 112 j., 4 m. en 8 d., dieop haar 100ete jaar nog 4 tanden hadverwisseld.

- HENRICA JONGBLOED t te Zutfen in't gasthuis, oud 112 j. en 6 m. Zijhad tot haar einde toe hare kleede-ren kunnen blijven verstellen, zonderbril.

113. JOHAN ERNST SCHOLTZ, van 'S Gra-venhage, t in febr. 1723 te Rijswijk,oud 113 j. en 11 m. Hij had beideeeuwfeesten der kerkhervorming (1617en 1717) in de luthersche kerk te's Gravenhage bijgewoond ; was 16nov. 1632 geweest in den slag bijLiitzen, waar GUSTAAF ADOLF sneu-velde ; had sedert als ruiter in sta-tendienst gestaan onder REIJNENBERGen KRALINGEN; was in 1672 gegageerd ;en in sept. 1722 nog te voet vanRijswijk naar 's Gravenhage gewan-deld om zijn pensioen te ontvangen.

- BARTHOLOMEUS VON GROSCHKY, opziener der bergwerken te Wittin, t aldaar18 maart 1732 , oud 113 j. Hij wasgeboortig van Liblau, bij Dantzig; enhad eerst onder de zweedsche , lateronder de brandenburgsche troepen ge-diend. Uit zijne twee huwelijken wa-

ren 15 kinderen geboren , de jongstedochter, , waarover de koning vanPruisen het peterschap had op zichgenomen, in zijn 104de jaar.

113. M. LE TELLIER, apotheker te Bourges,t in 1739, oud 113 j. en 6 m.

- JUAN GARCIA, schilder, t te Madrid19 junij 1745, oud 113 jaren.

- ANNA WILDING t in januarij 1747 teNorthall, in 't graafschap Buckingham,oud 113 j. en eenige maanden.

- NICOLAAS SPILLET f 2 nov. 1748 teAntwerpen, oud 113 jaren.

114. HAMS TIFFENHAUSEN, geb. 15 januarij1586, t 21 junij 1700 te Revel, tweemijlen van Trier, oud 114 j. 5 m. en6 dagen. Hij had 18 levende kinde-ren en 140 nakomelingen gehad, engeleefd onder de regering van 16 pans-sen, 5 keizers, 4 koningen van Frank-rijk, 4 van Spanje en 6 van Engeland.

- JOHN GINGEL t 28 julij 1725 te Latton,bij Crickalde in Wiltshire, oud 114 j.

— Op Malta f in 1727 een soldaat van114 j., die steeds alle hem aangebodenbevordering had afgewezen.

- MARIA STECK t 22 Nov. 1740 te Breda,oud 114 j. 3 m. en 7 d.

— Den 2deu maart 1741 t te Zwolle eenwachtmeester, uit Pommeren geboortig,maar die Lange jaren in nederlandschendienst had gestaan, oud 114 j. Kortv66r zijn dood wist hij nog geregeldvan zijn veldtogten te vertellen.

- MANOeL SIMONES BARRETO , oud S01-daat, t in oct. 1743 te Constral , on-der de jurisdictie van Pedrogam , inPortugal, oud 114 jaren. Hij had deregering van 5 koningen beleefd.

- ROBERT, een boer te Knief, 3 urenvan Luik, t 17 januarij 1740, oud 114 j.

115. PIERRE PIETON , wijngaardenier inChampagne, t 15 sept. 1695 te Haut-villers, oud 115 j. Tot zijn einde toebleef hij in den wijngaard arbeiden.In de laatste 4 jaren gebruikte hij nietsdan een weinig wijn , waarin hij zijnbrood doopte. Hij huwde 't eerst op25jarigen leeftijd, en 't laatst toen hij,110 j. oud, zich aan de harde behan-deling zijner kinderen wilde onttrekken.

- JEANNE DE SAILHE , vroedvrouw teAissacq, in Frankrijk, t 16 maart 1729,oud 115 j.

- ERICK LARSSON, een boer nabij Caja-nienburg, in Zweden, t in 1731, oud115 j. Hij las nog zonder bril.

- ANTONIO COREA t in 1732 in Brazilie,oud 115 jaren.

- PRUDENTIA CHARLES t in Sept. 1743te Lantillio-Grossenay, in 't graafschapMonmouth, 115 j. oud.

36.

284

115. Den 13den maart 1748 t te Nykibping,in Zweden, een sedert 1706 reeds ge-gageerd soldaat van 11572 jaren.

116. SILVAIN TIRIOT, landbouwer te Chat-telier, in Berry, t in junij 1722, oud116 jaren.

- JOHN JONES t in januarij 1744 te Lon-den, oud 116 jaren.

117. In januarij 1723 liet de groothertogvan Toskane een man van 117 jarenbij zich ten hove komen. De grijsaardzag er nog zoo welgedaan nit, dat degroothertog hem liet uitschilderen.Waarschijnlijk was hij dezelfde als deoud-kapitein CARACCIOLI, die nog inde napelsche beroerte onder MASANIELLO had dienst gedaan, en in sept.1723 te Pont a Era, een klein stedekevan Toskane, op 117jarigen leeftijdstierf.

- JOHANNA DE LA CRUX t 5 maart 1730te Lissabon in 't klooster van de Hoop,waar zij 80 jaren van de 117 haddoorgebragt.MICHAEL RUDER t in febr. 1736 in't Hannoversche, oud 117 jaren.

- ANDREW NEWTON, oud 117 j., huwdein 1737 te Larabryan in Ierland, meteene jonge dochter van 19,. die bij hemin de kraam moest. Hij had een zoondie reeds 80 telde.CHALAU t in 1738 te St. Pierre, aanden voet van den St. Bernard, oud117 jaren.

- GEORGE SIMPSON t in mei 1743 in't graafschap Longford, in Ierland, oud117 jaren, nalatende zijne derde vrouw,die 98 telde.

118. PETRUS VEZZANO t 4 junij 1725 teReggio, in het Franciskaner klooster,oud 118 jaren. Hij was geboren inhet dorp Maro Soffa, en op 18jarigenleeftijd gehuwd met de 15jarige ALFON-SINA, mede van daar geboortig. Zijnecht was kinderloos. Toen hij 100jarel was gehuwd geweest, nam hij,met toestemming zijner vrouw, in ge-meld klooster het geestelijk gewaad aan,doch stierf kort daarop. Zijne vrouwwordt gezegd bij zijne begrafenis tegen-woordig te zijn geweest.

- In nov. van 1728 werd in het Hoteldes invalides te Parijs een soldaat van't kasteel van Dijon ver y; acht, waar hij,schoon reeds 118 jaren oud, tot dientijd toe had dienst gedaan.

- MANUeL DE SEQUEIRA t te Lissabon infebr. 1730, oud 118 jaren. Reeds tentijde der proclamatie van koning DonJUAN IV was hij in krijgsdienst geweest.

- JACOB CORA, metselaar te Chatelain, inPiemont, t in april 1738. Hoewel ver-

minkt geboren, had hij evenwel totzijnen dood toe ambacht en akkerbouwwaargenomen. Sedert zijn 100ste jaarhad hij alle twee uren lets gegeten,omdat hij dan vermindering van denatuurlijke warmte der maag bespeurde.Lady JONAS, geb. in 1628, het 3 de rege-ringsjaar van koning KAREL 1, -f. inaug. 1746 te Carwich, in 't landschapFlint; in hare woonplaats, schoon nietzeer sterk bevolkt, bijna 90 bloedver-wanten nalatende, waaronder er waren,die reeds van 80 tot 100 jaren telden.DASON DE VIGER, gewezen kapitein derguardes van den maarsehalk D'ALBRET,

-f- 13 febr. 1747 te Lourdes, in 't stiftvan Farbes, oud 118 j. Met zijn 100stejaar was hij nog hertrouwd, en 14 dagenvOcir zijn dood nog op de jagt ge-weest.CHRISTIAN HANSEN, landbouwer nabijWijburg, in Zweden, t in 1731, oud119 j. 6 weken en 2 dagen.Te Portiers, eene parochie van Libour-ne, j- in 1740 de pastoor van St. Mi-chiel, oud 119 j. Eerst sedert een jaarhad hij, wegens gezigtsverzwakking,opgehouden de misse te eelebreren.ANTOINETTE GREGOIRE t 23 aug. 1743te Sisieux, in Normandie, oud 119 j.3 m.SUSANNA GOMEZ, weduwe van DOMINGO

SIMONES, t 7 nov. 1743 in 't dorpAvis, in Portugal, oud 119 j.Den 22sten mei 1721 werd in 't paleisvan St. James, te Londen , in eendraagstoel eene vrouw van 120 jarengebragt, die nog goede gezondheid ge-noot en zich niet kon herinneren ooitziek te zijn geweest. V66r den doodvan koning KAREL I was zij reedsmoeder van 15 kinderen geweest,In mei 1722 t te Edenburg in Hon-garije eene knoopmakersvrouw van.120 j. 11 m. en 29 d. Zij was twee-malen gehuwd geweest, met Kareneersten man 82 jaren , en met dentweeden, die haar overleefde, nog 23j. 11 m. en 24 d..In maart 1725 t in 't klooster vanSt. Klara, te Posen, in Polen , eenenon van 120 jaren, nalatende in 'tzelfde klooste eene zuster, die reeds113 j telde.BARTHEL MOSEY t 24 nov. 1728 tePoppendorf, in de parochie van Gra-hayn. Geboren op Bartholomeusdag van1608, had hij 120 j. en 3 m. bereikt.Hij was de tien laatste jaren blindgeweest, maar had zijne zinnen enzijn verstand mogen behouden. In zijn86ste jaar was hij nog eens gehuwd

118.

119.

120.

285

met eene vrouw die hem overleefde,en waarbij hij nog 3 kinderen hadverwekt.

120. CHRISTOPH ERICHSON, een boer in denomtrek van Wasa, in Zweden, f 1731,oud 120 j. en 14 d. Veertien dagenv66r zijn dood had hij nog een halfuur ver kerkwaarts kunnen gaan. Mis-schien is hij dezelfde als ERICH ERICH-

SON, wiens dood in een dorp bij Wasa,in den ouderdom van 120 j. 6 w. en3 d. nog eens in 1732 staat aange-teekend.

— In april 1737 t te Olivenca, in Por-tugal, een priester, van Monsaraz ge-boortig, die 120 j. had bereikt.ANDREAS ESPIN, een oud ruiter in 'tdistrict Stoltun, 2 mijlen van Stok-holm, t in 1737. Hij had ten eindetoe zijn gezigt mogen behouden, eneenigen handenarbeid kunnen verrigten.

121. Te Cajanienburg, in Zweden, f in1737 een oud soldaat van 121 jaren.

- FRANCOIS MASSER, geboortig van Po-pozzolo, t in nov. 1737 te Venetie,ten huize van den ridder ERNO, diehem te Konstantinopel uit slavernijhad vrijgekocht en sedert onderhouden.

122. ELEONOR STEWARD, in 1702 te Kendalegeboren, werd 14 junij 1721 van deparochie St. Gilis in een draagkoetsnaar 't hof te Londen gebragt, waarde koning haar eene som gelds schonk.Zij was moeder van 20 kinderen ge-weest.

— In 1731 verhaalde men te Parijs vaneen geestelijke in 't Guliksche van 122jaren, die 't voorkomen van een manvan 70 en nog al zijn tanden had.'t Moet een man zijn geweest ervarenniet alleen in god- en regtsgeleerdheid,maar ook in mathesis en medicijnen,en vooral plantenkunde, waarvoor hijin zijn tuin eene kweekerij bezat.

— De bisschop van Clermont, in Auver-gne, liet in febr. 1739 eene vrouw van112 jaren in een draagstoel te zijnenhove halen. Zij klom nog zonderveel moeite de trappen op ; genoot debeschuit en den wijn, waarop zij ont-haald werd, met blijdschap, maar be-dankte voor 't haar aangeboden verblijfaldaar. De bisschop liet haar toenvan zich met belofte van een pensioenvan 12 livres elke maand.

123. Op het einde van sept. 1700 f teLimington, in Engeland, een moor die123 j. telde. Hij had een zoo sterkgestel gehad, dat hij de koudste win-ters doorbragt zonder bij vuur te ko-men, dan alleen voor de bereiding vanzijn voedsel.

- ADAM JORKSON t omstreeks junij 1727in de parochie Edham, in Schotland.Onder koning JACOBUS VI was hijsoldaat geweest, en in zijn 80 ste jaarmet zijne laatste vrouw gehuwd.

- BRITTES RODRIGUEZ t in 1732 te Pal-mela, in Brazilie, oud 123 jaren.

— In Lancaster leefde in 1736 nog eenoud ruiter, die reeds 123 jaren telde.

124. Op het einde van, julij 1698 t te Ko-penhagen eene oude vrouw van om-trent 124 jaren, die weleer als dienst-maagd bij TYCHO BRAH1 had gewoond.

- ANTOINE VERTOT f te Crette , eendorp tusschen Montelirnar en Valence,in 1739, oud 124 j. en 8 maanden.

125. HENDRIK KLOOSTER t te Lingen 18junij 1719, oud 125 j. Hij was om-trent 70 jaren in krijgsdienst geweestbij den keizer van Oostenrijk, de ko-ningin van Zweden en Denemarken,den bisschop van Osnabrugge, en laat-stelijk als luitenant te paard bij denmunsterschen bisschop BERNHARD VANGALEN.

— In 't begin van aug. 1724 t te Horn-burg, in 't vorstendom Halberstadt,aan de Ilsa, een muzekant, die, in1599 geboren, 125 j. was geworden.Hij had bij 3 vrouwen 40 kinderenverwekt, die hem bij zijn leven 142afstammelingen hadden voortgebragt.

- FELIX DE MATA t in 1737 te Pampe-lona, oud 125 jaren. Op zijn 110dejaar was hij voor de 3de maal gehuwd,en liet uit dat huwelijk 3 zonen na.

- JACOB GRASMAYER, Vlaming van ge-boorte, t in 1740 nabij Presburg, oud125 j. Hij was in 1628 bootsmans-jongen geweest op 't schip van denadmiraal PIET HEIN, toen deze de zil-vervloot veroverde. Later was hij inkeizerlijken dienst gegaan. Van de Ne-derlanders, die in deze lijst voorkomen,is hij de oudste geworden.

- BRANDIN, boekverkooper te Alencon,t in 1741, oud 125 j.

- MARIA LOUISA RENAUD, geboortig vanAngelville, t 8 oct. 1742, oud 125 j.Ze had nooit gebrild.

126. Den 11 den oct. 1718 kwamen te Lon-den uit de provincie Monmouth tweelieden, die omtrent 110 jaren gehuwdwaren geweest. De man telde 126,de vrouw 125 j.Te Guercy, in Guyenne, t in 1736een arbeidsman van 126 jaren. Hijwas 6 jaren te voren wat doof ge-worden, maar had nooit bril behoevente gebruiken.

127. MICHAEL ADAM, landbouwer te Lon-newitz, in den omtrek van Oschatz ,

286

in Saksen, t in 1727, oud 127 j. 4 m.en 6 d. Hij werd op Hemelvaartsdagbegraven.

128. In 't laatst van augustus van 1719 tin den omtrek van Wolgast een land-prediker van 128 jaren, het 98"e zij-ner bediening. Twee jaren te vorenhad hij zijne vrouw op een leeftijdvan 91 jaren verloren.

129. Te Vienne, in Dauphine, t in 1739een man van 129 j., wiens vrouw bijharen dood 104 had bereikt.

130. JOHANN DUDO t ter helfte van 1728in 't ambt Johannesberg in Branden-burgs Pruisen, oud 130 jaren, eenedochter van 70 nalatende.

— Te Westminster beyond zich in 1736eene vrouw in 't armenhuis van 130jaren. Zij was nog gezond, en goedter been en van gezigt. Onder deregering van JACOBUS I, en alzoo v6Or110 jaren, was zij uit Schotland naarLonden gekomen.PEDRO MESTANEA t in 1743 in 't dorpVeniel, in Murcia , oud 130 jaren.Hij was nooit gehuwd geweest, hadnooit wijn geproefd, had steeds in 'tveld gewerkt, en nog 2 dagen vOcirzijnen dood zich in de rivier Seguragebaad, gelijk 's zomers altijd zijnegewoonte was geweest.

131. Jufvr. DENNISON, eene kwakersche, f10 junij 1722 in Westmoreland, in 'tnoorden van Engeland, op 131jarigenleeftijd, in 't vol genot van hare ver-mogens.

132. In het dorp Schelwitz, bij Colditz,niet verre van Dresden, t 30 januarij1731 een man van 132 jaren.ELISABETH JACKSON, eene rijke we-duwe, t 12 mei 1734 te Richmont,oud 132 jaren.

133. ANNA NIELS, geboortig van Goddel,in 't hertogdom Merseburg, t 29 april1733 te Weissenfels in Saksen, oud133 jaren.

134. LA CHASSAIGNE t 14 dec. 1733 teDouze, oud 134 jaren. Tot zijn 110dejaar had hij den graaf VAN RATINAC,

broeder van den aartsbisschop vanTours, als valkenier gediend.Te Parijs leefde in 1740 eene vrouwvan 134 jaren. Zij was namelijk 5maart 1606 te Batheran, in 't FrancheComte, geboren. Waarschijnlijk waszij dezelfde als de vrouw die in 1741in de straat de la Mortellerie te Parijsoverleed, oud 134 j. 10 m. en eenigedagen.

135. In 't begin van junij werd te Romein de gevangenis der inquisitie eenman van 135 jaren gebragt , ENOCH

ELI geheeten, achtbaar van wezen meteen langen witten baard, en in allerleitalen en wetenschappen bedreven. Hijwas te Krakau gevangen genomen.Kwaads was er niet van hem bekend.

135. MARGRIET LAWLER t in dec. 1739 teKilkevan, graafschap Wexford, in Ier-land, oud I 35 j. Kort vOcir haren doodkon zij nog 3 of 4 mijlen te voetgaan, en denzelfden dag terug keeren.

138. MARGARITA PASTEN t te Londen in't hospitaal van St. Margaretha inWestminster 7 julij 1739. Hare spijsen drank was melk. Op last der offi-ciers van de wijk was zij in 1737uitgeschilderd, en haar portret in dezaal van 't werkhuis opgehangen.

139. WILLIAM LELAND, in 1593 te War-rington, in Engeland geboren, in 1664naar Ierland verhuisd, t in dec. 1732te Lignaskea in zijn 140"e jaar. Hijhad nog voile geheugenis van de kroo-ning van JAKOBUS I in 1602, en be -hield tot zijnen dood toe zijn gezigt.

— In 't bosch bij Barkeby, buiten Stok-holm, t in 1740 een arm man, diezich daar lang opgehouden, en zijnlaatste jaren van bedelbrood had moe-ten leven, oud 139 jaren.

150. TENS ANDERSEN, geb. 18 febr. 1582,t 23 mei 1732 te Linkioping. Hij hadalzoo ruim 150 jaren bereikt.

— In dec. 1742 huwde te Dantzig, waarhij sedert 26 jaren woonde, de zoo-genaamde amerikaansche prins ULTA-SOB, die in vroeger jaren door zijnekennis van medicijnen zelfs aan som-mige hoven, grooten naam heeft ge-maakt en veel geld verdiend. Hij be-weerde 150 jaren oud te zijn.

170. THOMAS PAR, te Salob in Engelandgeboren in 1483, t in 1653. Hij hadgeleefd onder 10 regeringen , namelijkvan EDUARD IV en V, RICHARD III,HENDRIK VII en VIII, MARIA, ELISA-BETH, JACOBUS I en KAREL I. In 1722werd op zijn graf te Londen eennieuwe, fraai gebeitelde zerk gelegd.

172. MARTIN UHLEMANN t te Herbusdorf,in Opper Lausnitz, 2 dec. 1736, oud172 jaren. Zijn vader was 192, zijngrootvader 103 geworden.

174. In den omtrek van Weenen leefde . in1730 een huisgezin van ongeloofelijkhoogen ouderdom. Bij onderzoek bleek,dat de vader JOHANN ROSE, 174, zijnevrouw 164 en hun zoon 103 jarentelde.

185. PETRUCZ CZARTEN, een nude Griek, in1539 te Kofrosch, 4 uren van The-miswar geboren, t daar in 1724. Eenigedagen v6Or zijnen dood had hij nog

287

met behulp van een stok gewandeld.Zijne oogen lagen diep in 't hoofd ge-zonken, en waren rood, maar hij kontoch nog eenigermate zien. Zijn haaren baard waren wit, naar 't groenetrekkende, Hij had nog enkele tanden.Volgens zeggen van een zoon was hijwel een voet ingekrompen. Die zoonhet 6enige kind uit een 3de huwelijk,was reeds 97 jaren. De bevelhebbervan Themiswar , van hem gehoordhebbende, zond een schilder om hemof te beelden. De schilder slaagde ge-lukkig, maar kon toch zijn werk nietvoltooijen, daar de grijsaard inmiddelsstied. De schilderij kwam in hetkunstkabinet van prins EUGENIC'S.

192. De vader van MARTIN UHLEMANN. Zieboven op 172.

Bij zulke voorbeelden, waarvan de reekshier tot 135jarigen leeftijd geregeld door-loopt, en eerst dan met sprongen verdergaat en ten einde spoedt, vraagt men bil-lijk: waar zijn de grenzen ' tusschen hetgeloof bare en ongeloofbare? En evenzoomag men vragen : bestaat er in waarheidregt om het volgende verhaal, . schoon 't onseen glimlach afperse, ten eenenmale alsdwaas te verwerpen ? In september van1726 hood namelijk de generaal MERCY

aan den keizer van Oostenrijk de portret-ten aan van twee oude lieden uit Walla-chije, die 147 jaren gehuwd zouden zijngeweest. Hun oudste zoon was toen 116jaren, en zag reeds zijne 4de generatie ; detwee jongsten waren 36 en 26 jaren. Ookal is de 4 in de opgave van 147 een druk-fout in 't berigt geweest, en moeten wijmisschien, in verband ook tot den leeftijdvan den oudsten zoon, aan 117 denken,zoo is en blijft het toch een buitengewoonvoorbeeld van hoogen ouderdom en veel-jarig huwelijksleven. Op 126 hebben wijeen ander voorbeeld van dien aard ver-meld, dat het hier bijgebragte eenigzinsnabijkomt.

Voor de juistheid der berigten kan iknatuurlijk niet instaan, wel voor de naauw-keurigheid waarmede ik deze lijst hebopgemaakt. S. J.

Invloed der maan (vgl. XIV. bl. 160).In de Belgique horticole, IX. 232. (1859)kan men vrij opmerkelijke bijdragen vin-den omtrent de zoogenaamde liune rousse, diein april beginnende, in het laatst diermaand of in mei vol wordt. Welken naamdraagt die maand in 't Hollandsch ?

Scheiwaal. Onder eenige coupletten vanzijn Claech-Leidt (Gedicht l e dl. bl. 63 mijner

uitgave) teekent HOOFT aan, dat hij ze ge-dicht heeft op Scheiwael, donderdag 2august. 1607. Waarschijnlijk is Scheiwaeleene buitenplaats geweest in den omtrekvan Amsterdam. Wie kan mij zeggenwaar zij lag en wie er in dien tijd deeigenaar van was ?

P. L. Wz.

Deventerkoek (vgl. XIV. b1.191). Er isgevraagd van welken tijd het begin dezerindustrie dagteekent ? In den Overijssel-schen alm. voor Oudheid en Letteren 1850blz. 280 vindt men een opstel over ditprodukt. De vrager zal daaruit zien, datreeds in 1417 eene ordonnantie op het koek-bakken werd gemaakt en de zaak dus toenvan genoegzaam belang was om er vanregeringswege bepalingen voor te maken.Verder zal hij in dat stukje verschillendemededeelingen daaromtrent aantreffen, diezijn weetlust kunnen bevredigen. Hoe oudook, is het nog altijd een belangrijke takvan bedrijf voor het grijze Deventer.

C. J.11..............n

Eetbare vogelnesten (vgl, XIV. bl. 159,222). Men vergeve mij eene misschiendomme vraag : LA.BORANTER deelt ons merledat de verpachting .11 62000 enz. en de ver-huring f 3090 enz. opbragt. Is hier verschiltusschen pacht en hour ? Bij ons zijn het,zelfs in authentieke en executoire acten,zuiver gelijkbeteekenende woorden of zoudr . HS . stelling, dat bij ons geen synonymenbestaan, in dezen, weder bevestigd worden?

G. P. ROOS.

Een jong onderwijzer (vgl. XIV. bl. 224).Ik kan een ander dergelijk voorbeeld aanwij-zen. De heer S. D. R. werd op 15jarigenleeftijd als onderwijzer te Sint-Kruis aange-steld en is nog aldaar, aan geen pensioendenkend (waar toch 6Ojarige dienst hemaanspraak op geeft) nuttig werkzaam eneen toonbeeld van een krachtvol man.

G. P. ROOS.

L'Homme pore-epic (vgl. XIV. bl. .190)Daaromtrent heb ik eens het volgende aan-geteekend :

En 1754, ou fit voir a Londres, pourde 1' argent, une homme age de 33 ans,sous le nom de l'homme Porc-Epic ; it senommait EDOUAR[) LAMBERT. Toute sapeau, exceptd celle du visage, celle de lapaulme des mains et de la plante des pieds,dtait couverte d' dcailles brunes et cylindri-ques, fermes et ilastiques, sur-tout quandelle dtaient, comme la phlpart, larger d'uuponce.

Cet homme eut la petite verole, et ses

288

ecailles tomberent , mais elles revinrentensuite. Pour s'en delivrer, ii prit deuxfois du mercure. Tant qu'il faisait soneffet, it y avait quelque esperance de gue-rison, mais des que la salivation cessait, itse formait de nouvelles &allies. Soit enautomne, soit en hiver, ces ecailles tom-baient annuellement, et alors, it etait obligede se faire saigner : sans cette precaution,it serait tombe malade. Le reste du tempsit jouissait d'une sante parfaite. Cet hommeextraordinaire a eu six enfants, qui tous,neuf semaines apres leur naissance, ontete comme leur pere, converts d'ecailles.

Il semble que cet Anglais pourrait nouslaisser une race d' hommes a &allies,semblables a lui , et si l'on perdait de vuel'origine de cet evenement, ou aurait lieude penser dans les siecles a venir, que ceshommes sont d' une espece differente desautres.

M. BAKER, Membre de la Societe Royale,infere de la que la peau noire des Negres,et quelques autres differences qui nousfrappent sensiblement, proviennent, de lameme maniere, de quelques causes acci-dentelles. (Les Nuits Anglaises, vol. IV.p. 36). Het werk werd uitgegeven in 1769,en dus van een tijdgenoot van l' hommeport-epic.

Huwelijken tusschen bloedverwanten(vgl. XII. bl. 256, 299 ; XIII. bl. 287 ;XIV. bl. 30, 96). In den Dageraad, dl. I,3e aflevering, 1864, bl. 272, vond ik onderde » Ideeen van QUINTILIANUS nog het vol-gende : » De natuur straft de vleeschelijke» vermenging van naauwverwante indivi-» duen door trapsgewijze verzwakking en» vroegtijdige uitsterving der bij zoodanige» paring verwekte geslachten ; maar de ver-»menging van verschiliende familien en ras-»sen strekt voorwaardelijk tot veredeling» van de soort."

ALEXANDER.

Eene bijzondere soort van Hollandsch.G. WALKER, de bekende schrijver overhet schaakspel zeide in de voorrede vanzijn Art of chess play 1846 : »Mine proder» is von great boete', shouts the Dutchman;» he hab written a pook, as pig as dis cheese"» Far, very far fromme, be the plaudits of» Mijnheer." Welke zin is aan eeneaanhalingals deze te hechten? Wat kan G. WALKER

bedoeld hebben ? A. L. T. A.

Magie blanche et noire (vgl. XIII. bl.127). In de acad. bibliotheek te Gronin-gen bestaateene verzameling van boekenover tooverij, z(56 uitgebreid en risk in

zeldzaamheden als wel denkelijk nergensantlers hier te laude. A. L. T. A.

Commissaire ordinaire des montres auxPays-Bas (vgl. XIV. bl. 190). De veelvul-dige en uitgebreide instructien voor Com-missarissen van de monstering in de Neder-landen, welke betrekking ongetwijfeld bijdeze vraag bedoeld wordt, zijn te vindenin het Groot Placaatboek op onderscheidenjaren als van 26 sept. 1587, 14 apri11599,19 januarij en 14 augustus 1638, vernieuwd17 augustus 1723; zie inzonderheid de din.II en III, en voorts het Register van hetGroot Placaatboek. Uit die Instructien alleenzal men een regt begrip ontvangen vanden aard en omvang dezer betrekking.

Van die Instructien is ook breedvoerigmelding gemaakt in het Nederlandsch Pla-caat en Rechtskundig Woordenboek op hetwoord commissarissen van de monstering,dl. II. bl. 71, alsmede op het woord mon-stering, dl. IV. bl. 338-347.

V. D. N.

Luchtverschijnsel (vgl. A. R. ; XII. bl.155 ; XIV. bl. 224). Ik kan er bijvoegen,dat de plaat tweemalen onder mij berust,geteekend door P. POST, gesneden doorJ. DE VISSCHER, in groot folio, eens metfransch boven- en onderschrift, eens metbeide in het Hollandsch. De laatstgenoemdeafdruk heeft ook nog twee vijfregeligeverzen van JAN VOS, het eene op d' In-hulding, het andere op 't verschijnen vande Zonnekroon. Het laatste, dat tot het inden Navorscher besproken onderwerp be-hoort, en daaraan een nieuwen bewijsgrondbijzet, luidt dus :Toen WILLEM wiert gehuldt verscheen' er

in de wolken,Recht boven 't praaltooneel, een heidre

zonnekroon,Het staartgestarnt verschijnt om rampen

te vertolken ;Maar dit beloofde heil van d' opperhe-

meltroon.Nu wacht Oranje vrucht tot welstant van

haar Staaten.Fen loflijk hooftprins leeft tot heil der on-

derzaaten.

De zon komt, omringd van een cirkel-boog, achter het amphitheater van Oranje op.

Leiden. B. N.

Luchtverschijrsel te Oranje. Eene af-beelding er van komt voor in een der deel-tjes van het bekende (kl. 8°) werkje „deRomeinsche Adelaar," alwaar ook het ver-schijnsel beschreven wordt.

G. P. ROOS.•nnn•nnnnn•

L—F—T•

289

GESCHIEDENIS.

Reeckeninghe van de onckosten van dereyse van Willem de II naar Engeland1641 (Vervolg van XIV. bl. 259.)

N°. 76. Den Tresorier JOHAN VAN VOL-BERGHEN heeft op dito betaelt te Green-wits met S. H. zijnde, door ordre van S. H.de naervolgende verteeringen :

Eerstelyck aen houskeeper van het ko-nincklycke huys Eltom tot een vereeringe.1 E.

noch in 't eerste perck van 't zelve huys10 S.

noch in 't middelperck aen perckeeper.1.10.

noch aen dienstboden vanden edelmanvan den Koninck, wonende int huys intzelve perck. 2 E.

aen de housekeper van 't huys te Green-wits. 2 £.

In 't huys vande Koninghinne aldaer.1 E 2 S.

Aen de perckeeper aldaer, — 10 s.Aen eenyge Jongens die int perck voor

S. H. worstelden. 4 s.Aen de palfreniers vanden Heere VAN BRE-

DENRODE. 1 E.Onderwege aen arme luyden gegeven. 4 E.Te zamen Engels £ 10.0.0, Hollands

gelt f 100.0.0.N°. 77. Den Controlleur KATTENBURCH

heeft door ') S. H. op den 25 Mayus byde Heeren Ambassadeurs ter maeltyt was,door ordre van S. H. ghegeven aen eenman genaemt CORNELIS BOS, Lootsman op't schip vanden Lieutenant Admyraal TROMP,tot een vereeringe twee Jackobussen, de-welcke hem by den Tresorier vOLBERGHENzijn gerestitueert, dus hier in Hollants gheltf 22. —

N°. 78. Den Tresorier JOHAN VAN VOL-BERGHEN heeft op den 28 Mayus door or-dre van den Heere Hoffmr DORP, vuytlaste van S. H. gegheven tot een vereeringeaen de palfreniers van Melord KOTTINGH-TON, dewelcke aen S. H. twee paerdenbrochten, Hollants ghelt f 100.0.0.

N°. 79. Den Tresorier JOHAN VAN VOL-BERGHEN voornt heeft op dato ende doorordre als boven ghegheven tot een veree-ringe aen de palfreniers van den GraveVAN ESSEX, die aen S. H. een paert pre-senteerde, vijff peeces (sic) is Hollantsf 50,0.0.

N°. 80. Monsr LB MOIRE Stalmeester heeftop dato als S. H. het huys van hare Maijtte Wimbelton was besichtigen, betaelt de

1) Lees : doe.

naervolgende vereeringhen, Eerstelyck doorordre van den Heere VAN BEAUVOYER, aenden Hovenier ende Fonteynbew. aldaertot een vereeringe £ 1.0.0.

aen deghene die de phesanten ende an-dre voghels bewaren tot een vereeringe£ 1.0.0.

Aen den perssoon die de Orangery be-waert £ 1.0.0.

Aen de Conscierge £ 4, — aen denpoortier van 't perck £ 1.

Aen een perssoon die twee Bocquettenvan Bloemen aen S. H. presenteerde £ 1.0.0.

te Pottene voor overvaren betaelt » 0,9.0.om te Lambeth overtevaren n 0.5.0.Te zamen Holl. ghelt f 97.0.0.N°. 81. Den Tresorier JOHAN VAN VOL-

BERGHEN heeft betaelt, door ordre van denHeere VAN DORP den 1 "en Junyus, aen demaghasynkeepers in den Toer te Lonne,tot een vereeringe £ 6.0.0.

noch aen de vrouwe die S. H. kamer in't huys vanden Grave VAN AROUNDELdaghelyx schoonmaecten tot een vereeringeghegeven £ 2.0.0.

noch aen een perssoon die een Bruyloftsghedicht ter eere van S. H. hadde gemaect£ 1.0.0.

Is Hollants gelt, te samen f 90.0.0.N°. 82. Den Tresorier voornt. heeft den

3 Junijus betaelt door ordre van S. H. denaervolgende vereeringe als : eerstelyck aende palfreniers van den koninck die eenSadel aen ons hadde gheleent, tot veree-ringhe £ 0-10-0.

Aen de palfreniers vanden Grave vanmu.% die vier paerden aen S. H. presen-teerde £ 20-0-0.

noch aen een postilion tot een vereeringe£ 1-0-0.

noch door ordre van S. H. tot vereeringeghegeven aen een perssoon genaemt THO-MAS OEL, £ 2-0-0.

noch aen de halbardiers van de Toer£ 10-0-0.

noch aen de halbardiers van Syne Mayt.£ 20-0-0.

Aen de koetsiers vanden koninck E4-0----0.Aen de koetsiers van den Hertog VAN

LENOX, Melord Chamberlijn, ende de GraveVAN HOLLAND die met S. H. te trouwenreeden, t'samen vereert £ 3-0-0.

noch aen den persson die een boeckgenaen S. H. presenteerden vereert £ 2-0-0.

Aen de palfreniers van den Grave VANARONDEL tot vereeringhe ghegevenE5-0— 0.

Te zamen Hollants ghelt f 675-0-0.

37

290

N°. 83. JACKOB LE SERVE, Lacqueij heeftdoor ordre van S. H. door de Stadt rijden-de, op verscheijden tyden soo hier en daeraen arme luijden gegeven samen 15 En-ghelsch Schell: volgens d'attestatije vanmonsr. DU MOIRE, comt Holl. gheltf 7.10.0.

N°. 84. JiioN HERCSSON Lacqneij heeftdoor ordre als boven als S. H, langs deStat reet tot verscheijde tyden soo hierende daer aen arme luijden ghegeven 12Engelsch schell: volgens attestatije van denStalin% DU MOIRE, comt Hollants gheltf 6.0.0.

N°. 85. Den Tresorier JOHAN VAN voL-BERGHEN heeft door ordre van S. H. be-taelt de naervolgende vereeringhen, Eerste-lyck aen de palfre.niers van den Grave VAN

NIEUWKASTEL die een peert aen S. H.presenteerde 2 5-0-0.

noch aen de vier Heraults vanden ko-ninck £ 50-0-0.

noch in de keucken van Melord VANE

£ 10-0-0.Aen de foetmans vanden koninck

1 4-0-0.Aende koetsiers ende voetmans van de

Princesse MARYE 2 4-0-0.noch aen twee koetsiers vanden koninck

die S. H. van Gravesent tot aen Duijnsvoerden doen S. H. vertrock £ 10-0-0.

noch tot Kantelbury in 't Logement vanS. H. tot een vereeringe gegeven 1, 20-0-0.

Aen de speelluyden aldaer vereert£ 2-0-0.

noch aen de Heere JOACHIJMIJ gheteltom van weghen S. H. in den Toer te dis-tribueren 2 10-0-0.

noch aen d' Heere JOACHIJMIJ getelt omvan wegen S. H. by syn Ed. behandichtte worden aen JAS' SILOR, Poeet die eenijgeveerssen ter eere S. H. hadde ghemaect,de somma van 2 3-0-0.

noch aen een Lacqueij van den Koninckvereert £ 2-0-0.

in Hollants ghelt te samen f 1205.0.0.N°. 86. Door ordre vanden Heere VAN

DORP is tot een vereeringe ghegeven byden Tresorier voornt. aen twee knechts vande guarderobe, die op Mlle de meublendaermede het huijs van de Grave VAN

AROUNDEL van weghen den Koninck wasghestoffeert acht namen, en de zelve stadichverdroegen van d'een plaetse tot dandredaert van noode was, voor hunne moeijtenyder ea pont, te samen Holl. f 20.0.0.

N°. 87. Den Tresorier voornt. heeft doorordre van S. H. ghetelt aen den Heere VAN

DORP de Somme van 100 pt. Sterling dievereert wierden aen Sr . JOHN FRIMET mais-tre de Ceremonijes van den Koninck, komtin Holl. ghelt f 1000.0.0.

Nn. 88. Den controlleur GHEERART VAN

LANGHENHOVEN heeft door ordre van denHeere VAN DORP betaelt, eerstelijck, den3dcn Junij tot Gravesant aen verscheyde luij-den, die met hunne Barghens, S. H. metde gheheelen train ghevoert hadden vanLonne tot Gravesant, tot vereeringe samengegeven £ 5-8- 0.

noch aen de kanonniers van beyde dekastelen £ 4-0-0.

noch te Gravesant in de herberghe daer S.H. ruste, betaelt tot vereeringe £ 0-10-0.

noch te Rochester aen de speelluyden vanden Grave van HOLLANT vereert 2 5-0-0.

noch aen de speelluijden van dezelfdeplaetse £ 2-0-0.

te Rochester in de Herbergh daer S. H.'s nachts logheerden tot vereeringe 2 5-0-0.

Aen de Dienstboden en Stalknechts al-daer £ 3-10-0.

noch heeft de heere VAN DORP aen denBaron VAN DONA voor S. H. gegeven£ 2-4-0.

aen de Matrosen van 't groote koninx-schip leggende te Rochester, die S. H. aen't zelve schip roeijden £ 4-0-0.

noch aen 't resterende Scheepsvolck van't zelve schip, in 't generael tot een ver-eeringhe 2 11-0-0.

Hollants ghelt f 426.0.0.N°. 89. JOANNES VAN LANGENHOVEN

dispencier heeft betaelt de naervolgendevereeringen, Eerstelijck den 7 den Junij doorordre van den Heere VAN DORP aen denDienaer van den Heere VAN HEENVLIET,

die een pasteij aen S. H. bracht op 't Schipvan Lieutenant Admyrael TROMP tot ver-eeringe f 6-6-0.

Den 8sten ditto aen Monsr. DU NOIS, kamer-lingh voor S. H. gegeven tien ryxdaelersf 25-0-0.

Ditto noch aen denzelven ten fijne alsboven f 15-0-0.

den 9den ditto door last van S. H. aeneen matroos, die een tarrebot aan S. H.presenteerde f 2.-10.-0.

ditto aen monsr. DU NOIS ten fijne alsboven f 15-0-0.

Ditto aenJonckheer VOSBERGHEN voorS.H.ghegeven zestien ryxdaellers f 40-0.-0.

Ditto noch aen monsr. DU NOIS kamerlinghvoor S. H. gegeven f 20-0-0.

te zamen f 123-16-0.N°. 90. JOANNES VAN LANGENHOVEN

Dispencier heeft noch betaelt door ordrevan den Heere VAN DORP 't ghene volcht,Eerstelyck den 24 Juny als wanneer S. H.van Bueren naert Legher reysde, Eerste-lyck aen de soldaeten die S. H. tot Nim-weghen convoijeerden tot een vereeringf 50-0-0.

noch aen de 16 constabels binnen Nim-

291

weghen tot een vereeringe, ijder 30 stuivs.I 24-0-0.

Den 25 ditto door ordre als boven toteen vereeringe gegeven aen de 32 Tam-bourjjns soo van 't Guarnijsoen als deBurgherije f 32-0-0.

noch aen de vier Constabels van de Khanste Cnodsenburgh yder 30 stuiv s . f 6-0-0.

noch aen de Dienstboden in 't Huijs vanden commandeur, alwaer S. H. logheerdentot Bellechere ghegeven f 60-0-0.

Aen BgRNHARDT BORCHT onderkamer-lingh dat hy verschoten hadde, soo hierende daer voor 't arbeijden van eenige bag-gage j 1-5-0.

te samen f 173.5.0.N°. 91. STEVEN DE SMITH, koster van

de Neerlantsche kercke binnen Lonne toteen vereeringe toeghevoucht twee pondensterl. voor dat hy twee malen als S. H.in de kercke was de kussens heeft versorghtcomt. in Hollants gelt f 20-0-0.

N°. 92. Monsr. VAN DER LEE Secretarisheeft tot een vereeringhe ghegeven aeneen postillon die een missive van de Lieu-tenant Admijrael TROMP aen S. H. brachteeen pont Sterl., is hollants gelt f 10-0-0

(Wordt vervolgd.) V. D. N.

Brief van J. B. Petersen aan den luite-, nant-admiraal Cornelis Tromp 1677 (vgl.XIV. bl. 225). In de Bibliotheek van Ne-derlandsche Pamfietten komen de volgendestukjes voor, welke zeker licht over dezezaak zullen verspreiden :

N°. 7371. Memorie overgeg. aen.... PrinceMAURITIUS, ter saecke van de Heer ResidentPETERSEN en de heer Luijt. Adm. TROMP.

(31 dec. 1674.)N°. 7585. Missive, geschr. door de Heer

Baron VAN PETERSEN, Raad, Resid. en Corn-miss. Gen. van.... Hanover era__ Aen denLt. Adr. Gr. CORN. TROMP : het welcke saldienen tot een Voorloper van het manifestenz ..... Gedruckt voor den Autheur. Anno1677.

N°. 7586. Memorien aen haer Hoog-Mog.-overgel. door.... Baron VAN PETERSEN....mitsgaders Resolution daer op gevolgt, aeng.de sake tegens den Heer Lt.Adm. Gr. TROMP.(Mrt. apr. 1677.)

C. P. L.

Israeliten of Joden (vgl. XIII. bl. 299 ;XIV. b1.105, 162). Als Utrechtenaar moetik om der geschiedenis wil eene kleine te-regtwijzing geven op hetgeen door L—F—T.wegens het klokluiden te Utrecht is mee-gedeeld. De waak- of poortklok in de koe-

pelkap van den Buurkerktoren werd eonhalf uur geluid. v66r het sluiten der poort,en dit werd naar het saisoen, bij het val-len van den avond en het aanbreken vanden dag, telkens een half uur verzet : ge-durende de lange dagen bleef men zes we-ken op gezetten tijd luiden ; zoodat het laat-ste gelui dezer klok te half tien uur op-hield. Tot aan dit tijdstip bleef de kleinedeur van de poort op het klinket, en menkon er voor een halves stuiver tot tien uurdoorgaan. De boefklok is eene andere, endeze werd dagelijks des avonds op denDomstoren van half tien tot tien ure geluid ;de poorten werden vervolgens voor goedgesloten en de sleutels in de kamer van deburgerwacht op het stadhuis bezorgd. Inlater tijd kon men er na tien uur voor eendubbeltje doorgaan. Het is duidelijk enoverbekend dat de waakklok van stadswegevoor de bewaking der stad zelve diende ende boefklok van wege het hof van justitie,voor de jurisdictie van Utrecht werd ge-luid, terwij1 op de overtredingen na dientijd geschiedende, veel zwaarder strafbepa-lingen waren gesteld, dan op die v66r dientijd. Ik heb nooit gehoord dat deze klokde benaming van jodeniclok droeg, en ikbeweer dat zulks nooit het geval is geweest.Natuurlijk herinnerde de boefklok ook denJoden het tijdstip dat zij de stad moestenverlaten, doch dit gelui werd nooit uitslui-tend voor hen gedaan. Neen, het was hetteeken, dat elk burger vermaande, om voorsluiting en eigen veiligheid te zorgen, Watde verdraagzaamheid dezer eeuw betreft,daarvan bestaat een merkwaardig voorbeeldte Utrecht. Een zeer geacht Israeliet ver-haalde menigmaal )) dat hij in zijne jeugdmet zijn vader Utrecht bezoekende, steedsdes avonds die stad moest verlaten, en thans",zeide hij, 0 zit mijn zoon in den raad."

C. KRAMM.

Luthersche Predikanten (vgl, XIV. bl.244) Van de t. a. pl. genoemde predikantenwas JOHANNES BOEKEN te Amsterdam ge-boren 14 oct. 1668. Hij studeerde bij ds.HENDR' VOS sedert oct. 1684 en deed zijneeerste predikatie te Zaandam op paschenvan 1686 ; ging naar Giessen en een jaarlater naar Jena , van waar hij in 1690 ver -trok naar Leipzig , en na kort verblijf, naarzijne geboortestad terugkeerde. Hij werd be-roepen to Monnikendam en aldaar bevestigdden 2den junij 1690 , te Rotterdam den 27'tenjulij 1692, en is overleden 19 oct. 1697.Eene Lijkpredikatie over hem, gehouden doords. H. vos , werd gedrukt bij Bos te Rot-terdam , waarachter zijn levensloop beschre-ven voorkomt.

37*

292

JOAN EVERHARD MEIJER was geboren1672 te Osnabrug, werd beroepen te De-venter 1697 , te Leiden 1701 , en te Am-sterdam 12 julij 1713 : aldaar heeft hij eeneLijkreden gehouden in december van datjaar , op ds. B. H. EMPZIJSCHOFF , die indruk is uitgegeven. In 1717 hield hij eeneJubelrede op het 2de eeuwfeest der hervor-ming door M. LUTHER, en in 1718 wedereene Lijicredeop ds. ADR. WAAKER, die almedegedrukt is. In mei 1731 hield hij eene Lyle-rede op ds. JACOBUS VELTEN, en aug. 1737eene Lijkrede op ds. MT. TH. HENR. HAVER,

welke beide gedrukt zijn. Den 17 den julij1743 emeritus verklaard , overleed hij den18den sept. 1749, oud 77 jaren.

MICHAEL FREDERIC! TATINGHOF, geborente Enkhuizen , werd philos. et med. doctor,is beroepen te Zaandam 25 oct. 1659 enoverleed 16 julij 1673. Van hem ziet hetlicht Bijbels Bloemhof, alsmede LUTHERS kleineCategismus op Rifin gesteld.

GEORG HENRICUS PETRI is als prop. teMedemblik 1672 beroepen, te Zaandam in1673, heeft 18 nov. 1699 de nieuwe kerkaldaar ingewijd en is overleden 28 dec. 1703.Een boekje van hem, getiteld : ZaandammerSneeuwwonder, is in 1692 te Amsterdam ge-drukt.

LAURENTIUS LANGE , geboren te Ratseborgin Holstein, is beroepen te Deventer 167.,te Zwol 1683, te Arnhem 1680, doch heefthiervoor bedankt, te Leiden 1690 , in mei1691 aldaar gesuspendeerd en hem de stallontzegd, waarover zijn Afgedwongen Verhaalte Gouda verscheen in 1696. Te Alkmaarhield hij 1691 een Lijkpredikatie op ds. R. VER-

Way en werd aldaar in zijne plaats beroe-pen en heeft den 14den sept. 1692 de nieuwgebouwde kerk aldaar ingewijd. In 1695werd hij te Gouda beroepen , predikte af-scheid den 15den mei. Hij overleed 4 maart1697 op welk overlijden een zeer toepas-selijk vers, door d8 . Jon. coL-ERus gemaakt,te 's Gravenhage werd gedrukt.

Zie over deze alien de Naamrol derPredikanten in de gemeentens de onveranderdeAugburgsche Geloofsbeleidenisse toegedaan inde 7 Vereen. Nederlandsche Provintien, enz.enz. sedert 1518, Amsterd. 1777, 4°., welkeberigten zeker nog kunnen vermeerderd wor-den uit het werk van de heeren J. C. SCHULTZ

JACOBI en F. J. DOMELA NIEMENHUIS,

Bijdragen tot de geschiedenis der Evang. Lu-thersche kerk in de Nederlanden , 7 stukkenUtr. 1839-1845.

Van G. M. PETRI is reeds melding gemaaktin den Navorscher 1851, bl. 296. Bij zijneInwijdingspredikatie te Zaandam 1699 werdzijn portret vervaardigd, gelijktijdig met eeneafbeelding der kerk. In 1700 zijn uitge-geven zijne Geestelijke Gezangen , en later

met die van zijn opvolger C. coLERus in1733, waarbij ook zijn portret , nog eensin 1756, beide kl. 8°. Zie voorts A. PAAUW,Europa's Lutherdom, bl. 383 , alwaar in deNaamrol der Leeraren , de door mij alhiervermelde ook genoemd worden , doch vanDAVID LUDEKINGH 1106 van PETRUS STAP-PENBEEK vind ik melding gemaakt , maarwaarschijnlijk zal de heer SCHULTZ JACOBI,zoo bijzonder bekend met al wat het Lu-therdom, inzonderheid hier te lande betreft ,aan TOT de gewenschte inlichting willengeven.

V. D. N.

Luthersche predikanten. BOEICEN (Jo-

HANNES). Zie SCHULTZ JACOBI, Gesch. d.Ev. Luth. gem. te Rotterdam, b1.168--214.

LANGE (LAURENS). Zie aldaar bl. 176 ;voorts Bydragen tot de gesch. der Ev. Luth.kerk in de Nederlanden, stuk 5, bl. 22-25, 38.

MEIJER (JOHAN EVERHARD). Zie Bijdra-gen enz., stuk 5, bl. 39 ; en DOMELA NIEU-

WENHUIS, Gesch. d. Amsterdamsche Luth.gem., bl. 147, 148. Hij heeft uitgegevenLijkredenen op B. H. EMPZYCHOF, 1713 ,A. WAAKER, 1718 ; VELTEN, 1731; T. H.

HAVER, 1737.PETRI (GEORGE HENDRIK), Z0011 van den

ambtman JOHAN PETRI te Giessen, in Hessen,en ALIDA KISSELIUS, en na zijns vaders vroe-gen flood opgevoed bij zijnen oom CONRAD

KISSELIUS, pred. te Landau. Na 't bezoekenvan eenige duitsche universiteiten bezochthij ook eenige akademien buiten zijn va-derland, waarschijnlijk ook die te Utrecht,ofschoon hij daar, althans tot op 1672, nietis ingeschreven. 't Zal toch wel van Utreehtuit zijn geweest, dat hij meermalen te Kui-lenburg predikte, 12 april, 16 mei en 22aug. 1669 en op de Brie eerste zondagenna paschen van 1770. In 1672 werd hijvast proponent te Medemblik. In 1673 teZaandam beroepen, werd hij 3 oct. te Am-sterdam tot het ambt ingezegend. Op 18nov. 1699 wijdde hij de nieuw gebouwdekerk zijner gemeente in. In de vervallenkerk had hij toen reeds 3250 malen ge-predikt, 't geen op 125 in 't jaar uitkomt.Hij was een dergenen, die de Christ.-broe-derlijke Unie te 's Gravenhage hielpen totstand brengen. Te Zaandam leefde hij inzeer goede verstandhouding met de gere-formeerde predikanten, 't geen om den tijdwel opmerking verdient ; doch had grootverdriet van J. C. FABER, die gaarne inzijne plaats was beroepen en de gemeentetegen hem zocht op te zetten. PETRI waseen groot liefhebber van dicht- en toon-kunst. Hij is tweemalen gehuwd geweest,de eerste rein met BILLEGONPA DE JONGH,

293

de tweede met ANNA ELDERS DE GROOT.

Uit zijn eerste huwelijk bleef eene dochterover, die te Zaandam huwde. Hij overleed28 dec. 1703 en werd 3 jan. 1704 be-graven. De rotterdamsche leeraar J. W.VAN SONTEN hield op hem eene lijkrede,die in 1704 te Amsterdam is gedrukt. Erbestaan op hem allerlei lijkdichten van H.VOS, J. SPITSIUS, J. COLERUS, F. BOSCH, E.SWIDDE, J. W. VAN SONTEN, W. PHENIX,

J. C. COLERUS, J. H. KISSELIUS en n. w.MELLINGHUISEN. Van zijn eigen werk isgedrukt :

1°. Zaandammer Sneewwonder. Amst. 1692.2°. Geestelijke gezangen. Herdrukt te Am-

sterdam in 1733. In dezen druk vindt menzijn portret en de afbeelding van het kerk-gebouw zijner gemeente.

3°. De gekruyste Jesus, vertoont in eenigeChristelijke betrachtingen over het bitter lijaenen sterven onzes Heeren Jesu Christi. Her-drukt te Amst. in 1727.

TATINGHOF (MICHAeL), ZOOI1 van FREDE-RICUS FREDERICI TATINGHOF en CORNELIAD 'ORSI JANS dochter, geboren te Enkhuizen.Hij was doctor in de philosophie en in demedicijnen ; en werd 25 nov. 1659 te Zaan-dam tot predikant beroepen. Na ruim 13jaren als predikant en geneesheer te zijnwerkzaam geweest, stierf hij 16 julij 1673in de kracht zijns levens. Hij heeft uit-gegeven :

1°. Piorum requies, et matura senectus.Dat is, Der Vroomen ruste ende vroeghe ou-derdom. (Lijkrede op zijnen broeder JOHAN-NES TATINGHOF.) Amst. 1655. 4°.

2°. Kortbondige medicynspreuken van HIP-POCRATES, uit het Grieksch vertaald en ver-klaard. 1658.

3°. Bijbelsch Bloemhof. 1569. Herdrukt1709 en 1724. 121110.

4°. Catechismus Cither. 1669. Herdrukt1709. 12111°.

5°. De 40 Bijbelsche vrouwtjes. Herdrukt1724. 12m°.

S. J.

Geboorteplaats van Memo Simons (vgl.XIII. bl. 237, 291). Tot opheldering zou-den misschien kunnen strekken een oudhandschrift en zilveren gedenkpenning, wel-ke zeer waarschijnlijk nog in eigendom toe-behooren aan TJEBBE GRATEMA, winkelierte Pingjum, die, naar ik meen, tot de na-komelingen van den beroemden kerkhervor-mer behoort.

ALOF.

G. D. Baij (vgl. IX. bl. 202 ; XII. bl.10). Van het Leven en bedriff van dendoorslepen bedrieger verscheen in 1732 eerie

nieuwe vertaling, in twee deelen in 12°,onder den titel Het leven van de RidderDon ARNOLDO of de bedrogen Spaanschebedrieger. Eerste deel. Amst. 1732 en Hetleven van Donna RUFINA of de Spaanschebedriegeres, dochter van Don ARNOLDO.Tweede deel. Amst. 1732.

Twee personen uit dezen laatsten romanhebben aan w. VAN DER HOEVEN ten on-derwerp gestrekt voor zijne beide blijspe-len, De vermomde minnaar en De Dermomdeminnares.

C. P. L.

Waterlozing van den Rijn to Katwijk(vgl. XII. bl. 296). Uit de Thesauriers-rekeningen van Leiden heb ik reeds aange-toond, dat er in 1404 pogingen aangewendzijn om den Rijn weder bij Katwijk in zeete doen loopen ; doch uit de rekeningenvan 1438 en 1445 blijkt, dat het werkgeen voortgang moet gehad hebben ; wantdaarin komen de volgende posten voor :

A°. 1438. Op St. Pieters avont ad Ca-thedram, also t'Gerecht geweest waren totCatwyc om die plaets te oversien daermen't gat in de zee deurdelven soude, so ghin-gen sy s' avonts tot BOSSEN teeren, daer decost of beliep mits wijn, iiij g xii 0.

A°. 1438. Op St. Mathijs dach ghingendat heele Gerecht mit den Hiemraden, alsals BOUDIJN VAN ZWIETEN ende FLOWSPAIDSZZOON VAN ZONNEVELT te samen etentot BOSSEN, om mit henlieden te spreeckenvan 't gat te vercrigen in der Zee, endeverteerden mids wijn, vij g. xiij D. iv dr.

A°. 1445. Reysden tot Haerlem optenIV Octobr. AELBAERN VAN NOIRDE, ARENTVAN ROLLANT, GEERT HEERMAN mit hemvij, om t' antwoirde te brengen aen denHogen Hiemraden, roerende van die doer-delvinEe doir die dunen te Catwyc, mitden anderen lantsgenoten, ende waren wtij dagen, is van cost, wagenhuyr, belensie-re, mit sommige van den Gerechte, die methem quamen eten, ix g.

Ik haal deze posten aan om te doenzien, hoe traag men hier te lande is ge-weest in de uitvoering van een nuttig werk,dat eerst in het begin dezer eeuw zijn be-slag heeft bekomen.

Het is waar, in 1537 of liever in 1571,heeft men eerie uitlozing in de Noordzeebij Katwijk door middel van eene grootebuis (gemetseld riool) volbragt (ik zou haastzeggen, daargesteld), maar deze opening isal spoedig verstopt geworden. Zie hieroverA. MATHAEUS, de Nobil., p. 768 en VAN LOON,

Oude Holl. Historie, bl. 70.

.. ELSEVIER,61.111MOIIPM,P

294

De Bursalen to Leiden (vgl. VII. bl. 70).Onder de papieren van het voormalige Sta-ten Collegie te Leiden, bevindt zich eenenbrief van den regent PIETER BERTITJS, dienhij den 18 mei 1608 aan de curatoren derleidsche hoogeschool had geschreven, waar-in hij verslag doet van de uitkomsten, diedat Collegie tot nog toe heeft opgeleverd,en zegt o. a. :

» De vruchten van t Collegie zijn door» Gods genade tot noch toe zodanich ende» zoo veel geweest, dat ze de kosten wel» waerdich zijn. Ick hebbe tegenwoordelyck» onder my xxxvi ordinarise Bursalen enden daerenboven ncch xvi extraordinarios.» Onder desen zijnder wel thien, die alreede» bequaem sijn tot de dienst der gemeynten» Jesu Christi. Daerenboven zijnder tot» noch toe uyt de Collegie gesproten Lxij» predicanten, xviij rectoren of Conrectoren.» Ende dit alles binnen den tijd van vijfthien» jaren, welcke de tijt is, dat Godt Almach-» tich gelieft heeft mijn dienst tot bevorde-» ringe van 't Collegie te gebruycken. Zulx» dat niet alleen in Hollant, maer oock in» Zeelant , Vrieslant, Gelderlant, Utrecht,» Cleve, ja oock in Oost-Indian, de vruchten» van onsen arbeyt en van den zegen desA Heeren tot lof der H. Mog. Staten ge-» speurd werden." enz.

Tot de oostindische predikanten be-hoorden ABRAHAM (VAN) BEETS, over wienPIETER BERTIUS aldus schrijft : Ick hebbe opgisteren brieven becomen van ABRAHAMBEETZIO, geschreven uyt den Witten Leeuwden 8 April voorleden ; hij lath op dientijt achter het eiland Wicht in Engelant,neffens meer andere schepen geladen metPeper. Hij schrijft van de Waterslag tus-schen den Vice-Admiraal Don MARTIN AL-FONSO DE CASTRO en onsen admiraal COR-NELIS MATELIEF, en hoe dat hy, wesendeop die tijdt gevangen onder den Vice-Admirael, met meer hollanders gelost istegen 150 portugesen. (Zie over dien zee-slag, WAGENAAR IX. hi. 306.)

Over WILLEM wilrrs, die voor rekeningder Oostind. compagnie te Leiden studeerde,zegt BERTIUS o. a. : » dat hij niet als» een student der theologie gekleed gaat,» maar met zijde en fluweel, even als een» rijk Spaansch of Portugeesch koopman en» de lessen der theologie niet waarneemt."(21 januarij 1608.) .. ELSEVIER.

Brandmerk op de wang (vgl. A. R.; XI. bl.162, 229). Het brandmerken op de wangschijnt een oud gebruik bij de justitie geweestte zijn; want in de Ilesauriersrekening vanLeiden van het jaar 1440, komt dienaan-gaande de volgende post voor:

»Den hangedief (beul) van Gendt gege-

» yen, om dat hy HENRIC MOSTINC (die op► ander lakenen lode dat teycken ende sleu-» telen van Leyden geslagen hadt) settede» op die kaek ende t' enden den iij dagen» hem een gloeljende slotel in zijn wangeP dructe.... v iij V."

.. ELSEVIER.

Hendrik Zwaerdecroon, (vgl. A. R. ; XIV.bl. 2). Gewoonlijk wordt de geboorteplaatsvan dezen gouverneur generaal opgegevente zijn Rotterdam, loch op de lijst der per-sonen van het schip, waarmede hij in 1684naar India is vertrokken, de Purmer, lasik: HENDRICK SWAERDECROON van Leyden,Adelborst. Daar in den 8sten jaargang vandit tijdschrift blz. 320, wordt opgegeven,dat te Amsterdam op den 5 5en januarij 1630is aangeteekend, om zich in den huwelij-ken staat te begeven, HENRICUS ZWAERDE-

CROON van Leyden , zoo vermoed ik, datde latere gouverneur generaal een klein-zoon is geweest van dezen HENRICUS. Maarnil vraag ik : is de gouverneur generaal teLeiden of wel te Rotterdam geboren ?

LABORANTER.

Christoffel van Swoll (vgl. A. R.). On-der de vragen, die nog altijd beantwoordmoeten worden, kan ook deze gerekendworden. Hoewel nu niet in alien deele aanhet verlangen van A. & A. kunnende vol-doen, wil ik toch gaarne opgeven wat mijomtrent deze familie is bekend geworden.

De eerste van dien naam, die mij in deboeken der Oostind. Comp. is voorgekomen,is SAMUEL VAN SWOLL, die reeds in 1629klerk was bij die comp. ter kamer van Am-sterdam. Hij overleed als boekhouder in 1639.

In 1646 komt voor ABRAHAM STOFFELSEde Jonge als kassier bij dezelfde kamer.ABRAHAM STOFFELSE de Oude gaf bovende borgtogt, een som van f 50,000 opinterest aan de comp., voor zoo lang zijnzoon in die betrekking blijft.

Deze overleed in 1656 ; hij werd doorzijn broeder JACOB vervangen, op dezelfdevoorwaarden ; in 1670 werd deze op zijnverzoek ontslagen.

In het scheepsboek van de Jonge Anna,1683, komt het volgende voor :

0 CHRISTOFFEL VAN SWOLL in de JufrouwAnna 1683, den 19den december uyt Texeltot 19 juny 1684, dat op Batavia aan landgaat, is 6 maanden en 24 dagen."

Zijn actionaris was HERMAN STOFFELSE

VAN SWOLL, vermoedelijk zijn vader, dievoor 1719 reeds was overleden, want nahet overlijden van CHRISTOFFEL op den 12dennovember van het jaar 1718, als gouver-neur-generaal, komen in de papieren dercomp. als erfgenamen voor in 1719:

295

WILLEM VAN RYNEVELT gehuwd met JO-

HANNA VAN SWOLL.NICOLAAS VAN AMERONGEN, weduwnaar

van ENGELINA VAN SWOLL.

CASPAR AUCKEMA 1 ), gehuwd met GELIA ?

VAN SWOLL.JACOB VAN RYNEVELT, gehuwd met

GEERTRUYD VAN SWOLL.In 1721 wordt nog betaald aan WESSEL

VAN NEERCASSEL, gemagtigde van GELIANA

VAN SWOLL zijn nagelaten weduwe.Deze WESSEL VAN NEERCASSEL iS ver-

moedelijk dezelfde (zie Algem. Reg.) diein 1725 genoemd wordt, oud-commandeuren equipagemeester in Oostindie ; in 1725woonde hij te Amsterdam op de Heeren-gracht bij de Leliegracht. In 1731 was hijnog in levee.

LAtORANTER.

Bijzonderheden, het beleg van Leidenbetreffende.

I.Weigering van Dordrecht tot het leveren

van 80 last koren, bij het beleg vanLeiden.

Het blijkt, dat de stemhebbende steden vanHolland 2 ) zich verbonden hadden om Lei-den met koren te provianderen, ten tijdevan het beleg in 1574, maer dat Dordrechtzich aan dien pligt heeft onttrokken.

Men vindt dit bevestigd uit eene reke-ning van Leiden van 1572-74, waar, onderde ontvangsten, de volgende post voorkomt :

» Eerst van de Stadt Dordrecht, de welcke» in desen gequotiseert zijn geweest op 80lasten coorns, die by Mr. ADRIAEN VAN

» BLYENBORGH, heuren gecommitteerde waren» geconsenteert ende bewillicht, en is by de» voors. van Leyden niet ontfangen ; maer» hebben de voorss. van Dordrecht, niet-» tegenstaande eenich naerstich v ervolch tot» dien eynde te meermalen aen hemluyden» by de voorss. van Leyden gedaen, niet» alleenlicken in 't woort van heuren gecom-» mitteerde geen gestant gedaan, maer ooc

verclaert dat genoemde VAN BLYENBORCH» ten dien geen last noch macht en hadde» gehadt ; in der vougen dat de voorss. van» Leyden by die van Dordrecht in de lastzyn gelaten, ende genouch by haren toe-

» doen in 't verdriet, van zoo vele vrome» harer borgeren by tijden van de benautheijt» des tweden belegs van honger te hebben» moeten zien sterven, zijn gecomen geweest;» twelek alhier gestelt Wert tot memorie,» ten eynde zy luyden ten besten geIndu-

1) Predikant te Muiden.2) Zie hierover de Resolutie van Holland, van

25 Aug. 1574.

» ceert zullen mogen werden, ten laesten» haer gelove te quijten en de voorverhaelde» 80 lasten als noch ten behouve van 't ge-n meen lant, tzy binnen der voorss. stadtvan Leyden of elders, daer de noot zalmogen bejegenen, te leveren."

II.

Zilver, uit kerken en kloosters binnen enbuiten Leiden gehaald en verkocht ;

anno 1572-1574.

In de Groote Rekening van Leiden, zijndeeene afrekening met bet gemeene land overde jaren 1572-1574, komen onder de ont-vangsten de volgende posten voor.

1. Eerst is ten behoeve van Leydenontvangen al het zilverwerk van de kerkenen kloosters der voorn. stele en van deconventen, in de ambachten daaromtrentgelegen, achtervolgens een Inventaris daar-van gemaakt by JAN JANSZ. BROUWER enGERRIT JACOBSZ. onder de Clock, en by-FOY VAN BROUCHOVEN, in der tijd secre-taris der stall onderteekend, zijnde al hetvoors. ontvangen zilverwerk gepryseerd byJAN LUCAS en DOMINICLT S GERYTSZ., goud-smeden ten behoeve van bet Gemeene land.

6823 g1.14 0.9d.2. Noch al het zilver

aankomende der abdy vanRynsburg 1172 gl. 13 D.

3. Noch idem van deBarnarditen te Warmond 276 gl. 7 0.6.

4. Noch verscheidenepartyen kerkgoederen doorHENDRIK VAN BROUCHOUENen JAN VAN ROUT, secre-taris aangeslagen en ver-kocht 766 g1. 18 0. 6d.

Noch idem 539 gl. 313.6.

somma 9578 g1.18 0.3d.De posten 4 en 5 waren doorgehaald,

om welke redenen is onbekend ; loch zekeris het zilver te gelde gemaakt.

III.

Koeien en Paarden , ten tijde van het 26beleg van Leiden a°. 1574 geslagt

Er bestaat in het archief van Leiden eenerekening, genaamd Groote Rekening , loopendeover de jaren 1572, 73 en 74, waarin deverantwoording voorkomt van gelden dieLeiden ten behoeve van het gemeene landhad voorgeschoten of betaald.

Uit deze merkwaardige rekening deel ikde volgende post merle :

Fol. 247. »Noch zijn binnen Leyden bytyde van de tweede belegering , volgens de

» particuliere rekening daervan gedaen , by

296

» de Magistraet in der tijd aengenomen enb ten behoeve en tot onderhout van de sca-» mele gemeente aldaer geslacht geweest , 387» koeyen en 76 paerden ; waerdig zijnde» volgens de prysering en taxatie daervan»gedaen 11263 gl. 10 D.

» Daervan het vleesch gedeelt en vercoft» zijnde, den rijcken en vermogende om gelt» en den armen om Gods wille, en is daer-» van in alles niet meer gekomen dan eene» som van 3288 gl. 10 I); komt daeromme» alhier tot laste van't gemeenelant , achter-» volgens schrijvers van de Heeren Staten» 's lands en heurlieden belofte daerbenevens» gedaen van dato 28 aug. 1573 , de sommavan 7975 gl.

Men ziet hieruit, dat er ook paardevleeschgegeten is, en waarschijnlijk ook de huydenvan koeien en paarden , want op fol. 325treft men de volgende post aan : Betaeltaen LENAERT WILLEMSZ., schoenmaker , ter

*cause van arbeytsloon om zekeren huydente onthaeren, ten einde dezelve by tijdevan het 2e besluit (beleg) gegeten zoudenwerden.... 4 E. 10 D.

Betaelt : CORNELIS GERRYTSZ en GERYT

THEUNS , van 400 huyden te souten de sommavan, 13 E. 14 13.

Il T .

Brieven van den admiraal Boysot aan dievan Amsterdam en Utrecht, geschreven na

het beleg van Leiden in 1574.

z

Onder de pamfletten op de BibliothecaThysiana te Leiden aanwezig , bevindenzich twee gedrukte brieven of missiven , dedato 4 october 1574 , waarin die van Am-sterdam en Utrecht aangespoord worden ,de zijde van den prins van Oranje te kie-zen. Zij komen op hetzelfde neder ; dochijn van verschillenden inhoud.

Uit de Groote Rekening van Leiden anno1572-1574 fol. 333, leert men den schrij-ver en drukker dier brieven kennen ; wantdaar leest men: » Noch betaelt aen JAN

» MOYT JACOBSZ., boucdrucker by ordonnantie» van dato den 14 octobris lxxiiij ter cause» van ten bevele mijns Heeren den admirael»BOYSOT jibe (400) exemplaeren te drucken» van eenige missiven die dezelve heere» admirael binnen de steden van Utrecht en» Amsterdam , op hoope dat dezelve vrucht» zouden hebben gedaen , heeft doen stroyen,» de somme van v E.

V.

Lizeren Schansen.

Het denkbeeld om ijzer tot fortificatie-werken te gebruiken, is niet nieuw , wantreeds in 1572-74 bediende men zich teLeyden van eene ijzeren schans.

In de Groote rekening van Leiden 1572-74,vindt men daarover de volgende posten :

Betaelt aen HENRIC JANS, by ordonnantievan dato 8 july 1573, ter cause van arbeyts-loon by hem gedaen en verdient, helpendeMr. WILLEM VAN COTEN omme d' yserenschans te vervoeren en te verstellen, desomma van 6 2 6 D.

Betaelt aen JACOB BARTELMEESZ, Scheep-maker en PIETER DIRCX van Alphen, byordonnantie van 3 Aug. 1572, ter cause vanarbeytsloon, by hem verdient aen de yserenschans te helpen vervoeren, setten en wech-nemen, de somma van 12 2.

lietaelt aen ADRIAEN HENRIX, AELBERT

CORNELISZ en JACOB JAWS, timmerluyden,by ordonnantie van 8 Sept. 1574, ter causevan arbeytsloon, by deselve verdient aende yseren schans 15 £.

Men zal uit deze posters gemakkelijk kun-nen afleiden, dat de zoogenaamde schansniet anders kan geweest zijn dan eene ijze-ren beschutting tegen geweerkogels. Bidhet beleg heeft men ook een schootvrij schip(geblindeerd) gebruikt, want in de reedsgenoemde rekening leest men :

Betaelt aen JAN JANSZ van Berendrecht,Smit, by specificatie en ordonnantie van22 july 1574, ter cause van yserwerck byhem gemaeckt en gelevert tot de toerustingevan een schootvry schip 7 2 4 D 6 d.

Betaelt aen capiteyn GERYT VAN DER

LAEN, dato 30 July 1574, voor de betalingevan de 33 soldaten, die by hem tot de aen-slach aen Boshuyserbrugge, gebruyct in 'tschuetvrye schip, waren gestelt de sommavan 26 2 8 f3.

.. ELSEVIER.

Aeneas Menelaides. brie weet ons ietsmede te deelen van AENEAS MENELAIDES

van Friesland, die 16 a 17 jaar in Perziöheeft gezworven, en van Suratte over Ceylonin 1667 op Batavia was gekomen en toenaan gouverneur generaal en raden van Indicverzocht weder derwaarts te mogen ver-trekken, hetgeen hem werd toegestaan tegenbetaling van 50 rijksdaalders voor vracht?

LABORANTER.

Korps mariniers. Wanneer men in degelegenheid mogt zijn bijzonderheden tekunnen opgeven van krijgsverrigtingen vanvroegeren of lateren tijd, waaraan doorde mariniers is deelgenomen, hetzij afzon-derlijk of vereenigd met het leger hierte lande of in Indic, of met de marine,dan zal men met de opgave daarvan denondergeteekende ten hoogsten verpligten,ten einde daarvan bij een uit te gevenwerk betrekkelijk dat korps een gepastgebruik te maken.

297

Opgave van minder algemeen bekendebronnen dan de werken van de heeren DE

JONGE, KNOOP, VAN SYPESTEYN en DE BORDES,

zullen mede niet onwelkom zijn.Men verzoekt de inzending er van franco,

aan den uitgever dezen.LABORANTER.

Het trouwen te Leiden in 1641. Op den22 mei 1641 zijn ter vergadering van dievan den gerechte verschenen d s. JACOBUS

TRIGLANDIUS en SIMON WILLEMSZ VAN KER-

CHEM, gecommitteerden van den kerkenraadder nederduitsche gemeente alhier, om aanden voorn. gerechte , uit naam van denvoorn. kerkenraad, voor te dragen en be-kend te maken, dat nu binnen korten tijdin de stall Leiden » wat nyeuwelicxs (nieuws)» begonnen, en oock daernae by anderen ge-» volcht is, eene insolentie, van in de KerckeD te komen om te trouwen, de bruyden met»hangend hayr en met eene kroone op haer»hooft, en die geene die haer accompagne-» ren mede sonder heuycke, alleenlick met►eene koyffe off zyde cappe op haer hooft,» naer de wyze, sulxs als men verstaet dat» in Frankryck die van adel off grooten» huysen aldaer ter trouwen gaen, en dat» door het komen der bruyden en desselfs» suite (mits de groote toeloop van de men-» schen) onder de predieatie, zoodanige con-» fusie quam te ontstaen, dat niet alleen de» toehoorderen in haere groote devosie wer--» den gestoort en van het gehoor afgetrocken,» maar ook de predicanten in het doen van» haere predication grootelix werken getur-» beert."

Na deze klagt, nam de regering de noo-dige maatregelen om zulke opschuddingente verhoeden, door de bruiden, die te laatin de kerk kwamen, eene andere deur tedoen inkomen ; doch aan het toilet werdniets veranderd.

.. ELSEVIER.

Hendrik Paep , bastaard van Swieten.A°. 1391. In het jaar 1590 heeft de re-gering van Leiden, ten verzoeke van SIMONTHOMASZ. VAN SWIETEN, de echtheid dervolgende brieven erkend : (')

1 e. Een perkamenten brief van 1391,luidende aldus : » Ick DIRCK VAN ZWYETEN,» doe kont en kennelick alien luyden als datD ick HEYNRICK PAEP int waer gevonden» hebbe mit goeden betoge dat by mijns» vaders bastart broeder was, en ick hem»kenne een welgeboren man gelijcken mijn» zelven naer synre coemste en syne kinde-» ren des gelycks. Ende bidden alien goe-» den luyden dat sy se , in ..... rechten

1 ) Getuigcnisboek D. M. 184 verso.

» laeten als my toebehoort en ick se noodep verder vercort sage. Ende omdat dit waer» is, zoe heb ick dezen open brief bezegelt» mit myn zegel in tjaer ons Heeren Duy-

» sent driehondert een 6471, tnegentich des don-» redages na Sinte Maertynsdach in de win-» ter."

2e. Een perkamenten brief van 1418 ,luidende aldus : » WILLEM VAN MONTFOER-» DEN VAN ZWIETEN, Ridder, Baillu en Rent -» meester des lands van Egmont, doe kont» alien luyden dat ick in der waerheyt mit» goeden bescheyden van goede bezegelde» brieven vernomen hebbe dat HEYNRICK» PAEP my toebehoort, die HEYN JANSZ eii»ELLE ZEGERSZ. oem was. Alsoe dat ic de-» selve ELLE en HEYN voors. kenne myn ge-» Boren magen te wesen en goede welgeboe-» ren luyden. Ende ick bidde alien goeden» luyden dat zy hemluyden ende degenen» van hem comende of gelyck in geboerte» staen, rustelick en vredelick laten gebruyc-» ken, gelycken andere welgeboren luyden» gebruycken en genyeten hoeren geboerten ;» want ic se noode veronrechten zage boven» reden, ende want dit waer is eii ic se claer-» licken voor myn maegen houde als voors.►is, soe heb ick desen open brief bezegelt mit» mynen zegel. Gegeven op ten achtentwin-» tick dag in April int jaer ons Heeren» Duysent CMG' en achtien."

3 e. Verklaring van DIRK VAN ZWIETEN,ridder, beer tot Leyenbosch en tot Loe-nersloot, kastelein en bailluw van Woer-den, Muyden, Weesp, Naerden en Gooi-land enz., alsmede van JAN VAN ZWIETEN,heer tot Opmeer, van 6 oct. 1500, dat zyde bovengenoemde brieven van 1391 en1418, » gezien, gelezen en gehandeld heb-» ben." Verder zeggen zij : » Ende zoe wy» in der rechter waerheyt vynden DIRK» JACOBS, CLAES SYMONSZ, BOU WEN GER-» RITSZ. en CLAES PIETERSZ, gekomen zynde» van der rechter lyvene en bloede van» HEYNRICK PAEP, oock mede dat gestyft» ende gestarct hebbende by hoeren Bede» die zy gedaen hebben voor ons lieflick» aen den heyligen zwerende, dat haerluy-» der afcomst is van ZWIETEN en HEYNRICK» PAEP bastart broeder was van DIRCK VAN» ZWIETENS vader enz. Bezegeld op den 6» October 1500."

4e. Schepenbrief van Leiden van 9 oct.1500, waarin de brieven, onder 1, 2 en 3vermeld, zyn opgenomen, en waarin zijverklaren, » dat voor hun in den Gerechte» gekomen zyn CLAES sYmoNsz, BOUWEND GERRITSZ, DIRK JACOBSZ, " in n°. 3 aange-haald, en certificeerden etc. 0 by haeren» gestaefde Bede die zy volcomenlicke daer-» toe deden met opgehevene handen en uyt-» gestrecte vingeren alst recht is, dat CLAES

38

c-4 ObIntP t,. L. 0 L", 0..ti:' 0 el 0o• to gi *I 11 M

§ rn

04 hd z t.

51 0 0..... x „—B 0 tii t2i 0 coa q z po N x rt,tp rp rpOirB N N r3

N <1Po • 1.O Z

ti1:4 3 3 .1 3 1:AZ 5.1O 1-3

LIMIt 1-,

i: .. 3 r. ,',":;LIro

0

t-,t.

<I Xt.- 0z00OA 03

cn,

Cl• 0

N

Fa.

CDB

O cck cc,O .8

• rf- t-,&1

• 0 ttl

cD pl

CD c.,

et: 0• toC4 a, 21'

) a's- (:) 21'

P PH

CD 1•7' " ge• AT

el)

Cts 0CD

•-• >I ow •• C. 0 op C4

Cfq C)4' pal °CD

0 5 cD

a., to tv

,0 44 .42 D.

c, 5 0

co 4, PT'

5 . rf2,c4 In CD 5 15

8 0

drt0 0

cAcn o zCAI'l a-

cp 0"CD C.4 P

cmCof130•4 •CD

vn e+.-.P 9.1 si,1•1

CD.....--

/-3 C-4 % t CA

X 0 w r -4t:1r., x0

PU 1>l. tl ;. ('4> . P y 4.,ri2 CCD c. ,

nn•n•,..n mom, I.,,, L.1 —I-54 w ...-. p' •

C-1 5 No crq

3 0 (1)O t1O X g:>' g5ri .t

c'o 5'o. 50

ti t1 5' ei5 z o '171 tV

,...,0

U, td CA CD MO m .-, c.0 .%w tTi ° CV 0.3 .14P., til

BCDCD Pr,'14z .

CO 90t,L.1 ra,

CD••• •

CD

• p,

cD▪

Nco

5

CD

ut=1 cd;

••

cn G9 P(/)0

Moto Dx

62i _4. El

,;•00

z

NN

URCD

298

» sYmoNsz en wylen JACOB SYMONSZ twee» voile gebroederen waren beyde van vadern en moeder, van welcke JACOB SYMONSZ» gekomen is LAMBRECHT JACOBS die nu ter» tyt woonachtig is in Rynlant binnen den» ambachte van Soeterwoude buyten Leyden» by Sinte Jans Capelle, zoe dat CLAES

»SYMONSZ een voile oom is van den voorn:

»LAMBRECHT JACOBSZ. Ende want godlick» en verdienstelick is in alien rechtvaerdi-» ge zaecken der waerheyt getuygenisse te» geven als men des verzocht worde, zoo» hebben wy Schepenen voors: desen brief» bezegelt met onsen zegelen hier aen ge-» hangen int jaer ons Heeren Duysent vyf-» tienhondert opte negen dag van October 1500.

CD

Onthaal van Henriette Maria, koninginvan Engeland en gemalin van Karel I,to Leiden in 1642. Bij WAGENAAR, Vaderl.Hist., dl. XI., bl. 327, worden de redenenopgegeven, waarom deze koningin hier telande is gekomen. Hij zegt, dat zij overalfeestelijk is ontvangen in de steden Delft,Rotterdam, Haarlem en Amsterdam ; lochvergeet daarbij ook Leiden te vermelden.

Het kan intusschen nuttig zijn daaroverhet volgende te zeggen. Op het leidscharchief bevinden zich eenige registers vanvrolifice maeltyden van Curatoren, Burge-meestren enz., waarin o. a. voorkomt : » Ordon-» nantie verleent op den Ed. CLAES VANDER

»MEER, Thresorier ordinaris deser stede» Leyden te betalen aen de naervolgende» personen, elcx sodanige somme van pen-

299

» ningen als neffens haerluyder namen res-» pective uytgetrocken staen, van wegen de1) oncosten gedaen en gevallen binnen deser» stele in het tractement van de Coninginne» van Groot-Brittaignen, zijnde geaccompag-» neert met haere Conincklicke Hoogheyt met» haere respective Eedelen Joffrouw en ende» gevolge, geschiet op den VII Juny deses»lopende jaers XVIe twee ende veertich."

Hieruit blijkt, dat het bezoek der konin-gin aan de stad gekost heeft 7704 gl., 3 st.10 penningen.

Behalve de posten, die in het Registerder vrolyke maeltyden voorkomen, bestaandaarvan nog de meer uitgebreide kwitantienwaaruit ik het volgende heb getrokken.

Zij kwam met haar gevolg en 30 paar-den van Buren over Utrecht en Woerdennaar Leiden, alwaar zij in het Prinsen-logement op Rapenburg gelogeerd werd.In genoemd logement (het voormalig kloos-ter St. Barbara), dat het eigendom der stadwas, vertoefde gelijktijdig de koningin ELISA-BETH van Bohemen en hare kinderen.Prachtige tapijten en turksche kleeden doorMARTINUS REYMBOUTS geleverd, versierdenhare kamers. Eene groote houten lootswerd door Mr. ARENT VAN SGRAVESANDE,stalls-architect, opgerigt , ten einde daar-in de edellieden te tracteren , kostendeI 360.

Aan de leveranciers voor de maaltijden(dines), behalve den wijn, werd betaald5151 gl. 10 st. Voor verschillende wijnenis betaald 593 gl. 11 st., behalve 187 gl.aan den impost. Aan bier is voor 75 gl.verdronken,

Niet minder dan 1737 ponden buskruitzijn aan de stedelijke schutterij uitgedeeld,om bij die gelegenheid verschoten te wor-den, bedragende 691 gl. 13 st. ; dus hetpond berekend tegen 9 st.

Uit de bedoelde stukken is mij niet ge-bleken, hoe lang zij te Leiden Ieeft ver-toefd : wel dat zij met haar gevolg in driejagtschuiten naar 's Gravenhage vertrok,waarvoor f 36 betaald is.

.. ELSEVIER.

Oude kaarten van Zeeland. Onder dekaarten van Zeeland , uitgegeven voor dievan HATTINGA , vindt men er van denvlaamschen landmeter L. VAN FUPRERE, om-streeks a° 1250 ; bij SMALLEGANGE eene vana°. 1274; verder van JAQUES HOORNBOUT ,,a°. 1540 , van FREDERICUS DE WIT, Amstelo-dami , en van NICOLAAS VISSCHER. Is vandeze pepsonen iets naders bekend , b. v.wanneer en waar zij leefden ? En is ookergens eene opgaaf of beschrijving te yin-den van de kaarten , welke , zoowel van

het geheele gewest als van een zijner afzon-derlijke deelen , zijn uitgegeven?

Wolfaartsdijk. J. VAN DER BAAN.

Collecte voor de arme en onderdrukteProtestanten in Ierland, te Leiden ge-houden, a. 1644.

Op verzoek van de gecommitteerden vanhet engelsche parlement , gaven de Statenvan Holland den 17den oct. 1643 verlof tothet houden eener collecte voor de onder-drukte Protestanten in Ierland.

Den 14den feb. 1644 heeft deze collectein de kerken te Leiden plaats gehad. Hiteene daarvan gehoudene aanteekening blijktdat toen gecollecteerd is, in dePieterskerk, v66r den mid-

dag f 2775 15 st.Pieterskerk na den middag » 1832 9 »Pieterskerk des avonds » 700Hoogl. kerk, vthir den mid-

dag » 3543 2 »Hoogl. kerk, na den middag » 1903 2 »Gasthuiskerk, v66r en na

den middag. ...... » 1341 9 »Fransche gemeente in 4

predication . . • . . . . » 1887 1Engelsche kerk ...... » 546 13Bruinisten in de Vrouwe-

kamp .....9 164 13 » 8d .a • • •

Bruinisten in de nacollecte »»394 3Vlaamsche Doopschgezin-

. den in de Bogaertsteeg » 1010 8Doopschgezinden, Water-

landsche gemeente . . . D 1558 10

f 17657 5 st. 8d.Deze som, die men voor dien tijd aan-

zienlijk mag noemen , werd in handersvan ADAM LAURENS en NICOLAAS CORDEL-LIS (9), gecommitteerden van het parlement,gesteld.

In het verzoek dat zij aan de Statenvan Holland deden , en waarop eene gun-stige beschikking volgde , zeggen zij o. a.

» Het kan niet onbekend zijn (want hetgerucht daarvan is gegaan tot de uiterste,einden der aarde) hoe dat de bloedige Pa-pisten over de arme Protestanten , in hetgemelde koningrijk zonde eenige barmhar-tigheid (als zoo vele bloedhonden zoekendede duurgekochte Kerke Christi, de lieveBruid onses Zaligmakers te eenemaal entevens van de aarde uit te roeyen) gewoedhebben, hoe daar de arme Protestanten ellen-dig zijn vermoord , hunne vrouwen tot we-duwen , en hunne kinderen tot wezen ge-maakt, hoe de zwangere vrouwen, de teederevruchten harer ligchamen niet zijn ver-schoond, die men uit den buik der moedersopengesneden en aan de steenen verplet-terd heeft.

D

))

38*

300

De barmhartigheden zelfs , die deze bloed-dorstige tirannen aan deze arme religions-verwanten bewezen hebben , waren enkelwreedheid ! zoo barbaars, zoo onmenschelijkwas hunne tiranny ! verre overtreffende bet-geen ooit de allergruwelijkste tirannen, alsNERO, DIOCLETIANUS en anderen, den Chris-tenen, en de bloedgierige Spanjaarden denarmen en blinden Indianen hebben aange-daan. Hunne ongehoorde wreedheden zijnzoo ver gegaan, dat het gemelde Koningriikmeest verwoest en de steden jammerlijk zijnbedorven geworden ; geheele provincien vanhare inwoners beroofd en de lieden zoo,verarmd, dat zelfs die duizenden des jaarsinkomen gehad hebben, nu hun brood moe-ten bedelen. Ja door hunne ongeloovelijkewreedheden zijn in den tijd van vier maandenvermoord en omgebragt meer dan 150,000zielen ! 0 onmenschelijke en meer dan bees-telijke wreedheid ! Die dingen die daarvanvOar dezen zijn gedrukt en aan het lichtgebragt , zouden een steenen hart bewegenen de oogen van tranen doen overloopen.En dat doet ons vertrouwen en vast bopen ,dat niemand de arbeid der liefde en allechristelijke mededogendheid zoo verre zoudewillen aan eene zijne stellen , dat hij hetoverblijfsel van zoo desolaten en verwoes-ten koningrijke van honger en kommerzoude laten versmachten. Vele duizendenvan hare arme , verjaagde en beroofde on-derzaten, vele bedroefde weduwen en wezen,tegenwoordig roepende , ,,Komt den dorsti-gen te gemoet met water , en den vluch-tenden met brood , die daar vluchten voorden zwaarde , voor het uitgetrokken zwaard,voor den gespannen boge en voor de zwa-righeid des krijgs." Die in dat verwach-ten zijn , dat zij door de christelijke enliberale aelmoesen van deze zoo hoogge-zegende Nederlanden en geunieerde Pro-vincien , hunne naakte leden bekleeden enhunne hongerige buiken zullen mogen ver-sadigen.

Wie zal hierdoor niet bewogen worden ?Het is immers zaliger (zeide onze Zaligma-maker) te geven , dan te nemen ; gijliedenzijt in rust en in vrede , hebt des broodsvolheid , en kunt zonder bezwaarnissen uwearme broederen te hulpe komen en de krui-melen van uwe overvloeyende tafel mede-deelen, enz.

Deze collecte heeft in andere steden ookplaats gehad , en naar de gift uit Leidente oordeelen , zal het geheele bedrag diercollecte wel aanzienlijk geweest zijn.

Men ziet hieruit , dat te Leiden ook bijde dissenters gecollecteerd is , te weten :de Bruinissen en Doopschgezinden; lochdat de Lutherschen , Remonstranten (dieer toen te Leiden missehien niet waren)

en Roomschen daaraan geen deel hebbengenomen.

De Bruinisten hebben te Leiden in 1607verlof bekomen om zich aldaar te vestigen(ten minsten eene afdeeling daarvan underden predikant JOHN ROBINSON). Die gemeentemoet echter reeds in 1655 sterk zijn ver-minderd ; want eene acte van den leidschenkerkeraad van 23 april 1655 , mij doords. VAN ITERSON bezorgd , luidt aldus :

» Ds. LANTSMAN vraagt, hoe dat hij zich» zoude hebben te gedragen betreffende zeke-» ren Engelschman van de Brunisten Ver-» gadering , die zulks is verzoekende om bij» onze kerk aangenomen te worden ? Word» Ds. LANTSMAN toebetrouwd om met hem te» handelen over zijne confessie , en bij aldien» bij daarin gezond zal worden bevonden ,)) alsmede de kerkeorde niet tegenspreekt , bij» namen , in 't stuk van de Kinderdoop , hem» naar gewoonlijke orde aan te nemen."

Volgens WAGENAAR , Beschr. van Am-sterdam, was die gemeente aldaar zoo sterkverloopen , dat zij in 1708 slechts uit eenouderling „ een diaken en drie broedersbestond , die toen tot de presbyteriaanschekerk overgingen en het kerkhuis , in deBarndesteeg , aan de nederd. gereformeerdediakonie overgaven.

.. ELSEVIER.

Wederdoopers te Amsterdam. Exami-natie gedaen opten XXIII Januarij annoXPXXXIIII , stilo Curie, by MeestersJOOST SASBOUT ende AERENT SANDELIN ,Raitsluijden van Hollant, jn presentie vanMr. HUIJCH VAN EIJNDEN en ROMBOUT VANSTEIJNEMOLEN, Secretar : .

JANNETGEN THUS dochter, Huijsvrou vanPIETER THONIS ZOOn, oudt omtrent XXXVjaeren, woenachtich tAmsterdam an dieNijeuwen Zijden Arm, wiens man een tim-merman ,aldaer js, seijt: dat sij herdooptjs omtrent pinxteren lestleden, by eenenJAN VAN CAMPEN, 1 ) ten huijse van JAN

PAEUW, ende en worde nijemant met haergedoopt op die tijt. Mar heeft wel gehoort,dat zedert dien tijt over III Baer ten huijsegedoopt souden wesen, ende dat die seluePAEUW, geuangen zijnde, dat bekent soudehebben ende veel van dien genoempt, endedat die gheene, die genoempt zijn, gewaer-scout souden wesen van de huijsvrou vanden voorscr: PAEUW, ende sijn sulcx veelvan hemluijden hem houdende 2 ) heijme-licken binnen der stede, slapende jn anderehuysen dan de huere. Seijt : dat zy, bymeester HUIJCH VAN EIJNDEN onderwesenzynde, naer dat zy oick vuyter stede ge-

1) Waarschijnlijk JACOB VAN CAMPEN,

2) Zich ophoudende.

so'

weeken was, leetweesen heeft van dat zyhaer heeft laeten doopen , ende begeertdaer off gratie, ende is gedelibereert teseggen ende te openbaeren alle tgunt datzij weet van topset van de herdoopers endeden geenen die daer aen hangen, waer zyhem onthouden ende hoe zy hem draegen 3)

etc. Ende sulcx seijt zy : dat, op SintPontiaensdach lestleden, JACOB VAN CAM-

PEN, soe zy vermoet, geslapen heeft tenhuese van eenen slootmaicker, wonendejegens 4) de sluys by de Haerlemmerpoort,omtrent vier oft vijff huijsen van den Wil-deman, welcke slootmaicker nijet en js vande secte van den herdoopers, noch oicknijet en weet, dat die luijden, die daerherbergen, sulcx zyn ; — ende weet ditsoe een vrouwepersoon, wonende achteran den Schilder, over JAN DUNEN by SintJacobs Capelle, 5 ) die welcke oick met sus-pect en is van deser saicken, gecomen isaen haer deposante ende seijde, latter eenpersoon in groote last was van zyn lijffende behoufde hulpe omme versteken teworden, ofte gelogeert, begerende dat zytselue doen soude. Vuyt desen js de de-posante gegaen aen eenen ZIJBRANT DE

SMIT, wonende aen Sint Jans brugge, opthoucxken, ende js een knecht daer ten huijse,soe men seijt, mar heeft die dochter ge-trout, aeri hem begerende, dat hij logijswilde besorgen voor die voorscr: persoon ;ende seijde zy deposante tot hem, dattetJACOB VAN CAMPEN mochte wesen. Daeropdie voorscr: SYBRANT seijde, dattet wel we-sen mochte, ende heeft de voorscr: ZIJBRANT

de voorscr: persoon logijs beschict ten huijsevan den voorscr: slootmaicker. Seyt :dat de propheten ende leraers in gelijckermanieren gelogeert worden, jn huijsen vanpersoonen die nijet suspect en zijn endesijn van deser leeringe, die goedertierenende barmhertich zijn, omme yemant telogeren, ende en ondecken hem niet inzulcke huysen wie zij sijn, sulcx dat diegheene die hem logeren nijet en weten wijezij sijn. Seyt : dat achter thuijs vanZYBRANT woont een Mesmaickers wijff, wiensman geruijmpt 6 ) js, daer JACOB VAN. CAM-

PEN ende andere Leraers bij daege, endeniet by nachte, wel geweest hebben. —Seijt: dat dese Mesmaickers wijff, genaemptMACHTELT, heeft een suster, wiens namezij niet en weet, noch oick waer zy woont,aldaer die Leraers veel onthouden 7 ) sijn ge-weest, soe zy deposante verstaen heeft,ende hebben daer bijsondere onthouden

3) Zich gedragen.4) Tegen over.5) Deze stond op den Nieuwendijk.6) Vertrokken.7) Geherbergd.

geweest die Leraers gecommen vuyt En-gelant. Seyt : dat by Sint Jacobs Ca-pelle, int straetgen , daer op thoucxkenstaet die Witte Valck, ende is het anderde 8)huys int straetgen, woont een Weduwegenaemt LYSBET, die wat qualick oft manckgaet, tot wiens huijse op dese tyt, soe zijmeijnt, syn twee--gesellen gelogeert, beijdeSnyders, daer van Beene genaempt is JAN,

die gedoopt js, ende worden daer ten huijseveel gelogeert gelijcke persoonen, ende enjs nochtans die voorscr: LYSBET nijet be-smet. Seijt : dat in de Pijlstege, omtrentdie mitwegen, 9 ) an de rechter zyde vanden Procureurs paede, woont een Backer,daer dese luijden oick veel gelogeert wor-den achter op twee solders, deen bouendander, ende daer naest tot des Backerswijfs suster. Seijt : dat, op gisteren achtdagen, wel vier oft vyff van dese doopersofte leraers gelogeert waeren jnt huijs vanJAN PAEUW, daer nijemant nv ter tyt jnneen woont, dan een cleijn meijsken, endebouen vpte solder staet een gat, daer zydoor mogen gaen jnt naeste huijs, daer eenbacker woont, die oick hem heijmelickenhoudt; ende van gelycken onthouden hemdeselueden veel jn huysen die leech staenende daer brieuen voor staen : Te Huijer,of: Te Coop, van welcke huijsen eenige,sloetelen hebbende, daer jnne ende vuijtmogen. Seyt : dat in den Leeren Emmer,by Sint Jacobs Capelle, dese luijden hemveel onthouden ende daer verkeeren bydaege, mar nijet by nachte, ende weet diewaerdinne wel, dat die luijden, die daerverkeeren, van dier secten zyn ; ende heeftzy deposante haer wel hooren seggen, datzy corts 10) verlost soude worden vuytPHARO S handen ; ende, onlancx geleden,die Schout daer jnt huijs commende, ghinckeen leraer daer vuijt, onbekent zynde. Seijt:dat, vp gisteren acht daegen, des auonts,gecommen is ten huijse van haer deposanteeenen MEIJNART VAN EEMDEN, ende is eenjonge geselle, die wat qualicken gaet, endejs omtrent Meije lestleden tot Amsterdammevuyt die vangenisse gebroeken, versouc-kende, dat zij hem soude willen logijs be-sorgen ; twelck hoorende haer man, ver-sprack li ) den seluen MEYNART, seggende,dat by de schamele luijden bedrooch endeom haer lijff brochte. Indien syn saickenrecht waeren, behoorde met alle zijne ad-herenten te gaen by den Heeren van derstadt ende daer jnt openbaer sijn leeringete belijden ende te beschermen ; met meer

8) Tweede.9) Het midden van de steeg.10)Binnen kort.11)Berispte.

302

andere diergelycke woerden. Daervp dievoorscr. MEIJNART seijde, dat den tijt nochnijet gecommen en was. Die Heere soudewercken, ende ten soude nijet lange lijden ;ende dat hij nijet en behoorden den woluenjn de hant te gaene; — seggende mede,dat zy wel tzestich Schutters van der stedejn huer geselscap hadden, ende latter tweeScepenen ende een Burgermeester goetwaeren, sonder dat hij ijemant noemde ;ende jndien dattet corts met gemoede 12)nijet goet en worde, oft en geschiede, soesouden zij daer met gewelt aenvallen endeen soude nijet lange vertoeuen. Seyt: datdie voorsz. MEIJNART ten seluen tijde tothaer deposante seijde int secreet, ") soezy vermaint 14) hadde, jn den Hage tewillen trecken, omme haer coopmanschapte doene, dat sij haer weder thuijs haestensoude, want als zijluijden, meenende diebroeders, haer Bingen gereet ende die stedejn hadden, souden de poorten toesluijtenende, waer zij buyten, en soude dan nietin mogen commen, ende soude tselue cortsgebueren. Seijt : dat, op Sint Pontiaensauont lestleden, van wegen den prophetenende leerders alien den gheenen die vanhaere secte waeren beuolen worde, driedaegen te vasten, te water ende te broede,ende God den Heere te bidden omme vic-torie. Gevraecht: bij Wien ende hoe diebootscap gedaen worde, seijt : dat haer diebootscap gedaen worde by de vrouwe inden Leeren Emmer, ende deen seijde datden anderen voort, daer hij kennisse aenhadde ; — mar zij deposante en vaste nijet,also et haer man niet hebben wilde. Ge-vraecht oft zij nijemant en kent, oft enweet te noemen, vuijt die Vroetscap, Schut-ters ofte Rycdomme, 15 ) die gedoopt sou-den zyn , ofte van deser secten ? seyt:Neen, ende jndien zyt wilt soude diegaerne noemen. Seyt : dat jn de vorstvoorleden XXXII Leeraers vergadert sijngeweest vp Sparendam, jnde Halue Manesoe de voorsz: MEIJNART, als een van hem-luijden, haer deposante geseyt heeft, ommedaer te sluyten ende haer saicken ten eyndete brengen ; ende hadden aen JACOB VAN

CAMPEN begeert, dat hij hem mede daersoude willen vinden, by den anderen, dievan Monickedam, van Campen, van De-uenter ende andere quartieren daer gecom-men waren. Mar deselue JACOB en wildevuijter stede van Amsterdam nyet ; sandt(zond) nochtans sijn goetduncken jn ge-scrifte totten anderen ; ende ouermits dat

12)Goedschiks.13)In het geheim.14)Te kennen gegeven.15)De rijke lieden,

zij onderlinge in hoer leeringe nijet enconden accorderen, mar twistende bleuen,sonder, dat zij gehoort heeft waer aff, enis tot noch toe nijet geschiet. Seggende devoorscr: MEYNART tot haer , deposante:» Soe veel meer hadden wij conden accor-0 deren, wy hadden vp deser wyze Am-» sterdam jn onsen handen gehadt." Endevraechde zy deposante den seluen MET-

NART, hoe dat die luij den malcanderenkennen souden, wye van der secten wae-ren, dan nyet ? Daervp MEYNART seijde,dat alle die mans, van hoere secte we-sende, souden blau mutskens hebben, endede Vrouwen souden jn huijs blijven endeden Heere naerstich bidden ; seggende, in-dien eenige van de broeders geen geweeren hadden, men soude daer off aduerterende voorscr: MACHTELT ; sy soude hemluij-den weer bescicken. Mar en heeft vanhem nijet gehoort, hoe ofte waer zy ver-gaederen souden, ofte hoe dat meat aenleggen soude, antlers dan voorscr: js. Seydede voorsz: MEYNART oick, dat men denbroeders ende susters geuen soude lette-ren, diewelcke toonende, en souden zijnijet dootgeslagen worden. — Seyt : datJACOB VAN CAMPEN verstant heeft binnenMunster ende sijn saicken dirigeert naedie tijdinge die hij vuijt Munster crijcht,ende dat uyt Munster is laeten weeten,dat den broeders van Amsterdamme hetZwaert gegeuen is, ende dat zit te werckemogen stellen alst hemluijden goetdunct. —Seyt : dat, vp gisteren voor den noen, zydeposante sach deur Delft gaen twee ge-sellen, deen met een grauwe ende dandermet een tanneijten 16) mantel ; soo haerdunct, hebbende affgesneden hoesen, 17)deegens opten zijde ende hoeden vpt hooft,met zijde doersteken : deen root met wittezyde ende dander zwart met zwarte zijde ;welcke twee wel drie weeken binnen Am-sterdam geweest hebben, daegelicx by derstraeten gaende, hebbende groote ringersan de hant ; ende worde haer deposantegeseijt bij de vrouwe wonende in den Lee-ren Emmer, dat zij vuijt Munster gecom-men waeren. Ende ten seluen daege naedie noen, zij deposante willende reijsen naeden Hage, quamen haer te gemoete binnenDelft acht andere gesellen, die zij oickbinnen Amsterdam wel gesien heeft endemen seijde te wegen van deser secten, maren kent die nijet. — Seyt : dat de voorsz.MEIJNART haer deposante geseijt heeft, datzedert die vangenisse van JAN PAEUW bin-nen Amsterdam wel driehondert van nyeu-wes gedoopt souden zijn, en dat zij binnen

16)Taankleurigen.17)Kousen.

303

der stede van Amsterdam van dier sectenwel sterck souden wesen vierdalff duijsent.Ende heeft MEIJNART hair oick wel geseijtdiuiserende (?), dat een propheet woontbinnen Campen, genaempt LENART, soe zymeijnt, die aldaer wel vierhondert onderhem heeft, die met sijn geselseap soudencommen JACOB VAN CAMPEN te baeten,alst van doene soude wesen. ---- Seijt :dat de voorsz. MEIJNART haer deposantewel geseijt heeft, dat zy haer man behoordete laeten ende dat zy een ander mochtetrouwen van dier secten , vnder anderewoerden vraegende : oft zy geen gaedingejn hem hebben soude ? Maer zij deposanteseijde, dat zij bij haer man Wilde blijuen,ende vuijt desen heeft zij deposante be-gost 18) te dincken, dat haer dingen niet

te rechte en waeren ; ende de voorsz. MEIJ-

NART is deerste geweest die haer verleijtheeft. — Seyt : dat zedert die Cappellaenten Leprosen js heeten wech gaen, ") veelluijden vuijter Kercken gebleuen zyn endehem hebben laeten herdoopen, ende datby veel luijden daer affhielt. — Seyt : datdie propheten die arme luyden raiden, datzy haer goederen vercoopen souden endesy draegen ende behelpen hem daer medeseluer. 20) ..-- Seyt : dat de voorscr. MACH-TELT wel soude raidt weeten, omme denvoorscr: JACOB VAN CAMPEN ; ende zy schictdie brieuen voorts ouer van JACOB VANCAMPEN, daer hij die dirigeert &c.

Het origineel op 't Rijks archief in denHaag.

GESCHIEDENIS DER LETTERUNDE.

Lud. Coelius Rhodiginus (vgl. XIV. bl.207, 237, 266). Teregt wordt op bladz. 266van den Havorscher onderaan het jaartal1566 gesteld. Het te Frankfort en te Leip-zig bij GERLACH en BECKENSTEIN uitgege-ven werk van RHODIGINUS , welke editiedoor mij is gebruikt, is bepaaldelijk vandat jaar, niet van 1666, gelijk V. D. N.verkeerdelijk berigt.

U. H.

Vondels Grafschrift op Jan van Amstel(vgl. XI. bl. 173, 300 ; XIII. bl. 15 ; XIV.bl. 264). Zeer belangrijk is de mededee-ling van de parodie, welke de Schijndel-sche schoolmeester of schoolknapen gegevenhebben van het voormelde grafschrift, enL. J. zal, vertrouw ik, nu niet langer wen-schen, dat dit met de zerk begraven schan-daal weder worde opgedolven. Maar zouJ. L. A. I. my willen verplicbten met myhet Deel van den Denker, waar het reis-verhaal in voorkomt, dat by aanhaalt, vooreenige dagen ter leen te bezorgen ? Ikvraag dit in 't belang mijner uitgave vanVONDEL.

J. VAN LENNEP.

W. Sewel (vgl. XIV. bl. 244, 269). Wiewas w. SEWEL? Hij behoorde tot de gezindteder Kwakers, tot welke zijne ouders uit dieder Vlaamsche Doopschgezinden te Amster-dam waren overgegaan. Zij werd aldaar ge-boren in 1654, en overleed den 13 den maart1720. Hij was een ervaren letter- en taal-kundige, waarvan hij vele bewijzen in onder-scheidene geschriften heeft geleverd, waartoeinzonderheid behooren zijn Groot Woorden-

18) Begonnen.

boek der Engelsche en Nederduytsche Taalennevens een Spraakkonst derzelve ; in 2 deelen,4°., waarvan de 3de druk te Amst. bij E. VIS-

SCHER in 1727 verscheen, en ook eene uit-gave, aldaar, van 1735, en eene van 1766bestaat, zeker een bewijs van de grootenuttigheid en verdienste van dat werk.

Van eene Nederduitsche Spraakkunst, dieeenige goede aanmerkingen bevattede, wor-den uitgaven van 1708, 1733 en 1756 ver-meld. Behalve deze en meer andere taal-kundige werken, gaf hij ook vele geschied-kundige schriften ' in het licht, waarondervooral zijne Historie der Kwakers in 1717verschenen, en waaraan hij 25 jaren gear-heid heeft, bijzonder uitmuntte. Het geeftdan ook geen verwondering, dat hij hethandwerk, waarop hij door zijne oudersbesteed was, liet varen, en in het schrijvenvoor de drukpers zijn bestaan zocht. Zijneschriften worden door VAN ABCOUDE, Naam-register, vermeld, doch op den naam vanZEWEL, ook bij ARRENBERG, 2dc druk, 1788op SEWEL. Zie voorts over hem : o. a.G. NIEUWENHUIS, Algem. Woordenboek vanKunsten en Wetenschappen, 1826. Zijn por-tret is door G. RADEMAKER en J. DE LATERbewerkt, met vierregelig vers van F. HALMA,in 1705, oud 51 jaren.

V. D. N.[Wij "ontvingen op deze vraag ook nog een ant-

woord van —e—. Wat het bevat, is onzen lezersreeds bekend uit de in dit en het vorige nommermedegedeelde antwoorden.]

Beschrijving van Amsterdam door PieterViamin.g (vgl. XIV. bl. 270). Deze Be-

19) Weggezonden.20) En zij (die profeten) leven daar zelve van.

304

schrijving berust in het archief te Amster-dam, even als eene geschiedenis der voor-malige kloosters beschreven door P. VLAMING

en G. SCHOEMAKER. (SCHELTEMA. Het ar-chief van Amsterdam blz. 37.)

FR. II.

L. F. de Beauforth (vgl. XIV. bl. 270).Dat LIEVEN FERDINAND DE BEAUFORT deschrijver was van het Leven van. Prins Wil-lem I, in 1732, anoniem uitgegeven, daarvanwordt in SCHELTEMA, Oud en Nieuw, Am-sterd. 1844, bl. 11-40, een onomstootelijkbewijs geleverd. Men vindt ook daar eenigeuiteenloopende oordeelvellingen over datwerk, mitsgaders eene levensschets van denschrijver, naar het handschrift van hemzelven, zoo als dit voorkwam op de ver-kooping der boeken en hss. van prof. J. W.

TE WATER (niet J. P. DE WATER).J. VAN DER BAAN.

Simon Stevin (vgl. A. R). Het portretvan lien wiskunstenaar, dat zich op deakademische bibliotheek te Leiden bevindten ook op de delfsche tentoonstelling vanoudheden geweest is, leert ons, dat hij in.1548 te Brugge geboren en in 1620, waar-schijnlijk te 's Gravenhage, overleden is.

Zijne ouders zijn onbekend; doch bij hetnazien van een huwelijksregister te 's Gra-venhage, is mij gebleken, dat zijn vaderANTHONUS heette. Ik vond zijn huwelijkaldus vermeld:

17 April 1616. N°.123. SYMON ANTHO-

NUS STEVIJN, van Brugge, metCATHARINA CARELS van Leyden,wonende te 's Hage.

Zijne vrouw heette echter CATHARINA

CRAEY, zoodat men door CARELS, in ge-noemde acte vermeld, moet verstaan CARELS

dochter.Dat zij den 28 feb. 1621, als weduwe

van SIMON STEVIN te 's Gravenhage her-trouwde met hr. MAURITS DE Vim, heb, ikreeds in den Navorscher, II. bl. 68 en 166 ver-meld. — SIMON STEVIN is dus met zijn 68stejaar gehuwd, en liet bij zijn overlijden in1620, vier kinderen na, te weten: FREDERIK,

HENDRIK, SUSSANNA en LEVINANu komt hierbij eene zwarigheid betref-

fende de jaren waarin FREDERIK en HEN-

DRIK STEVIN zijn geboren.Volgens hunne inschrijving als studen-

ten te Leiden in 1639, was HENDRIK in

1614, en FREDERIK in 1613 geboren, ter-wijl hun vader eerst in 1616 zoude zijngehuwd. Hieruit zoude volgen, dat die kin-deren voor het huwelijk van STEVIN gebo-ren en daarna gewettigd zijn.

Uit het Repertorium Noord-Holland, fol.959, op 's Rijks Archief aanwezig, is mij

gebleken, dat HENDRIK STEVIN gehuwd isgeweest met JOHANNA VAN LEEUwEN, diein 1655 reeds overleden was, denkelijk teAlphen of Oudshoorn begraven, en dat hijnog aldaar in 1668 leefde.

.. ELSEVIER.

Gedichten van G. Brandt (vgl. XIV. bl.122, 171, 208, 267). Het in antwoord ge-leverde op bladz. 267, op de vraag vanH. C. R., zoo wel door B., als door P.,is geheel onjuist, zoo als blijkbaar is uit hetreeds over deze zaak medegedeelde op bl.208 door

V. D. N.

[P. heeft waarschijnlijk de lijst der predikantenbij de Gereformeerden te Maasland nagezien, dochhet antwoord op bl. 205 doet vermoeden, dat BORRE-

MAN predikant bij de Remonstranten aldaar ge-weest zal zijn. De vraag blijft echter nog over :wat beduidt de A achter zijn naam? Is het deeerste letter van den naam zijner geboorteplaats1

Salomon van Rustingh (vgl. XIV. bl. 270).Van dezen Grootschermer med. doct. schij-nen geene bijzonderheden bekend te zijn.Zijne veelvuldige geschriften zijn echter deste meer bekend; men vindt de opgave daar-van vermeld bij VAN ABCOUDE, Naemregis-ter Nederd. Boeken, dl. I en Aanhang ofVervolg ; ook bij ARRENBERG. De meestezijner werken zijn veelal koddige gedich-ten, doch volgens WITSEN GEYSBEEK in Zijn

Woordenboek der Dichters, » morsig en waig-lijk laf, hier en daar met een vonkje ver-nuft". Ook COLLOT D 'ESCURY Hollands roem,dl. IV., st. 2, bl. 646, veroordeelt zijne lui-mige hekeldichten en stelt hem met FOC-

QUENBROCH gelijk; anderen echter meenen,dat die heeren den dichter daarbij mishan-deld hebben, en waarschijnlijk zijn Schouw-tooneel des Doods of Dooden dans niet ge-kend hebben. Dit verscheen voor het eerstte Amstd. in 1707, en later in 1726, 36en 41, en werd ook in 1736 te Neurenbergin het Hoogduitsch uitgegeven. Zie denhoogl. N. C. KIST in het Nederl. Archief voorKerk. Gesch., dl. bl. 432, en de nootdie daarbij op plaat IV, n°. 4, heeft ge-voegd een der zinnebeelden uit het boek van.VAN RUSTING. de schaatserijders voorstel-lende, als mede onder bijlage C. de karak-teristieke voorrede. Uit die Voorrede schijntte blijken, dat v. RUSTINGH ook in mili-tairen dienst is geweest, daar hij zegt »mijnmeeste boekken zijn door wansorg weg ge-raakt wen ik in d'oorlog was. " Ook verklaarthij, voor een die de leer van BEKKER iS

toegedaan, graag te willen doorgaan. Dat hijbij het schrijven daarvan in zijn studoor den16 octb. 1706 niet jong meer was, duidtzijn zeggen aan » mijn drukker (TEN HOORN),

305

ouder nog als ik, zag nog geen kans in't graf te raken, zonder dezen Dodendans."De opdragt van dat werk is aan JACOB COL-

LIS, Borgemeester van Zuydschermer en AL-

LARD BOON en HILLEBRAND SCHAGEN, koop-lieden tot Rijp. Van zijne Volgeestige wer-ken, 2 deelen, is de derde druk van 1699te Amsterdam.

V. D. N.

Dessade. Kan een der HH. medewer-kers mij ook iets mededeelen aangaandehet leven en de werken van den markiesDESSADE? Mij is alleen bekend, dat eenmarkies van dien naam iets heeft geschre-ven, en dat er eenige werken van zijne handvoorkwamen op een catalogus van eenenagelatene bibliotheek, naar ik meen, ver-leden jaar bij de hh. BOSCH en Zoon geveild.Kan men ook tevens eenige brorinen voor's mans leven aanwijzen?

—e—.

J. J. Dodt van Flensburg. Ontwikkeltde Navorscher eene kracht om in het ver-leden te dringen, hij kan ook even goedvoor de toekomst nuttig zijn. Wanneer hetvolgende geslacht den naam van J. J. DODT

VAN FLENSBURG leest, een man, die zich ophistorisch gebied veel naam heeft gemaakt,kan het ligt gebeuren, dat men het geslachtVAN FLENSBURG gaat nasporen, ten eindedien persoon, zijne ouders en vrienden teleeren. Men behoeft echter slechts het ge-slacht DODT te Flensburg op te sporen omte kunnen vinden, dat J. J. DODT daar ge-boren en opgevoed is. Ik heb dat leven-dige mannetje reeds gekend, toen hij dooreene deensche dame te Utrecht uit Naarvaderland werd ontboden, ten einde bijeene aanzienlijke familie als gouverneur dezonen voor de akademische studien voorte bereiden. In later tijd, waarom weet ikDiet, want geen andere DODT' S stonden hemin den weg, teekende hij zich DODT V. FL.,

en nog later, in 1838, gelijk op den titelvan zijn bekend werk : Archief voor Ker-kelijke en Wereldsche Geschiedenis enz. tezien is, J. J. DODT van FLENSBURG. Vanlieverlede werd het J. J. DODT VAN FLENS-

BURG. De naam DODT moet slechts als zijnnaam Belden.

U. C. KRAMM.

Jan Andries Duurkoop. Het stukje, ge-titeld » De Soldaat onder de Oost-IndischeComp. in de vorige eeuw," geplaatst in hetTijdschrift voor Nederl. augustus 1864,geeft mij aanleiding te vragen of er in drukbestaat, » Een aanmerkenswaardige droom, terspeculatie aangeteekend en opgeschreven ; behel-sende vooreerst de ware oorzaken van 's Comp.

algemeene vervallen staatvan India; ten tweeden,de eenigste en ware middelen van een generaaladres daartegen."

Het is zonder jaartal maar vermoedelijkin 1768 geschreven. De schrijver is medeonbekend.

Een allerongunstigst tafereel wordt ergeschetst van den toestand in Indie, dievolgens den schrijver meerendeels te wij--ten is aan de verregaande baatzucht vande meeste der hooggeplaatste dienaren dercomp. Onder de middelen tot redres wordtonder anderen door den schrijver JANANDRIES DUURKOOP tot gouverneur generaalaanbevolen. LABORANTER.

Meinhard Busscher, predikant te Norg(Drenthe). Militaire dissertatie. In he tBiographisch Woordenboek der Nederlanden,dl. II. 2e stuk, blz. 1648, worden vandezen predikant eenige uitgegeven werk-jes opgenoemd. Behalve deze is mij nogvan hem in handschrift bekend : » Mi-litaire dissertatie over de manier , opwelke de musquettiers hare musquetten inden oorlog behoorden te gebruiken : die-nende tot een betoog, dat het beter zoudezijn daarmede op den viand te mikken,dan dezelve zonder mikken op de halveman aan te leggen." Deze dissertatie werddoor hem op den 17 d" mei 1742 opgedra-gen aan » Zijn Vorstel. Doorl. WILLEM CARELHENDRIK FRISO, Stadhouder en Capitein Ge-neraal van Gelderland, Friesland, Gronin-gen en Ommelanden en van 't LandschapDrenthe &c. &c. &c."

Kan men ook opgeven of deze disserta-tie van hem het licht gezien heeft? Inden brief, die tot geleide strekte, zegt hij,dat hij van kindsbeen af, naast de theolo-gisehe studie, tot de krijgszaken een onge-looflijke inclinatie gehad heeft en dat hijzich met de militaire studie kon diverteren,wanneer zich zijn geest met de theologischehad gefatigeerd.

LABORANTER.

Jacob Steendam. JACOB STEENDAM heefteen aantal jaren in Nieuw Nederland door-gebragt, waarvan hij 't Lof bezongen heeft.Het is ter zijner eer, dat de ambassadeurder Vereenigde Staten van Noordamerikabij ons hof, HENRY C. MURPHY, in 1861bij de gebroeders GlUNTA D ' ALBANY heeftuitgegeven : JACOB STEENDAM, Noch vas-ter i ), A Memoir of the first Poet in New-» Netherland, with his poems discriptive ofthe colony

1 ) Zinspreuk van JACOB STEENDAM.Niet in den handel, zijnde, „printed for pri-

vate distribution."

39

306

Op bl. 16 van dat werkje zegt de ge-achte schrijver, dat STEENDAM in 1665 naarOostindie is vertrokken, en dat uit eenmemorandum, gevoegd bij zijn portret, enin het bezit van den heer MULLER, blijkt,dat hij in 1671 was vader of superinten-dent van het weeshuis te Batavia » This,"zegt hij verder, » is the last mention of him» vyhich we have seen ; and we are therefore»as much at a loss to know where he ended» his days as where he began them. We»may perhaps reasonably infer that he died» in the East. There may be memorials of» him in existence at Batavia and we may»hereafter learn the particulars of his life» subsequent to his arrival there and of his» death. He may have descendants living» there, for he was married...... Her namen was SARA DE ROSSCHOU " , etc.

Wat wij, betrekkelijk dezen STEENDAM,

in de papieren der voormalige oostindischecomp. hebben aangetroffen en dat tot aan-vulling kan strekken van het bovenstaande,moge hier een plaatsje vinden.

JACOB STEENDAM werd bij de kamerAmsterdam als krankbezoeker voor de clas-sis van Amsterdam aangenomen en ver-trok naar Indic van de reede van Texel,met het schip de Rysende Son, op den 9den

april 1666. Na eene reis van zes maandenverscheen hij, op den 18 october daaraan-volgende, voor den kerkenraad te Batavia,waar zijne instructie onderzocht en in ordebevonden werd ; de kerkenraad besloot te-vens, dat hij bij gelegenheid op een goedeplaats zoude worden gelegd.

Het volgende jaar, op den 6 junij, ver-scheen hij andermaal voor den kerkenraad,met het verzoek om met een schip, datnaar de kust van Coromandel of naarBengalen stond te vertrekken, geordonneerdte worden. De raad besloot, het verzoekvoor » gerecommandeert aan te namen enhet in achtinge te houden."

Den 10d" augustus van hetzelfde jaarvervoegde zich eene commissie uit de diake-_ken in den kerkenraad, met de voordragtvan een drietal personen, waarbij depredikanten een gelijk getal voegden, omdoor de diakenen daaruit een te benoementot binnenvader van het weeshuis Op hetdrietal door diakenen geformeerd, -kwamSTEENMAN de tweede voor. Uit eene reso-lutie van gouverneur generaal en raden vanIndict van den 16`1" augustus 1667 blijkt,dat STEENDAM gekozen werd, luidende dieals volght : » Alsoo diaconen deser stede

ons bekent gemaeckt ende does blijckenhebben van de onbequaemheyt van denjegenwoordigen binnenvader van 't wees-huys, soo iS nae gehouden communicatiemet den Eerw. Kerckenraede goet gevondendenselven daer uyt te setten ende wederin de plaats te stellen den CranckbesoeckerJACOB STEENDAM van Bengalen verwachtwordende ende dat deszelfs huysvrouw deopsigt soo lang sal bevolen blijven, nadienhet daer doch meest op de goede huys-houdinge van een naerstige vrouw sy aen-comende."

Uit den iuhoud dezer resolutie blijkttevens, dat aan het verzoek, door STEEN-

DAM aan den kerkenraad gedaan, om meteen schip naar de kust of naar Bengalente vertrekken, gevolg was gegeven.

Wanneer STEENDAM is overladen, hebbenwij niet kunnen vinden, maar wel, dat ditvoor septb. 1673 heeft plaats gehad, wantop den 5d" van lien maand namen gouver-neur generaal en raden de volgende re-solutie :

Alsoo den gewesen binnevaer des Wees-huys JACOB STEENDAM zyn weduwe nu medeis komen te overladen, die de weeskinderendus laugh als binnemoer wel heeft ge-regeert, en dat zy haer doghter in het zelveweeshuys, genaemt VREDEGUND STEENDAM,

onder haer oogh en ordre tot den dienstbequaem heeft aengequeeckt, dewelcke jegen-woordigh in ondertrouw is metten school-meester van het selve weeshuys genaemtCORNELIS WADDE van Ooltjensplaet, eenpersoon, mede van goede getuygenesse, soo

is goetgevonden het met de voorsz. tweeondertroude persoonen, voor 2 a 3 maendeneens te besoecken, om te sien hoe sy haerdaerin sullen komen te quyten."

Behalve de verzen , door den heer MUR-PHY, van STEENDAM in zijn werkje opge-nomen, is er nog een te vinden als op-dragtsvers in het werk van JOAN NIEUHOFSZee- en. Lantreize door verscheide gewestenvan Oost-Indian, enz., te Amsterdam voorde weduwe van JACOB VAN MEURS op deKeizersgracht 1682 ; het voert den titel: Opde Stad Batavia, op 't gland Groot Java,kunstig afgeteekend en geleerdelyk beschreeven,door JOAN NIEUHOFF. Batavia, den 24stenvan wijnmaand 1670 ; het is geteekend :

JACOB STEINDAM.

Noah Vaster.

LABORANTER.

307

KUNSTGESCHIEDENTS.

Hendrik Voerman (vgl. XIV. bl. 210).Gelijk ik in mijn werk op zijn naam ver-meld heb, berust nog, zoo ik het wel heb,het stadhuis, thans paleis te Amsterdam, doorhem nit papier vervaardigd, in Felix Me-ritis aldaar. C. KRAMM.

Beschilderd glas (vgl. XIV. bl. 210). Toende heerschende smaak was, bonte optica-prenten, rarekiekkassen, tooverlantaarns enz.voor genoeglijke huislijke tijdkorting te be-zigen, werd tevens voor bonte prentschilde-ring gezorgd, (he tegen de vocht, even alsde schilderijen in olieverf, bestand was.Dit kon geen glasschilderen genoemd wor-den, dewij1 de drukzijde der prent, op zeerdun of vloeipapier gedrukt, met een daar.voor vervaardigd vernis tegen het glaswerd gehecht ; ook wordt wel, als het papierdik is, de achterzijde met vocht aan de vin-gers geheel weggerold, zoodat de drukinktalleen op het glas overblijft; in beide ge-vallen wordt alsdan met enkele kleuren hetvoorwerp van achteren met olieverf bedekt,en klaar is de schilderij. Even zoo heeftmen nog kort geleden de geheele wereldin beweging gezien, door het nieuwe spaschehoutwerk, op gelijke wijze met gedrukteprenten, doch er bov en op geplakt, te ver-sieren.

Eene eeuw geleden heeft JOHN BOYDELL,te Londen, Europa overstroomd met zulkeprenten, om daarmede schijnbaar op glaste schilderen, en is er beter bij gevarendan de beroemdste glasschilders van Euro-pa. Hij is van niets begonnen, en heefteen boekje met landschappen, enz. vervaar-digd en uitgegeven , zoo leelijk en kakel-bont gel-leurd, dat men moet vragen : heefthet inderdaad nog koopers kunnen vinden?Echter heeft zijn ijver zijne zaak tot eeneder voornaamste van Europa opgevoerd en,schatrijk zijnde, hem tot lord mayor vanLonden verheven. Dubbelzinnig en waar,plag hij veelmalen te zeggen met het boekjevan de eerste prenten in de hand : »Ditboekje heeft een lord mayor van Londengemaakt."

Elias Noski (vgl. XIV. bl. 274). Detoetssteen, waarop NOSKI het gedicht vanHUYGENS geschreven heeft , berust in hetarchief op het raadhuis te Amsterdam. Debrief van NOSKI, waarbij hij dezen steen aande burgemeesters vereerde, komt voor inSCHELTEMA, Aemstels Oudheid, I: 201.

FR. II.[Heette hij NOSKI of NosTrn

De tooneelspeler Corver (vgl. XIV. bl.148). De beroemde MAARTEN CORVER isin 1793 overleden. Hem te noemen als in1811 nog op het tooneel te Amsterdamspelende, is dus eene vergissing en moet opCORVERS beroemden leerling WARD BINGLEY

doelen, die, ter gelegenheid der feestvieringvoor NAPOLEON, de hoofdrollen in denschouwburg aldaar vervulde. Er wordtniet gemeld of CORVER uit zijn huwelijkmet jufvrouw VAN HATTEM, dochter vaneen tooneelspeler, kinderen heeft verwekt,en in de geschiedenis van het schouwburg-personeel is geen ander van dien naam be-kend, zeker althans niemand, die in plaatsvan den beroemden man kan worden ge-noemd. In M. CORVERS werk : Tooneelaan-teekeningen vervat in een omstandigen briefaan den schrijver (SIMON STIJL) van het levenvan Ian Punt enz. Leyden, 1786, in 8°., 206blz., vindt men ook niets van een noon ofvan andere kinderen van hem vermeld.

n••nn••••nnn•..

De twaalf apostelen met hunne attri-buten. In de Kerkel. Courant, N°. 8, vanzaturdag den 20 febr. 1858, worden ver-meld: ANDREAS met zijn leruis, JOHANNES

met den beker, JUDAS met de bears, SIMON

met de zaag, enz. — Uit eene bijdrage vanprof. KIST, opgenomen in KIST en ROYAARDS,

Kerkel. archief, dl. XVII. hi. 427, 450 env. v., leerde ik nog kennen : THOMAS meteen' winicelhaak en MA_TTLIEUS met eene lans.Wie zou mij die van de overige apostelenwillen mededeelen ?

W olfaartsdijk. J. VAN DER BAAN.

Portret van Janneke Peippeler (vgl. XI II.bl. 93). Op mijne vraag naar deze vrouw,naar aanleiding van haar portret door CRIS-

PIJN DE PASSE, is tot heden geen antwoordingekomen, en daarom wil ik die vraagherhalen en tevens onder de aandacht bren-gen, dat, volgens BALEN, Beschr. v. Dordrecht,bladz. 1041, SARA. PIJPELAAR gehuwd wasmet PIETER GODEWIJK en bij hem moeder werdvan de vermaarde MARGARETHA GODEWIJK.

Deze SARA PIJPELAAR wordt door SCHOTEL,Lett. en Oudli. Avondstond., b1.124, genoemdde zoo geestige als bevallige ; zij leefde veellater dan JANNEKE, doch mogelijk warenzij aan elkander verwant, en dit kan wel-ligt aanleiding geven tot het bekomen vaneenige inlichting.

V. D. N.

Sterfdag van Teniers den jongen (vgl.XIV. bl. 123). Ook mij werden de bewij-

39*

308

zen uit Belgie toegezonden, die het berigtin de Haarlemsche Courant van 22 mei 1685,omtrent den sterfdag van TENIERS, den jongen,bevestigden; doch een weinig tijds daarnaontving ik weder een berigt, waaruit bleek,dat er dienaangaande nog niets zeker was,en dat integendeel alles verviel. De stads-archivaris van Antwerpen heeft voor hetarchief een handschrift aangekocht, zijndeeen boekdeel met de hand van DAVID

TENIERS , den jongen, geschreven , waarvaarstaat: il liantboeck daerin staedt gespecificeertalle goederen en gronden van erven, rentenen obligatien, competerende aen d' heer DAVID

TENIERS en mijne huysvrouw J. ANNA MARIA

BONNARES , die getrouwd zijnden 4 Augustus1671."

Daarin is verder door een van dienszonen geschreven : 11 11/1ijn varier saliger DAVID

TENIERS is overleden tot Brussel , den thiendeFebruary zestienhonderd yid! en tachtig en ligtbegraven in de parochie van Kauenber,by zijne moeder saligher in de choor vanonze live vrouw. Godt geeft de ziele deeeuwige ruste." Voor bier tot dusverregenoeg. Ik heb in het Aanhangsel op mijnwerk alles behoorlijk uit elkander gezet ,en wel met de opmerking, dat men bij hel-der schijnende berigten soms nog in hetduister blijft omdoolen ; dat de heer TH.

VAN LERIUS , door te twijfelen, in zijn regtwas, aangezien hij wist dat de beroemdeDAVID kinderen had nagelaten , en het haar-lemsche berigt wel voor een van die kongeldend zijn , zooals dan ook werkelijk hetgeval is, moetende dit overlijden doelen op

een derden DAVID TENIERS, die ook schil-der geweest is.

H. C. KRAMM.

[Integendeel , niemand was in daze quaestie ver-der mis dan juist de heer VAN LERICIS. Immershij beweerde niet , dat de in de Haarlenische cou-rant vermelde een zoon kon zijn van DAVID TENIERS II,gelijk nu blijkt , maar dat het een zoon kon zijnvan DAVID TENIERS I, die eenen anderen voornaamdroeg dan DAVID. Maar daar ons geen derdeDAVID TENIERS , odk schilder, bekend was, meendenwij met den heer DE BROD' aan den tweeden temoeten denken.]

De rijder. Wie kan mij zeggen tot welkboek behoort eene plaat in lang 4°. formaat,voorstellende: regts een wagen (speelwagen)op vier widen , waarop als voerman is ge-zeten een persoon, deftig gekleed met op-geslagen hoed en lange haren of paruik ,vertoonende in de regterhand een zak ofbeurs, waarschijnlijk met geld; met de lin-kerhand houdt hij de teugels , aan welkereinde, links van de plaat, staan en loopenvier vrouwen (boerinnen of visschersvrou-wen), die alle tevens door middel van tou-wen gespannen of vastgemaakt aan denboom van den wagen, lien met zijnen heervoorttrekken; op den achtergrond ziet meneenige huizen en eene kerk met toren; onderstaat D : REYDER, boven aan IV dl. pag. 81.Ongetwijfeld is dus deze plaat uit een ofander uitgebreid werk genomen, waarindenkelijk de beteekenis der voorstelling zal tevinden zijn, waarvan ik tevens mededeelingwenschte te ontvangen. V. D. N.

TAALKUNDE.Lares en penates. H. R. heeft wel te-

regt vermoed, dat er onderscheid tusschenlares en penates bestaat. In de KorteSchets der Grieksche en Romeinsche Mytho-logie van dr. DE GELDER, wordt dit onder-scheid dus aangegev en :

De lares waren zonen van MERCURIUS

en LARA, een dochter van ALCMON. Zijwaren huisgoden en hadden hun bijzonderealtaren ; het was hun werk voornamelijkover de familie in haar geheel te waken.De penates daarentegen waren geen bijzon-dere soort van godheden ; zij werden uitde goden van hooger aanzien gekozen, enwerden dan als beschermers van afzonder-lijke personen vereerd, Er zijn zelfs voor-beelden van, dat levende keizers als Penatesgekozen werden, om hunnen hoogmoed tevleien en hunne gunst te winnen.

-E-

[Een ander medewerker beweert, volgens dehandboeken van DAMN, VAN wIERINGHEN BORSKI

en TRESSAN, dat lares beschermgoden van het huis,penates van de familie waren, dat men het huisverlatende de eerste aehterliet, de tweede medenam.]

Taalzuivering. Daarstellen. Teregt heeftmr. G. A. FOKKER tegen het woord daar-stellen zich verzet, en beweerd, dat het geennederlandsch is. Daar hij echter zijn ge-voelen wenscht bevestigd of wederlegd tezien, diene het volgende als proeve,

Wanneer wij in het nederlandsch werk-woorden met voorzetsels of bijwoordenzamenstellen, dan geven die voorzetsels ofbijwoorden een wijziging aan het begripdoor het verbum uitgedrukt, en wel in denzin van het voorgevoegde woord zelf. Ditheeft met daarstellen geen plaats. Het bij-woord daar verliest zijn beteekenis en voegt

309

eigenlijk niets tot het begrip door stellenuitgedrukt toe. Ware daarstellen neder-landsch, dan zou het naar den aard vanons plaatsaanduidend bijwoord moeten be-teekenen : stellen op zekere plants ; dochdit beduidt het niet; het zegt niets meer

GESLACHT- EN

dan vestigen, iets dat reeds door het enkelestellen is uitgedrukt. Het is als een echtgermanisme te beschouwen, en verdient hetburgerregt niet.

-E-.

WAPENKUNDE.

Dochters van Maarten van Rossem (vgl.XIV. b1.185). Uit het aldaar aangevoerdezou blijken, dat MAARTEN VAN ROSSEM nooitgehuwd is geweest en tevens dat hij eenenatuurlijke dochter ANNA heeft nagelaten ;doch er blijft, mijns inziens, nog bedenkingbestaan, want het eenige wat van die doch-ter bekend schijnt te wezen, is een hoogstmerkwaardig, haar overkomen, voorval, doorSLICHTENHORST vermeld en dat ik tot ge-mak van velen uit zijn Geldersse Geschie-denissen, enz. Arnhem 1654, in fol. bl. 488laat volgen: ,,Na zijn afsterven zijn zynegoederen als een twistappel ofte grabbel-worp, onder de erven in stucken en lappengescheurd, en door onderlinghe twistgie-righeid verminderd ofte aen vreemde han-den gekomen , waeruit dit zeghs woordontstond : dat ROSSEMS goederen met dendeghen waren gewonnen, en weder met depen verteerd. Behalven dat de mannelyckenalatenschap van dat edel geslacht, als toteen toemaet van plaeghen, rechtevoort tzae-men met den naem van ROSSEM t' eenemaelis uitgestorven. Want ROSSEM niet daneene eenighe dochter had, geheeten ANNE,

welke met eene aengheborene stommigheidgestraft, ende daerover schaemachtigh zijnde,op zeeker huys niet verre van Utrechtbuyten het gewoel van menschen wierdopgevoed. Het laet half ongeloovelyck (hoe-wel ook anders het doorluchtig voorval,sich eertyds vertoonende in den zoon van-den koningh CYRUS, alle twyfelmoedigheidin deden kan wegh nemen) tgeen met waer-heid van haer wordt verhaeld. Hoe teweeten in haer volwassen ouderdom (alswanneer sy, om zeecker haer dinghtael tevervolghen ofte voorderen, by de Rechtersvan Utrecht was gegaen ofte ontbooden,en aldaar yet ongemeyns haer voor-quam)door een schielycke ontsteltenis haer tonghis los geworden, ende zedert dien tijd noythaer plicht geweygert."

Moet men nu hieruit voor goed verstaan,dat ANNA eene natuurlijke dochter vanMAARTEN VAN ROSSEM was ? Dit staat erbepaald niet, en men moet vragen, zou in datgeval een geschiedschrijver als nrcHTEN-HORST, die bijzonderheid er met bijgevoegdhebben, als zij als eenige dochter in proceswas geweest. Behoefde het niet, omdat

het bekend was, dat hij ongehuwd is overle-den ? Maar dan kan men daaruit even goedhet tegenovergestelde opmaken, want stel-lige bewijzen ontbreken vooralsnog. Ikmeen dat er meer juiste en aanneemlijkebewijsstukken noodig zijn, om ANNA vooreen natuurlijk kind te verklaren. Wel kanik aannemen, dat, daar dit ongelukkigekind uit den huislijken kring verwijderd,en dus als het ware voor hem flood was,hij zijne goederen aan het levend manlijkoir van VAN ROSSEM vermaakte ; maar waar-over ontstonden dan die twisten ? Is hetomdat de familie eveneens dacht, en reedsbij het leven van dat vergeten kind overde erfenis beschikte ? Heeft MAARTEN SOMS

eene vrouw beneden zijne geboorte en staatgehuwd ? Alsdan is genoeg bekend, welkewaarde broeders of zusters aan zulk eenhuwelijk hechtten, en het veeltijds niet al-leen voor onwettig hielden, maar door be-hulp van vele middelen voor onwettig insuccessie deden verklaren. Zoo iets is hiermijns inziens in het spel, anders kan ergeen sprake zijn van eene eenige dochter;was het een zoon geweest, dan had hetmajoraat wel meer geldend gebleven enwaren er geen proceduren ontstaan.

U. C. KRAMM.

Heeren van Axel (vgl. XIII. bl. 188,254, 381 en XIV. hi. 128, 216). Volgensde rekening der » Stede ende Schependommevan Axele," moet de groote reiziger JOOSTVAN GHISTELE gestorven zijn tusschen 1mei 1516 en 1 mei 1517, want in het ar-tikel van die rekening, » andere vutgheven» van pfitwijn [presentwijn] als men der stede» poet verhuijrde," komen deze posten voor:»Item ghepiit [gepresenteerd] me vrauwe» VAN HEULE [IZABELLA VAN GHISTELE geh:» met DIRK VAN DER GRACHT ( 1 )], vrauwe» van Axele ende me joiivr [jonkvrouw] VAN

ELLEMONT [MA RGARETHA VAN GHISTELE

» geh: met JAN VAN CURTENBACH heer van

(1 ) Door ieder geschiedschrijver wordt hij DIRKgenoemd ; in het afschrift van bet octrooi van deboogschutterij van Zuiddorpe wordt hij echter JANgenoemd; zie bl. 197.

310

»Helmond (2)], als zij deerste reijse naer» de dood van hueren vadre mer JOOS VAN» GHISTELE hier binnen der stede quamen» tsamen xij kannen rijnwijns te ix gr. de» stoop is : viij £ ii D.»Item mijnen heere VAN IIEULE ende andere» zijnen cosijns VAN ELLEMONT als zij hier» deerste reijse in der stede waeren tsamen» vj kan rijnswijns to x gr. de stoop is

iiij x 13."en in het artikel: » vutgheven van reparae

[reparatien] midsgaedere extraOrdinaire cos-ten" :

» Item betaelt voor vj wassen tortsen, dievan der stede weghe ghedreghen waerenten begraevene ende vutvaert Va wijlen merJOOST VAN GHISTELE in zijnen levene Heereva Axele, de some va vj E."

Zeer jammer, dat vooral bij den laatstenpost, geen datum aangegeven is en er ookniet bijstaat waar die begrafenis plaats heeftgehad te Axel of te Zuiddorpe. (3)

Verbleef JOOST VAN GHISTELE veel op zijnkasteel te Zuiddorpe, eenige rekeningen vanAxel doen ons zien, dat hij ook veel wasop het slot in die plaats, gelegen in eengedeelte der stad » die Clince" genaamd.

In de rekening van 1492-1493 wordenvi kannen rijnwijn verantwoord aan merJOGS VAN GHISTELE gepresenteerd op dendag, dat de dijken door den watergraaf vanVlaanderen onderzocht werden, en later nogiij kannen als » schijncwijn" (4 ) aan hem enaan me vrauwe sijne gheselnede", welke inde rekening van 1493-1494 voorkomt alsde schenkster van torloij, ongetwijfeld het

(2) De tol van Axel is later bekend gewordenonder den naan van tol van Helmond, doordien deopbrengst daarvan tot het erfdeel zijner vrouwbehoorde.

(3) De steen, thans nog te Zuiddorpe liggende,staat in geene betrekking tot den reiziger JOOSTVAN G.; volgens 't Aardrijkskundig Woordenboekvan VAN DER AA luidt het opschrift er van aldus:

„Hier leght mhr. JAN VAN GHISTELE „MCCCCxxvj (1426).... VULEYNS gheselnede „M... JAN VAN GHISIELE die starf in 't jaer MCCCC„ xxxiij (1433) . . . dach van Laumaent . . . naer„hurrecht . . . bidt . ." Deze jaartallen zijn nietgoed ; de slechte staat , waarin de steen sedertmenschen geheugen is, laat eene correcte lezing nietmeer toe ; gelukkig zijn de namen goed gespaard,zoodat ieder bezigtiger ze duidelijk en goed lezenkan. Ik besluit hieruit dat de steen de deksteen

was van het graf van messire JAN DE GHUISTELLES chevalier, seigneur de Broecke, van de Moere,Coudebourg, de Borst, Okeghem etc. t 10 mei 1437marl de MARGUERITE VILAIN t 11 jan. 1432 en dievolgens L' ESPINOY „Recherches des antiquites et dela noblesse de Flandre, beide begraven liggen ineen graf te Zuiddorpe. Hoe deze JAN hi betrek-king stond tot den grooten reiziger weet ik niet;eene nasporin-g naar de titels der familie AMAINzou denkelijk tevens het zeker slecht gelezen woord„hurrecht" ophelderen.

eerste uurwerk der stad ; in die van 1498—1499 worden op kwitantie van » me vrauwevan Axele", aan den bier- en wijnpachterxviij £ verantwoord voor den wijn, » die» tvoorleden jaer gedronken was door mer» en me vrauwe van Axele als zij met huer-» lieder famille op huerlieder hof binnen» deser stede waeren" ; in die van 1515—1516 wordt JACOB HEINDRICX genoemd alspr be [?] van 't hof van Axele waar JOOS VANG.ruddere toen op pante [?] was; in die van.1507— 1508 vij kannen aan J. V. G. ge-presenteerd, toen hij hier zijn hoochtijt [pa-schen] hield, en eindelijk in die van 1515--1516 i kan gepresenteerd aan de » ghesel-» len van mer JOGS VAN GHISTELE. " (5)

Bij sommige schrijvers heeft JOOS VANGHISTELE drie, bij andere slechts twee doch-ters ; in de rekeningen van Axel meen iktwee (zeker een) natuurlijke kinderen vanhem ontmoet te hebben.

In de rekening van 1492-1493 komtdeze post voor : » gepresenteerd Jonkvrouwe» LIJSBETH VAN GHISTELE ten dage als zij» proves dede in tspetael [hospitaal] van de-» zer stede vj kan rijnwijns iij £,en later nog als schijncwijn de Jonkvrouwevan tspetael i kan xiij D vi gr.,

en in de rekening van 1516-1517, dusdenkelijk na den dood van heer JOOS, werder rente betaald van een nieuw straetkinaan den bastaard van GHISTELE, in eeneandere rekening AREND genaamd.

Verder in de rekeningen komen nog dezepersonen, den naam van GHISTELE voerende,voor

mher JOOS VAN GHISTELE ridder, kapi-tein van Biervliet 1492, 1496;

JOGS VAN GHISTELE baljuw van Axel1497, 1498 ;

ADRIAAN VAN GHISTELE, misschien wel debastaard AREND ; (*)

FILIPS VAN GHISTELE baljuw van Axel

1507.1502, 1504 , schoutheete [schout] 1506 ,50

Oostburg. F. CALAND.

(4) In de oude rekeningen van Axel en misschienook van andere gemeenten komen twee verschil-lende artikels voor ; in het eene worden present-wijnen en in het andere schijncwijnen verantwoord.Presentwijn werd er gegeven als men „der stedegoet verhuijsde", en schijncwijn aan sommigen vanhen die ter processie gingen.

(5) In eene andere rekening wordt een dezerghesellen genaamd JAN VAN MEERSCH.

(*) Waarschijnlijk niet : verwarring van de na-men AREND en ADRIAAN zal men in dien tijd nietligt vinden.

BESTUUR.

311

Geslacht Buis (vgl. XIV. bl. 281). PAULUS

BUIS, of liever BUYS , is geboren te Amers-foort in 1531 , t in 1594. Deze beroemdestaatsman is het ongetwijfeld , lien de vra-ger bedoelt, en over wien kan nageslagenworden : KOK , Vaderl. Woordenb. dl. VIII.bl. 1144-1146 ; V. D. AA, Biogr. Woordenb.,dl. II. bl. 1549-1552 en KOBUS en DE

RIVECOURT , Beknopt biogr. Woordenb., dl.I. bl. 303, 304. Bij deze genoemde schrij -vers worden ook nog vermeld : PAULUS

BUSIUS, of BUYS , geb. te Zwolle , en overl.als regtsgeleerde te Franeker in 1617, den23 september ; NICOLAAS BUSIUS , geb. teGeertruidenberg in de 16 de eenw ; JACOB

BUYS, GERARD BUYS , PIETER BUYS , JAN BUYS,

NIKLAAS BUYS , EGBERT BUYS , MARIA BUYS,

JACOBUS BUYS , GERRIT BUYS, CORNELIS BUYS,JOHANNES BUYS , WILLEM BUYS , KOENRA ADBUYS , WILLEM en ABRAHAM BUYS , de beidelaatsten vermoedelijk bloedverwanten vanden eerstgemelden PAULUS BUYS.

Wolfaartsdijk. J. VAN DER BA AN.

Geslacht Buis. Eene genealogie van hetgeslacht van PAULUS BUIS, meen ik dat, tenminsten in druk niet bestaat ; van zijne af-komst is in zijne levensberigten ook Dietsvermeld, evenmin zegt VAN BEMMEL, Beschr.van Amersfoort (de plaats alwaar hij gebo-ren werd) , dl. I. bl. 440, er iets van, enop de lijsten der regeringsleden aldaar,komt alleen voor TIIONIS BUYS, raad in1532 en 1534, die nog als oud-raad 1543wordt genoemd : dit zal welligt zijn vadergeweest zijn. HOOGSTRATEN, Alg. W. B.,op het artikel, zegt ons, dat zijn vader wasbeer van Capelle en Sevenhoven, denkelijkgelegen onder Lopik, alwaar PAULUS in 1592het aldaar gelegen Huis te Vliet aankocht.Voorts schijnt uit eenige papieren en aan-teekeningen onder mij te blijken, dat zijnemoeder STOUTENBURCH genaamd was, zooals nit de kwartieren bij het wapen vanden laatsten van dit geslacht, in de kerkte Veere indertijd opgehangen, wordt aan-getoond. Aangaande hemzelven en zijnenakomelingen, bevatten diezelfde papierenveel meer, met mededeeling waarvan ik ver-trouw B. D. volkomen te zullen voldoen.

PAULUS B. , heer in Scoenhove en Capelle.advoe. in Holland, naderhand in den raadwegens Utrecht, geb. te Amersfoort 1531,stierf op het Huis te Vliet in Capelle 1594oud 63 jaren. Hij trouwde MARIA VAN DERMERSSCHE, geb. 1526, ob 1590, aet. 64, doch-ter van JACOB V. D. M., raadsheer in 't hofvan Holland, Zeeland en W. Friesland :hunne kinderen bij zijn overlijden waren :

1. ODILIA BUYS, gehuwd met mr . CORNELIS VAN DER NIEUSTADT raad in denhoogen raad v. Holland.

2. CORNELIS BUYS, meesterknaap vanHolland, baljuw en drossaard van Purme-rend en de Beemster, geb. 1559, stierf 1632,oud 73 jaren. Deze trouwt GEERTRUYD VANDER GOES, dochter van PIETER en MARIA

VAN DER DUSSEN; hunne kinderen zijn :a. PAULUS BUYS, it. colonel ten dienste

dezer landen, stierf tot Vere 29 nov. 1678,en is aldaar in de Groote kerk begraven, al-waar het wapen is gebroken, als zijnde hijde laatste van zijn geslacht.

b. GEERTRUYD BUYS, geb. 1613 ob. 18oct. 1677 te Vere en begraven te Vlissin-gen. Deze was wed. van ARENT GARDENIJStoen zij den 6 nov. 1649 huwde CORNELIS

SOMER BERNARDUSZ., predt. te Vlissingen,die weduwenaar was van ELISABETH KIEN.Hunne dochter ANNA GEERTRUID SOMER, geb.1651, ob. 8 junij1679, trouwt 5 apri11674 COR-NELIS KIEN, bewindhebber der oostind. comp.,later burgemeester van Vere. De dochter vandeze, ANNA MARIA KIEN, trouwde P. BODDAERT.Zij ob. 1724 hij ob. 1732. Hun zoonCORNELIS BODDAERT trouwde JACOBA DEBUIJBERT. Zij hadden eene dochter BAR-BARA THEODORA BODDAERT.

C. PETRONELL A BUYS, gest. 13 sept. 1676,trouwde JAN CARDON te Vlissingen. Hunzoon DANIEL CARDON, schepen, raad en bur-gemeester te Vlissingen: ob. 13 Sept. 1676,en werd begraven in de Gr. kerk met wapenen 8 kwartieren.

Uit de voorhanden originele acte vanscheiding der nalatenschap van mr . PAULUSBUYS, dd. 31 julij 1596, blijkt nog, dat hijeen broeder JOHAN BUYS gehad heeft, die bijdeze scheiding tegenwoordig, met alle de erf-genameu en verdere betrekkingan de actegeteekend heeft ; dat hij nog een zoon gehadheeft, ARENT BUYS genaamd ; — dat aanzijne dochter ODILIA is te beurt gevallen hetHuis te Vliet met vele landerijen en hoevenaldaar en te Jaarsveld gelegen, ook de am -bachtsheerlijkheid van Sevenhoven enz. ,enz. , — dat de zoon CORNELIS bij deelingontving eene woning, boomgaard en landente Wassenaer ; idem gelegen aan de Maas-dijk, nog eene woning c. a. in Hazerswoudeover Coudekerke en vele andere goederenmeer, ook vele rentebrieven : uit al hetwelkblijkt van eene aanzienlijke nalatenschap ;terwijl de goederen, gelegen binnen de stallAmersfoort en daaromtrent , toen in hetgemeen werden gehouden om later te ver-koopen.

CORNELIS BUYS PAULUSzOOn schijnt eenalbum gehad te hebben, waarin o. a. COR-NELIUS NEOSTADIUS teekende mei 1594 metde spreuk bij zijn wapen , In alles siet deNieustadt ; voorts in 1626 en 27 in Amers-foort J. en P. en JOHANNA VAN DER NILU-STADT, denkelijk alle drie kinderen van COR-

312

NELTS; - nog in mei 1594 op het Huis teVliet W. CRAEN en WENDELMOET A BUYS

met hunne wapens en spreuk : welligt wasdeze laatste eene zuster van PAULUS BUYS.

Het wapen van BUYS was van zilvermet drie lelien, 2 en 1, van keel, tot helm-dek eene achtpuntige star van keel.

Het wapen van VAN DER MERSCHE wasvan keel met drie St. Jacobsschulpen, 2 en1, van goud, tot helmdek een zittende ha-zewind van zilver met balsband van sabelen goud, tusschen twee boomen in blad vansinopel.

V. D. N.

Geslacht van Diemen. In den Navorscheris reeds herhaalde malen over dit geslachten over personen van dien naam gesprokenin deel V, VI, VII, VIII, zie het AlgemeenRegister, en in deel XIV. 179, 221, 246; dochnergens, ook niet bij BALEN, Dordrecht, ofKOK, Vad. W. B., vind ik genoemd nochvermeld GERRIT VAN DIEMEN, van wien bijmij een Claegh-gedicht over den doot vanden alder-Doorluchtigsten Prince van Oranges,MAURITS VAN NASSAU, aen de Maget vanHollant ; tot Leyden, by GOVERT BASSON,

Anno 1625, in 4°., vijf bladzijden groot.Noch WITSEN GEYSBEEK, nosh VAN DER AA,

noch HERINGA schijnen zijn werk gekendte hebben, en daarom is de vraag : wiewas hij , en zijn er meer schriften van hembekend ?

V. D. N.

Getal XIIII op het wapen van Kappelle(vgl. XIII. bl. 29, 218, 284). Toevallig inhet Aardr. Woordenboek van VAN DER AA

het artikel Kappelle opslaande, las ik daarindat : » de gouden cifferletters XHH in het»wapen beteekenen de ouderdom en eeuwen» der kerk," die in der daad boven den inganghet jaartal 1427 draagt. Is dit waar, voertdan om dezelfde redenen de gemeente El-lewoutsdijk ook dat getal XIIII in haarwapen ? Ik houd ten minsten de gouden cij-fers IIXII in den zilveren dwarsbalk voorhet getal XIIII, alhoewel zonderling genoeggeplaatst.

Bij mijn laatste bezoek op de bibliotheekvan het » athenee royal" te Gent, zocht ikin het wapenboek van F. GOETHALS naarde genealogie der familie VILAIN, om tezien wat daar over dat door haar gevoerdegetal XIIII gezegd wordt ; wat ik vond iscurieus genoeg om hier een plaatsje te vinden :

» Le chiffre de XIIII qui s' est joint au»nom patron,imique de la famille [de VILAIN]

)) provient dune devise, espece de rebus, dont» quelques membres de la maison de GAND

» Bite VILAIN ont fait usa ge.» Ce chiffre place au milieu d'une guir-

» lande de fieurs de houblon [hope] signi-» fiait en flamand )) veralen ou viertien in» hope" c'est-h-dire » mórite dans la fol."

Oostburg. F. CALAND.

Heeren van *der Nisse — van Water-vliet (vgl. XIV. bl. 186 en 248). Tenaanzien van de dochters van mr. GILLES

CORNELIS VAN DER NISSE, heer van Nisse,Waarde enz., raad en burgem. van Goes,overl. aldaar den 17 oct. 1757, vond iknog, dat jonkvr. JOHANNA VAN DER NISSE

de heerlijkheid van Waarde ten huwelijkbragt aan mr. WILLEM NIJSSEN, en jonkvr.GEERTRUIDA VAN DER NISSE die van Nisseaan JAN TIELEMAN SPIJKER. Het wapenvan N AN DER NISSE was een schild vangoud, met een' keper van keel, vergezeldvan 3 lelien van sabel, staande 2 en 1. Wiedeelt mij de wapens merle van de heerenNIJSSEN en SPIJKER?

Wolfaartsdijk. J. VAN DER BAAN.

Wapen van sinopel met drie goudenlelien (vgl. XIV. bl. 248). In de Wupen-kaart van Utrecht ziet men het wapen vande familie DE SWART drie gouden lelien opveld van sinopel.

V. D. N.[Voor daaromtrent leze men in de vraag omtrent

die familie.]

Afstammelingen van den admiraal TjerkHiddes de Vries (vgl. A. R.; XII bl. 342; XIII.hi. 28, 57, 124, 220, 254). Te Arum (Fries-land) is woonachtig : SXEKELE HIDDES DE

VRIES, zoon van wijlen HIDDE WIJTZES DE

VRIES, die, naar ik wel eens onderrigt ben,familie van dien geslachtsnaam heeft te Sex-.bierum, de geboorteplaats van den admi-raal.

ALOF.

Wapen van Hobbena. V6Or dat er ietsaangaande den persoon en het bijzonderleven van MEINDERT HOBBEMA bekend was,had ik reeds alles wat mij sedert jarenonder den naam van HOBBEMA voorkwamaangeteekend, ten einde langs dien weg eendraad te vinden, dien men aan den persoonvan den grooten kunstenaar zou kunnenvasthechten, om hem meer van nabij teleeren kennen. Ik heb in mijn werk ver-meld, dat er in 1851, te Leeuwarden, bijeene boekverkooping, onder de rariteitenvoorkwam, een op glas geschilderd wapenvan OTTO VAN HOBBEMA, 1620, en vanMARGARETA VAN BORNIER zijn wyff, 1620,en dat deze glasramen door den oudhei d-ku ndigen boekhandelaar EEKHOFF te Leeu-warden zijn aangekocht. Ik had gezorgddat er voor de verkooping eene afteeke-

313

ping voor mij van werd gemaakt, omdatik vreesde, dat zoo ik dit verzuimde, mijlater de pas wel zou worden afgesneden.Maar nu verder. Dr. P. SCHELTEMA, in zijnAmstels Ouclheid , Gedenkwaardigheden vanAmsterdam, ald., 1863, bl. V. bl. 63, geefteen overzigt van het toen bekende overHOBBEMA, en heeft ook mijn berigt overgenoemd wapen vermeld; doch hij zegtdaarbij ten slotte » dat de heer EEKHOFF

heeft verklaard, niet de minste kennisdaarvan te dragen." Wanneer een navor-scher met veel moeite, tijd en kosten inhet belang der geschiedenis zaken ontdekten aanvoert, en later andermaal verpligtwordt zijn berigten te staven, kan ik nietzeggen dat dit zeer bemoedigend is. Ziehier het antwocrd op de door mij dien-aangaande gedane vraag ontvangen : » Hetdoor den beer KRAMM bedoelde glasraamkwam voor op den catalogus (bij mij ge-drukt) van de bibliotheek van wijlen mr.

A. VAN HALMAEL J r ., verkocht den 11 maart1851, door den boekhandelaar P. ANDREAE

MENGER (van Barneveld) en wel onder devaria (bl. 55). Daar staat : »» 49. A chtgroote ramen, elk bestaande nit 30 ruiten, inlood gezet, w'iarop de fraai geschilderde wa-pens (alle van 1620) van L ENGELBERT VAN

BORNIER, 2, 3, 4 enz. 5. OTTO VAN HOBBEMA,

6. zijn widy, MARGARETA VAN BORNIER enz.41 't bovenstaande afkornstig nit het huis thansbewoond door den WelEd. Heer A. GRATAMA

te Leeuwarden, en uitmuntend geconserveerdin houten lijsten enz. Een en ander in eensolide houten kist, welke met dezelve zal ver-kocht worden." "

De kooper van die kist met haren inhoudwas de heer w. EEKHOFF, boekhandelaaralhier, van wien ze is overgegaan aan ofdoor wien ze is gekocht voor het FrieschGenootschap, ten behoeve van het museumvan oudheden, waar zij nog aanwezig is.

Vermeenende hiermede aan het verlan-gen voldaan te hebben, heb ik de Eer methoogaehting te zijn WelEdele Heer ; UwEd. Dw. Dienaar G. T. N. SURINGAR. Leeu-warden 24 Februarij 1864."

De lezer van Aemstels Oudheid zal nu hetartikel HOBBEMA_ in mijn werk wel voorgoed willen verklaren, gelijk ik een enander, in het Aanhangsel daarop, behoorlijkvoor waarheid heb te bock gesteld.

U. C. KRAMM.

Wapen van I3ist. Het wapen dezer stallis een schip zonder roer; wat is de oorspronger van ?

ALOF.

Het geslacht van der Lisse. Volgens het-geen SMALLEG. in zijne Chron. v. Zeeland, bl.525, en TE WATER in zijn Hoog Addl. en.Adelr. Zeel., Voorr. bl. 79-80 , van dit ge-slacht melden , waren zijne leden vermaag-schapt met de heeren van Haamstede , enhebben zij hunnen naam gevoerd naar betdorp of huis Lisse , weleer in Noord-beveland gelegen , doch in 1530 bij denwatervloed, die dat eiland trof, vergaan.

TE WATER noemt eenen JAQUES VAN DERLISSE , op het jaar 1571 ; id. in zijne Hist.van het verbond en de Smeekschriften derNederl. Edelen, I. bl. 190, 199 en 211.SMALLEGANGE, bl. 507 en 525 : mr. LIEVENIEMANTZ. VAN DER LISSE, burgem. van Zie-riksee, 1565 , 1570 ; JAN ADRIAANSEN VANDER LISSE, idem 1591.

Toen SMALLEG. zijne Chronyle schreef,kwam onder de geregtigden van de am-bachtsheerlijkheden Wissekerke en Geers-dijk in Noordbevel. voor : jonkvr. ANGELAVAN DER LISSE. Zie bl. 755.

Bij KOK, Vaderl. Woordenb., Bijv. III,bl. 79, 80 etc. , vindt men, als vermaag-schapt met het geslacht DE HUIJBERT, nog3 leden van de familie VAN DER LISSEvermeld :

1. ADRIANA VAN DER LISSE, getr. metCLAES HERMANSZ. DE HUIJBERT.

2. LEVINA VAN DER LISSE, LIEVENSdr.,getr. met CLAES DE HUYBERT, JAN HER-MANSZ.

3. GENOVEVA VAN DER LISSE, LIEVENSdr.,getr. met ANTHONY DE HUYBERT.

SMALLEGANGE verhaalt, bl. 525, dat PIETERDE HUYBERT een stamboom van dit geslachtbezat, doch dat hij lien evenwel niet gezienheeft.

In het kerkgebouw te Oostkerke (Wol-faartsdijk), ten jare 1861 afgebroken, warentwee grafzerken, waarop de naam van VANDER LISSE voorkwam, n.l. van WILLEM VANDER LISSE, ridder, in 1433 overleden, envan CORNELIA, CORNELIS CLAEYS docliter,VAN DER LISSE, den 15 febr. 1545 overl.

Wie mij ten aanzien van dit geslachtmeer opgaven gelieft te verschaffen , zalmij zeer verpligten.

Wolfaartsdijk. J. VAN DER BAAN.

Jan Warmboutszoon en Warmbout Jans-zoon. Weet men, of kan men ook opsporenden geslachtsnaam van :

1. JAN WARMBOUTSZOON, die in het pink-steroproer te Leiden in 1445 betrokken,tot de den sehout vijandige partij behoorde,en in eenen zoen tusschen partijen, broedervan HENDRIK HENDRIKSZOON VAN SWIETENgenoemd word.

40

314

Onder broeder zal bier waarschijnlijkzwager of halve broeder bedoeld worden.

2. WARMBOUT JANSZOON, die in eene actevan het kapittel der Hooglandsche kerkte Leiden, van het jaar 1444, voorkomt ?

Door daaromtrent opheldering te geven,zoude men zeer verpligten

A. B.

Geslacht van der Ghoir. Wie kan mij,betreffende de familie VAN DER GHOIR eenigeinlichtingen geven ? Uit eene oude acteextraheer ik :

» Rente van CLAES HENDRIKZOOn" (zondervermelding van den geslachtsnaam) » ge-» huwd met CORNELIA JoEsDuNsdochter» VAN DER GHOIR, ter name van die COR-

» NELIA (NEELTJE), 1525."Aangezien men vooral belang heeft te

weten, wie gemelde CLAES HENDRIKSZOON

is, en dienaangaande wel een gegrond ver-moeden, loch geene zekerheid bestaat, zoozoude misschien, indien nopens de familieVAN DER GHOIR aanteekeningen bestonden,daarover het vereischte licht kunnen ver-spreid worden.

A. B......... nnn• • • . • •

Geslacht van Emmenes. In het eerstedeel, bl. 101 der Gedenkwaardigheden uitde geschiedenis van Gelderland, van den ar-chivaris mr. IS. AN. NIJHOFF, komt voor eeneacte, waarbij HERBERT VAN PUTTEN zijnegoederen opdraagt aan graaf REINOUD van

Gelre. In die acte zegt HERBERT VAN PUT-

TEN: cupimus esse notum quod comparui-MUS coram LUBBERTO DE EMMENESSE, judicein Velua. — Datum a°. d°. MCCCVII, invigilia nativitatis (24 decor. 1307). Vandie acte wordt ook melding gemaakt doorMr. G. VAN HASSELT, Geldersche bijzonder-heden, n°. 1. p. 19.

In het begin der 17e eeuw leefde (waar-schijnlijk te Arnhem) HUIBERT VAN EMME-

NES. Hij had drie kinderen, waaronder COR-

NELIA, geboren te Arnhem in 1637, overl.23 januarij 1719, gehuwd met LUBBERT VAN

HIERDEN.HUIBERT VAN EMMENES (HUIBERTSZOOn)

had een zoon, JACOB genaamd, die onge-huwd ov erleden en in wien het mannelijkoir uitgestorven is, en vier dochters, stam-moeders van verschillende geslachten.

Het geslachtswapen van HUIBERT VAN

EMMENES is een uit de wolken komendemet een dolk gewapende arm. De arm ismet groen bekleed , het veld, waarschijn-lijk van zilver.

Zoude iemand mij kunnen opgeven, hoehet geslachtswapen was van LUBBERT VAN

EMMENES, die in 1307 regter op de Velu-we was, en of het later levende geslachtvan lien naam van hem afstamt. De heerarchivaris NIJHOFF had mij welwillend toe-gezegd, pogingen te willen doen om dit opte helderen. Zijn kort daarop gevolgdedood heeft mij hierin te leur gesteld.

V. 0.

Namen van eenige personen nit bekende geslachten, die in ondergeschikte be-trekkingen in het laatst der 17 de en begin der 18dc eeuw naar Oostindie zijnvertrokken.

Gia)1.es

i—z

van met welkschip.

in welkekwaliteit. Aanmerkingen.NAMEN.

ARMINIUS, LAURENSBEAUMONT, BEXOLDUS vaNBOERHA WEN, JACOB

BOR, ALBERTUSBOREIL, WILLEM

CAMPO, FRANCOIS DEL

CLOON, ARNOLDUS VANCNOL, GOVERTCOCHIUS, HERMANFAMARS, JACOB FREDERIK DE

GOGEL, JOHANNESHASSELA AR, CORNELISHAVELAAR, ABRAHAMHEMERT, C. DE RECHTERE VAN

HERINGA, JAN JANSZ.KARDINAAL, JAN JANSZ.

KOEN, JAN JANSZ.

AmsterdamAmsterdamLeiden

UtrechtAmsterdam

Antwerpen

TielDelftHarderwijkFrankf. aim.FrankfortAmsterdamRotterdamBergen o/Z.

AmsterdamZaandam

Hoorn

UnieBoswijkRomeyn SszgeantDrie kroonen AdelborstGent SoldaatDriebergen AssistentGrimmesteyn BosschieterOestgeest Commandeur

over de sol-daten

0 verrijp BosschieterPrinceland Ondertimmer-

manHoogbootsm.

170316981706

16901699

1682

17001686168316991699169617081699

16981688

1705

Drie kroonenSpiegel't Hof van Il-pendam

HandboogDrie kroonen

Oostenburg

AdelborstLandspassaatLandspassaat

AssistentSergeant

1699 in Japan overl.1709 kapitein te Pas-

saroean.1686 8 febr. te Casta-

socra gesneuv.1717 kapit. •luiten.

1687 overleden.1713 Samarang overl.

1710 opperkoopman.

1708 overleden.

Soldaat

AdelborstSergeant

HoornLeidenLeeuwardenZaandamDelftSchiedam

Middelburg

Middelburg

HaarlemAmsterdamBoblitz

JerusalemSpiegelNieuwlandBarneveltVegtSchoonderloo

Oosterstegen

Oosterstegen

GamronJerusalem

Pampus

NigtevegtSionVoorschotenHavik

SumatraMolenwerfPeperboom

Overnes

DriebergenDriebergenWateringen

Vrije ZeePurmer

Unie

AbbekerkOostenburgHerst. LeeuwVoorschotenRoosenburg

's LandsWelv.

Onderbarbier

AdelborstSergeantSoldaatSoldaat

SoldaatKorporaalOnderchirurg.AssistentSoldaatMatroosSergeantAdelborstAdelborst

KorporaalAdelborst

Soldaat

SoldaatSoldaatSoldaatTamboerAdelborst

Adelborst

IJsselmondete Bataviate BataviaUnieGrimmesteyn

KorporaalSoldaatSoldaatSergeantSoldaat

315

NAMEN. van met welkschip.

in welkekwaliteit. Aanmerkingen.

170617051686170917051703

1702

1702

170717061695

170016971701

1690

1693169416941690

168017011702170716991703169316931710

16791684

1698

17101682171016941703

1686

17091706171016981704

DregterlandWaalstroomConcordia

KOEN, CORNELIS DIRCKSZ.LAAN, JAN ADOLPH VANLADENIUS, MENSO HARMANUSLEEGHWATER, CORNELISLEEUWENHOEK, ADRIAANLOOPUYT, WILLEM

MACARE, JAN

MACARE, CORNELIS

MASSA, CHRISTIAANMOUCHERON, BALTHASARNEANDER, CHRISTOFFEL LAURENS

NEER, NYLON VAN DERNETSCHER, EVERHARDUSNETSCHER, ANTHONY

OLDENBARNEVELT,JOHANNES VAN

OSTADE, CAREL VANPALM, J ACOBPA LUDANUS, CORNELISPATRUS, ABRAHAM

PLANCIUS, RUDOLPHUS DEPLOOS VAN AMSTEL, NICOLAASRIEBEEK, ISAAC VANRIEBEEK, JOAN VANRIEBEEK, FRANS VANROGGEVEEN, CORNELIS JACOBSZ.SELS, PIETERSELS, BARMENSNOECKART, JUSTUS WILHELMUS

SWAERDECROON, ABRAHAMSWAERDECROON, HENDRIK

THEDENS, JOHANNES

THEDENS, CLAASTENGBERGEN, A RNOLDUSTENGBERGEN, HERMANUSVERHULST, ROMBOUTWALRE, ANDRIES

WALRE WOUTERSZ., JAN VAN

WASHINGTON, JOHANNESW ELY, WILLEM A DRIAEN VANWELY, MICHIEL VANWILDE, JACOB DEWI LTVANG, NICOLAAS

1733 commandeur teGale.

1715 onderkoopman,Colombo.

1727 onderkoopman.

4 f 10 per maand.1705 vaandrig, 1713

overleden.In 1661 was in Indie

ERNST VAN OLDEN-BA RNEVELT vanNieuwkerk,die daarals lantspassaatwas gekomen.

1709 kapitein.

1735 gouv.generaal,1737 overleden.

1716 onderkoopman.1712 koopman.

1709 overleden.Zijn varier JACOB

SNOUCKART VANSCHOUWENBURG.

1685 te Cochin overl.1718-1725 gouvern.

gen., 1729 overl.1741-1743 gouvern.

gen., 1748 overl.

1695 overleden.1717 Negapatnam

overleden.1691 te Haroekoe

overleden.

1725 koopman.1716 assistent.1709 vaandr. op Ceil.1732 luitenant.

Gouda's Gravenhage's Gravenhage

Batavia

HaarlemDordrechtBredaGrenoble

's Hertogenb.GraftMiddelburgBataviaLeidenRotterdamZutfenZutfenCleefsland

UtrechtRotterdam

Friederichstad

Stein in Ditm.DeutichemDeutichemMechelenHaarlem

Haarlem

RotterdamBredaLeidenAmsterdamRotterdam

Ond. chirurg.SergeantMatroosMatroos

1721kapt.op Amboina

Ondertimmer-man

Matroos

K ajuitswach-ter

AdelborstAssistentSoldaat aan de

KaapJongen

Sergeant

Geslacht de Munck [de Meunck]. De stadGent telt reeds in 1328 een lid der adellijkefamilie DE MUNCK in haren magistraat; in1518 vestigde zij zich in 't land van Waesen een andere tak in Zeeland, waar zij teMiddelburg gewigtige anibten bekleedde enzich vermaagschapte met VAN RIEMSDIJK,

PLOOS VAN AMSTEL enz., zie SMALLEGANGE

en Navorscher. — Bezit ook iemand eenvolledigen stamboom van den edelen zeeuw-schen stam DE 1VIUNCK of DE MEUNCK ?

St. Nikolaas. Chevalier DE SCHOUTHEETE.11.11.11........

40*

316

Van Borselen van Brigdamme. — vanVoorhoute (vgl. XIV. bl. 281). In de ge •nealogie van het geslacht BORSSELEN doorRUISCH DE BRUIN vindt men het volgendeomtrent de afstamming van ALYCT of ALICE

VAN BORSSELEN, de echtgenoot van HECTOR

VAN VOORHOUT.

CLAES VAN BORSSELEN VAN BRIGDAMME

trouwt HADEWICH VAN SEVENBERGEN, nala-tende vijf kinderen o. a. :

ALBRECIIT VAN BORSS. VAN BRIGD. trouwtBEATRIX VAN DOMBURGH. Hij t 1390; zij t 7febr. 1395. Zij laten vier kinderen na, o. a. :

CLAES VAN BORSSELEN VAN BRIGDAMME

trouwt MARIA VAN ARNEMUIDEN. Hij f5 januarij 1411 ; zij t 19 december 1404.Zij laten de volgende kinderen na.

1. GILLIS VAN BORSSELEN VAN BRIG-

DAMME t v6Or 1411.2. JACOB VAN BORSSELEN VAN BRIG-

DAMME, trouwt ANNA VAN RENNIN. Zij

laten drie kinderen na.

3. JAN VAN BORSSELEN VAN BRIGDAMME,

4. HADEWICH VAN BORSSELEN VAN BRIG-

DAMME trouwt 1°. ADRIAAN VAN HEEN-

VLIET, en 2°. WOLPHART VAN BORSSELEN,

beer van Veere.5. ALISE VAN BORSSELEN VAN BRIG-

DAMME trouwt HECTOR VAN VOORHOUT,

ridder. Uit dit huwelijk ADRIAAN VAN VOOR-

BOUT en MARGARETHA VAN VOORHOUT.

Deze laatste trouwt met JAN VAN BERCHEM,

ridder.6. BEATRIX VAN BORSSELEN VAN BRIG-

DAMME, j zonder oir. Volgens sommigengehuwd met ZWEER VAN CRUYNINGEN, vol-gens anderen met JAN VAN DOORN, gezegdZONSBEEK.

7. ALICE VAN BORSSELEN VAN BRIG-

DAMME eene natuurlijke dochter. Zij trouwt1°. PIETER VAN SOUTELANDE, en 2°. JAN

MARTIJNSZ0011.

Cz.

MENGEL INGEN.Rondheid der aarde (vgl. XIV. b1.159).

Of het gevoelen bepaald ketterij was, zalik niet beoordeelen ; ik herinner alleen ('tgeen historisch schijnt te zijn), dat eenbisschop aan 't hof van FERDINAND enISABELLA, zijnen beschermeling vergundeCOLUMBUS te vergezellen, doch hem weluitdrukkelijk gelaste, fiks op te letten alshij aan den rand der aarde gekomen was,hoe men dan, vooral met schepen, aan deandere zij de van het plat komen moest enhoe snel die val wel ging.

G. P. ROOS.

Pond sterling. [lit de rekening betref-fende de reize van prins WILLEM II naarEngeland wordt (Nay. XIV. bl. 164) » hetpont sterlings ghereeckent op thien guldens,ende de schell. op thien stuivers." Menrekent nu het pond st. op f 12 en denshilling op 60 cents. Wanneer is de waardevan het pond en zijne onderdeelen zooveel grooter geworden?

Ouderdom der visschen (vgl. A. R.). Inden Navorscher dl. VIII bl. 144 noemde ikden beer SENAC als dengenen, die den ouder-dom der visschen berekende naar het aan-tal beddingen waaruit de schubben be-stonden. — In de Biographie UniverselleClassique, Paris 1829 , leest men : JEAN

BABT1STE SENAC, premier medecin de LOUIS

XV. et membre de l'accademie des sciencesetc, ne 1693. m. 1770. — Men kan m. i.

als zeker aannemen dat het door mij op-gegevene, in dl. VIII. bl. 144, uit eengijner werken getrokken is of voorkomt ineene zijner verhandelingen in de Academiedes Sciences.

Is nu iemand in staat, door middel vanden Intermddiaire, hieromtrent onderzoekte doen, dan zal hij mij zeer verpligtendoor het resultaat daarvan in den Navor-scher mede te deelen.

H. C. STRIK VAN WIJK.

Inboedel van een ongetrouwd Haar-lemer in 1646. (Uit een HS. van lientijd.)

» Op Heden den 21 Junij A°. 1646 Be-vinde ick ADRIAAN HEERSEN, Bruydegomvan ELISABETH VAN OORSCHOT, mijn capi-tael ontrent vijftien hondert gulldens tewesen, en daer by dese gespecificeerdegoederen, te weten :

2 Bedden.6 Oorkussens.5 Deeckens.3 paar gardijnen.1 groene saeye sprei.3 schoorsteen rabaties.3 Beste rabaties.1 treck-tafel met een scheel.1 Kantoor tafel met een scheel,1 achtkant tafeltie.3 Bancken.2 Spiegels.1 ijsere kist, om gelt in to stapelen.

317

Kanterkaas (vgl. bl. 194 en 276). Watkanterkazen zijn is t. 1. a. p. reeds voldoendeverklaard, maar aangaande de zwaarte daar-van kwam geen voldoend antwoord in: mendacht er niet aan, dat de kaas in dien tijdverkocht werd, bij 't schippond, dat is bijde driehonderd pond, en alzoo zijn de tere. a. p. genoemde Canterkesen niet kleinmaar tamelijk groot geweest. Immers , 68in 4 pond, dat is 1200 gewone ponden,maakt dat elke kaas 17 1 /2 g weegt. — InCOMMELIN, Beschr. v. Amsterdam, bl. 913,vindt men aangeteekend op het jaar 1548:driehonderd pond kaas voor f 4. Ook inandere plaatsbeschrijvingen heb ik nu endan aangeteekend gevonden, dat de kaas indie jaren slechts 4 a 5 gulden het schip-pond geldende was.

H. C. STRIK VAN WIJK.

Nederlandsche spot- en scheldnamen (vgl.A. R. ; XII. bl. 32, 95, 156, 286 ; XIII. bl.223 ; XIV. bl. 31). Bij de vele reeds inden Navorscher medegedeelde kan ik nogde volgende van bewoners van steden endorpen in Noordholland voegen :

Medemblik, moppen. (naar eene lekk ernijdie er veel gebakken wordt.)

Enkhuizen, vijgen.Hoorn, krentekoppen (niet krentebollen,

zoo als in een vroeger artikel is gezegd.)Opperdoes, turken.Twisk, gladooren.Oostwoud, bleien.Hauwert, schokken. Schokken zijn ge -

droogde klompen mest, die vroeger alsbrandstof gebruikt werden.

Benningbroek, speelmakkers..dardswoud, bloote beenen (het was in

vroegeren tijd een moerasland) of duivels-hoopen (Aardswoud was de laatste hoopdien de duivel in Noordhol]and neergelegdhad.)

Blokker, boon en.Binnenwijzend, theekisten.Lutjebroek, uilen.Nibbikswoud, aardappels.Wieringen, schapen of biggen.Schermerhorn, mollen. (In het wapen is

een mol.)de Rijp, snoeken. (Insgelijks naar het wa-

pen.)Schagen, roodjes.Heer Hugowaard, blaauwe reigers.Langedijk, koolstruiken.

ALIQUIS.

Fooien. Weet iemand to zeggen of hetgeven daarvan eene belasting is , die reedsvan oudsher dagteekent ? Waarin vond hetzijn oorsprong? En bestaan er voorbeeldendat het een oud gebruik is ?

1 Koffer met gladde Banden.1 Kapstock,.

12 groene stoelen.2 swarte stoelen.9 groene kussens.1 Cap mantie.

14 pasteleyn Beteelties.12 commeties.3 Blaeckers.2 Kopere Kandelaers.1 coopere standart.2 ijsere Blakerties.2 kopere ketelties.1 ijsere potie.

18 aerde borden.6 tinne schotelties.1 dosijn tinne Lepels.2 rackies.1 kaerslae.2 roosters.2 tangen.

schop.1 Haertijser.1 Brandt ijser.1 tafel met een Brie stal.2 naey manties.1 coopere taert pan.1 wafel yser.1 coopere pan.1 canne bort.1 kleerben en kleer plack,1 Lantaren.2 Kleerborstels.1 Klcermandt.1 Soldertie.1 Silver schaeltie.

25 Schilderijties.7 paer Lakens.

15 Hemden.12 Drooghdoecken.2 dosijn servetten.

10 kleyne servetties.10 paer sloopen.7 tafel Lakens.2 lange Handtdoecken.2 dosyn nuesdoecken.

29 Beffen.5 slaepmutsen.3 Mantels.4 pack kleeren.3 Hoeden.3 paer kousen.

12 kleerstocken.2 water emmeren.1 tobbetie.1 scherf bort.1 water ton.

t' Geweer met syn toebehooren.Een nieuwe en oude bijbel.

P. A. T.

318

leder zal het onkiesche van die gaven,met eene zoo geheel andere strekking danliefdegiften, hebben ondervonden.

Was het nog maar de opregte aanwijzerof de gasten veel of weinig genoegen opeene partij gesmaakt hebben , dan had hetnog eene nuttige zijde , maar veeleer is beteen gevolg daarvan, dat de gasten het maalof de partij meer of minder kostbaar vonden.

Het allerminst zal er wel grond bestaanvoor het offeren op het bakersaltaar bij hetafleggen van de vervelende kraambezoeken;zoo ook voor het geven van fooien aankoetsiers, aan bedienden die een klein ge-schenk van hunne meesters overbrengen enmeer andere gevallen.

P.

Een boschje stroo. De Intermediairevraagt, waar het van daan komt, dat menaan voorwerpen die te koop zijn, ten tee-ken daarvan een boschje stroo vastbindt,en zegt, dat dit in geheel Frankrijk ingebruik is. In ons vaderland doet men hetook. Kent iemand er den oorsprong van?

Veelwijverij (vgl. A. R. ; XIV. bl. 250).De Polygamia triumphatrix van LEYSER waseene repliek op de Monogamia victrix vanBRUNSMAN, die eene weerlegging bevattevan LEYSERS vroeger uitgegeven werk Dis-cursus politicus de polygamia. 't Zal weleene hoogduitsche vertaling van dit laatstezijn, welke J. L. A. I. t. 1. a. pl. vermeldt.BRUNSMAN gaf het echter nog niet verloren.BAYLE zegt, die er een werk van hem ge-reed ligt : Polygamia triumphata. Weet J. L.A. I., of iemand antlers ook te zeggen, ofdit bock inderdaad uitgegeven is en of destrijd daarmede een einde heeft genomen?

Een theuw uitgevonden. werktuig. Inhet 2de Heft voor 1844 van de Mittheilungenaus Justus Perthes Geogr. Anstalt etc. vondr. A. PETERMANN, komt, onder den titel :» Herm. von Schlagintweit's Skalenreidchen,"de beschrijving van een nieuw uitgevondeninstrument voor , dat in DINGLERS Polytech-nisch Journal (oct. 1863. deel 170 bl. 1)beschrev en en afgebeeld en bij de parijscheacad. en de Britt. Association vermeld ge-worden is. Ik deel dit door middel vanden Navorscher mede en vraag : is dit eenenieuwe uitvinding? Reeds voor ruim 15jaren bezat wijlen mijn vriend A. DE LIGNY

een radje (spoor), welks tanden even wijdigverdeeld met eene bepaalde schaal overeenkwamen. Men had het bij het kadasterte Middelburg en elders ingevoerd, omspoediger dan met passer en schaal linen

van alle soort of te meten, bij het over-brengen van kaarten, enz. L. verhaalde mijtoen, dat men op het denkbeeld van ditradje gekomen was, door een dergelijk in-strument bij de banketbakkers, die het ge-bruiken om suikerkoekjes van rondgetan-den vorm en kleine taartjes » uit te ste-ken." Is het dus eene nederlandsche uit-vinding ?

G. P. ROOS.

Buitengewone vruchtbaarheid. Bij al debijdragen omtrent ongemeene vruchtbaarheidvan het menschelijk geslacht, in den Nat'.geboekt, kan ik nog voegen die van eenevrouw met name HONEYWOOD in Engeland,welke als moeder zoo bejaard werd , dat zij365 van hare afstammelingen gezien heeft,en wier afbeelding in de bibliotheek derkathedraal van Lincoln berust. Deze afbeel-ding is door ADRIAEN HANNEMAN, onzenvermaarden haagschen portretschilder, , toenhij te Londen werkzaam was, vervaardigd ,en dit dient onder meer andere feiten inmijn werk aangevoerd , tot bewijs, dat hijer wel deugdelijk is geweest en er vele voor-name werken heeft volvoerd.

H. C. ICRAMM.

Eetbare vogelnestjes (vgl. XIV. b1.159,222 , 287.) Verpachten en verhuren. Deheer G. P. ROOS wordt opmerkzaam gemaaktop de vragen door het bestuur beantwoordin den negenden jaargang van dit tijdschriftbl. 263. Of dit nu in Oostindie evenzoo teverstaan is durf ik niet beslissen.

LABORANTER.

Letterkundige eigendom (vgl. XIV. bl.190.) De tweede vraag meenen wij geheel ont-kennend te moeten beantwoorden. Immers,wanneer een auteur eene bijdrage voor eentijdschrift of courant heeft afgestaan , zonderdaarvoor eenig salaris te ontvangen, blijfthet kopijregt hem toebehooren. 't Is hiertoch ook eene zaak van koop en verkoop,en nu zal men toch met ons willen erken-nen, dat wanneer men iets ten gebruilce af-staat dit gees verkoop kan heeten. 't Is naarons inzien slechts eene leening van iets,dat na gebruik terug genomen kan worden.Verder behoeft een auteur zich nimmer teverontrusten, dat een uitgever hem daar-omtrent later moeijelijkheden zal kunnenaandoen. Die uitgever toch moet kun--nen bewijzen, dat hij het regt gekocht heeften 't eigendom van het stuk hem toekomt;en hoe zal dat den uitgever mogelijk zijn,wanneer men het touter bij brief ter plaat-sing gezonden heeft, zonder dat daarom-

319

trent contract is gemaakt of wel kwitantievan honorarium te vertoonen is. 'tIs echtereene van die zaken, die naarmate de uit-gever meer of minder lust tot procederenheeft, in langer of korter termijn getermi-neerd zal worden.

Utrecht. A. v. R.

Honderdjarigen (vgl. XIV. bl. 254, 282).Op bladz. 282 en vroeger van den Navor-scher worden talrijke voorbeelden aangehaaldvan honderdjarigen leeftijd en daarboven.Het zou niet moeielijk vallen die lijst nogte vermeerderen , zoo als uit HUFELAND in.zijne P Kunst om het menschelijk leven te ver-lengen", uit FORSTEN in eene dissertatie deMacrobiosi, uit FOURNIER Curiosites histori-ques, enz. Teregt echter wordt in den Nay.de vraag bijgevoegd : » Waar zijn de gren-zen tusschen het geloofbare en ongeloofbare?"Schrijver dezes althans gelooft , dat het » ge-loofbare" bier eene zeer kleine plaats in-neemt. Al dadelijk toch valt het in 't oog,dat genoegzaam alle voorbeelden personenbetreffen in de vorige eeuw of nog vroe-ger overleden , en dus in een reeds verwij-derd tijdvak , uit hetwelk het schier on-mogelijk is thans nog wettige bewijzendienaangaande te bekomen , of dat zij voor-komen in zoodanige landen, van welke hetquaestieus is of de geboorte- of doopactente voren altijd met de gewenschte naauw-keurigheid werden opgemaakt. Men kandus de geloofwaardigheid alleen constateren» per analogiam" en door nasporing of ooknu nog in onzen tegenwoordigen tijd van sta-tistiek dergelijke hooge jaren even frequentzijn. Wel is waar leest men in de heden-daagsche dagbladen dikwijls genoeg zulkevoorbeelden, doch ieder naauwkeurig op-merker zal moeten erkennen, dat zij gewoon-lijk voorkomen in meer verwijderde streken,doch dat zij in ons land, in Belgie, Enge-land, Frankrijk en Duitschland, alwaar menwegens verpligte wettige vereischten tot eenbeter onderzoek in staat is, hoe langer hoezeldzamer beginnen te worden, althans watden leeftijd betreft boven 110 jaren, enworden zij al vermeld, zoo zijn zij zeldenwettig geconstateerd. Zoo overleed b. v.voor eenige jaren in 't Hotel des Invalideste Parijs een Pool, gelijk men algemeenvoorgaf, ruim 120 jaren oud. Op last vanden tegenwoordigen keizer werd een onder-zoek ingesteld, en door middel van de rus-sische ambassade deed men te Warschaupogingen om de waarheid te vernemen. Hetbleek nu, dat de man ten hoogsten 94 a95 jaren oud kon zijn.

In 1856 overleed to Edinburg miss BETTYGRAY, geb. 10 mei 1748. Haar portret is

te vinden in de » Ill. Lond. News, aug. 16,1856, alwaar nog bovendien de bijzonder-heid wordt vermeld, dat een harer broedersgestorven was in 1728, makende een ver-schil van 128 jaren tusschen het overlijdenvan broeder en zuster. Naar aanleidingvan dit geval kwamen in het engelscheAthenaeum van 1856 en 1857 onderschei-dene artikelen voor over »longevity", waarinherhaaldelijk met aandrang gevraagd werdnaar eenig wettig bewijs van dien hoogenouderdom, niet alleen de doopacte, maarook dat de persoon, in mei 1748 gedoopten in 1856 overleden, werkelijk dezelfdewas. Hierop kwamen wel beschuldigingenin van impieteit, dat men aan zoo iets durfdete twijfelen; het gevraagde bewijs echterwerd nooit geleverd, zoodat de schrijvervan genoemde artikelen niet aarzelde teverklaren, dat hij toegaf dat er personenwerden gevonden die het leven rekten tot100, 101, 102, 103 jaren, maar dat hij,welke moeite daartoe ook genomen was, nooitnog de wettige bewijzen er van had kun-nen bekomen, veel min van dezulken dietot 110 jaren en hooger zouden hebben ge-leefd. Ook is in Engeland, sedert de op-rigting der eerste levensverzekeringmaat-schappij (ongeveer in het jaar 1680) dehoogste ouderdom bij zoodanige maatschappijgeweest 97 jaren ').

In 1857 overleed te Arnhem zekere THO-

MAS PETERS, gelijk men zeide, 112 a 113jaren oud. Op 42jarigen leeftijd was hijsoldaat geworden, doch wist niet op tegeven wat er vroeger met hem was voor-gevallen. Schrijver dezes heeft in der tijdin een onzer dagbladen een artikel inge-zonden met de vraag, welk wettig be-wijs er bestond dat de te Arnhem overledenpersoon dezelfde was als THOMAS PETERS,

die den 6den april 1745 te Leeuwardenwas geboren. — Die vraag is onbeantwoordgebleven.

Een voorbeeld van hoogen ouderdom(hetwelk schijn van waarheid heeft) las menin de Independance Beige van 18 januarij1864, in de volgende woorden :

»La Gazette de Brunn relate le fait»interessant que voici :" » » Un Colonel»» pensionne de 1' armee autrichienne , M.»» HUSSMANN, est actuellement 6tabli a» »Bruxelles. N6 en 1751, it a et6 pensi-» » onne en 1797 comme Colonel du regi-» » went Wallon de ligne qui porte aujour-» » d'hui le non de Nugent. Lorsqu'il ap-» » prit que sou ancien regiment se rendait

1 ) Men zie mede de Ill. Loud. News van sept•16, 1854, waarin een artikel staat over „the agesof the people ;" ook aldaar wordt de niterste limitevan het menschelijk leven op honderd jaren gesteld.

320

»), en Holstein, le vieillard, age de 113 ans,»» partit pour le revoir, Mais ses forces ont»» trahi sa volonte. Il a du se contenter» » d' envoyer ses compliments par ecrit au» » corps des officiers du regiment.

» » Le Journal » Le Vieux Soldat" de Vien-» » ne, ajoute que M. HUSSMANN est natif»» de Malines. " "

Tot zooverre de Independance. Het isintusschen vreemd, dat zij een felt, hetwelkte Brussel zelf plaats heeft, en eenen Belgbetreft, aan de oostenrijksche courantenontleent, zonder eenige toevoeging tot be-vestiging der waarheid. (Is welligt een derlezers van den Navorscher daartoe in gelegen-heid ?) 113 jaren toch en een pensioen sedert1797 zijn zekerlijk hoogst zeldzaam ! Gelijkaan schrijver dezes bekend is, kan het neder-landsche leger eenen hoofdofficier aanwijzen,die gepensioneerd is sedert 1804 en weldra97 jaren oud.

In een n°. van het Journal des &batsvan julij 1863 werd melding gemaakt vaneenen colonel DUBOIS-FRESNEY te Parijs,die toen 105 jaren oud was geworden, enbij die gelegenheid het kommandeurskruisvan het Legioen van eer had ontvangen.Bijzonderheden van 's mans levensloop wer-den niet opgegeven.

Volgens den census van Ierland van1861 waren aldaar (op eene bevolking van5,798,967) 765 honderdjarigen , waaronder29 van 110 en hooger. De verslaggeverin de Ill. Lond. News van 3 oct. 1863 vraagtdan ook, of men in Ierland een levenselixirheeft uitgevonden, of dat die opgaven evenveel waarde hebben als de afkomst derIeren van de Phoeniciers, en hunne ge-slachtsrekeningen tot aan Noach. Het isechter algemeen bekend, voegt hij er bij,dat die klasse van menschen waar zulkepatriarchale jaren het meest voorkomen,evenmin doopacten als familieregisters be-zitten. Reeds op middelbaren leeftijd we-ten zij dikwerf hun eigen ouderdom nietmeer, en zijn zij eenmaal grootouders, zoowordt een gewoon zonnejaar al spoedigdubbel gerekend, vooral door betrekkingendie zich zelven als 't ware vereerd gevoe-len met » die oude leden" hunner familie.Daarbij komt dat de invulling der bevol-kinglij sten volstrekt geen conscientiewerkis, en men er geen eed voor behoeft te doen.

Hier te lande zijn mij navolgende thansnog levende honderdjarigen bekend (zonderechter voor de waarheid daarvan in te staan ,welligt zijn er ook nog veel meer 1)

JACOB FORMER te Rotterdam, geb. 8 maart1758.

ANNEKE KINDT te Dussen, geb. 1 jan.1762,

JAN VAN ' t HOFF te Giessen-Nieuwkerk,geb. 5 jan. 1762.

Wed. OOMEN te Oosterhout, geb. 25 jan.1763. (1)

R. A. WORDRAGr'ER te Ammerzoden, geb.24 julij 1762.

Wed. POL te Hoogeveen, geb. 6 dec.1763.

Wed. GIEPKUS te Kleinmeer, geb. 7 dec.1763.

Wed. LENTEN te Hollandsche Veld, geb.28 maart 1764.

Wed. STIKKEL te Wageningen, geb. 10mei 1764.

Nog hebben de dagbladen melding ge-maakt van eenen heer D. J. DESCHAMPS, diein 't begin van 1863, 99 jaren oud, in zeerguur weder van Nijmegen naar Arnhemkuierde om van daar per spoortrein naarAmsterdam te gaan, zoo mede van eenenschipper JONGENEEL te Zevenhuizen, ins-gelijks 99 jaren , die in januarij 1.1. nogzou hebben schaatsen gereden , enz. enz.

Van de wed. STIKKEL heeft men in deffaarleinsche Courant eenige bijzonderhedenvernomen, o. a., dat zij in 1781 gehuwdwas. Van de overige behooren de bijzon-derheden tot de » desiderata."

Hoe zeldzaam intusschen, staan al dezevoorbeelden verre achter bij de in dit tijd-schrift medegedeelde uit de 16ae, 17a' en18de eeuw. — Dat de geregelde opgaven derdoopacten daartoe veel bijdragen, is hoogstvermoedelijk, even als dat men in eene vol-gende eeuw nog veel naauwkeuriger gege-vens zal bezitten, althans in zoodanigelanden alwaar, gelijk in het onze, sedert1812, behalve eene kerkelijke ook eeneinschrijving bij den burgerlijken stand wordtgevorderd, en alwaar men ook door andereverpligte aangiften, gelijk van veranderingvan woonplaats, van huwelijken, van over-lijden van ouders en bloedverwanten, envoor het mannelijk geslacht van inschrij-vingen voor militie, enz., meer middelenzal bezitten, om de identiteit van eenenpersoon te constateren, ook dan, wanneerhij als 't ware alleen is overgebleven uiteen vorig geslacht.

( 1 ) Juist dit schrijvende lees ik in het Handels-blad van heden 8 sept., dat doze vrouw den 3den

sept. 1.1. is gestorven. — Zoo overleed ook volgensde .Damper Ct. te Wijhe den 12 jan. 1.1. mevr.BERNARD 103 jaren oud.

u.—H.

321

GESCHIEDENIS.

Reeckeninghe van de onckosten van deReijse van Willem de II naer Engeland(Vervolg van bl. 291).

N°. 93. De Secretaris VAN DER LEE heeftden eersten Junij door ordre van S. H. toteen vereeringe ghegeven aen THOEMAS OEL

den vierwercker tot een vereeringe 2 pondsterl. is holl. gelt f 20.0.0.N°. 94. Den Stalmr. MOI1Sr. LE MOIRE

heeft betaelt door ordre van S. H. eerste-lyck tot een vereeringe aen twee palfreniersvan Milord GHORINGH die twee paerden aenS. H. presenteerden 10 pd. sterl.

noch aen den palfrenier van MilordCRAUEN die een paert presenteerde 5 pd.Sterl. te zamen f 150.0.0.

N°. 95. Den tresorier JOHAN VAN VOL-

BERGHEN heeft door ordre van S. H. betaeltde naervolgende vereeringen, Eerstelijck dekoetsiers van de koninghinne tot een vereeringe ghetelt 4 pond st.

noch aen een perssoon genaemt JAN HOU-

WER 18 Schell.noch in de keucken van den Grave van

IIOLLANT 10 pd. St.noch aen de Page ten dienste van S. H.

gegeven 10 sch.nosh den 1 Oden Juny op de wederkomste

uuyt Englant op 't schip van den Admy-rael TROMP tot vereeringe, Eerstelyck vooralle de Matrosen 20 pd. St.

voor de Dienaers in de kaijuyt, 12 p. st.10 sch.

voor de Cocq en zijn maet 10 schell.te zamen £ 48-8-0. of Hollants geltf 484,0.0.

N°. 96. Den tresorier heeft betaelt op or-donn. van S. H. (sic) princesse WILHELM aenheere Hoffmr. DORP de somme van 50 pon -den Sterl. omme geemployeert te wordentot inkoop van een Ghouden Keeten voorde vice Admyrael DE WITTE, is Holl. geltf 500.0.0.

Som ma der geschenken bedraghenf 8344.2.0.

In weleker voorschr. somme de kappit-telen int partickulier bedraghen als blijcktby de voorschr. Reeckeri.Cleederen voor Syne Hooch'. f 5589.3.0.Leveryen ende andre onckosten

voor Pagens ende Lacqueijen » 196.2.8.Extraordinary onckosten . . . . » 751.8.0.Gheschenken . . . . , ..... » 8344.2.0.

Samen 1'14.880.15.8.Dese f 14.880.15.8 syn gepasseert in de

maentrekeninge van Tresorier Griiel VOL-

BERGEN van boffhoudinge Juny 1641. fol.29 vso.

Reeckeninghe van de Dispence van de stal vanS. H. Prince Wilhelm ende den aencleven

van dien vande onckosten dien aenghaendegbevallen op de Reijse van Enghlant

t' zedert den 17 Apprillis 1641 toten met de maent fungus daer aen

volghende.

Haver , Hoy ende Stroy.

N°. 1. MAERTGHE WILLEMS heeft doorordre van den stalmr. 111011Sr. LE MOIRE,

binnen den Briel gelevert, den 23sten Ap-prillis 9 achtendeelen haver om 't scheepte brengen voor de paerden a 26 st a. yderachtendeel , comt met dry sacken daertoef 14.14.0.

N°. 2. HENDRICK JANSSEN koetsier heeftdoor ordre als boven tot Rotterdam doende Peerden ghescheept wierden in de her-berghe voor voer voor de paerden endeverteerde kosten voor de palfreniers be-tacit. f 9.10.0.Voor eenyge mandens om 't scheep

de miste mede vuyt te werpenbetaelt . » 0.15.0.

Voor 2 voeders hoy OM scheep tenemen met d'arbeytsloon om de-zelve scheep te brengen . . . . » 24.6.0.

Voor Brij sacken haver betaelt . » 10.4.0.

f 44.15.0.N°. 3. AMBROSYUS BARENTSZ heeft door

ordre als boven binnen Lonnen gelevertden le Mayus 2 voeder Hoy a 34 Eng.Schell. yder voeder, noch een voeder Stroykost 13 Eng. schell. te samen Holl. geltf 40.10.0.

N°. 4. AMBROSYUS BARENTSZ heeft nochgelevert door ordre als boven den 23 Mayusaen Stroy voor acht Eng. sch. ende sespens, is hollants f 4.5.0.

N°. ‘5. JAMES MOTES heeft door ordrevanden Stalmr. voornd. ghelevert 't sedertden le May 1641 tot en met den 25" en ditto,tweeenvyftich sacken Haver a 10 schell8 pens de sack komt £ 27.14.8.

noel' 4 sacken boonen a 17 schell 4 pens£ 3.9.4.

noch twee besemen in de stal gelevert£ 0.0.6 is Hollants ghelt f 312.5.0.

N°. 6. GHONY CLOAD heeft gelevert doorordre als voren den 28en Mayus een karremet stroy a acht schell. is hollants geltf 4.0.0.

N°. 7. Den stalmeester DU MOIRE voornt.heeft den 28e May betaelt voor een halfvoer hoy, achthien Enghelsse schell. is hol-lants f 9.0.0.

41

322

N°. 8. JAMES MOOTES heeft gelevert doorordre als boven 32 sacken haver a 10 schell.ende 8 pens £ 17.1.4.

noch 2 sacken met boonen £ 1.14.8.noch 4 sacken ditto haver £ 2.2.8.nosh in de stal geleverd twee besemen

£ 0.0.6.is Hollants ghelt f 209.12.0.

N°. 9. ROBBERT LITLE heeft gelevert doorordre van den Heere Stalmeester monsieurDU MOIRE den 31 e • Mayus om meede 't scheepte nemen om op zee voor de paerden tegebruycken een voeder Hoy kost sessender-tich Enghelse schellen . by den stalmr. voornt.alsoo bedonghen , is boll. f 18.0.0.

N°. 10. JOHANNES VAN LANGHENHOVENDispencier heeft betaelt doen S. H. te Green-wits was aldaer voor voeraghe van sespaerden £ 0.6.0.

noch voor voerage van een paert £ 0.1.0.noch voor twee sweepen voor S. H. £0.8.0.noch te Lonnen voor een waghen Hoy

£ 0.18.0.is Hollants gelt f 11.10.0.

Somma Haver Hoy ende Stroy te samenf 666.110.

Meubelen aenghaende de Stal.N°. 11. FRANCHOIS GLOSBROECKE koet-

semaecker heeft door ordre vanden Stalmr.

monsr. DU MOIRE ghereparreert de koetsenvan S. H. die doort vuijt ende inscheepenseer gheschent waren daertoe gelevert hout,Leer, Iserwerck ende voorts alles dat daer-toe van noode was, voor leverantije vantwelcke, mitsgaders verdiende arbeijtsloonenhem komt volgens de Declaratye daervanzynde gheattesteert by den Stalin'. voorntf 50.0.0.

N°. 12. DANIEL HALDAMBY Sadelmaeekerheeft door ordre als boven gelevert binnenLonnen 4 Sadelen, met deckkleden, Hoes-sen, Toomen en verdere toebehoren by denStalin?. bedongen £ 6.0.0.

noch een blaeuwe fluweele Sadel ghe-stoffeert met goude ende silvre frange endepassementen daer voor belooft is, mits daeronder begrijpende eenige reparatye vanoude sadels £ 6.0.0.

is Hollants gelt f 120.0.0.N°. 13. THOMAS JHONSON heeft door or-

dre als boven gelevert inde Stal van S. H.binnen Lonnen thien palen ofte boomen,om de paerden te separeeren komt met dekoorden daertoe dienende een pont ster-ling, is hollants ghelt f 10.0.0.

N°. 14. EDWARD FLOOD Karossemaeckerheeft door ordre als boven gerepareert endevermaect, alle het getuych behoorende totveerthien Koetspaerden ende de twee Ka-rossen van S. H., ende dat op verscheydetyden daeraen by hem verdient is, volgenssyne declaratije gheattesteert by de Stalmr.

voornt ses ponden en thien schell. sterl.,is hollants 165.0.0.

N°. 15. PIETER SEE houfrsmith heeft doorordre van den Stalmeester voornt, alle depaerden van S. H. bloet gelaten, en ghe-kureert alsoo se, meest onge§ont vuyt descheepen quamen oock onder de zelvemeestal nieuwe ysers geleyt daeraen ver-dient volgens syne declaratije gheattesteertbyden Stalmr voornt, seve pont thien schell.st. is Hollants f 75.0.0.

N. 16. JAN CORNELISSZ houffsmith totBueren heeft door ordre van den Stalmees-ter voornt onderscheyde paerden nieuwehouffijsers geleyt ende eenijge andre paer-den bloetgelaten, daeraen verdient volgensattest . ....... . f 6.3.0.

somma de meublen van de stal f 326.3.0.

Schuijt ende Waghevrachten mitsgadersReijskosten.

N°. 17. Den Heere Tresorier GeneraelVOLBERGHEN heeft op ordonnantije van S. H.betaelt aen PHILIPS KOETS waghemeester desomme van 252 gl. omme daermede by hembetaelt te worden, alle de Jachten endeSchuyten daermede S. H. Prins WILHELM

met syne gantsche swite, mitsgaders allede Baggaghe gevoert syn Soo naer Rotter-dam Hellevoetsluys, als op Maeslantsluijsvolgens de lyste daervan zynde gheannex-eert aen de zelve, dus bier de som vanf 257.0.0.

N°. 18. JACKOB JAKOBSSZ veerschipperop den Briel heeft den 18den en 19den Ap-prillis met noch een en twintich schuijtentwee dagen te Maeslantsluijs gewacht opde komste van S. H. ende de selve den2den Bach met quaet Storm weer over ge-voert, waer voor hun by de maghisstraetvan den Briel (die als middelaers de saeckeackommodeerden) alsoo de voornt schippersdaer voor heel groff ende onbehorelyck looneyschten is toeghevoucht de sommef 248.0.0.

N°. 19. CORNELIS KOMMERSSZ voermanheeft door ordre van den Stalmr monsr LE

MOIRE, dien wij inden Briel naer de wintlagen te wachten, twee malen S. H. gevoertop Hellevoetsluys, comt voor yder vrachte4 G1 is samen . . . . . . f 8.0.0.

noch met dry wagens S. H. endede switte gevoert in Heenvliet, comtvoor yder wagen van vracht vyffGl. . . . ....... » 15.0.0.

noch 2 malen S. H. ghevoert inde Duynen van Oostvooren alwaerS. H. ghinck Jagen, voor yder der-zelver vrachte comt 4 G1 is voorde twee vrachten te zamen . . » 8.0.0.

I 31.0.0.(Wordt vervolgd.)

V. D. N.

323

Hendrik Zwaerdecroon (vgl. XIV. bl.294). Door LABORANTER wordt t. a. p. be-twijfeld of H. Z. te Rotterdam zoude ge-boren zijn, op grond dat op de lijst vanhet schip waarmede hij in 1684 vertrok,staat H. S. van Leyden. Opmerkelijk isbet, dat in denzelfden Navorscher, blz. 315en volgende, op de lijst aldaar medegedeeldvan de personen die naar Oostindien vertrok-ken zijn, diiidelijk te lezen staat : 1684.HENDk. SWAERDECROON van Rotterdam metde Purmer, volgens welk berigt de doorhem aangewezen grond zoude vervallen ;bovendien is, naar ik meen, nergens intwijfel getrokken dat hij te Rotterdam ge-boren is, want ofschoon, zoo als reedsin den Nay. 1854, Bijbl. xxxiv, door mijis berigt, in de doopboeken der remon-strantsche gemeente te Rotterdam zijn naamniet gevonden is, kan men dit voor geenbewijs van het tegendeel achten wegensden toen ter tijd nog zeer in zwang zijndendoop der bejaarden in die talrijke gemeente.En daar niet alleen bij VALENTIJN, Beschr.van 0. I., maar ook in het in- of opschriftvan den gouden en zilveren gedenkpenning,uitgereikt bij zijne begrafenis den 16denaugustus 1728, Rotterdam als zijne geboor-teplaats staat vermeld, kan dit kwalijkmeer worden in twijfel getrokken. Meeronzeker blijft het vooralsnog, wie der zo-nen van den rector HENRICUS SWAERDE-CROON, of PETRUS Of DANIEL, zijn vadergeweest is, en in welk jaar hij geborenwerd , daar veelal het jaar 1660 of 1661,ook op grond van het vermelde doorVALENTIJN, maar op den genoemden ge-denkpenning, daarvoor den 26sten januarij1667, wordt gesteld. Zie over een en an-der den Nay. 1853, bl. 234, 235 ; Bijbl.bl. clxiv en clxv ; 1854 Bijbl. bl. vii enxxxiv, 'alwaar uit het medegedeelde doorden heer ELSEVIER men mag veronderstel-len, dat ook te Leiden in de kerkboekenzijne geboorte niet vermeld wordt.

V. D. N.

[De geachte inzender van het artikel op hi. 315heeft ons medegedeeld, dat daar ten gevolge vaneene schrijffont verkeerdelijk staat: HENDRIK SWAER-DECROON, Rotterdam. Het moet zijn : HENDRIKSWAERDECROON, Leyden.]

Honden met ingekorte voeten (vgl.XIII. bl. 201, 230, 291, 331). Dit )) in-korten" geschiedde oorspronkelijk niet omhet wild zoo min mogelijk te besehadigen,maar om de honden voor de jagt geheelonbruikbaar te maken. Het barbaarschegebruik was een der beruchte » forest-laws"van de normandische koningen. Zij wer-den ingesteld door WILLEM den Veroveraar(1056), en later zoo gruwzaam uitgevoerd

door WILLEM Rufus (1087). Op de minsteovertreding dezer wetten volgde de wreed-ste straf. Het uitrukken der oogen, of hetverminken der ledematen werd niet zeldenop hunne onderdanen toegepast. Kooplie-den , die de koninklijke jagt doortrokken ,moesten hooge schattingen betalen. Geenhonden, dan die des konings, en de gewonewaakhonden, mogten in den omtrek vande koninklijke bosschen gevonden worden.De laatste moesten zelfs om de drie jarenvoor een daartoe bestemde rechtbank ge-bragt worden, waar hun de drie middelsteklaauwen van de voorpooten geheel wer-den afgehakt ; men wilde zoodoende alleaanranding van het koninklijke wild be-letten. Onder de regering van HENDRIK

III (1216-1272) werden de barbaarsche)) forest-laws" vernietigd.

L--F--T.

Stadhouders in de nederl. provincientot op de afzwering van Filips. Menvraagt eene naauwkeurige opgave van alde stadhouders, die in de nederl. gewestenzijn aangesteld tot op de afzwering vanFILIPS II , met opgave van de jaren vanhunne aanstelling , de jaren van hun aftre-den of hunnen flood, en van de graven ofandere vorsten door wie zij aangesteld zijn.

JOCHEM.

De heer van Oosterwee.Een heer met maar een been, (wie had het

ooit vermoed?)Met een prinsesse zal van konings of komst

trouwen !'t Vermindren van een been, 't vermeer-

dren van zijn moedOm naar den echt te staan van zoo door-

luchte vrouwe.Ja zoo hij had geweest zijn ander been

ook kwijt,Wie weet waar dat hij dan nog hooger

hadt gevrijd :Want die voor 't vaderland verliezen hunne

heenen,Verliezen ook met een de vrees voor blaauwe

scheenen.

Wie was deze heer VAN OOSTERWEE, dieeene princes van Portugal huwde en wiensbeen in Maastricht was afgeschoten? Wieis de opsteller dezer rijmen ? Ik vond zein de Koddige Opschriften enz. uitgave van1731, deel II. b1.46, en schreef ze of meteenige verandering in de spelling.

J. C. K.

De Delfsche poort to Rotterdam. Menzal mij zeer verpligten indien men mijzal gelieven bekend te maken met de na-

4j*

324

men van den architect en de bouwmeestersvan bovengemelde poort en zooveel moge-lijk met hunne afkomst en nakomelingen,zijnde een daarvan een mijner vooroudersgeweest.

Rotterdam. v. W.

St. Pontarus en St. Aloutsdag. Op eenegrafzerk te Goes vond ik als sterfdae ver-meld ll Sinte Pontarusdach" en op eene teNisse in Zuidbeveland » Sint Aloutsdach."Wie gelieft mij mede te deelen , op welkedata deze dagen invielen ?

Wolfaartsdijk. J. VAN DER BAAN.

Hoitsma. Wie was HOITSMA van Wienik een portret bezit door H. VAN DER MEERjunior in 1797 gegraveerd en door dezenmet een vers voorzieg, waarin H. de »Bru-tus van zijn tied, die Hollands raadzaalstijft door klem en kracht van reden" wordtgenocwq.- r•

E'": D. FRANKEN DZ.

,,Elizabeth Bathori. In de 10de afleveringFan het bij NOOTHOVEN VAN DOOR te Lei-den verschijnende Historisch en GeographischJVoordenboelc, lees ik op bl. 442. »ELIZA-» BETH BATHORI, de vrouw van den hon-» gaarschen graaf NADASDI, is berucht door» hare wreedheid. daar zij zich van hare» dienstboden bediende om jonge meisjes op» te vangen, die zij dan in de kelders van» Naar kasteel doodmartelde. In 1610 kwa-» men hare gruwelen aan den dag, en men» telde met name 650 jonge meisjes op, die» zij dus langzaam van het leven had be-» roofd. Haar knecht werd doodgekopt, hare» dienstmeiden werden levend verbrand; de»gravin zelve werd levenslang opgesloten,► en stierf in den kerker 1614."

Wie weet mij iets meer over dit vrou-welijk monster mede te deelen?

C. P. L.

Het Blaauwehuis op de Heerengrachtto Amsterdam. Bij FILIPS VON ZESEN,Beschreibung der Stadt Amsterdam, Amst.1664, bl. 356, leest men bij de vermeldingvan het in 1615 gebouwde Blaauwehuis opde Heerengracht over de Warmoesgracht(thans genummerd buurt LL-164) de vol-gende woorden : » auf dessen jahrliche miet-gelder,nach hochlôblicher anordnung der from-men Stifterin,allezeit etliche Janglinge in HohenScitulen unterhalten werden."

Gaarne zoude ik iets meer van die erf-making ten behoeve van het onderwijs ver-nemen, alsmede wat daarvan geworden is.

Amsterdam.BERG VAN DUSSEN MUILKERK.

VII.T1.......

Jochem Gysen. De meeste geschiedsehrij-vers maken geen gewag van den admiraalJOCHEM GYSEN, zeer weinige noemen slechtszijn naam ; kan men ook eene korte be-schrijving van zijn leven en van zijne da-den geven ?

Willem III en de Witten. Sommige,vooral buitenlandsche, schrijvers beweren,dat WILLEM III, stadhouder van Neder-land, kennis had van het plan om de ge-broeders DE WITT te vermoorden en hetgruwelstuk zelfs heeft aangemoedigd ensommigen der hoofdaanleggers later beloond.Welken grond, welke bewijzen kan menhiervoor aanvoeren ?

Dirk Schaey. De naam SCHAEY wordtbij onze geschiedschrijvers zeldzaam aan-getroffen. Wel vindt men den naam SCHEY

vermeld. Is deze naam dezelfde? In welkebetrekking staat de bovengenoemde dantot het geslacht van GILLIS SCHEY, wiensgraftombe men in de Oude kerk te Amster-dam vindt ? Is er meer van hem bekenddan de volgende kloekmoedige daad ?

DIRK SCHAEY was schipper en had zichgedurende het twaalfjarig bestand te Keu-len gevestigd, van waar hij goederen ver-voerde naar den Benedenrijn en hierin eenruim bestaan vond. Toen echter in 1622de oorlog op nieuw begon en de Spanjaar-den zich aan den Rijnkant zeer versterk-ten, uit vreeze dat de Nederlanders hiereen inval zouden beproeven, werd de vaartzeer beperkt en de verlofpassen, den schip-pers vroeger uitgereikt, ingetrokken, waar-door de Spanjaarden de schippers wildennoodzaken om bij het leger in dienst tetreden of aan de vaarten en grachten, dieer om en bij de versterkte plaatsen gegra-ven werden, te arbeiden. Deze maatregelbezorgde hun echter vele en bittere vijan-den, naardien de meesten, van hun bestaanberoofd, zich in dienst der staten begaven,om zoodoende de verstopte bron hunnerwelvaart met geweld te openen en zich opImune onderdrukkers te wreken. Ook DIRKSCHAEY, wiens zaken zeer verachterden endie een gloeienden haat tegen de Span-jaarden koesterde, wachtte op eene gele-genheid om zijne schade op Spa* te ver-halen ; hij vatte namelijk het plan op omdes konings gelden, tot het betalen dertroepen bestemd en die door den penning-meester MARTIJN CORNET te Keulen verza-meld werden, op te ligten. Om tot zijnoogmerk te geraken, begaf hij zich in dienstbij PIETER AERTSEN, kapitein op een oor-logsvaartuig, dat voor Rees op de wachtlag, die hem veroorloofde zijn bedrijf uitte oefenen en eene goede gelegenheid

1

1

325

waar te nemen om den vijand afbreuk tedoen. Hierdoor bekwamen de Staatschensteeds berigt van de plannen des vijandsen hadden zij gelegenheid hem menig na-deel toe te brengen. DIRK SCHAEY zochtintusschen het vertrouwen der Spanjaardente winnen, door bereidwilligheid in het ver-rigten van diensten en door de vrachten voorveel minder geld te vervoeren dan andereschippers. Hoe meer deze zich hieroverbeklaagden en zich verwonderden hoe hijvoor zoo weinig geld varen kon, hoe meerSCHAEY zich aan de Spanjaarden vasthield.Zijne vaardigheid en getrouwheid in hetvolbrengen van aangenomen verpligtingenbezorgden hem het vertrouwen der Span-jaarden, die hem dikwijls gebruikten omgelden naar de bezettingen te voeren. Toeneindelijk SCHAEY berekenen kon wanneerM. CORNET gelden moest verzenden, be-sloot hij zijn plan ten uitvoer te leggen.In schijn van nood, uithoofde zijner schraleverdiensten, verkocht hij zijn kromstevenaak aan den vorst van Nieuburg, om toteen uitlegger voor Wezel te dienen, voor1700 rijksdaalders. Deze vorst, die van denlutherschen godsdienst tot den roomschenwas overgegaan, trachtte hem insgelijksvan godsdienst te doen veranderen, waar-toe hij zich wel geneigd veinsde, en waar-door hij eindelijk de gunst en het vertrou-wen van den penningmeester in die matewon, dat hij hem voor den geschiktstenman hield om des konings gelden over tebrengen en hem eenmaal zelfs zes tonnengoads toevertrouwde.

Ondertusschen liet hij een nieuw platvaartuig maken , bestelaak genoemd, dathij zoo liet inrigten, dat hij, die te roerstond, voor musketkogels bevrijd was, ho-pende de kosten daarvan wel betaald tezullen krijgen. Zijn besluit genomen heb-bende, gaat hij in 't geheim naar Rees, omzijn kapitein te raadplegen; deze geeft erdcn prins kennis van, die hem in zijn voor-nemen sterkt en alle hulp toezegt. Zoo alsSCHAEY verwachtte, gebeurde het dat COR-NET in december 1626 eene goede som geldsverzameld had om de bezettingen langs denRijn, die reeds morden, te betalen. Om dezepenningen af te voeren werden verscheidenschippers bij den penningmeester geroepen,doch alien vroegen van 60 tot 80 rijks-daalders; DIRK SCHAEY eindelijk geroepenzijnde, bedingt slechts 31 rijksdaalders, omacht vaatjes met geld eene kist en eenemand, benevens den penningmeester , eenjuwelier,ANTom MONS genaamd — die eenigewaren bij zich had — en 22 soldaten denRijn af te voeren. 't Verdrag gemaaktzijnde, sloeg de schipper voor, eenige sol-daten in zijne aak te nemen en de rest in

een ander vaartuig, naast het zijne roeiende,te zetten, dewijl het ongeraden was metzulk een ijsgang zijne aak, die zeer kleinwas, zoo vol te laden, hetgeen de penning-meester goedkeurt. Hierop bespreekt deschipper zijn plan met zijn medgezellen, diezich bereid verklaren, en om alles voor zijnevrouw bedekt te houden, beveelt hij haarmet hare vijf kinderen tegen den avondeene gehuurde kamer in de stall te betrek-ken. Toen het donker geworden was, maakthij zijn vaartuig gereed, en brengt er viersteenstukken, negentien geladen geweren entwee vaatjes buskruid in, zonder medewe-ten van zijne medgezellen en bergt ze ineen kleed onder de plegt, vast beslotenzijnde om zoo hij in den aanslag mogt tekort schieten zich in de lucht te laten vlie-gen. Dit verrigt zijnde, gaat hij tegen denmorgen naar zijne vrouw en kinderen enneemt afscheid zonder eenige ontroering telaten blijken. Hierop gaat hij naar denpenningmeester, die, gereed zijnde, hem be-veelt, karren te halen om de goederen scheepte brengen ; doch daar hij gees plan hadom voor zonnenondergang te Dusseldorf tekomen (waar hij eenige gelden moest afzet-ten) dewijl daar eene bezetting lag, gaathij in de herberg de Zon en drinkt er eenpaar kan wijn, waarna hij tegen den mid-dag weder bij den penningmeester komt,zich houdende alsof hij van karren bestel-len niets wist, waarom er anderen om ge-zonden worden en het goed aan boord ge-bragt wordt, terwijl er nog eene aak gelruurdwordt, om 16 soldaten van het geleide inte bergen.

Intusschen komen er twee hollandschebootsgezellen, die den schipper verzoeken,tot Meurs als roejers mee te mogen varen,hetgeen hij hun toestaat. De penningmees-ter vertoont den schipper een geleibrief,zoodat zij nergens behoeven aan te leggendan daar waar 't noodig was, hetgeen dezengoed voorkomt die den penningmeester opde vier steenstukken wijst om zich tegende Geuzen te kunnen verdedigen, zoo diezich mogten vertoonen. Alles gereed zijnde,steekt men te half twaalf van wal en omde Spanjaarden, die zich zeer verheugdenover des schippers voorzorgen voor hunneveiligheid, nog meer in hun vertrouwen teversterken, worden de roeiers aangezet, ommet kracht de riemen aan te trekken, op-dat men nog voor den avond te Dusseldorfmogt aankomen. SCHAEY had echter hetoogmerk, om de gehuurde aak waarin dezestien soldaten waren vooruit te komen,waarom hij gezorgd had, dat de riemen enhet gereedschap van zijn vaartuig beter was,dan dat van de gehuurde aak. Onder Dus-seldorf komende en de anderen vooruit

326

zijnde, roept hij de soldaten in de gehuurdeaak toe, dat zij zouden landen en in derhaast naar de stad te loopen, om de poortenvoor des penningmeesters komst open tehouden, hetgeen zij ook deden. Door ditlanden geraakt SCHAEY nog meer vooruiten buiten gevaar om door de gehuurdeaak vervolgd te worden, terwitil de roeiers,om de handen vrij te hebben, veinzen ver-moeid te zijn, en door de soldaten vervan-gen worden. Zoo komt men eindelijk desavonds te 6 uur voor Dusseldorf, waar zijdoor de schildwacht worden aangeroepen,die ten antwoord bekomt, dat zij geld bren-gen, waarop zij doordrijven. SCHAEY, diemet zijne bootsgezellen met stokken en ha-ken de ijsschotsen van het vaartuig af-weerde, zegt dat zij, wegens den ijsgang,zonder groot gevaar niet konden landen,waarom zij besluiten door te roeien en aanhet benedeneinde der stad buiten den stroomen bevrijd van het ijs eene veilige ligplaatste zoeken. Dit doordrijven beviel den sol-daten niet, zeggende, dat zij zoodoende welnaar Holland konden drijven. ARENT SMIT,des schippers mant, fluisterde toen de boots-gezellen in, dat zij, wanneer zij iets hoor-den of zagen, zich zouden stilhouden, het-geen zij beloofden. Toen zij de laatsteschildwacht voorbij gedreven waren, oor-deelde de schipper den tijd gekomen omzijn aanslag te beginnen en met de kreet :» Vive Oranje !" daartoe het teeken gevende,greep hij den penningmeester bij den hals,die met den uitroep : » Sancta Maria !" zichgevangen gaf. Intusschen grepen de ande-ren ook hun man aan, die om hun levente behouden genoodzaakt waren, hun ge-weer of te leggen en zich stil te houden.De schippers meester zijnde, overtrekkenhet vaartuig met een wit kleed, dat SCHAEYtot dit einde had meegenomen, waardoorde aak in den nacht niet wel van de drij-vende ijsschotsen te onderscheiden was.

De drie gevangen soldaten werden tus-schen Dusseldorf en Keizersweert op hetonbewoonde eilandje Sumstay gezet, vanwaar zij' door eenige aan den oever wo-nende boeren gered werden. De boeren, hetongeluk van CORNET vernemende, vervol-gen SCHAEY tot Angeroort, zonder hem teontdek ken.

DIRK SCHAEY en de zijnen passeren ten7 uur ongehinderd Keizersweert, en varen

te 11 uur voorbij Orzoy, waar zij de schild-wacht zagen wandelen, die hun echter nietontdekte, alzoo hij het drijvende vaartuigvoor eene ijsschots aanzag. Intusschen na-derden zij Rijnberk, waar zij het grootstegevaar te duchten handen, vermits hierzeer veel Spanjaarden om en in de staden in de rivier lagen. DIRK SCHAEY houdtdit zijne makkers voor oogen en vermaanthun goedsmoeds te zijn, waarop zij elkan-der beloven getrouw te zijn. Vervolgenssterken zij zich door een glas wijn, en nain een vurig gebed zich Gode en zijne ge-nade aanbevolen te hebben, passeren zij te1 uur Rijnberk en de schansen aan denRijn, zonder opgemerkt te worden, ofschoonzij de wachten overal zagen heen en weerwandelen. Toen deed ieder zijn best weermet roeien, zoodat zij des morgens te drieuur voorbij Wesel voeren, dat zij met eenigeschoten en het trompetgeschal van het oudeD Wilhelmus van Nassauwen" vereerden,waardoor de stad in rep en roer gebragtwerd, en kwamen eindelijk, na eene moeie-lijke en gevaarlijke vaart van ruim 18 uurte Rees aan.

Intusschen had CORNET zich zeer be-klaagd over deze handelwijze, doch sCHIEYantwoordde hem, dat hij zulks aan den ko-ning moest wijten, die door het sluiten dervaart zoovelen broodeloos maakte, en dat,zoo het langer duren moest, anderen hoo-ger voornemen ten uitvoer zouden brengen.De gevangenen, zijnde CORNET, A. MONSen een sergeant, werden te Rees gevangengezet en de bait, 52,000 rijksdaalders eneenige goederen van waarde, bij den stede-houder in bewaring gebragt. SCHAEY be -geeft zich met zijn kapitein onmiddellijkover Amsterdam naar den Haag, waar zijden staten en den prins verslag geven vanhun bedrijf, die deze daad niet alleen prij-zen, maar den schipper en zijne medge-zellen met den geheelen buit vereeren.SCHAEY is in dienst der staten gebleven ;zijn naam, zoo als hij hier geschreven worth,komt misschien niet meer in de geschiede-nis voor, doch zijne moed en vastberaden-heid, die in de uitvoering van dit plan,dat hij vier jaren lang in zich omdroeg enwaaraan hij steeds ijverig werkte, door-straalt, stelden hem zeker tot hooger din-gen in staat.

OUDHEID-, MUNT- EN PENNINGICUNDE.

Hunnebedden (vgl. XIV. bi. 202). Deheer J. H. L. VAN DER SCHAAFF heeft degoedheid gehad ons te verwijzen naar FRE-DERIK VII, koning van Denemarken, maar

de Gids (die bij ons te lande als een an-dere JUPITER den regen en het mooie wedermaakt in elk wetenschappelijk of letterkun-dig debat) heeft ons bij monde van den

327

beer STARING juist gewaarschuwd (zie junij-nommer), dat wijlen zijn deensche majesteitons niets nieuws geleerd heeft en hoogst-deszelfs verhandeling zeer wel onvertaaldhad kunnen blijven. Wij zijn dus niet ge-holpen en daarenboven is het ons niet tedoen om speciaal iets meer van onze drent-sche Hunnebedden te vernemen, vermitsdr. JANSSEN en de heer STARING ons daar-van genoeg hebben verteld om het onder-werp (behoudens nadere ontdekkingen) voor't moment als uitgeput te mogen beschou-wen. Het was ons meer te doen om hetonderscheid te vernemen tusschen de drent-sche reuzenbedden ') en de fransche dol-mens, menhirs en peulvans, of de engel-sche barrows , gasgals en lichaevens.Wel weten wij , dat de dolmens van Bre-tagne met onze hunne-, hune-, reuzenbed-den in grondstof en constructie overeen-komen en uit twee opstaande en een daar-over heen liggend steenblok bestaan en datdaaronder de overblijfselen der SCHAMIJLSen GARRIBALDIS van die dagen geborgenwerden. We weten ook, dat de menhirsen peulvans slechts eensteenige monumen-ten zijn ook geen begraafplaatsen, maarvoor offeraltaars der druiden doorgaan —wat baat ons ihtusschen dat weinige bijhetgeen er van te weten is? Helpt ons danverder, heeren medenavorschers, of ver-wijst ons naar zulke uitlandsche werken,waarin niet locale beschrijvingen —maar confrontatie te vinden is van hetgeende veelvuldige celtische stammen in hetnoorden en in het westen van Europa onsals zoo vele slecht, of in 't geheel nietopgeloste raadsels hebben achtergelaten.

MARS.

Grafschriften in de Kerken te Amsterdam.

In de Westerkerk.

HET GRAF VAN ZIJNE EXELLENTIEDEN HOOGED. GESTR. HEER

CORNELIS SCHRIJVERLUITENANT-ADMIRAAL VAN HOLLAND

EN WESTFRIESLAND ETC. ETC.OBIIT DEN 16den BEGR. DEN 21sten

MET VAN HET JAAR 1768.

1 ) Wanneer, zoo als de beer STARING ons leert,„Hunnenbedden" onzin is, en dat wij alzoo „Hu-nenbedden" moeten schrijven, omdat „Hune" reusbeteekent, dan vereischt een consequent purismedat wij Nederlanders voortaan reuzenbedden moe-ten schrijven, ook wanner de Franschen van oor-deel zijn „que le purisme est l' ennemi de lapurete."

In de Nieuwe kerk.

cbIocLxxiv

(het wapen)

EGREGIUS PARITER PIETATEVEL ARTE VEL ANN'S

AMSTELIDUM CONSUL

TULPIUS HIC TEGITURNEC TEGITUR NAM CLARA

VIRI MONUMENTA SUPERSUNT

NEC TOTIES VITAM QUIDEDIT OMNIS 013IT.

(een uitgesleten wapen)

AMPLISSIMO PROVIDENTISSIMOQUE VIROREYNERO CANTIO

AMSTELREDAMENSIS REIPUBLICAE CONSUL'VIGILANTISSIMO ET SENATOR' CONSULTISSIMO

ILLUSTRISSIMI COMITIS MAURICH

CONSILIARIO FIDELISSIMOUXOR ET CUM MARITIS FILIAE MARITAE

OPTIMO PATRI PIISSIMO LUBENTES

LUGENTES CUM LACHRYMIS POSUERE

SALIG SYN DE DOODEN

DIE IN DEN HEERE STERVEN

(de wapens van v. H. en zijne echtgenoot)

HIER LEYD BEGRAVEN DE

E. DEER JOAN VAN HOORNOUD GOUVERNEUR EN RAAD

VAN NEDERLANES INDIEN OUT57 JAREN OBIIT 21 FEBRUARIJ

ANNO 1711

In de Oude kerk.

CORNELIA MIGCHIELS

HUISVROUWE VAN REI-HIER PAUW ADRIAENSZBURGEMEESTER DESER

STEDE IS OVERLEDENANNO MDCXVI

(het wapen)

(het wapen)tiIER LEYT BEGRAVEN ANNA SEYSHUYSVROW VAN ADRIJAEN PAUW

STEEP DEN I MEY ANNO 1607

HIER LYT BEGRAVENWOUTER GEURTZEN

OBIJT DEN 24 OCTOBERA°. 1638

(Zie Navorscher, VIII. bl. 249.)

VAN DAM OVERRYNE

LEEMPUTTE OMMERENONDER DESE STEEN RUST

PETRUS VAN DAMIN SYN 85 JAER WAS

328

ADVOCAET VANDE GENERALE

OOSTINDISOHE COMPAGNIE

54 JAEREN. HAD

IN ECHT EERST LIDIA VAN SEGEWAERT.

VERBURCH DAER NAE WIJNBERGEN

DE BERGHES ANNA HASSELAER ASSENBROEK

VAN ESSEN- VERSTORVEN

DELLES 17 MAY 1706

NEELTGEN REYERS DE HUYSVROU VAN DIRCK

OPMEER BENRICZ DEN 23 JUNY A°. 1573EN CORNELIS DEN 19 MARTIJ A°. 1573HIER BEGRAVE BID V. D. ZIELEN

D. F. Dz.

Engelsche nobels. Uit onderscheidenebronnen is bekend, dat hertog WILLEM VAN

BEIEREN zijn aandeel in het uitgors vanHongersdijk, den 8"e° maart 1407, verkochtaan CLAES VAN BORSSELE VAN BRIGDAMME

voor 375 engelsche nobels. Volgens v. D.

AA, Aardr. Woordenb. der Nederl., dl. V.

bl. 740, zou deze som van gelijke waardegeweest zijn met f 1404,14 en volg. id.dl. XII. bl. 581, met f 2055,25. Wij mee-nen beide opgaven voor verkeerd te mogenhouden, en zouden liever ERMERINS willenvolgen, die in zijne Z. Oudh., III. P stuk,bl. 51, nit eene rekening van a° 1403 aan-toont, dat 20 eng. nobels toen eene waardehadden van 45 gld., en bij gevolg 375 eng.nobels gelijk stonden met f 843,75. — VANMETEREN leert ons in zijne Nederi. Hist.,fol. 8 en 13, dat de waarde van het geldin die tijden zeer dikwijls afwisselde, endat de eng. nobels a° 1489 50 stuiv., a°1520 75 stuiv., a° 1526 86 stuiv., a° 154880 stuiv. en 1572 84 stuiv. golden. Zijner nu ook bewijzen te leveren van de gang-bare waarde dier munt in 1407, waaruitzou kunnen blijken, of men hier veilig deopgaaf van ERMERINS uit a° 1403 vermagte volgen?

Wolfaartsdijk. J. VAN DER BAAN.

GESCHIEDENTS DER LETTERKUNDE.

Gedichten van G. Brandt (vgl. XIV. bl.122, 171, 208, 2(37). Dat N. B. A. , deuitgever deter gedichten, NICOLAAS BORRE-

MANS geweest is, zoo als de heer V. D. N.vermoedt, worth hierdoor bevestigd, dat wijdezen BORREMANS inderdaad onder de vrien-den van BRANDT aantreffen. Deze namelijkdroeg in 1648, dus twee maanden voor deuitgave der Gedichten, zijne Traanen vanden Apostel Petrus op aan N. BORREMANS,

predikant te Nieuwkoop. Hij spreekt hemaan met den titel waarde vriend," eenduidelijk bewijs in dien overdeftigen tijd,dat zij met elkander op een gemeenzamenvoet stonden. BORREMANS zegt 0. a. in devoorreden : » Ten laetsten kon ick den druc-ker niet weygeren , hetgeen voor desen ge-druckt zijnde,hy by anderen wel halt konnenbekomen, noch ITE. (t. w. den lezer) onthou-den hetgeen my door bysondere vriendt-schap van den Dichter zelfs, op verschey-den tijden in schrift was mede gedeelt, entoegelaten, om, mijn eigen nieuwsgierigheytten geval , uyt te schrijven." En later :»My dunekt dan doer het uytgeven vandeez' gedichten zonder gevaar, en niet on -tijdig is. De tijdt verhoop ick sal mijn ge-tuige worden, de Leser mijn gevoelen staan-de houden, en den Dichter mijn vrymoe-digheidt niet onaangenaam zijn." Of deuitgave in waarheid zoo geheel buiten dendichter om tot stand gekomen is, als dezevoorreden zou doen denken, zullen wij nietonderzoeken. Altoos evenwel blijkt er uit,dat men er in dien tijd geen kwaad in zag,

een stuk waarvan men een afschrift bezatzonder voorkennis van den schrijver uit tegeven, en dat wat wij in de voorrede lezengevloeid is uit de pen van een gemeenza-men vriend van BRANDT, zoo als wij nuweten dat BORREMANS geweest is, die tus-schen october 1648 (datum van de opdragtder Traanen) en december van dat jaar(datum der voorrede) van Nieuwkoop naarMaesland schijnt vertrokken te zijn.

Abraham Migoen (vgl. IX. bl. 300, yr.377 X. bl. 114, 235). Van dezen, dooreenigen voor een schoolonderwijzer, dooranderen voor een boekdrukker gehoudenman, kwam mij onlangs het volgende werkin harden :

Kort Verhael ende Begrip van de gheheeleHistorie van den Hoochberoemden ende ver-maerden Fransoyschen Historisschryver FROS-

SART, wt de Fransoysche Tale eerst by een-ghetrocken int Latyn, door JOHANNEM SLEI-

DANUM.Ende nu kortelyck in onse Nederduytsche

Sprake overghestelt, door AD. V. N. A. Meteen Tafel vande merckelyckste Historien Zeernut ende profytelycic voor den aendachtigbenLeser. (Vignet).

Tot Rotterdam, ghedruckt ten Huyse van,ABRAHAM MIGOEN, Fransoysche Schoolmees-ter,woonende inden Rystuin.Int JaerMDCXI.46 bladen tekst en 2 bladen tafel in folio.

Hieruit nu leeren wij 's mans bedrijf

329

kennen. Wij zien tevens uit den titel, dathij hier niet de vertaler was.

A. M. LEDEBOER.

L. F. de Beauforth (vgl. XIV. bl. 270,304). O yer LIEVEN FERDINAND DE BEAU-FORT (en niet BEAUFORTH, gelijk J. L. A. I.hem noemt, denkelijk in navolging vannir. J. SCHELTEMA, Staatk. Nederl., dl. II.bl. 481) en zijn werk het Leven van 'Wil-lem de I leze men inzonderheid het volle-dige berigt door den heer P. SCHELTEMA inzijn Ovd en Nienw nit de Vaderl. Gesch.en Letterkunde verzameld, Amst. 1844, bl.11 en very., dienaangaande uit originelestukken medegedeeld, waaruit met zeker-heid blijkt de grond, waarop DE B. deschrijver van het Leven enz. wordt genoemd,alwaar tevens de onderscheiden en zeeruiteenloopende beoordeelingen over dat werkworden aangewezen, waarbij nu het oordeelvan den hoogleeraar (niet J. P. DE) maarJ. w. TE WATER, en het gevoelen van denheer GROEN VAN PRINSTERER, in de Archi-ves de la Maison d' Orange, t. I. p. 43*voorkomende, kunnen worden gevoegd. Deschrijver zelve heeft een opstel over zijneigen leven ten papiere gebragt, waarvanhet II. S. laatst bij den heer RETHAAN MA-CAM': berustte , en met vergimning , vandezen almede door den heer SCHELTEMAt. a pl. is medegedeeld.

Het laatste gedeelte der vragen vanJ. L. A. I. bestaat er eene betere levens-beschrijving van prins WILLEM I? valt nietzoo gemakkelijk te beantwoorden ; wantlofredenen bestaan er genoeg , maar eeneeigenlijke levensbeschrzjving, zoo als DE B.met zijn werk bedoelde, moge door ande-ren worden genoemd en aangewezen.

V. D. N.

De Beaufort (niet BEAUFORTH), LIEVENFERDINAND. Bij 't geen dr. P. SCHELTEMA(aangehaald, op bl. 304) in het eerste deelvan zijn Oud en Nienw, over hem gegevenheeft, heb ik Diets te voegen, dan alleendat het ons niet verwonderen moet dezenman niet door P. DE LA RUE in zijn Ge-letterd Zeeland opgenomen te zien dezeheeft alleen geboren Zeeuwen daarin behan-deld. DE BEAUFORT, geboren its 't fortSt. Anna , polder van Narnen , later doorde hchelde overstroomd, behoorde tot hetvoormalig Staats-Vlaanderen. De hoogl.TE WATER heeft ook mij altijd geleerd, aanhem niet dan met omzigtigheid geloof tegeven.

B....nn••••n•••n

Lud. Coelius Rhodiginus (vgl. XIV. bl.207, 237, '268, 303). Volgens zeggen van

U—H. t.1. a. p. zoude door mij verkeerdelijkberigt gegeven zijn op bl. 266 ; niet dat ikzulks onmogolijk acht, maar hier geloof iktoch dat dit oordeel onjuist is. Mijn berigtbepaalde zich tot de mededeeling van het-geen bij EBERT, 2419. Bibliaogr. Lexicon, be-treffende de onderscheidene uitgaven vanhet bedoelde werk, voorkomt. Bij naderevergelijking blijkt, dat mijne opgave daar-van naauwkeurig was, zoodat indien hierbijabuis plaats heeft, niet ik , maar EBERTverkeerdelijk heeft berigt. Het lost zichechter welligt op in eene drukfout, ingevalhet jaartal 1566 en niet 1666 zijn moet.Zonder dit te willen beoordeelen, vermeenik het bene distinguere hierbij te mogen in-roepen.

V. D. N.

W. Sewel (vgl. XIV. bl. 244, 269, 303).Bij hetgeen reeds van hem vermeld staat,kan nog gevoegd worden, dat zijne voor-ouders nit Engeland afkomstig waren, be-hoDrende tot de secte der Brownisten enzijne ouders tot de Vlaamsche Doopschge-zinden. Zij gingen echter omstreeks 1657 totde Kwakers over. Ofschoon tot een hand-werk opgeleid, toonde hij meer lust in let-teroefeningen, legde zich toe op de latijn-sche, fransche, engelsche en hoogduitschetaal, en vond in 't schrijven en vertalenvoor boekverkoopers zijn bestaan , alsmedein het onderwijzen van jonge lieden en hetopstellen der Antsterdamsche Courant. ZijneHist. van de opkomst en aanwus der Quakersis geen oorspronkelijk werk, maar meestalontleend uit G. CROESE, Historia Quaceri-ana, 1695. Dat hij ook een vermaard chi-rurgijn zou geweest zijn, daarvan heb ikgeen spoor gevonden. VAN ELIDE gelievezijne bron aan te wijzen. Ook zou ik weliets willen weten van de secte der Brow-nisten. F. MULLER noemt hem in zijnenCatalogus van portretten, n°. 4922 een Bock-zaalschriper, van waar heeft hij dit ?

J. C. K.

Kandschrift van Beverland (vgl. XIV.bl. 175 en 268). Het door SAX() SYLVIUSt. 1. a. pl. medegedeelde moet eenigermateverwondering baren, omdat het daarbijschijnt dat hij twee personen wil in ver-band brengen, die volstrekt geen betrek-king op elkander hadden : den eenen A pra-AAN VAN BAARLAND of BAERLAND (vaneen' tweeledigen naam wind ik nergens ge-wag gemaakt), geb. in 1488, en gest. alshoogl. Leuven in 1542, den anderenHADRIANTJS BEVERLAND, naar het algememgevoelen geboren te Middelburg ornstreeks1653, gelijk hij dan ook door DE LA RUE

onder de geletterde Zeeuwen opgenomen

42

330

en breedvoerig vermeld is. Ofschoon dezete Oxford moge gestudeerd hebben en inEngeland waarschijnlijk kort na 1712 over-leden is, was hij daarom toch geen En-gelschman ; vanwaar dan ook SAX() SYLVIUSdeze zijne meening ontleent, en op wat grondhij de vraag doet, of BEVERLAND zijn eigennaam of een pseudoniem was, is niet welte begrijpen, tenzij hij zich deswege naderverklare. Uit den door hem aangehaaldenCatalogus van VOGT is zulks niet te ver-staan, eerder het tegendeel uit hetgeen dezeuit het werk van BAYER mededeelt, gelijkdan ook door meer andere uitdrukkingenvan denzelfden (zie AUG. LEYERI Memor.Libr. rar., pag. 226, uitgave Dresden enLeipzig 1734) genoegzaam blijkt, dat hijeen Nederlander was.

VAN BEVERLAND voerde tot spreuk Ge-neroso sanguine parta, aantoonende dat hijvermeende uit edel bloed gesproten te zijn,dat zeker het geval met BAARLAND niet zalgeweest zijn.

Wat het geschrift de prostibulis veterumbetreft, is dunkt mij de aangehaalde ver-klaring door BEVERLAND zelf, dat hij heth.s. daarvan aan den rector te Leiden hadter hand gesteld, en de vermelding daar-van in den catalogus der bibliotheek aldaarvan vroeger tijd, alles afdoende. De vragerin den Intermédiaire zal alzoo ook van daarhet best kunnen worden onderrigt.

V. D. N..^........

Handschrift van Beverland. Als menzich de moeite wil geven d6n van de meestgewone kenbronnen van de historia litera-ria voor de XVIIe en XVIIIe eeuwen opente slaan ; namelijk , over ADRIANUS VANBAARLAND , NICERON _Him. t. XLI. p. 245;DE LA RUE, Geletterd Zeeland, bl. 441; FOP-

PENS, Bibi. Beig., p. 10; SAXE, Onomast, III.106; CUALMOT, Biogr. Woordenb. II. 4, enover HADR. BEVERLAND, met uitzonderingvan FOPPENS, dezelfde, als NICERON, XIV.340; DE LA RUE, bl. 10 en 567; SAXE, V.256 ; CHALMOT, III. 43, dan zal ieder, ookSAX() SYLVIUS , zich mogen overtuigen, datdie twee mannen VAN BAARLAND en BEVER-

LAND niets met elkander gemeen hadden,in ver van elkander verwijderde tijdper-ken hebben geleefd en zich nooit elkan -ders naam hebben willen of kunnen toe-eigenen. De eerzame leuvensche hoogleer-aar BAARLAND , de vriend VAN ERASMUS ,

geb. in 1488, gest. omstr. 1542, heeft zijnelessen in de rhetorica met plegtige rede-voering geopend den zIdea maart 1525 (z.

SERRURE, Vaderl. Museum van Nederd. Let-terk., III. 23) en is daarmede toe aan zijnoverlijden ongestoord en zediglijk voortge-gaan. HADR. BEVERLAND, honderd vijftig

jaren later geboren te Middelburg , gafonder zijn eigen naam de beruchte disser-tatio uit, De Peccato origin Ili, met een op-dragt, gedagteekend 21 maart 1679 aanzijn stiefvader BERNARD DE GOMME (Gram-mateus supremus?) en generaal van de geniebij koning KAREL II. Hij is in den aan-.yang van de vorige eeuw in Engelandoverleden. De vraag : .» hoe komt BEVERLAND

de Engelschman aan den naam van BAAR-LAND ?" is alzoo geheel doelloos , hij heeftdien nimmer gevoerd. Waarschijnlijk heefthet onduidelijk of min naauwkeurig op-schrift van het boek van BEVERLAND, deprostibulis reterum (over welks inhoud menook raadplegen kan SCHELHORN, Amoen. li-ter. t. VII. p. 170) SAXO SYLVIUS in dewar gebragt. BEVERLAND was voor hetoverige bevriend met GR2EVIUS en NICOL.

HEINSIUS. Beider vermaningen om zijnonrein geschrijf te staken , troffen geendoel. Men leze beider beklag hierover inhet Sylloge epist. ed BURMAN, t. IV. p. 623,624 en 626.

QUIESCENDO.

A. Koerbach •(vgl. A. R.). ADRIAAN

KOERBACH, regtsgeleerde en med. doctor teAmsterdam, in 't midden der XVIIe eeuw,maakte zich door zijne schriften bekend,als een voorstander der sociniaansche ge-voelens , en werd deswege tot eene levens-lange gevangenisschap veroordeeld. Z. C.

VON UFFENBACH in zijne .Merkwardige Rei-sen, II. p. 66 , die hem COERBAGH noemt,deelt eene bijzonderheid van hem mede,welke ik elders niet vond opgeteekend. Inhet tnchthuis te Amsterdam opgesloten ,werd hij door een herv. predikant, overzijne atheistische denkwijze toegesproken,maar gaf op alle bedenkingen, niets andersten antwoord dan ► tweemaal 2 is 4 entweemaal 4 is 8." Daarmede willende tekennen geven, dat hij niets wilde hoorenof aannemen, dan mathematische hew ijs-reden. — Niets nieuws onder de zon ! —Zijne schriften worden door PAQUOT, YPEIJ

en and. genoemd.

Dessade (vgi.XIV. b1.305) Waarde —e— !Vraag liever naar het leven en de werkenvan den markies DE SADES (niet DESSADE),

eene nadere kennismaking zoude u de harente berge doen rijzen. Laat het u genoegzijn te vernemen dat het wezen (was heteen mensch , een Bier of een duivel ? hetis moeijelijk te bepalen) in 't dolhuis ge-storven is. — Geachte medewerkers! Wijdoen u de eer aan te gelooven, dat DE SADES

U niet bekend is ; mogt het anders zijn, houdhet dan, in 't belang van dit tijdschrift, voor

J. C. K.

331

u, en gij geleerde heer bestuurder! komt u,niettegenstaande ons welgemeend advies tochiets over DE SADES , ellendiger gedachtenis,uit den hoek , verwijs het dan illico naarhetscheurmandje. Of moeten ooze gezellige,onschuldige en veelmaals leerzame causerieswerkelijk den naam van vuilnishoop gaanverdienen ? MARS.

Dessade. Een markies van dien naam isbij mij niet bekend. Wel wind ik vermeldDONATIEN ALFONSE FRANCOIS, markies DE

SALE, geboren te Parijs , 22 junij 1740 enaldaar overleden 2 dec. 1814. Indien dezede bedoelde persoon is , vertrouw ik , dat— e — noch met den wellusteling , noch metzijne afschuwelijke schriften kennis zal wil-len waken.

C. P. L.

Leven van Vondel door Brandt (vgl. XI.bl. 174; XII. bl. 81, 141 ; XIV. bl. 265).Het vermoeden van J. L. A. I. is waarheid.In het Leven van Geeraert Brandt beschrevendoor J. DE HAES ('s Gravenh. 1740. 4°) leestmen, bl. 51, dat BRANDT in 1682, zorgvul-digheid besteedde aan de poeziej van dengrooten meester der Hollantsche diehtkundeJOOST VAN DEN VONDEL , wiens leven bymet eene zonderlinge bevalligheit der ge-denkenisse heeft bevolen." Intusschen blijktuit de briefwisseling , gevoegd achter ge-noemd leven, dat nog een ander letterkun-dige de hand heeft gehad in BRANDTS ge-schrijf, en wel de bekende JOHANNES VOL-

LENHOVE , door VONDEL zelven genoemdzijn zoon in de kunst. VOLLFNHOVE tochschrijft den 20 maart 1682 aan BRANDT(ibid. 221) : » Ik heb VONDELS leven nogeens niet alleen doorloopen, maar naauw-keurig doorzien , en nu op de zaken minstlettende, daar we lest in 't breede vanspraken , hier en daar slechts een letter ofwoord veranderd, of uit uwe veranderingenuitgekipt, 't geen my best bebaagde, end'afsnijdingen of verdeelingen hier en daarwat verminderd : de vrijheid hierin gebrui-kende , my van Uw Eerw. toegestaan, dochzaken van eenerlei aart doorgaans byeën-houdende, en aan uw goedvinden latendede veranderinge, die u mishaagt, wederomte veranderen."

QUIESCENDO.

Philip Angels (vgl. XIV. bl. 269). Ikheb niet voor mij dl. XI. bl. 174. PH.ANGELS schrijver van den Lof der schilder -konst,Leijden 1642, was ook kunstschilder engraveur, waarschijnlijk te Leiden woonach-tig, alwaar hij op het S t. Lucasfeest zijnlater gedrukt werk voorlas.

In 1665 leefde hij nog, daar in HOET,

II. 56, een groot stuk voorkomt, een Boermet eenige vogels.

Het werk van GAULT DE S t . GERMAINheeft voor het overige weinig waarde, be-helzende alleen korte en overbekende be-rigten over schilders, zonder aanhaling vanbronnen.

Het stuk, offerhande van Abraham, op-gegev en door GAULT, als nog berustendete Brunswijk, is door J. LIEVENSZ (naarwelken schilder ANGELS ook geetst heeft).GAULT schijnt den Lof der schilderkonst nietingezien of begrepen te hebben. ANGELSspreekt (bl. 48) van een graeutje (grisaille)terwijl de groote schilderij te Brunswijk inkleuren is geschilderd.

Het werk van ANGELS is in mijn bezit,en ter dispositie der heeren VOSMAER enJ. L. A. I., hoewel ik twijfel, of het aande verwachting voldoen zal, zijnde geschre-yen in den geest van S. VAN HOOGSTRATENSMelding tot de schilderkunst, en bevattendeweinig details over destijds bloeiende schil-ders, zelfs stadgenooten van ANGELS, diealleen ter loops REMBRAND, LIEVENSZ, BAC-

KER en G. DOU noemt.C.

Overstraten (Adriana van) (vgl. XIV.bl. 270) gaf in 1788 te Amsterdain uiteen Eerkrans voor Bergen op Zoom, 4°.

Adriana van Overstraten. In VER-WOERTS Vaderlandsch Woordenboek vindtmen : )' Zij stierf te Bergen op Zoom, den10 Januarij 1828, was 72 jaren oud, enweduwe van Mr. N. VAN CUYLENBORCH."

L—F---T•

Salomon van Rusting (vgl. XIV. bl. 270,304). Hij was med. doctor en wordt ookdoor WITSEN GEYSBEEK vermeld. Van hembestaan nog : Volgeestige werken, te Amster-dam bij JAN VAN HEEKEREN en JAN GRAAL,1712, met drie opdragten : 1°. aan GODE-FRIDUS CAMPIDOMUS ; 2°. aan mr. ANDREASDRESSCHER en 3°. aan GODEFRIDUS CAMP-HUYS (dus nog eens CAMPIDOMUS). Dezeuitgave is de 46 en weldra van een tweededeel (mede voor de 4e maal gedrukt ter-zelfder plaats en tijd) gevolgd.

Het 26 deel heeft een titelplaat van 1698(le druk), als blijkt uit de opdragt destweeden deels aan den schout en regeer-ders van Zuijdschermerhorn gedagteekend:» Uit myn Studoor den 18 Septembris 1698."Zijne werken schijnen dus gezocht geweestte zijn. Hij was waarschijnlijk van duit-schen of poolschen adel, want zijn collegaF. ERM noemt hem in een lofdicht » op het

42*

332

tweede deel zijner Volgeestige Rijmwerken"Jonkheer en Heer tot Staffholtszt.

Ter eere van RUSTING moeten wij ver-melden, dat hij zich bekeerd heeft: wantin 1707 verscheen van hem te Amsterdameen zeer ernstig werk : Het schouwtooneeldes doods (bekend als de doodendans) metdertig zinnebeelden. Ook van dit werkjebestaan, naar de afdrukken der platen teoordeelen, meer uitgaven. Bij erkent naiefgenoeg voor deze plaatjes gerijmd te heb-ben en meer dan rijm vindt men er danook doorgaans niet in. In de opdragt aanJACOB cows, burgemeester van Zuidscher-mer, en ALLARD BOON en HILLEBRAND

SCHAGEN, kooplieden tot Rijp, noemt hijzich » Med. Dr. tot Groot Schermer." LAM-

BERT BIDLOO is hem in zijn Pan Paticon,(te Amsterdam bij ANDRIES VAN DAI')ME

1720) niet genadig: hij noemt hem (bl. 224)» den verkeerden SALOMON " en geeft onsin de noot (bl. 223) een alles behalvevleiend getuigenis van zijne VolgeestigeWerken.

G. P. ROOS.

Mr. Gerrit van Lennep (vgl. A. R.; XIV.bl. 235.) Hij verdedigde in 1797 zijn regts-geleerd specimen ad 'rapt. Scavolae. Dochniet onder den hoogl. dr. S. F. J. RAU.

Deze heeft daarmede niets te maken gehad,dan dat hij toevallig dat jaar rector was.Hij was theol. dr.

Maagdeklachtje. Matthias Havius (vgl.XIII. bl. 180 en 211.) Bij het doorbla-deren van prof. VAN VLOTENS CATS is hetmij zekerheid geworden, dat HAVIUS dedordsche uitgever is van een bundelkenvan CATS, onder bovenstaanden titel, en ikvoeg er bij, dat CATS en HAVIUS vriendensehijnen geweest te zijn. CATS droeg zijne_Hofgedachten op aan jufvrouw CORNELIA

BAEBS, weduwe van D. (?) MATTHIAS HA-

VIUS, gouvernante syner huyshoudingh opSorghvliet.

G. P. ROOS.

Jan Vos , Aran en Titus. Kan iemandmij ook opgeven of de personen van denAran en Titus van JAN VOS (volgens eenklinkdicht van HUYGLIENS ook in het La-tijn vertaald) alle fictive zijn ?

Behalve• van SATURNINUS (A. D. 262vermoord) ontbreken van de andere per-sonen, bij mij bekende schrijvers, alle bij-zonderheden.

TACO.

[Men zie BILDERDIJK, Bijdragen tot de tooneel-poezy, bl. 87-89.1

Eustachius Manglierius (vgl. XIV. M.146 en 205). Hij schreef zich MANGLERIUS,

evenzoo zijn zoon JOHANNES, die 40 jarenjaren secretaris te Wormer is geweest, enzijn kleinzoon en naamgenoot, die als con-rector te Hoorn overleed 10 aug. 1723.De eerstgenoemde en bedoelde was om dengodsdienst nit Vlaanderen gevlugt en werdpredikant te Wittewierum op paschen iu1603 ; hij verscheen 30 april 1604 op declassis te Loppersum, yerzocht ten gevolgezijner beroeping naar Oostvlieland zijn ont-slag, hetwelk hem verleend werd, ondervoorwaarde, dat hij zulks ook van zijnegemeente zou zien te erlangen : spoedigdaarna is hij vertrokken. Hij is te Witte-wierum een jaar en zes weken in dienstgeweest en ontving, behalve het gebruikvan 53 grazen zeer goed land en eene wo-fling in het klooster, over dien tijd eentraktement van 253 gl. 2 st. 4 plakken.ADAMI, Naomi. der predd., en BRUCHERUS,

Gedenkb. van Stad en lande, melden, dathij pred. te Loppersum is geweest, dochten onregte, zoo als uit het aangevoerdegenocgzaam blijkt : bovendien had Lopper-sum den pred. en werd de eerste tweedepred. er later beroepen. Niet alleen MAN-

GLERIUS, maar ook zijne drie voorgangerste Wittewierum warden te vergeefs bijADAMI en BRUCHERUS geZOCht.

T. A. R.

J. Hellendoorn Cramer (vgl, XIV. bl.270). Zijn voornaam is FRANCISCUS; hijwas een hevig patriot en werd in 1788van zijnen dienst te Suawoude en Tietjerkontzet, doch in 1795 daar weder hersteld.Zie nailer over hem VAN DER AA, Biogr.Woordenboek, dl. III. bl. 818.

T. A. R.

Driekoningenlied.

Starre Gesangh.

Stem : Hier treden wi Heere „met onse Heere.

I.Steckt vrunden, het heuft ter deuren oet,Ont loestert eyn mool no onsen geloet.

II.Drie Kuningen keumen jo hier ter boon.Wol i se nicht geven, soo lootse man goon.

III.

Want sicht wi singhen, hier nicht om sunstMaer om dyn gelt, ont goede gunst.

IV.

Stieght oet, stieght oet, ont sieter ons oon,Wi komen soo'n verre wech ghegoon.

333

V.Wi komen hier al oet Orient,Den junghsten, Bat's eyn soo'n swarten vent.

VI.Den wech die vil hem jo alle soo suer.Noe steyt by soo palle gheliecken eyn muer.

VII.Wie volghden jo, de blinckende Star.Die 't nicht en gheleuvet dat isser eyn Nar.

VIII.Jan Rodis al oet den vensteren lathOn ons van verre keumen sach.

IX.Noe stricket dyn Starre on set doe wat doolOpdat ich doe nicht en achter hool.

X.Wie vrooghden no Jan Rodis nicht,Ont liecke wol, onse hacken ghelicht.

XI.Noe singhen wye bier voor dynen deurDoe bist door binnen, wie stoon door veur.

XII.Geft wat, geft wat, ont teuvet nicht langh,Ons keele wort dreugh van dit ghesangh.

XIII.0 smocke luyden, wat bist doe goet,I gevet ons wat, noe 't liet is oet.

XIV.Noe stieghen wye wedderom op eyn oorI kieck ons nicht welder voor 't ander Joor.

Johan hefteloose messen.0, bloet ► dat 's oet.

't Amsterdam, Voor DIRCK CORNELISHOUTHAECK.

Het zal den inzender, die een exemplaarvan dit, waarschijnlijk zeldzaam, stuk bezit,aangenaam zijn eenige opheldering te ont-vangen omtrent den oorsprong en de histo-rische waarde van dit lied.

Driekonin.genlied. In vroegere eeuwenzag men , wanneer december in 't landwas, ook de kerssterren verschijnen. 't Wasgewoonlijk een drietal zangers, die er ste-den en dorpen mede rondgingen om ouden jong te vermaken en gedurende eenigeweken den kost op te loopen. Soms stel-den zij zelve de drie koningen voor : eenhunner had dan het gezigt zwart ge-maakt om zoo de rol van den Afrikaante spelen. Een tweede exemplaar der driekoningen bevatte de ster, een papieren ge-vaarte op een langen stok gezet; behalvehet drietal zag men daarin MARIA met hetkind in de kribbe, verzelschapt door den

os en den ezel, eindelijk aan de eene zijdeeen huis of toren met open venster, waaruitHERODES lag te kijken : alles van papiergeknipt en door middel van touwtjes be-weegbaar en 's avonds door een of tweekaarsjes verlicht. Het drietal zong daarbijeen toepasselijk lied. Ik herinner mij nogin mijne jeugd te Amsterdam enkele malenzulk eene ster gezien te hebben. In Noord-holland ziet men er nog de armoedigeoverblijfselen van, eene papieren ster metallerlei nietsbeteekenende figuren beplakt,bij dag door een persoon, bedelaar van be-roep, rondgedragen. Er moeten verschei-dene liederen hebben bestaan, die bij dekersster gezongen werden. Een wordt doorHOFFMAN Horae Belgicoe II. p. 69 mede-gedeeld. Het is het eenige hollandsche datik ken. Van eenige hoogduitsche maakthij daar ter plaatse melding. Het bierbo-ven medegedeelde, volgens den inzender,op een los blad gedrukt, schijnt van alde bij HOFFMANN vermelde te verschillen.Wordt er ook nog in andere deelen vanons vaderland met de kersster rondgeloo-pen, en welke liederen zingt men daarbij ?

P. L. Wz.

Leven van Frederik Hendrik. De schrij-ver van Het leven en bedrigf van FrederikHendrik van Nassau teekent zich J. J. —Welken naam moet men bier onder . ver-staan?

........•nnn•

Zumbach. Z. C. VON UFFENBACH bragste Cassel een bezoek aan den heer profes-sor ZUMBACH, een stil en aardig man, die nogveel van zijne hollandsche manieren aanden dag legde. Hij toonde hem een doorhem uitgevonden astronomisch instrument,waarvan hij het nut vroeger in zijn Para-doxon aangewezen had. Het instrumentbenevens het gebruik , is in 1700 bij VALCKte Amsterdam uitgegeven , onder den titel :Planetolabium h. e. novum instrumentum as-tronomicum , quo loca et motus planetarumatque stellarum lixarum propria in longitu-dinem, et latitudium, Zodiaci, Eclipses soliset .Lunge occultationes stellarum exhibentur, ,una cum instrumento. Deze beschrijving isuitvoeriger in het hollandsch vertaald. UF-FENBACH deelt daarvan eenige bijzonder-heden mede , waarin wij niet treden. Hetdoel dezer aanhaling is alleen om de lezersvan den Navorscher uit te lokken tot opspo-ring en mededeeling van 't geen zij te wetenzijn gekomen van gemelden prof. zumBAcH,wiens naam niet nederlandsch klinkt. Trou-wens , het is niet onbekend hoe wonderlijkbuitenlanders met onze eigennamen omsprin-gen , zoo dat er soms geen staart of steel

384

van te vinden is. Zie V. UFFENBACHS Merkw.Reiaen, I. 63.

J. C. K.

Jan Perfect. Jan Perfect of de weg dervolmaking, 's Gravenh. 1817, 2 deelen. Wieis de schrijver van dit werk ?

ALIQUIS.

De weduwe Hans Matthijsz. Uit hetbegin der 17e eeuw (o. a. 1602) vindt menwerken te Amsterdam bij HANS MATTHIJSZ.in de Pascaert uitgegeven. Na zijnen doodbleef zijne weduwe in de zaak. Van Naarken ik een werkje zonder jaar. Wie kanmij zeggen van wanneer of en tot hoe langgenoemde weduwe HANS MATTHIJSZ. is blij-ven uitgeven ?

Twee tot nog toe onbekende boekdruk-kers of boekverkoopers te Deventer.

%\TESSELUS ZUSELERUS. Met dezen werdenwij bekend door een geschenk van tweeboekskens in 4°. aan onze bibliotheek ge-bragt door den beer P. C. MOLHUIJSEN.Beide hebben het jaartal 1523. Het eeneheeft achteraan Daven. apud WESSELUM ZU-SELERUM Anno M.D. XXIII. Het andereheeft op den titel VVESSELVS ZUSELERUS

excudebat Daventriae Anno M. D. XXIII.Aan het einde lezen wij nogmaals _Daven-triae VVESSELVS ZVSELERVS imprimebat usuistudiosorum. Anno salutis nostre XXIII suprasesquimillesimum Mense Maio.

Van dezen, dien wij alzoo als boekdruk-ker leeren kennen, vonden wij bij niet eenenbibliograaf melding gemaakt. JAC. REVIUSspreekt evenwel in zijne Daventria, p. 750en 751 van eenen JOANNES SUSELAER, anno1555 consiliarius. Bij DUMBAR, Kerkel. enwereldl. Deventer, troffen wij dien naamtweemalen aan, blz. 245, JOHANNES SUZE-LER Vicedecanus, a°. 1408, en bladz. 635,GEERTRITIDT SUSELER. In het Diarum vanprof. BRONCHORST (M.S. op de bibl.) vindenwij in maart 1595 een student te Leiden,SUSELER van Zutfen genoemd.

De andere is BAPTISTA DEUTECOMIUS, eennaam, waarschijnlijk aan de stad Doetin-chem ontleend. Het is de weduwe vandezen, waarvan wij den naam lezen onderden titel van een ongepagineerd boekjevan 26 blades, in kl. 8°., mij onlangs inhanden gekomen. De titel in het latijn enhoogduitsch gesteld is deze : Vera verae etGenerosae nobilitatis origo, Ac Illustre Enco-mion, Carmine Heroico Latino Germanico,graphite descripta, typisq ; evulgata, in Ho-norem Gratiam laudatissimae Nobilitatisomnium Nationum; pracipue Germaniae com-munis Patrtae ; etc. Volgt de hoogduitsche

titel, voorts Daventriae. Apud Viduam BAP-TISTAE DEUTECOMIJ, Anno a nato Rege Christo,M.D.C.XIII. De opdragt aan prins MAU-RITS is geteekend : ALBERTUS LOMEJERUSLubbecensis minister Verbi Divini.

Dit is de eerste maal, dat wij dezennaam aantreffen. Wel vinden wij een geo-graaf van dien naam, JOH. DOTECHOMIUS,genoe-nd in de Herstelde outheyt, ofte Be-schrijvinge van Batavia, door JOHAN VANSOMEREN, Nymegen 1657, in 4°. bladz. 16.

A. M. LEDEBOER.

Pauperies pacem.Pauperies pacem dat, open pax, copia luxum.

Luxus dat bellum bellaque pauperiem,Fons amor est odii, vitae mors, turba quietis,

Stant qui (leciderant, quique stetere cadunt.Et capti capiunt, et qui domuere domantur.

Fit victo supplex qui modo victor erat.Sic plebi indomitae, sic stant sua fata tyrannis,

Sic Deus alternas versat in orbe vices.

HOOFT, die eene vertaling geeft van ditgedicht, zegt dat deze verzen in den Haagin het huis van den ambassadeur van Zwe-den voor de schoorsteen stonden. Welkwas dat huffs ? Vindt men daar die verzennog? En wie heeft ze gemaakt?

P. L. Wz.

Aanhaling,Oderunt peccare boni virtutis amore.Oderunt peccare mali formidine poenae.

Van Wien zijn deze verzen?P. L. Wz.

Lettres historiques et galantes. In denIntermediaire voor 1864, wordt op bl. 186(vgl. 136) als de eerste druk van dit werkjeopgegeven de uitgaaf van 1714. (Keulen,7 deeltjes in 12°). In 1707 verscheen echterreeds een eenig deeltje onder den titel :Lettres historiques et galantes par Madamede C.' * * Ouvrage curieux. A. Cologne, chezPIERRE MARTEAU, (in 12°). Het is opge-dragen aan den Baron DE CHALESAC, ka-merheer van den koning van Pruisen.Het boekje is groot, behalve de opdragten de Avis au lecteur, 424 bladzijden.

C. P. L.

Bijbels. Ik meen wel eens gehoord tehebben, dat enkele teksten in de bijbelsvan het britsch en nederl. bijbelgenoot-schap niet alleen veel verschillen in ver-taling der woorden, maar somtijds geheeltegenstrijdig zijn in hunne beteekenis. Kanik dit goed gehoord hebben ? Zoo ja, welkeplaatsen zijn het ?

Utrecht. A. v. R.

335

Rouwklagt op het afsterven van WillemCarel Hendrik Friso. Dezer dagen kwamik in het bezit eener hebreeuwsche » Rouw-»klagt (ir) op het zeer smertelyk afsterven

» van zijn doorlugtige Hoogheid FV. C. IL Friso,» Prinse van Oranje en Nassau, Erfstadhouder,» Capiteyn-Generaal enddmiraal der Vereenigde» Nederlanden enz. enz. enz.," aan het slotwaarvan is gevoegd een Troostwoord r17111aan zijne oudste dochter (?) Beide mogensierlijke dichtstukken worden genoemd. Kanmij ook iemand zeggen , waar en wanneerdeze Rouwklagt enz. is gedrukt en wie devervaardiger daarvan was, en of er ergensgewag van wordt gemaakt?

Leeuwarden. ALEXANDER.

Callot. Men vraagt het jaar van uitgaafvan: De droeve Ellendigheden van den Oor-looqh etc. door JAQUES CALLOT, LoreynsEdelman en jn druck uytgeuen door GERRIT

SCHAGEN. Is deze uitgave oorspronkelijk ofslechts een nadruk ?

L—F—T.

Racine. Aan BUCHNERS Französische Lite-raturbilder ontleende ik het volgende, hetwelkdoor mij ander meer in 't Rederijkers Week-blad, N°. 37 , 1864, werd geplaatst:

» Als reden waarom hij (RACINE namelijk)bij LODEWIJK XIV in ongenade vigil, geeftditzelfde werk het volgende op. Toen deglans der beroemde eeuw langzamerhandbegon te tanen , schreef RACINE op verzoekvan mevrouw de MAINTENON eene brochureover het middel tot herstel van de toene-mende ellende van het yolk. LODEWIJKvond dit geschrift bij deze vrouw en wasontstemd , dat een dichter zich met staats-zaken inliet. » Meent RACINE alles te ken-nen , omdat hij een goed vers maakt ? Wilhij minister zijn , wijl hij dichter is?" riephij geergerd, terwijl hij het boekje verach-telijk van zich afwierp, en sinds lien tijdverwaardigde hij zich niet meer RACINE aante zien."

Het woord brochure zette ik hier expres-selijk cursijf, wijl mijne vraag daarop neer-komt. Ik heb namelijk altijd gemeend , datniet een klein geschrift , maar wel een groo-ter werk over de ellende van het yolk, denkoning zoozeer verbitterde, dat hij zijneguest geheel aan RACINE onttrok. Wie kanmij daarvan de regte aanwijzing doen enjuiste titelopgave van genoemd geschriftgeven , alsmede waar het gelezen kan wor-den door A. v. R.

Utrecht.

1

KUNSTGESCHIEDENIS.

Schuurman (Anna Maria) (vgl. XIV. bl.274). Pinxit beteekent niet alleen schilderde,maar, in de eerste beteekenis des woords ,teelcende. Zoo werkte deze uitstekende vrouwmet potlood en kleuren. Evenzoo heeft zijnog eenen derden utrechtschen hoogleeraarder godgeleerdheid, CAROLUS DE MARTS,keurig bewerkt, gelijk dit haar portret too-nen zal, wanneer het uit de rijke kunstverza -meling van wijlen den heer A. D. SCHINKELwelhaast onder den hamer zal komen. Schrij-ver dezes heeft het daar meermalen be-wonderd.

L. B.

De tooneelspeler Corver (vgl. XIV. bl.148, 307). Over M. CORVER is reeds gehan-deld in Navorscher, VI. bl. 103 en 185.

J. C. K.

J. Lievensz. Waaraan kan toegeschrevenworden, dat bij G. HOET en HOUBRAKEN mel-ding gemaakt wordt van den ouden LIE-VENSZ. en J. LIEVENSZ. ? Zijn er twee schil-ders geweest van denzelfden naam ?

C.

Afbeeldingen van de Loterijzaal te 's Gra-venhage (vgl. bl. 79, 147, 209).Voor zoo ver mij bekend is bestaan er nogtwee afbeeldingen van de Loterijzaal te's Gravenhage ; de eene is eene teekening ,waarvan melding wordt gemaakt in eenwerkje, getiteld : A. DE RENNE, RecherchesHistoriques, gendalogiques et bibliographiquessur les Elzevir ; Bruxelles 1847, en is, vol-gens dit werkje in het bezit van den heerBAKIIUYSEN te 's Gravenhage ; de andereis eene schilderij , vervaardigd door POT-HOVEN omtrent het jaar 1740 (?). In dezaal hangen de veroverde vaandels, en zijis rondom bezet met de uitstallingen derhaagsche boekhandelaren. Aan het eindeder zaal heeft de trekking der loterij plaats.Verder is de schilderij met eenige beeldjesgestoffeerd.

Amsterdam. D. G. J.

Portret van E. Swalmiu.s. Gaarne zouik eenige berigten ontvangen omtrent ELE-AZAR SWALMIUS , die leefde van 1582 tot1672 en predikant was bij de hervormdegemeente te Amsterdam. Under zijn fraaigeetst portret van REMBRANDT staat : Ec-clesiastes Harlernensis, en F. MULLER in zijn

336

Beschrifvenden Catalogus van portretten invoce, n°. 5216, zegt, dat hij nooit predi-kant te Haarlem is geweest. Zou dat Har-lemensis ook niet kunnen beteekenen, dathij te Haarlem geboren is, alwaar (volgensS. AMPZING, bl. 135) HENRICUS SWALMIUSpredikant was, en voorzitter van de syno-de aldaar in 1627? Kan deze zijn variergeweest zijn?

J. C. K.

Portret van Hendrik 1V. HOOFT zegtin zijnen Hendrik de Gr. (Mengelw. 1671fol. bl. 8): » De gereformeerden kondengeen aanstoot vinden in 't hoofdmanschapvan HENRIK tegens zijnen Koning, gemerkthet was tot voorstandt van hunnen godts-dienst. Maar de genen, die met werelijkeredenen getracht hebben zijn' faam te vlak-ken van de smette der oproerigheidt, bragh-ten by, dat 't gene hem als onderdaan vanVrankrijk ongeoorloft was, hem vry stondtals opperoverste van Navarre ; in welk rijkende aanklevende heerlijkheden, by doorde kroone van Vrankrijk zelf merkelijkwerdt verkort. Zijne vyanden misprezen 'tmet eerbiedigheidt, latende zijn beeltenisin prente gaan met dit byschrift :

0 ghy doorluchtigh bloedt van Vrankrijk,wat ontknopen

' Wilt uw' geblindhokt oogh ; kent koenervorst, uw schuldt,

Verschoning zijnze waardt, die zich slechtseens verlopen;

Maar wie volhardt in 't quaat, die heeftzijn ramp gehuldt.

Gaarne zou ik omtrent dit portret ietsmeer weten en vooral wenschte ik het oor-spronkelijke van het bijschrift te kennen.

P. L. Wz.nn• n • n • nn•••••n •

B. Pieart. VOOr mij ligt een brief vanden navolgenden inhoud:

Pour MOriSr DE LA MARTIENIERE.

Monsieur.

Comme j'atendois de jour a autre le pre-sent Royal, selon la derniere lettre de sonExellence, je vous dirai que j'ai etd fortefraye de lire dans la gazette, qu'on avoitarete a la Douane de Cambraij une per-sonne qui i portoit 400 pistolles, sans pas-port; mais en continuant de lire je me suisrasure sur ce que son Exellence les avoitreclamez comme etant adresez a lui, ainsiit ne faut • pas douter que ce ne soit lepresent du Roi d'Espagne qu'on nous en-voije par le canal de son Exellence, et j'aicrti qu'il etoit de mon devoir de vous fe-liciter sur les 200 pistoles que vous allez

recevoir; supose qu'on fasse les choresegalles. Si mes conjectures sont justes,cet argt ne doit pas tarder, et me viendratres a propos presentemt.

En attend' la confirmation de ce que j'ail'honri, de vous krire, je vous prie de fairetenir a son Exellence les imprimez ci joints,ne doutant pas gull ne les fasse voir auxseigneurs qui sont a Cambraij, et que celane me produise quelques souscriptions de la.

Cependant je suis de tout mon Coeur

Monsieur

votre tres humble serviteur

Amsterdam 19 e juilet B. PICART.

1721.

Is deze PICART de bekende teekenaar enplaatsnijder, die vermeld wordt bij VANEYNDEN en VAN DER WILLIGEN, bij IMMER-

ZEEL en bij KRAMM?IS die heer DE LA MARTIENIERE de be-

kende ANTOINE AUGUSTIN BRUZEN DE LAMARTINIARE?

Waarvoor ontvingen zij een geschenkvan den koning van Spanje ?

Was de exellentie van wien in denbrief wordt gesproken , de spaansche ge-zant de markies BARETTI—LANDI?

C. P. L...............

F. Naerebout. In mijne verzameling isaanwezig eene plaat, waarop 3 portrettenin ovaal, 2 onder elkander en dea daarnaast. In 't verschiet open zee met eenzinkend schip, eene visschersboot en 3 per-sonen drijvende op een stuk hout of plank,Als bijwerk een anker met touw, een roei-spaan met dieplood. De plaat is rondomzoo kort afgesneden , dat de namen verlo-ren zijn gegaan, als ook die van den schil-der of teekenaar en graveur. Ik ben teweten gekomen, dat de 3 portretten voor-stellen : FRANS NAEREBOUT met zijn broe-der JACOB en zijn neef JAN PAD. De 2eerstgenoemden zijn met een hoed gedekt,de derde met een karpoetsmuts, alle invisscherskleeding, redders der schipbreuke-lingen van het oostind. retourschip Woest-duin, den 24 julij 1779. Waarschijnlijk isde bovenste FRANS, de onderste JACOB NAE-

REBOUT en de middenste JAN PAD. %Vie

geeft mij daarvan zekerheid? Wie is deschilder of teekenaar en de graveur? Inwelk bock behooren zij te huis?

J. C. K.

C. G O. Stoop. Wie kan mij eenige le-vensberigten van hem mededeelen ? Zijnportret ligt voor mij, r. v. vor. omhangenmet vrijmetselaars insignien. Onderaan 6 reg.

337

nederl. verzen van A. J. SCHOUTEN. L. DE

KONINGH naar Daguereotype. Steendr. v.E. BOGER, Dordrecht. In 4°.

J. C. K.

Francisco de 011anda. Wie is deze OL-

LANDA (Hollander?), die voor koning D. MA-

NUEL van Portugal, tusschen 1469-1521eene teekening vervaardigde voor ecne fon-tein te Lissabon, zoo als ik uit het volgendevermeen te moeten opmaken.

El rey D. MANUEL fez encaminhar estas

aguas para Lisboa, para que viessem acorrer na praca do Rocio, para cujo in-cumbiu a FRANCISCO DE OLLANDA o desenhode um chafariz representando a figura deLisboa em cima de uma columna cercadade elefantes os quaes deriam deitar aguapelas trombas.

Deze teekening schijnt echter niet gevolgdte wezen , want op dat plein do Rocio zietmen wel eene fontein, maar waarop het beeldvan Neptunus is geplaatst.

TAALKUNDE.Dialect van Westfriesland. De West-

friezen, die, even als hunne oostelijke stam-genooten, in de geschiedenis van ons vader-land zoo menige schoone bladzijde vullenen in de dagen der republiek hunne land-streek als een afzonderlijk gewest wildenbeschouwd hebben, onderscheiden zich nogheden in vele opzigten van de overige be-woners van Holland. Misschien nergensin deze provincie is zooveel van het oudeovergebleven als bij hen.

Het volkskarakter openbaart zich nog inbijzondere gehechtheid aan hunne woon-plaats, in een eigenaardig verkeer onderelkander, in een' opmerkelijken vrijheidszin,in het moeielijk afleggen van oude wanbe-grippen, gewoonten en gebruiken, in spelenen volksvermaken. Ook hunne spraak, dieover het algemeen vrij slepend is , heeftvele eigenaardigheden. Zij onderscheidtzich door bijzondere afkorting der woorden,door klanken , die aan de beschaafde uit-spraak geheel vreemd zijn, en door vele,vooral platte, figuurlijke en spreekwoorde-lijke uitdrukkingen, die voor taalvorschersmisschien niet onbelangrijk zijn ; waaromik mij ten taak gesteld heb, het dialectvan dit gewest, dat mij lang tot woon-plaats verstrekte, eenigermate te beschrijven.Wanneer hier van Westfriesland gesprokenwordt, moet men de landstreek in Noord-holland verstaan, waarvan de grenzen ge-vormd worden door den Oudendijk , denBeemsterdijk , Avenhorn, Schermerhorn ,Ursem en Hensbroek, door den dijk omden Heerhugowaard langs Veenhuizen totNiedorp; verder door Zijdewind (Zijdens-kerk) Haringhuizen, Barsingerhorn en Kol-horn, vervolgens langs Winkel tot Aarts-woud; van hier door den zeedijk langsMedemblik, Enkhuizen en Hoorn, welkegenoemde plaatsen alle mede tot de be-doelde landstreek behooren. Een opmerk-zaam hoorder ontdekt spoedig, dat bijnaelke plaats van dit gewest hare eigenaardigeuitspraak heeft, zoowel als hare bijzondere

scheldnaam, alsrnede, dat de steden ookharen invloed op de spraak in de omlig-gende dorpen hebben uitgeoefend en welMedemblik het minst : in den onmiddellijkenomtrek dezer plaats is de spraak het minstbeschaafd; in het oosten helt zij naardie van Enkhuizen over , hetgeen in deoostelijke helft van de Streek zeer merk-baar is. In de plaatsen, die in bet middentusschen de drie genoemde steden liggenhoort men de zuiverste uitspraak. OokHoorn heeft haren invloed uitgeoefend,terwijI men in het westen en noordwestenontwaart, dat de spraak allengs tot dievan Alkmaar overhelt en het meest temendof slepend is.

Over de uitspraak der klinkers en klanken.

De A.Wanneer men in Westfriesland de korte

geslotene a uitspreekt, is zij zuiver vanklank, zoo als in tak, man enz. , doch zijwordt niet altijd uitgesproken in die woor-den, welke met a geschreven worden. Inof hoort men steeds de korte geslotene o, by.ofstappen, ofgaan, hij blijft er of enz., voorafstappen enz. ')

In woorden, waarin deze a door de r ge-volgd wordt, hoort men in den omtrek dersteden Hoorn en Medemblik, aismede in deStreek de korte geslotene e b.v. herk, ver-kenmerkt, die erme man het ien erm, inplaats van hark, varkenmarkt, die armeman heeft e6n arm enz. De a in warmwordt overal uitgesproken als de eu in hetfransche malheur, dus ; weurm. Anders,ander, anderhalf, elkander verliezen in deuitspraak de n en d, waardoor de a met devolgende vokaal zamensmelt en lang wordt.

De as en de opene a wordt gehoord indie woorden waarin deze klank oorspron-kelijk is, zoo als varier, staan enz. De klank

1 ) De verwisseling der a en o komt ook inandere woorden voor, zoo als rot, ontwossen, on-beschoft, voor rat, ontwossen enz.

43

338

dezer a is niet overal dezelfde ; bij Hoornis hij achtermondsvokaal en dus het zui-verst: aarf (anderhalf) Klaas; in het noord-westen wordt hij als middenmondsvokaal endus vermengd met den klank der e uitge-sproken : aers (anders), vaeder enz.; in hetoosten en noordoosten is hij meer een voor-mondsvokaal, en vermengd met den klankder o, waardoor hij overeenkomt met de auin het engelsche cause (oorzaak), maor, wao-ter, aorf en aorlef (voor anderhalf), baos enz.

In die woorden, wier oorspronkelijke, ain een vroeger tijdpeyk in e overging, hoortmen eene ee, wier klank gelijk is aan dieder ee in heeren, keeren enz. , zoo zegt menscheer voor schaar, beer voor haar (hoofd-haar), weerd, weerdig voor waardig, regt-veerdig voor regtvaardig, enz. Ofschoonde invloed der r hier niet kan ontkendworden, is zij zeker toch niet geheel deoorzaak dezer klankverandering, dewijl zijook voorkomt in woorden , waarin de rniet is. Zoo zegt men ook meet en meetenvoor maat en maten; me ezelen voor maze-len, eel voor aal, meel voor maal enz. (demelk, die de koe op een melktijd geeft heeteen meel).

Eene andere e hoort men in die woorden,wier a oorspronkelijk e of i geweest is; deklank dier e heeft veel overeenkomst metonze ei, wanneer men n.l. den naklank deri van deze ei afzondert (dus bijna de fran-sche ai) zoo als : scheip voor schaap, bleisvoor blaas, keis voor kaas enz. ; te Enk-huizen zegt men ook jer (bijna jir) voorjaar. De uitspraak dezer e is in geheelW. F. dezelfde. In slaaf en slaven (ruste-loos werken) verandert de a in oo, wan-neer men namelijk van eene vrouw spreekt-zoo zegt men : » die man is een slaaf ;" maarvan eene vrouw ; » 't is eene oude sloof"deze oo is hard.

In sommige woorden heeft de a op heteinde eener lettergreep den klank der ge-slotene a; zoo zegt men ja — tra, la, la; —sa, ha, ba, even alsof hier een medeklinkerverzwegen werd.

Het werkwoord kapen heet kiepen, kie-peren, welke ie soms verkort wordt in ge-kept, zijnde het verl. deelw. gekiepert voorgekaapt.

De E.Wanneer men d3zen klinker uitspreekt,

klinkt hij zuiver, zoo als in stellen, pels,leven, geven, enz. ; doch even als de awordt hij in de uitspraak dikwijls met an-dere klanken verwisseld. De geslotene e,vooral wanneer zij door de r gevolgd wordt,verwisselt men te Enhnizen en omstrekendikwijls met de a, zoo als arg voor erg,kark voor kerk, zark voor zerk, enz.

De e, door de n gevolgd, wordt meestal

met de gesloten i verwisseld, bi, ik bin,minsch, pin, print, enz. voor ik ben, mensch,pen, prent. Voor hengsel zegt men hang-sel. In sommige woorden hoort men voorde e een klank, die de eu in het franschemalheur nabij komt. Met lien euklankzegt men eurten voor erwten, heub (groot-vader), weurf (een groen erf), in welkewoorden men to Enkhuizen de gesloten o(orten, bob) en in het Noorden de u hoort (urt,wurf). Voor de n en 1 wordt doze e somsals u uitgesproken, b. v. bungel voor ben-gel, spul en wulp voor spel en welp ;voor : hij staat mij in den weg, zegt menaltijd ! n hij staat mij in de weeg," welkeee zacht is ; de ee in weeg (wand of lieverde buitenwand van een houten huis) is hard.

De opene e is of zuiver e, zoo als inleven, geven, of eu, zoo als zeuv en, deuzevoor zeven, deze, enz. Zeelen, een werk-woord, van zeel — een touw — heet zeulen ;dat is zacht en gelijkmatig voortslepen ; detouwen, waarmede men een paard aan denwagen bindt, heeten zeelen ; het koord,waarmee men het paard leidt, is een leidzel,dat is leidzeel ; een hoornzeel is eon touwvan bepaalde gedaante, waarmee men eenekoe bij de hoorns bindt. Het werkw. zeu-len is misschien het eenige met de openeee, dat eu in de uitspraak heeft.

De opene ee is of ee (bezeeren, keeren),of ie zoo als stienen, bienen, hieten voorsteenen enz., welke woorden in het hoog-duitsch ei hebben.

De ee, die ai klinkt is voor de a. Hetonderseheid tusschen de opene o en eewordt overal gehoord ; bij de laatste is demorid meer geopend dan bij de eerste, waar-door deze zachter klank heeft, in het noord-westen, waar men zeer slepend spreekt, kanmen, bij eene aandachtige beschouwing,bet meer of minder openen van den mond,bij het uitspreken der e of ie, zelfs zien,terwijl men overal zeer goed hoort, dat dee in wezen, keten (ketting) weken (tijdruim-ten), veel zachter is dan die in weezen,keeten (opgeslagen hutten) weeken (zachtmaken).

De I.De i wordt in de uitspraak wel eens

met de ij verwisseld, zoo ale vijnden, kijnd,wijnd, bijnden voor wind, kind enz. ; zooook Sjinen en Tymen voor Simon, Timon ;de o die men in deze Damen schrijft, wordtnooit uitgesproken. Het woord verschrik-ken is bijna niet in gebruik ; men zegthier voor versehieten ; — voor dit zegt mendut 1).

De ie wordt altijd uitgesproken behalvein vlies, waardoor men vluus zegt; klieven

1 ) Te Enkhuizen hoort men DARK voor DIRK.

339

heet te Enkhuizen kluven en kliefok, kluuf-fok, waarvan men de ff als v uitspreekt ;elders noemt men dit kluybk en bij be-jaarden hoort men soms, dat de schipperde kloevok bijzet en dat de ganzen de luchtdoorkloeven.

Een riem, wanneer men een schoenriembedoelt, heet veter ; zoo zegt men overalen altijd veterschoenen en schoenvetersvoor schoenriemen enz., maar nooit hoortmen schaatsveter, altijd schaatsriem.

De O.

Deze vokaal is in de uitspraak zuivervan klank, b. v. in boven Joden, kolen enz.

Even als de e wordt de gesloten o dik-wijls in de uitspraak met andere vokalenverwisseld, vooral wanneer zij door de rgevolgd wordt. Zoo hoort men in het N.de gesloten u in durp, kurf, vurk voordorp, korf, vork enz. In de nabijheid vanHoorn verneemt men in die woorden eenklank, die de duitsche ö nabij komt: dorp,storm, korf enz.

Overal ontdekt men, dat deze o tweeerleiuitspraak heeft; wanneer zij onmiddellijkgevolgd v:ordt door de b, d, m, n, r en 1(bij r en 1 zijn er uitzonderingen op) klinktzij niet zoo helder, als wanneer zij gevolgdwordt door de g, k, f, p, s en t. Bij hetuitspreken der o voor de eerste letters isde mond minder geopend en de tong meer aanhet verhemelte genaderd (even als bij degesloten u), waaruit volgt, dat zij zachtervan klank is. Duidelijk hoort men hetverschil in klank der o in rob en kop;vol, wol, dol en log, hof, lof; in tobbenen toppen, in lor, ton, horn en sop, lot, rokenz., in podden (padden) en potten als ookin bol (zacht) en bol (bal).

De opene o wordt dikwijls als en uitge-sproken: zeun, zeunen, zeumer voor zoon,zonen, zomer enz. Somtijds wordt deze vokaaltot eene geslotene o verkort, in welk gevalzij altijd zacht is; meestal wordt zij tochals gesloten u uitgesproken, zoo als boter,schotel enz. worden somtijds hotter, schottelmeestal butter, schottel enz. In het N. 0.hoort men niet zelden de oe voor deze oin boeren , schoevel enz voor boren, scho-vel (schoffel).

De opene oo wordt steeds uitgesprokenen wordt in de uitspraak duidelijk onder-scheiden van de opene o. Bij de uitspraakder oo is de mond meer geopend en hetgeluid komt meer uit het midden of hetachterste gedeelte van den mond dan bijde o, bij welke laatste de lippen zich eenweinig ronden. Duidelijk is het verschilin klank tusschen kolen en koolen, potenen pooten. Nimmer is de oo met eenigeandere klank vermengd, zoo als in andere

gewesten (b. v. Zeeland, waar die oo alsgeslotene o wordt uitgesproken). Ook inde woorden zoo, stroo en vloo heeft de oodenzelfden klank als in koopen, loopen.

De U.De gesloten u wordt dikwijls met de

gesloten o verwisseld, zoo als bonder, bon-sing(uitspraak bontsem en bontseling), schobenz, voor bunder, bunsing, schub; de o indeze woorden is zacht , waaruit men magopmaken , dat de u in deze woorden nit0 ontstaan is.

In vele woorden, wier u uit i of e ont-staan is , boort men nog die i of e zoo alsin kigchen voor kugchen , rin voor runsklitsen en kletsen voor klutsen, reg (som,rig) voor rug; stik voor stuk, littel voorluttel, vligt voor vlugt (zoo ook hij vligtvoor vliegt), kneppel voor knuppel enz.

Wanneer de w op de u volgt, wordtdeze in de uitspraak met ou, oe of uiverwisseld, ja soms met ij, b. v. sprouwof sproe voor spruw, stouwen voor stuwen,douwen voor duwen, klouwen en kloenvoor kluwen, grouwen voor gruwen, spou-wen, spoegen, spijgen, spigen en spijenvoor spuwen — in den zin van braken —speeksel heet spoeg (te Hoorn), elders spij,te Enkhuizen spie ; met den mond spu-wen, heet overal kwatten en het vocht uitden mond kwat.

De oe gaat bij de gesloten uu soms in00 over, zoo zegt men goor weer voor guurweer — ook goor voor zuur — soms hoortmen bij bejaarden, dat de koe zich aanden paal schoort (voor schuurt).

De LT.Deze klank wordt zeer verschillend uit-

gesproken. Te Enkhuizen hoort men de i,die somtijds met den klank der gesloten uovereenkomt , of daarmede vermengd is,b. v. hi, wi, zi schriven. Mien zeun et teveul puppies rookt, ie is misselik (mijnzoon heeft te veel pijpjes gerookt, hij ismisselijk (de h en het voorvoegsel gespreekt men niet nit). Hoe meer men zichvan deze stad verwijdert, hoe meer de ijin uitspraak verschilt. Langs de Streekmerkt men op, dat zij hoe langer hoe meerden klank der ei aanneemt, vervolgens ookdie verliest, en zoo als te Hoorn, bijna aiwordt. De Enkhuizers tellen de dorpenvan de Streek naar het aantal kerken ;zoodra men de 4e kerk (kark) voorbij (voor-bie) is, ontdekt men dat de invloed vanEnkhuizen op de spraak geheel ophoudten die van Hoorn merkbaar wordt, waaruitvolgt, dat de ij in den omtrek van de laatstestad meer naar ai of ei dan ie gelijkt, ter-wiji die plaatsen, welke tusschen of lieverop gelijken afstand van die twee steden

43*

840

liggen de ij het meest met ei overeenkomt.Onder Medemblik (ten z.w. van die plaats)ontdekt men een klank in plaats der ij,dien men niet beter beschrijven kan dandoor de scherpkorte o door de i gevolgd.Zoo hoort men de uitdrukking : Kijk opden wijzer, 't is bij vijven, nitspreken :

Te Enkhuizen : kiek op den wiezer, 't isbie vieven.

In de middendorpen : keik op den wei-zer, 't is bei veiven.

Te Hoorn : kaik op den waizer, 't is baivaiven.

Te Opperdoes : koik op den woizer, 't isboi voiven.

Het werkwoord ijken heet gewoonlijkeeken, welke ee te Enkhuizen harder isdan elders.

.De OE, EU en EI.De oe wordt somtijds met de o verwis-

seld, welke o gewoonlijk zacht is en nietzuiver gehoord wordt, of als ingesloten overandert , b.v. broor voor broer, rorenvoor roeren, genog voor genoeg, en meerandere woorden.

Voor de eu hoort men zeer dikwijls deo, die gewoonlijk zacht is toog voor teug,logen voor leugen, sprook voor spreuk,schoor voor scheur, vool voor veulen ; —in sommige woorden wordt de eu met degesloten o of u verwiss,31d: b. v. drummelvoor dreumel (een soort van koek, dienmen den schaatsrijders op het ijs verkoopt),krukkelen voor kreuken (vouwen) enz. Voorondeugd en ondeugend zegt men : ondoogd,ondOogend ; ook : dat doogt niet, voor datdeugt niet.

Thug is voor vlaag en keuk beteekentschik (pleizier).

De ei wordt gewoonlijk als ai uitgespro-ken : hij zaide, hai enz. voor hij zeide, hei;in het n. o. is deze ai niet van de aai teonderscheiden : klaai, praai, braaien voorklei, prei, breiden. In die woorden wierei uit e door overgang der g in j ont-staan is, hoort men een klank, die veelovereenkomst heeft met de korte a, metwelken klank men zalen, palen enz. zegtvoor zeilen, peilen. Een knecht (van Op-perdoes) vroeg eens aan zijn hoer om eendweil (welk woord als veil uitgesprokenwordt), waarop deze hem een muizenvalgaf (!) Te Enkhuizen wordt deze klank alsei uitgesproken. Het werkwoord breidenheet breien, maar wanneer men het woordbreiden gebruikt, bedoelt men dol, razend.Zoo zegt men : zij zit te breien (braien)en hij is breid (dol), ook spreekt men vaneen breiden hond (dollen hond).

Landsmeer. J. SLOK WZ.(Wordt vervolgd.)S.,............

Schamel (vgi. XIII. bl. 315 ; XIV. bl.52, 277). Ook MEIJER verklaart in zijneuitgave van Oude Nederlandsche spreuken enspreekwoorden het woord schamel met be-schaamd, bedeesd. Bet oude spreekwoordluidt : De schamele ende midele (midende,die niet durft), gaet altijts ijdele (ledig).

L—F—T.

Jeschurun (vgl. XIV. bl. 105, b. aant. 4).Omtrent dit woord las ik nog in het Lexi-con Pentaglotton van VALENTIN SCHINDLER

(Frankf. a/M.) bl. 1832, litt. A. ad voc.

plr ook 'TV als den radix daarin nemen-de , het volgende :

JESCHURON, Israel vel Israelitae, qui vi-derunt Mr*" gloriam praesentiae divinae,in promulgatione Legis. Esa. 44. Ne time-as , serve meus Jaacob, inr, JESCHURON

quern elegi.Leeuwarden. ALEXANDER.

Moederziel alleen. Spel van moer aal.BILDERDIJK geeft in zijne Aanteekeningenop P. C. HOOFT 'S : Ware-nar, III. 173 bijdiens uitdrukking: 111oerlijk allien, het vol-gende : » Gewone spreekwijze, loch kwalijk.Men zegt: poedernaakt, d. i. naakt gelijkmen van de moeder koomt. Maar maralleen heeft geen zin dan in 't spelletjen vanmoer aal, dat men in mijne kindsheid nogspeelde." Gaarne zou ik willen weten watdat voor een spel was , en of de spreek-wijze : » /lc zit bier moederziel alleen," ookelders, behalve in Gelderland, bekend is.

J. C. K.[Moederziel alleen is ook to Amsterdam en

waarschijnlijk nog wel op andere plaatsen in ge-bruik. Men vindt het verklaard door DE VRIES

in Warenaer, bl. 199.]

Boekverkooper, , wijnkooper. Waaromtoch zegt men, boekverkooper en niet boek-kooper, , maar wel wijnkooper en niet wijn-verkooper?

Krensen. Hoogmoed deed nooit iemandgoed. Robert Roberts. Jan Faurens. Na deopmerking van den heer VAN LENNEP (Nay.XIV. bl. 21), eene opmerking, die ik zeerbeame, heb ik besloten den Nay. vooreerstgeene woordenlijsten meer te zenden, maarmijne lijsten volledig uit te werken en zedaarna het bestuur aan te bieden. lk denkdat het niet schaden zou, al had ik eens eenpaar vel druks bijeen. Men veroorlove mijechter nu en dan eene vraag, zoo doendetoch moet men tot eene juiste verzamelingvan provincialismen komen of de gewestenleeren kennen waar verouderde woorden nog

C. P. L.

841

gebruikt worden en alzoo nog niet verouderd zijn. Ik heb dan al dadelijk :

Krensen of kriessen tarwe , krinselingen, zooheet in Zeeuwsch Vlaanderen die tarwe,welke het midden houdt tusschen kaf enkoren en voor » hoendervoedsel" dient, mennoemt ze ook » achterwindsel", of om-dat ze uit den windmolen niet uitgeworpenwordt (door hare zwaarte) of omdat het diekorrels zijn , welke aan den top der arengewassen zijn en niet uit de sloos kunnengedorschen worden. Bestaat dit krinsen ,kriessen of krinselingen nog? JAN VAN DER

VEEN, Adams Appel, (Amst. 1703) heeft opbl. 99 het werkwoord krenselen :

» Gelijk men stroo en kaf met dorschen inde wannen,

»En suiver krenselen van 't koren schei-den moet,

» Soo moet men , enz.

Apropos van VAN DER VEEN : boven het42e zinnebeeld, bl. 162, staat een spreek-woordelijk gezegde :

» Den Hooghmoedt doet geen goet , alleende Burgerij

» Van Hattem krijght daerdoor de boter inde brij."

Wat is 't historische ?Bl. 270-271 lees ik in een bruiloftsvers :

» Laat mij preken (eenige secten genoemd)vervolgens :

» Robbert Robbersen den flouwer, ,» Den mennisten Bruyloft-houwer,» Jan Faurens in 't suchtend buys !

Wie waren het?G. P. ROOS.

Krensen. Bij KILIAEN vindt men krinse= acus, cris ; purgamentum frumenti, enkrinsen = purgare frumentum, zonder eenigebijvoeging. Wij mogen daaruit opmaken,dat deze woorden toen niet in een enkel ge-deelte van het land, maar, voor zoo verrede schrijver wist, overal gebruikt werden.Of bet nu nog elders dan in ZeeuwschVlaanderen in gebruik is, weet ik niet; ikherinner mij niet, het ooit gehoord te heb-ben. Wel hoort men nog te Amsterdamen elders krenselen. Het wordt gezegd vaniemand die zich op zijnen stoel been enweer beweegt, en van den slapeloozen ofonrustig slapenden, die zich op het bed ge-durig omkeert en woelt. Het is duidelijkhet frequentativum van krensen, niet alleen devorm maar ook de beteekenis leert het.Het oudste en eenvoudigste werktuig tochom het koorn te zuiveren is de wan enkrensen zal dus oorspronkelijk beteekendhebben wannen. Wie op den stoel of tebed krenselt, tnaakt eene beweging die zeer

goed kan vergeleken worden met die dergewone wan. BILDERDIJK in zijne naarGIJSRERT JAPICX vertaalde GrootmoedersKlacht (Mengelingen , dl. IV. bl. 52; uitg. v.KRUSEMAN, dl. XIII. bl. 162) zegt :

t' Huis te muffen, t' huis te krentelen,Koe en ploegstaart na te drentelen,

Neen, dat leven heeft geen' aart.

Krentelen is hier niets anders dan kren-selen. Het behoort tot de woorden (er zijner meer) die BILDERDIJK veranderd en be-dorven heeft, omdat hij ze niet verstond.

Het spreekwoord : » hoogmoed deed nooitiemand goed" is bekend. Waarop echterdat bijvoegsel, de burgers van Hattem be-treffende, ziet, is mij onbekend, en ik ver-lang evenzeer als de heer ROOS het teweten.

Ik heb VAN DER VEENS gedichten nietbij de hand en kan dus niet beoordeelenof de daar genoemde ROBBERT ROBBERSENde bekende ROBERT ROBERTS LE CANU (een0 in 't cijfer zie Nay. Alg. Reg.) een tijd-genoot van VAN DER VEEN, of een ander is.

P. L. Wz.

Erweelt. In LAMBERTUS BIDLOOS PanPoeticon Batavvm, te Amsterdam bij ANDRIESVAN DAMME 1720 en in SALOMON VAN RUS-TINGS Doodendans, ib. JAN TEN HOORN 1707vind ik het woord erweelt, in den zin vanopgeklommen. Bij B1DLOO : »Ik acht heteen geluk — dat mannen tot onze Burger-schap erweeld, gelijkmatige eerbewijzipg ge-nieten met de inboorlingen ;" bij RUSTING:

» Syt Gy niet hoog genoeg geresen?» Gy syt tot Cardinaal erweeld."

Hangt het zamen met welig, groeien, op-wassen ? G. P. ROOS.

[Reeds in de 1 7de en 1 8de eeuw hield men erleelijke germanismen op na. Erweelt is er eenvan. De door den heer Roos medegedeelde zijnniet de eenige en ook niet de oudste voorbeelden.Het is het hoogduitsche erwahlt en beteekent dusniet opgeklommen, maar verkozen.]

Verbuiten. In de Resolutien van ridder-schap en steden van Overijssel van 24 oct.1597 (Tegenw. Staat v. Overijssel, dl. II.bl. 420) lezen wij : » Van alle paerden dieverbuytet, vermangelt ofte verkoft en ge-koft werden den XXen penn. half by denkoper ende half by den verkoper te betalen."

Welk onderscheid is er tusschen verbui-ten en verrnangelen ?

Kerk, Kirche (vgl. XIV. bl. 179). Omde vraag naar den oorsprong van dit woordte beantwoorden, zal het noodig zijn inde eerste plaats te letters op de vormen,

M2

waarin het in de verschillende duitschetalen voorkomt. In de gothische overblijf-selen die wij bezitten wordt het niet ge-vonden. In het oudhoogduitsch is hetchiricha, churicha, loch in de vertaling vanBOETHIUS (Bed. 1837) p. 23 chilicha, mid-delhoogd. kirche, chilche, nieuwhoogd. kir-Me, oudfrieseh tjerka, tjurka, angels. cyrice,eng. church, oudnoordsch kyrkia, zweedschkyrka, deensch kirke.

Naar den oorsprong van het woord heeftmen veel gezocht en gegist. De onzeker-heid daaromtrent werd bevorderd door hetvoorkomen der r in sommige, der 1 in an-dere vormen. Dat die beide liquidae dik-wijls verwisseld worden is bekend. Maarwelke is nu de oorspronkelijke, de 1 of der? J. GRIMM in zijne voorreden voor hetGothisches Glossar van SCHULZE , s. XI,houdt er de 1 voor. Hij leidt het daar afvan het goth. kelikn. Driemaal komt ditin de fragmenten der bijbelvertaling vanULFILA voor, namelijk Marc. XII vs. 1 enLuc. XIV vs. 28 voor nieyo;, toren, enMarc. XIV vs. 15 voor Civd2reov of oiv(Lratov,bovenkamer. GRIMM wil kerk daarvan af-leiden » da den altesten kirchen der thurmnicht fehlte." Ik geloof niet dat hij gelijkheeft, en wel om drie redenen. Vooreersttwijfel ik er aan of reeds in de vierdeeeuw alle kerken van torens voorzien wa-ren. Ten anderen komt het mij wat vreemdvoor, dat de kerk haren naam zou ont-vangen hebben van den toren die er opof er bij stond en die altoos toch niet meerwas dan een toevoegsel tot het gebouwzelve. Zulk een gebouw mag zijnen naamontvangen naar een der voornaamste dee-len daarvan, maar het zal dien niet ont-leenen aan iets dat er niet noodzakelijk toebehoort, dat des noods gemist kan worden.Immers eene kerk blijft eene kerk, al iszij zonder toren. In alle talen, ook in alleduitsche talen, worden dan ook kerk entoren elk door een bijzonder woord uitge-drukt en beteekent .»ik ben in de kerkgeweest" geheel iets anders dan » ik benin den toren geweest." Eindelijk welkeis de oorspronkelijke beteekenis van ke-likn, toren of bovenkamer ? Ik geloof delaatste. Want de Gothen, seboon zij welmeest huizen van ddne verdieping zullenbewoond hebben, hebben er toch wel en-kele met eene tweede verdieping gehad,maar geene torens. Als wij ook zien datalle duitsche volken, wier talen wij ken-nen, bet latijnsche turns hebben overgeno-men, doet ons dit vermoeden dat zij voortoren geen eigen woord hadden. Aileen deGothen moeten wij hier uitzonderen; hunnetaal echter kennen wij bijna alleen uit debijbelvertaling van ULFILA en in dien tijd

hadden zij nog te weinig omgang met Romeinen om van hen veel woorden over tenemen. Waar zij vreemde woorden noodighadden, riepen zij gewoonlijk de taal vanhunne naburen, de Grieken, te hulp. Is nubovenkamer de eerste beteekenis van kelikn,dan was dit geen zeer geschikte naam vooreene kerk, waartoe toch in die dagen geenebovenverdieping gebruikt werd.

Anderen leiden kerk af van het oudhoogd.haruc, angels, hearge, oudnoordsch horg, tem-per, offerplaats. Daar echter in alle talenin haruc eene h, in kerk eene k (engelschch) voorkomt, bovendien het eerste altijdmannelijk, het laatste altijd vrouwelijk is,zou deze afleiding verworpen moeten wor-den, al bestond daartegen niet nog eenander bezwaar, dan wij beneden bij de we-derlegging van het gevoelen des heerenFRANQUINET zullen vermelden.

Zeer velen, o. a. SCHILTER, ADELUNG enWEILANI) willen den oorsprong van kerkvinden in het werkwoord kiezen of keuren.Dat men hieraan dacht in de middeleeu-wen, toen men ixxllata van ixlirety af-leidde, is niet vreemd. Kerk zou dan be-teekenen eerie uitgelezene verzameli pg vanmenschen en dus eigenlijk de naani zijnder gemeente, die later was overgebragt ophet gebouw waar zij vergaderde. Beidewoorden hadden dan dezelfde geschiedenisgehad. Maar later heeft men gezien dathxbio-ici eenen anderen oorsprong heeft.En kerk — men heeft gezien dat dit ookniet van kiezen of keuren kan afgeleid wor-den. Vooreerst staat hiertoe de vocaal i inchiricha, zij moge kort of lang zijn, in denweg. Maar ten anderen , kwam kerk vankiezen, dan zou christengemeente de eerste,en gebouw waarin de gemeente vergadert eenelatere beteekenis zijn. Doch reeds voor meerdan vijftig jaren heeft IJPEIJ zeer goed aan-gewezen, dat in de oudste oudhoogduitscheen angelsaksische geschriften waarin hetwoord gevonden wordt, kerk altijd het ge-bouw beteekent, tervvij1 de gemeente doorandere woorden wordt aangeduid (Z. IJPEIJen ACKERSDrJCK, Taalk. Aanmerkingen oververouderde en miuverstaanbare woorden in deeaten overzetting des bijbels, Utr. 1811, bl.128 en vlgg.).

J. DIECMAN, die in 1718 een Inquisitioin genuinos natales vocis Teutonicae Kircheuitgaf, zegt er het volgende van : »Nempeostendi, jam saeculo VII, interpretem Theo-tiscum fragmenti libri ISIDORI Hispalensisad FLORENTINAM sororem latinum nomenecclesiae, proprie pro coetu fidelium usur-patum, in casibus obliquis, chirriihhun, cu-jus rectus est chiriifdia, transtulisse : idempostea ab aliis quoque factum esse, quialtero i extruso , chirihhun scripserint :

343

hanc vocem ex tritissimo Francis augmentosyllabico chi, et rihhe, regnum, coaluisse, quoregni nomine in composito chiriihha i,;ortx("0"admodum apposite ecclesia insigniatur, quaeregnum Christi est. Cui illustrando solennemformulam, regnante Christ°, jam in anti-quissimis Francorum monumentis, usitatam,adducere possum." — Maar al gold ookniet de zoo even medegedeelde opmerkingvan IJPEIJ, dat augmentum, dat hier clientals een vijfde rad aan een wagen, en datoverspringen van den klemtoon op eenelettergreep met toonloozen klinker, terwijlde lettergreep die den klemtoon hebbenmoet niet alleen dezen maar zijnen langenklinker nog daarenboven yerliest , zijn al tewonderlijke zaken.

Nog eene poging om in kerk een woordvan duitschen oorsprong te vinden moetenwij vermelden. Na verschillende gevoelensdaaromtrent vermeld en verworpen te heb-ben, zegt FRANQUINET (Belg. Museum, bl.141): a Wij gelooven dat men tot de noordschetael zijnen toevlugt nemen moet , om dezuiver oorspronkelijke beteekenis van kerkop te sporen. Daer vinden wij het werk-woord kyrkia, vergaderen , zamentrekken,het zelfstandig naemwoord kyrkia beduidendvolksvergadering, coetus, en MORN IIALDORSONvoegt er in zijn lexicon bij : vulgo minus up-te templum. Nu , de vergadering van hetGermaensche yolk in de heilige wou denom de goden offeranden te doen, noemdenzij kyrkia, juist gelijk de vergaderingenvoor staet- of regtzaken. Die naem ging overin den christelijken godsdienst , en daeromzegt BIORN : vulgo minus apte templum. »Dieeingefiihrte Christliche Religion, sagt ANTON(Geschichte der teutschen Nation, I. 89)beh.elt den vorgefundenen Namen zuihren Versammlungen bei ; aber nicht alleenden alten Namen, sondern auch die Be-stimmung dieser Oerter ; denn man ver-sammelte sich hier zu den Gerichten , nie zumGottesdienste, bis die erstere KARL derGrosse verbot." — Ook tegen deze afleidingheb ik groote bezwaren. Vooreerst wetenwij, dat zij die in Duitschland het chris-tendom invoerden , ten einde dit gemak-kelijker ingang te doen vinden , sommigegebruiken en namen uit het heidendom be-hielden, maar daarentegen er zich met bij-zondere zorg op .toelegden om aDdere ge-bruiken en namen te doen verdwijnen.Tot deze laatste soort behoorden zondertwijfel die der plaatsen waar de oude y olks-goden vereerd werden. Immers het ver-dient opmerking, dat geen enkele naamdoor de duitsche volken aan dergelijkeplaatsen gegeven overgebragt is op diewaar de Christenen ter vereering van Godzamenkwamen. 1k zou dus daarom veeleer

vermoeden, dat juist het omgekeerde heeftplaats gehad van hetgeen de heer FRAN-QUINET onderstelt, te weten, dat de eerstebeteekenis van kyrkia is kerk, plaats waarde gemeente vergadert, en dat daaruit later,toen het yolk en de gemeente uit dezelfdepersonen bestonden, de beteekenissen vanplaats waar het yolk vergadert, en yolks-vergadering zijn voortgevloeid. Niet min-der weegt bij mij het volgende bezwaar, ,niet tegen deze afleiding alleen, maar tegenalle reeds vermelde. Wij vinden in hetohd. chiricha de i der tweede lettergreepnu lang, dan kort. In de overige duitschetalen vinden wij Naar in het geheel nietmeer. Dit wankelen der quantiteit kunnenwij eerder in een vreemd dan in een oor-spronkelijk duitsch wool d verwachten , ennemen wij in aanmerking, dat die i in hetoudhoogduitsch nu lang dan kort gevon-den wordt, terwij1 zij later geheel ontbreekt,dan doet dit ons vermoeden, dat het woord inden oudsten tijd delange i zal gehad hebben.

Wij moeten dus den oorsprong daarvanin eene vreemde taal zoeken. Zou deze hetLatijn kunnen zijn ? Zoo meende reedsLIPSIUS ; en IJPEIJ (t. a. pl. bl. 142) isvan dat gevoelen niet afkeerig. De tem-pels der oude Duitschers, zegt hij, warenrond, van daar de naam haruc, hetzelfdewoord met circus. Bij de invoering van hetchristendom behield men den naam, en van-daar het woord kerk. — Dat haruc en kerkniet hetzelfde woord kunnen zijn, hebbenwij reeds gezien, en daarmede vervalt debewijsvoering van IJPEIJ. Maar zou kerk vancircus kunnen komen ? Ook GRIMM heefthet vroeger gemeend (Gramm., 111. 156).Zeker, de letters komen wel overeen. Maardit ook alleen is er voor. Daarentegen, ishet woord uit het Latijn overgegaan inalle duitsche talen niet alleen, maar ook inslavische (in het Boheemsch is het cyrkew,in het Poolsch cerkiew, in het Russisch zer-kow), dan moeten wij verwachten, dat hetin de rornaansche talen, die regtstreeks uithet Latijn zijn voortgekomen, niet ontbre-ken zal. In geene van die alle echter tref-fen wij het aan. En dat in de taal zelve,waaruit naar het gevoelen van IJPEIJ enGRIM.11 dit woord zou overgenomen zijn,in het Latijn van lateren tijd, eene kerkcircus genoernd is, hiervan is mij geen enkelvoorbeeld. bekend. Het zou ook wel aller-vreemdst zijn, indien wij daar een voor-beeld van aantroffen. De circus was deplaats waar de Romeinen hunne spelengaven, spelen door de latijnsche kerkvadersmet regt zoo bij herhaling en zoo strengafgekeurd, waar het yolk een barbaarschgenot vond in de bloedige gevechten dergladiantoren, waar menige christen ten prooi

844

gegeven werd aan verscheurende dieren.Hoe zou het mogelijk gewecst zijn , dat dechristenen aan hunne vergaderplaatsen eennaam gaven aan die gebouwen ontleend !Quandoque bonus dormitat Homerus, mogenzij wel zeggen, wanneer wij een man alsGRIMM kerk van circus zien afleiden. Hijis later ook van gevoelen veranderd. Inzijne Geschichte der deutschen sprache s. 318,staat hij in twijfel of hij het woord vancircus of van kelikn moet afleiden en in zijnevoorrede voor SCFIULZES werk, wij hebbenhet reeds gezien, geeft hij aan de laatsteafleiding ,de voorkeur.

Naar een ander latijnsch woord wordenwij verzonden door DANZ, Geschichte desTridentinischen Concils (1846) S. xIx. Ofhij de eerste is die daaraan gedacht heeft,of het doet in navolging van anderen,weet ik niet. Hij zegt: » Das Wort Kir-che ist — nichts anderes als das Lateini-sche curia, welches Wort gerade so wie dasdeutsche lcirche theils die Gemeinde, theilsdas Gemeinde-Haus bezeichnet. Die Ge-sammtheit aller Tribunale und Congrega-tionen, welche in Rom sich mit den Ange-legenheiten der unter dem Papste stehendenChristenheit beschaftigt, heist die rômischeCurie und reprasentirt im Kleinen, wie dieallgemeinen Kirchen-Versammlungen imGrossen, dieGesammtheit derchristlichenGe-meinden in ihren Vorstehern." Zoo langons echter niet bewezen is, dat het latijn-sche curia ooit kerk, kerkgebouw beteekendheeft, blijven wij ook hier ongeloovig.

Tot het Grieksch overgaande behoevenwij ons niet lang op te houden bij hen diekerk van ;are willen afleiden, omdat menin -de eerste eeuwen de godsdienstoefeningaanving met een lied welks eerste woordxive was. Al bleven zij ons niet hetbewijs schuldig, dat het inderdaad eenevaste gewoonte was, de godsdienstoefeningmet zoodanig lied aan te vangen en al lietenzij niet de laatste letter van kerk (die hetwoord niet alleen in de deutsche maar ookin de slavische talen heeft) onverklaard,wij zouden toch hunne afleiding, zoo zijniet historisch bewezen werd, wel niet on-mogelijk, maar toch zeer onwaarschijnlijkachten.

Het andere grieksche woord, waar menden oorsprong van kerk in zoekt, is xv-Qt,axOv. Het is inderdaad vreemd dat menhier zooveel bezwaar in gevonden heeft,dat men allerlei onwaarschijnlijke gissingenheeft gemaakt om voor het woord kerkeenen anderen oorsprong te vinden. Iryecaxiw toch (en dit kan noch van kelilcn,noch van curia bewezen worden), heeft debeteekenis van kerk gehad. Laat ik ertwee voorbeelden van geven, beide uit de

4" eeuw. In den 13de° kanon van het con.-cilie van Neocesarea (a. 314) wordt gezegd:Entrk()LOG 71860*TSQ01, iV Tf; XiletaX4J

T,c nOAsto; ngoo-g9iyetv dv aivavrou, na-gOvro; incuxOnov ij nvollvriewv nascoc.En op het concilie van Ancyra (a. 372)werd voorgesehreven: Ott, ov asi iv rot;XVV0eX04, 'il iV Tai; ixxlquiacc roc; lap-piva; ciicina; nocetv. Geen wonder datdit gevoelen vele voorstanders heeft gehad.Het was, zoo als bekend is, dat van LU-

THER, en .wij zullen zoo aanstonds zien dathet reeds vele eeuwen voor LUTHER ge-vonden werd, en het is steeds dat dermeesten gebleven, ofschoon in de laatst-verloopene en in deze eeuw velen, en daar-onder mannen die te regt of ten onregteals grondige kenners onzer taal geachtwerden, in Duitschland J. GRIMM, hier telande o. a. WEILAND en IJPEIJ het ver-wierpen. Of wij BILDERDIJK onder de voor-standers moeten tellen is twijfelachtig. Hijzegt , Geslachlijst, dl. II. bl. 61 : » Kerk,oorspronkelijk adjectief van keren, in denzin van besluiten. In 't Zweedsch kyrker,dat ons kerker is, Goth. karkar, steenengebouw, zaal, 't welk — met ons stein in denamen van burgten overeenstemt. — In denbyzonderen zin echter waarin wij dit woordgebruiken, zou ik de afleiding van hetGrieksche xoqtaxii als huis of vergaderingdes Heeren niet durven wegwerpen. Menzei zoo dominica en dominicum in de Mid-.deleeuwen en beide komen in oude schrif-ten nog voor, waarvoor ons Dom voorhoofdkerk gebleven is." Hij wisselt tusschende beide afleidingen, maar is toch meergezind de laatste aan te namen dan HOEUFFT,

die zegt : (Taalk Magaz., dl. I. bl. 156)» .Dom in Domkerk is, naar mijne gedachten,van Dominus, zijnde aedes Dominica (Dom-kerk), zoo ik wel zie, eene overzetting vanhet Grieksche xvqtax71, hetwelk van wirn,Dominicus, komt, zonder dat ik evenweldaarom ons kerk van het Grieksche woordwilde afleiden." Hij verwijst naar zijneNaamsuitgangen, een boek dat ik niet be-zit. 't Zou zeker geen geringe steun zijnvoor het gewone gevoelen omtrent denoorsprong van kerk, indien er tusschenhet latijnsche en het grieksche woord zoogroote overeenkomst bestond als BILDER-

DIJK en HOEUFFT meenen ; ik ben daarnogtans niet zeker van. Zij meenen datbeide beteekenen huis des Heeren , d. i.huis Gods. Dat is zoo niet : Dominica, waarDom eene verkorting van is, beteekent welhuis des heeren, doch die heer is niet God,maar de bisschop. Dom beteekent ook nietiedere kerk, maar alleen de cathedraal, dekerk van den bisschop, wien, gelijk eenieder bekend is, in de middeneeuwen, als

345

kerkvorst, de thel van heer toekwam. Kv..vaxiw beteekent ook huffs des heeren, maarof daarbij aan God moet gedacht wordenof aan CHRISTUS, zoo als waar dit adjec-tivum in het Nieuwe Test. voorkomt (1 Cor.XI. 20, Apoc. I. 10), of aan den bisschop,weet ik niet. Het verdient opmerking, dathet concilie van Ancyra onderscheid maakttusschen ixxlvoia en xvecomOv, en dat vanNeocesarea schijnt te onderstellen dat erin iedere stad slechts den xtvaxOm is. Ditdoet vermoe(len, dat ook dit woord bis-schopskerk wil zeggen. Verder kan ikdeze zaak nu niet brengen. Om hierom-trent met zekerheid te kunnen spreken,zou men andere plaatsen, waar het woordvoorkomt, moeten vergelijkeu, en daartoeontbreekt mij op dit oogenblik de gele-genheid. Doch hoe het hiermede ook wezenmoge, hetzij de overeenkomst tusschen dezetwee woorden, welke BILDERDIJK en ande-ren meenden te zien, inderdaad bestaat,hetzij zij zich door den schijn hebben latenbedriegen, zoo veel is waar dat xtvaxOY denaam is van eene vergaderplaats der Chris-tenen, en derhalve zoowel in beteekenisals in vorm met ons kerk overeenstemt.

Ik vind ook slechts den enkel argu-ment bij FRANQUINET en anderen, diede afleiding van xvw,axdy niet willen aan-nemen. » Wij verwerpen deze meening,"zegt de laatstgenoemde, » om de reden dieWEILAND en EBERHARD reeds gegeven heb-ben, namelijk dat de eerste duitsche leer-aers geen grieksch verstonden en, indienzij grieksche uitdrukkingen gebruikten, zijdeze uit het latijn namen. Nu, het woordxvenoct) is nooit in het latijn overgegaen,en derhalve konden de duitsche leeraershet niet kennen." De weg om dit bezwaarte boven te komen wordt ons reeds gewe-zen door eenen Duitscher uit het middender 9e eeuw, namelijk WALDFRIDUS STRABO,die zegt (De rebus ecclesiasticis, c. 7.) Sicutdomus Dei Basilica i. e. Regia a Rege,sic etiam kyrica, e. Dominica, a Do-mino nuncupatur. Si autem quaeritur, quaoccasione ad nos vestigia haec graecitatisadvenerint, dicendum, Barbaros in Romanarepublica militasse, et multos PraedicatorumGraecae et Latinae locutionis peritos interhas bestias, cum erroribus pugaaturos venis-se : et eis pro causis multa nostros, quaeprius non noverant, utilia didicisse, prae-eipueque a Gothis, quiet (setae, cum eo tern-pore, quo ad fidem Christi, licet non rectoitinere, perducti sunt, in Graecorum pro-vinciis commorantes, nostrum id est Theo-tiscum sermonem habuerint." Wij willendie geleerde, niet alleen in het Latijn maarook in het Grieksch ervaren predikers voorrekening van WALDFRID laten, even als den

liefelijken naam van beesten, waar hij zijnevoorvaderen mee vereert : wij gelooven ookden invloed der duitsche soldaten, die inde legers der Romeinen dienden, in dit op-zigt niet at te hoog te moeten aanslaan ;maar wijzen alleen op deze algemeen be-kende zaak, welke zijne woorden ons her-inneren, dat de Gothen het christendomvan hunne naburen, de Grieken, hebbenontvangen. En terwijl wij volkomen toe-stemmen, dat de Duitschers van vroegerentijd, ook de geleerden onder hen, geenGrieksch kenden, — er mogen enkele uit-zonderingen geweest zijn, en in zoo verrekan WALAFRID waarheid spreken, maar dezedocn hier niet ter zake terwijl wij toe-stemmen dat bijna alle grieksche woordendie wij in de oude duitsche talon vinden,daarin niet regtstreeks, maar door middelvan het Latijn gekomen zijn, doen wij op-merken dat men niet over het hoofd moetzien dat er eerie duitsche taal is waar-omtrent dit laatste niet geldt, die der Gothennamelijk, en dat de Gothen het eerste duit-sche yolk geweest zijn dat het christendomheeft aangenomen. VOOr dien tijd haddenzij voor kerk geen woord: zij konden datniet hebben, omdat de zaak zelve hun on-bekend was. Wel kenden zij tempels, zijhadden b. v. het woord dat wij doorULFILA op den joodschen tempel te Jeruza-lem toegepast vinden. Maar wij hebbengezien, dat de overige duitsche volken aanhunne kerken den naam niet gaven dienhunne tempels van vroegeren tijd droegen,maar daarvoor eenen anderen zochten endit geeft ons regt te onderstellen, dat deGothen even zoo gedaan hebben. Wat isdan waarschijnlijker, dan dat zij voor hunnekerken, even als voor andere voorwerpenen zaken die het christendom betreffen,den naam van de Grieken hebben overge-nomen. Wij vinden dat woord in het Go-thisch niet : of wij moeten met WACHTER(Glossar. German. op kirche) meenen, dat kerkvan kelikn en dit weder van xvetaxOy af-komt, wat niet aannemelijk is, met alleenomdat dan eerst de r in 1 en daarna dezeweder in r zou zijn overgegaan maarvooral omdat de Gothen zeer zeker aangeenen toren of bovenkamer den naam vankerk of cathedraal zullen gegeven hebben.Maar wij kunnen het ook in het Gothischniet vinden, want wat wij in deze taalbezitten bestaat voor het grootste gedeeltenit de bijbelvertaling van ULFILA, voorzoo verre die bewaard is gebleven, en inden Bijbel wordt van geene kerkgebou wengesproken. En daar nu, gelijk wij gezienhebben, in den tijd waarin de Gothen doorde Grieken tot het christendom bekeerdwerden, xvetax6v bij deze laatsten in gebruik

44

346

was, is het waarschijnlijk dat dit woord doorde Gothen van hen overgenomen en langsdezen weg in de talen der overige duitschevolken, die het christendom eerst laterhebben aangenomen, overgegaan is.

Eindelijk, behalve in het Duitsch vindenwij het woord alleen in de slavische talen,en ook tot deze volken is het christendomdoor grieksche zendelingen overgebragt.

P. L. Wz.

Kruierwijn, Wolverstraat (vgl. XIV. bl.33, 278). Ja wel, GERRIT ! gy hebt het mis,al schijnt gy oppervlakkig gelijk te heb-ben, wanneer gy kruidenwijn en Wolvenstraatschrijft. Maar om de juiste spelling van eenwoord te weten, is 't niet genoeg, op naam-bordjes of te gaen of zich of te vragen, hoetwee nevens elkander gezette woorden lui-den, men client de zaak een weinig dieperte onderzoeken.

En dan komt in de eerste plaats in aan-merking ; vooreerst , hoe het woord, waarsprake van is, van ouds werd uitgesproken.

Omtrent dit punt nu kan ik aan GERRIT

de plechtige verzekering geven, dat ik, totvoor misschien 25 jaren, het eerste der tweebedoelde woorden, noch door mijii vader,noch door mijn grootvader, noch door eenmijner of hunner bekenden, ja zelfs nooitdoor iemand, die gewoon was den bedoel-den drank te drinken, anders heb hooren-Ditspreken dan kruierwijn, noch het tweededoor eenig echt Amsterdammer anders danWolverstraat.

Ik zeg hier, om by 't eerste woord teblijven, met opzet, door iemand, die ge-woon was, den drank te drinken." Immerskruierwijn was fang geen gewone drank,

tam de zeer eenvoudige reden, dat men, tot1 ereiding daarvan, versch geplukte krui-den noodig had, die zelfs niet in alle moes-tuinen te bekomen waren ').

-W el is waar, ook de Apothekers ver-kochten pakjes kruiden voor kruierwijn ;maar die waren gedroogd en er was te veelin van allerlei; zoo dat de drank wel eens

1 ) De kruierwijn, zoo als ik dien van oudsherin mijn familie heb zien maken, bestond uit ander-halve fleseh moezelwijn, broodsuiker naar densniaak, aardbeien , een spiraalswijze uitgesnedenCitroen, een handvol melisse , een handvol Hove-vrouwe-bed-stroo en een weinig toppen van per-zikbladen; een en ander to samen in een grootkruierwijnglas gedaan en op een koele plaatsvooral niet in een broeikas gedurende cenigewen to trekken gezet. Bij het ronddienen lengtmen het vocht gedurig aan met wijn, even als menwater in een theepot byriet. 1k geef het recept,dat mijn vader my leerde, om door een noot,die wat frischheid en geur bevat, het dorre endrooge van het artikel good to maker,

naar de apteek smaakte. Vat men, eerstin later tijd, in de koffijhuizen onder debenaming van kruier- of kruidenwijn ver-kocht, was, en is nog hetgeen onze floog.d uitsche nabu ren May-trank noemen.

Wanneer nu een woord sedert onheuche-lijke tijden op een bepaalde manier wordtuitgesproken en er in die uitspraak een rgehoord wordt, dan komt het niet te pasom, zelfs op schijnbaar verdedigbare gron-den, die r weg te smijten en er een n voorin de plaats te stellen.

Te recht zegt GERRIT, dat het questieusewoord een wijn beteekent, die op kruidengetrokken wordt ; doch zijn gevolgtrekking,dat men daarom kruidenwijn moet schrijven,gaat niet op. Zijti redeneering is dezelfdeals die welke vroeger gebezigd werd om deoude spelling Amsterdam door die van Am-steldam te doen vervangen. 't Was immersde dam aan den Amstel ? Een tijdlang vonddie nieuwe spelling zelfs opgang ; dochmen zag eindelijk in, dat zy etymologischniet deugde, en keerde tot Amsterdamterug 2).

Dat de R van ouds, en wel uit verschil-lende oorzaken, zeer dikwijls by de samen-stelling van woorden , als verbindingslettergebezigd is, zal aan GERRIT blijken, als bymaar denkt om woorden als veleRlei, mtd-deleRwijl, eenigeRinate, WijkeRmeir, RotteR-dam, Zoete 1?woude, enz. — Of nu de R inkruideRwidn — zoo als men, in deftigen stijl,schreef, ofschoon men de D in de uitspraaknooit liet hooren 3) — eenvoudig ter willevan de eufonie is tusschengeschoven — of't eerste deel der samenstelling mag aange-merkt worden als verbastert voor kruidert;q,dan wel herleid moet worden van 't fre-quentativum kruideren 4), ziedaar vragen, dieik niet beslissen wil.

Kruidenwidn, zoo als GERRIT wil, zou inelk geval verkeerd zijn. Men schrijft nietappelendrank, citroenensap , bloemenfestoen ,maar appeldrank, citroensap, bloemfestoen, enwilde men achter kruid welluidendheidshalve

2) In Zaandam voor 't oorspronkelijke en juistereSaardam heeft de wanspelling stand gehouden.Ook in Utrecht voor Uitrecht.

3) Zoo min als in Scheybeek voor ScheiDbeek,in breikous voor breiDkous.

4) Onze voorouders, altijd geleid door de zuchtom by de vorming van een ward de zaak die 'tbeteekende, duidelijk uit to drukken, bezigden b.v.als zy van die voeding spraken, die langzaam ,mondjes-maat geschiedt, met het w. w. voeden,maar dat van voederen of voiren. Men voedt geenkleine kinderen, of menschen, men voirt ze. Evenzoo kon men, om op eigenaardige wijze de be-werking aan to duiden, die de wijn onderging, enwaardoor hij, niet op eens, maar van lieverledemet den geur der kruiden werd doortrokken, vanhem zeggen, dat by gekruiderd werd.

841

de E behouden, de N zou in elk geval over-tollig zijn 5).

Wat nu Wolverstraat betreft is de zaaknog eenvoudiger. Ook bier heeft GERRITvolkomen gelijk, dat de straat naar de wol-ven beet, even als de naastgelegene naarde beeren, herten, reeen. elanden enz. 6). Maarwat by niet schijnt te weten, of vergetente zijn , is , dat men oudtijds in 't rn. v.wolveren schreef even als kalveren, kinderen,en dat het woord in de samenstelling dusWolveRstraat worden moest, even als kal-veRstraat , kindeRkamer. Aangezien mentegenwoordig meer gewoonlijk in 't m. v.wolven schrijft, is Wolvenstraet (of liever Wol-vestraat — als Wolveqa, en niet Wolvenga —want bet is eene naar de wolven genoemde,niet eene uit wolven bestaande straat) welgeen fout, maar toch een geheel onnoodige,pedante quasiverbetering van een goede,door 't gebruik van derd'halve eeuw geijktebenaming. J. VAN LENNEP.

Curieuse oproeping. Laden. Als een be-wijs, hoezeer nog in 1807, in een gedruktbiljet, de term laaden, in den zin van hetduitsche woord laden, einladen, verzoeken,uitnoodigen, gevonden wordt, strekke betvolgende curieuse berigt, door ons, onderoude papieren gevonden :

»Mijn Heer!» De Wel-Ed. Eerw. Heeren des Kapit-

» tels ten Dom te Utrecht, worden gelaaden» jegens Maandag den 19e Januarij 1807» ten Elf uur, precies."

De datum alleen is ingevuld.J. H. L. VAN DER SCHAAFF.

Laden. Wie geen ander werkwoord ladenkent, dan dat wat nog tegenwoordig inalgemeen gebruik is, rnoet deze oproepinginderdaad curieus vinden en denkt misschen,dat daarin sprake is van eene overdadigesmulpartij. Maar 'behalve dit laden bestaater nog een ander, geheel daarvan verschil-lend. Het eerste is in diet Gothisch en An-gels. hladan, het laatste goth. lathon, angels.ladhian. In het Hoogduitsch is het behou-den gebleven. Bij ons echter is het lang-zamerhand verdwenen. In KILAENS tijd washet in Brabant reeds niet meer in gebruik,doch leefde in de noordelijke gewesten nogvoort. Het beteekent zegt IJPEIJ (IJPEIJ enACKERSDIJCR, Taalle. Aantn., bl. 31) * invitare,noodigen, ook convocare, zamenroepen. Bij-zonderlijk beteekende het dagvaarden, injus vocare. Voorbeelden zijn er velen vanin de schriften der ouden. Bij v. in DieStatuten ende Landrechten van Westfriesland,bl. 4: Wie voor onse overste gericht salgheladen of geciteert mogen worden. Enbl. 3 wordt gesproken van een' » Ladebriefofte citatie." ACKERSDTJCK voegt er bij :» Laden voor invitare, noodigen, is hier teUtrecht nog steeds in gebruik gebleven,zoo dat men het bij den roepen der Vroed-schap tot de verandering der Regering deVroedschap laden noemde." Wanneer mendus in stukken uit het begin dezer 'eeuwladen in deze beteekenis vindt, is dit geengermanismus, zoo als velen misschien zul-len meenen, maar een goed nederlandschwoord, doch dat geheel of bijkans geheelverouderd is.

P. L. Wz.

GESLACIIT- EN WAPENKUNDE.

Geslacht Buis (vgl. XIV. bl. 281, 311).Bij hetgeen betreffende dit geslacht reedsis medegedeeld, kan nog worden gevoegd,dat :

JOHAN BUYS, door mij genoemd als debroeder van PAULUS, dezelfde was, die opden 20 junij 1579 de Unie van Utrechtteekende als gedeputeerde der stede vanAmersfoort. De handteekening aldaar komtook overeen met die onder de vermeldeacte van scheiding. Hij wordt daar ge-noemd schepen der stall, waartoe hij was

5) Even als die overtollig, ja bespottelijk is inde nieuwerwetsche schrijfwijs van peereNboom,paardeNstal (waarom ook niet koeieNstal hoe-deNmaker, brieveNport enz. enz.

6) Wil GERRIT weten, wat de aanleiding is ge-weest, die deze namen, gelijk mede die van huiden-en runstraat, in 't leven geroepen heeft, hij leze't in TER GOUW8 Amsterdam.

benoemd op den 17 maart van dat jaar,op bevel van graaf JOHAN VAN NASSAU,die toen de regering aldaar heeft veran-derd. Later, in 1582, 84 en 85, was hijburgemeester, zie de lijst der regering bijVAN BEMMEL, Beschrijving van Amersfoort,in welke lijst wordt genoemd won BUYSin 1587 als raad, welligt een noon vanJOHAN, voorts in 1596 en very. WOUTERBUIS , WOUTERSZ., rand , 1600 kameraar,1610 schepen; WOUTER BUIS, CLA.ESZ., 1611raad, 1612 schepen, zoodat vermoedelijkhet gemeente-archief te Amersfoort omtrent ditgeslacht meer bijzonderheden zal bevatten.

JOHAN BUYS teekende en schreef in 1593in bet vermelde album van zijn broeders-zoon CORNELIS BUIS, Nimant sonder viantonder zijn wapen ; ook ARNOLT BUYS, sehreefden 29 januarij 1594, ouden stijls, indit album van zijn broeder bij zijn wapen,

44.

848

gevierendeeld zijnde van BUYS met VANDER MERSCIIE, Desir n'a repos, onder staat :»is in Ostende geschooten", gelijk hij danook in 1596 bij de scheiding der nalaten-schap van hun varier blijkbaar niet meerbestond: welligt was hij dezelfde als ARENT,en denkelijk ongehuwd overleden.

PAULS BUYS (CORNELISZOON) teekende enschreef ook daarin den 16 januarij 1629:Wat wesen moet sal ik verdragen met eenonveranderlijk gemoet — wie gaet, God blifft.

Dat met deze dit geslacht van BUYS in1678 uitstierf is reeds vermeld.

V. D. N.

Heeren van der Nisse—van Watervliet(vgl. XIV. bl. 186, 248 en 312). Tot eenebijzonder verlangde aanvulling omtrent dezegeslachten, was mij dezer dagen hoogstwelkom het volgende grafschrift, hetwelkik, onder meer andere belangrijke, aantee-kende in het mime kerkgebouw en des-zelfs koor te Nisse in Zuidbeveland : n Be-gravinge van de Heer GEFRAERT VAN DERNISSE die sterf den 29 April A° 1604, endeJ°. ANDREA VAN OOSTENDE sijne hnysvrouwedie sterf den 5 September 1607."

Moge deze mededeeling opwekken tothet leveren van welwillende bijdragen tervervollediging van de geslachtslijst dezeradellijke familien, nu tevens met inbegripvan die VAN OOSTENDE, buiten hetgeen vanhet laatstgen. geslacht bereids aan het lichtis gebragt in de Kronidk van het IlistorischGenootsckap te Utrecht, 1860, bl. 255-267en Nay. XI. bl. 67, — hiertoe houdt zichzeer aanbevolen

Wolfaa rtsdijk. J. VAN DER BAAN.

Heeren van der Nisse. Op een oud velpapier, dat ik voor mij heb liggen, staaneenige alliantien der heeren VAN DER NISSE.

1. DAVID V. D. N. trouwt N. VAN OOSTENDE.2. GEERARDT V. D. N. waaruit de familie

van MAUREGNAULT.3. CORNELIS V. D. N. trouwt N. V. HAL-

TEREN (waarsch. V. ALTEREN).4. Simms' V. D. N. in Vranckrijk overleeft.5. GILLIS V. D. N. trouwt GEERTRUYT VAN

HALTEREN (ALTEREN).Alle vier zonen van DAVID, die dus twee-

maal gehuwd is geweest, daar hij, volgenszijne zonen, dezelfde is als de op bl. 248,k. 2, sub n°. 2 vermelde.

6. CORNELIA, dr. v. 3, trouwt WILLEM VANNASSAU ODIJCK.

7. N. N., dr. v. 5, getrouwt met WATER-VLIET SHREYNSKIND hertr. met SCHOONEWAL.

8. N. N., dr. v. 5, trouwt JAN VAN RUY-TENBURG van Vlaerdingen.

9. DAVID V.D. N., Z0011 V. 5, trouwt CLARAVAN BORSELEN.

10. GILLIS CORN. V. D. NISSE, zoon v. 9,trouwt SUZANNA EYERMEED. Nog 2 susters.

Op een ander vel staat hij genoemd alsMr. GILLIS CORN., Burgemeester en Raadder Stad Goes.

Zijne dochter GEERTRUID VAN DER NISSE

trouwt JAN T. SPIJKER, die nu heer -vander Nisse worth.

Nog bestaat er een kwartierlijst, waaropde volgende wapens staan :

V. D. NISSE. BORSELE V. D. HOOGE.

V. ALTEREN. VAN DER DUSSEN.

WATFRVLIET. VAN DE FERRER.

BATENBU RGH. TEELINK.

SP IJ KER.

OOSTENDE. PARDUYN.VAN CAMPEN. BATMAN.

LIER

HEENVLIET.

BERCHEM. ZUIDTLANDT.

VERSCHOOR.M. D. V.

Oorsprong van familiewapens (vgl. XIV.bl. 57, 85). Ik was zeer verwonderd nadatik het artikel van L. U. Z. gelezen had,toch nog een massa wapens te vinden dievier verschillende kwartieren hebben, zoo-wel van engelsche, fransehe, duitsche alsnederl. familien ; bij voorbeeld in STOCK-

DALE' S Peerage: HASTINGS, ROSSLYN, CAW-

DOR, 7HURLOW, GWYDYR, GLASTONBURY,enz. enz. ; in RIETSTAP, Arm. Gen.: GRUDNA

GRUDZINSKI, TINDAL, HARDENBERG DE NEU•

HARDENBERG en nog veel meer. Zelfs ophet ruiterstandbeeld van WILLEM I te 5 s Gra-venhage. L. U. Z. zoude mij veel genoe-gen doen door mij het boek op te noemen,waar hij die bewering gevonden heeft. 1kheb ze in RIETSTAP niet kunnen vinden.

M. D. V.

Wapen van van Baerle. In den Navor-scher dl. XII. bladz. 323 wordt opgegeven,dat het wapen, gevoerd door het geslachtVAN BAERLE, waartoe SUSANNA, echtgenootvan CONSTANTIJN HUYGENS, behoorde, be-staat uit zes fasces van goud en zwart meteen chef van zilver, waarin drie eekhoornsvan keel. Ik meen ergens gelezen of ge-zien te hebben, dat het bestaat uit een gou-den veld, waarop drie fasces van sabel meteen chef enz. Wie kan mij bet regte zeggen ?

V. A.

Geslacht relgrom. In den Navorscher, ,dl. XII. bladz. 233, wordt van CASPAR VAN

BAERLE, zoon van den bekenden dichter vandenzelfden naam, vermeld (getrokken nitG. MEES, Caspar van Baerle geschetst), dathij niet lang voor het overlijden zijns va-ders huwde met eene dochter uit het aan-zienlijk geslacht van PgLGROM en dat hij

849

bet aan dit huwelijk welligt te danken had,dat hij later de eervolle betrekking vanconsul in Portugal voor Nederland bekleedde.CASPAR VAN BAERLE, de oude, stierf in 1648.

Men verlangt nadere inlichtingen omtrenthet geslacht der PELGROMS. - De eerstePELGROM welke zich uit Zuidholland naarZevenaer metter woon ging vestigen, wasJOANNES PELGROM. Hij stierf aldaar in 1757in het 88Me jaar zijns levens en schijnt om-streeks 1700 daar gekomen te zijn.

De naam van PELGROM wordt, zegt men,ook gevonden in oude stukken in het Ar-chief van 's Hertogenbosch.

P. N.

Geslacht Basselaer. Van KENAU en Ka-ren neef PIETER DIRCKSZOON is in dit tijd-schrift reeds vroeger gesproken. Maar hoewaren aan deze verwant :

PIETER PIETERszooN HASSELAER,getrouwdmet AAGJE HOOFT, CORNELISD., schepen vanAmsterdam 1626, burgemeester 1635.

DIEDEIK HASSELAER, op wien een lijk-dieht voorkomt bij G. BRANDT, Gedichten(l e uitg. bl. 121). Daaruit blijkt dat hijin het leger gediend heeft ander FREDERIKHENDRIK. Hij had »met d' ouden TRIP voordeVecht 't krijgsvolk vrywillig aangevoerd",en door hem had de Veluwe » in 't uiterstegevaar heur staat bewaakt" gezien. Laterontving hij van burgemeesters een ambt,welk, wordt niet gemeld,

NICOLAAS HAssELAER,getrouwd met GEER-

TRUID VAN ERP. Als majoor van het stadskrijgsvolk stilde hij het oproer van 1626.

GERRIT CLAASZ. HASSELAER, schepen vanAmsterdam 1650, GERARD HASSELAER, sche-pen 1656, GERRIT HASSELAER, burgemees-ter 1665. Is dit dezelfde persoon ?

Onbekend wapen. Kan men ook opge-ven aan wien het volgende wapen behoordheeft :

Het komt voor op een fragment van eenbrief? op pergament ; volgens het schriftuit het begin van de vorige eeuw. Of heteene vertaling is van de mogelijk latijn-sae oorkonde, kan ik niet beslissen, dewijldit fragment, dcordien er een aantal woor-den aan ontbreken, geen zamenhangendgeheel meer oplevert. Aileen zoude mener uit opmaken dat het gegeven werd doorMAXIMILIAAN I aan eenen HENDRIK. . ..?

Het is gevierendeeld. 1. een vogel metuitgespreide vleugels, keel op zilver; 2. tweetegen elkander over staande klimmendeleeuwen, (?) keel op zilver ; 3. Brie wagen-raden, sabel op zilver, 2 en 1; 4. een boom,natuurlijke kleur op goud. Een hertogs (?)kroon en daaruit komende een man metzwarten mantel en muts. de randen vanden mantel en de boorden der mouwenvan goud, in de hand houdende een gou-den staf.

Geslacht Clotterboke enz. Kan iemand het vervolg vanW. CASPAR CLOTTERBOKE,

burgemeester te Brielle ,t 1678.

EVA V. COUWENHOVEN,t 1670.

dezen kwartierstaat geven ?

THOMAS CLOTTERBOKE.

JACOMINA ORMEA.

WILLEM V. COUWENHOVEN,

burgemr. te Rotterdam.EVA BRIELLE, gez. WELHOEK.

It.

EVA CLOTTERBOKE,

t 1743,huisvr. van professor

PIE I ER BURMAN,

t 1741.

MENGELINGEN.

Oorsprong der benamingen van sterrenen sterrebeelden. Van waar de namen,die men aan sommige vaste sterren en aande sterrebeelden gegeven heeft ? Dat denamen van Arcturus en Cassiopea vangriekschen, Aldebaran van arabischen oor-sprang zijn is mid natuurlijk bekend. Maarwanneer, door wie en ander welke omstan-digheden zijn die namen in de wereld ge-komen ? En wat beduiden sommige namen,zoo als bijv. Deneb, Algenib enz.? Kan ikdaarover een of ander bock naslaan ? Be-staat er eene Geschiedenis der astronomie?

JOCHEM.

Drukfouten (vgl. XIV. bl. 252). Eenemenigte staaltjes van drukfouten zijn reeds

in den Navorscher medegedeeld, maar, zoover ik weet, nog geene opzettelijke drukfout.Daarop onthaalt ons EVERARD MEIJSTER,

o. a. bekend door het binnenhalen en tentoon stellen van een zeer grooten kei op deVarkensmarkt te Amersfoort in 1661. Alshij eens twee regenten van Utrecht eenzoogenoemden steek onder water wilde toe-brengen, noemde hij hen in een zijner rij-men : twee stads uilen, doch liet in de erratazetten, lees : twee stads zuilen.— Lie Boek-zaal van oct. 1716. bl. 423. — Meer overE. MEIJSTER, Nay. VIII. bl. 163, 236, 299;IX. bl. 10, 117. J. C. K.

Honderdjarigen (vgl. XIV. bl. 254, 282,319). Tot rectificatie zij medegedeeld, dat

350

de wed. POL geb. LEUTEN, te Hoogeveenen ROELOFJE LEUTEN (niet wed. LEUTEN) inhet Hollandsche Veld eene en dezelfdepersoon 1S dat de coll. DCBOIS-FRESNEY insept. 11. is overleden te Laval, in den ou-derdom van 106 jaren 1 maand en eenigedagen, en dat ook in die zelfde maand doorden keizer van Frankrijk de col. MAR&HAL,te Chalon, bevorderd is tot commandeurvan het Legioen van Eer, ter gelegenheidvan zijnen 101 sten verjaardag. Hoe menvoorts in ons land in de vorige eeuw hettegenwoordige Ierland (zie Nay. 1.1.) even-aarde, bewijst het volgende uittreksel nitde Brieven over de Vereen. Nederlanden,door J. GRABNER, alwaar men op pag. 31leest , dat in den Haag, tusschen 1756 en1779, negen en dertig personen den patri-archalen ouderdom van 100 tot 115 jarenbereikt hadden. 13 dezer bevoorregte men-schen waren 100, vijf hunner 101, zeven102, 44). 103, vijf 104, den 105, drie 106,twee 107, een 110, en de laatste 115 jarenoud geworden. Zou wcrkelijk de gezond-heidstoestand in 's Gravenhage zoodanig zijnachteruitgegaan, dat die hooge jaren thans,eene eeuw later, er volstrekt niet meervoorkomen, of zouden niet veeleer de juistestatistieke opgaven van den tegenwoordi-gen tijd ten bewijze strekken, dat onzevoorouders, uit gebrek van voldoende mid-delen tot onderzoek, te dezen opzigte teligtgeloovig zijn geweest ? — Schrijver dezesaarzelt niet dit laatste als zijne meeningaan te nemen.

u—H.

L'Homme pore-epic (vgl. XIV. bl. 190,'87.) In de Verzameling van vitlandscheen zeldzame vogelen, benevens eenige vreemdedieren en plantgewassen, enz. Vertaald doorM. HOUTTUIJN, med. doct., 1776, 7e deel,bl. 4 staat het volgende :

»In den jare 1731 werd aan de Kon.Soc. van Londen een jongen vertoond, wienshuid door eene kwaal was aangetast, welkemen nergends vond beschreven: wordendeeen berigt daarvan met de afbeelding vaneen zijner handen enz., in de verhande-lingen van de Kon. Soc. te Londen, n°. 424aan 't licht gegeven. Die zelfde persoonliet zich nog in 't jaar 1755 te Londenkijken, onder den naam van de stekelvarkenMan, hebbende een zoon van hem bij zich,in dezelfde staat. De vader, wiens naamEDUARD LAMBERT 1S, was te Brandon inSuffolk geboren, zijnde thans omtrent 40jaar oud.

Het is een welgemaakt man, het aange-zicht welgesteld en blozend hebbende; zoo-dat, wanneer zijne handen en ligchaam be-dekt waren, hij niet van andere menschen

scheen te verschillen, maar buiten het aan-gezicht en het hoofd, het binnenste zijnerhanden, de aijden en toppen der vingeren,en de zolen zijner voeten, was zijn geheeleligchaam begroeid met ontelbare dunnewrattig uitpuilende verhevenheden, sommi-gen van boven platachtig, anderen hol,eenigen puntig als een kegel, anderen on-regelmatig gefatsoeneerd, zij stonden bijnazoo digt bij elkander, als de borstels ineen schuijer, en werden ondersteld, eeneverlenging te zijn van de tepelen der huid,tot de dikte van gemeen tweedraads touwgezwollen, 'twelk zijne huid zeer ruw maakte.Deze uitwassen hadden eene donkerbruinekleur, of waren roestig zwart, zijnde zoostijf en veerkragtig, dat het strijken metde hand er over een schor geluid maakte.Op sommige plaatsen waren zij meer daneen half duim lang, en de algemeene op-pervlakte vertoonde zich redelijk egaal, hoe-wel zij trapsgewijze in langte afnamen naarde enden der vingeren en toonen toe, alwaar zij geheel verdwenen."

Op de plaat, die hier bij behoort staatde hand van zijn zoon afgebeeld en ookeenige dier uitwassen door 't mikroskoopvergroot.

M. D. V.

Bijzondere geheugenskracht (vgl. A. R.;XIV. M. 63, 223). A. STOLKER heeft in deVaderl. Letteroef van 1809. Mengelwakbl. 40 , meer in detail dan H. Bz., eenstaaltje van HUGO DE GROOTS geheugens-kracht geboekt, dat wij de moeite zullennemen of te schrijven. — Als DE GROOT zichin 1645 uit Frankrijk naar Zweeden begaf,nam hij zijne reis over Amsterdam, om zichvan (liar naar Hamburg in te schepen. Inde eerstgemelde stad werd hij plegtig doorde burgemeesters verwelkomd, en op denmorgen van zijn vertrek door hen st4tiglijkuitgeleid ; gaande van den Dam langs hetWater, naar de Nieuwe Stads-herberg. Hiereen poos toevende, alzoo zijne pakkagie nogniet was aangekomen — terwiji J. VAN VON-

DEL zich ook bij hem voegde, — maakteGROTIUS eene aanmerking op een zeker nit-hangbord, dat op het Water in 't bijzonderzijne aandacht getrokken had. Een van hetachtbaar gezelschap betuigde hier over zijneverwondering, dat hij, onder de wandelingeen ernstig gesprek voerende, nog acht hadgeslagen op een uithangbord en onthoudenwat daarop te lezen stond. DE GROOT gal tekennen : dat er niet een zulk een bord op denganschen weg was, 't welk hij niet gadegesla-gen en de opschriften waarvan hij niet gele-zen had, ja! dat hij ze alle achter elkanderzou kennen opnoemen. Dit scheen onge-loofbaar, en men verzocht hem daarvan

351

nailer bewijs te geven. Hij beschreef zedaarop alle, met bijvoeging der opschriften;doch in eene omgekeerde orde, zoo dat hijeerst diegene noemde welke hij het laatstgezien had, op dat het gezelschap, langsdenzelfden weg terugkeerende, zich des tegemakkelijker zou overtuigen, dat hij nietgemist had. — Bij den teruggang vondmen, — zoo ver hun geheugen het toelint.—ter algemeene verbazing, dat DE GROOT inzijne opgave, ook niet den geringsten misslaghad begaan.

Men weet dat men toen meer met uit-hangborden en opschriften pronkte, dan later.

J. C. K.

Luchtverschijnsel (vgl. A. R.; XII. bl.155; XIV. bl. 224, 288). Hiervan maaktHUYGENS ook melding in zijne Zee-straetVIIie boek bl. 4 , uitg. v. BILDERDIJK.

Men weet hoe verdienstelijk HUYGENS zichgemaakt heeft, om het prinsdom Oranje te-rug en in rust te brengen. » God heeft hetwillen loonen," zegt hij, r God heeft betmidden op den middagh willen kroonen."»Ja met een gelukkigen uitslag," zegt BIL-

DERDIJK in zijne Aanteekeningen op het IPdeel, 7e boek bl. 285. »Doch het aange-haalde vers zegt nog iets meer. Het zietop het heerlijk luchtverschijnsel, dat, bij deplechtige huldiging welke HUYGENS te Oranjevoor WILLEM HENDRIK ontfing, ieders oogentrof, en de glorierijke dubbele kroon deedzien, tot welke de voorzienigheid den jon-gen Vorst bestemd had. Ik weet hoe menthands met zulke versehijnselen spot, maarhet feit is onloochenbaar; (?) en, wat detoepassing of overeenstemming met de lateregebeurtenissen aangaat, 't verband der zakenin te zien is boven ons, maar het te ont-kennen is Duivelenhoogmoed (sic) die zichGode gelijk maakt, en den mensch niettoelaat in te zien wat by ten minste vanSOCRATES leeren kon: Bat by niet weet."—Of er wel velen met BILUERDIJK zulleninstemmen, betwijfele ik. Doch ik achttehet niet onbelangrijk eene van zijne para-doxes hier mede te deelen, om andere proen contra's nit te lokken.

J. C. K.

Antoni van Leeuwenheeks zienswijsover veenstoffe en turfgraverij. Onder mijberust een eigenhandig schrijven van bo-vengemelde aan den beer FREDERIK ADRI-

AAN baron VAN RHEDE etc. etc. over ditonderwerp, hetwelk na alle nasporing nietschijnt uitgegeven. Zijn meeste schrijventoch was aan buitenlandsche geleerden. Enal zag het het licht, dan zou de Navorschergemakkelijk nog Bens kunnen herhalen watde groote onderzoeker hierover schreef.

Meermalen toch behandelde hij dit onder-werp.

F. A. baron VAN REEDE VAN RENSWOUDEwerd 1684 beschreven in de staten vanUtrecht, en afgevaardigde ter vergaderingder staten-generaal. Hij verscheen ook alsgevolmagtigde van h.h. mog. in 1712 totden vrede van Utreclit. In 1685 huwdehij de voortreffelijke MARIA DUYST VAN

Y OORHOUT, later bij erflating oprigtster dersticliting van Renswoude. Zie over hemKOK, Vaderl. Woordenb., XXIV. 119.

L. B.

Delft, desen 9 febr. 1701.

H. Ed. W. Geb. Heere!Na presentatie van mijn onderdanigste

dienst . . . gaat hiernevens volgens afspraakde copie van mijn brief rakende de veen-stoffe enz. Maar neme ook de vrijmoedig-heyt een afschrift van diergelijke tweedebrief U. — toetezenden.

1k kome in de brief van .. Mey 1700te seggen van sagt en buygsaam willigenhout dat op het welzand wierde uytge-graven.

Pit was bout dat uytgegraven wierdedoen U. — een doorgravinge lietdoen omde vijver ofte kom, die om het Hof vanRenswoude loopt, te vereenigen. Van welkhout ik een stukje medenam, om thuyskomende het selvige na mijn vermogen tebeschouwen, alsoo ik mij inbeelde dat dithout lange tijd int water hadde gedreven,eer dat het na de gront gesakt of onderhet sand geworpen was; en daar door debederffelijkheijt al onderworpen was ge-weest, ende dat dus de meeste pory waaruyt het bout bestaat, van binnen soudevergaan zijn ; dog hoe sagt soodanig houtis, soo beyond ik dat alle de pory nog inhaar geheel waren.

Ik hebbe voorleden soomer tot Aer(n)hemzijnde, veel turf sien ontschepen, die mentot mij seyde dat uyt het Veen quam, om-trent het dorp dat in de Kaart Veenen-daal genoemt werd.

Ik nam een stukje van die turf, en thuyskomende ondersogt ik het selvige, en vonddaar in mede al eenige aanmerkende saken,maar hebbe daarvan geen aantekeninge ge-houden.

Dese turf sag ik dat niet vast aan eenklevende, maar seer ligt van malkanderenwas brekende, uyt welk gesigt ik in ge-dagten nam, of men dat veen niet soudekonnen verbeteren, als men hetselvige indeschuyt, , ofte op het land gebaggert zijnde,met de voeten ofte met laarsen aan debeenen, voor een weynig tijd, door malkan-deren trapte of als knede, ende dit verrigthebbende dan met borden onder de voeten

852

het opgebaggerde gelijktrapte 1 ). Waardoorbeelt ik mij in, de turf niet alleen vasterofte aan een klevende, maar ook int ver-branden langer sonde duuren, en hiervansonde men met een vierkante roede baggereen proef konnen nemen.

Laat men nu aan een roede opgebag-gerde veen een arbeijder den tijd van eenure besteden, om deselve te doorknedenofte te doortrappen, en voor arbeyt . loongenieten 11 st., soo sal op ijder tonne t urfdat maar stuiver komen te bedragen.

Gelieft het mij ten goede te nemen, datik U . met dese mijne geringe gedagtenben lastig vallende, en sal onder des blij-yen sijne . . . . alderootmoedigsten en ver-pligten dienaar

ANTONI VAN LEEUWENHOEIC.

Commissaire ordinaire des montres (vgl.XIV. bl. 190, 288).

”Montre" (ancien article militaire.)//Revue mensuelle ou trimestrielle faite

pour le payement de la solde , al'epoque oil les troupes etaient entrete-nues par les chefs de corps. — Les officiersmirent leurs valets dans les rangs et lesfirent passer a la montre."

BESCHERELLE aine."In ons land ging het gedurende de X VIIe

en een groot deel der XVIII e eeuw niet beteren niet anders toe dan wij het hierbovenvoor het Frankrijk van voor de revolutielezen kolonels, majoors , hoplieden waren,buiten hun hoogeren of lageren titel enrang om, eigenaars of bezitters eener corn-pagnie, waarvan de manschap in vredestijdver te zoeken was en met een soort van',groat verlof' herwaarts en derwaarts eengoed heenkomen mogt zoeken. Bij de mon-stering evenwel wisten de chefs het kadergenoegzaam aan te vullen om den ► commis-saire ordinaire des montres" (militairen in-tendant of kwartiermeester van lateren tijd)behoorlijk quittancie te kunnen geven.

Dat wij voor het overige van het oudefransche woord montre, ',monster" gemaakthebben is bekend; minder, dunks ons —waarom ? en met welk regt? Wat de tegen-woordige Franschman met dchantillon be-doelt, heet bij ons in enkele gevallen staal,maar meer algemeen nog monster. Daar-enboven hebben wij van dat verouderdefransche montre, in onze taal nog overge-houden montering, monsteren, aanmonste-ren, afmonsteren, monsterrol enz. , thansevenwel meer bepaald voor het zeevolk ingebruik. MARS.

1) De plaat in het werk de Tegentv. Staat derV. Ned., dl. IV. blz. 24, bewijst dat men L'sraad reeds in 1741 niet versmaadde. B.

Grafschrift in de kerk to Spanbroek.In de kerk van het genoemde noordhol-landsche dorp vindt men het volgende graf-schrift •

Hier ligt begraven mijn vrouw GRIET.

In den hemel is zij nietIn de hel

Dat weet ik wel.

Zoo staat er duidelijk. Dat wij de spel-ling precies weergeven durven wij nietverzekeren; maar wel, dat er eene commastaat achter het woordje zij, en geene commaachter het woordje niet.

Friesche paarden to Rome (vgl. XIV.bl. 95, 224). In antwoord op de vraagvan A. v. R., te Utrecht, diene, dat, vol-gens eerst dezer dagen door mij bekomeninformation, in vroegeren tijd jaarlijks opde voorjaarspaardenmarkt te Leeuwardendoor een vreemdeling eenige echt frieschepaarden werden gekocht, waarvan mendan steeds hoorde zeggen : » Die zijn voorden pans van Rome." Zoover echter bekendis, is in de laatste 25 jaren zoodanige aan-koop niet meer geschied.

Leeuwarden. LEO.

Plaatselijke lekkernijen. De meestezoowel kleinere als grootere plaatsen in onsvaderland hebben de eene of andere lekker-nij, die haar zoo niet beroemd, dan tochbekend maakt. De volgende lijst is mijdaarvan bekend, maar vereischt zeker aan-vulling. Wie kan mij daarin helpen entevens opgeven, of er ook aanleiding be-stand om juist z66 jets in die plants te doenbakken. Haarlem toch heeft zijne roodeletters, wiji COSTER er de drukkunst nit-vond, en z66 meer.

Amsterdamsche Korstjes.Amersfoortsehe Janhagel.Arnhemsche Meisjes en Jongens.Biltsche Koekjes.Dokkummer Taai.Goudsche Sprit.Haagsche Beschuitjes.Haarlemsche Roode letters.Leeuwarder Drabbelkoek.Rotterdammer Peperkoek.Schoonhovensche Fonteinkoek.Utrechtsche Theerandjes.Zeister KrakelingenDeventer, Groninger en Bossche Koek,

Dalfser, Graafsche, Nijmeegsche en Wees-per Moppen.

Utrecht. A. v. R.

353

GESCHIEDENIS.

Reeckeninghe van de onckosten van dereyse van Willem II naar Engeland 1641.(Very°lg van bl. 322.)

N°. 20. CORNELIS COMMERSSZ Voermanheeft noch door ordre van den Stalmr.voornt. den 24e Appril met twee wagensS. H. en de swite gevoert te Swartewael,comt hem voor yder vrachte 4 Guld : is tesamen de somma van f 8.—.-

N°. 21. HENDRICK JANSSZ koetsier heeftdoor ordre van den Stalm r. voornt . den 30Appril te Greenwits in Englant betaelt,alsoo de koetspeerden vermoeyt synde al-daer snachts bleven rusten, voor stallingehaver ende hoij ende verteerde kosten voorde koetsiers samen £ 2.7.6.

noch voor eenijge Baggage en stalgereets:vuijt den Boeijer te halen, betaelt, £ 0.2.6

noch voor spyckers, reusel, seep, besemsende andre behouften voor de stal binnenLonnen £ 0— 8-6.

noch aen Olye betaelt £ 0,-1-6, tozamen Holl. geld f 30.

_N°. 22. Mons ' . LE MOIRE Stalmr. heeftten dienste van S. H. betaelt, Eerstelyckin den Briel aen de koetsier van den Bail-lieuw die S. H. met de koetswagen ter Jachtreet £ 5.0.0.

voor cruyt hagel enz. om te sehieten endeeen sack om't selve in te doen betaelt E 3.0.0.,

noch aen voorsch: koetsiers die noch-maels, met S. H, ter Jacht reedt gegeven£ 4-0.0,

noch tweemalen, te Hellevoetsluijs aen'tpeerdeschip geweest, v erreden en vervaren£ 3-3-0.

Den 30' ditto te Gravesant in Enghelantvoor't vuijthijssen van de paerden endet'recht van de kraen, betaelt £ 5-5-0.

Te Gravesant in de herberge, betaelt voorstallinge ende voerage voor de paerden, diealdaer een nacht ende een dach gestaenhadden 23-0-0.

Aen de stalknechts in de herberge ver-eert £ 1-1-0.

Aen een guide die hun de wech wees, vanGravesant tot Lonnen, betaelt £ 2,-12-8.

Aen de schipper die met zijn Barge deLacqueyen van S. H. vant Oorlochschipte Gravesant aen lant bracht £ 2-2-0.

Te Greenwits alwaer S. H. overghinckin de Karossen van den koninck die sijneEd: komst aldaer verwachten, in de Her-berge daer S. H. een weijnich rusten, be-taelt tot vereeringe 16-0--0.

noch voor een kanne wijn om de Lac-queijen die heel sterck hadden geloopen, teversien, betaelt £ 0-12-0.

Voor arbeytsloon van eenijge baggagevuijt het schip te halen, betaelt £ 1-1-0.,

noch te Lonnen aen de arbeijders dietwee groote koffers met de Leverijen bovendroegen, bet: £ 3-3-0.

Den eersten dach dat S. H. te Lonnenghekomen was, ende met de Prince vanWales langs de reviere reijden plaijsieren,voor de barge daermede de Stalmr. voornt.volehden, betaelt van vracht £ 2-2-0.

Den andren dach als S. H. met den Prinsvan Wales voornt. met een cleijn scheep-gen langs de reviere zeijlden, voor de Bargeom te volgen betaelt '2-12—.8.

Op verscheijde tijden onderwege op deweghen door ordre van S. H. aen arme-luijden gegeven samen £ 4-4-0.

Alsoo de stalrnr. MODS% LE MOIRE voornt.dese betalinge heeft gedaan vuijt zijn eijgengelt met halve rijders, daer aen hij ver-looren heeft £ 7-7-0. te samen Holl. gelt.f 86.5.0.

N°. 23. ALBERT PIETERSSZ Schipper vaneen Boeijer ghenaemt de verlooren 'Loon, isby den Stalmr. DU MOIRE, ende den Lieu-tenant Admijraal TROMP aengenomen overte voeren tot Lonnen toe 26 peerden tweeKarossen ende andre Baggasye, waervoorby hem voor vracht is bedongen, als hij 'tzelve goet en de paerden zal overgebrochthebben, de somme van 1160 Guld'., te we-ten 1150 Guld van vracht, ende thien G-1tot een kaplaecken, welcke somme van 1160gl hem by den Heere Tresorier Gheneraelis betaelt, naer dat by volgens attestatyeby voornt. gepasseert het zelve goetende paerden wel hadde overgebracht, bin-nen Lonnen, dus hier dan dezelve sommevan elffhondert ende tsestich Car' gold.f 1160.0.0.

N°. 24. Nod' heeft den Heere Tresoriervoornt. op Attestatije van den Stalm r. mon'.LE MOIRE aan den voornt. ALBERT PIETERSSZbetaelt de somma van 92 Gl. voor dat hyelff persoonen, die by de paerden waren,'t scheeps vijfthien dagen heeft de kostghegeven volgens 't ackoort met de voorn.Stalmr. gemaect, dus hier dezelve sommeI 92.00.

N°. 25. LOURENS KORNELISSZ Schippervan een Boeijer genaemt den koninck Davidt,groot 56 lasten, is bij den Stalm r. en denLieutenant Admijrael voorn t. aengenomenom met zijn schipp over te voeren totLonnen toe, 12 paerden, een karosse, endevoorts andre Baggasije, van alle de swite,daervoor by heeft bedongen, als hy 't welzal overgebraehL hebben voor vracht 1050

45

354

G'. ende thien Gul: voor een kaplaeckenis samen 1060 G'. weleke somme hem vol-gens attestatije van den Stalmr. DU MOIRE

by den Heere Tresorier Ghenerael is be-taelt f 1060.0.0.

N°. 26. JAN PANGHE ende JAN FRANSSZ

koetsiers hebben met kennisse van denStathir. DU MOIRE betaelt, den 2e. Junij vooreen paert scheep te brengen dat, naer datalle de paerden ghescheept waren aen S. H.gheschoncken wiert 9 Eng : schell, is Holl :f 4.100.

N°. 27. Monsr. LE MOIRE Stalin% heeftbetaelt t'ghene volcht. Eerstelijck den 2e.

Junij aen de arbqders die de paerdenhielpen scheep brenghen £ 0.12.0.

Aen kaerssen om 't scheep te bruijcken£ 0-2-0

voor paten ofte boomer om de paerden't scheep te separeren £ 0-2-0.

noch aen verscheijde behouften 't scheepnodich voor de paerden £ 0-4-0.

Aen een palfrenier van den Grave vanArou77, die met zyn kameraet het paert aenS. H. vereert aen 't schip leijden, tot ver-eeringh £ 0-5-0.

Aen bier voort arbeijtsvolck £ 0-2-0.Voor een Barge om aen 't schip te varen

£ 0-0-6.noch voor 4 deckleden op de paerden

£ 0-12-0.noch te Grenwits aen verscheijde minu-

tes £ 0-7-0.Aldaer aen een palfrenier vereert

E 0 — 5-0.Te Gravesant voor een huerpaert

£ 0-2-0.Te Rochester ghehuert thien koetspaer-

den om S. H. paerden te verpoosen£ 1-6-0.

te Sutenburch voor thien huerpaerden£ 1-11-0.

Aldaer voor bier by S. H. gedronckenmet de Grave VAN HOLLANT ende de Am-bassadeurs £ 0-12----0 te samen Enghels£ 6-2-6, is Hollants ghelt f 61.5.0.

N°. 28. RICHARD CROTSSEN Schipper heeftmet syne kitse een deel volck ende Bag-gage overgeri te Gravesande vuijt de tweegehuerde Boeijers alsoo dezelve overladenwaren, ende die gevoert in Duijns, heeftvoor vracht daervoor bedongen van JOA-

CHEM VAN DER PLASSE halbardier, die hemhuerden ende by de baggage tot opsichtwas, elff ponden sterlinghs, welcke sommehem naer dat hy de baggage in Duijnshadde overgeseth is betaelt bij den Treso-rier, dus hier in Holl gelt f 110.0.0.

N°. 29. JHON STAETSIJ heeft met synekarre gevoert alle de kamerbaggage (dieS. H. te Lonnen nootsaeckelyck moste byhem houden) van Gravesande tot in Duijns,

daervoor hij van vracht heeft bedonghenvan PHILIPS STAETS halbardier 7y, pondensterlings, is Hollants ghelt f 75.0.0.

N°. 30. Den COBIr011eUr GHERAERT VANLANGENHOVEN heeft op zee betaelt aenCappiteyn JAN GHYSEN voor Bisquet endeboonen voor de paerden alsoo de voerage't ende was, de somma van f 12.0.0.

N°. 31. JOANNES VAN LANGENHOVEN dis-pencier heeft te Ditijns betaelt, aen eenschipper (lie voor ordre van VAN DER PLASSE,alsoo de eene kitse, by hem gehuert deBoeijers noeh niet genoch konde ontlossenwantse alsoose overladen waren niet zeijlenkonden, met zyne kitse meede een deelBaggage heeft overgenomen ende de zelvegevoert in Duijns, waervoor hy van vrachthadde bedongen, 7 ponden sterlings enseve schell Engels gelt, is Holl:f 83,-10-0.

noch den 15e. Junij te Isselsteijn, aende koetsiers die met de karosse vuijt denHage quamen naer Bueren, om aldaer snachtsvoort voerage van de paerden te betalenf 7-10-0.

N°. 32. JAN WILLEIISZ voerman heeftontfangen voor hem ende sijne kameradenvoor 7 wagens daer mede S. H. gevoertworden, met sijne bijhebbende swite, vanPapendrecht naer Bueren den 10 Junij vooryder wagen van vracht 17 Guld. te samenf 119--0-0-

N°. 33. CORNELIS BALTE Voerman, heeftop ditto met noch een van syne kameradenmet 2 waghens van Papendrecht tot Buerengevoert den Tresorier VOLBERGEN, ende denSecretaris VAN DER LEE met hunne Baggageende Dienaers, voor yder wagen van vrachtbedongen 17 gl. is samen f 34-0-0.

N°. 34. JAN WILLEMSZ, Voerman, heeftnoch ontfangen voor hem ende sijne kam-meraden vyff guldens hun extraordinaristoegevoucht voor dat zy de baggage heb-ben helpers arbeyden, ende onder de voorszwagens met 2 koetswagens hebben gelevert,dus hier deselve somme van f 5-0-0.

N°. 35. JAN FRANSZ koetsier heeft doenhy met de karosse van den Hage naerBueren reet, ter Gouda voor voer voor depeerden en teerkosten voor hen betaeltI 5-13-0.

N°. 36. GHIJSBERT JACSOBSZ Voerman,heeft met zijn wagen gevoert, van Buerenin den Hage, ende wederom tot Isselsteynden onderkamerlingh BARNHART BORCHT,

die aldaer gesonden wierde met een koffermet kleederen voor S. H. komt voor vrachtvan syne koetswagen f 20-0-0

noch dry dagen en nachten in den Hageghewacht, comt voor ijder nacht drij gl.

$is f 9-0-0

(WOrdt vervolgd.) V. D. N.••nn•n..........

355

Isaac Massa. Sedert dat het werk van mr.J. SCHELTEMA Rusland en de Nederlanden,den persoon van MASSA heeft vermeld, trokdeze mijne belangstelling , die vermeer-derde na het verkrijgen van zijn zeldzaamvoorkomend, zeer fraai portret. Dezer da-gen door den beer d r. A. VAN DER LINDEeene belangrijke brochure in het licht ge-geven zijnde, bevattende hetgeen hem vanMASSA bekend is, vertrouw ik nu geenondienst te doen, met door middel van denNavorscher ook merle te deelen, hetgeenmij, MASSA betreffende, nog is voorgekomen,waartoe behoort: ten eersten dat MASSA iSgehuwd geweest met BEATRIX VAN DERLAAN GERRITSD. ex MAGDALENA VAN BE-RESTEYN. Zij werd geboren 1592, stierf1659, was eerst gehuwd met N. BLOCK ;zie FERWERD A, Adelijk Wapenboek, gellea-logie VAN DER LAAN, 6de generatie. Hetgeslacht VAN DER LAAN behoorde tot deaanzienlijke te Haarlem. — Voorts datMASSA genoemd wordt » onder de meestersdoor welken steden en Lantkaarten zijnvervaardigd," zie LE COMTE, Konst Cabinet,dl. II, bl. 501, wat tot bewijs kan strekkendat hij ook tot de wetenschappelijke man-nen van zijn tijd behoorde.

Het exemplaar van zijn portret bij mijheeft boven aan, behalve het jaartal 1635aetatis suae 38, nog de spreuk in CoelisMASSA , waarvan het wenschelijk waregeweest dat de eigenlijke beteekenis doorden heer VAN DER LINDE was verklaard,terwijI de vertaling daarvan door VAN HAR-DERWIJK, in zijne spreukenverzameling (zieKonst- en Letterbode 1847) gegeven , eenhoop in den Hemel, dunkt mij, niet aanne-melijk is, veeleer lees ik: »het grootste, ofhet meerendeel in den Hemel." — Onder datportrct is, in plaats van het door den heerVAN DER LINDE medegedeelde kreupel rijm,met de pen geschreven het volgende latijn-sche viers :

Saepius invidiae nimbo graviore petitusMASSA, per adversos tendit in Astra dolos,

Hollandus Scythicas Orator missus ad oras,Expertus dubiae sortis utramque manum

Nunc favit fortuna viro, nuns lumine turboFloruit. Ad Reges hint sibi sternit iter.

GUSTAVO gustis Auris placuere Batavae ;Abs te non potuit nobiliore vehi.

onder staat Fr H: pinxit,A NATHAN sculpsit.

waarmede ongetwijfeld worden bedoeld, ge-lijk door den beer VAN DER LINDE wordengenoemd, FRANS HALS en ADRIAAN MATHAM,die beide niet alleen tijdgenooten, maar ookstadgenooten van MASSA te Haarlem waren.

V. D. N.

De schatgravers van Muiden. 1810. Olie-koopen. In de Hist. romant. Huisbibliotheekvan de h.h. ENcELBERTS GERRITS en W. VAN

DEN HEUVEL, W. bl. 246 vv., komt een ver-haal voor dat veel te wenschen overlaat, uiteen historisch oogpunt althans. De hoofdper-soon, de beer V., zou te Amsterdam gesteldgeweest zijn aan het bestuur der toenmaalszoo smartvolle krijgsdienstheffing en wordtvoorgesteld als een ijverig keizersgezinde.Wij kunnen niet inzien, waarom de ge-moedelijke ambtenaar, die al te goedgun-stige certificaten, al werden die door ge-neeskundigen verstrekt, niet Wilde latengelden, z66 gebrandmerkt wordt. De schrij-vers blijven ook in gebreke het verbandaan te wijzen tusschen de jongelieden, dieBien heer eene poets wilden spelen en denoliekoop. Was » SCHELESBRY" dezelfde per-soon als de zeventicjarige Muider schip-per ? In welk verband stood hij met despotvogels? Is de oliekoop nooit achter-haald en gestraft ? Kan en wil iemandmeer bijzonderheden verstrekken, ook om-trent het genus » oliekoop", dat hier telande in het heilrijke jaar 1848 heet tezijn uitgestorven ?

H. R.

Uitgewekenen 1787-1795 (vgl. XIII.bl. 236, 259 ; XIV. bl. 136). Behalve deopgegeven bronnen bestaat er ook nog eenwerkje van K. KAMMINGA, Geene Heerenmeer ! enz. , Amst. 1795 , aan het eindewaarvan op bladzijde 87 en volgende uit-gebreide lijsten voorkomen van uitgeweke-nen van 1787. Daaruit blijkt van 1356personen, die wekelijks van de franscheregering ruim 13000 franken tot alimen-tatie ontvingen. Met de hand van een oudenprinsgezinde is er bij geschreven: »behalve» de militairen die door LOUIS XVI gebre-» vetteerd zijn geworden, of in het LegionEtrangere of Batave dienden." Door den-zelfde is de titel van het werkje aldus aan-gev uld : GEENE HEEREN MEER! (daar nualle Heeren willen zijn on) ZALIGE EGALITE!medegebragt uit het paradijs der vrije Fran-schen , eel?, stuk nit de oudheid (om teblozen.) Wat hier staat in parenthesi isvan de hand van den Oranjeman J. W. v.J. v. B.

Hollandsche uitgewekenen in 1787. Mr.G. GROEN V. PRINSTERER geeft het getal op

als ongeveer 40,000.

Uitvinding der Boekdrukkunst. In dekronijk van rabbi JOSFPH BEN JOSHUA BARMEIR THE SFARDI (in het engelsch vertaalddoor BIALLOBLOTZKY, Londen 1835). vindtmen vol. I. p. 264. JOSEPH the priest saith

45*

356

»it seemeth that there existed printed in» » those days, for I have seen a book at»» Venice in the year 1428." "

Deze oude aanteekening kwam mij hedenter hand, en geef ik die, zoo als ik zevond. Wie weet hieromtrent iets naderste melden ?

Omwentelingstijdvak van 1795 en volg.jaren. L. J. weet blijkbaar vele bijzonder-heden, welke het van aanbelang mag ge-rekend worden aan de vergetelheid te ont-rukken. Misschien kan hij opgeven watNay. XIII. 140 (over den oorsprong derleesgezelsehappen) wordt gevraagd.

't Gebed voor Napoleon, enz. (vgl. A. R.)Gaarne zou men een exemplaar zien vanden bedoelden cathechismus 1807. Hetschijnt wel, dat die in onze taal is uitge-komen, doch het jaartal voegt niet wel bijde meening, alsof die catechismus hier telande van toepassing zou zijn geweest.

Heidens in Nederland (vgl. A. R.; XI.bl. 34; XII. bl. 353; XIII. bl. 164; XIV.bl. 40, 100, 161). De uitvinding van dekaartspelen vindt men, naar ik meen, toe-geschreven aan de Gypsies in the Art jour-nal, een maandschrift te Londen uitgege-ven ; de bedoelde jaargang zal zijn van1862. Indien ik mijne aanteekeningen te-rugvind, zal ik er meer van kunnen zeggen.

Zoo veel ik mij herinner is dit uitvindenzoo te verstaan, dat de kaarten der Hei-dens hoofdzakelijk dienden tot kaartleggerijof voorzegging uit de kaarten, waaruit dande kaartspelen zouden zijn ontstaan. Opmijne beurt vraag ik weder of dit juist is?

A—A.

Stadsgekken (vgl. XIII. bl. 154). Zijner meer voorbeelden bekend van zoodanigeaanstellingen, hetzij door steden, hetzij dooredellieden of graven, of hertogen hier telande?

De graaf de St. Germain (vgl. XI. bl.164). Hieromtrent las men in de RevueGermanique 1860, p. 694:

» Ce y a de certain c'est qu'un membredes Etats Generaux qui approcha soixantedig ans, m'a dit (a Mr. D 'AFFRY) qu'il avu (!et homme extraordinaire dans la maisonde son pere, lorsqu'il etait encore enfantet qu'il l'a vu a peu pres tel qu'il est au-jourd'hui. Cependant it a l'air leste et degagecomme un homme de trente ans", etc.De'peche du 9 Mars 1 760 van den minis-ter resident van Saxen, KANDERBACH,la Haye.

Il se disait Espagnol. Een bevel tot nit-levering gegeven zijnde, beet het verder:

» Le Comte DE BENTINCK DE RHOON fit par-» tir ce M. DE ST. GERMAIN pour Londres.Van daar ging hij naar Rusland. In 1790was hij te Livorno.

De aanwijzingen omtrent zijn overlijdenplaatsen het tijdstip tusschen 1780 en 1795.Kan iemand omtrent dat bedoelde lid vanHunne Ho. Mo. of anderzins eenige op-heldering geven?

H. R.

Joden bij de Ouden vermeld (vgl. A. R.).Men zie hierover MEIER, Judaica, seu ve-terum S. S. de rebus judaicis fragmenta.Jenae. 1832. 8°. Ik meen dit boekje te be-zitten, en wil de vrager dit ter leen heb-ben, dan zal ik er naar zoeken. Het kwammii vroeger vrij kompleet voor, doch ikheb het niet met eene reeks van door mijzelf gemaakte citaten vergeleken.

LINIUS.

Hogguer. Voor mij ligt eene eigenhan-dige missive van den hoofdofficier te Am-sterdam van 7 april 1806 aan een boofd-ambtenaar van het openbaar ministerie inHolland, luidende, na behandeling eeneraangelegenheid, geheel vreemd aan hethieronder te vermelden ongeval, aldus :....Nunc alia. Op den Pt"' April 11. is

»In het huijs van den Heer HOGUER alhier» de lijfknecht afgrijsselijk vermoord ge-» vonden, liggende op zijn bed geheel uit-» gekleed — by het lijk lag op tavel een»bebloede hamer en onder de lakens een» scheermes ; de hamer behoorde in het huijs» en rode kamer ; het scheermes was bet» zijne ; in het bed een gebroken fles, en» in de kamer was een roode wijnlugt. Even» voor zijn dood is hy verbonden en hy had» nog juist kragt genoegs aan den Chirtir-» gijns knegt, en" (aan) » zijn broeder, die» terstonds ontboden was, te verklaren, dat» by vermoord en dat by mishandelt was» door een mans persoon, welke niet sprak» en dien hy niet kende — het lijk door» deskundigen geexamineert zijnde, is be-» vonden, dat de man op zijn Craneum"(sic) »had geweldige deuken, vijf a zes in» getal, overeenkomende met de twee klau-» wen" (zoo lees ik, maar het woord is on-

.duidelijk geschreven ; er kan b. v. ookstaan klavieren) »het voorste gedeelte der» hamer en de wonden in den hals kwamen» overeen met het scheermes, waarin eenigehakkels waaren, en welke hakkels ook in

» de wonden kenbaar waaren. Buiten hetkamertje was geen sprenkel bloeds te ont-

» dekken. Het huijs is van vooren en van»agteren goed geslooten geweest en ook

357

» alzo bevonden ; de deuren op het nagt-» slot; het huijs was ledig ; alleen in bet-» zelve sliepen de Heer HOGUER, omdat» zijn comptoir daar nog was, wiens cha-» racter bekend en boven alle bedenking is,» een oude koetsiersvrouw, een goedaardig» schepzel, en de knegt die vermoord is.► Er is niets ter waereld verrnist en men» weet niet, dat hy met iemand hoe ook ge-» naamd rugie (sic) of vyandschap had. De» eenigste gissing, welke my het waarsehijn-» lijkst voorkoomt, is dat het geschied is» door een insluiper, die uit vrees van ont-» dekt te worden, op het schellen van den» Heer, den knegt heeft geattacqueerd; toen,► in de confusie, nadat door den Heer de) onderdeur geopent was, en het werkvolk» ingelaaten, ontsnapt is. Dan hiertegen zijn» ook veele bedenkingen P. De moord van» de knegt kon hem de deur niet openen ;» daar het huijs zeer groot, met veele hoe-» ken en gaaten is en by zig gemakkelijk» had kunnen behelpen. 2°. Het kamertje,» waarin de knegt vermoord gevonden is,» is digt by de straat en de onderdeur welke» geopend is ; alwaar, zooals natuurlijk,» continueel menschen zijn geweest, tot dat» ik met schepenen ben gearriveerd en het» huijs heb laaten doorzoeken. Ik schrijf u» dit, omdat er misschien wel van gepraat» zal worden, en gy dan nauwkeurig van» de omstandigheden onderrigt zijt en moog-» lijk sehiet u wel een dilncida idea te bin-» nen, waarop ik voort kan werken ; ik ben» thans bezig om zyne meisjes nategaan,» waarvan hy een liefhebber was."

Voorshands onthoude ik mij van alletoelichtingen en vrage alleen wat er meervan dit geheinninnig geval bekend is of doorhet napluizen der beseheiden van het on-derzoek (al , zij de zaak misschien in dendoofpot geraakt) daaromtrent iets aan hetlicht zon kunnen komen ? Is de ondertee-kenaar van de depeche aan Ilunne Ho. Mo.van 30 maart 1792, betrekkelijk den moordvan den koning van Zweden op een germs-kerd bal (Navorscher, I. bl. 6) dezelfde per-soon, ten wiens huize de hierboven ver-melde moord heeft plaats gehad ?

H. R.

Jonkr. J. W. van Imbyze van Batenburg.Deze persoon was een ijverig verzamelaarvan stukken de patriotterij betreffende. Hijschijnt vO6r eenige jaren te. Utrecht over-leden te zijn. Wil iemand zich verledigenmij aan te wijzen, waar berigten omtrentzijn leven, werken en verseheiden zoudente vinden zijn?

A. L. T. A.

Johan Valckenaer. Had hij blond ofwel donkerbruin haar ? Droeg hij een brilof niet? Had hij eene schoone dochter ofniet, die in 1797 huwbaar was ? Zoo hijeene destijds gehuwde dochter had, metwien is zij gehuwd ? In welk huis te Utrechtwoonde VALCKENAER in 1787 ?

Pamfletten van 1798 en 1799. De bataaf-sche republiek, zoo als zij behoort te zijn 1798.(Revolutionaire droom). Hierin komen blijk-baar persoonlijke zinspelingen voor, zoo alsbijv. p. 39 de zotte professor wien gij noggewigt iger staatsbelangen hebt toevertrouwd.Is bier VAN DER PALM bedoeld, dan is 'tzeker een caricatuur. Zie ook 42 hierbij.

Het leven, en sterven van een hedendaagschAristocraat, 1798. Hierbij heet het franschvrij gevolgd te zijn. Is dit zoo, en zoo jain hoeverre ?

VroVe Caracterschetsen 1797. Dit we-melt naar het schijnt van portretten ; ziebijvoorbeeld bl 37, Brie belangrijke staats-leden en ook p. 54, De wijsgeerige FER-DINAND ? p. 65: Staatskeurslijfmakers, p. 87,De gesehiedenis van JAN : p. 109, Bijzon-derheden over eene » vaderlandsehe cou-rant." Wie geeft hieromtrent opheldering ?

Eau de Cologne. In eene der straten teKeulen hangt een groot portret van PAUL

FEMINIS, als de uitvinder van het beroemdereukwater. Waar kan men » de waarheid"vinden onatrent deze uitvinding?

H. R..................

Levensbeschrijvingen. Hoe weinig menhierop vertrou wen kan, bleek ook wederin een artikel der Ally. deutsche Real-Ency-clopddie (Conversations Lex.) Xe uitg. LeipzigBROCKHAUS 1855, waar gezegd wordt, datde heer THORBECKE, na zijn ontslag alsminister in 1853 te hebben genomen, we-der als professor te Leiden werkzaam isgeweest.

Kalkoensche hoenderen (vgl. XIII. bl.304). Het moge eene gewaagde gissingzijn, waar het is mij meermalen voorgeko.men, dat, waar men in oude schriften leestvan pavones of paauwen, ter tafel opge-discht, men ook wel eens aan kalkoenen ofgallopavones te denken heeft ; deze tochhebben overeenkomst met de paauwen, door-dien de hanen de staarten opzetten evenals de paauwen. Dat de kalkoenen eerstna de ontdekking van Amerika in Europabekend zijn geworden is eene stelling, waar-omtrent het volstrekt bewijs welligt nogmoeielijker zal te leveren zijn dan omtrentzekere (zoogenaamde geheime) ziekte.

358

Kalkoensche hoenderen. Ik geloof inder-daad, dat deze gissing van onzen mede-werker zeer gewaagd is. Wanneer de ro-meinsche schrijvers van den pavo sprekenmeenen zij daarmede zonder twijfel denpaauw. Men herinnere zich slechts de be-kende fabel van PHAEDRUS (lib. III fab. 18),waar JUNO tot dien vogel, die zich beklaagtdat hij de schoone stem van den nachte-gaal niet heeft, zegt:

Sed forma vincis, vincis magnitudine ;Nitor smaragdi collo praefulgit tuo,Pictisque plumis gemmeam caudam explicas.

Deze beschrijving past wel op den paauwmaar niet op den kalkoen. En wanneerin eerie andere fabel (lib. I, fab. 3) dekauw zich met de uitgevallen vederen vanden pavo opschikt, moeten wij daar ookzonder twijfel aan den paauw denken. Ikgeloof niet dat het bewijsbaar is, dat deRomeinen kalkoenen gekend hebben. Toenmen nu later dat dier leerde kennen, zalmen het eerder tot de hoenderen dan totde paauwen gerekend hebben. Met delaatste heeft hij toch meer overeenkomstdan met de eerste. Ten bewijze mogen denamen strekken, die het dier in onder-scheidene nieuwe talen heeft : Fransch, coqd'Iltde ; Engelsch, turky cock ; Italiaansch,pollastro, gallo d' India ; in onze taal, kali-koetsche haan (nog bij CATS heet hij zoo),later verbasterd tot kalkoen. Dat men inde middeleeuwen den kalkoen pavo noemde,geloof ik niet : ik ken er geen enkel be-wijs voor en het door mij vermelde doetbet tegendeel vermoeden. Voor zoo verrehet ons vaderland betreft kan ik het be-paald tegenspreken ; want

1 0. Door pavo verstond men daar hetdier dat wij nu nog paauw noemen, en datmen toen zeer goed kende. Ten bewijzelaat ik MAERLANTS beschrij ving daarvanvolgen. (Der Nat. Blume, B. III. vs. 30'25en very.)

PAVO, dats in dietsch die paeu ;Die es van vedren root ende blaeu,Ende die scoonste die men kent.Ghehovet es hi na tserpent.Elc man kinnet sine ghedane,Dies keeric mi te min daer ane ;Maer een meester spreect dese sprake :Die paeu is ghebalset na den drake,Sijn luut es ofte die duvel ware ;Sijn ganc stille, in der ghebareAlse die dief; sine plumen medeRecht na des hemels scoonhede.Sijn luut verjaghet, daer si sijn,Alle beesten die draghen venijn,No hare negheen ne blivet lane,Daer si horen sinen sane.

Augustijn seit oppenbare,Dat spaeus vleesch in enen jareNo ne stinct no ne rot.

Die paeu es een hoverdech sot:Siet menne dor sine scoonheit an,Hi ontdoet sinen steert danJeghen die sonne, dat men bi dienTe bat sal sine scoonheit Bien ;Maer alse hi sine voete siet,Veit hi den steert dan ende vlietXXV. jaer mach hi leven.In ouden boeken es bescreven,Dat den ouden paeu wast int hovetEen precieus steen, dies ghelovet.Die paeu werpt, alse die loveren vallen,Sine steertvedren al met allen,Ende dan laet hi hem node bekinnen,Onthier ende si wassen beghinnen.Alse hi ontwake wert bi nachte,Roept hi lude ende onsachte,Want hi vaer hevet ende toren,Dat hi sine scoenheit heeft verloren

Eier leggen si eens ten jare;Ende die pauwinne die pijnt hare,Dat sire den paeu Gntsteect;Want vint hise, dat hise breect.Sine jonghe wille hi verslaen,Tote hi hem siet die toppen uutgaen.Bonen niet te seere ghebraden,Doet den paeu gheerne ghegaden.

Alse die paeu climmet hoghe,Dat meent nat, waert te voren droghe.

Witte paeuwe vint men mede,Ende Wilde paeuwe te somegher stede ;Maer niet van vedren so fijnAlse die huuspaeuwe sijn.

Hieruit blijkt dat men in dien tijd nietalleen door pavo onzen paauw verstond,maar ook dat men zeer naauwkeurig methet dier bekend was. Want dat bier gesproken wordt van eenen steen die in hethoofd van den ouden paauw wast en meervan dien aard bewijst daartegen niet. Ookomtrent andere even bekende dieren geloofdemen dergelijke dingen. De vermelding vanhuuspaeuwe in het laatste vers doet zelfsvermoeden dat er toen reeds hier te landewaren, al waren het ook niet velen, opwier erf men even als nu den paauw zagrondloopen.

2°. De kalkoen moge reeds vroeger inandere landen van Europa gezien zijn, al-thans men is het daaromtrent niet eens enik ben niet in staat te beoordeelen wiegelijk heeft ; maar in ons vaderland is hetdier eerst na de ontdekking van Amerikaen zelfs vrij lang daarna, in het begin der1 6de eeuw overgebragt en wel nit Oostin-di6n. Mij dunkt, dat wij hieromtrent vol-doende zekerheid hebben.

Vooreerst toch leert ons de naam kali-

850

koetsche haan, dat het dier hierheen gebragtis uit Kalikoet, eerie stad gelegen (zie Na-vorscher XIV. bl. 14(?) op de kust vanMalabar, de eerste plaats door VASCO DE

GAMA in 1498 bezocht.Ten anderen, BOXHORN berigt dat de

eerste kalkoenen in 1528 in Zeeland zijnaangebragt (Nay. XIII. bl. 564). Men zoukunnen zeggen dat een berigt van meerdan honderd jaren later niet veel afdoet,althans indien BOXIIORN zijne bron nietaanwijst, wat ik niet in de elegenheidben na te zien. Maar wij hebben behalveBOXHORNS berigt nog een ander, en welvan eenen man die in dien tij I geleefdheeft en zeer geloofwaardig is, namelijkvan ADRIAEN COENENSZ., van wien in den.Navorscher, XII. bl. 377 en XIII. bl. 12en 81 gesproken wordt. Zelve kan ik zijnwerk niet raadplegen, maar VAN WIJN zegter het volgende van, Avondstonden, dl. II,bl. 90 : Ik vinde onder de onzen, geenvroegere getuigenis en die by my meeringang heeft, dan in het allerzeldzaamsthandschrift, gctiteld Visboek, dat ADRIAEN

COENENZOON 'VAN SCHILPEROORT , in dewan deling AERTGEN gezegd, strand v ondervan de Graaflijkheid, omtrent het jaar 1578te samen stelde. Die man, die zoo naauw-keurig als eenvoudig in alle zijne verhalenis, zegt (bl. 3) » de Kalkoetschen keen, werdt,by mijn aid eerst bekent." Hij beeldt hemvervolgens af en voegt er dan bij : » Inmijn jongen tijd, gaf men een oortgen vandeezen haen te bezien in Hollant, endeonlanx, zijn se in Hollant overvloedich voort-ghecomen ende gebruict geworden." 't Ismy gebleken (vervolgt VAN WIJN) dat men,byzonderlijk in Vlaanderen , deze vogelsnog in de vorige eeuw kalkoetsche hoende-ren plag te noemen, waaruit de naam vankalkoen is gesproken. Ik acht het vermoe-delijk, dat deze hoenderen, schoon zij invroegere tijden uit Amerika (zoo als som-migen meenen en waarover ik niet wiltwisten) naar Asia kunnen verplant zijngeworden , echter aan ons uit het laatst-gemelde werelddeel zijn toegevoerd en veel-ligt iets vroeger dan aan de Franschen,want AERTGEN was omtrent het jaar 1578,toen hij het boven verhaalde schreef, reedseen bejaard man.

Het berigt van ADRIAAN COENENSZ., ende naam dien het dier hier van den be-ginne af gedragen heeft, bevestigen dus

beide de geloofwaardigheid van BOXHORNSberigt. De eerste kalkoenen, wij mogendit als waarheid aannemen, zijn hier telande gekomen in 1528 met een der eer-ste nederlandsehe sehepen, die den dertigjaar vroeger door VASCO DE GAMA gevon-denen weg naar Indie zijn ingeslagen.

P. L. Wz.

Stadhouders in de nederl. provincientot op de afzwering van Filips (vgl. XIV.bl. 323). De lijst dezer stadhouders vindtmen in KoK, Vaderl. Woordenb., behoorendetot het eerste, doch veelal in het tweede deel,in een tafel waarbij tevens hun leef- enregeringstijd en die van meer anderen wordtvermeld. Dit werk algemeen verspreid ofverkrijgbaar zijnde, acht ik het onnoodigdie lijst hierbij af te schrijven.

V. D. N.

De Delfsche poort to Rotterdam (vgl,XIV. bl. 323). Als bouwmeesters van diepoort worden genoemd ANTHONIE HATTINGAen P. SWART. Over HATTINGA en zijn ge-slacht vooral ook van hun werk heeft deNavorscher reeds meermalen berigt gege-yen ; zie: dl. IV. 377; X. 123, 188, 333;XI. 296 en elders. Van de kaarten diede gebroeders VAN HATTINGA. vervaardig-den, waren eenige voor weinige jaren te's Gravenhage bij een hunner erfgenamenberustende, en werden aldaar in oct. 1860door den boekhandelaar VAN DOORN ver-kocht ; andere van die geteekende kaartenzijn nog bij de familie VAN STOLK te Rot-terdam aanwezig.

Van P. SWART zijn mij geene bijzon-derheden bekend. V. D, N.

Hoitsma (vgl. XIV. bl. 324). DIRK HOITS-MA, van wien een portret bestaat met hol-landsch vers van N. V. D. MEER JUNIOR,waarvan de originele teekening nog voor-handen is, waarbij staat aangeteekend tr. C'.MERTENS ad. viv. Jelin 1696, was lid vanhet Wetgevend Ligchaam van Holland opde Nationale Conventie, in welke hij destaatsregeling van 1798 afkeurde. In hetvervolg op WAGENAAR, Vaderl. Ilistorie,dl. XXXII en XL, en vervolgens wordthij bij herhaling vermeld: zie de registersin dl. XLVII en XLVIII.

V. D. N.

OUDHEID-, MUNT- EN PENNINGKUNDE.

Politieke speeltuigjes. Men vindt in hetMagasin pittoresque (1862 p. 203) het eenen ander omtrent dit onderwerp; bijv.:

afbeeldingen in houtsnede van gedraaidehouten knoppen, welker schaduw de beel-den afwierp van LODEWIJK XVI, van

360

NAPOLEON I enz., zoo ook prentwerkjes ,waarin deze of andere beelden voorkomen,alleen doordien de omtrekken van enkelebloemen de buitenste lijnen (of het profil)van zoodanige portretten opleveren en hetbeeld in het wit te zoeken is. Wij herin-neren ons ook zulke speelwerken geziente hebben van vaderlandschen oorsprongvooral WILLEM V betreffende. Zoude iemandhieromtrent bijdragen kunnen verstrekken?Wij zagen te Zwol bij de familie B. meer-maim een schilderijtje, hetwelk eene graftombe vertoont; wanneer men dit werkstukaan eenigen bijzonderen warmtegraad bloot-stelt. verdwijnt eene wolk (de vetstoffen)en komt het afbeeldsel van WILLEM V tevoorschijn. Koud geworden verdwijnt ditbeeld weder en herneemt de wolk hare

plaats. Men denkt daarbij onwillekeurigaan het napelsche wonderwerk van hetbloed van den heiligen JANUARIUS, waar-omtrent wij welligt iets naders mededeelenbij eene andere gelegenheid.

HORA RUIT........n

Onbekende penning. Van welk jaar is —,en waarop ziet de volgende zilveren medaille?Aan de eene zijde, het engelsehe wapenverbonden met het nederlandsehe, en JeMaintiendray er onder; aan de anderezijde, een oranjeboom door de zon be-straald met het omschrift: aureos Pert aureafructus, en er onder: n°. 2. M. S.

J. H. L. VAN DER SCHAAFF.

•n•n•n•n

GESCHIEDENIS DER LETTERKUNDE.

Clotilde (vgl. XIII. bl. 266, 303, 339 ;XIV. bl. 117, 169). Un certain marquisDE SURVILLE, ne dans le XVIII' siècle etpassionne pour la poesie, ayant vu ses es-sais se perdre dans la toule, avait imaginede réveiller sa muse. Une curiosite feodale,qui lui faisait relire avec plaisir les vieuxtitres de sa famine, le portait a imiter Fan-cien style, ses amis ont pretendu qu'ilavoit retrouve les poesies d'une arriere-bis-aleule, qu'il les avait dechiffrees, transcriteset que peu de jours avant de mourir, itavait recommande par une let tre ce preci- icieux depot.

Ainsi, en 1802 on annonca les poesiesinedites de CLOTILDE DE SURVILLE, qui ve-naient, disait-on, d'être decouvertes. Maison ne tarda pas a reconnaitre dans cespoesies une fabrication moderne. En effet,CLOTILDE, dans ses poesies, est beaucoupplus savante que son temps. Elle cite deslivres qu'on n'avait pas au XV e siècle, elleparle de choses qui n'etaient pas encoredecouvertes ; elle observe dans sa versi-fication des regles qui n'existaient pas.

Enfin sous les vieux mots accumules, etsans la vieille orthographe, on decouvresans cesse des tours d'idees modernes.

Cependant, quel que soit l'auteur de cespoesies elles sont charmarites. II est im-possible de reunir a une plus profondesensibilite une plus exquise elegance destyle ; les Verselets a mon premier ne, l' He-

roide a Beranger, son epoux, le Chant-royalde Charles VII, plusieurs rondeaux et desballades du pretendu auteur sont les chefs-d'oeuvre du genre.

J. H. L. VAN DER SCHAAFF.

[tit welk werk is dit genomenfl

De Heer van Espenblad (vgl. VI. bl. 360;VII. bl. 345). Wien de schrijver vanElisateth Mulde kan bedoeld hebben te be-schrijven, weten wij niet; wij herinnerenons evenwel in der tijd vernomen te heb-ben, dat een heer HUIDECOPER zou geleefdhebben in 1666, op Wien personen met degeschiedenis van dien tijd, en ook met denschrijver N an den roman wel bekend, ver-meenden dat het masker wel paste. Wijzijn niet in de gelegenheid geweest, ditnailer te onderzoeken ; misschien kunnenandere navorschers daarin slagen. Een on-derzoek naar de bedoeling des schrijverskon onbescheiden geacht worden ; het zelfdekan echter evenmin hier , als bij Co-nigsby (vgl. XI. bl. 89) of bij zoovelehistorische verdichtingen er zijn mogen,gezegd worden, wanneer men enkel vraagtof een persoon geleefd heeft, wiens beeldin een meer of min verdicht kleed gesto-ken is. Dit is hetgeen bij alle zoogenaamdesleutels geschiedt.

De heer van Espenblad. Het zou onbe-scheiden kunnen zijn, den beer VAN LEN-

NEP te vragen wien hij in zijnen romanonder den naam van den heer van Espen-blad eene rol liet spelen. Maar waarom hetonbescheiden geacht zou kunnen wordenzelve daarnaar te zoeken of daartoe de hulpder medewerkers van den Navorscher in teroepen, verklaar ik, niet te begrijpen. Deheer VAN LENNEP heeft zijn werk uitgege-ven en voor ieder verkrijgbaar gesteld.Daardoor heeft hij alien het regt gegevenom het te lezen, te beoordeelen, en ophel-deringen te zoeken van hetgeen hun daarinduister blijft. De vrager in ons tijdschrift

A—Z.

361

heeft daarom niets anders gedaan dan ge-bruik gemaakt van een regt dat hem toe-komt en dat, ik houd er mij van overtuigd,de heer VAN LENNEP zelve hem niet zalbetwisten. 't Is er mede als met een brief incijferschrift : krijgt een ander dien bij gevalonder de oogen en slaagt er in de teekenste verstaan , dat is onbescheidenheid ; maarzet men zijnen brief in de courant, dan heeftmen geen regt er zich over te beklagen in-dien een nieuwsgierige er zijnen tijd enzijn vernuft aan te koste legt en achter hetgeheim komt. Men heeft dan het publiek eenraadsel opgegeven en het mag het raden,zoo het kan.

P. L. Wz.

De gekortwiekte faam (vgl. A. R.;XIV. bi. 111.) Dat Mr . P. N. ARNTZENIUS

mede schreef in dit tijdschrift, is wel nietbetwijfelbaar. Hij was, naar ik meen, dezanger of schrijver der versjes, die er hier endaar in voorkomen, evenals hij lid was dercommissie van studenten in de zaak van10 october, welke met de redactie nagenoegden was. Bewijzen heb ik niet. Hij was ookdichter van de geestige parodie op hetT' en souviens- tu, disait un capitaine van BE-RANGER, in betrekking tot deze zaak.

[Wij hebben die versjes wel Bens aan een anderlevend dichter hooren toeschrijven , doch wetenniet in hoe verre onze zegsman op de boogte vande zaak was. Het lied t'• En souviens-tu is, zoowij ons wel herinneren, niet van BERAEGER maarvan EMILE DEBRAUX.]

Adriana van Overstraten (vgl. XIV.bl. 270, 331) gaf uit Jacoba van Beijeren.in vijf boeken, gr. 8°. 1790, bij de wed.J. DOLL te Amsterdam; verder zijn mij nogbekend van A. VAN OVERSTRAA TEN :

Verheerlificte MiddelaarGeestelifice gezangen en gedichten.Gekroonde heilzugt.Ootmoedigheid en Traanen.

Deze laatste werden uitgeven omstreeks1730; daar nu genoemde ADR. VAN OVER-STRATEN volgens L—F—T in 1828 stierfen 72 jaren oud was, is 't onmogelijk datdie van haar kunnen zijn. Is dit eenandere v. 0., of kan dit haar varier ge-weest zijn? Eene a te veel in den naamkan ons toch niet bevreemden : daar zagmen in vroegere eeuwen zoo naauw niet op.

A. V. R.

Caspar Casparius (vgl. A. R.). In dencatalogus van SCHINKEL wind ik bl. 37,no. 294, CASPAR CASPARII (D. Heinsii) Prin-ceps Auriacus sive libertas defensa tragoe-dia nova, Delphis ex off. BRI:NONIS SCHINC-

BEM, 1598 in 4°. en parch. Exemplaire tres-curieux ayant servi de present; offert parD. HEINSIUS, sous le pseudonyme de CASPAR

CASPARIUS a JOHAN VAN OLDENBARNE-

VELT, d'apres l'inscription de H. sur le titre ;le nom de WILLEM VAN OLDENBARNEVELT

est inscrit sur la garde. Het blijkt dus datCASPAR CASPARIUS wel degelijk DANIEL HEIN-

SIUS is.

Caspar Casparius. Is dit inderdaad DA -

NIEL HEINSIUS? Om dit toe te stemmenzouden wij wat meer van die inscriptie ophet titelblad van het door SCHINKEL nage-latene exemplaar moeten weien. Ik voormij blijf hier nog ongeloovig. Versta ikwel wat er in den catalogus staat, dan biedtop den titel CASPARIUS het exemplaar vanOLDENBARNEVELT aan en is de vermeldingdat die CASPARIUS geen ander is dan HEIN-

SIUS alleen eene opheldering door den auteurvan den catalogus gegeven. Het is evenwelmogelijk dat ik de woorden misversta: zijzijn niet zoo duidelijk als men hier wen-schen zou. Wat de zaak zelve betreft,dat HEINSIUS in 1598 een latijnsch treur-spel heeft uitgegeven is mogelijk : wij we-ten dat hij reeds zeer jong als geleerdeen dichter uitmuntte. Maar wat de zaakzeer onwaarschijnlijk maakt is, dat er indien tijd, zoo als Nay. VI. bl. 284 is aan-gewezen, inderdaad een man geleefd heeftwiens naam CASPAR CASPARIUS was en datdie CASPARIUS zich als latijnsch dichterheeft bekend gemaakt. En dat men zijnennaam voor een pseudoniem van HEINSIUS

gehouden heeft komt eenvoudig hierdoor,dat beide een treurspel gemaakt hebben metbijna denzelfden titel. Dat van CASPARIUS

heette Princeps Auriacus sive libertas defensa,dat van nEiNsms,.Auriacus sive libertas saucia.De eerste uitgave daarvan is in 4°. in hetjaar 1602. Eene tweede uitgave wildeHEINSIUS geven in 1610 : wij weten dituit eenen brief en het fragment van eenlofdicht van HOOFT. Daar is echter nietvan gekomen en later rekende de dichterhet tot de gebrekkige gedichten uit zijnenjeugdigen leeftijd die hij niet herdrukt wildehebben. Men vindt dit ergens in zijnePoemata. Wie kan en wil ons helpen omdit verschil te beslechten, door woordelijkemededeeling van de inscriptie op het titel-blad van het genoemde exemplaar ?

P. L. Wz.

Driekoningen lied (vgl. bl. 333).Ook hier ter stele wordt er 's avonds aande huizen der ingezetenen gezongen. Hetmeest echter door kinderen, die met huntweeen of drieen hierdoor de burgerij opeene fatsoenlijke wijze eene aalmoes af-

46

362

vragen. De versjes zijn altijd dezeifde ; zijverschillen te dikwijls om hier op te geven.Vele zijn beneden alle kritiek en niet dermoeite waard om bekend te zijn. Over 'talgemeen toch zijn straatdeuntjes, 't zij ze-delijk of niet, alles behalve vermeldens-waardig.

Utrecht. A. v. R.

Driekoningenlied. De vraag van den geachten bestuurder kan ten opzigte van hetplatte land der Meierij van 's Hertogen-bosch hierdoor beantwoord worden, dat erop den 6 januarij, somtijds ook reeds datgste voren, een drietal jongens rondloopen ;een met zwart gemaakt gelaat en handen.Een ander draagt een molentje met ge-kleurd papier beplakt, dat aan een merlebeplakt papier is bevestigd en door middelvan een touwtje in beweging gehoudenwordt. Om centen langs de straat loopende,zingen zij :

Drie koningen, drie koningen met onze ster,Wij zoeken den Heer en hadden Hem zoo

ger(ne);Wij klopten al aan Herodes zijn deur,Herodes de koning kwam zelvers veur ;Hij vroeg al met een valschen hart,Hoe komt dat kindje van dreièn zoo zwart ?Het is de koning van Moorenlanden,Daar die ster zoo stil staat te branden.Sterre, gij moet er zoo stille niet staan,Gij moet met ons naar Bethlehem gaan.Bethlehem, in die schoone stad,Daar Maria met haar kindje zat.Hoe klein is het kindje, hoe grooter is God,Die hemel en aarde geschapen had.

De twee laatste regels schijnen er nietbij te behooren, maar slechts een bijlapselte zijn. Zij worden dikwijls weggelaten.

Zulk een molentje —de » ster" (Matth.II)--wordt door arme lieden ook dikwijls op

Driekoningendag aan de kinderen van wel-gestelde lieden ten geschenke gegeven ....natuurlijk om een fooitjen.

Of dit lied hetzelfde is als het doorHOFFMAN, Hor. Belq. opgegevene, kan ikniet zeggen, daar ik dat boek niet bij dehand heb.

[Het hier medegedeelde lied is hetzelfde als bijHOFFMAN gevonden wordt, doch nog meer be-dorven.]

Driekoningenlied. Dikwijls heb ik tegenKersmis en Driekoningen in onze stedenliedjes hooren zingen, die op die feestendoelden. Dat het orchest uit het traditi-onele drietal bestond, durf ik echter nietbeweren. Gewoonlijk was de wijs, waaropdie liedjes gezongen werden, eentoonig ge-

noeg om een eenigzins oorspronkelijkentekst te beloven. Tot nu toe ben ik echtersteeds teleurgesteld, en nooit heb ik ietseigenaardigs in die meestal vulgaire kreu-pelrijmpjes kunnen vinden ; zij droegenslechts kenteekenen van een moderne re-dactie. Dat in sommige streken, vooral ophet land, nog iets op te sporen zou zijn,waardig om aan de vergetelheid onttrok-ken te worden, is niet onwaarschijnlijk.Kersmis en Driekoningen naderen, en wan-neer medenavorschers , vooral zij die ophet land wonen, op hun qui vine zijn, mo-gen we welligt belangrijke mededeelingente gemoet zien. Bij bedoelde serenades hebik echter nooit sterren of andere decoratiesgezien, welke gewoonte van ouderen datumis, verder verwijderd dan mijne herinnerin-gen kunnen strekken. Het is opmerkelijk,dat die gewoonte in Holstein nog standhoudt. Volgens eene mededeeling in denIllustrirter Familien-Kalender voor 1864 ,trekken in Holstein de armen van het Drie-koningenfeest partij, om een beroep te doenop de liefdadigheid van beter bedeelden.Drie personen in witte hemden gekleed,met zich dragende een ster van goudpa-pier aan een stok bevestigd, gaan dien dagde huizen langs en zingen :

Wir, Kaspar und Melcher und Baltsergenann t,

Wir sind die heiligen drei KOnige ails demMorgenland.

Met den meesten grond mag men inzulke optogten een overblijfsel zien van demiddeneeuwsche mysterien. THOMAS FOS-

BROOKE verhaalt in zijn Antiquities den gangvan zulk eene voorstelling, bij gelegenheidvan het Driekoningenfeest in de kerkengespeeld. Ook daar speelt een lichtkroonin den vorm van een ster een voornamerol. Dat men in de vieringen van Kersmisen Driekoningen zooveel overeenstemmingvindt, is een gevolg van de vroegere feest-viering. Voorheen waren Kersmis en Drie-koningen den feest. Het begon bij de ge-boorte van JEZUS en eindigde bij de aan-bidding van de Magiers. Men zegt, datin 813 Driekoningen voor het eerst afzon-derlijk gevierd werd. Het medegedeeldelied is der in de middeneeuwen gangbarelegende niet geheel getrouw gebleven. Vol-gens die legende was KASPER (de moor)van rijzige ligchaamsgestalte, en de grootstevan het trio. In het medegedeelde lieddaarentegen speelt de jongste de rol vanmoor:

Wi komen hier al oet Orient,Den junghsten, dat's eyn soo'n swarten vent.

363

't Zal ongeveer twintig jaren geleden zijntoen in de stall Utrecht onder kruideniersen kaarsemakers de gewoonte bestond ,met Driekoningen hunne klanten te be-schenken met driearmige kaarsen. 't Wasvoor de jeugd een groot feest 's avondsdie kaarsen te ontsteken en er over heente springen. Ook dit gebruik is als zooveleandere verdwenen, en behoort tot de aan-gename herinneringen onzer kindschheid.Bestond of bestaat die gewoonte ook elders?

Eene historische en oudheidkundige be-schrijving van de Kers- en Driekoningen-feesten , zoo als EELCO VERWIJS ons nogschuldig is, zullen zeker velen met mij ver-langend te gemoet zien.

L—F—T.

Aanhaling (vgl. XIV. bl. 334). Ik leesin de Epist. HORAT. lib. 1. vs. 16:

Oderunt peccare boni virtutis amore.Tu nihil admittes in te formidine poenae

En hiermede is de vraag van den heerP. L. Wz., meen ik, beantwoord, hoezeerbij dezen de tweede regel dan ook antlersluidt, en kennelijk een veranderde tekst is.

Haarlem. DIXI.................

Mejonkvrouwe Agnes Isabella Emilievan Tuyll van Serooskerken. — In eennogno niet verschenen werk van mevr. DORIAaD'ISTRIA over de vrouwen, bespreekt dezeschrijfster ook de hollandsche vrouwen.Na over de 16e en 17e eeuw (bij wijze vanluchtsprong) vlugtig heen gestapt te zijn,en van de vrouwen in dat tijdperk nietsgezegd te hebben, noemt zij in eenen ademWOLFF en DEKEN en mejonkvr. VAN TUYLL,die zich » door hare geschriften in de 18'eeuw een naam verwierven, die door dekritiek van onzen tijd volkomen bevestigdis." Van mejonkvr. VAN TCYLL zegt zijo. a. dat zij te Utrecht geboren werd , haarvader gezant der Staten bij den grootenFREDERIK is geweest , dat, op huwbarenleeftijd gekomen, zich verscheidene schitte-rende partijen voor haar voordeden, en zij,na lang aarzelen haar hand schonk aan denbeer DE CHARMERE, die haar naar Colom-bier (Neuchatel) voerde. Verder verwijst zijnaar hare Femmes en Occident, waar menkan vernemen welke betrekkingen me-jonkvr. VAN TUYLL met de Zwitsers aan-knoopte, en hoe zij, na in Holland in 1763eene eerste novelle te hebben uitgegeven,het werkzaamste deel nam in het letter-kundig leven van haar aangenomen vader-land. Zij overleed in 1806.

Kan iemand mij nu ook zeggen, 1°. watdat voor eene novelle is, door haar in 1763uitgegeven; welke geschriften van haar meer

bestaan, of die waarlijk op eene lijn staanmet de veel gelezene van WOLFF en DEKEN,

en '2°. waar men meer, hetzij korte of nit-voerige berigten omtrent haar leven en wer-ken kan vinden ? — Verwijzingen naar arti-kels nit oppervlakkige woordenboeken, zoo-als van VERwOERT en consorten, wordenhier niet bedoeld.

J. V. R.

Een kinderboekje. Veertig jaar geledenwas in mijn bezit een kinderboek, wie zegtmij den titel? Ilet eerste plaatje stelt vooreen kleinen jongen die zijn boterham aaneen armen man geeft, terwijl zijne moederboven door een raampje er naar kijkt. —Een ander stelt voor een heer, die eengrooten steek op heeft en met zijne zusterter kerke gaat en zegt : »Kom zusterlief't klokgebrom , dat roept ons naar Zijnheiligdom, om daar Zijn woord te hooren."Een ander ten laatsten: Een kleinen jon-gen met een slaapmuts, die staat te schreien,de moeder zegt : » Kom lieve NIJS, de kin-derschoenen moeten uit."

N. N.

The Character and Part of the Speechof Leonidas (from the Dutch of Mr. vanHaaren).

Not so — unaw'd by terror as by art,LEONIDAS disclos'd his blameless heart;His sparkling eye a generous warmth confess'dAnd all the Patriot kindled in his breast!Firm and devoted to the publick good,Thoughtful th'assembled Senate he review'd,An honest candour dignify'd his brow,As conscious virtue gave his soul to glow.So meets the Eagle with the blaze of day,Extends her wings, and gladdens in the ray !While seeks her darksome cell the bird of

night,And joyless hides her from the face of light.Soon as to speak his manly form he rais'd,Desponding Virtue felt her doubts appeas'd ,To Freedom's love each wav'ring heart

inclin'd,Arous'd to Honour's call each worthy mind,While from his lips the sounds majestick

broke,And Sparta's Senate listen'd as he spoke"0 shame to thought ! what language do I

hear !Have then the sons of Sparta learnt to fear!

. Still bathes our walls DIANA ' S sacred wave 1)And can a Spartan stoop to be a slave ?Was it for this LYCURGUS, truly great,To patient virtue form'd his rising state?But go ! unworthy of your spotless race,

1 ) Eurotas.

46*

364

Degenerate, go — and court your own di-grace :

Go, fill the wanton Persian's gaudy train,A task, which truth and honour bid disdain ;Your greater sires such bondage had with-

stood,And stemm'd invasion with their dearest

blood,Their generous souls tyrannic force had

brav'd,And show'd that Greece was not to be inslav'd,Go — act as fear or avrice may incline,This breast shall native freedom ne'er resign,Alone this hand the honest weapon draws,And joys to perish in so just a cause!Unaw'd by fate their barbarous host I view,A wild, tumultuous, heartless, servile crew !Whose breasts one generous impulse never

found,Whose ears were never blest with freedom's

sound !Yes, go, unworthy of Laconian air,And earth and water to the tyrant bear ')!Nor blush to swell the pageant pomp of

power,Since Thebes, since Athens did the same

before !A power which antient Greece with scorn

beheld,Her arts derided, and her arms repell'd :Nor meanly think to hide a vassal's shame,And veil submission with a Treaty's name ;On that. no stress, no safety can be laid,Writ in the sands, and broke as soon as

made !Ere on such abject terms I yield my voice,Determin'd death shall be my bitter choice !"

Overgeschreven uit the Gentleman's Ma-gazine for 1742, vol. XII, p. 156, door

J. H. VAN LENNEP.

Kamphuyzens Meische morgenstond.Steeds is de Meische morgenstond onder degedichten van KAMPIIUYZEN gerekend enopgenomen (ook nog door prof. dr. J. VANVLOTEN), loch prof. jhr. mr. J. DE BOSCHKEMPER moet in der tijd in het Follcsbladdat gedicht aan mr. PIETER DE GROOThebben toegekend ; gaarne zoude ik daar-van de oorzaak wetm, en wie dan nu dedichter er van is.

J. H. L. VAN DER SCHAAFF.

Wabe Kamp. Onder dezen naam werd in1795 te Amsterdam een Patriotsche Catechis-mus der zedenleere titgegeven in kl. 8°.Wie was de schrijver? J. B.

•••n•••n••n

1 ) The tribute paid to the Persian Kings as atoken of submission and vassalage.

Theologische curiositeiten. In 1824 ver-scheen bij VAN KESTEREN te Amsterdamonder dezen titel een klein 8°. boekje?Wie was de schrijver en welke waardekent men aan deze-verzameling van aardig-heden toe ? J. B.

Oude reis naar Londen. In het mengel-werk der Vaderl. letteroef. van 1846 bl. 693treft men een verslag aan van een reizenaar Londen in 1661, getiteld : Memoriaalenz. door SIXTUS P. ARNOLDINUS, bijgenaamdde kleinste. Het stuk schijnt tweemalengedrukt te zijn. Wie kan daarvan inzageverstrekken aan een belangstellende doortusschenkomst der redactie ?

H. R.

[Eenige jaren geleden, wij herinneren ons nietmeer in welk jaar, gaf de heer mr. J. DIRKS eenverslag van deze reize in den Frieschen Yolks-almanak. Daar wordt zonder twijfel gezegd waareen exemplaar te vinden is.]

David Mostart. In den catalogus derbibliotheek van SCHINKEL komt o. a. voorhet album van DAVID MOSTART, notaris teAmsterdam 1598. Wie was deze en be-hoorde hij tot de familie van _ DANIEL

MOSTART, secretaris van Amsterdam en lidder kamer van rhetorica aldaar, die om-streeks denzelfden tijd leefde?

Gothen bij Walafridus Strabo. In denNavorscher (XIV. bl. 345) wordt eene plaatsuit WALAFRIDUS STRABO aangehaald, waaringezegd wordt » et eis pro causis multa nostros,quae prius non noverant, utilia didicisse,praecipue a Gothis, qui et Getae." Dochbij WACHTER, Gloss. Germ. p. 201, die dezezelfde plaats aanhaalt, wordt gelezen n aGothies (qui et Guttoni)." Ik vraag nu, hoeheeft WALAFRID geschreven ?

Spijkerschrift. Sindsmen aangevangenheeft dit schrift te ontcijferen, is er welligtniet op gelet, dat bij onzen VALENTIJN,

Beschrilv. van 0. I., V. p. 246 afdrukkendaarvan voorkomen. Misschien kan dezeaanwijzing een deskundige opwekken zijnekrachten daaraan te beproeven.

Dessade (vgl. XIV. bl. 305, 336). Dewijze waal'op aan —e— wordt geantwoordop zijne vraag naar den marquis DE BADE

is inderdaad curieus, vooral wanneer menzich MARS teekent. Die titel toch, dunktmij, rijmt kwalijk met de aan den dag gelegde pruderie, evenmin als -deze pruderiemet de termen van , duivel" en » dolhuis"enz. Dit laatste woord vooral, meende ik,

365

dat in den tegenwoordigen tijd obsoleetwas geworden.

`Vat mij betreft, ik geloof niet dat hetmotto van dit tijdschrift alld4n behoeft tezijn : » Virginibus puerisque canto." HetJoel is inlichtingen te vragen en te geventen dienste van meer gevorderden. Hijdie vraagt moet voor zich zelven wetenwaarom hij de vraag doet. Hij die hetantwoord weet en dat wil mededeelen,heeft niet naar de reden te onderzoeken.Bijaldien dus de wager, gelijk in 't onderwerpelijk geval, eenvoudig vraagt waar hijlets omtrent een door hem opgeven per-soon of zaak kan te weten komen, moethet antwoord niet in exclamation ontaar-den, of eene zedeles prediken welke niette pas komt.

Het is nu eenmaal een felt dat er eenmarquis DE SADE heeft bestaan, die veelvan zich heeft doen spreken. Waarom zouzijn naam minder mogen genoemd wordendan die van zoo vele andere beruchte per-sonen ? Niet dat ik hem wil verdedigen ;dat zij verre. — Het beste dat men vanhem zeggen kan is, dat hij een gevaarlijke» maniacus" is geweest, en dat zijne ellen-dige werken onder den invloed van » manie"zijn geschreven.

Zoo echter BOUILLET in zijne uitmuntendeDictionn. d'Histoire enz. zelfs geene zwa-righeid heeft gemaakt om eene korte bio-graphic van hem mede te deelen, behoeftwaarlijk de Navorscher niet huiverig tewezen om een antwoord op eene vraaghem betreffende te plaatsen.

--e— wordt dus door mij verwezen naargenoemd werk, of, is zulks hem onvoldoende,naar de B/ographie Universelle, Paris, MI-CHAUD, 1825, alwaar in vol. XXXIX. p.472-480 eene uitvoerige levensbeschrijvingen opgave der geschriften van D. A. F.marquis DE SADE voorkomt, zonder datooit, voor zoover mij bekend is, iemandhet in 't hoofd heeft gekregen die biogra-phie daarom voor eene vuilnishoop uit temaken.

Racine. (vgl. XIV. bl. 335). Het isnoch eene brochure, noel een dik book,of groot werk over den jammerlijken toe-stand , tot welken het fransche yolk wasgedaald, waarvan de uitgave den schrijver,JEAN RACINE, het ongenoegen van koningLODEWIJK XIV dermate berokkende , dathij hem zijne gunst onttrok en hem inzijne tegenwoordigheid niet weder toeliet.Zie bier wat ons het verhaal van RACINESeigen zoon daaromtrent leert. Het was degewoonte van mevronw de MAINTENONOm nu en dan met den beroemden treur-speldiehter in gesprek te treden over staat -

kundige onderwerpen van algemeenen aardDe gevoelvolle man kon niet nalaten alsdanmet bijzonderen nadruk van den deernis-waardigen toestand te gewagen, waartoezijne landgenooten vooral ten platten laudeverzonken waren, vooral, ten gevolge vande langdurige oorlogen, waarin Frankrijkgewikkeld bleef. Bij zekere gelegenheidtoonde mevronw MAINTENON zich diep be-wogen over des dichters taal. Zij verzochthem zijne opmerkingen in schrift neder testellen tot haar eigen gebruik en met stel-lige belofte van zijn geschrijf nimmer nithanden te geven. RACINE was historic-schrijver van Frankrijk. Des te eerdervoldeed hij gaarne aan het verlangen vanzijne begunstigster. Na eenige dagen gafhij haar over het besproken onderwerp eengeschreven stuk over, dat zij met belang-stelling bezig was door te lezen, toen dekoning onverwacht haar vertrek binnentrad: hij nam het geschrift in handen, zaghet in, en vroeg dadelijk naar den naamvan den in zijn oog vermetelen steller.Wel weigerde de oude dame dien op tegeven, zij bezweek voor het bevel of denwensch van haren minnaar, RACINE werdgenoemd ; en weinige dagen later duwdede verstoorde majesteit MAINTENON dezewoorden toe: ,Meent uw vriend, dat hijalles weet, omdat hij fraaie verzen weetbij een te rapen, Waant hij minister tekunnen worden, omdat hij een groot dich-ter is?" (In latere, in onze, dagen zou diewaan, in Frankrijk althans, niet zoo ge-heel onzinnig hebben geklonken !) VoorMAINTENON was de uitval duidelijk genoeg.De koninklijke recensie werd tot RACINEovergebragt met uitdrukkelijk bevel, omvoortaan zijne gemeenzame bezoeken bijde onvoorzigtige dame te staken. Of demdmoire, zoo als RACINE die zelf noemde,weder MAINTENON in handen werd gesteld,is niet bekend, maar wel, dat, naar betverhaal van LOUIS RACINE, zijn varier, zwaargetroffen door 'skonings ongenade, tot diepezwaarmoedigheid verviel. » Il ne s'occupaplus clue d'idees tristes", schrijft hij, » etfut attaque quelque tems apres d'une fievreassez violence", die veel bijdroeg tot ver-ergeping van de leverongesteldheid, welkekorten tijd daarna zijn overlijden ten gevolge had.

De meMoire is intusschen nimmer in drukverschenen, gelijk men zich overtuigen kandoor inzage van de volledigste verzamelingvan RACINES werken, in proza en dichtmaat,door AIME-MARTIN in 1825 te Parijs be-zorgd. Vermoedelijk is het bedoelde stukmet andere geschiedkundige aanteekeningenvan RACINES hand in bewaring geblevenbij zijn opvolger in de waardigheid van

366

historiegraaf van Frankrijk, DE VALINCOUR,en alzoo bij den brand, welke diens boekerijen verdere letterkundige verzamelingen ,waaronder RACINES nagelaten papieren, in176 te St. Cloud deed vergaan, spoorloosverdwenen.

Dan met de vermelding van het boven-staande is de geopperde vraag nog nietafgedaan. Het is zoo ; de zoon van RACINE(in Memoires sur la vie de Jean Racine parLouis Racine, p. 167 ed. d' AMA MARTIN)schiijft den onwil, dien LODEWIJK XIVtegen den dichter opvatte, aan de hier bo-ven verhaalde gebeurtenis toe. Maar ziet !een wel onderrigt tijdgenoot en hoveling,DE ST. SIMON, levert hierover eene geheelandere lezing. Hij gewaagt van een ver-trouwelijk avondgesprek tusschen LODE-WIJK XIV, MAINTENON en RACINE, dat voorden laatste zeer ongelukkig afliep, en naarST. SIMON ' S oordeel voor de ware aanleidingtot RACINES droevig uiteinde gelden moet.Het gesprek van het drietal liep over denvervallen staat niet van het rijk, maar vanhet tooneel : en ... RACINE had de onvoor-zigtigheid zich te beklagen over de ellendigekeuze, waartoe de tooneelspelers, bij gebrekaan goede tooneelstukken gedwongen wer-den hun toevlugt te nemen. ”Oude voddenmoeten zij thans ten tooneel voeren, onderanderen -- zoo sprak hij ellendige stuk-ken door SCARRON gedicht, wangedrochtenin de kunst , die geene de minste waardehebben en iedereen vervelen !" SCARRONwas de eerste man geweest van MAINTE -NON. Dien naam mogt men nimmer inhaar bijzijn uitspreken. Op het gezegdevan RACINE werd de weduwe vuurrood.De koning scheen verlegen. RACINE zelfraakte verward ► sans plus oser lever lesyeux,ni ouvrir la bouehe !" Toen niemandsprak verdween de koning en, vervolgtDE ST. SIMON )) Oncques depuis le roi nimadame de MAINTENON ne parlerentRACINE, ni meme le regarderent: it en con-cut un si profond chagrin qu'il en tomba enlangueur, et ne vecut pas deux ans depuis."

Zeer zeker strookt dit verhaal weinig metdat van RACINE, den zoon: maar wat dezwarigheid vergroot, of liever een nog on-opgelost geschiedkundig raadsel oplevert,is de bijzonderheid , dat al wat de hertogDE ST. SIMON, tijdgenoot, bewonderaar vanRACINE , en dagelijks ten hove verkee-rende, hier opdischt, door genoemden zoonvan RACINE in de aangehaalde Memoires bl.114 wordt voorgedragen als een ongeval,den beroemden dichter BOILEAU overkomen.Hij treedt aldaar in breedvoerige beschrij-ving van het gesprek, waarin BOILEAU zichhad verstout, ten aanhoore van de thansoude , vroeger schoone, weduwe van SCAR-

RON, met minachting van Karen voormaligenphysiek en Inoreel kreupelen echtvriend tegewagen. Volgens LOUIS RACINE zou BOI-

LEAU zich tot tweemalen toe aan zulk on-hoofsch vergrijp hebben schuldig gemaakt,maar toch zonder daaruit de droevige ge-volgen te ondervinden, door de ST. SIMON

aan RACINE toegedicht. Wiens verhaal ver-dient bier het meeste vertrouwen? dat vanRACINE , of dat van den hertog? Ik hebnocli middel, noeh . . . lust om de oplossingvan het vraagstuk te beproeven. Zij behoortin de allereerste plaats tot de competentievan den franschen navorscher, , Intermó-diaire. A. v. R. vervoege zich daar, zoo hijmeer licht verlangt.

QUIESCENDO.

Experto crede Ruperto (vgl. XIV. bl 175).Ik herinner mij niet die aanhaling immerergens te hebben gelezen; wel staat mij letsvoor van experto crede magistro of iets der-gelijks, maar ook die uitdrukking heb iktot dusverre niet terug kunnen vinden.Dezer dagen echter, bij het doorbladerender onlangs verschenen editie van NI-

SARD, Historie des Livres populaires, trot mijop pag. 161, vol. I. het Experto crede Al-berto, en dat wel bij het citeren eener fran-sche vertaling van het werk van ALBERTUS

MAGNUS, .Liber Secretorum de Virtutibus her-barum lapidum et animalium. Het zou mijalzoo niet verwonderen zoo Ruperto ver-keerdelijk voor Alberto was opgegeven, endat de bewuste aanhaling aan genoemdwerk is ontleend. Ik bezit het echter nietom er mij van te kunnen overtuigen.

u--H.

Experto crede Ruperto. Het is mogelijk,dat Alberto de ware lezing is en dat hetvermoeden van onzen medewerker u—Hwaarheid bevat. Ik voor mij evenwel houdhet tot nog toe met de lezing Ruperto.Want men weet dat soortgelijke spreekwij-zen meestal aan verzen ontleend zijn. Nu isexperto crede Ruperto een vers, het laatstedeel van een hexameter en wel van eenversus leoninus, zoo als de meeste hexame-ters in de middeleeuwen zijn. De eerstelettergreep van Rupertus zou eigenlijk langmoeten zijn, want het is het oudhoogd.ilruodpert. Doch daar zag men in de mid-deleeuwen niet op. Leest men Alberto, danis de voorlaatste voet van het vers eenspondaeus.

P. L. Wz.

Bijbels (vgl. XIV. bl. 334). Gaarne zalik de vraag van A. v. R. willen beant-woorden, doch wensch vooraf te weten ofbier alleen de bijbels van het britsch en

367

nederl. bijbelgenootschap worden bedoeld,als zouden nl. enkele plaatsen dezer bijbelsmet elkander, , of wel deze soort met an-dere verschillen ?

Slechts in het laatste geval acht ik hetder moeite waard de vraag te beantwoor-den, daar ik, zoo aan de bijbels van hetbritsch als aan die van het nederl. bijbel-genootschap te weinig gezag toeken, om ernota van te nemen, zoo er in beide eenigverschil wordt aangetroffen.

Leeuwarden. ALEXANDER,

Jan Perfect (vgl. XIV. bl. 334). In denAlgemeenen Konst- en Letterbode van 1818n°. 58 bl. 436 leest men het volgende

1) 's Gravenhage den 8stcn december. Hedenoverleed alhier de WelEdelgeb. Heer P. DE

WACKER VAN ZON, Secretaris van den Hoo-

gen Raad van Adel. Onder de letters B.D.of onder den naam van BRUNO DAALBERG,of nameloos, heeft hij onderscheiden Ro-mans geschreven en in bet licht gegeven,die, gelijk alle uitkomende geschriften, aanzeer onderscheidene oordeelvellingen tenJoel stonden, maar aan Welke door niemandde verdienste van geestigheid, en als blijkendragende van eene zeer uitgebreide lectuuren kennis der hedendaagsche Letterkunde,ontzegd is. Men telt daaronder WillemHups, de Twee-en-dertig Woorden, de Steen-bergsche Familie, Jan Perfect enz. Ook werdhij algemeen gehouden voor den Redacteurvan een Weekblad, waarvan onder dentitel van de Prullemand en Apollo eenigeN°. het licht zagen."

W. D. V.

KUNSTGESCIIIEDENIS.

De rijder (vgl. XIV. bl. 308). De plaatwaar V. D. N. naar vraagt komt voor inhet vierde deel van het werk Dichtkun-dig Praal-Tooneel van Ne grlands Wonderen.Te Embden ; gedrukt voor de lie fhebbers 1753.

De plaat schijnt te zien op PIETER REI-

JERS , collecteur van den wijnimpost teAmsterdam, die zich op woensdag 11 aug.1751 met een groat gedeelte van 's landsgeld op de vlugt begaf.

Op blad 81 staat een vers: De ValscheRijer of Mooi Pietje op de vlugt, den 13d"Augustus 1751.

Mogt V. D. N. dit werk, waar veel overde Doelisten, DANIEL RAAP enz., in voor-komt, willen inzien, het is ter zijner be-schikking.

Gaarne zoude ik een en ander over ditwerk, dat uit 7 deelen moet bestaan, we-ten ; of het geschiedkundige waarde heeft ;wie de schrijvers er van waren, enz.

J. H. L. VAN DER SCHAAFF.

.11.nnn•

Oude afbeeldingen van hyacinthen (vgl.A. R). De vraag naar zeker werkje van1620 zal de schrijver der gemelde Geschie-denis best kunnen beantwoorden. Dan kande vrager dit antwoord in den Navorschermededeelen, wat ons genoegen zou doen.

Portret van E. Swalmius (vgl. XIV.bl. 335). Het portret van dezen door J. C. K.vermeld, ook bij mij met het onderschriftEcclesiastes Harlemensis onder in de plaatgedrukt, en door een zwarten rand omge-

ven, is denkelijk uit eene verzameling vanportretten gelijk die van VAN DER AA. Datzulks verkeerd is en dat de heer mur,-LER in zijne aanteekening gelijk heeft, datELEAZAR SWALMIUS nooit predikant was teHaarlem, is buiten kijf: de andere portret-ten van dezen in MULLERS catalogus ondern°. 5215, 5217 tot 19 vermeld, alle methet vers van GELDORP, hebben EcclesiastesAmstelre- of Amstelodamensis. Dat Haarlemzijn geboorteplaats zoude geweest zijn, isniet waarschijnlijk ; zijn vader HENRICUSSWALMIUS, uit een oud aanzienlijk hol-landsch geslacht te Delft, werd predikantte Rhoon en later te Bleiswijk. Deze had4 zonen, waarvan ELEAZAR SWALMIUS in1605 predikant werd te Poortugaal en Hoog-vliet, in 1612 te Schiedam, in 1616 bijleening te Utrecht, in 1617 te 's Graven-hage in de Kloosterkerk, in 1621 te Am-sterdam. Aldaar in dienst zijnde stierf hijden 8 s' junij 1652, oud 70 jaren. Behalvein de kerkelijke registers van Zuid- enNoordholland wordt hij vermeld bij BRANDT,Hist. der Reformatie; KOK, Vad. W. B.,Bijvoegsel, dl. III; IJPEY en DERMOUT,Gesch. Herv. Kerk, dl. II, aant. 249. VANABROUDE, Naamreg. Nederd. Boeken, noemtvan hem Kleed der waare geloovigen, overCol. III vs. 12-14, 1645, 12°. en Ver-klaringe over 2 Cor. V vs. 1, 12°. Zie al-daar dl. I. 351 en Aanhangsel, 207.

HENRICUS SWALMIUS, die predikant teHaarlem geweest is, was de broeder vanELEAZAR.

V. D. N.

368

TAALKUNDE.Taalzuivering. Daarstellen (vgl. XIV.

bl. 245, 274, 308). Toen ik de opname inden Navorscher verzocht van hetgeen daar,op bl. 245 van den tegenwoordigen jaar-gang, ter zake van het woord : daarstellen,voorkomt, was ik wel overtuigd dat ditwoord geen Nederlandsch is; maar geentaalkundige van professie zijnde en op datoogenblik geen taalkundige autoriteit voorden geest hebbende op welke ik mij konberoepen, — ik herinnerde mij niet dat ikvoor ongeveer drie jaren prof. JONCKBLOETSTaal en gezond verstand in den Volksalmanakvoor 1862 met groot genoegen gelezen had,--heb ik niet op stelligen toon willen spre-ken, maar mijne bedenking in den normeener vraag gesteld, vertrouwende dat daar-op wel een bevredigend antwoord van eender vele heeren » navorschers" zou volgen.

In deze verwachting ben ik niet te leergesteld geworden. De beide antwoorden,op bl. 274-277 gegeven, hebben mijneovertuiging bevestigd, dat daarstellen geenHollandsch is.

De heer P. L. Wz. twijfelt er aan ofhet mij gelukken zal dat woord uit onzetaal te verbannen. Ik twijfel daar misschiennog veel meer aan dan de geachte bestuur-der van den Navorscher zelf. 111ij zal hetzeker niet gelukken. Maar het zal, meenik, onzen taalkenners kunnen gelukken,wanneer deze mogten kunnen goedvindengezamenlijk en onophoudelijk jagt te ma-ken op dat woord, en het leelijke en on-gepaste er van zonder genade aan de kaakte stellen telkens wanneer zij het, 't zij inonze wetten en andere officiele schrifturen,'t zij in de geschriften van onze meer danmiddelmatige stijlisten aantreffen. Op dedii minorum gentium onder deze komt hetminder aan, daar deze den toon niet geven,maar gewoon zijn te volgen.

Maar wanneer uitstekende schrijvers entaalkenners, zoo als b. v. BEETS in zijneCamera obscura, van een weinig verschei-denheid daarstellen ," van n kattenmuzijkdaarstellen," van » effect daarstellen" spre-ken, en daardoor onzen taalverknoeiers dewapenen in handen geven om onze schoonemoedertaal steeds meer te bederven, dangeloof ik dat men door de eersten op devingers te tikken telkens wanneer dat tepas komt, aan de laatsten het gezag zalontnemen waarop zij zich tot nu toe kun-nen beroepen.

Er is daarvoor m. eene bijzonderereden ten aanzien van het daarstellen ; enwel omdat er onder de vele germanismen

en barbarismen, waarvan onze literatuurovervloeit, geen is 't welk zoo algemeen isen zoo ter goeder trouw door bijna ieder-een voor echt Hollandsch wordt aangezien.Ik spreek niet van de dagbladliteratuur,die » den kruisvaarder digte bosschen omneder te sabelen" aanbiedt, en waarop toe-passelijk is 't geen L—F—T. zegt: » zuch-» tend denkt men aan de lernasche hydra;» voor elken afgeslagen kop komen twee» nieuwe in de plaats, en zelfs HERCULES» zou met zulk eene taalverslindende hydrazeker bij zijn tweede werk gebleven zijn."

Tegen courantiers, die eene oorlogsvlootvan stoomschepen, een wapenstilstand, —een onderzeeschen telegraafkabel daarstel-len, en die niet schijnen te weten dat meneene oorlogsvloot bijeenbrengt of bouwt, datmen een wapenstilstand sluit, dat men eenonderzeeschen telegraafkabel legt, is geenredeneren met vrucht mogelijk. Maar datmen in onze wetten leest van het wegne-men van hetgeen in strijd met de veror-deningen is daargesteld (art. 180 der grond-wet), of van gouvernements-vestigingen,welker duarstelling aan de beslissing deskonings is overgelaten (art. 63 Regl. op hetbel. der reg. van Ned. Indie), — dat mengeen vonnis van ons hoogste regtscollegiekan inzien zonder daarin ten trinsten een-maal het woord daarstellen aan te treffen,(in een en hetzelfde arrest las ik van » twee» onderscheiden overtredingen die slechts►eene daad daarstellen," en van „twee on-» derscheiden feiten die twee onderscheiden» misdrijven daar stellen,") dat men denschrijver van een woordenboek, als de abtOLINGER in diens Nouveau Dictionnaire clas-sique francais-hollandais (Brux. 1830) hetwoord synoptique aldus ziet verklaren » dat►zich met eenen blik duarstelt," ofschoonmen in het andere deel van datzelfde werk,Nieutv klassisch nederduitsch en fransch woor-denboek te vergeefs naar daarstellen zoekt, —bewijst niet alleen hoe algemeen het ge-bruik van dit woord is, maar tevens hoezelfs taalkenners zich door deze algemeen-heid van gebruik soms laten verleiden omhet woord, waarschijnlijk zonder er bij tedenken, uit hunne pen te laten vloeien,ofschoon zij het, bij eenig nadenken, als-een barbarisme zouden hebben verworpen.

Ik noem het een barbarisme ; omdat ikgeloof dat het eer dezen naam verdient dandien van germanisme. De Duitschers tochgebruiken het woord: darstellen, zooveel ikweet, nooit in den zin waarin het bij onsop zoo onderscheiden wijzen gebezigd wordt.

369

Wanneer men KRUG zijn werk over hetliberalisme ziet betitelen als : GeschichtlicheDarstellung des Liberalismus (Leipz. 1823),of BENDER zijne verhandeling over het lo-terijregt als: Das Lotterierecht dargestelltvon enz. (Giessen 1841), of FISCHEL zijngeschrift over de constitutie van Engelandals : Die Verfassung Englands dargestelltvon enz. (Berlin 1864), dan zal het immersniemand in de gedachte komen dat in dezeboeken te zien is hoe KRUG het liberalisme,hoe BENDER het loterijregt, hoe FISCHEL deconstitutie van Engeland gemaakt of opge-rigt hebben (in welken zin het woord daar-stellen bij ons het meest gebezigd wordt);maar men zal het er teregt voor houdendat in gemelde geschriften het liberalisme,het loterijregt, de constitutie van Engelandverklaard of uiteengezet worden. Die er prijsop stelt om zijne gedachten in goed Hol-landsch uit te drukken, zal zich alzoo die-nen te wachten van daarstellen te bezigen,om het op- of inrigten van iets zigtbaarsen tastbaars te kennen te geven. En zulkste eer, nu onze taal gelukkiglijk rijk ge-noeg is om voor de twintig of dertig ver-schillende beteekenissen, waarvoor men bijons het woord daarstellen bezigt, een ver-schillend en verstaanbaar hollandsch woordte vinden. Men neemt maatregelen, en maaktreglementen van orde ; men stelt een ante-cedent, en brengt verscheidenheid aan ofte weeg ; een band tusschen mocderland enkolonien wordt gelegd of geknoopt ; eeneverbetering wordt ingevoerd of aangebragt ;enz. enz. Alle deze denkbeelden, en nogvele dergelijke, vond ik in geschriften, vanverdienstelijke mannen afkomstig, door daar-gesteld uitgedrukt, om nu niet te sprekenvan dien kruidenier, die onlangs in deHaarlernsche Courant adverteerde, dat eenlepel van zijne kruidewijn-essence op eenflesch Wijn die aangename en gezonde drankin een oogenblik daarstelt.

Zou het geen tijd worden, dat onze taal-kundigen zich vereenigden om dat leelia.;kewoord nit onze schrijftaal te doen vet dwijnen ? Van zulke poging verwacht ik heil-zame vruchten, mits er zamenwerking zijen niet slechts onze taalkundigen van be-roep, maar ook ieder die geen vreemdelingis in de kennis der nederduitscbe taal,eendragtiglijk den strijd voeren, zij het danook misschien alleen door telkens de zon-den, waaraan onze regeerders in hunnewetten , verordeningen en vonnissen, ensommige onzer verdienstelijke schrijvers inhunne geschriften zich ten dezen nu en danschuldig maken, in dit of in eenig andertijdschrift ten toon te stellen. Mij dunktmen zal er dan verdriet in gaan krijgendat men voortaan geen spoorweg, Beene

wet, geen maatregel, geen antecedent, zelfsgeen telegraafkabel meer zal kunnen daar-stellen, zonder dat de critici er op vitten.En wie weet of dat verdriet er niet toeleiden zal, dat men, voor die armelijkeeenheid van vorm tet aanduiding van zó6verschillende handelingen, den grooten rijk-dom van woorden dien onze moedertaal totdat einde verbiedt, zal gaan aankiezen.

De Navorscher, die immers eene rubriekTAALZUIVERING heeft, en die, naar ik ver-trouw, door de meeste onzer letterkundigengelezen wordt, schijnt mij een geschiktterrein voor zulk een veldtogt aan te bie-den. Wordt deze geopend, ik verwachtdat alsdan geen zeer lang tijdsverloop zalnoodig zijn om het gebruik van het daar-stellen, althans bij onze schrijvers van eeni-gen naam, te doen ophouden. En gaandeze voor, de rest zal volgen.

G. A. F.

Taalzuivering. Ik meen verscheidenejaren geleden, als ik mij wel herinner inde zondags-editie van het Handelsblad, tehebben gelezen, dat de uitdrukkingen : de-zelve , derzelve , deszelfs , hetzelve , dewelke,onderhavige (voor onderwerpeijke) en veleandere dergelijke woorden door wijlen hetNederlandsch Instituut vogelvrij verklaardzijn geworden.

Kan mij ook iemand zeggen of en wan-neer dit is geschied en welke woorden bij dereeds opgegevene genoemd zijn geworden?

Leeuwarden. ALEXANDER.

[De door ALEXANDER bedoelde stukken van hetRon. Ned. Instituut, worden gevonden in het Ar-chief voor Nederlandsche taalkunde van de JAGER,dl. I. bl. 279-293 en dl. II. bl. 74-81.]

Kruierwijn, Wolverstraat. De heer VANLENNEP wijst aan, dat men te Amsterdamreeds eene eeuw lang van kruierwijn ge-sproken heeft en wil daarom dat men hetwoord ook zoo schrijve. Ik twijfel aan degeldigheid van die conclusie.

Ik zal bier de vraag niet behandelen:welke is de hoofdregel der spelling? Daar-toe hoop ik later gelegenheid to vinden.Bovendien is die vraag zoo gemakkelijkniet als zij schijnt. Althans een voldoendantwoord heb ik nog niet gevonden. » Schrijfzoo als gij spreekt", zeide men vroeger.Men zegt het echter niet meer, omdat menbegrepen heeft, dat men, zoo doende, evenveel verschillende spellingen zou krijgenals er personen in Nederland zijn. » Rigtu in het schrijven naar de zuiverste enmeest beschaafde uitspraak", zeide SIEGEN.BEEK. 't Is nagenoeg of hij zeide: » rigtu bij het beoordeelen van personen en ge-beurtenissen uit de geschiedenis van ons

-17

370

vaderland naar WAGENAAR en BILDERDIJK."Want even groot verschil als tusschen diebeide schrijvers kan er zijn tusschen be-schaafde en zuivere uitspraak, indien ikalthans wel versta wat dat woord be-schaajd bij SIEGENBEEK zeggen wil. Dr.TE WINKEL maakt het niet beter. Hij zegt:» stel in uw schrift de beschaafde uitspraakvoor." Dit zou duidelijk zijn, wisten wijmaar waar wij die beschaafde uitspraak tezoeken hebben. Beschaafde menschen vin-den wij in alle deelen van Nederland, maarin hunne spraak is zoo veel verschil, datwij er duidelijk aan onderscheiden kunnenof zij b. v. te Leeuwarden, te Amsterdam,te Rotterdam, te Gend of te Antwerpente huis behooren. Er wordt wel tot toe-lichting bijgevoegd » d. i. geef door letter-teekens al de bestanddeelen op, die in eenwoord gehoord worden, wanneer het door be-schaafde lieden zuiver uitgesproken wordt" ;loch hierdoor wordt de regel niet toege-licht, maar integendeel omverre geworpen.Want in de regel wordt de beschaafde,in de toelichting daarentegen de zuivereuitspraak als grondslag der spelling aan-genomen. Immers de zuivere uitspraak vaneen woord is altijd dezelfde, hetzij die uitden mond van beschaafde, hetzij van on-beschaafde lieden komt. Er wordt ook nietbepaald wat wij door zuivere uitspraak teverstaan hebben, terwijl in het vervolg vanhet werkje de beschaafde uitspraak altijdmeer op den voorgrond gezet wordt, maarvan de zuivere geene sprake meer is. Uithet gebrekkige van deze hoofdregel zijnook de meeste gebreken te verklaren, diehet in vele opzigten voortreffelijke spelling-ontwerp van dr. TE WINKEL heeft.

Bij het woord kruidenwijn echter hebbenwij niet te doen met een dier conflicten,die de heer TE WINKEL bij het maken vanzijn woordenboek te wachten heeft, en diehet hem, wij voorzien bet, niet zeldenlastig zullen maken. Het is, volgens denheer VAN LENNEP, sedert onheugelijken tijdalgemeen zoo uitgesproken, en hij beweertdat het om die reden niet te pas komt,het op andere wijze te spellen. Wanneerwoorden sedert onheugelijken tijd slechtuitgesproken en geschreven zijn, en iederdaar vrede mee blijft hebben, dan ja benik het met hem eens, dan doen wij welmet het gebruik te volgen. Aileen wijzerte willen zijn dan alle anderen is in som-mige gevallen dwaasheid. Ik heb er dusniets tegen, dat men b. v. schrijve kamper-foelie, hoe ongerijmd die vorm van hetwoord ook is. Maar het is hier een eenig-zins ander geval. Wij hebben hier niette doen met een woord van vreemden oor-sprong, dat niet alleen de onbeschaafde

menigte, maar ook het grootste gedeelteder meer beschaafden niet begrijpt; maarmet een woord dat voor elk die maar evennadenkt duidelijk is, waarin ieder, waarinzelfs een kind eene zamenstelling erkentuit kruiden en wijn. En daarom kan hetniet anders of men raoest, al was het watlaat, toch eindelijk zien dat kruiderwijn eenvorm is, met de regelen der grammaticain strijd. In de laatste vijf en twintig ja-ren heeft men dat gezien, de heer VANLENNEP zelve getuigt het. En het zijn niet degrammatici geweest, die zich aan den slech-ten woordvorm ergerden, die daarom ver-andering wilden en verandering maakten,maar apothekers, droogisten en anderen,kortom een aantal Nederlanders uit denbeschaafden stand. Zullen wij nu meenendat het niet te pas komt eenen beterenwoordvorm te gebruiken, omdat men zichlangen tijd met den slechten beholpen heeft,en dat nog wel terwijl de behoefte aan dienbeteren door velen gevoeld en erkend wordt?'t Zou dezelfde wijze van handelen zijn alsdie van den boer in STARINGS bekendevertelling, die pruttelde tegen het leggenvan een yonder, omdat men van ouds ge-woon was door de sloot te waden, en dietoen de yonder er lag, voor zich zelvenaan den ouden modderweg de voorkeur gaf.

1k weet, dat de heer VAN LENNEP nietbehoort tot die verdedigers van het oude,quand meme : het argument echter, dat hijhier gebruikt, zou alligt sommigen in denwaan brengen, dat hij tot die klasse be-hoorde, al noemt hij ook de gronden waaropmen de r uit kruierwijn weg wil smijtenslechts schijnbaar verdedigbaar, — ware hetniet dat hij nog andere bewijzen voor hetbehoud dier letter te berde bragt. Maarook deze acht ik niet houdbaar.

GERRIT wil, zoo het schijnt, de d inkruidenwijn behouden, de heer VAN LENNEPwil die weggelaten hebben. Te Amsterdam,en ook elders, laat men bij de uitspraakdie letter niet hooren. Maar bewijst ditdat wij haar moeten weglaten ? Op diezelfde plaatsen zegt men ook beduien, luien,Muien, Leien, spreekt men van rooie bes-sen, dooie boomen. Schrijft men daaromook zoo? Integendeel in al die, en nogverscheidene andere woorden waarin zijook niet uitgesproken wordt, schrijft mende d. De heer VAN LENNEP zelve doet dit,zoowel als ieder ander, en erkent dus dathet niet de uitspraak alleen is die de spel-ling van een woord bepaalt. Daar wij ech-ter, althans bij dichters, kruien wel meerzonder d geschreven vinden, daar er meerdergelijke woorden zijn waaruit wel eensde d weggelaten wordt, en het woord ookop die wijze gespeld voor den lezer dui-

371

delijk is, zie ik niets tegen, om, waar menhet noodig of wenschelijk acht, het in dienvorm te bezigen.

't Is een andere vraag of de r in kruier-wijn goed te keuren is. Dat eene zelfderedenering als die van GERRIT omtrent krui-derwyn vroeger werd gebezigd om de spel-ling Amsterdam door Amsteldam te doen ver-vangen, is waar.

Er is hier evenwel een klein onderscheid,hierin bestaande, dat GERRIT naar mijn oor-deel gelijk heeft, de voorstanders der spel-ling Amsteldam ongelijk. De oude naamder stad toch was Amstelerdam : bij ver-snelde uitspraak moest uit dien naam de Idie een lettergreep aanving i ), eerder weg-vallen dan de r die eene lettergreep sloot.Op gelijke wijze is Saardam uit Sanerdamontstaan en de heer VAN LENNEP noemtte regt Zaandam wanspelling. Dien naamzou ik echter aan de spelling Utrecht nogniet durven geven. Het eerste gedeelte vandit woord is , zoo als ik vroeger in denNavorscher heb aangewezen , het voorzetselurt. Oudtijds zeide men daarvoor uut en denaam der stad werd derhalve uitgesprokenUuttrecht. Maar de uitspraak veranderde,voor de lange u kwam de klank ui in plaats.Zulke veranderingen strekken zich gewoon-lijk zoowel tot de eigennamen, vooral deplaatsnamen, als tot de overige woorden uit.Muiden, Enkhuizen, Uitgeest, Zuilen namenden uiklank aan tegelijk met de overigewoorden, even als, Coen ter kwader ure delange i als ij begon uitgesproken te worden,men ook begon te zeggen Rijnsburg, Bever-wijk, IJselstein. In eenige weinige woordennogtans bleef in de uitspraak de oorspron-kelijke klank nog lang bewaard, ofschoonzij meestal met ij en ui geschreven werden :zoo in ijdel en ijver, in duivel en duizend.Zelfs nu nog boort men dikwijls idel eniver en meestal duvel en duzend. Ik geloofdat Utrecht ook tot deze woorden behoort.Gewoonlijk is men blijven schrijven Utrecht,hoewel van de spelling met ui voorbeeldengenoeg gevonden worden : HOOFT o.a. schrijftaltijd Uitrecht. Men zegt, zoowel in diestad zelve als te Amsterdam, Utrecht enUitert; Uitrecht heb ik nooit hooren zeggen.Ik geloof dus, dat de schrijfwijze Utrechtniet of te keuren is.

De beer VAN LENNEP schijnt omtrent denoorsprong der r in kruiderwijn niet zekerte zijn : althans hij geeft ons de keus uitdrie gevoelens daaromtrent. Eerst wil hijdie r beschouwd hebben als eene letter we-gens eufonie ingelascht, als in velerlei enz.Ik ontken, dat de r in die woorden zulk

1 ) En wel eene toonlooze lettergreep door eeneandere toonlooze voorafgegaan.

eenen oorsprong heeft. Velerlei, middeler-wig?, eenigermate zijn genitiven en de r daarinis zeer duidelijk de uitgang van den geni-tivus van het adjectivum. Wykermeer isnicer meer, en Midler is daar adjectivumof heeft ten minsten de kracht van een ad-jectivum, even als Buikslooter en Haarlemerin Buikslooter tolhuis en Haarlemer courant.Tegen de tweede gissing van den heerVAN LENNEP, dat het eerste deel der zamen-stelling moet aangemerkt worden als ver-korting van kruiderig zal ik alleen zeggen,dat mij van zulk eene wonderlijke man iervan zamenstellen in onze taal nooit eenenkel voorbeeld is voorgekomen. Zijne derdegissing, dat het eerste deel der zamenstel-ling het frequentativum kruideren, dat is, nietlangzaam met den geur der kruiden door-trekken, maar keer op keer, gedurig krui-den, zijn zou, wordt reeds hierdoor weer-sproken, dat de wijn, zoo als de heer vanLENNEP zelve ons meedeelt, niet geduriggekruid, maar, integendeel, het kruiden-aftreksel gedurig met wijn aangelengd werd.

Ik geloof dus niet dat een der door denheer VAN LENNEP aangevoerde bewijzen terverdediging van de spelling kruider- ofkruierwijn steek houdt. Ik voor mij zouaan dien vorm een gansch anderen oor-sprong toekennen. 't Is, dunkt mij, nietanders dan een verwerpelijke germanismus.Beide den drank en den naam dien hijdraagt, zullen de Duitschers ons wel heb-ben leeren kennen. Kreiuterwein is zondertwijfel Hoogduitsch, en geen Hollandsch, enwij zullen daarom wel doen, indien wij hetleelijke woord verwerpen en den goedendrank eenen goeden naam geven.

» Wat nu Wolverstraat betreft is de zaaknog eenvoudiger" zegt de heer VAN LEN-NEP. Ik zeg het mede. Dat GERRIT nietweet, dat men oudtijds in 't meervoudwolveren schreef, verwondert mij niet. Ikweet het ook niet, en twijfel naauwelijks,of de heer VAN LENNEP vergist zich hier.Wolvenstraat is dan geene pedante quasi-verbetering, maar eene verbetering die eengoeden grond heeft. Of is het dit, dan be-hoort men ook te schrijven Monkelbaans-toren, Ossiessluis, Wye Lommersteeg, Maagdelievenstraat, enz. enz. Want even lang,ik geloof zelfs langer, heeft men die namenop zulk eene wijze uitgesproken, als Wol-verstraat. Het laatste zal wel niets zijn daneene slechte uitspraak. Wij vinden danook niet alleen in onzen tijd, maar ook inde 18e, ja in de 17e eeuw steeds geschre-ven Wolve- of Wolvenstraat. Welke vanbeide vormen te verkiezen is ? De heer VANLENNEP verwerpt den laatsten, die, zegt hij,beteekenen zou niet eene naar de wolvengenoemde, maar eene uit wolven bestaande

47*

372

straat. Pit is eene dwaling. Wolvenstraatbehoeft dat evenmin te beteekenen, als Hee-renveen het veep uit heeren bestaande. Despelling van het woord hangt hier of vanden tijd waarin het ontstaan is. Het is destraat der wolven, der wolven straat, hetis zamengesteld uit den genitivus pluralisvan het woord wolf en het woord straat.Wolf is een woord van de eerste sterkemannelijke declinatie de genitivus daarvanis wolve. Nu echter zijn de oude declina-tievormen verloren en voor het meervoudslechts een vorm, wolven, overgebleven, dienhet woord in alle naamvallen heeft. Dusis de vraag, wanneer is de naam der straatontstaan ? Is die ontstaan then nog de oudedeclinatievormen in gebruik waren, danmoet men zeggen Wolvestraat, even als menzegt hoedemaker, dievelantaarn enz. heeftdaarentegen de straat eerst in latere dagenzijnen naam ontvangen, dan moet het Wol-venstraat zijn.

De vergelijking van den plaatsnaam Wol-vega geeft bier geen licht. Vooreerst is dienaam te oud dan dat er eene n in zoukunnen voorkomen, ook indien die van dewolven afgeleid was, maar ten anderengeloof ik dat wij daarin geen wolven maarden eigennaam WOLF moeten zoeken.

P. L. Wz.

Nederlandsche geldbenamingen (vgl.XIII. bl. 377; bl. 16, 51, 82, 126).In de bijdrage van DIXI worden onder defictive munten genoemd: de groat, het oor-tje en de penning.

Zijn deze niet werkelijk geslagen muntengeweest ?

De grooten werden het eerst door FLORIS

V geslagen, en verder door zijn opvolgers.Het waren groote, fraaie, zilveren munten.De oortjes (of liever oordjes) werden in

de 17 e eeuw nog geslagen. Die van Zee-land vertoonen op de VZ. het wapen vangenoemde provincie met het jaartal 1636,en op de KZ. het hoofd van FIL1PS II. Defriesche hebben, even als de achtentwin-tigen, het wapen der provincie en het borst-beeld met de klapmuts en het zwaard. Ookop de hollandsche munt sloeg men oordjes,met den hollandschen tuin gestempeld.In de Oostenrijksche Nederlanden deedMARIA THERESIA oorden munten, zoowel alsVAN DER NOOT in 1790.

Wat den penning betreft, ik heb hem nooitin natura of afbeelding gezien, maar ikweet wel, dat er vroeger vele duitscheHellers of Pfennigen o. a. (Frankforter enHessische) als halve duiten of penningenin omloop waren. Zoo iemand eenige bij-zonderheden, aangaande den wezentlijken

penning, weet mede te deelen, zal hij daar-met zeer verpligten

II. 0.

Een vers van Tibullus. Zoo dikwijls ikTIBULLUS in handen neem hindert mij hetallereerste vers,

Divitias alius fulvo sibi comgerat auro,

omdat het mij onbegrijpelijk is en onbe-grijpelijk blijft. Ik vat wel wat de dichterzeggen wil, maar niet waarom hij het opzulk eene wijze gezegd heeft. Waar ik geenweg mee weet is die ablativus fulvo auro.Wel zou men kunnen vertalen » rijkdommendie men voor goud koopt" : maar dat heeftde dichter toch zeker niet willen zeggen,want in het volgende vers zegt hij :

Et teneat culti jugera multa soli,

en land is, en was evenzeer in de dagenvan TIBULLUS, ook voor good te koop. Hijspreekt dus vs. 1 van rijkdommen van eeneandere soort dan in vs. 2 genoemd wor-den bij gevolg moet » fulvo auro" dienenom aan te duiden waarin die rijkdom be-staat. Maar als hij dan meent, en hieraankan men dunkt mij niet twijfelen, rijkdom-men die in goud bestaan, waarom gebruikthij dan niet den genitivus en zegt » fulviauri" ? HEYNE zegt op het eerste vers» Simplex erat : alius sibi divitias paret.Addi poterat: auro congesto." Tot zooverregaat het goed. Maar als hij er bijvoegt :» Inde doctius dictum : congerere divitiasauro," wordt het mij al te geleerd. De lezingschijnt zuiver te zijn : HEYNE geeft geenevarianten op, en de codex op de provincialebibliotheek te Leeuwarden, dien HEYNE inzijn verslag, omtrent de handschriften en uit-gaven van TIBULLUS niet noemt, leest ook» al fulvo auro." lk heb er zelve de plaatsin nagezien. Wie helpt mij te regt? Hetis duidelijk wat de dichter zeggen wil,maar ik wenschte te weten hoe men dienablativus moet verklaren en of er bij goedelatijnsche schrijvers meer voorbeelden ge-vonden worden van eenen ablativus in zoo-danige beteekenis gebruikt.

ALIQUIS.

Op de straat. Men woont op eene gracht,maar in eene straat. De Amsterdammermaakt, voor eenige straten zijner stall, tendezen eene uitzondering. Aldaar zijn enkelestraten, waarop men woont. Ik herinnermij slechts vijf de Leidsche, Utrechtsche,Weesper, Reguliers bree- en Joden-bree-straat. Wat reden kan er voor deze uitzon-dering bestaan ? Elders schijnt men ookdergelijke uitzondering_ en te kennen.

Haarlem. DIRT.

873

Op de straat. Straat is eigenlijk viastrata, de geplaveide wag, en deze betee-kenis heeft het nog : wij zeggen b.v. op destraat loopen, over de straat slepen, men isdaar bezig de straat te maken. Bij gevolgmoest men zeggen ; ik woon aan de Leid-sche straat, ik wandelde op de Leidschestraat, even als men zegt ik woon aan, ikwandel op den Sloter, den Amstelveenschen,den Haarlemer weg. Ik woon op de Leid-schestraat, is ook goed, want het huis staataan den kant der straat en hooger dan destraat. Even zoo zegt men , hij woont opde Heerengracht en zeide men oudtijds, hijwoont op de zee d. aan den kant van deHeerengracht, van de zee. De Franschengebruiken in het laatste geval nog hedenten dage sur. Vgl. de woordenlijst opder Minnen Loep. Maar er warden aanden kant der straten langzamerhand meerhuizen gebouwd, op het laatst was het huisaan huis. Toen veranderde de beteekenisvan straat. Men begon er door te verstaaneen bestraten weg aan beide zijden doorhuizen ingesloten, later de ruimte tusschendie twee rijen huizen, en gaf men er dezebeteekenis aan dan moest men ook zeggen :ik ben hem in de Warmoesstraat tegenge-komen. Vandaar dat men meestal bij denamen van straten in gebruikt, maar datbij enkele toch het oudere op nog is over-gebleven. Waarom de Amsterdammers dezelaatste praepositie juist bij de namen derIV door DIXI genoemde straten en bij geeneandere bezigen, weet ik niet. Wat wij hierten opzigte van het woord straat zien ge-schieden dat zelfde heeft ook met anderewoorden plaats, d. wanneer de beteekenisvan het woord gewijzigd wordt, gebruiktmen er somtijds, maar toch niet altijd, eeneandere praepositie bij. Zoo zegt men op demarkt. Is de plaats, waar die markt ge-houden wordt of vroeger gehouden is, eenestraat, dan blijft men toch bij den naamdaarvan het voorzetsel op gebruiken , dochte Utrecht zegt men: in de Lijnmarkt.

P. L. Wz.

Krenselen (vgl. XIV. bl. 341). Bij V. D.VEEN staat niet Robbert Robbertsen, maar :Fobbertsen. Wat zijne aanduiding » flouwer"beduidt, weet ik niet, maar bet » mennis-ten Bruylofts-houwer" doet denken aaniemand van een in zijne soort nuttig, maarzeer vies beroep. De man staat bij V. D.VEEN in gezelschap met:

Puriteynen Arrianen,Libertijnen en Sophist,Socinianen en Sophist. (?)ROBBERT enz.

JAN FAITRENS in 't suchtend hays.Broeders van de Roose-Kruys,Turcken, Joden ende Heyden,KNIPPERDOLLINGH, JAN VAN LEYDEN.

V. 0.

Dialect van Westfriesland (Vervolg vanbladz. 340).

De Ui. Deze klank wordt te Enkhuizenals u uitgesproken, onverschillig of hij opbet einde eener lettergreep, of tusschen me-deklinkers voorkomt zoo als : huzen, muus,stunt, voor huizen, muizen, stunt enz. Inhet N.O. en vooral in de nabijheid van Enk-huizen, boort men dikwijls de gesloten uin plaats van de ui, vooral wanneer dezeklank door eene k, t, p off gevolgd wordt,b.v. ink voor luik, kup voor kuip, stuttenvoor stuiten, snuf voor snuif. Voor snuifzegt men ook snof, doch het werkwoordsnoffen beteekent gewoonlijk schreien enworth meestal in de onbepaalde wijs — methet voorzetsel te gebezigd. — Hij snoft be-teekent: hij snuift ; maar, » hij zit te snof-fen", wil zeggen : hij zit te schreien. Snui-yen in de beteekenis van grootspreken beetoveral snoeven. — De werkwoorden, welkerui in bet N, O. met de gesloten n verwis-seld wordt, hebben in den onvolmaakt ver-leden tijd eu en somtijds ook o, b.v. struk-kelen, streukelde, voor : struikelen, struikel-de ; dukken, deuk, voor dukken, dook ;slukken, sleuk, voor sluiken, slook ; — ver-stukken, versteuk en verstook, voor ver-stuiken, verstuikte ; gebrukken, gebreuk,ook gebrook (deelw. gebroken), voor ge-bruiken, gebruikte enz. enz.

Kuiken is niet in gebruik, hiervoor zegtmen pill, pullen, b.v. hennepullen, eende-pullen enz. Uilskuiken is een ondeugendof kwaadaardig kind en nooit uilspul.

Ruiken heet overal luchten : » wat inch-ten de rozen, ik kan het niet luchten." Voorvergruizen zegt men vergriezelen, voor gruisook wel een griezeltje. Hoe meer men zichvan Enkhuizen verwijdert, hoe minder mende verwisseling der ui met de u opmerkt,maar nergens hoort men in de uitspraakden klank Bij het uitspreken der uiheeft de mond de opening die hij bij de aaanneemt, maar de zijden der tong drukkenzich niet tegen de kiezen (zoo als bij de 1),terwijl de lippen zich sluiten zoo als bijde u; vandaar dat de ui in Westfrieslandsteeds door de w schijnt gevolgd te warden,zoodat by. de woorden muizen, tuinhuis,klinken als muiwzen, tuiwnhuiws.

De ou, die dikwijls gehoord wordt inwoorden, die men met u schrijft, wordt nietmet andere klanken verwisseld. Voor hou-wen zegt men wel eens hieuwen, gewoon-lijk echter hakken, slaan, hij slaat, hakt

874

of hieuwt er op in." Houwen en houdengebruikt men in dezelfde beteekenis (hou-den is in de uitspraak houwen). Menigvul-dig zijn ook de uithangborden van stagers,die met het woord vleeshouder prijken : teNibbixwoud las men op een uithangbord:» Hengsthouwer."

De aau wordt in de uitspraak dikwijlsmet eeu verwisseld, waarvan de ee hard is,by . reeuw voor raauw, fleeuw voor flaauw,kleeuw voor klaauw, meeuwen voor maau-wen (van eene kat); wanneer men vanklaauw spreekt bedoelt men eene hark metkromme of gebogen ijzeren tanden ; greeuwvoor graauw is een bijvoegelijk naamwoord,maar graauwen is een werkwoord, dat on-gemanierd, bits spreken beteekent,—» graau-wen en snaauwen" is eene spreekwoorde-lijke uitdrukking.

In de uitspraak hebben ou, au en aauoveral en altijd den klank van ou — b. v.vrouw, douw (dauw), kouw (dat is kaauw,torenkraai).

De eeu wordt aau of u in snaauwen,snuwen (sneeuwen) en u of ie in muwen,mieuwen (meeuwen). — De ee van eeu wordtaltijd hard uitgesproken.

De ieu wordt in het gering getal woor-den, die dezen klank vereischen, nog wei-nig uitgesproken ; gewoonlijk boort mendaarvoor u of o, b. V. nieuw is overalnuw, — te Hoorn nuut, te Enkhuizen nij ;kieuwen noemt men kuwen of konen (deo zachtlang). Voor den eigennaam Dieu-wertje of Dietje , Duur ; voor Rieuwert,Ruurt.

De aai hoort men zeer dikwijls in plaatsvan In het N. 0. is de aai niet zoohelder als in de overige deelen, dewijl menbier den mond meer opent , om de as be-ter voort te brengen, waarom men de aaiook vrij slepend uitspreekt. De aai is inhet N. 0. niet zoo slepend en schijnt meerovereen te komen met ai (waarvoor wij nuei schrij v en).

Het woord poehaai, dat veel in zwangis, wordt dikwijls poehee, poehei uitgespro-ken ; slaai is een groote houten hamer,waarmede men zwaaiend slaat. Voor kadezegt men kaai, en made, dat meest altijdin het meervoud gebezigd wordt, is steedsvan het verkleinwoord ke voorzien enwordt maaikes. Ofschoon made en kadeop de uitgaan, is het zeer tegen het spraak-gebruik inWestfriesland, om dat de in anderedergelijke woorden tot je of ije te verzach-ten en daardoor de voorgaande a in aje ofaai te veranderen, gelijk men in Amster-dam en andere steden hoort. Woorden diehiervoor vatbaar zijn, krijgen of andereklinkers in de uitspraak, of de medeklin-ker wordt sterker, of men laat den zachten

uitgang weg, b. v. raden, Amsterdamschraaijen, W. F. reeden ; lade, Amsterdamschlaai, W. F. laat ; salade, Amst. slaai, W.F.sla; spade, Amst. spaai, W. F. spaat enschop. Nimmer wordt de aai op deze wijzegevormd. Hetzelfde geldt bij de

oei; deze klank wordt insgelijks nooitgeboren uit oe gevolgd van de, zoo als teAmsterdam en elders, waar men b. v. vanarmoei, hoeien, roei, moei enz. spreekt.Het woord moei (tante) is te Enkhuizenmeut of matje, in het overige W. F. zegtmen peet. De meeste woorden, die metoei geschreven worden, hebben hunne be-teekenis verloren of worden door anderewoorden vervangen. Stoeien b. v. wordtvan eene koe gezegd, en beteekent togtigzijn ; de gewone beteekenis wordt door spo-ken, revotten of maljagen aangeduid. Vloei-en wordt vervangen door loopen a) hetbloed loopt uit den news. Voor besproeienzegt men besprenkelen, begieten, met wa-ter nat gooien. Het hooi broeit, ook broeiter onweer aan de lucht, maar die koll ge-vat heeft moet in het bed broeden ; dekippen broeden op hunne eieren en dedrift tot broeien bij die beesten noemt menbroesch zijn. Snoeien beteekent ook snoe-pen , loch in die beteekenis klinkt Snoeiente zacht ; men hoort dan ook hiervoor ge-woonlijk snaaien. Voor schroeien zegt menschrooken, welke oo zachtlang is; schrookis een zelfst. naamw. en beteekent een ge-drongen ineengekrompen voorwerp. Ver-moeid, moede noemt men loot: n ik benloof" (vermoeid) ; ook : » ik ben het loof"voor : het verveelt mij ; in uitroeien hoortmen de o, uitroden , welke o zachtlang is.

In het algemeen bespeurt men, dat woor-den, die een' zachten uitgang hebben, ofeene zaehte hoedanigheid aanduiden , ofzacht en vloeiend in de uitspraak zijn, inWestfriesland door meer sterke woordenvervangen worden.

De Medeklinkers.

Even als bij de klanken ontdekt men inWestfriesland bij de medeklinkers afwij-kingen van de beschaafde uitspraak.

Van de stomme letters wordt de b metde m verwisseld in tobbe, tomment of tom-met, verkleind tommentje ; in hobbelen enhommelen (waarvan het zelfst. n.w. hom-melke (veelal hummelke) dat is : een kleinkind, dat loopen leert.)

De verwisseling der b met de w is nietzeldzaam, vooral in het N.O., zoo als ka-welen, za-welen, he-wen (in welke woordende klinkers kart zijn), voor kabbelen, zab-belen, hebben in knaauwelen (knabbelen),kraauwelen, kraauwen voor krabbelen, krab-ben, — in verlebben hoort men eene p :

375

verleppen. Babbelen heeft altijd de betee-kenis van kwaadspreken en om de kwadebeteekenis nog te verhoogen verwisselt mende b vooraan het woord met de 1 en zegtlabberen of labben ; — in de beteekenisvan praten, kouten, schertsen, wordt de bvoor en in het midden met w verwisselden dus wa-welen, waarvan de a in hetN. 0. kort is. Waa-welen, wauvrelen (?)wordt wouwelen uitgesproken en beteekentlangzaam gaan, zich onnoodig ophouden,b.v. langs den weg wouwelen.

De d in tonder wordt steeds als t uit-gesproken, tontel, en de k verwisselt mensoms met de g: knap is altijd gnap, knor -ren en gnorren zijn beide in gebruik ; inhet N. en 0. lascht men de t hierin enzegt gnorten. .

De f wordt veelal als v uitgesproken,vooral v66r eene vloeibare letter, b.v. vlesch,vrisch, Vreek (Frederik), vret, enz.; ookin het midden van een woord, inzonderheidwanneer er geen vorm bestaat net de v,b.v. tavel, luivel, troy vel enz., in het N.O.boort men ook stoover voor stoffer, scho-vel voor schoffel, kov vi voor koffie. Inwoorden, die een vorm met de v nevenszich hebben, wordt de f sterk gehoord, zoozegt men steeds teffens, effen.

De h wordt te Enkhuizen niet uitgespro-ken, maar wanneer een woord of letter-greep met een klinker begint, wordt zijsterker gehoord dan in andere streken, waarmen deze letter uitspreekt waar het behoort,zoo zegt men b.v.: »i kwam te alf helftuus" voor »hij kwam te half elf t'huis."Aan het uitspreken der h kan men nagaan,dat de invloed van Enkhuizen op de spraakniet ver gaat en zich tot enkele dorpen inhare onmiddellijke nabijheid bepaalt.

De g is in sommige woorden met de hardek verwisseld, b.v. zukken (in het N. 0.)voor zuigen, bokken voor buigen ; in vegenwordt de g gehoord, maar in veegdoekwordt zij uitgeworpen en de e in a ver-wisselt, overal zegt men va-dock.

De ch wordt voor de t op 't eind vaneen woord dikwijls met f verwisseld ; dik-wijls, en bij bejaarden algemeen, hoort menkraft, verkoft, efter, hij zet er wat after,graft, stift, heft, ziften, kluft (een hellendvlak), zaft.

De, s wordt v66r een medeklinker scherpuitgesproken, ook vOOr de w en k. Nergenstoch zal men in Westfriesland sch hooren,noch voor, noch in het midden, noch ophet einde van een woord; altijd is dit tee-ken sk, b. v. skool, wasken, mensk, visken(werkw. , het zelfst. naamw. is vissen);groo(t)sk (trots*. Dit sk is zoo vast bijhet yolk geworteld, dat de onderwijzersin de lagere scholen het niet kunnen over-

winnen en zij na eene inspanning vanjaren nog hooren lezen : » skipper skermerskeert de skapen dat 't skande is , datsweer ik !"

J. STOK WZ.

(Wordt vervolgd).

Kindsheid en Kindschheid (vgl. XIII.bl. 377 ; XIV. bl. 48). Ik kan mij volko-men vereenigen met hetgeen over de aflei-ding en geschiedenis dezer woorden doorden Heer LEENDERTZ gezegd is ; hij heeftechter het punt der tegenwoordige spellingdaarbij geheel in 't midden gelaten, en dusde onzekerheid van den briefschrijver nietweggenomen. Mijns inziens blijft het voor-stel om, waar van werkelijke kinderen ge-sproken wordt, met Prof. BRILL en anderenkindsheid te spellen, het aanneemlijkst, om-dat nu kindsch eenmaal meer bepaaldelijkvoor den vervallen toestand der grijsheidgebruikt wordt, en in een anderen zin doorkinderlijk of (in zamenstellingen) kinder-vervangen is. Daar gelaten dus de vroe-gere, meer algemeene beteekenis, zou menvoortaan de gelukkige kindsheid van denmensch van zijn jammerlijke kindschheidook in de spelling kunnen onderscheiden.

'ti AN VLOTEN.

Geren. De beschrijving van dit spel, ge-geven XII. bl. 247, komt vrij wel overdenmet de speelwijze te Zwol in zwang ; dochschijnt onvolledig; ook wordt het spel daarmet meer dan vier personen gespeeld. Ikmeen, meestal met vijf of zes spelenden.Verkeerd jassen schijnt een ander spel. Bijgeren verkrijgt elk speler ook wel minderdan acht kaarten.

Dienst (vgl. A. R.). Ten aanzien vanhet taalkundig geslacht van dit woord, her-inner ik mij, dat er, nu wel dertig jaren ge-leden, door wijlen prof. JOD. HERINGA eenecorrespondentie is gevoerd (in der minne)met bedillers, die hem hekelden omdat hij» den dienst" in een briefje gesteld had.Ik herinner mij niet met wie die corres-pondentie is gevoerd ; maar zij was nietonaardig, naar men verzekert, en waar-schijnlijk zal er te Utrecht nog wel iemandzijn, die hieromtrent inlichting kan en wilgeven.

Blue Stockings (fr. bas-bleus). Men be-weert, dat lord BYRON de geleerde damesalzoo heeft genoemd. Is dit juist, of vanwaar elders is die schimpnaam ontstaan ?Wraarom de blaauwe kleur in dezen als ken-merk gekozen ?

J. B. J. S.................

376

GESLACHT- EN WAPENKUNDE.

Wapen van de Ruever. Hoe was dit ?Deze zegt men, zou dezelfde zijnals die van DE ROVhRE, overgebleven in DE

ROVkRE VAN BREUGEL ; eene dame DE RUE-

VER, (CATHAEINA MARIA) huwde eerst metJAN JACOB RAM en daarna met ISAaC JACOB

VAN ALPHEN (circa 1770). Deze CATHARINA

MARIA was eene dochter van ARENT ALBERT

DE RUEVER en van SUSANNA MARIA VAN DE

WALL.•nn•nnn••••

Huwelijken van predikanten te Vlis-singen.

16('2-1604. JACOBUS HONDIUS, Dienaerdes Godd. woords uyt de Pals en ELIZA-

BETH SCHIJN, J/d. van Antwerpen.Mr. TOBIAS DE WITTE, Jig. van London,

Dienaer des Godd. woords te Oost-Cappelen SUSANNEKEN D ' AMIENS, J/d. van Am-sterdam.

1609 dec. TOMAS POTTS, Dienaer desGodd. woordts in de Engelsche gemeyntealhier en SARA DE MAEGHT, J/d. van Vlis-singen.

1617 January. JEREMIAS VAN LAREN, vanAmerongen, Predicant te Serooskercke enLYSBETH JANS, J/d. van Vlissingen.

SAMUEL VAN LAREN, Predikant te Elle-woutsdyck en ADRIAENTGE TAETS, J/d. beydevan Arnemuyden.

1618 Aug. Mr. ELIAS MORIS, J/g. vanVlissingen, Predikant binnen Borselen enMAYKEN VAN LAREN, J/d. van Arnemuyen.

1621 Julius. Mr. GUILJAM BOGAERT, Jig.van Vlissingen, Dienaer des Heil. woortsen MARIA VAN HOORNBEKE, J/d. van Mid-delburg, ondertr. tot Middelb.

1621 October. Mr. JACOBUS VAN LAREN,

Jig. van Arnemayden, Dienaer des Godd.woorts en ADRIAENTIEN JASPERS, J/d. vanVlissingen.

1622 Nov. Mr. JACOBUS HONDIUS, Die-naer des Heyl. Evang. alhyer, wedn. vanELISABETH SCHYN en ESTHER VAN KEERBER-

GE, van Antwerpen, wed. van JASPER JAN-

SEN, ondertr. te Middelburg.1622. Mr. JOHANNES OLIVARIUS, J/g. van

Vlissingen, Dienaer des H. Evang. en NEEL

KEN VAN HEUSSEN, J/d.. van Arnemuyden.1624 April. Mr. CORNELIS FIERENS, Jig.

Dienaer des H. Evang. tot St. Anne termuyden en CORNELIA WERSING, J/d. beydevan Vlissingen.

1625 Juny. Mr. PIETER DE LAYCK, Pre-dicant ter Groede, wedn. van AELKEN SIIONS

en NEELKEN CRYNS, J/d. van Vlissingen.Nov. Mr. JACOBUS MIGGRODIUS, Dienaer

des Godd. woorts te Middelburg, wedn. vanELISABETH CLOCKE en CLAUDINA WILLEMS,

van Vlissingen, wed. ABRAHAM MOLTINUS.

162( May. Mr. ADRIANUS JANSSONIUS, Jig.Dienaer des H. Evang. in Colynsplaet enLEUNTGEN DANIELSEN. J/d., beyde van Vlis-singen.

J uny. Mr. JACOBUS DAPPERUS, Dienaerdes Godd. woorts tot Elfsdyck, wed n. vanANNA SCHOUTENS en ANTONETTE DE WALE,

J/d. beyde van Vlissingen.1627 Sept. Mr. JOHANNES VAN DEN

BRANDE, Jig. van Vlissingen, Dienaer desGodd. woorts en ELISABETH BISSCHOP, J/d.van Middelb., aldaer ondertr.

1628 Martij. Mr. PETRUS REGEMORTERUS,

J/g. Dienaer des H. Evang. tot Aerdenburgen CORNELIA DE HONT, J/d. beyde vanVlissingen.

1628 Juny. Mr. CHARLES EVERWYN, Jig.van Middelburg, Dienaer des Evang, in defransche kerck ter Goude en JACQUEMYN-

TJE DE HONT, J/d. van Vlissingen.Mr. MAXIMILIAEN TEELGINCK, J/g. van

Angers en Dienaer des H. Evang. tot Zeisten SUSANNA BAGGAERS, wed. van JANSEN

MORIS.1629 April. Mr. ABRAHAM DAMBUSUS, J/g.

van Budel (?) Dienaer des Godd. woorts totElfsdyek en Outtelande en ANNA BUSONJY,

J/d. van Oost-Souburg.1630 Juny. Mr. JOHANNES ROE, J/g. van

Humer.. (?) in Engelant, Dienaer des Godd.woorts van de Engelsehe gemeynte alhyren LOYSA MOLENAERS van Vlissingen, wed".van AERNOUT VAN CITTERS.

1631 Mey. Mr. FRANCOIS BOGAERT, J/g.Dienaer des Godd. woorts tot Breskens enMARGRIETA BAQUEMAN J/d. beyde vanVlissingen.

1633 January. JACOBUS BOSSCHAERT, J/g.van Vossemeer, Dienaer des Godd. woortster Goes en CHRISTINA VAN DE PUTTE, J/d.van Vlissingen.

1635 Aug. Mr. JOOS VAN LAREN, Die-naer des Godd. woorts alhier, w .edn. vanSAERTGEN BAGGAERTS en SOETGE SCHOUTENS

van Middelburg, wed. van JAQUES ROOSE.

1636 Nov. Mr. SAMUEL VAN LAREN vanArnemuyden, wed". van ARIAENTGE TATS enARIAENTJE PIETERS ACKERSDYCK, wed. vanDIRCK TER COCKE.

1637 february. Mr. HEINDRIC ZWERIUS

BOXHORNIUS, J /g. van Bergen op Soom,Dienaer des Godd. woorts op de Cruys-schans en CATELYNTGE VAN DE PUTTE, J/d.van Vlissingen.

Aug. Mr. JOHANNES HAPPART, Jig. van

377

Oost Cappel, Dienaer des Godd. woorts totWoerden en SUSANNA TAETS, J/d. van Vlis-singen.

1640 Maert. Mr. ABRAHAM WELSENS, J/g.Dienaer des Godd. woorts tot St. Anna termuyden, van Vlissingen en ANNA MARGRITABEYENS, J/d. van Goederede.

Mr. PIETER DE BUYSSON, J/g. van NieuwBeyerland, Predicant tot Berckwerve enCATRINA PYPAERTS, J/d. van Zierickzee,aldaer ondertr.

1641 Sept. Mr. NICOLAAS DE LA BASSE-COUR, J/g. van Mulhorn, Predicant derfransche Gemeynte alhier en ANNA VAN DEPUTTE, J/d. van Vlissingen.

1643 January. Mr. JOHANNES BOSSCHAERT,Dienaer des Godd. woorts tot Lillo enCATARINA VAN DE PUTTE, wed. van HENDRI-

CUS BOXHORNIUS ZUERIUS, ondertr. to Goes.1645 January. Mr. HEYNDRICK DE RIDDER,

Dienaer des Godd. woorts tot Haemstede enCRISTINA VAN DE PUTTE van Vlissingen,wed. van JACOBUS BOSSCHAERT. Zij woondeter Goes.

Van 1647 tot 1652 ontbreken de opgaven.1653 aug. Mr. JACOBUS COSSUW, Die-

naer des Godd. woorts tot Ooltiesplate, wed'.van ABIGAIL VAN WIEL en JOHANNA. SCHOTTE,wed. van den Heer ABRAHAM SAEL, beidevan Vlissingen.

1654 Juny. Mr. JACOBUS LARENIUS, J/g.van Vlissingen, Dienaer des Godd. woortstot Elfsdyck en MAGDALENA ENGELS, J/d.van Middelburg. Ondertr. aldaer

Aug. Mr. HENDRICUS DU PRIE, J/g. vanSluys, Dienaer des Godd. woorts op deEede en ARNOUDINA GYSELINCX, J/d. . vanVlissingen.

1656 Maert. Mr. JACOBUS PEUDEVIN, J/g.van Hekelinge, Dienaer des Godd. woortsaldaer en MAGDALENA VAN SCHOONHOVEN,J/d. van Vlissingen.

April. Mr. GEORGIUS DE RAAD, J/m. van's Gravenpolder, Dienaer des Godd. woortstot West Souburg en MARIA FEYS, J/d. vanVlissingen.

Aug. Mr. BALDUINUS WATEUS, J/g. van.Leyden, Dienaer des H. Evang. tot Arne-muyen en ELISABETH TIJSSEN, J/d. vanVlissingen.

1657 Mey. Mr. DANIEL DE SWAEFF, J/gvan Aechtekercke, Dienaer des Godd. woortstot Breskens en JOSINA DE MOOR, J/d. vanVlissingen.

Octob. Mr. JOHANNES MOORIS, J/g. vanCruyningen, Dienaer des Godd. woorts tot,Breskens en CHINA EVERTS, J/d. van Vlis-singen.

1658 Nov. Mr. BOUDEWYN DE KOUSE-MAECKER, J/g. van Seherpenisse, Dienaer desGodd. woorts tot Schoondycke en SUSANNABIENS, J/d. van Biervliet.

1659 Sept. Mr. JOGS VAN LAREN, J/g.van Koudekerck, Dienaer des Godd. woortstot Ellewoutsdyck en PETRONELLA LUCAS,J/d. van Vlissingen.

Mr. JOHAN VAN CEULEN, J/g. van Utrecht,Dienaer des Godd. woorts tot Lillo enJANE HEYNDRICKS, J/d. van Brugge.

1660 January. Mr. GEORGIUS DE RAAD,van 's Gravenpolder, weds. van MARIA FEYS,Dienaer des Godd. woorts tot Vlissingenen JACOBA BLONDEL, J/d. van Middelburg,ondertr. ald.

Van nu tot 1669 ontbreken de opgaven.1670 Febr. JONAS 1UAESHOUT, Predicant

tot Sluys, wed. van MARY JANS en ANNAITA, J/d. van Vlissingen.

1671 Sept. EWALDUS REIN VAEN, J/g. vanMiddelburg, dienaer des Godd. woorts totAechtekereke ell ANNA PELLETIER, J/d. vanOost Souburg.

Oct. Mr. JACOBUS SCHAMFELARE, J/g. vanVlissingen, dienaer des Godd. woorts opden Oudenman en SARA WILLAERTS vanMiddelburg, wed. van JACOB MOGGE.

1672 Aug. JACOBUS PEUDEVIN van He-kelingen, weds. van MAGDALENA SCHORER,dienaer des Godd. woorts tot Biervliet enen JOHANNA JACOBS van Ysendyck, wed.van PIETER SOHIERS.

Sept. NICOLAES DAGH, J/g. van Edam,dienaer des Godd. woorts tot Philippine enCATHARINA BOSSCHAERTS, J/d. van Lillo.

1673 Febr. WiLuELmus uuLstus, J/g.van Breda, Predicant tot Vlissingen in deWalse Kerck en MAGDALENA THYSSEN, J/d.van Vlissingen.

1675 Juny. Mr. PETRUS VAN DER BURGHTdienaer des H. Evang. hier ter Stede, weds,van SARA BOOGERT, en ANNA MENTSLAGER.wed. van den Heer Vice-Admirael VANDER HULST, ondertr. tot Amsterdam.

1677 Juny. Mr. FRANCISCUS VAN DEREEDE, Predicant tot Ritthem, weds . van ANNAZEUSE, en LYSBETH KNOOPERS, wed. vanJOHANNES DE CLIEVER, beyde van Vlissingen.

1678 Nov. Mr. JOSEPHUS LA GOUCHE,Bed. des Godd. woorts tot Stavenisse, enJACOBA BLONDEL, wed. van GEORGIUS DERAAD, beyde van Middelburg.

(Ontbreken de opgaven van 1680-1695.)1697 July. DS. ANDREAS ESSENIUS, J/g.

van Bommenede, Predicant tot Biervlieten JOHANNA SORGELOOS, J/d. van Vlissin-gen, ondertr. tot Breskens.

1701 April, Mr. ANTHONY GERBRANDUS,J/g. van Recken, Predicant tot Grypskerckeen MARIA VAN DEN SUYPE, J/d. van VlisBingen.

1702 Sept. Mr. NICOLAES DAGII vanEdam, wed'. van ALETTA COYMANS, Bedien.des Godd. woorts alhier en PETRONELLADE LA PALMA, J/d. van Vlissingen.

48

378

1706 July. De veer CORNELIS BOOT, J/g.Bedien. des Godd. woorts alhier en ANNA

SMYTEGELT, J/d. beyde van Middelb. On-dertr. te Goes.

1707 January. De Heer NICOLAES LINC-

KENS, J/g. van Aken, Bedien. des H. Evang.tot Schoondycke en ELISABETH MARTENS,

J/d. van Vlissingen.Opgemaakt uit de trouwboeken te Vlis-

singen doorLABORANTER.

Onbekend wapen (vgl. XIV. bl. 349).Het is van het geslacht PELGROMS in Vlaan-deren.

Ecartele. 1. d'argent a l'aigle de gueules.2. d'argent a deux belettes af-

frontees.3. d'argent a 3 rcues de sable.4. d'or au pin arrache de sinople.

Geslachten Huigens en Sluisken (vgl.XIV. bl. 128). Uit onder mij berustendegenealogische papieren van het oude gel-dersche geslacht TULLEKEN, deel ik nog hetvolgende mede :

RUTGER TULLEKEN, burgemeester vanArnhem, en sedert 28 junij 1580 reken-meester der provinciale rekenkamer vanGelderland, is gehuwd geweest met GEER-

TRUYD GAEYMANS, en zij hebben tien kin-deren gehad.

Hun derde kind WILLEMKE TULLEKEN isgehuwd geweest met WILLEM HUYGENS,

1590 burgemeester van Arnhem, en zij heb-ben acht kinderen verwekt.

1. ANTHONY HUYGENS, (oudste zoon) 29april 1611, raadslieer in den ed.hove van Gelderland.

2. RUTGER HUYGENS, (2e zoon) 1618 bur-gemeester van Arnhem. 1)

3. WILLEM HUYGENS.4. JOHAN WILLEM HUYGENS.5. JAN HUYGENS.6. ALIDA HUYGENS.7. EVERHARD HUYGENS.8. DIRCK HUYGENS.

J. H. L. VAN DER SCHAAFF.

Geslacht van Heemskerck. Kan iemandook opgeven de afstammelingen van :

1 ) Volgens de gedrukte „Kaert en Lijst der Naa-men ende Waapenen van die Heeren Canzelers,Ordinairis en Extra-ordinairis Raaden in den Hovedes Furstendumbs Gelre en Graafschap Zutphen,zedert deszelfs oprigtinge door . keyzer CAREL de5e in den jare 1545. Alsmede de Naamen endeWaapenen van de Heeren Raaden en Rekenmeestersin Gelderlandt, zedert de oprigtinge van de earnervan Rekening, door Coninek PHILIPS de 28 in denjare 1558, met bijvoeginge wanneer dezelve Sessiehebben genomen."

1. COENRAAD VAN HEEMSKERCK, heer vanAchttienhoven enz. en AGNES MARGARETHAALBINUS.

2. WILLEM VAN HEEMSKERCK , burge-meester van Amsterdam enz., gehuwd ge-weest 1°. met ADRIANA ANTHONIA BACKER,2°. met CORNELIA JACOBA VAN SCHUYLEN-BURCH.

3. CORNELIS VAN HEEMSKERCK.Zoons van JAN HENDRIK VAN HEEMS-

KERCK, heer van Achttienhoven enz., geb.15 febr. 1689, overl. 1730, en ANNA PE-TRONELLA VAN SCIITJYLENBURCH.

T n

Pierre de Veines. PIERRE DE VEINES OfVAYNES, die gehuwd is geweest met ANNASTEMPEL, was de zoon van GUILLAUME DEVEINES of VAYNES, die in 1583 in het ge-volg van LOUISE DE COLIGNY in Nederlandis gekomen. Nopens dien PIERRE zou mengaarne eenige bijzonderheden vernemen b. v.den datum van zijn geboorte en dienvan. zijn overlijden. Wel is bekend dat dezoon van PIERRE, genaamd GUILLAUME engehuwd geweest met SOPHIA VERSTEEGH,de expeditie naar Engeland onder WILLEYIIII als adjudant van den luitenant-generaalmarquis DE MONPOUILLAN, gouverneur vanNaarden, aan wien hij vermaagschapt was,medemaakte. Deze generaal is gehuwd ge -weest met AMABELE WIRHELMINE VAN BRE-DERODE, en te 's Gravenhage den len mei1701 overleden.

Mogt iemand in staat zijn die bijzonder-heden op te geven, hij zoude daarmedezees. verpligten — 11. N°. 2.

Wapen van van Baerle (vgl. XIV. bl.348). In antwoord op de vraag van V. A.kan ik melden, dat het wapen van de fa-milie VAN BAERLE, waarmede CONSTANTIJNHUYGENS zich vermaagschapte, bestaat uiteen gouden veld beladen met drie fascesvan sabel, en een chef van zilver beladenmet drie roode eekhoorns, overeind zittende.

Intusschen geloof ik, dat men zich ligte-lijk 14 het bezien van het wapen heeftkunnen vergissen en dat men vermeendheeft daarin zes fasces van goud en zwartte zien.

Utrecht. VAN BAERLE.

Opgave van eenige predikanten te Ba-tavia in den huwelijken staat bevestigd,1622-1662.

1622. julij. JACOB ANTONISSZ. DUBBELT-

RYCK, j/m., van Amsterdam, met HESTERJANE, j/d., van Amsterdam.

1628. April. ROBERTUS JUNILT S, j/m., vanRotterdam, met GEERTRUYD VAN NEDER-HOVEN, j/d., van Dortrecht.

379

1628. NOV. ABRAHAMUS DE ROY, j/m.,van Leyden, met JACOMYNTJE HENDRICKS,

j/d., van Amsterdam.1629. Nov. JONAS AERTSZ, Proponent,

wed". van BARBARA DANIeL, met MARIA TOR-

TEAU, wed. van COENRAED GIJSBERTSZ. VAN

WELSINGEN.

1631. febr. HELMICHIUS HELMICHSZ, vanUtrecht, weds. van GRIEVE ELBERTS, metJUDITH GYSBRECHTS, van Dordrecht, wed.van PIETER VAN DER HOEVEN.

1631. julij. GYSBRECHT BASTIAANSZ, vanDordrecht, wed". van MARIA SCHEPENS, metMARIA CNYF, van 's Gravenhage, wed. vanYSBRAND VAN SWAENSWYCK, bailliu dezerStede.

1632. mei, GEORGIUS CANDIDIUS, vanKtichardt ? gelegen in den Pfaltz., pm., metjuffrouw SARA SPECX.

1635. January. SAMUEL CARLIER, vanMiddelburg, weds . van JANNETTE KEYSERS,

van Ouwater, met GEERTRUYT MINNENS,

van Amsterdam, Pd.1636. Sept. G ERARDUS LEEUWIUS, van

Deventer, NO'. van DINA POLENBURG, metLISBETH PARTS, van Delft, j/d.

1641. Nov. ABRAHAM FIERENS, van Mid-delburg, j/m., met MARIA ARENTS, van Roer-mont, wed. van den commissaris JOHAN DE

MEERE.

1644. Aug. LAURENTIUS PERSANT, vanMiddelburg, wed". van SARA. VAN ZEELST,

met CATHARINA SPECHTS, van Batavia.1645. Dec. DANI E L GRAVIUS, van Dord-

recht, j/m., met juff. MARTYNTJE POOTS, vander Gou, wed. van GERBRANT CUNST.

1647. Febr. NICOLAUS RITSIUS, van Sut-phen, beroepen te Banda, met HILLEGONDA

DE CONINCX, j/d., van Batavia.1647. Aug. JOHANNES KRUYF, van Gel-

dermalsum, j/m., met JOHANNA BATAILLE,

van Middelburg, jid.1647. Nov. JOHANNIS ROMAN van Haer-

lem, j/m., met MARIA HENRICKS, van Am-sterdam, j/d.

1648. Sept. HENRICUS BONGAERD, vanEssen, j/m., met HELENA COSTERUS, vanHouten, j/d.

1649. Sept. ANTONIUS STAMPERIUS, van?, j/m., met CATHARINA OOSTER-

ZEE, weds. van D°. JOANNES BAKLTS.

1649. Oct. GUALTERUS BACKER, van

Amsterdam, j/m., met MARIA puREus, vanBatavia, j/d.

1649. Dec. JAN JANSEN BRUNDT, van Mid-delburg, weds . van WILLEMYNTJE DYCKMANS,

met juffr. SYTJE JANS van Amsterdam, wed.van COENRAAD SALOMONSZ. VAN DUEREN,

Commandeur.1650. Dec. RUTGERUS TESSEMAECKER, van.

Gennip j/m. met MARIA STEUR, van Palia-catte, op de kust van Choromandel, j/d.

1651. Nov. DANIEL BROU WERIU S vanYhorst, weds. van ELISABETH DONTECLOCK,

van Ham met SARA CROESE van Amster-dam, wed. van BARENT JANSEN, Schipper.

1652. Febr. PHILIPPUS JOANNESZ., vanFraneker j/m. met ANNA LOENIUS , van's Gravenhage j/d.

Op Formosa.1658. Febr. JOANNES LEONARDUS van

Haarlem, Predikant in Favorlang, wed".van CLARA mAuRiQs , van Oud-Beyerlandmet juffr. SOPHIA KOECKEBACKER , vanFirando.

1660. Sept. JOHANNES KRUYF van Gel-dermalsum, wed". van JOHANNA BATAILLE,

met juffr. FRANCINA, PEDEL, van Tayouan.LABORANTER.

MENGELINGEN.Fooien (vgl. XIV. • bl. 317). Omstreeks

1765 trok men in Grootbrittanje reeds tevelde tegen die belasting. In Engelanden Schotland bestonden toen zelfs » vereeni-gingen tot afschaffing van fooien geven."Volgens deze bedierf het gebruik de goedezeden van de dienstboden. Een boekskeuit lien tijd zegt omtrent dit onderwerphet volgende:

» Cet usage, a dit Certain Anglais , estfuneste a 1'Etat, parce qu'il contribue acorrompre les moeurs des domestiques. 11n'est pratique par aucune autre Nation.Il ne nous attire que des reproches on desrailleries de la part de tous les peuplesde l'Europe. Il gene la liberte de la com-munication entre les amis, en l'assujettis-sant a un impOt, souvent tres onereux, Nos

grands Seigneurs, avec leur foule de valets,s'attirent le mepris de Wilt Etranger, quiscait qu'il n'y a pas la dixieme partie decette nombreuse suite, qui soft payee parle Maitre dont elle porte la livree, et quetout le reste est entretenu du produitdes contributions levees sur les honnetesgens qu'il invite a sa table. Un galanthomme reconduit jusqu' a sa porte un amiqu'il a eu le plaisir d'avoir a diner; itveut prendre la main de cet ami, celui-ci la retire brusquement: elle est rempliede pieces d'argent qu'il est oblige de dis-tribuer a une foule de domestiques formesen haie sur son passage." (Les Nuits an-glaises. Paris 1770.) De schrijver verkeerthier in het denkbeeld dat het gebruikslechts in Engeland heerschte. Voor eenige

48*

380

jaren is men ook hier te laude tegen hetfooien geven opgekomen, en in verschil-lende tijdschriften tegen dat gebruik tevelde getrokken.

1k ben het volkomen met P. eens, diede bakersfooien een onregtvaardige be-lasting vindt. Vooral voorheen, toen menbij alike gelegenheden niet zelden eenmenu te verteren had als op de kraamvisitevan » nicht Esterweeg" (zie : Man's Vand-TO, V. VLOTEN, Nederlandsch Liedeboek).Doch het misbruik blijft voortbestaan, dankzij de beminnaars en instandhouders vanoud-vaderlandsche gewoonten. Zij behoe-yen echter niet te vreezen, dat met hetafschaffen van hunne bakers fooien ooit deherinnering aan die belasting zal verlorengaan ; het gebruik heeft zich een duurzaammonijment opgericht in den bakerschelling :zoolang er numismatici zullen zijn, zal dekraambelasting niet vergeten worden.

L—F —T•

De asterolden (vgl. XII. bl. 191 en 256).a I heeft mij eenen werkelijken dienst be-wezen met de aanvulling mijner lijst. Hijverwijst ook naar KAISERS verdienstelijkwerk : De geschiedenis der ontd. v in plan.enz., Amst. SULPKE, 1851, doch een werkvan 1851 is op dit gebied reeds zeer ver-ouderd. De heer H. FRIJLINK, in het tedezen jare 1864 door en bij hem uitgege-ven Hanclboek der Aardrijkskunde, 1 e stuk,bl. 14, vermeldt al de 79, tot heden ont-dekte asterolden, doch heeft van 75, 77 en79 de namen niet. Van 75 kan dit ookniet, als zijnde bij ons hoogst waarschijn -lijk nog onbekend. Ten einde nu den lezersvan den Navorscher, die in dit onderwerpbelang mogten stellen, te gerieven, vul ikzelve de lijst aan en geef er een paar aan-merkingen bij :

Pseudo Daphne (56) heeft den naamMelete ontvangen.

(59) Olympia heeft ook den naam Elpisaontvanen.

(60) Titania heeft den naam Echo ont-vangen.

(65) Maximiliana (Cybele ?)(71) Niobe, ontdekt 13 augustus 1851

door LUTHER te Bilk.(72) Feronia, ontdekt 12 febr. 1862 door

SAFFORD te Cambridge en PETERS te Ha-milton (N. Am.)

(73) Clytia, ontdekt 7 april 1862 doorTUTTLE te Cambridge (N. Am.).

(74) Galatea, ontdekt 30 aug. 1862 doorTEMPLE te Marseille.

(75) nog onbenoemd, ontdekt 22 sept.1862 door PETERS te Hamilton (N. Am.).

(76) Freya, ontdekt 21 oct. 1862 doorD ' ARREST te Kopenhagen.

(77) Frigga, ontdekt 12 nov. 1862 doorPETERS te Hamilton.

(78) Diana, ontdekt 16 Maart 1863 doorLUTHER te Bilk.

(79) Eurynome, ontdekt 14 sept. 1863door WATSON te Ann-Arbour.

Het berigt (N. Rott. Courant van woens-dag 30 aug. 1862) dat AYTI (in Ecuador?)de 73e vond is onjuist.

Wie weet nu de naam der 75e?Zouden ook Olympia, Titania en Cybele

nieuwe asterolden zijn, of heeft men aandubbele naamgeving te denken ?

G. P. ROOS.

Geschiedenis der astronomie (vgl. XIV.bl. 349). JOCIIEM zal, eeloof ik, veel over't gevraagde kunnen vinden in BAILLY,

Histoire de l'astronomie ancienne van 1781, —de l'astronomie moderne, 3 vol. van 1785,

en — Traitd de l'astronomie indienne et orient.van 1787. Verder vindt men ook nog velebijzonderheden over de geschiedenis derastronomic in MONTUCLA, Histoire des Ma-thematiques etc., edition achevee par DE

LA LANDE van 1799 : dit laatste werk isook in het Hollandsch overgebragt en komtdikwijls voor. Deze vertaling is van STRABBE

en met bijvoegsels en aanmerkingen voor-zien. Wat aangaat BAILLY zal hij best doenzich te wenden tot de eene of andere bi-bliotheek. Dit werk is namelijk zeer zeld-zaam, vooral wat aangaat het Traitd in-dienne et orient. Op de academische bibli-otheek alhier worden echter en van BAILLY

en van MONTUCLA fraaie exemplaren vande beste edities gevonden. Als een vervolgop BAILLY kan men beschouwen : VOIRON,

Mist. de l'astronomie depuis 1781 jusqu' en1811. Verder heeft men nog belangrijkewerken over genoemd onderwerp van DE-

LAMBRE, alle uitgegeven te Parijs omstreeks1820.

Utrecht. A. v. R.

Een bosje stroo aan te koop aangebo -den voorwerpen (vgl. XIV. bl. 318). Zan-der te weten waarom, geloof ik nogtans datdit alledn wordt opgemerkt bij voorwerpen,die hier of daar buitenshuis door particu-lieren te koop worden aangeboden , terwijldat met de eigenlijke winkelgoederen nooitgeschiedt. Welligt diende dus het bosjestroo als een onderscheidingsteeken daarvan.

Uit het spreekwoord, dat men iemand toe-voegt die op de eene of andere bezitting poc ht:)) Zoo, kom je er eerlijk aan — hang je 'nbosje stroo om!" zou misschien kunnenworden afgeleid, dat het bosje stroo als eenteeken moest gelden, dat het te koop aan-geboden voorwerp de proef van eerlijk ver-kregen gued kon doorstaan.

381

Nog hoorde ik wel eens zeggen tot ie-mand die men uit een langen goudschen pijpzag rooken (van wien men dit niet gewoonis) »he, 't stroo is goedicoop." Wat dit be-teekent, is mij nooit opgelost.

Leeuwarden. ALEXANDER.

Een bosje stroo. Het gebruik om voor-werpen, die te koop of te huur zijn, meteen bosje stroo te merken, bestaat voorzoover ik weet in de meeste lan gen vanEuropa.

De Intennecliaire heeft reeds medegedeelddat de gewoonte in Frankrijk plaats vindt.leder Nederlander heeft kunnen opmerkenhoe in onze steden, doch vooral op het platteland, te huur of te koop staande voorwer-pen, zoo als boerenwoningen, wagens, enz.van zulk een teeken voorzien zijn. Op onzepaardemarkten heeft het gebruik nog dage-lijks plaats ; zoodra het paard verkocht is,en de koop gesloten , wordt het bosjestroo weggenomen. De verschillende pleg-tigheden, waarbij het stroo voorheen eenrol speelde, in aanmerking genomen, durfik de volgende gissing wagen. Stroo aaneen voorwerp of persoon bevestigd, diendeom aan te duiden dat de betrekking tot zijneigenaar of meester geeindigd was, dat ereen scheiding zou plaats hebben. De eige-naar wilde afstand doen van zijne aanspra-ken op eenig voorwerp, een einde makenaan zijne verbindtenissen met een persoon.Want niet alleen bij goederen, maar ookbij personen zag men voorheen de gewoontetoegepast. Wanneer dienstboden ten plat-telande zonder meester waren, gingen zijmet eenig stroo aan de muts rond, omhunne vrijheid aan te tonnen. Op den zoo-genaamden futjes-dag kwamen voorheen dejongelingen (jennen) en jongedochters (jut-ten), die een dienst zochten, naar de naast-bijgelegen marktplaats om zich aan de daarzaamgevloeide landbouwers te verhuren.Ofschoon de bewuste rnarlitdag te Utrechtook nu nog uitmunt door een druk bezoekvan frissche boerinnetjes met dat doel geko-men, is de oprechte Jutjes-markt verdwenen.

In Groot-Brittanje was het huren vandienstboden een der hoofdzaken, die op eenjaarmarkt verhandeld werden. In het noor-den van Engeland en het zuiden van Schot-land houdt die gewoonte zich nog staande.Dikwijls houdt men er markten hoofdzake-lijk tot dat doel. De boerenknechts en mei-den staan gewoonlijk ieder op een rij , enhouden een stroohalm in den mond : hunneverbintenis met een vorigen meester is ge-eindigd. In Engeland verkocht men zelfsdikwijls personen, ofschoon dat alleen on-der de ruwe en onkundige klassen gesehied-de, die niet wisten dat zulke overeenkoms-

ten voor de wet zonder waarde zijn. Nogonlangs gewaagden de dagbladen van zulkeen voorval, dat in Ierland had plaats ge-had. Het Annual Register van 1832 deeltop 7 April het volgende mede : JOSEPH

THOMSON en zijne huisvrouw, na drie jarengehuwd te zijn, hebben het geluk dat zijzich eens voorspelden niet gevonden. Zijvonden onderling goed het huwelijk te bre-ken, en versehenen heden op de markt teCarlisle. In een zeer welsprekenden speechschilderde THOMSON de deugden en gebre-ken van zijne huisvrouw, en hood haar toenhet mannelijk publiek te koop aan. Allesgeschiedde met goedkeuring van zijne we-derhelft, die met een strooien strop om denpals naast haar man stond. Na veel lovenen bieden werd zij toegewezen aan zekerenHENRY MEARS voor 20 schellingen en eennewfoundlandschen hond. Wie den bestenhoop had deelt het Annual Register niet mede.

Vooral nu wij zien, dat het plaatsenvan stroo aan personen of voorwerpendezelfde bedoeling heeft, voeren deze ge-bruiken ons in gedachte naar het leen-stelsel terug, toen lijfeigenen niet meerwaren, dan een artikel waarmede de leen-mannen onderling handel dreven. En wer-kelijk speelt de oudste symbolische toepas-sing van het stroo, die mij bekend is, indie tijden, en wel bij een historische pleg-tigheid in 922.

KAREL de Eenvoudige had den Noor-mannen onder ROLLO een stuk land (Nor-mandie) ter bewoning afgestaan, ten eindeaan hunne gedurige invallen een einde temaken, en ze tot vriend te krijgen. Dezehandelwijze van KAREL, meer politiek dandapper, mishaagde zijnen krijgslustigen leen-mannen, die nu niet langer onder een laag-hartig meester wilde staan. Zij sloten eenverbond en naderden den troon, om KAREL

zijne inschikkelijkheid te verwijten. Toenzij hunne klagten hadden uitgebragt, bra-ken zij voor het oog van KAREL eenigestroohalmen, dat is: hij hield op hun mees-ter te zijn, zij braken met hem. Tot zoo-ver de geschiedenis.

Zou het te ver gezocht zijn, indien mengiste, dat de edelen aan het einde van dezeplegtigheid zich met het symbool hunnervrijheid versierden, en daarmede een nieu-wen beschermer verheergewaadden?

Wanneer men voorheen zijn huis en be-zittingen aan schuldeischers afstond, moestmen als zigtbaar teeken op den dorpel vanzijne mooning een stroohalm breken. Menwilde daarmede zeggen, dat de goederenvan meester veranderden en men van allesschei d de.

In onze vaderlandsche geschiedenis vindtmen van deze formule een voorbeeld bij

b82

bet overlijden van graaf AELBRECHT (1404),die zooveel schulden achterliet, dat zijneweduwe afstand deed van alle aansprakenop de nalatenschap. Bij de begrafenis legdezij een stroohalm op de kist : zij maakteeen einde aan de verpligtingen, die zij alsweduwe van den graaf en aanvaardster vanden inboedel zou moeten nakomen. Denalatenschap veranderde bij deze plegtig-heid van meester.

• Ik heb ling gemeend, dat de gewoonteom juist stroo te gebruiken op een mytho-logische beteekenis berustte, die men voor-been aan de planten toekende, doch waar-van men den oorsprong gewoonlijk te ver-geefs zoekt. Misschien kan een ander na-vorscher" daaromtrent inlichting geven.Sedert ik echter voor eenigen tijd in defrissche , pastorale novelle van GEORGE

SAND, Francois le Champi vond, dat delandlieden in Frankrijk, wanneer zij eendienst zoeken, een takje van den populier-boom plukken en aan de muts dragen,geloof ik, dat het gebruik zinnebeeldig is,en men daarbij welligt dacht aan den ge-broken toestaud van het stroo en de takjesmet betrekking tot hunnen oorsprong. Zulkeen zinnebeeldig gebruik van het stroo heeftin de fransche taal nog een herinneringachtergelaten,

Rompre, of briser une paille gebruikt menin den zin van brouilleren.

Wanneer Gros-Rend in Le depzt amoureuxvan morARE quasi een einde wil makenaan zijne minnarijen met Marinette voegthij haar toe :

»Pour couper tout chemin a nous rapa-trier,

Il faut rompre la paille. Une paillerompue

Rend, entre gens d' honneur, une affaireconclue.

Ne fais point les dour yeux; je veuxetre fachd."

Gaarne wilde ik weten , welke neder-landsche spreekwoorden op de bovenge-noemde toepassingen van het stroo wijzen;2°. of men de gewoonte verder kan naspo-ren dan 922 ; men heeft mij wel verzekerd,dat bij de Romeinen dergelijke gebruikenin twang waren. L—F—T•

Proeve van interpunctie. In het dorpAartswoud in Westfriesland las men nogzeven of acht jaren geleden op een uithang-bord aldus :

Pieter Ott !Timmer.man , tap ?

per , en billart , hou !der"

Chronische humeuren (vgl. XIII. bl. 256,287). Voor zoo verre ik heb kunnen na-sporen, is van dergelijke kwaal op genees-kundig gebied niets meegedeeld. Ik ver-trouw ook , dat als er van zoo'n kwaal ,als werkelijk bestaande, sprake is , die welimmer aan toevallige, betrekkelijk snel voor-bijgaande , van buiten komende oorzaken zalte wijten zijn , en meer periodiek dan weleigenlijk chronisch inoet genoemd worden ;chronisch toch wil meer beteekenen een toe-stand , die voortduurt, d. zonder , of tenminsten, zonder goed waar te nemen inter-missies. Ik zelf heb iemand gekend , dieop waste tijden een buitensporig onaange-naam humeur vertoonde. Die vertooningwas echter geheel onafhankelijk van degesteldheid des ligchaams, daar die allezinsnormaaal was en bleef ; dit bleek bijv. uitden goeden eetlust , die 't voorwerp danook nooit verliet. Alleen het besef, dat hijop bepaalde tijden eene zekere taak moestverrigten joeg hem zoo sterk 't land aan ,dat hij tegen dat die tijden kwamen eensoort van spleen kreeg , die hoogst hinder-lijk naar buiten werkte. Voorts heb ikvrouwen gekend en meisjes , van wie ge-zegd werd dat ze immer bij zwangerschapof menstruatie zeer uit haar humeur ge-raakten. Ik zelf heb echter niets er vanaan haar bespeurd , hoe vaak ik ze ookontmoet heb. Intusschen staat het vast,dat sommige toestanden van het sexualeleven, zelfs al zijn die zuiver normaal , alszoodanig onaangenaam op de psyche kun-nen reageren. Onbevredigde geslachtsdriftbijv. kan er uit volgen, die, gelijk zich heelwel laat denken , de zielsgesteldheid sterkkan wijzigen.

NEPTUNUS.

Visschen en schaaldieren. Ligt in hetwoord » visch" (piscis) eene beteekenis,waardoor men sommige schaaldieren niettot de visschen rekenen mag ? De franscheakademie gaf eens in 'mar woordenboekvan de kreeft deze bepaling : » petit poisson» qui marche a reculons." De kritiek be-weerde dat eene kreeft geen visch, maareen schaaldier (crustace) was en dat hetbeest niet of althans niet meer achteruit-liep dan elk ander dier. Men leest dan ooksinds jaren in de opvolgende uitgaven eeneandere hier niet ter zake doende omschrij-ving. Onder visschen verstaat men in hetwater levende dieren, ook walvisschen, of-schoon die ook tot de zogende dieren be-hooren. Waarom dan niet de visschen ver-deeld in : 1. schaalvissehen , 2. zogendevisschen, 3. geschubde visschen?

EEN WOORDENVISSCHER.

383

LUST DER YRAGEN UIT HET XIII DB REEL, WAAROP

GEEN ANTWOORD IS INGEKOMEN.

Blz.

7. FRANS VORMARSSON.

8. Praalgraf van prins WILLEM I.17. Lied van MALBROEK.

- HUGO ZEVERUS.

18. VONDEL en de klopgeesten.- H. VAN DER BANK.

26. Spelling van den naam der stall Gend.

37. CHRISTIAAN MASSA

41. Vaandels in 1784 veroverd te Riouw..-- Surinaamscli papieren geld, 1761-1806.

47. JOANNES VAN KUYCK.

- Twee onbekende gedichten uit de 17 C eeuw.

- Ka tholijke allarm.

52. Eenparige spelling.- Eigennamen.

63. Meeren in Zuidafrika.68. Paspoorten in de syrische spraak.

78. PETER MORICE.

- Rectoren der Latijnsche school te Amsterdam.

84. Penning op den dood van J. D. DE LA VITA.

87. Prijsvragen en premien.

88. JACOB DEYM DE JONGE.

89. Wetenschappelijke genootschappen in Holland.

93. Afbeelding eener - doorbraak tusschen Am-

sterdam en Haarlem.

- Portret van JANNEKE PE1PPELER.

102. PHILIPS VAN CLEEF, beer van Ravestein.

- Gouverneur van St. Domingo in 1785.

- JOHAN HOUFFLIN.

108. Dordsch melkmeisje.112. SIMON WITGEEST.

113. Plan van constitutie voor de Bataafsche re-publiek.

- Boekverzameling van J. ROMSWINKEL.

- HADRIANUS JUNIUS.

116. DE LOVER.

118. SALMACIS en HERMAPHRODITUS.

119. Spotprent van 1664. J. V. D. VELDE.

- BABEL van Haarlem.123. Spelling. Venlo.

- Spelling. Bataljon of bataillon ?

126. Geslacht VAN DER KEMP.

135. De markies van Beringhen.

136. Engeland en Gelderland.

137. TINTEVILLE enz.

138. Onbekend edelman.

Blz.

140. Politieke leesgezelschappen in de 18e eeuw.

148. Gedichten van SUSANNA VAN BAERLE.

- JACOB A MERSFOORDT.

- CAREL BOUMAN.

149. ABRAM RA AP.

- JACOB VAN BAERLE.

151. Schrijver van Carrascon.

154. Prent met schaakspelers.

- MAURITS in den slag bij Nieuwpoort.

- JOHAN MAURITS van Nassau-Siegen, bijge-

naamd de Braziliaan.

156. Hindelopen.

158. Wapen van ELLERT DE VEER.

168. Rijnland.

- Een kardinkal.169. Nationale beleenbank.

- Belegering van Haarlem.173. Afschaffing van het kwaakspel te Leiden in

1457.

174. De seven cruys gemeynten.175. PIETER 'T HOEN.

176. JAN FONGERS.

- Rotterdamsche paten.

182. Rotterdamsche zangeresse in 1638.

184. Draai-overboord.190. Kwartieren van de bij FERWERDA, 10 de gene-

ratie BENTINCK, genoemde kinderen van wit.-LEM BENTINCK.

201. Adel van het duitsche keizerrijk.

- Een gebraden os....... Archiven der voormalige classis van Tholen

en Bergen op Zoom.204. Steenen tafel op Klarenbeek.2 )6. Heer STEVEN , Beschrijvinge der Sepulturen

in Nederland..-- VONDEL, Gommer en Armijn ten hoof.

211. Gezelschapszang in de 18e eeaw.

213. VAN UFFELEN.

- HUYBERT BRUINESZ.

220. Geslacht VAN SEELANT.

222. Wapen van VAN BAERLE.

232. Wouden in Noordholland.

233. 's Gravensteen.

237. Koudekerke in Zeeland.

239. Koning in partibus.

240. Paalworm.

384

131z.242. Oude uitgaven der gedichten van HOOFT.

247. Paradebed van WILLEM I.

248. Met den rotterdamschen degen schermen.- Pietheinboonen.

255. Oudeigens.259. Uitvinding der boekdrukkunst.262. GASPAR D MEIJER.

264. PrUs- of eerepenningen der latere Maat-schappij tot Nut van 't Algemeen.

267. Pocula Janus amat.- Professor te Delft.

268. DENIS PAPIN.

280. Oud wapen.285. Adel.295. Geboortejaar van MENNO SIMONS.

297. Bijgeloovigheden van NERO.

298. Het huis van WILLEM V.

- Het huis de Vraag.- DE LOVERE.

299. Belofte der Doopschgezinden.- Brief aan een admiraal.

302. JOHN DE VAUGHAN.

306. J. MONTANUS en J. MEHRNING.

307. Reis door Engeland, Schotland en Yrland.- ADRIANUS VAN CRIMPEN.

310. Portret van JAN EVERTSEN.

- Geschilderde glazen.- JAN STEEN, pinctor.- Portret van TROMP.

- GEORG HOEFNAGEL.

- Portret van 1621.311. H. BAUR, kunstenaar in ivoor.- Portret van prins WILLEM I, door CORNELIS

VISSCHER de oude.- Portret door ROMEIN DE HOOGE.

318. Boef.

Blz.328. Twee engelsche ingenieurs in 1755.331. Haagprediker te Doesborch.335. Een charivari van 1787 of daaromtrent.339. MARIA LANSBERGEN.

- J. D. VAN DER SLUIS, hoogleeraar te Har-derwijk.

- FRANS RAFT.

341. JAN DE RIJK,

345. Geslacht der namen van rivieren.346. Koebrug, enz.

- Familiewapen van prof. DANIEL HEINSIUS.

347. De 8 kwartieren van ALYD VAN DER DOES.

350. Ds. WILHELMUS SOMERUS en ds. BERNARDUS

SOMER.

352. Schaaldieren.359. Gedeeltelijke lijst van eischen door de En-

gelschen aan onzen staat gedaan, denkelijkbij de vredespropositien.

360. CORNELIS TROMP.

- BODLEY.

- Vergiftiging van CLEMENS XIV.

361. Abuzen in de admiraliteit te Rotterdam, 1626.364. Waarde der specerijen in de 16e eeuw.365. Geheime godsdienstige genootschappen op het

einde der 18e en in het begin der 19 e eeuw.- Oestervangst.

367. Meesterknapen van Holland.- Bewindhebbers der westind. cornpagnie.- Gedenkpenning der krooning van keizer JOZEF

den 1 e tot koning van Hongarije.370. WILLEM DE LANGEN.

- ► STERNES Tristram Shandy.- Bijdragen tot het menschelijk geluk.

371. Levensbeschrijving van BERNARDUS BOSCH.

872. Portret met aurea mediocritas.374. Galeien.

BLADWIJZER.

A.

Aa (v. d.), Biogr.Woordenboek, 46.Aade Friesche Terp (It), 46, 117.Aanhalingen, Experto crede Ru-

perto, 175, 366. — Fer facilequod fata ferunt, 209. — Ode-runt peccare boni , etc., 334,363. — Pauperies pacem, etc.,334. — Vaarwel mijn vader-land, enz., 12, 75. — Verbavalent usu, sicut numiri, 46.

Aarde (Rondheid der), 32, 159,316.

Aert Antoniszoon, 79.Abelard, 173.A bbema (F.), 144, 205.Achtkante boer (De), 4, 65, 137.Adami [yr.), 45.Adriaan 17 I (Paus) en W. Eg-

gaert, 85.Aeneas Menelaides, 296.Afbeelding eener bloeiende aloe,

15. — der loterijzaal te 's Gra-venhage, 79, 147, 209, 335. —der St. Laurenskerk te Rotter-dam, 274.

Afbeeldingen (Oude) v. hyacin-then, 367.

Afstammelingen v. W. J. Blaeu,87, 153. — v. Luther, 128. v. Phil. v. Marnix, 26. — v.Joost v. d. Vondel, 220. v. Tjerk Hiddes de Vries, 312.

Album v. P. Hondius, 44.Alphen (v.), Gedichten voor kin-

deren, 76, 141Allinga (P.), 144, 205.Almanach (Revolutions), 122.Almanak v. 1460, 121. — uit de

14. eeuw, 174.Almanakken, 208.Alutarius (C.), 144, 205.Alva te Brussel, 112.Amand v Zierixee, 233.Amaulry (Wapenboek v. T.), 23.Ambassadeurs hij de republiek der

Vereen. Nederlanden, 262.Amstel (Gijsbrecht v.) in Pruisen,

5, 70.Amsterdam (Wederdoor ers te),

300. -- (Apostelstraat te), 124,147. — (Grafschriften in ker-ken te), 327. — (Schermschoolte), 135. — (Het Blauwe huisop de Heerengracht te), 324. —(De halve maan te), 30. — (Oudopschrift te), 159, 250. — (Be-schrijving v.), in dichtmaat, 76,141. — (Beschrijving v.) doorP. Vlaming, 270, 303.

Amsterdamsch honden -mirakel,142.

Andlo (P. ab), 123, 143, 170.Angels (Ph.), 269, 331.Angilbert, 207.Anonyme werken, 174. —176.Apostelen (De) en hunne attri-

buten, 307.Artopoeus (Jac.), 123, 172.Arzahelis Arabis tabulae astrono-

micae, 122, 171.Asselt (W. v.), 152, 215.Asteroiden, 380.A stronomie (Geschiedenis der) ,

349, 380.Atlas hij J. Danckers, 263.Axel (Heeren v.), 128, 216, 309.

B.

Baerle (Gedichten v. Sus. v.), 9.Bay (G. D.), 293.Bathori (Eliz.), 324.Beaufort (L. F. de), 270, 304,

329.Beeld boven de Mariekerk te

Utrecht, 15.Begrafenis bij avond of bij nacht,

4, 33, 65, 135.Mart aine, 125Bekker (Gedichten v. Balth.), 142.Beleg van Neuss (Berijmd verhaal

van het), 267,Bernard, 138.Beverland (Handschrift v.), 175,

268, 329.Blaeu (Afstammel. v. W. J.), 87,

153.Blaauwbaard (Een andere), 252.Blondin (E'en oude), 158.Boekdrukkers of boekverkoopers

te Deventer (Twee tot nog toeonbekende), 334.

Boekdrukkunst (Uitvinding der),355.

Bocarme, 104.Boconius (M.), 244.Borger, Aan den Rijn, 12, 72,

116, 140.Bourbon (Eleonora v.), 104.Bourgondie (Bastaard v.), 85.Braam (W. v.), 41.Brandmerk op de Wang, 294.Brandstapels, 104.Brandt (Gedichten v. G.), 122, 171,

208, 267, 304, 328. — (Levenv. Hooft door G.), 77, 141. —(Leven v. Vondel door G.), 265,331. — (Gedicht op de Hist. d.Reformatie van G.), 9, 74.

Brouwer (G. N.), 209.

Bruiloft v. Kloris en Roosje (De),77, 141.

Buiksloot (Schouwbnrg te), 125,176.

Bulengerus (J.), 123, 144, 170.Bursalen te Leiden, 294.Busscher (M.), 305.Bijbels, 334, 366.

C.

(C =. K. Zie K.)Caelius (Lud.) Rhodiginus, 207,

237, 266, 303, 329.Cephas Pistophilus, 207, 269.Cerisier, 267.Charters (Aanwijzing v.), 261.Christemeijer (J. B.), 270.Christus door heidensche schrij-

vers vermeld, 39.Christusbeeld te Kuilenburg, 210.Chronische humeuren, 382.Cicero de republica, 119, 171.

D.

Dagbladen (Nederlandsche), 173.Dassevael (S.), 209.Dedel (Prof. m r. N.), 12.Dertig dagen heeft September, 122,

171.Desmond (De gravin v.) en Rem-

brandt, 210.Dessade, 305. 330, 364.Deventer koek, 191, 287.Dialect v. Westfriesland, 337, 373.Diamant (Groote), 222.Dichtstukken (Oude), 123.Dirk Rembrands van Nierop, 206.Dissertatie (Ylilitaire), 305.Dodt (J. J.) van Flensburg, 305.Doekes (S.), 144, 205.Don Quijote, 208, 239, 273.Dood (J. Jz. de), 142.Doodshoofd (Het), 202, 238.Doodvonnis bij Toting, 4.Doopschgezinden onder de nederl.

schilders, 80. — (Synode der)in 1649, 111, 162.

Drinkglazen, 114.Drostendiensten (Stukken over )

203, 269.Drukfouten (Zonderlinge) , 158,

252, 349.Duurkoop (J. A.), 305.

E.

Eau de Cologne, 357.Eggaert (Pans Adriaan VI en W.),

85.

49

386

Glas (Beschilderd), 210, 307. ( Inboedel van een ongetrouwd Haar-Glazen (Gesdilderde), 125. — (Ge- lemer in 1646, 316.

schilderde) in de Zuiderkerk te Interpunctie (Proeve van), 382.Amsterdam, 124, 147. Israeliten of Joden, 105, 162,

Goeverneur, Gedichten v. kinde- 230, 291.Fen, 76. j Israelitisch geneesheer (Een), in

Gothen bij Walafridus Strabo, 364. 1618, 263.Grafschrift in de kerk te Span-

broek, 352. J.Grafschriften in de kerken te Am-

sterdam, 327.Gravenhage (Afbeeldingen v. d.loterijzaal te), 79,147, 209, 335.

Groninger Raarekiek (De), 239,270.

Gijsen (Jochem), 324.

Ellison, 78, 147, 176.Elzevieren (Drukten de) met zil-

veren letters?, 12.Enghien (De beer v.), 5.Eritis sicut Deus, 46, 172.Escheder tiende, 138.Espenblad (De heer van), 360.Etat politique de l'Europe, 174.

F.

Fargue (M. M. la), 12, 79.Faurens (Jan), 340.Fooien, 317, 379.Frederik de Groote (Een Amster-

dammer en), 200.Friesche letterkunde, 6.

G.

Gebed voor Napoleon, 356.Gedichten (Oude nederlandsche),

13, 264.Geheugenskracht (Bijzondere), 63,

223, 350.Gekortwiekte faam (De), 361.Germain (Graaf de St.), 356.Geschiedenis der aziatische vol-

ken, 103.Geschiedkundige aanmerkingen,

12, 118.Geslacht Aelman, 91, 217. — Alva

en Aylva, 26. — Amelroys,221. — van Baerle, 221. —Bax, 247. — Blaeu te Enkhui-zen , 154. — v. Borselen v.Brigdamme, 281, 316. — Buis,281, 311, 347. — v. Diemen,179, 221, 246, 312. — v. Don-gen, 25, 86, 151. — v. Emme-nes, 314. — v. Erp, 217. —Evertsen, 27. — de la Fontainedit Wicart, 26, 93. — v. Ga-meren , 221. — v. d. Ghoir,314. — Hasselaar, 349. — v.Heemskerck, 378. — Hooft, 28,89, 150. — Huigens en Sluis-ken , 128, 185, 215, 378. -Cabeljauw, 248, 280. — v. Catsen v. Brederode, 222, 249. —Clotterboke, enz., 349. — Knijff,153. — v. Laren, 154, 215,249. — Le Leu de Wilhem,28, 90, 217. — v. d. Lisse, 313.— v. Manmaker, 24, 152. v. Merwede, 187, 247. — deMunck, 315. — d' Orville, 29. —Pelgrom, 348. — Perponcher-Sedlnitzky, 57, 93. — Ruyc-haver, 27. — v. Schouwen, 26.- Schovel, 220, 247, 280. v. Sommerlatte, 26. — Teylin-gen, 154. — Voorhout, 57, 87,217, 281. — Westenberg, 211. —(Amsterdamsch) de Witt , 23,84. — Zoete de Laeke, 3, 228.— v. Zuylen v. Vleuten, 23,84, 153.

Geslachten (Personen nit bekende)in de 17 e en 18e eeuw naarIndie vertrokken, 314.

Geslachtsregeling der naamwoor-den, 150.

Gimmenich, 38, 67.

H.

Haar (H. ter) v. Rutikrlo, 208, 244.Haarpoeder (Bclasting op het), 136.Hans Matthijsz. (De wed.), 334.Haren (Gedicht op W. en 0. Z. v.),

208, 267. — (Engelsche verta-ling van een gedicht v. W. v.),363.

Harrebomee (P. J.), Spreekwoor-denboek, 115.

Hatert (Huis te), 128, 247.Hattinga, 228, 262.Havius (M.), 332.Heidenen of Zigeuners, 40, 100,

161, 356.Hellendoorn Cramer (F.), 270, 332.Helmers, Hollandsche natie, 45.Hemd (Een geweven), 223.Hemsterhuis, 45, 116, 140.Hemsterhuis (Werken v. T.) over

vaderl historie, 146Hofdienstpersoneel (Behandeling v.

het) in de 17 e eeuw, 103.Hogeschans, 174.Hogguer, 356.Hohenlohe (Wonderkuren v.), 44,

134.Hoitsma, 324, 359.Hollandsch (Eene bijzondere soort

van), 288.Homme ('1), pore-epic, 190, 287,

350.Homoet, Encomium linguae Ara-

maeae, 146.Honden met ingekorte voeten, 323.Honderdjarigen, 256, 282, 319, 349.Hondius (Album v. P.), 44.Hoofman (C.), 46.Hooft (Oorspronkelijke en ver-

taalde gedichten v.), 120, 266.(Knipzang v.), 239.

Hulster ambacht, 103, 162, 197.Hunnebedden, 114, 202, 326.Huwelijken v. beroemde personen

te Vlissingen aangeteekend,260. — v. predikanten te Vlis-singen, 376. — v. predikantente Batavia , 378. — tusschenbloedverwanten, 30, 96, 288.

I.

Imbyze van Batenburg (Jhr. J.W. v.), 357.

Imhoff (Sterfjaar v. G. W. baronv.), 262.

Jaar verdeeling gedurende de fran-sche republiek, 35.

Jan Beukelsz. van Leiden, 163.Jan Perfect, 334, 367.Jan Warmboutszoon en Warmbout

Janszoon, 313.Javaansche letterkunde, 77, 172.Joden bij de ouden vermeld, 356.Jonctijs (D.), 12Jordaens (J.), en N. Maes, 79, 147.Joris (Ridder St.), 7, 102.Josua (het wonder v.), en de chi-

neesche kronijken, 68.

C K.

Kaart van 1757, 263.Kaarten (Oude) v. Zeeland, 299.Kabeljaauw bij de el verkocht, 31.Calcagninus (C.), 123, 144, 170.Kalkoensche hoenderen, 357.Calcutta en Calicut, 149.Callot, 335.Camphy-eiland en Meston in An-

glia, 96.Kamp (Wabe), 364,Kamphuysen (D. R.), 16, 47, 78,

124, 147. — Meische morgen-stond, 364.

Kanterkaas, 317.Casman (0.), 146, 205.Casparius (Caspar), 361.Catalogus A. de Vries, 144.Keulen (Vergadering te) in 1535,

201, 262.Ceulen (Joh. a), 122, 171.Keurslijf, 70.Kies (P.), 25.Kinderboekje (Een), 363.Kinderleesboekje, 142.Clarendonck (J.), 146.Clotilde, 117, 169, 360.Knipzangen, 239.Cochenille, 160.Koerbach (A.), 330.Kock (J. C. de), 4, 34.Collectantenzakjes met schelletjes

(Oorsprong der), 202.Collette voor de Protestant en in

Ierland in 1644, 299.Columbus, 139.Commissaire ordinaire des mon-

tres, 190, 288, 352.Compaen (Claes Gz.), 103, 162.Compere Matthieu (Le), 207.Conformiteiten (Boek der), 74.Koning v. Holland in 1766, 253.Kookboeken (Oudste nederl.), 265.Cornelis (Sermoenen v. broeder),

77.Kort (Jan), 207, 244.Corver (De toneelspeler) , 148, 273,

307, 335.Costa (Is. da) in de 18e eeuw, 28,89.

387

Koudekerk in Zuidholland, 71,162. Menno Simons (Geboorteplaats v.), P.Krudener (Mad.), 44, 112,134,161. 293.

Menschental op aarde, 96. Paep (Hendrik) bastaard v. Swie-L. Middel om allen tevreden te stel- ten, 297.

len, 7. Paarden (Friesche) te Rome, 95,Lambert Joosten, 174. Middelburg (Doorl. school te), 146. 224, 352.Lasco (Joh. a), 206. Migroen (A.), 328. Paarlen (Voeden van), 94.Ledenberg, 138. Mobachius (Vesal. en Wilh.), 119, Paaschdag (Loslating v. gevan-Leeuwenhoeks (A. v.) zienswijze 144, 174, 20J. genen op), 104.

omtrent veenstoffe en turfgra- Monconys (De), 175. Pacius (J.), 119, 143, 170.verij, 351. Monluk, 74. Paludanus (Th.), 146, 206.

Leiden (Bijzonderheden betrffende Montens (G.), 220. Pamfletten van 1798 en 1799, 357.bet beleg v.), 295. — (Trouwen Monopoliegeest (Zucht der Hol- Papinianus of regtsgeleerde hel-te) in 1641, '297. — (Onthaal v. landers voor) en uitsluiting van denmoed, 46.Henriette Maria te) in 1642, anderen, 71. Papoea (Een) in Holland, 197.298. — (Collecte voor de Pro- Moor (Joos de) en zijn geslacht, Parijs (Cour Batave te), 111.testanten in Ierland te) in 1644, 186. Penning met komeet , 113, 169.

Lekkernijen (Plaatselijke), 352. Mostart (D.), 364. 232. — met het jaar 1572, 169.--met bloeiende aloe, 139 ,299 Moreelse (Prent v. P.), 80.

Lennep (Mr. J. D. v.) en de land- Munck (J. de), 174. — (Onbekende), 360.storm, 36, 70, 112 Munt (Zilveren), 140. Peter de Groote te Vlissingen,

Lennep (Mr. G. v.), 234, 332. Musicus (Stalls-), 33, 65. 138, 195.Letterkundige eigendom, 190, 318. Muurschilderij (Oude) te Utrecht, Picart (B.), 336.Lettres historiques et galantes, 334. I 47 Pistis Sophia, 123, 172.Leven v. Esopus, 268. I Platen betreffende de gesehiedenisLeven v. Frederik Hendrik, 333. N. des vaderlands in 1622, 176.Levensbeschrijvingen, 357. W Platte Tijs, 263.Lied, Al is ons prinsje nog zoo Naamvallen (Absolute), 18. Politieke Blixem (De), 203.

klein, 9, 74, 172. — van 1799, Naerebout (F.), 336. Politieke Speeltuigjes, 359.9, 44. — Lorsque le Createur, Namen v. nederl. geldstukken, 16, Pond sterling, 316,45. — Ah, que de peine dans 51, 82, 126, 372. — (Nederl. spot- Pontarus (St.) en St. Aloutsdag,la vie, 45, 119. — (Driekonin- en scheld-), 31, 317. — (Parij 324.gen-), 332, 361. i sche scheld-), 127. — (Voor-), Poorterbrief v. 1811, 103.

Lievensz. (J.), 335. 190, 277. — (Oorsprong der) v. Portret v. Guy de Brez, 125. —Lobe (Dc tooneelspeelster),47, 78, sterren en sterrebeelden, 349, v. Hendrik IV, 336. — v.

148. 380. Wollebrand Geleynsz. de Jonge,Lobedanius, 75. Najaarsvogel (Een), 221. 124, 148. — v. Janneke Peip-Lochem (Plaatsbescbrijving v.), Nassau (Hyacint v.), 3 g . peler, 307. — v. A. Pelt, 80.

Locher46.

G. de), 78. Navorsehers mosthoop, 191.— V. E. Swalmius , 335, 367.V. Willem I met den mantel,

146. Navorscher (Fransche), 72.

Lodewijk XIV. en de Nederlan- Nederland (Zuidelijk) in 1582 en 15. — (Vrouwen-), 210. — vanden, 164. 1586, 166. van een neger, 274. — door

Locke te Utrecht, 9. Nisse (Heeren van der), 186, 248, Fr. Hals, 47.Lottinus (J. F.), 141. 312, 348. Portretten (Lijst v. geschilderde),Luchtverschijnsel, 224, 281, 351. Nobels (Engelsche), 328. 125. — v. C. Mel en H. a.Luyken (Werken met prenten van Nosti (El.), 274, 307. Friesen, 176.

J. en C.), 47. Predikanten (Amsterdamsehe), 11.

Luther (Signet v.), 28, 87. --(Af- O.— (Hervormde) in den polderv. Namen, 261.

Luyt•

(Voet en), 148.

stammelingen v.), 128. Predikantsplaatsen op het eilandLuthersche predikanten, 244, 291. Obscoeniteit (Eene), 277. Walcheren, 7.

Olievlekken uit papier weg :te ne- Prent (onbekende), 210, 245, 273.M. men, 32, 64, 156. Pruiken, 163.

Omwenteling van 1813, 1, 33, 65, Putte (S. v. d.), 226, 260.Maagdeklachtje, 332. 100, 130, 195, 229.Maan (lnvloed der), 30, 160, 287. Omwentelingstijdvak van 1795 Q.Macs (N.) te Antwerpen, 79, 147. , enz., 356.Magic blanche et noire, 288. 1 Onderwijzer (Een jong), 224, 287. Questiers (Kath.), 164.Maleische letterkunde, 77, 172. 1 Ongeluksdagen, 32, 191.Manglierius, 1 46, 205, 332. ! Oosterwee (De beer van), 323. R.Manrique (Don Jorge), 46. i Opschrift (Oud) te Amsterdam,Mariniers (Korps), 296. 159, 250. Raarda (F.), 173.Marnix (Afstammellngen v. Phil. Opschriften op kerkklokken, 72. — Racine, 335, 365.

v.), 26. (Twee zoogenaamde oude), 114, Regthart, (C.) 175.Martyr(Pet.)de Angleria, 175,203. 168, 233. Reis (Oude naar Louden), 364.Massa (Is.), 355. Orde (Teutonische), 97. — van Rembrandt (Rubens en), 79. —Mate (De), 159. den huize v. Bourgondie, 197. — (De Gravin v. Desmond en), 210.Meer (v. d.), 15, 78. van St. Peter, 263. Repertorium v. verhand. en bij-Meer (Jan v. d.), 15. Oude van den berg (De), 39. dragen betreffende de gesehie-Meervoud (Vorming van het), 21, Ouderdom (Hooge), 157, 253. denis des vaderlands, 115.

53 Overhage, 128, 186. Ridders (Nederlanders) in de 17deMeijer (Mr. J. D.), 5, 34, 71, 112. Overstraten (Adr. v.), 270, 331. eeuw, 259.Memoires sur la tour de Louis I 361. Ridders van het heelal en Con-

Napoleon, 12. cordia et libertate, 38.i

49*

388

Rilland, 27.Ringrijden (Het), 195, 230, 262.Robert Foberts, 340.Royen (Mr. H. v.), 44, 118.Rossum (Dochters v. Maarten v.),

185, 309.Rotterdam (De Delfsche poort

te), 323, 359.Rouwbewijzen, 104.Rouwklagt op Willem Carel Hen-

drik Friso, 335.Rozecrans (Generaal), 6, 70, 113.Rubens en Rembrandt, 79.

(Schilderij v.) de rom. maegdenvoorstellende, 245.

Ruyl, 146, 205, 209.Ruyter (Familieschilderij van de),

274.Rustingh (S. v.), 270, 304, 331.Rijdende bode van het hof v. Gel-

derland, 39.Rijder (De), 308, 367.Rijk (G.), 119, 144, 171.Rijn (Waterlozing v. d.), te Kat-

wijk, 293.

S.

Saint Simon in Holland, 175.San Chirico (Da), 122.Sansovin, 141, 169.Schaey (Dirk), 324.Schaakspel in Nederland,118, 171.Sch ad uw-aureolen, 94.S chatgravers (De) van Muiden, 355.Scheiwael, 287.Schermmeesters in de 16e eeuw, 71.Scheunenus, 209.Schilderij van den toren van Ba-

bel, 14.Schip van biezen, 30.Schoorsteen (Eikenhouten) te Dor-

drecht, 8.Schotsche clans (Ruitkleuren der),

93.Schuurman (A. M.), 274, 335.Serklaas (Juffrouw), 70.Sewel (W.), 244, 269, 303, 329.Sibelius (Geschriften van S.), 207,

239.Synoptici, 45, 172.Slatius, 147.Slenner-Hincke (Historic v.), 142.Smout (D.), 209, 239, 267.Soevenhaven, 163.Spelen in verzen beschreven, 175.Spelling. Verdubbeling der s,

83. — Kindschheid, 48, 375.Spreekwoorden en spreekwijzen.

Doe wel aan iedereen, al washet ook een Fries, 82, 177. —'t Spookt als Boukens geest,177. — In de lijn loopen, 20,52, 149. — Moederziel alleen,340. — Passer par Bardelot,127. — To talk like a Dutchuncle, 16.

Spijkerschrift, 364.Stadhouders in de nederl. provin

cien voor de afzwering v. Fi-lips, 323, 359.

Stadsgekken, 356.Stalen pennen, 31, 191, 250.Staring (E. C.), 36, 135.

Starter (Vondel en), 118.Staten van Holland (Naamlijsten

der), 200Stavoren, 42.Steendam (J.), 305.Steenen (De) onzer heidevelden, 95.Steversloot (L.), 75, 119, 140.Stevin (S.), 304.Stoomschip v. Blasco de Garay, 5.Stoop (G. C. 0.), 336.Stormseinen voor de 19 e eeuw, 96.Stroo (Een bosje), 318, 380.Suiker (Prijs van de) in den aan-

yang der 16e eeuw, 39.

T.

Taal- en letterkunde (Nederl.) inDuitsebland, 278.

Taalzuivering, 83, 245, 274, 308,368.

Tegels te Alkmaar gevonden, 140.Tegnejus (Tob.), 122, 142, l&9.Teniers den jongen (Sterfdag v.),

123, 307.Theologische curiositeiten, 364.Tibullus (Een vers van), 372.Titulaturen, 135.Tongblaar der koeien, 31.Tongschrapper, 93.Trip (S.), 6, 100.Tromp (Brief v. J. B. Petersen

aan Corn ), 225, 291.Tuyll v. Serooskerken (Mej. A.

J. E. v.), 363.Turnbull de Mikker, 142.Tweegevecht aan. boord, 103, 162.

U.

Uitgewekenen in 1787-1795, 136,355.

Uitspraak (Goede en verkeerde),50. — v. composita, 246

Uitvinding van het kompas, 6.Utrecht (Beeld voor de Mariekerk

te), 15.

V.

Valckenaer (Joh.), 357.Veelwijverij, 250, 318.Veen (P. van), 209.Veenstoffe en turfgraverij (A. v.

Leeuwenhoeks zienswijs over),351.

Veines (P. de), 378.Verbeterd schaakspel, 121.Vergaderplaats (Eene), 163.Verhee (Gedichten van W.), 9.Verheergewaden met een paar

witte handschoenen, 5, 35, 65.Veri, 46.Verinus (Simplicius), 119, 143.Verscheyde Nederduytsche Ge-

dichten, 73.Vianen (A. v.), 147.Vice- admiraal (kloekmoedige daad

van een holl.), 37.Victor (J.), 15, 124.Visschen en Schaaldieren, 382.Visschen (Ouderdom der), 316.Vitriool, 264.

Vlaming (P.), Beschrijving v. Am-sterdam, 270, 303.

Vlissingen (Huwelijken geslotente), 260, 376.

Voerman (H.), 210, 307.Voet en Luyt, 148.Vogelnestjes (Eetbare) , 159, 222,

287, 318.Volksbijgeloof, 31.Vondel, (Geboortehuis v.), 144,

238.— (Afstammelingen v.), 220.— Grafschrift op J. v. Amstel,264, 303. — en Starter, 118.— (Leven v.) door Brandt, 265,331. — (Gedenkteeken voor) ,145. — (Standbeeld v.), 269.

Voorhout (M. Duyst v.), 87, 221.Vos (Jan), Aran en Titus, 332.Vosseland, 95.Vries (Afstammelingen v. Tjerk

Hiddes de), 312.Vrouwen (Vaderlandsche), 164Vruchtbaarheid (Buitengewone) ,

250, 318.Vrijmetselarij (Geschiedenis der),

42, 68, 99, 129, 161.

W.

Wallesius, 146, 205, 239.Wassenaar (N. v.), 273.Wapen v. Driel, 220. — v. ',Est,

213. — v. het ambacht Nieuw-land of de vier polders, 221.— (Getal XIIII op het) v. Ka-pelle,... — v. het gesl. van Baerle,348, 378. — v. Hobbema, 312.— v. de Crauwelaer, 221. —v. Middelhoven, 186. — v. deRuever, 376. — v. d. amsterd.familie de Witt, 23. — (Onbe-kend) [Pelgroms], 349, 378.

—v. sinopel met drie gouden lelien,248, 312. — gevraagd, 26.

Wapens (Oorsprong der familie-),57, 85, 348.

Wapenborden in de kerken te Ba-tavia, 104.

Wederdoopers te Munster, 201. —te Amsterdam, 300.

Weerkunde, 223.Weesverzen, 45, 118, 206.Wellington te Brussel in den nacht

van 15 junij 1815, 43.Welna (De hofstede), 138, 195.Werktuig (Nieuw uitgevonden),

318.Wese (Brief v. M. v.), 264.Wetenschappen (Stelsel en verdee-

ling v.), 119.Willebrord (St.), 7..Willem I (Prins) door J. Jauregui

gewond, 7, 40, 67.Willem II (Gevolg van prins) bij

zijn overtogt naar Engeland,5. — (Reize van) naar Enge-land, 164, 199, 226, 257, 289,321, 353.

Willem III en de de Witten, 324.Willemzonius (A.), 207.Williams (R.), 173, 268.Wolven in Nederland, 37, 135.Woorden op bijzondere plaatsen

in gebruik, 21.

Woorden afgeleid , verklaard ofbeoordeeld. Ameide , 211. -bedem, zijdcrachten, sceye, 20.- blaauwmaandag, 83. - bluestockings, 375. - boekverkoo-per, wijnkooper, 340. - disch-goederen, 245. - dienst, 375. -douar, 127, 177. - draaien metde spille, 81. - erweelt, 341.- gereformeerde weeshnis, 52.- geren, 375. - Holland, 19,82. - horendrager, 19. - hou-ten Christoffel, 19. - Isekeepe,Berbice, 21, 81. - jeschurun,105, 340. - Kattegat, 81. -kerk, 179, 341. - kneppelgeld,278. - koeskoes, 83. - cockel-neuse, 179. - coman, 82, 149.- krensen, 340, 373. - krui-derwijn, Wolverstraat, 33, 278,

389

346, 369. - laden, 347. - Ta-res en penates, 246, 308. -ligehamelijke opvoeding, 48 -ooievaren, 126. - op de straat,372. - pamflet, 127, 177, 245.- pothuis, 51, 125. - ravot-ten, 81. - schagcheren, 127,177. - Schalsum, 277. - scha-mel, 52, 80, 148, 277, 340. -schonissen, 53. - smous, 111,149, 230, 232, 245. - staart,bijnaam v. den Engelschman,94, 190. - tuischen, 81, 149,177. - varende vrouw, 278. --veldscheerder, 211. - verbui-ten, 341. - wetsteen, 245. -Witte, 93. - zeebaer, calvaerhayman, 16, 84.

Woutelaar (H.), 208.Wrijburg (Tombe v. Adr.), 140.

IJ.

IJzeren masker (De man met het),37, 66, 232, 263.

Z.

Zang aan de Leydsche burgerij,45, 206.

Zeaemannus (G.), 174, 203, 244.Zelandre (Baron de), 70.Zesen (Fil. von), 267.Zimmerman of Timmerman (E.),

209.Zotten, 193, 229.Zumbach, 333.Zwaerdecroon (H.) en de invoer

der koffijkultuur op Java, 2,294, 323.

Zwoll (Christ. v.), 294.

MEDEWERKERS.A.

A., Geschiedenis der vrijmetselarij,42, 129. - Eritis sicut Deus,46. - Veri, 46. - v. d. Aa,Biog. Woordenboek, 46. - DonJ. Manrique, 46,

A. (A. L. T.), Beeld boven deMariekerk te Utrecht, 15. -Cour Batave te Parijs, 111. -Mr. J. D. Meijer, 112. - Verbe-terd schaakspel, 121. - Alma-nak v. 1460,121. - Revolutions-almanach, 122. - ArzahelisArabis, Tabulae astronomicae,122. - Saint Simon in Holland,175. - Een Papoea in Holland,197. - De gravin v. Desmonden Rembrandt, 210. - Vrou-wenportret, 210. - Eene hij-zondere soort van Hollandsch,288. - Magic blanche et noire,288. - Jhr. J. W. van Imbyzevan Batenburg, 357.

A. (J. C.), Lied van 1799, 44. -De Monconys, 175.

A. en L., Synoptici, 45.A. (v.), De tooneelspeelster Lobe,

148. - Gesl. Huigens en Sluis-ken, 185. - Wapen v. vanBaerle, 348.

A. A., Oude dichtstukken, 123.A-A. De man met het ijzeren

masker, 37. - Frederik Adami,45. - Heidens in Nederland,100, 356. - Gesch. der aziatischevolken, 103. - Behandeling vanhet hofdienstpersoneel in de 17eeeuw, 103. - Rouwbewijzen,104. -Loslating v. gevangenenop paaschdag, 104. - Schaak-spel in Nederland, 118. - Stel-sel en verdeeling van weten-schappen, 119. - Pistis Sophia,123. - J. C Bulengerus en C.Calcagninus, 123. - Uitspraakvan composita, 246.

Alexander,Begrafenissen bij avond,65. - Israeliten of Joden, 105,230. - Huwelijken tusschenbloedverwanten, 96, 288. -Schageheren, 127. - Pamflet,178. - Rouwklagt op het af-sterven van Willem Carel Hen-drik Friso, 335. - Jeschurun,340. - Bijbels, 366. - Taal-zuivering, 369. - Een bosjestroo, 380

Aliquis, huwelijken tusschen bloed-verwanten, 96. - Eritis sicutDeus, 173. - Smous, 245. -Nederl. spot- en scheldnamen,317. - Jan Perfect, 334. -Een vers van Tibullus, 372.

Alof, Geboorteplaats v. Menno Si.mons, 293. - Afstammelingenv. Tjerk Hiddes de Vries, 312. -Wapen v. IJlst, 313.

Arriens, Omwenteling v. 1813, 100.A--Z, Een poorterbrief van 1811,

103. - De heer van Espen-blad, 360.

B.

B., Kaart van 1757, 263. - Ge-dichten v. G. Brandt, 267. -F. Hellendoorn Cramer, 270. -De Beaufort, 329. - A. M.Schuurman, 335. - A. van Leeu-wenhoeks zienswijs over veen-stoffe en turfgraverij, 351.

B., G. Rijk, 171. - Schaakspelin Nederland, 171 - Overhage,186. - G. Montens, 220.

B. No. 3, Naamlijsten van deleden der Staten v. Holland,200. - Gesl. v. Baerle, 221.

B. (A.), Wapen v. sinopel metdrie gouden lelien, 248 - JanWarmboutszoon en WarmboutJanszoon, 313. - Gesl. v. d.Ghoir, 314.

B. (C. W.), Oude nederl. gedich-

ten, 13. - L. Steversloot, 119.-Vesalius Mobachius, 144. - Por-tret van Wollebrand Geleynsz.de Jonge, 148.

B. (J.), Wabe Kamp, 364. - Theo-logische curiositeiten, 364.

B. (v. n.), Omwenteling v. 1813,229.

B. (J. de), Olievlekken uit papierweg te nemen, 64.

Baan (J. van der), Verheergewa-den met een paar witte hand-schoenen, 35. - Schonissen,53. - Isekeepe, Berbice, 81. -Camphy-eiland, 96. - Omwen-teling v. 1813, 100. - Gesl. v.Laren, 154, 249. - Hulster am-bacht, 162, 197. - Bulengerus,170. - J. Artopoeus, 172. -J. de Munck, 174. - Heeren v.d. Nisse, 186, 248, 312, 348. -S. Dassevael, 2C9. - Veldscheer

, -

der, 211. - Heeren v. Axel,216. - Gesl. v. Diemen, 222. -v. Cats en v. Brederode, 222. -S. v. d. Putte, 226. - Hattinga,228, 262. - Dischgoederen,245. - Gesl. Schovel, 247, 280.-Hervormde predikanten in denpolder v. Namen, 261. - Ring-rijden, 262. - Gesl. Cabeliau,280, - v. Borselen v. Brig-damme, 281. - Oude kaartenv. Zeeland, 299. - L. F. deBeaufort, 304, - De apostelenen hunne attributen, 307. -Gesl. Buis, 311. - Gesl. v. d.Lisse, 313. - S. Pontarus enS Aloutsdag, 324. - Engelschenobels, 328.

Baerle (van), Wapen v. van Baerle,378.

Berg van Dussen Muilkerk , HetBlaauwe huis op de Heerengrachtte Amsterdam, 324.

B. N. Hemsterhuis, 116. - Mr.H. v. Roijen, 118. - Weesver-

390

D. (B.), Gesl. Huigens en Sluisken, Duffer Blom (G.), Olievlekken uit128. - Gesl. Buis, 281. papier weg te nemen, 156.

D. (J. Dz., Schamel, 148. - Tuischen, ), Heidens in Nederland, 161.

L.149.

- Penning met komeet, 169. -T. Tegnejus, 170. - Doe wel E.

aan iedereen al was het ook eenE. no 2, Oors rong der familie-

zen, 118. - R. Williams, 268.- Luchtverschijnsel, 288.

Bauman (J.), Platte Tijs , 263.- S. v. Rustingh, 270. -Schamel, 277.

Br. (A.), Heidens in Nederland,162. - Eritis sicut Deus, 172.

Broers (D r.), J. Evertsen, 27.

C.

C., J. Victor, 15. - J. v. d. Meer,15. - v. d. Meer. 15. - Elli-son, 78. - J. Jordaens en N.Maes, 147. - A. M. Schuur-man, 274. - Phil. Angels, 331.- J. Lievensz., 335.

Generaal Rozecrans, 70.Caland (F.), Rilland, 27.- Scherm-

meesters in de 16e eeuw, 71. -Gesl. Perponcher - Sedlnitzky ,93. - Vosseland, 95. - Hul-ster ambacht, 103. - Wapenv. Middelhoven, 186. - Joosde Moor en zijn geslacht, 186. -Ridderorde van den huize vanBourgondie, 197. - Afstamme-lingen Y. Vondel, 220. - Gesl.Schovel, *220. - v. Gameren,221. - Gesl. v. Amelroys, 221.- Wapen v. de Crauwclaer,221. - Gesl. v. Diemen, 247. -Gesl. v. Laren, 249. - Heerenv. Axel, 309. - Getal XIII'op het wapen v. Kapelle, 312.

Camerlingh (A. C.), Doe wel aaniedereen, al was het ook eenFries, 82.

Chr., Om wenteling v. 1813, 130. --E. C. Staring, 135. - Scherm-school te Amsterdam, 135. -Belasting op het haarpoeder,136. - Uitgewekenen van 1787-1795, 136. - Turnbull deMikker, 142 - J. Jz. de Dood,142. - Kinderleesboekje, 142.- Ad. v. Vianen, 147.

C. J., Onbekende prent, 245.Constanter, De halve maan te

Amsterdam, 30. - Synode derDoopschgezinden in 1649, 162.- Eene vergaderplaats, 163. -Soeverthaven , 163. - Tweezoogenaamde oude opschriften,168. - Mfileische en javaan-sche letterkunde, 172. PistisSophia, 172. -- Synoptici, 172.- Ellison, 176. - Schouwburgte Buiksloot, 176. - Schagche-ren, 177. - Friesche paardente Rome, 224.

Cz., van Borselen v. Brigdamme,316.

D.

D (Mr.), Wederdoopers te Mun-ster, 201. - Oarsl rong der col-lectantenzakjes met schelletjes,202.

D. te D., het doodshoofd, 202. -Cephas Pistophilus, 269. - Stuk-ken over de drostendiensten ,269.

Fries, 177. - Adr. v. Overstra-ten, 270.

D. (J. H. v.), Isekeepe, Berbice, 21.Dixi, Absolute naamvallen, 18. -

Mr. I). J. van Lennep en delandstorm, 36, 112. - Prijs vande striker in de 16e eeuw, 39. -Willem I door Jauregui gewond,40. - Verba valent usu, 46. -Goede en verkeerde uitspraak,50. - Nederl. geldbenamingen,51, 126. - In de lijn loopen,52. - Omwenteling v. 1813,65. - Verheergewaden met eenpaar witte handschoenen, 66. -Tongsehrapper, 93. - De acht-kante boer, 137. - Aanhaling,363. - Op de straat, 372.

D. N. (V.), S. Trip, 6. - Ned.geldbenamingen, 16. - Gesl.Ruychaver, 27. - Gesl. Hooft,28.- LeLe u deWilhem,28, 90. -Stadsmusicus, 65. - M. M. laFargue, 79. - Amsterd. familiede Witt, 85. - Signet v. Luther,87. - Mr. J.I) Meijer, 112. L.Steversloot, 141. - In de lijnloopen, 149. - v. Zuylen v.Vleuten, 153. - Reize van Wil-lem II naar Engeland, 164, 199,226, 257, 289, 321, 353. - J.Pacius, 170. -- P. ab Andlo,170. - H. Bulengerus en C.Calcagninus, 170. - ArzahelisArabis tabulae, 171. - Joh.a Ceulen, 172. - K. Alutariusenz., 205. - 0. Casman, 205. -

Wallesius enz., 205. - Th. Palu-danus, 206. - Gedichten v. GBrandt, 208, 304. W. v. As-selt, 215. - H. ter Haar v.Ruurlo, 244. - G. Zeaemannus,244. - J. Kort, 244. - Gesl.v. Diemen, 246, 312. - Huiste Hatert, 247. - v. Cats env. Brederode, 249. - Verga-ring te Keulen in 1535, 262. -L. Caelius Rhodiginus, 266. -D. Smout, 267. - Commissaireordinaire des montres, 286. -Luthersche predikanten, 291. -W. Sewel, 303. - S. v. Rustingh,304. - Portret v. Janneke Peip-peler, 307. - De rijder, 308. -Gesl . Buis, 311, 347. - Wapenv. sinopel met drie gouden le

323. - L.F. de Beaufort, 329. -Handschrift v. Beverland, 329.- I. Massa, 355. - Stadhou-ders in de nederl. provincknvoor de afzwering van Pilips,359. - Hoitsma, 359. - DeDelfsche poort te Rotterdam,359.- Portret v. E. Swalmius, 367.

Donatu q , Geslachtsregeling dernaamwoorden, 150.

wapens, 57. - C. Alutarius enz.,144.

-e-, Dessade, 305. - Lares enpenates, 308. - Daarstellen,308.

E. (..R.), Tongblaar der koeien,31. - Kabeljaauw bij de elverkocht, 31. - T. Tegnejus,169.

E-L. (W.), Stadsmusicus, 33.E. A. P., Amsterdamsche predi-

kanten, 11. - Schamel, 52. -G. Rijk, 144. -- Smous, 149. -Geschriften v. C. Sibelius, 239.

Eekhoff (W.), Gesl. PerponcherSedlnitzky, 57. - It aide Frie-sche Terp, 117.

Elsevier, Waterlozing van den Rijnte Katwijk, 293. - Bursalente Leiden, 294. - Brandmerkop de wang, 294: - Bijzonder-heden het beleg van Leiden be-treffende, 295. - Het trouwente Leiden, 297. Hendrik Paep,297. - Onthaal v. Henriette Ma-ria koningin v. Engeland teLeiden, 298. - Collette voar deProtestanten in Ierland te Lei-den, 299. - S. Stevin, 304.

Emde (van), Bastaard v. Bourgon-gondie, 65. --- W. Sewel, 269.

E. 0. B. R., St. Willebrord, 7 -Drukten de Elzevieren met zil-veren letters? 12. - Heidenen,40. - Twee zoogenaamde oudeopschriften, 114.

Everts (Herbert), Geschilderde gla-zen, 125.

F.

F. (Dr.) te M., Cockelneuse, 179.F. Dz. (D.), Grafschriften in de

kerken te Amsterdam, 327.Fokker (A. H. G.), Oud opschrift

te Amsterdam, 250.Fokker (Mr. G. A.), Taalzuive-

ring, 245, 368.Fr. (Dr.) te Zwolle, Arzahelis Ara-

his tabulae, 171. - Een Israeli-tisch geneesheer in 1618, 263.

Franken Dz, (D ), Hoitsma, 324.Fret (P.), Predikantsplaatsen op

Walcheren, 7. - Tuischen, 81- Kattegat, 81. - Ooievaren,

rijden, 195. - Een jong on-derwijzer, 224.

Frisius secundus , Album v. P.Hondius , 44. - Portret doorF. Hals , 47. - Pothuis , 51.- W. Sewel, 269. - Beschrij-ving v. Amsterdam door P.Vlaming, 303, - E. Noski, 307.

lien, 312. - H. Zwaerdecroon, 126. - Peter de Groote teVlissingen, 138. - Het ring-

Christus door heidensche schrij-vers vermeld, 39. - Olievlek-ken, 156. - Politieke speel-tuigjes, 359.

I.I., Geschiedkundige aanmerkingen,

12. - Memoires sur la cour deLouis Napoleon, 12. .

I. (H. v.), Gesl. v. Dongen, 25. -Wapen gevraagd, 26.

I. (J. L. A.), Willem I door Jau-regui gewond, 67. - Keurslijf,70. - Borger aan den Rijn,72. - Het boek der Confor-miteiten, 74. - Monluk, 74. -Lobedanius, 75. - Beschrijvingv. Amsterdam in dichtmaat, 76,141. -- Vondel en Starter, 118.

storm, 70.Janid, J. C. de Kock, 34.J-o, Stalen pennen, 191.Jochem, Stadhouders in de nederl.

provincien, 323. - Oorsprongder benamingen van sterren ensterrebeelden, 349.

K.

K. (A. P. H.), Penning met bloei-ende aloe, 139, 232.

K. (C.), Houten Christoffel, 19.K. (M. A. v. d.), Zuidelijk Neder-

land in 1582 en 1586, 166.K. (Majoor), Calcutta en Calicut,

149. - Coman, 149.K. (J. C.), Klaas Gz. Compaen,

103. - Geschiedkundige aan-merkingen, 118. - L. Stever-

391

- Mad. Krudener, 134. - Titu- sloot, 149. - Voet en Luyt,laturen, 135. - Brandt, Leven 148. - Invloed der maan, 160,v. Hooft, 141. - Gedichten v. - Een geweven hemd, 223. -B. Bekker, 142. - Afbeeldin- De beer van Oosterwee, 323. -gen v. d. loterijzaal te 's Gra- W. Sewel, 329. - A. Koer-venhage, 147. - Pruiken, 163. bach, 330. - Zumbach, 333. -- Vaderl. vrouwen, 164. - De tooneelspeler Corver, 335.Medaille met het jaar 1572, - Portret v. E. Swalmius, 335.169. - Sansovino, 169. - Cal- - F. Naerebout, 336. - G. C.cagninus, 170. - Al is ons 0. Stoop, 336. - Moederzielprinsje nog zoo klein, 172. - alleen, 340. - Drukfouten, 349.Abelard, 173. - Nederl. dag- Bijzondere geheugenskracht,bladen, 173. - Roger Williams, 350. - Luchtverschijnsel, 351.173. - Anonyme werken, 174. K. (H. v.), Het doodshoofd, 238.- Etat politique de l'Europe, Koning(D.), ftuitkleuren der schot-174. - Platen betreff. de ge- sche clans, 93.schied. des vaderlands in 1622, Kramm (C.), De achtkante Boer,176. - Portr. v. C. Mel en H. 4- - Begrafenis bij avond, 4.a Friesen, 176. - 't Spoockt als Schilderij van den toren v.Boukens geest, 177. - Lucht- Babel, 14. - Afbeelding eenerverschijnsel, 224. Veelwij- bloeiende aloe, 15. - J. Victor,verij, 250. - Nederlanders, rid- 15. - In de lijn loopen, 20. -in de 17 e eeuw, 259. - Aan- Tongschrapper, 94. - Hoogewijzing van charters, 261. - ouderdom, 157. - Israeliten ofBrief v. M. v. Wese, 264. - Joden, 291. - J. J. Dodt vanVondels grafschrift op J. van Flensburg, 305. - Voerman,Amstel, 264. - Leven v. Von- 307. - Sterfdag v. Teniers dendel door Brandt, 26T. Oudste jongen, 307. Dochters vankookboeken, 265. - Cerisier, NI. v. Rossem, 309. - Wapen267. - Gedichten op W. en v Hobbema, 312. Buitenge-0. Z. van Haren, 267. - Be- wone vruchtbaarheid, 318.rijmd verhaal van 't beleg van K. v. S. (C.), Generaal Rosecrans,Neuss, 267. - Leven v. Esopus, 113.268. - Vondels standbeeld, K. v. S. n o. 2, Koudekerk in Zuid-269. - Ph. Angels, 269. - holland, 162.L. F. de Beaufort, 270. -J. B. Christemeijer, 270. -Familieschilderij v. de Jtuyter,274.

L. (C. P.), De achtkante Boer, 65.- Baron de Zelandre, 70. -Het boek der conformiteiten,74. - Het zeebaer, 84. - Be-grafenissen bij avond, 135. -Lottinus, Sansovin, 141. - Pe-ter de Groote te Vlissingen,195. - G. Zeaemannus, 203. -Pet. Martyr de Angleria, 203.- Amand v. Zirixee, 233. -W. Sewel, 269. - Don Quijote,273. - N. v. Wassenaar, 273.- Brief v. J. B. Petersen, 291.- G D. Bay, 293. - Eliz.Bathory, 324. - Dessade, 331.- Lettres historiques et galan-tes, 334. - B. Picart, 336. -Boekverkooper, wijnkooper, 340.

L. (G. M. C.), Doodvonnis bij lo-ting, 4. - Gedicht op Brandt,Hist. d. Reform., 9. - Gedich-ten v. S. v. Baerle, 9. - Ph.C. Ruyl, 209.

L. (S. P.), Aert Antoniszoon, 79.Laboranter, Bedem, zydcrachten,

sceye, 20. - Wapenborden inde kerken te Batavia, 104. -Penning met komeet, 113. -Portret v. Wollebrand Geleynsz.de Jonge, 124 - Tweegevechtaan boord, 162. - Dertig dagenheeft september, 171. - Schil-derijen behoorende aan de 0. I.comp., 211. - Gesl. v. Laren,215. - Gesl. v. Diemen, 221. --

G.

G. (W. A. H.), Willem I doorJauregui gewond, 67.

G. (J.), Doopschgezinden onder debollandsche schilders, 80.

G. en W. , Wapen Y. de Ruever,376.

G. (v.), Portret v. A. Pelt, 80.Gerrit, Kruidenwijn, Wolvenstraat,

278.

H.

H., Tob. Tegnejus, 122. - Joh. aCeulen , 122. - Christusbeeldte Kuilenburg, 210.

H. (v.), Verheergewaden met eenpaar witte handschoenen, -v. Zuylen v. Vleuten, 84.

H. (W. J. C.v.), Prof. E. r . N. Dedel,12. - Wapen en gesl. v. Man-maker, 25. - Gesl. de la Fon-taine-dit-Wicart enz., 26.

H. en R., Menschental op garde,96. - Le compere Matthieu, 207.

Hageman JCz. (J.) , Zucht derHollanders voor monopoliegeest,71. - Maleische en javaanscheletterkunde, 77: - Coman, 82.

Brandstapels, 104. -mate, 159. - Cochenille, 160.

Hasselt (W. J. C. v.), De tooneel-speelster Lobe, 78.

H. Bz., Bijzondere geheugens-kracht, 223.

H--g., Een oude Blondin, 158.- Yes. Mobachius , 204. -Dirk Rembrands v. Nierop, 206.- H. Voerman, 210.

H. R., Bocarme, 104. - Almanak J.uit de 14 e eeuw, 174. - PeterMartyr de Angleria, 175. - J. (A.), Gedicht I op de: van Ha-l'Homme pore-epic, 190. De rens, 208.Politieke Blixem, 203. - Stuk- J. (D. G.) , Twee zoogenaamde

ken over de drostendiensten, 203. oude opschriften, 168. - Clo-- Lares enpenates, 246. --tilde, 169. --Afbeeldingen v.

Koning v. Holland in 1766, 253. de loterijzaal te 's Gravenhage,

- De schatgravers van Muiden, 335.1810, 355. - De graaf de St. Januarij (9), Omwenteling v. 1813,

Germain, 356. - Hogguer, , 2. - Al is ons prinsje, 9. -

356. - Eau de Cologne, 357. v. Zuylen v. Vleuten, 23. -

--- Oude reis naar Londen, 364. Generaal Rozecrans, 70. - Mr.

flora ruit, M r. J. D. Meijer, 34. - D. J. van Lennep en de land-

L.

392

Eetbare vogelnestjes, 222, 318.-Groote diamaut, 222. - S. v.d. Putte, 260. - Aanteekenin-gen uit de trouwboeken te Vlis-singen, 260. - Varende vrouw,278. -H. Zwaerdecroon, 294. -Chr. v. Swoll, 294. - AeneasMenelaides, 296. - Korps ma-riniers, 296. - J. A. Duur-koop, 305. - M. Busscher, 305.- J. Steendam, 305. - Hu-welijken v. predikanten te Vlis-singen, 376. - Huwelijken vanpredikanten te Batavia, 378.

Ledeboer (A. M.), A. Migoen,328. - Twee tot nog toe on-bekende boekdrukkers te De-venter, 334.

Leendertz Wz. (P.), Holland, 19.--Alva en Aylva, 27. - Lig-chamelijke opvoeding, kindsch-heid, enz., 48. - Gereformeerdeweeshuis, 53. - Vorming vanhet meervoud, 53. - Verdub-beling der s, 83. - GeslachtIlooft, 90. - Oorspronkelijkeen vertaalde gedichten v. Hooft,120, 266. - Geschilderde gla-zen in de Zuiderkerk te Amsterdam, 147. - Uit het archiefvan Lier, 1582-1586, 167. -Schouwburg te Buiksloot, 176.- Bijzondere geheugenskrachtvan H. de Groot, 223. Knip-zangen, 239. - Daarstellen,275. - Nederl. taal- en letter-kunde in Duitschland, 278. -Scheiwaal, 287. - Driekoningenlied, 333. - Pauperies pa-cem, 334. - Oderunt peccare,etc., 334. - Portret v. Hen-drik IV, 336. - Krensen, 341.- Kerk, 341. - Laden, 347. -Kalkoensche hoenderen, 358. -De heer van Espenblad, 360. -C. Casparius, 361. - Expertocrede Ruperto, 366. - Kruier-wijn, Wolverstraat, 369. - Opde straat, 373.

Lennep (J. van), Gijsbrecht van.Amstel in Pruisen, 5. - Woor-den op bijzondere plaatsen ingebruik, 21. - Begrafenissenbij avond, 33. - J. C. de Kock,34. - Omwenteling van 1813,65. - Borger aan den Rijn,73. - Schamel, 80. - Geschie-denis der vrijmetselarij, 161. -Vondels grafschrift op J. vanAmstel , 303. - Kruierwijn,Wolverstraat, 346.

Lennep (J. H. van), Stoomschipvan Blasco de Garay, 5. - Totalk like a dutch uncle, 16. -Wapen der amst. familie deWitt, 23. - Wellington te Brus-sel, 43. - Bijzondere geheu-genskracht, 63. - Voeden vanpaarlen, 94, - Schaduw-aure-olen, 94. - De steenen onzerheidevelden, 95. - StormseinenvO6r de 19 0 eeuw, 96. - En-gelsche vertaling van een ge-dicht v. W. v. Haren, 363.

Leo, Friesche paarden te Rome,352.

L-F-T., Uitvinding v. h. kom-pas, 6. - Locke te Utrecht, 9.- Verheergewaden met eenpaar witte handschoenen, 65.- Willem I door Jauregui ge-wond, 67. - Jufvrouw Serklaas,de koppelaarster van 't bestand,70. - I. da Costa in de 18deeeuw, 89. - Dertig dagen heeftSeptember, 122. - Kamphuy-zen, 124. - Pothuis, 125. -Passer par Bardelot, 127. -Mad. Krudener, 161. - Israe-lites of Joden, 162. - Tuischen,177. - Ongeluksdagen, 191. -Een Amsterdammer en Frede-rik de Groote, 200. - Zotten,229. - Ringrijden, 230. - DonQuijote, 239.-D. Smout, 239. -Wetsteen, 245. - Drukfouten,252. - Daarstellen, 274. -L'homme pore-epic, 287. - Hon-den met ingekorte voeten, 323.- Adr. v. Overstraten, 331. -Callot, 335. - Schamel, 340. -Driekoningenlied, 362.-Fooien,379. - Een bosje stroo, 381.

Linius, Da San Chirico, 122. -Lud. Caelius Rhodiginus, 207.- Joden bij de ouden vermeld,356.

11. Stalen pennen, 31. - Staartals bijnaam van den Engelsch-man, 94.

11. N°. 2, P. de Veines, 378.

M.

M. (v.), Pamflet, 245.Maanen (C. van), Rondheid der

aarde, 32.Mars, Alva te Brussel, 112. -

Hunnebedden, 114, 326. -Bejart aine , 125. - Parijschescheldnamen, 127. - Navor-schers mesthoop, 191. - Des-sade, 330. - Commissaire or-dinaire des montres, 352.

Menno , Olievlekken uit papierweg te nemen, 32.

Mo., Gesl. Zoete de Laeke, 3, 228.De heer v. Enghien, 5. - Wapenboek v. T. Amaulry, 23.

-Wapen en gesl v. Inlanmaker,24, 152. - v. Sommerlatte, 26.- A fstamm. v. Ph. v. Marnix,26. - v. Schonwen, '26. - Ge-slacht Voorhout, 57, 217. -Gesl. v. Dongen, 86, 151. -Le Leu de Wilhem, 90, 217. -Aelman, 91, 217. - Teutonische.orde, 97. - Ridder v. St. Joris,102. - Heeren v. Axel, 128.- Nakomelingen v. M. Luther,128. - Huis te Hatert, 128.- Gesl. Knijff, 153. - Hoogeouderdom, 157. - Oud opschriftte Amsterdam, 159. - Gesl. v.Diemen, 179, 246. - Dochtersv. Maarten v. Rossem, 185. -Gesl. v. d. Merwede, 187, 247.

- Zotten , 193. - Geslachtvan Erp, 217. - Wapen vanDriel, 220. - Wapen van hetambacht het Nieuwlana of devier polders, 221. - Gesl. Bax,247. - Gesl. Cabeljauw, 248.- Buitengewone vruchtbaarheid,250. - Een andere Blaauw-baard, 252.

N.

N. (P.), Geslacht Pelgr om, 348.N. (R.), Is. da Costa in de 180

eeuw, 28.Neptunus, Willem I door Jauregui

gewond, 7. - D. Jonctijs, 12. -Olievlekken uit papier te ver-drij ven, 64. - Gesl. Voorhout,87. - Schilderij v. Rubens, 245.- Chronische humeuren, 382.

Nil admirari , Omwenteling v.1813, 33. - Kloekmoedige daadvan een holl. vice-admiraal, 37.- Rijdende bode v. het hof v.Gelderland, 39. - Helmers ,Holl. natie, 43. - Mad. Kru-dener, 134. - Prins v. Hohenlo,134. - Wolven in Nederland,135. - De hofstede Welna, 138.- Ledenberg, 138. - Colum-bus, 139. - Vondels geboorte-huis, 144. - Vondels gedenk-teeken, 145. - Slatius, -146. -Deventer koek, 191.

N. N., Gevolg van Willem II bijzijn overtogt naar Engeland, 5.- Een kinderboekje, 363.

ID.

O., Afbeelding der S. Laurens-kerk te Rotterdam, 274.

0. (H.), Nederl. geldbenamingen,372.

0. (J. G.), Vergadering te Keulenin 1535, '201.

0. (v.), Portret v. Willem I metden mantel, 15. - Ned. geld-benamingen, 16. - Invloed dermaan, 30. - Krensen, 373.

0. (V.), Gesl. v. Emmenes, 314.Oosterzee (H. M. C. van), Het

zeebaer, 16. - Sermoenen v.broeder Cornelis, 77.

P.

P., Fooien, 317.P. (te Maasland), Gedichten v.

G. Brandt, 267.P. t. P., Ambassadeurs bij de rep.

der Vereen. Nederlanden, 262.P. No. 2, Bernard, 138.P. No. 3, Omwenteling v. 1813,

133.P. (C.), P. Kies, 25.P. (J. H.), Omwenteling v. 1813,

1. - Eikenhouten schoorsteente Dordrecht, 8.

393

P. (0. F.), Vorming van het meer-voud, 21.

Pabst van Bingerden (van), Gesl.Huigens en Sluisken, 185.

Poes, historie v. Slenner-hincke,142.

Q

Quiescendo, Petr. ab Andlo, 143.-Simplicius Verinus, 143. - J.Bulengerus, 144. - Handschriftv. Beverland, 330. - Leven v.Vondel door Brandt, 331. -Racine, 365.

R.

R., Gedicht op Brandt, Historieder Reformatie, 74. - GeslachtClotterboke enz., 349.

R. (A, A.), Geslacht Hooft, 89,510.

R. (D. L.), Escheder tiende, 138.R. (H. C.), Gedichten v. G. Brandt,

171.R. (H. H.), Ah que de peine dans

la vie, 119.R. (J. J.), Geslacht d'Orville, 29.R. (P.), Omwenteling v. 1813, 1.R. (T. A.), Yes. en Wilh. Moba-

chius, 174. - F. HellendoornCramer, 332. - E. Manglierius332.

R. (v ), Omwenteling v. 1813, 2. -Gedichten v. W. Verhee, 9.

R (A. v.), D. Jonctijs, 12. - Aan-haling, 12. - D. R. Kamphuij-zen, 16. - Volksbijgeloof, 31. -Ongeluksdagen, 32. - Gerefor-meerde weeshuis, 52. - Olie-vlekken uit papier weg te nemen,64. - Friesche paarden te Rome,95. - Zonderlinge drukfouten,158. - Eetbare vogelnestjes,222. - W. Sewel, 269. - Let-terku ndige eigendom, 318. -Bijbe ls, 334. - Racine, 335. -Plaatselijke lekkernijen, 352. -Adr. v. Overstraten, 361. -Driekoningenlied, 361. - Ge-schiedenis der astronomic, 380.

R. (J. v.), Mej. A. J. E. v. Tuyllv. Serooskerken, 363.

Roos (G. P.), Voornamen, 277.- Eetbare vogelnesten, 287. -Een jong onderwijzer, , 287. -Luchtverschijnsel, 288 - Rond-heid der aarde, 316. - Eennieuw uitgevouden werktuig ,318. - S. v. Rusting , 331. -Maagdeklachtje, 332. - Kren-sen enz., 340. - Erweelt, 341.- Asteroiden, 380.

R. R. K., Ridder St. Joris, 7. -Bidders van het heelal , 38. -Gimmenich , 38. - Hyacint v.Nassau, 38.

S. (A.D.), Borger, Aan den Rijn, 72.S. (E.), Holland, 83.S. (J. B. J.), De Groninger Rare-

kick, 239. - Blue stockings, 375.Saxo Sylvius, Holland, 19. - Koes-

koes, 83. - Blaauwmaandag, 83.- Taalzuivering, 83. - Spelling,83. - Handschrift v. Beverland,268. - M. Corver, 273.

Schaaff, (J. H. L. van der), Zangaen de Leydsche Burgerij, 45.- Papinianus, 46. - Mr. J. D.Meijer, 71. - Opschriften opkerkklokken, 72. - J. G. deLoches, 78. - D. R. Kamphuy-zen, 78. - Prent v. P. Moreelse,80. - Nederl. geldbenamingen,82. - Holland, 82. - S. Trip,100. - De bruiloft van Klorisen Roosje, 141. - Homoet, En-comium linguae Arameae, 146.-Plaatsbeschrijv.v.Lochem,146.-Werken v. T. Hemsterhuis overde Nederl. historic, 146. - Elli-son,147.- Omwenteling v.1813,195. - Hunnebedden, 202. -Weesverzen, 206. -Joh. a Lasco,206.- Geschriften v. C. Sibelius,207. - Hend. ter Haer v. Ruurlo,208. - Oude almanakken, 208.- Onbekende prent, 210. -Gesl. Westenberg, 211. - Gesl.Huigens en Sluisken, 215, 378,- Mr. G. v. Lennep, 234. -Vondels geboortehuis, 238. -Laden, 347. - Onbekende pen-ning, 360. - Clotilde, 360. -Kamphuyzen, Meische morgenstood, 364. - De rijder, 367.

Scheltema (D.), Nederl. geldbena-mingen, 82.

Schooljongens (Twee), Gedichtenvoor kinderen van v. Alphenen Goeverneur, 76.

Schoutheete (Chevalier de), Gesl.de Munck, 315.

S. J., Het wonder van Josua ende chinesche kronijken, 68. -Lied, Al is ons prinsje nog zooklein, 74. - Signet v. Luther,87. -- J. a Ceulen, 171. - J.Artopoeus , 172. - Honderdja-rigen, 253, 282. - Lutherschepredikanten, 292.

Slok Wz. (J.), Dialect van West-friesland, 337, 373.

S. S., Horendrager,19.S. S. S., Omwenteling v. 1813,

2. - De oude van den berg, 39.Strik van Wijk (H. C.), Generaal

Rozecrans, 6. - Werken metprenten van J. en C. Luyken,47. - Hooge ouderdom, 157. -Portret van een neger, 274. -Ouderdom der visschen, 316. -Kanterkaas, 317.

T.

T. 5, van der Meer, 78. - Afbeel-dingen van de loterijzaal te's Gravenhage, 79. - Afstam-melingen v. W. J. Blaen, 87. -Apostelstraat teAmsterdam,l 57.

Taco, Jan Vos, Aran en Titus,332.

T . . . .n, Geslacht v. Heemskerck,378.

Tot, Luthersche predikanten, 244.- M. Boconius, 244. - W.Sewel, 244.

T. T., G Rijk, 119. - Simpl.Verinus, J. Pacius, 119 - Ves.en Wilh. Moubachius, 119. -J. Artopoeus, 123. - P. abAndlo, 123. - 0. Casman, 146.- Wallesius enz. 146. - J. Cla-rendonck, 146. - Th. Paluda-nus, 146. - F. Raarda, 173. -Hogeschans, 174. - LambertJoosten, 174. - G. Zeaemannus,174. - C. Regthart, 175. -Anonyme werken, 176. - JanKort, 207. - A. Willemzonius,207. - Cephas Pistophilus, 207.- H. Woutelaar, 208. - G. N.Brouwer, 209. - Scheunenus,209. - D. Smout, 209. - E.Timmerman, 209.

U.

u-H., Peter Martyr ab Angleria,204. - L. Coelius Rhodiginus,237, 303. - Zonderlinge druk-fouten, 252. - Honderdjarigen,319, 349. - Dessade, 364. -Expert° crede Ruperto, 366.

V.

V., Hemsterhuis, 140.V. (M. D.), Gesl. Perponcher Sedl-

nitzky, 93. - Witte, 93. -Heeren v. d. Nisse, 348. - Oor-sprong van familiewapens, 348.- L'homme pore-epic, 350.

V. (W. D.), Jan Perfect, 367.Ver Huell (A.), Jaarverdeeling

gedurende de fransche republiek,35. - E. C. Staring, 36. -Wolven in Nederland, 37.

Vloten (Van), Kamphuyzen, 47,147. - Ligchamelijke opvoe-ding enz., 48. - Geschiedenisder vrijmetselarij, 99. - Borger,Aan den Rijn, 116, 140. -Kindsheid en kindschheid, 48,375.

Voll. (S. v.), Staart als bijnaamv. d. Engelschman, 190.

Voorhoeve, Mad. Krudener, 112.Vriend (Een) van waarheid en

onderzoek, Geslacht Teylingen,154.

Vrijberghen (J. W. E. v.), Sterf-jaar v. G. W. baron v. Imhoff,262.

Vrijmetselaar (Een oud), Geschie-denis der vrijmetselarij, 68.

Vrijmetselaar (Geen), Orde v. St.Peter, 263.

S.T. (P. A.), Inboedel van een on-

S . , Koudekerk in Znidholland, 71. getrouwd Haarlemer in 1646,S. te L. B., Spelen in verzen be- 316.

schre ven, 175. j T. en A., Kerk, 179.

50

394

W. X. Z.

W. (J. C. v.), Gesl. Kuyst, 190.

W(K) ,— Gitveren munt, 140.T '

W. (v.), De Delfsche poort to Rot-terdam, 323.

Woordenvisseher (Een), Visschenen schaaldieren, 382.

X2, Geslacht Blaeu to Enkhuizen,154.

X + Y, Douar, 127. — Letterk.eigendom, 190. — Voornamen,190.

XX., Huwelijken tusschen bloed-verwanten, 30.

Z. (J. .H), Grimmenich, 67. —Oorsprong der familiewapens,85.

t, J. C. de Kock, 4. — Amster-damsche familie de Witt, 23,84. — Signet v. Luther, 28.

—Mad. Krudener, 44. — Won-derkuren v. Hohenlohe, 44.

395

LEES-, SCHRUF- EN DRUKFOUTEN.

IN HET XIIIde PEEL.

Bl. 133, kol. 2, r. 17 v. o. staat : 91; lees : 191.

- 342, - 1, r. 31 v. b, - XII, bl. 370 ; lees : XL bl. 174, 370,

- 365, - 1, r. 16 v. b. - dl. II; lees: dl. I.

- 365, - 1, r. 10 v. b, - WELTON; lees : WILTON.

- 2, r. 19 v. o. bak ; lees : tak.

- 376, - 1, r. 6 v. o, schuur; lees: schuw.

- 377, 1, r. 33 v. b. - eender; lees: eender.

IN HET XlVde DEEL.

Bl. 3, kol. 2, r. 6 v. o. staat : en ; lees : et.

- 4, - 1, r. 18 v. b. - worden onder; lees: onder.

- 5, - 2, r. 28 v. b. XIII. bl. 253; lees: XIII. bl. 299, 353.

....... 6, - 2, r. 28 v. b. PAPMANI; lees: CAPMANI.

- 7, - 1, r. 15 v. b. Munker ; lees: Munter.

- 8, -- 1, r. 10 v. b. 1613; lees: 1685.

- 9, - 1, r. 15 v. 0. 220; lees: 242.

bl. 368; .bl. 306, 340, 368.--12, - 1, r. 13 v. o.

- 12, - 2, r. 13 v. o. prof., NICOLAAS WILLEM; lees: prof. NIKOLAAS, WILLEM.

- 13, - 1, r. 1.2 v. o. Groote kerk ; lees : Groote kerk to Alkmaar.

- 23, - 1, r. 28 v. b. - GEUHE; lees: GAUTE.

- 23, 1, r. 21 v. o. - het; lees : uit het.

23, 1, r. 7 v. o. - dit ; lees: het vorige.

- 23, 2, r. 24 v. o. DE WITT ; lees: DE WETT.

- 26, 1, r. 14 v. b. ASTOR ; lees: ESTOR.

- 29, - 1, r. 31 v. b. 1692; lees: 1592.

- 37, 1, r. 4 v. o. Nederland; lees: vaderland.

- 48, 1. r. 11 v. o. onverbeterde; lees : onverbasterde.

- 51, - 1, r. 1 v. b. apart; lees: part.

- 51, 1, r. 10 v. o. _ zacht of scherp ; lees : zacht- of scherpkort.

- 52, - 1, r. 24 v. o. berekeningen; lees: boekingen.

- 52, 2, r. 27 v. b. gebragt ; lees : ingebragt.

- 55, 2, r. 26 v. b. nu; lees: nie.

- 63, 1, r. 11 v. b. WEND; lees: WENA.

- 82, 2, r. 19 v. b. --- VIII. bl. 354 ; lees : VII. bl. 353.

- 82, 2, r. 29 v. o. - thecla ; lees : thecia.

- 82, 2, r. 4 v. o. - Het ; lees : Wes.

- 82, 2, r. 1 v. 0. -- billic ; lees: belast.

- 96, - 2, r. 14 v. o. - perfecten; lees: prefecten.

'13t : 37106, 2, r. 19 V. b. lees

396

Bl, 107, kol. 2, r. 7 v. o. staat : nadat ; lees : ()tasty

- 107, noot 12) r. 2 v. b. - aangemerkt, dat ; lees : aangemerkt, wijs ik er op, dat.

107, noot 12) r. 3 v. b. - steeds; lees : meestentijds.

- 108, • kol. 1, r. 18 v. b. -- twintigjarig (?); lees : veertigjarig.

- 112, 2, r. 17 v. b. to voegen : V. D. N.

- 146, 1, r. 18 v. o. staat : 1589; lees : 1582.

169, - 1, r. 26 v. b. - XII : lees : XIII.

- 169, - 2, r. 24 v. b. - 434 ; lees : 341.

- 171, 2, r. 5 v. b. - Feraum; lees : tera um.

- 171, - 2, r. 11 v. b. - Les autre ; lees : Lis autres.

- 174, - 1, r. 18 v. b. - V. bl. 212; lees : VI. 62, 212 en 876.

- 202, - 1, r. 17 v. b. -- bl. 44 ; lees : bl. 114.

- 205, - 2, r. 10 v. o. - den Uithoorn ; lees : naar Hoorn.

- 206, - 2, r. 24 v. -- 1619 ; lees : 1819.

- 206, -- 2, r.

ong", - 2, r.

9 v. o. MEINEN ; lees: MEINERS.

1 v. o. 1797; lees : 1793.

207, 1, r. 1 v. b. -- THEDEN ; lees : THERDEN.

- 207, - 1, r. 3 v. b. - 1646: lees : 1846.

- 208, - 1, r. 8 v. b. - X; lees: ±.

208, - 2, r. 6 v. b. - 1610; lees: 1810.

- 213, 2, T. 4 v. b. - BERNARDUS; lees : BERNARDUS (hij overleed niet 1664 maar 1694)

213, - 2, r. 10 v. b. - doct. ; lees : doct. en professor.

- 215, - 1, r. 10 v. o. - Ouderoort ; lees : Oudervoet.

- - 2, r. 21 v. b. - KON1NCK ; lees : -CONINCK.

- 222, - 2, r. 25 v. b. -- 1853 ; lees : 1653.

- 281, - 1, r. 28 v. b. 1497; lees: 1407.

281, 1, r. 32 v. b. HEATRIX; lees : BEATRIX.

- 281, - 2, r. 9 v. o. opgeteekend ; lees : opgehelderd.

- 282, - 2, r. 31 v. b. 1651; lees : 1751.

- 287, - 2, r. 11 v. o. ou ; lees: on.

- 288, - 1, r. 29 v. b. en dus ; lees : en is dug.

- 303, - 1, r. 6 v. 0. Zij ; lees: Hij.

306, - 1, r. 5 v. o. STEENMAN ; lees : STEENDAM,

- 306, - 2, r. 2 v. o. STEINDAM; lees : STEENDAM.

310, - 1, r. 3 v. o. AILAIN ; lees : VILAIN.

- 314, -- 1, r. 12 v. 0. SCOENHOVE ; lees : SEVENHOVE.

- 315, - 1, r. 3 v. b. LAAN, JAN ADOLPH VAN; lees : LAAN, JAN ADOLPH VAN DER.

- 315, 1, r. 13 v. b. - EYLON ; lees : EGLON.

- 315, - 1, r. 20 v. b. PATRUS ; lees PATRAS.

- 315, - 1, r. 31 v. b. - SWAERDECROON, HENDRIK, Rotterdam; lees: SWAERDECROON, HENDRIK

Leiden.